86 K 92 Aan de vergadering der Classis Rotterdam, byeen op 3 September 1935- Weleerw. en Eerw. Brs., Ter vorige vergadering werd een commissie benoemd met opdracht uw vergadering van advies te dien-en inzake de vraag: hoe te handelen met die leden mzer kerken welke lid zijn der 1T.S.3.? In genoemde commissie namen zitting de brs.: Ds. den Boeft, br. v.d.Velden, Ds. van Wijk. Deze commissie moge U het volgende rapporteeren: I Blijlibaar gaat de gestelde vraag uit van de praemisse dat bedoelde U.S.B. beginselen belijdt welke strijdig zijn met Schrift en belijdenis. Uwe commissie kan niet anders oordeelen aan dat deze praemisse juist is, en dat tot richtige beantwoording der gestelde vraag, dit door uwe vergadering allereerst zou moeten worden uitgesproken. Wanneer uwe commissie tot taak zou hebben deze uitspraak nader voor uwe vergadering te adstrueeron, zou zulks een uitvoerig expose vereischen aan de hand der officieele publicaties vanwege de U.S.B. De commissie meende echter rekening te mogen houden met de omstandigheid dat zij U dan overbekende dingen zou moeten voorhouden, waarover kwalijk verschil van inzicht heerschen kaft. Bovendien geeft de gestelde vraag aan_ leiding tot het vermoeden dat de vragende kerk meer geinteresseerd is "bij de practische gevolgtrekkingen welke uit deze, door haar als juist veronderstelde praemisse, moeten genomen worden. Slechts voor de goede orde herinnert Uwe commissie aan enkele in 't oog springende dingen: b.v. dat, "blijkens de officieele uitlatingen/der II. 3.3., deze beweging gedragen wordt door een ernstige en weloverwogen wereld- en levensbeschouwing, in wezen religieus van aard. V/elke werelden levensbeschouwing echter gefundeerd blijkt te zijn niet in het Voord Gods, maar in de Kegeliaansche ideefiloso hie welke met dat V/oord Gods in onverzoenlijken strijd is. Hierdoor wordt God als Schepper niet geëerd, met Zijn openbaring wordt niet gerekend, Zijn Woord niet genomen als richtsnoer voor denken en handelen, zoodat, om niet meer te noemen taak en grens der Overheidsmacht niet juist worden gezien en met name de vrijheid der kerken aan banden wordt gelegd. II Aangenomen nu dat de ïT.S.3. beginselen oelijdt, strijdig met Schrift en belijdenis,^ dan moet het ongeoorloofd heeter. dat een onzer leden tot deze beweging zou toetreden. Hiermede wordt een daad verricht welke niet beantwoordt aan den in Zondag 33 (H.C.) gestelden eisen, n.1. dat deze te geschieden heeft uit een Y/aar geloof, naar de Wet Gods, alleen riem ter eere. Toch mag niet worden vergeten dat bij de beoordeeling van zulk een daad een niet te verwaarloozen factor moet vormen: de mate van het besef waarin zulk een broeder of zuster zijn of haar beslissende stap deed. Onder den druk der economische omstandigheden schijnen meerderen door de N.S. leuzen te zijn bekoord en medegesleept, zonder dat zij instemmen met of zelfs kennis genomen hebben van de beginselen, welke aan de N.S.B. ten grondslag liggen. Hoewel nu deze onkunde niet vrijspreekt noch ook de kracht der verleiding een bedreven kwaad vermindert, zoo is hier toch wol reden om te herinneren aan den beproefden regel glat ieder geval op zichzelven moet worden bezien. Is iemand onkundig ton aanzien van de draagwijdte zijner eigene daden, dan zal hij onderricht moeten worden. Gaven zorgelijke omstandigheden aanleiding tot zulk een verkeerde stap, dan past naast krachtige veroordeeltng van wat voor God niet goed heeten kan, geduldige en begrijpende liefde in het onmisbare samenspraken. De kerkeraad trachtte de dwalenden in den geest der liefde terug te brengen in het spoor van 's Heeren geboden. III Toch moet hierbij op enkele nadere zaken nog de aandacht gevestigd worden. Het is niet ongewoon dat men zich van de verkeerde beginselen der N.S.B. tracht los te maken door een beroep op de vrijheid welke de leiding der ÏT.S.B. zelve daartoe geeft. Men meent dan zonder verantwoording te staan voor zondige theoriëen welke men immers zelve niet onderschrijft, en slechts werkzaam te zijn voor praktische idealen, ten aanzien waarvan Schrift en belijdenis zoodanig afwijzend uitsluitsel niet zouden IV geven. In het zich veroorloven van zulk een vrijheid zal o.i. geen kerkeraad ooit kunnen berusten. Allereerst niet omdat de ochrift het nemen van zulk een vrijheid verbiedt, ja, daartegenover ons allen "beveelt om de geesten te beproeven of zij uit God zijn. In de tv/eede plaats omdat zulk een voorgestelde scheiding tusschen beginsel en practijk onbestaanbaar is. Terwijl het bovendien wel tot nadenken stemmen moet dat met dit gegeven verlof, de N.S.B. in onverzoenlijken strijd komt met haar eigen uitlatingen. Het is ongeoorloofd dat het Christelijk geweten zich op deze wijze in slaap zou laten sussen. Zal nu de kerk bij hen die de beginselen der If.S.jö. onderschrijven en de consequenties daaruit aanvaarden, anders moeten optreden dan bij hen die lid der N.S.B. zijn, terwijl zij ten aanzien dier beginselen onkundig zijn of zich vooralsnog onverschillig toonen, de vraag dient ook gesteld: hoe lang moet zulk vermaan en onderricht worden voortgezet? V/aar de kenceraad zoowel op de vromigheid des wandels als op de zuiverheid van de leer heeft toe te zien, schrome zij in het eerste geval niet den zondaar door de Christelijke tucht tot de gehoorzaamheid aan Christus den Heere terug te brengen. IJaar ook in het tweede geval neemt bij alle te betoonen liefde en lankmoedigheid, het vermaan en onderricht toch een einde. O.i. is de grens bereikt wanneer geacht kan worden voldoende besef aanwezig te zijn om de gedane stap vanuit het door den kerkeraad als juist aangegeven gezichtspunt zelve te beoordeelen. De betrokken broeder of zuster kan dan vol- v VI doende verantwoordelijk geacht worden voor zijn of haar daad, en hiernaar kan de kerkeraad met hen handelen. Mogen zoo allerlei voorwaarden gesteld worden aan de kerkelijke "behandeling dergenen die lid zijn der N.S.E., niet uit het oog moet worden verloren dat ook het ontvangen van dit kerkelijk onderricht en vermaan aan de betrokkenen "bepaalde eischen stelt. Zoo "brengt het zich gewillig schikken daaronder met name mede dat deze leden der kerk zich tijdens dat vermaan voor het minst onthouden zullen van het voeren van eenigerlei propaganda voor de 1T.S.3. Deden zij dit toch, zoo zouden zij daarmede niet slechts getuigenis geven van den voortgang van hun verkeerden weg, maar tevens van een geringschatting van het tot hen gerichte onderricht en vermaan. Dit is met den ernst van het ambtelijk vermaan in strijd en stelt zelfs de vraag of er op dezelfde wijze mede zal moeten worden voortgegaan. Tenslotte, ten aanzien van hen die wel gerekend kunnen worden te dwalen, zij het uit onkunde, zij het op grond van een vermeende vrijheid, doch daarnaast "bovendien nog openlijk propaganda voeren voor hun beweging, moet gehandeld worden met toezien niet alleen op het kwaad dat zij zelve doen, maar ook op het kwaad dat zij stichten. Zij maken vrijwillig hunne verantwoordelijkheid zwaarder en moeten zonder aarzelen ook daarnaar worden beoordeeld. Kun worde de eisch gesteld niet anderen te verleiden en zich zoo dubbel te bezondigen. De ergernis welke zij in de Gemeente des Heeren verwekken, VII 1 2 erkenne de kerkeraad voor terocht en deze wake ervoor dat hierdoor geen afbreuk worde gedaan aan de richtige viering van het H.A.V. door de gemeente van Jezus Christus. De kerkeraad hebbe geloof in de kracht eener juiste tuchtoefening naar zijne roeping vanwege den Koning der Kerk. Hierdoor zullen vele dwalenden hun verkeerdheid zien en met berouw wederkeeren. Ook zullen openbaar worden diegenen die van ons niet zijn en daarom vanuit de gemeente hebben fc/=>en te gaan, opdat het verbond Gods n±et worde ontheiligd en Zijn toorn over de gansche gemeente ontwake. Tenslotte veroorlooft zich uwe commissie een enkele aanwijzing te geven aan kerke* raden, welke in deze materie moeilijkheden ondervinden. De kerkeraad van R'dam-Delfshaven heeft ook enkele vragen geconcipieerd welke als handleiding kunnen dienen bij de samenspreking welke men met deze broeders en zusters zou moeten houden. Wellicht zijn deze, op verzoek, ter inzage te verkrygen. Uwe commissie stelt nu voor: de classis spreke uit: dat de beginselen der N.S.B. strijdig zijn met Schrift en belijdenis, weswege leden der kerk welke deze beginselen aanvaarden, voorwtrpen behooren te zijn van kerkelijk vermaan en tucht. dat het lid zijn eener bepaalde beweging aangemerkt moet worden als een publieke instemming mot hare beginselen. Dat zulks echter in ieder geval afzonderlijk zal zijn te onderzoeken. Dat de kerkeraad den plicht heeft eenerzijds de betrekken leden aan hun publieke daad te houden, anderzijds echter ook ten volle rekening te houden met de motieven welke hen tot deze daad hebben gedreven. Dat daarom de onkundigen zullen moeten worden onderricht, dat zij die meenen lid te kunnen zijn der N.S.B. en nochtans geen verantwoordelijkheid te dragen voor hare verkeerde beginselen, op hunne verantwoordelijkheid moeten worden gewezen en dat aan allen de eisch dient te worden gesteld dit onderricht en vermaan gewillig en in vollen ernst te ontvangen. Zulks blijke o.m. in het staken van alle propaganda voor deze beweging. 3 dat zij die geacht kunnen worden de beteekenis van hun daad te overzien en aan het vermaan van den kerkeraad geen gehoor geven, van de tafel des Heeren dienen te worden geweerd. Hetzij omdat zij door het aanhangen van de zondige beginselen der K.S.B., menschelijke wijsheid stellen boven do openbaring Gods in Zijn Woord, hetzij zij blijken verachters te zijn van het Woord dat eischt dat wij met ons ganeche leven Gode dankbaarheid zullen bewijzen, hetzij doordat zij door hun propaganda geestelijke schade doen aan hunnen naaste en gerechte ergernis verwekken in de gemeente des Heeren. 4 dat evenzeer tucht geoefend moet worden over de doopleden der kerk welke lid der U.S.3. zijn. Indien dezulken toegang vragen tot het Heilig Avondmaal, dient het ■ afleggen van openbare "belijdenis des geloof s te worden opgeschort tot helderheid verkregen is inzake hun verhouding tot de N.S.3. 5 dat deze tuchtoefening te geschieden heeft in den geest der liefde en met groot geduld, waarbij er voor dient te ■v/orden gewaakt dat vermaan en samensprekingen nimmer een ander karakter dragen dan als eisch aan alle geestelijke bearbeiding door het ambt moet worden gesteld. w.g. Ds. E.A.den Boeft, br. v.d. Velden, Ds. van- Y/ijk, rapporteur. De classis heeft tot de kerken het verzoek gericht eventueele opmerkingen aangaande dit rapport en zijn conclusies» tijdig te willen toezenden aan bovenvermelde commissie, opdat zij daarover ter volgende classicale vergadering rapport kunne uitbrengen. Het adres der commissie is: Ds. M.van Wijk, Rechussenstraat ^89 b, ROTTERDAM. (W. ) Enkele vragen, welke bedoeld zijn als handleiding bij de bespreking met degenen, welke zich bij de N.S.B. hebben aangesloten . 1 Zijt ge U bewust, dat, waar ge staat onder toezicht van den kerkeraad, die kerkeraad, zoo er voor hem ernstige oorzaken van nadenken zijn, het recht en den plicht heeft, dat toezicht ook te oefenen, niet alleen wat "betreft de vromigheid des wandels" maar ook wat betreft de"zuiverheid der leer"? En voorts, wat dit laatste betreft, of ge U niet bewust zijt, dat zulk toezicht, met gepaste eerbiediging der persoonlijke vrijheid, toch zeker dit inhouden moet, dat de kerkeraad zich vergewist, dat door de leden der kerk op geen enkel gebied beginselen beleden of lceringc-n worden aangehangen, welke met Schrift on belijdenis strijdig zijn? 2 Erkent ge dan niet, naar Schrift en belijdenis, als Uw roeping om U in alle levensverhoudingen en op alle levensgebied als Christen te openbaren? Dus ook op staatkundig terrein. Hoe kunt ge dan lid zijn van een beweging, welke zich ten doel stelt het vervullen dier roeping onmogelijk te maken, waar zij immers alle beginselpolitiek aanmerkt als een oorzaak van nationale verwarring en vernedering? En wanneer de N.S.B. U dan toch vrijheid voor Uw christelijke roeping voorspiegelt, hebt ge U er van vergewist, dat de vervulling daarvan slechts bij de gratie van den 11 fascistischen staat:l, binnen de door hem en niet door Gods Woord gestelde grenzen, mogelijk zal zijn? 3 Erkent ge niet dat de Schriftuurlijke belijdenis van Gods souvereiniteit inhoudt een in principe gebonden en tevens beperkt overheidsgezag? Hoe kunt ge dan lid zijn van een beweging, welke in haar fascistische staatsleer deze principieele gebondenheid practisch verwerpt? Wanneer de , Ï".3.B. nu toch deze zelfde leuze aanheft, zijt ge U dan "bewust van de groote tegenstrijdigheid, welke daarin gelegen is met wat in die staatsleer eerst als beginsel is aanvaardt en moet U dit niet tot ernstig nadenken stemmen? 4 Erkent ge niet, dat Gods souvereiniteit ook inhoudt allerlei eigen en zelfstandig gezag en eigene en zelfstandige wet voor de onderscheidene levensverbanden door God gelegd? Maar is dan niet Uw lidmaatschap van de N.S.B. een "bewijs, dat ge toch practisch instemt met de overvleugeling door de staatsmacht van al deze terreinen? Helpt ge dan zoo niet de vrijheid van gezin, van school en kerk "breken? En kunt gij er voor instaan, dat in dit opzicht, ondanks alle schoone beloften, in de practijk niet de bittere consequenties uit de beleden leer zullen worden getrokken? Dit laatste zien wij om ons heen en kan toch eigenlijk moeilijk anders worden verwacht. 5 Kunt gij het tenslotte voor Uw verantwoording nemen om, waar ge belijdt als het eigendom van Jezus Christus, Hem met Uw gansche leven dankbaarheid te willen bewijzen, U te laten vinden in een kring, waarin het feit der zonde èn het heerlijk feit der genade in Jezus Christus onze Zaligmaker zoo niet geloochend, dan toch zeker gansch en al genegeerd worden;waarmede ook in geen enkel opzicht rekening gehouden wordt ten aanzien van wat men zich als te bereiken doel voor staat en maatschappij, land en volk voor oogen stelt.Moeten wij als geloovigen niet steeds vreezen voor het woord van den Heiland: "Wie Mij verloochenen zal voor de menschen, zal IK verloochenen voor Mijnen Vader, die ia de hemelen is"?