BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER HEERSCHENDE OOGZIEKTE. BIJDRAGE tot DE KENNIS DER HEERSCHENDE OOGZIEKTE iir HET NEDERLANDSCHE LEGER, eh de behakdelisg er va5 ij het militaire hospitaal öreöa, tab julij 1836 tot JULU 1839; hoor I" P« J. Snabilié, DOCTOll is DU GEJTEESKUlfDM , Ridder der Militaire Willems-Orde , Chirnrgij n-Majoor bij het Militaire Hospitaal en Garnizoen te Breda, Lid van onderscheiden Geleerde Genootschappen. Met Platen. - " ' breda, F. P. STERK. 1840. On est naturellement porté a approurer ou a desirer une TOORBERIGT. Dewijl de Oogziekte {purulente oogontsteking) bij voortduring ook in ons Faderland , alhoewel in een veel minderen graad en hevigheid — en slechts in eenige garnizoenen en korpsen sporadisch of epidemisch • onder onze krijgslieden blijft heerschen, dan wel in andere landen , zoo als in België , alwaar zij , volgens onderscheiden Tijdschriften , dusdanig blijft voortwoeden, dat nog vele er door ongelukkig geworden slagtoffers daar te betreuren zijn, zoo is het, mijns bedunkens, voor het welzijn dezer lijdenden, en in het VOORBERIGT. belang van dien tak der wetenschap-zelve altijd ivenschelijk , eene meer op genoegzame ondervinding steunende Genees-Heelkundige behandeling te doen kennen en mede te deelen, die bevredigende , ja de beste resultaten kotide opleveren. De Geneeskunde blijft toch eene wetenschap, gegrond opwaarnemingen en daadzaken, die vooral door de juiste en naauwkeurige waardeering van deze voorgelicht worden , en vorderingen maken kan. Eet nut van dergelijke observatièn kan in het veld van praktische kennis aanmerkelijk vermeerderd en uitgebreid %vorden, rvanneer men eene ziekte in het groot mag behandelen, daar men alsdan voorzeker in staat is, vergelijkingen te maken , die vervolgens tot juister en meer zekere gevolgtrekkingen kunnen leiden , ter bevordering der algetneene geneesleer (Therapia). In Frankrijk, Engeland, Duitschland en België zijn , vooral gedurende de laatste jaren , bij voortdurinrj goede resultaten medegedeeld, aangaande het toucheren of cauteviseren der ontstoken en etterende oppervlakte van het ooglids-bindvlies, met het salpeterzure zilver {Witras Jrgenti fusum) in substantie bij de onderhavige oogontsteking; en , aangezien er over het algemeen van deze methode in Nederland nog weinig gewag werd gemaakt, tetizij door mijnen hooggeachten Wriend en Collega , den verdienstelijken Chirurgijn-Majoor Dr. Kerst ), die deze behandeling in ons Land ingevoerd, en dienaangaande reeds in het jaar d835 en d836 belangrijke waarnemingen bekend gemaakt heeft; zoo konde ik het niet als overtollig beschouiven , ook mijne ervaring, ten deze opgedaan gedurende de laatste drie jaren, als belast met de directie der Geneeskundige dienst van het Militaire Hospitaal in de Vesting Breda , 'publiek te maken; te minder , daar het er verre af is , te kunnen vooronderstellen , dat de Genees-Heelkundige behandeling der heerschende Oogziekte reeds ten toppunt van volmaking zou gebragt ») Zie zijne zoo belangrijke Heelkundige Mengelingen. Utrecht i835 en Bijdrage tot de behandeling der Ophthalmia purulenta. Utrecht i836. dergelijk ook de Bijdrage tot de geschiedenis der aanwending van het gesmolten Salpeterzure zilver (Nitras-Argent. fus.) onder den eenen of anderen vorm enz., door Dr. van Ossenoort in het Nederlandsch Lancet, Tijdschrift, aan de practische Chirurgie en Oog-Heelkunde gewijd. Utrecht i838. zijn; ofschoon, voorzeker , c?e Oog-Genees-ffeelktinde gedurende de laatste tijden in de meeste landen met reuzenschreden is vooruitgegaan. Eene veeljarige beoefening en getrouwe waarneming van dit wetenschappelijk gedeelte der Genees- en Heelkunde in onderscheiden Hospitalen en Ziekenzalen mij , en meer nog de drie laatste jaren , zoowel in het acute als chronische stadium dezer Oogontsteking, de overtuiging gegeven hebbende van de deugdelijkheid dezei geneeswijze (de Cauterisatiè), zoo tverd ik dan ook meerendeels daardoor aangespoord tot een algemeenei mededecling der dienaangaande bekomen resultaten, teneinde deze mijnen Kunstgenooten , en vooral jonge Militaire Artsen , ter verspreiding aan te bieden , in de hoop en het vertrouwen , dat dit Werkje eene welwillende ontvangst zal mogen genieten. In hoe verre de onderhavige praktische aanteekeningen eenig licht over deze zoo hevige en belangrijke ziekte kunnen verspreiden, moge, daar ik alleen de waarheid en de ondervinding in acht heb genomen Duce Experientia ■' — de kundige en, zoo als ik vertrouw, welgezinde lezer beoordeelen; en wordt mijne aangewende poging , om 'nut te stichten, uit het ware oogpunt door Kunstbroeders beoordeeld, dan zal ik mij genoegzaam beloond achten , en verder aangespoord gevoelen, om in dezen zoo gewigtigen tak der IFetenschap voort te gaan, en te blijven ivaarnemen, teneinde alzoo den Staat en de Maatschappij welligt van vele slagtoffers en beklagenswaardigen te helpen bevrijden. — Men herinnere zich hier het gezegde van den in de Oog-Heelkunde met zoo veel roem bekenden Doctor ruif Ou senoort : »Vergeten wijnimmer, dat »in geen tak van ivetenschap of kunst de ondervinding, »door de voorzigtigheid geleid, zoo zeer benoodigd is, »als in dien , welke ten doel heeft, de kennis en de genezing der »oogziekten en gebreken." {Zie zijne Geschiedenis der Oog-Heilkunde , pag. 28.) Ik moet hier nog bijvoegen, dat het geenszins mijn plan is geweest, eene volledige Motiographie over de Ophthalmia purulenta bellica sive militaris in het licht te geven, maar alleen mijne observatiën en verkregen resultaten aangaande hare behandeling bekend te maken , en zoodoende het mijne toe te brengen ter genezing eener zoo belangrijke ziekte onder onze krijgslieden. — Ik eindig met de woorden van onzen beroemden Hoogleeraar rj.9 Hevsdsk; nJViet, dat ik mij-zelven iets t0ekenne' waardoor ik zoo bijzonder en meer (Jan ^ ander mijn Vaderland van nut zou kunnen zijn; maar ieder moet daartoe, volgens zijne betrekkingen en omstandtgheden, het zijne toebrengen." {Zie zijne Brieven over het beoefenen der Wijsbegeerte.) Breda , IVovember , d839. Be Schrijver. MRD DER ZIEKTE. (Natura morbi.) De kennis der ziekte is het beginsel harer genezing. Galenus. De geschiedenis en het ontstaan dezer zoo belangrijke, soms vernielende en moeijelijk te bestrijden Oogziekte in de Legers, zullen wij met stilzwijgen voorbijgaan, en hier niet herhalen wat al meermalen door onderscheiden beroemde en ervaren Schrijvers en Ophthalmologen (Assalini, Desgenettes, Larrey, Rust, von Graefe, Jiïngken, Yetch, Adams, Kluyskens, van Onsenoort, Burkard Eble, en nog meer anderen is beschreven. Deze etterachtige oogontsteking is nu reeds ruim dertig jaren in de Europesche legers heerschende, en, veelal bij afwisseling en verheffing, dan in het eene land of rijk, dan weder in een ander, meer of min hevig, grasserende, zoodanig, dat men haar, zoowel in de Noordelijke als Zuidelijke landen, in de legers heeft kunnen waarnemen en behandelen. Al de bijzondere denkbeelden van zoo vele schrijvers en waarnemers, de verdeeling, het verloop, de verschijnselen, eigenaardige herkenning enz., dezer heerschende etterachtige oogontsteking te willen opgeven en beschrijven, zou ons te ver van het voorgestelde doel afleiden, en tevens te vvijdloopig doen worden; weshalve wij ons hoofdzakelijk zullen bepalen, om haren aard en behandeling, door waarnemingen en ziektegevallen gestaafd, hier kortelijk mede te deelen. Deze oogontsteking, bekend onder de benaming van Conjunctivitis vel Ophthalmia purulenta bellica, Ophthalmo-Blennorrhoea (Assalini); Blepharo-Blennorrhoea (Beer); Ophthalmia blennorrhagia epidemica et contagiosa (Bust); Ophthalmia puriformis (Ware); Ophthalmia endemica (Larrey); Ophthalmia Aegyptiaca et Asiatica (/Vdams); Ophthalmia contagiosa (Kluyskens); Ophthalmia bellica (Baltz); Ophthalmia contagiosa militum (Rosas); Conjunctivitis puro-mucosa vel mucopurulenta contagiosa (Mackenzie); Ophthalmia typhoidea, purulenta in adultis (Lawrence); Logado-Blennorrhcea (von Graefe); Blennorrhoea oculi (Jiingken); Blepharophthalmia catarrhalis bellica (Burkard Eble); Ophthalmitis blennorrhoica (van Onsenoort) enz., doet zich vooral onder den vorm van oogslijmvlies-ontsteking voor; oorspronkelijk (primitief) het meer uitwendig bedekkende weefsel, het slijmvlies der oogleden en des oogbals , en tevens het tepelvorang hgchaam (corpus papillare) aandoende, met slijmettervloed gepaard, zich daardoor kenschetsende, dat er reeds zeer spoedig, en meestal van den beginne af, tepelvormige ligchamen op het bin vlies ontwikkeld worden, en als korrelachtige -woekering (granulatie) daarop zijn waar te nemen, zich primitief in de vouw of plooi der conjunctiva palpebrarum bepalende. Deze heerschende ophthalmie is en blijft nog bij voortduring , zoowel in ons leger als elders, hetzij sporadisch, endemisch, of epidemisch, sedert het jaar 1813 en 1814, alhoewel veel minder hevig, en reeds meermalen met vermindering, doch dan weder met eenige verheffing of verergering, heerschen t Wij kunnen deze ophthalmia of blepharophthalmia purulenta bellica geenszins enkel als eene catarrhale oogontsteking beschouwen, daar zij m alle jaargetijden, en niet, zoo als eenige Schrijvers beweren, meerendeels in het voor- en najaar, bij een meer vochtigen en regenachtigen dampkring, zoo zeer geschikt ter ontwikkeling van catarrhalen en ziekten der slijmvliezen, vooral onder de Nederlandsche krijgslieden, door ons werd waargenomen; maar, in tegendeel, des romers, bij eene drooge hitte, heviger scheen te heerschen. — Burkard Eble haalt, in zijne belangrijke Monographie, over eene eigenaardige algemeene Luchtconstitutie sprekende, het volgende aan: Patrick Mac-Gregor zegt: »de gesteldheid van den dampkring heeft invloed op de ziekte: want zij was heviger en duurde langer bij heet en warm weder, dan als het koud of gematigd was. Men zag dit duidelijk in Julij, Augustus en September, als wanneer de ziekte oneindig veel heviger woedde, dan voor of na deze maanden." (Zie: Die Sogenannte Contagiöse oder agyptische Augenentzündung. — Stuttgart, 1839; blz. 147; — alsmede de Tabellen, die aan het slot van dit mijn Werk voorkomen.) De catarrhale oogontsteking is ook meerendeels sporadisch; de purulente ophthalmie daarentegen contagieus. Latere Schrijvers, en hieronder ook Burkard Eble, gelooven, dat deze heerschende oogontsteking niet als een morbus sui generis, maar meer als eene gewijzigde ophthalmia catarrhalis zou kunnen beschouwd worden. — Hoewel de onderhavige ziekte veel overeenkomst heeft met ophthalmia catarrhalis, is zij, naar ons inzien, met deze geenszins identisch, en niet alleen in graad verschillende, maar als eene eigenaardige soort aan te nemen. Wij komen in deze overeen met hetgeen een der Belgische Militaire Artsen, zoo wij meenen, inde Annales oculistiques , heeft medegedeeld: »Si 1'on me pressait de préciser davantage 1'idëe que je me forme de la nature de notre ophthalmie, je dirais qu'elle est spéciale, se rapproehant de la eatarrhale par la communauté des symptomes, mais ne pouvant être confondue k cause de plusieurs difFérences essentielles." Niettegenstaande deze oogontsteking in haren oorsprong nog even duister, als heimelijk in haren voortgang, snel in hare vorderingen, en meestal ongunstig in hare uitgangen blijft, is zij, op grond eener veeljarige ondervinding, naar onze overtuiging, eene eigenaardige atmospherischepidemisehe ziekte, die, door bijkomende en begunstigende omstandigheden, vooral onder de krijgslieden blijft heerschen , en gewoonlijk zeer spoedig een purulenten vorm aannemende, zich contagieus verspreidt, zoodanig, dat, wanneer er zich eenige aan deze purulente ophthalmie lijdende in een kazerne vertrek, in de ziekenzalen, op de wachten, in de tenten in de legerkampen, of op andere plaatsen, ophielden, vele andere Militairen door deze zoo hevige ziekte werden aangedaan, en dat zich de besmetting (contagium) aan de Ziekenoppassers in de oogzieken-zalen, en zelfs aan de jongere Officieren van Gezondheid in deze etablissementen mededeelde. Alhoewel deze heerschende oogontsteking, naar de gevoelens van zoo vele ervaren Ophthalmologen , en naar hare verschijnselen , oorzaken, verloop enz., oorspronkelijk meer als eenecatairhale ontsteking van het bedekkende slijmvlies zou voorkomen, die spoedig zoodanig stijgt en toeneemt, dat er niet alleen slijm en etterachtige stofafscheiding plaats heeft, gepaard met ontwikkeling van eene korrelachtige oppervlakte (granulatiën), vooral in de plooijen van het ooglids-bindvlies, maar er vervolgens ware etter afgescheiden wordt; zoo schijnt zij, mijns inziens, tevens eene eigenaardige strekking te hebben, verbonden met eene neiging tot algemeene vernietiging en ontaarding der zamenstellende, en meer diep gelegen weefsels des oogbals, door de sympathische en consecutive aandoeningen van de andere, meer belangrijke weefsels dan het ooglidsbindvlies (conjunctiva palpebralis) zelf; wij hellen er thans met eenige latere Schrijvers toe over, om deze heerschende oogontsteking als een ligteren graad en gewijzigden toestand van de vroeger geheerscht hebbende ophthalmia Aegyptiaca te moeten beschouwen. De meeningen betrekkelijk de voortplanting en den al of niet besmettelijken aard dezer oogontsteking waren lang, en zijn nog verdeeld. Eenige Artsen beschouwen haar alleen catarrhaal (Assalini, Larrey, de Kirckhoff, Jiingken); andere ophthalmologen, daarentegen, contagieus, en dit zoowel door aanraking, inenting of overbrenging der stof (per contactum), als ook door een miasma op eenen afstand (in distans) door den omgevenden dampkring, (Rust, von Graefe, Kluyskens, Cunier, Canslatt). Weder anderen gelooven, dat zij uit Egypte herkomstig moet beschouwd worden. (Vetch, Rust, von Graefe, Muller, Carron du Villards enz.) Over het algemeen is men het echter thans eens, dat deze oogontsteking besmettelijk is, en niet alleen door aanbrenging der afgescheiden stof zelve, maar voornamelijk ook miasmatisch, door eene eigenaardige smetstof in den dampkring, even als eenige huidziekten (de pokken, het roodvonk, de mazelen enz.), met dit onderscheid, dat bij de laatstgemelde ziekelijke aandoeningen de smetstoffen door het slijmvlies der long-oppervlakte moeten opgenomen worden, en aldus meer algemeene aandoeningen veroorzaken ; daar integendeel in de onderhavige ziekte, de opneming der smetstof aan de oppervlakte van het slijmvlies der oogen genoegzaam schijnt te zijn, om deze ontsteking verder te ontwikkelen. Maar genoeg; die deze heerschende oogontsteking in al hare vormen, graden, in haar verloop, hevigheid, uitgangen enz. heeft kunnen 2 waarnemen en behandelen, en wien daarenboven de zoo menigvuldige en beklagenswaardige gevallen, door onderscheiden Artsen en beroemde Ophthalmologen vermeld en beschreven, helaas! bekend zijn, kan immers niet meer aan haar besmettelijkheid twijfelen. Dat deze oogontsteking bij sommige korpsen, en vooral in eenige Garnizoenen en Vestingen, Maastricht, Nijmegen, Grave, 's Hertogenbosch, Breda enz., voortdurend blijft heerschen, schrijven wij meerendeels toe aan een besmettend beginsel (foyer conlagieux), of aan eene concentratio miasmae ophthalm. , om het zoo eens te noemen, en dat dit in eenige lokalen (kazernen) en bij sommige korpsen door gegranuleerde lijders, in den meer chronischen vorm dezer oogziekte verkeerende, nog kan onderhouden, en door de vereeniging van dit besmettend vermogen (aansteking), bij overvulling (encombrement) vooral kan begunstigd worden, zelfs nadat zij in bijzondere omstandigheden van zelf ontstaan was. Onder het afdrukken van dit werkje is ons nog een voldoend bewijs voor de besmettelijkheid der onderhavige ophthalmie onder onze militairen voorgekomen; eenige soldaten aan meer of min Verouderde granulatiën, na de heerschende oogziekte, lijdende, werden, bij garnizoens-verande- ring, uit de Willemstad naar Breda overgeplaatst, in de groote kazerne aldaar verpleegd, en binnen weinige dagen bekwamen meer dan 80 manschappen de heerschende oogontsteking; bij de meesten dezer gegranuleerden had tevens eene slijm-etterachtige afscheiding plaats. Men kan buitendien aannemen, dat het miasma dezer heerschende oogontsteking op de andere soorten van oogontstekingen hare bijzondere werking uitoefent, vooral op de ophthalmia catarrhalis, en, in vele gevallen, zoodanig, dat deze weldra in de bovengemelde oogziekte verandert; de vereeniging van verschillende soorten van oogontstekingen moet dus ook natuurlijkerwijze het getal voorwerpen, door die laatste aangetast, vermeerderen, en alzoo de aansteking (besmetting) uitbreiden. Reeds meer dan twaalf jaren deze zoo hevige en verderflijke oogziekte bij de armee, onder onze soldaten, in onderscheiden Garnizoenen en Hospitalen gadegeslagen en behandeld hebbende, moet ik bekennen, vroeger aan haar besmettelijken aard, met zoo vele andere Genees-Heelkundigen en vooral Militaire Artsen te hebben getwijfeld, en altijd huiverig te zijn geweest, om het meer gewigtig vraagpunt nopens de al of niet besmettelijkheid dezer heerschende oogontsteking , te willen beslissen; de laatste drie jaren in mijne betrekking bij het Militaire Hospitaal van Breda, de gunstigste gelegenheid gehad hebbende , om de bedoelde oogziekte meer in het groot en naauwkeuriger te kunnen waarnemen en behandelen, moet ik, thans overtuigd, toestemmen, dat deze oogontsteking besmettelijk (contagieus) is, en meer miasmatisch (door een eigenaardig miasma), dan wel door aanbrenging of inenting der afgescheiden stof ontstaan , en dat daardoor mijne Genees Heelkundige behandeling niet alleen gewijzigd, maar zelfs geheel veranderd is. Uit mijne ondervinding zoude ik, ter bevestiging van haren besmettelijken aard, genoegzame gevallen kunnen aanvoeren, maar, daar dergelijke droevige daadzaken te algemeen bekend zijn, en door zoo vele schrijvers, Kluyskens, Muller, Fallot en Kerst, en meer anderen, reeds werden medegedeeld, zullen wij deze hier niet meer opsommen of verhalen. De afgescheiden etterachtige stof, uit de oogen afvloeijende, is te schadelijker, volgens de meening van eenige Ophthalmologen, hoe dikker en meer met etter overeenkomstig deze is, en voorzeker aanstekend; daarentegen, schijnt zij minder besmettend te zijn, naar mate zij dunner van zelfstandigheid is, meer met slijm overeenkomt, en tevens door den tranenvloed verdund wordt; bij deze omstandigheid moet ook indivi- duele voorgeschiktheid (praedispositie), klierziekige en syphilitische discrasiën, vrij algemeen onder de Nederlandsche soldaten, en aanleg tot congestiën naar de hersenen en de oogen, waardoor de gezigtsorganen in eenen geprikkelden staat onderhouden kunnen worden, als zeer medewerkend in aanmerking komen. Sommige Oogartsen beweren, dat in deze afgescheide etter bij de purulente ophthalmie zich een eigenaardig scherp zuur bevindt, dat, met de cornea in aanraking blijvende, deze in verweeking en verzwering doet overgaan, waardoor dan ontaardingen en geheele vernietiging van het gezigtsorgaan kunnen ontstaan. Volgens Jüngken zoude door deze etter kleine puistjes en zweertjes (aphthae) op het hoornvlies gevormd worden, waardoor vervolgens verschillende gebreken op dit vlies zouden te weeg worden gebragt; — Travers en Burkard Eble zijn van een ander gevoelen, en beschouwen deze aphthae als het gevolg der zwerende ontsteking van de bedekkende plaat der conjunctiva, die de cornea bekleedt. De gevoelens over den aard of het wezen, de oorzaken, geneeswijze enz. der onderhavige ziekte in de legers, loopen bij de latere schrijvers zeer uit een. Plagge beschouwt deze heerschende oogontsteking als eene epidemische of endemische gastrische ooginflammatie (Augenentzündung), overeenkomende met eene febris nervoso-gastrica, even als zulks bij meerdere roossoorten wel eens het geval is, en raadt hij, reeds inden beginne, het inwendig gebruik der Sulphas Chininae aan; behalve dit middel kunnen ook aderlatingen, Emetica, Laxantia en Revulsiva te pas komen; de Quinine blijft echter de hoofdzaak. Dit is mij door de vriendelijke mededeeling van mijnen hooggeachten en verdienstelijken Collega,.Dr. Kerst, bekend geworden, en in het Journal van von Graefe en von Walther (25. Band, 3. St.) opgegeven. Wij hebben reeds vroeger in het Hospitaal te Breda, in den hevigsten graad dezer purulente ophthalmie, eenige periodiciteit en aanmerkelijke verheffing der belangrijkste toevallen waarnemende, de Sulphas Chinin. cum opio toegediend, en slechts in zeer weinige gevallen eene voordeelige werking hiervan kunnen ondervinden. Volgens Magendie (lecons sur les Phenomènes physiques de la vie, professées au college de France et publiées par Magendie, recueillies par C. James) zou deze belangrijke purulente ophthalmie van de pbysische eigenschappen des bloeds kunnen afhangen. Hij vooronderstelt, na gedane proeven op dieren, en wel voornamelijk op honden, dat de ziekelijke aandoening in de afscheiding van het bind vlies, uit eene ziekelijke verandering des bloeds zou ontstaan, en wel door vermindering van zijne vezelstof (fibrine). Hij zegt, dat de purulente oogontsteking eene deihevigste en belangrijkste ziekelijke aandoeningen is, die den oogbal kunnen aandoen; binnen weinige dagen, dikwijls binnen weinige uren, verbreken of barsten de vliezen er van (rhexis oculi); het oog loopt ledig, en het gezigt is verloren. Wat is de oorzaak van deze ziekte? — Hij zegt, — zij is ons onbekend; te zeggen, dat zij eene ontsteking is, leert ons niet slechts niets, maar men zou hierdoor zelfs verkeerde GeneesHeelkundige aanwijzingen (Indicationes thérapeuticae) gaan bewerkstelligen. Ruime bloedontlastingen mislukken, terwijl de aanwending of inblazing van prikkelende poeders, de aanstrijking door bijt- en brandmiddelen (Caustica), de uitsnijding (Excisio) der verdikte, opgezette en gezwollen deelen, de afscheiding van het slijmvlies (Conjunctiva) zeer gunstig wijzigen. Daar deze oogontsteking echter in de meeste gevallen als eene meer plaatselijke aandoening of ziekte zal kunnen beschouwd worden, en, over het algemeen, zoo wel sterke en gezonde gestellen, zonder blijkbare ziekelijke gesteldheden, noch discrasiën of cachcxiën ; als zwakke, ziekelijke voorwerpen (soldaten) en veelal plotseling, als het ware met een tooverslag, cn dikwijls zonder bekende oorzaken, aandoet; is deze beschouwing van Magendie niet wel aan te nemen , en zullen verdere nasporingen ons dienaangaande nog moeten toelichten. VERSCHIJNSELEN DER ZIEKTE. (Symptomatologia.) Verschillende Schrijvers en Ophthalmologen onderscheiden meerdere, elkander opvolgende graden dezer heerschende oogontsteking; Rust, Weller, Muller, Graefe enz.; _ de laatste noemt deze graden of tijdperken: lste graad : watervloed (Hydrorhoea), 2de graad: slijmvloed (Phlegmatorrhoea), 3 1, van een bloedrijk temperament, een gezond en sterk ligchaamsgestel, goed gevormd, en zonder blijkbare gebreken, sedert een geruimen tijd, aan uleera venerea op de Corona glandis en het scrotum en vervolgens ulceratiën in de keel, alhier in het Militaire Hospitaal onder behandeling zijnde, bekwam plotseling, waarschijnlijk ook door zich onvoorzigtig aan koude en togt te hebben blootgesteld, Iritis syphilitica amborum oculorum. Hij werd dadelijk den 23. Mei, 1837 op eene der zalen, uitsluitend bestemd ter behandeling van Oogzieken, overgebragt, en leverde dezelfde ziekteverschijnselen op als de fuselier Jewema, welke wij dus, om niet in herhalingen te vervallen, niet zullen vermelden. Des lijders sterke constitutie en temperament in aanmerking nemende, liet ik eene afleidende aderlating op den voet verrigten, alsmede den volgenden dag 2 cucurb. scarificat. in den nek appliceren; inwendig een pulv. drastic, ex Calomel gr. vi. pulv. rad. jalapp. scrup. i. prodosi; verder cene strenge dieet, rustig in het bed, houden, daar het vertrek donker, luchtig en koel gehouden werd, en geheel ingerigt was ter verpleging van dergelijke ooglijders. Na deze gewijzigde antiphlogistische methode, vooral in stadio acuto van dezen ziekelijken toestand, en bij meer zamengestelde aandoening van den regenboog (want ook deze lijder deed ons opmerken, dat hij nu en dan eene vonkeling van vlammen en lichtstralen, en tevens vliegen voor de oogen ontwaarde, wanneer hij uit eene meer donkere in eene meer lichte plaats of zaal kwam), te hebben in het werk gesteld, zijn wij tot onze gewone kwikbereidingen overgegaan, namelijk mercur. subl. corros. cum opio tot 6 pillen daags, en de mercuriaal-inwrijvingen (ungt. hydrargyr. cum extr. hyoscyam. nigr. scrup. sem. totdrachm. sem.); en ook hier was de uitkomst zeer voordeelig, daar hij 2 dosis van de frictiën heeft gebruikt; tevens verzachtende mondspoelingen , cum ext. cicut. et mell. rosar. Vervolgens 14 dagen een dec. rad. sarsaparill. en eene meer voedzame dieet, waarna hij den 10. Junij, 1837 het Hospitaal, geheel hersteld, kon verlaten en zijne dienst weder verrigten. Wij zouden het getal van lijders met Iritis syphilitica alhier behandeld en, zonder eenige hindernis of ontaarding (hetzij aan den regenboog, oogappel, hoornvlies enz., waardoor het gezigtsvermogen geheel of gedeeltelijk kan verminderd of vernietigd worden), hersteld, nog met velen kunnen vermeerderen, daar deze ziekte-toestand niet zoo zeldzaam in de Hospitalen als venerische complicatie of als gevolgen van Lues venerea (Syphilis) voorkomt; wij vertrouwen echter, dat de medegedeelde ziekte-gevallen voldoende zullen zijn, om de opgegeven Genees-Heelkundige behandeling te wettigen en te kunnen aanprijzen. Wij hebben het gebruik der kwikbereidingen, zoodra wij eene ziekelijke aandoening van den mond en de speekselklieren (aflfectio mercurialis) ontwaarden, niet voortgezet; zoo als vooral eenige Engelsche Ophthalmologen(Mackenzie, Lawrence enz.), voorschrijven en aanraden, teneinde geene belangrijke, veelal lastige en langdurige ziekte-toevallen van andere organen te weeg te brengen, welke uitwerking wij trouwens bij de toediening van de sublimaat veel minder hebben kunnen waarnemen, dan na het gebruik van de Calomel. Bij de behandeling der Syphilitische iritis, hebben wij ons zeldzaam bediend van oogwaters, zoo als ook eenige Duitsche Ophthalmologen (Beer, Muller enz.) hebben aangeraden, vooral niet in het eerste tijdperk der onderhavige ziekte, en dan werd het volgende collyrium gebruikt: R. aq. rosar. et aq. distell. aa unc. üj. muc. sem. cydon. unc. sem. vin. opii arom. dr. sem., hetzij bij wijze van indruppeling, of door middel van een fijn linnen kompres, bevochtigd op het aangedane oog gelegd; in eenige gevallen heb ik 1 k 2 greinen merc. sublim. corros. met gemeld Collyrium laten vermengen, (Aqua Conradi), en alsdan 2 h. 3 malen daags aangewend, alleenlijk in het meer chronisch verloop dezer ziekte. 2°. De Ophthalmia Gonorrhoica-Blennorrhagica kan men, wat hare zitplaats betreft, beschouwen tot de purulente Ophthalmiën te behooren; wat hare oorzaken aangaat, moet zij onder de venerische aandoeningen van het oog gerangschikt worden. De druiperachlige oogontsteking heeft hare zitplaats, volgens de meeste Oogheelkundigen, oorspronkelijk in de conjunctiva, daar de sclerotica en de andere zamenstellende vliezen of weefsels van den oogbal secundair aangedaan worden. De theoriën aangaande het ontstaan der Ophthalmia Gonorrhoica loopen, op zéér verschillende wijze, uit een: 1®. door aanraking, besmetting en overbrenging van het gif (de inoculatie); [Lawrence, Mackenzie, Rognetta, Carron du Villards.] 2°. door ziekte- of stof-verplaatsing, (per metastasin); [Scarpa, Dupuytren, Boyer, Broers ] 3°. door eenc in het ligchaam huisvestende syphilitische ziekte (per Sympathiam). [Dupuytren, Scarpa, Sanson enz.] Zij is eene besmetting soms van de druiperstof of het druipergif aan een gedeelte van het oog-zelf, en wel vooral op het bindvlies overgebragt, en wordt ook door eenige auteurs als eene ziekteverplaatsing, met vermindering of wel geheele onderdrukking van den druiper beschouwd. — Zij volgt echter ook meermalen als secundaire ziekte na andere oogontstekingen, indien algemeene syphilitische aandoeningen (constitutionele besmetting) in het ligchaam bestaan. Eenige Engelsche Oogartsen (Briggs, Pearson enz.) beweren, dat er geene betrekking (rapport) zou bestaan tusschen de ontsteking van den pisweg en die van het oog (!); maar deze hebben waarschijnlijk weinig syphilitische Oogziekten behandeld, en pleit hier tegen ook niet de Iritis syphilitica ? Lawrence, na gedane proefnemingen van Vetch, helt over, te gelooven, dat de druiperachtige oogontsteking niet door de aanbrenging der druiperstof op het oog wordt voortgebragt. Vele Duitsche en Fransche Ophthalmologen beweren het tegendeel; Beer, Weller, Jiingken, Dupuytren, Velpeau, Sanson, Carrondu Villardsenz.; — daar- enboven houden ook de afscheiding en de slijmvloed in de urethritis niet altijd op, ofschoon de oogontsteking soms allerhevigst kan zijn. Gewoonlijk wordt slechts één oog door deze oogontsteking aangedaan — Het is ons voorgekomen , dat over het algemeen bij de venerische aandoeningen of complicatiën bij oogontstekingen, primitief slechls één oog aangedaan is, zoodat wij de bij ons onder behandeling komende oogzieken dadelijk onderzoeken, of niet eene dergelijke complicatie voorhanden is, hetgeen wij dan ook meermalen ondervonden; buitendien is ook de kleur van het ontstoken bindvlies meer naar het koperroode overhellende. — Nogtans gebeurt het meermalen, dat de beide oogen, en wel het eene oog, nadat het andere hetzij bijna genezen of reeds vernietigd is, kunnen lijden; vooral in de meer hevige graden dezer Ophthalmie. Men onderscheidt deze oogontsteking in Ophthalmia Gonorrhoica vera et spuria; de eerste is zeer zeldzaam, en wordt vooral bij jonge, sterke, volbloedige voorwerpen waargenomen. De verschijnselen zijn bij haar dezelfde als bij de hevige catarrhale en purulente oogontstekingen worden aangetroffen, behalve dat het verloop er van veel sneller is, en men geen tijdperken, even als bij gemelde Ophthalmiën opmerken kan, terwijl zij daarenbo- ven ook van belangrijke verschijnselen vergezeld gaat, namelijk: lichtschuwheid, vermeerderde traan-en etterafscheiding, hevige pijnen, zich niet alleen tot het aangedane oog bepalende, maar zich verspreidende door die geheelezijde van het hoofd; aanmerkelijke zwelling der oogleden en uitpuiling (extrophia) van het slijmvlies; in dezen ziektetoestand gaat alles zeer schielijk voort: — ontwikkeling, verheffing der verschijnselen, chemosis, verettering en vernietiging van het oog; — daarentegen hebben de andere oogontstekingen gewoonlijk hare tijdperken. Deze oogontsteking is waarlijk van een zeer verwoestenden aard, zoodanig, dat, in de meeste gevallen, het zintuig des gezigts, onder de felste pijnen en folteringen, weldra geheel vernietigd wordt, en er gedurende deze hevige verschijnselen, somsin een kort tijdverloop, verweeking, verzwering van het hoornvlies, en zelfs de geheele ontaarding van den oogbal ontstaan kan. De voorzegging is over het algemeen bij deze soort van oogontsteking, mijns inziens, allerongunstigst, en hangt vooral af van den duur, den aard, de hevigheid en de bijzondere complicatiën, alsmede van des lijders ligchaamsgestel. Crenees-lleelkundige Behandeling'. Carron du Villards zegt, en met reden, aangaande deze kwaadaardige oogontsteking: »Cette espèce d'Ophthalmie étant promptement désorganisatrice, il importe de lui opposer un traitement excessivement énergique. Tous les auteurs sont d'accord sur ce point comme sur les dangers de la maladie Tous sont d'accord qu'il faut arrêter, enrayer les phénomènes de la suppuration." Van het gegronde, stellige en tevens door de ondervinding bevestigd wordende gezegde dezes Schrijvers overtuigd, zoo beschouw ik, dat men bij die hevige oogontsteking, zoodra mogelijk, de etterafscheiding of purulenten uitvloed onderdrukken, en, daarentegen, den slijmvloed in de urethra, indien die geheel of gedeeltelijk onderdrukt is, moet zoeken te herstellen. In het begin dezer ziekte , vooral bij jonge, sterke en bloedrijke gestellen, moet men, zoo als de meeste Oogartsen aanraden, eene meer krachtige antiphlogistische behandeling in het werk stellen. Naar mijn inzien, zou men hiermede dikwijls le veel tijd kunnen verliezen, en is het cauteriseren met het Nitras argent. fus. in substantie vooral aangewezen, teneinde de zoo hevige verettering van het bindvlies en de zoo snel opvolgende ontaardingen van den oogbal, en zelfs de vernietiging van het edel gezigtsorgaan tegen te houden. Het is van het hoogste belang, op het aangedane weefsel (het bindvlies) een zoodanig hevig inwerkend middel aan te wenden en de zwelling tevens te doen verminderen, en hieraan voldoet geen middel beter, dan de lapis Infernalis in substantie (de Methodus ectrotica vel abortiva.) Het schijnt dan ook in deze gevallen, immers wanneer de ondervinding de tegensprekende theoriën tot zwijgen kan brengen, dat de Helsche Steen niet alleen als causlicum, en door zijne vernietigende kracht op de slijmvliezen werkt, maar bijzonder door de levenskrachten dezer weefsels, waarmede hij in aanraking komt, op eene eigenaardige manier te wijzigen, alsmede door eene nieuwe soort van ontsteking die de eerste vervangt, op te wekken. Latere Schrijvers raden de cauterisatie na de geheele uitsnijding (excisie) van het aangedane bindvlies aan; anderen eene meer of min sterke oplossing van dezen steen, of die van de sülphas alum. of sulph. cupri enz. Wij hebben ons echter het best bevonden met de cauterisatie zoodra mogelijk te verrigten, teneinde de plaats hebbende smetstof (infectie) te vernietigen, en hiertoe bezigden wij een stuk lapis Infernalis, op de reeds vermelde wijze aangewend; zie blz. 40. Indien de plaatselijke pijnen na de aanwending van den genoemden steen te hevig zijn en aanhouden, werd eene ruime aderlating verrigt, — inwendig verkoelende lakseermiddelen, alsmede afleidende middelen op de onderste ledematen, door middel van warme en prikkelende voet- en beenbaden, of wel mostaardpappen aan de kuiten of voeten. Deze pijnen, in weerwil der antiphlogistische geneeswijze, niet verminderende, hebben wij in dergelijke gevallen toegediend: de mercur. dulcis cum extr. hyoscyam. nigri, belladonna et opio, en uitwendig te gelijkertijd inwrijvingen met het ungt. hydrargyr. cum extr. bellad. vel hyoscyam. in de slaapstreken en boven de wenkbraauwen aangewend. Wat de verminderde of wel geheel onderdrukte afscheiding en slijmvloed in de urethrazelve (den druiper) betreft, deze wordt op de gewone en genoegzaam bekende wijzen weder hersteld, door algemeene verzachtende, demulcerende, ligt pisdrijvende en prikkelende middelen ; plaatselij k, daarentegen, laauw-warme baden, en zelfs de aanwending der Bougie. Door de volgende ziekte-gevallen kunnen wij de opgegeven Genees-Heelkundige behandeling, als verkregen resultaten , in deze kwaadaardige oogontsteking aanprijzen , zonder die geneeswijze evenwel als onfeilbaar te willen opgeven. 27stc Waarneming. De kanonnier J. N., oud ongeveer 28 jaren, met een nerveus-sanguinisch temperament, overigens gezond en sterk van ligchaamsgestel, zonder gebreken, reeds meermalen aan venerische besmetting geleden hebbende, en sedert ruim 14 dagen alhier in het Hospitaal wegens een kwaadaardigen druiper, en een reeds ver gevorderden syphilitischen uitslag (Syphilides) onder behandeling, had plotseling des nachts eene hevige pijnlijke ontsteking, en wel aan het regteroog, bekomen, zoodat wij hem dadelijk op eene der zalen, in ons etablissement ter behandeling voor de oogzieken ingerigt, lieten overplaatsen. Bij naauwkeurig onderzoek bleek ons weldra, dat wij hier met eene Ophthalinia gonorrh. spuria metast. te doen hadden: de druiper was geheel onderdrukt, de slijmvloed in de urethra op eens opgehouden, en geen de minste pijn of prikkeling daarin aanwezig; hij verzekerde mij, voor zoo verre hij wist, de druiperstof niet op het oog te hebben aangebragt; ook was den vorigen avond de afscheiding en de uitvloed uit de urethra met stekende pijnen gepaard, nog sterk geweest. Het aangedane oog leverde al de verschijnselen van Ophthalm. Gonorrb. op. Zouden wij in dit geval dus eene ware metastasis, eene verplaatsing van ziektestof (smetstof) , eene metastasische venerische oogontsteking kunnen aannemen, strijdig met het gevoelen van verschillende Ophthalmologen, die verklaren, nimmer deze Ophthalmie te hebben waargenomen, waarbij de slijmvloed in de urethra geheel was onderdrukt (Lawrence, Sanson enz.)? — Ik durf dat vraagpunt niet beslissen, en zal alleen, uit een praktisch oogpunt beschouwd, den gunstigen afloop hiervan mededeelen. Daar in het onderhavig geval, mijns inziens, geene aanwijzing bestond, om krachtig ontstekingwerend te werk te gaan, zoo lieten wij dadelijk plaatselijk verzachtende warme baden toedienen, teneinde vervolgens, door middel van eene Bougie , het slijmvlies der urethra te prikkelen, om, ware het mogelijk, op deze wijze den druiper weder voort te brengen ; inwendig werden warme verzachtende en ligte pisdrijvende geneesmiddelen voorgeschreven , gepaard met een warm verhouden, rust en melk-diè'et. Het aangedane slijmvlies van het regter oog werd inmiddels op de gewone en reeds vermelde wijze gecauteriseerd. Den 2. dag dezer behandeling, na herhaalde malen de Bougie aangewend en de urethra geprikkeld te hebben, gevoelde de lijder irritatie en jeuking in den pisweg, waarna dan ook weldra de druiper te voorschijn trad; de hevige pijnen, zwelling, lichtschuwheid enz. van het aangedane oog waren ook aanmerkelijk verminderd, alhoewel de etterafscheiding nog bleef aanhouden, zoodat wij opvolgende ontaardingen vreesden, waarom dan ook den 3. dag de cauterisatie herhaald werd; de druiper werd op de gewone wijze onderhouden, en den 8. dag waren alle belangrijke toevallen aan het oog geweken, en alleen met kompressen met koud water behandeld : geene granulatiën of andere naziekten bleven er over. Voor den druiper en den syphilitischen uitslag is eene meer algemeene behandeling voorgeschreven, zoodat hij, na 6 weken onder verpleging te zijn verbleven, geheel hersteld, het Hospitaal den 20. April, 1837 kon verlaten. 28ste Waarneming. J. B . . ., fuselier bij het 2. Bat. der 8. Afdeeling Infanterie, oud 24 jaren, geboren te Groningen, van een bloedrijk temperamenten sterk ligchaamsgestel, met zeer ontwikkeld spier-, been-en bloedvaten-stelsel, en aan weinige belangrijke ziekten geleden hebbende, werd den 12. Augustus, 1836 uit het Legerkamp bij Reijen naar het Hospitaal opgezonden, als sedert eenige dagen daar aan eene hevige purulente oogontsteking lijdende. Bij zijne komst kwam mij deze ontsteking van het linker oog, de kleur, zwelling, etterafscheiding, hevige pijnen enz. in aanmerking nemende, als eene Ophlhalm. Gonorrh. voor; dezen lijder ondervragende, of hij aan een druiper of andere venerische aandoeningen lijdende was, werd zulks geheel ontkennend door hem beantwoord. Daar hij over de hevigste pijnen klaagde, en deze Ophthalmie reeds eenige dagen had bestaan, zoo werd het oog dadelijk gecauteriseerd, en de verdere reeds vermelde opvolgende behandeling in 't werk gesteld, en bij dezen sterken, volbloedigen lijder eenige uren later eene ruime aderlating verrigt; inwendig verkoelende laxantia, en door warme prikkelende voetbaden op de onderste ledematen gerevulseerd. Den volgenden dag waren de zoo hevige ontsteking en pijnen nog niet geweken; den lijder thans onderzoekende, ontwaarde ik, helaas, dat hij aan een kwaadaardigen druiper, en reeds verouderde ulceratiën op den glans penis lijdende was, en wel, zoo als hij mij toen bekende, reeds sedert een geruimen tijd, zonder echter bij zijn korps onder geneeskundige behandeling te zijn geweest. Onze voorzegging was hier zeer ongunstig, wegens de syphilitisehe complicatie, dat de druiper geenszins onderdrukt was, en het aangedane oog, na de gedane cauterisatie, in denzelfden toestand bleef; de aanwending van den Lapis infernalis werd herhaald, maar zonder het gewenscht gevolg; 's avonds waren de pijnen allerhevigst, zoodanig, dat algemeene en plaatselijke bloedontlastingen en koude fomentatiè'n op het oog werden aangewend, revulsiva op de darmbuis door eenige greinen Calomel met pulv. rad. rhei, en door warme prikkelende beenbaden op de onderste ledematen. Hij bragt een onrustigen en pijnlijken nacht door, en den volgenden morgen vonden wij eene algemeene en zeer pijnlijke zwelling des oogbals, en de oogleden zoodanig, dat wij Exophthalmie konden vreezen. Verzachtende en meer pijnstillende middelen werden op de aangedane deelen geappliceerd, inwendig opiata. Maar de omliggende deelen van het aangedane oog (vooral de oogleden) kregen reeds een gangraeneus aanzien, en er vormde zich, onder de hevigste folteringen, eene zoodanige zwelling van de Cornea en den geheelen oogbal, dat rhexis oculi weldra moest ontstaan; de etterafscheiding was genoegzaam geheel opgehouden. Hij leed, bij voortduring, de ondraaglijkste pijnen, niet alleen in den oogbalzelven, maar tevens in de linker slaap- en voor- hoofdstreek; gedurende de laatste 24 uren, luid schreeuwende en om hulp vragende, had hij geen oogenblik rust, en waren er koortsverschijnselen aanwezig. Diep met dezen lijder bewogen, en behalve dat het barsten van den oogbal, die reeds aanmerkelijk vergroot was, te gemoet ziende, kwam mij, in dezen beklaaglijken toestand, alleen de kunstmatige ontlasting van de vochten uit het oog, door de gewijzigde kunstbewerking van Wardrop (punctio oculi), als geschikt en doenlijk voor; wij besloten dus, bij middel van een lancet, den reeds aanmerkelijk vergrooten oogbal, door eene kruissnede te verdeelen; — »beter toch een onzeker, dan in 't geheel geen middel," zegt Celsus (Melius est remedium anceps quam nullum), waarna zich de vochten ontlastten; tevens werden fijne dunne strookjes linnen onder en tusschen de oogleden gelegd, en verzachtende en ontstekingwerende fomentatiën geappliceerd, bevestigd door een ligt steunend verband; inwendig opiata, streng dieet en rust; vervolgens als revulsiva, lax. antiphlog., clysmata et sinapismi ad suras. De hevigste toevallen waren door deze handelwijze weldra verdwenen; hij kon rusten, de pijnen werden dragelijk, en het gangraeneus aanzien der bedekkende en zoo gezwollene oogleden was zeer verminderd. Nu werd eene slappe oplossing van chloruret. calcis cum vin. 9 opii geappliceerd, en is het ons gelukt, de geheele atrophia oculi daar te stellen. De onbelemmerde beweging der beide oogleden is bewaard gebleven, en had men alzoo een geschikt voorwerp, om een kunstoog te kunnen plaatsen, even als bij de extirpatio bulbi oculi geschiedt. In den grond van de oogkuil kon men, nadat de genezing had plaats gevonden , het likteeken van de gedane kruissnede nog zeer goed onderscheiden. Nadat deze lijder later eene meer secundaire antisyphilitische behandeling had ondergaan, heeft hij den 16. Januarij, 1837 ons Hospitaal verlaten, en is gezond en weltevreden naar het Depót van zijne Afdeeling vertrokken. Het verdient opmerking, dat het regter oog, gedurende het geheele zoo hevig ziekte-verloop en de opvolgende vernietiging van het linker oog, geene de minste sympathische aandoening of besmetting heeft ondergaan, maar daarentegen altijd in zijn normalen staat gebleven is. 29ste Waarneming. Jan P..., oud 24 jaren, flankeur, dienende bij het 3. Bat. der 8. Afdeeling Infanterie, van een nerveus-lymphatiek temperament en tengere ligchaamsgesteldheid, meermalen aan ligte borstaandoeningen, en nu gedurende 14 dagen bij zijn korps aan een druiper geleden hebbende, maar niet onder behandeling geweest, uithoofde hij zich bij den Officier van Gezondheid van het Bataillon niet had gemeld, werd plotseling door eene hevige ontsteking aan het regter oog aangedaan , en den 27. October, 1838 naar ons Hospitaal opgezonden. Bij zijne inkomst, den 2. dag der ziekte, herkenden wij dadelijk eene Ophthalmia Gonorrhoïca; hij klaagde over de hevigste pijnen, en er had eene sterke afscheiding plaats van etterachtig slijm uit het aangedane oog, volkomen overeenkomende met het druipervocht; tevens was, bij het ontslaan dezer oogontsteking, de druiper geheel onderdrukt en opgehouden; hij kon ons geene oorzaken opgeven , die het ontstaan der ziekte bevorderlijk waren geweest, en verzekerde ook, zoo verre hem bewust was, de druiperstof niet aan het oog te hebben gebragt; het aangedane oog werd dadelijk op de gewone wijze gecauteriseerd met den lapis Inlernalis, en, om den oorspronkelijken druiper weder terug te brengen, werden algemeene verzachtende, ligt prikkelende en pisdrijvende geneesmiddelen toegediend; melk-diëet, warm verhouden in bed, en rust, daarenboven plaatselijke laauw-warme baden, daar wij ons reeds ■voorstelden, indien de slijmvloed in de urethra niet spoedig terugkeerde, ook weder de Bougie aan te wenden. Het aangedane oog was na het cauteriseren aanmerkelijk beter, de eigenaardige afscheiding opgehouden, de pijnen zeer veel verminderd, maar de zwelling van het slijmvlies nog weinig afgenomen, zoodat wij besloten, den 3. dag na de eerste cauterisatie, deze gezwollen deelen nog eens oppervlakkig met den Helschen steen te bestrijken, en zulks geschiedde met het beste gevolg, daar dit oog na 14 dagen geheel hersteld was. De druiper had zich inmiddels reeds den 3. dag en zelfs zeer sterk ingesteld, en werd dan ook door bovengemelde middelen onderhouden. Den 15. November, 1838, werd hij, waarschijnlijk na een togt te hebben gevat, daar hij zich ni«t alleen uit het bed, maar ook uit het vertrek begeven had, door eene hevige Ophthalmia Gonorrhoïca oculi sinistri aangetast; de druiper was nu geenszins onderdrukt geworden, maar had er in tegendeel veel afscheiding en prikkeling in de urethra plaats; mede in dit geval wilde ik dadelijk den lapis Infernalis in substantie weder beproeven, waarna dan ook de beterschap zeer spoedig de cauterisatie volgde, en is zulks slechts eenmaal behoeven verrigt te worden; nog eenige dagen werd eene slappe solutie van gemelden Steen (gr. i-ij op drachm. ij. aq. Rosarum), 2 & 3 malen daags, tusschen de oogleden ingedruppeld, dewijl de zwelling van het slijmvlies en de roodheid nog was overgebleven, met het gelukkig gevolg, dat ook het linker oog, zoowel als het regter, den 3. December geheel hersteld was, en zonder naziekten op de cornea of granulatiën op de conjunctiva achter te laten. De druiper was tevens binnen weinige dagen, door de gewone algemeene behandeling, genezen. Bij deze hevige oogontsteking hebben wij ons, vooral in het meer acuut beloop der ziekte, van weinig oogwaters bediend; maar daarentegen de aangedane oogen aanhoudend door middel van fijne sponsjes met koud en zuiver regenwater laten reinigen; indien de oogleden te sterk gezwollen en daardoor moeijelijk te openen waren, door zachte en voorziglige oogspu.c'ngen tusschen de oogleden afgescheiden etter doen ontlasten; en vervolgens door fijne linnen losse compressen, met zeer koude fomentatiën de oogen doen bevochtigen, waarmede alsdan eenige dagen werd aangehouden. Deze lijders werden afzonderlijk in meer donkere, maar ook luchtige en koele vertrekken in ons Hospitaal behandeld en verpleegd, en tevens op een spaarzaam dieet gehouden. Bij het meer chronisch verloop dezer Ophthalmie werden soms, behalve eene indruppeling van eene solutio lapid. infern. gr. i-iv. aq. rosar. unc. i., ook adstringerende oogwaters aangewend, zoo als eene solutio chloruret. calcis, sulphat. zinc. et alumin. extr, saturn. etc. , en veelal het volgende collyrium. Mercur. subl. corr. gr. ij. aq. rosar. et aq. destill. aa. unc. iij. mucil. sem. cydon. unc. sem. vini opii arom. dr. i-ij, of wel het ungt. ophthalmic. rubrum cum opio. De syphilitische zweren aan de oogleden hebben wij meermalen waargenomen, en vooral bij lijders, die door algemeene syphilis aangetast en aan eene regelmatige kwikkuur onderworpen waren geweest. Eenige nieuwere Ophthalmologen, Lawrence, Carron du Villards enz. meenen het ontstaan van deze zweren meerendeels te moeten toeschrijven, door dat het virus syphiliticum bij voorkeur het huidweefsel en de slijmvliezen aandoet, en deze weefsels zijn ook de voornaamste zamenstellende der oogleden. De zitplaats der verzwering is meestal het slijmvlies, dat de binnenste oppervlakte der oogleden bekleedt. Deze ziekelijke aandoening is hoogst zelden primitief, daarentegen gewoonlijk secundair. De zweren, van verschillende grootte en kleur, doen zich gewoonlijk voor onder den vorm van eene graauwachtige donkerroode verzwering, met ongelijke randen en bloedige punten, veelal van een rood ontstoken kring omgeven, waardoor dan de lijders pijnlijk en onrustig zijn, en dikwijls de omringende deelen (het bind vlies, de traanwegen en zelfs de wang) aangedaan worden. Zij zijn meermalen het gevolg van andere voorafgegane oogontstekingen, alhoewel wij deze altijd primitief hebben waargenomen, en gepaard met venerischen huiduitslag, zich meerendeels tot het aangczigt en het voorhoofd bepalende (corona veneris); de scherpe afgescheiden wordende etterachtige stof doet de oogharen aan elkander kleven en bezet ze met korsten; wanneer deze afvallen, worden de ongelijke, soms harde , eeltachtige kleine of grootere zweertjes op den kraakbeenigen rand der oogleden meer zigtbaar. Deze zweren zijn somtijds zoo kwaadaardig, dat zij niet alleen het slijmvlies en de huid, maar zelfs den kraakbeenigen rand der oogleden aandoen en geheel het voorkomen hebben van etterende chankerzweren, die zich op de roede vertoonen. Ook ontstaan zij soms primitief op het bindvlies, gepaard met eene hevige conjunctivitis, en laten veelmalen belangrijke ontaardingen op de oogleden na. Het is van belang, dat men deze syphilitische zweren aan de oogleden niet met aandoeningen dezer deelen, zoo als eigenaardige zweren, kankerachtige zweren enz. verwarre. De Genees-Heelkundige behandeling dezer venerische aandoeningen is genoegzaam dezelfde als voor de syphilitische iritis is opgegeven: Mercurialia, en vooral de Mercur. subl. corr. cum opio, decocta lignor. het decoct Zittmann. etc. gepaard met een spaarzamen eetregel (dieet), en warme verhouding, moeten de hoofdkuur uitmaken ; als plaatselijke hulpmiddelen hebben wij met het beste gevolg het ungt. hydrargyr. cum vin. opii aromat., of wel het ungt. ophthalmic. rubr. cum opio aangewend; — dus: R. Mercur. praecip. rubr. gr. ii-viii. Axung. porc. recent, dr. i. Vini opii aromat. gr. x-xx. M. f. exact. ungt. ophthalm. S. 2 malen daags ter grootte van eene kleine erwt, de oogleden mede in te wrijven. Dikwijls waren er afleidende middelen, als bloedige koppen en spaansche-vliegen in den nek, warme voet- en beenbaden met mostaardmeel bedeeld, en drastica noodig; in eenige gevallen moesten wij de overblijvende ongelijke verhevene en verharde punten bij deze zweren, met de nitras. argent. fus. in substantie cauteriseren of aanstippen; zulks leverde de beste gevolgen op. 30ste Waarneming. De jager Cornelis S oud 25 jaren, dienende bij het 2. Bataillon, van eene sterke en tamelijk gezonde ligchaamsgesteldheid en zonder blijkbare gebreken, had vroeger meermalen zoowel aan primaire als secundaire syphilis geleden; hij werd den 1. November, 1838 in ons Hospitaal opgenomen, lijdende reeds sedert eenige dagen aan conjunctivitis amborum oculorum , waarmee zich thans verouderde , pijnlijke, ongelijke, roode zweertjes op de randen der onderste oogleden paarden; de conjunctivae waren rood en ingespoten, de opgezette kliertjes van Meiboom en de vermelde zweertjes aan de buitenen binnenranden der oogleden scheidden eene scherpe ichoreuse stof af; vele oogharen waren uitgevallen en andere met graauwachtige bruine korsten bezet, waaronder etter te voorschijn kwam. Deze lijder klaagde tevens over eene hevige, diepzittende pijn, die zich vooral tegen den nacht boven de wenkbraauwen en de slaapstreek verhief; de aangedane deelen werden vooreerst met laauwe infus. herb. alth. afgewasschen en gereinigd, en laxantia toegediend, met spaarzame dieet en warm verhouden; vervolgens de pilul. ex Merc. subl. corr. cum opio toegediend ; de gezuiverde zweertjes werden 3 malen daags met het ungt. hydrarg. cum opio ingesmeerd; 2 dosis van deze pillen en ungt. hydrarg. zijn met het beste gevolg gebruikt; vervolgens 8 dagen een decoct. rad. sarsapar. met een meer voedenden leefregel, zoodanig, dat hij reeds den 20. December het Hospitaal geheel hersteld kon verlaten. 31ste Waarneming. Jacob P kanonnier bij het Bat. Vrijwillige Artilleristen, oud 23 jaren, van een bileus-sanguinisch temperament en gezond gestel, reeds meermalen aan syphilitische aandoeningen geleden hebbende, en nog onlangs voor secundaire syphilis aan eene regelmatige kwikkuur onderworpen geweest, werd den 5. Maart, 1838 in ons Hospitaal opgenomen met eene syphilitische huidziekte, zich vooral aan het voorhoofd (corona veneris), en op het aangezigt bepalende ; aan het onderste linker ooglid kon men tevens langs den geheelen kraakbeenigen rand onderscheiden ongelijke, pijnlijke, roode en graauwachtige zweren, met verdikte korsten bezet, en waardoor de oogharen aan elkander gekleefd waren, waarnemen, die eene scherpe stinkende ichoreuse stof afscheidden. Hij had, vooral tegen den avond en 'snachts, hevige diepe pijnen boven de wenkbraauwen en de voorhoofdsstreek (dolores osleocopi); het bindvlies was zeer rood en opgespoten, met tranenvloed en lichtschuwheid. Verzachtende pappen en omslagen deden weldra deze korsten afvallen, en na dat hi] een paar dagen purgantia gebruikt had, werden de meergemelde pillen ex inerc. sublim. corros. cum opio, met een warm verhouden en een spaarzamen leefregel voorgeschreven; uitwendig werden de zweren met ungt. hydrarg. dr. iv. vini opii arom. dr. j., 3 malen daags ter grootte van eene erwt, ingesmeerd; 2 dosis van deze pilul. mercuriales zijn gebruikt; de syphilides aan het voorhoofd zijn genoegzaam verdwenen, de zweren op het ooglid meerendeels genezen, daar de meer verheven punten met den lapis Infern. in substantie 3 malen zijn gecauteriseerd, met zoodanig gevolg, dat hij, na nog 14 dagen dect. rad. sarsaparil. en eene meer voedzame en versterkende dieet gebruikt te hebben, den 10. Mei geheel hersteld, en in staat om zijne dienst te kunnen waarnemen, het Hospitaal heeft verlaten. Behalve de complicatie met scrophulosis en syphilis, welke wij meer in het breede hebben vermeld, werd de heerschende Oogziekte onder de krijgslieden door ons tevens in eenige gevallen met andere ziekten , als : febres catarrhales , gastricae, intermittentes, typhoideae (Typhus), met Rheumatismus acutus et chronicus, en sommige chronische huidziekten enz. in verbinding, waargenomen. VOORBEIIOEDIMS-IMTREGELGIV. (Prophylaxis.) JL/e algemeene maatregelen ter vermindering en voorbehoeding tegen de heerschende Oogziekte onder de krijgslieden bestaan, naar wij meenen, vooral I. Om de nog gezond en bevrijd gebleven militairen voor de ziekte te behoeden, en wel door: a. alle oogzieken en ook gegranuleerden, met de minste ziekelijke afscheiding van het bindvlies behebt, dadelijk uit de Kompagnièn te verwijderen en naar de Hospitalen en Ziekenzalen te doen opzenden. b. de Lokalen, Kazernen enz. waar deze militairen verblijven en gehuisvest zijn, zoodra mogelijk, te laten luchten en zuiveren; c. wanneer deze Oogziekte in eenige plaatsen of Garnizoenen meer algemeen heerschende wordt, alsdan de troepen zoodanige Lokalen (Kazernen) te doen verlaten, vooral, indien er ophooping of overvulling van individuen (eneombrement) in de vertrekken, en dien ten gevolge een bedorven lucht of dampkring, door de ziekelijke uitwasemingen of uitvloeiselen van de aangedane oogen, bestaat en de miasmatische verbreiding bevorderlijk is; (*) (*) In het jaar 1829 , voor de heerscliende Oogziekte in commissie naar den Helder gezonden , hebben wij toen Tan dezen maatregel de beste uilkomst waargenomen: uit de Lokalen (Houten Loodsen) , waarin de soldaten gehuisvest , opgehoopt en opgepropt waren , en zulks bij een Ter hoogden warmtegraad (hitte en droogte in de maand Julij) i lieten wij de oogzieken in daartoe ingerigte linnen Tenten op het gras overplaatsen, en, naar den graad en hevigheid der ziekte , 3 a 4 lijders in eene Tent verblijven , hen de oogen dikwijls zuiveren met koud water , en ligte adstringentia (Aqua Goulardi, Solutio Chlorureth. calcis etc.) gebruiken , en binnen weinige weken was de onderhavige ziekte niet alleen in hevigheid verminderd , maar ook meerendeels geweken; — echter waren er reeds eenige slagtoffers vóór mijne komst aldaar, wegens belangrijke ontaardingen der gezigts-organen , ten gevolge der miasmatische verbreiding, te betreuren. d. voornamelijk ook de meeste zindelijkheid der oogen den militairen aan te bevelen, bijzonder na hunne dienstverrigtingen, wapenoefeningen , marschen enz.; e. het misbruik van verhittende, prikkelende sterke dranken, onder onze krijgslieden, zoo veel doenlijk , tegen te gaan. f. Voorts moeten in het bijzonder alle maatregelen, de geneeskundige politie en de algemeene gezondheidsleer (Hygiena) betreffende, en onafscheidbaar van den stand en de verschillende dienstverrigtingen van den soldaat, behartigd en ten uitvoer gebragt worden, zoo als: naauwkeurige visitatiën in de Kazernen door de Officieren van Gezondheid bij de korpsen , de Officieren en OnderOfficieren der week, na gedane wapenoefeningen (Excercitièn), militaire promenades, wachten, marschen enz. II. Het weder terugkeeren dezer Oogziekte moet men zoeken te verhinderen, door : a. Ziekenzalen of andere Lokalen te laten inrigten, bijzonder ter behandeling en verpleging van Oogzieken geschikt; b. geene oogzieken met verlof naar hunne familiën of elders op te zenden; c. deze lijders niet uit de Hospitalen en Ziekenzalen te ontslaan, dan nadat zij geheel hersteld zijn. cl. Indien zij de Hospitalen verlaten, zou het, mijns inziens, zeer gepast wezen, deze manschappen nog eenige weken, hetzij in een afgezonderd lokaal, of wel in een daartoe ingerigt vertrek in de gewone Kazernen te doen verblijven. e. Ook moeten al de goederen, de oogzieken toebehoorende, vóórdat zij deze Etablissementen verlaten, berookt en gezuiverd (gedesinfecteerd) worden. f. De Korpsen of Bataillons, die gedurende een geruimen tijd vele oogzieken opleverden, moesten naar andere en betere Garnizoenen of Kantonnementen worden verplaatst. g. Men drage zorg, dat er in de Kazernen, op de Wachten of andere plaatsen, zoo weinig mogelijk, togtlucht besta, vooral wanneer de manschappen van hunne wapenoefeningen enz., meestal bezweet, terugkomen. h. Voorwerpen (militairen), aan andere ziekelijke aandoeningen der oogen, van eene meer constitutionele oorzaak afhankelijk , > lijdende, zoo als: scrophuleuse, syphilitische of andere discrasiën, moesten, als meerendeels aan instortingen (recidiven) blootstaande, voor de active militaire dienst afgekeurd en er, zoodra mogelijk, uit verwijderd worden; dit zou vooral reeds in aanmerking behooren te komen bij het visiteren der manschappen, en bij de indiensttreding der lotelingen. i. De kleeding en de voeding onzer troepen laat overigens weinig te wenschen over, hetgeen men evenwel aangaande hunne huisvesting en ligging meerendeels niet zoo kan bevestigen, daar de Kazernen in de Vestingen, over het algemeen, slecht ingerigt en vooral niet ruim genoeg zijn, om de manschappen naar behooren te kunnen leggen of verplegen; indien nu de onderhavige Oogziekte in eene dergelijke Kazerne meer algemeen begint te heerschen, alsdan moeten de Bedden of Nachtlegers, zoodra mogelijk, van elkander verwijderd, ener meer tusschenruimte gemaakt worden. Wij hebben het nut van dezen maatregel nog voor weinige weken alhier in de groote Kazerne , bij een onverwacht vermeerderen van oogzieken, mogen ondervinden. De door Jüngken (over de Oogziekte, die in het Belgische Leger heerscht enz. — uit het Hoogduitsch vertaald door J. J. Westenburger. — Maastricht 1835, blz. 43) opgegeven maatregelen en instrucliën kunnen, onzes oordeels, in de Legers, waar deze Oogziekte nog heerschende is, niet ten uitvoer gebragt worden, en heeft de dagelijksche ondervinding , helaas! maar al te dikwijls geleerd, dat geheele familiën door deze veelal zoo hevige Oogziekte werden aangedaan, en hiervan, uit gemis eener geschikte en krachtdadige Genees-Heelkundige behandeling, de ongelukkigste slagtoffers zijn geworden. Wij hebben dan ook nimmer oogzieken, niet geheel hersteld zijnde, uit de Hospitalen met verlof naar hunne haardsteden gezonden; ook zou deze maatregel, volgens onze beschouwing, één der middelen kunnen worden, om nog meerdere oogzieken in de Legers te bekomen. De reconvalescente oogzieken en, vooral, die nog aan den chronischen vorm dezer heerschende Ophthalmie lijdende zijn (gegranuleerden), moesten, zoo veel mogelijk, van de Kompagniën en Korpsen, waartoe zij behooren, afgezonderd worden. — Zou het niet raadzaam zijn, zoo als sedert een geruimen tijd in België plaats vindt, ée'n of meerdere Depóts voor oogzieken en gegranuleerden in een gezond en geschikt oord op te rigten ? en aldaar eene gepaste en beproefde Genees-Heelkundige behandeling voort te zetten, totdat zij geheel in staal waren, hunne dienst bij de korpsen behoorlijk te kunnen waarnemen, of wel, dat men hen, als ongeneev 10 lijk, uit de dienst verwijderde? — Wat overigens aangaat de zoogenaamde voorbehoedende of preservative middelen (Prophylactica, Specifica) door verschillende Schrijvers en Oogartsen opgegeven en aangeraden, bijv. het ungt. Mercur. praecip. alb. van Büttner, het succus citri in water verdund door Carron du Villards en Farrel enz.; hierin stellen wij geen vertrouwen , en zullen alzoo dienaangaande niet uitweiden; daar, voorzeker, onzes oordeels, reinheid, het meermalen daags wasschen der oogen met zuiver water, en eenige dagen vrijstelling van dienst, in dergelijke omstandigheden, vooral in aanmerking mogen komen. Conclusie. 1. De heerschende Oogziekte in de Legers is eene ziekte, die haar ontstaan aan een vreemden oorsprong schijnt verschuldigd te zijn, en meerendeels als eene gewijzigde Egyptische oogontsteking kan beschouwd worden. 2. Mijns inziens, is zij , zoowel in het stadium acutum als chronicum, en niet alleen per contactum, maar meestentijds in distans (miasmatisch) , zich in den omgevenden dampkring voortplantende en verspreidende , besmettelijk, vooral indien er veel afscheiding van muco-purulente stof plaats heeft, niet weinig door eene begunstigende epidemische lucht-constitutie bevorderd wordende. 3. In vele gevallen wordt zij in eenige plaatsen en Garnizoenen sporadisch, endemisch of wel epidemisch waargenomen, hetgeen van verschillende bijzondere bijkomende schadelijke invloeden, omstandigheden en gelegenheid gevende- of aanleidende oorzaken kan afhangen, en bijzonder door den atmospheer gewijzigd, en door opeenhoping of overvulling (encombrement) niet weinig bevorderd wordt. 4. Deze ziekte doet meerendeels de militairen, en, hij voorkeur, de Infanterie in ons Leger aan; hetgeen, onzes oordeels, niet alleen in de voorwerpen van genoemd Wapen, maar ook, over het algemeen, in hun stand en in hunne bijzondere dienstbetrekkingen moet gezocht worden. 5. Deze Oogziekte moet, in verre de meeste gevallen, door locale middelen, door adstringentia en vooral door de cauterisatie, met den lapis Infernalis, hetzij in substantie of in eene solutie, worden behandeld en bestreden. 10* 6. De Ophthalmie komt ook zeer dikwijls als eene meer zamengestelde ziekte in ons Leger (onder onze krijgslieden) voor, die alsdan gewoonlijk van individuele en constitutionele zamenstellingen afhangt, en waardoor haar aard natuurlijkerwijze belangrijker wordt, moeijelijker te genezen is, en zelfs eene meer inwendige geneeskundige behandeling zal vorderen. 7. Noodig is het, dat die maatregelen, welke eene geschikte en krachtdadige geneeskundige politie en de algemeene gezondsheidsleer en bewaarkunde aan de hand doen, en die in de prophylaxis reeds zijn opgegeven, zoodra mogelijk, zonder eenig tijdverlies genomen en tevens ten uitvoer gebragt worden, waardoor, voorzeker, de voortgang gestuit, ja, welligt geheel weggenomen zal kunnen worden. Ten slotte, zal ik hier nog bijvoegen, dat de meeste der door mij aan de opgegeven cauterisatie onderworpen oogzieken in ons Hospitaal (wier getal honderden bedraagt), gedurende den korleren of langeren loop der behandeling, onder den invloed dezer kunstbewerking, meestentijds weltevreden en zelfs opgeruimd waren, en zij over het algemeen geene nadeelige gevolgen of naziekten, na de cauterisatie met den lapis In- fernalis , hebben ondervonden, roo als eenige Militaire Artsen hebben vermeend aan deze behandeling te moeten toeschrijven; bij meer bijzondere discrasiën, cachexiën en andere complicatiën werd eene inwendige geneeskundige behandeling vereischt en toegediend. Mijn schrijven had hoofdzakelijk ten doel, ook andere Militaire Artsen op deze behandeling (de cauterisatie) in de heerschende Oogziekte onder de krijgslieden opmerkzaam te maken, en haar verder aan te bevelen, daar zij ons bij voortduring goede en gelukkige uitkomsten, zoowel in het stadium acutum als chronicum, mogt opleveren. De geoefende en kundige lezer zal niettemin ontwaren, dat wij lang niet alle moeijelijkheden, dit onderwerp betreffende, hebben kunnen overwinnen: er blijft nog zeer veel dienaangaande te doen, er zijn nog zoo vele belangrijke punten op te helderen, die door ons slechts werden aangestipt; en intusschen is het medegedeelde de vrucht van gedane waarnemingen, gedurende eenige jaren in onze Militaire Geneeskundige betrekking. — Mijn werkje behelst echter, zoo wij 't wel hebben, toch eenige nuttige wenken en daadzaken; — mogen, dit wensch ik vurig, kundiger waarnemers ons in dezen zoo gewigtigen tak der Genees-Heelkundige Wetenschap nader voorlichten en teregtwijzcn! "Wij eindigen deze, vooral uit een praktisch oogpunt behartigde bijdrage met de eenigzins gewijzigde woorden van Carron du Villards, welke ik tot de mijne make : »Le temps est un grand maitre; espérons que 1'expérience, en s'appuyant sur lui, finira par mettre tous les médécins militaires d'accord sur les moyens de détruire complétement 1'Ophthalmie; comme ils sont unanimes dans leurs désirs et leurs efforts pour y parvenir." ALGEMEENE STAAT, het maandelijksch mouvement der onder behandeling gekomen en herstelde Oogzieken vermeldende, van de maand Julij 1836 tot de maand Juli) 1837, in het Militaire Hospitaal te Breda. Namen der Maanden. 1 Bleven over bij den aanvang van iedere maand. Bijgekomen. Hersteld. Bleven onder behandeling bij het einde van iedere maand. Aanmerkingen. Julij 1836 29 53 34 48 Godurcd. ?fn '°°p " J van dit jaar hebben een 0 lijder bet gezigt aan August. » 48 65 3ö 75 beide oogen , en 2 lijders aan één oog ver- Septemb.» 75 67 56 86 Atrophia bulb. oculi October » 86 14 48 52 na Ophthalm. Gonor- I rhoïca het linker oog, Noyemb. » 52 26 34 44 na Ophlh. purulenta, Decemb. » 44 22 34 32 en daarenboven 4 lij- II ders verduisteringen T ÏOQT oo n 11 Q4 op de Corn.a bekonifn. JüU. 1 ooi Oii *0 *1 ö4* Deze oogzieken gijn ons uit het Legerkamp bi) Fcbr. » 34 12 15 31 eijen toegezonden I na reeds eenige dagen 01 IO lAOO aldaar aan de heer- JXl aart » «51 oo schende Ophthalmie (hevigste graad) te April » 33 16 16 33 hebbe" *°i«d«n. Mei » 33 23 32 24 Junij » 24 71 29 66 ALGbMEENL STA.AT, het maandelijksch mouvement der onder behandeling gekomen en herstelde Oogzieken vermeldende, van de maand Julij 1837 tot de maand Julij 1838, in het Militaire Hospitaal te Breda. Namen der Maanden. Bleven over bij den aanvang \an iedere maa nd. Bijgekomen. Hersteld. Bleven onder behandeling bij het einde van iedere maand. ■A anmerkingen. Julij 1837 66 56 47 75 i„„p van dit jaar hebben 2 August. » 75 35 79 31 g"igt »"n beide oogen, door Sta- o.i rti ~ phylomala , na hevige oeptemb. » 31 16 26 21 purulente Ophthalmie, verloren; 2 aan éen October » 21 IQ lft *>9 °°g 0 99 "'""n'1» gebreki-n Ije- ^1 komen, na de heer- st hende oog-ontste- Jan. 1838 22 17 16 23 ing , waardoor zij als I onbekwaam voor «Ie "RVU,- OS i <-» no active dienst moeiten robr, u 23 17 18 22 beschouwd worden, rn naar de Depóts zijn Maart » 22 26 21 27 I °l'8ezon en* Ook deze I lijders zijn uit de Am- 1 'l a*. ~ bulance in het Le- Apill » 27 21 15 33 gerkamp, bij Beijen, op ons Hospitaal ge- Mei » 33 17 je 34 ev'cu,!erJ- Junij » 34 n ie 29 I ALGEMEENE STAAT, het maandelijksch mouvement der onder behandeling gekomen en herstelde Oogzieken vermeldende, van de maand Julij 1838 tot de maand Julij 1839, in het Militaire Hospitaal te Breda. Namen der Maanden. Bléven over bij den aanvang van iedere maand. Bijgekomen. Herstald. Bleven onder behandeling bij het einde Van iedere maand. A anmerkingen. Julij 1838 29 130 73 86 lijder, en wel een August. » 86 92 88 90 SPZ,gl aan beide oogen, _ . door Atresia bulb. Septemb.» 90 67 87 70 °cuior., „> hevig» purulente oog-ontste — October » 70 26 44 52 !V^."K^r£ thritiea, verloren; de- Novemb. » 52 10 33 29 ze oppasser had de I Ophthalmie in de Oog. Decemb. » 29 10 19 20 gezigt aan het regier Jan. 1839 20 19 9 30 »»sv"10"» >«r- zwering en verdikking Febr. » 30 7 11 26 en daarenboven nog 5 Maart » 26 12 14 24 oogzieken, uithoofde I van ligtere organische A *1 O/ i/\ f\ ar gebreken van het April » 24 10 9 25 hoornvlies (vlekken, verduistering enz.^ het Mei » 25 12 14 23 HosP'la,al ■<« zen verlaten, en naar hunne Depóts, als on- Juny » 23 26 18 31 ;eschikt voor de active I en de velddienst, opI gezonden. Verklaring; der Afbeeldingen. Plaat I. Fig. 1. De heerschende oogontsteking der Krijgslieden in den Eersten graad of tijdperk. Fig. 2. In den Tweeden graad. Deze afbeeldingen zijn gemaakt nadat de zwelling der oogleden en de slijmetterafscheiding reeds verminderd was, teneinde zoodoende het aangedane oog duidelijker te kunnen doen zien. Plaat II. Fig. 1. De heerschende oogontsteking, in den chronischen vorm, met uitgebreide korrelachtige woekering van het bindvlies (granulalio oculi.) Fig. 2. Genezing van de in de bovenstaande afbeelding uitgebreide granulatièn , na de gedane excisie en opvolgende cauterisatie. (Zie de 15. Waarneming, blz. 65.) I I H O U D. Bladz. '• Aard der Ziekte. (Nalura morbi.) . . 1. Verschijnselen der Ziekte. (Sympto- N 14 mata.) Oorzaken dezer oogontsteking.(Causae.) 24. Genees-Heelkundige behandeling. (Cura Therapcutica.) 35. Ziekte-gevallen en Complicatiön. . . 54. Voorbehoedings-maatregelen. (Prophy- laxis.) 130. Conclusie 136. Tabellen en verklaring der Afbeeldingen 141. B E R I 6 T. Onvoorziene omstandigheden waren oorzaak, dat de uitgave van dit Werkje langer dan de Schrijver wel wenschte, vertraagd is.