STANLEY JONES DOOR E. VAN BOETZELAER VAN DUBBELDAMVAN DER HOOP VAN SLOCHTEREN 85 F 192 STANLEY JONES ZENDELING IN BRITSCH-INDIË DOOR E. VAN BOETZELAER VAN DUBBELDAMVAN DER HOOP VAN SLOCHTEREN TWEEDE DRUK BOSCH & KEUNING - BAARN LIBELLENSERIE Nr. 1 Prijs van één nr. 45 cent. Vier nrs. per nr. 40 cent. Acht of meer nummers per nr. 35 cent. Voor dubbele nummers dubbele prijzen. STANLEY JONES ZENDELING IN BRITSCH-INDIË Het was in het jaar 1925 dat in Amerika een boekje verscheen van nauwelijks twee honderd bladzijden, dat den titel droea „The Christ of the Indian Road." De naam van den schrijver was t. Stanley Jones. Enkele jaren later was het in vele talen overgezet, en in Amerika, in Engeland, op het vaste land van europa en in de landen van het Oosten door honderdduizenden gelezen. Later zijn er nog vier boeken op gevolgd, maar het eerste is toch de aanleiding geweest, dat er haast geen land meer is, waar de naam van Stanley Jones niet meer of minder bekend is geworden. Hoe komt dat? De eerste oorzaak ligt zonder twijfel in het feit, dat dit boek uitgekomen is op een oogenblik, dat Britsch-lndië, en in het bijzonder de verhouding aldaar tusschen het overheerschende blanke ras en de overheerschte gekleurde volken de aandacht van de geheele wereld tot zich trok. Met groote spanninq volgde men, zoowel in het Oosten als in het Westen, de ontwikkeling van het opbruisende Nationalisme en de methoden van Engeland om het Indische Keizerrijk, dat op zichzelf een werelddeel is, te regeeren en tot zelfstandigheid op te voeden. In het middelpunt van de belangstelling stond de Mahatma Oandhi, als de personificatie van India, die om, en met, en door zijn volk geleden heeft in zijn strijd voor meer vrijheid en meer recht. De tweede oorzaak is hierin te zoeken, dat de volken zoowel van het Westen als van het Oosten langzamerhand zijn gaan begrijpen, dat het Christendom iets anders is dan de Westersche cultuur. Duizenden jonge menschen, die uit het Oosten *) De titel van de Hollandsche vertaling is: Christus langs den Indischen Heirweg. naar Europa en Amerika gingen om te studeeren, en daar kennis maakten met de dusgenaamde Christenlanden^ keerden in hun land terug met een volkomen gewijzigde houding ten opzichte van de superioriteit van het Westen. Velen hunner verklaren, dat zij van het heele Christendom weinig of niets gemerkt hebben. Zij beseffen nog niet, dat de vele goede dingen in de Europeesche cultuur, die zij zoo gaarne willen overnemen, voor een groot deel hun ontstaan danken aan invloeden, die wel degelijk in het Evangelie hun oorsprong vinden. Niettemin blijft het voor de Christenheid in haar geheel wel zeer beschamend, dat haar getuigenis in de wereld nog zóó weinig klaar en krachtig wordt vernomen, dat een Oosterling jarenlang in het Westen kan verkeeren, zonder daarvan eenigen indruk ontvangen te hebben, terwijl hij wel van alle kanten omringd is geweest van invloeden en van verzoekingen, die den weerzin en den weerstand ook van Heidenen en Mohammedanen wekken. Gelukkig zijn er ook, die het beste in het Christendom hebben leeren kennen. De derde oorzaak waarom het boek zooveel gelezen werd, was de houding van den schrijver tegenover India in haar worsteling op godsdienstig en op politiek gebied. Dit was voor velen eene verrassing. Van een zendeling had men deze grootmoedige, milde houding niet verwacht. Hieruit blijkt hoe weinig men over 't algemeen de Zending kent. Niet, dat alle zendelingen precies zoo denken als Stanley Jones; maar hij vertegenwoordigt toch een aanzienlijk aantal van zijn medearbeiders. Veertig jaren geleden zou ook hij niet hebben kunnen optreden zooals hij dat nu reeds een reeks van jaren doet. Door den geduldigen, schijnbaar weinig vruchtbaren arbeid van vele honderden zendelingen van allerlei nationaliteit, gedurende meer dan een eeuw, is in India de haat tegen den naam van Christus langzamerhand ondergraven. De menschen zijn begonnen in te zien, dat Hij veel meer, veel hooger, veel heerlijker is dan alles wat een sterfelijk, begrensd menschenkind met woorden van Hem kan zeggen of door zijn leven kan toonen. Zij beginnen te verstaan, dat de allerbesten het dichtst bij Hem komen, maar dat Hij toch boven allen staat. Daarbij komt, dat de wetenschap, niet zelden door de Zending voorgegaan, door haar studie van de godsdiensten en van de oude en primitieve culturen, ontdekkingen heeft gedaan, waarvan nu ook de Zending de vruchten kan plukken,* zoodat zij he geestelijk bezit van de volken waaronder zij werkt, beter kan leeren verstaan dan dit vroeger mogelijk was. Het was een toebereide akker, dien Stanley Jones is gaan bewerken. Eli Stanley Jones werd 3 Januari 1884 geboren, in Clarksville, Maryland, niet ver van Baltimore, in de Vereenigde Staten van Noord-Amenka. Hij kreeg zijn opleiding in de City Colleqe, 7o-,o °re', en siudeerde daarna in Asbury College. Eerst in 1V28 gedurende zijn derde verlof, werd hij doctor in de theologie, aan de universiteit te Syracuse. In 1,907 werd hij door de Methodist Episcopal Churchl) als zendeling naar Britsch-lndië gezonden. Wanneer men zijn boeken leest, is de indruk, die men ervan krijgt deze, dat zijn persoon daaruit zeer duidelijk naar voren treedt. Als er maar een kalender bij was, waarop stond aanqegeven wanneer hij al die ontmoetingen, besprekingen, conferenties en bijzondere ervaringen gehad heeft, dan zou men daarin bijna een volledige levensbeschrijving kunnen vinden. In dit opzicht is zijn wijze van schrijven wel Indisch, of liever Oostersch gekleurd, riet is niet zoo belangrijk wanneer een enkel feit P haa, de waarde ervan wordt bepaald door de ontwikkeling van het geheel. Toch krijgen wij een zeer helder beeld van dezen ongewonen zendeling, want een zendeling, die niet aan een plaats, een inrichting, een district, of een bepaald land 3) Burten ons land vindt men vele niet-Roomsche Kerken, waarin de geestelijken verschillende rangen bekleeden. Zoo heeft ook de Broedergemeente hare Bisschoppen, evenals de Gereformeerde Kerken in Hongarije gebonden is, is iets ongewoons. Gedurende de eerste acht jaren van zijn Zendingsarbeid heeft hij op verschillende wijzen gewerkt. Hij is eenigen tya predikant geweest van een Engelsche kerk, heeft voor de Zending een uitgeverszaak beheerd, in de dorpen geëvangeliseerd en het opzicht gehad over een groot district. Maar hij gevoelde zich tot iets anders geroepen. Wij weten hoe in India de grenzen tusschen de verschillende bevolkingsgroepen, kasten genaamd, zeer scherp getrokken worden. De Zending heeft aanvankelijk wel getracht de hoogere kasten te winnen, in de hoop dat deze het volk in zijn geheel zouden kunnen bereiken; maar het zijn veelal de eenvoudiger) geweest die het eerst naar het Evangelie hebben geluisterd. Slechts zelden is iemand uit de hoogere kasten tot het Christendom overgaan. En juist tot hen voelde deze jonge zendeling zich steeds sterker aangetrokken. Een hunner zeide eens tot hem: „Het is een fout van de Zending, alleen onder de lagere kasten te werken. Wij willen u ook hooren, als gij op de rechte wijze tot ons komt. Als gij op de rechte wijze tot ons komt deze woorden kan Stanley Jones nooit vergeten. Hij begon een bijbelkring te houden met eenige Hindoes en Mohammedanen uit de hoogere standen. Hij sloot vriendschap met hen, ging met hen tennissen, en als de avond viel en het donker werd, spraken zij samen over geestelijke dingen en bestudeerden het Nieuwe Testament. Een ding was er echter, dat hem een oorzaak van groote zorq was. Zijn gezondheid had in het heete klimaat van India zeer geleden, en een verlof in Amerika had hem met hersteld. Zijn zenuwgestel was geschokt, en zoodra hij aan t werk ging, werd het hem al spoedig te veel. Kort na zijn terugkeer uit Amerika moest hij weer eenige maanden naar een koeler klimaat. Hij zag slechts één mogelijkheid voor zich: terugkeer naar Amerika om te trachten in de stilte en de eenzaamheid zijn krachten te herkrijgen. Tenzij hij hulp van elders kreeg. Op een samenkomst, gedurende het gebed, had hij eene wonderbare ervaring. Een inwendige stem vroeg hem: „Zijt gij zelf bereid voor het werk, waartoe Ik u geroepen heb?" Hij antwoordde: „Neen Heere, ik ben volkomen uitgeput, en zie geen uitweg meer." De Stem hernam: „Als gij u geheel aan Mij wilt toevertrouwen, en u geen zorgen maken, zal Ik u geheel voor Mijne rekening nemen." Daarop zeide hij snel: „Ja, Heere, dat wil ik van ganscher harte." — Hij vertelt ons, hoe dit oogenblik een keerpunt in zijn leven werd. Hij nam zijn nieuwe taak op zich, een taak, die veel meer van zijn lichamelijke en geestelijke krachten vergde dan zijn vroegere zendingsarbeid ooit gedaan had, en dit is nu zeventien jaren geleden. Hij werd een rondreizend Evangelieprediker, die geheel India als zijn arbeidsveld beschouwt. Dit beteekent, dat zjjn zendingsreizen zich uitstrekken over een gebied zoo groot als Europa zonder Rusland. Gelukkig heeft zijn Kerk zijn bijzondere roeping erkend en aanvaard, waardoor hij de vrijheid kreeg om te gaan, waarheen zijn nieuwe taak hem ook roepen zou. De laatste jaren is hij aangesteld als „Evangelist at large." 1) Hij is lid van de NoordIndia Conferentie van de Methodist Episcopal Church. Zijn mandaat wordt ieder jaar vernieuwd door den Bisschop, die de Conferentie presideert. De laatste jaren was dit het geval met den Indischen Bisschop J. R. Chitamber, in Jubbulpore. Hier is dus een voorbeeld van een Westerschen zendeling, die zijn aanstelling van een Oosterling ontvangt. Stanley Jones heeft in hoofdzaak drie methoden om de menschen met het Evangelie te bereiken. In de eerste plaats houdt hij groote samenkomsten, waar hij gewoonlijk wordt ingeleid door een hooggeplaatste Hindoe of Mohammedaan. Heeft hij alleen Westersch-geschoolde menschen onder zijn gehoor, wat dikwijls het geval is, dan spreekt hjj Engelsch. Hij beheerscht ) Waarmee bedoeld wordt: algemeen, reizend Evangelist. i -ii een ot twee Indische talen, maar hij moet ook veel werken met een tolk. In een van zijn boeken wijdt hij een heel hoofdstuk aan deze tolken. Het Evangelie zelf moet vertolkt worden. Hij gevoelt zich ook als een tolk, die de taal der eeuwigheid moet overbrengen in onze menschelijke woorden. De Geest, die ons bezielt, kan ons alleen in staat stellen een levend woord over te brengen, want een tolk kan de boodschap dooden. Hij heeft allerlei vertalers gehad: Christenen, Hindoes, Mohammedanen, goede en slechte. Hij voelt heel goed aan, of zijn boodschap doordringt, of dat zij door den tolk wordt verzwakt ot bedorven. In de tweede plaats organiseert hij kleinere vergaderingen met belijders van verschillende godsdiensten. Hij is daar niet aldoor aan 't woord, maar hij brengt hen ertoe zich uit te spreken, en te zeggen wat hun geloof voor hun hart en leven beteekent. Waarschijnlijk is deze tak van zijn arbeid de allerbelangrijkste. Zijn boeken zijn vol met bijzonderheden over wat hij in die samenkomsten heeft beleefd en gehoord. Hij bezit de wonderbare gave, de menschen ertoe te brengen om open en eenvoudig, eerlijk en ernstig over hun eigen geestelijke ervaringen te spreken. Dit is op zichzelf van onberekenbare beteekenis. Nu zijn de Oosterlingen, over het geheel genomen veel meer dan wij, koele, verstandelijke Westerlingen, gewend om over de dingen, die met hun godsdienst samenhancjen, ie spreken. Wanneer het er op aankomt, om in eenvoudige woorden te zeggen, wat het geloof, dat wij belijden, ons waard is, wat wij eraan hebben in ons leven van eiken dag, in de omstandigheden, waarin wij geplaatst zijn, in tijden van verzoeking, van verdriet of ziekte, en in het aangezicht van den dood, dan is dit echter zonder twijfel een uitnemend middel om ons zeiven rekenschap te geven van ons eigen geestelijk bezit, of ons bewust te worden van onze armoede. Dit is wat Stanley Jones met zijn „round table" conferenties beoogt. Dan is hij enkele jaren geleden begonnen zich cjedurende de zomermaanden terug te trekken in een zoogenaamde „ashram." Dit is een soort gemeenschap, gevormd door een aantal menschen, die in een stille omgeving over de diepste vragen van het geloof willen nadenken. Stanley Jones heeft de beschikking gekregen over een landgoed met enkele huizen er bij, in een koel klimaat in het Noorden van India. Het leven in de ashram is hoogst eenvoudig, de dagindeeling naar vaste regels, ledereen is welkom, die zich aan die regels wil onderwerpen en die ernst wil maken met het doel van de gemeenschap. Er wordt veel... gezwegen. Dit is een door en door Indische methode om zich in de geestelijke dingen te verdiepen. Gewoonlijk wordt één onderwerp in studie genomen voor den geheelen duur van het samenzijn. In 1932 was het onderwerp „het Koninkrijk Gods." Enkele titels van de voordrachten, die door mannen en vrouwen uit geheel India, en uit de meest verschillende Kerken en groepen, gehouden werden, luidden: Het Koninkrijk Gods en het leven van Jezus. Het Koninkrijk Gods en het Hindoeïsme. Het Koninkrijk Gods en de Vrouw in India. Het Koninkrijk Gods en de Islam. Het Koninkrijk Gods en de Eeredienst. Het Koninkrijk Gods en de Westersche beschaving. Het Koninkrijk Gods en de Politiek. De dag in de ashram begint om 5 uur. Het eerste uur wordt doorgebracht in stil gebed en met het lezen van Gods Woord. Daarna wordt er ontbeten en houdt ieder zich gedurende anderhalf uur bezig met handenarbeid, want al het huiselijk werk wordt door de deelnemers zelf gedaan. Dan ziet men Brahmanen, die het werk doen, dat vroeger alleen door Pariahs verricht werd. Tusschen 8.15 en 11 uur Bijbelstudie met het oog op het onderwerp dat voor dat jaar werd uitgekozen. 's Avonds hebben de besprekingen een meer persoonlijk karakter; deze worden in den regel gehouden aan den oever van een meer, waar men een prachtig uitzicht heeft op het Hymalajahgebergte. Eén dag in de week wordt onder hen in 't gehee! niet gesproken. Op de andere dagen zoeken zij elkanders gemeenschap, maar op dien éénen dag zoeken zij in de eenzaamheid de gemeenschap met God. — Het Heilig Avondmaal wordt knielend gevierd, en ieder die er aan deel wil nemen, wordt toegelaten. Het eerste boek van Stanley Jones heeft wel eens den indruk gemaakt als zou India op het punt staan tot het Christendom over te gaan. De volgende boeken echter geven blijk dat het nimmer de bedoeling geweest is zulk een voorstelling te wekken van de ontwikkeling, die India op godsdienstig gebied doormaakt. Wanneer wij evenwel denken aan de starre vasthoudendheid van de volken van India aan hun eeuwenoude tradities, hoe zij hunne godsdienstige gebruiken en hun maatschappelijke gewoonten bijna onveranderd van het ééne geslacht aan het andere doorgeven, dan staan wij verbaasd over wat er in de laatste dertig jaren in India mogelijk is geworden. Allerlei factoren hebben hiertoe medegewerkt. De verbreiding van de Westersche cultuur, die in al haar vormen het land overstroomde. De machine die een algeheele omkeer heeft gebracht in het leven van millioenen menschen. De wereldoorlog die het ontzag voor de macht en de kunde van het blanke ras heeft ondermijnd. Toch wil men alles van het Westen leeren. Maar de vele kennis is maar al te dikwijls vernietigend voor de oude overleveringen, zoowel godsdienstige als maatschappelijke. De vanuit Rusland gevoerde communistische propaganda vindt open ooren. Stanley Jones verklaart de ontvankelijkheid voor zijn boodschap van zoovelen, die met hem in aanraking komen, de ernst waarmede hij wordt beluisterd, uit het feit, dat er duizenden zijn, die hun geloof in de oude godsdiensten hebben verloren, en nu bewust of onbewust een nieuwen inhoud zoeken voor hun ledig geworden zieleleven. Er is evenwel nog een reden, waarom er naar Stanley Jones geluisterd wordt, juist in de kringen waar de Zending weinig toegang gehad heeft. Iedere zendeling heeft zijn eigen methode om het contact te vinden met de menschen, waaronder hij werkt. Welke ook zijn opleiding geweest is, hoedanige theorieën hem zijn bijgebracht, zijn methode van werken zal toch een eigen karakter moeten dragen. Het werk van Stanley Jones heeft ook een eigen stempel, dat men niet beoordeelen moet naar wat anderen gedaan hebben of meenen te moeten doen. Hij heeft enkele regels opgesteld, toen hij met zijn nieuwe taak begon. Het is de moeite waard die eens nader te bezien. 1. Wees volkomen eerlijk: geen camouflage van de eigenlijke bedoeling van wat gezegd wordt. 2. Kondig tevoren aan, dat er geen aanval zal gedaan worden op anderer godsdienst. De positieve verkondiging van Christus zelf moet de eenige aanval zijn. Deze soort van aanval veroordeelt ons allen gelijkelijk, en daardoor vervalt de houding van meerderheid van den een boven den ander. 3. Geef gelegenheid vragen te stellen, ontwijk de moeilijkheden niet. 4. Tracht de leiding der vergaderingen in handen te geven van vooraanstaande niet-Christenen. 5. Het Christendom moet omschreven worden als „Christus"; niet als het Oude Testament, niet als de Westersche cultuur, ook niet als het systeem, dat in het Westen om Christus heen is opgebouwd, maar Christus zelf, en Christen zijn is Hem volgen. ... Christus moet vertolkt worden in de termen van de Christelijke ervaring, wat beter is dan logisch redeneeren. Eenige jaren later heeft hij deze regels herzien. In de aankondiging van zijn bijeenkomsten vermijdt hij voortaan het woord „Christendom" (dat immers ook nergens in den Bijbel voorkomt?) want dat heeft niet altijd een goeden klank. Hij gebruikt alleen den Naam van Christus. Dan moet het zijn: Christus in een Indische omraming. Zoo kwam hij aan den titel van zijn eerste boek, die wellicht beter ware vertaald als: De Christus van den Indischen Landweg. Voor allen, die het Oosten kennen, heeft deze gedachte groote aantrekkelijkheid, want als men eenmaal buiten de Westersche cultuurwereld komt, beseft men eerst recht hoezeer het Christendom daar van zijne oorspronkelijke eigenheid heeft verloren, en dat het in zekeren zin in zijn bakermat terugkeert als het weer in het Oosten wordt gebracht. De inhoud, de kern van het Evangelie moet zeker altijd en overal dezelfde blijven, maar de vorm waarin het tot uiting komt, de wijze waarop de verschillende volken het verwerken, draagt een eigen karakter. Het Evangelie is het goede zaad, dat in den akker der wereld wordt uitgestrooid. En waar Christus gepredikt wordt, en de harten voor Hem opengaan, daar zien wij hoe er in de menschen nieuwe, sluimerende krachten ontwaken, die volstrekt niet altijd zich op dezelfde wijze openbaren als waaraan wij binnen onze eigene begrensde kerkelijke en nationale horizon gewend waren. Dit behoeft ons in het geheel niet te verschrikken. Als er in een land, met een geheel andere historische en godsdienstige achtergrond als het onze, een nieuwe loot var» de Heilige, Katholieke1) Christelijke Kerk, waarin wij allen belijden te gelooven, op den bodem van Gods Woord is geplant, dan moeten wij ons niet verbazen, als wij hooren hoe ook daar eigen vormen van kerkelijk leven en een eigen formuleering van de Christelijke waarheden ontstaan. Men kan toch niet verwachten, dat deze Christenen, wier historisch verleden niet langs den weg van de Grieksch-Romeinsche cultuur loopt, door een reeks van eeuwen in de Roomsch-Katholieke Kerk heen, daarna door de Reformatie en de versplintering in tallooze afdeelingen, alles precies zoo zullen zeggen en doen 1) katholiek = algemeen. f*ls,,de Zendelingen, die hun het Evangelie brachten. Deze hoofdzaal6 iT ^ 60nS tevee' nadruk 9e|egd op wat geen Daarom mogen wij zeker voor de kerk van Christus in haar geheel nog een rijke toekomst tegemoet zien, wanneer ook de volken van het Oosten hunne eigene bijdrage zullen leveren tot haren opbouw en tot hare verrijking. Het toenemend aantal en de snelle opbloei van de Inheemsche Kerken op de Zendingsvelden, ook van India, is een verschijnsel vol beloften Stanley Jones behoort tot de zendelingen, die geleerd hebben te luisteren naar wat het Oosten ons te zeggen heeft. Hij onderkent zeer scherp in al de uitingen van toenadering tot het Christendom, wat daarin moet worden aangekweekt en bemoedigd en wat de algenoegzaamheid en het absolute karakter van he Evangelie buitensluit. In zijn bewondering en eerbied voor Jezus is het Hindoeïsme wel genegen Hem een plaats te geven tusschen zijn 330 millioen goden. Iets anders is het ot met Hem de plaats van die goden wil geven. Om zich beter in de gedachtenwereld van India te kunnen verplaatsen en hare geestelijke schatten beter "te leeren kennen, bracht Stanley Jones verscheidene maanden door in de school van Rabindranath Tagore, in Shanti Niketan, die een combinatie jongens66" ashram en een opvoedingsinrichting voor De vraag rijst: wat is nu eigenlijk het resultaat van de vele, vele samenkomsten en besprekingen, die Stanley Jones nu al een reeks van jaren in India heeft gehouden? Duizenden ia t-endu'zenden en meer van de meest ontwikkelde Hindoes en Mohammedanen zijn onder zijn gehoor, of persoonlijk met hem in aanrak.ng gekomen. Onder hen zijn er niet weinigen, die t°i de ernstige, ware God-zoekers behooren, waarvan India in den loop der eeuwen er zoovelen heeft voortgebracht. Een zeer groot deel van zijn hoorders zijn fijnbeschaafde, na-denkende menschen, die niet tevreden zjjn met wat de Westersche cultuur hun aan wetenschap en techniek, aan kennis en genoegens in zoo ruime mate schenkt. De oude godsdiensten hebben hun glans voor hen verloren. Zij hebben ingezien, dat Christus slechts gedeeltelijk en dikwijls zeer gebrekkig door degenen, die zich naar Hem noemen, wordt vertegenwoordigd. Zij stellen de hoogste eischen aan zijn volgelingen. Dit op zichzelf is wel zeer merkwaardig. Zijn boeken zijn vol van voorbeelden, die ons duidelijk doen zien, dat de groote verandering, die bezig is zich in India op godsdienstig gebied te voltrekken, niet Christus-vijandig is. Wij Westerlingen, wien het zelden gemakkelijk valt in ons leven het zwaartepunt op de onzienlijke dingen te leggen, kunnen ons nauwelijks voorstellen, hoe Oosterlingen, vooral de volken in India, datgene wat buiten de zinnelijke waarneming ligt, voor oneindig veel reëeler houden, dan de tijdelijke, zichtbare wereld. Wij moeten deze geesteshouding niet te zeer idealiseeren, want wij weten maar al te goed welke zwarte schaduwen het Hindoeïsme over het leven van millioenen zijner aanhangers heeft geworpen. Wij behoeven slechts te denken aan het kinderhuwelijk, aan de ellende van de jonge, dikwijls kleine weduwen, aan de 60 millioen Pariah's. Is er wel een land, waar in naam van den godsdienst meer geleden wordt dan in Britsch- Indië? j , . Maar Stanley Jones wil op deze dingen niet den nadruk leggen. Hij meent, dat dit in de Zending te veel is gedaan. Niet dat hij ze negeert, of ze goed wil praten. Verre van dien. Maar hij wil niet met verwijten en met oordeelen beginnen. Als hij de aandacht kan krijgen voor de prediking van Christus, als de belangstelling gewekt is voor de eischen van het Evangelie, dan valt Zijn heilig licht op alle duistere plekken, niet alleen van het Heidendom, maar ook van het Christendom. Dit wordt op allerlei wijzen openbaar, niet het minst in de pogingen van de trouwste aanhangers der oude goden, om het beste in hun godsdienst op te zoeken en den strijd aan te binden tegen oude, dikwijls wreede gebruiken. Dit is een indirect, doch zeer reëel gevolg van den arbeid der Zending. Op een geheimzinnige, onnaspeurlijke wijze, dringt de invloed van het Evangelie in India door, en de Persoon van Christus heeft voor tallooze Hindoes en Mohammedanen eene aantrekkingskracht gekregen, die vroeger ondenkbaar was. Een merkwaardig voorbeeld daarvan is het volgende: Op een feestmaaltijd van juristen in Delhi, alle Hindoes, had men een humorist laten komen om de heeren te vermaken. Deze vertelde allerhande verhalen van de avonturen der Hindoegoden, waarover uitbundig werd gelachen. Toen hij het echter waagde ook een grap te maken over Jezus Christus, lachte niemand. Hij probeerde het een tweede keer en lokte daarover protest uit. Bij de derde keer stonden de gasten op, en gooiden hem de zaal uit. Er was geen enkele Christen in het gezelschap, maar daar was onder deze Hindoe-advocaten zulk een eerbied voor Christus, dat zij het niet verdragen konden, dat een dwaas Hem tot het voorwerp van zijn spotternij maakte. Daar zijn van ouds her in het Hindoeïsme velen geweest, die hun leven hebben doorgebracht in het zoeken naar bevrijding van het smartelijk besef hunner zonden. Door gruwzame zelfkastijding en door het doen van jarenlange, eindelooze bedevaarten van de eene heilige plaats naar de andere, zochten zij vergeving voor hun schuld, en kwamen niet zelden tot de droevige erkenning, dat zij niet vonden wat zij zochten. Van zulke heilige bedevaartplaatsen is het land in zijn geheele lengte en breedte vol. Geen wonder, dat op den duur de prediking van het Evangelie, van de Blijde Boodschap van Gods genade, van Christus, den Zaligmaker der wereld, hier weerklank vindt. Waarom dit niet eerder in dezelfde mate geschiedde als thans het geval is, is niet met enkele woorden te verklaren. Het is niet verwonderlijk, dat een volk, met een zóó rijke cultuur, dat heele verzamelingen heilige geschriften bezit, prachtige tempels, onvergelijkelijk schoone paleizen en grafmonumenten, onmetelijke schatten op het gebied van allerlei kunst, en eeuwenoude overleveringen, langzamerhand door dit alles een i z O m rr— O MET EEN BOEKSKE IN EEN HOEKSKE UITGAVE EN DRUK VAN BOSCH & KEUNING TE BAARN • LIBELLEN-SERIE Nr