f | maatsch. T. B. D. GENEESK. f/ms|p levertraan als huismiddel. \ ~*v; ~— H3ÜB^ JB-r: MM»™ ->B?v i' | . -2. 5 VOOR IEDER , DIE sumwi «r vnucMT WIL GEBRUIKEX. DOOR Dr. H. J. GODEFROï. Te 's HERTOGENBOSCH , bij P. R. D. MUILEH. 1843. Doorgesneden exemplaren worden niet teruggenomen. HANDLEIDING BIJ HET GEBRUIK DER LEVERTRAAN. I DE LEVERTRAAN ALS HUISMIDDEL. JGB 9U E: X:MB M iw s* VOOR IEDER, DIE BflSBftVB *11 ET VRUCHT 1VIL GE BR UI MEN. DOOR Br. M. J. 60DEFR0I. Te 's HERTOGENBOSCH , bij P. R. D. MULLER. 1843. m,,m;rj..MAATSO!i.ï?fv^ TKK BBVOHD.DÏ'X ij GK'sEilSKÏ :NST. I > OORREDE. ttoe c/root het aantal, boeken ook zij , hetwelk dagelijks onze persen verlaat, zoo kunnen de volgende bladen echter niet als overbodig beschouwd worden. Steeds toch bevreemdde het mij, dat niet deze of gene geneesheer een volks-handboek zamenstelde, hetwelk een ieder van de deugdzaamheid der levertraan overtuigde, en tevens tot j op sommige plaatsen ontvellingen daarstelden , waaruit dan naderhand nieuwe zweren geboren werden. Overigens was liet kind gezond , alle verrigtingen des ligchaams hadden geregeld plaats. Er bestond echter een bovenmatige trek tot eten , Tooral tot brood. Ik liet het kind 4 maal daags eenen paplepel levertraan gebruiken. In het begin had het daarin veel tegenzin , naderhand echter nam het dezelve gaarne. Ik klom vervolgens op , tot dat het kind oui de twee uren eenen gewonen eetlepel traan (zoo wat 3 oneen daags) innam , met dat gevolg, dat de zweren langzamerhand genazen en de opgezette klieren van zelve zich verdeelden. Eerst toen het kind met deze kuur twee maanden was voortgegaan , vertelden mij de ouders , dat het kind uitslag op het hoofd gehad had , hetgeen zij mij uit schaamte verzwegen hadden. Dit was echter in dien tusschentijd door het gebruik der levertraan in zoo verre gebeterd , dat er bijna niets meer van te zien was. Met deze kuur werd nog eenige maanden volgehouden, en het kind is geheel genezen. IIde Waarneming. Den 14de° Oetober 1842, werd mijne hulp ingeroepen bij het kindje van v. W. Bij mijne komst vond ik een kindje van 1V> jaar oud , met alle teekenen van reeds ver ontwikkelde kliertering , bleek ingevallen gezigt , vermagerde ledematen , opgezetten, harden buik, onophoudelijken lust tot eten, brakingen , slependen doorloop , aanhoudende koorts, sterk zweet, enz. Ik raadde de bedroefde ouders de levertraan aan , en liet daarmede met twee eijerlepeltjes daags beginnen ; tevens deed ik het kind twee tot drie maal daags in een warm bad , waarin vlier en chamillen bloemen afgetrokken waren , zetten , met dat gelukkig gevolg , dat reeds na eenige weken de koorts weg bleef. Met de levertraan werd inmiddels geklommen , zoodat ten laatste vier oneen daags en meer gebruikt werden. Onder deze kuur nam het kind al langer hoe meer in krachten toe, de voedingsmiddelen werden beter verdragen , de buik werd zachter , er werden lijvige, zeer slinkende stoffen ontlast, en men kon duidelijk eene gunstige verandering in de ontwikkeling van het kind waarnemen. Door het aanhoudend gebruik der traan , die in steeds verminderde giften werd toegediend , herstelde hetzelve zoo ver, dat ik het, inliet begin van Januarij 1843 als behoorlijk gevoed en gezond verliet. Ik heb van tijd tot tijd gelegenheid dit kind te zien ; hetzelve geniet steeds de volinaakste gezondheid. Uit vrees voor weder instorting geven de ouders hetzelve nog twee maal des weeks eenen eetlepel traan. liet kind gebruikt dezelve zonder eenige tegenzin. IH jaar, was liet eerste jaar , toen het aan de moederborst was , voordeelig opgegroeid. Na het spenen was het echter lastig , pijnlijk en sukkelend geworden , had nu en dan aan braking en doorloop geleden en scheen veel met winden geplaagd ; de gang die van de 15" maand af goed en vast was geweest, werd naderhand weder waggelend. Het kind was steeds hongerig , vermagerde echter dagelijks ; was mager, flets, klaagde niet te kunnen loopen , de buik en gewrichten waren opgezwollen , de borst scheen eene eigenaardige vorming te hebben en naar de linkerzijde gebogen , ook scheen de ruggegraat naar de linkerzijde over te hellen; de stem was heesch, onaangenaam, de pis gedachtig troebel, onaangenaam ruikende, de ontlasting veelal geel groenachtig , de pols zwak en langzaam. Ik schreef (zegt Galama) de levertraan tot drie halve lepels daags voor. Het innemen , mei een stukje suiker nagebruikt, had geene moeite. Reeds na het verbruiken van zes oneen werd het kind vrolijker , levendiger en schenen de toevallen iets beter en de spieren krachtiger. Na nog 8 onceri gebruikt te hebben , was het spier- en beengestel blijkbaar steviger geworden en schenen de voorheen gedraaide borst en beenderen hunne natuurlijke gedaante terug te krijgen. Het kind had eenige wormen geloosd , en pappige ontlastingen gehad. ]Sog zes oneen ingenomen hebbende , wilde het kind dit geneesmiddel niet meer innemen , en werd toen door staalpoeders , op de kromming van den ruggegraad na, geheel en al hersteld. Y4« Waarneming. Een jongen , 3 jaren oud , zag er bleek en vermagerd uit, de huid was zeer slap , geelachtig , gerimpeld , de buik met harde klieren bezet, de uiteinden der beenderen schenen «likker, de armen en beenen waren slap, buigzaam en eenigzins krom gebogen, de beenen stonden binnenwaarts , het kind , dat met 'h jaar kon loopen kon nu bijna niet meer op de beenen staan. Morsigheid, bedorven lucht, vochtige woning, verkeerd * 2 Toedsel en gebrek aan beweging waren de blijkbare oorzaken, liet had een groot hoofd en scheen meer dan gewoon schrander. Het had nog geenerlei medicynen gebruikt. De levertraan werd drie maal daags (eenen halven eetlepel) ingegeven , doch nadut dezelve reeds drie weken lang was aangewend, kon men nog weinig beterschap bespeuren. Toen echter de vrouw naar eene meer gezonde woning verhuisde, het kind zindelijk gehouden, en het voedsel verbeterd werd , de medicynen vlijtig innam en meer in de gezonde voorjaarslucht kwam , genas hetzelve spoedig. Nadat het in het geheel 18 oneen had ingenomen , dat zonder veel moeite geschiedde , begon het weder goed te gaan , de beenderen kregen meer hunne behoorlijke gedaante terug, het kind werd levendiger , de nu meer vochtige huid kreeg een beter aanzien ; het eene been bleef echter eenigzins opgekrompen en de ruggegraat krom. Onder het gebruik van dit middel werden er van tijd tot tijd maden ontlast. Toen het kind in het geheel 26 oneen had gebruikt , werd het als gezond uit de behandeling ontslagen. Uit deze waarnemingen blijkt de voortreffelijke werking der levertraan ten duidelijkste en dezelve zal zich te krachtiger toonen . naar mate de ziekte eerst korter Van duur is, en de verkrommingen der beenderen niet al te aanmerkelijk zijn. Wan- neer er tevens klierziekte aanwezig is , zal de genezing moeijelijker plaats hebben of ten minste langeren tijd noodig hebben. Dit zal ook het geval zijn , wanneer de engelsche ziekte bij scorbutieke lijders voorkomt, Men moet echter in deze gevallen den moed niet verliezen , wanneer men niet spoedig beterschap ziet volgen. Het aanhoudend gebruik der levertraan , bij afwisseling , of tegelijk met andere middelen gegeven, zal nog daar genezing bewerkstelligen, waar men aan deze reeds is beginnen te wanhopen. Bij kinderen , die uit zwakke, ziekelijke, klierzuchtige , venerische of jichtige ouders geboren zijn , morsig gehouden , slecht opgepast, in vochtige ongezonde woningen, met slecht voedsel worden opgevoed , komt vooral volharding en verbinding, of afwisselend gebruik der levertraan met andere doelmatige middelen te pas (Gaiama). Bij d eze kuur dient nog vooral op zindelijkheid , gezond voedsel , vrije zuivere lucht en gepaste beweging acht gegeven te worden , zoo als wij uit de laatste waarneming hebben kunnen opmaken. In deze toch is-aan de veranderde woning, aan het zindelijk houden en het verbeteren van het voedsel een groot gedeelte der gevolgde beterschap toe te schrijven. Wij zullen deze afdeeling besluiten met de volgende woorden van den hoogleeraar C. Pruys van der Hoeven : » ik zal geenszins ontkennen, dat ik in den beginne huiverig was , dit geneesmiddel (de levertraan) toetedienen , bij ondervinding wetende , hoe weinig nieuwe geneesmiddelen den toets kunnen doorstaan , en omdat ik deze olie geheel tegenovergesteld beschouwde aan de staalmiddelen , die zich mij zoo dikwijls heilzaam betoond hadden. IVu echter, nadat ik door lang gebruik , derzelver geneeskracht heb leeren kennen , beken ik , dat ik geen geneesmiddel tegen de engelsche ziekte ken , dat met de levertraan in eenig opzigt kan worden gelijkgesteld." C). De levertraan in het slepend rkeumatisnnts en de verouderde jicht. Rheumalisme noemt men dien ziektevorm, welke zich door scheurende en trekkende pijnen in de ledematen of in het spierachtig omkleedsel van den tronk , die niet van aandoeningen der zenuwen afhangen , te kennen geeft, en gewoonlijk na gevatte koude , meestal het eerst in den nek of in de gewrichten te voorschijn treedt. Een voornaam kenmerk is , dal , door de beweging van het aangedane deel , de pijnen in hevigheid toenemen. Door de warmte worden dezelve nu eens vermeerderd , dan weder ■verminderd. In eenige gevallen neemt men noch zwelling noch hitte in het zieke deel waar en de pijnen verdwijnen ongemerkt van zelve. In andere zijn hitte en zwelling aanwezig , de pijn is hevig , er ontstaat door dezelve koorts, die meestal onder lievige aanvallen van koude te voorschijn treedt ; daarop volgt dan gewoonlijk een sterk zweet , dat somtijds eenige verligting van pijn aanbrengt. Ofwel er ontstaat eene lievige koorts, en gedurende dezelve zwellen allengskens alle gewrichten des ligchaams op en worden tevens heet en rood , de pijnen worden stekend , brandend , zelfs kloppend , en de zieke is, zonder de hevigste smarten , niet in staat zich te bewegen. Het is deze toestand, dien men meer bepaald rheumatische ontstekingskoorts noemt. Zij gaat , even als alle heete , spoedig verloopende ziekten, spoedig, heizij in genezing of in dood over. De genezing heeft plaats onder liet afnemen der koorts , onder herhaald menigvuldig zweet en de afzetting van een bezinksel in de pis. Dikwijls echter verdwijnen , na eene zoodanige crisis , de koorts en meer of minder de ontsteking , maar er blijven nog altijd rheumatische pijnen in de aangedane deelen terug, en deze nemen dikwijls een slepend karakter aan , of de ziekte laat verhoogde gevoeligheid des deels, en daardoor groolere aanleg tot dezelfde ziekte na. Wanneer het rheumatismus langen tijd in het ligchaam gehuisvest heeft , ontstaat er niet zelden uitstorting van een kleveiig vocht tusschen de spiervezelen , in de scheden der zenuwen en tusschen de banden der gewiichten. De ledematen worden al langer hoe stijver en ten laatste wordt er eene wezenlijke gewrichtsverstijving geboren. Dikwijls ook ontstaat er een toestand , die aan verlamming grenst, of er blijft gedurende eenigen tijd eene verharding van het lijdende deel aanwezig, die waarschijnlijk door het uitgestorte vocht veroorzaakt wordt. In de eerstgenoemde vormen van rheumatismus, die men in het algemeen onder den naam ran heet rheumatismus bevatten kan , en welke met koorts gepaard gaan, doet de levertraan doorgaans niets af, is zelfs nadeelig en ten eenemale tegenaangewezen. Tegen de verouderde vormen echter, is de aanwending der traan van onvergelijkelijk nut , en dezelve geneest elk rheumatismus des te Zekerder , naar gelang hetzelve voorkomt , in meer voorbeschikte, door jaren langen invloed van schadelijke werkingen voorbereide, met klierzieken aanleg begiftigde voorwerpen , of naar gelang hetzelve als gevolg van toevallige verkoudheden bij ontbrekenden aanleg , meer verouderd is. Men dient echter wel te onderscheiden tusschen verouderde pijnen van rheumatischen aard , en de pijnen die uit eene aandoening der zenuwen haren oorsprong nemen. ant zoo nuttig als de levertraan zich in eerstgenoemde gevallen betoonen zal, zoo weinig gevolg zal dezelve in laatsgenoemde ziekten hebben. Dikwijls komen deze beide ziekte-toeslanden gepaard voor, en de erkenning is hier des te moeijélijker, naar mate de zenuwaandoeningen zeer dikwijls, en bij voorkeur , rheumatische gestellen aantasten. Ook hier zal men natuurlijk nimmer eene volkomene genezing door de levertraan kunnen bewerken. De volgende gevallen getuigen van de kracht der levertraan in deze ziekte. liet eerste is door Dr. Moll op zijne eigene persoon waargenomen ; wij zullen hem derhalve hier zelf laten spreken. Iste Waarneming. » In den jare 1826, gedurende de lente en den zomer" zegt hij , » aan herhaalde aanvallen van zenuwachtig rheumatismus, en vooral aan eene aandoening van de schenkelzenuw lijdende , nam ik in den herfst tol de levertraan mijne toevlugt. Naauwelijks had ik dezelve, tot drie eetlepels daags, gedurende eenige weken gebruikt , of de telkens ■wederkeérende pijnen verminderden in hevigheid , en ik bragt eenen zeer gelukkigen winter , onder het voortgezet gebruik daarvan , door , daarbij opmerkende , dat mijn zweet den eigenaardigen visehreuk had , mijn ligchaam in omvang toenam, en mijne overgroote gevoeligheid voor den invloed deikoude en der weersverandering , aanmerkelijk afgenomen was. Na derzelver gebruik allengs te hebben verzuimd en eindelijk (welligt ten gevolge van het hoogst ongeregelde gebruik) daarvan geen nut meer bespeurende , verwaarloosde ik dezelve ten eenemale. Gedurende den zomer werd ik door eene ernstige ongesteldheid aangetast, vergezeld van zeer uitputtenden buikloop. Na daarvan te zijn hersteld bleef mij eene buitengewone zenuwgevoeligheid en ziekelijke aandoenlijkheid voor de weersveranderingen overig , bij eene vermagering des ligchaarns in den hoogsten graad, en steeds aanhoudende folteringen van rheumatische pijnen. Nu besloot ik andermaal in het gebruik der levertraan heil te zoeken. Willende doorlasten , nam ik nu driemaal daags , te weten : des ochtends nuchter , twee uren na den middagmaaltijd en des avonds te bed gaande, twee volle eetlepels. Na deze kuur eenige weken te hebben voortgezet en drie flesschen levertraan verteerd te hebben , had ik tot aller verwondering meer dan mijnen gewonen omvang terug gekregen , waren mijne krachten uitstekend toegenomen en mijne pijnen hoogst lijdelijk geworden , zoodat ik , dit schrijvende, nog geenszins gezind ben van den ingeslagen weg af te wijken." Het volgende geval is insgelijks door den heer Moll waargenomen : IIde Waarneming. In denjare 1828, raadpleegde mij Mevrouw V. W. , eene gehuwde kinderlooze vrouw van middelbaren leeftijd , vroeger mij bekend als d.oorgaans zeer gezond en van een zeer gezet en welvarend voorkomen. Toen ik haar ditmaal ontmoette, was zij zeer vermagerd en zag er sleclit en vervallen uit. Zij schreef dit een en ander toe aan eene hevige rheumatische ziekte , welke haar den vorigen zomer aan den rand des grafs had gebragt, en nu nog steeds aan slepend rheumatismus deed lijden. Zij had vernomen , dat ik zelf de levertraan met goed gevolg had genomen , en wenschte mijn gevoelen deswege ook te haren opzigte te kennen. Ik zag geene de minste reden, haar de proefneming te ontraden, en gaf haar dus de noodige aanwijzingen lot het gebruik daarvan. ]Na verloop van een half jaar schreef zij mij , dat wel is waar de pijnen niet geheel verdwenen , maar dat zij nogthans, bij de aanmerkelijke vermindering derzelve , overigens thans de beste gezondheid genoot en hare voormalige gezetheid en welgedaan voorkomen had terug erlangd. III"» Waarneming. Een man van bijna 50 jaren, voorheen in militaire dienst, was tot dus verre weinig ziek geweest, behalve dat hij veel aan slijmachtige aandoeningen geleden had. Hij was een liefhebber van krachtig voedsel en bier, leide nu veelal een gemakkelijk werkeloos leven. Na zich bij zijne liefhebberij bezigheid, het hengelen , nu en dan verkoeld te hebben , kreeg hij in den herfst van 1818 , nadat hij zich doornat had laten regenen , de koorts, met lusteloosheid , verloren eetlust, wit beslagen tong, spanning in den hartkuil, winderigheid en pijn door de leden , die met de koorts toenam. Hij nam daarvoor eenige zweetmiddelen, en , dewijl de ontlasting traag was, had hij aftreksel van senebladen gedronken. Acht dagen daarna namen de pijnen in het schouder- en kniegewricht toe, welke door de koorts en door de beweging der ledematen vermeerderden. Uitwendig was behalve eene zachte zwelling niets te bespeuren. De pijn bepaalde zich niet steeds tot de genoemde , maar tastte ook dikwijls andere gewrichten , vooral ook den omtrek van den elleboog aan. j\a aanwending van verschillende middelen s verdween de koorts , doch er bleef eéne onbeweegbaarheid , pijnlijkheid en zwelling van de gewrichten , vooral van den elleboog , voorhand en knie over , waartegen hem driemaal daags eenen eetlepel levertraan werd aangeraden. De eerste zes dagen scheen het middel weinig te helpen , naderhand echter met den 8st6n dag schenen de pijnen te verminderen , en de buigzaamheid der ledematen eenigzins terug te komen. 12 a 14 dagen daarna was hij reeds zoover gevorderd , dat hij zijne ledematen tamelijk goed konde gebruiken, er beter begon uit te zien , meer zweette en zijne urine een dik bezinksel vertoonde. De lijder hield nu alle medicynen voor overtollig en verklaarde zich hersteld. In Februarij 1819 heeft hij dezelfde toevallen gehad en nog eens 14 oneen levertraan gebruikt, waardoor hij zijne volkomene gezondheid en buigzaamheid heeft terug gekregen. IVde Waarneming. L. K. 63 jarefl oud , had te voren toen- hij veel reisde en zich aan allerlei weer blootstelde, nimmer aan eigenlijk rheumatisme geleden, veelal gezond en zelden ziek geweest. In den winter van 1829 - 1830, zijnen zoon, over het ijs op schaatsen, te ■gemoe.t rijdende , had hij zich, daar het guur, ongestadig weder was en hij tegén eenen harden wind moést oprijden, zeer bezweet gemaakt. Daar hij, vermoeid zijnde, hier en daar was blijven staan en te huis komende aldaar geene warme kamer had gevonden , werd hij door koude koortsen , vervolgens dóór stramheid en stijfte in de leden aangetast. Ilij geb rüikte daarvoor eenige huismiddelen , waardoor wel na opgewekt zweet de koorts verdween , maar stroefheid , verminderde beweegbaarheid , zwakte en meer dan pijnlijkheid in de leden over bleef, die steeds na iedere gevatte koude vermeerderden. Tegen deze ongemakken had hij verscheidene middelen gebruikt , waardoor echter weinig beterschap was bewerkt. In April was hij zoo stijf geworden, dat men hem steeds aan- en uitkleeden moest en hij zoo magteloos was, dat, wanneer hij van de eene trap op de andere wilde klimmen , hij met de hand het been moest verzetten. scheen overigens goed bij krachten, kon met zijne stramme leden nog uitgaan, was echter spoedig vermoeid , buiten adem en in het aangezigt bezweet, de eetlust was redelijk goed, de ontlasting vertraagd, de huid dor en droog enz. Men besloot tot de aanwending der levertraan. Deze scheen in het eerst niets te helpen en eer de pijnlijkheid te vermeerderen ; doch met het begin van Mei begon de lijder een üeter aanzien te krijgen , beter te kunnen gaan en zich ook welvarender te gevoelen. Ilij zweette meer en zijne urine had een steenvormig bezinksel. Tegen half Mei kon hij zich zelf ontkleeden, goed de trappen bestijgen en kleine wandelingen doen. In het laatst der maand liet hij het gebruik van dit middel na. Hij was toen blijkbaar in kracht en vleesch toegenomen en de levertraan scheen voordeelig op de spijsverterings- werktuigen te hebben gewerkt. Ik heb naderhand niet vernomen , zegt Galama, dat de toevallen zijn teruggekomen. Wij meenen met deze weinige uit de vele waarnemingen te kunnen volstaan , en gelooven met dezelve de kracht der levertraan , in deze ziekte , \olledig bewezen te hebben. Yolgens Galama kan de levertraan hier even zoo werkzaam beschouwd worden als de kina , bij tusschenpozende koortsen , en het kwik bij de venusziekte. Wat de aanwending der traan in de jiclit betreft, in den vorm , die men gewoonlijk podagra noemt, en die jaarlijks eens of meermalen de daaraan lijdenden kwelt , werkt dit middel volstrekt niet ; alleen die jichtachtige aandoeningen , die zich door stijfheid en verkrommingen der gewrichten (waarin kalkaardige stoffen afgezet zijn) , te kennen geven , zullen voor het aanhoudend gebruik der levertraan wijken. Overigens is het hier veelal moeijelijk , de jichtachtige aandoeningen van de rheumatische te onderscheiden. Ook is het gevoelen der geneesheeren , omtrent de geneeskracht der levertraan in deze ziekte, verdeeld. Het is voornamelijk Buefeld, die de traan hier alle geneeskracht weigert , terwijl anderen dezelve met gevolg willen gegeven hebben. W ij voor ons gelooven , dat de levertraan hier insgelijks hare geneeskracht zal toonen , wanneer niet aanmerkelijke verdikking en ontaarding van het gewrichtsvocht , oude jichtknobbels , vergroeijing der beeneinden enz., mede in het spel zijn. Daar deze echter zoo dikwijls het gevolg der ziekte zelve zijn, zal in de meeste gevallen de aanwending der levertraan niet die gewenschte uitkomst kunnen hebben, die men van haar in de boven beschrevene ziekten gewoonlijk waarneemt. In rheumatische en jichtachtige verlammingen der ledematen, zal men, wanneer dezelve alleen uit stijfheiden zwelling der spieren, banden en pezen, haren oorsprong nemen, de levertraan met vrucht kunnen toedienen. Wanneer echter reeds eenmaal vergroeijing genaderd , en zullen in het kort daaromtrent de voornaamste vraagpunten oplossen. Hier is het, dat het gevoelen der schrijvers en der geneeskundigen het verst uiteenloopen. Geen is het met dén ander eens , omtrent de hoegrootheid der gift , en de aanwending der soort, hetgeen liet best blijken zal uit de volgende opgave : Gunther en SriRjius gevep 's morgens en 's avonds een' eetlepel; volgens Osberghausmoet men dezelve bij kinderen van 2 jaren, tot twee of driemaal daags , volgens W esener bij volwassenen tot viermaal daags een' eetlepel, volgens Moenning in slepend rheumatismus tot 1-2 oneen drie- of viermaal daags, volgens a Roy tot een of twee eetlepels viermaal daags bij kinderen die de engelsche ziekte hebben, geven. Volgens Rioh- ter en Dierbach zou men in verouderd rheumatismus drie of vier lepels daags geheel onvermengd laten innemen , het middel drie of vier weken laten voortgebruiken, en zich daarvan niet laten afschrikken , ofschoon ook in het begin de pijnen mogten toenemen. Dr. Spitta gaf de levertraan aan kinderen tot twee of drie theelepels, aan volwassenen van drie tot ten hoogste vijf eetlepels daags, en Busoh die het middel bij klierziekten , opzwelling der beenderen en beenzweren bij kinderen bezigde , gebruikte tot gift, bij kinderen van 2-4 jaren, 40-60 druppels , twee- of driemaal daags. Sohmidt doet aan kinderen boven het jaar tot drie jaren , aanvankelijk gedurende de eerste acht of veertien dagen , dagelijks een' theelepel vol toedienen , en laat dan met de gift , op twee en zelfs drie eetlepels daags , klimmen , wanneer de stoelgang niet dagelijks eenige malen volgt. Over het algemeen hangt de hoegrootheid deigift af van de verschillende ziekten , waarin de levertraan wordt aangewend , van den ouderdom des lijders , en van de meerdere of mindere gewoonheid van den patiënt aan dit middel. Zoolang er slechts aanleg tot de eene of andere ziekte bestaat, zal natuurlijk de gift niet zoo groot behoeven te zijn , als in de reeds ontwikkelde ziekten. Bij aanleg tot klier- of engelsche ziekte , kan men de gift der levertraan op twee eetlepels daags bepalen , voor kinderen beneden de 10 jaren ; voor meer volwassenen zal deze gift niet toereikende zijn : hier zal men naar gelang van den ouderdom , tot papof eetlepels moeten stijgen. Zijn deze ziekten reeds eenmaal ontwikkeld , dan ben ik gewoon , bij kinderen van 1 - 5 jaren , met een eijerlepeltje 's morgens en 's avonds te beginnen, en langzamerhand op te klimmen , tot dat ten laatste een eijerlepeltje om de twee uren toegediend wordt. Zoo doende gebruiken de lijdertjes eindelijk meerdere oneen traan daags , en ik laat met deze giften dan eerst verminderen, wanneer ik mij van de genezing kan overtuigd houden , dat is : nadat het kind al langer hoe meer in beterschap vooruitgaat. Dan laat ik weder op dezelfde wijze afnemen, en het lijdertje nog langen tijd tweo eijerlepels daags voortgebruiken. Van deze methode heb ik het geluk gehad de beste uitkomsten te zien. Oudere kinderen en volwassene menschen laat ik dezelfde kuur ondergaan , doch hier wordt de levertraan in pap- en eetlepels, dus in grootere hoeveelheden , toegediend; indien dg klieren op de oppervlakte des ligchaams gezwollen zijn , laat ik tevens de traan twee- tot driemaal daags inwrijven , en dit ondersteunt de kuur zeer. Op dezelfde wijze kan men in de engelsche ziektete werk gaan. Hier zal ook 3 liet uitwendig gebruik der Iraan zich zeer heilzaam betoonen. Men wrijve hier eenige malen daags de ribben, buik en gekromde ledematen met levertraan in , en men zal steeds van deze, in verband met de inwendige toediening , het beste gevolg waarnemen. In verouderd rheumatismus en slepende jicht zal men natuurlijk met kleine giften weinig uitrigten. Hier dient ten minste met twee of drie eetlepels daags begonnen te worden , en naar het vereischt wordt, tot zes , ja zelfs tot tien eetlepels geklommen te worden. In hardnekkige , zeer verouderde gevallen moet de lijder, als ware het, alleen door levertraan gevoed worden. Uit de waarnemingen hebben wij kunnen opmaken, dat men hier de genezing mag te gemoet zien , wanneer , nadat de kuur eenigen tijd voortgezet is , het zweet eenen eigenaardigen vischreuk aanneemt , als bewijs dat het ligchaam , als het ware , van levertraan doordrongen is. Waar eindelijk het middel in plaats van door den mond , door klysteren wordt toegediend , zal men de gift ten minste moeten verdubbelen. Moeijelijk is het intusschen eene algemeene vaste kuur te bepalen. Men moet zich in deze naar het temperament , de meerdere of mindere gevoeligheid of prikkelbaarheid , de levenswijze van den lijder enz. rigten. Heeft men met eenen lijder te doen, die reeds eenige malen de levertraan gebruikt heeft, dan kan men ook met grootere giften beginnen. Hiér toeli is het ligchaam , om zoo te spreken, reeds met de werking der traan vertrouwd , en zal ook spoediger tot de vertering van dezelve aangezet worden. Even zoo uiteenloopend nu als de gevoelens der geneeskundigen omtrent de gift der traan zijn , even zoo verschillen zij ook in de aanwending der sOort van traan, Sommige raden in alle gevallen de ligtgele levertraan aan , en verbannen de donkere soorten geheel en al; andere schrijven aan de ligte volstrekt geene geneeskracht toe en bedienen zich alleen van de meer donkere soorten. Wij voor ons hebben in de klierziekte nooit anders dan de ligtgele aangewend en hebben daarvan het uitstekendste gevolg gezien. Wij durven deze ook gerust een ieder ter aanwending aanprijzen. In zeer ingeworteldé gevallen zal men ook met nut de ligtbruine kunnen aanwenden , en Dr. Moll getuigt , dat hij tusschen de uitwerkselen der heldergele en ligtbruine levertraan weinig of geen verschil heeft kunnen ontdekken. De bruinachtige verdient echter de voorkeur in verouderd rheumatismus en jicht, daar zij hier, behalve als vette zelfstandigheid , ook nog door hare gehalte aan harst werkzaam zijn zal. Men kan dus in klierachtige ongesteldheid uitsluitend de goudgele olie aanwenden. In de engelsche ziekte kan men insgelijks van de gele , en is zij reeds ver gevorderd , ook van de ligtbruine gebruik maken. In het rheumatisrne en de jicht zal men alleen van de bruinachtige genezing te wachten hebben. Welke dezer soorten men ook bezige, de levertraan moet steeds met de dikte van gewone olijfolie overeenkomen en nimmer donkerbruin van kleur of smerig zijn als siroop. De donkerbruine traansoort kan derhalve in de geneeskunde niet gebezigd worden. Wat de dieet bij de traankuur betreft, zij het in het algemeen genoeg aantemerken , dat men alle winderige , vette , zwaar te verterene , voornamelijk zure en sterk gezoutene voedingsmiddelen te vermijden heeft. Ook moeten vooral geene sterke dranken gebruikt worden. Is de lijder gewoon een glas wijn te drinken , dan kan hij hiermede blijven voortgaan : het te vele is echter schadelijk. VVan« neer de traan in groote hoeveelheden gegeven wordt, moet men de dieet zeer beperken ; tot ondersteunningsmiddel raden wij als drank de eikelkofïij aan. Veelal wordt tegen de aanwending der traan opgezien , of het gebruik van dezelve gestaakt, door den tegenzin , die de meeste lijders tegen dezelve koesteren. Bij jonge kinderen kan dit geen hinderpaal zijn ; men legt dezelve op den rng en geeft de traan met geweld in. Moeijelijker gaat het intusschen bij oudere kinderen ; wanneer men dezelve echter de eerste reis met geweld het middel ingeeft , zal men gewoonlijk zien , dat zij daarna de traan met minder weerzin, ja velen zelfs met graagte innemen. Volwassenen zal men door woorden ligtelijk kunnen overreden. Bij de meesten zal het denkbeeld v;tn traan intenemen, voldoende zijn , om walging te doen ontstaan. Wanneer men zich echter hiertegen verzet en bedenkt , dat men wezenlijk veel onaangenamer middelen , zonder het te weten , inneemt , dan zal men de traan , na dezelve eenige malen genomen te hebben , met minder moeite kunnen gebruiken. In ieder geval moet men in het oog houden , dat men dezelve niet als lekkernij , maar als middel tot herstel der gezondheid , te beschouwen heeft. Om den smaak te verbeteren , zijn door verscheidene geneesheeren onderscheidene middelen uitgedacht. Richter meent, dat dit het best kan geschieden , door er wijn of wijngeest bijtevoegen , terwijl Sciienk het tot dit oogmerk veiliger en beter houdt, pepermuntwater te gebruiken. Wij oordeelen het eehter raadzaam , de levertraan onvermengd te laten gebruiken, daar alle bijkomende zelfstandigheden haar van hare kracht zullen doen verliezen. Wil men iets tot verbetering van den lang nablijvenden traansmaak geven , men late dan een pepermuntje , een half kop sterke koffij , of een lepeltje fijngestooten witte suiker nagebruiken. Een slok roode wijn of een weinig pepermuntwater , zal de misselijkheid , die somtijds ontstaat, spoedig doen verdwijnen. Is liet niet mogelijk, de levertraan zuiver integeven , dan wende men dezelve in dezer voege aan : men neme eenige dojers van eijeren , verinenge deze met eenige oneen levertraan , en giete er wat siroop van oianjeschillen onder. Men late dan daarvan dagelijks de noodige hoeveelheid gebruiken. Ook kan men het middel , met wat witte suiker bestrooid , doen innemen. Bij den aanvang eener zoodanige kuur zijn de tranige oprispingen , welke dikwijls volgen , zeei hinderlijk en onaangenaam. Deze houden echter gewoonlijk spoedig op , zoodra de maag met het middel eenigzins gemeenzaam geworden is en de spijsvertering geregeld plaats grijpt. Bij sommige geneesheeren heerscht nog de verkeerde meening , dat de traan , als olieachtige , vette zelfstandigheid , ; olstrekt schadelijk voor de spijsvertering moet zijn. Dit is echter niets dan vooroordeel. Men beproeve en oordeele ! Men ziet , na aanwending van dit middel , veeleer de spijsvertering en eetlust toenemen ; en bij velen pleit de verbeterde voeding te regt ten sterkste voor het tegendeel. Men raadplege overigens hieromtrent de opgegevene waarnemingen. Eindelijk en ten slotte moeten wij nog van eenige omstandigheden melding maken, waarin zich het ligchaam bevinden kan, waarin de werking der traan ten eenemale belet wordt , ja waarin de aanwending derzelve zelfs nadeelig is. 1). Vooreerst dan, moet dezelve nimmer worden toegediend aan kinderen in de eerste maanden van bun leven, tot de zevende maand toe , daar gedurende dien nog jeugdigen leeftijd de levertraan niet verdragen wordt. Ilier werkt het middel te sterk ; door uitputting der krachten, zoude eene uitleringskoorts het gevolg der toegediende traan kunnen zijn. KlEjVCKE verhaalt hiervan een geval , waarin een kind van drie maanden , met alle kenteekenen van klierziekte, onder behandeling kwam , en waar, door eene geringe gift van de goudgele traansoort , de spijsvertering geheel en al belemmerd werd ; inen moest met de kuur ophouden, en melk en bouillon tot voedsel geven , waarbij zich het kind tot het einde van het eerste levensjaar dragelijk bevond ; toen werd andermaal met de traankuur begonnen en deze werd nu niet slechts verdragen, maar bragt ook genezing te weeg. 2). Voorts moet men met de traankuur hoogst voorzigtig zijn , of dezelve volstrekt niet aanwenden bij personen welke zeer vet zijn , of aan vetzucht lijden: hier rigt de levertraan volstrekt niets uit , en wordt meestal voor de bewerktuiging gevaarlijk. 3). Al verder mag men de traan niet toedienen indien er aanleg tot ontsteking bestaat, vooral indien deze van algemeene volbloedigheid vergezeld gaat. Even zoo verdragen lieden , bij welke het aderlijke bloedstelsel voorheerscht, de traan niet goed ; en geheel en al moet het middel ter zijde gesteld worden , in hevige koortsachtige toestanden , wanneer deze niet van slependen uitterenden aard zijn : indien de laatste echter reeds zeer lang het ligchaam ondermijnd en de krachten hebben doen verloren gaan , zal de levertraan insgelijks schadelijk zijn. In alle deze toestanden zoude men, zoo als Klenoke te regt aanmerkt, door het gebruik der traan, olie op het vuur weipen. 4). Eindelijk zal liet ligchaam de levertraan in de engelsche of rheumatische ziekten veelal niet verdragen , zoolang niet het darmkanaal , van de in dezelve aanwezige stollen , gezuiverd is. Een merkwaardig geval van dien aard , vinden wij door Dr. Moll beschreven, waar aan een kind dat duidelijke sporen van engelsche ziekte droeg , door hem de levertraan werd voorgeschreven. Het kind , dat destijds zeer dikbuikig was en zeer ongeregelden stoelgang had , verdroeg het middel volstrekt niet , en men moest hetzelve nalaten. Nadat echter dit kind in den loop van het jaar, door andere geneesmiddelen van de aanduidende verschijnselen der engelsche ziekte bijkans geheel was bevrijd geworden , en de werking der buiksingewanden tot de regelmaat was teruggekeerd , doch hetzelve zeer achtelijk bleef in het loopen , ried Moll op nieuw de aanwending der levertraan aan, en nu werd deze, zonder eenige hindernis, aanhoudend en onder goede gevolgen gebruikt. Veelal wordt ook de doorloop als tegenaanwijzing voor het gebruik der levertraan opgegeven. Wanneer deze echter in klierachtige gestellen voorkomt en derhalve meestal een gevolg der ziekte zelve is , heb ik mij door dezelve nooit laten afschrikken , en het gevolg was uitmuntend ; zonder eenige andere middelen toch werd met den algemeenen toestand , ook die van het darmkanaal, verbeterd en de doorloop hield van zelf op. En hiermede rneenen wij aan het ons voorgestelde doel en eene algemeene behoefte voldaan te hebben. Ofschoon anders geen vriend van populaire geneeskundige schriften heeft ons alleen het denkbeeld , om onze medemenschen nuttig te zijn, tot het uitgeven van dit werkje aangespoord. Onze eenige belooning zal dan ook de ruime verspreiding van hetzelve zijn. Door JP. II. li. MULLER, ie 's Hertogenbosch , is mede uitgegeven en bij de voornaamste Boekhandelaren verkrijgbaar: Hoe werkt de levertraan als geneesmiddel? Naar het IIoogduit seh van Dr. Bermann Klencke ; met aanmerkingen van Dr. M. J. Godefroi. Gr. Oct. 132 bladz. Prijs f 1,20. De beoordeeling van dit werk, voorkomende in het: » Nederlandsch Letterblad van 15 Maart 1843" , is van den volgenden inhoud: » De levertraan , in de laatste jaren met zulk eene milde hand uitgedeeld , en tegen zeer vele , te vele kwalen aangeprezen, zoodat men het als geneesmiddel zeker in het boudoir van de godes , de mode, vinden zou , wordt in 't onderhavige werkje op eene natuurkundige wijze, wat hare werkingswijze betreft, onderzocht. Te regt maakt de Schr. onderscheid tusschen traan en traan , en de volgende daadzaken , of liever gevolgtrekkingen , hebben onze opmerkzaamheid bijzonder aangetrokken : Wil men de slechte voeding en den atrophischen toestand van het vormend leven verbeteren , en de goede chijlvorming verhoogen , zoo verdient de gele traan de voorkeur. Wil men een' cachectischen toestand wegnemen , en bovendien op de zenuwen en vaten der afscheidingswerktuigen werken , zoo kan men 't beste het ol. fusco-empyreumaticum toedienen. Qui bene distinguit bene docet. Wij bevelen onze lezers bijzonder aan de dissertatie over het therapeutisch gebruik van de levertraan van Dr. de Jongh , onlangs te Utrecht gedefendeerd , welke het ons leed deed , niet te kunnen vergelijken. Het chemisch onderzoek dezer zelfstandigheid is opgenomen in de scheikundige onderzoekingen , gedaan in het laboralorium der Utrechtsche hoogeschool. Het onderhavige werk is overigens zeer goed vertaald en , wat vorm en letter betreft , goed uitgevoerd. Wij eindigen deze aankondiging met de opmerking (naar wij meenen van een' beroemden Duitschen oogarts) , dat het misbruik van den oleum Jee. Asell. niet zelden eene eigenaardige, maar zeer hardnekkige oogontsteking veroorzaakt, die uit onkunde te vaak behandeld wordt met — 01. Jee. Asell." ERRATA. Pag. 6 regel 11 v. o. staat; betreuren lees. betreuren, » 7 » 9 v. b. » schadelijke, » schadelijke » 13 » 5 t'. 6. » uitstekenste » uitstekendste » 13 » 6 v. o. » 18 jaren, » 8 jaren,. » 18 » 7 v. b. » toe te dienen » tbe te dienen. '» 31 » 1 »'■ b. » Waarneming » Waarneming. » 45 » 2 u. 6. a die men » dien men » 49 » 1 t>. 6. » eetlepels » eijerlepeltjes » 49 » 1 t'. o. » ziektete » ziekte te » 53 » 8 v. o. » eehter » echter Gedrukt bij G. H. v. d. Schuyt.