DE AANWENDING DER (C ELEtTRIOTEIT,; ALS GENEESMIDDEL, HET HET OOG OP PHISIDLDGIB, BIMIDSTIH EI THEHAPIB. GESCHETST DOOK Dr. JULITJS ALTHAUS, TE LONDEN. IN HET KEDEI1D (JITSCH O V EltGEBRAGT DOOR Dr. TH. KROON, I.Hz. TWEEDEN GENEESHEER BIJ HET GESTICHT VOOR KRANKZINNIGEN TE ZUTI>HEN. T I E L , H 1 cj L\ H. C. A. CAMPAGNE. /J Ife I861- Wl ELEOTRICITEIT. DE AANWENDING DER EM2CTRICITEIT, ALS GENEESMIDDEL, MEST HET OOG OP PHÏSI0L1IE, BIA&IOSTIEK Elf THERAPIE, GESCHETST DOOK Dr. JULIUS ALTHAUS, TE LONDEN. IN HET NEDERDUITS CH O V E 11 G E B R A G T DOOR Dr. TH. KROON, I.Hz. TWEEDEN GENEESHEER I1IJ HET GESTICHT VOOR KRANKZINNIGEN TE ZUTPHEN. T IEL, H. C. A. CAMPAGNE, 1861. VOOREEDE VAN DEN SCHRIJVER. Er is naauvvelijks één geneesmiddel te vinden , aangaande de therapeutische waarde waarvan de inzigten der geneesheeren zoo zeer uiteen loopen, als dat ten opzigte der Electriciteit het geval is. Opgewondene lofredenaars verkondigden reeds vóór weer dan eene halve eeuw , en ^verkondigen nog heden ten dage , dat deze natuurkracht eene eerste plaats behoort in te nemen in de rij der geneesmiddelen; en echter zien wij , dat nog steeds de meeste practische artsen de berigten aangaande eleetrisehe kuren met ongeloovigen en wantrouwenden blik blijven beschouwen. Het groote onderlinge verschil der meeningen betreffende dit onderwerp laat zich ligt verklaren uit de omstandigheid , dat de resultaten eencr behandeling met electriciteit geheel en al afhangen van de wijze, waarop deze wordt aangewend. Niet de Electriciteit als zoodanig is het , die ziekelijke toestanden opheft, maar wel is de geneesheer in staat om , door eene juiste aanwending van electriciteit, ziekten tot genezing te brengen. Men ttag er zich daarom niet over verwonderen, dat empirische electriseurs, die ten eenenmale onbekend zijn met de physiologische werkingen der electriciteit, geene goede uitkomsten verkrijgen op hunne ïuwe therapeutische pogingen. Hun moet het geweten worden, dat de electriciteit in miskrediet is geraakt , terwijl de blaam van nutteloosheid toch eigenlijk enkel de ruwe empirie en de onjuiste wijze van aanwending , maar niet het geneesmiddel zelf had Dioeten treffen. Wij weten, dat alle zenuwfuncties door den galvanischen stroo n tot uiting kunnen worden opgewekt. Maar de physiologische werkingen, die men verkrijgt, verschillen naar gelang van de soort der electriciteit die men aanwendt; evenzoo zijn de hoeveelheid en de graad van spanning der electriciteit, die men aanwendt, daarbij van het hoogste gewigt; eindelijk ook komt de wijze in aanmer> waai op men den electrischen stroom in het menschelijk ligchaam laat overgaan, en de tijd, gedurende welken men den stioom op liet ligchaam laat inwerken. Inderdaad vermogen wij de levensenergie der zenuwen naar willekeur te versterken en te verzwakken , enkel doordien wij de keuze bezitten van de soort der electriciteit die aangewend zal worden , en de wijze kunnen regelen , waarop dat geschieden zal. Hieruit volgt met de meest mogelijke zekerheid , dat wij slechts dan goede resultaten mogen verwachten van de therapeutische aanwending van electrische stroomen, wanneer wij ons daarbij laten leiden door naauwkeurige kennis van de constante physiologische werkingen dier stroomen. Ik heb er daarom naar gestreefd, het physiologisch deel van dit werk zoo volledig en naauwkeurig mogelijk te maken. Dat nog ten huidige dage de tegenstrijdigste meeningen voorkomen , aangaande de therapeutische waarde der electriciteit, spruit ten deele daaruit voort, dat men nog slechts sinds korten tijd oenen aanvang heeft gemaakt met het ontginnen der zeer uitgestrekte gronden , die daarvoor door de eerste aanwending der electriciteit als geneesmiddel, zijn aangewezen; bovendien zijn er, zelfs nog in de laatste jaren , opzettelijk onwaarheden aangaande verdichte electiische kuren verbreid, en hebben nog slechts weinige natuuronderzoekers met ernst en volharding de studie der door electriciteit opgewekte verschijnselen ondernomen. Van dezulken die zich beoefenaars der wetenschap noemen, stoot de een af, door de grenzenlooze ijdelheid waarmee hij voortdurend zijn' eigen' persoon op den voorgrond wil plaatsen; de ander door onbehoorlijk te smalen op andere schrijvers en door de absurditeit, van elke ziekte wier naam in de pathologische handboeken te vinden is, met electrische stioomen te willen behandelen. Dit alles draagt er het zijne toe bij, de practische geneesheeren a priori ongunstig te stemmen ten opzigte der electro-therapie. Daarbij komt nog, dat zoo menige vraag tot hiertoe onbeantwoord is gebleven. Welke soort van electriciteit zal men bezigen? Elke soort heeft hare blinde aanhangers; de een wil alles doen met inductie-stroomen; daarentegen spreekt een ander onverholen de diepe verachting uit, die hij tegen inductie-stroomen koestert, en huldigt deze in den constanten stroom den steen der wijzen; terwijl een derde buiten den constanten stroom nog de batterij vonken wil bedacht hebben. Voorts wordt er over geschreven welke pathologische gevallen binnen het bereik der electrische behandeling vallen. De een wil elk euvel, waaraan de menschenkinderen mank gaan, langs electrischen weg verhelpen; de ander wil, wel is waar, aan de toepassing der electriciteit zekere grenzen stellen, maar trekt desniettemin een aantal ziektetoestanden binnen zijn bereik , die, zooals de ervaring leert, voor geene andere therapie dan die der exspectatieve methode toegankelijk zijn. Het volgende werk heeft ten doel eenig licht te brengen in dien chaos; ik voorzie dat mijn arbeid door zekere eliquen zeer vijandelijk zal bejegend worden, doch vertrouw, dat het meei'endeel der practischc arlsen er zijnen bijval aan schenken zal. Ik ''eimeld nog ten slotte, dat mijne diagnostische en therapeutische onderzoekingen, deels in Kings College Hospital, St. Mary's Hospital en Samaritan Free Hospital, in de afdeelingen der Heeren Todd, Alderson, Ure, Savage, Wright en Spencer Wells zijn in het werk gesteld, deels ook in praxi privata op lijders , die mijne ambtgenooten de goedheid hadden ter mijner beschikking stellen. Vooral zijn het de heeren Todd en Sir James clark, wie ik mij verpligt acht openlijk mijnen dank te betuigen, voor hunne mij betoonde welwillendheid. londen, September 1859. DE SCHRIJVER. VOORREDE VAN DEN VERTALER. De waarde der electriciteit als geneesmiddel, de wenschelijkheid van physiologische kennis bij hare aanwending als zoodanig, ziedaar punten, die door den Schrijver in zijne voorrede en door zijn gansche werk heen met kracht en klem zijn betoogd. Dat het volgende werk van Dr. Althaus veel nut kan verspreiden, dat het eene bepaaldelijk practische strekking heeft, daarvan ben ik ten volle overtuigd; ware het anders, ik zou de vertaling er van niet op mij hebben genomen. Maar ik stel mij voor, dat de vorm en de inhoud van het boek menigeen van de aanwending der electriciteit als geneesmiddel kunnen afschrikken; menigeen mist de elementaire physische kennis, die alleen tot grondige physiologische kennis leiden kan, en is, bij gemis van deze laatste, buiten staat, een zuiver rationeel gebruik te maken van den galvanischen stroom; physische en physiologische kennis, nu, geeft het boek van Althaus niet; wel roept het in het geheugen op wat daarin sluimert en ontwikkelt het eene enkele, daarin verborgen kiem tot voorstelling en gedachte , maar slechts in schijn bereidt het voor tot een juist begrip der electrische werkingen, terwijl het eigenlijk eerst heeten mag aan te vangen , waar die voorbereiding geeindigd is. Dit echter schrikke niemand af van de lezing van het boek, want wie het met oordeel leest, dien brengt het gewis eenen schat van nuttige kennis aan; maar bovenal houde het niemand terug van de aanwending der electriciteit als geneesmiddel. Behoort er uitgebreide theoretische kennis toe, de electriciteit overal te doen dienen waar zij nut kan aanbrengen, ook de bloot empirische, zuiver praetische man kan nut stichten met de aanwending der electriciteit, in zeer vele en veelvuldig voorkomende gevallen. Tot voorbeeld wijs ik op de reeks van hysterische paralysen, van de aphonie af tot de algemeene verlamming van al de spieren der ledematen toe, verschijnselen die soms, na jaren lang aan de zorgvuldigste uit- en inwendige behandeling weerstand te hebben geboden, in ongeloofelijk korten tijd wijken voor eene ruwe aanwending van den inductiestroom, zonder methode, zonder meer dan oppervlakkige kennis ook, in het werk gesteld. Maar wie zich eens , op de eene of andere wijze, van het hooge nut der electriciteit als geneesmiddel door eigen ervaring lieeft overtuigd, die zal niet langer opzien tegen het vermeesteren der elementaire kennis, die voor een rationeel gebruik der electriciteit onontbeerlijk mag heeten. Dat de aanwending der electriciteit in de burgerpractijk met vrij groote bezwaren gepaard gaat, is onbetwistbaar waar. Niet alleen is het lastig de noodige voorwerpen telkens van de woning van den eenen lijder naar die van den ander' te vervoeren, maar ook vordert eene voortgezette galvanische behandeling de opoffering van veel kostbaren tijd van de zijde des geneesheers. Doch ik vraag aan hen, die zulke bezwaren zouden willen doen gelden, of die last en die opoffering van tijd voor den qua talis humanen geneesheer kunnen opwegen tegen het lijden van vele ellendige medemenschen P Van het nut der electriciteit voor physiologie en diagnostiek, acht ik het overbodig in deze voorrede te spreken, en ik wil ten dien opzigte zelfs, in meer dan éénen zin, aan het woord, van V ir c li o w herinneren ; //der Arz t v e r g e s s e ni e , d a s s sein letzter Zweck ein humane sei." Ik acht het ten slotte nog noodig, met een enkel woord te spreken, over sommige, in dit boek behandelde, bijzondere punten: 1. Bij de beschouwing der vraag, of de spieren, al dan niet, eene eigene prikkelbaarheid bezitten , heeft onze Schrijver, hetzij opzettelijk, hetzij toevalligerwijze, den naam verzwegen van eenen man, die zeer veel tot de oplossing dier vraag heeft bijgebragt; ik bedoel prof. Schiff van Bern. Prof. Schiff is de ontdekker der idiomusculaire beweging, en bewees door eene reeks van proefnemingen, dat zij inderdaad de uiting van de eigene prikkelbaarheid der spieren is. 2. Meermalen wordt gesproken van eenen opstijgenden en eenen neerdalenden stroom , en eerst na die uitdrukkingen meermalen gebezigd te hebben, zijn de schrijver en de vertaler op den inval gekomen , of die uitdrukkingen soms ook toelichting konden behoeven. De vertaler meent zijn verzuim te moeten en te kunnen herstellen, door hier ter plaatse op te merken, dat een opstijgende stroom een stroom is, die van de peripherie naar de centraalorganen gaat, terwijl men door een neêrdalenden stroomte verstaan heeft, die gaat van de centraalorganen naar de peripherie. 3. Bij de beschouwing van de werking, die de electrische stroom op de gevoelszenuwen uitoefent, zegt de Schrijver, dat de sensibiliteit der zenuwen door de werking van inductiestroomen d ire et verminderd wordt. Hij maakt dit vooral op uit de omstandigheid, dat een stroom van geringe spanning, die tijdens den aanvang van het experiment eene vrij hevige pijn veroorzaakt, gedurende het verder verloop van het experiment niet meer gevoeld wordt. Mijns inziens, kan deze vermindering van de gevoeligheid der zenuwen gemakkelijk en tevens alleen verklaard worden met behulp der wet, dat op den toestand van overprikkeling voor de zenuwen een toestand van uitputting volgt, waarin zij hare normale functies niet meer kunnen volbrengen. Gewis heelt dit plaats tijdens het dooiden schrijver aangevoerde experiment. Doch de staat van uitputting, waarin de stroom door de gevoelszenuwen niet -meer wordt waargenomen , is een secundaire en bovendien een pathologische toestand. Direct op de aanwending van den stroom volgt overprikkeling; op de overprikkeling volgen uitputting en gevoelloosheid, niet door onmiddellijk toedoen van den stroom, maar op grond van de voorafgaande overprikkeling zelve. Kleine onnaauwkeurigheden van den schrijver ga ik met stilzwijgen voorbij, daar ik die, zooveel mij dut mogelijk was, bij het vertalen heb verbeterd. Zuïhuen, Oetober 1860. Dr. TH. KROON, I.Hz. EERSTE HOOFDSTUK. DE BRONNEN DER ELECTRICITEIT. Niettegenstaande de belangrijke vorderingen, die in de laatste jaren in de natuurwetenschappen zijn gemaakt, is men er nog niet in geslaagd, eene in allen deele bevredigende theorie voorde bron der electrisohe verschijnselen op te stellen. Het kan niet in ons plan liggen , de vele , meerendeels onhoudbare, hypothesen op te sommen, die in verloop van tijd zijn geopperd, en moeten ons daarmede vergenoegen, kortelijk diegene aan te stippen, die, volgens de uitspraak der tegenwoordige wetenschap, het aannemelijkst is; waarbij wij ons echter niet mogen ontveinzen, dat ook deze niet als absoluut juist mag worden aangemerkt, maar dat zij zeer zeker door verder onderzoek meer of min zal worden gewijzigd. Volgens deze theorie dan bevatten alle natuurlijke ligchamen eene zeer fijn verdeelde vloeistof, die men natuurlijke electriciteit noemt, en die uit twee tegenover elkander staande bestanddeelen is zamengesteld, namelijk uit positieve en uit negatieve electriciteit. Elke dezer bestanddeelen bestaat weder uit eene tallooze menigte kleinere deeltjes of moleculen, waarvan elk het Vermogen bezit om te kunnen aantrekken en te kunnen afstooten, derwijze dat de kleinste deeltjes der eene groep die der andere aantrekken, en de anderen derzelfde groep afstooten. Zoo lang de natuurlijke ligchamen in een' toestand van rust verkeeren , verhouden deze groepen van kleinste deeltjes zich zóó tot elkander, dat zij, ofschoon zij niet ophouden op elkander te werken, elkanders rust niet verstoren; zoo dat de eene groep kan gezegd worden de 1 andere te binden, en de gezamenlijke aantrekkende en afstootende krachten elkaar in evenwigt houden. De natuurlijke electriciteit moet alzoo verdeeld worden, willen wij eenig electrisch verschijnsel waarnemen, en zij wordt verdeeld} zoodra stoornissen van eenigerlei aard op de ligchamen inwerken, en het moleculaire evenwigt, waarin die ligchamen zich bevinden, opheffen. Dit geschiedt, als men een ligchaam wrijft, verhit of aan chemische processen onderwerpt ; daardoor wordt eene electro—motorische kracht in het leven geroepen, die de voorheen verbonden groepen scheidt; de natuurlijke electriciteit wordt verdeeld en er ontstaat vrije electriciteit, die in hare eigenschappen zekere wijzigingen vertoont, naar gelang van het ligchaam waarvan zij afkomstig is, en naar gelang van den aard der stoornis, waardoor zij werd vrij gemaakt of ontwikkeld; doch eigenlijk is de vrije electriciteit altijd identisch, uit welke bron zij ook moge gesproten zijn; zij bezit namelijk steeds het vermogen om aan te trekken en af te stooten, kan warmte, licht, beweging en magnetismus te voorschijn roepen, en is in staat, scheikundige verbindingen in de haar zamenstellende elementen te ontleden. De voornaamste middelen, die electriciteit kunnen vrij maken, zijn: wrijving, chemische processen, magnetismus en de levensprocessen van het dierlijk ligchaam, en deze zullen wij achtereenvolgens in de volgende hoofdstukken, kortelijk bespreken. I. DE STATISCHE ELECTRICITEIT. Voor meer dan 2000 jaren, ontdekte een der zeven wijzen van Griekenland, T hal es van Milete, dat als men stukken barnsteen met drooge wol wrijft. ligte ligchaampjes, die men tot op een' kleinen afstand van den gewreven' barnsteen brengt, daardoor worden aangetrokken. Daaruit maakte hij op, dat de barnsteen bezield was en gevoed werd door stofdeeltjes, die hij tot zich trok. Wij weten nu, dat gewreven barnsteen ligte ligchaampjes, zoo als reepjes papier, daarom aantrekt, omdat door het wrijven de natuurlijke electriciteit van den barnsteen wordt verdeeld, en negatieve electriciteit, in den toestand van rust, zich aan de oppervlakte van het gewreven stuk barnsteen op een hoopt. Brengt men dan reepjes papier in de nabijheid er van, zoo oefent de negatieve electriciteit, waarmee de barnsteen geladen is, terstond haar vermogen om aan te trekken en af te stooten, uit; zij verdeelt de natuurlijke electriciteit der reepjes papier in positieve en in negatieve electriciteit, en stoot de negatieve electriciteit dier ligchaampjes derwijze af, dat zij zich over den aardbodem verspreidt. De reepjes papier worden derhalve met positieve electriciteit geladen, en gehoorzamen nu aan de aantrekkende kracht, die de met negatieve electriciteit geladen barnsteen op hen uitoefent. Wrijft men zegellak of glas, zoo doet zich hetzelfde verschijnsel op, doch met dit onderscheid, dat zich op het glas geene negatieve, maar positieve electriciteit verzamelt. Zoo als bekend is, bedient men zich bijna uitsluitend van glas, als men eene groote hoeveelheid van wrijvingselectriciteit wil ontwikkelen ; het hoofdbestanddeel der gewone electriseermachine is een glascylinder of eene glazen schijf, die tusschen drooge kussens gewreven wordt; daarbij verzamelt zich op het glas positieve, op de kussens negatieve electriciteit; de kussens pleegt men, door middel eener metalen keten, met den bodem in verbinding te stellen, opdat de negatieve electriciteit worde verwijderd naarmate zij vrij wordt. Heeft men de natuurlijke electriciteit der ligehamen door wrijving verdeeld, zoo blijven de eleetrische vloeistoffen in den toestand van rust opeengehoopt, en dit is het geval als de dragers der electriciteit geene eleetrische geleiders zijn; of zij stroomen naar elkaar toe, om elkander te binden, te neutraliseren, en dit geschiedt, als toen twee met ongelijksoortige electriciteit geladene ligcliamen tot elkander doet naderen; de positieve en de negatieve electriciteit yerbinden zich dan en op het oogenblik waarop dit geschiedt, neemt toen eene vonk waar. Deze vonk kan metalen draden verhitten Rn naalden en ijzeren staven magnetisch maken. Men kan overigens °ok dan de verbinding der ongelijknamige electriciteiten tot stand rengen, als de geladene ligehamen zich op een' aanmerkelijken afstand van elkaar bevinden, zoo men slechts door middel van een erde ligchaam, dat echter een geleider (conductor) van electricieit wezen moet, alzoo b. v. eenen draad van zilver of van koper, ene verbinding tusschen de beide andere ligehamen daarstelt. 1* Op het oogenblik, waarin de beide vloeistoffen zich verbinden, bevindt zich de electriciteit niet meer in den toestand van rust, maar in dien van beweging; zij is, zooals men gewoon is dat te noemen, niet meer statisch maar dynamisch. Deze toestand van beweging duurt slechts zoolang, totdat de ongelijknamige electriciteiten die zich op de beide ligehamen bevinden, zich vereenigd hebben, tenzij die ligehamen nieuwe electriciteit mogten ontvangen; dezen tijdelijken, dynamischen toestand noemt men electrische ontlading. Zulke ontladingen kunnen zeer hevige verschijnselen te voorschijn roepen, vooral zoo men gebruik maakt van eene Leidsche flesch, door middel waarvan men groote hoeveelheden van electriciteit, die eenen zeer hoogen graad van spanning bezit, kan opeenhoopen op eene kleine oppervlakte. Wordt zulk eene flesch door middel van een menschelijk ligchaam ontladen, zoo neemt de persoon, aan wien dat ligchaam behoort, eenen hevigen schok, den electrischen schok, waar, die langs eene keten van personen die elkaar de hand reiken, kan worden voortgeplant. Maakt men gebruik van batterijen, die uit een aantal van zulke flesschen bestaan, zoo kan men daardoor uitwerkselen teweeg brengen, wier kracht tot die van den bliksem nadert. De mechanische werking van een' matigen schok, kan men, zooals wij later zien zullen, tot de verdeeling van blaassteenen aanwenden. Eene ontlading duurt slechts een oogenblik; als echter de beide soorten van electriciteit telkens weer worden aangevuld, daar het eene ligchaam voortdurend nieuwen toevoer van positieve electriciteit en het andere van negatieve electriciteit ontvangt, zoo grijpt, ook voortdurend eene vereeniging der beide vloeistoffen plaats, of langs de lucht met overspringing van vonken, of gelijkmatig langs eenen conductor. Deze bestendige dynamische toestand, is de electrische stroom. Het wezentlijk onderscheid tusschen de ontlading en den stroom is hierin gelegen, dat eene onllading, schoon zij velerlei werkingen kan te weeg brengen, geenen invloed op de magneetnaald uitoefent, terwijl een electrische stroom de magneetnaald van haren vroegeren stand doet afwijken. Het is ligt te begrijpen, dat eene 3nelle opeenvolging van vele ontladingen, even zoo vele stroomen van korten duur bevat, en dat eene magneet— naald onder den invloed daarvan evenzeer zal afwijken, als door de inwerking van een' constanten galvanischen stroom. De hoeveelheid der wrijvingselectriciteit is altijd naar evenredigheid vrij onbeduidend; daarentegen bezit deze soort van eleetriciteit eenen zeer hoogen graad van spanning. Daardoor komt het, dat zij slechts geringe chemische werking uitoefent, daar electrische ontledingen niet van den spanningsgraad, maar van de hoeveelheid der eleetriciteit afhangen; de Volta'sche zuil, die eene zeer aanmerkelijke . hoeveelheid eleetriciteit levert, brengt jnist daarom sterke chemische werkingen teweeg. Zoo heeft Faraday berekend, dat als men een grein water door wrijvingselectriciteit zou willen ontleden, men daartoe eene batterij van Leidsche flesschen, door niet minder dan 800,000 omdraaijingen eener glasschijf van 50 duim in doormeter, zou moeten laden; terwijl men met eene galvanische batterij van Gfrove in vijf seconden een grein water ontleden kan. Daarentegen is de graad van spanning der wrijvingselectriciteit oneindig veel hooger dan die der galvanische eleetriciteit. Men neemt dit waar, als men de b^ide soorten van eleetriciteit op de goudblaadjes van eenen gewonen electroskoop laat inwerken. De electroskoop bestaat uit twee smalle reepjes bladgoud, die in eene glazen flesch aan eenen draad zijn opgehangen; opdat de goudblaadjes volkomen geïsoleerd zouden zijn, is de draad zelf binnen eene glasbuis besloten; aan het bovenste Uiteinde der flesch, staat de draad met eene schijf van geel koper lri verbinding, waar langs men de eleetriciteit naar binnen laat heden. Zoodra de natuurlijke eleetriciteit wordt ontleed, stooen de goudblaadjes elkander af en wijken zij uiteen, daar de moleculen der gelijksoortige eleetriciteit, waarmede zij geladen zijn , elkander tooten j)e mate, waarin de goudblaadjes uiteen wijken, toont den graad der spanning aan, waarin de ontwikkelde eleetriciteit ver- * eert. Laat men wrijvingselectriciteit op de goudblaadjes inwerken, 2°o wijken deze niet zelden met zooveel kracht uit elkander, dat zij v<*n den draad worden afgerukt, terwijl galvanische batterijen ® echts eene betrekkelijk geringe uiteenwijking teweeg brengen. Elec'iciteit, die eenen hoogen graad van spanning heeft, bezit de eigenschap van zich langs zeer slechte geleiders (b. v. steenen) te ontladen, wat eene groote hoeveelheid van electriciteit, die slechts een' geringen graad van spanning bezit, nimmer doet. Bovendien geeft electriciteit van hooge spanning zeer groote vonken, terwijl de Voltasche zuil slechts kleine vonken geeft. II. DYNAMISCHE ELECTRICITEIT. A. Galvanisme. Verbindt men twee verschillende metalen door middel van eenen vochtigen geleider, zoo ontstaat er eene reeks van verschijnselen, wier oorzaak men zoekt in eene, door de verbinding der metalen opgewekte, kracht; die kracht noemt men galvanisme, naar den Boulogneschen natuurkundige Luigi Galvani, die deze soort van electriciteit in het jaar 1786 (niet in 17S9, zooals men gewoonlijk vindt opgegeven) ontdekte. Tot in den nieuwsten tijd heeft men het galvanisme ook contactof aanrakings-electriciteit genoemd, aangezien de natuuronderzoekers vrij algemeen de theorie van Volta waren toegedaan, volgens welke de ontwikkeling der galvanische electriciteit uitsluitend op de aanraking der twee verschillende metalen zou berusten, aangezien de vloeistof, die beiden van een scheidde, slechts de rol van geleider vervullen zou. De theorie van Volta is vooral door de experimenteele onderzoekingen van Sir Humphrey Davy, en van Becquerel, de la Bive en Earaday weerlegd, uit welke onderzoekingen bleek, dat niet in aanraking ma?r in een chemisch proces, de bron der galvanische electriciteit moet gezocht worden; dat de aanraking der metalen wel in den regel, maar niet altijd, noodig is, om aan de ontwikkelde galvanische electriciteit gelegen» heid te geven, zich in werkingen naar buiten te openbaren; dat galvanische electriciteit ten gevolge van elke chemische werking kan ontstaan: niet alleen dus door de inwerking van vloeistoffen op vaste ligchamen, waardoor wel is waar de meeste electriciteit wordt ontwikkeld , maar ook door de inwerking van twee vloeistoffen op elkander, of door de inwerking van gassen op vaste ligchamen en vloeistoffen. Inderdaad is de electriciteit welke de ^ olta sche zuil levert, noch ten opzigte van haar ontstaan in het algemeen, noch ook ten opzigte van hare voortdurende ontwikkeling, van de onderlinge aanraking der metalen afhankelijk, maar eenig en alleen van het scheikundig proces; hare spanning regelt zich naar de chemische spanning, waarinde tot hare ontwikkeling Samenwerkende stoffen ten opzigte van elkaar verkeeren, en hare hoeveelheid, naar de hoeveelheid stof die tijdens hare ontwikkeling scheikundig werkzaam is geweest. Elk chemisch proces gaat van eene verstoring van het evenwigt tusschen de kleinste deeltjes der stof vergezeld, en dus ook van ontwikkeling van electriciteit. De onderlinge aanraking van twee metalen is niet voldoende om electiiciteit te ontwikkelen; zonder chemische werking komt zij niet tot stand. Zoo kunnen wij b. v. een stuk ijzer en een stuk koper op de innigste wijze zamenverbinden, en daarna in eene goed geleidende vloeistof, b. v. eene oplossing van kali doopen, maar van ontwikkeing van electriciteit zullen wij niets bespeuren , omdat de genoemde vloeistof geene scheikundige werking op de genoemde metalen uitoefent. De oorspronkelijke Volta'sche zuil is op de volgende wijze zamenj,esteld: men legt eene koperen schijf op eene glazen schijf, welke aatste moet dienen om de zuil te isoleren; voorts eene schijf van zink op de schijf van koper, en op de eerste eene met water of 'üet zoutoplossing of met slap zuur doortrokken' schijf van laken van bordpapier. De drie schijven van koper, van zink en van aken vormen te zamen een Volta'sch element; op dit eerste element egt men in dezelfde volgorde een tweede, op het tweede een derde, Q zoo voort. De koperen schijf van het eerste en de zinkschijf van lct laatste element, noemt meu de polen der zuil; zij zijn de 1 ooi ten waar langs de electrische stroom in- en uitgaat. Zoodra de polen der zuil met elkaar zijn verbonden, wordt het water 61 vochtige geleiders ontleed, en de zuurstof stroomt naar de pool ^ zink, de waterstof naar de pool van koper. Dooi deze chemische ontbinding ontstaat eene electromotorische ^ erkjng, die de natuurlijke electriciteit der metalen in positieve . negatieve electriciteit ontleedt, waarbij de positieve zich op be' 1 neSa^cve zich op het koper ophoopt; worden de e polen der zuii door eenen geleiddraad verbonden, zoo stroo- men de ongelijksoortige eleetriciteiten op elkander toe, om elkaar te binden, te neutraliseren, en daar er eene voortdurende ontwikkeling der beide soorten van electriciteit plaats grijpt, zoo moet ook eene voortdurende neutralisatie plaats vinden, d. i. een constante galvanische stroom, die zoolang aanhoudt als de oppervlakte der metalen onveranderd blijft. Echter is het een onvermijdelijk gevolg van de zamenstelling en de werking der Volta'sche zuil, dat de ongelijksoortigheid der beide metalen, die onmisbaar is voor de ontwikkeling van electriciteit, spoedig wordt opgeheven. De koperen schijf namelijk van elk element wordt bedekt met waterstof, die bij de ontleding van het water is vrij ge worden, en met zinkoxyde, dat uit de ontleding van zwavelzuur zinkoxyde geboren wordt; dit zwavelzure zinkoxyde echter wordt voortdurend op de zink schijven gereproduceerd, door de inwerking van het zwavelzuurhoudend water waarmede de geleiders zijn bevochtigd, op het zink. De oppervlakte der koperen schijven wordt alzoo spoedig verontreinigd, en nagenoeg gelijk aan die der schijven van zink, die op hare beurt zijn geoxydeerd. Daaruit volgt; dat de kracht der Volta'sche zuil eene zeer afwisselende is en na verloop van een' zekeren tijd geheel moet te niet gaan. Becquerel kwam op het denkbeeld om, ten einde dat bezwaar uit den weg te ruimen, de verschillende metalen in afzonderlijke vloeistoffen te doopen, derwijze dat de beide metalen door eenen poreusen wand werden vaneengescheiden, die echter het intreden en uittreden der zich aan weerszijden bevindende vloeistoffen toeliet. Hij vervaardigde derhalve eene batterij , door eenen cylinder van glas of van porcelein te nemen, daarin eenen zinkcylinder te plaatsen, en in de ruimte tusschen beide eylinders verdund zwavelzuur te gieten; binnen den zinkcylinder bragt hij vervolgens eene blaas, die eenen cylinder van koper en eene geconcentreerde oplossing van zwavelzuur koperoxyde (kopervitriool) bevatte. Vereenigt men nu de polen van zulk eene batterij , zoo wordt er water en opgelost kopervitriool ontleed. Een deel van de daardoor vrijwordende zuurstof verbindt zich met zink tot zinkoxyde, en dit zinkoxyde vormt wederom met het zwavelzuur zwavelzuur zinkoxyde; een ander deel der zuurstof verbindt zich met het waterstof in statu nascenti tot water; en buitendien wordt op de oppervlakte van den koperen cylinder, die derhalve geene wijziging ondergaat, eene laag metallisch koper neergeslagen. Hieruit blijkt genoegzaam dat de batterij van Becquerel eenen veel meer constanten stroom levert, dan de oorspronkelijke zuil van Volta. Slechts een gering verschil met de batterij van Becquerel levert de keten van D a n i e 11 op, die zamengesteld is uit zink , dat in eene zoutoplossing of in een slap zuur is gedompeld, en uit koper, dat in eene oplossing van zwavelzuur koperoxyde is geplaatst. Het proces van chemische ontleding, dat in deze keten plaats grijpt, is juist hetzelfde als dat, hetwelk in de batterij van Becquerel tot stand komt; echter munt de keten van Daniell door twee belangrijke voordeelen boven deze laatste uit. Vooreerst toch bestaat het middel van afscheiding, dat hierbij gebezigd wordt, in eene poreuse aarden pot, die niet zoo snel verteerd wordt als eene dierlijke blaas of een zak van linnen of bordpapier en bovendien in eenen beteren vorm kan worden aangebragt; voorts is het zink van elk der elementen met eene laag van amalgama bedekt, dat de verwoesting van het zink tegengaat, gedurende den tijd waarin de polen van den keten niet door eenen geleider zijn verbonden, zonder daarom het deel, dat het metaal heeft aan de ontwikkeling der electriciteit, te verminderen. Men voorziet het zink met eene laag amalgama (d. i. met eene legering van zink en kwik) door er gelijktijdig kwikzilver en verdund zwavelzuur over heen te gieten; de oppervlakte van het zink wordt nl. door het zuur derwijze geoxydeerd en gewijzigd, dat het kwik er aan kleven blijft. In de batterij van Grove, die wel de sterkste der thans bekende batterijen is, neemt platina de plaats van het koper in , terwijl het zwavelzuur koperoxyde door salpeterzuur wordt verengen. Het platina wordt in salpeterzuur en het geamalgameerde zink in zwavelzuur gedompeld, terwijl de beide vloeistoffen door een' poreusen pot van niet verglaasd porcelein gescheiden zijn. Salpeterzuur bezit het dubbele voordeel van veel zuurstof te bevatten (waardoor de stroomsterkte wordt verhoogd), en van beter te geleiden dan eene oplossing van kopervitriool, weshalve de stroom beter wordt voortgeleid. De waterstof, die door de ontleding van het water wordt voortgebragt, slaat zich niet op het platina neer, maar verbindt zich met een deel der zuurstof van het salpeterzuur tot water, zoodat het salpeterzuur tot salpeterigzuur wordt gereduceerd; daardoor wordt de vloeistof aanvankelijk bruin en later groen van kleur; de oppervlakte van het platina echter blijft altijd zuiver. Aan den anderen kant wordt het zink door de vrij geworden zuurstof geoxydeerd, en er ontstaat zwavelzuur zinkoxyde dat in de vloeistof wordt opgelost. De werkzaamheid dezer batterij wordt echter, na verloop van zekeren tijd, door verdere chemische omzettingen, die in het salpeterzuur plaats grijpen en met de ontwikkeling van waterstof zamenhangen, opgeheven, terwijl het zuur ten slotte begint te koken. De batterij van Bunsen onderscheidt zich van die van Grove slechts door deze bijzonderheid, dat kool (hetwelk meer negatief electrisch is en lager in prijs dan het platina) de plaats van het platina vervangt. In de oorspronkelijke batterij van Bunsen staat een c-ylinder van kool, die aan de onderzijde open is, in eenen cylinder van glas en binnen den koolcylinder bevindt zich een poreuse pot van niet verglaasd porcelein, waar binnen zich weder een zinkcylinder bevindt; men giet nu salpeterzuur in de ruimte tusschen het glas en de kool, en verdund zwavelzuur in de ruimte tusschen den poreusen pot en het zink. Deze vorm is echter in den laatsten tijd nog der wijze vereenvoudigd, dat men den poreusen pot weglaat en, daar de kool zelve poreus is, eenvoudig eenen aan de onderzijde gesloten koolcylinder neemt, terwijl dan de ruimte tusschen het glas en den koolcylinder is aangevuld, met door salpeterzuur bevochtigd koolpoeder. — Smee heeft in zijne batterij platen van met platina bedekt zilver in de plaats van kool aangewend. Bovendien heeft men nog eene menigte andere batterijen geconstrueerd, die de omvang en het doel van dit boek ons niet toelaten te beschrijven. De beste constante batterijen zijn die van Daniell, Grove en Bunsen. Ten opzigte van de rigting van den stroom in de galvanische batterijen, bestaat veel verwarring van begrippen, wat vooral daaruit voortvloeit, dat de rigting van den stroom in eene Volta'sche I zuil eene andere is dan die in de constante batterijen. Om dit Juist te leeren begrijpen, hebben wij het proces te ontleden, dat plaats grijpt, zoodra de beide metalen van een enkel element, °t wel de beide polen eener keten van elementen, door geleiddraden of electroden 1), met elkaar in verbinding zijn gesteld. ï>e beide ongelijksoortige electriciteiten, die onder den invloed der electro-motorische kracht vrij worden, stroomen dan op elkander toe om elkaar te neutraliseren; d. i. een positieve stroom beweegt zieh in de rigting der negatieve electrode, en een negatieve stroom gaat langs de positieve electrode. Men is, ten einde misverstand te voorkomen, algemeen overeengekomen, om, als men van rigting van den stroom spreekt, slechts aan den positieven stroom te denken , die zich beweegt in de rigting der negatieve electrode. De positieve pool is de pool, ter plaatse waarvan zuurstof vrij wordt, als water door electro-chemische werking wordt ontleed; de negatieve pool is de pool, ter plaatse waarvan waterstof vrij wordt. In een enkel galvanisch element hoopt zich de positieve electriciteit aan de oppervlakte van het zink en de negatieve electriciteit aan de oppervlakte van het koper opeen. In de gewone Yolta'sche zuil bevindt zich de positieve pool aan liet boveneinde, waar de zuil met eene zinkplaat eindigt, daar door de electro-motorisehe kracht positieve electriciteit van het koper naar het zink wordt gedreven, waardoor het zink positief en het koper negatief electrisch wordt; de negatieve pool bevindt zich dus aan het benedeneinde der zuil, waar deze met eene koperplaat eindigt. Als echter de metalen in verschillende vocht houdende vaten worden gedompeld, zooals dat bij de constante batterijen het geval ls> zoo wordt de rigting van den stroom eene andere. In deze batterijen toch, beweegt zich de positieve stroom van het zink door de vloeistof naar het koper, van het koper naar het zink van het v°lgende element en van daar weder, door de vloeistof heen, naar ^et koper van dat element, zoodat het koper, dat bij de gewone Yolta'sche kolom den negatieven pool vormt, hier den positieven pool daarstelt; terwijl het zink dat den positieven 1) tjl ixTQov, óife; — weg der electriciteit, pool daarstelt inde gewone Volta' sche zuil, hier den 11 e gat ie v en pool vormt. Daarom bevindt zich de positieve pool in de batterij van Dan ic 11 aan de zijde van het koper , in de batterij van Grove aan de zijde van het platina, in de batterij van Bunsen aan de zijde van de kool, in de batterij van Smee aan de zijde van het zilver; terwijl in al die batterijen de negatieve pool door het zink wordt gevormd. Men neemt eene reeks van merkwaardige verschijnselen waar, op het oogenblik waarop de vereeniging (neutralisatie) der beide ongelijksoortige electriciteiten plaats grijpt. Brengt men de electroden bijeen, zoo ontstaat er een vonk. Galvanische vonken zijn zeer klein, daar de galvanische electriciteit slechts eenen geringen graad van spanning bezit, hoewel zij in hoeveelheid aanmerkelijk is. De spannning der door het wrijven eener groote glasschijf voortgebragte electriciteit, is zoo groot, dat men van den conductor van zulk eene schijf vonken kan trekken die eene lengte van tien tot veertien duimen hebben, terwijl de vonken, die van eene batterij van Grove van honderd elementen verkregen worden, slechts het duizendste deel van een' duim lang zijn. Dat Yolta'sche electriciteit eenen zekeren graad van spanning bezit, ziet men, als men de uiteinden eener kolom door middel eener gewone electroskoop onderzoekt; men bemerkt dan dat de goudblaasjes elkander aan het eene einde aantrekken en aan het andere einde elkander afstooten, — Als men eenen draad van ijzer of van eenig ander metaal, van een of twee duimen lengte, bezigt, om er de polen eener Yolta'sche zuil mede te verbinden, zoo komt de neutralisatie der beide electriciteiten tot stand in dezen draad , die warm en later gloeijend wordt, een fonkelend licht verspreidt en eindelijk, als de werking der zuil krachtig genoeg is, smelt.. Lichtverschijnselen worden natuurlijk slechts dan waargenomen > als de temperatuursverhooging voldoende is, om den geleidenden draad te doen gloeijen. De hitte, die ten gevolge van de geleiding der electriciteit ontwikkeld wordt, is, in draden van hetzelfde metaal, grooter, naarmate zij kleiner zijn, minder volumen aan de inwerking der vrij geworden warmte aanbieden, en meer weerstandsvermogen bezitten. Een dunne draad wordt daarom sneller door i galvanische electriciteit verhit, dan een dikke draad van hetzelfde metaal. Draden die door middel van galvanische electriciteit gloeijend zijn gemaakt, kan 'men aanwenden om er de werking van het eauterium actuale mede voort te brengen; en voorzeker werken de galvano-caustica snel en krachtig, en kan men hunne werking naauwkeurig bepalen tot het deel des ligchaams, waarin men de warmte concentreren wil. "Van alle soorten van electriciteit is die, welke door de Volta'sche zuil wordt voortgebragt, het best in staat, scheikundige werkingen te weeg te brengen, daar die zuil eene aanmerkelijke hoeveelheid electriciteit levert. Stoffen, die men direct door eenen electrischen stroom kan ontleden, noemt men electrolyten. Brengt men Water tusschen de polen der zuil, zoo wordt het snel in zijne elementen ontleed; evenzoo de vloeistof die zich tusschen de afzonderlijke elementen der zuil bevindt. Waterstof wordt altijd aan den negatieven, zuurstof aan den positieven pool vrij. Zuren worden even als zuurstof door den positieven, alcaliën even als waterstof, door den negatieven pool aangetrokken. De zwakste electrische stroom kan eene electrolytische vloeistof niet passeren, zonder deze te ontleden; daarom worden de electroden, die in zulk eene vloeistof zijn gedompeld, spoedig aan hare oppervlakte met gasvormige of vaste stoften bezet. De vloeistof oefent dan hare ontledende Werking oumiddelijk op de neergeslagen lagen uit, waarmee de oppervlakte der electroden is bedekt, en op die wijze ontstaan secundaire stroomen. Men noemt dit verschijnsel polarisatie of secundaire polariteit. De electroden geraken altijd in eenen staat van polarisatie, als zij eenen tijd lang electrische stroomen hebben voortgeleid; en men zegt van electroden dat zij gepolariseerd zijn, als zij eenen secundairen stroom ontwikkelen, ten gevolge daarvan, dat zij eenen primairen stroom hebben voortgeleid. De chemische werking der Yolta'sche zuil kan men in de chirurgie tot genezing van aneurysmata aanwenden, daar stolling van bloed gemakkelijk door eenen galvaniseheu stroom aan de positieve pool der batterij wordt te weeg gebragt, aangezien de zuren der m het bloed opgeloste zouten aan dien kant vrij worden. Ook kan men haar bezigen tot het oplossen van blaassteenen, zooals blijkt uit de proefnemingen van Pre vost en Dumas, van Bonnet, van Bence Jones, en van Melicker. De physiologische verschijnselen, die de galvanische electriciteit kan te weeg brengen, zijn zeer opmerkelijk. Baakt men de geleiders, die aan de polen eener batterij verbonden zijn, met beide handen aan, zoo voelt men eene reeks van schokken, die zeer pijnlijk zijn kunnen. Zet men de beide polen op het aangezigt, in de nabijheid van het oog, zoo ziet men eenen fonkelenden lichtstraal; raakt men de tong met de geleiders aan, zoo wordt men eenen eigenaardigen smaak gewaar; plaatst men ze op de ooren, zoo hoort men toonen. Met deze verschijnselen zullen wij ons uitvoeriger in het volgende hoofdstuk bezig houden. Wij hebben gezien, dat als men de polen der batterij door middel van eenen geleiddraad heeft verbonden , de ongelijksoortige electriciteiten, die , onder den invloed der electro-motorische kracht, vrij worden, zich naar elkaar toe bewegen , ten einde elkaar te neutraliseren. De hoeveelheid electriciteit, die ontstaan zal, hangt af van de spanning der electro-motorische kracht en van de oppervlakte der batterij; maar er bestaat een verschil, tussehen de hoeveelheid der eleciriciteit die ontwikkeld wordt, en de hoeveelheid der electriciteit, die in een bepaald tijdsverloop door den geleiddraad (sluitingsboog) stroomt, waardoor de polen der batterij zijn verbonden. De hoeveelheid der stroom en de electriciteit hangt niet alleen van de oppervlakte der batterij, en van de intensiteit der electro-motorische kracht af, maar ook van den gelei dings weerstand, dien de electriciteit op haren weg door den geleider ontmoet, en van den graad der spanning, waarmee zij door den sluitingsboog wordt gedreven. Men kan daarom eene aanzienlijke hoeveelheid electriciteit uit een enkel galvanisch element verkrijgen, als de sluitingsboog slechts weinig weerstand biedt; wordt echter de weerstand in den sluitingsboog hooger , zoo kan men slechts eene veel mindere hoeveelheid electriciteit verzamelen, tenzij men ook naar evenredigheid den weerstand in den electro-motorisclien toestel zelven verhoogt. Dit geschiedt door het aantal der elementen te vermeerderen, door eene batterij te vormen. Hoe grooter het aantal der Yolta'sche elementen is, des te gemak- keiijker zal de stroom een' gegeven weerstand kunnen te boven komen. Alle physische ligchamen, waar langs zich een electrisclie stroom beweegt, bieden aan den doortogt daarvan een' zekeren weerstand 611 verminderen daardoor zijne intensiteit. Br zijn geene absolute &eleiders der electrieiteit. Brengt men de magneetnaald van eenen galvanometer in het verloop van den keten, zoo doet de stroom haar tot op een zeker punt afwijken; brengt men vervolgens draden v'in zilver of van koper, die de beste geleiders zijn van electrieiteit, tusschen de polen aan, zoo wordt de afwijking der naald daardoor Verminderd; dit bewijst, dat de intensiteit van den stroom, door het inbrengen der draden in de keten, is verzwakt. De geleidingsM eerstand der ligchamen wisselt af naar hunne chemische geaardheid, hunnen vorm en hunne temperatuur. De metalen bieden den minsten weerstand aan de geleiding; men uoemt hen daarom goede geleiders, daar zij eene vrij snelle verPieiding der electrieiteit toelaten. De vatbaarheid voor geleiding verschillende metalen is niet de zelfde. Zilver is de beste geleider en kwikzilver de slechtste; op het zilver volgt het koper 1 beter geleidt dan goud; goud geleidt beter dan ijzer; ^Zer beter dan platina, en platina beter dan lood. De geleidingsweerstand is vooral dan groot, als de stroom uit eene vloeistof op een vast ligchaam, of van een vast ligchaam in ®ene vloeistof overgaat. Vloeistoffen geleiden veel slechter dan men' maar verhooging van temperatuur doet haar geleidingsverm°gen stijgen, terwijl verwarming metalen tot slechtere geleiders ®iaakt. Zoo merken wij b. v. op, dat de geleidingsweêrstand eener geconcentreerde oplossing van zwavelzuur koperoxyde 16 millioeü '«alen grooter is dan die van metallisch koper; dat de geleidings^eeistand van gedestilleerd water 400 malen grooter is dan die ^ r °plossing van kopervitriool. Een electrische stroom zal daarom gemakkelijker eenen koperdraad, die vele duizende mijlen lang is, lsseien, dan eene laag water van slechts éénen duim dikte. che geleidinSsvernl0gen der stoffen hangt niet alleen van hare ^ eniisehe geaardheid en van haren warmtegraad af, maar ook van ien vorm. Laat men electrische stroomen van gelijke intensiteit. door draden van hetzelfde metaal en van denzelfden doormeter, maar van verschillende lengte, gaan, zoo bevindt men, dat de stroom, in evenredigheid van de lengten der draden die hij doorloopt, aan kracht verliest. Als aan den anderen kant de stroom gaat door draden van hetzelfde metaal en van dezelfde lengte, doch van verschillende dikte, zoo neemt de kracht van den stroom toe, in evenredigheid van den doormeter van den draad. Zoo b. v. biedt een koperdraad van 100 voeten lengte en 1/u duim dikte evenveel weerstand als een andere koperdraad van 200 voeten lengte en V6 duim dikte. Om een ander voorbeeld te geven, vermelden wij hier dat de geleidingsweêrstand van een' menschelijken arm nagenoeg gelijk is aan dien van een menschelijk been; aangezien het been gelijktijdig nagenoeg tweemaal zoolang en tweemaal zoo dik is als de arm. Het menschelijk ligchaam geleidt de electrieiteit slechts met behulp der warme zoutoplossing die het bevat en in geval de opperhuid is verwijderd of behoorlijk bevochtigd, geleidt het 10 tot 20 malen beter dan koud gedestilleerd water. Zoo is het ligt te begrijpen, dat de vloeistoffen, die zich in het ligchaam bevinden, den minsten weerstand zullen bieden aan de geleiding, en dat slijmvliezen beter zullen geleiden dan zenuwen, de zenuwen beter dan de hersenen en het ruggemerg, en beenderen beter dan haren en nagels. Is de epidermis droog, zoo biedt zij eenen zeer sterken weerstand , maar bevochtigt men haar, zoo wordt daardoor de weerstand aanmerkelijk verminderd en een stroom kan, zoo de huid goed bevochtigd is, zonder haar te beschadigen, door haar heen tot de spieren en zenuwen gaan. Zoo b. v. zullen wij, zoo wij de werking van den galvanisehen stroom aan ons zeiven willen waarnemen, en de zuil niet zeer sterk is, naauwelijks iets voelen, zoo wij de polen met drooge vingers aanraken; maar doen wij het met vochtige vingers, zoo voelen wij onmiddellijk eenen schok, die van het handgewricht tot in den elleboog, of zelfs tot in den schouder gaat, al naarmate van de kracht van den stroom. Dompelt men de handen in verschillende vaten, die met verwarmde zoutoplossing zijn gevuld, en waarvan het eene met de positieve, het andere met de negatieve pool in verbinding staat, zoo zal men den slag nog veel sterker voelen; evenzoo zal eene kleine ontvelling en nog meer de verwijdering der opperhuid over eene groote oppervlakte van invloed wezen. W e b e r te Leipzig beeft het eerst proeven aangaande het geleidingsvermogen van. het menschelijk ligchaam inliet werk gesteld 1). Hij vond, dat dit tien tot twintig maal grooter was dan dat van gedestilleerd water , en 50 niillioen maal kleiner dan dat van metallisch koper. Eenigen tijd later hebben ook Lenz en Ptschelnikoff te St- Petersburg , proefnemingen met betrekking tot hetzelfde onderlip gedaan 3). Zij gebruikten daarbij Clarke's electro-magnetischen ' r°tatie-toestel, en bezigden tot het meten van den stroom eenen Multiplicator, dien zij op eenen afstand vau 18 voet van den toestel van Clarke plaatsten, ten einde elke werking van den hoef'Jzer-magneet op de naald van den multiplicator te vermijden; zij karnen de afwijking van de magneetnaald door middel van eenen Verrekijker waar. Daarop werden twee vaten gevuld met eene goed geleidende vloeistof, één deel zwavelzuur op 100 deelen water; het eene dezer vaten was met den eenen pool van den toestel van ^larke, door eenen korten en dikken koperdraad, die nagenoeg geenen weerstand aan de geleiding bood, verbonden; in het andere Vat was het eene einde van den multiplicator aangebragt, wiens andere einde met den anderen pool van den rotatietoestel verbonden Was- Het individu, welks geleidingsweêrstand zou gemeten worden, dompelde dan zijne handen in de beide vaten, ten einde de keten te sluiten, waarop de electro-magnetische stroom, door het mensehelijk ligchaam heen, naar de magneetnaald van den multiplicator glng. Vooreerst werd nu de afwijking opgeteekend, die de magneetnaald vertoonde, ingeval de beide einden van den multiplicator, ^u'ect, zonder tusschenkomst van eenig vreemd ligchaam, met de eide polen der inductie-spiraal van Clarke waren verbonden; Vervolgens de afwijking der naald, voor het geval waarin een '^r^ehelijk ligchaam in de keten werd gebragt; en eindelijk de *) Quaestiones physiologicae de phaenomenis galvano-magneticis, in cor01 e huraano observalis. Lipsiae 1836. Ueber den Leitungswiderstand des mensclilichen Körpers gegen gala"'sehe Ströme; in Poggendorff's Annalen, lid. 56, 1842, pag. 429 ff. 2 afwijking die door het uittreden van het mensehelijk ligchaam uit de keten werd teweeg gebragt. Zij berekenden dan het gemiddelde tussclien de eerste en de derde afwijking, en vergeleken de uitkomst hunner berekening met het bedrag der tweede afwijking. Lenz en Ptschelnikoff deden hunne proefnemingen met één individu uit de zoogenoemde arbeidende klasse, met tweepersonen uit den fatsoenlijken stand, met eenen knaap van zeven jaar, een meisje van negentien jaar en eenen jongman van 17 jaar. Daarbij bleek het van weinig belang te zijn, of het ingedompelde ligchaamsdeel zich digt bij of ver van den geleiddraad bevond, daar het daardoor in de afwijking der naald te weeg gebragte verschil naauwelijks het tiende deel van een' graad bedroeg. Daarentegen bleek het veel af te doen, hoe groot de oppervlakte was, die in de vloeistof werd gedompeld. Zóó was de weerstand 34o,0^, indien slechts de wijsvinger in de vloeistof werd gehouden; de weerstand daalde onmiddellijk tot op 19 '20 , zoodra men behalve den wijsvinger, ook den middelsten vinger in de vloeistof bragt; en tot 6°,06 als de gansche hand in het vat werd gestoken. Eene der belangrijkste uitkomsten dezer onderzoekingen bestond hierin, dat het geleidingsvermogen van het mensehelijk ligchaam geheel verschillend is , naar gelang van de geaardheid der geleidende vloeistof die gebezigd wordt. 'Zóó was b. v. de weerstand 16°,53, als men het vat met water gevuld had, dat uit de Newa was geschept. Yoegde men één deel zwavelzuur op honderd deelen water toe, zoo verminderde de weerstand onmiddellijk tot op 6",06. Eene kleine ontvelling, aan de hand gemaakt, deed den weerstand tot op 4°,81 dalen; en als vier deelen zwavelzuur op honderd deelen water werden toegevoegd, zoo bedroeg de weerstand slechts 4°,37, d. i. 4 malen minder dan wanneer men van gewoon water gebruik maakte. Het is derhalve duidelijk, dat de weerstand van het mensehelijk ligchaam grootendeels door de opperhuid wordt te weeg gebragt, wier verwijdering het intreden van den stroom gemakkelijker maakt, wat men echter ook daardoor kan bewerken, dat men de huid met eene goed geleidende vloeistof bevochtigt. Bovendien bleek het, dat de geleidingsweêrstand van jonge lieden grooter is, dan die van oudere individuen; dat de geleidings- ^eerstand van lieden die tot de lagere klasse der maatschappij ' l00ren, grooter is, dan die van personen die niet gewoon zijn Zwaren handenarbeid te verrigten; en dat de geleidingsweerstand der *egter hand grooter is dan die der linker. Lenz en Ptschelnikoff e -iben berekend, dat de geleidingsweêrstand van het gansche menselijk ligchaam gelijk is aan die van een' koperdraad van 1 millit!leter dikte en 300,010 voeten lengte, voor het geval dat men |vater, dat één procent zwavelzuur bevatte, als geleidende vloeistof eïlgde; bevatte het mater echter 4 procenten zwavelzuur, zoo was e geleidingsweêrstand gelijk aan dien van een' koperdraad van ^3,000 voeten lengte. bestaan echter zekere verschillen in het geleidings vermogen 'au verschillende personen, en van dezelfde personen op verschil,e e tijden, waarvoor men tot hiertoe geene voldoende verklaring eeft gevonden. Zoo is het b. v. eene bekende daadzaak dat somttU"e menschen de electriciteit beter geleiden dan anderen en Jaarachijnlijk vloeit dit verschil, ten deele alhans, uit de verscheienheid der perspiratie voort. Laat men b. v. slagen eener Leidsche e door eene rij van personen gaan die elkander de hand ®even, zoo bevinden zich in den regel sommigen in de rij die slagen slechts weinig of in het geheel niet voelen, en zelfs aan fi v°ortplanting -der electriciteit hinderlijk zijn, terwijl anderen door de slagen worden aangedaan. Dit zou zeer ligt te §rijpen zijn, indien de handen der personen die de slagen niet ^°elen zeer droog waren, ot indien hunne huid zeer dik was; de&r Vele Sevallen is dat niet zoo; somtijds bemerkt men dat die V°0rtPlantinS ^er electriciteit wordt belemmerd door lieden, li t 6ene ZC6r ^unne °PPer'luld bezitten en dat die belemmering t;0.t Worc^ weggenomen, als men hunne handen opzettelijk bevochda ' 'en e^n^e geleiding van den stroom te bevorderen. Eenige ste^n ^ater voelen diezelfde personen de slagen dikwijls zeer Oveieenkomstige opmerkingen heeft men ten opzigte van den bliksem midd ^ze^en gel)eurt ^et > dat één enkel individu , in het ter -? eenei' groep van menschen, door den bliksem getroffen wordt, 'J al de anderen ongedeerd blijven; en dat aan den anderen 2* kant een groot aantal personen er door geslagen wordt, terwijl één enkel individu er van bevrijd blijft. Het is daarenboven eene daadzaak , dat vele indianen en negers een' electrischen aal in de hand kunnen houden, zonder door de schokken die anders bij de aanraking van het dier gevoeld worden te worden gekweld, en Flagg merkt op 1) dat, als eene rij van personen elkaar de hand geeft en één van hen den aal aanraakt, zij allen zonder onderscheid den electrischen schok waarnemen, tenzij zich onder hen iemand bevindt, op wien de aal zijne werking mist, /,wat, b. v., zoo verhaalt deze Amerikaansche natuuronderzoeker, het geval is met eene mij bekende dame, die den visch ongestraft in de hand kan houden." (Het mag niet verzwegen worden, dat deze dame aan febris hectica leed). Onderzoekingen ten opzigte van het relatieve geleidingsvermogen der afzonderlijke weefsels van het dierlijk ligchaam, zijn eerst in den laatsten tijd in het werk gesteld. De oudere physiologen. die dienaangaande geene waarnemingen hadden gedaan, meenden dat de zenuwen de het best geleidende weefsels van het menschelijk ligchaam waren. Doch het bleek uit de allereerste proefnemingen, door den heer Pierson in het jaar 1830 gedaan, dat de zenuwen volstrekt niet beter geleiden dan de spieren en andere vochtige dierlijke zelfstandigheden 2). • In het jaar 1843 stelde Matteucci eene reeks van proefnemingen in, waaruit hij opmaakte, dat de spieren onder alle dierlijke weefsels de beste geleiders zouden zijn; dat de hersenen, het ruggemerg en de zenuwstammen ten dien opzigte niet veel van elkaar verschillen, en vier maal slechter geleiden dan de spieren 3). Matteucci's opgaven werden vrij algemeen door de physiologen en geneeskundigen al3 waar aangenomen; doch wij zullen spoedig zien, dat zijne methode van onderzoek eene onnaauwkeurige was en 1) Trausactions of the American philosophical society held at Philadelpliia 1786. Yol. II, No. 13. 2) Sur 1'hypothèse des couraus électriques dans les nerfs. Magendie, Journal dé physiologie expérimentale. Paris 1830. 3) Traité des pliénomènes électro-physiologiques des animaux, etc. Paris 1846, p. 47: en Comples rendus etc. 1843, p. 23. §eene onfeilbare resultaten heeft kunnen opleveren. Om de relatieve ^'baarheid voor geleiding der zenuwen en spieren te bepalen, nam eene laag liersenzelfstandigheid, een stuk van een' nervus isehiak Clls en een stuk van een' dijspier van een even te voren gedood Uljn. Deze weefsels vormde hij tot stukken van gelijke dikte, en toen eenen constanten stroom Van twaalf batterijen, door deze ei' van dierlijke zelfstandigheden gaan, die hij , om ze te isoleren, op ne glasplaat had gelegd. Hij trachtte nu op tweeërlei wijze den ^ 'scnillenden geleidingsweerstand der zenuwen en der spieren te palen. Vooreerst raakte hij een stuk eener zenuw en een stuk er>er spier van gelijke lengte met de uiteinden van een' gevoeligen n«ltiplicator aan, die hij voor de spier en voor de zenuw op 'J en afstand van elkaar verwijderd hield, en nam toen eene sterle afwijking der magneetnaald waar, als hij de spier, dan afyneer zenuw aanl'aakte; de grootte van den hoek van ^"'jking was omgekeerd evenredig aan de mate van den weerstand. en de stroom ia de verschillende weefsels had te overwinnen. Hij anderde vervolgens den afstand tusschen de einden van den 1 'püoator, met het doel om even groote afwijkingen der magnaald te verkrijgen, onverschillig of hij de zenuw dan wel de j 61 aai)raakte ; daardoor vond hij dat de weerstand, dien de stroom ^ afzonderlijke weefsels ondervond, omgekeerd evenredig was Plaat ^en®';e ^er ^usso^en de einden van den multiplicator gen s^e stukken , en dat hij, om eene even groote afwijking der teweeg te brengen, de einden van den multiplicator digter "e» B^aar moest brengen wanneer hij de spier aanraakte. Uit de il a t (-6118 '16m Z^'ne Proefneminoen hadden opgeleverd, berekende ter .. euc°i. dat de spieren vier maal beter geleiden dan de zenuwen , herSg^ Weer zenuwen een weinig beter zouden geleiden, dan de aatl jftn en het ruggemerg. Schlesinger in Weenen heeft eene 0 van Matteucci analoge methode van onderzoek gevolgd, de meAe ^ ^en relatieven weêrstand voor de zenuwen op 8, voor ^Pieren op 3 bepaalde 1). methode van Matteueei is echter niet vrij van onnaauw- ')ie J'lectricitat als Heilmittel. Zeitschrift Wien.Aertze. 1852. Juli. keurigheid. Keeds heeft Du Bois-Beymond opgemerkt dat de verschillende weefselstukken nooit juist dezelfde lengte en dikte kunnen hebben. Bovendien vergat Matteucei de intensiteit te meten, van den stroom door de batterij voortgebragt; en eindelijk is het zeer te verwonderen , dat zijne beide methoden van onderzoek juist dezelfde resultaten opleverden, daar toch bij de eeiste bepaling de polarisatie noodwendig van invloed moest zijn op de uitkomst, terwijl zulk een invloed zich niet bij de tweede bepaling gelden deed. Wij kunnen daarom Matteucci's resultaten niet als afdoende beschouwen, en behoeven er ons niet over te verwonderen, dat Bckhard in Giessen, met behulp eener nieuwere en meer zuivere methode, geheel andere uitkomsten verkregen heeft 1). Eclchard maakte uit zijne waarnemingen op, dat de weerstand, dien een stroom in spieren, pezen, zenuwen, kraakbeenderen en beenderen ondervindt, niet altijd dezelfde is, en wel daarom niet, omdat het watergehalte dier weefsels aan verandering onderhevig is. Inderdaad bestaat er ten dien opzigte niet alleen verschil tusschen individuen van dezelfde soort, maar dezelfde weefsels, die uit verschillende ligchaamsdeelen van hetzelfde individu zijn verkregen, bevatten eene verschillende hoeveelheid water. Het is eene den ontleedkundigen wel bekende omstandigheid, dat de nervus medianus minder bloedvaten in zijnen omtrek heeft, dan de nervus ischiadicus, onmiddellijk na zijne uittreding uit de bekkenholte. Krachtens die omstandigheid geleidt de n. medianus eenen galvanischen stroom minder goed dan de n. ischiadicus. Bovendien mogen wij niet uit het oog verliezen, dat de weefsels, gedurende den tijd waarin zij, met betrekking tot hunnen vorm, voor het onderzoek worden gereed gemaakt, aan eene meer of min sterke verdamping van hun watergehalte onderhevig zijn, en daardoor ontstaan noodzakelijkerwijze in de uitkomsten van het onderzoek zekere verschillen, die afhangen van de temperatuur en van de meerdere of mindere vochtigheid der atmospherische lucht. Daar men aan de dierlijke weefsels onmogelijk eenen zoodanigen 1) Beitrage zur Anatomie u. Physiologie, Giessen, la58. Bd. I. p. 57. 01 m kan geven, dat de longitudinale en de verticale doorsnede "otnen aan elkaar gelijk zijn — met uitzondering alleen van fflusculi lumbricales en van de zenuwstainmen — en men dit k 1 eene onmisbare voorwaarde moet achten voor eene naauw^eurige bepaling van hunnen geleidingsweêrstand, zoo vergeleek 0 k h a r d niet direct den geleidingsweêrstand van verschillende eefsels, maar ging hij op de volgende wijze te werk. Hij bepaalde ls den absoluten weerstand van een stuk van eene of andere ei ijke zelfstandigheid; vervolgens vervaardigde hij daarvan een o'etsel in g'Ps » 011 daarna een stuk lijm, in vorm en in grootte °lkomen gelijk aan het onderzochte weefselfragment; hij bepaalde 11 den weerstand van dat stuk lijm. De lijm, die hij bij zijne Pr°efnemingen gebruikte, had altijd dezelfde digtheid, en de proeetl werden niet aangevangen vóór al de stukken lijm, die later °csten gebruikt worden, tot op dezelfde temperatuur waren afgee d; die afkoeling geschiedde in eene met waterdamp gevulde te Ur|te- Om alzoo het geleidingsvermogen der spierzelfstandigheid e bepalen, nam Eek hard spiervezels uit een lijk, dat geen Ulo"1 Van "S°r moltis meer vertoonde, aangezien het niet wel het^e^'k W3S' anc'ers een s'uk te vormen, volkomen gelijk aan ^ stuk spier. Om te beletten dat het spierweefsel zou ineen> waartoe het hygroscopisch vermogen der gips aanleiding vó' ^unnea Seven > bedekte hij de spiervezels met een laagje vet, P' °n Cn a'eer er een afg'ietsel van vervaardigde. Eindelijk bez e h'j de verhouding tusschen den geleidingsweêrstand der afstaa-%e dierlijke weefsels en dien der lijm, en was toen in |j. ' diezelfde verhouding voor de dierlijke weefsels onderling te r®kenen T t Cato° boommeter bezigde hij bij zijn onderzoek eenen multipliüe Van ac'^ duizend windingen, en om den invloed der polarisaglaz ?°°Vee^ mogelijk te vermijden, werden koperdraden, die in los 'e" '3u*zen waren bevestigd, en wier vrije einden in eene opgebc ^ Vari zwavelzuur-k°Peroxyde waren gedompeld, als electroden Jiiell^^'1' s',1'00m 'ze'f werd door middel van een enkel Da- oudej0'1 e^emen' ontwikkeld, welks deugdelijkheid vooraf was 'z°eht; geleidingsbogen van vloeipapier, behoorlijk met eiwit bevochtigd, werden met het eene einde in de vloeistof gedompeld, terwijl het andere einde als electrode diende. Eckhard onderzocht nu vooreerst de afwijking der magneetnaald , die werd waargenomen, als de keten door de bogen ge" sloten was. Hij legde vervolgens een stuk spier daartusschen, waardoor de afwijking verminderd werd; zij verminderde nog meer, als een stuk eener pees de keten sloot. Vervolgens onderzocht hij de afwijkingen der naald voor het geval, waarin stukken lijm, gelijk aan de stukken spier, pees enz., in de keten werden gebragt. Op die wijze vond hij, dat de spieren, van alle weefsels van het menschelijk ligchaam, den stroom het best voortgeleiden, dat in het geleidingsvermogen van zenuwen, kraakbeenderen en pezen geen aanmerkelijk verschil bestaat, 'en dat de beenderen zeer slechte geleiders van electriciteit zijn Stelde Eckhard den geleidingsweerstand van vezels, die hij uit den musculus sartorius van een' menseh genomen had, 1, dan vond hij voor den weerstand der pees van den m. gastroenemius 1,7 tot 1,9; voor dien der pees van den semitendinosus 2,2 tot 2,4 en voor dien der pees van den extensor carpi radialis 2,3 tot 2,6; gemiddeld bezitten alzoo de pezen eenen geleidingsweêrstand van 2,1. De geleidingsweêrstand der ribbekraakbeenderen wisselde af van 1,7 tot 2,4 en bedroeg alzoo gemiddeld 2. De weerstand van zenuwbundels, die uit den plexus braehialis genomen waren, was van 1,9 tot 2,4; die van den n. ischiadicus 2,2. Gemiddeld alzoo 2,1. De vaste beenzelfstandigheid geleidt 16 tot 22 maal minder goed dan de spierzelfstandigheid. Het is overigens moeijelijk, om den geleidingsweêrstand der beenderen juist te bepalen, omdat men de beenderen door moet zagen om stukken te bekomen, die geschikt zijn voor onderzoek; zaagt men echter beenderen door, zonder de doorsneêvlakte met eene bepaalde vloeistof voortdurend te bevochtigen, zoo verdampt de kleine hoeveelheid vocht die in de beenderen is bevat, onder den invloed der door de wrijving voortgebragte warmte; en als men, onder het zagen, de doorsneêvlakte voortdurend met eiwit bevochtigt, zoo loopt men gevaar van daardoor de hoeveelheid van het in de beenderen bevatte vocht kunstmatig te vermeerderen. Eekhard's onderzoekingen volgt alzoo: dat de geleidingsweerstand der spieren is ... — 1 '/ n h /, kraakbeenderen is = 2 n n 11 ti pezen is ... — 2,1 » n u // zenuwen is . . . — 2,1 " * // n been.leren is . . = 19. I)eze getallen stemmen overeen met de hoeveelheden vocht, die ln de verschillende dierlijke weefsels voorhanden zijn; want neemt lrifin het gemiddelde uit alle geloofwaardige chemische ontledin£en, die met betrekking tot dierlijke zelfstandigheden zijn verrigt, Zo° vindt men, dat de spieren 7 6°/0 water bevatten de kraakbeen deren 62,5% ,, n de pezen 62°/0 u u de zenuwen 52,5% n u de beenderen 5% u „ Stemmen de getallen niet zoo zuiver overeen, als men dat, na gezegde, welligt verwachten zou, zoo bedenke men daarbij, a het geleidingsvermogen der weefsels niet enkel en alleen af' ngt van hun watergehalte, maar ook van de hoeveelheid der aarin bevatte zouten. Ten slotte blijft ons nog over, met een enkel woord te gewavan de locomotieve kracht van den constanten stroom. e namelijk eene het eerst door Porret aangetoonde daaddat de Yolta'sche stroom vloeistoffen van den positieven naar n negatieven pool door eenen poreusen wand kan heendrijven, ei die te ontleden, l'orret experimenteerde op de volgende vj. 'e' hij deelde een vat door middel van eenen, uit een dierlijk Vervaardigden' scheidswand, in twee deelen, vulde beide met de r' 6n hragt den positieven pool der zuil met het eene vak, tijd ne^a^even I'0°i met het andere vak in verbinding. Korten ^at DaC'a'' d'e verbinding had gemaakt, bemerkte hij, dat het het * ^ Positieve vak in het negatieve gedreven werd, waarbij tot 1011 ^eSenstfmcl der blaas overwon, en in het negatieve vak 6.n Vee^ hooger niveau oprees. Dit verschijnsel is echter slechts ln het oogvallende, als men eene slecht geleidende vloeistof bezigt; vermengt men het water met zwavelzuur, zoo neemt men het niet meer waar. Daaruit volgt dat eene vloeistof, waardoor een electrisehe stroom gaat, de geneigdheid aanneemt, om zich van den positieven naar den negatieven pool voort te bewegen, zoo ten minste die vloeistof eenen zekeren graad van geleidingsweêrstand bezit. De hoeveelheid vloeistof, die op deze wijze in een bepaald tijdsverloop wordt verplaatst, is regtstreeks evenredig aan de intensiteit van den stroom, en vloeistoffen, die, zooals verdund zwavelzuur, zeer goed geleiden, worden niet in meetbare hoeveelheid verplaatst. Nadere proefnemingen dienaangaande zijn vooral door Berzelius, Sir Humphrey Davy, Fabré-Palaprat en Wiedemann gedaan. Berzelius vond, dat als hij eene oplossing van chloorkalk in het positieve vak eener buis bragt, en gedestilleerd water in het negatieve vak, een deel der kalk in het gedestilleerde water overging. Davy's onderzoekingen leverden gelijke resultaten op. De onderzoekingen die Fabré-Palaprat en anderen deden ten opzigte van de verplaatsing van geneesmiddelen door middel van den constanten stroom, zullen wij in het therapeutische deel van dit werk nader bespreken. Hier willen wij nog slechts even van de onderzoekingen van Wiedemann 1) gewag maken, waaruit bleek, dat alle vloeistoffen van den positieven naar den negatieven pool der zuil worden voortbewogen; dat de hoeveelheid vloeistof die in een gegeven tijdsverloop door eenen poreusen wand wordt heengedreven, regtstreeks evenredig is aan de intensiteit van den stroom, maar onafhankelijk is van de oppervlakte en de dikte van den poreusen wand; dat de hoeveelheid der doorgedreven vloeistof afhankelijk is van de geaardheid der gebezigde vloeistoften, en, onder overigens gelijke omstandigheden, grooter is, naarmate haar geleidingsvermogen kleiner is; dat de bewegende kracht van den galvanischen stroom, gemeten door eene drukhoogte, die met het voortbewegen der vloeistof door den stroom in evenwigt is, regtstreeks evenredig is aan de intensiteit van den stroom en aan de dikte van den poreusen wand, maar omgekeerd evenredig aan de 1) Poggendorff's Annale::, Bd. 87, pag. 321 en ]M. 99, pag. 177. °ppervlakte van dien wand; eindelijk, dat de drukhoogte voor verschillende vloeistoffen, bij overigens gelijke omstandigheden, regtstreeks evenredig is aan den coëfficiënt van haren geleidingsweêrstand. ^et is alzoo duidelijk, dat de stroom eene eigene, mechanische, zuiver lokomotieve kracht bezit, die onderscheiden moet worden van hare electrolytische kracht. B. Electro-Magnetisme. Verschijnselen, die op eene innif e verwantschap tusschen de elechiciteit en het magnetisme wijzen, heeft men reeds vóór eeuwen ^aargenomen. Men vond dat nu en dan staal- en ijzermassa's 0or den bliksem werden gemagnetiseerd; trof de bliksem uurwerken, Zo° bleven deze stilstaan en konden niet eer vveêr aan den gang borden gebragt, voor al het staal dat zich in het uurwerk bevond 6,1 door den bliksem was gemagnetiseerd, daarnit was verwijderd etl door ander vervangen; sloeg de bliksem in schepen, zoo verar'derde liij de polen van het kompas, eene omstandigheid die in ^ele gevallen, heillooze gevolgen voor het scheepsvolk heeft geacs daar zij, in eene verkeerde rigting varende, op riffen werden t^worpen, waarvan zij zich met volle vaart meenden te verwijderen. Het was echter eerst in het jaar 1819, dat een Deensch natuur°uderzoeker, Oersted, de eerste wetenschappelijke waarnemingen aangaande den invloed van den galvanischen stroom op magHij vond, dat, als de beide polen eener galvanische bat'J verbonden waren door eenen boog, dien men juist boven of °nder eene magneetnaald had aangebragt, de naald oogenblikkelijk *eek, en wel zóó, dat de hoek van uitval regtstreeks evenredig pas aa» de kracht van den stroom der batterij, en omgekeerd v®nredig aan den afstand tusschen de naakl en den boog. De j. 1 d hezit de neiging om met den geleiddraad eenen regten hoek ste;k°^ei>, en doet dat werkelijk, als de stroom der batterij zeer lsi en de naald zeer digt bij den draad is geplaatst, der daarop toonde Ampère aan, dat het aardmagnetisme m*lgneetnaald belet, aan de werking van den stroom geheel te gehoorzamen, door middel van zijn' invloed de naald voortdurend in het vlak van den magnetisehen meridiaan terug te voeren. Om deze stoornis op te heffen, vervaardigde hij eene zoogenaamde astatische naald, die uit twee aan elkaar evenwijdige .magneetnaalden bestaat, waardoor de invloed van den aardbol meer of min wordt opgeheven. Het valt overigens ligt te begrijpen, dat de beide naalden in geen geval volkomen aan elkaar gelijk kunnen zijn, noch ook in volkomen evenwijdige rigtingen kunnen staan, noch eindelijk volkomen dezelfde hoeveelheid magnetisme kunnen bezitten, en om die reden blijft de aardbol altijd nog eenigen invloed uitoefenen, ook op de astatische naald. Ongetwijfeld echter werkt de eleotrische stroom op eene dubbele naald oneindig veel sterker dan op eene enkele; en een zwakke stroom, die niet in staat is eene enkele naald te doen afwijken, heeft eene belangrijke uitwerking op het astatische stelsel van naalden, vooral als de draad, waardoor hij gaat, gebogen wordt, zoodat hij zich niet boven of onder de naald bevindt, maar twee evenwijdige stukken vormt, waar tusschen de naald is opgehangen; het spreekt van zelf dat men zorg moet dragen, dat de stroom niet van het eene evenwijdige stuk op het andere overspringt, wat men echter gemakkelijk kan verhoeden, door den ganschen draad te overtrekken met een isolerend omhulsel, van zijde of van gutta percha. Is de draad op die wijze gebogen en is de naald tusschen de beide omgebogen stukken ingeplaatst, zoo is de werking van den stroom op de naald tweemaal zoo sterk, als wanneer de draad zich eenvoudig boven of onder de naald bevindt, en elke nieuwe in den draad aangebragte bogt zal dus de inwerking van den stroom op den draad evenredig doen stijgen. Op dit beginsel berust de constructie van den multiplicator, die door een' Duitsch' natuuronderzoeker, Schweigger genoemd, is uitgevonden, en door den Italiaan Nobili het eerst bij electro-piiysiologische proefnemingen werd gebruikt. Aan Du Bois-Beymond komt de eer toe, van den buitengewoon gevoeligen multiplicator te hebben geconstrueerd (met meer dan 24,000 draadwindingen), met behulp waarvan hij de aanwezigheid van electrische stroomen in bijna alle weefsels van het levend dierlijk ligchaam kon opsporen. Korten tijd nadat Oersted's ontdekking bekend was geworden, vond. Ara go dat de electrische stroom eene aanmerkelijke hoeveelheid magnetische kracht kan ontwikkelen in week ijzer, staal en andere yoor magnetisme vatbare stoffen, welke die kracht vroeger niet bezaten. Hij zag, dat, als men eenen dunnen draad van ijzér door eenen sterken stroom liet doorloopen , die draad het vermogen verkreeg om stukjes ijzervijlsel aan te trekken; deze laatsten vielen echter onmiddellijk weêr van den draad af, zoodra de stroom niet toeer daar door heenging. Het gelukte Ara go ook, naalden te Magnetiseren, met behulp van sterke slagen eener Leidsche fleseh. *°lt men eenen met zijde of gutta-percha omwonden koperdraad spiraalsgewijze om eenen staaf van week ijzer, en laat men dan eenen electrischen stroom door den draad gaan, zoo wordt het ijzer een sterke magneet. Deze tijdelijke magneten noemt men electro^agneten, om hen van de permanente staal-magneten te °nderscheiden. Week ijzer wordt zeer snel magnetisch, onder den 'övloed van een electrischen stroom maar verliest zijne magnetische kracht even snel weder; om van de door de inwerking van een' electrischen stroom in week ijzer opgewekte magnetische kracht gebruik te maken, pleegt men aan de ijzeren staaf den vorm van een hoefijzer te geven, omdat de polen van den magneet zich alsdan zeer digt bij elkaar bevinden. Ziedaar welk het standpunt was der wetenschap, toen Faraday 111 bet jaar 1831 de ontdekking deed, dat een electrische stroom, eyeu als een magneet, door inductie electrische stroomen in geleidraden kan opwekken. - De oorspronkelijke proef is de volgende; Men neemt twee geleiddraden, die aan elkaar evenwijdig en zeer bij elkander op eene isolerende vlakte zijn aangebragt; de eide uiteinden van den eersten draad worden met de beide polen eener galvanische batterij verbonden, terwijl de beide uiteinden van etl anderen draad met de uiteinden van eenen multiplicator in Verbinding worden gebragt, opdat men door middel der naald de eetrische processen zal kunnen waarnemen. Op het oogenblik nu * > waarop men den stroom eener galvanische batterij door den eersten draad laat gaan, wijkt de naald van den multiplicator, die ^et den tweeden draad verbonden is, af, schommelt vervolgens "'nen lang heen en weer, en komt eindelijk tot rust; zij blijft vervolgens in rust, zoolang de galvanische stroom door den draad blijft gaan. Zoodra men echter de verbinding tusschen de batterijen den eersten draad afbreekt, ondergaat de naald eene nieuwe afwijking en wel in eene rigting die aan de vroegere tegenover gesteld is. Daaruit volgt onwederlegbaar, dat de galvanische stroom, die den eersten draad doorloopt, op het oogenblik waarop hij wordt afgebroken, eenen electrischen stroom van oogenblikkelijken duur induceert. De multiplicator wijst overigens niet alleen het bestaan, maar ook de rigting van electrische stroomen aan; en aan de rigting waarin de naald afwijkt, neemt men het waar, dat de rigting van den stroom, die bij het sluiten van de ksten in den tweeden draad wordt geïnduceerd, tegenovergesteld is aan de rigting van den stroom der batterij, terwijl de rigting van den stroom, die bij het openen van de keten in den tweeden draad wordt geïnduceerd, dezelfde is als die van den stroom der batterij. Men kan de spanning dezer stroomen van oogenblikkelijken duur aanmerkelijk verhoogen, door zeer lange koperen draden te bezigen, die, na met zijde of gutta-percha te zijn omwonden, derwijze om eenen houten cylinder zijn gerold, dat zij twee spiralen vormen ; uien drage daarbij echter zorg, dat de draadwindingen zich zeer digt bij elkander bevinden. Voorts kan men de inductiestroomen aanmerkelijk versterken, door in de holte van den cylinder staafjes week ijzer te brengen, die onder den invloed van den stroom der batterij magnetisch worden en daardoor nieuwe electrische stroomen in de beide draden doen ont- * staan; dit geschiedt geheel op dezelfde wijze, als waarop electrische stroomen door middel van permanente magneten in draden worden geïnduceerd. De stroomen, die door de magnetische kracht van week ijzer worden opgewekt, zijn evenzeer van oogenblikkelijken duur, als de stroomen die door den inducerenden stroom der batterij worden ontwikkeld. Zij bestaan niet terwijl of zoo lang als het weeke ijzer magnetisch is, maar enkel en alleen in het oogenblik waarop het weeke ijzer zijne magnetische kracht ontvangt of verliest. Het ophouden van den magnetischeu toestand van het ijzer heeft dus dezelfde uitwerking, als het openen van de galvanische keten , voor zoover door beiden een geïnduceerde stroom van oogenblikkelijken duur wordt opgewekt. Het vermogen van den electro-magneet, om de intensiteit van lri(luctie-slroomen te verhoogen, verschilt naar gelang van de ge('aar,te en van de massa van het ijzer. Het is voldoende een enkel staafje van week ijzer of eenen hollen cylinder van hetzelfde metaal e nemen, en de draden daarom heen te winden; reeds dit alleen whoogt de sterkte van den stroom aanmerkelijk; de werking wordt ^°htei nog veel krachtiger , als men eenen bundel van ijzeren draden ezigt ; en nog krachtiger als deze draden door middel van vernis ari elkaar zijn geïsoleerd. Men meende dit vroeger aan de omstanlgheid te moeten toeschrijven, dat de ijzeren draden weeker zijn 'lQ een ijzeren cylinder en derhalve sterker worden gemagnetiseerd. °eh wij weten door de onderzoekingen van Magnus in Berlijn t dit niet het geval is, daar de magnetische kracht van een' ijzeren bunder even sterk is als die van een' bundel van ijzeren draden V111 gelijken omvang; en dat de werking van den bundel slechts Aarom sterker is dan die van den cylinder, omdat de eerste niet Zo° goed geleidt als de laatste. Als namelijk de polen der batterij ^et den spiraaldraad in verbinding zijn gesteld, zoo ontstaan er , r°omen van oogenblikkelijken duur, zoowel in het weeke ijzer als (j. draden die er om heen zijn gewonden. Nu vertraagt de stroom, e 'n het weeke ijzer ontstaat bij het openen van de keten , de r'Uetiging der magnetische kracht van het weeke ijzer aanmerkelijk; ^ Magnetische kracht van het weeke ijzer zal daarom veel gemakstro e" sneller °Phou(len te bestaan, als men het ontstaan van onh°men Z00veel moSeliJk verhindert. Hoe sneller het weeke ijzer We maBnet'sch te zijn , des te sterker zal zijne inducerende Jri , wezen. Het is dus klaar , dat electrische stroomen het ge— e elljkst in een vast stuk week ijzer ontstaan , niet zoo ligt in bu ï* bundel van ijzeren draden, en het moeijelijkst in zulk een' ^ 1 ' ais de draden er van door vernis van elkaar zijn geïsoleerd, een' ° ?llc*erzoekingen van Dove hebben geleerd, dat de sterkte van electfeiIU*UCeei(*en stroom Z0er aanmerkelijk vermindert, als men den ^"Wt met een gesloten omhulsel, van een niet magnetisch Hit ('1°0d °f geel koPer) vervaardigd, bedekt. Dit vloeit voort ze]Vet)e ontstaan van electrische stroomen in den metalen koker ' Waardoor de werking van den electromagneet wordt opge- heven. De metalen koker vermindert 200 is hij niet in staat eene aanmerkelijke ^at5tietische kracht in het weeke ijzer te ontwikkelen, en de extra^ l0°m, zoowel als de in den tweeden draad geinduceerde stroom, fitten dan slechts eenen geringen graad van spanning. Zij hangt °°rt,s nog af van de dikte , het aantal windingen en den meer of str v°i^omen geisoleerden toestand der draden; de sterkte van den 0111 is namelijk regtstreeks evenredig aan hei aantal der wintlr^en m aau dc meerdere of mindere volkomenheid, waarmee de van 611 seïsoleerd' en omgekeerd evenredig aan de doorsnede af'1 den dl'aad. Eindelijk hangt de intensiteit van den stroom nog tet an massa en van den meer min geisoleerden toestand van weeke ijzer, dat zich binnen de spiraal bevindt. strQBI1 ®e^ndllceercie stroom onderscheidt zich van eenen constanten dUu°m vooreerst daardoor, dat hij slechts van oogenblikkelijken Sisch 1S' aan ^6Ze Oms^andio^eid moeten de meeste der physiolo^ e werkingen van den geinduceerden stroom, en vooral die op tle m°torisehe zenuwen en op de spieren worden toegeschreven, daar nietmf>torisclle zenuwen en de spieren, zooals wij later zullen zien, hei,j °°r een' gesloten keten, maar door afwisselingen in de digtVan den stroom worden geprikkeld. Voorts onderscheidt een 3 inductie stroom zich van een' constanten galvanischen stroom daardoor, dat de rigting van den laatste altijd dezelfde blijft, terwijl de eerste zicli bij afwisseling in verschillende rigtingen beweegt; inderdaad zien wij uit de afwijkingen der magneetnaald, dat de in den tweeden draad geinduceerde stroom bij het sluiten van de keten eene rigting bezit, welke tegenovergesteld is aan die, welke hij bij het openen van de keten blijkt te bezitten. Uit deze omstandigheid laat zich de eigenaardige chemische werking van den geinduceerden stroom afleiden. Wij weten namelijk, dat, als men water door middel van eenen constanten galvanischen stroom ontleedt, de waterstof onveranderlijk aan den negatieven, de zuurstof aan den positieven pool wordt afgescheiden. Dat is echter niet het geval, als men water ontleedt door middel van een' inductiestroom; daar namelijk elke draad bij afwisseling als positieve en als negatieve pool optreedt, zoo worden aan elk der beide polen te gelijkertijd zuurstof en waterstof vrij; deze gassen vormen te zamen een explosief mengsel, en in geval de inductie-stroomen zeer snel op elkaar volgen, zoo kan het zelfs gebeuren, dat de beide gassen, naast elkaar voorkomende en beiden in statu nascenti verkeerende, zich op nieuw verbinden en water vormen, zoodat het water schijnbaar niet door den inductie-stroom wordt ontleed. Dompelt men platinaplaten in water, en laat men vervolgens snel op elkaar volgende inductie-stroomen door het water gaan, zoo worden gelijktijdig zuurstof en waterstof vrij; de zuurstof in statu nascenti oxydeert het platina; het platinaoxyde wordt echter in het volgende oogenblik, door bemiddeling van de eveneens in statu nascenti verkeerende waterstof, weer tot metallisch platina gereduceerd; op die wijze grijpen er een aantal oxydaties en reducties van het metaal plaats, zoodat eindelijk de platinaplaten met eene laag van een zwart poeder bedekt worden, hetwelk enkel en alleen uit fijn verdeeld platina bestaat. Eene andere sehoone proef, die dienen kan om te bewijzen dat inductie-stroomen zich bij afwisseling in verschillende rigtingen bewegen, bestaat hierin, dat men eene oplossing van iodkalium en stijfsel in de keten brengt; de blaauwe kleur, die het vrij worden van iodram aanwijst, zal zich dan aan de beide polen vertoonen, terwijl zij, als men het genoemde z°Ut door middel van eenen constanten galvanischen stroom ontleedt, slechts aan den positieven pool wordt waargenomen. Het z°u daarom eene dwaling kunnen schijnen, van eenen permanenten Positieven en negatieven pool bij eenen tot physiologische en therapeutische doeleinden gebezigden inductie-toestel te spreken. Dit 18 inderdaad de meening van den schrijver van een onlangs verschenen uitmuntend werk over electriciteit 1), die het verschil de physiologische en therapeutische werking van den extrastroom (waarvan de schrijver gelooft dat hij alleen bij het openen van de keten ontstaat) en van den in den tweeden draad geinduceerden stroom, gedeeltelijk daardoor tracht te verklaren, dat de rigting van den extra-stroom altijd dezelfde blijft, terwijl de stroom van den dunnen draad zich afwisselend in verschillende rigtingen beweegt. Daarbij heeft echter de la Rive de omstandigheid over het °fd gezien, dat de bij het sluiten van de keten ontstaande ltiductie-stroom, op den mensch althans, geene waarneembare phy. Zologische werking uitoefent, en dat zulk eene werking slechts door den, bij het openen van de keten ontstaanden, Lductiestroom wordt te weeg gebragt. Wij voelen ons daarom geneigd, °ni» bij het gebruik maken van inductie-stroomen tot physiologische ®u therapeutische doeleinden, slechts den bij het openen van de eten geinduceerden stroom in rekening te brengen; en deze eeft, zooals men zich zal herinneren, eene rigting die zamenvalt ^ de rigting van den inducerenden stroom der batterij, k^ij hebben thans de door de Volta'sche electriciteit te weeg geragte inductie-verschijnselen in de hoofdtrekken beschouwd, en |aan nu over tot eene korte behandeling van de eveneens door ai'aday ontdekte magneto-electrische stroomen. Als men ^en p00i yan eenen gewonen magneet digt bij het emde van eenen koperdraad brengt, die met zijde of met gutta° a is omwonden, en in den vorm eener spiraal om eenen houten r is gerold, zoo zal de naald van een' galvanometer, die met de lli^A ,'IV,'atlse on Electrieity, in Theory and praetice bij M. A. de la Jranslated bij Charles Walker. Londoii 1858, Vol. 111, P. 603. 3* uiteinden van dezen draad in verbinding is gesteld, onmiddellijk afwijken. Zoolang de magneet in denzelfden stand blijft, wordt de naald verder niet bewogen; maar zoodra men den magneet wegneemt, wijkt zij ten tweeden male af, waaruit blijkt, dat er in den draad een nieuwe electrische stroom van ocJgenblikkelijken duur is ontstaan, die eene rigting heeft, tegengesteld aan die van den eersten stroom. Men noemt den stroom, die onder den invloed van een' permanenten staalmagneet ontstaat, magneto-electrischen stroom, ter onderscheiding van den eleetro-magnetisehen stroom, die door Volta'sche electrieiteit wordt ontwikkeld. Om eene opeenvolging van zulke stroomen te verkrijgen, moet men voortdurend den magneet nader bij de windingen brengen en er weêr van verwijderen. Wil men eene zeer snelle opeenvolging van stroomen teweeg brengen, zoo laat men den magneet niet onmiddellijk op de draden werken, maar omwindt men een stuk week ijzer, dat den vorm van een hoefijzer heeft, met draden, en draait dit vóór de polen van eenen bevestigden magneet rond, met behulp van een rad, dat met eene keten zonder einde in verband staat. Door elke draaijing van het rad, worden de beide takken van het hoefijzer voorbij de polen van den magneet gevoerd; iedere keer dat dit geschiedt, wordt het ijzer gemagnetiseerd en gedemagnetiseerd, en ten gevolge van de telkens herhaalde, plotselinge verandering in den magnetischen toestand van het ijzer , ontstaat telkens een electrische stroom, zoowel als het ijzer den magneet nadert, als ook als het zich daarvan verwijdert. De intensiteit van den magneto-electrischen stroom hangt af van de kracht van den permanenten magneet, van het aantal windingen en de doorsnede van den draad, die om het weeke ijzer i9 gewonden; eindelijk ook van de snelheid waarmee het rad wordt rondgedraaid. De physiologische werking wordt zoowel bij het sluiten als bij het openen van de keten waargenomen; in het laatste geval is de werking sterker, maar het verschil is niet zoo groot als bij den Yolta-electrischen stroom. Wil men daarom de zich telkens herhalende verandering van den stroom vermijden, en stroomen bezigen, die voortdurend dezelfde rigting behouden, zoo kan men een rad gebruiken, waarvan de tanden bij afwisseling uit metaal en uit ivoor zijn vervaardigd, ten gevolge waarvan echts een der beide geinduceerde stroomen wordt opgevangen. . ludelijk blijft ons nog over, een enkel woord aangaande g e d elveerde stroomen te zeggen. Als men in eene geslotene keten Wee punten door eenen tweeden conductor verbindt, zoo ontstaat derivatie of afleiding van den stroom ; men noemt nu den stroom , °oals hij was voor de derivatie, primitieven stroom, den tweeden °Dductor derivatiedraad, en dat gedeelte van den stroom, dat er ^°or gaat, gederiveerden stroom. Het is duidelijk dat de intensiteit ^n eenen gederiveerden stroom in elk geval veel zwakker moet 'J11 dan die van den primitieven stroom. III. DE DIERLIJKE ELECTHICITEIT. zo fysiologie leert ons dat er geen dierlijk leven mogelijk is, j" « dat voortdurende stoornissen in het evenwigt der, het dierJ ligchaam zamenstellende, kleinste deeltjes ontstaan, en daar wij teit*311 Zu^e s^oornissen steeds met ontwikkeling van electricitne ^®Paar<^- gaan j 200 wordt het ontstaan van electrische strooVerkl ^et ^eyende dierlijke ligchaam daardoor genoegzaam Ui' G ^,ome*riei1 wisten reeds, dat men bij het aanraken van somejo& v^ss°hen schokken ondervindt, en zij maakten van de electrische o benschappen dier visschen gebruik, tot genezing van hoofdpijn Qj, Van jicht. De meest bekende dezer visschen, zijn de torpedo vindtldderr°S 611 de Sym notus of electrische aal. Men heer den 'orpedo menigvuldig in de Middellandsche zee, en de Davy. Savi, Matteucci en Kölliker hebben dezen ^0nit ^aU 6611 naauw'£eur^o onderzoek onderworpen; de gymnotus Bera ln Surinaamsche wateren voor, vooral in de vijvers van Van ,en ®astro, en is ons hoofdzakelijk uit de beschrijving exander von Humboldt bekend. JXaakt v°oral v,men e6nen electrisclien visch °P eenig ligchaamsdeel, getl sct°,tei' 0P een' der vinnen> aan, zoo krijgt men een' hevite v° ° 5 aan die eener Leidsche fle3ch; om den schok ^iddelli"v' 1CaU men den viscl1 °f onmiddellijk met de hand, of y " met een' goeden geleider, b. v. eene metalen staaf, aan- raken. Ook het water, waarin de viseh zich bevindt, wordt met electriciteit geladen, en nog op vrij grooten afstand van den visch ondervindt men eenen schok, zoo men de hand in dat water steekt; raakt men den visch met glas of met hars aan, zoo voelt men echter den schok niet. De electriciteit, welke deze dieren ontwikkelen, bezit geheel dezelfde eigenschappen als de electriciteit die langs kunstmatigen weg verkregen wordt; men kan met behulp dezer visschen vonken trekken, naalden magnetisch maken, water, salpeterzuur zilveroxyde, jodkalium en andere zouten ontleden, en brengt men eenen multiplicator in de keten, zoo wijkt de magneetnaald terstond aanmerkelijk af, zoodat het niet moeijelijk is de rigting van den stroom te bepalen. De hoeveelheid der electriciteit, die door deze visschen ontwikkeld wordt, is regtstreeks evenredig aan de intensiteit van hunnen bloedsomloop en van hunne ademhaling. Als zij bij herhaling krachtige schokken hebben teweeg gebragt, hebben zij langdurige rust en overvloedige voeding noodig, om op nieuw met eenen voorraad van galvanisch vermogen te worden toegerust. De sidderrog, die veelal slechts klein van ligohaam is, bezit een afzonderlijk orgaan, waarin de electriciteit wordt ontwikkeld; het bestaat uit kleine, prismatische vliesjes, die als de cellen eener honiggraat naast elkaar zijn geplaatst. Deze prismatische vliezen zijn door horizontale scheidswanden in kleine holten verdeeld, die met eene eiwitachtige vloeistof zijn gevuld. Deze zamenstelling van het electrisch orgaan bezit eene groote overeenkomst met de constructie der Volta'sche zuil; inderdaad is het electrisch orgaan van den torpedo eene ware Volta'sche zuil, daar het uit eene reeks van vastef scheidswanden bestaat, wier eene oppervlakte positief en wier andere oppervlakte negatief electrisch is, terwijl eene electrolytische vloeistof de afzonderlijke platen van een scheidt. De cellen van het electrisch orgaan worden door talrijke zenuw" vezels doorkruist die uit vier groote zenuwbundels voortkomen; deze laatsten ontspringen weer uit de vierde hersenkwab, waarin de electrische kracht is gezeteld. Prikkelt men deze kwab, zoo volgen er terstond heftige ontladingen, zelfs zoo het dier schijnbaar dood is, d, i, als men er door snijden, steken of knijpen, geene trek- kingen of bewegingen meer in opwekken kan. Is de kwab verwoest, *-00 houden de electrische ontladingen spoedig op. Dit is ook dan het geval, als de verbinding van de hersenen met het electrisch 0rgaan daardoor wordt opgeheven, dat men de zenuwen die deze verbinding daarstellen, doorsnijdt of plat drukt, ofschoon men nog Ceuigen tijd nadat de verbinding is opgeheven, electrische versohijns<-'len verkrijgen kan, zoo men de fijne zenuwvezels prikkelt, die Zlch in het orgaan zelf bevinden. De laatste vertakkingen dezer Zeriuwvezels zijn zeer bleek en teêr, zij anostomoseren in alle rig''igen en vormen een zeer fijn net werk, dat door bijna alle reagentia wordt vernietigd, die men bij microskopische waarnemingen P^egt aan te wenden; de digtheid van dit netwerk staat tot de nctie van het orgaan in een naauw verband. De electrische werlug houdt terstond op, zoo men de in de cellen aanwezige eiwit'l°htige vloeistof kunstmatig doet stollen, b. v. als men haar aan koken brengt of er salpeterzuur bijvoegt; zoolang echter het eiwit vloeibaar blijft, neemt men nog schokken waar, zelfs in geVal men het orgaan heeft doorgesneden. Zoolang de torpedo nog frisch en onvermoeid is, voelt men lJd schokken, waar men het dier ook aanraakt; maar is het moede »eWorden en brengt men dan gepraepareerde kikvorschendijen op ^schillende plaatsen van zijn ligchaam aan, zoo ziet men slechts ^ spieren van die dijen zich zamentrekken , die men vlak boven ^ electrisch orgaan heeft aangebragt. De rigting van den stroom Saat van den rug naar den buik van het dier, daar de boven^ " e van al de prisma's met positieve en de ondervlakte van al Prisma's met negatieve electriciteit zijn geladen. ^ De visschen deelen óf de electrische slagen willekeurig uit, om dooden, waarmee zij zich willen voeden; of wel de ontlngen komen langs den weg van reflectie tot stand. Wordt de namelijk op eenig deel der huid aangeraakt, zoo plant de he ^ °°genblikkelij k van de gevoelszenuwen der huid op de ucu over, en de reflexwerking van de vierde hersenenkwab °P het groote electrisch orgaan komt tot stand door middel van de vier jv zenuwvlechten, die beiden met elkaar verbinden, juist zooals ue dieren spiercontracties of onder den invloed van den wil van het dier ontstaan, óf door reflexwerking , na prikkeling van gevoelszenuwen. De electrische schokken, die bij aanraking van den gymnotus of surinaamschen aal gevoeld worden, zijn veel heviger dan de ontladingen van den torpedo. De electrische aal is gewoonlijk vijf of zes voeten lang. v. Humboldt deelt mede dat dit dier met éénen slag paarden en muilezels dooden kan, en dat men het eenen tijd lang geleden noodig vond, den weg die van Urituku door de Steppen liep, te verleggen, omdat de alen zich in eene langs dien weg loopende beek in zoo groote menigte hadden opgehoopt, dat jaarlijks een groot aantal paarden, door electrische slagen verdoofd, in het water den dood vonden. Als de ontlading langs eene keten van personen plaats vindt, ondervindt ieder hunner eenen hevigen schok. De gymnotus bezit een electrisch orgaan, nagenoeg gelijk aan dat van den sidderrog, en dat eveneens uit een groot aantal van prisma's bestaat, die veel overeenkomst hebben met de elementen eener "Volta'sche zuil. Terwijl echter in den sidderrog de rigting van den stroom van den rug naar den buik gaat, loopt zij in den gymnotus van den kop naar den staart; aan het voorste deel toch van het ligchaam is positieve, aan het achterste deel negatieve electriciteit opgehoopt. Baakt men het dier met twee vingers aan den kop en aan het middenste deel van het ligchaam aan, of aan dat middenste deel en aan den staart, zoo is de schok, dien men waarneemt, slechts half zoo sterk, als wanneer men den kop en den staart beiden aanraakt. In den sidderrog bevinden zich 940 rijen van scheidswanden, terwijl elke rij 2000 afzonderlijke scheidswanden bevat; in den gymnotus zijn slechts 96 rijen van scheidswanden aanwezig, maar daarvan bevat elke rij 4000 afzonderlijke scheidswanden. De sidderrog bezit alzoo 1,800,000 scheidswanden en de gymnotus heeft er slechts 374,000. Desniettemin zijn de schokken die men van den laatsten ontvangt, veel krachtiger dan de schokken die de eerste van zich geeft, wat daaraan moet toegeschreven worden, dat de oppervlakte der scheidswanden bij den surinaamschen aal grooter is. Het vermogen van dezen laatste, om electriciteit te ontwikkelen, is zoek-Ven6enS ^ de hersenen geh"isvest, zooals blijkt uit de onder0o ll]fen van Alexander von Humboldt; wij weten echter Ws n'e': deze vis°h, even als de sidderrog, eene eigene electrische cjrc n Wab heeft. De electrische strooraen, die in andere dieren eleet .61en' z^n 200 gemakkelijk waar te nemen, als die der 20ow^ vissL'hen; echter is het eene bewezene daadzaak, dat er eene 6 'n ^ zenuwen a^s de spieren van alle levende dieren , Sïat bl°0^e menigte zuiver afgesloten electrische stroomen rondoatst dle me6St aUei1 eene" Plaatselijken omloop hebben; dat het ^aar ^ ^6r s'roomen °P physische of chemische oorzaken» t'jd °? ^even van het dier berust, en dat de stroomen, korten Hel'1 'le' °PSehouden te leven, te niet gaan. ■öitio-e ^ ZeCr m°eijelijk, dergelijke omstandigheden door proefne^listat' ^ '3ew'jzeni °mdat de stroomen, wier bestaan wij kunnen veej 3 6ren' sle_°hts gederiveerde stroomen zijn, wier intensiteit etl zen a^ker *s dan die van den hoofdstroom in de spieren in (je eD' 'n der daad moeten wijde electromotorische elementen ^eren .zenuwen zoowel als in de spieren beschouwen, als te verUien 10 ^en toesl:and van eene geslotene keten en eiken stroom, dien ZeöUtyVai1 66116 ZenUW verkrijgt, als afgeleid van den stroom der Van eleo26^-6 • ~^aarenkoven is het noodzakelijk alle ontwikkeling VerhindeiUC^0^' andele bronnen dan het dierlijk ligchaam, te i. spiei, eZ1°' zu^e onderzoekingen gewoonlijk de zenuwen en tijd Van een kikvorsch, daar deze hare prikkelbaarheid langen •lood v °.Uden • terwiji warmbloedige dieren die snel door den vei-aezen. ^ Cl 1 T ')estaati T 11' WaS eerste die langs proefondervinderlijken weg het ^ °P e lll'00nc'e van electrische stroomen bij eenen kikvorsch, dien het ^ bijz°ndere wiJze llad geprepareerd. Eerst doodde hij 8chaar o^' *!°k 61 dan 9nel de huid af, en bragt de punt eener *eêrszijdenHe Iendenzenuwen > die zich als witte draden ter tlVeeden e e! wervelkolom vertoonen. Hij verwijderde nu den haar Jl ,61'den lendcnwervel derwijze, dat de lendenzenuwen aarsteldea fCC °ntbloot werden en deze nu de eenige verbinding usschen de achterste ledematen en de overige wervels van den kikvorsch. Daarop bragt hij de zenuwen en spieren van het dier met eenen uit twee verschillende metalen zamengestelden boog in aanraking, en nam terstond krachtige zamentrekkingen der spieren waar. Volta bragt tegen deze proefneming in, dat de op deze wijze vrij geworden electrische stroom van de beide ongelijksoortige metalen afkomstig zou wezen. Otn het tegendeel te bewijzen, bragt Galvani de zenuwen en spieren met eenen uit slechts één metaal vervaardigden boog in aanraking, en verkreeg op die wijze eveneens zamentrekking der spieren. Volta bragt op nieuw daartegen in, dat zelfs de geringste ongelijksoortigheid van geleidende stoffen voldoende wezen zou , om eenen electrischen stroom te doen ontstaan, die de spieren tot zamentrekking zou kunnen prikkelen. Galvani sneed toen, om Volta's tegenwerping te weerleggen, de zenuwen van eenen kikvorsch daar ter plaatse af, waar zij uit het wervelkanaal tevoorschijn komen, ligtte ze toen op met een glazen staafje, en bragt ze daarop met de doorsneêvlakte in aanraking met de spieren, waarop deze laatsten zich, even als vroeger, contraheerden. Yolta beproefde daarop te bewijzen, dat de op die wijze tot stand gekomen electrische stroom zijn ontstaan te danken had aan de aanraking van de zenuw met de spier, maar eindelijk gelukte het Galvani ook dan zamentrekkingen teweeg te brengen, als hij slechts de zenuwen van twee kikvorschendijen met elkaar in aanraking bragt, zoodat er geene aanraking tusschen ongelijksoortige deelen plaats vond. Volta loochende dat op die wijze zamentrekking' zou kunnen ontstaan, maar Alexander von Humboldt staafde Galvani's bevinding in zijne onderzoekingen aangaande geprikkelde spier- en zenuwvezels. Desniettemin werd Volta's meening algemeen door de natuur' onderzoekers gehuldigd en eerst 30 jaren later trachtte N o b i 11 van Eeggio, de juistheid van Galvani's en Humboldt's proefnemingen op spieren aan het licht te brengen; hij maakte bij zijne onderzoekingen gebruik van eenen zeer gevoeligen multiplicator, en bewees op onweerlegbare wijze, dat er in den kikvorsch werkelijk een electrische stroom bestond, waarvan hij echter geloofde dat deze aan den kikvorsch bijzonder eigen was (kikvorschenstroom). Door dezen stroom nu werd de magneetnaald 30° uit hare rigting ge" aSt, en wel in de rigting van de spieren naar de zenuwen; de 61 'ug van den multiplicator op de naald liield dikwerf vele uren kik vond, dat, als hij de zenuwen en spieren van eenen iti ^°lsc'1 me' zenuwen en spieren van een' anderen kikvorsch ^ aanraking bragt, de naald daardoor niet van hare plaats werd Wa ' omc'a'' daaïb;j de rigting van den eenen stroom tegengesteld ^ s aan die van den anderen; zoo hij echter de zenuwen van den kikvorsch met de spieren van den anderen in aanraking bragt, ontstond er eene krachtige zamentrekking. rjj eze onderzoekingen werden verder voortgezet door Matteucci; j, 3r ^et was een Duitsch natuuronderzoeker, met name Du Bois gel/m0nd' die de naauwkeurigste methode van onderzoek heeft ezigd. Zijne beschouwingen zijn thans algemeen bij de physiologen zwang. te ^ 'le electrische eigenschappen der zenuwen en der spieren aan °°nen, bezigde DuBois Beymond eenen uiterst gevoeligen fta lp}'cator en den physiologischen galvanoskoop of den stroomswijzen den kikvorschenpoot. den Cn 1Haa'£'; den galvanometer zeer gevoelig, door astatische naaien V'ln ^roo^s'; mogelijke zuiverheid te bezigen, en in het werktuig pjj Zeei groot aantal draadwindingen aan te brengen. Een multikan^01' m'nder 'la11 HjOOO windingen van fijn koperdraad bezit, otn ^ ^ onderzoek van zenuwstroomen niet gebruikt worden; "Ben ^leis':roomen bij den levenden mensch aan te toonen, gebruikt Mjst eilen multiplicator met 24,000 windingen. Zulk een werktuig sfro0 111 a^een bestaan en de rigting van zeer zwakke Èc]^ n'Cn aan > maar ook zekere schommelingen in hare intensiteit, 'uao-jj ^eeft men daarbij met het bezwaar te worstelen, dat de Üjketl e'laa'd zich te traag beweegt, om stroomen van oogenblikkedigthci^UlLT aan w^zcn; alzoo niet alle wijzigingen in de tot 0ll Van deu str°om, die dikwerf zeer snel op elkander volgen, wr l£enn^s brengt; en inderdaad geeft zij ons slechts de resultante aatlwijzerlglnge-n aan' ^"et iS daarom no°dig eenen anderen stroomde vol,.1 t0 kiezen, en dezen vinden wij in de kikvorschendij, die op °HtdoefC?^e W^Ze wordt gepraepareerd. Men doodt eenen kikvorsch, lem snel van zijne huid en snijdt het dijbeen juist boven het punt van aanhechting van den musculus gastroenemius af; daarop verwijdert men alle spieren die het bovenste en onderste stuk van het dijbeen aaneenhechten, en praepareert men den nervus ischiadieus zoo ver mogelijk naar zijnen oorsprong toe, snijdt hem daarna aan zijn boveneinde af' en laat hem derwijze in verbinding met het dijbeen. De op deze wijze gepraepareerde stroomaanwijzende kikvorschendij verraadt het bestaan van stroomen van oogenblikkelijken duur, zelfs als die stroomen zich in tegenovergestelde rigtingen bewegen en zeer snel op elkaar volgen, zonder dat daarbij evenwel metalen in het spel behoeven te komen; zij heeft overigens het nadeel, dat zij hare prikkelbaarheid snel verliest en dat hare spieren zieh slechts dan zamentrekken als de keten gesloten en geopend wordt, doch niet zoolang de keten gesloten blijft; zoodat wij van haar het antwoord niet kunnen ontvangen op de vraag: of wij met eenen aanhoudenden stroom of met eene oogenblikkelijke ontlading te doen hebben? Het is alzoo duidelijk, dat wij zoowel tot den multiplieator als tot de stroomaanwijzende kikvorschendij onze toevlugt moeten nemen, als wij onderzoekingen over dierlijke electriciteit willen in het werk stellen. Het is van het grooste gewigt' dat men geene ongelijksoortige stoffen binnen de keten brengt, wier onderlinge aanraking mogelijkerwijze de ontwikkeling van electriciteit zou kunnen ten gevolge hebben. Men verbindt daarom de beide einden van den draad van den multiplieator met platinablikjes, die zooveel mogelijk aan elkaar gelijk moeten zijn , daar het geringste verschil tusschen die blikjes de oorzaak zou worden van het ontstaan van een' electrischen stroom, zoodra men de keten sloot en de blikjes in eenen met water gevulden bak dompelde. Om de platinablikjes aan elkaar gelijk te maken, reinigt DuBoisEe ymond ze eerst met een mengsel van alcoholen aether, wasebt ze vervolgens met koningswater en daarna met gedestilleerd water af, en verhit ze daarna met eene lamp van Berzelius, ge' durende eene halve minuut, tot gloeijens toe. De blikjes worden in eene schroef bevestigd, die aan eenen metalen standaard verbon' den is, en in elke willekeurige rigting bewogen en geplaatst worden kan; de vrije einden der blikjes worden dan in twee groote bekers gedompeld, die met eene geconcentreerde oplossing van keukenzout J gevuld. Men mag echter de dierlijke weefsels niet direct met WepfZ0Ut0pl0SSing in aanrakinS brengen, daar deze bijtend op de stro S.6ls 'nwerken zou; Du Bois-Reymond gebruikt daarom twee tanlJeS-. vloeiPaPier' die met zoutoplossing doortrokken zijn; deze dfcrw" ^ °Ver ^6n rand van ^en bak d*e de zout°plossing bevat, en ?Ze dat Z1J' aan de buiteu_ en binnenzijde aan den wand vastkleven t -op rusten; het vrije einde der strookjes hangt dus aan de bui- om dan de bijtende inwerking der zoutoplosvl0e- °P de dlerllike weefsels te verhinderen , wordt op elk strookje '8 tadek'r een Stukje eenel' dier^ke Uaas &ele8d> dat met eiwit Als egQ den multip'ical;or op deze wijze hebben voorzien, en nu "enien ^ ne"US ischiadicus van een levenden kikvorsch vloei en dlt °P verscilillende Plaatsen met de beide strookjes van 111 aanraking brengen, zoo nemen wij de volgende verof Va Waar: H^en twee symmetrische deelen van de overlangsche de «aal de.dwarse doorsnede der zenuw op de strookjes, zoo blijft leru,. ^ 1USt' ecbter twee niet symmetrische deelen van 150 t'ofe-d00rSnede der zenuw °P de strookjes, zoo wijkt de naald alsdan° 3°J af Van hare oorspronkelijke rigting. De stroom, die iW°rdt waarSenomen> beweegt zich van uit de lengteas der ^°°rsn i°°r den draad van den multiplicator heen, naar de dwarse bij |lc^ 6 ^er zenuw> en de deelen van het stukje zenuw die het digtst leken b- ®lddenPunt daarvan liggen, zijn positief electrisch, vergeDe 6 dee"'en d^e verder van dat middenpunt verwijderd zijn. kikvorac] <:omB'en blijven dezelfde, als wij de stroomaanwijzende ^WecK;z en(^ bezigen; ook is het hetzelfde of wij gevoelszenuwen, 1'etHen'. nuvven » gemengde zenuwen, of stukken uit het ruggemerg °Pperv]aJVa'' de hersenen aangaat, zoo is de kunstmatig gevormde lijke A 'e a^jd negatief electrisch, vergeleken met de natuur^ Ppervlakte. als,aen dlntensiteit van den stroom ontbtaan groote veranderingen, ^^orsch0"1'6011 de<31 0ener Ievende en prikkelbare zenuw van eenen eenen constanten galvanischen stroom laat gaan, terwijl een. ander deel der zelfde zenuw op de strookjes van vloeipapier ligt. De intensiteit van den zenuwstroom wordt in dat geval verhoogd, als de galvanische stroom, aan wiens inwerking men de zenuw heeft blootgesteld, dezelfde rigting heeft als de eigen stroom der zenuw (positieve phase der zenuw); de intensiteit van den zenuwstroom wordt verzwakt, als de galvanische stroom eene daaraan tegengestelde rigting heeft (negatieve phase der zenuw). De verandering , die op deze wijze in den stroom der zenuw onstaat; heeft Du Bois-Reymond den electrischen toestand der zenuw genoemd. Deze toestand ontstaat zoodra de keten der batterij gesloten i3; hij blijft onveranderd voortduren zoolang de galvanische stroom door de zenuw gaat, en houdt op, zoodra de keten weer geopend wordt. De electrotonische toestand ontstaat niet onder den directen invloed van den galvanisehen stroom die door de zenuw gaat, maar is een uitvloeisel van eene wezenlijke verandering in de electrische eigenschappen der zenuw; want men neemt den electrotonischen toestand niet waar, als men de zenuw door middel van een vochtigen draad zamendrukt, in welk geval de aan weerszijden van het punt van drukking gelegen stukken slechts door de scheede der zenuw en door den vochtigen draad verbonden zijn, die beide aan den galvanisehen stroom slechts eenen niet noemenswaarden geleidingsweêrstand bieden. Ook ontstaat de electrotonische toestand niet, als de zenuw hare prikkelbaarheid verloren heeft. Uit deze daadzaken heeft Du Bois-Reymond de gevolgtrekking afgeleid, dat de zenuwen uit eene tallooze menigte van electrische elementen bestaan, die naar gelang van den verschillenden toestand der zenuw op verschillende wijze zijn gerangschikt. Inderdaad ondergaan de electrische stroomen der zenuwen zulke plotselinge wijzigingen in sterkte en in rigting, dat het onmogelijk heeten mag, die door veranderingen in de grootei'6 ongelijksoortige elementen der keten, of op eenige andere wijze te verklaren, dan door aan te nemen dat er plaatsveranderingen van oneindig kleine deeltjes tot stand komen. Als de levende zenu^ in rust is, zijn de moleculen, volgens Du Bois-Reymond, in®* de gelijksoortige uiteinden naar elkaar toegekeerd, zoodat twee moleculen, te zamen genomen, ééne positieve streek in het midden, e" ee negatieve polen aan de uiteinden bezitten. Dezen toestand °emt hij dien van peripolaire rangschikking. ^ 1 ontstaan nog andere belangrijke veranderingen in den stroom zenuw, zoodra deze in eenen actieven toestand geraakt, en, ya^r Welkea prikkel dan ook, in staat wordt gesteld, indrukken aat! gevoel' van beweging, of van secretie te geleiden. Om dit tet -te tooQen' kan men de zenuwen door middel van strychnine ges vSer6n °f har<3 Vr^6 uiteinden verbranden of vermorselen. Is dit 5chikjed' 200 keert de naald, die, tijdens de peripolaire rangter ' onder den invloed yan den zenuwstroom was afgeweken, de °nd weder meer of min in hare vroegere rigting terug; d. i. ititeZe.QUWstroom onderSaat plotseling eene groote vermindering in Heg81/®"' die door Du Bois-Reymond met den naam van düuVt s cllommelinc van den stroom is betiteld. Deze Me .V°°rt' Z00lang de ZRnuw in een' geprikkelden toestand blijft gereeeien;. ll0udt die geprikkelde toestand op, zoo keeren de vroeftje|inJ°rkitlgen van den zenuwstroom terug. De negatieve schoindan .Van den stroo»1 is voor het overige niet permanent, zelfs ^e2eQniet' als de zamentrekking der spieren permanent schijnt te a]s > zooals dat bij tetanus het geval is; maar zij bestaat, even *0üderrSpiercontractie zelve , uit vele zeer snel opeenvolgende, af- ^rijke en oogenblikkelijke schommelingen. tjg ^ zenuw niet meer in staat is, beweging, gevoel of secreZlvalc brengen, zoo uit zich de zenuwstroom slechts zeer daar'd0fvvel ziiae oorspronkelijke rigting schijnt omgekeerd te zijn, datief6 Uegatieve °PPei-vlakten positief worden en de positieve V°0rt te men dan °P nieuw de electrische verschijnselen ^elli»t Plengen, die de levende zenuw oplevert, zoo gelukt het ^ doen 011 e^eo';ro';ouisclletl toestand in geringen graad op nieuw tieVe 8 °ntstaan, maar nimmer neemt men in dat geval de negaele«trot0u°mmelilIS Van ^6n s'room waar- Bovendien houdt de nate Pr'kV0'16 toes^aild 200 sPoe(iig op te bestaan, nadat de zenuw 'e neme'n ^')aarIleid 'ieeft verloren, dat wij het regt hebben aan ^ har n' dat alle eIectrisclie eigenschappen der zenuw gelijktijdig Xen 6. Pr^kelbaarheid verloren gaan. nde de electrische eigenschappen der spieren te onder- zoeken, heeft Du Bois-Reymond eveneens den multiplicatot en de stroomaanwijzende kikvorsehendij gebezigd. Daar echter de spieren stroomen leveren, die eene veel grootcre intensiteit bezitten dan de stroomen der zenuwen, zoo behoeft de multiplieator die tot het onderzoeken van spieren wordt gebruikt, niet zoovele windingen te bezitten als die, welke tot het aantoonen van zenuwstroomen wordt aangewend (4000—6000 in plaats van 20,000). Men vindt bij het onderzoek der spieren, dat de spierstroomen volkomen analoog zijn aan de zenuwstroomen, en daarvan slechts verschillen door dat zij sterker zijn. Men neemt geene afwijking der naald waar, als de spierfragmenten met twee symmetrisehe vlakten der overlangsche of der dwarse doorsnede op de strookjes vloeipapier worden gelegd; hoe minder symmetrisch de beide vlakten zijn, des te belangrijker wordt de afwijking der naald; de stroom is het sterkst, als een deel van de natuurlijke oppervlakte der spier op het eene strookje vloeipapier, en de doorsneevlakte door doorsnijding der spier gevormd, op het andere strookje ligt, d. i. als de stroom zich beweegt tusschen de natuurlijke overlangsche rigting der spier en hare kunstmatige dwarse rigting, terwijl de stroom tusschen twee pnnteu van de overlangsche doorsnede of tusschen twee punten van de dwarse doorsnede slechts zeer zwak is. De natuurlijke dwarse doorsnede eener spier vindt men aan het uiteinde harer pees; hare natuurlijke overlangsche doorsnede vindt men in elk punt van haren vleezigen buik; de kunstmatige dwarse doorsnede wordt gevormd, als men de spier dwars doorsnijdt; de kunstmatige overlangsche doorsnede als men, met behulp van naalden, de spiervezels van een scheurt. De zenuwen hebben geene natuurlijke dwarse doorsnede, en haar electromotorisch vermogen kan daarom, zoo zij in den toestand van rust verkeeren, niet aan het licht worden gebragt, terwijl men haar doorsnijdt. De rigting van den spierstroom is dezelfde als die van den nuwstroom. In de levende spier is elk punt van de natuurlijke of kunstmatige overlangsche doorsnede positief in verhouding tot alle punten der natuurlijke of kunstmatige dwarse doorsnede. Wordt een geleiddraad tusschen eenig punt van de lengtedoorsnede en eenig punt van de dwarse doorsnede aangebragt, z°° naald in dien draad eenen stroom aan, die van de overangsehe doorsnede naar de dwarse doorsnede gaat. Deze wet heeft Jneu het eerst voor de spieren van kikvorsehen geconstateerd, en atervoor die van een geamputeerd menschelijk been, daarna ook voor le van konijnen, muizen en musschen, en eindelijk zelfs voor die Van den gewonen aardworm bewaarheid gevonden; niet alleen voor jftnsche spieren geldt die wet, maar ook voor eenen enkelen primi'efbundel. Inderdaad, kan men voor eenen afzonderlijken primitief^ndel eene afwijking der naald van 8° tot 10° verkrijgen, mits dezen zoo plaatst, dat de overlangsehe doorsnede en de dwarse °°i'snede met elkaar in verbinding worden gesteld. üe wijzigingen in de intensiteit en de rigting van dén spierstroom ?1Jn iu bepaalde gevallen zoo plotseling en zoo aanmerkelijk, dat men al Hgt geneigd gevoelt' voor de sPieren eene analoge'verplaatvan moleculen aan te nemen, als men die voor de zenuwen genomen heeft. tiet is nog veel moeijelijker, bij den levenden mensch het bestaan spierstroomen aan te toonen, dan bij den kikvorseh. Wij weten, v °Uwens, dat de stroom zich in den menschelijken arm, in de rigting den schouder naar de hand, beweegt, terwijl hij in den kikvorseh geP *eSenovergestelde rigting heeft. Het is hoofdzakelijk door den ^ eidingsweêrstand, dien de huid van het menschelijk ligchaam ^ | aan den stroom, dat de werking van dien stroom op de naald deel VerzwaIst' Zoodra me« de epidermis heeft weggenomen, of dat Het VaU het iigchaam ' der voöeIs en der visschen, vertoonen deze EindÏÏ J eveneens, doch niet in eenen zoo hoogen graad den r m°ete" Wlj kortelyk het verschijnsel bespreken, dat onder fcend i&m VaU Seinduceerde of secundaire contractie beP^eparV r1 Il6t 6erSt d°°r Matteucci werd waargenomen. Hij GralVa namelijk eenen kikvorsch volgens de methode van eeUer 11 en legde °P de diJ'en van het dier de ontbloote zenuw Co»stanf Stl'°OmaanWljZ0tlde kikvorschendij; daarna liet hij eenen gaan ^ Str°°m d°°r de lendenzem»v van den eersten kikvorsch aÜeen' !erkl'eeg op die wiJze eene belangrijke contractie, niet komaan" • sPieren der eerste dij, maar ook van de spieren der de direcf 1JZe,n j' dle Slechts door toiddel harer zenuw met Bois . geelectnseerde dij verbonden was. Het gelukte aan Du 0l,t!eoDteyn??nd ^ Str00men van eene derde, vierde en vijfde 11161 elkv m klkvorschendijen, die door middel harer zenuwen daire conT 1D Verbmdmg waren ge8teld- Deze geïnduceerde ofsccun(^n str ldCtles 01ltstaan door schommelingen in de digtheid van ,Verkino. °°T ' m de s'roomaanwijzende dijen. Men verkrijgt geene 10 verbir 1 ZeDUWen mCt tW6e ^mmetrische punten der spier 0l>tstaa ' ng WOrden gesteld; wil secundaire contracties doen Za®entroVi, .' zenuw van het lid, dat zich de in 611' met die Punten der zich zamentrekkende spier ttifiar moo-erk"'^ g6braSt' dl° 200 weinio symmetrisch zijn JJg ~ i —• gvav,. _ erzwakkinsr der sfrnnm«fAvt-fA no ireciiff a9. A - is regtstreeks 6,1 *n plaats van eenen boog afgesn ' 011 nadat hij het konijn, dat hij gebruikte, den kop had een6ll en ' week de naald in het geheel niet meer af. Stootte hij ^tnent"1^^011 ^raa<* *n bet ruggemerg, zoo ontstonden er heftige 1v®der 6 ^en ^er spieren, en werd de gastro-hepatische stroom °HS nie®enen tijd lang waargenomen. (Matteucci heeft vergeten Sebrao-tg0 ^ee^en > langs welken weg de op het ruggemerg aantip ^ Pukkel aan de maag en de lever werd meegedeeld, daar Waren zenuwen< die deze organen met het ruggemerg verbonden» het beslu"01^08116^611''' ^ ^6Ze Proe^neminSen maakte Matteucci sel t 11 °P i dat de gastro-hepatische stroom niet het uitvloeiaar de oorzaak van de chemische omzetting der met de voedsels opgenomen zouten wezen moest, ten gevolge van welke omzetting, zuren in de maag en zouten in de lever gevonden werden ; dat men voorts nog niet bepalen kon, waaraan die stroom zijn ontstaan te danken had, maar dat zijn bestaan boven allen twijfel verheven was. De stroom zou na de doorsnijding der zenuwen bijna geheel ophouden en met den dood van het dier ten eenenmale verdwijnen; hij zou eene voorde spijsvertering voldoende hoeveelheid van vrij zuur in de maag, en eene aequivalereude hoeveelheid soda in de lever ontwikkelen. Matteucei's proefnemingen en gevolgtrekkingen werden korten tijd later door Donné volkomen weerlegd, daar deze natuuronderzoekerdoor experimenten, die hij op twaalf konijnen bewerkstelligde , aantoonde, dat de zoogenaamde gastro-hepatisehe stroom zoowel bij doode als bij levende dieren voorkomt; dat die stroom ook waargenomen wordt, als men van de maag en de lever van twee verschillende konijnen gebruik maakt; dat noch de doorsnijding der zenuwen en vaten , noch het afsnijden van den kop , noch de mechanische of electrische prikkeling van het ruggemerg, van eenigen invloed is hoegenaamd op de sterkte van den stroom , en eindelijk dat ongelijksoortige organen, die men uit het ligchaam verwijderde en in de beide handen hield, electrische stroomen vermogten voort te brengen; dat inderdaad de zoogenoemde gastro-hepatische stroom slechts een kunstmatig voortgebragt electro-chemisch verschijnsel is en tot de dierlijke electriciteit in geen het minste verband staat. Daar deze proefnemingen van Donné reeds in 1834 werden openbaar gemaakt, is het te betreuren dat de voorbarige gevolgtrekkingen, die Matteucci uit zijne onnaauwkeurige experimenten heeft afgeleid, nog altijd in de leerboeken voor physiologie als juist worden vermeld. TWEEDE HOOFDSTUK. ELECTRO-PHYSIOL OGIE. . ^'j maken thans eenen aanvang met het bespreken der physio^bische werkingen, die ontstaan, als men eleetrisehe stroomen op verschillende weefsels van het levende ligchaam, in hunnen nor!^.a'en toestand, laat inwerken; wij zullen naar de rij af, de wer^ ^er elec':riciteit op de hersenen en het ruggemerg, de zintui> de motorische zenuwen en spieren, de gevoelszenuwen, den de W sympatliicus, de gladde spier vezelen, het hart, het bloed, ^ Uu' en de beenderen, binnen den kring onzer overdenkingen trekst 'li "^ene Srotl(iige kennis dier verschijnselen zal ons in staat Voq6"' 0DS eene iuistere opvatting van de waarde der electriciteit ^ez' ^ therapic vormeni dan ons dat anders mogelijk zou vaif6 Pedologische werkingen der electriciteit hangen ten deele fün ..dle electriciteit zelve af, en ten deele van de eigenaardige is dale yan 1164 orSaan> waarop men haar laat inwerken. Vooreerst ja aarbij de soort der electriciteit, die men bezigt, van groot ben' ^°° v*nc^ei1 W1J b- v. dat vonken, die men uit de geeetie° e^ec'r^seermac'1i»e trekt en op de huid doet overspringen , S°'lei'Pe bekende gewaarwording en zelfs pijn te weeg brengen, tot f''C von'ten groot en worden zij gedurende eenen tijd van vijf ltsti ^ n ~ en minuten onafgebroken op dezelfde plaats aangebragt, zoo er eeae eigenaardigs eruptie in de huid, die zich voordoet als eene kleine, omschrevene verhevenheid die op liohen urticatus gelijkt, terwijl het weefsel in den omtrek ontstekingaardig rood is gekleurd. Laat men daarentegen eenen constanten galvanischen stroom op de huid inwerken, zoo ontstaan, mits de stroom niet al te zwak zij, al spoedig verschijnselen van rubefactie, inflammatie en gangreen, kortom er grijpt eene kaustisehe werking plaats, die vooral krachtig is, als men fijne platinadraden tot electroden kiest; daarbij wordt een meer of min sterke indruk van hitte en van pijn waargenomen. Wat eindelijk den geindueeerden stroom betreft, zoo vinden wij, dat als hij door middel van metaaldraden op de drooge huid wordt aangewend, er erytheem ontstaat, en dat er zelfs, als de stroom eenen aanmerkelijken graad van intensiteit bezit, bulten te voorschijn komen; de indrukken, die daarbij worden waargenomen, verschillen naar gelang van de sterkte van den stroom en wisselen af van een gevoel van steken of kittelen tot de gewaarwording van hevige brandende pijn; doch al bezit de stroom eenen zeer hoogen graad van spanning, zoo roept hij toch nimmer, zooals de constante stroom, ontsteking of gangreen te voorschijn. Wij willen nog een ander voorbeeld geven. Laat men gewone electrische vonken op de huid van het aangezigt, in de nabijheid van den oogbol, overspringen, zoo brengen deze eene subjectieve lichtgewaar wording teweeg, die echter niet zeer duidelijk is; appliceert men eenen constanten stroom ter zelfder plaatse, zoo wordt een lichtstraal waargenomen, die, als de stroom sterk is, zich voordoet als een bliksemstraal; het netvlies kan door den constanten stroom zoo heftig worden aangedaan, dat er oogenblikkelijke blindheid ontstaat. Bedient men zich van eenen geinduceerden stroom in de plaats van eenen constanten stroom, zoo ontstaat daardoor geene lichtgewaarwording, maar eene brandende pijn, in geval men eenen bundel van metaaldraden als electrode bezigt, en komen er verschillende veranderingen in de physiognomie, die door zamentrekking der aangezigtsspieren worden te voorschijn geroepen, tot stand, in geval men zich van vochtige electroden bedient. Behalve de bijzondere soort, hebben ook nog de hoeveelheid en de spanningsgraad der electriciteit eenen gewigtigen invloed op het ontstaan van electrische werkingen. Is de hoeveelheid der fer aanmerkelijk, wat b. v. het geval is als men van kitin- ° SChe !Ullen 8'ebruik maakt > dan zijn de kaustische wergerin" 2661 *ntens*ef' Bezigt men eenen geinduceerden stroom van Zoo ^ Spannmg' b' v' den extra-stroom van den dikken draad, een °"tStaan er sleohts zwakke spiercontracties; terwijl daarentegen du," 10°m van ho°Se spanning, zooals die in eenen langen en °°k C c*rcu*eer^' A^een sterke spierzamentrekking maar en is tltlorykc^ gewaaiwordingen van pijn kan te weeg brengen; die n. sPanningsgraad van den stroom zeer hoog, zoo is de pijn, een f W0ldt, heftiger dan die welke door de aanwending van trekki?riUm ,CandenS wordt vei'oorzaakt, en gelijken de spierzamengin» lg?n ontstaan op de heftige contracties, die na vergiftib met strychnine worden waargenomen. gelanV^^^^^180-116 Werkingen der electriciteit verschilhn ook naar 0^ero- an w^ze' waaroP men den stroom in de organen laat v°ehtio- ^ °rdt v' een geïnduceerde stroom door middel van trekkirl den °P de huid aangewend, zoo neemt men zamengele„efie Van dle sPleren waar, welke onder dat deel der huid zijn "Went' WaaroP men den stroom laat inwerken. Bedient men zich sakeliji/^611 Van eenen bnndel van metaaldraden, zoo worden hoofd'n rust C ° gevoe*szenuwen del' geprikkeld, terwijl de spieren den st J 1JVen' aangenomen althans dat de spanningsgraad van tegen eg0m niet ZCel' h°°g is' Drukt men de electroden vrij sterk °pperviR?'.deel der huid' waaronder een motorisch zenuwtakje ^at tak" ^ ver*00Pt> 200 trekken zich alle spieren, die vezels van l0sje«l Q6 °ntvangen' zamen; men echter de electroden slechts het bi,ujP huid' 200 beweegt de stroom zich gewoonlijk langs citeit b f ee^sel dat de zenuw omgeeft, daar bindweefsel de electrial«00 61 8'eleidt dan zenuwweefsel, en in dat geval neemt men Ook"6606 zamentrekking van spieren waar. d °lden do Fysiologische werkingen der electriciteit gereS'r°otn 101f 'Rondere functie van het orgaan waarop men den 8ewaarwoVlnW6rken' "Dezelfde electrische stroom, die eene licht— ^ewe^t 1 lng doet ontstaan als hij op het oog wordt aangewend, op e<,nC eigenaardige gewaarwording van smaak, wanneer men e tong laat inwerken, toonen als hij het gehoororgaan doorloopt, spiercontracties als hij op motorische zenuwen werkt , gevoel van warmte als de gevoelszenuwen der huid er door worden geprikkeld. Eindelijk zijn daarbij ook de verschillende pathologische toestanden, waarin de organen kunnen verkeeren, van groot gewigt. Zoo kunnen wij eene ziekelijk verhoogde sensibiliteit, zooals wij die bij tic douloureux en bij ischias waarnemen, door aanwending van electriciteit wegnemen; en aan den anderen kant kunnen wij zenuwen, wier levensenergie is verzwakt of geheel uitgedoofd, door liet zelfde middel tot den normalen toestand doen terugkeeren. Deze werkingen zullen eerst later uitvoerig besproken worden, daar zij strikt genomen niet in een hoofdstuk te huis behooren, waarin de werking der electriciteit op de organen des ligchaams, die in den normalen physiologischen toestand verkeeren, besproken wordt. I. OVER DE WERKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP DE HERSENEN. Ed. Weber 1) heeft het eerst de werking van den geinduceerden stroom op de hersenen van levende dieren proefondervindelijk onderzocht. Hij bevond dat een dier geheel rustig blijft, als men de electroden op de hemisphaeren der groote en kleine hersenen aanwendt, zelfs in geval men die diep in de mergzelfstandigheid indrukt; treft de stroom echter de corpora quadrigemina, zoo ontstaan er onregelmatige stuiptrekkingen, zooals men die bij lijders waarneemt, die aan zekere hersenziekten lijden of wel op reflexbewegingen gelijken, d. i. zich niet onregelmatig in alle spieren vertoonen maar in bepaalde spiergroepen, die bepaalde physiologische functies moeten volbrengen; wordt het verlengde merg dooi' middel van eenen electrischen stroom geprikkeld, zoo neemt men tetanische convulsies waar, zoo als die na vergiftiging met strychnine ontstaan. Weber meende daaruit te mogen opmaken, da' lijders, bij wie men klonische krampen waarneemt, aan eene hef' senziekte zouden lijden, terwijl men tot het bestaan eener aandoe* 1) Artikel spierbeweging, in Wagner's HandworterbuchderPhysioIogtë' Band III. 2. beslu'f7 ziJ" ecIltel' tot hiertoe nog niet door klinische waarne- iet v Ui estlgd' Een ander verschijnsel, dat bij prikkeling van Waav L1 eng;de merg d°01 midde! van eenen electrischen stroom wordt benomen, is het ophouden der hartsbeweging. senenngaande dC werking ™ den constanten stroom op de herSen o- r/1'1 ^eVen.^e ^eren> heeft Matteucei 1) eenige waarnemin«estif i ' Hi'' beV°nd ' dat als de polen eener Volta'sche zuil van plaatl6 Trï" °P- ^ halfr0Dden der Sroote hersenen werden geaan d.' , ZIch niet bewoog-; ook als men de kleine hersenen gisclle Wei™£ van den stroom blootstelde, werd geene physiolo^ werking waargenomen; maar als de corpora quadrigemina dip ^ Ceie^"^ door de electroden werden aangeraakt, begon V;»n h7 S?rceUW6n en teSelykertijd trokken zich alle spieren second g,anSC gchaam zamen- ®eze verschijnselen hielden vele ^aarorT^ aUg aan' maar vel't00nden zich niet op het oogenblik 1 de stroom werd afgebroken. belMS W6Zen de werking eener gesloten constante ^Zoek n ierSene" van levende dieren proefondervindelijk te onsloten W ^ ^ron(^ van a^es wa^ wy van de inwerking der ge,Vaaïsch" n °P h6t ruggemerS ei1 de beweegzenuwen weten, is het luadrio- v' dat een constante stroom, dien men op de corpora ^etl inv] T' 611 ,de orura cerebri liet inwerken, eenen verlammenhei,senei° Z°U Ultoefenen 011 dc werking van andere op deze deelen der 1 aangebragte mechanische of electrische prikkels zou opheffen. OVER DE WEEKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP HET RUGGEMERG. J) (J «S,* ebei' heelt waargenomen, dat als men eenen geinduceerden tv°de oD*\ fet ruSgemerg laat inwerken, derwijze dat de eene elec^ daar ° b°7enemde> en de andere electrode op het onderste is geplaatst, alle spieren van den romp en van de 1844 P- 242 (l0S phellomènes électro-physiologiques des animaux. Paris ledematen , in eenen staat van tetanische convulsie geraken. Hetzelfde neemt men waar, als men den eenen pool aan de voor- en den anderen pool aan de achtervlakte van het bovenste deel van het ruggemerg plaatst, en eveneens als men de beide polen op het onderste deel van het ruggemerg aanwendt , mits dat ruggemerg geheel ongeschonden zij. Uit deze verschijnselen mag men opmaken dat het ruggemerg het zenuwcentrum is voor alle spieren van den romp en van de ledematen. Ware het alleen de gemeenschappelijke stam van alle beweegzenuwen, zoo zou de aanwending van den electrischen stroom op het onderste deel van het ruggemerg enkel krampen in de achterste ledematen en niet in alle vier ledematen teweeg brengen. Snijdt men het ruggemerg midden door en electriseert men dan de onderste helft, zoo trekken zich alleen de spieren der achterste ledematen zamen, en zelfs als men de beide deelen van het ruggemerg derwijze tegen elkander legt , dat de beide doorsneevlakten juist op elkaêr zijn gelegen, blijven toch de spieren der voorste ledematen geheel in rust, schoon de doorgang van den stroom door de bovenste helft van het ruggemerg niet is belemmerd. Wij kunnen daaruit opmaken, dat de convulsies waarvan wij zoo even melding maakten, niet daarom ontstaan dat de electrische stroom van uit het ruggemerg op de motorische zenuwen overgaat, maar wel daarom dat de door het ruggemerg gaande electrische stroom de aan het ruggemerg eigene physiologische werking opwekt, die op hare beurt de functie der motorische zenuwen om spiercontractie's te bewerken , doet plaats vinden; ook verdient het vermelding, dat de tetanische convulsies die in de extremiteiten ontstaan ten gevolge van de werking van eenen electrischen stroom op het ruggemerg, nog eenen tijd lang (en wel twintig tot dertig seconden) na het ophouden van den stroom blijven voortduren; terwijl de spiercontractie's onmiddellijk na het openen van de keten verdwijnen , in geval men de voorste zenuWwortels of gemengde zenuwen prikkelt. Stelt men het ruggemerg bloot aan de inwerking eener gesloten constante keten, zoo ontstaan er convulsies in de extremiteiten op het oogenblik waarop men den stroom in het ruggemerg laat treden; doorloopt de stroom echter het ruggemerg gedurende langeren tijd» zoo ontstaat er een toestand van verlamming, op welk deel van he^ "Sgernerg de polen ook zijn geplaatst. Zoo lang het ruggemerg door ®eilen constanten stroom wordt doorloopen, reageert het niet op prikdie men er op aanbrengt; zóó b. v. kan men dan het ruggemerg met eene naald of met een lancet steken of het prikkelen °or middel van eenen constanten stroom, en toch zullen de extremiteiten volkomen in rust blijven; zoodra men echter de keten opent, atl mechanische of electrische prikkeling van het ruggemerg op ®leuw tetanische convulsies der ledematen teweeg brengen. Baieracher 1), die met betrekking tot dit onderwerp proefneminj>etl in het werk heeft gesteld, vond, dat deze vermindering der prikje baarheid zich tot het ruggemerg bepaalt, en zich niet tot de eweegzenuwen, en de spieren der ledematen uitstrekt; want wanöeer in hetzelfde tijdstip, waarin het ruggemerg door eenen con^anten stroom wordt doorloopen, een geinduceerde stroom op de Weegzenuwen der achterste ledematen wordt aangewend, zoo ontgaat er zamentrekking van alle spieren, wier zenuwen door den a gebroken stroom worden geprikkeld. De opstijgende constante ^r°°m oefent zijnen verlammenden invloed op het ruggemerg in 10°geren graad uit, dan de neerdalende stroom. ^udge enWaller hebben waargenomen, dat de pupil zich 'Wljdt, als dat deel van het ruggemerg door een' eiectristroom wordt geprikkeld, hetwelk zieh tusschen den zevenden en den zesden rugwervel bevindt; zij hebben dat deel het" )het ru2gemerg> het centrum cilio-spinale genoemd, omdat zij Sytri louden voor het centraalorgaan van het halsgedeelte van den de ?lthi<:US' en meenen dat het den invloed regelt dezer zenuw op «teil 6WeginSen der iris en op de bloedvaten van het hoofd. Men geest Z1Ct dit I)hysiol°Sisch proces op de volgende wijze voor den v;ili : Woi'dt het genoemde deel van het ruggemerg door middel het >Cenen electrischen stroom geprikkeld, zoo wordt de prikkel op van .alsgecleelte van den sympathicus voortgeplant, dat met dit deel Petid 'et ruggemer8 samenhangt en de straalsgewijze verloozjet vezels van de iris (musculus dilatator) van zenuwen voor. eze vezels trekken zich daarop krachtig zamen en heffen de 1) /' 10 InduIltions-Electricilat. Nürnberg 1857. p. 102. werking van de circulaire vezels (musculus constrictor) op; daarvan is het noodzakelijk gevolg: vernaauwing der pupil. Wordt de sympathicus doorgesneden, zoo wordt de pupil vernaauwd, aangezien, ten gevolge dier operatie, de radiaire vezels der iris verlamd worden, terwijl hare circulaire vezels op de gewone wijze met de zenuwen in verbinding blijven. Budge's onderzoekingen hebben bovendien nog aan het licht gebragt, dat er een dergelijk centraalorgaan voor het lendengedeelte van den sympathicus bestaat; dit centraalorgaan, het centrum genito-spinale, ligt bij liet konijn in dat deel van het ruggemerg, dat zich ter hoogte van den vierden lendenwervel bevindt 1); wordt dit deel van het ruggemerg door middel van een' eleetrischen stroom geprikkeld, zoo neemt men krachtige bewegingen van de ductus deferentes, de pisblaas en het onderste deel van het rectum waar. Deze bewegingen ontstaan eveneens, als men het kleine ganglion electriseert, dat zich in de nabijheid van den vijfden lendenwervel bevindt en dat verbindingstakken van de derde en vierde lendenzenuw ontvangt. Wordt de sympathicus aan de eene zijde doorgesneden, terwijl men dien der andere zijde ongeschonden laat, zoo brengt de electrische prikkeling van het centrum genito-spinale , krachtige bewegingen van het vas deferens, dat op de gewone wijze met zijne zenuwen in verbinding is gebleven en flaauwe bewegingen van het vas deferens der andere zijde te weeg; dat in dit laatste nog bewegingen worden waargenomen, moet op rekening van de verbindingstakken worden gesteld, die de beide zenuwen aaneen hechten. Deze daadzaken pleiten sterk tegen de zelfstandigheid van het sympathische zenuwstelsel. III. OVER DE WERKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP DE ZINTUIGEN. Al de verschillende soorten vau electriciteit bezitten het vermogen om de werking der zintuigzenuwen op te wekken; in het algemeen is echter de invloed der electriciteit daarop grooter, als men zich 1) Virchow's Archiv, für 1859, p. 115. electeenen constanten stro®' bedient, dan wanneer men wrijvingavari UClteit °f eenen geindaceerden stroom bezigt. Bedient men z°ich ^erkieeU6n gemduceerden stroom. zoo bestaat er eenig verschil in door ng' "aar mate de stroom door eene galvanische batterij of Uien 6611611 Permanenten magneet is opgewekt; bezitten beide stroogelljken Sraad van intensiteit, zoo werkt de magnetohet nl r Str°°m Sterker °P de zintui8'en en in het bijzonder op aan d de electro-magnetische stroom, wat waarschijnlijk der d- °®standlgheid m°et worden toegeschreven, dat de wisselingen den tvf hfd V;'" den eersten stroom "iet zoo belangrijk zijn als die van getndr?- men het netvIieS Prikkelen door middel van een SPat>nin®6rde° strooin ■ 200 moet deze eenen vrij hoogen graad van Stroom i ïeZl; me" m06t Zlch daarom in dat geval vaneenen 611 wel , T6U dl6 1U 6enen langen en dlmnen draad circuleert Ue'g a" eigentlijken gemduceerden stroom of van Duchen' ^gaaT°0m VM ^ tW6ede 0rde" Wat de rigting van den stroom op het ' moetea ÏVIJ opmerken, dat de positie ve pool veel sterker ecHter p 63 6n °P de tong werkt> dan de negatieve pool; laat men de Werk 611611 electrlsohen stro°m op het gehoororgaan inwerken, zoo is 'ng sterker, als men den negatieven pool daarop plaatst. 1. Het gezigtsorgaan. ïe" C°nSfanten stroom' die door één enkel element ietle metn I T ' °P de gezlgtszenuw inwerken, terwijl men het ev0chtij7 °P conjunctiva van het eene oog of op het vooraf °f het and °°glld.plaatst en het andere metaal op het andere oog s,Uiteri ' 610 °°glld ' Z°° ziet men eenen üehtstraal, die bij hel ^°rden Va" de keten vriJ sterk is; zoolang de keten gesloten blijft, 2lvakker e^eDeens llch^er3chijnselen waargenomen , die echter veel ^c2ien. QZ1Jn' dan de straal die bij het sluiten van de keten werd llClu ^aar^'v,1 dan de keten' 200 neemt mcn wederom een sterker r°fdW ' et1.bfoeftnaauweliJks te worden gezegd, dat de gewaarUst b m n 10llt nl6t °P efne objeetie^e ontwikkeling van licht Pf°eföp zich ^ ^ liCht SleChtS d°01' hem wordt gezien , die de ven neemt of nemen laat en wel ten gevolge daarvan, dat de levensenergie der gezigtszenuw door den galvanischen stroom wordt opgewekt. Yonken die men uit eene gewone electriseermachine verkrijgt en op de oogen of op de oogleden laat overspringen, brengen eveneens lichtgewaarwordingen te weeg, schoon deze dan ook niet zeer duidelijk zijn. Bezigen wij eenen geinduceerden stroom, zoo is de werking eveneens weinig beteekenend. De extrastroom van cenen inductietoestel , die in eenen korten en dikken draad circuleert en daarom slechts eenen geringen graad van spanning bezit , werkt in het geheel niet op het netvlies; men kan daarom dezen stroom zonder gevaar bij paralyse in het gebied van den facialis bezigen, om de verlamde aangezigts-spieren tot contractie op te wekken ; daarentegen kan de constante stroom , zoowel als de eigenlijk geinduceerde stroom die iu eenen langen en dunnen draad circuleert en derhalve eenen lioogen graad van spanning bezit, bij de behandeling der genoemde aandoening niet gebruikt worden, daar door de aanwending van zulke stroomen het gezigtsvermogen van den lijder zou worden in gevaar gebragt. De lichtgewaarwordingen die door applicatie van eenen geinduceerden stroom worden te weeg gebragt, bezitten een geheel ander karakter, dau die welke door een constanten stroom worden veroorzaakt; terwijl namelijk de gesloten constante keten een gelijkmatig rustig licht doet waarnemen, neemt men, onder den invloed van eenen geinduceerden stroom een heen en weêr flikkerend licht als van eene sterk door den wind bewogen vlam waar. Dit is het gevolg daarvan dat de constante stroom de gezigtszenuw gelijkmatig en voortdurend prikkelt, terwijl de inductie stroom, die enkel uit opeenvolgende wisselingen in de digtheid van den stroom bestaat, even zoo vele op zich zelve staande prikkelingen van de retina veroorzaakt, al3 er afbrekingen van den stroom plaats vinden. De lichtstraal, dien men ten gevolge van galvanische prikkeling van het netvlies waarneemt, komt den waarnemer gekleurd voof' De kleur is blauwachtig als de positieve pool het naast bij het oog is geplaatst; en Ruete heeft opgemerkt* dat in di' geval de lichtgewaarwording op die plaats het sterkst is, die met de maeula lutea overeenkomt, en allengs in intensiteit verminderd jaar mate mcn de peripherie van het gezigtsveld nadert; terwijl als J negatieve pool het digtst bij het gezigtsveld wordt geplaatst, geelrood of oranje kleurig licht wordt gezien, dat het ei'kst schijnt aan de peripherie van het gezigtsveld en naar het ,^'dden toe allengs zwakker wordt. Voor het overige moeten wij ? llet °°g houden, dat deze laatste verschijnselen, even als de ^Cci' uiteenloopende lichtverschijnselen die door Purkinje besehre& zijn, naauwelijks als physiologische verschijnselen kunnen be°Uw<1 worden, daar zij inderdaad uit toestanden voortvloeijen, lo! WlJ t0t de PathoIoSisclie mogen rekenen, aangezien bij physioöen, die hunne oogen met dergelijke proefnemingen inspannen J altlJd hyperaemie der retina bestaat, die de verschijnselen zeer b e°mpliceerd maakt. ll<'htverschijnselerl. die wij beschreven, ontstaan door reflexie lan de sensibeIe vezels van den trigeminus op het netvlies. Men die waarnemen, in welken stand de polen ook geplaatst zijn, rake tS dC 66116 P°o1 een ded der huid of van het slijmvlies' 0tl| ' dat vezels ontvangt van het vijfde paar der hersenzenuwen. „U:ri lichtstraal te kunnen zien, is het dus niet noodig dat Het fD °°g °f beid® °°gen °f Wel één 00glid of beide oogleden als P°len aanraa^' men ziet den straal b. v. zeer duidelijk Pool016" de 6ene P°o1 op de membrana Sehneideri en de andere heeft °P het sliimvlies der mondholte plaatst. George Hunter zieD het eerst opgemerkt dat een zeer heldere straal wordt ge- VeHip men het 6ene metaal tusschen het tandvleesch en de boAle„ Cn het andere tusschen het tandvleesch en de onderlip houdt 1). in deZlet ^eneens een en duidelijken straal, als men de eene pool gebi^" m°nd en de andere in het rectum plaatst; het laatste is j)e 611 Ult eene proefneming van Achard te Berlijn 2). ^r°efn Stl'aU' wordt duidelijker en sterker gekleurd, als men zijne v\_^®ingen doet in eene donkere kamer, en Humboldt ver- IepedSPM ren!S a"d 0bservati0I,s relative lo the influence Iately disco- 0 W10.. ',.*alvani and commonlycalled Animal Electricitj. ByRichard 2) v Ëdlnburgh, 1793 p. 64. V°" Hltt "bJer die&ereizte Muskei und Nervenfaser von Al ex ander m » o 1 d t, Posen und Berlin 1797. Vol. I. p. 334. 5 haalt, dat de werking van het galvanisme op de oogen het sterkst is tijdens een onweer. Eowler nam de proef op zich zelf, op een tijdstip dat een zijner oogen ontstoken was, en bespeurde dat de met het ontstoken oog waargenomen straal veel sterker was dan die welken hij zag met het gezonde oog. Aan den anderen kant verhaalt Humboldt, dat hij eens op zich zeiven experimenteerde toen hij zwaar verkouden was, en toen ten tijde den straal volstrekt niet kon te zien krijgen, zelfs als hij zich van eene anders uiterst werkzame metaalverbinding bediende. De sterkte van den lichtstraal is regtstreeks evenredig aan de sterkte van den stroom dien men bezigt, en omgekeerd evenredig aan den geleidingsweêrstand dien de stroom ondervindt. Zoo kan men eenen lichtstraal waarnemen, door eene koperen en eene zilveren munt met elkaar in aanraking te brengen en daarna op de tong en op de lip te plaatsen; neemt men in plaats van koper en zilver, tin en zilver, of zink en goud, zoo wordt de straal duidelijker. Prikkelt men de retina met behulp eener uit vele elementen bestaande Volta'sche zuil, zoo kan de geprikkelde toestand eenen zoo hoogen graad bereiken, dat het gezigtsvermogen er ten eenen male door vernietigd wordt. Duchenue, die onbekend was met het vermogen van den constanten stroom om het netvlies te prikkelen, deelt een ziektegeval mede, dat het praktisch belang van electro-physiologische kennis voldoende bewijst. Hij electriseerde nl. eenen aan paralyse van den facialis lijdenden man, eerst met eenen geinduceerden stroom en later met den constanten stroom eener Volta'sche zuil. Onmiddellijk nadat hij den constanten stroom op het gezigt van den lijder geappliceerd had, riep deze uit dat hij de gansche kamer in vuur zag; later bleek het, dat hij, aan de zijde waar Duchenne de electroden had geappliceerd, het gezigtsvermogen had verloren; bij voortduring bleef hij aan het eene oog blind. Duchenne houdt zich zeiven voor den ontdekkeï van de eigenaardige werking van het galvanisme op het netvlies; maar zij was reeds in het laatst der vorige eeuw aan Volta bekend. Als de stroom eenen belangrijken geleidingsweêrstand heeft te overwinnen, zoo is de door de galvanische prikkeling van het netvlies veroorzaakte lichtstraal zwak. Op die wijze laat het zit^1 £kIaren'.Waar°m' al8 de beide raetale« op de drooge huid van Waara-pgCZlgt W°rden aanSebragt, de straal veel onduidelijker wordt B0Ve n°-, dan wanneer men de huid vooraf bevochtigd heeft de *en " de hchtge waar wording sterker, als de electroden op WtP T ' mCmbranU Schnei(ieri of het slijmvlies der mondhefc aafJpkatst WOrden' dan —eer men die tegen de huid van het sliirfr ' aar h6t ZaChtC 6n voch%e epithelium van ^d ÏV ;eSr,den ;°rgang Van den Str00m veel ™nderweêroiedt, dan de epidermis. 2. Het reukorgaan. it»Sd!dS tijd hCeft men er de aandacht °P gevestigd dat aarrlio-e "abJheld Van sterk geladcn electriseermachines een eigenPh^phorus wordt waargenomen, die niet geheel op den reuk van Phoj.i, ' ar half °P dlen van zwavel, half op dien van Vo% varUS flljk\ M<3n m6ende Vr°eger' dat deze reuk een ge2oi|. electnsche pnkkelmg van den nervus olfaetorius wezen bei! VlJ W6ten nu echter Ult de onderzoekingen van SchöniQ de en anderen dat die reuk door de aanwezigheid van ozon PhorUs miP 'lngslucht wordt veroorzaakt. Gelijk zwavel, phosPischen ? * zelfstandigheden door hitte in eenen aliotro°öder dp T 70rden overSebragt' ook wordt de zuurstof 2i°h Z T Van electriciteit g^ijzigd; het ozon onderscheidt ^0em de g6WOne zuurstof hoofdzakelijk door den zoo even Pïaats ,Üen eig~digen reuk, en daardoor, dat het eene eerste fallisch , emiS0he sPatmingsrij inneemt; zoo zet het ozon snel kaliüm Zllver ln zilveroxyde om en ontleedt het met kracht jod- het ^onV^T Tten" °VerigCnS Zij" de «genschappen van 18 ^twiklnO? <■ i h6t d°°r de geW0Ue electriseermachine electriciteit ' f W °ntStaan °"der deu invloed der atmosphaerische V<*bijsrt ,L Van SC,1Clkundige processen. Langs chemischen weg ken dat met" lHf'• d°°r 1T StUk pl,0Sph°rUS in ec" glas te plaat! S Cli ;tg?1(1, WaarbiJ echter de temperatuur zoo * feemt dan al'd ph°Sph°rUS licht beSint te verspreiden; dan aldra dea reuk van ozon waar, die zeer verschiH 5* van den reuk van het phosphorzuur, dat aanvankelijk gevormd wordt. Dat men geen ozon ruikt in de nabijheid van Volta'sche kolommen en groote inductietoestellen, vloeit daaruit voort, dat zoowel Volta'sche vonken als inductie-vonken altijd met eene aanmerkelijke warmteontwikkeling gepaard gaan, waardoor het ozon weder wordt ontleed, naarmate het geboren wordt. Noch de gewone electrische vonken, noch de afgebroken stroom, brengen, zoo zij niet buitengewoon sterk zijn, dezen eigenaardigen reuk voort, in geval zij op de membrana Schneideri worden aangewend. Inderdaad ontstaat er, zoo men het slijmvlies der neusholte electriseert, eene meer of min pijnlijke gewaarwording van krabben en kittelen, dat op rekening van eenen geprikkelden toestand der vele sensibele zenuwvezela moet worden gesteld, waarmede dit vlies zoo overvloedig is voorzien; somtijds volgt ook niezen als reflex-beweging op de aanwending van electriciteit op het slijmvlies der neusholte. Kitter is de eenige waarnemer, die met eenen zeer sterken elee trisehen stroom op zijne eigene membrana Schneideri heeft geëxperimenteerd 1); hij bediende zich daarbij van eene Volta'sche zuil van twintig elementen en stond, tijdens zijne proefnemingen, vrij heftige pijnen uit. Als resultaat zijner onderzoekingen geeft hij op, dat men , onder de gezegde omstandigheden, eenen eigenaardigen reuk waarneemt, niet alleen als men de keten sluit , maar ook zoolang de keten gesloten blijft; voorts ook op het oogenblik waarop de stroom wordt afgebroken en zelfs nog eenigen tijd nadat de stroom heeft opgehouden. De werking verschilt naar de rigting va» den stroom. Bedient men zich van den opstijgenden stroom, zoo neemt men bij het sluiten van de keten en zoo lang de keten gesloten blijft, eenen zv.ren reuk waar en verlies van het vermogen o® te niezen, terwijl men bij het openen van de keten en nog korte» tijd daarna, eenen ammoniakreuk en neiging tot niezen waarneemt. Maakt men daarentegen van den afdalenden stroom gebruik, zoo vindt het tegendeel plaats, nl. de reuk van ammoniak en de neiging tot niezen worden waargenomen bij het sluiten van de kete» en zoolang de stroom door den neus gaat en een zure reuk el 1) Beitrage zur naheren Kciinlniss des Galvanismus. Weimar 1805. L?eS ™n het omogen om te niezen bij het openen van de etcn en korten tijd later. 3. Het gehoororgaan. Eleetnseert men het trommelvlies, zoo hoort de persoon, op wien toon rTg W°rdt g6daan' t00nen- De beste methode om zulke ^et waf6 f oen k°oren> is die van den uitwendigen gehoorgang d.' T " V°leni »«' 1»»<" d» «» «tal» sonde, die „et 'i«S ,P°? een" g"lT™isd« b«"«5 »' v» eenen indno- «« «,„VT d" ,,0eiStof- « d« **». '"«1 enen tvveeden vocht,gen geleider i„ den nek plaatst. seli'kB d°» <1«' constanten en - hoort ge"d7eita "™°" Bezigen „ij de, .„ten, etl deze d,™6" T °"middell|jk hlj den aanvang van den stroom; k fa dn™ voor, zoolang de keten geslot» blp Volt, v.r- S«cie ° TT! T b'irf d» vooreitter der Roya, hij a"' L°nd"' *" '"«Ph Bank, 1), dat hij, zoo ^twendio-en erh™ ^ dertlg tot veerti^ elementeu in zijnen v°el(le en f B"S Ï!""'' "" — «"W* » M hoofd e<5Q Kerni h eeni°e °°Sen Aken later een geluid vernam of liever ^ hö f iS Va" aSSea °f Sl"Sen °f geliJk aan hct geraas dat maar werd zelfs allengs Eisende 1 • i1IJ i ^ ^°°m ll6t °Phouden- Men kan overigens het H eeneft'n ■ T* ^ ZWakkeren b. v. met be- 6tI altiid is ï'1 ®nj van drie °f vier elementen te voorschijn roepen Heatus a r! ^ et sterkst> a^s de negatieve pool in de den ■De w .V °nUS CXteinus vu^ende vloeistof wordt gehouden. Scl*ilt na!" m! Van den indu°tiestroom op het trommelvlies ver- ^ «leerdeiJ0 f'g 'T ^ V&n den ®troom > en naarmate van Cn gesloten ° .T ^ Snelheid' darmede de stroom afgebroken bassen te . ' f6116 6nkele aanrakin& brenSt een geluid van ^ °eg; volgen de stroomen snel op elkaar, zoo volgen ) P'iilosophical transactions 1800 p. 423. ook de geluiden elkander snel, zoodat zij te zamen genomen het gonzen eener vlieg tegen eene vensterruit, of het blazen eener trompet, zooals dat op grooten afstand gehoord wordt, vormen. Daarmede gaat gepaard eene gewaarwording van kittelen, steken en zelfs een pijnlijk en hoogst onaangenaam gevoel van spanning, dat hevig worden kan, zoo men strooraen bezigt, die eenen hoogen graad van spanning bezitten. Eitter heeft zich veel moeite gegeven om de hoogte der toonen te bepalen, die door galvanische prikkeling van het trommelvlies ontstaan. Hij deelt mede dat hij, zoo zich zijne beide ooren binnen de keten bevonden, bij den aanvang van den neêrdalenden stroom eene sterke schudding voelde en den toon G. hoorde. Deze beide gewaarwordingen hielden even lang aan, als de neerdalende stroom zelf; werd de sterkte van den stroom vermeerderd, zoo klom de toon hooger dan G. Daarentegen nam hij, zoo hij met den opstijgenden stroom experimenteerde, eenen toon waar die lager was dan G en al lager en lager werd naarmate de intensiteit van dien stroom werd verhoogd. De schudding en de toon waren zwak bij het openen van de keten, onverschillig of de stroom een opstijgende of een afdalende was. Ik zelf heb eenige proefnemingen met allerlei stroomen in aller"ei rigtingen genomen, en den toon, die bij electrische prikkeling van het trommelvlies ontstaat, met de stemvork van den tegenwoordigen philharmonischen toonladder vergeleken en gemeend dien voor A te moeten houden. Ik heb daarbij nooit kunnen bespeuren dat door verandering in de rigting of in de sterkte van den stroom ook de hoogte van den toon werd gewijzigd; slechts werd de toon daardoor verzwakt of versterkt. Hij was sterker , als de negatieve pool in het oor werd gehouden en de positieve pool in den nek was geplaatst, dan bij eene omgekeerde rigting van den stroom. Bezigde ik eenen stroom van zeer geringe spanning, zoo was de toon naauwelijks hoorbaar; hij werd zeer luid en schel zoodra ik met stroomen van hooge spanning experi- 1) De 1'électrisation localisée et dc son application a la physiologie, " pathologie el la thérapeutique. Paris 1855 p. 809. tenteerde, maar de hoogte van den toon bleef steeds dezelfde. )ooi het electriseren der membrana tympani bij den levenden nensch worden twee opmerkelijke verschijnselen in het leven ge°epen, namelijk eene zwakke, onaangename metallische smaakgeanrwolding en een meer of min profuse speekselvloed. Het eerste erschijnsel is door Duchenne 1) en Baierlacher 2) waargenomen, ei wijl het laatste tot hiertoe onopgemerkt gebleven was. Het ontstaan der eigenaardige gewaarwording van smaak moet a'm electrische prikkeling der chorda tympani worden toegesclueven die, nadat zij langs de fissura Glaseri de trommelholte veraten heeft, langs den nervus lingualis neerdaalt, in diens scheede '^ordt opgenomen, en verder in de rigting der tong verloopt. De oida tympani draagt derhalve wezenlijk iets bij tot de perceptie v ^ natn daarop de proef bij mij zeiven, met Vf. °m we':en te komen welke de oorzaak dier bewegingen ' en bevond dat stroomen, die op de membrana tympani worden Die Inductions-electricitat, Nurnberg, 1857 p. 98. Guv'eAi further reP°rt on the value of electricity as a remedial agent, in nospital Reports. Vol III. part I 1852, ag. 8. geappliceerd, eenen meer of min. rijkelijken speekselvloed te weeg brengen. Het is duidelijk dat deze vermeerderde speekselafscheiding aan eene electrische prikkeling van die vezels der chorda tympani moet worden toegeschreven, die niet met den nervus lingualis naar de tong gaan, maar den stam der chorda tympani verlatende, het ganglion submaxillare binnendringen. Het speeksel, dat na prikkeling der chorda tympani naar beneden vloeit, wordt alzoo door de glandula submaxillaris afgescheiden. 4. Het smaakorgaan. Dat men eene eigenaardige gewaarwording van smaak waarneemt, als men de tong met twee heterogene metalen aanraakt, heeft men reeds lang voor de ontdekking van het galvanisme geweten. Het schijnt dat Sulzer de eerste was die dit verschijnsel waarnam 1). In eene verhandeling die ten jare 1754 in de jaarboeken der Berlijnsche academie werd gedrukt, vinden wij de volgende beschouwingen : «Als een stuk lood en een staafje zilver met elkaar verbonden en daarna met verschillende deelen der tong worden in aanraking gebragt, zoo ontstaat daardoor eene smaakgewaarwording, gelijk aan die welke door ijzervitriool wordt te weeg gebragt; terwijl, zoo wij een van beide metalen alleen met de tong in aanraking brengen, geene smaakgewaarwording hoegenaamd waargenomen wordt. Het is waarschijnlijk, dat door de verbinding der beide metalen, eene schommeling in de kleinste deeltjes van het lood of van het zilver of van beiden ontstaat, en dat deze schommeling, die noodzakelijk de zenuwen der tong moet prikkelen, de genoemde smaakgewaarwording veroorzaakt." Deze beschouwing is in zooverre belangrijk, als zij naar alle waarschijnlijkheid de eerste waarneming bevat, die ooit aangaande de physiologische werkingen van het galvanisme is gedaan. 1) Recherches sur 1'origine des sentiments agréables et désagréables; in «Histoire de 1'academie des sciences el belles lettres de Berlin," 1754, p. 356. Als men een eenvoudig galvanisch element van zink en zilver envijze met de tong in aanraking brengt, dat het zink de punt iet zilver de ïugzijde der tong aanraakt, zoo ontstaat eene zeer scherpe zure smaakgewaarwording ouder het zink, en eene zwakke aicahsche smaakgewaarwording onder het zilver. Er is eenige oefening loodig om de beide gewaarwordingen te gelijker tijd te kunnen aarnemen; bij de eerste proefnemingen, die men op de genoemde ijze in het werk stelt, bespeurt men meestal slechts den scherpen Uren smaak- Deze indrukken van smaak worden niet slechts bij het Penen en het sluiten van de keten waargenomen , maar ook geduende den ganschen tijd, waarin de keten gesloten blijft. De werlr'g is het duidelijkst, als de tong hare gewone temperatuur bezit, 1 als de metalen denzelfden warmtegraad bezitten als de tong. Zijn metalen of de tong of beiden sterk verhit of afgekoeld, zoo at staat er bijna geene smaakgewaarwording; en alle prikkels die e sensibiliteit der tong in meerderen of minderen graad afstompen, oals zuren, peper, laudanum, spirituosa, enz., verminderen de' mg van het galvanisme aanmerkelijk. ^ Bezigt men eene zuil in plaats van een enkel element, zoo neemt ketl niet slechts de eigenaardige smaakgewaarwording waar , maar tril""11611 n°g eenen lichtstraal' Pij" in de tong en krampachtige ^ ingen van dit orgaan. De afgebroken stroom brengt slechts laatstgenoemde verschijnselen te weeg, doch geene bijzondere aakgewaarwordingen. De wrijviugselectriciteit bezit daarentegen au ï* sPeclfieli:e werking op de smaakzenuwen, eeue werking welke a °°g is aan die van het galvanisme. F o w 1 e r heeft dien door en li"6 electrisohe vonken veroorzaakten smaak, met dien van azijn, die 6 ^°01 Satanisme te weeg gebragte smaakgewaarwording met en van verdund zwavelzuur vergeleken. kan 620 '100Ss* Merkwaardige werking der electriciteit op de tong «eK °P verschillende wijzen worden verklaard. Men zou b. v. kunnen " e,gea smaakgewaarwording een uitvloeisel is van eenen inwèTdig6n SePrikkelden toestand der smaakzenuwen, die door de del' eleotriciteit is veroorzaakt, even als een lichtstraal vani^i,le M°ldt Waargenomen > wanneer men het netvlies aan gale prikkels blootstelt. Maar het verschil in smaak ter plaatse waar cle beide polen de tong raken, leidt tot de gevolgtrekking, dat de werking aan eene eleetrolyse der zouten, die in het speeksel zijn bevat, moet worden toegeschreven, als wanneer uit het in het speeksel opgeloste chloornatrium, chloorwaterstofzuur aan de zinkpool zou vrij worden en aldaar den zuren smaak te voorschijn roepen, en soda aan den zilverpool, waar alsdan de alcalische smaak wordt waargenomen. Met deze chemische verklaring schijnt ook de omstandigheid overeen te stemmen, dat de inductiestroom, welks chemische werking slechts zeer zwak is, geene smaakgewaarwordingen in de tong teweeg brengt. Men heeft echter tegen deze beschouwingswijze ingebragt, dat een galvanische stroom , die te zwak is om de zouten van het speeksel te kunnen ontleden , echter de tongzenuwen in vrij hooge mate prikkelt; bovendien weten wij, dat de wrijvingselectriciteit zeer duidelijke smaakgewaarwordingen veroorzaakt, en tocli voorzeker een paar kleine electrische vonken onvoldoende zijn, om de zouten van het speeksel te ontleden. Eindelijk heeft Volta waargenomen , dat zelfs dan een zure smaak onder de zinkpool wordt waargenomen, als he1; slijmvlies der tong met eene alcalische vloeistof in aanraking is, waardoor het zuur, zoodra het gevormd werd, geneutraliseerd worden zou, zoodat de physiologische werking van den stroom in dat geval niet zou kunnen worden waargenomen. Professor Schoenbein heeft beproefd eene andere verklaring te geven 1). Hij vermoedt , dat door den galvanischen stroom de atmos- phaerische lucht wordt ontleed, en dat zich aan de positieve pool zuurstof en stikstof tot salpeterzuur verbinden, dat dan de zure smaakgewaarwording zou teweeg brengen. Schoenbein geeft echter geen uitsluitsel aangaande de oorzaak van den alcalischen smaak, die onder de zinkpool wordt waargenomen, en men verlieze niet uit het oog, dat er een sterkere galvanische stroom en meerdere en grootere electrische vonken noodig zijn om de lucht te ontleden > dan om de eigenaardige smaakgewaarwordingen te veroorzaken, die ook door Schoenbein's theorie nog niet kunnen geacht worden> voldoende verklaard te wezen. t) Ueber einige miltelbare physiologische Wirkungen der atmosphaerische» ElectricitSt. Henle und Pfeuffer's Zeitschrift 1851. Heft III. p. 385. I\ . OVER DE WERKING DER ELECTRIGITEIT OP DE MOTORISCHE ZENUWEN EN SPIEREN. In deze paragraaf zullen wij eerst de werking van de schommeling de sterkte van den stroom ter sprake brengen; voorts den inhoud beschrijven, dien de gesloten keten op de motorische zenuwen en spieren uitoefent, en ten slotte de vraag, betreffende de zelfstandige Prikkelbaarheid der spieren, bespreken. Daaraan sluit zich van zelf ('e beschouwing van de werking der electriciteit op bepaalde spieren en op het spierweefsel in het algemeen. 1. De schommeling van den stroom. Zoo men eene beweegzenuw van een dier, dat korten tijd geleden ls gedood, aan de werking van eenen galvanischen stroom blootstelt, zoo ontstaan er contracties van alle spieren, die takken van deze zenuw ontvangen, onverschillig of de rigting van den stroom efine opstijgende of eene afdalende is en zoowel bij het sluiten ^'s bij het openen van de keten. Daarbij moet men er echter op edacht zijn, de electroden , die met de polen der batterij zijn verbonden, met twee plinten der zenuw waarop men experimenteert 111 aanraking te brengen, die, schoon zij niet ver van elkaar yeiwijderd behoeven te zijn, toch op verschillende hoogte zijn ^elegen, zoodat de electrische stroom in eene schuinsche rigting ' °°r de zenuw kan gaan. Als namelijk de stroom dwars door eene z«nuw gaat, d. i. als de eene electrode ter regter en de andere ® e°trode ter linker zijde der zenuw is aangebragt, derwijze dat de Jeide punten van aanraking op dezelfde hoogte gelegen zijn, zoo ^tstaan er geene spiercontracties. Het was Luigi Galvani van ^ologna, die in het jaar 1786 het eerst de waarneming deed, dat s de zenuwen en spieren van eenen kikvorsch met eenen uit v°ischillende metalen zamengestelden boog worden aangeraakt, de ^^len z'('h krachtig zamentrekken l). Kort nadat Galvani zijne 1791 De viri')us elcclr'c'tatis i" molu musculari commentarius. Bologna 1. Dit geschrift werd openbaar gemaakt, vijfjaren nadat Ga I va'ni Jne ontdekking had gedaan. ontdekking had bekend gemaakt, vond Volta, dat de spieren zich ook dan zamentrekken, wanneer alleen de zenuwen in de keten zijn opgenomen 1). Bij hunne eerste proefnemingen namen Galvani en Volta enkel de contractie waar. die bij het sluiten van de keten ontstaat, en het bleef voor een anderen Italiaanschen natuuronderzoeker, met name Val li, bewaard, de ontdekking te doen, dat er ook bij het openen van de keten contracties ontstaan 2). Du mé ril heeft onlangs beweerd, dat al deze waarnemingen, reeds langen tijd vroeger door den Hollander Swammerdana zouden gedaan zijn, die in het jaar 1668 zijne proefnemingen in tegenwoordigheid van den groothertog van Toskane zou hebben herhaald 3). Matteucc'i en Golding Bird hebben DJuméril's bewering overgenomen, maar eene naauwlettende overweging der proefnemingen die Swammerdam heeft in het werk gesteld< bewijst, dat de contracties die hij waarnam, door mechanische prikkeling der zenuwen en niet door galvauisme werden voortgebragt. Voor en aleer wij tot eene nadere beschouwing van de belangrijke verschijnselen, die door galvanische prikkeling der motorische zenuwen en spieren worden te weeg gebragt, overgaan, moeten wij eerst opmerken, dat de bij het openen en het sluiten der keten ontstaande contracties niet daardoor worden veroorzaakt, dat de motorische zenuw eenvoudig den electrischen stroom in de spier geleidt, schoon het zenuwweefsel ongetwijfeld een geleider is der electrieiteit. Maar het geleidingsvermogen der zenuwen verklaart de physiologische werkingen niet, die door de electrische prikkeling worden te voorschijn geroepen, en de spiercontractie ontstaat nie' ten gevolge daarvan dat eene bepaalde vloeistof van uit de zenutf in de spier overgaat. Want als men eene zenuw door middel van eenen vochtigen draad zamensnoert, derwijze dat de zenuw zeef dun wordt, en er op de zamengesnoerde plaats niets van de zenuW 1) Collezione dell' opere del conté cavaliere Alessandro Voll'' Plorenz 1816. vol. IV, p. 134. 2) Reinhold, Geschichte des Galvanismus etc. 1792, p. 25. 3) Annales des seiences naturelles, 2 série. Zoölogie. Paris 1810. volXll I, p. 65. Jv ei blij ft dan de scheede, zoo gelukt het niet langer, contractie in c spier op te wekken, die hare takken van deze zenuw ontvangt, Zo° vvy c'c electroden plaatsen boven het punt waarop de zenuw is zamengesnoerd, schoon in dat geval de geleiding der electriciteit niet is verhinderd, daar de vochtige draad even S°ed geleidt als de zenuw. Een andere nog meer opvallende bewijsgrond is de volgende: eenige droppels aether, die men over willekeuiig deel der zenuw uitgiet, heffen de spiercontracties P, in geval de electroden boven of op de plaats worden aangewend , Waar men den aether met de zenuw heeft in aanraking gebragt; daarentegen vertoonen zich de contracties weder, zoodra de werking van den aether heeft opgehouden. Eindelijk zien wij, zoo wij de enuwen van eenen kikvorsch galvaniseren die vooraf met woorara 8 vergiftigd, niet de minste contractie in de spieren die van deze Jouwen hare takken ontvangen ontstaan, schoon het woorara noch ''Ct geieidmgsvermogen der zenuwen, noch de prikkelbaarheid der Pieren op eenigerlei wijze belemmert; de spieren contraheren zich anaelijk wel, als men daarop eenen electrischen stroom, direct, ponder tusschenkomst der zenuwen, laat inwerken; het verschijnsel an alzoo slechts daardoor verklaard worden, dat het woorara de eigen^ommelijke kracht vernietigt waardoor de zenuwen in staat worden Sesteld, spiercontracties op te wekken. Men ziet alzoo, dat galvai»sehe prikkeling van motorische zenuwen slechts dan spiercontracties eWeeg brengt, als de zenuwen zeiven in den normalen toestand cikeeren. De electrische stroom prikkelt de zenuwen en wekt aar vermogen, om de spieren zich te doen zamentrekken, tot iting op; de stroom veroorzaakt eene stoornis in het evenwigt van kleinste deeltjes der zenuwen, waardoor deze de kracht ontvangen om spierverkorting en spierverdikking teweeg te brengen. Volta, die zoovele met de galvanische electriciteit zamenhangende Verschijnselen ontsluijerde, meende dat de bij het sluiten der keten °®tstaande contractie gemakkelijk te verklaren was, maar begreep 'Het regt, waarom ook bij het openen der keten eene dergelijke contraetie ontstaan moest; hij vervaardigde de onjuiste theorie, v°lgens welke de laatste contractie door eenen zoogenaamden tegenstroom ontstaan zoude, die op het oogenblik waarop de keten geopend werd, zou geboren worden (causce par une espèee de reflux du fluide électrique 1). Lehot was van meening dat, terwijl een electrische stroom eene zenuw doorloopt, een deel der eleetriciteit zich daarin zou ophoopen, en zich bij het openen van de keten ontladen, door de zenuw in een tegenovergestelde rigting te doorloopen, en dat op die wijze de contractie zou worden teweeg gebragt 2). Bijna dertig jaren later, heeft Marianini Lehot's theorie op nieuw verdedigd, maar noch Volta, noch Marianini, noch Lehot, heeft voor zijne meening bewijsgronden kunnen aanvoeren, krachtig genoeg om als zoodanig nu nog te mogen gelden, en het verschijnsel kan trouwens tegenwoordig gemakkelijk verklaard worden, zonder dat men zijne toevlugt behoeft te nemen tot hypothesen die niet op daadzaken berusten. Wij hebben gezien dat gedurende den tijd, waarin een constante galvanische stroom door eene zenuw gaat, geene zigtbare werking in de spieren plaats grijpt, aangenomen, dat de keten inderdaad een constante is. Het is daarom hoogst zonderling, dat Matteucci, in eene verhandeling //over de meting der door den electrischen stroom ontwikkelde zenuwkracht" 3) heeft beweerd, dat er tusschen het verbruik van zink bij de ontwikkeling der eleetriciteit en de mechanische werking van de zamentrekking der kikvorsehendij, eene bepaalde en constante verhouding zou bestaan; terwijl het toch duidelijk is, dat wij met dezelfde hoeveelheid zink in eene galvanische keten, ad libitum een gering of een zeer groot aantal spiercontracties kunnen teweeg brengen. Het is voorzeker waar, wat Du Bois-Reymond heeft opgemerkt, dat het zinkverbruik de maat is van de hoeveelheid der eleetriciteit die door de zenuw is gegaan, maar de hoeveelheid der eleetriciteit heeft met de teweeg gebragte zenuwprikkeling niets uit te staan, daar men in staat is naar willekeur met eene zeer geringe hoeveelheid zink, zeer 1) On the electricily exciled bij Ihe mere contact of conducting subslauces of different kinds, philos. Transact. 1800 p. 421. 2) Gilbert's Annalen der Physik. Vol. IX. p. 188. 3) Sur la secousse qu'éprouvent les animaux etc. in Annales de chimie et de physique, par Gay-Luss a c et Arago, Paris 1829. Vol. XL. p. 225. i) Annales de chimie et de physique 1844. 3e série Vol. XI. p. 403. teike spiercontracties, en met eene zeer groote hoeveelheid zink ®ne naauw merkbare physiologische werking voort te brengen. 1 atteucci offerde aan deze onderzoekingen twee duizend kik^ rschen op _: had een kikvorsch zich honderd malen gecontraheeid, °o wierp hij dien weg en nam eenen anderen, zoodat hij in het ® eel 200,000 contracties heeft waargenomen en opgeteekend; v ;.UU l'aar ^ij biJ doen van zijne proefnemingen van geheel aische vooronderstellingen uitging, is alle moeite die hij zich ge;eVen heeft verloren, en zijn de gevolgtrekkingen, die hij uit zijne aarnemingen heeft opgemaakt, geheel zonder waarde. Inderdaad, de physiologische werking die men na galvanische l^kkehng van motorische zenuwen ziet ontstaan, wordt geboren P het oogenblik, waarin de digtheid van den stroom plotseling n nul tot op eene zekere hoogte stijgt, hetgeen geschiedt, als Wa" • kete" Sl-Ult; Cn aSn in plaats van een enkel element, eene ganle zuil bezigt, dan wordt de zenuw door de kaustisehe en "chemie werking der zuil gedesorganiseerd, en wel vooral daar ter 6 plaatse, waar de negatieve pool de zenuw raakt. De laatstgenoemde omstandigheid laat zich verklaren door middel der electrolyse van de zoutoplossing die de zenuw bevat, uit welke aan de negatieve pool alkali wordt afgescheiden, dat de zenuw cauteriseert. Stelt men eene zenuw, waarop men vooraf eenen sterken constanten stroom heeft laten inwerken, later aan de inwerking bloot van eeuen zwakken constanten stroom of van eenen geïndueeerden stroom, en wel ter plaatse of boven het punt waar vroeger de negatieve pool der batterij was geappliceerd, zoo ontstaat er geene physiologische werking meer; prikkelt men echter dezelfde zenuw op eene plaats, beneden het punt waar vroeger de negatieve pool was aangewend, zoo neemt men op nieuw spiercontracties waar. Alleen de constante galvanische stroom is in staat om, door middel zijner caustische en chemische werking, aan eene zenuw hare prikkelbaarheid te ontnemen; inductiestroomen bezitten daartoe het vermogen niet. De verschijnselen, die bij electrisehe prikkeling van motorische zenuwen ontstaan, leveren zekere verschillen op, naar gelang van de rigting van den gebezigden stroom. Daarop heeft Pfaff het eerst opmerkzaam gemaakt 1); om zulke verschillen te kunnen waarnemen, is het noodig dat men den zwakken stroom bezigt, die door een enkel galvanisch element wordt ontwikkeld; maakte men van den stroom eener sterke batterij gebruik, zoo zouden de verschillen voor de waarneming verloren gaan. De bedoelde verschillen openbaren zich op de volgende wijze: wanneer de zenuwen haar maximum van prikkelbaarheid bezitten, wat onmiddellijk na den dood van het dier het geval is, en nog niet aan de werking van eenen galvanischen stroom zijn blootgesteld geweest, dan kan men meestal niet naauwkeurig onderscheiden, of de contracties het sterkst zijn bij eenen opstijgenden of neerdalenden stroom of bij het openen of sluiten van de keten. Zoo echter de zenuw hare prikkelbaarheid ten deele heeft verloren, zooals dat het geval is wanneer reeds eenige tijd sinds den dood van het dier is verloopen of wanneer de zenuw door herhaalde aanwending van den galvanischen stroom is uitgeput, dan neemt 1) Web er, Thierische Klectricilal und Reizbarkeit.Leipzig, 1795,p.74' men yoor verschillende omstandigheden zekere verschillen in de P'iysiologische werking van den stroom waar. Galvaniseert men al e zenuw door middel van eenen nêerdalenden stroom, zoo ontstaat ei' alleen contractie op het oogenblik van het sluiten der keten, Iüaar niet terwijl de stroom bij voortduring de zenuw doorloopt, 'loeh op het oogenblik waarop men de keten opent. Laat men aarentegen eenen opstijgenden stroom door de zenuw gaan, zoo üeemt men geene contractie waar bij het sluiten der keten, noch °°k zoolang de stroom de zenuw doorloopt, maar wel bij het openen ^atl de keten' bezigt men bij zulke proefnemingen eenen kikvorsch, !e volgens de methode van Galvani is gepraepareerd, en dompelt men de beide pooten in twee met water gevulde en met de Men der batterij in verbinding staande vaten, zoo ontstaan de contracties niet meer in de beide ledematen ter gelijker tijd, zooals at onmiddellijk na den dood van het dier het geval was, maar a» neemt men alleen bij het sluiten van de keten eene contractie CQaar in den P00t waarin de stroom opstijgt, en eene andere ^«tractie bij het openen der keten, in den poot waarin de stroom ^eerdaalt. Is er nog een langere tijd na den dood van het ^1C1' verloopen, of zijn de zenuwen gedurende een zeer lang tijdsomloop aan de inwerking van eenen constanten galvanisehen stroom °otgesteld geweest, zoo neemt men slechts eene enkele soort van ^ontraeties waar, nl. die bij het sluiten der keten in den poot Vaaanu de stroom neêrdaalt, en ten slotte verdwijnt elk spoor n contractiliteit. Deze verscheidenheid der spiercontracties, is het v'auwkeungst door Nobili, van Eeggio onderzocht l), die vijf sche lllende graden van prikkelbaarheid der spieren heeft onderden, van welke de eerste die is, waarbij zoowel tijdens het cnv'16*1 ^dens ^et slniten der keten contracties ontstaan, en eiSC'ldüS °f de stroom een opstijgende of een neerdalende is; (len'C katSte d^6' waarbli n0Rh voor den opstijgenden, noch voor neerdalenden stroom contracties ontstaan, onverschillig of men NoV^moric ed observatione cdite ed inedite del cavaliere Leo pol do Physin '' Pirenze 1834- Vo1- !■ Pa8- 135; en Annales de cliimie et de ^ e> Mai 1830, Vol. XI,IV. p. 60. 6* de keten opent of sluit. Het volgende schema moet dienen, om Nobili's wet der contracties aanschouwelijk voor te stellen: Neêrdalende stroom. Opstijgende stroom. I. Sluiten der keten. Openen der keten. Sluiten der keten. Openen der keten. II. Contractie. Contractie. Contractie. Contractie. III. Sterke contractie. Zwakke contract. 0 Sterke contractie. IV. Sterke contractie. 0 0 Sterke contractie. V. Contractie. 0 0 0 VI. O O O O Het is zeer waarschijnlijk, dat deze verschillen met zekere wijzigingen zamenhangen, die in den eigen stroom der zenuw ontstaan, nadat de zamenhang tussohen deze en het levende dierlijke ligchaam verbroken is. Men moet echter niet gelooven, dat de wet van Nobili algemeen van kracht is; in vele gevallen heeft men juist het tegendeel waargenomen, nl. eene sterke contractie voor den neêrdalenden stroom bij het openen der keten, en bij het sluiten der keten voorden opstijgenden stroom. Deze schommelingen, die trouwens slechts zelden voorkomen, hangen waarschijnlijk af van zekere verschillen in de voeding der zenuwen en spieren, en ook van de verschillende wijze, waarop men met deze deelen na den dood is te werk gegaan. Bovendien merken wij met betrekking tot de verschillende graden van prikkelbaarheid der spieren op, dat twee en zelfs drie dezer perioden ter gelijker tijd in het zelfde deel kunnen waargenomen worden, als men namelijk de zenuwen ter gelijker tijd op verschillende punten electrisch prikkelt. Dit hangt daarmede zamen, dat de peripherische zenuwen, als zij van het centraalorgaan van het zenuwstelsel zijn afgescheiden, in de rigting van het centrum naar de peripherie afsterven, zooals dat het eerst door Valli en Ritter is opgegeven; de levensenergie of prikkelbaarheid blijft derhalve het langst in de eindtakken eener zenuw bewaard, en van daar komt het, dat men, zoo men die eindtakken prikkelt, nog contracties verkrijgt, zoowel bij het sluiten als bij het openen der keten, onverschillig of de 10°m opstijgt of neerdaalt, terwijl er, zoo men den zenuwstam ^tei bij het ruggemerg prikkelt, slechts twee soorten van convicties ontstaan , waarvan de eene zich vertoont, als men bij neerblenden stroom de keten sluit, en de andere als men bij op2 1jSenden stroom de keten opent; prikkelt men voorts de üuwen zeer digt bij het ruggemerg, zoo verkrijgt men slechts ééne ele contractie, en wel bij neer dalenden stroom en bij het d T°11 Van ^e'en' ®aal'uit kunnen wij de gevolgtrekking maken, ^ c e veelvoudige verschillen, di e men in de contractie Jcft waargenomen, niet de hooge physiologische beenis bezitten, die daaraan door de vroegere waare®ers is toegekend. Het is zeer waar dat er verschillende en van prikkelbaarheid der motorische zenuwen worden waar^ °men, nadat de zamenhang van deze met het organisme ver01. Ven *S' ^aai' *n levende zenuw, die nog met de centraalv^ntinen van het zenuwstelsel in verbinding staat, vindt men zulke 2j. Schillende graden van prikkelbaarheid niet; waar zij voorkomen, ^1 zij slechts uitvloeisels van den toestand van uitputting waarin e zenuw noodzakelijkerwijze verkeert, die reeds eenigen tijd uit ?ai° norma^e ver^inding is gerukt; en deze toestand van uitputting „ , c ef te sneller ontstaan , als men de zenuw door middel van yanische stroomen prikkelt. v die Longet en Matteucei hebben verrigt, Vraa® °P 'ossen > °f door galvanisatie van motori0llt 6n Van gemengde zenuwen, verschillende physiologische werkingen °efentan' 'S' £>a^van*sc'ie stroom eene verschillende werking uitvaar mo';or*sc'le zelluw, als men haar prikkelt op een punt van als mVeil°op' waar noS geene sensibele vezels heeft ontvangen, dan Vezel611 ^ lai' °P een Pur't harer baan, waar zich reeds sensibele °P d' ^aal" Vel'eeni»d ^bben ■*•)• genoemde waarnemers merkten van ^ a*S voorste wortels van het ruggemerg door middel °ntstoT ^a^van|so|ien stroom prikkelden, er slechts dan contracties UC 611' als zij bij opstijgenden stroom de keten sloten, ofbij ' Annalesde chimie et de physique, 3 serie, Paris 1844. Tom. XII. p. 574. neêrdalenden stroom de keten openden, terwijl juist het omgekeerde plaats greep, als zij gemengde zenuwen eleetriseerden. Zij kwamen tot het besluit, dat men in staat zou wezen op die wijze, uit de soort der contracties, op te maken, of eene zenuw zuiver motorisch of gemengd was; hunne resultaten dienaangaande zijn echter ongelukkigerwijze door de nieuwere en naauwkeuriger onderzoekingen van Claude Bernard en Bousseau niet bevestigd geworden 1), zoodat de beweringen van Longet en Matteucci nog slechts in de geschiedenis der physiologische wetenschap eene plaats verdienen. Eindelijk is het nog van belang, te wijzen op de omstandigheid, dat de galvanische prikkeling van motorische zenuwen, die nog met het centraalorgaan verbonden zijn, niet geheel dezelfde resultaten geeft, als die van motorische zenuwen, welke van het organisme, al is het dan ook slechts sinds korten tijd, gescheiden zijn. Zoo heeft Bernard er het eerst op gewezen, dat er, als men eene zenuw die nog met het ruggemerg verbonden is, electriseert, slechts ééne enkele contractie ontstaat, en wel bij het sluiten der keten, onverschillig of de stroom opstijgt of neerdaalt. Is echter de zenuw op eene andere wijze uitgeput, b. v. door de langdurige en energieke inwerking van eenen galvanischen stroom, of in den zomer door den invloed eener hooge temperatuur, of doordien zij boven de plaats , waarop de electroden zijn geappliceerd, is zamengesnoerd of doorgesneden, zoo ontstaan er twee contracties, eene bij het openen en êene bij het sluiten der keten ; deze beide contracties, vereenigd, geven alzoo een blijk van den uitgeputten toestand der zenuw; wordt de staat van uitputting grooter, zoo ontstaan er contracties, voor den neêrdalenden stroom bij het sluiten en voor den opstijgenden stroom bij het openen der keten; ten slotte blijft er slechts ééne enkele contractie over, die bij neêrdalenden stroom tijdens het sluiten der keten wordt waargenomen. Deze vier verschillende perioden volgen elkaar in den zomer sneller op dan in den winter, daar bij koud weder de prikkelbaarheid 1) Le^ons sur la pliysiologie et la pathologie du systéme nerveux, par M. Claude Bernard Paris 1858. Vol. I. p. 167. der zenuw langer bewaard blijft. Gelijke verschijnselen neemt men bij den levenden menscli waar. Zoo hebben b. v. Todd, Piek en Orelli het eerst opmerkzaam gemaakt op de °'Hstandigheid, dat de contractie, die bij het sluiten der contante keten wordt waargenomen, altijd de sterkste is, in welke 1]gting de stroom zich ook moge bewegen; en dat bij het openen er keten slechts eene zwakke of in het geheel geene contractie v°idt bespeurd. Wij voegen er nog bij, dat voor inductie-stroo*ften de werking geheel dezelfde is, hetzij men levende zenuwen, 10 nog met het centra alorgaan verbonden zijn, electriseert, dan Vel zenuwen die van de hersenen en het ruggemerg zijn gescheiden. 2. De gesloten keten. Tot hiertoe hebben wij slechts acht gegeven op de werking die ^ °i de afwisseling der digtheid van den stroom wordt teweeg gc wij gaan ons nu bezig houden met de belangrijke vraag r ° ® physiologische werkingen plaats grijpen gedurende den tijd, aarin de stroom eener geslotene constante keten eene zenuw doorloopt? rio ^ ^e r was eei's^e> die zijne aandacht op dit onderwerp hj'p6 nam waar > dat als een kikvorschenpoot, gedurende een j > door eenen neerdalenden constanten stroom werd door- st°Pen, er geene contracties meer in de spieren van dien poot ontgeQn Colesione dell' opere etc. Vol. II. pag. 219. Note (a). palen. Terwijl Rit ter met één enkel element had geëxperimenteerd, gebruikte Volta eene gansehe zuil, d. i. eenen veel sterkeren stroom, en verkreeg daarom ook andere resultaten die wij op de volgende wijze in het kort zamenvatten: zoowel de opstijgende als de neerdalende stroom oefenen eene verlammende werking uit, als zij de zenuw eenen zekeren tijd lang doorloopen. Heeft een neerdalende stroom de zenuw eenen tijd lang doorloopen, zoo contraheren de spieren van den kikvorsehenpoot zich niet meer bij de aanwending van denzelfden stroom; daarentegen vertoonen zich op nieuw contracties, zoo men in de plaats van den neêrdalenden den opstijgenden stroom aanwendt, en omgekeerd. Men kan 'deze handelwijze eenige malen herhalen, en alzoo naar willekeur de vatbaarheid der spieren, om op eenen galvanischen prikkel te reageren , herstellen. De elkaar op de beschrevene wijze opvolgende verschijnselen duidt men gewoonlijk aan met den naam van Yoltasche alternatieven, maar aan Bitter komt de eer toe van het eerst te hebben aangetoond, dat de stroom der gesloten keten eene waarneembare werking op de motorische zenuwen uitoefent, In het jaar 1834, werden Volta's onderzoekingen aangaande de werking der gesloten keten door Marianini herhaald, die met eene uit 60 elementen bestaande kolom arbeidde, en voor de hoofdzaken Volta's uitkomsten bevestigde 1). Nobili trachtte deze verschijnselen op de volgende wijze te verklaren; hij nam aan, dat de zenuw in drie verschillende toestanden kan verkeeren, namelijk vooreerst in den natuurlijken toestand, ten tweede in den toestand der directe verandering, die door de inwerking van den neêrdalenden stroom wordt teweeg gebragt, en ten derde eindelijk in den toestand der inverse verandering, die door de inwerking van den opstijgenden stroom tot stand komt. Zal er spiercontractie ontstaan, dus redeneerde Nobili, dan moet de zenuw plotseling van den eenen in den anderen toestand overgaan, en door de voortgezette inwerking van den constanten stroom, welke ook 1) Annales de chimie et de physique. Vol. LVI. p. 387. Paris 1834. 2) Ibidem Vol. XLIV. p. 60. ^ens rigfcing wezen moge, wordt de zenuw van haar vermogen w;°°fd> om °P den prikkel van eeneii zich in dezelfde rigting bergenden stroom te reageren, en zij krijgt dit vermogen eerst dan ,U°' a^s men 'laar eenen tijd lang in rust laat, of zij door cenen 0 in tegengestelde rigting bewegenden stroom doorloopen wordt^ aai' ofschoon onder de genoemde omstandigheden de spieren van kikvorsch zich in den regel nog zamentrekken, bemerkt men h°° i' ''at ^ale Pr'kkelbaarheid is verminderd, en dat deze door her^ de dei gelijke experimenten ten slotte geheel wordt vernietigd. ^ «et staat alzoo vast, dat de prikkelbaarheid eener zenuw door voortgezette werking van eenen constanten stroom wordt ver^kt. De viaag doet zich dus aan ons op, of een constante ^°om in staat is, de werking van eenigen prikkel die op de zenuw tle^' aangebragt< en *n alSemeen eeneu geprikkelden toestand w ' Zermw' te paralyseren; en of het, om zulk eene paralyserende rklllg teweeg te brengen, onverschillig is, in welke rigting de °°m de zenuw doorloopt. die anders onder dergelijke omstandigheden wor- Slei'kteWa|!1-gen0m6n 1')' Wat de ri8'tin8' van den stroom betreft, UJ °P i dat een tetanische toestand door eenen opstij- ^ Mémoire etc. p. 91, genden stroom werd opgeheven en door eenen neêrdalenden stroom word versterkt. Hij beproefde zelfs, in tegenwoordigheid van den heer Pari na, de therapeutische werking van den constanten stroom op eenen lijder, die, ten gevolge eener schietwonde in het been, aan traumatischen tetanus leed; ten dien einde liet hij eenen stroom, die door 30 a 40 elementen werd voortgebragt, door het ruggemerg, in de rigting van het stuitbeen naar de halswervels gaan, en nam den lijder, ten einde spiercontracties te vermijden, allengs en niet plotseling in de keten op; de lijder opende zijnen mond; de circulatie en respiratie herstelden zich, en de lijder scheen over het algemeen tot rust te komen; hij stierf echter later, doordien de geprikkelde toestand werd onderhouden, door de aanwezigheid van vreemde bestanddeelea in het gewonde ligchaamsdeel. Eene andere hiermede overeenstemmende waarneming deed Du Bois-Beymond 2). Deze natuuronderzoeker bemerkte, dat in eenen getetaniseerden kikvorsehenpoot de musculus gastrocnemius werd ontspannen, zoodra de nervus ischiadicus op de pees der spieï werd gelegd , d. i. als de opstijgende eigene stroom der spier dooi' de zenuw ging, terwijl de tetanus onverminderd bleef voortduren als de zenuw den buik der spier aanraakte, d. i. als de neerdalende eigene stroom der spier de zenuw doorliep. De belangrijkste onderzoekingen op dit gebied zijn echter onlangs door Eek hard 3) ondernomen; daaruit bleek, dat, als een constante stroom van eene bepaalde intensiteit en eene bepaalde rigting door eene zenuw gaat, de prikkelbaarheid dezer zenuw' daardoor zoo aanmerkelijk wórdt verzwakt, dat eenige mechanische, chemische of electrische prikkel, die anders eene spiercontractie zou te voorschijn roepen, niet meer daartoe in staat is, zoo lang de stroom door de zenuw gaat; dat er echter, zoodra de keten geopend wordt, op nieuw contracties ontstaan, in geval de zenuw op eenigerlei wijze wordt geprikkeld. Om het verschil in de werking van eenen neêrdalenden en eene" 1) Comptes rendus etc. Mai 1838 Tom. VI. p. 680. 2) Untersuchungeii u. s. w. Bd. I, p. 384. 3) Beitrage u. s. w., p. 25. pstijgenden stroom te onderzoeken , stelde Eek hard drie reeksen proefnemingen in, met twee Daniellsclie elementen. !• Hij bragt de positieve eleetrode op een zeker puilt der etlUw aan, de negatieve daarentegen meer naar beneden: vervolgens e'aniseerde hij de spieren, door de zenuw op eenig punt t u s°hen de eleetroden, met wat zoutoplossing te bevochtigen; zoodra 11 de eleetroden, met de polen eener batterij in verbinding waren 8 steld, d. i. alzoo, als een neerdalende constante stroom door de ^prikkelde zenuw ging, hield de tetanus op; werd de keten ver0 gens geopend, zoo nam hij weder even als vroeger tetanische kramPe» waar. De verlammende werking was sterker, als in de plaats ' den necrdalenden de opstijgende stroom door de zenuw ging, a« het bleek, dat een opstijgende stroom tegen eenen sterken .J1 kei kon opwegen, die door eenen neêrdalenden stroom slechts eenen geringen grard werd geparalyseerd. ^ II. Men liet op de boven beschrevene wijze eenen constanten ri.r°°m dooi' de zenuw gaan, en appliceerde daarna eenen prikkel, ^ tuss°hen, maar boven de beide eleetroden. Het resultaat was alV°lfde als bij' de V°rige Proefnemin§'; zoowel de neerdalende (ïe opstijgende stroom oefende eene verlammende werking uit, e^dilr tle werking van den laatsten was sterker dan die van den ^sten. Bezigde men eenen geïnduceerden stroom, in de plaats ^ eenen mechanisehen of chemisehen prikkel, om de zenuw op ^Wekken, zoo was de verlammende werking van den constanten sterkst, wanneer beide stroomen eene opstijgende rigting II. Men liet eenen opstijgenden constanten stroom door de zenuw lje 1 611 appliceerde eenen prikkel, niet boven of tussohen, maar werk de bei(le eleotroden; men Dam ook dan de verlammende 0 , ln§ van den constanten stroom waar, hetzij men eene zoutVol°ss*g of eenen geïnduceerden stroom als prikkel bezigde. Verda.0^8 wer die voor het doorsnijden der zenuwen bestond. Aan den Glen 'Jan';' brengt eén enkele 3lag van eenen inductie-toestel tei"e-.SyStolische zamentrekking der lymphatische harten te weeg; gaWljl' Z0° m6n eenen constanten stroom door de zenuwen laat an» een diastolische (paralytische) stilstand der harten wordt Ogenomen. aar Eckhard's onderzoekingen aangaande den stroom der ge- sloten constante keten slechts op kikvorschpooten zijn in het werk gesteld, die uit hunnen zamenhang met het levend organisme gerukt waren, heb ik zelf eenige proefnemingen gedaan om uit te maken, of men dezelfde resultaten verkrijgen zou voor eene zenuw, die nog met de centraalorganen verbonden was. Om daaromtrent tot zekerheid te geraken, legde ik den nervus cruralis van een levend konijntje bloot, en applieeerde ik daarop den constanten stroom van drie groote Daniël 1'sche elementen. De contractie kwam slechts op het oogenblik van het sluiten der keten tot stand, onverschillig in welke rigting de stroom de zenuw doorliep. Nadat de door het sluiten der keten opgewekte contractie voorbij was, bragt ik eenen prikkel op de door den constanten stroom doorloopen zenuw aan, en wel eenen geïnduceerden stroom, die dooi' het inbrengen eener laag water in de keten was verzwakt. Het resultaat dier proefnemingen was, dat de constante stroom in alle gevallen eene verlammende werking uitoefende, hetzij de prikkel boven, tussclien of onder de electroden werd aangebragt, en de rigting van den stroom eene opstijgende of eene neerdalende was. De schok van den inductie-toestel bragt eene zeer duidelijke contractie te weeg, in geval de zennw niet door eenen constanten stroom werd doorloopen; zoodra ik echter de constante keten sloot, veroorzaakte de geïnduceerde stroom geene contractie meer. De werking der gesloten constante keten op de motorische zenuwen verschilt echter zeer, naargelang van de meerdere of mindere intensiteit van den stroom. Reinak heeft ons onlangs ingelicht) met betrekking tot de werking van eenen zeer sterken constanten stroom op de motorische zenuwen l). De proefnemingen van den genoemden natuuronderzoeker zouden meer algemeen de aandacht getrokken hebben, dan dat inderdaad het geval is geweest, waren zij niet als hoeksteenen gebezigd vooï een zeer buitensporig therapeutisch stelsel, wat natuurlijk de opmerk' | zaamheid der geneesheeren van de proefnemingen zelve heeft afgeleid- Zijne experimenten leverden de volgende resultaten op: liet men eenen stroom van dertig Daniell'sche elementen door eene zenu^ 1) Galvanotherapie der Muskei- imd Nervenkrankheiten. Berlin 1858, gaan zoo nam men eenigen tijd later in de spieren, die takken an deze zenuw ontvingen, zamentrekkingen waar, die een eigenardig karakter bezaten. 8 2o Soms gebeurde het dat een stroom ondragelijke pijn veroorzaakte, bi; T' ,,, t0t sPlercontractie kwam, terwijl bij een ander of J denzelfden persoon op eenen anderen tijd, dezelfde stroom hevige £1° 46 V°0rSChijn ri6p' die met P'Jn geaard door -i' f 0,!tStaai1 dCT contracties werd gewoonlijk bevorderd, «r W6 ° 1 Snd e° plotseliuS °P de zenuw te plaatsen, docli fine ame", S 6,1 V°°r' Waarin eerst biJ langzame verwijde1 JTT7' VaU dC Z6nUW waar°P ongeveer eene de contractie aanving en zoo lang voortde zenn'a31 d? str°°m§'ever, de huid sleehts even aanrakende, op 30 T ^r ken' Gewoonlijk was eene batterij van 20 tot Uamellsohe elementen voldoende, om zigtbare contractie in «üoesi ü! Va" e"ensch °P te wekke". Voor eenige individuen schü, 7Cn Van 50 elementen £eb™ik maken om dit ver- Wt Weeg'e brengen' ^ de C0"traotie biJ d<= eerste *eldPn t VT T '00mgCVer uit> 200 vertoonde zij zich niet sii bij de tweede aanwending. ve,lhf mee[eudeel d^ personen, op wie geëxperimenteerd werd, tracf- nden zloh> 01lder overigens gelijke omstandigheden, alleen con- ^eiv] ^ ^ !6t gfled der Z6nUW' die door den stroom doorloopen v<*se> - , j e6n' e" denzelfden Persoon verschilden de t elnjnseien op verschillende dagen, zoo dat men nu eens con- eu fl S Waarnam 111 het gebied der zenuw waardoor de stroom ging, Wij Wefcr eontracties in het gebied der antagonistische zenuw. De O3 daarbij in. 200 verre van invloed, dat hij het tot stand dat Van antaS°mstlsclie bewegingen vermogt te verhinderen. In ii, dfVal echter volgden gewoonlijk, op het intreden van den stroom ^ zenuw, tonische contracties in het gebied der zenuw, waarop de tegeiiZlJnen pnkkel ult°efende. Deze strijd tusschen de aan elkaar dat fSt6lde . spiergroepen vertoonde zich niet zelden ook zonder de Ë WÜ Zlch daarln mengde en het gebeurde nu en dan, dat *t^ contractle> b- v. die der buigspieren, ophield, terwijl de » de zenuw doorliep, en plaats maakte voor de antagonistische contractie, die der uitstrekspieren, en omgekeerd. Nam Be mak de proef op zijn eigen nervus medianus, zoo nam hij een gevoel van prikkeling waar in alle deelen, clie takken van deze zenuw ontvangen en tevens eene allengs toenemende contractie van de uitstrekspieren van het handgewricht en der vingers. De hand werd tot eenen hoek van ongeveer 45° opgeheven en de vingers werden gestrekt. Deze contractie duurde zoo lang, als de stroom der batterij door den nervus medianus ging; zoodra men de keten opende, viel de hand neêr. Kemak merkte voorts op, dat hij in staat was, om, zoolang de keten gesloten bleef, door inspanning zijner wilskracht, de onwillekeurige strekking der hand tegen te gaan» en ten volle in het bezit bleef zijner heerschappij over de dooi' den nervus medianus verzorgde spieren; zoodra hij echter op' hield zich in te spannen en weerstand te bieden, ontstond er op nieuw strekking van de hand en van de vingers. Hetzelfde nam hij waar , zoo hij een constanten stroom door den stam van den nervus radicalis liet gaan en den eenen stroomgever daar ter plaatse tusschen den biceps en den triceps aanbragt, waar de radialis oppervlakkig verloopt, en den anderen stroomgever op de rugzijde van den voorarm, ter plaatse waar de nervus in' terosseus verloopt. Er vertoonden zich dan voortdurende oi tonische contracties der spieren van den boven- en voorarm, die door den nervus medianns en den nervus ulnaris van zenuwtakken worden voorzien. Deze contracties noemt hij galvanotonisclie contracties, en hij meent dat zij niet door directe prikkeling der motorische zenuwen ontstaan, maar reflexbewegingen zijn, die door bemiddeling der centraal-organen van het zenuwstelsel tot stand komen- 3. De prikkelbaarheid der spieren. Wij gaan nu over tot de behandeling der vraag, of de electrisch® stroom eene directe en onmiddellijke werking op de spiervezels kal1 uitoefenen, zonder de tusschenkomst van zenuwvezels. Mogt het daarbij blijken dat de stroom inderdaad zulk eene directe werkWe .op de spieren vermag uit te oefenen, zoo zou daardoor de vraag zijn opgelost, die de aandacht der grootste physiologen sinds ineel dan eene eeuw heeft bezig gehouden, en ten opzigte waarvan noë °P dit oogenblik de eerste natuurkundigen van alle landen in meening verschillen. Het bestaan der' zoogenaamde Haller'sche lrritabiliteit is vooral door Alexander von Humboldt, Marshall-Hall, Johannes Müller, Sticker, Weber, Eckhard, emak, Friedberg en anderen ontkend, in tegenoverstelling van Volta, Marianini, Matteucci, Bowrnan, Longet, Ulaude Sernard, Kölliker en anderen. Bestaat er eene vis musculosa insita, eene eigenschap die immanent is in de spiervezelen en zonder tusschenkomst der zenuwen kan worden opgewekt, of kan slechts door bemiddeling der zenuwen spierbeweging tot stand komen en is het, om spiercontracties op 'e wekken, noodzakelijk, dat men vooraf de motorische zenuwen Prikkele ? Het is klaar dat het gemakkelijk wezen zou, dit vraagstuk op te lossen, zoo het even gemakkelijk ware spierweefsel zonder zenuwyezels te verkrijgen, als zenuwweefsel zonder spierzelfstandigheid. «taar, zelfs als men zich de grootst mogelijke moeite geeft, om eik ^nmvvezeltje uit het spierweefsel te verwijderen, zoo ontdekt men toch ten slotte, met behulp van het mikroskoop, nog kleine zenuwvezeltjes, die door de spiervezels zijn heengeweven. Op twee wijzen is alzoo de oplossing der genoemde vraag mo— Mijk; als namelijk spiervezels, waarvan het bij mikroskopisch onderdek gebleken is, dat zij inderdaad zuivere dwarsgestreepte spiervezels zonder een spoor van zenuwweefsel, door de inwerking van eeQen direct daarop aangebragten prikkel, tot contractie werden °Pgewekt, zoo zou de irritabiliteit der spieren bewezen zijn; en * 8 het mogelijk ware een pharmacodynamisch middel op te sporen ^at de prikkelbaarheid der motorische zenuwen ten eenenmale kon ^Oietigen, zonder de spieren in het allerminst te deren, zoo zou ^°k langs dien weg de vraag kunnen worden beslist, aangezien et> ook dan in staat zou zijn de beide weefsels in physiolobls°hen, hoezeer dan al niet in anatomisehen, zin van elkaar te geiden. Het is klaar, dat de laatste methode de zekerste wezen daar een zeer klein zenuwvezeltje in mikroskopische praepaetl °°k den meest geoefenden onderzoeker zou kunnen ont***'' verkriJgt men dus bij het bezigen der beide methoden 7 verschillende resultaten, zoo moeten die, welke door de pharmacodynamisehe methode verkregen zijn, voor de waarschijnlijkste gelden; leveren echter de beide methoden van onderzoek dezelfde uikom3ten op, zoo mag men het vraagstuk voor opgelost houden, en elke discussie over het onderwerp voor tijdverspilling. Glisson schijnt de eerste te zijn geweest, die het woord irritabiliteit heeft gebruikt 1). Hij zegt: „Motiva fibrarum facultas, nisi iritabilis foret, vel perpetuo quiesceret, vel perpetuo idem ageret. Actionum igitur earum varietates et differentiae earunde® irritabilitatem clare demonstrant." Maar Glisson schreef eene eigene irfitabiliteit aan alle weefsels van het dierlijk ligchaan1 en zelfs aan de beenderen en vochten toe, terwijl Ha 11 er die irritabiliteit het eerst als eene bijzondere eigenschap der spieren erkende 2). Hij noemde irritabele deelen (spiervezels) van het me»' schelijk ligchaam al die deelen, die zich bij de aanraking meteen vreemd ligchaam verkorten, sensitieve vezels (zenuwvezels) daaren' tegen waren volgens hem die vezels, welke bij aanraking d® voorstelling dier aanraking naar de ziel overbrengen, en welker prikkeling bij dieren duidelijke blijken van pijn en onlust veroor' zaakt. Volgens Halier zijn sensibiliteit en irritabiliteit geheel ver' schillende eigenschappen. De meeste weefsels zijn sensibel en bezitten de eigenschap der sensibiliteit in de regte rede van het aantal def zenuwvezels die zij bevatten; een deel, welks zenuwen doorgesneden of zamengesnoerd zijn, heeft zijne sensibiliteit daardoor verloren» deelen die volstrekt geene zenuwvezels bezitten, zooals de dur mater, de cornea, de pezen enz. zijn niet sensibel. De zenuwe" bezitten echter niet de minste irritabiliteit, daar zij nimmer zelve£ in eenen toestand van beweging geraken, welken prikkel men er oo op moge aanwenden. De sensibiliteit is eene eigenschap die met n leven ophoudt. De irritabiliteit wordt nog eenen tijd lang na den dood waarge nomen, en ook, nadat de zenuwen van het deel zijn doorgesneden 1) F r a n c i s c i G1 i s s o n i i, Tractatus de venlriculo et intestinis. Lv$' Batavor. 1691. S. 168. 2) Elementa physiologiae. Bd. IV. Buch 11. Lausanne, 1762. iV,Met Z0° algemeen in liet gansche organisme verbreid als de irritS , Clt' daaralIeen sPieren' ^gewanden, ehylvaten en slagaderen abel zijn. Deze deelen zijn niet sensibel, of, zoo zij het al zijn' fcvnl j ' ^ m6t V°°rt UÜ hunne structuur> maar is dit een er h5 daarvan' dat er eeniSe zenuwvezels zijn bijgemengd. Ontstaat ewegmg door prikkeling van zenuwe„, zoo geschiedt dit ten spie/6 rVan' dat de Zenuwen de bevelen ran den wil naar de inÏ °J^renfn;Tm de in deze immanerende kracht versterken. '^ssohen 2 da* Haller bet eerst een onderscheid heeft gemaakt opziet h , " Van gmg 611 Van gevoel' hiJ' is in dat datt ^ °harleS Bell> die aantoonde, a zonderbjke organen zijn voor beweging en voor gevoel, Ir JK de beweegzenuwen en de gevoelszenuwen. ev'e"retl!o\r -ïa1de Zijnt meening V°0ral' door te wiJzen OP de onhet v 8 6r b6Staat tUSSChen de massa der zenuwen en 2o0 .erm°gen van "ontractiliteit der organen waarin zij verloopen. gieren6214 het hart' bestreden, die zijne eigene beJlij sne. ƒ dei' Zaak door eene zeer belangrijke proefneming staafde. ,Vaar. dat 6 Z6nUWen van eenen kikvorsehenpoot door, en nam ?Ctl a°gzaT :eri°°P Van e0nigen tijd' de Spiei'en Van den P°°t Seid vveT , ' 3 6enige Pïikkel dil'ect °P de spierzelfstan6 zet1Uw ( geapp d' terwlJ1 dat niet meer geschiedde, wanneer tammen werden geprikkeld. Êrst#» f 2) ReeerehrUn,de einer ^'ologie, Leipzig 1771. c P lüosopliiche sopra Ia flsiea animale, 1775, Bd. I. S. 123. 7* Na de ontdekking van het galvanisme werd de behandeling va» dit vraagstuk opnieuw met vuur aangevangen. Galvani, "Volt» en Valli namen waar, dat er zonder eenigen twijfel spiercontracties onstonden, wanneer alleen de spieren door de galvanische electrode» werden aangeraakt, terwijl anderen, met Fowler, van meening waren, dat men er nimmer in slagen zou het vraagstuk op te lossen, daar het altijd onmogelijk blijven zou, tot de absolute zekerhei daarvan te geraken, dat er geene zenuwen meer in eene spier voorhanden waren, die door middel van eenen galvanisehen prikkel to contractie kon worden opgewekt 1). Alexander von Humboldt was dezelfde meening toegedaanHij nam waar, dat als men een stuk spier derwijze praepareerde, dat daarin geene enkele zenuwvezel meer zigtbaar was (wat het bes met het bovenste deel van eenen kikvorschenpoot of met de vin vaO een visch kan geschieden), geene contractie meer daarin kan worde» opgewekt; en als er werkelijk nog bij prikkeling contracties ontstonden, dan was het gemakkelijk, door middel van een vergrootglas een6 zenuw vezel te ontdekken, die, ondanks de naauwkeurigheid der bereiding' in de spieren was overgebleven. Hij trok daaruit het besluit, de irritabiliteit eene eigenschap was der beide vereenigde weefsel8' terwijl dan de zenuwen den prikkel zouden ontvangen en geleiden' ? en de spieren daarop door contractie zouden reageren. Vijftig jaren later, werd dezelfde meening op nieuw verdedig^ door Dr. Marshall Hall. Hij hield de vraag, of de irritabili^ eene eigenschap was van de geïsoleerde spiervezels, dan wel van 1 spiervezels die met zenuwvezels waren verbonden , voor onoplosba ^ langs experimenteelen weg, en was van oordeel dat de irritabili' alleen aan de beide vereenigde weefsels moest worden toegekend ^ In het jaar 1834 werd Fontana's proefneming, die wij boVe 1) Experiments and observations relative to the Influence lately vered bij M. Galvani and commonley called animal eleclricity. ï' burgli, 1793. S. 63. 0 2) Versuchc ueber die gereizte Muskei- und Nervenfaser. Posen und 1797. Bd. I. S. 105. &i1. 3) Article irritability in Cyclopaedia of anatomy and physiology, Bd. 111. S. 29. ^esc^reven» ^oor -^r« Stricker, onder toezigt van Johan^eke1 'i^er 'lerhaald 1). Stricker bevond, dat als er eenige ?e[i 11 na doorsnijding der zenuwen waren verloopen, nocli de Wen' noch de spieren, op den galvanischen prikkel reageerden. latl ^e''.bragt teregt daartegen in, dat Stricker eenen te ^a'en verioopen , alvorens de prikkelbaarheid der OjjZe 11 011 spieren te onderzoeken. Eene andere tegenwerping die, s eraehtens tegen de geldigheid van Strieker's onderzoek eökel WOrden gemaakt , is deze : dat bij daarbij slechts één esdft S°h el6meat bCZigde t0t °Pwekking van de spieren, gen *1 ?et hem Welligl gelukt zou ziJn contracties tot stand te bren> s hij van den stroom eener sterke batterij had gebruik gemaakt. L proefl™geB van ïonh"aen Stricker werden later door 'Baat, , } herhaald'en deze gebruikte daarbij den voorzigtigheids- ***en n ^ ^ Weinig<5 dagen na de °Peratie *e onder- °entra ï aMbii vond ' da^ eene motorische zenuw, die van de op de -ganen Van h0t zenuwstelsel was gescheiden geworden , reeds had yp 1Vlerden dag na de °Pei'atie , elk spoor van prikkelbaarheid ten d mechanische, chemische en electrische prikkels, brag- einde^ reedS g6ene contracties meer te weeg, als zij op het vrije sPier ZenUW Werden aangebragt; en integendeel vibreerde eene öog o ' Wler motorische zenuw hare prikkelbaarheid verloren had, Badat 1G1' den mvloed van eenen galvanischen prikkel, twaalf weken N •-»» was doorgesneden. Daaruit maakte Longet de sPierbeJl dat ni6t alleen d°01' bemiddeling van zenuwen sPierve?P,Slng t0t Stand komen> dat de prikkelbaarheid der afWt °n hankRlljk i3 van de motorische zenuw, en wezentlijk ^v'eï ve- a|^. den toevocl' van slagaderlijk bloed, eene voorwaarde > de lng nie^ als z°odanig noodzakelijk is om aan de spie' 0PdateU(iem^e e^=ensc'laP ™ede te deelen , maar die onmisbaar e voeding van het spierweefsel niet worde gestoord, 1 '"'>s- Veranderangen der Krsfte durchschnittener Nerven. Mul2) j)e Jllv 1834. S. 202. r>aris musculaire. Archives générales de médecine. III Série- Bd. XIII. S. 31. daar, indien dit geschiedt, de levensenergie van alle weefsels van het dierlijk ligcliaam wordt vernietigd. Dr. John Eeid kwam tot hetzelfde besluit als Longetl). Om de resultaten zijner proefnemingen des te zekerder te maken, dacht het hem goed, de spieren door middel van eenen daartoe geschikten prikkel te oefenen. Hij sneed de ruggemergszenuwen van vier kikvorschen ter plaatse van het onderste deel der wervelkolom af, zoodat de achterste ledematen niet meer direct met het ruggemerg verbonden waren. Daarop stelde hij dagelijks de spieren der verlamde ledematen, door middel van eenen zwakken galvanischen stroom, in beweging, terwijl de spieren der voorste ledematen in rust werden gelaten. Dit zette hij twee maanden lang voort, en na verloop van dien tijd hadden de spieren der gegalvaniseerde ledematen hare gewone vastheid en haren gewonen omvang behouden, en trokken zij zich krachtig zamen, terwijl de spieren der andere ledematen, die in rust waren gebleven, tenminste de helft van haar vroeger volumen hadden verloren, en eene belangrijke tegenstelling vormden met die der gegalvaniseerde ledematen. Maar zelfs na verloop van twee maanden, hadden de sjiieren der in rust gebleven ledematen hare contractiliteit nog niet verloren. Stannius herhaalde deze proefnemingen, en bevond dat de spieren hare prikkelbaarheid nog zes maanden lang behielden, nadat j hare zenuwen waren doorgesneden, terwijl de zenuwen hare prik' keibaarheid reeds veel vroeger hadden verloren. De spieren, die bij prikkeling der zenuwen in rust bleven , reageerden terstond op de» electrischen prikkel, wanneer deze direct op het spierweefsel wei aangebragt. Maar Stannius maakte er opmerkzaam op, dat d1 nog niet als bewijs voor de zelfstandige prikkelbaarheid der spie1' vezel mag gelden, daar de zenuwen, zooals bekend is, in de ri» ting van het centrum naar de peripherie afsterven (wet van Val 1 en Eitter), en alzoo de zenuwstammen hunne prikkelbaarheid zoude® kunnen verloren hebben, terwijl toch de fijne , in het spiervleesc voorhandene zenuwvezels nog hare integriteit hadden kunnen be houden 2). 1) Edinburgh Monthly Journal, May 1842 p. 327. „ 2) Untersuehimgcn über Muskelreizarkeit. Miiller's Archiv 1847. S. ^ ^■Marianini leidde uit zijne onderzoekingen de gevolgtrekking ^ > dat de spieren direct en zonder tusschenkomst der zenuwen 001 den electrischen stroom zouden kunnen geprikkeld worden. Hij ö-eft op j ^t als een constante stroom enkel op de spieren werkt, contracties alleen op dat oogenblik tot stand komen , waarop men keten sluit; ook onderscheidde hij twee soorten van contracties ^ttielijlc vooreerst idiopathis che contracties, die ten gevolge ^ 11 directe prikkeling der spieren ontstaan, en sympathische ^Qtiacties, die door aanwending van den electrischen „stroom op Motorische zenuwen worden opgewekt. Maria nini voerde ^igens geene bewijsgronden aan, om zijne meening te staven, latteucci hing eveneens het gevoelen aan, dat de spieren ie eigene prikkelbaarheid zouden bezitten, wier bestaan, naar hij °ende, door zijne proefnemingen betreffende het verschillende eidingsvermogen der zenuwen en spieren, bewezen was. Hij eot op, dat, daar de spieren betere geleiders der electriciteit zijn ^au de zenuwen, geen enkel degl van den stroom de zenuwen doorloopt cl ^et hare spieren in verbinding zijn gebleven, zoo men eenen e.° ns°hen stroom op eene spier laat inwerken. Hij nam eene Wa7 van den poot van een konijn, dat reeds zoo lang geleden ®es'01ven> dat elk spoor van de prikkelbaarheid der spieren le _ Ve'dwenen. Hij maakte daarop in die spieren eene insnijding, Schg6 zenuw eener zeer gevoelige stroomaanwijzende kikvor'(^ de snede, en liet daarna den stroom eener sterke zuil 80wde spierzelfstandigheid gaan, waarbij hij de electroden op verster]-6'1^6 P^aa'seu van hftt spierweefsel aanbragt; schoon nu een 2jci stroom de spier in elke rigting doorliep, zoo contraheerde 2e^to°h de stroomaanwijzende kikvorschendij niet, ofschoon hare ln de spier was gebragt en daarmede in zekeren zin één "el • VOrmde- Men moet overigens zorg dragen, eene spier te vQl. en= die alle irritabiliteit verloren beeft, daar anders de kik- Seminrloi'vö L Hf . J. i - *S 1 tuiibiaüiiCö ZiUU. VtiLUUIieil. J.VX dllcuüCl S öetooo-- tr gejejfj.ls ongetwijfeld vernuftig, maar niet afdoende, daar het Van -,1U^svermogen van zeer fijne zenuwvezeltjes zeer verschillend is steri a van grootere zenuwtakken, die aan den stroom eenen veel eien weerstand bieden. Zoo bleef dan, na veelvuldig en naauwkeurig onderzoeii, het vraag stuk nog onopgelost, daar diegenen die verklaarden voorstandeis te zijn van de Haller'sehe irritabiliteit, nimmer beproefd hadden contracties eener spier tot stand te brengen, die ten eenenmale aan den invloed der zenuwwerking was onttrokken. Den eersten stap in deze rigting deed Bowman 1), door directe mikroskopische waarnemingen te doen op levende primitief-vezels van willekeurige spieren, die hij volkomen van alle heterogene weefsels (zenuwen of vaten) had geïsoleerd. Hij nam waar, dat als toevallig of opzettelijk een vreemd ligchaampje in het gezigtsveld was gebragt, zoo dat het de vezel op één enkel punt aanraakte, in de vezel eene contractie ontstond, die zich niet over de gansche spiermassa uitstrekte, maar tot de aangeraakte plaats beperkt bleef. Daaruit leidde hij af, dat de spieren eene eigene prikkelbaarheid zouden bezitten, die door eenen plaatselijk aangebragten prikkel zou kunnen opgewekt worden. Het is duidelijk, dat deze waarneming van Bowman van het grootste gewigt is en eene belangrijke bijdrage levert tot de oplossing van het vraagstuk dat wij hier ter plaatse behandelen. Harless heeft het eerst beproefd, langs eenen anderen weg tot eene bevredigende oplossing te geraken 2). Hij vermoedde dat zwavelaether de zenuw daardoor zou kunnen verlammen, dat hij de daarin bevatte vetten oploste, en tevens de spieren geheel ongedeerd zou kunnen laten; om dit te bewijzen, deed hij de volgende proefnemingen; hij verdoofde een konijn door middel van aether, legde de hersenen en het ruggemerg bloot en applieeerde daarop de electroden van eenen inductie-toestel. De spieren bleven in rust, doch vertoonden onmiddellijk heftige contracties, zoodra men er den electrischen stroom direct op liet inwerken. Dergelijke proefnemingen j die door Stannius ondernomen werden, leverden andere uitkom' sten op, en het bleef twijfelachtig, of ook de laatste vertakkingen der zenuw werkelijk door den aether waren verlamd 3). 1) Article muscular motion in Cyclopaedia of anatomy and physiologyBand III. p. 519. 2) Miillers Archiv 1847. S. 228. 3) Ibidem S. 443. ^ Zóó stonden de zaken, toen Claude Bernard zijne proefnemingen instelde, aangaande de physiologisclie werking van het o°raravergif. Hij nam twee gepraepareerde kikvorschen, en ver^ hgde den eenen er van derwijze, dat hij een klein stuk woorara fta 61 Van '1C'; (^el' bragt. Toen daarop de kikvorsen verloop van 5 of 6 minuten dood scheen te zijn, nam hij het ^ gif weder weg. Daarop liet hij achtereenvolgens bij beide kik— sc en eenen galvanischen stroom door eene der lendenzenuwen ^ spieren van den kikvorsch, die niet vergiftigd was, 'en zich terstond krachtig te zamen, maar de spieren van den ^ ' woorara vergiftigden kikvorsch vertoonden niet de geringste eging. Appliceerde men daarentegen de pool der batterij v C^t op het spierweefsel, zoo vertoonden de beide kik— ^ schen schokken, en zelfs bleek het dat de schokken langer ftduurden bij den kikvorsch die wel, dan bij den anderen die et vergiftigd was. ■Alzoo sc]jeen (jan jjgj bestaan van de eigene prikkelbaarheid der °(1(jIeri bewezen te zijn; maar Eckhard 1) bragt op nieuw de <3er e 'eoenwerping in het midden, dat niemand nog de verlamming laatste zenuwvertakkingen had aangetoond, en bleef uit zijne str0"e Proe'"nemingeri > betrekkelijk den invloed van den constanten Pr'kkelbaarheid der motorische zenuwen, van welke §®en netn'n^en boven melding maakten, afleiden, dat de spieren zoo ■ ze^s^ar"^ige prikkelbaarheid zouden bezitten. Hij zeide dat, Zenu ^ ^ ^eva^ ware > cen constante stroom, die de motorische spiej. Cn. ver^am^» nie^ in staat wezen zou de contractie van eene hjujj' ^are takken van eene motorische zenuw ontvangt, te verend'6}!' V°°r ^ ®eva^ waa"n men eenen prikkel op de spierzelf^at 1q ^ ze^ve ^ inwerken. Geschiedde dit echter, zoo nam hij waar, Vei'm" 6r ^en ^nvi°e zoo zij al niet geheel achterwege bleef. Daaruit leidde spier0 bevo^rekking af, dat slechts door bemiddeling der zenuwen ïH°ntraC,;ie ^an wor<^en opgewekt. begrijpt men ligt, dat Eekhard's redenering niet af- ^ ®eit''8ge etc, p. 47. doende is, want, wekt men contractie op door middel van eenen electrischen stroom, zoo ontstaat deze door gelijktijdige prikkeling der zenuwen en spieren ; in geval de zenuwvezels met behulp van eenen constanten stroom zijn verlamd, zoo is een der factoren, die bij het tot stand komen der contractie eene rol spelen, weggevallen, ten gevolge waarvan deze natuurlijk in intensiteit vermindert. Ook heeft Bernard onlangs de sinds Unzer's tijd telkens weêr opgeworpen bedenking tegen de prikkelbaarheid der spier volkomen weerlegd. Hij heeft namelijk opgemerkt dat de motorische zenuwen slechts in dat geval hare prikkelbaarheid in de rigting van het centrum naar de peripherie verliezen (wet van Valli en Rit ter), waarin zij vooraf van de centraalorganen van het zenuwstelsel gescheiden zijn. Zoo zal, als men de verbinding van den nervus ischiadicus met het ruggemerg heeft opgeheven, de galvanische prikkeling van dezen zenuwstam na eenigen tijd geene spiercontracties meer te weeg brengen ; electriseert men echter de takken der zenuw, die nader bij de peripherie zijn gelegen, zoo vertoonen zich toch nog spiercontracties. Laat men echter de verbinding der zenuw met het ruggemerg ongeschonden, zoo neemt men geheel andere verschijnselen waar. In dat geval verliest namelijk de zenuvv hare physiologische eigenschappen in omgekeerde rigting, d. i. alzoo van af de peripherie naar het centrum toe. Legt men den nervus cruralis van eenen kikvorsch bloot, en ontstaan er geene contracties meer, bij galvanisatie der zenuwen digt bij de plaats waar zij de spieren binnentreden, zoo kan men dikwerf nog contracties opwekken, door de zenuwen in de nabijheid van het ruggemerg te galvaniseren; en heeft de zenuw, over hare gansche uitgebreidheid, hare prikkelbaarheid verloren , zoo kan men ook dan nog, door de voorste zenuwwortels te galvaniseren, contracties opwekken. Derwijze verliezen de spieren hare prikkelbaarheid bij dieren, die sterven dooi' de gevolgen van verbloeding of van vergiftiging met woorara. Deze beide wijzen van sterven der zenuwen kan men gemakkelijk op een en hetzelfde dier demonstreren. Als men namelijk de lendenzenuwe» der regter zijde bij eenen kikvorsch doorsnijdt, en daarna het dier woorara vergiftigt, zoo neemt men waar, dat regts, waar de zamel* hang tusschen de zenuwen en het ruggemerg is opgeheven, die ze" Duwen in de rigting van het centrum naar de peripherie afsterven; fwijl zjj links, waar de zamenhang is gespaard, in eene omgeleide rigting, hare prikkelbaarheid verliezen. De eindvertakkingen c öi zenuwen worden alzoo het eerst en niet het laatst door let woorara-vergif in pliysiologisohen zin vernietigd; en daar de spieren op den galvanisehen prikkel blijven reageren, niettegenstaande 1 e zenuwen hare eigenschappen verliezen, zoo is daardoor het be8 aan eener zelfstandige spierprikkelbaarheid ten stelligste bewezen. De onderzoekingen, die Bernard heeft in het werk gesteld, ten opzigte harer geldigheid, door eene reeks van proefnemingen gestaafd, die Kölliker heeft gedaan met woorara en ^et coniïne; hij bevond dat de werking van coniïne volkomen 'Woog is aan die van woorara. Ik zelf ben in staat geweest, met j^oorara te experimenteren, daar ik van mijnen vriend Dr. Stamm, 'J zijnen terugkeer uit Brazilië , eene groote hoeveelheid van dit ^ldzame vergif ten geschenke ontving. De volgende proef bewijst .' duidelijkste, dat slechts de functie der motorische zenuwen °°r dit vergif wordt vernietigd. Men onderbindt de arteria en eüa cruralis der eene zijde, zoodat de bloedsomloop in den achterpoot dier zijde is gestremd. Daarop vergiftigt men het dier, ^°°r eene kleine hoeveelheid woorara onder de huid er van te "gen. Galvaniseert men dan korten tijd later de motorische ze— ^ lveii, zoo bemerkt men dat alle zenuwen hare prikkelbaarheid ^ J Jeu verloren, behalve de nervus cruralis der zijde, waarvan men Vaten onderbonden heeft; deze zenuw brengt nog, zoo men haar ^ ^aniseert, spiercontractie teweeg. Brengt men eehter eenen gal^jischen prikkel op de spieren zeiven aan, zoo contraheren zich e spieren ■ en de prikkelbaarheid dier spieren, wier zenuwen Zelf1 0UC''er ^en illv^oe(l van het woorara-vergif heeft gebragt, houdt v S. ^anger stand dan die der spieren, wier zenuw men niet heeft giftigd, eene omstandigheid die zich daardoor verklaren laat, ' de cirnnln+.i ^ «v ojjigacu AO gCSl/ieXIia IJ, 'Je Vo ben in %te„ graad door woorara vergiftigd geweest; ondanks *ekere rz'fllsbeid> waa™ede ik mijne proefnemingen deed, geraakte bij eene gelegenheid eene kleine hoeveelheid van het vergif in mijn Woed, Wij willen hier ten slotte nog eenige mikroskopisclie waarnemingen vermelden van den heer Wundt, die eveneens voor de zelfstandige prikkelbaarheid der spieren spreken. Hij zag, dat als men eenen constanten stroom op spiervezels liet inwerken, de spiervezels zich niet alleen verkortten, maar ook nog vele minuten, nadat de door het sluiten der keten voort gebragte werking had opgehouden, korter bleven dan zij vroeger geweest waren, en eerst eenigen tijd later tot hare vroegere lengte terug keerden. Bij het openen der keten verhielden de spiervezels zich verschillend, naar gelang er eene contractie ontstond of niet. Ontstond er geene contractie bij het ophouden van den stroom, zoo namen de spiervezelen onmiddellijk hare vroegere lengte weder aan, en onstond er wel contractie, zoo scheen de vezel, nadat de contractie had opgehouden, zelfs langer te zijn dan vroeger. Zoo men in plaats van de spieren zeiven de met de spieren verbonden zenuwen in de keten bragt, dan nam men geen van de genoemde verschijnselen waar 1). waarschijnlijk tengevolge mijner respiratiebewegingen. De verschijnselen, die ik toen ondervond, waren de volgende ; ik geraakte in eenen toestand van incompleete algemeene verlamming, ik werd duizelig, hel koude zweet kwam mij op het voQrhoofd, en mijn pols werd versneld tot 140 a 160 slagen; de abnormale gewaarwordingen weken snel weder, doch de pols bleef nog ongeveer een kwartier uurs lang op 128, waarna hij langzaam en regelmatig tol 72 slagen terugkeerde. Ik zoude van dit voorval geene melding hebben gemaakt, zoo daarbij niet de bijzondere omstandigheid had plaats gegrepen, dat ik, schoon mijn bewustzijn niet was gestoord, gedurende ongeveer twee minuten de Engelsche taal niet meer verstond, waarin ik mij juist met eenen vriend, die toevalligerwijze tegenwoordig was, had onderhouden, zoodal ik dezen verzoeken moest duitsch met mij te spreken; van een dergelijk voorval vind ik melding gemaakt in »Sir Henry Holland's Chapters on mental physiology, p. 160" waarin deze zegt dat toen hij op eenen en denzelfden dag in twee zeer diepe mijnen van het Hartsgebergte was afgedaald, en telkens vele uren lang onder den grond had doorgebragt, elk duitsch woord dat hij vroeger gekend had, plotseling aan zijne herinnering ontsnapte , en dat hij zijne kennis van de duitsche taal eerst terug ontving, toen hij wat voedsel en wijn had gebruikt, en eenigen tijd had gerust. 1) Die Lehre von der Muskelbewegung. Braunschweig, 1858 S. 122. Zoo was het dan eene uitgemaakte zaak, dat men het evenwigt der kleinste deeltjes in de spieren even goed kon verstoren als 111 de zenuwen. Zoodra dit geschiedt, ontstaan er contracties; die contracties, welke daardoor worden te weeg gebragt, dat men den stroom direct op het contractiele spierweefsel laat inwerken, vertoonen zekere eigenaardigheden, die wel vermelding verdienen. Rigt men namelijk den stroom op eene motorische zenuw, zoo beweegt zich de gansche groep van spieren, die takken van de Zenuw ontvangt; werkt echter de stroom direct op de spier, zoo trekken zich slechts die vezels zamen. die door den stroom worden doorloopen; en wil men eene gansche spier in beweging brengen, zoo moet men de eene electrode aan het boveneinde, de andere aan het ondereinde dier spier appliceren. Bovendien moet men eenen sterkeren stroom gebruiken, zoo men de spier, zonder tusschenkomst harer zenuw, tot contractie wil opwekken, dan er noodig is om eene spier, door prikkeling harer motorische zenuw, zich te doen Zamentrekken. Daaruit kunnen wij afleiden, dat men het evenwigt der kleinste deeltjes in de motorische zenuw gemakkelijker verbreken kan met behulp van eenen electrischen stroom, dan wel in de spieren. Wekt men eene spier daardoor tot contractie op, dat men de electroden op den buik der spier aanbrengt, zoo bestaat de derwijze tot stand gebragte contractie uit twee elementen, waarvan het eene voortvloeit uit de directe prikkeling der spieren, en het andere een gevolg is van de prikkeling der zenuwvezels, die innig met de sPier verbonden zijn. Het is klaar, dat spiercontracties dan het gemakkelijkst zullen tot stand komen, als men die punten der huid "üet de electroden aanraakt, waaronder motorische zenuwen oppervlakkig verloopen; bezigt men echter eenen vrij sterken stroom, zoo leemt men ook dan contracties waar, als de electroden op plaatsen der huid worden aangebragt, waarin zich geene zenuwvezels bevinden. Vele belangrijke daadzaken zijn door de aanwending der electriCiteit bij de studie der spierfuucties in het levend dierlijk ligehaam, iuu' het licht gebragt. Het is op deze wijze mogelijk geworden, de ontleedkunde aan het levende ligehaam te bestuderen. Stelselmatige onderzoekingen dienaangaande zijn het eerst door Duchenne 111 het werk gesteld. Het is waar, dat de diepere spierlagen die onder de oppervlakkige lagen gelegen zijn, zich niet op eene duidelijk 'waarneembare wijze kunnen zamentrekken. Doch in dit opzigt is de pathologie der physiologie te hulp gekomen. Het is vooral de atrophia muscularis, die, de oppervlakkige spierlagen verwoestende, de hinderpalen, die aan den doorgang van den stroom in den weg staan, uit den weg ruimt, en ons zoo den weg baant tot de kennis van alle spieren van liet levend ligehaam. Vele theorieën aangaande de functies der spieren, die vroeger algemeen geloof vonden, zijn langs dien weg weerlegd. Als van eene der belangrijkste daadzaken , die op deze wijze, bekend zijn geworden, maken wij hier melding van het feit, dat de musculus extensor digitorum sublimis hoegenaamd geenen invloed op de uitstrekking van den tweeden en derden phalanx uitoefent, maar enkel en alleen die van den eersteu phalanx bewerkt, en dat het inderdaad de kleine musculi interossei en lumbricales zijn, die den tweeden en derden phalanx uitstrekken en den eersten phalanx buigen. Voorts buigen de m. flexor sublimis en de m. flexor profundus den tweeden en den derden, maar niet den eersten phalanxDeze feiten worden door pathologische gevallen van loodvergiftiging en spieratrophie bevestigd. In gevallen van loodvergiftiging, is namelijk in den regel de m. extensor digitorum communis verlamd, terwijl de mm. interossei en lumbricales of geheel ongedeerd zijn, of slechts secundair aangedaan, door de werkeloosheid waartoe de ledematen zijn veroordeeld. Bij verlamming ten gevolge van loodvergiftiging, kunnen alzoo bijna altijd de tweede en de derde phalanx volkomen goed gestrekt worden, terwijl de wil zijne magt over den eersten phalanx geheel verloren heeft. Aan den anderen kant komen er ook gevallen voor, waarin de tusschenruimten der phalanges zich diep uitgehold vertoonen; daarbij is de hand dan zeer dun, de eerste phalanx is gestrekt, de tweede en de derde phalanx zijn gebogen. Deze toestand waarin de hand verkeert, spruit voort uit verlamming en atrophie der lumbricales en interossei, en kan dikwerf door plaatselijke aanwending van den electrisehen stroom op de zoo even genoemde spieren, geheel worden opgeheven. Duchenne heeft zich bijzondere moeite gegeven, om de functie van enkele aangezigts spieren op te sporen, en daardoor het mechanisme der veranderingen in de physiognomie te verklaren; want iet zijn slechts de spieren, die onder den invloed van gedachten, nartstogten en karakter, de gelaatstrekken regelen; in den toestand van rust, bewaren zij hare tonische kracht, en geven zij aan elke Physiognomie hare eigenaardige uitdrukking. Hadden niet in elk gelaat enkele spieren zeker tonisch overwigt boven de anderen, zoo zouden alle physiognomieën vrij veel op elkaar gelijken, daar e spieren overal dezelfde rigting , aanhechting en sterkte bezitten, en de beenderen slechts in massa van elkander verschillen. Het is *eker, dat hoewel de aangezigtsspiereu slechts een e kleine oppervlakte beslaan, de electrische prikkel in elke afzonderlijke spier kan geconcentreerd worden, derwijze dat elke spier zich afzonderlijk kan zamenfekken. De beste wijze echter, om de rol die elke afzonderlijke 8Pier in de uitdrukking der verschillende physiognomieën speelt, aan te toonen , bestaat hierin dat men de aangezigtsspieren van een individu electriseert , dat juist gestorven is , en welks spieren hare Prikkelbaarheid nog niet verloren, hebben, want de levende mensch "lengt altijd onwillekeurige bewegingen onder de contracties der geeiectriseerde spieren , wat natuurlijk de waarneming van de werking afzonderlijke spieren verhindert. De m. frontalis maakt het gezigt vrolijk, wanneer hij zich za^entrekt; contraheert hij zich sterker, zoo ontstaat de uitdrukking ^n twijfel en verrassing; in den hoogsten graad van contractie ^erkeerende , geeft hij , wanneer ook sommige andere spieren zich er gelijker tijd zamentrekken, aangename verrassing of ook schrik e kennen; dezelfde spier rimpelt het voorhoofd, en is zij verlamd Zoo verdwijnen de rimpels. De pyranndales nasi, die naauw met den m. frontalis zarnenangen , en daarom door alle anatomen als deelen daarvan beschouwd gorden, zijn desniettemin de antagonisten der voorhoofdsspier; zij rengen door zich zamen te trekken een en treurigen, en zich sterker Zitoientrekkende, eenen dreigenden indruk te weeg. Het vormt een scherp contrast , deze beide tegengestelde bewegingen, in eene zoo eine ruimte als het niveau der wenkbraauwen is, te zien plaats gijpen. De geisoleerde zamentrekking van den orbicularis palpebrarum en den corrugator supercilii drukt nadenken uit; trekken zich beiden gelijktijdig met den pyramidalis zamen , zoo ontstaat er eeue boosaardige uitdrukking van het gelaat. Contractie van den platysma myoides geeft pijn te kennen; zich gelijktijdig met den frontalis zamen trekkende, drukt hij schrik, met den pyramidalis, woede uit; de triangularis nasi duidt wellust aan. De zygomaticus major geeft altijd opgeruimdheid te kennen , daar zijne zamentrekking van het ligtste glimlachje tot den dolsten schaterlach vergezelt; met den frontalis gezamentlijk duidt hij aangename verrassing aan , met den platysma myoides brengt hij eenen sardonischen lach voort, terwijl de zygomaticus minor daarentegen door zijne zamentrekking aan het gelaat eene treurige uitdrukking bijzet. De levator alae nasi et palpebrae superioris is de spier met behulp waarvan de kinderen huilen en die eene zeer leelijke uitdrukking aan het gelaat geeft. Door de zamentrekking van de buitenste vezels van den orbicularis oris, worden de lippen naar voren gebragt, zooals dat bij het kussen en bij het fluiten plaats heeft; de binnenste vezels dezer spier drukken de lippen tegen de tanden aan, zoo al3 men dat bij clarinetspeIers ziet gebeuren, wanneer zij de spits van hun instrument tusschen de lippen knijpen. De levator menti is de eenige spier die men bij lieden ziet bewegen, die in dc kerk hunne gebeden binnen 'smonds prevelen. De triangularis oris geeft eene treurige uitdrukking aan het gelaat; bij kinderen gaat zijne zamentrekking aan het weenen vooraf, en zoo die zamentrekking den hoogsten graad heeft bereikt, dan drukt hij tegenzin uit. De M. deltoïdes voert den arm naar buiten, maar heft dien niet op boven het horizontale vlak. Electriseert men alleen zijne voorste vezels, zoo wordt de arm ter gelijker tijd opgeheven, en naar voren en binnen bewogen; worden de middenste vezels gegalvaniseerd, zoo wordt de arm naar buiten bewogen, terwijl hij, zoo men de achterste vezels electriseert, naar achteren wordt gevoerd, en de hand achter den rug in de hoogte wordt geheven. Deze spier wordt zeer dikwerf door atrophische processen aangetast. Galvaniseert men het onderste deel van den cucullaris, zoo wordt e basis van het schouderblad nader bij de middellijn van den ïllg gebragt, en de onderste hoek van het schouderblad naar onderen getrokken; dit deel houdt, door zijn tonisch vermogen, de oasis van het schouderblad tot op gi/s" van de middellijn van en rug verwijderd. Als wij eindelijk de pars elavicularis dezer pier galvaniseren, zoo wordt het hoofd naar de zijde der gegalonneerde spier en iets naar achteren getrokken, zoodat de kin °aar de tegenovergestelde zijde wordt bewogen; ter gelijker tijd gaat het sleutelbeen in de hoogte. Laat men den electrischen prikkel er gelijker tijd op de pars clavicularis der beide mm. cueullaris Reiken, zoo wordt het hoofd naar achteren getrokken. De pars elavicularis dezer spier is zeer gevoelig, daar zij uit twee bronnen zenuwvezels ontvangt, van den n. accessorius Willisii nl. en van plexus cervicalis. Galvaniseert men den latissimus dorsi, zoo wordt de arm naar achteren en onderen getrokken; ter gelijker tijd nadert het schouerblad de middellijn, zonder evenwel naar boven getrokken te borden. De rhomboïdes is slechts dan toegankelijk voor den electrischen 'IOom > als de cueullaris is vernietigd. Eleetriseert men hem in geval, zoo wordt het schouderblad naar boven getrokken; ter gelijker tijd wordt het zoo sterk gedraaid, dat de onderste hoek 'jna in ééne lijn met den buitensten hoek komt te liggen. Deze spier °«dt door haar tonisch vermogen de basis van het schouderblad P de borstkas bevestigd. Is zij vernietigd, zoo verwijdert zich de U31s van het schouderblad van de ribben en steekt dan boven het ülveau der huid uit, zoodat zich eene holte vormt tnssehen den rug etl de basis van het schouderblad. De serratus magnus is hoofdzakelijk inademingsspier; hij heft de 1 ben omhoog, waarvan hij ontspringt, en draagt er bovendien iets °e bij, om den arm in de hoogte te heffen. De arm wordt boven 6 horizontale lijn gebragt door de vereenigde werking van den deltoïden serratus magnus en de middelste vezels van den cueullaris. 6 serratus magnus houdt, door zijn tonisch vermogen, den buitensten v°ek van het schouderblad in zijne gewone stelling, daar de zwaarte 11 den arm dien hoek voortdurend naar beneden trekt; de cucul- 8 laris, zoowel als de serratus, stelt een tegenwigt daar tegen het gewigt van den arm; wordt de cucullaris atrophisch, zoo zinkt de buitenhoek van het schouderblad naar beneden, terwijl de onderste hoek wordt opgeheven en de middellijn van den rug nadert; wordt de serratus tevens door een atrophisch proces aangetast, zoo zinkt de buitenhoek nog meer naar beneden; de onderste hoek komt dan boven het niveau van den buitenhoek te staan, en verwijdert zich aanmerkelijk van de ribben. De meest in het oog vallende uitkomst der electromusculaire contracties is in den regel eene verhooging van den warmtegraad en eene vermeerdering van de massa der deelen, waarop men gewerkt heeft. Aangaande dit onderwerp heeft Ziemssen van Greifswald eene reeks van onderzoekingen in het werk gesteld, en daarbij gevonden , dat, zoowel in gezonde als in verlamde spieren, de verhooging van den warmtegraad regtstreeks evenredig is aan de intensiteit der contractie en aan den tijd, gedurende welken zij voortduurt. Zulke contracties brengen eene gewaarwording van warmte in de verkorte spieren te weeg, en gaan met eene vermeerdering van de massa dier deelen gepaard, die voor den voorarm ongeveer VV' bedraagt, voor het geval waarin de uitstrekspieren van den voorarm geëlectriseerd worden en l/2" tot 1" voor de dij, in geval men den rectus galvaniseert. Door midel van den thermometer, en ook met de hand, kan men de warmte, die de gegalvaniseerde spieren meêdeelen aan de huid die ze bedekt, van de normale temperatuur der omliggende deelen onderscheiden. Als de huid en de thermometer mei flanel of eene andere stof, die de warmte slecht geleidt, bedekt zijn, dan stijgt de temperatuur van beiden sneller en tot eenen hoogeren graad, dan in geval zij onbedekt zijn; in beide gevallen echter is natuurlijk de hoeveelheid der vrijgeworden warmte dezelfde, en het schijnbare verschil vloeit slechts daaruit voort, dat de huid van het gegalvaniseerde deel in het laatste geval van de dampkringslucht is afgesloten, en hare warmte dus niet zoo snel verloren gaat. Het afnemen van den warmtegraad, na het ophouden der electrische prikkeling, geschiedt langzaam en regelmatig; sneller echter, wanneer de huid met de atrophische lucht in aanraking is, dan fineer zij daarvan is afgesloten. Het verschil in warmte der huid 001 en na de electrische prikkeling der spieren bedraagt in vele ballen 4° a 5° F. Ik heb eveneens een aantal proefnemingen in het werk gesteld, rekking hebbende tot de warmte, die bij electrische prikkeling er spieren ontwikkeld wordt, in het bijzonder bij paralytische rs! die proefnemingen hebben de volgende resultaten opgeleverd. 1- De warmte, die bij de aanwending vau inductiestroomen op sj'Wcu ontwikkeld wordt, is geen gevolg van de werking van den r°om op de huid. Wij kunnen dit reeds a priori uit de omstan'Stteid afleiden, dat de stroom., ook al zijn de polen der batterij ,ltect met de huid in aanraking, zoo slechts de excitatoren be^°rlijk bevochtigd zijn, niet op de huid zelve werkt, maar, door e huid heengaande, de spieren als de beste geleiders der electriClteit opzoekt. e 1)(;ze stelling wordt ook door de pathologie bevestigd. Voor _ 'ugen tijd galvaniseerde ik eenen lijder, die aan verlamming ten ^v°lge van lood vergiftiging leed; de contractiliteit der uitstrekfj en van den r egt er voorarm was geheel opgeheven, terwijl Ze fde spieren van den linker arm nog eenen zekeren graad van 11 ractiliteit hadden behouden. Door de gedurende vijf minuten voortVa 6tte aanwending van eenen inductiestroom, op de uitstrek3pieren terQ ?etl iinker voorarm, steeg de temperatuur van 89° F.,tot op 91°.5, deZelftle °Pei'atie iü de uitstrekspieren van den regterarm volU g6ene temperatuursverhooging te weeg bragt niet alleen, maar VftS temperatuursverlaging, daar de temperatuur vóór de aanwending 8g0 cleu electri'chen stroom 87°,5 F. bedroeg, en daarna slechts Vo0' 6ene omstandigheid die voorzeker aan de aanraking van den 2 ai 1,1 met de athmosphaerische lucht moet worden toegeschreven. sPici warm^e> ^'e bij de aanwending van inductiestroomen op toe 611 ontwikkeld wordt, is geen uitvloeisel van vermeerderden b] °ei VUn slagaderlijk bloed of van belemmerden afvoer van aderlijk tfis f' Want de vaten worclen door den invloed van directe FaraUlet uitgezet maar vernaauwd, en bevatten dus minder bloed, mductiestroomen er op hebben ingewerkt, dan zij in den alen physiologischen toestand doen. 8* 3. De verhooging van den warmtegraad, die men na de aan' wending van inductiestroomen op spieren waarneemt, is veeleer een gevolg van de verhoogde chemische omzetting, die voortdurend het spierweefsel plaats grijpt, en die de voeding der spier daar' stelt. De vaste spierzelfstandigheid is geïmbibeerd met eene vloeistof» wier chemische zamenstelling niet altijd dezelfde is ; de in de spieren bevatte vloeistof reageert neutraal, zoo men haar verzamelt uit eene spier, die langen tijd in rust is geweest; hebben echter inductie' stroomen op eene spier gewerkt, zoo reageert de vloeistof, die men uit haar verkrijgt, zuur, daar in dat geval eene grootere hoe' veelheid zuurstof wordt geabsorbeerd en eene grootere hoeveelheid koolzuur wordt gevormd. Meten wij namelijk de hoeveelheid zuur stof die geabsorbeerd en de hoeveelheid koolzuur die gesecerneei'd wordt door kikvorschenpooten, die ontveld en in met lucht of We' zuurstof gevulde vaten zijn opgehangen, zoo bevinden wij, dat al9 sommige spieren dier pooten worden gegalvaniseerd en anderen niet» de hoeveelheid der door de gegalvaniseerde spieren opgenomen e" afgescheiden gassen, de hoeveelheid der gassen die in denzelfde" tijd door de in rust gebleven spieren wordt opgenomen en afgescheiden) met meer dan het dubbele te boven gaat. Hetzelfde verschil besta;'1 voor de levende spieren van den mensch, daar toch ook daarin verhooging der chemische omzetting den warmtegraad verhoogt, e" er meer bloedbestanddeelen door de spierzelfstandigheid uit & haarvaten worden opgenomen, waardoor het volumen der spiere" wordt vermeerderd; ook brengt de omstandigheid, dat er meet bloed aan de weefsels wordt toegevoerd, vermeerderde voeding v»11 het deel te weeg. 4. Wat den invloed betreft, dien de rigting van den strooi'1 op de verhooging van den warmtegraad uitoefent, zoo heb $ meestal een gering verschil ten gunste van den neêrdalende11 stroom (den stroom nl. die van het centrum naar de periphel16 gaat) in gezonde spieren waargenomen, en evenzoo een gering verschil in het voordeel van den opstijgenden stroom (den stroo111 die van de peripherie naar het centrum gaat) in verlamde spiere"' Ik behoef naauwelijks op te merken, dat bij het nemen van zulke vergelijkende proeven de stroom altijd dezelfde intensiteit bez^1 5 3 r^e afbreking en herstelling van den stroom steeds met dezelfde heid plaats greep en dat dezelfde spieren telkens gedurende 11 zelfden tijd aan de inwerking van den stroom werden blootgesteld. (| Wat de meerdere of mindere snelheid aangaat, waarmede d,'breking en herstelling van den stroom plaats heeft, waargenomen, dat, als de afzonderlijke stroomen zeer snel tot 6^'Carlc'er vo'gden, de werking aanzienlijker was en sneller stand kwam, dan als de intermissies langer duurden. st . eze uitkomsten zijn in zooverre belangrijk, als zij ons instaat v eo een antwoord te geven op de zoo dikwerf opgeworpen aS> waarin eigentlijk de werking der electriciteit verlamde spieren bestaat. OVER DE WEEKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP DE GEVOELSZENUWEN. , J onken, die men van eene gewone elektriseermachine op de ^ laat overspringen, brengen eene scherpe, stekende gewaar^ r lng in de huid te weeg. De ontleding eener Leidsclie flesch eene eigenaardige verdoovende gewaarwording ten gevolge, „ bekend is onder den naam van //electrischen schok." Een \v u ante Salvanische stroom , dien men op de huid aanwendt, f;i) , „een gevoel van brandende pijn op, niet alleen bij het openen tjj(| ^et sluiten der keten, maar ook gedurende den ganschen vai' Waarin de keten gesloten blijft. Laat men echter de werking ^ea s'room eenen langen tijd aanhouden, zoo houdt de pijn p^Cl' °P en maakt zij voor eene gewaarwording van doofheid 0p s- Marianini heeft zich veel moeite gegeven om den invloed gey ^ sI>oren > dien de rigting van den stroom, welken men op *ve,?e^Szenuwen laa' inwerken, op het ontstaan van physiologische Ren ln^en uitoefent, en heeft uit de resultaten zijner onderzoekingevolgtrekking opgemaakt, dat de bij de aanwending van %le C°ns^an':en stroom ontstaande gewaarwording het sterkst is tijdj'5 het openen der keten, zoo de stroom neerdaalt, en üs het sluiten der keten, zoo de stroom opstijgt; alzoo heeft hier het omgekeerde plaats, van wat men bij electrisehe prikkeling van motorische zenuwen waarneemt, daar spiercontracties het ge* makkelijkst ontstaan, zoo men bij 11 eêrdalenden stroom de keten sluit, of haar opent bij opstijgenden stroom 1); prikkelt men alzoo gemengde zenuwen door middel van eenen electrischen stroom, zoo neemt men de volgende verschijnselen waar: Neerdalende stroom. Opstijgende stroom. Sluiten. Openen. Sluiten. Openen. Spiercontractie. Gevoelsgewaar- Gevoelsgewaar- Spiercontractie, wording. wording. Laat men inductiestroomen op de huid inwerken, zoo ontstaan er gevoelsgewaarwordingen, die verschillen naar gelang van de sterk'6 van den stroom, en van af eene ligte gewaarwording van kittelen» steken of branden, kunnen stijgen tot de hevigste pijn; zulke ge' waarwordingen verdwijnen echter bijna oogenblikkelijk, nadat & stroom is afgebroken. Bovendien verschilt de physiologische werking naar gelang van de snelheid, waarmede de afbreking en de herstelling van den stroom elkaar opvolgen. Snel op elkander volgende stroo* men hebben eene veel sterkere werking, dan stroomen die do"1 groote tusschenpoozen gescheiden zijn, wat daar van daan kon1' dat gevoelszenuwen de eigenschap bezitten, vau gewaarwording^11 nog eenigen tijd naar het bewustzijn over te brengen, nadat & oorzaken dier gewaarwordingen opgehouden hebben te werkefl' Zoo b. v. wordt een zachte sehok, door eenen inductietoestel voort' gebragt, door eene in den normalen toestand verkeerende gevoel-' zenuw slechts als een ligte indruk waargenomen, terwijl een tweede schok, die snel op den eersten volgt, veel sterker wordt gevoeld 1 aangezien de gevoelszenuw, op het oogenblik waarop zij den tweede'1 indruk ontving, niet meer in haren normalen toestand van r«s' 1) Mémoire sur la secousse qu' éprouvent les animaux etc. in de AnnaleS de Chimie et de physique. Paris 1829, vol XL. p. 225. verkeerde, maar reeds door den eersten schok tot verhoogde prikkelbaarheid was opgewekt; een derde schok brengt een' nog sterker' 'udruk te weeg dan de tweede, enz. Het valt dus ligt te begrijpen , waarom de gewaarwordingen, die door den afgebroken stroom borden te voorschijn geroepen, evenredig niet de snelheid van het afbreken en herstellen van den stroom, in intensiteit toenemen. Als overigens die snelheid zeer groot is, en men dan den geïnduceerden stroom langen tijd op eene zenuw laat inwerken, dan bereikt eindelijk de geprikkelde toestand zijn maximum, waarna de prikkelbaarheid der zenuw weder afneemt, zoodat de sensibiliteit direct door de aanwending van den electrischen stroom kan worden verminderd. De vraag of men door de aanwending van electrieiteit hyperaes'liesie kan reduceren en anaesthesie te weeg brengen, heeft sinds eenigen tijd de aandacht der geneeskundigen in hooge mate geboeid. Amerikaansche en ook Engelsche dentistes hebben beweerd , dat zij met behulp van electrieiteit, tanden, zonder pijn 'e veroorzaken, konden uittrekken, en zelfs chirurgen van naam hebben nu en dan verklaard, dat de electrieiteit als een onvatbaar anaestheticum bij groote chirurgische operaties moest beschouwd worden, en alzoo waarschijnlijk allengs het gevaarlijke ehloroformylum verdringen zoude. Zulke beweringen waren intusSchen hoogst voorbarig, zoo als niet alleen blijken kan uit eene "Onbevooroordeelde beschouwing van de physiologische werkingen, die onveranderlijk door de verschillende soorten van electrieiteit worden voortgebragt, maar ook uit de weinig bevredigende resultaten, die men van de aanwending der electrieiteit in de chirurgische Praktijk tot hiertoe heeft gezien. De eenige wijze, waarop men door middel van electrieiteit ware anaesthesie kan te weeg brenëen, bestaat in de aanwending van sterke slagen eener batterij van Leidsche flesschen, of van eenen inductiestroom van buitengewoon hooge spanning. Zulk eene behandeling brengt eenen oogenblikkelijkeri staat van verdooving voort; laat men echter verschillende schokken op elkaar volgen, zoo worden de laatsten even duidelijk Waargenomen als de eersten, en beproeft men onmiddellijk daarna de gevoeligheid der huid door middel van eene naald of van een lancet, zoo blijkt het dat zij even gevoelig is als vroeger. Bereiken echter de schokken der Leidsche fiesschen of der inductietoestellen eenen zekeren graad van hevigheid, zoo plant zich hunne werking van de gevoelszenuwen der huid op dc hersenen voort, en zo'ó ontstaan dezelfde werkingen, die de bliksem ten gevolge heeft, en die hierin bestaan, dat het individu, door welks ligchaam de ontlasting der batterij heeft plaats gehad , onmiddellijk sterft, of althans voor eenen zekeren tijd van zijn bewustzijn wordt beroofd. In dat geval bestaat er voorzeker anaesthesie, maar geene locale doch eene centrale anaesthesie, wier ontstaan met veel grootere gevaren en onaangename gewaarwordingen verbonden is, dan de aanwending van het chloroformyl, daar toch een al te sterke schok, onmiddellijk den dood kan veroorzaken. Het is alzoo in den hoogsten graad onwaarschijnlijk, dat ooit een operateur of een lijder, met het doel om chirurgische operaties zonder pijn te doen plaats vinden, tot zulk een anaestheticum zijne toevlugt nemen zal; en wij mogen, voorloopig althans, vrijelijk aannemen, dat de electiiciteit als anaestheticum ten eenenmale onbruikbaai is. Wij zullen later de proefnemingen beschrijven, die men gebezigd heeft, om hetzelfde doel te bereiken door gelijktijdige aanwending van narcotische oplossingen en van electrische stroomen; daaruit zal het echter blijken, dat in die gevallen de anaesthesie enkel op rekening der narcotische oplossingen moet worden gesteld, en dat de electriciteit daarin slechts eéne passieve rol vervult. Aan den anderen kant echter hebben wij gezien, dat men de gevoeligheid van eenen bepaalden zenuwtak, door daarop eenen electrischen stroom op eene bepaalde wijze te laten werken, aanmeikelijk kan verminderen. Laat men namelijk, met behulp van vochtige electroden, eenen inductiestroom van vrij hooge spanning, die met zeer groote snelheid wordt afgebroken en hersteld, door eenen zenuwtak gaan, b. v. door den nervus ulnaris of den nervus ischiadicus, en plaatst men de ééne electrode (liefst de positieve) daar, waar de zenuwtak oppervlakkig onder de huid verloopt, en de andere electrode (liefst de negatieve) ter plaatse waar de zenuw eindigt, en houdt men dit ongeveer een kwartier uurs vol , dan ontstaat er allengs eene duidelijke gewaarwording van doofheid in het gebied ïïlli sinds In.riO'P.n fiirl mAf rl rm Koofon nifnL» + ■j ^ v a J «>"» UUODV.U UltOIClg UCU.1CI1U. j ICl U>U liO/li- e ing van hardnekkige neuralgiën, vooral van ischias, die, zoo er ~»"ua CJer zenuw. Dat de sensibiliteit der zenuw op deze wijze direct °or den stroom kan worden verminderd, volgt bovendien nog uit Ce omstandigheid, dat een stroom van geringe spanning, die tijdens ^ ei aanvang van het experiment eene vrij hevige pijn veroorzaakt, 'Uer niet meer wordt waargenomen, en dat men de inten- Cii •. _ ° 5 ei& van den stroom telkens moet vermeerderen, om op nieuw hevoelsgewaarwordingen te doen ontstaan. Van deze methode heb -*v del tthans ffpftnp amifp nntofoVinn.cvM.nnnr,n«v, ;i_i i* i.. » Mvuuv Aii^ojjxuucööcii aciu icn gruiiusiag liggen, ^Jua altijd voor zulk eene behandeling schijnen te wijken. Echter oet ik hierbij opmerken, dat de gevoeligheid der huid op deze e niet kan worden verminderd, daar elk deel der huid takken itvangt van verschillende zenuwen. Doch het is niet onmogelijk, ^ uien zoo afzonderlijke stroomen op al de zenuwstammen eener extre- !teit Het werken, b. v. -éénen stroom op den nervus radialis, ter ^ aatse van het onderste derde gedeelte van den bovenarm; eenen e^Ce<^en stroom op den nervus medianus aan de binnenzijde, c eenen derden stroom op den nervus ulnaris tusschen het ole- v atlon en den condylus internus, daardoor anaesthesie der huid atl den ganschen voorarm zou kunnen ontstaan. Doch deze ^ ode zou drie inductie-toestellen en twee ervaren assistenten 'deren, weshalve zij slechts bezwaarlijk in praktijk kan worden sebragt. 1)0^eel afgezien van de rigting van den stroom, heeft de negatieve o van eene Yolta'sehe zuil en van eenen inductie-toestel eene 'leid S'ei'Cere c'an dan de positieve pool. Deze omstandig¬ er k'ln ^en weS wijzen tot de bepaling van de rigting van den Vo°0m eenigen electrischen toestel, mits men daarbij eenige gJ^S'igheidsmaatregelen neme. Voorts is het noodig dat men ep-j 6 a^ans bijna gelijke deelen der huid kieze, daar de en i1 m*S n*e' °P a^e deelen des ligchaams de zelfde dikte bezit, ter C ^°°r elec^r^°iteit voortgebragte gewaarwordingen, altijd daar ger' ^aa'"Se s'erkst worden waargenomen, waar de huid den we®rs',and biedt aan de geleiding van den stroom. 011 'en is de verdeeling der gevoelszenuwen niet dezelfde in alle deelen der huid, en onder overigens gelijke omstandigheden zal men de uitwerkselen der electriciteit altijd levendiger in zulke deelen der huid gewaarworden , waarin zich vele zenuwtakjes bevinden, dan in andere, waarin minder zenuwvertakkingen voorhanden zijn. Eindelijk is het van gewigt, dat de grootte en de graad van vochtigheid (droogte) der electroden dezelfde zijn, daar dezelfde stroom, wanneer hij langs eenen kleinen geleider op het ligchaam overgaat, meer digtheid bezit, dan wanneer hij vooraf eenen excitator van groote oppervlakte moet doorloopen, en eene vochtige electrode minder op de huid en meer op de spieren werkt, terwijl een metalen conductor, die op de drooge huid wordt geappliceerd > meer electriciteit aan de huid afgeeft dan aan de spieren. Neemt men echter de zooeven genoemde voorzigtigheids-maatregelen in acht, dan is het betrekkelijk gemakkelijk, aan de sterkere gewaarwording, die de negatieve pool opwekt, deze van de positieve pool te onderscheiden. Ik heb dat aan vele mijner patienten bevestigd gevonden, die bijna geregeld in staat waren mij de negatieve pool aan te wijzen, nadat ik hun had medegedeeld, dat de negatieve pool de sterkste gewaarwording te weeg brengt. Inderdaad wordt soms zelfs alleen de uitwerking van de negatieve pool gevoeld, terwijl depositeve pool geene gewaarwording hoegenaamd opwekt. Het zooeven beschreven verschil wordt vooral duidelijk waargenomen, als men de voeten in met water gevulde bakken dompelt en de polen van den toestel met deze bakken in verbinding stelt; in dat geval wordt de stroom altijd sterker in dat been gevoeld waarin hij opstijgt. Steekt men zijne handen in de bakken, zoo is het onderscheid niet zoo opvallend , in geval men althans den stroom langs den regter arm laat opstijgen en langs den linker arm neerdalen. Dit hangt daarmede zamen, dat de epidermis der regter hand veel dikker is dan die der linker, aangezien men van de regteï hand veel meer gebruik maakt en dus ook de meerdere sterkte van den prikkel door den grooteren geleidingsweêrstand wordt ge* compenseerd. Laat men echter omgekeerd den stroom opstijgen in den linker arm en neerdalen in den linker, zoo neemt men onderscheid zeer duidelijk waar. VI. OVER DE WEKKING VAN DEN ELECTRISOHEN STROOM OP DE GEMENGDE ZENUWEN. De verschijnselen, die bij het galvaniseren van gemengde zenuwen ontstaan, vloeijen ten deele uit de prikkeling der motorische en ten deele uit de prikkeling der sensibele zenuwen voort, waaruit de gemengde zenuwen zijn zamengesteld. Wat de rigting van den stroom aangaat, merken wij op, dat onder normale omstandigheden de neerdalende stroom sterke spiercontracties en slechts geringe pijn te weeg brengt, terwijl voor den opstijgenden stroom juist het tegendeel plaats heeft. In pathologische gevallen neemt men dikwerf de omgekeerde verhouding waar. VII. OVER DE WERKING VAN DEN EUECTRISCHEN STROOM OP DEN SYMPATHICUS. De eerste proefondervindelijke onderzoekingen aangaande de functie van den nervus sympathicus, zijn in 1727 door Pourfour du Petit m het werk gesteld. Deze natuuronderzoeker vond, dat zich, na doorsnijding van liet halsgedeelte van den sympathicus, de volgende Verschijnselen vertoonden: vernaauwing der pupil; afplatting der eornea; roodheid en injectie der conjunctiva bulbi; bovendien nam toen vermeerderde afscheiding vau mucus palpebralis waar; de oogleden waren half gesloten en de membrana nictitans of het derde °oglid, bedekte de oogen. Bleven de dieren nog eenigen tijd in leven, nadat men den sympathicus bij hen doorgesneden had, dan scheen het oog kleiner te worden en inderdaad trok het ineen; ter gelijker tijd echter zonk het oog in de oogkas terug. De proefnemingen van Pourfour du Petit werden door Dupuy, l^reschet en John Beid herhaald en bevestigd. In het jaar 1846 deed bovendien Biffi te Milaan de waarneming, dat als de pupil na doorsnijding van den sympathicus naauwer is geworden, zij zich weêr verwijdt, als men het boveneindevan de zenuw streng galvaniseert. In het jaar 1852 maakte Claude Bernard te Parijs zijne elangrijke proefnemingen bekend, betrekkelijk de physiologie van het sympathische zenuwstelsel 1). Hij toonde aan, dat na doorsnijding der zenuw of na verwoesting van het ganglion cervicale supremum, behalve de reeds door Pourfour du P etit opgegeven verschijnselen, nog de volgende werden waargenomen: meer of min belangrijke vernaauwing van het neusgat en van de mondspleet aan de zijde waar de operatie was geschied; bovendien versnelling der circulatie, verbonden met toename der temperatuur en van de gevoeligheid der huid van den kop. Hij merkte eveneens op, dat, zoo het boveneinde van den sympathicus geëlectriseerd werd, al de na de doorsnijding van den sympathicus waargenomen verschijnselen weder verdwenen, en dat men dan zelfs eenigermate tegenovergestelde verschijnselen waarnam. Niet slechts toch wordt, tijdens het electriseren, de vernaauwing der pupil, die na de doorsnijding van den sympathicus ontstond, weder opgeheven, maar zelfs wordt deze dan wijder dan die der andere zijde; het oog, dat in de oogkas was teruggezonken, puilt naar buiten uit; de temperatuur, die aanmerkelijk was verhoogd, daalt weder tot den normalen graad, en de conjunetiva, de neusvleugels en de ooren, die rood en sterk geïnjicieerd waren, worden nu integendeel bleek. Zoodra men ophoudt met electriseren, keeren alle verschijnselen, die men vroeger, na de doorsnijding van den sympathicus, waarnam, terug. Vangt men dan op nieuw aan met het boveneinde van den sympathicus electrisch te prikkelen, zoo kan men die verschijnselen ten tweeden, en zoo ook ten derden male doen verdwijnen. Brengt men eenen droppel ammonia op de conjunetiva van een' hond, wiens sympathicus aan de eene zijde is doorgesneden, zoo dwingt de daardoor veroorzaakte pijn het dier, zijne oogledenvast gesloten te houden; wordt daarna echter het boveneinde van den doorgesneden sympathicus electrisch geprikkeld, zoo i3 het niet meer in staat de oogleden gesloten te houden, maar opent die ondanks de pijn, terwijl dan te gelijker tijd de roodheid, die door de ammonia was te weeg gebragt, vermindert en eindelijk geheel verdwijnt. 1) Sur 1'influence du nerf grand sympatliique sur Ia ehaleur animale; in de Comptes rendus etc. 29 Mars 1852 en de Comptes rendus de la société de biologie, Octobre et Novembre 1852. Dergelijke proefnemingen zijn later door professor Waller van Birmingham, Budge van Greifswald, Schiff van Bern en BrownSéquard van Philadelphia in het werk gesteld. Al deze onderzoekers hebben nieuwe daadzaken bij de reeds bekende gevoegd, zoo dat men het tegenwoordig standpunt der zaak kortelijk aldus kan beschrijven : Na de doorsnijding van het halsgedeelte van den sympathicus, contraheren zich bijna alle spieren van het oog, van den neusvleugel' en van den mondhoek derzelfde zijde; het oor staat regt om hoo^; de hoeveelheid bloed in het oor en in de gansche helft van den kop is veel grooter dan vroeger; de slagaderen zijn meer gevuld en pulseren met grootere kracht, de temperatuur is verhoogd , soms zelfs met 11° tot 12° F. (6—6,6" C); vergiften en andere zelfstandigheden, die men in gelijke hoeveelheid ter weerszijden in het onderhuidscelweefsel van het aangezigt of van den wortel van het oor aanbrengt, worden aan de zijde, waar de sympathicus is doorgesneden, sneller geresorbeerd; chloroforme vernietigt de gevoeligheid minder snel aan deze dan aan de andere zijde; de lijkverstijving vangt er later aafi en duurt er langer voort; de verrotting begint er later en de spierstroom is er sterker, dan aan de andere zijde. Galvaniseert men nu het boveneinde van den doorgesneden sympathicus, zoo neemt men de volgende verschijnselen waar: de Pupil wordt verwijd, de oogleden worden geopend, de bloedvaten contraheren zich; de gevoeligheid en de temperatuur nemen af; de conjunctiva en de cornea worden droog; de spierstroom is zeer zwak; de prikkelbaarheid der beweeg- en gevoelszenuwen, der iris eö der spieren, en de contractiliteit der slagaderen, verdwijnen spoediger na den dood, dan aan de andere zijde; de lijkverstijving en de verrotting treden eveneens sneller in. Wat het openen der Oogleden aangaat , dat men na het galvaniseren van het halsgedeelte Van den sympathicus waarneemt, dienaangaande heeft E. W agn er Göttingen opgemerkt, dat het niet door contractie van den evator palpebrae superioris wordt te weeg gebragt, maar geheel jet karakter draagt van de werking der organische spiervezelen; e spiercontractie vangt namelijk eerst eenigen tijd na den aanvang der prikkeling aan, en duurt nog eenigen tijd na het ophouden der galvanische prikkeling voort. Bijna alle verschijnselen, die men na de doorsnijding van den sympathicus ziet ontstaan, komen ten gevolge van eenen paralytischen toestand der vasomotorische zenuwen tot stand, die bewerkt, dat er in een gegeven tijdsverloop meer bloed door de vaten stroomt dan gewoonlijk; daaruit vloeit dan eene vermeerdering van de levensenergie der contractiele weefsels en der zenuwen voort. Men kan dezelfde verschijnselen te voorschijn roepen, door de hoeveelheid bloed, die in een gegeven tijdsverloop door de vaten van den kop stroomt, op eenige andere wijze te vermeerderen, b. v. door het dier aan de achterpooten op te hangen. Heeft men eenmaal eenen vermeerderden toevloed van slagaderlijk bloed tot stand gebragt, zoo is daardoor de voorwaarde vervuld voor de aantrekking eener nog grootere hoeveelheid bloed; ter gelijker tijd toch, als er vermeerderde toevloed van bloed plaats grijpt, wordt er ten gevolge van de temperatuursverhooging en van de daardoor te weeg gebragte vermeerderde stofwisseling, meer bloed door de weefsels aangetrokken. Wij gaan er nu toe over, de verschijnselen uit een te zetten, die men waarneemt, zoo men bij dieren het oor galvaniseert, en die geheel verschillend zijn, al naarmate de galvanische prikkeling vóór of na het doorsnijden van den sympathicus plaats grijpt. Na de doorsnijding der zenuw wordt, zoo als bekend is, het oor warmer. Galvaniseert men het dan, terwijl men de eene pool van den inductie-toestel aan den wortel van het oor, en de andere pool aan de punt van het oor plaatst, zoo dat de stroom het oor in de rigting van den lengtedoormeter doorloopt, zoo daalt de temperatuur niet, gelijk dat wel het geval is, zoo men het boveneinde van den sympathicus galvaniseert, maar integendeel stijgt dan de warmtegraad van het oor nog aanmerkelijk. Is daarentegen de sympathicus niet doorgesneden en galvaniseert men dan het oor, zoo daalt de temperatuur van het deel. Bern ar d galvaniseerde de beide ooren van een konijn, welks linker nervus sympathicus hij had doorgesneden, terwijl hij dien der regter zijde ongedeerd had gelaten, eft bevond, dat als de galvanische stroom door het regter oor ging, de temperatuur snel daalde, terwijl de temperatuur even snel en aanmerkelijk steeg, als het linker oor gegalvaniseerd werd. Volgens ^ernard moet dit verschijnsel op de volgende wijze verklaard worden: aan de zijde waar de sympathicus is doorgesneden, volgt temperatuursverhooging, omdat het hart, door de pijn geirriteerd, meer kracht slagaderlijk bloed naar het oor stuwt, welks slagaderen ten gevolge van de doorsnijding van den sympathicus binder contractiel zijn dan vroeger; aan den kant waar de sympathicus ongeschonden is gebleven, prikkelt de galvanische stroom gevoelszenuwen, die den ontvangen prikkel naar het ruggemerg kleiden, van waar hij voorts op den sympathicus wordt gereflecerd; dien ten gevolge wordt het lumen der bloedvaten dier zijde Veïnaauwd, en de hartswerking kan niet meer dezelfde uitkomst opleveren als aan de andere zijde, waar geene reflexwerking van «et ruggemerg op den sympathicus kan plaats vinden. Dat deze beschouwingswijze juist is, wordt door de volgende proefnemingen beWezen: zoo men den nervus cucullaris, die uit den plexus cerVl°alis ontspringt en de reflexwerking van het oor op het rugge^erg tot stand brengt, doorsnijdt, kan men de temperatuur van oor niet meer door de directe aauwending vati eenen elec'tischen stroom doen dalen; wel echter neemt men op nieuw verding van de temperatuur van het oor waar, zoo men het cenrale einde van den doorgesneden nervus auricularis prikkelt; aardoor toch maakt men weder de reflex werking op het ruggemerg etl van daar uit op den nervus sympathicus mogelijk; prikkelt men efthter het peripherische einde van den doorgesneden nervus Uricularis, zoo neemt men volstrekt geene werking waar. Galvaniseert men het ganglion cervicale infimum van den nervus sy®pathicus, zoo wordt daardoor de hartswerking versneld; hetzelfde 'leemt men waar, als men de sympathische vezels galvaniseert die naar hart gaan; electriseert men echter den nervus vagus, zoo houdt de aitswerking op. Deze laatste daadzaak werd in het jaar 1846 door Pr°f. Web er ontdekt. Iflüger 1) deed in 1856 de ontdekking, dat de nervi splan«« *) Ueber das Hemmungr.Nervensystem fUr die peristaltische Bewegung Gedarmc. Berlin 1846. clinici eenen dergelijken invloed op de peristaltische bewegingen van het darmkanaal uitoefenen, als de vagus heeft op de hartsbeweging. Hij vond namelijk dat, zoo de nervi splanchniei, die uit de zes onderste borstknoopen van den sympathicus ontspringen, worden gegalvaniseerd, de peristaltische bewegingen van de dunne darmen onmiddellijk ophouden. Daaruit leidt Pflüger af, dat er eene bepaalde groep van zenuwvezels bestaat , die de functie uitoefent , van de peristaltische bewegingen te doen verminderen of te doen ophouden; deze groep van zenuwvezels noemde hij het regelende zenuwstelsel (Hemmungs-nervensystem). L i s t e r 1) heeft korten tijd later aangaande hetzelfde onderwerp onderzoekingen ingesteld en opgemerkt, dat de belemmerende werking slechts dan wordt waargenomen , als de op de nervi splanclinici geappliceerde stroom zeer sterk is, terwijl de bewegingen integendeel versterkt worden, zoo men eenen zwakken stroom bezigt. VIII. OVER DE WERKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP DE CONTRACTIELE VEZELCELLEN. De electrische stroom oefent eene zeer merkwaardige werking op de contractiele vezelcellen of organische spieren uit. Deze reageren sterker op de aanwending van den geinduceerden , dan op die van den constanten stroom ; en bezigt men den laatsten, zoo neemt men niet alleen bij het openen en het sluiten der keten contractie waar , maar ook zoo lang de keten gesloten is. De intensiteit van den geappliceerden stroom en de lengte van den tijd, gedurende welken men de keten gesloten houdt , bepalen de kracht en den duur der bewegingen, die in de gladde spiervezelen plaats grijpen. Als een electrische schok op eene willekeurige spier word' geappliceerd, dan trekt deze zich voor een oogenblik zamen, en keert daarna weder tot haren vrocgeren toestand van slapheid terug; terwijl de bewegingen, die men door galvanische prikkeling 1) Preliminary account etc. in (le Procedings of the Royal Society. Vol' IX. No. 32. 'n de organische spiervezelen opwekt, niet onmiddellijk na de aanwending van den prikkel aanvangen , maar eerst nadat de stroom reeds eenen tijd lang op de weefsels heeft ingewerkt. De eenige uitz°ndering op dezen regel vormt de iris, die zich ten dien opzigte aialoog aan de dwarsgestreepte spiervezelen verhoudt. Bovendien duurt de contractie, die eenmaal in de contractiele vezelcellen is opgewekt, eenen tijd lang na het ophouden van den stroom voort, en epaalt zij zich niet, zoo als dat bij de willekeurige spieren het §eval ia, tot die deelen, waarop men den electrischen prikkel direct eeft aangewend, daar zij zich ook over andere deelen van denzelfen Cactus uitbreidt. Eindelijk grijpt de contractie van organische Piervezelen slechts in die rigting plaats , die overeenstemt met haar fysiologisch doel. Zoo ontstaan, door galvanische prikkeling van et darmkanaal, altijd slechts peristaltische bewegingen, en nimmer ewegingen in omgekeerde rigting, van beneden naar boven, van let rectum naar den mond. Electriseert men de uretcres, zoo gebieden de bewegingen in de rigting van de nieren naar de blaas, '":Ulr nooit in tegenovergestelde rigting , hoe groot de intensiteit an den stroom ook zijn moge, in welke rigting men den stroom °k door de weefsels moge doen gaan, en op welke punten men de electroden ook plaatsen moge. Dergelijke experimenten heeft men niet alleen op levende en k°°de dieren ingesteld, maar ook op de lijken van ter dood geragte misdadigers ; op de laatsten vooral N y s t e n 1) , tijdens te eei'ste Fransche revolutie, toen de guillotine een rijk mateis voor zulke proefnemingen opleverde, en later ook in DuitschHenle, Kölliker, Gerlacli, Harless en anderen 2). uitkomsten dier proefnemingen stemmen niet in alle opzigten ereen, wat aan de omstandigheid moet geweten worden, dat "irnigon van den constanten, anderen van den geinduceerden 1 °°m hebben gebruik gemaakt, en dat diegenen die den constanten d/n ^ouvelies expériences galvaniques faites sur les organes musculaires homme et des animaux a sang rouge. Paris Anu. XI. (1803). ) Ueber einige au der Leiche eiues liiiigerichleteii angestellte Versuche s Beobachtungen ; ia het Zeitschrift fiir wissenschafliche Zoölogie von e 0 ' d uud Kölliker. Bd. III. Pag. 39 u. s. w. 9 stroom bezigden, zich soms van zeer zwakke batterijen hebben bediend. 1. De Iris. Zooals wij reeds hebben opgemerkt, contraheert zich de iris, bij het aanwenden van een' electrischen prikkel, niet allengs, maai plotseling, en blijft zij niet gecontraheerd maar dilateert zij zich weder, wanneer de keten geopend is. Men kan overigens door middel van eenen galvanischen stroom even gemakkelijk verwijding als vernaauwing teweeg brengen, zoo men slechts den musculus dilatator in plaats van den musculus constrictor prikkelt; vernaauwing der pupil neemt men waar, als men de eene pool op de cornea , en de andere ergens op het aangezigt of op het hoofd aanbrengt; op die wijze worden namelijk de circulaire vezels der iris (musculus sphincter pupillae) tot contractie opgewekt. Zoo nam Kölliker waar, dat als hij de eene pool van eenen inductie-toestel op de or>' derkaak en de andere op de cornea van een' pas ter dood gebragten misdadiger appliceerde, de pupil gelijkmatig en snel werd vernaauwd, en er tevens vertrekking der gelaatstrekken ontstond; z oodra hij echter de electroden wegnam , werd de pupil wederon1 snel verwijd. Hetzelfde nam hij op beide oogen waar en hij herhaalde de proefneming verscheidene malen en verkreeg telkens de' zelfde uitkomst. De pupil wordt ook vernaauwd, als het ééne metaal van een eenvoudig galvanisch element in den neus, en het ander metaal op de tong wordt aangebragt; zal het echter gelukken dit te weeg te brengen, zoo moet men de proefneming ver' rigten in eene kamer, waar slechts juist zooveel lieht aanwezig is , als noodig is om de waarneming van de vernaauwing der pupi' mogelijk te maken; onder zulke omstandigheden is het echter ge' makkelijk op te merken, dat er, telkens als de metalen elkaar in aanraking worden gebragt, vernaauwing der pupil plaat* grijpt. Appliceert men daarentegen de polen van eenen inductietoestel 0 van een eenvoudig galvanisch element op de hoeken der cornet zoo worden de radiale vezels der iris (musculus dilatator pupill"e' &eprikkeld, en de pupil verwijdt zich. Men neemt hetzelfde waar, Z°° men de beide polen op de sclerotica appliceert. Wij merken nog °P, dat, als de eene pool aan den boven-, en de andere pool aan onderrand der cornea wordt geapplieeerd, de pupil de gedaante ^nneemt van een liggend eivormig vlak, terwijl zij, als men e eleetroden ter regter- en ter linkerzijde plaatst, den vorm verr%t van een staand ovaal vlak. 2. Het spijsverteringskanaal. ^ De spierwand van het darmkanaal reageert krachtig op den gal^«nischen prikkel. Eeeds Aldini merkte op, dat, zoo hij eene lI1kplaat in den bek, en eene zilverplaat in het rectum van eenen gedooden os plaatste, en de beide metalen door middel van J^en geleiddraad met elkaar in verbinding stelde, de buikspieren ^ c i krampachtig zamentrokken en de faeces ontlast werden. Ac hard Berlijn stelde deze proef in niet op eenen os, maar op zich ^ Veu, en nam bijna onmiddellijk na het sluiten der keten, pijn in bekkenholte waar, terwijl zich een oogenblik later de inhoud 811 den darm naar buiten ontlastte. Ter gelijker tijd nam hij liehtralen waar. ^ weten door de proefnemingen van L u d w i g te Weenen, dat de nervus lingualis en de n. auriculo-temporalis, de chorda tym*>1 en de rami parotidei postici van den nervus facialis, door 0y 1 van eenen inductiestroom worden gegalvaniseerd, er eene ^^rvloedige af- en uitscheiding van speeksel plaats grijpt 1) en ^aude Bernard heeft aangetoond , dat, als de zooeven genoemde geelectriseerd worden, de bloedvaten der speekselklieren uitzetten , en dat deze vaatuitzetting op rekening moet worden 8 eld van de grootere aantrekking , die de weefsels op het slag^eiÜjk bloed uitoefenen 2). Galvaniseert men den sympathicus, zoo vf' SPeekselvloed n'et vermeerderd maar opgeheven. De hoeveel^^speeksel, die in een zeer kort tijdsverloop uit de speekselklieren ^ Lehrbueh der Pliysiologie des Menschen ; Heidelberg 1853. Vol. II. p. 59. Journal de la pliysiologie de l'honinie ; Paris 1858. üetb. p. 649. 9* kan worden verzameld , ingeval men de genoemde zenuwen aau de werking van eenen inductiestroom blootstelt, beslaat een veel grooter volumen dan de speekselklieren zelve, zoodat men niet kan aannemen dat er enkel speeksel op mechanische wijze uit de klieren wordt geperst; veeleer wordt er op hetzelfde oogenblik speeksel in de klieren afgescheiden, waarop men de afscheidingszenuwen prikkelt' De excretie van het speeksel wordt door dezelfde drijfkrachten teweeg gebragt, die het bloed in de klieren stuwen , en niet onder den invloed van het klierweefsel zelf, daar de zamenstelleride deelen der klierzelfstandigheid geene contractiele vezelcellen bevattenClaude Bern ar d is de meening toegedaan, dat de capillair' vaten twee verschillende eigenschappen bezitten, die van zich te kunnen contraheren en van zich te kunnen uitzetten , en dat elke dezer functies door eene afzonderlijke groep van zenuwvezels word' geregeld. Het galvaniseren van den oesophagus bij den mensch heeft eene aanmerkelijke contractie van de o^erlangsche en van de kring' vormige vezelen ten gevolge, en als men den stroom eenen tijd lang laat voortwerken, dan blijft de contractie niet tot dat deel beperk' waarop men de electroden geplaatst heeft, maar breidt zich uit i'1 de rigtiug der maag. Bij den mensch en bij de meeste zoogdieren, bestaat de slokdarm niet enkel uit dwarsgestreepte spiervezels, maaf ook uit contractiele vezelcellen , zoodat de op eene galvanische prik' keling volgende zamcntrekking van den oesophagus, noch op eene con' tractie van willekeurige spiervezelen noch op eene contractie va'1 organische spieren gelijkt. Bij de vogels bestaat de slokdarm uit' sluitend uit gladde spiervezels, en dien ten gevolge ontstaat contractie, zoo men eenen electrischen stroom op dien spierwan^ laat inwerken , langzamerhand en duurt zij nog eenigen tijd na l>et openen der keten voort. Bij de knaagdieren bestaat de slokdar»1 enkel uit dwars gestreepte spiervezelen, zoodat men , zoo men b. v' den slokdarm eener muis galvaniseert, eene snelle contractie, el> bij het openen der keten , eene even snelle relaxatie waarneemt- Ook de maagwand reageert even sterk op de electrische prikkel en zoo men dien galvaniseert, neemt men eene verkorting van ^ lengtedoorsnede en van de dwarse doorsnede der maag waar. IX. OVER DE WERKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP HET HART. De verschijnselen, die men bij het galvaniseren van het hart waarneemt, verschillen, naar gelang men den stroom op verschillende deelen van het hart aanwendt. Galvaniseert men de kamer en de voorkamer van een kikvorschenhart dat nog sterk pulseert, zoo trekt zich het hart zamen en zelfs kunnen de contracties geheel ophouden. Appliceert men echter de electroden op den bulbus aörtae, zoo worden de pulsaties veel sterker; zij houden geheel op, zoo men eenen electrischen stroom op de vena cava laat inwerken, doch vangen weder aan als de stroom ophoudt. Deze verschillen laten zich slechts daardoor verklaren, dat het hart twee verschillende zenuwstelsels bezit, namelijk takken van den sympathicus en takken van den vagus. Galvaniseert men de eersten, zoo wordt de hartswerking versterkt, terwijl de pulsaties ophouden zoo de laatsten gegalvaniseerd worden. Deze daadzaak werd door W e b e r te Leipzig ontdekt; Claude Bern ar d heeft bovendien nog vele andere merkwaardige verschijnselen beschreven, die bij galvanisatie der nervi vagi worden waargenomen. Als men de vagi electriseert zonder die vooraf te hebben doorgesneden, dan houden de hartswerking en de ademhalingsbewegingen op, en puilen de oogen uit de oogkassen naar buiten; daaruit ziet men dat de vagi ter gelijker tijd eene centripetale en eene centrifugale werking uitoefenen. Snijdt men bij honden de vagi door en electriseert men dan de bovenste stukken dezer zenuwen , dan worden de pupillen verwijd en puilen de oogen naar buiten; breekt men dan den stroom af, zoo zinken de oogen terug en worden de pupillen weer vernaauwd. Door het galvaniseren van de bovenste stukken der vagi, brengt men niet den minsten invloed op de hartswerking te weeg, en als de stroom zwak is, duren ook de ademhalings-bewegingen onge- | hinderd voort; bezigt men echter eenen sterken stroom, zou houden de ademhalingsbewegingen tijdens de inspiratie op, het bloed in de carotides wordt zwart, men neemt eene passieve injectie van het slijmvlies der mondholte waar en de tong vertoont zich bruinachtig van matige sterkte, zoo wordt er tot de vorming van eene prop, een tijdsverloop van tien tot vijftien minuten gevorderd. Als men het bloed door middel van electriciteit doet stollen, zoo wordt er enkel aan de positieve pool eene prop gevormd, ten gevolge der ontleding van de zouten van het bloed, en van het vrij worden der zuren aan de positieve pool; te gelijker tijd worden er alcaliën aan den negatieven pool afgescheiden en daar ter plaatse Wordt het bloed alzoo meer vloeibaar dan het vroeger was. Brengt men eene met de positieve pool in verbinding staande electrode, in eene slagader van eenen levenden hond, zoo stolt het bloed spoedig, zonder dat daarvan pijn of ontsteking of gangreen het gevolg is; brengt wien daarentegen eene met de negatieve pool verbondene electrode ln de arterie, zoo wordt het bloed meer vloeibaar en pijn, ontsteking en gangreen kunnen daarvan het gevolg zijn. Daaruit ziet men, dat als het bloed in eenen aneurysmatischen zak door middel van electriciteit tot stolling zal worden gebragt, men enkel de positieve pool in den zak mag invoeren, terwijl de negatieve Pool op de boven het gezwel liggende huid moet worden geplaatst. XI. OVER DE WERKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP DE HUID. Vonken, die men uit eene gewone electriseermachine trekt, brenSen eene scherp stekende gewaarwording iii en eene eigenaardige eiuptie op de huid te weeg; de laatste doet zich voor in den vorm Vatl een omschreven knobbeltje, dat op lichen urticatus gelijkt en door eene ligte ontstekingaardige roodheid van het omliggend weefsel °oigeven is. De Leidsche flesch oefent eene sterkere werking uit; °üder den invloed daarvan ontstaan niet alleen sterke schokken , die een eigenaardig gevoel van doofheid achterlaten, maar ook verscheuring van capillairvaten der huid, bloeduitstortingen in het celweefsel en bij sterke werking zelfs ware verbranding der huid. De werking van den constanten stroom op de huid verschilt "aar gelang van de sterkte van den stroom, den geleidingsweerstand van het deel der huid waarop de stroom wordt geappliceerd eri den duur van- het tijdsverloop, gedurende hetwelk men de sterkst, zoo men de eleetroden op het voorhoofd en op de tibiae plaatst. Het is waarschijnlijk dat, zoo men den electrisohen stroom onmiddellijk op het periosteum en de beenderen liet inwerken, eene grootere hoeveelheid bloed naar die deelen zou toestroomen. In het jaar 1853 behandelde Hall in het //York County Hospital" een geval van fractura tibiae die reeds een jaar lang bestaan had; de beenstukken waren zeer bewegelijk. De genoemde chirurg bragt aan de voor- en achterzijde van het been, eene naald tot in het spatium interosseum, en liet er daarop eenen constanten stroom doorgaan. Deze operatie werd ongeveer twee weken lang dagelijks herhaald, en bragt ten slotte genezing teweeg. Men meene daarom niet dat de electriciteit eene specifieke werking op de beenderen uitoefent , maar be3chouwe haar enkel als een middel , dat op de beenderen evenzeer irriterend werkt als op alle andere weefsels. DERDE HOOFDSTUK. OVER DE ELECTRISCHE TOESTELLEN, DIE TOT HET BEREIKEN VAN GENEESKRACHTIGE DOELEINDEN GEBEZIGD WORDEN, EN DE WIJZE, WAAROP DIE TOESTELLEN BEHOOREN TE WORDEN GEBRUIKT. Het is voor den geneesheer van het grootste belang, dat hij Oaauwkeurig bekend zij met de zameustelling der eleetrisehe toestellen , die tot het bereiken van geneeskrachtige doeleinden worden gebezigd en dat hij de verschillende methoden kenne, volgens welke verschillende soorten van electriciteit therapeutisch moeten borden aangewend. Wij willen daarom deze punten aan een nader onderzoek onderwerpen en in de eerste plaats de gewone elecisatie, of de therapeutische aanwending' der wrijvings— ^eetriciteit bespreken; daarop de galvanisatie of de therapeutische aanwending van den constanten galvanischen stroom beschouwen; en ons ten slotte bezig houden met de ai adisatie of de therapeutische aanwending van den geïn— ^ueeerden stroom, De laatstgenoemde benaming is door Duehenne 111 zwang gebragt, om daardoor hulde te bewijzen aan Faraday, ie de ontdekker is der geinduceerde electriciteit. De beide eerste Methoden zijn door duitsche geneesheeren in de medische praxis ^gevoerd, terwijl toch de wrijvingselectriciteit het eerst door ^•1-atzenstein en de constante stroom het eerst door Loder s geneesmiddel werd aangewend, en de ii!ductie—electriciteit het eerst door den franschen geneeskundige Ma gen die, als zoodanig VVerd gebezigd. ^ hebben onveranderlijk plaats in de rigting van de cardia dr den pylorus. ^ De dunne darm reageert op de aanwending van electrische prik- , met. uiterst krachtige zamentrekkingen; opent men de buikholte alti-/16ren' dle k°rten tijd geleden gedood zijn, zoo neemt men ij , 1Zeer ste,-ke Peristaltische bewegingen waar, die aan de aanraking •pi deelen met de dampkringslucht haar ontstaan te danken hebben, e contracties houden na verloop van eenigen tijd op, en als men « eenen electnschen stroom op den dunnen darm laat inwerken, ontstaan er opnieuw krachtige zamentrekkingen, en de inhoud den darm wordt dien ten gevolge naar het rectum voortbewogen; v tot men de beide electroden zeer digt bij elkander, op eenig deel en dunnen darm , en breekt men daarna den stroom plotseling • zoo neemt men eene zamensnoering van het darmkanaal waar«fta plaatSe WaHr voeger de electroden geappliceerd werden. Deze vvtJn3I10erilg bCTeikt haar maïimum, korter> «jd nadat de electroden genomen en verdwijnt dan allengs weder. Gewoonlijk at Z1J zlch een weinig uitj boven en beneder) de pkat8i waar n den stroom geappliceerd heeft. Dit verschijnsel doet zich het c0l 111 het du°denum voor, minder sterk in het coecum. Het on en het rectum reageren eveneens op electrische prikkels, dr niet in die mate als de dunne darm. Jat men eenen stroom op de galblaas inwerken, zoo contraheert en ontlast Moh de Sal in het duodenum. Plaatst men de »oden zeer digt bij elkander, zoo ontstaat er eene zamensnoe' galblaas> die zóó sterk kan worden, dat het geheele split'" daardoor 111 'wee duidelijk gescheiden deelen wordt ge, die niet meer met elkaar communiceren. de,,6 ®llt der meeste zoogdieren contraheert zich ziKtbaar onder 4e,- lnvloed._van eenen sterken induetiestroom; wat de oontractiliteit ^ den mens°h aanbelangt, dienaangaande loopen de zeer uiteeu- Kölliker, Dittrich en Gerlach U. "nen de oontractiliteit der menschelijke milt geheel, terwijl Vefzek a^n6r ' Harless en Claude Bernard uitdrukkelijk oellen r' dat z'j samentrekkingen van de contractiele vezelder menschelijke milt hebben gezien. Waarschijnlijk berust dit verschil in meening op de omstandigheid, dat Kölliker zich van eenen constanten stroom heeft bediend, terwijl Wagner en Bernard eenen sterken inductiestroom hebben gebruikt. 3. Het systema urito-genitale. De ureteres contraheren zich zeer sterk op den prikkel van eenen galvanischen stroom; zij worden ter gelijker tijd verkort en vernaauwd en de contracties geschieden altijd in de rigting van de nieren naar de blaas; zij duren nog langen tijd na het ophouden der galvanische prikkeling voort. De pisblaa» trekt zich op den elektrischen prikkel sterk zamen; ook het vas deferens, de bijbal en de tunica vaginalis bezitten de eigenschap van zich te kunnen contraheren, zooals dat bij de aanwending van eenen electrischen prikkel blijkt. Wat de baarmoeder aangaat, deze trekt zich zamen, zoodra er een inductie-stroom op geappliceerd wordt, onverschillig of zij in zwangeren of in niet zwangeren toestand verkeert. Weber heeft partieele contracties der baarmoeder bij honden en konijnen waargenomen; en dat de menschelijke uterus, die in den toestand van zwangerschap verkeert, zich, zoo hij gegalvaniseerd wordt, in zijn geheel zamentrekt, is genoegzaam door klinische waarnemingen bewezen. Zeer onlangs heeft Dr. Mackenzie eene proefneming gedaan, met betrekking tot den invloed van den electrischen stroom op de contractiele bestanddeelen van den uterus, die zeer der beschouwing waardig zijn 1); hij legde de zwangere baarmoeder eene* dragtige teef bloot, leidde er eenen inductiestroom door, en bemerkte na eenigen tijd , eene langzame wormsgewijze zamentrekkingi die op het gevoel met den vinger waarneembaar was, en zich duidelijker vertoonde, als de positieve pool aan het halsgedeeM6 der wervelkolom en de negatieve aan den cervix uteri geplaatst was, dan wanneer de beide polen direct op het weefsel van de" uterus waren, aangewend. Hij bevond bovendien, dat zoo de elef' 1) Medico-chirurgical Transactions for 1858 p. 160. 'ische stroom de baarmoeder in de lengterigting doorliep, dat 15 als de stroom van den bodem naar den hals ging, er algemeene ®n krachtige contracties van den uterus ontstonden, terwij 1 hij, Zo° de stroom dwars door de baarmoeder ging, slechts partieele c°utracties in de rigting van den stroom waarnam. Dr. Mackenzie Seeft voorts op, dat de zamentrekking van de contractiele vezels baarmoeder geheel verschilt van die van alle andere organische Pieren, doch inderdaad is dit niet het geval, daar het onderste erde gedeelte van den oesophagus, de blinde darm, de galblaas andere contractiele organen even langzaam op den galvanischen Prikkel reageren, De contractiliteit der bloedvaten, is regtstreeks eveuredig de hoeveelheid der gladde spiervezelen die zij bevatten. assalli, Giulio en Eossi hebben opgegeven, dat de aorta den mensch zich contraheert, als zij door middel van eenen ^'vanischen stroom wordt geprikkeld, maar noch Nysten, noch °Hiker, is in staat geweest, contracties der aorta tot stand brengen. Het gemis van contractiliteit in de aorta zou zich gei kei ijk laten verklaren uit de omstandigheid, dat zij bijna uitv ll^end uit elastieke vezels bestaat, en slechts enkele contractiele ^6 cellen bevat, die, zoo zij door eenen galvanischen stroom ge^eld worden, wel niet in staat zullen zijn de elastische krachtoverwinnen , die de aorta voortdurend wijd geopend houdt. Bij Ce..1'uei1> koeijen en schapen , bevat de aorta meer contractiele vezel^ eii dan bij den mensch ; het is daarom waarschijnlijk , dat men bi' 1 ,^'dde] van eenen galvanischen 3troom, contractie der aorta cel] ^leren zou kunnen te weeg brengen. De contractiele vezelen komen bij den mensch in veel grooter aantal voor in de kelg116 s^a£a^cren ' en daarom trekken zich dezen op electrische prik0 8 ^ra°htig te zamen; deze zamentrekkingen worden echter niet 1 Hijk na den aanvang van den stroom waargenomen, maar We v stroom eenen tijd lang op de weefsels heeft inge¬ vet ^>l-ee'ct 111611 ^en stroom z0° nemen de contracties Hem Ze^en 11 °S eenigen tijd toe, om daarna allengs weder af te zwart, ten gevolge der momentaneele asphvxie, die door het galvaniseren van de bovenste stukken der nervi vagi wordt te weeg gebragt; echter blijven de slagaderen pulseren. Breekt men dan den stroom af, zoo vangen de ademhalingsbewegingen weder aan> en de snelheid, waarmede zij op elkander volgen, is zelfs grooter dan vóór het aanwenden vati den galvanisehen stroom. Bovendien vmdt men, na de bovenste stukken der nervi vagi geëlectriseerd te hebben, suiker in het bloed, in dan liquor cerebro-spinalis en i'i de gal; de urineseeretie schijnt op te houden en men neemt Vermeerderde afscheiding van speeksel waar; dit speeksel is echter slijmiger dan dat, hetwelk men bij het galvaniseren van den nervus lingualis en van de chorda tympani verkrijgt. Het galvaniseren van de onderste stukken der nervi vagi brengt 'let tegendeel te weeg; de ademhalingsbewegingen duren voort en de pulsaties van het hart en van de slagaderen houden op. Bovendien °ntstaan er gewoonlijk brakingen. Als het hart van een dier na den dood opgehouden heeft te Pulseren en men er dan eenen geïnduceerden stroom op laat inwerken, 200 ontstaan er op nieuw rhythmische hartseontracties. Deze contracties z\in veel sterker in de regter dan in de linker kamer. Na den dood vertoont zich de linker kamer gewoonlijk sterk gecontraheerd en reageert zij weinig niet op electrische prikkels; daarentegen is de regter kamer na den flood bijna altijd sterk met bloed gevuld, en trekt zij zich krachtig 2 ^at 'liJ > 200 hij eenen galvanischen stroom bij Ze ven, ter plaatse zijner ooren appliceerde, zeer opgewekt werd en eenige nachten achtereen niet slapen kon. Daaruit maakte hij op, dat men het galvanisme met goed gevolg bij zulke lijders aan waanzin zou kunnen aanwenden, die behoefte hebben aan opwekking; en inderdaad deelt hij twee gevallen van melancholie mede, waarin hij werkelijk door de aanwending van galvanisme genezing aanbragt. (Men heeft bij het beoordeelen van zulke genezingsgevallen in het oog te houden, dat in den eersten tijd, alle ziekten, zelfs hydrophobie (!), doormiddel van het galvanisme genezen werden). Remak vermoedt, dat in de beide door Aldini medegedeelde gevallen waarschijnlijk chronische ontsteking van de hersenvliezen of van de oppervlakte der hersenen bestaan heeft, daar toch, volgens zijne meening, constante, door de hersenen gevoerde stroomen, bij zulke ziektetoestanden nuttig kunnen werken! 'Even groot als aanvankelijk het enthousiasme voor het nieuw ontdekte geneesmiddel geweest was, even groot was ook de daarop volgende reactie, die zich van de geneesheeren meester maakte, toen de buitensporige verwachtingen, die zij zich van de behandeling met galvanisme hadden gevormd, niet werden verwezenlijkt. In de meeste gevallen, waarin het galvanisme werd aangewend, bleven de resultaten uit; bovendien bleek het, dat de stroom der Volta'sche zuil zeer onregelmatig was, dat de aanwending er van veel moeite en kosten eischte, en dat door de applicatie van al te sterke stroomen soms heftige zenuwtoevallen werden veroorzaakt. Zóó gebeurde het, dat in verloop van jaren het vertrouwen der geneesheeren in de geneeskracht van het galvanisme, geheel werd ondermijnd, en dat het met het mesmerisme, het dierlijk magnetisme en andere meer of min fabelachtige agentia, aan de kwakzalvers ten prooi werd gegeven. In het jaar 1825 brak eene nieuwe aera voor de geneeskundige aanwending der galvanische electriciteit aan, doordien Sarlandière den voorslag deed, den Volta'schen stroom met behulp van acupunctuurnaalden te appliceren, als wanneer de stroom dieper in de organen zou kunnen doordringen en te gelijk tot die deelen zou kunnen worden beperkt, die werkelijk eenen prikkel noodig' hadden; en Magendie heeft door de aanwending dier methode •oderdaad op merkwaardige wijze genezing aangebragt, in gevallen Van paralyse, van zwarte staar en van neuralgieën. Van dien tijd af> bleef de aandacht der geneesheeren op nieuw op het galvanisme §'ei'igt. Guérard en Pravaz deden den voorslag, aneurysmata door middel van galvanopunctuur te genezen; Li ster beproefde dit het eerst bij levenden en Pétrequin verkreeg er den besten uit8'ag van, in een geval van aneurysma art. popliteae. Draden, die door middel van Volta'sche eleetriciteit aan het gloeijen waren Sebragt, werden door Steinheil, Middeldorpff, Amussat en anderen gebruikt om er mede te cauteriseren. Pré vost en Dumas, °nnet, Melieher en Bence Jones beproefden blaassteenen door middel van den electrischen stroom te ontleden, en Sp en e er ^ e 11 s gebruikte den stroom van één enkel galvanisch element, om ei den groei van goede granulaties en de cicatrisatie van zweren ^°or te bevorderen. De aanwending van den constanten stroom 'egen zenuwziekten had men op nieuw laten varen, en zich in Plaats van dezen, van den geïnduceerden stroom daartegen bediend , toen Remak van Berlijn nog eens eene poging deed, 0ro den constanten stroom als het ware geneesmiddel voor die Zlektetoestanden ingang te doen vinden. De vraag, welken toestel men te gebruiken heeft, zoo menden ^•nstanten stroom wil aanwenden, is van groot gewigt. De gewone 011 a'sche kolom is ten eenenmale uit de voorraadkamer der ge!lc,'3heereii verdwenen, daar de toestel zelf vele ongemakken oplevert de stroom, die er door geleverd wordt, zeer onbestendig is. In laatsten tijd heeft men veelal de Volta'sche kolom door de ^fitter ij van Cruikshank vervangen, en dat wel vooral in ^geland; deze batterij is veel gemakkelijker te hanteren, doch de k^otn, dien zij levert, is even onbestendig als die der Yo Ita'sche ° 0In. De batterij van Cruikshank bestaat uit koper- en zinka en, die in houten troggen zijn opgehangen. Één trog bevat ^oonlijk 50 paren platen, zoo dat eene batterij van twee troggen ^®'ien vrij sterken stroom geeft. Wil men de batterij laden, zoo v men de troggen met water, met eene zoutoplossing of meteen l'nd zuur; bezigt men gedestilleerd water, zoo is natuurlijkerZe het chemisch proces slechts zwak; gebruikt men daarentegen een verdund zuur, zoo ontstaat er een veel sterkere stroom. Wij hebben in het eerste hoofdstuk uiteen gezet, waarom de V o 11 a'sche kolom en alle daarmede overeenkomstige batterijen eenen onbestendigen stroom geven. Wezenlijk constant zijn slechts de kelens van Daniell, Grove en Bunsen en van eene van dezen make men in al die gevallen gebruik, waarin men constante physiologische, chemische of kaustische werkingen wil te weeg brengen. De batterij van Daniell is daarom vooral voor de geneeskundige praktijk geschikt, omdat men geen salpeterzuur noodig heeft om haar te laden. Men kan den constanten stroom van eene der genoemde ketens op de volgende wijze appliceren : om den stroom door het gansche ligchaam te doen gaan, wat slechts in uiterst zeldzame gevallen behoeft te geschieden, laat men de lijders hunne handen of voeten in twee met water of met eene zoutoplossing gevulde vaten dompelen , die met de polen der batterij in verbinding staan. Om den constanten stroom in bepaalde ligchaamsdeelen te localiseren, bezigt men geïsoleerde stroomgevers of metalen excitators, die met het eene einde aan de batterij zijn verbonden, en aan het andere einde hetzij met vochtige lapjes flanel of met vochtige sponsjes zijn voorzien, of wel eene onbedekte metalen oppervlakte bezitten. Wil men van de electro-punctuur gebruik maken (zie de Mémoires sur 1'acupuncture par M. Sarlandière. Paris 1825), zoo verbindt men twee fijne platina-naalden met de polen der batterij en voert die in de weefsels waarop men wil werken. Men kan dan den constanten stroom eenen tijd lang onafgebroken door de weefsels laten gaan, zonder de keten te openen, wat b. v. geschieden moet, als men stolling van bloed in eenen aneurysmatischen zak wil te weeg brengen; of men kan de keten telkens openen en sluiten, wat Magen die deed, bij zijne behandeling van de zwarte staar en van neuralgieën. Om door middel van galvanisme kaustische werkingen te weeg te brengen, bedient men zich bij voorkeur van het werktuig vau professor Middeldorpff van Breslau (Die Galvanokaustik, Breslau 1854). Zijn galvanisch cauterium beslaat uit een houten handvatsel, dat uit twee zijdelingsche deelen is zamengesteld, die me" kan doen uiteenwijken, en bevat twee, het gansche werktuig doorloopende, vergulde koperdraden, waardoor men den stroom laat heengaan. Eene dezer draden is in twee helften verdeeld; de keten is geopend als die beide helften van een zijn gescheiden; zoodra Hen die echter vereenigt, wat gemakkelijk geschieden kan door het ronddraaijen eener schroef, wordt de keten gesloten. Aan hxin achtereinde worden de draden met de polen der batterij verbonden, terwijl aan hun vooreinde een platinadraad wordt ingevoegd, die begint te gloeijen zoodra men de keten sluit. Aan dezen platinadraad kan men nu verschillende vormen geven, naar gelang van de zamenstelling der weefsels waarop men werken wil. Aldus kan Hen den draad, terwijl hij nog koud is, in de weefsels voeren, eQ heeft men hem ter juister plaatse aangebragt, zoo sluit men de keten, door de beide deelen, waaruit de eene geleiddraad is zamengesteld, te vereenigen; wil men de cauterisatie doen eindigen, zoo opent men de keten, door de beide helften van den geleiddraad weer van elkaar te verwijderen; op die wijze kan men den platinadraad uit- en inbrengen, zonder de omliggende weefsels te beschadigen. Bovendien heeft professor Middeldorpff nog eenen galvanischen sMk en eene galvanische dragt geconstrueerd; de laatste bestaat 'ut platinadraden vaii verschillende dikten, die men met behulp van naalden door de weefsels voert, waarop men wil inwerken. Is men voornemens, de door den galvanischen stroom voortgebragte warmte op eene uitgebreide oppervlakte te concentreren , z°o kan men zich van een door den heer El lis uitgevonden Werktuig bedienen (The Lancet 1853 Yol II p. 502). Het hoofdbestanddeel van dit werktuig is een regte zilveren katheter, waaraan een los eindstuk is bevestigd. Het bovenstuk van den catheter is Sespleten Ai uitgehold, opdat het porceleinen cauterium daarin zal kunnen gebragt worden. Voorts worden in den catheter twee gejeiddraden aangebragt, die dan met de polen der batterij worden ln verbinding gesteld. Hunne vrije einden zijn verbonden met een sJ"k platinadraad, dat om een stuk porcelein is heengewonden, ten einde dit aan het gloeijen te kunnen brengen, Het porcelein moet ^ gloeijend worden. De heer Ellis heeft van dit werktuig met goed gevolg gebruik gemaakt, in gevallen van verharding van liet os en den cervix uteri, van ulceratie van den baarraoedermond, van prolapsus uteri en van prolapsus van den voorwand der seheede. In gevallen van dien aard, brengt men eerst een glazen speeulum, dat met gummi elastioum is bekleed, in de seheede, reinigt vervolgens het ostium uteri met watten, verhit het cauterium en drukt het in de zieke weefsels; daarbij kunnen dan de duur der operatie en de diepte, waartoe men het cauterium laat inwerken, verschillen naar gelang van het karakter der bijzondere gevallen. Men kan op die wijze gemakkelijk eene brandkorst maken, en dikwerf ziet men den cervix uteri zich onder den invloed van het cauterium contraheren. De werking van vier Grove'sche elementen is voldoende om platinadraden aan het gloeijen te brengen; echter is het daarbij van gewigt, dat de metalen platen eene groote oppervlakte bezitten, opdat er eene groote hoeveelheid electriciteit worde ontwikkeld. Wij gaan tiu over tot de beschouwing van zulke toestellen, die eenen aanhoudenden galvanischen stroom leveren en die men direct, zonder tusschenkomst van geleiders of electroden , kan aanwenden; evenwel moeten wij vooraf opmerken, dat de werking van deze soort van toestellen zeer onstandvastig en onbeduidend is. Daartoe behoort, in de eerste plaats, Récamier's galvanisch cataplasma, dat een kleine, regelmatig zamengestelde, Volta'sche kolom vormt. Het bestaat uit stukken boomwol, die repen of kleine stukjes zink en koper bevatten, welke paarsgewijze door flanel zijn van een gescheiden. De wol wordt in eenen kleinen zak geplaatst, waarvan de eene oppervlakte door eene luchtdigte, ondoordringbare zelfstandigheid (gutta—percha) gevormd wordt, terwijl de andere oppervlakte door boomwol wordt daargesteld. De permeabele oppervlakte van den toestel wordt op de huid geplaatst en met een windsel daarop bevestigd; en daar de ondoordringbare*oppervlakte het uitgezweete vocht terughoudt, hoopt zich dit aldra droppelsgewijze op en laadt het de zuil. Eene meer intensieve werking verkrijgt men, zoo men het flanel met azijn bevochtigt. Wordt nu zulk een cataplasma op eenig deel der huid vast gebonden, zoo neemt men eene gewaarwording van warmte waar; bezigt men er twee in plaats van één, zoo voelt men eene ligt stekende pijn de huid wordt rood. Men kan den toestel dag en nacht laten lagen en de uitvinder beweert dat hij er in gevallen van amenorrhoe, euinatisme enz. beterschap door heeft aangebragt, ^ I ulvermachers s galvanische ketens bestaan uit een oiootei of kleiner aantal galvanische elementen, van zeer geringen nivang ; de toestel levert daarom slechts eene kleine hoeveelheid e ectnciteit, die echter eenen vrij hoogen spanningsgraad bezit. Elk enient van zulk eene keten bestaat uit een stuk kurkhout, waarom een een diaad van zink en een draad van koper zijn gewonden; "e draad eindigt in een' kleinen ring, door middel waarvan hij den heterogenen draad van het volgende element is verbonden, ^ ei wijze dat het zink aan het koper en het koper aan het zink s gepaard. Aan het eene einde der keten is de zinkdraad vrij en Voirnt hij den positieven pool; aan het andere einde der keten is e koperen draad vrij en vormt deze den negatieven pool. Doopt ^ en deze keten in azijn, zoo wordt het kurkhout met vloeistof gedrenkt, waardoor de batterij wordt geladen, terwijl het hout als ^ochtige geleider dient. Wil men zulk eene keten op het aange'ot appliceren (in gevallen van tix douloureux, enz.) zoo ga men ^aibij met voorzigtigheid te werk, daar de werking die er door °P het netvlies wordt uitgeoefend, vrij aanmerkelijk is. Bovendien °et men, zoo men de keten eenen tijd lang achtereen door eenen Wer wil laten dragen, de polen nu en dan verplaatsen, omdat ^ anders ter plaatse waar de zinkpool zich bevindt, ulceratie zou "staan. Het is waar, dat de ketens van Pulvermacher, bij ^ cere stoornissen in de zenuwwerking, eenig nut aanbrengen; ^ er moeten wij niet uit het oog vei liezen, dat de stroom, die er door ^0ldt voortgebragt, vrij onstandvastig is. Dat deze ketens niet het ^"derdste deel van de werkingen uitoefenen, die er in onzinnige ^anten-artikels aan worden toegeschreven, behoeft naanwelijks te ge^ ®eze°rï' échter moeten wij nog opmerken dat het in geen - graden is, deze ketens tegen zoogenaamde amaurose aan te Sp 11 611' eleütriciteit, die zij leveren, bezit namelijk eenen hoogen ^mngsgraad, en de nervus opticus wordt er dus ligtelijk door Y^erpnkkeld; wil men zich in het algemeen in gevallen van amaurose etectnciteit bedienen, zoo is het veel beter, van eenen stroom, die door vier tot zes groote Daniël 1'sche elementen wordt voortgebragt, gebruik te maken, daar deze eene veel grootere hoeveelheid electriciteit van een' geringeren spanningsgraad leveren. De gebroeders Breton van Parijs hebben eveneens galvanische toestellen geconstrueerd, die direct op de huid kunnen aangewend worden. De electrische gordel van Breton bestaat uit platen van koper en van zink, die door eene vochtige brij van elkaar zijn gescheiden; hij geeft slechts weinig electriciteit, en als de brij droog wordt, wat gewoonlijk spoedig geschiedt, in het geheel geene meer. Breton's electrisch mengsel bestaat uit twee verschillende brijachtige stoffen, waarvan het eene zinkpoeder en het ander koperpoeder bevat, terwijl beiden met houtzaagsel en chloorkalk zijn vermengd, om den staat van vochtigheid zoo lang mogelijk te laten voortduren. Golding Bird heeft de plaatselijke aanwending van een enkel galvanisch element aanbevolen, ten einde daardoor de werking eener moxa te weeg te brengen. De?e electrische moxa roemt hij als een uitstekend middel in al die gevallen, waarin men eene aanhoudende secretie in eenig ligchaamsdeel wenscht op te wekken. Zij wordt op de volgende wijze aangebragt: vooreerst verwijdert men op twee verschillende deelen der huid, de epidermis door middel van vesicatoiren, die op een paar duimen afstands van elkaar moeten geappliceerd worden. Vervolgens legt men een blaadje zink op de eene plek, waar men de secretie wenscht op te wekken, en een blaadje zilver op de andere plek; beide metalen worden dan door middel van een' koperen draad met elkaar verbonden en met eene pleister bedekt. Neemt men, eenige uren nadat de keten gesloten is, de zinkplaat weg, zoo ziet de huid daar onder er witachtig uit, even als of er nitras argenti op ware aangebragt. In 48 uren tijds heeft zich eene korst gevormd , die vier of vijf dagen later loslaat. Deze korst ontstaat door de chemische werking van den galvanischen stroom , waardoor het op de oppervlakte der cutis afgescheiden keukenzouthoudend vocht wordt ontleed; aan de zilverplaat wordt natrium vrij en aldaar snel tot soda geoxydeerd; en aan de zinkplaat wordt chloor vrij, ten gevolge waarvan daar ter plaatse chloorzink gevormd wordt. Het onder den invloed V;m het electro-ehemisch proces gevormde chloorzink nu, heeft de ^ond vorming ten gevolge; de wond vlakte scheidt rijkelijk etter af, 200 111 en er eene gewone pap op legt. Gedurende de applicatie der electrische moxa, klagen de lijders bijna nooit over pijn, waarschijnlijk omdat het bijtende middel in oneindige kleine deelen op huid werkt, naarmate het wordt afgescheiden. III. Over de Faradisatie. De ontdekking der inductiestroomen (1831) gaf op nieuw eenen ^anstoot, om de electriciteit als geneesmiddel ingang te doen vin.Cn- De eerste tot geneeskundige doeleinden geconstrueerde toestel 18 die van den heer Pixii; de eerste, die de door inductie vei'kregen electriciteit als geneesmiddel aanwendde, was MaSendiete Parijs. Inductie-toestellen, zoowel Volta-electrische als j^agneto-electrische, voor geneeskundige doeleinden geschikt, zijn ater vervaardigd door Saxton, Clarke, Keil, Stöhrer, BreDu Bois-Keymond, Horne en Thornthwaite, Du' I ne, Legendre en Morin, Bernard, Baierlacher en e*e anderen. De keuze van een' goeden inductie-toestel is voor, van veel belang, en het is een feit, dat men tot voor koretl tijd geene inductie-toestellen bezat, die alle voorwaarden verfden, welke aan geneeskundige doeleinden verbonden zijn, daar de meeste der bekende toestellen slechts de stroom van den vUtlrien draad kon worden gebruikt en de regeling van de sterkte den stroom niet met de noodige naauwkeurigheid kon geschieden, plaats van hier een of meerdere inductie-toestellen te beschrijhouden wij het voor doelmatig, de hoofdpunten aan te stippen, tl 6 blJ de constructie der bedoelde toestellen in acht moeten gev°1Uea morden; ook zal men, zoo men die hoofdpunten slechts ^01' den geest heeft, zonder bezwaar een oordeel kunnen vellen n(;er e^en inductie-toestel, en kunnen bepalen of die voor ge- eskundig gebruik dienstig i3 of niet. ^ " Ia de eerste plaats dient de vraag beslist te worden, of ft»a '3eter is eenen volta-electrischen dan wel eenen gueto-electrischen toestel te gebruiken. Beide soor- ten van toestellen hebben hare lofredenaars en hare tegenstandei s gehad. Tegen de aanwending van de eleetro-magnetische of Volta-electrische toestellen, waarin de stroom door een galvanisch element wordt geinduceerd , heeft men aangevoerd , dat die toestellen kostbaar zijn; dat moeijelijke en tijdroovende manipulaties noodzakelijkerwijze het gebruik dier toestellen voorafgaan en volgen ; en dat de toestel niet op elk willekeurig oogenblik werken kan, daar men de batterij eerst moet laden en daarna ontladen; dat men zuren gebrniken moet om den stroom te induceren, en dat door deze niet alleen de batterij , maar ook de inductie-spiraal wordt bedorven; terwijl aan den anderen kant de rotatie-toestellen slechts weinig kosten, steeds in werking kunnen worden gebragt, en geene aanwending van zuren vorderen. Onzes eraehtens, behoeft het onbeduidende tijdverlies, dat het laden en ontladen der batterij met zich brengt, niet in aanmerking te worden genomen, en door eenige gemakkelijk te nemen voorzigtigheidsmaatregelen kan men de verwoestende werking der zuren geheel verwijderen, uitgenomen het slijten der batterij, die van tijd tot tijd van een nieuw stuk geamalgameerd zink moet voorzien worden, dat men zich intusschen ge makkelijk verschaffen kan. De bezwaren, die aan het gebruik van eenen rotatie-toestel zijn verbonden, heeft men in den regel voorbijgezien, en wij merken dus op, dat er in die toestellen ligtelijk kleine gebreken ontstaan; dat de hoefijzer-magneet op den duur zijne mag" netisehe kracht verliest en op nieuw magnetisch moet worden gemaakt; dat, terwijl men met eenen zelf werkenden magnetischen toestel, uren lang onafgebroken bezig kan zijn, zonder zijne aandacht verder aan dien toestel zeiven te wijden, men integendeel, omeenen rotatie-toestel te doen werken, eenen assistent noodig heeft, o® het met de keten zonder einde verbonden handvat te draaijen > en aldus de plaat van week ijzer in beweging te houden. Deze ongemakken, die vooral dan lastig zijn, als ei langduiig6 séances noolig zijn, zou men voorzeker door de substitutie vau een uurwerk kunnen uit den weg ruimen; maar alsdan verliest men ook de magt, om de snelheid, waarmede de stroom wordt afgebroken, naar behooren te regelen. Bovendien leveren Vol t a 'sehe toestellen yeel meer electriciteit dan rotatie-toestellen, wat beslissend ten gunste der eersten spreekt. Hoe dat zij, men zou dwalen zoo men meende, dat de door V o 11 a'sehe electriciteit geïnduceerde stroom juist dezelfde physiologische en therapeutische eigenschappen bezat, als de lioor eenen staahnagneet geïnduceerde stroom. Uit is niet het geval, en men zal de oorzaak daarvan gemakkelijk begrijpen zoo men bedenkt, dat de door Volta'sche electriciteit geïnduceerde stroom plotseling zijn maximum bereikt, °m daarna even snel weêr tot nul te worden gereduceerd, terwijl de schommelingen in de digtheid van den magneto-electrischen stroom in den regel niet zoo snel plaats grijpen. De laatste stroom ontstaat, als de plaat van week ijzer zich van de pool van den 'uagneet verwijdert; hij bereikt zijn maximum, ais de plaat van week \jzer zich tusschen de beide polen van den magneet bevindt, en daalt ten slotte tot nul, als het ijzer ter plaatse van de tegenovergestelde pool van den magneet aankomt. Daarom werkt de ^olt a-electrische stroom meer op de motorische zenuwen en spieren ®n op de gevoeiszenuwen en de magneto-electrische stroom meer op de retina; en naar alle waarschijnlijkheid ligt daarin ook de reden, daarom de magneto-electrische stroom rheumatisclie verstijvingen sneller tot genezing brengt dan de V olta-electrische stroom. Het ls alzoo eene wenschelijke zaak, in het bezit te zijn van de beide Soorten van inductie-toestellen: van eenen Volt a-electrischen toestel, tot behandeling van verlammingen en van neuralgicn; van eenen magneto-electrischen toestel voor gevallen, waarin men inducties'roomen wil bezigen tegen verzwakking van het gezigtsvermogen 611 ter bevordering der resorptie van rheumatische exsudaatmassa's. 2. De hoeveelheid der electriciteit moet naauwkeuïlg kunnen gemeten worden, opdat men in staat zij die te Wijzigen naar gelang van den leeitijd , de sexe en de constitutie der lijders, gelijk ook naar den graad waartoe de ziektetoestand Zlch bij hen ontwikkeld heeft, even als men dat doet bij de toeiening van inwendige geneesmiddelen. Daartoe moet elke tot geneeskundig gebruik ingerigte toestel van eenen regulator zijn v°orzien, door middel waarvan de intensiteit van den stroom gemakkelijk kan worden vermeerderd of verminderd. De toestel moet 11 stroomen van eenen zeer hoogen spanningsgraad kunnen leveren, of men zou in vele gevallen van spieratrophie en van anaesthesie volstrekt geen nut kunnen te weeg brengen, vooral zoo men den stroom op plaatsen moest appliceren, die met eene zeer dikke epidermis zijn bedekt, zoo als dat aan de handpalmen en aan de voetzolen bet geval is; aan den anderen kant moet men eenen zeer zwakken stroom kunnen verkrijgen, voor vele gevallen van paralysis faeialis, voor gevallen waarin men, bij bestaande aphonia hysterica, den nervus recurrens wil galvaniseren en in het algemeen voor zeer gevoelige lijders. Wij hebben in het eerste gedeelte gezien, dat de intensiteit der door Volta'sche electriciteit geïnduceerde stroomen van drie omstandigheden afhankelijk is en wel van de intensiteit van den inducerenden stroom der batterij, van de doorsnede en het aantal der draadwindingen en van de hoeveelheid en den meer ot min geïsoleerden toestand van het weeke ijzer, dat zich in het inwendige der spiraal bevindt. Een stroom zal alzoo zeer sterk zijn, als de batterij sterk geladen is, als de draad lang is en dun, en het weeke ijzer den vorm heeft van eenen bundel draden, die met vernis is overtrokken. Voorzeker zou het zeer veel bezwaar opleveren, zoo men in elke dezer drie factoren eene wijziging moest aanbrengen en vooral zoo men de lading der batterij en de lengte der draden moest wijzigen, telkens als men de sterkte van den stroom wilde veranderen. Yóór Dove's onderzoekingen aangaande den invloed van een' gesloten' koker van messing of van koper op de kracht van den magneet algemeen bekend waren geworden, plagt men het weeke ijzer ten deele uit de as van den bundel uit te trekken, waardoor de intensiteit van den stroom evenveel werd verminderd als er minder week ijzer in den bundel overbleef. Op dit beginsel berust ook het gebruik der zoogenaamde slede, in den toestel van Du BoisEeymond. Nog gemakkelijker echter is het echter, den stroom daardoor te verzwakken, dat men het weeke ijzer met een' gesloten cylinder van messing of van koper omgeeft. Door middel daarvan kan de intensiteit van den stroom naauwkeurig worden geregeld, vlaar zij regtstreeks evenredig is aan den meer of min bedekten toestand van den electro-magneet. Maar ofschoon de stroom reed» j6er £wak is, als het weeke ijzer geheel door den metalen cylinder bedekt, zoo kan hij in eenige gevallen nog te sterk wezen; men a>idelt daarom wijs met eenen slechten geleider in de keten te 'eiigen, waardoor de geleidingsweerstand wordt verhoogd en de r°om in die zelfde mate verzwakt. Een werktuig, dat daartoe het best Sesclxikt is, is eene glazen buis, die aan de beide einden met metalen hioeven is voorzien, door middel waarvan de geleiddraden van etl toestel kunnen worden bevestigd. In de buis, die men met ^vater (als slechten geleider) gevuld heeft, kan een metalen staafje $ en neêr bewogen worden. Hoe verder dit metalen staafje uit e glazen buis wordt getrokken, des te dikker wordt de laag water; Erdoor de stroom moet heengaan, des te meer wordt ook de' e«siteit van den stroom verzwakt; en ten slotte reageert de ^iid volstrekt niet meer op de aanwending van den stroom, en ^eenit men nog slechts eene ligte prikkeling waar, als men den ofr°°m °P bet bindvlies van het oog, op de membraua Schneideri °P de tong appliceert. Hetzelfde werktuig kan ook daartoe enen. ons kennis te doen bekomen van de relatieve sterkte van ^'schillende inductie-toestellen. Zoo namelijk de dikte der laag 61 dezelfde blijft, zal de stroom van eenen zwakken toestel geene gej. jlai w°rding in de tong veroorzaken, terwijl de stroom van eenen sterken estel eene hevige aandoening van dat orgaan zal ten gevolge hebben. 11 de Volta-eleetrische toestellen, die Stöhrer in Dresden levert, de batterij derwijze zamengesteld, dat men naar willekeur eene kaa°teïe °f 06116 kleinere °PPervlakte van het zink met het zuur Ce *U aamaking brenSen en daardoor de sterkte van den indu^le|iden stroom kan wijzigen. De batterij bestaat namelijk uit en uit zink, terwijl de aarden pot er in wordt gemist. Het gl^llens'e der kool is met zand gevuld en het geheel is met eene S'°P gesloten; om de batterij te laden, giet men chroom'üty1' ^ eeuen oonstanten stroom geeft en niet verdampt, in het ^er kool. -^et z^n'£ en de kool staan niet onmiddellijk ge ^ in verbi»di"g, maar zijn door glazen isolators van elkaar Veff ei(^en' ®-et glas> waarin men verdund zwavelzuur giet, kan bocleC£UÜ verschoveu W01"den, zoodat er, als men het tot op den eui zakken laat, volstrekt geene werking ontstaat, terwijl de 11* stroom des te sterker is, naar mate het meer in de hoogte wordt getrokken, dat is alzoo, naarmate er meer zink aan de ontwikkeling der electriciteit deelneemt. Deze batterij biedt bovendien het voordeel aan, dat men haar niet telkens behoeft te laden en te ontladen, maar dat zij op elk willekeurig oogenblik in werking kan worden gesteld. Eenige inductie-toestellen werken zoo buitengewoon sterk, dat de stroom , die er door geleverd wordt, door eene zeer dikke laag water moet gaan, zoo men dien tot geneeskundige doeleinden bezigen wil. De sterkste electro-magnetische toestel, die ooit vervaardigd is, is die van den heer Rhumkorff; de dunne draad, die daarin is aangebragt, is drie engelsehe mijlen (14,400 voeten) lang. De spanning van den in dezen draad circulerenden stroom is daarom ook buitengewoon groot en juist om die reden kan de toestel van Rhumkorff, in de geneeskundige practijk bezwaarlijk gebruikt worden. De intensiteit van den magneto-eleetrischen stroom hangt af van de kracht van den permanenten hoefijzermagneet, van het aantal der draad windingen, van den afstand van de ijzeren platen van de pooi van den magneet en eindelijk van de snelheid, waarmede de keten wordt rondgedraaid. Een magneto-electrische toestel, die de machine van Rhumkorff nog in sterkte overtreft, is door den heer H e n 1 e y geconstrueerd. Deze toestel bezit twee permanente magneten, die uit zestig verschillende hoefijzermagneten zijn zamengesteld, waarvan elke twee en een' halven voet lengte en vier 11 vijf duimen breedte heeft; de inductie-spiraal, die met deze magneten verbonden is, bezit eenen draad van ongeveer zes engelsehe mijlen (bijna 39,000 voeten) lengte. De spanning van den stroom, die in dezen draad circuleert, is zoo buitengewoon groot, dat een enkele schok er van een volwassen mensch. dooden zou. 3. Een Volta-electrische toestel, voor geneeskundig gebruik ingerigt, moet twee slroomen leveren, vooreers1 namelijk den primairen stroom of extra-strooin. die door de wet' king der windingen van den dikken draad op elkander wordt geïnduceerd, en ten tweede den secundairen stroom, of den stroomde in den dunnen draad wordt geïnduceerd. Duchenne heeft er ^ ndacht op gevestigd, dat de physiologische werking van den ra-stroom, dien hij eenen stroom van de eerste orde noemt, van die van den in den dunnen draad geïnduceerden stroom, Jebij hem stroom van de tweede orde heet. Volgens Duchenne ïkt namelijk de stroom van de eerste orde vooral op de contrac^ teit dei spiervezels, terwijl de stroom van de tweede orde vooral P c gevoelszenuvven werkt en ook op de retina, zoo men hem, door a el van vochtige geleiders, op eenig deel der huid van het jngezigt of van het hoofd appliceert, dat vezels van den n. quintus vangt. Duchenne heeft dit verschil toegeschreven aan eene Rondere, specifieke kracht der stroomen, en Bouvier is zijne eeniug toegedaan; wij echter sluiten ons liever aan de meening « Becquerel, die van oordeel is, dat het onderscheid in de » ywologisohe werking der beide stroomen enkel voortvloeit uit verschil in de spanning dier beide stroomen (traite' des appli•ons del'électricité etc. Paris 1837). Duchenne's waarnemingen "eer Jmst> maar de verklaring, die hij er aan geeft, is onvol!-,zaam, zoo zij slechts in geringen graad gespannen is, dezen nel doet heen en weer gaan. Volgen de stroomen zeer langzaam P elkander, zoo verneemt men met liet oor slechts een ligt suizen 11 den inductie-toestel; volgen' zij daarentegen zeer snel op elkaar, 00 is ook het door het aanslaan van den hamer ontstaande ge— , helder en duidelijk. Wij gaan nu over tot de beschouwing der methodis che aane u ding der in duet ie-stro omen, zoo als die het eerst door Uchenne is aangegeven (De 1'e'lectrisation localisée et de son Application a la physiologie, la pathologie et la thérapeutique , ^dfis, 1855). De methoden, die vroeger gebezigd werden, gaven Seene gelegenheid, den electrischen prikkel in de lijdende ligchaamselen te localiserec, zonder tevens de gezonde organen en in sommi"e gevallen zelfs de centraalorganen van het zenuwtoestel in gevaar te brengen, len einde zulke nadeelen te vermijden, is het °°dig dat men op de volgende omstandigheden acht geve': ^ Als de huid en de electroden beiden droog zijn en de laatsten ^P eene plek der eerste worden geappliceerd, waar de epidermis ^er dik is, zoo als dat vooral kan gebeuren bij lieden die tot , handwerkstand behooren, zoo verbinden zich de beide van den Zo Uo^e"'oes^ ui'oaan(le stroomen op de oppervlakte der epidermis, ^U(ler door de huid heen te dringen. Men ziet daarbij , als de stroom er sterk is, vonken overspringen en neemt eene eigenaardige creatie waar, maar bespeurt overigens geene physiologische werkinVa"' Appliceert men drooge excitatores op plekken der huid, die Ij-,1 e^ec^'ische stroomen gevoelsindrukken ontvangen, zoo nemen de ls eene gewaarwording van branden waar, die, naar gelang van de spanning van den stroom, sterker of zwakker wezen kan. Bevochtigt men echter de huid en de electroden, zoo ontstaan er geeiie vonken en wordt er geene crepitatie waargenomen, noch ook eene gewaarwording va» branden, maar ontvangt men verschillende indrukken , naar gelang de stroom op eene spier. op eene zenuw ol op de oppervlakte van een der beenderen werkt. Plaatst men de electroden op eene buikspier, zoo trekt zich die spier zamen, en zulk eene spiercontractie gaat van eenen gevoelsindruk gepaard, die niet in de huid ontstaat, maar constant met de electro-musculaire contractie gepaard gaat; een dergelijke gevoelsindruk wordt ook waargenomen, als men werkt op eene spier, die toevalligerwijze, ten gevolge eener verwonding, bloot ligt en niet meer door de huid is bedekt. Zoo men eindelijk de excitatores op eenen zenuwstani appliceert, zoo ontstaat er contractie van alle spieren, die takken van deze zenuw ontvangen. Duchenne heeft daarom twee verschillende methoden voor het electriseren der spieren onderscheiden, namelijk de door hem aldus genoemde indirecte spier-faradisatie, waarbij men den electrischen prikkel op de zenuwvlechten of zenuwstammen werken laat, die dan contractie der onder hunnen invloed staande spieren te weeg brengen, en de door hem aldus genoemde directe spier-faradisatie, waarbij men den stroom onmiddellijk op het spierweefsel werken laat. In beide gevallen moet men de huid en de electrodeO bevochtigen. Wil men de spieren van den romp en de groote spiere'1 der ledematen prikkelen, zoo bedient men zich van natte sponsen, die men in holle metalen cylinders steekt; de laatsten moeten van houte» handvatsels zijn voorzien, opdat de operateur geïsoleerd zij. Zoo me» echter de electrische werking in de kleine spieren, b. v. in die van het aangezigt of in de interossei en lumbricales wil localisere«> zoo doet men het best met zich van fijne sonden te bedienen, die met omgeslagen vingers van handschoenen overtrokken zijn; de sondes moeten ook isolerende handvatsels bezitten. Duchenne merkte bij zijne proefnemingen op levende mensch®'j op, dat, als de electrische stroom op sommige deelen der hul werd aangebragt, de spieren zich veel sterker zamentrokken, da" het geval was, als de excitatores op andere deelen der huid werd"11 geappliceerd. Hij noemde zulke plekken //keuspunten" (Wahlpuncte), zonder evenwel op te geven, dat zij overeenstemmen met de punten waar de motorische zenuwen in de spieren treden. Dit laatste werd opgemerkt door den heer Re mak 1), die ook de meening uitsprak, dat de graad, waartoe eene spier zich zamentrekt, regtstreeks evenredig i3 aan het aantal der motorische zenuwvezels, waardoor de stroom heengaat, en dat de eleetrische stroom geene directe werking op het spierstelsel uitoefent, maar deze de spieren slechts door bemiddeling der zenuwen tot zamentrekking kan opwekken. Hij deed daarom den voorslag, Duchenne's indirecte spierfaradisatie: extra-musculaire prikkeling en de directe spierfaradisatie: intra-musculaire prikkeling te noemen. Aangaande dit onderwerp heeft een hoogst illoyale strijd tusschen Duchenne en Eemak plaats gehad, waarin zij elkander wederkeerig van onwetendheid enz. beschuldigden. Remak's theorie Werd breedvoeriger door Ziemssen ontwikkeld (Die Electricitat in der Medicin. Berlin 1857), die het eerst langs klinisehen weg de juiste plaatsen der genoemde keuspunten naauwkeurig bepaalde, waarbij hij, om dwalingen te vermijden, de eene electrode op de zenuw en de andere op het borstbeen plaatste; de op deze wijze bepaalde punten teekende hij op de huid met helschen steen; daarbij legde hij, in lijken, zorgvuldig de motorische zenuwvezels bloot en zocht hij de plaatsen op, waar deze de spieren binnentreden; het bleek dat de op het levende ligchaam aangestipte punten overeenstemden met die, welke in het lijk bleken de intreêpunten der zenuwvezels in de spieren te wezen. Eemak en Ziemssen zijn beiden de meening toegedaan, dat er geene zelfstandige prikkelbaarheid der spieren bestaat, en loochenen a priori de mogelijkheid daarvan, dat spieren door directe elecWsche prikkeling der haar zamen stellende weefsels tot contractie zouden kunnen worden opgewekt. Wij hebben echter reeds in een v roeger hoofdstuk het werkelijk bestaan van de eigene prikkelbaarheid der spieren aangetoond , en bewezen , dat het moleculaire evenwigt der spieren evenzeer door directe electrisclie prikkeling kan 1) Ueber methodische Electrisirung gelahmler Muskeln. Berlin 1856. worden verstoord, als dat met het moleculaire evenwigt der zenu wvezels liet geval is, en dat men contracties waarneemt, zoodra men het evenwigt der kleinste zenuwdeeltjes, of ook dat der kleinste spierdeeltjes verbreekt. Wij hebben bovendien gezien, dat de motorische zenuwen veel gemakkelijker door den stroom kunnen geprikkeld worden dan de spieren, en dat men, zoo men door middel van electricite.it, direct spiercontracties wil doen ontstaan, eencn stroom van veel grootere spanning moet aanwenden, dan zoo men hetzelfde resultaat door prikkeling van motorische zenuwvezels wil verkrijgen. Men kan daarom ook daardoor spiercontracties verkrijgen, dat men de electroden niet op de zoogenaamde keuspunten appliceert, maar op andere deelen der huid; doch de op deze wijze voortgebragte spiercontracties zijn, zoo de stroomsterkt-e dezelfde blijft, veel zwakker dan die welke op de andere wijze worden verkregen. In de meeste gevallen echter wordt de contractie door gelijktijdige prikkeling van de zenuwen en de spieren veroorzaakt, zoo men althans gebruik maakt van stroomgevers, die eene groote oppervlakte bezitten, en zulk eene bewerking levert ook voorzeker de beste therapeutische resultaten op. Om de spier-faradisatie met goed gevolg te kunnen bewerkstelligen, moet men het anatomisch verloop der motorische zenuwvezels duidelijk voor den geest hebben. Aan den bovenarm wordt de nervus medianus geprikkeld, zoo men den electrischeii stroom aan de binnenzijde van het onderste derde gedeelte aanbrengt; den nervus ulnaris prikkelt inen, door den stroom tussehen het olecranon en den condylus internus te laten intreden. De nervus radialis is voor faradisatie vatbaar, ter plaatse waar het onderste derde gedeelte van den bovenarm aanvangt en de 11. musculo-cutaneus of perforans Casseri verloopt oppervlakkig in de okselholte. Aan het bovenbeen is de nervus cruralis ter hoogte van het ligamentum 1'oupartii, aan de buitenzijde der arteria cruralis, toegankelijk , en kan men op de beide nervi poplitei in het spatium popliteum werken. Wat den nervus ischiadicus betreft, dezen kan men of aan zijnen oorsprong in het bekken , aan den achterwand van het rectum, bereiken , of aan de achtervlakte van het bovenbeen, in de nabijheid van den tuber ossis ilei. Den nervus facialis kan men vau uit den rneatus auditorius ex- teinu3 electriseren, of ook ter plaatse waar hij het foramen stylo®astoïdeum verlaten heeft, zoo men slechts de eene electrode plaatst tusschen den processus mastoïdeus van het slaapbeen en den processus condyloideus der onderkaak. Evenwel moet men er zich ^oor wachten, in gevallen van paralysis n. facialis, deze zenuw dei wijze electrisch te prikkelen; want zoo men van eenen zwakken ®tioom gebruik maakt, dan is de werking op den facialis zeer oneduidend, en bezigt men eenen sterken stroom, zoo springt de Prikkel noodzakelijker wijze op den n. temporalis superficialis of at»'iculo-temporalis over, die uit den derden tak van den trige"unus ontspringt, ten gevolge waarvan de lijder alsdan eene geWaarwording van hevige pijn ondervindt. Daarom is het veel doelmatiger, de takken der aangezigtszenuw daar ter plaatse te faradiseren, ^aar zij uit de glandula parotis te voorschijn treden, en nog beter 18 het, op de afzonderlijke spieren in het bijzonder te werken, eene methode die vooral daarom aanbeveling verdient, dat in de Rewone gevallen van paralysis facialis zelden alle aangezigtsspieren v®ilarnd zijn, of, zoo dat al het geval is, althans niet allen denelfden graad van verlamming vertoonen. De afzonderlijke takken V!l|i het zevende paar der hersenzenuwen zijn gemakkelijk op te 8Poren; wij willen ons niet onthouden vari op te merken, dat bij ^schillende individuen dikwerf kleine verschillen in de ligging dezer motorische vezels voorkomen, en men al lig gevaar loopt Van bij de electrische behandeling eenen millimeter van de juiste Plaats af te wijken. In de regio supra-clavieularis, vlak boven het sleutelbeen aangebragt, werken de excitatores onmiddellijk op den plexus brachils- In den bovenhoek van het triangulum supraclaviculare bevindt z'c'< de buitenste tak van den nervus accessorius Willisii, die den Jj- sternocleidomastoideus en den m. cucullaris van takken voorziet. e middenrifszenuwen zijn gemakkelijk te vinden, aan de voorvlakte Vati den m. scalenus anticus. Duchenne merkt op, dat niet alle zenuwen en spieren denzelf. 11 graad van prikkelbaarheid bezitten, en dat het daarom noodig 8> de dosis electriciteit, die elke bijzondere spier noodig heeft, naauwte bepalen; bovendien zegt hij, dat de electro-musculaire sensibiliteit, d. i. de vatbaarheid voor gevoelsindrukken, die van electro-musculaire contractie uitgaan, eveneens voor verschillende spieren eene verschillende is. Naar onze meening vloeijen zulke verschillen hoofdzakelijk voort uit het fijnere of grovere maaksel der huid die de spieren bedekt, en uit de grootere ot' kleinere hoeveelheid van het vet, dat zich in de mazen der tela cellulosa subcutanea bevindt. Eene dikke epidermis en een dikke vetbolster verzwakken natuurlijk de door electrisehe prikkeling veroorzaakte gewaarwording, terwijl aan den anderen kant eene dunne huid en eene geringe hoeveelheid van vet den stroom gemakkelijk toegang verleenen tot de spieren en de in deze verloopende gevoelszenuwen. Wij gaan nu over tot de beschrijving van de verschillende methoden, die men bij het electriseren der huid volgen kan. Door faradisatie der huid, kunnen wij de sensibiliteit der huidzenuwen tot op den hoogsten graad spannen, zonder daardoor ooit de continuïteit der huid in gevaar te brengen. Applieeert men eenen stroom van hooge spanning op de huid, door middel van eenen bundel van metaaldraden, zoo ontstaat er een erythema met vorming van witte bulten; maar deze verschijnselen van hyperaemie en exsudaatvorming verdwijnen zeer spoedig, zonder ooit blaarvorming, ulceratie of gangraeneuse verwoesting in de huid te veroorzaken, gelijk de constante stroom dat doet; zoo men de huid wil faradiseren, moeten huid en electroden beide droog zijn, daar, zoo de huid vochtig is, de stroom langs de beter geleidende weefsels wegvloeit, die onder de huid zijn gelegen. Daar de huid van verschillende ligchaamsdeelen eenen verschillenden graad van gevoeligheid bezit, is het goed, van verschillende methoden gebruik te maken , naar gelang men verschillende deelen der huid faradiseert. Duchenne geeft drie verschillende methoden aan de hand, die vrij goed voor alle gevallen van toepassing zijn. De eerste methode is de faradisatie door middel van de electrische hand. De lijder neme het einde van eenen geleiddraad in de hand, die met den eenen pool van een' inductie-toestel in verbinding staat, terwijl de operateur den anderen geleiddraad, die met den tweeden pool van den toestel verbonden is, in zijne linker hand neemt. De operateur droogt dan de huid des lijders oor die te bepoederen, en strijkt dan snel de rugzijde zijner reg61 hand over de deelen die hij wil prikkelen. Bedient men zich Vau eenen vrij sterken stroom, zoo brengt het strijken met de Metrische hand in het aangezigt eene vrij sterke gewaarwording e weeg, maar in andere ligehaamsdeelen, waar de epidermis diker is en waar de zenuwvezels in minder grooteu getale zijn op§ehoopt, wordt van eene dergelijke bewerking niets gevoeld. Men °ort dan alleen een vrij sterk knetteren, dat door het snelle strije" der hand over de huid ontstaat. Eene andere methode bestaat in de faradisatie door middel van ^dssieve metalen kogels, die men aan isolerende handvatsels ist houdt. Daarbij moet eveneens de huid drooggemaakt worden; 18 echter de epidermis zeer dik en hard, zoo als dat b. v. aan de andpalmen en voetzolen het geval is, zoo kau men de huid een geinig bevochtigen, om den geleidingsweêrstand wat te verminderen. . men voornemens, op eene bepaalde plaats eenen zeer sterken ^ ruk te weeg te brengen, zoo laat men den kogel ter dier plaatse 611 Weinig langer met de huid in aanraking. Zulke werktuigen ^euen eene zeer sterke werking uit op de huid van het aangezigt van den tronk, maar voldoen, hoe sterk de gebezigde stroom zijn moge, dikwerf niet voor de handpalmen en de voetzolen. In zulke gevallen gebruikt men bundels van metaaldraden ^etalen penseelen) , bestaande in een aantal afzonderlijke metaalyra<'etl, die in metalen kokers zijn zamengevat; deze laatsten zijn atl isolerende handvatsels voorzien. Men kan eenvoudig de huid ^et zulke werktuigen slaan, soms echter is het noodig, de huid er n§er mede in aanraking te laten, li ?? 'le^^en ree<^s me'; een enkel woord gesproken van de hooge gevoetaklf6'^ ^6r 'U'"* vaii aangezigt, die afhangt van het grooter aantal der Va Cn' Waar*n vij^de paar der hersenzenuwen zich oplost. Een stroom \vejk'er"1^e sPann™S oefent op de huid van het aangezigt eene sterke ^ i ing uit, terwijl de werking er van op andere deelen der huid Vo worc"' waargenomen. In het aangezigt zelf is de ge- igheid in de middellijn, d. i. in de oogleden, den neus en voel'ln' ^looter ^an wanoen- Het voorhoofd is niet zoo ge- 'S als het aangezigt en de huid vau het behaarde hoofd is» nog minder gevoelig. Aan den hals en aan den romp is de gevoeligheid grooter dan aan de extremiteiten; aan de hals- en de lendenstreek grooter, dan aan de overige deelen van den romp; aan de binnen- en voorvlakte der ledematen grooter dan aan de buiten- en achterzijde. De huid der handpalmen en der voetzolen kan slechts daardoor sterk worden geprikkeld, dat men er door middel van een' metalen penseel eenen stroom van hooge spanning op appliceert. De faradisatie der huid kan in vele gevallen van neuralgie en van anaesthesie nuttig werken. Ten slotte spreken wij, met een enkel woord, van faradisatie der inwendige organen. Het trommelvlies kan in sommige gevallen van nerveuse doofheid met vrucht worden gegalvaniseerd. Ten dien einde vult men den uitwendigen gehoorgang met laauW water en dompelt meu daarin vervolgens eene metalen sonde; de keten wordt gesloten, doordien men eenen tweeden vochtigen stroom ver in den nek plaatst. l>e gevoeligheid der inembrana tympani is groot, en men make daarom nimmer van eenen stroom van al te hooge spanning gebruik. Op het oogenbiik, waarop de keten gesloten wordt, worden de verschijnselen waargenomen, die wij uitvoerig in het tweede gedeelte beschreven hebben. In gevallen, waarin de reukzin is gestoord, is dikwerf eene zeer ligte prikkeling van het slijmvlies der neusholte gebleken voldoende te zijn, om den vernietigden of verzwakten reukzin te herstellen. Ten dien einde plaatst men eenen vochtigen excitatoi' in den nek, en legt men eenen anderen metalen stroomgeveï < waaraan men den vorm heeft gegeven eener sonde, over de membrana Schneideri: om de smaakzenuwen en de retina electriseh te prikkelen, is het raadzamer, van eenen constanten stroom ge' bruik te maken, daar deze eene veel sterkere werking daarop uit' oefent, dan een geïndueeerde stroom. De faradisatie van het rectum en van de spieren van den ar® heeft men beproefd als middel tot herstelling van alvus involuntai'if en van prolapsus ani, daar die gebreken somtijds ontstaan ten ! gevolge van paralytische toestanden van den sphincter ani. Ten dien einde brengt men een' metalen excitator, die aan het uiteind6 den vorm eener olijf heeft en door middel van kaoutchouk ge Soleerd is, in liet ïectum, en stelt dien daarna in verbinding met een der beide polen van eenen inductie-toestel, terwijl men eene andere vochtige electrode in de streek van den anus appliceert. Jichter droge men zorg, vóór het bewerkstelligen dezer operatie, «et rectum van drekstoffen te ontledigen. De rand van het rec- Um is zoo uiterst gevoelig voor electrisehe prikkels, dat een zeer zwakke stroom onuitstaanbare tenesmi te weeg brengt. Is het alzoo oodig, op den sphincter ani te werken, zoo moet de excitator "ehoorlijk geïsoleerd zijn. Men heeft de faradisatie der veaica urinaria met vrucht tegen Paralytische toestanden van dat orgaan aangewend. Duchenne ezigt daartoe den zoogenaamden dubbelen blaas-excitator. Deze estaat uit twee buigzame metalen draden, die in eene, van een Ubbel kanaal voorziene, buis van caoutchouc steken, derwijze dat j1J vau elkaal' geïsoleerd zijn. Het uiteinde van den excitator, dat 11 de blaas moet worden ingevoerd, is derwijze geconstrueerd, dat de ^laden, wanneer zij neven elkander liggen, den vorm van eenen gewonen theter bezitten. Heeft men nu den blaas-exeitator gesloten en ingebragt, 0 diukt mende beide draden een of twee duimen naar voren, terwijl de eaoutehouc-sonde op hare vorige plaats liggen blijft, zoodat de uit^ !den van den excitator uit een wijken. Voor het overige drage men °>g, de blaas vóór de operatie te ontledigen, daar, zoo de blaas Ij ware, de ongelijknamige electriciteiten zich niet langs het lenveefsel der blaas, maar langs de daar binnen opgehoopte «stof met elkaar zouden verbinden. Men brengt het achter- •Wr dei b<3lde dl'aden in verbinding met de poleu van den intie-toestel, en hun vooreinde met alle bereikbare deelen van den aswand in aanraking. kelgIen kan °°k de ,Spieren van den Pharynx electrisch prikkeclje Wat' 200 Z1J Z1in verlamd, nuttig wezen kan. De excitator, even ^f06 gebezl8d wordt,is volkomen gelijk aan dien, welke zoo sOtid' aS V001' 116t rectum dienstig, beschreven is; men brengt de den 6 rle Pharynx en plaatst eene tweede vochtige electrode in ziJvlakt Het ^ °Verigens "ooclig. de electrisehe prikkeling der tyllo, 6nvan den Pharynx te vermijden, daar de nervi glossophaöCUS, va8'us en aeeessorius Willisii in de nabijheid daarvan 12 yerloopen. Prikkelde men deze zenuwen, zoo zoude de faradisatie niet tot den pharynx beperkt blijven, maar zich over organen uitstrekken, wier prikkeling levensgevaarlijk zou kunnen worden. De faradisatie van den larynx kan men in gevallen van hysterische aphonie beproeven, daar die aphonie alsdan van de verminderde functie der zenuwen en spieren van het strottenhoofd afhankelijk is. Men kan den larynx direct en indirect prikkelen. Wil men zich van de directe prikkeling bedienen, zoo brengt men den excitator pharyngis zoo diep naar binnen, dat hij den achteren onderwand van het strottenhoofd aanraakt; vervolgens plaatst men eene tweede vochtige electrode op het niveau van den musculus crico-thyreoideus en beweegt de eerste electrode aan den achtervlakte van den larynx op en neder. De indirecte faradisatie van den larynx is veel gemakkelijker; men plaatst daarbij den excitator in de streek van den musculus constrictor pharyngis inferior, om aldus op den nervus recurrens (laryngeus inferior) te werken, die alle spieren van den larynx van takken voorziet, en men sluit de keten door eene tweede vochtige electrode in de» nek aan te brengen. Eene directe faradisatie van het hart, van de longen, van de maag en van de lever is eene onmogelijke zaak; echter kan men het hart, de maag en de longen indirect prikkelen, door fa' radisatie van het tiende paar der hersenzenuwen, dat voor electrische prikkels toegankelijk is, langs den pharynx en den oesoph»' gus. Voor het overige zijn zulke operaties meer gevaarlijk a»> voordeelig, zoodat geen wetenschappelijk geneesheer er gemakkelijk toe zal overgaan. De electrische prikkeling van het middenrif kan gemakkelij worden bewerkstelligd, door den nervus phrenicus te faradiseren, die uit het derde, vierde en vijfde paar der halszenuwen ontspring » vervolgens naar onderen en binnen gaat en aan de voorvlakte vf den scalenus anticus kan worden opgespoord, vóór dat hij he mediastinum en het middenrif bereikt. Men doet daarom het bes ^ de voorvlakte van den scalenus anticus te eleetriseren; daartoe bezik men excitatores, die eene groote oppervlakte bezitten (sponsen die metalen kokers zijn bevestigd), en die ter gezegder plaatse op 1 uid worden gedrukt; op die wijze bewerkt men kunstmatige res— piiatie; de borstkas zet zich uit, en de lucht treedt met groot geraas 111 de longen; op die wijze kan men de respiratie nog eenigen tijd den dood gaande houden, en daaruit laat zich afleiden, dat electriciteit in sommige gevallen van asphyxie (b. v. ten gevolge van vergiftiging met opium, chloroforme, kolendamp, enz.) met Vl'ucht kan worden aangewend. In al zulke gevallen is het gebruik Vau electrisehe prikkels bepaaldelijk aangewezen, daar deze er veel toe kunnen bijbrengen, de respiratie te herstellen en de herstelling Van de ademhaling met redding van het leven gelijk staat. 12* VIERDE HOOFDSTUK. DE ELEKTRICITEIT ALS HULPMIDDEL TOT HET STELLEN EENER DIAGNOSE. Nadat gedurende de laatste twintig jaren het galvanisme meer en meer tot bestrijding van paralytische toestanden was aangewend, bespeurde men, dat de aan den invloed van den wil onttrokken spieren in sommige gevallen gereedelijk op de aanwending van electrische prikkels reageerden door zich zamen te trekken, terwijl men daarin in andere gevallen, zelfs met behulp van stroomen vau hooge spanning, geene of slechts flaauwe contracties kon opwekken. Deze waarneming leidde tot het vermoeden, dat men in zekere duistere gevallen van paralyse met vrucht den electrischen prikkel zou kunnen aanwenden, als hulpmiddel tot het stellen eener diagnose. De geschiedenis der geneeskunde bewijst in honderden van voorbeelden , dat waar de aandacht der geneesheeren op nieuwe diagnostische hulpmiddelen wordt gevestigd, die hulpmiddelen aanvankelijk op veel te hoogen prijs worden geschat, om later, als men onder den invloed eener onjuiste aanwending er van is ontnuchterd, als nutteloos te worden op zijde geschoven; nadat zij vervolgens eenen tijd lang even achteloos zijn behandeld, als zij vroeger werden overschat, worden zij eindelijk aan een eerlijk en gestreng onderzoek onderworpen en ten slotte komt de eigenlijke waarde dei' hulpmiddelen aan het licht. Zoo bestond nog voor twintig jaren in Engeland en Duitschland een heftig vooroordeel tegen de auscultatie, eene omstandigheid die vooral daaraan moet geweten worden, at de jonge geneesheeren, die van een wetenschappelijk uitstapje «aar Parijs met een stethoskoop in den zak te huis kwamen, v°ortaan hunne diagnose eenig en alleen wilden gronden op de bij t physisch onderzoek waargenomen verschijnselen, zonder aan de constitutionele verschijnselen, die uit ziekten der borstorganen voortv°eijen, verder eenige aandacht te wijden; telkens geraakten zij , ten b' volge hunner eenzijdige opvatting, in het dwaalspoor, en het gevolg \_ J "1 i • an was, datdephysische methode van onderzoek voor eenen tijdlang |je el in miskrediet geraakte. Evenzoo is het echter met het mikros^°P, met den oogspiegel en eindelijk met het galvanisme gegaan. vele gevallen werden onnaauwkeurige waarnemingen gedaan aanQafnde de prikkelbaarheid van verlamde spieren, daaruit werden °nJuiste gevolgtrekkingen opgemaakt en eene groote verwarring was 'het gevolg van. Zoo las b. v. op den 6den Augustus des jaars de heer Marti net in de Parijsche Akademie eene verhanging voor, waarin hij de bewering opperde, dat het bestaan van ^ e°tro-musculaire contractiliteit een onderscheidend kenmerk was °i cerebrale, hysterische en rheumatische verlammingen, terwijl ontbreken van de prikkelbaarheid der spiervezelen een stel8 bewijs was voor het bestaan eener ruggemergsaandoening. Het echter gemakkelijk aan te toonen, dat die bewering geheel aIs>ch is. Dr- Marshall-Hall komt de eer toe, van het eerst de het a°ht ^6r §'enees',eeren te hebben gevestigd op de waarde van jl(. galvanisme, om bij paralytische toestanden tot het stellen eener ,^lste diagnose te leiden (on the condition of muscular irritability the paralytic Iimbs, in de Medico-ehirurgical Transactions 1 839). sla VC1'lan^e!ing, die deze uitstekende physioloog in het 21ste Verdoe ^6r Medioo-oMr™8ioal Society van Londen openbaar maakte, ^ daarom de basis zijn onzer beschouwingen en verdient des het1"661 0UZe aandach'i daar alle schrijvers van het vaste land, die tje|)b°nc^erwel'P kwestie hebben besproken, den Engelschen Auteur (Jie 611 misverstaan en hem beweringen hebben toegeschreven, Vveliv°°lt ln Z^n brein zi^n °Pgekomen; eene omstandigheid die Half' ^aaraan moet Seweten worden, dat zij het werk van Marshallniet m het oorspronkelijke hebben gelezen, maar het enkel uit slechte referaten hebben leeren kennen. Wat Marshall-Hall in zijne verhandeling op den voorgrond stelde, was, dat de ceiebrale en de spinale verlamming, met betrekking tot de prikkelbaarheid van de spiervezelen der verlamde ligchaamsdeelen , over het algemeen eene tegenovergestelde verhouding vertoonen, daar in gc vallen van cerebrale paralyse de verlamde ligchaamsdeelen door eenen zwakkeren electrischen prikkel in beweging kunnen gc bragt worden, dan noodig zou zijn om gezonde ligchaamsdeelen in beweging te brengen , of wel dat, bij de aanwending van even sterke prikkels, de contracties in de spieren van verlamde ligchaamsdeelen sterker zijn dan in die van gezonde ligchaamsdeelen; terwijl daarentegen, in gevallen van spinale verlamming, de pi ikkel baarheid der spiervezels is verminderd of geheel vernietigd. De uit drukkingen „cerebrale verlamming" en „spinale verlamming nu, werden op het vaste land opgevat, als te duiden op „verlammingen die uit aandoeningen van de hersenen of van het rugge merg voortvloeiden", terwijl Marshall-Hall door cerebrale ver lamming eene verlamming der willekeurige beweging veiston > waarbij de spieren aan den invloed der hersenen zijn onttrok ken, eene verlamming die volgens hem, ten gevolge eener zieke lijke aandoening der hersenen , of ook ten gevolge eene' ziekelijke aandoening van het borstgedeeltedes ruggemergs kan ontstaan, terwijl hij onder spinale vei lamming eene verlamming verstond, waarbij de spieren aa' den invloed van het ruggemerg z ij n onttrokken, zoo als dat bijv. na eene opheffing van de continuïteit dei mo torische zenuwen plaats heeft, en niet eene verlamming, die aandoeningen van het ruggemerg voortvloeit. De spinale veria»1 ming van Marshall-Hall is alzoo dezelfde ziekelijke toestand, die meer algemeen onder den naam van traumatische ver lamming bekend staat. Zoo geloofde dan Marshall-Hall, dat het galvanisme eene diü _ rentieele diagnose zou mogelijk maken der navolgende ziektetoestanden 1. Hemiplectische aangezigtsverlainmingen. ^ ^ 2. Verlamming van het aangezigt , door verlamming van nervus facialis. 3. Hemipleetische verlamming van den arm en het been, en 4. Aandoeningen van de motorische zenuwen dier ledematen. 5. Ziekten van het borstgedeelte des ruggemergs, en 6. Ziekten der cauda equina in de lendenstreek. Marsha 11 - Hal 1 maakte voorts de gevolgtrekking , dat bij de cerebrale paralyse de prikkelbaarheid der spiervezels zou verhoogd ^"ezen, aangezien de spieren niet meer behoefden te gehoorzamen aan den prikkel van den wil, en dat de hersenen , door prikkels van den wil geleiden , de prikkelbaarheid der spieren zouden verminderen; terwijl integendeel het ruggemerg de ware bron zou zijn van de zenuwkracht 2oowel als van de irritabiliteit der spiervezels , en dat bij spinale verruiming de prikkelbaarheid der contractiele vezels daarom verhinderd of geheel vernietigd zou zijn. Hieruit verklaarde vervolgens Marshall Hall den grooteren invloed van gemoedsbewegingen 611 van ademhalingsbewegingen (zooals geeuwen, niezen, hoesten), bovendien de grootere gevoeligheid der verlamde spieren voor den invloed van strychnine, in gevallen van cerebrale verlamming, ^e zonderlingheid en de onjuistheid der beschouwingswijze van Marshall Hall zijn in het oogvallend, maar het is van belang ^at men aan zijne waarnemingen geene feilen toeschrijve, die zij nooit bezeten hebben. Dr. Pereira was de eerste, die de theorie van Marshall Kali bestreed, nadat hij er zich door een aantal van op paialyWsche lijders gedane waarnemingen van overtuigd had , dat in som naige gevallen van hemiplegie de spieren der verlamde ledematen hechts in geringen graad op electrische prikkels reageerden, terwijl de gezonde ledematen daardoor tot sterke contracties werden opgewekt (Elements of Materia Medica and Therapeutics, 2nd edition II. p. 1300). Voorts maakte in 1845 Dr. Copland eveneens de opmerking, dat in vele gevallen van cerebrale verlamming de verlanide spieren niet meer prikkelbaar waren dan de gezonde, maar integendeel minder prikkelbaar (A. Dietionary of practical Medecine III. part. I. p. 43). De uitvoerigste kritiek der theorie van Marshall Hall werd echter gegeven door Dr. Todd, in eene Vei'handeliug over de contractiliteit of irritabiliteit der spieren van Ve*lamde ledematen, en de gevoeligheid dezer spieren voor galva- nische prikkels in tegenoverstelling van de corresponderende spieren der gezonde ledematen (Medico-chirurgical Transactions 1847). Om Marshall Hal I's opvatting van de hersenen, als tegen wigt tegen de prikkelbaarheid der spieren, te weerleggen, wees Todd op het physiologisch feit, dat de kracht van gezonde spieren, binnen zekere grenzen, door oefening wordt verhoogd, en dat alles wat aan zoodanige oefening in den weg staat , ook de voeding stoort en gevolgelijk tevens nadeelig werkt op de prikkelbaarheid der spieren' Dr. Todd bewees vervolgens uit 13 naauwkeurig waargenomen gevallen , dat bij zekere ziekelijke toestanden der hersenen de prikkelbaarheid der verlamde spieren niet is verhoogd maar verminderd. Bij zijne onderzoekingen maakte hij van allerlei soorten van stroomen gebruik, namelijk van den constanten stroom (waardoor bij het sluiten der keten een schok wordt waargenomen) en den electro-magnetisehen en magneto-electrischen stroom (waardoor bij den mensch alleen tijdens het openen der keten een schok waargenomen wordt); echter had de verschillende contractie der gebezigde werktuigen geenen den minsten invloed op de resultaten der proefnemingen. Hij vond nu dat in een zeker aantal gevallen de verlamde spieren gereedelijk op den galvanischen prikkel reageerden en zelfs sterkere contracties vertoonden dan de spieren der gezonde ledematen; in zulke gevallen werd altijd een zekere graad van contractuur der verlamde spieren waargenomen, en de sterkte der constructie was altijd regtstreeks evenredig aan de mate van contractuur. In zulke gevallen is de oorzaak der verlamming met prikkeling der hersenzelfstandigheid verbonden, zooals wij dat zien in gevallen waarin eene uitstorting' van bloed midden jn het gezonde hersenweefsel heeft plaats gevonden, voorts bij tuberkelvorming en bij verweeking, doch vooral bij traumatische beleedigingen, ten gevolge waarvan eene hevige meningitis of eene apoplexia meningea ontstaat, enz. In andere gevallen bragt de aanwending van den galvanischen stroom geene of slechts zwakke contractie's te weeg; de spieren waren daarbij gewoonlijk verslapt en geatrophieerd, terwijl zij in de eerstgenoemde gevallen, gewoonlijk stijt en rood en rijk aan bloed waren. De oorzaak der verlamming is, zoo de spieren verslapt zijn en slechts in geringen graad op den galvanischen prikkel reageren, ge - w°onlijk in eene structuursverandering der hersenzelfstandigheid zelve gelegen, die dan of, in geval van atheromateuse ontaarding van de panden der slagaderen met consecutieve sluiting van het lumen van c eze, allengs toeneemt, of wel plotseling, als er proppen in de s'agaderen worden gedrongen en deze sluiten ; daarbij kunnen alzoo ^een geprikkelde toestand en geene actieve hyperaemie plaats vinden. 1 eene derde reeks van gevallen eindelijk, was, bij totale verlamming, been onderscheid in de prikkelbaarheid der verlamde en der gezonde 'pieren te bemerken; deze waren meestal gevallen van apoplexie, bij leden die vroeger gezond waren geweest en nog geenen hoogen leeftijd )ereikt hadden. Bovendien bleek het zelfs, dat de toestand der spierve2els vau betrekkelijk slechts geringen invloed was op het tot stand kotiien der gezegde verschijnselen, maar dat de werking van het galvaj^sme afhing van den toestand der zenuwkracht in de verlamde edematen, daar in gevallen waarin geene of slechts eene zwakke c'°ntractie ontstaat, de kracht van de zenuwen der verlamde lederen is verminderd, de warmte en de algemeene toestand der |°eding tot onder het gewone peil zijn gezonken en geene conactuur bestaat, maar de spieren veeleer geatrophieerd worden bevonden. In het jaar 1850 maakte Duchenne (Archives générales de ^éclecine 18o0. Tom. XXII. p. 4) eene verhandeling bekend over R electromusculaire sensibiliteit en contractiliteil, waarin hij zich klissend tegen de methode van onderzoek van Marshall Hall ^°iklaarde, die namelijk hierin bestond, dat hij den stroom door V(!c met water gevulde bekkens naar de verlamde ligchaams^ eelen liet gaan, en beweerde, dat de eenige wijze, waarop men let juistheid zou kunnen experimenteren, daarin zou bestaan, dat ^ e,i den stroom in de weefsels der verlamde spieren localiseerde. f.etl °pzigte der cerebrale verlamming legde Duchenne de verklab af, dat de spierprikkelbaarheid in verlamde ligchaamsdeelen ? zou verschillen van die in gezonde ligchaamsdeelen, en deef(le meening spreekt Moritz Meyer uit, in zijn in 1854 verbenen werk. In 19 gevallen van verlamming, die deels door uitstorting van C(l) deels door het bestaan van hersenatrophie en door de aan- wezigheid van gezwellen was veroorzaakt, heb ik zelf proefnemingen aangaande de spierprikkelbaarheid in het werk gesteld, en daarbij heb ik mij nu eens bediend van de methode van Marshall Hall, en dan weer den stroom gelocaliseerd in het spierweefsel; en ik heb bevonden, dat de resultaten meestal duidelijker zijn zoo men de laatste methode bezigt, maar dat de methode van Marshall Iiall niet de strenge afkeuring verdient, waarmede Duchenne haar laakt, daar zij in vele gevallen zeer juiste en duidelijke resultaten oplevert. De resultaten mijner proefnemingen stemmen bijna volkomen overeen met die welke Dl'. Todd heeft verkregen en ik begrijp waarlijk niet, hoe Duchenne ontkennen kan, dat de spierprikkelbaarheid, in vele gevallen van cerebrale paralyse, ziekelijk is verhoogd, daar ik in een' betrekkelijk korten tijd vele gevallen heb waargenomen, waarin het werkelijk bestaan van den bedoelden toestand aan geenen twijfel hoegenaamd onderhevig was. Waarschijnlijk heeft alzoo Duchenne in slechts weinige gevallen van cerebrale verlamming de prikkelbaarheid der spieren onderzocht, en toevalligerwijze zijn er daaronder geene geweest, waarin eenig verschil tusschen de prikkelbaarheid der gezonde en der verlamde ligchaamsdeelen was op te sporen. Ik ga nu over tot het mededeelen va» eenige gevallen, die als voorbeelden kunnen dienen der drie onderafdeelingen, waarin de gevallen van cerebrale verlamming moeten gesplitst worden. 1. Geval van hemiplegie ten gevolge van bloeduitstorting; verminderde prikkelbaarheid der spier zelfstandigheid. E. V. 57 jaren oud, van nature in het bezit eener krachtige en plethorische constitutie, doch voor het tegenwoordige door een® antiphlogistische behandeling eenigermate verzwakt, is nimmer ge' vaarlijk ziek geweest, behalve dat hij eens aan pneumonie heeft geleden, die evenwel snel genas. Voor zes maanden werd hij door eenen aanval van apoplexie aangetast, waardoor hij ongeveer drie uren lang van zijn bewustzijn werd beroofd, en ten gevolge waarvan de regter helft zijns ligchaams (aangezigt, tong, regter arm en been) werd. verlamd. Ten opzigte der oorzaak der apoplexie weet hij geene inlichtingen te geven. Hij heeft nu en dan aan hoofdpijnen geleden, doch bij de auscultatie van het hart worden och bijgeluiden gehoord, noch ook verschijnselen waargenomen, die voor het bestaan van hypertrophia cordis pleiten. Hij heeft zich nooit aan buitensporigheden van welken aard ook schuldig gehaakt, doch zijn vader is aan de gevolgen eener apoplexie gestorven. Bc aangezigtsverlamming verdween spoedig weer, en ook de spieren der beide ledematen zijn weder eenigzins bewegelijk geworden. Hij schrijft echter nog met eene sterk bevende hand, en kan slechts Qiet groote inspanning het voedsel naar den mond brengen; hoofdzakelijk echter klaagt hij daarover, dat hem het ioopen zoo moeijelijk valt. Zijn oordeel en zijn geheugen zijn niet verzwakt; oolc ondervindt hij geene pijnlijke gewaarwordingen in het hoofd of in de extremiteiten ; de wang is niet scheef getrokken en de tong staat volkomen regt; ook is in de beweging der oogen geenerlei afwijking te bespeuren; het spraakvermogen is ongestoord. De huid der beide regter ledematen is koud en slap; de pols 76 slagen en de polsslag regts zwakker dan links. Wat den staat der sensibiliteit aangaat, zoo neemt de lijder in den regter arm en in het regter been een gevoel van doofheid waar en is de huid dier deelen voor het prikken met eene naald niet zoo gevoelig als dat gewoonlijk het geval is. De spieien der regter ledematen zijn verslapt en in omvang verminderd. Vooral is de bewegelijkheid der extensores aigenomen, terwijl de flexoies ll0g vrij krachtig werken. Overigens is er geene de minste spierverstijving voorhanden, noch in de bovenste, noch in de onderste extremiteit. Passieve strekking van den voorarm op den bovenal in 611 van het onderbeen op het bovenbeen kan geschieden zonder dat de spieren eenen waarneembaren tegenstand bieden. Werd een galvanische prikkel, in matige hoeveelheid en met langzame opeenvol§ing der afzonderlijke stroomen, op de verlamde uitstrekspieren van den regter arm aaugewend, zoo ontstond daarin geene beweging, terwijl een stroom van gelijke spanning en met even lange intermissies in dezelfde spieren van den linker arm onmiddellijk contracties opwekte. 2. Geval van hemiplegie; geprikkelde toestand der hersenen; verhoogde spierprikkelbaarheid. In December van 1858 bevond zich een lijder, met name King' en 5 7 jaren oud, in K i n g s college hospital, in de afdeeling van Dr. T od d. Deze persoon had bij herhaling aanvallen van hemiplegie gehad, en leed waarschijnlijk aan eenen tumor cerebri, die de hersenzelfstandigheid comprimeerde; de verschijnselen die gedurende de 18 maanden, welke de lijder reeds na zijne opname in het gasthuis had doorgebragt, afwisselende waren geweest, waren op het oogenblik, waarin ik hem bij mijne lezers inleid, als volgt: ptosis van het linker bovenste ooglid en verlamming van de gansche regter ligchaamshelft, met duidelijke stijfheid der buigspieren, vooral van die van den voorarm; om de prikkelbaarheid der spieren te meten, leidde ik eenen zwakken inductiestroom in het weefsel van den musculus extensor digitorum communis van den verlamden voorarm, waarop de verstijving der flexores verdween en de vingers krampachtig werden gestrekt. Ik leidde daarop denzelfden stroom in het weefsel derzelfde spier van de gezonde zijde, en vermogt daardoor geene extensie der vingers te bewerken; de sterkte van den stroom moest aanmerkelijk worden verhoogd, en ook dan nog was de extensie niet zoo duidelijk als die der spieren van den verlamden arm. Het spreekt van zelf, dat de grootte en de graad van vochtigheid der electroden voor beide proefnemingen dezelfde was en dat ik de eene electrode aanbragt ter plaatse , waar de takken, die de nervus radialis voor den musculus extensor digitorum communis afgeeft, oppervlakkig zijn gelegen. Wat de rigting van den stroom aangaat, zoo wekte de opstijgende stroom sterkere contracties in de verlamde spieren op dan de neerdalende stroom, en de neerdalende stroom sterkere contracties in de gezonde spieren dan de opstijgende stroom. Deze proefnemingen werden meermalen en altijd met hetzelfde gevolg herhaald» in tegenwoordigheid van Dr. Todd, Dr. Conway Evans en een groot aantal studenten. De met eenen geprikkelden toestand der hersenen verbonden verlamming is de eenige, waarbij de prikkelbaarheid der verlamde 'Pieren ziekelijk is verhoogd; derhalve kunnen wij van deze kenmerkende bijzonderheid gebruik maken bij het stellen der diagnose 'i als axioma aannemen, dat zoo de spieren van eenig ver— amd ligchaamsdeel door een en stroom van gelijke spanning en onder overigens gelijke omstandigheden, °t sterkere contracties worden opgewekt, dan de Pieren van het corresponderende ligchaamsdeel der Seaonde zijde, de verlamming met een irriterend Zlekteproces binnen de schedelholte gepaard gaat en a ar van afhankelijk is. De prikkelbaarheid der spiervezels is e°liter niet constant in alle gevallen van cerebrale paralyse verhoogd, eu derhalve kan de door Marshall Hall geopperde stelling, beffende cerebrale en spinale verlamming, niet als geheel juist w°rden aangemerkt. Aan den anderen kant verdient het opmerking, hoe langen tijd sPieren, die ten gevolge eener hersenaandoening aan den invloed van wil zijn onttrokken geweest, hare vatbaarheid voor electrische prikbehouden, en ook deze bijzonderheid kan in twijfelachtige ge^®Uen tot het bevestigen der diagnose worden aangewend, daar in 'JUa alle andere gevallen van verlamming van langen duur de 8Pierprikkelbaarheid aldra wordt verzwakt of geheel uitgedoofd. 3- Geval van hemiplegie. Normale spierprikkelbaarheid. 62 jarenoud, heeft langen tijd aan jicht geleden en 7 jaar gleden eenen aanval van apoplexie gehad, waarbij de lijder tijdelijk ^ bewustzijn verloor, terwijl tevens zijn spraakvermogen werd be^tt'ïiierd en de linker helft van zijn ligchaam werd verlamd, welke a®ming ongeveer een half jaar lang onverminderd bleef voortft®staan, waarna zij allengs begon af te nemen. Nu is de spraak j. S belemmerd, de gang moeijelijk en de bewegelijkheid van den '/er duim en den linker wijsvinger zeer beperkt; schoon de ^Xeien dier vingers in 1 jaren tijds niet zijn gebruikt, is toch v Prikkelbaarheid der extensores en abductores volkomen on° Scllonden gebleven, daar die spieren op eenen zwakken elec- triachen prikkel gereedelijk reageren. . Hetzelfde is het geval me' betrekking tot dezelfde spieren van het linker been. Het is moeijelijk zich eene grootere tegenstelling te_ denken, dan die welke bestaat tusschen den toestand der door cerebrale aandoening verlamde spieren en dien van spieren, welke door opheffing der continuïteit van motorische zenuwen zijn verlamd. In het laatste geval wordt de spierprikkelbaarheid al spoedig vernietigd. Spinale verlamming (Marshall-Hall). Traumatische verlamming (schrijvers van het vaste land). Dr. Marshall-Hall heeft als spinale verlamming den toestand onderscheiden, waarin de spier functioneel van het ruggemerg is gescheiden, zooals dat b. v. ten gevolge van verwonding eene* zenuw plaats heeft. Deze eigenaardige beschouwingswijze van deU engelschen physioloog is bijna algemeen misverstaan , daar bijo» alle schrijvers, datgene wat Marshall-Hall spinale verlam' ming genoemd heeft, voor eensbeteekenend met ruggemergsziekt® hebben gehouden. Maar volgens Dr. Hall kan eene cerebrale ver' lammina; door ziekten van het ruggemerg worden veroorzaakt; al3 b. v. het borstgedeelte van het ruggemerg op eenigerlei wijze zie' ; kelijk is aangedaan, zoo ontstaat er spinale verlamming der spierefli wier zenuwen uit het aangedane deel des ruggemergs ontspringen > terwijl de spieren, die zenuwen ontvangen uit het beneden de plaa'3 der aandoening gelegen gedeelte van het ruggemerg, aan cerebra^ verlamming lijden, tiaar zij slechts aan aen mvioea van tien «zijn onttrokken, maar in functioneele verbinding met het ruggemcr$ zijn gebleven. De door Dr. Hall aldus genoemde spinale verlamming is de schrijvers van het vaste land als traumatische verlamming aaö gemerkt. Allen stemmen echter daarin overeen, dat in dergelij^ gevallen de prikkelbaarheid der spieren is verminderd of ge'lC vernietigd; in de gevallen van dien aard, welke binnen het bei'e mijner eigene waarneming zijn gekomen, heb ik dat eveneens °F gemerkt. 4. Geval van paralysis N. facialis tranmatica. S. W, Beverley ward, St. Mary's Hospital, in de afdeeling Van Mr. Ure. T~>e ziektegeschiedenis dezer lijderes is vrij duister, daar zij aan beide ooren doof is en slechts moeijelijk lezen kan, terwijl hare nabestaanden ons slechts weinig aangaande haren vroeSeren toestand hebben meegedeeld. Echter is het gebleken, dat naar man haar bij verschillende gelegenheden erg heeft mishandeld eti haar eens eenen hevigen slag op het hoofd heeft gegeven. De lijderes klaagt over hoofdpijn; de spieren der linker helft van haar aangezigt zijn verlamd, en de huid is daar ter plaatse slechts in geringe mate gevoelig voor het steken met eene naald. Ik appli°eerde den electrischen stroom op elke der verlamde gelaatsspieren Wonderlijk, maar nam slechts een naauw merkbaar trillen der Vezels waar, terwijl de door galvanisme veroorzaakte gevoelsgewaar^'ordingen vrij hevig waren. Volstrekte vernietiging der spierprikkelbaarheid, korten tijd na het ontstaan der verlamming, neemt men slechts in die gevallen Waar, waarin de continuïteit van motorische zenuwvezels (door kwetsing, verwonding, ettervorming, compressie door gezwellen, enz.) is opgeheven en in zulke gevallen kan het verlies van de °°ntractiliteit der spieren , de diagnose dikwerf gemakkelijker maken. ^°o heeft Duchenne een geval van verlamming waargenomen, daarin de spieren van den schouder niet meer door contractie feageerden op electrisehe prikkels. Op grond daarvan besloot hij het bestaan van traumatische verlammmg en men ontdekte , op ^ie diagnose afgaande, aldra eene syphilitische exostose, die eenige takken van den plexus cervicalis en van den plexus braehialis comprimeerde. Wat de verlamming aangaat, die uit atrophie van het ruggemerg Voortvloeit, zoo is de prikkelbaarheid der spieren, in gevallen die 'atlgen tijd geduurd hebben, gewoonlijk verzwakt; soms echter schijnt Z|J geheel ongestoord te blijven, schoon de omvang der spieren dan a' belangrijk verminderd zij en de spieren niet meer aan den prikk(-'l van den wil gehoorzamen. De prikkelbaarheid is echter nooit Seheel uitgedoofd, zoo lang niet alle spierweefsel is vernietigd. Hysterische verlamming. Niet zelden vertoont zich bij hysterische vrouwen eene meer of min compleete verlamming der onderste ledematen, die gewoonlijk door angst of opgewektheid veroorzaakt wordt. Gevallen van hysterische hemiplegie komen slechts zelden voor. Duckenne heeft waargenomen, dat in alle gevallen van dien aard de electrische prikkelbaarheid der spieren normaal blijft, terwijl de electro-musculaire sensibiliteit (d. i. de vatbaarheid voor gevoelsindrukken die door electro-musculaire contractie worden veroorzaakt vermindert of wordt uitgedoofd. Volgens mijne eigene waarnemingen geldt dit slechts voor gevallen van korten duur, daar ik in gevallen van hysterische paralyse en hemiplegie, die langen tijd geduurd hadden, de prikkelbaarheid der spieren aanmerkelijk verminderd heb gevonden. 5. Geval van hysterische paraplegie; verminderde prikkelbaarheid der spiervezels. Eenigen tijd geleden werd ik door Dr. Todd aangezocht, eene 28jarige, ongehuwde dame te galvaniseren, die, tengevolge va» een' hevigen schrik, het gebruik harer onderste ledematen bijna geheel had verloren, liaar gang was zeer waggelend, en als zij niet behoorlijk werd ondersteund, viel zij telkens op den grond. De aandoening was nu eens sterker in het regter been en dan weêr in het linker; vóór een' tijd lang werd ook de regter hand aangedaan eu vielen het schrijven en het klavier spelen haar moeijelijk. Toen ik haar voor de eerste maal zag, sleepte zij haar regter been als een stuk levenlooze stof achter zich aan. De voet schuurde langs den grond en daar hij altijd naar binnen was gekeerd, was de binnenkant der laars, die dien voet omsloot, telkens in een' ongeloofelijk korten tijd versleten. Als zij zat, kon zij naauwelijks de» voet opheffen of naar buiten draaijen; ook de teenen kon zij niet bewegen; het viel haar zeer moeijelijk, zich uit eene zittende houding op te rigten en zich te bed te begeven ; bijna onmogelijk was het haar, den pedaal van het klavier en van de harp te rukken. Toen ik bij den aanvang mijner behandeling eenen zwake« inductiestroom door den extensor cruris quadriceps liet gaan, tfok die spier zich ter linkerzijde onmiddellijk zamen; regts werd echter de gelijknamige spier door denzelfden eleetrischen stroom tllet tot contractie opgewekt, en toen ik de spanning van den 8troom aanmerkelijk vermeerderde, ontstonden in hare vezels slechts Zflrakke trillingen. Hetzelfde bevond ik ten opzigte der mm. per°aei en tibiales ; en eerst na afloop van 16 zittingen, was d,e voeding der spieren in die mate hersteld, dat dezelfde stroom de spieren der regter en linker zijde zonder onderscheid tot contractie v®i'mogt op te wekken. Loodverlamming. . Lood komt of langs de longen in het bloed, zooals dat b. v. j"1 pas geverwde vertrekken plaats heeft, of het wordt door de 11'd geabsorbeerd; ook wordt het met de voedsels opgenomen, v°oral met vervalschten wijn en vervalseht bier en onlangs zijn er aantal gevallen bekend geworden, waarin daardoor lood in et bloed was geraakt, dat de lijders zich van snuif, die in lookistjes bewaard werd, bediend hadden. De verlamming, die ten Sevolge van lood vergiftiging ontstaat, vertoont zich altijd in bePaalde spiergroepen, terwijl dan de overige spieren geheel of ge®eltelijk onaangedaan blijven. De bovenste ledematen zijn wel in alle gevallen verlamd, terwijl de onderste ledematen naar evenre'gheid dikwerf van verlamming verschoond blijven; van de spieren eï bovenste ledematen blijven de flexores vrij en worden de Mensores verlamd. De spier, die gewoonlijk het eerst wordt aangaan, is de musculus extensor digitorum communis, en later vv°rden ook de uitstrekspieren van den wijsvinger en van den pink ^aQgedaan; ten slotte ontstaat er verlamming der extensores carpi uiales et ulnares, van den triceps en den deltoideus en van de fleren van het vleezige gedeelte van den duim. In dergelijke geaien is de prikkelbaarheid der spieren altijd in hooge mate verladerd en soms zelfs geheel vernietigd; dit is niet alleen dan het val, als er ten gevolge der loodvergiftiging atrophie is ontstaan, ia maar ook dan als het volumen der spieren slechts onbeduidend is verminderd, en in sommige gevallen blijft de vatbaarheid der spieren voor eleetrisehe prikkels zelfs dan nog verzwakt, als de willekeurige bewegingen reed3 weder met zekere kracht kunnen vei rigt worden. 6. Geval van loodverlamming met vernietiging der spierprikkelbaarheid. S. R. verwer, 28 jaar oud , heeft verscheidene aanvallen van loodkolijk gehad, waarvan hij door de aanwending van geneesmiddelen is hersteld. Zes weken vóór hij onder mijne behandeling kwam, begon hij aan pijn in de gewrichten en aan kramp in de kuitspieren te lijden. Nu klaagt hij er over, dat zijne linker hand slap neerhangt en tevens over hardnekkige verstopping. Aan het tandvleesch neemt men eenen blaauwen rand waar. De extensores van den linker voorarm en de linker deltoideus zijn verlamd; de lijder kan den linker arm en de vingers der linker hand niet op' heffen. Ondersteunt men eehter den eersten phalanx, zoo kan hij de tweede en derde vingergeledingen strekken, waaruit volgt, dat de interossei en de lumbricales niet geleden hebben. De rugzijd® van den voorarm is uitgehold, ten gevolge van atrophie der e** tensores. De flexores hehben niet geleden. De regter arm is verzwakt» doch niet verlamd. De onderste ledematen zijn mede aangedaanEen sterke stroom, die op den deltoideus wordt aangewend, breng' slechts eene ligte trilling in de vezels dezer spier, die aanmerkelij in omvang is verminderd, te weeg, en de prikkelbaarheid de* extensores van den voorarm is geheel vernietigd. Ik galvaniseerd6 den lijder ongeveer vier weken lang, om den anderen dag, waan'a zijne spieren aanmerkelijk sterker werden , terwijl zij duidelij weder in omvang toenamen; echter bleef de prikkelbaarheid ?a'1 de spieren der linkerzijde geringer dan die van de spieren &et regterzijde. _ Ten einde aan te toonen, op welke wijze de eleetriciteit in % gevallen het stellen der diagnose gemakkelijk kan maken, wil 11 ^ei' een ander geval van verlamming van den voorarm mededeelen, aarbij geene loodvergiftiging in het spel kwam. Spontane verlamming der uitstrekspieren van den voorarm. Volkomen' ongeschondenheid van de prikkelbaarheid der spieren. ^W-> metselaar, behoorende tot de loopende patienten van St. ^ ary s Hospital. Zonder dat zich eenig voorafgaand verschijnsel ^ vertoond, bemerkte deze lijder op zekeren morgen bij het opsl(aa"' dat hiJ' zijnen i'egter arm niet bewegen kon; de hand hangt neder en kan ook niet in zijdelingsche rigting bewogen worden; ^ sensibiliteit is aan de rugzijde van den voorarm verminderd. Noch ^vergiftiging, noch verwonding van den n. radialis, noch eene ^ eumatische oorzaak, noch eene hersenaandoening, noch atrophie spieren, kan geconstateerd worden. Ook ontkent de lijder den te°l!Sen aV°nd dronken te ziJn geweest of des nachts zeer vast geslapen ebben. Ook klaagt hij niet over pijn, maar wel over een gevoel Hr\ verdoovin8- Alle aan de rugzijde van den voorarm gelegen' bn j ^eren zijn aan den invloed van den wil onttrokken; de vat4och id di6r Spi0ren V°°r electrische Pikkels is niet verminderd, de ^der Z6gt' dat ^ d® aanwending van den electrischen HkUl naauweliJks voelen kan! hiJ voelt dat de spieren zich zameniW611' maar zeifs 200 men eenen zeer s«el afgebroken' en zeer Ën 3'rooin bezigt, ontstaat daardoor geene gewaarwording van tei'wijl toch aan de niet verlamde zijde eene zeer sterke VeaarWOrding vau dien aard wordt gevoeld. Hierbij moet worden gemerkt, dat zoo men eene juiste kennis wil verkrijgen van de ®lectrisohe spierprikkeling veroorzaakte gevoelsgewaarwording, , altijd lnoet vergelijken voor de corresponderende spieren ae de regter en de linker zijde des ligchaams. Wilde men b. v. ectl'0-musculaire sensibiliteit der spieren van de rugzijde van df;n V°orarm. vergelijken met die der spieren van de voorzijde van ^ Z°U me" d°°r die verSelijking eene zeer gecom'de uitkomst verkrijgen, daar de huid aan de voorzijde veel 13* dunner is dan aan de rugzijde en dien ten gevolge veel minder geleidingsweêrstand bezit. Het ver3chil in de symptomatologie der beide laatst vermelde gevallen is in liet oog vallend. Doch niet immer zijn de werkingen van het lood op het organisme zóó duidelijk, als dat het geval was bij den verwer S. R.; inderdaad gebeurt het soms, dat de verslapping van het handgewricht het eerste verschijnsel is van loodvergiftiging. De differentieele diagnose tussehen gevallen van loodparalyse en gevallen als het laatst vermelde, is overigens niet bloot van theoretisch belang , maar bezit ook praktisch gewigt' daar nu de aanwending der eleotriciteit in gevallen van loodvergiftiging met eene algemeene medicatie moet verbonden worden, wat voor gevallen van spontane paralyse geen noodwendig vereischte schijnt te zijn. Al beweert een lijder, bij de uitoefening van zij11 beroep of in het algemeen, nooit iets met loodhoudende stoffen te doen gehad te hebben, zoo mag men daarom toch de mogelijkliei eener loodvergiftiging niet geheel buiten rekening laten, daar er zeer dikwerf lood in het bloed wordt opgenomen, zonder dat de per' sonen, bij wie dat geschiedt, er het allerminste van bespeuren. Bo' vendien gaat de loodverlamming niet altijd gepaard met stoorniss®1 in den algemeenen toestand, die, waar zij voorhanden zijn, ^ erkenning gemakkelijk maken. Is , bij bestaande verlamming uitstrekspieren van den voorarm, de vatbaarheid dier spieren \o°^ electrische prikkels bewaard gebleven, zoo kan men daaruit zekerheid opmaken, dat er geen lood in het organisme voorha»' den is. j. Wat de rheumatische verlamming aangaat, zoo blijft geus Duchenne bij deze 'aandoening de vatbaarheid der spiel voor electrische prikkels geheel ongestoord, terwijl de gevoels?^ waarwordingen, die ten gevolge der aanwending van den electrisc Btroom in de spieren ontstaan, aan de verlamde zijde sterker d® ^ of althans even sterk als dat in den normalen toestand het ge ^ is, worden waargenomen. Voorzeker geldt dit voor gevallen, die i slechts korten tijd hebben geduurd, doch in verouderde gevallen 1 ik de spierprikkelbaarheid bijna altijd verminderd gevonden. ^ Wat eindelijk de s p i e r a t r o p h i e van Cruveilhier bet'1 200 is Hi deze aandoening de prikkelbaarheid der contractiele vezels regtstreeks evenredig aan den voedingscoëfficient der dwars^estreepte spiervezelbundels. Hoe meer de spiermassa in omvang is verminderd, des te zwakker trekt de spier zich zamen ; zoolang er echter ll0g dwarsgestreepte spiervezels voorhanden zijn, is er ook nog contractie m°gelijk. Ten dien opzigte verhoudt zich de atrophie van Cruveilhier, Seheel anders dan de verlamming ten gevolge van loodvergiftiging 6tl dan de verlamming, die ontstaat door opheffing der continuiteit an motorische vezels , bij welke aandoeningen de spieren , schoon sn ook hare voeding in eenen betrekkelijk slechts geringen graad gestoord, niet meer door contractie op electrische prikkels reageren°or de atrophie van Cruveilhier, kunnen wij alzoo den toe®a«d van elke afzonderlijke spier en van eiken afzonderlijken spierUr>del, door middel van den inductie-stroom, op de meest afdoende WlJze bepalen. v Alzo° ziJn wij dan tot het resultaat gekomen, dat de spieren \erlamde ledematen zich op drie verschillende wijzen tegenover electrischen stroom kunnen verhouden en dat deze omstandig^ d ons in vele gevallen tot middel kan dienen , om de oorzaak ^ verlamming te erkennen, In de volgende stellingen , geven J Gen resume van de uitkomsten van ons onderzoek : te/'. ^00 de prikkelbaarheid der spiervezels van verlamde ledemaverhoogd, hebben wij te doen met een geval van jebrale verlamming, die afhankelijk is van eenen geprikkelden estand der hersenen. te de prikkelbaarheid der spiervezels van verlamde ledema- ln h o o gen graad is verminderd , of geheel is doe^6^00^' Z0° hebben naar aMe waarschijnlijkheid te 0(.en met eene opheffing van de continuiteit van motorische vezels dat"1164 loodverlamming ; daarbij houde men echter in het oog, $c]} Xeiouderde, slepende gevallen van hysterische en van rheumati•öitL Ver^amm"1^ > en ze^s enkele gevallen van cerebrale verlam& i dezelfde verhouding vertoonen. •lezelfi (^e Prikkelbaarheid der spiervezels van verlamde ledematen gCet( ® SeWeven, die zij was in den normalen toestand, zoo is er od in het organisme voorhanden en heeft er geene op- heffing van de continuïteit van motorische vezels plaats gehad, maar hangt, zoo men met oude gevallen te doen heeft, de verlamming van hersenziekten af, en is, zoo men betrekkelijk recente gevallen voor zich heeft, de verlamming van hysterischen of van rheumatischen aard , of wel spontaan. VIJFDE HOOFDSTUK. ELECTRO-THERAPIE. Niet alleen in de geneeskunde, maar ook in de heelkunde en vevloskunde, kan met vrucht van de electriciteit worden gebruik Smaakt. In de geneeskunde is de aanwending van electriciteit een uiterst heilzaam middel, bij zekere paralytische en spasmodische bestanden en bij hyperaesthesieën en anaesthesieën; bovendien heeft ltlen haar gebruikt om de resorptie van rheumatische exsudaatmassa's *'e bevorderen, en ook als transportmiddel, om geneeskrachtige Zelfstandigheden in het ligchaam te brengen en daaruit te verwijden. In cle chirurgie kan men van den electrischen stroom gerHk maken, om het bloed in aneurysmatische zakken en varieeuse aderen te doen stollen en voorts om blaassteenen op te lossen, QlB te cauteriseren, om zweren tot genezing te brengen en om de J'esoyptie van exsudaatmassa's te bevorderen. Eindelijk heeft men 1(1 de verloskunde de electriciteit aangewend als prikkel, in gevallen Val onvoldoende contractie der baarmoeder en van metrorrhagie. DE ELECTKICITEIT IN DE GENEESKUNDE. ^''j hebben in het tweede boek gezien, dat men alle zenuwUr>cties door middel van den eleetrischen stroom kan opwekken ':I', levensenergie der zenuwen er naar believen door kan doen ^'jgen of dalen, naar gelang van de wijze waarop men de electri^it appliceert. Daaruit kan men gemakkelijk afleiden, dat men 11 electrischen stroom als een' prikkel voor de spierkracht bij paralytische toestanden en als een' prikkel voor de sensibiliteit bij anaesthesieën kan aanwenden, en dat men er aan den anderen kant gebruik van kan maken om bij spasmotlische toestanden rust aan te brengen en bij ziekelijke verhooging der sensibiliteit, zooals die bij neuralgieën voorkomt, deze tot het normale peil te doen dalen. Men moet daarom echter niet gelooven, dat de electriciteit in alle gevallen van verlamming, kramp, neuralgie en anaesthesie, nut kan aanbrengen; inderdaad, wilde men haar, zooals dat vroeger geschied is, in alle dergelijke gevallen zonder onderscheid aanwenden , zoo zoude men voorzeker even dikwerf nadeel stichten als voordeel te weeg brengen. De reden hiervoor moet daarin gezocht worden, dat kramp, anaesthesie en neuralgie geene bepaalde ziektetoestanden zijn, maar enkel en alleen ziekteverschijnselen, die door de meest uiteenloopende stoornissen kunnen worden voortgebragtHet schijnt daarom noodig te zijn, vooraf na te gaan, uit welke verschillende oorzaken, verlamming, kramp, anaesthesie en neuralgie kunnen voortvloeijen, en eerst daarna kunnen wij vaststellen, in welke gevallen men van de electriciteit, met hoop op goed gevolg, gebruik kan maken. I. OVER DE ELECTRISCHE BEHANDELING DER VERIAMMINGEN. Verlamming kan ontstaan ten gevolge van verschillende afwijkingen in de centraalorganen van het zenuwstelsel, b. v. door bloeduitstorting in de hersenen en verscheuring van hersenvaten; door zulke pathologische processen wordt de normale verbinding tusschen de hersenen en de motorische zenuwen verbroken, zoodat de bevelen van den wil niet langer aan de spieren worden overgebragt, die derhalve ook niet langer in staat zijn, willekeurige bewegingen te volbrengen. Derhalve rijst de vraag bij ons op, of de electrische stroom in het algemeen op de hersenen van den levenden menscb werken kan, en of wij, zoo dat inderdaad het geval is, daarvan gebruik mogen maken bij verlammingen, die direct van hersenziekten afhankelijk zijn. De hersenen en het ruggemerg zijn omgeven door vliezen en beenderen, die tegenover de electriciteit eenen zeef hoogen graad van geleidingswêerstand bezitten; zij zijn derhaWe ontoegankelijk voor electriciteit, ten zij men van eenen stroom van '00 hooge spanning gebruik mogt willen maken, dat deze voor den lijder gevaarlijk zou kunnen worden. De onderzoekingen van den 'leer Bonnefin (Journal de la phys. par Brown-Séquard, No. lïl) hebben het zeer waarschijnlijk gemaakt, dar er, zoo men eenen zeer sterken stroom, door middel van eenen bundel metaaldraden, °p de gevoslszenuwen der huid appliceert, een zeer zwakke stroom door de centraalorganen van het zenuwstelsel gaat. Maar, zelfs toegegeven dat men eenen zeer zwakken stroom door de hersenen kan 'aten gaan, zoo volgt daaruit nog volstrekt niet, dat men op die w'jze eenig nut kan tot stand brengen Er is geen enkel feit bekend, dat regt geeft tot de onderstelling, dat eene bloeduitstorting in de hersenen of atrophie en verweeking der hersenzelfstandigheid, door middel van de aanwending van eleclriciteit, tot genezing z°u kunnen worden gebragt. Integendeel heeft de ondervinding Voldoende geleerd , dat men in zulke gevallen door de aanwending van eleetriciteit meer nadeel dan voordeel aanbrengt. Duchenne heeft een aantal gevallen medegedeeld , waarin door de ondoelmatige aanwending van eleetriciteit bij hersenlijders een vernieuwde aanva] van apoplexie werd veroorzaakt. (De 1'électrisation localisée etc. p. 724). Desniettemin kan de aanwending der eleetriciteit, in sommige gevallen van verlamming die oorspronkelijk van eene hersenziekte afhankelijk zijn, groot nut te weeg brengen. Om dit te leeren hegrijpen , moeten wij het anatomisch-pathologisch proces ontleden, dat in de hersenen ontstaat, als de lijder den aanval van apoplexie heeft overleefd. Het is klaar dat, zoo er eene belangrijke verwoesting der hersenzelfstandigheid heeft plaats gegrepen , de verlamming naar alle waarschijnlijkheid eene blijvende wezen zal. ^taar heeft er enkel bloeduitstorting plaats gehad, zoo worden de verschijnselen meer door het bloedcoagulum veroorzaakt, dat de hersenweefsels drukt en vaneenscheidt, dan door vernietiging van hersenzelfstandigheid , hoewel voorzeker eene uitstorting van bloed ltl de hersenen , bijna altijd in meerderen of minderen graad, verscheuring van herseuvezels ten gevolge heeft. In gevallen, waarin de verlammingsverschijnselen hoofdzakelijk door (je aanwezigheid van een bloedcoagulum worden veroorzaakt, kan de gezondheid des lijders volkomen worden hersteld. Vooreerst worden de vloeibare bestanddeelen van het bloed, dat in de hersenen is uitgestort , geresorbeerd en wordt er een georganiseerd vlies, de cyste , gevormd, terwijl het coagulum in verloop van tijd eveneens geresorbeerd wordt. De cyste schrompelt daarop ineen en ten slotte blijft er nog slechts een likteeken over. In sommige gevallen gaat met dit resolutie-proces eene vermindering der paralytische verschijnselen hand aan hand, en op die wijze kan er spontane genezing volgen. In andere gevallen ontstaat er, ten gevolge van het zamenschrompelen der cyste, een geprikkelde toestand der hersenen, en alsdan nemen de verlamde spieren eene eigenaardige stijfheid aan. Eindelijk kan het gebeuren , dat, sohoon het likteeken reeds is gevormd en er geene verstijving der spieren is ontstaan, de verlamming echter in meerderen of minderen graad blijft voortduren. Heeft er eene uitgebreide verwoesting van hersenzelfstandigheid plaats gegrepen, en is er ten gevolge van het zamenschrompelen der cyste spier verstijving ontstaan, zoo is de verlamming nog steeds van de aandoening van het centraalorgaan afhankelijk en zoude eene eleetrische behandeling de verschijnselen slechts doen verergeren. Hel is eveneens klaar , dat men de aanwending van electriciteit achterwege moet laten , zoo zich verschijnselen van spontane beterschap vertoonen. Hebben wij echter genoegzamen grond om aan te nemen, dat het likteeken gevormd is, en duurt de verlamming desniettegenstaande voort, zoo kan men met hoop op goeden uitslag van den electrisehen stroom gebruik maken , en behoort men dien alsdan in de verlamde spieren en motorische zenuwen te localiseren. Wij behoeven naauwelijks op te merken, dat , zoo de verlamming een uitvloeisel is van de aanwezigheid van gezwellen in de hersenen , die de hen omgevende hersenzelfstandigheid zamendrukken , er niet de minste grond bestaat voor de aanwending van electriciteit. Verlamming kan eveneens een gevolg zijn van ontsteking en atrophie van het ruggemerg. Eemak geeft voor, in dergelijke gevallen, door middel van eenen constanten stroom genezing te hebben aangebragt; echter vrees ik dat hij of in zijne diagnose gedwaald heeft, of ten opzigte der genezing in eene zonderlinge dwaling verkeert. Naar mijne meening zijn gevallen, waarin de verlamming van eene ziekelijke aandoening van het ruggemerg afhankelijk is, nimmer voor eene eleetrische behandeling geschikt, daar de afwijking in het centraalorgaan slechts in zeer zeldzame gevallen spontaan tot genezing komt, en zich gewoonlijk zonder ophouden, tot den noodlottigen uitgang toe, verder ontwikkelt. Is de aandoening van het ruggemerg recent en neemt zij waarneembaar toe, dan worden de verschijnselen door eene electrische behandeling verergerd. Plaatselijke verlammingen kunnen veeleer door middel eener electrische behandeling worden hersteld ; doch .niet eens elke plaatselijke verlamming kan door middel van den electrischen stroom worden hersteld of verbeterd. Zoo b. v. ontstaan er verlammingen ten gevolge van schadelijke invloeden die op motorische zenuwen werken, verwondingen, kneuzingen, concussies, enz. De electriciteit is niet in staat, de hereeniging van gescheiden zenuwvezels te bevorderen, noch ook een ontsiekingsproces, dat in de zenuwscheede plaats grijpt, tot resolutie te brengen; doch is eens de ziekelijke afwijking door een genezingsproces hersteld, en blijft de prikkelbaarheid der zenuwen toch nog verzwakt, dan bestaat de kans dat deze door eene electrische behandeling weder tot den normalen staat zal worden teruggebragt. Bovendien zijn er nog andere soorten van verlamming, waarbij noch de motorische zenuwen, noch de centraalorganen, in waarneembaren graad, ziekelijk zijn aangedaan. Iti zulke gevallen is de electriciteit een uitstekend geneesmiddel. Hiertoe behooren gevallen van hysterische verlamming, rheumatische verlamming, loodverlamniing, incompleete verlamming der onderste ledematen, die afhankelijk is van ziekten der piswerktuigen; voorts ook gevallen van verlamming, die na acute ziekten, zoo als b. v. typhus, cholera, diphtheritis overblijft, en gevallen van spontane verlamming, waar voor het niet mogelijk is eene oorzaak op te sporen. Eindelijk ^an men in bijna alle gevallen van gestoorde voeding en van atrophie der spierzelfstandigheid, door middel van electriciteit beterschap aanbrengen. Wij gaan nu over tot de behandeling van het vraagstuk, waarin de genezing aanbrengende werking van het galvanisme bij paralytische toestanden bestaat, een vraagstuk, waarvoor tot hiertoe geene bevredigende oplossing is gevonden. Het is klaar , dat wij er slechts dan eene juiste oplossing voor kunnen vinden , als wij bij ons onderzoek uitgaan van de daadzaken, die de electro-physiologie en de therapeutische ervaring ons aan de hand doen. Eerste grondstelling. De electris che prikkel is in staat, het eveuwigt iu de kleinste deeltjes der motorische zenuwen en spieren te verbreken, en den toestand te weeg te brengen, in welken deze organen physiologisch werkzaam zijnWordt zulk eene verstoring van het evenwigt op doelmatige wijze tot stand gebragt, dan veroorzaakt zij niet. alleen geen nadeel, maar kan zij zelfs de vernietigde of verminderde levens-energie der zenuwen en spieren herstellen of althans verhoogen. Daar de waarheid van het eerste deel dezer stelling onmiddelijk kan worden afgeleid uit wat wij in het over electro-physiologie handelende hoofdstuk hebben uiteengezet, willen wij slechts nog een en ander aangaande het tweede deel dier stelling in het midden brengen, daar dit eene gevolgtrekking behelst uit onze therapeutische ervaring. Er zijn twee soorten van paralytische toestanden, die dikwerf door middel van electriciteit tot een en staat van beterschap of tot genezing kunnen worden gebragt, en waarvoor wij slechts in de genoemde grondstelling eene verklaring van de resultaten der electrische behandeling kunnen vinden. Vooreerst hebben wij hierbij zulke gevallen op het oog, waarin de prikkelbaarheid der spier- Seneel ongesenonden is gebleven en voorts zoodanige gevallen, waarin de verlamde spieren, niet door contractie op den electrischen prikkel reageren. Ware het alzoo juist, wat men dikwerf heeft beweerd, dat de geneeskracht van het galvanisme daarin bestaat dat het de verlamde spieren opwekt tot contractie en dien ten gevolge de voeding dier spieren verbetert, dan zoude men in gevallen als de bovengenoemden, geene beterschap of genezing door middel van electriciteit kunnen aanbrengen, daar in de eerstgenoemde reeks van gevallen de voeding der spieren niets te wenschen overlaat, aangezien zij op de aanwending van een zwakken stroom door contractie reageren, en daar in de laatstgenoemde reeks van gevallen , de aanwending van eenen sterken stroom geene contractie hoegenaamd te weeg brengt. Met behulp van een' electrischen stroom, hebben wij in gevallen van cerebrale van hysterische verlamming, waarin de verlamde spieren in het volle bezit van haar contractiliteitsvermogen waren gebleven, eene snelle en belangrijke beterschap aangebragt. Wij hebben eveneens gevallen van rheuinatische en van spontane verlamming, waarin de voeding der spieren niet in het allerminst was gestoord, door middel \-an den electrischen stroom genezen. Het is mogelijk dat in zulke gevallen de verlamming van de vermindering of omkeering van den eigen' stroom der zenuwen en spieren afhankelijk is, en dat deze eigen' stroom door de aanwending der electriciteit tot den normalen staat wordt teruggebragt. Aan den anderen kant blijkt de geneeskracht der electriciteit ten duidelijkste, in gevallen van loodverlamming en van traumatische Paralyse, ofschoon in den aanvang der behandeling zelfs een stroom van zeer kooge spanning niet de minste beweging in de verlamde spieren doet ontstaan. In zulke gevallen kan men het tot stand komen van beterschap niet daardoor verklaren , dat de electrische stroom contracties in de verlamde spieren opwekt, want die spieren blijven geheel in rust; noch ook daardoor dat de stroom eenen vermeerderden toevoer van slagaderlijk bloed te weeg brengt naar de ledematen waarop hij wordt aangewend, want men kan noch in het volumen der spieren, noch in hare temperatuur de uitwerkselen eener vermeerdering van het bloedgehalte bespeuren; maar enkel en alleen door aan te cemen, dat hij de bewegelijkheid van de kleinste deeltjes der zeuuwen en spieren herstelt, die eene onmisbare voorwaarde is voor de physiologische werkzaamheid der spieren. Tweede grondstelling'. De e lectrische prikkel brengt de noodzakelijke afwisseling tusschen zamentrekking en uitzetting der spieren te weeg, zonder welke de voeding derzelve gewoonlijk snel en in hooge mate wordt gestoord. Daar deze daadzaak niet in twijfel kan worden getrokken, verwijzen wij ten dien opzigte slechts naar de waarnemingen van John Eeid, die wij in het tweede hoofdstuk van dit werk hebben medegedeeld. Derde grondstelling. De electrische prikkel veroorzaakt, door contractie der spieren te weeg te brengen en op die wijze de chemische omzetting, d. i. de oxydatie van de besta nddeelen der spieren sneller te doen plaats gr ij pen, eenen vermeerderden toevoer van slagaderlijk bloed naar het weefsel deispieren, wat uit de temperatuur 3 verhooging en de toename in volumen van de gegalvaniseerde deelen blijkt, en verhoogt alzoo de voeding der spieren. Voor deze grondstelling is reeds in het tweede boek van dit werk het bewijs geleverd. Résumé: de geneeskracht van het galvanisme in paralytische toestanden bestaat alzoo daarin, dat de electrische prikkel aan de kleinste deeltjes der zenuwen en der spieren hunne bewegelijkheid hergeeft, en dat hij contractie van en vermeerderden toevoer van slagaderlijk bloed naar de verlamde spieren veroorzaakt. Thans blijft ons over te bepalen, welke soort van electriciteit men bij bepaalde vormen van verlamming heeft aan te wenden, de rigting waarin men den stroom door de verlamde deelen moet laten gaan, de sterkte van den stroom en den duur der zittingen. Wat de soort der electriciteit aangaat, die men bij bepaalde vormen van verlamming heeft aan te wenden, is het klaar, dat men daarbij acht heeft te geven op de electro-physiologische wet, die het eerst door Du Bois-Eeymond is aangetoond, dat name- lijk de motorische zenuwen niet door de absolute digtheid van den stroom geprikkeld worden , maar door de schommelingen, die van het eene oogenblik tot het ander in de digtheid van den stroom ontstaan , en dat de graad, waarin de zenuw wordt geprikkeld , regtsfcreeks evenredig is aan de snelheid, waarmede de schommelingen op elkander volgen. Daaruit volgt, dat men bij de behandeling van de verlammingen niet van den constanten stroom gebruik moet maken , maar van inductie-stroomen , die sterke en snel op elkaar volgende schommelingen in digtheid opleveren cn derhalve het best in staat zijn , de levensenergie der motorische zenuwent ot den hoogsten graad op te wekken. Eene zonderlinge tegenwerping is door Golding-Bi rd (Lectures on Electricity and Galvanism. London 1849) gemaakt tegen de aanwending van den Y o 11 a-electrischen inductiestroom , als geneesmiddel bij paralytische toestanden. Deze geneesheer houdt het voor noodzakelijk , dat de stroom in dezelfde rigting door de verlamde spieren ga, waarin de eigen' stroom der spieren zich beweegt; op grond daarvan beweert hij , dat de V o 11 a-electrische 'nductie-stroomen niet tegen verlammingen mogen worden aangewend , aangezien hunne rigting eene afwisselende is. Het valt geMakkelijk, deze tegenwerping te weerleggen. Vooreerst is het namelijk volstrekt niet bewezen, dat het werkelijk noodig is, den stroom in die bepaalde rigting door de spieren te doen gaan; en v°orts is de physiologische werking van den stroom, die bij het sluiten der keten geïnduceerd wordt, zoo verbazend zwak, dat ^en die bij het berekenen der therapeutische werking gerust kan yerwaarloozen; de eigenlijke physiologische en therapeutische werking ls uitsluitend afhankelijk van den stroom, die bij het openen der keten wordt geïnduceerd, en deze stroom beweegt zich in dezelfde flgting ais de stroom der batterij. Nog vreemder dan de tegenwerping van Go 1 ding Bird, is de opmerking van Be mak (Galvanotherapie der Nerven-und Muskelkrankheiten Berlin 1858. S. ^4.), eenen der bitterste vijanden van den geïnduceerden stroom , die gelooft, dat door de bestendige afwisseling van de rigting van den stroom (Volta'sche Alternativen) het nadeel zou worden vergoed, ^at uit de applicatie van den inductiestroom voor de spieren, z®nuwen en centraalorganen zou voortvloeijen. Deze natuuronder- zoeker behoorde uit de vele proefnemingen, die hij zelf heeft in het werk gesteld, te hebben geleerd, dat de bij het sluiten der keten geïnduceerde stroom slechts op kikvorschpooten werkt, niet op de spieren van het levend menschelijk organisme. Volgens Eemak is de constante stroom het ware geneesmiddel voor paralytische toestanden, en werkt deze vooral heilzaam bij hersenziekten en bij ruggemergstering; hij beweert in vele gevallen daarvan, door middel van den constanten stroom, in eenen ongeloofelijk korten tijd, de heerlijkste uitkomsten te hebben verkregen. Ja! zelfs bij zekere vormen van waanzin, zou een door de hersenen geleide constante stroom, weldadig kunnen werken. Tijdens eene wetenschappelijke reis door Frankrijk, in het jaar 1857, deed Eemak in het hotel de la Monnaie te Parijs, eenige therapeutische experimenten, aangaande welke Dr. Dechambre in de Gazette hebdomadaire het volgende verslag heeft medegedeeld: //Van vier lijders die vóór onze oogen gegalvaniseerd werden, verkeerden er 2 in eenen zoodanigen toestand, dat het ons ten hoogste verwonderd zou hebben, hen in weinige oogenblikken te zien beteren. De eerste leed aan algemeene progressieve paralyse, waardoor vooral de bovenste ledematen sterk waren aangedaan. De spieren van den schouder werden geëlectriseerd, maar de opheffing van den arm werd daardoor niet gemakkelijker gemaakt. De tweede leed aan eene drievoudige zijdelingsehe kromming der ruggegraat, tengevolge der helling van het bekken naar de linker zijde, die op hare beurt uit Ischias voortsproot. Eemak beproefde de onderste en de middelste kromming op te heffen, door de spieren in de convexiteit te prikkelen, zonder het geringste gevolg evenwel. De beide andere gevallen sehenen meer uitzigt op goed gevolg op te leveren; want in het eene leed de patiënt aan incompleete verlamming van den deltoïdeus , ten gevolge eener kwetsuur; en in het andere bestond verlamming van de strekspie' ren der hand, die uit eene dergelijke oorzaak voortvloeide; maar ook in die beide gevallen bragt de galvanische bewerking niet het minste gevolg te weeg." Wij willen eveneens niet onopgemerkt laten, dat Dr. Niemeyer van JMaagdeburg (Deutsche Klinik. Juli 5. 1858) den constanten stroom in gevallen van halfzijdige verlamming heeft aangewend, Welke gevallen eene gunstige prognose toelieten, doch daarin, schoon hij bij zijne bewerking de voorschriften van Eemak naauwkeurig heeft gevolgd, geene de minste resultaten heeft verkregen, zoodat de therapeutische waarde van den constanten stroom voor paralytische toestanden gerust als ten hoogste twijfelachtig mag worden aangemerkt. Wat de rigting aangaat, waarin men den geïnduceerden stroom door de verlamde ligchaamsdeelen moet laten gaan, zoo zijn ten dien opzigte nog geene regels bekend. Wij weten, dat de stroom &ich in den arm van den mensch in de rigting van den schouder ttaar de hand beweegt; daaruit heeft men de gevolgtrekking opgemaakt, dat het het best zou wezen, den geïnduceerden stroom 'n dezelfde rigting door de zenuw te laten gaan, d. i. van den neêrdalenden stroom gebruik te maken. Aan den anderen kant heeft Matteucci den raad gegeven , van bij paralyse van motorische deelen, den opstijgenden stroom aan te wenden; hij Vermoedt namelijk, dat de zenuwen van het lijdende deel in eenen analogen toestand verkeeren, als waarin zij geraken ten gevolge van de voortgezette inwerking van eenen neêrdalenden, constanten stroom op eenig ligchaamsdeel, en daar men in eenen kikvorschPoot de prikkelbaarheid , die deze door de werking van een' neêrdalenden stroom heeft verloren, door de aanwending van een' °pstijgenden stroom kan herstellen, zoo gelooft Matteucci, dat de stroom bij den mensch verlammingstoestanden sneller tot genezing zal brengen , zoo men dien door de centrifugaal werkende Motorische zenuwen in de centripetale of opstijgende rigting laat Saan, terwijl verlamming der sensibiliteit de aanwending van eenen centrifugalen of neêrdalenden stroom zou vereischen, 0radat de gevoelszenuwen centripetaal werken. Schoon deze theorie 111 zekeren zin vernuftig mag genoemd worden, bestaan er toch geene bewijsgronden voor hare juistheid en is hare praktische waarde daarom aan twijfel onderhevig. Bovendien heeft zij strikt genomen, slechts betrekking op den constanten en niet op den geïnduceerden stroom. Een beter motief voor de aanwending van den opstijgenden stroom bij de electrische behandeling der verlammingen, is hierin 14 gelegen, dat deze in vele gevallen eene sterkere contractie der spieren te weeg brengt, dan de neêrdalende stroom, en daarom schijnt het verkieselijk, in zulke gevallen van den opstijgenden stroom gebruik te maken. Overigens is het van belang, dat men nu en dan de rigting van den stroom omkeere, omdat de motorische zenuwen en spieren, door de voortgezette werking van eenen 3teeds in dezelfde rigting bewogen' stroom , eer worden vermoeid, dan door de langdurige werking van stroomen, die nu eens in de eene, dan weer in de andere rigting worden bewogen. Wat de sterkte aangaat van den stroom, dien men zal aanwenden , zoo is het noodig die voor elk bijzonder geval zoo naauwkeurig mogelijk te bepalen; men moet derhalve altijd aanvankelijk eenen zeer zwakken stroom gebruiken en de intensiteit daarvan allengs verhoogen, zoodat de contracties der spieren allengs de noodige kracht erlangen. Sterke schokken moeten, vooral bij het begin der behandeling, zooveel mogelijk vermeden worden , daar deze de reeds verminderde prikkelbaarheid der moto' rische zenuwen nog lager zouden kunnen doen dalen. Aangaande den duur der afzonderlijke zittingen, kunnen wij geene bepaalde voorschriften geven, daar de routine van den operateur dien voor de bijzondere gevallen bepalen moet. Sommige gevallen vereischen langdurige zittingen; in andere gevallen komt er sneller genezing tot stand , zoo men de zittingen slechts korten tijd duren laat. In het algemeen kan echter gezegd worden, dat de applicatie van den electrischen 3troom niet langer dan een vierendeel uurs achtereen mag worden voortgezet. Het aantal zittingen, dat voor eene electrische behandeling van verlammingen noodig is , verschilt eveneens. Gevallen van hysterische verlamming vorderen slechts een paar zittingen. Ik zelf heb in één geval van hysterische aphonie en in twee gevallen van amenorrhoe, door ééne enkele applicatie van den electrischen stroom, genezing aangebragt; in andere gevallen is eene meer langdurige behandeling noodig, de langdurigste voor de progressieve spieratrophie, waarop Cruveilhier het eerst de aandacht der geneesheeren heeft gevestigd. Wij gaan nu over tot de beschouwing van eenige bijzondere v°rnaen van verlamming, die voor eene eleotrische behandeling vatbaar zijn A. Verlamming door hersenziekten. Wij hebben reeds gezien , dat sommige gevallen van dien aard 'üet meer gegronde hoop op goeden uitslag kunnen worden behandeld , dan andere, en dat dit af hangt van den aard van het proces , dat in de hersenen plaats eriipt. Om tot de ^Qnis van dat proces te geraken, moet men altijd op den toestand der verlamde spieren acht geven , welke toestand het eerst door Dr. T o d d , in zijne uitstekende klinische voorlezingen over Verlamming en hersenziekten, naauwkeurig voor verschillende geVallen beschreven is. geeft drie hoofdklassen van gevallen op; in gevallen, die tot de eerste klasse behooren> zijn de spieren der verlamde ligehaamsdeelen verslapt en zoo men alsdan den voorarm op den bovenarm , het onderbeen op het bovenbeen buigt , zoo geschiedt die beweging zonder den minsten weerstand. De verlamde spieren vertonen een duidelijk contrast met de vaste, taaije spieren der geZonde ledematen; ook zijn zij meer of min vermagerd, naar gelang V;in den tijd, die sedert den aanval van apoplexie verstreken is. In zulke gevallen reageren de spieren meestal slechts in zeer ê'eiinge mate op den electrischen prikkel, en zijn de eigene warmte etl de algemeene toestand der voeding in de verlamde deelen eenen zeer lagen graad gedaald. In eenige gevallen van leü aard , grijpt spontane genezing plaats; in andere, spontane Sedeeltelijke beterschap. Zoo er 4 a 6 maanden of een nog langere ^jd na den aanval van apoplexie zijn verstreken en de genezing nog onvolkomen blijft, kan men in zulke gevallen tot de behandeling met eleciciteit overgaan. Het is overigens van belang, den electrischen -troom in die spieren te localiseren, die nog verlamd zijn en alzoo eri electrischen prikkel inderdaad behoeven. Men moet daarom de stl'°omgevers (vochtige sponsen die in metalen cylinders gestoken ZlJQ) zeer digt bij elkaar op de huid plaatsen, ten einde den stroom 14* pathologisch in de zich onder de huid bevindende spieren te laten rondgaan; plaatst men de excitators te ver uiteen, zoodat de stroom de deelen in de gansche lengterigting doorloopt (geeft men den lijder b. v. den eenen excitator in de regter en den anderen in de linker hand, of plaatst men de voeten des lijders in twee afzonderlijke, met eene zoutoplossing gevulde bakken, die men met de polen van eenen galvanisehen toestel in verbinding heeft gebragt), dan ontstaan er pijnlijke en onregelmatige convulsies, zoowel in de verlamde als in de gezonde spieren, die allen zonder onderscheid worden geprikkeld. Daarom kan men slechts in hoogst zeldzame gevallen van deze wijze van bewerking gebruik maken. Wat de snelheid aangaat, waarmede men de afzonderlijke stroomen op elkaar moet laten volgen, deze moet niet te groot genomen worden, opdat elke irritatie der hersenen worde vermeden. Wij willen hier een geval mededeelen, waarin na den aanval van apoplexie, slechts eenige weinige spieren verlamd bleven , en waarin met behulp der faradisatie eene belangrijke beterschap werd tot stand gebragt. Jane S., oud 35 jaar, Carlisle-Ward, St. Mary's Hospital, in de afdeeling van Dr. Alderson. Uit de vrij verwarde mededeelingen der lijderes, wier verstandelijke vermogens slechts weinig zijn ontwikkeld, blijkt, dat zij 15 maanden geleden eenen aanval van apoplexie heeft doorgestaan, tijdens welken zij haar bewustzijn verloor, gelijk ook het vrije gebruik van den linker arm en het linker been. De verlamming van de onderste extremiteit verdween spoedig weder; toen ik haar de eerste maal zag, kon zij vrij goed gaan, doch waren nog vele spieren van den linker arm verlamd, namelijk de deltoïdes, de extensor indicis proprius en alle spieren van den duim; de lijderes kon wel den arm naar boven brengen, daar tot die beweging de cucullaris en de serratus anticus met den deltoïdeus medewerken; maar zij kon den arm niet loodregt op het ligchaam plaatsen, en, plaatste zij de verlamde hand op de heiligbeenswervels, zoo kon zij die hand niet langs de wervelkolom naar boven bewegen. De wijsvinger was ligt gebogen en kon niet gestrekt worden; de duim lag tegen den wijsvinger aan en kon in geene enkele rigting worden bewogen. De genoemde spieren waren geheel verslapt en sterk in omvang verminderd. De lijderes kon Wasschen noch naaijen, noch ook haar beroep als keukenmeid uitoefenen. Appliceerde ik den electrischen stroom op de verlamde spieren, zoo reageerden zij slechts in ligten graad op den galvanischen prikkel. Na 5 zittingen was de werking van den deltoïdeus reeds aanmerkelijk verbeterd, doch de spieren van den wijsvinger etl den duim vorderden eene meer langdurige behandeling. Ongeveer twintig zittingen werden er in het geheel gehouden : na verloop daarvan verliet de lijderes het gasthuis, in eenen staat waarin zij Weder wasschen, naaijen en koken kon. In eene tweede reeks van gevallen, zijn de spieren, die ten gevolge eener hersenaandoening verlamd zijn, verstijfd, weikeverstijving dan vooral in den biceps brochii en in de buigspiereu van het bovenbeen duidelijk waarneembaar is, en die kan afwisselen tüsschen eenvoudige stijfheid en wezenlijk tetanische contractuur. ■Dezen toestand heeft Dr. T o dd den staat van vroegtijdige spierverstij ving genoemd, daar hij onmiddellijk na den aanval van apoplexie of althans korten tijd later tot stand komt. In zulke gevallen is de circulatie in de verlamde ligchaamsdeelen even krachtig a's gewoonlijk, de eigene warmte der spieren is niet verminderd, en zij reageren op galvanische prikkels sterker nog dan zij dat in den normalen toestand doen. Het is klaar dat er in gevallen van dien aard. niet de minste grond bestaat voor de aanwending van electriciteit, daar deze naar alle waarschijnlijkheid de van irritatieprocessen binnen de schedelholte afhankelijke verschijnselen eer Verergeren dan verbeteren zoude. Eindelijk vertoonen de spieren, in eene derde reeks van gevallen, den toestand van later intredende verst ij ving. De spieren die eenen tijd lang verslapt zijn geweest en langzamerhand zijn vermagerd, worden allengs korter, doordien zij in eenen staat van Srootere spanning geraken. De neiging om te verstijven is sterker 111 de spieren der bovenste dan in die der onderste ledematen en sterker in de buigspieren dan in de strekspieren; gewoonlijk wordt Zlj veroorzaakt door de langzamerhand toenemende verschrompeling der cyste, die, als vreemd ligchaam , prikkelend op de hersenen ^rkt. In de meeste gevallen van dien aard, moet men zich van c e aanwending van electriciteit onthouden; in eenige gevallen echter die van langen duur zijn, kan de electrische prikkeling van die spieren , die de antagonisten der verstijfde spieren zijn eenigermate het gestoorde evenwigt tu3schen de afzonderlijke spiergroepen herstellen. Het volgende geval kan als voorbeeld daarvan dienen. In December 1858 bevond zich een lijder met name Marsh, in King's College Hospital, inde afdeeling van Dr. Todd. Deze persoon had 21 jaren geleden, eenen aanval van apoplexie doorgestaan , en was dien ten gevolge aan de regter zijde des lig— chaams verlamd geworden. De verlamde spieren waren al spoedig in dien toestand geraakt, welken wij zoo even als v r o e g t ij d i g e verstijving hebben beschreven, een' toestand waarin sedert weinig of geene verandering was gekomen. Ten tijde zijner opname in het gasthuis, kon de lijder met eenige inspanning gaan, doch was zijn regter arm geheel onbruikbaar, daar verscheidene spieren daarvan verstijfd waren, namelijk vooreerst de m. coraco-brachia' lis, ten gevolge waarvan de arm ter zijde was geadduceerd : voorts de biceps, ten gevolge waarvan de voorarm op den bovenarm was gebogen ; beproefde men nu den voorarm met geweld te strekken , zoo bood de zamengetrokken biceps daartegen wederstand; evenwel ondervond de lijder geene pijn bij de proefneming. Zoo bestond er ook verstijving van den triceps , hoewel in minderen graad dan van den biceps ; echter werd de werking daarvan zeer duidelijk, als men den voorarm sterk op den bovenarm trachtte te buigen , zoodat de vingers het acromion derzelfde zijde aanraakten. De buigspieren van het handgewricht en die van de vingers waren geheel verstijfd, de hand was aanmerkelijk op den vooral m gebogen en de vingers waren vast in de holle hand gedrukt , zoodat de lijder genoodzaakt was zijne nagels zoo kort mogelijk af te knippen , ten einde op die wijze de voortdurende prikkeling der huid van den handpalm door de nagels te voorkomen. De pezen waren als sterk gespannen koorden onder de huid te voelen. Voor het overige zeide de lijder geene pijn te gevoelen, zoo men de hand en de vingers met geweld trachtte te strekken. De stijfheid van de spieren van het been der zelfde zijde was veel geringer dan die van de spieren van den arm; echter bestond er wel een zekere graad van verstijving in de buigspieren van het bovenbeen en in die van de teenen , en als de lijder zich voortbeweegt, dan sleept hij het verlamde been achter zich aan. Ik vermoedde dat in dit geval de cyste welligt tot eenen kleinen °mvang was zamengeschrompeld, en dat de stoornis in het evenwigt tusschen de verschillende spiergroepen van den arm niet meer Uitsluitend afhing van de hersenziekte, die er voorzeker de eerste oorzaak van was , maar ten deele ook vau de meerdere functie, die de zamengetrokken buigspieren zóó langen tijd ten nadeele van de verlamde uitstrekspieren van den voorarm hadden uitgeoefend, en dat alzoo het evenwigt tusschen die verschillende spiergroepen zou kunnen worden hersteld, door middel van het appliceren van eenen gepasten prikkel op de uitstrekspieren. Deze opvatting werd bevestigd door de resultaten mijner behandeling, want, nadat ik de uitstrekspieren van den voorarm eenen tijd lang had gefaradiseerd, werden de pezen der buigspieren , die vroeger als harde strengen onder de huid te voelen waren, allengs week en buigZaam en herkreeg de lijder langzamerhand het vermogen , om zijne hand te openen en zijne vingers te strekken. Doch de patiënt "am zich niet genoegzaam in acht, en deed, tijdens zijne herstelling, een zware verkoudheid op ; de buigspieren namen daarop weder eenen zekeren graad van stijfheid aan. Door voortgezette faradis®tie nam hij evenwel op nieuw in beterschap toe, doch hij verbet het hospitaal, vóór hij geheel was hersteld. B. Locale verlamming van motorische zenuwen en van willekeurige spieren. Van al de hersenzenuwen , is de n. facialis het meest aan locale verlamming blootgesteld. De drie zenuwen, die de oogspieren van 'akken voorzien, worden eveneens vrij dikwerf door verlamming aangedaan. Ontmoet men echter verlammingsverschijnselen in het gebied van den n. glosso-pharyngeus , den n. vagus en den n. ac°essorius Willisii, zoo heeft men voldoenden grond om aan te netoen, dat er structuursveranderingen in de hersenen bestaan, ter Plaatse waar de genoemde zenuwen haren oorsprong nemen. 1. Verlamming der oogspieren. Zoo de oculomotorius verlamd is, kan het boven ooglid niet worden opgeheven , ten gevolge van het gemis van tonisch vermogen in den levator palpebrae superioris. Het neerhangen van het bovenste ooglid (ptosis), is het meest constante verschijnsel der verlamming van het derde paar hersenzenuwen. Andere verschijnselen die daarmede gepaard kunnen gaan, zijn de volgende : de oogappel puilt uit de oibita naar buiten, de pupil is verwijd en kan niet naar binnen worden gedraaid , terwijl zij vrijelijk naar buiten kan worden bewogen , daar de musculus rectus externus enkel takken ontvangt van den nervus abducens, maar geene van den oculomotorius. De beweging van den oogappel naar boven en naar onderen is belemmerd of' geheel onmogelijk; bovendien zien de lijders gewoonlijk dubbel en kunnen zij het oog niet accomoderen voor de voorwerpen in welker nabijheid zij zich bevinden. Locale verlamming van het vierde zenuw paar komt uiterst zelden voor en is zeer moeijelijk te herkennen. Dr. A. von Graefe (Archiv für Ophthalmologie Bd. I. p. 1) heeft waargenomen , dat bij deze aandoening de pupil naar boven en naar binnen is gedraaid ; zoo de lijder naar boven ziet, is er geene stoornis in het gezigtsvermogen merkbaar; zoodra hij echter een voorwerp fixeert waarmede zijne oogen in den normalen stand, een horizontaal vlak vormen , ziet hij dubbel; om dit te vermijden, draait de lijder het hoofd naar de tegenovergestelde zijde. Bij verlamming van het zesde zenuw paar, strabeert de lijder naar binnen en ziet hij in bepaalde rigtingen dubbel; soms is de afwijking van het oog naar binnen zoo sterk, dat de gansche cornea in den binnenhoek der orbita verdwijnt. Deze verlamming gaat gewoonlijk gepaard met eene gelijke aandoening van den oculomotorius , en is dat het geval, dan kan de bulbus noch naar beneden, noch naar boven, noch naar buiten bewogen worden. Deze verlammingen worden nu en dan door hersenziekten veroorzaakt, doeh zijn zelden of nooit de eenige verschijnselen die pathologische afwijkingen in de hersenen opleveren. In veel meer gevallen worden zij door de aanwezigheid van rheumatische of sy- Philitische exsudaten of ook door gebrek aan oefening der spieren Veroorzaakt. Ook komen er gevallen van voor, waarin gezwellen spierzelfstandigheid of de zenuwzelfstandigheid drukken. Sommige gevallen zijn ongeneeselijk, in andere komt, nadat de aandoening een' korteren of lanceren tijd geduurd heeft, spontaan geöezing tot stand. De gewone therapie bestaat in gymnastische °efening der aangedane spieren, die natuurlijkerwijze slechts dan hogelijk is, als de verlamming eene incompleete is; in zulke geVallen pleegt men de ia de nabijheid van den oogbol gelegen' huid te prikkelen. Kij verlamming, die ten gevolge van overmatige inspanning of van gebrek aan oefening is ontstaan , kan men bij wijze van proefneming tot de aanwending der eleotriciteit overgaan. De faradi8che behandeling van zulke verlammingen is voorzeker, wegens de %ging der spieren binnen de oogholte, hoogst moeijelijk en gevaarlijk. Men heeft zich ter applicatie der eleotriciteit op verlamde °°gspieren, van drie verschillende methoden bediend. Vooreerst heeft men den lijder den eenen excitator in de hand gegeven en ^arop de nabij de oogholte gelegen huid met den tweeden stroomSfiver geprikkeld. Voorts heeft men de takken van het vijfde en V'*ln het zevende zenuwpaar gefaradiseerd, ten einde de spieren en ZeDinven van het oog bij wijze van reflexwerking te prikkelen. Eindelijk heeft men ook de electropunctuur gebezigd en acupunctuur^aalden , die men met de polen eener batterij in verbinding had gesteld, in het weefsel der verlamde spieren gestoken. Dr. M e y e r van Berlijn (Einige Falie von Augenkrankheiten u. s. w. Deutsche ^"nik 1856. No. 38) heeft korten tijd geleden eene andere methode aan de hand gedaan, die hierin bestaat dat men den lijder eenen den negatieven pool in verbinding staanden excitator in de and geeft en vervolgens een klein en vochtig sponsje, dat met den P°sitieven pool verbonden is, op de huid van de gesloten'oogleden '■lppliceert, zoo digt mogelijk bij de verlamde spieren. Zoo bragt 'J > om den rectus internus te prikkelen, den positieven stroomeer in Jen binnen ooghoek aan, terwijl hij, om den electrischen Stro°W in den obliquus superior te localiseren, den positieven pool °öder de trochlea plaatste. Op deze wijze behandelde hij eenen patiënt van ;)r. A. von Graefe, die vijf maanden lang aan dubbelzien geleden had, tengevolge van verlamming van den rectus internus en vati den obliquus superior Deze lijder werd door de aanwending van den eleetrischen stroom aanmerkelijk verbeterd; in een ander geval, waarin het dubbelzien een gevolg was eener verlamming van verschillende oogspieren , die reeds 4 jaren lang had geduurd, bragt Dr. Meyer door dezelfde behandeling, in den tijd van 5 weken, eeue bijna volkomene genezing tot stand. Bij deze toestanden moet de aanwending van den constanten stroom nog zorgvuldiger vermeden worden dan bij alle andere verlammingen , omdat die stroom eene zeer sterke werking op het netvlies uitoefent; veel liever moet men gebruik maken van den extra-stroom van eenen inductie-toestel, daar deze het netvlies niet in het minst aandoet. N 2. Verlamming van den nervus facialis. Er komen twee verschillende vormen van paralysis facialis voorDe eene ontstaat daardoor, dat het aaugezigt aan togt wordt blootgesteld en er dien ten gevolge rheumatische exsudaat-vorming plaats grijpt in het celweefsel dat zich tusschen de aangeziglsspieren en de takken van den nervus facialis bevindt; de andere vorm van paralysis facialis ontstaat ten gevolge van schadelijke invloeden, waaraan het zevende zenuwpaar, ter plaatse van zijn verloop binnen de schedelholte, wordt blootgesteld. In de eerste reeks van gevallen, zijn de spiervezels en de zenuwvezels gecomprimeerd, en worden zij in de uitoefening harer functies door de aanwezigheid van het rheumatisch exsudaat belemmerd; in gevallen van dien aard, bestaat er geene ontsteking of vernietiging van zenuwweefsel en verdwijnt de verlamming langzamerhand , naar mate het exsudaat wordt geresorbeerd; zoo kan het gebeuren, dat sommigen der aangezigtsspieren hare oorspronkelijke kracht al spoedig herkrijgen, terwijl anderen nog eenigen tijd langer verlamd blijven. Werkt echter de eene of andere schadelijke invloed op den stam van den nervus facialis binnen de schedelholte, zoo zijn gewoonlijk alle aangezigtsspieren in gelijken graad aangedaan. De resorptie van rheumatische eXsudaten geschiedt dikwerf spontaan , en vele gevallen van paralysis ^cialis komen alzoo zonder eenigerlei behandeling tot genezing. In Sommige gevallen wordt de beterschap bevorderd door de aanwenülng van een vesieatoriumv of van jodkaliumhoudende zalf, of wel door de inwendige toediening van calomel. In andere gevallen brengen zulke middelen geen het minste nut te weeg, terwijl dan '^e resorptie van het exsudaat kan achterwege blijven en het exsudaat aHengs hard en likteekenaardig worden kan. In alle gevallen van aard, is de electrische prikkel het beste middel om de spieren den normalen toestand terug te brengen, daar elke afzonderlijke sP'er er door tot contractie wordt opgewekt en de resorptie van exsudaat er door wordt bevorderd. Gewoonlijk is de vatbaare,d der spieren voor electrische prikkels verminderd en keeren de *°nus en de willekeurige bewegelijkheid der spieren gelijktijdig met are vatbaarheid voor electrische prikkels terug. In gevallen van paralysis facialis, drukt de verlamde helft van . aangezigt geene gewaarwordingen meer uit van verrassing, vro'Jkheid, treurigheid, boosheid, woede, schrik noch ook psychische bestanden van anderen aard, terwijl de uitdrukking van dergelijke aandoeningen en toestanden op de gezonde helft van het aangezigt kerker wordt waargenomen dan gewoonlijk. De lijder is niet in ^aat het voorhoofd te rimpelen, te lagchen of te fluiten; bovendien ||eernt men zekere veranderingen in de gelaatstrekken waar, die uit e verstoring van het evenwigt tusschen de verlamde en de niet vlamde spieren voortvloeijen. Als de beide zijden van het aange^gt verlamd zijn, schijnen de gelaatstrekken als met een masker uekt en zijn alleen nog de oogen bewegelijk. Z°o de pars frontalis van den musculus occipito-frontalis en den ^QTrugator supercilii verlamd zijn, dan is de lijder niet in staat de lll(l van het hoofd te bewegen en het voorhoofd te rimpelen. Is het Ooi"hoofd in den gewonen toestand gerimpeld, wat h'et geval is bij ^de lieden , zoo verdwijnen, ten gevolge der verlamming van den ^°ntalis, de dwarse rimpels, en, ten gevolge der verlamming van 611 corrugator, de zich tusschen de wenkbraauwen bevindende loodrimpels. In eenige gevallen zakken de wenkbraauwen naar eöeden en hangen zij over de oogholte neer, wat aan het gelaat eene droefgeestige en in vele gevallen zelfs akelige uitdrukking geeft- Als de orbieularis palpebrarum verlamd is, kan het oog niet gesloten worden ; het is dien ten gevolge voortdurend aan de wei"' king der dampkringslucht blootgesteld, waardoor in vele gevalle» irritatie der conjunctiva ontstaat; de tranen vloeijen dan rijkelijk naar beneden, en wel soms in zoo groote hoeveelheid, dat de huid der wang er door geëxcorieerd wordt. De conjunctiva is dikwerf geinjieieerd; nooit echter ontstaan er dergelijke stoornissen in de voeding der cornea en der conjunctiva, als dat bij anaesthesie van het vijfde paar zenuwen plaats heeft. Het oog staat gewoonlijk strak en puilt naar buiten; de oogleden staan verder opeü dan in den normalen toestand en een groot deel der sclerotic® ligt ontbloot; dit vloeit vooral voort uit het neerhangen van he' onderooglid. Noodigt men den lijder uit, het oog te sluiten, zo° is deze of niet in staat eenige beweging te maken, of de oogappel gaat naar boven en binnen tot onder het boven-ooglid, zoodat de cornea geheel of ten deele onzigtbaar wordt; deze laatste beweging komt tot stand door de gecombineerde werking van den m. reetus internus, den m. rectus superior en den m. obliquus inferior, die allen takken van het derde zenuwpaar en geene van den nervu5 facialis ontvangen. De oogleden zijn verder geopend dan in de» normalen toestand , omdat de mu3culus levator palpebrae superio' ris, die de antagonist is van den orbieularis en eveneens zijne tak' ken van den n. oculomotorius ontvangt, ongedeerd is geblpvefl' Verlamming van den orbieularis komt nooit voor bij halfzijdi£e aangezigtsverlamming van centralen oorsprong, zoodat men er, al5 het oog niet kan gesloten worden, verzekerd van kan zijn, da' men met een geval van paralysis facialis en niet met een geval van hersenverlamming te doen heeft. Bij paralysis facialis kunnen de neusvleugels niet willekeurig be* wogen worden, daar de levator alae nasi en de pyramidalis nasl verlamd zijn. Daardoor is het onmogelijk het neusgat der vel" lamde zijde te verwijden, en dit wordt slechts door de stijfheid van het neuskraakbeen geopend gehouden. Als men den facial'5 doorsnijdt bij dieren die eenen zeer zachten neus hebben, b. v. b'J paarden} dan wordt het neusgat derzelfde zijde gesloten, zood&' daardoor geene inspiratie kan geschieden. Daar paarden enkel door ('en neus en niet door den mond ademen, sterven zij door asphyxie, zoodra de beide nn. faciales zijn doorgesneden. De respi'atiebewegingen zijn, voor zoo verre zij tot de beweging van den ^usvleugel in verbinding staan, in gevallen van paralysis facialis} •tost omgekeerd als in den normalen toestand; want terwijl in den regel de neusgaten tijdens de inspiratie worden verwijd en tijdens exspiratie vernaauwd, worden zij bij paralysis facialis tijdens inspiratie daardoor vernaauwd, dat de lucht de longen binnendringt eu tijdens de exspiratie daardoor verwijd, dat de lucht uit de '°ngen wordt gedreven. Verlamming der spieren van het oor, die takken van den n. faClalis ontvangen, verraadt zich door geene bijzondere verschijnselen, ^aar het menschelijk oor door zijne kraakbeenderen in den norma'en stand wordt gehouden. Bij zulke dieren echter, die lange en ^appe ooren hebben, zooals ezels en konijnen, hangen de ooren na doorsnijding der nn. faciales slap neder. Verlamming der musculi zygomatici en van den levator anguli oria ^oet den mondhoek neêrhangen en naar de tegenovergestelde zijde ^trokken worden ; de mondhoek der gezonde zijde staat daarentegen Wger en bevindt zich digter bij het oor dan gewoonlijk. Ver^Qirning van den mu?culus buccinator doet de wang slap neêraDgen, ten gevolge waarvan het gelaat er zeer verouderd uit^ Gedurende de inspiratie wordt de wang platgedrukt, terwijl ZlJ bij de exspiratie aan de drukking der lucht geenen weerstand an bieden en zich derhalve naar buiten uitzet; op die wijze onts'aat dezelfde beweging, die plaats heeft zoo iemand eene pijp ÏQokt. Het kaauwen is in de meeste gevallen slechts weinig belemmerd , aar de m. temporalis en de m. masseter hunne takken niet van den faClaUs maar van den trigeminus ontvangen; echter valt het eten den lijder ^°eijelijk , daar, ten gevolge der verlamming van den buccinator, ^ VflPfl ooi r7i nli »in rvalranii nrrl + a r»iïn Inoonli on /In ~ .1» ^ ua gnvatvuvvu ut- aiju , luoov^utu ivaa-Jv CI1 QC ^atlg ophoopt , en deze laatste alzoo opzwelt; niet zelden wordt de "fc 1 lirlai. A. J — ™.1 • A uciciiuuui gcuuuu£,ciciA.t, ue »pijö mei vinger weer op regte plaats te brengen , en loopt hem het vocht, terwijl hij drinkt, langs den mondhoek weer naar beneden. Hel spreken wordt eveneens, door de slapheid der wang, eenigermate belemmerd. Zoo de oroicularis oris verlamd is, kan de lijder niet rooken ; de lippen zijn, naar de niet verlamde zijde toe vertrokken en schij" nen langer te zijn dan gewoonlijk; de suleus nasolabialis is naar voren verplaatst en men neemt nu en dan ook onwillekeurige^ speekselvloed waar; bovendien valt den lijder het uitspreken dei' lipletters zwaar. Deze verschijnselen vertoonen zieh, ingeval de oppervlakkig gelegen' takken van den nervus faoialis verlamd zijn; is deze zenutf echter ter plaatse van haar beloop binnen de schedelholte ziekelijk aangedaan, zoo neemt men gewoonlijk bovendien nog eene reeks van andere verschijnselen waar, namelijk: verlies van het smaakvermogen , gepaard met eene gewaarwording van doofheid in de tong» die op rekening moet worden gesteld van verlamming der chorda tympani; voorts bemoeijelijking van het slikken, welke aan verlamming van die takken der aangezigtszenuw moet worden toegeschreven , die naar den musculus digastricus en den musculus stylohyoideus gaan; eindelijk eenen scheven stand der uvula en eeneü ligten graad van doofheid. In eenige gevallen heeft men waargenomen , dat de lijder wel in staat was zijne tong te bewegen , maar niet dat zoover te doen, dat hij er de bovenlip mede kon aanraken. Dergelijke verlammingen ontstaan ten gevolge van ontsteking»" processen in het neurilemma der aangezigtszenuw , van fractuur, cariës of neerose van het rotsbeen en gaan dikwerf met otitis gepaard ; zelden echter komen zij voor als verschijnsel van pri" maire hersenaandoeningen. De hersenen kunnen trouwens wel secundair worden aangedaan , zoo hei ziekteproces zich van uit het rotsbeen op de hersenvliezen en de hersenzelfstandigheid voortplant In alle gevallen waarin de stam der aangezigtszenuw ziekelijk is aangedaan, kan men slechts dan eenig nut van eene electrische behandeling verwachten, als de oorspronkelijke aandoening gedeeltelijk of geheel is afgeloopen; is de continuïteit der vezels va» den n. faoialis geheel vernietigd, zoo kan er aan geene herstelling der daaruit voortvloeijende verlamming meer gedacht worden. Soffi3 Ontstaat er, nadat de verlamming eenigen tijd geduurd heeft, per- lQanentc contractuur der verlamde spieren; het is duidelijk, dat ®r onder zulke omstandigheden aan seene verbetering door mid8 van electriciteit te denken valt. Is echter de zenuw tot haren "orrnalen toestand teruggekeerd, zoo kan men de paralysis faci18 bijna altijd door eene gepaste aanwending der faradisatie ^ genezing brengen, zelfs al heeft zij reeds langen tijd geduurd, nder zulke omstandigheden toch, heeft professor Cré door de a'iwending van electriciteit eene paralysis facialis genezen , die j*cht en een half jaar bestaan had, en Dr. Russel-Reynolds eeft 0p dezelfde wijze eene verlamming, die veertien jaren lang aci geduurd, aanmerkelijk verbeterd. Voor het overige kunnen wij nalaten op te merken, dat het vooruitzigt op genezing gerin®er is, naarmate de lijder eenen hoogeren leeftijd bereikt heeft. In et algemeen is het geraden, den stroom niet op den hoofdstam der |Ze,1Uw aan te wenden, maar dien op elke afzonderlijke spier te a'eQ werken. Paralytische toestanden van de tong en van den pharynx zijn altijd erdaeht, daar zij in den regel uitvloeisels zijn eener hersenaandoe. Daarentegen wordt verlamming van den nervus recurrens den regel door hysterie en niet door structuursveranderingen verhaakt. In gevallen van de laatste soort, brengt de aanwending 11 electriciteit dikwerf genezing te weeg. 3. Hysterische aphonie. De galvanische behandeling der aphonie werd het eerst onder^en in het jaar 1800, door een duitsch geneesheer, met name ^r®Pengiesser en wonende te Berlijn (Yersuche, den Galvanismus Heilung einiger Krankheiten anzuwenden. Berlin 1801). Hij be(.ie°elCle de werking van den str00[n » die door één enkel galvanisch j^U'ent werd voortgebragt, op den larynx van een meisje, dat sinds het gebruik van hare stem had gemist; ten dien einde legde J eerst ter weerszijde van den larynx een vesicatoir en bragt hij Verb' de ontbloote cutis met den "nkpool en den zilverpool in jinding. De keten werd gedurende een vierendeel uurs gesloten gen> gedurende welken tijd de larynx zich krampachtig op en neer bewoog cn er zich eene groote hoeveelheid sereuse vloeistof uit de wonden ontlastte. De beweging van den larynx bleef nog voortduren nadat de metalen reeds waren verwijderd, er werd veel slijm geëxpectoreerd , en twee uren later was de stem reeds veel meer hoorbaar en helder geworden. Nadat deze behandeling verscheidene malen was herhaald, keerde het stemgeluid allengs geheel terug. Zes maanden later verloor de lijderes hare stem op nieuw, ten gevolge eener verkoudheid, en herkreeg zij die niet weder, schoon de vroegere behandeling werd herhaald. Een dergelijk geval, waarvoor dezelfde behandelingswijze werd gevolgd) wordt medegedeeld in het Dublin Quarterly Journal van Februarij 1847. In dat geval ving de beterschap aan op den avond van de» dag, waarop men het galvanisme het eerst had aangewend, en bleef deze tot den vierden dag daarna aanhouden, als wanneer het stemgeluid op nieuw verloren ging. Men herhaalde dezelfde behandeling en liet den stroom eenen gansehen nacht lang werken> wat ten gevolge had, dat het stemgeluid voor goed terugkeerde. Professor Sédillot (The Lancet, May 10. 1856) heeft een geval vermeld van totale sprake- en stemmeloosheid, die 12 jaren lang had bestaan bij eene dertigjarige vrouw; de beweging der tong was daarbij in hooge mate belemmerd, terwijl dit orgaan naai achteren en naar boven was getrokken en de lijderes de punt der tong niet met de tanden in aanraking kon brengen. Prof. Sédillot schreef de applicatie voor van eenen inductiestroom; de eene poo werd bij afwisseling op verschillende gedeelten der tong geplaatst terwijl men den anderen pool beurtelings op den processus mastoi* deus, op het achterste en bovenste gedeelte van den nek en of verschillende deelen van het aangezigt aanbragt. Deze behande' lingswijze was pijnlijk en had eenen hevigen aanval van cephalal' gie ten gevolge. Eenige weken later hield men eene tweede zitting» waarna de lijderes duidelijk begon te spreken , ofschoon de stem hare vroegere helderheid nog niet geheel herkregen had. Door b®' houden van eenige meerdere zittingen, werd ten slotte volkomen6 genezing te weeg gebragt. Duchenne (de 1'électrisation localisée etc. pag. 774) deelt twee gevallen van hysterische aphonie mede, waarvan het eene zes maanden etl het andere meer dan twee jaren geduurd had en die hij door e aanwending van eleetriciteit tot genezing bragt. Dezelfde schrij ver 2egt, dat hij in sommige andere gevallen minder goed is geslaagd, c °oh heeft verzuimd in cijfers de verhouding op te geven der geVaUen waarin hij gunstige resultaten verkreeg, tot die waarin deze achterwege bleven. Ik zelf heb ruimschoots gelegenheid gehad , de therapeutische gaarde van het galvanisme bij de behandeling der hysterische apho"le op de proef te stellen, daar mij niet minder dan 15 gevallen Van deze naar evenredigheid zeldzame ziekte zijn voorgekomen; de heeste dier gevallen hebben betrekking op lijdere3sen , die in het Saüiaritan free ho3pital ter dezer stede (Londen) werden verpleegd. de lijderessen waren beneden de dertig jaren oud; twee waren Sehuwd en dertien ongehuwd; in geen enkel geval waren verschijnen eener ulceratieve of ontstekingaardige aandoening van het slijmvlies van den larynx voorhanden, waaruit .men het verlies het stemgeluid zou hebben kunnen verklaren; de aandoening sstond enkel in gemis aan tonus van de spieren en zenuwen V;in den larynx. In één der gevallen zou men het zuiver nerveuse karakter der aandoening hebben kunnen voorbijzien, daar de lijderes ter gelijker tijd aan syphilis leed (eene specifieke eruptie op de huid en een groot gummateus gezwel boven de 'linker wenkbraauw), z°odat men op grond van een oppervlakkig onderzoek al ligt tot diagnose van aphonie door syphilitische ulceratie van den larynx Zou gekomen zijn. Maar voor het overige waren er geene verschijnselen eener zoodanige ulceratie voorhanden, en dat er ook inderdaad geene bestond, bleek genoegzaam uit den weldadigen ingoed, dien eene kortstondige electrisohe behandeling op de aandoe"lng uitoefende. Dit geval was het eenige, waarin eene directe oorzaak v°°r de aandoening kon worden opgespoord en deze bestond daarin de lijderes een overmatig gebruik van haar stemgeluid had pttiaakt. In eenige andere gevallen was het slijmvlies van den rynx verdikt, doch niet in zoo hoogen graad, dat het verlies ^Uu het stemgeluid er uit verklaard kon worden. Eenige lijderessen geerden dat een togtwind, waaraan zij waren blootgesteld geweest, oorzaak was harer ziekte; andere konden er hoegenaamd geene 15 verklaring voor vinden, daar zij 's morgens , bij het. ontwaken, plotseling hadden bemerkt, dat zij haar stemgeluid verloren hadden. De graad der aandoening was voor de verschillende gevallen een zeer verschillende. De gewone klank der stem was in al de gevallen geheel verdoofd; de meeste der lijderessen waren echter in staat om te fluisteren, door de tong en de lippen te bewegen. Sommigen fluisterden duidelijk, anderen geheel onverstaanbaar. Allen klaagden over pijnlijke gewaarwordingen in de keel; vier lijderessen voelden ook pijn in de borst en in de maagstreek. Drie leden aan dysmenorrhoe. In twee der gevallen was de aphonie slechts een der verschijnselen van een diep gewortelden hysterischen toestand, daar de lijderessen bovendien over globus hystericus, hevige hoofdpijnen, slaperigheid, en pijnen en krampen in de ledematen klaagden en er zich bij eene van haar later zelfs een kataleptische toestand ontwikkelde. Om mij van de geneeskracht van het galvanisme zooveel mogelijk eene juiste voorstelling te kunnen vormen, liet ik aan de lijderessen voor het overige geene of slechts indifferente geneesmiddelen toedienen. In al de gevallen werd, door middel van vochtige electroden, een zwakke inductie-stroom op den nervus recurrens en voorts ook op het weefsel van den musculus cricothyreoïdeus aangebragt, welke spier, zooals de proeven van Longet bewezen hebben, eene hoofdrol vervult bij de vorming van het stemgeluid. Deze behandelingswijze leverde zeer gunstige resultaten op> daar van de 15 gevallen 11 binnen zeer korten tijd tot genezing werden gebragt. De faradisatie bleef in 4 gevallen , die langen tijd geduurd hadden en een zeer gecompliceerd geheel van hysterische verschijnselen opleverden, zonder gevolg. In elf niet gecompliceerde gevallen, die slechts eenen betrekkelijk korten tijd hadden geduurd (in geen dier gevallen had de aandoening langer dan 4 maanden bestaan), verkreeg ik de volgende resultaten. In één geval keerde het stemgeluid ongeveer drie uren na afloop der eerste zitting, die slechts weinige minuten geduurd had, terug, In twee gevallen waren de lijderessen na 3 en in 8 gevallen na 4 zittingen hersteld. In 6 gevallen was het stemgeluid, onmiddellijk nadat het terug was gekeerd, terstond weder even sterk als vroeger; bij zes der lijderessen Dam het echter van den aanvang der behandeling af tot aan het einde daarvan, allengs toe in kracht en in helderheid. Waarschijnlijk zullen sommigen geneigd zijn de tegenwerping' te •Baken, dat de stem in vele dergelijke gevallen niet zelden spontaan terugkeert, zonder dat de aphonie op eenigerlei wijze wordt berieden, en dat het dus twijfelachtig is, of de genezing werkelijk °P rekening der electrische behandeling mag worden gesteld. Echter houd ik het naauwelijks voor mogelijk, dat iemand het nut der faiadisatie voor zulke gevallen zou willen loochenen. Zelfs zoo men rïe zaak a priori beschouwt, dan nog kan men zich veel goeds beloven van de galvanische behandeling eener geheel locale verJamming, die met geene structuursverandering hoegenaamd, verbonden is. Bovendien had de aandoening in de door mij medegedeelde gevallen eenen langeren of korteren tijd onveranderlijk voortgeduurd, en werd zij onder den invloed van den galvanischen stroom zeer snel genezen. Ook hecht ik eenig gewigt. aan de omstandigheid, dat in 5 der door mij behandelde gevallen het stemgeluid tijdens de behandeling allengs sterker werd. Voor zoover ik weet, is de aandoening slechts in een der getallen gerecidiveerd, ongeveer 14 dagen nadat de lijderes voor let eerst weêr had kunnen spreken; twee nieuwe ziitingen hadden Wederom het gewenschte gevolg; ik geloof inderdaad niet dat er 11 de andere gevallen eene recidive heeft plaats gevonden, daar t zeer waarschijnlijk is, dat de lijderessen alsdan op nieuw hulp J mij zouden gezocht hebben tegen eene zeer lastige en onaangeïlr"n aandoening, waarvan ik haar vroeger door eene korte en Geinig hinderlijke kuur had genezen, 4. Locale verlammingen der ledematen. Verlamming van afzonderlijke spieren of spiergroepen komt dikJ s voor en wordt dan gewoonlijk veroorzaakt door verwonding m°t°rische zenuwen, of door hysterie, rheumatisme, loodver^ •ging, ziekten der piswerktuigen, enz. In de meeste gevallen ctl locale verlamming der ledematen, bewijst de faradisatie goede llensten. 15* Traumatische verlamming. Structuursveranderingen in motorische en in gemengde zenuwen hebben paralytische toestanden der onder den invloed dier zenuwen staande spieren ten gevolge. Zoo heeft men verlamming van sommige spieren van den voorarm zien ontstaan, na slecht verrigte chirurgische operaties, waarbij men den stam van den nervus ulnaris had doorgesneden. Ondoelmatig aangelegde verbanden kunnen eveneens, door bepaalde zenuwvlechten te drukken, verlamming doen ontstaan. Niet zeldzaam zijn gevallen, waarin lijders, na, onder den invloed van bedwelmende dranken, zeer vast geslapen te hebben, ontwaken met een' verlamden arm, ten gevolge daaraan dat zij bij het slapen gaan het hoofd op dien arm gelegd hebben. Door eene acute of chronische ontsteking van het neurilemma, kan het zenuwweefsel geheel worden vernietigd en eveneens kunnen gezwellen, die de zenuwen comprimeren, aanleiding tot het ontstaan van verlamming geven. Ten gevolge van deze en dergelijke structuursveranderingen in het zenuwweefsel, kunnen het vermogen der willekeurige beweging, de sensibiliteit en de vatbaarheid d er spieren voor electrische prikkels, meer of min worden gestoord, terwijl alsdan de mate, waarin de normale functies zijn belemmerd, regtstreeks evenredig is aan de uitbreiding die de anatomische afwijking heeft verkregen. Zijn alle vezels eener zenuw vernietigd , zoo hebben ook de spieren die er door verzorgd worden, al hare physiologische eigenschappen verloren. Gevallen van dien aard zijn ongeneeselijk, tenzij er regeneratie van zenuwweefsel plaats grijpt. Het is boven allen twijfel verheven, dat in sommige gevallen, zenuwen die een grooter of kleiner deel der haar zamenstellende weefsels, door de werking van schadelijke invloeden verloren hebben , tot haren normalen omvang hersteld kunnen worden en uit de mikroskopisehe onderzoekingen van Follin, Brown-Séquard en anderen volgt, dat de continuïteit der zenuw vezels door het nieuwgevormde weefsel geheel wordt hersteld. Blijven de zenuwen en spieren, ondanks zulk eene regeneratie, verlamd, dan is er geen beter middel om de verlorene energie dier deelen weder op te wekken. dan de aanwending van •Jen electrischen stroom. In andere gevallen, waarin de continuiteit der z enuwvezels slechts Heer of min heeft geleden, zonder geheel te zijn opgeheven, vinden wij de spieren verzwakt en hare sensibiliteit, gelijk ook hare vatbaarheid voor electrische prikkels, verminderd. Gevallen van deze sooit zijn meer geschikt voor eene electrische behandeling, dan 'andere waarin de physiologische eigenschappen der zenuwen en der spieren geheel zijn vernietigd. Duchenne merkt op, dat een zekere graad van hyperaesthesie, die in sommige gevallen na den aanvang der electrische behandeling ontstaat, een gunstig voorteeken *8 en den terugkeer der spierprikkelbaarheid aankondigt. In alle eigelijke gevallen, moet men den stroom in de spieren localiseren, e" gebruik maken van eenen vrij sterken stroom, die snel wordt afgebroken en hersteld. Hysterische verlamming. Bij deze aandoening zijn noch de centraalorganen van het zenuwstelsel , noch de motorische zenuwen ziekelijk gewijzigd, schoon ^ verschijnselen, waarin zij zich openbaart, veel overeenkomst heben met die welke ontstaan ten gevolge van ziekten van de hersenen en van het ruggemerg. Zij komt voor bij hysterische vrouwen en wordt soms plotseling door opgewektheid, angst of schrik teweeg Sebragt, of wel zij ontwikkelt zich onmerkbaar langzaam. Het meest zlJn de spieren der onderste ledematen en vooral de recti van het bovenbeen verlamd (hysterische paraplegie); dan weêr zijn de sPieren van den arm en van het been derzelfde zijde aangedaan hysterische hemiplegie); of ook bepaalt de verlamming zich tot eene Wonderlijke spier of eene enkele groep van spieren. Zelden komt fle hysterische verlamming voor als het eenige verschijnsel van hysterie, daar zij in den regel met globus , hysterische pijnen en 'ampen en stoornissen in de menstruatie gepaard gaat. In vele gevallen zijn het verloop en de uitgang der hysterische verlamming> Ulterst wisselvallig; nu eens verdwijnt zij spontaan en wel binnen RCtl kort tijdsverloop, dan weêr biedt zij jaren lang weerstand aan de meest zorgvuldige en krachtdadige therapeutische behandeling. In een groot aantal gevallen, heeft de behandeling door middel van faradisatie, uitstekende resultaten opgeleverd. Wat de wijze van bewerkingaangaat, zoo moet men, als de vatbaarheid der spieren voor electrische prikkels is verminderd, den stroom op het spierweefsel zelf laten inwerken. Zoo echter de spieren, op de aanwending van den eleetrisohen stroom, behoorlijk door contractie reageren , zoo applicere men de electrieiteit op de huid, door middel van eenen bundel metaaldraden. Rheumatische verlamming. Gelijk de paralysis facialis dikwerf door eenen togtwind wordt veroorzaakt, zoo ook hebben rheumatische oorzaken dikwerf verlamming van de spieren der ledematen ten gevolge; vissehers, jagers en anderen, aan wie de zucht naar genot of de uitoefening van hun beroep aanleiding geeft om zich aan eene sterke afwisseling van temperatuur bloot te stellen, worden dikwerf door dezen vorm van verlamming aangetast, terwijl dan de verlamming bij voorkeur de spieren der onderste ledematen aandoet en den vorm aanneemt eener paraplegie, wier aanwezigheid dikwerf ten onregte als bewijs voor het bestaan eener ruggemergsziekte wordt opgevat. Ook de uitstrekspieren, van den voorarm, die takken van den nervus radialis ontvangen, worden dikwerf door rheumatische verlamming aangetast. Daarna komt het veelvuldigst voor: verlamming van den deltoides en van den cucullaris, ten gevolge waarvan dan de arm slechts met inspanning of in het geheel niet kan opgeheven worden. Eindelijk worden ook de musculi interossei en lumbricales niet zelden door rheumatische verlamming aangedaan. Ik heb deze laatste aandoening vooral bij jonge dames waargenomen, bij wie het eerste verschijnsel eener op handen zijnde verlamming gewoonlijk in een gevoel van doofheid in de vingers bestaat, waarop de beweging dan al spoedig moeijelijk wordt. Behandelt men de interossei door middel van faradisatie, zoo blijkt in den regel de prikkelbaarheid dier spieren verminderd te zijn. In zulke gevallen is het zeer gemakkelijk, het ziekteproces door middel van eene orten tijd voortgezette faradisatie, tot staan te brengen; laat men echter de aandoening ongehinderd voortgaan, zoo kunnen de spieën allengs atrophiseh worden; de huid die de tusschenbeensruimten edekt, zakt dan naar binnen, de bloedsomloop houdt op, de hand is vermagerd en koud, de vingers kunnen slechts mei moeite Van elkaar verwijderd worden en de strekking der beide laatste PWlanges is geheel onmogelijk; de verdooving en de verstijving Qemen allengs toe, en ten slotte wordt de hand geheel onbruikbaar. In sommige gevallen ontstaat de rheumatische paralyse plotsein andere weer langzamerhand. Soms vangt zij aan met pijnijke gewaarwordingen in eene bepaalde spiergroep, waardoor de beweging wordt bemoeijelijkt of onmogelijk gemaakt en als dan pijn ophoudt, duurt de onbewegelijkheid voort; in andere getallen wordt geene pijn, maar enkel een gevoel van verdooving Waargenomen, en in gevallen van verlamming der onderste ledematen is deze laatste gewaarwording vooral duidelijk in de teenen. °ntstaat de aandoening plotseling en gevoelt de lijder pijn in de veilamde spieren, zoo veroorzaakt ook de electrische prikkeling ^er spieren, eene vrij hevige pijn; is echter de aandoening langzamerhand ontstaan, zoo zijn ook de door de aanwending van galvanisme voortgebragte gevoelsgewaarwordingen weinig berekenend. geenen anderen vorm van verlamming blijkt de geneesracht der electriciteit zoo duidelijk, als bij den rheumatischen v°rm en de electriciteit is het beste middel dat in zulke ballen kan worden aangewend; zelfs geldt dit ten opzigte ernstige en verouderde gevallen, die aan elke andere beandeling, hoe krachtdadig ook, weerstand hebben geboden. Zóó eelt Guitard een geval mede, waarin de aandoening drie jaren had bestaan; de lijder was sterk vermagerd en kon zich 'Jna in het geheel niet bewegen; het hoofd was naar de borst gelQkken, de bovenbeenen waren opgetrokken tegen den buik onderbeenen tegen de bovenbeenen. Men behandelde den 3 er eene maand lang door middel van faradisatie en na verloop dien tijd, kon hij het hoofd weder regt houden en de beenen en in het bed brengen. Vervolgens werd de faradisatie eenen tijd lang achterwege gelaten, waarop de toestand der lijders allengs weder verergerde; de eleetrische stroom werd toen op nieuw aangewend en na eene behandeling van zes weken , was de lijder volkomen hersteld. In alle gevallen van rheumatische verlamming, die ik onder mijne behandeling heb gehad, slaagde ik er in, op deze wijze den toestand der lijders aanmerkelijk te verbeteren, terwijl de meesten van hen geheel herstelden. Ik houd er mij van overtuigd, dat elke rheumatische verlamming door eene doelmatige behandeling met electriciteit kan worden hersteld, mits slechts het spierweefsel niet atrophisch zij geworden en de lijders zieh niet te vroeg aan de behandeling onttrekken. Zelfs in gevallen van spieratrophie ten gevolge van rheumatische verlamming, kan de electriciteit van groot nut wezen. Loodverlamming. Het veelvuldigst lijden verwers en letterzetters aan deze aandoening. Bij de eersten wordt het bloed door de inademing van kleine verwdeeltjes met lood bezwangerd, of wordt het vergif door de huid geresorbeerd; bij de laatsten ontstaat de aandoening ten gevolge van het manipuleien der letters. Niet zelden wordt ook lood met vervalschten wijn of vervalscht bier opgenomen, wat vooral in Frankrijk dikwijls voorkomt, minder dikwerf in Engeland; het vergif kan ook met drinkwater, dat door looden pijpen is heengevloeid, in het bloed geraken, of ook met snuif die in looden busjes bewaard is geweest, worden opgenomen (van de laatste wijze van vergiftiging kwam onlangs een voorbeeld voor in de uitgewekene koninklijke familie te Neuilly). Is het bloed door de eene of andere oorzaak met lood verontreinigd, zoo ontstaan er in het organisme stoornissen van verschillenden aard, als daar zijn: hevige kolyken, krampen, blindheid, neuralgie en verlamming; de loodverlamming tast bij voorkeur de bovenste ledematen aan; zoo heeft Tanquere1 des Planelies in 113 gevallen van loodverlamming, 93 malen verlamming der armen, 14 malen verlamming der beenen en 6 male" algemeene verlamming aangetroffen. Sommige spiergroepen worden ei' veelvuldiger door aangetast dan andere. Zoo lijden de uitstrekspieren van den regter voorarm het meest door de vergiftiging, Waarschijnlijk om reden dat deze spieren het meest gebruikt worden en de stofwisseling er alzoo het levendigst is. Zoo ziet men dan dat de hand slap neêr hangt en niet gestrekt kan worden. Daarentegen is de beweging der beide laatste phalanges niet belemmerd, daar de interossei slechts hoogst zelden door loodverlamming worden aangetast. De spieren worden gewoonlijk spoedig atrophisch; de rugvlakte van den voorarm is niet meer gewelfd maar hol; de ballen der duimen zijn afgeplat en de triceps en de deltoides zijn meer °f min in omvang verminderd. De vatbaarheid dezer spieren voor electrische prikkels is of geheel Vernietigd of althans aanmerkelijk verminderd; de sensibiliteit is echter gewoonlijk ongedeerd gebleven. De electriciteit is het meest werkzame middel tegen loodverlamming en behoort althans in alle gevallen van dien aard te worden beproefd; zelfs dan werkt hare aanwending heilzaam, als het volumen der spieren aanmerkelijk is Verminderd en de spieren in het geheel niet meer op electrische Prikkels reageren. Paraplegie door ziekten der pis werktuigen. De onvolkomene verlamming, die uit ziekelijke aandoeningen der Piswerktuigen voortvloeit, is onlangs uitvoerig besproken door Leroy dEtiolles en Spencer Wells. De ziektetoestanden, die aan dezen vorm van paralyse ten grondslag liggen, zijn: nierontsteking, aWesvorming in de nieren, steenvorming in de nieren, ontsteking Cl1 verzwering van het slijmvlies der blaas , vergrooting der voorstanderklier, strictuur der pisbuis, enz. In zulke gevallen is de Pislozing in meerdere of mindere mate belemmerd; de sphincter a,n is verslapt; de spijsvertering is gestoord ; de ledematen zijn ^achteloos en het spiergevoel is bijna geheel uitgedoofd. De graad daarin de onderste ledematen zijn verlamd, hangt af van den toestand der piswerktuigen. Gewoonlijk verdwijnt de paraplegie spoedig, °adat de oorzaken , die de urinelozing belemmerden , zijn wegge"°men; blijft de verlamming echter, nog na het wegnemen dier oorzaken, voortduren, zoo kan eene behandeling door middel van faradisatie groot nut aanbrengen. Locale verlamming van bepaalde spiergroepen kan nog door velerlei andere oorzaken worden te weeg gebragt, wier uitvoerige beschouwing ons te ver zou voeren. Zoo heb ik b. v. gevallen waargenomen, waarin de verschijnselen van plotseling ontstaande verlamming klaarblijkelijk tot de vorming van eenen embolus moe3ten worden teruggebragt, die in «ene slagader was gestuwd en het lumen van deze had verstopt. In zulke gevallen ontstaat er dikwerf een voldoende collaterale bloedsomloop, en is deze tot stand gekomen, zoo nemen "de verlammingsverschijnselen allengs weder af. In andere gevallen moge zich al een collaterale bloedsomloop vormen, de verlamming blijft desniettemin aanhouden, en voor zoodanige gevallen is de aanwending van den inductie-stroom aangewezen en levert deze de beste uitkomsten op. Evenzoo neemt men ook locale verlammingen waar in ligchaamsdeelen, waarin vooraf een of ander ziekteproces heeft plaats gegrepen, dat als zoodanig niet noodzakelijk verlamming behoeft na zich te slepen, om welke reden de verlamming dan ook voor het grootste deel daaraan moet worden toegeschreven, dat de normale functie der aangedane ligchaamsdeelen langen tijd heeft stilgestaan. Tot deze categorie behooren in de eerste plaats die gevallen, waarin verlamming ontstaat na eene beenbreuk, wier genezing zeer langen tijd heeft aangehouden. Voor gevallen van dien aard grenst de werking van den inductie-stroom aan het wonderbare, daar niet zelden in twee of drie zittingen de bruikbaarheid van het verlamde ligchaamsdeel geheel wordt hersteld. Zoo heb ik b. v. eene vrouw behandeld, die fractuur had gehad der onderste epiphyse van den radius en in Middlesex Hospital heelkunstige hulp had gezocht; men had haar daar behoorlijk verbonden , maar het verband was in wanorde geraakt en de fractuur was in een scheeven stand genezen; om die reden werd de arm na verloop van eenigen tijd op nieuw gebroken en het genezingstijdperk besloeg nu ongeveer tien maanden; nadat de genezing eindelijk tot stand was gekomen, bleef de voorarm pijnlijk en volstrekt onbewegelijk; eene tweemalige applicatie van den geïnduceerden stroom, dien ik voornamelijk op den stam van den nervus ulnaris en van den nervus medianus werken liet, was voldoende om de P'Jnlijkheid te doen ophouden en den arm weder aan den invloed den wil te 'doen gehoorzamen. ien ander geval, dat tot deze categorie behoort, wil ik eenig"ns uitvoeriger meêdeelen, omdat het in velerlei opzigten belangrijk •tuig genoemd worden. Het betreft de 42 jarige mevrouw I)., die 1,1 de maand April dezes jaars onder mijne behandeling kwam. Jlj had in het begin van November 1858 het ongeluk gehad, van Zl°h met eene naald vrij diep in den wijsvinger der linker hand steken. Ofschoon zij dien ten gevolge eene hevige pijn onderbond, hechtte zij niet veel gewigt aan de omstandigheid, doch Verd later, door een vrij hevig ontstekingsproces, dat in den vinger 0|itstond, genoodzaakt, geneeskundige hulp in te roepen. Ondanks fie"e zorgvuldige behandeling, namen echter de onstekingsverScl'ijnselen allengs in hevigheid toe en ontstond er ten slotte gansïeen van ^en vinger, dat de amputatie daarvan in het metacarP'talgewricht onvermijdelijk maakte. Deze operatie werd den 23sten ecember 1858 door den heer Spencer Wells volbragt. De »e'iezing van den stomp hield bijna 3 maanden aan, daar er lch aanvankelijk een zeer slecht, ichoreus exsudaat vormde, a eerst na herhaalde en diepingrijpende cauterisatie met nitras |bBnti allengs een meer zuiver karakter aannam. Toen de stomp «mdelijk geeicatriseerd was, bleek het dat de lijderes de hand niet jwegen kon, en zond de heer Spencer Wells haar tot mij, ei1 einde met electrieiteit behandeld te worden. Toen ik paCüte voor de eerste maal zag, constateerde ik dat de vingers ^ ewegelijk gestrekt waren; de buiging en zijdelingsche beweging ^ yingers was bijna geheel onmogelijk. Ook was de buiging van r/ " voorarm op den bovenarm uiterst moeijelijk en kon die niet ^ "dei pijn geschieden. De staat der sensibiliteit was als volgt: ^ vaarwording van doofheid in alle vingers en pijn in de gey11 den amputatiestomp betreft, deze was uiterst goeiig voor de minste aanraking; de bij aanraking daarliet onts';aau('-e gewaarwording werd door de lijderes echter als eigenlijke pijn beschreven, maar als een gevoel dat afkeer en walging bij haar opwekte, zoodat zij dan ook telkens als zij beproefde den stomp te wassehen, in eenen staat van onmagt geraakte. Bovendien leed zij voortdurend aan die eigenaardige gevoels-anomalie, die niet zelden bij lijders die eene amputatie doorgestaan hebben, voorkomt, die namelijk van pijn waar te nemen in den geamputeerden vinger; deze pijn was vooral tegen den avond zeer hevig. Overigens liet de a!gemeene toestand der lijderes niets te wenschen over, behalve dat zij sinds drie jaren, ten gevolge eener moeijelijke verlossing , aan amenorrhoe leed, en alle maanden eenige dagen lang door hevige hoofdpijnen geplaagd werd. De inductie-stroom werd nu bij haar derwijze aangewend, dat de positieve pool bij afwisseling op den stam van den nervus me' dianus en den nervus ulnaris geplaatst werd, terwijl de negatieve pool meestal op den amputatiestomp werd aangebragt. Ik verzuimd6 echter niet de spierzelfstandigheid zelve van de flexores der vingers, van de interossei en van de lumbricales, direct aan den invloed van den electrischen prikkel bloot te stellen. Reeds onmiddellijk na afloop der eerste zitting, kon de lijderes den tweeden en derden phalanx buigen; na afloop van drie zittingen was de excen' trische gewaarwording van pijn in den geamputeerden vinge' verdwenen, en na afloop der negende zitting herstelde zich de menstruatie (wij zullen later uitvoeriger spreken over de emmenagog6 kracht van den inductiestroom). Het hield nog eenigen tijd aan, vóór en aleer de lijderes geheel het. vrije gebruik harer hand had herkregen, daar vooral de buiging van den eersten phalanx n°ê langen tijd belemmerd bleef. Ten slotte werd de lijderes volkom®11 hersteld; de groote gevoeligheid van den stomp voor uitwendig aanraking was trouwens reeds vroeger verminderd, en het likteeke» had eene veel frisschere kleur en meerdere zachtheid aangenomen, dan daaraan eigen was toen de lijderes onder mijne behandeling kwam. De aanwending van den inductie-stroom bragt dus in di' geval eene viervoudige genezing te weeg: 1. de herstelling der bewegelijkheid en van het vrije gebruik der hand. 2. het wegnemen van de op de wet der excentrische verschijnsel®" berustende gewaarwording van pijn, in den geamputeerden vinger. 3. het opheffen der gevoelsanomalie in den amputatiestomp zeiven etl het wijzigen van den aard van het likteekenweefsel. 4. het herstellen der menstruatie, die driejaren lang was uitgebleven. Dit is dan het vermogen van den nog onlangs door zoo velen Verguisden inductie-stroom, waarvan een fanatiek partijganger der ^rijvingseleetriciteit en van de «vonk der batterij" gezegd heeft, wel niemand er in ernst over denken zou, om er in gevallen Van zenuwlijden gebruik van te maken, en waarvan een even eenZljdig lofredenaar van den constanten stroom beweert, dat hij een '"■fazalig en krachteloos geneesmiddel wezen zou , dat tot op den grond v«n geenen enkelen ziektetoestand zou kunnen doordringen. Het lvare voorzeker te wenschen, dat men, vóór en aleer zulke ongeronde beweringen uit te spreken, eenige persoonlijke ondervinding °pdeed, aangaande het onderwerp waartoe die beweringen betrek^'"g hebben. 5. Progressieve spierverlamming. (Atrophie van Cruveilhier). Deze vreesselijke ziekte, waarop Cruveilhier het eerst de aandicht der geneesheeren heeft gevestigd, bestaat eigenlijk in eene Vrekkige voeding der spieren, welke allengs kleiner worden en te gaan, terwijl de zenuwen gezond blijven of althans eerst secundair worden aangedaan. Het proces grijpt niet alle tot de zelfde ^Dep behoorende spieren met dezelfde hevigheid aan, maar bepaalt 2lch, schijnbaar grillig, tot dezen en genen afzonderiijken spierbunDe aangedane spieren zien er gewoonlijk bleekgeel uit, zijn bestal aanmerkelijk vermagerd en niet zelden tot dunne strengen §ereduceerd. Yet, dat een constant product van regressieve meta^o^phose van spieren schijnt te zijn, hoopt zich of in groote °eveelheid op een, en neemt dan de plaats der spiervezelen in ■ °°genaamde vettige spieratrophie), in welk geval de ligchaamsvermahenng weinig beteekenend is , of althans de ledematen hunnen normalen 0tïivailg behouden, ja! zelfs nog dikker kunnen worden, of wel, het °ïdt weder omgezet naar gelang het gevormd wordt, en in dat geval zijn de ledematen meestal tot ware stokken vermagerd. Is het sarcolemma vernietigd en zijn de spiervezels in vet en korrelmassa's omgezet, zoo worden meestal ook de einden der motorische zenuwen in het ziekteproces betrokken; in vele gevallen plant zich de aandoening zelfs op de zenuwstainmeu en de voorste wortels van het ruggemerg voort, en kan er zelfs, aan het einde dei' reeks van omzettingen, atropliie van het ruggemerg ontstaan; deze is evenwel nimmer de oorzaak maar altijd slechts het gevolg der primaire spieraandoening. Meestal zijn het volwassene mannen die aan deze ziekte lijden; vrouwen en kinderen worden er echter nu en dan ook door aangetast. Gewoonlijk is de ziekte een gevolg van bovenmatige krachtsinspanning of ook van temperatuursafvvisseling en van verwonding' Soms zijn er bepaaldelijk hereditaire momenten aan te wijzen en lijden vele leden van hetzelfde geslacht aan deze ziekte, terwijl in een even groot aantal van gevallen, geene de minste aanleidingvoor het ontstaan der ziekte kan worden opgespoord. De ziekte vangt bijna altijd onmerkbaar aan en de lijder bespeurt haren invloed het eerst doordien hij zich zwakker voelt worden, doch niet eer, dan nadat het proces reeds belangrijke verwoestingen heeft aangerigt. Het verlies van ligchaamskrachten, is evenredig aan den graad waarin de spieren zijn geatrophieerd. Als de lijder, doordien hij zich verzwakt gevoelt, op den toestand zijner spieren op* merkzaam wordt gemaakt, dan bespeurt hij dat deze aanmerkelijk vermagerd zijn. Bovendien neemt hij dan snelle trillende bewegingen in de afzonderlijke spierbundels waar, die nimmer met pij11 gepaard gaan en geene beweging veroorzaken der ledematen, waartoe zij behooren. Deze trillende bewegingen komen echter niet in alle gevallen van spieratrophie voor; waar zij zich vertoonen, zijn zij een bewijs dat het ziekteproces zich verder ontwikkelt; waar zij ophouden zich te vertoonen, kan men aannemen dat het proces tot stilstand is gekomen of dat de spier geheel en al is verwoest. Yele lijders klagen ook over werkelijke krampen, die van de zoo even genoemde trillende bewegingen moeten worden onderscheiden en vooral des nachts ontstaan in de adduetores der dijen, derwijze dat de knieën telkens tegen elkaar worden aangestooten, ten gevolge waarvan de lijder in zijnen slaap wordt gestoord. Er komen twee vormen van deze ziekte voor, een partieele vorm en een algemeene vorm. De algemeene begint in de onderste ^dematen en wordt, zoo de aandoening zich, wat bijna altijd geschiedt, op den romp voortplant, levensgevaarlijk. De partieele behoeft niet doodelijk af te loopen, doch kan in den algemeenen vorm overgaan en alsdan eveneens den dood na zich slepen. De Partieele atrophie begint in de hand of in den schouder, gewoonst aan de regter zijde des ligchaams, en verwoest dan een groot ^eel der spieren van de bovenste extremiteit, terwijl bij de algemeene atrophie, alle willekeurige spieren van het gansche ligchaam ünnen zijn aangedaan, met uitzondering alleen van de oogspieren eri van de kaauwspieren. Zoo het proces in de hand aanvangt, worden gemeenlijk de spiere« van den duim het eerst aangedaan; ter plaatse van de ballen Van den duim, ontstaat, tusschen het eerste en het tweede ^er handwortelbeenderen, eene holte; later worden ook de interossei, de lumbricales en de vleezige gedeelten van den pink ingedaan. Van uit de hand, plant zich het proces op den voorarm v°ort; de uitstrekspieren van den voorarm worden bij voorkeur aanpdaan, zoodat de viugers een weinig gebogen worden; echter itinen ook de buigspieren geheel en al worden verwoest, en in dat geval kan de lijder de beide laatste geledingen der vingers niet ^eer buigen, zoodat hij niet meer in staat is, iets met de hand 'e buigen of aan te vatten. In andere gevallen begint de atrophie in de spieren van den houder en tast dan bij voorkeur den cucullaris aan , den serratus j^ticus major, de rhomboidei en andere spieren, die het schouderlftd met den tronk verbinden. Het schouderblad neemt dien ten Bevolge eenen scheven stand aan en wordt om zijne as gedraaid; bovenhoek wordt door het gewigt van den arm naar beneden ^trokken, terwijl zijn onderhoek naar boven wordt verplaatst en Cetl of twee duimen van de oppervlakte der borstkas wordt verwijfd. Van den schouder uit, plant zich het proces op den bovenvoort en het verwoest alsdan den deltoides en den biceps, dat geval steken het acromion en de processus eoracoideus 0l>der de huid naar buiten, en vertoonen er zich alras belangrijke funotioneele stoornissen. Hoewel de lijder er zich in verloop van tijd aan gewent, de noodige bewegingen met zekere behendigheid ten uitvoer te brengen, en met de spieven die gespaard zijn gebleven , de functies der vernietigde spieren te verrigten, is hij toch ten laatste niet meer in staat den arm op te heffen of den elleboog te buigen; hij kan zich niet meer kleeden en niet meer eten; het kost hem eene verbazende inspanning, den hoed op het hoofd te zetten of den neusdoek uit den zak te trekken. Zijn de spieren der onderste ledematen aangedaan, zoo wordt daardoor het gaan bemoeijelijkt en ten slotte alle beweging onmogelijk gemaakt. Op hare beurt, worden de spieren der borstkas aangedaan ; de borst is , vooral onder de sleutelbeenderen , ingevallen. Een stellig teeken daarvan dat de ziekte haar einde nadert, is de verwoesting der aangezigtsspieren; het gelaat verliest zijne uitdrukking; soms vloeit het speeksel onwillekeurig af; ook de spieren van den larynx worden aangedaan; de lijder kan slechts langzaam en met inspanning spreken; ten slotte worden ook de spieren van den pharynx en van het middenrif in de ontaarding meegesleept. Dit tijdperk der ziekte is het laatste ; want de minste bijkomende stoornis in de ademhaling, maakt een einde aan het leven. Slechts de willekeurige , dwarsgestreepte spiervezels, worden op deze wijze verwoest; gewoonlijk verkeeren alle andere organen in den best mogelijken toestand. De spijsvertering gaat geregeld haren gang en de verstandelijke vermogens blijven ten einde toe ongestoord. De huid verliest hare gevoeligheid voor indrukken van buiten niet, doch dikwerf klagen de lijders over koude en over pijnlijke gewaarwordingen en een gevoel van verdooving in de ledematen- Op die wijze kan de ziekte doodelijk eindigen; soms echter komt zij tot stilstand en alsdan kan er zelfs genezing volgen. Recente gevallen laten eene meer gunstige prognose toe, dan gevallen die langen tijd geduurd hebben. Bij deze aandoening is de plaatselijke aanwending van den inductie3troo!ii op het spierweefsel het eenige middel, waardoor men mogelijkerwijze den voortgang der ziekte kan stuiten en den toestand des lijders kan verbeteren. Terwijl men de afzonderlijke spier" vezels tot contractie opwekt, trekken deze eene grootere hoeveelheid bloed tot zich; de omvang en de warmtegraad der spieren wordt Verhoogd en de vermeerderde toevloed van bloed maakt eene ^generatie van het spierweefsel mogelijk. Om deze gunstige resultaten te verkrijgen, moet men echter met de behandeling gedurende langen tijd voortgaan en den moed niet opgeven, al is er in de eerste weken geene beterschap te bespeuren. Dat vele gevallen, Vooral zulke die tot de rubriek van algemeene atrophie behooren> °ndanks eene behandeling met electriciteit, met den dood eindigen, kan men niet op rekening stellen van de gebrekkigheid van het geneesmiddel, van welks aanwending men toch het onmogelijke liet verwachten kan. C. Paralytische toestanden van organen, die onder den den invloed van het sympathische zenuwstelsel staan. 1. Verslapping van den spierwand van het darmkanaal. In gevallen van verstopping, die door gebrekkige peristaltische beweging en door verslapping van den buikwand wordt veroorZaakt, kan de behandeling met electriciteit grootelijks van nut ^ezen , vooral zoo de aandoening ontstaan is na langdurige diarrheën etl na het bovenmatig gebruik van purgeermiddelen. In zulke getallen onthoude men zich streng van de toediening van cathartica 6,1 zelfs van die van clysmata, daar reeds deze nadeelige gevolgen kannen na zich slepen; daarentegen kan men door middel van ®enen galvanischen stroom krachtige peristaltische bewegingen °pwekken, zonder het slijmvlies van het darmkanaal op eenigerlei te benadeelen. Gevallen van habituëele verstopping, die aan elke medicatie weerstand boden en daarna in korten tijd door Middel van electriciteit werden tot genezing gebragt, zijn door WiUi am Cumming van Edinburgh (on the use of electro-galVanism in a peculiar affection of the bowels. London. Medical Ga'6'te. Bd. IXpag. 969) en Clemens van Frankfort (Die angewandte eil-ElectriCitat. Deutsche Klinik 1858) beschreven. Ik zelf heb een 16 geval onder mijne behandeling gehad, waarin de toediening van twee druppels croton-olie geene ontlasting had ten gevolge gehad, en waarin op de aanwending van den inductie-stroom aldra verwijdering der faeees volgde. Tympanitische uitzetting van den buik is eveneens dikwerf een gevolg van atonie van den spierwand der darmen en van de buikspieren; de wanden van het darmkanaal ondervinden bij hunne uitzetting geenen tegenstand, en zoo ontstaat er aanmerkelijk meteorisme. Deze toestand komt veelvuldig voor bij hysterische vrouwen; ook kan hij worden voortgebragt door het gebruik van slecht te verteren voedsel en ontstaan tijdens het verloop van acute ziekten, zoo als typhus, pneumonie, variolae, kraamvrouwenkoorts, peritonitis, enz.; zulk eene tympanitische uitzetting van den buik is niet zelden levensgevaarlijk, daar zij, door verlamming van het middenrif en comprimering der longen, asphyxie kan doen ontstaan. Ontstaat er tympanitis tijdens het verloop van acute ziekten, zoo mag men niet tot de aanwending van het galvanisme overgaan; komt zij daarentegen voor bij hysterische vrouwen of na het gebruik van onverteerbaar voedsel, zoo kan men vrijelijk van eenen galvanischen stroom gebruik maken. Daartoe nu heeft men verschillende wijzen van aanwending voorgeslagen. Zoo bragt Becquerel, die vele gevallen van dien aard met den geinduceerden stroom heeft behandeld, den positieven stroomgever in den mond aan, terwijl hij den negatieven stroomgever in het rectum plaatste. Nimmer echter heeft hij door middel dier methode goede resultaten verkregen. Becquerel's methode is alzoo niet verkieselijk, daar zij even lastig is bij de aanwending, als nutteloos ten opzigte harer werking. Cu mm in g heeft den voorslag gedaan van den eenen excitator op het halsgedeelte der wervelkolom en den anderen op den buikwand te plaatsen; ik zelf ben gewoon de beide electroden afwisselend op verschillende plaatsen van den buikwand aan te brengen, en eenen vrij sterken stroom gedurende 10 minuten daarop te laten inwerken. Wat de rigting van den stroom aangaat, zoo houd ik het voor goed, de negatieve pool digter bij het rectum te plaatsen dan de positieve. ' 2. Verlamming van den wand der blaas. Sommige gevallen van verlamming van den wand der blaas leunden ongetwijfeld door middel van eleetriciteit tot genezing worden gebragt. Dikwijls is deze aandoening een uitvloeisel van hersenen ruggemergsziekten; in zulke gevallen, en ook dan als de aandoening een gevolg is van structuursveranderingen in de piswerktuigen zeiven, kan de aanwending der eleetriciteit geene blijvende genezing te weeg brengen. In andere gevallen echter ontstaat de aandoening langzamerhand en zonder kennelijke oorzaak , wat vooral kinderen en bij oude lieden plaats heeft. In Grave's Clinical ■^ledicine vindt men een geval medegedeeld, waarin een 70jarige lijder met goed gevolg met eleetriciteit werd behandeld. Goodwin etl Radfort hebben eene verlamming van den blaaswand, daaraan eene dame leed ten gevolge van zwangerschap, door ééne e;ikele applicatie van den galvanisclien stroom hersteld. Dr. Fr as er heeft een geval bekend gemaakt, waarin bij eenen ®0jarigen lijder, die aan den nadeeligen invloed eener vochtige en koude atmospheer was blootgesteld geweest, verlamming van den blaaswand was ontstaan, ten gevolge eener sterke uitzetting der ^aas door retentio urinae; in dat geval werd de behandeling met eleetrieiteit met eenen gunstigen uitslag bekroond, nadat men te Vergeefs aan den lijder secale cornutum en andere inwendige geneesmiddelen had toegediend. Dr. Eussell Reynolds heefteveneens in een geval van verlamming van den blaaswand, met goed gevolg van den inductiestroom gebruik gemaakt. Wat de wijze van aaöwending aangaat, zoo kan men óf den electrischen stroom in weefsel der blaas localiseren, door, zoo als dat vroeger beschreVe,i is , de dubbele sonde in te brengen, óf men kan eenen katheter 111 de blaas brengen en de keten sluiten, door eenen vrouwenkatheter, met de andere pool van den inductie-toestel in verbinding staat, in het rectum te voeren, of wel, door eenen voehtigen exciUtor ter plaatse vïin de halswervels te appliceren. 3. Amenorrhoe. ■fre meeningen der schrijvers aangaande de therapeutische waarde 16* der electriciteit voor gevallen van amenorrhoe, loopen zeer uiteen. Zoo zegt Dr. Golding Bird (Lectures on Electricity and Galvanism, in their physiological and therapeutical relations. London. Medical Gazette 1847. p. 705), dat de electriciteit het eenige ware emmenagogum is dat wij bezitten, en dat het nimmer nalaat de menstruatie op te wekken, waar de uterus in staat is zijne functies te volbrengen; aan den anderen kant zegt Becquerel (Traité des applications de 1'électricité. Paris 1857. pag. 286), dat hij in gevallen van dien aard zeer dikwerf gedurende langen tijd de electriciteit heeft aangewend, zonder er ooit goede uitkomsten door te verkrijgen; dat bij cene jonge vrouw, die tijdens de menstruatie aan eene neuralgie leed, de aanwending der electriciteit onderdrukking der menstruatie ten gevolge had; dat hij, kortom, een bepaalde tegenstander is van de aanwending der electriciteit in gevallen van amenorrhoe. Bij dezen stand van zaken, moet men zich in het bezit trachten te stellen van daadzaken, die tot het doen een er uitspraak in staat kunnen stellen; en zóó doende bevindt men, dat onbetwistbare feiten ten stelligste bewijzen, . dat de electriciteit en wel elke soort van electriciteit, eene bijna specifieke werking uitoefent op de vasomotorisehe zenuwen van de baarmoeder en de eijerstokken, voor het geval waarin deze in eeneu staat van torpiditeit verkeeren. Dr. Bi r 1 heeft van 24 gevallen van amenorrhoe, er 20 door de aanwending van wrijvingselectrieiteit tot genezing gebragt. Hij appliceerde dezi', door ongeveer een dozijn slagen eener Leidsche flesch door het bekk n te laten gaan, waarbij dan de eene conductor ter hoogte der lendenheiligbeensstreek, de andere juist tegenover de schaambeenderen geplaatst werd. De heeren West ring en de Molle hebben ingevallen van amenorrhoe, door middel van den constanten stroom, genezing aangebragt. Duehenne, Schulz, Baierlacher en ik zelf constateerden door gelijksoortige waarnemingen de geneeskracht van den inductiestroom. Le Conté (New-York Journal of Medicine 1844) zegt zelfs dat een bliksemstraal bij eene oude negerin van eene volkplanting in Georgia, de menstruatie op nieuw heeft opgewekt; bij deze vrouw die minstens 70 jaren oud was, waren de menses reeds sinds 20 jaren weggebleven, toen zij, nadat de vroutf door den bliksem getroffen was, terug keerden, en zich een jaar lang, zoo regelmatig mogelijk, bleven vertoonen; gelijktijdig waren ook de borsten in omvang toegenomen. De electriciteit verdient als emmeuagogum vooral aanbeveling voor jonge meisjes, bij wie de menstruatie nog onvolkomen is gebleven, ten gevolge van eenen torpiden toestand der vasomotorische zenuwen van de baarmoeder en van de eijerstokken; zoo ook voor vrouwen, bij wie de menses na eene verlossing zijn weggebleven en voor gevallen van amenorrhoe, die ten gevolge van temperatuurswisseling, van schrik of van angst is ontstaan. Integendeel bestaat er geene aanwijzing voor de applicatie vau electriciteit, Waar de amenorrhoe door structuursveranderingen in de baarmoeder of in de eijerstokken wordt veroorzaakt. Ik zelf heb vele proefnemingen gedaan, met het doel om te bepalen, welke methode van aanwending van electriciteit, voor gevallen van amenorrhoe , de meest verkieselijke wezen zoude. Üuchenne geeft den raad, van den stroom onmiddellijk op het Weefsel der baarmoeder te laten werken; ik heb die methode in eén geval gevolgd, en er ook den besten uitslag van gezien, maar slechts weinige lijderessen willen er toe overgaan, zich aan eene dergelijke kuur te onderwerpen. Door latere ondervinding ben ik tot de overtuiging gekomen, dat in vele gevallen de menstruatie vvordt opgewekt, onverschillig op welke deeleu des ligchaams men den inductiestroom laat inwerken; doch dat men het zekerst zijn doel bereikt, zoo men de stroomgevers op den buikwand appliceert. ^°o is het dikwerf geschied dat na verloop van twee of drie zittingen de menses zich vertoonden bij lijderessen die ik om geheel a«dere redenen met electriciteit behandelde; b. v. liet ik bij eene dame, die aan hysterische aphonie leed , eenen zwakken stroom langs de baan van den nervus recurrens gaan, en een paar uren na den afloop der eerste zitting begon zij te menstrueren; bij eene andere dame galvaniseerde ik het trommelvlies, om haar te bevrijden van Serveuse doofheid en van oorsuizingen en korte oogenblikken na afloop der eerste zitting werd mij geboodschapt, dat de lijderes even na mijn vertrek eene vreemde gewaarwording in het gansche ''Schaam gevoeld had en de menstruatie, die voorheen altijd te laat kwam, eene week te vroeg was ontstaan. Het zelfde nam ik waar bij eene dame, die ik ter zake van hysterische paraplegie , en bij eene andere die ik om reden van pijnen in den rug eleotriseerde, enz. Voor het overige is, zoo als ik reeds gezegd heb, voor gevallen van ware amenorrhoe die methode de beste , volgens welke men de stroomgevers op devi buikwand appliceert. Het is voor/ekei waai • dat de electriciteit, zelfs voor gevallen waarin eeene afwijkingen in de structuur van de baarmoeder en van de eijerstokken bestaan) geen onfeilbaar geneesmiddel is, maar ik ben er zeker van» dat zij een der werkzaamste middelenis, die ons tegen amenorrhoe ten dienste staan. Als Becquerel nooit eenig resultaat van eene electrische behandeling der amenorrhoe heeft gezien, zoo moet hij of in de keuze der gevallen of in de wijze waarop hij de electriciteit heeft aangewend, wel zeer ongelukkig geweest zijn. D. Behandeling der impotentia met electriciteit. De electriciteit is meermalen tot genezing der impotentia aanbevolen en aangewend. Het eerste geval van dien aard dat ik in de litteratuur vermeld heb gevonden, is medegedeeld door Dr. Wcstring (Journal du galvanisme et de la vaccine. Vol. I. pag. 297; Dr. Westring, van Norrköpingen in Zweden, is eveneens de eerste geweest, die de electriciteit door middel van eenen bundel metaaldraden op de huid heeft geappliceerd). Dat geval heeft betrekking op een 36jarig individu, dat ten gevolge van uitspattingen aan impotentia leed; de erectie was onvolkomen en de ejaculatie had plotseling en zonder eenige wellustige gewaarwording plaats. Dr. Westring appliceerde de metalen penseelen op den penis en op de omliggende deelen , en reeds na afloop der eerste zitting bespeurde de lijder beterschap, terwijl hij na verloop van 14 dagen zijne volle mannelijke kracht had herkregen. Een geval van impotentia, waarin door middel van slagen eener Leidsche flescli genezing werd tot stand gebragt, is medegedeeld door Stacquez in de Archives Beiges de médecine militaire van het jaar 1849. Een officier van den leeftijd van 35 jaar leed sind vele jaren aan impotentia; erectie was bij hem zoo zeldzaam, en dan nog zoo onvolkomen, dat hij den coïtus niet kon uitoefenen. De belgische geneesheer genas den lijder geheel, door bij hem de Leidsche flesch tusschen het onderste deel der wervelkolom en den wortel van den penis te ontladen. Duchenne, die eeue zoo rijke ondervinding °p het gebied der electro-therapie heeft verkregen, zegt, dat hij °p aanraden van Lallemand, bij spermatorrhoe de in de pisbuis uitkomende einden der ductuli ejacnlatorii heeft geëlectriseerd, ten einde op die wijze de openingen dier buisjes te vernaauwen (De 1' électrisation loealisée etc. Paris 1855 p. 764). Ten dien einde maakte hij gebruik van eenen excitator, die, behalve aan de punt, over zijne gansche oppervlakte met caoutchouc was bekleed, bragt dezen tot aan het caput gallinaginis toe in de pisbuis en plaatste eenen tweeden voehtigen stroomgever in de streek van het perinaeum. Het kwam hem voor, dat inderdaad de openingen der ductuli ejaculatorii naauwer werden en dat de spermatorrhoe verminderde. Ook geeft hij den raad , de testes door iiiddel van vochtige electroden te prikkelen, doch merkt daarbij °p, dat deze bewerking met de noodige voorzigtigheid behoort te geschieden, daar zij al ligt pijnlijk en gevaarlijk zou kunnen worden: in twee gevallen is er neuralgia testieularis op gevolgd. Overigens bespreekt Duchenne dit punt met vrij groote terughouding en erkent hij dat zijne onderzoekingen dienaangaande niet tot bepaalde resultaten hebben geleid. Daarenboven deelt hij een geval mede V;Hi anaesthesie der huid van den penis, van het scrotum, van het perinaeum en van de aangrenzende streek der dij, verbonden met het verlies der gewaarwording, die van de gevulde blaas uitgaat en •Set het onvermogen om de urine zonder behulp van eenen katheter te ontlasten; de testes waren volstrekt ongevoelig, zelfs voor sterke drukking; er vond geene erectie plaats; wel echter vertoonden zich rui en dan nachtelijke polluties: door de aanwending van het electrisch penseel werd de sensibiliteit in al de gevoellooze deelen weder °pgewekt en de applicatie van vochtige electroden op de testes, de epididymes en de vasa deferentia, gaf den lijder het vermogen terug om den coïtus uit te oefenen. Schulz (Wiener medicinische ^ochenschi'ift 10—14.1854 en Schmidt's Jahrbücher Bd. 83) heeft * l gevallen van impotentia medegedeeld, waarin de aanwending van electriciteit genezing te weeg bragt; de impotentia wordt naar zijne meening veroorzaakt, door verhoogde werking van den sympathicus en verminderde werking van de ruggemergszenuwen. Hij trachtte alzoo de huidzenuwen van den penis te prikkelen en de werking van den sympathicus direct te verminderen, door een metalen penseel op de peripherische uitbreiding der nervi dorsales penis et scroti, d. i. op den glans en den rug van den penis , te appliceren. Oi hij ook den m. ischio-cavernosus en den m. bulbocavernosus heeft geëlectriseerd, is uit het in Schmidt's Jahrbiicher voorkomende uittreksel, dat ik in bezit heb, niet op te makenPelix Eoubaud maakt melding van een geval van impotentia zonder structuursverandering, waarin door middel van den galvanischen stroom, die dagelijks gedurende 20 minuten werd aangewend, merkelijke beterschap werd tot stand gebragt (Traite de 1' impuissance et de la 3térilite chez 1' homme et chez Ift femme. Paris 1855. Bd. II. S. 685). Echter geeft hij niet op, waar hij de stroomgevers heeft geplaatst. Daar er nu, gelijk men ziet, in de litteratuur slechts sporadische en onvolledige mededeelingen gevonden worden, aangaande de kans die men heeft, vaü in gevallen van impotentia door middel van de aanwending van electriciteit genezing aan te brengen en daar deze ziektetoestand> schoon hij dan al uit de leerboeken voor pathologie zij verbannen, dikwerf voorkomt en van groot gewigt moet beschouwd worden, komt het ons niet nutteloos voor, dit onderwerp hier ter plaatse eenigzins uitvoeriger te beschouwen. Of in gevallen waarin de secretie van het sperma virile ontbreekt of slechts op gebrekkige wijze plaats grijpt, deze kan worden hersteld of verbeterd door de testes te electriseren, is voor alsnog onbekend. A priori kan men de mogelijkheid daarvan niet ontkennen, aangezien de electriciteit ongetwijfeld eene duidelijk io het oog vallende werking op de vasomotorische zenuwen uitoefent. Ten gevolge der inwerking van electrische stroomen op de huid, ontstaan erythemata en blaren; in gevallen van amenorrhoe kan meO door middel van electrische stroomen, de menses wederom te voorschijn roepen; in verlamde, koude en verslapte ligchaamsdeelen, keert, ^'dikwerf reeds na verloop van eenige zittingen, de normale eigene warmte terug en worden de pulsaties der slagaderen sterker; de venae, die vroeger, zelfs dan als het ligchaamsdeel langen tijd langs den romp had neergehangen , niet eens onder de huid konden gezien worden, beginnen zich wederom te vertoonen; de belemmerde secretie van het oorsmeer gaat weder ongestoord haren gang, na het aanwenden van eleetrische stroomen, op de deelen die den öieatus auditorius externus zamenstellen; houdt de melksecretie bij zogende vrouwen op, zoo kan men die door middel van inductiesti'oomen weder opwekken; eene drooge membrana Sehneideri begint overvloedig te secereren, zoo men daarop slechts gedurende korten tijd eenen eleetrischen prikkel appliceert; eindelijk leveren bovenal de proeven van Luiwig met betrekking tot het speeksel het bewijs, dat men door het electriseren van bepaalde zenuwen speekselsecretie kan tot stand brengen. Dergelijke analoge werkingen der electriciteit maken het ten hoogste waarschijnlijk, dat toen ook bij paralytische toestanden van de vasomotorische zenuwen der testes, door middel van electrische prikkels, de secretie dier klieren wederom kan te voorschijn roepen. Voorzeker komen zulke paralytische toestanden veelvuldig genoeg voor bij débaucheurs ; doch het staat te bezien, of men in zulke gevallen niet ook door eenvoudige verbetering der voeding zijn doel zou kunnen bereiken. In elk geval verlieze men bij het electriseren der testes niet uit het oog, dat zij uitermate gevoelig zijn voor electrische prikkels en dat men dus slechts eenen zwakken stroom mag bezigen. De overige pathologische toestanden, die de secretie van het sPerma virile kunnen belemmeren, liggen buiten het bereik der eleetrische behandeling. Tuberculose, kankerachtige ontaarding, de vorming van andere gezwellen, die atrophie der testes na zich sleden, orchitis of epididymitis met uitgang in induratie, varicoeele, ®lephantiasis, hernia enz., geven elk voor zich, bijzondere therapeutische indicaties aan de hand. Dat voor het overige de impotentia niet altijd berust op het ontbreken van sperma virile, maar dat de coïtus -— wel te verstaan niet een bevruchtende coïtus, maar toch een coïtus die met wellustige gewaarwordingen voor beide personen gepaard gaat — kan worden uitgeoefend, terwijl alle afzondering van sPerma ontbreekt, verheifen de verhalen, die ons aangaande Rotneins°he en Oostersche eunuchi zijn overgeleverd, boven allen twijfel. Impotentia kan door pathologische toestanden der zaadblaasjes worden teweeg gebragt. Zijn deze namelijk niet in staat, hunne rol van bewaarplaats voor het sperma behoorlijk te vervullen, dan ontstaat er onwillekeurig zaadverlies, dat, sinds Lallemand het met gloeijende kleuren maalde, de aandacht der artsen en der leeken in hooge mate getrokken heeft. Het afgrijsselijke beeld, 20 jaren geleden door Lallemand ontworpen, is allengs door eene bijtende kritiek van zijne scherpe tinten ontdaan en in het lieht des tijds een weinig verbleekt; intusschen schijnt het dat sommigen, in hunnen ijver om de meening van Lallemand te weerleggen, veel te ver zijn gegaan. Onwillekeurig zaadverlies grijpt inderdaad dikwerf genoeg plaats, zonder eenige gewaarwording van wellust en moet noodzakelijkerwijze, even als elke langen tijd aanhoudende, ziekelijk verhoogde secretie, nadeelige gevolgen voor de algemeene voeding na zich slepen. Van de beide vormen van spermatorrhoe kan de eene, die op eene chronische ontsteking berust en zich openbaart door pijn, kitteling en het afvloeijen van sperma dat met bloed, slijm en etter is vermengd, het best door plaatselijke aanwending van antiphlogisticft en ook door cauterisaties van den hals der blaas worden opge' heven; terwijl daarentegen de spermatorrhoe, die voortvloeit ui' atonie van de ductus ejaculatorii en van de zaadblaasjes, en door excessus in venere wordt veroorzaakt, eene toniserende, adstringerende en exciterende behandeling vereischt, en daar in zulk® gevallen inwendige geneesmiddelen dikwerf geene genezing aanbrengen, kau alsdan de electriciteit op de door Duchenne voorgeslagen en boven beschreven' wijze worden aangewend. Ook gebeurt het niet zelden, dat bij bestaande neiging tot den coïtus en bij normale secretie van sperma, de penis niet iu erectie geraakt, een ziektetoestand, die in vele gevallen de aanwending van een' elcetrischen stroom kan noodig maken. Het spreekt va'1 zelf, dat misvorming van den penis of een scheeve stand van het lid, phimosis, onvoldoende lengte van hetfrenulum, enz., z°° zij niet ongeneeselijk zijn, tot het gebied der operatieve chirurgie behooren. Waar echter geene ziekelijke verandering der genitale of van andere organen bestaat, waar het ontbreken der erectie, noch uit den leeftijd, noch uit de constitutie, noch uit het tempera' ftient des lijders kan verklaard worden; waar geene kennelijke oorzaak voor de bestaande impotentia kan worden opgespoord, daar kan men eene poging doen, om, door het electriseren van den iscliio-oavernosus en den m. bulbo-cavernosus, genezing tot stand te brengen Een geval, waarin deze kunstbewerking met den toeest gunstigen uitslag werd bekroond , vindt men beschreven in Deutsche Klinik 1858 No. I. De beide genoemde spieren zijn ''et, die indirect de erectie voortbrengen, daar zij, gecontraheerd Zljnde, de vena dorsalis penis en de crura penis comprimeren en zoodoende het afvloeijen van het veneuse bloed uit de corpora cavernosa belemmeren. Ik heb mij in twaalf dergelijke gevallen van impotentia, van de faradisatie bediend en ben over het algemeen Wel te vreden over den uitslag der bewerking. In twee gevallen bleef de kuur zonder gevolg; doch in beide' gevallen was de lijder feeds vrij bejaard, afgeleefd en kachektisch. Tn eenige gevallen Vvaren de goede resultaten der kuur blijvende, in andere gevallen echter was de werking slechts voorbijgaande, en ontstond er, nadat een vierendeel 's jaars na het ophouden der behandeling was verhopen, recidive. Men kan ook tot het electriseren der genoemde 8pieren zijne toevlugt nemen, in de zoo veelvuldig voorkomende gevallen van hypochondria sexualis, waarin overigens geheel gezonde individuen, ten gevolge van bijzondere omstandigheden, °vermatig gebruik van spijs of drank kort vóór den bijslaap b. v. ('0or een voorbijgaand onvermogen om den penis te doen erigeren, borden aangetast, waarop hunne geprikkelde verbeeldingskracht ^Un in levendige kleuren het schrikbeeld van blijvende impotentia voorspiegelt. Keeds door het ongewone der behandeling en door de °°k na het eindigen der bewerking voortdurende gewaarwording van kracht en van tonus, die zij in de geslachtsdeelen te voorschijn roept, heeft deze wijze van behandeling eenen zeer gunstigen '«vloed op den gemoedstoestand der lijders. De wonderen die Lal Iemand, langs eenen zuiver moreelen weg, door de aanwen^'ng van zijn porte-caustique van phosphorus en van tinctura can'haridum trachtte te bewerkstelligen, worden op meer eenvoudige etl zekere wijze, door de aanwending der electriciteit verkregen, kigt aan het onvermogen om den penis te erigeren, eene anaesthesie vau de huidzenuwen der geslaelitsdeelen ten grondslag, dan is voorzeker de electriciteit het beste middel, om spoedig het gebrek te herstellen. Impotentia teil gevolge van algemeene voedingsstoornissen, zoo als die wordt aangetroffen in gevallen van diabetes, van stoornis der circulatie en innervatie, van ziekelijke aandoening der centraalorganen van het zenuwstelsel, van intoxicatie door syphilitische smet' stof, lood, iodiumdampen, kamfer, haschisch en opium, kan door electriciteit niet worden genezen; wel echter kan bij zulke toestanden de aanwending van electriciteit nuttig zijn, zoo men daarvan als hulpmiddel gebruik maakt, zonder de bestrijding der oorzaak door andere middelen te verwaarloozen. Hetzelfde geldt van de impotentie die door overmatig gebruik van koffij, thee, spirituosa in verschil' lenden vorm (vooral absynth), door overmatige spierinspanning' door te overvloedige of te karige maaltijden, door overmatige studi® en eindelijk door volstrekte onthouding van den coïtus, wordt te weeg gebragt. Ondanks het voorhanden zijn van normaal sperma , ondanks wel" lustige opgewektheid en ondanks voldoende erectie, kan eindelijk &e ejaculatio seminis achterwege blijven. Onder normale omstaii' digheden, komt de ejaculatie door reflexprikkeling tot stand. die van uit de gevoelszenuwen van den penis en vooral van den eikel, op de zenuwvezels van de ductuli ejaculatorii, de zaadblaasjes, het vas deferens en de kanaaltjes der bijballen, wordt overgeplant' Het aldus in de pars membranacea urethrae uitgestorte seme" wordt door de contractie der constrictores urethrae membranacea6 en der bulbo-cavernosi naar voren bewogen en door het ostiui» urethrae heen, naar buiten gespoten. Het achterwege blijven de>' ejaculatie, ten gevolge van atonie der genoemde spieren, schijn1, de voorname oorzaak van de impotentia der grijsaards te zij11, daar toch de vorming van semen bij hen vrij ongestoord hare® gang gaat, en ook de penis nu en dan nog in den staat van erectie geraakt. Duplay, die naauwkeurige en belangrijke mikros' kopische onderzoekingen aangaande den aard vau het sperma seni'c heeft ingesteld, vond in het semen van 86 jarige grijsaards spermatozoa, die in niets verschilden van de zulken die in l'c' Zaad van jeugdige mannen gevonden worden, en, digt opeengehoopt zijnde, het gansche mikroskopische gezigtsveld bedekten> terwijl zij zich in alle rigtingen door elkander bewogen. In andere gevallen, vond hij nog wel spermatozoa in grooten getale, maar toch in geringer aantal dan waarin zij bij krachtige mannen voorkomen ; eindelijk vond hij er in enkele gevallen, slechts eenige Reinigen, die dan rondzwemmen in eene vloeistof, welke korrels en beschadigde epitheliumcellen bevatte. Over het algemeen gekomen , schijnt dus de impotentia der grijsaards meer afhankelijk 'e zijn van het onvermogen om te ejaculeren, dan wel van het °>itbrekeii van sperma of van de geaardheid van het sperma, Cl1 het laat zich denken, dat men de grijsaards op nieuw tot beduchten iti staat zou kunnen 3tellen, door het electriseren der ^ovengenoemde spieren, ware het niet dat men zoodoende in strijd zou handelen met de zedelijkheid. Be meeste pathologische toestanden , die eene voldoende ejaculatie verhinderen, vallen niet binnen het bereik der electro-therapie. Ontsteking, tuberculose, kankerontaarding der zaadblaasjes, hyper'r°phie, verettering, verharding der prostata; obliteratie der ductuli eJaculatorii of verplaatsing van hunne mondingen, ten gevolge van cicatrisatie, van verzweringen, zijn in vele gevallen ongeneeselijk. ®oqis wordt de ejaculatio seminis verhinderd, door eene oogen'Jlikkelijke krampachtige vernaauwing der ductuli ejaculatorii, als Wanneer de wanden dezer kanalen op elkaar komen te liggen, derwijze dat hnn lumen gesloten wordt; de aanwending van eenige ft'arme baden is in den regel voldoende, om zulk eenen spasmo^'schen toestand op te heffen. Echter kan ook verslapping en aWie der deelen, die zich bij de ejaculatie moeten contraheren, ^eze verhinderen. Yan die deelen zijn de in het perinaeum gelegen "Pieren en de mondingen der ductuli ejaculatorii voor eleotrische Pikkels toegankelijk, en voorzeker kan in sommige gevallen de aanwending van zulke prikkels daar ter plaatse grootelijks van nut wezen. Het spreekt van zelf, dat, waar de normale ejaculatie van de 'jde der urethra verhinderd wordt, waar b. v. de urethra vreemde %ehamen bevat of derwijze is vernaauwd, dat het zaad me0hanisch wordt tegengehouden, of waar zich gezwellen bevinden ia de corpora cavernosa, die de overigens gezonde urethra vernaauwen, of waar eindelijk verwondingen der urethra, urinefistels, hypospadiasis of epispadiasis bestaan, van de aanwending der electrioiteit tot opheffing der door de genoemde oorzaken te weeg gebragte impotentia geen het minste gevolg kan gewacht worden. Om het gezegde kortelijk te resumeren, kunnen alzoo de volgende indicaties bestaan voor eene electrische behandeling der impotentia: 1. Verminderde zaadsecretie, ten gevolge van eenen atonischparalytisehen toestand der testes. 2. Spermatorrhoe ten gevolge van atonie. 3. Idiopathische atonisch-paralytische toestand der spieren, die, door zich te contraheren, de erectie moeten voortbrengen. 4. Anaesthesie van de gevoelszenuwen der geslachtsdeelen. B. Impotentia ten gevolge van hypochondria sexualis. 6. Atonie der deelen die de ejaculatie bewerken en voor electrische prikkels toegankelijk zijn. E. Opheffing der melksecretie. Ten gevolge van opgewektheid, schrik, enz., wordt niet zelden de melksecretie in de eene borst of in beide borsten, verminderd of geheel opgeheven. Au bert en Beequerel hebben gevallen openbaar gemaakt, waarin zij, door de aanwending van inductiestroomen door middel van vochtige geleiders, op de borsten, de melksecretie hadden hersteld. Een paar zittingen, elke van een kwartier uurs, waren voldoende om het gewenschte resultaat te weeg te brengen. II. De electrische behandeling van convulsieve toestanden en van contractuur. Convulsieve toestanden zijn over het algemeen veel minder voor eene electrische behandeling vatbaar, dan paralytische toestanden eo frel om deze reien, dat zij meerendeels van irritatie-processen afhankelijk zijn, die in de centraalorganen van het zenuwstelsel Plaats grijpen. Zijn de krampen geheel plaatselijk, zoo kan men van de aanwending van electrieiteit bij wijze van proefneming gebruik maken en zich daarbij, naar gelang van omstandigheden, van drie verschillende methoden bedienen. De beste methode schijnt die 'e zijn, van den stroom eener constante batterij, die eenen zekeren graad van spanning bezitten moet, door de convulsieve spieren te Wn gaan, daar men toch in staat is, op die wijze eenen gePt'ikkelden toestand eener zenuw op te heften, vooral zoo men daartoe van eenen opstijgenden stroom gebruikt maakt. Duchenne heeft den raad gegeven, van inductiestroomen te laten inwerken op de antagonisten der convulsieve spieren en zegt, dat hij van die Methode in vele gevallen van torticollis goede uitkomsten heeft 8ezien. Eindelijk kan men eenen electrischen stroom van zeer hooge spanning als revulsivum op de huid appliceren, eene methode daarin men vooral in gevallen van St. Yitus dans met goed gev°lg gebruik heeft gemaakt. Kemak beweert, dat alle vormen van contractuur, en in het bijzonder die waarbij de contractuur op eenen irritatie-toestand der centraalorganen van het zenuwstelsel berust, door de aanwending van constante stroomen tot genezing kunnen worden gebragt. Hij merkt op, dat in zulke gevallen de stroom niet werkt op de zenuwen waarop men dezen aanwendt, 'üaar op de centraalorganen zeiven, van welke dan ook het ontdaan en de opheffing der contractuur zou uitgaan, en zegt, dat de verstijving der spieren, binnen een kort tijdsverloop voor eeQe electrische behandeling wijkt, terwijl zij, naar gelang dat geschiedt, wederom aan den invloed van den wil worden onderHet ligt niet binnen de grenzen van ons plan, hier de verschilleen. lfinde berigten , die aangaande de genezing van cerebrale convulsies, epilepsie, catalepsie, enz., door middel van electrieiteit, zijn be^end gemaakt, weer te geven; liever willen wij er ons toe bepalen, "°rtelijk de therapeutische waarde der electrieiteit te beschouwen , voor gevallen van chorea, schrijfkramp, torticollis, tetanus en hysri8che kramp en contractuur. 1. C h o ï e a. Deze aandoening, die gewoonlijk ten gevolge van angst, schrik, rheumatisme of stoornis in de digestie ontstaat, kan dikwijls door koude begietingen van den rug, of door de toediening van strychnine, koolzuur-ijzeroxyde, ioduretum ferri, iodetum kalicum enz., worden genezen; in vele gevallen ontstaat er spontaan genezing > zonder dat er eenig geneesmiddel is aangewend. Labaume, FabrePalaprat, Addison, Golding-Bird en Gull hebben lijders aan St. Vitus dans met electriciteit behandeld en daarvan goede uitkomsten verkregen. Bird heeft 37 gevallen medegedeeld, in 30 waarvan volkomene genezing was aangebragt, terwijl in 5 er van beterschap was ontstaan, één lijder zich aan de voortzetting der behandeling had onttrokken en de kuur slechts in één enkel geval geheel vruchteloos was gebleven. Hij maakte gebruik van eenen electrischen stroom van zeer hooge spanning en appliceerde deze» als revulsivum op de huid, derwijze dat hij vonken op den rug liet overspringen en merkt op, dat de snelheid, waarmede de ziekteverschijnselen in intensiteit verminderden , regtstreeks evenredig was aan de snelheid, waarmede de huid met het eigenaardig, papuleus erytheem bedekt werd. Gull, die eveneens goede resultaten van de electrische behandeling van zulke gevallen verkregen heeft, vermoedt, dat de weldadige werking der electriciteit daaruit moet verklaard worden, dat de bloedvaten der zenuwcentra direct worden geprikkeld, waardoor dan volgens hem de circulatie binnen di® vaten zou worden versneld. (?) Ik zelf heb slechts één enkel geval van chorea op deze wij«e behandeld; het betrof een meisje van 16 jaar, dat bovendien i'1 ligten graad hysterisch was. De aandoening verbeterde gedurende eenige zittingen aanmerkelijk, maar daar de lijderes hare bezoeken bij mij staakte, weet ik niet, of zij later geheel is hersteld. beste behandelingswijze schijnt mij die toe, van den opstijgende» stroom eener constante keten van 6 of 8 Daniell'sche elementen langs de banen der aangedane zenuwen te laten gaan. 2. Schrijfkramp. Deze eigenaardige aandoening ontstaat dikwerf ten gevolge van Psychische opgewektheid, angst, overmatige inspanning, rheumatisme, verwonding van den n. radialis of den n. ulnaris van den regter arm. Sommige gevallen van schrijfkramp zijn van zuiver spasmodischen aard , aangezien daarin de vingers en vooral de duim met kracht naar de holte der hand worden getrokken, zoodra de lijders eene poging doen om te schrijven; in andere gevallen vertoont zich Seene kramp, maar verkeeren de extensor pollicis brevis, de ad^Uetor pollicis en de abductor pollicis, in eenen toestand van verruiming ; de hand mist dan het vermogen van de pen vast te houden etl de vingers glijden langs deze af. Is de aandoening van spas•üodischen aard, zoo doet men het best, als men den stroom eener c°nstante keten op de buigspieren laat inwerken; is zij echter een Uitvloeisel van spierverzwakking, dan is de faradisatie op hare Plaats. In vijf gevallen, welke ik heb behandeld, berustte de aandoeftl&g op spierverzwakking en in drie daarvan bragt ik door mid^el van faradisatie volkomen genezing tot stand; in de beide andere ^vallen verbeterden de lijders en zij zouden waarschijnlijk geheel hersteld zijn geworden, indien zij zich niet al te vroegtijdig aan ^ijne behandeling hadden onttrokken. Daar in den regel alle anUere middelen, die tot genezing dezer zoo uiterst lastige aandoe^ög worden aangewend, vruchteloos blijven, is het onder alle 0tHstandigheden geraden, van de electriciteit, bij wijze van proefneming, gebruik te maken. 3. Torticollis. Deze aandoening komt vooral bij volwassenen voor, en kan ^arom moeijelijk als een vorm van chorea beschouwd worden. Zij Cstaat in eenen spasmodischen toestand van den nervus aceessorius Ulisii der eene zijde, ten gevolge waarvan de m. sterno-eleido^astoïdeus en de m. cucullaris derzelfde zijde krampachtig wor^ 11 bewogen. Men heeft beterschap en ook genezing dezer aanging tot stand gebragt, door de aanwending van electriciteit 17 van hooge spanning als revulsivum, en door middel van inductiestroomen , die men methodisch op de antagonisten der aangedane spieren werken liet. De constante stroom is nog niet in gevallen van deze aandoening aangewend; toch geloof ik dat men in vele gevallen van de aanwending daarvan goede resultaten verkrij" gen zou. 4. Tetanus. Men vindt in de litteratuur vele gevallen van tetanus vermeld, waarin door middel van electriteit genezing zou zijn aangebragt; geen enkel dier gevallen is echter voldoende tot in details beschreven. Het is klaar, dat zoo men van de electriciteit tot bestrijding dezer zoo vrees3elijke aandoening gebruik wil maken, men zich steeds van den constanten stroom zal hebben te bedienen. Matteucci geeft den raad, van het ruggemerg door middel van eenen opstijgenden constanten stroom te galvaniseren, waarbij daü de positieve pool op het heiligbeen en de negatieve pool op het achterhoofd moet worden aangebragt. Dubois-Seymond heeft echter tegen deze methode ingebragt, dat de stroom alsdan bezwaarlijk tot in het ruggemerg kan doordringen, daar dit orgaan door slechte geleiders der electriciteit is omgeven en dat men dus, om eenig resultaat te verkrijgen, eenen stroom van zeer hooge spanning zou moeten aanwenden. Maar zelfs toegegeven dat men den strooi» onmiddellijk op het ruggemerg zou kunnen laten werken, zoo zoü het toch in elk geval raadzaam zijn, tevens eenen stroom, zoo als die door ongeveer 10 Danielsche elementen geleverd wordt, dool de krampachtig aangedane spieren te laten gaan, behalve evenwel door de spieren der onderkaak, daar het galvaniseren van deze waarschijnlijk eene al te sterke prikkeling van het netvlies zou ten gevolge hebben. 5. Hysterische krampen en contracturen. In gevallen daarvan zijn noch de centraalorganen van het zenuwstelsel, noch ook de motorische zenuwen en spieren ziekelijk i veranderd en men kan dus voor zulke gevallen van eene behandeling met electrieiteit goede resultaten verwachten. Dr. Byrne, Meyer en Becquerel hebben gevallen van dien aard beend gemaakt, waarin zij door middel van electrieiteit geneZlQg of beterschap hadden aangebragt. Dr. Byrne heeft verruimd op te geven, welke soort van electrieiteit hij gebruikte; eyer en Becquerel hebben inductiestroomen van vrij hooge 'panning aangewend, en wel telken keer gedurende 10 a 15 minuten. III. Behandeling van ANAESTHESiEëN Met electriciteit. Anaesthesie is dikwerf een uitvloeisel van ziekten van de cen1 aalorganen van het zenuwstelsel en van de gevoelszenuwen; is at het geval, zoo kan de aanwending van electriciteit slechts dan öuttig werken, als de oorspronkelijke aandoening geweken is. Men eeft meerderen grond om goede uitkomsten van eene electrische beandeling te wachten, indien de anaesthesie van idiopathischen, eumatisehen of hysterischen oorsprong is, of indien zij een gevolg 18 van vergiftiging. 1. Verlies van het reukvermogen. ^ Verhes van het reukvermogen is dikwerf een gevolg van ziekelijke ^efselveranderingen in de baan van den nervus olfaetorius, welks j m door exostosen, gezwellen enz, kan worden gecomprimeerd. ^ heb een geval waargenomen, waarin het verlies van het reukriDogen klaarblijkelijk het gevolg van overprikkeling van den nerolfaetorius was, daar de lijder vele jaren lang dagelijks een * van de sterkste snuiftabak had gebruikt, en zoo doende allengs Vu"1"6™080" had V6rl01'Cn; welliSt zoude eene electrische be- ^eed6 ^eVa^ £>oede uitkomsten hebben opgeleverd, en ik Saati 'lan °°k aaD den lijder 'iet voorstel van daartoe over te «ene J. d°ch de man was er niet toe 'e bewegen, zich aan zulk Kuur te onderwerpen. 17* 2. Amaurose. De zwarte staar is in vele gevallen met galvanisme behandeld, en Mag en die is zoo gelukkig geweest, van gevallen van zwarte staar op die wijze te genezen. Het is duidelijk dat men slechts dan regt hee.t, goede uitkomsten van eene galvanische behandeling te verwachten , als de amaurose niet op eene hersenziekte, op structuursverandering van het gezigtsorgaan, op morbus Brightii of op diabetes berust. Daar de con stante stroom eene eigenaardige werking op het netvlies uitoefent, doet men het best, daarvan bij de behandeling van aandoeningen van het netvlies gebruik te maken (en dan wel eenen stroom die door ongeveer 6 Daniel'sche elementen wordt voortgebragt); doch ook de aanwending van inductiestroomen kan nuttig zijn, en men heeft zich daartoe bij voorkeur van den magneto-electrischen stroom bediend. Bezigt men vochtige electroden, zoo kan men die op elk willekeurig deel van het aangezigt appliceren, daar de werking van den stroom op de retina door reflex van deö trigeminus op de gezigtszenuw tot stand komt. Het is geheel onnoodig tot electropunctuur over te gaan, daar de lijders hierdoor meestal van de kuur worden afgeschrikt en daaraan bovendien nog vele andere bezwaren zijn verbonden. De zittingen moeten korten tijd duren en dikwerf herhaald worden. Het is echter noodig, dat men vóór en aleer tot eeue galvanische behandeling over te gaan, het oog met behulp van een' oogspiegel onderzoeke, daar in vele gevallen de zwarte staar van ziekelijke veranderingen in het netvlies, de chorioidea enz., afhankelijk is, als wanneer de herstelling van het gezigtsvermogen natuurlijk onmogelijk moet geacht worden. 3. Nerveuse doofheid. Vele malen heeft men de genezing van nerveuse doofheid doo' middel van eleetriciteit beproefd en het is ontwijfelbaar zeker, dat d« aanwending van eleetriciteit in vele gevallen van deze aandoening» grootelijks van nut wezen kan. Vooral indien zulk eene doofbei voorkomt bij hysterische vrouwen en met gewaarwording van oo ^ suizingen verbonden is, kan het galvanisme met vrucht worden aa»' gewend; evenzoo in gevallen waarin eene te geringe hoeveelheid oorsmeer wordt afgescheiden. Ik heb 23 gevallen van doofheid behandeld en in 14 daarvan door middel van eleetriciteit aanmerkelijke beterschap tot stand gebragt. In één dier gevallen is het mij gelukt, de oorsuizingen geheel te doen ophouden, terwijl de kuur in de 9 overige gevallen mislukte. De aanwending van eleetriciteit in gevallen waarin de doofheid niet met de eene of andere structuursverandering van het gehoororgaan kan worden in verband gebragt, is a priori aan te bevelen; zoo lang echter de diagnose van de ziekten des gehoors zoo onzeker blijft als zij dat nog tegenwoordig is, kan men vooraf onmogelijk bepalen, of de kuur positieve dan wel negatieve resultaten zal opleveren. 4. Verlies van het smaakvermogen. Voor gevallen waarin het smaakvermogen is gestoord, kan men meer nut verwachten van de aanwending van den constanten dan van die van den inductiestroom, daar de laatste alleen op de gevoelszenuwen der tong en niet op de smaakzenuwen werkt. 5. Hysterische anaesthesie. Hysterische vrouwen klagen dikwerf over eene gewaarwording van verdooving, die nu eens tot een bepaald ligchaamsdeel beperkt blijft ®n zich dan weer van het eene ligchaamsdeel op het andere verplaatst. De merkwaardige onderzoekingen, die Briquet onlangs niet betrekking tot dezen vorm van anaesthesie heeft in het werk gesteld (zie Union médicale 86—101, 1858), hebben geleerd, dat van honderd hysterische vrouwen, er ongeveer zestig aan anaesthesie lijden, en dat de conjunctiva van het linker oog het veelvuldigst door anaesthesie wordt aangedaan. Deze hysterische anaesthesie ontstaat, meestal ten gevolge van een hysterisch toeval, schoon zij °ok wel voorkomt bij vrouwen die nimmer een zoodanig toeval nebben doorgestaan. Dikwerf ook gaat de anaesthesie aan een hysterisch paroxysme vooraf; gewoonlijk echter is zij een uitvloeisel der belangrijke stoor- nissen in de dierlijke huishouding , die door groote opgewektheid enz., wovden voortgebragt, eene omstandigheid die geene verwondering kan baren, zoo men zich slechts te binnen brengt, hoezeer de aandoeningen des gemoeds ook op de temperatuur en de kleur der huid, en op de werking van de zintuigen van invloed Zijn" .. » X t De anaesthesie komt somtijds langzamerhand en trapsgewijze tot stand, als wanneer er meestal eene gewaarwording van prikkelen, van schietende pijn of van verdooving, in die ligchaamsdeelen welke later door anaesthesie zullen worden aangedaan, aan voorafgaat; in andere gevallen gaan aan de anaesthesie geene voorboden vooraf, en wordt de lijderes toevalligerwijze en plotseling op haar bestaan opmerkzaam gemaakt. Gewoonlijk worden in de deelen, die door anaesthesie zijn aangedaan, tevens vermindering der eigene warmte, vertraging van den bloedsomloop in het haarvatenstelsel en spierverzwakking waargenomen, welke laatste tot op den graad van totale verlamming kan toenemen. Ook worden de lijderessen dikwerf door hevige en langdurige hoofdpijnen gekweld. Wat de uitgebreidheid en den graad der anaesthesie aangaat, zoo kan de huid van het gansche ligchaam er door zijn aangedaan en ook een klein deel er van (b. v. een voet, een been, enz.) en kan zij oppervlakkig zijn en tot de huid blijven beperkt of ook de ligchaamsdeelen over hunne gansche dikteuitgebreidheid aandoen, tot in de beenderen toe; altijd worden er echter slechts zulke deelen door aangetast, die hunne zenuwen van het systema ccrebro-spinale ontvangen, en nimmer zulke die uitsluitend van sympathische vezels zijn voorzien. Bovendien gaat de vatbaarheid voor gevoelsindrukken slechts in de uiteinden der zenuwen verloren, terwijl de stammen der zenuwen in het ongestoorde bezit blijven hunner sensibiliteit en prikkelbaarheid: in gevallen van hyperaesthesie is de verhouding juist de omge' keerde. Wat den duur der anaesthesie aangaat, deze is een zeer uiteen loopen' de. In die gevallen waarin de anaesthesie slechts eene geringe uitge' breidheid bezit, verdwijnt zij dikwerf snel en van zelve weder; i11 andere gevallen houdt zij zeer langen tijd aan en verdwijnt zij eerst gelijktijdig met de andere verschijnselen van hysterie, of duurt z'J zelfs nog voort, nadat deze reeds hebben opgehouden te bestaan. Is de aandoening van zelve verdwenen, of ook geweken na eene doelmatige behandeling, zoo kan zij zich, bij vernieuwde stoornissen in den algemeenen toestand, op nieuw openbaren. Slechts dan veroorzaakt do aandoening der lijderessen veel last, als zij aan de extremiteiten, in de spieren of in de zintuigen voorkomt; blijft zij tot de huid van den romp beperkt, zoo wordt haar bestaan dikwerf niet eens door de lijderes bespeurd, totdat zij er bij geneeskundig onderzoek opmerkzaam op wordt gemaakt. Om het bestaan der aandoening te constateren, behoeft men de aangedane plek slechts te steken, te knijpen, of ook maar enkel aan te raken. Voor de meeste gevallen kan de prognose zeer gunstig worden gesteld, hoewel de aandoening somtijds zeer hardnekkig is en ook ondanks de meest energieke behandeling blijft voortduren. Slechts in hoogst zeldzame gevallen wordt de gansche oppervlakte des ligchaams door anaesthesie aangetast. Yeelvuldiger komt eene zekere hemiplegie der sensibiliteit voor, waarbij eene gansche helft des ligchaams (meestal de linker helft) onvatbaar is voor gevoelsindrukken. Ook gebeurt het soms, dat de aandoening tot de eene helft van het aangezigt (bijna altijd de linker helft) bepaald blijft, °f ook dat zij enkel aan de bovenste of enkel aan de onderste ledematen wordt waargenomen. In 6 gevallen van hysterische anaesthesie, komt de aandoening 5 maal aan de linker, en slechts één maal aan de regter zijde des ligchaams voor. Bepaalt zich de anaesthesie tot de huid, zoo is zij veel gemakkelijker te verdrijven, dan wanneer zij zich ook tot dieper gelegen deelen uitstrekt. Wat de anaesthesie der slijmvliezen betreft, deze komt slechts ter plaatse der natuurlijke openingen (anus, mond, introïtus vaginae, enz.) voor. Nooit het slijmvlies van het spijsverteringskanaal en van de luchtwegen tot aan gene zijde van den isthmus faucium aangedaan; het slijmvlies van het rectum nooit verder dan de rand van den anus zich Uitstrekt; het slijmvlies der piswegen nooit verder dan tot aan de 3taas. Het veelvuldigst komt de anaesthesie der conjunctiva voor , (:tl ^at we^ vooral aan het linker oog, zoodat het werkelijk eene Zeldzaamheid is, een hysterisch vrouwspersoon te ontmoeten, bij wie e aanraking van het linker oog met een' vinger of een' spelde- knop gevoelsgewaarwordingen te weeg brengt. Anaesthesie van het slijmvlies van den neus en van den mond wordt zelden gemist in gevallen van hemi-anaesthesie, en gaat meestal met verlies van het reukvermogen of het smaakvermogen gepaard. Daarentegen komt de anaesthesie van het slijmvlies van den anus en van de urethra slechts zelden voor, en waar zij voorkomt, verkeert ook meestal het aan het aangedane slijmvlies grenzende deel der huid, in den staat van anaesthesie. De aandoening komt veelvuldig voor aan de uitwendige schaamdeelen, en voornamelijk aan de binnenvlakte der labia en den wand der vagina. De clitoris wordt slechts zelden door anaesthesie aangedaan en behoudt in vele gevallen hare sensibiliteit ook dan nog, als alle omliggende deelen van hunne vatbaarheid voor gevoelsindrukken zijn beroofd. Zelfs indien de clitoris in den staat van anaesthesie verkeert, erigeert hij zich nog, even als dat met de borsttepels het geval is, in geval hij gekitteld wordt. Anaesthesie der slijmvliezen in het algemeen, ontstaat eerst nadat er anaesthesie der huid is voorafgegaan. Gewoonlijk is in zulke gevallen het slijmvlies dier openingen aangedaan, welke tot het bovenste deel des ligchaams behooren. Het slijmvlies der lager gelegen openingen, wordt in den regel slechts dan aangedaan, als de hysterie zich in den vorm van tympanitis, retentio urinae of terughouding der faeces openbaart. De anaesthesie der slijmvliezen gaat bijna altijd met een' zekeren graad van stoornis in de functie dier deelen gepaard. Dikwerf worden ook de spieren door anaesthesie aangedaan en wel of langzamerhand, nadat er zekere prodromi, zooals eene gewaarwording van verdooving, van prikkeling of ook spiertrilling is voorafgegaan, of plotseling, na een hysterisch toeval. Bij vrouwen, die aan anaesthesie der spieren lijden, kan men naalden diep in de spierzelfstandigheid steken, zonder dat zij daarvan eenige d® minste pijn ondervinden. Blinddoekt men zulk eene lijderes, dan kan men de derwijze aangedane ligchaamsdeelen met kracht slaan, stooten en schudden, zonder dat zij er het minste van bespeurt. Ook bemerkt zij het niet, zoo men eenen electrischen stroom door het aangedane spierweefsel laat gaan, schoon dan ook de spieren door contractie op den prikkel reageren. Daarentegen is stoornis Mi de functie der spieren altijd een noodzakelijk uitvloeisel van anaesthesie dier deelen , daar namelijk de willekeurige bewegingen niet met voldoende zekerheid en vastheid kunnen verrigt worden, vooral zoo de lijderessen de hulp harer oogen niet kunnen te baat nemen, wat het geval is bij nacht of indien men de oogen met eenen doek heeft bedekt. Ook de beenderen worden niet zelden door anaesthesie aangedaan. Is dat het geval, zoo kan men de oppervlakte der anders zeer gevoelige beenderen, die van het zeef been b. v., zeer ruw behandelen, zonder dat de lijders er iets van bespeuren. Overigens in zulke gevallen niet de eigenlijke beenzelfstandigheid zelve, niaar slechts het periosteum aangedaan. Eene inwendige behandeling brengt in de meeste gevallen van dien aard slechts weinig nut aan; de aanwending van plaatselijk werkende middelen, b. v. wrijving met ammoniak, °leum crotonis, oleum sinapeos, tinctura cantharidum, en de herhaalde applicatie van sinapismata levert betere resultaten °p. De induetiestroom is echter ongetwijfeld het meest werkzame middel en brengt bijna altijd binnen korten tijd genezing aan. Een enkel geval wil ik hier tot voorbeeld aanhalen: het betreft eene 36jarige vrouw , die tot de loopende kliniek van het Samaritan Pree Hospital behoorde; zij klaagde over een gevoel van verdooving, dat vooral duidelijk was in den nek en langs de wervelkolom, doch ook in de bovenste ledematen werd waargenomen. Ik liet eenen zwakken induetiestroom, door middel van vochtige geleiders, °p de genoemde deelen inwerken, en toen ik de lijderes den volgenden dag weder zag, zeide zij mij , dat het normale gevoel bijna geheel was teruggekeerd; na afloop van vier zittingen , was de genezing volkomen. In andere gevallen is echter eene langduriger behandeling noodig: Geval van hysterische anaesthesie, met paraplegie. A. C., 28 jaren oud, gehuwd, Carlisle-ward, St. Mary's Hospi" k''i afdeeling van Dr. Alderson. Zij had drie jaren aan rheu'ttatisme geleden en voor omstreeks 15 maanden vertoonden zich 5 de eerste sporen der tegenwoordige aandoening. Het gaan werd haar moeijelijk en zij voelde niet of zij den grond raakte; tevens klaagde zij over een aanhoudend gevoel van verdooving in den rug en in de onderste ledematen. Nimmer had zij aan krampen of trekkingen in de beenen geleden; de menstruatie was geregeld. Zij was reeds met cueurbitae, hirudines, vesieatoria langs den rug) strychnine, calomel en galvanisme behandeld. Toen ik haar de eerste maal zag, constateerde ik den volgenden staat der sensibiliteit: de huid van den rug, van af den zevenden halswervel tot aan het heiligbeen, was ongevoelig voor prikkels; het prikken met de punt eener naald werd langs de middellijn van den rug en aan de onderste ledematen in het geheel niet waargenomen. De gang was waggelend en de spieren der onderste ledematen reageerden slechts in geringe mate op electrische prikkels. Er bestonden geene stoornissen in de werking van de blaas en van het rectum. Ten einde de vernietigde werkdadigheid der gevoelszenuwen te herstellen, applieeerde ik eenen stroom van hooge spanning, door middel van eenen bundel metaaldraden, op de huid van den rug en van de onderste ledematen; terwijl, bij eenen normalen toestand der zenuwen, de faradische prikkel onmiddellijk na de aanwending gevoeld wordt, bespeurde onze lijderes de werking daarvan eerste toen de stroom 5 a 6 seconden lang gewerkt had, en niet alleen aan den rug was dit het geval, maar ook aan de onderste ledematen; aan de voetzolen werd geene werking hoegenaamd waargenomen, zelfs dan als ik eenen uiterst sterken stroom bezigde. Ik ging met het faradiseren voort en na afloop van de zesde zitting, was de gevoeligheid van de huid van den rug bijna weer tot den normalen graad gestegen. De gevoelszenuwen der onderste ledematen waren in meerdere mate aangedaan dan die van den rug, en het hield een langeren tijd aan , vóór ook daarin beterschap werd waargenomen. Onder den invloed der behandeling, werd ook de werking der spieren krachtiger. De lijderes bewoog zich met meer vastheid en zekerheid toen zij het hospitaal verliet, schoon zij dan al nog niet geheel hersteld heeten mogt. É 6. Anaesthesie ten gevolge van vergiftiging. Zoo de anaesthesie een gevolg is van vergiftiging met chloroforme, opium of andere narcotische stoffen, dan is de electrische prikkel een der beste middelen, waardoor men de lijders uit den staat van stupor waarin zij verkeeren, kan opwekken. Jobert de Lam bal le en Du cros hebben ten dien opzigte vele proefnemingen op hoenders, duiven en andere dieren gedaan en slaagden er altijd in, de anaesthesie, die zij door bedwelming met aether of chloroforme hadden teweeg gebragt, door middel van electriciteit Weder te verdwijnen. Ook heeft de klinische ervaring het nut der electriciteit voor gevallen van dien aard bevestigd. Bij ehloroformeVergiftiging kan men den electrischen stroom door middel van acupunctuur naalden tot in de regter hartkamer doen doordringen, aangezien in gevallen van schijndood, die tengevolge van vergiftiging toet chloroforme is ontstaan, de holten van het regter hart altijd toet bloed zijn overvuld, en de levenswerkdadigheid terugkeert, Zoodra men er in geslaagd is, de regter kamer zich tedoenzamentfekken. Ook kan men den stroom door middel van eenen bundel toetaaldraden op de gevoelszenuwen der huid appliceren, of men kan den nervus phrenicus faradiseren en op die wijze eene kunsttoatige ademhaling opwekken. Yoor het overige wachte men er zich Voor, stroomen van hooge spanning te bezigen, daar men, zoo doende, de verzwakte levenswerkdadigheid ten eenenmale vernietigen zou. IV. De electrische behandeling dek hypebaesthesie. Indien de hyperaesthesie een gevolg is van verwonding van zenuwen of van ontsteking , hypertrophie of kankerontaarding der Zenuwseheede, dan kan men van eene electrische behandeling natuurlijkerwijze geene goede uitkomsten verwachten; even zoo min kan de aanwending van electriciteit iets baten, als de aandoening door ontsteking, cariës of hypertrophie der beenige kanalen, waardoor de zenuwen heenloopen, wordt voortgebragt, of door ziekelijke toestanden der lever, der baarmoeder, der eijerstokken, der nie- ren, enz. Bestaat echter de hyperaesthesie enkel in ziekelijk verhoogde sensibiliteit zonder structuursverandering , of wordt zij door rheumatisme of door lood vergiftiging veroorzaakt, zoo kan men met kans op goed [gevolg tot eene faradische behandeling besluiten. Van het tijdstip af, waarop Sarlandière en Magendie hunne waarnemingen aangaande de therapeutische waarde der galvanopunctuur openbaar maakten, heeft men dikwerf en op verschillende wijze van de electriciteit gebruikgemaakt, om er neuralgieën mede te bestrijden, die aan elke andere behandeling wederstand boden, Daar de aanwending der electropunctuur met velerlei bezwaren verbonden is, daar zij namelijk in vele gevallen tijdens de operatie heftige pijnen veroorzaakt of later ontsteking en verettering van de weefsels, waarin men de naalden gestoken heeft, na zich sleept, zoo is men er op bedacht geweest, eene andere methode te vinden voor de applicatie van den galvanischen stroom. Duchenne heeft de faradisatie der huid door middel van eenen bundel metaaldraden aanbevolen, waar langs men dan eenen uiterst sterken inductiestroom op de pijnlijke deelen moet laten werken; deze methode, die trouwens enkel eene revulsieve werking ten doel heeft, levert in vele gevallen goede uitkomsten op, doch heeft het nadeel van den lijders veel pijn te veroorzaken. Ik zelf ben gewoon, in gevallen van neuralgie waartegen ik de aanwending van electriciteit aangewezen acht, eenen geïnduceerden stroom van middelmatige sterkte, met behulp van vochtige stroomgevers door de aangedane zenuw te laten gaan, eene methode waardoor men, gelijk ik dat boven heb uiteen gezet, de sensibiliteit der zenuw direct kan verminderen (zie voorrede v. d. vert.). De pijn, die daardoor wordt te weeg gebragt, is slechts onbeduidend, zoo men haar vergelijkt met de neuralgie die men heeft te bestrijden. Ook heb ik door middel dezer methode nog goede uitkomsten verkregen in gevallen, waarin zoowel de electropunctuur als de faradisatie der huid weinig of niets hadden gebaat. Yan het groote aantal der gevallen van neuralgie, die ik op deze wijze heb behandeld, wil ik er hier een paar mededeelen, ten einde mijne behandelingswijze in een helder licht te stellen. Geval van Tic douloureux. Mevr. O., 28 jaren oud, was tot in Mei 1857 gezond geweest) doch omstreeks dien tijd, na door en door nat te zijn geworden, door hevige pijnen in de regter helft van het aangezigt aangetast, die aanvankelijk met koortsverschijnselen en een algemeen gevoel van onbehagen gepaard gingen. De laatstgenoemde verschijnselen hielden echter spoedig op, maar de zeer hevige, schietende pijn, die zich aanvalsgewijze vertoonde en eenen staat van groote uitputting na zich sleepte, bleef aanhouden. Gedurende de eerste Weken ontstonden de aanvallen vrij onregelmatig, ongeveer 4 of Smalen daags; na verloop van eenigen tijd, nam de aandoening echter een typisch en intermitterend karakter aan , terwijl de lijderes slechts om den anderen dag, 's namiddags tusschen 4 en 5 uur, eenen aanval had door te staan. Men had haar groote giften sulf. ehin, en arsenicum toegediend, doch zonder vrucht; bovendien was patiente nog met calomel, sublimaat, iodetum kalicum en vesicatoiren behandeld. Haar algemeene gezondheidstoestand had aanmerkelijk geleden; zij was nerveus en prikkelbaar geworden. Toen ik patiente voor de eerste maal zag, was haar toestand als volgt: elke aanval van pijn werd voorafgegaan door eenige voorboden, bestaande 'U eene gewaarwording van kitteling in de maagkuil en van mieren kruipen in het aangezigt. Daarop begonnen dan de pijnen te woeden; Zlj waren het hevigst ter hoogte van het os zygomaticum, onder het onderste ooglid, in de wang en in de kin, en wat minder hevig in den nek, terwijl zij aan het voorhoofd en de slapen volstrekt niet gevoeld werden. Zulk een aanval van pijn duurde gewoonlijk een halt uur, waarna de pijn allengs doffer werd, doch eerst na verloop van 3 of 4 uren geheel en al week. Den volgenden dag bleef zij dan geheel van pijn bevrijd, maar den daarop Volgenden dag ontstond er een nieuwe aanval. Bij onderzoek van het aangezigt, vond ik twee puncta dolorosa, zooals die door V al*eix beschreven zijn, en wel het eene ter hoogte van het os zySomaticum, waar de n. subcutaneus malae, en het andere ter Plaatse van het foramen infraorbitale, waar de n. infraorbitalis 'e voorschijn komt; drukking op deze beide punten in den vrijen tusschentijd veroorzaakte eene duidelijke gewaarwording van pijn» Ik achtte het 't best, de stroomgevers bij afwisseling op deze beide punten aan te brengen en bezigde daarbij eenen zeer snel afbrekenden, geinduceerden stroom. De eerste zitting, die ik hield, toen juist een nieuwe aanval was begonnen, verminderde, volgens het zeggen der lijderes, de smart, maar verkortte den duur van den aanval niet. Den tweeden dag na de eerste zitting, hernieuwde zich de aanval op den gewonen tijd; ik hield toen eene tweede zitting, ditmaal met het gevolg dat de aanval werkelijk werd verkort. De volgende maal bleef het bij de voorboden, waarop geen aanval volgde. Ik hield nog zes zittingen en eindigde daarna de kuur. Ne?en maanden later zag ik de lijderes weder en zij verzekerde mij toen, dat de pijn na den afloop der eleetrische behandeling niet was teruggekeerd. Geval van ischias. J. F. T., oud 35 jaar, woonachtig te Edinburg, had nimmer eene sterke gezondheid gehad en langen tijd aan pyrosis geleden. Acht jaren geleden was hem het linker been, wegens tumor albus, boven de knie geamputeerd; in plaats van het geamputeerde been, draagt hij een kunstbeen dat zeer zwaar is en de linker helft van het bekken met eene vrij aanzienlijke kracht omlaag trekt. Vóór omstreeks drie jaren, korten tijd nadat hij begonnen was het kunstbeen te dragen, voelde hij voor het eerst pijn aan de rugzijde der regter dij, en aan de binnenzijde van het regter been tot aan den enkel toe; nadat de pijn eenen tijd lang dof en knagend geweest was, werd zij scherp en stekend en de lijder was genoodzaakt het bed te houden. Hij geloofde de oorzaak der pijn in bovenmatige beweging te moeten zoeken. De neuralgie vertoonde zich in dit geval niet aanvalsgewijze, met vrije tusschenpoozen tusschen de aanvallen, maar deed zich aanhoudend gevoelen. De lijder consulteerde twee der bekwaamste Edinburgsche geneesheeren, en werd onder hunne behandeling langzamerhand wat beter, daar de pijn in hevigheid afnam. Later liet hij zich langs de baan van den n. ischias, met acupunctuur behandelen, wat hem eene oogenblikkelijke verligting aanbragt, zonder dat de pijn hem echter ooit geheel verliet, terwijl zij weinige oogenblikken na de operatie Weder even hevig werd als zij vroeger geweest was. Twee jaren later kwam hij te Londen en consulteerde daar sir James Clarke, die eene behandeling met electriciteit voor aangewezen hield, en hem, ten einde die te ondergaan, tot mij zond. De pijn was toen ter tijde weder dof en knagend. Door beweging werd zij altijd veel verergerd, zelfs zoo de lijder slechts eenen korten afstand aflegde; ook nam de pijn zeer in hevigheid toe, telkens nadat de lijder zich te bed had begeven, en eerst tegen den morgen verminderde zij weder. Eene sterke drukking, in het verloop van den ischiadicus aangebragt, had op de hevigheid der pijn geenen grooten invloed en verzachtte de pijn eer dan dat zij die verergerde. Telken morgen bespeurde de lijder ligte, onwillekeurige contracties van afzonderlijke spierbundels, wat bij dag slechts zelden het geval was; deze contracties kwamen overeen met die, welke bij progressive spieratrophie worden waargenomen; atrophie der spieren bestond echter niet en de contracties waren niet pijnlijk. Voor het overige bevond zich de lijder vrij wel, schoon hij wat verzwakt was ten gevolge der slapeloosheid , die door de aanhoudende pijn werd veroorzaakt. Ik besloot in dit geval volgens de methode van Duchenne te werk te gaan en faradiseerde de huid, door eenen zeer sterken stroom, door middel van bundels metaaldraden (metalen penseelen) °P de pijnlijke ligchaamsdeelen te appliceren. Na afloop der twee eerste zittingen was er echter nog geene beterschap merkbaar. Bij de derde zitting liet ik daarom eenen zeer snel afbrekenden indttctiestroom van matige sterkte door den n. ischiadicus gaan, waarbij 'k de positieve pool op de huid boven den zitbeensknobbel en de negatieve pool aan den enkel appliceerde. Op die beide punten, hield lk de vochtige stroomgevers ongeveer zes minuten lang vastgedrukt eQ toen ik den stroom liet ophouden, was de pijn geheel verdwenen. Den volgenden morgen verhaalde de lijder mij, dat de pijn ongeveer drie uren na den afloop der zitting was teruggekeerd, doch toen lang niet zoo hevig was geweest als vroeger, dat hij in den afgeloopen nacht, voor het eerst sinds langen , goed en gerust had geslapen. Ik herhaalde dezelfde operatie drie malen. Daarop was de lijder genoodzaakt Londen te verlaten. Hij voelde de pijn toen nog bij tusschenpoozen, doch alleen als hij eenigen tijd geloopen had, niet wanneer hij zitten of liggen bleef. Zes weken later ontving ik eenen brief van hem waarin hij mij meldde, dat de beterschap blijvende was geweest; echter keerde de pijn nog telkens terug als hij langer dan gewoonlijk geloopen had, doch nooit meer zoo hevig en zoo langdurig als vroeger. Ik gaf hem daarom den raad van nog eens naar Londen te komen, ten einde ik de behandeling met electriciteit zou kunnen voortzetten; na verloop van eenigen tijd gaf hij aan mijnen raad gehoor en ik herhaalde de vroegere kuur weder zes malen. Toen was hij volkomen hersteld en kon drie of vier Engelsche mijlen achtereen loopen, zonder de minste pijn te ondervinden. Op de spiercontracties, die de lijder tegen den morgenstond in het lijdende been bespeurde, had de electrische behandeling geenen invloed; daar zij echter geene pijnlijke gewaarwordingen opwekten, bekreunde de lijder er zich weinig om. Ook in gevallen van hyperaestheaie die op colica plumbea berust , bewijst de inductie-stroom als pijnstillend middel, uitstekende diensten. 13riquet heeft dienaangaande op 42 lijders proefnemingen in het werk gesteld, waaruit zich de volgende resultaten laten afleiden. De zitplaats der pijn moet niet, gelijk vroegere waarnemers dat hebben beweerd, in het spijsverteringskanaal of in het middenrif, maar in de buikspieren gezocht worden, en wel soms in eene daarvan, soms in allen te gelijk, De terughouding der faeces heeft met het ontstaan der pijn niets te maken. In eenige gevallen gaat, met de hyperaesthesie der spieren, hyperaesthesie der huid gepaard, hoewel in andere gevallen de huid in den staat van anaesthesie verkeert. "Van de 42 lijders, die aan loodkolijk leden, vertoonden de meesten geene andere verschijnselen van loodvergiftiging; in al de bedoelde gevallen werd de pijn door ééne enkele applicatie van eenen sterken inductiestroom opgeheven, terwijl na die bewerking', de buikwand ook niet meer pijnlijk was bij aanraking of drukking. Yan de 42 lijders, bleven er 24 na de eerste aanwending der electriciteit, verder van alle pijn bevrijd; bij tien lijders keerde de pijn terug, doch verdween zij voor goed na eene tweede faradisatie; bij zeven was eene derde, bij eenen enkelen eene vierde aanwending van den electrischen stroom noodig. Bovendien bepaalde zich de Werking van den stroom niet tot het opheffen der pijn; ook de andere verschijnselen, die eene loodkolyk daarstellen, weken voor fijnen invloed. De eetlust keerde bij de meesten, op den dag na ie eleetrisehe behandeling terug en ook het braken hield spoedig op, terwijl de ontlasting gewoonlijk op den vierden dag na de faradisatie volgde. Geen dezer lijders had purgantia gebruikt. Bij een Zeker aantal lijders, wendde Briquet geen ander geneesmiddel ^an, dan den inductiestroom; bij eenige andere lijders, bediende hij sich, behalve van den stroom, van zwavelbaden, zwavelzure limonade , aluin en opium; de beide wij zen van behandeling leverden dezelfde uitkomsten op. Briquet bevond tevens, dat de overige 'erschijnselen van lood vergiftiging, die behalve de loodkolyk aanwezig waren, niet voor de faradisatie van den buikwand weken, en dat de aanwending van eenen aanhoudenden galvanischen stroom (keten van Pulvermacher) wel beterschap, maar geene genezing te weeg bragt. De inductiestroom is eveneens een onmisbaar geneesmiddel voor Sevallen van die spierhyperaesthesie, weike bij hysterische 'rouwen wordt aangetroffen De spieren, die ingevallen van hysterie op zoo velerlei wijzen zijn aangedaan, zij het dan, dat 2lj verslapping, verlamming, krampen of anaesthesie vertoonen, kunlen ook in den toestand van hyperaesthesie verkeeren. Dat de zitplaats der in zulke gevallen waargenomen en gewoonlijk, hoezeer 'en onregte, als neuralgie gedefinieerde pijnen, in de spieren moet Sezocht. worden, blijkt volgens Briquet daaruit, dat deze pijnen 2leh constant in die ligchaamsdeelen vertoonen, weike hoofdzakelijk vleezige spierbuiken bestaan; dat (daar gewoonlijk de oppervlakkig gelegen spieren zijn aangedaan) de pyn onmiddellijk onder de huid Wordt gevoeld; dat eene ligte drukking van den vinger op, of een kijven daarmede over de oppervlakte der spieren, de pijn terstond voorschijn roept of verergeren doet; dat de op deze wijze opgewekte tnJn zeer hevig is, en de lijderes doet schreeuwen en ineenkrimpen, °'tl soms zelfs hysterische krampen na zich sleept; dat beweging etl vooral uitrekking der aangedane spiervezels de pijn te voor'lij 11 roept of verergeren doet, terwijl rust haar doet bedaren of 18 geheel doet ophouden; dat zwakke electrische stroomen, zoo zij het weefsel eener gezonde spier doorloopen, naauwelijks eenige gevoelsgewaarwordiug ten gevolge hebben, doch dat zij, spieren doorloopende die in den toestand van hyperaesthesie verkeeren, hevige pijnen veroorzaken , terwijl stroomen van matige sterkte eene ondragelijke pijn in die spieren doen ontstaan; eindelijk, dat de bedoelde pijn, door faradisatie der huid, geheel tot zwijgen kan worden gebragt. Deze hysterische myosalgie doet niet alle spieren des ligchaams in gelijke mate aan, maar hoofdzakelijk de oppervlakkig gelegen spieren van den tronk; ook aan den tronk bepaalt zich de pijn met eene zoo groote regelmatigheid tot vaste punten, dat reeds uit het voorkomen van pijn in bepaalde deelen met zekerheid het bestaan van hysterie kan worden afgeleid. Ook de spieren van het hoofd zijn dikwijls de zitplaats dezer hyperaesthesie en de aandoening draagt alsdan gewoonlijk den naam van cephalalgie. Briquet nam deze cephalalgie waar, in 300 van 356 gevallen. Gewoonlijk zetelt de pijn in den m. frontalis en den m. temporalis; zij is meestal eene kloppende pijn, soms echter ook eene lancinerenóe; zij blijft voortduren zoo de lijderes rustig te bed blijft liggen , wat haar onderscheidt van de hoofdpijn die in gevallen van chlorose wordt waargenomen en die bijna uitsluitend bij beweging gevoeld wordt. Nog veelvuldiger dan de cephalalgie, komt de epigastralgie voor; zij bestond in 317 van 358 ge' vallen. Bij 187 lijderessen waren bovendien stoornissen in de spijsvertering voorhanden, terwijl deze bij 130 anderen werden gemist' Vraagt men, waarom de pijn zoo dikwerf gevoeld wordt in lig' chaamsdeelen, die tot den gemoedstoestand der lijderessen in geen6 betrekking staan hoegenaamd, dan kan daarop ten antwoord worden gegeven, dat de hyperaesthesie van twee verschillende physiologisch6 oorzaken afhankelijk is, namelijk van de onmiddellijke werking dei' zenuwcentra op de spieren en van de terugwerking der gestoorde spijsvertering op de spieren. Zeer veelvuldig komt de epigastralg'e voor bij zeer jonge meisjes, die aan mishandeling zijn blootgesteld, of bij wie eene erfelijke dispositie tot hysterie bestaat en bij zulk6 individuën gaat de aandoening met stoornissen in de digestie en »et aanvallen van migraine gepaard. Bij meer volwassenen vertoont zie'1 de epigastralgie of ten tijde van het eerste ontstaan der catamenia, of later in geval er zich stoornissen in de menstruatie ontwikkelen; in een Zeker aantal gevallen moet de oorzaak der aandoening in de bestaande chlorose gezocht worden, terwijl zij zich in andere gevalkn, zonder waarneembare bijzondere oorzaak, in het verloop der hysterie openbaart. Ook kan de epigastralgie door hysterische toedien worden te voorschijn geroepen; waar dat geschiedt, gaat ZlJ met eene gewaarwording van zamensnoering, opgeblazen zijn van een scheuren, in de maagkuil gepaard; deze gewaarwordingen worden dan tijdens den aanval van hysterie waargenomen en nog vele uren, nadat de aanval voorbij is, klaagt de lijderes °ver epigastralgie; hoe veelvuldiger de aanvallen zich herhalen, des *e vaster wortelt zich de epigastralgie. Eindelijk kunnen ook gemoedsaandoeningen, van welken aard dan ook, gewaarwordingen v'an zamensnoering in de maagkuil te voorschijn roepen. Gewoonlijk wordt de epigastralgie aan de linker zijde waargenomen en strekt zij zich naar boven tot op de helft des borstbeens, üaar onderen tot aan den navel uit. De pijn is hevig en aanhoudend, en wordt door psychische aandoeningen, door beweging, drukking en hysterische toevallen verergerd. De ligchaamshouding er lijderes is stijf en gedwongen; dikwerf schijnt ook de ademhals belemmerd te zijn; de spijsvertering echter verergert de pijn ület. Voorheen meende men dat deze myosalgie of haren zetel in den plexus solaris, of op gastritis berustte en op grond Vaö deze onjuiste beschouwingswijze rigtte men zijne behandeling aandoening op de maag in plaats van op de spieren. De pijnen le' bij pyrose of bij gestoorde spijsvertering, in den maagwand 2elven ontstaan, zijn intermitterend en voorbijgaande, terwijl de epigastralgie aanhoudende is. Zij kan blijven bestaan, zoo lang als e hysterische toestand zelf; is zij hevig, zoo wordt de lijderes ten slotte door uitgeput, melancholiek en veroudert zij vóór en tijd. t>e hysterische hyperaesthesie vertoont zich ook veelvuldig in de ^Pieren van den rug, en zelfs ontbreekt deze rachialgie bij hysllS(;he vrouwen slechts zelden. Zij komt veelvuldiger voor in het 0 Eerste deel van den rug dan in het bovenste deel daarvan en 18* meer ter linker dan ter regter zijde der wervelkolom. Gewoonlijk beslaat zij eene oppervlakte van vier tot zes wervels. Deze aandoening komt dikwerf voor, als uitvloeisel van epiga3tralgie en kan zeer uiteen loopende graden van intensiteit bereiken, daar zij nu eens enkel bestaat in eene onaangename gewaarwording, die bij drukking van de deelen waarin zij gevoeld wordt, sterker wordt, en zich dan weer in allerhevigste pijnen openbaart, die aanmerkelijke stoornissen in de functies der pijnlijke deelen ten gevolge hebben. Deze pijn is slechts moeijelijk te verdrijven, daar zij bij de minste aanleiding daartoe terugkeert. Zij is gemakkelijk te erkennen, zoo men slechts het verband, waarin zij gewoonlijk staat tot epigastralgie en andere verschijnselen van hysterie, niet uit het oog verliest en er acht op geeft, dat zij duidelijker wordt waargenomen bij drukking op de spieren die ter zijde van den romp zijn gelegen. Zeer dikwerf heeft men deze aandoening ten onregte voor een uitvloeisel van atrophie van het ruggemerg gehouden. Pijnen ter zijde der borstkas konien zoo veelvuldig voor, dat de aandacht der geneesheeren daarop sinds langen tijd is gevestigd geweest, schoon de meesten zulke pijnen nog in den regel als zui' vere neuralgiën definiëren. De pijn, die men als pleuralgie kan aanmerken en die door de Engelschen infraruammery pai° wordt genoemd, wordt meestal over de oppervlakte van een cirkel' segment gevoeld, dat door de 5e, 6e, 7e en ook wel de 8e rib wordt gevormd; zij komt bijna uitsluitend aan de linkerzijde voo>' en is slechts hoogst zelden bilateraal. Aten zou voorzeker deze hy9' terische pleuralgie met pleurodynie en eenen door pleuritis veroorzaakten 3teek in de zijde kunnen verwarren, doch in de meest® gevallen is de erkenning gemakkelijk genoeg; ook met neuralg»9 intercostalis zou de aandoening kunnen worden verwisseld, doch hysterische hyperaesthesie vertoont zich niet in het verloop def zenuweu en zenuwvertakkingen, maar bepaalt zich tot de 5e, 7 e rib; bovendien bezit de hysterische pijn een ander karakter da° de neuralgie, daar zij op elk willekeurig punt binnen bepaald® grenzen door drukking kan worden te voorschijn geroepen, en &'d niet, gelijk de neuralgie, langs de banen der zenuwen wordt ge' v°eld; de neuralgie echter, die van eenig punt der zenuw uitgaat, M'°rdt in het gansehe gebied dezer zenuw waargenomen; de hysterische pleuralgie wordt constant door epigastralgie en rhachialgie Voorafgegaan. Zetelt de hysterische hvperaesthesie in de buikbekleedselen, zoo tan men haar met den naam van coelialgie betitelen Deze pijn 'reeft men gewoonlijk op rekening van den nervus sympathieus gebeld. Zij komt het veelvuldigst aan de linker zijde voor, is het sterkst als de lijderes overeind staat of zit, wordt door beweging en drukking verergerd en is het minst hevig als de lijderes in horizontale houding ligt. Men heeft deze pijn dikwerf verkeerdelijk Voor een uitvloeisel gehouden van eene ziekte van een der eijerstokk®n en op grond dezer onjuiste opvatting, heeft men de bewering Seopperd, dat aandoeningen van den linker eijerstok veelvuldiger v°orkomen dan aandoeningen van den regter eijerstok. De oppervlakkigheid der pijn bewijst echter voldoende, dat zij niet van den e'jerstok afkomstig is en zoo men de hyperaesthesie der spieren tot hijgen heeft gebragt, kan men later den eijerstok drukken en Jvrijven, zonder eenigerlei pijnlijke gewaarwording op te wekken. ^ e duur van dezen vorm der hyperaesthesie is een zeer uiteen °°pende, daar de toestand der genitalia en rust en beweging l'erop van zeer grooten invloed zijn. De lijderessen maken zich verf noodeloos beangst, door de pijnen voor een verschijnsel eener baarmoederziekte te houden. De thoracalgie, eene pijn die aan de voorzijde der borstkas ^ °ïdt waargenomen, komt naar evenredigheid hoogst zeldzaam voor. 'J behoort tot die verschijnselen van hyperaesthesie, welke zich 'rst in het later beloop der hysterie vertoonen. Gewoonlijk houdt ^ hechts korten tijd aan en hoogst zelden heeft zij stoornissen in e ademhaling ten gevolge; dikwerf echter wekt zij ernstige be')rgdheid op bij de personen die er aan lijden, omdat deze haar lgt vojr een verschijnsel eener hartziekte houden. Een weinig cplvuldiger komt de melyalgie of hyperaesthesie der oppervlakkige ^ welligt ook der dieper gelegene spieren der ledematen voor. e graad, waarin deze pijn wordt waargenomen, verschilt van af 110 eenvoudige onaangename gewaarwording, tot aan allerhevigste smarten toe, die alle rust onmogelijk kunnen maken en tot he* ontstaan van koorts aanleiding kunnen geven. Maar schoon deze vorm van hyperaesthesie dikwerf door hare hevigheid aanleiding geeft tot het stellen eener ongunstige prognose, verdwijnt hij toch vroeger of later weer, hetzij spontaan, hetzij voor eene gepaste behandeling. Bezwaarlijk kan melyalgie met neuralgie ivordeü verward, aangezien hare zitplaats in den regel niet met het verloop der voor de aangedane spieren bestemde zenuwen overeenkomt; van de door centrale ziekteprocessen veroorzaakte pijn onderscheidt zij zich daardoor, dat zij door drukking sterker wordt. Moeijelijker is het, haar van rheumatische myosalgie te onderscheiden; men moet zich daarbij echter laten leiden door het karakter der pijn en de bijkomende omstandigheden. In gevallen van hysterische hyperaesthesie is de pijn gewoonlijk buitengewoon hevig en veroorzaakt de geringste aanraking gewoonlijk onlijdelijke smarten, terwijl de rheumatische pijn niet in die mate door drukking wordt verergerd. Bovendien ontstaat de hysterische pijn alleen bij vrouwen, bij wie zich reeds andere verschijnselen van hysterie hebben vertoond en is zij meestal met andere myosalgieën verbonden; psychische aandoeningen hebben er grooten invloed op, terwijl deze van weinig 0 geenen invloed zijn op rheumatische pijnen. De hysterische myosalgie staat in het allerminst niet met eenigerlei ontstekingsproces in verband. Men neemt er gesne spanning, geen® pu'satie, geene hitte der deelen bij waar, zooals dat dikwerf bij op ontsteking berustende pijn het geval is; toch kan zij onlijdelijk" smarten veroorzaken. Zij komt en verdwijnt plotseling, is in som' mige gevallen uiterst hardnekkig, in andere gevallen snel voorbij' gaande en is in hooge mate van den toestand des gemoeds af hankelijk. Antiphlogistische geneesmiddelen hebben er niet den minsten invloed op, narcotische middelen verdrijven haar slechts in enkele gevalled Ook kan zij onmogelijk als neuralgie worden aangemerkt. Slecht5 hoogst zelden zijn ware neuralgieën, die de banen der zenuwen vol' gen, met hysterische toestanden verbonden. Bovendien wordt de pijn in gevallen van neuralgie in de einden der zenuwen gevoeld' terwijl zij bij hysterische spier-hyperaesthesie over de gansehe opper' vlakte der aangedane ligchaamsdeelen wordt waargenomen. Wat &e reactie op drukking aangaat, zoo wordt in gevallen van hysterie, de pijn gevoeld ter plaatse waar de drukking wordt aangebragt > over de gansche uitgebreidheid der aangedane ligohaamsdeelen, terwijl er in gevallen van neuralgie slechts bij drukking op bepaalde punten pijn ontstaat, en deze alsdan langs de gansche baan der zenuw wordt waargenomen. De hysterische pijn wijkt ook spoediger voor eene doeltreffende behandeling dan de neuralgie. Waar bij drukking met den vinger op eenig bepaald ligchaamsdeel hevige pijn ontstaat, die niet op het bestaan van eenig ontstekingsproces berust, daar heeft men ongetwijfeld met eene hysterische aandoening te doen. Koestert men twijfel aangaande de juistheid der diagnose, zoo heeft men enkel met den rand van den vinger, het boveneinde der musculi recti zacht te wrijven en men lal terstond zekerheid verkrijgen. Ook gebeurt het slechts zelden , dat de hysterische hyperaesthesie niet of in het epigastrium, of boven aan den rug, of onder aan de linker zijde gevoeld wordt, terwijl zij in verreweg het meerendeel der gevallen, op alle drie plaatsen te gelijk voorkomt. Wat de behandeling aangaat, zoo blijven antiphlogistische, anodynische en antispasmodische middelen bijna geheel zonder werking ; ook is voor gevallen van hysterische hyperaesthesie veeleer de aanwending van prikkelende middelen geïndiceerd. Nuttig werken : zeer warme cataplasmata, warme doeken , chloroforme en aether aceticus, de beide laatsten afzonderlijk of te zamen, sinapismata, inwrijvingen met iodiumtinctuur, vesicatoria, doch vooral de faradisatie der huid; gewoonlijk verdwijnt de pijn na ééne enkele zitting; veelal keert zij dan nog wel na verloop van één of meer uren terug, maar na afloop van de tweede of derde zitting verdwijnt zij toch zeer dikwerf voor altijd. Briquet maakt enkel van de faradisatie der huid door middel van metalen penseelen gebruik; voor vele vrouwen is zulk eene behandeling echter uiterst pijnlijk en hij neemt dan ook dikwerf tot de chloroforme zijne toevlugt, vóór hij tot het faradiseren overgaat. Ook is het hem menigmaal overkomen, dat de lijderes na afloop eener zitting door W'n hysterisch toeval werd aangetast. Ik zelf heb de ondervinding opgedaan, dat de aanwending van den inductiestroom door middel van vochtige stroomgevers dezelfde geneeskrachtige werking uitoefent, zonder de pijn te weeg te brengen, die aan de faradisatie door middel van metalen petiseelen is verbonden. Slechts moet men als dan de bewerking eenen vrij geruimen tijd voortzetten (ongeveer tien minuten lang, zonder de stroomgevers van de huid te verwijderen) en tevens moet de stroom ook eenen zekeren graad van spanning bezitten. Op deze wijze heb ik een vrij groot aantal gevallen van pijn in den rug en van pleuralgie (inframammery pain der Engelschen) behandeld en ik heb van die behandeling de best mogelijke uitkomsten verkregen. In het algemeen kan men beweren, dat sedert de inductie-stroom eene plaats in de rij der geneesmiddelen heeft ingenomen, de meeste der hysterische verschijnselen, die vroeger dikwerf evenzeer de geneesheeren als de lijderessen tot vertwijfeling bragten, hunne vreesselijkheid hebben verloren. De constante stroom brengt in zulke gevallen slechts weinig nut aan en staat voor die gevallen in therapeutische waarde verre bij den inductie-stroom achter. Y. ElECTRISCHE BEHANDELING VAN RIIEÜMATiSCE EXSUDATEN. Dr. Froriep (die rheumatische Schwiele, Weimar 1843) heeft in een weinig bekend opstel, de aanwending der electriciteit in gevallen, waarin zich rheumatische exsudaatmassa's in de huid, het onderhuids-celweefsel of het tusschen de spieren gelegen bindweefsel hadden gevormd, dringend aanbevolen. Zulke exsudaatmassa's worden volgens F roriep spoedig hard en beslaan eene grootere of kleinere uitgebreidheid: de huid, die boven deze massa's is gelegen, kan niet worden geplooid. Zulke induraties gaan gepaard met verlamming en chronische rheumatische pijn in, die jaren lang kunnen aanhouden. Brengt men de exsudaatmassa's tot resorptie, zoo verdwijnen ook de pijn en de verlamming. Gelijk ik reeds heb opgemerkt, bezit de magneto-electri3che stroom voor zulke gevallen eene grootere geneeskracht dan de electro-magnetische stroom, en moet men dus bij voorkeur van den eerstgenoemden stroom gebruik maken. Ik heb een hoogst merkwaardig geval van dien aard HfPf e)ectricjteit behandeld; de rheumatische exsudaatmassa's waren over het gansche ligchaam verspreid en gingen met rheumatische pijnen en verschijnselen van verlamming gepaard; in een tijdsverloop van ongeveer vijf weken bragt de aanwending van den electrischen stroom totale genezing tot stand. VI. Het inbrengen van geneesmiddelen in het menschelijk ligchaam, met behulp van den galvanisciien stroom. Fabré-Palaprat heeft dienaangaande het eerst afdoende proefnemingen in het werk gesteld (Archives générales de inédecine Vol. II p. 432. Paris 1833). Hij deed dit der wijze, dat hij een met eene oplossing van iodetum kalicum bevochtigd compres om een zijner armen bond, en dit compres met een platiuablikje bedekte, dat met de negatieve pool eener Volta'sche kolom van 30 elementen iti verbinding stond. Op den anderen arm bond hij een met eene oplossing van zetmeel bevochtigd compres vast, dat hij eveneens met een piatinablikje bedekte, hetwelk met de positieve pool der Volta'sche kolom in verbinding was gesteld. Weinige °ogenblikken daarna, werd het zetmeel blaauw gekleurd, waaruit, volgens hem, moet worden opgemaakt, dat het iodium van den eenen arm in den anderen zou zijn overgegaan; uit zulke en dergelijke proefnemingen leidt hij de gevolgtrekking af, dat men naar welgevallen allerlei zelfstandigheden, door middel van den Salvanischen stroom, van uit het eene ligchaamsdeel in het andere kan doen overgaan, en vervolgens daar kan doen verwijlen °f ook het ligchaam weder kan doen verlaten. Om aan de eerstgenoemde indicatie te voldoen, moet de aanwending van den eleetrischen stroom met acupunctuur worden verbonden. Voorzeker zouden de resultaten van Fabré-Palaprat eene hooge Waarde bezitten, zoo zij slechts juist waren. Maar aan geenen der Vele onderzoekers, die zijne proefnemingen hebben herhaald, is het Selukt, iodium van uit de negatieve pool, door het menschelijk %chaam heen, naar de positieve pool te doen overgaan. Men 'noet derhalve wel aannemen , dat Fabré-Palaprat heeft gedwaald. Ook laat zich uit den aard zijner berigten aangaande de geneeskrachtige werking der eleetrieiteit opmaken, dat hij alles behalve een exact waarnemer was. Zoo beweert hij, in een geval van sarcoeele, die zeven jaren lang had bestaan, door het inbrengen van iodium in het gezwel, met behulp van den galvanischen stroom, genezing te hebben tot stand gebragt; voorts, dat hij eene hardnekkige tussehenpoozende koorts genas, door op dezelfde wijze ehinine in het ligchaam te brengen; en zelfs dat hij door middel van galvanisme, ecstatische krampen genas en een groot aantal lijders aan blindheid, apoplexie, ontsteking der ingewanden, epilepsie, lintwormen, monomanie en andere aandoeningen, doormiddel zijner electrische methode heeft hersteld. Klenke heeft later Fabré-Palapr at's proefnemingen ter harte genomen (Zeitschrift der Wiener Aertzte, Mai 1846) en deze ter navolging aanbevolen, zonder er evenwel in te slagen, de geestdrift der geneesheeren gaande te maken. Hij beweert dat hij een kropgezwel door de galvanische applicatie van iodetum kalicum heeft doen verdwijnen en syphilis door de galvanische invoering van sublimaat in het organisme, heeft genezen, enz. Ook Hassenstein (chemisch-elektrische Heilmethode. Leipzig 1853) heeft vrij onbegrijpelijke mededeelingen aangaande dergelijke genezingsgevallep het licht doen zien , maar is evenmin als K1 e n k e in staat geweest, de medici van de juistheid zijner proefnemingen te overtuigen. Zeer onlangs heeft Dr. Richardson op nieuw onderzoekingen aangaande dit punt in het werk gesteld (Medical Times and Gazette, Febr. 12, 1859). In een opstel, getiteld: «over V o 1t a'sch nareotisme, als plaatselijk verdoovend middel bij chirurgische operaties" sprak hij de bewering uit, dat men eene totale plaatselijke anaesthesie zou kunnen voortbrengen, door de gecombineerde aanwending van narcotische zelfstandigheden en van Volt a'sche eleetrieiteit. Hij bediende zich bij zijne experimenten van Pulverm a e h e r'sche ketens en van eene oplossing van gelijke hoeveelheden tinet. aeoniti en chloroforme. Met dit mengsel deed hij proefnemingen op honden, konijnen en mensehen , en het gelukte hem , eenen zoo hoogen graad van anaesthesie teweeg te brengen, dat belangrijke operaties weinig of geene pijn meer veroorzaakt Hij deed zijne proefnemingen echter niet met de noodige naauwkeurigheid, zoodat in zijne berekëningen alligt fouten kunnen geslopen zijn. Zóó zegt hij b. v. in het zoo even genoemde opstel, dat de plaatselijke aanwending van tinct. aeoniti en van andere narcotische oplossingen op de ooren van konijnen, volstrekt geene anaesthesie teweeg brengt, terwijl toch inderdaad niets gemakkelijker is, dan langs dien weg een konijnenoor ten eenenmale van zijne vatbaarheid voor gevoelsprikkels te berooven. Dr. E i c h a r ds o n amputeerde een der aehterpooten van eenen hond, na het disr op de boven beschrevene wijze te hebben verdoofd, en slechts bij het doorzagen van het been, gaf het dier blijken van pijn te gevoelen. Dr. Hal ford opereerde op dezelfde wijze eenen naevus, die zich op den regter schouder van een kind van tien weken bevond. Dr. Eichardson verrigtte ook de punctie van een beursgezwel aan het handgewricht van een meisje, door middel eener onderhuidsche snede, zonder dat het inbrengen van het mes door het meisje werd gevoeld; echter was, volgens het zeggen van R. zeiven, de huid van het ligchaamsdeel waarop de narcotische oplossing werd aangewend, hard en gedesorganiseerd, als bevonden er zich winterbuilen in; ook liep de operatie niet af, zonder dat de lijderes over pijn klaagde, schoon dan ook de kuur volkomen gelukte. Elders (Medical Times and Gazette, Juni 25, 1859) deelt hij eene andere proefneming mede, waarbij de huid van een' hond 45 minuten lang met "Volta'sch narcotisme werd behandeld, terwijl het dier toch later bij het insnijden der huid en het onderbinden der art. femoralis, duidelijke blijken gaf van pijn. Andere proefnemingen die op menschen werden gedaan, gaven eveneens ongunstige uitkomsten. Zóó werd b. v. de narcotische oplossing, in verbinding met eene P ulverm ac her'sche keten, op eenen vinger geappliceerd, waarin een panaritium was ontstaan. Men liet het Volt a'sch narcotisme twee uren lang inwerken, zonder meer dan eene zeer oppervlakkige anaesthesie te kunnen teweeg brengen, en toen de operatie werd verrigt, voelde de lijder eene aanmerkelijke pijn. In een geval van hernia incarcerata, ontstonden er, na de applicatie der narcotische oplossing, blaren op de huid, en geschiedde de operatie niet, zonder pijn te veroorzaken; in andere gevallen ontstond er volstrekt geene anaesthesie, enz. In een later opstel herriep Richardson zijne bewering, dat de plaatselijke aanwending van Volta'sch nareotisme alleen voldoende zou wezen tot het voortbrengen van anaesthesie, en hield bij enkel vol, dat de \oltasche stroom de door andere middelen veroorzaakte anaesthesie meer constant en aanhoudend kon maken; de stroom zou namelijk den capillairen bloedsomloop, in die deelen waarop hij weid aangewend, doen versnellen , en daardoor de resorptie sneller en vollediger maken. Echter gaf hij toe, dat de aanwending van het Volta'sch nareotisme hare schaduwzijden had; vooreerst namelijk de lengte van het tijdsbestek dat tot het voortbrengen van anaesthesie werd gevorderd ; voorts de pijn die bij den aanvang dei operatie werd gevoeld, en die, hoe onbeduidend zij ook ware, het vertrouwen der lijders aan het wankelen bragt; eindelijk, de omslagtigheid van den vereischten toestel. Bovendien is de vorming van blaren op de huid eene bezwarende omstandigheid. Niettegenstaande dat alles, kent Dr. Richardson zich echter de eer toe, ran een vroeger ongekend beginsel in de medische wetenschap te hebben ingevoerd. Professor W a 1 1 e r is echter (Medical Times and Gazette , March 12, 1859) eene andere meening ten dien opzigte toegedaan. Al spoedig nadat Richardson zijne proefnemingen betrekkelijk Volt a'sch nareotisme had openbaar gemaakt, stelde ook W a 11 e r eenige afdoende proefnemingen in het werk, die geheel andere resultaten opleverden en waarvan de meesten door mijne eigene onderzoekingen zijn bevestigd. Hij bevond namelijk, dat als men eene met gelijke deelen tinctura aconiti en chloroform©, behoorlijke bevochtigde spons, gedurende 10 a 15 minuten op de menschelijke huid appliccert, er aanvankelijk een gevoel van branden en steken ontstaat, dat na verloop van eenige minuten weder ophoudt. Dat gedeelte der huid, waarop de narcotische oplossing onmiddellijk werkt, ziet er na verloop van eenigen tijd bleek en gerimpeld uit; de temperatuur is aanmerkelijk gedaald en de huidlap verkeert in eenen staat van tamelijk compleete anaesthesie. Het steken met eene naald wordt niet langer waargenomen; wel echter veroorzaakt drukking met den vinger pijn. De verbinding van de met het narcotisch mengsel bevochtigde spons, met de polen eener Volta'sche kolom, heeft op den graad en op het ontstaan der anaesthesie geenen den minsten invloed. De voortgebragte anaesthesie blijft beperkt tot dat deel der huid, waarop men het mengsel heeft laten werken. Bovendien bevond Wall er, dat de gevolgtrekkingen die Eichardson uit de omstandigheid dat het amputeren der dij, den genarcotiseerden hond geene pijn veroorzaakte, had afgeleid, daarom niets bewijzen, dat het insnijden der huid en het doorsnijden van de pees van Achilles eenen hond nimmer eenige pijn veroorzaken, en het dier daarbij volkomen rustig blijft, onverschillig of het vooraf genarcotiseerd is of niet. De anaesthesie, die wordt voortgebragt, wordt eenig en alleen door de plaatselijke resorptie van het narcotische mengsel veroorzaakt en deze resorptie kan, wanneer het narcoticum in het bloed wordt opgenomen, den dood van het dier ten gevolge hebben. Zoo vond Wal Ier, dat wanneer hij het mengsel op het oor van eenen hond liet inwerken, de hond al spoedig na de operatie begon te waggelen, te braken en te steunen; cok werd zijne respiratie aanmerkelijk gestoord en werden zijne extremiteiten koud en bloedledig; hij bragt water en later wijn in de maag van het dier, doch desniettegenstaande stierf het beest na verloop van slechts korten tijd. Hetzelfde resultaat verkreeg hij bij eenen jongen dolfijn, waarvan hij den eenen poot in de narcotische oplossing dompelde. Vijftien minuten daarna, was het grootste deel van den poot ongevoelig voor oppervlakkige drukking. Een half uur later waren de lippen van het dier bleek, het schuim stond op den bek, er volgde galbraking, die meer en meer toenam, de extremiteiten werden koud, er ontstonden krampen en twee uren na het verrigten der bewerking, was het dier een lijk. Het is daarom niet onwaarschijnlijk, dat bij kinderen bij wie de cutis zeer dun is, de applicatie van het narcoticum over eene oppervlakte van twee of drie vierkante duimen door den dood zou Worden gevolgd. Bovendien gaat de werking van het narcotisch mengsel, zoo men het, met of zonder den galvanischen stroom, op de gezonde huid werken laat, met eene zeer aanmerkelijke ontsteking van een zeer pijnlijk en hardnekkig karakter gepaard , eene ontsteking, die bij chirurgische operaties tot zeer gevaarlijke com- plieaties zou kunnen aanleiding geven. Waller heeft bovendien opgemerkt, dat de mate, waarin narcotische zelfstandigheden door de huid geresorbeerd worden, in hoogen graad afhankelijk is van de geaardheid van het oplossingsmiddel dat men gebruikt heeft. Hij vond dat eene zelfde hoeveelheid narcotische zelfstandigheid eene zeer verschillende werking uitoefende, naar mate men die in chloroforme, in alcohol, in water of in terpentijn opgelost, op de huid liet werken. Wordt b. v. eene oplossing van atropine in c h 1 o r oforme plaatselijk geappliceerd, zoo wordt de pupil binnen 2 a 4 minuten verwijd; terwijl dezelfde hoeveelheid atropine, in alcohol opgelost, volstrekt geene werking op de pupillen uitoefent, Tusschen chloroforme aan de eene en alcohol aan de andere zijde, staan water en spirit, terebinth. als oplossingsmiddelen in, en de belangrijke verdoovende werking, die men verkrijgt bij applicatie van een mengsel, dat uit gelijke deelen tinctura aconiti en chloroforme bestaat, berust voornamelijk op de omstandigheid, dat de chloroforme de anaesthetische werking van het aconiet begunstigt, dat voor het overige ook als zoodanig in staat is, plaatselijke anaesthesie te weeg te brengen, iets, waarvan men zich gemakkelijk overtuigen kan. VII. Extractie van metallieke stoffen uit het mensciieltjk ligchaam. het electro—chemische bad. In het jaar 1855 bood Poey aan de Parijsche academie eene verhandeling aan, waarin hij beweerde, dat het mogelijk was, verschillende metallieke stoffen, met behulp van electriciteit, uit het menschelijk ligchaam te extraheren, onverschillig of zulke stoffen langs het spijsverteringskanaal waren ingevoerd, dan wel, zoo als dat nu en dan plaats heeft bij lieden, wier beroep de dagelijksche omgang met metaalhoudende stoffen meebrengt, door resorptie langs de huid in het ligchaam waren geraakt. Hij verhaalt, dat de eerste therapeutische proefneming van dien aard in het jaar 1852 te Nieuw-York is gedaan; een persoon die zich met galvanoplastiek bezig hield, had zijne handen bij herhaling met salpeterzuur en cyaanzuur goud en ijzer in aanraking gebragt, ten gevolge waarvan eene hardnekkige verzwering was ontstaan, die aan elke behandeling weerstand bood; de lijder maakte ten slotte van een electro-chemisch bad gebruik, waarin hij zijne handen gedompeld hield, en na verloop van een vierendeel uurs, was de met de negatieve pool verbonden' metaalplaat met eene dunne laag goud en zilver bedekt. Eene eenigc malen herhaalde aanwending van het electro-chemische bad was voldoende, om eene volkomene genezing tot stand te brengen. Het electro-chemische bad wordt op de volgende wijze aangewend; de lijder zit tot aan den hals, in eene groote metalen badkuip, die met water is gevuld en van den bodem is geïsoleerd; hij zit in de kuip op eene houten bank, die van de kuip is geïsoleerd en de lengte heeft van het horizontaal geplaatste deel des ligchaams. Wil men kwikzilver, zilver of goud uit het ligchaam extraheren, zoo maakt men het badwater zuur, door middel van salpeterzuur of zoutzuur; wil men echter lood extraheren, zoo maakt fflen daartoe van zwavelzuur gebruik. Het eene einde der kuip wordt nu door middel eener schroef met de negatieve pool eener zuil van dertig elementen in verbinding gesteld en de lijder houdt daarop de positieve pool, bij afwisseling in de regter en in de linker hand; de positieve pool is van ijzer gemaakt, dat met vochtig lijnwaad is bedekt, ten einde den thermischen invloed der zuil te verminderen, die zeer sterk is en cauteriserend op de hand zou kunnen werken. De galvanische stroom treedt nu langs den regter °f linker arm in het ligchaam; hij circuleert, volgens de graphische schets van den heer Poey, van het hoofd naar de voeten, loopt door alle inwendige organen heen (sic) en zelfs door de beenderen (?), tast. elk metaaldeeltje, waar het zich ook bevinden moge, aan, geeft er zijnen oorspronkelijken vorm aan terug, drijft het uit het ligchaam uit en deponeert het op de oppervlakte van de zijwanden der badkuip; op deze wijze wordt het gansche deel van den binnenwand der badkuip, dat zich uitstrekt van af den hals tot aan de voeten des lijders, bedekt niet metaaldeeltjes, die zich vooral daar ter plaatse afzetten, waar zij uit het ligchaam te voorschijn zijn gekomen. Zóó beweert de heer Poey dat hij, eenen lijder die ten gevolge van kwikzilververgiftiging aan pijnen in den arm leed, op de bovenbeschrevene wijze behandelende, den ganschen vorm van den arm, door de kwikzilverdeeltjes die daaruit te voorschijn kwamen, op de negatieve metaalplaat zag afgebeeld. Ook zegt hij, uit het os femoris en de tibia van eenen anderen lijder, eene groote hoeveelheid kwik te hebben geëxtraheerd, dat, volgens het oordeel der geneesheeren, vijftien jaren lang in die beenderen was voorhanden geweest. Behalve de door den heer Poey aan de Parijsche academie aangeboden verhandeling, zijn er nog eenige kleine brochures aangaande dit onderwerp in het licht vcrschenen, waarin op hoogdravenden toon verkondigd werd, dat het electro-chemische bad in verloop van tijd een panacee tegen eene reeks van kwalen zou blijken te zijn, niet alleen tegen paralytische toestanden en zenuwziekten, maar ook tegen hart- en leveraandoeningen. In Londen woont een Amerikaansch geneesheer, die dagelijka in couranten-artikels het gebruik van het electro-chemische bad aanbeveelt, en, naar zijn zeggen, een groot aantal lijders daarmede behandeld heeft; hij heeft echter zijne ervaringen ten dien opzigte, nog op geene andere wijze dan op die der charlatans, door trompetgeschal namelijk, bekend gemaakt. Sir Humphrey Davy 1) heeft opgemerkt, dat zoo hij zijne vingers in een met gedestilleerd water gevuld en met de negatieve pool van eene Volta'sche kolom in verbinding gesteld vat dompelde, er alcaliën uit zijn ligchaam werden getrokken en in het water gepraecipiteerd; werd echter het vat met de positieve pool in verbinding gesteld, zoo gingen phosphorzuur, zwavelzuur en zoutzuur, uit zijn ligchaam in het water over. Het is alzoo zeer waar, dat men aan het electro-chemische bad niet absoluut alle geneeskracht kan ontzeggen; doch er bestaan vele gronden die er ons toe leiden, de hooge waarde er van als geneesmiddel in twijfel te trekken. Vooreerst komt het ons zonderling voor, dat de galvanische stroom metaaldeeltjes in de vloeistof van het bad zou overbrengen, om die daarna op de- gansche uitgebreidheid van de zijvlakten der badkuip neêr te slaan, daar die metaaldeeltjes toch eigenlijk, volgens electro-chemische wetten, uit- 1) Philosoph. Transactions 1807. sluitend op de oppervlakte der electroden zouden moeten plaats nemen. Vervolgens is het duidelijk, dat de heer Poey zich bedriegt, als hij meent, dat de galvanische stroom de beenderen der lijders doorloopt. Om zijne meening dienaangaande te bewijzen, citeert hij Duchenne, die zegt, dat als men vochtige stroomgevers op de oppervlakte der beenderen aanbrengt, daardoor eene hevige en eigenaardige pijn wordt teweeg gebragt; hieruit maakt hij de gevolgtrekking, dat zoo de huid slechts behoorlijk wordt bevochtigd , de stroom door de beenderen moet heengaan ! Het is naauwelijks Ooodig op te merken, dat de pijn die ontstaat, wanneer men vochtige stroomgevers op de oppervlakte der beenderen aanbrengt, door de electrische prikkeling der zenuwen van het periosteum wordt veroorzaakt en dat, daar de beenderen 16 tot 22 maal slechter geleiden dan andere vochthoudende weefsels van het menschelijk ligchaam, de electrische stroom voorzeker niet gaat door de beenderen van eenen lijder, die in een electro-chemisch bad is geplaatst, maar Wel door de beter geleidende weefsels, de spieren en het bindweefsel. Het is hoogst waarschijnlijk, dat het metallische nederslag, hetwelk men op de rugvlakten der badkuip heeft zien ontstaan, of van de huid des lijders of uit het bad zelf afkomstig is geweest. Opmerking verdient het, dat een lijder, die onlangs de aandacht der medici in hooge mate heeft geboeid, en wiens ziektegeschiedenis ik eerst in de Deutsche Klinik van 22 December 1856 ett later in het Wiener Woehenschrift van 10 September 1859 beschreven heb, namelijk de door het inwendig gebruik van nitras argenti blaauw geworden Ameriaaansche epilepticus, die niet lang geleden door Mr. Holthouse in Westminster Hospital werd gecastreerd, in Nieuw York langen tijd electro-chemische baden had gebruikt, ten einde zijne blaauwe kleur te verdrijven, zonder daarvan evenwel de allerminste werking te bespeuren. Naar ttiijrie meening is dit een sterk argument tegen de geneeskracht van het electro-chemische bad, daar toch de aanwezigheid van fcilver in het ligchaam van dezen lijder wel boven allen twijfel Verheven ia, 19 DE ELECTRICITEIT IN HARE AANWENDING TOT CHIRURGISCHE DOELEINDEN. In de chirurgie is de galvanische stroom eerst sinds betrekkelijk korten tijd in gebruik geraakt en terwijl hij mag gezegd worden , bij de behandeling van vele zoogenaamde inwendige ziekten onontbeerlijk te zijn, staan den chirurg ter bereiking derzelfde doeleinden vele andere middelen ten dienste, boven vele waarvan de electriciteit echter gewis de voorkeur verdient. Het galvanisme wordt in de chirurgie aangewend: 1. als cauterium actuale. 2. tot het doen stollen van het bloed, in aneurysmatische en variceuse gezwellen. 3. tot resolutie van blaassteenen. 4. bij de behandeling van ulcera. 5. ter bevordering der resorptie van exsudaten. 6. tot het inbrengen van herniae. 7. tot genezing van cataract, hetwelk evenwel sterk te ontraden is. 1. De galvano-caustiek. Draden, die door den constanten galvanischen stroom aan het gloeijen zijn gebragt, kan men bezigen tot het voortbrengen derzelfde werkingen, die men gewoon is door middel van het ferrum candens te weeg te brengen, hetzij men dan de weefsels wil vernietigen, of wel enkel hunne vitaliteit wil wijzigen. Fabré-Palaprat is de eerste geweest, die eenen door Volta'sche electriciteit verhitten draad als moxa heeft gebruikt. Steinheil in München beval vervolgens de galvano-caustiek aan, tot het vernietigen der tandkaszenuwen in gevallen van kiespijn; Heider was de eerste die deze operatie werkelijk verrigtte. Dr. Cru se 11 vaD Petersburg, gaf den raad , ook andere weefsels te cauteriseren, doof de gloeijende draden voorwaarts en achterwaarts te schuiven. Sédillot, Nélaton, Amussat enBegnauld in Frankrijk, Marshall en H i 11 o n in Engeland , en vooral Middel' dorpff in Breslau , hielden zich ijverig bezig met het zoeken naai de beste methode tot aanwending der galvano-caustiek. Volgens Middeldorff heeft de galvano-eaustiek het volgende voor, boven andere caustieke middelen: zij werkt snel en hevig en veroorzaakt slechts geringe of in het geheel geene bloeding; toen kan hare werking naauwkeurig tot eenig willekeurig ligchaamsdeel bepalen; diep liggende weefsels, die voor het mes ontoegankelijk zijn, kan men zonder gevaar, door middel van het galvanisch cauterium uitbranden of uitsnijden; de aanwending van dit laatste bevordert den groei van gezonde granulaties en veroorzaakt den lijders niet zooveel angst als een gloeijend ijzer. Men kan de galvano-eaustiek ook aanwenden om bloeding te stelpen , vooral als de haemorrhagie plaats grijpt in deelen, die voor een gloeijend ijzer ontoegankelijk zijn , zooals de alveoli, de tonsillae, de keel, de oogholten en de sinus frontales, en eveneens tot exstirpatie van gezwellen. Bovendien heeft men haar aanbevolen voor gevallen van neuralgie der tandkaszenuwen , van ischias, van verlamming van den levator palpebrae superioris en van den facialis , van ulceratie van den cervix uteri, van kankerontaarding der tong en van andere vaatrijke deelen, van fistelvorming, van teleangiëctasie, van ectropion , trichiasis en distichiasis , van strictuur der pisbuis, van epulis enz. Wij behoeven naauweÜjks te zeggen, dat men tot het bestrijden van de meeste dier kwalen , betere middelen bezit dan de galvano-eaustiek, doch het ls niet in het minst aan twijfel onderhevig, dat deze in vele gevallen den heelkundige uitstekende diensten bewijzen kan. 2. De electrische behandeling van aneurysmata. Wij hebben in het tweede hoofdstuk van dit werk gezegd, dat z°o men eenen constanten galvanischen stroom op het bloed laat werken, er zouten van het bloed worden ontleed en zuren vrij worden aan de positieve pool; de vrijwording dezer zuren heeft dan de vorming van eenen prop in de nabijheid van de positieve P°°l ten gevolge, terwijl er aan de negatieve pool alkaliën vrij ^°rden en het bloed daar ter plaatse meer vloeibaar wordt gemaakt. Vll men alzoo het bloed in eenen aneurysmatischen zak tot stolling engen, zoo moet men eene met de positieve pool in verbinding 19* staande platinanaald, in het binnenste van den zak stooten en vervolgens de keten sluiten, door eene met de negatieve pool verbondene metalen plaat, op de oppervlakte van het gezwel aan te brengen. Eene zwak geladen batterij van twintig Bunsen'sehe, Groven'sche of Daniell'sche elementen is voldoende om het bloed te doen stollen, zoo men slechts den stroom ongeveer 20 minuten lang laat inwerken. De schaduwzijde dezer operatie bestaat hierin, dat zij eene vrij hevige pijn veroorzaakt en dat de wondranden en de huid die het gezwel bedekt, in eenen toestand van ontsteking kunnen geraken. Bovendien heeft Broca er opmerkzaam op gemaakt, dat de door den galvanisehen stroom gevormde thrombus vrij week is en gemakkelijk wordt opgelost (zoogen. passieve thrombus), daar hij uit vezelstof en bloedligchaampjes is zamengesteld, terwijl andere proppen enkel uit vezelstof bestaan; de laatsten zijn zeer hard en Worden snel georganiseerd (zoogen. actieve proppen). Pétrequin van Lyon heeft een traumatisch aneurysma der art. temporalis en een ten gevolge eener venaeseetie aan den arm gevormd aneurysma, door middel van eenen galvanisehen stroom tot genezing gebragt (1845). Sedert zijn ook andere gevallen van dien aard met gunstig gevolg met galvanisme behandeld en bekend gemaakt. De galvano-punctuur der slagadergezwellen verdient vooral voor die gevallen aanbeveling, waarin men, van wege de bijzondere plaatsing der gezwellen, bezwaarlijk tot andere middelen zijne toevlugt kan nemen. Een zeer merkwaardig geval van een aneurysma der arteria iliaca interna, dat door middel van galvanisme genezen werd, is door M. Eyre, in het Lancet van Julij 1853 bekend gemaakt. Daarom is dit geval zoo merkwaardig, omdat men daarin niet van den constanten stroom, maar van eenen inductiestroom gebruik maakte. Er bestond een pulserend gezwel van de grootte van een hoenderei, in de linker lendenstreek; de pulsatie was zeer sterk en ging van een geruisch vergezeld, dat men tot twee duimen diepte onder het gezwel kon hooren. Naalden, die met de polen van eenen inductietoestel verbonden waren, werden in het gezwel gestoken en men liet daarop den stroom eenen tijd lang voortwerken. Eenigen tijd later ontstonden er onrustwekkende ontstekingsverschijnselen en eerst 17 dagen na de operatie, was het gezwel harder op het aanvoelen en de pulsatie minder sterk; had men. van eenen constanten stroom gebruik gemaakt, zoo zou het gezwel nog vóór het uittrekken deiHaalden hard geworden zijn. In het door M. Eyre beschreven geval, werkte de electriciteit enkel als prikkelend middel en de zak sloot zich ten gevolge der door de electrisehe prikkeling voortgebragte adhaesieve ontsteking , doch niet ten gevolge van een chemisch proces. Daar in zulke gevallen alligt ettervorming kan plaats grijpen, is de aanwending van inductiestroomen tot genezing van aneui'ysmata allezins af te raden. 3. Resolutie van blaassteenen, door middel van den galvanischen stroom. Reeds in het jaar 1801 sloeg Bouvier de Mortier de aanwending van den galvanischen stroom tot resolutie van blaassteenen yoor. In het jaar 1803 beproefden Mongiardini en Lando eenen niersteen door middel van galvanisme op te lossen, zonder dat hun dit echter gelukte. In het jaar 1813 beval Gruithuisen op nieuw de aanwending van den galvanischen stroom daartoe aan, doch eerst in 1823 werden met goed gevolg dienaangaande proefnemingen in het werk gesteld, en wel door Prévost en öumas (Sur 1'emploi de la pile dans le traitement des calcules de la vessie; in de Annales de ehimie et de physique. Paris 1823. °1. XXIII p, 202). Zij meenden aanvankelijk dat het mogelijk Zo" zijn, den steen te extraheren door middel van een' dubbelen °atheter, waarvan het eene einde in de blaas werd gebragt en het Uudere gesplitste uiteinde in twee met water gevulde bekkens werd Sedompeld, die met de polen eener Yolta'sche kolom in verbinlng stonden; door deze bewerking zou namelijk de steen in bases en in zuren worden ontleed en ieder van deze in een der beide vaten geleid worden; echter zagen zij spoedig af van hun voornej110"> daar zij begrepen dat een stroom, die sterk genoeg was om e' beoogde doeleinde te bereiken , aan den wand der blaas schade ïoude aanbrengen. Daarop beproefden zij den aggregatietoestand Van den steen, waardoor zijne kleinste deeltjes onderling waren vereenigd, te verbreken, daar de steen, eens verbrokkeld zijnde, gemakkelijk verwijderd worden kon. Zij onderwierpen den steen derhalve niet aan een direct chemisch proces, maar bezigden de mechanische werking van gasstroomen, om de textuur van den steen te vernietigen. Ten einde te beproeven of dit mogelijk was, gingen zij op de volgende wijze te werk: een smeltbare, uit eene menschelijke blaas afkomstige steen, werd gedurende een tijdsverloop van 12 uren aan de werking van eene Volta'sche zuil van 120 elementen blootgesteld. Elk uur werd de zuil op nieuw geladen. Op twee verschillende punten van den steen, die in eenen bak met water was geplaatst, werden platina-draden aangebragt, die als electroden dienden. De aggregatietoestand van den steen werd allengs verstoord en er liet zich een fijn poeder van den steen los Bij den aanvang der proefnemingen, woog de steen 92 grein; bij het einde der proefneming woog hij 80 grein. Dezelfde steen werd daarop nog eens, en dit maal gedurende 16 uren, aan de werking der Volta'sche kolom blootgesteld, en hij werd gedurende dat tijdsverloop zoo los van weefsel, dat hij bij de ligtste drukking in kleine kristallijnen korrels nit een viel; de grootste stukken bezaten naauwelijks de grootte eener erwt, en hun doorgang door de urethra zou geene zwarigheden hebben opgeleverd. Pré vost en Dumas namen dezelfde proef op eene levende teef. Een smeltbare steen, die aan de punt van eenen catheter was bevestigd, werd in de pisblaas van het dier ingebragt en de electroden werden daarop op twee verschillende punten van den steen geappliceerd. Vervolgens injicieerde men warm water in de blaas en stelde men de electroden met de polen der kolom in verbinding. Men liet den steen een uur lang in de blaas der teef liggen en toen men hem daaruit verwijderde, vertoonde hij duidelijke sporen van ontleding. Dezelfde bewerking werd gedurende zes dagen, eiken morgen en avond, telkens gedurende den tijd van een nur herhaald; na verloop van dien tijd was de steen zoo korrelig geworden, dat het onmogelijk was de proefneming langer voort te zetten. Eenige dagen later doodde men het dier en onderzocht men de blaas; daarbij bleek dat het weefsel van den wand der blaas niet ziekelijk ^as veranderd en dat de spiervezelen üich als gewoonlijk zamentiokken, wanneer men het orgaan opende en de nrine, die het bevatte, er uit verwijderde. •Iet ligt in den aard der zaak, dat de wand der blaas door eene bewerking als de boven beschrevene niet kan worden beschadigd, daa- de beide ongelijknamige electriciteiten langs den kortsten weg naaj elkaar toestroomen, om elkander te neutraliseren. Slechts dan z°u dat het geval kunnen worden, als men eenen zoo sterken stroom bezigde, dat daardoor het ontstaan van vrij krachtige gederiveerde strcomen, die op den wand der blaas zouden kunnen werken, mogeljk werd gemaakt. Wij hebben in het eerste boek gezien, dat een zeer sterke hoofdstroom slechts zwakke gederiveerde stroomen afgeeft. Zoo wordt Hen. zoo men de beide polen van eenen krachtigen inductie-toestel ln een met water gevuld bekken dompelt, geene schokken gewaar, doch ten hoogste slechts eene ligte prikkeling, indien men de vingers in dat vat steekt, terwijl men eenen hevigen schok voelt, wanneer Hen dc beide polen en de beide handen in twee van elkaar gescheiden bekkens met water dompelt, daar alsdan de beide onge1'jknamige electriciteiten langs het menschelijk ligchaam op elkaar tooeten toestroomen, om elkander te kunnen neutraliseren. Brengt Hen de beide met den steen in verbinding gestelde electroden in een vat met water en steekt men daarop de tong in dat water , z°o voelt men slechts eene ligte gewaarwording van steken in de '°ng, al is dan ook de stroom der batterij zeer sterk en de tong zeer gevoelig voor electrische prikkels, want het is in dat geval niet de hoofdstroom die op de tong werkt, maar slechts een gederiveerde stroom; hetzelfde geldt van den blaaswand, die met den steen in aanraking is. In het jaar 1835 deed Bonnet in Lyon (Exposé sommaire de 'Jnelques experienees sur la dissolution des caleules vésicaux; inde ''ibliothèque universelle de Genève 1835. Vol LVIII p. 39]) eenige Zeer merkwaardige proefnemingen, ten einde door middel van de chemische werking van den constanten stroom blaassteenen op te lossen; echter vereischt, de billijkheid op te merken , dat het denkbeeld, dat aan deze proefnemingen ten grondslag ligt, door Prévost en Dumas is gevormd. Bonnet plaatste steenen vai verschillende geaardheid tusschen platina-electroden, die in eere oplossing van salpeter (1 drachme op 4 oneen water) gedompeld waren, en het gelukte hem, door eenen stroom in de platina-el 'üaar heeft men enkel de huid te bevochtigen. Laat men de platen n°g langeren tijd op de wonden liggen, zoo breidt de gangraeneuse korst zich tot in het onderhuidsche bindweefsel uit, en vertoont dan alle kenmerken eener door de aanwending van potassa caustica voortgebragte korst, met dit onderscheid dat de doode weefsels minder vast zijn. Nadat de korst verwijderd is, geschiedt de cicatrisatie slechts langzaam, doch zij vangt terstond aan, zoo men er de zilverplaat van het galvanisch element op appliceert, terwijl men dan de zinkplaat op eenig nabij gelegen deel der huid aanbrengt. 5. Eesorptie van exsudaten, onder den invloed van electriciteit. Willebrand, A. von Graefe en Meyer hebben zeer goede ^komsten, verkregen van de aanwending der electriciteit, in gevallen van verduistering der cornea. Meyer geeft den raad, van eene met de negatieve pool van een' inductie-toestel in verbinding staande, vochtige spons, op het gesloten oog te drukken en den lijder de Rodere pool in de hand te geven. A. von Graefe zegt, dat hij 111 gevallen waarin de beide corneae verduisterd waren, op het andere 0og nitras argenti of laudanum heeft aangewend, en heeft op- gemerkt, dat de geneziag het snelst tot stand kwam in het oog waarop de electriciteit was geapplieeerd. Eveneens heeft men in den laatsten tijd van de electriciteit gebruik gemaakt, tot genezing van hydrocele. Zoo heeft b. v. Pétrequin van Lyon een geval bekend gemaakt, waarin eene hydrocele door middel van den constanten stroom werd genezen (The Lancet, Januarij 29, 1859). Dergelijke waarnemingen zijn door Clemens (Deutsche Klinik, Sept. 10, 1859) medegedeeld. Gelijk bij de electrotherapie in het algemeen, zoo is het ook hier niet onverschillig, op welke wijze men de electriciteit aanwendt; want terwijl Pétrequin in een geval van hydrocele, door eene enkele aanwending van den constanten stroom en Lehmann door eene tot drie malen toe herhaalde aanwending van den constanten stroom, volkomene genezing tot ^ stand bragt, had Clemens niet minder dan 90 zittingen noodig om hetzelfde doel te bereiken, een bewijs dat de wat al te hoog geprezen werking der zoogenaamde //schokmachines" inderdaad niet zoo onfeilbaar is, als wel door sommigen wordt beweerd, en men moet er zich over verwonderen, dat iemand zich aan eene zoo (om een zacht woord te gebruiken) zonderlinge behandeling wil onderwerpen. De wijze waarop Lehmann te werk gaat en die wij voor de meest doelmatige houden, bestaat hierin, dat men twee acupunctuurnaalden met de punt in het boven- en ondereinde van het gezwel steekt, en daarop het andere einde der naalden met de polen van eenen inductie-toestel in aanraking brengt. Men moet de naalden eerst na het inbrengen in de vloeistof met de polen van den toestel in verbinding brengen, omdat de lijders eene hevige pijn ondervinden, wanneer dit reeds vooraf is geschied; ook moeten de punten der naalden doordringen tot in de vloeistof die in de tunica vaginalis is bevat, daar zoo zij slechts tot in het onderhuidsche bindweefsel of tot in de tunica dartos zijn doorgedrongen, de electrische stroom zich tot deze weefsels bepaalt en de tunica vaginalis en het in den door dit vlies gevormden zak opgehoopte vocht den stroom niet ontvangen. Men maakt nu trapsgewijze den aanvankelijk zwakken stroom sterker, en laat dien in het geheel gedurende een tijdsverloop van ongeveer 20 minuten door de vloeistof gaan; zoodra de bewerking voor den lijder pijnlijk wordt, houdt men met het versterken van den stroom op; tijdens de bewerking kan men bovendien eene zachte drukking op het gezwel aanwenden. Het scrotum vertoont onmiddellijk öa de acupunctuur eene ligte oedemateuse zwelling, en de vocht•öassa der hydrocele neemt in omvang af; men herhaalt de bewerking nog eenige malen, naar gelang van omstandigheden, tot dat het sereuse exsudaat geheel verdwenen is. 6. Electrische behandeling van herniae. Clemens heeft de aanwending van electriciteit aanbevolen tot het inbrengen van breuken en zegt dat de verminderde werkdadigteid van de wanden der darmen, van den wand van het breukkanaal en van de buikspieren, door middel van electriciteit, tot den normalen graad kan worden hersteld. Is de breuk van recenten datum, zoo houdt hij de electriciteit voor het beste en veiligste geneesmiddel en zelfs in gevallen van verouderde breuken , wil hij van de aanwending daarvan, goede uitkomsten hebben verkregen, Hij verkiest de wrijvings-electriciteit boven den galvanischen stroom, °mdat de eerste eenen hoogeren graad van spanning bezit. Voor omvangrijke breuken, die door eenen gewonen breukband slechts 'en deele kunnen worden ingehouden, heeft hij zoogenaamde galvanische breukbanden vervaardigd, uit koperen en zilveren geldstukken bestaande, die door vochtig flanel en leder van een zijn gescheiden. Door zulke breukbanden wordt dan de peristaltische beweging versterkt en wordt de ligging van het stuk der darmen, dat langen tijd vóór de breukopening heeft gelegen en dien ten gevolge is verslapt, gewijzigd. 7. Oplossing van cataract door middel van electricit eit. Crussel en Lerolie (Medizinische Zeitung des Vereins tt. s. w. 1841) hebben dienaangaande proefnemingen gedaan. Zij bevonden dat, de zinkpool eener Volta'sche kolom op de lens wordt geappliceerd, deze wordt verduisterd, terwijl de verduistering wijkt, zoodra men er de koperpool op aanwendt. Daaruit leidden de genoemde heeren de gevolgtrekking af, dat men mogelijkerwijze cataract zou kunnen genezen, door de negatieve pool eener Y o! t a'sche kolom op het oog te appliceren. Matteucci (cours d' électro-physiologie. Paris 1858) zegt, dat meu door middel van electriciteit wel cataract kan tot stand brengen maar niet opheffen; Dr. A. v o n Graefe (Deutsche Klinik 1852. p. 444) echter, beweert het tegendeel. Voor het overige kan de aanwending van electriciteit tot genezing van cataract niet geoorloofd worden geacht, aangezien in al de gevallen die Crussell op deze wijze behandelde, chorioïditis, iritis en retinitis, met vernietiging van den bulbus, de gevolgen der bewerking waren. DE ELECTRICITEIT IN DE VERLOSKUNDIGE PRAKTIJK. 1 Bertholon in Frankrijk, Herder, Stein en Kilian in Duitschland, Radford en Barnes in Engeland, hebben de electriciteit voor gevallen van onvoldoende contracties der baarmoeder en van verbloedingen van dat orgaan , aanbevolen en daarin aangewend; eveneens hebben zij van de electriciteit gebruik gemaakt in gevallen van placenta praevia en tot het opwekken van abortus. Wat de wijze van aanwending aangaat, heeft Kilian eene galvanische verlostang geconstrueerd, waarvan de beide beenen van ongelijksoortige metalen zijn vervaardigd. Bad fort geeft den raad van de eene pool op den buikwand boven den fundus uteri te plaatsen en de andere pool op het ostium uteri aan te brengen, door middel van eenen conductor die in de scheede wordt gevoerd. Cleveland eu Barness daarentegen plaatsten de beide polen op de uitwendige buikbekleedselen, terwijl Mackenzie beweert dat het noodig is, de negatieve pool op de voorvlakte en de positieve pool op de achtervlakte van den hals van den uterus te plaatsen, in geval men op de contractiele vezelcellen der baarmoeder werken wil. Simpson en Scan zoni beweren, in tegenstelling met de zoo even genoemde geneesheeren, dat het galvanisme voor de verloskundige praktijk ten eenenmale onbruikbaar is , en meenen dat waar men weeën waande te zien opgewekt door toedoen van den galva- nischen stroom, het ontstaan dier weeën of door eenige andere onopgemerkte oorzaak werd te weeg gebragt, of door de psychische 'nirukken werd veroorzaakt, die de lijderessen van de aanwending van een zoo ongewoon geneesmiddel ontvingen, of voortvloeide uit de mechanische prikkeling, die de eleetroden op de baarmoeder of op den buikwand uitoefenden. Voor het overige bewijzen de proefnemingen, die onlangs door Mackenzie zijn gedaan , dat de inductiestroom onontbeerlijk is voor gevallen van placenta praevia, waarin eene sterke bloeding ondanks het inbrengen van tampons of het aanwenden van andere middelen blijft voortduren, en de baarmoedermond nog niet genoegzaam is verwijd om het inbrengen der hand Hogelijk te doen zijn, gelijk ook voor gevallen waarin, tijdens de eerste maanden der zwangerschap, eene bloeding ontstaat, die aan alle andere middelen weerstand biedt en wegens de naauwheid van den mond en den hals der baarmoeder niet langs mechanischen weg kan worden bestreden. Constitutionele werkingen, die ontstaan ten gevolge van de plaatselijke aan wendin g van electriciteit. Eéne enkele dier werkingen, de hypnotische namelijk, heb ik bijna constant waargenomen. Vooral bij hysterische vrouwen, doeh °ok bij krachtige mannen en onder dezulken bij voorkeur bij hen, die aan hersenaandoeningen lijden, gebeurt het dikwijls, dat onmiddellijk na de aanwending van den stroom een gevoel van slaperigheid ontstaat. Bij vele vrouwen heb ik dit verschijnsel in hoogen graad Z1en ontstaan. Ook in den op de bewerking volgenden nacht, openbaart zich de hypnotische werking van den stroom, en lijders die lri den regel eerst laat inslapen, of des nachts dikwerf ontwaken, slapen rustig en vast nadat zij den vorigen dag zijn geëlectriseerd. Zóó dikwerf nam ik dit verschijnsel waar, dat ik den electrisehen stroom voor een der beste hypnotica durf houden; ook is dit Middel stellig minder schadelijk dan opium, cannabis indica, strobili lipuli en andere narcotica. Eene andere constitutioneele werking van den stroom is het opwekken der menses, waarvan trouwens reeds boven sprake was. Ongevallen die men bij aanwending van de electriciteit te duchten heeft. De electrische stroom, is een sterk werkend middel en kan in de handen van onervaren operateurs groote schade uitrigten. Zoo is meermalen blindheid ontstaan, ten gevolge van de aanwending van den constanten stroom in gevallen van paralysis facialis; door de aanwending van sterke stroomen zijn dikwerf lypothymieën, krampen, hysterische toevallen en verlammingen voortgebragt, en is soms een nieuwe aanval van apoplexie tc voorschijn geroepen bij lijders die vroeger aan hemiplegie hadden geleden. Zulke ongevallen kunnen slechts dan worden vermeden, als de operateur in het bezit is eener toereikende physiologisehe en therapeutische ervaring; want zooals wij reeds vroeger zeiden, niet de electriciteit is het die ziekten geneest, maar de geneesheer, die er een rationeel gebruik van weet te maken. AANHANGSEL. OVER DG ATMOSPHERISCHE ELECTRICITEIT EN DEN BLIKSEM. Bij een' helderen hemel is de dampkringslucht met positieve elec'riciteit geladen, die men echter op den aardbodem niet onmiddellijk kan verzamelen, omdat deze met negatieve electriciteit geladen is en de beide ongelijksoortige eleetriciteiten elkander in de onderste ^gen van den dampkring voortdurend neutraliseren. Eerst ongeveer ^''ie voeten boven den aardbodem, is de werking der positieve electriciteit waarneembaar; naar mate men hooger stijgt, neemt zij lri hoeveelheid toe, en door middel van lange, geïsoleerde metalen staven kan men er gemakkelijk eene zekere quantiteit van opeenh°open en doen naderen tot de draden van eenen galvanometer; doet 11)011 dit, zoo neemt men eene sterkere of geringere afwijking van naald des galvanometers waar, naar gelang van de hoeveelheid ^er electriciteit die men bezigt. De quantiteit der atmospherische electriciteit is het grootst op de toppen van bergen, en waarschijn'Jk moeten sommige der vreemde verschijnselen welke men waarneemt bij hen, die tot eene aanzienlijke hoogte boven den aardbodem hijgen, zooals het bersten van teedere bloedvaten enz., op rekening gorden gesteld van de sterke werking der positieve electriciteit op ^et organisme, daar toch dc chemische zamenstelling der lucht op hooge ei'§toppen niet verschilt van die in lager gelegene streken. ^ -De hoeveelheid en de spanningsgraad der atmospherische elecl°iteit verschillen naar gelang van het jaargetijde en van den Jcl van den dag; het laatste verschil is aanmerkelijk, in dien tijd 11 het jaar waarin de dagen kort zijn, en weinig beteckenend als de 20 dagen lang zijn. Zij bereiken hun maximum in de maand Februari], nemen in de drie volgende maanden met snelheid af, en dalen tot op het minimum in de maand Junij. In Julij klimmen «ij weder om in Augustus reeds weer te dalen; van September tot Februarij, echter, neemt men eene regelmatige toename waar. Ook naar de verschillende uren van den dag is de intensiteit der atmospherische elee- triciteit aanmerkelijk gewijzigd. Het eerste of nachtelijk minimum vindt plaats ten 2 ure des morgens; van dien tijd af neemt de intensiteit toe tot 10 uren des voormiddags, wanneer het eerste of ochtendmaximum intreedt. Daarna vermindert de intensiteit weêr tot omtreeks 4 uur des namiddags, op welk tijdstip het tweede of dagminimum daar is; van dan af neemt zij wederom toe tot 10 uur des avonds, als wanneer het avondmaximum plaats heeft, dat veel aan merkelijker is dan het ochtendmaximum. De eleetrische toestand der atmospheer, zoo als wij dien zoo even beschreven hebben, ondergaat belangrijke wijzigingen in geval de hemel niet helder is. Als er een nevel hangt, is de hoeveelheid der atmotpherisehe electriciteit altijd aanmerkelijk vermeerderd; hetzelde vindt plaats voor en na regen en onweder. Yalt de regen op verren afstand van het observatorium, zoo wijst de magneetnaald, zoo als gewoonlijk, positieve electriciteit aan; nadert de bui, zoo wijst de naald eene groote hoeveelheid negatieve electriciteit aan en er ontstaan enorme electrische vonken (bliksemstralen), welker ontstaan gewoonlijk met een groot geraas (donder) gepaard gaat. Yalt de regen vertikaal, zoo wijst de naald we- ; derom positieve electriciteit aan, doch, naar gelang zich de bui weêr van het observatorium verwijdert, wijkt de naald op nieuw in tegenovergestelde rigting af. De voornaamste bron der atmospherische electriciteit, is hoogs' waarschijnlijk gelegen in de verdamping van het zoute water , dis voortdurend plaats grijpt aan de oppervlakte der zee, vooral in de I tropische gewesten, waar zij door de daar heerschende hitte zeer wordt begunstigd. De dampen, die van de oppervlakte der zee opstijgen, gaan eerst meer of min vertikaal in de hoogte, doch verspreiden zich later over de beide hemispheren, ten gevolge van de in de hooger gelegen luchtlagen plaats hebbende luehtstroo- Bnng. Deze dampen zijn de dragers van positieve electriciteit, terwijl de dampen,die uit den vochtigen aardbodem opstijgen, met negatieve electriciteit zijn geladen. Daar de verdamping bij kond weder betrekkelijk onbeduidend is, vindt men des winters betrekkelijk weinig negatieve electriciteit in de lucht en komen er des winters slechts zelden on« Weders voor. In den zomer is de verdamping van het in den aardbodem bevatte vocht aanmerkelijk en wordt alsdan de lucht eenige graden afgekoeld , zoo worden de dampen onmiddellijk tot onweerswolken verdikt, die eene aanzienlijke hoeveelheid negatieve electriciteit in zich sluiten. Elke wolk bestaat uit eene ontelbare hoeveelheid, kleine, met electriciteit geladen' kogeltjes, en heeft zich eens een zeker aantal van zulke kogeltjes in eene betrekkelijk kleine ruimte opgehoopt, zoo ontstaat er een onweder, dat, vooral in de tropische gewesten, een allerhevigst karakter kan aannemen. Is de lucht sterk met electriciteit geladen, zoo als dat voor en tijdens een onweder het geval is, dan neemt men bij velerlei lieden efl vooral bij vrouwen allerlei stoornissen in de innervatie waar, die voorzeker ten deele als producten van angst en vrees kunnen Worden aangemerkt, maar toch ten deele ook als producten eener Primaire werking van de electriciteit op het ligchaam móeten beschouwd worden. Deze verschijnselen bestaan hoofdzakelijk in slaperigheid , voorts in eenen hoogen graad van opgewektheid, of ook eene gewaarwording van afgematheid en neêrgedruktheid. Niet zelden Wordt alsdan de dyspnoe, die voortvloeit uit emphyseem of uit hartziekten, erger; bij lijders bij wie chronisch rheumatisme of Menigerlei neuralgie bestaat, worden de pijnen heviger; aanvallen van tusschenpoozende koorts komen vóór den gewonen tijd; in acute bekten, vooral bij pneumonie, worden de verschijnselen plotseling öieer verontrustend, en zij, die verstoken zijn van alle kans op herstel, sterven eer dan men dit had verwacht. De werkingen van den bliksem op het menschelijk ligchaam zijn van verschillenden aard: Boud in, die zich veel met onderzoekingen dienaangaande heeft bezig gehouden, beschrijft haar als proteusachtig, Hooit gezien, vol contrasten, tegenstellingen en geheimzinnigheid. ®°ms doodt een bliksemstraal onmiddellijk; soms ontstaat er blind— heid, dooi heid of spierverlamming; in andere gevallen worden zie- 20* kelijke toestanden door eenen bliksemstraal hersteld; nu en dan vindt men voorwerpen , die zich in de nabijheid van het door den bliksemstraal getroffen ligchaam bevonden, op de huid daarvan afgebeeld, enz. Treft een bliksemstraal een menschelijk ligchaam, zoo is de dood van het individu daarvan in den regel het gevolg en bij benadering kan men berekenen, dat over den gansehen aardbodem jaarlijks circa 4000 menschen door den bliksem gedood worden, die oneindig veel sterker slagen geeft dan onze sterkste electrische werktuigen. Het aantal der personen, die door den bliksem worden gedood , verschilt zeer naar de bijzondere landen, doch is in het algemeen regtstreeks evenredig aan het aantal en de hevigheid der onweders die er uitbreken. Zoo weten wij dat in Frankrijk jaarlijks 72 menschen dooiden bliksem gedood worden, in Engeland 22, in Zweden 9, in Belgie 3. Bij zulke gemiddelde bepalingen, moet men natuurlijk zekere ongevallen buiten rekening laten, omdat hunne opname in de berekening verwarring zoude veroorzaken. Zoo sloeg in 1769 de bliksem in een groot kruidmagazijn te Brescia en werd ten gevolge der daardoor veroorzaakte explosie, het zesde gedeelte der stad verwoest, terwijl meer dan 3000 menschen het leven verloren. Dergelijke explosies hebben in Tanger (1785), Luxemburg (1807) en Venetie (1808) plaats gegrepen. Soms gebeurt het ook dat de bliksem vaten, die met kruid zijn gevuld, in stukken slaat, zonder dat het kruid wordt ontvlamd. Daar de meeste onweders in de maanden Junij, Julij en Augustus voorkomen, zoo behoeft het geene verwondering te baren, dat in die maanden ook de meeste lieden door den bliksem worden gedood. Sommige individuen zijn uit hunnen aard betere geleiders der electriciteit dan anderen; over het algemeen worden er meermannen door den bliksem gedood dan vrouwen, wat voorzeker ten deele daaraan moet worden toegeschreven, dat de mannen meer in de open lucht leven dan de vrouwen, doeh mogelijk ten deele ook op rekening van andere oorzaken moet worden gesteld. Zoo komen op 100 in Frankrijk door den bliksem getroffen' individuën , 67 mannen voor en 10 vrouwen, terwijl van de 23 overigen het geslacht niet is opgegeven. Treft de bliksem eenige lieden, die met elkaar in aanraking zijn, zoo worden zij die aan de beide uiteinden staan der rij, het deerlijkst gehavend. Ook de kleeding is van gewigt; dames met zijden kleederen worden meestal door den bliksem verschoond. Dieren worden eer door den bliksem gedood dan mensehen,niet zelden is het geschied, dat groote kudden door éénen enkelen bliksemstraal ge'dood werden , terwijl de herder het leven behield en dat paarden en honden werden gedood, zonder dat de m hunne nabijheid staande jager werd gedeerd. Bij een onweder, dat in Augustus 1846 in het kanton Levroux uitbarstte, werd eene groep van arbeiders door den bliksem getroffen; vier van hen werden gedood en zes zwaar gewond; een van hen had een geitenvet omgehangen en zijn ligchaam was het vreesselijkst gehavend, terwijl hij drie uren na zijnen dood zoo stijf was als een ijzeren stang. In de //Preussische Vereinszeituug" van 1836 wordt medegedeeld , dat een herder, die in de nabijheid van Trier koeijen weidde, tijdens een onweder, met zijne beesten onder een'beuk vlugtte; de bliksem sloeg in de groep neer, de herder werd slechts bewusteloos, maar van de 30 koeijen werden er 27 gedood. Aan den anderen kant, herhaalt Abbadin , dat in Aethiopië één enkele bliksemstraal 2000 schapen en hunnen herder doodde. In het jaar 1826, gebeurde het te Worcester in Engeland, dat een kind, bezig met een paard voort te drijven, door den bliksem getroffen werd; het paard werd gedood, het kind kwam er met den schrik af. ^linius zegt dat dieren altijd sterven als zij door den bliksem getroffen worden , en dat alleen de mensch er door kan getroffen Worden, zonder het leven te verliezen. Dit is echter onjuist, want nog kort geleden gebeurde het ergens in Frankrijk, dat een boer etl 4 ossen die hij voor zich uitdreef, door den bliksem getroffen Werden; de boer zelf behield slechts een gevoel van verdooving in de linker ligchaamshelft, 2 der ossen werden er door gedood , een derde werd aan de linker ligchaamshelft verlamd en de vierde bleef °ngedeerd. Yisschen en kreeften worden ook wel door den bliksem getroffen en men zegt dat als de bliksem in eene sloot slaat, vele der visschen sterven en die, welke het leven behouden, onvatbaar Worden voor verderen groei. In de //Annales de chimie et de phySlque" wordt vermeld, dat toen in het jaar 1839, de bliksem sloeg ln de kerk te Chateauneuf bij Moustiers, alle honden die zich in de kerk bevonden, in dezelfde houding bleven staan, die zij hadden aangenomen op het oogenblik waarop zij werden getroffen. Yoorzeker schijnt het zonderling, dat vele honden gelijktijdig in een kerkgebouw aanwezig waren, doch het feit kan niet betwijfeld worden, daar het op twee verschillende plaatsen, in het genoemde tijdschrift, als behoorlijk geconstateerd staat vermeld. Vooral worden menschen door den bliksem getroffen, die onder eenen boom eene schuilplaats tegen den regen hebben gezocht; echter schijnt het eene daadzaak te zijn, dat sommige boomsoorten gelden of nooit door den bliksem worden geraakt. De ouden geloofden b. v. dat een laurierboom eene onfeilbare beschutting tegen den bliksem opleverde. De Chinezen meenen hetzelfde aangaande den moerbijenboom en den perzikboom; de Amerikanen van een' berk en beuk; in vele streken van America versohuilen zich daarom de inwoners bij een onweder onder beuken. Maxwell schreef in het jaar 1787 , dat de bliksem dikwerf de olmen, de eiken, de kastanjeboomen en de pijnboomen treft en nimmer de beuken , de berkeboomen en de ahornboomen. Behalve de boomen, worden vooral kerktorens door den bliksem geslagen en een Duitsch schrijver, die in het jaar 1783 schreef, zegt dat in een tijdsverloop van 33 jaren, 386 kerktorens door den bliksem Waren getroffen en 121 klokkenluiders er door waren gedood. In vroegere tijden was bij het volk de meening in zwang, dat men het onweer zou kunnen afwenden door het luiden eener kerkklok; van daar het opschrift dat zoo dikwerf op oude kerkklokken wordt gevonden en door Schiller tot motto voor zijn bekend lied gekozen is: ,/Vivos voco, mortuos plango, fulgura frango." Deze dwaling heeft tot vele ongelukken aanleiding gegeven; gelijk wij zoo even gezegd hebben, treft de bliksem bij voorkeur kerktorens ; hij wordt daarop door het metaal aangetrokken en langs het vochtige klokketouw naar de handen voortgeleid van hen , die zich volkomen veilig waanden. Merkwaardig is het, dat personen die door den bliksem getroffen worden, dikwerf dezelfde houding bewaren, waarin zij zich op het Qogenblik waarop zij getroffen werden, bevonden. Zóó verhaalt Carden, die door Riverius (Prax. med. lib. VIII, Cap. I), wordt geciteerd, dat acht maaijers die onder eenea eik het avond- Haal gebruikten , en door den bliksem getroffen werden, allen hunne vroegere ligchaamshouding behielden; de een scheen te drinken, een tweede hield zijne hand uitgestrekt , een derde hield een glas aan den mond , enz. Te Nancy werd de vrouw eens wijngaardeniers door den bliksem getroffen op het oogenblik waarop zij eene papaverbloem plukte; men vond haar lijk in staande houding, een Weinig v oorovergeb.ukt, met de bloem in de hand. Het zelfde wordt verhaald van een' priester, die getroffen werd toen hij te paard naar huis reed; het dier, dat niet gedood werd, vervolgde den wel bekenden weg en kwam eindelijk voor het huis van den geestelijke aan, dat ongeveer twee uren van de plaats van het ongeval verwijderd was; het lijk van den geestelijke zat regt op het paard en men verwonderde er zich over dat deze niet afsteeg, tot het bij onderzoek bleek dat hij dood was. Hetzelfde neemt men waar bij lieden die door den bliksem getroffen doch niet gedood werden. Zoo wordt in de Philos. transaetions van het jaar 1781 een geval medegedeeld , waarin een man door den bliksem werd getroffen , °P het oogenblik waarop hij bij het venster stond. Al de ruiten van het venster werden verbrijzeld en hij zelf werd tot op eenigen afstand van het venster, met den rag op den grond geworpen; zijne beenen stonden regt omhoog. Langen tijd bleef hij in die houding liggen. Hij was zicli ten volle bewust, doch hij kon zijne oogen niet openen, noch spreken en miste het vermogen om zich te bewegen. Hier bestond alzoo kennelijk een voorbijgaande kataleptische toestand. Aangaande de wijze waarop de bliksem do oden d werkt, bezitten wij slechts onduidelijke voorstellingen. Waarschijnlijk is de 'lood in vele gevallen een uitvloeisel van uitputting der zenuwkracht in de centraalorganen. Bro wn-Séq uard meent, dat de dood ook door asphyxie kan worden veroorzaakt, aangezien de electrische schok eene plotselinge en zeer sterke contractie der mademingsspieren veroorzaakt; daardoor wordt dan het ademhalingsproces opgeheven en dien ten gevolge vindt er ophooping plaats van koolzuur in het bloed. Volgens denzelfden natuuronderzoeker sterven dieren, die men door middel van slagen eener sterke elektriseermachine doodt, op de zoo even genoemde wijze. Daarmede stemt de daadzaak overeen, dat men veel gemakkelijker dieren dooden kan, door eenen electrischen slag op den buik (het middenrif) aan te brengen, dan door dien op den kop te applieeren. Ook ziet men gewoonlijk terstond de ademhaling ophouden, zoodra men eenig dier aan sterke eleetrisehe schokken blootstelt; het dier opent nog den mond als om lucht op te zuigen, maar daar de thorax onbewegelijk blijft, is elke inademing onmogelijk en houdt dan ook elke inspanning na eenige vruchtelooze pogingen op. De lijkopening van lieden, die door den bliksem zijn gedood, levert in vele gevallen slechts negatieve uitkomsten op. Gewoonlijk echter vindt men injectie der hersenvliezen, vooral van de plexus chorioidei, van de longen, van de maag, van de darmen, van de lever, van de milt en van de buikspieren, terwijl het hart geheel bloedledig is. Stolling van het bloed wordt niet waargenomen; integendeel is het bloed in den regel meer vloeibaar dan gewoonlijk. Daardoor wordt de ontbinding der lijken bevorderd, vooral indien er extra vasaatvorming in de weefsels, ten gevolge van verscheuring van bloedvaten, heeft plaats gevonden; gewoonlijk vindt men dan ook de deelen, waarin zich bloed heeft uitgestort, in aanmerkelijkcn graad gezwollen. Hunter en Himly beweren, dat in de lijken van hen, die door den bliksem gedood zijn, geene lijkverstijving ontstaat; deze bewering is echter geheel en al onjuist, daar slechts in weinige gevallen de spieren verslapt zijn en zij veeleer meestal reeds zeer spoedig na den dood eene groote mate van hardheid verkrijgen. Heeft de bliksemstraal het leven al niet geheel vernietigd, zoo kunnen toch uit zijne werking op het organisme, zeer ernstige ziekten voortvloeijen; de meest gewone verschijnselen van dien aard zijn blindheid, doofheid en spierverlamming. Meestal verdwijnen echter zulke verschijnselen spoedig weder, ook al liet aanvankelijk hunne hevigheid slechts eene ongunstige prognose toe. Zoo deelt b. v. Boudin een geval mede van een' man, die eerst vijf kwartier nadat hij door den bliksem was getroffen , weder teekenen van leven begon te geven, schoon hem onmiddellijk na het ongeval geneeskundige hulp was toegebragt. Eindelijk kwam hij weer tot bezinning, doch zijn gezigtsvermogen was vernietigd, zijne vatbaarheid voor gevoelsindrukken verdoofd, zijn vermogen van willekeurige beweging verminderd en bovendien leed hij aan convulsies der ledematen, J hoofdpijn en een gevoel van bedwelming , terwijl daarentegen zijne vatbaarheid voor indrukken van reuk, smaak en gehoor sterker was geworden. Na verloop van 4 maanden , was de lijder onder den invloed eener doelmatige geneeskundige behandeling geheel hersteld. Aan den anderen kant oefent soms de bliksem de werking uit, van eenen eleetrischen stroom van middelmatige sterkte en kan hij alsdan de genezing van r h e u ra a ti s c he en paralytische toestanden tot stand brengen. Voorzeker moet veel van wat dienaangaande verhaald wordt, als fabelachtig worden aangemerkt, doch de groote menigte der hiertoe betrekking hebbende en in omloop zijnde fabelen bewijst, dat eenige waarheid op den bodem er van moet gelegen zijn. Ik heb mij veel moeite gegeven om de zaak te doorgronden -en wil hier, bij wijze van voorbeeld, een geval mededeelen en ontleden, aangaande zekeren Samuel Leffers, van Carteret County in Noord-Carolina, een der Vereenigde Staten. In dit geval zou, volgens hetgeen ons daarvan in verschillende werken wordt medegedeeld, een amaurotische of paralytische toestand, door den bliksem zijn weggenomen. In Amerika zelf, (waar, gelijk bekend is, het crescit eundo , door Virgilius als kenmerk der faam opgegeven , meer dan ergens elders in praktijk wordt gebragt) werden, zoo als professor Olmsted die ons eene beschrijving van het geval heeft nagelaten , berigt, de wonderbaarlijkste dingen dienaangaande verhaald (American Journal of arts and sciences, Yol. III. 1821, pag. 100) en men ging zelfs zoover van te gelooven, dat onder bepaalde omstandigheden een afgeleefde grijsaard in een' bloeijenden jongeling kon worden veranderd. Zoo werd dan ook verteld dat Leffers, toen hij stokoud was en dermate verlamd dat hij niet meer op zijne beenen kon staan , terwijl bovendien zijn gelaat scheef was getrokken, plotseling de volle frischheid der jeugd, met hare schoone gelaatskleur en zachte huid herkregen had , en dat deze tweede jeugd tot in zijn 90ste levensjaar had voortgeduurd. De zaak heeft zich Werkelijk op de volgende wijze toegedragen: Samuel Leffers werd door eene zeer gewone paralysis nervi facialis aangetast, eene aandoening, die ten tijde waarin de geschiedenis voorviel (1F06), nog niet van aangezigtsverlamming door hemiplegie onderscheiden Werd en derhalve voor een teeken van den naderenden dood werd gehouden. Op zekeren morgen voelde de lijder bij het ontwaken eene onaangename gewaarwording van verdooving in de linker helft van zijn aangezigt; hij kon liet linker oog niet sluiten en zijn spraakvermogen was belemmerd. Hij vreesde derhalve dat hij aan apoplexie onderhevig was. Langzamerhand werd de aandoening tot het oog beperkt, dat dag en nacht bleef openstaan en dien ten gevolge aan allerlei schadelijke invloeden was blootgesteld; de meeste der aanvankelijk verlamde spieren keerden allengs tot den normalen graad van werkzaamheid terug, terwijl enkel de orbicularis palpebrarum verlamd bleef. Zoo stonden de zaken, toen hij, op zekeren namiddag, tijdens een onweder, door het huis loopende , door den bliksem getroffen werd. Hij bleef 15 a 20 minuten lang bewusteloos liggen en kwam toen in zooverre bij, dat hij kennis verkreeg van zijnen toestand en om zich heen kon zien. Tijdens het verdere gedeelte van dien dag en den daarop volgenden nacht herkreeg hij het vrije gebruik zijner zintuigen en zijner ledematen en den volgenden dag gevoelde hij zich zoo wel, dat hij besloot aan een zijner vrienden het gebeurde schriftelijk rnede te deelen. Daar hij niet goed zien kon, nam hij zich voor slechts eenen korten brief te schrijven, doch werd aangenaam verrast toen hij bespeurde, dat li ij eenen langen brief kon schrijven zonder eenen bril te gebruiken. Sedert (zoo verhaalde de lijder verder) was elk spoor van verlamming verdwenen, die alzoo inderdaad door den bliksem werd hersteld; tevens was echter zijn gehoor verzwakt en nimmer keerde ook zijne vroegere scherpte vati gehoor terug. Uit deze mededeeling blijkt, dat de verlamming van den orbicularis palpebrarum allerwaarschijnlijkst door toedoen van den bliksem is opgeheven, schoon het ook mogelijk is, dat die verlamming ook zonder het ongeval, op hetzelfde tijdstip , zou hebben opgehouden. Een ander, minder begrijpelijk geval, wordt door Tulpius medegedeeld. Het heeft betrekking op eenen jongman, die drie jaren lang stom was geweest, ten gevolge daarvan, dat men hem de eene helft zijner tong had uitgesneden. Hij werd door den bliksem getroffen, bespeurde op hetzelfde oogenblik eene sterke beweging in de verlamde tong en was van dat oogenblik af weder in het bezit van zijn spraakvermogen. Een schijnbaar nog al geloofwaardig geval van a$thma, dat door eenen bliksemstraal werd weggenomen, vindt men in het American Journal of Arts and Sciences, door Ralpli Emerson Medegedeeld. Het heeft betrekking op eenen meer dan 50 jaren ouden man, die sinds zijne jeugd in hooge mate aan asthma Was onderhevig geweest. Deze werd op zekeren dag in zijn huis door den bliksem getroffen, bleef eenige dagen lang aan de eene helft zijns ligchaams verlamd , doch genas snel weder eö bleef van toen af van zijne aanvallen van asthma bevrijd. Het is zeer wel mogelijk, dat de hevige schok , die door den bliksem wordt teweeg gebragt, eene genoegzame omstemming van het zenuwstelsel na zich sleept, om eenen zuiver nerveusen asthmatisehen toestand, die niet op hartziekten of op longaandoeningen berust, te doen ophouden. Het zou ons te ver voeren , nog vele dergelijke gevallen mede te deelen; sleehts willen wij nog melding maken van eene hoogst ongeloofwaardige mededeeling van een Engelsch schrijver uit de 17de eeuw, volgens welke een gezwel der borstklier door eenen bliksemstraal tot resolutie zou zijn gebragt; slechts in zoo verre zou dit het geval kunnen zijn, als de gansche borst met het gezwel door den bliksem ware afgescheurd ; daarvan wordt echter niet gesproken. Nog blijft ons over, met een enkel woord van de mechanische , de thermische en de keraunographische werking van den bliksem te spreken. De mechanische werking van den bliksem bereikt in sommige gevallen eenen buitengewoon hoogen graad. Wij weten , dat de bliksem , die granietblokken verbrijzelt en tot poeder slaat, ook e beenderen van het menschelijk ligchaam, die aan den doorgang van den electrischen stroom eenen aanmerkelijken tegenstand bieden, vermorselen kan; ook vindt men in de lijken van hen, die door den bliksem zijn gedood, niet zelden gaten in het hoofd, uitgebreide , comminutieve schedelbreuken, enz. De oogen, de tong , 3a gansche ledematen worden niet zelden afgescheurd en voortge slingerd tot verre van de plaats waar het ongeval plaats greep. S°ms ook wordt het ligchaam door den bliksem geheel ontkleed en de kleederen worden dan verre weggeslingerd. Ook de lijken zeiven heeft men soms gevonden op eenen afstand van meer dan 60 voeten, van de plaats waar de bliksem was neergeslagen ; soms was de kop van haar beroofd en werden de haren boven op eenen nabijstaanden boom teruggevonden; ringen , die aan de vingers hadden gezeten > vond men aan hooge takken hangende terug. Zoo ook heeft men in korenmagazijnen waargenomen, dat de bliksem behoorlijk op en gepakte stroobossen in de hoogte smeet, zonder er den brand in te steken, en daarop weder tegen den grond slingerde, zoodat zij kort en klein werden geslagen. De thermische werking van den bliksem is eveneens zeer aan» zienlijk. Niet slechts vindt men de kleederen van door den bliksem getroffen personen gewoonlijk verzengd, maar zelfs zijn de lijken soms dermate verschroeid, dat zij niet geidentifiëerd kunnen worden. Evenzoo worden de haren van het hoofd en van de overige deelen des ligchaams geheel of gedeeltelijk verzengd, zoodat de lijken er kaal geschoren uitzien. Ook ontstaan tengevolge van eenen bliksemslag, urticaria, erysipelas en erytheem. Orioli verhaalt, dat eene dame, die door de natuur met een' fermen knevel was gezegend, dooi' den bliksem glad geschoren werd en sedert niet meer door overtollige haren werd gekweld. Arago vermeldt een geval, waarin een scheepskapitein door den bliksem werd getroifen, zonder daarvan andere nadeelige gevolgen dan den schok te ondervinden, toen hij den volgenden morgen bij het scheren bevond, dat de haren hem bij aanraking, uit de kin en uit de wangen vielen. Allengs vielen ook het hoofdhaar, de oogharen en de wenkbraauwen uit, en hij bleef sedert dien tijd geheel onbehaard; het volgende jaar vielen de nagels hem schubsgewijze van de vingere; die der teenen bleven gespaard. Aan den anderen kant deelt Kundmann een geval mede, waarin bij een jong meisje de haarnaalden, waarmede het haar was bevestigd, door den bliksem in stukken werden geslagen, terwijl de haren zeiven geheel ongeschonden bleven. "W at eindelij k de k e r a u n o g r a p h i s c h e werkingen (eene benaming die van Boudin afkomstig is en welke wij van hem overnemen) van den bliksem aangaat, ook deze zijn in den hoogsten graad merkwaardig. Er worden namelijk op de huid van personen, die door den bliksem worden getroffen, onnitwischbare beelden gevormd van de zich in hunne nabijheid bevindende voorwerpen, ^oo wordt ons in de Comptes rendus van het jaar 1847 medegedeeld, dat eene dame te Lugano, die tijdens een onweder vóór het venster zat, door den bliksem werd getroffen, zonder daarvan andere nadeelige gevolgen te ondervinden, dan schok zeiven; bij het ontkleeden bemerkte zij echter op een harer beenen de afbeelding eener bloem , die naast haar op eene tafel had gestaan; deze afbeelding verdween nimmer weer. Ineen, overouden Traetatus of credulity and incredulity wordt gezegd, dat in het jaar 1595 de bliksem in de kathedraal van Wells sloeg op het oogenblik dat daarin godsdienstoefening gehouden werd. De aanwezigen kwamen er met den schrik af, doch hadden allen een kruis op de huid gegraveerd, sommigen op de borst, anderen op den rug of op den schouder, enz. Evenzoo is het gebeurd , dat matrozen op zee, door toedoen van den ^bliksem, keraunogrammen van bun schip op de huid ontvingen en boeren van de boomen waaronder zij eene schuilplaats gezocht hadden, op de hunne; altijd bleken dan zulke keraunogrammen onuitwisbaar te zijn. INHOUD. Bladz. Voorrede van den schrijver T Voorrede van den vertaler VIIT EERSTE HOOFDSTUK. Da bronnen der eleotricitait. Theorie der eleetrische vloeistof -*■ Natuurlijke electriciteit ^ Vrije electriciteit ® Eigenschappen der electriciteit ® Bronnen der electriciteit ^ I. Statische or wkijvings-electriciteit. Ontwikkeling van electriciteit door wrijving van barn- o steen, glas en lak Eleetrische vonken ® Electrische ontlading ^ Eleetrische stroom ^ Hoeveelheid en spanning der electriciteit •> II. Dynamische electriciteit. A. Galvanisme. Volta's contact-theorie ® Theorie van de ontwikkeling van electriciteit door che- 7 mische processen ' Bladz. Oorspronkelijke Volta'sche kolom 7 Batterij van Beequerel § Batterij van Daniell 9 Batterij van Grove 9 Batterij van Bunsen 10 Batterij van Smee Rigting van den stroom 11 Volta'sche vonken Thermische werkingen van den constanten stroom ... 13 Chemische werkingen van dien stroom 13 Physiologische werkingen van dien stroom 14 Geleidingsvermogen en geleidingsweêi stand 14 Geleidingsvermogen van metalen en vloeistoffen. ... 15 Geleidingsvermogen van het menschelijk ligclianm ... 16 Proefnemingen van Weber, Lenz en Ptschelnikoff , . . 17 Verschil van geleidingsvermogen bij verschillende menschen. 18 Geleidingsvermogen der verschillende dierlijke weefsels . 20 Matteucci's proefnemingen Geleidingsvermogen van spieren, kraakbeenderen, beenderen, pezen en zenuwen 35 Mechanische of locomotieve werking van den stroom. . 25 Onderzoekingen van Porret, Davy en Wiedemann. . , 26 B. Electro-magnetisme. Betrekking tusschen electriciteit en magnetisme .... 27 Oersted's ontdekking Astatische naald en multiplicator . gg Arago's onderzoekingen ,29 Faraday's ontdekking der inductie-stroomen 29 Onderzoekingen van Magnus en Dove aangaande electro- magneten 31 Extra-stroom Henry's onderzoekingen betreffende inductie 33 Verschil tusschen den constanten en den geinduceerden stroom Bladz. o A Rigting van den geindueeerden stroom Magneto-electrische stroom 07 Gederiveerde stroom ' III. Dierlijke electriciteit. 017 Electrische visschen Torpedo of sidderrog Het electrisch orgaan van dezen visch Gymnotus of electrische aal Het electrisch. orgaan van dezen visch Electrische stroomen in de zenuwen en spieren van alle levende dieren ^ Galvani's ontdekking Strijd tusschen Galvani en Yolta 42 Onderzoekingen van Nobili, Matteucci en Du Bois- Reymond 43 Du Bois' methode Multiplicator en stroomaanwijzende kikvorschenpoot . . 43 Beschrijving van den toestel ^ Zenuwstroom Positieve phase der zenuwen * 4 Negatieve phase der zenuwen Eleetro-tonische toestand Theorie betreffende de structuur der zenuwen .... 46 AC1 Peripolaire en dipolaire rangschikking Negatieve schommeling van den stroom 47 Veranderingen in den stroom der zenuwen ..... 47 Spierstroom Theorie betreffende de structuur der spieren .... 48 Electrische stroom in den arm van den mensch . , 4- Parelectronomische laag Geïnduceerde of secundaire contractie t 1 Veranderingen in den stroom der spieren Electrische stroomen in de long, de lever en denieren. 52 21 Bladz. Gastro-hepatische stroom 53 TWEEDE HOOFDSTUK. Elee tro-phy siologie. Invloed van de soort, de hoeveelheid en den spanningsgraad der electrieiteit, op de voortgebragte physiologi- sche werkingen 55 Invloed van de wijze waarop de stroom wordt geappliceerd. 5(i Invloed van de functie en van den algemeenen toestand der organen 57 I. Over de werking van den electrischen stroom op de hersenen. Werking van den geïnduceerden stroom 58 Werking van den constanten stroom 59 II. Over de werking van den electrischen stroom op het ruggemerg. Werking van den geïnduceerden stroom 60 Werking van den constanten stroom 61 Centrum cilio-spinale 61 Centrum genito-spinale 62 III. Over de werking van den electrischen stroom op de zintuigen. 1. Het gezigtsorga a n. Werking van den constanten stroom, van electrische vonken, van den geinduceerden stroom 63 Kleur van den waargenomen' lichtstraal 65 De lichtgewaarwording ontstaat door reflexwerking van zenuwvezels van het vijfde paar op de retina ... 65 Waarnemingen van Hunter en Achard 65 Gevaren verbonden aan de aanwending van constante stroomen op het gezigtsorgaan 66 Bladz. 2. Ii e t reukorgaan. 67 De eigenschappen van het ozon Ritter's waarnemingen betreffende het galvaniseren van het reukorgaan 3. Het gehoororgaan. Werking van den constanten stroom Toonen, smaakgewaarwording en speekselvloed .... 70 4. Het orgaan van den smaak. Sulzer's waarneming 72 Zure en alcalische smaakgewaarwording 73 Theorie van de werking der electriciteit op de tong. . 74 IY. OVER DE WERKING VAN DEN ELECTRISCHEN STROOM OP DE MOTORISCHE ZENUWEN EN SPIEKEN. 1. Over de schommeling van den stroom. Waarnemingen van Galvani, Volta en Valli 76 Theorie van de werking van het galvanisme op de mo- 77 torische zenuwen Theorieën van Volta, Lehot en Marianini 78 Werking van de schommeling van den stroom. . . • 79 De wet van Du Bois-Reymond Werking van den geïnduceerden stroom op de motorische . 80 zenuwen Invloed van de spanning van den stroom 81 Invloed van de rigting van den stroom. . . . , . 82 Nobili's wet der contracties 83 Kritische beschouwing dier wet 84 Proefnemingen van Longet en Matteueci 85 2. Werking der constante keten . . 87 Ritter's waarnemingen 8 7 Alternatieven van Volta 88 Bladz. Proefnemingen van Marianini Theorie van Nobili gg Waarnemingen van Nobili, Matteueci en Du Bois-Reymond 9 0 Onderzoekingen van Eckard . . 91 Verlamming der nervi vagi Verlamming der lymphatisehe harten bij kikvorschen . . 93 Proefnemingen van Remak 95 S. Over de eigene prikkelbaarheid der spieren. 96 Beschrijving der verschillende methoden van onderzoek. 9 7 Meeningen van Glisson, Halier, Unger, Pontana , Galvani, Volta, Valli, Alexander von Humboldt, Marshall-Hall, Sticker, Longet, Dr. John Reid, Stannius, Marianini, Matteucci gg Microscopische waarnemingen van Bowman 104 Onderzoekingen van Harless, Claude Bernard, Kölliker en Althaus Het bestaan van de eigene prikkelbaarheid der spieren. 105 Verscheidenheid der spiercontracties .108 Puncties van afzonderlijke spieren no Spieren van het aangezigt m Spieren van den. romp en van de ledematen .... 112 Verhooging van temperatuur en toename van volumen na electrische prikkeling der spieren 113 Onderzoekingen van Ziemssen en van Althaus .... 115 Invloed van de rigting en van de afbreking en herstelling van den stroom , .116 V. OVER DE WEKKING VAN DEN ELECTKISCHEN STROOM OP DE GEVOELSZENUWEN. Werking van electrische vonken en van Leidsche flesschen. 117 Werking van den constanten stroom 117 Marianini's waarnemingen 117 Inductiestroomen . . . . ; 118 Bladz. Verschil in de werking van den stroom naar gelang van de snelheid waarmee hij afgebroken en hersteld wordt. 118 Over anaesthesie en electriciteit Waarnemingen van den schrijver 1^1 Grootere invloed van de negatieve pool 121 VI. OvEE de werking van den electrischen stroom op de gemengde zenuwen. VII. Over de werking van den electrischen stroom op den sympathicus. Onderzoekingen van Pourfour du Petit, Claude Bernard en anderen Pflii ger's en Lister's waarnemingen aangaande den invloed van het zenuwstelsel op de peristaltische bewegingen van het darmkanaal VIII. Over de werking van den electrischen stroom op de gladde spierv ezelen. * lflO Algemeene opmerkingen 1. Iris 2. Spijsverteringskanaal .... 131 Speekselklieren, maag, dunne darm, colon en rectum, 1 galblaas milt 3. Systema uro-genitale. Ureteres blaas, vas deferens, epididymis, tunica vagi- . 1 ai nalis propria , uterus 4. Bloedvaten. IX. Over de werking van den electrischen stroom op het hart. Het hart bezit twee soorten van zenuwen . . ... 136 Electrische prikkeling van de boveneinden der nervi vagi. 136 Electrische prikkeling van de ondereinden der nervi vagi. 137 Werking der electriciteit op de regter kamer .... 137 Bladz. X. Over de werking van den electrischen stroom op het bloed. Coagulatie en meerdere vloeibaarheid van het bloed . .139 XI. Over de werking van den electrischen stroom op de huid. Werking van electrische vonken cn van Leidsche flesschen. 139 Werking van den constanten stroom 140 Escharotische werkingen 140 Electrische moxa Werking van den geïnduceerden stroom 141 Cutis anserina door electriciteit voortgebragt .... 141 XII. Over de werking van den electrischen stroom op de beenderen. Electrische prikkeling der zenuwen van het periosteum. . 142 DERDE HOOFDSTUK. Over de electrische toestellen die tot hot bereiken van geneeskrachtige doeleinden gebezigd worden, en de wijze waarop die toestellen behooren te worden gebruikt X43 I. Over de electrisatie. Historische opmerkingen . 144 Het electrische bad Electrisatie met vonken 14,7 Leidsche flesch II. Over het galvaniseren. Volta'sche zuil Cruikshancksche batterij I53 Batterijen van Daniëll, Grove en Bunsen 154 Wijze van aanwending 154 Electropunctuur Bladz. Galvanokaustiek Werktuigen van Middeldorpff en Ellis Hécamiers galvanisch cataplasma Pulvermachersche keten Breton's electrische gordel ^ Breton's electrisch mengsel Bird's electrische moxa III. Over de faeadisatie. 1S9 Historische opmerkingen Onmisbare eigenschappen der inductie-toestellen Verschil tusschen Volta-electrische en magneto-electrische 160 stroomen Regulatoren der intensiteit van den stroom ■ BhumkorfF's toestel Henley's toestel J 164 Secundaire stroom Physiologisehe werking der stroomen * » Faradisatie der spieren Strijd tusschen Duchenne en Kemak Onderzoekingen van Ziemssen ^ Paradisatie der ^ Paradisatie der huid. ^ De electrische hand ^ ^ Metaalknoppen Bundels van metaaldraden * Paradisatie van de zintuigen, het rectum, de blaas, den pharynx, den larynx, het hart, de longen, de maag, ^ de lever, het middenrif VIERDE HOOFDSTUK. De electriciteit als hulpmiddel tot erkenning van ziekten. . .... 18° Inleidende opmerkingen Bladz. Onderzoekingen van Marshall Hall 181 Hersen- en ruggemergs verlamming 182 Proefnemingen van Pereira, Copland, Todd en Duchenne 183 Onderzoekingen des schrijvers 185 Hemiplegie met vermindering van de prikkelbaarheid der spieren Hemiplegie met vermeerdering van de prikkelbaarheid der sPieren 188 Hemiplegie met normale spierprikkelbaarheid . . . .189 Spinale of traumatische verlamming. 190 Traumatische verlamming vau den n. facialis .... 191 Hysterische paralyse 192 Hysterische paralyse met vermindering van de prikkelbaarheid der spieren 192 Loodverlamming met vernietiging van de prikkelbaarheid der spieren Spontane verlamming der extensores van den voorarm, met behoud van de prikkelbaarheid der spieren . .195 Rheumatische verlamming 19g Atrophie naar Cruveilhier 196 Resumé VIJFDE HOOFDSTUK. Electro-therapie. De aanwending der eleotriciteit als geneesmiddel. I. Behandeling der verlammingen met eleotriciteit. Verlamming, van de hersenen uitgaande 201 Werking van den electrischen stroom op de zenuwcentra. 201 Verlamming die uitgaat van in de hersenen aanwezige gezwellen 202 Verlamming die hare oorzaak heeft in ziekten van het ruggemerg 202 Locale verlammingen 203 Bladz. Theorie van de werking van het galvanisme, bij paralytische toestanden Welke soort van eleotriciteit moet gebruikt worden . . 207 Wederlegging der beweringen van Bird en Remak . . 207 Rigting van den stroom ^ Intensiteit van den stroom Duur der zittingen A. Verlamming die in eene aandoening der hersenen haren grond heeft. Todd's onderzoekingen betreflende den toestand der ver- i j . . 211 lamde spieren . 211 Verslapte spieren Vroegtijdig of laat intredende lijkverstijving 211 Gevallen van cerebrale paralyse, waarin door den schrij- 214 ver electriciteit als geneesmiddel is aangewend . . . 214 B. Locale verlamming. 91 1. Verlamming der oogspieren Verlamming van den oculomotorius. , ^ Verlamming van den troclilearis Verlamming van den abducens Wijze van aanwending der electriciteit in zulke gevallen. 217 2. Verlamming van den n. facialis . . . . • 218 Verlamming der vezels van den n. facialis, die naar de • 219 aangezigtsspieren gaan ' Verlamming van de vezels van den n. facialis, die binnen oo 2 de schedelholte verloopen ... ooo Geneeskracht der eleotriciteit O O Q 3. Hysterische aphonie • • 4. Plaatselijke verlammingen in de extremiteiten 227 . OOQ a. Traumatische verlamming 229 b. Hysterische verlamming c. Rheumatische verlamming 230 232 d. Loodverlamming -rr . . . Bladz. e. Verlamming, uitziekten derpiswerktuigsn voortvloeiende 233 "Pleratropliie naar Cruveilhier 237 C. Paralytische toestanden van organen, die takken van den n. sympathicus ontvangen. 1. Verstopping en Tympanitis 241 2. Verlamming van den blaaswand ....... U2 3. Arnenorrhoea ... '•••••. D. Electrische behandeling der impotentia. E. Onderdrukking der melksecretie. II. ELECTRISCHE BEHANDELING VAN KRAMPACHTIG E TOESTANDEN EN VAN CONTRACTUUR. !• Chorea 2. Schrijfkramp .... ;,-7 3. Torticollis ...... ' a„ 4. Tetanus ^ 5. Hysterische krampen en contracturen 258 III. ELECTRISCHE BEHANDELING DER ANAESTHESIEEN. 1. Verlies van den reukzin oeq 2. Amaurose ' 3. Nerveuse doofheid ... 0«n A T7 4. Verlies van het smaakvermogen 261 5. Hysterische anaesthesie 261 6. Anaesthesie ten gevolge van vergiftiging. . 267 IV. ELECTRISCHE BEHANDELING DER HYPERAESTHES1EEN, Gevallen van tic douleureux en van ischias bij loodkolyk 269 Hyperaesthesie der spieren bij hysterische vrouwen . " . 273 Cephalalgie Epigastralgie ^ . '275 Eachialgie ' 276 Pleuralgie 276 Bladz. Coelialgie 277 Thoracalgie 277 Y. ELECTKISCHE BEHANDELING VAN RHEUMATISCHE EXSIJD AAT V ORMINGEN. VI. INVOERING YAN GENEESMIDDELEN IN HET MENSCHELIJK LIGCHAAM, LANGS DEN GALVANISCHEN WEG. Proefnemingen van Fabré-Palaprat, Klencke en Hassenstein Volta's narcotisme 281 VII. EXTRACTIE VAN METALLIEKE STOEIEN UIT HET MENSCHELIJK LIGCHAAM. De aanwending der electriciteit in de heelkunde. 1. De galvanocaustiek 290 2. De galvanische behandeling van aneurysmata en van variees 291 3. Verbrokkeling van blaassteenen 293 4. Galvanische behandeling van zweren 298 5. Eesorptie van exsudaatmassa's 299 6. Galvanische behandeling van herniae 301 7. Eesolutie der grijze staar 301 De aanwending der electriciteit in de verloskunde. Constitutioneele werking eener locale electrische behandeling 303 Noodlottige toevalligheden 304 AANHANGSEL. Over de atmospherische electriciteit en den bliksem . . 305 E E R A T A. rag". IX reg. / v. o. staat humane, moet zijn humaner, lag. X ïeg. 11 v. b. staat stroom te, moet zijn eenen stroom te 1 ag. 46 reg. 9 v. b. staat electrischen, moet zijn clectro-tonischen.