655 rm/. B ^ * 46 BESCHOUWINGEN > EN MEDEDEELINGEN BETREFFENDE DE OOGHEELKUNDE, BENEVENS Een overzigt aangaande de Inrigtingen van Onderwijs, met betrekking tot de Oogheelkunde in Duitschland, vertaald volgens Dr. Beger en met aanmerkingen vermeerderd W. MENSERT, Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw, Chirurgie Doctor, Oculist van Z. M. den Koning, Oud Stads Operateur van de Cataract, Lid van vele, zoo binnen- als buitenIandsche Geleerde Genootschappen en practiserend Oogarts te Amsterdam. MET DRIE PLATEN. fXE D t; kl. STAAT SSHAPP U I TER BEVORD. D'ÜK ! GENEESKUNST. Mjj Te UTRECHT, bij N. VAN DER MONDE. 1843, Das Studium der Oplithalmologie, ihre Vcrbrcitung und Yervolkommnung ist nicht blos cin Gewinn für die Wissenschaft, sondern auch für das Wohl der Menschheit und das bürgcrliche Leben. Dr. BEGER, Practiichera Ante end Angenarzte In D r e i d e »• AAN Mijne @xt*UetiiU DEN HOOGWELGEBOREN nEER WILLEM AlE BARON SCHMELPEMINCK VAN DER OYE VAN DEN POLL, MINISTER TAS EIItNE.M,ASDSCHE ZAKS, KOMAKDE1II1 DBR ORDE VAN DEÏV NEDERtANDSCHEK LIEIV, RIDDER TA» DE 1UII.ITAIRE VULCHSOIDE , EJZ. EA'Z. Hoogwelgeboren Heer! In. een' tijd, waarin de Genees- en Heelkunst in het algemeen, en ook de oogen lieel- en geneeskunst in liet bijzonder, door meerdere wetenschappelijke kennis toegerust, met betere waarde derzelver plaats wensclien in te nemen, zal het den beoefenaar der laatste en ook aan mij, wijl ik daaraan bij uitsluiting mijne studie en geheel mijn leven toewijdde, niet misduid worden, wanneer de bescherming dezer edele kunst, in het belang der lijdende menschheid, die hare hulp behoeft, van eiken weiwillenden en veel vermogenden staatsman wordt ingeroepen ; en het strekte daarom vooral ook mij tot aanmoediging in mijnen ijver ten goede, toen ik mij verstoutte Uwe Excellentie eerbiedig te verzoeken, om de opdragt eener verhandeling wel te willen aannemen, die ik, met betrekking tot de oogen heel- en geneeskunst, wenschte in het licht te geven, ik van haar de vereerende onderscheiding ontving, om aan dit mijn verlangen gevolg te mogen geven. — Trouwens, het is aan Uwe Excellentie bekend, dat de oogen heel- en geneeskunst, die reeds in de vroegste tijden onder de Egijptenaren en bij de Grieken en Romeinen werd beoefend, en later tot eene meerdere volkomenheid gebragt, vooral daarna onder de beschaafde volkeren, door wetenschappelijke kennis en naauwgezette studie, eene hoogte bereikt heeft, welke de grootste en vermogendste Vorsten der aarde noopten zich dezelve aan te trekken, en hare beoefenaars in bescherming te nemen; en het verstrekt daarom Uwe Excellentie te meer tot verheffing van haren welverdienden roem, nu zij de tegenwoordige meer bekwame en ervarene genees- en heelkundigen, die de bedoelde kunst ook uit den aard hunner eigene studie weten te schatten, hare protectie niet wil onthouden. — Waardoor de Maatschappij zich vleijen mag, dat in de gevolgen geene onbevoegden tot hare uitoefening zullen worden toegelaten. Immers, het is niet te 'ontkennen, zelfs bij de menigvuldige uitmuntende proeven, die wij van de kunde en ervaring van verschillende oogartsen bezitten, waarvan hunne geschriften over de leer van het oog en deszelfs ziekten, en van de verschillende hulpmiddelen daar tegen, getuigen, en die eene onderscheidende hulde verdienen, dat evenwel de beoefening der oogen heelkunst nog tegenwoordig, ook in Nederland, door onbevoegden en kwakzalvers op eene treurige wijze misbruikt en daardoor de practicus van beroep vernederd en benadeeld wordt; hetwelk sedert lang reeds eene beslissende voorziening vordert; — Zoo als door den geleerden en ervaren Geneesheer C. G. Ontijd nog kortelings in zijne proeve eener geneeskundige staatsregeling voldingend is bewezen. — Het is mij daarom te meer eene streelende voldoening, dat ik mijnen arbeid in het belang der oogen heel- en geneeskunde aan Uwe Excellentie, als den bekenden voorstander van alles wat de lijdende menschheid nuttig wezen kan, heb mogen aanbieden; vooral thans, terwijl Uwe verlichte geest zich onledig houdt met eene betere algemeene geneeskundige staatsregeling in Nederland voor te bereiden; welke, indien zij getrouwelijk zal worden nageleefd, het vaderland zeer zeker de zegenrijkste vruchten van Uwen arbeid en van die der kundige en geleerde mannen, die daaraan, onder Uwe Excellentie, mede hunne goede diensten leenden, zal doen inoogsten; in welk vooruitzigt ook ik mij aanvankelijk verblijde, dewijl ik gaarne in het gevoelen deel, dat de bestaan hebbende Commissie in haar uitgebragt rapport op het geleverde ontwerp geuit heeft, namelijk: dat eene voortreffelijke geneeskundige staatsregeling het schoonste kenmerk en de hoogste uitdrukking tevens is van de stoffelijke en zedelijke krachten van een goed en wijs staatsbestuur. — Eu hiermede mijneu geringen arbeid., als eene kleine bijdrage in bet algemeene belang der genees- en heelkunde, vooral in dat der oogen heel- en geneeskunst, wier bijzondere waarde door Uwe Excellentie erkend wordt, vrijmoedig en eerbiedig aanbevelende, geef ik mij de eer met de meeste onderscheiding en de diepste hoogachting mij te onderschrijven, Van Uwe Excellentie Amsterdam , 15 November 1843. de zeer ootmoedige Dienaar, IV. Itlensert. Als voorberigt dezer verhandeling, betreffende mijne algemeene beschouwingen, omtrent de oogheelkunde en bekendmaking van onderscheidene door mij uitgevondene nieuwe of verbeterde ooginstrumeuten, benevens eene mededeeling aangaande de inrigtiugen van onderwijs en de opleiding der Geneeskunde, met betrekking tot de oogheelkunde, in Duitschland, volgens Beger : Das vluge} von dem Standpunkte der medicinal Polizei letrachtet, door mij vertaald en met aanmerkingen vermeerderd, valt er voor mij maar zeer weinig mede te deelen, te meer daar ik vertrouw in mijne inleiding alle opheldering aangaande het een en ander, als ook in mijne voordragt ter algemeene bekendmaking mijner ooginstrumenten, te zullen geven. Intusschen is het voor mij steeds eene streelende voldoening geweest, dat alle mijne uitgegeven geschriften en niet minder mijne geschiedkundige verhandeling over de operatie tot vorming van een kunstigen oogappel (Pupilla artificialis) en beschrijving eener nieuwe en zekerder manier om dezelve door eene tweevoudige of dubbele schaar, bij de uitgave mijner verhandeling in het Fransch, onder den Titel : JMemoire historique sur Voperation de la pupille artificielle} JDiplotomise genaamd, te bewerkstelligen, — zeer gunstig zijn opgenomen gewor_ den; terwijl mijne nieuwe voorgestelde manier van den kunstoogappel le vormen, niet alleen in Nederland, maar ook buiten 'slands, — waarvan ik dan ook de overtuigendste bewijzen mogt erlangen, — veler goedkeuring en zelfs navolgers heeft mogen verwerven. — Deswege erkentelijk, zoo verstrekt mij deze goedkeuring dan ook ten prikkel en verpligt mij, om onvermoeid voort te gaan, en zoo wel mijne vroegere als latere eigene uitgevondene en verbeterde ooginstrumenten, algemeen bekend te maken. — Mogten zij velen bevallen en dezelve meer en meer nuttig bevonden worden, en wij daarvan bij voortduring de overtuiging erlangen, dan wenschen wij meer te geven, en steeds naar vermogen het onze te blijven bijdragen. — Gelijk dan vroeger, op mijn verlangen, eene afzonderlijke uitgave van mijne bijdrage tot het werk der Commissie van Redactie des genootscliaps: Vis unita fortior, voor zoo veel aanbelangt een geschiedkundig overzigt omtrent de heerschende en voorkomende oogziekten in Nederland, in één stuk zamengevoegd, liet licht heeft gezien, — zoo heeft ook evenzeer de redactie van het Nederlandsch lancet hare toestemming tot deze uitgave gegeven, en mij gesterkt in mijne bedoeling, om dat gene, dat wij als beschouwingen en mededeelingen, betreffende de oogheelkunde, hebben bijgedragen, ook nader, zoo als thans geschiedt, — apart te doen uitkomen, opdat hetzelve, vooral voor die genen, die geen bezitters van het practisch Tijdschrift: het Nederlandsch lancet, zijn, afzonderlijk kan verkregen worden; terwijl hetzelve ook aldus beter bij den anderen verblijft; zoo als wij dan ook bij dit stuk, nog mededeelingen aangaande de inrigtingen van onderwijs en «Ie opleiding der geneeskundigen, met betrekking tot de oogheelkunde in Duiiscliland, hebben toegevoegd, en zulks daarmede belangrijker hebben trachten temaken.— Alle deelen der geneeskunst hebben dan ook hunne bijzondere verzorging noodig, zoo wel het kleinste als het grootste moet niet vergeten worden; en al zijn dan ook onze bijdragen, even als onze talenten, wat al te begrensd, wie zal niet met Vaisiio toestemmen en zeggen: alles te welen is onmogelijk, het is daarom loffelijk eenige zaken regt te kennen. — Ondertussclien, men lioude het mij ten goede, bijaldien wij voor onze eigene vindingen soms eene te gunstige gedachte hebben opgevat; trouwens, de zoo gelukkige ervaring, die wij bij derzelver gebruik en aanwending daarvan inogten ondervinden, hebben mij allen redelijken grond daartoe gegeven, en doen mij dan ook gelooven, dat dezelve wel eenige opmerking verdienen. Men onderzoeke dus en oordeele verder, maar neme niettemin deze mijne verhandeling, ter bevordering der kunst en der lijdende menscliheid, met die welwillendheid aan, als wij dezelve, uit liefde tot'de oogen-geneeskunst, hebben opgesteld en alzoo aanbieden; terwijl wij vertrouwen, deze onze toespraak niet gepaster te kunnen besluiten, dan met de volgende regelen van den uitmuntenden Heelmeester en Oculist JeanJeanin, nu reeds zeventig jaren geleden, in de voorrede van zijn werk, uitgesproken: — « L'art de guérir, quoi« que fondé sur un bon nombre de principes vrais et « constants, a encore besoin d'ètre étayé de 1'observa. Artic. Instrument, pag. 701. bevestigen. Hiertoe zijn, zoo als men weet, vele werktuigen uitgevonden en in gebruik gebragt, en als oogspiegels, ooglidhouders of ooglidophouders enz. bekend, zoo als de ophthalmostatus van le Cat, Petit, Heister , Rumpi.lt , Pamard (een spies), Casaamata , Demoors (een vingerhoed) , de ring (anneau) van Becqüet, de ooglidhouders van Bell, Pellier, Wake enLüSARDi, Bonsel's haak, en vele andere zeer verschillende werktuigen. Het is waar, de ophthalmostaten zijn al meer en meer zeldzamer in het gebruik geworden; vooral bij die operateurs, welke zich door geoefende en bekwame helpers kunnen doen bijstaan, hetgeen trouwens bij vele kunstoefenaren niet het geval is. Er zijn echter gevallen en omstandigheden, waarin een wel gekozen en meer voldoend ooglidhouder doel kan treffen en zelfs beter kan zijn. Het valt niet tegen te spreken, dat , wanneer men eenen helper heeft, die bekwaam is het bovenste ooglid wel bevestigd te houden, zulks, over het algemeen genomen, wel het beste is; doch hier staat tegen over, dat van de meesten, die dit werk op zich nemen , slechts weinigen eene voldoende bekwaamheid daartoe bezitten. Er zijn ook gevallen, waar door hevige bewegingen of kramp- en stuipachtige zamentrekkingen der oogleden, of bij willekeurige tegenwerkingen, vooral bij kinderen, waar de hand van den helper niet in staat is om het oog behoorlijk te kunnen bepalen, zoo zijn er ook personen, waar men door de diepe ligging der oogen , de oogleden niet voldoende kan verwijderd houden , en aldus tot eene operatie niet behorig bepalen en bevestigen kan; het is in die gevallen, dat men beter zijn oogmerk, door eenen doelmatigen ooglidhouder bereiken zal, en het is voor die gevallen, dat ik mijnen ooglidhouder kan aanbevelen. Bij eene wel begrepene toepassing en aanwending zal tij gewis de voorkeur verdienen, en het meest voldoen. Het is wel waar, gelijk wij vroeger ook van meening waren, en de meeste operateurs te regt vooronderstellen , dat oogspiegels hunne bezwaren hebben , en dat het beter is, wanneer men de hulp van eenen geöefenden helper verkrijgen kan. De ondervinding van Professor Johannes Mulder stemde hiermede ook overeen; zijn zoon Professor Claas Mdlder heeft over zijnen vader aldus gesproken: « Meermalen hebben wij « onzen vader als oogarts en vooral als operateur der « Cataract hooren roemen, welke operatie hij dan « ook veelvuldige malen verrigt heeft. Het kan dus « niet onbelangrijk zijn, hier de manier opgeteekend « te vinden, welke de onvergetelijke man in dezen « volgde, en zijne denkbeelden omtrent een en an« der te kennen. Gedeeltelijk zullen wij dit doen « volgens de uitmuntende geschiedenis der Cataract— « operatie van den voortreffelijken leerling en opvolger « van mijnen vader, onzen vriend en ambtgenoot S. « Ens (1), gedeeltelijk naar voorhanden zijnde aanleert keningen." Men leze verder deze voor ons onderwerp belangrijke mededeelingen , alwaar dan ook bladz. 105 gezegd wordt: « Gewoonlijk was het genoegzaam om de ope« ning of verwijdering der oogleden door de vingeren « te bewerkstelligen. In gevalle sterke bewegingen enz. « dit ondoenlijk maakten , dan werd de oogspiegel van (1) Zie Historia cxtractionis Cataractae (Worc. Fris. 1803). Het boven gezegde wordt aldaar ook bevestigd : cumque inter operationes chirurgicas , quas ab aest. praeceptore peractas vidi, cataractae eUractio frequentissime obvciierit etc. Praef. pag. X. 6 « Jericho (1) , of ook wel die van Pellier aangewend. « In het eerste geval plaatste zich een ervaren helper « achter den lijder, ligtte het bovenste ooglid door den « wijs— en middelsten vinger, die het naast aan den « binnensten ooghoek was, op, en gebruikte derhalve « bij eene operatie aan het regter oog zijne linker, bij « eene aan het linker oog zijne regter hand." « De ondervinding leerde in het algemeen aan mij« nen vader, dat het gebruik van oogspiegels, om de « bewegingen des oogbols te beletten, onnut was, ja dat « derzelver gebruik tot pijn, ontsteking enz. aanleiding « gaf. Menigvuldige voorbeelden, zegt de Hoogl. Ens « (p. 262 seqq.), hebben de genoegzaamheid der vingeren « ten dien einde bewezen. Mijn vader pleeg namelijk « na de verwijdering der oogleden een weinigje te toe« ven volgens de leer van Richter , waardoor de oog« bol eenigzins in rust komt. « De beweging, welke aan het oog door het mesje « zelve zoude medegedeeld worden , en welke Richter « meer vreest, dan de gemelde onwillekeurige , werd « door mijnen vader door dezelfde hoedanigheid be« dwongen, als boven beschreven is. Eindelijk, wat « nog onder de redenen ter verwerping van oogspiegels « in dezen behoort, indien de beweging des oogsaldus « door de vingeren bedwongen wordt, kan de druk« king naar verkiezing vermeerderd of verminderd werft den, hetgeen in het algemeen door oogspiegels niet « geschieden kan." Hiermede geheel instemmende, zoo moet men in aanmerking nemen, dat hier in het algemeen gesproken wordt van oogspiegels, en wel vooral van de zulken , (1) Hij is mij tot nogtoe niet bekend. waardoor het oog gedrukt wordtj dit is juist hetgeen, waar de oplettendheid van den helper te pas komt, dat men de oogen niet drukt en daardoor de operatie niet bezwaard wordt. De ooglidhouder, dien wij voorstellen en gebruiken, drukt geenszins op den oogbol, hij kan dezen niet drukken. « Mijn vader zegt, — aldus gaat C. Mdlder voort, — dat « even als bij anderen, bij blindgeborenen dat rollen « der oogen gewoonlijk sterk is; doch wanneer slechts « een oog in zoodanig geval door Cataract is aange« daan , dan zijn die onregelmatige bewegingen niet « zoo aanwezig, waarvan in 1803 althans twee voor« beelden voorkwamen (1). Door het oog , waaraan de « operatie niet geschiedt, met eenen dpek te dekken, <( wordt mede voordeel gedaan." Indien Professor J. Mdlder met mijuen ooglidhouder bekend was géweest, hij zoude gewis, in dit geval , de bijzondere waarde daarvan hebben erkend, daar hij bij keratonyxis, wanneer die bij kinderen moet verrigt worden, daarvan de nuttigheid zoude hebben kunnen waarnemen (2). Ik meen als beoefenaar der oog—heelkunst door eene veeljarige praktijk eenige wezenlijke ondervinding opgedaan te hebben, en heb, volgens de verschillende voorgestelde methoden om de graauwe staar (Cataract) (1) Ens, p. 269. (2) Overzigt van de voornaamste gevallen , welke in het heel- en vroedkundig akademisch ziekenhuis tc Groningen van den jare 1809 tot aan het einde van het akademisch jaar in 1810 zijn waargenomen door Johannes Mulder, uit de nagelaten papieren uitgegeven met eene uitbreiding uit dezelve enz., en met een levensberigt voorzien door deszelfs zoon Claas Mulder. Met eene plaat. Te Amsterdam bij C. G. Sclpke , 1824. te opereren, te zamen een getal van 1445 operatien verkregen ; waaronder 1229 operatiën door uitneming, 76 door eene insnijding aan den bovenkant der Cornea gedaan , (welke nieuwe wijze van mij ik bij eene andere gelegenheid denk bekend te maken) , en verder daarbij 217 naald-operatiën, meestal door de hoornvliessteek (keratonyxis) , (1) ook door de nederdrukking (depressie), op de gewone wijze verrigt. Dit heeft mij in de gelegenheid gesteld, om zeer vele bezwaren, welke aan dit onderwerp verbonden zijn, maar al te zeer te leeren kennen. Het is dus bij mij geenszins eene overdrevene zucht, om nieuwe ooginstrumenten uit te vinden, maar een natuurlijk streven naar verbetering, hetwelk mij heeft geleid, eenen eigenen ooglidhouder, benevens meer andere ooginstrumenten uit te denken. Door de ondervinding geleerd, en vertrouwende enkele betere en verbeterde ooginstrumenten te hebben uitgedacht, zoo stellen wij ons voor, hoezeer onze feilbaarheid erkennende , dat onze ondervinding niet geheel zonder nut is geweest en tot dienst en leering van anderen zal kunnen strekken. Wij wenschen, dat men onze ooginstrumenten het onderzoek en de beproeving zal waardig achten , en dat zij tot eene meer gemakkelijke uitvoering der operatiën aan de oogen zullen mogen dienen. Wij meenen ondertusschen hiervan ons overtuigd te (1) Waaromtrent ik bereids vroeger door eene verhandeling over de keratonyxis (punctio Corneae, hoornvliessteek) , benevens eenige genomene proeven en waarnemingen, aangaande deze nieuwe methode, gedeeltelijk mijne ondervinding heb medegedeeld, Amsterdam bij Lodewyk. van Es, 1816. ri: 1 F,# . / Fty SL , Füf S ï(# . 4. _ Sle*nsZ- 2>Ti'v it Ttiufêr& Zftrerfvt- mogen houden, dat wanneer men onzen ooglidhouder enz. in het gebruik regt zal leeren kennen, men alsdan bij zijne eenvoudigheid en verdere wezenlijke voordeelen ook zal ondervinden, dat het eenvoudige in dezen ook het échte kenmerk van deugdelijkheid in zich bevat. VERKLARUV» ÏM PLA VT 1, BENEVENS EENE JUISTE VOORSTELLING OMTRENT HET GEBRUIK VAN MIJNEN OOGLIDHOUDER. Fig. 1. Stelt den ooglidhouder in de natuurlijke grootte voor, van de voorzijde te zien. Hij is voor sommige gevallen met elastieke gom bekleed, om te zekerder door eene aankleving met de huid, het bovenste ooglid op te houden en te bevestigen. De overleden instrumentmaker Lachmann had reeds in het jaar 1832 dezen ooglidhouder, volgens deze afbeelding , voor mij vervaardigd. 2. De ooglidhouder in eene schuinsehe rigting geplaatst. 3. Dezelve van ter zijde te zien. 4. De ooglidhouder geheel van zilver, als flg. 1 van de voorzijde te zien ; deze is aldus door den zeer bekwamen instrumentmaker E. Sciimidt (1) vervaardigd. 5. Stelt op eene naauwkeurige en duidelijke wijze voor , hoe de ooglidhouder bij eene kunstbewerking op het regteroog, moet geplaatst worden, en hoe de helper het hoofd met de linker hand onder de kin , en met de regter hand den ooglidhouder moet bevestigd houden. Het bovenste gedeelte van den ooglidhouder kan naar goedvinden grooter of kleiner gemaakt worden. 6. Stelt voor , hoedanig de bepaling en bevestiging van het ooglid door den ooglidhouder met de linkerhand moet geschieden, terwijl hierbij ten duidelijkste blijkt, dat men op deze wijze minder den operateur in zijne bewerking hinderlijk is, hoezeer men alsdan niet zoo gemakkelijk door de hand de kin ondersteunen en het hoofd tegen de borst vast zetten kan. (1) In de Lange Leijdsche Dwarsstraat bij de Leijdschcstraat, N° 65 te Amsterdam. Beschrijving van mijn Naald-Pincet. Zoo zeldzaam weleer de pincetten of tangetjes waren, die slechts tot verbinding van wonden, tot wegneming van tegennatuurlijke dingen of slijmproppen enz. gebruikt wierden, zoo menigvuldig zijn deze thans. Daar zij tot op- en wegneming van zeer teedere vliesjes enz. dienstbaar zijn , en allerfijnst kunnen worden zamengesteld , zoo zijn zij ook tot de teederste kunstbewerkingen aan de oogen dienstbaar gemaakt, en worden dan ook tot vasthouding en bevestiging en tevens tot uittrekking van een of ander voorwerp gebruikt. Voor de oog—operatiën zijn er vele zeer fijne uitgedacht, en het is bekend, dat Wenzel, Beer, Assalim , Graefe, Madnoir, Dzondi, Bloemer (1), Ammon , Reisinger (een haak-pincet) (2) en meer anderen , en ook nog kort geleden Fdrnari (3) (eene pince a doublé bascule) oogpincetten hebben uitgevonden; alle welke pincetten deze schrijvers voor zich zeiven hebben gebruikt, en ten nutte der kunst hebben bekend gemaakt. (1) Het pincet van Dr. Bloemer , hetwelk bij mij de voorkeur heeft, is daarbij ook door zijne haakvormige punten, tot het vatten en vasthouden van het daarin beslotene wel het beste en doelmatigste. (Zie Journal der Chirurgie und Augenheilkunde von Graefe und Waltiier, Serlin 1820. 1 Band, blz. 7S0, Beschreibung einer verbesserten Augenpinzette von Dr. J. D. Bloemer. (2) Reisinger , Darstellung eines neuen Verfahrcns einer Ieichten und sichern ^Methode künstliche Pupillen zu bilden, mit einer Kupfertafel. Augsburg 1816, blz. 29. Beschreibung der Hakenzange. (3) S. Fdrnari , Traité pratique des Maladies des Yeux, avec quatre planches, a Paris, 1841. PI. 1. Fig. 2, 3. Deze pincetten zijn uitgevonden, zöo wel tot de uit-i lialing van de verduisterde capsula lentis, de nastaar of ook de cataracta capsularis, om zulks zekerder en gemakkelijker te kunnen verrigten, als ook om de Iridodialysis seu corodialysis, de losmaking of afscheuring van het regenboogsvlies van den haarwijze band ('ligamentum ciliaré) of de uithaling, inklemming , Iridectodialysis seu corectodialysis, kunstmatige verplaatsing der pupil en zoo meer te bewerkstelligen, en zijn bij de eene meer bij de andere minder dienstig. Hierbij valt echter op te merken, dat bij allen, onder het gebruik, de sluiting van het pincet door de drukking der vingers , met behoorlijke achtgeving, moet volgehouden worden , opdat het vliezig voorwerp of de verduisterde capsula daarmede gevat en bevestigd blijve; dit nu zoo zeer noodzakelijk zijnde, zoo is het mij beter en doelmatiger voorgekomen , dat het pincet door drukking geopend worde en alzoo het voorwerp of vliezig deel, hetwelk daarmede gevat wordt, door de veerkracht zelve van het pincet gehouden wordt, zonder dat daartoe eenige drukking of vasthouding behoeft te geschieden ; het pincet kan ook nu zekerder en gemakkelijker in het oog gebragt worden, en in het oog zijnde, wordt het alsdan door drukking geopend, en aldus het voorwerp daarin gevat hebbende, eenvoudig uitgenomen. Men kan daarbij, wanneer het verduisterde deel der capsula of eenig vliezig voorwerp zeer dun en teeder mogt wezen, dit, door oprolling en omdraaijing om het gesloten pincet, zoo veel te zekerder en gemakkelijker en zonder afscheuring uithalen. Wij hebben dit bij het gebruik alzoo bevonden, en het is daarom, dat wij het aan anderen voorstellen. Men houde dit derhalve voor eene gepaste verbetering, niet alleen van Dr. Bloemers oogpincet en Pieisingebs haakpincet, maar ook van de anderen, om, bij voorkomende gevallen, te kunnen worden gebruikt. Wij hebben hetzelve, benevens andere instrumenten, en eene mechanique-naald , waarvan ik nader spreken zal, uitgedacht tot gemakkelijker bewerking , ten nutte der lijdenden en ter verbetering der kunst. Men neme dan mijn voorstel met welwillendheid aan, daar alle uitgevondene instrumenten dit gemeen hebben, dat zij tot grootere volkomenheid kunnen gebragt worden; wij beroepen ons ondertusschen' hier op de uitspraak van eenen bevoegden boekbeöordeelaar: «Is het toppunt, het eigen« lijke zuivere standpunt der kunst volmaaktheid, nie« mand, zelis niet de beste, bereikt het; allen mogen « er naar streven, en iedere niet ongelukkige poging « verdient goedkeuring en aanmoediging, geene te« rugstooting." Het is intusschen hier, dat ik als cliirurgus, als operator en uit ondervinding spreek, en aldus kan zeggen: La chirurgie a Vexpérience pour hase, en dewijl de ware ondervinding alleen uit goede proeven. en waarnemingen , die niet dan door wetenschappelijke kennis en ervaring verkregen kan worden, bestaat, en de kunst alleen door ware ondervinding en bij de waarheid winnen kan, zoo komt het alleen op daadzaken aan, die geene verdere verdediging behoeven, en slechts wanneer zij goed zijn, kunnen blijven bestaan. Het komt hier nogtans niet alleen op de ondervinding, maar op de wezenlijke bekwaamheid van den operateur , en ook niet weinig op de juiste, nette en deugdelijke bewerking der instrumenten aan. Dit oogpincet, zoowel als vele andere uitmuntend bewerkte oog—instrumenten, welke ik mij voorstel bekend te maken , beeft de zeer bekwame, docb reeds overleden instrumentmaker Lacbmann voor mij gemaakt. Garengeot, in zijnen tijd, verwonderde zicbzeer, dat men zoo weinig belang becbtte aan de naauwkeurige zamenstelling der instrumenten: Mais ce qui nous surprend davantage} c'est que la mécanique ayant regu, depuis trente a quarante années, de notables accroissernens dans tous les arts, on se soit si peu appliqué a perjectionner les instrumens d'un art aussi utile que la Chirurgie} et que l'on ait si peu réjlèchi sur leur honne ou mauvaise structure} aussi hien que sur les utilités ou les inconveniens qu'ils peuvent avoir dans la pratique. De bekwame heelkundige instrumentmaker Henrt heeft, met alle regt, in zijn Précis descriptif sur les instrumens de Chirurgie } te Parijs in 1825 uitgegeven, gezegd: De nos jours les Chirurgiens attachent plus d'importance a un instrument bien fait} en laat zich vervolgens aldus hooren: Les operateurs , dans la noble intention d'ahréger les souffrances de l'humanitè, ont inventé de nombreux instrumens; la confection en est conjiée aux fahricans d'instrumens de Chirurgie. Ces derniers se sont exerce's a chercher dans les ressources de leur art, les moyens nécessaires pour les conj'ectionner d'une manière propre a atteindre le but que s'est proposé le Chirurgien y leur confection exige, de la part du coutelier, de l'application, de l'etude et des connaissances. II riest certainement pas 7 nécessaire quCil possède la science d'un praticien; mais encore doit il connaitre Vusage de l'instrument qui lui est commandé, pour pouvoir l'exécuter rationellement. Pour se distinguer dans sa profession , le fahricant d'instrumens de Chirurgie doit donc connaitre} non seulement la forme, la force et la dimension } mais encore a quel usage chaque instrument est destiné. Door de overtuiging, dat geene beschrijvingen, hoe nnauwkeurig ook , een genoegzaam klaar en duidelijk denkbeeld vau instrumenten geven kunnen, zoo heb ik tot meerdere opheldering, door, zoo veel mogelijk, naauwkeurige afbeeldingen zulks trachten aan te vullen ; weshalve wij durven vertrouwen , dat eene slechts oppervlakkige beschouwing der platen den Practicus ten minsten, al spoedig, een duidelijke voorstelling van het een en ander geven zal. VEBHLAREVO VAST PLAAT 3, FIG. 2, 3 en 4. Fig. 2. Het pincet, volgens de juiste grootte afgebeeld cn in vele opzigten overeenstemmende, zoo in vorm als grootte, met het haak-pincet van Dr. Reisikger. a. Het eigenlijke pincet. b. Het hecht of handvat van ivoor, schildpad of perlemoer. e. Een schilpad plaatje. Dit kan ook vau staal gemaakt worden. Fig. 3. Het pincet van ter zijde te zien. dd. De stale knopjes, waarop men drukken moet, om het pincet te verwijden. Fig. 4. Voorstellende, hoe het pincet door eene drukking met de duim en wijsvinger, meer of minder geopend en het voorwerp , daarin gegrepen, gemakkelijk en zeker vastgehouden en bevestigd wordt. e.e. De' haakvormige punten, aan de eene zijde één en aan de andere twee, die in elkander sluiten, even als bij het pincet van Dr. Blokmïb. ri: 'i Waarneming eener aanwending en beschrijving van de tot heden te weinig bekende naald (I'algullle mécanique) van D'. BARATTA, ter nederdrukklng van de Cataract en ter vorming van eenen kunstmatlgcn oogappel Cpupilla artJficialls). Die Kunst beruht auf dein, was uns Erfahrne preisen. Bandgriffe können erst Exempel richtig tveisen. MANNILIU3. H~ïet schijnt als aan onzen tijd eigen, dat liet nieuw ontdekte in de genees— en heelkunde algemeen en gretig wordt opgenomen, terwijl het oude, vroeger reeds bekende en somtijds hetere, dikwijls minder hekend of vergeten wordt. De redenen hiervan schijnen mij toe daarin gelegen te zijn, dat de meeste kunstoefenaren zich meer bijzonder bezig houden met hetgeen de dag voortbrengt, en daarvan meer bijzonder kennis dragenj waarom zij voor het oude of vroeger bekende geene behoefte meenen te gevoelen, en daarmede geheel onbekend blijven. Door deze onbekendheid met het vroegere , kan men derhalve ook daarvan de waarde niet weten of leeren kennen. Het is daarom, dat ik hier herzegge hetgeen ik bereids vroeger heb opgemerkt: ' veel te doen over blij oen, VERKLARING VAST PLAAT 3. Fig. 1. Stelt voor de uitgevonden naald van dr. Baratta, ter nederdrukking van de cataract en ter vorming van eene kunstmatige stl bevtt" / " Th81"6 °f VerSchuifbare rin- welke door eene stift bevestigd is. B. Handvat. Fig. 2. a. De half cylindervormige steel of het hielstuk der naald b Een klem stutsel, tegen hetwelk de stalen veder (lig. 3) aandringt ' Fig. 3. De stalen veder, waardoor de half cylindervormige steel achter waarts geschoven, weder voorwaarts bewogen wordt. Fig. 4. Het vaststaande gedeelte der naald. c. De punt van de naald b'J W,f Va7Cn ^en-blad , met een op zijde aangemaakt haakt' :.rrciirkJe ™i,n Fig. 3. Eene stalen, kegelvormige stift, welke van een knopje voorzien is Fig. 6. De schuiver van zilver of koper gemaakt, rf. De aangezette en aan den schuiver bevestigde ring. .. Opening voor de stift (fig. «. Fig. 7. Het hecht met de buis f, waarin de stalen veder bevat is. PI: 3. OTER DE I1VRIGTIÜVGEÜY TA5 ONDERWIJS Elf DE OPLEIDIJG DER GENEESKUNDIGEN, MET BETREKKING TOT DE OOGHEELKUNDE Ilf D UITS C HL AND , YOLGE]VS BEGER, DAS AUGE , TON DEM STANDPIWKTE DER MEDICINALPOLIZEI I5ETRACHTET, TERTAA1D , MET AANMERKINGEN VERMEERDERD EN MEDEGEDEELD DOOR ])". W. MENSERT. 9 HET ONDERWIJS EN DE OPLEIDING DER GENEESKUNDIGEN , MET BETREKKING TOT DE OOGHEELKUNDE. Inrigtingen van onderwijs in de oogheelkunde. De beantwoording der vraag , of de Staat behoefte heeft aan inrigtingen, de genezing van oogzieken en blinde personen en het onderrigt van jonge geneeskundigen in eene grondige kennis en behandeling der oogziekten ten doel hebbende, kan wel niet ontkennend zijn, wanneer wij eenen blik werpen op den weldadigen invloed, dien de reeds bestaande inrigtingen van dezen aard op de uitbreiding en den voortgang der geneeskundige kennis, en met deze op het welzijn der lijdende menschheid, tot nu toe, hebben uitgeoefend (1). Eerst sedert deze inrigtingen haar aan- (1) De meeste Duitsche Hoogescholen zijn thans in het bezit van inrigtingen voor oogziekten. De eerste dezer werden door Beer te Weenen (men verg. daarover het besluit der Oostenrijksche Regering van den 25en Nov. 1812, iu Medicin. Jalirbücher des K. K. Oosterreich. Staates. Bd. II. St I. S—11 — en G. A. Richter te Göttingm), daargesteld; te Berlyn stichtte v. Giiaefk een klinisch, heelkundig Instituut voor de oogheelkunde (verg. Jahresbericht über das klinische, chirurgisch-augenürztliche Lehrinstituut der üniversitdt Berlin von C. F. Graefe, Berl. 1816.) Zoo ook werd, in het jaar 1816, door Rcsx (zie deszelfs Magazin für die gesammte Heilkunde III. 1. 1817. De Inaugural-Rede) eene inrigting voor oogheelkundige Kliniek wezen liebbeu ontvangen en liaar doel met liet schoon- opengcsteld in de Charité.-Praag (Jahres-Berichte der Augen Klinik, zu Prag, von. J. N. Fisciier) , München, Ilrcslau, Halle, Bonn Würzburg , J. B. v. Siebold Geschichte uml gcgenwartige Einrigtung , des Chirurgischen Klinikums irn Julius hospitale zu Wurzburg, Wurzb. 1814), Heidelberg (Jahresbericlit des Chirurgisch ophthalmologischen Klinikums von Chelios.) , Leipzig enz. mogen zich op dergelijke inrigtingen beroemen. Ook in andere rijken, voornamelijk in Groot-Brittanje, bestaan inrigtingen tot oogheelkundige Kliniek, wier organisatie met den voortgang der wetenschap overeenkomstig is. Zoo werd in het jaar 1806 door Saundebs eene Kliniek voor ziekten van het Oog en van het Oor gesticht, (London dispensarium for the eare of diseaces of the eye and the ear), die thans onder leiding van Laurence en Tyrnell (the Londen ophthalmia infirniary in Moorsfields) staat, en in 1817 eene andere dergelijke instelling , tegenwoordig onder opzigt van Güthiue en Forbes (Boyal westminster infirmary for diseaces of the eye , wosylen-bonestreet Peecadelly) zich bevindende; mede te Edinburg en te Dublin zijn zoodanige inrigtingen aanwezig. In sommige stéden van Italië , Busland, Hongarye enz. bestaan voortreffelijke instellingen van dezen aard. Slechts Frankrijk, dat immer het tooneel der kwakzalvers en bedriegers was, bleef nog voor weinige jaren bij de genoemde rijken geheel ten achteren. Wel is waar vindt men er tegenwoordig nog geene bepaalde, clinische inrigtingen tot het onderrigt in de theoretische en praktische oogheelkunde, dewijl men dit vak nog gedeeltelijk als een onderdeel der heelkunde, en daaraau ondergeschikt, beschouwt, en daarom do oogzieken in de hospitalen onder de zieken der heelkundige afdeelingen plaatst; doch men moet niet ontkennen, dat men in den laatsten tijd eenen diepen blik in de natuur van het oog en deszelfs ziekten werpt, en men dit werktuig, in zoo verre de bestaande hospitalen dit veroorlooven, met meerdere zachtheid en verschooning behandelt. Eenige instellingen te Parijs, vroeger door Guillie , thans door Siciiel en Cahon nu Villars aan het clinisch onderwijs toegewijd, kunnen, wegens hare gesteltenis, niet aan alle eischen voldoen. {Men verg. mijn Bericht aus Paris über die Wiedergeburt der Augen-Heilkunde Frankreichs in v. Ammon's Zeitschrift fur die Ophthalmologie Bd. IV. St. 3 en 4. S 413 fg). ste gevolg is bekroond geworden, zijn zieken, wier voor liet burgerlijke leven onontbeerlijks te zintuig met eenen geheelen ondergang bedreigd werd , tegen kwakzalverij en bedrog, die tot dus verre door Europa in alle rigtingen onheil verspreidden, gewaarborgd, en daardoor, niet slechts aan enkele, afzonderlijke medeburgers van den Staat, maar tevens aan den Staat, als maatschappelijk ligcliaam, onschatbare diensten bewezen geworden; want de eerstgenoemden worden van de ongeneeslijke verblinding, omtrent de ruwe empirie van 'zoogenaamde oogartsen en de plompe handgrepen van rondreizende kwakzalvers verlost; de Staat bovendien wordt door de gepaste, op kennis gegronde en der kunst waardige behandeling en genezing der oogzieken van eenen moeijelijken last ontheven. En beschouwen wij dienvolgens het tweevoudig nut, uit zoodanige inrigtingen voortvloeijende, als bewezen, dan blijft er nog over aan te wijzen, hoe zij het best aan het doel beantwoorden en daarom, geordend en ingerigt behoo ■ ren te worden. Bij hare instelling nu zijn de volgende vereischten in aanmerking te nemen : 1. Doelmatigheid van het onderwijs. 2. Doelmatigheid der inwendige inrigting van het gebouw of lokaal tot het opnemen van oogzieken bestemd. Ten opzigte van het eerste vereischte drage men het onderwijs in de oogheelkunde op aan eenen bekwamen der kunst met ijver toegedanen leeraar, wiens oplitlialmo-pathologische en therapeutische leerstellingen op den geheelen omvang der geneeskunst berusten, opdat het oog niet met geweld uit het zamenstel van het algemeen organismus weggerukt, en alzoo aan den leerling als een afgescheiden, van het organismus onafhan- Kelijk werktuig behandeld worde. In dezen misgreep is wel gedeeltelijk de grond te zoeken van het prijs geven van het oog en deszelfs ziekten aan de misslagen der ruwste empirie en de onwetenheid der kwakzalvers. Zoo was het in Duitsohland, Frankrijk en Engeland, ten tijde van Guillemeau en Taylor (1). Eerst Boer- (1) Noch Guiixemeau noch Taylor waren kwakzalvers. Het is niet te ontkennen, dat Taylor, door zijne omzwervende reizen, door zijne geruchtmaking, in plaats van zijne waarde te bevorderen hierdoor, in tegendeel, zijne kunst en wetenschappelijke kennis meer verkleind heeft en in minachting werd gebragt, en dat hij. zich gewis, door minder gerucht te maken, meerder had waardig betoond; dan hij bepaalde zich, zoo als bekend is, tot geen bijzonder land, maar was nu in Frankrijk, dan weder in Engeland, ook in Vuitschland, en zoo ook in Nederland. Men leze hier over mijn geschiedkundig overzigt, omtrent de heerschende oogziekten in iYederland. In Duitschland, waar men voorheen, even als elders, met de Heelkunst verre niet op die hoogte was als thans, werd Taylor zeer ongunstig beoordeeld. Men kan hierover lezen het werkje van D. S. E. Eschenbach , gegrundeler Bericht von dern Erfolg der Operationen des englischen Okulisten Iiitter Taylors. Hos tok , 1752; een geschrilt in de daad veel lof van Taylor bevattende; trouwens, blijkbaar opgesteld om hem en zijne operatien in een ongunstig daglicht te stellen. Dat het nogtans toen, even als nu, reeds zoo met een en ander gelegen was, kan men eenigzins uit deu aanhef van gemeld werkje afleiden; immers daar Eschenbacii zijn geschrift aldus begon: » Wenn man den gegenwartigen Zeitlauf, iusofern » sie die Medicin und Chirurgie angeht, mit allen vorigen Zusam» men luilt, und insbesondere sein Augenmerk auf die Menge von » Augenarzten richtet, die sich jezzo nach einander in der Europai» schen welt sehen lassen: so musz man gestehen, dasz dergleichen » sich in den alteren Geschichten mit solchen Umstanden nicht finde: » und dass man daher dasjenige Jahr-hundert nicht unbillig das » Okulisten-Seculum betiteln könne. Hoezeer dan de geruchtmaking van Taylor zeer af te keuren was, zoo bewees zulks evenwel niet dat hij niet in zijn vak bekwaam en ervaren was, en zoo ook meerder wetenschappelijke kennis havk (da morh. ocul. praelect. pull.) baande den weg dan een ander tonde bezitten. Wij zijn daarom van meening, dat als liier tegen iets op te merken valt, en men verbeteren wil, men beginnen moet zich zeiven tot een beter voorbeeld te stellen; al dat verkleinen van een ander bewijst niets voor de zaak; men moet de kunst niet om den persoon miskennen. Taylor was in het jaar 1708 te Norwich geboren, juist in het jaar dat Boerhave , bij openbare voorlezingen, over de ziekten der oogen handelde. Ook heeft Taylor , in zijnen studie-tijd, te Leijden de lessen bijgewoond, en, wat er ook van wezen mag, dit is zeker, wanneer Taylor als een kwakzalver gehandeld heeft, men met een zeer geleerd Arts zeggen moet, dat zoo wel de bevoegde als de onbevoegde kwakzalvers eene plaag en een geesel der menschheid zijn. Dat dit land niet zelden door kwakzalvers bezocht wordt, is wel aan allen bekend; wij willen daarvan en van hetgeen men lieden zoo dagelijks ondervindt, geen verder gewag maken, maar gelooven hier van pas te mogen herinneren, aan hetgeen een zeker schrijver, in het jaar 1827 , na het vertrek van den befaamden Williams , gezegd heeft, — en wie zal niet geheel met de waarheid van de navolgende regelen ins temmen; » Dat wij in ons vaderland, bij de » zucht tot het vreemde, en om in een ander land hulp te zoe» ken, en niettegenstaande hetzelve duor alle tijden heen een kweek» hof van ware verlichting en beschaving mag genoemd worden, de' » kwakzalverij, niet zelden met goed gevolg, haren zetel naast dien » der ware kunstbeoefenaars hebben zien vestigen; dit is eene waar» heid, door niemand te loochenen. Ook nog in onze dagen, hoe » zeer door ondervinding en schade en schande wijzer geworden, zien » wij de altaren dier valsche Godes van welriekende offers rooken en » eene talrijke menigte in haren schijnbaar vermogenden invloed dat » vertrouwen stellen, hetwelk eene kinderlijke ligtgeloovigheid alleen » kan inboezemen (*)." Trouwens wat eigenlijk de kwakzalverij betreft , en wat men daarover ook zeggen mag, wij beamen volkomen hetgeen de zeer geleerde geneesheer Scheltema , in zijne beoordeeling van mijn geschrift: wees toch voorzigtig met de oogen, en doe er niet te veel aan! eene raadgevende waarschuwing tot behoud (*) Zie hierover verder mijn werkje: Wees toch voorzigtig met dc oogen, en doe er niet te veel aan! enz. van Bladz. 49—68. \ lot eene meer gegronde en rationele ophthalmo-noso- en bewaring van het gezigt, te regt heeft gezegd — en wel gewis zal een ieder met hem instemmen, dat de kwakzalverij wel altijd heeft bestaan en zal blijven bestaan: » niet omdat de wetten ver•) kcerd zijn; niet omdat er bedriegers in de wereld zijn, — maar, » omdat de menschen willen bedrogen worden; omdat de mensche» lijke dwaasheid van zelve de bevoegden en onbevoegden tot kwak» zalverij aandrijft. Montaigne zeide reeds in 1600: » Les char» latans sont des espéces de plantes qui croissent nalurellement sur » le terrein de la soltise humaine." Men wete dan ook, dat, hoezeer wg gaarne toestemmen, dat de lessen van Boerhave veel tot het wetenschappelijke der oogen-heelkunde hebben toegebragt, het evenwel later was, dat Taylor zijne praktijk beoefende, en dat men als toen, even zeer als nu, het getal Tan wetenschappelijke oog-artsen wel vergroot vindt, maar de behoefte voor bekwamen en ervaren evenzeer bestond, en zoo ook de beroemden maar zeer enkel waren. Wie sprak dan ook, ten tijde van Boerhave, zoo hoog over zijne toenmaals gegevene lessen, over de ziekten der oogen als men thans doet. Zoude het niet zaak zijn, als de lessen door Boerhave zoo veel ten nutte hebben te weeg gebragt, dat men, hiervan overtuigd, ook verder daarin volhardde , cn dat men, naar vermogen, het zijne bijdroeg, om dezen zoo nuttigen tak der geneeskunst, meer en meer cn zoo veel mogelijk le trachten te bevorderen; en het is dan ook weleer dat de welgezinde Mr. Nicolaas Sinderham , in zijne redevoering over de noodzakelijkheid van orde en zamenleving enz., uitgesproken op den 18deD van Oogstmaand des jaars 1822, bladz. 19, te wel gezegd heeft: » Hij toch » wiens handel cn wandel meer dan die van eenig ander bloot » staat voor de algemeene beoordeeliug, heeft zoo dikwerf moeten » hopen , dat een onpartijdig nageslacht zijne nagedachtenis tegen » de misvorming , beschimping , beschuldiging en vervolging van » zijnen bevooroordeelden, dikwerf ondankbaren tijdgenoot eenmaal » mogte verdedigen en regtvaardigen." Zoo is het dan ook aldus dat wij hier den zoo kundigen als ervaren Heelmeester Hendrik Ulhoqrn, ook ten voordeele van Taylor, willen laten spreken, en wel waar hij, bij de vertaling in het Nederduitsch van dc Heelkundige onderwijzingen van Laiirkns Heis- ♦ lorjie en ophthalmiatriek. Na hem was liet vooral ter , gewag makende van liet onderscheppen van de vaten en -wegknippen met een schaartje van een gedeelte van de Adnata in de rondte der Cornea transparens, —hetwelk toen door sommige Oculisten als niet gevaarlijk werd beschouwd, — zich aldus over de bekwaamheid van den oculist Taylou deed hooren. Ouzes inziens is het voor de geschiedenis en de verkeerde beoordeclingen van kunstgenooten en oogartsen, zeer gepast om eens hier het verhaal van den Nederlandschen Heelkundigen Ulhoorn mede te deelen als hij aldus schreef: » Ik heb door brave mannen, en onder alle ook door >• den berugten en handigeu Heer Taylou het gehele bindvlics ter » breette van een halve lijn , circulaar in de ronte der cornea, » in de maanden Maij en Junij 1735 , nuttelijk met een schaartje » zien wegsnijden. Dit pijnelijke en moeielijke werk deed die Heer » met zoo veel netheid (zoo als alle zijne uitvoeringen waardig » waren aan te zien , omdat ieder stuk zijne verwondering en on» uitsprekelijke lof was medebrengende) oplcttenthcid en geduld , » als ik ooit eenig Heelmeester heb zien arbeiden; en daarom mag » ik, in weerwil van zijne vijanden zeggen, dat niet alleen deze » operatie , maar alle zijne andere uitvoeringen haar roem met zich » bragten. Ik weet zeer wel dat verscheide Doctoren en Ileelmees» ters hem in den beginne volgende , en als een Orakel aanmer» kende, hem als een afgod eerden, maar wanneer zij zijne daden » niet konden navolgen, en van dien Heer zoo veel eer of voordeel » niet ontvingen, als zij zig zelf waanden waardig te zijn, zo scheiden » zij zich van hem af, en hunne loftuitingen veranderden in laster » en zulke schendinge, zo als die gewoonlijk, onder schijn van » vriendelijkheid, ter schaden van konst en deszelfs oefenaars, ge» woonlijk worden ondervonden; want zommige van hen hielden niet » op na 'smans vertrek ongegrond tot zijn schimp in de Amstcr» damse Courant een artikul mede te deelen. Daar in tegendeel » wij in onze stad in het kennen en 't behandelen der ooggebreken » nooit groter nog waardiger man gezien hebben. Ik beken , hij » had zijne gebreken als een Engelsman; hij ondernam te veel » zaken waarin hij wel zonder gevaar werkte; maar daar de uit» slagen te onzeker waren; terwijl men van hem verwachtte, dat » niets behoorde tc mankceren, maar dat alles onfeilbaar zoude ge- 10 .Richter , die het oog als een integrerend deel van liet organismus beschouwde en daarmede overeenkomstig behandelde. Deze rationele behandeling aan het ziekbed, berust op de grondige kennis der ontleedkunde , natuurkunde van den mensch en der kennis van de ontwikkeling des oogs, en daarbij zij de leeraar in het bezit van eene geoefende vaardigheid en zekerheid in het doen van oogheelkundige kunstbewerkingen , die den leerling tot voorbeeld kunnen dienen. Het onderwijs zij omvattend en betreffe het theoretische en practische gedeelte der oogheelkunde; ten opzigte vau het eerste worde de Diaetetica van het gezonde en zieke oog met overtuiging voorgedragen; ten aanzien van het tweede verdeele de leeraar de regelen tot het bevatten en het juiste beoordeelen der ziekteverschijnselen 5 hij stelle de aanwijzingen tot het gebruik der geneesmiddelen, voor zoo verre de kennis hunner krachten en werkingen in het algemeen dit mogelijk maken, vast, en bepale de meer naauwkeurige verschillen derzelve, hoe zij, namelijk bij de groote klasse van direct of indirect ontstekingwerende middelen, in aanmerking komen. De kunstbewerkingen aan levenden moeten naar de regelen der kunst in tegenwoordigheid der leerlingen worden voltrokken, en tevens met eén practisch onderrigt in het verrigten dier kunstbewerkingen gepaard gaan, welke op cadavers kunnen gedemonstreerd worden ; de kunstbewerkingen aan levenden moeten daarentegen slechts aan leerlingen worden toegestaan, die zich bereids door lang voortge- » lukken , en door hem zonder onderscheid omtrent de gevallen, » alles gelukkig zoude volbragt worden, daar nogtans onmogelijke » zaken noch door hem of iemand anders konden volbragt worden." zette oefening aan oogen van mênschen of dieren, eene zekere vaardigheid in het kunstmatige der oogheelkunde hebben eigen gemaakt (1). Tot de meest mogelijke volmaking van het onderwijs behooren echter ook wetenschappelijke hulpmiddelen, wier aanwending met de klinische instelling moet verbonden wezen; onvermijdelijk is het bestaan eener bibliotheek voor de oogheelkunde , die de belangrijkste werken van vroegeren en lateren tijd bevat $ voorts eene verzameling van anatomisch-pathologiscke oog—praeparaten; kunstmatige, iu was geboetseerde praeparaten zouden tot voorstelling van zeldzame ziekte—gevallen kunnen dienen (2); hierbij moet men tevens vooral bedacht zijn op ophelderende voorwerpen uit de vergelijkende ontleedkunde; ook is eene volledige verzame ling van oogheelkundige werktuigen een gewigtig hulpmiddel bij het onderwijs (3). (1) Aldus heeft het plaats iu de clinischc inrigtingen voor de oogheelkunde te Weenen en te Berlijn. Verg. mede p. Frank, geneeskundige staatsregeling. (2) Voor het ophthalmobgisch Instituut tc Weenen, werden, in het jaar 1823, onder het opzigt van Prof. Rosas , door J. IIofmeyer , oogziekten in was geboetseerd ; deze was-praeparaten stellen meestendeels meesterlijke getrouwe navolgingen der natuur voor; ik herinner hier slechts aan de afbeelding der scrophuleuse syphilitische, arthritische oogontsteking, van het pterggium , cataracta jnjramidalis, hyperkeratosis, hydrophthalmos enz. Ouder de natuurlijke pathologische praeparaten munten uit: heele en gedeeltelijke verbeteringen van het oog; cataracta ossea, cataracta nigra, dacryolitha enz. (3) Wegens het werkelijk gemis van deze hulpmiddelen bij het onderwijs in de geneeskunde, of mede, dewijl zij den leerling niet dikwijls genoeg ten dienste staan en de gelegenheid om deze te zien, hem moeijelijk wordt gemaakt, blijft het onderrigt aan vele acade- Wat de keuze van een oord ter slicluing eener cti • nische inrigting voor de oogheelkunde betreft, Academiesteden , of zoodanige, die in liet bezit zijn van eene genees— en heelkundige school, zijn daartoe het meest geschikt; slechts in de volkrijkste steden zou een afzonderlijk gebouw aan de opname en verpleging van oogzieken kunnen toegewijd worden ; in de kleinere steden zouden afzonderlijke, van de overige nogtans afgescheidene en op zich zelve staande , afdeelingen van algemeene hospitalen volkomen aan het doel beantwoorden. De inwendige inrigting dezer afdeelingen, de verzorging en verpleging der lijders moet echter niet slechts met ieder goed ingerigt hospitaal overeenstemmen, maar ook geëvenredigd zijn aan de eigenaardigheid en teederheid van het aangedane zintuig. Ten opzigte hiervan zullen wij de vereischten van eene doelmatige inrigting voor oogziekten beneden verder trachten te bepalen. Met deze bepaalde oogheelkundige instellingen kan , waar zulks mogelijk is, eene oogheelkundige cliniek buiten het hospitaal (buiten praktijk) verbonden worden ; daartoe zijn zoodanige ooglijders geschikt, welke slechts geneeskundigen raad verlangen, of, wegens den chronischen aard of de ongeneeslijkheid hunner oogziekten, van geen belang voor het cliniscli onderwijs zijn en door hunne opname het verplegen van meer belangrijke lijders zouden beperken of verhinderen. miën enz. veelal gebrekkig. De geneeskundige faculteiten van Berlijn , Weenen, Parijs en Londen geven hierin een goed voorbeeld , daar zij in de beide eerste steden den leerlingen wekelijks eenigc malen, in de laatste dagelijks den vrijen toegang tot dc geneeskundige verzamelingen toestaan. TWEEDE HOOFDSTUK. Geneeskundig onderzoek ten aanzien der Oogheelkunde. Aan een bijzonder onderzoek van diegenen, welke zich op hunne practische loopbaan met de oogheelkunde en de oogoperatien willen bezig houden, is er wel is waar geene behoefte; daar iedereen, die als genees- en heelkundige tot uitoefening der geneeskunde bekwaam wordt bevonden, ook de kennis van de ziekten van het oog en derzelver behandeling bezitten moet. Wilde men in dit opzigt afzonderlijke Examina instellen , dan zou men, om zich gelijk te blijven, met gelijk regt voor de overige takken der gezamenlijke geneeskunde, die dan toch ook slechts een gedeelte van het groote geheel vormen , mede examina moeten bepalen. Daar het echter eene bekende daadzaak is, dat velen, die noch voor de chirurgie, noch voor de oogheelkunde eene bijzondere opgewektheid gevoelen, gedurende hunnen academisclien studie— tijd , liet oog, als eene terra incognita, daar laten, kan het geneeskundig toevoorzigt, om de nadeeleu, die wetenschap, kunst en burgerlijk welzijn, door het veronachtzamen der oogheelkundige studie, ondergaan, met billijkheid van den examinandus vorderen, dat deze, bij het academisch onderzoek, de noodige anatomisck-physiolohische-patholofjische en therapeutische kennis, met betrekking tot het oog, bezitte, en in staat zij de gewigtigste kunst- bewerkingen op cadavers volgens de regelen der kunst te verrigten (1). In het Groot Hertogdom Meckelenburg Scliwerin is aan geenen arts of operateur de uitoefening der oogheelkunde en het doen van oog—operatien toegestaan , tenzij deze te voren door de geneeskundige commissie over de vereischte bekwaamheden in de ontleed— en heelkunde zij geëxamineerd geworden, en de toelating der Regering bekomen hebbe. Deze toelating wordt openlijk bekend gemaakt (Neuu medicinal Ordnung für Mecklenburg Scliwerin: S. 10 Kap. ü, en Darstellung der Medicinal—Polizei. Gezetzgebung u. s. w. von Dobnblutu , Scliwerin 1834 S. 50). (1) Het koninklijk Pruisische reglement voor de Staats examina der geneeskundige, bepaalt slechts voor diegenen een examen, welke de toelating als genees- en heelkundige niet hebben verkregen. Het examen bestaat daarin, dat de Examinandus 1°. twee of drie opgaven uit het gebied der anatomie en physiologis van het oog zonder vreemde medehulp schriftelijk uitwerke; 2". eenige kunstbewerkingen van het oog, als van het catavact van de kunstmatige pupil enz. op cadavers volgens de voorschriften der kunst verrigte, de verschillende methoden van operatie aanwijze en de bekendheid met de werktuigen doe blijken: 3°. zijne bedrevenheid in pathologie en therapie van het oog mondelijk bewijzen moet. Het besluit van de Keizerlijke Oostenrijksche Hofcommissic van den 2den Mei 1818. (Verg. Ferro's Sammlung v. s. 46) vordert van hen, die het diploma als magistri in de oogheelkunde wenschen te verkrijgen, dat .zij gedurende twee heele jaren de voorlezingen over de oogheelkunde bijgewoond en eene kunstbewerking van den graauwen staar onder opzigt van deu Hoogleeraar in de oogheelkunde verrigt hebben. Aanmerkingen als bijvoegsel van den Vertaler. Hier in Nederland, voor zoo veel wij ons herinneren kunnen, heeft men nimmer een bepaald Examen in de oogheelkunde afgenomen; ter opheldering dan van den vroegeren toestand en meening omtrent dit onderwerp , en ter herdenking van hetgeen hieromtrent voormaals plaats vond, willen wij hier kortclijk een en ander bijbrengen. Het vroegste, hetwelk wij daarvan vermelden kunnen, is door den Gildebroeder Hebm. Meijer , in een wetboek in het jaar 1-736 beschreven , en bij Pieter van den Berge , ordinaris stadsdrukker te Amsterdam , met Privilegie, in quarto uitgegeven: dit werk , alle de privilegiën, willekéuren en ordonnantiën van het Collegium Chirurgicum Amstelaedamense van den jare 1461 tot en met den jare 1736 bevattende, zoo vindt men daar in een Extract uit de willekeuren der slad Amstelredamme, van A°. 1552 en wel het volgende XXsle Art. « Dat van nu voortaan geene Meesters, die hen sul« len willen onderwinden iemand binnen deser Stede « óf hare vryheyt te snyden (1) van de steen, van « Rupture, of Cataracten te werken, eenige Monsters, « Borden, Tekenen, of Brieven sullen mogen opslaan « of uyt doen hangen tot eenige plaatsen binnen deser « Stede of hare vryheyt, dan by expres consent van (1) De operateurs off steensnijders zijn, bij opgevolgde keure van 1621 cn 1668, en ordonnantiën van 1673 , 1677 en 1700 nader bepaalt, moetende tot eyder operatie, consent vau haar Ed. G. Achtb. hebben etc. u de Burgemeesters deser Slede, en de Overluyden en « Proefmeesters, van liet voorsz. Gilde, nog ook eenig !< werk sullen mogen doen of beginnen, dan in by« wesen van de Overluyden en Proefmeesters voorsz. « of andere, die men ben daar toe voegen sal, omme « baar werk te doorzien, en getuygenisse te geven, « of sy waardig en bequaam sullen wezen sulks te « doen of niet: waar voor de gene, die daarby wesen « sullen tot drie toe in getale, elkx hebben sullen vier « stuyvers, sonder meer tot beboef van 't Gild. En « indien iemand bier tegens dede, nadat liy voor de « eerste reyse sal wesen gewaarscbout, sal verbeuren tot 80* Geschiedkundig Overzigt omtrent de hecrschende en voorkomende Oogziekten in Nederland, lste Stuk. Amst. 1827, gr. 8° Geschiedkundige Verhandeling , over de operatie tot vorming van eeneu kunstigen Oogappel, benevens de beschrijving eener nieuwe en zekerder manier, om dezelve door eene tweevoudige of dubbele schaar te bewerkstelligen , Amst. 1828, gr. 8°. Met 2 platen • \ • • , • • f..2'20' Mémoires Ilistoriques sur 1 operation de la pupille ar- tiflcielle, et description d'une nouvelle Méthode, pour la faire avec plus de sureté au moyen de la diplotomise , Amst. 1S^9, gr. 8°. Avec deux planches. . . • • •, " Deze verhandeling heeft, uit hoofde Yan de daarbij afgebeelde dubbele of tweevoudige schaar, een doelmatig Instrument, ter verrigting ook Yan andere heelkundige operatien , door den Auteur Diplotomus genaamd, eene meerdere waarde voor alle beoefenaren der Heelkunst (*). . . Verhandeling aangaande de uitvinding, het gebruik en het misbruik der Brillen, benevens algcmceue aanwijzingen, om eencn Bril te kiezen, cn wat men vooral bij het gebruik van denzelven heeft in acht te nemen. Amst. 1831. Betoog ter overwiging, omtrent eene voorgestelde > er- eeniging zoo wel als van het doelmatige van de bestaande Scheiding, doch slechts in de uitoefening der bijzondere vakken van Genees- cn Heelkunst • • • ■ • f > : Wees toch voorzigtig met de oogen, en doe er niet te veel aan! eene raadgevende waarschuwing , tot behoud en bewaring van het gezigt. Amst. 1S42. . ...... f 0,JO. Dit Werkje tot bewaring cn behoud van het Gezigt geschreven, bevat zeer vele wenken en mededeelingen omtrent den invloed die de Spijzen en Dranken, eene drooge, zuivere of vochtige lucht en zoo ook de levenswijze op de gezondheid der Oogen hebben, alsmede waarvoor men zich tot behoud en bewaring van liet gezigt behoort te wachten. Dit voor een ieder nuttig werkje ïsdan ook door de bevoegde Boekbeoordeelaars als een geschrift, hetwelk niet alleen raadgevingen om Oogziekten voortekomen bevat, maar ook , zoo dezelve bestaan, den regten weg tot herstel aanwijst , der aanbeveling zeer waardig geoordeeld. (•) Zie Vadorl. Lttttrotf. Janotrij i8a9» No. X, bi. xo, VotkbticUuvtog.