KERK EN WOORD GEDACHTENIS- EN VOORBEREIDINGSPREDICATIE UITGESPROKEN NA 25-JARIGE AMBTSBEDIENING OP ZONDAG 31 OCTOBER 1937 IN DE HAARLEMMERPOORTKERK TE AMSTERDAM DOOR D. SIKKEL Dienaar des Woords H. A. VAN BOTTENBURG N.V. _ AMSTERDAM KERK EN WOORD GEDACHTENIS- EN VOORBEREIDINGSPREDICATIE UITGESPROKEN NA 25-JARIGE AMBTSBEDIENING OP ZONDAG N 31 OCTOBER 1937 IN DE HAARLEMMERPOORTKERK TE H. A. VAN BOTTENBURG N.V. — AMSTERDAM AMSTERDAM DOOR D. SIKKEL Dienaar des Woords Kerk en Woord Gezang 24 : 1 en 4. Wet des Heeren. Gelezen: Jesaja 40 : 1 —11. Ps. 79 : 7. Ps. 103 : 8 en 9. Ps. 118 : 14. Hebbende dan uwe zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zoo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart. Gij die wedergeboren zijt, niet uit veigankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Want alle vleesch is als gras, en alle heerlijkheid des menschen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, zijn bloem is afgevallen; maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid, en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. I Petr. 1 : 22-25. Geliefden in onzen Heere Jezus Christus. Deze dag is een dag van voorbereiding. En het is een dag van gedachtenis. Zal het goed zijn, dan moet de gedachtenis voorbereidend zijn. D.w.z. dan moet de gedachtenis ons dringen tot het geloovig schuilen bij den Heere, die ons in Zijn verbond Zijn trouw betoont. Dat is Avondmaal vieren. Opdat wij vastelijk zouden gelooven, dat wij tot dit genadeverbond behooren, nam de Heere Jezus in Zijn laatste Avondmaal het brood. Nu is de gedachtenisviering op dezen dag tot deze voorbereiding zeer geschikt. Want op dezen 31 en October gedenken wij aan de onwankelbare trouw des Heeren, die aan Zijn verbond ge- dacht en zich over Zijn ontrouwe kerk ontfermd heeft. Dat toch is de eigenlijke en blijvende beteekenis van Luther's optreden geweest, als hij aan den avond van den 31 en October 1517 zijn 95 stellingen aan de deur van Wittenberg's slotkapel bevestigt. Dat is toen weer de openbaring der levensritseling geweest, geboren uit den band aan het Woord, dat door den Geest des Heeren weer macht over de conscientiën verkreeg. Zoo moet worden gezien zijn vlammend protest tegen de in de kerk ingeslopen leer van de verdienstelijkheid der goede werken. Een leer, die de kerk in gevangenschap en de zielen in donkerheid hield. En als dan het Woord weer heerschappij verkrijgt, dan is daarvan de directe vrucht, dat geroemd wordt in het verbond. Gerechtvaardigd door het geloof alleen. —- En dan gedenken we aan Luther's woord: Het Woord zult ge laten staan! Handen af van het Woord! Wij gedachten in deze dagen ook aan meer. Met name aan de trouw des Heeren, waardoor er ook voor Zijn kerk in Nederland weer verbondsvernieuwing kwam. Doordat vóór nu honderd jaren in Nederland een kind geboren is, dat opgewassen zijnde, van den Heere verwaardigd werd, om in den Naam des Heeren de afgedwaalde kerk weer terug te roepen tot gehoorzaamheid aan het Woord. Dr. Abraham Kuyper, aan wien het werd vergund den strijd weer aan te binden voor de vrijmaking der kerk, en wiens levensarbeid van zoo zegenrijke beteekenis geweest is voor de kerk des Heeren en daarin en daardoor ook voor het volk van Nederland. Ook die reformatie, waaraan Kuyper's naam zoo nauw verbonden is, is geweest een daad van Gods trouw, waardoor Zijn kerk werd teruggeleid naar het Woord. En daarvan gedachtenis vierende willen we aan den disch des Verbonds roemen in den Heere, die ondanks de ontrouw van Zijn volk Zijn trouw ons blijft betoonen in de bevestiging van Zijn verbond. Dat in deze week van gedachtenis ook de dag viel, die voor mij persoonlijk van beteekenis was, en dien gij, gemeente van Amsterdam door het betoon van uw liefde voor mij en mijn gezin tot een blijden dankdag hebt willen maken, valt bij het gedenken aan Gods trouw in het werk der reformatie in het niet. Al leeft er uiteraard op dezen dag in mijn hart veelvoudige herinnering, ik meen, dat het goed en juist is dit persoonlijke in de ambtelijke bediening zooveel mogelijk terug te dringen. Maar niet wil ik terug dringen het gedenken aan wat in deze kwarteeuw, waarin het mij gegund werd als Herder en Leeraar de vrijgemaakte kerk van Nederland te dienen, gezien werd als vrucht van Gods trouw in eerste en voortgaande reformatie en ook wil ik niet zwijgen van wat ik in deze kwarteeuw als gevaar zag opkomen en waartegen ik u in den Naam des Heeren heb gewaarschuwd. Hoewel ik veel persoonlijks zal verzwijgen, zoo wil ik als teeken, dat het wel leeft in mijn hart toch opmerken, dat ik als tekstwoord voor deze gedachtenis- en voorbereidingspredicatie het schriftgedeelte koos, dat vóór 25 jaar mijn vader in herderlijke trouw en vaderlijke wijsheid predikte, toen hij mij te Leidschendam in de heilige bediening bevestigde. Zoekende de voorbereiding tot het H. Avondmaal bedien ik u het Woord des Heeren. — DE VERZORGING DER GEMEENTE DOOR DE BEARBEIDING MET HET WOORD. 1. de reiniging door het Woord. 2. de voeding door het Woord. 3. de onvergankelijke beteekenis van de bearbeiding met het Woord. 1. Het gaat hier om de bearbeiding der gemeente van Jezus Christus. De gemeente, die hier bestaat met velerlei vlek en rimpel. Tegenwoordig hier, en vroeger in den tijd der apostelen in Pontus, Galatië, Cappadocië, Azië en Bithynië. Toen leefden ze als vreemdelingen in de verstrooiing. En het blijkt wel uit deze brieven van Petrus, dat zij daar in de verstrooiing aan den invloed van het hen omringende heidensche wereldleven niet ontkomen zijn. Daardoor zijn er toen reeds smetten gekomen. Gelijk er nu ook smetten zijn. Dat verandert niets aan het feit, dat daar was de heilige kerk van Jezus Christus. Dat kunnen we zóó niet zien. Dat verstaan we slechts door het geloof. Nu is gelooven een moeilijk werk. Makkelijker en oppervlakkiger is het, om zich door de practijk te laten overheerschen, om te zeggen: we moeten de gemeente maar niet al te hoog aanslaan. Er is immers veel kaf onder het koren van de kerk, en veel koren buiten de schuren van de kerk. Dat beteekent eigenlijk: er is niet zoo heel veel verschil tusschen kerkelijken en niet-kerkelijken. En het moet eigenlijk ook geen verschil uitmaken of ge preekt in de kerk, dan of ge preekt op de straat. Er zullen er toen ook wel geweest zijn, die dergelijke beschouwing huldigden. Die zich daarom zelfs als de ernstigen en „zwaren" aandienden. En dat is voor de ambtelijke bediening een ernstige verzoeking, waartegen alleen in geloof, door het biddend leven uit de roeping weerstand kan geboden worden. Maar de apostel Petrus heeft ondanks alle teleurstelling in de practijk niet geaarzeld deze kerken in de verstrooiing te erkennen en aan te spreken als: de uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader. Dat is geen gevaar voor de verzorging der gemeente, maar dat is voor de rechte ambtelijke bearbeiding de noodzakelijke voorwaarde. Want uit deze eerbiediging der gemeente komt op de ambtelijke worsteling, opdat de genade, die haar is toegebracht openbaar zou worden. Nergens is méér ambtelijke toewijding, dan daar, waar in geloof de kerk van Christus erkend wordt als de woonstede Gods. Dat is het geheim der reformatie geweest. In de 16e, maar niet minder in de 19e eeuw. Die geloovige erkenning werpt vuur in de zielen. Heilig vuur, waardoor kracht ontvangen wordt om wederstand te bieden tegen alle menschelijk heerschappij-voeren over het erfdeel des Heeren. Zooals bij Luther of bij Kuyper. Ik noem nu die namen maar niet meer. Maar dit is het geheim van de worsteling der reformatie, dat de eisch der gehoorzaamheid gesteld werd, der gehoorzame onderwerping aan het Woord Gods, opdat Gods kerk zou gereinigd worden. Daardoor is de kerk Gereformeerd. Want daardoor ook is de kerk in alle landen tot openbaring gekomen. Zoo spreekt Petrus de kerken in Azië toe. Hebbende dan uwe zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, zoo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart. Een andere reiniging der kerk is er niet. Het is een reiniging der zielen. En een reiniging, die de Geest tot stand brengt door de zielen te binden aan het Woord. Door ons van tegensprekers te maken tot gehoorzame kinderen. Door ons te doen buigen voor de belofte Gods. Door ons deze te doen aanvaarden omdat het Gods belofte is. Daarom alleen. Dat is verbondsgehoorzaamheid. Een gehoorzaamheid, die reinigend werkt. Die ons leert in Gods kracht den strijd te voeren tegen de ontreinigende kracht der zonde. Een gehoorzaamheid, die ons den vasten steun geeft in de onwankelbare trouw Gods. Een gehoorzaamheid, waartoe de ambtelijke bearbeiding onvermoeibaar moet vermanen. Zoo is in de dagen der reformatie de kerk aan haar banden ontkomen. En zoo worden nog de zielen vrijgemaakt. Zoo komen we in het licht. In het heerlijke licht der genade van Jezus Christus. Zoo wordt in ons gewekt het stil en kinderlijk geloof, dat vrede geeft. En dat ons de blijdschap, de groote blijdschap doet kennen in het leven hier op aarde voor het koninkrijk Gods. Zoo komt er waarachtige liefde tot elkander. Liefde, die het uithoudt. Die alle dingen hoopt. Die alle dingen verdraagt. Die nimmermeer vergaat. Die ons aan elkander bindt met banden, die niet breken, zelfs niet door den dood. Zoo is er innige saambinding geweest in de dagen der reformatie. Een liefdegemeenschap, die juist de pijn zoo kende, om de broeders en zusters, die in dezen de eisch van het Woord Gods niet verstonden, en wier kerkelijke gemeenschap men voortaan missen moest. En om wier hereeniging wij smeeken. Zoo is er zeer nauwe saambinding geweest tusschen hen, die door den Heere als voorgangers aan Zijn kerk geschonken waren en het volk, dat door hen geleid werd. Hun smaad was onze smaad en hun eer onze eer. We hebben ze innig liefgehad. En dat is maar niet een verschijnsel van vroeger tijden, maar dat is Gods werk ook in dezen tijd. Zoo ben ik met sterke banden gebonden geworden aan mijn Vader, die mij bovenal geestelijk tot een Vader was. Vooral hierom, omdat hij mij dien eisch der gehoorzaamheid heeft voorgehouden. Om te bukken voor het Woord des Heeren, waarvoor hij zelf beefde. Om te leven uit het verbond. En niet het minst hierom was het mij zulk een vreugde, toen de Heere mij vóór ruim 16 jaar riep naar de kerk van Amsterdam, omdat ik hier zoovelen vond, die met gelijke banden van liefde aan mijn Vader gebonden waren, velen bij wie deze gebondenheid maar niet was een gebondenzijn aan zijn persoon, maar een gebonden-zijn aan het Woord, dat ook door hem zoovele jaren in de kerk van Amsterdam verkondigd is. Dit voorrecht, dat mij ook door de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid, dikwijls zwaar gewogen heeft, is toch ook wel een der oorzaken geweest, waardoor ik mij aan de kerk van Amsterdam zoo zeer bijzonder gebonden gevoel. Ik heb u lief met mijn geheele hart, omdat ik mij met u één weet in de gehoorzaamheid der waarheid door den Geest, omdat ik dat maar niet erken door het geloof, maar dat ook door het geloof op tallooze wijzen heb ervaren. Zoo zijn er ook banden der liefde gelegd tusschen mij en uwe kinderen, mijn lieve leerlingen, waarvan ik er zoo velen leiden mocht tot des Heeren heilig avondmaal, en van wie ik ook zoovelen nog wekelijks mag onderrichten. Ik heb voor hen niet anders gezocht, dan dat zij zich zouden bukken, niet voor mij, maar voor den Heiland, die in den H. Doop hen heeft verzegeld, dat ze Zijn eigendom zijn. Ik weet voor hun zaligheid in leven en sterven geen ander middel, dan dat zij gelooven, wat God in Zijn verbond hun heeft beloofd. Ik weet voor hen geen ander wapen in den strijd, waardoor het ook in hun jonge leven zoo stormen kan. En als ik in hen de teekenen dier gehoorzaamheid zien mocht, dan wist ik me in liefde aan hen gebonden. Het was mij hier en in de gemeenten, die ik voorheen mocht dienen een groote weelde met hen te mogen aanzitten aan den disch des verbonds. En ik ken de smart, als de vermaning vruchteloos bleef en ik moest zien, dat zij weigerden om voor den eisch des Heeren te bukken. Inzonderheid voor hen zend ik ook nu mijn gebed op, dat zij den Heiland toch mogen liefhebben. Dat zij Gods belofte mogen aan- vaarden. Ik weet, dat ook ik door mijne zonden, en door mijn gebrek aan wijsheid hen in den weg gestaan heb. Ik bid daarvoor vergiffenis aan den Heere mijn God, die ook over deze mijn zonde verzoening moge doen door het bloed van Christus. Maar ik predik hun ook nu, dat er voor hen, gelijk voor mij, slechts redding is in de gehoorzaamheid. En vreeselijk is het oordeel Gods over hen, die zich niet bekeeren, omdat ze Zijn verbond verachten. Dat predik ik ook u, mijn broeders en zusters in den Heere. De Heere roept ons ook nu weer tot Zijn Heilig Avondmaal. En de weg daarheen wordt ons slechts ontsloten in de gehoorzaamheid. Die reinigt. Die alleen. Want alleen het bloed van Jezus Christus reinigt. En ik waarschuw u ook nu, voor die dwaasheid van het ongeloof, voor de zonde de verbondsverachting, die eerst de reiniging zelf tot stand wil brengen, en dan tot des Heeren Avondmaal wil naderen. Jezus neemt de zondaars aan, en Hij neemt ze aan, zooals ze zijn, vuil en onrein, en dan wascht hij ze rein in Zijn dierbaar bloed. Zóó vieren we ons Avondmaal. Ik heb in de jaren mijner ambtelijke bediening ook de smart gekend, als ik in Leidschendam en in Klundert en in Amsterdam telkens weer zag, hoe wij aan dit leven uit het verbond vervreemdden, en daarmede de heilige erfenis der reformatie verloochenden. Er zijn ook in de tegenwoordige ontwikkeling van het kerkelijk leven verschijnselen, die mij in dit opzicht met zorg vervullen. Het benauwt mij als de prediking in dit teeken staat, dat daarin gewaarschuwd wordt tegen het aanvaarden van het verbond, wanneer daarbij niet luide klinkt de eisch om den Heere te vertrouwen. Er schreit iets in mijn hart, als mijne broeders en zusters in het gehoorzaam aanvaarden een gevaar zien voor de teederheid van het geloofsleven. Ik geloof, dat er niets veiliger is dan het verbond. Ik heb gezien, hoe schrikkelijke geestelijke armoede het gevolg is van het bezig zijn met eigen zielsgestalte. Ik heb ondervonden, hoe daardoor de liefde verkilt, en het kerkelijk leven uiteenvalt. Ik predik u den eisch der gehoorzaamheid, opdat uwe zielen gereinigd worden, opdat we aan elkander gebonden zouden zijn, opdat we elkander zouden liefhebben in Christus. Want, opdat wij vastelijk zouden gelooven, dat wij tot het genadeverbond behooren, nam de Heere Jezus in Zijn laatste Avondmaal het brood, en gedankt hebbende, brak Hij het en zeide: neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u verbroken wordt. 2. Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Wij moeten hier wel beginnen met een toelichting. Wij zijn gewoon met wedergeboorte aan te duiden die allereerste wondere werking van den H. Geest in ons hart, waardoor wij met onzichtbare, onverbrekelijke banden aan den Heiland worden verbonden, en in Hem worden ingeplant. Het is duidelijk, dat Petrus hier niet in dezen zin over de wedergeboorte spreekt. Want hij handelt hier over een weldaad Gods, als vrucht van de bearbeiding met het Woord. En wij belijden juist in dankende aanbidding, dat die allereerste verbindingen tusschen den Heiland en ons gelegd kunnen worden óók reeds lang vóór het Woord ons kan bereiken. En dat troost ons over de kinderen des verbonds, die God reeds in hun kindschheid uit dit leven wegneemt. Maar Petrus gebruikt hier het woord „wedergeboorte in breeder zin. Hij handelt hier over de ontluiking van het leven der genade, over den groei van dat leven, over het gevoed worden uit het Woord, over de voortgaande ontluiking van het zaad. Dat is wat anders en wat meer, dan dat we steeds meer verzekerd worden van onze toekomstige zaligheid. Dat is een steeds meer ingeleid worden in de heilige kunst van het leve^Dat is het openbloeien onzer harten. Het volkomenlijk hopen op de genade, die ons toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Het steeds meer opengaan onzer oogen om te zien de verwerkelijking der verlossing van Jezus Christus in het menschelijke leven op aarde. Dat is het licht, dat na veel verduistering in de 16e eeuw weer is doorgebroken in het werk der reformatie. En het is Gods trouw geweest, die aan Zijn kerk telkens weer mannen beschikt heeft, die in Gods kracht des Heeren volk weer tot het Woord hebben teruggeleid. Een Luther, een Calvijn, een Kuyper. Zij zagen het het eerst en predikten, en dan heeft de Heere aan deze prediking de werking des Geestes verbonden, zoodat Gods kinderen steeds meer gingen zien in bewondering en aanbidding. En met al de heiligen gingen ze zien welke de lengte en breedte en diepte en hoogte was der openbaring Gods. Zoo zijn met name in de laatste decenniën der vorige eeuw de oogen van steeds meerderen opengegaan, om te zien wie de Christus is, wat het verbond is. Dat dat wereldherovering is, wereldverovering niet door de menschen maar door den Christus Gods. Toen klonk het als een wapenkreet: Geen duimbreed is er op heel het erf des publieken levens, waarvan de Christus, die aller souverein is, niet zegt mijn. Toen is er bij vernieuwing opening van het Woord gekomen. Toen is steeds welbewuster weerstand geboden tegen den dooperschen geest, die den Christus buiten de wereld drong, het geloof buiten het leven. Toen is teruggegrepen naar de erfenis der reformatie. En zijn, weer vooral door den arbeid van mijn vader, die met zoo sterke banden aan Kuyper gebonden was, ook mijn oogen opengegaan en heb ik leeren leven, en ging ik ook verstaan, dat de ware liefde tot het leven vrucht is van de liefde tot Christus. Dan kunnen we groote weelde genieten, ook te midden van velerlei zorg en droefenis in dit aardsch bestaan. Want het Woord is vleesch geworden en heeft ons ons gewoond. En om deze levensgenieting worstelt de bediening des Woords in het midden der gemeente. Dat is niet een hinken op twee gedachten. Een half-wereldsche poging om toch ook nog wat van de aarde te genieten. Maar dat is de worsteling in geloof om de ontluiking van het onvergankelijk zaad, het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Dat is de worsteling om het opengaan der oogen in de gemeente, opdat zij volkomenlijk zou hopen op de genade, die haar toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Ik heb in deze kwarteeuw ambtelijken dienst in de Gereformeerde kerken ondervonden, dat de beteekenis van dezen rijkdom van Christus waarlijk niet algemeen ver- staan wordt. Daar daartegen zelfs welbewust verzet geboden wordt. Ik heb het mee doorleefd, dat de ouddoopersche dwaling nieuwe gestalte aannam in de uit Zwitserland via Duitschland tot ons gekomen theologie. Die zulk een ontluiking op 't menschelijke leven hier op aarde eigenlijk een illusie acht. Die slechts oog heeft voor de schrijnende tegenstelling tusschen God in Zijn heiligheid en deze door de zonde verworden en gebroken wereld, maar die de herovering niet ziet, omdat zij het verbond niet verstaat. En het is mij een heilig voorrecht geweest, om hiertegenover in prediking en onderwijzing u te spreken van de heerlijkheid van Christus en de glorie van het verbond, waardoor het leven wordt vernieuwd en wij gemaakt worden tot medearbeiders Gods. En ik kan niet nalaten ook nu op dezen dag van gedenken u toe te roepen: Houdt wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme! O het is een groote weelde, om in den ambtelijken arbeid de schoonheid te mogen zien van dit wedergeboren worden door het levende en eeuwig blijvende Woord van God, van dit leven uit den wortel, van het gevoed worden van het leven. Dan gaan de oogen open voor alles wat tot het menschelijke leven behoort. Dan gaan we danken voor het voorrecht, dat we leven. En dat we menschen mogen zijn. Zoo heb ik u ook liefgekregen in de veelvuldige schakeering van het leven zooals wij dit in onzen tijd en in onze stad aanschouwen. In de eenvoudige belangen van uw gezin en van uw arbeid en de velerlei organisatie van het jonge en van het oude leven. Zoo liep ik ook niet als een vreemdeling door Amsterdam, maar waardeerde ik dankbaar haar schoonheid en kreeg haar lief om haar historie en om haar heden, zoo nauw ook saamgeweven met de historie der kerk. Zoo heb ik geworsteld, opdat ge het leven zoudt liefhebben, en heb u in den Naam des Heeren opgewekt om met ontferming bewogen te zijn over den nood van dezen tijd en den nood van deze stad en van de wereld. Den vreeselijken nood, dat Jezus Christus niet gekend wordt. En was het mij een vreugde, om in gemeenschap met u te bidden en te werken voor den arbeid der evangelisatie en der zending. Het was mij een weldaad des Heeren, dat Hij mij dezen arbeid heeft willen doen verrichten in geloofsgemeenschap met mijn medebroeders in den dienst des woords. Dat Hij mij geestelijke en broederlijke gemeenschap deed smaken met de opzieners en diakenen bijzonder in deze wijk, die mij op zoo tallooze wijzen gesteund hebben. En dat ik samen werken mocht met zoo velen van u, broeders en zusters, in allerlei arbeid. Van de velen, aan wie ik hierbij denk, wil ik in groote waardeering en dankbaarheid slechts noemen onzen broeder N. Baas. En nu, wij roemen niet in elkander. Gij niet in mij. En ik niet in u Maar wij roemen in onzen Heiland en Zaligmaker jezus Christus. En dat gaan we weer belijden. O Heere, in ons is de zonde en de dwaasheid en de dood. Maar Gij o TT Zijt °nS leVen' We vIuchten tot U. We schuilen bij U. Wij zoeken bij U de verzoening van onze zonden. En we zoeken bij U de vernieuwing van ons leven. We willen niet zoeken de dingen die beneden zijn. Maar terwijl wij hier zijn op aarde en tot onze aardsche roeping uit onszelf onbekwaam zijn, heffen we onze harten opwaarts tot u, onzen verhoogden Heiland, die gezeten zijt aan Gods rechterhand. O, voed ons met uzelven. Dan zullen wij leven, verkondigende den dood des Heeren, totdat Hij komt. 3. Want alle vleesch is als gras, en alle heerlijkheid des menschen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen, maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. Petrus haalt hier aan het Woord, dat Jesaja uit den mond des Heeren heeft beluisterd en dat hij in gehoorzaamheid verkondigd heeft om Gods volk te troosten. En nu is er geen vertroosting van Gods volk, dan in den Christus. En van Hem heeft Jesaja geprofeteerd. Van Hem die niet de vrucht is van het vleesch, maar die is de Immanuel, het Wonder Gods. In Jezus Christus is het juist openbaar geworden, dat het vleesch niets vermag. Dat het onvruchtbaar is. En dat alle inspanning van menschen en van menschelijke reliqie niet bij machte is, om de kroon te grijpen. Dat is de open- baring Gods in heel de historie van Israël en in de historie der kerk. En daarom heeft Hij in die historie telkens weer de verwelking aan den dag doen treden. Zoo heeft Hij het ook gedaan in de dagen der reformatie. En Hij gaf genade om dat verwelken te aanvaarden, om los te laten wat een bekooring was voor de natuurlijke overlegging. Voor uiterlijke schittering kwam armoede naar het vleesch, maar in het werk der reformatie werden deze dingen schade geacht om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus. Jezus Christus doet verwelken, verdorren en afvallen. Dat deed Hij maar niet vroeger, maar dat doet Hij ook nu. Hij doet verwelken, wat wij zoo graag cultiveeren. Hij werpt neer, wat wij met zooveel zorg willen opbouwen. Hij komt niet den vrede brengen, maar het zwaard. Hij gaat dwars tegen ons in, omdat Hij het leven is, en wij in den dood zijn, omdat er niet gezaaid kan worden, als het onkruid niet is omgeploegd. Dat doet Hij in het leven van Zijn kerk. En Hij doet het in ons persoonlijk leven. En daarom draagt het Woord Gods ook dit teeken, omdat het de openbaring van Jezus Christus is. Het is scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard en gaat door tot de verdeeling der ziel en des geestes en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeeler der gedachten en der overleggingen des harten. De prediking wondt. Als het God belieft. Als zij dienen zal tot vertroosting van Gods volk. Als zij beteekenis zal hebben tot den opbouw der kerk. Dan wondt zij ten bloede toe. Zij heeft diepe wonden geslagen in den tijd der reformatie. En God geve, dat zij wonde in dezen tijd. Dan gaat er heel wat moois omver. Wat wij althans mooi noemen. Dan moeten we loslaten, ook kerkelijk, wat wij langen tijd krampachtig hadden vastgehouden. Dan wordt de laatste reddingsplank weggeslagen, die wij na veel moeite veroverd hadden. Dan worden we ieder afzonderlijk en allen samen hulpeloos. Dan wordt ons mooie tuintje tot een woestijn. ■ Maar dan wordt Gods volk getroost. Hij doet smart aan en Hij verbindt. Hij doorwondt en Zijn handen heelen. Dan gaat de goedertierenheid des Heeren heerschappij voeren over het vleesch. Dan staat Maria, een zondares, te juichen in haar Zaligmaker. Dan wordt zij zalig gesproken door alle geslachten. Dan verrijst in deze wereld het schoon gebouw der kerk. De woonstede Gods in den Geest. Dan worden hier op aarde hechte banden gelegd, verbondsbanden. Die op aarde zijn, maar die binden aan den hemel. Dan komt tot openbaring de gemeenschap der heiligen. Dan zullen we al te zamen één lichaam zijn, en zulks niet alleen met woorden maar ook met de daad jegens elkander bewijzen. Door de werking van het Woord, waarin de Christus Zich openbaart. En van de werking van dat Woord door den H. Geest verwachten wij ook de samenbinding van allen, die des Heeren zijn, en die nu nog zoo veelszins van elkander zijn verstrooid. Ik geloof eene heilige, algemeene Christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. En de openbaring van die eenheid door den Christus, die in het Woord tot ons komt. En dat is het Woord, dat onder u verkondigd is. De eeuwen door. Dat verkondigd zal worden totdat Christus komt. En dat in de eeuwigheid bevestigd zal worden. — Wij maken ons geen illusie. Maar wij grijpen in geloof naar de werkelijkheid die komt. Naar Jezus Christus, komende op de wolken. Dat gaan we belijden aan het Heilig Avondmaal. Verkondigende den dood van Christus, totdat Hij komt. Amen. UITGAVEN: H. A. VAN BOTTENBURG N.V. — AMSTERDAM HET BOEK DER GEBOORTEN VERKLARING VAN HET BOEK GENESIS BEWERKT DOOR J. C. SIKKEL in leven Dienaar des Woords te Amsterdam TWEEDE DRUK PRIJS GEB. ƒ 9.90 DADERS DES WOORDS OVERDENKING VAN DEN BRIEF VAN DEN APOSTEL JAKOBUS VOOR ONZEN TIJD DOOR J. C. SIKKEL in leven Dienaar des Woords te Amsterdam TWEEDE DRUK 238 BLADZ. PRIJS ƒ 1.60 GEBONDEN ƒ 2.25 DIT BOEK IS UNIFORM UITGEGEVEN MET DE BOEKEN WELKE IN DE SIKKELBIBLIOTHEEK ZIJN VERSCHENEN MEN COMPLETEERE ZIJN COLLECTIE HET SCHOUWVENSTER Geïllustreerd Volksblad voor Nederland. Iedere week: KORTE SCHRIFTOVERDENKING; WEEKOVERZICHT; TWEE BOEIENDE VERVOLGVERHALEN; KORT(E) VERHAAL (EN); POPULAIR WETENSCHAPPELIJKE ARTIKELEN; INTERESSANTE FOTO-REPORTAGE; VROUWENRUBRIEK; PUZZLE-, DAM- EN SCHAAKRUBRIEK; GRATIS MEDISCHE VRAGENBUS; TUINVERZORGING; FAMILIEBERICHTEN; FOTO'S UIT ALLE WERELDDEELEN EN EIGEN KRING. Deze Christelijke Weekillustratie verschijnt eiken Vrijdag in een omvang van 16 pagina's groot formaat. Het Kerstnummer, dat ieder jaar een enthousiast onthaal vindt, telt 36 of 40 pagina's. Abonnementsprijs ƒ 1.25 per kwartaal, dat is nog geen 10 cent per week. CHRISTELIJK VROUWENLEVEN Eindredactrice: Mevr. A. VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH. Onder redactie van: Johanna Breevoort, W. Cremer-de Vries, A. van HoogstratenSchoch, Mr. G. H. J. van der Molen, W. Klinkert. Met vaste medewerking van: Anthonia Margaretha, Tine Bonnema, Ignatia Lubeley, Jo Kalmijn-Spierenburg, A. W. Koole-Dekker, J. H. Kuyper, J. L. F. de Liefde, Tr. H. Maade-Kuyper, Willy van der Tak, J. M. Westerbrink-Wirtz, Martine Wittop Koning en vele anderen. ■ Dit blad, den eersten Donderdag van iedere maand verschijnend, kost slechts ƒ 2.45 per halfjaar. Christelijk Vrouwenleven is niet wat men noemt een „Vrouwenblaadje" — zoo'n wekelijksche of maandelijksche opeenhooping van modeplaten, keuken-voorschriften en huishoudelijke nieuwtjes. Christelijk Vrouwenleven veronachtzaamt deze dingen niet — het heeft de meest bekende schrijfster op het gebied van voedingsleer als medewerkster en komt iedere maand met aparte mode-foto's en hoogst interessante huishoudrubrieken. x * het weet, dat dit alles niet het voornaamste is voor IVldor ♦ (je vrouw. Haar taak als opvoedster in het gezin, of als werkende vrouw in de maatschappij, haar bijzondere belangen en geestelijke behoeften: daarvoor interesseert Christelijk Vrouwenleven zich in de eerste plaats. HET IS HET BESTE BLAD VOOR DE CHRISTENVROUW IN NEDERLAND. ■ Vraagt U eens een proefnummer aan van bovenstaande bladen, om zich te overtuigen, of nog beter: geeft U zich als abonné bij de uitgeefster op!