86 K 182 EENVOUDIG VERHAAL VAN DE Blllllll® VAN EEN AANZIENLIJK GETAL MENSCHEN, TE NIJKERK 01' ÜE VELUWE; IN DEN JARE 1749. IN DRIE BRIEVEN, DOOR GERIIARDUS KOPERS, in der tijd Predikant aldaar. DERDE DRUK. Uitgegeven ten voordeele van de Armen. — -r— TE UTRECHT, b>j e. j. Ruisen. 1850. Prijs 10 Centt. INLEIDING. Toen de grijze Simeon den pas geborenen Heiland der wereld in zijne arinen nam , en hij van dit kind voorzegt had dat het een licht der Heidenen en tot Heerlijkheid van Gods volk Israël zoude zijn , voegde hij er tevens de opmerkenswaardige voorspelling bij: vsiet, »Deze wordt gesett tot eenen val en opslandinge veler vin Israël, en tot een teeken dat wedersproken sal »worden" ltjc. 2, vers 54. En in waarheid, niet lang behoeft men door alle de reeds verloopene tijden van'het Christendom henen, naar de vervulling dezer woorden te zoeken : maar zoo zij ergens in het oog valt, het is voorzeker ten aanzien der bekeering of wedergeboorte , zonder welke toch niemand het Koningrijk Gods zal kunnen ingaan. Deze ervaring moet ons echter niet bevreemden , want zij is een eerst gevolg der vijandschap van het slangenzaad in de Adumitische natuur tegen al wat Goddelijk is : de natuurlijke mensch begrijpt immers niet de dingen die des geestes Gods zijn ! ja , zij zijn hem dwaasheid. Hoe vele waren cr niet op aarde en leven er vooral thans, die , ofschoon zij zich Christenen noemen , eene waarachtige wedergeboorte uit water en geest, voor eene ijdele verbeelding, ja geheel de werking van God den Heiligen Geest in de uitverkorenen onder de zondaren , voor dweeperij houden , en gevolgelijk zonder schroom lasteren, hetgeen zij niet kennen Doch, o mensch ! wie gij ook zijn moogt, gedenk met ernst aan de waarachtige woorden , die den éénigen Meester, den Kegter van Hemel en aarde, Hij, van wien uwe behoudenis of verwerping voor eeuwig alléén afhangt, gesproken heeft: daarom zegge ik u, alle zonde «en lastcringe zal de mensclien vergeven worden : «maar de lasteringe tegen den Geest en zal den »menschen niet vergeven worden.'' Matth. 12 51. Oordeel toch niet zoo ligtvaardig, zijt niet ongel'oovig maar geloovig. Sla steeds met ernst de werken gade van den Drieëenigen God, die niet alleen groot en onbegrijpelijk is als Schepper in de natuur, maar die zich voornamelijk als Herschepper in de Genade , wondervol en heerlijk vertoont. Bedroef den Heiland niet, die met de zonde der Zijnen beladen , den Heiligen Geest door onuitsprekelijk ziels- en ligchaams lijden verworven heeft. Doe den Heiligen Geest geene sïnaadheid aan j door Denwelken te ontvangen, den uitverkorene het pand hunner verlossmg en vrijmaking, van de banden des Satans uu de doorboorde banden des Middelaars tusschen God en de menschen wordt toegedeeld ; opdat Chb.stus zijn erldeel en arbeidsloon tot zich brenge. Aan bekeerings-geschiedenis van enkele personen uit vroegere en latere tijden , ook van den onzen, ontbreekt het met- een iegelijk kan daardoor zien, wat er aan elk (nogtans naar mate van Gods onafhankelijk welhehagen bij ieder gewijzigd hoezeer ook in de hoofdzaken bij allen overeenstemmende,) geschieden moet, om van hunne roeping en verkiezing verzekerd te worden. Voorvallen als op den eersten Pinksterdag , dat de Heer zijnen magtigen arm uitstrekte, om op éénmaal een aantal menschen tot zich te brengen , zijn wel niet vele optenoemen, maar desniettemin niet geheel zeldzaam. In Engeland en Schotland onder anderen, hadden in het midden der voorgaande eeuw, hiervan eenige opmerkelijke voorbeelden plaats, waarover verschillende bijzonaerheden zyn bekend geworden. Ook in ons vaderland, zijn omtrent dezen tijd dergelijke wonderen door den Heer gewrocht. Het is waar dat derzelye nagedachtenis minder bewaard werd en het' goddelijke in deze gebeurtenissen tegen gesproken en openyk aangevallen is; dan, voor zoo ver ons bewust is (hoogst waarschijnlijk zijn er meerdere bepaalde getuigen opgetreden,) is het waarachtige van dezelve voldingend gehandhaafd , in het werk van den Eerw. J. Groenewkgen , genaamd , de Eer en Leer van de Synode van Dordrecht verdedigt tegen de Leer en Schriften van den Prof. J. van den honert T. H. zoon. ' Wij bedoelen de bekeering van een vrij groot getal menschen , in de gemeente van nijkerk op de Veluwc, ten tijde dat Do. Gerhardus kuipers aldaar Predikant was , en zulks reeds bij den aanvang van zijn dienstwerk (*). Het gebeurde wordt in de navolgende drie brieven , bij wijze van dagverhaal , door zijn Wel Eerw. medegedeeld. Eenige vrienden en voorstanders der waarheid, hebben dezelve onlangs onder oude papieren aangetroffen , en de belangrijkheid van het voorgevallene, hetwelk daardoor eenvoudig maar duidelijk wordt bekend gemaakt, deed hen besluiten om deze brieven door den druk publiek te maken met het bijzonder doel, om de opbrengst voor de armen te bestemmen. Hunne vurige wensch en bede hierby is , dat het den Almagtigen behagen zal , om door het lezen van deze zijne magtbetooning op de harten te werken , en vele in opregtheid tot de verlegen vraag te brengen : »wai moet ik doen om zalig te worden ?" op dat aan het antwoord: »bekeert u ," hetwelk Gods woord en het geweten hun geven zal, den zegen niet ontbreekt, dien mensch in het gevoel zijner onmagt door den Heiligen Geest biddende gemaakt, ernstig te doen uitroepen : Heere hekeer mij , zoo zal ik bekeert zijn ; want gij zijl de Heere mijn God ! (*) Er kwam ons nog bij liet nasporen van de bekecringsgeschiedenis in nijkerk , die mede even zoo te aai.ten plaats heeft gevonden, eene verdediging ter hand van den Wel Eerw Heer FiUKfOis kc,pers Predikant te ffoudrichem , (dezelfde, aan wien de beide eerste brieven geschreven zijn), op het Ja en Neen van hel groot Leydteh orakel Pro vam den honet;t , waarin dezelven even zoo veel vóór als legen de gebeurtenis geschreven heeft; nogtans zegt hij met ronde woorden, dat hij Do. Gerhardus kuipers van nabij kende , en hem voor .een waarli) verstandig man hield. Bovendien hebben Do. Le Roy. Do. Kennedv en* anderen , zich openlijk voor Do. Kuipers in de bres gesteld, dewijl zij zich van de waarheid overtuigd hielden. EERSTE B II I E F. van Do. Gerhardus Kuipers aan zijnen hooggeachttn Vader Do. Fran£Ois Kuipers. Zeer Geëerde Vader! Dit is het eenige oogenblik , dat ik in vier dagen dag en nacht heb kunnen uitvinden , om LJEd, te schrijven ; wij varen allen wel Zie hier een kort dagverhaal , van hetgeen hier thans in de gemeente plaats heeft; God doet hier wonderen ! Sedert mijnen laatsten heb ik geene predikatie gedaan , of er zijn eene menigte menscben krachtdadigiïjk bekeerd , en ontelbare bekommerd geworden ■ inzonderheid woensdag laatstleden toen ik uit 1 Petr. •! vs. 18 predikte. »Indien de reclitvaerdigc naeuwlijks saligh en wort, waer sal de gotloose en de sondaer verschijnen ?'' de Zondag daarop bij het behandelen van Ps. 72 vs. 16, »Is er een hand volkoom in het land enz" en verder na deze laatste predikatie, toen ik des avonds in de oefening ging, alwaar alle die begeerte hebben, wier getal reis op reis aangroeit, mij steeds komen spreken. Voor acht dagen waren er 80 , en den vorigen Zondag meer dan 200 bekommerden ; drie kamers , welke in elkander uitkwamen , waren vol ; een groot getal stond met ladders voor de vensters. Ik hield mij tot laat in den nacht met hen bezig ; één was en weer tot Christus gekomen , eenigen stonden voor de poorten Soar, en vele anderen waren vlugtende voor den bloedwreker • o, het was daar een regt geruisch van den Libanon', dit is echter nog maar een begin. Maandag avond , toen ik als naar gewoonte in de Kerk over de preek Catechizeeren moest, kwam de Heere mij ongemeen vóór ; de Kerk was met de Heerlijkheid des Heeren- vervuld ; al de toehoorders werden verslagen , verpletterd, en verbaasd; daar was gekerm, geschrei, en gejammer. Op het einde sprak ik verscheidene in het bijzonder aan, waarvan de indruk veler zenuwgeste 1 deed bezwijken. Sommigen riepen , o menschen! spiegelt u aan mij! de vromen kwamen naar mij toe, en bragten dan den een, en dan den ander mede, en eenigen droeg men uit de Kerk, daar de ontroeringen van ziel en ligchaam te hoog stegen , eindelijk gingen wij naar huis, vergezeld van eene groote schaar. Het werk giug nu eerst met kracht aan den gang; onze beide huisgenoten Sara en Hanna werden mede getroffen ; ontelbaar vele omringden mijn huis , terwijl ik aldaar met toespraken en bidden bezig was, er wierd bij mij overal, zelfs op zolder en beneden gebeden. Nimmer heb ik krachtiger werk gezien als in onze Sara, het is onuitdrukkelijk Niet alleen echter was aan mijn huis alles in beweging, maar ook in de geheele vest- Ik zond van rondom vromen uit om de stad stormenderhand in te nemen, en rnogt de groote blijdschap smaken, dat z'.j dan deze , dan gene tol mij bragten. Des nachts om 12 uren moest ik nog uit, en kwam in een huis daar vrienden en bekenden schreeuwden , als weleer de stokbewaarder deed, ik vond vaders, moeders, zusters, broeders, alle liepen op mij aan , met moeite kwam ik weg en ging eeu weinig slapen. Des Donderdags 's morgens vroeg was alles weder op de been, wij bezochten dadelijk onze nieuwe broeders en zusters, en bevonden dat de geheele vest , als ik het zoo noemen mag, in den brand stond, geen huis was er geloof ik , of er waren bekommerden in. Ik heb van 's morgens tot 's avonds meer dan 20 huizen bezocht , tegen 5 uren kwam ik in een huis daar twee vrouwen waren , wier geroep zonder ophouden was : Geef mij Jezus of ik sterf ! Builen Jezus is geen leven, Mr.ar eeu eeuwig zielverderf. Ik sprak met hen, en een derzelve kwam tot ruimte. Het is mij intusschen niet mogelijk alles aan UEd. te schrijven , ik kan zeggen dat ik niet voor Dingsdag avond ten elf ure eenige rust kon nemen en mij te slapen leggen : doch heden (Woensdag) , ben ik evenwel om dezelfde redenen weder uit het bed gebeld , en he t U nu nog vroeg , hoe het op den dag zal gaan weet ik niet : bier is eene volle oogst , maar de arbeiders zijn weinig. Mijn Collega predikt als naar gewoonte, en bemoeit zich met het werk niet, hij houdt zich even of het er niet was. Onbegrijpelijk zijn de wonderen die er geschieden, het is als een brandend Braambosch. God werkt krachtiglijk, mijne blijdschap is groot; bijna ben ik voor dezelve ontvatbaar, wanneer ik bedenk dat God dit alles door zulk eenen onwaardigen geschieden laat; de Heerc bid ik, make mij brandende. De wereld zegt alhier dat ik , en al het volk dol ben , o zalig voorregt ! ben ik uitzinnig, dan ben ik liet Gode. De standaard van Koning jesus is geplant, en staat op de bres van het koningrijk der hel. Ja, wanneer de Groote Koning aan de spits is, dan zal ik overwinnen of heerlijk sterven. Alles buigt en barst stormenderhand, zonder Capitulatie; satans slaven geven zich zonder bedingen over ; de duivel is bevreesd en knerst op de tanden ; de herbergen zijn ledig , en de Kerk is opgevuld met volk. Morgen avond moet ik prediken , ik denk dat ik over den Stokbewaarder handelen zal. Ga ik over de straat, dan loopt men mij achter na , en blijft mij als aan de mantel en aan de slippen hangen, roepende: «blijft bij ons, wij moeten mede." De tijd ontbreekt mij het verhaal verder 'uittebreiden : bid voor mij en voor dit volk, in hetwelk de heer blijft werken , en dank Hem den Almagtige dat Hij het doet. Wij komen woorden en tongen te kort, om des heeren lof te vermelden en groot te maken. Ach dat Hij toch bij ulieden ook werke ! Houd moed , de Trooster die de wereld overtuigd van zonde , geregtigheid en oordeel, kan nog komen ! zij die met tranen zaaijen zullen met gejuich maaijen ! God vergeld mij dubbeld , de jaren die de kruidworm heeft afgegeten. Te Jutphaas is het of alles sterft, de rvrienden zijn dood, en alle de Gereformeerden aan den kant van den Rhijn , uitgenomen Swijndrecht. Nijkerk , 19den November 1742. (was get.j G. KUIPER! . TWEEDE BRIEF, Aan de Ouders van G. Kuipers. Zeer Geëerde Ouders! Ik vertrouw dat mijnen brief van heden voor acht dagen UEd. wel zal zijn ter hand gekomen ; na deszelfs verzending , is het werk waarvan ik UEd. daarmede kennis heb gegeven , nog toegenomen , en zoodanig vermeerderd dat het alle tongen, pennen en zelfs de gedachten te boven gaat: dag en nacht is een gedurig Pinksterfeest. Sedert mijn schrijven in de afgeloopen week, ging er geen dag voorbij of er zijn verscheidene menschen op eene aanbiddelijke wijze toegebragt. Zie hier een vervolg van het kort dagregister in mijne vorige aangevangen. Na dat ik mijnen brief aan UEd. bad weggezonden, kwam mijn huis Woensdag weder geheel vol, en bleef het den gebeelen dag; ik wierd hier en elders gehaald, daar was er een ontdekt, verder eenen van Gods genade overtuigd geworden ; hier weende en daar juichte men ; dit duurde tot diep in den nacht. Donderdag 's morgens op nieuw hetzelfde , de vromen werkten toen alléén , om dat ik wat studeeren moest • des avonds predikte ik van den Stokbewaarder, en had een talrijk gehoor • God gaf mij dat ik bijzonder krachtig spreken mogtj de heer was in bet midden , de pijlen van het woord jezus troffen wijd en zijd : er ging een geschreeuw hemelwaarts. Na de predikntie wierd mijn huis vol menschen , waarvan er als dooden in gedragen wierden , zij waren als satilus. Hand. 9, de straat was vol, en de geheele vest bemand. Het is UEd. bekend dat hier het gebruik heerscht, dat de gepredikt hebbende Predikant de Kerkeraad bij zich op een pijp noodigt. Ik voldeed hier aan op verzoek der gemeente nu bijzonder, en sommige van dezelven namen mijne uitnoodiging aan. Te huis gekomen vond ik een Betliesda, alles lag gansch vol , de geheele kamer , den gang en de keuken, waren opgévuld met biddende, en om raadvragende bekommerden. Verscheidene malen bad ik vóór en met hen; tot dat ik des middernachts weder elders werd gehaald; ook daar nat het even zoo gesteld , men smeekte en bad , en dit duurde tot in den morgenstond. Vrijdag 's morgens reeds ten zes uur hernieuwden zich de bezoeken aan mijn huis, hetwelk tot een uur na den middag aanhield. Gedurende dien morgen kregen er verscheidene door het geloof deel aan den Heer Jezus. Om twee uur moest ik uit, en bezocht wel 20 huizen , men greep mij hier en daar bij den mantel, en riep : o knecht Gods ! kom in , bid voor ons , help ons ! wij moeten bekeerd zijn ! en dit waren nog wel groote vijanden , stokouden van 70 jaren en meer anderen ■ tot acht ure hield ik mij met hen bezig, en ging toen naar huis. Mijne woning naderende, hoorde ik weder het geschrei, het gekerm en de gebeden die uit haar .opstegen ; ik trad binnen , en God de heer had nieuwe wonderen bewezen. Met verscheidene, die tijdens mijne afwezigheid mij waren komen bezoeken, had mijne vrouw mede gesproken en gebeden gedaan , waartoe de heer haar veel genade geeft, zoo dat zij nu eene Debora is, door haar is ook veel zegen mogen geschieden, onder anderen was er ook eene oude vrouw, die zeide dat jezus haar ook riep , dit hoorde onze Sara j die sedert Maandag avond zeer benaauwd was geweest, en juist op dit oogenblik , als het ware bij het hooren dezer woorden , gaf God haar Zijnen Geest : zoo dat Sara nu ook gelooft • zij was bovenmate zeer getroffen , dat jezus haar ook nog aannemen wilde. Vooraf had zij helsche tormenten moeten uitstaan , dan nu aan hare begenadiging mogende gelooven , ijlde zij naar onze slaapkamer daar valt ze God te voet, daar zegt ze , nu zal ik niet henen gaan vóór dat Gij mij gezegend hebt, daar ging zij aan het bidden , worstelen en pleiten, zoo dat men het beneden hooren konde. Dit maakte zulk eenen indruk op anderen die in huis waren , dat vele even als zij op hunne aangezigten ter aarde vielen ; overal vond ik bidders en worstelaars , die het Koningrijk der Hemelen geweld aandeden : dadelijk toen men mij hoorde , was het algemeen geroep , bid nu en help nu; ik sprak , ik bad , en mogt troostrijke woorden voortbrengen In mijne blijdschap liet ik een mijner bekenden , een vroom man halen, om dit brandende Braambosch te zien Om negen uren des avonds kwam onae Sara tot ruimte, na dat zij nog vele aanvallen van den vijand, en een onbeschrijfelijk worstelen met God ondervonden bad : zij kreeg het Geloof en hield vast ; nu en dan bezweek zij wel, doch zij werd krachtig staande gehouden. In oogenblikken dat het haar bang was, riep ze tot mij : »och , bid voor mij ! hetgeen ik deed , soms ontlaste zich hare beangste ziel in de verzuchting, wat zal ik beginnen ; ik wil, ik zal binnen komen : doch dan kreeg zij weder eenen vollen Jezus in het oog, en mogt hare zonden op hem leggen en gaf hare hand, nu was het, hier hebt gij mijn hart, wasch het in Uw bloed, ik zweer den satan voor eeuwig af: dan was het, o Vader! ik heb Uwen Zoon, i neemt mij tot Uwe dochter; o Heilige Geest! gelei mij en woon in mij ; en eindelijk jnichte zij, nu ben ik binnen in Soar. Het geloof mogt zij daarna ten volle omhelzen, en God verheerlijkende riep zij uit: »te 4 nre lag ik nog in de hel, maar thans is mijn ziel in den Hemel, en dat zulk eene onwaardige zondares! komt nu allen gij die God vreest, ik zal verhalen wat de Heer aan mij gedaan heeft V' Met nog eenen vromen vriend was ik bij haar, zij zeide tot ons : ziedaar nu ben ik zoo wel een kind van God als gijlieden, en begon toen weer te bidden , en degenen die op de trappen en in den gang lagen toe te roepen: «komt, gaat met mij naar Jezus toe! ik wil Leden niet alleen blijven, er moeten er nog meer binnen zijn." Dan sprak ze tot enkele in het bijzonder , prees hen Jezus aan en verzekerde hen , nu bij eigen ondervinding wetende, dat Hij het alléén is die de zondaren zaligt. Eindelijk werd zij zeer bedaard , en is tot op dit oogenblik nog zoo gebleven; zij is vol van geest en liefde, en allen v die tegenwoordig waren zonken weg van verwondering over Gods groote wondermagt aan haar betoond. Het was nu omtrent 10 ure. Den volgenden dag, Vrijdag, werd ik bij een der Kerkmeesters geroepen , wiens dochtertje eerst bekeerd was; ik vond hier wel 60 menschen die naar mij wachtende waren , ik sprak en bad met hen. In mijn huit 1 was middelerwijl op nieuw eene groote menigte te zamen gekomen, en eene vrouw die daags te voren na de bevesting van Sara, overtuigd is geworden , kwam op dezelfde ontzaggelijke wijze tot ruimte. Men haalde mij naar huis, alwaar ik niet dan eerst ten één uur s nachts komen kon, wel 50 mensehen volgden mij, o wat zag ik daar, 40 mensehen lagen op den grond , in geen vertrek vond ik er één die stond , allen waren zij biddende , ik liep naar het midden van de kamer, zij schreeuwde allen, help ons, help ons! en hielden mij vast; o was het algemeen geroep , wij moeten mede naar Sion toe , het is nu tijd ! ik bad voor hen en zij baden mede. Geliefde Ouders, dit bidden, dat roepen is onbeschrijfelijk : het danken dat God mij tot hen gezonden heeft, het zegenen van mijn huis is niet uit te spreken. De Heerlijkheid des heeben was aldaar , zonder tussehenpoozen duurde het een en ander tot Zaturdag avond toe, en er bleef mij slechts wei.nig tijd tot slapen over : doch de heer geef mij kracht. Zondag laatsleden predikte ik over het gebed, Zondag 45. God gaf mij veel vrijmoedigheid en Genade, om over dit wapen voor zijn volk te mogen spreken j er was ook eene buiten gemeene zegen, verscheidene mensehen konden , door de ongewone toevloed, niet in het gehoor, zoodat er weder vele naar huis gingen op het einde der predikatie wachtende; ik haaste mij dus ook toen de kerk uit was om derwaarts te gaan , en ik vond kamers, voorhuis, zolder, kelder, stoep, enz. zoo opgevuld met mensehen, dat men er mij, als het ware, door henen droeg • men stond weder met ladders voor de ramen, en ik konde niet dan met de grootste moeite op de plaats komen die voor mij bestemd was. lot laat in den nacht was ik weder met ben bezig, eene vrouw vroeg mij in hare benaauwdheid , of ik het op mij dorst nemen haar te verzekeren, dat de heere jesus haar wilde aannemen p Ik antwoorde haar ja, in dien éénigen naam die onder den Hemel gegeven is waarin de mensch kan zalig worden, bezweer ik het u! zij mogt het ook gelooven, en dien nacht nog werd zij bevestigd. Op den daaraan volgenden Maandag, is het den geheelen dag door alweder hetzelfde gegaan , gelijk ook Dingsdag het geval was. Gisteren avond moest ik prediken, hetwelk ik gedajn heb uit jer. 5 vs 21. de Kerk was te klein, en na het eindigen der godsdienst wierd mijn huis, en ook van alle de vromen, opgevuld met naar vertroosting hongerende en dorstige zielen. Den afgeloopen nacht heb ik nu het eerst , 4 a5 uuren in de 10 nachten kunnen slapen, maar de heer ondersteunt mij In de geheele Veluwe maakt deze gebeurtenis veel opschudding ; van Amersfoort en andere omliggende plaatsen komt men hier, om dit wonder Gods te zien. Ik durf het getal dergenen die krachtdadiglijk bekeerd zijn niet bepalen, opdat ik mij niet bezondig, golijk david , toen hij het volk liet tellen : doch het getal is zeer groot en vermeerdert nog dagelijks; de meeste ontvangen het onuitsprekelijk voorregt dat zij bevestigd worden ; goddeloozen ontvangen de wedergeboorte ; de bekommerden zijn ontelbaar, en dat niet 10 of 20, maar bij honderden. In de Kerk is het ontzag voor den Almagtigen God zeer groot, als ik preek staan allen zoo eerbiedig en zoo biddende, dat men van wege al dit ontzaggelijke bleek en ontroerd word De herbergen staan ledig, en de zoo diep gevallene herbergier is ook overtuigd geworden. De Duivel moet van den troon , nu den Heere jesus er op komt. Zie daar , waarde Ouders ! een verhaal van het alhier gebeurde ; wij komen tongen te kort, de Engelen juichen er over, het is van den Heer geschied en wonderlijk in onze oogen ; ik kan het u niet mededeelen hoe het toegegaan- is , dit hier ter nedergestelde maakt slechts een gedeelte uit Het gebeurde komt mij even zoo groot voor als het werk Gods in Schotland, er heerscht eene groote liefde voor mij; zij die vroeger mijne grootste vijanden zijn geweest, wilden nu, even gelijk openbaring 3 , wel voor mijne voeten valleh. Hoe lang dit werk duren zal is de Heer alléén bekend , ik denk echter dat het stiller zal beginnen te worden Ik heb nu zoo lang tijd gehad, om UEd. dezen brief te schrijven; aangenaam zal het mij zijn zoo UEd. een» konde overkomen. Wij varen allen wel, ik beveel U den Heer. Hij werke ook eens in uwe valleijen, houdt moed! God is magtig. Groet alle vromen, en vertel hun wat er geschied is, opdat zij zich mede dankende en biddende verblijden. (was get.) G. Kuijpers. Nijkerk, den 25 November 1749. NB. Sara is dagelijks in tranen over bare ouderen, het drukt haar zeer dat zij zoude zalig worden, en zijlieden daarin niet zoude deelen. Ei zegt dit aan hen, mogt het een middel zijn tot hunne bekeering Hartelijk laat zij hare Ouders en UEd. groeten; o zij kermt zoo over de gebeden en tranen door UEd. voor haar gestort, waarvoor zij toen zoo ongevoelig was. UITTREKSEL VAN EENEN BRIEF van Do. G. Kuijpers, ter beantwoording aan Do. Wolterbeek te Deventer; welke over de gewigtige gebeurtenis geschreven had. Dat de geruchten van het werk Gods alhier, groot, cn wonderbaar, ja bijna .onbegrijpelijk voor ulieden zijn kan ik zeer ligt bevatten. Ieder oogenblik moet ik zelve, die het dagelijks bijwoon , er over verbaasd staan : somtijds is er geen geest meer in mij overig. Hoe wonderlijk zijn toch de gangen van onzen Koning in het Heiligdom; tong noch pen zijn in staat om de groote daden des Heeren af te schilderen. Ziet dus hier een kort begrip van alles, hetwelk UEd. het een en ander zal opklaren. Nadat ik, langs eenen aanbiddelijken weg alhier geroepen ben , schonk de Heer mij dat ik al dadelijk met hoop van zegen mogt werkzaam zijn; de drie eerste maanden van mijnen dienst werden er enkele toegebragt, tot dat de Heer met kracht zich openbaarde, ik predikte uit Psalm 72 vs. 16. »Is er een handvol koorn in 'tland enz." te voren was er wel eene groote ernst en ijver in het opkomen in het huis Gods , doch toen was het een dag van triomf en gejuich voor onzen Koning, toen reed hij voorspoedig op het woord der waarheid ; sedert dien (want breedvoerig kan ik UEd het gebeurde niet beschrijven) is er gedurig Pinksterfeest ; de kerk was een Bethel , overal zijn de zielen door de pijlen van Jezus gewond; mijn huis en de woningen van de vromen waren getuigen van weenen, zuchten, biddingen , smeekingen , verbondmakingen , ja, van gejuich, blijdschaps Hallelujah; ik kan , noch durf ze op te tellen die met veel ruimte toegedaan zijn : verscheidene der verachtste, domste en goddelooste, op onze plaats hebben door Jezus zalige Iiefdedwang geleerd, hun zondenpak aan zijne voeten neder te leggen ; hart en hand aan hem te geven, en in en over zijne offerande het verbond te sluiten, omdat die dierbare immanuel woning bij hun kwam maken, en zich aan hunne zielen als Jozef aan zijne broederen openbaarde. Eene menigte van de bekommerden zijn overtuigd, zoo dat er dag en nacht gebeden en dankzeggingen op de straten gehoord werden; alle die den weg des levens kenden , hebben gestadig werk om zielen te behandelen, en woorden van troost toe te spreken. De Heer werkt zeer schielijk, bij sommige in korte dagen. God den Almagtigen heeft mij in velen aan den eenen kant de kracht van des Satans diepte, maar ook aan den anderen Zijne hooge en heerlijke wegen en uitreddingen doen zien. De vijanden bukken, en worden toegedaan. De herbergen zijn ledig; de Kerk en de plaats der oefening wordt te klein. Des Zondags avond ga ik nu in een groot huis, dat vroeger eene herberg geweest is, waar van den bewoner meer genegenheid voor den Heer J : z u s, dan voor zijnen ouden Heer heeft mogen bekomen , ik ben daar om met die genen te spreken, die mijn raad en bestier noodig hebben, er komen wel bij de 400 menschen. Op deze voorinaligen troon van den Duivel heeft de Heer zoo gewerkt, dat bijna alle de vergaderden uitroepen : 9 wat moeten wij doen om zalig te worden ?" Te gelijker tijd houden de vromen oefeningen, en nog zijn alle de plaatsen niet toereikende om de begeerigen te kunnen ontvangen ; rondom de buizen staan de straten vol, om a! is het van verre, maar te kunnen hooren. Gister avond predikte ik uit psalm 2 vers 12: Kusset den Zone enz. Er waren wel 2000 toehoorders , waarvan de meesten zeer bewogen wierden • ontelbaar waren degenen die klaagden, baden , zuchten , en om jezus riepen ■ het was een Belhesda, hetwelk den geheelen avond en nacht tot den morgen duurde. De aldus verwondenen werden in mijne woning , en in die van anderen gebragt overal werd geweld op den Hemel gedaan. O, wat is de heer een God van wonderen ! waar verwaardigt hij mij toe , mij , de minsten en jongsten dienstknecht p Ik sta verbaasd , wanneer ik bedenk dat zoo vele van zijne oude en lieve knechten die op den weg zijn grijs geworden met tranen zaaijen , en dat ik met zulk een gejuich maaijen mag. Somtijds wordt het mij gegeven te zuchten en te bidden voor anderen , en ook voor uwe standplaats; want ik weet dat het ook uw lust is om eenen vruchtaanbrengende arbeider in 's heerei* wijngaard te zijn. De leeraren in den omtrek staande komen het gebeurde zien, en zijn verbaasd over dit goeden , voormaals alhier eene leer die tegengesproken wierd; ook mijnen Collega slaat thans de handen met mij in een, zoo dat wij geen Babel bouwen. Verschoon mijn ongeregeld en onbeschaafd schrijven, de weinige tijd dien ik had , omdat ik dag nog nacht rust heb, doet(mij slechts de woorden ter neder stellen zonder dezelve behoorlijk te regelen. Ik beveel UEd. geëerde persoon en familie, als ook allen die den heer vreezen, (als het verachte hoopje, hetwelk ik denk dat zich over de wonderwerken van den Verbonds-God hartelijk zullen verblijden ,) aan den Drieëenigen God, en het woord zijner Genade. (uias get.) G. Kuipers. N ij k e r k op de Veluwe , den 16 Januarij 1750. Den Uitgever dezes',, is tevens eigenaar geworden van de navolgende werkjes, welke bij hem te bekomen zijn • 1. Joh. Groenewegen 14 Afscheid- en Intrèe Predikatiën af 0,80. 2. » Lofzangen Israëls 2 dl. f 0,75. 3. L. G. C. Ledeboer ZEw. Bekeering of 's Heeren wegen met een alles verbeurd hebbend zondaar . . f 0,70. 4. » vermaning aan Jongelingen, f 0,20. 5. » Israels vertroostingen of Lofzangen uit en voor het Hout tot versterking en opwekking van het geestelijk leven f 0,80. 6. » Roepstem van Ouderen en Jongeren welk onverwacht eene ontzaggelijke eeuwigheid zijn ingegaan f 0,15. 7. » 2 Adressen aan Z. M. den Koning over de verzochte en ontvangene vrijheid van Godsdienst f 0,50. 8 » Het zalig afsterven van eene Christin. 2e. Druk f 0,15. 9. J. D. B. Brouwer V. D. M. te Waarder. (Zuid Holl.) Vragen en Antw. over het éene noodige 2e. druk dienende om de Jeugd tot kennis van God en zich zeiven op te leiden f 0,10. 10. De Oude Arts. Eene bekeeringsgeschiedenis. . f 0,20. 11. » Biddagspr.over Jes. XXIV: 5.6. f 0,20. 12. » Zielsgestalte des Christen. Acht Predikatiën over het Hooglied van Salomo. In een Band. f 1,60. NB. Deze acht leerredenen ook afzonderlijk, f 0,20. 13. Het nieuwe Testament. Grove Letter ... ƒ 0,25. 14. » » » Vulgate Editie. . . f 0,15. 15. Het Boek der Psarlmen f 0,15.