DOOR JOHANNES DE HEER 3DE DRUK ZOEKLICHT-BOEKHANDEL ROTTERDAM Het Spiritisme door Johannes de Heer 3e druk —Zoeklicht Boekhandel - Rotterdam r HET SPIRÏTÏSME. Het is niet de bedoeling in deze brochure op uitvoerige wijze het Spiritisme te bespreken en te bestrijden. Ik wensch van deze misleidende geestesstrooming alleen de voornaamste kenmerken onder de aandacht te brengen en in het licht der Schrift te stellen. Het Spiritisme heeft in zijn nieuwen! vorm en onder zijn nieuwen naam eerst in 1848 zijn intrede gedaan in de wereld, doch in wezen dateert het reeds van de dagen van Noach, toen alle vleesch zijn weg verdorven had op aarde (Gen. 6:11). In het Egyptische, Assyrische en Babylonische Wereldrijk werden deze Occulte praktijken verricht door de sterrenwichelaars en duivelskunstenaars. En door Jesaja werd de geboorte van Christus aangekondigd ten tijde van groote geestelijke duisternis (9:1), toen men inplaats van zijn God, de waarzeggers en duivelskunstenaars ging vragen (8 :19). De bakermat van de nieuwe beweging is Rochester in Amerika, waar een klein meisje, Kate Fox, voor het eerst het kloppen waarnam, dat aanleiding gaf tot verbinding met de geesten. De opgang, dien deze beweging maakte, was groot. Twee jaren daarna telde men in Amerika reeds 30.000 mediums en alleen in Philadelphia 300 Spiritistische clubs, terwijl 20 jaren later het aantal aanhangers in Amerika op 10 millioen werd geschat. De enorme vooruitgang van het Spiritisme in Engeland komt voor een groot deel op rekening van Sir Conan Doyle — vroeger vermaard als schrijver van detective romans — en later, op 60-jarigen leeftijd tot het Spiritisme bekeerd. Ook van Sir Oliver Lodge de vermaarde wis- en natuurkundige. Sir Conan Doyle was de man, die met betrekking tot Amerika schreef: „Ik zeg u, dat het Spiritisme het land gaat overstroomen; de groote verandering kan met worden tegengehouden". En hij was ook de man die in zijn boek „De Nieuwe Openbaring" zeide: Het Christendom moet veranderen of verdwijnen". Thans vindt men de beoefenaars van het Spiritisme over de geheele wereld in tientallen millioenen. Ook in ons land is de aanhang geweldig; de heer Uobel, destijds voorzitter van den Spiritistenbond in Holland, noemde het Spiritisme in „Pro en Contra": „een nieuwe uitstorting van geest over alle vleescheen nieuwe openbaring, waarnaar de mensch reeds lang hongerde". Men moet zich niet verwonderen over zoo een groot succes. De wereld toch is bezwangerd met zucht naar kennis, wonderen en teekenen en daardoor overrijp voor deze besmetting. Het ongeloof wil zien en eischt te eken en (Matth. 12 : 38, 39). Het geloof daarentegen is tevreden met Gods Woord en verlaat zich daarop (Joh. 20:29). Het ongeloof merkt aan de dingen, die men ziet. Het geloof leeft in de o n z i e n 1 ij k e dingen (2 Kor 4 ■ 18). Voor den geloovige is het geloof de vaste grond der dingen, die men hoopt en het b e w ij s der zaken, die men niet ziet (Hebr. 11 ; 1). Een waai- Bijbelsch Christen heeft dan ook niet de minste behoefte aan datgene, waarin het Spiritisme juist zijn kracht vindt, n.1. in het 1 aten zien het zintuigelij k ervaren. Men onderscheidt Spiritisten en Spiritualisten; zij verschillen in bijzaken, doch in hoofdzaken zijn ze het met elkaar eens. Langen tijd had het Spiritisme te kampen met den tegenstand van denkende en godsdienstige menschen, doch langzamerhand heeft het zich zoodanig aangepast, dat zoowel godsdienstige als ongodsdienstige, ge- leerde als ongeleerde, beschaafde als onontwikkelde menschen onder zijn beoefenaars gevonden worden. Het is een stelsel, dat meer dan eenig ander, „elch wat wils" geeft. Sinds in Januari 1909 het belangrijke rapport van het bekende Britsche Genootschap voor Psychisch onderzoek („Society for Psychical Research") verschenen is, is de twijfel van menigeen veranderd in een overtuigd voorstaan van het Spiritisme. Dit genootschap had zich namelijk ten doel gesteld, onder wetenschappelijke voorwaarden op verschillende plaatsen gelijktijdige proeven te nemen, met zoodanige voorzorgsmaatregelen, dat bedrog uitgesloten was. Dit onderzoek heeft aan het licht gebracht, dat er werkelijk een omgang met geesten bestaat. Doch daarmede is nog niet bewezen, dat die geesten, geesten van overledenen zijn. Het zijn geesten der duivlen. De vraag, die allicht opkomt, hoe die geesten dan toch de overledenen zoo kunnen nabootsen, in allerlei bijzonderheden van schrift, karakter, vorm enz. is gemakkelijk te beantwoorden. De Duivel toch weet veel uit het leven van een afgestorvene, en hij kan uitspraken en bijzonderheden van hen door zijn demonen doen gebruiken. Ook is het mogelijk, dat de demonen onze gedachten kunnen lezen en onze voorstellingen zien; en het spreekt vanzelf, dat als wij over onze overleden vader of moeder denken, we ons ook vaak hun persoonlijkheid voor den geest halen en hun stem nog hooren. Dat zien en hooren ook de demonische geesten. Ook Ds. Huet heeft in zijn brochure „Na vijf jaren" gezegd, dat hij wel het Spiritisme den rug toegekeerd heeft, doch overtuigd bleef van het werkelijk bestaan van geestverschijnselen en geestverschijningen; en dat het Spiritisme niet alleen een godsdienstig stelsel is, doch een godsdienst, die zich aanmatigt alle andere godsdiensten te overvleugelen of te vervangen. In dit opzicht is het Spiritisme dus geen bedrog; maar het bedrog schuilt ergens anders. Het Spiritisme toch geeft voor, dat het in staat is, de menschen in verbinding te stellen met geesten van afgestorven en dat is een leugen. We zullen dit later uiteen zetten, doch eerst willen we ons bezig houden met de directe gevaren. DE GEVAREN VAN HET SPIRITISME. Zij die aanleg hebben voor het Spiritisme, hebben te bedenken, dat de gevaren voor lichaam en 'geest op dezen weg groot zijn! Het aanbod, om iets van dierbare afgestorvenen te vernemen, is zeer aanlokkelijk, doch men late zich niet vangen! Spiritisme is bedrog en bovendien ongehoorzaamheid jegens God. De geestelijke gevaren zijn ontzaglijk, doch ook de lichamelijke zijn niet gering. Zelis een man als Dr. Zeehandelaar (die intusschen het Spiritisme als religie een zeer nuttig iets (!) en als zoodanig een ware uitkomst vindt) eindigt zijn brochure: „Het Spiritisme en zijne gevaren" met de woorden ,,dan zal tevens een einde gemaakt kunnen worden aan de gewone spiritistische Séances, waar niets geleerd, maar veel bedorven wordt". Felix Ort, die uit zijn studie: „Het Spiritisme" een overtuigd voorstander blijkt te zijn, besluit zijn werk eveneens met de erkenning: „De practische beoefening van spiritistisch onderhoek stelt aan ernstige gevaren bloot en is alleen bij groote voorzichtigheid aan diegenen aan te raden, die de stellige bewustheid hebben er toe geroepen te zijn". Uitputting en ziekte kunnen de gevolgen zijn van een zich beschikbaar stellen voor deze demonische invloeden. In een der groote Berlijnsche dagbladen verscheen een oproep tot de geleerde wereld van een bekende schrijfster, waarin zij er de aandacht op vestigde, dat het zich practisch bemoeien met het Spiritisme maar al te vaak tot krankzinnigheid aanleiding geeft. Het zijn vooral zij, die aan automatisch schrijven doen, die gemakkelijk aan hallucinaties gaan lijden, speciaal door de er mede verbonden gemoedsbewegingen. Dit schrijven geschiedt door middel van de „planchette" of zelf schrijvend potlood, bestaande uit een plankje op wieltjes, waaraan een potlood gebonden is. Als dit instrument door de hand bewogen wordt, terwijl de hand er op rust — schrijft het verschillende letters of figuren neer, zoogenaamde boodschappen. Dr. Williamson, officier van gezondheid te Edinburgh, schreef in een Schotsch blad: „dat de nieuwe Spiritistische beweging een direct gevaar is voor de zenuwen en voor den geestelijken weerstand van het volk, en dat hij vreesde voor den toestand van de Engelsche natie. Er zal — zeide hij — van ons zoo niet veel meer overblijven dan een ras van zenuwlijders. De overgroote meerderheid van hen, die zich in het Spiritisme begeven, zijn zenuwlijders. Onlangs had ik in mijn spreekkamer een man, die visioenen had. Als medicus moest ik hem zeggen dat, indien hij deze dingen aanmoedigde, hij ernstig ziek en geestelijk geruïneerd zou worden. De menschen, die aan zulke dingen lijden, hebben veel overeenkomst met slachtoffers van granaatschokken. Als het Spiritisme niet wordt tegengegaan, zal het een sociale ruïne te weeg brengen. We moeten onzen voet op deze bezoeking zetten. Een heldere geest en gezond denken, zal ons de overwinning geven. Het Spiritisme kweekt zwakkelingen. Het is onchristelijk, onwetenschappelijk, en van nationaal standpunt beteekent het een geestelijke en lichamelijke verwording". Tot zoover Dr. Williamson. Naar de statistiek van den destijds bekenden en in geloovige kringen zèer gezienen Dr. A. T. Schofield, bevonden zich in de Engelsche krankzinnigengestichten c.a. 100.000 personen, die door het Spiritisme krankzinnig zijn geworden. Op een protestvergadering tegen net Spiritisme heeft hij te Londen dan ook op grond van zijn eigen ervaringen gewaarschuwd tegen de gevaren van het Spiritisme. Hij had een cavalerie-officier gekend, die zelfmoord pleegde, na geruimen tijd in een krankzinnigengesticht opgesloten te zijn geweest. De man was daarin gekomen ten gevolge van zijn pogingen om met zijn overleden moeder in verbinding te komen. Van een ex-medium ontving ik ook een brief ter inzage van een vrouw, in welken brief de volgende ontboezeming voorkwam: „Tot mijn spijt heb ik mij met het Spiritisme ingelaten en de vreeselijke gevolgen daarvan ondervonden. Reeds bijna vijf maanden lijd ik aan de vreeselijkste sarringen van vier ellendige duivels, die mij dag noch nacht rust laten. Nog niet één gelukkig uur hebben wij met elkaar gehad. Ik lijd de ontzettendste martelingen, die er maar zijn. De helsche smarten kunnen bijna niet erger zijn. Physiek en moreel ga ik achteruit, niet wetende, waar ik het van ellende zoeken moet. God heb ik bijna dag en nacht aangeroepen, doch nog geen uitkomst gevonden. Slechts drie séances heb ik bijgewoond. Ik hoor maar steeds stemmen, die de vreeselijkste Godslasteringen en de gemeenste taal uitbraken, om en in mij. Ik kan ze niet verwijderen; ze gillen je compleet gek. Gisteren nog was ik aan een woede ten prooi, zin hebbende alles kapot te gooien. Man en vijf kinderen lyden er ook onder. Ik was een z.g. schrijvend-medium. Ik word door een onverklaarbaren angst aangegrepen, die mij de haren ten berge doet rijzen. Het is een ellendige toestand. Ten einde raad, heb ik mij tot U gewend, hopend, dat gij mij soms Iraad zoudt kunnen geven. Vloek over het Spiritisme! Doe het ellendige Spi- ritisme afbreuk zooveel ge kunt! Bid voor mij, zoo ge wilt". Geruimen tijd geleden ontving ik nog een schrijven van zulk een ongelukkige, van welk schrijven ik hier een gedeelte letterlijk weergeef: „Sedert anderhalf jaar ben ik ziek en... . in een diep treurigen toestand. Oorzaak daarvan is een aanraking met het Spiritisme. Ongezocht, ongewild — mag ik er bijvoegen. Maar ook ongewapend, en ongewaarschuwd. Het had gedurende enkele weken plaats in mijn nabijheid, op een plaats waar ik werkzaamheden had te verrichten, en had den schijn van een onschuldig spelletje, waarnaar ik niet eens keek en waarnaar ik ook niet luisterde, behalve dan dat ik onwillekeurig en al arbeidende eenig woord opving. Op een keer echter stond ik toevallig een minuut lang als toeschouwer, en begreep dat men hier met Satanswerk te doen had. Ik gaf in dien eenen minuut over iets dat daar gezegd of gedaan werd mijn afkeuring te kennen en toen volgde er iets aan mijn persoonlijk adres, dat oorzaak en inleiding is geweest van een zéér Vreeselijk verloop". „Auf der Warte" bevatte een uittreksel uit een brief van een meisje, een van die ongelukkige slachtoffers van het Spiritisme. Zij verlangde iets tö weten omtrent de haren, die overleden waren. Haar moeder had ook aan Sp. gedaan. Zij kwam in kennis met een dame, die zich bezig hield met Sp. en beweerde, dat^zij vaak met haar gestorven man sprak. Er kwamen ook andere geesten, vaak van zeer ontwikkelde en intelligente menschen; ook Professoren, die over godsdienst spraken. Het was erg interessant! „Nu wilde ik weten — schreef zij — of ik mijn bloedverwanten kon te spreken krijgen. Ik sprak zoogenaamd met een predikant, die in zijn leven tegen Sp. was geweest, maar mij thans zeide, dat ik met het Sp. niets verkeerds deed. (Dit was natuurlijk een leugengeest, en niet de predikant). Nu wilde ik ook een mij bekenden, in den oorlog gevallen officier spreken en toen deze kwam, zeide bovengenoemde dame: ,,Ga nu met deze juffrouw mede", en tegelijkertijd gevoelde ik iets bijzonders. Spoedig schreef mijn hand allerlei vragen en antwoorden, zonder dat ik het wilde. — Later hoorde ik 's nachts duidelijk spreken, en nu spreekt deze geest dag en nacht. Het is nu bijna negen jaren De dokters staan machteloos tegenover dit lijden. Ik ben bijna geen mensch meer. Dag en nacht spreekt de geest, ook in den droom, als ik met moeite en met allerlei kunstmiddelen den slaap, dien ik zoo noodig heb, gevat heb, bemerk ik hem. De dokter heeft — naar hij zegt — reeds allerlei middelen tegen dezen onrust-stoker aangewend, — het helpt niet.... ik lijd ontzettend. Of er nog een middel is...., of moet ik er mede blijven rondloopen, totdat de dood mij verlossing brengt? Dan hoop ik dat deze verlossende dood spoedig komen mag". S. te V. schreef mij aangaande het Spiritisme: „Daartegen kunt U nooit te veel waarschuwen. Wanneer de Heere Zelf niet met Zijn almachtige hand tusschenbeide was gekomen, zou ik deze regels niet meer hebben kunnen schrijven, daar Satan, omdat ik mij aan de groote zonde van het Spiritisme had overgegeven, mij volkomen in zijn macht heeft gehad. „Volkomen" mag ik toch eigenlijk niet zeggen, daar er Eén is, die sterker is dan Satan, daar er Eén is, die de Sterke is, en Deze heeft mij om Christus wille van het geweld des duivels verlost en heeft mij uit vrije genade uit de duisternis overgezet in Zijn wonderbaar Licht. En nu ik van harte mag gelooven, dat mijn Heiland en Zaligmaker mij ook deze zonde vergeven heeft, heb ik ook de vrijmoedigheid om te schrijven, wat ik heb ondervonden. Eenigen tijd geleden vroeg een mijner kennissen mij, om eens op een spiritistische séance te komen. Ik meende toentertijd aan Gods Woords en getuigenis niet genoeg te hebben voor mijzelf, en daar het geheimzinnige mij tevens aantrok, ben ik gegaan. Nieuwsgierigheid was dus niet de hoofdzaak. Ik ben gegaan, om zoodoende, met al den ernst die in mij was, vrede te zoeken voor mijn gemoed. Ik heb toen aangezeten aan die tafel der ongerechtigheid en ik vond er voldoening in, de geesten door het medium te hooren spreken; de geesten, die, zooals ik dacht, geesten waren van afgestorven menschen uit hoogere of lagere sferen. Toen zeide men mij, dat ik een goed medium was. Nu, dat voelde ik zeer wel aan mijzelf. Op zekeren keer (ik heb maar zeer weinig séances bijgewoond) kwam een geest bij mij en bleef bij mij. Ik was daar zeer blijde mede, omdat deze geest zich voorstelde als een uit hoogere sferen. Hij sprak voor mij hoorbaar; schreef, als ik er mijn hand voor gaf, dingen, die nog nooit in mijn gedachten opgeklommen waren en deed zich voor als iemand, dien God tot mij gezonden had. Och arme, ik geloofde letterlijk alles, wat die geest tot mij sprak. Ik kwam hoe langer hoe meer in zijn macht. Toen begon het plagen toe te nemen en alles wat hij mij gebood, deed ik, steeds denkende, dat het beproevingen waren, die ik moest doormaken om tot vollen vrede en volkomen geluk te geraken. Het duurde echter niet lang, of ik bevond mij volkomen in de macht van den geest, en toen ik hem niet meer kon wederstaan, ontplooide hij zich als Satan. Toen wist ik het ineens, dat het geen geest van een afgestorvene was die bij mij was, maar dat het een demonische geest was; ja, dat het de duivel zelf was, die niet bij mij, maar in mij huisde, en wien ik zelf een woonplaats in mij had aangeboden door aan te zitten aan die tafel. Ik had mij dus als 't ware zelf opengezet voor zijn intocht. Wat er toen met mij gebeurd is, hoe er toen geworsteld en gestreden is ten bloede toe, is te vreeselijk om hier neer te schrijven. Tot eer van Gods genade mag ik hier nu echter neerschrijven, dat Hij, en Hij alleen, mij uit des Satans klauwen heeft willen verlossen en dat de Heiland Zelf mij heeft gebracht aan den voet van het Kruis, waar ik redding heb mogen vinden". Ds. Wisse schrijft in zijn brochure: „Wie aan Spiritisme doet, komt vaak eer hij het weet tot een gebroken leven. Hij loopt gevaar van zijn gaven en krachten te verliezen in het geheimzinnige .... Prof. Barett, vice-president der Engelsche vereeniging voor Psychisch onderzoek, heeft dan ook ernstig gewezen op de gevaren voor den welstand der ziel, verbonden aan het Spiritisme". De couranten maakten indertijd gewag van Spiritistischen waanzin van het 1200 zielen tellende plaatsje El Cerrito in Californië, dat door een vreemdsoortige krankzinnigheid aangetast werd, n.1. door de Ouyamanie, d.w.z. de manier om te trachten het schrift van geesten te ontcijferen. 30 vrouwen en een meisje van 13 jaar zijn naar het krankzinnigengesticht overgebracht en een der bewoners van het dorp verbrandde als offerande aan de geesten een som van 170.000 gulden aan bankpapier, terwijl zijn kinderen omkwamen van den honger. Menigeen, die met eene zoogenaamde onschuldige „tafeldans" begon, eindigde in het krankzinnigengesticht, en zelfs de spiritualistische Ds. Beversluis erkent in zijne brochure, dat: „vele zoogenaamde zenuwlijders en krankzinnigen niet anders dan verkeerd begrepen en verkeerd geleide mediums zijn". En ook, „dat de bezetenheid, die ten onrechte als krankzinnigheid opgevat wordt, bij het licht van het Spiritualisme wel degelijk blijkt te zijn een „medium", in bezit genomen door een lage, onreine, rampzalige geest". Mej. M. J. Beth uit den Haag, ex-medium (thans overleden), zeide in een harer mededeelingen: „Eens bevonden zich weer geesten in mijn kamer. Een van hen was de meerdere. Ik begreep dat, omdat hij verdween, nadat hij eerst zijn bevelen had gegeven aan den geest die achterbleef. Toen deze geest op mij toetrad, deelde hij mij het vreeselijke vonnis mede, dat over mij beslist was: hij moest mij krankzinnig maken. — Ik begreep toen, dat ik te diep in het Spiritisme was ingedrongen, te veel had gezien en begrepen en daarom voor goed onschadelijk gemaakt moest worden. Daar ik geheel in zijne macht was geraakt en mij dus niet meer kon onttrekken, was voor hem het juiste oogenblik gekomen om zijn masker als engel des lichts af te werpen en zich te ontpoppen als demon". Ds. C. H. Andreson van de Parijsche Stadszending deelde mede, dat hij eens in Parijs tegen het Spiritisme predikte. Aan het eind van de predikatie kwam een heer naar hem toe, en zeide: „Wij waren zeven vrienden, die gewoon waren de geesten der dooden te vragen. Zes er van zijn krankzinnig geworden en bevinden zich thans in een gesticht. Dit heeft mij er toe gebracht het op te geven; ik ben in aanraking gekomen met het zuivere Evangelie en ben nu een geloovige". Een demonische valstrik. Een Zuster, Mevr. W.-B. te D., deelde ons haar persoonlijke ervaringen mede in het Occultisme. Zij had Christus als haar Verlosser aangenomen, doch miste — naar haar meening — de blijvende gevoelservaringen; bovendien werd zij door verkeerde geestelijke leiding in twijfel gebracht omtrent de echtheid van haar bekeering. En toen haar van Spiritistische zijde meer tastbare manifestaties uit de onzienlijke geestenwereld in het vooruitzicht werden gesteld en haar groote dingen werden beloofd, liet zij zich verleiden, om — tegen Gods bevel, deze dingen zelfs niet aan te raken — zich aan het Occultisme over te geven. Deze stap heeft haar zeer berouwd; en ook nu zij verlost is, moet zij er nog de geestelijke schade van ervaren en verdwijnen de gevolgen slechts langzaam uit haar leven. We geven nu hieronder iets uit haar persoonlijke eivaring weer, opdat het tot leering en waarschuwing van anderen moge dienen. Wat de Spiritistische Séance betreft, ze lijken allemaal nog al onschuldig. Ook wat dwaas! Niet erg gewichtig, zelfs nu en dan lachwekkend van trivialiteit. Men zegt ons dan: „Ja, maar ge moet volhouden, het „rapport" moet eerst nog gevormd worden, en de bij ons passende „geesten" moeten nog gewaarschuwd worden, dat wij ons vooï hunne inwerking hebben opengesteld. Er worden groote dingen beloofd voor de toekomst. Onze bezwaren worden allen bestreden, zelfs met den Bijbel in de hand, en men vermeet zich zelfs de „Verheerlijking op den berg" als een buitengewoon goed geslaagde „Séance" voor te stellen, waar de „drie tabernakelen" dan de drie cabinetten zijn, die voor de afzondering der media hadden moeten dienst doen!! En wie die media waren moet men zelf maar uit het verhaal der verheerlijking opmaken; het wil mij niet uit de pen. Welk eene godslasterlijke opvatting! En waar drijft men heen? Maar één antwoord is hierop.... naar den afgrond, naar de hel! Vóór men echter met zulk grof geschut als het bovenstaande aankomt, lokt men de naar realiteit hunkerende ziel door haar een perspectief te openen van verschijningen en van z.g. „materialisaties". Dat trok, daaraan was juist behoefte! Daarna wordt dan gezegd, dat er zich een „leider" bij de geesten gevoegd he®ft, die op de séances tegenwoordig zijn, en dus nü, onder diens leiding, alles prachtig zal gaan. „Volhouden" is dan het wachtwoord. En al wachtende en verwachtende wordt men steeds meer met dit vergif geïnfecteerd. O! dit gaat zoo ongemerki; zoo tersluiksch! Telkens één stap verder, telkens één schrede dieper naar den afgrond. En men geweni zich er aan, maakt zich steeds meer vertrouwd me: datgene, wat ons aanvankelijk toch nu en dan wel een huivering bezorgde. Al aanzittende aan een tafel formeert men met de aaneengesloten handen der séanseerenden, een ring. Deze vorm is veelzeggend. Een ring, een cirkel, een afwerende, iets omringende muur! Een muur wekt de gedachte aan iets dat beschermt, maar déze muur beschermt niet, zij is niet een „vurige muur Gods rondom" ons, maar een muur, een ring, die God buiten sluit. Onze eigen handen vormen dezen ring, bouwen dezen muur; niet Gods handen. En er wordt ons gezegd, dat wij ons voor de invloeden om ons heen moeten openstellen. En wij houden ons passief en stéllen ons open.... maar voor wie?.... Voor Satan en zijn demonen. Onder veel onzinnig gédoe, geschiedt er nu en dan iets van ernstiger aard. Eerst zoo eventjes, maar steeds in omvang — dus in gevaar — toenemend. En zoo heb ik dan ten laatste een blik geslagen in de hel zelve!! Nimmer in mijn gansche leven zal ik het hoonende schaterlachen vergeten, dat met een geweldig geluid uit den mond van het medium voortkwam, de laatste maal, dat ik een séance meemaakte. Dit was niet een „bovenaardsch", maar een „onderaardsch", afschuwwekkend geluid! Een waarlijk duivelschen triomf-lach!! Hij sprak in het Maleisch, een taal die ik oppervlakkig kende door mijn kort verblijf in de tropen; ik wist, dat het medium nimmer in Indië geweest was en ik weet ook met zekerheid, dat het in zijn normalen toestand deze taal niet kende. Geen woord daarvan zelfs, maar zóóveel wist ik er nog wel van, dat hij vloeiend — naar ik meen — hoog-Maleisch sprak. En de arme, verloren ziel, die volgens zijn zeggen bij hem was, en die ik volgens zijn beschrij- ving onmiddellijk herkende, lachte luide mede en stemde mede in met dit hoongelach der hel! Men hoorde duidelijk de Satanische vreugde van mij daarheen gelokt te hebben! Het was vreeselijk. Wanneer ik zeg, dat ik in deze beschrijving onmiddellijk den persoon herkende, wil dit nog volstrekt niet zeggen, dat degene, die zich aanmeldde, werkelijk die persoon zelve was, voor wien hij zich uitgaf. Ik heb hierover geen vaste theorie, maar wat ik wèl en met zeer groote zekerheid weet, is, dat wat zich hier voordeed, een stuk der hel zelve was. Dit was het antwoord, dat Satan mij gaf op mijn innige begeerte naar bewijzen, en om het andere leven tastelijk te mogen waarnemen. God liet dit toe; mij ter afschrikking. Maar ik had mij op Satans' terrein begeven, het was dus mijn eigen schuld. Innerlijk grijpt het mij nog steeds met diepe ontzetting aan, wanneer ik mij het gebeuren van dien avond te binnen breng. Het was in één woord, afschuwelijk, het was alsof een van Dante's beschrijvingen der hel tot leven gewekt was en vorm had aangenomen. Toén ben ik teruggedeinsd en heb een afschuw gekregen van alles wat maar eenigszins met die, door Gods liefde, voor ons oog verborgen wereld, verband houdt. Slechts Eén is er, Die Zich zonder gevaar met die krachten meten kan. .. . onze „Sterke Held", onze Verlosser en Zaligmaker, Die dood én... . hel overwon, onze Heere Jezus Christus! Liefst houd ik alle gedachten aan deze dingen verre van mij, maar de groote begeerte, het groote verlangen om, al is het maar slechts ééne ziel van dit verderf terug te houden, hebben mij doen besluiten dit neer te schrijven. Het gevaar der passiviteit. Ook moet ik hier met nadruk op het groote gevaar der passiviteit wijzen, dat ook hier, evenals bij alle occultistische praktijken voorwaarde is. Het schemerlicht, waarin deze séances zich hullen, brengt nog een extra accent aan. Men „werkt" in het half duister, z.g. om betere condities voor de verschijnselen, die zich zullen voordoen, te scheppen, maar men bevordert hierdoor deze funeste houding der ziel, n.1. die der passiviteit. Hoevele levens heb ik door het Occultisme niet te gronde zien gaan!! De Engelen Gods moeten wel weenen, wanneer zij de afbraak aanschouwen, die hier aan de menschelijke ziel gepleegd wordt. En dan het bidden, en het lezen van Gods Woord, dat hierbij dikwijls geschiedt! Ik las eens in „Het Zoeklicht" eene beschrijving van de z.g. „Zwarte Mis", die in Parijs, in een van haar ondergrondsche daartoe ingerichte spelonken plaats vindt. Inderdaad: Godslasterlijk! maar menigmaal komt de gedachte bij mij op, dat deze Spiritistische bijeenkomsten nog heel wat Godslasterlijker zijn en héél wat gevaarlijker! Bij de Zwarte Mis wordt tenminste Satan openlijk gehuldigd, maar hier heeft men dikwijls tot dekmantel het vrome (?)'. gebed en misbruikt men Gods Woord, waardoor Satan in het verborgen, en daardoor veel listiger werken kan. Nog één staaltje van den waarlijk verbijsterenden invloed van het Spiritisme en de ongeneeselijke blindheid die het veroorzaakt, wil ik hier mededeelen. Het betrof een vriendelijke, hulpvaardige, zeer opofferende vrouw, die veel voor anderen overhad. Zóó veel, dat zij zelfs gedeelten van haar kapitaal wegschonk aan diegenen, van wien zij oordeelde, dat zij dit geld noodig hadden. Deze vrouw was reeds 62 jaar toen zij, méde door mijn schuld, daar ik in deze dingen geïnteresseerd was en er haar van vertelde, met het Spiritisme in aanraking kwam. Toen ik zag welk een vat dit op haar kreeg, trachtte ik haar daarvan terug te houden, maar tevergeefs, het was reeds te laat, en zij is helaas gestorven in hare dwaling. God ontferme zich harer! Zij was ongehuwd, maar had in haar jeugd liefde opgevat voor een ongetrouwden arts. Deze liefde was echter niet wederkeerig. In haar weinig emotievol leven had zij nimmer de liefde van een man leeren kennen, maar de behoefte daaraan was steeds aanwezig gebleven. Dit gevoelen, wat in vele gevallen een hoogst normaal verlangen is, was echter, zooals later bleek, bij haar in een ziekelijk hunkeren daarnaar overgegaan. En hiervan maakte Satan een handig gebruik. Op een goeden (eigenlijk „kwaden") dag, bezocht ik haar en zij vertelde mij, dat zij op de divan liggende, verzonken in een zalig niets-doen (dus, let hier wel op: in een min of meer passieven toestand verkeerende), plotseling een kaart op den muur had zien verschijnen, welke de namen van haar en van den bewusten arts vermeldde, en het feit en den datum van hunne verloving bekend maakte. Deze datum lag nog eenige maanden in de toekomst. Ik trachtte haar vaste overtuiging, dat dit op waarheid berustte, tevergeefs aan het wankelen te brengen. De geesten, die haar leidden, logen niet, zeide zij, zij wist zéker, dat het aldus zou geschieden. Zij geloofde dit onomstootelijk! Zij hield met deze belofte en dien daarbij vermelden datum zóó zeer rekening, dat zij allerlei maatregelen voor een aanstaand huwelijk, trof. Arme, arme, verdwaasde, misleide vrouw! Zij was niet te stuiten. In steeds stijgenden angst voor de verdere gevolgen, waarschuwde ik telkens dringender, maar steeds tevergeefs. Haar gelei-geest loog niet, het stond alles vast, beweerde zij. Het was vreeselijk dit proces te moeten meemaken! God gaf mij door dit alles aanschouwelijk onderricht, waartoe het Spiritisme leiden kan en leidt. Op een morgen de courant ter hand nemende leest zij, dat haar „verloofde" werkelijk zijn verloving bekend maakte, alleen, de naam die vermeld werd was niet de hare! Wat was ik dankbaar! Nü zou zij toch haar dwaling inzien, ik meende dit kon nu niet anders. Maar neen, tot mijn ontsteltenis gaf zij mij ten antwoord, dat het een streek was van één haar vijandige geesten; dit had haar gelei-geest haar medegedeeld. Eenige maanden later stond zijn huwelijk in de courant. Zelfs dit hielp echter niet. Het was een leugen, zeide zij. Haar gelei-geest zeide haar, dat baar huwelijk met den bewusten arts tóch op den genoemden datum gesloten was, maar in de geestenwereld, en dit couranten-bericht was slechts de vermelding van een schijn-huwelijk. Deze arme, diep-beklagenswaardige vrouw, stierf in deze hare vreeselijke dwaling! Heeft God haar in hare laatste oogenblikken nog met het geloofsoog, het gelaat van onzen Verlosser kunnen doen aanschouwen? Wie zal het zeggen. Maar deze hoop rest mij nog. God behoede en beware ons; — wij zijn niet beter dan zij. — Om Uws behouds wille, houdt u verre van dl deze dingen. Laten wij nimmer ook maar eenige toenadering, zelfs met een der onderdeelen van het Occultisme toonen. Niets wat daarmede ook maar iets uitstaande heeft mogen wij onze aandacht waardig keuren. Er bestaan allerlei zijpaden, en subtiele afwijkingen, die, wanneer men ze tot in hun wezen onderzoekt, öf rechtstreeks of indirect daarmede verband houden. Toets het alles maar aan het Woord; dit is onze veilige gids ten Hemel. Bouw slechts alleen op deze onwankelbare rots: het Woord van God, dat al deze dingen brandmerkt als gruwelen, als geestelijk overspel dat ons onvermijdelijk omlaag trekt naar den Poel des Verderfs, waar ook Satan en zijne engelen eens in eeuwige verlorenheid zullen moeten verblijven, waar zal zijn: „weening en knersing der tanden . Tot zoover het getuigenis van Mevr. W.-B. te D. Het Spiritisme maakt den mensch willoos. Een der vele den-mensch-onteerende verschijnselen in het Spiritisme is „de uitschakeling der persoonlijkheid". Het medium toch is geheel ondergeschikt aan den geest, die het bezet. De wil, het denken, spreken en handelen van het medium, alles wordt geregeerd door een demon. Bij het medium ontstaat een automatische toestand, in welken het zijn handen laat gebruiken om neer te schrijven wat de geest wil, hetzij met of onder gebruik van de Planchette; hij ziet, wat eigenlijk de geest hem wil doen zien, en hoort wat de geest hem wil doen hooren. Rev. W. Talbot Hindley deelde in „The Christian" de volgende persoonlijke ervaring met de planchette mede: „Toen ik voor het eerst naar Cambridge ging, kocht een vriend van mij — thans zendeling in Indië — een planchette, en vertelde van de amusante avonden, die hij er mee had doorgebracht. In de meening, dat het een onschuldig ding zonder beteekenis was, begonnen we het te gebruiken, en waren beiden verwonderd over de vele antwoorden, die we kregen. Maar die verwondering veranderde spoedig in vrees en afkeer, toen het ding op den derden avond een geheele bladzijde vulde met allerlei Godslastering en vuiligheid. Mijn vriend was een kloek Christen; hij noch ik hadden in den eigenlijken zin van het woord met het plankje „gewerkt", waarom een en ander dus moest worden toegeschreven aan een demonischen geest. Onmiddellijk smeten we het ding in het vuur en dankten God voor de tijdige waarschuwing tegen wat ik zonder twijfel geloof een list van Satan te zijn geweest om ons in het Spiritisme te lokken. Dit kwaad, dat — ofschoon zoo oud als de Hof van Eden — tot voor ruim 24 jaren weinig bekend was in de moderne, beschaafde wereld, heeft tegenwoor- dig meer dan zestig millioen aanhangers in Europa, met 200 tijdschriften, uitsluitend bestemd tot propaganda voor dit vreeselijk systeem, en vergaderplaatsen in elke groote stad. Jonge menschen — aldus richt Rev. T. zich tot zijn jeugdige landgenooten — vermaak u niet met het voldoen aan uw zucht naar het geheimzinnige, hetzij in den vorm van de planchette, van waarzeggerij of van gedachtenlezen. De myriaden geesten, die de lucht bewonen, zijn altijd wakende, en wachtende op een gelegenheid om onvoorzichtige zielen te verderven". Men zegt dat verschillende fabrieken dag en nacht bezig zijn om spiritistische planchettes te fabriceeren, waardoor duizenden menschen, onder welke vele kerkleden, de waarzeggerij beoefenen, z.g. de dooden vragen en inlichtingen verkrijgen van geheimzinnige machten. Men zegt, dat deze planchette reeds 3000 jaren bij de Chineezen bekend was, die dit voorwerp bij hunnen heidenschen cultus evenzoo gebruikten als nu de Christenen. Het spiritisme is dan ook niets nieuws; het was reeds bekend in Egypte en Babel, waar deze demonische machten een belangrijk aandeel hadden in de zedelijke verwording van de oude volken. Het verspreide en verdiepte gebruik van de planchette dateert sedert de uitgave van een zekere roman, geschreven door eene vrouw, aan wie deze roman door middel van de planchette gedicteerd was met een snelheid van vele duizenden woorden per uur. Er schijnt geen grens te zijn aan hetgeen de planchette of de physieke krachten die er zich achter bevinden, doen kunnen voor een auteur, koopman en vaklieden. Het is voorgekomen, dat professoren van de universiteit te Michigan het noodig gevonden hebben, hunne studenten te waarschuwen voor de toenemende ondeugd van het consulteeren der planchette. Een professor te Aun-Abor zeide, dat de planchette een zeer ernstige bedreiging was voor het land. Een ander zei: „het is noodzakelijk dat er een organisatie komt, die de planchette uitroeit als een nationale pest". Uit het bovenstaande ziet men, hoe het Spiritisme een zekere soort Hypnotisme of Suggestie is in dien zin, dat het, evenals het Hypnotisme, den mensch gewent zich willoos te leenen tot werktuig van een anderen geest. En om een dergelijken willoozen toestand is het Satan altijd te doen geweest. Het is zooals de Schrift zegt in het Gebed van Paulus: „en zij wederom ontwaken mochten uit den strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot z ij nen w i l". (2 Tim. 2 : 26). HET SPIRITISME IS ANTICHRISTELIJK. Van een bepaalde „leer" of grondbeginselen van het Spiritisme kan men niet spreken. Aan dezen demonentempel toch zijn allerlei ingangen en toegangen, zoowel zinnelijke, wetenschappelijke, alsook godsdienstige. Hoe dieper men echter tot de kern ervan doordringt, hoe meer ook „de diepte van de leugen" openbaar wordt. Verschillende citaten en samenvattingen uit de Spiritistische boeken en schriften zullen dat bewijzen. Drie kenteekenen vertoonen zich duidelijk in het Spiritisme: I. verwerping van Gods Woord; II. ontkenning van zonde, straf en dood; III. de leer, dat de mensch door kennis, zonder verzoening, als God kan worden. Christus niet Gods Zoon. Het Anti-christelijke in het Spiritisme komt bovenal uit in zijn leer over Christus. Volgens de Spiritisten is Christus niets anders dan een groot medium, wel even groot, doch dan ook niet grooter dan Buddha, Zoroaster of Confusius. De Wonderen, die Christus verricht heeft, zijn door Hem alleen volbracht als een medium, waarvan de geesten zich bedienden. Ds. Beversluis zegt zelfs: „dat bij het licht van het Spiritisme de wonderen des Bijbels minder ongeloofwaardig worden. Zoo was b.v. het handschrift aan den muur bij Belsazars feest een Spiritistische manifestatie en vinden de „jongelingen in den vurigen oven" hunne navolgers in de beroemde Spiritistische mediums zooals b.v. Home, die vuur uit den haard nam zonder zich te branden. De profeten waren allen mediums, door goede geesten geïnspireerd en de opstanding van Christus en Zijne verschijning aan de discipelen was niet meer dan een Spiritualistische Materialisatie." De Christus van het Spiritualisme wordt door Sir A. Conan Doyle als volgt geschilderd. „Hoog boven alle geesten is de grootste geest, van wien alle geesten kennis dragen — niet God, want God i$ zoo oneindig, dat hunne blikken niet tot Hem reiken —; maar een, die dichter bij God staat en naar die mate ook God vertegenwoordigt. Dit is de Christus-geest. Het voorwerp van zijn speciale zorg is de aarde. Hij daalde op aarde neer in een tijd van groote verdorvenheid — een tijd, waarin de wereld haast even slecht was als nu — ten einde de menschen het ideale leven te leeren en hun daarin voor te gaan. Daarna keerde Hij terug tot zijn eigen verheven standplaats, een voorbeeld nalatend, dat nu en dan nog wordt nagevolgd. Dit is de geschiedenis van Christus, zooals de geesten die beschreven hebben". („Christian Commonwealth", 2 Jan. '18). * ff In een Spiritistisch werk „Spirit. Teachings" is het volgende te lezen: „Christus werkte met psychische krachten. Hij koos Zijn discipelen wegens hun psychische kracht. Drie hunner waren altijd bij Hem wanneer Hij wonderen deed, het schijnt, dat hun tegenwoordigheid noodig was om een kring te vormen. Alle psychische manifestaties eischen een ontzettende inspanning van het medium, en vaak kreunen de mediums, wanneer zij psychische krachten ontwikkelen. Toen Christus heenging om Lazarus van de dooden op te wekken, zegt de Bijbel „Jezus kreunde" („Jezus weende". Vert.). Waarom? Wel, omdat Hij als medium zich zoozeer inspande". (!!!) * o. * * Aan Mr. Stainton Moses, een geestelijke uit Oxford, wien — naar zijn eigen zeggen — de demonen iedere Christelijke overtuiging ontnomen hadden, deelden ze het volgende mede: „In den tijd toen vele van de schrijvers in de boeken van den Bijbel de verhandelingen samenstelden, die gij geïnspireerd noemt, geloofde men ongetwijfeld algemeen, dat Christus God was, en grove beschuldigingen worden ingebracht tegen hen, die dit dogma zouden willen ontkennen. Maar toch was men abuis. We doen aan de eer van den Heere Jezus niet te kort door te weigeren genoegen te nemen met een verzinsel, dat men met geweld aan Zijn naam wil toeschrijven". * * •* Dr. Wisse, een bekend spiritist uit Amerika zegt: „Alle geavanceerde geesten getuigen, dat Jezus slechts een medium was. Hij is nu een geavanceerde geest in de zesde sfeer, doch zelf heeft Hij nooit — noch nu, noch vroeger — beweerd God te zijn . Sir Conan Doyle, de bekende schrijver der SherlockHolmes detective verhalen, die met Sir Oliver Lodge verantwoordelijk is voor de toeneming van het grootste kwaad, dat ooit uit den afgrond opgerezen en over de wereld verbreid is, schreef o.a. een boek onder nen naam: de Nieuwe Openbaring. Dit boek ging in geweldige oplagen onder de menschen. Het is de oude leugen van Satan uit het Paradijs, gehuld in een nieuw gewaad, dat zich aanpast aan dezen tijd. De door demonen geïnspireerde pen van Sir Conaiï Doyle voert zoowel de kerklooze als kerkelijke massa, die geen bijbelsch fundament onder de voeten heeft, in den ijzeren greep van het Spiritistische monster. In deze „Nieuwe Openbaring" zegt hij: Het Christendom moet veranderen of verdwijnen". Hij noemt dan verschillende dwalingen van het Christendom, en welke zijn deze? Verlossing van de zonde en reiniging door het Bloed van het Lam. „Wat de dood van Christus betreft, daar legt de Christenheid veel te veel nadruk op. Het is toch niets bijzonders als iemand zijn leven geeft voor een ideaal". Een Spiritistische geest openbaarde zich op de volgende wijze: „Vóór dezen geloofde ik in de verzoening en geloofde ik ter goeder trouw, dat Christus gestorven was om de wereld te redden, en dat allen door Zijn dood hunne zaligheid moesten zoeken. Maar nu zie ik mijne dwaasheid in"... t Dr. Peebles zegt: „Paulus bedoelde met zijn uitspraak in 1 Tim. 2: 5 omtrent het middelaarschap van Christus alleen, dat hij medium was". (Medium beteekent middelaar.) Het Spiritisme ontkent dus de Godheid van Christus. Er is voor Hem als zoodanig geen plaats in de leer en de practijk van het Spiritisme. Voor de Spiritisten is Hij Meester-medium. En van Zijn kruis, verzoening en verlossing komt niets op hun programma voor. De hierboven genoemde „Nieuwe Openbaring" heeft veel te zeggen over onzen Heere Jezus als een medium, maar niets van Hem als Middelaar. Tusschen het Christendom en het Spiritisme bestaan dus absoluut geen punten van overeenkomst en is in den grond der zaak het Spiritisme een vijand van het Christendom. Daarom staat het voor een Christen vast, dat hij geen deel kan hebben aan iets, dat de Goddelijke kroon van het hoofd des Heeren wegneemt en den Bijbel als Godsopenbaring verwerpt. De „Truth Seeker" zegt: „Het Spiritisme zal het orgaan zijn, waardoor de Christussen der laatste bedeeling uitdrukking zullen geven aan hunne gedachten". Eni de „Spiritual Telegraph": „Luister dan naar de stem der wijsheid, o alle inwoners der wereld, en laat u zeiven toch niet verblinden door de verschijning des Heeren, want hij is aireede in uw midden". En de „Banner of Light" zegt kort en duidelijk: „Het Spiritisme is de Tweede komst van Christus". In St. Paul (Amerika) b.v. werden séances gehouden, waarin volgens hen de Heere Jezus zelf verscheen in het huis van een godsdienstigen dokter om het avondmaal uit te reiken. Ds. C. J. Hoekendijk vertelde van een verschijning van Christus het volgende: In Bandoeng (Java) werd een heel brutaal stukje van het spiritisme openbaar. Op den Leng Kong-weg woonde een gepensioneerd militair, een man, die zich geweldig te buiten ging aan sterken drank en andere zonden, en die daarom dan ook kort daarna den dood vond in het Militaire hospitaal te Tjimahi. Op zekeren nacht liep hij naar den officier van het Leger des Heils en vertelde, dat de Heiland bij hem gekomen was en met hem gesproken had. Hij verzocht dien Heilsofficier om met hem mede te gaan eri er zich persoonlijk van te overtuigen. Deze dacht echter met een dronkemansdroom te doen te hebben en ging niet mee. Het bezoek van den demoon, die zich voor den Heiland uitgaf, herhaalde zich gedurende geruimen tijd. Hij werd zichtbaar in een lang wit gehaakt kleed met een puntig gehaakt mutsje op, weldra ook omgeven door zoogenaamde heilige vrouwen, die in lange gewaden van gele kleur en met groote, breede mutsen op, hem omringden. Men mocht Hem ook vragen stellen, waarop Hij dan ook antwoord gaf. Een van de vragen, die Hem gesteld werden, was deze: „Mag iemand leven met een huishoudster?" Het antwoord daarop was als volgt: „Nergens heeft God bevolen om te trouwen; dat zijn allemaal slechts menschelijke instellingen. God heeft geboden: „gaat henen en vermenigvuldigt u" — en wie dat doet is in den weg Gods". Wanneer deze demoon verscheen werd er een wonderbaar schoone muziek gehoord. Menschen, die het hoorden, hebben mij verzekerd, dat ze nog maanden daarna de betoovering ervan gevoelden. Een sterker staaltje nog overkwam ons in Weltevreden. Daar hielden Ds. Hamel, Br. v. d. Weg en ik een evangelisatie-samenkomst in de Loge. Er waren een paar mediums in ons midden en een van hen vertelde, dat een forsche gestalte in de gedaante van een beer, met een gelaat als van een vos, omhangen door een groot, zwart kleed, waarop groote bloedvlekken te zien waren, de zaal binnenkwam en naast Ds. Hamel ging zitten. Br. v. d. Weg sprak over schuldvergiffenis en onder dat spreken stak die „Mijnheer" zijn klauwen op en toen veranderden zij in menschenhanden. Daarna sprak ik over „verzoening met God". Onder dat spreken veranderde de vossensnuit in een menschelijk gelaat. Na mij sprak Ds. Hamel over rechtvaardigmaking en toen hij in het gebed voorging, veranderde heel de gestalte in een mensch en maakte hij zich openbaar als een rooverhoofdman uit Mexico. Hij was sterk als een beer, slim als een vos en had veel bloed vergoten (vandaar die bloedvlekken op zijn zwarte kleed). Nu was hij in onze samenkomst tot overgave gekomen en daarom had hij die dierengedaante verloren. Het meest duivelsche in deze Spiritistische manifestatie was de leer, dat men zich ook na den dood wel kon bekeeren, en dat men dus niet zoo'n haast be- hoefde te maken. Toen wij dat medium wezen op het Woord van God werd hij opeens bleek en zeide: „Daar is hij weer" en' "^S nu toegeeft, ben je een meineedige". Aldus Ds. Hoekendijk. Marie Corelli, de bekende schrijfster, zeide: „Het is een merkwaardig feit, dat alle Spiritualisten blijken geven van een wonderlijken tegenstand tegen de leer van den grootsten geestelijken Meester, Die ooit in de wereld geboren is. Geen medium durft zich ooit op Zijn Naam beroepen. Welk een verwarring en kwelling voor allen, die zich ware Christenen noemen, is de slaperigheid en onverschilligheid van de kerk tegen de goddeloosheid en lastering van deze verderfelijke cultus, die zich uitbreidt onder mannen en vrouwen, brengende hen in een staat van hallucinatie, die onvermijdelijk leidt tot onherstelbare krankzinnigheid! Mediums zijn de mondstukken van de krachten der duisternis, die zich niet mogen beroepen op den Naam boven alle namen. Het is reeds dikwijls gebleken, dat het gebruik van den Naam des Heeren aan Spiritistische manifestaties plotseling een eind maakte en mediums zich hulpeloos verklaarden, zoodra zij tegenover dien Naam gesteld werden". In het Spirit. Tijdschrift „Geest en Leven" van Mei 1920 komt een artikel voor met het opschrift: „Waarom staat in het Spiritualisme CHRISTUS niet op den voorgrond?" — In het antwoord op deze vraag geeft men toe, dat, hoewel de geesten berichten dat HIJ leeft en werkt, Hij zelf zich nooit openbaart. .. . de tijd is daarvoor zeker nog niet rijp, zeggen zij. Dit is toch wel wonderlijk voor een beweging, die heet te zijn een nieuwe openbaring van Christus. In hetzelfde blad wordt gezegd, dat aan Zijn naam allerlei ingeroeste dwalingen verbonden zijn, waarmede Paulus reeds begonnen is door Hem voor te stellen „als een verzoening". ..de verzoeningsleer — aldus de schrijver — bewijst, hoe weinig de kerk nog weet van het wezen der zonde.... alles wat zij leert over de zonde is verouderd en onhoudbaar. De zondaren worden ook aan den overkant niet behandeld als „opstandelingen" tegen God, maar als onontwikkelden en kranken; terwijl eenige bladzijden verder staat: „Hij is het, die van uit Zijn hemelsch rijk deze groote beweging leidt en bestuurt tot heil der menschheid". Herinnert ons dit alles niet aan de waarschuwing: „Alsdan, zoo iemand tot ulieden zal zeggen, ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. Zoo zij dan zullen zeggen: ziet, Hij is in de binnenlcameren, gelooft het niet. Ziet, ik heb het u voorzegd" (Matth. 24:23— 26). Bij de Spiritistische uitspraken omtrent Christus, de ontkenning van Hem als de eeniggeboren Zoon Gods, de loochening van de noodzakelijkheid der verzoening door Zijn Bloed, sluiten zich hunne uitspraken aan, als: De Mensch is God. „The Outlines" zegt: „Aldus is de mensch door zijne verstandelijke vermogens, zijne zedelijke krachten en geestelijke natuur: God geopenbaard in het vleesch". Verder wordt zoowel de val des menschen in het paradijs als de godheid van Christus en Zijn dood tot verzoening van de zonde ontkend. In de „Spiritual Telegraph", No. 37 lezen we: „Wat is de beteékenis van het woord „Christus"? De massa's verstaan daardoor den Zoon des Scheppers van 't heelal; maar dat is verkeerd begrepen. Wie een volmaakt en rechtschapen schepsel is, is Christus De kruisiging van Christus is slechts een zinspeling op de kruisiging des geestes, die allen moeten verduren, die naar volmaaktheid en rechtvaardigheid streven. De bovennatuurlijke ontvangenis van Christus is slechts een verdichtsel". In het Spiritistisch werk „The Educator" staat te lezen: „God is in den mensch verpersoonlijkt; Zijn hoogste en goddelijke uitwerking is hij. Bijgevolg is God mensch en de mensch is God". En op een Nationale Vergadering van Spiritisten te Chicago zei Mr. Pope: „Ik word steeds meer overtuigd, dat de Duivel waarheid heeft gesproken, toen hij in het Paradijs den mensch de aankondiging bracht, dat hij als God zou wezen Dezelfde roepstem gaat heden nog in dezen tijd uit; wij hooren het bij herhaling: „Gij lieden zijt goden". Wij weten, dat deze godheid in de menschheid ligt, dat deze godheid geopenbaard is in het vleesch. Zoodra wij ons van onze godheid bewust zijn, klimmen wij op tot den rang van rechterlijke waardigheid". „The Healing of Nations" zegt: „Ieder mensch is zijn eigen zaligmaker, zijn eigen verlosser. Hij is zijn eigen rechter, en in zijn eigen weegschaal wordt hij gewogen". De zonde is geen kwaad. Het Spiritistisch begrip omtrent zonde en kwaad, blijkt al even antichristelijk en verderfelijk te zijn. In hun standaardboek „What ever is is right" (welk boek echter alleen voor ingewijden verkrijgbaar is) leeren zij: „Wat is kwaad? Kwaad bestaat niet, kwaad is goed! Wat is leugen? Leugen is het wezenlijke van de waarheid; leugen is noodzakelijk! Wat is ondeugd? Ondeugd en deugd zijn beide even schoon in de oogen der ziel Wat is deugd? Deugd is goed en zonde is goed; daar is geen onderscheid tusschen, evenmin als tusschen Herodes den moordenaar, en Jezus den Redder der menschen. Wat is moord? Moord is een goed ding; het is een natuurlijk ding! Wat zijn booze geesten? Er bestaan geen booze geesten, geen duivel en Christus; Christus en de duivel zijn gelijk! Hoe slecht ook het pad moge zijn, hetzij van leugen of moord, het is een pad van goddelijke ordening en bestemming". Geen hemel of hel. Oordeel, hemel en hel zijn dan ook ondingen in de Spiritistische leer. — De Spiritualist Stevenson heeft in Londen een rede gehouden, waarbij hij het volgende zeide: „Ik beroem mij er op, dat ik een Spiritualist ben, vrij en van ketenen verlost, want als Spiritualist verwerp ik de kerkelijke leerstukken over God en den mensch, het Scheppingsverhaal, de val des menschen, de redding en de verzoening, de dood en de opstanding, het oordeel, de hemel en de hel. De mensch is niet geheel gezonken, niet in zonde ontvangen Het verhaal der Schepping houdt het Spiritualisme voor een fabel. Het leert, dat de mensch nooit van zijn hoogen staat is gevallen Daar is niet zoo iets als wat wij verlossing noemen, want er is niemand, die voor eeuwig verloren kan gaan Er is geen opstanding voor dit aardsche lichaam en door het Spiritualisme weten wij, dat de dag des oordeels niet is een groote rechtszitting met een witten troon en het z.g. Boek des Levens Het Spiritisme leert, dat de hemel en de hel geen plaatsen, maar toestanden zijn, die in ons zelf oorsprong nemen". Geen bekeering noodig. We behoeven ons dan ook niet te verbazen over de Spiritistische uitspraken t.o.v. de bekeering. Bekeering in dit leven staat niet op het Spiritistisch programma. De zeven sferen, waardoor de geesten nog heengaan, geven daartoe gelegenheid genoeg. Voor plaatsvervangende verzoening is evenmin plaats. Het Spiritisme leert, dat elk zijn eigen fouten hiernamaals moet uitboeten. Ds. Beversluis zegt: „Uit hetgeen ongelukkige en gelukkige geesten vertellen, blijkt, dat God wel den zondigen mensch de gevolgen van zijn kwaad laat dragen, maar dat dit dienen moet om hem er van te verlossen en ten slotte tot de volmaking te voeren". Uit dit alles blijkt hoe het Spiritisme is, een godsdienst naar den mensch, die de zelfverlossing leert, Christus als den eeuwigen zoon van God en eenigen verlosser verwerpt en de leugen van Satan tot waarheid verheft. WAT HET SPIRITISME VAN DEN BIJBEL ZEGT. Den Bijbel weten de demonen voor religieus aangelegden handig te gebruiken, echter slechts zoolang, tot ze met den Bijbel zeiven aangetoond hebben, dat deze best gemist kan worden. Zoo is het ook met gebed en gezang. Velen worden door Gebed, Gezang, Schriftlezen enz. in de Séances gelokt en vergeten de uitspraak in 2 Kor. 11 :14: „En het is geen wonder, want de Satan verandert zich in een engel des lichts: zoo is het dan niets groots, indien ook zijne dienaars zich veranderen, als waren zij dienaars der gerechtigheid". Vele godsdienstige menschen zijn op deze wijze voor het Spiritisme gewonnen, doch voor het Christendom verloren. In Göbel „Bijbel en Spiritisme" kan men lezen, „dat de Bijbel het meest bekende Spiritistische Historieboek is, daar alle openbaringen aan Abraham, Mozes, Samuël en de Profeten tot manifestaties der geesten worden teruggebracht. David was een schrijvend medium en Jezus een clairvoyant". Toch wordt in dat boekje beweerd, dat: „het Spiritisme leiden moet tot herleving van het oorspronkelijk Christendom." Het zal zijn: „De jonge spruit uit een vermolmden tronk; zijn kruin zal ruischen over allen, die vermoeid en beladen zijn, vrede brengend tusschen godsdienst en wetenschap". Een andere Spiritistische uitspraak luidt als volgt: ,.De inspiratie van den Bijbel is een grove misleiding. Het Oude Testament is slechts Joodsche ge- schiedenis en het Nieuwe Testament is samengesteld uit overleveringen en theologische „speculatïènvan onbekende personen". Alle ontwikkelde spiritisten zeggen: er bestaat geen brandende hel en geen gevaarlijke duivel. Hemel en hel zijn geen plaatsen, het zijn toestanden; alle geesten zijn geschapen vodr eeuwig geluk. Duivelen of engelen bestaan niet; dit zijn kwade en goede geesten. Geen zonde, die niet door boete in de verschillende levens kan uitgewischt worden. Wij hebben het reeds meermalen gezegd, dat geen vertrouwen behoort te worden verleend aan hetgeen men tusschen den omslag van den Bijbel vindt". Een Spiritistisch blad schrijft: „Als de orthodoxe Christenen, die den Bijbel tot hun handboek hebben genomen, in de eeuwigheid zullen zijn aangekomen, dan zullen zij iets ervaren, dat zij in 't geheel niet zullen hebben verwacht. Hun handboek heeft hen op een dwaalspoor gebracht". Ook de Spiritualisten, die beweren het Spiritisme geloovig te beoefenen, zijn dadelijk kenbaar aan hun standpunt t.o.v. den Bijbel. In de Christen-Spiritualist, No. 2 (1925) staat o.m.: „Dij Bijbel met zijn legio vertalingen laat den mensch geducht in den steek, juist op die plaatsen, waar hij denkt een houvast te hebben. En gevoelsargumenten wankelen als licht valt op vraagstukken, die tot heden duister waren en waardoor thans een ander verschiet wordt geopend! En verder: „Hier worden geen leerstellingen geopenbaard, maar het leven! Hierdoor is het mogelijk een ongeformuleerd geloofsbezit te krijgen en wordt het verkeer met een volgende wereld van zoo groot belang. Voorgelicht door wezens, die met het betreden eener hoogëre wereld ook hoogere wijshei3 ontvingen, wordt het vergaderen van schatten dan ook verkregen onder hoogere leiding, waardoor tevens een hooger licht opgaat over de schatten, die anderen op hun wijze mochten verwerven". Men moet zich dus in het Christen-Spiritualisme onttrekken aan bijbelsche uitspraken en zich geheel overgeven aan het licht van „hoogere wezens", die niets anders zijn dan bedriegelijke en bedriegende geesten. Al het vorengenoemde wordt echter overtroffen door het Godslasterlijke geschrift van den Amerikaanschen Spiritist William Denton, Prof. in de Geologie: „Logische gedachten over den Bijbel". Vanaf Genesis tot Openbaring wordt de Bijbel uiteen gerafeld en in een bespottelijk daglicht gesteld, terwijl de Bijbelheiligen tot caricaturen gemaakt worden. Hij zegt: „Er is veel in den Bijbel, dat waar en recht is; doch welk een klein gedeelte, zeker nog niet het twintigste deel en dan is dit nog zoo vermengd met veel dat tijdelijk, valsch, onzinnig, onzedelijk en slecht is, dat daardoor de waarde er van meerendeels vernietigd wordt. Geen Attila, die de schrik der wereld was, gaf ooit wreeder en bloeddorstiger bevelen dan de Bijbel aan God toeschrijft. De Jehova der Joden is een opgehemeld mensch, half soldaat, half heilige, en toch geheel en al een Jood". Over de vergeving van de zonde door het geloof in Christus zegt hij: „Wat kon meer valsch en nadeelig zijn dan zulk een leer? Het bloed van Jezus heeft er net zooveel mee te maken, als dat van een schaap. De Bijbelschrijvers zijn dwazen en fabeldichters en Paulus is een dwaas, dat hij die dingen geslikt heeft". Over de onderworpenheid van de vrouw aan den man zegt hij: „Hoe belachelijk te denken, dat God van een yrouw verlangen zou, dat zij in alles onderdanig zou zijn aan haar man". Van de raadgeving aan de dienstknechten om gehoorzaam te zijn: „Indien een slavenhouder zelf den Bijbel had ge- schreven, zou hij er niets in geplaatst kunnen hebben, dat beter aan zijn doel beantwoordde". Niet alleen noemt hij Abraham een leugenaar, David een moordenaar, Mozes een bedrieger, doch hij kan zelfs zijn schendende handen niet van den persoon van Jezus afhouden: „Het is dwaasheid over dezen Joodschen hervormer te praten, alsof hij een model voor iedereen ware. Ik kan niet zeggen, dat ik veel respect heb voor een man, die tot de menschen spreekt in geheimzinnige gelijkenissen; een man, die zichzelf Meester noemt en allen, die zijne leerlingen niet aannemen en gehoorzamen, tot het eeuwigdurend vuur doemt. Dit is juist de methode geweest van godsdienstige bedriegers in iedere eeuw". „Er is geen vergelijking te maken tusschen het beste boek van den bijbel en de geschriften van Plato. .. . Jehova's gunstelingen kunnen niet in de schaduw van de oude heidenen staan". „De Bijbel is een papieren God. Doch sidder, gij grijshoofdige leugen, gij Heidensche fabel, gij onmenschelijk bijgeloof! Want, ofschoon opgesloten in het heilige der heiligen, de dag nadert reeds, zelfs het uur, dat u voor het licht zal sleepen en uwe verborgen mismaaktheden zal ontblooten voor het aangezicht uwer verblinde aanbidders". „Verbeuzel uw tijd niet met het lezen van de twee eerste hoofdstukken van Genesis. Geologie zal u de noodige kennis schenken en wilt gij den toestand kennen van den mensch na den dood, luister dan naar de levende getuigenissen van uw eigen geesten-vrienden. Wilden de menschen slechts zoeken naar levende getuigenissen, dan behoefden zij er niet naar te zoeken onder de asch der dooden". En dan besluit de schrijver zijne Godslasteringen met den raad: „Opent uwe oogen en weest verwonderd over uwe dwaasheid; de wilde Indianen zouden u een waar- diger godsdienst kunnen leeren. Als uwe kleine partij van de aarde verdwenen is, de naam ervan geheel onbekend, zelfs aan uzelven; als de Bijbel verongelukt is en de naam Jezus verloren geraakt voor ieder bewoners dezer planeet, dan eerst zal ware godsdienst zoo frisch als dauw zijn, zoo schoon als de morgenstond, alle menschen alom zegenend". Ik heb u de meest schokken 2e dingen uit dit vreeselijke boek gespaard. — De Spiritistische bladen noemden dit boek „een weldaad voor de menschheid". In het naschrift zegt de vertaler v. S., die tevens de uitgever is van Spiritistische boeken en tijdschriften in Holland: „Het is nu ruim 3 jaar geleden sinds ik dit werkje vertaalde. Verschillende omstandigheden verhinderden mij echter het eerder uit te geven. Het was of een geheime stem mij influisterde: „Wacht er nog wat mede, de tijd is er nog niet rijp voor; de gelegenheid zal zich voordoen, waarop het geschikte oogenblik zal aanbreken!" Welnu, dat tijdstip schijnt thans daar te zijn. De hedendaagsche kerkelijke troebelen, verwekt door het kloeke optreden der predikanten Dr. Crsmer en Dr. Gerritson, deden mij besluiten, thans Dentons denkbeelden ook in ons land bekend te maken" Dit Spiritistisch pluimpje op de hoeden dezer predikanten was dus eene belooning voor hun openbaar optreden ten gunste van de Hoogere Bijbelcritiek. Het mag zeker betwijfeld worden of eene waardeering van dezen kant htm aangenaam was, evenzoo, of het hunne instemming had, dat hun „kloek optreden" is gebruikt als gangmaker voor dit ergerlijke boek. Het geeft ons echter een duidelijken wenk, dat er verband is tusschen de Bijbelcritiek en het doel van het Spiritisme. Zoo ook werd op een Unie-vérgadering van Methodisten te Londen door een der predikanten een brief voorgelezen, ontvangen van de gebroeders Wesley (overleden in de 18de eeuw) uit het Nieuw-Jeruzalem, waarin behalve eenige gelukwenschen, werd aangemaand om getrouw te blijven aan het innerlijke licht, de betere hoop, de hoogere critiek en de zaligheid van alle menschen. Toen genoemde broeders nog leefden, hebben zij echter heel wat anders geleerd dan hun zoogenaamde geesten! * , * * In welke mate de onzienlijke booze machten in directen zin de afbrekende critiek van de laatste tientallen jaren hebben beïnvloed, zullen we hier wel nooit te weten komen, maar een feit is het, dat de demonische machten met al hun macht de Hoogere Bijbelcritiek propageeren en bekrachtigen. Hem bevriende „geesten", waarmede Mr. Stainton Moses zich gedurende dertig jaar bijna dagelijks onderhield, verzekerden hem: „Het verhaal, dat ge in Genesis hebt, is gedeeltelijk verbeelding, ten deele legende, en ten deele overgeschreven van verhalen. Het verhaal van de Schepping en de geschiedenis van den Zondvloed zijn legenden. In geen geval zijn de boeken, zooals ze er nu zijn, het werk van hun vermeende schrijvers. We vermelden dit maar in eens om niet meer behoeven te antwoorden op teksten uit die boeken, die als argument zouden kunnen worden aangevoerd. (Geen wonder, want teksten als Deut. 18:10 komen niet in de Spiritistische kraam te pas. Schr.). Uwe theologen hebben ze altijd voor Goddelijke inspiratie gehouden, die voor alle tijden bindend was. Wij wenschen dit valsche begrip geheel uit te roeien". Inderdaad laat God toe, dat zich in de wereld een kracht der dwaling baanbreekt. In dezen tijd, waarin de waarheid van de daken wordt verkondigd, waarin de wereld vervuld is met de boodschap van het Evan- gelie, neemt men nochtans de waarheid niet aan om zalig te worden. En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij den leugen zouden gelooven, opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid(2 Thess. 2:11, 12). Deze kracht der dwaling zal zijn een werking des Satans, in alle kracht en teekenen en wonderen der leugen ( : 9). WAT HET SPIRITISME ONTKENT. Het Spiritisme ontkent al hetgene, wat wij, als belijders van het Nieuwe Testament, gelooven fundamenteele waarheden te zijn, n.1. De persoonlijkheid van God. De Godheid van Christus. De plaatsvervangende dood van Christus. Des menschen val. De Persoon en het werk van den Heiligen Geest. De genade Gods in het redden en zegenen. De wederopstanding uit den dood. Het komende oordeel. De straf van de goddeloozen. De Inspiratie der Schrift. Het Spiritisme ontkent deze levende waarheden alle. De Spiritisten gelooven juist het tegenovergestelde; hetgeen men kan weergeven als volgt:, God is onpersoonlijk. Jezus is niet God. Christus' dood heeft geen verzoenende waarde. De mensch is nooit gevallen. Er is geen Heilige Geest. De mensch is zijn eigen redder. Er is geen wederopstanding. Er is geen toekomstig oordeel. Er is geen hel. Er is één hoofdkenmerk, dat alle populaire en moderne cultussen, (hoewel ze oud zijn) als Theosofie, Christian-Science, Nieuwe Gedachte, Nieuwe Theologie e.d. vereenigt; alle ontkennen het plaatsvervangend en verzoenend offer van Christus, de Godheid van Christus en het Bloed van Christus als offer voor onze zonde. De Spiritisten gebruiken Christus voor hun eigen doeleinden. Zij vleien Hem in Zijn gezicht met mooie woorden en vallen Hem in den rug aan door valsche voorstellingen. Conan Doyle bijv. zegt van den dood van Christus: „Men kan geen rechtvaardigheid ontdekken in een plaatsvervangend offer; noch in den God, die door deze opvatting bevredigd zou zijn" er^k eiieï,Jnnm Vi-r1 Chris,us' wat de met in legt. De gedachte aan een God, die bevred gd moet worden, is heidensch; in alle godsdiensten der wereld wordt het bloed van de gewifden gestort met het doel de goden tevreden te stellen Maar de openbaring van het Christendom is anders. ' God vervult Zijn eigen eischen. De grootste Iiider on Golgotha was God zelf; God spaarde Z^ eengloren zeide- "Hit611 Z0°d°ende Zichzelf niet Zooals iemand heid van ÊtT mysterie en de groote heerlijk¬ heid van het kruis is, dat God er zelf in was" De slot te^'Ukertijd gezegende feit dclTelf Mf „^"/enSe^ren 20°° geeft' ™ zicnzeit gaf voor de zonden van een verloren wereld. mine1siL,ïe?eUr+enSWaardlJg' dat °ok HolIandsche dom nees het Spiritisme verdedigen en het noemen- p", " m®u™e openbaring van het koninkrijk van God, van heilige liefde en van Christus, den redder van zondige menschen". nnA1CïS uS' ?6Versluis in -Spiritualisme", die in genoemde brochure tevens verklaart, dat de Spiritisïsche overtuiging kan samengaan met allerlei godsdienstige richtingen, zooals: Katholieken, ProteXten Israeheten, Pantheïsten, Atheïsten. „Want — zeat tuj^' ~ e'k hUm,er Kl Wamerhand zi n o«S Sm hlrt"1 ,ZOOVerre m?ete" MNffn, als zij in stryd bleken te zijn met de door de spiritualistische verschijnselen onthulde werkelijkheid'" sch/n f5 te Utr6cht §eh0uden Spiritisti- in de NRC S 281 Beversluis> volgens een verslag „Het doel van het spiritisme kunnen wij niet be- me"dp 0Ien'ffW 1weten we> dat God er een bedoeling , ' n; om de scheidsmuren tusschen de menschen op te heffen, om de menschen weder als Zijn kinderen tot Hem terug te voeren. Dat is een heerlijke gedachte. Er zal een tijd komen, dat ieder zal weten wat spiritisme is en dan zal het het machtige middel zijn om de menschen tot elkander te brengen. De scheidsmuren zullen vallen, de oorlog zal verdwijnen, want ieder spiritist moet anti-militairist zijn. Het spiritisme zal den vrede op aarde brengen. De Internationale Spiritisten-organisatie zal daartoe medewerken. Is dat bereikt, dan zal blijken dat het spiritisme een gave van God is". Alzoo is hun maatstaf niet meer Gods Woord, maar: „de werkelijkheid der Spiritistische verschijnselen". Het Huwelijk en het Vegetarisme. In 1868 werden op een Spiritistisch congres te Providence (U.S.A.) de volgende besluiten genomen: 1. Alle Christelijke verordeningen opzij te zetten. 2. Alle Zondagsscholen te sluiten. 3. Den oorlog te verklaren aan alle sexueele tyrannie (en daarmede te komen tot het vrije huwelijk). 4. Te komen tot volkomen onthouding van alle dierlijk voedsel. De beide laatste besluiten brengen ons op het gebied van het Huwelijk en het Vegetarisme. Zij brengen ons de waarschuwing van Paulus te binnen: „Verbiedende te huwelijken, gebiedende van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft tot nuttiging met dankzegging voor de geloovigen en die de waarheid hebben bekend" (1 Tim. 4:3). Mr. Coddington zegt: „Het huwelijk is slavernij en behoort te worden afgeschaft. Die thans onder het schurende juk van het huwelijk zuchten, behooren onmiddellijk te worden verlost en de vrijheid te bezitten om hunne liefde te kunnen schenken waar en aan wien zij dit verkiezen te doen". Mevr. Woodhull, 3 jaar lang Presidente van de Spiritistische vereeniging in Amerika, propageerde open- lijk voor vrije liefde en adviseerde om niet te huwen. Zij zeide o.a.: „Het is de hooge zending van het Spiritisme, om het menschdom te bevrijden van de tyrannie van het huwelijk en een sexueele emancipatie te vestigen". — „Vrijheid bestaat in het werkelijk vrij zijn". In verschillende afdeelingen daarentegen is sexueele onthouding voorwaarde tot het lidmaatschap, omdat de ongehuwde staat als eene hoogere volmaking geldt. Dat de vrije liefde door de Spiritisten gepropageerd wordt, vindt zijn oorzaak hierin, dat zij leeren, dat in den hemel eerst het rechte huwelijk gesloten wordt. Mr. T. L. Harris, eens een spiritistisch medium, getuigt: „dat de aardsche huwelijksbelofte geen verplichting heeft voor den spiritistischen echtgenoot. Hij heeft vrijheid zijn vrouw te verlaten en het gezelschap te kiezen van hen, waarvan de geesten getuigen, dat zij „geestelijk" nader zijn". Dr. Child zegt in „Christ and the people": „De wetten, welke thans het huwelijk beheerschen, zullen weldra vervangen worden door een reiner en heiliger openbaring. Een godsdienst van meer geestelijken aard zal ontdekt en erkend worden. Het huwelijk op aarde (waarvan God zegt: „die twee zullen tot één vleesch zijn". Schr.) is slechts schijn. In den waren geest vereenigd, zal het huwelijk hiernamaals worden voortgezet. Is dit niet het geval, dan mag het hier vrijelijk ontbonden worden; beter nog is het, dat geen huwelijksband aangelegd wordt". Natuurlijk is het gevolg dezer leer, dat vele bestaande huwelijken door nieuwe „geestverbinténissen" verwoest worden, en z.g. geesten zich manifesteeren als toekomstige echtgenooten. Dat menige vrouw en man tengevolge dezer leer aan een gebroken hart is gestorven, zal niemand verwon- deren; evenmin, dat de krankzinnigengestichten overvuld zijn met slachtoffers van het Spiritisme, die z.g. lijden aan godsdienstwaanzin. Menigeen, die uit nieuwsgierigheid eens deelnam aan eene séance, deed daarmee den eersten stap naar dezen waanzin. Nu zullen er zeker ook onder de Spiritisten hoogstaande personen zijn, die bovengenoemde onzedelijke leering verwerpen; doch dat neemt niet weg, dat het toch de diepe kern is van de leer der verleidende geesten, wier eenig doel is, de grondwetten waarop God het leven en welzijn der menschheid gebouwd heeft, te ondermijnen en zoo mogelijk weg te nemen. Satan tast immer de grondbeginselen aan, want hij weet zeer goed, dat bij de wegneming der fundamenten ook het gebouw ineenstort. Het Vegetarisme is ook een merkwaardig verschijnsel in het Spiritisme, dat de profetie letterlijk vervult. Evenals de Theosofen, zeggen de Spiritisten, dat, hoe reiner het lichaam gehouden wordt, hoe beter de verbinding met de geesten is. Het gebruik van vleesch achten zij niet bevorderlijk voor dezen omgang; daarom wordt het Vegetarisme door het Spiritisme aanbevolen en geboden. De mensch wordt daardoor vatbaarder voor het verkeer met de geesten. De invloed van het Spiritisme in Christelijke kringen. De macht van het Spiritisme is in de laatste jaren zóó groot, dat zoowel moderne als orthodoxe kringen alle min of meer onder den voorbereidenden invloed zijn gekomen. Ge hebt maar te luisteren naar tal van graf- en troostredenen, ook van Orthodoxe leeraars (die beweren vijanden te zijn van het Spiritisme) om te kunnen vaststellen, welk een geheel andere taal tegenwoordig gebruikt wordt met betrekking tot de dooden als vroeger. Een van de bekendste predikanten in Amerika, de thans gestorven Ds. de Witt Talmage, heeft hoewel zelf geen spiritist zijnde — zeer meegewerkt tot de uitbreiding er van. In een uittreksel van zijn preeken staat: „Wat doen thans de leeraars in den hemel? Zij bezoeken thans hunne vorige gemeenten. Als ik in den hemel kom, dan zal ik u allen weder bezoeken en er bijtijds kennis van geven". In zijn rede van 6 Dec. 1896, die in tienduizend ex. verspreid is, stelde hij de vraag: „Wat doen de afgestorvenen thans?" Hij beantwoordde deze als volgt: „De hand heeft dezelfde vaardigheid niet meer, doch de geest wel. In plaats van 4 vingers en een duim heeft de geest iets veel geschikters gekregen. Wie is kortzichtig genoeg om te gelooven, dat, nu penseel en doek aan den schilder ontvallen zijn, ook zijn kunstzin uitgebluscht is? Neen, hij arbeidt nu met grootere vrijheid en ongebondenheid. En de doktoren dan? Er zijn toch geen zieken in den hemel? Neen, maar zooveel te meer op aarde. In plaats van per koets, bezoeken zij nu de aardsche patiënten met de snelheid van den bliksem en verrichten daar de wonderen hunner verhoogde bekwaamheid. Anderen bezoeken zieken, gevangenen, enz. De afgestorvenen zijn levendiger dan ooit te voren. De grafsteen is geen sluitsteen, doch een teeken van een waarlijk begin". In den vorm van „Christen Spiritualisme" is het Spiritistisch vergift bezig in Christelijke kerken door te dringen. Het Engelsche tijdschrift „The Davm" bevatte hieromtrent een artikel, waaraan we een en ander ontleenen. „Er is in den laatsten tijd een sterke toename waar te nemen van de aanvallen van het Spiritualisme op de Kerk. Het heeft zich reeds een weg tot binnen de kerkmuren verschaft. De demonen, zich noemende: „geesten van afgestorvenen", zijn niet alleen bezig zich aan te dienen als de Heilige Geest, maar openbaren zich ook in trance-toestanden in sommige kerken. Er is reeds door een groep „geestelijken" en predikanten in Engeland een Vereeniging opgericht, waarin alle Spiritualistische gebruiken in zwang zijn. Mediums geven in openbare bidstonden in de kerk „geïnspireerde" toespraken. In deze kerken wordt het Universalisme onderwezen. Van niemand wordt eenige geloofsbelijdenis verlangd, want ieder lid mag gelooven wat hem goed dunkt. Bij alle leden der Vereeniging wordt aangedrongen, lid te blijven van hun eigen kerk, opdat zij zoo hun invloed kunnen doen gelden". „Het is van belang", zeggen zij, „dat ieder Christen lid wordt der Vereeniging". „Het eigenlijke werk voor hen, die Sir Oliver Lodge volgen, is de godsdienstige wereld te bekeeren, de Kerk te overtuigen en haar er toe te brengen een andere houding aan te nemen tegenover het onzienlijke". Zoo ziet men hoe noodig het is, wakende en biddende te zijn en volkomen te staan op het fundament der Schrift, om — vervuld met den Heiligen Geest de geesten (d. z. de verschillende leeringen) te kunnen beproeven of zij uit God zijn; want zonder dat zijn we spoedig een prooi van Satans listen. HET GETUIGENIS VAN EEN EX-SPIRITIST. In den vierden jaargang van „Het Zoeklicht", gaf de heer H. L. Zweegman uit den Haag een reeks artikelen over zijn ervaringen in het Spiritisme en zijn verlossing ervan. Aan deze mededeelingen ontleen ik alsnog het volgende: „Het Spiritisme is enkel leugen, omdat het uitgaat van Satan, den vader der leugenen. Velen, die zoo eens hooren spreken over de mededeelingen en gebeurtenissen in séances, bekruipt de lust ook eens zooiets mee te maken. Ze willen zooiets, al is het ook maar ééns, eens bijwonen. Anderen verzetten er zich op grond van het Woord tegen. De laatsten doen zeer wijs. Maar hoevelen — of liever hoe weinigen — zijn dat. Met het Woord toch heeft men in het algemeen afgedaan. Ik behoorde eens tot de eerste groep. Als beslist ongeloovige trok ik mijn schouders op voor het Woord en hunkerde naar het oogenblik om mede in een séance aan te zitten. En wel, omdat ik alles voor vertooning hield en de lieden, die er geld uit sloegen, wilde ontmaskeren door op deze wijze achter hun trucs te komen. Nu moet men de séances van vroeger en nu niet verwarren. De eerste doen veel denken aan spookgeschiedenissen, daar men veel te zien en te hooren kreeg in het halfduister; de tegenwoordige worden in het volle licht gehouden. De eerste worden veelal in lezingen besproken en dan worden er nog minder juiste voorstelÜngen van gegeven; over de tegenwoordige wordt minder gesproken, waarschijnlijk omdat men er nog zoo weinig van weet. Ik heb beide soort séances meegemaakt en ben dus met beide op de hoogte. — Voor ik er iets van meedeel, wil ik kortelijks stilstaan bij het ontstaan van het Spiritisme en zijn gevolgen. Het ontstaan. We mogen aannemen, dat ten tijde van den zondvloed het Spiritisme in kiem ontstond. En wel hierom. Na den val van Satan en zijn demonen zijn zij geworpen in den afgrond (2 Petr. 2 :4). In den Bijbel staat: in de hel. In het oorspronkelijke staat echter een woord, dat maar éénmaal voorkomt, n.1. Tartaros. Het is niet de vuurpoel (= Gehenna), maar wellicht onze atmosfeer (Ef. 6 :12). Deze demonen hadden ook vóór den vloed de macht zich als wezens hier op aarde te demonstreeren. Toen kwam de zondvloed. God maakte een eind. Ze konden zich niet meer in menschelijke gedaanten op aarde bewegen. Wel zijn ze nog in grooten getale om onze aarde. Voor den menseh zijn ze nu echter onzichtbaar. Ze kunnen met zijn toelating den mensch in bezit nemen. De Bijbel noemt dat: „in den mensch varen". Wat er dan van den mensch wordt is in-treurig. Hij is dan geheel aan Satan overgeleverd. Het Nieuwe Testament is er om de gevolgen ervan aan te toonen. Al hun macht wenden de booze geesten in de lucht aan om den mensch van God te vervreemden: Ze verleiden de volken (Openb. 20 :3, 8) en vanzelf ook de individuen, ja, laten ook den geloovige niet met rust. Op allerhande wijze trachten zij hem in gedachten en uitingen tegen God op te hitsen. Ze geven zich als engelen des licht uit (2 Kor. 11 ; 14), om zoo ten val te brengen. Ze doen dit om het rijk des Satans uit te breiden. Het Spiritisme nu is daartoe een machtig middel. Het is een veld, waarop Satan zijn strikken spant, en waar maar weinigen van los komen. Zij stellen zich gaarne in directe verbinding met tusschenpersonen (mediums). Mediums. Dit zijn menschen, die door hun aanleg het meeste vat geven aan demonische invloeden. Hoe kan dat? Elk mensch heeft om zich een electrisch-magnetische sfeer. Die is bij den een sterker dan bij den ander. Hoe grooter nu deze electrisch-magnetische sfeer is, des te gemakkelijker kunnen de demonen zich met zulke personen in verbinding stellen. Zulke personen komen op de séances al spoedig als tusschenpersonen naar voren Dat zijn de mediums. Er zijn 3 soorten, en wel „ziende", „hoorende" en „trance-mediums". — De laatste hebben de sterkste electrisch-magnetische uitstraling. Nu moet men echter niet denken, dat een „ziend" medium altijd de geesten om zich heen ziet. Dat komt maar zelden voor en altijd onverwacht. Ik zelf heb van mijn prilste jeugd af nu en dan, zonder de minste aanleiding, plotseling geesten gezien. Ze manifesteeren 0= openbaren) zich niet altijd als menschengestalten, maar nemen ook wel diervormen aan. Zelf heb ik op een helderen dag, terwijl de zon scheen, een vogel gezien in een leege kooi. Ik werd niet moede er naar te kijken. Ik zag hem van een eenen stok op den anderen springen. Toen ik mij omwendde en weer keek, was hij verdwenen. Het meerendeel der menschen haalt hiervoor ongeloovig de schouders op. Maar ik geef u de verzekering, dat er velen zijn, die het eveneens kunnen bevestigen uit eigen ervaring. Ze houden het echter al te vaak voor zich, omdat hun omgeving het toch niet gelooft. Men houdt het maar voor suggestie, omdat men het zelf niet ziet. Er bestaat echter zooveel "tusschen hemel en aarde, waarvan de mensch geen flauw besef heeft, dat dit nog maar kleine bijzonderheden zijn. Laat me echter tot het uitgangspunt terugkeeren. Zooals ik zei, heeft elk mensch een electrisch-magnetische sfeer om zich, die bij een medium grooter is. Deze sfeer nu is niet altijd even groot. Op sommige momenten of tijden breidt zij zich uit. Hierop schijnen de demonen te wachten. Ze plaatsen zich in de stralende sfeer; deze vormt een geschikte middenstof om de stralen der demonen over te brengen naar den mensch en deze ziet de geesten of demonen in een of anderen vorm. Zoo begrijpt men, dat het meestal is uitgesloten, dat ook andere personen in de omgeving deze demonen zien, tenzij zij ook gevoelig zijn en een soortgelijke sfeer uitstralen. Geheel buiten het Spiritisme om komen deze verschijnselen dikwijls voor. Menschen, die in het geheel niet aan Spiritisme doen, zien soms plotseling in hun nabijheid geesten. Vooral zij, die kort geleden een familielid verloren hebben. Trance-Mediums. Trance-mediums vallen bij de demonen het meest in den smaak. Ze zijn de beste werktuigen voor hun bedoelingen. Ze willen het medium langzamerhand geheel beheerschen en stellen het daartoe onder electrischen stroom. Kunnen zij dat willekeurig doen, dan is het medium geheel aan hen overgeleverd. Dan treedt een bewustelooze toestand in. Zoon medium schrijft of spreekt dan in allerlei talen, die het nooit geleerd heeft. Bij zulke séances zijn bijna altijd magnetiseurs tegenwoordig om het medium, indien de bewustelooze toestand te lang duurt, te démagnetiseeren (de magn.electr. stroom af te sluiten). Men kan hen met recht duivelbezweerders noemen. — Keeren de mediums tot het bewustzijn weer, dan herinneren zij zich niets van hetgeen er met hen gebeurd is. De gezondheid dezer menschen is allesbehalve goed; hun lichaam wordt langzaam gesloopt. Ook voor gewone mediums is het houden van séances nadeelig voor de gezondheid, wat te begrijpen is, daar zij het meerendeel van den tijd onder electrischen stroom staan. Hun hersenen hebben veel te lijden, iets dat te erger wordt, als zij Satan en zijn demonen gaan weerstaan. Dan gebruikt Satan al zijn helsche macht om te verhinderen, dat zij vrij komen. Er breekt een groote worsteling aan. Alleen met Gods hulp kan men vrij worden en wel door Hem in waarheid aan te roepen en te smeeken van den Booze verlost te worden. Maar dan moet men ook geheel met hem willen breken (ik heb dat persoonlijk bij ondervinding gehad) en dan wordt vervuld wat Jacobus zegt: „Weerstaat den duivel en hij zal van U vlieden" (Jak. 4: 7). Maar hij vlucht niet gauw; lang houdt hij zijn prooi vast, omdat hij er zich van bedienen wil om ook anderen te misleiden. Het geheele stelsel is een leugen van Satan, die zegt: ,,De dooden leven bewust voort". Zoo wordt de mensch geprikkeld, met overleden familieleden contact te zoeken. Waar nu de demonen veel van hen weten, deelen zij wel eens iets mee, dat doet gelooven, dat men werkelijk den overledene voor zich heeft. Het zijn meestal onbeduidende bijzonderheden. Ook daarmee heeft Satan een doel: hij prikkelt telkens opnieuw, de dooden te vragen om meer te weten te komen. En zoo ziet hij de vragenden geheel in zijn macht te krijgen. Gods Woord leert ons omtrent de dooden iets heel anders. V/ie Spiritist is en werkelijk de zaak ernstig onderzoekt en zich niet op een dwaalspoor laat brengen, maar met een nuchter, koel hoofd de zich openbarende verschijnselen toetst aan de rede en met elkander vergelijkt, moet uitroepen: „Alles leugen en bedrog. Satan is nog precies dezelfde als in den hof van Eden". Wat de Bijbel van de dooden zegt. In den geheelen Bijbel is geen voorbeeld te vindenr dat de geesten van afgestorvenen door levenden gesproken hebben. Wat de Spiritisten geesten van afgestorvenen noemen, zijn inderdaad niets anders dan verleidende geesten der duivelen, die zich als geesten van gestorvenen voordoen. De Schrift heeft ons deze geesten-beweging voorzegd in 1 Tim. 4:1: „Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tij~ den sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leeringen der duivelen". Volgens dezen tekst zullen ook Christenen door dit bedrog verleid worden; er zal zijn een afval van het geloof. Als we het voorgaande vers in 1 Tim. 3 :16 eens in het verband van 1 Tim. 4 :1 lezen, wordt ons de tegenstelling duidelijker. Daartoe heeft medegewerkt de verslapping van het Bijbelgezag, die in ruime mate gevoed is door de z.g. wetenschappelijke Bijbelcritiek, en waardoor ook in geloovige kringen de deur wijd opengezet is voor deze demonische beweging. Duidelijk worden we in den Bijbel gewaarschuwd om niet de dooden te vragen en ons verre te houden van alle bovennatuurlijke duistere wetenschappen. Een van de belangrijkste teksten lezen we in Deut. 18 :10—11, waar staat: „Onder u zal niet gevonden worden, die zijnen zoon of zijne dochter door het vuur doet doorgaan, die met waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of toovenaar, of een bezweerder, die met bezwering omgaat, of die eenen waarzeggenden geest vraagt, of een duivelskunstenaar, of die de dooden vraagt". Verdere waarschuwingen vinden we in Lev. 20 : 6; 19 : 31; Jes. 8 : 19—20. Het was mede een oorzaak van Sauls dood, dat hij zich tot het medium te Endor had gewend, om den gestorven Samuël te zien en te spreken (1 Kron. 10:13, 14). In zijne goede dagen had hij deze heidensche overblijfselen uit het land uitgeroeid (1 Sam. 28 : 3b), maar na zijn afval van God (1 Sam. 15 :26) en de daarop gevolgde afbreking van Gods gemeenschap (1 Sam. 28 : 6) keerde hij tot het heidensche uitbraaksel terug en voltooide daardoor zijn verderf. Velen luisterden gaarne naar Saul, doch laat ons liever naar David luisteren, die van zijn gestorven kind zeide: „Maar nu is het dood.... Ik zal wel tot hem Saan^maar- hij zal tot mij niet wederkeeren" (2 Sam. De getrouwe Bijbellezer laat zich door al dat Spiritistische gedoe niet vangen. Voor hem is het bedrog met z.g. geesten van afgestorvenen terstond openbaar. Hij weet, dat de rijke man, met het oog op de redding zijner broeders, het antwoord ontving: „Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die hooren" (Luc. 16 : 29). Hij weet, dat het Oude en Nieuwe Testament heel wat anders over de afgestorvenen leert dan de Spiritisten. De hoogste wijsheid, door God aan Salomo verleend, wist niets af van dat medewerken der overledenen op aarde. „De dooden weten niet niet al.... ze hebben geen deel in deze eeuw in alles wat onder de zon qe~ schiedt" (Pred. 9:5, 6). Op de voorstelling van een Geref. Predikant „dat de triumfeerende Kerk in den hemel meebidt met onzen voorbidder Jezus Christus" maakt „De Wekker" van 25 Febr. 1915 terecht de opmerking: „Deze meening vindt haar grond nergens in de Schrift; de weg zou hierdoor wel gebaand kunnen worden voor de leer van Rome. Als de gezaligden voor ons bidden, dan kunnen wij ook wel wat aan hen bidden". Alle troostredenen over het meeleven van gestorven ouders met hunne kinderen behooren tot het rijk der fantasie. De Bijbel zegt van den man, die gestorven is: „Zijne kinderen komen tot eere en hij weet het niet" (Job 14 :10, 21). Luister ook maar bij het graf van Lazarus naar de uitspraken van Jezus, in Wien toch alle schatten der wijsheid verborgen zijn. Hij zegt: ,.Lazarus is gestorven (Joh. 11 :14). en tot Martha is zijn troostrede: „Uw broeder zal weder opstaan!" ( : 23) Ook Martha weet niets van een meeleven der dooden met de levenden, want zij zegt: „Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage (: 24). Het is toch niet te veel gezegd, als we zouden verwachten, dat de Heere Jezus deze gelegenheid zou gebruiken, om eens uit- moerig over dit teere punt licht te geven. Doch neen; alles wat Hij zegt is: „Ik ben de opstanding en het leven, die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; en een iegelijk, die leeft en in Mij gelooft, zat niet sterven in der eeuwigheid" (Joh. 11 :25—26). Paulus is opgetrokken geweest in het Paradijs en nu zou men redelijkerwijs mogen veronderstellen, dat hij tenminste iets vertelt van het meeleven van de afgestorvenen met de levenden, doch alles wat hij zegt is een erkennen, „dat voor hen, die met Christus leven, het sterven gewin is" (Filip. 1 : 21); „dat het ontbonden en met Christus zijn verreweg het beste is" (Filip. 1 :23); dat „als wij uitwonen uit het lichaam, wij inwonen bij den Heere" (2 Kor. 5 : 8); dat, bij het verbreken van ons aardsche huis ons het eeuwige huis wacht (2 Kor. 5:1). Hoe sober zijn deze uitspraken omtrent de afgestorvenen. Wat wij van hen weten, is: dat de in Christus ontslapenen bij den Heere zijn. Al het overige is fantasie en bereidt een weg voor het Spiritisme. Als het op troosten aankwam, deed Paulus dit met te wijzen op de komst van Christus, wanneer de bedroefde achtergeblevenen weer hereenigd zouden worden met hunne ontslapen dierbaren (1 Thess. 4 .17). Dat is anders dan tegenwoordig, waar men elkander veelal hiermede troost, dat de dooden eigenlijk niet van ons gescheiden zijn, doch slechts te inniger met ons voorleven". Tot zoover het getuigenis van den heer Zweegman. TEEKENEN EN WONDEREN. Naast het verleidelijke om z.g. gemeenschap te hebben met geliefde afgestorvenen, vormen de bovennatuurlijk wonderen en teekenen een groote aantrekkelijkheid van het Spiritisme. Deze wonderen, zooals het spreken in vreemde talen, zonder dezelve geleerd te hebben; genezingen, die teweeg gebracht worden door het opleggen der handen of tengevolge van het voorschrijven der juiste geneesmiddelen door mediums, en het bewegen van zware voorwerpen in de vrije lucht; het ontnemen van brandbaarheid aan het vuur enz., het heeft alles hetzelfde doel, n.1. de voorbereiding van den Anti-christ door wonderen en teekenen der leugen, gelijk Paulus voorspelde in 2 Thess. 2 : 9. Mevrouw Conant schrijft in de „Banner of Light „Er worden thans grooter wonderen verricht dan Hij ooit verricht heeft. De wonderen, door Jezus verricht, worden door de wonderen van onzen tijd overtroffen. Al de wonderen van genezing, die in den Bijbel voorkomen, worden ook door het Spiritisme verricht, met uitzondering van het opwekken der dooden. Dit laatste zijn (bij Jezus) waarschijnlijk gevallen van schijndood geweest. Aan hen, die het goddelijke van het Christendom bewijzen willen door genezing, spreken intalen en andere geestesopenbaringen, wordt de eisch gesteld, dan ook het Spiritisme te erkennen als uit God, daar het precies hetzelfde doet". (Göbel, „Bijbel en Spiritisme"). Het Spiritisme, de sleutel tot vele wonderbare uitvindingen en ontdekkingen. Het „Handelsblad" bevatte destijds een verslag van een Tentoonstelling van „teekeningen van mediums". Hierin werd o.a. gezegd: „Hier is sinds een dag of wat een tentoonstelling te zien van teekeningen, door mediums vervaardigd, die veel bewondering of verwondering wekt en de blaaen noopt tot lange artikelen over spiritisme, trance-toestanden en over de invloeden, waaronder deze met verbazing aanschouwde afbeeldingen tot stand zijn gekomen. De medium-kunstenaars hebben meest niet meer ontwikkeling dan die, welke de volksschool geeft; ze zijn dienstmeisjes of arbeiders, in ieder geval menschen, die nooit in staat zouden zijn geweest uit eigen kracht de dingen te maken, die door hun handen zijn ontstaan. Een onbekende wereld openbaart zich hier, en hare werken doen denken aan de scheppingen van het expressionisme; maar ook soms wel aan de mystieke afbeeldingen van Toorop, al naar gelang het spiritistisch of het christelijk-mystiek element zich heeft deen gelden. De kwaliteit van het tentoongestelde maakt ens te meer benieuwd naar de invloeden waaraan deze voorstellingen, wier makers slechts willooze werktuigen zijn, hun ontstaan hebben te danken. De spiritisten zeggen, dat ze van geestelijke wezens afkomstig zijn, die — niet waar te nemen door onze materieele zinnen — zich van mediums bedienen om ons hun mededeelingen te doen geworden of ons in goeden of slechten zin te beïnvloeden". Natuurlijk weten deze geesten ook veel van het planetenstelsel en de nog sluimerende krachten in de natuur; daardoor kunnen ook spiritistische mediums redevoeringen houden over wetenschappelijke dingen, waarvan zij van huis uit niet het minste verstand hebben. Ongeleerde mediums kunnen soms geleerde be- toogen houden en zelfs tot groote verbazing van vakkundigen, technische bijzonderheden van de een of andere gecompliceerde machine beschrijven. Belangrijk doch tevens zeer bedenkelijk is het. dat sommige uitvindingen hun oorsprong te danken hebben aan het Spiritisme. Zoo werd de uitvinding van de telefoon in 1877 door Bell, reeds in 1875 door een medium in Engeland nauwkeurig beschreven. De draadlooze telegrafie werd in 1897 uitgevonden, doch reeds jaren tevoren werd uit de geesten-sferen het bericht ontvangen, dat de tijd niet ver meer was, dat er geen draden meer noodig zouden zijn om te telegrafeeren. In de „Haagsche Post" van 10 October 1925 schreef destijds Mr. van Rossum een artikel over de Radio, dat ons een tipje oplicht van den geheimzinnigen sluier. Hij zeide daarin o.m.: „Het is zoo geheimzinnig, dat er niets zoo ongeloofelijk meer is of ik ben geneigd het aan te nemen. In het jaar 1873 werd een boek gepubliceerd, getiteld: „Ontstellende feiten in het moderne Spiritualisme". In dit werk (denk aan het jaartal 1873) lees ik het volgende in antwoord op de vraag van een medium: „Hebt ge nog iets volmaakters dan metalen draden om den electrischen stroom te geleiden?" — werd het antwoord gegeven: „Ja, wij hebben electrisclie stroomen zonder draad. De tijd is nabij, dat deze electrische stroomen, door middel van verbeterde instrumenten, ten bate van de wereld zullen worden benut, en niet alleen boodschappen van de eene stad naar de andere zullen overbrengen, maar kanalen zullen worden tot overbrenging der gedachten tusschen de natuurlijke en geestelijke wereld". Een ieder — vervolgt Mr. v. R. — moge van dit alles denken wat hij wil, de voorspelling van de moderne draadlooze komt hierin frappant tot uitdrukking". Pasteur, de beroemde Fransche geleerde, heeft openlijk erkend, dat de ontdekking van zijn serum tegen hondsdolheid te danken was aan geesten-inspiratie. Ook de bekende uitvinder Edison schrijft zijn ontdekkingen aan geesten-invloeden toe. De Spiritisten beroemen er zich op, dat zij vroegere ongeloovigen tot het geloof in een geestenwereld gebracht hebben. Doch is dat wel winst? Integendeel, het is veeleer verlies! Uit de wereld waren deze wellicht nog te redden geweest, doch hoevelen worden gered uit de Satanische klauwen van het Spiritisme? De duivelen gelooven ook in God, doch wat baat hun dat? Ze sidderen. De duivelen gelooven zelfs, dat Jezus de Zoon van God is, en toch wacht hun de eeuwige pijn (Matth. 8:29). Neen, wij hebben geen onheilige geesten noodig om ons dingen uit de onzichtbare wereld te vertellen. Wij hebben Gods Woord en dat is genoeg. De H. Geest leidt ons in alle waarheid, en waar Die ons niet in leidt, wenschen wij ook niet ingeleid te worden. Het Spiritisme is de godsdienst van den g r o o t e n Leugenaar, die loochent, dat Jezus is de Christus (1 Joh. 2 :22) en de openbaring van onreine leugengeesten, die almeer toegang krijgen tot het menschdom. Straks zullen ook drie van hunne machtigsten in staat zijn de geheele wereld te mobiliseeren (Openb. 16 ■' 12—14); de groote slag in Armageddon ( : 16) zal in direct verband staan met het Spiritisme. Dat het Spiritisme een belangrijke rol zal spelen in dezen laatsten wereldkrijg, staat vast. Van belang is het, waar te nemen hoe reeds nu de schaduwen van dit valsche licht vooruit geworpen worden. In de oorlogsjaren 1914—'18 kon men in „The British Weekly" lezen, dat het Spiritisme bij het Russische hof in groote gunst stond. De séances werden geregeld bijgewoond door den minister van Justitie, en de thans vermoorde Czaar onderging den invloed van deze geestopenbaringen. Hoeveel Staatshoofden laten zich nu lei- den door de Occulte wereld? Later zal blijken, dat vele barbaarschheden, gruwelen, schendingen van menschen- en volkenrecht en veel van het beestachtige uit den wereldoorlog op rekening zal komen van de onreine geesten, die de machthebbers der wereld tot deze dingen hebben gedreven. Het Spiritisme arbeidt evenals Theosofie en dergelijke ook krachtig aan een z.g. eenheid en verbroedering der menschheid, aan een vereeniging van alle groote godsdiensten, op de basis van een Christuslooze belijdenis, die straks in den Antichrist hun gemeenschappelijk hoofd zullen begroeten. Dit en nog veel meer zijn de gevaren van het Spiritisme. ♦ * Laat ons ten slotte nog enkele waarschuwingen in haar schriftuurlijk verband beschouwen. Aan de meergenoemde waarschuwing in 1 Tim. 4 : 1 „Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van hun geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leeringen der duivelen", gaat onmiddellijk vooraf: „De verborgenheid der Godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vleesch, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de Heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid" (1 Tim. 3 :16). Let nu op, dat hier de drie steunpilaren van de leer der Godzaligheid genoemd worden. Ie. Christus is geopenbaard in het vleesch, hetgeen betrekking heeft op Zijn geboorte, lijden en sterven voor onze zonden. 2e. Hij is gerechtvaardigd in den Geest, beduidende Zijne opstanding uit de dooden tot onze rechtvaardigmaking. 3e. Hij is opgenomen in heerlijkheid; dat vertelt ons van Zijn Hemelvaart en verhooging aan Gods rechterhand, waar Hij thans leeft, om voor ons te bidden, en vanwaar Hij straks zal wederkomen. God nu geeft ons deze drie rotspunten om er ons aan vast te klemmen; dit doende zullen wij geen gevaar loopen, door de verleidende geesten en leeringen der duivel meegevoerd te worden. Vervolgens hebben we ook de waarschuwing in 2 Petr. 2 :1, 2: „En er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, die hen gekocht heeft, verloochende, en een haastig verderf over zichzelven brengende; en velen zullen hunne verderfenissen navolgen, 'door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden' . Ook aan deze verzen is onmiddellijk een vermaning voorafgegaan, n.1. zich vast te houden aan het Profetische Woord, dat door Gods Geest geïnspireerd is en een vasten bodem vormt, waarop men staan kan in den strijd (2 Petr. 1 :19—21). Wij doen dus wel, op dat woord acht te geven, en er zoolang op te blijven staren, totdat de Morgenster opgaat in ons hart. Dat doende zal de valsche leering niet in staat zyn ons te verleiden. . Het licht kan wel de duisternis, doch niet de duisternis het licht verdrijven. Daarom: „Doet aan de geheele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels, want wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed,, maar tegen de Overheden, tegen de Machten, tegen ae Geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Daarom neemt aan de geheele wapenrusting Gods, opdat Gij kunt wederstaan in den boozen dag, en alles vemcht hebbende, staande blijven" (Ef. 6 :11 13). INHOUD Pag. {IET SPIRITISME 3 DE GEVAREN VAN HET SPIRITISME 7 Een demonische valstrik — Het gevaar der passiviteit — Het Spiritisme maakt den mensch willoos. HET SPIRITISME IS ANTICHRISTELIJK.... 24 Christus niet Gods Zoon — De Mensch is God — De zonde is geen kwaad — Geen hemel of hel — Geen bekeering noodig. WAT HET SPIRITISME VAN DEN BIJBEL ZEGT 35 WAT HET SPIRITISME ONTKENT 42 Het Huwelijk en het Vegetarisme — De invloed van het Spiritisme in Christelijke kringen. HET GETUIGENIS VAN EEN EX-SPIRITIST. . 49 Het onstaan — Mediums — Trance-Mediums — Wat de Bijbel van de dooden zegt. TEEKENEN EN WONDEREN 57 Het Spiritisme, de sleutel tot vele wonderbare uitvindingen en ontdekkingen.