BIJfURAGEW i TOT DE TOPOGRAPIIIE EN STATISTIEK VAN <' GOUDA. DOOR Q&üchuttt MEDICÏNAE EI CHIRURGIAE DOCTOR , IID VAN DEN RAAD DER STAD GOCDA , PRESIDENT VAN DE PLAATSELIJKE COMMISSIE VAN GENEESKUNDIG ONDERZOEK , LID VAN HET PROVINCIAAL GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN TE UTRECHT, VAN HET GENOOTSCHAP TOT BEVORDERING DER GENEES- EN HEELKUNDE TE AMSTERDAM, VAN HET GENOOTSCHAP VIS UNITA FORTIOR TE HOORN EN VAN DE SOCIÉTÉ DE MÉDECINE DE LOUVAIN. » Waar armoede lieerscht, kan de geest zicli niet • tot liooge vlugt ontwikkelen. De ligehamen » zijn zwak, zonder zelfstandigheid en kracht. » Armoede is de dood voor den physischen en » phychisclien mensch. te OOUUA, IiiJ SS, ons. Totaal 18' ons. Totaal 95n7|Tc^«! 3* Voor een huisgezin. daags. in de week. in het jaar. Tarwe brood. 7 ons. Tarwe brood 5 N. p. Tarwe brood. 250 N. p. Rogge brood. 5 » Rogge brood 3 » 3 ons. Rogge brood. 177 » Totaal. 1 N.p. 2 ons. Totaal 8 N. p. 3 ons. Totaal 427 N. p. De accijns bedraagt, de billetten daaronder begrepen: Van eene Mudde Tarwe. Van eene Mudde Rogge. Voor het Rijk. . . . ƒ2,025 Voor het Rijk. . . . ƒ0,58* Voor de Stad .... - 2,02s Voor de Stad .... - 0,47 Somma ƒ4,05. Somma ƒ1,05». De stedelijke belasting heeft in 1840 opgebragt ƒ24374. bruto, zijnde ruim zeven gulden — met de rijks belasting, ruim ƒ14 voor één huisgezin in het jaar, of 27 cents in de week. Het getal der hier gezeten bakkers was in LI840 vijf en dertig. De verdiensten der bakkers zijn volgens den algemeenen grondslag. Van 70 N. p. Rogge, — 94 N. p. brood ƒ1,76 » 72 » » Tarwe, — 57»» - » 72 » » Tarwe, — 75 » » - 1>55 » 72 » » Tarwe, — 96»» ~ De verdiensten der bakkers volgens de grondslagen van de verimposte Tarwe en Rogge berekenende, komt men tot het resultaat, dat de winst, over 35 bakkers omgeslagen, niet meer dan ƒ454,30 bedraagt. Om de ware hoeveelheid brood, welke door de ingezetenen van Gouda verbruikt wordt, te leeren kennen, zijn de volgende toelichtingen noodig. Het getal der hier doorvarende groote en kleine schepen is op 18000 te schatten. Dat de be- manning dezer schepen, gedurende hun verblijf en hunne doorvaart, eene niet onaanzienlijke hoeveelheid brood verbruikt, behoeft geen nader betoog. Het garnizoen, gewoonlijk aanwezig, geeft een gemiddeld getal van 200 personen; in het huis van opsluiting voor vrouwen, bevinden zich gemiddeld 300 personen; in de gasthuizen worden verpleegd gemiddeld 120 personen; in het oude mannenhuis 40; in het Aveeshuis 50, een totaal opleverende van 710 personen, van welke men alverder mag aannemen, dat ieder dezer personen 5 ons brood daags verbruikt, of in het geheel 355 N. p. daags, bedragende in het jaar 129575 N. p. Deze nu aftrekkende van de 1382504, blijft er 1252929 voor de overige ingezetenen, ten getale van 13741; zijnde een dertiende deel minder dan de berekende hoeveelheid voor éénen persoon daags. Verder in overweging nemende, dat vijf ons brood voor éénen persoon daags niet te veel is, maar eene sobere portie mag genoemd worden, dan zoude door 4000 personen de overig blijvende hoeveelheid brood worden verteerd, en 9741 als geen brood etende voorkomen. Het een en ander strekt ten bewijze, dat ook dan, wanneer men een derde deel der bevolking voor kinderen aftrekt, het brood geen volksvoedsel kan of mag worden genoemd, tevens een bewijs opleverende voor de groote behoefte en diepe armoede, welke hier ter stede heerscht. Verder zoude men nog de helft der verimposte rogge moeten aftrekken, die door de koe- kebakkers, en een niet onaanzienlijk deel van de tarwe, die door de banketbakkers en tot andere einden gebruikt wordt Dit alles te zamen overwegende , en vooronderstellende , dat de molenaars en bakkers altemaal eerlijke lieden zijn, die geenen sluikhandel drijven, zal men moeten toestemmen, dat hier ter stede voor ongeveer 5 personen niet meer brood overblijft, dan twee personen voor eene behoorlijke en matige voeding noodig hebben. God geve, dat wijze en menschlievende verordeningen aan deze treurige verhouding een einde mogen maken, en dat er spoedig gunstige wijzigingen tot stand komen, in plaats van drukkende belastingen, door min noodige uitgaven veroorzaakt, die onze stad, finantiëel, met den ondergang bedreigen. Vleesch. — Vleesch, van gezond en gemest vee afkomstig, dat alle hoedanigheden bezit, die de voor den smaak aangename en de gezondheid bevorderende voedsels moeten hebben, kan naauwelijks als volks-voedsel in aanmerking komen. De hooge prijzen der vleesch-soorten en de geringe verdiensten der fabrijkarbeiders , geven eene voldoende verklaring van de oorzaken, waarom deze lieden geen vleesch eten. De vleesch-spijzen aan den behoeftige ten deele vallende , zijn de eerste vier maanden van het jaar de nuchtere kalveren, voor het overige van het jaar spek en schapenvleesch , echter, gelijk wij nader zullen doen zien , in geringe hoeveelheden. De schapen, welke de kleine slagters zoo binnen als buiten de stad slagten, komen veelal, wegens reeds bestaande of dreigende ziekten, in de handen van die lieden. Om zich van de waarheid van het gezegde te overtuigen, behoeft men niet meer te doen, dan met eenige oplettendheid de afgehuide karkassen, de longen en de levers der geslagte en te koop hangende schapen te bezigtigen. — Met het rundvleesch is het niet veel beter gesteld: wat van gezond vee herkomstig is, valt den behoeftige zelden ten deel. (Met uitzondering van datgene, wat des winters tot de bereiding der soep wordt gebruikt, dienende tot buitengewone ondersteuning der armen, uit fondsen, grootendeels door vrijwillige giften bijeengebragt). Alleen wat voor geringe prijzen verkrijgbaar is, kan de arme bekostigen. Vee, door de longziekte aangetast, door de moeder- en andere ziekten den dood nabij, levert het vleesch voor eenen kleinen prijs. Het beste is nog datgene , wat van verdronken of door uitwendige beleedigingen omgekomen vee verkregen wordt. Het hallen, buiten gebruik gebragt; het gemis van politie-verordeningen, en dien ten gevolge ontbrekend toezigt en keuren op het vee en op het vleesch , geven genoegzaam gelegenheid , ook aan de groote slagters, die den meer gegoede van vleesch voorzien , om , wanneer zij willen , ziek vee aan den man te helpen. Zonder deel te nemen in de twisten over het al of niet schadelijke van vleesch, dat van ziek vee herkomstig is, voor de gezondheid der mensclien, zal men toch moeten erkennen, dat doel- matige verorderingeri op de keur van vee en vleesch, welker uitvoering aan eerlijke, bekwame en zaakkundige personen wordt opgedragen, eene heilzame strekking konden hebben; want zij zouden de ingezetenen waarborgen, door geen vleesch, van ziek vee herkomstig of tot bederf overgegaan , vergiftigd te worden (*). Dat het vleesch hier ter stede niet tot de volksspijzen behoort, zal door de volgende opgaaf en berekening, zonder verder betoog te behoeven , ten klaarste blijken. In het jaar 1840 is geslagt: aan Rundvleesch .... 100471 Ned. ponden. » Kalfsvleesch .... 5558 » » » Nucliteren Kalfsvleesch 5000 » » » Varkensvleescli . . . 75514 » » » Scliapenvleesch. . . 8680 » » Totaal 195223 Ned. ponden. zijnde voor één huisgezin in het jaar 60 N. pond 2 ons en 5 lood. Voor éénen persoon in het jaar 13 N. pond 5 ons. Voor één huisgezin in de week 12 ons. Voor éénen persoon in de week 2 ons 3 lood. Voor één huisgezin daags 1 ons 7 lood. Voor éénen persoon daags 1 lood 9 wigtjes. Van de hierboven opgegevene hoeveelheid vleesch , te Gouda geslagt, moet nog worden afgetrokken : voor 200 militairen, 50 N. ponden daags, en voor al de verpleegde personen in de Gasthuizen, het Oudemannen huis, het Wees- (*) Een schrikbarend voorbeeld, tot staving van de schadelijkheid van ondoelmatig behandeld vleesch, van gezond vee herkomstig, vindt men in het Journaal van hiteland 1841. Stuk 5. huis en het huis van opsluiting voor Vrouwelijke gevangenen, insgelijks 50 Ned. ponden daags, totaal 100 Ned. ponden iederen dag, of 36500 in het jaar; zoodat nagenoeg een zesde van de berekende consumptie vleesch moet worden afgetrokken, en alzoo voor éénen persoon niet meer over blijft dan 1 lood en 6 wigtjes. Verwonderingwekkend is de geringe hoeveelheid kalfsvleesch, die hier verbruikt wordt: bedragende niet meer dan ruim 100 Ned. ponden in de week voor eene bevolking van 14451 zielen; of 1 Ned. pond, op 1445 personen. Verder verdient hierbij nog in aanmerking te komen, dat veel kalfsvleesch naar de omliggende dorpen , en van de andere vleeschsoorten eene niet onaanzienlijke hoeveelheid door de scheepvaart wordt uitgevoerd en verbruikt; naauwelijks te vergoeden door den invoer in het algemeen, en bijzonder door twee of drie kleine slagterijen, digt bij, maar buiten de stad, in andere gemeenten gevestigd. Het gebruik van gevogelte en wild is almede niet groot. In aanmerking nemende, dat slechts één persoon daarin handel drijft, met een sober bestaan, zal men wel voor waar mogen aannemen, dat die artikelen alleen op den disch der meer gegoede ingezetenen te vinden zijn. Aangenomen, dat, voor eene behoorlijke en toereikende voeding, ieder persoon op twee en een half ons vleesch daags of 91 Ned. ponden in het jaar te berekenen is, dan zouden te Gouda niet meer dan 2145 personen gevonden worden, aan welke dagelijks de noodige hoeveelheid vleesch ten deele valt. De voorafgegane berekeningen leveren een voldingend bewijs voor het gezegde: dat vleesch hier geene volksspijs mag genoemd worden. Visch. De zeevisch van de visschersdorpen, op eenen matigen afstand van hier gelegen, aangevoerd , is meerendeels van goede en van middelmatige hoedanigheid; menigwerf echter, vooral laat in het voorjaar en in den zomer, van zeer slechte hoedanigheid, somwijlen reeds tot dien trap van bederf gevorderd, dat de ingewanden tot rotting zijn overgegaan, buiten de ojiengebarsten buiken uithangen en eenen bijna ondragelijken stank verwekken. Zeer zelden wordt de verkoop van zoodanig bedorven visch belet en dezelve onbruikbaar gemaakt; de deswegen bestaande politie-verordeningen worden niet gehandhaafd, waarvan de oorzaak welligt daarin mag gelegen zi|n, dat de keurmeester- zelf in visch handel drijft. De gezondheid der behoeftige ingezetenen is daardoor aan geene geringe gevaren bloot gesteld; dewijl het als van zelf spreekt, dat de slechtste en bedorvenste visch, meerendeels schol en schelvisch, alleen aan de minstgegoeden tot voedsel verstrekt, daar zij, wegens hunne geringe inkomsten , buiten staat zijn , zich and ei e en betere dierlijke voedsels te verschaffen. De overvloed van kostelijken baars, snoek en paling, waarvan ons voorheen de Zuidpias voorzag , is door deszelfs droogmaking in schaarschheid veranderd. De rivierviscli is hier in 't algemeen zeer goed, en blijft, voor hoogere prijzen dan voorheen, verkrijgbaar. De grootste liefhebberij der Gouwenaars is visschen; de behoeftige verschaft zich nog menigmaal daarmede eenen goeden maaltijd: voor velen de beste, die hun ooit ten deel valt. Jammer en beklagenswaardig is het, dat het visschen veelal met misbruik van sterken drank gepaard gaat, en vele visschers beschonken huiswaarts tuimelen. Aardappelen. Deze door de Voorzienigheid aan het menschdom geschonkene aardvrucht is het ware manna des volks. Zonder aardappelen zouden onze behoeftige ingezetenen oneindig veel meer te lijden hebben, dan de Israëliten immer in de woestijn hebben geleden. Deze weldaad der Voorzienigheid, aan Europa in eenen tijd geschonken, waarin zij minder noodig scheen, voldeed daardoor zooveel te meer aan hare hooge bestemming, want het menschdom had den tijd, haar als voedsel te leeren waarderen en er zich aan te gewennen, voor de nood daar was, die het volk eerst jaren later moest treffen. De aardappel was en is het middel, dat de dreigende verwarring en vernieling van welvaart, als onweerswolken over Europa hangende, tot hiertoe afgeleid, en uitbarstingen verhoed heeft, die vroeg of laat zullen plaats grijpen. In het belang van het menschdom moet men wenschen, dat de teelt van dat voedsel nimmer moge belemmerd , noch het gebruik door belasting bezwaard worde. De hoedanigheid der aangevoerde, hier in geIjj uik zijnde aardappelen, is doorgaans goed en de prijzen zijn matig. Behoefte en armoede alleen brengen die van mindere hoedanigheid , de poters en het kriel, aan den man. Toezigt of politie-verordeningen, om de ingezetenen tegen bedrog en afzetterij te waarborgen, bestaan er niet: al wat er komt, kan en mag verkocht worden, onverschillig hoe en wat het zij, indien de pachter slechts de pacht ontvangt. De naauwkeurigheid zonder vexatiën, die bij de invordering plaats heeft, bewijst, dat men de sluikerij weren kan, wanneer men wil. Waarschijnlijk is de aardappel het eenig belast voorwerp, waarmede geen smokkelhandel gedreven wordt. Het is ligter en gemakkelijker eenige ankers wijn of vaten genever te smokkelen, dan een maal aardappelen te genieten, waarvan geene belasting betaald is. In twee voorafgegane §§ is de hoeveelheid brood en vleesch aangewezen, die te Gouda aan een' mensch tot levensonderhoud ten deel valt, alsmede het getal der bevolking , waarvan weinig of niets van die voedsels te goede komt. De aardappelen zijn het, die het volk, in massa beschouwd, moeten voeden en aan al zijne behoeften voldoen; en dit voedsel is met eene belasting bezwaard, die, hoe gering zij dan ook zijn moge , door den behoeftige voor het meerendeel moet geboet worden. Geenen aardappel kan de hongerende arme in den mond nemen, zonder belasting te betalen; voor geenen halven stuiver genever kan de arbeidsman tot verkwikking gebruiken, de eenige voor hem verkrijgbaar, zonder meer dan de helft aan s Rijks- en Stads-kas ten offer te brengen, of den smokkelaar te verrijken, terwijl de rijke in de fijnste wijnen en met de uitgezochtste spijzen kan brassen, en daarbij slechts door geringe accijnsen en belasting, in vergelijking met de waarde van het gebruikte, getroffen wordt. Zóó wordt het goede, door de Voorzienigheid aan den mensch geschonken, door den eenen mensch aan den anderen bedorven. Christendom, zedeleer, beschaving en verlichting, zullen satyren op het menschdom zijn! Het bedrag van de hoeveelheid aardappelen, berekend naar aanleiding van de pacht op de aardappelen, en de verdiensten van den pachter, overeenkomende met andere ingewonnene berigten, mag het verbruik gerekend worden op 4 mud voor éenen persoon in het jaar, wegende 252 Ned. ponden, zijnde 5 Ned. ponden in deweek of 7 ons daags, afval 2 ons, blijft 5 ons (*). Groenten. Salade, gele wortelen, knollen, de onderscheidene koolsoorten, erwten, boonen, kroten, uijen en vruchten, zijn hier in overvloed verkrijgbaar , voor matige prijzen. Insgelijks de minder algemeen in gebruik zijnde groenten en fijne vruchten, echter in prijzen te hoog, om als volksvoedsels of verkwikkingen in aanmerking te kunnen komen. Ook van de eerstgenoemde groenten kan de wezentlijk arme spaarzaam en zelden gebruik maken. ( ) De pacht der aardappelen is 5J cents de mudde, 1000 mudden ƒ 55. - 60000 mudden ƒ3300. Pacht f 2675. Verdiensten van den pachter/625 j de mudde weegt 63 Ned. ponden, 6000 mudden wegen 1780000 Ned. ponden. Drooge en meelachtige voedingsstoffen. Boekweit , gepelde gerst, haver-gort, rijst, erwten en boonen worden in grootere of kleinere hoeveelheid door de massa des volks gegeten; afhankelijk van de prijzen der aardappelen en van het brood; want deze zijn de meest gezochte voedsels van het volk, en hebben de voorkeur , zoo lang zij te vergelden zijn. Naarmate c—" OnTermngenden den tijd Tan het tal der oierle- onder deIel,e deren onder de- onder deze,ye overlyden. denen. zelve. le. Kwart. 176 102 13 8 2e. Kwart. 146 80 7 6 3e. Kwart. 148 85 13 8 4e. Kwart. 121 74 9 6 Totalen. 591 341 42 28 Als onvermogenden, in dezen Staat opgegeven, zijn diegenen alleen aangewezen, welke niet alleen zeiven niets hebben nagelaten, maar wier bloedverwanten zelfs onvermogend waren, eene negatieve Memorie op zegel te bekostigen ; en dus de volstrekt behoeftigen alleen, zijn hier onder de rubriek van onvermogenden begrepen. Tot nadere toelichting en staving diene nog: dat het getal der bekendmakingen van overledenen door de bidders of aansprekers der begrafenissen in het jaar 1840 niet meer heeft bedragen dan 164. Onder deze hebben zich nog vele bevonden , welke leden waren van de begrafenissociëteiten, en die van de gelden, daar uit ontvangen, eene burgerlijke begravenis hebben erlangd. Want het behoort hier, gelijk overal, tot de heer- schende vooroordeelen, dat men den laatsten stuiver moet opofferen, ten einde, zoo als men zegt, aan den overledene eene eerlijke begrafenis te bezorgen. Een niet onbeduidend getal van overledenen , waarvan bekendmakingen door de bidders gedaan zijn, zoude nog van het getal 164 moeten worden afgetrokken, om het juiste getal der overledenen, welke tot den gegoeden, en van die, welke tot den behoeftigen volksstand behoord hebben, te erlangen. Betrekkelijk de sterfte der armen in verhouding tot de gegoeden, heeft Vilerme de volgende resultaten verkregen (voor arm houdende diegenen, welke geene personeele belastingen betalen). De verhouding der sterfte is, wanneer de niet betalende bedragen: 0,07 als 1 tot 62. 0,22 » 1 » 53. 0,38 » 1 » 43. te Gouda 0,40 » 1 » 24,5. In Frankrijk is de verhouding der gegoeden tot de armen als 9,48 tot 11,22. te Gouda » 2,22 » 3,69. Volgens de berekeningen van de Heeren benoiston en chateauneuf (*) heeft men de volgende resultaten verkregen. Bij 1600 rijke en vermogende personen in Frankrijk, en van 2000 armen in het 12de arrondissement van Parijs overleden, vonden de volgende verhoudingen plaats: (") Schmidts Jahrbücher, 25 Band , pag. 135. Rijken. Armen, van 25 tot 30 jaren 1,00. —- 2,22. » 55 » 60 » 1,68. — 4,60. » 70 » 75 » 6,80. — 14,40. § 19. GEMIDDELDE LEEFTIJD. In de laatste vijftig jaren is de bevolking in alle landen van Europa, ook, voor zoo verre deswegen nasporingen gedaan zijn, in de andere werelddeelen , aanmerkelijk toegenomen. Berekeningen hebben doen zien, dat de gemiddelde leeftijd der menschen thans grooter is, dan voorheen. Te Pavijs was vóór de revolutie van 1789 de gemiddelde leeftijd 28; thans is dezelve tot 32 jaren geklommen (*). Te Londen is deze verhouding nog veel gunstiger en tot 40 jaren gestegen. Deze evenredigheden vergelijkender wijze op Gouda toepassende , komt men alweder tot treurige resultaten. Over het jaar 1840 den gemiddelden leeftijd berekenende, naar aanleiding der sterfte van dit jaar (die, gelijk wij gezien hebben , te Gouda als regelmaat mag worden aangenomen, de doodgeborenen daaronder mede opgenomen), verkrijgt men niet meer dan 21,41 jaren voor den gemiddelden leeftijd van ieder levende; — de doodgeborenen niet mede gerekend 23,9; zoodat gemiddeld ieder persoon te Gouda 10 jaren korter leeft dan te Parijs en 18 jaren korter dan te Londen. (*) DO VlLIARD. § 20. MAANDELIJKSCHE STERFTE. Uit den onderstaanden staat blijkt: dat de Gemeente Gouda. STAAT der Maandelijksche Sterfgevallen over den Jare 1840. GESLACHT. Januarij. Februarij. Maart. April. Mei. Junij. Julij. Augustus. September. October. November. December. totaal vau het Mannel. Vrouwel. geslacht, geslacht TOTAAL der beide Geslachten. Mannelijk. 31 22 3G 19 20 25 22 19 18 1G 14 24 2GG » 546 Vrouwelijk. 25 22 33 20 24 29 31 23 19 1G 14 24 » 280 Totaal 56 44 G9 39 44 54 53 42 37 32 28 48 2G6 280 Totaal der Dood- geborenen 247241518423 43 Totaal Generaal der Sterfgevallen 58 48 7G 41 48 55 58 43 45 36 30 51 589 sterfte gedurende het jaar 1840 in de maand Maart al de andere maanden verre heeft overtroffen, en dat de maand November het kleinste getal dooden opleverde. Het gemiddelde getal der sterfgevallen was 49 's maands. De maanden Januarij, Maart, Junij, Julij en December gingen het gemiddelde getal te boven, terwijl de andere maanden beneden hetzelve bleven. In het jaar 1841 was de sterfte het grootst in de maand April, het kleinst in de maanden Augustus en November. In de maanden Januarij, Februarij, April, Mei, Julij en December ging de sterfte het gemiddeld getal te boven, de andere maanden bleven beneden hetzelve. § 21. STEDELIJKE BELASTINGEN OP DE EETWAREN EN DE DRANKEN. De belaste voorwerpen zijn: a. het gemaal, b. de aardappelen, c. de wijnen, d. het gedistelleerd en de likeuren. De onzuivere opbrengst van deze belastingen in het jaar 1840 blijkt uit de volgende Tabel: Opgave van hetgeen de Consumtieve middelen in 1810 te Gouda hebben opgebragt. AARD Bedrag )iikoster, (waaron Zuiver DER der het 3 pC. Restitulien. MIDDELEN. der/eive. rijns ontvangloonj Rcndiment. Gemaal .... ƒ24230,18' ƒ2803,01 ƒ '249,00 ƒ21178,08' Ingevoerd wor- dend Meel... - 393,37 - 45,47 - 347,90 Aardappelton (verpachting). - 2G75, - 2675, Wijnen ... - 2272,49 - 262,70 - 2009,79 Gedistelleerd van onderscheiden graden . - - 8169,21 - 979,90 - 584,80 - 6904,51 Op 's Rijks kantoor. ..... - 7725,08 - 692,57' - 7032,50| ƒ45765,331 ƒ4783,65^ ƒ 833,89 ƒ40147,79 Wij verkrijgen alzoo voor. a. Het gemaal f 24623,55J. b. De Aardappelen - 2675 (pachtpenningen Voor verdiensten en kosten van den pachter - 700 bij gissing). c. De Wijnen - 2272,49. d. Gedistelleerd en Likeuren. . . . -10194,29. ƒ46465,33!. Hiervan moet worden afgetrokken: Verleende restitutiën - 833,89 Elijft ƒ45631,441. zijnde dus het aandeel, dat ieder inwoner in het jaar aan stedelijke belastingen betaalt ƒ3,16 en ieder huisgezin ƒ14,83. De voorwerpen, waarop de belastingen worden geheven, met uitzondering van den impost op de wijnen, en gedeeltelijk van het gedistelleerd, behooren tot de noodwendigste levensbehoeften van den armen en mingegoeden volksstand. Dat deze belastingen, met meer dan dezelfde sommen voor het rijk vereenigd, drukkend zijn, den armen tot ontberingen en tot het gebruik van slecht voedsel dwingen , behoeft geen betoog ; evenmin , dat de zaden van vele ziekten daardoor gestrooid worden. Welligt zal men daartegen inbrengen, dat het bedrag der belastingen voor één huisgezin niet meer dan ƒ14,83 zijnde, daarvan het dubbel met de rijksbelastingen vereenigd, nog te gering is , voor ernstige overwegingen. Aan hen, welke deze aanmerking maken, moet ik antwoorden: dat de genoemde belastingen het niet alleen zijn, die de ingezetenen betalen, maar dat zij nog door vele anderen worden getroffen, en dat iedere gulden, die de arme uit den mond moet besparen om lasten te betalen, drukkend en onbillijk >jn is; te meer daar de behoeftige de grootste hoeveelheid der belaste voorwerpen verbruikt en verbruiken moet, omdat hij niet gelijk de gegoede vele andere onbelaste voedingsstoffen te zijner dienste heeft. § 22. LANGZAME ONTWIKKELING DES LIGCHAAMS. Die aüsserste Armuth des Volkcs, so wie sie die frucbtbarst© « Mutler von Krankheiten der Seele ist, zerstört auch bis auf « die Wurzel das Zeugungsgeschaft, und streut in den Korft per der Bilrger den Saamen zu unzahlichen Krankheiten, «deren Heilung sie aach denen besseren HUlfcmltteln der « wohlthatigen Heilkunde sehr erschwehrt, ja oft unmögtich o macht. j. p frank, von Volkselend , pag. 9. Dat onze behoeftige volksstand, — in armoede en ellende ontvangen en geboren, worstelende met gebrek bij zijne intrede in deze wereld, opgroeijende onder ontberingen van de eerste noodwendigheden des levens, in zijne vroegste jeugd verpligt tot langdurigen arbeid , die zijne krachten te boven gaat, voortdurend omringd en bekneld door invloeden, voor de gezondheid schadelijk, — niets anders dan een zwak geslacht zijn, en voortbrengen kan, dat zich traag en laat ontwikkelt , leert de ervaring duidelijk en klaar. De beroemde a. van haller beweerde reeds, en vele Physiologen na hem, dat de ligchamelijke omvang van den mensch, bij overigens gelijke omstandigheden, zoo veel grooter wordt, als het land, dat hij bewoont vruchtbaarder is , en meei welvaart geniet. Hoe beter de ingezetene woont, zich kleedt en voedt; hoe minder hij inde jeugd, vooral in zijne kindschheid, overmatigen arbeid moet verduren, zooveel te spoediger en krachtiger vindt zijne ontwikkeling plaats. De physieke toestand onzer behoeftige ingezetenen in het algemeen , en de lotelingen voor de nationale militie in het bijzonder, bewijzen de waarheid der voorafgegane stellingen. Met huiverende verba-*" zing overziet men de opgeroepene dienstpligtige jongelingen voor de jaarlijksche lotingen: men vermeent eer een hoop kinderen te zien van tusschen 12 en 14 jaren oud, dan achttienjarige tot mannen ontkiemende jongelingen, geroepen om de wapenen ter verdediging van hun vaderland te dragen. Een groot aantal van dezelve moeten jaarlijks wegens ligchaamszwakte of omdat zij de noodige lengtemaat missen, van de dienst worden vrijgesteld; van welke velen eerst na twee en meer jaren de ligchamelijke geschiktheid voor den wapenhandel erlangen, en de noodige krachten bezitten, die gevorderd worden, om de vermoeienissen, onafscheidbaar met de militaire dienst verbonden, te kunnen weerstaan. Velen echter zijn ook nog bij de inlijving in de^ corpsen teeder, van ontoereikende ligchaamssterkte; eerst na eenigen tijd gediend te hebben, erlangen zij, door de betere voeding, kleeding en ligging, toereikende krachten, om hunne militaire dienstpligten naar behooren te kunnen vervullen. § 23. KOEPOK-INENTING. Reeds in het begin des tijdperks, dat de Koepok-inënting hier te lande bekend werd en in gebruik kwam, bevlijtigden zich de destijds hier aanwezige geneeskunst-oefenaren, dezelve te verrigten en haar bijval te doen verwerven, met het gunstig gevolg, dat vele ouders de weldaad der Vaccinatie aan hunne kinderen niet onthielden. In het burger-weeshuis en in het aalmoezeniers-weeshuis reeds in 1802 ingevoerd, en spoedig zooveel het geschieden konde veipligtend gesteld voor de ouders, welke uit de algemeene kassen onderstand genoten, werd de Vaccinatie hier spoediger algemeen, dan m vele andere steden, en de niet gevaccineerden bepaalden zich tot een niet aanzienlijk getal. Eene moorddadige epidemie van kinderpokken die in het jaar 1798 geheerscht had, versch in het geheugen, was niet zonder invloed gebleven, en begunstigde de pogingen der geneeskundigen. De epidemiën der kinderpokken werden zeldzamer en minder verwoestend. De laatste epidemie die wij hier in 1831 en 1832 gehad hebben, was, in vergelijking met de epidemiën van vroegere jaren, van geringe beteekems. ( ) Sedert 183w jijn wij van kinderpok-epidemiën verschoond gebleven, en in al de sedert verloopene jaren tot het einde van 1841, zijn niet meer dan 69 "^jvTrslag van de Epidemie der Kinderpokken, door w. buckwr Amsterdam 1833. personen door Kinderpokken aangetast. STAAT der Gevaccineerden en der Kinderpokken. JAREN. GEVACCINEERD. KINDERPOKKEN. OVERLEDEN. 1834 287 1835 249 1836 104 13 1837 318 2 1838 287 1839 341 1840 184 1 1 1841 538 49 7 Totaal. 2308. 65 8 Uit deze Tabel blijkt, a. dat van de poklijders overleden zijn 1 van 8. b. Indien al de gevaccineerden door de Kinderpokken waren aangetast geworden, en de sterfte in dezelfde gunstige evenredigheid, 1 van 8, gebleven ware, dan zouden toch van de 2308 gevaccineerden 284 overleden zijn. Bij gevolgtrekking mag men aannemen, dat inden tijd van 8jaren, door de onbaatzuchtige en weldadige bemoeijingen der geneeskunst, voor onze stad niet minder dan 284 menschenlevens behouden zijn. Welke schitterende lofspraken en belooningen zouden aan de krijgs. kunst ten deel vallen, die kosteloos voor den staat een gelijk getal levens van menschen onder den naam van vijanden verwoestte! Het zij mij ver- 7 gund hier nog bij te voegen eenen: STAAT der overledenen te Londen, in verhouding tot de sterfte aan de Kinderpokken. Verhouding van Gemiddeld getal Aan de kinderTienjarige tijd- ,, , de overledenen der ïaarlnks pokken overle- , ,. , vakken. aan de kinderpok¬ overledenen. den. , , , , , „ ken tot de sterfte. van 1720 tot 1730 27,861. 2,257. 1 — 12,3. » 1730 » 1740 36,047. 1,978. 1 — 13,1. » 1740 » 1750 25,060. 2,002. 1 — 12,5. » 1750 » 1760 20,849. 1,957. 1 — 10,6. » 1820 » 1830 20,600. 115. 1 — 18,0. Gedurende 110 jaren, stierven te Londen jaarlijks 200 personen aan de Kinderpokken, of onder 13 dooden was één poklijder. Van 1820 tot 1830 stierven jaarlijks niet meer dan 15 personen aan de Kinderpokken, of onder 180 dooden was een poklijder. In de drie laatste jaren zijn van 1000 poklijders niet meer dan 26 overleden (*) De invloed , die de Koepokinenting gedurende de laatste veertig jaren op de sterfte heeft gehad, is zeer in het oog vallend en hoogst vereerend voor de geneeskunst. De onbaatzuchtige pogingen der geneesheeren voor het algemeene welzijn hebben uitgewerkt, dat in Duitschland, Frankrijk Engeland en in de Nederlanden, waar de ja-rlijksche sterfte 1 van 30 was, verminderd is, in de eerst genoemde rijken, tot 1 van 48, en bij ons (namelijk in het koningrijk) tot 1 van 40. Het geheele getal der overledene was vdór (*) Encyclopaedie der gesammten Staats-Arzneikunde, von g. f. host, 11 Heft, pag. 812. de algemeene invoering der vaccinatie in Duitschland, Frankrijk, en Engeland jaarlijks 1,900,000 thans bedraagt het getal der overledenen in die drie rijken jaarlijks 1,200,000. § 24, ZIEKTEN TE GOUDA. In den bepaaldsten en juisten zin des woords bestaan te Gouda geene endemische ziekten. Evenmin epidemische, welke hier te lande uitsluitend heerschen. Ten aanzien der sporadische, der acute en der chronische ziekten vinden hier, in vergelijking met andere Zuid- en Noordhollandsche steden en plaatsen, geene buitengewone of in het oogloopende afwijkingen plaats. Hetzelfde geldt van de staande ziekte gesteldheden, als ook van die, welke met de jaargetijden en de weêrsgesteldheden wisselen en elkander vervangen. Bij mijne komst te Gouda, vóór 40 jaren, waren de rot- en zenuwachtige ziektegesteldheden de heerschende. Na het jaar 1813 ontwikkelde zich hier, gelijk elders, de ontstekingachtige geaardheid; — met afwijkende ontwikkeling van het zinkingaardige-, gastrische- en zenuwachtige karakter, in de epidemie van het voorjaar van 1821 en in den zomer en herfst van het jaar 1836. Na het jaar 1833 begon de ontstekingaardige ziektegesteldheid terug te treden , allengskens verzachtend, overgaande in het zinkingaardige rheumatische karakter, met steeds menigvuldiger worden der gastrische complicatiën; in de twee laatste jaren genegen om het zenuwachtige karakter aan te nemen. 6* In het jaar 1830 hebben de mazelen, in 1831 en 1832 de kinderpokken, in 1832 en 1833 de Cholera epidemisch geheerscht. Vervolgens zijn geene epidemiën waargenomen; in het jaar 1841 zijn meer gevallen van kinderpokken, dan in voorgaande jaren, voor gekomen; het getal der aangetaste personen bepaalde zich tot 49. Vroeger hebben hier meermalen de Moeraskoortsen epidemisch gewoed, ten gevolge der droogmakerij van Hazerswoude en Noord-Waddinxveen in 1769, 1770 en 1772, en gedurende de droogmaking van de polders van Bleiswijk in de ren 1780, 1781 en 1782. De buitengewoon natte jaren, met misgewas der noodwendigste levensbehoeften, in 1770 en 1772, en de buitengewoon heete zomers van 1780 en 1781 hebben op die epidemiën eenen verderlelijken invloed uitgeoefend. In het jaar 1784 heerschte de epidemische keelontsteking met gangreneuse versterving; in het jaar 1794—1796 de Tvphus Bellicus met bloedigen buikloop , door de retirerende Engelsche en Hanoveraansche armee aangebragt en terug gelaten. In 1800 en 1801 de over geheel Europa verbreide Grip. In 1809, tijdens de droogmaking van den Nieuwkoopsclien plas, zoo wel hier als in de meeste omliggende plaatsen, de najaars Moeraskoorts. In 1818 en 1821 hadden wij hier, gelijk in vele andere Hollandsche steden, epidemiën van tusschenpoozende voorjaarskoortsen. In 1826, tijdens er in Groningen en vele andere gewesten en plaatsen koortsen woedden, hadden wij hier eene epidemie van najaarskoortsen, die in tenen ligteren graad met de toevallen en verschijnselen gepaard ging, welke de Groninger-epidemie hebben gekenschetst. Na het jaar 1826 zijn de tusschenpoozende koortsen hier zeldzamer geworden; de tering daarentegen is veel menigvuldiger voorgekomen; bevestigende dit eene reeds vroeger doorEngelsche enDuitsche artsen gemaakte opmerking, dat de tering toeneemt, naarmate de tusschenpoozende koortsen, in een land, waar dezelve epidemisch waren , afnemen. In de drie laatste jaren kwamen de tusschenpoozende koortsen weder meer talrijker voor, voornamelijk in de gedaante der vermomsels. Bij weinige ziekten uitgezonderd, miste men vrij regelmatige verheffingen der toevallen, gepaard met meer dan gewone hoofdpijn, metaalachtigen smaak, tigchelsteen-kleurig zetsel in de urin, en den eigenaardiger! reuk van het zweet, aan tusschenpoozende koortsen eigen. Deze eigenaardigheden der ziekten schijnen mij toe, niet onduidelijk te kennen te geven: dat zich het tusschenpoozende koortskarakter in het tijdperk zijner ontwikkeling bevindt, en dat ten gevolge der droogma. king van den Zuidpias, na den eersten heeten en droogen zomer, de tusschenpoozende Moeraskoorts als naj aars-epidemie zal op treden. De Pioodvonk , de Mazelen, de Kinkhoest, en vroeger de Pokken, hebben hier gelijk elders volgens de bekende en algemeen geldende regelen van de tijdsopvolging, met geringe afwijkingen, geheerscht. De sporadisch voorkomende ziekten onderscheiden zich door geene eigenaar- digheden van het gewone dier ziekten, maar volgen in verhouding, beloop, toevallen, gevaar en sterfte al datgene, wat in de andere gewesten en plaatsen van dit koningrijk wordt waargenomen. Van de koortsen komen de Typhus (in alle gedaanten en wijzigingen), de zinking- en rheumatische-, de tusseheiipoozende koortsen en de koorts der kraamvrouwen niet zelden voor. Onder de Ontstekingen zijn die der oogen, der keel, der borst- en buikingewanden de meest voorkomende. De Hydrocephalus acutus en Croup komen te onregelmatig, om ze aan berekening te onderwerpen. Vaak verloopt er een lang tijdvak, zonder dat men deze ziekte ziet of er iets van hoort; terwijl op eenen anderen tijd, gelijktijdig of kort achtereenvolgend, onderscheidene, (ja vele gevallen, mag men zeggen, wanneer men de zeldzaamheid dezer ziekten in aanmerking neemt) voorkomen. Want niet alle ziekten drasren de O namen van dat, wat zij zijn. De reeksen van genezingen , welke aan het geneeskundig publiek van tijd tot tijd worden medegedeeld, wekken gewis bij de meeste practisch ervarene geneesheeren, die het gevaar, dat den waren Hydrocephalus acutus en Croup vergezelt, kennen, een' billijken twijfel aan de echtheid van menig eene waargenomene genezing op. Zinkingaardige en rheumatische aandoeningen van al de slijm en vezelweefsels behooren tot de meest heerschende ziekten. Bloedspuwing en Bloedbrakingen worden niet buitengewoon veelvuldig gezien; Neusbloedingen en Haemorrhagia uteri, zijn, volgens mijne opmerking, meer dan gewoon talrijk. Neuralgiën en andere zenuwaandoenigen, Aamborstigheid, Phthisis, Cardialgia, Dyspepsia, Diarrhaea, Verhardingen der lever, der milt, der alvleeschklier, surrheuse en carcinomateuse ontaarding der long, van den slokdarm, van de maag en alvleeschklier bij mannen, vooral bij dronkaards; bij vrouwen van de borsten en de baarmoeder, meest bij diegenen, welke in de jeugd aan scrophuleuse aandoeningen leden en later buitensporig leefden, venerische besmettingen ondergaan hebben, Waterzuchten , zoowel de algemeene, als de plaatselijke, uit armoede en vochtige woningen geteeld, zijn zeer gewone ziekten, welke jaarlijks een niet gering getal slagtoflers vorderen. Het Delirium tremens, de trouwe gezel der priesters van Bacchus, vindt men hier overvloediglijk gelegenheid waar te nemen en in alle mogelijke gedaanten te leeren kennen. Krankzinnigheid, vallende ziekte, beroerten, ziekten der nieren, de elsabetes mellitus en insipitus schijnen hier in geringere evenredigheid dan in de gewone verhoudingen tot de bevolking voor te komen. Hersenontsteking, de jicht, en de epidemische roode loop worden zeer zelden gezien. De Kolijk, ow-» der de werklieden der hier bestaande loodwitlabriek, komt van tijd tot tijd voor, somwijlen in een kort tijdsbestek verscheidene gevallen, cn dan weder verloopen er jaren, zonder dat zij gezien wordt: een verschijnsel, dat, ten aanzien der langzame metaal-vergiftiging, de oplettendheid tot zich trekt cn tot nasporing opwekt. De i Huidziekten, de getrouwe huisgenooten in hutten der armoede en der ellende, bieden de overvloedigste gelegenheid aan, omdat heir Tan menschelijke plagen, in alle vormen en gedaanten, van nabij te leeren kennen. De meest voorkomende echter zijn de Porrigo, de Eczema, de Psoriasis, de Pityriasis , de Scabies en de Ectima; ook de Lepra graecorum komt jaarlijks voor. De Scheurbuik , de Waterkanker (Noma), de Morbus maculosus haemorrhagicus werlhorri zijn onder den behoeftigen volksstand hier stationair, den eenen tijd talrijker dan den anderen, vooral na langdurige winters, waarin veel gebrek geleden is, en in daarop volgende zeer vochtige voorjaren en zomers. De Scrophulosis in hare eenvoudigere en mildere vormen , zoowel als in hare hoogere ontwikkeling als Tuberculosis , en de Engelsche ziekte (Rachitis) zijn inheemsch en heerschen in alle standen, meer echter onder de behoeftigen dan onder de gegoeden. Van jaar tot jaar breiden zich zich deze ziekten algemeener uitj met toenemende, het leven bedreigende en verwoestende , ongunstige geaardheden. Krommingen van den ruggegraat, Arthrocace, Tabes dorsa„ lis , Tabes mesenteria , scrophuleuse aandoening van het water-, vaat- en klierstelsel, van de ingewanden der borst- en buikholte, meestendeels gepaard met uitputtenden buikloop, zijn de ziekten , welke jaarlijks den kinderlijken leeftijd decimeren. De zoo algemeen verbreide Syphilis, in hare primaire, secundaire en haereditaire vormen, oefent eenen gewigtigen invloed uit op de straks genoemde , zoowel als op alle andere cachexiën ; en met deze ontelbare verbindtenissen en alle mogelijke wijzigingen aangaande , leidt de stelling • dat de toenemende gevaarlijkheid der cachexiën, vooral van die, welke aan den kinderlijken leeftijd eigen zijn, uit gene verbindtenissen, hare oorzaken ontleenen. Onder de heelkundige gebreken zijn de breuken van alle soorten zeer talrijk. Vernaauwingen van de pisbuis; verhardingen van de voorstanderklier, ziekten der pisblaas, vooral hijpertropha en neralgia, ten gevolge van vernaauwingen der pisbuis en verhardingen der voorstanderklier, zijn zeer menigvuldig. Want de mannen zijn hier niet gewoon eene gelofte der kuischheid af te leggen, nog minder dezelve na te leven. De Steen in de pisblaas, in de nieren, en in de galblaas zijn verre van zeldzaam te zijn. Zware heelkundige gebreken, door uitwendige oorzaken ontstaan , mogen hier wel zeldzaam genoemd worden. De arbeid in onze fabrijken stelt de werklieden aan geene gevaren van uitwendige beleedigingen bloot, evenmin de andere takken van bestaan. Men is gewoon hier meer in de lengte dan in de hoogte te bouwen; want men blijft hier gaarne laag bij den grond, hetwelk de ambachtslieden tegen vele gevaren beveiligt. § 25. GENEESKUNDIGE INRIGTINGEN EN WAT DAARMEDE IN BETREKKING STAAT. In de eerste plaats verdient de plaatselijke commissie van geneeskundig toevoorzigt genoemd te worden. Dezelve ontvangt jaarlijks uit stadskas eene toelage van ƒ300. Zij besteedt deze gelden tot bevordering en daarstelling van inrigtingen, strekkende om de uitoefening der genees-, heelen artseneimengkunde te begunstigen, en aan de leerlingen in de genoemde wetenschappelijke kunsten gelegenheid te verschaffen ter oefening. Het reeds tot stand gebragte bestaat: 1. in eene verzameling van heel- en vroedkundige instrumenten ; eene voor geneeskundig gebruik inge. rigte electriseer - machine; en in het plaatsen van twee kistjes, voorzien met de noodige redmiddelen voor drenkelingen, ten gebruike voor alle genees-, heel- en verloskundige personen, ten algemeenen nutte. 2. in eene verzameling van belangrijke plaat- en andere werken, betrekkelijk de genees-, heel-, verlos- en artsenijmengkunde, mede ter dienste van alle hier gevestigde kunstoefenaren. 3. in eene simplicia-kast, voorzien met alle, in de Belgische apotheek voorkomende, eenvoudige geneesmiddelen. 4. de beginselen voor eene verzameling van anatomisch- pathologische praeparaten; en 5. een tuin van geneeskundige gewassen, bevattende thans 376 species, welk getal echter tot 600 zal worden gebragt. Wekelijks is deze tuin, op gezette uren, open, ten gebruike van ieder, die het verlangt, voorname- lijk echter voor de leerlingen in de heel- en ai tsenijmengkunde. In de tweede plaats verdient vermelding) een sedert bijna vijftig jaren bestaan hebbend geneeskundig Leesgezelschap, voor Gouda en den omtrek, met 50 leden; waarin voor eene geringe toelage alle in de Nederduitsche taal uitkomende natuur- en geneeskundige boekwerken en tijdschriften, alsmede eenige Hoogduitsche en Fransche journalen, in bijzondere gevallen ook andere werken, in die talen uitkomende, gelezen worden. Door deze nuttige inrigting zien zich vele kunstoefenaren in staat gesteld, voor eenen geringen prijs, alle uitkomende, tot hunne vakken betrekking hebbende, schriften te leeren kennen, met den tijd voort te gaan, van nieuwe ontdekkingen spoedig kennis te bekomen en ze te kunnen waarderen. Ten derde. Eene Industrie school, door het Departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen opgerigt, waarin ook de op het fabrijkwezen toegepaste Scheikunde doelmatig wordt onderwezen. Ten vierde. De Stadsbibliotheek, waarin onder anderen ook de belangrijkste oude klassieke geneeskundige werken gevonden worden. Voegen wij hierbij een Gymnasium, waarin jonge lieden de gelegenheid vinden, zich voor het Academie-onderwijs voor te bereiden. ERRATA. BI. 4, Reg. 12 v. b. staat smal laag moet zijn smal, lang en laag, en laag. » 5, » 7 v. b. staat » » stand. » 20, » 6 v. o. sanctatis » » sanitatis. » 21 , » 14 v. o. veld » » vilt. » 26, » 13 v. o. voorziet » » te voorzien. » 30, » 3 v. o. wanorde » » armoede. » 31, » 8 v. b. die » » andere. » 31, » 12 v. b. 1838 » » 1840. » 47, » 11 v. o. mudde » » mudden. » 58, » 12 v. b. 5. » » 5,5. » 72, » 11 v. b. uit j> » met » 76, » 10 v. b 16 » 16; 1 met » 77, » 6 v. b. 1 van 46 i > 1 van bijna 5. » 78, » 6 v. b. aamerking » » aanmerking. » 79, » 1 v. b. vernemen » » aannemen. » 80 « 8 v. o. 187 » » 1817. Andere, niet zinstorende feilen gelieve de welwillende Lezer te ver beteren. INHOUD. o p d r a g t. Voorwoord. Inleiding. «segssgg»* Bladz. § 1. Over de gelegenheid der stad . . 1 » 2. De grond, waarop de stad is gebouwd. 3 » 3. Waterwerken en uitwatering. . . 4 » 4. Reinheid en zuivering der stad . . 7 » 5. Geaardheid des volks . . . 10 » 6. De dampkring . .... 20 » 7. Drinkwater en andere dranken . . 24 » » Geestrijke dranken 29 » 8. Spijzen 33 » 9. Middelen van bestaan, arbeid en verdiensten 51 » 10. Bevolking en wat daartoe behoort . 56 Bladz. §11. De strafgevangenis voor vrouwen te gouda 64 » 12. Begrafenis-societeiten, 67 » 13. Weeshuis , . . 68 » 14. Het schoolwezen 70 » 15. De gasthuizen 76 » 16. Armen en armwezen 77 » 17. Geneeskundige dienst 83 » 18. Successie 87 » 19. Gemiddelde leeftijd 90 » 20. Maandelijksche sterfte 91 » 21. Stedelijke belastingen op de eetwaren en de dranken. . . , . . 92 » 22. Langzame ontwikkeling des ligchaams. 94 » 23. Koepok-inenting ........ 96 » 24. Ziekten te gouda 99 » 25. Geneeskundige inrigtingen en wat daarmede in betrekking staat. . 106