BEHANDELING VAN DE ZIEKTEN EN VERZWAKKING DER MANNELIJKE GESLACHTSDEELEN, UITGAANDE YAN HET STANDPUNT DER NATUURGENEESLEER. t VOORLEZINGEN IN DE VEREENIGING VAN DE NATUURGENEESVRIENDEN (liydro-diatetisclion Verein) TE DRESDEN IN FEBRUARIJ 18G4, DOOR Doctor W. AI li INEK T. OOK als -wederlegging van liet over dit onderwerp uitgegeven "boolc van. Doctor LA.' MElïT, onder de titels ,, Zelfbewarin g" en ,, II et z e 1 f b e h o u d." Urij pcrtitnib. Jidc toi, Ic ciel fuidcra. UITGEGETEN VOOR REKENING VAN DEN VERTALER. Gedruist te ZUTPIIEN bij W. J. THIÉ1FE & Cip. ' 1 8 6 4! Prijs f50. ( (7- . Onieine en opengesneden exemplaren -worden niet terug genomen. > A Je melrr die Nalnrwissenschofl sich aufklart, um so ehfacher wird die Heilkunst, um so mehr sc/twindet der Glauhe an die xpecijhche Wunderkroft der Medicamenle, und um so mehr lernt man die Lehenskruft selhst ah den tcahren Arzt kennen. Dr. KLENCKE. Physische Lcbeiiskunst. BEHANDELING VAN DE ZIEKTEN EN VERZWAKKING DER MANNELIJKE GESLACHTSDEELEN, UITGAANDE VAN HET STANDPUNT DER NATUURGENEESLEER. VOORLEZINGEN IN BE YEREENIGING VAN BE NATUURGENEESTRIENBEN (hydro-diatetischen Yerein) TE BRESBEN IN PEBRUARIJ 1864, DOOK, Doctor W. MEINERT. OOK als wederlegging van liet over dit onderwerp uitgegeven "boeit van Doctor LA' MEET, onder de titels „Zei f ta e w a r i n g" en ,, H et zelfbehou d." 11 rij titrtitnlb. Aidc toi, le ciel Vaidera. GEDRUKT YOOR REKENING VAN DEN VERTALER. ZUTPHEN> W. J. THIEME& Ci#. 1 8 64. Prijs f —,5Ü. 1. * v.,f \ VA annerr deze vertaling te wenschen mogt overlaten , dan ral dc aandachtige lezer echter al spoedig ontwaren dat het hier reel meer aankomt op de buitengewone belangrijkheid der zaak en tevens daarbij bedeaken dat de Iloogeschool , niet eigenlijk gezondheid wachters, ▼eel eer gezondheid verstoorders (vaccine) of wel ouderwetsche gencesheeren vormt of tracht te vormen (Medici non fiunt sed nascuntur); de alzoo kostbaar en kostelijk gepromoveerden onmogelijk —op weinig uitzonderingen na — waarschuwende boeken kunnen uitgeven of als gezondheid wachter# optreden , zoolang het pullicum hun niet meer algemeen hun bestaan door eene jaarwedde verzekert. Reden waarom men deze vertaling aan eenen leek te danken heeft. Geëerde He er en! De tegenwoordige voordragt is bestemd u zoowel de verschillende zienswijzen der allophathische en homóopathische geneeskunde van de eene als der natuurgeneesleer van de andere zijde op dit gebied in liet algemeen voor te stellen, als ook in het bijzonder de grondstellingen der laatste met betrekking tot de behandeling der geslachtsziekten van het mannelijke ligchaam. Tot het doel eener voordragt moet vooral de meer principielle voorstelling der te behandelen stof voldoende zijn, en is het natuurlijk hier niet mogelijk, zoo als het in het enkele geval noodig is, op individualiteiten in te gaan. Overigens is deze voordragt, welke onze vereeniging eigenlijk eerst aan het slot harer wintervoordragten wilde doen houden, thans reeds tot eene noodzakelijkheid voor ons geworden door het uitkomen eener letterkundige verschijning, waarvan ik eerst met weinige woorden gewag moet maken. In het algemeen denk ik echter, mijne voordragt in twee afdeelingen ie splitsen, waarvan de eerste de zelfbevlekking met hare gevolgen , en de buitensporigheid der geslachtsdrift in het algemeen, de tweede echter de syphilitische ziekten behandelt, en elk de therapie in het algemeen omvatten zal. Niet onbekend zal u eene in den laatsten tijd niet alleen in de Dresdensche krant, maar bijna in alle Duitsche bladen voorkomende annonce gebleven zijn — schijnbaar uitgaande van een genezene — , welke de aanschaffing van een boek aanbeveelt, dat den titel voert: //Dr. La' Mn ut , de ,/zelfbewaring". Daar dit boek (de Hoogduitsche uitgave) naar den aard en de wijze, waarop liet aangekondigd werd, tot de verdenking aanleiding moest geven dat daarbij meer eene winstberekening lieerschte dan wel bet menselilievend doel nuttig te zijn, zoo vonden wij ons tot het voorafgaande onderzoek van dit boek aangespoord , en zonder twijfel heeft zich die verdenking ook meer of minder bevestigd. Het betreffende boek, dat mogelijkerwijze vroeger eens in Engeland verschenen is, n. 1. wanneer het werkelijk een Engelschen vervaardiger heeft, is in zij» geheel zeer goed bewerkt, en bevat in zijn waarschijnlijk oorspronkehjken tekst eene zeer gepaste en aanwendingswaardige raadgeving. Maar er is in 1850 reeds eenmaal gebruik van gemaakt tot eene dergelijke (niet enkel letterkundige) winstberekening, toen het onder den titel verscheen : ,/ Laurentius, de persoonlijke bewaring". Thans heeft men het weer voor den dag gehaald onder een ander opschrift. Of ook de naam van den Leipziger uitgever veranderd is, dat is mij tot hiertoe onbekend. liet boek is nu, even als reeds in 1850 , zoo ook thans met bijvoegsels voorzien geworden, die openlijk het doel hebben niet zoo zeer de eigenlijke physiologische en pathologische, ook therapeutische leer , betrekkelijk den aard en de genezing der mannelijke geslachtsziekten te verbreiden , dan wel een daarachter staanden geneesheer of apotheker eene bron tot het leveren van zekere geneesmiddelen te verschaffen. Daar wij (de vereeniging van natuurgeneesvrienden) echter van het standpunt der natuurgeneeskunde eene behandeling met artsenijen bij ziekelijke aandoening van de geslachtsdeelen over het algemeen niet billijken kunnen, nog veel minder echter medicinale beurzensnijderij rustig mogen aanzien , zoo vonden wij ons dubbeld aangespoord tegen het gemelde boek op te treden en de bedoelde voordragt over deze aangelegenheid, thans reeds te houden 1). Voor dat ik tot het onderwerp zelf overga, is het noodzakelijk, dat ik eerst eenige algemeene verschillen, welke tusschen de allopathische geneeskunde en de natuurgeneesleer, niet enkel met betrekking tot de opvatting der ziekten in de geslachtsdeelen, en met betrekking tot hare behandeling, maar in 't algemeen bestaan , voorop stel, omdat anders niet te verwachten is dat mijne voordragt de werking uitoefent, die wij ons van haar op u beloven. Deze algemeene verschillen tusschen de allopathische geneeskunde en de natuurgeneesleer woiden geheel en al door de aanhangers der allopathie, ten minste voor het grootste gedeelte, ontkend. Deze heeren zeggen tot ons : // al de middelen , waarvan gij u bedient, komen ook in onzen geneesschat voor en uwe middelen zijn derhalve slechts een deel der 1) Aanmerking: Overigens is het zoogenaamde La' Mert'sche boek volstrekt niet het eenige , dat met het doel der afzetterij van de door geslachtelijke kwalen nedergebogenen door nietswaardige speculanten in de wereld uitgebazuind wordt; zoo waarschuwen wij b. v. ook voor het » Het herstel van het verzwakte zenuwstelsel of de grondige genezing van alle gevolgen der geheime zonden der jeugd en der uitspatting" veel belovende boek door Dr. R. Richard. Ook dit boek bevat wel is waar veel wetenswaardigs , en wie zich voor de verleiding wacht, de uitnoodiging daarin ter behandeling naar de bijzondere middelen des uitgevers te volgen , kan menige raadgeving van gewigtigen aard daaruit putten. Maar ook zijn hoofddoel is speculation op de gaarne geopende geldbeurzen van die lijdenden. Tot dezelfde soort behoort verder het hier en elders veelvuldig aangekondigde boek : » De mensch en zijn zelfbehoud door Dr. Rob. Smith (naar een zoogenaamd beroemd Engelsch origineel uitgegeven). Al zulke , op soortgelijke geneesmiddelen rustende letterkundige voortbrengsels moge hij , die zijn ligchaam voor het vervolg lief heeft , oningezien laten en den uitroep van Virgilius gedachtig blijven: Incidit in Scyllamqui vult vitare Charibdim, d. i. Hij schuwde den regen en viel in de sloot. algemeene geneeskunde, zij treden niet als iets bijzonders en iets nieuws te voorschijn". Nu , daarop kan men ja en neen zeggen. Ik geloof echter, dat gij, geëerde hoorders, mij gelijk zult geven, als ik beweer, dat do natuurgeneeskunde dan toch eene totale hervorming der allopathische geneeskunde is. Want wil men zelis eenmaal daarvan afzien, dat de natuurgeneeskunde zich met de behandeling door geneesmiddelen, 't geen immers de hoofdgrondslag der oude geneeskunde uitmaakt, volstrekt niet bezig houdt, zoo zijn er anders nog zoo vele verschillen tusschen beide rigtingen , dat hunne ontkenning een even nutteloos streven is, als b. \. bij een twist tusschen een' protestant en een katholiek, die anders vrienden zijn, de katholiek beweren wilde, dat, daar beide uitmuntende maatschappijen zich van den bijbel als leerstelligen grondslag bedienen, beide ook eene en dezelfde heilleer, een' en dezelfden maatschappelijken vorm hebben en daarstellen konden en moesten; iedereen zou dit ontkennen en zeggen: ,/dat is toch niet zoo' . — Of wanneer de leermeester van den ouden stijl tot den gymnastischen opvoeder wilde zeggen: ,/Uw leerstelsel is niets anders dan 't geen wij ook al lang in het oog gehad hebben ■ al hebben wij het ook niet ten uitvoer gebragt, zoo zult gij hem zeker geen gelijk geven, maar erkennen, dat de gymnastische opvoeding, wanneer zij geheel en al tot uitvoering zal gekomen zijn, het oude onderrigt bijna geheel en al omverwerpen moet. Dergelijke beweringen, dat het oude hetzelfde is als liet nieuwe, vindt men dikwijls ook bij de vrienden van het oude onderrigt bij het krijgsvolk tegenover het nieuwe stelsel. Beide bedoelen — en dat is zeer juist — de verdediging des vaderlands; maar men zal niet kunnen zeggen, dat bij beide eene gelijke verdedigingswijze en verdedigingskracht voorhanden is. En zoo is het eindelijk ook met de alleenheersehing (monarchie) en den grondwettigen regeringsvorm; w at zijn zij toch, hoewel schijnbaar hetzelfde beoogende, van elkander verschillend! Eene dergelijke verhouding vindt nu plaats tusschen de natuurgeneesleer en de allopathische geneeskunde! "W anneer en waar er iets voor het ligchaam en zijne gezondheid te doen is mijne Heeren , zoo heeft de geneeskunde in het algemeen drie dingen op te merken : /ij moet vooreerst de kwalen weten voor te komen, ProphyJaxis weten te beoefenen; zij heeft ten tweede te diagnostieken, d. i. den aard der bétreffende kwaal te onderzoeken, haren zetel, hare oorzaak, enz. uit te vorschen , en ten derde te therapiren of te genezen. Nu is het zeker, dat wat het tweede n. 1. dat der diagnose , betreft, de allopathische geneeskunde sedert ongeveer twintig jaren buitengewone vorderingen gemaakt heeft, dat vooral de natuurkundige diagnosülc eene hoogte bereikt heeft, die verbazing verwekt, en die van oneindige waarde voor de wetenschap is. Wij hebben aan deze natuurkundige diagnostik eene hedendaagsche kennis te danken der ziekelijke toestanden van het strottenhoofd , van de borstorganen en van de organen der buikholte reeds bij het leven van den lijder, die bijna aan liet ongeloofelijke grenst. Maar, mijne Ileeren, wat nut doet alle juiste kennis, wat al liet uitmuntende diagnosticiren van het ziek zijn, wanneer men de bedoelde ziektevormen niet voorkomen, en ze ook niet zeker genezen kan ? Op het gebied der prophylaxis en der therapie biedt daarentegen de natuurgeneeskunde moedig het hoofd aan de oude geneeskunde. De ftrophylaxis bestaat daarin dat men ziekten tracht en weet te verhoeden. Wat heeft dan echter in dit opzigt de oude geneesmethode bereikt? Kunnen wij eenigermate zeggen, dat de ziekten aan het afnemen zijn, of hebben zij zich niet juist integendeel se- dert en met de volmaking der allopathische geneeskunde op haar natuurkundig diagnostisch gebied, vermeerderd? Ja, mijne Heeren, dat is zoo, en dat kan slechts aan de gebrekkige prophylaxis der oude geneesmethode toegeschreven worden ! Ik bid u, wat doet zij om ziekten te verhoeden P Zorgt zij eenigzins daarvoor, dat de mensch in- en uitwendig zich voor prikkelingen en verzwakkingen bewaart, die hoofdzakelijk de grond zijn tot de ongehoordste, de overhand nemende chronische ziekten van den tegenwoordigen tijd ? Ziet gij op eenigerlei wijze, wat het eerste aanbelangt, dat de oude geneeskunde daarop werkt, jongelingen en mannen, vrouwen en meisjes, oud of jong te bewaren voor inwendige overprikkelingen, die deels in de heete spijzen en dranken, in krachtig voedsel met specerij • of alcohol vermengd, deels in de overmatige veelheid van het genotene, bestaan ? Neen, in het algemeen laat zich volstrekt niet beweren, dat de oude geneeskunde in dit opzigt zich die verdiensten verworven heeft, welke men van haar verwachten moest; integendeel, zij heeft het door hare blinde aanbeveling van het „ vleesch diëet," van het „ gebruik van bier" vooral van de zoogenaamde ,/ krachtige voeding'' zoover gebragt, dat longziekten en ziekelijke aandoeningen der lucht- en spijskanalen, dat gastrisch-chronische toestanden, namelijk het lijden aan aanbeijen, zich op eene verschrikkelijke wijze verspreid hebben. Evenzoo min heeft de prophylaxis der oude geneeskunde er op gewerkt, dat de menschen uitwendig ten minste voor een gedeelte deze nadeelen , welke zij zich door hunne inwendige prikkelingen op den hals halen, weder goed maken. Want deze inwendige prikkelingen voeren als gemeenschappelijk einddoel het bederf van het bloed met zich, dewijl eenzijdige, naar binnen overheerschende bloedsomloop en tengevolge daarvan ein- delijk zoogenaamde congestie- toestanden daardoor veroorzaakt worden. De bloedloop der uitwendige huid en van het beneden]igchaam krimpt bij den eenzijdigen inwendigen drang der onderlijfszenuwen en de zich daar bevindende vaten eindelijk ineen, en zijn niet meer in staat den noodigen voorraad bloed aan te voelen , welke het huidstelsel en de onderdeelen van het ligchaam geschikt maken tot de vereischte verrigtingen. En zoo ontstaat de zwakte van de uitwendige huid, de gevoeligheid en het onvermogen tegenstand te bieden tegen de invloeden van het weder , daardoor echter in terugwerking weer de algemeene rheumatiscke gevoeligheid en het ontstaan eener menigte van ziekten bij elke geringe afwisseling van het weder , waardoor vooral onze tegenwoordige tijd zoo gekenmerkt is. Doet nu de allopathische geneeskunde in dit opzigt haren pligt? Oefent zij door op de versterking der huid te werken de prophylaxis uit P Wat doet zij dan ? Behoedt zij eenigermate door hare raadgeving den jongen man, zich uitwendig te verweekelijken, door hem te vermanen zich niet slechts in voldoende koeler kamerlucht (15 graden) op te houden, maar zich ook op eene koelere (vederlooze) slaapwijze dan het grootendeels nog geschiedt, te beijveren en zich met kledingstukken (vooral met pelzen in den winter) niet te overladen, namelijk bij het gaan? Eischt zij hem eenigermate op, meer de koele dan de warme baden te huldigen ? Neen, dat doet zij niet! Wij leven hier (in Dresden) b. v. in eene stad, die zulk een heerlijken vloed bezit, de Elbe. Maar tot schande van Dresden moeten wij het zeggen, dat deze rivier door de meeste geneesheeren op de allergebrekkigste wijze ten nutte gemaakt wordt. Dresden telt 130,000 inwoners, en hoevele baden er zich dan des zomers ongeveer in de Elbe? Naauwelijks '3000. Mijne Heeren, dat is dan toch geene prophy- laxis wanneer men zich eene rivier, als de Elbe, niet beter ten nutte weet te maken, wanneer het geneeskundig genootschap bij de magtsgesteldheid, die zij inneemt, want zij is immers de tweede magt in den staat, die zeer grooten invloed uitoefent — niet vermag, de staats- en stads-overheden , daartoe te bewegen , dat zij de door de natuur zoo heerlijk aangeboden gelegenheid tot nut doet zijn voor oud en jong, arm en rijk P! En wat doet op eenigerlei wijze, de oude geneeskunst, om baden in te voeren, die ook in den winter zeer vele menschen de noodige huidverpleging zoude kunnen verschaflen ? Hebben wij eenigzins gezien , dat door onze geneeslieeren het inrigten van groote , ruime dampbaden of irisc/i- romeinsche baden, zoo als die waarover andere landen zich verheugen, bewerkstelligd geworden is. Neen integendeel, wij zien, dat onze oude baden, dit gedenkteeken der middeleeuwen (dat te gelijkertijd zijn oorsprong vond als in alle overige Duitsche steden, dergelijke inrigtingen tegen het verspieiden der schurft opgerigt werden) — wij zien, dat dit laatste gedenkteeken der vroegere huidverpleging verdwijnt. En het verdwijnt niet zoo zeer, om voor een beter etablissement plaats te maken, neen, deze gewigtige plaats wordt aan de industrie, aan het winstbejag overgelaten, ik heb ten minste niet gehoord, dat hier ter plaatse of ergens anders het bestuur op het oog had een beter, overeenkomstig den tijd , ruim prophylalctisch bad op te rigten. Echter zoo als op het gebied der prophijlaxis zoo is het ook op het gebied der therapie. Ook daar kan men volstrekt niet zeggen, dat de oude geneeskunde groote vorderingen gemaakt heeft; dat toont juist de behandeling der ziekten zoo van acuten, als chronischen aard. De gewoonte sedert eeuwen bij de oude geneeskunde, om artsenijen n. 1. meer of min vreemdsoortige stoffen tot genezing aan te wenden, is in de hoofdzaak hetzelfde gebleven, de oude therapie geneest nog in denzelfden wetteloozen stijl als eertijds; zij brengt stoffen in het ligchaam, welke gelukkigerwijze meest slechts in de Biaag en in het darmkanaal meer of minder omwenteling aanrigten, waardoor ziekelijke verschijnselen in andere ligchaamsdeelen somtijds eene tijdelijke meer onderdrukte stemming ondervinden, omdat tusschen alle bijzondere ligchaamsdeelen eene verhouding zoo wel der afhankelijkheid, als der tegenstelling bestaat, welke het medebrengt, dat door herstelling van eene prikkeling in het eene ligcliaamsdeel (zoo als hier in de maag en het darmkanaal) de prikkeling in een ander deel nu en dan onderdrukt (schijnbaar opgeheven) wordt. Langzamerhand verstompt echter de prikkelbaarheid van het eerste ligchaamsdeel — van de maag en het darmkanaal, — d. i. hunne zenuwen zijn verlamd, zij het nu dat zij verstompt zijn voor één geneesmiddel of in het algemeen voor alle artsenij en dan treedt het oorspronkelijke lijden, zoo niet ook een tweede en derde door het benadeelen der zenuwen in de verteringswerktuigen gegrond, weder te voorschijn. Zoodra zich dit echter openbaart, komt de voorstander van het oude geneesstelsel met nieuwe nog sterker middelen, en zoo gaat het voort, tot dat van zenuwkracht niet veel overblijft en tot dat de bloedloop geheel en al van streek geraakt is. Dit is dan door de allopathie in het geheel niet, echter ook dikwijls zeer moeijelijk nog door de natuurgeneeskunde weder in orde te brengen. Ik verzoek u, mijne Heeren , deze woorden intusschen in gedachten te willen houden; wij komen op hare eigenlijke beteekenis later terug, waar het geldt, de werkingen der artsenijen bij de geslachtsziekten nader te beschouwen. Intusschen heeft de natuurgeneeskunde zich beijverd, en het is haar gelukt, theoriën, op ervaring gegrond, op te stellen, die ten opzigte van het genezen eene betere toekomst beloven. Ware zij zoo gelukkig zulk eene stelling in te nemen als de allopathie, ware liet haar vergund in de openbare ziekenhuizen in te gaan, eenen leerstoel te bekomen aan de hoogescholen, eene stem bij het hoogste geneeskundig bestuur des lands of der landen te hebben , dan , mijne Heeren , geloof ik niet te veel te verzekeren, — zou het met de ligchamelijke toekomst der menschheid in het algemeen zeker beter staan ! Nu meer bijzonder tot ons onderwerp overgaande, zoo veroorloof ik mij hetzelve in twee deelen te splitsen. W ij hebben aan den eenen kant te doen met die gevolgen van geslachtsverrigting welke zonder aansteking , zonder syphilu voorkomen, en aan den anderen kant met zulke, die door aansteking voortgebragt zijn. Ik reken tot de laatste ook de onwillekeurige zaadvloeijing, ofschoon zij naar het bijna overeenstemmend oordeel der geneeskundige wereld niet tot de aanstekende ziekten , gerekend kan worden. Wij zullen ons dus in de tweede afdeeling met de eigenlijke syphilitische ziekten met insluiting der zaadvloeijing bezig houden , maar in de eerste afdeeling wil ik die toestanden aanvoeren, welke voorkomen, deels uit zelfbevlekking, deels uit onmatige bijslaap. Het mag doelmatig zijn als wij vooreerst kortelijk onze aandacht vestigen op het zamenstel (construction) van de mannelijke geslachtsdeelen. Ik wil u juist niet met de lange anatomisc/i-physiolor/ische verklaringen lastig vallen, dat zoude ons te ver leiden, want om slechts de kliervorming van de ballen te beschrijven zoude naauwelijks eene avond-spreekbeurt voldoende zijn, althans wanneer men het op eene waardige wetenschappelijke wijze wilde doen. TV ij moeten de geslachtswerktuigen, wanneer wij ook nog zoo algemeen willen te werk gaan, naar twee rigtingen beoordeelen. Yooreerst naar de bereiding, ten tweede naar de wijze van uitstooting van het zaad. Al naar mate deze beide rigtingen, scheiden zich derhalve de mannelijke geslachtsdeelen (organe) in twee groepen. De hoofdwerktuigen (organe) welke het zaad uitvoeren naar het oord van zijne bestemming (de vrouwelijke scheede) bestaan in de mannelijke roede, de voorraadskameren van het zaad en de zaadblaasjes. Over de zamenstelling van het mannelijk lid behoef ik hier niet verder uit te wijden. Enz. , Van den anderen kant beschouwd, moeten wij onze aandacht wijden aan die deelen welke het zaad bereiden. Dat zijn — behalve de weldra nader te bespreken aanen afvoerende bloedvaten en zenuwen —• de ballen, welke een dubbeld klierachtig organ in de aan de wortels van de roede aangehangde klootzak (Scrotum) vormen en de eigenlijke bereidingswerktuigen van het mannelijke zaad zijn. Hunne vorming is buitengewoon kunstig en ingewikkeld [complex), zonder een vergrooteude maatstaf met het vergrootglas, bij het ontleden van het lijk, niet behoorlijk te onderscheiden. Nadat de betreffende bloedvaten (want zoo als al het andere aan en in het ligchaam uit bloed gevormd wordt, zoo ook het zaad) in de ballen ingetreden zijn, verdeelen deze adertjes zich in geheel kleine vaatjes en vormen, zoogezegd, in elk der ballen een kluwen die ieder uit 100—250 afdeelingen van kleine buisjes bestaat. Enz. Gij kunt derhalve wel denken dat bij de geringste uitgebreidheid van eene klier der ballen, eene verbaasde fijnheid daartoe behoort, wanneer meer dan .duizend ellen lengte daarin te zamen gevoegd kunnen zijn. Gij kunt u dan zeker ook verbeelden welk eene oneindige zorg de natuur noodig geacht heeft aan te wenden om het zaad te vormen en hoe het, van deze gunstige omstandigheden zelfs op al de zoogenaamde zinnelijke verrigtingen te gelijk. Mijne Heeren, het zal u nu wel duidelijk wezen hoe deze te verklaren zijn , maar het is noodzakelijk , voor wij ons tot het genezen daarvan wenden, te onderzoeken of er middelen zijn en welke, om de kwaal van meet af aan het hoofd te bieden of, met andere woorden, het is noodig dat wij ons eerst op het hier aangewezen prophylalcti&che gebied begeven. Het is voor de betreflenden zei ven, echter ook voor ouders en opvoeders, van het grootste gewigt te vernemen op welk eene wijze men zicli of wel zijne onderhoorigen voor de treurige gevolgen der zelfbevlekking en van den buitensporigen bijslaap kan behoeden, zoowel met betrekking tot het huisselijke leven als met betrekking tot den staat. Zelfs de allopatliscJe geneeskunde heeft in ditopzigfc d. i. van den kant der beroemdste doctoren gedeeltelijk reeds voortreffelijke raadgevingen bij de hand, welke wij echter toch niet als voldoende kunnen erkennen, ofschoon het ons niet behoeft te beletten dezelven zoover mogelijk te huldigen. De voornaamsten dezer doctoren namelijk komen daarin overeen dat het eerste voorbehoedsel tegen deze kwaal bestaat in behoorlijk onderrigt en waarschuwing. Het is in der daad een oude strijd tusschen de leermeesters en de doctoren of men kinderen of jonge lieden op veertienjarigen leeftijd met de aangelegenheden, de inrigting en de bestemming van de geslachtsdeelen wel vermag en durft bekend te maken. ])g doctor deelt in dit opzigt geheel niet de meening van den leermeester dat zulks gevaarlijk is of zoude zijn, integendeel, zegt de doctor, nhet onderrigt, de bekendmaking met die aangelegenheid is het allereerste waarmede men zich moet bezig houden, want het is eene uitgemaakte zaak, dat niet zelden, althans in den aanvang de zelfbevlekking in onschuld en door onbe- 2 kendkeid met de gevolgen, bedreven wordt. Alleen dan wanneer iemand weet dat hij zijn ligchaam benadeelt en zelf reeds een voorgevoel heeft van de kwade gevolgen, kan men hem beschuldigen en ook verwachten dat hij terugkeeren zal/' Daarmede stemmen de Natuurgeneesheeren volkomen overeen, want met halve woorden en oppervlakkige fluweelen vermaningen is hier niets uit te rigten. Men moet met de kinderen haarklein daarover spreken- de jongens, al zijn zij ook nog jong, niet bij vrouwelijke dienstboden doen slapen , en wanneer dan de voorzigtigheidsmaatregelen, door de natuurgeneeskunde aangegeven, in acht genomen worden, dan heeft het niet het geringste gevaar wanneer ook de leermeester uitroept ,, dat de jihantasie der kinderen door het onder rigt juist zou worden aangeprikkeld." Neen, de ondervinding leert dat door het geheimzinnige in deze zaak de phantasie veel meer aangeprikkeld wordt, en dat een klaar inzigt veel minder gevaarlijk is dan' een duister vermoeden (das Ahien). "V oorts zeggen de allopathische doctoren, en wij stemmen ook daarin overeen, dat het volstrekt noodzakelijk is de jongelingen niet slechts naauwkeurig gade te slaan, maar ook hunne bezigheden, zoowel ligchamelijke als geestelijke, voor den geheelen dag te regelen, hun veel beweging te doen nemen, gymnaslique te doen beoefenen en vooral de ligging en slaapplaats, die strikt horizontal zijn moet, in acht te nemen. En zoo zijn er bij de allopathische geneeskunde vele voortreffelijke raadslagen, die daarop doelen de kwade pralctyh te voorkomen en wij stemmen daarmede wel overeen en erkennen het goede en noodzakelijke daarvan, ofschoon wij wat de gymnastique en het te paard rijden betreft de grootste voorzigtighcid moeten aanraden, voor zooverre door wrijving der geslachtsdeel en de gekomen is); in dit geval zouden zich echter en zeker de belangrijke en herhaalde uitwendige inwrijving van kwik bij de betreflende personen gedurende hun leven vertoonen, en toch zoude het ook hier, daar de teedere gesteldheid van de zweetklieren in de uitwendige huid een doorzweetende gang ook van de allerfijnst gewrevene kwikzilverdeeltjes in de Cappillaren van de bloedvaten ook niet denkbaar zijn en ten slotte weder uitloopen op eene doorzijpeling (Senkung) derhalve op phjsikalische geenszins chemische indringing. Neen mijne Ileeren, de werking van het kwikzilver waar die zich , zoo als helaas niet te ontkennen is , doet gelden , is met anders dan door aanraking met de zenuwen , het zij dan van het verteringskanaal, als het inwendig geschiedt, of van de huid als het uitwendig geschiedt, verklaarbaar, en zullen wij dit in het tweede gedeelte van mijne voordragt nog nader beschouwen. Maar — moogt gij vragen — zullen dan ook die soort van middelen, welke bijzonder (specific) b. v. op de nieren en op eene aanzienlijker pisvloeijing werken of ook zweetdrijvend of tot bevrediging in de ademhalingswerktuigen van invloed zijn , zoo als b. v. in het laatste geval de levertraan, het malzextract enz., zal de werking dezer zoo zeer erkende Specifica' ook slechts van het verteringskanaal uitgaan? Zonder twijfel mijne Ileeren, en wel zeer zeker, zoodra deze middelen uit stoffen bestaan welke met betrekking tot de voeding van ons ligchaam als vreemdelingen (heterogén) moeten worden betracht. Het is wel begrijpelijk dat het den onkundigen zeer waarschijnlijk voorkomt dat de werking b. v. van de pisdrijvende middelen (diuretica) tegenover de zweetdrijvende middelen (diaphoreticis) van welke de eerste in de nieren, de laatste geheel tegenovergesteld — in de uitwendige huid zich werkzaam toonen, niet in de inaag en in de verte- ïingsgangetjes over 't algemeen gezoclit kunnen worden. En toch is het maar niet anders mijne Heeren en voor de beide soorten van artsenijmiddelen, wanneer die uit vreemde stoffen bestaan is eveneens de inwendige zenuwvlakte der slijmvliezen van de verteringsgangetjes alleen de oorzaak van de werking. Van de pisdrijvende middelen behooren wel is waar nagenoeg de meeste tot de van ons meer of minder gewoonlijk gebruikte voedingsstoffen en staan derhalve in een veel engere verhouding als de diaphoretica tot ons werktuig of ligehaam (Organismus), zoodat zij werkelijk verteerd en gedeeltelijk in bloed en in ligchaains-zelfstandigheden geconverteerd worden, waarbij zij echter , daar zij grootendeels van zeer waterachtigcn aard zijn, daarom zoo als ook uithoofde van hunne meerdere gehalte aan zoutdeelen dan onze gewone voedingsmiddelen , prikkelender op de klieren in het algemeen en derhalve op de groote klieren van de nieren in het bijzonder werken en er dus eene rijkelijke afscheiding uit het bloed door laatstgenoemde veroorzaakt wordt. Hoe meer echter een diapkorelicum, in zijn chemischen zamenhang zich van de voor ons verteerbaar — en toeeigenende stoffen verwijdert , en dus, het zij of door ons niet genotcne dierlijke zelfstandigheden (b. v. Spaansche vliegen) of tot de ons evenzoo vreemdsoortige narcotische plantenstoffen (b. v. ColcJiicum) of vergiften of delfstoffelijke behoorden , des te minder zal eene, na het innemen van het middel, vermeerderde pisloozing , den overgang van het middel in het bloed aan eene daardoor veroorzaakt regtstreeksche prikkeling der nieren tot grootere werkzaamheid toe te schrijven zijn , maar men zal de verschijning van vermeerderde behoefte aan waterloozing, na het gebruik van een zoodanig middel door zijne prikkelende inwerking het eerst op de verteringszenuwen en van deze consensuel en onder aanprikkeling schouwen waarmede de Natuurgeneesleer de gevolgen van de zelfbevlekking en van den onmatigen bijslaap, n. 1. de ontstane verstoringen van het zennwleven en van den omloop des bloeds, op te heffen en te genezen of (in zeer slimme gevallen) althans te verzachten en te lenigen in staat is. Yan de gezondheidsregelen (diatetik) in beperkten zin, welke hier in aanmerking komen, heb ik reeds vroeger aangetoond, dat het daarop aankomt alle inwendige prikkel te vermijden en zich te onthouden van alle zoowel heete als zeer koude, gekruide, sterk gezouten, zure en gerookte spijzen en dranken, echter ook van zulke voedingszelfstandigheden welke veel bloed en wel een zoodanig bloed kweeken, dat ligtelijk de zenuwen overmatig prikkelt. Waar zich zenuwen in een' toestand van overprikkeling bevinden en waar van den anderen kant de bloedgangetjes door het gansche ligchaam niet volkomen (normal) gevuld zijn en hunne pligt der afscheiding en ook der lucht-inademing niet uitoefenen , daar ter plaatse wordt zoomin prikkelend als veel bloed gevonden. Daar kunnen integendeel de kwalen, veroorzaakt door overprikkeling der zenuwen en van den eenzijdigen bloedaandrang slechts erger daarmede gemaakt worden. De verzwakte lijder die aan overprikkeling, aan onwillekeurige zaadvloeijing en aan andere bovengenoemde verstoringen onderworpen is, zal zich veel eerder en vooral moeten bevlijtigen tot de grootste matigheid in eten en drinken, hij zal goed doen liever dikmaals iets, als de maag daartoe aanspoort, dan veel op eenmaal te nuttigen. Des morgens tot ontbijt zal hij kunnen kiezen tusschen dikke broodsoep of melk, oudbakken witbrood of, als overgangsmiddel, melk niet koffij, niet echter koflij met melk ; des middags moet hij groente genieten, maar liever geene linsen, erwten en boonen; voorts gestoofde vruchten, niet echter vet of warm gebak. Het vleesch eten moet zooals reeds bovengemeld gansch vermeden worden, nadat men van 't begin der geneesbehandeling van lieverlede tot de geheele onthouding is overgegaan. De goede gevolgen van de ganschelijke onthouding van vleesch laten in zoodanige gevallen nooit lang op zich wachten, zoodat hij die naar genezing streeft, met moed en kracht (Energie) moet trachten spoedig de zege over het vleeschgebruik te behalen. Onder de dranken welke als eene ware behoefte bij zwakken kunnen worden genomen, staat natuurlijk het frissche bronwater boven aan, daar het naast bijkomende, de frissche melk; wijn n. 1. met water vermengd, kan in tijden van groote zwakte matig genoten worden bij een stuk oudbakken brood of tweebak; van bier zijn de zware bieren verboden en kan alleen een eenvoudig ligt bier toegestaan worden. Het genieten van spijzen en dranken moet vroegtijdig, althans twee of drie uren voor het naar bed gaan afgeloopen zijn ; hoe meer dit geschiedt en opgevolgd wordt en hoe minder daardoor gedurende den nacht aandrang tot waterloozing ontstaat, des te rustiger zal de slaap, des te minder de verbeeldingskracht (P/tantasie) opgewekt en des te matiger de prikkeling der geslachtszenuwen zijn. Wat de spijzen nog betreft, zoo moeten des avonds slechts verkoelende genoten worden, als frissche vruchten of gestoofde pruimen enz.; maar ook over het geheel kan men deze lijders, zoo als eigenlijk alle zieken (ook chronische lijders), de koele spijzen niet genoeg aanbevelen. Evenzoo het vermijden van het rooken van tabak. Dit voortbrengsel brengt schade, zoowel wegens de heete prikkel, als van de bestanddeelen van den tabak en van de bijtende saus waarin die bladen tot gebruik gedompeld worden en veel meer schaden dan men gewoonlijk vooronderstelt of opmerkt; vooral des avonds moet het streng vermeden worden. Wij komen nu tot den slaap van deze soort lijders en moeten onderzoeken wat hun daarbij nuttig of wel noodzakelijk is. Het bed mijne Heeren of de wijze van slaapinrigting is van het grootste gewigt, zoowel tot het voorkomen van ziekten als tot het weder gezondmaken van alle menschen. Ik zie geene kans aan iemand zijne gezondheid te waarborgen of ze hem weder te geven, wanneer ik weet dat hij in of onder vederbedden gewoon is te slapen. De vederen hebben niet slechts uit dien hoofde dat zij de bloedwarmte, de uitwaseming in hare uitstooting al te zeer stremmen eenen prikkelenden invloed op het zenuwleven en zijn reeds derhalve voor degenen die met overprikkeling van de geslaclitsdeelen behebt zijn, een waar vergift; maar zij maken ook klaarblijkelijk het bloed slechter, naardien zij de huid noodzaken eensdeels tot de wederinzuiging van de gedurende den nacht uitgestootene stoffen, anderdeels de huid door overmaat van warmte verzwakken , tot genoegzame uitstooting van stoffen meer en meer onwerkzaam maken en alzoo de bloedzuivering verhinderen. Maar het is welligt ook niet onmogelijk dat zich door onze warmte bestauddeelen van die vederen afscheiden en in het bloed worden opgenomen en daardoor bijdragen tot die onaangename prikkel in het zenuwleven, welke men, in vederbedden slapende, meer dan men wel opmerkt ondervindt. Waarschuwen moet ik allen die met overprikkeling in de geslaehtsdeelen behebt zijn tegen de vederbedden en aanraden dat zij zich daarvan zoo spoedig mogelijk, al ware het dan ook van lieverlede, ontdoen en dezelve door matrassen vervangen. Dit is een der eerste voorwaarden van de natuurgeneesbehandeling om te kunnen genezen. 3* Niet minder loopt met betrekking tot de kleederdragt ons geneesstreven daarop uit, om zoo mogelijk den lijder te beduiden de onmatig warme kleeding spoedig door eene ligtere te doen vervangen. Edoch moet dit ons streven al dadelijk vergezeld gaan van andere voorzorgen n. 1. liet versterken der huid, en de regeling van den omloop van het bloed en over het algemeen de handhaving van de geneesbehandeling (.Kurmanipulation) beoogende, en het is daarom hier de plaats, mijne Heeren, dat ik u al dadelijk met de verschillende wijzen van de waterbehandeling bekend maak, zonder welke de gevolgen van het afdwalen van het pad der natuur met betrekking tot de geslaclitsdeelen en van het gezond verstand, nooit grondig kunnen worden opgeheven. Het begin moet natuurlijk bij eene zoodanige natuurgeneesbehandeling met laauwwater-wasscliingen geschieden , het zij dan in een badkuip half gevuld of wel blootelijk met de hand , spons, handdoek enz Gelooft toch vooral niet mijne Ileeren dat eene ziek gewordene huid, dat alzoo eenen in de onderste einden van de slagaderen van de geheele uitwendige huid en voornamelijk ook van de onderste ledematen van het ligchaam gestoorden omloop van het bloed, of een ontroerd zenuwstelsel door koude zouden kunnen worden genezen. Eene bloedelooze huid, een zoodanig geprikkeld zenuwstelsel wil ook door den natuur-doctor zoo gezegd met glacé handschoenen aangegrepen zijn. Wij beginnen al naar de bijzondere gesteldheid van den lijder (Indwidualitdt) en al naar dat het zenuwstelsel en de omloop van het bloed diep onderdrukt is , met zeer hooge warmtegraden n. 1. met zoodanigen die gelijk staan met de bloedwarmte van het ligchaam d. i. nagenoeg 29 graden Reaumur. Het kan hoegenaamd niet schaden als men in 't begin een graad te hoog neemt, hetgeen altijd beter is dan een graad te laag, daarna moet men dan langzamerhand tot op 15 graden dalen. Onder 15 graden behoeft en moet zich over het algemeen niemand dagelijks wasschen , zoomin des zomers als des winters (1). Daar kunnen ongetwijfeld gevallen voorkomen, waar men eenen kouderen graad moet aanwenden; maar in het dagelijksche leven is de wassching met water onder vijftien graden volstrekt niet aan te raden (2). Integendeel met betrekking tot verzwakte huidstelsels, dus bij prikkelbaarheid van de zenuwen en gebrekkelijke strooming in de haarvaatjes van de uitwendige huid voornamelijk ook in de voeten, zou meestal zelfs 15 graden R. nog geheel misgehandeld zijn, zoodat men voor de wasschingen en de baden slechts zeer langzaam daartoe mag komen. En zoo is het ook gelegen met de overige aanwendingsvormen, welke wij bij de genezing van deze kwalen in acht moeten nemen. Wij moeten namelijk hiertoe behalve wasschingeD, en nadat deze daartoe de inleiding gemaakt hebben, vochtige warmte aanwenden , om eensdeels en voornamelijk de zenuwen in rust te brengen, anderdeels de vliezen van de haarvaatjes in de uitwendige huid, vooral in de voeten en handen, weder zacht en voor het bloed gangbaar te maken. Maar zelfs deze vochtige warmte moeten wij in 't begin zeer voorzigtig aanwenden. Niet alle ligchamen verdragen zoo dadelijk zeer koude, voch- (1) In den lomer zal men zich met pompwater van onder den afgesloten grond veel eerder schaden , dan des winters , doordien liet alsdan niet in verhouding staat tot den dampkring. VERT. (2) Men tiet dat het valsche profeten zijn die de wateraanwending in verdenking willen brengen door de onnoozelen te doen gelooven dat steeds de koudste graad van water vereischle is of ronde zijn. YEHT. tige inwikkelingen of hooge graden van dampbaden. In den beginne is het veel meer doelmatig slechts zeer zachtaardig te werk te gaan ; wanneer daar dampbaden voorhanden zijn, zoo is het beter die voor zich afzonderlijk te nemen, dan van de algemeene groote dampbaden gebruik temaken, daar de laatstgenoemden in den regel eenen veel te hoogen warmtegraad bezitten, terwijl men de afzonderlijke naar de thermomelre regelen kan, hetgeen in de algemeene dampbaden niet uitvoerbaar is. Een dampbad is echter niet overal voorhanden, althans niet in den hier vereischten vorm, zoodat wij ons zeer dikwijls moeten bedienen van de door peijessmtz uitgevondene dampaanwending; dat is de inpakking in een vochtig beddelaken, omringd door eene groote goed aansluitende wollen deken. Deze pakKing is inderdaad niets anders dan een soort van dampbad dat zekere pJii/siologisch-hdmgï\^iei gevolgen in zijn voordeel heeft. Ook bij eene zoodanige inpakking grijpen wij in 't begin volstrekt niet naar het koude water, ook hier doopen wij de doeken of het laken eerst in laauw water, om het ligcliaam aan die inpakking te gewennen en eerst van lieverlede dalen wij, om daardoor het ligchaam een veel grooter onderscheid in temreralur te leeren verdragen en daarmede aan de kweeking van eene sterkere zenuwvloeijing te gewennen. Zitbaden wenden wij in 't begin meestal geheel niet aan; dan nog zien wij helaas dat allopathische doctoren, welke nog weinig of niets van de wateraanwending verstaan, wel zitbaden bij de gevolgen van buitensporigen omgang met de geslachtsdeelen aanwenden , ja zelfs van geheel koud water. Wat moet echter het gevolg daarvan zijn? Dat de zenuwprikkeling in den omtrek der geslachtsdeelen niagtig verhoogd, de gevolgen van de zelfbevlekking en van den buitensporigen bijslaap in den eene of andere rigting nog slimmer inpakking, Romeinsche of zonnebaden kunnen worden gevoegd. De genezing is dan als zeker te betrachten, behoudens dat daar niet reeds werktuigelijke verstoringen ol verlammingen mogten aanwezig zijn. Echter mag men dat in geen geval als uitgemaakt vooronderstellen , althans een natuurdoctor zal nooit van meet al aan aan haar bestaan gelooven, zonder vooraf door de zorgvuldigste, de zachtste en aanhoudendste proeven zicli van den waren stand der zaak overtuigd te hebben. Moed, volharding en geduld worden er niettemin van den kant des lijders vereischt, althans als de kwaal reeds zeer verergerd is en reeds jaren lang bestaan heeft, want alsdan konden evenzoowel jaren of althans maanden tot de genezing worden vereischt; maar ook in dit geval behoeft de lijder zich nog niet aan moedeloosheid over te geven, want deze zal wel spoedig verdwijnen als hij maar eerst een begin gemaakt heeft met de plysiatrische behandeling en met de vroeger reeds gemelde (liatetische leefwijze. Want men moet wel bedenken dat na den eersten tijd of voorbereidende behandeling (Einleitungslew) de inpakking enz. alleenlijk in het voor- en najaar, of bij ernstige omstandigheden, slechts eenige dagen in de maand zullen behoeven te geschieden. En mogt hij ook, n. 1. in den eersten tijd, eene wederinstorting bekomen , dan zullen hem toch de gunstige gevolgen van zijne zelfbeheersching spoedig klaarder en duidelijker worden en na korten tijd zal hij de nieuwe leefregel met vreugde erkennen en omhelzen. Wij hebben tot dusverre mijne Ileeren de gevolgen der zelfbevlekking en van de uitspatting met betrekking tot de geslachtsdeelen nagegaan, van den toestand der pijnlijke en niet pijnlijke overprikkeling af tot het tijdperk der grootste verslapping in de geslachtsverrigtingen , wanneer ik daarbij wegens beperkte tijdsruimte ook niet al (le bijzondere gevallen heb kannen vermelden. Wij hebben daarbij leeren kennen de verschillende wijzen van behandeling die door de geneeskunde aangewend worden bij zoodanig lijden aan overprikkeling en daaropvolgende verzwakking. Ik hoop dat dit gedeelte mijner voordragt in staat is geweest u te toonen welk groot verschil van behandeling in deze toestanden er bestaat tusschen de grondstellingen der allopathische geneeswijze en de natuurgeneeskunde n. 1. dat er aan den eenen kant, en wel aan dien der artsenijkunst, naast groote duisternis aangaande de wetten van de uitwerking en daarbij gebruikelijke geneesmiddelen en zelfs der diatetische maatregelen, eene volledige misleiding betreffende den uitslag dier geneeswijze bestaat. In plaats van eene wezenlijke versterking en genezing in de eene loopbaan n. 1. die van de geslachtsdeelen, wrordt slechts eene schijnbare, tijdelijke genezing bereikt in eene andere loopbaan n. 1. die van de spijsvertering. Aan den anderen kant daarentegen n. 1. dien der natuurgeneeskunde zagen wij, behalve eene veel grootere eenvoudigheid van behandeling, juist het tegenovergestelde beginsel: het streven om alle inwendige deelen vrij te maken van de daarin ontstane bloedophoopingen, het streven om elke prikkeling van den verteringskring en het kweeken van te veel bloed te vermijden. Ik denk mijne Herren dat gij nu genoegzaam overtuigd zult wezen dat er op dit gebied volstrekt geen sprake meer kan zijn van eene overeenstemming der natuurgeneeskunde met de allopathie en het volgende over de behandeling der venusziekten zal u daarvan niet minder overtuigen. Laat ons nu overgaan tot dat tweede deel mijner voordragt, tot de zoogenaamde venusziekten en hare behandeling volgens de natuurgeneeskunde. Bij den aanvang heb ik vermeld dat ik den zoogenaamden druiper en den zoogenaamden schanker niet streng afzonderlijk, maar meer te zamen beschouwen zal. Wel is waar had ik eigenlijk de goedaardige ontstekingen van het mannelijke lid (urethritis, gonor-rhoe,) van de syphilitische moeten scheiden, en de eerste mede kunnen vermelden onder de gevolgen van overprikkeling der geslachtsdeelen. Wanneer ik streng naar de inzigten der natuurgeneeskunde te werk had willen gaan, zou ik in het eerste deel der voordragt hebben moeten behandelen al de secondaire vormen der syphilis, die in dit tweede deel vermeld worden. Edoch de meeste van die secondaire vormen worden door den Naturarts niet anders behandeld en kunnen niet anders behandeld worden dan die ziektetoestanden van clironischen aard, waarbij men onvolmaaktheden van het bloed en deszelfs bereidings-radertjes [organen), storingen in den natuurlijken omloop van het bloed en onreg,elmatio'lieden in de verrigtingen der zenuwen moet regelen. Zulke storingen van den verschillendsten aard treden echter evenzeer bij de secondaire syphilis, als bij de gevolgen van overprikkeling der geslachtsdeelen te voorschijn. Intusschen houd ik mij aan de oude chronolo~ gisch-pathologische wijze van beschouwing om u den overgang op het gebied der natuurgeneeskundige ervaringen en grondstellingen niet te moeijelijk te maken. iusschen de beide hoofdvormen der zoogenaamde syphilis, dus tusschen den druiper en den schanker, doen zich natuurlijk vele verscheidenheden voor, en even menigvuldig zijn de verschijnselen der aanstekingen, die den druiper zoowel als den schanker vergezellen ; wegens de kortheid des tijds kan ik die thans, niet allen vermelden. Bij den druiper zal ik benevens de vermelding der in den regel hem vergezellende pijnen , vooral bij de waterloozing en bij het stijf worden oogen , in de borsten, aan den endeldarm, en evenzeer verschijnt hij dikwijls primair in de liesklieren als I zoogenaamde Buho. Len tweede verschil tusschen de beide vormen bestaat in de overplaatsing. De druiper kan in geen geval van de plaats afwijken waar hij ontstaan is; de schanker echter kenmerkt zich door verplaatsing of mededeeling, en dit is zijn zekerste en veiligste kenmerk. Aan eene zweer van den eikel kan men niet bepaald zien of zij syphiliti&ch is; maar wanneer men den etter daarvan op eene andere plaats van het ligchaam b. v. op een arm inentingsgewijze overbrengt, dan kan men onfeilbaar een schanker ontdekken, in geval daar dezelfde zweer ontstaat. Zonder dit onderzoek kan men zich zeer vergissen aangaande schankerkenmerken en tallooze zweren worden helaas meestal als schanker behandeld, die slechts gevolgen zijn van verwonding of overprikkeling bij den bijslaap en dus genezen kunnen door bloote reinhouding met laauwwater, ja zelfs door die aanhoudend en voorzigtig met speeksel te bevochtigen. Zulke onderzoekingen zijn bij Schleim-secretion, zooals de druiper ze vertoont, niet noodig. De druiper kan niet overgebragt of verplaatst worden. /~ Ook in den uiterlijken vorm zijn druiper en schanker onderscheiden. Zoo als bekend is beslaat de druiper eene grootere oppervlakte van het slijmvlies van den pisweg; de schanker daarentegen vormt aanvankelijk een zeer klein blaasje en van lieverlede slechts een matig gezwel. Maar de druiper blijft dezelfde in uitgebreidheid, want al is hij ook somtijds zeer pijnlijk , en al schijnen ook zijne gevolgen zich in het onderlijf uit te strekken, zoo is en blijft hij plaatselijk, terwijl de schanker zich in zijn secondaire tijdperk door het geheele ligchaam kan verspreiden. eene matige leefwijze in eten en drinken. Een zwelger die zich aan het overmatig genot van bier, wijn en vleeschspijzen overgeeft, zal bij alle voorzorgen voor zijne geslachtsdeelen eerder aan eene syphilitische aansteking bloot staan, dan hij die matig leeft. Algemeen bekend is het, dat menschen die onmatig leven, die veel bier en vleesch gebruiken, zeer verhit bloed hebben. Verhit, ontsteking veroorzakend bloed te hebben wil zeggen: bloed te hebben dat tot ziekelijke veranderingen geneigd is, bloed, dat eensdeels ligtelijk tot ontbinding overgaat, anderdeels plotseling buitengewone aandoeningen , vooral verlammingen in het zenuwstelsel veroorzaakt. Daarom zijn volbloedige kinderen en volwassenen bij iedere pijnlijke ziekte aan hevige schokken en gevaren blootgesteld; elke wonde heelt bij hen moeijelijker en langzamer; ook zijn zij wegens eene overgroote bloedophooping in de huid en wegens de sterke prikkelbaarheid hunner huidzenuwen meer blootgesteld aan verwondingen in de opperhuid, en daardoor ook voor besmetting door syphilitiscAe stoffen meer vatbaar. Eene matige en meer plantaardige leefwijze (didi) strekt daarom ook in het rijk van de godin der liefde tot een schild tegen groote gevaren , en toch doet zij aan het mannelijk geslachtsvermogen geen afbreuk; integendeel zal zij er krachtig toe bijdragen om ziekelijke begeerten te regelen en de uitoefening van het genot van den bijslaap tot de juiste maat te beperken. Echter zij dit genoeg over p/ ophylaxis; want van den kant van den natuurarzt bestaan er ten dezen opzigte geene meerdere belangrijke raadgevingen (1). (1) Wij moeten hier toch nog opmerkzaam maken op de goede gewoonte, het lid, na een buiten-echtelijken welligt onreinen bijslaap, met zijn eigen water te wasschen. Te vbren Iaat men dan een weinig water tot reiniging van de pisbuis wegloopcn. Terwijl wij nu tot de behandeling van de venusziekten overgaan en wel het eerst tot die van den druiper, moet ik u opmerkzaam maken dat er twee soorten van druipers bestaan, die eene tamelijk uiteenloopende behandeling door de natuurgeneeskunde vereischen. Men onderscheidt namelijk een primaire druiper en een chronische druiper; daarentegen wordt de druiper niet secondair gelijk de schanker. Tot verklaring van deze uitdrukking diene het volgende : Primair noemt men eene syphililische verschijning die zich voor de eerste keer vertoont onmiddelijk of spoedig na eene besmetting door den bijslaap, zoolang zij het merkteeken der ontsteking of ettering heeft. Secondair daarentegen noemt de geneeskunde de inwendig in het ligchaam ontstane syphilu : het ontstekings- en koortsvrije merkteeken van den schanker welke zicli in verstoringen van de slijmvliezen, hoofdzakelijk van den mond en neus, openbaart, echter niets anders is dan een chronische ziektevorm, het teeken van bloedbederf. Tertiaire schanker noemt men dien die het gebeente verwoest. De druiper noemt men dus primair zoolang eene ontsteking van de inwendige pisbuis, als gevolg van den bijslaap, zich voordoet met de bovengenoemde kenmerken der ontsteking, namelijk: het rood worden van den eikel, pijnlijke zwelling en zelfs kromming bij de opheffing, en het afloopen van een geelachtig-groen vocht, dat langzamerhand witachtig-geel wordt. De primaire druiper wordt door de oude geneeskunde uitwendig behandeld door inspuitingen en het branden met aluin, helsche steen en zoo voorts, inwendig door staartpeper (Cubébe) of Copaivabalsem. De beide laatsten zijn plantaardige stoffen en men kan er de menschheid mede geluk wenschen, dat het gebruik van gevaar- 4 lijke delfstoften, zooals kwikzilver, thans grootendeels , althans inwendig, afgeschaft is bij de geneesbehandeling van den druiper. Maar beide genoemde planten zijn bijzondere geneesmiddelen {specifica), die sterk op de slijmvliezen van het verteringskanaal werken, zoodat de natuurarts daartegen waarschuwen moet. De staartpeper komt van eene soort van Oost-Indische peperstruik en men gebruikt hoofdzakelijk de aether-olie van de vrucht of wel het zaad van dezen struik tot geneesmiddel. De Copaivabalsem wordt gewonnen uit eene soort van palmboom die in Peru groeit en wordt met wat aether-olie , hoofdzakelijk door zijn gehalte aan hars in dit geval als werkzaam betracht. Doch van het standpunt der natuurgeneeskunde vermoedt men, om dat, deze tamelijk vreemdsoortige stoffen tot voeding niet deugen, dat de allopathen dwalen, als zij aan deze stoffen eene geheel bijzondere werking op de slijmvliezèn van de pisbuis toeschrijven. Die werking (vermindering van liet afioopen door de pisbuis) is ook geene regtstreeksche maar eene zijdelingsche, die het darmstelsel aandoet en daardoor natuurlijk de werkzaamheid der zenuwen en des bloeds in de slijmvliezen van de pisbuis verslapt, want deze stoffen werken door hare specijique aether- en harsachtige bestanddeelen zoo sterk prikkelend op de zenuwen van het geheele spijsverteringskanaal, dat een verhoogde omloop van het bloed volstrekt ontstaan moet , en de ontsteking in de pisbuis ten minste voor een oogenblik tot staan kan gebragt worden. Zal intusschen daarmede — de ondervinding van de natuurkunde weerspreekt het — werkelijk iemand grondig van eenen druiper genezen zijn, eu die ontsteking in de pisbuis dus niet terugkomen , dan is daarentegen in het stelsel der verteringswerktuigen eene welligt nog grootere schade aangerigt. Wij kunnen daarom die inwendige middelen tegen den pri- miaren druiper van het standpunt van den natuurarts evenzoomin billijken als de geweldige uitwendige middelen n. 1. inspuitingen met verscheidene sterke oplossingen of het branden met helsche steen enz. Wij behandelen den primairen druiper en schanker niet anders dan iedere andere ontsteking: waar wij de ontsteking op zekere plaats ontdekken die tot zweren in staat is (daartoe schijnt ons de pisweg, voornamelijk echter ook de eikel van het mannelijk lid, geschikt) pogen wij die ontsteking plaatselijk te doen blijven. Wij denken er niet aan de ettering van den druiper en schanker voorloopig te doen ophouden door die scherpe stoffen van de aangedane huid te onderdrukken of op eene andere plek van het ligchaam over te planten. Integendeel wij helpen het streven der natuur tot ettering door zacht opwekkende middelen. Wij zien in de voorteekenen van den primairen druiper niet iets dat wij bestrijden moeten, integendeel wij zien daarin een zich zelve — helpen der natuur, dat wij moeten bevorderen. En dit doen wij door zachte indoopingen van het lid en door zitbaden (18 — 20 E); middelerwijl laten wij een vochtig compres van linnen om de schaamdeelen gelegd en het middenvleesch mede omvattende, door middel van draagbanden, aan een gordel dragen ; deze worden verwisseld zoodra zij zeer heet of droog worden. De chronische vorm van den druiper wordt door ons bijna op dezelfde wijze behandeld als de secondaire schanker. De oude geneeskunde gebruikt daartoe vrij heldhaftige middelen. Wij behandelen den chronisch en druiper niet anders dan iedere andere chronische ziekte en tot beter begrip daarvan meld ik hier hoe wij die ziekten beschouwen. Wij beschouwen die als eene algemeene ontspanning der ligchamelijke verrigtingen , 4 * eenv.oudigste verklaring is wel de afleiding van (ptXtiv, volgens welke het zooveel beteekent als met de liefde verbonden of gevolgen der liefde. De schanker kenmerkt zich dus in drie verschillende tijdperken 11. 1. de primaire , secondaire en tertiaire schanker. De primaire is die, waarbij aan de ontstokene plaats, hetzij aan het mannelijk lid , uitwendig, aan het slijmvlies van den pisweg, en de voorhuid of —wat zelden gebeurt — aan de liesklieren of ook aan het slijmvlies van den mond of de oogen, de borsten of den endeldarm eene zweer ontstaat, tengevolge van aanraking met svphilitische stoffen. Bij zijn eerste ontstaan wordt hij dikwijls fe hoog geschat, inaar ook dikwijls voorbij gezien en toch is dit juist het tijdperk wat voor de allopathische geneeswijze het belangrijkst is, omdat de syp/iilitisc/te stof zich daar nog het gemakkelijkst laat uitbranden. Zoodra de zweer ontstaan is, wordt het branden met helsche steen en dergelijke middelen met veel minder goed gevolg aangewend dan bij pas ontstane roodvvording van de betreffende plaats. Ook gelooft de allopath hier reeds dat hij tot zachte kwikzilver-middelen geregtigd is. Een bijzondere vorm van den primairen schanker is de zoogenaamde Bubo; velen kennen dien naam en hooren dien niet dan mot schrik; echter geven de Bulonen veel minder grond tot die vrees dan men gewoonlijk aanneemt. 7iz/,èo».e?ï-schanker is niets anders dan eenen primairen schanker, die waarschijnlijk daardoor ontstaat dat de ontsteking aan het mannelijke lid juist op de plaats van een watervat zich vertoont, hetwelk de stof schielijk opzuigt en tot in de liesklieren voortplant. Wel is waar moet men zich steeds eene uituitwendige verwonding er bij denken. liet gebeurt ook dat de schanker zich te gelijkertijd in het mannelijk lid en in de liesklieren vertoont, zoodat de plaatselijke schanker en de Bulo naast elkander tieren. In het eerste tijdperk wordt- de sclianker door de allopathische geneeswijze uitwendig, hoofdzakelijk door branden behandeld, en in zooverre heeft die geneeswijze eenige overeenkomst met de behandeling van den druiper. Inwendig wordt dan eene zekere diüt voorgeschreven echter het medicineren begint meestentijds reeds bij den primairen schauker. Het allopathische geneesmiddel tegen den schanker is ook inwendig het kwikzilver, hetwelk in het primaire tijdperk, vermengd met chlor als ealomel gebruikt wordt; in het secondaire en in het tertiaire tijdperk wordt het, bij de zoogenaamde smeerkuur uitwendig, inwendig vooral als Zittmann'sch afkooksel en wel gewoonlijk in tweevoudigen vorm (zacht of sterk) aangewend. In 't algemeen moet ik hier echter herhalen dat bij de zoo zeer geroemde specifique werkzaamheid van het kwikzilver tegen de sypliiliti&cle stollen eene groote misleiding, zoowel bij den arts als bij den lijder in het spel is , want: Wegens hare eigendommelijke tamelijk sterk giftige natuur, in het primaire tijdperk der ziekte, veroorzaakt de sypthilitisclte stof een sterk bederf (altération) van het bloedvaten-stelsel, zoodat door dezen centrifugale , dat is sterken bloedloop van binnen naar buiten, de vorm en ontwikkeling van de zweer zeer krachtig is, en Avel moet zijn tot een zeker toppunt verschillend naar dc persoonlijke gesteldheid van den lijder. Helaas! de oude geneeskunde en ook het grootste deel van het publiek, beschouwt deze primaire zweervorming niet als een noodzakelijk maar als een het ligchaam vijandig verschijnsel, en tracht die zweer zoo spoedig mogelijk te verwijdere, terwijl zij door de natuuraitsen gelijk iedere andere ontsteking behandeld wordt, namelijk door hitte te onttrekken en door -vochtige verdeekr.de warmte, met een koel, niet prikkelend matig diat. Overigens wordt het verschijnsel aan zijne natuurlijke ontwikkeling overgelaten, hetwelk al naar de verscheidenheid der eenlingen in den toestand van het bloed 4 a 8 weken vereischt. De allopaih echter, in zijn streven naar de schielijkste verwijdering van de noodlottige uitwendige sporen van de sypkilitische stoften, zoekt steeds naar middelen om het snelle ophouden der zweervormingi en ettering te bewerken en vond die specifique werking eindelijk in der daad in het kwikzilver. Geen ander aangewend middel heeft zoo volkomen den wensch van arts en lijder bevredigd om de ontsteking en de ■primaire gevolgen der sypkilitische besmetting zoo snel tc doen verdwijnen. Men greep er dus met beide handen naar uit en houdt nog heden het zoogenaamde geheime middel met beide handen vast. Iloe is nu echter de onbetwistbare werking van het kwikzilver te verklaren, en welke zijn de verdere gevolgen van deszelfs gebruik ? Men zou meenen dat de speekselvloed, die zich voordoet na het gebruik van kwikzilver, had moeten doen erkennen hoedanig het uitwerksel van dit middel in het ligchaam is, en hoe men zijne werking aangaande het wegmoffelen van de primaire schankerzweev moet verklaren. Wat is mijne Heeren de speekselvloed? Die vloed is eene buitengewone werkzaamheid van de klieren der monden keelholte, als ook van hare geheele slijmlmid en van den slokdarm, dus ook van de maag. En van waar komt die buitengewoon sterke vloeijing uit de klieren ? Zij is een gevolg van sterken bloedsomloop daarin en in de slijmvliezen. En van waar komt die sterke bloedsomloop ? ~V an de aandoening die de zenuwen in die organen door aanraking met het kwikzilver ondervinden. W at is dus de voornaamste uitwerking van het kwikzilver in den mond en in het spijsverteringskanaal ? Verhoogde bloedsomloop. Maar kan, wanneer er veel meer bloed dan gewoonlijk in het slijmvlies van den mond en slokdarm noodig en aanwezig is, dezelfde bloedstroomiug als voorheen plaats vinden naaide opperhuid en in het bijzonder naar eene ontstokene plaats daarin (gelijk, in dit geval de schankerzvveer) ? Zeker niet! Yan waar dus het ophouden, het verdwijnen van de zweer, spoedig na het inwendige gebruik van kwikzilver ? Zekerlijk van niets anders dan van gebrek aan bloed in de opperhuid in 't algemeen en bijzonder in de ontstokene plaats. En zulks des te meer hoe verder beneden de maag door het geheele darmstelsel eene dergelijke zenuwaandoening plaats grijpt door de aanraking van de slijmvliezen met het kwikzil ver, en de bloedsomloop dus inwendig in het geheele onderlijf verhoogd wordt. Dat is nu wel is waar niet het doel van den allopatli; hij hoopt, dat het kwikzilver dat hij zijnen syphilitisclien lijder ingeeft, uit het verteringskanaal end.osmotisck overga in de vaten van het melksap en van daar in den bloedsomloop, dat het dan teruggaande de schankerplaats bereike, en zoo het verdwijnen van de schankerzvveer veroorzake. Niemand heeft nog ooit dien strijd van het kwikzilver met de smetstof gezien; ook heeft geen physioloog het bloed met kwikzilver bezwangerd gevonden, wanneer het niet van buiten of inwendig door wonden, dus door water- en adervaten geopende plaatsen zigtbaar werd. Waarop steunt dus de meening der allopathen ? Op onhoudbare, uit de lucht gegrepene axiomata. Ik geloof dat de tegenovergestelde meening van den natuurarts u veel belangrijker zal toeschijnen , want zij steunt op den grondslag van den speekselvloed, en gaat dus met zuiver natuurlijke verschijnselen hand aan hand. Wie van ons beiden geneest dus den primairen schanker , en wie onderdrukt dien, dat is : vormt hem tot eene nieuwe ziekte? Zekerlijk moet men de Medicin er van beschuldigen dat zij met kwikzilver niet geneest, dat zij daarmede slechts schijnbaar het kwaad opheft, het dus op andere plaatsen van het ligehaam in andere vormen, des te nadeeliger voor den lijder, te voorschijn doet komen ! Wat kan dus alleen het gevolg van de~^ vermindering van den bloedsomloop en den uitwendi- \ gen primairen schanker door ophooping van bloed in 1 het spijsverterings-kanaal zijn P Ophouden van het \ weerstandsvermogen der weefsels bij de primaire schan- \ kerplaats tegen de sypliilitische stof, indringen daarvan 1 in de water- en adervaten, dus overgang in het ge- J heele ligehaam ! Dat nemen de Mediciner wel is waar niet aan, maar de lijder gevoelt na eeuigen tijd dat het zoo is; aanbeijensmerten van eenen tot hiertoe onbekenden aard — dit is nog het gunstigste geval — en de zoogenaamde secondaire syphilis zijn de zekere gevolgen van de rampzalige behandeling met kwikzilver, maar ook dikwijls slechts alleenlijk de gevolgen van het uitbranden der zweren. De natuurgeneeskunde behandelt dus den primairen schanker niet anders dan iedere andere ontsteking, en tracht de schankerzvveer plaatselijk te doen blijven door zacht opwekkende zitbaden en compresses om de schaamdeelen, natuurlijk doet zij ook een strengen leefregel in acht nemen, opdat niet soms door eenen soortgelijken prikkel in den verterings-s^eVe (als waarvan de Mediciner zich bedient) meer bloed dan gewoonlijk daarheen gevoerd en aan het mannelijk lid onthouden wordt, waar het in zulke gevallen, gelijk boven gebleken is, volstrekt noodzakelijk is; wanneer echter het lid te sterk ontstoken wordt, zoodat de ontsteking door zitbaden eti compresses om de schaamdeelen, door algemeene zachte wasschingen en baden niet bedwongen wordt, dan bereikt men de genezing door bet geheel e ligchaam gedurende korten tijd in Jaauwe vochtige doeken te wikkelen , gevolgd van koele afwasschingen. (Zie het tijdschrift „Der Naturarzt" 1863 blz. 82.) De wassching van het geheele ligchaam met laauw water (18° R.) geschiedt gedurende de behandeling van den primairen druiper en schanker dagelijks eenmaal, om de huid tegen verkoeling krachtiger te maken; wanneer het des zomers voorvalt, doen zachte rivierbaden nog betere diensten , omdat die tegelijkertijd de huid versterken en de ontsteking tegengaan. Bij eene juiste en dadelijke natuurgeneeskundige behandeling zal een primaire druiper of schanker nooit chronisch of secondair worden ; alleen daar waar te koud water tot plaatselijke- en tot de volbaden gebruikt wordt en de lijder onmatig en zenuw-prikkelend leeft , is de overgang tot het secondaire tijdperk mogelijk; bij de inedicintsche behandeling is zulks evenwel in den regel het geval. Ifet tweede tijdperk van den schanker is derhalve datgene, waarbij de schankerzweer plaatselijk heeft opgehouden , de syphilitische stof in het bloed is ingetre- _ O den , en dan in menigvuldige gedaanten (zweren, puisten , wratten) op de slijmvliezen van den mond, neus, zelfs door de geheele opperhuid, zich tracht uit testooien. L>oor zijne opname in den bloedsomloop en door de daardoor veroorzaakte vermenging met de klierafscheidingen, n. 1. de gal en het buikspeeksel, is het gif wel is waar niet meer het oorspronkelijke, derhalve ook in het secondaire tijdperk der ziekte door inenting niet meer mededeelbaar; doch is zijne hoedanigheid \cel verergerd, daar thans de geheele bloedvoorraad r besmet is, de klierverrigtingen versliinmerd (alierirt) zijn en daardoor een ziekelijk bloed, dat steeds toeneemt , verwekt wordt. De verwoestende merkteekenen die op de uitwendige liuid en op de slijmvliezen zich vertoonen, zijn wel is waar ten deele nog werkingen van het ligchaain naar buiten, otn zich van den indringer te bevrijden; maar daar de vijand in zekere mate de voorraadkamers en werkplaatsen van het ligchaam, het bloed, en de klieren in bezit heeft genomen, is de werkzaamheid tot uitdrijving meerendeels eene ontoereikende; eene verzwakte, die zonder doelmatige hulp althans niet gelukt. Ook in dit opzigt wijkt de natuurgeneeskunde geheel af van de oude geneeswijze ; deze neemt aan dat het schankergif ook na zijn overgang in het bloed , min of meer hetzelfde gebleven is als vroeger, al betwist zij ook de mededeeling daarvan als zoodanig. 1) Het komt er daarom bij haar slechts op aan de gebrekkelijkheden op de slijmvliezen en op de opperhuid te vernietigen , en wederom is het het kwikzilver, waartoe zij de toevlugt neemt en dat ook thans in het secondaire tijdperk inderdaad nog eens de ziekelijke, zigtbare verschijnselen doet verdwijnen, tot dat het tertiaire 11. 1. het venvoestings-tijdperk met alle zijne verschrikkingen te voorschijn treedt. De geboorte van het tertiaire tijdperk uit het secondaire zal u thans niet meer verwonderen , want wanneer de zoogenaamde smeerkuur met zalf, bestaande uit vet en kwikzilver, de uitwendige i 1) Hes te grooter is liet overerven van bedorven bloed. Klieraclitigheid en longtering , als erfdeel van secondair syphilitische ouders aan de kinderen , spelen thans eene groote rol , en zyn dus ook ongetwijfeld voor een goed deel de gevolgen van de artsenij behandeling der primaire syphilis. overbodig zijn, sedert wij in liet water een middel bezitten , dat zich minder met den vorm afgeeft, dan wel met het wezen der zaak. Intusschen houden wij het met het doel van deze onze werkzaamheid overeenstemmend , om ook hier een voorbeeld te berde te brengen en kiezen daartoe dat van den Heer Regerings-geheimschrijver Herrmann, zoo als hij hetzelve in zijn reeds vermeld werkje kort maar krachtig afschildert. Hij was, zoo als hij verhaalt, altijd zoo gelukkig geweest, zoo wel te Berlijn als te Trier, te Aken, te Eins en aan andere plaatsen door de allerberoemdste Doctoren uit de attöopatJiische en homöophatiscAe scholen behandeld te worden. Hij had aan hunne geneeskunst menigvuldige redding van den dood te danken bij zware heete zenuw- en scharlaken-koortsen, longontstekingen en andere gevaarlijke ziekten. Bovendien bewerkten zij veel verzachting in zijn afgïijsse'lijk veertienjarig lijden aan jichtige lijf- en ruggekramp, vurige zweeren en kramphoesten, bij welke omstandigheden zij hem met moeite en kunstmatig bij het leven behielden gedurende eenen zeer langen tijd. Aher aber alle middelen ten trots was het dan toch slechts alleen het leven, dat nog voorhanden of overgebleven was aan zijnen, anders in den hoogsten graad diep ellendigen toestand. Hij wendde zich nu aan Priessnitz! en kwam te Gravenberg aan in eenen zoodanigen staat, als er vóór hem nog nooit iemand verschenen was, namelijk, zich op zijne legerstede nederwerpende met de verschrikkelijkste gal- en slijmkoortsen , kramphoesten en geelzucht en het te zeiver tijd uitbreken van ten minste 150 groote zweeren, die eenige overeenkomst hadden met pokken. Niettegenstaande dit alles keerde hij, na een verblijf van ruim acht maanden te Gravenberg, geheel genezen en als nieuw geboren tot den hem zoo dierbaren huisselijken kring terug. Opgaaf van eenige ziekten behandeld door de Natuurgeneeskunde, voorkomende in het Tijdschrift „ Der Natukabzt" te Dresden, gedurende 18G3, en de 20 eerste nommers van 1864. Der Scr/cn der Nalurlieitlwtde. Gelieilter Veilslanz. Ueber Gesiimlheilspflege. Einc Cliolerageschichte. Des Nalurarzles Dr. llclfer Leiden und Freuden. Mineralbad oder Nalurheilanslall? I)er hydro-dialelisc/ic Verein zu Sleltin. Ueber nasse Einliülluiigen und Eiiipacliuiigcn. Uebcr Nalurheiloerfahreii. Die Dnpf-Frage. Einige Kranklicitsfallc millels der NalurlieUlnuule nacii Schrolh und Priessnilz. Ueber Klyslierc. Ztir physïalischen Dehavdlung von Ficbern und Entzün- duugen. Gclieille Baucli• wa ssersuchl. Uebcr NeuLildungs- und Ansalz Fiebcr. Die Bade-Einrichtungen in den ö/fenlliclien Kravl.enlum- sent, und Mililarspilalern. Ueber die llehandlnng des Typltus millels Nalurheilvcrfalireii. Wie. heitt man Scriiplielii und Tuberculose ani ricliligslen. Ueber Abldrlung und Uaulcullur durcli Wascheii mit fri- schetn Wasser. Ueber Verstoppingen Die Nalurltcilkunde im Kampf mil Vorurlhcil Irrtlium Abcnjlauben und Traijheit. Augencnlzündungen. Uebcr Adcrlass und dessen (:mclitigen) Wcvlli in der Lun- (jenenlzüiidung. . Ueber Gesundlieitspllegc. Crovp odcr l< aitlitje Draiivc. Physialrisclie llciïmg von englischcr Krankhcil. Die erregenden nassen Einpackungen. l)ic Ruse (der Uotlilavf). Beschreibtimj der Behandhmg und lleilnng einer U\jdlirigen Giclit au einer lOjdhrigen Frau. Das gclbe Fieber. Ueber die Slcllimg der vcrschicdenm Ilcilmelliodcn. Meinc arzlliclic Lanfbahn im nicderliindisclien Indien von Ur. Wailz. Die liydricilrische Behandhmg in der hauiigcn Braunc. Einige Verhaltnisse der Sclnilc in ilirem Einjlussc anf die Gesuvdlicil der Zöglinge. Die Behatidlung der Wundcn mittclsl lemperiiicn H assers. Uebcr Aitgcncnlzünduvg der Nntgcborcncn und deren nahirarzliclie Bchandlung. u. s. w. Opgaaf van ecnige ziekten behandeld door de Natuurgeneeskunde, voorkomende in het Tijdschrift „ Der Natueakzt"' te Dresden, gedurende 18G3, en de 20 eerste nornmers van 1864. Der Segen der Nalurheilliunde. Gehviller Veils'anz. Ueber Gcsutidh eilspflcge. Einc Cliolerageschiclile. I)es Nalurarz'.es Dr. Hclfer Leiden mul 1'reudet,. Mineralbad oder Nalurheilnnslall ? Der Iiydro-dialelisclie Verein zu Slellin. Leber nasse Einhülluiirjen mul Einparkuvgcn. Uebcr Naturheiloerfaliren. Die Dnpf-Frage. Einige KranUieitsfalle millels der Nalurheilhunde uacn Schrolli und Priessnilz. Ueber Klysliere. Zur physialischen Behandlung von Fiebern und Enlzün- duiigen. Gcheille Bauch-wassersitclil. Uebcr Neubildungs- und Ansalz Ficbcr. Die Dadc-Einrichtungen in den öffenUichcn Krankcnhau- sern und Mililarspilalern. Uebcr die Behandlung des Typlius millels Natur/icilverfa lire n. Wie licilt wan Scruplicln und Tuberculose am rielilijstcii. leber Abl.drlunq und Haulcullur ditrcli Wasclien mit fn- schem Wasser. Ueber Verstopfungen Die Nalurheilkunde itn Kampf mit Vorurlhcil Irrlhum Abcrglauben und Trog heil. Augenenlzümlungen. Ucbcr Aderlass urid dessen (nicliligcn) Werlh in der Lungencnlziindung. Ueber Cesundlieilsp/lcijc. Croup oder haulige Braatie. Physialrisclie Ileilung vim englischcr Kraiiklteit. Die erregenden nassen Einparkungen. Die Ilitse (der Itolhlauf). Beschrcibung der Behandlung und lleilnng eincr lfijahrigen Gic/iï au vincr 70jahrigen Fran. I)r,s gelbe Fiuber. Ueber die Slcllung der verscliiedeiieii llvilmetliodeii. Meinc arzllicltc Laufbalin im nieilcrlaiidischen Indien von Dr. WuHz. Die hydrialrisv/ie Behandlung in der heiutigen Brüune. Eiirige \erhallnisse der Scliule in ihrem Einflussc anf die Gesuild/wil der Zöglingc. Die Behandlung der Wnnden millelsl tvmperirten Wassers. Lvber Avgenenlzündung der Nevgeboreiien mul deren nalurcirzliclie Behandlung. u. s. w. zijde betracht, volstrekt niet onverschillig is of zijn kan op welk eene wijze men met het zaad omgaat. oor onze tegenwoordige beschouwing zijn overigens de vaten van de zaadbereiding van de ballen niet zoo zeer de gewigtigste als wel de boven reeds genoemde aanvoeringsvaten met de daartoe behoorende zenuwen. Het betreft hier de slagaderen en deze zijn vergezeld van de hare werkzaamheid regelende zenuwen. In deze zenuwen nu mijne Ileeren ligt de pit of kern (hernpunht) van ons onderhoud. Want deze zenuwen zoo als zij de bereiding van het -zaad tot stand brengen, zijn ook de voortbrengsters en de oorzaken van de grootste vreugde O O en van liet grootste lijden van den mensch. En den zamenhang van dit lijden met de overige verrigtingen van het ligchaam, door middel van de middenpuntige deelen van het zenuwstelsel te leeren kennen, is juist hier hoofdzakelijk onze taak en derhalve willen wij in eene chronologische of ook topographkche volgorde de kwellingen die door zelfbevlekking of door onmatige bijslaap ontstaan, nader overwegen. Het eerste van dusdanig lijden is dat, hetwelk den betreffende doorgaans duidelijk wordt door eenen vermeerderden bloedaandrang naar het mannelijk lid, door veelvuldige opheffing daarvan en het onwillekeurig uitstorten van zaad , welke opheffing als kracht beschouwd, niet zelden door overprikkeling door zwakte ontstaat. Zoodra het zooverre gekomen is dat het zaad te dikwijls en over het algemeen tegennatuurlijk uitvloeit, mag het dan ook met of zonder stijf worden van het lid, met of zonder deelneming van de verbeeldingskracht geschieden, zoo is airede eene ziekte aanwezig. En deze ziekte n. 1. van de veelvuldige min of meer verzwakkende zaadvlocijitig is degene welke de lijders naar den regel het eerste angstig maakt, terwijl op de overige tegelijkertijd daarmede verbonden verschijnse- len aan het ligchaam, weinig acht geslagen wordt. Het gewigt van de tweeërlei verschijnselen mijne Ileeren is echter juist omgekeerd. De onvrijwillige veelvuldige zaadvloeijing is eene noodzakelijkheid geworden, wanneer het eenmaal tot dien toestand van het zenuwstelsel gekomen is waarvan hier, over het algemeen beschouwd, de rede is. Het zou van het standpunt der Natuurgeneeskunde geheel dwaas zijn zich tegen deze zaadvloeijingen zelf te willen rigten, zooals het niettemin nog maar al te dikwijls geschiedt door de doctoren, zoowel mondeling als schriftelijk. Neen, de overige verschijnselen die daarbij voorkomen, deze moet men gadeslaan. Wij zullen , als wij weldra tot de therapie overgaan, al spoedig zien hoe dit gezegde moet worden verstaan. Eene tweede kwaal die dikwijls ook spoedig verschijnt, nadat de onvrijwillige zaadvloeijingen zich hebben aangemeld, is het gebrek aan eetlust en een derde kwaal is de verstopping. Meestal wordt die vooraf gegaan door vraatzucht of schrokkende honger, dat dan ook geenzins te verwonderen is. Wanneer n. 1. eene zoo groote veelheid bloed tot zaadbereiding aangewend wordt als plaats vindt, als eenmaal de ziekelijke zaadvloeijing begonnen is, dan moet dit wel het eerst de zenuwen der maag aanzetten , want bloedverlies in het algemeen wordt dan door de inwendige natuur tot vergoeding of schadeloosstelling uit liet voedsel verlangd. Ik wil niet verder onderzoeken of de phgsiologische bewering juist is dat om een once zaad te kweeken er veertig oneen bloed vereischt worden. Het mag Waar zijn of niet, zooveel is zeker, dat zich het zaad zeer spaarzaam uit het bloed ontwikkelt en dus in alle geval een groote voorraad bloed vereischt wordt om slechts weinig zaad uit te leveren en evenzoo zeker is het dat er veel voedsel vereischt wordt om het verlies aan zaad door eeiie te lievige bloedbereiding te vergoeden. De eetlust verhoogt zich dus aanvankelijk bij zulke menschen geheel buitengewoon; maar zoo als alle prikkeling der zenuwen eindelijk omslaat in verslapping , zoo is het ook met de zenuwen der maag bij zulke personen het geval. De maag geeft een afkeer van het eten te kennen en ten slotte bewijzen dan ook de darmen dat het daar aan bloed ontbreekt. Nu komt de verstopping als het zeer duidelijk gevolg van den verminderden omloop van b\oed in de klieren van het onder lijf en in het darmslijmvlies en derhalve van geringere afscheiding tot doordringing, verwerking en wegvoering van de spijzenbrei en van de excremente. "Verder vinden wij dan al zeer spoedig de terugkaatsing in de zenuwen van het middenpunt. Ons ligchaam bevat drie zoodanige centra. De zenuwen van de maag, van de klieren, van de darmen en de zenuwen van de geslachtsdeelen enz. behooren tot het zenuwstelsel van het onderlijf, welke men gewoon is de zonnevlecht of het zenuwknoopenstelsel te noemen. Het tweede zenuwcentralorgan is het ruggemerg, en het derde de hersenen. Maar ook in het ruggemerg en in de hersenen doen zich de terugkaatsingen van het veelvuldige zaadverlies gelden. De verschijnselen die daar aan het daglicht treden, zijn van zeer verschillenden aard. Ik wil slechts eenigen daarvan aanstippen. Bij het ruggemerg is het vooreerst een onbepaald pijn- of brandgevoel, dat echter ook zeer dikwijls in een gevoel van koude overgaat en zich van den rug af aan zachtvloeijend of jeukend over het geheele ligchaam verbreidt. In de hersenen komt dan een gevoel van drukking, alsof eene beroerte in aantogt was, en velerlei andere verschijnselen, als groote opgewondenheid , kwade luim, gevoeligheid, zwak geheugen, droefgeestigheid enz. Zij breiden zich ook uit op het gezigt-, het gehoor en den smaak, onder 011- eerste aanleiding tot zelfbevlekking zou kunnen ontstaan. Maar wij zeggen : alle raadgevingen en maatregelen van voorzorg zullen nog ten hoogste onzeker zijn, zoolang er dat iets aan de opvoeding der jeugd ontbreekt, waarop wij — met en benevens het grondige onderrigt in deze aangelegenheid — het allerhoogste gewigt leggen, en dat is: de verharding (AbMrtung) van het ligchaam, de ongevoeligheid van de huid tegen wind en weder; die immers te verkrijgen is mijne Heeren als men slechts bedenkt dat de bewoners van Nova Zembla ook \m\A.-pores bezitten; die te verkrijgen is : door dagelijksche afwassching uit de bedwarmte met friseli water van top tot teen, waarbij men het volkomen in zijne magt heeft met laauw water te beginnen, en van lieverlede koudere graden aan te wenden , zoo ook door de viermaal grootere handdoek dan gewoonlijk van tijd tot tijd minder sterk uit te wringen. De Natuurgeneeskunde gelooft de ondervinding verkregen te hebben dat de vaste wil n. 1. eene zekere veerkracht van den geest vereischt wordt-, om niet slechts door eigen bewustheid, maar ook door het ernstige voornemen de zelfbevlekking en de overmatige bijslaap te vermijden of na te laten, slechts gepaard kan gaan met, of gegrond kan zijn op de natuurlijke verharding (phjsischer Alhdrtuiig) van het ligchaam. De voorbeelden zijn gemakkelijk te tellen en komen zeer zelden voor waar men eenen scherpzinnigen geest aantreft in een zwak ligchaam, terwijl omgekeerd wanneer de verharding van het ligchaam aangekweekt en verkregen _ is , liet alsdan een waar kinderspel mag worden genoemd ook den geest die veerkracht en vastheid te geven welke volstrekt vereischt wordt om den wil in staat te stellen die ondeugd te vermijden. (1) Wij moeten (1) Dr. HEINBOTH zegt in zijne » Erzichung und Selbsthildung 2 * derhalve alle ouders en opvoeders ten strengste aanbevelen dat zij vóór alle dingen onmiddelbaar na liet oogenblik van liet onderwijs in de kraclitsverkrijging van liet ligcliaam (Alhartung) hunne onderhoorigen de grootste opmerkzaamheid toewenden. Hier komt dan het allereerst in overw eging de zorg. voor de legerstede, welke uit eene zeer koele matras van stroo , zeegras , varenkruid of kapuk moet bestaan, waaronder men desnoodig in den winter tusschen deze en de staalvederen matras een dun bed of wollen deken plaatsen kan; een dekbed mag zich alleen tot de voeten beperken en moet de bedekking overigens slechts bestaan uit laken, wollen- en katoengestikte deken, waarbij dan de lijder het leggen op den rug zorgvuldig vermijden moet. Het slapen in of onder vederbedden is de wezenlijke aanleiding ol grondoorzaak van de zelfbevlekking. Een jongeling met deze kwaal behebt moge den dag over ook nog zoo veel beweging in de frissche lucht nemen, het zal altemaal te vergeefsch zijn en alle goede voornemens worden vergeten zoodra hij in de misleidend aantrekkelijke warmte van het vederbed aankomt, daar toch de prikkelende eigenschap van die vederen op ons zenuwstelsel — waarvan de grondoorzaak ons nog tamelijk onbekend is — hem tot liet verrigten der daad onwederstaanbaar dringt. Daarentegen is het even zoo zeker dat een jongeling, die zich gedurende den dag veel ligchaamsbeweging oplegt en daarna eene doelmatige legerstede , zoo als bovengemeld , mag betrekken , zich zelden tot het beoefenen der kwade praktijk aangespoord zal gevoelen. Echter moet ook nog in andere betrekking het ver- Der Anfang aller Sittlichkeit ist das reine Wollen , die reine Selbstbcstinnnvng. Er ist die Quelle der Heilig heit. Deshalb richtet auoh der tvahre Wille dus Grösste, das Erstauncnswürdigste aus. stalen van het ligchaam dagelijks beoefend worden. De jongeling vermag zich niet door te warme kleederen de huid bederven; men moet acht geven dat zijne kamerwarmte niet boven 15 gr. R. bedraagt; hij vermag geen warm water tot baden of wasschen aanwenden, zoodat hij zich ook in deze opzigten aan de koude moet gewennen , omdat zulks een krachtigen invloed uitoefent op de spierkracht en op den geest. Natuurlijk kan dezen overgang tot koelere kleeding en koelere slaapbedekking van lieverlede geschieden ; maar meerdere koude te leeren verdragen is het allereerste middel om de kwaal te voorkomen of reeds aanwezig die te leeren beheerschen. Hetzelfde voorschrift mag ook gelden voor het vrouwelijke geslacht, voor zooverre het door dien boozen geest beheerscht wordt of gevangen genomen werd. Wanneer wij nu de vroeger reeds aangestipte hoogst treurige gevolgen van de zelfbevlekking en van den 011matigen bijslaap meer bijzonder betrachten, dan zien wij al zeer spoedig tot welke rangschikking die gevolgen eigenlijk behooren. "Wij zien namelijk op den eenen kant dat de in het oog vallende prikkeling van de geslachtszenuwen tot terugkaatsing in de zenuwen van het middenpunt voert, namelijk in het ruggemerg en in de hersenen, dan echter ook in den omloop van de onvrijwillige zenuwen en dat deze terugkaatsing bloedaandrang (bloedopeenliooping) naar en in deze zenuwen van het middenpunt tengevolge heeft. Hoe langer zulks voortduurt des te meer vertoonen zich eerst algemeene prikkelbaarheid en daarna verzwakkende toestanden van allerlei aard, die eindelijk van tijd tot tijd op de hierboven reeds gemelde, algemeen waar te nemen gevolgen, voornamelijk door deii lijder zeiven op te merken, moeten uitloopen. Laten wij nu, Mijne Ileeren, ook van den anderen kant de door elkeen op te merken uitwendig zigtbare gevolgen van de zelfbevlekking en van den onmatigen bijslaap wat meer in de bijzonderheden beschouwen: Wanneer gij een zoodanig lijder aanziet, het zij dan dat hij tot de eerste of tweede soort behoort, dan zal er zeer spoedig een lichtstraal aanbreken, welke u op eene andere zeer gewigtige omstandigheid heenwijst welke door de allopathisclie geneeskunst over het algemeen geheel niet opgemerkt wordt. Gij zult namelijk tweeërlei opmerken, als vooreerst dat de uiteinden van zoodanig persoon, handen en voeten, onnatuurlijk koud zijn en ten tweede dat de uitwendige huid bleek geelachtig en over liet algemeen niet de natuurlijke bloedroode doorschijning vertoont. De Hoogeschoolsehe geneeskunde nu stoort er zich bijzonder weinig aan of de handen en voeten koud zijn en of de huid de natuurlijke kleur al of niet ten toon spreidt. En toch is de opmerkzaamheid hieraan te wijden hoogst belangrijk, omdat men hieruit ontdekt dat de kwaal bestaat en hoe die bestaat, en men met deze kenteekenen in staat is de kwaal bij den wortel aan te grijpen en volgens de wetten der Natuur te genezen. Een zoodanig lijder heeft derhalve, zoo als ik de eer had te zeggen nooit eene frissche rood doorschijnende huidkleur. Hij is geheel en al bleek, voornamelijk aan die plaatsen die door de kleederen bedekt zijn, maar niet zelden ook in 'tgezigt, en heeft koude handen en voeten. Nu, wat is daarvan de oorzaak ? De oorzaak mijne Heeren is een beperkte omloop van het bloed in die deelen en dit verklaart zich daardoor dat de geslachtsdeel en en de zenuwen van het middenpunt eenzijdig geprikkeld en verdikt zijn en dat derhalve uithoofde het bloed de prikkel volgt de haarvaatjes iu de uitwendige huid het bloed hebben moeten afstaan; het wordt dan met geweld gedrongen naar de geslachtsdee- ■■■hm len en naar de andere oorden van inwendige prikkelbaarheid. Waar derhalve zenuwen aangeprikkeld worden, daar stroomt het bloed met snelheid heen. Waar dus de geslachtszenuwen bijzonder sterk worden aangeprikkeld, stroomt het bloed heen om het zaad te vormen, waartoe, zoo als boven gezegd, zeer veel bloed vereischt wordt; het stroomt echter evenzeer naar het ruggemerg en naar de hersenen wijl deze deelen door het gevoel der terugkaatsing gelijktijdig geprikkeld worden en brengt nu daar de ophooping van bloed teweeg, waarvan wij vroeger spraken en dit moet zoo wel den omloop van het bloed in het onderlijf als in de uitwendige huid verminderen, die daardoor arm aan bloed worden; de uiterste einden van hunne bloedvaten de zoogenaamde Ccqnllaren moeten eindelijk verdorren en verdroogen en daarmede ontbreekt dan een van de allergevvigtigste verrigtingen van het ligchaam n. 1. de werkzaamheid der huid in de dubbele betrekking van het uitstooten van onreine stoffen door de uitwaseming en van het inademen of indringen der lucht door de huid ; of de huid verslapt zoodanig dat chronisch zweet en daardoor algemeene uittering (Atrophie) ontstaat, waardoor de mensch zijne ontbinding tegemoet treedt, of de stollen die door de huid moeten worden uitgestooten, blijven door het onvermogen der huid in het ligchaam en kwellen het op de verschillendste wijzen, wat dan tot de veelvuldigste ziekteverschijnselen aanleiding geeft. Bij voorbeeld: eene zoodanige werkeloosheid der huid daar deze eene hulpgeleding (Ersatzorgan) der longen is veroorzaakt nu, dat, gedeeltelijk door eene buitengewone inspanning van kracht, gedeeltelijk door eene meer en meer gebrekkige bloedbereiding, de ziekte der longen ontstaat. ~V\ anneer nu de gevolgen van de zelfbevlekking en van den onmatigen bijslaap, meestal door de allopathi- sche geneeskunde gelieel niet in acht genomen, n. 1. de veranderde rigting van den omloop van het bloed zich naar de beide opgegeven zijden verlioogen (frin gipfeln) zoo heeft men ook van het standpunt der Natuurgeneeskunde slechts dan genezing en uitroeijing van die ongelukzalige gevolgen te wachten, als men het allereerst bedacht is den omloop van het bloed weder in het regte spoor te brengen en dientengevolge de algemeene en bijzondere bevrediging van de zenuwen te verkrijgen. De allopathie en homöopathie wenden wel is waar zoogenaamd dezelfde geneesmiddelen aan en in hunne ziekteleer [pathologie) vindt men derhalve wat de diatetik betreft het vermijden van den inwendigen prikkel aanbevolen , maar hoe kan men het overeenbrengen met zulke leerstellingen, als die Heeren het in de praxis noodzakelijk verklaren den jongeling eenen goeden, voedzamen kost aan te bieden, daar men het hem toch kan aanzien dat hij aan de tering lijdend en zijn spierstelstel erg vermagerd is. Hier gelooft men alzoo behulpzaam te kunnen zijn door krachtige dat is veel bloedverwekkenden kost! Nu, mijne Heeren, de Natuurgeneeskundigen zijn van eene geheel tegenovergestelde meening. Wij zeggen: wanneer daar eene ziekelijk veranderde rigting in den door de Natuur voorgeschreven omloop van het bloed voorhanden is, waar het bloed meer bepaald tot zekere afscheiding, zoo als hier tot zaadkweeking aangewend wordt, daar is het geheel en al verkeerd voedingsmiddelen die veel stikstof bevatten voor te schrijven en daardoor eene spoedige en rijkelijke vergoeding van het ontbrekende bloed te willen bewerken ! Ilier is zeer voedzame kost regtstreeks vergif • want wij verleenen daardoor de eenzijdige (einseilig) bloedstrooming slechts nog meer kracht in deze valsche rigting te verblijven en meer en meer verzwakkende invloed uit te oefenen op de reeds zoo zeer verzwakte zenuwen van de zaadbereiding, de sparende radertjes (aufbewalirenden Organe), liet ruggemerg en de hersenen. En dat mijne Heeren geldt evenzoo van alle zeer te zamen trekkende stikstofrijke voedingsmiddelen, alzoo ook van de daartoe behoorende peulvruchten erwten, boonen, linsen. Maar de in dit opzigt gevaarlijkste voeding voor de aan de geslaclitsdeelen verzwakte, is blijkbaar de vleeschkost met de daaronder begrepen eijeren die juist van de voorstanders der allopathisclie geneeskunde altijd vergund ja zelfs dringend aanbevolen wordt. Ik heb nog nooit vernomen dat aan een zoodanig lijder door een allopath of Jiomöopath de vleeschkost verboden werd, maar wel het tegendeel. Koffij, thee, Beijerschbier, wijn enz. hoort men wel eens door een allopath, meer nog door een hom.öopath als gevaarlijk aanduiden, ofschoon ook deze dingen dikwijls genoeg als eene nuttige ondersteuning betracht worden. Maar vleesch wordt door de vereerders van de oude leer (docirin) over het algemeen nog geheel niet als een prikkel of althans niet als een gevaarlijken prikkel voor een verzwakt zenuwstelsel gehouden! En toch weet gij allen mijne ' Heeren, dat volkeren die zich hoofdzakelijk van vleesch / voeden een veel meer opgewekt zenuwstelsel bezitten dan de zoodanigen welke meer of geheel zich met plantenkost voeden. Evenzoo kan men dit bij de dieren opmerken, als men den woedenden tijger bij den zacht- ^ aardigen oliphant vergelijkt. Hoe kan het dus bij ziekelijken toestand, waar men beoogt het zenuwstelsel tot rust te brengen, maar niet op te ruijen of te prikkelen, dienstbaar zijn het bloed stoffen toe te voeren, van welke het bekend is dat zij de eigenschap van aan te prikkelen bezitten? Derhalve moet het vleescheten het allereerst vermeden worden waar het geldt de gevolgen van de zelfbevlekking en van den onmatigen bijslaap te beheerschen. Maar ook in alle andere gevallen en zonder de diatelik in beperkten zin in aanmerking te nemen, wijken de allopathische- en de Natuurgeneeskunde in de genezing van de overprikkelde geslachtsdeelen zeer ver uit elkander. Gij zult steeds opmerken dat daar waar de allopathische of homoopalhische doctor soortgelijke treurige gevolgen tracht te genezen, wanneer hij ook al koud watei, beweging en natuurlijke middelen aanwendt, toch daarbij tevens zijne apothekersmiddelen voegt, en deze onvoorwaardelijk als de hoofdzaak der behandeling aanmerkt. Maar wat toch mijne Heeren kan men bij zulk ee.ien verwarden toestand van het ligehaam van medicijnen verwachten? Wij hebben dadelijk van den beginne af aan gezien, dat de loopbaan van de spijsvertering tot die plaatsen van het ligehaam behoort, welke door hoogere eischen van hare verrigtingen te verlangen, mede getrokken worden in het lijden en geprikkeld zijn. Wanneer nu reeds door overmatige voeding bij den zelfbevlekker en den woestaard eene verhoogde aansporing van de verteringswerktuigen, prikkeling en ophooping van bloed te verwachten zijn, alligt van aambeijen vergezeld, wat moet dan toch wel het gevolg zijn wanneer in het kanaal der spijzen zelfs nog vreemde stoffen (,leterogén), zooals de apothekerswaren meestal zijn , toegevoegd worden P Zeer zeker nog eene grootere overprikkeling van de zenuwen der maag! Daardoor kan nu wel tijdelijk in den kring der geslachtsdeeleu de zenuwprikkeling geheel of gedeeltelijk verminderd worden, daar zoo als het u bekend is, tusschen onze afzonderlijke ligchaamsdeelen eene zich onderling tegenstrevende verhouding bestaat, wejke medebrengt°dat bijzondere prikkeling in het een of andere gedeelte van liet ligehaam de verrigting in een ander deel of tot zijn voordeel of tot zijn nadeel vooreerst meer of minder onwerkzaam is of terug blijft. Ja, dit kan zes weken of in liet gunstigste geval zes maanden duren; want de lengte van ons verteringskanaal of darm is zeer van belang, meer dan acht ellen bedragende, en wanneer gij u verbeeldt dal kanaal opengesneden te zien, dan is de vlakke inhoud ten minste zoo groot als het blad van de hier voor mij staande tafel, n. 1. twee vierkante ellen. Die zoo belangrijke ruimte bevat niet slechts duizenden, neen inillioenen uiteinden van zenuwen en kleine bloedvaten, zoodat het wel begrijpelijk is hoe op zoodanige uitgestrektheid, in een evenredig lang tijdvak, een prikkelbare toestand kan ontstaan, welke op eene andere plaats tot eene onderdrukking of verlaagde werking voeren kan en aldaar voortgezet of onderhouden vóór dat de zenuwen en bloedvaten geheel verlammen , hunnen dienst ontzeggen en alzoo niet meer opgewogen zijn tegen den prikkel aan andere plaatsen n. 1. de geslachtsdeelen. Maar vroeger of later komt de geheele verlamming des te zekerder en des te eerder, naar mate de maag gelijktijdig met versterkende voedingsmiddelen overladen en als nu dubbeld geprikkeld wordt; en wanneer ook — waarvan echter nog geen geval ter mijner kennisse gekomen is — de door voedingsmiddelen en artsenijen voortgebragte verhooging van de werkzaamheid der zenuwen en van den omloop des bloeds in het verteringskanaal, wezenlijk eene genezing van de geslachtsdeelen zou kunnen bewerken , dan zal men de hier verkregen uitkomsten door de tevens geledene en voortdurende schade aan de verteringswerktuigen naauwelijks als gunstig kunnen betrachten. Meestal komt echter deze verruiling van slechtere verteringswerktuigen tegen verbeterde geslachtsdeelen niet tot stand, maar veel eerder (ik heb het althans nooit anders beleefd) wordt bij de weder ontwakende oude kwaal thans ook (le nieuwe kwaal ondervonden. Want wanneer de schijnbare kalmte der geslaclitsdeelen , gedurende eenige weken of maanden, voorbij is, komen niet slechts de onvrijwillige zaadvloeijingen met de schadelijke gevolgen terug, maar de lijders gevoelen zich tevens in de spijsvertering veel meer verzwakt. Mijne Heeren, ik spreek hier uit eigen ondervinding met betrekking tot vele jonge zoowel als oudere mannen , waarvan ik weet dat het hun door het gebruik maken van medicijnen tegen de zaadvloeijing, tengevolge van de verzwakte geslaclitsdeelen, zoo gegaan is en ik moet nogmaals verklaren : dat kan volstrekt niet anders zijn , het moet steeds zoo gaan. Gij zult dan ook geredelijk kunnen begrijpen dat men zich van het standpunt der Natuurgeneeskunde daartegen verzetten moet wanneer daar boeken verschijnen in welke van den kant der doctoren nieuw uitgevonden artsenijmiddelen aanbevolen worden als hulpmiddelen tegen de gevolgen der buitensporigheid. Gij zult nu welligt vragen of er soms niet ook nog een bijzonder (specifique) middel bestaat tot bevrediging of versterking en alzoo tot regtstreeksche genezing van de zenuwen der geslaclitsdeelen ? Door de voorstanders van de allopathische geneeskunde wordt zulks als zonder twijfel beweerd en de werking van de artsenijmiddelen over liet algemeen als eene dynamische verklaard, dat wil zeggen als eene zoodanige, welke op eene zekere , door de wetenschap echter nog niet doorgrondde, maar slechts door de ondervinding verkregene, inwendige zamenhang- van een artsenijmiddel met eene bepaalde werking van een radertje (Orgavfunclion) van eene gezonde of ziekelijke gesteldheid berust. Dat is echter mijne Heeren een spitsvindig ingebeelde grondslag voor de geneeskunde, en zich nog lieden ten dage daarop te beroepen is met het zoogenaamde op nieuw aantrekken van de kinderschoenen en liet: blindemannetje tast toe, te vergelijken. Wanneer en waar zijn ooit de tegen een zeker ziekteverschijnsel gebruikte artsenijen of hunne uitwerkselen bij de ontleding (Seclion) van het gedurende de ziekte gestorven ligchaam anders dan in het verteringskanaal waargenomen — zoo ze al werden gevonden ? Nooit en nergens. Ik acht het echter mogelijk dat gij welligt zult denken dat het soms in 't gebeente van lijken gevonden kwikzilver de meening tegenspreekt dat de door mond en maag naar binnen gekomen artsenijen ook slechts in het verteringskanaal eene werking zouden kunnen uitoefenen. Wie echter mijne Heeren heeft dan wel ooit gezien of was in staat te bewijzen dat het kwikzilver bij wijze van doorzweeting van het verteringskanaal in de melk-en bloedvaten werkelijk opgenomen is of heeft kunnen worden ? Welke scheikunde en welke natuurwetenschap (Phijsik) of natuurkunde van het mensehelijke ligchaam (Physiologié) leert dan dat stoffen (Jcörper) nog door het bloote oog te kennen of te onderscheiden, door de met het vergrootglas naauwelijks zigtbare plaatsen van den ingang (Einmündung) der wortelen van de melkvaten in of aan de darmen opzuigiugswijze kunnen worden opgenomen ? Moeten niet deze wetenschappen veel meer eenparig een werktuigelijk van lieverlede doorzijpelen van de weefsels aannemen ? En heeft men nog ooit zoodanige ophooping van kwik aan het geraamte in ander gebeente als in die van het onderste gedeelte van den romp van de beenen en voeten ontdekt? Daar kunnen welligt kleine deeltjes kwikzilver ook op de uitwendige vlakte van de schedelbeenderen gevonden worden (ofschoon mij daarvan, dat hier of daar aan arm—of borstgebeente zulke waarnemingen gemaakt geworden zijn, zoo min bij mijne eigene bezoeken van de snijkamer als op eenigerlei andere wijze iets ter kennisse van de zenuw-centra op alle bewegingszenuwen kunnen verklaren. Hoe vreemdsoortiger het artsenijmiddel, des te meer zal hetzelve invloed op verhaasting of ook in het slimste geval, wanneer daar reeds belangrijke verlamming van de zenuwen plaats vond, vertraag in den omloop van het bloed doen blijken; des te minder zal dan ook de doctor voor eiken eenling vooraf kunnen bepalen, of een zoodanig middel meer pisdrijvend of zweetdrijvend werken zal. En inderdaad zal het niet zelden voorkomen (en niet slechts bij de braak- en afvoermiddelen maar ook bij den diureticw en diajjkoreticis) dat zij de te verwachten juist tegenovergestelde uitwerking betoonen, wat dan meestal in de betere of slechtere gesteldheid der huid zijnen grond heeft. De zweetdrijvende middelen zooals: Salmiac, azijnzure Ammonium, Liquor cervi, braakwijnsteen , Mochws , Kampfer enz., echter ook slechts de heetgemaakte dranken hebben dezelfde eigenschap dat zij in den regel eenen sterkeren prikkel op onze zenuwen en tengevolge daarvan op den omloop van ons bloed uitoefenen en derhalve komt het bij hun eerder en veelvuldiger tot zweetvloeijing als tot verhoogde afzondering der nieren, ofschoon het laatstgenoemde daarbij en daardoor niet uitgesloten is. Het zoude ons te ver voeren, wilde ik in dit hier slechts voorloopig aangestipte onderwerp dieper indringen ; het scheen mij echter belangrijk genoeg om u ten minste zoover daarmede bekend te maken, dat gij voortaan de werking van de zoo dikwijls aangeprezene artsenijen, bij ziekten der geslaclitsdeelen als gevolgen der zelfbevlekking en den onmatigen bijslaap, beter dan tot hier toe , kunt beoordeelen , en zulke artsenijen des te eerder zult vermijden, naar mate zij verder van de gewone spijzen en dranken afwijken. Laat ons nu het te werk gaan eenigzins nader be- worden. En zoo ziet men ook de wasscliingen, door allopalhiscJte doctoren aanbevolen, veel te koud aangewend. Ik heb eerst oidangs een brief gelezen van eenen doctor die tot het vroeger gemelde boek van la' meet in betrekking staat: daar werden aan de belanghebbende behalve de apothekersmiddelen koude wasscliin"en zonder verdere bepaling over den graad aangeraden ; dat is echter bij een zoodanig gezonken zenuwstelsel geheel en al onverantwoordelijk. Wij wenden daarentegen g-aarne koele klisteren aan, want het darmvlies is niets anders dan de voortzetting of het vervolg van de uitwendige huid ; wanneer nu in onze uitwendige huid gebrek aan bloed ontstaan is, dan is zulks in het darmvlies ook zeer dikwijls het geval. Verstopping in dit geval is meestal niets anders dan het gevolg van gebrekkigen bloedsomloop in de haarvaatjes van het vetvlies der darmen en derhalve onvoldoende slijmafscheiding ter opruiming van de overblijfselen der spijzen. Daar maken wij evenzoo gebruik van opwekking of aansporing als in de uitwendige huid en de vorm of wijze van aanwending daartoe moet zijn eene klisteer ; maar met betrekking tot den graad van het water evenzoo naauwkeurig bepaald, in den beginne meestal niet onder 15 graden Reaumur. Met deze drie aanwendingswijzen of hulpmiddelen n. 1. vochtige warmte, getemperde afwasschingen en kleine zoodanige klisteren met inachtneming van de hierboven opgegevene algemeene diatetische regelen, is ontwijfelbaar een door zelfbevlekking of onmatige bijslaap ontstemd , dat is in zijne zenuwverrigtingen en bloedsomloop gestoord werktuig (Organismus), wat de hoofdzaak betreft weder in het regte spoor en alzoo tot gezondheid terug te brengen, waarbij in allegeval ook nog eenige de uitstooting van stoffen uit het ligchaam bevorderende werkzaamheden (Manipulationen), als wrijving , drooge van liet lid slechts herinneren aan de zoogenaamde phimose, dat is: vernaauwing der voorhuid, zoodanig dat zij niet over den eikel teruggetrokken kan worden, hetwelk een gevolg is der urethritis die zich dikwijls voordoet, evenzoo aan het tegendeel n. 1. de paraphitnose of het krampachtig zich terugtrekken der voorhuid en het zich sluiten daarvan achter den eikel. Bij den schanker, die zooals het bekend is, zeer zelden in het lid zijnen zetel heeft en zich door zweren onderscheidt, die zich door den onreinen bijslaap meestal op den uitwendigen eikel vormen , komt dan als eene der belangrijkste storingen voor, de onder den naam van Bulo bekende opzwelling der liesklieren. Ik behoef echter op deze verschillende nevenverschijnselen bij de primaire syphilis niet verder in te gaan , omdat zij voor eene bijzondere behandeling van den naturarts gewoonlijk niet wijken; veelmeer doen zij zulks bij de hoofd- of algemeene behandeling. Houden wij ons thans veel eerder aan het hoofdzakelijke merkteeken zelf. De schanker en de druiper onderscheiden zich dus op zeer verschillende wijzen en het is zeer belangrijk die hoofdonderscheidingskenmerken aan te toonen. Ten eerste onderscheiden zij zich betrekkelijk de plaats van ontstaan. De druiper vertoont zich in den pisweg, terwijl de schanker zich ook daar kan voordoen, doch veel zeldzamer. De plaats van zijn ontstaan is veel menigvuldige!1, het slijmvlies des eikels en der voorhuid, ook de binnenzijde van de voorhuid en aldaar hoofdzakelijk de streek van het bandje of ring, waarde voorhuid aan den eikel vast gegroeid is. Eene der hoofdonderscheidingen tusschen den druiper en den schanker is, dat deze op andere plaatsen des ligchaams zich kan voordoen. Hij kan n. 1. dadelijk uitbreken , zoowel in de slijmvliezen van den mond, als in die der De schanker is ook alleenlijk eene ziekte van den [ n l . . • *'11 ^ mensch; bij (lieren komt hij nooit voor, terwijl de ■ druiper dikwijls bij dieren, vooral bij honden en run- \ ^ ƒ / vee, wordt waargenomen. iirr*-ryi- Er zijn dus vele onderscheidingsteekenen tusscjien ^ genoemde twee ziekten. De belangrijkste vraag is of de druiper tot de syphilis al of niet kan gerekend worden, dat wil zeggen of hij van dengenen die er mede behebt is, al dan niet kan overgebragt worden. De artsen zijn het thans grootendeels daaromtrent eens dat zulks het geval niet is, dat hij veel meer een werktuigelijk gevolg is van opwekking van het zenuwgestel en van verwonding, dus eene soort van ontsteking in het slijmvlies van den pisweg, gelijk de verkoudheid eene ontsteking van het slijmvlies van den neus is. Gelukkigerwijze heeft die opvatting er reeds toe gebragt dat men den druiper niet meer, althans niet inwendig, met zulke heldhaftige middelen behandelt, als men nog steeds met den schanker te werk gaat. Tegen den druiper wordt thans door de allopathen inwendig staartpeper (Cubcben) of Co^aivahalsam aangewend, terwijl hij uitwendig nog steeds helaas met de ongelukkige heldhaftige inspuitingsmiddelen bestreden wordt, meestal met salpeterzuur-zilver (den bekenden lielschesteen). De behandeling van den schanker zullen wij nu bijzonder nagaan. Eer ik echter tot de wijze van behandeling der sj/philitische ziekten overga, is het zekerlijk niet van belang ontbloot te vragen : kunnen de druiper en de schanker niet voorkomen worden ? dat wil zeggen, bestaat er eene werkzame j.rophylaxis , tegen deze beide kwalen ? Yreest niet mijne Heeren, terwijl ik deze vraag tracht te beantwoorden , dat ik ligtzinnig te werk zal gaan; daar echter de bijslaap buiten het huwelijk nooit uit de wereld zal en kan verdwijnen , zoo hebben de artsen zicli ten allen tijde met die vraag onledig gehouden. Ook ik vraag: kan bij den druiper en den schanker het ontstaan en de ontsteking voorkomen worden of niet, en — wanneer die vraag bevestigend beantwoord wordt — hoe kan zulks geschieden ? — Op verschillende tijden zijn de verschillendste voorstellen gedaan, welke hier niet alle kunnen vermeld worden. Ik maak slechts gewag van de voorstellen die thans nog gangbaar zijn en de middelen die thans nog door de allopathische en homöopathiscke artsen aanbevolen worden. Door de oude geneeskunde worden namelijk als voorbehoedmiddelen tegen ontsteking aangeprezen in de eerste plaats den beroemd geworden Condom; ondertusschen stemt zij toe dat deze conclom een even onzeker middel is, als zij aan den anderen kant het genot vermindert. Eene fransche vrouw heeft eens zeer juist gezegd dat hij een spinneweb tegen het gevaar en een harnas tegen het genot is. Voorts worden inwrijvingen met eenvoudige olie of vetzalf, zelfs kwikzalf ook door die geneeskunde aanbevolen, voor men tot den bijslaap overgaat. liet ligt voor de hand dat deze voorbehoedmiddelen door den naturarzt. veroordeeld moeten worden. Wij zeggen veel eerder daar is geene betere proplylaxis tegen aansteking, dan de verharding./^Een mannelijk ligchaam dat verhard is, waarvan de huid tegen de indrukken van den dampkring bestand is en dat hitte en koude verdragen kan, staat veel minder bloot aan aansteking dan een zwak ligchaam en voert de vatbaar heid tot aansteking niet met zich. Deze vatbaarheid is zeer verschillend bij de onderscheidene personen. De zuigeling aan de borst zal veel ligter aan de aansteking blootgesteld zijn dan de volwassene, hetzij jongeling of man. Evenzoo zal het ver week elijkte ligchaam veel eerder besmet worden dan de verharde mensch. Jlrw yJ-'S - Een bijzonder gehard man zal bij eene syp/rilUische vrouw kunnen ingaan zonder besmet te worden, terwijl een ander tot diezelfde vrouw ingaande , besmet van daar zal gaan. Dat komt doordien de aan zijne uitwendige huid verharde man ook aan zijne slijmvliezen en dus ook aan die der geslachtsdeelen verhard is, en derhalve veel meer dan de andere weerstand kan bieden aan beleedigingen die van buiten komen, evenzoo als de onbedekte handen en het gezigt. Dat is dus hetgene waarop de natuurgeneeskunde de aandacht moet vestigen, wanneer men, zoo als het hier vereischte is, proplujlaxis, namelijk verharding van het ligchaam in t algemeen wil beoefenen. De gewoonte om de voorhuid teruggetrokken te dragen staat daarmede in verband en wordt door ons als noodzakelijk geacht. In dit opzigt hebben de joden ons reeds vroeg in de besnijding een voorbeeld gegeven. Bij hen is daarom de phimose, maar ook de syphilitische aansteking niet zoo ligt mogelijk. In het toekomstige zal het er in de hoogste klassen van jongensscholen toe behooren, den aankomenden jongeling op deze gewigtige voorzorg voor zijne geslachtsontwikkeling opmerkzaam te maken. Zulks is 'niet alleen gewigtig bij mogelijke toekomstige aansteking, maar ook in het algemeen voor het rein houden van het slijmvlies en gevolgelijk tot vermijding van vele zeer pijnlijke en gevaarlijke kwalen, die daaruit voor den jongeling en toekomstigen echtgenoot kunnen voortkomen. De gewoonte om de voorhuid teruggeschoven te dragen en het rein houden van het slijmvlies van het mannelijke lid door wassching met koud water, zijn met de maatregelen van verharding en zindelijkheid nog niet altijd voldoende om de grootst mogelijke zekerheid tegen besmetting te verkrijgen; daartoe behoort behalve onthouding van onechtelijkeii bijslaap, nog waarbij het er op aan komt die hinderpalen uit den weg te ruimen die de eigene, de inwendige geneeskracht van liet ligchaatn tegenwerken. Die hinderpalen zijn verstoorde bloedsomloop, eenzijdige aandoening van zenuwstelsels door bloedaandrang, verslapping van de central-organen door overprikkeling en nederzetting van' ziektestoffen daarin. AV ij hellen die hinderpalen op, terwijl wij den bloedsomloop regelen, de bloedaandrang door afleiding wegnemen en de ziektestoffen tot oplossing en ettering brengen. Daardoor brengen wij de geneeskracht van de natuur weder in het evenwigt, en zij , niet wij , voltooit dan de eigenlijke genezing. Derhalve beschouwen wij ons slechts als de dienaren der natuurgeneeskracht; wij zeiven genezen niet, maar bevorderen alleen de mogelijkheid dat dé verlamde ligchamelijke kracht zelve weder kan scheppen en genezen. Dit geldt dus ook van den ehronischen druiper en van den secondairen schauker. De laatstgenoemde ziekte moeten wij wat meer bijzonder beschouwen alvorens wij tot de behandeling van de secondaire vormen, of tot de chronisch geworden si/philitische kwaal overgaan ; want hoewel ook de schanker in het primaire tijdperk gelijk de primaire druiper eene behandeling ondergaat die de ontsteking regelt, zoo wijkt hij toch in de gevolgen van den aard des laatsten min of meer af. De schanker heeft drie verschillende tijdperken en is de eigenlijke sijphilis. Van waar de naarn sijphilis komt is onzeker; sommigen zeggen dat hij van het grieksche o-o,' .tiv afkomstig is, hetwelk zwijnenliefde beteekent; anderen zeggen van een herder die in den mythischen tijd van Griekenland zich in een' strijd met Apollo er op beroemd had meer schapen te bezitten dan hij zonnestralen bezat, op welk overmoedig gezegde hij door Apollo met de smetstof bezocht werd. De huid en door het Zittmann'sehe afkooksel 1) de inwendige huid van de verteringskanalen verlamd is, dan moet een noodzakelijk gevolg daarvan zijn: het wegvreten van de weefsels der bloed- en watervaten die van hunne afscheidingsgangen beroofd zijn, dus algemeene verrotting of nederzetting (Ablageruvg) van de ziektestof in de vliezen die de beenderen omgeven, verwoesting van laatstgenoemden en dus de grondlegging tot den zoogenaamden beeneter (Knochenfrastes). Gelijk dus de tecondaire Syphilü- meestal door de artsenijbehandeling der primai'e aansteking veroorzaakt wordt, zoo kan men ook zeggen dat de tertiaire vorm met zijn beeneter niet bestaan zou wanneer niet zulk eene onlog scJt.e, alle natuurwetlige grondslag ontberende kwikzilver-behandeling van het secondaire tijdperk nog bestond. Hoe geheel anders en rationel gaat de natuurgeneeskunde te werk bij haar pogen tot genezing van den syphilitischen zieke in het secondaire tijdperk! Zij zegt dat ons ligchaam bij iedere andere ziekelijke stofindringing, als het eenigzins mogelijk is, de koorts of de ontsteking of beide te gelijk aanstelt tot het uitdrijven van den indringer. "Wat is dus eenvoudiger dan dat men ook bij bloedvergiftiging door schan kerstoffen, de ligchaamskracht te hulp komt tot het verwekken van koorts, wanneer zij er zelve niet toe in staat is ? En zijn onder de daartoe voorhandene middelen warmte-toevoer en vermindering der vloeistoffen in het ligchaam v"iet de natuurlijkste? Wij weten dat de Syphilis eigeritlijk niet bestaat in heete landstreken , of dat zij daar niet 1) Die drank beslaat uit Sassapariile, anijs, venkel en sennebladen , als plantaardige scliijnmiddelen eenerzijds , maar anderzijds uit aluinsuiker, calomel en geprepareerd vermiljoen. Men kan zich dus een klein begrip maken van de voortreffelijkheid en de eigenschap tot verwoesting door dezen drank. liet gevaarlijke kenteeken draagt, dat zij bij ons heeft. Ook is het reeds dikwijls gebeurd dat Europeërs, besmet met Syp/ti/it in het / rimaire of se onda re tijdperk, genoodzaakt waren uit andere oorzaken naar Zuidelijke landen af te reizen , en dat zij daar onder den invloed der loodregte zon spoedig zonder geneesmiddelen herstelden. Hoe moet men zich het natuurlijk proces in zoodanig geval denken? Zekerlijk zoo, dat men inde hitte, die in het ligchaam indringt, een middel ziet dat nu eens het zenuwstelsel sterk opwekt, en het bloed meer doet verzuren (oxt/der), dan weder de vloeistoffen van het ligchaam sterk doet opdroogen; hierbij koint nog de meer werkzame huid van den Oosterling in aanmerking, die geneigd is de onder den invloed der hitte verbrande ziekelijke bloedstoffen naar buiten te drijven; terwijl men niet moet vergeten de meer plantaardige , koele, weinig prikkelende leefwijze die de bewoner van het Zuiden in acht neemt, alle gewigtige zaken, die de mogelijkheid der reiniging van een ziekelijk bloed , reeds theoretisch waarborgen, maar welke omstandigheden , wat het belangrijkste is , even werkdadig als zeker door de ondervinding bevestigd worden. Kan de natuurgeneeskunde dus meer rationel te werk gaan dan wanneer zij tot grondslag harer ondernemingen in de veldtogt tegen de st-cnndiire Syphilis, die ondervinding welke de heete landen opleveren, tot rigtsnoer neemt? Onthouding van vleesch en prikkelende spijzen zal daarom het eerst zijn wat de natuurarts zijnen syphilitischen lijder moet aanraden; toevoer van warmte, vochtige of drooge, zal het tweede zijn wat hij te doen heeft, en terwijl de inwikkeling van het ligchaam in vochtige en drooge doeken en dekens, welke daarbij een vereischte is, de huid meer doordringbaar, meer werkzaam maakt, zorgt hij, door op zulke inwikkeling vol gende wassching voor navolgende werkdadigheid der huid , uithoofde daardoor tegenwerking (reaction) van de zenuw- en bloedvaten en versterking der huid veroorzaakt worden. Zoodoende is in de hoofdzaak de phyxiut 'i'sche behandeling tegen secondaire Sijphiiis zeer eenvoudig , al kan zij ook niet zoo spoedig gaan, al naar de oudheid der kwaal en de daardoor veroorzaakte grootere of kleinere aandoening der hoofdklieren van het ligchaain. Ik weet wel, mijne Heeren, dat gij mij nog vele watergeneeskundige inrigtingen kunt aanwijzen, waar nog op zuiver medicinisch'■ wijze of toch door middel van kwikzilver de behandeling der Syphi'is plaats heeft. Maar gaat na s. v. p. van waar dit komt, en gij zult bevinden dat het meestal aan den leefregel ligt, aan de grondstelling welke die Heeren niet kunnen laten varen , n. 1. dat de spijzen bij eene behandeling van chronische kwalen in het algemeen zoowel als in de watergeneeskundige inrigting , krachtig voedend moeten zijn , dat is, dat zij veel bloed moeten aankweeken en de kost derhalve, volgens die Heeren, hoofdzakelijk uit vleesch moet bestaan. Ook de drooge leefregel vindt men in zulke inrigtingen nergens aangewend, zoodat alsdan twee der belangrijkste zaken ontbreken, door middel waarvan de natuur zelve geneest, dat is: hoogere bloedgraden (Température) verwekt en daardoor en door de grootere huidweikzaamheid aan het ligcliaam vele vloeistoflen onttrekt en door de betere bloed-verbranding de afscheiding van vele ziektestoffen bewerkt. Inderdaad, gij zult in het geval van secondaire Sz/philis beter doen naar een Irisch-romeinsch bad, dan naar eene gebrekkige watergeneeskundige inrigting te gaan. "W ant wanneer ik u dien raad geef, ben ik zeker dat gij daar ten minste niet met kwikzilver zult behandeld worden. AVel is waar moesten er ia zulke romeinsche baden meer bijzondere toestellen of afzonderlijke cellen voor :njphi!i!ii< he zieken gevonden worden, gelijk dat zal zijn in de natuurgeneeskundige inrigting die wij in ons genootschap op liet oog hebben. Mogt het mij gelukt zijn, mijne Heeren, de behandeling van den sccondairen schar)leer, zoo als die door de allopathen en liomöopatheii geschiedt, als eene verkeerde voor te stellen, opdat wanneer eenmaal iemand onder u het ongeluk eener dergelijke aansteking heeft, terstond bij de primaire ontsteking tot de natuurgeneeskunde de toevlugt worde genomen, die u, al is het dan niet zoo spoedig ook niet slechts schijnbaar, maar grondig en duurzaam van die kwaal bevrijden kan, en waarbij van geen overgang in het tertiaire tijdperk sprake is of kan zijn. Mijne Heeren, ik waag het niet ook nog te tredeu in de bijzondere vormen en behandeling, die de natuurgeneeskunde tot opheffing van den secondairen en tertiairen schanker aanwendt, want deels vrees ik reeds te veel van uw geduld gevergd te hebben, deels moet, gelijk ik bij het begin der voordragt zeide, in ieder geval het geneesplan zich rigten naar de persoonlijke gesteldheid, en daarom zult gij beter doen u tot een deskundige te wenden en u door hem de voor u geschikte geneeswijze te Jaten voorschrijven, immers wanneer gij niet reeds door het aandachtig lezen van goede boeken over de natuurgeneeskunde, met hare stelregels geheel vertrouwd zijt, als wanneer gij uw eigen en besten geneesheer kunt zijn. Met het algemeen overzigt, dat gij door deze voordragt zult verkregen hebben, over datgene wat de natuurgeneeskundige beschouwingen betrekkelijk de behandeling van syphïlilisclie kwalen zijn, zult gij na zoodanig gesprek over uw geval gedurende den geheelen behandelingstijd, u zeiven kunnen helpen, en ook die gevallen kunnen behandelen die zich na een goed pliygiatruch overleg in de eerste jaren toch nog dikwijls kunnen vertoonen. Mijne Heeren terwijl ik dus aan het slot mijner voordragt ben gekomen, hoop ik, dat hoe gebrekkig zij ook moge geweest zijn, gij er uit hebt kunnen opmaken, dat de mannen zich voor vele gevaren en voor groote ligchamelijke en geestelijke smerten behoeden konden, wanneer zij de lessen der natuurgeneeskunde reeds vroegtijdig behartigden. Nog ontbreekt het aan leermeesters en gelegenheden dienaangaande; des te meer verzoek ik u echter, uwe aandacht te schenken aan het plan van ons genootschap, om eene natuurgeneeskundige inrigting en akademie te Dresden op te rigten. Hier zal door de voorgenomene inrigtingen iederen bezoeker de gelegenheid aangeboden worden, om het gewigtigste uit de behandelingsleer van het ligchaam en van de ziekten, mede naar huis te nemen. TOELICHTING over de Kweeking der inwendige Warmte. Getrokken uit de beoordeeling van een Geschrift van Dr. Grabau door Dr. Richter. Um die ilurch die Einwirkung des kallen Wassers ilitn entzogeve Warme wieder zu er seizen, muss der Organismus mehr von seiner Snbslanz als im gewöhnliclien Fortgange des Lebensprozesses verbrennen. Die hrzeugnng der organisclien Warme ist, mag der Verf. dazu den hopf schülleln so viel er will, nur ein rein physikalischer Prozess, er geschiehl innerhalb wie ausserhalb des Organismus stels nur durcli chemische Vereinigung verbrennliclitr Substanz mil dein Sauersloffe der Lnft. Der einzige und möjliche Heilprozess, den der Organismus der Kranklieil gegenüber enlfaltel, und den er slels nur in Anwenduiig bringt, wenn eine Kranklieil geheill wird, mogen Arzneimittel gegeben sein oder nicht, ist folgender: er schmilzt durcli allmalilige Oxydalion unter Vermitlelung seiner verscliiedenen Organe das Krankliafte und wandelt es inAusscheidungssloffe um. Dies ist ganz derselbe Prozess , den der Organismus im Zustande der Gesundhcit stels vollführt, denn auch im gesimd en Organismus 'sind unansgesetzt Stofje vorhanden, welche, iveil ilir organisches Wirkungsvermögen bereils durch das Leben verbraucht ist, nunmehr an dem Orle, wo sie sicli befinden , abnorm und der Zeit nach ungehörig geworden sind. Sie werden aber so unausgesetzl, als sie enlslehen, auch in dem Organismus avfgelöst mul als Auswurfsslo/fe aus ihm enlfernl ; geschieht dies nicht, so machen sie den Organismus krank. Nach Virchow's Entdeckungen sind aber die krankhaflen Gebilde an sieh völlig normale, nur dass sie sich an einem unrechten Orte oder zur uitvechten Zeil im Organismvs entwickelt liaben; sie sind sonst aber derselben Ge- 5 setzmassigkeit des Enlslehens und Vergehens, wie die ubrujen orgamschen T/ieile unterworfen./fccrselbe Prozess, welcher durch fortwal,rende Beseiligung des im Organismus unbraiiclibar Cewordenen den Orgaiiismus gesimd erhalt , isl es auc/i, welcher ihn , wenn er krank geworden ist wieder gesund macht. Das Fieber, wclches wir als einen besonders tn die Augen fallenden Aki der Nalurlieilkraft zu betrachten pflegen, ist kein ausserordentlicher, andersgearteter Prozess, sondern er ist der gewöhnliche Auflösungsprozess, d, h. Oxydalions oder Verbrennungsprozess, uur durch die von der ursprünglichen Slörung beding te. MUleidenschafi gewisser Partien des Nervensyslems inlensiver und beschleunigter geworden. Die Wasserkuren veranlassen nun keinen andern als den geschilderten Prozess der Ueilung im Orgaiiismus, aber sie bewirken eine almhche Slcujening dieses stets vorhandenen Vorganges durch lleizung von aussen, wie sie im Fieber durch symphathiItelzl",!l der Centralorgane des Nervensyslems vor sich rjeht. Die Wasserkuren schaffen also keinen neuen aiisserordcnlhchen Ileilprozess, sondern verstar ken nur den gewöhnlichen und beschleutiigen ihn. Kwijning ten gevolge van gebruikte zoogenoemde geneesmiddelen. Door S. M. GiïANiCHSTanTEN, Med. Doet. te Weenen. Was seit Juhren der Gegenstatid meiner cifrigsten Wünsche war: Bescitigung der Gif te , Minerale und anderer , dem mcnschlichen Organismus schlidlicher Aqcnlien avs der IIeilmittellehre. Wanneer ook het water in geene andere kwaal als krachtig ter genezing konde optreden , dan zou het toch altijd in deze betrekking reeds eene der eerste plaatsen in de leer der geneeskunde innemen , en Priessnitz , aan wien het menschdom de ontdekking van deze geneeswijze te danken heeft, zou ook dan reeds onder de uitmuntendste weldoeners van hetzelve kunnen gerangschikt worden. — Deze kwijning in hare tallooze graden en vormen is doorglans slechts het gevolg van meer of minder gelukte kuren met kruidmengersmïddelen (Medicamenten) welke, wel is waar naar de kunst (r/e/.ö iff) aangewend, de oorspronkelijke ziekte gewoonlijk meester worden, maar bijna altijd nawerkingen in het ligchaam achterlaten , die vroeger of later losbreken en meestal onverdelgbaar zijn. Worden nu, nog erger, soortgelijke geneesmiddelen slecht gekozen of in te groote dosis toegediend, dan wordt daardoor de toestand van den genezene dikwijls zoo beklagenswaardig en reddeloos, dat het ellendige, van alle vreugdegevoel ontbloote leven tot een' last wordt, en nog maar alleen eenigzins dragelijk is door eene steeds onrustige doch nooit bevredigde hoop. — Men noemt daarom deze kwijning met regt: „ Arzneihranb heit," welke bij talloozen van beiderlei geslacht, voornamelijk in de hooge standen, eene getrouwe gezellin van de gevorderde jaren, maar ook niet zelden reeds een Doctoraal geschenk is aan de teedere jeugd. — Sedert de scheikunde zoo milddadig en ruimschoots is opgetreden met mengsels van kwikzilver, spiesglans, chmannde, vitriool, loodaftreksels, rattenkruid, zwavel enz. en eenige daarvan als krachtig werkende middelen tegen kwalen, waarmede men in vroegeren tijd onbekend was, zeer algemeen en dikwijls met eene onmenschehjke vermetelheid werden aangewend, heeft deze kwaal (das Siecht/tum) op eene hoogst treurige wijze om zich gegrepen en wel zoodanig, dat zij reeds op de nakomelingschap als erfziekte wordt waargenomen. Hij, die eenmaal het slagtoffer geworden is van deze kwaal, vervalt voor zijn geheele leven aan de kruidmengerij {Phar made) en moet daarbij vele der aangenaamste en natuurlijkste genietingen ontberen. Nieuw ontdekte uitvindingen en leerstellingen, luchtv erandenng en badplaatsen (met zang en dans en dobbelspel) zijn dan bij de vermogende lieden het tijdelijke en tijd verdrijvende behulp, die hun echter slechts kortstondige verzachting, nooit de volkomene genezing bezorgen; want slechts de vorm van de kwaal wordt daardoor veranderd, niet het wezen van dezelve vernietigd. Ai de badplaatsen worden achtereenvolgens bezocht, en, als zwavelbronnen niet willen aanslaan, neemt men zijne toevlugt tot loog-, zout- en staal' bronnen en zuuilingen. Maar j.ost equitem seciet atra cura, hij ontvliedt zijn lijden niet, hij draagt het even'zoo wel met zich in het graf als de onbemiddelde, die zich met de eenzelvigheid zijner kwaal dubbeld afmat, De beschrijving der gedaanten en de keuteekcnen dezer kwaal, zoude folianten vorderen en geheel (Medi ° ƒ! i °mS(andighcdcn nu> ™et de kunst S Ie V 6 geeDeü a'lderen md' als bePal" | te ,Werken °P kenteekenen, die haar het meeste m het oog vallen en dat wel door zulke middelen, d,e andermaal de kiem leggen tot nieuwe bezwaarnissen , zonder de ziektestoffen vo]komen ^ £ .gchaam e verdnjven. De Honöopathie intusschen bepaal z.clj hever tot iets meer dan niets \ ^' llademaal zij door strengen eet- en leef- die ietsnt;ermijtg;an alle k™id^ngers-middelen, Cn S°ede of ten kwade zouden kunnen uiten het aan de Natuur overlaat, om het gestoorde evenwigt en de gezondheid te herstellen, waarbij tevens met volstrekt ontoereikende kleine poedertjes op de TT 'ee ' "'SS "racht Van den vromen zieie gewerkt wordt Hoe ongenoegzaam deze handelwijze op zich zelve ook Z1f'' 200 waarborgt zij dan toch het voordeel dat m* kwaal zelden verergert, ja bij geringen graad de ■ tuur zelfs tot onmerkbare, daarbij eebter zee, " u"sto*"g der schadelijke stoffen bestemt *) ° Hoe gansch anders echter zijn ffe werkingen van het koude ,-ater voigens den ,eef,egel van PrLuitz a,n. de Wa't 1 > fr'"1' nil"rkMl«» (**-), welke die ; tabel,™de.,nS '« vo°rschijn brengt bij zieklen, » J k TÏ-T 1,11 k™iJ»«S«"»UJelcn , voor- zich t ™' M hf"ll,Ie" to wanen, dat dit vergift alleenlijk aan venuszic ken wordt of werd toegediend, zijn z„„ verwonde,el ken f'degene' aie ^ «a»»'» or.1». kend » „et dc zaak, de geneest,acht va, het koud. n opzigte van deze kwalen betwijfelen of ontkennen kan. Daar toont het zich dan klaar en duide- Ampame e" '>e schriften ra„ J. lijk, dat liet eene werkelijk aanstekende vergiftige stof is, welke die ziekelijke toevallen veroorzaakt en welke door het water in zijne verborgenste schuilhoeken opgespoord, opgelost en naar de oppervlakte der huid gedreven wordt. Wanneer nu zoodanig eene grondige genezing van al deze kwijnings-soorten, daar waar nog tegenwerking (réaction) voorhanden is, zonder eenige uitzondering plaats vindt, wanneer de genezenen over 't algemeen in eene zoo volkomene gezondheid verplaatst worden, als zij niet geloofden ooit weder te zullen kunnen bereiken , wanneer er ook niet een eenig geval aangetoond kan worden waar zich de gezondheidstoestand" van de op zulk eene wijze behandelden verergerd heeft, dan moet ieder onbevooroordeelde bekennen, dat, indien ergens, zeker bij deze ziekten, de tot hiertoe gevolgde geneeskunst, eene volkomene en over 't algemeen zeker niet dan heilzame omwenteling te wachten staat, welke door tegenwerkingen en beletselen wel vertraagd, maar hoe genaamd niet meer verworpen of krachteloos gemaakt kan worden. Daarom is het hier voor alle dingen te wenschen, dat zulke Doctoren, die wel onderrigt zijn, veel ondervinding hebben en vrij zijn van vooroordeelen, hoe eerder hoe beter het welzijn van de mensehheid e:i hun eigen voordeel behartigen, door zich een onderwerp te bemagtigen, dat slechts door wetenschappelijke en stelselmatige beschaving tot die zegenrijke volkomenheid geraken kan, waarvoor het na al de tot hiertoe bekomen ondervinding overtuigend gebleken is vatbaar te zijn.