BLIJVENDE RESULTATEN VAN SCHEELZIEN-OPERATIES VOLGENS DE METHODEN VAN Prof. Dr. W. KOSTER Gzn., VERRICHT IN DE JAREN 1895 TOT 1918. P. H. MAAL BLIJVENDE RESULTATEN VAN SCHEELZIEN-OPERATIES VOLGENS DE METHODEN VAN Prof. Dr. W. KOSTER Gzn., VERRICHT IN DE JAREN 1895 TOT 1918. BLIJVENDE RESULTATEN VAN SCHEELZIEN-OPERATIES VOLGENS DE METHODEN VAN PROF. DR. W. KOSTER GZN., VERRICHT IN DE JAREN 1895 TOT 1918. PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN, OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS MR. D. VAN BLOM, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID, VOOR DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP WOENSDAG 23 MEI 1934, DES NAMIDDAGS TE VIER UUR DOOR PIETER HENDRIK MAAL ARTS. D. O. M. S. L. R. C. P. M. R. C. S. (Engl.). GEBOREN TE CURAQAO N.V. NOORD-HOLLANDSCHE UITGEVERSMAATSCHAPPIJ AMSTERDAM 1934 Aan mijn Dochter Aan mijn Tantes, Dames M. en D. Maal Het verschijnen van dit proefschrift biedt mij de welkome gelegenheid, U, Hoogleeraren en Oud-Hoogleeraren, Lectoren en Privaat-docenten van de Medische en Philosophische Faculteit der Leidsche Universiteit, en van de Medische Faculteit der Amsterdamsche, dank te zeggen voor het van U genoten onderwijs. Deze dank geldt in het bizonder U, Hooggeleerde Van der Hoeve, hooggeachte Promotor, voor de oogheelkundige opleiding van U genoten. With great pleasure I am thinking back to the time spent at the University of Liverpool, and the help received from the Dean of the Medical School, Prof. Dilling. Een woord van dank past hier zeker aan U, Zeergeleerde Koch, voor de kennis, die gij mij tijdens mijn chirurgisch assistentschap hebt bijgebracht. Ook U, Zeergeleerde Orbaan, ben ik erkentelijk voor datgene, wat ik van U van de Röntgenologie heb geleerd. Ein Wort von Dank auch an Sie, Herrn Direktor Moritz für alles was ich von Ihnen von der Tuberkulose gelernt habe. Ook U, DD. Verpleegsters van de Oogheelkundige afdeeling van het Academisch Ziekenhuis te Leiden en van het Gasthuis te Middelburg ben ik dank verschuldigd voor de hulp van U ondervonden. INLEIDING. In de behandeling van het strabismus nemen de scheelzien-operaties een belangrijke plaats in, al moet steeds bedacht worden, dat het operatief ingrijpen slechts een onderdeel van de geheele behandeling uitmaakt. Volgens de meeste schrijvers zijn de resultaten direct na de operaties goed; veel minder eenstemmigheid heerscht er over het blijvend effect. Terwijl het meerendeel der operateurs ook hierover wel tevreden is, is dit laatste volgens andere schrijvers zeer teleurstellend (Harrison Butler e. a.), zóó zelfs, dat de onvoldoende resultaten jaren na de operatie er menig operateur toe brachten om van scheelzien-operaties geheel af te zien. Het is dus van het grootste belang, dat wij goed ingelicht zijn omtrent den toestand, welke meerdere jaren na de operatie bestaat. Bedenkt men dat er jaarlijks zeker vele duizenden scheelzien-operaties worden uitgevoerd, dan is het ten zeerste te verwonderen, dat omtrent de blijvende resultaten slechts zoo weinig statistische gegevens bekend zijn, waarunder wij mogen noemen die van Prins Visser, Asmus, Maxwell, Rönne, Jaensch, welke wij later zullen bespreken. Ik meende daarom goed te doen te trachten een zoo groot mogelijk aantal patiënten te onderzoeken, die in de jaren 1895 tot 1918 in de Leidsche Universiteits-kliniek voor Oogheelkunde wegens scheelziea geopereerd zijn. Hierdoor verkrijgen wij een overzicht over operaties, aile volgens zijn eigen methode door één persoon of onder diens direct toezicht uitgevoerd, waardoor eenheid gewaarborgd is. Voorzeker mogen wij hierbij over blijvende resultaten spreken, waar de het laatst uitgevoerde operatie minstens 15 jaren geleden is. Uit den aard der zaak konden lang niet alle patiënten, die destijds geopereerd zijn, onderzocht worden: van vele was de woonplaats niet meer na te gaan; verschillende waren overleden; meerdere konden of wenschten niet voor onderzoek te komen, zoodat ik mij nog gelukkig moest achten van de 478 personen, die in die jaren geopereerd waren, er een honderdtal te kunnen onderzoeken. Waar hier op geenerlei wijze eenige keuze heeft plaats gehad, mogen wij wel aannemen, dat dit een goed beeld geeft van het blijvend effect dezer operatie-methoden. Alvorens tot de beschrijving van ons onderzoek en de resultaten daarvan over te gaan, zal ik eerst eenige korte beschouwingen over scheelzien en de behandeling daarvan geven en het een en ander omtrent bekende statistieken van blijvende resultaten mededeelen. 1 Het ligt niet in mijn voornemen hier een uitvoerige verhandeling over scheelzien te geven, maar alleen enkele beschouwingen, waarbij ik voorloopig het rotatoir scheelzien buiten bespreking zal laten en mij beperken tot het lineaire strabismus. Bij menschen met normale gezichtsorganen zijn de fixatie-lijnen van beide oogen gelijktijdig gericht op het punt dat gefixeerd wordt, met andere woorden, het verlengde der lijnen welke door de macula lutea en het knooppunt van elk oog gaan, snijden elkaar in het gefixeerde punt. Is dit bij een persoon niet het geval, zoo ziet deze scheel. Het scheelzien is dus een afwijking in den stand der oogen of, daar dan altijd één oog voor fixatie gebruikt wordt, van één der beide oogen, soms altijd het zelfde oog (strabismus unilateralis), soms afwisselend het eene of het andere oog (strabismus alternans). Scheelzien is dikwijls opgevat geworden als een degeneratieteeken; zeker is het, dat bij psychisch minderwaardigen scheelzien veelvuldiger voorkomt dan bij psychisch normale personen, maar ook dat de overgroote meerderheid der scheelziende menschen psychisch volkomen normaal is, zoodat het scheelzien niet als minderwaardigheidsverschijnsel mag worden beschouwd. Het scheelzien wordt ondervonden als een ontsiering van het uiterlijk, terwijl bovendien de samenwerking van beide oogen gestoord kan zijn. Door de afwijking kunnen soms zeer lastige dubbelbeelden optreden. De hoogst ontwikkelde vorm van samenwerking van beide oogen is het diepte-zien; dit nu is bij scheelzienden gewoonlijk weinig of niet ontwikkeld. Bij de meeste menschen bestaat er een neiging om de beelden, die door elk oog van een gefixeerd voorwerp worden opgenomen, tot één geheel te vereenigen, de zoogenaamde fusie-neiging. Dit geschiedt het makkelijkst, wanneer de beelden op het netvlies gevormd worden op de macula lutea, dus wanneer er geen scheelzien bestaat. De fusie-neiging is een krachtige steun in onzen strijd tegen het strabismus. Het scheelziende oog heeft dikwijls een belangrijk slechter gezichtsvermogen dan het fixeerende. Deze amblyopie kan op twee manieren verband houden met het strabismus: het kan zijn dat de amblyopie het scheelzien voorafging en een der aanleidingen tot het ontstaan daarvan was, omdat door de amblyopie de fusie-neiging verminderd zal zijn, of wel dat de amblyopie pas na het scheelzien optreedt. Bij dezen laatsten vorm onderstelt men, dat de gezichtszwakte ontstaat omdat het scheele oog zoo weinig gebruikt en het beeld ervan onderdrukt wordt, vandaar de naam amblyopia ex anopsia. Over de vraag of amblyopia ex anopsia werkelijk bestaat, is reeds veel gestreden. Enkelen als Schweigger, Schnabel, A. Graefe, thans nog Poulard, waren of zijn absoluut overtuigd, dat amblyopia ex anopsia bij scheelzien niet bestaat. Anderen, waaronder Delord en C. H. Sattler, hebben onomstootelijk aangetoond, dat niet alleen de amblyopie van het strabeerende oog door langdurig bedekken van het fixeerende geheel kan verdwijnen, maar dat ook door die afsluiting een amblyopie in het eerst fixeerende oog kan optreden. Interessant zijn in dit opzicht de proeven van Lodato, die bij pasgeboren honden een totale tarsorraphie deed, en bij het openen der oogen 8 maanden later, vond dat er een uitgesproken amblyopie bestond. — Delord vond een verbetering van het gezichtsvermogen in het amblyopisch oog bij 35 kinderen, bij wie hij het fixeerende had bedekt. Ook Worth komt tot dergelijk resultaat. Cords zegt dan ook: „In der Mehrzahl der Falie ist die Schwachsichtigkeit eines in dauernder Schielstellung befindlichen Auges durch den Nichtgebrauch bedingt. Die Zahl der vor Eintritt des Schielens schon schwachsichtigen Augen ist demgegenüber gering, wenn auch das Schielauge relativ haufig einen fehlerhaften Bau (Astigmatismus u.s.w.) aufweist." Men mag thans dan ook wel als zeker aannemen, dat beide mogelijkheden bestaan en veelvuldig voorkomen, namelijk dat zoowel amblyopie vóór het scheelzien aanwezig kan zijn, als daarna kan optreden. Met het oog hierop is het noodzakelijk bij behandeling van scheelzien te trachten een aanwezige amblyopie door oefening op te heffen (zie blz. 8). Gelukt dit, dan kan men trachten de fusie-neiging te verhoogen en op die wijze het scheelzien te genezen. Bij verbetering der amblyopie kan door toenemende fusie-neiging het scheelzien verdwijnen, of, doordat de patiënt last van de nu meer gelijkwaardige dubbelbeelden gaat krijgen, juist het scheelzien in de hand gewerkt worden. Bij verbetering der amblyopie moeten dus direct oefeningen ter versterking van de fusie-neiging worden aangesloten. De directe aanleiding tot scheelzien kan volgens Worth zijn: Hypermetropie, waarbij een neiging tot abnormale dynamische convergentie van de bliklijnen bestaat. — In het begin is de abnormale convergentie geheel dynamisch, en het scheelzien periodisch. Indien de brekingsafwijking niet tijdig genoeg gecorrigeerd wordt, ontstaat er een statische convergentie. Anisometropie en aangeboren amblyopie, doordat zij het binoculairzien bemoeilijken. Motorische anomaliën. Is het bewegings-defect van een lichten graad en de fusie-zin normaal, dan zal de fusie-neiging aanleiding geven tot het ontstaan van heterophorie. — Bij een zwakke ontwikkeling van de fusieneiging, samengaande met hypermetropie, zal er scheelzien ontstaan, wanneer het kind den leeftijd bereikt dat het nabij gelegen voorwerpen begint te fixeeren. Infectieziekten. Ten gevolge van de lichamelijke zwakte, dus ook van de uitwendige oogspieren, kan er eerst een abnormale dynamische convergentie ontstaan, die bij veronachtzaming tot constant strabismus over kan gaan. — Bij post-dyphterische oogspierverlammingen met mtacte fusieneiging kan het scheelzien verdwijnen zoodra de werking van de spier weer normaal is. Hevige emoties. Geboorte-traumata kunnen de ontwikkeling van de normale fusieneiging beletten. Het afsluiten gedurende een voldoend langen tijd van een oog van een jonge zuigeling kan de ontwikkeling van de fusie-neiging beletten, doordat het oog amblyopisch wordt. Hereditaire invloeden. In 1373 gevallen van strabismus vond Worth in 711 anamnestisch scheelzien in de naaste familie. Volgens Worth is de oorzaak van de meeste aangeboren gevallen van strabismus convergens het feit, dat de insertie van den Rectus Externus te veel naar achteren aan den bulbus gelegen is. Strabismus alternans neemt Worth aan veroorzaakt te zijn door een aangeboren totale afwezigheid van den fusie-zin. Ook door het onderzoeken van jongere broers en zusters der scheelzienden wil Worth zijn meening ingang doen vinden. Hij ging de fusieneiging na bij 157 kinderen. 106 hadden een goed ontwikkeld binoculair zien; slechts bij één van hen ontstond later scheelzien; bij 37 was de fusieneiging twijfelachtig; 8 ervan werden scheel; van de 14 met zeer gebrekkige fusie-neiging ontstond strabismus bij 8. Van der Hoeve schrijft den normalen symmetrischen stand van de blikassen toe aan de afschuw, die de mensch heeft voor dubbelbeelden. Terwijl er mechano-anatomisch geen symmetrie van orbitae en bulbi bestaat. wordt de evenwichtstoestand van de oogen onderhouden door een voortdurende controleerende en corrigeerende inwerking van het sensumotorische bewegingsapparaat van het oog. In dit apparaat moet een naar de omstandigheden steeds wisselende spierspanning onderhouden worden, zoo dat beide fixeerlijnen gelijktijdig op hetzelfde voorwerp gericht worden. Wijkt het eene oog af, dan kan bij fixatie een enkelvoudig object als dubbelbeeld tot bewustzijn komen. Bestaat er een afschuw tegen dubbelzien, diplopiaphobie, dan zal het sensu-motorisch bewegingsapparaat in dier mate geprikkeld worden, dat beide fixeerlijnen op het zelfde object gericht worden nog vóór het dubbelbeeld tot bewustzijn gekomen is. Van het al of niet aanwezig zijn van de diplopiaphobie en van de sterkte van den prikkel, dien zij uitoefent, zal het afhangen welke plaats de bulbi ten opzichte van elkaar innemen. Ontbreekt de diplopiaphobie dan wordt de onderlinge stand van de oogbollen alleen bepaald door de statische invloeden die erop inwerken; het statisch scheelzien wisselt voortdurend in graad en richting, afhankelijk van de weerstanden die de bulbus in de orbita te overwinnen heeft. Bij ontwikkeld zijn van de diplopiaphobie tracht de persoon hetzij de dubbelbeelden samen te doen smelten (door fusie-neiging) of het eene dubbelbeeld uit te sluiten. Bij aanwezig zijn van fusie-neiging wordt het statisch scheelzien veranderd in latent strabismus. Bij menschen met een dusdanigen graad van statisch scheelzien, dat hun fusie-zin niet voldoende is om het te neutraliseeren, en bij menschen met diplopiaphobie zonder fusie-neiging, treedt het onbewuste verlangen op, het dubbelbeeld uit te sluiten. Dit kan gebeuren door het strabeerend oog dien stand te geven, waarbij het beeld van het voorwerp op een deel van de retina valt dat weinig gevoelig is voor lichtprikkels, m. a. w. het strabeerend oog vlucht voor het dubbelbeeld; er ontstaat een vlucht-strabismus naast het statisch scheelzien. Ook brekingsafwijkingen dragen het hunne bij tot het ontstaan van scheelzien. De incongruentie tusschen accommodatie en convergentie bij een middelmatig sterken hypermetroop kan ertoe leiden, dat de vérziende de voorkeur eraan geeft met één oog scherp te zien, terwijl het andere binnenwaarts scheel ziet. De myoop zal naar buiten kunnen gaan scheelzien, omdat hij weinig of niet behoeft te accommodeeren en dus den impuls tot convergentie mist. Door den telkens veranderenden convergentie-hoek zal het alleen door refractie-afwijkingen veroorzaakte scheelzien, geen strabismus concomittans zijn: bij eiken nieuwen stand zouden de dubbelbeelden een andere plaats op het netvlies innemen, hetgeen het uitsluiten zeer bemoeilijkt of onmogelijk maakt. Bij het refractie-scheelzien zal zich een vlucht-scheelzien voegen. Terwijl Worth alleen een primair slecht ontwikkeld zijn van de fusieneiging en bij strabismus divergens neuropathicus een gebrekkige dynamische convergentie als oorzaak voor het scheelzien aanneemt, is volgens Van der Hoeve het strabismus een combinatie van een statische, sensu-motorische en psychische afwijking. Terecht zegt Landolt: ,,Relieved of the absurd conception of concomitant strabismus as merely a deviated eye that must be „put straight" for cosmetic reasons, we aim higher and more scientifically. We see in strabismus a binoculair affection, and in treating it, we endeavour to restore the harmonious function of the motor and the dioptric apparatus of the two eyes in accordance with the requirements of binoculair vision. Perfect binoculair vision is, in fact, the sole guide to and guarantee of normal ocular direction." Volgens Landolt is de oorzaak van het concomitteerend scheelzien een gebrek aan het binoculair-zien, in de meeste gevallen ten gevolge van amblyopie aan één oog. Thomson is de meening toegedaan, dat wij niet te hooge verwachtingen mogen koesteren van de mogelijkheid van totale genezing van strabismus, noch door de orthoptische noch door de operatieve behandeling, en wel daarom niet, omdat ons niet alle oorzaken van het scheelzien bekend zijn. Hij ziet in strabismus convergens concomittans een functie-afwijking, dikwijls een te voorkomen functie-afwijking, van den physiologischen evenwichtstoestand van de oogspieren, die vooral bij jonge kinderen optreedt en veroorzaakt wordt door 3 factoren. Deze factoren, die gelijktijdig in kunnen werken, zijn: een gebrekkige beeldvorming op één van de 2 retinae, waardoor de prikkel tot fusie ontbreekt; een slechte ontwikkeling van het fusie- centrum; een verzwakking van de zenuw-contröle ten gevolge van schrik, emotie, en dergelijke. „The squint is an outward sign — speaking of the majority of cases — that there is refractive error. Not until the squint occured did parents or doctor know that one eye was defective Our objest and ideal should be the correction of the refractive error bef ore the squint occurs." Hij erkent echter, dat het momenteel nog niet mogelijk is deze prophylaxis tegen het scheelzien practisch uit te voeren, wegens de moeilijkheid kinderen vóór het bereiken van den schoolleeftijd te onderzoeken. Strabismus convergens concomittans bij kinderen verdeelt Thomson in: een gedeelte dat verdwijnt na indruppeling van atropine of (en) correctie van de refractie-anomalie, het spasmodisch gedeelte, dat overeenkomt met het exces van accommodatie; een ander gedeelte, dat in meerdere of mindere mate blijft bestaan, de toestand van physiologische rust der oogen, die bij ontbreken van het binoculair-zien convergeeren. Bij het onderzoek van ongeveer 50.000 schoolkinderen is het hem gebleken, dat het percentage van scheelen op den leeftijd van 5 tot 6 jaar tweemaal zoo hoog is als op dien van 12 tot 13 jaar. Hieruit trekt thomson de conclusie, dat er gedurende de schooljaren een cosmetische genezing van het scheelzien tot stand komt. Volgens Stewart Barrie is strabismus convergens concomittans een eind-resultaat; de oorzaak ervan is een zwakte of ontbreken van de fusieneiging; de aanleiding kan alles zijn, wat de volledige functie van den fusie-zin belemmert. Als de wensch tot binoculair-zien sterk genoeg is, ontstaat er geen scheelzien. Bij een visus van bijvoorbeeld 6/6 aan een der beide oogen, en van bijvoorbeeld 6/24 aan het andere, kan binoculair-zien aanwezig zijn. Ten gevolge van gebrek aan binoculair-zien verschillen de oogbegingen bij strabismus convergens in 2 opzichten van die bij normale oogen: Er bestaat een gebrek in zuivere coördinatie van samenwerkende bewegingen („conjugate movements"). Als voorbeeld hiervan zegt schrijver dat bij fixatie van een voorwerp en gelijktijdige langzame zijwaartsche draaiing van het hoofd, de graad van strabismus verandert. Er bestaat een zekere graad van onafhankelijke beweging van de oogen onderling. Bij fixatie van een veraf- en daarna van een dichtbij gelegen voorwerp, kan de scheelzienshoek sterk toenemen. Alvorens over te gaan tot de beschrijving van de behandeling van het scheelzien, wil ik hier nog even Thomson, den voorstander van de prophylaxis tegen het scheelzien aanhalen, die onzen plicht als volgt formuleert: to bring all our pressure to bear in the right waters to have squints attended to at once by optical correction, whether before or during schoollife. In this way we shall at least prevent a proportion of amblyopia from occurring. I recognize three distinct sets of people who require education in the importance of this subject, namely, the parent, the family doctor, and the schoolteacher. Once we can fully enlist the family doctor and the schoolteacher, we have the parent very considerably influenced in the right direction. The Child Welfare Centres may perhaps also do a great deal. And once we have the parent made to understand the importance of instant — I say „instant" advisedly — attention to squint at whatever age it occurs, we shall be in a fair way, I hope and think, to reduce the incidents of squints and amblyopia, and shall have moved a step forward towards the ideal of prevention." BEHANDELING VAN HET SCHEELZIEN. Wij zullen eerst in korte trekken de conservatieve therapie beschrijven die Worth, een der voornaamste voorstanders van dezen vorm van behandeling, toepast, om vervolgens over te gaan tot de bespreking van de hoofdgroepen der operatieve behandeling. Ten slotte zal volgen de beschrijving van die operaties, waarvan eindresultaten ons bekend zijn. Conservatieve behandeling van strabismus convergens constans. Het principe hiervan bestaat uit: Het corrigeeren der refractie. Het op peil houden of, bij amblyopia ex anopsia, het verbeteren van de visus van het scheelziend oog. Het ontwikkelen van den fusie-zin door oefening op zoo jeugdig mogelijken leeftijd. Het aan de gezichtsassen geven van hun normale relatieve richtingen. In de eerste plaats moet een eventueele brekingsafwijking gecorrigeerd worden. Astigmatismus wordt volledig door cylinders verbeterd, hypermetropie, op een half dioptrie na, na totale accommodatie-verlamming, met behulp van atropine. Bij myopie, myopisch astigmatismus en gemengd astigmatismus worde de refractie-anomalie volledig opgeheven. — Een zuigeling is nooit te jong om een bril te dragen. ,,Many of my squinting patients have worn spectacles, such as I have described, before 12 months of age, and some before 6 months." (Worth.) Afsluiten van het fixeerend oog: Door het niet gebruiken vermindert de visus van het strabeerend oog, soms zelfs tot het tellen van vingers of tot lichtgewaarwording toe. Door het voortdurend afsluiten van het fixeerend oog gedurende een korteren of langeren tijd, gelukt het in vele gevallen het gezichtsvermogen van het strabeerend oog te verbeteren. Is de visus van het scheelziend oog dusdanig vooruit gegaan, dat het een gezichtsscherpte van 6/24 of meer heeft, dan kan het onderhouden of verder verbeterd worden door het dagelijks indruppelen van atropine in het fixeerend oog. Hierdoor leert het kind met het geatropinizeerde oog voorwerpen in de verte, en met het strabeerend oog die van dichtbij te zien. In het gunstigste geval worden beide oogen voor voorwerpen in de verte gebruikt. Mocht het kind het niet geatropinizeerde oog zoowel voor de verte als voor nabijheid gebruiken, dan verdient het aanbeveling gedurende 2 of 3 weken geen atropine meer te appliceeren, waarna in de meeste gevallen het kind zijn oorspronkelijke gewoonte weer aanneemt. De toepassing van ]/2 % atropine druppels of zalf wordt voortgezet totdat de gezichtsscherpte van het strabeerend oog gelijk aan die van het fixeerende is, of totdat er geen verdere verbetering meer optreedt. Na ongeveer het zevende jaar treedt in de meeste gevallen niet veel verbetering van gezichtsscherpte in het strabeerend oog op; voor dien tijd zou de mogelijkheid van genezing van een amblyopia ex anopsia volgens Worth niet alleen afhangen van den leeftijd van het kind, maar ook van de verhouding tusschen den leeftijd en het aantal jaren dat er een unilateraal scheelzien bestaan heeft. In bijna ieder geval van amblyopia ex anopsia, waarin het scheelzien niet langer dan een vierde gedeelte van den leeftijd van het kind voortdurend unilateraal bestaan heeft, gelukt het de volle visus te herstellen; ook in het meerendeel der gevallen van strabismus dat niet langer dan de helft van den leeftijd van het kind constant unilateraal aanwezig was, is het mogelijk het amblyopisch oog de volle gezichtsscherpte terug te geven. Zelfs al zou de centrale gezichtsscherpte van het strabeerend oog niet verbeterd worden door de afsluiting van het fixeerende, dan wordt daardoor de fixatie bevorderd en de neiging het beeld geestelijk te onderdrukken, verminderd. (Priestley Smith). Oefenen van den fusie-zin: Het beste resultaat bereikt men hiermede bij kinderen tusschen 3 en o jaar. Hiervoor beveelt Worth den amblyoscoop aan; het oefenen met den stereoscoop ontraadt hij. Volgens hem moet de patiënt hiervoor ouder zijn, en vergen de oefeningen hiermee langeren tijd. Met den amblyoscoop kunnen 2 lantaarn-plaatjes, verschillend scherp belicht, onder een dusdanigen hoek ten opzichte van elkaar geplaatst worden, dat de beelden ervan op symmetrische plaatsen van de retinae vallen. De lantaarnplaatjes verdeelt hij in 3 groepen en dienovereenkomstig het binoculair-zien in: Die waarbij een gelijktijdig zien van ongelijke voorwerpen* met beide oogen vereischt wordt. Die waarbij een werkelijk samensmelten van de beelden noodig is. Die waarbij perspectief-zien ontwikkeld moet zijn om het beeld te kunnen apprecieer en. Door de belichting van het lantaarnplaatje voor het strabeerend oog zóó sterk te maken, dat het beeld, in dit oog gevormd, niet langer onderdrukt kan worden, zal het kind gelijktijdig beide objecten zien. Door het veranderen van den onderlingen stand van de amblyoscoop-armen zullen de 2 beelden dichter bij elkaar komen, totdat zij ten slotte elkander bedekken. Is eenmaal de tweede graad van binoculair-zien bereikt, dan moet de amplitude van den fusie-zin vergroot worden. Dit geschiedt door den hoek van de amblyoscoop-armen te verkleinen, terwijl het kind toch de 2 beelden als één blijft zien. De volgende stap is, nu het kind eenmaal een wijde amplitude van fusie- zin verkregen heeft, het perspectief-zien na te gaan. Meestal is ook dit onder het verschil in belichting van de objecten reeds aanwezig. Het verschil in helderheid van de 2 objecten wordt nu geleidelijk aan minder gemaakt, totdat het geheel opgeheven is. Worth geeft aan, dat 5 of 6 lessen, eenmaal per week gegeven, bij een jong kind reeds voldoende zijn om een redelijk sterken wensch naar fusie te ontwikkelen. Verder zegt hij: „It must be remembered that the prime object of these exercises is the training of the fusion sense at a time when this may be successfully accomplished, not a mere remedying of the deviation. In many cases, however, the ,,desire for fusion thus established, directly brings about a cure of the squint. In the larger group of cases, in which optical correction of refractive error is depended upon to lessen, and perhaps overcome the deviation, there is no danger of the newly acquired faculty of fusion sense being lost meanwhile. If even a faint degree of fusion sense has once been acquired, its persistence is truly remarkable If the periodic measurement of the angle of the deviation shows that this is not decreasing under optical treatment, advancement of one external rectus or of both, should be performed. This mechanical obstacle to fusion having been removed, the child's trained fusion sense then finds its expression in the act of binoculair vision." Bij een kleine verticale deviatie gebruikt Worth prismata, of een amblyoscoop, die ook in de verticale richting versteld kan worden. Conservatieve behandeling van het strabismus divergens volgens Worth. Worth verdeelt strabismus divergens concomittans in: Myopisch strabismus divergens, hetzij unilateralis of alternans, en Neuropathisch strabismus divergens. In tegenstelling met strabismus convergens is de fusie-zin bij strabismus divergens myopicus in den regel goed ontwikkeld. De oorzaak van dit scheelzien zou gelegen zijn in de incongruentie tusschen accommodatie en convergentie bij het werken op korten afstand. Eerst gebruikt het kind één oog alleen, terwijl de fixeerlijnen parallel loopen. Later, door het niet gebruiken van de convergentie, wordt de functie zwakker, met als gevolg dat er strabismus divergens alternans ontstaat. Dubbel-zien treedt niet op, omdat bij het werken op korten afstand, het divergeerend oog gericht is op een of ander voorwerp verder af gelegen dan het fixeerende, waarbij, ten gevolge van de bijziendheid, het verder afgelegen object wazig gezien wordt. In het begin verdwijnt de divergentie zoodra de persoon naar een meer verwijderd voorwerp kijkt, en treedt de fusie-neiging weer op. Daar de beelden toch wazig gevormd worden, wordt met verloop van tijd de divergente stand ook voor verder verwijderde objecten wisselend: het ééne oogenblik bestaat er een groote hoek van scheelzien, het andere daarentegen staan de oogen recht, veroorzaakt door de sluimerende fusie-neiging. De therapie bestaat in nauwkeurige correctie van de refractie-anomalie; bij volwassenen is het soms gewenscht naast den bril voor de verte een één Dioptrie zwakkere correctie voor nabijheid voor te schrijven, daar hun accommodatievermogen door gebrek aan oefening verzwakt is. Alleen in weinige gevallen waarin de statische convergentie onvoldoende blijft, beveelt Worth een advancement van een van de 2 Recti Interni aan. Infantiel strabismus divergens myopicus is zeldzaam. Als een myopisch jong kind strabeert, is het meestal naar binnen toe. De therapie van infantiel strabismus divergens myopicus is als bij het strabismus convergens. Strabismus divergens neuropathicus is gekenmerkt door een vroegtijdige ontwikkeling en een wisselenden graad van scheelzien; de dynamische convergentie is altijd gebrekkig en wisselt sterk. Deze scheelen kunnen zeer dikwijls door willekeurige spiercontractie hun scheelzien doen verdwijnen. Daar er meestal geen of slechts een geringe graad van brekings-anomalie aanwezig is, en het ontwikkelen van den fusie-zin bijna nooit tot een resultaat leidt, beveelt Worth de advancement in deze gevallen aan, nadat één oog gedurende eenige weken afgesloten is. Het niet-concomitteerend strabismus divergens bij myopia gravis, volgens Worth mechanisch veroorzaakt, stippen wij hier maar even aan. Wij zien dus, dat bij de behandeling van het scheelzien Worth op het standpunt staat, dat bij kinderen met unilateraal strabismus convergens alleen dan tot operatief ingrijpen overgegaan mag worden, wanneer de consciëntieus toegepaste en over een voldoend langen tijd doorgevoerde conservatieve therapie niet tot een resultaat heeft geleid. Bij andere vormen van scheelzien en bij volwassenen stelt hij de indicaties tot operatief ingrijpen minder streng. De reden waarom Worth en anderen bij kinderen met unilateraal strabismus convergens in de eerste plaats een streng doorgevoerde conservatieve behandeling toepassen, is, dat zij een defect van de fusie-neiging als de essentieele oorzaak van het scheelzien beschouwen: door het ontbreken van het binoculair-zien verkeeren de oogen in een onstabiel evenwicht en ontstaat er bij de minste aanleiding strabismus. Operatieve behandeling van strabismus. 1. Operaties die de spierwerking verzwakken. Dit kan geschieden door ingrepen aan pees of spier, of aan de steunweefsels van de spier. Tenotomie. In de uitvoering van de operatie bestaat geen groot verschil tusschen de methoden van Arlt en van Von Graefe. De eerste fixeert de pees met behulp van een pincet, de andere met een scheelzienshaak. Beiden knippen de pees aan de insertie-plaats door, beginnend aan een van de randen. Snellen daarentegen maakt het subconjunctivale weefsel los van de spieraanhechting; hij houdt de pees vast door met een pincet een plooi erin op te nemen en knipt dan een knoopsgat in het peesweefsel. Deze incisie wordt naar behoefte vergroot. Bij niet al te grooten scheelzienshoek neemt Harrison Butler als hij de conjunctivale wond sluit, meteen de pees in de hechting op. Het is niet zijn bedoeling de spier naar achteren te verplaatsen, maar haar slechts gedurende enkele dagen te verlammen. Hij doet namelijk tegelijk met de tenotomie ook de advancement volgens Worth met een extra hechting als zekerheid, door de oude peesinsertie en spier. Bielschowsky legt een draad door de doorgesneden pees en conjunctiva aan; bij overcorrectie kan het effect door het knoopen van deze draad verminderd worden. 2. Operaties, die de spierwerking versterken. Dit kan geschieden door: Vorlagerung. Het maken van een nieuwe, meer naar voren toe gelegen insertie-plaats door het vrij praepareeren van de spier van den bulbus, en het draaien van den oogappel in de richting van de spier door middel van aan den oogbol bevestigde draden. Vornahung. Advancement. Het naar voren toe verplaatsen van de insertie van de pees door deze met behulp van draden vóór de oorspronkelijke aanhechtingsplaats aan den oogbol vast te hechten. In vele gevallen ontstaat het effect van Vorlagerung en Vornahung doordat een gedeelte achter de plaats, waar de spier doorgesneden werd, zich vasthecht aan de oude insertie-plaats, dus in werkelijkheid een verkorting van de spier. Het vóór de oude insertie-plaats gelegen deel wordt dan van de werking uitgeschakeld, zoodat het resultaat gelijk wordt aan dat van een resectie. Resectie. Het meest naar voren gelegen deel van de pees wordt verwijderd, en de doorgesneden deelen aan elkaar vast genaaid. Plooiïng van spier of pees. In de pees of spier wordt een plooi gelegd. De peesplooiïng kan ook zoodanig geschieden dat er tevens een Vornahung plaats vindt. Avancement capsulaire van Lagleyze: Na het uitsnijden van een halve maan-vormig stuk uit de conjunctiva met de concave zijde naar de cornea toe gericht, wordt de spier vrij gepraepareerd van subconjunctivaal weefsel en Tenonschen kapsel. Een dubbelgewapende draad door spier en conjunctiva achter het uitgesneden conjunctiva-stuk doorgestoken, komt met de einden op het blindvlies te liggen. De draden worden onder de conjunctiva lap gevoerd, en vervolgens boven en onder de cornea weer te voorschijn gebracht, en hier geknoopt. Hierdoor wordt de spier geplooid. Bij de advancement volgen Worth wordt vóór de insertie-plaats van de spier, conjunctiva en Tenonsche kapsel geopend door middel van een gebogen snede met de convexe zijde naar de cornea toe gericht. De eene poot van een speciaal daarvoor geconstrueerd pincet wordt onder de spier gebracht; de andere op de conjunctiva gelegd en de pincet gesloten. De aanhechtingsplaats van de spier wordt meer naar de cornea toe verplaatst. Zoonoodig kan het distale stuk gereseceerd worden; in dat geval wordt dan alles boven het te verwijderen stuk spier tegelijk weggenomen. Voor de bevestiging van de spier aan haar nieuwe aanhechtingsplaats dienen twee draadlussen aan boven- en onderrand van de spier, die op de conjunctiva geknoopt worden. Ten einde het afsnoeren van een aantal spiervezels te voorkomen brengt hij in andere gevallen 7 tot 9 draden evenwijdig aan de spiervezels aan. Bij jonge kinderen met een hoogen graad van strabismus convergens beveelt Worth aan, de antagonist uit te rekken na advancement gecombineerd met resectie van den Rectus Externus. Bij de Vorlagerung volgens Landolt wordt de spier van haar oorspronkelijke aanhechtingsplaats los gemaakt; deze wordt meer naar voren verplaatst door middel van 2 draden door spier en episcleraal weefsel. STATISTIEKEN OMTRENT LATE RESULTATEN VAN SCHEELZIENOPERATIES. Prins Prins Visser onderzocht in de Amsterdamsche Universiteitskliniek 86 Vissers patiënten, 9 maanden tot drie en een half jaar na de operatie; het grootste gedeelte minstens één jaar na den ingreep. Over de indicaties tot operatie laat hij zich niet duidelijk uit; evenmin blijkt of er van te voren een consciëntieus doorgevoerde conservatieve behandeling is geschied. Hij zegt: ,,Als een patiënt zich voor scheelzien wil laten opereeren, is dit alleen „met den wensch een verbeterden stand der oogen te verkrijgen. Het „goede cosmetisch effect is dus de eerste eisch, maar daarop volgt direct ,,de voorwaarde dat wij het goede resultaat ook bewaren. Het doel dat „de operateur het liefst zou bereiken, waarop Javal en Landolt vooral „wijzen, is het herstel van het binoculair-zien. Daaraan zou men gaarne „nog toevoegen de verbetering van de gezichtsscherpte van het minder,.waardige oog, in de gevallen waarin een der oogen zwak is. Deze verbetering kan evenwel slechts in enkele gevallen en in bescheiden mate „geconstateerd worden. Dit doel moest men laten vallen, maar het ver„langen om het binoculair-zien terug te geven, moest des te meer op den „voorgrond staan omdat daarmee tevens het cosmetisch effect het meest „blijvend bereikt kan worden." Elders zegt hij: „Het doel der operatie „blijft het teruggeven van het binoculair-zien. Het is noodig hiermede „ook na de operatie rekening te houden. Somtijds kan het volledig succes „der operatie slechts verkregen en bewaard worden door stereoscopische „oefeningen. In de groote meerderheid der gevallen zijn deze óf overbodig óf wegens de geringe gezichtsscherpte van één oog onmachtig, „maar in enkele gevallen is het succes slechts daardoor verkregen. Onze „statistiek geeft ook dit niet aan, maar bij de toepassing der stereosco„pische oefeningen in alle daarvoor geschikte gevallen is duidelijk gebleken, dat somtijds bij dreigend recidief de oefening de slechts weinig „tot samenwerking geneigde oogen, in de goede richting bracht of hield. „In enkele gevallen was juist het tegenovergestelde noodig, en moest na „de operatie door het bedekken van het goede oog de centrale fixatie „van het slechte worden wakker geroepen. De neiging tot excentrische „fixatie is de vijand van den operateur, evenzoo als de neiging tot binoculair-zien zijn vriend is." De wijze van opereeren was als volgt: De tenotomie werd verricht volgens de methode van Von Graefe, evenwel met dien verstande, dat de conjunctiva niet werd opgelicht van de onderlaag, en dat zooveel mogelijk al het bindweefsel boven en onder de pees intact werd gelaten. In de diepe fascie werd boven de pees een knoopsgat gemaakt, waardoor de scheelzienshaak ingebracht werd. Terwijl de haak aangetrokken werd, knipte men alleen de pees en haar fasciale insertie zoo dicht mogelijk bij den bulbus door. Een zuiver conjunctivale hechting werd toegepast. Vóór de praeplantatie werd eerst de avancement capsulaire, of beter gezegd de spierplooiïng van Lagleyze gevolgd. Bij afwisseling werd de methode van Knapp met 3 draden toegepast. Later werd een gewone praeplantatie gedaan met één draad aangelegd volgens Lagleyze. Hiervan bleek de werking te zwak, en moest ter verkrijging van een goed resultaat aan de praeplantatie de resectie van een smalle strook spier worden toegevoegd. Bij de bespreking der gevallen zegt Prins Visser: „In 79 van de 86 „gevallen werd een zeer bevredigend succes bereikt, in 2 gevallen was „er een zeer geringe afwijking van den juisten stand; in 4 gevallen is er „een aanmerkelijk deel van het oorspronkelijk scheelzien blijven bestaan, „in één geval was er beslist overcorrectie teweeg gebracht. Zooals te verdachten was gaat de voortdurend onberispelijk goede stand in de meeste „gevallen gepaard met een aantoonbaar binoculair-zien (31 gevallen). „Opmerkelijk is dat in 12 gevallen de stand voortdurend onberispelijk „was, maar geen binoculair-zien kon worden geconstateerd. Of we daar„om evenwel het recht hebben te besluiten, dat er werkelijk geen binoculair-zien aanwezig was, zullen wij in het midden laten. Het lijkt zeer „onwaarschijnlijk, dat de gedissocieerde oogen zonder medewerking der „binoculaire functie na een betrekkelijk ruw gedoseerde operatie den „juisten stand kunnen erlangen, en nog onwaarschijnlijker dat zij dien „stand geruimen tijd na de operatie zonder tusschenkomst der binocu„laire functie kunnen blijven bewaren. Niet in alle gevallen, waarin binoculair-zien werd bereikt, blijft de stand bij voortduring onberispelijk. Er „waren 20 gevallen met binoculair-zien, waarin de goede stand met een „zeer licht afwijkenden afwisselt. Onder de gevallen met binoculair-zien „zijn er 31 met voortdurend, tegenover 21 met afwisselend goeden stand. „Naast 12 gevallen zonder binoculair-zien met voortdurend goeden stand „staan er 14 met afwisselend goeden stand. Het ligt voor de hand en is „trouwens uit enkele geschiedenissen te constateeren, dat op den duur „de afwisselende stand, vooral bij aanwezigheid van het binoculair-zien, „in een blijvend onberispelijken overgaat. Voor het constateeren van het „binoculair-zien is in den regel de proef van Hering voldoende. De „laterale bewegelijkheid is bijna altijd ruim voldoende gebleven. Slechts „in één geval was de adductie te veel verzwakt en kon gelukkig door een „tweede operatie deze fout geheel worden hersteld." Prins Visser heeft bij zijn onderzoek over den stand der oogen zich van subjectieve methoden bediend; hij geeft niet in maat en getal aan welke afwijking nog bestond, evenmin hoe groot de exophthalmus en het blikveld zijn. Bovendien lijkt ons de tijd, verloopen tusschen operatie en controle, te kort om van „het blijvend resultaat" der scheelzien- operaties te kunnen spreken. Onder de 41 gevallen door dubbelzijdige tenotomie behandeld zijn er 2 ontslagen met goeden stand en binoculairzien, die respectievelijk na 1 en na x/i jaar een lichte secundaire divergentie vertoonden, en bij wie Hering negatief uitviel. Het is niet uitgesloten, dat ook deze 2 gevallen, die door Prins Visser als „geslaagd" worden gerekend, in den loop des tijds zullen blijken „mislukkingen" te zijn. Rönne: Rönne in een publicatie over de aetiologie en pathogenese van secundair strabismus divergens, bericht over de scheelzien-operaties tusschen 1870 en 1909 gedaan, en wel: 3865 operaties wegens strabismus convergens concomittans; 673 operaties wegens strabismus divergens concomittans; 11 operaties wegens secundair strabismus convergens; 211 operaties wegens secundair strabismus divergens. Bij 769 operaties wegens strabismus convergens alternans en 2000 wegens strabismus convergens unilateralis, kwamen respectievelijk 38 en 70 gevallen van secundaire divergentie voor. In zeer vele gevallen van strabismus convergens alternans werd aan beide oogen tenotomie verricht. Schrijver komt tot de conclusie dat noch strabismus convergens alternans, noch een slechte centrale gezichtsscherpte, tot secundaire divergentie voorbeschikt. Bij 222 operaties wegens strabismus convergens periodicus kwamen er 7 gevallen van secundaire divergentie voor, waarbij 4 aan één oog en 3 aan beide oogen geopereerd waren. Een verband tusschen de refractie vóór de eerste operatie en het ontstaan van secundaire divergentie neemt Rönne niet aan, met uitzondering van strabismus convergens e myopia, waarbij een geringe dispositie tot secundaire divergentie zou bestaan. Uit het bovenstaande blijkt dat secundair strabismus divergens betrekkelijk meer voorkwam bij tenotomie aan beide oogen dan bij die aan één oog alleen. Bij Vorlagerung gecombineerd met tenotomie zou er geen grooter risico voor secundaire divergentie bestaan dan bij tenotomie alleen. Slechts één maal ontstond er secundaire divergentie bij Vorlagerung alleen. Uit zijn mededeeling blijkt, dat 5 % van de geopereerde patiënten later wegens secundaire divergentie terug kwam. In zijn berekening, waarbij hij de niet gecontroleerde gevallen meetelt, komt hij tot 10 % secundaire divergentie. Nergens zegt schrijver hoe lang na de operatie de patiënten onderzocht werden. Over den stand van de oogen direct na de operatie, in die gevallen die later secundaire divergentie ontwikkelden, vond Rönne; In 4 gevallen, kleine convergentie als rest; In 1 geval, goeden stand voor de verte, convergentie voor nabijheid; In 1 geval, convergentie voor de verte, goeden stand voor nabijheid; In 4 gevallen, cosmetisch goed; In 1 geval, goeden stand voor de verte, divergentie voor nabijheid; In 1 geval, convergentie voor de verte, divergentie voor nabijheid; In 1 geval, divergentie bij gedachtenloozen blik, convergentie bij fixatie; In 10 gevallen, geringe divergentie; In 7 gevallen, uitgesproken divergentie. Deze getallen zeggen echter niets over de werkelijke veelvuldigheid van de secundaire divergentie. „ indessen kann es vielleicht ein Interesse haben festzustellen, dasz man, selbst wenn nach der Operation „ein Konvergenzrest sowohl für die Entfernung als auch für die Nahe „vorhanden ist, nicht mit Sicherheit das Eintreten des Sekundarschielens „als ausgeschlossen betrachten kann." (Rönne). Als veroorzakende of disponeerende momenten voor het ontstaan van secundair strabismus divergens beschouwt Rönne in hoofdzaak de „operative Insuffizienz", teweeggebracht doordat de spier tengevolge van technische fouten bij de operatie, of door toevallige omstandigheden, bijv. interpositie van weefsel, niet of slechts onvolledig vaste insertie op de sclera krijgt. In mindere mate kan overdoseering tengevolge van een wanverhouding tusschen de grootte van het scheelzien en het bereikte operatieve effect, aanleiding zijn tot het ontstaan van secundaire divergentie. Schrijver tracht met statistieken te bewijzen, dat spontane genezing van scheelzien onder den leeftijd van 13 jaar geen merkbaren invloed op het voorkomen van secundair strabismus uitoefent, en hij wijst het ontstaan van secundair scheelzien hierdoor veroorzaakt van de hand. Ook volgt uit zijn graphische voorstelling, dat de frequentie van secundair scheelzien bij patiënten die tusschen de leeftijden van 2 en 6 jaar de primaire operatie ondergaan hebben, niet hooger is dan bij die welke op een ouderen leeftijd geopereerd zijn. „Alles in allem finde ich kein Phenomen, dasz mit einigem Gewicht „darauf deutet, dasz Ueberdosierung (d.h. zu grosser Operationseffekt „bei normalen Heilungsverhaltnissen) einen bedeuterenden Einflusz auf „das Entstehen des Sekundarschielens hat, dagegen verschiedene Ver„haltnisse, die bestimmt dafür sprechen, dasz eine operative Insuffizienz „infolge unglücklicher Heilung eine wesentliche Rolle spielt." In een publicatie van Asmus over nauwkeurige metingen bij Vorlage- Asmus rungen worden enkele resultaten van scheelzien-operaties meegedeeld, 9 maanden tot 4 jaar na den ingreep. In 56 gevallen van strabismus divergens waren er 13 veroorzaakt door een of meerdere tenotomiën, en wel door beschadiging van den kapsel van Tenon en de zijwaartsche uitloopers van de spier. Zijn techniek van opereeren was als volgt: Een modificatie van de Vorlagerung volgens Landolt, gecombineerd met „einem allerdings sehr schonenden (reinen)" tenotomie. De tenoto- 2 mie deed hij op de volgende wijze. Na het afmeten met behulp van een passer, wordt boven de pees-insertie de conjunctiva verticaal ingeknipt; vervolgens pakt hij den kapsel tezamen met de pees door middel van een pincet met muizetandjes beet, steekt er een draad door en scheidt kapsel en pees van den bulbus. Primaire hechting van de conjunctiva, waarbij het mogelijk is het resultaat van de operatie te verminderen door in den conjunctivalen naad tevens ook den kapsel te nemen. Volgens schrijver zou de „reine" tenotomie alléén, in den regel geen invloed op den stand van het oog hebben, en slechts in verbinding met de Vorlagerung gunstig werken. De modificatie van de Vorlagerung volgens Landolt was als volgt: Inknippen van de conjunctiva dicht bij den limbus in den horizontalen meridiaan, met goede ondermijning van het bindvlies naar achteren toe. Een naar voren spits toeloopende conjunctivale lap werd gevormd door twee licht divergeerende inknippingen, gevolgd door resectie van den driehoek. Met behulp van een pincet met muizetandjes werd het weefsel naast den rand van de spier beetgepakt, de kapsel over een kleinen afstand ingesneden, een scherpe scheelzienshaak onder de pees gebracht en aan de andere zijde weer uitgestoken. Lag het in de bedoeling een stuk spier te reseceeren, dan werd de spier op twee scheelzienshaken uitgespreid, en het af te snijden stuk met behulp van een passer afgemeten. Door kapsel en spier werden op gelijke afstanden twee draden doorgestoken die niet geknoopt mochten worden. De spier, respectievelijk de pees, werd distaal van deze draden afgesneden, en de stomp vóór of na het knoopen van de draden nabij den limbus, gereseceerd. In den limbus waren de draden door conjunctiva en episclera zoodanig gestoken, dat de knoop naast den top van den afgesneden conjunctivalen driehoek kwam te liggen. Zoowel bij dubbelzijdige Vorlagerung, als bij combinatie van tenotomie met Vorlagerung aan hetzelfde oog, raadt Asinus aan den stand der oogen duidelijk over te corrigeeren. In alle gevallen waarbij het strabeerend oog genoeg visus had, liet schrijver na de operatie stereoscopische oefeningen maken; indien noodig werd het goede oog vóór den stereoscoop tijdelijk afgedekt, teneinde het strabeerende te dwingen het voorwerp te zien. In sommige gevallen werd geheel volgens Landolt geopereerd: Vorlagerung van den antagonist aan beide oogen, en pas bij onvoldoend resultaat werd eenigen tijd daarna de „schonende" tenotomie, hetzij subconjunctivaal volgens Landolt óf volgens schrijver zelf toegevoegd. Bij andere patiënten werd tegelijk met de Vorlagerung ook de tenotomie aan hetzelfde oog verricht. Bij de sterkere graden van scheelzien deed Asmus in dezelfde zitting Vorlagerung aan beide oogen ter besparing van extra kosten. Tenotomie deed hij zoo noodig ambulant (provisorisch werd een draad door de spier gehaald). Nooit deed hij tenotomie aan beide oogen in dezelfde zitting. Bij strabismus convergens werden beide oogen gedurende 8 dagen, bij strabismus divergens gedurende 7 dagen, afgesloten; iederen dag werd echter de wond nagezien. De draden werden eerst na het wegnemen van het verband verwijderd. Asmus is geen voorstander van vroegtijdige operatie. Als grens neemt hij 7 tot 8 jaar aan. Wel wil hij op een zoo jeugdig mogelijken leeftijd, vóór het 4e jaar, conservatief behandelen teneinde amblyopia ex anopsia te voorkomen: „Da die genaue Einstellung der Augen schlieszlich doch ,,nur durch die Fusion bewerkstelligt wird, diese aber an ein gewisses „Masz von Sehscharfe gebunden ist, so müssen wir bei kleinen Kindern „die zu schielen beginnen, alles daran wenden dem abweichenden Auge „die Sehscharfe zu erhalten. Gelingt es auch nur x/6 zu konservieren, „ja nur die zentrale Fixationsfahigkeit, so kann das schon ein groszer „Gewinn sein." Elders schrijft hij: „Aufgefallen ist es mir immer, dasz Falie mit ganz „miserabier Sehscharfe des Schielauges meist sehr früh zu schielen begonnen hatten und nie behandelt worden waren." Asmus erkent de mogelijkheid van een overslaan in divergentie ook na langeren tijd bij zijn methode van opereeren. Hij deelt één geval mee op 258 operaties. Uit 10 ziektegeschiedenissen die uitvoeriger behandeld worden, en 9 maanden tot 4 jaar na de operatie gecontroleerd zijn, blijkt dat één patiënt van 20 jaar met strabismus convergens uniocularis van 28 graden met excentrische fixatie aan het ééne, en na verbetering met een cylinder glas aan het andere oog een visus van 6/24 had. Na tenotomie en Vorlagerung aan het strabeerend oog, vertoonde patiënt 16 dagen na de operatie een convergentie-rest van 10 graden; na 3 maanden waren de oogen recht; na 10 maanden bestond er een divergentie van 9 graden. Van 50 gevallen, waarbij tenotomie en Vorlagerung in dezelfde zitting verricht zijn, hebben er 28 één tot 9 jaar onder controle gestaan. Volgens schrijver is in geen enkele ziektegeschiedenis een onvoldoende convergentie noch een divergentie genoteerd. Ook zou er geen enkele later verder last gehad hebben. Blijkbaar neemt Asmus een divergentie van 9 graden (zie boven) nog als cosmetisch goed resultaat aan. Het is volgens ons zeer goed mogelijk, dat het bovengenoemde geval later een meer uitgesproken secundaire divergentie heeft vertoond. Jaensch bericht over een aantal gevallen, waarin gelijke indicatie tot Jaensch ingrijpen bestonden, en gelijke techniek van opereeren gevolgd werden, die maanden tot jaren na de operatie gecontroleerd zijn geworden. Bij een geringen en bij een middelmatigen graad van strabismus convergens wordt eerst de conservatieve therapie gedurende minstens 4 tot 6 weken toegepast, namelijk correctie van de refractie-anomalie, en bij kinderen jonger dan 6 jaar, zoo noodig ook verbinden van het fixeerende oog. Blijft de scheelzienshoek stationnair, of is hij abnormaal groot, dan wordt eerder tot operatie overgegaan. Bij strabismus divergens bestaat volgens schrijver reeds bij een hoek van 6 graden een relatieve indicatie tot operatief ingrijpen. De keuze van de operatie-methode wordt bepaald door het al of niet aanwezig zijn van een bewegings-exces (meestal bij strabismus convergens) of van een bewegings-defect (in vele gevallen van strabismus divergens). Bij amblyopie en vermeerdering van de adductie doet schrijver altijd eerst de Rücklagerung. Een goed gedoseerde Rücklagerung volgens de methode van Bielschowsky zou geen storenden graad van exophthalmus noch vergrooting van den lidspleet tot gevolg hebben. Bewegingsbeperking is een indicatie tot Vorlagerung met peesverkorting, en wel dubbelzijdig met een directe postoperatoire over-correctie. Bij strabismus van 25 graden en hooger beveelt schrijver de Vorlagerung met tijdelijke „Ablösung" (zonder Rücklagerung) van de pees van den antagonist aan. Indien noodig wordt de Vorlagerung aan beide oogen tegelijk verricht; bij Rücklagerung voornamelijk bij kinderen wordt aan het tweede oog pas dan geopereerd, als het blijvend resultaat van den eersten ingreep bekend is. Schrijver hecht niet veel waarde aan het stereoscopisch oefenen na de operatie. Hij zegt dan ook: „Das Ziel der operativen Behandlung, die „Erlangung oder Wiederherstellung des binokularen Sehens, kann in „einem erheblichen Bruchteil der Falie nicht erreicht werden, und wir „müssen uns mit der Erzielung einer cosmetischen Besserung begnügen." Als niet geslaagde operaties rekent hij die gevallen, waarbij een scheelzienshoek van meer dan 10 graden overbleef. 283 patiënten met ongecompliceerd strabismus convergens werden operatief behandeld met de volgende resultaten: Rücklagerung aan één oog 198, waarvan Binoculair zien 38 Cosmetisch goed 118 Meer dan 10 graden rest 42 Vorlagerung aan één of beide oogen 19, waarvan Binoculair zien 13 Cosmetisch goed 6 Rück~ en Vorlagerung aan één of beide oogen 66, waarvan Binoculair zien 15 Cosmetisch goed 43 Meer dan 10 graden rest 8 Alleen in 2 gevallen van Rück- en Vorlagerung ontstond er een post operatieve divergentie, waarvoor Jaensch den groei als oorzaak aanziet. Bij 3 andere gevallen eveneens van Rück- en Vorlagerung met meer dan 10 graden convergentie-rest bij ontslag, werd bij controle na respectievelijk \x/2, 7 en 6 jaar binoculair-zien geconstateerd. 108 Patiënten met strabismus divergens unilateralis en alternans werden operatief behandeld met de volgende resultaten: Vorlagerutig aan één of beide oogen 17, waarvan Binoculair zien 10 Cosmetisch goed 5 Meer dan 10 graden rest 2 Rück- en Vorlagerung aan één of beide oogen 91, waarvan Binoculair zien 36 Cosmetisch goed 44 Meer dan 10 graden rest 11 20 Patiënten met Strabismus divergens artificialis werden operatief behandeld met de volgende resultaten: Vorlagerung, soms gecombineerd met Rücklagerung a. d. antagonist 20, waarvan Binoculair zien 8 Cosmetisch goed 10 Meer dan 10 graden rest 2 In „The Montgomery Lecture 1918—19" deelt E. M. Maxwell de Maxwell resultaten van 1301 gevallen van strabismus concomittans mede uit de praktijk van wijlen P. W. Maxwell. Deze patiënten waren als volgt verdeeld: 1121 gevallen van strabismus convergens, 179 gevallen van strabismus divergens, 1 geval van strabismus sursumvergens. Een gedeelte van deze patiënten werden gedurende maanden tot jaren na de operatie gecontroleerd. Uit zijn mededeeling blijkt, dat bij strabismus convergens concomittans, de eind-prognose gemiddeld 4 jaren na de operatie nagegaan, wat het Binoculair zien betreft, gunstiger is naarmate de behandeling op een jeugdiger leeftijd begonnen werd. De behandeling bestond uit de conservatieve therapie, zoonoodig gevolgd door operatie. In geen enkel geval kwam binoculair-zien tot stand bij een visus van het strabeerend oog van minder dan e/24. Maxwell s operatie-techniek was als volgt: De tenotomiën waren altijd totaal. De conjunctiva-wond werd steeds primair gesloten. Later maakte hij gebruik van een dubbel gewapenden draad, van buiten naar binnen door de pees gestoken, die vervolgens door de conjunctiva weer te voorschijn gehaald werd. Deze draad diende om, indien na eenige uren of dagen bleek dat de oogen neiging tot overslaan vertoonden, dit overslaan te corrigeeren. De peesplooiïng werd verricht met behulp van een door hem geconstrueerden „tucker", waarmee een naar omstandigheden wisselende plooi in pees en spier opgenomen kon worden. Een dubbelgewapende draad werd door de conjunctiva achter den wond ingestoken, vervolgens door de plooi en weer door de conjunctiva vóór de insertie-plaats van de pees naar buiten gebracht en daar geknoopt. Later maakte Maxwell ook gebruik van „anker'-hechtingen: 2 dubbelgewapende draden werden respectievelijk door de Musculus Rectus Superior en Inferior gestoken, en bij strabismus convergens operaties, boven den canthus externus bevestigd. Bij strabismus divergens bleken de ankerhechtingen van weinig nut te zijn. Ook de methode waarbij een draad door het boven-ooglid bij den ooglidhoek gestoken werd, vervolgens onder alle 4 rechte oogspieren gebracht en door het onder-ooglid weer naar buiten gehaald, voldeed niet. De nabehandeling bestond in het verbinden van beide oogen gedurende 10 tot 14 dagen. De anker-hechtingen werden op den 7en, de spier-hechtingen op den lOen dag verwijderd. Uit schrijver s mededeeling zullen wij alleen datgene hier aanhalen wat voor ons onderzoek van belang is. Bij strabismus convergens was de gemiddelde vermindering van den scheelzienshoek na de peesplooiïng aan een of aan beide oogen na 6 maanden nog hetzelfde als direct na de operatie. Deze is echter bij strabismus convergens zoowel na tenotomie, als na tenotomie met peesplooiing veranderd. Ook bij tenotomie en bij tenotomie gecombineerd met peesplooiing wegens secundair strabismus divergens, was het gemiddelde resultaat bij de latere onderzoekingen niet gelijk gebleven aan dat, direct na de operatie verkregen. 94 Patiënten met strabismus convergens werden door het verrichten van een of meerdere tenotomiën behandeld. Het directe resultaat van de operaties werd na 2 tot 3 dagen nagegaan; het late resultaat 6 maanden daarna. Alleen de oogstand zonder correctie en bij fixatie in het oneindige werd opgeteekend. Het directe resultaat was een gemiddelde vermindering van den scheelzienshoek van 16^2 graad; het late resultaat, een vermindering van 19 graden. Deze getallen waren bij 52 gevallen van tenotomie gecombineerd met peesplooiïng respectievelijk 263^ en 27 graden, en bij tenotomie ten gevolge van strabismus divergens concomittans, in 16 gevallen 163^2 graad en 7J/> graad. Bij tenotomie en peesplooiïng wegens strabismus divergens concomittans was de gemiddelde directe vermindering van den scheelzienshoek 25 graden; de late vermindering 18 graden. De directe gemiddelde vermindering van den scheelzienshoek werd bij peesplooiïng 2 tot 3 weken na de operatie gemeten. Onder „perfect cure" rekent Maxwell ook die gevallen, die na operatie recht waren met correctie, doch zonder bril nog convergentie vertoonden. De geopereerde gevallen verdeelt hij in 2 groepen en wel, patiënten tot en met 14 jaar en die boven den leeftijd van 14 jaar. De gemiddelde uitslag na de tenotomie wegens strabismus convergens concomittans bij patiënten tot den leeftijd van 14 jaar was een vermindering van den scheelzienshoek van 17J/2 graad, en een „perfect cure' in 30 van de 100 gevallen. Terwijl bij patiënten boven dien leeftijd de cijfers respectievelijk 15 graden en 40 op de 100 waren. 6 van de 94 patiënten kwamen eenige jaren na de operatie terug wegens secundaire divergentie. Bij controle na eenige jaren bleek er een gemiddelde beperking van de bewegelijkheid van den bulbus in de richting van de geopereerde pees van 6 graden te bestaan. Dit gemiddelde was hooger, wanneer de tenotomie aan beide oogen was verricht. Met peesplooiing aan één oog behandelde hij 58 gevallen. De gemiddelde directe en late vermindering van den scheelzienshoek was 9% graad. De patiënten tot den leeftijd van 14 jaar vertoonden een gemiddelde reductie van 8 graden en een „perfect cure" van 58 %; die boven 14 jaar respectievelijk 12 graden en 40 %. In eenige gevallen werd de bewegelijkheid van den bulbus nagegaan en een vergrooting van het blikveld van gemiddeld 5 graden gevonden. Met peesplooiing aan beide oogen behandelde hij 47 gevallen. De gemiddelde directe en late vermindering van den scheelzienshoek was 21 graden. De patiënten tot den leeftijd van 14 jaar vertoonden een gemiddelde reductie van 1 iy2 graad, en een „perfect cure" in 60 %; die boven 14 jaar respectievelijk van 25 graden en 35 %. Met tenotomie en peesplooiing behandelde hij 52 gevallen. De gemiddelde directe vermindering van den scheelzienshoek was hier 26}/^ graad, terwijl de late 27 graden bedroeg. Bij de controle eenige jaren later bleek er een gemiddelde beperking van het blikveld binnenwaarts van 8 graden te bestaan, terwijl de bewegelijkheid van den bulbus in buitenwaartsche richting een gemiddelde vermeerdering van 6 graden vertoonde . Van de gevallen, waarin zonder correctie secundair strabismus divergens optrad, waren er: 40 % na tenotomie, 25 % na tenotomie en peesplooiing, 35 % na dubbelzijdige peesplooiing, 0 % na enkelzijdige peesplooiing. Van de bovengenoemde gevallen van secundaire divergentie bestond er bij: 55 % amblyopie, 20 % een slechte fixatie, 25 % een tijdelijke diplopie na de operatie. Het overslaan in buitenwaartsch scheelzien trad gemiddeld iy2 jaar na de operatie in. Naar den leeftijd gegroepeerd geeft hij de volgende data: 40 % onder 6 jaar, 60 % tusschen 6 en 14 jaar, 0 % boven 14 jaar. Twee van de gevallen van secundaire divergentie na peesplooiing hadden vóór de operatie een beperking van de abductie. Schrijver ontraadt de tenotomie bij kinderen in de sterke groeiperiode. wegens het gevaar van secundaire divergentie; hij adviseert tot ongeveer het twaalfde jaar alleen advancements en peesplooiïngen te doen. Met tenotomie bij strabismus divergens concomittans behandelde hij 16 gevallen. De gemiddelde directe vermindering van den scheelzienshoek was 163/2 graad, de late l]/2 graad. Zoowel de directe als de late vermindering waren grooter bij aanwezigheid van een exces van divergentie dan bij insufficiëntie van de convergentie. Strabismus divergens concomittans met een exces van divergentie (Wooton) zou volgens schrijver in groote trekken overeen komen met strabismus divergens neuropathicus van Worth. Volgens schrijver waren de gegevens van peesplooiïng niet nauwkeurig genoeg om er gevolgtrekkingen uit te maken. Met tenotomie en peesplooiïng behandelde hij 26 gevallen van strabismus divergens concomittans. De gemiddelde directe vermindering van den scheelzienshoek was 25 graden, de late 18 graden. In drie gevallen werden de blikvelden na jaren nagegaan: Er bestond een gemiddelde vermindering van 15 graden van de buitenwaarsche rotatie van den bulbus; de binnenwaartsche bewegelijkheid bedroeg ongeveer 44 graden aan beide oogen. Eenmaal na tenotomie en 2 maal na tenotomie en peesplooiïng ontstond er strabismus convergens artificalis; bij alle 3 gevallen was er vóór de operatie een insufficiëntie van de convergentie. Alle waren myopisch, hadden goede fixatie en na de operatie een tijdelijke homonyme diplopie. Bij zijn conclusies blijkt schrijver een voorstander te zijn van de vroegtijdige operatie bij strabismus convergens. Bij kinderen van 2 tot 4 jaar wil hij de conservatieve therapie met brillen en afsluiten van het fixeerende oog gedurende ongeveer anderhalf jaar toepassen. Bij oudere patiënten zou na drie maanden een groote graad van verbetering niet meer te verwachten zijn. Vóór de operatie laat hij bij jonge kinderen den fusie-zin niet oefenen: „Fusion-training in the very young appeals to me in theory, but it „would seem to necessitate qualities on the part of the ophthalmic snrgeon „more difficult to acquire than operative dexterity." Wel schrijft hij na de operatie orthoptische oefeningen voor, als het kind een leeftijd bereikt heeft, waarbij het mee kan werken. ,,As so few squinters would „appear ultimately to attain binocular vision, its practical jmportance in „every day life becomes, in discussing the subject, a matter of interest. „I venture to think that, as few forms of work are impossible without it, „its value may be greatly overestimated by those who especially interest „themselves in its development." Landolt: Wij hebben gezien, dat Landolt een aandoening van het binoculair-zien als de oorzaak van strabismus beschouwt. (Blz. 5.) Volgens hem zouden, wanneer het scheelzien een zekeren tijd bestaan heeft, er anatomische veranderingen in het oculo-motorisch apparaat optreden. Deze veranderingen uiten zich in strabismus convergens door een beperkte temporale bewegelijkheid van beide oogen. Zijn conservatieve therapie is in groote trekken dezelfde als de methode van Worth. De indicatie tot operatieve behandeling van scheelzien bestaat volgens Landolt, wanneer het strabismus reeds lang aanwezig is, en indien de beperkte bewegelijkheid van de oogen duidelijk is. Ook in die gevallen, waarbij het herstel van het birtoculair-zien onmogelijk is of op te groote moeilijkheden stuit, wil hij tot operatief ingrijpen overgaan. Deze moeilijkheden kunnen veroorzaakt worden door de oogen zelf, öf door gebrek aan ontwikkeling en doorzettingsvermogen van den patiënt en zijn omgeving. Door de operatie is het mogelijk den tijd, noodig voor de orthoptische oefeningen zeer te bekorten. Hij legt er sterk den nadruk op, dat de operatie het scheelzien niet geneest, maar slechts een onderdeel van de behandeling vormt. Landolt is een uitgesproken tegenstander van de tenotomie bij strabismus convergens, o.a. wegens het gevaar voor secundaire divergentie. advancement of the external recti is the proper operation in cases „of convergent concomitant strabismus where orthoptic treatment is ineffective or inapplicable. Indien noodig doet Landolt advancement gecombineerd met resectie. Iets verder zegt hij: „The apprehension that still exists in the mind not only of the public, „but also of physicians concerning the operation for squint, is due to „the deplorable results of tenotomy. With a properly performed advance„ment we have nothing of this sort to fear. Let us always bear in mind: „By setting back a muscle we produce a loss of muscular power; bij advancement on the contrary, we increase muscular power." De operatieve behandeling van strabismus convergens bestaat volgens Stewart Stewart Barrie in een poging om langs mechanischen weg de on- Barrie: regelmatigheden van de uitwerking van de prikkels tot spiercontractie te verbeteren. Als men erin slaagt den stand der oogen zóó te verbeteren, dat het binoculair-zien tot uiting kan komen, en de fusie-zin de oogen in den goeden stand hout, is er een volkomen genezing bereikt. Onder alle andere omstandigheden is slechts een cosmetisch effect mogelijk. Hij zegt: „I have been succesful in a few cases in children under 12 in „restoring binoculair vision, but in older people an esotropia of 4 degrees „has proved an insuperable bar to fusion, and although they have been „satisfied, I feit that the success was only partial." Volgens Harrison Butler is het doel van scheelzien-operaties tweeledig: Harrison Cosmetisch, namelijk de oogen in hun normalen stand te plaatsen, en Butler» de genezing van een eventueel aanwezige amblyopie te helpen. Hoewel de schrijver de noodzakelijkheid van de tenotomie erkent bij hoogere graden van scheelzien, ziet hij toch de gevaren hiervan in: „The later results of tenotomy, however carefully performed, are so „bad that I regard it as an operation which should be given up. My school- „clinics afford me about 60 squint operations a year, and they are all „followed up till the patients are aged 14. My tenotomies have been „confined to the central tendon and have been followed by an anchor „suture which should have prevented the muscle falling far back, and „yet I have seen children, some of them 8 years after the operation, who „show definite lack of convergence, and not a few divergence. I have „seen eyes remain parallel for as long as a year and then for no apparent „reason diverge to such an extent that re-advancement has been called for. „Tenotomy being a dangerous operation in that it leaves weekness „behind it, we are left with muscle recession as the only practical way of „dealing with the internal rectus, „The operation that I have been performing for the past 16 years has „been Worth advancement, mostly with tenotomy, and looking back, I „am far from satisfied with the results obtained. There haven been diver„gencies and lack of converging power, and not a few of the operations „have been complete failures in the reverse sence; the strabismus has not „been cured. Of the first hundred 50 % were perfect, 35 persons improved, „having about 7 degrees of residual convergence. The remainder were „failures." Den laatsten tijd doet hij dan ook alleen advancement gecombineerd zoo noodig met „musclerecession" !). Op ongeveer 100 aldus geopereerde patiënten had hij zeer weinig mislukkingen. De controle over deze gevallen strekte zich uit over een tijdsverloop van 18 maanden. ') Onder musclerecession verstaat Harrison Butler het naar achteren brengen van de insertie door de pees door te snijden en zoo ver als noodig geacht wordt naar achter aan den bulbus vast te naaien. OPERATIEMETHODEN VAN PROF. KOSTER. T enotomie. De conjunctiva-snede wordt over het midden van Strabismus de spier evenwijdig aan haar vezels aangelegd. Het bindvlies wordt in concomit" de omgeving van de spier-insertie vrij gepraepareerd van den Tenonschen tans s's' kapsel. Met behulp van een pincet wordt de pees beetgepakt, en een knoopsgat in het midden der pees zoo dicht mogelijk bij de insertie-plaats ingeknipt. De snede wordt tot aan de peesranden vergroot. Koster doseert het effect van de tenotomie door middel van incisies in den Tenonschen kapsel, die al naar behoefte in richting en diepte verschillen. Wanneer na de totale tenotomie, van de randen van de spier uit in een richting loodrecht op het vezelverloop de kapsel van de tenotomie-wond wordt ingesneden, verkrijgt men volgens Koster aan den Rectus Internus een effect van 15 graden en aan den Rectus Externus een van 10 graden (Fig. 1). Indien er een kleiner effect noodig is, Fig. 1. dan maakt hij de incisies in den kapsel schuin naar voren (Fig. 2), voor Fig. 2. grooter effect schuin naar achteren (Fig. 3). Ten einde een zeer groot resultaat te verkrijgen worden aan boven- en onderrand van de spier 2 incisies verricht, en wel 1 naar voren en 1 naar achteren (Fig. 4). Hierdoor kan aan den Rectus Internus een effect van 20 tot 25 graden, aan den Rectus Externus een van 15 tot 20 graden verkregen worden. Reeds bij de publicatie van deze me-thode vroeg Faber of Koster geen nadeelige gevolgen van de tenotomie had na verloop van eenige jaren. Fig. 3. Hij vreesde bij uitgebreide inknipping van den kapsel van Tenon voor later optredende insufficientie, waardoor strabismus secundarius zou kunnen ontstaan. Hij meende, dat er te veel tenotomieën verricht werden. Koster had echter na 5 jaren na de operaties nog geen insufficientie kunnen constateeren. Fig. 4. Peesplooiing. Een snede wordt door de conjunctiva gemaakt over het midden van de spier, evenwijdig met de vezels verloopend. Een scheelzienshaak wordt onder de spier gebracht, en de spier zoo ver als noodig is van den Tenonschen kapsel gepraepareerd. Op de grens van bovenste en middelste derde gedeelte wordt de eene naald van een dubbel gewapenden zijden draad door de spier heen in de richting van den bulbus gestoken; de tweede naald op de grens van middelste en onderste derde gedeelte, eveneens van buiten naar binnen toe. Door het knoopen van de beide draden ontstaat een draadlus om het middelste derde deel van de spier, zoodat de knoop en de vrije einden van de draden tusschen bulbus en spier komen te liggen. (Fig. 5.) Vervolgens worden de naalden aan den boven- en onderrand van de insertie-plaats van de spier weer naar buiten gestoken, waarbij tevens een weinig weefsel van de sclera mee in de hechting genomen wordt. (Fig. 6.) Zoo noodig wordt nu aan de antagonist de tenotomie uitgevoerd. Wanneer de patiënt naar de zijde van de spier kijkt, waaraan de eventueele tenotomie verricht is, wordt de spier, waarvan de pees geplooid moet worden, actief verslapt; een assistent draait met behulp van een pincet het oog in de tegenovergestelde richting, waardoor de spier tevens passief ontspannen wordt. De draden worden dan aangetrokken en stevig geknoopt. Hierdoor ontstaat er een Fig. 5. plooi in de pees, respectievelijk spier, waarbij de knoop onder de spier aangebracht, tegen de oorspronkelijke aanhechtingsplaats komt te liggen. De draden worden kort afgesneden en onder de conjunctiva begraven. (Fig. 7.) De wond in deze laatste wordt primair gehecht. De nabehandeling bij de pees- of spierplooiing volgens Koster ge~ schiedt door een afsluitend verband aan het geopereerde oog gedurende ongeveer 7 dagen. lederen dag wordt het oog uitgewasschen. De conjunctivale hechtingen worden na 3 a 4 dagen verwijderd. Zoo noodig volgen stereoscopische oefeningen. Wegens de technische moeilijkheden van de operatie doet Koster bij zeer jonge kinderen eerst alleen een of meerdere tenotomieën. Is de afwijking in de eerste 10 levensjaren niet geheel verdwenen, dan wordt na het bereiken van dien leeftijd tot de peesplooiing overgegaan. Bij een strabismus convergens of divergens, gecompliceerd met een scheelzien naar boven of naar onderen, corrigeert Koster eerst de zijdelingsche afwijking ten einde na te gaan, wat er van de hoogte-afwijking nog overgebleven is. Daarna wordt ook deze opgeheven. Strabismus De gevallen van strabismus, overgebleven na een verlamming van een paralysim' meer der oogspieren, strabismus post-paralysim, onderscheiden zich in zooverre van het strabismus concomittans in engeren zin, dat de dubbelbeelden in het eerste geval bij een kleine scheelziensrest na de operatie sterk op den voorgrond treden. Waarschijnlijk doordat de spier minder kracht heeft, kan de patiënt ze niet doen samensmelten. De operatieve behandeling van het strabismus post-paralysim vereischt in den regel veel meer overleg dan die van het concomitteerend scheelzien. Bij het strabismus post-paralysim bestaat er volgens Koster een contra-indicatie tot operatie, zoolang door oogbewegingen nog een te zwakke contractie van de betreffende spier kan worden geconstateerd. (De stand der dubbelbeelden blijft niet gelijk bij alle blikrichtingen en houdingen van het hoofd.) Bij het strabismus post-paralysim horizontalis kan een klein verschil in den stand der dubbelbeelden of een secundaire scheelzienshoek van hoogstens 5 graden grooter dan de primaire nog door relatieve convergentie te niet gedaan worden. In dit geval moet de stand der oogen in een lichte mate overgecorrigeerd worden. Bij aanwezigheid van een cyclotropie, al of niet gecombineerd met een strabismus horizontalis of verticalis post-paralysim mag er alleen dan operatief worden ingegrepen, wanneer de verlamming geheel genezen is. Er bestaat namelijk geen neiging om een te veel of te weinig aan rotatie om de cornea-as door extra-innervatie te compenseeren. In beginsel wil Koster bij de operatieve behandeling van de cyclotropie of strabismus rotatus (Koster) zoodanig aan het afwijkend oog opereeren, dat de oorspronkelijk verticale meridiaan van de cornea weer in denzelfden stand komt als vóór het optreden van de verlamming. Gelukt dit niet volkomen, dan is de patiënt geneigd zelf te trachten de verticale meridiaan weer loodrecht te stellen op de basaal-lijn. In dit geval wordt het hoofd een weinig op zijde gehouden, en wel naar de zijde waarheen beide oogen gedraaid zijn. De wijze van opereeren in de verschillende gevallen van cyclotropie post-paralysim, al of niet samen gaande met een scheelzien in horizontale of verticale richting, is als volgt: Is het strabismus veroorzaakt door een genezen paralyse van den Rectus Superior of Inferior, dan wil Koster de spier, die aanleiding tot het scheelzien gaf, inkorten. Heeft men daarentegen te doen met een strabismus sursum- et convergens temporo-rotatus na verlamming van den Obliquus Superior, dan kan men de temporale rotatie corrigeeren door een tenotomie van den Rectus Inferior met inknippen van den kapsel van Tenon alleen aan de temporale zijde. In die gevallen van strabismus post-paralysim, waarbij hoofdzakelijk strabismus rotatus aanwezig is, gaat Koster volgens het volgend beginsel te werk. De insertie-plaats van den Rectus Internus of van Rectus Externus wordt naar gelang van de behoefte meer of minder naar boven of beneden verlegd. Bij het losknippen van de spier van den kapsel van Tenon dient'er nauwkeurig op gelet te worden, dat de aanhechtingsplaats over een gelijken afstand naar boven of beneden verplaatst wordt als de lengte van de snede in den Tenonschen kapsel bedraagt (plus minus 3 m.M.). (Fig. 8.) Het srabismus divergens of convergens wordt tevens door spierverkorting gecorrigeerd. De sclera hechtingen worden dus niet beide door de pees-insertie gevoerd, maar de een ongeveer door den rand der insertie, en de tweede meer ter zijde in het episcleraal weefsel gelegd, zoodat de eigenlijke insertie van de spier nu hooger of lager komt te liggen. Bij de uitvoering van de tenotomie aan de antagonist dient er op gelet te worden, dat de kapsel van Tenon ook meer wordt ingeknipt aan die zijde, waarheen het oog gedraaid moet worden. Het spreekt vanzelf, dat men een zelfde effect van draaiing van het oog verkrijgt door den Rectus Internus naar boven, of den Rectus Externus evenveel naar beneden te verplaatsen. Terwijl echter bij het verrichten dezer operatie aan den Rectus Internus het neven-effect zal zijn een sterker convergenten stand en beweging van het oog naar boven, zal bij het opereeren aan den Rectus Externus er tevens een sterker divergeeren en een beweging van het oog naar beneden plaats hebben. Met deze bij-effecten dient er rekening gehouden te worden. Zoo noodig kan men ook de insertie van den Rectus Superior of Inferior zijdelings verplaatsen. METHODEN VAN ONDERZOEK DER GECONTROLEERDE PATIENTEN. Bij ons onderzoek gingen wij als volgt te werk: Uit de ziekte-geschiedenissen van vroegere jaren werd alles overgenomen wat ons maar eenigszins bij de controle als vergelijkingsmateriaal van nut kon zijn, of wat een verklaring voor den tegenwoordigen stand der oogen kon geven. Zeer dikwijls werd destijds de scheelzienshoek nagegaan met behulp van den perimeter op een afstand van 330 m.M. Bij het nagaan van de latere resultaten is de stand der oogen onderzocht door den patiënt naar een voorwerp op minstens 6 Meter afstand te laten kijken met het fixeerende oog of met het oog, dat destijds de beste visus had. Alhoewel het ons bekend is, dat wij hierdoor een ietwat minder zuiver materiaal voor vergelijking kregen, is deze wijze van onderzoek met een voorop gezette bedoeling gedaan. Van der Hoeve zegt toch in Graefe Saemisch's Handbuch, dat het doel der scheelzien-operaties in die gevallen, waarin uit cosmetisch oogpunt ingegrepen wordt, bereikt is, indien de bliklijnen bij fixatie van een voorwerp op oneindigen afstand evenwijdig schijnen te loopen, en de oogbewegingen nagenoeg symmetrisch zijn. Vele schrijvers wijzen erop, dat er na bepaalde operatieve ingrepen (met name tenotomiën) bij strabismus convergens een vermindering van de convergentiebreedte ontstaat. Aangezien de mensch gedurende het grootste gedeelte van den dag, en vooral wanneer hij zelf en anderen den stand van zijn oogen na kunnen gaan, als regel den blik op een punt verder verwijderd dan dan 330 m.M. gericht heeft, leek 't ons beter den scheelzienshoek voor oneindig te meten, dan voor den afstand van ongeveer duidelijk zien. Van der Hoeve wees er ook op, dat na een operatieven ingreep aan de uitwendige oogspieren, in die gevallen, waarbij de insertie van de spier verplaatst werd, de krachten, die op den bulbus inwerken, in grootte en richting niet gelijk gebleven zijn aan die van het ander oog. Het is zeer wel mogelijk, dat na een scheelzien-operatie het cosmetisch resultaat voor een bepaalden stand uitmuntend is, terwijl er bij blik in een andere richting, de oogen nog strabeeren, hetzij manifest of latent. Daarom is het logisch, dat het onderzoek naar het resultaat van de operatie gebeurt in dien stand, die bij het waken den rust-stand het meest nabij komt. Bij het late onderzoek hebben wij aan iederen patiënt gevraagd, hoe volgens hem het cosmetisch resultaat der operatie nu was. Hierin zit een gevaar: Vele patiënten waren destijds zóó jong, dat zij geen eigen oordeel over het verschil in scheelzien, toen en nu. kunnen vormenanderen verwachtten dat hun gezichtsscherpte door de operatie verbeterd 3 zou worden, en zijn in dat opzicht teleurgesteld geworden. Wegens de cosmetische indicatie tot operatief ingrijpen moesten wij toch met het al of niet tevreden zijn van den patiënt over den tegenwoordigen stand van zijn oogen rekening houden. De blikvelden werden zonder correctie van de refractie op een afstand van 330 m.M. nagegaan, waarbij de patiënt een of meer letters van verschillende grootte moest lezen. De eisch werd gesteld, dat ook een presbyoop één of meer dezer letters moest kunnen lezen. Aangezien bij deze methode van onderzoek kleine onnauwkeurigheden kunnen insluipen, zoowel door bijna onmerkbare draaiing van het hoofd, als door niet voldoende medewerking van den te onderzoeken persoon, hebben wij de uitkomsten tot op 5 eenheden afgerond. Daar wij hier met een serieonderzoek te doen hebben, mogen wij er toch, naar onze meening, conclusies uit trekken. In die gevallen, waarbij de gezichtsscherpte van het oog zóó klein was, dat geen van de letters gelezen kon worden, is voor het onderzoek der blikvelden, de stand van de pupillair-lijn nagegaan. Steeds werd bij het onderzoek van het eene oog het andere afgesloten. Als „overgegaan in secundair strabismus" bij het „blijvend resultaat", zoowel zonder als met correctie, en bij de verandering van den scheelzienshoek sedert de operatie, worden gerekend al die gevallen, die bij de controle een strabismus naar den anderen kant van 5 graden of meer vertoonden. De scheiding tusschen een gezichtsscherpte van meer dan !/10 aan beide oogen en een visus van Vio of minder aan een of beide oogen, is deswege gekozen, omdat aangegeven wordt, dat bij de eerste nog binoculair-zien aanwezig kan zijn. Het onderzoek van strabismus latens geschiedde voor den afstand van 5 Meter met het Maddox-kruis; voor dien van 30 cM. met Maddox Wing-test. Bij het nagaan van het al of niet aanwezig zijn van binoculair-zien werd na volledige correctie met den stereoscoop eerst op de mogelijkheid van de gelijktijdige projectie van 2 verschillende voorwerpen op de maculae onderzocht (klok met cijfers zonder wijzers, en klok met wijzers zonder cijfers; e. d.). Was er gelijktijdige macula-perceptie aanwezig, dan werd het perspectief-zien onderzocht met behulp van 3 ringen, die niet concentrisch loopen. Bij aanwezig zijn van diepte-zin wekken de beelden den indruk dat zij niet in hetzelfde vlak gelegen zijn. Deze proeven zijn daarom uitgekozen, omdat aan vele van deze patiënten direct na hun operatie stereoscopische oefeningen werden voorgeschreven. Deze oefeningen waren in zóó verre van weinig nut, daar zij gedurende slechts zeer korten tijd onder deskundige leiding werden verricht; bij ontslag uit de oogheelkundige kliniek moesten de patiënten thuis verder oefenen. Behalve deze stereoscopische oefeningen kregen vele patiënten na de operatie de opdracht hun oogbewegingen en conver- gentie op te voeren door een vinger in verschillende richtingen te bewegen, terwijl zij er naar keken. Op het al of niet aanwezig zijn van exophthalmus hebben wij onderzocht met den exophthalmometer van Hertel. Steeds werd de stand der toppen van de beide corneae nagegaan, terwijl het te onderzoeken oog recht vooruit keek. De exophthalmus werd gemeten, omdat Van der Hoeve bericht, dat volgens een onderzoek van Felix, na operaties aan de uitwendige oogspieren gedurende eenige dagen een naar voren treden van den bulbus, waaraan geopereerd werd, ontstond, maar dat dit met den tijd weer verdween. Felix deed zijn onderzoek met behulp van den exophthalmometer van Koster. RESULTATEN. Van de 100 patiënten geopereerd volgens de methoden van Prof. Koster en door mij gecontroleerd, waren er: Leeftijd: 21 onder den leeftijd van 7 jaar, 40 tusschen 7 en 12 jaar, 39 boven den leeftijd van 12 jaar. Van de 21 patiënten onder den leeftijd van 7 jaar geopereerd, hadden er vóór de operatie: 3 strabismus convergens alternans, 15 strabismus convergens unilateralis, 2 strabismus divergens unilateralis, 1 strabismus convergens et sursumvergens. Van deze patiënten was de gezichtscherpte vóór de operatie bij: 7 onbekend, 11 gelijk aan of kleiner dan !/10 aan een of beide oogen, 3 meer dan 1f10 aan beide oogen. De refractie was bij: 3 niet opgeteekend, 15 hypermetropisch, 3 emmetropisch. De volgende operaties werden verricht: 9 tenotomie aan één oog, 4 tenotomie aan beide oogen, 3 tenotomie en peesplooiing aan één oog, 1 tetonomie aan één oog, tetonomie en peesplooiing aan het andere, 2 tetonomie aan beide oogen en ophalen van de pees aan één oog, 2 tenotomie aan één oog en ophalen van de pees. Het subjectief resultaat van de operaties was bij: 14 goed, 6 matig, 1 slecht. Het blijvend resultaat zonder correctie was bij: 6 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 10 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 5 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat met correctie was bij: 8 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 4 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 6 overgegaan in secundair strabismus, 3 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operaties, dus minstens 15 jaar geleden, was bij: 3 verbeterd, 6 overgegaan in secundair strabismus, 6 weer grooter geworden, 5 constant gebleven, 1 niet na te gaan. Bij deze vergelijking is er op gelet, dat in beide gevallen de scheelzienshoek zonder correctie nagegaan werd. Van de 40 patiënten tusschen den leeftijd van 7 en 12 jaar geopereerd, hadden er vóór de operatie: 8 strabismus convergens alternans, 1 strabismus divergens alternans, 25 strabismus convergens unilateralis, 1 strabismus divergens unilateralis, 2 strabismus convergens et sursumvergens alternans, 2 strabismus convergens et sursumvergens unilateralis, 1 strabismus divergens latens. Van deze patiënten was de gezichtsscherpte vóór de operatie bij: 1 onbekend, 14 gelijk aan of kleiner dan ssn een of beide oogen, 25 meer dan i/10 aan beide oogen. De refractie was bij: 35 hypermetropisch, 4 emmetropisch, 1 myopisch. De volgende operaties werden verricht: 17 tenotomie aan één oog, 14 tenotomie aan beide oogen, 4 tenotomie en peesplooiing aan één oog, 2 tenotomie aan één oog, tenotomie en peesplooiing aan het andere. 3 multiple operaties. Het subjectief resultaat van de operaties was bij: 26 goed, 7 matig, 7 slecht. Het blijvend resultaat zonder correctie was bij: 13 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 11 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 16 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat met correctie was bij: 16 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 6 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 15 overgegaan in secundair strabismus, 3 niet na te gaan. De scheelzienshock, zonder correctie, nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 2 verbeterd, 16 overgegaan in secundair strabismus, 7 weer grooter geworden, 8 constant gebleven, 7 niet na te gaan. Van de 39 patiënten, boven den leeftijd van 12 jaar geopereerd, hadden er vóór de operatie: 5 strabismus convergens alternans, 12 strabismus convergens unilateralis, 16 strabismus divergens unilateralis, 1 strabismus sursumvergens, 3 strabismus convergens et sursumvergens unilateralis, 2 strabismus divergens et sursumvergens unilateralis. Van deze patiënten was de gezichtsscherpte vóór de operatie bij: 18 gelijk aan of kleiner dan l/io aan een of beide oogen, 21 meer dan !/10 aan beide oogen. De refractie was bij: 9 onbekend, 22 hypermetropisch, 1 emmetropisch, 7 myopisch. De volgende operaties werden verricht: 13 tenotomie aan één oog, 10 tenotomie aan beide oogen, 8 tenotomie en peesplooiïng aan één oog, 4 tenotomie aan één oog, tenotomie en peesplooiïng aan het andere, 1 tenotomie aan één oog en op halen van de pees, 3 multiple operaties. Het subjectief resultaat van de operaties was bij: 21 goed, 8 matig, 10 slecht. Het blijvend resultaat zonder correctie was bij: 7 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 15 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 17 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat met correctie was bij: 3 een scheelziensrest van minder dan 10 graden. 14 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 18 overgegaan in secundair strabismus, 4 niet na te gaan. De scheelzienshoek zonder correctie nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 2 verbeterd, 17 overgegaan in secundair strabismus, 9 weer grooter geworden, 6 constant gebleven, 5 niet na te gaan. Van de 100 patiënten ondergingen er: 39 tenotomie aan één oog, Operatie. 28 tenotomie aan beide oogen, 15 tenotomie en peesplooiïng aan één oog, 7 tenotomie aan één oog, tenotomie en peesplooiïng aan het andere, 2 tenotomie aan beide oogen en ophalen van de pees aan één oog, 3 tenotomie aan één oog en ophalen van de pees, 6 multiple operaties. Het subjectief resultaat van de 39 tenotomiën aan één oog was bij: 25 goed, 7 matig, 7 slecht. Het blijvend resultaat zonder correctie was bij: 9 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 13 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 17 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat met correctie was bij: 12 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 8 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 16 overgegaan in secundair strabismus, 3 niet na te gaan. De scheelzienshoek, zonder correctie, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 3 verbeterd, 17 overgegaan in secundair strabismus, 6 weer grooter geworden, 6 constant gebleven, 7 niet na te gaan. Het subjectief resultaat van de 28 tenotomiën aan beide oogen was bij: 19 goed, 5 matig, 4 slecht. Het blijvend resultaat zonder correctie was bij: 7 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 8 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 13 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat met correctie was bij: 8 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 4 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 12 overgegaan in secundair strabismus, 4 niet na te gaan. De scheelzienshoek, zonder correctie, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 1 verbeterd, 14 overgegaan in secundair strabismus, 6 weer grooter geworden, 5 constant gebleven, 2 niet na te gaan. Het subjectief resultaat van de 15 tenotomie en peesplooiïngen aan één oog was bij: 7 goed, 5 matig, 3 slecht. Het blijvend resultaat zonder correctie, was bij: 4 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 10 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 1 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat met correctie, was bij: 2 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 8 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 3 overgegaan in secundair strabismus, 2 niet na te gaan. De scheelzienshoek, zonder correctie, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 1 verbeterd, 1 overgegaan in secundair strabismus, 6 weer grooter geworden, 4 constant gebleven, 3 niet na te gaan. Het subjectief resultaat van de 7 tenotomieën aan één oog, tenotomie en peesplooiingen aan het andere, was bij: 6 goed, 1 matig. Het blijvend resultaat zonder correctie, was bij: 4 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 1 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 2 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat met correctie, was bij: 3 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 1 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 3 overgegaan in secundair strabismus. De scheelzienshoek, zonder correctie, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 1 verbeterd, 1 overgegaan in secundair strabismus, 2 weer grooter geworden, 3 constant gebleven. Het subjectief resultaat van de 2 tenotomiën aan beide oogen en ophalen van de pees aan één oog, was bij: 1 goed, 1 matig. Het blijvend resultaat, zonder en met correctie, was bij: 2 overgegaan in secundair strabismus. De scheelzienshoek zonder correctie, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 2 overgegaan in secundair strabismus. Het subjectief resultaat van de 3 tenotomiën aan één oog en ophalen van de pees, was bij: 1 goed, 1 matig, 1 slecht. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij: 3 een scheelziensrest van 10 graden of meer. Het blijvend resultaat met correctie, was bij: 1 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 2 een scheelziensrest van 10 graden of meer. De scheelzienshoek, zonder correctie, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 1 verbeterd, 1 overgegaan in secundair strabismus, 1 weer grooter geworden. Het subjectief resultaat van de 6 multiple operaties, was bij: 2 goed, 1 matig, 3 slecht. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij: 2 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 1 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 3 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 1 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 1 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 3 overgegaan in secundair strabismus, 1 niet na te gaan. De scheelzienshoek zonder correctie, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 3 overgegaan in secundair strabismus, 1 weer grooter geworden. 1 constant gebleven, 1 niet na te gaan. Strabismus Naar den aard van strabismus vóór de operatie gegroepeerd, krijgen wij de volgende resultaten: 16 gevallen van strabismus convergens alternans, die als volgt geopereerd werden: 4 door tenotomie aan één oog, 9 door tenotomie aan beide oogen, 1 door tenotomie en peesplooiïng aan één oog, 1 door tenotomie aan één oog en tenotomie en peesplooiïng aan het andere, 1 door multiple operaties. Het subjectief resultaat van deze 16 gevallen was bij: 9 goed, 3 matig en 4 slecht. Het blijvend resultaat, zonder corectie, was bij: 4 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 3 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 9 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 5 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 1 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 7 overgegaan in secundair strabismus, 3 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 1 verbeterd, 10 overgegaan in secundair strabismus, 1 weer grooter geworden, 3 consatnt gebleven, 1 niet na te gaan. 1 Geval van strabismus divergens alternans werd door tenotomie aan één oog geopereerd. Het subjectief resultaat was goed. Het blijvend resultaat, zonder en met correctie, was respectievelijk overgegaan in secundair strabismus, en een scheelziensrest van minder dan 10 graden. De scheelzienshoek is sedert de operatie overgegaan in secundair scheelzien. 52 Gevallen van strabismus convergens unilateralis werden als volgt geopereerd: 23 door tenotomie aan één oog, 13 door tenotomie aan beide oogen, 8 door tenotomie en peesplooiïng aan één oog, 2 door tenotomie aan één oog, en tenotomie met peesplooiïng aan het andere, 2 door tenotomie aan beide oogen, en ophalen van de pees aan een oog, 2 door tenotomie aan één oog, en ophalen van de pees. 2 door multiple operaties. Het subjectief resultaat van deze 52 gevallen was bij: 35 goed, 8 matig en 9 slecht. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij: 15 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 17 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 20 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 17 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 9 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 24 overgegaan in secundair strabismus, 2 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 4 verbeterd, 21 overgegaan in secundair strabismus, 11 weer grooter geworden, 11 constant gebleven, 5 niet na te gaan. 19 Gevallen van strabismus divergens unilateralis werden als volgt geopereerd: 6 door tenotomie aan één oog, 4 door tenotomie aan beide oogen, 5 door tenotomie en peesplooiïng aan één oog, 3 door tenotomie aan één oog, en tenotomie met peesplooiïng aan het andere, 1 door tenotomie aan één oog en ophalen van de pees. Het subjectief resultaat van deze 19 gevallen was bij: 9 goed, 6 matig en 4 slecht. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij: 4 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 10 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 5 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 2 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 8 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 4 overgegaan in secundair strabismus, 5 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 2 verbeterd. 4 overgegaan in secundair strabismus, 6 weer grooter geworden, 3 constant gebleven, 4 niet na te gaan. 2 Gevallen van strabismus convergens et sursumvergens alternans geopereerd: 1 door tenotomie aan beide oogen en 1 door multiple operaties. Het subjectief resultaat was bij 1 goed en bij 1 matig. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij 1: een scheelsziensrest van minder dan 10 graden en bij de andere overgegaan in secundair strabismus: met correctie waren beide gevallen overgegaan in secundair strabismus. De scheelzienshoek is sedert de operatie in 1 geval overgegaan in secundair strabismus, en in het andere constant gebleven. 6 Gevallen van strabismus convergens et sursumvergens unilateralis werden als volgt geopereerd: 3 door tenotomie aan één oog, 1 door tenotomie aan beide oogen, 1 door tenotomie aan één oog, en tenotomie met peesplooiïng aan het andere, 1 door multiple operaties. Het subjectief resultaat van deze 6 gevallen, was bij: 2 goed, 3 matig en 1 slecht. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij: 1 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 3 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 2 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 1 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 3 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 2 overgegaan in secundair strabismus. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie was bij: 2 overgegaan in secundair strabismus, 3 weer grooter geworden, 1 niet na te gaan. 2 Gevallen van strabismus divergens et sursumvergens unilateralis werden geopereerd: één door tenotomie met peesplooiing aan één oog, en één door multiple operaties. Bij beide was het subjectief resultaat goed, en het blijvend resultaat, zonder en met correctie, een scheelziensrest van 10 graden of meer. De scheelzienshoek is sedert de operatie in één geval weer grooter geworden, en in het andere constant gebleven. 1 Geval van strabismus sursumvergens en 1 geval van strabismus divergens latens werden beide geopereerd door tenotomie aan één oog. Bij beide was het subjectief resultaat goed. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was in beide gevallen een scheelziensrest van 10 graden of meer, en met correctie een scheelziensrest van minder dan 10 graden. Een eventueele verandering in den scheelzienshoek sedert de operatie was in geen van beide gevallen na te gaan. Gegroepeerd naar de visus, vóór de operatie, krijgen wij de volgende Visus cijfers: 43 gevallen hadden een gezichtsscherpte van 1/10 of minder aan één of beide oogen, 49 gevallen hadden een gezichtsscherpte van meer dan !/10 aan beide oogen, 8 gevallen met niet opgenomen visus. Van de 43 gevallen met een visus van i/10 of minder, hadden er: 27 strabismus convergens unilateralis, 12 strabismus divergens unilateralis, 3 strabismus convergens et sursumvergens unilateralis, 1 strabismus divergens et sursumvergens lateralis. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij deze 43 gevallen: 10 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 18 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 15 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 10 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 12 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 15 overgegaan in secundair strabismus, 6 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 4 verbeterd, 15 overgegaan in secundair strabismus, 11 weer grooter geworden, 7 constant gebleven, 6 niet na te gaan. Van de 49 gevallen met een visus van meer dan 1/10, hadden er: 14 strabismus convergens alternans, 1 strabismus divergens alternans, 19 strabismus convergens unilateralis, 7 strabismus divergens unilateralis, 1 strabismus sursumvergens, 2 strabismus convergens et sursumvergens alternans, 3 strabismus convergens et sursumvergens unilateralis, 1 strabismus divergens et sursumvergens unilateralis, 1 strabismus divergens latens. Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij: 13 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 14 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 22 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 14 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 10 een scheelziensrest van 10 graden of meer. 21 overgegaan in secundair strabismus, 4 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 1 verbeterd, 23 overgegaan in secundair strabismus, 8 weer grooter geworden, 10 constant gebleven, 7 niet na te gaan. Van de 8 gevallen met niet opgenomen visus, hadden er: 2 strabismus convergens alternans, 6 strabismus convergens unilateralis, Het blijvend resultaat, zonder correctie, was bij: 3 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 4 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 1 overgegaan in secundair strabismus. Het blijvend resultaat, met correctie, was bij: 3 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 2 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 3 overgegaan in secundair srabismus. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 2 verbeterd, 1 overgegaan in secundair strabismus, 3 weer grooter geworden, 2 constant gebleven. Subj. Als wij nu het subjectief resultaat vergelijken met het objectieve, zonder resultaat en met correctie, en met de verandering in den scheelzienshoek in den loop der jaren, krijgen wij de volgende cijfers: 61 patiënten gaven den stand hunner oogen aan als goed, 21 als matig, 18 als slecht. Het objectief resultaat, zonder correctie, van de 61 gevallen met subjectief goeden stand, was echter bij: 23 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 19 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 19 overgegaan in secundair strabismus. Het objectief resultaat, met correctie, was bij: 23 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 12 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 21 overgegaan in secundair strabismus, 5 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 6 verbeterd, 19 overgegaan in secundair strabismus, 12 weer grooter geworden, 19 constant gebleven, 5 niet na te gaan. Het objectief resultaat, zonder correctie, van de 21 gevallen met subjectief matigen oogstand, was bij: 1 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 13 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 7 overgegaan in secundair strabismus. Het objectief resultaat, met correctie, was bij: 4 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 8 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 7 overgegaan in secundair strabismus, 2 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 7 overgegaan in secundair strabismus, 9 weer grooter geworden, 5 niet na te gaan. Het objectief resultaat, zonder correctie, van de 18 gevallen met subjectief slechten oogstand, was bij: 2 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, 4 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 12 overgegaan in secundair strabismus. Het objectief resultaat, met correctie, was bij: 4 een scheelziensrest van 10 graden of meer, 11 overgegaan in secundair strabismus, 3 niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij: 1 verbeterd, 13 overgegaan in secundair strabismus, 1 weer grooter geworden, 3 niet na te gaan. Voor de wijze van opname hiervan wordt verwezen naar blz. 34. Blikvelden. Wij geven hier de gemiddelden der verschillende blikvelden op, bij de controle nagegaan, die als volgt 'gelezen moeten worden: 12 uur — Temporaal boven — Temporaal — Temporaal onder. 6 uur — Nasaal onder — Nasaal — Nasaal boven. De 21 patiënten, die onder den leeftijd van 7 jaar geopereerd werden, hadden thans: 14 niet geopereerde oogen met een gemiddeld blikveld van: 46 — 47 — 48 — 44 — 54 — 57 — 51 — 51. 13 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Internus verricht was, met 47 — 47 — 48 — 46 — 55 — 58 — 56 — 53. 2 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Internus verricht was en ophalen van de pees, met: 42 — 47 — 52 — 47 — 62 — 72 — 65 — 47. 4 oogen, waaraan tetonomie van den Rectus Internus verricht was, waarbij de blikvelden opgenomen werden door middel van de pupillairlijn, met: 49 — 47 — 44 — 42 — 54 — 50 — 50 — 51. 4 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Internus en peesplooiing van den Rectus Externus: 40 — 40 — 50 — 40 — 60 — 65 — 70 — 60. 2 oogen (waarvan het blikveld van één niet opgenomen werd), waaraan tenotomie van den Rectus Externus verricht was: 50 — 60 — 60 — 40 — 60 — 60 — 60 — 60. 3 oogen (pupillair-lijn), waaraan tenotomie van den Rectus Internus en peesplooiing van den Rectus Externus, met: 43 — 45 — 43 — 46 — 57 — 52 — 47 — 43. 1 oog (pupillair-lijn), waaraan tenotomie van den Rectus Externus: 45 — 45 — 60 — 50 — 55 — 45 — 40 — 45. 2 oogen (pupillair-lijn), waaraan tenotomie van den Rectus Internus met ophalen van de pees: 40 — 42 — 45 — 42 — 47 — 45 — 42 — 42. De 40 patiënten tusschen den leeftijd van 7 en 12 jaar, hadden: 20 niet geopereerde oogen met een gemiddeld blikveld van: 47 — 52 — 57 — 49 — 55 — 47 — 49 — 51. 39 oogen (één niet opgenomen), waaraan tenotomie van den Rectus Internus verricht was, met: 46 ^ 48 — 48 — 46 — 54 — 53 — 51 — 50. 6 oogen (pupillair-lijn), waaraan tenotomie van den Rectus Internus: 47 — 47 — 37 — 46 — 57 — 58 — 57 — 52. 5 oogen (waarvan één paretisch en niet meegeteld), waaraan tenotomie van den Rectus Internus en peesplooiing van den Rectus Externus: 44 — 46 — 48 — 50 — 54 — 56 — 51 — 48. 3 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Externus: 35 _ 38 _ 45 — 48 — 53 — 55 — 43 — 43. 2 oogen (pupillair-lijn: één paretisch en niet meegeteld), waaraan tenotomie van den Rectus Internus en peesplooiing van den Rectus Externus: 40 — 45 — 50 — 55 — 55 — 55 — 45 — 40. 1 oog (pupillair-lijn), waaraan tenotomie van den Rectus Externus: 35 _ 40 _ 35 — 55 —. 65 — 35 — 30 — 40. 1 niet geopereerd oog (pupillair-lijn): 50 — 40 — 40 — 55 — 65 — 60 — 55 — 55. 1 oog, waaraan tenotomie van den Rectus Internus en peesplooiïng van den Rectus Externus en ophalen van de getenotomiseerde pees: 50 — 50 — 60 — 50 — 60 — 65 — 60 — 55. 2 oogen door multiple operaties behandeld. De 39 patiënten boven den leeftijd van 12 jaar, hadden: 18 niet geopereerde oogen met een gemiddeld blikveld van: 46 — 47 — 48 — 42 — 52 — 53 — 51 — 49. 19 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Internus verricht was: 48 — 48 — 47 — 46 — 52 — 58 — 53 — 51. 1 oog, waaraan tenotomie van den Rectus Internus en ophalen van de pees: 45 — 45 — 30 — 45 — 60 — 65 — 65 — 65. 8 oogen (pupillair-lijn; één niet opgenomen), waaraan tenotomie van den Rectus Internus: 42 — 41 — 41 — 44 — 54 — 55 — 55 — 53. 3 oogen (één paretisch en niet meegeteld), waaraan tenotomie van den Rectus Internus en peesplooiïng van den Rectus Externus: 37 — 40 — 30 — 35 — 45 — 47 — 60 — 52. 5 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Externus: 45 — 44 —49 — 44 — 51 — 56 — 49 — 48. 5 oogen (pupillair-lijn), waaraan tenotomie van den Rectus Externus: 38 — 45 — 45 — 46 — 52 — 48 — 41 —. 43. 2 niet geopereerde oogen (pupillair-lijn): 35 — 35 — 37 — 42 — 62 — 52 — 42 — 42. 2 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Internus en Externus: 45 — 47 — 45 — 47 — 57 — 57 — 47 — 55. 4 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Externus en peesplooiïng van den Rectus Internus: 44 — 44 — 49 — 46 — 52 — 52 — 49 — 49. 3 oogen (pupillair-lijn), waaraan tenotomie van den Rectus Externus en peesplooiïng van den Rectus Internus: 35 — 35 — 40 — 45 — 63 — 58 — 50 — 52. 2 oogen, waaraan tenotomie van den Rectus Internus en Externus en ophalen van den Rectus Internus: 47 — 45 — 40 — 42 — 55 — 55 — 55 — 52. 1 oog, waaraan tenotomie van den Rectus Superior: 35 — 65 — 60 — 50 — 70 — 75 — 65 — 40. 1 oog, waaraan peesplooiïng van den Rectus Internus: 40 — 40 — 50 — 40 — 55 — 45 — 45 — 45. 1 oog (paretisch), waaraan tenotomie van den Rectus Internus en peesplooiing van den Rectus Externus. 3 oogen door multiple operaties behandeld. De gemiddelden der blikvelden, zonder groepeering van de patiënten volgens leeftijd, waren: 4 52 niet geopereerde oogen: 46 — 48 — 49 — 44 — 52 — 56 — 50 — 50. 71 Tenot. Reet. Int. (1 niet opgenomen): 46 — 48 — 48 — 46 — 54 — 56 — 54 — 51. 3 Tenot. Reet. Int. en ophalen van de pees: 43 — 47 — 45 — 47 — 68 — 70 — 65 — 50. 18 Tenot. Reet. Int. (pupillair-lijn; 1 niet opgenomen): 45 — 45 —40 — 44 — 55 — 55 — 56 — 53. 9 Tenot. Reet. Int. en peespl. Reet. Ext. (2 paretisch; niet meegeteld): 41 — 44 — 40 — 43 — 46 — 55 — 56 — 52. 10 Tenot. Reet. Ext. (1 niet opgenomen): 42 — 45 — 50 — 45 — 46 — 49 — 48 — 48. 6 Tenot. Reet. Int. en peespl. Reet. Ext. (pupillair-lijn; 2 paretisch en niet meegeteld): 42 — 45 — 45 — 49 — 55 — 52 — 46 — 42. 7 Tenot. Reet. Ext. (pupillair-lijn): 39 — 44 — 46 — 48 — 54 — 46 — 39 — 43. 2 Tenot. Reet. Int. en ophalen van de pees (pupillair-lijn): 40 —'42 — 45 — 42 — 47 — 45 — 42 — 42. 3 niet geopereerde oogen (pupillair-lijn): 40 — 37 — 38 — 47 — 63 — 55 — 47 — 47. 1 Tenot. Reet. Int. en peespl. Reet. Ext.; Reet. Int. opgehaald: 50 — 50 — 60 — 50 — 60 — 65 — 60 — 55. 2 Tenot. Reet. Int. en Reet. Ext.: 45 — 47 — 45 — 47 — 57 — 57 — 47 — 55. 4 Tenot. Reet. Ext. en peespl. Reet. Int.: 44 — 44 — 49 — 46 — 52 — 52 — 49 — 49. 3 Tenot. Reet. Ext. en peespl. Reet. Int. (pupillair-lijn): 35 — 35 — 40 — 45 — 63 — 58 — 50 — 52. 2 Tenot. Reet. Int. en Reet. Ext.; Reet. Int. opgehaald: 47 — 45 — 40 — 42 — 55 — 55 — 55 — 52. 1 Tenot. Reet. Sup.: 35 — 65 — 60 — 50 — 70 — 75 — 65 — 40. 1 Peespl. Reet. Int.: 40 — 40 — 50 — 40 — 55 — 45 — 45 — 45. 5 Multiple operaties. Bij 19 patiënten werd na de operatie het binoculair-zien geoefend door middel van den stereoscoop. Naar den leeftijd gerangschikt was één jonger dan 7 jaar, 13 waren tusschen 7 en 12 jaar en 5 boven 12 jaar. Van deze 19 patiënten hadden er: 7 strabismus convergens alternans, 1 strabismus divergens alternans, 6 strabismus convergens unilateralis, 3 strabismus divergens unilateralis, 1 strabismus divergens latens, en 1 strabismus convergens et sursumvergens unilateralis. De visus bedroeg vóór de operatie: bij 1 patiënt !/10 of minder aan één of beide oogen, en bij de anderen meer dan i/10 aan beide oogen. De volgende operaties werden verricht: 9 tenotomie aan 1 oog, 7 tenotomie aan beide oogen, 1 tenotomie aan 1 oog en tenotomie met peesplooiïng aan het andere en 2 multiple operaties. Het objectief resultaat, zonder correctie, was bij 5 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, bij 3 een scheelziensrest van 10 graden of meer en bij 11 secundair strabismus. Het objectief resultaat, met correctie, was bij 8 een scheelziensrest van minder dan 10 graden, bij 2 een scheelziensrest van 10 graden of meer, bij 8 secundair strabismus, en bij 1 was het resultaat niet na te gaan. De scheelzienshoek nu, vergeleken met dien direct na de operatie, was bij 11 overgegaan in secundair strabismus, bij 2 weer grooter geworden, bij 3 constant gebleven, en bij 3 niet na te gaan. In 8 van deze 19 gevallen was bij de controle binoculair-zien aanwezig. SAMENVATTEND OVERZICHT. Ten einde een beter overzicht over het geheel en de verschillende groepeeringen te hebben, volgen hier eenige tabellen. In dit tabellarisch overzicht zijn zoowel de gegevens vóór de operaties, als de operaties zelf en de resultaten na de operaties verkregen, opgenomen. Om dit te vergemakelijken, hebben wij gebruik gemaakt van de volgende teekens, die de verschillende gegevens voorstellen, en wel: Leeftijd bij operaties: A tot 6 jaar, B tusschen 7 en 12 jaar, C boven 12 jaar. Strabismus bij operaties: a convergens alternans, b divergens alternans, c convergens unilateralis, d divergens unilateralis, e sursumvergens, f convergens et sursumvergens alternans, g convergens et sursumvergens unilateralis, h divergens et sursumvergens unilateralis, i divergens latens. Visus bij operaties: k of minder aan één of beide oogen, 1 meer dan 1)10 aan beide oogen, ? onbekend. Refractie bij operaties: H hypermetropie, E emmetropie, M myopie, ? onbekend. Operaties: T tenotomie aan 1 oog, TT tenotomie aan beide oogen, TP tenotomie met peesplooiïng aan 1 oog, SAMENVATTEND OVERZICHT „lm OBJECTIEF RESULTAAT QPHPFI 7iFwsHnci/ strabismus visus refractie operaties subjectief LEEFTIJD RESULTAAT zonder met ; correctie correctie operaties abc d e f j g h | ' k 1 | ? H E M ? T TT TP TTP TD TTD 00 n o p r s t r s t ? w x j y z ? „ 2.l 3 15 2 1 11 3 7 15 3 3943122 14 6 16, 10 58463 3665 1 40 8 1 25 1 2 2 1 14 25 1 35 4 1 17 14 4 2 3 26 7 7 13 11 16 16 6 15 3 2 16 7 8 7 C 39 5 12 16 1 3 2 18 21 22 1 7 9 13 10 8 4 1 3 21 8 10 7 15 17 3 14 18 4 2 17 9 6 5 100 16 1 52 19 1 j 2 6 2 1 43 49 8 72 j 8 8 12 39 28 J 15 7 3 2 I 6 61 21 18 26 36 38 27 24 39 10 7 39 22 19 13 sub iectiéf objectief resultaat scheelzienshoek visus Refractie operaties bUBjuLiitr STRABISMUS RESULTAAT zonder met seueri correctie correctie operaties k 1 j ? H E M | ? T | TT j TP I TTP TD TTD OO n o p ~ s t r s FT ? w y z ? 3 16 14 2 15 1 4 9 1 1 1 9 3 4 4 3 9 5 1 7 3 1 10 ï"1 3 ~ b 1 1 '1 1 11 1 c 52 27 19 6 44 3 5 23 13 8 2 2 2 2 35 8 9 15 17 20 17 9 24 2 4 21 11 | 11 5 d 19 12 7 723764531 9644 10 5284524634 e 1 1 11 1 11 , f 2 2 2 1 1 1 1 1 1 2 1 1 g 633 411 31 1 1231132132 23[ 1 h2ll 2 1 12 2 2 1 1 ' _ 1 111 111 j 1 100 43 49 8 72 8 8 12 39 28 15 7 3 2 6 61 21 18 26 36 38 27 24 39 10 7 39 22 ! 19 13 - 1 - 1 I SUB IECTIFF OBJECTIEF RESULTAAT SCHEELZIENSHOEK STRABISMUS OPERATIES J ~ 1 seciert i/tciic RESULTAAT zonder met beuL" correctie correctie operaties a b c d e f g h I i T TT TP TTP j TD TTD I 00 nop r f s t r st?wxy z V~ K 43 27 12 3 1 18 8 8 4 3 1 ' 1 25 9 9 10 18 15 10 12 15 6 4 15 11 7 6 1 49 14 1 19 7 1 2 3 1 1 17 17 6 3 1 5 30 11 8 13 14 22 14 10 21 4 1 23 8 10 7 ? 82 6 431 611341 3 23 2132 j 100 16 1 52 19 ! , 2 6 2 1 39 28 15 7 3 2 6 61 | 21 18 26 36 38 27 24 39 10 7 39 22 19 13 SUB IECTIEF OBJECTIEF RESULTAAT SCHEELZIENSHOEK STRABISMUS VISUS J ~ 7 sedert OPFDattrs RESULTAAT zonder met seae" correctie correctie operaties a b | c d^e f j g h j i k I ? n ; o p r s t r s t j ? w x y z ? T 39 4 1 23 6 1 3 1 18 17 4 25 7 7 9 13 17 12 8 16 3 3 ! 17 6 6 7 TT 28 9 13 4 1 ! 8 17 3 19 5 4 7 8 13 8 4 12 4 1 I 14 6 5 2 TP 15 1 85 1 861753 4 10 128321 1643 TTP 7 1 2 3 1 4 3 6 1 4 1 2 3 1 3 1 1 2 3 TD 3 2 1 3 1113 12 lil TTD 2 2 1111 2 2 2 00 6 1 2 lil 15 2132131131 3111 : ! I I 100 16 1 52 19 1 2 6 2 1 43 49 8 61 21 18 26 36 . 38 27 24 39 10 7 39 22 19 13 OBJECTIEF RESULTAAT SCHEELZIENSHOEK SUBJECTIEF zonder met sedert RESULTAAT correctie correctie operaties r s t r s t ?\v x y z ? n 61 23 19 19 23 12 21 5 6 19 12 19 5 o 21 1 13 74872 79 5 p 18 2 4 12 4 11 3 1 13 1 3 - . 100 26 36 38 27 24 39 !0 7 39 22 19 13 TTP tenotomie aan 1 oog en tenotomie met peespl. aan het andere, TD tenotomie aan 1 oog en ophalen van de pees, TTD tenotomie aan beide oogen en ophalen v, d. pees aan 1 oog, OO multiple operaties. Subjectief resultaat bij controle: n goed, o matig, p slecht. Objectief resultaat bij controle: r scheelziensrest kleiner dan 10 graden, s scheelziensrest van 10 graden of meer, t overgegaan in secundair strabismus, ? niet na te gaan. Scheelzienshoek sedert operaties: w verbeterd, x overgegaan in secundair strabismus, y weer grooter geworden, z constant gebleven, ? niet na te gaan. CONCLUSIES. 1. Het objectief resultaat was bij deze scheelzien-operaties boven den leeftijd van 12 jaar minder goed dan dat op jeugdiger leeftijd. Tusschen de leeftijdsgrenzen onder 7 jaar en van 7 tot 12, bestond er geen verschil in het objectief resultaat. 2. Er bestaat geen duidelijk verschil in de verandering van den scheelzienshoek na operatie, in de gevallen met een gezichtsscherpte van meer dan i/10 en die van 1J10 of minder aan 1 of beide oogen. Slechts bij 19 van de 100 gecontroleerde patiënten is vóór of na de operatie de fusieneiging geoefend. 3. Merkwaardig is het, dat in vele gevallen, waarin de patiënten tevreden zijn met den stand hunner oogen, bij controle blijkt, dat het objectief resultaat verre van bevredigend genoemd kan worden. 4. Secundair strabismus, hetwelk veelvuldig voorkomt (in 39 van de 100 door ons gecontroleerde gevallen), kan zich nog jaren na de operatie ontwikkelen. 5. Duidelijk blijkt, dat de kans tot overgaan in secundair strabismus na tenotomie en peesplooiïng veel kleiner is, dan na tenotomie alleen. 6. Het is waarschijnlijk, dat exophthalmus ten gevolge van de operatie ontstaan, blijvend kan worden. 7. Het subjectief resultaat was beter, en de kans tot overslaan in secundair strabismus kleiner, al naar gelang de patiënt op jeugdiger leeftijd geopereerd werd. 8. Uit deze blikvelden kunnen wij geen conclusies trekken over het beperkt-zijn of het ontstaan van een vergrooting van de oogbewegingen na bepaalde operaties. In ieder geval blijkt eruit, dat ondanks de groote tenotomieën de beperkingen niet belangrijk zijn; toch blijkt uit het optreden van secundair strabismus, dat de groote tenotomieën volgens Koster minder gewenscht zijn. LITERATUUR. Harrison Butler, T. Proceedings of the Royal Society of Medicine Vol. 17, Part. III. Harrison Butler, T. Transactions Ophthalmic Society of the United Kingdom, Vol. 43. Harrison Butler, T. The Ophthalmoscope, 1916, Dec. Koster Gz„ W. Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 1902. Dl. I. Koster Gz„ W. 20ste Vergadering Nederl. Oogheelkundig Gezelschap 1901, Dec. Asmus, E. Zeitschrift für Augenheilkunde, 1913. Prins Visser. Proefschrift, 1903. Rönne, H. Graefe's Archiv für Ophthalmologie, 1911. Maxwell, E. M. The British Journal of Ophthalmology, 1919. Rasmussen, C. Verhandlungen d. Ophthalm. Ges., Kopenhagen 1920-21. Jaensch, P. A. Klin. Monatsbl. f. Augenh., 1924. Melanowski, W. H. Referaat Zentrallblatt f. d. Gesamte Ophthalmologie, 1932 . Landolt, E. Transactions Ophthalmic Society of the United Kinqdom Vol. 44. Thomson, E. Transaction Ophthalmic Society of the United Kinqdom Vol. 44. Harrison Butler, T. Trasactions Ophthalmic Society of the United Kinqdom, Vol. 44. Clarke, E. Transactions Ophthalmic Society of the United Kinqdom, Vol. 44. Barrje Stewart. Transactions Ophthalmic Society of the United Kinqdom Vol. 44. Worth, C. Squint, 6th. ed. Van der Hoeve, J. Graefe-Saemisch Handbuch der Gesamten Augenheilkunde, 1922. Van der Hoeve, J. Archiv f. Augenheilkunde, 1902. Delord. Bulletins et Mémoires de la Société frangaise d'Ophthalmologie, 1921. Van der Hoeve, J. Klin. Monatsbl. f. Augenh., 1922. Sattler, C. H. Zeitschr. f. Augenh. Bd. 63. Cords. Kurzes Handb. d. Ophthalm., 1930, Bd. 3. Strabis- Strabismus Unilateralis I \ziqiiq Jaar m"s «aterans VISUS Refractie BLIKVELDEN , .~~ ANAMNESE — _ US LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNIIATFRAiis Behand. Alternans pnm, n;„ I I OPERATIE uur oinacisMUb U.MlLATERALfS ^ iaar Duur fnnwn, n„v, I ! r .. . _ — : J Binoculair Zien kxoph- ' ' j Surs O.D. I O.S. O.D. O.S. Therapie na Operatie Q D ~ ~ ——— Aftümd. o^_Correcüe__ Met Correctle electie CoSie donder Correctie Met Correctie tha!m"S N0- Conv. Div. O.D. o.s. O.D. o.s. I ■ ' ]: '* 3 4i 6 7i 9 '°i Hyperph. -g ^ ■= Hvnernh « 4 orrect^ Correct* Opmerkingen 1 °-S' 12 10J 9 7J 6 4J 3 IJ o §• o o o ° Conv' Dlv- Surs. Conv. Div. Surs Zonder Stereo- i j — 1 o.d. o.s. b ^ & od os t3 & Conv- Div' Conv' Div- i 1 : L_ DiePte scopisch O.D. o.s. 1910 I j r ~ ~ j — —— — 'J u O.D.j O.S. O.D. O.s. O.D.I o.s. O.D.[ O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. zin" Zien- 1916 Ziet scheel laatste 2V2 jaar. 55° 90 »/ 1, „ I I I j No. 1401. Voorgeschreven bril- /w '40 Hom. Hom. O.D.+2, O.S.+2Va. H. 2 H. 2V2 1 I i No'm DraaS' '• '• Vu V. H. 2 H.2'/s O.S. Tenot. Reet. Int.f No'93?89. D'°eg '9IS' "/i.met+1 »/„>net+3 H. 1 H. 3 Bril:O.D. + l. '''jn"L' 8=™S 1933 Stand oogen slecht , *, ==1°/l° =3/l0 O.S.+3. Tno '/..™.+V, ./„m.t+4 H.1 H.4 O.D 50» 55» ,0» 45» 50» 60» 55» 55» : | I I |? H I I ' py r rpppr H I 5° 200 »• ««» >*« ,4 ,5 1905 Op 5 jarigen leeftiid • O n ?° , I 1 ~ I ——L 1 No. 967. Leucoma Adh. post- 1%om^t~R 1V2 H. 3 O.D. Iridectomie. II i I kerat. neuroparalyt. = °/l0 Tatouage. 1909 O.D. Exit Kerat. Neuro- ?° i, 10/ mp+ , „ „ „ „ ^ No. 1725. paralyt. '® /io™et+2 H. 2 O.D. Tatouage. 1933 O.D. Colaboma Artif Leu- ,, n„,=1°(10 Tenot Rect Int- 10° r>° coma Adh. Tatouage /s ? H" 3 ° resten Cornea Anaes- 10 °-D- Oogbewegingen naar basaal tol I 20° 10° , , -jn° on° ' thesie. beperkt. 17 18 Stand oogen slecht. °-s- 50° 55° 50° 45° 60° 60° I 60° 50° 1901 Ziet wel eens een weinig 7° ?° <7 eev VI h 01 F ' ^ ~~ ~ " ' 1 — No. 1619 Ioensch. Nictatio. O.S. No. 2602. 35 I 10/10 g-g-v- S/iomet+i/2 O.S. Peespl. Reet. Int. [ 4/io Tenot. Reet. Ext. ; | 6 dagen na operatie g,lrin„ dubbelbeelden. No! 2352. 9/10 g-g"v- 3/i° met+1 H-0"1 H- 1 No'3474. j'Ao met+3/4 3/10 met-f s/4 H.0-1 H.0-1 Bril O.D.S.-P/4. 1 1 ?° 1933 Draagt bril: o D 4-3/ ™, =9(10 ^y10 ?° Q-S.'+l1!. Il0™ï+/' "/W%+I1/* H-0-1 H. 1 o.d. 40° 45° 50° 50° 55° 55° 60° 50° 5 Meter 2° 7° ,00 sedert 3 maanden. 10 10 O.S. 35° 45° 50° 45° 50° 55° 45° 40° i/3 2° 6° 3 4° 25° 10° 15°-20° 15° • • Heeft zonder bril af en " 2° ! I Ja Ja 171A 19 toe gekruiste dubbel- Stand oogen matig. | | I iaor Strabis- Strabismus Unilateralis VIS U S Refractie B! ïkvfi n p n ANAMNESE — STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Behand. Alternans Conv Dj OPERATIE uur Binoculair Zien Exoph- iaar D„„ c.nsen, Bel, —— Sllrs aD. 0.s. 0 q os ^ JjT7^ " ZoMer Correc„t M„ Co„ct|e h^» =- ""■••'•'■ „» ""-o^ 0.s. 12 m „ ' 6 * Hyperph-I | } Hyperpl,. | | g ~ — ~ " 3 — ZoMer ^ ~~ ! " 1 O.D.Io.S. W * Z OD os ê K 1 Conv* Div- Conv- Div- -, T T L_ Dl?Pte SCOpisdl O.D. O.S. *888 — —— J u ' • • • M <-> No. 475. de voorwerpen. Oogbeweeitiger intact. 1902 Idiotie. Temporaal bleeke ?° 21 ei No. 1289. papillen. ' /30° /30° 1907 10° 31 1 / E g No. 2374. ho 'w n' ' 1908 Exit retrobulbaire neuritis. 15° 4; 2/ . p , p oc-r * n . , . No_ 1095. n0 U0 ±E. ±E. O.S. Tenot. Reet. Ext. 1919 Als boven. O.D. Tenot. Reet. Ext. No. 284. . !iP°or spoor 1933 Stand^og» nlet eehee, ^ ±E ±E 0.D 30' 30- 45» 50' 55' 55' 40" 40' g'gV' **'• : O.S. 30- 40' 40» 45' 50- 50- 40- 45» » • N«„ I N«n L/JIP/, «: ,<». I | | I wingspapillen. 1896 I 1900 Sedert het lste iaar srhppl 32° ,, -, j I " No. 1857. ' '» O.D. Tenot. Reet. Int. O.D.S. Dogbewegingen inta:t. g.g.v. met+l=5/6 Na 5 dagen: nog j Strab. Conv. ±10°. O.S. Tenot. Reet. Int. Na 4 dagen Strab. Div. 3°. O.S. draad door 1933 Stand oogen goed. ( V^+V. V^t+% E. E. ^ ^ O.D 35° 40° 40° 45° 55° 50° 45° 45° ±<* ! 12/" I'upillairlin 15° 5° 15° 5° Neen Neen 16 16 O.S. 45° 50° 55° 45° | 55° 60° 50° 45° J J StmubsS" Strabisnlus Unilateralis VI SUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUSLATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS ANAMNESE OPERATIE uur ■ — Binoculair Zien Behand- „ „ Alternans Conv. Div .— Afstand Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie jaar Duur Conserv. Beh. 0DOS TheraPie na Operatie ; j ' ' -—; : 7 — Correctie Correctie Opmerkingen H—!~ ^11 f^u i »-• ■ — O.D. O.S. M Lij • O.D. O.S. O.D.'O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. Z'n' Zien. 1908 | 1917 Strab. Conv. van het 1ste No. 1773. jaar af. Bril O.D.S.+27a vanaf 21/2 jaar. 1912 : bril O.D.S.+31/,,. 1916 : bril O.D.S.+3. ±50c 1917 : ±6°c ?° 7io met+3 »/t0 met+3 Hom. Hom. O.D. Tenot. Reet. Int. =7io =9/i0 ±H.3 ±H.3 Peespl. Reet. Ext. Na 3 maanden : O.S. Tenot. Reet. Int. Peespl. Reet. Ext. Strab. diverg., daarom direct pees Reet. Int. aan sclera gehecht. Neiging tot Strab. conv. , Bril O.D.S.+3. 1933 Sedert 1922 niet meer «/10m.+2*/t 8/10 met+3 H. 2 H. 3 o.D. 50° 60° 55° 55° 60° 60° 55° 55° 5 Meter 2° 0° 4° 4° n° geb =15/io =15/io O.S. 50° 50° 60° 50° 60° 65° 60° 55° 1I, 0° 0° 0° 0° Ne6" Ne6n 14 15 Oogen recht. 1 " 1896 " 1900 Strabeert sedert het 2de Z.b. 75 met+1 75met+172 H- 2 H- 3 O.D. Tenot. Reet. Int. No. 821. jaar. =15C =s/5 =6/6 Bril O.D.S.+2. Draagt bril O.D.S.+2. M.b. Stereosc. oefenen. gedurende 7, jaar. =10c 1904 9/io met +3 V.o 8-g.v. H.3-4 H.3-4 No. 2217. =»/10 Hom. H. 6 1933 Tot ± 1908 bril O.D.S.+2 »/10met+372 7oo met+6 H. 4 H. 5 O.D. 55° 55°: 55° 50° 50° 55° 50° 45° 5 Meter 7° W ° 3° 2V° 1 K° gedragen.Stand oogen goed. =™/10 =7eo O.S.'50° 50° 50° 50° 50° 55° 55° 50° i/s ,» 3° 18° 1° 18° 5 5 5 5 Neen Neen 19 207, Niet nauwkeurig - i- ^~1 \- 1902 1909 Sedert 3 maanden scheel- ?° 710 met+1 710 met+1 H. 2 H. 3 No. 1499. zien naar binnen. =10/m =5Ao Voorgeschreven bril: O.D.+2, O.S.+3. 1910 Draagt bril als boven. 34° 10/io met+2 710 met+3 H. 3 H. 4 O.S. Tenot Reet. Int. =17io =Vw Strab. Conv. =14° . Na 3 dagen : ,933 Tevreden over stand oogen. O.D. Tenot. Reet. Int. Draagt bril O.D.S.+472. 17i0m.+472 »/10 met+5 H. 4 H. 5 O.D. 40° 45° 50° 45° 55° 60° 55° 50° 5 Meter 0° 1° 1 1° 0° in° n° „c Amsocorie. =u/xo ==la/io O.S. 45° 45° 50° 40° 50° 50° 45° 45° 1L 1° 13° 1° 2° 00 ja Neen 15 1472 Lidspleet 13 " 1 Z O.D.=8 m/m 1 O.S.-77, „ 1 Of Strabis- Strabismus Unilateralis VIS U S Refractie BLIKVELDEN STRARISMIIS i atfnü c+k- ..4 Jaar mus oiKAöibMUb LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Behand. ANAMNESE Alternans Conv n- OPERATIE uur ~ " — Binoculair Zien E™ph- jaar Duur Conserv. Beh. _L Th . n .. j i —Afstand. Zonder Correct.e Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie | ~ Surs O.D. O.S. O.D. O.S. lleraPle na Operatie Q D )2 3 4i 6 71 9 10-1 • 1 • • :— Correctie Correctie Opmerkingen No' Conv. Div. O.D. o.s.Io.d. o.s. os ,2 10? o 7; , ,i Hyperph. | | | Hyperph. •= •= | Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. ponder Stereo" 12 10- 9 ^ 6 4| 3 li n ° O o . s g I Conv. Div. Conv. Div. T J D.epte scopisch O.D. o.s. 1_ } O.D.I O.S. M M u O.D.| O.S. M M >■ O D O S- o.D. O.S. O.D. O.S. O.D.[ O.S. O.D. O.S. O.D OS Zm" Zlen' 1875 • " 1 ; w 1 riQd °h' .Nystagm- osciIlat- 20° «/„ met+i/2 2/6og.g.v. H. O.S.Tatouage corneae. NO-1194- f0nZ" „ =% Tenot. Reet. Ext. Leucoma adher. _j_0° CatL pol. ant. 1933 Stand «ogen slecht. 2%jw m. + y2/60m.—4i/2 H.Ast. M. O.D. 40° 40° 45° 50° 50° 50° 40° 45° on ' c ol; 272=10/10 =%lu 2-3 4 O.S. 35° 50° 60° 50° j 60° 30° 20° 35° 25° 25° Neen Neen 19 20 -f-Z I. U.o.-f-ZL/9. O.s. Nyst. horiz. PupUlpir lij n Leucoma adher. Tatouage resten. Cat?_ pol. ant. 1907 ~ ' 1911 Sedert het 3de jaar scheel 40° Hom Horn No. 2730. na stuipen. period. Hl Hl Voorgeschreven bril: O.D.S. + l. N'9,^ J''aagt bhril aIs boven" ±H.2 ±H.2 O.S. Tenot. Reet. Int. No. 593. Voorgeschreven bril: Bril behouden. ±10 M- 7 M- 7 O.D, 50° 50° 45° 50° 55° 50° 40° 40° 5? ' g OD 5 OS 5— 3/ Pupillairlijn —-— 15° Neen Neen 18 18 ' ' ' ~ U' O.S. 50° 50° 50° 40° 55° ; 60° | 50° 55° — 1899 1903 federt 3dhe Jaar s^hfL 20° H. 1 H. 1 O.D. Tenot. Reet. Int. No. 445. Voorgeschreven bril: D . , . , ,erin ~ /10 ~~ /10 O.S1 50° 50° 50° 45° 60° 60° 60° 60° 5 40 0 Neen Neen 15 14 I ! i I I 9ek'— Strabis- Strabismus Unilateralis VISUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUSLATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS J ANAMNESE mUS ~ OPERATIE uur Binoculair Zien Behanci. Alternans Conv. Div. Afstand Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie jaar Duur Conserv. Beh. Thmnif na rwra+;0 ' Correctie Correctie Opme "c^^U77,T77SU,S 0 D' 0 S' 0 D- °'S' ° °' ',l 3 4i 6 74 9 m Hyperph. = £ | Hyperpb. £ £ i C«v. D„. Surs. Cnv. ÏS»"« S«»; „ „ „ q N0- Conv. Div. o.D.jo.s. o.d. o.s. o.s. 12 101 9 7-1 6 41 3 li g O I Is I Conv. Div. Conv. Div. — . Dl?pte sc°Plsch O.D. O.S. ——— ! °'D' °'s' W W O °-D- °-S- w ÜJ U O.D. O.S. O.D. O.S. O.D.I O.S. O.D.IO.S. O.D. O.S. O.D. O.S. Z!n" Zlen' 1885 " ~ — j ~ — —— — . L 1890 Scheel sedert het 3de jaar. ?° h. 5 h. 5 No. 753. Voorgeschreven bril: O.D.S.+5. 1896 Draagt bril: O.D.S.+5. 30° % met+47, •/., met+7, O.S. Tenot. Reet. Int. N0' =% =% Na 1V2 maand: O.S. Tenot. Reet. Int. Na 4 dagen : O.D. Tenot. Reet. Int. Bril: O.D. +21/2 ?o O.S. +3. 1911 Droeg van 1896 tot 1907 8/10met+lV210/10 met+2 Bril: O.D.+2 No. 1285. bril O.D.+2i/2, O.S.+3. =io/1# " =w/10 O.S.+27r Laatste 4 jaar niet meer gebrild. 1933 Stand oogen matig. */10 met+3V4 7iomet+474 H. 3 H. 4 O.dJ 40° 45° 50° 50° 60° 45° 40° 40° 5 Meter ±0° ±0C +0° +0° 10° « NT .. Draagt bril: =-/l0 =12/I0 O.S. 40° 40° 40° 45° 60° 55° 40° 40° 1/3 „ 2° 2° 2° 4° ^ ^ 16 15 O.D.+3, O.S.+4. . 1867 1895 Met 5 jarigen leeftijd ±303 o 6/6 No. 1100. variola op O.D. Sedert dien recidiveerende ontstoken oogen, scheel zien en blindheid O.D. O.D. synaechia ant.; Leucoma centralis. Tatouage. '89® 0 e/s E. O.D. Tenot. Reet. Ext. No. 126. 1898 0 6/s met+3/, No. 252. ~eU 1922 Draagt bril: O.S. + 172. 0 s/iomet+I7a H.l-2 Bril behouden. No. 733. =7xo 1933 Stand oogen recht. o 710 met+2 H. 2. O.D. 40° 40° 30° 45° 40° 50° 45° 45° Draagt bril: O.S.+27, =7„ Pupil:air lijn 15 13 12 O.S. 40° 40° 35° 40° 40° 45° 40° 40° ' ' ■ ■ ■ i 1903 ~~ ~~ 1906 Laatste 172 jaar scheel. ?° Hom. Hom. O.D. Tenot. Reet. Int. no i i No. 2515. H1.2 H1.2 ±0 1933 Stand oogen recht. i/60 met+2 l5/io g.g.v. H.Ast. E. O.D. 55° 55° 45° 40° 50° 50° 50° 55° ® no ^11—1/ O o ,, ... .... 0 Neen Neen 187» 18 ' ' /6o —^upil air lijn '2j O.S. 55° 50° 45° 35° 45° 50° 45° 55° I ' ' , , I Opmerkingen Geb.te Strabis- Strabismus Unilateralis VISUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUSLATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Exophjaar mus uuf Binoculair Zien thalmus „ , , ANAMNESE Ai+prnnns ^ OPERATIE Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie „ , . Behand. Aiternans Conv. Div. i , j Afstand. Correctie Correctie Opmerkingen jaar Duur Conserv. Beh. Surs O.D. O.S. O.D. O.S. Therapie na Operatie aD | ,2 ^ 3 4| 6 7, 9 10i Hyperph. d ■= | Hyperph. £ £ f j -^on^ Div. Surs. Corn^ Div. Surs. » 0.D. 0.s. No. Conv. I Div. O.D. O.S. O.D. O.S. O.S. 12 I lCWr 9 7i 6 4i 3 i li — ° 2 O ° £ Ü Conv, Div. ConV. Div. 7;n 7jpn j O.D. O.S. lü 3 £ O.D. O.S. BJ [2 £ , O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. . _ - . . _ __ " | | j j - ■ 1906 1909 Sedert 1 jaar, nu en dan period, ±H.6 H.7-8 No. 2646. scheel zien met O.S. Voorgeschreven bril: O.D.+5, O.S.+6. 1910 Draagt bril als boven. iH.6 ±H.7 No. 2107. Bril behouden. 1911 Draagt bril als boven. period H. 6 H. 6 No. 2692. Bril behouden. ™'2q„ 1912 Draagt bril als boven. ? met+6 ? met+6 H. 6 H. 6 No. 1312. Bril behouden. " =7io =7/io 1917 Draagt bril als boven. ?° 6/io met+5 6/i20met+6 O.S. Tenot. Reet. Int. No. 225. =8/10 =Vio Bril: O.D.+5, O.S.+6. 1923 O.S. maculae corneae; 7/iomet+5Va 1/(iomet+41/2 H. 5 ±H.5 Bril behouden. ±0° 0° No. 3635. Exophthalmus. =10/io =4/5o Draagt bril O.D.S.+572. 1925 Als boven. Viomet+5V2 740rnet+572 ±H.4 H.5-6 Bril behouden. period. No. 665. =»/10 ' =^K/10 " ±12° 1933 Oogen recht. Draagt bril : 8/10met+574 730met+574 ±H.4 ±H.4 O.D. 50° 50° 50° 50° 50° 55° 50° 50° 0° 10° Neen Neen 12 12/l2 O.D.S.+572. ' =io/10 ' =l/20 O.S. 45° 45° 40° 50° 60° 50° 45° 45° Pupillair lijn ■ ______ —-— ______ ______________ i i , i i ~— ______ ______ 1902 1910 Sedert het 3de jaar scheel. 20°-45' e/iometC+1/2 2I/Vio Hom. Hom. O.S. Peespl. Reet. Ext. No. 2013. Megalo corneae. ' H. 0-1 H. 0-1 Tenot. Reet. Int. 'iu Na 6 dagen : O.D. Tenot. Reet. Int. Na 20 dagen : O.S. Strab. Div. ± 18° O.S. Tenot. Reet. Ext. O.S. Strab. Div. (gering). + Strab. Surs. Na 14 dagen : O.S Reet. Int. gehecht in de buurt van de oorspronke- „ ; Lrjn lijke insertie plaats. f f ë l' 1933 Stand oogen slecht. 12/j0met+V2 Vl0met+74 E H. 1 O.D. 50° 45° 40° 45° 55° 60° 60° 60° 65° 10° 60° 10° Neen Neen 20 2172 ' — -16ƒiQ " =5/10 o.S. 50° 40° 35° 40° 50° 65° 75° 50° — 1894 1904 Sedert het 4de jaar scheel. 30° 1%0met+21/!s 7iomet+'72 H.2-3 H.2-3 O.S. Tenot. Reet. Int. No. 2339. Drie jaar lang bril: =10/lo O-H =3/io Peespl. Reet. Ext. O.D.S. + l gedragen. Bril: O.D.+272, 0.S. + 17.O+1. 1933 Stand oogen goed. 8/10 met—4 2/10met J-4'/2 H. 3 H. 5 O.D. 45° 50° 55° 50° 45° 50° 45° 50° 5 Meter ±0° 5° ±0° 2° 0° 10° Neen Neen 17 17J/2 Draagt bril: O.D.+372, =«/10 =«/10 O.S. 40° 40° 40° 50° 50° 50° 45° 40° V3 „ 2° 3° 2° 6° 0.S.+4O+7* I ! "Sr 'ÏÏiï* Strabismus u„l,a,eralls ViSUS Re,rac„e BLIKVEL^T " strab.smus , atTnT anmnese ; operat.e »ur -smuslatens alter„m, st ra b ,sm us un i late raus _ _ _ jaar Duur Conserv. Beh. , Afstand Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met 7 h r ~ Bmoculair Z,en thalmus T «ars O.D. O.S. O.D. O.S. therapie na Operatie OD_ ]2 | u , | ^ r ^ _ Afstand. ^Correcüe Zonder Correct. Met Correctie Conv. DIV. O.d. o.s. O.D. O.S. \ t 2 9 10ï Hyperph. £ ss •= Hvnernh I •= -c" •=' "— Opmerkingen os- 12 10| 9 7$ 6 4J 3 U _ o o 2 " g- §■ §■ Conv- Div. Surs. Conv. Div. Surs Zonder Stereo- " — I 1 o.d. I o.s. oJm ^ od os r3 *1 >. Conv' Div' '■"H'1 Div- ~ 1 j L_ D>epte scopisch o.d. o.s. 1913 i ~~ ■ — m °'d' °'s' 0'd' °'s' 0 d o s- o.d.j o.s. o.d. o.s. o.d. o.s. z'n' zlen- 1914 Sedert 3de maand scheel. ?° Ij T " No. 603. Behandeld met 1 druppel om de 5 dagen in O.S. Voorgeschreven 1 druppel atropine om den anderen dag in O.S. 1915 Scheel-zien is wisselend. ?° No. 578. Voorgeschreven bril: Hom" Hom" O.D.S.+3. ±H'3 ±H'3 1916 Draagt bril: , i No. 2153. O.D.+3, O.S.+21/.,. *1°™' "0"1' O.D. Oogbewegingen intact. : H. 3 H. 3 O.D. Tenot. Reet. Int. Peespl. Reet. Ext. i 1917 Draagt bril als boven. Bril beho"den. Lo° No. 795. H- 3 H- 3 Bril O.D.S.+3. 1918 Draagt bril O.D.S.+3. u ,, ?° No. 3366. O.D. carunkel ingezakt. '24 10 Bnl behouden. 1934 Stand oogen- niet hpple- ,, II ?° maal recht.' V«m.C+2 10/.tom-+4V2 H.Ast. H. O.D. 40° 40° 50° 40° 60°. 65° 70° 60° | Draagt bril- O D S 4-4 __I/z/io — 15/io I-3 4-5 O.S. 50° 50° 55" 50° 65° 70° 65° 55° io° -o _Q O.D. carunkel ingezakt.' | I 5° Neen Neen 16 16 1903 Scheel sedert het 3de jaar 35° ./ m.t , 1( 1V, , _ „ ~— " ] No. 1640. na mazelen. Draagt ' Tenot. Reet. Int. sedert 1 jaar bril: O. D.S. Nog over 20°. i + IV2 voor nabij. Na 7 dagen : O.S. art. hyaloidea pers. °'D" Tenot- Reet. Int. 1934 Stand oogen recht. «/*,,,,* 0° /„met-V. « M L.D 45* 45» 50» 50" . 60" 60" 55» J , I I I ®"S' SO° 45° 40° 55" 60° 50° 60° 45° 10» 5» 15» 5» N««„ ,5,5„ -F'upill ïir lij ~ en 15 15 /2 o.d. conus inf. O.S. exit. cho- I II I I I rioiditis; art. ~~~ ~ — r—————hyal' ^6rS' 1915 Sedert het 2de jaar scheel. ?° s/ r_i_i/ 9/ ~~~~~~ __ No. 2110. Draagt bril sedert 9de jaar. '"io/ '2 met C O.D. Tenot. Reet. Int. i Heeft bril O.D.S.+lV . — /io + /a—10/xo Nog over 15°. Na 4 dagen : ; O.S. Tenot. Reet. Int. Bril O.D.S. Cyl+72. gering 1934 Operatie heeft goed ge. 12/ m Oef.m.oogbewegingen. holpen. Laatste jaren =15/ =«/ ' O.Dj 55° 50° 45° 45° 50° 60° 60° 60° ! zijn oogen naar buiten '10 O.S. 50° 55° 50° 45° 55° 65° 60° 55° 15° 150 I gedraaid. | | | 1 1 | ; | | ^ ^ ^ "Jar" SSS" StraWsmus Unilaieralis V.SUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS ~~ Strabismus Alternans " S T R A BIS M~U S UNILATERALIS ANAMNESE ~ : DPFRATTF uur ~ ■ Binoculair Zien ï?x?Ph" BeSd' Duur Conserv Rph § ^ ^ ™ I i Afstand. Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie jaar Duur Conserv. Beh. ^ qd ^ ^ Qg Therapie na Operatie Q D ,2 „ , 4i fi 74 q 1(U 7— ; — : 7 — Correctie Correct,e _ Opmerkingen No. Conv. Div. O.d. o.s. o.d. o.s. os 12 10' q - f * - - Hyperph. |_ | g. Hyperph. -c « | Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. ponder Stereo- I OS- 12 10J 9 7| 6 4J 3 H J g 1 g g I Conv. Div. COilï. Div. T r , Dl?Pte SCOp.SCh O.D. O.S. " o.d. | o.s. Mm u o.d. | o.s. dj m >• o.d. o.s. o.d.|o.s. o.d. o.s. o.d.|o.s. o.d. o.s. o.d.Io.s. zin• Zien. 1909 ~ ' 1912 Van leeftijd van 6de maand ?° j-j 5 j-j 7 No. 2868. af scheel zien naar binnen.Voorgeschreven bril: O.D.+4, O.S.+6. 1913 Draagt bril als boven. ?° H 5 H. 7 No. 98. 1915 Draagt bril als boven. 35° w/l# i/(# H. 5 H. 7 O.S. Tenot. Reet. Int. No' 77 ' Reet. Int. aan conjJL bulbi gehecht, daar | O.S. door Tenot. bijna over-gecorri- geerd werd. Bril : O.D.+4, O.S.+6. 1920 O.D.S. Nebulae corneae. s/lo met+2 710 H.Ast. H. 7 Bril : 0.D.+2O + 11/. ±0° No. 1595. Draagt bril als boven. O+lJ=9/10 2-4 O.S.+6. " 15° 1926 No. 3833. Draagt bril: i/10 met+4 IK/soo Bril: O.D.+4o+2 O.D.+2O + 1V2. O.S.+6. o+2=9/10 O.S. +4 ?° 1933 Oogen recht. Draagt bril : 4/io met+5 Vsoo met+8 H.Ast. H. 8 O.D. 45° 50° 45° 45° 50° 50° 45° 40" o s +4 f1'2' °+22=10/io -v» 5-7 o.s. 40° 45° 45° 35° 40° 35° 40° 45° 15° °° 10° neen neen 12 13 ••+40+27* Pupillair lijn L- — 1896 "" 1898 Van leeftijd van 6de maand ?° No. 256. af scheel. 190° Voorgeschreven bril: 35° Hom. Hom. O.S. Tenot. Reet. Int. No. 38. O.D.S.+ 2. Draagt bril H. 2 H. 2 Na 4 dagen: 2 maanden lang. O.D. Tenot. Reet. Int. _ ... Bril: behouden. 1905 Droeg bril O.D.S.+2 ge- «/iom.C+1 Vx» g.g.v. H.Ast. H. 1 No. 901. durende 6 maanden na =4/ + 2 250 operatie. 10 1916 ?° 8Aom.+i/2 2/w O.S. Tenot. Reet. Ext. O.D. Reet. Int. p£retisi:h No- 992' =s/io Reet. Int. episcleraal o.d. Reet. int. gehecht. j paretisch Drie maanden later. 20° Na 3 maanden: O.S. Strab. div. = 20. ■ O.S. Tenot. Reet. Ext. 1917 7io met+1/2 %0 Reet. Int. opgehaald. No. 199. _8/ ?° ?° — /10 1921 7io met+i/2 7oo H. 1 E. No. 2173. —10/ 25° | ?° 1933 Stand oogen slecht. «/10met+lV4 7eo met+1 H. 1 H. 1 O.D. 45° 45° 35° 45° 55° 55° 65° 55° Draagt. O.D. plan. -s/1() =»/„„ O.S. 50° 45° 45° 40° 55° 55° 45° 50° 15° 25° 20° 20° Neen Neen 18 19 ' + 11//a' F'upill air lij i Geb.te Strabis- Strabismus Unilateralis VISUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALiS P , jaar mus Binoculair Zien Behand. ANA™ESE ~ _»» _ Alsland Z»nfcr Correctie Met Correctie ^-onder_ Zonder Correctie Met Correctie l"" Opmerkingen Duur Conserv. Beh. ^ O.D. O.S. O.D. 0.8. »*»•>- J «,, |« 6 7J 9 .0* Hyperph. ï l i Hyperpit.j £ \ i 1 Cotw. Div. Sut, Conv. ST g» ^SodOS No. Conv. Div. O.D.j O.S. O.D. O.S. O.S. 12 lOAi 9 i 7\ 6 4% 3 IJ - % 2 % g 8 3 Conv. Div. Conv. Div. , 1 7?n 7i^n | | O.D. O.S. [ü 3 >• O.D. O.S. BJ [3 & O.D. O.S. O.D. O.S. O.D.;O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. ^,cu' - - - - , . . . 1 _ 1881 1898 Met 4de jaar verzweering 30° i/#0 g.g.v. e/emet-(-41/2 H. 6 H. 6 O.D. Tenot. Reet. Int. No. 1260. aan O.D. en nadien =6/6 Na 3 dagen: Strab. Conv. O.S. Tenot. Reet. Int. Draagt sedert 11 jarigen Bril: O.D.S.+5. ; ! | ±5° spoor leeftijd bril. 1905 Draagt bril O.D.S.+5. %/60 g.g.v. 9/io met+6 H.7-8 H.7-8 Bril behouden. >ering No. 795. =io/10 1933 Stand oogen matig. Vsoo met+7 1/ls met+7 H.Ast. H. 8 O.D. 45° 35° 40° 40°: 45° 45° 45° 55° 20° 10° 20° 10° Neen Neen 16 17 Draagt bril O.D.S.+6. =s/300 =12/10 7-8 Pupiljair ijjn— O.S. 45° 55° 50° 40° 45° 45° 50° 45° 1 1909 1913 Sedert 6 weken af en toe ?° H. 5 H. 5 No. 1115. scheel. Voorgeschreven bril O.D.S.+5. 1915 Draagt bril als boven. 33° i/12 y10 Hom. Hom. O.D. Tenot. Reet. Int. No. 2483. +H.6 +H.6 Peespl. Reet. Ext. +0° Brii behouden. 1916 Draagt bril als boven. 3/io met+5 7/io met+5 Bril behouden. jerinp No. 476. =7/io =8/io 1929 Draagt bril als boven. V16 met+6 5/10 met+6 H. 5 H. 5 Bril O.D.S.+6. Waf>0dfx No. 3097. | =3/io ='/io 3p i m. 1933 Stand oogen goed. l/io met+7 1V4/10 met+6 H. 7 H. 7 O.D. 40° 45° 50° 50° 50° 50° 50° 45° 0° 0° Neen 1 Neen 10 10 Heeft af en toe dubbel- =21/2Ac ~8/io Pupil air lijn beelden. Draagt bril: O.S. 45° 50° 45° 45° 50° 50° 40° 45° O.D.S.+6. — — 1884 1897 O.D. Vulnus perforans 6/eo g-g-v. 8/«o met-5 M. 7 No. 913. corneae op 6 jarigen leef- ©—1l1/2=«/18 tijd.Voorgeschreven bril: O.D. plan, O.S.—5©—l1/*- 1900 O.D. Leucoma adhaerens. +20° 8/eo g.g.v. 5/eo met-6 Ast. M.Ast. O.D. Tenot. Reet. Ext. No. 500. o—-l1/2=s/is irreg. Nog Strab. Div.+ 10°. Na 2 dagen : O.S. Tenot. Reet. Ext. _j_0° Bril behouden. tia 4 tnnd. Stereosc. oefenen. I -j-O0 1901 O.D. Leucoma adhaerens. 4/«0 g-g-v- 4/eo met—7 M.Ast. Bril behouden. 0° No. 299. Draagt bril: O.D. plan, o—'V2=6/is O.S.—5o—ll/g. 1933 Stand oogen goed. i/10 g.g.v. V20 met—872 M.Ast. M.Ast. O.Dt 40° 35° 45° 40° 40° 40° 40° 45° 10° 5° Neen Neen 18 18 Draagt bril : o—2 =*/10 11-28 15-17 O.S. 45° 45° 45° 40° 45° 50° 35° 40° 0.D.--6V2O-272. O.S. —9o—21/2 (keerbril). ' ' I V. ' I fe 1 1 I I Geb.te Strabis- Strabismus Unilateraüs VIS U S Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS jaar mus Binoculair Zien Lxoph- ANAMNESE OPERATIE uur , ^ ~ 7 thalmus Behand Alternans Conv nh, Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie n.,nr rnm«n, d„,- ' ™ II I I Afstand. Correctie Correctie Opmerkingen ' " O™"*™" ™- —, s„,s O.D. O.S. O.D. O.S. T„erap,e na Opera,,e O D 12 ,t 3 « 6 „ , Hyp«ph. £ g i Hyperph. ■=_ * i- T ~ÜT~' D,v. San,. a No. Conv. I Div. O.D. o.s. O.D. o.s. o.s. 12 I 10i 9 7| 6 3 IJ — g g % ° g I Conv. Div. Conv. Div. T '?Pte SCy?1* j__ i 0,D' °'s' W tü O °-D- O.S. u tü U | O.D.[o.s. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S, O.D. O.S. e 1891 1900 16° «As g.g.v. e/6 met+Va E- H-0"1 0D- Tenot- Reet. Int. Binoculair zien No. 1116. =6/6 Nog Strab. Conv. 10°. aanwezig; soms ' Na 5 dagen : ongekruiste O.S. Tenot. Reet. Int. dubbelbeelden. Oefenen met prismas. 2° (Na oefenen gelijkzijdige dubbelbeelden) 1933 Stand oogen goed. 7/10 g.g.v. «/10 g.g.v. E. E. O.D 50° 55° 45° 35° 45° 55° 45° 50° 5 Meter 0° 0° . 0° ja ja 18 181/-. O.S. 50° 55° 50° 50°! 50° 50° 40° 50° 1/3 „ 0° 4° —— | 1891 1902 Sedert 4 jarigen leeftijd 45° e/6 met+3 6/24 met+4 H. 5 H. 6 O.D. Tenot. Reet. Int. j|eriod No. 868. scheel. Voorgeschreven =6/e ~6/24 Bril behouden. 30° bril O.D.S. + 3 gedu- ! Stereosc. oefenen. durende 1 maand. 1933 Stand oogen goed. Vimet+473 2/10 met+4 H. 4 H.Ast. O.D. 35° 40° 40° 40° 50° 55° 50° 35° 5 Meter 0° 8° 0° 1° 5° 0° ja ja 12 10 Na operatie gedurende 1 =i2/10 o+2=«/10 4-5 O.S. 35° 40° 50° 45° 45° 45° 35° 30° Vs „ 1° 8° 2° 5° jaar bril gedragen. Van 1911 af weer gebrild. Draagt bril: O.D.S.+4. 1907 1912 Op 1 jarigen leeftijd ver- 35° No. 567. branding O.S. boven- en onder-ooglid. Daarna scheel zien naar binnen. O.D.S. maculae corneae. 1913 O.S. Exitus Combustionis ?° ? met+5 ? met+4 Hom. O.S. Tenot. Reet. Int. No. 323. palp. sup. et inf. O.D.S. =4/10 =7io H. 5 Bril O.D.+5, O.S.+4. maculae corneae. 1933 Stand oogen matig. met+3 1/10 «et—2 H.Ast. Ast. irr. O.D< 45° 40° 40° 40° 45° 40° 45° 45° ' 10° 0° Neen Neen 16 15 O + l—9/io 0+6=Vio 4-6 M.1-H.4 O.S. 40° 40° 45° 50° 45° 40° 40° 40° 1869 1916 Sedert prille jeugd scheel. 35° s/10 'Aofflet+i/, O.D. Tenot. Reet. Ext. No. 1238. Kan O.D. willekeurig bij- 0—1 =io/j# Peespl. Reet. Int. 16° trekken- . 15° 15° ja ja 18 19 1933 Stand oogen goed. s/io g.g_v, 5/10rn.C+lV3 E. H.Ast. O.D. 45° 45° 45° 45° 50° 45° 40° 45° Draagt sedert 1 jaar bril: =8/10 0-2. O.S. 45° 50° 45° 50° 50° 55° 55° 50° O.D.S. + l. | l I I I I I ^aar' ^muT" Strablsmus Unilateralis VIS U S Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS ' ct h- ... ' ANAMNESE - K bMUS Strablsmus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Behand. Alternans Conv niv OPERATIE uur Binoculair Zien Exoph- jaar Duur Conserv. Beh. ' Thp ■ n r i i Afstand. Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie thalmus No . ~T Surs aD- °-S- °-a O.S. Therapie na Operatie O D 3 Correctie Correctie Me^Correct^^ _ Opmerkingen °' Qonv. Div. o.rj.io.s. o.d. o.s. Q S 12 m 9 7* 6 * 3 * Hyperph.1 | | Hyperph. | | | ; Conv. Div. Surs. Conv. Div. Sur, ^nder Stereo- 1898 i " ~ 1905 Scheel sedert het 3de jaar. 10° 3/ s, h w No. 404. O.D.S. nyst. horiz. et h° '60 ]2 , 2 rotat. Voorgeschreven bril: O.D.S. + H/2. 1906 Draagt bril als boven. ±14° a/ met 4-3 2/ H h n c t t ■-> i r ^ Nn 48^ n n o i. .. • 'l0 mel+'3 Ito H. H. O.S. Tenot. Reet. Int. o. 4»j. O.D.S. nyst. horiz. _4/ , 0 d ^ ^ o , „ iqo^ . i4 . Bril O.D.S.-4-3. 1934 Stand oogen recht. a/ mp+ i oii n Act h o ^ ^ tvt„ . /lo ^' ' *- /a ^ Ast.H. ? O D 60 55° 50° 4^° fifv3 8n° p;no Na operatie ±6 jaar lang ^4/ 90 ^ , öu 45 °5 80 50 65 >k° 1K0 bril gedragen. Daarna ~ °'S' 45 50° 35° 50° 65° 65° 60° 45° ; ± 15 Neen Neen 16 16 O.D. cata alleen bij lezen. — Ffupilljair lijn pol. ant. Heeft bril O.D.S.+27». cornet' O.D.S. nyst. rotat. J j j cata_ calcf^ I : j ! phthisis | | | bulbi. ~1 ——| 1883 ! "H 1 ; 1888 Scheel sedert het 2de jaar. ?° Hwnr>TQ+Dii* i li 1 No. 329. Voorgeschreven bril: O.D T.not. Reet. !nt. O.D.S.+3 gedurende 3 3 13 "f"' , , , i moa«H °-s- Tenot Reet. Int. i maand. D , iqo No1839478 ETrifa;dlang "a -H 6/8met+,V2 H" "• o!s. Tenot! Reet. Ext. No. 348. bnl gedragen. wisselend =% 5 6 peespl. Reet. Int. Na 14 dagen : O.D. Tenot. Reet. Ext. ±0° jg2g | Bril behouden. No. 5404 7iomet+6 H/«,met +9 H. H. Bril O.D.S.-f6. 1934 Stand oogen met bril op u mi v i '^\ , J t",0 i schijn Valproef Hering recht. Draagt laatste 20 /„.met+6 /, ^/eo met + H. H q.D. 40° 40° 40° 50° 60° 60° 55° 55° \ zonder fouten jaar bril . ~ !l° /,= /w °-S" 35° 45° 35° 35° 70° 70° 55° 50° 20 5° 20° 5° Neen Neen 20 20 Heeft bril O.D.S.+6. ÊXC' —F'upill lir lij 1 -f M ■ ■ I 1872 j ~~ j 1916 O.D.S. glaucoma inflam- 32° n s; r> ^ ^ r- . No. 2068. mat. Draagt bril sedert ° U ™f+2 O.D.Tenot Reet Ext. het 20ste jaar. ~A° PeespL Rect" Int" O.D.S. iridectomie. BnI °-D-s-+2- 1934 Scheelziensoperatie heeft , lt „ ' 2/ mat, A Q i niets geholpen. Na opera- g' ' ^°+2=■ od los rS >1 1. Conv' Div- Div. j T „ Diepte scopisch o.d. o.s. ! M " M u O.D.j O.S. O.D. O.s. O.D.| O.S. O.D. O.S. O.D.| OjS. O.D. O.S. zirL Zien- 1897 1903 Sedert li/2 jarigen leeftijd 35° 6/ >6/ Hl? H1? dqt + d No. 1250. scheel na stuip. Voorge- /o° L H'~2 H1"2 °"S' Tenot Rect Int" schreven bril: O.D.S.+ Nog over 12° l1/, gedurende 3 maan- Na 6 dagen : den O.D. Tenot. Rect. Int. gering 1910 Heeft'laatste 4 jaren niet ±5° mpt , „ „ ^ril behouden. soms0° No. 2324. gebrild. lerioil. /iomet+ /2 /10met+ /2 O.D. Tenot. Rect. Int. =9/io =9/io Wegens te ruim effect „Steun draad". Nog over Strab. Diverg. Na 5 dagen : O.D. „Steun draad" verwijderd ; Spier vorlagerung. Na 5 dagen : 1911 Draad uitgestooten. No. 1642. ! 9/io g-g.v. 9/io g-g.v. 0° 0° 1934 Op zijn hoogst zijn de 10/ „ev i0/ „„v F P lil i I II Sering I oogen gedurende 5 jaren /l0 g'g /m ^ E' E" O.D. 45° 45° 30° 45° 60° 65° 65° 55° recht gebleven, daarna °-s- 45° 50° 45° 55° 60° 70° 55° 45° , 15° Neen Neen 15 15 ic r» c ... ipeestal is O.s. geleidelijk aan f. naar buiten gedraaid, 0 D vooral bij vermoeidheid. 1902 ~~ ^ __ 1905 Sedert het 3de jaar scheel. ±35^ „ , , ^ " No. 1042. Hom- Hom- °-D- Tenot. Rect. Int. H. 5 H. 5 Nog over gering Strab. Conv. Na 4 dagen : ±0° O.S. Tenot. Rect. Int. Na 1(l) Bril O.D.S.+4. Onder lagen : maaltijden beurte- 1 I I gering lings een oog af- 1934 Stand oogen met de bril 9, . , „ _ binden. > op: recht. /iojet+6 /l0 met+6V2 H. 6 H. 6 O.D. 50° 50° 50° 40° 55° 50° 55° 50° 5 Meter 1° 2° +0° 1°: I . I Draagt bril sedert operatie. 10 0 °-s- 50° 45° 450 35° 55° 55° 55° 60° 1/3 „ 1° 2° 1° 10° '5' 5° 0° 0° ja Neen 13 13 Heeft bril O.D.S.+6. jaar Strabis Strabismus Unilateralis VISIJS^ J . mus v i s u ö Refractie R T . „ ,7 D ^ XT „ ANAMNESF BLIKVELDEN c t r-> a r, ,^ I jaaf' Duur Conserv. Beh AltemanS Conv' Div. ~~ OPERATIE uur MUS^LATENS^ ^Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS f ' «-•|-.o.oJolrDUSUrS 0D' O.D. OA TOwaple na Op«ratie ö^oj j ïj ïöj^ ^'s*and* ^ ZondarConwtie^^——Metcorrectie ^öfldëT ^~zöndë^cörTCctïe ÏÏ& j -f 1 ! °-S' 12 10* 9 7i 6 \ 4% 3 u yPerph' fff HyPerPh. •§. I ■§, I £ j Cnnv ö 1 fl , ~ Opmerking, [ * nnlncr^Xi" SS- r„ 1 „ Conv. Div. Surs. Conv. Div. ! Sur* Zonder Stereo- 1876 I ( i |~ M o q-d. o.s. uj J qj ( >. onv' J ,v- JCl)nv' Div'qd o s o~dTcTs~ cTd TcTs^ cTdTos 1—I ~| D'^pte SC0Pisch o.d. o.s. 1896 In 1895 behandeld voor ?° L 1 i T " j \ |" D' ° S" ° D-1 °S ° D-| 0'S' O D-|as'I Z'en" | No. 314. blepharo-conji^. Voor- ^ met+2 6/s met+2 H. H. 1 I I geschreven bril: =7« f^Vs I I I ' ' I ' ! ' 1899 Draagt bril : o.D.S.+2. ! 0o i ' I ! ! I No. 1296. Bril behouden. i met+3 e/12 met+3 H. 3 H. 3 1 ! i 1900 Draagt bril als boven. | , J 8/ =6/° =6/e | I I j' li I I N°-43- /«met+3 V1S met+3 H. 3 H. 3 O.S. Tenot. Reet. Ext. | | ! tono L /ls Stereosc. oefenen. I lil i I I 1902 Draagt bril ais boven . L, Bri' behouden I i ! I I ±0° I ' °9°' j , /e T+3 6/13 met+3 H" 3 , H. 4 Bril behouden'. i I i '' ! M I '' na8tnnd- I ! ^ Nee" 1903 Draagt bril als boven. L = /e 1 ! II I , I +0° ' ■' \ 1 N°iq33?' L h /«met+2V2 6/I2met+2V2 Bril behouden. | ! | I ' I ! 1 P?riod" '' I I 933 I Stand oogen matig I I I I ! I I I ?° I I I i I als patiënt naar ' iets l2A„met+5\/2 i/M met+5 H. 5 H.Ast. I L n 4f)0 „ ,w!mo . I 1 ! I I i I j staart wijkt O.D. op ~ ^10 °+l=7io 5-7 OS 40° 4>5° w , 55° | 55° 50° j 50° 5 Meter , 1° 2° <1° 1 1° I i I I ■*n■ O.D. O.S. O.D, O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. ' le _ _ " " : - - 1882 1902 Scheel sedert het 3de jaar. 33° °/18met+lv4 H. H. O.S. Tenot. Reet. Int. ±0° No. 895. =°/J8 0-1 2 Nog over ± 16°. Na 3 dagen : O.D. Tenot. Reet. Int. 1934 Stand oogen recht. y2/300met+ 2y2/10met+2 H. H. O.D. 45° 40° 40° 40° 65° 70° 60° 60° 15° 15° Neen Neen 15 17 O.D. Mac. Draagt laatste 20 jaar bril. SVaO-HYa 0+l=4/io ±13 3 Pupillair lijn corneaecentr. Heeft keerbril: =710 °-s- 50° 550 50° 40r 60° 60° 60° 60° pupil njet O.S.+20+V2 rond. +4c+V2- i CatfL SecfL. 1893 1899 O.D.S. blepharo-conjl^l? £20° 1_2/6o 5/s 5/s O.D. Tenot. Reet. Ext. No. 1178. eczemat. Na 5 dagen: O.D. catL congenita. O.S. Tenot. Reet. Ext. -1-0° Later: O.D. discissio lentis. 1905 Blepharo-conj^. H/eo met+10 7/10 met Cyl Bril: O.D.+ 10. No. 2321. O.D. catfL secL. = Ho +3A=10/10 O.S. Cyl+3/4. 1934 Stand oogen recht. 3/300 met+5 9/xo g-g-v. H. E. O.D. 45° 45° 60° 50° 55° 45° 40° 45° 0-5° 5° | Neen Neen 19 19 O.D. aphakie Nooit gebrild. =%„<, 5-6 Pupillair lijn— j papil bleek. O.S. 50° 60° 60° 40° 60° 60° 60° 60° . , ■/. ' j ! I ' „ . ,. BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Exonh- Qeb.te Strabis- Strabismus Umlaterahs VIS U S Refractie c. l u c in r\ Binoculair Zien 5, ,p . . ^ mus —— tnaimus J3a ANAMNESE i OPERATIE UUr Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie Onmerkingen Behand. Alternans Conv. Div. j i j i j i Afstand. Correctie Correctie " B jaar Duur Conserv. Beh. __ Surs 0D 0.S. O.D. O.S. TheraPie na °Pcratie O.D. 12 j 1| | 3 | 4J 6 7* 9 10* Hyperph. £ | * i Hyperph.) •= f, 1 Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. ponder Stereo 0 D os No. conv. Div. O.D. O.S. O.D. O.S. O.S. 12 10i 9 7i 6 4J 3 1* Q p as, § | f OS. I Jj 1 Conv- | D'v- <*>»■ Div. oD|o.s. O.D. O.S. ^.|o.S. O.D. O.S.^O,D. O.S. zin" Zie"' -1 1877 1901 Sedert leeftijd van 2 weken 30° 6/24met—V3 6/8met Cyl+1 Ast. Hom. O.D. Tenot. Reet. Int. No. 2065. scheel. eCyl+372 =e/e Mixt- H- 1 N°g over ± 15°- =e/18 Hom. Na 3 dagen: Ml-H.3 O.S. Tenot. Reet. Int. Bril: I ! ! | O.D.—1/2oCyl. +3l/2 ±°° O.S. Cyl+1. 1902 Draagt bril als boven. «/^met—1/2 6/smetCyl+l Ast. Ast. Bril behouden. O.D. Reet. Int. paretisch. gering| ±0° No. 338. oCyl+31/, =6/e Mixt. H. — 6/ ~ '18 0o 00 1913 Draagt bril als boven. 2/I0metCyl+ 5/i0 met+1 Bril behouden. O.D. Reet. Int. piretisch. ] j < No. 163. Bij instelbewegingen: 2]/2=4/10 oCyl+11^ Nyst. rotat. =7/io | ! 1925 Draagt bril: 3/10met+72 i/l0 met+2 Ast. Ast. Vertebril behouden. ?° ?° No. 3960. 0.D.+V,oCyl+3 o+3 " o+l3/4 H. H. Opplakglazen+2V2. O.S.+2oCyl+P/4. =5/i0 =7/io 0-3 1-3 Opplak-glazen + 11/2. 1932 Draagt bril als boven. 1,/W10met+1 ^/iomet+2 Ast. Ast. Bril behouden. O.D.j 50° 45° 40° 45° 60° 70° 75° 60° j 70° 150 Bij instelbewegingen: oCyl+3 O Cyl+2 H. H. Convergentie oefe- O.S. 45° 25° 25° 25° 60° 65° 70° 55° Nyst. horiz. =5/io =9/io 1-3 1-3 ningen. ; 1933 Draagt bril als boven. I O.S. Tenot. Reet. Ext. | Bel"in^ Nyst. horiz. als boven. Peespl. Reet. Int. Stand oogen slecht. Bril behouden. 1934 Draagt bril als boven. 11/2/10met+2 1'^ /10met+ Ast. Ast. O.Dt 35° 65° 30° 10° Neen Neen 16 16 Nyst. horiz. als boven. o Cyl+3 372°Cyl+ H. H. O.S. 40°| 45° =4/io 1V2='/io 1-3 2-3 1880 1905 Vier jaar geleden: ?° %0met-10 V10 met—3 O.D.Tenot. Reet. Sup. O.D. 1 % No. 990. O.D. kalk verbranding. =2,/2/i0 O Cyl—1 Bril: O.D.—10 loog^r Een jaar geleden: —6/io O.S.—3oCyl—1. 'lan °S. lood-intoxicatie. Hierna visus achteruit gegaan. O.D. ptosis. 1 '< I ; | i 1934 Stand oogen tevreden. V« met—10 7» met~4 M- M- °-Dj 35° 65°; 60° 50° 70° 75° 65° 40° 0° 10° 0 10 Neen Neen 19VJ191/, Draagt O.D.S.—4. =710 ==4/10 12 5-6 O.S. 40° 50° 60° 50° 70° 65° 55° 55° j ( r_i^ 1903 , ,, . 1908 O.D. catJL congenita. Dis- ?° — 10/iu O.D. Tenot. Reet. Int. Vert)e- No 11 'SQ cissio catae teid. ' —' - ., 15/ or/ir h p DD fiO° 4"!° 41)0 40° 55° "iO0 55° 60° 10° i 5° Neen Neen 20 207< 1934 Stand oogen meestal recht. V300 g-g-v- n» g-»-v- "• ^ U- [ li! Als patiënt moe is draait 11-12 Pupillair 1 jn O.D. naar buiten en O.S. 55° 60° 60° 45° 65° 60° 55° 65° boven. O.D. .aohakie. Opmerkingen Geb.— Strabis- Strabismus Unilateralis VIS U S PofnrtiV pi i in^ r i n r m jaar mus ixetractie BLIKVELDEN strari^mitq iatcmc ^^ ANAMNESE _______ RABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Behand. Alternans Conv D; OPERATIE uur ~— ~ Binoculair Zien Exoph- jaar Duur Conserv. Beh. ' _ ; , Afstanri Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met 7f>mw rnrrmtir- mh p r thalmus Surs O.D. O.S. o.D. O.S. Therapie na °Peratie o.o.1 12 li 3 41 fi 71 q ~ 7 7 Correctie Correctie Z°nder C°rreCt'e Met Correctle nnmor. . No' conv. idiv. O.D. o.s. o.D. os | 2 2 2 9 102 Hyperph. •§_ •= a Hyperph •= -c' r " " { 7 . p erkingen 0.S.1 12 10^ 9 74 6 4i 3 U §■ §• ° ypetpn. g. g. §• Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs Zonder Stereo- — — " o.d. osm >• o d I o s m >1 >. Conv' Div- Conv' Div- Diepte scopisch o.d. o.s. 1883 — ï » O.d. O.s. tt] m > O.d.! O.S. O.D,|q.S. O.d. O.S. q.D.|o,S. q.D. O.S. o.d.) o.s. zin- Zien. 1900 O.S. catL traum. membr. 20° «/ 1 nrn! „ No. 1242. Syn. post. I cxd O.S. discissie. ! "asaal Losmaken Syn. post. met K°ed 1901 O.S. aphakie • maculap i 1H0 ,, , _ , No 846 corneae 5/8metCyl+2 2/e0 met+9 Hom. H. O.S. Tenot. Reet. Int. =% 0+2=6/ig H io ±0o 1934 Stand oogen recht. 7/ . . , , 2-3 O.S. pupil niet rond. /10 met+1 /12 met+5 H. H. O.D. 50° 55° 55° 45° 60° 50° 60° 60° (Syn. ant.). Catê_ SecL p + >/2-7io 2 ±8. o.S. 45° 50° 50° : 60° 60° 45° 55° 50° 5° 12° g° 15° Neen Neen 19 22 J_ ) j ' I' 1883 — 1902 O.S. cat?_ traum. sedert +45= 6/ , 3/ 2/ No. 1510. het 4de jaar. /e '4 ho° O.S. Paresie Rdct. Ext. Syn. post. — /« O.S. Tenot. Reet. Int. 1934 Operatie heeft m zooverre 10, , 0 i; Peespl. Reet. Ext. geholpen, dat O.S. ge- , 0 '4 . ™°, . - 0D- 50° 55° 45° 5° 45° 45° 45° 50° i l :t20° abduceerd kan worden ^r0^' U ieus O.S. 45° 5° 5° 5° 35° 50° 80° 75° o en in ruststand de ge- —Rupillairlijn 35° 35° Neen Neen 16 19 heele cornea zichtbaar. O.S. cati. immat.; syn. post. | J | I 1890 " ~~ ! ___ 1909 Met 9de jaar O.D. doorbo- 25° i/ a «, ■ No. 1166. rende verwonding, en A° met-4 V^et Cyl- M O.D. Tenot. Reet. Ext. , , , nadien scheel. = 1/s /w 4"5 PeesP>- Reet. Int. O.D.S. cat« punctatae. Na5 maanden nog over O.D. atrophia papillae. O.D.Strab.,Diverg. 10°. 1934 Stand oogen recht. 1/ . o 1/ mpf A M « , ' enot' ^ect- Ext- Draagt bril laatste 8 3 f ^ 0D' 50° 45° 50° 50° 55° 55° 55° 60° , ±°° jaren. Heeft bril O.D. 300 ^ 10 ' °-s- 55° 50° 50" 55° 60° 50° 60° 5° 10° 5° Neen Neen 23 23 O.D.atrophia plan, O.S.—33/4o—l1/* papillae cata immat. — O.S. cat?_ 1900 Sedert het 5de jaar scheel. 15° 5/ si mof i 1 ,, ¥, Nn snn /« met+1 8/e0 met+1 H. H. O.S. Tenot. Reet. Int. =8/8 =8/36 1 1 Bril: O.D.S. + l. , I ' I I ±7° fP 1934 Stand oogen recht. 5/ mpt , o w met4-^i/ ij u Stereosc- oefenen- Bril nooit gedragen. 10_io/ ' W—i/ o' ' ^ ^° 60° 65° 65° 65° 5 Meter 1° ]° t° ~0 /l0 /i0 3 3 °-S- 50° 50° 55° 45° 60° 65° 70° 55° Va „ 0° 4° 0° 4-5° 5° 5° 5° °-5° Neen ? Neen 16 17 I ll | | I joor I Strabis- Strabismus Unilaterali^ \/1 q 11 s i~> * *■' »-» ——i— J mus 3115 VISUS Refractie BLIKVELDEN STRA RISM ik i Rehand ANAMNESE ' — ■ Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Benand. Alternans Conv Dj OPERATIE "ur — D. . . _ Fxnnh- jaar Duur Conserv. Beh. j ; j— — \Mand Zonder Correctie uw rnrrprfje 7nnr|er ^ct ~ . I ~ 1 ocu air ien fhalrni NO. I 7 TH S«rs O.D. o.s. O.D. O.S. Therapie na Operatie Q DJ | Afstand. e^Correct* Co?reCtL CorSie *>«<*r Correct,e Met Correctie _ ^ Conv. Div. O.D. o.s. o.d. o.s. „ J * Hyperph. •§' s ■= Hvoernh ! ■= -e' i •=' ; 1 Opmerkingen —} °-s- 12 10* | 9 7| 6 4J 3 li o o 2 o o 5 ! Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs Zonder Stereo- ~ !_!_ I o.d. I o.s. w r?1 >. o n o q u\ * >. Conv- i Div- c°i™' Div- r ; i— I Diepte scopisch O.D. o.s, 1895 i 1 J ; ° ' ' u [ O.D. O.S. O.D. o.s. O.D.1 O.S. Q.D.|o,S. O.D. O.S. O.D.) O.S. zin- Zien- 1904 Sedert leeftijd van eenige 20° 3/ met_!_ii/ 4/ met-i_ii/ p r n o -r i I I ~~ " i i No. 256. weken scheel met+1 /2«/10met +H/2 E. E. O.S. Tenot. Reet. Int. Voorgeschreven bril • =4/l° =4/l0 Bril behouden- | ±5° O.D.S. + l gedurende Stereosc. oefenen. 7 maanden. 1933 I Stand oosen rprhf a o>/ , II I I II Heeft cfubbel-beelden. , ^+1 ,^+2 "ff O.D. 40° 50° 45° 45° 45° 40° 40° 40°J 5 Meter |±,°l° ! +1. I I , I gedragen Q'D'S'+' " 5°° 5°° 40°j 45°| 45° 45» 45° 45° 7, „ 4° 5° 40 30 l0° 5° 5° 5° | Neen Neen 14 15 1912 Sedert leeftijd van 6 maan- 20° 1, |10/ , ; 1 1 l l I i ~ i T 7 —I No. 2383. den scheel. /iomet+172 Hom. Hom. O.D. Tenot. Reet. Int. I Van 4de tot 5de jaar =1,/l0 H'3 H"11/a BriI:O.D.+3. , FrinP gebrild. °-s- +W2- I j ! 1913 Draagt bril O n No. 1765. O S +11'/ 10/iomet+172 H.3 Bril behouden. ~1°/'lü i gering j 1933 Na de operatie week O.D. 4/ mpt_L4 6/ m rj-Vi w Act w »ot ! ! zonder bril naar binnen - M -. 4 /w =i„t /a , f\ ! 0D' 550 45° 25° 40° 55° 60° 65° 65° af. Gedurende laatste ~ /3°° 1x0 ' ' pupiljair lijn— 25° 25° Neen Neen 171/ is 4 jaren neigt O.D. naar 0S- 45° 45° 50° 45° 55° 60° 45° 50°[ 7/a 18 buiten toe af te wijken. Draagt bril O.D. Cyl+1, | I Stand oogen slecht. 1899 I Sedert 172 jarigen leeftijd : 20° 5/ mpt_i_9 5/ m , 0 h <1 u n ^ r. I * I !— No. 1229. scheel. O.S. Cat» polar. 5 ™ Tenot. Reet. Int. post. /51) Bril O.D.S.+2. II I ' I spoor 1932 O.S. Cata poIar. post Draagt bril O.D.S.+72 -°| I :>o/ Bril behouden. 0° 0° 1933 Stand oogen goed. 9/ 3 i Draagt bril O.D. Cyl+1, ~ ^ E" M'5 °'D- 40° 45° 50° 50° 50° 50° 50° 50° 5 Meter 0° °-S- P'an- | ^ ~ ° °-Sj 45j 5°°^ 55° 50° 50° 50° 50° 45° Vs „ 1° 18° 1° ,8° 1 10° 10° 10° 5° Neen Neen 17 18 1901 Sedert 2 jarigen leeftijd 35° ,, I ~ ~J~— No. 1754. scheel. ^60 '6 m —'V2 E. E. O.D. Tenot. Reet. Int. ~"/e Nog Strab. Conv.=20°, , I i Na 3 dagen: O.S. Tenot. Reet. Int. 1933 Stand oogen recht. 2, , , o 0-D- fixeert excentr. 4° ! ' /6„met+3 U /w^+31, H. 3 H. 3 0.D. 45° 45° 45° 40° 55° 55° 50° 45° I °'S' W ^ 551 451 «• «• H 1 MejBed,ikprce( drtho.w, , 1.11" I I j I 0 | 15° 0° I Neen Neen 18 18V2 jaar ^nuis'S Strat)ismus UnilateiaIis VI SUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUSLATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS ANAMNESE opfratif uur — —— _[__ Binoculair Zien B/10met+2 6/10 met+2 H. H. Bril behouden. T No. 954. __io / =tj ' gering 1906 Draagt bril als boven. "/„met+2 '/» met°+2 Bril behouden. ?. No. 193. =10/ =5/ j • gering 1917 Draagt bril als boven. 7/io met+lV2 4/iomet+2l/2 H. 3 H. 3 Bril behouden. No. 1495. ==7/io =4/io 1933 Oogen recht. Draagt bril : 710met+23/4 V10met+274 H.3 H. 3 O.D. 40° 45° 45° 45° 60° 60° 50° 55° 5 Meter 2° 3° 1° i° „ ! OS +2V.O+7». =10/l° =6/l° °'S' 4°° 5°° 5°° 5°° 6°° 5°° 4°° 4°° 1,3 » °° ?° 0° 7° ja ja 17 17 - 1886 ~ 1916 Sedert het 7de jaar scheel. 20° 1/## ^„met+1 ±H.1 ±H.1 O.D. Tenot. Rect. Int. No. 1598. =10/i0 Na 21 /2 maand: ± 8 O.S. Tenot. Rect. Int. no 1933 Oogen recht. y2/60met+3 6/10 met+2 H. 3 H. 2 O.D. 40° 40° 40° 40° 55° 60° 60° 55° — ^leo =15/io F'upilliiir lijn Neen Neen 15 15^2 O.S. 45° 50° 50° 45° 55° 60° 55° 60° ' i l Geb"- Strabis- Strabismus Unilat.eralis VIS U S Refrartip RnifvFinFN iTn,„... ' _ j3ar ANAMNESE HABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Behand Alternans Conv. Div OPERATIE uur TTT I ~ — — Binoculair Zien Exoph- jaar Duur Conserv. Beh. . j ~ Afstand. 0n er orrec,:le Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie 3 mUS | "T" SUrS °'D- °-S' °-D" O.S. Therapie na Operatie O D ,2 3 4+ 6 7| 9 104 ~fe : ï T 7~ - Correctle Correctie Met Opmerkingen No- Conv. Div. o.d. o.s. o.d. o.s. o.s. 12 10* 9 7Ï 6 4} 3 V Hyperph. | | f Hyperph. | | | Conv. Diy Surs ^ Div ^ Z d stereo. : : 1 a S s I «""■ °- -°-öJ.i,,oJ DS." sSch °'D'os' 1892 ~ ~ !— 1—li— 1900 Sedert I jarigen leeftijd ±25» s; m.t , i, 5/ met-un/ p u r» c -r A n * t ^ o , No. 949. scheel. O.S. kan niet over W + /2 /eomet+l/2 E. H. O.S. Tenot Reet. Int. 3.S. Niet over de mediaan li n naar buiten , de mediaan lijn naar ~ /s /eo 2"3 Nog over Strab. Conv. toe beweegbaar. „aJüfoid. °0 a?ductie buiten toe gedraaid ' , nó mogelijkheid worden Na 5 dagen : ±0 van O.S. bleef O.S. Vorlagerung Reet. ; als vóór de Ext. - Nog over Strab. j operatie Conv. ±10°. Na 6 dagen : O.D. Tenot. Reet. Int. Stereosc. Oefenen. j 1933 Stdubbei°^)eeldenht' 0600 Vio met + 1V4 ±^/i«met+3 H.Ast. H.Ast. O.D. 45° 50° 40° 55° 60° 60° 60° 50° 5 Meter 0° 2° 0° 2° ~ + l—7io ^ + 1~/io k3 2-3 o.s. 35° 40° 40° 40° 50° 30° 20° 25° 7, „ 4° 3° 4° 0° °°"5° neen neen 14 13 lid spleet o.d. j = 10 mm. O.S. = 8 mm. Pu pil wijd te : O.D.=3-3|mm O.S. = 3 mm. 1898 ~ 1899 Sedert 3 weken nu en dan ?° No. 1195. scheel. 1900 Strab. is verergerd. o.S. Tenot. Reet. Int. No" 449' Na 5 dagen : ±°° O.D. Tenot. Reet. Int naönnd. 1907 710 g-g.v. V10 S-g.v. H. H. Bril O.D.S.+4. g^ring N°- 112. . 5-6 5-6 , , , I i | i 1910 Draagt bril O.D.S.+4. 7lt) met+4 */10 met+4 H. H. Bril : O.D.+8. -r No. 1200. nn,o = ly'/io = 7i„ ±10 ±8 O.S. +7. ' ?° 1931 Draagt bril O.D.+8. 710 met+7 710 met+772 H-8 H-9 Bril : O.D.+70 + 1 aS-+7' °+l=8./io = 710 O.S. +77,. ëerin§ 1933 StDrdaartgbdlg°e ' Vio "iet+8 7*0 met+9 H. 9 H. 9 O.D. 40° 45° 50° 45° 50°, 50° 45° 45° 5 Meter ±0° f f0o Diepte scop.sch O.d. o.s. ___ ; o.d. o.s. w o 0d- os- u öj u | o.d. o.s. o.d. o.s. o.d. o.s. o.d. o.s. o.d. o.s. o.d. o.s. ^len' j : ^ j . | . 1911 1914 Sedert 1ste jaar scheel. ?° H. 1 H. 1 No. 1093. O.D.S. Nystagmus horizont. Voorgeschr. bril: O.D. Cyl+i( o.S. + l 1915 Draagt bril als boven. ?° Hom. Hom. No. 2638. O.D.S. Nystagmus. H 3 H 3 Voorgeschreven bril O.D.S.-)-3. 1917 Draagt bril als boven. ?" 3/io g-g-v. 3/io g.g.v. Hom- Hom. O.D. Tenot. Reet. Int. No. 1925. O.D.S Nyst. Rhytmic. ±H.3 ±H.3 Na 3 dagen: naar hnks- ~ O.S. Tenot. Reet. Int. Na 4 dagen : O.S. Reet. Int. opge- gering haald met draad door conja; Bril behouden. ,933 Stan°°0genJa«g-, Vio met+1/2 aa^m+i/, Ast. Ast. O.D. 40° 45° 50° 50° 70° 90° 90° 55° 20° 0° 25° 0° Neen Neen 18 17 Papillen tempie Nyst. horizont., ——21/2=3/10 ©-3 =r»/J# Mixt. Mixt. O.S. 40° 45° 50° 50° 70° 85° 80° 50° helften bleek, verergert bij blik naar vil tot M2tot rechts. H2 R2 " u_ 1878 I 1898 Sedert 1 jarigen leeftijd t40° ±30» e/w met+4 «/, met+5 H. H. O.D. Tenot. Reet. Int. No. 483. scheel. Van 15de tot =e/ =«/ 5—6 6 Nog Strab. Conv. .50 16de jaar gebrild. weini„ „ . ± welnl&- na6innd. O.S. Tenot. Reet. Int. 50 Bril O.D.S.+3. 3 1933 Stand oogen recht. H/ 1/w met+g H. 8 O.D. 30° 40° 30° 40° 55° 65° 60° 50° 10° 10° Neen Neen 13 13V O.D. ptosis, leucoma ^ pupill; ir lijn "/a corneae, staphyloma 0.S. 50° 45° 50° 50° 50° 50° 45° 50° corneae. Draagt bril: O.D. plan, O.S.+5o+l. 1892 1901 Sedert het 5de jaar ont- 35° »/8met+lV2 6/ismet Cyl H.2 H. 2 O.S. Tenot. Reet. Int. gering ±0° Heerine+ No. 942. stoken oogen. e er =(y + I=e/i2 Stereosc. oefenen. Knellen 7de jaar scheel. Voorge- Bri, behouden. SnelIen - schreven bril O.D.S.+2 gedurende 1 maand. 1933 stand oogen recht met+V2 Vi» met+4 H. 1 H. 4 O.D. 40° 45° 55° 50° 50° 55° 45° 45° 5 Meter ±0° 2° ±0° 2° 5° 0° 10° 0° Neen Neen 12 13 Na operatie gedurende =m!w =7/io O.S. 40° 40° 40° 35° 50° 65° 60° 50° V, „ 0° 3° 1° 3° ± 2 jaar gebrild. I I I Qeb-lË Strabis- Strabismus Unilateralis VI SUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternaris STRABISMUS UNILATERALIS jaar iNAMMPcp mUS - Binoculair Zien Exoph- ANAMNESE OPFRATÏE uur thslmus Behand. Alternans Conv. Div - Afctan i Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie jaar Duur Conserv. Beh. Therapie na Operatie „ n ,o I J o 4i fi 7i Q ftta" - ; : — — Correctie Correctie _ — Opmerkingen . n Surs °-D" °-S' °-D' °-S" °'D- 12 14 3 4* 6 9 10| Hyperph. « ■= £ Hyperph. ■=■='■£ i — Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. ponder Stereo- No- Conv. Div. O.D. O.S. O.D. o.s. O.S. 12 10* 9 7i 6 4i 3 1| S ° § — I li I Conv. Div. COHV. Div. r . SC°Pfh OD" °-S" _____ j O.D. O.S. W qj >• O.D. O.S. M bj j $ O.D. O.S. O.D. O.S. O.D.J O.S. O.D.| O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. zln' Z"ien' —- ■ 1894 1907 Sedert het 3de jaar strab. 28° 8/10 met+1 10/io met+1 H.ast. H.i/2 O.D. Tenot. Reet. Int. No. 715 conv. Draagt de laatste =(y =10/ j, 2i 0.S. Tenot. Reet. Int. 0° 2 jaren bril O.D.+ 17, Bril q.D.S.+I. O.S.+ /2- Stereosc.-oefenen. 1914 ?° 5/10 met+1 10/io met+V4 O.D. Tenot. Reet. Ext. ±3° No. 849. =710 =10/xo Bril 0.D.S. + 1. Stereosc. oefenen. 1933 Na 1916 niet meer gebrild. 8/i« met+i/2 «/,„ met+7, E. E. O.Dj 50° 55° 50° 45° 55° 55° 40° 55° 5 Meter 0° 1° 0° 1° 20° 15° Neen NPPn O.S. strab. diverg. period. 0+i/2=io/io =v/w 0.S. 50° 55° 50° 50° 50° 55° 50° 55° 7, 2° 0° 0° 1° Stand oogen matig. 1895 o 1905 Sedert het 2de jaar scheel. 25° ^ met+272 7« met+3 H.3-4 H. 4 O.S. Tenot. Reet. Int. No. 1112. Draagt van het 4de jaar =«/10 =s/10 Na 3 dagen: af bril O.D.S.+2. O.D. Tenot. Reet. Int. wein g Stereosc. oefenen. 1933 Steeds gebrild. Draagt 710 met+3 2%h» met+3 H .3 H .3 o.D. 50° 50° 50° 45° 45° 50° 50° 50° 5 Meter 1° 4° 1° 9° 8° 0° Ja Neen 17% 171/ O.D.+3, O.S.+3 /2. =i°/10 -5/io o.S. 50° 50° 45° 40° 45° 45° 50° 50° 7, „ 0° 1° ! 0° 8° 1 Stand oogen goed. 1— I - — 1910 1915 Van leeftijd van 6 maanden 26° i/5o 10/10 Hom. Hom. No. 1830. af Strab. conv. Voorge- H. 2 H.2 schreven bril O.D.S.+2. 1916 Draagt bril O.D.S.+2. ?° _j_ 2^ ±7io Hom. Hom. No. 2266. Bril behouden. H. 2 H. 2 1917 Draagt bril O.D.S+2. 20° 1/ s/1# met+2 Hom. Hom. O.D. Tenot. Reet. Int Qo No. 1736. =8/io +H.2 +H.2 Bril O.D.S. + 2. 1922 Draagt bril O.D.S.+2. 1/ g.g.v. '/10 met +1 Hom. Hom. Bril O.D.S.+2. jqo No. 2541. ='/io H. 2 H.2 1924 Draagt bril O.D.S.+2. i/60 g.g.v. 10/io met+3 H.172 H. 2 Bril O.D.S.+2. 2qo No. 2607. =1°/io 1926 Draagt bril O.D.S.+2. i/(o met+2 9/w met+2 H.ast. H.ast. Bril O.D.+2. ?o No. 235. = beter 0+72=10/io 1-2 1-2 O.S.+2o+72- 1931 Draagt bril O.D.+2. i/e0 8/io met+2 Bril O.D.+2. Igo jgo O.S.+2o+7r =10/w O.S.+2o+72. 1933 Draagt bril O.D.+2o+7» 7«, met+2 10/iomet+272 H.2 H.2 O.D. Oogbewegingen niet beperkt. nasaaI. nasaal. 20° 5° 20° 5° Neen Neen 19 19 O.S.+2 =7„0 =10/10 O.S. 40° 45° 55° 50° 50° 50° 40° 35° waarts waarts Stand oogen slecht. — — — —- — 1906 1914 Strab. Conv. sedert 3de 20° 7eometC+' 8/xo metC+1 ? H. 0-1 O.D. Tenot. Reet. Int. 0° No. 788. jaar. =? =? Bril O.D.S. Cyl. + l. 1933 Steeds gebrild. Draagt bril i/10 g.g.v. 9/i° j^tC+] H. ast H. 1 o.D. 50° 50° 55° 50° 50° 35° 40° 40° 5 Meter ±0° ±0° ±0° ±0• O.D. O.S. U td ^ O.D.[O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. j O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. Z'n" ' Zien. 1902 1908 Sedert leeftijd van 6 maan- ?° e/1(> «/10 H.Ast. H. Ast. No. 2470. den scheel. Het scheel- i 2 3 2—3'/2 zien is wisselend. Voorgeschreven bril O.D.+2o+l, O.S.+2o+lV,. 1915 Draagt bril als boven. ?° ?° yl0 met+2 2/10 met +2 No.2121. Bril behouden. zC O+l =8/i0 O+l=2/i0 1916 Draagt bril als boven. ?° «/1#rnet+17a 2/iometc+2 0.S Tenot. Reet. Int. , no , n„ No. 2187. O.D.S. Nyst. Rotat. Z\o° O+l72=7i0 =2/io 1933 Stand oogen recht. '/10 met+3 2v2/10m.+272 H. 2 H. 3 O.D. 50° 55° 55° 45° 50° 55° 45° 50° 5 Meter i» ,no _T „ Bij lang staren onge- =io/lo o+i/a=3/i0 0 s 450 55o 5Qo 45 5go g5o 50o 55o ^ ^ g0 Qo 50 Q0 10 Neen Neen 17 17 /a kruiste(?)dubbelbeelden. Draagt bril O.D.S.+l1^- O.D.S. Nyst. Rotat. nasaalwaarts toe. | ——— — ______ 1885 1899 Met 1 jarigen leeftijd 15° ?° 1/300 e/8 M. H. 1 O.D. Tenot. Reet. Int. , 0° No. 987. ontstoken oogen. grji o.D.S. + l. | Sedert 1 week O.S. slecht ziend en licht schuw. O.D.S. nebulae corneae; conjiË? catarh. 1929 Draagt bril : O.D. plan 7^ >-jw met —1 M.Ast. Bril behouden. No. 1664. O.S.—lo—1. o—l=10/io 1-5 O.D.S. nebulae corneae. 1932 Draagt bril als boven. i/300 M. 6 M 3. Bril behouden. ?0 O.D.S. nebulae corneae. 1933 Stand oogen matig. 7^ g.g.v. 3/10 met C—M.Ast. M.Ast. O.D. 50° 50° 50° 45° 40° 45° 50° 55° ,« ,no ,KO O.D.S. nebulae corneae. 1V2=8/i0 3-7 2-3 '—pupillair liin n Neen 1® O.S. 60° 55° | 55° 45° 45°' 60° 60° 60° 1898 1909 Sedert 4 jarigen leeftijd ±13° i/so 10jw H.±7aH.±72 No. 2509. scheel. 1910 ±13° Vso 10/xo O.D. Tenot. Reet. Int. ,00 No. 35. ±0 | 1933 Stand oogen slecht. 7,0met+37a i2/10 g.g.v. H. 1 E. O.D. 40° 40° 30° 40° 60° 55° 60° 50° w =73D pupillair lijn 35 35 Neen Neen 2072 20 O.S. 60° 50° 45° 50° 55° 75° 65° 65° Opmerkingen " Qeb.te ~ ~ ' Strabis- Strabismus Unilateralis VIS U S Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS ^ Exopl.^ ANAMNESE ~ OPERATIE uur Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie Onmerkineen Behand Alternans Conv. Div. Afstand. Correctie Correctie , p s jaar Duur Conserv. Beh. 1 gurs 0 D 0.S. O.D. O.S. TheraPie na °Peratie o.d. 12 3 4J 6 1\ 9 10J Hyperph. •§_ ■= i. Hyperph. ■£■£■§ Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. donder s^fprfSch o.D. O.s. NO. Conv. Div. O.D. O.S. O.D. O.S. O.S. 12 10* 9 7i 6 4Ï 3 IJ S | | 0-D. O.S. 8 | t COnV' DiV' COnV' DiV- O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. Zin* Zie"' — — T f " ~ T 1883 1896 Sedert het 4de jaar scheel, 30° •/. met+2 •/* met H. ^.Ast. O.S. Tenot. Reet. Int. g,:nng No. 539. eerst periodiek, later per- =6/e +2o + l Bril O.D.+2. manent. =8/is O.S.+2o+l. Therapie tusschen 1887 en 1933 Na^opérat'1 toD18964ge- 1*/» ™t+ 1 */» H. 2 H. 3 O.D. 40» 40" 50» 35" 35» 40» 45" 40" 5 Meter 0" 2* 0" 0» 0* 10" ja Ja 11 II durSl SLTbrlU 2./IU,,. +2.,,- O.S. W 50» 45» 45» 50" 45» 50» 55- „ 0' 2' 0» 5» laatste 22 jaar weer bril /io gedragen wegens hoofdpijn. | Draagt O.D.+272. O.S.+3. Stand oogen goed. ^ L__— —J 1897 1900 Sedert 1 jaar scheel, lang- 40° H. 0-1 fl. 0-1 O.S. Tenot. Reet. Int. No. 1742. zamerhand verergerd. Na 2 da8en: O.D. Tenot. Reet. Int. 0° 1901 Zou af en toe weer scheel ' ^ril O.D.S. + l. P No. 416. zien. Anisocorie. 1910 Droeg bril O.D.S.+ 1 zeer t22° 7/1(l met+V4 10/iomet+l O.D. Tenot. Reet. Int. No. 875. ongeregeld. =7/io =1%o Peespl. Reet. Ext. Strab. Conv. = 13°. Na 3 dagen : O.S. Tenot. Reet. Int. t2 Bril O.D.S. + l. . 1933 Draagt laatste 4 jaar bril »/« met C+ »/10 met C+ O.D. 40° 40° 45° 40° 45° 45° 45° 40° 5 Meter 0° f 0° 4° ^hijnb. 20° ja ja 12 12/, O.D.S. Cyl.—1/2 onge- >/2="/10 V.=u/io O.S. 40° 40° 50° 45° 50° 55° 45° 45° 7, „ 0° 4 0° 2° 10 _ regeld. '-5» -5° Stand oogen goed. 1907 snooil 1913 Lagophthalmus cicatricial. l2°-20° lg/10 g-g-v- 2/so g-g-v. E. E. D.S. Tenot. Reet. Ext. No. 1208. Sedert 3de jaar: 1933 OS^agophthSmus. »/„ g.g.v. V.o g-g-v. M. 1 E. 3.D. 45° 45° 45° 50° 55° 60° 60° 50° 1 Meter I edek proef : Oithopborie. 15° Neen Neen 167,177, Stand oogen matig. O.S. Oogbewegingen niet beperkt. I i ij i ~ _. " ,„:;TC ~ BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Binoculair Zien Exoph- Geb.te Strabis- Strabismus Unilateralis VIS U S Refractie thalmus Jaar mus OPERATIE ' UUr Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie Opmerkingen ANAMNESE : Afstand. Correctie Correctie i „ , Rphanri Alternans Conv. Div. ; : ; :— Zonder Stereojaar' Duur Conserv. Beh. SlIr<5 nn 0S OD OS Therapie na Operatie 0 D 12 ^ 3 4| 6 7| 9 10| Hyperph. -= ■= £ Hyperph. | Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. Diepte scopisch 0.D. O.S. NO. GonvJDiv. 0.D.I0.S. O.D. O.S. " O.S. 12 104 9 7* 6 41 3 1* | ^ ^ 1 g ^ ^ ^ O-P- O.S. O.D. Q.s. O.D. O.S. O-D-l O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. Z'en' : 1__ — 1883 1895 O.D.S. Cati! congenita. j e/i2 6/>-) 4qo ^iko gno cc o kko ceo jco o 15° 10° Neen Neen 18 191/2 ,934 rvsn0mD%/ -•%. h i i i - Draagt bril. q g^ j.2 O.S. 45° 40° 45° 45° 60° 70° 50° 55° .. BLIKVELDEN ST R A BIS M U S L AT E N S Strabismus Alternans STRABISMUS UNILAlbKALlb Binoculair Zien ExophOeb.te Strabis- Strabismus Unilateralis VIS U S Refractie _____ . thalnuis jaar ANAMNESE ,mUS OPERATIE UUr Zonder Correctie Met Correctie rZn°r^l portie Zonder Correctie Met Correctie Opmerkingen RoVinnri Alternans Conv. Div. I ' : ; •— , n. 0 Zonder Stereo- jaar ' Duur Conserv. Beh. nn os onOS TheraPie na °Peratle o.D. 12 1 IJ 3 4£ 6 7* 9 10J Hyperph. -5 •£ & Hyperph. •=•=•§ Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. Diepte scopisch O.D. o.s. Co,. Div. O.D. | O.S. O.D. O.S. " O.S. 12 10* 9 7i 6 3 IJ ^ S | | Jj | Conv. Div. Con, Div —- --QJx| q, O.D. O, O.D. O, *"• ^n. - ! ———■—~ I 1883 1893 Sedert het 5de jaar scheel ? 6/M 8/i2 H.P/a No. 1048. Draagt bril sedert dien. Voorgeschreven bril: O.D.S. + l1/,. 1902 Draagt bril als boven. 40° 6/ü4 met+2 6/^met+11^ Hom. Hom. No 1052. Voorgeschreven bril: =e/2i O+l1/2=% H. 2 H. 2 O.D.S. + 1V..O+11/» 1908 Draagt bril als boven. 45° 1'Vi„met+ 2/10met + lV2 H. 2 H.2-3 O.D. Tenot. Reet. Int. No 1319. lV20+3= 0+2V2=7io Peespl. Reet. Ext. 3/10 Bril behouden. Na 4 maanden nog geen fusie neiging. , g icma Draagt bril als boven. 11//2/'i0met+l 4/io met+1/2 Bril behouden. No. 581. o+2Va=3/1oO+2l/4=6/i„ j ?o 1918 O.D. protrusio bulbi 1/iomet+21/2 1/xo met+2 Bril O.D.+2720+2. m\lT Draagt bril? * No «k O.D. +2>/,®+2. o+2.,,_./„o+2'/,-%„ 2-5 » 0.S.+3O+27, is .r ,«n stsrke abdr|ct,e. O.S. +2o+3Va. «-o Afto ico oqo AX.O KQo n^o cco 35° 0° 35° 0 Neen Neen 16 15 1933 Na een gynaecologische VufJ3 o s' 45° 45° 45° 45° 50° 50° 55° 45° operatie 7 jaar geleden o+3=4/10 0+'3 U— /io 2-b 3-b u.s. verricht is O.D. geleidelijk aan naar buiten gedraaid. j Stand oogen slecht. Bril: O.D. +2o+2l/2- o.s. +3o+2Vg. : — ■ — 55 «"? fWÖS 28° •'» «'• X+' H'2 H'' m No. 488. scheel. In t begin met ,xo is erg later langzamer- J aagen • e' O.S. Tenot. Reet. Int. hander meer. Nog Strab. Conv.=6 . Bril O.D.S. + IVï3 x daags O.S. bedekken gedurende maal- ♦ 4-6 H 6 H 4 5 tljd0n' O.D. 50° 45° 45° 45° 55° 65° 60° 60° °° °° °° °° Nee" Nee" 1933 Tot 1913 bril gedragen. V* met+6 /«^J, /, H. 6 H.4 5 Pupil,air lijn-H O.D. Strab. Conv. period. -V20 10 ^ g gQo ^ g50j 5Qo ggo 5go 5QO ^ Stand oogen tevreden. V . I I I I , |. ,,, ~,Tc BLIKVELDEN STRAB1SMUS LAT EN S Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Exooh- Qeb te Strahis- Strabismus Umlateralis VIS U S Refractie D ^ v ^ Binoculair Zien 5. , ;aar~ mus uur ~~ : " tnaimus ANAMNESE " ~ OPERATIE Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie Onmerkinpen Behand Alternans Conv. Div. j r j Afstand. Correctie Correctie upmerKingen )a£ ' Duur Conserv. Beh. gurs 0 D o.S. O.D. O.S. TheraPie na °Peratle o.D.j 12 IJ 3 4| 6 7J 9 101 Hyperph. |\ £ Hyperph. •= £ f Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. donder Stereo^ qd qs No Conv. Div. O.D. o.s. O.D. O.S. O.S. 12I10J 9 li 6 41 3 11 o d | oT ! 1 % {üxasT £ I I ConV' D,v- t0E Div'ö. O.: o.a os! OD. oI^O.D. O.S. O.D. O.S. Zln- Zien- I I I 1 I ! — 1892 go r\o 1901 Myopische klachten. 20' Vso met—13 6/eo met—7 Hom. Hom. O.D. Tenot. Reet. Ext. < u No. 1035. =5/,5 =6/e M- M" Bnl : O.D.S.. 4 15 10 Stereosc. oefenen. 1906 Draagt bril O.D.S.—5. 2/60 met—7 Vso^t-9 M. M. Bril behouden. ?° No. 1309. O.D. chorioid. ad maculam. =3/eo =3/io ±20 ±12 i 1915 Draagt bril: O.D.-18,0.S.-9. Vso met—15 Vso met—8 Bril: O.D.plan, O.S.-7 N0193446' Stand oogen met bril op Vso^MS'/, Vxoo^et-9 M. M. O.D. 35° 40° 35°, 55° 65° 35° 30° 40° 0-5° 5° 5° 10° Neen Neen 18 17 O.D. chorioi- recht. Heeft sedert 1901 =V„ -/» '6 8 gebrild. Draagt O.D.S.-9. pupü ajr m j__J | — — - ■ 1884 1898 Draagt bril sedert 10de jaar ?° i-2/60 g.g.v. p-%0"1^'Va M. M. No. 1311. Laatste jaar scheel. =6/e 5 5 Heeft bril: O.D.-31, O.S.-5. Voorgeschr. bril: O.D.S.-5. 1899 Draagt bril als boven. ?° ï"2/^ g.g.v. 3'6/60m-—SVa M- M- °-D-Tenot- Rect- Ext- No. 76. """Zo 5 5 Na 3 daSen : O.S. Tenot. Rect. Ext. ' 1934 Stand .„Een slecht. ■)»»« M. M. O.D. 35° 40° 40° 50° 55° 60° 60° 45° 30' 30» Neen Neen 20 21 ° ,T 1 .. 5/ Pupillair lijn Draagt bril: 0.D.-4|O j- = /80 ho 0 S. 40° 45° 50° 45° 60° 55° 40° 50° 0.S.-5gO-2- Pupillair lijn |_— —| — J n 1881 1901 Van prilste jeugd af scheel. 38° e/e g.g.v. 6!s6 cyl- E. Ast. O.S. Tenot. Rect. Ext. No. 680. | +2=6/i8 H. Peespl. Rect. Int. 2V2 Nog over Strab. diverg. 8°. O.D. Tenot. Rect. Ext. ! ±°° 1934 Stand oogen recht. Heeft 1 »/10 2 54/t„m.cyl. E. Ast. O.D^ 45° 45° 50° 50° 60° 65° 60° 50° 5 Meter 0° 5° 0° 5° 5° 5° ja Neen 16^ 17 leesbril. + l1/2=5/1o Hl-2 O.S. 45° 40° 50° 45° 55° 55° 55° 50° Va „ 0° 14° 0° 14° 1887 1898 Sedert 2de jaar scheel. 45° 6/]smet±l 6/is met±l O.S. Tenot. Rect. Int. No. 830. O.D.S. conjunct, phlyct. _ =6/i2 Peespl. Rect. Ext. Na 5 dagen : 10-15° O.D. Tenot. Rect. Int. Bril: O.D.S. + l. 1934 Stand oogen met bril op 2%i met+2 Vio^+11/. Ast. Ast. O.D. 40° 50° 55° 45° 55° 50° 40° 50° 5 Meter ±0° 4° ±0° 1° 5° 0° 0-5° 0° Neen Neen 14 15 O.D. ptosis. recht. Na operatie ge- ©+2=»/io O+2=9/10 H. H. O.S. 45° 40° 45° 45° 55° 65° 55° 50° 7, „ 0° 7° 0° 5° durende enkele maanden 2-4 11/2-4 gebrild; daarna niet meer tot ± 6 jaar geleden. Draagt bril: O.D. +2VaO+2. ! O.S. ±2o±1V2- I Qeb.^5 Strabis- Strabismus Unilateralis VI SUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS jaar mus . Binoculair Zien Exoph- ANAMNESE ~ ~ OPFRATIF uur ~ ■* ~ thalmus BphanH Alternans Conv_ Diy " : AfofQr,H Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie ' ni.irr fnnsprv Beh. i Atstand. Correctie Correctie Opmerkingen 71 i SUFS °-D- °-S" °-D' °'S- rapiC na pera' O.D. 12 | li 3 4è 6 7| 9 10* Hyperph. « £ * Hyperph. -§_ •= £ Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. ponder Ster.eo: No. Conv. | Div. O.D. O.S. O.D. O.S. O.S. 12 10A 9 7| 6 4i- 3 li g S € S S % Conv. Div. COHV. Div. i- D'?Pte SCOpiSCh O.D. O.S. '■ i C)'D' 0,S' w o °-D- °-s- w W O 0 D- °-s- °-D- O-S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D. o.s. n• £ien. 1896 1896 Sedert geboorte scheel. ?° No. 548. 1902 '1 5/60 5/s F.. E. O.D. Tenot. Reet. Int. ^erini; No. 107. Na 2 dagen : la 2 O.D. Strab. Div. 10°. mnd. O.D.Rect.Int.aansclera 0° en conjL gehecht. 1932 7eomet+3/4 i5/10met+3/4 Bril: O.D.S.+3/4. ?° 1933 Stand oogen matig. *fmmèt+ 1 16/iomet°+l H. 1 H. I O.D. 40° 40° 45° 50° 55° 55° 45° 40° Draagt bril: O.D.S.+3/4. =Veo =16/io — F'up.Ila.r lij i & Neen Neen 17 17 /60 O.S. 40° 35° 50° 40° : 55° 60° 40° 45° . 1 —- j « ———— ______ 1890 1901 Sedert 9 jarigen leeftijd ]g° 3/e(| «/1S met C-2 M.9 M.Ast. No. 300. scheel. Voorgeschreven =6/6 bril O.D. plan; O.S.C-2. 1902 Draagt bril als boven. ?° ?° 2/eo o/lg met—l m. 9 M.Ast. No. 695. Bril behouden. o~2=/8 1903 Draagt bril als boven. No. 1276. Bij opwaartschen blik ver- 37° ?° 2/e0 i/io met—3 M.10 M.4-5 O.D. Peespl. Reet. ergert Strab.; bij neer- o_2=5/10 Ext . Tenot Rect. Int. waartschen blik oogen Nog strab Div. be_ bijna ingesteld. perkte bewegelijkheid van O.D. Draad ettering. O.D. Strab. Div. 20°. O.D. Tenonsche kapsel ingeknipt als bij Tenotomie. - O.S. Peespl. Reet. Int. gerinb Bril O.D.—4. O.S.—2l/.0—2. 1933 Tevreden over stand oogen. ij g.g.v. i/1B met—5 M.16 M.Ast. O.D 30° 40° 40° 50° 55° 45° 55° 50° 25° 25° NPPn on 10 Draagt bril: O.D.-3V2. ©-2=./m 9-13 I^upillair lijn — Nee" 20 19 O.S.—53/4. O.S. 40° 40° 50° 40° 55° 45° 45° 45° 1903 1915 Sedert 7 jarigen leeftijd 40° yjo met-f4 7/i» ^et+3 Hom. Hom. O.D. Tenot. Rect. Int. No. 2041. scheel. Draagt bril: ='/io ==1°/io ±H.5 ±H.5 Peespl. Rect. Ext. gering O.D.+3, O.S.+4, ge- Bril behouden. durende laatste 2 jaren. 1933 Stand oogen goed. i/10met+41/2 4/iofflet+4V2 H.5 H.5 O.D. 40° 45° 50° 50° 50° 50° 50° 45° 5 Meter 0° 7° 2° 4° 5° 0° ja ia 18 18 Bril sedert ± 1920. =io/w =10/io O.SJ 45° 45° 50° 50° 55° 55° 45° 45° i/s „ 6° 9° 1° 1° J Draagt bril O.D.S.+4V2. I i I Gebte Strabis- Strabismus Unilateralis VISUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Exoph- *— miic tsinocuiair z.ïcn ., , ^ jaar "mt> . uur f— thalmus Behand. ANAMNES Alternans Conv. Div. " ~ OPERATIE Afstand. Zonder Correctie Met Correctie Correïtie Me^Correcti^ Opmerkingen jaar Duur Conserv. Beh. Surs aD. O.S. O.D. O.S. Therapie na Operatie aD. 12 H 3 6 7J 9 10* Hyperph. £ 1 T Hyperph. •= -g. 1 ' Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. g>nder scopisch O.D. O.S. M0 Conv. Div. O.D. O.S. O.D. O.S. O.S. 12 104 9 74 6 44 3 14 » 8 ■§ ° 8 ■§ Conv. Div. Conv. Div. : 7in 7\en " O.D. O.S. IÖ [3 +?=%, O.S.+2o+2. 1933 Oogen recht. Draagt bril: 2/10met+174 7iomet+374 H.Ast. H.Ast. O.D 45° 50° 40° 45° 55° 55° 50° 50° 5 Meter 1° 1° 1° 1° 5° 10° ja ja 16 15 O.D.+1O+74- S+274=8/i0 =>+2'4==,/io 1-4 3-6 O.S. 40° 50° 50° 45° 55° 55° 40° 50° Va „ 0° 2° 0° 8° O.S. +2o+2. °6b- Sll1* Strab'smus Unilateralis VI SUS Refractie BLIKVELDEN STRABISMUS tatfns" _ " 7~ 7" " jaar mus KAülbMUb LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Rphanf1 Alternans Conv OPERATIE uur 7" Binoculair Zien Ex°Ph" jaar ' Duur Conserv. Beh. ' . Afstand. Zonder Correctle Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie Met Correctie Surs O.D. O.S. O.D. O.S. Therapie na Operatie Q D ,2 jj 3 4. 6 g — : ^ : : — Correctie Correctie ■ __ Opmerkingen No- Conv. Dlv. O.D. O.S. O.D. O.S. o s 12 m 9 " fi ^ ^ Hyperph. g. -g. g. Hyperph. -| | | Conv. Div. Surs. Conv. Div. Surs. ponder Stereo- " 2 2 * ad los [3 ^ >> n r» n q * "E Conv- Div. COHV. Div. j Diepte SCOplSCh O.D. O.S. m o O.D. O.S. 03 hj qj 0.D.|0.S. O.D. O.S. O.D. O.S. O.D.| O.S. O.D.| O.S. O.D.| O.S. Zln* Zien. T 1 1903 1916 Sedert het Iste jaar scheel. 50° ^ met s/l0 met Hom Hom. O.S. Tenot. Reet. Int. No. 2645 Voorgeschreven 11 . C+IVa C+] Ast.H. Ast. H. Na 14 dag.: O.D..Tenot. O.D. +10 + I/2 =8/i0 i-2 2-3 Reet. Int. (pate werd O.S. + /2~- poliklinisch geopereerd). ! gedurende » ■ ^ behouden 1934 Operatie heeft geholpen, 15/^ mgt ^ met ±E ^ R O.D 60° 55° 60° 45° 60° 70° 65° 60° maar lang met afdoende. c+5l 0.4 O.S. 45° 45° 40° 45° 65° 80° 70° 70° 35° 0° >35° 0° Neen Neen 16 16 Tot 1926 waren de oogen '4 =2>/2/ zeer weinig buitenwaarts gedraaid ; daarna is O.S geleidelijk aan sterk naar buiten geroteerd. Na operatie ± 2 jaar lang bril gedragen. 1891 1904 O.S. corp. al. perfor. i»/10 met+Va 7«„ No. 2315 Magneet extractie. _1(y 1906 O.S. exit. corp. al. retinae. 25o M/» 1 E H. O.S. Tenot. Reet. Ext. . ! Peespl. Reet. !nt. 1934 Stand oogen tevre(^n- 1B/10met+i/a H. ? O.D; 55° 55° 50° 45° | 60° 60° 60° 60° ±?° O.S. cat?L calc„. Hetero- =2%0 projie siecht 0-1 O.S. 40° 45° 40° 45° 80° 75° 65° 60° 35° 10° Neen Neen 18 18*/, chromie' Pupillair lijn — • I ■ l [ ! ■ i ï 1 ' 1 , 1 1 . lil 1 1 1 , i 111- ■ ' , 1 , 1 1 i I 1 I I I I I Geb.te Strabis- Strabismus IIniiaw,i,v ,r,r..TC ' " jaar mus "dierans VIS U Refractie BLIKVELDEN STRARKMIK i itbwc u. " ANAMNESE RABISMUS LATENS Strabismus Alternans STRABISMUS UNILATERALIS Behand. _ o , Alternans Conv Diy OPERATIE uur v ~ Binoculair Zien | Exoph- | jaar Duur Conserv. Beh. ^ Afstand. Zonder Correctie Met Correctie Zonder Met Zonder Correctie ivw rn „f thalmus Surs O.D. O.S. O.n. O S Therapie na Operatie o n „ u , A1R _ Correctie Correctie o der Correctie Met Correctie No. Conv. Div. o.d. o.s. o.D, O.s 5 * °* Hyperph. •=«•§, Hvoernh •= ~~~ ~ ^ , | Opmerkingen ' o.s. 12 10J 9 7J 6 44 3 u §" §• ° yP P g- §• o Conv- Div. Surs. Conv. Div. Surs Zonder Stereo- ' " o.d. I o.s. t3 £ & onlnq m ^ Conv- Div- Conv, Div. Diepte scopisch O.D. o.s. i ! M" o.d.| o.s. M M fr O.d. o.s. | O.d. o.s. o.p. o.s. p.p. o.s. o.d.jo.s. zin. zien. | | 1880 ! 1901 Na een val op een pin op 28°OS.10< Normaal Normaal E E ' 5-jarigen leeftijd met J ' linker binnenooghoek, is P °'S' PeesPK Rect lnt-> 0D S. Oog bewegingen intact. OS naar buiten en insertie lia2m.M.naar Hering , . boven verlegd. Tenot. i t/ boven afgeweken. , « ! /20 tt. Droeg wegens torticollis Rect- Ext- met u,t8e- Na correctie bril met matglas voor breide 'osmaking van met plismas; OS de" kapSel van Tenon J'a Neen Pat. kan alterneerend scheel naar boven toe. ^ Na 4 dagen : oefemn- zien. . . Diagnose: Strab. Div. Con- 10° temD Sen voor binoculair- com. gecombineerd met ^P z'en* 10 emp Strab Surs. temporo- r°*f *a 4 dagen : -otat , . „f naraivsim O.D. Tenot. Reet. Inf., I 1-2" rotatus post paralysim. . „0 _ > 1-z met inknippen van kapsel van Tenon i { i aan beide zijden , (voornamelijk aan 0° buitenzijde). strab De hoogte afwijking 1 'otat werd geheel gecor- I 0° j rigeerd: gecontro- ; | leerd met behulp van de dubbelbeelden. Uitgebreide Subcon- II .934 Stand oose» recht. Heett jnnctlvale bloeding leesbril. Oeen last van 0DS' nSen ,ntajt. dubbelbeelden. Ja ? STELLINGEN. I. De Ductuli Efferentes van het Caput Epididymidis hebben behalve de functie van afvoersysteem, hoogstwaarschijnlijk ook die van resorptie-orgaan. II. Het is verkeerd een volk, dat geen voldoend begrip van hygiëne heeft, een waterleiding voor spoel- en waschwater te geven, alvorens er voor goed drinkwater gezorgd is. III. Het is noodzakelijk alvorens tot behandeling over te gaan, de diagnose pylorospasmus Röntgenologisch te bevestigen. IV. De bloedstolling-bevorderende werking van glucose berust op een verhooging der bloedglycolyse. V. De ontdekking van de glucose als geneesmiddel is een der grootste aanwinsten van de 20ste eeuw. VI. Het Avertin is een narcoticum, dat bij toepassing per rectum a*s basis-narcose, betrekkelijk ongevaarlijk is en den zieke geen onaangename subjectieve gewaarwordingen geeft. VII. Bij vage buikklachten is het gewenscht een Röntgenologisch onderzoek van de streek van de appendix te verrichten. VIII. Evenals het voorschrijven en bereiden van geneesmiddelen wettelijk geregeld is, dient zulks ook voor brillen te geschieden. IX. Het is noodzakelijk dat er, evenals er gelegenheid bestaat voor sanatorium-behandeling van minvermogende patiënten jnet long- en chirurgische tuberculose, deze ook wordt ingesteld voor lijders aan tuberculose van de oogen. X. Het verdient aanbeveling dat een arts, die zich in een orgaanspecialisme verder wil bekwamen, eerst gedurende een voldoend langen tijd de algemeene praktijk uitoefent, of in een algemeen ziekenhuis practisch werkzaam is. XI. Wil men lepra-lijders isoleeren, dan is men zedelijk verplicht hen door een daartoe speciaal geschoolden medicus te laten behandelen en voor voldoende geestelijke afwisseling voor hen te zorgen. XII. Bij de bestrijding van venerische ziekten verdient het aanbeveling het volk met de gevaren van deze ziekten bekend te maken en bij sollicitaties een bewijs van niet-geïnfecteerd-zijn van de gegadigden, afgegeven door een competent medicus, te eischen.