Over de beteekenis Yan de accommodatie =Y00r het monoculair dieptezien. = - J. VAN EYSDEN. OVER DE BETEEKENIS VAN DE ACCOMMODATIE VOOR HET MONOCULAIR DIEPTEZIEN. GEBES. J. & H. VAN LANGENHUYSEN, 's-HAGE. OVER DE BETEEKENIS VAN DE ACCOMMODATIE VOOR HET MONOCULAIR DIEPTEZIEN. PROEFSCHRIFT ter verkrijging van den graad van DOCTOR IN DE GENEESKUNDE aan de Rijks-Universiteit te Utrecht OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS Dr. c. eijkman Hoogleeraar in de Faculteit der Geneeskunde VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT tegen de bedenkingen van DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE te verdedigen op VRIJDAG 4 JULI 1913 des namiddags te 3 uur door Jan van Eysden Arts, geboren te 's-Gravenhage. NTOL HAM SCHAPPIJ TER BEVORDERING DER a?MEE8KUW8T AAN MIJNE OUDERS EN AAN MIJNE VROUW. Het verschijnen van dit proefschrift is mij eene welkome aanleiding U, Hoogleeraren, Lectoren en Assistenten der ^Medische en 'Philosophische Faculteiten, die tot mijne wetenschappelijke en practische vorming hebben bij gedragen, mijne groote erkentelijkheid voor Uw onderwijs te betuigen. In het bijzonder, hoop ik, dat Gij, Hooggeleerde Snellen, Hooggeachte 'Promotor, mijn dank wel zult willen aanvaarden. Was uwe raad en uwe welwillende belangstelling voor mij een groote steun bij de samenstelling van dit proefschrift, nog meer waardeer ik het, dat Gij mij een plaats gaaft als AssistentGeneesheer aan het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders, waardoor ik in de gelegenheid word gesteld mij onder Uwe hoogst bekwame leiding in de Oogheelkunde te oefenen. Voor de hulp, die Gij Collegae en aanstaande Collegae mij bij de proeven als waarnemers wildet verkenen, niettegenstaande dikwijls drukke sludiebelangen u elders riepen, blijf ik zeer erkentelijk. Den ijverigen amanuensis Schütz mag een woord van waardeering niet onthouden worden voor 7fjne bemoeiingen bij de voorbereiding van de proeven. Gelijk ik met waardeering de Utrechtsche Hoogeschool zal gedenken, zoo zullen de uren in het midden van het Utrechtsch Studentencorps doorgebracht, mij steeds een aangename herinnering blijven. INLEIDING. De invoering van de Ongevallenwet heeft de vraag meer op den voorgrond gebracht, in hoeverre personen, die één oog missen, nog in staat zijn door middel van het gezicht afstanden te bepalen en zich, wat de onderlinge plaatsing van verschillende voorwerpen betreft, te orienteeren. Terwijl vroeger door verschillende onderzoekers getracht is uit een wetenschappelijk oogpunt deze vraag te beantwoorden, wordt thans uit een praktisch oogpunt gevraagd, wat het verlies in arbeidswaarde is en wordt zelfs verlangd dit verlies nauwkeurig in getallen uit te drukken. Het verlies van arbeidswaarde nu zal bij verschillende personen, naar gelang van het werk dat zij verrichten, verschillend zijn en moet men dus met de betrokken personen te raden gaan. Maar juist hierin is thans door de Ongevallenwet van 1901 eene moeielijkheid ontstaan; want werd vóór het inwerking treden der Ongevallenwet een getroffene aan een onderzoek ter vaststelling van zijn verlies in arbeidsprestatie, dat door het ongeval veroorzaakt was, onderworpen, dan kon men verwachten juiste gegevens te verkrijgen. Heden ten dage kan men echter bij het onderzoek hiervan niet meer rekenen op objectieve gegevens, maar moet men rekening houden met de mogelijke zucht van den getroffene om zich een zoo hoog mogelijke rente- uitkeering te verzekeren. Men weet dus niet welk gedeelte van het aangegeven verlies werkelijk bestaat en welk deel op rekening te stellen is van de psyche. Het gevolg hiervan is, dat het in den tegenwoordigen tijd voor den medicus uiterst moeielijk is wetenschappelijk aan te geven hoe groot het verlies in arbeidsprestatie, dat door het ongeval of door zijne gevolgen veroorzaakt is, bedraagt. Nog moeielijker wordt het, wanneer men niet alleen het verlies moet bepalen voor het oogenblik, maar ook moet beoordeelen of dit verlies in de toekomst progressief of regressief zal zijn. Men onderscheide hier wel het wetenschappelijk verlies van het sociale, wat door de eerste auteurs op dit gebied zeker niet gedaan is. Terwijl men allicht zou meenen, dat juist op oogheelkundig gebied, waar men immers gewoon is de waarde der gezichtsscherpte in getallen uit te drukken, men beter in staat zou zijn dan bij eenig ander onderdeel der geneeskunde, het verlies van arbeidsprestatie tot in procenten nauwkeurig te kunnen uitdrukken, wijzen toch de verschillende geopenbaarde meeningen in de uitgebreide literatuur van slechts enkele decennia over de vraag wat betreft de grootte der uitkeering aan den getroffene bij totaal gemis van één oog uit, hoe moeielijk het is en met hoeveel factoren men rekening heeft te houden. Algemeen neemt men aan, dat het verlies van arbeidswaarde gedurende het verdere leven niet hetzelfde blijft. Terwijl in den beginne de personen, die door een ongeval, dat wil in de meeste gevallen zeggen plotseling, het gebruik van een oog verloren hebben, zich zeer onbeholpen gevoelen, leeren zij, de een spoedig, de andere soms eeist na jaren, zich te behelpen om met één oog hun werk geheel of ten deele weder te verrichten. Het spreekt van zelf, dat het soort werk hierop van invloed is. Sommig werk toch eischt veel, ander slechts weinig of geen bepalen van afstanden. Maar ook bij hetzelfde werk doen zich verschillen voor tusschen de diverse werklieden onder overeenkomstige omstandigheden, zoodat het verschil in uiterlijke «aanpassing» van den persoon-zelf gezocht moet worden. De dagelijksche ervaring nu leert, dat de leeftijd in dit opzicht grooten invloed heeft, in zooverre dat jeugdiger personen zich veel vlugger en beter leeren behelpen met één oog hun werk te verrichten dan ouderen. Daar het zien van oudere personen zich van dat van jongeren meestal alleen door minder accommodatievermogen onderscheidt, dringt zich als van zelf de vraag op, of het accommodatievermogen van invloed kan zijn op de afstandsbepaling (dieptezien). Het is daarom, dat ik mij tot taak gesteld heb, door proeven een nauwkeuriger inzicht te krijgen in de factoren, welke het den monoculus, zij het ook meer of minder gebrekkig, mogelijk maken diepteverschil tusschen voorwerpen te zien en wel in het bijzonder of men de accommodatie daarbij als factor mag aanmerken of niet. Dit zal dan tevens het antwoord kunnen geven op de vraag of, wat het monoculair dieptezien betreft, een presbyopische monoculus gelijk staat met iemand, die nog over zijne accommodatie beschikt. Alvorens de door mij gedane proeven en de daarmede verkregen resultaten mede te deelen, wil ik beginnen met in de volgende bladzijden een kort overzicht te geven van de literatuur, welke mij er toegebracht heeft de in hoofdstuk III vermelde proeven te nemen. HOOFDSTUK I. Kort overzicht van hetgeen er geschreven is over de vraag, hoe groot de vermindering is der arbeidsgeschiktheid bij totaal gemis van één oog. Daar het vraagstuk van het monoculair dieptezien, zooals in de inleiding reeds vermeld, voornamelijk met het oog op de vermindering van arbeidsgeschiktheid bij totaal verlies van éen oog in den laatsten tijd bestudeerd is, komt het mij niet ondienstig voor, een kort overzicht te geven van wat daaromtrent gepubliceerd werd. Het zijn voornamelijk Duitsche oogheelkundigen, die over dit onderwerp geschreven hebben, wat niet te verwonderen is, wanneer men bedenkt, dat in dit land «de Ongevallenwet» dateert van 6 Juli 1884, terwijl «das Haftpfligtgesetz» van 7 Juni 1871 reeds den getroffene den weg tot procesvoering aanwees. Het gevolg van deze wetten was o.a. eene nadere bestudeering van den monoculus. De auteurs, die zich met dit onderwerp hebben beziggehouden, kan men gevoegelijk in drie groote groepen verdeelen. Tot de eerste groep behooren diegenen, welke meenden aan hunne schrijftafel door formules (mathematisch-deductief) tot eene uniforme vaststelling der arbeidswaarde bij totaal gemis van één oog te kunnen komen en zoo mogelijk daarvan die der andere gevallen van oog-verwondingen te kunnen afleiden. De tweede groep bevat degenen, die langs casuistischstatistischen weg ditzelfde doel trachtten te bereiken, terwijl de derde groep, die vooral in de laatste jaren, toen men inzag, dat men met de twee eerstgenoemde methoden tot geen goed resultaat kwam, zich meer wijdde aan de bestudeering der verminkten zelf. Deze laatste groep van onderzoekers verviel dus niet in het nemen van conclusies op theoretischen grondslag, maar plaatste het experiment meer op den voorgrond. Van hen, die tot de eerste groep behooren, dienen in de allereerste plaats genoemd te worden Jatzow (i), Josten (2), Mooren (3) en Heddaeus (4). Dezen maakten geen onderscheid tusschen de verschillende beroepen en stelden de arbeidswaarde alleen afhankelijk van de centrale gezichtsscherpte. Derhalve werd oorspronkelijk bij totaal verlies van één oog 50 °/0 schade aangenomen. Dit standpunt werd echter spoedig verlaten ook door Mooren (5) zelf, (1) Ueber die Bestimmung der Prozentsatzes der Arbeitsunfahigkeit infolge Schadigung des Sehorganes durch Unfalle. Deutsche med. Ztg. No. 84, S. 999, 1888. (2) Zur Beurteilung der Erwerbsverminderung nach Augenverletzungen. Klin. Monatsbl. für Augenheilk. S. 526, 1889. (3) Sehstörungen und Entschadigung. Gentralbl. für Allg. QesuncLheitspflege. Juli 1890. (4) Noch ein Vorschlag zur Schatzung der Erwerbsunfahigkeit bei Augen-Verletzungen. Klin. Monatsbl. für Augenheilk. S. 282, 1895. (5) Die Ergebnisse der Zehender'schen Pormel in der Begründung der Entschadigungsansprüche. Klin. Monatsbl. für Augenheilk. S. 503, 1890. die later een aanhanger werd van de eerst door hem zoo fel bestreden formule van Zehender, waarbij de schadeloosstelling op 113 gebracht werd. Aan de praktijk getoetst, bleek dit ook billijker dan de 50 °/0 schadeloosstelling van eerstgenoemde. Zehender (i) ging van het denkbeeld uit, dat bij totaal verlies van één oog het andere normale oog voor zijnen bezitter eene dubbele waarde zou krijgen en men dus door aanneming dezer dubbele waarde van één oog met drie oogwaarden heeft te maken. Is bijvoorbeeld de visus van het resteerende oog 6/6, dan vindt hij voor de arbeidswaarde van dit oog F 2 X 6/« + 0 ,, ^ 3 — '3 en is derhalve het verlies van arbeidswaarde volgens deze formule = 3 31/3 %. Met grootere nauwkeurigheid en met inachtneming van de belangrijkste momenten, die invloed kunnen hebben op de arbeidsgeschiktheid en door die in de juiste rangschikking te plaatsen, trachtte Magnus(2) in de volgende formule de arbeidswaarde van den éénoogige uit te drukken : 5 of 10 E == Se V/P V/M ]/ ^±2- i/p fa waarbij: Se = centrale visus van het gezonde oog, se = » » » » slechte » (dus bij totaal verlies == 0). P = grootte van het gezichtsveld. (1) Ueber den zahlenmaszigen Ausdruck der Erwerbsunfahigkeit gegenüber den Unfall-Versicherungsgesellschaften. Klin. MonatsU. fiXr Augenheilk. S. 265 und S. 531, 1889. (2) Leitfaden für Begutachtung und Berechnung von Unfallbe- schadigung der Augen. Breslau, 1894. M = functie der oogspieren. 5 10 l/ of [/ naar gelang van den graad der Konkurrenzfahigkeit. E = arbeidswaarde. Met deze formule kwam Magnus tot een verlies aan arbeidswaarde van ongeveer 30 "Zo- Deze formuleeringsmethode werd echter steeds ingewikkelder, daar toch langzamerhand een nieuw begrip, dat van de zoogenaamde beroepsgezichtsscherpte, op den voorgrond begon te treden. Het is immers niet onverschillig, welke eischen in een bepaald vak of onderdeel van een vak aan het gezichtsvermogen gesteld worden en zoo kwam men er toe de vakken te verdeelen in «gequalificeerde» en «niet gequalificeerde» naar gelang meer of minder hooge eischen aan het gezichtsvermogen gesteld worden. Niet tevreden met de verdeeling der vakken in twee groepen, voegden anderen een derde groep van arbeiders er aan toe, waartoe diegenen behooren, aan wier gezichtsvermogen middelmatige eischen worden gesteld. Nog verder gingen Plantenga (i) en onder meerderen ook Groenouw(2), die eene indeeling in vier groepen voorstelden. Zij wilden namelijk de reeds genoemde groepen «gequalificeerd» en «niet gequalificeerd» elk weer in tweeën onderverdeelen al naar mate de eischen, die aan het gezichtsvermogen van den arbeider van elk dier groepen gesteld worden, grooter of geringer waren. Doch tot hoe gering resultaat deze tot dusver gevolgde mathematisch-deductieve methode leidde, bleek o.a. hieruit dat Axenfeld, een der inleiders van dit vraagstuk op het Internationaal Congres voor Oogheelkunde te Lucern, in (1) Gezichtsscherpte en arbeidswaarde. Utrecht, November 1907. Militair-Geneeskundig Tijdschrift 1908. (2) Anleitung zur Berechnung der Erwerbsfahigkeit bei Sehstörungen. Bergmann, Wiesbaden. 1896. 1904 besluit met als zijne meening te verklaren, dat eene berekening langs theoretischen weg waardeloos en daarom niet aan te bevelen is. Door alle latere auteurs op dit gebied is dan ook elke poging om door formules tot een resultaat te komen opgegeven en zelfs Zehender (i), vroeger een ijverig voorstander van de mathematisch-deductieve berekening, heeft in 1908, dus tien jaar na het bekend maken van zijne formule, de meening uitgesproken, dat menden weg van de statistiek moest inslaan. Hij ging daarmede over tot hen, die ik thans als tweede groep wil memoreeren. Wederom waren het vooral Duitsche Ophthalmologen als von Grolman (2), Maske (3), Ammann (4), Hummelsheim (5), en nog zeer vele anderen ; ja, men staat verbaasd hoe groote en uitgebreide literatuur er in de laatste vijftien jaren over deze statistisch-casuistische methode verschenen is. Ook in ons land is in deze richting gewerkt o. a. door Lans (6) en door van Geuns (7). Tot hen, die het met de methoden van de in de beide vorige genoemde groepen van auteurs niet eens waren, noemen we naast Merdas (8), (1) Nachschrift des Herausgebers. Schloesser's Referat der von Grolman'schen Arbeit: Unfallentschadigung bei Augenverletzungen. Klin. Monatsbl. für Augenheilk. S. 312, 1898. (2) Der gegenwartige Stand der Unfallentschadigungsfrage bei Augenverletzungen. Zeitschrift für prak. Aerzte. No. 17, 20 und 21,1897. (3) Die Augenarztliche ünfallpraxis. Wiesbaden, Bergmann, 1899. (4) Die Begutachtung der Erwerbsfahigkeit nach Unfallverletzungen des Sehorganes. München, Lehmann, 1900. (5) Ueber die Frage der Werteinschatzung des Verlustes resp. der Sehschadigung eines Auges. Opht. Klinik No. 7, S. 105, 1904 und Klin. Monatsbl. für Augenheilk., S. 265, XLII, 1904. (6) Over het verlies in arbeidswaarde door het gemis van één oog. N. T. v. (?., 1906, 2e helft, No. 7, Aug. 1906. (7) Verslag Ned. Oogheelk. Gezelschap 1909. (8) Die erwerbliche Sehscharfe, ihre Untersuchung und Berechnung. Inaug.-Dissert., Breslau, 1899. Turc(i), Hilcker(2,I en Grussendorf (3) ook onze landgenoot Koster (4). Merdas en Turc waren de eersten, die de arbeiders bij hun werk op de fabriek onderzochten en nagingen hoever bij hen de gezichtsscherpte kan afnemen, zonder dat dit stoornis in hun werk aanleiding gaf. Zoo stelde ook Koster voor om proeven te nemen met de verminkten zelf en na te gaan, welke fouten bij den arbeid gemaakt werden en aldus de schade door het (oog)ongeval teweeggebracht te bepalen. Bij die proeven moet men zich op tweeërlei standpunt plaatsen. In de eerste plaats kan men vragen «wat kan een verminkte van het moeielijkste werk nog doen». Dit is dan de absolute waarde. In de tweede plaats «hoeveel doet de verminkte». Dit is dan de relatieve waarde. Dit voorstel hoewel goedgedacht schijnt mij om verschillende redenen minder praktisch. In de eerste plaats, gelijk mijns inziens zeer terecht ook van der Heijde in zijn proefschrift zegt, is deze methode van proeven nemen zeer moeielijk uit te voeren. Verder lijkt zij mij bovendien zeer omslachtig en wat zeker een groot bezwaar is tegen het voorstel, is dat Koster de verminkten, d. w. z. belanghebbenden, zelf wil onderzoeken, waardoor niet altijd zuivere gegevens zijn te verwachten. Mij komt het voor, dat wil men tot eene goede oplossing van dit vraagstuk geraken, men als basis een wetenschappelijk fundament moet trachten te verkrijgen en (1) Valeur pratique de 1'acuité visuelle (Congr. d'Opht. fran25 _18 ?5 — 0.50 —5.— — 9.— —14.— — 2.50 +2 50 — 10.50 — 19.— + 1.— —7.— — 6.— + 4.25 — 2.— +3.50 —11.75 — 12.50 Gemiddelde fout . . 1.62 3.80 7.77 10.05 Verschil in uitersten . . 4.25 18.— 22.75 28.75 Zie resumé-tabel I. Somatropine verlamd, doch met glazen. draden (dikte No. 40). Afstanden: 25 c.M. J 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. ] e.M. c.M. c.M. c.M. —1.75 —6.— + 8.25 +13.25 — 3.— +5.25 +11-— + 7.50 + 2.25 +2-50 — 4.50 + 6.— + 1.75 — l 50 + 6.— — 8.— Waarnemer 4 —0.75 +3— + 8.— + 4.75 — 2.50 +4.25 + 4.50 + 9.50 — 1.— +5.— +10.- +12.- — 1.60 —3.— +12.25 + 8.— + 2 50 +2.50 + 4.75 — 12.— + 2.— +5-60 + 835 + 6'50 Gemiddelde fout . . 1.90 8.85 7.75 8.75 Verschil in uitersten . . 5.50 21.50 16.75 25,26 — 1.50 +5.— — 10.50 + 4.50 — 3.50 + 1.60 — 8.— — 8.75 — 2.— —6.— + 1.25 —14.— + 2.50 — 6.50 + 2.50 — 6.50 — 0.50 +2.— + 9.50 + 8.50 Waarnemer 5. +2.— +T-— + 7.— + 7.— + 1.50 —3.75 — 4.50 — 7.— — 0.75 —0.76 +13.25 + 4.50 — 3.— +5.50 +12.— +15.25 — 3.50 —6.75 — 7.60 —17.— Gemiddelde fout . . 2.07 4.47 7.60 9.20 Verschil in uitersten . . 6.— 18.75 28.76 82.25 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men : 1.70 3.95 6.57 6.65 1.50 2.80 7.32 8.90 1.62 3.80 7.77 10.05 1 90 3.85 7.75 8.75 2.07 4.47 7.60 9.20 Gemiddelde fout . . 1.76 8.77 7.89 8.71 6.26 11.— 16.75 19.50 4.- S.— 21.— 20.— 4.25 13.— 22.75 23.75 5.50 11.50 16.75 25.25 6.— 13.75 23.75 32.25 Gemiddeld verschil in uitersten . 6.20 11.45 20.02 24.15 Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. + 8.50 +11.50 + 13.75 + 13.— — 3.50 + 18.25 + 22.25 + 7.75 + 8.— + 8.— + 9.— + 5.50 + 6.50 +17.- + 7.— +15.50 Waarnemer 1. + 9.50 +11.50 +10.50 + 9.— + 2.50 +11.— +27.— —16.25 + 4.50 +19 23 +20.25 + 23.— + 6.— — 9.— +15.75 +19.75 + 6.50 —11.75 — 7.— — 4.50 + 8 75 — 5.50 + 24.50 + 19.— Gemiddelde fout . . 6.42 12.27 15.70 13.32 Verschil in uitersten . . 13.— 81.— 34.— 39.25 _1 — 6.50 + 15.50 +20.75 +14.75 + +12-25 — ®— + 4-50 + 3.50 — 5.50 +19.— +10.— + 5 50 + 5.— —17.50 +29.50 + 8.— + 6.75 + 10.25 + 8.50 Waarnemer 2. _ 7 _ + 1075 _ B_ + 7 25 + 9.50 + 8.— + 12.50 +30.— — 5.50 — 6.75 — 5.50 —21.50 — 3.75 — 9.— + 14.50 + 7.50 + 4— + 7.75 +35-— — 4.25 Gemiddelde fout . . 5.62 8.72 13.60 13.77 Verschil in uitersten . . 10.50 24.50 42.50 51.50 — 3.75 + 13.— — 24.50 + 17.75 — 2.50 +10.50 + 6 50 + 12 25 + 8.— — 8.— — 7.— — 18 — + 2.25 — 7.75 —20.50 — 5 50 + 7— 5.- + 6.50 + 16- Waarnemer 3. + 6._ +mB + 8 75 +20._ + 2.75 + 2.50 + 6.25 + 28 — + 5.25 — 6.50 — 10.— — 16 — — 5.— + 8.— +11— + 4 25 — 3.50 — 7-25 —20.— + 7.— Gemiddelde fout . . 4.60 8.07 12.10 14.47 Verschil in uitersten . . 18.— 21.— 88.25 46.— Zip. rp.snmp.-tnVtp.l T ill i3 Iduu&u. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. + 6.75 +10.— +17-— +20.50 + 9.— +15.25 + 8.50 +17.50 + 2.50 + 7.25 — 12.— — 4— + 6.50 +10— — 4.25 + 5-50 Waarnemer 4. — 4.— + 6.75 + 7.— —18.— + 9.50 + 14.— +18.25 +14.50 + 5.25 + 15.50 +24.— +26.25 2.— — 9.— +11.— + 8.75 + 4.50 — 5.25 — 7.50 — 9.— + 6.— +14.50 + 19.25 +14.— Gemiddelde fout . . 5.60 10.75 12.87 13.60 Verschil in uitersten . . 13.50 24.50 36. 44.^5 — 7.75 + 9.— —12— — 8.— + 9.25 + 8.50 + 7.50 + 17.50 + 14.— + 3.— +19.75 — 4.75 + 12.75 +13.25 + 14.25 —12.— + 9— +6.— +10-50 — 9'25 Waarnemer 5. _ 8_ +22.25 +17.50 +12.25 — 1.50 +14.25 — 7— +17.25 + 9.— — 2.75 + 9.50 — 14.50 + 13.25 +13.50 + 6.25 — 19.— — 3.75 +15.— —13.75 + 8.50 Gemiddelde fout . . 8.82 10.75 11.80 12.30 Verschil in uitersten . . 22.— 25,— 33.50 86.50 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: 6.42 12.27 15.70 13.32 5.62 8.72 13.60 13.77 4.60 8.07 12.10 14.47 5.60 10.75 12 87 13.60 8.82 10.75 11.80 12.30 Gemiddelde fout . . 6.21 10.11 13.21 13 49 13— 31.— 34.— 39.25 16 50 24.50 42.50 51.50 13.— 21.— 33.25 46.— 13.50 24.50 36.— 44.25 22.— 25.— 33.50 36.50 Gemiddeld verschil in uitersten. 15.60 25.20 35.85 43.50 Tabel X. MONOCULAIR, accomodatie door Twee gelijk dikke draden (dikte No. 40), doch "Omatropine verlamd, doch met giazen. groen en rood van kleur (de roode is de mobiele). MONOCULAIR, accommodatie door De linker draad is wit van kleur en dik No. 40, de rechter mobiele m volgende dikte: No. 20, 150, Tabel XI. somatropine verlamd, doch met giaze... is eveneens wit, doch in elke serie van 10, achtereenvolgens van de 40, 150, 20, 20, 150, 40, 150, 20. Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. c.M. o M c.M. — 3.25 + 4.25 + 6.50 + 14.— — 5.50 + 3.— + *•— + 8.25 + 0.50 — 4.25 — 13.50 — 10.— — 1.25 — 5.50 + 10 50 —10.75 Waarnemer 1. — 2.50 — 4.— +12.— — 4.25 — 3.— + 4.— + 9.— +17.— — 2.— + 9.50 + 3.75 — 7.50 — 3.25 — 3.50 + 4.50 — 10.— + 1.50 + 5.75 +11.50 + 6.50 — 2.— +11.— + 7.75 + 9.50 Gemiddelde fout . . 2.47 5.47 8.80 9.57 Verschil in uitersten . . 7.00 18.50 25.50 27.75 — 2.50 + 3.— +15.— + 7 — — 1.25 + 2.— + 7.25 — 15.— + 3.— — 2.25 — 18.25 - 10.25 + 1.— + 8.25 + 9.25 — 29 — ... + 2.50 + 7.— - 2.75 — 8.50 Waarnemer 2. 2 75 _|_ 3 75 +18 _ +13.50 + 1.— — 6.— — 15.50 —12.— + 1.75 — 4.— + 7.— —20.25 — 4.— — 7.25 — 3.25 + 8.— + 2.26 + 2.50 +16.— + 8.75 Gemiddelde fout . . 2.20 4.50 11.22 13.02 Verschil in uitersten . . 7.00 15.50 36.25 42.50 + 3.75 + 5.50 +12.— + 10.— + 2-75 -j- 2.50 — 7.50 -j-18.75 + 2.50 — 7.— + 4-.— — 6.50 — 2.— + 1.75 —11.25 +10.— + 1.50 — 2.50 + 10.75 — 14.— Waarnemer 3. + 4 _ + 6 50 +14_ _ 7 B0 + 2.50 — 2.75 —13.50 — 4.50 — 2.25 — 6.75 + 1.50 — 9.75 + 1.75 + 7-75 — 9.— —12 + 2.— + 8.— +12.75 + 14.— Gemiddelde fout . . 2 50 5.10 9.62 10.70 Verschil in uitersten . . 6.25 15.— 27.50 82.75 Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. j 100 c.M. c.M. c M. c.M. c.M. + 5.25 + 6-50 + 8 50 + 16'7B — 2.50 + 2-— + *'5Ü ~~ B" , g + 3.- - 6-75 - 8.50 _ 3— — 6.25 + 9 — +18.25 Waarnemer 4 — 075 + s.— T ÜokÖ 4- 2.25 + 7.- +"• 25 + 12-60 1 6— +10.25 +16.— + 3.75 + 4.25 - 0.75 + 5.50 + 14.— — 3.50 + 2.50 + 3.75 + 8 — + 6 50 + 11.75 +18.25 + 9-7° Gemiddelde fout . . 3-60 5 80 9 «5 Verschil in uitersten . . 10.00 18.00 - -1 — 3.50 — 7.50 +14.50 + 8.— _ i_ —12.50 —11.— — 3.75 2.25 + 5.— +12.50 12. 7_ +12.75 +15.— +16.25 + 7.50 - 0.50 — 1 — — 6-50 Waarnemer B. _ 5.25 —13.— +15.50 — 5.50 — 2.75 — 3.— — 8.25 —13.— I 4._ + 8.50 + 9-25 — 4-75 + 3 25 — 3.50 + 3.25 — 8-25 + 1.50 + 5.25 + 8-50 + 1*> — Gemiddelde fout . . 8.80 7,15 ®" Verschil in uitersten . . 12.75 2o.75 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: 2.47 5.47 8-30 9.57 2 20 4.50 11-22 13.02 2 50 5.10 9-62 10-70 3.Ö0 5.80 9 55 H-4-5 3 80 7 15 9.87 9.20 Gemiddelde fout . . 891 5 60 10 '9 rj _ 16 50 25.50 27-75 7. 15.50 36.25 42.50 6 25 15.— 27.50 32.75 10.- 18.- 27.25 28.50 12.75 25.75 28.50 29-25 Gemiddeld verschil in uitersten. 8.60 18-15 28.60 Zie resumé-tabel I. mONOCULAIR, accommodatie door De linker draad is groen van kleur en dik No. 40, de rechter mobiele dikte : No. 20, 150, 40, 150, Tabel XII. Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. cl, c.M. c.M. + 7.50 +12.— + 17-25 + 24.— — 1.50 —11.25 +H-50 + 7.— + 2.50 — 1.— + 3.25 +11.50 + 4.25 + 3.50 — 4.— +22.75 Waarnemer 1. +8.50 +20.50 + ia— + 26.- + 11.— +15.— +20.75 + 4.— + 3.75 + 11.75 + 15.50 + 22.— + 3.50 + 7.50 — 7.— + 7.75 — 7.— + 4.50 + 8.50 + 7.50 + 8.25 +15 75 + 22.- — 6 50 Gemiddelde fout . . 5.77 10.27 12.87 13.90 Verschil in uitersten . . 18.— 81.75 29. 32.50 + 12.50 + 19.25 +21.— + 10.- + 3.50 — 1.50 + 2.25 — 2.50 + 3.— —14.50 + 1— —19.— + 3.50 + 4.— — 7.25 —18.50 . + 17.25 +12.75 +20.75 — 6.75 Waarnemer 2. _j_ 5 _ +22.— +30.50 +26.25 — 7.— + 6.— —13.— + 1.+ 2.75 + 6.25 —11.— — 14.— + 3.25 — 9.25 — 4.75 —25.50 + 3.75 +15.— + 12.— + 26.- Gemiddelde fout . 6.15 11.05 12.35 14.95 Verschil in uitersten . . 24.25 30.50 43,50 51.75 + 12.— + 10 50 +25 — +25.50 + 0.75 — 5.— + 10.50 — 7.— + 2.— — 6.50 — 6.75 + 4.50 + 5.75 + 0.75 — 4.50 +14-50 „ + 19 75 +22.— — 6.- +20.35 Waarnemer 3. + + 19 25 +10 25 + 14,_ — 1.50 +13— +10.— +12.— — 3.50 + 2.50 — 18.— + 8.— — 2.75 + 6.75 — 11.50 — 16.50 + 8 25 + 7.50 —24.25 + 21.— Gemiddelde fout . . 6.52 9.37 12.67 14.32 Verschil in uitersten . . 23.25 28.50 49.25 42. Zie resumé-tabel I. "omatropine veriama, aoen mei gi ««.«-». is rood, doch in elke serie van 10, achtereenvolgens van de volgende 20, 20,'150, 40, 150, 20. Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c M. 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. + 12.25 + 3.75 + 16.— + 18.— , 4._ + 14.— +15-50 + 6.50 B,_ — 6.75 — 2.75 +14.50 _ 2p25 4.25 — 8.50 + 10 — Waarnemer 4. + 7.50 + 19 50 +1925 +24.50 + 12.50 + 16.75 + 13-50 + 13-75 + 3._ + 8.— —22.— — 4.— + 9.25 + 6.75 + 1-50 + 9.— — 0.75 — 3.— — *•— —11.25 + 6.25 +18+15'— +27-— Gemiddelde fout 77 6^ 10.07 12.30 13.85 Verschil in uitersten . . 14.75 26.25 j _|_16— I + 5.75 + 5.75 +20.50 — 1.50 + 7.50 -13.75 — 7.— + 3.50 +17.50 —10.25 — 3.25 + 8.50 +20.— —12.25 + 3.50 + 8.25 + 16.— +20.50 + 13.50 Waarnemer 5. _)_ 5— +n.— — 5-— +26.50 + 10.— +13.25 +14.— -19.25 + 11.75 + 4— + 9.75 — 8-50 _|_ 6.— —15.— —11.— —14.— + 16.50 + 22.50 + 27.50 + 22.— Gemiddelde fout . . 8.70 13.25 12.97 Verschil in uitersten . . 18.00 87.60 41.25 4o.75 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: 5.77 10.27 12 87 13.90 6.15 11.05 12.35 14.95 6 52 9.37 12.67 14-32 6.27 10.07 12.30 13.85 8.70 13.25 12.97 13 80 Gemiddelde fout . . 6.68 1°-80 12 68 1416 18 — 31.75 29.00 32.50 24.25 36.50 43.50 51.75 23.25 28.50 49.25 42.— 14 75 26.25 41.25 38.25 18 — 37.50 41.25 45.75 bemiddeld verschil in uitersten. | 19.65 82.10 j 40.85 42.05 BINOCULAIR, met behoud van de accommodatie (zonder hoofdbewegingen). Tabel XIII. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No. 40). Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 o.M. 100 c.M. c.M. c.M c.M. c.M. — 0 35 +0.25 —0.25 +0.50 0 0 0 0 0 —0.25 0 —0.60 0 +0 25 —0.50 —0.25 „ +0 25 0 —0.25 0 Waarnemer 6. ' — 0.25 — 0.25 0 0 0 —0.25 0 0 — 0.25 0 +0.25 —0.50 — 0.25 0 +0.25 +0.25 0 +0.25 —0.25 +0 50 Gemiddelde fout . . 0.125 0.150 0.176 0 250 Verschil in uitersten . . . 0 500 0 500 0 750 1000 „ l Gemiddelde fout. 0.t50 0.150 0.150 0.250 Waarnemer 7.(1) | Verschil in uitersten. 0.500 0.750 0.750 1.500 „ / Gemiddelde fout. 0.175 0.200 0.200 0.225 Waarnemer S I Verschil in uitersten. 0.500 0.500 0.750 0 750 _ [ Gemiddelde fout. 0.150 0150 0.200 0 250 Waarnemer 0 ' ( Verschil in uitersten. 0.750 0 750 0.750 1 000 ( Gemiddelde fout. 0.200 0.175 0.225 0 275 Waarnemer 10. _ ( Verschil in uitersten. 0 750 0.750 1.250 1 000 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 0.125 0.150 0.175 0.250 „ 7. 0.150 0.150 0.150 0.250 „ 8. 0.175 0.200 0.200 0.225 „ 9. 0.150 0.150 0.200 0.250 „ 10. 0.200 0.175 0.225 0.275 Gemiddelde fout . . . 0 160 0.165 0.190 0.260 Waarnemer 6 0.500 0.500 0.760 1.000 „ 7. 0.500 0.760 0.760 1.600 „ 8. 0.500 0 500 0.750 0.750 „ 9 . 0.750 0.750 0.760 1.000 „ 10. 0.750 0.750 1.250 1.000 Verschil in uitersten ... 0 600 0.650 0 860 1 050 (1) Kortheidshalve zijn voor de overige 4 waarnemers alleen de gemiddelde fout van elke serie van 10 waarnemingen en het verschil in uitersten opgeschreven. MONOCULAIR, met behoud van de accommodatie (zonder hoofdbewegingen). Tabel XIV. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No. 40). Afstanden: 25 c.M. ! 50 c.M. 75 c M. 100 c.M. ___ ! c.M. c.M. c.M. c.M. + 1.50 —2.60 +5.50 — 6.50 + 2.25 —4.— +3.50 — 7.— — 0.75 —2.75 + 8.25 — 5.50 + 1.— +2.50 +7.— + 2.50 Waarnemer 6. —0.50 —4.— +4 50 + 8.— + 3.50 +3.25 —6.50 — 7.25 — 1.25 —3.75 +8.— + 8.— — 1.50 +5.50 +5.75 — 10.— + 1-— +2.— —4.75 — 4.50 _ —0.50 +8.75 —7.— — 8.25 Gemiddelde fout . . . 1.87 8.40 6.07 6.75 Verschil in uitersten . . . B._ 9.50 16.25 18 00 Waarnemer 7. i Gemiddelde fout. 1.67 2 82 5.85 6.05 j Verschil iD uitersten. 5.75 9.50 18.— 18. Waarnemers I Gemiddelde fout 1.52 3 05 6.75 8.05 I Verschil in uitersten. 6.00 10.50 19.— 17.50 Waarnemer 9 I r Gemiddelde fout. 1.80 3.80 6.45 7.22 ( Verschil in uitersten. 4.50 10.50 17.50 20. Waarnemer 10. j Gemiddelde fout. 1.77 3.45 5 87 0.42 ( Verschil in uitersten. 6.50 8.— 18.50 22 50 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men : Waarnemer 6 1.37 3.40 6 07 6.75 * 7- 1-67 2.82 5.35 6.65 « 8- 1.52 3 05 6.75 8.05 11 »■ 1.80 3.80 6.45 7.22 « 10 1-77 3.45 5.87 6.42 Gemiddelde fout . . . 1.61 3.30 6.10 ï.02 Waarnemer 6. b._ 9.50 15,25 18.— 11 ?• 5.75 9.50 18.— 18.— v 8- 6.— 10.50 19.— 17.50 » 9 4.50 10.50 17.50 20.— " 10 6-50 8.— 18.50 22.50 Verschil in uitersten . . . 5.55 9.60 17.65 19.20 6 MONOCULAIR, met behoud van de accommodatie (met hoofdbewegingen terstond). Tabel XV. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No. 40). Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. + 0.75 —2.75 — 4.25 — 8.— + 0.50 +0.50 — 2.S0 +0.50 + 3 50 + 3— + 2.50 + 1.25 + 2.75 +2.50 +0.50 +0.75 + 0 50 +3.— —1.50 +4.25 Waarnemer 6. 0 —3.— —1.— —2.75 + 2.— —2.76 —2.— — 3.— + 3.50 +1.50 —2.50 — 2 — + 0.50 +3.25 +4.50 +2.75 — 0.50 —1.— +0.75 — 3.— Gemiddelde fout . . . 1.45 2.32 2.20 2.82 Verschil in uitersten . . . 4.— 0.— 8.75 7.25 I Gemiddelde fout. 1.62 1.90 1.97 2.15 Waarnemer 7. j VergcH1 in uitersten 4 50 ö.50 « 50 8.— ( Gemiddelde fout. 1.25 1.50 2.05 2.75 Waarnemer 8, | _ , ( Verschil 111 uitersten. 5 o0 0.— 7.— 11.— ( Gemiddelde fout. 0.97 2.25 2.85 2.87 Waarnemer 9. T , . ( Verschil m uitersten. 3.50 7.— 8.75 — ( Gemiddelde fout. 1.72 1.82 2.75 2.97 Waarnemer 10. . a K - ( Verschil in uitersten. o.25 5.75 6.7o 7.^5 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 1.45 2.32 2.20 2.32 „ 7. 1.62 1.90 1.97 2.15 „ 8. 1.25 1.50 2.05 2.75 „ 9. 0.97 2.25 2.85 2.87 10. 1.72 1.82 2.75 2.97 Gemiddelde fout ... 140 1.96 2.86 2.51 Waarnemer 6. 4.— 6.— 8.75 7-25 n j. 4.50 6.50 6.50 8.— „ 8. 5.50 6.— 7.— 11 — „ 9. 3.50 7.— 8.75 9.— ,, 10. 5.25 5.75 6.75 7.25 Verschil in uitersten . . . 4.55 6.25 7.55 8.50 MONOCULAIR, met behoud van de accommodatie (met hoofdbewegingen en correctie daarna nog toegestaan.) Tabel XVI. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No. 40) Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M | cM. c.M. c.M. cM. + 0 25 +0.75 — 0.25 _1._ + 0.50 +1.— —1.50 +0.75 + 0.26 —0.75 — 1.25 +0.50 — 0.50 0 —0.50 +0.75 Waarnemer 0. —+1-— +0.25 —1. + 0.75 —0.50 +0.50 +1.75 + 0.50 +0.25 —0.50 +1.25 + 0.75 +0.75 —0.50 +1.25 + 0.50 —1.25 —1.— —1.75 ____ 0 —1-50 —1.25 —1.50 Gemiddelde fout . . . o.50 0.77 0.75 1 15 Verschil in uitersten . . . 1.75 2 50 2 _ g g() =====^ Waarnemer 7. [ Gemiddelde fout. 0.37 0.70 0.75 0.82 ( Verschil in uitersten. 1.— o 75 2 j ;g Waarnemer 8. I Gemiddelde fout. 0.47 0.76 0.87 1.27 ( Verschil in uitensten. 2.— 2.50 2 75 4 — Waarnemer». J Gemiddelde fout. 0 52 0.90 0.97 0.05 ( Verschil in uitersten. 2.— 8.50 8 25 s.75 Waarnemer 10. j Gemiddelde fout. 0.47 0.85 0.77 1.12 { Verschil in uitersten. 1.50 3.25 s._ g80 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 0.50 0.77 1 075 iTTs 7" 037 0.70 0.75 0.82 " 8' °-47 0.75 0.87 1.27 " 9' °-52 0.90 0.97 0.95 » 10' 0.47 0.85 0.77 1.12 Gemiddelde fout . . . 0.47 0.79 0.82 Toö Waarnemer 0. 1-75 2 50 g _ 3 M » 7- 1— 2.75 2.— 1.75 " 8' 2.— 2.50 2.75 4" 9' 2-~ 3.50 3.25 3.75 10 i-50 3.25 3— 3.50 Verschil in uitersten . . . i.65 2.90 2^0 3 8ü MONOCULAIR, met behoud van de accommodatie (zonder hoofdbewegingen). Tabel XVII. — Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur (1). Afstanden: 25 c.M. 50 c M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. + 1.50 —1.50 — 4.50 —10.25 — 3.75 —1.— + 5.— — 1.75 — 1.— —1.50 — 7.75 — 8.75 + 3.50 — 4.— —10.25 +10.— + 4.50 — 2.25 + 5.— +14.50 Waarnemer 6. + 1.— +7— + 4.76 —10.50 + 3.76 —7.50 — 1.50 + 13.— + 1.50 +7.50 + 5.50 — 5.50 + 4.25 —4.— —12.— — 6.50 + 6 50 +6.75 +10.— +14.50 Gemiddelde fout . . . 8.12 4 80 6.02 9 52 Verschil in uitersten . . . 10.25 11.50 22.— 20.75 ^ / Gemiddelde fout. 2.07 8.92 8.42 9.57 ^aar 1 | Verschil in uitersten. 9.50 16.50 27 50 88.50 I Gemiddelde fout. 8,82 5.20 6.45 11.47 Waarnemer 8. „ „„ „„ j Verschil in uitersten. 9.75 20.— 2o.50 87.— / Gemiddelde fout. 8.27 6.75 8.05 10.95 Waarnemer 9. j VergcM .q uiterst0n 8 50 18 _ S8 _ s6.r,0 ( Gemiddelde fout 2 47 8.02 11.82 9.65 Waarnemer 10. ( Verschil in uitersten. 10.00 26.— 86.— | *2.— Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 3.12 4.30 6.62 9.52 „ 7. 2.07 3.92 8.42 9.57 „ 8. 3.32 5.20 6.45 11.47 „ 9. 3.27 6.75 8.06 10.95 „ 10. 2.47 8.02 11.82 9.65 Gemiddelde fout ... 2 85 5.64 8.27 10.28 Waarnemer 6. 10.25 11.50 22.— 20.75 „ 7. 9.50 16.50 27.50 33.50 „ 8. 9.75 20— 25.50 37.— „ 9. 8.50 18.— 33.— 36.50 „ 10. 10.00 26.— 36.— 42.— Verschil in uitersten . . . 9.60 18.40 28.80 88.95 (!) De roode is de mobiele. MONOCULAIR, met behoud van de accommodatie (met hoofdbewegingen terstond). Tabel XVIII. — Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur. Afstanden: 25 c.M. 60 c M. 75 cM. t 100 c.M. o.M. c.M. c M. c.M. — 3.— —4.— —0 50 — 3 50 + 0.50 + 1.25 —5.50 — 1.— + 2.50 — 5.— —1.50 — 7.— + 1.50 + 3.50 — 1.— -|-3.50 Waarnemer 0. +2.75 +3.50 — 1.25 +4.— — 0.25 — 3.25 — 1.— — 9 — — 1.— — 4.— — 7.— — 6.50 — 2.50 +3.— —1.— — 4.— + 0 50 +2.— —2.75 —4.75 + 2.— +6.50 +3.50 +2.25 Gemiddelde fout ... 1.65 3.60 280 4.50 Verschil in uitersten . . . 5.75 11 50 9 — 13— ==========^========—_______ Waarnemer 7. I Gemiddelde fout. 2.08 3.95 3.55 2 87 j Yerschil in uitersten. 0.— 10. 9.25 u _ Waarnemer 8. j Gemiddelde fout. 3 62 8 02 3 40 455 | Verschil in uitersten. 9.25 8.— 12. 11 25 Waarnemer 9. j Gemiddelde fout. 2 35 2.65 3 67 2 92 t Verschil in uitersten. 6.— 5 50 13 50 11 Waarnemer 10 { Gemiddelde fout. 4.02 4.55 S.87 4.17 I Verschil in uitersten 10.50 13 — 16.— 14 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 1.65 3.80 2.80 4 50 'i '• 2.08 3 95 3.55 2 87 » 8- 3.62 3 02 3 40 4.55 » ®- 2.35 2 65 3 67 2.92 » 10 4.02 4.55 3 87 4,17 Gemiddelde fout . . . 2.74 8.55 8 45 8.80 Waarnemer 6 5 75 n 50 g _ 13 _ « 7- 6.— 10.— 9.25 18.— « 8 9.25 8.— 12.— H.25 9 6.— 5 50 13.50 11.— " 10' 10.50 13.— 16.— 14 — Verschil in uitersten . . . 7.50 9.6O 11.95 12.45 MONOCULAIR, met behoud van de accommodatie (met hoofdbewegingen en correctie daarna nog toegestaan). Tabel XIX. — Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur. Afstanden: 25 c M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. cM. c.M. c.M. + 1.— —1.— — ] .60 —0.25 — 0.75 0 —2.— —1.50 + 0.50 —0.25 +2.50 —0.75 — 0.75 — 1.25 — 1.25 + 0.50 — 1.25 — 1.75 — 1.— +2 50 Waarnemer 8. 1 — 0.25 +0.50 —1.— +2.— — 0.25 —1.— —1.— + 3.— + 1.25 +1.— — 0.76 — 0.50 + 0.50 —1.50 —2.50 —0.50 — 0.50 +1.25 — 1.50 — 1.— Gemiddelde fout . . . 0.70 0.95 1.60 1.25 Verschil in uitersten . . . 2.50 8.— 6.— 4.50 [ Gemiddelde fout. 0.92 0.87 0.90 0.90 Waarnemer 7. I Verschil in uitersten. 8.— 2.50 8.50 8.— I Gemiddelde fout. 0.97 0.70 1.— 1.45 Waarnemer 8. „ I Verschil in uitersten. 2.50 2.60 8.— 4.25 ( Gemiddelde fout. 0.57 0 87 0.97 0.95 Waarnemer 9. I ( Verschil in uitersten. 1.75 2.26 2.— 2.75 ( Gemiddelde fout. 0 70 1.07 1.87 1.40 Waarnemer 10. ( Verschil in uitersten. 2.— 3.76 4.25 4.— Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 0.70 0.95 1.50 1.25 „ 7. 0.92 0.87 0.90 0.90 „ 8. 0.97 0.70 1 — 1.4.5 „ 9. 0.57 0.87 0.97 0.95 „ 10. 0 70 1.07 1.37 1.10 Gemiddelde fout . . . 0.77 0.89 1.15 1.19 Waarnemer 6. 2.50 3.— 5.— 4.50 „ 7. 3.— 2.50 3.50 3.— „ 8. 2.50 2.50 3.— 4.25 „ 9. 1.75 2.25 2.— 2.75 „ 10. 2.— 3.75 4.25 4..— Verschil in uitersten . . . 2.86 2 80 8.56 8.70 BINOCULAIR, accommodatie door homatropine verlamd (zonder hoofdbewegingen). Tabel XX. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No 40). Afstanden: j - 25 c.M. 50 c.M. | 75 c.M. J 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. + 0.75 0 +0.75 0 + 0.25 +0.50 +0.50 +0.75 0 +0.50 +0.25 +100 + 0.25 +0.25 0 +1.00 Waarnemer 6. +0 60 0 0 0 0 —0.25 — 0.5u +0.75 + 0.25 —0.50 +0.50 —0.50 0 0 +0.25 —0.50 + 0.26 0 0 0 — 0.25 +0.60 +0.25 —0.50 Gemiddelde fout. . . . 0.250 0.250 0 S00 0.500 Verschil in uitersten . . . 1.000 1.000 1.250 1.500 Waarnemer 7. j bemiddelde fout. 0.300 0 275 0.250 0 275 I Verschil in uitersten. 1.000 1 250 1.250 1 000 Waarnemer 8. j «"middelde fout. 0.225 0 200 0 275 0.325 I Verschil in uitersten. 0.750 1 000 1.750 1.500 Waarnemer 0. ( Gemiddelde fout. 0.250 0.225 0 225 0.800 ( Verschil in uitersten. 1.000 1 000 1 250 1.000 Waarnemer 10.1 Gemiddelde fout. 0.350 0.275 0 275 0.350 ( Verschil in uitersten. 1.250 1.000 1 000 2 000 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waiirnemer «. 0.250 0 250 0.300 0.500 » 7. 0300 0.275 0250 0.275 v, 8. 0 225 0 200 0.275 0.325 " » 0.250 0.225 0.225 0.300 1«- 0.350 0.275 0.275 0 350 Gemiddelde fout . . . 0.275 0 245 0.285 0.850 Waarnemer 8. 1.000 1.000 1.250 1.500 " 7 1 000 i.250 1.250 1.000 8 0.750 1.000 1.750 1 500 V "• 1.000 1.000 1.250 1.000 10- 1.250 1.000 1.000 1.500 Verschil in uitersten . . . 1.000 1 050 1 300 1.300 MONOCULAIR, accommodatie door homatropine verlamd (zonder hoofdbewegingen). Tabel XXI. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No. 40). Afstanden: 25 c.M. 60 c.M. 75 c.M 100 c.M. c.M. c.M. c M. c.M. — 3.50 —3.50 —8.75 — 3.50 + 5.— —7.— —5.— — 8.75 — 3.50 +6.50 +7.25 + 8.— — 4.— +2.75 +4.75 + 2.25 Waarnemer 6. +3- ~ +5 50 +0"50 — 2.50 — 8.75 — 8.— — 3.75 — 5.25 —3.— —2.50 —10.— — 3.— +1.25 +3.26 +12.— + 4.75 + 1.50 —5.50 + 7.50 + 2.50 —8.— +6.— — 9.— Gemiddelde fout . . . 8.70 4.92 5 45 6.22 Verschil in uitersten . . . 10.25 15.25 16.— 21. ( Gemiddelde fout. 4.80 4.67 5.77 8.15 Waarnemer 7. J | Verschil in uitersten. 12.— 12.50 18 50 18.— „ ( Gemiddelde fout. 4.37 4.15 6.50 8.25 Waarnemer 8. ( Verschil in uitersten. 9.50 9.75 16.— 20.— ... ( Gemiddelde fout. 4.87 6.15 5.15 6.10 Waarnemer 9. ( Verschil in uitersten. 18.— 14.50 17.25 14.75 _ ( Gemiddelde fout. 4.15 4.20 6.30 7.80 Waarnemer 10. ( Verschil in uitersten. 15.— 16.— 18.25 19.50 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 3.70 4.92 5.45 6.22 „ 7. 4.80 4.57 5.77 8.15 „ 8. 4.37 4.15 6.50 8.25 „ 9. 4.87 6.15 5.15 6.10 ,, 10. 4.15 4.20 6.30 7.80 Gemiddelde fout . . . 4.87 4 80 5.88 7.10 Waarnemer 6. 10.25 16.25 16.— 21.— „ 1. 12.— 12.50 13.50 18.— „ 8. 9.50 9.75 16.— 20 — 9. 13.— 14.60 17.25 14.75 „ 10. 15.— 16.— 18.25 19.50 Verschil in uitersten . . . 11.95 18.60 16.20 18.65 MONOCULAIR, accommodatie door homatropine verlamd (met hoofdbewegingen terstond). Tabel XXII. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No. 40). Afstanden: 25 c.M. j 50 c.M. 75 c.M. j 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. — 2.25 —1.50 —3.— — 7.— 0 —5.— +2.50 —1.80 +1-— 0 0 — 2.— + 3— + 2.— + 2.75 + 2.25 Waarnemer 6. ^ "h 2-25 0 —1.50 + 2.— —0.75 +1.50 +1.— — !•— —1— —1.— —0.50 1.50 + 1.50 3.— + 1.— — 1.— —0.50 +3.50 — 1.— —2-25 — 1.50 +1.50 — 6.— Gemiddelde fout . . . 1.87 1.60 1.87 2.37 Verschil in uitersten ... 7.— 7.25 « 50 9.25 Waarnemer 7. j Gemiddelde fout. 2.02 2.15 197 2 22 I Verschil in uitersten. 7.75 8.— 7.75 975 Waarnemer 8. I Middelde fout. 1.52 1.92 2.52 2.90 | Verschil in uitersten. 5.50 8.25 8.— 7.75 Waarnemer 9. I Gemiddelde fout. 1.25 2.25 1.92 210 f Verschil in uitersten. 4.75 6.75 6.50 10 25 Waarnemer 10. ( bemiddelde fout. 1.87 2.42 2.65 2 87 ( Verschil in uitersten. 7.50 6.25 6.— 6 75 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 1.87 1.60 1.87 2.37 " 7- 2.02 2.15 1.97 2.22 " 8- 1-52 1.92 2.52 2.90 » 9- 1-25 2.25 1.92 2.10 " 1-87 2.42 2.65 2.87 Gemiddelde fout . . . 1.71 2.07 2.19 2.49 Waarnemer 6. 7._ 7 3B „ 50 9 25 " 7.25 8.- 7.75 9.75 " 8- 5.50 8.25 8.— 7.75 " 9' 4-75 6.75 6.50 10.25 ^ 10^ _ 7.50 6.25 6.— 6.75 Verschil in uitersten . . . 6.40 7.80 6.95 8.75 MONOCULAIR, accommodatie door homatropine verlamd (met hoofdbewegingen en correctie daarna nog toegestaan). Tabel XXIII. — Twee gelijk dikke witte draden (dikte No. 40). Afstanden: 25 c.M. j 50 c.M. 75 c.M. 10Ü c.M. c.M. c.M. cM. c.M. — 1 50 +6 25 +1.— — 1.50 + 0.50 + 1.75 + 1.75 — 1.— + 0.50 +0.50 —1— — 1.— + 2.00 +2.— +0.50 —2.25 „ +1.00 +1.— 0 +0.25 Waarnemer 6. + 1.50 — 0.75 + 1.— — 0.25 — 0.50 —1.— —1.— +0.50 — 1.00 +1.25 +2.25 — 1.— — 1.00 —0.50 +2.— +1.— + 1.50 —1.— +1— +1.25 Gemiddelde fout . . . 1.10 1.00 1.15 1.00 Verschil in uitersten . . . S.50 3 76 8.25 8 50 | Gemiddelde fout. 1.87 0.82 1 00 1.02 Waarne e j -yerschil in uitersten. 2.75 4.50 2 75 8.50 ( Gemiddelde fout. 0.92 1 15 1.02 1.05 H,fl,T*n pTT! ftr $ ' Verschil in uitersten 3.00 8.50 4.75 6 00 i Gemiddelde fout. 1.05 0.90 0.95 l 32 Waarnemer 9. j Verschil in uitersten. 2 75 8.00 2.25 4 75 j Gemiddelde fout. 0.82 1 05 1 82 1.15 Waarnemer 10. „ ! Verschil in uitersten. 2.50 2 75 | 8.00 8.25 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 1.10 1.00 1.15 1.00 7. 1.37 0 82 1.00 1.02 „ 8. 0.92 1.15 1.02 1.05 „ 9. 1.05 0.90 0.95 1.32 „ 10. 082 1.05 1.32 1.15 Gemiddelde fout . . . 1.05 0.98 1.09 1.11 Waarnemer 6. 3.50 3 75 3.25 3.50 „ 7. 2 75 4.50 2.75 3.50 „ 8. 3.00 3.50 4>.75 600 „ 9. 2.75 3.00 2.25 4.75 „ 10. 2.50 2.75 3.00 3.25 Verschil in uitersten . . 2.90 3.50 8.20 4.20 MONOCULAIR, accommodatie door homatropine verlamd (zonder hoofdbewegingen). Tabel XXIV. — Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur. Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. c.M. c.M. c.M. + 4.75 + 5.50 — 6.— -f- 8.— + 12.50 + 7.50 + 5.— - 12.50 — 6.— — 7.— —13.50 —14.50 — 4.50 — 8.— — 11.50 —17.50 Waarnemer 6. ^.50 — — S.— -f- 2.50 — 8.— -f- 4.— — 14.— + 5.— — 8.50 -)- 8.50 — 4.— + 2-— +H-— —11.50 — 3.50 4- 2.50 —14.— —18.— —12.50 — 9-BO — 7.— + 7.— +13.60 Gemiddelde fout . . . 5 40 7.50 9.85 10.80 Verschil in uitersten . . . 22.— 25. 26.50 Sl Waarnemer 7. I Gemiddelde fout. 6.55 7.80 10.55 14.40 I Verschil in uitersten. 18 50 80.— 86.— 40.— Waarnemers.! Gemiddelde fout. 4.90 6.20 8 02 10.17 ( Verschil in uitersten. 19.50 24.75 28.50 28.50 Waarnemer 9. ( Gemiddelde fout. 4.97 7.92 9 05 9.95 ( Verschil in uitersten. 16.— 20.— 24. 28 Waarnemer 10. f Gemiddelde fout. 6.15 9.50 12 27 14.67 I Verschil in uitersten. 22.— j 26.— 82.75 48.50 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 5.40 7.50 9 35 1030 » 8-55 7.30 10.55 14.40 " 8- 4.90 8.20 8.02 10.17 » 9' 4.97 7.92 9.05 9.95 n 10- 6.15 9.50 12 27 14.67 Gemiddelde fout . . . 5.59 7.68 9.85 1190 Waarnemer 6. 22.— 25.— 26.50 81.— » '• 18.50 30.— 36.— 40. » 8' 19.50 24.75 28.50 28.50 " 9- 16.— 20.— 24.— 28. " 10- 22.— 26.— 32.75 48.50 Verschil in uitersten . . . 19 60 25.15 29.55 35.20 MONOCULAIR, accommodatie door homatropine verlamd (met hoofdbewegingen terstond). Tabel XXV. — Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur. Afstanden: 25 c M. 60 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c M. c.M. c.M. c.M. + 1.25 +2.— +4.25 + 3.— + 1.75 —4..— —3.50 —0.50 + 4.— —2.50 +1.50 —1.50 0 — 2.75 — 2.— + 3.— Waarnemer «. +075 +2~ ~1 50 +3'60 -j- 4.— —2.50 -{-2.25 —3.50 + 1.50 +3— -j-2.50 — 1.25 — 1.75 —3.— — 4.— -{- 3.— —2.— —2.75 —2.75 — 0.75 -f- 2.— — 5.— -\- 6.50 Gemiddelde fout 1.82 2.45 3.17 3.07 Verschil in uitersten . . . 5.25 7.— 11.— 10.50 _ ( Gemiddelde fout 2.60 2.75 2.97 3.50 Waarnemer 7. ( Verschil in uitersten. 8.50 12.50 9.— 9.— ( Gemiddelde fout. 3.12 3.05 8 65 4.05 Waarnemer 8 ( Verschil in uitersten. 7.— 9.50 14.— 15 50 „ ( Gemiddelde fout. 1.87 2.92 8 22 3.27 Waarnemer 9 ( Verschil in uitersten. 7.75 8.— 13.— 11.— ( Gemiddelde fout. 4.05 3.92 3 65 4 82 Waarnemer 10. I Verschil in uitersten. 10.— 13.25 14 50 15.— Als gemiddelde van de hierboven ge vonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 1 82 2.4-6 3 17 3.07 „ 7. 2.60 2.75 2.97 3.50 „ 8. 3.12 3.05 3.65 4 05 „ 9. 1.87 2 92 3.22 3.27 „ 10. 4 05 3.92 3.65 4 32 Gemiddelde fout . . . 2.69 S.02 8.83 8.64 Waarnemer 6. 5 25 7.— 11.— 10.50 „ 7. 8.50 12 50 9.— 9.— „ 8. 7.— 9.50 14.— 15.50 „ 9. 7 75 8.— 13.— 11.— „ 10. 10 — 13.26 14 50 15.— Verschil in uitersten . . . 7.70 10.05 12.80 12.20 MONOCULAIR, accommodatie door homatropine veriamd (met hoofdbewegingen en correctie daarna nog toegestaan). Tabel XXVI. — Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur. Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. c.M. c M c.M. c M. + 0.75 +0.75 + 1.50 +1.50 — 1.— —0.75 +0.50 — 1.25 + 1.50 +0.50 + 1 75 -0 25 0 +1.25 +0.25 0 Waarnemer 6. +0 75 +1-— —0.50 — 1 — — 0.75 —0.75 +1.25 +1.75 — 1.50 +0.75 —1._ +1._ — 1.— —1.75 —0.75 — 1.50 + 1.25 —0.75 +0.75 —0 75 +0.50 — 1.25 +1.25 + 1.— Gemiddelde fout . . . 0.90 0 95 0.95 l. Verschil in uitersten . . . 8. 3 2.75 335 Waarnemer 7. j , Gemiddelde fout- '» 0 87 1.02 1.87 I Verschil in uitersten. s 25 2.75 3.75 4 75 Waarnemer 8. j ^middelde fout. 1.15 107 1.16 1.02 ( Verschil in uitersten. 8 50 3 25 4.25 5, Waarnemer 9. j bemiddelde fout. 0.87 0.92 1.52 1.22 ( Verschil in uitersten. 2 75 2.75 S.50 4. Waarnemer 10. j r Gemiddelde fout' 1»' 182 1 «7 1.45 ( Verschil in uitersten 8.75 3.50 3 50 5.75 Als gemiddelde van de hierboven gevonden waarden vindt men: Waarnemer 6. 0 90 0.95 0 95 1.— " '• 1 17 0.87 1.02 1.37 " 11B 1.07 1.15 1.02 « 9- 0.87 0.92 1.52 1.22 " 10 1-37 1.62 1.67 1.45 Gemiddelde fout . . . 1.09 1.09 1.2e 1.21 Waarnemer 6. 3,_ 3.— 2 7E 3.25 " '• 3.25 2.75 3.75 4.75 » 8- 3.50 3.25 4.25 5. » 9- 2.75 2.75 3.50 4.— " 3.75 3.50 3.50 5.75 Verschil in uitersten . . . 3.25 8.05 8.55 4.55 HOOFDSTUK IV. Conclusies. Uit mijne proeven meen ik aan de hand der voorafgaande tabellen (zie resumé-tabel I), de volgende conclusies te mogen trekken: Uit proefreeks A (binoculair) blijkt, zooals a priori te verwachten was, dat ook bij uitsluiting van elke parallax de afstandbepaling door den binoculus zeer nauwkeurig is. Bij de proefneming op 25 cM. bedroeg de gemiddelde fout slechts 0.150 cM., terwijl de uiterste grenzen, waartusschen gelijkheid van afstanden aangegeven werd, niet verder uiteen liepen dan 0.500 cM. Verschil in dikte en kleur der draden had daarbij geen invloed op het dieptezien. Blijkbaar laat de binoculus zich bij het bepalen van afstanden bijna uitsluitend leiden door de richtingslijnen, langs welke de voorwerpen door beide oogen gezien worden. Echter is, hoewel slechts in geringe mate, ook bij het binoculair dieptezien de accommodatie van invloed. Uit den aard der zaak zullen beide hulpmiddelen meer tot hun recht komen naarmate de afstand, waarop het voorwerp zich bevindt, kleiner is. De gemiddelde fout blijkt dan ook voor afstanden van 25 cM. tot 100 cM. geregeld toe te nemen en wel van 0.125 a 0.150 cM. tot 0.225 a 0-275 cM., terwijl het verschil van uitersten toeneemt van 0.500 tot 1.— cM. Dat werkelijk ook bij het binoculair zien de accommodatie van invloed is, blijkt uit de vergelijking van proefreeks A (binoculair), met B (binoculair). De fouten in deze laatste reeks, dus na opheffing der accommodatie, zijn over het geheel grooter. Voor korteren afstand bedraagt het verschil tusschen A (binoculair) en B (binoculair) meer dan voor grooteren afstand, hetgeen vooral duidelijk uitkomt in het verschil van uitersten. Wordt de accommodatie vervangen door een corrigeerend glas (proefreeks C binoculair), dan treedt weder dezelfde nauwkeurigheid van dieptezien op als bij A (binoculair). Bij het monoculair zien met behoud van accommodatie (proefreeks A, monoculair), worden de fouten veel (13 tot 50 maal) grooter, vooral op grooteren afstand, waar de accommodatie van geringere waarde is. In tegenstelling met de proeven met binoculair zien valt hier een duidelijke invloed op te merken van verschil in kleur en dikte der draden, meer nog van verschil in dikte dan van verschil in kleur. Blijkbaar wordt uit het verschil van grootte der netvliesbeelden ten onrechte tot verschil in afstand geconcludeerd. Dat de accommodatie bij bet monoculair zien van groote waarde is, blijkt ten duidelijkste uit de vergelijking van proefreeks A (monoculair), met proefreeks B (monoculair), waar de fouten, ten minste op korteren afstand, twee a driemaal grooter worden. Bij proeven op 100 cM. is de invloed van dezen factor echter niet meer merkbaar. Wanneer de verlamde accommodatie vervangen wordt door een glas, waarmee het oog ingesteld wordt op den afstand van den stabielen draad, wordt de nauwkeurig- beid van het dieptezien veel beter en in sommige opzichten zelfs beter dan bij monoculair zien met behoud van de accommodatie, [zie proefreeksen A (monoculair), tabel I en C (monoculair) tabel IX.] De verklaring hiervan is wel daarin te zoeken, dat de monoculus met verlamde accommodatie, doch door een positief glas voor een bepaalden afstand ingesteld, met grootere zekerheid (meer objectief) het oogenblik kan aangeven, waarop het beeld van beide voorwerpen scherp waargenomen wordt, hetgeen alleen het geval zal zijn als beide voorwerpen zich op denzelfden afstand bevinden. Daarentegen is de monoculus, die zich met zijne accommodatie moet instellen meer aangewezen op bet subjectieve spier- of mnervatiegevoel [zie proefreeksen A (monoculair), tabellen II en IV en C (monoculair), tabellen X en XII]. Het voordeel van de vervanging van de accommodatie door een positief glas valt echter weg bij de proeven met verschillend gekleurde draden. Blijkbaar geeft verschil in golflengte der stralen aanleiding tot verschil van instelling en daarmee tot foutieve afstand bepaling. Bij de proeven omtrent monoculair dieptezien met behoud van de accommodatie viel nog op te merken, dat, wanneer de mobiele draad van grooteren afstand naar den waarnemer toegebracht werd, dit eerder waargenomen werd, dan wanneer de draad in tegengestelden zin bewogen werd. Ik vond hier dus bevestigd wat reeds door Wundt gevonden was (zie blz. 29) en wat wel daarop wijst, dat men zich meer rekenschap geeft van de actieve inspanning der accommodatie dan van de meer passieve ontspanning. Uit de proefreeksen D en E, die gedaan zijn om na te gaan of de accommodatie ook van invloed is op de afstandbepaling, wanneer de monoculus tevens van de parallax 7 als hulpmiddel gebruik kan maken (zie resumé-tabel II), kom ik tot de volgende conclusies : De in proefreeks D onder XIII en in E onder XX, samengevatte waarnemingen zijn als controle-proeven op te vatten en komen geheel overeen met de waarnemingen in de proefreeksen A en B onder I en V [binoculair, (zie resumé-tabel I).] Wij vinden in de uitkomsten van de overeenkomstige waarnemingen dan ook slechts zeer geringe, waarschijnlijk individaeele, verschillen. De passieve parallax is zoowel bij behouden accommodatie als na verlies van het accommodatievermogen voor den monoculus van waarde ; het verlies van accommodatievermogen laat zich bij behouden passieve parallax op korten afstand gelden [zie proefreeksen A en B (monoculair, resumé-tabel I) en proefreeksen D en E (tabellen XIV, XVII, XXI en XXIV van resumé-tabel II]. Wordt eene kortstondige beweging van het hoofd en dus gebruikmaken van de actieve parallax toegestaan (tabellen XV, XVIII, XXII en XXV), dan vinden wij door vergelijking met de overeenkomstige waarnemingen zonder hoofdbewegingen, dat hierbij de accommodatie op korten afstand van veel en de parallax van minder beteekenis is. Naarmate echter de afstand, waarop het voorwerp zich bevindt, grooter wordt, verandert deze verhouding en is b.v. op ioo c.M. afstand de invloed van de accommodatie niet meer merkbaar, daarentegen die der parallax veel grooter geworden. Worden langduriger hoofdbewegingen toegestaan en daarmee gelegenheid gegeven om de waarnemingen nog eens te verifieeren en te corrigeeren, dan worden de fouten op alle afstanden veel geringer, maar blijven toch nog altijd drie- tot vijfmaal grooter dan bij binoculair zien zonder hoofdbeweging. Ook wanneer hoofdbewegingen en dus actieve parailax toegestaan zijn, heeft de accommodatie op korten afstand een grooten invioed op de afstandbepaling en wordt de fout bij behoud van accommodatie van 1.40 c.M. (tabel XV) teruggebracht tot 0.47 (tabel XVI), terwijl zonder accommodatie de fout in de overeenkomstige tabellen XXII en XXIII slechts verandert van 1.71 c.M. tot 1.05 c.M. Op grooteren afstand (100 c.M.) heeft langduriger gebruikmaken van de parailax een zeer grooten invloed, en wordt de fout van 7.02 a 7.10 en 10.23 a ".90 c.M. verkleind tot 1.06 a 1.11 en 1.19 a 1.21 c.M., daarentegen valt de invloed der accommodatie op dezen afstand daarbij geheel weg. De invloed van de accommodatie op korten afstand is vooral zeer groot, wanneer alle andere hulpmiddelen uitgesloten zijn (gemiddelde fout met accommodatie 2.46 c.M. in tabel I tegen 6.18 c.M. zonder accommodatie in tabel V), maar is geringer wanneer kortstondige hoofdbewegingen toegestaan zijn (gemiddelde fout van 1.40 c.M. in tabel XV tegen 1.71 c.M. in tabel XXII), daarentegen wordt de invloed der accommodatie weder grooter wanneer langduiiger tijd voor instellen toegestaan wordt (gemiddelde fout van 0.47 c.M. in tabel XVI tegen 1.05 in tabel XXIII). In deze laatste proefreeksen heeft op korten afstand verschil van kleur en dikte der draden meer invloed bij behoud dan bij verlamming van de accommodatie. Samenvattend kom ik tot de volgende slotsom : De accommodatie is voor den binoculus bij het dieptezien op korten afstand niet geheel zonder invloed, maar toch slechts van geringe waarde, en op grooteren afstand (100 c.M. en meer) evenals voor den monoculus van nagenoeg geen waarde. Op korten afstand daarentegen is de accommodatie voor den monoculus in alle gevallen -van groote waarde, en wel des te grooter naarmate de andere hulpmiddelen wegvallen. Hieruit volgt, dat de oorzaak van het verschil in «aanpassing» van jeugdige en oudere personen, die een oog verloren hebben, ongetwijfeld voor een gi'oot deel in het verschil van accommodatievermogen te zoeken is. LITERATUUR. Ammann, Die Begutachtung der Erwerbsfahigkeit nach Unfallverletzungen des Sehorganes. München, Lehmann. 1900. Abbeb, Ueber die Bedeutung der Oonvergenz- und Accommodationsbewegungen für die Tiefenwahrnehmung. Philos. Stud., 1896, S. 116—161, und 222—304. Bouedon, La perception monoculaire de la profondeur. Revue philosophique. Paris, 1898, p. 124—144. La perception visuelle de 1'Espace. Paris 1902, p. 282. Bbookbanks James, The Lancet, 1908, pag. 1763. Coenelius, Die Theorie des Sehens und raumliehen Vorstellens. Halle. 1861. Dixon, On tbe relation of accommodation and convergence to our Sense of depth. Mind. 1895, p. 195—212. tan Geuns, Verslag Ned. Ooyheelk. Gezelschap. 1909. Gbeef, Zeilschrift für Psychologie und Physiologie, III, 1892, S. 21. Gboenouw, Anleitung zur Berechnung der Erwerbsfahigkeit bei Sehstörungen. Bergmann, Wiesbaden. 1896. O-solman, Der gegenwartige Stand der Unfallentschadigungsfrage bei Augenyerletzungen. Zeitschrift für prak. Aerste. No. 17,20 und 21,1897. Gbtjssendobf, Untersuchungen über den binokularen Seliakt bei einseitiger Aphakie. Inaug. Dissert., Göttingen. 1889. Guilleby. Ueber die Entschadigungsansprüche Einaügiger. Klin.Monatsbl. für Augenheilk. XXX. 1892, S. 206. Heddaeus, Noch ein Yorschlag zur Schatzung der Erwerbsunfahigkeit bei Augen-Verletzungen. Klin. Monatsbl. für Augenheilk. 8.282, 1895. Heijde, y. d., Oogverwondingen en Ongevallenwet, Dissertatie, Leiden. 1909. Helmholtz, Handbuch der Physiologischen Optik. Hermann, Lehrbuch der Physiologie. Berlin. Zehnte Auflage, 1892, S.600. Hilckee, Yersuche über die Fahigkeit der Schatzung nach der Tiefendimension u. s. w. Dissert., Marburg. 1889. Hillebeand, Zeitschrift für Psychologie und Physiologie der Sinnesorgane. Band VII, 1894. S. 97. „Das Verhaltnis von Accommodation und Konvergenz zur Tiefenlokalisation". Hummelsheim, Ueber die Frage der Werteinschatzung des Yerlustes resp. der Sehschadigung eines Auges. Ophth. Klinik No. 7, S. 105, 1904 und Klin. Monatsbl. für Augenheilk., S. 265, XLII, 1904. Jatzow, Ueber die Bestimmung des Prozentsatzes der Arbeitsunfahigkeit infolge Schadigung des Sehorganes durch Unfalle. Deutsche med. Ztg. No. 84, S. 999, 1888. Josten, Zur Beurteilung der Erwerbsverminderung nach Augenverletzungen. Klin. MonatsU. für Augenheilk. S. 526, 1889. Lans, Over het verlies in arbeidswaarde door het gemis van één oog. N. T. v. G., 1906, 2e helft, No. 7, Aug. 1906. Ma&nus, Leitfaden für Begutachtung und Berechnung von Unfallbeschadigung der Augen. Breslau. 1894. Maske, Die Augenarztliche Unfallpraxis. Wiesbaden, Bergmann, 1899. Mebdas, Die erwerbliche Sehscharfe, ihre Untersuchung und Berechnung. Inaug.-Dissert., Breslau. 1899. Meulen, v. d., Dissertatie, Utrecht, 1873. jLrchiv. für Ophthvn XIX S 101, 1873. Mooren, Die Ergebnisse der Zehender'schen Formel in der Begründung der Entschadigungsansprüche. Klin. MonatsU. für Augenheilk. S. 503, 1890. , Sehstörungen und Entschadigung. Centralbl. für AUg. Ge- sundheitspflege. Juli 1890. Nagel, Handbuch der Physiologie des Menschen. Braunschweig. 1905. Nicolaï, Over het waarnemen der diepte-afmetingen in verband met het zien van schilderyen, Ned. Oogheelk. Bijdragen, 2e afl blz 17 1896. Pfalz, Ophthalm. Klinik, 1898, S. 412. , Klin. MonatsU. für Augenheilk., 1912, S. 102. Piekema, Dissertatie. Utrecht. 1894. Pipee, Zeitschrift für Psychologie und Physiologie der Sinnesorgane Band XXXI. Plantenga, Gezichtsscherpte en arbeidswaarde. Utrecht, November 1907. Militair Geneeskundig Tijdschrift. 1908. Reimar, Ueber parallaktische und perspectivische Verschiebung zur Erkennung von Niveaudifïerenzen, bezw. das monoculare körperliche Sehen im Auge. Archiv. für Augenheilkunde, XLI, 1901, S. 163. Scboute, „Het binoculaire zien". Ned. Tijdschr. voor Geneesk., 1 Jan. 1910, blz. 11. Steiner, Grundriss der Physiologie des Menschen. 5e Auflage. Leipzig, 1890, S. 355. Stkaub, Ueber monokulares körperliches Sehen nebst Beschreibung eines als monokulares Stereoskop benutzten Stroboskopes. Zeitschrift für Psychologie und Physiologie der Sinnesorgane, XXXVI, 1904, S. 431. Tubc, Valeur pratique'de 1'acuité visuelle (Congr. d'Ophth. frang.) Ref. Klin. Monatsbl. für Augenheilk., XLII. S. 585, 1904. Verwey, Het zien van diepte door middel van monoculaire parallax. Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde. Tweede helft B, blz. 1808, 1909. Ueber die Genauigkeit des Tiefensehens. Archiv. für Augenheilkunde, LXYI, 2e H. X. Witasek, Psychologie der Raumwahrnehmung des Auges. Heidelberg 1910, S. 80. "Wundt, Zeitschrift für Bation. Medicin. Dritte Reihe, Band VII. Leipzig und Heidelberg, 1859. Beitrage zur Theorie der Sinneswahrnemung, S. 321. ——, Grundzüge der Physiologischen Psychologie. Leipzig. 1874. Zeeman, Over het zien van den éénoogige. Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde. Eerste helft, No. 11, blz. 516, 1913. Zehender, Ueber den zahlenmaszigen Ausdruok der Erwerbsunfahigkeit gegenüber den Unfall-Versicherungsgesellschaften. Klin. Monatsbl. für Augenheilk. S. 265 und S. 531, 1889. , Nachschrift des .Herausgebers. Schloesser's Referat der von Grolmanschen Arbeit: Unfallentschadigung bei Augenverletzungen. Klin. Monatsbl. für Augenheilk. S. 312, 1898. Zwaardemaker, Leerboek der Physiologie, 1911. Haarlem. Tweede deel, tweede stuk, blz. 440. STELLINGEN. STELLINGEN. I. a. Bij het monoculair dieptezien is binnen den afstand van ioo cM. de accommodatie een gewichtige factor; b. de waarde van de accommodatie voor het monoculair dieptezien neemt toe, naar gelang het voorwerp het punctum proximum nadert en wel in sterkere mate, dan overeenkomt met de lineaire verplaatsing van het voorwerp. II. Fuchs overschat (Lehrbuch der Augenheilkunde, gs Aflage, Seite 516) den nadeeligen invloed van «retina leporina» op den visus, III. Bij het poliklinisch onderzoek op kleurenblindheid mag men niet met één methode volstaan. IV. De oorzaak der arteriosklerose is aangeboren. V. Larynxtuberculose is geen indicatie tot het opwekken van abortus. VI. Bij typhus abdominalis is uitsluitend melkdieet niet aanbevelingswaardig, maar is toediening van verschillend voedsel in eene goede hoeveelheid gewenscht. VII. Het voorkomen van kreatine in de urine behoeft niet te wijzen op pathologische toestanden in het lichaam. VIII. Het standpunt, dat Moynihan inneemt ten opzichte van het galsteenlijden, verdient navolging. IX. De amnionholte bij den mensch ontstaat door spleetvorming. X. Staatstoezicht (keuring vóór opname in een bedrijf en hygiënische fabrieksvoorwaarden) kan voortijdige arteriosklerose voorkomen. XI. De diagnose hypophysistumor kan op grond van een in het Röntgenbeeld geconstateerde pathologische verwijding der sella turcica alleen dan gesteld worden, indien ook de overige klinische verschijnselen in die richting wijzen. XII. De bloedtoevoer regelt niet de stofwisseling, maar de stofwisseling regelt den bloedtoevoer. XIII. De collargoltherapie verdient niet die minachting, waarmede men haar thans beschouwt. ERRATA Lees voor: blz. 9 (noot) Opht. Klinil Ophth. Klinik. blz. 13 (regel 9 van boven) leerde leerden. blz. 14 ("noot) 1874 1873. INHOUD. Bldz. INLEIDING- 1 Hoofdstuk I. Kort overzicht van hetgeen er geschreven is over de vraag, hoe groot de vermindering is der arbeidsgeschiktheid bij totaal gemis van één oog 5 Hoofdstuk II. Het monoculair dieptezien 17 Hoofdstuk III Proefreeksen over binoculair- en monoculair dieptezien . . 39 Proefreeks A, met behoud van do accommodatie .... 43 Proefreeks B. Accommodatie door homatropine verlamd . 47 Proefreeks C. Accommodatie verlamd, correctie met glazen 47 Proefreeks D. Accommodatie aanwezig, parallax toegestaan 48 Proefreeks E. Accommodatie verlamd, parallax toegestaan. 48 Tabellen 49 Hoofdstuk IV. Conclusies 95 Literatuur 101 STELLINGEN 105 RESUMÉ-TABEL I. PJROBB'JrtHiEICS A. M 1 JPftOElPRBHiKlS B. PEÜBFBBBKS O. - —— : I I BINOCULAIR met behoud van de MONOCULAIR met behoud van de BINOCULAIR accommodatie door MONOCULAIR accommodatie door BINOCULAIR zonder accommodatie, MONOCULAIR zonder accommodatie accommodatie. accommodatie. homatropine verlamd. homatropine verlamd. doch met glazen. doch met glazen. Tabel I. — (Twee witte draden van gelijke dikte [No. 40]). Tabel V. — (Twee witte draden van gelijke dikte [No. 40]). Tabel IX. — (Twee witte draden van gelijke dikte [No. 40]). Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: 25 c.M. -50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. Gemiddelde fout in c.M. 0.150 0.175 0.200 0 225 2.46 4.68 8.14 9.72 0.325 0.275 0.250 0.425 6.18 8.92 10.76 11.03 0.125 0.150 0.175 0.275 1.76 3.77 7.39 8.71 Verschil van uitersten in c.M. 0.500 0.750 0.750 1.000 7.10 14.90 23.85 31-35 1.000 1.250 1.000 1.250 16.95 26.75 25.40 28.90 0.500 0.500 0.750 1.000 5.20 11.45 20.02 24.15 Tabel II- — (Twee gelijk dikke draden [dikte No. 40], doch rood en groen [de roode is de mobiele]). Tabel VI. — (Twee gelijk dikke draden [dikte No. 40], doch rood en groen [de roode is de mobiele]). Tabel X. — (Twee gelijk dikke draden [dikte No. 40], doch rood en groen [de roode is de mobiele]). Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 cM. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. Gemiddelde fout in c.M. 0150 0.175 0.225 0.250 3.10 7.58 10.89 12.13 0.250 0.225 0.275 0.375 10.07 10.62 10.73 11.64 0.150 0.150 0.250 0.300 6.21 10.11 13.21 13.49 Verschil van uitersten in c.M. 0.500 0.750 0.750 1.000 7.80 17.00 27.80 24.90 0.750 1.000 1.000 1.500 17.30 26.95 25.10 31.65 0.500 0.500 1.000 1.000 15.60 25.20 35.85 43.50 Tabel III. — (Twee witte draden van varieerende dikte). Tabel VII. — (Twee witte draden van varieerende dikte). Tabel XI. — (Twee witte draden van varieerende dikte). Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. Gemiddelde fout in c.M. 0.150 0.150 0.225 0.275 4.43 8.68 11.70 12.27 0.250 0.225 0.275 0.350 9.83 1193 12.32 12.55 0.125 0.175 0.250 0.275 2.91 5^60 9^71 10^79^ Verschil van uitersten in c.M. 0.500 0.500 1.000 1000 13.55 30.70 37.55 42.45 1.000 1.000 1 250 1.500 19.20 31.10 39.30 40.75 0.500 0.500 1.000 1.000 8.60 18.15 28.60 32.15 Tabel IV- — (Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur [de roode is de mobiele]). Tabel VIII. — (Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur [de roode is de mobiele]). Tabel XII. — (Twee draden van varieerende dikte en rood en groen van kleur [de roode is de mobiele]). Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: Afstanden: 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. io0 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. Gemiddelde fout in c.M. 0.125 0.150 0.200 0.275 4.38 8.39 11.16 13.23 0.325 0.300 0.250 0.325 9.41 11.25 12.50 13.96 0.125 0.150 0 200 0.250 6.68 10.80 12.63 14.16 Verschil van uitersten in c.M. 0.500 0.500 0.750 1.000 10.75 25.50 35.80 41.90 1.250 1.250 1000 1.000 20.15 34.00 38.50 44.25 0.500 0.500 0.750 1.000 19.65 32.10 40.85 42.05 RESUMÉ-TABEL II. T=>RfWWRWKTC<^ D I PEOBFBBEKS E. »■ (Accommodatie door homatropine verlamd). (Met behoud van de accommodatie). * ""1. Twee eeliik dikke witte draden Twee draden van varieerende dikte, en Twee gelgk dikke witte draden Twee draden van varieerende dikte, « T 8 < ^ ^ n yall kleur. #) (dikte Jtfo. 40). rood en groen van kleur. *) ( 1 e . • _ _ ___ ~ | BINOCULAIR (zonder hoofdbewegingen). BINOCULAIR (zonder hoofdbewegingen). | ______ _ " — — Tabel XX. Tabel XIII. - — I ~ ifatnnHon- Afstanden: Afstanden: ^ f s t & n d. g n • istanclGii. ^ inri M 50 cM 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 o.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 2ocM. — == ========== - o 275 0.245 0.265 0.350 — Gemiddelde fout in C.M. 0.160 0.165 0.190 0.250 - _ " ^ 1 300 L300 _ _ - - Verschil van uitersten in c.M. 0.600 0.650 0.850 1.050 ="-- " ~ 7 j MONOCULAIR (zonder hoofdbewegingen). MONOCULAIR (zonder hoofdbewegingen). _______________ - Tabel XIV. Tabel XVIL Tabel XXL TabelJtXIV. Afstanden: Afstanden: ^Afstanden: Afstanden. 5o7m. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. 25 c.M. 50 c.M. 75 c.M. 100 c.M. ===== = ■ —= - = ===== = . ö(1 ft ca 7 10 5.59 7.68 9.85 11.90 Gemiddelde fout in c.M. 1.61 3 3» 6.10 7.02 2.85 5 04 8.27 10 28 4.37 4.80 . Verschil van miereten in c.M. 5.55 0.60 17.65 19.20 0 60 18.40 28.80 88.05 11.95 48.00 16.20 18.65 10.60 25.15 | | ~ " 7 I ,n MONOCULAIR (met hoofdbewegingen terstond). MONOCULAIR (met hoofdbewegingen terstond). - - —— ——— ——— — ———~ ' TnVif»! XXIT Tabel XXY. Tabel XV. Tabel XVIII. _____ Tabe^XXIL ~~ ~ ~ Af,tanrlPTT Afstanden: Afstanden: fstSiHd-Gn* ^ isi