Overgedrukt uit het Medisch Weekblad. EXTRAUTERINE EN INTRAUTERINE GRAVIDITEIT TER- ZELFDERTIJD BIJ EEN ZELFDE PERSOON WAARGENOMEN DOOR Dr. GEIJL, Haag. Den 14 September 1898 ontving ik van Dr. G. H. het telegrafisch verzoek zoo spoedig mogelijk naar Sch. nh. v. w. te willen komen, om een primipara te bezoeken, die, ruim 4 maanden zwanger, een paar dagen van te voren plotseling ongesteld was geworden onder verschijnselen, zooals die o.a. ook bij incarceratio uteri gravidi voorkomen, (buikpijnen, gevoeligheid van het abdomen bij druk, frequente urine-loozing, obstipatie, de aanwezigheid van een elastischen tumor in den Douglas, die ondanks alle daartoe aangewende pogingen niet te reponeeren was, verplaatsing van de portio vaginalis naar voren en hoog naar boven, ostium gesloten.) Nog denzelfden avond was ik ter plaatse. De behandelende medicus deelde mij toen verder mede, dat hij patiente, een 35jarige primipara, drie dagen geleden voor 't eerst gezien had en toen vernam, dat zij zich voor ruim 4V* maand zwanger hield, alhoewel de menstruatie nooit geheel weggebleven, maar zich in vrij regelmatige tusschenpoozen (om de 3—5 weken) was blijven vertoonen. In het veronderstelde begin der zwangerschap zou de periode twee weken over den tijd gekomen (iets, wat echter vóór haar huwelijk ook niet zeldzaam gebeurd was) en toen weinig profuus en vergezeld geweest zijn van hevige onderbuikskrampen. Nog tweemaal was zij op dezelfde wijze teruggekeerd (alleen werd er beide malen meer bloed afgescheiden), zonder patiente te verzwakken of het gevoel van ziek-zijn te geven en uit den waan te brengen, dat zij zwanger was. Zij dateerde haar zwangerschap van het laatst van April. Al vroeg kon zij niet lang in bukkende of gebogen houding blijven; elke verhooging van de abdominaaldrukking werd onaangenaam en pijnlijk waargenomen. In den beginne kreeg zij daarvan een gevoel van malaise, maar weldra hevige buikpijnen, die haar noodzaakten bed- of canapérust te nemen. Zij zou zelfs, volgens latere mededeelingen harer omgeving, een paar malen flauw gevallen zijn. Nu 4 dagen geleden had zij, na een eenigzins vermoeienden dag, hevige buikkrampen gekregen, was duizelig geworden, en eindelijk geheel buiten bewustzijn geraakt. Terstond te bed gebracht, kwam zij spoedig bij, had toen echter, zooals de echtgenoot verhaalde, gillende buikpijnen en kon zelfs het aanraken der buikwand niet «velen». Weinig of geen koorts. Obstipatie. Hevige urine-drang en frequente urineloozing. Bij onderzoek langs het rectum werd een halfvasten tumor gevonden, die een weinig scheen te wijken voor de krachtige pogingen tot repositie, maar met het ophouden daarvan terstond weer zijn vroegere positie innam. Het moeilijk te bereiken ostium externum stond zeer hoog tegen, eigenlijk boven de symphysis pubis en alhoewel er langs de vagina bloed verloren werd, bestond er geen spoor van neiging tot uitstooting van het ei. Het ost. ext. was gesloten. Noch mechanische, noch medicamenteuse hulp bracht eenigen baat; de toestand verergerde van uur tot uur. Toen ik patiente voor't eerst te zien kreeg, zag ik een tengere, anaemische vrouw met bleeke slijmvliezen, die er een licht versnelden, weinig krachtigen, zeer weeken pols op nahield, maar overigens niet dadelijk den indruk van een zeer ernstige zieke maakte. Wat bij het onderzoek van het abdomen terstond opviel, was, dat de omvang daarvan niet beantwoordde aan den vermoedelijken duur der beweerde zwangerschap en eerder deed denken aan een graviditeit van 8, dan van ruim 4 maanden. Toch was er volgens patiente zelve geen twijfel mogelijk, of de thans bestaande buik- zwelling was geheel en uitsluitend afhankelijk van de aanwezigheid eener thans hoogstens ruim 41/2 maand oude vrucht. Daarmee coinceerden het onregelmatig worden der menstruatie, het zwellen der borsten en last not least, het leven voelen, dat zij eenige dagen geleden voor 't eerst zou bespeurd hebben. Werkelijk zijn de mammae in omvang toegenomen en de tepels met omgeving donker gekleurd, Ook de linea alba is zwak getingeerd. In de buik zelf kan door palpatie en percussie een peervormige, weinig bewegelijke, hard-elastische tumor aangetoond worden, die zuiver mediaan gelegen is, d. w. z. wiens zijdelingsche grenzen ter weerszijden overal, bijna mathematisch nauwkeurig, evenver van de linea alba verwijderd blijven, die naar beneden in het kleine bekken verdwijnt en naar boven toe tot aan den scrobiculus cordis reikt en waarbinnen ik rechts en op de hoogte van den navel de kleine deelen eener vrucht meen te bespeuren. Harttoonen noch placentairgeruisch zijn waar te nemen. Daarentegen vindt men niet slechts aan de beenen, maar ook aan de labia majora en omgeving vele sterk gezwollen, donkerblauwe varices, die der patiente reeds menig onaangenaam oogenblik schijnen bezorgd te hebben, en bezitten zoowel de vulva en vagina als de portio vaginalis den echten bourgognekleurigen tint der zwangerschap. Het ostium externum staat hoog, naar rechts en vóór, tegen de symphysis aangedrukt. Evenals de portio vaginalis is het geheele collum verdikt en week, verloopt van rechts vóór een weinig naar links achteren (de retroversie echter is bijna onmerkbaar) en schijnt buiten eiken samenhang te staan met het van af den buikwand gevonden gezwel. Achter en rechts van den hals voelt men een elastischen halfvasten tumor, die zich achter het collum om, de mediaanlijn voorbij, naar links voortzet en waarvan, alhoewel het sterk met scybala gevulde rectum een gedetailleerd onderzoek zeer bemoeielijkt, met zekerheid kan vastgesteld worden, dat hij de bewegingen van den cervix niet meemaakt. Hij was, zeer verschoonbaar, voor het corpus uteri gehouden: mijne bevinding bij de later verrichte operatie noopt mij tot de uitspraak, dat wij in casu met de placenta van het buiten de baarmoeder ontwikkelde ei te doen gehad hebben. Links van het collum stuit men nog op een anderen, harderen, bolvormigen weerstand, die voor een foetuskop imponeert en daarvoor gehouden wordt, alhoewel het niet mogelijk is bimanueel aan te toonen, dat hij samenhangt met de kleine deelen, die vroeger rechts van den navel aangetroffen werden. Voor ik met het onderzoek verder ging, besloot ik vesica en rectum te ledigen. Met den catheter kon plus minus een halve liter urine, door middel van een glycerin-spuitje een respectabele hoeveelheid gebonden faeces verwijderd worden, zoodat het abdomen voldoende ontspannen werd, om thans de vergroote, aanzienlijk verlengde en verbreede, dikke, weeke baarmoeder met succes aan een bimanueel onderzoek te onderwerpen. De fundus bleek links van de mediaanlijn te liggen en een weinig naar achteren gericht te zijn, terwijl de uterus in zijn geheel buiten eiken direkten samenhang bleek te staan met de door den buikwand en langs de vagina gevoelde zwellingen. Men moest dus het denkbeeld van een in ligging en vorm afwijkende, zwangere baarmoeder opgeven en kon moeielijk anders dan tot het bestaan van een extrauterin-graviditeit besluiten. De eigenaardige, symmetrische peervorm van den abdominaaltumor was wel merkwaardig, maar scheen mij geen voldoende motief om de juistheid mijner diagnose in twijfel te trekken. Ik hield de vooral rechts van den cervix gelegen zwelling voor een oud, gecoaguleerd bloedextravasaat, terwijl, zooals ik reeds aangaf, de plaats boven het linker parametrium door den kop van het foetus werd ingenomen. De voor den tijd der zwangerschap ongewoon groote omvang van het abdomen kon verschillende oorzaken hebben: bloeding, meteorismus, e. d. Gedeeltelijk om mij zelf nog meer zekerheid te verschaffen, maar ook om den aanwezigen collega's ad oculos te demonstreeren, dat de tumor niet aan de baarmoeder mocht toegeschreven worden, voerde ik een lichtgebogen sonde in het cavum uteri, die zonder bemerkbaren weerstand te ontmoeten, ruim i4 ctm. binnendrong en waarmee ik het geheele orgaan naar verschillende zijden heen bewegen kon ; ook naar voren, zelfs zóó, dat het niet moeielijk viel langs den abdominaalwand, over den fundus van het orgaan heen, den achterwand nauwkeurig te betasten. Op het oogenblik zelf van de waarneming van dit feit vond ik daar niets bizonders in, toch had het mij moeten treffen, dat ik als 't ware spelenderwijze, zonder eenige inspanning, het baarmoederlichaam, dat toch feitelijk eerst achter den peervormigen tumor gelegen was, naar voren tegen den buikwand had kunnen aanbrengen. Daarvoor was toch noodig, dat ik den tumor zelf, die toch vermoedelijk met den uterus samenhing en een vruchtzak was, geheel op zijde drong. Eerst later, gedurende of na de operatie, meen ik de juiste verklaring voor dit feit gevonden te hebben. Bij opening van het abdomen toch bleek, dat de vrucht vrij in de peritoneaalholte lag en ik ben er van overtuigd, dat de vruchtzak reeds sinds eenigen tijd gebersten was, toen ik patiente voor het eerst zag; de peervormige tumor zal een phantoomtumor geweest zijn, onder den prikkel van het vrije, bewegende foetus te weeggebracht door een eigenaardige contractie van de spieren van den buikwand. Maar hoe dan ook, een feit is het, dat een meermalen herhaald, nauwkeurig onderzoek op mijne kliniek in Dordrecht, waarheen patiente reeds den volgenden dag per boot werd overgebracht, mij slechts in mijn eens verkregen overtuiging versterkte, dat er zich in het abdomen een geslotene, peervormige, hard-elastische, zuiver mediaan-gelegene vruchtzak bevond, die met haren voorwand direkt tegen den buikwand aanlag. Geheel bevredigend verklaren, vooral waarom het percutorisch onderzoek in dezen tot zulk een resultaat leidde, kan ik niet; ik zal mij daarom van verdere bespiegelingen onthouden en alleen bepalen tot het constateeren van het naakte feit. Aan het bestaan eener extrauterienzwangerschap viel wel niet te twijfelen en met het oog op de bestaande, zich telkens herhalende en ernstiger wordende bezwaren van patiente meende ik bovendien als mijn meening te kennen te moeten geven, dat het niet geoorloofd was in deze een afwachtende therapie te blijven volgen. De groote gevoeligheid en bovenmatige uitzetting van het abdomen (patiente klaagde zeer over kortademigheid), de g3veelig*-ert pijnlijkheid bij elke houding, waarbij de buik gespannen werd; de drukking op het rectum en de urine-wegen, waardoor de dietaecatie en urineloozing belemmerd werdenf vooral de laatste/^ zeer frequent en pijnlijk was geworden, de dagelijks slechter wordende algemeene toestand, de zekerheid, dat het niet tot uitdragen zou kunnen komen (harttoonen noch placentairgeruisch werden gehoord) waren alle verschijnselen, die dwingend om afdoende hulp vroegen. Daarbij voegde zich het groote, alles beheerschende gevaar eener eiken dag en elk oogenblik dreigende inwendige verbloeding, eener vernieuwde bloeding uit de placentairstreek, die men door geen enkel therapeutisch middel, zelfs niet door absolute rust, met zekerheid kon tegengaan. Toch dient deze, zoolang het ei nog niet verwijderd is, zooveel mogelijk in acht genomen te worden. Daarom ried ik, toen er, wegens de bijna onoverkomelijke moeielijkheden, verbonden aan een operatie ten huize der patiente, besloten was haar naar Dordrecht te vervoeren, aan, nog steunende op een vroeger waargenomen geval, voor het transport van een Mooy'schen brancard gebruik te maken. De zieke werd van haar bed in den brancard gedragen en bleef hierin liggen, tot zij in mijn kliniek daaruit genomen werd, om door een verpleegster in het haar daar wachtende bed gelegd te worden. Een extra bootje had haar van haar woonplaats tot achter mijn kliniek gebracht. Er was alzoo van schokken noch stooten sprake geweest en toen zij 's middags om 4 uur arriveerde, deelde zij mij mede, dat zij een zeer rustigen en kalmen tocht gemaakt en zeker niet meer last van pijn gehad had dan thuis, als zij rustig op haar bed lag. 'S avonds van dienzelfden dag heb ik op nieuw een onderzoek ingesteld; voorzoover het het eerste aanvult, deel ik het hier mede: Mammae, vooral het klierweefsel, sterk ontwikkeld; de donkergekleurde areolae dragen evenals de groote tepels, tal van Montgomery'sche klieren. Uit de linkerborst laat zich gemakkelijk melk drukken, niet zoo uit de rechter. De navel is niet verstreken; de linea alba weinig verkleurd; de buik gelijkmatig ballonvormig uitgezet en bevat een tumor met de reeds vermelde eigenschappen. Omtrek van het abdomen, over den navel gemeten, bedraagt 78 ctm.; de daaronder gelegene grootste omtrek 79 ctm.; in 't maagkuiltje 68 ctm., terwijl de bekkenomtrek 82 ctm. groot is. Lengte van den uterus + 16 ctm.; ook thans kan rechts en links van den hals de reeds vroeger beschrevene tumor aangetoond worden. Van boven, van den scrobiculis cordis tot aan den umbilicus kan men thans tusschen buikwand en tumor of voorzichtiger en misschien juister uitgedrukt, kan men onder den buikwand vrije, bewegelijke, borborigmiseerende darmen palpeeren en ausculteeren. De in de blaas gevoerde catheter kan zonder tegenstand te ontmoeten over de geheele bekken- breedte heen en weer bewogen worden en links tot hoog aan den voorwand van het corpus uteri opgevoerd en daar door den buikwand heen gevoeld worden. Het rectum zit vol harde scybalse; reeds op afstand hoort men borborigmi, terwijl bovendien over herhaalde lastige, zure oprispingen geklaagd wordt. Nadat er eerst voor behoorlijke darmontlasting gezorgd was door middel van een glycerinespuitje en een mixtura salina, waarnaast poeders met nitras bismuthi gegeven werden om de intestina te kalmeeren, liet ik patiënte, met het oog op mijn plan haar dienzelfden dag te opereeren, 's morgens van den 16 September onder mijn persoonlijk toezicht een bad geven, dat mij voor het verkrijgen eener goede asepsis meer dan gewenscht voorkwam. Daarna werd een lauwwaterclysma gezet. Toevalligerwijze kon ik op dien dag en het door mij vastgestelde uur niet de gewenschte assistentie verkrijgen. Ik moest mij derhalve bepalen tot het nemen van maatregelen om zoo noodig (bijv. als er zich een hevige, inwendige bloeding mocht opdoen) terstond te kunnen ingrijpen; anders zou de operatie op den volgenden dag 's morgens om 11 uur plaats hebben. Nog op den i6den September, 's avonds om g'A uur, klaagt patiënte op eens over onduldbare pijnen in den ischiadicus dexter en is daarbij uiterst ge- voelig over den geheelen buik, die zeer strak gespannen staat en tegenover gisteren 3 ctm. in omvang heeft toegenomen; zij braakt een weinig, maar dat deed zij wel meer, zegt zij, en ziet er zeer lijdend uit. Ook uit de vagina raakt zij bloed, zelfs stukken bloed kwijt. De pols blijft echter goed en het bewustzijn ongestoord. Zij krijgt een morphine-spuitje tegen de pijn en onrust, en slaapt weldra rustig in; bovendien gaf ik haar naar het voorschrift van Legueu een clysma van 200 gram physiologische zoutoplossing en beval, als zij niet sliep, dit om het half uur te herhalen. Na een vrij rustigen nacht moest toch den volgenden morgen om 7 Va u„ om dezelfde reden, wegens buik en ischiadicuspijnen, een morphine-spuitje toegediend worden. Ook thans was het succes volkomen, maar drie uur later om half elf keerden, beiden, en heviger dan twee eerste keeren terug. Het abdomen is kolossaai gespannen en zeer gevoelig; de lichtste aanraking wordt onaangenaam gesenseerd. Patiente kan het hoofd niet oplichten wegens duizeligheid; zij ziet bleek en heeft een versnelden pols. Rectaalinjectie volgens Legueu; morphine:inspuiting tegen de pijn en onrust, maar ook als deel van de gemengde narcose voor de operatie, waarmee zoo spoedig mogelijk een begin zal gemaakt worden. Na desinfectie, narcose, ontlediging der vesica, plaatsing in Trendelenburgsche ligging, wordt de buikwand ingesneden. Daar de linea alba niet getroffen werd, werd de rectus dexter gekliefd; de preperitoneale vetlaag was buitengewoon dik, vermoedelijk oedemateus geinfiltreerd. Nauwelijks was het buikvlies over een lengte van 6—8 ctm. geopend, of de ad maximum gedilateerde, roode, sterk geinflam meerde darmen, die hier en daar witte vlekjes, een fibrineus beslag droegen, berstten met geweld door de wond naar buiten en maakten zoodoende zooveel ruimte, dat men terstond de overgroote, blauwverkleurde baarmoeder vrij voor zich zag. De intestina werden in warm, vochtig hydrofielgaas opgevangen en bewaard. Van vruchtwater, dat men verwacht en van vloeibaar bloed, dat men gevreesd had, werd ten minste in den beginne niets waargenomen. Wat het eerste betreft, hiervan waren evenmin als van vliezen, zelfs sporen aanwezig. Het bloed daarentegen liet niet lang op zich wachten, men zag het weldra van beneden af, rechts langs den uterus, naar boven en buiten komen. Tezelfdertijd voelde ik met de in de buikholte, tusschen de darmen zoekende vingers een rondachtig gezwelletje, dat zeer bewegelijk bleek. Het te omvatten en buiten de peritoneaalholte te brengen, was het werk van een oogenblik. Ik had met het bekkengedeelte van een viermaandelijksch, vrouwelijk foetus te doen, dat, getuige de vuilbruine verkleuring der huid en de gemakkelijk verschuifbare schedelbeenderen, reeds eenigen tijd van te voren moet afgestorven zijn geweest. Overigens was het welgevormd en goed ontwikkeld en door middel van een tusschen de darmen verward zittende, ruim 60 ctm. lange navelstreng met de rechts van den uterus aan den bekkenbodem vastgehechte placenta verbonden. Maar ter nauwernood was het buiten de buikholte gebracht of er ontstond een formidable bloeding uit de placentairstreek, vermoedelijk, omdat het foetus door een ongelukkig toeval aan de hand van den assistent kwam te ontglippen, waardoor een krachtige ruk aan de streng uitgeoefend en de moederkoek voor een gedeelte van haar onderlaag werd losgemaakt. Terstond werd de funiculus dubbel onderbonden en doorgeknipt en tegelijkertijd de aorta gecomprimeerd. Vervolgens werden ter weerszijden van de bloedende vlakte, ter zijde van de baarmoeder en van den z'ijdelingschen buikwand klempincetten geplaatst. Thans kon door een lichte tamponade de bloeding voldoende gestelpt worden, om rustig met de operatie door te kunnen gaan. Allereerst werd nu de buikincisie naar boven en naar beneden verlengd en op deze, ongeveer 8 ctm. boven de symphysis en in de rechterhelft van den buikwand, een dwarsche snode gemaakt, waarna het mogelijk was het operatie-veld door middel van F r i t s c h e houders geheel è. vue te brengen. Nu wordt het ligam. lat. dextr. naast den uterus dubbel onderbonden en doorgeknipt; hetzelfde geschiedt ter zijde van den buikwand, en ten lange leste gelukt het, telkens na voorafgaande onderbinding, de geheele placenta, zij het dan ook bij gedeelten maar zonder noemenswaarde bloeding te verwijderen. De groote wondvlakte op den bekkenbodem kon gedeeltelijk, in de nabijheid van de baarmoeder, door de vereeniging van de voorste en achterste peritoneaallappen bedekt worden; het resteerende, in de rechterzijde der buikholte gelegene gedeelte moest met den M i c k u 1 i c z'schen tabakzak gedraineerd worden. Vervolgens sluiting van de wond en aanleggen van een eenvoudig buikverband. Patiente, die zeer veel bloed verloren had, kreeg twee injecties met aether en om het half uur een zoutwaterclysma a la Legueu. Zij was een half uur na de operatie geheel compos en had slechts klachten over dorst en neiging tot braken. Het laatste kon geheel bestreden worden door het ruiken aan watten, in azijn gedrenkt; een therapie, die ik in meerdere andere gevallen met succes heb toegepast. De geheele dag en nacht na de operatie werd zonder pijn en vrij rustig doorgebracht, de temperatuur, die den vorigen avond en denzelfden ochtend tusschen 38.7° en 38° geschommeld had, was gedaald en normaal geworden. Zij bleef dat tot den volgenden avond 6 uur toen zij 38° bereikte. Een paar uur later viel zij weer terug op 37.6° om den volgende middag 19 Sept. 12 u. haar hoogsten stand, 38.i° te verkrijgen. Maar alhoewel patiente den eersten nacht tamelijk veel en rustig geslapen had (o.a. aan één stuk door van 10—111/! en van 3—5 u-) en langs den buikwand geen bloed verloren en ook geen temperatuursverheffing of andere verschijnselen van infectie vertoond had, gevoelde zij zich den volgenden morgen, toen ik haar omstreeks 9 uren zag, nog weinig verkwikt. Zij had een zeer snellen, weeken pols, werd duizelig als zij het hoofd oplichtte of andere bewegingen trachtte te maken, verschijnselen wier oorzaak en beteekenis mij eerst helder werden, toen de verpleegster mij een klein intakt eitje (ter grootte van een kleinen knikker) ter hand stelde, dat zij buiten den introitus vaginae der geopereerde te midden van eenige bloedklonters had vinden liggen. Op mijn vragen vernam ik, dat er gedurende den geheelen nacht een belangrijk bloedverlies langs de vagina had plaats gegrepen, maar dat men het niet noodig had gevonden mij hiervan speciaal bericht te zenden. Ik moest, om mij van den toestand van baarmoeder en omgeving op de hoogte te kunnen stellen, eerst meerdere groote bloedcoagula uit de vagina verwijderen en kon constateeren, dat het orgaan, zooals onder deze omstandigheden te verwachten was, vergroot en week was, geanteflecteerd lag, bijna mediaan stond en zelf, evenmin als de omliggende deelen op drukking met pijn reageerde. Het ostium externum en de canalis cervicalis stonden zoo wijd open, dat gemakkelijk één, zelfs twee vingers in het cavum corporis, dat geheel leeg aanvoelde, konden gevoerd worden. Daar de bloeding nog niet tot staan gekomen was, werden de geheele uterusholte maar ook de laquear's en het bovenste gedeelte der scheede met jodoformgaas opgevuld en een injectie met ergotine toegediend. Toch mocht het niet gelukken de bloeding geheel te onderdrukken: voortdurend bleef er wat bloed naar buiten sijpelen. Ook werd de hoop, dat er spoedig weeën zouden optreden en de deciduaalzak zou loskomen, niet verwezenlijkt. En alhoewel de misselijkheid en dorst afnamen, de tong goed vochtig en de buik niet pijnlijk of gespannen was, de thermometer tot hoogstens 38° opliep en patiente volkomen compos bleef en eigenlijk alleen klaagde over hevige lendepijnen, die, zooals zij beweerde, het liggen op den rug tot een marteling maakte, werd de algemeene toestand gaandeweg verontrustender. Hiervoor kon geen andere oorzaak opgespoord worden dan bloedverlies. Daarom en ook met het oog op de mogelijkheid, dat zich achter het jodoformgaas een losse deciduaalzak zou bevinden, werd de tamponade verwisseld, maar helaas zonder baat. 's Middags om 4 uur kreeg de zieke een langdurige syncope, die vrij zeker veroorzaakt werd door een nieuwe bloeding uit het cavum uteri. Wel kon zij nog met behulp van allerlei excitantia bijgebracht worden, maar er volgden weldra nieuwe flauwten, zoodat twee uren later, 's middags om 6 ure, de exitus lethalis intrad. Drie uren na het overlijden maakte ik een paar draden van den buikwand los, om een onderzoek in te stellen naar den toestand van wondterrein en omgeving. Ik vond de darmen met gas uitgezet; het hen bekleedende en het parietale buikvlies normaal, niet rood of ontstoken. Aan het periferisch gedeelte van den wondnaad, die de peritoneaalranden aan elkander hield, vond ik een paar kleine bloedcoagula. En wijl er voor een juist begrip van het beloop der operatie veel aan gelegen was, den toestand van het uterusslijmvlies nauwkeurig te kennen, besloot ik, na doorsnijding van den linker breeden band, het corpus uteri ter hoogte van het ostium internum weg te nemen. Het slijmvlies werd door een verticale snede in den voorwand in het gezicht gebracht en bleek in een 1 tot i'Acm. dikke zwarte of vuilbruinroode laag veranderd te zijn, die op sommige plaatsen zonder merkbaren overgang in de submucosa en onderliggende spierlaag overging, op andere hiervan door een dunnere of dikkere, uit gecoaguleerd bloed bestaande laag gescheiden werd en elders geheel losgelaten had. De lengte van het cavum corporis uteri bedraagt 8 cm.; de dikte van den wand, aan den fundus ruim 2 cm. bedragende, is elders wat geringer en schommelt tusschen 2Va en i3/4 ctm. Al deze maten zijn heden (8 Juli 1902) genomen aan het preparaat, dat dus bijna 4 jaar aan de inwerking van den alcohol heeft blootgestaan. Het geheel* orgaan was in nog verschen toestand, toen het pas uit de buikholte genomen was, zeer week en broos; de spierlaag had de gewone bleeke kleur van normale uteri. Het vrouwelijke foetus, waarvan de opperhuid op sommige plaatsen losliet, maar dat overigens geen afwijkingen aanbood, is 24 ctm. lang. Zoowel van verschillende plaatsen der decidua als van het geheele eitje heb ik microscopische coupes vervaardigd, die ik, als hebbende te weinig ervaring op dit gebied, aan het deskundig oordeel van Prof. Treub en diens assistent Dr. v. d. Hoeven heb onderworpen. Beiden zijn zoo welwillend geweest, ik zeg hun daar dank voor, mijn preparaten te onderzoeken en mij hun opinie mee te deelen, die hierop neerkomt, dat de decidua niet of weing afwijkt van die, die men gewoon is aan te treffen bij extrauterin-graviditeit. Alleen zou men kunnen zeggen, dat er wat meer haemorrhagie en zeer veel meer leucocyten gevonden werden dan onder normale omstandigheden. Het eitje, waarin geen spoor van vrucht aanwezig was, vertoonde verder niets opvallends en moest op een ontwikkelingsstadium van ongeveer 3 weken geschat worden, maar, en hier legde dr. v. d. Hoeven bizonder den nadruk op, alles wees er op, dat het eitje al eenigen tijd vóór zijn uitstorting dood was geweest. Hoe lang?, dat was onmogelijk om te zeggen; dat kon dagen, weken, misschien wel maanden geweest zijn. En zoo mogen wij dus zelfs deze waarneming niet aanvoeren als een stellig bewijs voor de mogelijkheid eener superfoecundatie, te mderfclaar wij weten, dat de gastvrijheid, die soms door de baarmoeder aan het doode ei verleend wordt, van bijna onbegrensden duur kan zijn. Later hoop ik hiervan een paar staaltjes mee te deelen, die klinisch eenige merkwaardige bizonderheden vertoonden. Toch blijft het groote verschil in ontwikkeling van het intrauterine en extrauterine ei een zaak, die opvalt, al was het alleen hierom, dat zij nog nooit is waargenomen, zooals men zich overtuigen kan door de lezing van de 88 gevallen, die Zimke met noesten vlijt uit de litteratuur der twee laatste eeuwen heeft bijeen ver- zameld (zie American Journal of Obstetrij May 1902). Haag, 8 Juli 1902. EXTIRPATIE EENER ZWANGERE BAARMOEDER BIJ EEN BIJNA 56-JARIGE VROUW DOOR Dr. GEIJL. Op den 24sten Juli 1898 verzocht mij een mijner collega's hem van advies en assistentie te willen dienen bij een 55-jarige multipara, die uit haar 38-jarig huwelijksleven over niet minder dan 16 tijdige verlossingen met levensvatbare kinderen wist te verhalen. Er zouden twee 7 of 8 maandelijksche onder geweest zijn; het laatste evenwel, dat weliswaar slechts twee jaar oud geworden en nu zeven jaar geleden, dus op 48-jarigen leeftijd der moeder geboren is, was voldragen geweest. Behalve aan al deze voldragen vruchten had zij voor korteren of langeren tijd (3—4 maanden lang) woning verschaft aan meerdere anderen (voor minstens vijf stond het geheugen der moeder borg), die allen zonder uitzondering, spontaan en gemakkelijk, zonder bijzondere pijn of bloeding van de zijde der vrouw en zonder ruptuur of kwetsing van den kant der eieren schijnen uitgedreven te zijn. Drie van deze miskramen vallen nog in den tijd van het «echte kinderen krijgen»; de twee andere zijn kort na elkaar gekomen in het 49ste levensjaar der patiente. Met bovenstaande in volkomen overeenstemming is de mededeeling, dat de over t algemeen wat te ruime menstruatie tot diep in het 53bte jaar een absoluut normaal en geregeld type vertoond heeft en dat men eerst in het laatste anderhalve jaar spreken mocht van langdurige en soms zeer abundante vloeiingen, die in onregelmatige tusschenruimten van 2 3—4—5 weken terugkeerden, maar op het gestel der zieke een weinig nadeeligen invloed schenen uit te oefenen en daarom dan ook door deze waren opgevat geworden als een lastige afwijking van een menstruatie van den ouden dag. En, zooals nader blijken zal, niet geheel ten onrechte. In het begin van Maart 1.1. (1898) bleef de in die dagen verwachte bloeding uit, zonder eenige stoornis van beteekenis te voorschijn te roepen. Patiente voelde zich misschien wat nerveuser dan anders, meer niet. Dit bleef zoo tot den 2 osten Juni, toen er plotseling een ongewoon hevige bloeding optrad, die dadelijk alarmeerende verschijnselen veroorzaakte en de hulp van den medicus noodzakelijk maakte. Noch bedrust, noch «stoppende» dranken, noch vaginaalirrigaties brachten eenige verbetering, zoodat zij in korten tijd deels ten gevolge van het bloedverlies, deels ten gevolge van de eiken avond regelmatig terugkeerende, met koude rillingen gepaard gaande koorts, uiterst zwak en geheel bedlegerig was geworden. Het donkere kleverige, in groote coagula afgescheiden bloed was met veel slijm vermengd en kreeg spoedig een penetranten, uiterst onaangenamen stank, die het geheele slaapvertrek verpestte. Toen ik patiente voor het eerst zag, was zij reeds langer dan een maand lijdend. Zij zag er uitgeput en vervallen uit; haar gezicht was geel en vaal van magerte; de slijmvliezen waren bleek; ook de cornea had een bleekgelen tint, zooals men dat alles in enkele gevallen van chronische sepsis te zien krijgt. Zij klaagde over vermoeidheid, matheid, slapeloosheid, angstgevoel, beklemdheid op de borst; over volkomen gemis aan eetlust, moeielijke ontlasting, frequente en pijnlijke urine-loozing, permanente, soms hevige genitaalbloedingen, die van een uiterst onaangenamen stank vergezeld gingen; een «lucht» die haar altijd hinderde, die zij rook en proefde, vooral dan als zij «oprispen» moest. Aan het idee van den huismedicus, dat de heele ziekte berusten zou op een onregelmatig verloopenden abortus werd noch door haar zelf, noch door haar omgeving een oogenblik geloof ge'lagen. Daartegen pleitten te sterk haar leeftijd en het «feit» dat er tot nog toe niets was afgekomen, dat zich had voorgedaan of herkend was als een bepaald deel van een ei. Daarom was dan ook reeds geconsulteerd met een ander collega, die terstond na het onderzoek wegens de hevige bloeding getamponneerd en patiënte naar mij verwezen had. En daar zij gisteren en van nacht wat minder gevloeid had dan gewoonlijk, eigenlijk maar wat stinkend bloederig vocht was kwijt geraakt, verzocht zij mij eerst dringend de ingevoerde tampons niet dadelijk te verwijderen, maar vroeg er terstond bij, of zij misschien de oorzaak konden geweest zijn, dat zij van nacht zoo veel heviger koorts had gehad dan de vorige nachten. Gewoonlijk annonceerden deze zich met koude rillingen over rug en lendenen; heden nacht had zij geklappertand en over haar geheele lichaam gerild. Daarna was zij zeer heet geworden, zonder tot zweeten te geraken. Zij was thans, op het oogenblik van mijn bezoek, nog erg dorstig, had een drooge en zwarte tong, een versnelden, weeken, dicrotischen pols, maar bloedde niet. Ik vond cor en pulmonen in goeden staat evenals de spijsverteringsorganen en die van het uro-poëtische systeem. Reeds nu kon dus met vrij groote zekerheid vastgesteld worden, dat de stoornissen, die de ziekteverschijnselen te voorschijn riepen, uitsluitend zouden gevonden worden in het genitaalapparaat en wel in de baarmoeder. Maar daar ik niet voldoende geëquipeerd was voor een volledig en aseptisch onderzoek, besloot ik des middags van denzelfden dag met de noodige instrumenten terugtekeeren en dan het genitaalapparaat aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Wat de uitgeputte en bloedelooze zieke zelf en hare omgeving zoo lang in slaap gewiegd en het dagelijksch verlies van zoo groote hoeveelheden stinkend, slijmerig bloed uit de vagina meer als een lastig inconvenient, dat uit de door de nachtelijke koortsen veroorzaakte zwakte voortsproot, dan als de oorzaak zelve van de zwakte heeft doen beschouwen, was het allen geruststellende en frappeerende, volstrekte ontbreken van elke pijn. Als de koorts en daarmee de zwakte maar verdween, dan zou, daar was men vast en stellig van overtuigd, de bloeding van zelf wel ophouden en patiente spoedig genezen zijn. Daar was dan ook reeds een respectable hoeveelheid aan anti-koorts- en anti-zwaktemiddelen geslikt geworden, edoch, zonder baat! Het onderzoek 's middags leerde, dat de buikwand buitengemeen ruim en slap was en in breede en lange plooien opgenomen en naar alle richtingen heen kon bewogen worden, zoodat men met het grootste gemak de diepst gelegene en verst verwijderde plaatsen van de daaronder liggende buik- holte met de vingers betasten kon. Door deze palpatie, gesteund door percussie en auscultatie, kon met afdoende zekerheid vastgesteld worden, dat de buikorganen, als daar zijn hepar, liën, maag en darmkanaal, ren, ureteren en vesica, zoowel wat ligging, grootte en vorm als wat resistentie en gevoeligheid betreft, niets te wenschen overlieten. De slappe, fletse, vèr uit elkaar wijkende labia majora zien er met de haardragende omgeving weinig zindelijk uit; het vuil, dat zich daar ter plaatse, vooral op den mons veneris in den vorm van bloedig-slijmige korsten heeft neergezet, kan niet dan met groote moeite door middel van zeep en warme lysoloplossing verwijderd worden. Uit den gapenden introïtus prolabeeren bijna de geheele, sterk geplooide voorwand en een kleinere, circa 3 a 4 ctm. lange strook van den achterwand der vagina. Het collum uteri is over zijn geheele lengte van het ostium extern.um tot aan het ostium internum, niet slechts minder hard dan gewoonlijk, maar zelfs zoo zacht en week, dat een lichte vingerdruk voldoende is, om er overal diepere putjes in te drukken. Als men het weefsel, na eerst bijv. den wijsvinger in het cervikaalkanaal en den duim aan de buitenzijde van één der lippen geplaatst te hebben, tusschen de vingertoppen knijpt, voelt men dit laatste voor dien druk wijken en schijnt het eindelijk alsof de vingertoppen elkaar aanraken. Daarbij is het halskanaal, dat 5 a 6 ctm. lang is, over zijn geheele lengte wijd en ruim, zoodat men slechts de portio vaginalis door middel van een hakentang behoeft te fixeeren en naar beneden te trekken, om het cavum corporis uteri op de gemakkelijkste wijze aan een volledig, bimanueel onderzoek te kunnen onderwerpen. De exploreerende vinger stuit weldra op een weeke, ruwe, oneffene massa, een tumor, die over zijn geheelen omtrek boven de slijmvliesoppervlakte uitsteekt en van den voorwand af, waarvan hij de geheele rechter- en een smalle strook der linkerhelft inneemt, langs de rechterzijde heen op den achterwand overgaat, waar hij eveneens de mediaanlijn overschrijdt. Men kan zich van de grootte van den tumor eenig begrip vormen, wanneer men weet, dat zijn onderrand zich ongeveer 2 a 3 ctm. boven het ostium internum en hij zich zonder onderbreking van hier tot in den fundus uteri voortzette, terwijl de uterussonde 17 ctm. vèr in het cavum uteri binnendrong, de lengte van het cavum corporis dus minstens 11 a 12 ctm. bedroeg. Hieraan beantwoordde, zooals later kon vastgesteld worden, een breedte van den fundus van ruim 8 ctm. Voor en na het onderzoek waren zeer krachtige maatregelen ter desinfectie genomen, waarbij zeep en warme lysoloplos- sing een hoofdrol vervulden. Ten besluite werd het cavum uteri, dat eerst met meerdere liters gesteriliseerd water en daarna met warme lysoloplossing was doorgespoeld, lichtelijk opgevuld met jodoformgaas. Want wat het meest gevreesd moest worden, was niet een mogelijke herhaling der bloeding, waartegen een dergelijke «luchtige» tamponade niet geheel werkeloos behoefde te zijn, het was het voortdurend blijven stagneeren der afscheidingsprodukten van den uteruswand, tengevolge waarvan reeds meerdere weken lang dagelijks koortsen waren opgetreden, die ik als de voornaamste oorzaak van de bestaande zwakte beschouwde. De laatste, tant soit peu door mij zelf gecontroleerde aanval had zulk een ernstig karakter gedragen, dat ik meende vóór alles mijn aandacht aan het bestrijden daarvan te moeten wijden. Tegen het eigenlijke lijden zelf scheen mij slechts een enkele maatregel geïndiceerd en dat wasdetotaalexstirpatie van het zieke orgaan ; ik meende toch te doen te hebben met een maligne aandoening van den uteruswand, misschien wel een sarcoom, dat in ontsteking was overgegaan en waarbij zich een collateraal oedeem van de omgeving gevoegd had. Toen ik den volgenden dag patiënte terugzag, vernam ik, dat zij in weken niet zoo rustig geslapen en noch van koorts, noch van bloeding iets bemerkt had. Er werd mij gezegd, dat men in beginsel tot de operatie besloten was, maar gaarne, vooral met het oog op den laatsten mooien nacht, nog een paar weken wachten wilde, om de zieke wat te laten opsterken, opdat zij de operatie te beter zou kunnen verdragen. Het kostte mij eenige moeite om patiënte en vooral de omgeving van het verkeerde van elk uitstel te overtuigen. Maar men was voor rede vatbaar en reeds den 28 Juli liet patiënte zich op mijn kliniek opnemen, waar zij allereerst en herhaaldelijk aan een duchtige desinfectie-kuur werd onderworpen. Zij kreeg in het geheel drie lauwe reinigingsbaden; de genitaal-haren werden weggeschoren; de baarmoederholte werd meermalen daags met gesteriliseerd water en warme lysol uitgespoeld; de vagina met zeep en lysol gereinigd en die deelen, die daarvoor in aanmerking konden komen, werden eenmaal per dag met sublimaat-oplossing en alcohol gedesinfecteerd. Daar echter de afscheiding uit den uterus, hoewel minder stinkend, nog zeer profuus bleef en de uterus zelve zóó groot was, dat ik al dadelijk het plan had opgevat om volgens de methode van D o y e n te opereeren, zoodat het uiterst moeielijk, zoo niet onmogelijk zijn zou, eventueele infectiestoffen uit het cavum corporis, bijv. door sluiting van het ostium externum, zooals ik dat vroeger herhaaldelijk gedaan had, van het wondterrein verwijderd te houden, besloot ik aan de operatie de krachtigste desintectie, die ter mijner beschikking stond, de desinfectie door middel van sterk verwarmden onder hooge spanning staande stoom. Tot nog toe had ik den stoom nooit langer dan 15, hoogstens 25 è. 30 seconden laten inwerken en ze nooit hooger dan tot + 105° verhit, thans maakte ik van een tot ruim 120° verhitten stoom gebruik en stelde ik het uterusslijmvlies aan de inwerking daarvan ongeveer i1/* minuut bloot. Ik meende te mogen aannemen, dat ik zoodoende alle mikroben en hun produkten, niet slechts de taaiste, maar ook hen, die in de diepste gaten en holen verscholen zouden zitten, zou vernietigen. Evenals in de andere gevallen, waarin ik de vaporisatie toepaste, bleek ook hier patiente meer verschrikt door de wetenschap, dat er heete stoom in haar lichaam stroomde, dan pijnlijk aangedaan door de heftige verschroeüng, die het baarmoederslijmvlies onderging. Zij vond het «eng», meer niet en heeft ook later niet de minste last gehad van napijnen of nakrampen. Maar ik had dan ook, volgens mijn gewoonte, ook hier de meest minutieuse voorzorgsmaatregelen genomen, om te zorgen, dat de terugvloeiende stoom noch met de vagina, noch met de vulva of uitwendige genitaliën in aanraking kwam. Daar patiente bizonder nerveus en uiterst zwak en anaemisch was, werd haar een paar uur voor de operatie, op Zondag 31 Juli 1898, tweemaal 300 gram Tavelsche keukenzoutoplossing onder de huid van de beide dijen ingespoten en haar bovendien gemengde narcose (eerst morphine-injectie, daarna chloroform) toegediend. Na hernieuwde desinfectie, werd de uterus geheel k la D o y e n geexstirpeerd. Met technische moeilijkheden had ik niet te kampen, de verbindingen van het collum met het parametrane bindweefsel waren bijzonder los en konden voor het grootste gedeelte stomp, alleen met behulp van den vinger opgeheven worden. De plica Douglasii kwam spoedig onder het bereik der vingers en der oogen en werd terstond voldoende wijd geopend; de vesicouterienplooi daarentegen week onder het loswoelen der blaas meer naar boven en moest met de schaar doorgeknipt worden. Het is in deze dagen niet noodig meer, de operatie van Doyen aan een instructief voorbeeld nader te beschrij ven ; het zij daarom genoeg, als ik meedeel, dat de operatieve arbeid wegens de bizondere weekheid en bewegelijkheid der baarmoeder, die, naarmate de operatie vorderde, door de in de beide wondranden der mediane-incisie telkens hooger geplaatste hakentangen spelenderwijze naar beneden gebracht kon worden, geheel è. vue, in de vulvairruimte verricht kon worden. Dührssen heeft indertijd eenzelfde opmerking gemaakt omtrent de ge- makkelijkheid, waarmee bij een sectio cesarea de te opereeren deelen in den introïtus vaginae gebracht kunnen worden. De operatie, die zonder eenig accident van stapel liep, nog niet tenvolle 20 minuten geduurd en waarbij weinig of geen bloeding had plaats gegrepen, werd door patiente uitmuntend verdragen. Niet de minste reactie, ook niet van braken of andere symptomen van chloroform-vergiftiging. Er werd zelfs terstond subjectieve verlichting gevoeld; de vroeger zoo hinderlijke lendenpijnen, de koorts met de haar begeleidende verschijnselen van zweeten, buikpijnen, kortademigheid, enz., de afschuwelijke smaak in den mond, het absolute gemis aan eetlust waren allen met één slag verdwenen. Reeds den 2den Augustus, den derden dag van de operatie, begon zij over trek te praten, te klagen zelfs. Maar plotseling kwam er een kink in den kabel. Den vierden dag na de operatie, dus ruim twee dagen na het wegnemen der klempincetten, die ongeveer 40 uur waren blijven liggen, werd de afscheiding uit de vagina profuser en nam weer dien doordringenden stank aan, waarover ik reeds vroeger gesproken heb. De temperatuur steeg 's avonds om 6 uur tot 37>8 • Daarom verwisseling der tampons en uitspoeling der vagina met een lysoloplossing. Patiente vond hierbij weinig baat, want niet alleen dat de secretie in hoeveelheid en stank bleef toenemen, de temperatuur steeg de volgende avonden tot 38°, zelfs tot 38,4° en patiente begon zich zelfs gedurende den koortsvrijen tijd weer minder opgewekt en prettig te gevoelen. Bij een nauwkeurig, locaal onderzoek, dat ik den 7 den Augustus instelde, vond ik tot mijn schrik, een vrij grooten, knobbeligen, grijsachtigen tumor, die de geheele breedte van de vaginaalwond innam en zich naar links zelfs tot aan den pelviswand uitstrekte. Nader bleek, dat hij bestond uit granuleerende massa's, die van de randen der voorste en achterste vaginaalwond uitgingen. Nauwkeurig werden derhalve alle hoeken en gaten of holten, waarin de etter stagneeren kon, afgedebd en uitgespoeld en zoo goed en zoo kwaad als het ging, met PItrol bestrooid, een therapie, die eiken dag tweemaal toegepast en terstond met succes bekroond werd. De temperatuur werd onmiddelijk normaal en is dat voortdurend gebleven. De afscheiding had reeds den 12den Aug. zoo goed als opgehouden. De granulaties, die 't langst aan de linkerzijde bestaan bleven, kregen weldra een betere kleur en namen gelijktijdig in omvang af. De rechter helft der wond droeg reeds op den i5den, den dag, waarop patiente voor het eerst het bed verlaten kon, een stevig litteeken. Ook de algemeene toestand verbeterde met den dag. Patiente kreeg een gezonde gelaats- kleur, at en dronk als een gewoon mensch, was vroolijk en opgewekt en nam zoo spoedig in krachten toe, dat zij op den 25sten Augustus de inrichting als geheel genezen verlaten kon. Ook de granulaties in de vagina hadden geheel plaatsgemaakt voor een behoorlijk litteeken. Het microscopisch onderzoek van het weggenomen orgaan schonk mij een verrassing, waarop ik, om eerlijk te zijn, in 't geheel niet gerekend had. Zoo ergens, dan bleek hier de juistheid van het woord: le vrai n'est pas toujours vraisemblable. Het was al heel onwaarschijnlijk, dat een 55 of liever een op een maand na, 56 jarige vrouw aan een ziekte der zwangerschap zou lijden. En toch was het zoo. De zich van het omliggende slijmvlies scherp markeerende, en boven de oppervlakte daarvan uitstekende, ruwe plek, die reeds gedurende het leven gediagnosticeerd was, bleek te bestaan uit de rottende placenta, die, behalve tal van meer of minder gedegenereerde vlakken en bloedcoagula, veel leucocyten en ander, meestal dood^ weefsel bleek te bevatten, dat vermoedelijk van de decidua afkomstig was. Ook het spierweefsel, niet slechts van het corpus, maar ook van het collum, was in het proces betrokken en hier en daar necrotisch: terwijl door het geheele orgaan (tot onder het epiteel der portio vaginalis) ontelbare hoeveelheden leucocyten aangetroffen werden. Ook hier heb ik ruimschoots geprofiteerd van het advies, mij door de heeren prof. T r e u b en dr. v. d. H o e v e n verstrekt, die ook in dit geval mijn microscopische preparaten aan een controleerend onderzoek hebben onderworpen. De door hen genomen moeite stel ik op hoogen prijs. Alhoewel er dus hier geen kwaadaardige nieuwvorming aanwezig bleek te zijn, was toch de door mij gevolgde therapie ten volle op haar plaats. Zij wordt alleen reeds gerechtvaardigd door het uiterst waarschijnlijke feit, dat deze door en door zieke baarmoeder wel niet voor een genezing door middel van een eenvoudig curettement vatbaar was. Ik voor mij ben er van overtuigd, dat het onmogelijk zou geweest zijn al het zieke weefsel, dat weggenomen behoorde te worden, om de septische verschijnselen met succes te bestrijden, met de curette te verwijderen; de curette, die in dit zachte weefsel niet eens een ongevaarlijk instrument behoetde te zijn. En bovendien was de zwaktetoestand der patiente van dien aard, dat men slechts heil verwachten mocht van een ingrijpen, dat het organisme binnen den kortst mogelijken tijd van den geheelen ziektehaard bevrijdde. Maar nog eens, wie zou bij een bijna 56 jarige vrouw, die verschijnselen vertoonde, welke onmiskenbaar op een beginnende menopause wezen, niet het bestaan eener driemaandelijksche gravi- diteit en de gevolgen van dien vèr van zich afwerpen? Ik heb het gedaan en gevoel mij daardoor niet erg schuldig. De literatuur en vooral de moderne is uiterst spaarzaam met mededeelingen te dezen opzichte. Wel bevat die Menstruation van K r i e g e r (1869) verschillende mededeelingen omtrent waarnemingen van dezen aard. Maar zij zijn geen van allen door hemzelf waargenomen en dateeren niet zelden uit een tijd, toen men het nog niet zoo nauw nam met mededeelingen uit de derde hand. Latere schrijvers«) nemen ze gewoonlijk zonder kritiek over en houden soms op het illustre voorbeeld van Hegar 2), bespiegelingen over de verschillende beteekenis, die de bedoelde gevallen, al naarmate zij vóór of na het intreden der menopause zouden voorkomen, bezitten zouden voor de theorie der menstruatie-leer. Maar bovendien vind ik bij Börner gewag gemaakt van een serie van 11 gevallen, door Rodsewitch uit de Russische literatuur van 1872 1881 verza- 1) Kunoch. Das klimakterische Alter der Frauen (1874)- Börner. Die Wechseljahre der Frau (1886). Steinhaus. Menstruation und Ovulation (1890). Witkowski. La Génération Humaine (septième édition, zonder jaartal, maar vermoedelijk van 1894 of '95. In Fr om mei's Jahresbericht vind ik over het onderwerp niets. 2) Die Castration der Frauen, in «Sammlung klinische Vortrage» (No. 13^ — 13^)- meld, waarin vrouwen van 50—55 jaren zouden geboren hebben, terwijl hij tevens een bericht van John Kennedy overneemt omtrent een 62-jarige, die in November 1880 normaal bevallen moet zijn en wier sexueele geschiedenis aldus luiden zou, dat zij op haar 13de jaar is begonnen te menstrueeren en sints haar 20ste jaar 21 kinderen ter wereld bracht, waarvan de laatstgekomene in het 47ste, 49ste, 51ste, 53ste 56ste en 62ste levensjaar der moeder zouden geboren zijn. Gebhard, die het hoofdstuk, die Menstruation in V e i t 's handboek bewerkte, maakt in zijn literatuuropgave opmerkzaam op een verhandeling van D epassé: Grossesse a cinquante-neuf ans. Gazette de Gynécologie. Paris 1891. En volgens Witkowski zou D e 1 amotte melding maken van een maagd van 51 jaren, die haar huwelijk tot op dezen fatalen termijn had uitgesteld, om toch vooral geen kinderen meer te kunnen krijgen; de natuur ging echter boven de leer, die haar steriel verklaard had en de pasgehuwde werd weldra zwanger. Zoo zou ook M a r s a, een medicus uit Venetië, bij een zestigjarige een zwangerschap ten onrechte voor een buikwaterzucht aangezien hebben. Al deze gevallen en nog een paar, die van uit K r i eger's boek de rondte in de literatuur doen, bewijzen mijns inziens voldingend, dat men den 48 a 50-jarigen leeftijd niet als den officieelen termijn voor het ophouden der vruchtbaarheid van de vrouw vaststellen mag, zelfs dan niet, wanneer de zichtbare menopause, kenbaar aan het wegblijven der menstruatie, reeds ingetreden is. Toch zal wel niemand zóóver willen gaan om eenig geloof te slaan aan het laatste der door W i tkowski vermelde gevallen van een zekere vrouw Lebaudin, qui mit au monde un enfant h quatre - vingt - quatre ans. Zoo'n staaltje van fécondité tardive is mij tenminste voorloopig te kras. En ik kan ook niet aannemen, dat Witkowski zelf aan deze waarneming gelooft. Daarvoor lijkt hij mij te beredeneerd en te sceptisch. Hij weet zeer goed, dat er zelfs bij mannen een groot verschil bestaat tusschen cohabitatie en reproductie-vermogen. Hij deelt ze wel mee al die bizondere pronesses van gaillards van 70, 80 en meer jaren, maar besluit zijn verhalen over die al te oude papa's met een zeer instructieve anecdote: Napoleon I vroeg eens aan Corvisart, «si, a soixante ans, un homme peut espérer de devenir père. Quelquefois, répondit le médecin. Et a soixante-dix ? Toujours, Sire!» Haag, 10 Juli 1902. OVER OPERATIEF INGRIJPEN BIJ PSEUDOHERMAPHRODITISMUS (MASCULINUS OF FEMININUS) EXTERNUS DOOR DR. A. GE IJL. In het Verslag van de werkzaamheden der Afdeelingen van de M. t. B. d. G. van 1895 kan men lezen, dat ik in de Aprilvergadering der Afdeeling Dordrecht en Omstreken photographieën liet zien van een uiterst merkwaardige hermaphrodiet, die door mij waargenomen en geopereerd geworden was, nadat ik van te voren de patiënte aan de meesten der aanwezigen heeren had gedemonstreerd. De demonstratie en de daarop volgende operatie hadden plaats gehad op 29 Maart 1895. Dat ik de toenmaals gedane belofte, om over deze waarneming elders uitvoerig te refereeren eerst nu nakom, heeft dit ééne besliste nadeel, dat ik geen meedeelingen kan doen over de maten van het bekken en eenige andere bizonderheden, die niet geheel van belang ontbloot zijn. Door mijn voortdurend heen en weer trekken der laatste jaren zijn een paar losse papiertjes der historia morbi zoek geraakt. Maar gedachtig aan het oud-Hollandsche spreekwoord, wie geeft, wat hij heeft, enz. en overtuigd, dat het gemis der bedoelde détails geen schade doen zal aan een juist begrip der kwesties, die ik te berde brengen en onderzoeken wil, wil ik toch mijn verslag van dit bizonder belangrijke geval niet achterhouden. In het begin van Maart 1895 werd mij door ür. P. Schel te ma, toenmaals te Sliedrecht, een patiënte toegezonden, met het verzoek haar nauwkeurig te willen onderzoeken, ten einde hem mede te deelen of er in casu kon en mocht geadviseerd worden tot een operatie. De moeder, die het bijna 20-jarige meisje vergezelde, vertelde mij, dat er sprake was van een huwelijk van haar dochter, dat deze laatste «met haar heele hart aan den jongen hing», maar dat zij vooralsnog niet haar toestemming had willen of durven geven, omdat het meisje geheel anders gebouwd was als een gewone vrouw. Zij vreesde hiervan voor later onaangenaamheden en wenschte te weten, of de bestaande afwijking niet operatief kon verholpen worden. Het meisje zelf droeg lange, blonde hoofdharen, had een eenigzins schichtigen, schuwen blik, maar overigens een geheel vrouwelijk gezicht, zonder spoor van baard of snor en gedroeg zich geheel als een bedremmeld, jong meisje, dat voor 't eerst bij een vrouwenarts komt. E11 later, toen ik de genitaliën nader inspecteeren wilde, waren de vrouwelijke afweerbewegingen, die van flexie en adductie der dijen Overgedrukt uit het Medisch Weekblad. Fig. i. FlG. 2. Fig. 3. Fig. 4. zóó krachtig, dat ik mij tevreden moest stellen met een zeer oppervlakkig onderzoek. Ik kon slechts constateeren, dat er een mannelijke beharing der genitaliën, een vrij sterk ontwikkelde hypospadaëische penis en eigenaardig gevormde groote lippen aanwezig waren, waartusschen zich een strak gespannen membraan bevond, die zich naar beneden in het perineum voortzette en naar boven aan de onderzijde der penis eindigde en den toegang tot het inwendige geslachtsapparaat, zoo dat bestond, of geheel of bijna geheel afsloot. Voeg daarbij, dat de stem een eenigzins mannelijk timbre en het skelet der kortgebouwde patiënte aan de thorax een beslist mannelijk karakter droeg, en men zal begrijpen, dat ik patiënte aanried zich voor een nader, vollediger onderzoek, zoo noodig in narcose, in het Pleegzusterhuis te Dordrecht te laten opnemen. Zij was hiertoe terstond bereid, want zij wilde alles doen, om geschikt te worden voor het huwelijk. Een week later liet zij zich opnemen. Wat nu volgt is de status praesens dier dagen, zooals ik dien opgemaakt heb 0n een meermalen herhaald onderzoek. Het onderzoek naar het inwendig genitaal-apparaat geschiedde onder narcose. De lichaamslengte van patiënte, die lange, blonde hoofdharen en een echt vrouwelijk gezicht heeft, bedraagt i meter 42. De vorm van haar thorax is mannelijk; borsten zijn afwezig, aanwezig twee tepels met donker gekleurden tepelhof en Montgommery'sche klieren. Omtrek van de borst, over de tepels 7 7 cM.; omtrek ter hoogte van het onderste gedeelte van het borstbeen 73 cM. Hart, longen en buikorganen (lever, milt, maag, darmen) blijken, voorzoover percussie, auscultatie en palpatie daarover kunnen doen oordeelen, normaal te zijn. De ademhaling is abdominaal. De maten en de vorm van het bekken schijnen op mij den indruk gemaakt te hebben, dat het een mannelijk type bezat. Over de benedenste extremiteiten vind ik niets vermeld. Daarentegen beschik ik over alle data, die betrekking hebben op het in- en uitwendige geslachtsapparaat. Wat bij de inspectie der genitaliën reeds op het eerste gezicht frappeert, zijn de sterk ontwikkelde haardos en de 6 a 7 ctm. lange, hypospadaëische penis, die geheel zichtbaar is en vrij ligt boven de plaats, waar de overigens duidelijk gemarkeerde labia majora hun aanvang nemen. De beharing is heterosexueel, mannelijk en zeer overvloedig; zij strekt zich zoowel ter zijden als in het midden, een of twee ctm's boven de Hildebrandt'sche lijn uit en zet zich in de linea alba als een dicht behaarde streep tot aan den umbilicus voort; naar beneden verspreidt zij zich langs het perineum, rondom de anaal-opening, tot op de coccygeo-sacraalstreek, terwijl zij zich, ter zijde door de liesstreek heen, naar de dijen begeeft, wier binnenvlakte zij zelfs hier nog met een dichtstaand kleed bedekt. De streek op en boven de symphysis is niet gebombeerd, maar plat, men mist daar geheel en al het vet, dat geroepen is den mons veneris te vormen. Van daar, dat de labia majora, ter zijde van de penis, een vrij abrupt begin nemen; deze zijn voldoende ontwikkeld, zoodat zij elkaar ter weerszijden aanraken en loopen op de gewone wijze naar beneden, zonder zich echter onder vorming van een frenulum met elkander te verbinden Houdt men ze met twee vingers uit elkander, dan lijkt het of het perineum zich naar boven en een weinig naar de diepte onafgebroken voortzet in een weefsel of membraan, die tusschen de groote lippen, gelegen, met een sikkelvormigen rand in de onmiddelijke nabijheid van den onderkant der penis eindigt. Wordt de glans penis opgelicht, dan worden de twee uiteinden van den sikkel strak gespannen en ziet men ze aan beide zijden overgaan in de weefselkammen, die de urethraalgleuf begrenzen, zoodoende een kleine opening vormende, waarlangs o. a. de urine naar buiten komtTusschen de genoemde weefselkammen bevindt zich een derde, die, lager aan het eind van den glans begint en dien ik voor het homologon van een frenulum preputii ge- houden heb. Hij is, evenals de beide andere, zeer duidelijk op de photographie te zien. Een raphé, in den vorm eener verhevenheid of streep, werd op het perineum gemist; wel zag men een ongeveer Va ^ 1 ctmbreede, glanzende strook, die zich reeds op 2 ctm. afstands van de anaalopening duidelijk begon te dessineeren en zich vooral op het tusschen de groote labiën gelegene weefsel scherp afteekende. Ten opzichte van de omringende normale huid of slijmvlies had het iets van een gerekt litteeken. Ook de weefselkammen der uretraalgleuf schenen niet geheel gezond te zijn. De ruim 6 ctm. lange penis draagt een ondoorboorde, naakte glans, die echter aan den top een duidelijke inzinking vertoont en wier preputium, voorzoover het bestaat, als plooi achter den sulcus glandis op het corpus penis moet gezocht worden. De diepe sulcus urethrae gaat geleidelijk van de glans op het corpus over, om, zooals later bij de operatie bleek, van af het vrouwelijk gevormde ostium urethrae, als gesloten buis in de blaas te monden. Van openingen in het slijmvlies der urethraalsleuf vind ik er vijf genoteerd: vermoedelijk lacunae Morgagnieopeningen der uitvoeringsbuizen van de Covvper'sche klieren. Men kan zeer gemakkelijk met een catheter in de blaas komen, maar dan moet men een mannencatheter nemen en dezen langs en in de richting van de urethraal-sleuf naar binnen voeren: met een vrouwencatheter kan men slechts dan het ostium urethrae treffen, wanneer men het buiten de genitalien blijvende deel van 't instrument sterk naar beneden laat zakken. Anders komt men in een holte, die achter een tusschen de grootere labiën gelegene membraam (het schijnbare verlengsel van het perineum) gelegen is en zich van boven naar beneden, van de onderzijde der penis tot aan het eigenlijke perineum blijkt uit te strekken. Deze holte voert, zooals bij gelijktijdig inbrengen van blaascatheter en licht gebogen, naar beneden gekeerde, stompe sonde blijkt, in een ander, in de diepte voerend en onder de urethra liggend kanaal van + 9 ctm. diepte. De in dit kanaal gebrachte sonde kan men bij rectaalonderzoek gemakkelijk doorvoelen en zonder merkbaren weerstand ruime [bewegingen van de linker- naar de rechterzijde van het bekken laten maken; terwijl men na verwijdering daarvan en bij recto-abdominaal onderzoek, bovengemeld kanaal, ten minste in zijn bovenste gedeelten, als een dunne, driehoekige, met zijn basis naar beneden gekeerde weefselmassa kan aftasten. Deze zelf gaat naar beide zijden over in een strak gespannen dunne membraan, die als ligamentum latum zonder tuba imponeert. Rechts achter die membraan bevindt zich in het kleine bekken, een ovaal, boonvormig or- gaan, dat naar mijn schatting hoogstens 2 ctm. lang en i Va ctm. breed is en, naar het mij voorkomt, meer op een testis dan op een ovarium gelijkt. Links wordt evenmin als in een der labiën iets gevonden wat aan de aanwezigheid van een ovarium of testis zou kunnen doen denken. Ook van een prostaat heb ik niets kunnen ontdekken. Als ik nu nog meedeel, dat patiente beweerde enkele malen wellustige droomen te hebben en dan een slijmerig vocht uit de genitaliën kwijt te raken, terwijl zij bovendien verzekerde op sommige, ongeregelde terugkeerende tijden veel last te hebben van molimina menstrualia, dan heb ik werkelijk zoo getrouw en zoo uitvoerig, als mij met de overgebleven stukken mogelijk was, mijn historia morbi meegedeeld. Hieraan toevoegen wil ik, dat ik de tusschen de groote labiën gelegene membraan heb opgevat als een pathologisch produkt, dat uit de saamgegroeide kleine labiën bestond. Dat bovendien in zijn benedenste gedeelte, de rondom de fossa navicularis gelegene weefsels en zelfs het hymen niet vreemd aan zijne vorming gebleven zijn, komt mij niet onwaarschijnlijk voor. Het op litteeken gelijkend weefsel, waarvan ik gesproken heb, wijst op een ontstekingsproces, dat vermoedelijk gedurende het intrauterine leven is afgespeeld. Een dergelijke genese heeft veel voor zich, al was het alleen, omdat zij in staat is den bestaanden anatomischen toestand volkomen te verklaren. Zelfs voor de gevondene hypospadie laat zij ons niet in de steek. Zij is ten minste in overeenstemming met een indertijd door Kaufman verdedigde meening, dat de hypospadie volstrekt niet altijd een Hemmungsbildung behoeft te zijn, maar het gevolg kan wezen van een pathologisch proces, waardoor de reeds gevormde urethrawand is verscheurd geworden. (Volgens James Simpson hebben reeds Osiander en Dugès de meening verdedigd, dat een verkleving van het ostium urethrae gedurende het intrauterine leven een overvulling der blaas kan tengevolge hebben, waardoor de aaneengroeiïng der scrotaalhelften verhinderd wordt en een verscheuring der reeds bestaande urethra kan tot stand komen.) Maar hoe belangrijk deze kwestie ook op zichzelf moge zijn, voor de vraag of er bij onze patiente al of niet indicatie bestond voor een operatie, die haar geschikt zou maken voor het huwelijk, bezit zij geen waarde. Ik heb gemeend op gronden, die ik later ontwikkelen zal, hierop toestemmend te moeten antwoorden en deze, zooals ik reeds heb gemeld, onder de noodige a- en antiseptische voorzorgsmaatregelen, op den 2gen Maart 1895 verricht. Ik heb daarvoor eerst de membraan, die den toegang tot de vagina versperde, gekliefd tot aan het perineum en de gemaakte wonde zoo gehecht, dat er twee weefsellappen ontstonden, die tant soit peu voor labia minora konden doorgaan, terwijl de ondereinden der labia majora door een soort van frenulum aan elkaar gebracht werden. Vervolgens heb ik de huid boven het corpus penis gekliefd en dit laatste, toen het geheel was vrij gemaakt, zoo diep mogelijk geamputeerd en eindelijk de huidwond boven en om het achterblijvende stompje gehecht. Scheen het aesthetisch resultaat, terstond na de operatie, niet bizonder schitterend, toen patiënte zich drie maanden later op nieuw aan mij vertoonde, kon ik mij zeer goed haar blijdschap begrijpen. Zij danste en sprong van vreugde en herhaalde telkens, dat ik een wonder aan haar verricht had, want dat zij nu een echte vrouw geworden was. Ik verdenk haar, dat zij reeds een proef met haar feminiteit genomen had, wat met het oog op de ruime vagina, die al terstond post- operationem gemakkelijk voor twee vingers toegankelijk was en door geen storend hymen werd afgesloten (want hiervan werd geen spoor gevonden) wel niet met veel bezwaren zal gepaard gegaan zijn. Het als blinde zak eindigende kanaal, waartoe de introïtus vaginae toegang verleende, moet mijns inziens als niet gedifferentieerde vagina en uterus worden opgevat; daarvoor pleiten de eigenaardige vorm (vooral bij vagino abdominaal-onderzoek duidelijk) van het bovenste gedeelte en de ligg. lata, die daarvan afgaan. De inlichtingen, die ik omtrent den tegenwoordigen toestand der patiënte heb kunnen inwinnen, zijn wel niet zoo uitvoerig, als ik ze wenschte, maar toch belangrijk genoeg om ze hier mede te deelen. Mijn welgemeenden dank aan mijn collegae P. de B. en M. voor de moeite, die zij zich in dezen hebben willen geven. Woordelijk wordt mij geschreven: «T. is gezond en wèl en vroolijk; alleen wel eens wat los, zooals de familie zei en waarmee vermoedelijk bedoeld werd, los in den mond; menstrueeren doet zij niet en van eenigerlei bezwaren werd niets vermeld. Hoewel zij niet gehuwd is, leeft zij toch in concubinaat met een man, die haar eerst wilde huwen, maar daarvan heeft afgezien, wellicht op grond van de anatomische verhoudingen? Van stoornissen in 't geslachtelijk verkeer blijkt niets.» Habent sua fata, — dat geldt niet alleen van boeken, maar ook en niet het minst van al wat van het gewone, het dagelijksche afwijkt, vooral, wanneer de afwijking een misvorming is van wat men noemt het hoogstgeorganiseerde wezen, den mensch. Reeds in 1891 heb ik er op gewezen, dat alj die wonderlijke verhalen, die mythen en sagen uit het gebied der generatie-leer, niet zelden geheel van de werkelijkheid waren afgezien. De ouden verwerkten het geziene en waargenomene op hun wijze, met de middelen, die hun ten dienste stonden. In den laatsten tijd vindt men herhaaldelijk, bij verschillende schrijvers, hetzelfde denkbeeld verdedigd en breedvoerig toegelicht. Zoo heeft onlangs Schatz in een brochure «Die Griechischen Götter und die Menschlichen Missgeburten» een overstelpend materiaal bijeengebracht, om te betoogen, dat de personen en voorstellingen der Grieksche mythologie in niet zeldzame gevallen hun ontstaan te danken hebben aan feiten, ontleend aan de pathologische embryologie. En een ieder zal de verdiensten erkennen van Charcot, Richer en hunne school, die in het licht stelden, welke beteekenis een studie van de werken der artiesten van alle tijden hebben kan voor de geschiedenis der ziekten en afwijkingen van het menschelijk geslacht. Een kostbare bijdrage daarvoor is het onlangs verschenen werk van Paul Richer, 1'Art et la Médecine. Deze zelfde publiceerde in 1892 in de Nouvelle Iconographie de la Salpétrière, No. 5, een artikel getiteld «Les Hermaphrodites dans 1'Art.» Hij toonde er in aan, dat ook bij de kunstenaars der oudheid het hermaphroditismus een goede bekende was en dat zij hiervan tweeërlei voorstellingen trachtten te geven, een symbolische, waarbij zij zelf, naar hun kunstenaarsfantasie, de vrouwelijke en mannelijke eigenschappen mengden en groepeerden en een andere, de reëele, waarbij hun kunstwerk getrouwelijk trachtte weer te geven, wat zij in de natuur gezien hadden. «L'Antiquité a trés souvent dotée de formes efféminées plusieurs personnages males de son Panthéon, en particulier Bacchus, Apollon et 1'Amour. Nombre de statues de Bacchus out absolument la tête, le bassin et les cuisses d'une femme.» Zoo ook bezit «Eros une conformation féminine fort accentuée du bassin, des hanches et des membres inférieures.» Dit, zooals hij het noemt, antiek hermaphroditisme is door hem, Laurent, Meige en anderen, bijna door ieder, die eenige ervaring bezit, waargenomen. En tal van verhalen van prozaschrijvers en dichters der oudheid leeren, dat reeds voor duizenden jaren in het oude Griekenland en Rome homosexueele liefde (in al haar schakeeringen) gedreven werd op misschien nog grooter schaal en schaamtelozer wijze, dan thans in de grootsteden van Europa, Parijs, Berlijn. Weenen, etc. geschiedt. Of ons de ouden in beeld en geschrift, goed beschreven, echte staaltjes van extern pseudohermaphroditismus hebben nagelaten, zou ik niet stellig durven verzekeren. Wel ben ik er van overtuigd, dat niet weinigen der om hun Sappho'nische liefde bekende Tribaden met deze niisvor- ming behept waren en hou ik het voor zeker dat Plinius deze op het oog had, toen hij schreef: «Gignuntur et utriusque sexus, quos hermaphroditos vocamus, olim andrygynos vocatos et in prodigiis habitos, nunc vero in deliciis.» Maar ongetwijfeld waren de draconische maatregelen, waarmeê tegen de ongelukkige hermaphrodieten evenals tegen de overige monsters werd opgetreden, slechts voor de dragers van het pseudohermaphroditismus bestemd. Nog weinig vertrouwd met de causae proximae, schreef men gemeenlijk het ontstaan van monsters toe aan een direkt ingrijpen van een buiten de gewone dingen staande kracht of macht, een god of zoo iets, die den mensch waarschuwen wilde voor een naderend onheil, dat, o wondere logica! slechts te voorkomen zou zijn door het vernietigen van het monster, dat als voorteeken dienst doen moest. En waren er al eens, die meenden, dat zij op andere wijze in het leven konden geroepen worden, door een bestialiteit bijv., een ongeoorloofde copulatie tusschen mensch en dier, het eindoordeel over het lot, dat zulke wezens treffen moest, veranderde daarmee niet. In Athene wiep men ze in zee, in Rome in den Tiber, dikwijls met de onschuldige moeder er bij. En zoo is het gebleven met eenige wisseling, nu eens ten goede, dan weer ten kwade, tot op het einde der 18de eeuw. Het Christendom, dat de zeden verzachten moest, heeft hoegenaamd geen verbetering gebracht. Het edikt van Constant ij n den Groote (Hoe tertium hominis genus e vita tolli et auferri constituit) getuigt maar al te welsprekend, welk lot den pseudohermaphrodiet der middeleeuwen en van later te wachten stond, wanneer de kerk haar jurisprudentie kon laten gelden. Nog in het begin van de 17de eeuw schreef Ba u h i n u s: ' Van twee dezer vrouwen deelt hij meer uitvoerig de geschiedenis mede. En Dr. Ernst Alterthum besluit zijn zeer gedocumenteerde verhandeling uit H3 de Freiburg'sche vrouwenkliniek met de volgende woorden: «All dies zeigt wohl zur Genüge, dass wir keinen Grund haben, bei der Myomotomie und ebensowenig auch bei Salpingotomifin die Ovariën zurückzulassen, zumal die vollstandige Entfernung der Keimdrüsen durchaus nicht die schadlichen Folgen auf das geistige und körperliche Befinden ausübt, wie man vielfach angenommen hat.» Zooals men hierboven gezien heeft, M u n d é gelooft, zonder ten gunste daarvan een enkel feit te kunnen aanvoeren, aan wat Hal ban experimenteel heeft trachten aan te toonen, dat namelijk het ovarium het trofisch centrum zijn zou voor de ontwikkeling van het geslachtsapparaat. Voor zoover ik uit verschillende besprekingen over de verhandeling van dezen laatste kan nagaan, schijnt men algemeen van overtuiging te zijn, dat het experiment van Halban bewijst, wat het bewijzen moet en verdient het dus eenige nadere beschouwing en toelichting. Op den voorgrond sta, dat de zeer talrijke experimenten van verschillende proefnemers, die ten doel hadden de physiologische beteekenis van het ovarium vast te stellen, zeer uiteenloopende en soms lijnrecht tegenover elkander staande resultaten gegeven hebben en dat Halban, om tot een oplossing van deze zoo moeielijke kwestie te komen, slechts over één enkel experiment te beschikken heeft. Hij heeft geexperimenteerd aan acht pasgeborene cavia's. Er wordt niet vermeld, of ze allen van een zeilde moederdier afstammen of van eenzelfden worp waren. Een van de dieren werd, als dienende voor controle, niet geopereerd; van de zeven andere werden twee alleen gecastreerd; bij de vijf overige werden of de bij hen zelf weggenomene ovariën, of die van een ander proefdier of de testes van een mannelijk object in het mesenterium of onder de huid vastgehecht. Slechts drie van deze acht cavia's bleven in leven; het controle-dier, een tweede, dat eenvoudig gecastreerd was, en een derde, bij wien de uit de buikholte genomen ovariën met succes onder de huid getransplanteerd waren. Alle drie werden anderhalfjaar na de operatie gedood. Het controle-dier bezat het in alle opzichten normale genitaalapparaat van een volwassen cavia; dat van het gecastreerde dier was sterk in ontwikkeling teruggebleven en zag er uit als dat van een pasgeborene. «Dagegen haben wir in der Vagina sehr interessanteSchleimhautbefunde. Die Schleimhaut zeigt namlich in bunter Abwechslung Platten- und Cylinderepitel.» Wat toch wel zal moeten beteekenen, dat de mucosa der vagina op sommige plaatsen reeds eigenschappen (plaatsepitelium) begon aan te nemen, die slechts bij het normale geslachtsrijpe individu gevonden worden. Van het derde dier wordt meegedeeld, dat «der Uterus kraftig entwickelt, dem Alter desThieresents prechend gross war. Die Tuben geschlangelt. Die Vagina ist ein 7 mm. dickes, mit einem schleimigen Pfropf gefülltes Rohr. Die Vulva gross, wie bei einem normalem Thiere, die Mamillae sehr kraftig entwickelt.» Maar men slaagde er niet in, in den uterus trilhaarepiteel aan te toonen, terwijl de vagina slechts cilinderepiteel bezat. De epitelien der genitaalbuis waren dus op foetalen trap blijven staan. Mij dunkt, dat deze verrassingen ons voorbereiden moeten op andere, als er meerdere, en liefst wat meer gevarieerde experimenten zullen genomen worden. Bovendien hoede men zich voor te haastige conclusies, ') want zelfs dan, wanneer alle experimenten eens- 1) Hoe ingewikkeld het mechanisme zijn moet, dat de onderlinge verhouding der geslachtsverschijnselen, regelt, wordt ons duidelijk, als wij nagaan, dat Halban uit zijn experiment meent te moeten besluiten dat het ovarium het trofisch centrum voorde ontwikkelende mamma zijn zou, terwijl Sanger ons verzekert, dat juist het wegnemen der beide ovariën bij de koe de ontwikkelde mamma tot hoogere werkzaamheid prikkelt. Deze vernam van FJocard, die alleen om dit doel te bereiken in den tijd van 6Z/? jaar, en zonder daarbij eenig sterfgeval te betreuren hebben, 1625 vaginale castraties verricht had, dat «die Vortheile der Castration für den Landwirth bestehen in einer dürchschnittlichen Fortdauer der Milchlieferung für 20 bis 24 Monate, in einer Steigerung der Milchmenge im ersten Jahre bei gleichmassiger Güte.» U. S. W. luidend verkondigden, dat de transplantatie der ovarien aan het dier zelf voldoende is om een anders onvermijdelijke hypertrofie van het geslachtsapparaat te voorkomen, dan nog zou het bijv. mogelijk zijn, dat het ovarium slechts langs een omweg zijn rol als trofisch centrum vervulde en wel door bemiddeling van een centrum de" zoogenaamde golfbewegingen in de levensprocessen der vrouw. Het bestaan van zoo'n centrum is niet zoo onwaarschijnlijk als het misschien velen lijken zal. Men stelt zich de zaak verkeerd voor, als men meent, dat het genitaalapparaat, ter verkrijging van de benoodigde voedingsstoffen voor het ei, e. d. m. slechts put uit den overvloed van voedsel, die door het organisme geassimileerd wordt. Reeds «Miesch er zag, dat hongerende rijnzalmen het materiaal, benoodigd voor de rijpende en in omvang toenemende eicellen, onttrokken aan de overige lichaamscellen.» Daar moet dus ergens in het lichaam een mechanisme, een soort van regulateur zijn, die op periodiek en regelmatige terugkeerende tijden in werking treedt en het voor het ei benoodigde voedsel naar het genitaalapparaat dirigeert.') Iets dergelijks als bij die hongerende rijnzalmen ziet men soms in uit- i) Zoo eenvoudig als ik het hier voorstel, u de zaak zeker niet; maar ik acht het hier niet de plaats, er dieper op in te gaan. puttende ziekten e. d. bij de vrouw gebeuren. Het komt niet zelden voor, dat een gebreklij dend organismus (bij phtisis enz.) gedurende de menstruaalperiode aan het genitaal-apparaat voedingsstoffen afstaan moet, die het zelf meer dan goed zou kunnen gebruiken. Gemeenlijk ziet men eerst laat, als de algemeene voedingstoestand sterk is achteruitgegaan en die van het centrum zelf zoo slecht is geworden, dat er van functionneeren geen sprake meer kan zijn, met de menstruale periode ook de menstruale bloeding uitblijven. En wie is nimmer getroffen geworden door het feit, dat een uitgemagerde, uitgeputte vrouw nog moeder worden kan van een dikken, weldoorvoeden en tenminste schijnbaar, flinken telg? Ook ben ik van meening, dat de chlorose een puberteitsziekte is, die optreedt tengevolge van de wanverhouding, welke bestaat tusschen de opname en het verbruik der voedingsstoffen, welke het genitaalapparaat voor een goede functie behoeft. Daarom heb ik al voor 1888 als mijn meening te kennen gegeven, dat men deze aandoening op rationeele maar symptomatische wijze zou kunnen bestrijden, als men het functioneeren van het genitaalapparaat zooveel mogelijk trachtte te beperken (rust gedurende de menstruaalperiode, heete vaginaaldouches, Ergotin, Extr. hydrast. vóór en na de menstruatie; men versta mij wel, ik wil de ijzerpreparaten etc. niet afge- schaft zien). Tot mijn genoegen zie ik, dat Kahane in 1901 in een wijdloopige brochure eenzelfde opinie verdedigt. Voor hem is de chlorose «eine selbststandige Erkrankung, zur Gruppe der Vegetationsstörungen im Sinne K u n d r a t's gehorig, durch Alter, Geschlecht der Patiënten, sowie durch bestimmte Veranderung des Blutes sowie des blutbildenden Apparates, letzterer im weitesten Sinne genommen, gekennzeichnet (determinirt) und ist ihrem Wesen nach der Ausdruck des Missverhaltnisses zwischen der angeborenen Minderwerthigkeit des blutbildenden Apparates und den Anforderungen, welche die weiblichen Pubertatsrevolution an den Organismus stellt.» Indertijd heb ik getracht de kwestie van dit verhoogde assimilatie-proces experimenteel onder de oogen te zien, maar niet tot eenige oplossing kunnen brengen: vooreerst waren de experimenten zeer kostbaar en tijdroovend en ten tweede was mijn laboratorium te onvoldoende geëquipeerd en ik zelf te weinig laboratoriumman om uit de proeven te halen, wat er uit te halen viel. Wel heb ik in 1897 en 1898 andere proeven genomen, die met een gedeeltelijk succes bekroond zijn geworden. Dr. phil. L. Posthumus, leeraar aan het gymnasium en de H. B. S. te Dordrecht, was zoo welwillend mij bij enkele daarvan te assisteeren. Ik heb geopereerd (en wel altijd met den Flankenschnitt) aan halfvolwassen en volwassen konijnen van verschillend ras en wel zóó dat ik altijd de ovariën of testes van een dier van het eene ras op dat van een dier van het andere overbracht; de vrouwelijke zoowel als de mannelijke geslachtsklieren werden in een plooi der ligg. lat. vastgehecht. De transplantatie is bij meerdere dieren gelukt; zelfs is één daarvan later zwanger geworden; maar ik heb, helaas! mijn proefnemingen moeten staken juist op het tijdstip, toen ik er eenige resultaten van begon te zien. Dat ik er hier toch melding van maak, is, omdat ik ze op dit oogenblik zelf niet hervatten kan en ik van overtuiging ben, dat goed geslaagde experimenten op dieren van verschillend ras van fundamenteele beteekenis kunnen worden zoowel voor het onderwerp, dat ons hier bezighoudt als voor de bestaande kwestie van de overerving van verworven eigenschappen. Wie weet, of men hier niet 1'expérience décisive zooals Y. D e 1 a g e het noemt, zou kunnen maken! Allicht even zoo goed als met de zeer ingenieuse, maar een kolossale techniek vereischende experimenten van W. H e a p e, die het pas bevruchte ei uit de tuba van het moederdier in die van een ander wist over te brengen en daar tot volkomen ontwikkeling zag komen. Reeds in mijn bovengenoemde verhandeling wees ik er op, dat er alle grond be- stond om de menstruale periode der vrouw als homologon te beschouwen van de bronstperiode en dat men tot nog toe te weinig aandacht geschonken had aan de schoone onderzoekingen van Goodman, die tot de uitspraak geleid hadden, dat het stofwisselingsproces aan bepaalde schommelingen onderhevig is, in dien zin, dat bij een grafische voorstelling van dit proces de top van de golf even vóór het begin der menstruale bloeding komt te liggen; onderzoekingen, die van verschillende zijden bevestigd werden, maar toch weer niet zóó, dat men uit de aanwezigheid der golfbewegingen van de levensprocessen der vrouw, zooals Reinl zich voorzichtig uitdrukte, de gevolgtrekking maken mag, dat alle geslachtsverschijnselen en kenmerken in laatste instantie moeten teruggebracht worden op een verhoogd assimilatie- en stofwisselingsproces. Een onoverkomelijk bezwaar voor deze opvatting schijnt gelegen te zijn in het feit, dat het geheele geslachtsapparaat en alle secundaire geslachtseigenschappen meestal reeds in meerdere of mindere volkomenheid aanwezig zijn, voor zich de zoogenaamde golfbewegingen zelf vertoonen. Ik heb mij toen afgevraagd, of wij wel op den goeden weg waren, om in deze den mensch en eenige andere mammalia tot de uitsluitende objecten van onze beschouwingen en onderzoekingen te maken en of hier in den loop der tijden de verhoudingen niet te gecompliceerd waren geworden, om, zonder vergelijking met lagere dieren, zelfs maar de vragen te kunnen stellen, die behooren opgelost te worden. En, mij aansluitend aan een beeld van Balfour, heb ik het verhaal, dat ons het menschelijk organisme geeft omtrent zijn ontstaan en bestaan, vergeleken bij den inhoud van een oud handschrift, waarvan sommige bladen verloren gegaan of wel door een latere hand door andere zijn vervangen, waarin men ook hier en daar enkele gedeelten heeft weggeschrapt of nieuwe bijgevoegd. Om nu te weten te komen, wat er van het vrouwelijk geslachtsapparaat van den beginne af aan heeft bestaan en wat er later is aan toegevoegd of uit weggeschrapt, heb ik aan de hand eener vergelijkend-anatomische en physiologische literatuur-studie trachten na te gaan, hoe zich dit uit de lager staande heeft moeten ontwikkelen. Ik heb toen gevonden, dat het ovarium bij die lagere dieren, waar het het eerst wordt aangetroffen, noch altijd voorkomt op dezelfde plaats, noch voortdurend gedurende het geheele bestaan van het dier gevonden wordt, maar dat het slechts ontstaat en gezien wordt in den tijd, dat het dier meer voedsel opneemt en verwerkt, dan het voor eigen gebruik noodig heeft. Bij wat hooger staande dieren wordt het ook buiten dien tijd, zelfs reeds bij de ge- boorte gevonden. De eieren, door de ovarien afgezonderd, bereiken ter plaatse hun hoogste ontwikkeling, d. w. z. nemen daar al het voedsel op, dat benoodigd is voor het jonge dier. Heeft de eierstok zich nog niet gedifferentieerd, dan voeden zij zich met cellen, die in uiterlijk voorkomen en grootte geheel met henzelf overeenkomen. Spoedig wordt dit anders en treedt er een duidelijk verschil op tusschen de eieren en de cellen, die hun tot voedsel moeten strekken. In den beginnen liggen beiden nog naast elkaar in hetzelfde orgaan, maar weldra verandert ook dit. Er ontstaat een afzonderlijk kiem- en doijerorgaan, een germigenium en een vitellogenium, die echter geleidelijk in elkaar overgaan en, even als het oorspronkelijke ovarium, zakvormig zijn en een uitvo ringsbuis bezitten, waardoor de eieren hun weg naar buiten kunnen vinden. Wordt daarentegen het ei in het lichaam van het moederdier uitgebroeid, dan kunnen er aanpassingsverschijnselen tot stand komen, die aan de intrauterine ontwikkeling der mammalia herinneren. Ziet men derhalve bij de wormen, onder den invloed van een verhoogd stofwisselingsproces en door voortdurende ontwikkeling en arbeidsverdeeling van het primitieve ovarium, organen ontstaan, die in beteekenis gelijk kunnen gesteld worden aan het inwendig geslachtsapparaat der zoogdieren (ovarien, tubae, uterus en vagina), bij de chordatcn kan men een ontwikkelingsproces constateeren, dat slechts in vorm niet in wezen hiervan afwijkt. In den aanvang doet ook hier het ovarium al het werk, dat noodig is voor de vorming van een ei, waaruit zich zonder verder behulp het jonge dier ontwikkelen kan maar gebruikt het den Wolffschen gang als buis, waarlangs het ei buiten het organisme wordt gevoerd. Niet lang duurt het echter of het draagt een deel zijner werkzaamheden op die buis over, zoodat ook deze haar bijdrage gaat leveren tot het voedsel van het ei. Is dit eenmaal geschied, dan ziet men weldra uit en naast den W o 1 ff'schen gang, een nieuw orgaan, de M ü 11 e r'sche buis, ontstaan, die zich ten lange leste geheel vrijmaakt van zijn oorsprong en geheel alleen de functies op zich neemt, die het ovarium van zich afschuift. Hoe zich de M ü 11 e rsche buis langzamerhand tot tuba, uterus en vagina differentieert, behoeft voor een medisch publiek niet nader toegelicht te worden en ik moet naar mijn oorspronkelijke verhandeling verwijzen voor het betoog, dat zich ook de functie van het vrouwelijk geslachtsapparaat (ovulatie, menstruaal-periode, zwangerschap, lactatie) geleidelijk ontwikkeld heeft uit den primitieven toestand, toen het ovarium nog voor de geheele uitrusting van het ei zorgde. En wat eindelijk de secundaire geslachtseigenschappen betreft, ook deze hebben zich ontwikkeld onder den invloed van een verhoogd assimilatie-proces, om langzamerhand onafhankelijk daarvan te ontstaan en geheel of gedeeltelijk tot ontwikkeling te komen. Primitief aan den bronstijd gebonden, maken zij zich langzamerhand van hun eerste oorzaak los en ziet men hen in geheele of gedeeltelijke volkomenheid te voorschijn treden, soms lang vóór dat de geslachtsrijpheid van het individu is tot stand gekomen en zich handhaven als de bronstijd voorbij of de menopause ingetreden is. Wie zich hiervan nader overtuigen wil, leze Darwin's hoofdstuk over sexueele selectie. Resumeerende kunnen wij dus zeggen: Bij de eerste differentiatie der cellen van een meercellig organisme in somatische en sexueele, dragen de eerste niet al het werk, dat noodig is voor de voortplanting, over op de laatste. De eieren erlangen het voedsel, dat zij voor de vorming van een embryo behoeven, eerst door bemiddeling en langs den weg van de lichaamcellen. Deze (later de groep van cellen, die 't voedingsproces op zich nemen) blijven actief deelnemen aan het voortplantingsproces en zijn derhalve van den beginne af aan, vrouwelijk aangelegd, terwijl de functie der geslachtscellen (of van 't ovarium) altijd is gebonden geweest aan en beheerscht geworden door de sexueele functie der somatische cellen. Phylogenetisch nemen dus, ten aanzien van hun beteekenis voor het wezen der vrouw, het sexueele stofwisselingsproces de eerste, en het ovarium de tweede plaats in. Ook in de ontogenese der tegenwoordige vrouw bestaan er nog tal van verschijnselen en feiten, die aantoonen, dat de somatische cellen de rol, die zij van den beginne af aan gespeeld hebben, niet uit handen hebben gegeven. Ik wijs slechts hierop, dat eerst bij en na het intreden der puberteit, in den tijd dus, wanneer het organismus gemakkelijker dan vroeger behalve in eigen behoeften, ook in die van een nieuw individu zal kunnen voorzien, niet slechts de secundaire maar ook de primaire geslachtseigenschappen en organen tot volle ontplooiing komen. Dat daarom de beteekenis van het ovarium voor sommige, misschien wel voor vele der attributen van de vrouwelijke organisatie niet gering behoeft te zijn, zou men wellicht mogen afleiden uit het phylogenetische ontwikkelingsproces zelve. Dit maakt het toch uiterst waarschijnlijk, dat de nauwe betrekking, die er ten allen tijde bestaan heeft tusschen geslachtelijk stofwisselingsproces, ovarium en Mulle r'sche buis (de één had slechts raison d'être door den ander) zich vastgeklonken heeft door een mechanisme, waarvan misschien de voortgezette en in verschillende richtingen uitgebreide onderzoekingen der laatste jaren eens den sleutel geven zullen.4) Maar gesteld, dat dit geschiedde, dan nog zouden wij ontogenetisch de vrouw niet verklaard hebben. Wat ons duister blijven zou, is het niet te loochenen feit, dat alle geslachtseigenschappen en organen niet zelden geheel op eigen gelegenheid tot volkomen ontwikkeling komen en zelfs tot volkomen werkzaamheid geraken en dat desalniettemin de vrouw met al hare primaire en secundaire eigenschappen nog even intakt en even talrijk voorkomt als in de tijden van olim. Met een beroep op het overblijven van den meest geschikte, zouden wij misschien de verwijderde, maar stellig niet de naaste, de directe, laten wij haar desnoods noemen, de mechanische oorzaak aanwijzen, die in elk afzonderlijk vrouwelijk organisme aan het werk moet zijn. En als wij ons verschuilen achter «die evolutiven Eigenschaften des Eies» dan stellen wij een woord in de plaats van een begrip. Daarom doen wij beter in dezen ronduit onze onkunde te erkennen en te zeggen, dat wij hier vermoedelijk te doen hebben met herediteitswetten, wier i) Zulke proeven moeten natuurlijk rekening houden met de phylogenese der eigenschappen en organen, wier aetiologie men opsporen wil. Het schijnt mij daarom ongeoorloofd, uit experimenten aan kippen gevolgtrekkingen te maken omtrent het wezen der secundaire geslachtseigenschappen bij den mensch. mechanischen grond wij tot op heden zelfs niet vermoeden kunnen. Dat mutatis mutandis bij het ontstaan van het mannelijke geslacht een zelfde proces, als hier voor het vrouwelijke geschetst is geworden, in het spel moet zijn, behoeft geen nader betoog. En daar sperma- en eicel, beiden, in aanleg al de attributen niet slechts der mannelijke maar ook der vrouwelijke organisatie bezitten moeten of ten minste kunnen (overerving van hypospadie bijv. van grootvader op kleinzoon langs den weg der dochter en moeder, e. d. m.) tracht men zich het ontstaan van den man en de vrouw te verklaren, door aan te nemen, dat er terstond na de bevruchting of nog later in het ei een strijd gevoerd wordt tusschen de dragers van het mannelijk en het vrouwelijk beginsel, die geheel ten voor- of nadeelen van het eerste of het laatste beslist wordt. Blijven om de één of andere reden (hierover kom ik later te spreken) niet alle mannelijke biophoren overwinnaars in den strijd en worden niet alle vrouwelijke verslagen of omgekeerd, dan zal er een hermaphrodiet ontstaan d. w. z. een wezen, dat zoowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen bezit. En daar ik om de hierboven aangevoerde gronden noch aan de geslachtsklier of ecnig ander deel der generatie-organen, noch aan één der overige sexueele eigenschappen een beslissende beteekenis voor het ontstaan van het geslacht wensch toegeschreven te zien; daar verder elk afzonderlijk attribuut der geslachtelijke organisatie een zelfstandig bestaan leidt of tenminste leiden kan en ten allen tijde, op welk organisme het ook moge voorkomen, zijn eigen geslachtelijke beteekenis blijft behouden, zoo is het duidelijk, dat voor mij de gangbare onderscheiding in hermaphroditismus verus en pseudohermaphroditismus een onwezenlijke is en ik de grenzen der aandoening ruimer uitgezet wil hebben, dan tegenwoordig geschiedt. Hermaphroditismus verus, pseudohermaphroditismus in al zijn vormen, gynaecomastie, heterosexueele beharing van welken aard of graad ook, moreel hermaphroditismus met zijn nasleep van psychische hermaphrodisie, androgynie en gynandrie, allen zijn voor mij uitingen van een in wezen dezelfde aandoening, die in het ééne geval andere organen treft en diepere stoornissen teweegbrengt dan in het andere. Het is goed, dat deze uitspraak zich niet alleen op theoretische beschouwingen behoeft te steunen, maar dat de klinische waarneming in staat stelt, ze aan de feiten te demonstreeren. Deze toonen aan, dat er tusschen het zoogenaamde pseudohermaphroditismus en de overige afwijkingen alle mogelijke geleidelijke overgangen bestaan en dat allen te samen op een zelfde genese schijnen te berusten. Voor ik dit nader aan voorbeelden tracht duidelijk te maken, acht ik het van belang de vrijwel algemeen heerschende meening onder de oogen te zien, die verkondigt, dat sommige, vooral primaire heterosexueele attributen niet de beteekenis bezitten, die in het woord ligt opgesloten. Het voorkomen van geheel of bijna geheel normale vrouwelijke uitwendige geslachtsdeelen naast al of niet functionneerende testes is in de laatste jaren zoo herhaaldelijk geconstateerd geworden, dat het zelfs den meest verstokten doctrinair niet meer geoorloofd is daaraan te twijfelen en dat ik tenminste hier geen pogingen in 't werk zal stellen, hem zoo noodig en mogelijk nog te bekeeren. En werkelijk hoort men dezer dagen minder dan vroeger spreken van gespleten scrota en sterk ontwikkelde uteri masculini. Men schikt zich, hoewel noode, in het onvermijdelijke en legt thans nog slechts nadruk op het feit, dat in de groote meerderheid der gevallen de aanwezige heterosexueele afwijkingen min of meer geaborteerde organen betreffen. Alsof dit iets afdeed aan hun geslachtelij k-diagnostische beteekenis en zij niet veeltijds beter gevormd en hooger ontwikkeld zijn dan de geslachtsklier zelve en de haar eigene homosexueele attributen. Werkelijk er bestaat geen enkele grond, om het echt vrouwelijke karakter van een min of meer in ontwikkeling teruggebleven uterus of van welk ander orgaan dan ook in twijfel te trekken, alléén, omdat daarnaast een mannelijke geslachtsklier gevonden wordt. Maar de opmerking is juist, dat bedoelde organen in de groote meerderheid der gevallen niet die volkomenheid bereiken, waarin zij zich bij sexuéel normaal aangelegde individuen verheugen. Dit hebben zij trouwens gemeen met bijna alle aangeborene afwijkingen der primaire of secundaire geslachtseigenschappen, zij mogen dan voorkomen bij zuiver geslachtelijke of bij hermaphroditische personen. De reden hiervan zal wel hierin gezocht moeten worden, dat de schadelijke invloeden, die de geslachtelijke biophoren van ei- en spermacel treffen, deze, zwakker maken of zelfs geheel vernietigen ten minste latent maken kunnen (volkomen afwezigheid van intern geslachtsapparaat, volkomen ontbreken van vrouwelijke borsten, enz.). Maar daarom kan ik niet meegaan met hen, die den hypospadaeischen penis bij pseudohermaphroditismus femininus voor een peniformen clitoris uitmaken of de menstruatie en de molimina menstrualia, waarvan door velen bij deze afwijking gewag gemaakt wordt, als een accidenteele bloeding of als nerveuse, misschien wel door suggestie veroorzaakte pijnen willen beschouwd zien. De literatuur van het hermaphroditisme, voorzoover zij door mij ingezien of bestudeerd is, heb ik te vergeefs geraadpleegd omtrent hyper- trofiën van andere geslachtsorganen dan die van de clitoris en ik ben overtuigd, dat ook dit orgaan allerminst recht heeft op de exceptioneele plaats, die men het wil laten innemen. Wat toch ziet men met penis ot clitoris bij mannelijk of vrouwelijk pseudohermaphroditismus gebeuren? Bij aanwezigheid van testes kan het mannelijk lid kleiner dan normaal en ook onvoldoende ontwikkeld zijn (hypospadaëische penis) maar ook geheel ontbreken en vervangen zijn door een normaal grooten en normaal ontwikkelden of ook wel (en dit gebeurt niet zelden) door een te kleinen kittelaar. Hypertrofisch wordt de penis nooit en de feiten bewijzen, dat het met de clitoris niet anders gesteld is. Zoo vindt men bij Arnaud de volgende waarneming van Gallay: «Den 27sten Marz 1740, erfuhr ich dass man zu Issou, nicht weit von Mantes eine Frau beërdigen wollte, die man bestandig für einen Hermaphroditen gehalten habe. Ich kam zur selbigen Zeit an, und bat den Mann zu erlauben, dass ich eine Untersuchung einstellen dürfte, Er erlaubte es mir, doch mit dem Beding die Leiche nicht zu öffnen. Die Geburtsglieder schienen mir wie bei allen Frauenzimmern zu seyn, es waren da zwei Lefzen, zwei Nymphen u. s. w. Im obern Winkel der Schamritze, wo gewöhnlich sich die Clitoris findet, war eine sehr wohgebildete Ruthë; die Eicfiel hatte alle erforder- lichen Eigenschaften und war zum Theil mit der Vorhaut bedeckt; auch war die Krone derselben so deutlicli als sie nur immer bei einer Mannsperson ist. Am Ende der Eichel war eine Oe/nung in welche ich einen Catheder bringen konnte der bis in die Blasé drang, wodurch auch der Harn abfloss. Diese Ruthe war drei und einen halben Zoll lang und drei Zoll vier Liniën iw Umfange. Der Ham hatte keinen andern Ausjluss als durch dies en Gang. Ich fand keinen Hoden, ich suchte sie vergebens in den Schamlippen, wo ich sie zu finden glaubte. Die Scheide war an der gewöhnlichen Stelle. Ich brachte einige Finger ein und fühlte mit den Spitzen derselben der Muttermund deren Rander hart oder eigentlich knorplicht waren. Der Mann entfernte sich eine Zeit lang, ich eröffnete daher geschvvind den Bauch, wo ich Hoden zu finden glaubte aber vergebens, auch nicht was Aehnlichkeit damit gehabt hatte. Die Eierstöcke, Muttertrompeten und die Mutter waren scirrös." De echtgenoot verzekerde, dat het lid in erectie komen kon: hij kon echter niet zeggen of er dan «eine Samenfeuchtigkeit ergossen wurde. Uebrigens hatte diese Frau ihre Reinigung so ordentlich, als alle andere Frauenzimmer; inzwisschen hatte sie nie Kinder gehabt. Ihr Gesicht hatte viele Haare und die Stimme war mannlich und hart." Een dergelijk geval heeft Bouillaud gezien en beschreven in het Journal Hebdomaire de Médecine, tome X. Ik deel het meê in de woorden van Neugebauer, al was het slechts om te laten zien, tot welke gewaagde en onwetenschappelijke gevolgtrekkingen het doctrinarisme iemand voeren kan. «Bouillaud pratiqua la nécropsie d'un homme nommé Valmont, qui était mort a 1'hópital de la Pitié, è. Paris, a 1'age de soixante-deux ans. Cette nécropsie montra une erreur de sexe, puisque le nommé Valmont, marié en homme, était une femme avec une hypertrofie du clitoris, qui était per/orépar l'urétre, tout a fait comme chez l'homme. Le scrotum était formé par la réunion des grandes lévres et était vide." (De oude Simps o n, die ook het geval citeert, wist de feiten beter te apprecieeren en verhaalt, dat bij deze persoon, die hoedemaker van beroep was en een flinken baard droeg, mannelijke uitwendige genitialen gevonden werden en beschrijft nauwkeurig, hoe behalve een volkomen ontwikkelde urethra alle overige wezenlijke bestanddeelen van het mannelijk lid (spieren, klieren, corpora cavernosa etc.) aan dezen Neugebauer'schen clitoris voorkwamen). «L'utérus, les trompes et les ovaires étaient normaux, mais le vagin n'avait que 2 pouces de longueur et s'ouvrait dans 1'urétre pseudomale par une ouverture de 3 millimètres de largeur. On trouvait, en outre, une prostate. II 's agissait donc, ici, d'un pseudo-hermaphrodisme féminin et d'une femme mariée en hom me, par erreur de sexe." Treffend is de overeenkomst tusschen deze waarneming van Bouillaud en die van Engelhar dt, die ik reeds heb meegedeeld. Ook K a r 1 Me n n i k en was als man gehuwd geweest en bezat naast een inwendig vrouwelijk geslachtsapparaat een penis met scrotum. Wij doen dus verstandig en handelen in overeenstemming met de feiten, wanneer wij ook het hypospadaëische orgaan, dat niet zelden bij vrouwelijke pseudohermaphroditen gevonden wordt, als een penis en niet als een geheel exceptionneele plaats innemenden clitoris opvatten. Ik acht het onnoodig deze afwijking aan voorbeelden uit de literatuur nader te illustreeren: genoeg zij het te melden, dat hier de meest verschillende graden van hypospadie kunnen voorkomen. Thans wil ik nog eenige waarnemingen de revue laten passeeren, die mededeeling doen omtrent het optreden van menstruatie en molimina menstrualia bij aanwezigheid der mannelijke geslachtsklieren. Over de waarneming van Eberlin zou men van meening kunnen verschillen : mijns inziens heeft men hier met pseudo-elephan- tiasis van den chtoris en de omliggende deelen te doen. De eerste twee gevallen ontleen ik aan Ar mand, die haar nauwkeurig onderzocht en uitvoerig beschreven heeft. «Im Jahre 1725 kam ein Hermaphrodit in Weibskleidern zu mir. Sie beklagte sich über einen Bruch den sie in der rechten Weiche zu sein glaubte.» Een nader onderzoek bracht aan het licht, dat patiente een hypospadaëischen penis bezat en in de beide schaamlippen een testis droeg; de rechter was grooter dan de linker. «Ich kann mich hierüber nicht irren, so wohl wegen der Gestalt dieser Theile, als auch wegen der Nebenhoden, und den Saamengefassen.» «Von der untern Vereinigung der Lefzen bis zum After war die Entfernung zwei und einen halben Zoll: dieser Raurn war zum Theil mit einer weichen Haut bedecht, weiche dem Druck des Fingers nachgab-, sie schien sich in eine Tiefe einzudrücken; kein Zeichen fand sich von der Naht, (Raphe) sowohl hier als am ganzen Geburtsgliede waren viele Haare, nur keine am After. Die Höhle, in weiche sich die Haut des Mittelfleisches einzudrucken schien, zeigte die Stelle der Mutterscheide an, die, weil sie keine andre Oefnung hatte, dem Monatsfluss den freien Ausfluss nicht verstattete, der daher den Weg alle Monat durch den x\fter nehmen musste, vermuthlich durch einen Gang der aus der Scheide in den After gehen möchte. Einige Tage vor der Reinigung erhob sich im Mittelfleisch eine Geschwulst, die nach und nach grösser wurde, bis sie nach drei oder vier Tagen die Grosse eines kleines Hiihnereies erreichte und in diesem Zustand fing das Blut an durch den After zu fliessen." Verder heet het: So wie dieser Hermaphrodit überhaupt sehr kranklich war, so beklagte er sich vorzüglich über den übeln Zustand seiner Gesundheit zur Zeit, wenn die monatliche Reinigung erscheinen wollte; alsdann war diese Person Spannungen im Unterleibe, Colickschmerzen in der Gegend der Hüften, dünstigen Aufstossen, bestandigem Schwindel und haufigen Ohnmachten unterworfen; ich glaube, dass alle diese Beschwerden, womit sie seit ihrer Mannlichkeit beladen war und die sie öfters in Todesgefahr gestürzt hatten, ihren Ursprung von beschwerlichem Ausfluss der Reinigung nahmen. Es schien mir nothwendig und sehr thunlich zu sein, ihr einen leichtern Ausfluss zu verschaffen, wenn man namlich die Haut durchschnitt, welche die Scheide verschloss, und diesen Ausgang offen erhielte. Viele der berühmtesten Wundarzte zu Paris waren meiner Meinung. Wir wurden eins diese Operation zu machen, wenn die Geschwulst im Mittelfleisch erschiene; die Patientin reiste inzwisschen nach Hause, wo sie etwasechs Monate blieb. Bei ihrer Zurückkunft sagte sie, dass sie oft in Lebensgefahr gekommen ware, als sich die Monatszeit hatte einstellen wollen und sie wollte sich nunmehr der Operation unterwerfen. Ich hielt es inzwischen für rathsam noch einige Beobachtungen anzustellen, ehe man zur Operation schritte. Den Tag nach ihrer Ankunft klagte sie über heftige Colicken, haufige Schwachheiten und Ohnmachten, sie konnte nicht essen, der Puls war abwechselend bald klein, sehr schnell und ungleich. Ich untersuchte das Mittelfleisch mehrmals des Tages ohne etwas besonderes zu entdecken. Den dritten Tag erschien die Geschwulst in der Grosse eines kleinen Hühnereyes, ohne dass die Haut die Farbe veranderte, sie verminderte sich merklich, wenn die Kranke lag. DerHerrde la Brunerie und mein Vater machte dieselbe Beobachtung. Am Ende des vierten Tages sahen wir das Blut aus dem After in geringer Menge fliessen, und mehr von Farbe und Beschaffenheit des Blutwassers als des Blutes selbst; es fuhr fort in grösserer Menge, und von rötherer Farbe, fünf Tage lang aus/ufliessen. Den sechsten Tag verminderte sich der Ausfluss und hörte den siebenten ganz auf. Wahrend dieser Zeit richteten wir unsere Aufmerksamkeit sehr auf den After, wo wir nicht die geringste Spur von Hemorrhoïden fanden." Spoedig daarna had de operatie plaats, waarbij men zonder veel moeite in een holte kwam, «welche von allen für die Scheide gehalten wurde." Den zesden dag na de operatie, »fühlten Herr Puzos, Verdier und ich mit der Fingerspitze im Grunde der Scheide eine Vorragung, die keinen Zweifel uberliess, dass dies nicht der Muttermund sei." Patiënt verliet spoedig genezen de kliniek; »wenige Tage nach ihrer Zuhausekunft floss die Monatszeit durch die gemachte Oefnung und nicht ein Tropfen durch den After, und keine von bemeldeten Beschwerden steilten sich ein, ausser nur fünf oder sechs Stunden vor dem Eintritt der Reinigung und alsdann bestanden sie bloss in sehr heftiger Colick, wie ehemals." Jammer, dat door onvoldoende nabehandeling de gemaakte opening reeds na zes maanden toegroeide en zoodoende de oude bezwaren weer opnieuw te voorschijn traden. Eindelijk in 1740, stierf patiënte. «Ich gab der köninglichen Gesellschaft der Wundarzte Nachricht davon. Sie trug den Herren Verdier und Foubert auf, ihr Bericht über die inneren Zeugungstheile abzustatten. Herr Verdier nahm die Theile mit nach Hause, um sie mit mir und Herrn Foubert zu untersuchen, liess sie aber faul werden, so dass es gar nicht möglich war, sie zu untersuchen.» Zou de collegialiteit, die hooggeroemde deugd der tegenwoordige medici, ook toen reeds de afmetingen bezeten hebben, waarop zij dezer dagen prat mag gaan ? In elk geval is het te betreuren, dat er geen nader onderzoek is ingesteld geworden naar den aard der geslachtsklieren. Want men moge ten dezen opzichte twijfel willen opperen aangaande de betrouwbaarheid der diagnose durante vita, het feit eener werkelijk plaats gehad hebbende menstruatie zal zelfs de grootste scepticus moeten aannemen. Alhoewel minder zeker, acht ik toch de tweede waarneming van Arnaud belangrijk genoeg, om er uit over te nemen, wat betrekking heeft op ons onderwerp. «Es war ein armes Kind, das sich vor Geld sehen liess,» en wel in den Haag. «Die monatliche Reinigung war im siebzehnten Jahr erschienen und floss, nach dem Madchen, wie gewöhnlich.» Over de physische gesteldheid van dit meisje laat hij zich op de volgende wijze uit: «Kurz ich kann nicht entscheiden, ob es eine Manns- oder Frauensperson war; mit eignen Augen habe ich sehr grosse, abgesonderte, und in Sacken befindliche Hoden gesehen. Man sah deutlich eine Ruthe die der Aufrichtung und des Erschlaffens fahig war; dieserwegen könnte man sie für einen Mann ansehen. Die grosse Spalte hingegen, die Schamlefzen, Nymphen, Scheide und Harngang waren alle wirklich zugegen; und nach diesem konnte man sie zum weiblichen Geschlecht rechnen, oder zu beiden, oder zu gar keinem.» Dat de doctrinairen tegen de bewijskracht dezer waarneming protest zullen aanteekenen, ligt voor de hand. Arnaud toch zegt niet uitdrukkelijk, dat hij zelf de menstruatie heeft waargenomen en een meisje, dat zich voor geld liet zien, kan hem allicht wat op den mouw gespeld hebben, om haar geval interessanter te maken. Evenmin zullen zij vrede hebben met die enkele in de literatuur verspreide gevallen van periodiek terugkeerende bloedingen uit een mannelijke urethra. O. a. deelt Petit mede, «qu'il a été consulté une fois par un homme qui rendait tous les mois du sang par le pénis, sans douleur et sans symptömes graves. II avait probablement un uterus invisible.» En in aansluiting hieraan verhaalt S i m p s o n, dat hij zelf van geloofwaardige zijde van twee dergelijke gevallen gehoord heeft. Het één betrof een ongehuwd persoon van 17 jaar, het ander een getrouwd man zonder kinderen. Bij beiden kwam een zeer aanzienlijke hoeveelheid bloed in zeer (perfectly) geregelde maandelijksche perioden. Simps o n vraagt, naar aanleiding dezer mededeeling: Zijn dit menses, zooals Petit vermoedt of slechts bloedingen uit de blaas? Maar vanwaar dan die periodiciteit en dat gemis van pijn bij volkomen gezondheid der betrokkene personen? Petit zelf trachtte zijn opvatting waarschijnlijk te maken door de mededeeling van het volgende sectie-verslag. «Sur le corps d'un soldat de vingt-deux ans, coexistant avec une disposition male des organes génitaux externes et une absence des testicules, on trouva des trompes de Fallope et un uterus dont le col était fixé sur la vessie et s'ouvrait dans 1'uréthre prés du col de la prostate. Par sa forme, eet utérus imparfait méritait plutot, le nom de vagin que le nom d'utérus. Aux trompes étaient adjoints deux testicules, avec leur épididyme et leur canal déférent. Les vésicules séminales, placées le long de 1'utérus, s'ouvraient dans 1'uréthre par deux canaux.» Had Petit in zijn verondersteld menstruatie-geval dezelfde anatomische verhoudingen kunnen aantoonen, zijn opvatting zou dan veel aan waarschijnlijkheid gewonnen hebben. Maar aangenomen, dat zulke periodiek terugkeerende bloedingen langs de mannelijke urethra werkelijk voorkomen, en ik twijfel daar geen oogenblik aan, dan mag men è. priori de meening van Petit niet verwerpen. In de mij bekende literatuur, ook der laatste jaren, bestaan er geen waarnemingen van vrouwelijk pseudohermaphroditismus, waarin van regelmatig terugkeerende bloedingen langs de mannelijk gevormde urethra gesproken wordt. Bij Marie Madeleine Lefort vloeide het bloed uit de vagina, niet uit den hypospadaeischen penis. En als wij verder weten, dat er bij pseudo- hermaphroditismus masculinus herhaaldelijk gewag gemaakt wordt van molimina menstrualia en van menstruale bloedingen niet slechts uit de genitaliën maar ook uit andere organen, dan zijn het geen feiten maar slechts theoretische overwegingen, die ons in gevallen als die van P e t i t en S i m pson nopen kunnen eerder tot de aanwezigheid van ovariën dan tot die van testes te besluiten. Een zeer merkwaardige mededeeling is die van Abel in zijn Greifswalder dissertatie van 1890. Ik maak er vooral melding van om het licht te doen vallen op de middelen, die gebruikt worden, om de menstruatie bij aanwezigheid der mannelijke geslachtsklier «weg te verklaren.» «Die ausseren Genitaliën» der 33-jarige Albertina R. «machen einen Eindruck wie die eines zwölfjahrigen Madchens. Der Mons Vcneris und die grossen Labiën sind wenig fettreich und unbehaart. Die letzteren schliessen in der Mittellinie an einander; nach hinten vereinigen sie sich im spitzen Winkel. Die Lange des Dammes betragt 3 ctm. Die kleinen Labiën von den grossen bedeckt, sind ganz normal gebildet und umfassen nach oben die kleine, etwa 3 mm. weit vorspringende Clitoris. Unter der Clitoris sieht man das Orificium externum urethrae. Dasselbe ist von wulstigen Schleimhautfalten umgeben und führt in die 4 ctm. lange Harnröhre. Die Vagina mundet dicht unter der Urethra in das Vestibulum.» Er bestaan restes van hymen. In de blind eindigende vagina voelt men een stompje, dat op een portio vaginalis lijkt en waarboven zich een tumor bevindt, die aangezien wordt voor een door retentio mensium uitgezetten uterus. Patiënte klaagde namelijk over periodiek optredende, maandelijks terugkeerende hevige buikpijnen, die vergezeld gingen van een lichte genitaalbloeding. Een operatie kostte haar het leven. Bij de sectie vond men een sarcomateus veranderden testis in het abdomen en een normalen testis met epididymis in het rechterlieskanaal. Over de menstruatie, die tot op het laatst toe regelmatig moet geweest zijn, laat zich de schrijver aldus uit: «In unsrem Falie haben sicher Verletzungen des leichtblutenden Harnröhrenpolypen die Menstruation als vorhanden annehmen lassen.» (Merkwaardig die verwondingen, die geregeld om denzelfden tijd terugkeeren!) «Ebenso war es in dem Fall von Dohrn, wo ein Polyp an der zum Coïtus benutzten Harnröhre sass. Die Individuen, welche Giinther und O si ander beschrieben und die beiden Hoden hatten, glaubten eine regelmassige Menstruation zu besitzen. Nur Molimina menstrualia hatten die Manner von Steglehner, Klotz und Henrichsen. Es is nicht unmög- lich, dass entsprechende Beschwerden gelegentlich durch Trauma der herabsteigenden Hoden hervorgerufen werden. Raffiniert war die schon genannte K ath arina Ho hm ann." Nu moet men weten, dat Mundé, die deze laatste tweemalen, eens in Duitschland en later in Amerika onderzocht en zooveel mogelijk alle mededeelingen omtrent deze befaamde persoonlijkheid verzameld en gecontroleerd heeft, iuist tot een tegenovergestelde conclusie komt. In plaats van raffiniert, zou Hohmann betrouwbaar geweest zijn en (al is het dan niet altijd) wel en deugdelijk uit de vagina gemenstrueerd hebben. Volgens Abel echter leed K atharina aan neusbloedingen en smeerde met de vingers het daardoor verkregen bloed aan de genitaliën. Gesteld dat dit zoo ware, dan zou zij, toen dit waargenomen werd, nog altijd aan menstruatie vicaria kunnen geleden hebben, Dat deze aandoening bij mannelijk hermaphroditisme wordt aangetroffen, bewijst een zeer belangrijk geval van Pozzi, dat door Neu gebau er weer op zijn wijze geïnterpreteerd wordt. De verhandeling van Pozzi, is getiteld: «Sur un pseudo-hermaphrodite androgynoide (prétendue femme ayant de chaque cöté un testicule, un épididyme. (ou trompe) kystique et a gauche une corne utérine rudimentaire formant hernie dans le canal inguinal) Cure radicale. Examen microscopique," en Neugebauer zegt er van: «L'observation de Pozzi est d'autant plus intéressante, qu'il s'agit d'un hypospade male sans aucune apparence d'erreur de sexe; aspect de la vulve absolument féminin, sans la moindre disproportion entre la vulve trés-petite et le clitoris." Het betrof een «femme de chambre" van 33 jaar. «Dès la douzième année, épistaxis nasale fréquente (jusqu'k douze fois pendant vingt-quatre heures) mais jamais cette hémorrhagie ne durait plus longtemps que deux jours; elles se répétaient chaque mois; en même temps le sujet accusait des douleurs aux reins, au bas-ventre et dans les jambes, un manque d'haleine et des maux de tête. Dans la même année, Marie vit apparaitre les poils et sentit 1'approche de la puberté." «Les saignements de nez et et tous les compléments des symptomes durèrent jusqu'è. 1'age de vingt-deux ans." Toen kreeg zij gewrichtsrheumatisme met koorts, dat zich op haar dertigste jaar op nieuw vertoonde. «De Janvier 1895 jusqu'k Juin, il y eut trois ou quatre fois des hémorrhagies rectales par suite de constipation. Vers l'age de vingt-deux ans Marie fut examinee pour la première fois par un médicin pour son aménorrhée. Celui-ci déclare que Marie n'appartenait a aucun sexe.» Toen Marie in 1895 ten huwelijk gevraagd werd vroeg zij raad aan Dr. L a n d r i e u x, die haar met Beaussenat-Boncour en Pozzi nader onderzocht. Later werd zij tweemaal door P e y r o t en eens door P o z z i geopereerd. Hierbij werden organen verwijderd, die voor ovariën gehouden werden maar bij microscopisch onderzoek testes bleken te zijn. Marie, die van te voren «n'avait jamais éprouvé des sentiments voluptueux voelde zich na het laatste chirurgische ingrijpen van Pozzi tot de mannen aangetrokken. Ook «1'état psychique de Marie devint pire; elle devint pleureuse, trahit une dépression générale et une mélancholie encore plus grande." Volgens Neugebauer zouden er hier slechts molimina menstrualia bestaan hebben. Het behoeft geen betoog, dat deze meening in directe tegenspraak is met de feiten. Toch zou het de theoretische beteekenis der waarneming in geenen deele verminderen. Een zeer interessante waarneming van dezen aard ontleen ik aan D el a gen i è r e. Op het eind der maand Juli 1899 consulteerde hem mevrouw R., oud 27 jaar. Deze vrouw, die krachtig gebouwd, groot en mager was, komt wegens vrij hevige buikpijnen, die sints 2 jaren bestaan. Ot schoon zij haar regels nooit gehad heeft komen haar pijnen geregeld maandelijks gedurende 4 of 5 dagen teru8' <(Pour re" prendre une intensité normale au bout de ce temps." Ces fiseudo-phènoménes menstruels 's accompagnent de crises intestinales parfois trés violentes et 1'obligeant a s'aliter."." Bij het onderzoek vindt hij «le ventre un peu excavé, les hanches saillantes et enfin deux pointes de hernie inguinale, trés nette surtout a droite et dont la réduction est douloureuse." Bij vaginaalonderzoek blijkt de vagina een 7 cM. langen, blinden zak te zijn, waarboven geen uterus te voelen is. Aan de mogelijkheid van volkomen afwezigheid van uterus en tuba werd wel is waar gedacht, maar toch besloten een operatie te verrichten, die het, zoo noodig, zou mogelijk maken een communicatie tot stand te brengen «entre les parties supérieures et infé-ieures de 1'arbre génital." Toen de buik geopend was, werd er geen spoor van uterus of ovariën gevonden; het pelvis zag er uit als dat van een man. Een weinig verwonderd, zocht de operateur verder en vond de ovariën? dicht bij de lieskanalen, «empiétant un peu sur le canal inguinal par un pédicule étalé, mais situé en réalité dans 1'abdomen." Zij vormden de breuken, die men voor de operatie gevonden had en bleken, ook later bij microscopisch onderzoek, de geatrofiëerde testikels te zijn. De pijnen, die vóór de operatie bestonden, verklaart zich Delagenière op de volgende wijze: «Habillée en femme et vivant en femme, elle s'était persuadée qu'elle devait avoir des phénoménes menstruels comme les autres. Ce qui, pour nous, semble bien prouver cette origine nerveuse, c'est qu'elle n'a eu aucun des troubles qui suivent la castration doublé, chez une femme de son age, paree que ces troubles, elle n'en soup De testikels zijn te nauwernood zoo groot als musscheneieren. Het linker is week, kleiner dan het rechter en kan men in de abdominaalholte terugdringen. «Le triangle pubien est trés nettement délimité et bien garni de poils.» Masturbatie reeds op 7-jarigen leeftijd. Ejaculaties voor 't eerst, toen hij 17 jaar oud was. Tegenwoordig masturbeert hij zich dikwijls, zonder eenig resultaat te verkrijgen«Néanmoins. il assure qu'en présence d'une femme la grace ne lui a jamais manqué et 1'éjaculation s'est toujours produite.» Hij heeft van zijn achttienjarigen leeftijd af herhaaldelijk den coïtus uitgeoefend. In den laatsten tijd had hij een maitresse, met wie hij eiken Maandag twee of driemaal cohabiteerde. «J ... ne s'est jamais senti de goüt pour les hommes. II a toujours refusé de s'habiller en femme. Des hommes lui ont proposé de 1'entretenir avec largesse: il a toujours refusé ces propositions.» Zooals men ziet, is de toestand van de uitwendige genitaliën van J. .. van dien aard, dat men zonder eenige overdrijving zou kunnen zeggen: van de hier beschrevene afwijking tot het eigenlijke pseudohermaphroditismus externus il n'y a qu'un demipas. Dit nader hier ter plaatse aan één of meerdere gevallen der laatste aandoening te illustreeren, acht ik onnoodig. In den loop dezer verhandeling heb ik reeds gelegenheid gehad en later zal mij die niet ontbreken, om verschillende gevallen van mannelijk pseudo-hermaphroditisme gecombineerd met gynécomastie, te berde te brengen. Thans zal ik nog even het door Laurent geciteerde geval van R o b e 1 i n memoreeren, om aan te toonen, dat de psychische dege- neratie-symptomen geheel op den achtergrond blijven of ontbreken kunnen. L ai set, 24 jaar oud, karre voerder, 5 voet 3 duim lang, komt in Val-de-Grace om behandeld te worden voor een absces, waarvan hij in korten tijd geneest. Eens op een keer bemerkte ik, dat zijn borsten omvangrijker waren dan zij gewoonlijk bij een man plegen te zijn. Daarom onderzocht ik zorgvuldig zijn geheele lichaam. Ik vond, dat de zeer duidelijk af te grenzen borsten in vorm op een halven kogel geleken, vrij zacht waren en volkomen met die van een vrouw overeenkwamen. Men voelde evenals bij de vrouw, duidelijk de borstklier. «La poitrine était étroite, les épaulessaillantes, la voix féminine et le visage infantin et imberbe.» De genitaaldeelen waren goed gevormd maar klein. Het mannelijk lid, dat op een klein stompje geleek, kon, zooals de persoon zelf aangaf, gedurende de erectie anderhalf duim lang worden; de testikels hadden de grootte van een kleine hazelnoot. Ik vond het bekken zeer wijd, de pubis vooruitspringend en met weinig haren bedekt: deze ontbraken geheel aan de armen en beenen en werden in kleine hoeveelheid in de okselholte gezien. Overigens had het individu weinig embonpoint: hij was zelfs vrij tenger. Hij vertelde mij de volgende bizonderheden: Te Parijs geboren uit wèlgevormde ouders, ondervond hij niets bizonders, van zijn geboorte af tot op 14-jarigen leeftijd, «époque a laquelle s'annonga chez lui la puberté, dont il ne tarda pas i faire usage.» Op 16-jarigen leeftijd groeide hij sterk in de lengte en zag hij zijn borsten grooter worden. Toen hij 18 jaar was, zwollen deze zeer sterk op, zoodat zij tweemaal grooter werden dan zij waren en zonderden in dien toestand een sereus vocht af, dat met melk overeenkwam. Genoodzaakt dikwijls te paard te stijgen, had hij veel last van het schokken. Om dit tegen te gaan, legde hij op zijn borst een kurken schijf, om zijn borsten, wier gewicht hem bizonder hinderde, op te houden en dit middel had succes. De melkafzondering duurde twee volle jaren en is toen voor goed weggebleven. « Cette singulière conformation ne l'empêche pas d'être gai et d'avoir toutes les habitudes quise remarquent chez les autres hommes. II faut cependant en excepter sa répugnance & toucher le sein des femmes, pour lesquelles il a d'ailleurs un goüt prononcé, quoique assez mal partagé par la nature, du cöté des parties de la génération.» Hoe jammer ik het ook vind, dat de anamnestische data hier geheel ontbreken, ik zou toch evenmin als Laurent zelf deze waarneming willen gestreken zien van de lijst der gevallen, die hij tot de echte gynéco- mastie rekent, de gynécomastie namelijk, wier laatste oorzaak bij de voorouders van den drager moet gezocht worden. Ik ga zelfs nog verder en wensch hiertoe elke bij den man voorkomende, vrouwelijk ontwikkelde borst gerekend te hebben, al zou de patiënt wèlgevormde en goed ontwikkelde genitaliën en een geheel mannelijken habitus bezitten. Zooals het Darwin'sche Spitzohr (zie Schwalbe) zijn degeneratief karakter niet verbeurt, als het geheel alleen op een overigens normaal organisme voorkomt, zoo blijft ook de heterosexueele mamma dit behouden, al is het de eenige afwijking, die zijn drager vertoont. Men zal mij wellicht tegenwerpen, dat ik hier twee ongelijke en onvergelijkbare grootheden in éénen adem noem en dat het Darwin'sche Spitzohr een atavistisch, de bij de man voorkomende vrouwenborst een heterosexueel verschijnsel is. Dit laatste stem ik toe maar acht ik geen werkelijk bezwaar voor mijne opvatting. Van Dar es te tot op onzen tijd spreekt de experimenteele teratogenie altijd dezelfde taal (en de klinische waarneming is daarmee geheel in overstemming) en leert, dat eenzelfde op de kiem inwerkende oorzaak verschijnselen kan teweegbrengen van den meest uiteenloopenden aard. Experimenteel is aangetoond, dat physische degeneratieverschijnselen bijna uitsluitend of van atavistischen aard zijn of op ontwikkelingsstoor- nissen berusten. * Dat deze naast elkaar op een zelfde organisme kunnen voorkomen, blijkt o. a. uit een waarneming van Hildebrandt, die ik vroeger in mijn studie over hypertrichose en relief gebracht heb, waar naast een infantilen uterus een atavistische haargroei voorkwam. En de waarnemingen der laatste jaren van Hegar en Freund over abnormale beharingen bij ontwikkelingsstoornissen toonen luce clarius, ** dat ook heterosexueele haargroei bij zuiver geslachtelijke, maar met ontwikkelingsstoornissen der genitaalorganen behepte personen kan gevonden worden. Trouwens de heele opvatting van Laurent over het wezen der gynécomastie berust op het feit, dat naast de onvolkomen ontwikkelde, mannelijke uitwendige genitaliën en testes zoo menigvuldig de heterosexueele mamma wordt aangetroffen. In dit laatste een correlatieverschijnsel te willen zien, lijkt mij in strijd met de feiten, zooals ik die reeds boven vermeld heb. Bovendien schijnt mij correlatie minder een scherp begrensd begrip dan wel een omschrijving van wat wij zien gebeuren zooals weer blijken kan uit de mijns inziens * Ik laat hier de stoornissen, die door ziekten van 't ei, van den navelstreng, van de eivliezen, e. d. kunnen ontstaan, buiten beschouwing. ** De argumenten voor deze mijne meening zijn op nieuw te zoeken in mijn meergemelde studie over hypertrichose. zeer voorbarige hypothese van D e 1 b e t, die de interne secretie te hulp roept, om tot een verklaring van het ontstaan der bedoelde verschijnselen te komen. Daar is nog een reden, waarorr wij het recht hebben, de gynécomastie aetiologisch op een zelfde lijn te stellen met de bekende degeneratie-verschijnselen. Niet slechts aan hetzelfde individu, maar ook aan de verschillende leden eener zelfde familie kan men aantoonen, dat zich de ontaarding op de meest uiteenloopende wijze uit. Laurent geeft daarvan tal van voorbeelden. O. a. luidt de anamnese van den reeds besproken J ... aldus : Over zijn grootouders weet J... niets mee te deelen. Hij weet alleen, dat zijn grootvader van vaderszijde driemaal getrouwd is geweest en dat deze zelf bij zijn laatste huwelijk 72 jaar en diens vrouw 26 jaar oud was. Een jaar later werd zijn eigen vader geboren. Deze was een matig man, die last had van zenuwtoevallen, gedurende welke hij zijn bewustzijn verloor. Hij is aan tuberculose gestorven. Zijn moeder is een brave vrouw, die nog leeft en gezond is. Daar zijn negen kinderen in de familie. i°. Een meisje van 38 jaar, gehuwd en gezond, maar zenuwachtig, «violente et coléreuse.» Zij leeft gescheiden van haar man, die haar voor een ander verlaten heeft. Zij verdient met hard werken de kost als kantwerkster en voedt met heel veel moeite haar 5 kinderen op. Het jongste daarvan is op de registers van den burgerlijken stand ingeschreven als meisje, maar op den huidigen dag kan men haar even goed voor een jongen als voor een meisje laten doorgaan. De vier andere kinderen zijn gezond en vertoonen niets van dien aard. 2°. Een kind, dat heel vroegtijdig gestorven is. J... weet niet waaraan en kan ook niet zeggen, of het een jongen of een meisje was. 30. Een jongen, die op drie en een half jarigen leeftijd overleden is en misvormingen der genitaalorganen vertoonde. 40. Een meisje van dertig jaar, zenuwachtig, < violente mais bonne au fond.» Zij heeft tot op haar 2 2sten jaar, toen zij voor 't eerst bevallen is, zenuwtoevallen gehad, die de eerste maal vermoedelijk ten gevolge van een schrik zijn opgetreden. Zij is niet gehuwd, maar heeft drie kinderen gehad, die zeer jong, vermoedelijk ten gevolge van tuberculeuse meningitis gestorven zijn. 50. Een matige jongen, gehuwd, vader van twee goed gevormde kinderen. 6°. en 7°. Twee meisjes, die vroeg gestorven zijn; men weet niet, waaraan. 8°. Een meisje van 26 k 27 jaar, «également mal conformée. C'est un être vicieux, débauché et ivrogne. Elle commen9a d'abord par se montrer comme curiosité dans les fêtes foraines; puis elle se fit actrice d'ordre inférieur, jouant aux Bouffes-du-Nord, ou accompagnant les troupes en tournée. Elle s'habille tantót en homme, tantot en femme, servant indistinctement d'amant ou d'amante, également recherchèe des matrones lu^riques et des vieux libertins. En ce moment, elle vit «collée» avec une femme et au dire de J ... «elles ont de quoi de satisfaire largement 1'une 1'autre, et de mille fagons.» 9°. En als laatste, onze gyriécomast. Bovendien heeft J ... een tante van moederszijde, die heel veel last heeft van migraine. En zijn moeder heeft hem dikwijls verteld, dat een zijner achternichten «était mal conformée.» Men nam allerlei voorzorgsmaatregelen om haar rokken naar beneden te houden, als zij speelde of urineeren moest, vermoedelijk met geen ander doel, «que de dissimuler une infirmité.» Verder vernemen wij van een door Magnan beschreven gynécomast, wiens gedesequilebreerde vader en hysterische moeder germain neef en nicht waren, dat diens grootmoeder eveneens hysterisch en diens zuster melankoliek was. Zelf leed hij in zijn jeugd aan stuipen: van een minder dan middelmatig verstand, had hij met moeite een elementaire kennis verkregen; hij kan in elk geval voldoende lezen, schrijven en rekenen. Na het verlaten van de school, heeft hij op porselein leeren schilderen en na verloop van verscheidene jaren is hij eindelijk een gewoon werkman geworden. Hij is gewoonlijk zeer impressionabel en prikkelbaar; op straat wordt hij door een onbestemde vrees aangegrepen en is hij bang voor ongelukken; in zijn kindsche jaren, dacht hij dikwijls onder het loopen het evenwicht te zullen verliezen; soms scheen het hem, dat hij in de lucht werd opgenomen. Meermalen kon hij niet nalaten te slaan en greep hij eensklaps voorwerpen aan, om ze te verbrijzelen. «Dans les derniers temps, en proie a des préoccupations hypochondriaques, il avait rapidement présenté des hallucinations, des troubles de la sensibilité générale et des idéés de persécution; trés excité sous 1'influence de ce délire, il avait été a 1'asile le 28 février 1885; il en est sorti au bout de trois mois, guéri de son accès délirant, mais non de sa deséquilebration mentale.» Omtrent een zoon van een zenuwlijder wordt o. a. meegedeeld, dat hij een hooge stem heeft en een kokette, verwijfde jongen is, met een lossen waggelenden gang, die hartstochtelijk veel houdt van bloemen en odeurs. «II a la manie de 1'ordre et chez lui il range tout avec une exagération ridicule.» Weer van een ander komen wij te hooren, dat hij weinig intelligent is, lang op school heeft gegaan, maar te nauwernood lezen en rekenen kan: hij kent zelfs de tafel van vermenigvuldiging niet en kan ook niet lezen. Men heeft hem geen ambacht kunnen leeren. Het is een vagebond en een habitué der gevangenissen, die nooit berouw gevoelt en zoodra hij vrij is, weer op nieuw begint. Dit exemplaar had tot vader een dronkaard, die in een aanval van delirium tremens bezweken is; zijn moeder is gestorven aan een hartgebrek. Maar niet alleen zenuwlijden of alcoholisme, «toutes les causesde dégénérescence peuvent être cause de gynécomastie. En tête marchent la folie, 1'épilepsie, 1'hystérie, les névroses, 1'alcolisme et en seconde ligne, la tuberculose, la scrofule, 1'obésité.» Reeds in 1871 heeft Fan eau de Lacour er op gewezen, «que les tuberculeux, et surtout les issus des tuberculeux, sont souvent des efféminés, et que chez eux les mamelles acquièrent quelquefois un développementanormal.» En het is mij opgevallen, dat men in de literatuur van het pseudohermaphroditisme herhaaldelijk als oorzaak van overlijden tuberculose vermeld vindt. Daar zijn slechts twee verklaringen mogelijk voor dit veelvuldig samengaan der beide afwijkingen. Men zou zich kunnen voorstellen, dat het tuberculeuse gif gemakkelijker zijn werking zou kunnen doen gelden op een hermaphroditisch aangelegd, dan op een normaal ontwikkeld organisme, omdat dit eerste zwakker aangelegd en minder weerstandsvermogen zou bezitten dan het laatste. Maar het is ook mogelijk, dat de phtisis zelve de oorzaak van dezen zwakken aanleg en dus ook van het hermaphrodisme is. Dit vermoeden is er niet onwaarschijnlijker op geworden door de schoone experimenten van Giard omtrent parasitaire castratie, waarvan D e 1 b e t melding maakt. Deze zag onder den invloed van een infectie met bacteriën bij verschillende jeugdige dieren de geslachtsklieren verdwijnen of niet tot ontwikkeling komen en in plaats van de secundaire homosexueele de hetorosexueele geslachtskenmerken te voorschijn treden. Ik lees hierover bij D e 1 b e t: «Ce qui nous importe ici, c'est que la castration parasitaire est quelquefois opérée chez des individus trés jeunes. Lorsque la destruction des glandes est compléte, lorsque l'«état stérile» est parfait, les caractéres sexuels ne se produisent pas, les animaux chatrés prennent une forme moyenne, neutre en quelque sorte. Chez certains animaux dont le squelette est transitoire et se renouvelle par des mues périodiques, les caractéres squelettiques peuvent eux-mêmes changer de telle sorte que les résultats sont encore plus saisissante. Un crustacé male chatré a 1'état adulte peut, après quelques mues, prendre la forme d'une femelle. II en est ainsi chez le stenorynchus. Giard dit: Un dessin de ces males chatrés par le parasite est absolument inutile. II se confondrait arec les figures classiques données pour le sexe femelle.» Wij zullen de verklaring van D e 1 b e t maar daar laten. Natuurlijk ziet hij niet in of wil hij niet inzien, dat het parasitaire gif niet slechts inwerken moet op de testes, maar ook op homosexueele secundaire geslachtskenmerken en op de latente kiemen der heterosexueele eigenschappen. Dat bij voldoende functionneeren der geslachtsklier, zelfs indien er ernstige psychische en physische degeneratie-verschijnselen aanwezig zijn, de gynécomastie zich als andere hermaphroditische verschijnselen langs meerdere generaties kan voortplanten, toont de zeer interessante waarneming van Laurent omtrent een vijf en dertig jarig man uit Rouaan. Diens grootvader had volumineuze borsten en was een matig en gierig man. Zijn eigen vader dronk groote hoeveelheden wijn, zonder dronken te worden en had nog grootere borsten dan de grootvader. Zijn grootvader van moederszijde is op 72-jarigen leeftijd overleden aan verlamming gestorven en was alcoholist. Zijn moeder leeft nog en lijdt aan hypochondrie. Al zijn ooms, tantes en neven zijn sterke en goed gespierde personen. Een van zijn tantes is alcoholist. Hij is de eenig over ge- blevene van 9 kinderen. De andere zijn vroeg gestorven, enkele aan meningitis. D ... had al bij de geboorte groote borsten, die langzamerhand in omvang zijn toegenomen. Op 12% jarige leeftijd was hij 1.53 M. lang en 64 kilo zwaar; toen reeds eerste coitus; hij werd bij loting afgewezen wegens obèsitas (93 kilo's). In zijn familie bestaan meerdere vetheden, o. a. woog een tante van hem meer dan 100 kilo. Vroeger dronk hij veel; thans abstinentie om magerder te worden. Hij is op 24-jarigen leeftijd gehuwd en heeft drie kinderen gehad. Een daarvan, een gynécomast, is drie jaar oud, aan meningitis gestorven. «De plus, c'était un enfant déja plein de mauvais instincts. A la naissance de son petit trère, il fut pris d'une telle jalousie qu'il voulait qu'on le jetat a 1'eau, retusant de parler et de manger.» Een ander kind is heel jong aan peritonitis gestorven. De derde, een jongen, die nu zeven jaar oud is, had al bij zijn geboorte groote borsten; naar het zeggen van zijn moeder, waren zij zoo groot als nooten en droop er, de eerste dagen na de geboorte al melkachtig vocht uit de tepels. Thans heb ik zelf kunnen constateeren, dat zij nu de grootte hebben van een mandarijn. Die knaap heeft nu al neiging tot vetvorming. Zijn vrij middelmatig verstand is nog minder geworden na een aandoening, die de ouders voor hersenvliesontsteking ver- klaren. Zijn geheugen is veel verminderd ; hij kon lezen, maar is alles vergeten. «Ecervelé, étourdi,» masturbeert hij zich meermalen per dag. Na al het vorenstaande, zal men er wel geen bezwaar tegen hebben, de uitspraak van Laurentte onderschrijven : «Un vésanique, un épileptique, un hysterique, un alcoholique engendrent des dégénérés; parmi ceux-ci 1'un sera un aliéné, 1'autre un névrosé on un détraqué, 1'autre un criminel peut-être, 1'autre enfin, mal conformé physiquement, un prognathe, un plagiocéphale, un strabique, un hypospade, un gynécomaste.» Men zal er alleen etcaetra achter willen voegen; want ze is onvolledig. Men mist, zooals ik reeds vroeger te kennen heb gegeven, de eigenlijke pseudohermaphrodieten, maar ook de aanhangers van Venus Urania, de uranisten of Urningen en de vrouwmannen, de efféminés, aan wie o. a. R i c h e t een eigen plaatsje in 't systeem had toegedacht. Bij L au rent zelf kunnen wij lezen: «Un médecin, atteint d'inversion du sens génital, a constaté que, chez les six cents invertis avec lesquels il avait eu des relations, le développement des seins n'était pas chose rare. II affirme qu'il a eu lui-même, de treize a quinze ans, du lait dans ses glandes mammaires, lait, que son amant sugait.» En aangaande de vrouwmannen citeert hij van P. Lorain: Wij hebben allen in onze kindsche jaren en later kinderen, jongelingen en mannen met ons zien opgroeien, bij wie niet dezelfde veranderingen tot stand kwamen, die de leeftijd bij hun kameraden te voorschijn riep; als kinderen lijken zij meer op meisjes dan op jongens; als jongelingen lijken zij op kinderen; en als mannen op jongelingen. Eigenaardige wezens, «féminisés on indéfinement juvéniles», baardelooze personen met lange wimpers, bleek teint, breede heupen, dikwijls vet, die een schrille stem bezitten en verscheidene kenmerken van het eunuchisme vertoonen. Laurent beweert, dat dit aangrijpend portret bizonder toepasselijk is op de gynécomasten, die minstens 8 maal van de 10, alle kenmerken van het féminisme, deze eerste schrede naar het hermaphroditisme vertoonen. Rich er heeft indertijd, vermoedelijk als andere onderzoekers getroffen door de onafhankelijke positie, die de secundaire geslachtseigenschappen, vooral in pathologische gevallen, ten opzichte van het interne geslachtsapparaat innemen, gemeend dit feminisme van het zoogenaamd anatomisch hermaphroditisme te moeten afscheiden en er op gewezen, dat het zoo dikwijls voorkomt. «Ne pourrait-on pas les (de gevallen van féminisme) classer dans une categorie particulière d'hermaphrodisme, dans laquelle ce que 1'on appelle les caractéres sexuels secon- daires, d'ordinaire laissés de coté, seraient appelés a entrer en ligne de compte et que 1'on pourrait désigner sous le nom d'hermaphrodisme antique?» Hij memoreert gevallen, die door Lorain en Brouardel zijn waargenomen en geeft vervolgens de beschrijving van een 27-jarigen «déséquilibré.» Deze bezat «des organes males complets, mais atrofiés. Le pénis est peu volumineux et les testicules sont de la grosseur d'une noisette, leurs fonctions sont réduites a rien." Overigens geen enkele malformatie, maar tal van echt vrouwelijke eigenschappen. Geen spoor van baard; nergens over 't lichaam haren, alleen enkele aan pubis. Goed ontwikkelde thorax, breede schouders; weinig gedessineerde taille. Borsten, vooral rechts, zeer sterk ontwikkeld. «Fesses volumineuses et arrondies. Le sillon de la hanche est presque effacé en arrière, oü la fossette lombaire laterale et inférieure se détache seule comme chez la femme è. la région sacrée. Les hanches sont larges et le tissu cellulaire abondant donne aux cuisses, épaisses ü leur racine, un aspect fuselé et arrondi." Mei ge, die op het. voetspoor van Richer, zijn eigen waarnemingen aan die der antieken getoetst heeft, deelt een geval van infantilisme mede, waarvan wij met belangstelling vernemen, dat de «bourses rudimentaires," die het scrotum moeten voorstellen, «sont réduites è. deux replis cutanés accoles entre lesquels sont compris les testicules du volume d'un gros pois.» Zijn waarneming omtrent feminisme verdient een breedere vermelding. Angelo C., een Italiaan van 40 jaar, heeft geen vak kunnen leeren. «Paresseux, indolent, incapable de s'astreindre a un travail régulier, il avait des gouts féminins, aimait les byoux, les couleurs voyantes; il était aussi trés superstitieux et trés religieux. Timide et pusillanime è. 1'excès, il avait quand on 's approchait de son lit pour le découvrir, des gestes pudibonds et des mouvements de défense comme un animal peureux.» liij had een kinderstem, was zeer driftig en toonde dat vooral, als hij geplaagd werd, o. a. over zijn slechte zeden (en misschien geschiedde dit niet ten onrechte). Geheel vrouwelijke vorming van borst en bekken; geen haren op 't gezicht; weinig op pubis. Geatrofieerde genitaalorganen. Kleine testikels en een kleine penis als van een kind van 8 of 10 jaar. Vetvorming als bij de vrouw. «Corps et membres sont franchement féminins, A n g e 1 o marche 1'échine un peu plongée, les cuisses fléchies sur les jambes, a petits pas, d'une allure hésitante et serrant les genoux comme une femme.» Ieder zal moeten toestemmen, dat aan deze beschrijving slechts de mededeeling ontbreekt, dat de slechte zeden van Angelo C. bestonden in homosexueele praktijken, om van dezen antieken hermaphrodiet een androgyne te maken, zooals Kr af ft— E b i n g zich die niet vollediger zou kunnen wenschen. En daarmee ben ik genaderd tot mijn betoog, dat de moreele hermaphrodisie, «die contrare Geschlechtsempfindung» allerminst mag blijven staan in het isolement, waarin het, niet het minst, dank zij den bewonderenswaardigen arbeid van Krafft — Ebing geplaatst is geworden. In dit isolement heeft kracht gezeten, een kracht, wier beteekenis ik niet onderschatten wil. Het heeft er toe bijgedragen het ziektebeeld in al zijn bizonderheden vast te stellen en uit te werken. Maar ik acht het niet onwaarschijnlijk, dat sommige ziekteverschijnselen minder eenzijdig zouden zijn geapprecieerd geworden, indien men de grenzen der aandoening terstond wijder had uitgezet, of beter nog, indien men de aandoening ook gezocht had buiten de willekeurige en kunstmatige grenzen, die haar gesteld zijn geworden. Volgens K r a f f t—E b i n g is het wezenlijke in de homosexueele geslachtsdrift, de sexueele frigiditeit, tot afschuw toe, tegenover het andere geslacht, terwijl er neiging en drift voor het eigen geslacht bestaat. Toch zijn de genitaliën normaal ontwikkeld, de geslachtsklieren functionneeren dienovereenkomstig en het geslachtelijk type is volkomen gedifferentieerd. Het voelen, denken, streven, over 't algemeen het karakter beantwoordt, als de anomalie haar hoogsten graad bereikt, aan den eigenaardigen geslachtszin, en niet aan het geslacht, waartoe het individu anatomisch en physiologisch behoort. Dit abnormale voelen weerspiegelt zich ook in de kleederdracht en de bezigheden van het betrokkene individu, soms zoo sterk, dat het groote neiging vertoont zich te kleeden in overeenstemming met de sexueele rol, «in welcher es sich fühlt.» Klinisch en anthropologisch kan men aan dit abnormaal verschijnsel verschillende graden van ontwikkeling, resp. «Erscheinungsformen» onderscheiden. i°. Naast op den voorgrond tredenden homosexueelen bestaan sporen van heterosexueelen geslachtszin (psycho-sexueele hermaphrodisie). 2°. Er bestaat slechts aandrift voor het eigen geslacht (Homosexualiteit). 3°. Ook het geheele psychische zijn is in overeenstemming met den abnormalen geslachtszin (Effeminatio en Viraginiteit). 4°. De lichaamsvorm beantwoordt min of meer aan den abnormalen geslachtszin. Nooit echter vindt men werkelijke overgangen tot den hermaphrodiet, maar in- tegendeel volkomen gedifferentieerde geslachtsorganen, zoodat, even als bij alle ziekelijke perversies van het geslachtsleven, de oorzaak in de hersenen moet gezocht worden (Androgynie en Gynandrie). Reeds in 1877 heeft Krafft—Ebing deze eigenaardige geslachtsdrift opgevat als een functioneel degeneratie-kenmerk en als verschijnsel van een neuro-(psycho)-pathischen toestand, die meestal op hereditaire oorzaken berust, een opvatting, door de later gepubliceerde statistiek volkomen bevestigd. Voor de hypothese eener neuro-(psycho)-pathische belasting laten zich de volgende gronden aanvoeren: 1 °. In den regel komt het geslachtsleven «abnorm früh und in der Folge abnorm stark» tot uiting. Bovendien bestaan er niet zelden naast de perverse geslachtsdrift, perverse verschijnselen op ander gebied. 2°. «Die geistige Liebe dieser Menschen ist vielfach eine schwarmerisch exaltirte, wie auch ihr Geschlechtstrieb sich mit besonderer, selbst zwingender Starke in ihrem Bewusstsein geltend macht.» 3°. Bij zulke individuen vindt men ook andere, zoowel functioneele als anatomische ontaardingskenmerken. 4°. Er bestaan neurosen (hysterie, neurasthenie, epileptoïde toestanden, enz.). 5 In het meerendeel der gevallen vindt men psychische anomaliën (schitterende be- gaafdheid voor schoone kunsten, voornamelijk muziek, dichtkunst, enz. bij intellectueel slechte begaafdheid, tot verwardheid toe) en zelfs onmiskenbare psychische degeneratietoestanden. Talrijke Urningen worden tijdelijk of voor hun leven krankzinnig. 6°. Bijna in alle gevallen, waarin men inlichtingen kan krijgen omtrent de «körperlich geistigen Zustande der Ascendenz mit Blutverwandschaft» vond men neurosen, psychosen, degeneratie-teekens enz. in de betrokkene families. Hoe diep de aangeborene inversie van den geslachtszin in het organisme wortelt, blijkt uit het feit, dat de wellustige droom van den mannelyken Urning mannelijke, die van de «weibliebende vrouw» vrouwelijke individuen of toestanden tot voorwerp heeft. De waarneming van Westphal, dat de Urningen hun gebrek pijnlijk gevoelen, is slechts op een deel der gevallen toepasselijk. Velen hebben zelfs niet het bewustzijn, dat zij ziek zijn. De meeste Urningen voelen zich gelukkig m hunne perverse geslachtsgewaarwording en slechts in zooverre ongelukkig als sociale en strafrechterlijke perken hen voor de bevrediging van hun drift in den weg staan. Zooals reeds uit het hier geciteerde blijken kan, is v. Krafft—Ebing van meening, dat de geslachtsorganen der homo- sexueelen ten allen tijde volkomen gedifferentieerd, hoewel niet volkomen ontwikkeld zijn en pleit hij dus deze laatste vrij van elke schuld aan het ontstaan der aandoening (wel een bewijs, dat de alleenheerschappij der geslachtsklieren nog door anderen in twijfel getrokken wordt). Volgens hem kan «die Ursache nur in einer Anomalie centraler Bedingungen, in einer abnormen psychosexueelen Veranlagung gegeben sein.» De afwijking zelf is een functioneel degeneratiekenmerk en is aangeboren of kan door bepaalde schadelijke invloeden verkregen worden. Op grond van een nauwkeurig onderzoek der bekende gevallen van den verkregen perversen geslachtszin, is het waarschijnlijk, «dass die auch hier vorhandene Veranlagung in einer latenten Homo oder mindestens Bisexualitat besteht, die zu ihrem Manifestwerden der Einwirkung von veranlassenden gelegentlichen Ursachen bedürfte, um aus ihrem Schlummer geweckt zu werden.» Op den grondslag van deze bisexualiteit der kiem hebben reeds meerdere schrijvers naar een verklaring der moreele hermaphrodisie gezocht. En von Kr af ft—Ebing, op hun arbeid voortbordurend, is tot de volgende hypothese gekomen als degene, die het best met onze tegenwoordige wetenschappelijke opvattingen en de bekende feiten strooken zou . i°. Het geslachtsapparaat bestaat uit a. de geslachtsklieren en de bevruchtingsorganen ; b. spinale centra, die deels remmend, deels prikkelend op a inwerken; c. cerebrale streken, waarin de psychische processen van het geslachtsleven tot stand komen. Daar de oorspronkelijke aanleg van a tweeslachtig is, moet dit ook van b. en c. verondersteld worden. 2°. Bij de tegenwoordige ontwikkeling heeft de natuur de neiging eenslachtige individuen voort te brengen en een empirische wet luidt, dat zich onder normale omstandigheden slechts dat cerebrale centrum ontwikkelt, dat aan de geslachtsklier beantwoordt (wet van de sexueel homologe ontwikkeling). 3°. Deze vernietiging der «contrare Sexualitat» is echter heden ten dage nog niet volkomen (en voeg ik er bij, zal het wel nooit worden, zoolang er man en vrouw bestaan, omdat er zoo lang gelegenheid zal zijn tot overerving van heterosexueele eigenschappen). Hij steunt zich hiervoor op de bewering, dat men ook aan het geslachtsapparaat van man en vrouw residuen vindt, die een aanwijzing zijn voor de oorspronkelijke onto- en phylogenetische tweeslachtigheid. Waarom hier de phylogenese te pas gebracht wordt, is mij een weinig duister, te meer, daar wij haar ter verklaring van de aanwezigheid van heterosexueele kenmerken niet direkt noodig hebben. Bovendien klinkt zij een weinig vreemd in den mond van hem, die nog geen halve bladzij vroeger geschreven heeft, dat «Chevalier mit Recht die «caractères sexuels latents» nicht als Rückschlag (Atavismus) im Sinne Lombroso's n. A., sondern mit Lacassagne als Störung in der Evolution zur heutigen Höhe auffasst.» Maar een feit blijft het, dat zoowel bij den man als bij de vrouw regelmatig tal van rudimentaire, heterogene organen worden aangetroffen. 4°. Bovendien spreken een massa klinische en anthropologische feiten ten gunste van de onder No. 3 uitgesproken stelling. Hij herinnert slechts aan het niet zeldzame voorkomen van individuen met gemengde of in den zin van het tegenovergestelde geslacht domineerende lichamelijke en geestelijke geslachtskenmerken (Weibmanner und Mannweiber) enz. enz. 5°. Deze verschijnselen van «contrarer Sexualitat,» vindt men blijkbaar slechts bij organisch belaste individuen. «Dass das cerebrale Centrum unter anderen, von den peripheren Geschlechtsorganen einschliesslich der Geslechtsdruse unabhangigen Bedingungen sich entwickelt, zeigen die Falie des Hermaphroditismus in welchen, so weit es sich um Pseudohermaphroditismus handelt, das obige Gesetz im Sinne monosexualer, der Geslechtsdruse homologcr Entwicklung gewahrt bleibt, wahrend beirn Hermaphroditismus verus sowohl physisch als psychisch allerdings eine gegenseitige Beëinflüssigung beider Centren und damil eine Neutralisincng aes Liebeslebens bis zur Asexualitat und eine Tendenzzur Geltendmachung zmd Vermischung beider Geschlechtscharaktere seelisch und körperlieh obmaltet.» Dass Hermaphrodisie und contrare Sexualempfindung aber an und für sich mit einander nichts zu thun haben, ergibt sich daraus dass der Hermaphrodit (praktisch kommt ja mir der Pseudohermaphroditismus in Betracht) dem obigen Evolutionsgesetze folgt und nicht contrare Sexualitdt bietet, ivahrend umgekehrt bei contrdrer Sexualempfin dung bisher nie Hermaphrodisie anatomisch beobachtet wurde. Es erklart sich dies ohne Weiteres aus der Verschiedenheit der Entstehungsbedingungen, die für die ersteren in centralen (cerebralen), für die letzteren in ausschliesslich den peripheren Antheil des Geschlechtsapparats treffenden Schadigungen gesucht werden müssen. Ik zal niet verder ingaan op de hypothese van von Krafft—Ebing en vooral niet op de wijze, waarop zij door hem is uitgewerkt geworden. Het is mijn overtuiging, dat deze niet overal even gelukkig en logisch is. Waarom het mij te doen was en waarop ik nadruk leggen wil is, dat hij, de groote klinicus, zoo overtuigd is van het reëele, het echte, niet nagemaakte van zijn «contrare Sexualempfindung, dat hij het ter harer verklaring noodig vindt twee bizondere psychosexueele centra, een mannelijk en een vrouwelijk, te construeeren, die geheel zelfstandig tot ontwikkeling kunnen komen en onder den invloed van degeneratieve prikkels zich niet slechts behoeven te storen aan de empirische wet der homosexualiteit, maar ook niet aan die der monosexualiteit. Eigenlijk lood om oud ijzer, maar daarover wil ik het nu niet hebben. V olgens vonKrafft — Ebing dan, kan een individu met testes (zoo wordt tegenwoordig een man gedefinieerd) geslachtsdrift en liefde en andere neigingen bezitten, zooals alleen een onvervalscht exemplaar van het vrouwelijk geslacht ze in zich voelt en kan hij in sommige gevallen zich nog bovendien aangetrokken gevoelen tot de vrouw en er mannelijke neigingen op nahouden. Mutatis mutandis geldt hetzelfde van een persoon met ovariën. Is deze formuleering ook volgens het oordeel van v. Kr. — E. juist (en er bestaat geen enkele reden om daaraan te twijfelen), dan bedriegt hij zich zonderling, waar hij decreteert, dat de geslachtsorganen dezer personen altijd en zonder uitzondering gedifferentieerd zouden zijn. De moreele hermaphrodisie wordt in al «den Gradstufen ihrer Erscheinung» ook bij den zoogenaamden anatomischen hermaphrodiet aangetroffen. Men zou dit wel is waar niet zoo zeggen, als men alleen afging op de uitingen der schrijvers van vroegeren en lateren tijd. Zoo hier en daar wordt schuchter toegegeven, dat een hermaphroditische testisdrager soms in zijn doen en laten, zijn optreden, zijn denken en voelen al bizonder veel kan hebben van een gewone, normale vrouw, maar men tracht dit uit bijkomende omstandigheden te verklaren. Daar zijn er zelfs nog, die het feit als zoodanig trachten te verdonkeremanen. Blond el schrijft nog: «On comprend, combien les erreurs sont préjudiciables aux individus porteurs de ces malformations congénitales, qui les obligent (nb.) k vivre en compagnie d'un sexe différent, et a porter des habits, qui ne conviennent pas a leurs aptitudes et leurs gouts.» Juist het tegendeel is waar en zij, die werkelijk de gêne gevoelen, waarover B1 o n d e 1 spreekt, weten meestal den weg en den medicus te vinden, die hem in 't gezelschap brengen en in de kleeren steken zal van de personen, waartoe zij gevoelen geslachtelijk te behooren. L a u r e n t stelt zich op een geheel ander standpunt. «Enfin, la démarche et les attitudes (en uit alles blijkt en hij zegt het ook, dat men hierbij nog te voegen heeft, de geslachtszin, het karakter e. d.) des hermaphrodites sont en grande partie sous 1'influence de 1'éducation. Un hermaphrodite male, qu'une erreur de sexe aura fait revêtir du costume féminin, prendra vite les allures et les démarches d'une femme, et, inversement, une pseudo-femme habillée en hom me, marchera et se tiendra comme un homme.s Het zou een onbegonnen werk zijn een bloemlezing te geven uit al wat in de oudere en nieuwere litteratuur in zeldzame éénstemmigheid over dit onderwerp geschreven is. Ik bepaal mij dus tot het refereeren van wat ik toevallig in de laatste dagen, dank zij de activiteit van mijn boekhandelaar, te lezen kreeg van den meest overtuigden woordvoerder op dit gebied, van N e ug e b au e r. «Es seien hier noch einige Beobachtungen hinzugefügt, welche geeignet scheinen, den grossen Einfluss der Erziehung eines Kindes als Knaben oder Madchen zü erharten, der sich nicht nur darauf erstreckt Charakter, Beschaftigungsweise, Neigungen, die Laster eines odcr des andern Geschlechtes hervortreten zu lassen, je nach der Erziehung als Knabe oder Madchen, sondern der sogar auf das geschlechtliche Empfinden in manchen Fallen einen massgebenden Einfluss hatte. So erklart sich z. B. bei als Madchen erzogenen Scheinzwittern, so manche Eigentümlichkeit in ihrem Gebahren, Charakter, ihrer bevorzugten Beschaftigung, etc., die denen eines Weibes entsprachen, mit Eigentümlichkeiten des weiblichen schamhaften, schüchteren Wesens und gleichzeitig ausgesprochener geschlechtlicher Neigung zu Mannern und Abscheu vor dem Gedanken als Mann zu kohabitieren. Wohl mebt es O viele Falie, und es möge die weitaus meisten sein wo, falls ein Geschlechtstrieb überhaupt bei einem Scheinzwitter eintritt, früher oder spater4) dieser Geschlechtstrieb sich als der normale heterosexuelle erweist, resp. sich gewaltsam Bahn bricht und zu der Feststellung der «erreur de sexe» führte, aber es giebt auch viele Falie, wo der Geschlechtstrieb eines maanlichen als Madchen erzogenen Scheinzwitters zeitlebens ein weiblicher, also zu Mannern gewandter, homosexueller, blieb. Albert Moll ist der Ansicht, dass der suggestive Einfluss der Erziehung auf den Geschlechtstrieb ein sehr geringer sei, dass er höchstens den Geschlechtstrieb, den das einzelne Individuum von Natur aus hat, hemmend beëinflussen, beëngen, in Schranken halten etc., aber nicht in einen umgekehrten verwandein, also nicht aus dem heterosexuellen Geschlechtstrieb einen homosexuellen machen könne, etc. Mir scheint im Gegenteil der Einfluss der Erziehung in der einen oder anderen Richtung ein sehr bedeutender zu sein. Ich werde dieser Frage an anderer Stelle naher treten, will jedoch hier zwei Beobachtungen anführen, welche i) Geschiedt ook met de homosexueele geslachtsdrift. mir sehr demonstrativ scheinen in dieser Beziehung.» En dan volgen het verhaal van een damesimitator, die tot zijn 12de jaar door een gril van zijn moeder als meisje zou opgevoed zijn en de schoone, bekende waarneming van von Kraff t—E b i n g omtrent gravin S a r o 11 a (of zooals zij zich liever noemde S a n d o r V a ij. 4) Ik acht mij niet geroepen, advokaat te zijn in een zaak, die om zeer vele redenen beter verdedigd zal kunnen worden door den aangevallene, d. w. z. door v. K r.—E. zelf, die ten deze een geheel andere meening voorstaat en ik ben er van overtuigd, zal blijven voorstaan, als Neugebauer meent te moeten huldigen. Ik wil alleen zeggen, dat ik mij heelerharte bij diens opvatting aansluit en waag de opmerking, dat Neugebauer zich misschien niet voldoende rekenschap geeft, van wat er vast is aan het ontstaan en bestaan van geslachtskenmerken als daar zijn, geslachtsdrift, liefde, geslachtelijke neigingen, e. d. Dat zijn geen hersenbeelden, die de fantasie uit het niets in het leven roepen kan; dat zijn uitingen van de werkzaamheid van heel bizondere deelen der hersenen, die niets anders doen 1) Ik maak er opmerkzaam op, dat Neugebauer den achternaam der gravin S a r o 11 a voluit geeft, v. Kraff t—E b i n g daarentegen dezen slechts heeft aangeduid. kunnen dan op de meest verschillende prikkels in één en dezelfde richting reageeren. Volgens von Kraff t—E b i n g is het dan ook ter verklaring van de bekende feiten (en mijns inziens heeft hij daarin volkomen gelijk) noodig, het bestaan van een mannelijk en vrouwelijk psychosexuaal centrum aan te nemen. Zulke centra kunnen niet door een zekere opvoeding in het leven geroepen, somtijds daardoor wel op een lageren trap van ontwikkeling gehouden of hooger ontwikkeld worden dan onder normale omstandigheden het geval zou zijn. Trouwens de dagelijksche ervaring leert, dat bij het gezonde kind de met de geslachtsklier overeenstemmende secundaire geslachtskenmerken reeds in den dop aanwezig zijn. De ouden kenden dit feit zoo goed, dat wij daaraan het verhaal te danken hebben omtrent den jongen A c h i 11 e s, die, in meisjeskleeren vermomd en spelende met de dochters van Lycomedes, door U 1 y s s e s ontdekt werd, toen deze de list verzon om aan de kinderen geschenken aan te bieden in den vorm van wapenen en meisjesspeelgoed. A c h i 11 e s verloochende zijn jongensnatuur niet en koos de wapenen. Met het voorgaande wil ik niet gezegd hebben, dat een in verkeerde richting geleide opvoeding niet een noodlottigen invloed zou kunnen uitoefenen op het geslachtsleven van welk individu ook. Maar vol- gens de verzekering van v. K r.—E. is er tot nog toe geen enkel feit bekend, waarin bij onbelaste personen de perversiteit in perversie, in omkeering van den geslachtszin is overgegaan. De zaak staat anders voor belaste personen, die het vermoedelijk niet tot zuiver heterosexueele ontwikkeling hebben kunnen brengen en bisexueel zijn aangelegd gebleven De tot nu toe latente aanwezige perverse sexualiteit kan zich hier onder den invloed van door masturbatie, abstinentie ot op andere wijze verkregene neurasthenie geheel ontwikkelen. Volgens mijne meening nu mag men veronderstellen, dat bij dergelijke belaste personen, dus ook bij hermaphroditen de opvoeding een soortgelijken invloed zal kunnen uitoefenen als de door v. K r.—E. aansprakelijk gestelde neurasthenie. Maar daarmeê wordt het feit van het voorkomen van moreele hermaphrodisie naast anatomisch hermaphroditismus niet aangetast. Bovendien bewijzen de feiten op het overtuigendst, dat de opvoeding niet op verre na de beteekenis bezit, die er tegenwoordig algemeen aan gehecht wordt. Zeker moet zij of haar aequivalent in sommige gevallen van psychische hermaphrodisie niet te laag aangeslagen worden maar daartegenover ziet men in zeer vele gevallen, in weerwil aan deze zoo belangrijk geachte opvoeding, zoowel den heterosexueelen als den homosexueelen geslachtszin tot volle ontwikkeling komen. Isidore Geoffroy — St. Hilaire verhaalt, op gezag van D r. W o r b e, van een kind, dat in 1/53 geboren, voor een meisje gehouden en als zoodanig werd opgevoed. «Malheureusement, en lui donnant les noms et les vêtements, en lui imposant les devoirs d'un sexe, qui n'était pas le sien, on ne put lui en inspirer les goüts et les penchants, et dès 1'époque de la puberté, une étrange contradiction se manifesta entre ce qu'il était et ce qu'il semblait devoir être. Appelé, par l'erreur de ses parents, aux occupations paisibles, aux plaisirs calmes, £t la vie tranquille de la femme, mais entrainé par 1'influence de son sexe réel vers les travaux pénibles, vers les exercices bruyants, vers les habitudes viriles; vêtu comme une jeune villageoise, mais portant la pipe a la bouche, Marie Jeanne (ainsi qu'on nommait la prétendue jeune fille) se plaisait au soin des chevaux, conduisait la charrue, aimait la chasse, tréquentait les cabarets et n'en sortait qu'enivré de vin et de tabac. A cette seule circonstance prés qu'il recherchait peu la compagnie des femmes, ses goüts, ses plaisirs étaient tellement ceux d'un homme, son caractére viril se trahissait en lui par des traits si évidents, qu'il n'échappait pas a la simplicité et a 1'ignorance des villageois eux-mêmes." De vrouwen sloten hem uit hun gezelschap en gaven hem een mannennaam. Gevangen genomen wegens diefstal, werd M a r i e Jeanne in de gevangenis door dr. Worbe onderzocht, die twee duidelijke testes bij haar vond, enz. Weissbart deelt het door hemzelf waargenomen geval mede van een in München in het jaar 1865 geborene schilderes, Fraulein W. Bij de geboorte was zij door de vroedvrouw tot meisje verklaard en als zoodanig onder den naam van Wilhelmine in het geboorteregister ingeschreven. Als meisje komt zij op school en als meisje gaat zij er van af. Toen reeds begon zij te twijfelen aan haar geslacht: De periode komt niet te voorschijn; de stem is mannelijk, er komen haren op 't gezicht, zij voelt zich tot de vrouw aangetrokken. Het hoofdhaar draagt zij steeds kort geknipt. Zij gaat voor schilderes studeeren en bezocht de kunstschool; vele har er collega's twijfelen aan haar geslacht. Zij sluit zich bij één harer kameraden nauwer aan, «offenbart sich ihr, geht ein Verhaltniss mit dem Madchen ein und verkehrt spater mit ihr intim.» Bij dezen hermaphrodiet, die een geheel vrouwelijke opvoeding genoten had, maar in wiens sperma spermatozoen met kop en staart gevonden werden, waren dus «Neigungen und Charakter der Person ausgesprochen mannlich. >> Landau heeft in 1898 door Kosters het geval van de 27-jarige Wil heimine K. laten beschrijven, die de ouders wilden dwingen tot een huwelijk met een man. De ouders waren het al terstond na de geboorte er niet over eens, of zij het kind als jongen of als meisje moesten laten doopen, «schliesslich tauften sie es als Madchen." Toen deze dochter vier jaar oud was, amputeerde dr. B e r e n d e s op verzoek der ouders «die angebliche hypertrophische Clitoris.» Patiënte heeft nooit de menstruatie gehad en nooit ook geslachtelijke neiging tot mannen gevoeld. Zij muntte uit door groote intelligentie, behoorde in de school steeds tot de beste leerlingen en werkte van haar 15de jaar af als fabrieksarbeidster. Twee jaren later kwam er tot groote schrik van W i 1 h e 1 m i n e een krachtige baard te voorschijn. Zij sprak toen met haar vriendin over den toestand har er genitaliën en kreeg den eersten argwaan aangaande de juistheid van haar geslacht. Zij maakte de moeder deelgenoot van haar verdenking: «die Mutter aber wies sie schroff ab, hier sei nichts zu erörtern und es sei ganz. egal, zu welchem Geschlecht sie gehore, sie könne auch so leben.» In plaats van de verwachte menstruatie kwamen er polluties voor den dag, vooral als W i 1 h e 1 m i n e onder vier oogen was met een vriendin, met wie zij later ge- slachtelijken omgang pleegde. Van de eerste poging tot bijslaap af hield W. zich bepaald voor een man. «Da die Eltern hiervon nichts horen wollten, so entspannen sich Streitigkeiten zwisschen Eltern undlochter. Verdruss und Unfrieden trübten 6 Jahre lang das Familienleben.» Van dien tijd af aan werd W. melankoliek, menschenschuw, liep rond met gedachten aan zelfmoord, vooral, wanneer men haar uitlachte om haar mannelijke stem, haar baard, haar mannelijke gelaatstrekken, enz. Reeds sints geruimen tijd koesterde zij den wensch, zich zelf eens in mannenkleeren te zien; eindelijk deed er zich een gelegenheid voor. Zij maakte een versje voor een bruiloftsfeestje van een vriendin en droeg het toen ook in mannenkleeren voor. Toen het oogenblik van dit feest gekomen was, voelde W. zich gelukkiger dan ooit, en was vooral gelukkig, toen men haar complimentjes maakte, dat haar de mannenkleeding zoo voortreffelijk stond. Daarna verliepen nog 5 jaren onder voortdurend nadenken over haar geslacht en wat zij doen moest, om mannelijke rechten en een mannelijke maatschappelijke positie te verkrijgen, tot zij eindelijk op eigen houtje naar een arts toog, die haar naar Landau verwees. Deze achtte zich na een nauwkeurig onderzoek verplicht aan haar verlangen te voldoen en liet haar als man overschrijven. Door Péan zijn twee gevallen van dezen aard beschreven. Volgens Neugebauer «beschrieb Péan einen mannlichen Scheinzwitter, der als Madchen erzogen war, die 27-jahrige Louise R... «Pseudo-femmepar son vestibule et 1'ébauche d'une vulve.» Dieses Individuum nahm die Stellung einer Mechanikerin ein in einer Fabrik, wo nur Madchen arbeiteten und benutzte larga manu jede Gelegenheit zum geschlechtlichen Verkehr mit den untergebenen Arbeiterinnen.» Ik vermoed, dat dit dezelfde waarneming is, die ook P o z z i beschreven heeft en door L e b 1 o n d wordt aangehaald in de Annales de Gynécologie van 1885. «Louise Bavot, agée de 27 ans, mécanicienne, porte les habits de femme et passé pour elle. Aspect masculin du visage, barbe peu fournie sur la joue; moustache trés rare, aucun développement des seins, etc. etc Le sujet est tres porte vers le sexe féminin. II y a plusieurs tentatives de cöit. Ce dernier se pratique le sujet étant debout et la femme couchee sur le bord du lit. L'examen du sperme n'a donné aucun spermatozoïde. II n y a jamais eu le moindre écoulement sanguin par les voies génitales.» Het andere geval van Péan is nog merkwaardiger en wordt door M ü n c hmeyer in het Centralbl. f. Gyn. van 1895 gerefereerd. Het gold daar een persoon van 15 jaar, die, toen zij pas geboren was, als meisje in de registers van den burgerlijken stand was ingeschreven. Deze kreeg plotseling op haar 12de jaar zulk een mannelijk voorkomen (baardontwikkeling om lip en kin, harde stem, nauw bekken, duidelijke erecties van den hypospadaeïschen penis), dat de huisarts en evenzoo meerdere Parijsche artsen in consult, verklaarden, dat het kind een jongen was; daarom werd ook de inschrijving op den burgerlijken stand veranderd en het kind voor een jongen versleten, tot dat het eindelijk wegens tegenzin in alle mannelijke bezigheden en wegens elke maand terugkeerende pijnen in de buik bij P é a n om raad kwam. Deze besloot tot een operatie en bevond, dat de bewuste persoon voorzien was van een uterus en ovariën. Verder refereert Neugebauer het volgende interessante geval: «Le professeur P o r r o proposa une opération dans un but diagnostique h une jeune demoiselle, qui avait une petite tumeur dans chaque grande lèvre. Le sujet consentit k 1'opération. Une incision simple suffit a démontrer, qu'il s'agissait de testicules; la plaie fut fermée et, après quelques jours, le sujet quitta la clinique trés satisfaite du résultat de cette opération exploratrice et annongant son sexe male a ses connaissances par des billets de visite commandés au plus vite.» Een ander, eveneens zeer belangrijk geval is van G a r n i e r en wordt door L e b 1 o n d besproken. «Le sujet que notre confrère vous a communiqué a été déclaré comme fille et élévé comme tel. Vers 1'époque de la puberté, il éprouva un vif sentiment d'amour pour ses compagnes, et, vu 1'absence de la menstruation, il congut des doutes sur son vrai sexe, d'autant plus que le pénis devenait de plus en plus volumineux et saillant. Des érections spontanées, des pollutions nocturnes le confirmèrent dans ses doutes, et cependant il était toujours obligé de s'accroupir pour uriner, afin de ne pas se salir et une fente existait sous le pénis comme chez ses compagnes. Vivant seul avec son pére dans un petit village, sans familie, il resta ainsi de longues années, indécis, sans qu'aucune maladie lui ait fourni 1'occasion de se confier a un médicin. Plus tard, il essaye résolument le coit et réussit, malgré, les difficultés inhérentes a sa difformité. L'éjaculation a lieu avec une volupté affaiblie et mêlee de douleur locale. Le sperme, examiné, décéla des spermatozoaires, malgré 1'absence des testicules. II serait propablement resté dans eet état si, en se livrant au commerce, il n'eut rencontré une femme qui lui inspira une vive passion et c'est devant 1'obstacle insurmontable de son état civil qu'il se présenta au dr. Garnier.» Hoe hevig de passie voor een vrouw worden kan van een geheel als vrouw opgevoeden mannelijken pseudohermaphrodiet, leert de geschiedenis van de door A. Tardieu bekend gewordene Alexine B., »Elevé pendant vingt ans au milieu des jeunes filles, Aleksina B.— au sortir de la pension, fut d'abord pendant deux années, au plus, femme de chambre et k 17 ans et demi il entrait en qualité d'éléve-maitresse a 1'école normale de H. 'A 19 ans il obtint son brevet d'institutrice avec le No. 1, et quelques mois après il était nommé institutrice adjointe dans un pensionnat assez renommé de 1'arrondissement de J. Eerst heeft hij een ideale en tegelijkertijd hartstochtelijke vereering voor een zijner schoolkameraden Léa. Toen hij vijftien jaar oud was, werd hij kamenier bij Mej. Cl. de K., en als hij deze 's morgens hielp bij 't aankleeden, »je me prenais parfois M'admirer naivement. La blancheur de sa peau n'avait pas d'égale,» etc. Lectrice geworden van Mej. de R., voelde hij zich «singulièrement bouleversé b. la lecture des métamorphoses d'Ovide.» A 17 ans Aleksina B.... entre a 1'école normale de Y et il raconte ainsi ses impressions des premiers jours: «je ne sais quel trouble inexprimable vint me saisir lorsque je franchis le seuil de cette maison. C'était de la pudeur, de la honte. Ce que j'éprouvais, nulle parole humaine ne pourrait l'exprimer.» Wat hem vooral hinderde was de enorme afstand, die hem, wat lichamelijke schoonheid betrof, van zijn «aimables compagnes» scheidde. Hij moest zich scheren, omdat hij een baard kreeg en durfde zijn armen niet te ontblooten, omdat die ook even als het overige lichaam sterk begroeid waren. «Quant a ma taille, elle restait d'une maigreur vraiment ridicule. — Pourtant j'étais née pour aimer. Toutes les facultés de mon amé m'y poussaient; sous une apparence de froideur et presque d'indifférence, j'avais un coeur de feu. Je me liai bi^ntot d'une étroite amitié avec une charmante jeune fille nommée Thécla, plus agée que moi d'une année. Certes rien n'était plus opposé extérieurement que notre physique. Mon amie était aussi fraiche, aussi gracieuse, que je 1'étais peu. On ne nous appela que les inséparables; et en effet, nous ne nous p^rdions pas de vue un seul instant.» «De temps k autre notremaitresse me surprit au moment, ou je me penchais vers mon amie pour 1'embrasser, tantot sur le front et le croirait-on de ma part, tantöt sur les lèvres.» Men ziet hoe de mannelijke geslachtsdrift hier onbewust te voorschijn kwam. Twee jaren later echter zou zij eerst met volle kracht aan den dag treden. Adjunctdirectrice in het pensionnaat van mej. D.— geworden, werd hij verliefd op de jongste dochter van den huize. «Une fois la prière faite, j'allais la trouver a son lit, et mon bonheur était de lui rendre ces petits soins, qu'une mère donne a son enfant. Peu a peu je pris 1'habitude de la deshabiller. Otait-elle une épingle sans moi, j'en etais presque jalouse! Après 1'avoir étendue sur la couche, je m'agenouillais prés d'elle. Ses yeux se fermaient bientöt sous mes baisers. Elle dormait, je la regardais avec amour, ne pouvant me résoudre a m'arracher de la. Ce que j'éprouvais pour Sara, ce n'etait pas de 1'amitie, c'était une véritable passion. Je ne 1'aimais pas, je 1'adorais.» Als Sara naar haar kamer ging om zich te verkleeden, was zij er bij, om haar te helpen.» Je la lagais, je lissais avec un bonheur indicible les boucles gracieuses de ses cheveux naturellement ondulés, appuyant mes lèvres, tantót sur son coeur, tantöt sur sa belle poitrine nue. Pauvre et chère enfant! Que de fois je fis monter k son front la rougeur de 1'étonnement et la honte. Tandis que sa main écartait la mienne, son oeil clair et limpide s'attachait sur moi comme pour pénétrer la cause d'une conduite, qui lui paraissait le comble de 1'égarement, et cela devait être. Je priai un soir mon amie de partager mon lit. Elle accepta avec plaisir. Dire le bonheur que je ressentis de sa présence a mes cotés, serait chose impossible! J'étais folie de joie! Nous causames longuement avant de nous endormir, les deux bras passés autour de sa taille, elle, son visage reposant auprès du mien. Sara m'appartenait désormais! Elle était <\ moi.» L a u r e n t maakte bij dit verhaal de opmerking: «II s'en faut de beaucoup que 1'éveil de la puberté se fasse sentir d'une fa9on aussi nette chez les hermaphrodites.» En daarin heeft hij gelijk, maar hij had er bij moeten voegen, dat zich de gevoelens der puberteit bij de hermaphrodieten zelden uiten op zoo geëxalteerde wijze als hier het geval was. In toon en klank komen deze brieven van A 1 e x i n e B. overeen met die van de bekende Hongaarsche gravin S avolta V... Dezelfde opgewondenheid, dezelfde exaltatie, die in al 't overige schrijven van A 1 e x i n e teruggevonden wordt. «Deux années s'écoulèrent de cettesorte. Enfin Aleksina auquel un médecin consulté pour ses douleurs (in de liesstreken) avait donné 1'éveil, va trouver 1'évêque qui la fit examiner par le Dr. H... et quelques semaines après le tribunal civil ordonna que rectification fut faite sur les registres de 1'état civil en ce sens que je devais y être porté comme appartenant an sexe masculin.» Hij moest van 't school vertrekken, stak zich in mannenkleeren, kreeg een betrek- king aan 't spoor, onderhield nog geruimen tijd correspondentie met zijn vriendin, «mais, peu a peu, è. 1'expression d'une tendre af- m fection suit une froide réserve et une dernière lettre lui signifie une rupture compléte. II lui semble, que quelque chose se déchire au dedans de lui-même. Son isolément lui apparait dans toute son horreur, et sa haine du monde et de la vie s'en accroit. Son journal n'est qu'une suite de plaintes et de déclamations contradictoires.» Of zij uitroept: «Va maudit! poursuis ta tache! Le monde que tu invoques, n'était pas fait pour toi! Tu n'étais pas fait pour lui. Dans ce vaste univers ou toutes les douleurs ont place, tu y chercherais en vain un coin pour y abriter la tienne! Elle y fait tache»; of weeklaagt, «Seigneur! le calice de nos douleurs n'est-il pas encore vide? Votre main adorable ne doit-elle donc s'étendre sur moi que pour frapper, pour briser ce coeur si profondément ulcéré, qu'il ne s'y trouve plus de place ni pour la joie ni pour la haine!» Overal is hij oratorisch en geëxalteerd. En eindelijk, «après avoir essayé de plusieurs emplois Aleksina, que son esprit irrésolu et toujours tourmenté empéchait de prendre une sage détermination se trouva dans la misère et le suicide lui apparüt comme le seul rémède a ses maux!» Neugebauer zegt naar aanleiding van deze ontboezemingen en dit einde: «Theoretisch sollte man annehmen, dass mit dem Momente, wo A 1 e x i n a die soziale #Stellung und die Rechte eines Mannes zuerkannt waren, ihre seelischen Qualen allmahlig schwinden würden, dass er das moralische Gleichgewicht wiedererlangen würde; die Erfahrung spricht ja dagegen», terwijl Tardieu schrijft, dat deze zelfmoord «fournit en effet 1'exemple le plus cruel et le plus douloureux des conséquences fatales que peut entrainer une erreur de sexe commise dès la naissance dans la constitution de 1'état civil.» Ik ben het in deze noch geheel met Neugebauer, noch geheel met T a r d i e u eens. Geen van beiden hielden rekening met het feit, dat ik later nog nauwkeuriger zal toelichten, dat de hermaphroditen, evenals ook Alexina B.allen in meer of mindere mate gedegenereerden zijn. Zulke personen zijn niet altijd te redden door opvoeding in een bepaalde richting of door het wegnemen van hindernissen, die aan hun verlangens en passies in den weg staan. Onvermijdelijk, de geringste oorzaak kan daarvoor voldoende zijn, worden zij eens getroffen door de kwaal, waarvan zij de kiem bij de geboorte hebben meegebracht. Toch ben ik er van overtuigd, dat de opvoeding in sommige gevallen niet geheel zonder invloed blijft. Zoo schijnt zij (en misschien ook het plichtsgevoel van den lijder) bij een zekeren 28-jarigen H. B., een Duitscher en stalknecht van beroep, die in een neerslachtige bui Goltman kwam consulteeren, de ontwikkeling van het geslachtsleven in homosexueele richting min of meer te hebben tegengehouden. Patiënt is de jongste en kleinste van 12 kinderen, die, allen sterk, gezond en goed ontwikkeld zijn ; hij zelf is 5 voet, 6V2 duim lang, weegt 170 pond en heeft prachtig ontwikkelde spieren en skelet. Gezicht absoluut baardloos; zachte huid, vrouwestem, goed ontwikkelde mammae. Een kleine penis; een vrouwelijke urethra; een rudiment van vagina. Geen prostaat, uterus of ovariën. Bij onderzoek van een paar druppels sperma blijkt dit actieve spermatozoa te bezitten. De persoon in kwestie heeft de kleeren en gewoonten van een man aangenomen; hij drinkt veel drank, rookt en kauwt tabak; «he is very reticent, keeps to himself and shuns both male and female society, being no use to either, as he expresses it. The pelvis and thighs are of the masculine order, but not markedly so, and the pubis is cushioned with adiposed tissue. The case, I report might easily pass for a woman, especially in the nude condition. The effeminate voice, the absence of beard, the delicate complexion, the white skin, the well-developed mammae, the genital deformity, the squatting posture during urination and the maidenlike bashfulness in th(ese) case(s) ? are sufficiënt to warrant him wearing woman's apparel and accepting and enjoying the privileges incumbent upon the same. In all probability he would have considered himself a woman had not his parents, bef ore their death, told him, «that he was a boy, to be careful of himself, and that when he grew up to always act as a man.-» So keenly alive is he to his position, that he will not remain among his brothers and sisters, for fear that his condition might accidentally be recognized.» Goltman wijst er op, dat zijn geval de meeste overeenkomst bezit met dat door O 11 o beschreven en dat een persoon betrof, die, < although a male, lived as the wife of three husbands without the fact that he was a male being discovered and then the fact was only discovered by medical examination.» Voor zoover ik uit het mij ten dienste staande referaat van Neugebauer mag besluiten, schijnt de opvoeding ook van eenige beteekenis geweest te zijn voor het 22-jarig meisje, waarbij Berthold met den laryngoscoop zulke groote stembanden vond, als hij tot op dien tijd slechts bij mannen gezien had, terwijl de epiglottis op een bijna aan den kinderleeftijd beantwoordende ontwikkeling was blijven staan. Het Pomum Adami was weinig ontwikkeld. Berthold be- schouwde de kleine dame van 144 ctm. lichaamslengte opmerkzaam en zag toen. dat zij geschoren was en aanleg vertoonde voor een weelderigen baardgroei. Zij had een harde, mannelijke stem. Altijd meer won bij hem het vermoeden veld, dat dit meisje eer een man dan een vrouw was. Alhoewel Marie S. noch vrouwelijke borsten, noch vrouwelijke schaamdeelen had, had zij er toch geen voorgevoel van, dat zij geen meisje was. Bert hol d onderzocht haar zoover doenlijk en constateerde een mannelijke hypospadie van hoogen graad en een linkszijdigen liesbreuk. Toen hij dezen liesbreuk reponeerde, resp. naar boven schoof, kon hij de aanwezigheid van een haakvormigen naar beneden gekromden gespletenen penis vaststellen. Op de vraag of Marie liever in mannelijk dan in vrouwelijk gezelschap vertoefde, kreeg hij ten antwoord: «Aber, Herr Professor», ik ben 't liefst alleen», terwijl zij bloosde en de oogen neersloeg. Marie wilde niet gelooven, dat zij een man was. B e r t h o 1 d wou het meisje eenige dagen later aan V i r c h o w demonstreeren, die toevallig in Koningsberg was. Marie kwam echter niet op het vastgestelde uur. Te vergeefs schreef B e r t h o 1 d aan de ouders in Ponarth, te vergeefs reed hij er zelf heen; hij kreeg Marie niet meer te zien en de ouders verklaarden, dat zij hun dochter toch niet dwingen konden tot een nieuw onderzoek, enz. Kort en goed, van de voorstelling aan V i r c h o w kwam niets. B e r t h o 1 d had Marie S. al weer lang vergeten, toen hij 7 jaren later, kort voor een vacantie-reis naar Zwitserland, een brief van haar kreeg, waarin zij hem vertelde, dat zij middelerwijl overtuigd was geworden, dat hij gelijk gehad had. Tegenwoordig gevoelde zij zich als man en vroeg of hij haar behulpzaam wilde wezen, om een verandering van haar burgerlijken stand te verkrijgen, daar zij zoo spoedig mogelijk wilde trouwen met een meisje, waarmee zij al sints geruimen tijd in betrekking stond. Marie verlangde dus toekenning van mannelijke rechten, om als man een meisje te kunnen trouwen. Bertliold liet haar na zijn terugkeer uit Zwitserland bij zich komen en deed, wat zij verlangde. «Der Kreisphysicus konstatierte eigenes Sperma, etc. Das mannliche Geschlecht Marie's wurde konstatiert. Marie als man ingeschreven, kann «ihren sehnlichsten Wünschen» nachkommen. B e r t h o 1 d maakt nog melding van het volgende opvallende verschijnsel: Zeven jaar geleden had hij in Marie S. een schuchter meisje leeren kennen, met den blik naar beneden geslagen, die terstond bloosde, als het gesprek op neiging tot het een of ander geslacht gebracht werd, etc. en die zich voor niets ter wereld aan een her- nieuwd onderzoek wou onderwerpen. Thans na 7 jaren, trad Marie heel anders op: zij kwam voor den dag als een flinke, robuste vent, die, zonder praatjes te maken, zich in een groote geneeskundige vergadering liet voorstellen, onderzoeken en photographeeren. Het is moeielijk over dit geval een oordeel te vellen, dat voor geen tegenspraak of gegronde kritiek vatbaar is. Natuurlijk zullen velen vinden, dat het voor de hand ligt aan te nemen, dat in casu de opvoeding het individu verwijfd gemaakt en de mannelijke geslachtszin onderdrukt heeft. Deze verklaring stuit echter op eigenaardige bezwaren. Men kan zich voorstellen, dat de een of andere oorzaak den bestaanden of tenminste in kiem aanwezigen geslachtszin er onder houdt (zooals in het zooeven geciteerde geval van Goltman), niét, dat zij dezen tijdelijk geheel zou kunnen onderdrukken en daarvoor iets anders in de plaats stellen, zooals hier het geval zou moeten zijn. Wanneer Marie vroeger werkelijk gedacht en gevoeld heeft, wat ik uit de door Neugebauer meegedeelde gegevens meen te moeten veronderstellen, dan moet zij daarvoor een anatomisch substraat; bv. het centrum psyche-sexuale van Von KrafftE b i n g bezeten hebben. En dan zou men bij haar te doen gehad hebben met verworven heterosexueelen geslachtszin of mogelijk wel met psychische hermaphodisie. Want de verandering in de sexueele psyche van deze persoon is van te recenten datum en de gegevens omtrent hare psychische en intellectueele vermogens (degeneratie-verschijnselen, of niet) te onvolledig, om niet aan de mogelijkheid te moeten denken, dat het «variatio delectat», dat Neugebauer ergens op één der door hem ter sprake gebrachte pseudo-hermaphroditen toepast, ook nog in dit geval niet te eeniger tijd zal bewaarheid worden. Ik heb mij vooral hierom zoo voorzichtig omtrent de beteekenis van dit geval uitgelaten omdat men zich in de aanwezigheid van homosexueelen geslachtszin vergissen kan, al zou er de schijn nog zoo voor pleiten. Zoo refereert Neugebauer heel in 't kort een waarneming van Zukowsky: «Une femme de trente aus, a 1'extérieur male, k la voix masculine ne s'occupe que des travaux d'homme. Elle est marièe depuis plusieurs mois et 1'époux demande 1'examen de sa temme, pour cause de dyspareunie, La femme n'a jamais eu de régies, dèteste tous les hommes et n 'éprouve d'amour que pour les femmes. Pendant le coït avec des femmes, elle a remarqué 1'éjaculation d'un liquide de ses parties génitales ce qui n'a rien d'étonnant puisqu'elle avait a chaque grande lèvre un testicule et épididyme, des érections, etc. II y avait un hypospadeas peni-scrotal, avec un vagin de 7 ctm. de profondeur, au fond duquel on découvrait, en y introduisant le spéculum, la portion vaginale d'un utérus male. (Waarom ook geen mannelijke vagina? G.). Gevallen als deze echter behooren tot de zeldzaamste uitzonderingen. Meestal is de gehuwde pseudohermaphrodiet een echte homosexueel, die met ware liefde en oprechte toewijding aan haar echtgenoot hangt. Tourt u a 1 geeft zelfs het verhaal van zoo iemand, die echt jaloersch van haar ega schijnt geweest te zijn. Ik citeer het geval naar N e u g e b a u e r, die van de mij bekende schrijvers nog het uitvoerigst referaat daaromtrent geleverd heeft. «F... se maria avec une servante agée de trente-sept ans, mais dès la nuit de noce il était convaincu que le coït serait impossible avec sa femme. II 's adressa donc k une autre femme, ce a quoi 1'épouse jalouse ne voulut pas consentir. II demanda donc le divorce paree que sa femme n'était pas apte au coït et aussi paree qu'elle possédait d'autres organes. Au bout de deux ans, il la quittaït. On ordonna un examen de la femme, qui démontra que c'était un homme avec hypospadias peniscrotal, testicules, epididymes et cordon spermatique de chaque grande lèvre et un vagin terminé en cul de-sac. La mariée déclara qu'elle se sentait toujours femme et qu'elle avait eu ses régies depuis sa dix — neuvième année.» — Omtrent de door L e o p o 1 d onderzochte persoon heb ik reeds vroeger iets meegedeeld. Zij was vijftig jaar oud, sinds 25 jaar gehuwd, had nooit gemenstrueerd, had ook nooit molimina menstrualia gehad, ook geen kinderen en wil van de jeugd af aan altijd gezond geweest zijn. Zij komt uit een talrijke familie, heeft twee gehuwde, met haar in leeftijd overeenkomende zusters, die evenmin als zij zelf ooit gemenstrueerd of kinderen gehad hebben. Met haar man heeft zij altijd gelukkig en in de beste verstandhouding geleefd. Ze leed aan carcinoma hepatis en slechts bij toeval ontdekte men testikels met toebehooren in de liesstreek. Daarom ging men de overige lichaamsdeelen nauwkeurig opnemen. «Sie ist schlank gebaut, hat ein langliches Gesicht ohne Andeutung von Bart, mit mehr weiblichem Gesichtsausdrücke; ihre Stimme ist weich und schwach, die Brüste welk und schlaff. Sie hat immer nach Angabe des Mannes dem wnblichen Hauswesen musterhaft vorgestanden und soll sich eine entgegengesetzte Geschlechtsausserung bei ihr niemals kund gegeben haben, was schon dadurch mit bestatigt wird, dass der Gatte keine Ahnung van den missbildeten Genitaliën hatte.» Het door B 1 o n d e 1 medegedeelde geval is van eenigzins anderen aard: Een dame van 45 jaar, sinds achttien maanden gehuwd, klaagt over vage pijnen in den onderbuik en zegt zij «dans les parties.» «Elle a des vertiges, des étourdissements, une grande lassitude générale, des maux de reins: assez souvent, depuis quelque temps, elle saigne du nez; elle souffre beaucoup d'un clignotement spasmodique des paupières, qui dure depuis deux ans, et que plusieurs oculistes ont soigné, entre autres M. L a 11 d o 11. Mme. H. pense que tous ces troubles annoncent son retour d'dge; c'est 1'avis de son entourage, c'est aussi celui de ses oculistes.» Zij heeft haar huismedicus niet over deze bezwaren willen raadplegen, omdat zij nooit de menstruatie gehad heeft en zij, «depuis son mariage, n'a jamais pu avoir de rapports complets avec son mari, les tentatives de celui-ci s'accompagnant de douleurs atroces pour elle, et se heurtant, semble-t-il, a quelque obstacle matériel infranchissable.» Haar ondervragend, vernam hij, dat zij gezonde ouders en zusters had en, toen zij 12 è. 13 jaar oud was, de gewone verschijnselen vertoond had, die als de voorloopers der puberteit worden opgevat: «maux de reins, pesanteur dans le bas-ventre, crise de vertiges et étourdissements.» De huismedicus schreef allerlei middeltjes voor, maar zonder resultaat: de menstruatie kwam niet en na twee jaren verdwenen de bezwaren van zelf. Op 19-jarigen leeftijd werd zij ten huwelijk gevraagd. «Le personne lui agréait beaucoup.» Er kwam echter niets van een huwelijk, omdat haar ouders en zij zelf het niet eerlijk vonden een huwelijk aan te gaan, dat van te voren gedoemd was onvruchtbaar te blijven (wegens het niet te voorschijn komen der menses). «D'autres demandes semblables, formulées dans la suite, furent repoussées pour la même raison». Nu 18 maanden geleden, toen zij 44 jaar oud was werd zij opnieuw ten huwelijk gevraagd door een weduwnaar van 60 jaar, «qui, mis au courant du peu de chances.de fécondité d'une union, déclarait qu'ayant déja de grands enfants, il ne désirait pas en avoir d'autres. Le mariage 's accomplit, mais les rapports conjugaux furent è. peu prés impossibles.» Een nauwkeurig onderzoek bracht aan het licht, dat Mme. H. was «un androgyne du sexe male, pourvue d'un hypospadias complet, avec persistance d'un utérus masculin, séparé du vestibule pseudo-vulvaire par une sorte d'hymen : eet hymen a résisté aux tentatives de pénetration du mari», etc. «Le mari est cependant parvenu, a diverses reprises, a pratiquer dans 1'enfoncement vulvaire un coit suivi d'éjaculation. En ce qui concerne les sensations de la malade, elle reconnait que pendant ces tentatives de coït, elle éprouve des sentations voluptueuses et que, lorsque 1'éjaculation se produit chez son mari, ses sensations atteignent leur maximum sous forme de spasmes rythmiques accompagnés d'une secousse de tout son corps, avec émission de liquide gluant au niveau de sa vulve; ces spasmes sont suivis d'une prostration profonde de toute sa personne et d'une grande dépression nerveuse. Elle fait trés bien la distinction de ce genre de sensations, qu'elle ne connaït que depuis son mariage, d'avec les sensations plus vagues, voluptueuses cependant, accompagnées d'érection notable du clitoris et d'emission de liquide gluant, mais non plus par secousses, sensations qu'elle a éprouvées de temps en temps, depuis 1'age de vingt ajis, a 1'occasion de lectures ou de rêves.s Sapienti sat; hier is homosexueele hartstocht aanwezig. Ja zelfs bij 't onderzoek van den medicus, werd «ce liquide gluant» waarvan boven sprake was, afgescheiden; onderzocht, bleek het wat plaatepiteliën, maar geen spoor van spermatozoën te bezitten. B 1 o n d e 1 eindigt zijn beschouwingen aangaande deze dame met te zeggen «que 1'habitus extérieur du sujet était assez embarrassant comme détermination du sexe. L'appareil tnammaire nul, le développement musculaire était d'un homme, 1'absence de barbe, la voix grêle étaient plutöt d'une femme. Les goüts et les penchants étaient nettement feminins et, a aucun moment, le sujel n'accusa d'inclination pour des femmes. Quant aux troubles congestifs de la puberté, a ceux de la ménopause, aux épistaxis mensuels, ils ont été déj& observés, si singulier que le fait paraisse, chez des androgynes plus nettement masculins encore que le nötre.» Sneguirew heeft een vrouw geopereerd van 28 jaar, die sinds twee jaar gehuwd was en zooals het microscopisch onderzoek vaststelde er in plaats van ovariën, testikels op nahield. Zij zag er vrouwelijk uit en had een behoorlijke vulva met vagina. Zij trouwde, toen zij 17 jaar was. Zes maanden lang, «le coït avec son mari lui causa du plaisir, mais plus tard elle 1'évitait i toute force, se sentan malade et brisée après chaque rapprochement. Déjk depuis deux ans, le coït, pratiqué deux fois par mois, est pour elle un moment de terreur. Quoïque aimant bien son mari, elle le déteste au moment du coït.» Het is jammer, dat hier of Blagowolin, die het geval beschreven heeft, of Neugeb a u e r, die het refereert, niet uitvoeriger geweest is aangaande de motieven, die tot dezen afkeer van den coïtus hebben aan- leiding gegeven. Wij weten toch, dat ook vrouwen met geheel normaal ontwikkelde genitaliën deze zelfde afwijking kunnen vertoonen. De waarneming van 011 o van een vrouw, die driemaal gehuwd is geweest, kwam reeds ter sprake bij de vermelding van den patiënt van Goltman. Volgens Neugebauer was het een vrouw uit Silezië, wier derde echtgenoot de misvorming, waaraan zij leed, 't eerst ontdekte en echtscheiding vroeg, omdat zij niet geschikt was voor den coïtus en hem nog bovendien geïnfecteerd had. «Une expertise judiciaire permit de constater chez le mari d'abord un phimosis qui expliquait les douleurs qu'il ressentait pendant le coït et d'autre part on trouve sur le prépuce une cicatrice ancienne. L'examen de 1'épouse accusée montra qu'elle était parfaitement conformée pour le coït.» De echtscheiding werd dus geweigerd, maar de man ging in hooger beroep en kreeg eindelijk zijn zin. «Le mari racontait qu'avant de permettre un rapprochement, sa femme se frottait d'abord elle-même les parties génitales avec une certaine force jusqu'a ce qu'il se fit une éjaculation, et a ce moment elle 1'appela au plus vitc. Chaque fois il se sentait mouillé par le liquide éjaculé par sa femme. Cette femme vécut quatre ans et demi avec son premier époux, deux ans et demi avec le second et trois ans avec le troisième.» Wel een bewijs, dat die vrouw zich in het huwelijk met een man niet ongelukkig gevoelde! Van Marie E. Arsano lees ik bij L e f o r t, dat zij op 80-jarigen leeftijd overleed. «Elle fut réputée femme pendant sa vie et mariée comme telle.» Het was een vrouw met behoorlijke uitwendige genitaliën en een vagina van ongeveer 2 duim lang, maar* die er testikels op nahield. «D'aprèslesrenseignements recueillis après sa mort, la voix était grave, le tempérament vigoureux et robuste, II n'y avait jamais eu de menstruation, mais 1'habitude des occupations domestiques avait féminisé le caractére et le mariage avait èté spontané.» Een dergelijk geval vind ik bij G e o ff r o y—S t. - H i 1 a i r e vermeld. «Une femme de Saint-Domingue, Adelaide Préville, mariée depuis longtemps et vivant en bonne intelligence avec son époux, entra a 1'Hotel-Dieu de Paris, en 1'an IV, et mourut 1'année suivante, k 1'age de quarante ans, des suites d'une affection de poitrine. Son cou était gros et court; son menton et ses lèvres portaient une barbe bien prononcée et ses mamelies, entourées de poils, étaient peu développées.» Deze vrouw bleek bij de sectie een mannelijke pseudohermaphrodiet te zijn; «en sorte qu' Adelaïde Préville, qui avait été crue femme pendant toute sa vie, et qui lui-même s'était toujours crue telle, n'avait rien de féminin que 1'apparence d'une vulve et d'un vagin.» Ik zou zoo voort kunnen gaan, nog kunnen verhalen van «une personne, nommée Delbert (Reynolds) qui était connue sous le nom de la belle Hardmann et se mariait comme femme avec un forgeron d'Aléna, en Californie et vécut avec lui tout a fait heureusement.» Maar wij behoeven ten dezen ons materiaal niet alleen te ontleenen aan de gelukkige huwelijken der zoogenaamde pseudohermaphrodieten; individuen van allerlei soort bieden staaltjes, ten dienste van ons betoog, dat zich hun geslachtsleven in homosexueelen zin ontwikkelen kan. Van Abel weten wij reeds, dat hij «von dem Brautigam der Verstorbenen welcher die Leiche abzuholen kam, erfuhr, dass seine Braut mit grosser Liebe an ihm gehangen habe.» En Neugebauer heeft ons mededeeling gedaan van verschillende testes dragende hermaphrodieten, die wanhopig waren, als zij vernamen, dat zij de verhouding met hun bruigom moesten afbreken of zich zeer ongelukkig gevoelden, of zich onwillig toonden het medisch advies op te volgen, wanneer hun werd aangezegd, dat zij van burgerlijken stand te veranderen hadden en ten minste nimmer aan eenig huwelijk moesten denken. Bovendien herinner ik aan de schoone waarneming van Winter die stellig behoort tot de meest volledigen op dit gebied. Het betreft een mannelijken pseudohermaphrodiet, die «als Madchen getauft und aufgezogen ist und nur in ausgesprochen weiblicher Arbeit thatig war. Als Kind war sie stets gesund; sie hat niemals eine Menstruation und niemals Molimina menstrualia gehabt. Ungefahr im 16 Jahre hat sie ein Starkerwerden ihrer Brüste und ein Breiterwerden der Hüften bemerkt, wahrend die Pu bes erst einige Jahre spater zu spriessen begannen. Von der Zeit ihrer Mannbarkeit an will sie gelegentlich beim Anblick eines Mannes geschlechtliche Erregungen gehabt und zuweilen, ca. alle 2—3 Wochen, einen wollüstigen Traum mit Pollutionen gehabt haben. Der Gegenstand desselben ist immer nur ein Mann gewesen, und im Erwachen aus dem Traum will sie lebhaftes Verlangen nach einer Cohabitation mit einem Mann gehabt haben. Im wachen Zustand war sie ihrer geschlechtlichen Regungen stets Herr, hat niemals onanirt oder cohabitirt. Vor einem Vierteljahre verlobte sie sich und von dieser Zeit an hat sich ihr geschlcchtliches Leben viel reger entwickelt. Sie will haufig bei Umarmungen und Liebkosungen ihres Brautigams unter wollüstigen Gefühlen Abgang von klebriger Flüssigkeit aus den Genitaliën bemerkt haben und lebhaftes Verlangen nach Cohabitation mit ihrem Brautigam hat sich eingestellt. Sie liebte ihren Brautigam und war über den Rath, die Ehe mit demselben nicht einzugehen, sehr unglücklich. Ihr Temperament beschreibt sie selbst als massig leidenschaftlich. Sie will niemals irgend eine Hinneigung zu einem weiblichen Wesen gefühlt haben und gibt an genau so zu empfinden wie ihre Freundinnen.» Dat hier echt vrouwelijk denken en voelen echte vrouwelijke geslachtsdrift en geen nagemaakte, geen pastiche aanwezig was, die er tengevolge van de opvoeding als een vernis oplag en door een tijdige verandering van den burgerlijken stand zou kunnen weggenomen worden, zal geen onbevooroordeelde kunnen betwijfelen, allerminst hij, die overtuigd is van de juistheid van v. K r a f f t - E b i n g's uitspraak: «Wie tief die angeborene contrare Sexualempfindung wurzelt. geht auch aus der Thatsache hervor, dass der wollustige Traum des mannlichen Urnings mannliche, der des weibliebenden Wëibes weibliche Individuen, bzw. Situationen mit solchen zum [nhalt hat.» De bekentenis van het meisje, dat zij slechts matig hartstochtelijk was en steeds meester was gebleven over hare geslachtelijke lusten, behoeft geen reden te zijn om haar tegenover de homosexueelen van v. Krafft-Ebing te plaatsen, die gemeenlijk zeer hartstochtelijk zijn en niet of slechts met de grootste moeite hun lusten weten te bedwingen. Allereerst vergete men niet, dat de lijders van v. Kr. E. wel allen tot de zeer ernstigen in hun soort zullen behoord hebben (vele gerechtelijkgeneeskundige gevallen, e. d.) en dat er onder de homosexueele hermaphroditen ook tal van uiterst hartstochtelijke personen worden aangetroffen. Ten tweede bedenke men, dat de sociale verhouding, waarin de homosexueel met normaal geslachtsapparaat staat en de sociale positie, die hij inneemt hemelsbreed verschillen van die van zijn pseudoher m aph roditischen naamgenoot. Gaat de laatste het leven door, onbewust van het feit, dat zijn geslachtelijke driften en neigingen niet in behoorlijke overeenstemming zijn met de geslachtsklieren, die de natuur hem heeft toebeschikt; geheel anders is dit met den klassieken homosexueel. Hij wordt dagelijks aan zijn afwijking en lijden herinnerd en moet langs geheime paden bevrediging voor zijn lusten zoeken. Zijn fantasie houdt zich zoodoende voortdurend met zijn geslachtsdrift bezig, in elk geval meer, dan wel goed is, om haar binnen de gewone perken te houden. En zij, die tegen hun lijden strijden, bereiken dikwijls het tegenovergestelde van wat zij begeeren. Een van de patiënten van v. Kr. E. (waarneming 121) verhaalt o. a.: «Da ich keinen Augenblick darüber im Unklaren war, dass meine Neigungen zu den socialen Anschauungen im Gegensatze stehen, so versuchte ich wiederholt derselben Herr zu werden, indessen steigerte ich dieselben nur hierdurch und die gleiche Beobachtung wurde mir von Bekannten mitgetheilt.» Men houde, ter beoordeeling van de mededeelingen omtrent de homosexueele, (ik verwijs ook naar de reeds behandelde) gehuwde hermaphrodieten, rekening met het bovenstaande, en niet het minst met het feit, dat deze, vooral ten opzichte van het geslachtsleven, meestal onvolledig en onder den invloed van een parti pris geschreven zijn. Bij Debierre vinden wij het omstandig verhaal van «Joseph ou Joséphine Marzo.» Het voor mijn doel noodige zal ik daaruit overnemen. «Marzo Joseph, déclaré a 1'état civil par la sage-femme sous le sexe féminin fut reconnu pour un gar^on cryptorchide, k 1'age de quatre ans, par un chirurgien, qui 1'examina alors. «i °. II y avait une verge de 8 cent. légèrement hypospade, avec gland volumineux et une prostate: voila 1'homme.» Hij had er bij kunnen voegen: »L'apparence de la physionomie est décidément male, comme 1'indiquent la proëminénce des os zygomatiques, les dimensions du nez, la largeur du machoire inférieure, la présence des raoustaches et des favoris.» «La poitrine. bi en développée, arquée, peu charnue, est couverte de poils peu nombreux, mais longs et résistants. On n'observe ni aréole, ni glande mammaire.« Bovendien was het bekken mannelijk. «2°. des ovaires, des oviductes, utérus, vagin long de 6 cent. et de 4 ctm. de circonférence 's ouvrant dans la partie prostatique de 1'urèthre, pas de fente vulvaire: voila pour la femme.» C r e c c h i o, die dit geval heeft waargenomen en nauwkeurig onderzocht, zegt van de ovariën, dat zij niet gefunctioneerd hebben, maar dat «le microscope ne décèle dans leur structure aucune anomalie.» Omtrent de levensgeschiedenis deelt hij volgens Debierre het volgende mede: «Quand il s'agit de déterminer le sexe d'un individu, il est de la plus haute importance d'étudier avec soin ses habitudes, ses tendances, ses passions et son caractère moral. Je vais procéder a eet historique, en éloignant des détails exagérées ou les assertions erronnées qui se sont produites è plusieurs reprises. Au de mois de juin 1820, la femme Piatta donne naissance, dans la ville de Naples, a un enfant déclaré par le sage-femme de sexe féminin, inscrit comme tel sur les registres de 1'état civil, et baptisé sous les noms de Marie—Joséphine—Marguerite. Quelques mois après la mère s'était bien apergue qu'il y avait une différence entre les parties sexuelles de Marie et celle de ses autres enfants, maïs elle continua b. 1'habiller en fille jusqu'a 1'age de 4 ans. A ce moment, des doutes trés graves s'étant élevés, dans 1'esprit des parents, sur le sexe de 1'enfant, ils le soumirent a 1'examen d'un chirurgien, qui le déclara gar<;on (cryptorchide), les testicules étant restés dans 1'abdomen Cette métamorphose excita naturellement la verve moqueuse des voisins et les quolibets des camarades de 1'enfant, qui conserva néanmoins sa gaieté et son entrain naturels. A douze ans, Joseph s'initie au métier de valet de chambre, qui fut celui de toute sa vie, mais a mesure que 1'enfance faisait place k 1'adolescence et celle-ci k la jeunesse, on observait en lui une physionomie toujours plus méditative et plus concentrée. Cependent son entourage avait oublié les circonstances du changement de sexe, et ü dix-huit ans, Joseph Marzo, qui avait une voix d'homme et qui voyait pousser sa barbe avec une certaine rapidité, commen9a a faire parler de ses aventures et de ses exploits. Ces allures de Lovelace achevèrent de rassurer son père, qui avait, a plusieurs reprises, constaté 1'absence de taches de sperme ou de mentrues sur le linge du corps de son fils. A dix-neuf ans, la familie de Marzo le fit changer de maitre pour rompre des relations qu'il avait contractées avec une femme de service. De vingt a vingt-dix ans, il s'éprit d'un véritable amour pour une femme de chambre jeune et gentille, qui lui rendit passion pour passie n. Les projets de mariage avaient re^u un comrnencement d'exécution par 1'échange des cadeaux et des emplettes indispensables & la noce, selön 1'usage napotitain, lorsque Marzo fut tout & coup arrêté par la pensee d'avoir a susciter du scandale et de 1'opposition, au moment de produire son extrait de naissance. Au milieu de ces hésitations, la jeune camériste ayant cédé aux obsessions d'un nouvel amant, Marzo fut extrêmement contrarié de 1'infidélité de sa maïtresse et plus tard, lorsqu'arriva pour la femme 1'heure des protestations et des promesses, il se conduisit avec beaucoup de dignité et en homme de coeur. Je sais pertinemment que J o s e ph Marzo a été infecté deux fois de maladie vénérienne sous la forme de blennorrhagies. ... Joseph Marzo était assez soigneux de sa personne; 1'ordre et la propreté devenaient pour lui des conditions essentielles de bien-être. Patiënt et affectueux pendant sajeunesse, il avait servi pour ainsi dire de mère & ses petites soeurs. Infatigable au travail, il connaissait parfaitement les détails de son état, s'inquiétait beaucoup des exigences de ses maitres, prévenait leurs moindres désirs, et ne s'exposait jamais a se faire répéter deux fois une même observation. Taciturne et presque apathique, après avoir fini sa besogne, il passait de longues heures de la journée assis sur une chaise, sans proférer une parole. Cette apparence de stupidité n'était cependent en rapport avec son intelligence, que nous avons vue être assez prompte et assez ouverte. Trés discrèt, peu curieux de sa nature, il avait des opinions politiques libérales: quand il 's agissait de critiquer la dynastie des Bourbons et le régime qu'elle faisait subir aux Napolitains, il retrouvait toute sa verve et toute sa loquacité méridionales. En fait de religion, il n'avait pas de prèjugés ; toutefois, a plusieurs reprises, il aurait voulu faire disparaitre du toit paternel toutes les images des vierges et des saints qui en ornaient les murs selon 1'usage du pays. Toutes ces circonstances n'étaient pas en rapport avec les moeurs des femmes napolitaines. Sobre pour la nöurriture, il arrivait k 1'imtempérance pour 1'usage des liqueurs fortes. Tous les soirs, il se rendait au cabaret avec ses camarades: il buvait beaucoup, fumait de même, s'abandonnant a des conversations plus ou moins obscènes, parlant le plus souvent de conquêtes et d'aventures qu'il n'avait jamais eues. Dès son enfance, ïl avait eu pour préoccupation constante de caeher ses parties génitales; pendant diverses maladies, il refusa d'appliquer des sangsues & 1'anus. Depuis longtemps, Joseph Marzo était affect é de vomissements convulsifs sans matières expulsées, mais accompagnés d'une diarrhée aussi copieuse que rebelle." In een aanval van zulk een ziekte is hij plotseling gebleven. Ik heb de levensgeschiedenis van Joseph Marzo zoo uitvoerig weergegeven, om den lezer een blik in het gemoedsleven van zulk een homosexueel te geven en tevens het bewijs voor oogen te voeren, dat de «contrare Geschlechts-empfindung; bij dezen even goed als bij den homosexueel van v. Kr. E. naast andere psychische degeneratieverschijnselen voorkomen kan. Omtrent de overige gevallen, die ik nog noodig vind mede te deelen, kan en mag ik dus eenige kortheid betrachten, die mij trouwens in dc meeste gevallen wegens het absolute ontbreken van uitvoerige gegevens voorgeschreven is. Volgens Debierre was de hermaphrodiet van Gérin —Roze (een meisje van 2Ójaar), «une femme par son habitus extérieur, par sa voix, 1'absence de poils sur le corps, la présence de mamelles développées, d'une vulve, d'un vagin, et par son amour pour les hommes: c'était un homme par la présence des testicules, d'une petite verge, 1'absence d'ovaires, d'utérus et 1'absence des régies." Ook weer Debierre deelt nog omtrent een door Obolensky waargenomen geval mede: «Au point de vue physiologique, cette femme etait un homme; mais malgré le caractère essentiellement masculin des organes génitaux internes, 1'aspect général du sujet était toute a fait féminin. Durant sa vie, d'ailleurs, tout le monde le regardait comme une vraie femme et d'après les commémoratifs, il aurait été régulièrement réglé de 1'age de 17 k 49 ans.» Bij Neugebauer lezen wij van een 32 jarigen mannelijken pseudohermaphrodiet, door Borge beschreven o.a. het volgende: «162 Centim. lichaamslengte. Hoofdhaar in twee lange vlechten. Bovenlip mannelijk behaard. Vrouwelijke slappe borsten, bekken mannelijk. Stem wat dieper dan een zuivere sopraan. Handen en voeten groot. De persoon beweert een levendige geslachtsdrift te gevoelen en heeft meermalen met mannen gecohabiteerd, «um das kennen zu lernen.» Erectie maar geen ejaculatie. Zij heeft last van cardialgische bezwaren, wil niet als een man doorgaan en vraagt of zij een jonggezel van ongeveer 50 jaar trouwen mag. Van dezelfde beteekenis is een ander door Green gepubliceerd geval, dat ik ook bij Neugebauer vermeld vind: Een vier en twintig jarig dienstmeisje, een mannelijke hermaphrodiet met peniscrotale hypospadie wou met alle geweld dat haar testikels uit de schaamlippen genomen werden. Zij was in 't hospitaal gekomen wegens bezwaren, die zij toeschreef aan het uitblijven der periode. Na het wegnemen der testikels, die ook microscopisch als zoodanig herkend werden, nam de persoon haar vroegere dienst als kamermeisje weer op; zij wilde in geen geval een man zijn. Van dergelijke cursorische beschrijvingen, die echter geen twijfel overlaten of daarin wordt melding gemaakt van personen die zuiver homosexueel voelen en denken, wemelt de in mijn bezit zijnde literatuur. Maar er bestaan nog andere, die wat uitvoeriger op de zaak ingaan. Arnaud verhaalt de geschiedenis van Maria Nonzia: in 1695 geboren en in 1750 door de wondartsen J u Hen en Soul es onderzocht. Zij werd als meisje opgevoed en trouwde in 1716. Haar man merkte niets, ten minste hij stierf zonder iets te zeggen. Zij huwde opnieuw in 1733 met een onschuldigen jongen man, die niets anders dacht, dan dat alle vrouwen zoo geschapen waren en daarom het verschil niet merkte, totdat hij zich met zijn dienstmeisje inliet en deze zwanger maakte. De man gat het bij het gerecht aan en na behoorlijk onderzoek werd het huwelijk nietig verklaard. Volgt een nauwkeurige beschrijving van dezen mannelijken pseudohermaphrodiet. «Ihr dürres und bartiges Gesicht gibt ihr ein mannliches Ansehen." enz. « Das Sonderbare dieser verschiedene Theile bewog uns, diese Person zu fragen, von welcher Art wohl ihre Begierden gewesen: sie antwortete, dass die Personen ihres Geschlechts sie nie gereizt hatten, gegen die Mannspersonen aber hatte sie noch in ihrem jetzigen Alter, dieselben Neigungen, die sie in ihrer Jugend gehabt hatte.» Een andere waarneming is die van Neugebauer, die, in consult met dr. Kociaikiewicz een meisje zag van 21 jaar, genaamd Joséphine K., die met haarvader en haar verloofde van het land gekomen was, om te vragen, dat men door een operatie zou wegnemen «ce qui était contenu dans les grandes lèvres de la vulve.» «L'observation était des plus intéressantes d'autant plus que 1'état psychique de cette personne élevée par erreur de sexe en femme était absolument féminin, c'est-a-dire homosexuel Joséphine K. aime son fiancé d'un amour tendre et veut se m ariër avec lui. L'aspect général, la voix, le sein, le thorax, les contours du corps, les extrémités, le système osseux et musculaire, la hauteur du corps, tout est féminin chez elle, de même les poils du visage, du tronc, de la région génito-anale, etc. L'expression du visage est tellement féminine que personne ne se douterait d'une erreur de sexe, en voyant Joséphine K. .. habillée en femme...» «II s'agissait tout simplement d'un hypospade male avec vagin rudimentaire, chez une personne male avec tous les caractères sexuels secondaires de 1'autre sexe.» — Joséphine K. dit qu'elle n'a jamais remarqué une érection de eet organe, quoiqu'elle ait eu souvent des éjaculations pendant les songes nocturnes. Elle ressent seulement pour les hommes une inclination sexuelle — cela tient ce qu'elle a été élevée en femme ? ? Bij dit meisje zijn door twee verschillende doctoren eerst de testikels en toen de penis weggenomen. Neuge'oauer zegt dienaangaande: Maintenant, Joséphine K. est une eunuque; il serait intéressant de savoir si la castraction aura une influence sur les sentiments sexuels et laquelle? Daar bestaat eenige reden voor die vraag. Terloops heb ik reeds gesproken over een zekere Marie C., die, op 23 jarigen leeftijd ten huwelijk gevraagd, slechts vrouwelijke secundaire geslachtseigenschappen bezat en later voor bezwaren in de liesstreken eerst door Pey r ot, daarna door P o z z i geopereerd werd. De weggenomen tumoren bleken microscopisch testes met de twee hoornen der baarmoeder te zijn. Na de eerste operatie van Peyrot (wegneming van een testikel) voelde Marie, die vóór dien tijd indifferent (?) geweest was, zich sterk aangetrokken tot de mannen. Ook hier ging de aandoening gepaard met ernstige degeneratie-verschijnselen. Marie was het derde kind van haar ouders. Haar moeder zou in de derde maand van haar zwangerschap hevig geschrikt zijn van een zwaar gekwetst man. Een van haar broeders heeft kinderparalyse: de overige familieleden zijn gezond. Zij zelf had «dans une période prèmenstruelle, trois acces de sonambulisme avec promenades nocturnes. A 1'age de vingt-deux ans Marie fut atteinte d'u?i rhumatisme gènèral articulaire, avec fièvre, rnais sans complications du cöté du coeur. Vers 1'age de trente ans, un nouvel aceès de rhumatisme eut lieu avec douleurs au ventre». Na de operatie van Peyrot in Februari 1896, was zij ten prooi «« une irntation nervett.se constante qui finit par une mélancholie profonde». Zij werd toen opnieuw geopereerd door Pozzi op den 6 Mei 1896. «L'ètat psychique de Marie devmt pire après l'opèration. Elle devint pleureuse, trahit une dépression générale et une mélancholie encore plus grande-». Wel niemand zal in den tegenwoordigen tijd aan de operatie als zoodanig meer het zenuwlijden willen toeschrijven, waarvan Marie het slachtoffer werd en ten over- vloede bewijst haar vóórgeschiedenis, dat zij van huis uit een zenuwlijderes was. Zulke psychisch belasten zou men meenen vooral te moeten vinden onder de mannelijke pseudohermaphroditen, die zich als vrouwen wijden aan de dienst van Venus VulvivagaVoor zoover ik echter de literatuur zelfstandig beoordeelen kan of afgaan moet op de referaten van Neugebauer, die tal van waarnemingen omtrent clandestine of publieke prostituées, nu ook weer in zijn laatste publicatie, gerefereerd heeft, schijnt men het tot nu toe op weinig uitzonderingen na niet de moeite waard gevonden te hebben, in 't bijzonder de aandacht te vestigen op het gemoeds- en verstandsleven dezer personen. Guermonprez is één van die uitzonderingen. Hij geeft een zeer uitvoerige en zeer zorgvuldige beschrijving van het zieleleven van «un malheureux être tératologique. qui est actuellement tombé au degré le plus abject de la dépravation la plus ignoble. Sa perversité est devenue si profonde que son interrogatoire ne peut amener que des réponses sans intérêt, puisqu'il est impossible d'y attribuer la moindre confiance. Son sens moral est tellement dégradé, si profondément déchu, qu'il est impossible de ne pas le mettre en parallèle avec ses difformités anatomiques. C'est vraiment un être tératologique, aussi bien au moral qu'au physique, comme 1'a parfaitement apprécié M. Reumeaux, de Dunkerque». «Sans être dénué d'intelligence, il se montre lent dans ses réponses, hésitant, embarrassé, indifférent, sauf lorsqu'il s'agit de souffrir. II semble blasé, comme si une atrophie pesait sur toutes les manifestations de son être psychique, qui n'aurait conservé que la crainte de mourrir, la peur de souffrir et peut-être quelques désirs mélés de tristesse.» «La personne dont il s'agite porte des vêtements de femme d'une manière bien étrange; ses traits sont durs, sa contenance embarrassée, sa parole hésitante et breve et son allure aussi énigmatique que son mot d'introduction.» Want zijn Duinkerker collega had aan Guermonprez dit 23-jarig meisje toegezonden met de woorden: «Sujet intéressant au point de vue psychologique." Zij had een hernia en men kwam spoedig tot de overtuiging met een ingedaalden testikel te doen te hebben. Edoch, «cette personne se croit femme; elle a eu commerce avec des hommes et n'éprouve aucune attraction vers les personnes du sexe féminin. On varie vainement 1'interrogatoire on arrivé toujours i recevoir des réponses qui trahissent les penehants exclusifs du sexe féminin, se sentant porté vers les hommes seulement, n'ayant aucun penchant vers les femmes. Bizarre contradiction entre la valeur anatomique du sujet et les caractères psychiques de ses tendances sexuelles!» «Sa voix est grave. Son accent, mitigé de braban<;on et de dunkerkois, présente des inflections qui dénotent un timbre male sans aucun caractère féminin, bien que ce ne soit celui d'une voix de basse-taille. Sa contenance est d'une gaucherie mal déguisée par des inclinaisons de la tête vers la droite. Sa toilette est mal ajustée, dénuée de grace et de légéreté. Tous les élements qui la composent sont bien en rapport avec les modes de la saison; mais la broche est placée maladroitement de cöté; la ceinture remonte davantage dun cöté quedel'autre; les fleurs et les rubans de son chapeau sont disposés sans gout et tout l'ensemble repond a une sorte de négligence, qui n'est nullement la conséquence d'un mauvais vouloir, mais qui résulte manifestement de cette absence de bon goüt, de bon ordre, de soin de sa personne, de tendance a la parure qui caractérise quelques fernnies mal douées. Vervolgens geeft hij een uitvoerige beschrijving van het hoofdhaar, de baard, die geschoren wordt, het gezicht, het heele uiterlijk en komt tot de conclusie, dat als men in het gezicht iets vrouwelijks vinden wil, het dan een gezicht moet wezen van een vrouw, niet van 23, maar van minstens 40 jaren en dat onder bizondere omstandig- heden, «le type viril éclate avec la dernière évidence.» De persoon heeft altijd met diensten gesukkeld, «qui tous furent délaissés avec mécontentement, tantöt paree que 1'alimentation était insuffisante, tantöt paree que le travail était trop pénible, tantöt pour quelque autre motif analogue», en is eindelijk in een zeemanskroeg" en daarna in een lupanar terechtgekomen. Volgens de moeder had het kind nooit gedeugd; zij wist niet waarom. «Entêtée de nature, elle n'a jamais su m'obéir comme mes autres enfants. Si je lui fais une observation, elle boude et ne me parle-plus. Je crains pour son avenir» Nog deelt Guermonprez mede, dat de moeder en de zusters in de algemeene achting deelen en de eenige broeder een jongen van 12 jaar is. De vader schijnt op 47-jarigen leeftijd aan kanker van het rectum gestorven te zijn. Uit de mededeelingen van Tardieu kan blijken, dat de homosexueele geslachtsdrift ook bij de pseudohermaphrodieten zeer vroegtijdig tot ontwikkeling komen kan. «Tardieu, zegt Neugebauer, sah in der Abteilung für Prostituirte im Lazarushospital in Paris ein van der Polizei arrêtiertes Madchen von 11 Jahren, Schuhnaherin von Beruf, mit einem subErectione 5 ctm. langen gespaltenen Penis; unterhalb desselben fand sich ein in der Höhe blind endender Kanal, der den Finger 4 ctm. tief einliess... es ergab sich dass dieses Madchen ein mannlicher Scheinzwitter war». Het andere geval van T a r d i e u betreft een syphilitisch meisje van 16 jaar, dat wegens clandestine prostitutie gevangen genomen was. Het bleek een mannelijke pseudo-hermaphrodiet te zijn. Hypospadiasis peniscrotalis met een door cohabitatio frequentissima tot op een lengte van 7—8 ctm. uitgerekte diepe scheede. «Zugleich konstatierte man eine Zerreissung der Mastdarmöffnung und andere Kennzeichen der stattgehabten Paderastie «Ce malheureux individu s'était prête depuis longtemps & des actes deux fois contre nature». En hij staat niet alleen onder zijn lotgenooten Laurent deelt de door Magnan vertelde, niet minder curieuse geschiedenis mede van »un hypospade scrotal, a forme vulvaire, pseudo-hermaphrodite male, qui 's adonna k la pederastie.» Deze persoon werd als meisje in de registers van den burgerlijken stand ingeschreven. «Considérée comme telle» trok men haar vrouwelijke kleeding aan en zond haar naar de meisjesschool. Toen zij zeven jaar oud was, begonnen haar speelkameraadjes, die een ongewone conformatie der genitaliën hadden opgemerkt, reeds den spot met haar te drijven. Men plaatste haar toen in een klooster, dat door religieuses beheerd werd. Op 13-jarigen leeftijd verliet hij het pensionnaat, en ging naar een klooster «de Bénédictines", waar een religieuse, een zijner tantes, hem voor het novitiaat bestemde. «Son peu d'aptitude au travail, la lenteur de son intelligence et 1'apparition d'un peu de barbe au menton en firent, peu a peu, la risée de ses camarades. II quitta le couvent et rentra a la maison, auprés de sa mére, s'occupant du ménage, faisant la cuisine, cousant, tricotant. A la mort de son père, il s'éloigna de sa familie pour suivre, en qualité de domestique, un hom me agé de soixante dix-ans, qui 1'emmena a Martinique. A peine arrivé, en Amérique, il devint 1'objet des assiduités de son vieux patron; il lui cèda; mais, comme aucun rapport sexuel ne pouvait s'effectuer, eet homme se livra sur lui a des actes contre nature, qui finissaient par 1'onanisme buccal reciproque. Cependant, une négresse, domestique dans la même maison, s'étant apercue de sa conformation, le prit pour un homme, en devint amoureuse et lui demanda üt partager son lit. Une mulatresse fit a son tour sa conquète: mais ni avec 1'une ni avec 1'autre de ces deux femmes il n'éprouva les sensations que lui procurait son vieux patron. Cet individu revint en France, fit rétablir son veritable sexe et s'engagea comme infirmier dans une communauté réligieuse. On cite aussi, gaat Laurent voort, des exemples non moins nombreux d'hermaphrodites femmes, qui se livrèrent au tribadisme. J'en ai rapporté un cas dans la première partie de cette étude. On m'a encore montré aux fêtes aquatiques de 1'Elysée-Montmartre, deux femmes a la voix grave, aux traits fortement accentués, qui se livrent aux plaisirs venériens avec des hommes et des femmes, alternativement, et avec la plus vive ardeur (voir les planches X et XI). Wij zijn thans op den drempel der psychische hermaphrodisie en wellicht hebben wij hem reeds meer in het bizonder met het geval van M a g n a n overschreden. Of zou hier naar de terminologie van Thoinot, geen inversion morbide, synoniem met inversion vraie en inversion-perversion, maar inversion-vice gelijkstaande met inversion artificielle en inversion-perversité in het spel geweest zijn? Ik waag het te betwijfelen. Wij beschikken echter over te weinig bruikbare gegevens, om ten deze een besliste uitspraak te doen. Of de patiënt bij het verrichten zijner handelingen gehoorzaamde aan invloeden sterker dan zijn wil; of hij had >,pleine conscience de son immoralite et pourrait ne pas s'en rendre coupable s'il le voulaih ; in één woord, of hier alleen het niet-willen de schuld was, dat deze persoon zich aan haar heer en meester gaf, op de wijze zooals is meegedeeld om later nog bovendien met gekleurde vrouwen omgang te gaan plegen ; zooals ik reeds te kennen gaf, de gegevens om dit uit te maken ontbreken. Ik betreur dit slechts weinig; mij komt het voor, dat het in zulk soort van gevallen wel altijd zeer moeilijk zal zijn, met voldoende wetenschappelijke zekerheid uit te maken, waar de wil eindigt en de dwang aanvangtTrouwens al de zoogenaamd kenmerkende verschillen, die volgens T h o i n o t tusschen perversie en perversiteit zouden bestaan, zijn mij te weinig scherp begrensd, te vaag en laten te veel speelruimte aan het persoonlijk inzicht van den onderzoeker. Mijns inziens had hij in elk geval meer nadruk behooren te leggen op het milieu, waarin de lijder geboren is en geleefd heelt. En dit was hier niet van dien aard, om eerder aan een aangeleerde dan aan een aangeborene aandoening te moeten denken. Maar stellig inag men niet, zooals Magnan en Laurent dat schijnen te willen doen, alléén om het feit, dat er onanisme buccal, enz. gepleegd werd, de lijdster een plaats onder de pederasten, tout courts, aanwijzen. Als dat geoorloofd ware, dan zou men bijna alle Urningen over denzelfden kam moeten scheren. Mijns inziens moeten wij dus ook voor het geval van Magnan aannemen, dat de homosexueele geslachtsdrift, later de psychische hermaphrodisie het primaire of wezenlijke, het onanisme buccal, etc., het secundaire of onwezenlijke in de bestaande afwijking was. Van het volgende geval ben ik bijna zeker, dat het niet onder de psychische hermaphrodisie thuis behoort. Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat wij hier te doen hebben met een geval van verkregene hermaphrodisie en wel met ééne, niet van homo- maar van hetero-sexueelen aard. »I1 s'agit d'une personne agée de quarante ans, enregistrée k sa naissance, dans la categorie des individus appartenant au sexe fèminin, et dont 1'éducation a été dirigée dans ce sens. Vers 1'age de quatorze ans, est survenu a trois reprises diffé rentes et a trois mois d'intervalle chaque fois, un écoulement sanguin par les organes génitaux, mais qui ne s'est plus reproduit. En même temps les seins ont augmenté sensiblement de volume. Ayant alors du penchant pour les hommes, elle se maria k dix-sept ans; les rapports sexuels furent trés incomplets. Après son mariage une révolution compléte, s'est opérée dans ses instincts gènêsiques, c'est vers les femmes que se sont décidément portés depuis lors ses penchants; si bien que devenue veuve depuis une dizaine d'années, elle a été 1'amant de plusieurs femmes. Sa taille est de i mètre, 78; les cheveux sont noirs, ainsi que la barbe, qui est assez abondante; la voix et les allures sont efféminées; les mains sont charnues et vigoureuses. Les seins sont assez volumineux; le bassin manque d'ampleur. Le volume du verge est celui du pénis d'un enfant d'une douzaine d'années; il y a hypospadias, scrotum bifide et contenant un testicule dans chacune de ses parties. Au fond du sillon de séparation des parties scrotales existe un infundibulum admettant k peine le petit doigt et dans lequel on ne constate pas tracé de col utérin. Le pénis est susceptible d'érection; il se produit des éjaculations spermatiques; le sperme a les apparences du liquide normal, mais le microscope n'y découvre pas de spermatozöides.» Nog lees ik omtrent dit geval van Magit o t in het Centralblatt f. Gynakologie van 1882: «Gleichzeitig mit der ersten Menstruation entwickelten sich die Brüste und wurde deutlichesexuelle Zuneigung zum weiblichen? Geschlecht bemerkt. Mit 17 Jahren verheirathete es sich mit einem Manne, mit dem es lange in glücklicher Ehe lebte, trotzdem dass der geschlechtliche Verkehr ein sehr unvollkommener war. Nach 1 2 Jahren starb der Mann und der Zwitter, welcher in den letzten Jahren schon mehrere Maitressen gehabt haben soll, setzte nur den geschlecht- lichen Verkehr mit weiblichen Wesen fort.» De eigenaardige moeielijkheden, waarmee men soms te kampen kan hebben, als men niet uit de bronnen zelf putten kan, maar op een referaat afgaan moet, doen zich hier op onaangename wijze gevoelen. En ik zou dan ook van dit geval geen melding gemaakt hebben, indien wij niet met vrij groote zekerheid mochten aannemen, dat het in het duitsche referaat voorkomende woord »weiblich» op een drukfout berust. Laurent toch laat zich zoo positief ook over de omkeering van den vroeger bestaanden geslachtszin uit, dat wij aan een opzettelijke verminking van den oorspronkelijken tekst zouden moeten gelooven, indien hij hier verkeerd interpreteerde. En daarvoor bestaat geen enkele reden. Aan het stadium van heterosexueelen geslachtszin zou dus een van homosexueelen aard zijn voorafgegaan, iets wat volgens von Krafft-Ebing bij personen met normaal gevormde genitaliën nooit zou voorkomen, terwijl ik in de literatuur nog andere gevallen ben tegengekomen, die, als dat van Magitot, zouden kunnen geduid worden. Dit zoo zijnde, zou men het niet mogen opvatten als een diepgaand verschil in de uiting van het abnormale geslachtsleven van den Urning en den pseudohermaphrodiet. Mag men al met eenig recht van den eerste zeggen, dat diens geslachts- apparaat normaal, diens geslachtszin abnormaal is; bij den laatste kan men in de meeste gevallen al evenmin van een normaal geslachts-apparaat als van een normaal geslachtsleven spreken. Welken maatstaf toch moeten wij aanleggen ter bepaling van het al of niet normale van hef geslachtsleven van een hermaphrodiet? Niet de geslachtsklieren alleen, maar het geheel der aanwezige geslachtskenmerken moet in dezen den doorslag geven. Iemand, die alle of bijna alle vrouwelijke eigenschappen bezit met uitzondering van een paar onontwikkelde testes, zou volgens mijne meening een zeer abnormaal geslachtsleven bezitten, indien zij geslachtelijke neiging tot de vrouw gevoelde. Want bij haar prevaleert het vrouwelijk geslacht en overal, waar dit geschiedt, is de geslachtelijke neiging tot den man in zekeren zin het normale. Maar het is hier de plaats niet dieper op dit onderwerp in te gaan en alle verdere beschouwingen over moreele hermaphrodisie en wat daarmee in verband staat, zal ik verder overlaten aan den psychiater van beroep, wien dit soort van werk beter toevertrouwd is. Thans ga ik over tot de mededeeling van eenige waarnemingen, die mijns inziens geheel bij de psychische hermaphrodisie thuis behooren. Allereerst de waarneming van A r n a u d omtrent een arm meisje, dat zich voor geld liet zien en dat ik reeds om andere redenen ter sprake bracht. «Sie hatte sich nach ihrer Aussage mit Manns- und Frauenspersonen belustigt; in Gegenwart der Letztern ware die Ruthe steif geworden, welches ihr viel Vergnügen verschaft hatte; bei den Mannspersonen aber ware sie schlaff geblieben. Einsmals wurde sie bei dem Anblick einer schonen jungen Mannsperson, in ihn so verliebt, das sie den folgenden Tag hysterische Zutalle bekam, welches sich durch das Schwellen des Bauchs, Rasereyen, Lachen, Weinen und andere Zufalle zeigte.» Van Pozzi is een geval bekend van «un sujet d'aspect féminin, vêtu en femme et chez lequel on peut constater les particularités suivantes caractérisant un hermaphrodite de type masculin.» De anatomische bijzonderheden behoef ik niet te vermelden, omdat zij niets bijzonders vertoonen. «A 1'age de quatorze ans, ce sujet eut des signes de puberté et commen^a è. être irrégulièrement réglé six a sept fois par an environ; on n'a pu observer encore exactement d'ou provenait le sang. Au point de vue psychologique ses penchants et ses goüts sont mixtes comme sa conformation physique. Classé comme fille, ce sujet avait dès son enfance h la fois des goüts de fille et de gar<;on. De dix-huit a vingt ans, il éprouva du penchant pour les femmes et eut des maitresses. La longueur de la bride masculine permet en effet chez lui une érection compléte et suffisante; l'éjaculation se fait naturellement par l'orifice de l'urèthre a la base du pseudo-pènis. Pendant dix ans, ce sujet eut des rapports avec des femmes, puis vers 1'age de trente ans, il devint la maitresse d'un hom me pour lequel il eut la plus grande affection, ce qui ne 1'empêchait pas entre temps d'avoir des rapports avec des femmes. — C'est d'ailleurs un sujet non dégénéré, assez intelligent, travailleur.» Parmley deelt een geval mede, dat een goed voorbeeld aanbiedt van «imperfect bisexual hermaphrodism.» »The patiënt was suffering from chloral poisoning, and when recovering seemed much put out because his sexual peculiarities had been found out. He was a South-American, about 22 years old, and when dressed, was a man, to all appearances, although rather small and effeminate-looking. He wore a beard and mustache, but had a weak and girlish voice. The figure above the waist was masculine and fairly muscular, but the skin of the whole body was very soft and white, more like a woman's than a man's. Below the waist, the figure became that of a woman; broad hips, thighs and legs rounded and plump. A well-marked mons veneris and vulva were present. There were distinctly labia majora, with the labia minora less well marked. Above, there was a very large clitoris, closely resembling a male penis, etc.« Bovendien een vagina en in eene lies een lichaam, dat of een ovarium of een testis was. «This person told me that he had frequently had intercourse with men, but that the penis or clitoris above-described, becoming erect at such times, proved a seriousobstacle of the act, and that intercourse with women' which was frequently performed, alone gave pleasure.» Op uitvoerigheid kunnen deze beschrijvingen niet bogen, evenmin als die van het door Henrichsen medegedeelde geval van een 27 jarige Russin, die, als meisje opgevoed, in het huishouden en aan den veldarbeid meedeed, waar zij bekend was om haar kracht. Op 21 jarigen leeftijd zou zij twee dagen gemenstrueerd hebben en daarna nooit meer. «Menstrual molimina had appeared, however, since the age of 17, and were accompanied by a mucous discharge from the urethra. These phenomena recurred, not at exact monthly intervalls, but every two or three weeks.» Hypospadaeische penis, rudimentare vagina, testikels in beide liezen. »The general physical habitus, and also the psychic nature, combined feminine and and masculine attributes. Thus the hair on the mons veneris was of the feminine type and the subject had no hair on the face, limbs, perineum or around the anus. The mammae were moderately developed, the voice was feminine, and yet the larynx had the prominence of the masculine type. Further, the thorax and pelvis were distinctly masculine. There was a moderate degree of sexual inclination toward either men or women, but chieüy toward men. She called herself a most unhappy creature, being neither a man or a woman.n Laurent schrijft: Le dr. Mottet me citait dernièrement 1'observation d'un individu muni d'un rudiment de verge perforée, encastrée entre deux grandes lèvres, avec cul-de-sac au-dessous, individu qui a joué le róle des deux sexes et qui présentait des mamelles trés développées. Omtrent het 19 jarige, door Bychowsky beschrevene jodenmeisje Rojzla X. geeft N e u g e b a u e r als zijn meening te kennen, dat zij een mannelijke «Scheinzwitter» was, die met mannen en vrouwen, maar 't liefst met de laatste cohabiteerde. Jourdanet zou een hermaphrodiet beschreven hebben, die in een lupanar thuis behoorde en zoowel met mannen als met vrouwen cohabiteerde, terwijl Lucas-Champonnière van vier van zulke individuen melding moet maken, die «sich durch grosse Sinnlichkeit auszeichneten und ihr zweifelhaftes Geschlecht benutzten «pour s'y livrer en doublé.»» Ook van Lutaud refereert Neugebauer een dergelijk geval en maakt hierbij de opmerking, dat »aehnliche Thatsachen in der Kasuistik des Scheinzwitterthunns oft genug vorkommen.» Het is slechts jammer, dat zij zoo onvolledig beschreven zijn geworden. Maar toch geloof ik, dat het door mij te berde gebrachte materiaal voldoende geacht mag worden, om ieder de overtuiging te schenken, dat de moreele hermaphrodisie in hare verschillende uitingen, niet zelden ook bij den pseudo-hermaphrodiet wordt aangetroffen. Een nieuwe steun dus voor de meening, dat ook het anatomisch hermaphroditisme op degeneratieven bodem ontstaan kan, of wel altijd ontstaat. Hiervoor pleit ook het gemakkelijk te constateeren feit, dat het geslachtsleven van den hermaphrodiet slechts bij hooge uitzondering geheel normale verhoudingen aanbiedt. Wie zich de moeite nemen wil, de in deze verhandeling meegedeelde ziektegeschiedenissen daarop in te zien, zal reeds menig staaltje tot steun voor deze bewering kunnen vinden. Zoowel de geslachtsdrift als het geslachtelijk karakter van het individu kunnen of tegelijkertijd of afzonderlijk getroffen worden. Meestal zijn geslachtszin en geslachtsdrift aanmerkelijk verzwakt of tot nul gereduceerd. Ook komt het voor, dat de laatste geheel of gedeeltelijk aan het beheer der hersenen onttrokken is. Om te groote uitvoerigheid te vermijden, wil ik van deze laatste afwijking slechts een enkel geval aanhalen. Le 25 juillet dernier, dit le dr. Gaffé, se présente & ma consultation un jeune homrae, que je ne connais pas, du reste, et qui m'est amené par une personne, qui se dit sa tante. L'aspect, la voix de ce jeune homme me frappent tout d'abord au plus haut point. Voici les renseignements, qu'on me donne immédiatement. Ce jeune homme * a 24 ans; il est orphelin et il a été recueilli et élevé depuis 1'age de 7 ans par cette tante. A 1'age de 18 ans, il est entré comme jardinier chez les soeurs cloitrées de la rue Condray, oü il est encore, du reste. II y vit en toute liberté avec les soeurs et chante avec elle les offices, car sa belle voix y est fort appréciée. A 21 ans, il a tiré a la conscription et a été réformé. Or, aujourdhui sa cousine, de même age que lui, c'est-a-dire la fille de cette femme qui me le présente, veut bon gré, mal gré, 1'épouser. Ce n'est point évidemment par intérêt; c'est, dit-elle, par une inclinaison et surtout paree qu'elle a entendu dire que, se mariant avec son cousin, elle n'aurait jamais d'enfant et elle ne veut pas avoir d'enfant. Dans ces circonstances, la mère de cette fille désolée me présente le jeune homme et veut savoir de moi s'il peut réellement se m ariër. Je procédé donc è. un examen complet. (Is het niet teekenend, dat wij niets te hooren krijgen omtrent de wenschen van het jonge mensch zelf en dat ons niets wordt meegedeeld, of hij evenals zijn nicht dat huwelijk wenschte dan wel deze en zijn vermoedelijk niet weinig bespraakte tante maar met hem begaan liet?) Le sujet de taille moyenne, plutöt petite que grande, a la figure imberbe, les traits fins et assez jolis; la peau délicate et mince, la voix douce et agréable, une vraie voix de femme, toutes les formes sont arrondies; les pieds et les mains sont ceux d'un enfant de 15 & 16 ans au plus; le cartilage thyroïde petit ne fait aucune saillie. La poitrine ne présente pas tracé de poils; elle est pourvue de deux seins parfaitement dessinés, avec mameion rose, assez gros et érectile. Le ventre est arrondi et un peu proëminent; les hanches débordent de chaque cóté la ligne perpendiculaire abaissée de 1'aisselle; c'est-a-dire que les fosses iliaques sont trés evasées, le bassin manifestement trés peu haut et 1'arcade pubienne est tresfortement déjetée en dehors. Les fesses offrent une saillie et une rotondité énormes.» Een volkomen vrouw dus op het uiterlijk en men heeft het recht te vragen (vooral thans, nu wij weten, dat het hermaphroditisme een familie-ziekte zijn kan), waarom Gatfé verzuimd heeft zich op de hoogte te stellen van het sexueele voelen en denken van een nicht, die zoo'n neef wou trouwen. «Mais ce sont surtout les parties génitales qui offrent de 1'interet. Le poil y est parfaitement disposé et recouvre un mont de Vénus arrondi et élastique. II y a deux grandes lèvres brunatres et recouvertes de poils extérieurement, rosées a la face interne et d'un volume ordinaire. Elles sont bien remplies et ne presentent dans leur intérieur aucun corps solide.» Vervolgens zijn er te kleine labia minora en is de clitoris, «une verge en petit» met den eersten graad van hypospadie. Tusschen de groote en kleine lippen een infundibulum, dat afgesloten wordt door een witte, harde, huidachtige membraan zonder opening. »Ce sujet eprouve de vifs désirs; mais ce n'est pas plus un sexe que 1'autre qui les excite; il entre, du reste, en érection è. chaque instant. II a eu quelques rapports féminins et a toujours réussi è. pratiquer ' intromission et chaque fois il a éprouvé 1'orgasme vénérien, mais sans éjaculation.» Ook omtrent de mededeelingen van indifferentisme zal ik de noodige kortheid betrachten. Wie er zich nader voor interesseert, kan bij eiken schrijver, die zich met de zaak bezighoudt, vinden, dat de geslachtsdrift bij verreweg de groote meerderheid der hermaphroditen of aanmerkelijk verzwakt of geheel afwezig is. En reeds bij de vroegste onderzoekers kan men staaltjes dienaangaande lezen. Zoo verhaalt Arnaud van het doorhem indertijd geopereerde individu, dass «ihre Gemüthsart sanft war, von allen Leidenschaften frey; sie lebte bloss für sich, und vermied alle Gesellschaft, da sie keinesweges für dieselbe gemacht war.» Förster, sah vor zwei Jahren einen Hypospadiaus, welcher sich leider der Untersuchung und Beobachtung sehr bald wieder entzog. Es war ein 22 Jahre altes Individuum, wohlgewachsen, mit ganz weiblichem Habitus, kein Barthaar, weibliche Stimme, volle grosse Briiste, breites Becken, gespaltenes Scrotum, in jeder Halfte ein kleiner Hoden, der sich mit Nebenhoden und Samenleiter deutlich fühlen liess, Penis sehr klein, clitorisahnlich, offene Genitalfurche mit sehr kleiner Genitalöffnung. Das Individuum war als Madchen erzogen worden, hatte nie Menstruation, aber auch nie Abgang von Samen gehabt, will nie geslechtliche Regungen irgend welcher Art gefühlt haben.» L a u r e n t, die zijn mededeelingen omtrent de geslachtsdrift der hermaphrodieten inleidt met de woorden, «La plupart des hermaphrodites sont indifférents au point de vue sexuel,» deelt de door Galland vertelde geschiedenis van een vrouwelijken hermaphrodiet mede, die tweemaal gehuwd is geweest. «Non seulement elle n'a jamais éprouvé la moindre sensation voluptueuse pendant le cöit, mais toutes les tentatives faites pour accomplir eet acte lui ont été pénibles et douleureuses, quoiqu'elle s'y prêtat volontiers. Elle ne demandait ni ne désirait les rapprochements sexuels; elle subissait les caresses de son mari pour lui être agréable. Jamais, suivant ee dernier, elle n'a fait auprès de lui la moindre tentative provocatrice. Elle n'a jamais eu le moindre désir érotique, même en rêve.» Maar niet slechts bovengenoemde afwijkingen der geslachtsdrift, ook allerlei andere psychische ontaardingsverschijnselen kunnen het anatomisch hermaphroditisme vergezellen en bovendien worden niet zelden bij ouders of andere familieleden aandoeningen aangetroffen die er op wijzen, dat de hermaphrodiet rechtens tot de familie der gedegenereerden behoort. Daar is weinig in te brengen tegen de uitspraak van L au rent: «Au point de vue intellectuel, les hermaphrodites sont toujours ? des êtres inférieurs. A la dégénérescence physique correspond bien souvent la dégénérescence psychique,» ten minste als men onder de psyche niet slechts het intellect, maar ook het gemoed, het karakter, het moraliteitsgevoel, e. d. verstaan wil. Toch zou het in strijd met de waarheid zijn, indien men niet erkende, dat niet weinigen dezer misdeelde natuurgenooten of psychisch geheel normaal, of ten minste slechts gedeeltelijk abnormaal schijnen te zijn. Ik behoef slechts te herinneren aan zoovele vrouwen, die gelukkig getrouwd zijn geweest en nooit iets opvallends, iets bizonders vertoond hebben (geval van L e o p o 1 d, Blond el, enz. enz.) Levy vertelt van een «Madchen mit Hoden,» dat zij, «ein körperlich und geistig normal entwickeltes Madchen war.» Door Land au weten wij van een meisje, dat zij op school altijd de eerste van haar klas was. Een 22 jarige onderwijzeres was volgens Schultze-Vellinghausen «eine intelligente Patientin.» Op het intellect van den door Weissbart beschreven schilder viel ook niets af te dingen, terwijl de ongelukkige Alexine B. stellig op hare wijze begaafd was. Bij J a c o b i lees ik omtrent den door Virchow enLitten beschreven patiënt: «The subject was entirely feminine in appearance and tastes, and from the age of 14 had menstruated regularly until the epoch of the development of the tumor. The authors remark that the feminine capacities were complicated by a facility in arithmetical calculation quite surprising in a peasant girl. Her bearing had always been remarkably serious and modest.» Neugebauer doet het zeer merkwaardige verhaal van een patiente, die tegen zijn advies in gehuwd was en hem i'/a jaar na het huwelijk een briefje schreef, waarin o.a.: «Ich bin anderthalb Jahre verheirathet und lebe in der Ehe sehr glücklich. Mein körperliches Befinden lasst natürlich viel zu wünschen übrig, bis jetzt hat sich bei mir noch nichts wesentlich verandert nach meinem Wissen, als wie dass ich sehr mit Haaren bewachsen bin; ich glaube, dass ein Mann kaum mehr bewachsen sein kann als ich.... Die Oeffnung ist etwas vergrössert, das Gesicht behaart; ich muss die langsten Haare immer auszupfen, damit es Niemand weiss, aber mein Mann weiss alles; ich habe ihm nichts verheimlicht, im Gegentheil; er hat mich sehr lieb, ich kann wohl sagen, dass kein Mann im stande ware eine grössere Achtung und Liebe seiner Frau entgegen zu bringen als er. Unser ehelicher Verkehr findet so statt, wie eben möglich ist, und ich muss Ihnen die Wahrheit gestehen, dass ich zu dem einen grossen Reiz habe, seit dem Beischlafe mit meinem Manne.» Vervolgens vertelt zij van een Amerikaanschen arts, die haar opereeren wilde: «aber mein Mann will die Operation nicht zulassen, denn er giebt nichts darum Kinder zu haben, er will lieber seine Frau behalten als Kinder haben.» Nog al een kalm, zakelijk en gemoedelijk brieije van iemand, van wie het vóór het huwelijk heette: «Das Fraulein behauptet bis jetzt niemals irgend welchen geschlechtlichen Drang empfunden zu haben. Weiss bis jetzt nicht (noch seinen Worten) was Liebe ist, gleichwohl ist es entschlossen seinen Brautigam zu heirathen, weil derselbe diese Ehe wünsche. Die allgemeine Ernahrung dieser Dame war sehr herabgesetzt, sie sah blass und anamisch, geschwacht, elend aus. Als Ursache gab sie an, sie sei erst jetzt gesundheitlich so heruntergekonimen, nach den ihr gemachten Mittheilungen bezüglich ihres zweifelhaften Geschlechts. Sie mache sich desshalb Kummer und Sorge, weil sie missbildet und möglicherweise ein Mann sei; habe schon viele Nachte nicht geschlafen, sondern fortwahrend geweint.» Alhoewel, «der Charakter dieser Persen, ihre Anschauungen, ihre Lebensweise und Beschaftigung bisher absolut weibliche waren, (wohl gemass ihrer Erziehung als Madchen, wordt er bijgevoegd) had toch dr. S e m o n uit Danzig het raadzaam gevonden haar met zijn twijfelingen in kennis te stellen en ried ook later Neugebauer, die positief verklaart «War es möglich, hier das Geschlecht zu entscheiden, frage ich? Nein, und abermals nein,» haar beslist elk huwelijk af. Dit deelt hij op de volgende wijze mede in Janvier-Février 1900, toen hij hij haar pas onderzocht had: «J'ai donc déclaré k cette demoiselle que le mariage était impossible au point de vue médical. H. H. apprit cette nouvelle avec une indifférence compléte et lorsque je lui demandai si elle aimait son fiancé ou non, si elle voulut absolument se marier avec lui ou non, elle me répondit de la voix la plus calme que ce mariage 1'intéressait peu, qu'elle m'avait consulté paree que son fiancé insistait pour le mariage, quoiqu'on 1'êut averti de 1'état de sa fiancée. Je suppose que le mariage, déj& fixé pour le mois d'Aoüt de 1'année 1900, n'aura pas lieu.» Hier geen woord over den gemoedstoestand der patiente, maar ik wil niet den nadruk laten vallen op de kleine verschillen, die zouden aan te wijzen zijn in de verhalen omtrent deze patiënt van vóór en na 't huwelijk, wel op het onmiskenbare feit, dat wij hier, wat het gemoeds- en zieleleven betreft, met een volkomen normaal geëquilibreerde persoon blijken te doen te hebben. Daar zijn anderen, die teleurstellingen of onnoodige onthullingen minder goed verdragen (o.a. Alexine B.) en nog andere, die altijd gebukt gaan onder het bewustzijn hunner misvorming, zooals Karl Menn i k e n, de patienten van S w a s e y en Polaillon, enz. Deze drie laatsten gevoelden allen even diep, dat zij sexueel minderwaardig waren. Of nu hieraan, of aan het carcinoom, waaraan hij bezweek of aan een abnormalen aanleg, dan wel aan alle drie te samen de melancholie moet toegeschreven worden, waaraan Karl Menniken gedurende zijn laatste ziekte leed, wil ik in het midden laten. Genoeg zij het er op te wijzen, dat zoowel hij, als de patienten van S w asey en Polaillon schijnen behoord te hebben tot die categorie van personen, wier psyche in zekeren zin afgestompt is en bij wie zoowel de uitingen van 't intellect als die van het gemoed beneden het normale blijven. Van een patiënt van Pfannenstiel lees ik bij Neugebauer, dat «dieses Individuum stets einen hohen Grad von psychischer Depression verrieth, menschenscheu war und in der Klinik meist ganz allein sass fern von den anderen Kranken.» Verder vermeldt dezelfde schrijver gevallen van hysterie en epilepsie en heb ik zelf reeds gewezen op Anna de Wildt, de patiënt van Arnaud, die op het zien van een jongen man hysterische toevallen kreeg, op een patiënt van P o z z i, die slaapwandelde en andere hysterische afwijkingen vertoonde; op de door Guermonprez beschrevene prostituée, die geheel deséquilebreerd was; op een patiënt van W o r b e, die een doordraaier was en wegens diefstal in de gevangenis kwam; op den somberen, in zich zelf gekeerden, ordelijken Joseph Marzo, die alleen door godsdienst, staatkunde en vrouwen uit zijn gewone plooi gebracht kon worden. Ik zou aan deze gevallen nog gemakkelijk meerdere kunnen toevoegen, maar bepaal mij tot de mededeeling, dat Neugebauer in zijne, voor zoover ik kan beoordeelen, nog zeer onvolledige statistiek reeds gewag gemaakt heeft van twee en twintig gevallen van geestes- of zenuwzieke pseudo-hermaphrodieten. Vooral uit de berichten van Fransche schrijvers blijkt, dat het aantal krankzinnigen en idioten onder deze niet gering zijn moet. Zelfs de eerste graad van het pseudohermaphroditismus, volgens Geoffroy-St.Hilaire, levert reeds zijn contingent. «Dans deux autres cas recueillis, comme le premier par Home, et dont les sujets sont le premier et le troisième enfant d'une femme de Devonshire, le penis était encore plus imparfait et le scrotum, renfermant les deux testicules, ne présentait aucune tracé de raphé sur la ligne médiane. Les deux frères étaient excessivement gras et idiots (Myxoedema?) le plus jeune était en outre remarquable par la présence d'un doigt surnuméraire & chaque pied et a chaque main. Laurent, de gevallen van gynécomastie besprekende, die met pseudo-hermaphroditisme gecombineerd zijn, zegt: «J'en ai moi-même observé un cas h. 1'asile d'aliénés de Sainte-Anne.» Elders heet het: «Le dr. P. Louet a observé plusieurs individus atteints de monor- chidie on de cryptorchidie, qui étaient des imbéciles on des débiles. II a vu en particulier un hypospade scrotal i forme vulvaire qui était manifestement un déséquilibré. Magnan a également signalé a la Société médico-psychologique deux cas d'individus plus on moins hermaphrodites et qui au point de vue intellectuel étaient des débiles. A la même séance, Moreau de Tours a cité une observation analogue: un être agé de douze ans, réputé fille, ganpon en réalité et atteint de débilité mentale.» En in het Centralbl. f. Gyn. 1898 vind ik omtrent een geval van pseudo-hermaphroditismus masculinus completus opgeteekend: «In einer Anstalt für schvvachsinnige Kinder befindet sich ein 27 Jahre altes als Weib gekleidetes und sich als solches gerirendes schwachsinniges Individuum,» terwijl in hetzelfde tijdschrift omtrent een nieuw geval van vèr ontwikkeld Hermaphroditismus spurius masculinus internus vermeldt wordt: «45 jahriger Pflasterer, stark geisteskrank in der Irrenabtheilung von Dr. Strausky am 6 October 1899, nachdem er daselbst am 13 April 1880 wegen Verfolgungswahn aufgenommen war.» Maar ook bij ouders of andere familieleden ziet men niet zelden psychische of physische aandoeningen, die op denzelfden bodem der degeneratie wortelen. Het geval van J., de^ gynécomast, die in zijn familie naast pseudo-hermaphroditen psychisch gedegenereerden van verschillenden aard bezat, is reeds ter sprake gekomen. Christopher Martin, die een meisje met testes opereerde, deelt mede, dat een zuster dezer persoon, die 22 jaar oud is, evenmin menses of uterus bezat en dat de vader van deze twee zusters aan een zielsziekte leed. Omtrent «a case of pseudo-hermaphroditism» van A. Maude wordt gerefereerd: «Der Vater im Irrenhause, ein Bruder an tuberculöser Meningitisgestorben.» En »Eugénie Rémy, déclarée a sa naissance comme fille, actuellement agée de 20 ans, remplit,» volgens het verhaal van Paul Petit, «les fonctions de servante de salie dans un restaurant. Elle ignore s'il existe dans sa familie des cas de malformations des organes génitaux. Sa mère est névropathe et aurait été atteinte, k la suite d'une deuxième grossesse, de manifestations convulsives qui ont cessé au bout de deux ans pour ne plus reparaitre. Sa soeur est bien conformée et a mis au monde 1'année dernière deux jumeaux en parfait état. Son père est trés bien portant.» Zij zelf was pseudo-hermaphrodiet: niet uit te maken of er ovariën of testes aanwezig waren. Zij had syphilis geacquireerd. «Appétits sexuels dirigés vers le sexe féminin, cöit facile, accompagné de sensations voluptueuses, sans éjaculation sensible pour le sujet. II affirme avoir provoqué par le cöit 1'orgasme vénérien chez plusieurs femmes,» Ik maak van deze gelegenheid gebruik om de aandacht te vestigen op een zeer lezenswaardig en zeer suggestief boek van Henri Larger: «Les stigmates obstétricaux de la dégénérescence.» Jammer, dat het te eenzijdig bewerkt is en dat de daarin voorkomende ziektegeschiedenissen, die als bewijsmaterieel moeten dienen, niet altijd even gedetailleerd en soms zelfs, van het tegenwoordig standpunt der wetenschappelijke obstetrie gezien, bepaald onvolledig zijn. Zoo had hij mijns inziens meer moeten denken aan de door Dareste verkondigde leer, dat in zake tératogenie en dus ook degeneratie, dezelfde oorzaken niet altijd dezelfde gevolgen behoeven te hebben en had hij vooral ten aanzien van de ligging van het kind veel meer aandacht moeten schenken aan het vernauwde bekken: «das deforme Becken,» dat, zooals Wiedow reeds in 1891 heeft trachten aan te toonen, in vele gevallen zelf een «Degenerationszeichen» blijkt te zijn. Maar ik zal mij tot de kwestie bepalen, die ons hier interesseert. H. Larger heeft op vrij uitvoerige en gelukkige wijze betoogd, dat ook de tweelinggeboorten onder de ontaardingsverschijnselen behooren gerangschikt te worden. En niet slechts de door hem zelt meegedeelde waarnemingen, maar nog andere, die ik in de literatuur der laatste jaren toevallig tegenkwam, geven steun aan deze meening. Een daarvan neem ik over uit het verslag van «die Gesellschaft für Geburtsh. zu Paris, 6 Juli 1899. «G. KI er in. Zwillingsschwangerschaft und Missbildungen bei heriditarer Tuberculose, 25 jahrige, heriditar belastete III para gebar tote Zwillinge mannlichen Geschlechts, der eine wog 490 Gr. und war 40 Ctm. lang, der andere 380 Gr. und war 36 Ctm. lang; das erstere starkere Kind zeigte ein auffallendes Missverhaltniss zwisschen rechter und linker unterer Extremitat; die letztere was bedeutend kleiner und dünner und zeigte am Oberschenkel eine narbige Einschnüring. K. betont die Beziehungen zwischen Tuberculose, Zwillingschwangerschaft und Missbildungen.» Het komt mij voor, dat dit hetzelfde geval is, dat in het Americ. Journ. of Obstetr. op den naam van K e i m geboekt wordt. De tuberculose vinden wij overal op den weg der degeneratie. Wij hebben reeds gehoord, hoe zij in sommige gevallen wordt aansprakelijk gesteld voor het ontstaan der gynécomastie; ook ten opzichte van het pseudo-hermaphroditisme kan hare oorzakelijke beteekenis niet geloochend worden. De reedsvermelde patiënt van Semon, die ondanks 't advies harer medici huwde, is hiervoor een van de meest sprekende staaltjes. «Der Vater dieses Madchens, welcher sich durch Riesenwuchs ausgezeichnet hatte, war an Schwindsucht gestorben, die Mutter an Uteruskrebs. Eine Schwester und vier Brüder des Madchens waren im frühen Kindesalter in Folge von Kehlkopfleiden gestorben.» Dat congenitale afwijkingen der schildklier (ontbreken of onvoldoend functionneeren daarvan) van invloed zijn kunnen op het ontstaan van genitale misvormingen acht ik, met het oog op de reeds meegedeelde waarneming van Everard Home niet onwaarschijnlijk. Ook acht ik lues in staat, hermaphroditische aandoeningen in het leven te roepen. Reeds Hegar zinspeelt op de eigenaardige beteekenis, dat een door K1 e b s meegedeeld geval voor de aetiologie van het hermaphroditisme zou kunnen bezitten. Het betreft een pasgeboren, gedurende de bevalling gestorven kind. «Der Körper ist wohl entwickelt, nahezu ausgetragen, auf der Haut zahlreiche, zum Theil geplatzte und entleerte Pemphigusblasen, ausgedehnte Blutentravasate zwischen den platten Schadelknochen und ihrem aüsseren Periost, sowie unter der Dura mater, intensive Blutübertüllung der weissen Hirnsubstanz und Körnchenzellen-Encephalitis.» Naast normale uitwendige mannelijke genitaliën plus testes wordt hier een vergevorderde ontwikkeling der Mullersche buizen geconstateerd. Klebs zelf zegt reeds: «In diesem Falie, dessen Störungen ziemlich sicher auf congenitale Syphilis zu beziehen sind, liegt die Frage nahe, ob auch nicht die anomale Bildung der Harn- und Geschlechtsorgane demselben Process ihren Ursprung verdankt.» Nog een ander argument ten gunste van de meening, dat het hermaphroditisme berusten kan of moet op een algemeene oorzaak, die op de kiem heeft ingewerkt, ligt in het feit, dat de aandoening in zekeren zin een familie-ziekte zijn kan. D e b i e r r e zegt nog zeer voorzichtig: «on peut supposer que les enfants peuvent avoir parmi leurs lots d'héritage celui de la bisexualité,» en verhaalt dan, dat «S. Pozzi a rapporté la généalogie de Jan... en 1885. Voici le résumé de 1'histoire et de la parenté de ce pseudo-hermaphrodite. Jan... 18 ans. Aspect féminin; seins bien développés: fesses pröéminentes, grasses et glabres; — petit pénis de 4 centimètres infléchi en are, portant un gland bien conformé. Père et mère. Pas de malformation. i°. enfant fille. Id. A des enfants. 2°. enfant déclaré comme fille. Organes génitaux malformés d'après le dire de la mère. Mort è. 19 mois. 3°. enfant fille. Normale, morte. 4®. » » » » 5°. » » » » 6°. enfant fille. Choreique 7°. » garQon marié. Normal. 8°. » déclaré comme fille. Reconnu gar<;on a 17 ans. g°. » Jan.... Reconnu gar£on & 11 ans. «L'hérédité des malformations génitales ne semble pas douteuse si 1'on s'en rapporte k cette observation.» voegt hij er aan toe en is het ook niet, zeg ik er neven, als men het oog slaat op al de gevallen, die op dit oogenblik in de literatuur bekend zijn. Ik wijs nog eens op het reeds meermalen besproken geval van den door Laurent beschreven gynécomast J.... En Li nd sa ij deelde nog kort geleden het sectie-verhaal mede van een mannelijken pseudo-hermaphrodiet, wiens twee nog in leven zijnde zusters dezelfde afwijkingen der genitaliën vertoonden, als deze zelf bezeten had. Maar hoe menigvuldig het voorkomt, dat leden eener zelfde familie door dezelfde genitale misvorming getroffen worden, kan ik niet beter aantoonen dan door een citaat uit den laatsten arbeid van Neugebauer. t-Nonne irrt sich übrigens sehr, wenn er seinen Fall als Unicum betrachtet, bezüglich dessen, dass die gleiche Missbildung der Genitalorgane zwei Gescnwister betraf. Persönlich habe ich in meinem polnischen Aufsatze No. 16 des zu Beginn dieser Arbeit stehenden Verzeichnisses meiner Mitheilungen über Scheinzwittertum über 40 solche Falie zusammengestellt, denen ich heute noch einige weitere hinzufügen kann. Nur zwei von diesen Beobachtungen betreffen je zwei Schwestern mit weiblichem Scheinzwittertum behaftet, alle übrigen Falie betreffen mannliche Scheinzwitter zum grossen Teil als Madchen erzogen, teilweise jedoch gleich nach der Geburt als mit mehr over weniger hochgradiger Hypospadie behaftete Knabe erkannt. Auf 24 Ehen kamen 53 mit Scheinzwittertum behaftete Kinder zur Welt, und zwar 4 mit weiblichem Scheinzwittertume behaftet und 49 mit mannlichem. 20 Mal konstatirte man Scheinzwittertum bei zwei Geschwistern, dreimal bei drei Geschwistern und einmal sogar bei vier Geschwistern, die von demselben Vater und derselben Mutter stammten und zwar beschrieben weibliches Scheinzwittertum bei zwei Schwestern: Curling in einem Falie, F a r o z z i in einem anderen; manliches Scheinzwittertum bei zwei als Madchen erzogenen Brüdern: Barnes, Bouhin, Cheselden, Chiarleoni, Corrado, van der Hoeven Katzky, Kellock, Lehmann, Levy? Mabaret du Bast y, Christopher Martin, von Mons, Nagel e, Neugebauer, Nonne, Stonham, Ziino, bei je drei Brüdern Lindsay, Pozzi, Sulima, sammtlich als Madchen getauft, bei vier Brüdern Philipps.» Een andere vraag, die wij onder de oogen zien moeten, is of de hermaphrodiet naast de afwijkingen van het genitaalapparaat ook nog degeneratie-verschijnselen van andere organen of orgaansystemen bezitten kan, of dus bij hem behalve de reeds vermelde psychische nog physische degeneratie-symptomen kunnen aangetroffen worden. Het antwoord hierop kan voorloopig noch bevestigend, noch ontkennend luiden. Voor zoovèr zij mij bekend is, bewaart de literatuur op dit stuk een bijna volkomen stilzwijgen. Wel vindt men meermalen zinspelingen omtrent uitdrukking van het gezicht, van de oogen e. d. die er op schijnen te wijzen, dat een afwijkende gelaats- of schedelvorm geen zeldzaam voorkomend verschijnsel zijn moet. Ook heb ik een enkele maal gewag gemaakt gezien van een horrelvoet. Maar als ik nu nog verwijs naar de reeds ter sprake gekomene kinderen van Everard Home, waarvan de jongste »était en outre remarquable par la présence d'un doigt surnuméraire a chaque pied et a chaque main,» dan heb ik ook alles meedegedeeld, wat ik in de literatuur omtrent physische degeneratie-ken merken heb kunnen opsporen. Zeer zeker een schrale oogst; maar ik ben er van overtuigd, dat deze spoedig ruimer zal worden, als de waarnemers, wetende welke beteekenis deze soort van afwijkingen voor het wezen der aandoening bezitten, meer daarop zullen gaan letten. / « ^ Uit al het voorgaande mogen wij als voldoende zeker aannemen, dat het hermaphroditisme in zeer vele, zoo niet alle gevallen op degeneratieven bodem berust. Wij vinden onder de anamnestische data voor zoover hiervan in de thans nog op dit punt zeer onvolledige ziektegeschiedenissen sprake is, meermalen gewag gemaakt van het feit, dat het getroffen individu afstamt van psychischè of physisch minderwaardige ouders en kunnen voor een zeker deel der gevallen aantoonen, dat schadelijke agentia, die door het experiment of de klinische waarneming als aetiologische momenten voor het ontstaan van gelijkwaardige of zelfs gelijksoortige physische degeneratie-kenmerken zijn vastgesteld of aangegeven, ook hier aanwezig waren. Reeds Hegar heeft er op gewezen, dat ontwikkelingsstoornissen der baarmoeder niet zelden gevonden worden bij kinderen van phtisische ouders. Wij hebben gezien, dat hermaphrodieten onder hun voorgangers niet zelden psychisch gedegenereerden tellen, en dat zich dus, zooals de ouden dat zouden hebben uitgedrukt, de zwakke psychische aanleg zich bij de nakomelingschap metastaseeren kan op andere organen, in casu de genitaalorganen of juister gezegd op het geheele systeem der geslachtssfeer. Bovendien mer- ken wij op, dat lues, rayxoedeem, phtisis, tuberculosis, alcoholisme, e. d. figureeren onder de anamnestische data, die wij met eenig recht als aetiologische factoren mogen bestempelen. En daar het een feit is, (ik zonder nu myxoedeem uit), dat deze aandoeningen, ten minste in de meerderheid der gevallen, reeds lang vóór de conceptie van den lateren hermaphrodiet bij een der ouders aanwezig waren, mogen wij zeggen, dat hermaphroditismus o. a. ontstaan kan tengevolge van de schadelijke werking, die chemische of parasitaire giften op den kiem kunnen uitoefenen. Ballantyne drukt zich dus minder juist uit, waar hij schrijft: «There is embryonic pathology, or, as it is more commonly called, teratology, which deals with the monstrosities of the embryo, for there is good reason to believe that morbid agencies acting on the embryo produce not diseases but malformations and monstrosities. When the malformed embryo becomes a foetus, it carries its malformation with it into the foetal period and is born with it at the full term of antenatal hfe; but the malformation is not, as has sometimes been supposed, the product of late but of early intrauterime pathology. A third part of antenatal pathology is concerned with the action of morbid causes upon the organism in the germinal period, and with the results produced thereby. This may be termed germinal pathology.» Natuurlijk wil ik niet bestrijden, wat o. a. Du val op zijne wijze gezegd heeft: «La malformation, 1'état monstrueux d'une partie n'est pas la conséquence d'une maladie subie par cette partie; eet état monstrueux, ce développement anormal constitue la maladie même; en d'autres termes, chez 1'embryon, une eause pathogène ne détermine pas une maladie qui, a son tour, produit une monstruosité; la cause pathogène produit directement la monstruosité, le défaut ou l'arrêt de formation, et elle ne peut produire autre chose, puisque 1'embryon ne traduit sa vie et ses fonctions que par des actes de développement, et que les troubles de sa vie et de ses fonctions ne peuvent être que des troubles de développement.» Ik wil slechts opkomen tegen de bewering, dat de oorzakelijke momenten, die de ontwikkelingsstoornissen in het leven riepen, niet reeds aanwezig zouden geweest zijn of hun invloed zouden hebben laten gelden, toen het bevruchte ei of de het samenstellende deelen nog in hun germinale periode verkeerden. Geen beter bewijs is hiervoor aan te voeren, dan dat er misvormingen zijn, die oorzakelijk op de debetzijde van den man moeten geboekt worden, terwijl niet ontkend kan worden, dat alle oorzakelijke momenten, die men aan de moeder zou willen toeschrijven, even goed aanwezig waren of ten minste konden zijn, in den tijd, toen het ei nog op den naam van kiem mocht aanspraak maken als later, toen het reeds tot embryo was opgeklommen. Dat behalve de genoemde, de geheele kiem of het geheele organisme treffende invloed, nog andere en wel plaatselijk inwerkende (mechanische en chemische) prikkels bij het ontstaan van hermaphroditische afwijkingen kunnen behulpzaam of werkzaam zijn, is met het oog op sommige resultaten der experimenteele teratogenie, niet k priori te loochenen. Zelfs ben ik niet ongeneigd aan te nemen, zooals ik reeds in het begin mijner verhandeling heb te kennen gegeven, dat in het door mij medegedeelde geval plaatselijke oorzaken (ontsteking e. d.) hebben meegewerkt tot het doen tot stand komen van ten minste een deel der afwijkingen, die aan de uitwendige genitaliën werden waargenomen. En datzelfde moet van meerdere in de literatuur medegedeelde gevallen getuigd worden. Bovendien bestaan er enkele waarnemingen, die uit het oogpunt van aetiologie zoo raadselachtig schijnen, dat men misschien het best doet van elke poging tot verklaring geheel af te zien. Maar in geen geval hebben wij hier alleen te doen met de karakteristieke ontwikkelingsstoornissen, die aan het hermaphroditismus eigen zijn. Zoo is door Neugebauer een geval beschreven en afgebeeld, waar een rudimentaire penis vlak onder de vulva is ingeplant Omtrent deze penis, die gevonden werd bij een vrouw, die pas bevallen was, wordt gezegd: «Etwa i Ctm. unterhalb des Frenulum labiorum findet sich ein scheinbar mannliches Glied von 42—52 m.M. Lange inserirt, und zwar in der Mittellinie des Dammes.» Dit lid is voor erectie vatbaar, «richtet sich auf und vollzieht rückweise, stossweise Bewegungen in sagittaler Richtung. Es tragt den Anschein eines Penis mit deutlich abgegrenzter Glans, welche theilweise vom Praeputium bedeckt wird.» Zijn top is haakvormig naar beneden gebogen, wie die Spitze eines Penis hypospadiaeus. An der Stelle der Glans, wo man die Harnröhrenöffnung vermuthen sollte, findet sich eine kleine Delle.» Bovendien <'glaubt man deutlich 2 Corpora cavernosa zu fühlen,» enz. Een ander niet minder merkwaardig geval is eveneens door denzelfden waarnemer nauwkeurig onderzocht, beschreven en afgebeeld geworden. «Der Harn wird durch eine normale weibliche Urethra entleert. In Figur 1 und 2 ist die weibliche Schamspalte der Dworja D. dargestellt; Man sieht die Clitoris, unterhalb die Schamritze, die durch lateralen Fingerzug zum KlafFen gebracht ist; die Oeffnung der Harnröhre, daneben je eine Crypta paraurethralis, einen von drei Oeffnungen durchbohrten Hymen (Hymen triforis), die kleinen Schamlippen und der Anus praeternaturalis vestibularis.» Door de opening van dezen laatste kon men met den vinger in het kleine bekken den uterus palpeeren. »Ausser diesen weiblichen ausseren Geschlechtsteilen besitzt Dworja D. auch aussere mannliche Sexualorgane; deckt man namlich die rechterseits gelegene Vul va mit der Hand zu, so erblickt man zum grössten Erstaunen linkerseits ein Scrotum ziemlich gut ausgebildet und einen Penis mit dazu gehörigen Teilen: Corpora cavernosa, Glans, Praeputium glandis, ein sehr langes Frenulum glandis, das nach unten zu übergeht in eine Art sichelformiges Band, das sich zwisschen den beiden Scrotalhalften verliert. Es gelingt nicht in dem Scrotum die Gegenvvart von Hoden, Nebenhoden, Samenstrangen festzustellen. Der Penis ist etwa i */« c.M. lang. An der Kuppe der Glans Penis befindet sich gleich einer mannlichen Harnröhrenöffnung, eine Oeffnung, die einen 3 m.M. dicken Katheter 4—5 c.M. tief eindringen lasst, ohne dass jedoch Harn auf diesem Weg entleert wird. Wenn man per Rectum den Finger einführt, dann katheterisiert, so fühlt man deutlich, dass der Katheter unter dem Schambogen in das Becken eintritt und zwar in der Richtung nach links zu gleichsam langs der linken seitlichen Beckenwand vordringend. Dort scheint der mannliche Harnröhrenkanal blind zu endigen, oder aber sein Lumen wird so eng, dass der Katheter nicht weiter vorzudringen vermag, wahrend selbst ein dicker Katheter, durch die weibliche Harnröhre eingeführt, normal in die Harnblase gleitet; selbstverstandlich gelang es auch nicht, beide zugleich eingeführten Katheter in Kontakt zu bringen.» Evenmin gelukte het onder narcose omtrent de verhouding van het centrale einde van de mannelijke urethra nauwkeurigere inlichtingen te verkrijgen. Bij D eb i er re vind ik van de volgende waarneming melding gemaakt: En 1890, je re<;us & 1'Institut anatomique de Lille un mort-né, provenant de 1'hopital de la Charité qui, è. première vue, aurait été infailliblement déclaré comme du sexe masculin. Ses organes génitaux externes étaient en effet représentés par une verge de la grosseur de celle d'un nouveau né ordinaire et des bourses assez bien détachées pour qu'on put croire qu'elles contenaient les testicules. Une malformatien de la verge aurait même achevé la confusion. Celle-ci, en effet, portait une ouverture a sa base (hypospadias). Or, a 1'autopsie, je trouvais tous les organes génitaux internes propres k la femme, excepté le vagin qui faisait défaut. Chose plus curieuse encore, ce petit sujet, de par le reste tout k fait bien conformé, avait l'utérus situé en avant de la vessie, le col s'ouvrant dans le réservoir urinaire.» En L a u r en t verhaalt zelfs, dat een zekere Dr. Tsortois, militair geneesheer, onder de recruten een jong man van 21 jaar heeft waargenomen, «ayant une bosse sur laquelle il portait, tout-a-fait au dessous de 1'angle inférieur de 1'omoplate gauche, perpendiculairement, un organe génital féminin, petit et presque entièrement développé.» Men zou hier met niet minder dan een vulva, clitoris, groote lippen en een mons veneris te doen gehad hebben. Dat ik achter deze laatste waarneming een groot vraagteeken wensch geplaatst te zien, behoeft geen bizondere verzekering. Dat ik er toch even als van de daaraan voorafgaande gewag van maak, is, omdat ik het niet goed, niet wetenschappelijk gezien vind, om alle waarnemingen, die niet schijnen te strooken met onze tegenwoordige kennis, terstond als onbetrouwbaar of onnauwkeurig te stempelen. In plaats van ze naar den rommelkamer te verwijzen, waar zij voor de wetenschap voor goed verloren zijn, komt het mij beter voor ze in een bizonder, voor hen bestemd hoekje te plaatsen, waar men ze zoo noodig terstond terugvinden kan. Van de reeds vroeger ter sprake gekomene verworvene heterosexueele kenmerken kan men niet zelden constateeren, dat zij te voorschijn treden op een organisme, dat in zijn weerstandsvermogen geleden heeft. Ik vestig opnieuw de aandacht op de door R. Brandt beschrevene waarneming, waar de heterosexueele verschijnselen optraden na een hevigen pelviperitonitis; op de feiten, o. a. door Hegar in herinnering gebracht, dat verworvene heterosexueele haargroei niet zelden aangetroffen wordt bij sterke vermagering, zooals die voorkomen kan bij krankzinnigheid, phtisis, e. d. Ook komt het niet zelden voor, dat heterogene kenmerken zich gelijktijdig met tumoren en ook wel onder den invloed daarvan ontwikkelen. Van Hegar citeer ik: «Roten erwahnt eine 21 jahrige Person, deren Menses mit 14 Jahren begonnen und 3 Jahre normal waren. Dann trat Amenorrhoe ein und damit Behaarung am ganzen Körper. Dreimal in der Woche musste das Gesicht rasirt werden. Gesichtsausdruck, Stimme, Gang, Muskulatur mannlich. Brüste rudimentar. Klitoris gross. Mit 21 Jahren wurden doppelseitige Kystome extirpiert.» «Roten sah ein andermal eine stark behaarte Frau mit Dermöid des Ovariums. Selbst bei Tieren hat man ahnliche Befunde konstatiert. Brandt erwahnt ein Sarkom im Eierstock eines Huhns zugleich mit Hahnenfedrigkeit. Der Vogel hatte einen Kragen mit langen lanzettlichen Federn und legte nie Eier.» «Die Geschwülste können auch von andren Körperteilen, als den Sexualorganen ausgehen. So zeigte Turner in der Western Med. und Surg. Soc. die Photographie eines Weibes, bei welcher im Gesicht, Körper und Extremitaten, Büschel eines kurzen und flaumigen Haares innerhalb 2—3 Wochen wuchsen. Die Person war 42 Jahre alt und litt an einem Brustkrebs.» «Von Herff giebt folgende Schilderung: Eine junge, blühend schone zarte Frau zeigte 1 Jahr nach einer einseitigen Kastration ein energisches, mannliches Benehmen mit sonorer Stimme. Die Gesichtzüge waren grösser und gröber, die Knochen und Muskulatur am Halse, an der Brust, an den Armen und Füssen entwickelter, nicht unahnlich den Veranderungen bei Akromegalie. Am auffalligsten aber war eine dichte Haarentwicklung an der Oberlippe, den Backen, dem Kinn und den oberen Halspartieen, genau in der Ausdehnung, wie dies bei einem Vollbart zu sein pflegt. Hand in Hand ging damit eine starke Behaarung der Umgebung der Mamma und der Brustbeingegend. Auch die Rückenhaut erwies sich insofern mannlicher, als sich zahlreiche Aknepusteln, wie so haufig bei Mannern, aber selten bei Frauen entwickelt hatten. Bei der Section fand sich rechts ein Pyosalpinx und ein nur wenig veranderter Eierstock. Uterus, stark vergrössert, erhielt einige subseröse Tumoren. Die Todesursache war ein grosses retroperitoneales Sarkom.s Het is reeds a priori waarschijnlijk, dat de inwerking van schadelijke agentia- op de kiem tengevolge zal hebben, niet slechts een minder krachtige ontwikkeling van sommige organen maar ook een zekere minderwaardigheid van het geheele individu. En werkelijk leeren de feiten, dat de organen, die getroffen worden, niet slechts belemmerd worden in hun groei en ontwikkeling, maar ook, dat het geheele organisme en niet het minst de organen, waar de degeneratie haar stempel op gedrukt heeft, minder weerstandsvermogen bezitten ten opzichte van uitwendige prikkels, dan onder normale omstandigheden het geval is. Wat ziet men gebeuren, als de geslachtsorganen door den schadelijken prikkel getroffen worden? Zij worden (en dit geldt zoowel voor de organen van éénslachtigen als voor die van tweeslachtigen en zoo men wil, ook voor die van geslachtelooze personen) of geheel of ten deele in hun wasdom of ontwikkeling of in beiden tegelijk gestoord Alhoewel zeldzaam voorkomend zija er toch meerdere gevallen van congenitale afwezigheid van beide borsten waargenomen. De meeste gevallen zijn gezien bij acephale monsters en gingen dan gepaard met onvoldoende ontwikkeling van de thorax. Aan Williams waren slechts 4 gevallen bekend, die niet vergezeld waren van dergelijke afwijkingen. Geval van W y 1 i e. Een vrouw, die drie maanden na haar bevalling onderzocht werd en die er volkomen normale genitaliën, en normale ribben en borstspieren op nahield; ook de menstruatie liet niets te wenschen over. Mammae, areolae en tepels ontbreken geheel. Geval van Batchelow. Ook bij deze vrouw, die eveneens bevallen was, ontbraken de borsten geheel; op de plaats daarvan vond men de huid, ter grootte van een zes stuiverstuk, sterk gepigmenteerd. Geval van Hutchison. Jongen van 3Va jaar; volkomen ontbreken van tepels e. d.; alopecia congenita en atrofie der geheele huid, behalve de genitaliën; normale testes; ook de moeder van haar zestiende jaar af lijdend aan alopecia areata. Geval van Pilcher. Zoogenaamde hermaphrodiet van 65 jaar. Volkomen afwezigheid van borsten; baard, rudimentaire prostaat, ejaculatores seminis, etc., clitoris, rudimentaire vagina en uterus; omtrent de al of niet aanwezigheid van ovariën of testes wordt niets meegedeeld. Vervolgens kan het gebeuren, dat slechts één der borsten geheel ontbreekt en dat de ander meer of minder volkomen ontwikkeld is; of dat beiden of één der klieren in ontwikkeling en groei zijn achtergebleven. Een enkele maal wordt alleen de tepel gemist. Al deze afwijkingen komen zoowel bij zuiver geslachtelijke personen als bij hermaphrodieten voor, terwijl daarneven niet zelden andere in ontwikkeling teruggebleven organen van het genitalapparaat worden aangetroffen. Bizonder merkwaardig met het oog op de pathologische beteekenis der mammae als heterosexueele organen, is ook de waarneming van Pears. Deze verhaalt vaneen 2g jarige dwergin, die nooit gemenstrueerd had, geen haar op pubes of andere teekenen van puberteit vertoonde en mannenborsten bezat. Zij had aversie van mannen. Bij de necropsie vond men een infantielen uterus en sporen van ovariën. Dergelijke gevallen, voegt Williams er bij, zijn door Baynham, Caillot, Renaudin en anderen beschreven. Omtrent den penis kan hetzelfde geconstateerd worden. Het is overbodig hier voorbeelden te geven van in ontwikkeling of in groei teruggeblevene organen. Ieder, die lust heeft er een vakboek op na te slaan, kan daarin zooveel gevallen van hypospadie en van den meest verschillenden graad vinden, als hij wil. De berichten omtrent het algeheele ont- breken van het orgaan daarentegen schijnen zeer schaarsch te zijn. De eenige waarneming die ik dienaangaande heb kunnen opsporen, is afkomstig van G. Sandifort. Ze betreft een doodgeboren zevenmaandelijksch kind, dat rijk was aan misvormingen van allerlei aard. Het bezat o. a. een hazenlip met palatum fissum, een linkerarm en linkeronderbeen, die misvormd waren, enz. «Uit de schaamstreek daalde een balzak neder ter lengte van een duim Rijnl., van ovale gedaante, wel gevuld en weinig rimpelig, zonder eenig bewijs van mannelijke roede, Er was geene opening of andere aanwijzing hoegenaamd van de plaats der aars, zelfs ontbrak de bilnaad, zoodat de beide billen tot één vereenigd waren.» Ook van de blaas was geen spoor te ontdekken. Maar bij 't onderzoek der buik en bekkenholtë bleek «dat de rechterbal in den balzak was nedergedaald, terwijl de linkerbal nog in de buikholte, even boven den band van Poupart, gevonden werd.» «De pisleider der linkernier ontving, alvorens dezelve eindigde, het afvoerend zaadvat van den linkerbal» terwijl «de pisleider der rechternier» aan den bovensten rand van het kleine bekken, »vereenigd werd met het afvoerend zaadvat van den rechterbal, welke in den balzak gelegen was.» Zoo ergens dan moet hier een algemeene, ziektemakende oorzaak, één, die de geheele kiem getroffen heeft, aan het werk geweest zijn en blijkt ten duidelijkste dat het intakt blijven der geslachtsklieren niet in staat is om te verhinderen, dat een schadelijk, de geheele kiem treffend agens, op de overige deelen van het geslachtsapparaat zijn vernietigenden invloed uitoefent. Ook bij den pseudohermaphrodiet vindt men het copulatie-orgaan (en dit geldt zoowel voor den homosexueelen als voor den heterosexueelen penis) nooit of slechts bij hooge uitzondering, een uitzondering echter, waarvan ik geen voorbeeld zou kunnen noemen, volkomen ontwikkeld of uitgegroeid. Zijn er testes aanwezig, dan kan dus de penis hypospadaeisch, in groei en ontwikkeling teruggebleven zijn of geheel ontbreken; in het laatste geval wordt hij vervangen door een normaal grooten? of atrofischen clitoris. Bezit het individu ovariën, dan kan hij een normalen ? of te kleinen kittelaar bezitten of de plaats van dezen laatsten is ingenomen geworden door een in groei of ontwikkeling teruggebleven penis. Mutatis mutandis geldt dit voor alle deelen van het geslachtsapparaat; het duidelijkst blijkt dit aan de organen, die reeds bij het begin van hun ontstaan af, bij een bepaald geslacht kunnen ondergebracht worden, dus bij de produkten der Müller'sche buizen, van den Wolff'schen gang en het WolfFsche lichaam. Bovendien kunnen hier organen van verschillend geslacht naast elkaar voor- komen. De feiten spreken nog even duidelijk waar wij te doen hebben met de geslachtsklieren. Dat deze ooit gehypertrofieerd of verder en hooger ontwikkeld zouden zijn, dan de normaal ontwikkelde organen, is nog nooit door iemand beweerd. Wel doen zich hier soms bij de bepaling van het geslacht groote moeielijkheden voor, maar die zijn te danken aan de onvolkomenheid der middelen van onderzoek en niet aan theoretische bezwaren, zooals het geval is bij de mammae en de organen van het buitenste segment der geslachtsdeelen,zooals Jacobi zich uitdrukt. Men gaat uit van de meening, dat de begrippen van histologische en geslachtelijke differentiatie elkander volkomen dekken en dat dus, zoo redeneert men bewust of onbewust verder, onder abnormale omstandigheden uit de in den beginne niet histologisch gedifferentieerde en geslachtelooze embryonale organen, even goed mannelijke als vrouwelijke eindorganen zouden kunnen ontstaan. Daarom hoort men zooveel van saamgegroeide labia majora, waar er een scrotum of van een hypertrofischen clitoris, waar er een penis aanwezig is en spreekt men van gehypertrofieerde mannelijke mammae waar er vrouwenborsten bestaan. Men vergeet daarbij, dat tal van aan de zoölogie, biologie en statistiek ontleende feiten er op wijzen, dat er vermoedelijk reeds over het geslacht van het latere individu zoo al niet vóór dan toch terstond na de bevruchting- is beslist geworden en dat het alleen aan onze hulpmiddelen bij het onderzoek ligt, dat wij niet in staat zijn daaromtrent vóór de 2de of 3 de.' maand van het embryonale leven een besliste uitspraak te doen. Reeds in het germinale leven dus, voor dat er nog van een embryo gesproken kan worden, is er uitgemaakt, of de weldra optredende kiemcellen zich in mannelijke of vrouwelijke richting zullen ontwikkelen, of de later verschijnende Müller'sche buis te gronde gaan of tot tuba, uterus en vagina uitgroeien zal; of de latere genitaal-knobbel penis of clitoris worden zal, enz. enz. De genitalia externa van een mannelijk en vrouwelijk embryo zijn derhalve ten allen tijde qualitatief verschillend en opdat uit het uitwendig genitaalapparaat van een vrouwelijk embryo mannelijke uitwendige geslachtsdeelen ontstaan of een embryonale mannenborst tot een vrouwenborst omgevormd worde, zou het niet voldoende zijn, dat de daarvoor aangewezen embryonale deelen uitgroeien en hypertrofieeren; zij zouden zich hooger en verder moeten ontwikkelen, dan waartoe deze deelen volgens hunnen aanleg in staat kunnen worden geacht. Van een dergelijk proces nu bestaat in de geheele experimenteele of klinische teratogenie geen enkel voorbeeld. Altijd ziet men het tegendeel plaats grijpen. De organen, waaraan de invloed van het ziektemakende agens merkbaar is, ziet men altijd in groei of ontwikkeling achterblijven. Om te besluiten, moet ik nog met een enkel woord op den homosexueelen en heterosexueelen haargroei terugkomen. Iedereen kent mannen, die bij normale huid of een onvolkomen baard of een volkomen gemis daarvan vertoonen; of andere, wier huid zacht en week is als bij de vrouw en die aan kin of wangen lanugoharen dragen of zelfs geen spoor van haren bezitten. Geheel dezelfde nuances kan men bij de vrouw te zien krijgen. Ook hier lanugo of geen spoor van haren; of anders een meer of minder volkomene snor of ringbaard. Reeds Hildebrandt schreef: »Bei alteren Frauen ist das Erscheinen starkerer Barthaare an der Oberlippe und am Kinn, mitunter an den Wangen, ein haufiges Vorkommnis. Es entwickelt sich gewöhnlich erst, wenn diese Frauen über die klimakterischen Jahre hinaus sind, in Form einer starkeren Wucherung des ursprünglichen Wollhaares, der Lanugo. Da aber diese abnormen Bildungen, wie überhaupt die übermassige Haarbildung vornehmlich bei brünetten Personen vorfindlich sind, so treten sie für das beobachtende Auge greller hervor. Aber auch bei jungen Frauen begegnen wir nicht selten der Gegenwart eines Bartchens. Sie sind der Mehrzahl nach unfruchtbar, ohne dass es in allen Fallen derart möglich ware, eine besondere Abnormitat des Uterus, welcher bei der Mehrzahl zu klein(infantil)ist oder, was bei weitem schwerer zu ermitteln, an den Ovariën nachzuweisen. Solchen jungen Frauen zeigen aber oft frühzeitig manche andere Eigenthümlichkeiten der Unfruchtbaren ; eine sehr sparliche, seltene Menstruation und eine frühzeitige Fettleibigkeit. Andere Frauen mit ausgesprochenen Barten der Lippe, der Wan ge und des Kinnes lassen auch im übrigen Habitus Erinnerungen an den Habitus des Mannes wahrnehmen.« Deze zinsnede zijn vermoedelijk aan de aandacht van H e g a r, die overigens de verhandeling van Hildebrandt wel gelezen heeft, ontsnapt; ten minste hij maakt er nergens melding van, zelfs waar hij direkt en in denzelfden geest over hetzelfde onderwerp te spreken komt. Maar over 't algemeen kan ik mij niet vereenigen met de wijze, waarop de Freiburger hoogleeraar de atavistische en heterosexueele afwijkingen ter sprake brengt. Hij schrijft; »Bei der Hypertrichose ist ein De fekt der Zahne und eine Hypoplasie des Alveolarrandes sehr gewöhnlich. Ecker, •welchem diese sonderbare Verknüpfung aufviel, steilte daher die Hypothese von der Fersistenz und dem Auswachsen des Wollhaares auf, wahrend die fortschreitende Ent- wicklung ein dickeres, starkeres pigmentiertes, markhaltiges, bleibende Haar verlange. A.llein diese Hypothese passt keinesfalls für alle Falie, da viele Haarmenschen kein seidenweiches,flaumiges, sondern dickeres, selbst derbes Haar besassen, wie die Julia Pastrana, welche, neben ihrer nicht genau beschriebenen Zahnanomalie, auch noch ein enges Becken gehabt zu haben scheint.« Allereerst moet ik wijzen op de onjuistheid, alsof Eek er zijn hypothese zou opgesteld hebben, omdat de hypertrichose zoo dikwijls naast defekten der tanden voorkomt. Hij heeft alleen op de coincidentie dier beide afwijkingen gewezen, maar er weg mee geweten heeft hij evenmin als Bartels, die met ingewikkelde tandformules naar een oplossing gezocht, maar niet gevonden heeft; als Virchow, die het gelijktijdig voorkomen van de tandafwijkingen en den ongewonen haargroei in 't gelaat toeschrijven wilde aan een trigeminus werking of als Michelson, die wel zeer schoone waarnemingen gepubliceerd heeft omtrent het erfelijk ontbreken van sommige tanden bij personen en families, die met hypertrichose behept waren, maar zich overigens aan geen verklaring waagde. Toen heb ik in 1888 en later in 1890 de vraag geopperd, of wij niet zoowel bij de hypertrichose als bij de afwijkingen met een zelfde soort van aandoening konden te doen hebben, die berusten zou op een ge- brekkige, atavistische ontwikkeling van het haar- en tandsysteein. Beide zouden slechts ten deele tot ontwikkeling gekomen zijn. Ik beriep mij hierbij op het feit, dat bij geen enkel haarmensch het geheele foetale lanugokleed, maar slechts een deel of deelen daarvan verder uitgegroeid en ontwikkeld waren terwijl verschillende waarnemingen, o. a. die van Michelson, aantoonden, dat de tanddefecten, die naast hypertrichose voorkomen, vooral bestaan in het aangeboren ontbreken niet slechts van sommige tanden, maar ook van de daarvoor bestemde tandkassen. Mijn eindconclusie was: de tanddefecten behoeven ons niet te weerhouden, de hypothese van den atavistischen oorsprong der hypertrichose te aanvaarden. Van te voren had ik reeds trachten te betoogen, dat «das Ergebniss der Persistenz und Fortbildung des embryonalen Haarkleides nie eine Hemmungsbildung darstellen kann; das Haarkleid selber oder besser die Haarbalge und Papillen, welche dieses Kleid abgeben, erreichen unter normalen Umstanden wahrend des embryonalen Lebens ihren höchsten Entwicklungsgrad und sollen, wenn man in der Sprache der Descendenzlehre reden will, als rudimentare Organe angesprochen werden. Die Fortbildung solcher Organe stellt ein Zuviel von Entwicklung dar und veranlasst auf's neue Hervortreten von Organen, welche ehemals erst wahrend des postfötalen Lebens entwickelt wurden; es würde also von Atavismus die Rede sein müssen. Ik zou hier niet zoo uitvoerig op teruggekomen zijn, indien ik niet nog dezer dagen in den derden druk van Wiederheim's »Der Bau der Menschen« gelezen had: »Von hohem Interesse ist die nicht selten zu beobachtende, sogen. Ueberbehaarung oder Hypertrichosis, wie sie bei manchen Individuen beiderlei Geschlechts auch im erwachsenen Zustand vorkommen kann. In der weitaus grössten Zahl dieser Falie handelt es sich, wie schon A. Eek er scharf betonte, um Hemmungsbildungen des Haarkleides, d. h. um ein Stehenbleiben und Weiterwachsen des fötalen Haarkleides der Lanugo, itn postembryonalen Leben. Man könnte somit von einer Pseudohypertrichosis lanuginosa (Bonnet) sprechen, insofern die Lanugobehaarung normalerweise zum grössten Teil abgestossen und durch starkeres, markhaltiges Haar ersetzt werden soll. ?« (Dat vraagteeken is van mij. G.) »Es gehören hieher alle jene unter dem Namen der «Hundemenschen», «Haarmenschen», bekannt geworaenen Falie.« En later volgt dan y>In allen den namhaft gemachten Fallen ist die Forldauer der als rudimentares Organ aufzufassenden Lanugo unzweijelhaft als ein Rückschlag auf das Urliaarkleid des Menschen zu betrachten: ganz anders aber verhalt sich die echte Ueberbehaarung, die Hypertrichosis vera. Diese beruht auf einer excessiven Entwicklung des sekundaren Haarkleides, wie es in schönster Entwicklung bei der einst berühmten Tanzerin Julia Pastrana vorliegt. Of Wiedersheim dezen »Rückschlag auf das Urhaarkleid des Menschen« in overeenstemming kan brengen met een »Hemmungsbildung« van het foetale haarkleed, meen ik te mogen betwijfelen, ik blijf er bij, dat hier van »Hemmungsbildung<', ontwikkelingsremmung geen sprake zijn kan en slechts van een »Fortbildung« een verdere ontwikkeling, al is het dan ook in regressieve richting, in de richting van vroeger bestaan hebbende, voorouderlijke organen. Ook tegen zijn voorstelling, alsof wij bij Julia Pastrana met niets meer of niets anders te doen hebben dan met een excessieve ontwikkeling van het (normaal aanwezige) secundaire haarkleed, heb ik ernstige bezwaren. Voor ik die te berde breng, moet ik wijzen op de bijna algemeen voorkomende, zonderlinge gewoonte, om altijd te spreken van het haarkleed zelf en nooit van de organen, die dit voortbrengen. En toch is het van gewicht, een behoorlijk onderscheid te maken tusschen de klieren, die de haren produceeren en de haren zelf. Waarom zouden de eerste niet even goed als alle andere klieren onder pathologische omstandigheden een abnormaal produkt leveren en zoo o. a. reuzengroei e. d. kunnen tot stand brengen ? Een dergelijke excessieve ontwikkeling van het haarkleed heeft niets te maken met de eigenlijke hypertrichosen, die op een abnormalen aanleg van de kiem berusten en, waar zij zich aansluiten en opbouwen op het lanugo-kleed van atavistischen aard zijn en waar zij zich voordoen als sekundair haarkleed,!) als geslachtelijke kenmerken moeten opgevat worden. In 1890 schreef ik reeds: »Bis nahere ausführliche Untersuchungen vorliegen, ist es vielleicht erwünscht, jede einzeln stehende Behaarung, welche sich an Stirne, einem grossen Teile der Wangen, dem Nacken, den Schultern, dem Rücken, den Weichen und einem grosseren oder kleineren Teile der Extremitaten zeigt, von der sexuellen auszuscheiden. Es scheint aber sehr wahrscheinlich dass ein stark ent-wickelter Wuchs die ihm gcsteckten Grenzen nach allen Seiten überschreiten kann.«- De ervaringen van lateren tijd hebben deze overtuiging niet verzwakt; integendeel. »Genau dieselbe Bedeutung, wie das Geslechtshaarkleid des Mannes, besitzt die 1) Ik laat hier hét hoofdhaar buiten beschouwing. Ik stip alleen aan, dat het volgens mijne overtuiging eigenschappen bezit, die het waarschijnlijk maken, dat het zoowel een soort- als een geslachtskenmerk vertegenwoordigt. heterogene, nicht selten sich beim Weibe vorfindende Behaarung. Sie soll desshalb als Erbteil des Mannes anfgefasst werden. Auch hier kann man sehen, dass die Abweichung zuerst in die Erscheinung tritt, wenn die Zeit der Geslechtsreife da ist, dass sie sich auf die der sexuellen Behaarung charakteristischen Teile beschrankt, und dass die Haare in bezug auf Bau und Entwicklung mit denjenigen des Mannes übereinstimmen.« Daar ik, en vooral in den loop dezer studie, heb leeren inzien, dat het optreden der heterosexueele beharing volstrekt niet altijd gebonden behoeft te zijn aan de puberteitsjaren en ik nog meer dan vroeger overtuigd ben geworden van de waarheid der »Thatsache, dass der Reiz der Geslechtsreife (of het aequivalent daarvan) aus nahezu allen Teilen der Haut Haare hervorspriessen lassen kann«, zijn de bezwaren, die mij vroeger weerhielden om Julia Pastrana (en ook Krao van Laos) onvoorwaardelijk onder de personen met heterosexueele beharing te rangschikken thans geheel vervallen. Bovendien wijzen het prognathismus en de tandafwijkingen, die bij Julia Pastrana voorkomen, het voldoende uit, dat ook zij, evenals alle andere dragers van heterosexueele kenmerken, tot de familie der gedegenereerden behoort. Deze uitweiding was noodzakelijk om positie te kunnen nemen ten opzichte der beteekenis van de het hermaphroditisme zoo vaak vergezellende tumoren. Ik ben het geheel met Hegar eens, dat men niet meer met Cohnheim aannemen mag, dat »nur die embryonalen Zeilen die Grundlage des bösartigen Tumors bilden, wenn sie mit ihrer vollen, wenn auch latenten Lebensenergie ausgestattet, im Körper zurückgeblieben sind.« Maar juist daarom, meen ik, had Hegar sterker moeten laten uitkomen, dat de hypertrichosen, die niet zelden bij de vrouw gedurende den climacterischen leeftijd in den loop of terstond na uitputtende ziekten (phtisis, krankzinnigheid e. d.) ontstaan, nooit als argument in 't veld gevoerd mogen worden voor het betoog, dat de postfoetale epitheelcel onder die omstandigheden of op dien leeftijd al uit zich zelf neiging tot woekering bezitten kan. De heterogene haargroei, waarvan hier sprake is, wordt teweeggebracht door de in zekeren zin physiologische ontwikkeling eener latent geblevene kiem, terwijl het carcinoom door een anaplastische woekering van postfoetale epitheelcellen tot stand komt. Toch kan ik de eindconclusie van Hegar geheel onderschrijven; zij luidt: »Die Zelle der bösartigen Geschwulst ist eine geschadigte Gewebszelle, deren Differenzierung eine Einbusse erlitten hat. Die Schadigung kann im embryonalen oder im extrauterinen Dasein ertolgen und vielleicht schon im Keimplasma ihre Quelle haben. Die schadigenden Faktoren sind zahlreich und unter ihner haben die Stoffwechselprodukte der Mikroorganismen eine grosse Bedeutung. Die schadigenden Faktoren filhren auch mannigfache Abvveichungen und Störungen des Wachstums, der Bildung und Entwicklung herbei.« Voor de in deze regelen uitgedrukte meening pleiten mijns inziens de maligne tumoren, die men zoo vaak op den degeneratieven bodem van het hermaphroditisme verschijnen ziet. Als men de door Neugebauer gerefereerde en de elders beschrevene waarnemingen van dezen aard aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpt, wordt men allereerst gefrappeerd door het feit dat van alle aandoeningen het sarkoom der mannelijke of vrouwelijke geslachtsklier het menigvuldigst voorkomt, terwijl een enkele maal van dermoïden, teratomen, maligne teratoïde kystomen en van carcinoom van het ovarium melding gemaakt wordt. Bovendien zijn er een paar gevallen van carcinoma uteri en een enkel van sarkoom van hetzelfde orgaan beschreven. De overige hebben betrekking op carcinoom van andere lichaamsorganen (van de blaas, de lever en algemeene carcinose). Verder krijgt men den indruk, dat deze verschillende aandoeningen in verreweg de groote meerderheid der gevallen op jeugdiger leeftijd optreden dan onder gewone omstan- digheden het geval is. Het veelvuldig voorkomen van sarkoom en ook het veeltijds vroegtijdig optreden van carcinoom en daarmee aanverwante aandoeningen geven steun aan de meening, dat de «schadigenden Faktoren» reeds vroeg aan den arbeid geweest zijn en worden» begrijpelijk iti het licht van de reeds zoo herhaaldelijk geuite bewering, dat de hermaphrodiet van huis uit een gedegenereerde is. Bij hem bezit niet slechts het geslachtsapparaat maar zullen ook het geheele organisme en elke weefselcel niet zelden minder levenskracht en minder weerstandsvermogen tegenover uitwendige prikkels bezitten dan onder normale omstandigheden het geval is. En dat ook werkelijk «die Differenzierung der geschadigten Gewebszelle Einbusse erlitten hat» wordt er niet onwaarschijnlijker op, nu de feiten leeren, dat de monotone rij van de ons bezighoudende maligne tumoren slechts zelden verbroken wordt door de aanwezigheid van een goedaardigen tumor. Mijns inziens is deze ervaring het best overeen te brengen met de voorstelling van Heg ar, dat «die Gewebszelle die immanente Fahigkeit besitzt sich so zu vermehren, wie dies zur Bildung einer bösartigen Geschwulst nötig ist. Ein Wucherungsreiz ist nötig, um diese Fahigkeit in Aktion zu setzen.» Daar zijn nog andere feiten, die er op wijzen, dat de hermaphrodiet minder levens- kracht en minder weerstandsvermogen bezit, dan zijn normale natuurgenoot. Over 't algemeen wordt hij niet oud en sterft niet zelden op zeer jeugdigen leeftijd. Men behoeft slechts een handboek der pathologische anatomie of een verhandeling over hermaphroditism e op te slaan, om zich te overtuigen, dat een buitengewoon groot contingent van het pathologisch-anatomisch materiaal ten deze ontleend is aan lijkjes van pasgeborene of vroeggestorvene kinderen. En eindelijk vindt men in de aan mij bekende sectie-verslagen herhaaldelijk vermeld, of, dat de hermaphrodiet aan phtisis of tuberculose gestorven is, of dat er bij hem oude residuen dier aandoening gevonden werden. Ik heb in de betrekkelijk kleine, casuistische literatuur, die mij ten dienste stond, tal van zulke gevallen aangetroffen en het zou stellig zeer interessant zijn, indien Neugebauer ons ook hieromtrent de resultaten van zijn uitgebreide literatuurstudies wilde mededeelen. Toch geloof ik, dat wij deze niet behoeven af te wachten, en reeds nu de uitspraak gewettigd is, dat over 't algemeen het weerstandsvermogen tegenover phtisis bij den hermaphrodiet verminderd is. Aan het einde van deze theoretische beschouwingen gekomen, wil ik mij even verdedigen tegen het mogelijk verwijt van sommigen, dat ik hen met een valsch uithangbord heb trachten te lokken; ik had beloofd te zullen schrijven over het operatief ingrijpen bij pseudohermaphroditisme en ik, die begonnen ben met de praktische zijde van het onderwerp geheel op den voorgrond te stellen, heb mij te buiten gegaan aan ellenlang getheorethiseer over het wezen dier aandoening. Mijn verweer kan kort zijn. Oorspronkelijk was het mijn plan voor het Medisch Weekblad eenige casuistische bijdragen te leveren tot de klinische en operatieve gynakologie, zoo noodig vergezeld van een korte toelichting. Bij het lezen en herlezen van de mij bekende en onbekende literatuur zag ik spoedig in, dat mijn waarneming van een geval van pseudohermaphroditisme zich moeielijk leenen zou tot een dergelijke cursorische bewerking. Evenals vroeger worden ook nu nog al het denken van den wetenschappelijken geneeskundige en geheel het handelen van den praktischen arts beheerscht door de hypothese, dat het geslacht van een individu onveranderlijk en ten allen tijde bepaald wordt door de geslachtsklier. Ik begreep, dat mijn operatief ingrijpen algemeen veroordeeld zou worden, indien ik niet kon aantoonen, dat deze meening op allesbehalve vasten bodem staat. Zoodoende is deze klinisch-chirurgische studie ontstaan, waarin ik met alle mij ten dienste staande middelen beproefd heb voor dit levenstaaie dogma een graf te delven. Ik heb trachten aan te toonen, dat noch klinische en experimenteele, noch biologische of andere gegevens het recht geven, om aan de geslachtsklier de beteekenisvolle rol te geven, die men haar heeft toegedacht. Ook heb ik Madchen mit Hoden en mannen met uterus en ovariën de revue laten passeeren; ik heb voorbeelden aangehaald van testesdragers, die vrouwelijk voelden en vrouwelijk dachten, en van personen, voorzien met eierstokken, die alle neigingen en eigenschappen van den man bezaten. Ik heb getracht op allerlei wijzen waarschijnlijk te maken, dat het hermaphroditisme, van welken aard en welken graad ook, ten minste voor verreweg de meeste gevallen, in laatste instantie teruggevoerd moet worden op een aandoening van de kiem en dat deze zelve te danken is aan een schadelijk agens, dat vóór of na de bevruchting op die kiem, in haar geheel, heeft ingewerkt. Bovendien blijkt uit de te dier zake medegedeelde waarnemingen ten duidelijkste, dat vrouwelijke en mannelijke geslachtskenmerken vrouwelijk of mannelijk blijven, al komen zij voor bij personen, wier geslachtsklieren ontbreken of niet beantwoorden aan de genoemde kenmerken; dat verder de meest verschillende deelen van het geslachtsapparaat, elk in 't bizonder of meerdere tegelijk, de geslachtsklier zoowel als de overige organen, onder den de kiem treffenden schadelijken invloed lijden kunnen en dat eindelijk de laesies van eierstok of testikel noch rechtstreeks noch zijdelings verband houden met de stoornissen, die in de overige deelen van het geslachtsapparaat kunnen aanwezig zijn. Of ik geslaagd ben in mijn pogen en of men voortaan in den hermaphrodiet iets anders zal willen zien dan een wetenschappelijke abstractie, een individu met slechts één wezenlijk geslachtskenmerk en allerlei andere onwezenlijke geslachtskenmerken, staat niet aan mij om te beoordeelen. Ik voor mijzelf ben versterkt geworden in mijn overtuiging, aan het begin dezer verhandeling uitgesproken: «In een pseudo- of welken anderen hermaphrodiet ook, zijn er vrouwelijke en mannelijke eigenschappen, echte attributen van den echten man en de echte vrouw, aanwezig en op de meest verschillende en grillige wijze dooreengemengd. Nooit mag een enkele eigenschap voor het antwoord op de vraag, tot welk een geslacht zich zulk een misvormde rekenen moet, den doorslag geven. Allen moeten daarbij behoorlijk geschat en gewogen worden en zoowel uit een .maatschappelijk als uit een wetenschappelijk oogpunt is het gewenscht, dat aan den aard van het gemoedsleven, van het intellect en van den geslachtszin, evenals aan de geaardheid der copuleerende deelen minstens even- veel waarde gehecht worden als aan de gesteldheid der geslachtsklieren " Ik zou zelfs nog een stap verder willen gaan en zeggen: de gesteldheid der geslachtsklieren heeft ter bepaling van het geslacht van den hermaphrodiet en voor ons praktisch optreden tegenover den drager, minder waarde dan de toestand der copulatieorganen en den aard van het gemoeds- en zieleleven der betrokken persoon. Ik kan mij echter begrijpen, dat zelfs zij, die deze conclusie zouden willen aanvaarden, toch mijn pleit voor operatief ingrijpen nog niet gewonnen achten en wel op grond van mijn beweren, dat de aandoening zelve van degeneratieven aard zijn zou. Degeneratie heeft tegenwoordig op vele medici dezelfde uitwerking als de bekende roode lap op een stier. Men kan er geen kwaad genoeg van zeggen. Als de maatschappij nog eens te gronde gaat, dan zal het door haar schuld zijn. En daarom dient met gestrengheid tegen haar opgetreden te worden. Nu, als alles waar was, wat men de ontaarding op de schouders schuift, dan zou het noodig kunnen worden, dat de staat met alle krachten, waarover hij beschikken kan, tegen haar te velde trok. Maar men overdrijft schromelijk te dezen opzichte, vooral sinds wij sociaal-economen rijk zijn, die gaarne voor de lijfartsen der maatschappij paradeeren. Zij praktiseeren er lustig op los, deze heeren en kennen alle ziekten, waar de gemeenschap aan laboreert. Zijn zij in 't onzekere, dan weten zij wel een statistiekje hier, een statistiekje daar te vinden, dat licht in de duisternis schept. «Mit Ziffern lasst sich trefflich streiten, Ams ■ Ziffern ein System bereiten,» zóó varieëren zij Goethe. Dat zij daarbij dapper geholpen worden door vele medici, is helaas maar al te waar. Zoo heeft o. a. onlangs Bunge, natuurlijk in een brochure, die ook het groote publiek niet ongelezen behoeft te laten *) op grond van een te gering en onvoldoende gecontroleerd materiaal zeer besliste opinies ten beste gegeven over «Die zunehmende Unfahigkeit der Frauen ihre Kinder zu stillen. Die Ursachen dieser Unfahigkeit, die Mittel zur Verhüting». Omtrent het materiaal, dat hij bewerkt heeft, zegt hij zelf: «Wenn man mir den Einwand machen will, mein statistisches Material sei noch zu gering, um so weitgehende Schlüsse zu rechtfertigen, so werde ich nicht widersprechen, sondern im Gegentheil fortfahren fleissig weiter zu sammeln.» Toch luiden zijn conclusies niet I) Dat open tafel houden, waaraan tegenwoordig zoovele medici, en niet altijd de geroepenen, zich te buiten gaan, dat opdisschen aan jan en alleman van allerlei vaak niet weltoebereide, ongare en onverteerbare medische kostjes, heeft een groote schaduwzijde. Hij leert ieder meepraten over de medische wetenschap en brengt haar in miskrediet. meer of minder, dan: Het is een eenvoudige waarheid «dass das Zeugen kranker, entarteter Kinder das schwerste Verbrechen ist, das Menschen überhaupt begehen können.» Maar daar de menschen deze waarheid nog niet inzien, kan de staat nog niet ingrijpen, zooals hij wenschen zou. «Vorlaufig kann der Einzelne gewarnt werden. Es giebt doch wohl noch Menschen denen es nicht gleichgültig ist, ob ihre Kinder gesund sind oder entartet! Diesen wenigstens kann schon jetzt der folgende Rath ertheilt werden. Ein gesunder Mann, der sich gesunde Nachkommenschaft wünscht, soll: i°. Kein Madchen heirathen, das nicht von der eignen Mutter gestillt werden konnte. 2°. Kein Madchen aus einer tuberculösen Familie. 3°. Kein Madchen aus einer psychopathisch belasteten Familie. 4°. Keine Tochter eines Trinkers. Natuurlijk was er terstond een sociaaleconoom bij de hand, om deze allerjongste onrijpe vrucht met nog een paar andere, die al evenmin rijp waren, aan de markt te brengen en het publiek werd vergast op «die physische Entartung des modernen Weibes von Ludwig Woltmann» een verhandeling, die lijdt aan deze alles afdoende fout, dat alle daarin vervatte, op stellige toon geuite beweringen, o.a. alsof de moderne medicijnen een soort van degeneratieteelt zouden in de hand werken, enz. enz. nog bewezen moeten worden. Mij komt het voor, dat de maatschappij geen haast behoeft te maken met het nemen van maatregelen, die ten doel hebben zichzelf tegen de degeneratie te beschermen. Deze draagt de kiem van zelfvernietiging in zich, hetzij zij na eenige generaties uitsterft met de familie, waarin zij voorkomt, hetzij zij door de getroffenen of hunne nakomelingen overwonnen en overleefd en dus alleen vernietigd wordt. Een degenereerde of diens nakomelingen gaan aan de een of andere degeneratieve aandoening te gronde of worden steriel; zonder eenige staatstusschenkomst sterven gedegenereerde families binnen korten tijd uit. Bij H. Larger kan men in het hoofdstuk: «Les stigmates obstétricaux ü travers 1'histoire», tal van voorbeelden van dezen aard vinden en nog onlangs deelde Bolk in het Ned. Tijdschr. v. Geneeskunde een in dit opzicht zeer instructief geval mede van een teringachtige familie, die ten doode opgeschreven is. Maar op nog andere, minder summiere wijze, door doelmatige kruising, kan de degeneratie haar einde vinden. BijLegendre lees ik: «La polydactylie est une malformation frèquemment héréditaire. Or, A Polton a fait connaitre que dans le village d'Izeaux (Isère) — oü les habitants, n'ayant que des rapports éloignés avec les communes voisines, par suite de la suite de la difficulté des Communications, se mariaient constamment entre eux — a la fin du siècle dernier, la plupart des hommes et des femmes étaient porteurs d'un sixième doigt aux pieds et aux mains. Cette monstruosité y était encore générale il y a quarante ans; mais depuis que les Communications sont devenues plus faciles, les mariages croises tendent a le faire disparaitre». En nog instructiever is de waarneming van M. Reclus: «Dans 1'exemple suivant on voit nettement 1'influence nocive de la consanguinite atténuée par le changement de milieu. A. Orthez (Basses - Pyrénées), les protestants se mariaient entre eux. Or les bourgeois protestants étaient généralement malingres, chétifs. Ils avaient surtout un grand nombre d'épileptiques, a tel point que, dans les maisons de protestants, existe une chambre spéciale k eux réservée. II n'en est plus ainsi depuis que la facilité des déplacements a permis aux protestants d'Orthez d'aller prendre femme hors de la ville». Met zulke feiten voor oogen meen ik eiken uitzonderingsmaatregel tegenover den gedegenereerde, hij kome van de gemeenschap of van den medicus, ongerechtvaardigd of ten minste voorbarig te mogen noemen. De gedegenereerde of beter nog de degeneratie richt zich zelf. Dat zij des ondanks toch zoo veelvuldig voorkomt, ligt aan de tallooze oorzaken, die onophoudelijk aan den arbeid zijn, om haar telkens weer op nieuw in het leven te roepen. Tegen deze binde men den strijd aan, het slachtoffer trachte men in zijn moeielijken strijd om het bestaan te steunen. Dit geldt niet het minst van den hermaphrodiet in de meest algemeene beteekenis. De medicus stelle een nauwkeurig onderzoek in omtrent den psychischen en physischen toestand van zulk een lijder en geve dan advies, om zoo mogelijk verlichting te brengen in een meestal somber leven. De onthullingen, die men zoo'n persoon omtrent zijn toestand doet, behooren mijns inziens niet te uitvoerig of te volledig te zijn. Men zal hem hoogstens op de moeielijkheden wijzen, die zich bij de copulatie kunnen voordoen en zoo noodig op de onmogelijkheid om kinderen te krijgen of te verwekken. Maar zoolang de patiënt zelf geen twijfel omtrent zijn geslacht oppert, onthoude men zich van zinspelingen daarop. Natuurlijk niet dan, wanneer hij meedeelt dat zijn sexueele neigingen en wenschen niet in overeenstemming zijn met die van het geslacht, waarbij hij bij den burgerlijken stand is ingeschreven; hier zij men behulpzaam, voorzoover dit door den toestand der copulatie-organen niet absoluut verboden wordt, in het zoeken naar de middelen, die aangewend moeten worden, om den toestand van den misvormde zoo geschikt mogelijk te maken voor de burgerlijke positie, waarop hij recht en aanspraak kan doen gelden. Ten allen tijde schijnt het mij ongeoorloofd en niet zelden van weinig takt getuigend, om op grond van de bevindingen aan het geslachtsapparaat en de verwachtingen omtrent de toekomst, met beslistheid een huwelijk afteraden. Zoo ergens, dan is hier voorzichtigheid geboden, wil de medicus niet later door de feiten gelogenstraft worden. Alle voorspellingen omtrent mogelijkheid van copulatie, van gel ukkig of ongelukkig hu welij k, enz. berusten op een onzekeren grondslag. Voor alles bedenke men, dat niet iedereen dezelfde psychische en physische eischen aan zijn aanstaande of wettige echtgenoot stelt. De gustibus non est disputandum. Ik heb reeds gesproken over een patiënt van Neugebauer, wie hij zeer beslist het huwelijk ontraden had en die hem later over haar gelukkig huwelijk en de liefde en achting, die haar man haar toedroeg, een zeer gemoedelijk briefje schreef; zij verheelde daarbij niet, dat zij behaard was als E s a u en dat de cohabitatie met moeilijkheden gepaard ging. Eveneens deed ik mededeeling van de door G a 11 a y onderzochte vrouw, die een normaal ontwikkelden penis droeg; toch wilde de echtgenoot slechts te nauwernood in een oculaire inspectie van het lijk toestemmen. Zoo schijnt ook het huwelijk van Adelaide Préville, wier baard haar door menig man benijd zal zijn geworden, gelukkig getrouwd geweest te zijn. Omtrent een patiënt van Daffner wordt gerefereerd: «Z. A., geboren zu Tunis, 33 Jahre alt.» «Dichter, tiefschwarzbrauner Schnur- und Kinnbart, Körpergrösse 137, Nabelhöhe 70, Bauchumfang 75 ctm. Riicken massig flaumhaarig, beide Unterschenkel behaart, ebenso die Oberschenkel; Schamhaare stark, schwarz, leicht gekrauselt, erstrecken sich in Form eines Dreiecks mit nach oben gerichteter Spitze bis zum Nabel, einzelne noch über denselben. Am Gesass kurze, sparliche Wollhaare, Analfalte reichlich, Kreuzbeingegend leicht wollig behaart. Grosse und kleine Schamlippen deutlich entwickelt, normal beschaffen. Die Clitoris sieht aus wie ein Penis mit zurückgezogener Vorhaut, hat vorn die Form einer mannlichen Eichel mit deutlicher Krone und Furche, jedoch ohne Bandchen und ohne Oeffnung, leicht nach abwarts gekrümmt; an der unteren vorderen Flache der Eichel findet sich eine 2 ctm. lange, oberflachliche Langsrinne mit einigen Krypten, endigend in einen kleinen, blinden Hohlgang. Von der Wurzel bis zur Eichelspitze, oben am Rücken gemessen, hat die erectionsfahige Clitoris eine Lange von 5 ctm. bei einem Umfang van 7.5 ctm. Die Entfernung von der Basis der Clitoris bis zur Harnröhremündung ist 2.5 ctm. Die Harnröhrenmündung liegt tief hinter den nicht mehr recht wahrnehmbaren Hymenalresten, ist sehr empfindlich und blutet leicht bei Sonden-und Katheterberührung. Am Grund der Scheide eine wenig, nicht ganz 1 ctm. vorragende Cervicalportion mit einem Durchmesser van c. 2.5 ctm.» «Die Clitoris war schon bei der Geburt abnorm gross und entwickelte sich mit dem algemeinen Wachsthum zur jetzigen Hölie.» «Zugleich mit der im 18 Jahre wieder auftretenden Menstruation entwickelte sich der starke Bartwuchs. Verheirathung im 23 Jahre; im 1 Jahre 4 monatliche mcinnliche Fehlgeburt, 1V4 Jahr danach ausgeiragenes weibliches, todtgeborenes Kind.» Deze gevallen zouden nog met vele te vermeerderen zijn en alleen reeds daarom dus zou ik het advies dat Henrotay aan Philomena X meende te moeten geven, afkeuren. Volgens Neugebauer bezat patiente een mixtum van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. Naast een hypospadaeischen penis met testes? vond men een vrouwelijke urethraalopening en daar beneden «eine Tasche, welche eine dünne Sonde 7—8 mm. tief eindringen lasst.» Bovendien «Pubes Weiblich.» Maar wat hier mijns inziens beslissend voor het overwegend vrouwelijk karakter der bedoelde persoon is, is haar psychische toestand. «In psychischer Beziehung halt sich Philomena für ein Weib bisher, liebt ihrer Aussage nach ihren Brautigam und rief wahrend der Narcose mehrmals seinen Vornamen aus. Henrotay vermuthet, dass bereits Beischlafsversuche stattgehabt haben. Er liess Philomena freie Wahl, ob sie sich in Zukunft für einen Mann oder für ein Madchen halten wollte, untersagte ihr aber auf jeden Fall die Ehe, da eine solche illusorisch bleiien müsse?» Trotzdem befürchtet er, sein Verbot werde nicht berücksichtigt werden, urn so mehr weil die Mutter sofort ausserte: