f „Beproeft alle dingen; behoudt het goede"! = — DOOR — Ds. W. H. LIEFTINCK Predikant te Muiderberg. J- £ UITGEGEVEN DOOR DE CENTRALE COMMISSIE. — 1909 — Typ. Drukkerij „Nieuw Leven", Den Haag Allen, die inlichtingen wenschen omtrent het VEGETARISME, den NEDERLANDSCHEN VEGETARIËRSBOND en zijn streven, wenden zich tot het VEGETARISCH BUREAU, Heemraadssingel 217 b, Rotterdam. Proefno. van het maandblad Vegetarische Bode (prijs f 2.— per jaar voor niet-leden) op aanvraag daar gratis verkrijgbaar. Onderstaande brochures, met andere boeken en brochures het Vegetarisme betreffende, zijn ook verkrijgbaar aan bovenstaand adres: ORTT. Brieven over gezondheid f 0,10 p.p. f 0,12 „ Propagandageschrift voor het Vegetarisme .... - 0,05 „ - 0,06 , Wat is vegetarisme -0,02 „ -0,03 DE Clercq. De Soc. en Et. beteekenis van het Vegetarisme . . - 0.05 „ - 0.06 „ Vegetarisme en Alcoholbestrijding . . . - 0,03 „ - 0,04 B. sybrandi. Wat men noodig heeft om gezond en krachtig te blijven volgens de gegevens der nieuwere wetenschap . - 0,075 „ - 0,08' J. SPONHEIMER. Het vegetarisme een economische noodzakelijkheid - 0,90 „ - 0.94 PIETERS. De kunst om gezond en gelukkig te leven . . . -0,15 „ -0.17 LUITJES. Waarom zijn wij ziek? Hoe kunnen wij gezond worden? . -0,10 „ -0,12 Onnoodige gruwelen in voedsel, mode en sport .... -0.15 „ -0.16 Dr. ANNA KINGSFÓRD. De ware voeding - 0,75 ,, - 0,80 Het Vegetarisch Kookboek (Mevr. VALK) .... ing. - 0,90 geb. -1,25 Drie Stuivers Kookboek - 0,15 p.p. - 0,17 DE BONT. Prediker III : 21 -0,03 „ -0,04 Met wie zal ik trouwen ? - 0,20 „ - 0,22 De verpleging van het kind voor en na de geboorte . . . - 0,30 „ - 0,32 Eubiotiek -0,10 „ -0,11 Uw geld, Uw kracht, Uw gezondheid -0.10 „ -0.11 Natuurgeneeswijze en Volkopvoeding -0,10 „ -0.11 Dr. BERTAL. Gezond bloed en sterke zenuwen .... - 0,20 „ - 0,21 B. BUERDORFF. De voedingswaarde van vruchten . . . -0,10 ,, -0,11 Dr. HARTUNG. Bloedvernieuwing - 0,20 „ - 0,22 Ooft voor allen ........... 0,25 „ - 0,26 schonenberger. Licht-Luchtbaden -0,10 „ -0,11 LUCHTMANS. De Natuurgeneeskunde - 0,10 „ - 0.12 DRüMMER. De ooftvriend - 0,20 „ - 0,21 Dieet en Soc. belang 0,10 „ - 0,12 ALLINSON'S werken, enz. enz. Vraagt waren, gesteld onder het door den Nederlandschen Vegetariërsbond ingesteld toezicht op voedingsmiddelen en gebruiksartikelen. Dit geeft afdoende waarborgen. BOEKHANDEL „VREDE" (S. Berman) Valkenboschlaan 66 -:= 's-GRAVENHAGE. is D E Boekhandel voor alle REIN LEVEN LITERATUUR. Als algemeene boekhandel beveelt hij zich aan voor lectuur op ieder gebied; (ook voor schoolboeken, voor DRUK- en voor BINDWERK.) Als „Vrede-boekhandel" is hij (het spreekt van zelf) ruim voorzien van alle „Vredeuitgaven" en nu daaronder ook behoort het „Esperanto-leerboek" van den Heer H. J. BULTHUIS, kan men er tevens alles krijgen, wat de nieuwe wereld-hulptaal maar bevorderen kan, t.w. Esperanto-briefkaarten, insignes, bladen, tijdschriften enz. Als depót van de Theosophische Uitg. Mij. vindt men er voorhanden, alle werken op het gebied van Theosofie en Occultisme. „Beproeft alle dingen; behoudt het goede"! == — DOOR — Ds. W. H. LIEFTINCK Predikant te Muiderberg. UITGEGEVEN DOOR DE CENTRALE COMMISSIE. — 1909 — «Beproeft alle dingen; behoudt het goede»! *) M. H., De woorden, naar aanleiding waarvan ik eenige oogenblikken tot u zal spreken, — natuurlijk in verband tot de Rein-Leven-Bezveging zijn gewis voor u allen oude bekenden, misschien met deze reserve, dat gij in plaats van „beproeft", verwacht hadt „onderzoekt" alle dingen. Inderdaad is dit laatste de meest gangbare zegswijze. Ten onrechte! Want de genoemde uitspraak is ontleend aan de officieele vertaling van een der Nieuw-Testamentische brieven, geschreven door den apostel Paulus, en wel aan 1 Thess : 5 vrs. 21. Het is dus een citaat, en citeerende moet men niet alleen den zin, maar ook de keus der woorden op de meest slaafsche wijze eerbiedigen. Voorzoover dus het „beproeft" der Staten-Vertaling in den volksmond allengs vervangen is door een „onderzoekt", komt het mij voor, dat wij onze goedkeuring daaraan niet mogen hechten, vooral niet omdat en voorzoover het een bewijs is van mindere vertrouwdheid met het „boek der boeken". Intusschen: erger, oneindig veel erger dan het niet-correct-citeeren van dit Schriftwoord is zeker het misbruik, 't welk er maar al te vaak van wordt gemaakt. Immers, hoe menigeen beroept er zich op, — vooral op de eerste helft er van; op dat „beproeft alle dingen"; de rest schijnt van minder beteekenis te zijn! —; hoe menigeen beroept er zich op, óok wanneer zulks ten eenenmale misplaatst is. Hoe menigeen bedient er zich van ter verontschuldiging van 't geen allerminst te verontschuldigen is. Kortom: hoe menigeen verschuilt er zich achter, er mee bedekkend wat kzvaad, er mee ontveinzend wat zonde is. Welnu, vooral ook op het gebied van dié dingen, waarmee de R. L. beweging zich bezig houdt, — (waarmee zij zich wel moét bezig houden, omdat zij er door te voorschijn geroepen is; omdat zij er den strijd tegen aangebonden heeft) —, vooral ook op dat gebied wordt de apostolische vermaning op de meest ergerlijke wijze misbruikt. „Alle dingen onderzoeken, dat is immers mijn plicht; dat is in elk geval volkomen geoorloofd" —, zoo liegt de jonge man zichzelven voor; ook dan, wanneer hij plaatsen gaat bezoeken, — inferieure schouwburgen of tingeltangels —, waar onreine hartstochten en vuile wellusten stelselmatig worden geprikkeld. Ja, hij doet het zelfs dan, wanneer hij, op zijn beurt, ook eens een kijkje gaat nemen, — (daar kan 't immers wel bij *) Deze rede werd in den winter van 1908—1909, op verzoek der Rein-Levenbeweging, uitgesproken in de Openbare Vergaderingen te 's-Gravenhage, Amsterdam, Rotterdam en Zeist. blijven- alsóf 't er bij bleef!!) in de holen der ontucht, de voorportalen der hel. En dat, hoewel hij ter dege weet, dat er binnen zulke muren voor hem eigenlijk niéts te onderzoeken valt, en dat er voor hem in geenen deele eenig goed te behouden is. „Ik doe toch niets anders dan opvolgen den raad van een apostel en niemand kan mij daar een verwijt van maken" —, zoo tracht het jonge meisje haar onheiligen weetlust goed te praten; ook dan, wanneer zij, meestal heimelijk, allerlei hart en verbeelding vergiftigende boeken verslindt' boeken, waartegen zij soms reeds overvloedig gewaarschuwd werd, of waarvan titel en omslag alleen reeds afdoende bewijzen, dat ieder nader onderzoek volstrekt overbodig is, en dat de lezing ervan alleen maar kwaad kan opleveren; kwaad van onkuische gedachten en onkuische verlangens, straks ook van onkuische plannen en onkuische gedragingen. *) O' M H , hoevelen hebben, varende onder de voor hen valsche vlag van 't beproeft alle dingen", reeds jammerlijk schipbreuk geleden! Hoevelen hebben, dingen z.g. .beproevend", waarvan de onwaarde en de verderfelijkheid reeds lang van te voren — ook voor hén —- vaststond; dinqen, waaromtrent zij niet eens meer in twijfel kónden verkeeren . .. . hoevelen hebben er, juist zulke dingen „beproevend", van het kwade aeproefd en er maar al te zeer smaak in gekregen! Kortom: hoevelen hebben, het woord van den apostel Paulus aldus misbruikend, schade, vaak onherstelbare schade, geleden aan de ziel. Ik spreek van een misbruiken der bewuste vermaning. ^ En dat niet alleen, omdat zij, gelijk iedere andere, „als tot verstandigen qericht is, maar óók, en vooral, omdat, wanneer wij letten op het verband, waarin zij in den Bijbel voorkomt, terstond openbaar wordt, dat de apostel geenszins bedoelt, zijne lezers op te wekken tot een persoonlijk onderzoek van alle dingen, zóó maar, zonder eenige beperking. Blijkens het verband is dat „alle dingen" zelfs nog al beperkt. Immers: onmiddellijk eraan vooraf gaan déze woorden \ „veracht de profetie niet ; en wat er onmiddellijk op volgt, en wat er wel altijd bij mocht worden aangehaald, dat is dit; „onthoudt u van allen schijn of, beter vertaald „van ieder soort van kwaad"! Dus maakt het ons allen zoo goed bekende, maar — helaas! — meestal uit zijn verband gerukte citaat déél uit van een reeks opwekkingen welke, wanneer zij zich maar gelijkelijk kunnen laten gelden, aanstonds het zoo even door mij gewraakte misbruik geheel buitensluiten. Staat mij nu toe, 't nog eens te herhalen. Vóórop in de bewuste reeks vermaningen een „veracht de profetieniet , achteraan een „onthoudt u van ieder soort van kwaad"; en tusschen die beiden in.... het woord, waarover ik thans met u handel: „beproeft alle dingen; behoudt het goede". ~T) Wat hier van „het jonge meisje" gezegd wordt geldt natuurlijk óók van jeder ander, onverschillig van welke sekse. Ook in dit opzicht mag er geen dubbele moraal bestaan. Dat „beproeven" raakt dus, — naar de kennelijke bedoeling van Paulus" —, speciaal iedere profetie-, d. w. z. iedere getuigenis, welke in 't midden der menschheid wordt afgelegd omtrent de dingen van het „koninkrijk der hemelen". En dat „behouden" heeft dus tot onmiddellijke keerzijde: het angstvallig zich wachten vóór, het met de meeste beslistheid terugwijzen van al 't geen den strengen toets van 't waarlijk „goed"-zijn niet kan doorstaan. Mij dunkt, nu zal de keus van mijn textwoord, — als ik 't zoo noemen mag —, u ook niet vreemd voorkomen. Immers: dezen avond wordt. — (door mij en door anderen) —, uw bijzondere opmerkzaamheid; méér nog: uw hartelijke sympathie en uw krachtdadige steun gevraagd voor de Rein-Leven-beweging, en met 't oog op dié beweging is 't, dat ik u alles toeroep, — natuurlijk in den zoo-even uit het verband afgeleiden zin — : „beproeft alle dingen; behoudt het goede" ! „Geldt het" — zoo vraagt ge misschien — „dan ook hiér een profetie; een profetie, welke niet mag worden veracht?" Zeer zeker! Het geldt ook hiér een profetie; niét naar de oppervlakkige verklaring van dit woord, alsof 't enkel maar een voorzegging ware omtrent toekomstige gebeurtenissen; maar een „profetie" in de ruimere en diépere beteekenis, waarvan ik reeds gewaagde, nl.: in die van een getuige?iis omtrent de dingen van het koninkrijk der hemelen — onverschillig welke —; een prediking van het ideaal — allereerst der gerechtigheid; een geroep .... een teruggeroep tot de door God gewilde orde, daar, waar «wworde heerscht; daar, waar heilige geboden worden overtreden, heilige wetten geschonden; daar, waar onwetendheid, vooroordeel, bekrompenheid en laksheid voortdurend o zoo onnoemelijk veel kwaad stichten. Nog eens: die alleen volledige beteekenis van het woord profetie is wel degelijk van toepassing óók op de uitingen der R. L. beweging; en ik deed 't dus met volle vrijmoedigheid, toen ik het „beproeft alle dingen, behoudt het goede" van den apostel tot uitgangspunt koos voor 't geen ik, met het oog op die beweging, te zeggen heb. Waarlijk! M. H., het streven dergenen, op wier uitnoodiging gij hier tezamen gekomen zijt, 't verdiend tén vólle zulk een grondig kennis nemen, zulk een ernstig onderzoek, als Paulus bedoelde. Maar ook: er zit inderdaad iets goeds in; iets goeds om te behouden; iets waarlijk goeds voor uzelf, voor de uwen, voor ons volk, voor de geheele menschheid. Welk streven het is, wéét gij. Tegenover het steeds grooter wordend gevaar, voortvloeiend uit de onzedelijkheid, in engeren zin, gevoelen wij ons gedrongen elkander en anderen op te roepen tot het aanbinden en — teneinde toe — dóórvoeren van een heiligen strijd tegen het hand-over-hand-toenemend zedenbederf; achten wij ons verplicht te trachten steeds meerderen, ja, liefst allen —, die voor overtuiging vatbaar zijn —, te overtuigen van de schreiende behoefte aan meer seksueele reinheid. Hoe is 't? Zou er onder ons wel iémand zijn, die van dat steeds grooter wordend gevaar, van dat hand-over-hand-toensmend zedenbederf, van dat misschien meer dan ooit ontbreken van seksueele reinheid niet althans zóóveel heeft bemerkt, dat de volstrekte noodzakelijkheid eener speciale Rein-Leven-beweging voor hém — of voor haar — nog uitvoerig moet worden betoogd? 't Is haast niet te vooronderstellen! Ik spreek immers tot inwoners eener groote stad *); tot menschen, die dus wel min of meer op de hoogte moéten zijn van 't geen er, rondom hen en in de verte, alzoo geschiedt, en die — (vooral in de laatste tijden) — op maar al te pijnlijke wijze er aan herinnerd zijn geworden, dat er, óók in dit deel van de wereld, op seksueel gebied, inderdaad „something" — neen! „very much rotten" is; erger nog: dat zich, op dit gebied, tegenwoordig verschijnselen voordoen, zóó onrustbarend, zóó angstwekkend, dat 't alléén nog maar de vraag kan zijn, of 't voor een wél-slagende Rein-Leven beweging misschien niet reeds te laat is. Of is 't niet om van te sidderen, wanneer wij lezen, hoe, op 't vierde en laatste Internationale Congres voor Verzekerings-geneeskunde.ZV. Zj/rt-sr/z/èö meedeelde, dat in de groote steden - vermoedelijk ook in de groote steden van óns land — de verbreiding van de syphilis voor de gegoede kringen, bij een 10-jarig coelibaat — (dus na een ongehuwd blijven tot op + 30 jarigen leeftijd) —, reeds moet worden geschat op minstens 20 a 25 %! Let wel! Bijna een vierde deel van alle mannen uit de gegoede kringen, na zulk een 10-jarig quasi-coelibaat, lijdend aan een besmettelijke, meestal slechts wat den acuten vorm betreft geneeslijke „geheime ziekte"; een ziekte, berucht en gevreesd om de jammerlijke gevolgen, welke zij in den regel na zich sleept, zoowel voor hén, die zich door hun ontucht haar op den hals haalden, als voor de vrouwen, welke zij — in hun waan van genezen te zijn of in hun gewetenloosheid — later tóch nog tot de hunnen durven maken, en voor de kinderen, welke zij bij die beklagenswaardige echtgenooten verwekken! f) Voorwaar! M. H., alleen reeds om dat ééne, o zoo vreeselijke verschijnsel is een krachtige Rein-Leven-beweging, zooals de ónze tracht te worden, onafwijsbaar noodzakelijk, aangezien zij met den meesten nadruk al dié geslachtsverrichtingen brandmerkt als ongeoorloofd, waarbij geen rekening wordt gehouden met mogelijke schadelijke gevolgen voor het lichamelijk of geestelijk welzijn der betrokken personen zélf of van hunne nakomelingschap ; aangezien zij dus allereerst den strijd aanbindt tegen de menschenmoordende, — de indirect ook zooveel onschuldige menschen en menschje3 moordende —, prostitutie. Bij God! er moet iets tegen gedaan. Er moet véél méér tegen gedaan dan tot dusver. Er moet alles tegen gedaan, wat maar eenigszins kan. En *) Deze rede werd het eerst uitgesproken te 's-Gravenhage. Elders, speciaal te Zeist, werd deze zin natuurlijk gewijzigd. +) Dat inderdaad ook in óns land de steeds zooveel mogelijk verheimelijkte „venerische" ziekten tegenwoordig op schrikbarende wijze heerschen, blijkt reeds voldoende uit het enkele feit, dat in de laatste 4 jaren de noodzakelijkheid van het geneeskundig onderzoek vóór het huwelijk met grooten ernst openlijk is bepleit geworden door Prof. C. C. Nijhoff, Prof. H. Treub, Dr. S. Greidanus, e. a. alle weidenkenden moeten zich tot dat ,doen" aaneensluiten. Want, — ik herhaal, wat ik zoo-even reeds zeide —, het kan alléén nog maar de vraag zijn, of 't misschien niet reeds te laat is. Hoe is 't? Weet gij eigenlijk wel, hóé ver het reeds gekomen is met de zedelijke verwildering, de zedelijke ontaarding van een groot deel ook van óns volk; vooral van een groot deel der jóngere generatie, opgevoed tot een , ni Dien, ni Maitre" !; opgevoed volgens een erbarmelijke paedagogiek, welke rekent met alles, behalve met de zonde? Ik zal u een paar staaltjes toonen, waarnaar gij het geheel wel kunt beoordeelen. Kort geleden kwam in Den Haag een moeder uit den z.g. beschaafden stand met haar 15-jarig dochtertje bij den dokter, omdat het meisje .... niet in orde was. Bij onderzoek door den deskundige bleek, dat het ongelukkige schepseltje zelve .... moeder moest worden. En wat was het éénige, waarin zich, bij die ontdekking, het gemoed der 15-jarige lucht gaf? Een „he, dokter, wat is dat nu toch lam; bij al mijn vriendinnetjes helpen de middelen".... (zij bedoelde natuurlijk de driewerf vloekwaardige Nieuw-Malthusiaansche middelen).... „bij al mijn vriendinnetjes helpen die middelen wél en bij mij niét!" Zegt mij: is 't niet om 't uit te schreeuwen van ontzetting? Zóó iets uit den mond eener 15-jarige! Zóó iets omtrent haar zelve en omtrent „al" haar vriendinnetjes! Die vriendinnetjes zullen intusschen later óók wel haar beurt krijgen — of reeds gekregen hébben —, want dergelijke middelen zijn nooit onfeilbaar; en dan zullen die vriendinnetjes, in haar wanhoop, misschien nog heel ergens anders terecht komen — of reeds gekomen zijn —, dan „met moeder bij den dokter". *) Eveneens kort geleden moest een eenvoudige jonge man, uit den omtrek van Amsterdam, een kleine operatie ondergaan. Bij die gelegenheid werd bij hem tevens een geringe afwijking geconstateerd, welke den professor ('t gebeurde in diens polykliniek) — aanleiding gaf tot de vraag: of hij ook verkeering had, en — ('t was zoo) -—- of hij soms reeds omgang had gehad met zijn meisje, zooals getróuwde menschen die hebben. De door en door fatsoenlijke — trouwens godvreezende — jonge man wist nauwelijks wat hij hoorde en zeide, min of meer verontwaardigd: „wat denkt u wel van mij?" En hoe luidde het antwoord van den professor? „Maar, jongen, daar moet je je niet beleedigd door gevoelen. Wat „jelui mét gedaan hebt, dat doen hier tegenwoordig pp van de zoo uit „jouw stand immers wél!" Welnu, al schuilt er in dat getal 99 zeker wel wat overdrijving, tóch zulk een hooggeleerde met zijn polykliniek kan 't ten naaste bij wéten, .*) Hierbij doel ik natuurlijk op den abortus criminatis. Hoe het daarmee gesteld is, blijke uit de volgende uiting van Prof. B. J. Kouwer (1908): ,,het kunstmatig afbreken „van zwangerschap geschiedt in de laatste jaren op steeds ruimer schaal, zoowel in de „dorpen als in de steden. Alle doktoren weten dat". En uit die van Prof. Treub (1904): „in de 7 jaar, die ik te Amsterdam heb doorgebracht, heb ik de ervaring opgedaan, dat „de misdadige abortus hier op ongelooflijk groote schaal plaats heeft. Geen woord is „daarvoor erg genoeg; het is meer dan beestachtig, in elk opzicht en in elke beteekenis." dank zij de schadelijke gevolgen van het vele en velerlei geknoei, waarmee dergelijke dingen natuurlijk o zoo dikwijls gepaard gaan. Niet waar? — Alleen reeds deze twee staaltjes zijn voldoende om ons in verontwaardiging te doen uitroepen: „welk een lichtzinnigheid! Welk «een roekeloosheid! Welk een beestachtigheid! Welk een volslagen gemis „van verantwoordelijkheids-gevoel voor God en menschen! Welk een spelen „met eigen en anderer eer; eigen en anderer geluk; dikwijls ook eigen „en anderer gezondheid', soms zelfs eigen en anderer leven". Voorwaar, indien er in onze dagen één beweging is, welke geboren werd uit den nood — den bitteren nood — der tijden, dan is 't zeer zeker de Rein-Leven-beweging; en hoe méér gij haar leert kennen, — haar en dus ook datgene, waartegen zij zich kant — des te méér zult gij haar gaan waardeeren, als bróód, ja, bróód-noodig. dunkt u? zou het kwaad der zedeloosheid zich soms min of meer beperken tot de groote steden, zoodat men althans „buiten" er zich niet zoo bijzonder ongerust over behoeft te maken? Gij weet wel beter. *) Gij weet, welke, ieder jaar weer, de naweeën zijn van de tijdelijke aanwezigheid van zooveel militairen, die des zomers hier in de buurt kampeeren. Gij weet, hoe er geregeld, door den omgang met de wellustelingen onder de soldaten, meisjes van allerlei leeftijd, — soms zelfs kinderen van 14, 15 en 16 jaar! — gedoemd worden tot een voorbarig en onteerend moederschap; arme stumpers, die blijkbaar verstandelijk en zedelijk zoo ten achter zijn, dat zij zich door den eersten den besten smeerlap laten misbruiken, alsof zij geen flauw begrip hadden van de dreigende gevolgen en alsof er zelfs geen natuurlijk schaamtegevoel meer bestond. Gij weet, hoe — ook buiten den tijd van het kampement — het prachtig, het heerlijk Zeister-bosch gedurig op de vuilste wijze wordt ontheiligd; hoe er soms tooneeltjes aanschouwd worden, — door argelooze wandelaars wel móéten aanschouwd worden — die door en door aanstootelijk zijn. Sterker nog: gij weet, hoe hier dingen gebeuren, zóó stuitend, zóó weerzinwekkend, dat ze nauwelijks kunnen worden genoemd, zelfs niet in een vergadering als déze. Herinnert u maar het geval van die, tóch, en bij herhaling, nog kinderen krijgende „weduwe", — 't laatst bij een veel jongeren getrouwden man! —; en dat ander, nog erger geval van de bloedschendige verhouding tusschen die zuster en dien broeder. Voorwaar! — wie zou durven beweren, dat plaatsen als Zeist nog een gunstige uitzondering maken op de zedelijke verwildering, de verregaande schaamteloosheid onzer dagen, die is „ziende blind" en „hoorende doof". Intusschen, — en nu spreek ik weer meer in 't algemeen —, dat alles raakt, althans in hoofdzaak, alleen het volk in engeren zin, de „kleinere luyden , wier misstappen en wandaden onwillekeurig 't meest in 't oog vallen, 't eerst openbaar worden. *) Het nu volgende werd later, met het oog op de toestanden te Zeist, ingevoegd en alleen daar uitgesproken. Ik beweer natuurlijk volstrekt niet, dat — naar verhouding — de toestanden te Zeist zooveel erger zijn dan elders, evenmin als ik beweer, dat het zedelijk peil in andere, door mij niet genoemde, groote steden zooveel hooger is dan te Amsterdam en te 's-Gravenhage. Maar de rest dan? Maar de z.g. hoogere en betere standen? Maar de gegoede burgers, de patriciërs en de aristocraten? Och! M.H. ik vrees, — en mijn vrees is maar al te zeer gegrond —, dat 't onder die z.g. betere en hoogere standen al ongeveer even treurig gesteld is. Het voornaamste verschil zal wel zijn, dat daar de zedeloosheid in den regel een zooveel verfijnder karakter draagt, — haast zou ik zeggen: zooveel meer doortrapt is —, en dat men er zooveel beter de kunst verstaat van geheim-houden en maskeeren. Neen! er is, vooral in onze dagen van fiets-tochtjes en tennisclubs, *) geen énkele stand meer, welks nog ongehuwde leden — mannelijke én vrouwelijke — dooreengenomen, zedelijk zóó leven, dat op hen niet van toepassing zou zijn het bekende: „gezvogen en te licht bevonden". Trouwens, niet slechts buiten het huwelijk, ook daan'«, —in het samenleven der gehuwden onderling —, golft een stroom van onreinheid en onkuischheid; een stroom, waarvan de breedte moeilijk is te meten en de diepte moeilijk te peilen, omdat 't als 'tware een ondergrondsche stroom is, maar waarvan toch zoo nu en dan iets aan het licht komt, — veel meer dar. vroeger —, en waartegen evenzeer een dam moet worden opgeworpen ; die evenzeer in zijn loop moet worden gestuit. Beter nog: waarvan de bronnen zoo nauwkeurig mogelijk moeten worden nagespoord en aangewezen, én — als 't eenigszins kan — voor goed dichtgestopt. Helaas! hoe bedroefd weinig echtgenooten zijn er, die inderdaad „heilig met elkander leven", — zooals het luidt in het formulier voor de huwelijksinzegening in de Ned. Herv. en de Geref. kerken! Hoe bedroefd weinig echtparen, die er eenig besef van hebben, wanneer - en wanneer alléén, getoetst aan het ideaal — geslachtsgemeenschap volkomen rein is, en die er inderdaad naar streven zich van alles te onthouden, waardoor aan die volkomen reinheid wordt te kort gedaan! Hóé weinigen het zijn? God alleen weet het! In elk geval té weinig, want het moesten allen zijn. Maar, hoe kan het ook anders? Of zijn er tegenwoordig — vooral onder de meest ontwikkelden — niet honderden en duizenden, die zweren bij de leer van een Nietzsche met zijn „Umwertung aller Werten", zijn „Jenseits vom Guten und Bosen", zijn „Uebermensch en zijn „Herrenmoral"; en die daarenboven die leer nog in zooverre misverstaan, dat zij er een vrijbrief in vinden voor de grofste ongebondenheid, óók op seksueel gebied! Zijn er tegenwoordig niet honderden en duizenden, door wie — ook in déze dingen het hoogste gezag wordt toegekend aan een Ellen Key, de *) Men achte dergelijke voorstellingen toch niet overdreven! no' J'. C. Schuller, te 's-Gravenhage, deelde in de Openbare Vergadering van November uit zijn eigen ervaring mede, dat onlangs een der vróüwelijke leden van zulk een tennis-club, een „jonge dame" van 16 jaar, een kindje ter wereld bracht, en dat, toen het kindje gedoopt zou worden, zelfs niet bij benadering kon worden uitgemaakt, wie van de mannelijke leden nu eigenlijk de vader er van was. Waarlijk! de omvang van het kwaad der seksueele ongebondenheid, ook reeds onder de nog onvolwassenen, is tegenwoordig oneindig veel grooter dan wij, oudere menschen, meestal wel vermoeden. geniale schrijfster, maar bij wie iedere vaste grondslag voor de ethiek wordt gemist, en die, omdat zij geen absoluut uitgangspunt heeft, natuurlijk ook geen altijd geldend ideaal aanwijst, zoodat zich op haar ten slotte iedereen kan beroepen; óók, ja, óók de wellusteling! Zijn er tegenwoordig niet honderden en duizenden, die er bv. niet voor terugdeinzen om — (gelijk Gabriele Reuter doet in haar veel gelezen en ook in de Serie „Levensvragen" verschenen, maar allesbehalve hooggestemd geschrift over „Het Huivelijksvraagstuk") — het „zeer zuiver" en „zeer waar" te noemen, wanneer Ellen Key zegt, dat een der grootste gevaren voor de liefde's-evolutie daarin ligt, dat de vrouwen 't nog altijd niet verstaan voldoende rekening te houden met de zinnelijkheid der mannen, althans met die der meest-begaafde, der meest-rijke karakters onder hen, met hun vaak polygamischen aanleg — (d.i. hun aanleg tot veelwijverij!) —; en dat de moderne vrouw, in goedheid en vriendelijk toegeven, de oogen wat moet sluiten, in plaats van te eischen, dat haar man —in dwang! — haar physiek-trouw blijft; aangezien immers die man — trots echtbreuk! — haar zeer wel zijn liefde kan bewaren. *) Mij dunkt — M.H. — waar op zulk een wijze min of meer de toon wordt aangegeven, — en dat nog wel door vrouwen!! —; waar deze en dergelijke denkbeelden alom worden verkondigd en met instemming worden begroet, daar is het waarlijk geen wonder, dat er ook in het huwelijk aan de seksueele reinheid nog oneindig veel ontbreekt, zoodat het zeker niet te kras gezegd is, wanneer ik beweer, dat ons volk — over 't algemeen genomen — op het gebied van een waarlijk rein leven nog pas als 't ware zit in de eerste klasse van de lagere school en nauwelijks begonnen is met het a.b.c. Maar ik moet mij beperken. „Beproeft alle dingen, behoudt het goede" — zoo riep ik u toe, en ik deed het speciaal met het oog op de Rein-Leven-beweging. Ja! M.H. bepróéft deze beweging, haar beginsel, haar streven, haar doel! Beproeft haar eens ter dege en met allen ernst! Gelooft mij, het is driewerf de moeite waard; want het raakt uzelf; uw eigen zedelijk belang; uw eigen en dat der uwen; uw eigen en dat der anderen, voor wie gij mee verantwoordelijk zijt; uw eigen en dat van geheel ons volk, als betrekkelijke eenheid en als deel der groote menschheid Waarlijk! het „niet-verachten" dezer „profetie" — ook door ü — 't zal niet nalaten vrucht af te werpen. Want —ziet! — wanneer gij opzettelijk op deze dingen gaat letten; nauwkeurig er op gaat achtnemen, dan zult gij al spoedig stuiten op tal van uitspraken van de meest achtenswaardige medici, de meest nobele moralisten, de meest eminente paedagogen; uitspraken, waaruit blijkt dat zij 't met de beginselen en eischen, door de woordvoerders der Rein-Leven-beweging bepleit en gesteld, in hoofdzaak volkomen ééns zijn, zoodat die beginselen en die eischen wel degelijk *) Zie „het Huwelijksvraagstuk". Pag. 24 en 25. Een voortreffelijke waardeering van en afrekening mét Ellen Key — ook met hare „Irreligiositat" — vond ik in de duitsche vertaling van Olof Rosén's: „Wie Ellen Key die Liebe verkündigt!" — (Pierson's Verlag, Dresden). ook wetenschappelijk tegenover iedere bedenking kunnen worden gehandhaafd. Maar óók, — aan den anderen kant —, dan wacht u menige treffende ontdekking omtrent véél, wat gij tot dusver — ten onrechte! — nog onopgemerkt hebt laten passeeren; omtrent veel seksueele onreinheid rondom u, — ja, dat in elk geval! —, maar misschien ook in uzv eigen leven, dóch waarvan gij u óf niét óf nauwelijks bewust waart. Ja, dan kan en dan zal 't ook ongetwijfeld gebeuren, dat gij plotseling, met verbazing en ontroering, komt te staan tegenover nieuw te aanvaarden plichten; plichten, door u nog nimmer vermoed en voor u dus ook nog geheel vreemd, doch wier gebiedend: „gij zult"! voortaan zal doorklinken in uw binnenste, u geen rust gunnend, tenzij gij er u aan onderwerpt en er u door laat binden. Geen nood! iedere aanvaarde plicht méér is een verhooging van het peil, waarop gij staat. Dan zal b.v. uw aandacht worden bepaald bij 't geen ik door zekeren homoeopathischen arts aldus kernachtig geformuleerd vond: „NieuwMalthusianisme en liefde kunnen niét samengaan", zoodat allen, die zich aan dergelijke smerige practijken schuldig maken, strikt genomen nog niet eens weten, wat liefde eigenlijk is. *) En — niet waar? — het zal u heel wat te dénken geven; te dénken en te doén en misschien ook te laten, om voortaan alleen nog maar door zelfbeheersching en zelfverloochening te bereiken — indien 't moét — wat thans min of meer kunstmatig verkregen wordt. Dan zult gij — gij, ouders en opvoeders onder ons — misschien heel onzacht worden wakker geschud door woorden, als die van den bekenden paedagoog Dr. J. H. Gunning Wzn. — (woorden, in de tentoonstelling: „Opvoeding van het kind", te 's-Gravenhage, 1908, met groote letters prijkend aan den wand van zaal X) — en aldus luidend: „als wij het — nl.: het geheim hunner geboorte en wat daarmee in verband staat — , onzen kinderen niet tijdig en op een kiésche wijze mededeelen, dan doen „anderen het ontijdig op een ónkiesehe". En — niet waar? — zulke woorden, waarop voor het heden nu eenmaal niets valt af te dingen, ze zullen u misschien noodzaken om uzelven eens af te vragen of er soms een zeer belangrijk deel van uw taak als opvoeder onvervuld is gebleven, en hoe gij, met of zonder voorlichting door betrouwbare personen of aanbevelenswaardige geschriften, het op dit punt door u gepleegd verzuim nog kunt herstellen, f) *) De bij uitstek deskundige Dr. Catharina van Tussenbroek, vrouwenarts te Amsterdam, brandmerkt het Nieuw-Malthusianisme openlijk als de tweelingzuster der prostitutie'. Krasser kan het al niét! Ook Mevr. Dr. Angell Drake verklaart, in haar: „Wat een jonggetrouwde vrouw behoort te weten", het huwelijksleven van veel menschen voor niets beter dan gepatenteerde prostitutie, met het oog op de vuile onnatuurlijke daden van het Nieuw-Malthusianisme, van welks lichaam- en zielverwoestende werking zij uit eigen ervaring tal van voorbeelden mededeelt. Op pag. 76 van dit subliem boekje zegt zij ronduit: „Men behoorde aan „ieder jong persoon mede te deelen, dat de nauwste, intiemste huwelijksomgang nimmer „moet worden toegestaan, zonder dat beiden wenschen, dat zwangerschap er op kunne „volgen". "t") De bewuste uitspraak van Dr. Gunning is ontleend aan zijne beoordeeling van Dan zult gij — in of buiten verband met het zoo even genoemde — óók spoedig, misschien met schrik en angst, stuiten op de verklaringen, door deskundigen afgelegd omtrent het enorme percentage van diégenen onder de jeugd, welke, in meerdere of mindere mate, zich schuldig maken aan de, vooral op het zenuwgestel zoo verwoestend werkende zonde der zelfbevlekking. (60% van alle meisjes en 80% van alle jongens!! Ook Dr. G. A. Ootmar, arts te Haarlem, en schrijver van het standaardwerk: „de Wereld van het kind", noemt 70 als gemiddeld percentage). En — niet waar? — dan zal 't ook ü misschien op 't geweten gaan branden, wanneer gij tot dusver, met 't oog op uw eigen zoontjes en dochtertjes, op dit punt ieder speciaal onderzoek, iedere geregelde controle overbodig geacht hebt, —' (alsof juist üw kinderen tot zoo iets niét in staat waren en die van anderen wél!) —, in plaats van, vooral ook in dit opzicht, angstvallig over hun welzijn te waken, gedachtig aan't: „voorkomen is beter dan genezenof in plaats van terstond afdoende maatregelen te nemen, toen zij, meestal niet eens wetend wat zij eigenlijk deden, reeds begonnen waren met zich te vergrijpen aan de vitaliteit van hun teer organisme. *) Dan zal — (ik spreek, zooals gij weet, van het geval, dat gij inderdaad het „beproeft alle dingen; behoudt het goede" ernstig gaat toepassen op de Rein-Leven-beweging, in al hare onderdeelen en al hare consequenties) —, dan zal aanstonds uwe opmerkzaamheid worden getrokken door het zeer sterk in 't oog vallend verband tusschen ontucht—of liever: tusschen iéderen vorm van seksueele uitspatting, fn en buiten het huwelijk — en tusschen het gebruik — (ja, het gébruik en niet enkel het wz'jbruik!) —van alcoholhoudende dranken, onverschillig wélke. En, naarmate het verlangen om het ideaal van zedelijke reinheid althans eenigermate nabij te komen in u begint te groeien, in gelijke mate zal het ook voor ü van zelf gaan spreken, dat gij al dergelijke dranken, die ■— zooals Prof. Stokvis reeds in 1893 openlijk constateerde — altijd en 't eerst en in iedere hoeveelheid juist de édelste hersendeelen aantasten, nl. die van de controle en het oordeel, .... dat gij al dergelijke dranken, zeg ik, onherroepelijk uit uw huis, uit uw leven verbant, en dat gij, alléén reeds om der zedelijkheid wil, mee ook dien anderen „wereldstrijd" gaat strijden: den strijd tegen den verhittenden en opwindenden alcohol, f) Mevr. Mary Wood Allen's kostelijk boekske: „Aan Moeders schoot en van Moeders lippen". „Dan -■ zoo vervolgt hij na het reeds vermelde — „dan, — (nl. wanneer anderen het óntijdig en op ónkiesche wijze gedaan hebben) —, is „dat waas van heiligheid, „waarmee Mevr. Allen en gelijkgezinden het wonderwerk der Scheppers in het oog der „kinderen willen omhullen, voor goed en reddeloos verscheurd en ontheiligd. Dat is nu „eenmaal zoo, en daar baat geen redeneeren en hoofdschudden tegen. En daarom meen „ik, dat onze overleggingen ons slechts tot déze gevolgtrekking kunnen brengen: Onze „kinderen hebben het recht die mededeelingen van ons te ontvangen en mitsdien heb„ben wij, ouders, den plicht hun die tijdig en op gepaste wijze te geven". Een klassiek geschrift over dit onderwerp belooft te zullen worden: Dr. F. W. Förster's „Seksueele moraal en seksueele opvoedkunde", no. 17 van de Bibliotheek voor Reiner Leven. *) Zie hierover het, als handleiding voor ouders bedoelde, kleine geschrift van Felix Ortt: „Over een gevaarlijke gewoonte". No. XVI van de Bibliotheek voor Reiner Leven, t) Hierbij enkele getuigenissen omtrent het genoemd „verband": 1. Op het internationaal congres voor Schoolhygiëne "te Neurenberg, April 1904, verlangde Dr. Oker-Blom, dat met leerlingen van 16—18 jaar door een bekwaam arts zou Dan zult gij zelfs — van 't één opklimmend tot 't ander — vroeg of laat, mét of zónder verbazing, komen te staan tegenover het onloochenbaar feit, dat de vele kwade gevolgen van onbeheerschte hartstochten en zedelijken achteruitgang, waarover tegenwoordig bijna alom wordt geklaagd, maar al te dikwijls de oogst zijn van door ons zelf uitgestrooid zaad; zaad, waartoe — naar de uitspraak van Dr. Calvin Cutter —, behalve het alcohol-drinken, óók, en zéér zéker, behoort het eten van prikkelend dierlijk voedsel. En allengs zal 't ook door ü — gelijk door steeds meerderen in onze dagen — als een waarheid worden erkend, dat zij, die inderdaad voor zichzelf en de hunnen, speciaal voor het komend geslacht, een steeds Reiner Leven begeeren, wél, zéér wél doen door het vegetarisme te aanvaarden. En zoo zou ik kunnen doorgaan. Maar, waar dan te eindigen ? Immers: de Rein-Leven-beweging is zeer veelzijdig en grenst aan tal van andere bewegingen. Ik mag u dan ook wel waarschuwen, dat, indien gij haar „beproeft" met het stellig voornemen om „het goede", 't welk gij daarbij zult ontmoeten, te laten gelden en „te behouden— zonder iets er van te „■verachten ' —, dat gij dan bij uzelf misschien héél wat zult hebben te overwinnen; heel wat geestelijke traagheid; heel wat valsche tevredenheid; heel wat laf conservatisme. Hoe is 't? Zult gij u door deze openhartige waarschuwing laten afschrikken, en zult gij, — om niet verder in uw zoete rust te worden gestoord —, maar zoo gauw mogelijk weer trachten te vergeten, wat u heden wordt aangeboden „ter grondige overweging"? Of zult gij het aandurven: dat nader onderzoek, waartoe ik u oproep, gelijk gij het aangedurfd hébt om hier te komen tóch, hoélang gij misschien hebt geaarzeld, omdat gij er een voorgevoel van hadt te zullen hooren dingen, die uw eigen geweten doen meespreken; dingen, die uw eigen geweten doen getuigen tegen véél, dat nog wég moet uit uw hoofd en uw hart; tegen velerlei onreins — althans tegen velerlei niet volkomen worden besproken: de onschadelijkheid der onthouding, de nadeelige werking van den alcohol op het geslachtsleven, enz. 2. Dr. Sevéd Ribbing zegt in zijn „Sexueele Hygiëne": „vergiftiging door alcohol „heeft groote, zéér groote schuld aan de slavernij der jeugd onder onwettigen geslachts„omgang". 3. Prof. Dr. A. Forel verklaart: „een door mij ingestelde statistiek toonde aan, dat „van ongeveer 200 gevallen circa 75 °/0 der venerische besmettingen onder den invloed „van alcohol plaats vonden, en wel hoofdzakelijk in een toestand van lichte opgewondenheid". 4. Dr. D. Snoeck Henkemans schrijft: „Kuischheid bewaren is gemakkelijker dan ze te heroveren. Daartoe kan de levenswijze veel bijdragen. Overdaad en prikkelende spijzen en dranken moet men vermijden; vooral ook alcohol". 5. Prof. A. Heim laat zich in zijn vermaard: „Het Seksueele Leven van den mensch enz" aldus hooren: „de alcohol is de groote bondgenoot van de geslachtelijke afdwalingen. „Hij vermeerdert, ook matig genoten, den ongezonden, voortdurenden seksueelen „prikkel. Hij is zeker wel de belangrijkste factor, die het ziekelijk vermeerderde seksueele „genot aanwakkert, doch die de normale voortbrenging van geestelijk en lichamelijk gezonde „kinderen onmogelijk maakt en de edele gedachten der natuur belemmert. Haast alle „vergrijpen te&en de zedelijkheid worden onder zijn invloed begaan." reins —, en tegen velerlei, waardoor dat onreine, dat niet volkómen reine, wordt opgewekt en verergerd. Nog eens: zult gij het aandurven, dat „nader onderzoek"? Ik hoop het voor u; voor u allen! Al was 't alléén maar, omdat gij dan, na — wie weet hoe lang reeds! — op 't gebied der zedelijkheid — (of liever der ^«zedelijkheid) — de belachelijke politiek der struisvogels te zijn gevolgd, eindelijk eens een verstandiger, een meer menschwaardige politiek zult gaan volgen, en aldus er toe zult geraken om uzelven en anderen geen kwaad meer te doen. Wederom: ik hoop het voor u; voor u allen! Al was 't alléén maar, omdat gij dan tevens de heilige eerzucht kunt gaan deelen van hén, die niet willen behooren tot de groote massa der mee-loopers en achterna-komers, maar die deel willen uitmaken van de keurbende dérgenen, die vooropgaan, als baanbrekers voor betere denkbeelden en betere zeden ; aanvaardend en propageerend — óók op seksueel gebied — het nieuwe. Niét omdat het niéuw is, maar omdat het góéd is; oneindig veel beter dan het oude. O, M.H. er is in de Rein-Leven-beweging, — nog afgezien van hare noodzakelijkheid —, zooveel aantrekkelijks; zooveel aangrijpends; zooveel bezielends! Zoo laat er u dan door aantrekken! Laat er u door aangrijpen! Laat er u door bezielen! Het zal heusch niet tevergeefs zijn en gij zult er nimmer berouw van hebben. Waarlijk! indien gij „beproevende" wat in deze dingen te beproeven is, inderdaad niets anders bedoelt dan „het goede te behouden , en dus angstvallig u wacht voor „ieder soort van kwaad" — (want ook hiér schuilen adders onder het gras!) —, dan kunt gij er weldra véél, zéér veel aan te danken hebben, zoowel voor uzelf als — en dat telt toch zeker ook bij u mee? — voor anderen. Gij kunt er bv. aan te danken hebben, dat gij voortaan het juiste midden weet te bewaren tusschen „ziekelijke preutschheid\ welke dood-zwijgt wat toch reeds lang aan de orde is om te worden besproken en behandeld óók in het openbaar! —, en tusschen wulpsche onkieschheid, welke zich verlustigt in het ontdekken van eigen en anderer schande, het wroeten in al wat vuil is en walgelijk. *) Gij kunt er aan te danken hebben, dat gij voortaan een zuiverder maatstaf bezit voor uw denken en spreken, uw handel en wandel in een zaak van zulk 'n overwegend belang en van zulke vér-strekkende gevoigen als seksueele reinheid of onreinheid — met al wat er aan vast zit , *) Zeer kernachtig en juist is de uiting hierover van Dr. A. Kuyper, waar hij zegt: De hooge preutschheid, die het oor kwetst als er ook maar iéts van deze dingen wordt „gesproken, is in strijd met Gods Woord, in strijd met den practischen eisch van het leven, „en is maar al te dikwijls oorzaak geweest, dat het booze kwaad achter dit schild der '.stilzwijgendheid rustig voortwoekerde". Gelijke behartiging verdient echter het woord van George Elliot. „Streeft naar het hoogste, ook dan, wanneer gij laag afdaalt". Want dan alleen zal ons het laag-a a en, waartoe in de R.-L.-beweging de vreeselijke werkelijkheid maar al te vaak dwingt, niet tot een valstrik worden. zoodat gij, althans op dit ééne punt niet langer min of meer het slachtoffer behoeft te worden, en anderen — door üw schuld of nalatigheid — het slachtoffer behoeft te dóén worden van omvetendheid, verblinding, vooroordeel. Gij kunt er aan te danken hebben, dat gij voortaan vervuld wordt van een vurigen ijver, een heiligen geestdrift om mee een bres te gaan schieten in het, helaas! o zoo stevige bolwerk van liederlijkheid en gemeenheid; mee u aan te gorden tot den grooten verdelgingsoorlog, welke — thans eerst recht! — moet worden gevoerd tegen prostitutie, nieuw-malthusianisme, onanie, alcoholisme, pornografie, enz. Kortom: gij kunt er aan te danken hebben, dat uw leven voortaan niet alleen reiner, maar ook rijker wordt; rijker aan kennis en aan kracht; rijker aan moed en aan vrijheid; rijker vooral aan schoone en heerlijke idealen. En . •.. dat véle — voorzoover 't u nog ontbrak — meer en meer te danken hebbend aan de Rein-Leven-beweging, zult gij, naar den eisch van het evangelie, ook in déze, iets gaan „doen boven anderen"', zult gij, ook in déze, alles gaan doen, wat in 't bijzonder üw hand vindt óm te doen; zult gij, — na begonnen te zijn met uzelven —, gaarne het uwe er toe bijdragen om ook de duizenden en tien-duizenden rondom u — knapen en meisjes, jongelingen en jongedochters, mannen en vrouwen — op te heffen uit den poel der zinnelijkheid;*) zult gij, „innerlijk met ontferming over hen bewogen zijnde", van ganscher harte uw willen en uw kunnen beschikbaar stellen om te redden die nog te redden zijn, te schragen die dreigen te vallen, raad en hulp te verleenen aan die raad en hulp vragen; in één woord: zult gij, zélf gezegend met een Reiner Leven, op uw beurt anderen hierin tot zegen wórden. Wat dunkt u? zou er gróóter voorrecht bestaan dan juist dit? In het grootsch gedicht van Robert Hamerling, getiteld: „Der König von Sion", en handelend over de Wederdoopers te Munster, vond ik déze — thans misschien meer dan ooit toepasselijke — woorden: „Gross ist die Zeit und gewaltig; doch welie, wenn unsere Herzen „ nicht rein sind; wie sollen int riesigen Kampf wir bestehen F' Ja! M.H. wéé óns, wéé óns, wanneer, in den reusachtigen kamp tusschen het rijk des lichts en het rijk der duisternis, — zooals die, vooral in onzen tijd van groote en geweldige tegenstellingen, alom wordt gevoerd—, wéé óns, wanneer in die ontzaglijke worsteling onze harten niet rein zijn! Immers: uit het hart zijn de uitgangen des levens, en datgene, waardoor wij — bewust of onbewust — ons scharen aan de zijde van het licht of van de duisternis, van het goede of het kwade dat zijn niet slechts de afzonderlijke wóórden of de op zichzelf staande daden. Neen ! Dat is. *) Diep trof mij het woord bij Thomas Carlyle, aldus luidend: „Het is nu de nacht „der wereld, en het duurt nog lang, eer het dag wordt; wij zwerven rond bij het schemerlicht van rookende puinhoopen, en het is alsof de zon en de sterren des hemels voor „een tijd verdwenen zijn, en twee onmetelijke schijnbeelden, huichelarij en atheïsme, „wandelen met het monster zinnelijkheid over de aarde rond en noemen deze hun eigendom". — Zoo is het nóg! veeleer ons leven als geheel genomen; ons leven in zijn innerlijke waarde of onwaarde; ons leven óók in zijn reinheid of onreinheid. Welnu, geen rein leven zonder een rein hart! En daarom, — zoovelen wij bidden geleerd hebben —, laat ons het gebed van den psalmist tot het onze maken; „o God, schep mij een rein „hart en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest!" D.w.z.: „schep mij een hart, kloppend voor U en Uw koninkrijk; kloppend, dus „óók, voor al wat heilig is en heerlijk, hoog en edel, waar en schoon. .Vernieuw in het binnenste van mij een geest, die niet wankelt, maar pal „staat; een geest, die zich niet laat aftrekken en meesleepen door den „stroom der ongerechtigheden, maar die tegen iedere verleiding beveiligt „en voor iedere bezoedeling bewaart." „ O God, schep mij een réin hart en vernieuw in het binnenste van mij „een vasten geest!" Voorwaar, indien ooit een gebed Gode welgevallig is; indien ooit een gebed gewisselijk verhooring zal vinden, dan zeker dit! Want niemand minder dan Jezus Christus, mijn Heer en Heiland, heeft eens gezegd: „indien dan gij, die bóós zijt, iveet uwen kinderen goede „gaven te geven, hoeveel te méér zal uw Vader, die in de hemelen is, „goede gaven geven dengenen, die er Hem om bidt." En — de béste, ja, de allerbeste gave, welke wij van den hemelschen Vader kunnen begeeren, is ongetwijfeld een rein hart en een vaste geest. M.H. wanneer gij, als vrucht van het onderzoek, waartoe ik u opwekte, — voor 't eerst of bij vernieuwing —, u opmaakt om, het goede in haar behoudend, deel te nemen aan de Rein-Leven-beweging, *) dan vertrouw ik, dat gij het dóén zult in het diep besef uwer afhankelijkheid van den grooten Schepper van hemel en aarde, uit Wien, en dóór Wien, en tót Wien alle dingen zijn, en die in ons werkt beide het willen en het volbrengen, naar Zijn welbehagen. *) De thans bestaande Organisatie der beweging — hoe aanbevelenswaardig m. i. ook — is natuurlijk bijzaak. Als er maar een „beweging" is\ Als er maar voortdurend meer „beweging" komt\ Als het maar een beweging is in de goede richting; nl. in die van een leven, dat niet wordt beheerscht door zinnelijkheid, maar door zedelijke motieven en geestelijke drijfveeren. Verkrijgbaar bij den Administrateur, Groepssecretarissen der Beweging en Boekhandel „Vrede", Valkenboschlaan 66, Den Maag. Prijs per ex. f 0.05; per 10 ex. f 0.45; per 25 ex. f 1. per 100 ex. f 1.75. WORDT LID DER Rein Leven-Beweging waarvoor gij u kunt opgeven aan het secretariaat der Centrale Commissie of indien u woonachtig zijt in een der plaatsen, waar een groep gevestigd is, bij den groepssecretaris aldaar. Als lid ontvangt u gratis het blad „Levenskracht," MAANDBLAD VOOR REINER LEVEN. Redacteur: LOD. VAN MIEROP, Soest, (Officieel orgaan der Rein Leven-Beweging) O.a. met medewerking van: Dr. Louis A. Baehler, Dr. J. A. Cramer (Pred.), Christine Doorman, J. J. hoogewerff, Mej. H. Hartsen, Ds. A. Klaver, Ds. S. C. Kijlstra, Truus van Mierop-Mulder, Felix Ortt, Herbert Plokker, F. C. J. van den Steen van Ommeren, Titia van der Tuuk, A. de Vletter, Mevr. A. A. van der Willigen. Voor niet-leden is de abonnementsprijs f i.— per jaar bij vooruitbetaling. Voor buitenland en koloniën f 1.50. Afzonderlijke nummers f 0.10.