Prijs: 7% Cts. vy ^ fl JJÜ ^erkhervormiiig herdacht NAAR Openb. III: li. s»6S>»— TOESPRAAK TOT DE HERVORMDE GEMEENTE TE AMSTERDAM, GEHOUDEN OP ZONDAGMORGEN 31 Oktober 1869, IN DE OOSTERKERK ALDAAR. DOOK J~- L- TZEjNT KATE. Avereen. D00dSG, gemeentej 1869. Ps. G8 : 10. Gez. 205: 2. Gez. 264: 1, 2. Gez. 96. GELEZEN: Openb. III. GEZONGEN: Ps. 68: 10. Gez. 205 : 2. Gez. 264: 1, 2. Gez. 96. Openb. v. Jon. III: 11. Zie, ik kom iiaastelijk ; iioud dat gij iiebt, opdat niemand uwe kroon neme. Een woord des Heeren, den Apostel dien hij liefhad in hart en pen gegeven, voor de Gemeente te Philadelphia 1 Dat PhUadelphia, de Lydische stad, bezat een Christengemeente, die met recht mocht heeten een Gemeente der Liefde te midden eener booze waereld, tegenstelling van die Zustergemeente in Efeze, die hare „eerste liefde verlaten" had. Heerlijke Broedergemeente! Zij diende den Heer, den heiligen, waarachtigen en machtigen Koning, die de sleutelen heeft tot alle schatten van wijsheid en vrede. Zij bewandelde den weg des heils, klein van kracht, maar getrouw aan Gods woord, en Jezus' naam niet verloochenend. Zij droeg den roem — zelfs de tegenstanders getuigen zijnde — van beminnelijk te zijn en van Jezus bemind, sterk in zwakheid, door dulden heerschend, en gelukkig door de liefde. Zij koesterde de hoop, dat de Heer haar nabij, haar triomf gewis, hare heerlijkheid eeuwig zou zijn, een vaste pilaar in Gods geestelijken tempel. En zoo was die Gemeente dan, naar haren innerlijken aart, wat elke Gemeente moet zijn, een type der ware Christenkerk. Die Christenkerk in 't algemeen, gelijk de Philadelphische Gemeente in 't bijzonder, had vaak hare beproeving en menige „ure der bezoeking." Maar de Heer, die „hare werken weet/' was met haar; en gelijk van al die oude Zeven Gemeenten, als Christen Gemeenten te niet gegaan, alleen die van Philadelphia nog staat „onder de verdwenen volkplantingen en kerken van Klein-Azië, als een ongeknakte zuil op een veld van ruïnen" ')> zóó bestaat en staat het Christendom nog heden na achttienhonderd jaren, te midden van de versleten en verworpen leerstelsels van de wijsheid dezer waereld. „Ik zal u bewaren," sprak de Heer; en zoo ooit op die tot op den huidigen dag toe vervulde belofte zijner trouw, het Amen onzer dankbaarheid past, het is wel op eiken, ook op dézen, 81" Oktober. Wij zullen die overtuiging in ons verlevendigen, als wij ons door onzen tekst de Geschiedenis der Hervorming doen herinneren, om in de stem van t Verleden straks ook een les te hooren, voor het Heden althands niet zonder werkelijkheid. „Die ooren heeft, die lioore wat de Geest tot de Gemeente zegt!" I. Onze tekst herinnert ons de Geschiedenis der Kerkhervorming: den strijd, dien zij streed; de kracht, die haar sterkte; de kroon, die zij won. 1. „Zie, ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme!" Dat woord wijst ons op den strijd, dien de Hervorming streed. Wij denken ons drie eeuwen terug, en vinden het Christendom, door millioenen beleden, waar wij tellen bloeiend, maar hoe waar wij wegen? llijk, tot overladens toe, van vorm, is het arm van gehalte geworden; want in dien vorm is de geest van Jezus' leer vervluchtigd, verstikt. Godsdienst der Waarheid en der Liefde, reine dochter des Hemels! hoe is zij miskend en verminkt. Wat zien wij ter plaatse waar zij alleieerst licht en leven had moeten spreiden? Dwaling, alom, uit Onkunde geboren, die den Bijbel veracht als een „boek vol 1) Gibbon. distelen en onkruid", het arme volk uit de hand genomen in de boekerijen der kloosters gevangen aan een keten. Verbasterd alom he beginsel der Eeredienst, door de gedrochtelijke Le7 dat, met de Mensch met God, maar God met den Mensch verzoend moet worden: voldoening voor verzoening, waarbij Ldtn!l "tf1 J t Tnderen m°et 611 ^oorza^heid minder der ■ , ef der rammeD- Gezocht, alom, de redding er niet in het eene offer van Christus aan het kruis VT elgen.°ff'r fmaakt ^or de gehoorzaamheid des u ' r'Tr,-n da^ellJ'ksche Priesteroffer der Mis, ook werktuigelijk bijgewoond tot verdienste gerekend. Aan liet hoofd dier priesters (wat al menschen tusschen de ziel en haren God!) de Man der zeven heuvelen, zieh stellende in de plaatse van Hem die „de Vader" is, die zegt: „Ik ben heilig en niemand meer." Het woord van Bisschop Eligius ken de°y