VOLK EN ' VADERLAND DOOR Ds. 11 BUSKES Jr. VADERLAND VLUGSCHRIFT VAN DE VEREENIGING KERK EN VREDE SECRETARIAAT AMMERSTOL- NUMMER 9. PRIJS 10 CT. 86 K 37 Mijn schild ende betrouwen Zijh Gij, o God mijn Heer, Op u zoo wil ik bouwen, Verlaat" mij nimmermeer; Dal- ik foch vroom mag blijven, Uw dienaar Kallen stond, De tyrannie verdrijven, Die mij mijn hart" doorwondt". Nationale opleving ! Len van de meest belangwekkende verschijnselen onzer dagen is de vrijwel in alle landen te constateeren nationale opleving, die vergezeld gaat van een steeds toenemende waardeering van volk en vaderland. Dat deze nationale opleving liet sterkste is in de landen, die het meest door den oorlog beïnvloed zijn en dan nog' weer het allersterkste in de landen, die het meest van den oorlog geleden hebben, spreekt vanzelf. Toch kan ook in de meer rustig gelegen landen, aan welke de invloed van den oorlog in den directen zin van het woord meer is v ooi bij gegaan, geconstateerd worden, dat opnieuw nadruk op de beteekenis van volk en vaderland wordt gelegd. In ons land openbaart deze opleving zich in bewegingen als die van het „Nationaal-Jongeren-Verbond", het Nationaal V erbond „Godsdienst, Gezin, Gezag" en de verschillende fascistische groepen, waarbij wij vooral denken aan de „Nationaal Socialistische Beweging in Nederland", die haar weekblad de wereld inzendt onder het opschrift Volk en Vaderland". \ an gioot belang is, dat deze nationale opleving een vrij sterk godsdienstig karakter draagt en in elk geval als een zegen van God gewaardeerd wordt. Zoo schreef een antirevolutionair dagblad: „Het is volkomen in de lijn deihistorie, dat ons volk in dezen revolutionairen en in menig opzicht bangen tijd steeds meer behoefte gevoelt om zijn nationale eenheid te beleven." Het blad noemt enkele feiten, die bewijzen „dat ons volk de goede dingen in ons nationale leven weer gaat zien en er zich in verblijdt" en geeft dan deze waardeering: „Het is een rijke zegen uit Gods hand, dat de oogen er weer voor geopend worden." „De nood maakt weer ontvankelijk voor de geestelijke goederen." Wij kunnen deze nationale opleving zeker niet uitsluitend politiek verklaren. Zij is een reactie op allerlei bewegingen van de negentiende eeuw, die het lied deivrijheid zongen, het leven der wereld wilden opbouwen van uit het leven van den vrijen onafhankelijken mensch, van geen bindingen wilden weten en een abstract en onwerkelijk internationalisme propageerden. De levens- en wereldbeschouwing, die achter deze be- wegingen als motor werkte, heeft in onze dagen afgedaan. In de nationale opleving uit zich het verzet en het inderdaad in vele opzichten gerechtvaardigd verzet van een wereld, die Verzadigd van en teleurgesteld in alle mogelijke vrijheids-theorieën met leege handen staat en nieuwe vastheden zoekt. Men wil een middelpunt, waaromheen het menschelijk leven kan worden opgebouwd. Bij de nationale bewegingen van onzen tijd is dat middelpunt: volk en vaderland. Zij zijn dus een reactie op de theorie en de praktijk van een vorige generatie, die geloofde in de vrijheid, de autonomie, de rechten van den enkeling, de ontplooiing van de menschelijke persoonlijkheid, de idee van de menschheid, die opgebouwd werd uit het totaal van alle menschelijke persoonlijkheden. Voor deze vroegere generatie verloor de idee van volk en vaderland aan beteekenis. Haar geloof is intusschen voor de meesten van onzen tijd onaanvaardbaar. Het is stukgebroken of is bezig stuk te breken. Men stelt de vraag of het volk niet van grooter belang is dan de enkeling en of het vaderland niet meer beteekent dan de menschheid. Men zoekt weer vastheid en binding. Dit alles vormt de geestelijke achtergrond van de nationale opleving. Het nationalisme wint veld, omdat het een boodschap brengt, die correspondeert op den nood van onze dagen. Een bloedlooze levens- en wereldbeschouwing met alle mogelijke relativismen en abstracties moet ruimte maken voor het warme geloof in volk en vaderland, dat opkomt uit de levende werkelijkheid. Nog één stap en het nationalisme is een nieuwe religie geworden. Dr. Datta heeft van het Oosten gezegd, dat het nationalisme als bezielende kracht de plaats van de religie heeft ingenomen. Met goed recht kunnen wij, wanneer wij denken aan Fascisme en Nationaal-Socialisme, hetzelfde van het Westen zeggen. Het kan zoover komen, dat de bestaande godsdienst in dienst van dit nationalisme wordt gesteld. Toen Hitier in Juli 1933 voor de radio over de kerkelijke verkiezingen sprak, zei hij: „Het Nationaal-Socialisme heeft steeds de verzekering gegeven dat het besloten is de christelijke kerken in staatsbescherming te nemen. De kerken zelf kunnen er geen oogenblik over in twijfel zijn, dat zij die bescherming noodig hebben en slechts door den Staat in staat worden gesteld hun religieuze missie te vervullen. Ja, de kerken eischen deze bescherming. De Staat eischt daartegenover, dat de kerken hem iederen steun zullen verschaffen, dien hij noodig heeft." De beweging van de Duitsche Christenen is niet anders dan de organisatie van deze gedachte, door Hitier in deze radiorede uitgesproken. Zoover behoeft het evenwel niet te komen en zoover komt het ook inderdaad niet overal. Voorloopig komt het zoover in elk geval niet in Nederland. Het weekblad van het „Nationaal Oran.ie Verbond" moge in een door en door onchristelijke overspanning van het nationale schrijven: „Zooals Jezus voor de geheele wereld gestorven is, zoo is Prins W illem van Oranje voor NederlancE gestorven", er zullen niet vele christenen in ons vaderland zijn, die met dit woord en de levensbeschouwing, die er aan ten grondslag ligt, instemmen. Het blijft in ons land tot nog toe bij een nationale opleving en al ontvangt deze wel gaarne een zekere religieuze wijding van de zijde van den godsdienst, al wil deze wel even gaarne den godsdienst als haar voedingsbodem beschouwen, zij wil toch zelf geen religie zijn. Volk en vaderland scheppingsordeningen en dus gebod van God ? Volk en vaderland zijn scheppingsordeningen. Zij zijn als zoodanig uitdrukking van den wil van God, die de Schepper is. Op honderdvoudige wijze wordt dit er op het oogenblik in het buitenland en in het eigen land bij de christenen ingehamerd. Nu ontkennen wij zeker niet, dat er, wanneer er gesproken wordt over volk en vaderland, ook over scheppingsordeningen gesproken moet worden. Wat wij echter wel ontkennen is, dat deze scheppingsordeningen zoo gemakkelijk gehanteerd kunnen worden als het tegenwoordig gebeurt. Een gegeven — hetzij volk, hetzij vaderland — dat men uit de voor ons toegankelijke wereld meent te kunnen afleiden, mag in geen geval met het gebod van God, dat wil dus zeggen met den wil van God, worden vereenzelvigd. Gods gebod, Zijn wil voor ons handelen, is voor hen, die in Jezus Christus gelooven, gegeven in het woord: „Gij zult God liefhebben boven alles en den naaste gelijk uzelf." Niets mag naast dit gebod van God worden gesteld. „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Natuurlijk zijn er gegevens in het mensclielijk samenleven, die aan alle leven als onveranderlijke veronderstellingen ten grondslag liggen. Deze gegevens zijn in hun vormen veranderlijk, maar in hun grondstructuur onveranderlijk. Denk aan de meest sprekende voorbeelden: de verhouding van man en vrouw en die van ouders en kinderen. Wij mogen deze gegevens echter in geen geval met de schepping laten samenvallen. Wij kennen immers de schepping van God uitsluitend in haar gebrokenheid en verwording door de zonde. Al geldt voor een christen, dat eerbied voor den Schepper erkenning eischt van het gegevene en dankbare aanvaarding van de goedheid Gods in Zijn ordeningen, zoo mag over dezen eerbied en deze aanvaarding toch alleen onder een zekere reserve gesproken worden. Het gegevene is niet het door God geschapene, maar het door God geschapene gelijk het door de zonde der menschen bedorven is. Alle ordeningen — ook volk en vaderland — zijn in hun historische vormen heenwijzingen naar en herinneringen aan den wil van God, die de menschen gebiedt te leven in gemeenschap met elkander, maar zij zijn tegelijkertijd openbaringen van menschelijke zonde en goddeloosheid, werktuigen van een zondig, wijl gewelddadig collectief-egoïsme. Daarom loopen zij altijd gevaar tot afgoden te worden. Wanneer zij verabsoluteerd worden, worden zij onherroepelijk tot valsche veiligstellingen van dit leven tegenover het oordeel van God en tot verschansingen, achter welke de mensch, dien God uit de gegeven wereld wil uithalen, zich verbergt. Dan worden de ordeningen van God tot verweermiddelen tegen het Koninkrijk Gods. Daarom is Gods wil niet uitsluitend: aanvaarden, maar ook: zich verzetten. De voor een zeker conservatisme karakteristieke apologetiek, door welke met behulp der voorzienigheidsgedachte de gegeven ordeningen als de door God gewilde ordeningen worden gerechtvaardigd en iedere kritiek als ongehoorzaamheid aan deze door God gewilde ordeningen wordt afgewezen, kan alleen opkomen, waar het geloof radicaal bedorven is. Echt gelooi is ondenkbaar zonder een levend en smartelijk bewustzijn van de geweldige tegenstelling tusschen de wereld, die God wil en de wereld, zooals zij op het oogenblik is. Hoe groote gevaren hier dreigen, wanneer nationale bewegingen zich van Gods scheppingsordeningen meester maken, is zonder meer duidelijk. Gods wil, in Jezus Christus ons geopenbaard, wordt op nonactief gezet en ingeruild voor Gods wil, zooals deze in volk en vaderland tot ons spreekt. Volk en vaderland komen naast God te staan. Volk en vaderland worden afgoden. Het is ongeoorloofd aan volk en vaderland als aan door God gewilde scheppingsordeningen een goddelijke sanctie te verleenen. VolkPT) yijj] anhp.iipingpu van God, maar ook producten van zonde. Van elk volk geldt: Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren! Vereenzelviging van het gegevene met de schepping moet worden afgewezen. Daarom is een ethiek, die het gebod Gods zoo maar uit de gegeven wereld meent te kunnen en te mogen afleiden, nooit een christelijke ethiek, omdat zij zich op den troon van God zet. In Duitschland wordt in dit opzicht in onze dagen giuwelyk gezondigd. Maar ook in ons land dreigen gevaren. Volk en vaderland worden naast gezin en gezag zonder meer als scheppingsordeningen gepropageerd. Toch staan volk en vaderland niet op één lijn met het gebod van God. Dienst van God beteekent daarom volstrekt niet, dat volk en vaderland zonder meer en ten koste van alles gehandhaafd moeten worden. De eisch om God te dienen is absoluut. Daaraan moet desnoods — let wel: desnoods — alles opgeofferd worden. Ook volk en vaderland. „Zoek eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid. ^\ie dit woord van God hoort en gehoorzaamt, zal nooit de leuze: „Godsdienst, Volk en Vaderland" kunnen onderschrijven. Wanneer men met volk en vaderland als met scheppingsordeningen van God werkt, woorden volk en vaderland in hun beteekenis licht overschat en ontvangen zij gemakkelijk een godsdienstige wijding en een goddelijke kwaliteit, die hun niet toekomen. Volk en vaderland hebben recht, maar een relatief, nooit een absoluut recht. De eenheid van een volk b.v. is een zeer samengestelde en zeer variabele grootheid. Dit geldt in nog sterker mate van den nationalen staat. Dat een Nederlandsche, maar niet een Europeesche staat tot Gods scheppingsordeningen behoort, is toch wel heel moeilijk te handhaven. Men kan zelfs de vraag stellen, waarom men niet evengoed met de idee menscliheid als met die van volk en vaderland zou mogen werken. „God, Nederland en Oranje" is een leuze, die aan de meeste christenen bevalt. Waarom men deze leuze als christelijk aanvaarden moet, maar een andere als bijvoorbeeld „God, Menschheid en Volkenbond" als opstand tegen Gods ordeningen en als Babels torenbouw moet afwijzen, is niet duidelijk. Dat het nationale als zoodanig aantrekkelijker is dan het internationale, omdat het concreter is, kan daarvoor geen motief zijn. Waarom zon er tusschen God en volk een nauwer betrekking' bestaan dan tusschen God en menschheidl Menschheid is volstrekt geen holle frase, gelijk men tegenwoordig wil doen gelooven. De onderscheiding der volken heeft alleen zin op den bodem van de menschheid. Daar is een samenhang tusschen de menschheid, die een christen nooit uit het oog mag verliezen. Vooral niet in tijden van oplaaiende nationale hartstochten. Volk en menschheid mogen niet van elkander geïsoleerd worden. Juist in het op elkander betrokken zijn van deze twee ligt hun beteekenis. Het volk bestaat niet los van de menschheid, evenmin als de menschheid los van het volk bestaat. Een kosmopolitisch idealisme heeft het laatste vergeten, toen het zich een wereldrijk droomde zonder ernstig rekening te houden met de samenstellende deelen. Maar het eerste wordt verwaarloosd waar de oudminister Van Dijk in het Gedenkboek der Anti-Iievolutionaire Partij schrijft: „Hoe zeer het de geest van den nieuwen tijd is om internationaal te zijn en te denken en hoewel men bijkans het odium van achterlijkheid op zich laadt, wanneer niet voor alles een internationaal standpunt als het ruime, het echt menschelijke wordt ingenomen, toch is het nationale den mensch in het hart geplant, dat is ook de leiding Gods in de geschiedenis der volken"; of waar de N. S. B. getuigt: „Wij, nationaal-socialisten, willen eerst in het belang van ons eigen volk een stevig gefundeerde, goed geordende natie vormen. Wij willen toonen, dat wij in staat zijn onze eigen boontjes te doppen en goed ook. En als het zoover is, dan willen wij trachten op bescheiden, waardige wijze een woordje mede te spreken, wanneer het gaat om de belangen van andere natiën. Maar zoover is het nog niet." De geschiedenis van volk en vaderland uitdrukking van Gods wil en dus normatief ? Het is noodzakelijk, dat wij in dit verband ook wijzen op het groote gevaar, dat tegenwoordig de christenheid bedreigt in de poging, om Gods wil niet alleen uit de gegevens volk en vaderland, maar ook uit de geschiedenis van deze twee af te leiden. De geschiedenis wordt dan norm voor ons handelen. In christelijken kring dreigt dit gevaar, waar de wijze, waarop men Groen's leuze „Daar staat geschreven en daar is geschied" in de praktijk toepast, het „Daar is geschied" tot het een en het al maakt, waarbij het „Daar staat geschreven' tot een vlag wordt, die de lading niet dekt. In het christelijk-historisch verslindt clan het historische het christelijke, daar het met het christelijke vereenzelvigd wordt. Het historische wordt in de praktijk het normatieve, niet alleen in de beoordeeling van het verleden, maar ook — en dat is het ergste — met het oog op het handelen in de toekomst. Het gebod van God wordt door de geschiedenis van volk en vaderland opzij gedrongen: „Neen, onze vorstelijke nationale goederen, onze ideëele goederen, die ons van Gods wege door onze vaderen zijn nagelaten, willen wij niet missen. Tegen geen enkele prijs. Met God pal staan voor koningin en vaderland. Als het moet, tot in den dood, met de bede op de lippen: Mijn God, ontferm U over dit land en volk. Maar daardoor ook met de kreet op de lippen: Oranje Boven!" (De legerpredikant Ds. Bootsma.) De geschiedenis van volk en vaderland wordt opgevat als een getuigenis, dat „Kerk en Vrede" Gods wil niet verstaat. Onze vaderen hebben oorlog gevoerd en zijn door God — de geschiedenis toont het — gezegend. Het beste bewijs, dat de ontwapenaars van Gods wil niets begrijpen. Dat men in niet-christelijken kring aan ditzelfde gevaar bloot staat, spreekt wel haast vanzelf. Einstein is er, om het ons te laten zien. Deze felle anti-militairist wordt militairist, om de beschaving van de Latijnsche landen te redden. Moeten wij dan volk en vaderland en de beschaving van volk en vaderland niet redden? Wij hebben maar één ding te doen: God te dienen en Zijn gebod te gehoorzamen! Zoowel de christenen, die onder de leuze „Daar staat geschreven en daar is geschied" de geschiedenis van volk en vaderland tot norm verheffen en het daarom noodig vinden Nederland met de wapenen te verdedigen, omdat liet Gods wil is, dat dit „eiland waar God woont" (Ds. Bouma) blijft bestaan, als de menschen a la Einstein, die naar de wapenen grijpen om de beschaving te redden, spelen voorzienigheid. Dit is evenwel onze taak niet! Onze taak is: God te dienen en Zijn wil te volbrengen, wat er ook van komt, al zou Nederland er bij onder gaan, al zouden wij de beschaving er bij verliezen. Men kan natuurlijk spreken van nationale behoeften en nationale eischen en nationale geschiedenis, van historische momenten voor en wereldhistorische missie van volk en vaderland, van providentieele roeping en providentieele doeleinden, maar al deze en al dergelijke ideeën moeten zich ondergeschikt weten aan het gebod van God. Wanneer zij het niet doen, komt het tot afgoderij. Geschiedenis en gebod van God vallen niet samen. Volk en vaderland en het gebod van God. Volk en vaderland mogen in hun beteekenis door een christen niet ontkend worden. Integendeel. Een christen heeft met de werkelijkheden van het wereldleven rekening te houden. Maar hij heeft zich daarbij vrij te houden van alle pathos. De nationale mensch is de ongebroken mensch, die zich van zijn waarde bewust is. Dit zelfbewustzijn wordt dooide prediking van het kruis geschokt. In deze prediking wordt het geloof in eigen waarde als een waan onthuld. Dit nationale zelfbewustzijn wordt gebroken. Het evangelie roept ook den nationalen mensch op tot bekeering: deze moet zijn nationale heerlijkheid prijs geven, om haar in ootmoedig buigen voor Gods heerlijkheid iederen dag terug te ontvangen. Alleen bij deze veronderstelling mag er gesproken worden over een betrekkelijk recht van een opvoeden tot nationaal zelfbewustzijn. Ook maakt het evangelie van het kruis den mensch los uit de nationalen samenhang. De toekomst van Jezus Christus is van een geheel andere en een veel en veel hoogere beteekenis dan de nationale herkomst. In elke nationale beweging blijft een christen een vreemdeling. Daar is tweeërlei vaderland. Dit vreemdelingschap van een kind van God in deze wereld beteekent echter niet, dat een christen onverschillig staat tegenover volk en vaderland. Verre van dat. Zij is een vreemdelingschap met Christus den Opgestane, die aan de wereld teruggegeven werd, om haar te dienen. Daarom beteekent deze vreemdelingschap voor een christen ook het zich één weten met zijn volk, het meedragen van den volksnood, het dienen van zijn volk. Maar het pathos ontbreekt. Wij weten, dat een eeuwige onvergankelijke wereld ons wacht achter deze voorbijgaande vergankelijke wereld. In het nationale uit zich een gerechtvaardigd protest tegen het individualistische. De oproep om ons behooren tot ons volk met zijn geschiedenis ernstig te nemen en om dit als een van de bindende machten in ons leven te zien, hebben wij allen noodig. God heeft ons niet geschapen als losse op zichzelf staande individuen, maar als leden van een gemeenschap, die wij niet mogen ontkennen. God heeft ons geschapen in een bepaalde levenssamenhang en op een bepaalden levensgrond. Het leven van den enkeling is verworteld in dat van zijn volk. Intusschen is God er niet voor volk en vaderland, maar volk en vaderland zijn er voor God. Stahl, die op Groen van Prinsterer en via dezen op het orthodoxe deel van ons volk grooten invloed heeft geoefend, heeft de „Neue Preuszische Zeitung" mede helpen oprichten. Het symbool van dit blad was een kruis. Zijn zinspreuk: Voorwaarts met God voor Koning en Vaderland! Ds. Bootsma, de leger-predikant, en velen met hem zeggen op dezelfde wijze: Met God voor Koningin en Vaderland! Wij hebben er geen bezwaar tegen de woorden van deze zinspreuk te behouden, maar dan zal de volgorde der woorden een andere moeten worden: Met Koningin en Vaderland voor God. Men lette er op, dat de nationale bewegingen nooit het laatste, maar altijd het eerste zeggen. De leuze „God, Nederland en Oranje", wordt veelmeer als een aanduiding van een zekere uitverkorenheid dan als een oproep tot verantwoordelijkheid beschouwd. Zij beteekent meer God in dienst van Nederland en Oranje, dan Nederland en Oranje in dienst van God. Een volk leeft niet van ideologieën, maar alleen van Gods Woord. Onze waardeeringen en handelingen ten opzichte van volk en vaderland kunnen wij daarom niet opbouwen op de een of andere geschiedenis-filosofie of christelijkhistorische wereldbeschouwing. Onze waardeeringen en handelingen blijven gebonden aan Gods gebod. God is de Heer der geschiedenis en alle gebeuren dient Zijn plan. Dit plan blijft ons onbekend en de gangen van God blijven ons verborgen. Wij weten niet wat God met ons volk voor heeft. Het kan zijn, dat het zich zal handhaven. Het kan ook zijn, dat het onder gaat. Maar op deze overwegingen kunnen wij ons nationale leven niet opbouwen Het komt er voor ons niet op aan, het uur der geschiedenis te bepalen, maar te gehoorzamen. Wij hebben niet in Gods raad gezeten, toen Hij ons volk tot aanzijn riep en wij zullen niet in Gods raad zitten, wanneer Hij ons volk laat onder gaan. Het einde is ons verborgen even- als liet begin. Dat God regeert, beteekent niet, dat Hij ons volk en ons vaderland altijd in stand zal houden, omdat wij dat noodzakelijk vinden. Wanneer wij over Gods voorzienigheid spreken, bedoelen wij Gods verborgen wil in de onderhouding van Zijn wereld op Zijn wijze. Ook in ons waardeeren van en in ons werken voor volk en vaderland, zijn wij aangewezen op het gebod van God, dat wij hooren mogen in het geloof, wanneer God tot ons spreekt. Het gebod van God. Wat nu dit gebod van God aangaat, Kerk en Vrede stelt zich ten doel, de christenheid en in het bijzonder de kerken te doordringen van het besef, dat evangelie en oorlog een onverzoenlijke tegenstelling vormen en dat God van ons eischt, ons van deelneming en steun aan oorlog te onthouden. Zoo hooren wij, leden van Kerk en Vrede, in het gelocf het gebod van God, wanneer Hij in Jezus Christus en in Zijn evangelie tot ons spreekt. In de door onze vereeniging uitgegeven geschriften en in ons veertiendaagsch orgaan „Kerk en Vrede" wordt dit alles meer in den breede uiteengezet en toegelicht. In dit vlugschrift willen wij alleen doen verstaan, dat, indien wij inderdaad zoo het gebod van God hooren, geen verschuiving in het wereldgebeuren, geen nationale opleving, geen geschiedenis-beschouwing, ons er toe brengen kan, de scherpe punten van dit gebod van God af te slijpen. Wij hebben dit gebod gehoord en wij hooren het altijd opnieuw. Er is voor ons maar één ding, dat wij kunnen en mogen: het onvoorwaardelijk gehoorzamen. Wanneer men tot ons spreekt over volk en vaderland als over scheppingsordeningen, wanneer men getuigt: „God, Nederland en Oranje", wanneer men propageert: „Daar staat geschreven en daar is geschied" en daarom: Nationale Bewapening en desnoods — zij het in het alleruiterste geval — oorlog, dan antwoorden wij: Kunt gij inderdaad den oorlog aanvaarden als het gebod van God, zoodat, gij met en in den oorlog God in Jezus Christus dient en verheerlijkt? Wij kunnen het niet! Wij hebben ons volk en ons vaderland lief. Daarom willen wij als christenen deze onze liefde vcor volk en vaderland laten heiligen door onze liefde tot God en Gods liefde tot ons. Wie volk en vaderland lief heeft boven God, kan geen christen zijn. Onze liefde voor volk en vaderland kan voor ons alleen een voor God te verantwoorden liefde zijn, wanneer zij leeft in de sfeer van gehoorzaamheid aan Zijn gebod. Voor ons de gehoorzaamheid. Voor God de voorzienigheid. Wij staan in dienst van den Grooten Leidsman, den Sterken Held, dien God ons verkoren heeft, die alleen ons volk en ons vaderland bewaren kan en die van ons vraagt, dat wij ons met volk en vaderland zullen laten bewaren in een onvoorwaardelijke erkenning en gehoorzaamheid aan Zijn gebod. Daar is maar één ding goed zoowel voor ons als voor volk en vaderland: God lief te hebben boven alles en den naaste gelijk zich zelf. Daar is maar één taak, die de kerk in de verwarring van dezen tijd te vervullen heeft: het evangelie van Jezus Christus te verkondigen en de mensehen het gebod van God op het hart te binden. Tot het volbrengen van dat ééne ding en het vervullen van die ééne taak wil Kerk en Vrede alle christenen opwekken en dat dan in het bijzonder ten opzichte van het vraagstuk van den oorlog! Op de ongerechtigheid van den oorlog zien wij Gods vloek liggen! Daarom getuigen wij: Wie volk en vaderland lief heeft, breke onvoorwaardelijk en radicaal met deze ongerechtigheid. Om Christus' wil! Uit de Statuten van „Kerk en Vrede": BEGINSEL (Art. 2). MOTIE aangenomen in de oprichtingsverg. 8 Oct. 1924. De Groep, enz. „van oordeel, dat slechts van het doorwerken der Christelijke beginselen heil te verwachten is voor menschen, volken en volkengemeenschap, dat deze doorwerking niet alleen tegengehouden wordt door den invloed der zonde, maar ook door het instandhouden van zondige gebruiken, waarvan het verderfelijkste de oorlog is, dat niet alleen de oorlog met alle recht spot, maar ook het karakter der moderne oorlogsvoering het godsdienstig-zedelijk bewustzijn krenkt op een niet meer te verdragen wijze, dat het elk offer waard is om tegenover deze misdaad ernst te maken met de zedelijke waarheid, dat het beter is onrecht te lijden dan onrecht te doen, ^ bindt den strijd aan tegen oorlog en oorlogstoerusting en roept alle Christenen binnen en buiten de kerken op om in dezen strijd mee te strijden, opdat de namen van Jezus Christus en Zijn Hemelschen ^ ader niet meer op die gruwelijke wijze door de volken geschonden worden als in de jaren, die achter ons liggen, het geval is geweest". DOEL (Art. 3 en 4.) „De vereeniging stelt zich ten doel, de christenheid, in het bijzonder de kerken, te doordringen van het besef, dat Evangelie en oorlog (ook de verdedigingsoorlog) een onverzoenlijke tegenstelling vormen en dat God van ons eischt, ons van deelneming of steun aan oorlog te onthouden". „Uit deze doelstelling volgt: a. het persoonlijk streven van elk harer leden naar een levenshouding in overeenstemming met haar beginsel; b. strijd voor nationale ontwapening, afschaffing van militairen dienstdwang en van elke militaire organisatie; c. strijd voor internationale ontwapening en steun aan den Volkenbond uit den geest onzer vereeniging". N.B. Allen, die zich met Beginsel en Doel van „Kerk en Vrede" kunnen vereenigen, zoowel binnen als buiten de kerken, kunnen door het kenbaar maken van hunne instemming aan den secretaris, Ds. J. B. Th. HUGENHOLTZ te Ammerstol, tot de Vereeniging' toetreden tegen een door hen zelf vast te stellen jaarlijksche contributie (minimum ƒ 2.—) welke men gelieve te zenden aan de Administratie „Kerk en Vrede", Giro 149605, Ammerstol. De leden ontvangen het veertiendaagsch orgaan „Kerk en Vrede" gratis; voor niet-leden bedraagt het minimum-abonnement ƒ 2.—. Voor God wil ik belijden En Zijne groote machf-, Daï ik tot- geenen tijden Den Koning heb veracht": Dan daf" ik God den Heere, Der hoogsten Majesteit", Heb moeten obediëeren In der gerechtigheid. UITGAVEN VAN „KERK EN VREDE" 1. „KERK EN VREDE", officieel orgaan der vereeniging; verschijnt 2 X per maand. Abonnementsprijs ƒ 2 — per jaar (buitenland ƒ 2.50, voor leden gratis). Losse nummers van het orgaan kosten 5 cents. 2. VLUGSCHRIFTEN : No. 1. „Katholiek Pacifisme" door Prof. Dr. G. J. Heering. (uitverkocht). „ 2. „Christendom en Oorlogsbedrijf" door Prof. Dr. G. J. Heering, prijs 15 cent. ,, 3. „De Taak van de Kerk in de Vredesbeweging" door Dr. A. K. Kuiper, prijs als no. 2. „ 4. „Daar staat geschreven" door Ds. J. J. Buskes Jr„ prijs als no. 2. „ 5. „Kerk en Vrede" door Ds. J. B. Th. Hugenholtz, prijs ' als no. 2. „ 6. „Hoe onze Anti-Revolutionairen worden voorgelicht (Dr. H. Colijn over het oorlogsvraagstuk)" door Prof. Dr. G. J. Heering, prijs 10 cents. „ 7. „Waarom wordt de Particuliere Wapenindustrie niet afgeschaft" ? door Prof. Dr. C. G. van Riel, prijs 10 cents, „ 8. „De Les van „De Zeven Provinciën"" door Prof. Dr. G. J. Heering, prijs 5 cents. 3. STROOIBILJET „KERK EN VREDE" (bevattende „Motie" en beginselverklaring), 100 ex. ƒ0.35; 1000 ex. ƒ2.50. STROOIBILJET „VRIJSTELLING VAN DEN MILITAIREN IJIENST", 100 ex. ƒ0.35; 1000 ex. ƒ2.50. 4. AANPLAKBILJETTEN : 1°. „Kerk en Vrede", prijs 5 cents. - • >V lijstelling van den Militairen Dienst'*, prijs 5 cents. Bestellingen en betalingen geschieden bij de Administratie „Kerk en Vrede" te Ammerstol Telefoon 5, Giro 149605. Schermer's Drukkerij, Bolsward