KRIBBE 187 KRUIS EN KROON DOOR J. VAN DER VALK RECTOR VAN HET MARNIX-GYMNASÏUM TE ROTTERDAM DERDE VERMEERDERDE EN VERBETERDE DRUK UITGAVE VAN J. H. KOK TE KAMPEN bibliotheek THEOLOGISv lE UNIVERSITEIT OUDE , a. . r'ó, KAMPEN KRIBBE KRUIS EN KROON KRIBBE KRUIS EN KROON DOOR J. VAN DER VALK, RECTOR VAN HET MARNIX-GYMNASIUM TE ROTTERDAM DERDE VERMEERDERDE EN VERBETERDE DRUK THEOLOC 3J ' 5 -i VERSITEIT ÖtJDESTRAAT 6, KAMPEN 1 UITGAVE VAN J. H. KOK TE KAMPEN INLEIDING. Toen de uitgever, naar aanleiding van eenige mijner vertalingen van Karl von Gerok's verzen in een paar tijdschriften, mij verzocht eene vertaling te willen bezorgen van „Friedensgrüsse aus Geroks Liedern von Ernst Gebhardt", heb ik deze opdracht gaarne aanvaard en onder groot genot uitgevoerd. De liefelijke poëzie van den in Duitschland beroemden en ook hier niet onbekenden christendichter Gerok biedt groote bekoring. De met den inhoud harmonische melodie niet minder. Het is dan ook te begrijpen dat in Duitschland dit boek in alle christengezinnen, gezelschappen en vereenigingen een goede bekende is. Deze bloemlezing geeft als het ware 't aardsche leven van Jezus in het lied: Christus' komst in de kribbe, Zijn bede op Tabor, Zijn toeven in Bethanië, Zijn lijden en opstaan, Zijn vraag aan Petrus, Zijn woord tot de jongeren, Zijn kroning als Koning, — in eenvoudige en aangrijpende verzen wordt het verteld. Ook het menschelijk leven in lief en leed, in kruis en druk, in zwoegen en slaven, in lijden en strijden, in vreugde en hoogtij, bij de groeve en over 'tgraf, waar de kroon der overwinning den geloovige wacht, wordt zóó tusschen het „God groete u" in den aanvang en „den laatsten afscheidsgroet" bezongen, dat aan de hand van Gods Woord troost en bemoediging in druk u toekomen, en het zien op Jezus in dagen van voorspoed u door voorbeeld wordt voorgehouden. Toch kon eene vertaling niet volstaan. Inhoud en vorm, of wil men, christendom en kunst eischen hier en daar een vrijer bewerking. Zoo prikkelt het „Gott grüsz dich, reine Magd" in het vierde lied, een Protestant tot protest tegen het „Ave Maria"; en de breedsprakigheid van Geroks preeken heeft hem ook in de poëzie tot het te veel, dat schaadt, verleid. Vandaar dat ik vaak besnoeide, bekortte of saamtrok. Als voorbeeld kan dienen de drie-coupletten-lange toepassing op het zoo lief geschetste kinderkerkje, die in het oorspronkelijke achteraan hinkt. Voorts zijn er uitdrukkingen in Gerok's poëzie, die onze tijd, en terecht, niet meer dulden kan, zooals, wanneer van Jezus in het 6e lied gezegd wordt: dat hij „will den Staub vom Herzen spillen", om een uit vele te noemen. En eindelijk moest ik wel trachten voor de onvermijdelijke neerlagen hier en daar tegen het zachtere Duitsch, wraak te nemen waar ik kon, zooals aan 't slot van het tweede lied. Ook de muziek van deze liederen, die geschikt zijn om door solisten met begeleiding van piano of orgel, of ook door gemengde koren te worden uitgevoerd, heeft op enkele plaatsen een kleine wijziging, ik meen verbetering, ondergaan, die ik te danken heb aan den heer H. Snel, mnziek-leeraar alhier. Bovenal mijn dank aan mijn vriend J. Lens te Wageningen, die bij het verbeteren der drukproeven óók veel verbeterde, wat de drukker niet helpen kon. Moge deze bundel liederen ook ónzen christenen tot grooten zegen zijn! J. van der VALK. Rotterdam, Kerstmaand 1904. Na twee jaren mijne vertalingen nog eens overlezende, zag ik veel wat verbetering behoefde. Ik kon daarbij ook gebruik maken van vele goede opmerkingen mijner vrienden. In het bijzonder wil ik mijn dank uitspreken aan Johanna Breevoort, Mej. J. F. L. de Liefde en G. van As voor hunne verbeteringen in den tekst, en aan J. Hovy voor de correcties in de muziek. Rotterdam, Februari 1907. J- v- D- V. De titel der beide eerste drukken luidde: „Kribbe Kruis en Kroon, uit Geroks liederen uitgelezen en op muziek gezet door E. Gebhart, naar den vierden druk uit het Duitsch vertaald en bewerkt door" enz. Ik wijzigde dezen titel, nu er drie nieuwe liederen bijkwamen, niet aan Gerok ontleend, nl. de nummers 3, 7 en 24. Rotterdam, April 1920. J. v. d. V. I. God groete U! Hoedanig deze groetenis mocht zijn. Luk. 1 : 29. Groet elkander met eenen heiligen kus. Rom. 16 : 16. Opgewekt. E. Gebhardt. -u st v mf , k. - 2. Zondagmorgen. Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen 1 Mijne ziel is begeerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des Heeren f Mijn hart en mijn vleesch roepen uit tot den levenden God. Ps. 84 : 2, 3. Plechtig. E. Gebhardt. 2. Wonderschoon is Scheppers werk, Bloemenweelde„en hemels zwerk, Morgenkoelte en bloesemgeur, Feestkleedij van roke en kleur. Maar 'tis meer dan aardsche praal, Werelds schoon wordt hemeltaal: Heden is des Heeren dag! Zalig wie 't ervaren mag. 3. Welkom, welkom, 's Heeren dag, Vredesengel, morgenlach, Levensbron in 't dorre zand, Klokkenklank van 't vaderland, Paradijsweerspiegeling Voor den aardschen hemeling, Voorgevoel van 't hoog paleis ■ Na de steile pelgrimsreis. 4. Troost nu die bedroefd, bedrukt, Toeven onder leed gebukt. Breng, o breng verdoolden weer! Wie Hem vond, prijs nu den Heer! Kindren Gods, o komt, komt blij! Kom, verloren zoon, ook gij! Lok, o klok, klink van den dom: Kom, o kom, God roept u, kom! I 3. /Vlorgengebed. Woorden: Dr. J. v. d. Valk naar Eichendorff. Zeer innig. Muziek: Fr.ts Tolug. imBBM 2. Ik voel mij met natuur herboren; Waar is de zorg nu en de nood? De zorgen die mijn vree verstoren ( Ze vluchten voor dit morgenrood, i 3. De wereld met zijn last en plagen Wil ik als pelgrim, na veel strijds, Betreden als een brug, geslagen j ^ Tot U Heer op den stroom des tijds. i 4. Alleen mijn lied zal mij geleiden In 't diepe dal als 't harte schreit, En jubelend mij voorbereiden | ^ Op 't schoone koor der eeuwigheid. \ 4. Kinderversje. Uit den mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof bereid. Matt. 21 : 16. , E. Gebhardt. Mat ia. 2. Zacht, zachtekens ruischt er een wiekslag; In 't koor, hoor! een hemelsch geluid: „Gij kiest uit der kinderen zingen U, Heilige, lofzangen uit." Zacht, zachtekens ruischt er een wiekslag; Een lichtglans zich over hen spreidt: „Gij hebt uit onmondige monden U, Heilige, lof toebereid." 5. Heilige nacht. U is heden geboren de Zaligmaker, welke is Christus, de Heer, in de stad Davids. Luc. 2 : 11. . . E. Gebhardt. Langzaam en innig. ƒ 2. De schaapjes slapen, blinkend In zilverwitte vacht, En ieder sprietje fonkelt Van 'tgras, groen als smaragd. In gouden glans van hemellicht Staat daar een stralende engel Met vriendlijk aangezicht, (bis) 3. En lieflijk klinkt zijn zending: „Waartoe zijt gij bevreesd? Ik breng u blijde tijding: Die werelds wee geneest, Die van het lijden u bevrijdt, Uw Heiland is geboren, Uw Held voor d'eeuwigheid!" (bis) 4. Hoor! Aller heemlen heeren Vereend in Ephrata! Zij zingen Hem ter eeren Een heerlijk Gloria: „Tot Godes troon onze eerzang ga, Op aard weer vrede keere, U zij geluk, genal" (bis) 5. Zoo klinkt als zilvren cimbels Verzeld van harpgeklang Der hemelsche profeten Zeegnende vredezang, Die zacht heengalmt langs hemels zoom Bij 'tflonkren van de sterren. Den herders is 't een droom, (bis) 6. Zij ijlen heen en treden Eerbiedig in den stal: „Hoor, Jezu-Kind, mijn bede, Kind, Koning van 't heelal! O, Heiland, zie mijn ziele aanl Naar 't hemelsch huis hierboven Laat mij straks met U gaan!" (bis) 6. Kerstvrede. Ziet, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal. Luk. 2 : 10. E. Gebhardt. Plprnticr. __ _ ^ 2. Rond de doffe, donkre daken Schalt nu kerstnacht-klokken-klank; Om den kerstboom, blij aan 't blaken, Juicht der kindren jubeldank, Lichtjes flikkren, Oogjes blikkren . Als bij 't Kindje eens, rein en blank. 3. Hemels troon wil Liefde kronen, Englenstemmen zingen 't, hoort! Dat de Liefdepop aarde wone Predikt Bethlehems geboort'. „Heersche_er vrede Hierbeneden!" Klinke voort, door ieder oord. 2 7- Heilands Geboortedag. Fragment uit: „In Natale Salvatoris" van Muziek: Frits Tollig. Adam van St. Victor (12e eeuw). Rustig. Vertaald door Dr. J. v. d. Valk. lil 2. Onbegrensd en ongemeten, Niet te vatten voor het weten, Niet t' omvatten door 't heelal, Wordt het eeuwig Woord hier sterflijk, d'Onverderflijke verderflijk, Die den dood verderven zal. (bis.) 3. Zonder zonde, neemt der zonde Vorm Hij aan, in onzer wonde Smarten wil Hij ondergaan: Sterflijk sluit zich bij onsterflijk, Menschelijk bij 't onverderflijk Goddelijke Wezen aan. (bis.) 4. 't Heilgeheim van zooveel zegen Bleef den Lasteraar verzwegen, Door zijn snoode boosheid blind: Blinde Vijand ziet en merkt niet, Hoe de Wijsheid zich beperkt ziet In de kleinheid van het Kind. (bis.) 5. Jezus, die het heil komt geven, Die 't mysterie van het leven Wijslijk werkt en stil bestuurt, Wil ons, die deez' dag gedenken, Tijdelijken voorspoed schenken En de vreugd, die eeuwig duurt! (bis.) \ 8. Jezus bidt en Jezus waal