ITALIË-ABESSYNIË 86 £ KERK EN VREDE DOOR Prof. Dr. G. 1 HEERING en Ds. 1 1 BUSKESJr De weg wordt glad. Velen wankelen; velen glijden uit; velen vallen om. Wat ons staande houdt, is het Geloof. Het Beginsel blijft onveranderlijk van kracht. Nooit is de weg van Kerk en Vrede gemakkelijk geweest. Van den beginne af werden we uitgemaakt voor dét'aitisten, vaderlandsloozen, revolutionnairen, of welmeenende onnoozelen. Doch de aanval van buiten af was nooit de lastigste. Lastiger was steeds de aanval van binnen uit: „Doe je wel goed? Is je weg wel de juiste? Is het geen dwaalweg?" Argumenten vóór en tegen werden herhaaldelijk gewogen. Maar wat den doorslag gaf en ons staande hield was altijd: het geloof. Het geloof in God en in Hem, dien Hij gezonden heeft: Jezus Christus. Wij behoefden ons den oorlog slechts voor den geest te roepen zooals hij is, en dan te zien op Christus, om heel zeker te weten: deze twee zijn in der eeuwigheid niet te verzoenen. Verschrikkelijk dwaalt de mensch, die meent dat hij Mars kan dienen èn Christus. Maar de twijfel laat een mensch op aarde nooit los. JNaar waarheid heeft Rudolf Eucken gezegd: „De twijfel is de begeleider van het geloof." Alleen in strijd en gebed wordt het geloof behouden. Zoo wil blijkbaar God het. Eerst was het 't Russische gevaar, waar men ons altijd op wees. „Willen jullie onder de Bolsjewieken komen?' In Holland voelden we dit gevaar ver af. Maar toen ik destijds Zweden bezocht, bemerkte ik hoeveel meer onze geestverwanten daar met dit bezwaar te kampen hadden. In plaats van het Russisch gevaar kwam voor ons echter liet Duitsche. In Zwitserland kende men reeds eerder het fascistisch spook aan de Zuidgrens. De weg werd hier en ginds voor velen te glad. Zij wankelden, zij gleden uit, zij vielen om. De twijfel was hun te machtig geworden. Velen hadden echter ook nooit het ware geloof bezeten. Wij leven snel. De toestand heeft zich weer verscherpt. Het sterke, modern-gewapende Italië werpt zich op het zwak-bewapende Abessinië, de Vwaohnving^yoorwendende. houding tijdens 't optreden van Japan tegen China — vooraan gaat als ridder van het Volkenbondsverdrag, dan heeft zij duizenden oprechte idealisten achter zich, maaide politiek, die Engeland volgt, wijkt geen haarbreed af van de oude imperialistische: waar de belangen van het imperium op 't spel staan, daar zijn we paraat! Frankrijk aarzelt en zal alleen dan (en misschien dan nog niet) in het militaire zog van Engeland varen, wanneer het op Engeland's hulp in de toekomst rekenen kan. De kleine mogendheden weten, dat ook hun toekomst op 't spel staat. Wat Abessinië gebeurt, kan ook hun gebeuren. Volkenbondstrouw en eigenbelang vallen ook hier samen. Dus meegaan met Engeland en sancties toepassen. (De kleine landen, die dicht bij Italië liggen, passen wel op!) Maar of Nederland, om een toekomstigen oorlog te ontgaan, nü een oorlog met Italië (en eventueele bondgenooten!) zou durven riskeeren? Merkwaardig gedachteloos wordt door velen, niet in 't minst in de oude ontwapeningskringen, van „militaire sancties" gesproken. 2e. Ook wij zien in den Volkenbond een instituut, dat in beginsel bedoelt te zijn en kan worden een instrument der gerechtigheid en des vredes. Op kleiner gebied is hij dat reeds geweest. Maar in de groote dingen heeft hij tot nog toe gefaald. De Volkenbond staat niet hooger dan de naties, die hem vormen, en dezen blijken hem nog niet te kunnen dragen. Hun aard en verleden staat hun in den weg. Hoe kort is het niet geleden (1898), dat Engeland op dezelfde wijze Soedan overmeesterde als nu Italië het probeert met Abessinië! Dat staat het Italiaansche volk voor oogen! Wanneer tegenstanders van den Volkenbond zeggen: De Volkenbond is in werkelijkheid een verbinding van koloniaal-verzadigde mogendheden, die den status quo willen handhaven, dan is dat overdreven en onbillijk. Daarvoor heeft zich te zeer het rechtsgevoel der wereld aan dien Bond gehecht. Maar er schuilt waarheid in. Het is niet toevallig, dat de hongerige naties er uit loopen of op 't punt staan dit te doen. Tenzij het heele koloniale vraagstuk wordt herzien, zal de Volkenbond geen reëelen en rustigen grondslag kunnen vinden. 3e. Wanneer men doet, alsof „militaire sancties" tegen Italië mogelijk zijn in 't kader van den Volkenbond, bedriegt men zich. Deze zijn niet mogelijk, want er is geen internationale politiemacht. Er zijn alleen maar nationale oorlogsmachten. Zoolang deze er zijn, is er voor een internationale politiemacht geen plaats; is er dus ook geen Maar dan zal Italië vechten als géén hunner, als een in 't nauw gedreven tijger. Oorlogvoeren is in den grond een nationaal bedrijf. Misschien daagt er opeens hulp voor Italië op van een „bondgenoot", die de kans schoon ziet. Daar zijn er genoeg, die naar revanche haken. Maar in elk geval zal men van stap tot stap verder gaan en misschien al heel spoedig tot 't uiterste zijn toevlucht moeten nemen: van zee en van de lucht uit de Italiaansche steden bombardeeren. Waarom wèl Adoea en niet Napels? Dat beteekent: het arme, misleide Italiaansche volk zal op de gruwelijkste wijze worden geteisterd en den dood ingejaagd. Wij vragen: Is dat verdiend? Mag dat „recht" heeten? Is dat geoorloofd! Onder kunstmatige geestdrift en in gedrukte stemming is dit volk ten oorlog gegaan. Zij hadden geleerd, dat 't niet anders kon, dat 't moest. De meesten geloofden het; en de anderen werden gedwongen. Bekijkt eens aandachtig de twee vrouwengezichten op den omslag dezer brochure: angstig het eene, verbeten smart op het andere. De kinderen begrijpen niet, loopen mee om vader naar de boot te brengen. Op deze menschen, die reeds zwaar lijden, de oorlogshel loslaten! Beesten zijn zij, die dat kunnen. Wie kunnen dat! Antwoord: Alle menschen, die aan den oorlog meedoen. De oorlog maakt nu eenmaal menschen tot beesten. Reeds vanuit de verte doet de oorlog zijn invloed op ons gelden. Voor velen onzer is het ontzettend tooneel van Abessinië reeds een sportveld geworden. „Wie wint er?" De mensch stompt dadelijk af. En de vecht-harstocht heeft hem aanstonds te pakken. Wat in Abessinië gebeurt, is gruwelijk onrecht en beestachtige wreedheid. Nu wil men dat, „zoo noodig", ook Italië aandoen, om deze natie mores te leeren. Maar waar is ons geleerd, dat wij onrecht met onrecht en wreedheid met wreedheid (nog wel op onschuldigen; ook duizenden soldaten zijn onschuldig!) mogen tegengaan! Wie maakt ons wijs, dat het recht met zulke gemeenheden kan worden gediend! Zegt niet, dat wij het te erg voorstellen of dat het zoover niet hoeft te komen. Zij, die zoo spreken, durven de waarheid niet aan en de werkelijkheid niet in 't gezicht zien. Wij weten: daartoe kan het komen, en daarmee moeten we dus rekening houden. Daarom heeft de uitspraak: „militaire sancties behoeven niet tot oorlog te leiden", geen zedelijke beteekenis. De vraag is: kunnen zij er toe leiden? En daarnaast: waaruit bestaan die sancties? Geen militaire sancties ! Kerk en Vrede wil den Volkenbond steunen, zoo zeggen onze statuten, maar ze voegen er aan toe: „uit den geest der Vereeniging". En die geest verbiedt ons, om militaire sancties goed te keuren, dwingt ons, daartegen te protesteeren. De Volkenbond moet openbaar brandmerken (het rechtsbesef der wereld moet zich door hem uitspreken), geld en wapenen weigeren (déden de volken dat maar!), weigeren wat tot den oorlog dient; maar zorgvuldig de grens in 't oog houden, waar economische sancties militaire gevolgen kunnen hebben. Die grens mag niet overschreden worden. Kerk en Vrede beweert niet, het Abessijnsche vraagstuk op te kunnen lossen. Het blijft als een pijnigend vraagstuk voor ons staan : dat zoo iets nog mogelijk is ! Dat wij dat niet kunnen verhinderen! Bij zoo'n voor niets terugdeinzenden veroveringswil als van Mussolini ontstaat een situatie, die niet op te lossen is, tenzij door gebrek aan middelen (maar dat is geen oplossing), of door een gevaarlijk tegen-avontuur van Europeesche mogendheden, dat toevallig goed afloopt (maar dit is nog minder een oplossing!). Kerk en Vrede heeft — zoomin als een ander — een oplossing. Maar het heeft een Beginsel, dat niet te wraken valt, een Beginsel, dat heilig is: omdat het rechtstreeks uit het Evangelie oprijst en ons als een openbaring geworden is. „Een iegelijk, die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid", sta af van die vreeselijkste ongerechtigheid, die op aarde geschieden kan: de oorlog.s) Geen volk heeft het recht, Gods hulp in te roepen, dat zich in deze ongerechtigheid actief begeeft. Men kan niet Gods naam op de ergste wijze lasteren, zooals in den oorlog metterdaad geschiedt, en tegelijk Zijn bijstand vragen. Een oorlogvoerend volk staat Hij niet bij, want dit werk vloekt Hij. God vloekt den oorlog, omdat de oorlog vloekt met al wat Christus van ons wil, Christus, dien Hij gezonden heeft • om ons te redden. Wij kunnen het van een nog half-wild A) Geheel in den geest van Kerk en Vrede sprak de afgetreden Britsehe Labour-leider Lansbury op 10 Oct. j.L op het kerkcongres te Brighton: „Voor mij bestaat er geen rechtvaardige of onrechtvaardige oorlog, omdat iedere oorlog een beestachtige menschenslachting beteekent, een slachting, die door de moderne uitvindingen der techniek iederen keer nog menschonteerender dreigt te worden." Hij verklaarde „niet te kunnen begrijpen, hoe één positief Christen zijn adhaesie aan den oorlog kon betuigen." (N.R.C. 11 Oct., Ochtendbl.) baat het. 't Woord heilig wordt in de verbinding met het woord oorlog niet goed door het woord vreeselijk. Vreeselijk is alleen, dat wij, christenen, nog altijd weer trachten den in wezen door en door onheiligen oorlog heilig te verklaren. Dit is echter niet de taak van een Verbi Divini Minister. Denk aan Uw adeldom. Met vriendelijke groeten, Uw J. J. BUSKES ,Jr. * # * Van den heer X. ontving ik nog weer een schrijven, waarin hij op de door het conflict Italië—Abessynië gerezen vragen nog dieper ingaat. Hij was het met mijn antwoord niet eens. Maar laat ik hem zelf het woord geven: Eén woord moet ik terugtrekken, dat ik overhaast gebruikte, nl. 't woord „heilig". Inderdaad, met dit woord had ik voorzichtiger moeten zijn. Ik bedoelde er mee, dat het hier gaat om de zedelijke orde, om gerechtigheid en den strijd daarom, die soms in een oorlog kan uitloopen (er allerminst in hóéft uit te loopen) noemde ik „heilig". Maar dit woord is te kostbaar. Het hoort bij God en niet bij onze belangen, al zijn 't dan ook de hoogste. Daarbij is de verbinding „heilige oorlog" een van de verderfelijkste begrippen die er bestaan. Dat woord zal ik consequenter afschaffen uit mijn vocabulair. Maar nu de kwestie Abessynië. Ik merk, dat ik, vergeleken bij vorige jaren, een ander, minder radicaal standpunt ben gaan innemen (zou dit de eerste stap zijn naar de „berusting" der oude, wijze menschen? de hemel beware mij!). Eens huldigde ik het consequente bergrede-standpunt. Nu ben ik weer gaan beseffen de noodzaak van een oorlog in sommige gevallen, nl. daar, waar geen rechtsorde bestaat. Mijn anti-militairisme was steeds gebouwd naast de basis van mijn geloof op de Yolkenbondsgedachte, d.w.z. een internationale rechtsorde, die een oorlog onmogelijk maakt in den ouden zin, n.1. als de aanval van één volk tegen een ander. Het eerste stadium tot den vrede zou zijn een Volkenbondsoorlog tegen den eersten aanvaller, m.n. nü: Italië. Maar hiervan zelfs is geen sprake. Dan heerscht dus het bloote vuistrecht; er is geen politie die mij te hulp komt tegen den (afgesleten) „inbreker"; ik zal hem zelf (zooals hij van te voren immers berekenen kon) van de trap moeten gooien (hoezeer de bergrede de hooge en uiteindelijke norm voor mensch-zijn, niet voor het Koninkrijk Gods, mij ook verontrusten blijft). De tekst uit Jes. I, die I aanhaalt, is van toepassing op Italië, niet op Abessynië wanneer het na. zijn beroep op den Volkenbond, na zijn loyale en verzoeningsgezinde aanbiedingen toch wordt aangevallen. Mijn groote bezwaar tegen Uw antwoord is, dat U Uw geloof maakt tot een dogma dat alle gevallen over één kam scheert. Oneindig veel moeilijker is, om het geloof, dat oorlog de vreeselijkste vloek is tegen geloof, te handhaven en toch de beslissing aan het oogenblik en het individueele geval over te laten. (Hoe 'n hopelooze overgangstijd is deze tijd!) Nader toegelicht: het is onmogelijk een oorlog Italië—Abessynië op één lijn te stellen met b.v. Duitschland—Nederland. Ie. deze laatsten zijn blanke volkeren. 2e. anderen hebben er belang bij dat Nederland niet wordt veroverd. 1 1 » I Men zou 't kunnen vergelijken met 2 broeders die samen gaan vechten (altijd, onder alle omstandigheden, ongeoorloofd), of een sterk gewapende, modern uitgeruste Europeaan die een Papoea aanvalt (van dien Europeaan altijd ongeoorloofd; van dien Papoea echter geoorloofd, ja, gebóden dat hij zich zoo goed mogelijk verdedigt!). Of zou Abessynië 't maar moeten toelaten, terwijl ook de andere Europeesche landen gnuiven omdat weer een stuk Europeesche „cultuur" is overgeplant, dat het even wordt ingepalmd om de door premie's aangejakkerde mensehen-overproductie van Italië te herbergen? Tenslotte nogmaals: mag ik mij bij Kerk en Vrede (de Kerk moet in naam van Jezus Christus den vrede brengen en den oorlog vervloeken) blijven scharen, als ik wel eiken aanvalsoorlog, maar niet eiken verdedigingsoorlog (indien de Volkenbond zichzelf en de zedelijke wereldorde verloochent) verwerp? Nog een vraag: hoe staat K. en V. tegenover het besluit van de Labourparty, dat santie's en zelfs oorlog gewettigd is, indien Italië oorlog zou maken? Is er een andere weg om practisch, hier en nu, den oorlog te.... reduceeren; afschaffen daaraan denken we nog maar niet. Ik geloof, dat het groote, de toestand zoo ontzettend bemoeilijkende, feit is: het falen van den Volkenbond. Ik geloof, dat K. en V. wel critiek en scepsis moet hebben t.a.v. den Volkenbond, maar nooit minder, altijd méér moet eischen. En vóór den Volkenbond was de chaos. Met Hoogachting en gebed om aan den Vredevorst trouw te mogen blijven, ook als theoretische in practische moeilijkheden overgaan, Uw X. * • # Geachte Heer X.! Het begin van Uw brief heeft mij bijzonder getroffen. Reeds in Uw vorig schrijven voelde ik, dat Uw spreken over een heiligen oorlog een vergissing moest zijn. Toch geloof ik — en dat is voor mij het verdrietige — dat U, indien U de rest van Uw brief handhaaft, ondanks U zelf en dwars tegen Uw geloofsovertuiging in, over een heiligen oorlog zult moeten spreken. Voor mij als christen is oorlog alleen aanvaardbaar, wanneer oorlog een goed werk is, een werk in dienst en tot eer van God, een werk verricht uit het geloof en in de kracht van Jezus Christus. De Heidelberger Catechismus noemt goede werken die werken, welke uit het geloof, naar de wet van God, tot eer van God geschieden. Durft U den oorlog, zooals de wereld van 1935 dien kent en voert, een goed werk noemen ? Tegenover Italië heeft Abessynië zeer zeker recht. Hm wanneer het al of niet rechtvaardige van een oorlog alleen bepaald zou worden door het doel van dien oorlog, zou Abessynië zeer beslist een rechtvaardigen oorlog strijden. Kerk en Vrede heeft echter vanaf het eerste begin getuigd, dat een dusdanige rechtvaardige oorlog alleen mogelijk is in theorie, dat hij in de praktijk tot de onmogelijkheden behoort, omdat niet alleen het doel van den oorlog van belang is, maar ook de wijze waarop de oorlog gevoerd wordt, wilt U: het karakter en het wezen van den modernen oorlog. Ik kan U geen beteren raad geven, dan deze: nog weer opnieuw te overdenken wat Prof. Heering in zijn groote werk over deze kwestie geschreven heeft. Ook zijn antwoordt aan Jhr. De Geer1) spreekt bijna uitsluitend over deze vraag. Ook door het meest rechtvaardige doel kan de oorlog als middel tot rechtshandhaving niet gerechtvaardigd en geheiligd worden. De oorlog als zoodanig, de oorlog naar zijn wezen en naar zijn karakter en het Evangelie van het Koninkrijk Gods vormen een onverzoenlijke tegenstelling. Daarom wijzen wij den ooilog als middel tot handhaving van recht af, afgezien van de vraag, of de Volkenbond slaagt of tekort schiet. Wij gelooven niet, dat recht gehandhaafd kan worden met de wereld van onrecht en gemeenheid, die de moderne oorlog beteekent. Wanneer ik zoo getuig, maak ik dan mijn geloof tot een dogma, dat alle gevallen over één kam scheert! Ik kan dat niet gelooven. Ik versta deze Uw beschuldiging ook niet, versta haar alleen, wanneer U in staat bent den dcor U bedoelden verdedigingsoorlog te voeren voor het aangezicht van Jezus Christus en geleid door den Heiligen Geest, wanneer U ook in staat bent, er Gods zegen over te vragen. Ik kan dat niet en ik vraag U met zeer grooten ernst: is dan alles geoorloofd ter verdediging van land en volk? Mijn groote bezwaar tegen Uw beschouwingen is dit, dat U voor deze Uw beschouwingen den Volkenbond tot uitgangspunt en oriënteeringspunt gekozen hebt. W anneer U dat terecht doet, staat en valt Kerk en Vrede inderdaad !) Vlugschrift No. 12 van „Kerk en Vrede : „Van Oorlog en Koninkrijk Gods". met den. Volkenbond. Ik ontken, dat U dit als cliiisten terecht doet. Wij hebben een ander uitgangspunt en een ander oriënteeringspunt. U hebt gelijk: Kerk en Vrede mag nooit minder, moet altijd meer eischen. Inderdaad. En vóór den Volkenbond was de chaos. Ja, waarlijk. En een wereldoorlog — militaire sancties beteekenen wereldoorlog — zou iets anders dan een vreeselijke en ontzettende chaos beteekenen? Juist omdat wij meer moeten eischen, of liever, omdat God van ons vraagt trouw te blijven in Zijn dienst, is het onmogelijk mee te gaan in de door U aangewezen richting, zonder aan onze beginselverklaring en dat wil voor mij persoonlijk zeggen: zonder aan Jezus Christus en Zijn Evangelie ontrouw te worden. Niet voor niets staat in onze statuten, dat wij ernst hebben te maken met de waarheid, dat het beter is onrecht te lijden dan onrecht te doen. Wat mij in Uw schrijven treft, is Uw groote onzekerheid. Vooral sommige door U tusschen haakjes gemaakte opmerkingen — meer tegen U zelf dan tegen mij gericht — geven aan deze onzekerheid onmiskenbaar uitdrukking. Ik ben er dankbaar voor. Maar des te sterker heb ik het gevoel, dat U en vele anderen, die op dezelfde wijze spreken en argumenteeren, zich laten meezuigen door den geest van den tijd, dwars tegen Uw eigenlijke geloofsovertuiging in. Zegt U mij eens heel eerlijk: bent U er zelf niet diep van overtuigd, dat Uw beschouwingen het einde van Kerk en Vrede en het christen-antimilitairisme beteekenen en bent U er niet evenzeer volstrekt zeker van, dat het Evangelie iets anders van ons vraagt? Ik zeg niet, dat ik van nature anders denk en voel. Meer dan ooit besef ik, dat ook ik, als ik niet waak en bid, over stag ga, voordat ik er zelf erg in heb. Maar 't zou mij later een kwelling zijn. 't Kan niet en 't mag niet. Naar menschelijke berekening is onze geloofsgehoorzaamheid misschien een hopelooze dwaasheid. Maar mijn geloof zegt mij, dat deze dwaasheid met Christus beter is dan de wijsheid der wereld, die ons tot nog toe alleen nog maar aan den rand van den afgrond heeft gevoerd. Met U bid ik, voor U en voor mij zelf, vooral voor mij zelf, en voor allen, die Jezus Christus belijden, om trouw aan Christus, inzonderheid dan, als 't er op aankomt, ten koste van alles en dwars tegen den tijdgeest in, trouw te blijven. Met vriendelijke groeten, Uw J. J. BUSKES Jr. het land begeerende. De fascistische beschaving toont haar ware gedaante: oorlogsbeschaving! Nu rijst de vraag: Moeten de andere volken dien roof zoo maar laten gebeuren? En bovendien: sinds den wereldoorlog hebben we een Volkenbond, waarvan beide landen lid zijn. Mag de Volkenbond toezien, dat — in strijd met het plechtige verdrag — het eene lid het andere overvalt? Indien we op beide vragen „neen" antwoorden, waar blijven we dan met ons christen-antimilitaristisch beginsel? De weg wordt steeds gladder. Hij schijnt haast niet meer te bewandelen. Zeker, de nadenkenden onder ons hebben al deze mogelijkheden van tevoren overwogen. Want al deze dingen, zoo wisten ze, konden gebeuren. Maar nu ze werkelijkheid geworden zijn, komt bij sommigen toch een aarzeling op: „Heb ik indertijd juist ingezien?" De twijfel. Wat zullen we op die twijfelvragen antwoorden? Gelukkig zijn er honderden in onze rijen, die geen oogenblilt wankelen, die juist in dezen tijd meer dan ooit voelen: er is geen uitweg uit den geweldchaos der wei'eld dan de weg, dien Christus ons in Kerk en Vrede wijst. Doch er zijn ook anderen. En daaronder zeer ernstige menschen. Zij aarzelen wèl. Wat zullen wij hun zeggen? Wij hebben niets nieuws te zeggen. De groote vragen en de groote antwoorden blijven door alle tijden en omstandigheden heen zich zelve gelijk. Maar laten we trachten voor déze situatie het antwoord opnieuw te formuleeren. Dan maken we allereerst een paar nuchtere opmerkingen. Ie. Toen in 1914 de Pruisen ons kleine buurvolk onder den voet liepen, heeft noch de Nederlandsche regeering noch het Nederlandsche volk er over gedacht België te hulp te snellen. Er zijn mènschen, die zich opofferen en hun leven in de waagschaal stellen voor een ander, maar er zijn geen naties en geen regeeringen, die dit doen. Het zou wel heel mooi zijn, als het gebeurde (mits het met geoorloofde middelen gebeurde), maar het gebeurt niet. De collectieve moraal staat een heel stuk beneden de individueele, al staat ook de laatste — als 't er op aan komt — meestal niet hoog. Dat in 1914 Engeland opkwam voor het kleine vertrapte België, geloofde in den oorlog de massa van het heele Engelsche volk. Op 't oogenblilt gelooft geen denkende Brit het meer. En wanneer de Engelsche regeering thans — in merkwaardig verschil met haar plaats voor een politie-optreden van den Volkenbond. Alleen maar plaats voor een oorlogsoptreden. — Ja, wanneer militaire bedreigingen reeds afdoende helpen, kan 't schijnen, alsof de Volkenbond voor politie heeft gespeeld. Maar wanneer (wat evengoed en nog meer mogelijk is) de oorlog naar Europa verplaatst wordt, dan zal pas blijken, wat het eigenlijk was: spelen met vuur! Dan staat Europa — door middel van den Volkenbond — in vuur en vlam. Dan is de Volkenbond, in plaats van vredesinstrument, oorlogsinstrument geworden. Dan is het natuurlijk tevens radicaal met hem gedaan. 4e. Ten onrechte haalt men voor en na Prof. van Vollenhoven aan. Deze stond later niet meer waar hij vroeger stond. Het is jammer, dat hij dit niet eens nadrukkelijk gezegd heeft. Maar wèl heeft hij in 1928 onbewimpeld uitgesproken: „indien afweer door rechtschapen1) mogendheden het karakter blijft dragen van den oorlog, dien wij kennen, dan verandert de wereld niet Of men aan dien tegenweer dan in plaats van den naam „oorlog" edeler namen geeft — „reclitsexecutie", „wapendwang", „militaire sancties" — verandert aan de zaak geen zier." (Van Vollenhoven cursiveert.) Ook Van Vollenhoven begreep: zonder voorafgaande ontwapening der naties is politie-optreden van den Volkenbond niet mogelijk en doet men beter niet van „militaire sancties" te gewagen.2) (Bij de stemming in het Saargebied was het oorlogsrisico minimaal. Daar kon men het wagen om te doen alsof de Volkenbond reeds als politie kon optreden.) „Het karkter van den oorlog, dien wjj kennen." Hier zijn we op 't eigenlijke terrein van Kerk en Vrede gekomen. „Het karakter van den oorlog, dien wij kennen", zegt Van Vollenhoven. De Abessiniërs leeren dien nu ook kennen. „De Italianen zullen hoofdzakelijk met machinegeweren, tanks, vliegbommen en gifgassen werken", schreef deze week een oorlogscorrespondent. Wanneer nu de mogendheden door „militaire sancties" (die Mussolini onmiddellijk met de wapenen zal beantwoorden) met Italië in oorlog geraken, dan zullen zij op gelijke wijze moeten optreden, met de marinekanonnen en duikbooten er bij. 1) Dat dit bij voege] ijk naamwoord kritiek kan opwekken, laten we thans rusten. 2) Zie Zondeval v. h. Chr.dom, V, A, 3: „Geen militaire sancties". volk als liet Abessijnsclie niet verwachten en wij, Europeesche christenen, hebben zeker niet het recht om dit te eischen (driedubbel wee en schande over het voorbeeld der „beschaafde" naties!), maar de Engelsche hoogleeraar Salter had gelijk, toen hij in een rede op het laatste Labour-congres zeide : „Wanneer de Abessiniërs hun wapens zouden weggooien bij den eersten Italiaanschen aanval, dan zou hun dat den moreelen steun van de geheele wereld verzekeren, en de Italianen in een zoo geïsoleerde positie plaatsen, dat zij blij zouden zijn, hun avontuur te kunnen opgeven." En indien Prof. Salter zich vergiste en onze grove wereld anders reageer en zou, dan zou toch de Hemel weten: hier is een volk, dat ernst maakt met het Evangelie en zich werkelijk richt op Gods Koninkrijk. De weg moge voor velen onzer glad worden, maar wie èn de realiteit van den oorlog voor oogen houdt èn ziende blijft op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, die valt niet om, die glijdt niet uit, die wankelt niet. Die wordt gedragen door de kracht van dat Beginsel, waaraan hij zoo straks, in zwakke ure, nog twijfelde. Wat ook verandert, dit Beginsel blijft onveranderlijk van kracht. Het komt alleen aan op ons geloof. De beginselen, die daar tegenover staan, hoe practisch ze oppervlakkig bekeken ook schijnen, wijzen terug naar de barbaarschheid. Maar het Beginsel van Kerk en Vrede wijst naar een Toekomst, die de mensch — ook op aarde en in zijn aardsche verhoudingen — nooit uit 't oog mag verliezen, wil hij niet gruwelijk dwalen, doen dwalen, en mee schuldig staan aan den ondergang der wereld in toenemend wapengeweld en zich voleindigende schande. Wij willen niet den vrede tot eiken prijs. Wij willen tot eiken prijs de Gerechtigheid! En wij kennen geen andere Gerechtigheid, dan die zich met het Evangelie laat verbinden. Wij zijn er ons heel goed van bewust, dat wij op deze gebrekkige aarde en niet in Gods Koninkrijk leven. Maar wij mogen hier tegen dat Rijk niet ingaan, zijn komst niet verhinderen, zijn weg niet versperren. Wat God verbiedt, blijft verboden, onder alle omstandigheden. De uitkomst ligt niet in onze handen, maar in de hand van Hem, die door rouw en leed Zijn volk uitleidt naar Zijn toekomst. Wij wenden ons tot Hem, die ons geweten heeft gewekt, die ons op den weg van Kerk en Vrede heeft geleid, en ons verder leiden zal, en wij bidden Hem: „Heer, wij gelooven! Kom onze ongeloovigheid te hulp!" G. J. HEERING. Italië-Abessynië. Eén van de dingen, die mij het meest treffen, is de cynische openhartigheid, waarmede van Italiaansche zijde over het doel van het door Italië zeer bewust in het leven geroepen conflict met Abessynië gesproken wordt. Italië heeft zich niet geheel van schijnheiligheid kunnen vrij houden. Wanneer het Abessynië verwijt, dat dit volk voor het Italiaansche een voortdurende bedreiging beteekent, kunnen wij alleen maar denken aan de bekende geschiedenis van de wolf, die het lam verscheurde, omdat liij het leven van dit lam als een voortdurende bedreiging van zijn wolvenbestaan beschouwde. Maar het schijnt, dat een honderd maal herhaalde leugen op de groote massa den indruk van de waarheid maakt. Ook Mussolini's medelijden met de slaven in Abessynië is van een grenzenlooze onwaarachtigheid. En ook Italië's getuigenis te Genève, dat het zich diep beleedigd zou gevoelen in zijn waardigheid als beschaafd volk, indien het in den Volkenbond op voet van gelijkheid met Abessynië van gedachten zou moeten wisselen, is louter schijnheiligheid. Het eenige, waarvoor wij dankbaar kunnen zijn, is, dat Mussolini tot nog toe God er buiten heeft gelaten. Overigens wordt door hem heel eerlijk gezegd, waar het hem tenslotte om te doen is. Expansie moet er komen. Italië heeft koloniën noodig. Kijk naar Portugal, België en Nederland, zegt de Duce, deze landen hebben allen bloeiende koloniën. Italië moet ook bloeiende koloniën hebben. Is het niet monsterachtig, dat Engeland, dat de wereld beheerscht, ons één ongelukkig stukje grond onder de Afrikaansche zon ontzegt? .Laat men ons onzen gang laten gaan. Zoodra wij koloniën hebben, worden wij conservatief, gelijk alle koloniale mogendheden. Dan zullen Engeland en Frankrijk niets meer te vreezen hebben, want dan voegt Italië zich uit den aard der zaak bij hen, samen werkend voor het behoud van hun eigendom. Maar zoolang Italië geen koloniën heeft, zal er altijd spanning blijven. Mussolini zegt hier heel harde waarheden! Daar is een offensief imperialisme, maar daar is ook een defensief imperialisme. Intusschen: de kwestie van Abessynië is voor Italië een levensbelang. Het is van beteekenis, dat wij voor deze zijde van het conflict begrip hebben. Italië wordt niet alleen door binnenlandsche politieke motieven gedreven, het zoekt inderdaad naar een oplossing van problemen, waarmede zijn volksbestaan is gemoeid. Het is niet voldoende, om Italië het recht te ontzeggen tot oorlogsgeweld zijn toevlucht te nemen. Het conflict Italië—Abessynië stelt heel scherp in het licht de onmisbaarheid van een instantie, die in dit opzicht de verhouding der volken kan regelen. Wij moeten echter zoo beslist mogelijk uitspreken, dat deze instantie er niet is en dat wij nog mijlen en mijlen ver van haar komst verwijderd zijn. Wanneer wij dus eenerzijds het bestaan van een moeilijk en gecompliceerd vraagstuk erkennen, willen wij toch anderzijds verklaren, dat het niet uitsluitend expansiebehoefte is, welke Mussolini drijft. Mussolini is en blijft vóór alles imperialist! Maar nog eens: wij staan hier voor een probleem, dat o.i. echter nooit kan en mag opgelost worden door middel van den oorlog. Dat de Volkenbond zich tegen het optreden van Italië verzet en dat inzonderheid de groote mogendheden hun stem verheffen, is van zeer groote feitelijke beteekenis. Of het van even groote principiëele beteekenis is, waag ik te betwijfelen. Ik kan mij niet ontworstelen aan den indruk, dat heel de situatie gekarakteriseerd wordt door een dusdanige schijnheiligheid, dat wij allen, indien wij ons niet vanaf het eerste begin en bij den voortduur schrap zetten, door een hypnose bevangen worden, zoodat wij leugen en waarheid niet meer onderkennen. Prof. Dr. H. Brugmans heeft in „De Telegraaf" een artikel geschreven over „De strijd tusschen Italië en Engeland, met Abessynië als inzet". Formeel is er naar zijn inzicht een conflict tusschen Italië en Abessynië, maar feitelijk en in den diepsten grond is het een strijd tusschen Italië en Engeland. Daartusschen staat Frankrijk, dat evenmin de goede relatie met Italië als die met Engeland wil missen. En zijn conclusie is, dat de Volkenbond niets doen kan, dat de Volkenbond alleen maar registreeren kan wat de belanghebbenden zijn overeengekomen. Dit is inderdaad het ontzettende, dat niet recht en gerechtigheid, maar belang en macht in dit conflict het beslissende woord spreken. Engeland is in groote angst vanwege het prestige van den Volkenbond. Wie heeft daar iets van gemerkt in het conflict China— Japan en gedurende den oorlog Bolivia—Paraguay? Toen heeft ook Engeland Gods water over Gods akker laten loopen. Maar toen ging het ook niet direct om Engelsche belangen. Dacht men nu waarlijk, dat Engeland zooveel voor Abessynië voelde! Heel openhartig heeft Engeland via Hoare verklaard: „het ontbreekt ons niet aan sympathie ten aanzien van de Italiaansche behoefte tot expansie en onze handelingen sedert den oorlog hebben aangetoond, dat onze sympathie er niet alleen een is van ij dele woorden." Dit is het, wat Engeland drijft: de machtsverhoudingen in de wereld mogen niet verder door Italië ten koste van Engeland worden verstoord. Dit geldt zoowel van de Middellandsche Zee als van de Roode Zee. Daarom verwondert het mij, dat zoovelen — ook wel in onzen kring — zoo hartstochtelijk de zijde van Engeland kiezen, denkende, dat zij zóó kiezend, aan de zijde van Abessynië komen te staan. Alsof er voor Abessynië eenige mogelijkheid zou zijn, zijn onafhankelijkheid te bewaren. Het mag zich dood vechten, het gaat er onherroepelijk aan en het wordt uitgeleverd aan kapitalisten en imperialisten. Reeds in de voorstellen van de Vijf is er van Abessynië's onafhankelijkheid niet heel veel overgebleven en dit is nog maar een eerste begin. Wanneer wij dan verder nog heel even willen denken aan het petroleumintermezzo, dan moet het ons allen toch wel duidelijk zijn, dat in heel dit conflict kapitalisme, imperialisme en militairisme op de meest gruwelijke wijze aan het werk zijn. Beteekent deze waardeering van het wereldgebeuren, dat wij meenen, dat er nu maar niets geschieden moet? In geen geval, maar wel is het noodig — en dit behoort nu meer dan ooit tot de taak van Kerk en Vrede — te getuigen, dat een wereld, die leeft en werkt, gelijk onze Wereld leeft en werkt, onherroepelijk naar den afgrond gaat. Er is in de kerk wel eens al te lichtvaardig omgesprongen met het woord van den profeet: „Tot de Wet en de Getuigenis, anders geen dageraad". Toch is dit het woord, dat wij nu moeten spreken. Indien de volken niet luisteren willen naar het Evangelie van Jezus Christus en het gehod van God, indien zij zich enkel en alleen laten drijven door hun belangen en vertrouwen op hun legers en hun vlooten — Lloyd George zegt: „Er is geen betere vloot ter wereld dan de onze; wat Rome het meest bevreesd maakt, is juist onze vloot" — is er voor de wereld geen uitzicht. Dan blijft het stikdonkere nacht, een nacht, waarin de daemonen vrij spel krijgen. Zoo heeft Kerk en Vrede altijd getuigd. Zoo zal het blijven getuigen. En wanneer velen in de verwarring van het oogenblk verwijtend tot ons zeggen: zie je nu wel, dat het niet uitkomt, dat wij nu leger en vloot noodig hebben, zullen wij antwoorden: het komt precies uit, want dit hebben wij altijd betuigd, geweld roept om geweld en oorlog baart oorlog; ja, dit is het vreeselijke, dat het alles zoo heel precies uitkomt! Wil Kerk en Vrede dan niets van den Volkenbond en van Volkenbondsactie weten? Wij hebben in onze statuten geschreven, dat wij den Volkenbond uit den geest onzer vereeniging steunen willen. De ellende is, dat wij eigenlijk geen Volkenbond hebben. Ik behoor niet tot hen, die een klein begin niets achten, maar het is ons in deze dagen toch al meer gebleken, dat de Volkenbond nog alles behalve een Volkenbond is. Prof. Brugmans zegt het onomwonden: de Volkenbond kan eigenlijk niets doen, alleen maar registreeren wat de belanghebbenden zijn overeengekomen. Hier wreekt zich de vrede van Versailles. Hier wreekt zich de geschiedenis van 1918 tot 1935. Dit alles is de bezoldiging van de zonde van Europa. Lloyd George heeft waarschijnlijk gelijk, dat het voor economische sancties te laat is, al kan niemand dat zoo precies vooruit voorspellen. In elk geval: Lloyd George pleit hartstochtelijk voor militaire sancties. Duizenden juichen hem toe. Ook de Socialistische Arbeiders Internationale en het Internationaal Vakverbond zijn bereid. Het blad van de S.D.A.P. in ons vaderland, „Het Volk", wedijvert met Lloyd George in het propageeren van militaire sancties. Nederland moet meedoen. Zijn wij er allen van doordrongen, wat militaire sancties beteekenenl Mussolini heeft herhaaldelijk verzekerd, dat militaire sancties een Europeesche oorlog beteekenen. Inderaad! Militaire sancties beteekenen een Europeesche oorlog! En nu moge zelfs onze Zwitsersche geestverwant Ragaz in zijn „Neue Wege" schrijven, dat de Volkenbond zonder sancties zijn zin verliest en dat deze sancties een Europeesche oorlog kunnen beteekenen, maar dat deze oorlog dan toch geen oorlog in den gangbaren zin meer zal zijn, maar een politie-optreden in kolossalen stijl, een actie in dienst van internationaal recht wij kunnen en willen in de richting van deze beschouwingen geen enkele stap doen, omdat o.i. ook deze oorlog, die gevoerd zal worden met als motto „militaire sancties", niets anders zal zijn dan een oorlog in den gangbaren zin van het woord en dan een zoodanige oorlog in grooten, gruwelijken en goddeloczen stijl. Dat zelfs Ragaz zich door zijn felle en hartstochtelijke haat tegen Fascisme en Nationaal-Socialisme laat verleiden, om den oorlog, die Engeland tegen Italië zoo noodig onder de leus „militaire sancties" zal voeren, te beschouwen als een oorlog in dienst van het internationale recht, is voor mij een van de meest ontstellende dingen van den laatsten tijd. Zoo laten wij door een achterdeur „den rechtvaardigen oorlog", dien wij met inspanning van al onze krachten door den voordeur uit het huis van onze christelijke geloofsovertuiging verwijderd hadden, weer binnen. Indien dit aan het groene hout geschiedt, wat zal er dan gebeuren met het dorre? Een politieleger van den Volkenbond wordt door Kerk en Vrede niet afgewezen. Maar zoo'n politieleger heeft alleen zin en beteekenis, indien zijn instelling gepaard gaat met en volgt op de ontwapening der volken. Dan alleen kan men spreken van politioneele actie. Eerder niet en eerder nooit. Van ontwapening der volken is echter geen sprake. Europa werpt het masker af en keert terug tot zijn oorspronkelijke wildheid. Het bewapent zich al meer in koortsachtige haast. Nu kan men wel alle mogelijke begrippen hanteeren: volkenbondsleger, militaire sancties, politioneel optreden in grooten stijl, Prof. van Vollenhoven heeft ons reeds voor jaren gewaarschuwd. Wanneer de volken zich niet eerst ontwapenen, kan men doen en praten wat men wil, maar dan wordt de zaak op den ouden en vreeselijken voet voortgezet en wij zijn niets, maar dan ook absoluut niets gevorderd, hebben wij alleen dit bereikt, dat weer opnieuw duizenden en duizenden voor een waan de misdaad en de zonde van den oorlog zullen bedrijven. In 1914 hebben duizenden deze misdaad bedreven, in de verwachting, dat deze oorlog aan alle oorlog een einde zou maken. Deze verwachting is een waan gebleken. In 1935 zullen duizenden en duizenden deze misdaad opnieuw bedrijven, in het vertrouwen, dat zij een rechtvaardigen oorlog strijden tot handhaving van het internationale recht. Als Europa in bloed en tranen ondergaat, zal ook dit vertrouwen een waan blijken. Alsof er bij den tegenwoordigen stand van zaken internationale rechtspraak is. En alsof — indien deze er was — het internationale recht door den oorlog zooals wij hem kennen en zooals hij in het jaar onzes Heeren 1935 gevoerd zal worden, God betere het, gehandhaafd zou kunnen worden. Als leden van Kerk en Vrede kunnen wij alleen maar dankbaar zijn, dat mannen als Lansbury en Ponsonby — in onderscheiding van vrijwel heel de socialistische arbeidersbeweging, in onderscheiding ook van Ragaz — weigeren zich in deze richting te laten meezuigen. Men kan zeggen: maar dan staat gij als Kerk en Vredeleden volkomen machtelcos. In zekeren zin: ja! Wij hebben dat altijd geweten en ook altijd heel eerlijk gezegd. Indien een huis, waarin men, hoewel talloos vele malen gewaarschuwd, al meer kruitkisten en olievaten opgestapeld heeft en in welks onmiddellijke omgeving men voortdurend met brandende fakkels rondloopt en voetzoekers afsteekt, tenslotte in brand vliegt, staan op dat moment allen machteloos. Er komt een oogenblik, dat niemand de booze geesten, die men zelf opriep, meer beheerschen kan. Zie, zoo zien wij het wereldgebeuren. In het licht van Christus' woord: „Die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan". Daarom zijn wij ook niet zonder meer bereid, om met heel „Christelijk Europa" mee te bidden om vrede. Niet, omdat wij niet gelooven in de kracht van het gebed. Maar omdat wij niet overtuigd zijn van de oprechtheid van dat gebed. Onze vaderen hebben zure druiven gegeten. Is het wonder, dat onze tanden stomp geworden zijn? Hier helpt geen gebed. Hier redt alleen bekeering, terugkeer tot God en Zijn gebod. Men kan ons uitlachen en bespotten, men mag ons défaitisten en slappelingen schelden, wij kunnen en mogen maar één ding, tot de volken en tot de vorsten, tot de kerken en tot ons zelf het Wcord des Heeren spreken: Terug tot de Wet en de Getuigenis, anders geen dageraad! J. J. BUSKES Jr. Een briefwisseling. Een dezer dagen ontving ik van den heer X., theolog. candidaat, een brief met meerdere vragen. O.a. deze vraag: Onlangs sprak ik met iemand, die wel antimilitairist is, maar geen lid van Kerk en Vrede durft te worden Hij stelde me een moeilijke vraag: wat zou jij doen als je Abessiniër was? Ik heb daar nog eens over na gedacht: ik zou meevechten tegen Italië. Hier is een beroep gedaan op Volkenbond en pacten. Waar zijn ze? De Volkenbond is een troep lafbekken. Hier is een aanval. Een inbraak, een volken-rool'moord. Neen, in zóó'n geval zou ik een heiligen vreeselijken oorlog meevechten. Hier is oorlog beter dan toelating van misdaad. Wat zou K. en V. doen? # * # Geachte Heer X.! U deelt mij niet mede, of Uw vriend, die U vroeg: „Wat zon jij doen als je Abessiniër was?" het met Uw antwoord eens is. Indien dat het geval is, heb ik er toch eigenlijk bezwaar tegen, dat U hem bij mij introduceert als antimilitairist. Wij moeten met dat woord voorzichtig zijn. Onder militair isme versta ik niet alleen de verheerlijking van den oorlog, maar ook het aanvaarden van den oorlog, zij het in laatste instantie, ter verdediging en het daartoe in stand houden van leger en vloot. De leden van Kerk en Vrede zijn antimilitairisten, omdat zij eiken oorlog — ook den verdedigingsoorlog — afwijzen als zonde tegen God. Een heiligen oorlog kent Kerk en Vrede niet, alleen maaien uitsluitend een onheiligen oorlog. Tegenover Uw „oorlog is beter dan toelating van misdaad" stelt onze vereeniging dan ook in artikel 2 van haar statuten: „onrecht te lijden is beter dan onrecht te doen". Wat zoii Kerk en Vrede doen? Wilt U 't concreet? Nu dan, indien Abessynië nu eens niet Abessynië, maar Nederland was, dan zou ik tot alle „Kerk en Vrede"-leden zeggen: „Voor alles trouw blijven aan ons beginsel, trouw blijven aan Christus! Wat er ook van kome, nooit ons recht handhaven en onze onafhankelijkheid verdedigen met het middel van den oorlog." En indien de Overheid mij oproept, om mijn land en mijn volk, die ik liefheb, te land, ter zee of in de lucht met oorlogsgeweld te verdedigen, dan hoop ik, trouw aan ons beginsel, tot de Overheid te zeggen: „Ik kan en mag u niet gehoorzamen; niet omdat ik u als Overheid ongehoorzaam wil zijn, maar omdat ik u als Overheid alleen gehoorzamen wil om Gods wil en omdat gehoorzamen op dit punt voor mij zou beteekenen niet gehoorzamen aan God." Misschien vindt U 't goed, dat ik nog een enkele opmerking maak. Den laatsten tijd zijn verschillende resoluties inzake het conflict Italië—Abessynië gepubliceerd. Voor zoover deze resolutie's een principiëel en radicaal-antimilitairistisch geluid laten hooren, kan ik ze waardeeren. Ik voel echter niets voor een oproep tot gebed om den vrede, indien deze oproep niet tegelijkertijd beteekent een principiëel getuigenis tegen elk militairisme en eiken oorlog. In Jesaja 1 staat geschreven: „Als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn oogen voor u, ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt hoor Ik niet, want uw handen zijn vol bloed. Wascht u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van Mijn oogen weg komt dan! Indien gij willig zijt en hoort, zoo zult gij het goede van dit land eten, maar indien gij weigert en weerspannig zijt, zoo znlt gij van het zwaard gegeten worden." Indien Europa niet radicaal het oorlogsgeweld afzweert — niet in woorden, ook al schrijft men die neer met een gouden vulpenhouder (Kellogg-pact), maar met daden — zal het van het zwaard gegeten worden. Die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan. Wij hebben op het oogenblik wat anders te doen dan alleen te bidden om den vrede. U bent theologisch candidaat. Straks zult u met mij en vele anderen het Evangelie van Jezus Christus mogen prediken. Daarbij is een van de eerste eischen om datgene, dat naar zijn wezen zondig en goddeloos is, zondig en goddeloos en 't nooit heilig te noemen. Een heilige oorlog! Dat is U te machtig. Daarom spreekt U over een heiligen vreeselijken oorlog. In het woord vreeselijk beluister ik het protest van Uw door het Evangelie gericht geweten tegen het woord heilig, 't Is alsof U het woord heilig niet rechtstreeks met het woord oorlog durft verbinden. U zet er het woord vreeselijk tusschen. Wat WAT WIL „KERK EN VREDE"? Wij zijn meer dan pacifisten. Het gaat ons bovenal om Goc' eer en Christus'naam ... de diepste reden van ons verzet het brandend verlangen, om het Evangelie los te slac van de oorlogs-idee. G. J. HEERINC Wat" is ons beginsel ? „Kerk en Vrede", $|J|| B van oordeel, dal- slechte van hel" doorwerken der Christelijke beginselen heil te verwachten is voor menschen, volken en volkengemeenschap, dat deze doorwerking niet alleen tegengehouden wordt door den invloed der zonde, maar ook door het in standhouden van zondige gebruiken, waarvan het verderfelijkste de oorlog is, dat niet alleen de oorlog met alle recht spot, maar ook het karakter der moderne oorlogsvoering het godsdienstigzedelijk bewustzijn krenkt op een niet meer te verdragen wijze, dat het elk offer waard is om tegenover deze misdaad ernst te maken met de zedelijke waarheid, dat het beter is onrecht te lijden dan onrecht te doen, bindt den strijd aan tegen oorlog en oorlogstoerusting en roept alle Christenen binnen en buiten de kerken op om in dezen strijd mee te strijden, opdat de namen van Jezus Christus en Zijn Hemelschen Vader niet meer op die gruwelijke wijze door de volken geschonden worden als in de jaren, die achter ons liggen, het geval is geweest. Wat- is ons doel? „Kerk en Vrede" stelt zich ten doel, de christenheid, in het bijzonder de kerken, te doordringen van het besef, dat Evangelie en oorlog (ook de verdedigingsoorlog) een onverzoenlijke tegenstelling vormen en dat God van ons eischt, ons van deelneming of steun aan oorlog te onthouden. Uit deze doelstelling volgt: a) het persoonlijk streven van elk harer leden naar een levenshouding in overeenstemming met haar beginsel; b) strijd voor nationale ontwapening, afschaffing van militairen dienstdwang en van elke militaire organisatie; c) strijd voor internationale ontwapening en steun aan den Volkenbond uit den geest onzer vereeniging. VLUGSCHRIFT DER VEREENIGING „KERK EN VREDE" SECRETARIAAT AMMERSTOL - NUMMER 15 - PRIJS 10 CT