De vrouw als dokter thuis. Een boek ter opheldering en leering voor gezonden en zieken over de gewichtigste vraagstukken der gezondheidsleer en geneeskunde door Dr. med. Jenny Springer pract. arts in Zwitserland geapprobeerd. r—: o Met 933 origineele illustraties en 60 platen en kunstbijlagen. 10c verbeterde druk. 281. 300. duizend 2e deel¬ uitgave van: M. O. GROH - BUSSUM. Beschermingsformule voor de Vereenigde Staten van N.-Amerika: r.nnvrip-ht 1910 bv B. Daniels en Co., Bussum. INEDERL. MAATSCHAPPIJ p TER BEVORDERING DER | GENEESKUNST Alle rechten, incl. het vertalingsrecht, voorbehouden De vrouw. is geen gebied van het menschdom, waarvan de kennis voor de vrouwen zoo noodzakelijk en haar toch zoo vreemd is, als dat, wat haar zelf aangaat. Ook al zijn in den jongsten tijd door de enorme inspanningen van vooruitstrevende vrouwen licht en opheldering in breede kringen gebracht, toch is het daarbij verkregen succes steeds alleen tot bepaalde volkslagen beperkt, die voldoende tijd hebben zich met deze vraagstukken bezig te houden. Anders is het daarentegen gesteld met de tallooze vrouwen, die wel de grootste belangstelling, maar geene gelegenheid hebben, de bronnen der opheldering te volgen, en daarom slechts aangewezen zijn op toevallige inlichtingen. De, schrijfster heeft in hare geneeskundige praktijk ontelbare malen kunnen waarnemen, hoe vele vrouwen naar de kennis omtrent haar zeiven hunkeren, en hoe dankbaar elke opheldering wordt aanvaard. Vooral het geslachtelijk gebi|d met zijne uitgebreide vertakkingen is den meesten in zijn eigenlijk wezen geheel vreemd, of alleen als eeije verwrongen afbeelding bekend. De laatste reden van dit verschijnsel ligt blijkbaar in de diep ingewortelde meening, dat het geslachtsleven iets onreins en gemeens was, waarvan de kennis de kuische reinheid van het gemoed verwoesten en noodlottig werken moest. En toch is het alleen een verkeerde gedachtengang, die het sexueele gebied als speelplaats van de onzedelijkheid en ondeugd beschouwt. Ook al zijn dwalingen De dokter in huis 4^ en misgrepen in het geslachtsleven helaas niet zeldzaam, mag de zaak toch niet met de 'smet der verworpenheid gebrandmerkt worden, maar degene, die zich tegen eene instelling der natuur bezondigen. De kwestie der sexueele opheldering duldt geen uitstel, want daarin ligt de kern van een groot aantal der belangrijkste vraagstukken, die diep ingrijpen in ons sociaal leven. Maar de wijze, waarop deze zoo gewichtige zaak tot dusverre werd behandeld, stond geheel en al onder den ban, die het geslachtsleven als onreinheid beschouwde, en begint eerst geleidelijk zich naar het moderne begrip te regelen, — eene ommekeer, die voor de tegenwoordige jeugd en de komende geslachten van enorm voordeel zal zijn. Hoe was het vroeger gesteld? Hoe kwam men tot de wetenschap der niet dood te zwijgen natuurlijke gebeurtenissen? Het sprookje van den ooievaar was de steeds gereede uitvlucht voor angstige ouders, die tegenover de waarnemingen en vragen hunner kinderen hulpeloos stonden en het voor onzedelijk hielden, hen in voorzichtigen, voor het kinderlijke gemoed gepasten, vorm zekere dingen uit te leggen. Zoo bleef aan de weetgierige kinderen slechts de uitweg over, elders opheldering te zoeken en deze bronnen waren niet de beste. Dienstboden en huispersoneel eenerzij ds, vroegrijpe schoolkameraden anderzijds openbaarden hun langs denzelfden weg opgedane kundigheden, die niet alleen eenvoudig medegedeeld, maar met den verderfelijken luister der pikanterie omgeven werden en zoodoende eene ongezonde begeerigheid verwekten. Het nadeel, dat uit deze geheimzinnigheid voor de jeugdige vragenden voortkwam, is onmetelijk — niet alleen door de bevlekking der kinderlijke reinheid, maar nog meer door de prikkeling eener voorbarige zinnelijkheid. Deze sluipwegen te versperren en voor de opheldering een rechten en netten weg te banen, is eene taak, die juist den vrouwelijken dokter ten deel valt, die niet alleen het lichamelijk maar ook het zedelijk welzijn van hare medezusters ter hulp wil komen. Alleen mag bij de bespreking der gebeurtenissen in het geslachtsleven geen boeiende en onkiesche lectuur verwacht worden, die men met een zeker begeerig gevoel haastig doorloopt. Gaat het toch om de grondbeginselen van het leven, die men alleen met zakelijken en zedelijken ernst behandelen kan. De geslachtsorganen der vrouw. De nauwkeurige voorstelling der voortplantingsorganen van beide geslachten — de kennis tevens der mannelijke verwekkingsorganen is beslist noodig — vindt men in het eerste gedeelte van dit boek (anatomie) en is voor de studie dezer hoofdstukken nog eens opmerkzaam door te loopen. Ter wille van de duidelijkheid mogen echter nog eenige overzichtsbeelden worden toegevoegd, die den samenhang der afzonderlijke organen alsmede hun ligging in het onderlijf goed laten zien. De geslachtsorganen zijn reeds bij de geboorte in den geheelen aanleg aanwezig, zij beginnen zich echter eerst ongeveer in het I2e levens¬ jaar tot hun eigenlijke functie te ontwikkelen. Bij beide geslachten hebben zekere uiterlijke en ' innerlijke veranderingen plaats, die het geslachtstype steeds sterker doen uitkomen. Meisjes en jongens is het groeien der schaamharen gemeen, die zich boven de uitwendige geslachtsorganen, op den schaamheuvel, ontwikkelen. De vormen van het kin- i-1 *•»*>! 1 i TT1D1C10C. ^ J j De vrouweüjke geslachtsorganen in hun samenhang, lichaam, dat tot nu a baarmoeder (lichaam), b baarmoederhals. c scheededeel toe magere en hoe- der baarmoeder, d scheede. g h eileiders, i breed moe- f.. derband. k eierstok (doorgesneden), e eierstok (geheel), kige lijnen ver- m minebuis van binnen. toonde, beginnen te ronden en bevallig te welven. De borsten, die zich nauwelijks van die der jongens onderscheidden, zwellen en ontwikkelen zich tot den liefelijken vorm, die een van de grootste schoonheden van het vrouwelijk lichaam uitmaakt. Bij de jongens ontwikkelt zich de bekende stemwisseling, die daardoor ontstaat, dat het strottenhoofd spoediger groeit dan de stembanden, zoodat sterke variaties van de toonvorming het gevolg zijn. Met deze veranderingen gaat de ontwikkeling van de tot dusverre rustende geslachtsorganen tot volle rijpheid gepaard, d. i. tot die hoedanigheid, die beide geslachten tot voortplanting geschikt maakt Deze tijd van zich ontwikkelende geslachtsrijpheid wordt als puber teitsleeftijd aangeduid en vormt het eerste groote levensdeel in physiologischen zin. 4S* De lichamelijke teekens der manbaarheid bestaan bij het vrouwelijke geslacht in het opkomen der maandstonden, bij het mannelijke in de vorming van' het zaad en in het vermogen dit te ledigen (vergel. Fig. 519. Baarmoeder met haar onderdeelen (van voren gezien). a lichaam der baarmoeder, b hals der baarmoeder, c scheededeel der baarmoeder. d breed moederband. e ƒ scheede. (de scheede wordt hier in haar bovenste deel getoond en de voorste wand weggenomen). g h eileiders (moedertrompetten) met hun openingen, i ronde moederbanden, k eierstokken. (Men stelle zich de scheede voor als naar onderen verlengd.) hierover „mannelijke geslachtsorganen"). Zooals in het lichaam, hebben tevens aan den geest en de ziel ingrijpende veranderingen plaats. Het karakter, waarvan zich tot nu toe wel enkele trekken vertoonden, begint zich in bepaalde trekken voor te doen en vaste vormen aan te nemen. Terwijl echter de ontwikkeling van den jongen tot den jongeling een meer bestendig en gelijkmatig verloop neemt, speelt zich de functie dér rijpheid bij het meisje veel spoediger en dikwijls verrassend af. Niet zelden ontwikKeit zich uit een kind binnen weinig maanden — of ten minste binnen zeer korten tijd — eene jonkvrouw in den vollen bloei van lichaam en geest, zoodat ten opzichte van deze verrassende wisseling de vergelijking met den uit de eenvoudige larve gekomen vlinder wel op- r'ë-ow- gaat. Uit deze spoedige Uitwendige geslachtsdeelen. ontwikkeling is het feit a groote schaamlippen, b kleine schaamlippen. tg verklaren, dat jonge c kittelaar (clitoris). d opening der unnebuis. e ingang der scheede. meisjes de jongelingen van denzelfden leeftijd belangrijk overtreffen, niet alleen in lichamelijk, maar ook in geestelijk opzicht. Vooral is het sexueele gevoel der beide geslachten sterk onderscheiden. Terwijl zich bij den jongen de geslachtsdrift zeer vroeg als aandrijvende behoefte aan den geslachtsomgang voordoet, is het manbaar geworden meisje van de eigenlijke zinnelijkheid nog onaangeroerd. Het bespeurt een heimelijk, zich zelf nog niet bewust verlangen naar liefde en teederheid, waarvan het de bevrediging echter niet meer, zooals voorheen, van zijne omgeving en vriendinnen. maar van een zich verbeeld mannelijk wezen verwacht, dat het met alle voorrechten en aantrekkelijkheden tooit. Dit gedroomde ideaal laat echter de zinnen volkomen koud, terwijl het gevoel van den jongeling p-jg 5(,j voor een door hem geliefd meisje Jeugdige buste van een schoon gevormd sterk gemengd is met geslachtelijk . vrouweWk lichaam, verlangen. Dat het daarbij gaat om een natuurlijken aanleg der vrouw, blijkt uit het feit, dat tallooze gehuwde vrouwen, die haar echtgenoot met innige liefde zijn toegedaan, het zuivere geslachtelijke deel van den echt stuitend en walgelijk vinden.' Welk doel vervult de geslachtsdrift? Niet tevergeefs spreekt men tevens van eene voortplantingsaandrift, want aan haar alleen^is de voortplanting en daarmede het behoud van het soort te'danken, lot dat doel berust op beide geslachten eene verschillende taak,fwaarvoor zij zich echter op het innigste moeten vereenigen en waarbij de man het actieve en bevruchtende, de vrouw het passieve en ontvangende deel voorstelt. De oerelementen van elk levend wegen zijn het ei en het zaad, hun dragers zijn de vrouw en de man. Aangezien de «erstgenoemden alleen door samensmelting met elkander een nieuw individu kunnen verwekken, moeten de man en de vrouw zich vereenigen, opdat de eigenlijke voortplantingcellen elkander kunnen ontmoeten. Zulks geschiedt door eene gebeurtenis, waaraan niet alleen eene physiologische beteekenis, maar door de met haar gepaard gaande opwekking van het gevoel eene buitengewone beteekenis toekomt. Stelt zij toch niet alleen de gewichtigste levensdaad, maar tevens het toppunt der zinnelijke lust, der wellust, voor — een gevoel van zulk eene onweerstaanbare en verleidelijke kracht voor den man, dat hij alles op het spel zet, ten einde zich het geslachtsgenot zoo dikwijls als mogelijk te verschaffen. De prostitutie dankt haar bestaan alleen aan deze aandrift. • De gesiacntsaaaa of de paring kan door den man alleen in den toestand van opwekking uitgevoerd worden, terwijl de gemoedstoestand der vrouw voor de daad zelf ondergeschikt is. De voor de paring dienende deelen zijn het mannelijke lid en de vrouwelijke scheede F 622 (vergel. anatomie], net De inwendige geslachtsorganen en hunne ligging in lid hangt gewoonlijk het kleine bekken, (van boven gezien.) en zacht naar be. BI urineblaas. G baarmoeder. D darm. E eier- , , , , stokken, ^eileiders. Kbreed moederband. zrond neden, het verandert moederband. zjcjj echter bij geslachte¬ lijke opwekking op. zeer merkwaardige wijze. De zoogenaamde zweilichamen vullen zich met bloed, rekken zich zoodoende belangrijk uit en brengen op deze manier het lid tot opzwelling, zoodat het sterk vergroot, stijf wordt fin zich opricht. In dezen toestand beantwoordt het aan de gestalte der vrouwelijke scheede, waarin het ook alleen in dezen toestand kan worden ingevoerd. Deze gebeurtenis (coitus of bijslaap) gaat met eene opwekking van hoogen graad voor beide deelen, vooral echter voor den man gepaard, die zoolang duurt, totdat de zaadvloeistof naar buiten is gebracht. Daarna verdwijnt de opwekking, het lid zakt ineen en de geslachtsdaad is geeindigd. Slechts eene sterke matheid blijft nog voor eenigen tijd achter. Voor dat wij de natuurlijke gevolgen der vereeniging van man en vrouw bespreken, moeten wij ons eerst bekend maken met de lichamelijke functiën, die zich in de geslachtsorganen der vrouw — zoowel bij normalen als bij ziekelijken vorm — afspelen. De menstruatie en hare stoornissen. Het begin der geslachtsrijpheid, d. i. het vermogen tot voortplanting vertoont zich door eene gebeurtenis, die als maandstonden of menstruatie, alsmede als maandvloeiing of regel wordt aangeduid en in een bloedverlies uit de scheede bestaat, die enkele dagen duurt. Zoolang de geschiktheid tot voortplanting behouden blijft, hetgeen gemiddeld van het 13®—14® levensjaar tot den leeftijd van 45—5° jaren het geval is, herhaalt zich deze bloeding onder normale omstandigheden om de 28 dagen, ten einde 3 of 4 dagen aan te houden en daarna te verdwijnen. Aangaande de oorzaak en het wezen der menstruatie bestaan onder de vrouwen de zonderlingste en onzekerste voorstellingen. Gewoonlijk wordt zij opgevat als loozing van onrein of bedorven bloed, — eene meening, die er toe leidt, dat, indien zich door de eene of andere oorzaak de maandstonden niet voordoen, de betrokken vrouwen in angstige opwinding geraken en zich reeds door eéne zware ziekte bedreigd zien, voortkomende uit „het bedorven bloed, dat niet wegvloeit". In het algenjeen speelt de maandelijksche „ongesteldheid" in de gedachtenwereld van vele vrouwen eene bizondere rol, doordien zij haar als oorzaak der verschillendste lichamelijke verschijnselen beschouwen. Men kan deze merkwaardige neiging, om de menstruatie voor geheel vreemde dingen aansprakelijk te stellen, vergelijken met de bekende gewoonte om ziekten van kleine kinderen toe te schrijven aan het tanden krijgen. Ook al veroorzaken beide gebeurtenissen zekere stoornissen, zij spelen toch geenszins de rol, die haar volgens oude (slechte) gewoonte wordt toegeschreven. In werkelijkheid is de menstruatie slechts het begeleidend verschijnsel eener physiologische gebeurtenis, die zich in periodieke tusschen- poozen regelmatig herhaalt en in de rijpheid van een ei bestaat. Zooals reeds in het hoofdstuk „anatomie" uiteengezet is, bevat elke der beide eierstokken vele duizenden microscopische eikiemen, die reeds bij de geboorte aanwezig zijn. Tot aan de geslachtsrijpheid rusten zij, zij treden daarna echter in functie, die daarin bestaat, dat elke maand een ei tot rijpheid komt. Deze Fig. 523. Dwarssnede door den eierstok van een 8 jarig meisje, met eizakjes. (10 maai vergroot.) abc eizakjes. a en b met den door de snede geraakten eiheuvel met een ei x. ontwikkeling heeft op die manier plaats, dat het eizakje zich uitlekt, met vloeistof vult en tot een blaartje opzwelt, dat op eene verdikte plaats van zijn binnensten wand, den eiheuvel, het ei draagt (z. afb.). Heeft het eizakje zijne volle rijpheid verkregen, dan berst het aan den naar het buitenvlak gekeerden kant, die reeds vooraf verdund en naar buiten gewelfd was, en het ei komt in de buikholte, waar dit door de gefranste einden der eileiders opgevangen wordt. Met deze gebeurtenis gaat een sterke aandrang van het bloed naar het onderlijf en zijne organen gepaard, die tot opzwelling en bloedovervulling van het slijmvlies der baarmoeder leidt en die zich van dit overschot bevrijdt door afgifte van bloed naar buiten. Deze bloeding is de menstruatie, die mitsdien slechts de zichtbare uitdrukking van de periodieke eirijpheid vormt. Het begin en het einde der maandstonden staan niet te allen tijde vast. In de gematigde zone vertoonen zij zich gemiddeld met 13—14 jaren en houden tusschen 45—5° jaren op, terwijl zij in noordelijke landen aanzienlijk later beginnen en eindigen. In zuidelijke landen daarentegen beginnen zij reeds voor het ioe levensjaar en zijn naar verhouding van korten duur. Zoo verliezen vrouwen in de tropen haar reeds tusschen 20 en 30 jaren, waaruit haar spoedig verwelken en oud worden te verklaren is. Evenals het begin der geslachtsrijpheid, variëert ook het begin en de duur van de enkele periodes. Het physiologische type is dat van eene maand (berekend volgens de maan = 28 dagen, terwijl de kalendermaand 30—31 heeft); het vertoont evenwel dikwijls meer of minder groote afwijkingen. Gemiddeld kan men 26—30 dagen van de eene menstruatie tot de andere rekenen, zonder dat er ziekelijke oorzaken behoeven te bestaan. (Bij deze gelegenheid moge worden opgemerkt, dat steeds de eerste dag der menstruatie als uitgangspunt voor de berekening is te nemen. De meeste vrouwen doen verkeerd, door gewoonlijk den laatsten dag te nemen.) De bloeding duurt in de meeste gevallen 3—4 dagen, zij kan echter ook korter of langer zijn. Veelal wordt een duur van 5—6—8 dagen waargenomen, intusschen moet men dan met de waarschijnlijkheid van ziekelijke oorzaken rekenen. De veelvuldigste oorzaak van afwijkingen van het normale type, vooral bij jonge meisjes, is de bleekzucht, tengevolge waarvan de menstruatie zich nu eens te dikwijls, dan te zeldzaam, of te schaars, of te rijkelijk voordoet. De afscheiding der menstruatie bestaat overwegend uit bloed, zij bevat echter bovendien eene rijkelijke bijmenging van slijm, dat \ooi het kleinste deel uit de baarmoeder, voor het grootste uit de scheedt afkomstig is en aan het menstruatiebloed zijn eigenaardigen reuk geeft. Aan het scheedeslijm dankt het afgescheiden bloed tevens zijne eigenschap, niet te stollen en vloeibaar uit het lichaam te komen, hoewel het een tamelijk langen weg heeft af te leggen. De oorzaak van dit verschijnsel is de zure hoedanigheid van de scheedeafscheiding, waardoor het proces van stollen belet wordt. Slechts in zeldzame gevallen stolt het bloed en geraakt dan in klonters naar buiten. De uitwerking der menstruatie op het algemeene welzijn is bijna zonder uitzondering aanzienlijk. Karakteristiek is daarvoor de gebruikelijke aanduiding der menstruatie als „ongesteldheid". Zelfs bij die meisjes en vrouwen, die geenerlei lichamelijke ongemakken gedurende dien tijd hebben, doet zich dikwijls eene zekere nerveuze prikkelbaarheid en opwinding voor, die haar over de onbeduidendste dingen ongeduldig en opgewonden maakt en niet zelden dezen tijd voor de omgeving erg bemoeilijkt. Sommige vrouwen geraken in een bepaald ziekelijken toestand van opwinding. Bijna steeds bestaan allerlei pijnen, vooral kruis- en hoofdpijnen, die zich gewoonlijk reeds eenige dagen voor het begin der menstruatie vertoonen en bekende voorteekens zijn. In sommige gevallen doen zich in de plaats daarvan trekkende pijnen in de bovendijen voor, die zoo hevig kunnen worden, dat elke beweging tot eene kwelling wordt. Dikwijls zwellen de beenen op. In nog andere gevallen kondigt zich de menstruatie reeds eenige dagen vooraf door eene looden moeheid aan, die het lichaam bepaald verlamt, maar met het begin der bloeding verdwijnt. Ook de verteringsorganen nemen veelal deel aan het algemeene onwelzijn, deels in gestalte van gebrek aan eetlust en braken, deels als verstopping of diarrhee, beiden gewoonlijk met sterke ontwikkeling van gassen in de darmen. Zeer merkwaardig is het feit, dat in den loop der jaren de begeleidende verschijnselen der menstruatie in tusschenpoozen van meerdere jaren plegen te veranderen en dienovereenkomstig de verschillendste orgaansystemen een voor een er in worden betrokken. Het door de menstruatie tot uitdrukking gekomen vermogen der vrouw tot voortplanting duurt, zooals reeds vermeld werd, ongeveer 30 jaren — in tegenstelling met het door geene vaste bovenste grens beperkt verwekkingsvermogen van den man — en loopt dan ten einde. Deze gebeurtenis — want dit is het ophouden der menstruatie in het leven der vrouw — heeft echter gewoonlijk niet met een slag plaats, maar geleidelijk en onder bizondere verschijnselen. Het geheele tijdperk van het begin der eerste teekens tot het volkomen ophouden is bekend onder den naam van overgangstijdperk (klimakterium). Dit gedeelte van het leven is voor de meerderheid der vrouwen een tijd van zeer groote ongemakken en stoornissen, die terug te brengen zijn op de in het lichaam plaats vindende involutie. Want het wezen van het overgangstijdperk bestaat in het te niet gaan der geslachtsfunctie, die, zooals reeds uiteengezet is, met de werking der eierstokken overeenkomt. Houdt deze werking' op, dan ontwikkelen zich heel eigenaardige stoornissen, die men als uitvalsverschijnselen samenvat en die precies op degene lijken, die zich na de operatieve verwijdering der beide eierstokken voordoen. Men neemt thans algemeen aan, dat de eierstokken niet alleen tot taak hebben, om eicellen voorttebrengen, maar dat zij bovendien een kliersap afscheiden — want de eierstokken zijn klieren — dat zekere vergiftige stofwis'selingsproducten onschadelijk maakt, die in het bloed rondgaan. Het gaat-dus bij de ongemakken van het overgangstijdperk om een soort zelfvergiftiging, hoofdzakelijk met deelneming van het zenuwstelsel. Eerst nadat het organisme geleerd heeft zonder het van de geslachtsklieren geleverde tegengif rond te komen, vertoont zich weder de normale toestand. Zooals alle organen door werkeloosheid verminderen en verkleinen, geschiedt dit tevens bij de geslachtsorganen. De eierstokken en de baarmoeder verschrompelen geleidelijk geheel, de laatstgenoemde vooral zoo sterk, dat zij ten slotte slechts nog de grootte eener kers heeft, waartoe evenwel eene heele reeks jaren noodig is. Ook de scheede vernauwt en wordt korter. De menstruatie wordt geheel onregelmatig. Gewoonlijk blijft zij weken of maanden weg, ten einde daarna met een sterk bloedverlies weder te verschijnen. De poozen worden dan steeds langer, totdat zij eindelijk geheel ophoudt. In vele gevallen echter uit zich de onregelmatigheid op de wijze, dat zich de bloeding reeds na i—2 weken op nieuw voordoet en erg lang aanhoudt of in 't geheel niet meer wil ophouden, zoodat zij bepaald een dreigend karakter verkrijgt. In zulke gevallen plegen echter ziekelijke veranderingen aanwezig te zijn, vooral chronische catarrhen der baarmoeder, die een aanhoudenden prikkeltoestand veroorzaken. Zoolang zich noch bloedingen vertoonen, zelfs in onregelmatige tusschenpoozen, worden nog rijpe eieren afgestooten en is eene bevruchting dus nog mogelijk. Zijn deze veranderingen in den rhythmus der menstruatie reeds zeer onaangenaam, omdat vele vrouwen door de vrees eener late zwangerschap worden gekweld, zijn toch de begeleidende nerveuze verschijnselen nog veel lastiger. Vooral is het de hevige aandrang van het bloed naar het hoofd, die zich dikwijls reeds langeren tijd vooraf als voorteeken van het overgangstijdperk voordoet en dit nog een tijd langer uithoudt. Deze bloedopwellingen zijn dermate bekend, dat haar opkomen aan de vrouwen reeds verraadt, hetgeen haar wacht. Zij plegen zich meermalen op den dag te vertoonen en kunnen zoo sterk worden, dat het aangezicht donkerrood wordt, duizelingen en hartbeklemmingen zich voordoen en de vrouwen angstig het raam open rukken ten einde zich afkoeling te verschaffen. Zoolang er nog eene menstruatie bestaat, al is zij zeldzaam, is deze aandrang van het bloed van matige sterkte, vermeerdert echter na het ophouden der maandstonden gewoonlijk tot de vorenstaand geschetste ongemakken. In sommige gevallen ontbreken zij overigens geheel en al. Behalve deze circulatiestoornissen komen dikwijls nerveuze verschijnselen van verschillenden aard voor, die zich vooral in stoornissen der vertering uiten. Daarom zijn in den overgangstijd last van de maag en verstopping met ophooping van gassen in de darmen geene zeldzaamheid. Haast zonder uitzondering vertoont zich eene verhoogde prikkelbaarheid der zenuwen, die geheel het karakter eener neurasthenie (z. deze) van hoogen graad kan verkrijgen. Opwindingstoestanden, die afwisselen met sterke verslapping, angst en zwakte van geheugen loopen daarbij het meest in 't oog. Hoe diep de gebeurtenissen der involutie der eierstokken ingrijpen in het zenuwstelsel, blijkt daaruit, dat het veelal met deze nerveuze stoornissen niet gedaan is, maar dat zich daaruit stoornissen van het gemoed ontwikkelen. Het gaat dan in den regel om aanvallen van zwaarmoedigheid en melancholie, die vaak lang kunnen aanhouden. Ook het uiterlijk der vrouwen pleegt in de „kritieke jaren" te veranderen. Meestal ontwikkelt zich aan den buik en de heupen een ongeëvenredigd sterk vetkussen, dat tot de overige lichaamsdeelen dikwijls in een scherp kontrast staat. Bekend is het feit, ddt met het ophouden der specifiek vrouwelijke werking der eierstokken zeer dikwijls het uitkomen van baardharen gepaard gaat. Op de bovenlip van vele vrouwen ontwikkelt zich een snor van flinke volheid, die den nijd van een jongeling kan opwekken. Bizonder leelijk staan de baardstoppels aan de kin, die nog veelvuldiger gevonden worden dan de snor. De hygiëne der menstruatie. Er is wel geen gebied, waarop zooveel gezondigd wordt, als op dat der hygiëne gedurende de menstruatie, en wel niet alleen tegen de eenvoudigste gezondheidsregels, maar tevens tegen het gezonde menschenverstand. Men zou nauwelijks gelooven hoe vele moeders geheel onverschillig en zonder eenig begrip haar dochters in den tijd der menstruatie aan haar zelf overlaten en geenerlei voorzorgsmaatregelen nemen, ten einde sommige uit nalatigheid of onkunde vervallen en bleek uit, de lippen zijn blauw en samengetrokken, — het geheele beeld is dat van eene ernstige zieke. In vele gevallen duurt de koliek slechts eenige uren, ten einde dan met eene laatste hevige braking op te houden, — even dikwijls strekt zij zich echter ook over een geheelen dag en nog langer uit. De oorzaken dezer baarmoederkolieken zijn niet van een en dezelfde natuur. Slechts eene eigenschap hebben zij gemeen, namelijk de verhindering in het wegvloeien van het bloed. Het zijn nu eens knikkingen, dan weder ontstekingen of gezwellen der baarmoeder, waardoor het wegvloeien van het bloed bemoeilijkt wordt. Om deze reden vertoonen zich de kolieken bizonder sterk voor het begin der bloeding, om op te houden, wanneer deze eindelijk plaats heeft. Zij komen geheel overeen met de barensweeën, — in beide gevallen ontstaan zij door de samentrekkingen dei" baarmoeder, die zich van haar inhoud wil ontdoen. De behandeling hangt af van de grondoorzaak en heeft tot eerste voorwaarde een geneeskundig onderzoek. Bij deze gelegenheid moge op twee punten opmerkzaam worden gemaakt, die nog steeds niet voldoende behartigd worden. Men vervoege zich met zoodanige ongemakken niet bij vroedvrouwen, aangezien deze wel de noodige technische verloskundige kundigheden bezitten, maar van de eigenlijke geneeskundige aangelegenheden geen begrip hebben. Haar werkzaamheid op dit gebied is niets anders dan kwakzalverij en volstrekt onbevoegd. Het tweede punt betreft de gewoonte van vele artsen, om jonge meisjes volgens dezelfde methode te onderzoeken als vrouwen. Het onderscheidingsteeken der maagdelijkheid is het ongedeerde maagdevlies of hymen (z. anatomie) aan den ingang der scheede. Het spreekt van zelf, dat men eene kwetsing van dit gedeelte voorzichtig vermijden moet, zoowel met het oog op de daarmede gepaard gaande pijnen, als wegens de mogelijkheid, dat later eens de verdenking van buitenechtelijken geslachtsomgang daaruit kan voortkomen. Daarom is bij jonge meisjes een onderzoek van uit de scheede na te laten en deze te vervangen door een van uit den endeldarm, aangezien dit hetzelfde resultaat heeft. Slechts in heel bizondere gevallen is eene uitzondering gerechtvaardigd. Overigens is het onderzoek van jonge meisjes door mannelijke artsen eene netelige situatie. Al naar gelang van de uitkomst van het geneeskundig onderzoek regelt zich de behandeling, die of in plaatselijke maatregelen of in algemeene verordeningen bestaat. Bizonder gewichtig is de bestrijding der hevige pijnen. Hier is het aanbevelenswaardig, toebereidselen te maken ter verlichting voor het doortreden van het bloed. Hiervoor die- nen heete zit- en voetbaden, 'die 2 of 3 dagen voor het verwachte begin der maandstonden dagelijks worden genomen, alsmede lichte purgeermiddelen ter ontlasting, aangezien een volle darm de onderlijfspijnen belangrijk verergert. Waar het eenigszins aangaat, moeten de zieken — want dat zijn zij in die dagen — in bed blijven, waarvan de gelijkmatige warmte in vereeniging met de uitgestrekte ligging buitengewoon gunstig werkt. Daarbij worden aanhoudend heete compressen gemaakt, waarvoor in elke huishouding de vereischte dingen, gereed voor het gebruik, aanwezig moeten zijn. Doen zich nochtans hevige pijnen voor, dan komen pijnstillende middelen in aanmerking, waarvan bij deze kolieken slechts morphine of codeïne betrouwbaar werken en wel in den vorm van darmtapjes. Zooals de ondervinding leert, weigeren bij menstruaalkolieken alle geneesmiddelen, die door den mond worden ingenomen. Zij worden in de meeste gevallen dadelijk of na eene poos weder uitgebraakt, — blijven zij echter in de maag, dan werken zij zoo laat en zoo weinig, dat hun innemen geheel doelloos is. Ook het gewilde opium weigert haast steeds en bederft nog bovendien den eetlust. Zeer gunstig is heete thee, vooral valeriaan, die uitstekend de krampen lenigt. Bij deze maatregelen moeten zich natuurlijk algemeene verordeningen voegen, zooals door het speciale geval worden vereischt, en waaraan eene hygiënische leefwijze en bloedcirculatie ten grondslag ligt. De ziekten der uitwendige geslachtsdeelen. Ontwikkelingsgebreken. Bij het embryo, d. i. het zich ontwikkelende kind bestaan belangrijke afwijkingen van den lateren bouw der urine- en geslachtsorganen. Het pasgeboren vrouwelijke kind van normale ontwikkeling heeft voor de onderlijfsorganen afzonderlijke openingen: urinebuis, scheede en anus, terwijl in den embryonalen toestand alle drie in eene gemeenschappelijke opening, de cloaca, uitmonden. In sommige gevallen blijft deze toestand bestaan, zoodat de vorming der cloaca mede ter wereld gebracht wordt (z. afb.). In den regel gaat zij nog met andere misvormingen gepaard, die een verder leven onmogelijk maken. Er zijn echter ook uitzonderingen en bij deze Fig 625 K°mt onaer omstandigheden eene operatieve be- Ontwikkelingsgebreken: handeling in aanmerking. De afloop is echter b bUtas°U die door een koker is omgeven en geleidelijk aan grootte toeneemt (vergel. voor dit gedeelte de verschillende afb.). De baarmoeder kan of van een aantal atzonderiijke myoomknobbels doordrongen zijn, ol er ontwikkelt zich in haar een enkel groot myoom, waarvan de omvang buitengewoon kan worden. De plaats van ontwikkeling is geheel onbepaald, aangezien het gezwel zijn uitgangspunt in alle deelen der baarmoeder nemen kan, nu eens aan den voorsten, dan aan den achtersten wand of aan den hals der baarmoeder. In het laatste geval kan het myoom zoo ver naar beneden groeien, dat het de scheede geheel uit elkander dringt en de blaas en den endeldarm samenperst (z. afb.). In nog andere gevallen ontwikkelt zich het myoom met een steelvormig aanzetsel, waaraan het verder groeit en vaak heel zonderlinge vormen verkrijgt, doordien het naar alle kanten vertakkingen zendt. De wasdom der myomen is, zooals bij alle goedaardige nieuwvormingen, langzaam en vereischt eene reeks jaren voordat het gezwel eene aanzienlijke grootte bereikt. Omtrent de oorzaak is niets met zekerheid bekend, men neemt evenwel aan, dat overblijfselen van embryonalen aanleg, die door bizondere prikkelingen getroffen worden, plotseling nieuwe groeikracht verkrijgen en zich tot gezwellen ontwikkelen. De veronderstelde prikkel behoeft volstrekt niet van geslachtelijke natuur te zijn, want myomen worden reeds bij jonge meisjes van ontwijfelbare maagdelijkheid gevonden. Het is niet on- i ig. « . Myoom in den voorsten wand de baarmoeder. m myoom. gh baarmoederholte Fig. 568. Groot myoom, dat uitgaat van den achtersten wand der baarmoeder en het kleine bekken geheel vult. g baarmoeder, m myoom. aanzienlijk te verhoogen, die eerst weder verminderen, wanneer het bloed ruim vloeit. Onderzoekt men een ontstoken eierstok, dan vindt men hem vergroot en ongemeen gevoelig voor drukking. De behandeling der ontsteking van den eierstok is vaak erg langdurig, aangezien deze chronische onderlijfskwalen in den regel zeer hardnekkig zijn. Een hoofdvereischte voor eene succesvolle behandeling is uiterste verzorging van het ontstoken orgaan, zooals dezf door bedrust en regelmatige lediging van den darm verkregen wordt Een bizonder gewicht komt aan de onthouding van den geslachtsomgang toe, die geheel moet worden uitgeschakeld. Vochtigwarmt compressen en warme scheedespoelingen brengen gewoonlijk weldrj eene verzachting der pijnen. Heeft zich de toestand verbeterd, dar komt behalve zitbaden de plaatselijke behandeling in toepassing. Deze bestaat in het inbrengen van artseni jgedrenkte tampons' (bizonder vervaardigde proppen van watten) tot diep in de scheede, waar het medi cament eene opzuigende werking uitoefent. De plaatselijke behandeling mag alleen door een geneeskundige geschieden. Schrijfstei heeft door kwakzalvers van het mannelijke en vrouwelijke geslacht behandelde gevallen leeren kennen, waarin zoo scherpe substantiër waren ingebracht, dat de geheele scheede verbrand en uitgebeten was. Eene uitstekende werking hebben gewoonlijk badkuren met modder- en zoutbaden. Van de talrijke „vrouwenbadplaatsen" zijn vooral Franzensbad, Elster, Schlangenbad en Kreuznach bekend, evenwel staan sommige minder bekende aan werking bij deze niet ten achter Kuurplaatsen met eene natuurlijke zoutbron, zooals er velen en naai verhouding goedkoope zijn, maken ook aan minder bemiddelden eene kuur met succes mogelijk. Fig. 581. Kleincystisch ontaarde eierstok. o eierstok, t eileider. Fig. 582. Ontaarde eierstok met eene grootere cyste. (Met V6 verkleind ) o eierstok met 'c cyste, t eileider. • 52 uc uoKicr in mus In alle gevallen speelt de versterking van den algemeenen toestand eene zeer belangrijke rol. De nieuwvormingen der eierstokken. Geen orgaan heeft eene zulke neiging tot de vorming van gezwellen, als de eierstok, waarvan de nieuwvormingen dus onder de vrouwenziekten een zeer veel beteekenende plaats innemen. Er kunnen bij haar twee groepen worden onderscheiden: vaste en cystische vormen. De laatstgenoemde zijn eene karakteristieke bizonderheid der eierstokken en komen ook het veelvuldigst voor. Men verstaat onder cysten holle ruimten, die zich in vaste organen vormen en gevuld zijn met een vloeibaren of slijmigen inhoud. De cystische gezwellen (kystomen) zijn wel is waar overwegend echte nieuwvormingen, zij omvatten echter tevens eene groep, die in werke¬ lijkheid slechts eene cystische ontaarding van den eierstok en wel van enkele eierzakjes is. Deze zwellen op, rekken zich uit en kunnen ten slotte geheel in elkander samenvloeien, zoodat de geheele eierstok SiCUlILÖ CC11G JÜCL Fig. 583. Groote eierstokcyste. vloeistof gevulde holle ruimte wordt (z. afb.). Deze vormen blijven gewoonlijk van middelmatige grootte, kunnen echter ook zoo groot als een manshoofd worden en zijn steeds eenkamerig. Veel talrijker j J Fig. 584. Het binnenste van eene eierstokcyste. (Samenhang met de baarmoeder.) u baarmoeder, st Steel van het gezwel fsredraaidl. Uall zvijii veelkamerige cystegezwellen van den eierstok, die uit tallooze kleine en groote cysten zijn samengesteld (z. afb.). Deze gezwellen kunnen eene buitengewone grootte bereiken, daar zij zeer spoedig groeien. Hun gewicht kan tot 30 en 40 kilogram toenemen (z. tevens plaat 41). Aangaande de oorzaken, die tot de vorming van deze gezwellen leiden, weet men niets zeker, men neemt evenwel aan, dat het aangeboren kiemen zijn. Misschien komen daarbij ook gevallen van ontsteking in aanmerking. De kystomen kunnen zich in een of in beide eierstokken ontwikkelen. Een gelijktijdig vertoonen vindt slechts zelden plaats, veeleer ontwikkelt zich het tweede gezwel gewoonlijk eerst langeren tijd na het eerste. Met de baarmoeder hangen zij samen door een steel (z. afb.), die nu eens kort en dik, dan weer lang en dun is. De inhoud der enkele cysten is vaak zoo taai en geleiachtig, dat deze uit den aangesneden wand niet wegloopt. De symptomen van een kystoom zijn aanvankelijk zoo gering, dat zij in 't geheel niet opgemerkt worden. Alleen wanneer voorvallen van ontsteking daarmede gepaard gaan, doen zich reeds bij kleine gezwellen pijnen voor. In den regel ontwikkelen zich de ongemakken eerst met de toenemende groptte van den eierstok. Zij bestaan in drukking en volheid in den buik, stoelverstopping, pijnen, bemoeilijkte ademhaling en toenemende voorwelving van den buik. In latere stadiën komen er kwellende ongemakken der blaas bij, omdat de drukking op de blaas zoo sterk kan worden, dat de urine niet meer wegvloeit. Ten slotte wordt de buik zoo zwaar, dat de zieken hem nauwelijks nog kunnen dragen (z. afb.). Met de toeneming van hef gezwel gaat eene zichtbare achteruitgang in den algemeenen toestand gepaard. Behalve door de bemoeilijkte werking van den darm, wordt het organisme daardoor benadeeld, dat de inhoud der steeds nieuw Fig. 585. Groot eierstokgezwel. 52* De groep der vaste gezwellen omvat hoofdzakelijk de boosaardige ieuwvormingen: den kanker en het sarcoom. Slechts zelden doet ich het goedaardige vezelgezwel (fibroom) voor, dat eene gelijkmatige erdikking van den eierstok met de ongemakken van ieder eierstok;ezwel veroorzaakt. De kanker van den eierstok ontstaat meestal uit het cystengezwel z. afb.), of hij ontwikkelt zich aan de oppervlakte van den eierstok als ene bloemkoolvormige woekering, die in den regel spoedig op het buik■lies en'den tweeden eierstok overgaat (z. afb.). Het gezwel veroorzaakt teeds buikwaterzucht, die hooge graden bereiken kan. In het begin komen de ongemakken overeen met die, welke zich bij alle zonder gevaar voor het.leven. De gevolgen zijn dan vergroeiingen tusschen het gezwel en de naburige organen. Een verder gevaar bestaat in de neiging der gezwellen om een boosaardig karakter aan te nemen, d.i. kankerachtig te ontaarden. Deze verandering doet zich inderdaad niet zelden voor en wijst eveneens op de gevaren van de eierstokcysten. Ook om deze reden is het verwijderen van het gezwel noodzakelijk. Fig. 588. Kanker van den rechter eierstok met beginnende woekering op den linker eierstok en het buikvlies. U baarmoeder. B blaas. O.r. rechter eierstok. O.l. linker eierstok. e eileider. R endeldarm. K kankerwoekerinc. P buikvlies. vergrootingen van den eierstok voordoen. Daarna echter, bij toenemenden groei van het gezwel, volgt een spoedig verval. Daarbij komen alle teekens eener chronische buikvliesontsteking met aanhoudende pijnen, totdat ten slotte de doodelijke afloop plaats heeft. jje operatie ve verwijdering van het gezwel, die alleen voor de behandeling in aanmerking komt, bereikt haar doel alleen, wanneer de nieuwvorming nog niet op de naburige organen is overgegaan. In dit geval kan het nog eene verzachting va?n de ergste ongemakken geven. Het sarcoom van den eierstok brengt dezelfde verschijnselen voort als Fig. 589. Sarcoom van den eierstok. kanker Van den eier- (De eierstok is opengesneden.) stok. Het verschilt met dien echter door de gelijkmatige uniforme gezwelmassa (z. afb.), doordat het zich meestal aan beide kanten vertoont en zich reeds bij zeer jeugdige personen voordoet. Voor de behandeling geldt hetgeen bij den kanker van den eierstok gezegd is. Het dermoidgezwel. De. eierstok is dikwijls de zetel van een hoogst merkwaardig gezwel, van de zoogenaamde dermoïdcyste. De naam is afgeleid van het Grieksche woord derma = huid, ten einde op de natuur van het gezwel te wijzen. Het bevat namelijk in eene holle ruimte alle elementen der uitwendige huid, benevens haren en tanden (z. afb.). De haren zijn meestal lang, talrijk en kunnen een dichte hoop vormen. Hun kleur is niet alleen in de afzonderlijke dermoïden, doch dikwijls tevens in hetzelfde gezwel verschillend. De tanden kunnen er in een groot aantal zijn -— er zijn gevallen, waarin zij bij honderden aanwezig waren. Bijzonder interessant is de omstandigheid, dat ook carieuze (aangetaste) tanden kunnen voorkomen. In een geval werd zelfs een melktand met een daarop volgenden blijvenden tand gevonden, Behalve haren en tanden bevatten de dermoïdgezwellen eilandjes van huid en vetweefsel (z. afb.), beenderenaanleg, niet zelden ook spiervezels en zenuwelementen. De overige inhoud bestaat uit eene vette, breiac.htiere. massa. O Het gaat bij deze gezwellen waarschijnlijk om een embryovorm, die uit een ei van den eierstok voortgekomen en niet tot ontwikkeling gekomen is. In sommige gevallen komen in een eierstok meerdere zoodanige vormingen voor. Zij ontwikkelen zich niet zelden in beide eierstokken en kunnen eene aanzipnliike Fig'. 590. grootte berei "en. Uitknipsel uit den wand van een dermoïdgezwel. Somwijlen bre- h stukken huid en vet. d tanden, c haren, ken zij door naar naburige organen, het meest naar de blaas en den endeldarm (z. afb.). De verwijdering eener dermoïdcyste is even noodzakelijk, als die van ieder ander eierstokgezwel, temeer, omdat zij neiging tot verettering bezit. Van groote beteekenis voor het vrouwelijke' organisme is het wegnemen van beide eierstokken, zooals zulks in sommige gevallen noodzakelijk is. Dit staat gelijk aan het kunstmatig tot stand brengen van onvermogen tot voortplanting en veroorzaakt dientengevolge alle verschijnselen der overgangsjaren. Deze als „uitvalverschijnselen" bekende gevolgen bestaan in zware nerveuze storingen, die jarenlang kunnen aanhouden. Waar het eenigszins aangaat, vermijdt men derhalve de verwijdering van beide eierstokken. Fig. 591. Doorbraak van een dermoïd in den endeldarm. d dermoïdcyste van den eierstok met haren en tanden, die doorbreekt naar den endeldarm. j> plaats van doorbraak, r endeldarm met lange haren uit het gezwel. / eileider. De ziekten der eileiders. De ziekten der eileiders of tubae — ook baarmoedertrompetten genaamd — zijn bijna uitsluitend ontstekingen, die de voortzetting vormen van ontstekingen der naburige organen. De beteekenis der tubaeziekten bestaat, behalve uit de door haar veroorzaakte pijnen, uit het gevaar van het aantasten van het buikvlies. De tubae zijn kanalen, die aan de eene zijde met de baarmoeder in verband staan, aan de andere vrij in de buikholte uitmonden (vergel. anatomie). De ontsteking der tubae ontstaat het meest in aansluiting aan eene baarmoedercatarrhe, aangezien de slijmvliezen van beide organen in onmiddellijk verband staan. Van de overige oorzaken spelen de hoofdrol kraambedinfecties en de druiper (gonorrhoe). Minder dikwijls doet zich de tuberculose der tubae voor. De ontsteking is meestal aan beide kanten en kan zich in twee vormen voordoen: catarrhaal en etterig. De catarrhale ontsteking tast aanvankelijk slechts het slijmvlies, doch mettertijd ook den tubawand aan, en verandert dezen in eene dikke harde streng. - - De etterige ontsteking heeft een veel ernstiger karakter. Het tubakanaal bevat geen slijm meer, doch etter, die de gewoonlijk sterk verwijde tuba in groote hoeveelheid vult. Het gevaarlijke bij dezen vorm berust op de mogelijkheid, dat de infectieuze etter plotseling in de buikholte kan overgaan. Ook al is ge- Fig. 592. Ontstoken tubae met verdikte knobbels en afsluiting der vrije einden. it baarmoeder (doorgesneden), s scheede. t tuba. woonlijk het open einde der tuba door de ontsteking dicht geplakt, kan toch deze beschermende afsluiting door drukking of schudding scheuren. Beide vormen der tubaontsteking bezitten eene eigenaardigheid, die uit haar anatomischen bouw voortkomt en tegelijk een voornaam kenteeken van deze ziekte vormt: de neiging tot de afsluiting van het trompetvormig verwijde vrije tubaeinde. Zoowel bij slijmige als bij etterige afscheiding plakken de gefranste einden zoodanig aan elkander, dat zij eene vaste afsluiting vormen. Aangezien echter de afscheiding of ettering voortbestaat, worden de tubae meer en meer uitgerekt, totdat zij ten slotte verdikte knobbels vormen, die niet zelden een buitengewone omvang bereiken (z. afb. en plaat 41). Bij de tuberculose der tubae wordt dezelfde verandering van gestalte gevonden (z. afb.). De inhoud bestaat daarentegen uit een taaie etterige massa (z. plaat 41). Boven¬ dien zijn de wanden en de aangrenzende organen met tallooze tuberculeuze knobbeltjes doortrokken. De symptomen der bij afsluiting der einden bestaande tuba-ontstekingen hangen niet alleen af van de grootte van het daaruit ontstane gezwel, doch nog meer van de steeds aanwezige gedeeltelijke buikvliesontsteking, aangezien de tubae door het buikvlies (z. anatomie) omsloten worden. Elke ontsteking daarvan — ook in den chronischen vorm — Fig. 593. Tuberculose der tubae. / baarmoeder. PS tuberculeuze etterzakken der afgeloten tubae. O eierstokcyste. T tuberkels. .F scheede. gaat met pijnen gepaard. Buitengewoon verscherpt wordt de kwaal door de ontstekingachtige vergroeiingen, die zich tusschen de buikorganen vormen (z.plaat 41). Aangezien de geslachtsorganen tusschen de blaas en den endeldarm — beide organen met afwisselenden toestand van vulling — liggen, die zij bij normale hoedanigheid kunnen ontwijken, maken zich de vergroeiingen op hoogst gevoelige wijze merkbaar. Er doen zich rekkingsverschijnselen van groote pijnlijkheid voor, die heviger zijn, al naar gelang de vergroeiingen uitgebreider zijn. Vooral de etterzakken der tubae veroorzaken zeer hevige ongemakken, hoewel men ook dikwijls kan waarnemen, dat vrouwen vuistgroote etterzakken in den buik hebben, zonder er buitengewoon door te worden gehinderd. Maar ook in deze gevallen komen tijden van zeer slechten toestand voor, wanneer de ontsteking plotseling opnieuw uitbreekt, hetgeen reeds door eene onbeduidende inspanning of schudding van het onderlijf geschieden kan. In den regel zijn vrouwen met tubae-ontsteking aanhoudend lijdende, alleen de graad der ongemakken variëert. De maandstonden zijn meestal onregelmatig. Steeds bestaat er onvruchtbaarheid (steriliteit). De slijmzakken der tubae zijn ongevaarlijk, zelfs wanneer de afsluiting berst en de inhoud zich in de buikholte uitstort. Somwijlen heeft een soort natuurlijke genezing plaats, doordien de in den zak aanwezige vloeistof plotseling door de baarmoeder en de scheede wegvloeit. De etterzakken daarentegen vormen steeds een ernstig gevaar. De behandeling richt zich naar de natuur der ziekte. Terwijl bij den catarrhalen vorm dezelfde behandeling in toepassing komt als bij de chronische ontsteking der eierstokken (z. deze), wordt bij de aanwezigheid van een etterzak eene operatieve verwijdering noodzakelijk. Evenwel gaat men tot dit middel eerst dan over, wanneer de ongemakken zeer groot zijn, eene tamponbehandeling zonder succes bleef, en vooral indien beroep en bezigheid de vereischte voorzorg onmogelijk maken, zoodat de mogelijkheid eener plotselinge verergering door het bersten van den zak te vreezen is. t > De kwestie der noodzakelijkheid van het opereeren. Het is nog niet lang geleden, dat in de gynaecologie, d. i. op het gebied der vrouwenziekten, de artsen zeer voor het gebruik van het mes waren, hetgeen bijna het karakter van een algemeen gevaar verkreeg. Niet alleen boosaardige kwalen, zooals de kanker en andere gevaarlijke gezwellen -— die wij immers voorloopig nog niet anders dan met het mes kunnen bestrijden — werden geopereerd, doch ook onschuldige en onbeduidende ziekten, die een operatief ingrijpen in geen enkel opzicht rechtvaardigden. Want daaromtrent kan er geen twijfèl bestaan, dat De ziekten der borstklier. De ontsteking der borstklier behoort tot de meest voorkomende begeleidende verschijnselen van het zoogen. Zij ontwikkelt zich uit kleine wonden van den tepel, kloven genaamd, zooals zij door het zuigen van het kind licht ontstaan, en is toe te schrijven aan bacteriën, waarvoor de kloven als toegangspoort dienen. De ontsteking der borstklieren vertoont zich bijna uitsluitend bij zoogende kraamvrouwen, slechts hoogst zelden ontwikkelt zij zich reeds voor de verlossing. Heelt de ïniectie plaats gehad, dan doen zich spoedig daarop hevige koude rillingen en eene hooge koorts voor. Tegelijk wordt de zieke borst buitengewoon pijnlijk en vertoont nu eens eene knobbelvormige, dan weer eene algemeene harde zwelling. Bij toenemende pijn wordt de zieke plaats rood, de okselklieren zwellen op, en elke beweging van den arm veroorzaakt hevige pijnen. . Gelukt het, door koele compressen met eene aluinoplossing en opbinden der borst (z. afb.) de ontsteking tot stilstand te brengen, dan is geen chirurgiscn ingrijpen *ig. 595. noodie Komt het echter tot eene verette- Zooals de borst opgebonden ° wordt, ring van het ontstoken deel, dan komt het absces steeds meer naar de oppervlakte, totdat het onmiddellijk onder de huid zit en doorbreekt. Maar zelfs wanneer de etter uit de van zelf ontstane opening wegvloeit, kunnen er steeds nieuwe knobbels ontstaan en veretteren, zoodat een langdurige pijnlijke tijd moet worden doorgemaakt. Om deze reden moet de ontstoken plaats door eene flinke snede geopend worden, zoodra blijkt, dat zich in de diepte reeds etter gevormd heeft. Men voelt dan bij het onderzoek een eigenaardig slingeren, zooals zulks alleen bij vloeibare massa's gevonden wordt. De verdere behandeling is de bij alle etteringen gebruikelijke, doordien voor voldoende afvloeiing van den abscesetter wordt zorg gedragen. De tijdige opening van het absces is tevens ten opzichte van den vorm der borst van beteekenis. Bij eene lang bestaande ettering kan het geheele weefsel der borstklier samensmelten, zonder zich na verkregen genezing weder te vernieuwen. Het gevolg is een verschrompelen der borst, die daardoor hare natuurlijke ronding verliest, veel kleiner en vlakker wordt en de geheele buste misvormt. De dokter in huis of 40 weken. Terwijl leeken het tijdperk der zwangerschap op 9 maanden stellen, rekenen de doctoren met 10, aangezien de verschillende stadiën der zwangerschap door deze indeeling beter overzien kunnen worden. Het verschil bestaat hierin, dat aan de 9 maanden kalender¬ maanden van 30 resp. 31 dagen, daarentegen aan de 10 maanden maanmaanden van 28 dagen ten grondslag liggen. De bepaling van het tijdperk der zwangerschap richt zich niet naar den datum van den bevruchtenden coitus, doch naar dien der laatste menstruatie. Men vindt het tijdstip der geboorte, wanneer men van den datum van het begin der laatste periode 3 maanden aftrekt en er vervolgens 7 dagen bijtelt. Toch geven deze berekeningen niet in alle opzichten een nauwkeurig resultaat, daar er verschillen tot 3 weken kunnen voorkomen. De ontwikkeling der vrucht. Het bevruchte ei nestelt zich in de baarmoeder, doordat het zich in een plooi Fig. 602. Innesteling van het bevruchte ei in het baarmoederslijmvlies. van het sterk in dikte toenemende slijmvlies laat zakken. De randen dier plooi groeien nu over het ei naar elkaar toe, totdat het volkomen door het slijmvlies wordt ingesloten. Op de plaats waar het ei oorspronkelijk tegen de baarmoederwand kwam te liggen, vormt zich later de moederkoek (nageboorte, placenta). De baarmoeder zelf vergroot zich in al haar onderdeelen, vooral het spierweefsel ontwikkelt -zich en van den vroegeren driehóekigen gaat zij over in den ovalen vorm. De periode houdt gedurende I de zwangerschap op, zoodat dit uitK11 ivpn qIq hpf p p r«; f" p t p p Ir p n ppn p.r zwangerschap geldt. rjprlnrpnrle He inslniHncr ondergaat Fig. 604. Vrucht van 8 weken. (Natuurlijke grootte) n navelstreng. Fig. 603. Ei van 6 weken bet ei eene dubbele ontwikkeling: eene met de vrucht. inwendige ter vorming en eene uit- (Natuurlijke grootte.' ° wendige ter beschutting en voeding van het groeiende embryo. Deze beschuttings- en voedingsinrichtingen zi)n de eivliezen en de moederkoek. De eivliezen zijn drie in aantal: het buitenste is van de baarmoeder, dus van het moederlichaam af komstig, de beide inwendige worden door de vrucht gevormd en me het vaatvlies of chorion en het lamsvlies of amnion aangeduid Het vaatvlies vormt de verbindende laag tusschen het moederlijke en het kinderlijke lichaam en ondergaat voor dit doel een zeer merkwaardig ontwikkelingsproces. In den beginne sproten rondom het ei kleine vlokken te voorschijn, dié zich gelijk de wortels eener plant in Jiet baarmoederslijmvlies dringen en het ei op deze wijze als 't ware vastleggen (Fig. 606). Elk dezer vlokken heeft een bloedvat, dat door de in de navelstreng uitloopende bloedvaten met het lichaam der vrucht in verbinding staat. Na ongeveer 6 weken echter begint het grootste gedeelte dezer vlokken te verkwijnen, behalve op dat gedeelte, waar het ei zich oorspronkelijk had vastgezet. Hier ontwikkelen zij zich des te krachtiger en vormen een dikke vertakte vlokkenlaag, die diep in de baarmoeder dringt. Deze gedeeltelijke verkwijning en ontwikkeling der vlokken duurt 'ongeveer twee maanden, zoodat in het begin der vierde maand het ei van vlokken ontbloot is, daarvoor is echter uit het gewoekerde gedeelte een groote ronde sponsachtige schijf ontstaan: de moederkoek of placenta (Fig.603 en 604 en plaat 42). Het lamsvlies of amnion is het naaste bij de vrucht gelegen. Het is een doorschijnend, dunwandig vlies, dat niet alleen het inwendige van het ei bekleedt, doch zich ook op de navelstreng voortzet en deze tot aan den navel van het kind bedekt. In de laatste Fig. 605. Ei met vrucht van 12 weken. Natuurl. grootte.) n navelstreng. Fig. 606. Ontwikkeling van het middelste eivlies of vaatvlies. Ch vaatvlies (chorion). A lamsvlies (amnion . W vruchtwater. maanden kleven het vaat- en het lamsvlies aan elkander vast, doch laten na de geboorte echter gemakkelijk los. Het lamsvlies bevat het door dit afgescheiden vruchtwater, een nagenoeg helder vocht van licht geelgroene kleur, waarin de vrucht drijft. Zijn taak bestaat daaruit, om door spanning der baarmoeder en der eivliezen eene zoo vrij mogelijke ruimte te vormen, waarin de vrucht tegen druk beveiligd is en zich ongestoord ontwikkelen kan. Ue moederkoeK. /.ooais reeas wera opgemerKi, ontwikkelt de moederkoek zich uit de vlokken van het buitenste eivlies. Aangezien elke vlok reeds een ader heeft, ontwikkelt zich uit hare ruime vertakkingen een uitgebreid bloedvatenstelsel, dat samen met de groote ophooping van vlokken de moederkoek (placenta) vormt, de voedingsbron van het embryo. Deze wordt uitsluitend door moederlijk bloed gevoed, dat alle stoffen aanvoert, die voor den opbouw van het lichaam noodig zijn. Het moederlijke en het kinderlijke bloedvatenstelsel staan echter niet in rechtstreeksch verband tot elkander. In het van de baarmoeder afkomstige buitenste gedeelte van de moederkoek ontstaan talrijke groote bloedvaten, die zich tot holle ruimten verbreeden, waarin zich de vlokken met hare aderen uitstrekken (zie ook plaat 42). Op deze wijze worden de kinderlijke bloedvaten door het bloed der moeder omspoeld, zonder dat echter de beide bloedstroomen in elkander kunnen vineifin Donr deze instelling eraan alle voedinp- Fig. 607. Ontwikkeling van de moederkoek (placenta) uit het vaatvlies. (Schematisch.) PI moederkoek. Ch vaatvlies. A lamsvlies. n navelstreng. IV vruchtwater. G baarmoeder. stoffen van wege hunne oplosbaarheid op het kind over, terwijl zij tegen alle niet-vloeibare stoffen een stevigen dam vormt. De verbinding tusschen de moederkoek en de vrucht wordt door de navelstreng en de daarin uitloopende navelvaten bewerkstelligd (zie plaat 42). De moederkoek is een vrijwel ronde, sponsachtige, roode schijf. Bij het einde der zwangerschap bedraagt de dikte gemiddeld 3 c. M., de doorsnede 20 c. M. en het gewicht ongeveer 500 gram. Zij is meestal aan den voor- of achterwand der baarmoeder bevestigd en is aan de naar het kind gerichte zijde met het gladde lamsvlies bedekt. Hier plant zich ook de navelstreng in, welker bloedvaten zich gelijk een boom op de moederkoek vertakken (zie fig.). De tegen de baarmoeder aangegroeide zijde heeft een kwabachtig voorkomen, teweeggebracht door diepe groeven, welke door deze zijde van de moederkoek heenloopen (zie fig.). . • Na de geboorte van het kind wordt de moederkoek met de eivliezen en de navelstreng als de zoogenaamde nageboorte uitgestooten. Fig. 608. Fig. 609. Moederkoek van kinderlijke zijde. van moederlijke zijde. « navelstreng. g vertakking der navelstrengvaten. eh omgeslagen eivliezen. • De navelstreng. Het woord navelstreng ontleent zijn beteekenis aan de omstandigheid, dat deze van den navel van het kind uitgaat. Zij leidt naar de moederkoek en bevat drie bloedvaten, die de verbinding tusschen den moederlijken en den kinderlijken bloedsomloop bewerkstelligen (zie plaat 42). De navelstreng is ongeveer een vinger dik en gemiddeld een halve Meter lang en spiraalvormig gedraaid. De hoofdmassa bestaat uit een geleiachtig Dmciweefsel. Daar hare lengte den afstand tusschen kind en moederkoek aanzienlijk overtreft, ligt zij in het vruchtwater gekronkeld en is niet zelden om deelen van het kind heengeslagen, waarvan zij bij de geboorte dikwijls terst moet worden afgehaald. rig. üiu. Baarmoeder met moederkoek, navelstreng en kind. De ontwikkeling der vrucht. Wanneer uit een zoo nietig voortbrengsel als het ei een menschelijk wezen kan ontstaan, moet het wel talrijke ontwikkelingsphasen doorloopen, wier beschrijving hier echter niet mogelijk is. Van bijzonder gewicht is de omstandigheid, dat het ontwikkelingsproces van het menschelijke ei tot een' voldragen kind precies gelijk is als hetgeen de dierenwereld van het eencellige oerdiertje tot het hoogstontwikkelde schepsel, den mensch, heeft gevolgd. Hierdoor komt het, dat in de eerste twee maanden der Fig. 611. Fig. 612. Fig. 013. Fig. 614. Menschelijk embryo in de 2» en 3e maand toont den overgang- van den dierlijken naar den menschelijken vorm. zwangerschap menschelijke en dierlijke embryonen niet te onderscheiden zijn. Pas tegen het einde der tweede maand treedt de menschelijke gedaante te voorschijn. Men spreekt nu niet meer van vrucht en van embryo, doch van foetus. In de 5e maand is het geslacht duidelijk herkenbaar. Na 40 weken is de ontwikkeling van het kind geeindigd: het is rijp of voldragen. De lengte bedraagt gemiddeld 50 c. M., het gewicht 3000—-3600 gram. Mannelijke kinderen zijn over 't algemeen langer en zwaarder dan meisjes. De oorzaken der geslachtsbepaling. A an oudsher heeft men zich met het probleem bezig gehouden, welke de oorzaken mogen zijn, die tot de vorming van een mannelijk of vrouwelijk kind leiden. Volgens eene zeer oude opvatting zouden in den rechter eierstok de jongens, in den linker de meisjes ontstaan. Deze opvatting is door het feit weerlegd, dat vrouwen, bij welke een eierstok moest worden weggenomen, naderhand nog kinderen van verschillend geslacht ter wereld brachten. Volgens eene andere veronderstelling zou het geslacht eerst op het oogenblik der bevruchting bepaald worden. Den doorslag hiervoor zou de hoogere ouderdom van den vader of de moeder geven. Is de man ouder, dan ontstaan meer jongens. Zijn man en vrouw even oud, dan is het aantal der geboren jongens en meisjes ongeveer gelijk — of eerder nog meer meisjes —, en is de vrouw ouder, dan overwegen de meisjes. Ook deze voorstelling laat zich door niets bewijzen. De navelgroeve zelf wordt door de uitzetting der buikbekleedselen steeds minder diep, verstrijkt daarna geheel en wordt ten slotte door een uitpuiling van den navel vervangen. De borsten nemen niet minder deel aan de vormverandering. Zij bereiden zich reeds van de tweede maand af op hunne taak voor om de voeding van het kind op zich te nemen, doordat de borstklier zich vergroot en de borsttepel langer en gevoeliger wordt. Ook hier komen de zelfde veranderingen voor, die wij bij de buikbekleedselen hebben leeren kennen: sterke vetafzetting en ophooping van kleurstof. De verkleuring betreft echter alleen het reeds van nature gekleurde deel, namelijk tepelhof en tepel, die den rooden tint verliezen en een bruine aannemen. Hoe bruiner de huidkleur, des te donkerder de verkleuring. Omvat men de borst voorzichtig met beide handen en oefent men een zachten druk op de borstklier uit, dan komt een heldere vloeistof te voorschijn, het zoogenaamde colostrum, ten teeken van de beginnende klierwerking. en als voorbode van de latere zogafscheiding. Behalve de veranderingen aan de geslachtsorganen en de borsten ontwikkelen zich deze ook in deelen van het lichaam, die met de voortplantingsfunctiën niet in onmiddellijk verband staan. L iterlijk zijn het de eigenaardige verkleuringen der gelaatshuid, die in den vorm van bruinachtige, dikwijls zeer groote vlekken op het voorhoofd, de slapen, neus en bovenlip optreden en het gelaat zeer ontsieren. Zij berusten op dezelfde ophooping van kleurstof (pigment), zooals dit op den buik in den vorm van een streep en aan de borsten plaats heeft, voor welks ontstaan intusschen geen oorzaak bekend is. De vlekken in het gelaat verdwijnen echter na de geboorte, terwijl zij op de andere plaatsen bestaan blijven. De meeste vrouwen veranderen tijdens de zwangerschap van uiterlijk. Nu eens zien zij er bleek en slap uit en hebben blauwe krin- rig. blV. Veranderingen van den buik tegen het einde der zwangerschap. e zwangerschapsstriemen. st donkergekleurde middellijn. gen om de oogen, dan weer zijn zij frisch en blozend, doch vertoonen merkwaardige grove trekken. Slechts weinig vrouwen behouden hun zelfde uiterlijk. Na het kraambed echter verdwijnen deze veranderingen om weer voor het vroegere uiterlijk'plaats te maken. Veel vrouwen, vooral na de eerste bevalling, worden zelfs opvallend knapper en zien er veel frisscher uit dan voorheen. Bijzonder merkwaardig is de misselijkheid, die een haast nimmer ontbrekend begeleidend verschijnsel der zwangerschap en gewoonlijk het eerste teeken vormt. Zij treedt hoofdzakelijk in de morgenuren op, doch doet zich in veel gevallen ook in den loop van den dag voor. Bij toenemende misselijkheid ontstaat dikwijls braken, dat bij eene eerste zwangerschap gewoonlijk nooit ontbreekt, terwijl het bij vrouwen, die reeds gebaard hebben, geheel kan uitblijven. Het ti*eedt eveneens des morgens op, herhaalt zich echter in veel gevallen meermalen daags, zoodat de voedingstoestand er zeer onder lijden kan. In het algemeen echter wordt het zonder nadeel verdragen, afgezien van het hinderlijke onwelzijn van het oogenblik. Het houdt zoo goed als steeds in het midden der zwangerschap op. Duurt het echter ook na dit tijdstip voort, dan kunnen zich ernstige stoornissen voordoen, die zeer nadeelig voor het lichaam zijn. Het zoogenaamde aanhoudende hardnekkig braken is eene der gevaarlijkste complicatie's der zwangerschap en alleen door de kunstmatige vroeggeboorte te verhelpen. Stoornissen in het zenuwstelsel ontbreken zelden, zonder echter voor de zwangerschap karakteristiek te zijn. Zeer dikwijls doet zich hoofd- en kiespijn voor. Later treden veelvuldig lendenpijn en ischias op, ontstaande door den druk der baarmoeder op de bekkenzenuwen. Vooral de ischias (neuralgie der heupzenuwen) kan zich over het geheele been uitstrekken en zeer pijnlijk worden. Zeer merkwaardig zijn de zoogenaamde perverse neigingen der zwangeren. Men verstaat hieronder de hartstochtelijke trek in zekere voedings- en genotmiddelen, die overigens volstrekt niet zoo begeerenswaardig of zelfs ongezond en walgelijk zijn. Het meest doet zich een tamelijk onschuldige trek in zure dingen voor. Het gemoedsleven der vrouw wordt door de zwangerschap zeer beinvloed. De stemnling verandert zeer dikwijls, vooral tijdens de eerste zwangerschap. Op eene vroolijke opgewekte stemming volgt: plotseling diepe neerslachtigheid, die niet zelden in een hevige huilbui overgaat. Dooreèngenomen kan men opmerken, dat de meeste vrouwen in dezen toestand veel ernstiger worden en tot nadenken en inkeer in zich zelf neigen, want de naderende bevalling zien zelfs de dapperste vrouwen met angst en vrees tegemoet. Opmerkelijk is het, dat het gevoel van moederschap in de eerste tijden der zwangerschap slechts zeer zelden naar voren treedt. Dit feit is daarom van bijzondere beteekenis, omdat het in strijd is met het zoo dikwijls geuite intense verlangen naar een kind. Het moedergevoel ontwaakt eerst later, wanneer levendige kindsbewegingen optreden en neemt eerst na de geboorte de gestalte van moedergeluk en moederlijk plichtsgevoel aan. De zwangerschapsteekens. De herkenning eener zwangerschap hangt van teekens af, die men in onzekere en zekere indeelt. De onzekere teekens bestaan uit \ eranderingen in het algemeen welbevinden der vrouw, terwijl de onzekere van het kind uitgaan. De onzekere teekens. Van deze is het voornaamste het ophouden der periode, dat bij gezonde vrouwen met overigens regelmatige menstruatie het eerst het vermoeden van zwangerschap wekt. Onzeker is het teeken, omdat ook door een andere oorzaak de periode achterwege kan blijven, evenals zij ook anderzijds bij reeds bestaande zwangerschap nog meermalen kan intreden. Eerst wanneer zich tegelijk met het uitblijven der maandbloeding misselijkheid of braken voordoet, kan men met groote waarschijnlijkheid zwangerschap aannemen. Ook de vergrooting der baarmoeder is op zich zelf een onzeker teeken. Reeds dikwijls zijn gezwellen, vooral myomen (z. d.) der baarmoeder met zwangerschap verwisseld. Er moet derhalve naar andere lichtpunten worden gezocht, om tot betrouwbare gevolgtrekkingen te komen. In zulke twijfelachtige gevallen geeft slechts een met tusschenpoozen herhaald onderzoek uitsluitsel. Een myoom groeit slechts langzaam, kan dus in enkele weken — in den regel wacht men er drie af niet in omvang toenemen. De zwangere baarmoeder echter vergroot zich in dien tijd aanmerkelijk, zoodat men dan zeker zwangerschap kan aannemen. Onzekere teekens zijn ook misselijkheid en braken. Lang niet zeldzaam zijn de gevallen, waarin vrouwelijke personen, die reden hebben om zwangerschap te vreezen, misselijkheid en neiging tot braken vertoonen en dan vast overtuigd zijn, zwanger te zijn, niettegenstaande de periode niet uitgebleven is. Gewoonlijk blijkt de vrees dan echter ongegrond en er doen zich of maag- en darmstoornissen, of nerveuse verschijnselen voor, veroorzaakt door de vrees voor mogelijke zwangerschap. Zekere teekens vertoonen zich eerst tegen het midden der zwangerschap. Zij bestaan uit eigen bewegingen van het kind — waarvoor echter alleen medische waarneming, doch niet de verklaring der vrouw beslissend mag zijn — alsmede in het bijzonder uit de duidelijk gehoorde harttonen van het kind. Zoodra deze vastgesteld zijn, is elke twijfel uitgesloten. liet derde teeken leveren de voelbare kindsdeelen op. De ingebeelde zwangerschap. Er komen gevallen voor, waarin vrouwen zich zwanger wanen, zonder het te zijn. Dit is op zich zelf niet vreemd en komt dikwijls genoeg voor. Wat echter deze gevallen zoo merkwaardig maakt, is de omstandigheid, dat alle teekens van zwangerschap aanwezig zijn, de buik en de borsten zwellen op, alle mogelijke nerveuse stoornissen der zwangerschap eigen, doen zich voor. Daarbij komt nog, dat de vrouwen kindsbewegingen meenen te voelen en ook den karakteristieken gang van zwangeren aannemen. De inbeelding heeft daarmede echter nog niet haar toppunt bereikt; zoo treden er «zelfs weeën op — of liever, de vrouwen meenen weeën te hebben, — totdat ten slotte de ware toedracht aan het licht komt. Zulke gevallen berusten haast steeds op hysterischen grondslag. De bij eene eerste en eene herhaalde zwangerschap optredende verschijnselen wijken op veel punten aanzienlijk van elkander af. De buikwand is bij de eerste zwangerschap dik en gespannen, bij eene herhaalde slap en niet-elastisch, vooral indien er -«reeds meer geboorten zijn voorafgegaan. De schaamlippen sluiten na het doorstaan eener bevalling niet zoo aaneen als vroeger. De grootste verandering ondergaat het maagdenvlies. In de eerste zwangerschap is het alleen aan den rand ingescheurd (door de geslachtsgemeenschap), terwijl het na een bevalling uit elkander gerukt en slechts enkele overblijfselen daarvan nog aanwezig zijn (z. afb.). De herkenning van den tijd der zwangerschap. De schatting, hoe lang een zwangerschap bestaat, is met eenige zekerheid uit de lengte der baarmoeder te bepalen, wier bodem in de verschillende maanden een typische stand aanneemt. Terwijl in de eerste maand een toeneming in omvang moeilijk kan worden aangetoond, is de baarmoeder in de tweede zoo groot als een ganzenei, in de derde nagenoeg als een kinderhoofd. Hierbij staat zij nog in het kleine bekken. In de vierde maand rijst zij uit het kleine bekken omhoog naar het groote bekken en staat in de vijfde met den bodem ongeveer twee vingers breed beneden den navel (aan deze opgaven ligt de indeeling in 10 maanden = 10 X 28 dagen ten grondslag). Op het einde van deze maand — een tijdstip, dat bij aanneming van 9 maanden (9x31 dagen) met het midden der zwangerschap samenvalt — worden de (Je dokter in hyis ^ harttonen van het kind hoorbaar, waaraan de eerste kindsbewegingen reeds zijn voorafgegaan. In de zesde maand rijst de baarmoeder tot den bovenrand van den navel, in de zevende ongeveer drie vingers breed boven den navel, in de achtste tusschen navel en borstbeen, dus in het midden der maagholte (z. afb.). In de negende maand heeft de baarmoeder haar hoogsten stand en reikt tegen de ribben aan. In deze maand treden dikwijls ademhalingsbelemmeringen op, daar het middenrif omhoog gedrukt wordt en de uitzetting der longen bij het inademen belemmert. In de tiende maand daalt de baarmoeder naar voren en heeft ongeveer denzelfden stand als in de achtste maand (z. afb.). Het bovenste gedeelte van den buik, de zoogenaamde maagholte, die voorheen zoo sterk gespannen was, dat zij niet kon worden ingedrukt, wordt weder vrij en indrukbaar. Daarvoor treedt de buik nu sterk naar voren en heeft zijn grootste omvang bereikt. De ademhaling wordt weder \ rijer. Ook aan de kledingstukken is het zakken van den buik merkbaar, want de rokken worden langer en in de taille ruimer. Voor het medisch onderzoek is de gelijkheid van den stand der baarmoeder in de achtste en tiende maand niet zonder beteekems, daar er gemakkelijk vergissingen bij de berekening kunnen ontstaan. Vooral in de niet zeldzame gevallen, dat eene zwangere niets aangaande den voorafgaanden duur der zwangerschap vermag op te geven. In zulke gevallen beslist het inwendige onderzoek. In de achtste maand staat Fig. 618. Vorm van den buik in de 80 maand. Hg. 619. Vorm van den buik in de 9® maand. t ïg. 6BO. Vorm van den buik in de 10e maand. ontstaande nadeelen te voorkomen. Er bestaat geen aanleiding na de voorafgaande uiteenzettingen wederom op de beteekenis der menstruatie voor het jeugdige organisme te wijzen. Is het toch zonder meer duidelijk, dat de belangrijkste physiologische ontwikkelingsgebeurtenis het jonge meisje tot in de fijnste deelen beïnvloeden en in een toestand van verhoogde gevoeligheid van het lichaam en der ziel plaatsen moet. Daaruit vloeit echter natuurlijk de noodzakelijkheid van voorzorgsmaatregelen gedurende deze dagen voort. Zeer jonge meisjes vereischen eene heel bizondere zorg, ook al werkt deze storend op ander gebied. Zoo moet men zwakke meisjes de eerste twee dagen der menstruatie van school houden en haar rustig laten liggen, den eersten dag in bed, den tweeden op de kanapee. Voor krachtiger meisjes is een dag rust voldoende, die bereikt wordt door tehuis blijven en zich rustig te gedragen. In alle gevallen moet tijdens den duur der bloeding elke lichamelijke inspanning achterwege blijven. Niet minder belangrijk dan bij schoolmeisjes is eene hygiënische leefwijze gedurende de menstruatie bij jonge meisjes, die reeds in gezelschap komen. Bij haar stuit de uitvoering der noodige voorzorg bijna steeds op groote moeilijkheden. Valt het begin der menstruatie samen met de een of andere vermakeiijkheid, dan stribbelen zij gewoonlijk hardnekkig tegen het verbod om haar te bezoeken, ofschoon zij haar weerstreven meestal met hevige pijnen of bloedingen moeten bekoopen. Dans en sport moet in deze dagen ten strengste worden gemeden. Zeer beklagenswaardig zijn de jonge meisjes van den werkenden stand, die tengevolge van de sociale omstandigheden niet in staat zijn zich te kunnen ontzien. Daarbij komt, dat juist bij haar de menstruatie zich gemiddeld vroeger pleegt te vertoonen dan bij de tot de betere kringen behoorenden en dat zij bovendien lichamelijk gebrekkig ontwikkeld en niet zoo goed gevoed zijn. Onder deze omstandigheden worden zij dubbel benadeeld, indien zij genoodzaakt zijn gedurende den tijd der menstruatie haar beroep uit te oefenen. Wie zulke jeugdige arbeidsters als kindermeisje, dienstbode, loop- en leermeisje in dienst heeft, moet de meest mogelijke toegevendheid gedurende dezen tijd ten opzichte van haar betrachten, haar elke inspanning, vooral het dragen van lasten en veel loopen besparen en er op deze wijze voor zorgen, dat het toch reeds zwakke lichaam geen vroegtijdig nadeel berokkend wordt. Een bizonder netelig vraagstuk is dat der lichaamsverpleging ten tijde van de menstruatie. Op dit gebied schijnen tallooze vrouwen nog nooit iets van hygiëne te hebben gehoord, want anders konden zulke verouderde gewoonten niet meer in al hun achterlijkheid voorkomen, zooals deze wel elke dokter telkens en telkens weder waarneemt. Het beginsel der hygiëne luidt hier zooals overal: grootste zindelijkheid! Is reeds onder gewone omstandigheden het dagelijksche wasschen van het onderlijf eene onvermijdelijke noodzakelijkheid, zoo is zulks nog meer het geval ten tijde der menstruatie. Het bloedverlies is er geen reden tegen, maar daarvoor en zulks om verschillende redenen. Het wegvloeiende bloed droogt gedeeltelijk aan de uitwendige geslachtsdeelen, waardoor de huid sterk prikkelt en licht tot ontsteking leidt. Voorts ontbindt het licht en wordt tot eene broedplaats van ontelbare bacteriën. Vooral echter verkrijgt het daardoor een kwalijken reuk, die zoo scherp kan worden, dat daarmede personen dadelijk, zelfs op grooteren afstand, hun lichamelijken toestand verraden. Het is zonder meer duidelijk, dat hieraan niet alleen uit hygiënische, maar tevens uit aesthetische overwegingen een eind moet worden gemaakt. Minstens 's morgens en 's avonds moeten de geslachts- en naburige deelen zorgvuldig gewasschen en alle overblijfselen van bloed verwijderd worden. Het best is daarvoor warm of lauwwarm water, aangezien koude wasschingen licht tot eene blaascatarrhe kunnen leiden. Het gebruik eener spons tot de reiniging is onhygiënisch, aangezien zich in haar bochten en holten tallooze splijtzwammen verzamelen, die bij de aanwezigheid van eene nog zoo kleine huidwonde nadeel kunnen veroorzaken. Bovendien is de desinfectie eener spons alleen te bereiken, indien zij urenlang in eene ontsmettende oplossing ligt, omdat zij het uitkoken, de grondigste desinfectie, niet verdraagt. Alleen bij deze behandeling kan een gebruik worden aangeraden, anders zijn uitkookbare zeeplappen, die na elk gebruik grondig gereinigd moeten worden, of pakken watte, die men daarna wegdoet, aan te wenden. Wasschingen met soda of zout, die uit verkeerd begrepen hygiëne veelal plaats hebbeA, zijn uiterst ondoelmatig, omdat zij de huid geheel onnoodig prikkelen. Hoogstens is eene heel zachte zeep te gebruiken, maar niet bepaald noodzakelijk. Zeer aanbevelenswaardig voor deze maatregelen is het gebruik van een bidet, waaraan de aanschaffing tot de hygiënische vereischten behoort. Van spoelingen der scheede en van baden wordt gedurende de menstruatie afgezien, aangezien zij steeds eene vermeerdering der bloeding veroorzaken en door de zoo juist besproken wasschingen vervangen worden. Slechts in zulke gevallen, waarin de afscheiding een bizonderen kwalijken en hardnekkigen reuk heeft, zijn spoelingen onvermijdelijk. Intusschen is dan steeds Fig. 524. Bidet. geneeskundig advies in te winnen, aangezien er gewoonlijk ziekelijke oorzaken bestaan. Dezelfde vrees als voor het water bestaat tevens voor het verwisselen van het lijfgoed. Het spreekt van zelf, dat de verwisseling van het hemd regelmatig plaats heeft, aangezien er hoegenaamd geen nadeel kan ontstaan. Elke vrees van dien aard is ongegrond. Even noodzakelijk als de wasschingen is het dragen van een verband. Helaas heeft elk verband het nadeel, dat zijne randen bij het indrogen hard en stijf worden en de binnenzijde der bovendijen ondragelijk wrijven. Hiertegen helpt alleen eene herhaalde verwisseling van het verband over dag. De te koop zijnde verbanden zijn weinig praktisch, omdat zij worstvormige maaksels zijn, die in de hoogste mate ongeriefelijk zijn. Veel aanbevelenswaardiger zijn de eigengemaakte verbanden uit eene meermalen op elkander gelegde zachte stof, alsmede zeer losgebreide en gehaakte verbanden, die gewasschen en uitgekookt kunnen worden. De stoornissen der menstruatie. Het normale type der menstruatie vertoont dikwijls afwijkingen, die hetzij in een te weinig of een te veel, alsmede in pijnen bestaan. Daargelaten de gevallen, waarin tengevolge van aangeboren ontwikkelingsgebreken der inwendige geslachtsorganen, vooral der baarmoeder, over 't algemeen zich geene maandstonden voordoen, blijft zij dikwijls langeren tijd uit. De oorzaken daarvan zijn of natuurlijke of ziekelijke gesteldheden. Zoo blijft de menstruatie uit bij de zwangerschap, de meest bekende natuurlijke oorzaak, alsmede ook gedurende den tijd, waarin aan het kind de borst wordt gegeven, hier echter met veelvuldige uitzonderingen. Van ziekelijke oorzaken zijn het overwegend stoornissen in de voeding en zoodanige algemeene ziekten, waardoor het organisme erg verzwakt wordt, zooals tuberculose en zware infectieziekte^. Van de stoornissen in de voeding komt aan de bleekzucht de grootste beteekenis toe. Ontelbare malen neemt men het uitblijven der menstruatie bij bleekzuchtigen waar, vooral bij heel jonge meisjes, bij die zich na het begin der ontwikkeling de maandstonden eenige malen voordoen ten einde daarna voor langen tijd geheel en al op te houden. In deze laatstgenoemde gevallen ontbreekt gewoonlijk de oorzaak der bloeding, namelijk de eirijpheid, die tengevolge van de stoornis der voeding achterwege blijft. Ook gemoedsaandoeningen kunnen tot het uitblijven der maandstonden leiden. Zoo komt het somwijlen na een hevigen schrik tot een „afbreken" en een langer uitblijven der menstruatie. Hiertoe behoort tevens het merkwaardige feit, dat, waanneer vrouwen of meisjes aan- leiding meenen te hebben, eene beginnende zwangerschap te vreezen, de maandstonden werkelijk uitblijven, zonder dat de gevreesde oorzaak bestaat. In sommige gevallen ondervindt de reeds aanwezige bloeding door eene plotselinge kouvatting of door en door nat worden, eene' onderbreking — eene gebeurtenis, die angstige gemoederen gewoonlijk met vrees en schrik vervult, in werkelijkheid echter weinig heeft te beteekenen. Door een warm bad wordt de circulatie weldra weder hersteld. De behandeling bestaat over het algemeen slechts in maatregelen van diëet ter versterking van het organisme. Rijkelijk verblijf in de vrije natuur, baden, koele afwrijvingen, licht verteerbare kost — veel -groenten en fruit, weinig vleesch, melk, geen alcoholische dranken —, alsmede geregelde lichamelijke en geestelijke bezigheid doen uitstekende diensten. Bestaat er bleekzucht, dan is ijzer onvermijdelijk. Geheel af te keuren is het gebruik van afdrijvende geneesmiddelen en drogerijen, zooals dit in kringen van leeken gewoonte is, aangezien aan de bloeding als zoodanig geene beteekenis voor het organisme toekomt (vergel. „menstruatie"). Op zijn hoogst komen warme zit- en voetbaden in aanmerking, ten einde eene betere circulatie in het onderlijf te verkrijgen. In alle gevallen echter winne men geneeskundig advies in! De tegenstelling tot deze vormen is de te sterke bloeding, die haast zonder uitzondering het gevolg van eene ziekte der geslachtsorganen is. In sommige gevallen doet zij zich echter voor als gevolg eener hartziekte en kan dan een dreigend karakter verkrijgen. De behandeling van sterke bloedingen richt zich geheel naar de oorzaken en mag alleen op grond van geneeskundigeraadpleging plaats hebben. Het menigvuldigste ongemak der menstruatie is de pijn. Reeds bij zulke meisjes en vrouwen, die weinig van de maandstonden hebben te lijden, doen zich veelal lichte trekkende pijnen in het onderlijf en het kruis voor. In vele gevallen echter ontwikkelen zich ongemakken en pijnen van zoo kwellenden aard, dat de maandstonden telkens een bepaalde ramp zijn. In den regel worden bleekzuchtige meisjes daarvan bezocht, die vaak lange jaren daaronder moeten lijden. Het verloop van deze zoogenaamde menstruaalkoliek herinnert volkomen aan de weeën bij eene geboorte. Er doen zich stootsgewijze krampachtige pijnen in het onderlijf voor, die van lieverlede erger en ten slotte zoo ondragelijk worden, dat den zieken het koude zweet op het voorhoofd staat en zij op het hoogtepunt der pijnen het bewustzijn verliezen. Dikwijls vertoont zich herhaalde hevige braking hetgeen met een kwellend worgen geschiedt. Het aangezicht ziet er De behandeling moet vooral voor de bestendige bevochtiging der droge deelen zorg dragen. Voor de toepassing van scherpe oplossingen is beslist te waarschuwen. Zoowel spoelingen der scheede, als wasschingen mogen slechts met vloeistoffen (zooals kamillethee) plaats hebben, die in 't geheel niet prikkelen. Tegen het hevige jeuken en branden komen doeltreffende zalven in aanmerking. In heel hardnekkige gevallen met uitgebreide aandoeningen en vele scheuren van het slijmvlies blijft alleen zijne verwijdering door het gelijk af te halen over. De ziekten der scheede. Ontwikkelingsgebreken. De scheede is bij het embryo geene uniforme buis, doch zij ontstaat uit twee kanalen, die zich vereenigen en eene samenhangende groep organen vormen: de baarmoeder en de scheede. Uit dezen gesplitsten aanleg komt aan beide organen eene reeks misvormingen voort, die ten deele eene groote praktische beteekenis kunnen verkrijgen. Het gaat nu eens om het uitblijven van de samensmelting der beide kanalen, zoodat de baarmoeder en de scheede dubbel aanwezig zijn, dan om het tegronde gaan of gebrekkige vorming van een der beide kanalen, zoodat de baarmoeder en de scheede geheel ontbreken of slechts hoogst onvolmaakt ontwikkeld zijn. Hiertoe behoort tevens de abnormale vernauwing of verkorting der scheede, die zich volstrekt niet zelden voordoet. In sommige gevallen vergroeit het deel der beide kanalen, dat de scheede vormt, zoo volledig met elkander, dat een ondoorlaatbaar stuk ontstaat. Deze vergroeiing kan op verschillende hoogte plaats hebben. Zoolang de geslachtsrijpheid nog niet opgekomen is, maakt zich deze afwijking niet merkbaar. Begint echter de menstruatie, dan kan het bloed niet wegvloeien, het verzamelt zich boven de plaats van afsluiting en vormt ten slotte in den loop van den tijd een soort bloedgezwel, dat tevens de holte der baarmoeder kan vullen. Al naar gelang van den zetel der afsluiting ontwikkelt zich de grootte en uitbreiding van den bloedzak (z. afb.). Het tegengehouden bloed is drabbig, zwartbruin, maar niet rottig. De gevolgen bestaan in hevige pijnen als weeën, die zich aanvankelijk slechts ten tijde der maandstonden — die echter geen bloed naar buiten laten —, later echter doorloopend voordoen en hoe langer hoe ondragelijker worden. Bizonder gevaarlijk zijn zulke gevallen, waarin de afsluiting zeer hoog zit. Bij deze wordt het opgestuwde bloed in de eileiders geperst, die daardoor zoodanig uitgerekt worden, dat zij ten slotte kunnen bersten. Het bloed vloeit dan in de buikholte, — eene gebeurtenis, waarvan het gevolg eene doodelijke buikvliesontsteking is. Bij een mm Fig. 530. Ophooping van bloed in de scheede, waarvan het onderste einde geheel ontbreekt. a baarmoeder. b met bloed gevulde, blind uitloopende scheede. c endeldarm, d blaas. fig. 531. Hetzelfde, maar nog uitgebreider, bij afsluiting van het maagdevlies. Fig. 532. Ophooping van bloed in de baarmoeder bij afsluiting van den inwen- digen moedermond. (De scheede zelf is vrij.'; a baarmoeder. b scheede. De ontsteking der scheede. De meest voorkomende ziekte der scheede is de ontsteking, de zoogenaamde scheedecatarrhe. Zij kan zich op eiken leeftijd, zelfs bij heel jeugdige kinderen vertoonen en heeft de verschillendste oorzaken. Bij kleine kinderen ontstaat zij in aansluiting aan eene ontsteking der uitwendige schaamdeelen, terwijl zij bij volwassenen ongemeen dikwijls het gevolg is van eene baarmoedercatarrhe en de daardoor veroorzaakte scherpe afscheiding, die door de scheede wegvloeit. Eene zeer groote rol spelen de bacteriën en daaronder hoofdzakelijk de-gonococcen, de verwekkers van den druiper. Ook bloedovervulling der onderlijfsorganen kan scheedecatarrhe verwekken. Daaruit is het feit te verklaren, dat onaneerende personen haast zonder uitzondering hieraan lijden, omdat de' kunstmatige geslachtelijke prikkeling met haar veelvuldige herhaling een sterken bloedaandrang naar de scheede veroorzaakt. Hiertoe behoort tevens de catarrhe bij de zwangerschap, in welker verloop de bloedcirculatie in het onderlijf aanzienlijk bemoeilijkt wordt. Verdere oorzaken zijn mechanische prikkelingen, vooral tengevolge van vreemde lichamen in de scheede, zoóals pessariën (ringen). lager zittend beletsel kan eveneens eene doorbraak plaats hebben, maar dan niet in de buikholte, doch in de blaas of den endeldarm. Met dezen afloop pleegt geen levensgevaar gepaard te gaan. De behandeling is operatief. van korten duur, is in dat geval veel minder bedenkelijk dan eene matig sterke, maar aanhoudende. Door haar wordt de tegen het been geperste plaats zoodanig plat gedrukt, dat de bloedcirculatie geheel ophoudt, de aldus van hun voeding beroofde weefsels afsterven, branderig worden en ten slotte vervallen. Op deze plaats ontstaat dan een gat, d.w. z. de fistel. .iisfc. De blaasscheedefistels zittennietaltijd op dezelfde plaatsen, maar hangen daarvan af, in welke ligging zich de cr» Vip»#* Hf» pn Hf» Fig. 533. Fig. 534. Fig. 535. blaas gec u- Fistels van blaas-scheede rende het ver- j jn (je bovenste II. hoog boven, Hl. een deel der loop der ge- helft der scheede. dicht bij de baar- baarmoeder is mede , , . moeder. afgeknepen, oor e O e ^ baarmoeder. .S* scheede. B blaas, ƒ fistel, kander bevin- den. Aangezien deze ligging zeer afwisselt, kunnen de verschillendste plaatsen aan de verwoestende drukking te niet gaan. De drie afbeeldingen van blaasscheedefistels toonen deze toestanden aanschouwelijk. De grootte der fistels is eveneens zeer verschillend. Zij kunnen zoo klein zijn, dat zij bij het onderzoek slechts met moeite te vinden zijn, maar ook zoo groot, dat de blaas en scheede met elkander in eene breede verbinding staan. Haar vorm is in den regel die van een rondachtig gat. De gevolgen eener blaas-scheedefistel, om het even op welke plaats zij zit, bestaan in eene haast onafgebroken urinevloeiing door de scheede, waarin door het gat in den wand de inhoud der blaas overvloeit. De daaruit ontstaande ongemakken zijn buitengewoon kwellend en noodlottig. De zieken zijn voortdurend nat, door de bestendige bevochtiging met urine worden de schaamdeelen en de huid der dijen ontstoken en open, zoodat een pijnlijk branden elke beweging tot eene kwelling maakt. Daarbij komt de walgelijke urinereuk, dien zij verspreiden, en die zoo ondragelijk is, dat de beklagenswaardige vrouwen gedwongen zijn, zich van andere menschen terug te trekken en van elke gezelligheid afstand te doen. Onder deze omstandigheden lijdt tevens de stemming in hooge mate, en er ontwikkelt zich niet zelden eene diepe neerslachtigheid. Anders gedragen zich natuurlijk de scheede-endeldarmfistels, waarvan het ontstaan wel is waar, ook overwegend door gesteldheden bij de geboorte veroorzaakt wordt, die echter ook de gevolgen van abcessen in het kleine bekken, die naar den endeldarm doorbreken, of van kwetsuren van den endeldarm zelf kunnen zijn. Karakteristiek voor de aanwezigheid van zulke fistels is de ontlasting van darminhoud uit de scheede, waarvan de hoeveelheid afhangt van de grootte der fistel. De ontlasting kan zoowel in vasten als vloeibaren vorm geschieden. Het is duidelijk, dat deze toestand ongemeen kwellend is en den zieken het leven ondragelijk maakt. De natuur der kwaal, — der blaas-scheede-, zoowel als der scheedeendeldarmfistels — vereischt hare verwijdering. Zelfgenezing doet zich slechts bij heel kleine fistels voor, en ook dan niet altijd. Groote fistels daarentegen behoeven steeds eene operatieve behandeling, aangezien zij nimmer van zelf dicht gaan. Operaties aan scheedefistels zijn over het algemeen eene moeilijke taak, omdat de openingen aan het geheele dichtgaan dikwijls een hardnekkigen tegenstand bieden. Er zijn gevallen, waarin een herhaald ingrijpen noodzakelijk wordt, ten einde eene definitieve sluiting te verkrijgen. De ziekten der baarmoeder. Ontwikkelingsgebreken. De misvormingen der baarmoeder berusten op hetzelfde ontwikkelingsverloop, zooals dit bij de ontwikkelingsgebreken der scheede werd besproken. Uit deze gemeenschappelijkheid van aanleg is tevens het samenvallen van misvormingen in de geheele groep organen te verklaren. De baarmoeder kan geheel verkwijnd zijn, o,f zij bestaat uit twee geheel ontwikkelde en met elkander vergroeide baarmoeders, of de eene zijde is ontwikkeld en de andere verkwijnd enz. De veelvuldigste vorm van ontwikkelingsstoornis is de zoogenaamde kinderlijke baarmoeder, die niet mede gaat met den wasdom van het overige gedeelte van het lichaam, doch blijft staan op den trap van ontwikkeling, dien zij bij de geboorte had. Met deze hoedanigheid gaat dezelfde kleinheid der eierstokken, der scheede en der uitwendige schaamdeelen gepaard. Ook de borsten blijven vlak en achterlijk. De menstruatie ontbreekt in vele gevallen geheel, of zij vertoont zich slechts onregelmatig en bij geringe hoeveelheid. De beteekenis van dezen vorm ligt in de omstandigheid, dat aldusgeschapen vrouwen geen kans op kinderen hebben, omdat het onontwikkelde orgaan zijne natuurlijke taak niet vervullen kan. De stenose der baarmoeder. Onder dezen naam verstaat men een te nauwen moedermond, die zoowel aangeboren als verkregen voorkomt. De verkreeen stenosen blijven als gevolgen van ontstekingen Fig. 536. Normale moedermond. *ig. 637. Te nauwe moedermond. of als litteekenachtige vernauwing na inscheuringen bij cie verlossing achter. De gevolgen eener stenose kunnen erg storend worden. De belangrijkste vertoont zich ten tijde der maandstonden in den vorm van hevige baarmoederkolieken, die daardoor veroorzaakt worden, dat het bloed tengevolge van den vernauwden moedermond niet spoedig genoeg kan wegvloeien en krampachtige samentrekkingen der baarmoeder bewerkt. Vooral bij zeer ruime bloedvloeiing plegen de pijnen zeer hevig te zijn. Zij verminderen eerst, nadat voldoende bloed weggevloeid en de baarmoeder zoodoende van de sterke drukking veriost is. Het tweede gevolg der stenose is de kinderloosheid. De oorzaak berust evenwel niet alleen op de vernauwing van den moedermond — deze is nog steeds wijd genoeg, om aan de microscopische zaadcellen den doorgang te veroorloven —, maar hoofdzakelijk in het ongewoon taaie, kleverige slijm, dat in zoodanig geval ln het onderste gedeelte der baarmoeder aanwezig is en den doorgang belet. De behandeling bestaat bij de menstruatiekolieken in dezelfde maatregelen, die reeds bij de stoornissen der maandstonden werden besproken. Alleen in ondragelijke gevallen van hoogen graad komt de verwijding van den moedermond langs operatieven weg in aanmerking. Anders is de kwestie bij de kinderloosheid. In talrijke kinderlooze huwelijken worden de vrouwen, die voor de verkrijging van het vurig verlangde kind tot elk offer bereid zijn, van den eenen arts naar den anderen gestuurd en aan de verschillendste methodes van verwijding onderworpen, — maar het verwachte succes blijft zeer dikwijls achterwege, en de teleurstelling is dan des te grooter. Hier ligt de oorzaak in de bovendien bestaande catarrhe, die het beletsel vormt. De ontstekingen der baarmoeder. Op het groote gebied der zoogenaamde vrouwenziekten komt aan de ontstekingen der baarmoeder een buitengewone beteekenis toe. Niet alleen met het oog op de daarmede gepaard gaande pijnen en ongemakken, doch omdat zij veelal het uitgangspunt zijn voor ontstekingachtige gesteldheden van de naburige organen en van het kleine bekken. De baarmoeder bestaat uit eene dikke spierlaag, waarvan de binnenzijde met slijmvlies bekleed is, terwijl de buitenzijde, althans voor het grootste deel, door het buikvlies omsloten wordt (vergel. anatomie). Elke dezer drie lagen kan afzonderlijk ziek worden en geeft dan een karakteristiek ziektebeeld. In vele gevallen komt het echter vroeger of later tot het overgrijpen der ontsteking van de eene laag op de andere, zoodat ten slotte het geheele orgaan ziek wordt. Het langst blijft het de binnenzijde bekleedende slijmvlies van de ziekte geïsoleerd. De ontsteking van het baarmoederslijmvlies of baarmoedercatarrhe doet zich buitengewoon dikwijls voor en vormt de meest verspreide vrouwenziekte. Zij kan verschillende oorzaken hebben: circulatiestoornissen der bekkenorganen, onanie, geslachtelijke overprikkeling, voorafgegaan kraambed, binnendringen van bacteriën van uit de scheede, bijvoorbeeld door onvoldoende zindelijkheid gedurende de maandstonden. Gewoonlijk sluit zij in laatstgenoemd geval aan bij eene reeds aanwezige scheedeontsteking (scheedecatarrhe). Van de infectieuze oorzaken komt de grootste beteekenis aan de gonorrhoe (druiper) toe, die over het algemeen in het vraagstuk der vrouwelijke onderlijfsziekten eene noodlottige rol speelt. Er moet hierbij uitdrukkelijk worden opgemerkt, dat catarrhale ziekten der baarmoeder zich volstrekt niet alleen bij vrouwen met geslachtelijken omgang voordoen, doch ook bij maagdelijke personen. Uit de reeks verschillende oorzaken blijkt dit feit geheel van zelf. De schrijfster heeft echter zoo vaak de ondervinding opgedaan, dat eene catarrhale ziekte bij jonge meisjes van ongetwijfelde maagdelijkheid de verdenking op sexueele oorzaken gaande maakt, dat eene bizondere herinnering aan het voorkomen van zulke gevallen noodzakelijk blijkt. Al naar gelang bij de baarmoedercatarrhe het bovenste of onderste deel — lichaam of hals (cervix) — ziek wordt, zijn de symptomen. Het meest vertoont zich de laatstgenoemde vorm, de zoogenaamde cervixcatarrhe. Zooals bij de scheedecatarrhe, is ook haar hoofdkenmerk de vloeiing, die echter niet dun vloeibaar, maar taai en glazig is, vaak van een vieze bruinachtige kleur. Niet zelden heeft zij eene zoodanige vastheid, dat zij zich laat rekken als gummi en bij het uitvloeien uit de scheede nauwelijks afgeveegd kan worden. Daarbij komt allengs een dof brandend gevoel van pijn in het onderlijf, dat somwijlen ondragelijk wordt. Ook pijnen in het kruis plegen zich te vertoonen. De kwaal is steeds langdurig (chronisch) en werkt erg ongunstig op het algemeene welzijn. De aanhoudende vloeiing beteekent bij een langer bestaan toch een bepaald verlies van sappen en krachten en doet de vrouwen zeer verzwakken. Gebrek aan eetlust, matheid, sterke nerveusheid en de vrees voor eene boosaardige inwendige kwaal zijn de gewone begeleidende verschijnselen.' Besluiten de vrouwen eindelijk, geneeskundig advies in te winnen, dan vertoont de plaatselijke bezichtiging door den scheede- Plaat 40. Moedermondlippen met vooruitstekende zweM^. Vooruitstekende zwelling van hoogen graad, met beginnende verzwering. ^ Verzwering, liep in de baarmoederholte reikend. Sterke vooruitstekende zwelling met cysten en bloedovervulling. Verouderde catarrhe in hoogen graad van het gezwollen slijmvlies aan den binnenkant der moedermondlippet^^^^^ Verzwering met cysten en etter, die uit den moedermond Komt. Cervixcatarrhe bij gonorrhoe met glazig taaie slijmprop. Hetzelfde met druiperwoekeringen. Cervixcatarrhe met slijmvliespoliepen. Syphilitische cervixcatarrhe me diepe verzweringen. Het scheedegedeelte der baarmoeder bij de verschillende soorten van cervixcatarrhe. (In den scheedespiegel gezien.) De dokter in huis Algemeene opmerking. Aan deze bespreking der veelvuldigste vrouwenkwaal moge eene opmerking worden aangeknoopt, welker plaatsing op den voorgrond de schrijfster op grond van hare ondervindingen gedurende lange jaren eene noodzakelijkheid acht. Het overgroote deel van alle vrouwen heeft de neiging, om ondejlijfstoringen van den een of anderen aard, vooral echter de vloeiing, tot het onderwerp van gesprekken met andere vrouwen te maken. Daargelaten, dat zulke aangelegenheden over het algemeen niet geschikt zijn als onderwerp van een gesprek, worden deze mededeelingen haast doorgaans beantwoord met ijzingwekkende verhalen uit de eigen ondervinding der toehoordsters. De verstandige raadgeving, om geneeskundige hulp in te roepen, verstrekken slechts weinig vrouwen. Wel echter vertellen zij van familieleden en vriendinnen, die eveneens aan eene vloeiing geleden en ten slotte kanker zouden gekregen hebben. En dit onhoudbare gebabbel wordt haast in alle maatschappelijke kringen gevonden. Hetzelfde herhaalt zich, wanneer de betrokken vrouwen het eerst bij den dokter zijn geweest en dan onnoodig mededeeling doen van het resultaat van het onderzoek aan menschen die er niet bij betrokken zijn. Het gevolg is opwinding van hoogen graad en angstige ontzetting, zoodat er vaak dagen heengaan, voordat het na eene bemoedigende toespraak gelukt, de opgewondenen gerust te stellen. Op geen gebied wórdt dermate gezondigd, als op dat der vrouwenziekten, die, vreemd genoeg, voor de vrouwenwereld het algemeene onderwerp der conversatie schijnen te zijn. Tegen deze onbetamelijkheid moest door verstandige vrouwen worden opgekomen. Onderlijfsziekten moeten alleen tusschen den dokter en den patiënt besproken en alleen aan den naaste medegedeeld worden, voor zooverre daarvoor eene noodzakelijkheid bestaat. De endometritis of catarrhe van het bovenste baarmoederdeel. Terwijl de hiervoren besproken cervixcatarrhe alleen in het onderste deel der baarmoeder zit, ontwikkelt zich de endometritis over de geheele oppervlakte der baarmoederholte. Ook deze catarrhe is een chronisch proces, maar in haar gevolgen veel ingrijpender. Bij haar gaat het niet om eene afscheiding van slijm, maar van bloed bij meer of minder ruime hoeveelheid. Al naar gelang van den graad der ziekte vertoont zich de neiging tot de bloeding alleen gedurende den tijd der maandstonden, dan echter in buitengewonen omvang, of ook in den tusschentijd als onregelmatige bloedvloeiing. Slijm of waterige vloeiing ontbreekt meestal, slechts voor of na de maandstonden pleegt zij zich in sommige gevallen voor te doen. Een nooit ontbrekend begeleidend verschijnsel zijn pijnen, die nu eens ten tiide der maandstonden in eene vaak ondraeeliike hevig- heid, dan eens aanhoudend aanwezig zijn. In sommige gevallen vertoonen zij zich slechts in het midden van den tijd tusschen twee menstruaties en worden dan aangeduid als middenpij n. De pijnen brengen de zieken ten slotte tot bepaalde wanhoop, vooral wanneer zij aanhoudend aanwezig zijn. Een afzonderlijke vorm der endometritis vertoont eigenaardige gesteldheden bij de maandstonden. Er vloeit dan niet alleen bloed weg, doch tevens meer of minder omvangrijke flarden, die niets anders zijn dan uitgestooten stukken slijmvlies. Gewoonlijk gaan met hun verlies sterke bloedingen en pijnen gepaard. De uitwerking op den algemeenen toestand is natuurlijk zeer ongunstig, want het bloedverlies verzwakt het organisme in hooge mate. Daarbij komen gewoonlijk nog nerveuze maagaandoeningen, zooals misselijkheden en braken, hoofd- en kruispijnen, als ook over het algemeen eene zware aandoening van het zenuwstelsel. De meeste vrouwen worden ten slotte in hoogen graad nerveus. Steeds ontstaat steriliteit (onvruchtbaarheid). De behandeling der kwaal beantwoordt aan haar anatomischen grondslag. Terwijl bij gewone catarrhen het slijmvlies slechts los raakt en opzwelt, geraakt het bij de endometritis in een toestand van woekering. Het wordt zeer rijk aan bloed en week, zoodat het bijna een sponsachtig karakter verkrijgt, en kan eene dikte van bijkans I centimeter bereiken. In gevallen van hoogen graad vult dit sponsachtige weefsel de baarmoederholte geheel op, zoodat de veelvuldige bloedingen gemakkelijk zijn te verklaren. De behandeling met symptomatische, d. i. bloeding bestrijdende middelen heeft slechts zoolang doel, als de ongemakken van lichteren aard zijn. Zoodra zij verergeren, moet het zieke slijmvlies verwijderd worden, hetgeen door de afsc.hrapping (uitkrabbing) der baarmoederholte bewerkt wordt. Wel is waar doet zich het resultaat niet steeds dadelijk* voor. In niet zeldzame gevallen moet het ingrijpen herhaald worden, ten einde eene volkomen genezing te verkrijgen. Van andere wijzen van behandeling komen nog inspuitingen van uitbijtende vloeistoffen in de baarmoederholte in aanmerking, deze methode geldt thans echter als verouderd en niet doeltreffend. De metritis of baarmoederontsteking. Men verstaat onder deze aanduiding eene chronische verandering der baarmoeder, die ondanks de aanduiding „ontsteking" niet altijd van ontstekende natuur is. Veeleer gaat het bij het ontstaan om verschillende oorzaken, die echter hetzelfde ziektebeeld voortbrengen, dat zich bij eene zuivere ontsteking ontwikkelt. De grondtrek der metritis is eene sterke verdikking der baar- * moeder, veroorzaakt door de vermeerdering van het bindweefsel, dat de spiermassa doortrekt. Daarbij is het spierstelsel zelf sterk losgewerkt en rijk aan bloed, het slijmvlies in het binnenste ontstoken en in den staat van de hierboven geschetste endometritis. In dezen toestand volhardt de baarmoeder, totdat het ziekteproces geëindigd is, hetgeen gewoonlijk jaren duurt. Dan verschrompelt het gewoekerde bindweefsel tot een soort litteekenweefsel, de spiermassa wordt daardoor samengetrokken, en uit de eertijds groote, weeke en bloedrijke baarmoeder, wordt ten slotte een klein, hard orgaan met een zeer gering gehalte aan bloed, daar ook de bloedvaten krimpen. De hoofdoorzaak der kwaal is de gebrekkige involutie van de door de zwangerschap sterk vergroote baarmoeder na de verlossing. Het orgaan ondergaat gedurende den tijd van ontwikkeling der vrucht eene bijna 60 voudige vergrooting. Ook al heeft na voleindigde geboorte eene aanzienlijke verkleining plaats, is de nog overblijvende vergrooting toch belangrijk genoeg, om de uiterste rust in acht te nemen. Voor dat doel dient het kraambed, waarvan de duur 10-12 dagen bedraagt -— of ten minste moest bedragen. Helaas, wordt tegen dit zoo ongemeen gewichtige gebod zeer dikwijls gezondigd, doordien vele kraamvrouwen reeds na weinige dagen opstaan. In talrijke gevallen zijn de toestanden zoo ongunstig, dat eene langere rust door verblijf in het kraambed niet kan worden verkregen, zoodat juist in de onbemiddelde kringen der bevolking de chronische metritis eene zeer veelvuldige kwaal is. Bizonder nadeelig zijn miskramen, vooral in de eerste maanden der zwangerschap, omdat de vrouwen de beteekenis van den abortus gewoonlijk niet voldoende beoordeelen en zich derhalve weinig of in 't geheel niet ontzien. Van andere oorzaken komen hoofdzakelijk zulke gesteldheden in aanmerking, die tot eene bloedovervulling der baarmoeder leiden. Hiertoe behoort de chronische verstopping, die zich bij zoo vele vrouwen vertoont, en evenzoo het ophouden der urine uit gewoonte, dat tengevolge van verkeerde begrippen van schaamte eene bizonderheid van het vrouwelijke geslacht vormt. Aangezien de baarmoeder tusschen de blaas en den endeldarm ligt en buitendien nog de gevulde darmkronkels van boven af daarop drukken, is het licht te 'begrijpen, dat zich bij eene overvulling der naburige organen eene stuwing in haar ontwikkelt en deze wederom den aanstoot geeft tot de boven geschetste veranderingen. Dezelfde uitwerking hebben de knikkingen der baarmoeder, evenzoo een te veelvuldige geslachtsomgang en onanie. De door de kwaal veroorzaakte ongemakken zijn aanvankelijk gering en worden gewoonlijk beschouwd als iets van voorbijgaanden aard. Geleidelijk echter, vooral na het kraambed, worden de vrouwen gewaar, dat de vroegere staat van gezondheid zich niet meer wil voordoen. Zij lijden aan kruispijnen, eene doffe drukking in het onderlijf, vloeiing uit de scheede en een kwellend algemeen onbehagen. Niet zelden komen daarbij tevens bloedingen. Deze op zich zelf reeds onaangename toestand verergert bovendien nu en dan plotseling in hoogen graad. De onderlijfs- en kruispijnen vermeerderen dermate, dat de zieken niet kunnen opstaan en zich ellendig en als geradbraakt gevoelen. Deze verergeringen kunnen dagenlang aanhouden, ten einde daarna allengs te verminderen. In den tusschentijd bestaat een redelijk welzijn, maar toch met het bijgevoel, dat iets niet in orde is, want de kruispijnen en doffe drukking in het onderlijf vertoonen zich telkens weder. Het ergst zijn de ongemakken bij aanhoudende verstopping. De algemeene toestand lijdt er natuurlijk eveneens onder. Er doen zich nerveuze stoornissen van den verschillendsten aard voor, die de zieken erg verzwakken, aangezien de geheele voeding mede daarin betrokken wordt. De maandstonden daarentegen blijven gewoonlijk onbelemmerd, alleen pleegt de bloedvloeiing sterker dan gewoonlijk te zijn. Het inwendige onderzoek toont een heel karakteristieken toestand. De baarmoeder is zeer vergroot en verdikt, bij de aanraking erg gevoelig en vertoont in den scheedespiegel haast zonder uitzondering het beeld der baarmoedercatarrhe, die nooit ontbreekt (vergel. deze). De behandeling der chronische metritis is zoowel voor de zieke als voor den dokter eene taak, waartoe een groot geduld behoort. De ziekte is ongemeen langdurig, vooral wanneer zij eerst laat tot behandeling komt, en dit is, helaas, de regel bij het grootste getal gevallen. De grondtrekken der behandeling bestaan in plaatselijke onttrekking van bloed, scheedespoelingen en zitbaden, regeling der leefwijze en zooveel mogelijk vermijding van lichamelijke inspanning. Zooals bij alle vrouwenziekten, moet de geslachtsomgang geheel achterwege blijven. Uitstekende diensten doen badkuren, intusschen alleen bij oudere gevallen en in zekeren zin als nakuur na de eigenlijke behandeling. Ook de inwendige massage is een uitstekend hulpmiddel. Behalve aan de behandeling komt aan de voorkoming eene groote beteekenis toe. Bij elk kraambed moet de vereischte rust in acht genomen worden, ten einde eene jarenlange kwaal te voorkomen. Hetzelfde geldt voor miskramen. Een bizonder gewichtig punt is de tot een algemeen gevaar uitgewassen behandeling van vrouwenziekten door mannelijke en vrouwelijke kwakzalvers, d. i. door personen zonder wetenschappelijke genees- kundige opleiding. Schrijfster heeft op dat gebied ondervindingen opgedaan, die het haar tot een zedelijken plicht maken tegen dit, voor het algemeen belang gevaarlijk bedrijf te waarschuwen. Het gevaar zit in de blindelingsche toepassing van methodes ook in zulke gevallen, waar zij de grootste schade toebrengen. De zoogenaamde ,^uurinrichtingen en instituten voor natuurgenezing", zooals zij veelal in handen van kwakzalvers zijn, behandelen zonder onderscheid alle vrouwenziekten volgens dezelfde manier. Bizondere voorkeur heeft bij hen de toepassing der inwendige massage en juist daarin zit het gevaar. Schrijfster heeft eene heele reeks gevallen leeren kennen, waar ondanks hevige bloedingen en nog heviger pijnen de inwendige massage onveranderlijk werd voortgezet, zoodat de zieken achteruit gingen als na de zwaarste ziekte, zonder dat de natuur der kwaal een zoodanig verval noodig maakte. Inwendige massage mag alleen door geneeskundige hand plaats hebben. Zij is bij verkeerde toepassing door leeken even gevaarlijk, als in deskundige wetenschappelijke hand nuttig. Tallooze vrouwen werden en worden door gewetenlooze „knoeiers" van beiderlei kunne in eindelooze, daarbij hoogst dure kuren genomen, om ten slotte blij en dankbaar te zijn, dat een kundige arts nog in staat is, haar van de zegeningen dezer kuur te bevrijden. Niet zelden echter is de zieke zoodanig verknoeid, dat zij de gevolgen van haar lichtvaardig vertrouwen levenslang te dragen heeft. De slijmvliespoliepen. De slijmvliespoliepen zijn goedaardige nieuwvormingen, die zich bijna steeds op den bodem eener chronische catarrhe ontwikkelen. Zij zijn lang en smal en hangen aan een soort van steel uit den moedermond naar buiten (z. afb.). De grootte der slijmvliespoliepen is zeer verschillend. Zij vormen nu eens lichamen met stelen tot de grootte eener noot, dan eens lintvormige stroken, of zij vertoonen heel onregelmatige vormen (z. afb. als ook plaat 40). Bizonder merkwaardig zijn de woekeringen, die uitgaan van het slijmvlies der moedermondlippen en diep naar beneden hangende stukken kunnen vormen (z. afb.). Zij bestaan meestal uit gewoekerde slijmklieren, die tot kleine cysten (met slijm 11 1_ „11 „ ... . 4 \ 4-,4 /-»■»-( T Off Anfl PT1 Fig 589 gcvuiue iiunc i umiLciiy wniaat ^ v Slijmvliespoliepen uit derhalve eene reeks kolfvormigfc opzwellingen, die denb^tenehangnenanaar met deze cysten overeenkomen. De aanwezigheid van poliepen heeft in vele gevallen in 't geheel geen verschijnselen. Eerst wanneer zij zoo lang zijn geworden, dat zij in. den ingang der scheede geraken, zijn zij voor het gevoel merkbaar. Vaak echter geven zij aanleiding tot bloedingen, die niet zelden eene dreigende sterkte bereiken en door deze alsmede door haar veelvuldige herhaling gevaarlijk kunnen worden. Eene behandeling is alleen in laatstgenoemd geval noodzakelijk en bestaat in de verwijdering der poliepen. De veranderingen van ligging der baarmoeder. De baarmoeder is het eenige orgaan van het lichaam, waarvan > 1 1 irrmnrf mof o 1 1 aan /A r\ n mlmli <1r/^ stoornissen, doch regelmatig en onder „ ... , ö Poliepachtige woekering der voorste normale omstandigheden verandert. moedermondlip. De ommestaande afbeeldingen too- «baarmoeder, b blaas, c woekering, • ru , i--i , • , j , de geheele lengte der scheede beslaande, nen de afhankelijkheid der baarmoeder van den toestand van vulling der naburige organen, vooral der blaas (vergel. ook anatomie). De peervormige baarmoeder hangt in zekeren zin aan de breede moederbanden en wel zoodanig, dat haar bovenste en breede deel of lichaam voorover, het onderste en smalle deel, de hals, naar den endeldarm gericht is. Deze ligging bestaat echter alleen dan, wanneer blaas en endeldarm ledig zijn. Vult zich de eerstgenoemde, dan dringt zij de baarmoeder naar achteren en omhoog, zoodat het anders horizontaal liggende orgaan geheel opgericht wordt. De werking van den gevulden endeldarm is van mindere beteekenis, intusschen kan ook door hem, vooral bij ledige blaas, de baarmoeder naar voren worden gedrongen. Van deze natuurlijke veranderingen van ligging verschillen de ziekelijke in zooverre, dat de organen niet meer verschuiven, doch onbeweeglijk zijn en de baarmoeder voortdurend in eene abnormale ligging vast houden. Deze ontstaat, hetzij door ontstekingachtige gesteldheden en vergroeiingen, of daardoor, dat de gestalte der baarmoeder eene abnormale is geworden. De grootste praktische beteekenis komt aan de knikkingen der nende uitzakking als daling aan, waaruit zich ten slotte de volkomen uitzakking ontwikkelt. De eigenlijke oorzaak ligt hoofdzakelijk in de vergrooting der scheede en de verslapping van haren wand, zooals die bijna uitsluitend bij geboorten ontstaat. Daarom komt bij vrouwen, die niet gebaard hebben, slechts zelden eene uitzakking voor. Reeds gedurende de zwangerschap wordt de scheede langer en wijder, — eene gesteldheid, die ook uiterlijk is op temerken, aangezien de voorste scheedewand van lieverlede uit den ingang der scheede vooruit stulpt. Na de verlossing heeft wel is waar een involutie der vergroote scheede plaats, maar toch slechts onvolledig, zoodat zich, vooral in het onderste gedeelte licht dwarsrimpels vormen. Komt daarbij nu nog eene scheuring van den bilnaad, of na herhaalde verlossingen eene geopende schaamspleet, dan zijn alle voorwaarden voor eene uitzakking aanwezig. Begunstigd wordt het tot stand komen nog door de achter- waartsche ligging der baarmoeder, zoodat zij dezelfde richting heeft als de scheede (z. afb.). Aan -deze anatomische gesteldheid komt nu de buikpers te hulp. Aangezien door de toestanden van verslapping tevens de werking van den darm verzwakt is, geschiedt de stoelgang gewoonlijk met eene sterke persing, waardoor de scheede mede naar buiten wordt gedrongen. Aanvankelijk is zulks slechts voorbijgaand het geval, later blijft echter de aldus ontstane uitzakking doorloopend buiten. Behalve aan de zeer dikwijls werkende drukking der buikpers, komt eene niet minder groote beteekenis aan de inspanning door lichamelijk werk toe. Door deze omstandigheid is het beklagenswaardige feit te verklaren, dat vooral de vrouwen van den werkenden stand zoo dikwijls met uitzakkingen behept zijn en daaronder buitengewoon hebben te lijden. Het zware werk, dat zij in hunne huishouding en vaak genoeg nog in hun beroep moeten presteeren, zet de buikpers door opbeuren en dragen van zware lasten, alsmede door veel bukken sterk aan en dringt daardoor de gezakte deelen naar buiten. Fig. 550. Gesteldheid der geslachtsorganen, die het tot stand komen eener uitzakking in de hand werkt. g opgebeurde baarmoeder, s wijde scheede met zeer wijden uitgang. Fig. 557. Caoutchoucring tegen de uitzakking. (De gestippelde lijnen toonen tot hoever de ring kan worden samengedrukt.) in de scheede wordt gebracht en daardoor werkt, dat hij deze uitrekt en den scheedewand belet, uit de scheedeopening naar buiten te zakken (z. afb.). Het weeke caoutcnoucmateriaai heeft het voordeel, den ring een nauwkeurig regelen naar den vorm der scheede te veroorloven en bovendien de onvermijdelijke prik- , keling van • het slijmvlies zoo s veel mogelijk te beperken. Veel Fig. 558. Jchaalring van hardlummi tegen de uitzakking. minder aanbeveling verdient de schaalvormige moederring van hardgummi, die ook gewoonlijk slecht verdragen wordt. Hij drukt tengevolge van zijne hardheid de scheede en den endeldarm en veroorzaakt steeds sterke catarrhe der scheede. Hetzelfde geldt van den van een ronden steel voorzienen ring van hardgummi, die eene verbinding tusschen een ring en eene schaal voorstelt (z. afb.). Een afzonderlijke soort van steunapparaten zijnde uitzakkingsbandages (z. de verschillende afb.). Zij zijn voor die gevallen berekend, waarin geen ring meer houvast heeft, zij zijn echter allesbehalve aanbevelenswaardig. Of zij, zooals voor de uitzakking van den voorsten scheedewand, eene plaat van hardgummi hebben voor het inbrengen in de scheede Fig. 55a. Bandage tegen de uitzakking van den voorsten scheedewand. p harde gummiplaat voor het tegenhouden van den scheedewand van binnen. sn voor het vasthouden van den voorsten wand — of voor de volledige uitzakking der baarmoeder gesteelde kogels of bekervormige maaksels voor het dragen der baarmoeder bezitten —, in ieder geval zijn zij even ongemakkelijk als bedenkelijk. De scheede, die aan elke houding van het lichaam deel- tiAPtnf \7firrlrQPO,f ii tig. obO. op den duur geen ^ . r ö Rondgesteelde ring van hard voorwerp, hardgummi. dat de verslapte deelen hun veerkracht herwinnen en zich zonder eeti ring houden. Gelukt zulks niet, dan komt de steunmethode in toepassing. De gebruikelijke apparaten zijn van verschillenden aard. Het meest gebruikte is een ronde caoutchoucring —- hetzij van zuiver caoutchouc dan wel van koperdraad met omhulsel van caoutchouc —, die belangrijk, speciaal hierop te wijzen, omdat talrijke personen om die reden myomen bij ongehuwde vrouwen als een soort smet beschouwen. Het is begrijpelijk, dat zulke nieuwvormingen vroeger of later tot ongemakken en stoornissen leiden, die zich echter niet steeds in den zelfden vorm voordoen, maar afhangen van de plaats en de grootte van het gezwel. Alle hebben de kruispijnen, die vaak tot on- i t • .1 • .1 UldgClIJiYC llCVIgllClU o LIJ gCiij Cll een pijnlijke drang in het onderlijf gemeen. Terwijl de heel kleine gezwellen dikwijls in 't geheel niet merkbaar zijn, werken de grootere vooral door de drukking, die zij op de omgeving uitoefenen. De drukking op de blaas veroorzaakt een veelvuldigen urineaandrang, op den endeldarm eene bemoeilijking en belemmering van den stoelgang, en op de zenuwen ischias (heupneuralgie), die niet zelden het geheele gebied van uitbreiding der heupzenuwen van het kruis tot aan de voeten aantast en een van • de kwel- 1 r\ r\ o 4- r\ Korfol oi rl Qn TTurpoli i inpol on Fig. 569. 1W1UJLO y Groot myoom van den baarmoederhals, vormt. In sommige gevallen doet dat tot diep in de scheede reikt. zich eene opzwelling der beenen h'TÏÊde.'T.'nS,™' bl"S- voor, veroorzaakt door de drukking op de venae van het onderlijf. Bij deze stoornissen sluiten zich als een bizonder verschijnsel bloedingen aan, die zich echter niet bij alle myomen voordoen, doch alleen bij die, welke hun zetel nabij de baarmoederholte hebben en dicht onder het slijmvlies zitten. Door de prikkeling van het gezwel ontwikkelt zich namelijk eene ontsteking van dit slijmvlies, die zich in eene sterke bloedovervulling en verdikking uit. Ten slotte ontstaat een bepaalde toestand van woekering, waardoor het slijmvlies in eene veelal verdikte, bloedroode massa veranderd wordt, en die geheel gelijk is aan de reeds eerder besproken catarrhe der baarmoeder. Op gelijke wijze gedragen zich de myomen, die in het spierstelsel der baarmoeder zitten, terwijl die nabij de oppervlakte geene bloedingen veroorzaken. De bloedingen doen zich in het begin gewoonlijk slechts als bloedingen der maandstonden voor, doch van buitengewone sterkte, zij verliezen echter later dikwijls dit regelmatige type en vertoonen zich met steeds kortere tusschenpoozen. Ingevallen van heel hoogen graad houden zij in 't geheel niet meer op. Bizonder lastig wordt de toestand ten tijde der maandstonden, aangezien zich behalve een sterk bloedverlies bijna zonder uitzondering hevige pijnen voordoen, die geheel het karakter van weeën kunnen hebben en ondragelijk zijn. Het ergst zijn de gevallen, waarin'meerdere myomen in de baarmoeder aanwezig zijn en door hun wasdom het orgaan zoodanig krombuigen en misvormen, dat de baarmoederholte een veelvuldig kronkelend kanaal wordt, waaruit het bloed slechts met moeite kan wegvloeien. Het lot der myomen kan zeer verschillend zijn. Het gevolg is meestal stilstand van wasdom, die zich na meer of minder langen tijd kan voordoen, . , , (Volgens Schroeder.) en mvolutie na de over- 6^0 gangsjaren. Stilstand in Groot myoom in drie lappen, dat met een korten den wasdom wordt vooral steel van de baarmoeder uitgaat. (Doorgesneden.) i- i i i- M myoom. st steel, ir baarmoeder, e eileider, bij de aan den uitwendigen /eierstok. ™ moedermond. , scheede. kant der baarmoeder zit- Fig. 571. Verweekt myoom met eene grootere holle ruimte. (Doorgesneden.) tende myomen waargenomen, gvenwel geldt dit niet als regel. Daarentegen zijn de overgangsjaren voor de myomen een zeer gewichtig tijdperk, die dan niet alleen ophouden te groeien, maar door krimping aanmerkelijk kleiner worden. Buiten deze het meest voorkomende gevolgen komen tevens nog andere voor, die zich tengevolge van stoornissen der stofwisseling in het gezwel voordoen. Er kunnen zich'verweekingshaarden vormen, waarin de gezwelmassa in eene weeke brij of ook in eene met vloeistof gevulde holle ruimte verandert (z. afb.), of het bindweefsel krimpt tot eene litteekenachtige vastheid ineen, zoodat het myoom eene bijna kraakbeenachtige hardheid kan verkrijgen, waarmede ook zijn wasdom een einde neemt. Op deze verharding kan dan eene verkalking volgen, doordien zich kalkzouten in het weefsel afzetten. Deze gesteldheid kan tot eene formeele steenvorming leiden, hetgeen evenwel tot de zeldzaamheden behoort. In sommige gevallen komt het tot eene verettering van het myoom. ' Een eigenaardig verschijnsel is het feit, dat een myoom van zelf naar buiten kan geraken, d. i. geboren kan worden. Deze zeer zeldzame gebeurtenis doet zich alleen bij zulke verkalkte myomen voor, die dicht onder het slijmvlies zitten en zoo in de baarmoederholte uitsteken, dat zij weeën verwekken en op deze wijze bijdragen tot hun uitstooting. De in de heksenprocessen der middeleeuwen eene rol spelende geboorten van monsters en steenen, die als bewijs dienden voor den vleeschelijken omgang der ongelukkige „heksen" met den duivel, zijn waarschijnlijk aan zoodanige gebeurtenissen toe te schrijven. De behandeling der myomen richt zich naar den aard van de door hen veroorzaakte stoornissen en hun omvang. Kleinere gezwellen, die geen bizondere ongemakken veroorzaken, laat men onaangeroerd. De gewoonlijk aanwezige kruispijnen behandelt men als rhèumatischneuralgische pijnen. Anders handelt men met myomen met bloedingen, vooral omdat deze een zoodanige hevigheid kunnen verkrijgen, dat het lichaam in hoogen graad verzwakt wordt en de zieken geheel in verval geraken. In deze gevallen moet ten tijde der bloeding absolute rust in bed gehouden en de bloedvloeiing door medicamenten bestreden worden, waarvan aan de moederkoornpreparaten en de stypticine de grootste beteekenis toekomt. Leiden deze middelen niet tot het doel, dan wordt eene afschrapping der baarmoeder noodzakelijk, ten einde het gewoekerde en met bloed overvulde slijmvlies weder tot eene normale gesteldheid terug te brengen. De laatste uitweg is eene operatieve verwijdering van het gezwel. De redenen voor dit radicale optreden zijn: onstelpbare bloedingen, ondragelijke pijnen, verschijnselen van drukking in hoogen graad op de buikorganen, alsmede eene overmatige grootte van het myoom met een omhoogdringen van het middenrif en moeilijke ademhaling. In zoodanige gevallen is eene operatie noodzakelijk. Er is echter een aantal artsen, die een vriend van het mes zijn en bij elk myoom, ook al is het volstrekt dragelijk, de operatie aanbevelen, — eene opvatting van de kwaal, die volstrekt niet altijd gerechtvaardigd is. Een zeer gewichtige factor bij de kwestie omtrent de noodzakelijkheid der operatie is de leeftijd van de zieke. In gevorderde jaren, nabij de overgangsjaren, wordt eene operatie haast zonder uitzondering vermeden, aangezien met de krimping der baarmoeder tevens eene verkleining van het gezwel plaats heeft. Wel is waar mogen er geene al te dreigende stoornissen zijn, aangezien de aanwezigheid van een myoom het begin der overgangsjaren gewoonlijk meerdere jaren vertraagt. De operatie bestaat bij begrensde en niet te talrijke myoomknobbels in het losmaken uit de baarmoeder en het dicht naaien van de daardoor ontstane holle ruimten, waarbij het orgaan zelf behouden blijft. Waar de aparte verwijdering echter niet mogelijk is, moet de geheele verwijdering der baarmoeder plaats hebben. Ook al is elke operatie eene zeer ernstige zaak, is de techniek der operatie toch zoo uitstekend ontwikkeld, dat in de hand van een nauwgezetten en geoefenden chirurg het gevaar buitengewoon verminderd wordt. Nochtans moet echter worden geeischt, dat de operatie alleen bij absolute noodzakelijkheid tot uitvoering kome. Daarvoor pleit tevens de omstandigheid, dat na volledige verwijdering der baarmoeder zich nog langen tijd sterke nerveuze verschijnselen voordoen. Van praktische beteekenis is de kwestie, hoe zich bij de aanwezigheid van myomen de functiën der voortplanting plaats hebben. Bij kleine myomen hebben zoowel de zwangerschap als de verlossing bijna steeds een normaal verloop. Bij grootere gezwellen echter, vooral bij dezulken, die in de baarmoederholte vooruitsteken en deze uit den vorm buigen of afsluiten, is de bevruchting gewoonlijk uitgesloten. Evenwel doen zich ook gevallen voor, waarin desniettegenstaande eene bevruchting plaats heeft, de verlossing gaat dan echter met groote moeilijkheden gepaard. Over het algemeen bestaat bij grootere myomen kinderloosheid. Ten slotte moge nog op een dreigend gevaar worden gewezen, dat in de laatste jaren een grooten . omvang heeft verkregen. Dit is de behandeling van myomen met inwendige massage door vrouwelijke kwakzalvers. Op dit gebied heeft schrijfstet ondervindingen opgedaan, die eene waarschuwing noodzakelijk maken. Inwendige massage bij myomen — die kwakzalvers in 't geheel niet in staat zijn te herkennen — is de meest onheilvolle behandeling, aangezien zij in den regel hevige bloedingen veroorzaakt. Schrijfster heeft eene reeks gevallen waargenomen en behandeld, die op deze manier mishandeld waren en waarbij, ondanks de steeds heviger wordende bloeding, de massage onvermoeid werd voortgezet, totdat zich eindelijk een zoodanig verval vertoonde, dat geneeskundige hulp onmisbaar werd. De baarmoederkanker. Deze gevreesde kwaal behoort tot de veelvuldigste vrouwenziekten en wordt in de laatste tientallen jaren in steeds grooter aantal waargenomen. Terwijl zij voorheen bijna uit- sluitend eene ziekte op hoogeren leeftijd was, doet zij zich thans ook reeds bij jeugdige personen voor, zoodat de vrees der vrouwen daarvoor algemeen is geworaen. Omtrent het ontstaan weten wij voorloopig nog niets. Het ligt voor de hand, om geslachtelijke gebeurtenissen voor de verklaring er bij te halen, aangezien inderdaad onder de zieken zulke vrouwen, die een regelmatigen geslachtsomgang onderhouden en bevallingen hebben doorgemaakt, in aantal overwegen. Aan den anderen kant echter Vlakke kanker van het scheededeel Hetzelfde vergroot en niet ,, r|eKaar- der baarmoeder. doorgesneden. _g baarmoejlerlichaam. k baarmoederhals moeder- met kankergezwel in het onderste ver- kanker ook bij meisjes van ondikte deel. (In doorsnede.) ........ , gerepte maagdelijkheid gevonden. Ook de voor eene verklaring er bij gehaalde erfelijkheid is niet steekhoudend, aangezien zij in een naar verhouding gering deel der gevallen kon worden aangetoond.,— Ds baarmoederkanker is een gezwel, dat zich bij voorkeur aan den baarmoederhals, minder vaak in het baarmoederlichaam ontwikkelt. Het begin gaat gewoonlijk uit van het in de scheede uitstekende deel, dus van den baarmoederhals, en kan verschillende vormeil aannemen. De kanker vormt hetzij een vlak gezwel, dat in de moedermondlip ontstaat en allengs hoogerop groeit, of hij brengt eene in de scheede inwoekerende gezwelmassa voert, die knobbelachtige uitwassen vertoont en met „bloemkoolgewas" wordt aangeduid (z. afb.). De vlakke vorm ontwikkelt aanvankelijk eene harde ophooping, waardoor de moedermondlip sterk verbreed en verdikt wordt en een onregelmatig oppervlak verkrijgt (z. de beide afb.). In andere gevallen doet zich de kanker niet als een gezwel, maar als eene vlakke verzwering voor, die steeds meer om zich heen grijpt (z. afb.). Alle vormen van kanker aan het scheededeel der baarmoeder gaan mettertijd over op het aangrenzende scheedeslijmvlies. Vroeger of later gaat de kanker op het slijmvlies van den baarmoederhals over en neemt dan een snel en verwoestend verloop. Terwijl bij de bloemkoolvormige woekeringen der moedermondlippen het karakter eener nieuwvorming duidelijk uitkomt, is bij den kanker van het slijmvlies meer het zwerende verval van de nieuw gevormde gezwelmassa overwegend (vergel. tevens kanker in het hoofdstuk pathologie). Het nieuw gevormde kankerweefsel, dat met groote snelheid groeit, vervalt eveneens zeer spoedig en veroorzaakt op deze wijze eene steeds Fig. 574. Knobbelachtig kankergezwel (bloemkoolgewas) vai bet scheededeel der baarmoeder. Fig. 576. Beginnende kanker in den vorm van eene verzwering aan eene 1 moedermondlip. u kankerverzwering. verder gaande verwoesting van het orgaan. Vooral de van den baarmoederhals uitgaande kanker werkt zoo verwoestend en kan de geheele baarmoeder uithollen, aangezien hij ongestoord naar boven vooruitschuift (z. afb.). Tast het proces de naburige organen aan, waarvan vooral de blaas tengevolge van haar nauw verband met de baarmoeder in gevaar is, dan kan het tot eene doorbraak door den tusschenwand komen. Op deze wijze •ontstaat eene fistel naar de blaas of den endeldarm, al naar gelang de voorste of de achterste wand werd aangetast (z. afb.). In vergevorderde gevallen breidt zich het gezwel naar beide kanten en op het geheele bekken uit. De symptomen van een baarmoederkanker worden in het begin in den regel nauwelijks opgemerkt, aangezien zij meestal onbeduidend zijn Fig. 676. Door kanker verwoeste baarmoederhals. k zwerend vervallen gedeelte. en met gewone onderlijfsbezwaren niet verschillen. Van daar, dat de meeste zieken eerst dan geneeskundig advies inwinnen, wanneer de nieuwvorming reeds een aanzienlijken graad bereikt heeft, of ook, wanneer het voor ieder ingrijpen reeds te laat is. Het eerste alarmsein is het verlies van bloed, hetzij in den vorm van zoogenaamde „vleèsch- waterachtige vloeiing", eene helderrose vloeistof, of als zuiver bloed, waarbij eenig slijm gemengd is. De werkelijke bloedingen kunnen heel plotseling opkomen, lang aanhouden en zoo sterk worden, dat zij eene anaemie (bloedarmoede) van hoogen graad veroorzaken. In sommige gevallen, vooral die met eene op vleeschwater lijkende vloeiing, waarop slechts weinig werd gelet, doet zich plotseling eene zoo hevige bloeding voor, dat de gebruikelijke aanduiding „bloedstorting" wel opgaat. Op de eerste bloedingen volgt gewoonlijk over niet te langen tijd eene kwalijk riekende, smerige vloeiing, die er aanvankelijk bruinachtig uitziet, daarna echter steeds donkerder wordt en ten slotte bijna zwartgroen en etterachtig kan worden. Met deze hoedanigheid gaat een werkelijk ontzettende lucht gepaard. Het uitzien als ook de reuk der vloeiing zijn daarvan afkomstig, dat het aanvankelijk vaste kankergezwel vervalt, de zoo ontstaande brokstukken van den kanker branderig worden en zich met de vloeiing vermengen. Is dit stadium begonnen, Fig. 578. Zeer vergevorderde baarmoederkanker met doorbraak in de blaas en blaasfistel. f blaasfistel. Fig. 577. Baarmoederkanker in een vergevorderd stadium. k zwerend verval van het baarmoeder lichaam. dan plegen de bloedingen zich steeds veelvuldiger te herhalen, omdat ■door het zwerende verval van het kankerweefsel tevens bloedvaten open gaan en deze hun inhoud naar buiten storten. Pijnen zijn in het begin slechts in geringe mate aanwezig en uiten zich in kruispijnen en een dof gevoel van drukking in het onderlijf. Allengs echter verkrijgen zij eene toenemende verhooging en worden zoo hevig, dat de arme zieken daaronder ondragelijk lijden. Een hoogen graad hebben zij vooral in die gevallen, waarin de kankerwoekering overgaat op de bekkenholte en deze letterlijk met harde massa's bemetselt. Bijna nooit ontbreken baarmoederkolieken en pijnen tengevolge van ontstekingachtige vergroeiingen der onderlijfsorganen on¬ derling en met den bekkenwand. 579- Gaa, de kankerwoekering «""-ff» over op de blaas, dan doen grijs-witte bladerige massa's beteekenen zich in het begin de teekens de door den kanker verwoeste deelen.) ti . i z baarmoeder. s scheede. m endeldarm, eener blaascatarrhe voor, na- * w blaas. anus. k kanker. melijk veelvuldige urineaan- drang en pijnen bij de urineloozing. Komt het tot een verval van de nieuwvorming, dan wordt daardoor de wand tusschen de scheede en de blaas doorboord en er ontstaat eene blaasfistel (z. deze). Hetzelfde lot kan den endeldarm overkomen, intusschen is hier de vorming eener fistel zeldzamer. Daarentegen pleegt zich eene hardnekkige verstopping te vertoonen, indien de kankerknobbels der baarmoeder en van den aangrenzenden darmwand in den darm vooruitsteken. Komt het tot eene doorbraak in de blaas en den endeldarm, dan ontstaat een verschrikkelijke toestand, want uit de scheede komen dan niet alleen eene etterachtige vloeiing, doch tevens urine en drekstoffen naar buiten. Ook het bovenste deel van het urineapparaat kan door den kanker aangetast worden, doordien de nieuwvorming van de baarmoeder op het breede moederband en van daar op den urineleider overgaat. Deze kan zoodanig door de woekering worden omgroeid, dat hij ondoorlaatbaar wordt en de door de bijbehoorende nier afgescheiden urine niet meer kan wegvloeien (z. afb.). Het komt dan tot de vorming eener zaknier (z. deze) met hare gevolgen. Indien beide urineleiders in cie gevaariijKe omklemming worden betrokken, doen zich ten slotte uraemische toestanden voor, d. i. eene overlading van het bloed met urinestof, die eene zware vergiftiging beteekent (vergel. uraemie). Er ontwikkelt zich dan eene steeds toenemende verdooving, die eindelijk tot den dood leidt. De duur der kwaal bedraagt gemiddeld I i y2 jaar. De baarmoeder- rig. oöu. Baarmoederkanker, die de urineleiders aangetast en kanker is voor de vroueen van beiden geheel omwoekerd heeft. wenwereld van buiten- g opengesneden baarmoeder. gh baarmoederholte. beteekenis en t eileiders e eierstok, h urineleider. s scheede. k kanker. £> dit heeft in de laatste jaren tot het inzicht geleid, dat het bij de toenemende verbreiding der kwaal eene zaak van het grootste sociale belang is, indien de vrouwen zelf zooveel mogelijk worden ingelicht. Voor dat doel dienen vlugschriften, die bij vele duizenden aan de bevolking worden uitgedeeld, in korten duidelijken vorm de meest noodige ophelderingen bevatten en vermoedelijk zeer zegenrijk zullen werken. De ondervinding leert, dat de meeste gevallen van baarmoederkanker eerst in een vergevorderd stadium ter kennis van den arts komen, zoodat vaak niets meer te redden valt. En toch zou bij een tijdig ingrijpen een volledig succes kunnen worden verkregen. De noodlottigste dwaling bestaat in de algemeen verbreide meening,, dat bloedingen, die zich zelfs langen tijd na de overgangsjaren voordoen, als vertraagde maandstonden zouden zijn te beschouwen. ,,Ik dacht, dat de maandstonden nog eens teruggekomen waren." Dit antwoord krijgt men geregeld op de vraag, waarom de betrokken patiente niet eerder geneeskundige raad heeft gevraagd. Ook al kan zich in de overgangs- jaren eene pauze van 8 of 9 maanden tusschen twee bloedingen voordoen, dan moet eene bloeding na een nog langer tijdperk beslist aanleiding tot een geneeskundig onderzoek geven. Eene bloeding, die zich na meer dan een jaar vertoont, is, zooals de ondervinding leert, geene menstruatie meer, doch, op zeer zeldzame uitzonderingen na, het teeken eener nieuwvorming en wel van den kanker. Hetzelfde geldt van de op vleeschwater lijkende vloeiing, waarop met het oog op haar onschuldig uitzien — op den leek maakt slechts donkerrood bloed indruk langen tijd nauwelijks gelet wordt. Ook deze geeft dringend aanleiding om dadelijk geneeskundig advies in te winnen. Werden deze eerste alarmseinen tijdig opgemerkt en juist beoordeeld, dan zou het getal der aan deze boosaardige kwaal ten offer vallende vrouwen belangrijk minder zijn. Maar de onzalige dwaling van de weder opgekomen maandstonden is dermate ingeworteld, dat zij nog langen tijd eene behoorlijke opheldering in den weg zal staan. Voor de behandeling der kwaal komt slechts eene methode in aanmerking: de operatie, verwijdering van het zieke orgaan. Wordt deze uitgevoerd, alvorens het gezwel op de omgeving is overgegaan, dan kan een geheel herstel bereikt worden en het leven nog vele jaren duren. Is het juiste tijdstip verzuimd en de naburige organen reeds, mede aangetast, dan is de behandeling alleen nog symptomatisch, d. i. zij tracht niet meer de grondziekte, doch de door haar voortgebrachte verschijnselen weg te nemen. Vooral de in een vergevorderd stadium aanwezige verettering van het kankergezwel vereischt dringend een krachtig ingrijpen, aangezien de van de vervallende nieuwvorming uitgaande reuk zoowel voor de zieke als voor de omgeving eene vreeselijke kwelling is. In den laatsten tijd speelt bij de behandeling van zulken kanker, die reeds op de naburige deelen is overgegaan, de zoogenaamde fulguratie of belichting eene rol. Bij deze methode worden door middel van bizondere apparaten electrische vonken van afzonderlijke grootte en sterkte in de niet meer met het mes te verwijderen kankerachtig ontaarde deelen geleid, waarin zij eigenaardige veranderingen veroorzaken. De eerst harde knobbels of vlakvormige gezwelmassa's worden aanzienlijk weeker, vooral laten zij zich dan zonder groote moeite uit het gezonde weefsel losmaken en verwijderen. De tot nu toe plaats gevonden proefnemingen hebben tot zeer gunstige resultaten geleid, zoodat aan deze methode misschien nog eene groote beteekenis zal toekomen. Dringend is te waarschuwen voor eene vertraping der kwaal door kwakzalvers. Vele zieken, die bij eene tijdige operatie gered zouden zijn, gingen en gaan tegronde, omdat zij in behandeling gaan bij nietartsen, die den aard der kwaal niet herkenden en, door de toepassing eener voor de ziekte geheel verkeerde behandeling, het tijdstip vertraagden, waarop nog met een zeker uitzicht op genezing had kunnen worden geopereerd, want voorloopig hebben wij nog ge§n ander geneesmiddel teeen den kanker dan het mes. " . ók De ziekten der eierstokken. De ontsteking der eierstokken (oophoritis). De ontsteking van den eierstok doet zich in acuten en chronischen vorm voor. De acute ontsteking ontwikkelt zich het meest in het kraambed, in aansluiting aan eene infectie gedurende de verlossing en^is steeds een gedeeltelijk verschijnsel eener infectieuze ziekte van het buikvlies. Van eigenlijke, alleen op haar terug te brengen symptomen kan men daarbij niet spreken, aangezien deze in het totale beeld der hoofdziekte zijn begrepen. De chronische ontsteking van den eierstok is verreweg de veelvuldigste vorm en behoort tot die groep van vrouwenziekten, die eene aanhoudende bron van pijnen en ongemakken zijn. Als oorzaak staat de druiper (gonorrhoe) in de eerste plaats, zooals over het algemeen de meeste ontstekingachtige verschijnselen der geslachtsorganen daaraan zijn toe te schrijven (vergel. geslachtsziekten). Het uitgangspunt der oophoritis is dan steeds eene gonorrhoïsche scheedecatarrhe, die de inwendige geslachtsorganen heeft aangetast. De door de kwaal veroorzaakte ongemakken zijn van zeer kwellenden aard. Zij bestaan in hevige trekkende pijnen in het onderlijf, vooral op de zieke plaats. Lichamelijk werk is haast onmogelijk, zelfs het loopen en staan veroorzaakt de hevigste pijnen, zoodat slechts eene rustige ligging nog een dragelijken toestand geeft. Daarbij komt bijna steeds stoelverstopping, zoodat zich een massa drekstoffen in den darm ophoopt en op vaak ondragelijke wijze op het ontstoken orgaan drukken. Ook de ontlasting veroorzaakt om dezelfde reden hevige pijnen, zoodat de vrouwen evenzeer voor de verstopping als voor de ontlasting vreezen. De algemeene toestand moet er sterk onder lijden. De zieken worden in hoogen graad nerveus, verliezen den eetlust en den slaap, zien er bleek en lijdende uit en verliezen alle levenslust, aangezien zij onophoudelijk door pijnen gekweld worden. De maandstonden zijn meestal onregelmatig en plegen kort voor het begin de ongemakken Ontwikkeling van het menschelijk embryo. Plaat 42. a Moederkoek met de vertakking der navelstrengvaten. ch Eivliezen. d Navelstreng, waarvan de scheedeaan begin en einde weggenomen is, ten einde de rangschikking van de daarin loopende bloedvaten te toonen. b Navelarteries (bij het embryo blauw). c Navelvene (bij het embryo rood). e Groote slagader (Aorta). ƒ Lever, g Galblaas. h Maag. i Endeldarm (afgesneden). k Urineblaas. / Middenrif. o Rechter long (De linker long is er uit genomen, ten einde het hart zichtbaar te maken) p Hart. r Slagader, s Thymus. bcnematiscne voorstelling der menschelijke eivliezen. a Lamsvlies (Amnion). ch Vaatvlies (Chorion). p Moederkoek (Placenta), z Vlokken, t Uitgangspunt van den eileider, m De beide lagen van het baarmoederslijmvlies, waarvan dc binnenste tegen het ei, en de buitenste tegen de baarmoeder ligt. cl Navelstreng. Embryo met eivliezen in de baarmoeder. (Schematisch.) a Het omgeslagen vaatvlies (Chorion). b Het binnenste doorzichtige eivlies (Amnion), waarin het embryo in het vruchtwater ligt. c Navelstreng, d moederkoek (Placenta) met de navelstrengvaten. De dokter in huis Plaat 43. Laatste maand der zwangerschap. Het hoofd staat reeds in het kleine bekken. Begin der geboorte. De blaas is gebarsten. Het insnijden van het hoofd in de schaamspleet. Het doorsnijden van het hoofd door de schaamspleet. Uittrede van het hoofd en het afdoen der om den hals gewonden navelstreng. Het kind is geboren, maar nog niet van de navelstreng afgebonden. Verloop der geboorte bij normale hoofdligging. dokter in huis ontstaande cysten rijk is aan eiwit, dat aan het lichaam onttrokken wordt. De zieken vermageren spoedig en zien er ellendig en vervallen uit. Blijft het gezwel aan zich zelf overgelaten, dan kan het alleen door zijne grootte tot den dood leiden, aangezien het ten slotte tot stuwingen en waterophoopingen in het geheele lichaam komt. De eenige weg tot genezing is de operatieve verwij dering van het gezwel, want er dreigen nnc andere Fig. 586. ° ° . . Eierstokcyste met gedraaiden steel. ge\.iren. oora is het draaien van den steel gevreesd (z. afb. en het voorafgaande „binnenste van eene eierstokcyste" met gedraaiden steel). Doet zich dit spoedig voor, dan komt het, aangezien in den steel de naar het gezwel leidende bloedvaten verloopen, tot een zeer heftig verloop. Tengevolge van de plotselinge afsluiting ontstaat eene belangrijke bloedstuwing. waarbij Fig. 587. Overgang van eene eierstokcyste in kanker. talrijke bloedvaten (De opengesneden cyste bevat kankerachtige woekeringen.') scheuren en hun inhoud in de enkele cysten storten. Deze op hun beurt zijn tegen den plotselingen aandrang niet bestand en bersten, waarbij de inhoud der cysten en het bloed in de buikholte geraken. De gevolgen zijn eenebuikvliesontsteking, die dikwijls een doodelijken afloop heeft. Heeft echter het draaien van den steel langzaam plaats, dan ontstaan er wel is waar eveneens ontstekingen maar van chronisch karakter. elke operatie met een zeker gevaar gepaard gaat, zelfs wanneer de operateur — hetgeen volstrekt niet altijd het geval behoeft te zijn — eenc technische volmaaktheid bezit en absoluut aseptisch (met uitsluiting van bacteriën) werkt. Er blijven nog altijd bronnen van gevaar over, waaruit de gevolgtrekking is te maken, dat operaties uitsluitend in werkelijk noodzakelijke gevallen mogen worden uitgevoerd. Aan den overdreven lust tot operatie op gynaecologisch gebied hadden twee oorzaken schuld: ten eerste, de spoedige ontwikkeling der operatietechniek en ten tweede een merkwaardig gebrek aan oordeel voor het feit, dat een groot deel van de gynaecologische operaties een bepaalde verminking van het vrouwelijke lichaam beteekent. Het voorheen niet zelden erg lichtvaardig uitgevoerde wegnemen der geslachtsorganen schiep verminkten, aan die, wel is waar, uiterlijk niets te zien was, die echter tengevolge van hunne verminking zwaar hadden te lijden onder nerveuze stoornissen van den meest ernstigen aard. Gelukkig is deze operatiewoede belangrijk verminderd, evenwel is er ook thans nog menige vrouwenarts, die zich van de vroegere opvattingen nog niet heeft kunnen losmaken. Heel bedenkelijk is vooral de omstandigheid, dat tallooze vrouwen uit het volk aan zulke verminkende ingrepen worden blootgesteld, zonder dat zij weten, wat met haar gebeurt. Er moet onder alle omstandigheiden geëischt worden, dat elke zieke daaromtrent wordt ingelicht, van welken aard de uit te voeren operatie en of zij noodzakelijk is. Het onvoorwaardelijke recht over het eigen lichaam moet juist in zoodanige gevallen zorgvuldig gehandhaafd worden, zoodat voor elk ingrijpen de zieke — voor zooverre zij niet soms buiten kennis is — bewust hare toestemming moet verleenen Ók De onderlijfsontstekingen. Van de bij de afzonderlijke geslachtsorganen besproken ontstekinger onderscheidt zich scherp de groep der eigenlijke onderlijfsontstekingen Deze gaan niet uit van een orgaan, doch van het buikvlies, of van hel bindweefsel, waarmede het bekken op sommige plaatsen is bekleed. A naar gelang van de oorzaken onderscheidt men twee groepen: der niet-infectieuzen en den infectieuzen vorm. De niet-infectieuze ontsteking ontwikkelt zich in aansluiting aar de verschillende prikkelingen, die het geslachtelijke leven in al zijm uitingen — menstruatie, onanie, bijslaap, geboorte, ziekten der organen — medebrengt en komt overeen met de reeds besproken ontstekingachtig! begeleidende verschijnselen van de afzonderlijke ziekten der organen Karakteristiek daarvoor zijn de ontstekingachtige uitzweetingen van het buikvliesbekleedsel der geslachtsorganen, die zich op sommige plaatsen ophoopen. Indien zulke ontstoken plaatsen elkander raken, dan plakken zij onderling vast en vormen op deze manier de meermalen vermelde vergroeiingen (z. plaat 41). De ongemakken bestaan in meer of minder sterke pijnen, die meestal aan de vergroeiingen met de daaruit voortkomende verschijnselen van uitrekking zijn toe te schrijven. De behandeling is dezelfde als bij de chronische ontstekingen der afzonderlijke organen. De infectieuze onderlijfsontsteking heeft eene veel gevaarlijker natuur. Aan deze ligt steeds eene infectie ten grondslag en hare gevolgen zijn zeer ernstig. Men onderscheidt een septischen en een gonorrhoïschenvorm— de eerste ontstaat door ettercoccen (etter verwekkende bacteriën), de tweede door gonococcen, de verwekkers van den druiper (gonorrhoe). De ontwikkeling der septische infectie neemt steeds een zeer spoedig verloop. Onder sepsis verstaat men eene bloedvergiftiging, die veroorzaakt wordt, doordat de binnengedrongen splijtzwammen stofwisselingsproducten afscheiden, die voor het menschelijke organisme het meest verderfelijke vergift beteekenen. De infectie sluit zich haast uitsluitend bij verloskundig en operatief ingrijpen aan, waarbij niet door de strengste ontsmetting voor volledige kiemvrijheid — asepsis — zorg gedragen is. Het gevolg is dan de vorming van etter in de buikholte. De septische infectie leidt in de ergste gevallen tot de acute buikvliesontsteking (z. deze), met al hare noodlottige gevolgen. Gelukkig echter komt het bij de meerderheid der gevallen tot een minder tragisch verloop, ook al gaat dit met ernstige gevaren gepaard. De in de buikholte gevormde etter — het exsudaat (ontstekingachtige uitzweeting) der infectieuze ontsteking kan aanvankelijk sereus zijn, het wordt dan echter etterig — zakt namelijk dikwijls in de afloopende deelen der buikholte, vooral in het onderste gedeelte van het kleine bekken, dat tusschen de baarmoeder en het heiligbeen ligt. Overal ontstaan nu de reeds besproken vlakvormige verplakkingen, waardoor darmkronkels en deelen der geslachtsorganen onderling zoo vast, als het ware gesoldeerd worden, dat zij het zieke deel der buikholte geheel van het gezonde scheiden. Het exsudaat (z. afb.) kan een zeer aanzienlijken omvang bereiken. Zijn lot is niet altijd gelijk. Het kan of naar buiten door de buikbekleedsels, of naar binnen in de blaas of den endeldarm doorbreken, of het doet geen van beiden en blijft binnen de afsluiting, waar het langzaam verdikt en ten slotte verschrompelt. Deze laatstgenoemde afloop doet zich het meest voor. De druiperinfectie (gonorrhoïsche vorm) verloopt onder het beeld der etterige tubaeontsteking (z. deze). Hier komt het wel is waar nimmer tot zulke heftige verschijnselen als bij den septischen vorm, daarvoor is de kwaal des te hardnekkiger. Uit de eileiders, waarvan de vrije einden onderling vastkleven, ontstaan etterzakken met dikken, groengelen etter, die elk oogenblik in de buikholte uitvloeien en de zwaarste gevolgen veroorzaken kan. Een afzonderlijke vorm is de onderlijfsontsteking, die niet uitgaat van het buikvlies, doch van het bindweefsel van het bekken. Men verstaat daaronder het losse weefsel, dat de tusschen de onderlijfsorganen bestaande ruimten aanvult en aan alle ziekelijke gesteldheden op zeer belangrijke wijze deel neemt. De karaktprind' .zich weder en geneest. De plek, waar de moederkoek vastzat, en die na de geboorte een groote oneffen wondvlakte. vormt, geneest minder vlug, daar hier talrijke bloeden lymphvaten verscheurd werden. De genezing verloopt op deze plaats in dier voege, dat dadelijk na de bevalling in de gescheurde vaten proppen van geronnen bloed ontstaan, die een verdere bloeding verhinderen. Langzamerhand gaan zij in bindweefsel over en vormen daarmede -een duurzame afsluiting. De genezing der groote wonde en de vorming van het nieuwe slijmvlies der baarmoeder is in ongeveer 6 weken voltooid. Gelijken tred met deze verschijnselen houdt de atscneiding der bij de wondgenezing afgestooten weefselbrokken. De afgescheiden cellen worden met bloed en etter vermengd uitgestooten en vormen den zoogenaamden kraamvloed, die gedurende het geheele kraambed aanhoudt. In de eerste dagen is hij van wege het bijgemengde versche bloed dun-vloeibaar, om dan geelwit en dikvloeibaar te worden, daar hij nu uit slijm en etter bestaat. Deze eigenschap behoudt hij tot het einde. Met de ontkleuring pleegt ook de hoeveelheid af te nemen. Bij zoogende vrouwen is de kraamvloed geringer en houdt vroeger op dan bij niet-zoogende. Bij de laatste duurt hij 6 weken, terwijl hij bij de eerste slechts 3'—4 weken bestaat. De hygiène van het kraambed. Onvoldoende zorg tijdens het kraambed is het uitgangspunt van langdurige ziekten, zooals bij ontelbaar veel vrouwen voorkomen. Twee eischen beheerschen het gebied vaiï de kraambedhygiëne: strenge antisepsis van de zijde der vroedvrouw en van de verpleegster en voldoend lang liggen. Onder antisepsis verstaat men de uiterste reinheid bij de uitvoering: der bij de bevalling noodige verloskundige maatregelen, om het binnendringen van bacteriën in het geboortekanaal en de baarmoeder te beletten. De groote wondholte met hare verscheurde bloed- en lymphvaten biedt voor eene infectie een zeer gunstige gelegenheid. Niet alleen tijdens de bevalling mag de barende slechts met uiterst zuiver gedesinfecteerde handen en voorwerpen aangeraakt worden, doch ook gedurende het kraambed, daar de kleinste onvoorzichtigheid in dit opzicht de grootste gevaren na zich sleepen kan. De kraamvrouwenkoorts en zware onderlijfsontsteking in het kraambed zijn haast uitsluitend aan infectie door onvoldoende antisepsis en desinfectie te wijten. Minder gevaarlijk, maar zeer schadelijk is het te vroege opstaan na de bevalling. Zoowel de baarmoeder als de breede moederbanden, die tijdens de zwangerschap sterk gerekt worden, hebben voor hare involutie behoefte aan eene langdurige en volkomen ontspanning. Wordt hun dit niet toegestaan, zooals dit helaas onder den dwang van maatschappelijke omstandigheden zoo dikwerf het geval is, dan ontstaan bijna zonder uitzondering twee gevolgen: de voortdurende vergrooting en de omstulping der baarmoeder. De door gebrekkige involutie ontstane vergrooting wordt chronische baarmoederontsteking of metritis genoemd en is een der meest voorkomende vrouwenziekten (z. d.j. De omstulping st&at in het nauwste verband met haar, daar de groote en zware baarmoeder licht naar achteren, waar zij een grootere speelruimte vindt, omslaat. Hierbij spelen echter ook de moederbanden een voorname rol. Tijdens de zwangerschap worden zij sterk gerekt, zoodat zij na de bevalling langer dan normaal en zeer slap zijn. Daar zij aan de snelle samentrekking der baarmoeder niet deelnemen^ verkrijgt deze een groote beweegbaarheid en de neiging, hare ligging te veranderen. Wordt aan de moederbanden de noodige rust en ontspanning gegeven, dan verkleinen zij langzamerhand, worden weder strak en houden de baarmoeder in normalen d. w. z. licht naar voren gebogen stand. Hiervoor is echter een bedrust van 12—14 dagen noodig, gedurende welke de verslapte organen tijd hebben, op krachten te komen. Het opstaan na 7 of zelfs na 3 dagen, zooals op het platteland dikwijls nog gebruikelijk is, is volstrekt schadelijk en te verwerpen, daar het natuurlijke genezings- en involutieproces onderbroken, zelfs gewoonweg afgesneden wordt. Alle vrouwen, die niet bij machte zijn, zich na eene bevalling voldoende te kunnen ontzien, zijn aan het gevaar blootgesteld, doorloopend met stoornissen aan de onderste organen gekweld te worden. De overige hygiënische maatregelen bestaan uit de toetreding van versche lucht in de kraamkamer, uit de uiterste zindelijkheid in alles, wat de kraamvrouw en het kind aangaat, a\smede uit lichamelijke en geestelijke rust. Elke opwinding en gemoedsaandoening, ook van vroolijken aard, moet vermeden worden, daar zij het verloop van- het kraambed ongunstig beinvloedt en nieuwe bloedingen kan teweegbrengen. Nog moet in het bijzonder er op gewezen worden, dat elke geslachtsgemeenschap tijdens het kraambed achterwege moet blijven. Het heeft den schijn, alsof dit een totaal overbodige vermaning is, daar elk natuurlijk gevoel tegen eene dergelijke afschuwelijkheid spreekt, in werkelijkheid echter komt het dikwijls genoeg'voor, dat de man het lichamelijke en zedelijke weerstandsvermogen in geslachtelijk opzicht totaal mist en hij geen rekening met den toestand der pas bevallen vrouw houdt. Eene dergelijke handelwijze is gewoon misdadig en verdient de scherpste afkeuring. Er bestaat wel geen dokter, die niet de ellende dier vrouwen kent, die weinig weken na de bevalling reeds weder zwanger zijn en — alleen ter bevrediging der zinnelijkheid van den man opnieuw de lasten eener zwangerschap en bevalling alsmede de plichten van eene nieuwe moederschap op zich nemen moeten. De onthouding na de bevalling moet minstens 10- -12 weken .duren. En ook dan moet er voor gezorgd worden, dat niet dadelijk weder eene ontvangenis plaats heeft, daar eerst 3 maanden na de bevalling de baarmoeder hare normale eigenschappen weder teruggekregen heeft. Voor het behoud der gemoedsrust der kraamvrouw draagt de toestand der omgeving in hooge mate bij. lerwijl de jonge kraamvrouw zich lichamelijk van iedere beweging onthouden moet, — zij moet de eerste drie dagen doorloopend op haar rug liggen, — mag om haar heen geen onrust heerschen. De gewone bezoeken in de eerste dagen, tfaarop ieder „maar een oogenblik" de kraamvrouw wil geluk wenschen en daarbij vergeet, dat niet de duur, doch het aantal der bezoeken den doorslag geeft, zijn het best geheel te staken, uitgezonderd die der naaste bloedverwanten. Doch ook deze mogen niet te dikwijls in de kraamkamer komen. De voeding moet in de eerste dagen licht zijn en behoeft volstrekt niet uit magere kost te bestaan, zooals nog dikwijls geloofd wordt. Het best geeft men vloeibare spijzen, zooals melk, voedzame soepen, thee of koffie met veel melk en wat wittebrood. Alcoholische dranken en kruiden zijn streng te weren. Bij welbevinden en goeden eetlust kan men ook zonder bezwaar op den derden dag wat wit vleesch en gestoofd fruit geven. Voor de volgende dagen moet men bij de keuze der spijzen slechts daarop letten, dat er geen winderige, zware en gekruide gerechten onder zijn. Van koele dranken zijn de beste helder water, licht mineraalwater en ook vruchtensappen. jqa 12 14 dagen mag de kraamvrouw voor het eerst opstaan. Helaas wordt in de meeste gevallen deze noodzakelijke rustperiode ternauwernood bereikt, daar de meeste vrouwen niet in staat zijn, zich zoolang te ontzien. Waar dit niet mogelijk is, moeten toch minstens 9 dagen in bed worden doorgebracht. Bij het eerste opstaan mag de kraamvrouw slechts korten tijd, ongeveer 2 uur, het bed verlaten, die dan langzamerhand iets verlengd wordt. In de derde week moet zij nog veel rusten en iedere inspanning vermijden, en eerst na 4 weken is de eerste wandeling geoorloofd, waarna dan geleidelijk de opneming der gewone bezigheden volgt. Van groot belang is de omstandigheid, hoe de krasmverpleging door de daartoe bevoegde personen •— vroedvrouw of verpleegster uitgeoefend wordt. Beide moeten niet alleen bekwaam en technisch onderlegd zijn, doch zij moeten — in de eerste plaats de vroedvrouw met de voorschriften der desinfectie grondig vertrouwd zijn. De stand der vroedvrouwen ondergaat gelukkig een toenemende maatschappelijke verbetering, daar veel beschaafde vrouwen niettegenstaande de daaraan verbonden gebreken — die vooral aan de wijze der opleiding kleven — zich op dit beroep toeleggen. Wie bij ondervinding weet, hoe belangrijk in de Verloskundige hulp niet alleen de vrouwenhand, doch ook de invloed van een beschaafde, tactvolle en verstandige vrouw is, kan deze verandering slechts met vreugde begroeten. Bovendien verzekert de meerdere beschaving ook de uitvoering van de noodzakelijke antisepsis, die bij onbeschaafde vroedvrouwen dikwijls niet in betrouwbare handen is. Tot de taak eener goede kraamverpleging behoort ook de zorg voor den terugkeer van den normalen lichaamsvorm. Helaas wordt aan dezen van zelf sprekenden eisch van het schoonheidsgevoel zeer dikwijls geen gevolg gegeven. Veel vrouwen houden reeds na de eerste bevalling een zeer misvormd figuur over, omdat de in de zwangerschap gerekte buikbekleedsels in de kraamverpleging niet behandeld zijn. Het gevolg is een sterk naar voren gerichte buik, die uiterst leelijk is en iedere vrouw ontsiert, ofschoon hij zonder groote moeite te verhelpen is. Dadelijk na afloop der naweeën moet een stevig sluitlaken om den buik gelegd worden, om de verslapte buikspieren tot samentrekking te brengen. Hoe zorgvuldiger het laken aangelegd wordt, des te zekerder verkrijgt het lichaam weder den oorspronkelijken vorm. cSb De leefwijze der zoogende kraamvrouw. De natuurlijke voeding van het kind is de moedermelk. Waar geen bijzondere redenen het tegendeel vereischen, moest iedere moeder haar kind zelve zoogen, daar op deze wijze — volkomen gezondheid der moeder verondersteld — de zekerste grondslag voor een doelmatige voeding en versterking van het kinderlijke organisme gelegd wordt. Terwijl reeds in de laatste maanden- der zwangerschap eene melkachtige vloeistof, colostrum of voormelk genoemd, door druk op de borst uit de borstklieren geperst kan worden, vormt zich het eigenlijke zog eerst na de bevalling. Bij eene eerste geboorte duurt het gewoonlijk 2—3 dagen, tot het zog in ruime mate voorhanden is. Bij vrouwen, die reeds bevallingen hebben gehad, is daarentegen meestal reeds bij de geboorte rijkelijk zog in de borsten aanwezig. De melk der eerste dagen bestaat uit een waterige vloeistof met dikke geelachtige strepen, terwijl de volle melk "een blauwwitte, dunne vloeistof is, die bij druk op de borst in stralen te voorschijn spuit. Niet zelden heeft de zogvorming na de geboorte niet op gelijkmatige wijze, doch zeer vlug plaats. Men spreekt dan van „het inschieten van het zog" Met de zogvorming der eerste dagen gaat een pijnlijk trekken en steken in de borsten gepaard, die sterk opzwellen en zeer gevoelig bij aanraking zijn. Na het aanleggen van het kind verdwijnt de pijn der spanning. Het kind wordt voor de eerste maal aangelegd, wanneer moeder en kind na de geboorte ettelijke uren geslapen hebben en goed uitgerust zijn. De vroegere gewoonte, bestaande uit toediening van venkelthee of suikerwater aan het kind is geheel verdwenen. Is de moeder niet in staat, haar kind te voeden, dan moet de moedermelk reeds bij den eersten maaltijd door min- of koemelk vervangen worden. Het kind moet van begin af aan regelmatige maaltijden gewend worden, door het precies om de drie uur aan de borst te leggen. De regelmatigheid der maaltijden is niet alleen in het belang van het kind, dat daarbij beter gedijt, doch evenzeer in dat der moeder. Wordt het te dikwijls aangelegd, dan lijdt het gestel der moeder er onder. Wordt het te zelden aangelegd, dan treden er stoornissen in de zogafscheiding op; want het zoogen van het kind werkt als een krachtige prikkel op de borstklier en bewerkt een ruime zogvorming. Om deze reden is het ook zeer misplaatst, in gevallen van overlast veroorzakenden melkovervloed, zooals bij te weinig aanleggen van het kind gebeurt, de borst uit te persen of door kunstmatig zuigen te ledigen. Juist door deze manipulatie's wordt de zogvorming opnieuw aangewakkerd. De borsten moeten afwisselend gegeven Worden, bij iederen maaltijd een borst. De door het zuigen ontstaande prikkel werkt niet alleen op de borstklieren, doch ook op de baarmoeder, die daarbij stootsgewijze samentrekt. Op deze wijze ondervindt de involutie eene werkdadige ondersteuning en bespoediging. De leefwijze eener zoogende vrouw moet niet alleen in het kraambed, doch tijdens den geheelen zoogduur zeer regelmatig zijn. Stevige kost, met vermijding van zwaar verteerbare en winderige spijzen alsmede van alcoholische dranken, ook het zoogenaamde stout, is noodzakelijk, om moeder en kind in gelijke mate in goeden lichaamstoestand te houden. Zooveel mogelijk moeten gemoedsaandoeningen voorkomen worden, vooral schrik en ergernis, daar zij het zog zeer ongunstig beinvloeden. Het zelfde geldt van dieetfouten. Het kind wordt onrustig, krijgt buikpijn en diarrhee, dikwijls ook braken, en niet zelden zijn er ettelijke dagen voor noodig, om het weder in orde te brengen. Van het grootste belang is de zorgvuldige behandeling der tepels, waaraan zich zeer licht kloven vormen, die bij veronachtzaming de zoogenaamde „zeere borst" d. w. z. infectieuse borstklierontsteking veroorzaken (z. deze bij „ziekten der borstklier"). Tot de voornaamste voorbehoedmiddelen behoort het rein houden der tepels en van den mond van het kind. Voor het aanleggen moet de tepel met een in -zuiver, het best is gekookt water gedrenkt lapje zorgvuldig gereinigd worden. Het zelfde geschiedt met den mond van het kind, die met een fijn batisten lapje en gekookt lauwwarm water zeer voorzichtig uitgeveegd wordt. Natuurlijk mag men slechts zacht te werk gaan, opdat het gevoelige slfjmvlies niet aangedaan worde. Verder mag de tepel nimmer met onreine handen aangevat worden, om voorhanden kloven niet de infecteeren. Nadat het kind gedronken heeft, wordt de tepel weder op de zelfde wijze gereinigd. Tijdens den geheelen zoogduur moet de borst tegen druk en kouvatting beschermd worden. Het beste geschikt voor dit doel is een reformcorset, dat de borst zonder eenigen druk steunt en zonder insnoering tegen de buste aanligt. Het moet wijd genoeg zijn om een zachten doek -— het best is flanel in linnen gevat — er tusschen te leggen, die doorloopend gedragen moet worden, zoowel om warm te houden als voor het opzuigen van het eventueel afvloeiende zog. □ ö □ De geschiktheid om te zoogen. Elke gezonde vrouw, die moeder geworden is, dient onder normale •omstandigheden in staat te zijn om haar kind zelve te zoogen. Helaas blijft deze natuurlijke eisch in steeds stijgende mate onvervuld, vooral in de steden en bij de vrouwen der bezittende klassen, terwijl op het platteland bijna zonder uitzondering iedere vrouw een voortrèffelijke min voor haar kind is. De ongeschiktheid tot zoogen vertoont zich in verschillende vormen. Bij menige vrouw is in den beginne zog in groote hoeveelheid voorhr.nden, verdwijnt echter langzamerhand, zoodat het kind niet meer verzadigd wordt, en verdroogt ten slotte geheel. Bij andere is van begin af de zogafscheiding zoo gering, dat niet eens geprobeerd worden kan om het kind aan de borst te leggen. Een verdere niet zelden voorkomende hinderpaal bestaat uit de sterke uitputting der moeder tengevolge van het zoogen. De hoeveelheid zog zou in zulke gevallen ruim voldoende zijn, maar de gezondheid der zoogende wordt door de inspanning zoo benadeeld, dat ondanks de zogovervloed onvermogen om te zoogen optreedt en het kind van de borst genomen moet worden. De oorzaken van dit verschijnsel zijn van zeer verschillenden aard, doch laten zich duidelijk in twee groote groepen verdeelen: in aangeboren en in verkregen onvermogen om te zoogen. Het aangeboren onvermogen om te zoogen beteekent het verlies der geschiktheid, zog voort te brengen en is de uitdrukking voor eene ontaarding en verkwijning der borstklieren. Eene gevulde buste bij vele tot zoogen niet in staat zijnde vrouwen heeft volstrekt niet de zelfde beteekenis als een goed gevormde borstklier, doch hangt alleen van sterke vetvorming af. Het ontzettend toenemende onvermogen om te zoogen staat naar alle waarschijnlijkheid in oorzakelijk verband met het rampzalige alcoholgebruik, dat in alle kringen der bevolking heerscht en met zijne door vele generatie's opgehoopte werking tot ontaarding der zogklieren leidt. Behalve aan de ontaarding moet ook aan de verkwijning der borstklier tengevolge van het niet-gebruiken een ruime beteekenis toegekend worden. Indien in eene familie grootmoeder en moeder niet gezoogd hebben, is ook de kleindochter meestal daartoe niet 'in staat, omdat hare borstklieren niet voldoende künnen functionneeren. Voor het aangeboren onvermogen om te zoogen kunnen de vrouwen zonder twijfel niet verantwoordelijk gesteld worden. Doch wel treft hun de schuld voor het verkregen onvermogen, dat voor het grootste gedeelte een gevolg der mode is. Het corset alsmede de nauw sluitende taille hebben onberekenbare schade aangericht, omdat zij reeds bij zeer jeugdige meisjes toepassing vonden en de ontwikkeling der borstklieren door den voortdurenden druk tot stilstand brachten. Dank zij de reformbeweging op het gebied der vrouwenkleeding is ten minste in zooverre een zeer belangrijke verbetering in dezen toestand verkregen, dat althans de jeugd niet meer in zulke den groei belemmerende pantsers wordt ingesnoerd. En daarmede is al veel bereikt, want wie van jongs af gewend is, zich los te kleeden, kan zich onbelemmerd ontwikkelen en het lichaam voor zijn later te vervullen taak geschikt maken. Geheel onvergeeflijk is het — men kan zeggen — moreel onvermogen om te zoogen, omdat het niets met de lichamelijke gesteldheid te maken heeft, doch de uitdrukking eener zedelijke minderwaardigheid is. Het wordt zonder uitzondering in de kringen der bezittende klassen gevonden en spruit uit de onedelste eigenschappen voort: ijdelheid, genotzucht, zelfzucht en gebrek aan plichtsgevoel. Vrouwen van dezen aard willen eenvoudig hun kind niet voeden, ook indien zij het kunnen. De kinderen van zulke moeders zijn diep te beklagen, want hen ontbreekt, niettegenstaande zij uiterlijk dikwijls weelderig verzorgd worden, de moederliefde, die door niets vervanger» kan worden. □ 0 □ Stoornissen bij het zoogen. Niet zelden komt het voor, dat het kind, wanneer het voor de eerste maal aan de borst gelegd wordt, nog geen zog in de moederborst aantreft. Daar het echter hongerig is en voedsel noodig heeft, moet het in zoo 'n geval verdunde melk uit een zuigflesch hebben. In ieder geval echter moet het voor het drinken aangelegd worden, omdat de prikkel van het zuigen de zogproductie in de borst bevordert en het kind anders later, wanneer de moeder voldoende zog in de borst mocht krijgen, moenijKiieueii oij net paKKen van aen tepel onaervinat. Een veelvuldige verzwaring bij het zoogen veroorzaken de slecht ontwikkelde tepels, die dikwijls zoo diep liggen, dat het kind ze niet pakken kan. Zooals reeds bij de bespreking der zwangerschap vermeld werd, vereischen de tepels geruimen tijd voor de geboorte eene zorgvuldige behandeling om het kind het zuigen ge¬ makkelijk te maken. Waar dit echter verzuimd werd, ——~ moet door middel van een zogpomp, zooals nevenstaande Fig' 640" afbeelding toont, hulp verschaft worden. Deze bestaat beftaaude^uit uit een tepelhoedje van glas, welks vorm met een goed tepelhoedje en ontwikkelde tepel overeenkomt, en een caoutchouc-ballon, Ca°biuonUC" die er boven op geplaatst wordt. Met dit eenvoudige (•/, natuurigrootte.; hulpmiddel wordt de diepliggende tepel in het hoedje op- G caoutchoucgezogen en verkrijgt zoodoende een spitse vorm, zoodat hoedjevang?as het kind hem gemakkelijk pakken kan. De lastigste stoornis bij het zoogen vormen de kloven, d. z. kleine scheuren in de tepelhuid, die bij het zoogen de hevigste pijnen veroorzaken. Daar de zeere borst bij het drinken niet mag worden uitgeschakeld, ten einde een zogophooping te voorkomen, die steeds met veel pijn en vorming van zoogenaamde melkknoopen gepaard gaat, moet de tepel door een caoutchouc hoedje beschermd worden. Het kind drinkt daarmede meestal zeer goed, en de pijnen zijn veel minder. Bovendien genezen de kloven op deze wijze veel sneller. In den tusschentijd moet de tepel nat gehouden worden, het beste door fijne linnen lapjes, die in een zwakke aluinoplossing gedrenkt zijn. Toch is in elk geval medische hulp in te roepen. Komt het niettegenstaande alle voorzorgsmaatregelen tot ontsteking en verettering van de borst, dan moet het kind van de borst af, daar het zuigen aan de zieke borst voor moeder en kind schadelijk is. De nadere beschrijving der ziekte vindt men bij de „ziekten der borstklier" onder „borstklierontsteking". Fig. 641. Driehoekig borstdoek ter opbinding van de borst. rig. on. Hetzelfde voor beide borsten. Van groot nut bij pijnlijke gesteldheden der borst is het opbinden ierzelve. Men neemt daartoe een driehoekig of schuin samengevouwen /ierhoekig doek, dat boven de schouders samengeknoopt wordt en de Dorst — of beide borsten — zonder druk steunt (z. afb.). In veel gevallen kan niettegenstaande welverzorgde borsttepels tiet kind niet zuigen, omdat het de tong niet ver genoeg naar voren kan urengen. In den volksmond noemt men dit vastzittende tong, ofschoon leze naam niet juist is. Het betreft in dit geval een te kort tongriempje, waardoor de be¬ weegbaarheid van de tong bemoeilijkt wordt. In de meeste gevallen kan men dit door het opzetten van een langer tepelhoedje ondervangen, dat dieper in den mond van het kind reikt en het zuigen veel ge¬ makkelijker maakt. Is deze maatregel echter niet voldoende, dan moet de tong los gemaakt worden, d. w. z. het te korte tongriempje moet even ingesneden worden. Niet zelden komt het voor, dat zoogende vrouwen door een voortdurend afloopen van het zog gekweld worden, zoodat er niet genoeg voor het kind overblijft. In zulke gevallen, die als nerveuse zwaktetoestanden zijn aan te merken, moet de borst opgebonden, dikwijls koud afgewasschen en het gebruik van warme alsmede opwekkende dranken zoo veel mogelijk vermeden worden. Van belang voor het juiste drinken van het kind is de houding bij het zoogen. De moeder moet gemakkelijk en door kussens gesteund zoo zitten, dat de het kind omvattende arm een stevigen steun heeft, daar beide anders gauw vermoeid worden. Het kind mag niet in halfzittende houding drinken, doch moet liggen. Fig. 643 en 644 toonen de juiste en de verkeerde houding van moeder en kind. Moet het zoogen gestaakt worden — onverschillig of dit gebeurt na eenige weken of maanden of bij het natuurlijke afzetten van het kind —, dan plegen dg borsten op te zwellen en onder hevige pijnen hard en gespannen te worden. Het zog mag dan niet door zuigen of persen afgenomen worden, doch de borsten moeten veeleer met de meeste zorg behandeld worden. Zij worden met natte warme com- pressen bedekt en opgebonden, om de pijnlijke spanning te verhelpen. Tevens zorgt men voor een ruime wateronttrekking aan het lichaam, eenerzijds door dagelijksche flinke ontlasting, het beste door bitterwater, anderzijds door de uiterste beperking van vloeibaar voedsel. Op deze wijze pleegt het zog in drie dagen op te drogen. FlS- 64a. Fig. 614. oe moeder en kind bij het zoogen moeten zitten. Hoe zij niet zitten moeten. Wanneer mag een moeder haar kind niet zoogen? De eisch, dat een moeder haar kind zelve zoogen moet, is alleen dan gerechtvaardigd, indien de moeder gezond is. Achterwege blijven moet het bij groote zwakte, bij epilepsie en krankzinnigheid, alsmede bij tuberculose der moeder. De ondervinding leert, dat alle ziekten van tuberculeusen oorsprong reeds tijdens de zwangerschap verergeren, nog meer echter gedurende den zoogtijd, wanneer niet zelden een tot dusverre latente (verborgen) tuberculose plotseling tot uitbarsting komt. Om deze reden moet zelfs bij een bloot vermoeden van tuberculose het zelf-zoogen achterwege blijven. Dat bij eene acute koortsige ziekte der moeder het kind niet aan de borst gelegd mag worden, kan als van zelf sprekend beschouwd worden. □ (□]□ i noVfrr in huis Afwijkingen van het normale verloop der zwangerschap. Ofschoon in de zwangerschap alle mogelijke ziekten kunnen opxeden, zijn er toch eenige vormen, die een bepaalde voorliefde voor de iwangérschap hebben. Het betreft hier gevallen van ziekelijke verhoojing van natuurlijke zwangerschapsbezwaren of van ziekten, die ook nietzwangeren aantasten, doch in de zwangerschap ongemeen sterk aptreden. Het aanhoudende hardnekkig braken. Bij normaal verloopende zwangerschap houdt het bekende begeleidende verschijnsel van braken gewoonlijk na eenige weken, op zijn laatst na de eerste helft der zwangerschap op, zonder ernstige gevolgen na zich te sleepen. In sommige gevallen echter treedt het zoo hevig op, dat niet alleen al het gebruikte onmiddellijk wordt uitgebraakt, doch ook bij een ledige maag braakbewegingen optreden. De uitwerking op het organisme is uiterst nadeelig. Na hevige maagpijnen, totale verstopping en alle kenmerken van een toenemend verval van krachten doen zich ten slotte flauwten en deliriën voor, tot in de ergste gevallen de dood een einde aan den ellendigen toestand maakt. In de eerste helft der zwangerschap plegen beterschap en verergering met elkander af te wisselen. Duurt het aanhoudende hardnekkig braken echter langer dan tot dezen tijd, dan is op vrijwillige beterschap nauwelijks te rekenen. De oorzaak is niet bekend, toch is met vrij groote waarschijnlijkheid aan te nemen, dat het verschijnselen van nerveus-hysterischen oorsprong zijn. Het is merkwaardig, dat de ziekte bijna uitsluitend in de kringen der bezittende klassen, daarentegen zeer zelden bij vrouwen uit de arbeidersklassen voorkomt. Reeds vroeger aanwezige maagen darmstoornissen begunstigen het tot stand komen der ziekte. De behandeling bestaat uit diëthetische maatregelen — absolute lichamelijke en geestelijke rust alsmede gebruik van zeer geringe hoeveelheden koele dranken — en uit de zenuwen kalmeerende geneesmiddelen. Leiden deze maatregelen niet tot het doel, dan moet kunstmatige \roeg- geboorte worden toegepast. De zwangerschapsnier. Van de verschillende vormen der eigenlijke nierontsteking (z. d.) onderscheidt zich de zwangerschapsnier, doordat zij eerst in de zwangerschap begint en methet einde daarvan pleegt op te houden. Haar aanwezigheid wordt gewoonlijk eerst ontdekt, ^wanneer uitgebreide zwellingen der huid optreden. De zwelling alleen der beenen 'vindt men bij iedere zwangerschap in de laatste maanden en wordt verklaard door de drukking der zwangere baarmoeder op de aderen. Vertoonen zich echter zwellingen in het gelaat en op de handen, dan wordt onmiddellijk het vermoeden van een nierstoornis gewekt. Onderzoekt men dan de urine, dan wordt er zonder uitzondering eiwit in aangetroffen. In sommige gevallen vertoonen de zwellingen een zeer merkwaardigen vorm: de huid is zoo opgezet — vooral aan de handen kan men dit duidelijk waarnemen —, dat het lijkt alsof er lucht onder zit, waardoor het lichaam er opgeblazen uitziet. De zwangerschapsnier komt hoofdzakelijk bij eene eerste zwangerschap, doch vooral bij tweelingszwangerschap voor. Meestal verdwijnt zij met de geboorte en gaat slechts zelden in eene chronische nierontsteking over. In bijzonder zware gevallen kan zij tot eclampsie, d. w. z. tot krampaanvallen leiden (z. eclampsie). De oorzaak der ziekte is niet vastgesteld, daar eene eigenlijke ontsteking niet voorhanden is. De behandeling bestaat behalve uit diëthetische maatregelen uit eene ruime ontwatering van het lichaam door rijkelijk zweeten. Leidt dit niet tot het doel, dan moet kunstmatige vroeggeboorte worden opgewekt, des te meer omdat iedere ernstige nierziekte het leven der vrucht in gevaar brengt. Daarom mag in een zoodanig geval alleen het belang der moeder voor het medisch ingrijpen beslissend zijn. Acute infectieziekten. De zwangerschap wordt door koortsachtige ziekten op ongunstige wijze beinvloed, daar bij ernstige ziekte met hooge koorts zeer dikwijls misgeboorte ontstaat. Er is haast geen infectieziekte, waarbij niet reeds de vroegtijdige uitstooting der vrucht werd waargenomen. De syphilis. Van alle ziekten der zwangerschap staat de syphilis op de eerste plaats. Want het onuitsprekelijke onheil, dat aan deze ziekte verbonden is, begint reeds voor het mensch-worden der vrucht en belast het nog ongeboren kind. De ziekte wordt immers, indien man of vrouw ten tijde van de bevruchting syphilitisch is, haast zonder uitzondering door het kind overgeërfd. Het noodlot der reeds voor de geboorte syphilitisch besmette kinderen, voor zooverre zij in leven blijven, zullen wij later leeren kennen. In een groot aantal gevallen komt het echter niet tot. de geboorte van een voldragen kind, doch tot misgeboorte. Er zijn ontelbaar veel syphilitische vrouwen, die niettegenstaande de eene zwangerschap na de andere geen levend kind hebben, omdat telkens, gewoonlijk in de tweede helft der zwangerschap, abortus plaats heeft, die haar hoop doet vervliegen. Men spreekt dan van een geregeld wederkeerende abortus. In andere gevallen komt het tot vroeggeboorte van een levend kind, wiens organen echter zoo sterk syphilitisch zijn, dat het spoedig te gronde gaat. Hoe treurig dit lot voor de niettegenstaande herhaalde zwangerschap kinderloos blijvende moeder is, zoo gelukkig is het voor het kind, wiens levenspad met den vloek dezer erfenis zou worden belast. Anders is het, wanneer eene gezonde vrouw tijdens eene zwangerschap syphilitisch besmet wordt. Geschiedt dit in de laatste maanden, dan blijft de vrucht gezond. Geschiedt het echter in de eerste maanden, dan bestaat er gevaar, dat zij eveneens door syphilis wordt aangetast. Van bijzonder belang is de vraag, of eene gezonde vrouw, die van een door den vader syphilitisch besmet kind zwanger is, door dit wederom besmet kan worden. Deze vraag is zoowel in bevestigenden als in ontkennenden zin beantwoord. De nieuwere opvatting leert, dat de syphilis van het embryo in hare typische vormen niet op de moeder overgaat, wel echter, dat zij een bijzonderen invloed op het moederlijke organisme uitoefent, en wel op die wijze, dat zulke moeders immuun tegen syphilitische besmetting zijn. Het betreft dan waarschijnlijk een latente vorm van syphilis, die door geen uitwendige teekenen waar te nemen is. Iedere syphilitische zwangere moet aan eene antisyphilitische kwikkuur worden onder¬ worpen, zoowel om haar eigen bestwil als om dat van het kind. Komen kinderen van syphilitische ouders levend ter wereld, dan mogen zij nimmer aan de borst eener min gelegd worden, opdat er geen overbrenging op de min kan plaats hebben. De achteroverknikking der baarmoeder. Treedt bij eene baarmoederknikking zwangerschap in, dan kunnen er stoornissen in net normaie veriuop iuuc- tig. 645. Beklemde zwangere baarmoeder, die achterover f'en> 0 sc oon in verrev,®S geknikt is. de meeste gevallen de B gevulde pisblaas. U achterover geknikte baarmoeder met de toenezwangere baarmoeder. H samengeperste pisbuis. Sch scheede. m endeldarm. mende vergrooting uit net Fig. 646. Band ter ondersteuning van den hangbuik. kleine bekken opstijgt en zich ongehinderd verder ontwikkelt. Soms echter leidt het tot miskraam, teweeggebracht door de sterke bloed- overvulling, tengevolge van de afknikking. Beide — opstijging en miskraam — kunnen uitblijven, zoodat de baarmoeder zich in hare abnormale ligging verder ontwikkelt, totdat zij de haar ter beschikking staande ruimte volkomen opvult. Op deze wijze kan het tot ernstige beklemmingsverschijnselen van de zijde der pisblaas en den endeldarm komen. De pisbuis wordt zoo samengeperst, dat een ontlediging der blaas onmogelijk is en deze tot een reusachtig gezwel aangroeit, dat tot aan den navel reikt. Evenzoo wordt de darm samengedrukt (z. Fig. 645). Er ontwikkelt zich dus een volkomen pisen darmverstopping. Treden deze verschijnselen na eenige maanden der zwangerschap op, dan moet zoo spoedig mogelijk een medisch onderzoek plaats hebben, om de oorzaken der stoornis weg te nemen. De behandeling bestaat in ontlediging der blaas door middel van een katheter en oprichting der baarmoeder. Deze taak is volstrekt niet licht en heeft somwijlen ook geen resultaat. In zulke gevallen komt alleen de kunstmatige vroeggeboorte in aanmerking. Pisopstopping bij hangbuik. Niet elke pisopstopping heeft zoo'n verstrekkende beteekenis als in het hierboven beschreven geval. Zeer dikwijls doet zich in de laatste maanden der zwangerschap voorbijgaande pisopstopping voor, ontstaande door het sterke naar voren hangen van den buik. Men spreekt dan van hangbuik. Hij komt vooral voor bij vrouwen, die meerdere bevallingen doorstaan en zeer slappe buikbekleedselen overgehouden hebben. Zij plegen zichzelf te helpen, door den buik met ae nanaen op te houden, waarbij de achterover geknikte blaas mede omhoog geheven wordt, zoodat het urineeren gemakkelijk kan plaats hebben. fig. 647. De,band omgedaan. Fig. 648. Van achteren gezien. Daar de hangbuik ook het loopen bemoeilijkt, zeer licht schrijning der opengaande huidplooien veroorzaakt en ten slotte ook de ligging van het kind ongunstig beinvloeden kan, moet hij door een doelmatigen buikband gesteund worden. Bij zwaren graad van hangbuik is het niet voldoende om den band in de lendenen te sluiten, doch hij dient dan over de schouders geslagen en door deze gedragen te worden. De verschillende afbeeldingen geven een overzicht van de wijze en het ombinden van den band. © De dood der vrucht tijdens de zwangerschap. Niet zelden neemt het leven van het in wording zijnde kind reeds voor de geboorte een einde, een verschijnsel, dat zeer verschillende oorzaken hebben kan. Sterft het kind af, dan wordt het meestal spoe-' dig uitgestooten, d. w. z. er heeft abortus plaats. Er kunnen echter ook weken verloopen, voor dit geschiedt, en binnen dezen tijd kan het lichaam van het embryo de meest verschillende veranderingen ondergaan. Treedt de dood in de eerste weken der zwangerschap in, dan kan de afgestorven vrucht zich in het ei zoo volkomen oplossen, dat na de uitdrijving er niets meer van te vinden is. Bestaat de zwangerschap langer, dan blijft het lichaam behouden en doordrenkt zich met vruchtwater en bloed, zoodat het week en papperig wordt en de huid blaasvormig loslaat. Desniettemin treedt geen ontbinding en rotting in, daar het vruchtwater volkomen vrij van rottingskiemen is. In zeldzamere gevallen verweekt het embryo niet, doch schrompelt zoo ineen, dat het een mummieachtig voorkomen verkrijgt. Deze mummificatie komt vooral bij tweelingen voor. bterlt Fig. 6i9. een van hen af, dan groeit het Druiven- of blazenmola in ... , i natuurlijke grootte, levende kind verder, en het (Naar schuitze.) doode verandert zich in een per- e Eiholte met de rest van een embryo. kamentachtig uitgedroogde gedaante, die bij de bevalling medegeboren wordt. In nog andere gevallen kan na het afsterven der vrucht het ei zich ziekelijk verder ontwikkelen, waarbij de vlokken van het vaatvlies eigenaardig ontaarden. Een zoodanig ei wordt mola genoemd. De vlokken veranderen zich in tallooze blazen en blaasjes, die als druiven dicht op elkander gerangschikt zijn. Dit vormsel heet daarom druivenof blazenmola (Fig. 649). Druivenmolae kan de grootte van een kinderhoofd bereiken en pleegt zeer snel te groeien. Buitendien zijn er nog bloedmolae, die ontstaan, doordat het afgestorven ei zich in alle deelen met bloed vult. Zij vormen een roodbruine, vleezige massa. Deze ontaardingen van het ei leiden gewoonlijk tot een onevenredig snelle vergrooting der baarmoeder, tot bloedingen en ten slotte tot abortus. Het afsterven van het kind is niet steeds onmiddellijk waar te nemen. In verhouding het meest treedt plotseling een hevige huivering op. Was het embryo reeds over de eerste ontwikkelingsstadiën heen, dan heeft de moeder het onbehagelijke gevoel, alsof een vreemd lichaam in den buik heen en weer valt. Hadden zich reeds kindsbewegingen voorgedaan, dan valt het op, dat deze uitblijven. Het ophouden der harttonen geeft dan de zekerheid, dat het kind dood is. (S) De misgeboorte. Het vroegtijdige afbreken der zwangerschap is een buitengewoon veel voorkomende gebeurtenis. De uitstooting der vrucht in de eerste 28 weken heet misgeboorte of abortus, de vroegtijdige geboorte gedurende den daarop volgenden tijd — voor zooverre zij voor het natuurlijke einde der zwangerschap plaats heeft — heet vroeggeboorte. Een misgeboren vrucht is niet levensvatbaar, terwijl een kind van meer dan 28 weken onder gunstige omstandigheden in leven blijven kan. Bijzonder veelvuldig is de abortus in het begin der zwangerschap. Veel vrouwen, vooral zij, die voor de eerste maal zwanger zijn en dit niet weten, houden dikwijls de abortus voor eene iets vertraagde en daarom sterker optredende periode, waaraan zij geen beteekenis hechten. De oorzaken bestaan meestal — afgezien van de kunstmatige vroeggeboorten —- uit schokken, die het onderlijf treffen, alsmede uit chronische, ziekten der baarmoeder. , Veelvuldig komt abortus voor, wanneer vrouwen aan de wasch zijn en deze te drogen hangen, vooral wanneer zij daarbij met zware kuipen en manden sjouwen. Medicamenten kunnen slechts dan een abortus opwekken, wanneer zij in een zoo'n groote dosis genomen worden, dat zij vergiftig "werken. Aan de verschillende dingen, die men in den volksmond voor afdrijvende middelen houdt: romeinsche kamillen, saffraan, braakmiddelen, sterke purgeermiddelen, moederkoorn e. a., wordt deze werking ten onrechte toegeschreven. Er bestaan juist geen middelen, die de vrucht dooden, zonder de moeder in gevaar te brengen. Treedt na toepassing dezer middelen abortus op, dan vormt zij steeds slechts het symptoom eener algemeene vergiftiging. Hiertoe behooren ook de vele miskramen bij vrouwen, die in de loodverwerkende bedrijven werkzaam zijn en aan chronische loodvergiftiging lijden, alsmede bij morphinisten. Het eerste teeken van een beginnende abortus is steeds bloeding, terwijl de sterkte der begeleidende pijnen er van afhangt, hoe lang de zwangerschap bestaat, d. w. z. of zich reeds een moederkoek gevormd heeft. In het laatste geval, dus van de derde maand af, treden regelmatige en zeer pijnlijke weeën op, terwijl in de eerste weken de abortus gewoonlijk slechts als een door meer pijn en bloeding vergezelde periode verloopt. Het ei wordt dan gehuld in een bloedklomp, geheel of in stukken uitgedreven. Soms doen zich de voorboden van abortus weken achtereen voor, doordat van tijd tot tijd bloed en slijm verloren wordt. Deze bloedingen kunnen zich zoo dikwijls herhalen, dat men ieder oogenblik vreest, dat de miskraam loskomt, zonder gevolg echter. In zulke gevallen verzwakken de vrouwen zeer, daar het herhaalde bloedverlies zeer nadeelige gevolgen heeft. Deze gevallen zijn echter betrekkelijk zeldzaam. In het algemeen is een abortus geen vreeswekkende gebeurtenis, alleen is onvoorwaardelijk geneeskundige hulp noodig, wil men er geen kwade gevolgen van ondervinden. Dreigt er misgeboorte, dan probeert men deze door rustig te liggen en kalmeerende middelen op te houden. Gelukt dit echter niet, en nemen de bloedingen een bedenkelijken graad aan, zonder dat het tot uitstooting der vrucht komt, dan moet er voor gezorgd Vorden, dat de abortus zoo vlug mogelijk verloopt. Tot dit doel dienen verschillende methoden, wier keus in elk voorkomend geval bepaald wordt. Is ook dan echter vertraging in de geboorte of doen zich ontbindingsverschijnselen in het ei voor, die zich door koorts en kwalijk riekende vloeiingen verraden, dan moet de zoogenaamde „ontruiming van den abortus" plaats hebben, waarbij de inhoud van de baarmoeder er met de hand uitgehaald wordt. Niet zelden komt het tot den zoogenaamden septischen abortus, vooral na afdrijvingspogingen door personen, die met veronachtzaming van alle voorzorgs- en desinfectiemaatregelen ingrijpen. Aan deze onvergeeflijke handelwijze vallen zeer veel jonge bloeiende menschen ten offer. Er worden hierbij bacteriën in de baarmoeder gebracht, die zich snel verder ontwikkelen en in zeer korten tijd bloedvergiftiging veroorzaken. Zelfs bij tijdig chirurgisch ingrijpen is dikwijls genoeg geen redding meer mogelijk. Gelukt het, den infectieusen inhoud deibaarmoeder te voorschijn te brengen, voor dat de septische (vergiftige) stoffen in den bloedsomloop overgaan, dan is het gevaar geweken. Een zeer veel voorkomend verschijnsel na een abortus is het achterblijven van kleine stukken van het eivlies in de baarmoeder. Het gevolg is aanhoudend bloedverlies en verhoogde temperatuur. In zulke gevallen is de uitkrabbing der baarmoeder noodzakelijk, daar zich andei's eveneens ontbindingsverschijnselen voordoen. Elke abortus moet gelijk eene bevalling worden behandeld, vereischt dus bedrust en onthouding van minstens een week. Worden deze regels niet in acht genomen, dan komt het licht tot chronische onderlijfsziekten met aanhoudende ongemakken. O De buitenbaarmoederlijke zwangerschap. In tegenstelling tot de normale ontwikkeling der vrucht in de baarmoeder staat de zwangerschap buiten deze, welke vooral in den eileider, veel zeldzamer in den eierstok voorkomt. Men neemt als oorzaak vrn dit merkwaardige verschijnsel aan, dat aan het bevruchte ei in de veronderstelling, dat ei en zaadcel zich in den eileider vereenig- i ii r uen — uuor uc een ui andere hindernis de doorgang naar de baarmoeder verlegd werd en zich nu op de plaats der bevruchting vestigt en ontwikkelt. Andere gevallen daarentegen berusten waarschijnlijk op het verplaatsen van het hevrnnhtp ei van tig. 650. Eileiderzwangerschap. den eenen eileider op der ... Ar, ,Naar .. ., _ , anderen door de buikholte U baarmoeder. O eierstok. T eileider. F vruchtzak aan het uiterste einde van den eileider. — Een dergelijke abnor male zwangerschap is steeds een zeer ongunstige gebeurtenis, üaar een buiten de baarmoeder ontwikkeld kind nooit geboren kan worden, zelfs indien het tot volledige ontwikkeling komt, tietgeen echter slechts liet verloop eener dusdanige zwangerschap wordt door bijzondere eigenaardigheden gekenmerkt en er ) zijn steeds gevaren voor de moeder aan verbonden. Heeft de vruchtzak (vergel. Fig. 650) eene zoodanige grootte bereikt, dat hij den wasdom van het kind niet meer voleen kan, dan berst Fig, 651. Eileiderzwangerschap. hij. De gevolgen daarvan (Naar Runge.) zjjn inwendige bloeding/baarmoeder. O eierstok. 7 eileider. , F geopende vruchtzak. Sen> ^ïe doodelijk kunnen worden. Treedt dit treurige gevolg echter niet in, dan verzamelt zich het uitgeloopen bloed op het diepste punt van de buikholte tusschen baarmoeder en darm, waar het zich afsluit en als bloedgezwel liggen blijft. Daar pleegt het mettertijd opgezogen te worden, doch veroorzaakt steeds ontstekingen der onderlijfsorganen met vergroeiingen. De gunstigste afloop bestaat uit het vroegtijdige afsterven van het embryo, dat dan volkomen kan worden opgezogen. In zeldzame gevallen wordt het uit den vruchtzak in de buikholte uitgestooten, waar het zich verder ontwikkelt en jaren lang kan worden meegedragen. Bij deze zoogenaamde buikzwangerschap kan natuurlijk ook geen geboorte plaats hebben. De vorm van het kind Fig. 652. Voldragen ïoetus uit een buikzwangerschap, die door de uittreding van een ei uit een eileider in de buikholte was ontstaan. (De foetus is geheel in bindweefselvliezen gewikkeld en 2 jaar na intrede der zwangerschap door operatie uit de buikholte verwijderd.) (Naar Ziegler.) • blijft alsdan min of meer volkomen behouden en wordt in een mantel van bindweefsel gehuld (z. afb.), waarin zich ' mettertijd kalkzouten afzetten. Zulke misvormde vruchten '[heeten steen kinderen en hebben geheel het karakter van gezwellen der buikholte, die door operatie verwijderd moeten worden. De gevaren der abnormale zwangerschap worden nog vergroot, doordat hare herkenning met groote moeilijkheden gepaard gaat. Er treden namelijk alle teekenen eener normale zwangerschap op: uitblijven der periode en vergrooting der baarmoeder, niettegenstaande deze ledig is. Sterft de vrucht af, dan komt het tot bloedingen uit de baarmoeder, die natuurlijk voor een abortus gehouden en dienovereenkomstig behandeld worden. Wordt deze noodlottige vergissing niet dadelijk ontdekt, dan kan het tot de reeds besproken bersting van den vruchtzak met de daaraan verbonden kwade gevolgen komen. Er treden dan alle teekenen eener inwendige bloeding op: flauwte, groote bleekheid, zwakke" gejaagde" polsslag, zonder dat er een druppei bloed naar buiten komt. In zulke gevallen is onmiddellijke operatie nood¬ zakelijk om de bloeding te stuiten. De aanwezigheid van een vruchtzak buiten de baarmoeder heeft dezelfde beteekenis als een boosaardige nieuwvorming en moet derhalve zoo spoedig mogelijk verwijderd worden. De geboorte van meerdere kinderen. Tweelingszwangerschappen zijn geen zeldzaamheid em leiden in de meeste gevallen tot de geboorte van levende kinderen. Veel zeldzamer daarentegen zijn drielingen of wel vier- Fig. 653. Meest voorkomende en gunstigste ligging van 'tweelingen, allen in leven blijven. Ook van tweekomt reeds dood ter wereld. Tweelingen ontstaan, doordat of twee eitjes bevrucht worden, of doordat zich in een ei twee vruchtbeginsels ontwikkelen. In dit geval zijn de kinderen van hetzelfde geslacht en plegen buitengewoon veel op elkander te lijken. De ondervinding leert, dat de geboorte van tweelingen zich bij veel vrouwen dikwijls herhaalt, daar de veelvuldigheid der meervoudige zwangerschap met den ouderdom der moeder en het aantal der bevallingen toeneemt. De ongemakken van tweelingszwangerschap zijn natuurlijk grooter als die eener enkelvoudige. Het verloop der bevalling hangt van de ligging der kinderen af. De gunstigste gesteldheid i,: 1 i- U „i. 1 -fA ng. ou4t. ib, wdiiiicci ccii jvijliu mei nci nuuiu Op één na de meest voorkomende ligging naar beneden en het andere in tegenvan tweelingen. . . , overgestelde houding ligt (rig. 053). Zeer dikwijls bestaat weeënzwakte, ontstaande door de overmatige uitrekking der baarmoeder. Bij de geboorte van meerdere kinderen is steeds medische hulp noodzakelijk, daar er licht complicatie's kunnen voorkomen. Bij een regelmatig verloop pleegt het tweede kind spoedig na het eerste te worden geboren. ^ Afwijkingen van de normale geboorte. Daar het welgevormde bekken (zie ,,geboortewegen") de hoofd- V KJKJL waai vuui hui male bevalling is, moeten afwijkingen van de normale , bekkenmaat stoornissen in " het regelmatige baringsverloop teweegbrengen. De reeds besproken afmetingen van het bekken kunnen zeer sterk verschillen en daardoor de geboorte zeer ongunstig ^ a£meüng ( ) beinvloeden. vernauwd bekken. De meest voorkomende oorzaak is het vernauwde bekken, d. w. z. een bekken, waarvan een of meer afmetingen min of meer verkort zijn. Zijn beteekenis voor de geboorte- functiën bestaat daaruit, dat de doorgang van het hoofd door het bekken zeer bezwaarlijk wordt, zelfs geheel onmogelijk worden kan. Het laatste is het geval bij zulke bekkens, welker rechte afmeting minder dan 6 c. M. bedraagt, daar door zulk eene nauwe | ruimte het hoofd niet passeeren kan. Bedraagt de afmeting 6—9 c. M., dan is de geboorte wel is waar mogelijk, doch met groote moeilijkheid. Vooral voor het kind bestaat gevaar, omdat de bevalling zeer lang duurt en het kind intusschen stikken kan. Bij bek- rv-^/iio van y xx v*. i.»x. iMg" 656 wijkt de bevalling slechts door Rachitisch plat bekken in den hoogsten graad, een langzamer verloop van den Afmeting a b bedraagt 2,5 c. M. . r (Naar Runge.) normalen vorm at. De hoofdoorzaak van het ontstaan der verschillende vormen van het vernauwde bekken is de rachitis (Engelsche ziekte), want de in de prille jeugd ontstaande rachitische verbuigingen der beenderen gaan na verloop van tijd ook op het bekken over. Andere oorzaken zijn de been- derverweeking (Osteomalacie), gevolgen van heupgewrichtsziekten en aangeboren vervormingen. De afbeeldingen der belangrijkste vormen van vernauwde bekkens geven een aanschouwelijk beeld van deze verhoudingen. De herkenning van een vernauwd bekken is alleen door de bekken- Fig. 657. In hoogen graad vernauwd bekken ten gevolge van beenderverweeking. (Naar Ruuge.) meting mogelijk. Bij elke eerste zwangerschap moet deze daarom plaats hebben, opdat zich niet onvoorziene complicatie s bij de bevalling voordoen. Want bij eene afmeting van minder dan 6 c. M. is de geboorte van een levend kind langs natuurlijken weg onmogelijk. In zulke gevallen moet steeds de keizersnede verricht worden, onverschillig of het kind nog leeft of reeds afgestorven is. De operatie bestaat uit de opening van de buikholte en de baarmoeder, het uithalen van het kind "en den moederkoek en ten slotte uit de hechting der operatiewonden. De uitvoering der operatie geschiedt natuurlijk onder zeer rlipr»p narrncp pn sfrfinorP! asfinsis en Dwars vernauwd bekken. (Naar Runge.) mag alleen na de uiterste vöorzorgs- maatregelen ondernomen worden. De keizersnede is dank zij de voortreffelijke moderne operatietechniek niet meer zoo gevaarlijk als in vroegere jaren, toen ongeveer 80 % der met de keizersnede verloste vrouwen aan de gevolgen der operatie stierven. Toch bedraagt de sterfte ook heden nog 18—20 %. Niettegenstaande het aan de keizersnede verbonden gevaar zijn er vrouwen, bij wie het verlangen naar een kind zoo sterk is, dat zij zonder aarzeling daartoe besluiten. Zelfs zijn er vrouwen, die meermalen op deze wijze verlost zijn geworden. Voor het kind bestaat bij deze wijze van geboorte geen gevaar. ( r Weet eene vrouw, dat zij slechts^door middel van de keizersnede kan worden verlost — en naar ait te zeggen, is de dokter verplicht - en wil zij daar niets van hooren, dan moet vroegtijdig voor onderbreking der zwangerschap worden gezorgd. Is de vernauwing van het bekken van minder hoogen graad, maar toch van dien aard, dat een voldragen en goed ontwikkeld kind slechts met gevaar voor moeder en kind zou kunnen worden geboren, dan ontstaat de noodzakelijkheid, de kunstmatige vroeggeboorte op te wekken. Een voorwaarde daarvoor j Fig. 008. " * iMg. tj&y. Scheefvernauwd bekken ten gevolge van tuberculose van het heupgewricht (/). is echter de keuze van het tijdstip zoo te bepalen, dat het kind niettegenstaande de vroege geboorte ook levenskrachtig is. Menig verloskundige stelt ook in dit geval de keizersnede voor, doch is zulks slechts af te raden. Waar de graad der vernauwing het veroorlooft, is aan de kunstmatige vroeggeboorte de voorkeur boven de keizersnede te geven. Elke bevalling bij een vernauwd bekken moet door een dokter geleid worden en wordt door bepaalde verloskundige kunstgrepen ondersteund en verlicht. Hiertoe behooren de keering van het kind en de toepassing der tangverlossing, die beide bij de verloskundige operatie's worden besproken. Het te wijde bekken vormt de tegenstelling tot het vernauwde bekken. Bij dit verloopt de bevalling wel is waar zeer gemakkelijk, doch er kan hierbij de zoogenaamde overhaaste geboorte ontstaan, waaraan eveneens gevaren, zij het ook van anderen aard, verbonden zijn. Het kind passeert het te wijde geboortekanaal zoo snel, dat het uit de scheede vallen kan, waarbij de navelstreng afscheuren of de geheele baarmoeder omstulpen kan. Daarbij komen zeer hevige bloedingen, inscheuringen in het scheedegedeelte der baarmoeder en scheuren van den bilnaad, omdat de ontsluitingsweeën, door welke de zachte geboortewegen langzamerhand gerekt worden, niet lang genoeg gewerkt hebben. Voor het kind bestaat het gevaar van verbloeding, indien de navelstreng afscheurt, alsmede uit de mogelijkheid van zware verwondingen bij het vallen op den vloer. Het is ook reeds voorgekomen, dat eene overhaaste geboorte op een closet optrad en het kind er in viel. De dwarsiigging. Bij de dwarsiigging — juister gezegd schuine ligging — ligt het kind niet in de lengte der baarmoeder, doch schuin. Dit is daardoor van beteekenis, dat een kind in deze ligging niet geboren kan worden. Wordt dit niet tijdig ontdekt, dan drijven de barensweeën de schouders in den bekkeningang, waarin het kind dan steeds vaster wordt geklemd. Men spreekt dan van verzuimde dwarsiigging (Fig. 661). De gevolgen van dit verzuim — wanneer geen tijdige verloskundige hulp plaats heeft — zijn voor moeder en kind noodlottig. Het kind sterft, en bij de moeder kan het scheuring der baarmoeder verwekken, als niet door bijzondere hulp der natuur door keering van het kind de geboorte mogelijk wordt gemaakt. De hulp der natuur komt echter zoo zelden voor, dat men er niet op mag rekenen. Wordt de dwarsiigging tijdig ontdekt, dan moet zonder verwijl de ligging verbeterd worden, d. w. z. de dwarsligging in eene lengteligging worden veranderd. Tot dit doel wordt het kind gekeerd, waarbij het lichaam zoo gedraaid wordt, dat inplaats van den schoudei het hoofd of een voet het voorste ligt (zie „verloskundige operaties") Fig. li(50. Dwarsligging. Fig. 661. Verzuimde dwarsligging. Dan heeft de geboorte gewoonlijk zonüer ongevauen voor mucuw en kind plaats. Wordt het juiste moment om in te grijpen echter verzuimd, wat daaraan is te bemerken, dat de voorliggende schouder niet meer bewogen kan worden, dan blijft niets anders over dan het kind in stukken te verkleinen, ten einde de moeder te redden. De anders ontwijfelbare scheuring der baarmoeder is eene gebeurtenis, die tot inwendige verbloeding leidt, wanneer niet direct de buikholte wordt open gemaakt en de scheur kan genaaid worden. Iedere vroedvrouw is verplicht bij dwarsligging een dokter te roepen, om al deze gevaren te voorkomen. O De verloskundige operaties. Onder „verloskundige operaties" verstaat men niet, zooals vele leeken denken, operaties in chirurgischen zin, doch een aantal maatregelen, die ten doel hebben afwijkingen van het normale verloop der geboorte te verhelpen. Het zijn over 't algemeen onbloedige hulpverleeningen, ofschoon ook somtijds chirurgisch ingrijpen (keizersnede) noodzakelijk is. De twee onmisbare voorwaarden om de verloskundige operaties te kunnen uitvoeren bestaan in het volkomen beheerschen der daarbij behoorende techniek en van het inachtnemen van de strengste asepsis. De geringste nalatigheid der nauwkeurigste zuiverheid leidt ontwijfelbaar tot infectie en daarmede tot de gevreesde kraamvrouwenkoorts (z, d.). uaar net aantal der verschillende verloskundige operaties te groot is om hier te bespreken, beperken wij ons slechts tot de voornaamste : de keering en de tangverlossing. Onder kee.— ring verstaat 4 men het kunstmatige omdraaien van het nog niet geboren kind, als het zoo ligt, dat het geboorteverloop er ongunstig door beinvloed wordt. Zoo kan bijv. door de keering eene dwarsligging in lengteligging, eene hoofdligging in voetligging en omgekeerd veranderd worden. Men onderscheidt eene inwendige en eene uitwendige keering. De eerste komt het meest en in talrijke gevallen voor, gewoonlijk op den voet. Dit wordt zoo gedaan (z. afb.), dat de dokter resp. doktores de hand in de baarmoeder steekt, probeert een voet te vatten en, als dit is geschied, daaraan het kind omdraait, zoodat eene zoogenaamde onvolkomen voetligging ontstaat. Ofschoon de keering eigenlijk geen verlossende, doch slechts eene aan de verlossing voorafgaande operatie is, laat men er toch dadelijk de voleindiging der geboorte op volgen, om niet onnoodig tijd te verliezen. Tot dit doel haalt men ook den tweeden voet naar onderen en brengt door bepaalde verloskundige grepen het kind naar buiten (z. afb.). Dit alles wordt onder diepe narcose der vrouw uitgevoerd. Hoofdzakelijk wordt de inwendige keering bij dwarsligging en bij een nauw bekken toegepast, daar zij alleen hierbij in staat is de geboorte van een levend kind mogelijk te maken, — vooropgesteld, dat het juiste moment tot ingrijpen niet reeds is verzuimd. Is dit het geval, — bijv. De dokter in huit ^ wanneer het vruchtwater reeds lang is weggeloopen en de baarmoeder zich zoo nauw om het kind sluit, dat de hand der verloskundige er niet meer kan indringen, — dan moet de keering worden nagelaten en tot behoud der moeder tot embryotomie (in stukken verkleinen van het kind) worden overgegaan. rvi li w j >» v/a De uitwendige keering is minder ingewikkeld dan de inwendige en wordt in dezelfde gevallen toegepast. Alleen moet het kind nog zeer beweegbaar zijn en niet reeds vast in het bekken zitten. Zij moet overal daar geprobeerd worden, waar eene veranderde ligging van het kind wel is waar noodzakelijk is, doch aan de voorwaarde voor eene inwendige keering nog niet is voldaan, d. w. z. dat de moedermond nog niet wijd genoeg is om er de hand te kunnen insteken. Om de uitwendige keering te kunnen uitvoeren is geen narcose noodig. De bewegingen worden van uit de buikbekleedselen uitgevoerd en bestaan in het verschuiven van het kind in de gewenschte ligging. 1 De tangverlossing. Het begrip der verloskundige taneoperatie komt den leek gewoonlijk als "iets verschrikkelijks en onheilspellends voor, terwijl het in werkelijkheid een - bij nauwkeurige uitvoering - gezegende hulp is, die' het doel heeft de geboorte zonder nadeel voor moeder en kind te voltooien op eene wijze, die zooveel mogelijk het natuurlijke verloop nabij komt. De tang (Fig. 665) bestaat uit twee gelijke deelen, waarvan ieder twee verschillende deelen heeft. Het onderste is het handvatsel, het bovenste de lepel, die bestemd is om het hoofd van het kind te vatten. Hoe de tang aan dit doel voldoet, toont de afbeelding van het ingestoken instrument. Iedere helft wordt apart ingestoken en eerst daarna met de andere door het slot vereenigd. Het handvatsel neemt de verloskundige in de hand. . , , De beteekenis der tang ligt niet zoo zeer in het uitoefenen van dru k op het hoofd van het kind, doch uitsluitend in het trekken, wat m zekeren zin de geboorteweeën moet vervangen. Helaas is eene zekere Fig. 664. Na keering op de voeten wordt het kind naar buiten gebracht. drukking op liet hoofd onvermijdelijk, daar de lepels dit goed moeten pakken om niet af te glijden. Het is derhalve dringend plicht der verloskundige om zoo voorzichtig mogelijk te werk te gaan, daar er anders zware kwetsuren uit kunner voortkomen. De verloskundige tane komt tot haar recht, als er gevaar voor moeder of kinc. dreigt en de natuurlijke verlossing om de een of andere reden niet goed gaat. De beide meest voorkomende aanleidingen daartoe "zijn kneuzingen bij demoederen dreigende verstikking van het kind, wanneer het uitdrijvingstijdperk te lang duurt. Het gevaar, dat het kind bedreigt, kondigt zich aan door onregelmatigheid en verminderen der kinderlijke harttonen, terwijl kneuzingen bij de moeder zich door plotselinge verhooging van temperatuur en sneller slaan der pols, alsmede door droge hitte der scheede verraden. Moet de tang aangelegd worden, dan moeten be- ' i paalde voorwaarden daarvoor vervuld zijn. De moedermond moet volkomen verstreken en het hoofd mag noch te klein. noch te groot zijn. Een der nanflvatsei. gewichtigste eischen is, dat de grootste omvang van het hoofd reeds in het kleine bekken staat. Hoe dieper het hoofd staat, des te regelmatiger en ongevaarlijker verloopt de geboorte, terwijl een hooge stand van het hoofd het beduidend bemoeilijkt. Slechts eene zeer geoefende verloskundige mag onder dringende omstandigheden ook bij hoogen stand van het hoofd de tang aanleggen, daar dan steeds gevaar bestaat, dat de moederlijke zachte-deelen gekwetst worden. De tangoperatie wordt onder nai> cose uitgevoerd. De verloskundige trekt langzaam het hoofd van het kind naar buiten, waarbij volgens bepaalde regels Fig. 665. Verloskundige tang. / lepel. r ïg. 666. Ingevoelde tang. 67* wordt tewerk gegaan. Is het hoofd geboren, dan volgt gewoonlijk het lichaam snel en gemakkelijk. Bij deze gelegenheid willen wij op een feit wijzen, dat vooral in groote steden voorkomt en aan iedere verloskundige bekend is. Vele vrouwen, die de geboorte te lang duurt, bestormen den dokter met het verzoek de geboorte door het aanleggen der tang te bekorten, ook wanneer niet de geringste aanleiding daartoe bestaat. Er zijn helaas niet zelden zwakke karakters, die zich hiertoe laten verleiden, — echter wijst het grootste gedeelte der dokters een dergelijk verzoek af en grijpt slechts naar de tang, als dit werkelijk noodig is. En met recht! Want zelfs wanneer alles goed afloopt, kan dit nog nadeel voor moeder en kind hebben. Bij de moeder ontstaan meerdere en grootere inscheuringen in den bilnaad en de scheede, dan bij de geboorte zonder tang. Bij het kind kunnen de lepels der tang zware kwetsuren op de aangevatte plaatsen veroorzaken, zoodat bloeduitstorting aan het hoofd en verlamming der gezichtszenuwen niet zeldeii voorkomt. Zelfs hersenbloedingen doen zich voor, die gewoonlijk spoedig den dood tengevolge Rebben. De tang kan noodlottig worden, wanneer de navelstreng tusschen de lepels geraakt en door deze wordt samengedrukt. Het gevolg is, als de druk langer aanhoudt, verstikking van het kind. Om deze redenen moet de anders zoo uiterst gezegende operatie slechts in zulke gevallen worden uitgevoerd, waar dit werkelijk dringend noodzakelijk is. <2> De kunstmatige vroeggeboorte. Hebben wij in de keering en de tangverlossing de hulpmiddelen bij de geboorte van een voldragen kind leeren kennen, bij de kunstmatige vroegtijdige geboorte gaat het om een einde te maken aan een nog niet voltooide zwangerschap. Men moet den kunstmatige» abortus van de kunstmatige vroeggeboorte onderscheiden. Bij den eerste is de vrucht niet in staat te leven, bij de laatste kan het kind trots de vroege geboorte verder leven, doch leert de ondervinding, dat alleen kinderen van minstens 34 weken in het leven blijven. Aanleiding tot den kunstmatigen abortus geven zware ziekten der moeder, waardoor — in verband met de zwangerschap -— haar leven gevaar loopt. Daartoe behooren tuberculose, nierziekten, aanhoudend hardnekkig braken, e. d. (vergel. „Zwangerschap"). Van zuiver menschelijk standpunt uit is deze groep oorzaken binnen te enge grenzen genomen. Er bestaan zeer veel gevallen, waarbij zonder ver- klaarbare organische ziekte de gezondheid der moeder zoo betreurenswaardig is, dat eene zwangerschap voor zoo'n lichaam werkelijk een ongeluk beteekent. In zulke gevallen moest de abortus geoorloofd zijn, temeer, omdat het zich onder deze omstandigheden ontwikkelende kind gewoonlijk ellendig en erbarmelijk wordt en voor de maatschappij niet nuttig is, doch de beklagenswaardige moeder verzwakt en haar grootere zorgen baart. Natuurlijk mag aan het vruchtafdrijven niet teveel de vrije hand worden gelaten, doch in zulke gevallen moesten meerdere dokters consulteeren, de toedracht der zaak niet alleen geneeskundig, doch bok sociaal-hygiënisch onderzoeken en* dan onder gemeenschappelijke moreele verantwoordelijkheid den abortus mogen uitvoeren. Daarmede zou aan den staat een grootere dienst worden bewezen dan met de geboorte van een van huis uit minderwaardig kind. Tot het uitvoeren van den abortus dienen verschillende methoden. In het aanvangsstadium is het een zwelhoutbougie, die in den moedermond wordt gestoken, langzaam uitzet en op deze wiize weeën verwekt (■/.. a.fhl Tn I.it-prp maanHpn j \ 1 wanneer de vrucht reeds grooter is geworden, wordt de eivliessteek uitgevoerd, d. w. z. het ei aangestoken, waarop eveneens weeën ontstaan en de uitstooting plaats heeft. De kunstmatige vroeggeboorte wordt overwegend bij te nauw bekken toegepast, als de geboorte van een voldragen kind niet mogelijk is. De meest toegepaste methode is het insteken van een zacht buisje, dat tusschen baarmoeder en vochtblaas wordt geschoven en spoedig weeën verwekt. Bovendien wordt hier ook dikwijls de eivliessteek toegepast. Al deze kunstgrepen moeten met de grootste zuiverheid en asepsis geschieden, daar anders ontwijfelbaar infectie en de ernstigste gevolgen daaruit ontstaan. Fig. 667. Zwelhout-bougie ter opwekking van den kunstmatigen abortus. a droog, b opgezwollen. Kwetsingen bij de geboorte. Inscheuringen van den bilnaad. Het sterke uitzetten der zachte geboortewegen bij het doorgaan van het hoofd heeft dikwijls inscheuringen tengevolge, voornamelijk bij eene eerste bevalling. Van groot gewicht zijn de inscheuringen van den bilnaad. Onder bilnaad verstaat men de zachte brug tusschen scheede en anus (vergelijk hierbij de verschillende afb.). Het opdringende hoofd zet dit deel zoo uit, dat het steeds dunner en dunner wordt en, als de veerkrachtigheid van het weefsel wordt overspannen, inscheurt. Men onderscheidt meerdere soorten van bilnaad-inscheuringen. De eenvoudige middelmatige bilnaad-inscheuring beperkt zich tot scheede en bilnaad, terwijl de volkomene en uitgebreidste tot in den endeldarm reikt, zoodat scheede en "anus door niets meer gescheiden zijn. Het komt zelden voor, dat de bilnaad in het midden berst, waarbij de bovenste en onderste afscheiding blijft bestaan. De pijn bij het ontstaan der inscheuring wordt nauwelijks gevoeld, daar deze in de door de buitengewone uitzetting van den bilnaad ver¬ wekte pijn ten onder gaat. Later vertoont zien een branüenü gevoel in de schaamdeelen, — een teeken, dat voor dokter en vroedvrouw eene bekende aanwijzing eener kwetsuur is. Het bloeden is bij middelmatige Fig. 668. Normale bilnaad. D bilnaad. A Anus. Fig. 669. Fig- 670. Normale bilnaad van ter zijde gezien. Middelmatige bilnaad-inscheuring. m endeldarm. d bilnaad. a anus. (De voorste scheedewand [v] heeft zijn .v scheede. b blaas. g baarmoeder steun verloren.) d ingescheurde bilnaad, «anus. in endel darm. scheede. b blaas, ^baarmoeder. bilnaad-inscheuringen gewoonlijk zeer gering, doch kan, als de inscheuring diep in de scheede loopt, zeer erg worden. Iedere bilnaad-inscheuring, hoe klein ook, moet genaaid worden, niet alleen voor de latere gevolgen, docli ook met het oog.op het verloop van het kraambed. Door een veronachtzaamde bilnaad-inscheuring kan onder omstandigheden namelijk eene zware infectie ontstaan, d. w. z. er komt kraamvrouwenkoorts uit voort. Wordt een bilnaad-inscheuring, die meer dan een derde van den bilnaad beslaat, niet genaaid, dan ontwikkelen zich in den loop der Fig. 671. Volkomen bilnaad-inscheuring. d plaats van den verdwenen bilnaad. m endeldarm, j scheede. ^baarmoeder. Fig. 672. Herstelling van den bilnaad. d nieuwgevormde bilnaad, s scheede. g baarmoeder. tijden zeer ongunstige veranderingen. De scheede, waarvan de bilnaad het voornaamste steunpunt vormt, verliest deze en wil uitzakken. Op deze wijze wordt het uitzakken mogelijk gemaakt. Eene volkomen bilnaad-inscheuring is natuurlijk nog veel ingrijpender, daar deze ook den anus inscheurt en daardoor de afsluiting van den endeldarm vernielt.# Vrouwen met eene zoodanige bil'"4Ë naad-inscheuring zijn niet in staat dun¬ nen stoelgang en winden tegen te houden en komen daardoor in eene ondragelijke positie. Vaif dit lijden helpt de zoogenaamde bilnaad-hervorming af, eene operatie, die door eene zeer vernuftige naaiing der aanwezige weeke deelen Fig. 673. Bescherming van den bilnaad bij de geboorte. een nieuwen bilnaad schept en daardoor ook aan de scheede een vast steunpunt geeft. Groote beteekenis is aan het voorkomen hiervan te hechten. Al is ook eene inscheuring van den bilnaad niet altijd te vermijden, dan kan toch in de meeste gevallen het uitbreiden van de inscheuring worden voorkomen. Dit kan door de bescherming van den bilnaad gedaan worden, wat mede een voorname taak der vroedvrouw is. De kraamvrouw ligt hiertoe op de zijde, en het heeft tweeërlei doel: het hoofd zoo langzaam door te laten en het tegelijk zoo te leiden, dat het met den kleinsten omvang het eerst naar buiten komt, d. w. z. dat eerst het achterhoofd en dan het voorhoofd wordt geboren. Het beschermen van den bilnaad bereikt men daardoor, dat men het verder gaan van het hoofd zorgvuldig controleert en gedurende de weeën terugdrukt, om te verhinderen, dat het te snel verder gaat (z. afb.). Op deze wijze kan, als men goed oppast, dikwijls genoeg nadeel worden voorkomen. Na de geboorte moet steeds goed worden nagegaan, of de bilnaad onbeschadigd is gebleven. Inscheuring der scheede en van den baarmoederhals zijn slechts dan ernstig, als zij omvangrijk of zeer diep zijn. In dit geval ontstaan sterke bloedingen, die niet altijd gemakkelijk te stillen zijn. Kleinere inscheuringen genezen gewoonlijk vanzelf, grootere moeten echter genaaid worden. <2> Bloedingen bij de bevalling. Na de bevalling gaan de door het loslaten van de moederkoek geopende bloedvaten onder normale omstandigheden snel dicht en wel door de naweeën,' die de baarmoeder en daarmede de ingescheurde aderen tot samentrekking brengen. Dit natuurlijke verloop wordt echter niet zelden gestoord, en er ontstaan van den regel afwijkende bloedingen, die dikwijls een hevigen graad kunnen bereiken. De oorzaak ligt in de te zwakke weeën, die of reeds gedurende de bevalling als weeënzwakte eene zeer onaangename stoornis verwekte, of eerst na de bevalling intreedt. In het laatste geval komt zij dikwijls voor bij de geboorte van tweelingen of van kinderen, die zeer veel vruchtwater hadden. Door de buitengewone uitrekking verliest de baarmoeder namelijk de kracht zich energisch samen te trekken, d. w. z. weeën te veroorzaken, zoodat de bloedvaten open blijven en verder bloeden. De baarmoeder, die anders bij eene geregelde bevalling snel samentrekt en door de buikbekleedselen als een vaste kogel voelbaar is, staat dan nog hoog en voelt week en slap aan. In andere gevallen ligt de oorzaak in de vertraagde uitstooting der eerst gedeeltelijk losgelaten nageboorte. De uitdrukking van leeken daarvoor „aangegroeide nageboorte" komt niet gansch met de feiten overeen, want slechts zelden komt eene werkelijk ziekelijke vergroeiing voor. Dikwijls is er eene krampachtige vernauwing van het onderste gpedeelte der baarmoeder, die het uitstooten der nageboorte verhindert en niet zelden door het ongeschikt leiden der nageboorte ontstaat. Bij vele vrouwen doet zich bij iedere bevalling dit verschijnsel voor, dat dan voorzeker aan vergroeiingen is te wijten. Daar deze bloedingen — om het even of zij voor of na de geboorte van de moederkoek voorkomen — uiterst gevaarlijk kunnen worden, is snel handelen noodzakelijk. Is de nageboorte nog niet uitgestooten, dan probeert men door wrijven der baarmoeder van de buikbekleedselen uit weeën te verwekken. Dan volgt als verder hulpmiddel de gebruikelijke handgreep om de nageboorte uit te persen en, als ook dit zonder gevolg blijft, het wegnemen der nageboorte met de hand, een ingrijping, die natuurlijk slechts onder de strengste asepsis mag plaats hebben. Wanneer eene krampachtige vernauwing aanwezig is, moet deze eerst worden verwijderd, wat door narcotische middelen gewoonlijk spoedig bereikt wordt, zoodat de hand der verloskundige zonder hindernis in de baarmoeder gestoken kan worden en de nageboorte kan wegnemen. 'Pen laatste volgt eene aseptische uitspoeling van de baarmoeder, om de groote wondvlakte voor het zeer voor-de-hand liggende gevaar eener infectie te behoeden. Komen de bloedingen na de bevalling voor, dan bedient men zich van "verschillende methoden. Eerst probeert men eveneens door wrijving samentrekkingen der baarmoeder en daarmede der bloedvaten, te bereiken, om dan tot koude scheede-uitspoelingen en koude buikomslagen over te gaan, die dikwijls zeer snel werken. Ook heete scheedeuitspoelingen zijn zeer goed. Als hulpmiddel gebruikt men preparaten van moederkoren, die worden ingenomen of onder de huid ingespoten worden en het opwekken der weeën bevorderen. In zeer wanhopige gevallen, wanneer alle middelen falen, wordt de geheele baarmoeder alsmede de scheede met strooken jodoformgaas getamponneerd, d. w. z. volgestopt. Bijna zonder uitzondering houdt het bloeden kort daarna op. Ook hierbij moet de allerstrengste asepsis in acht worden genomen. © De kraamvrouwenkoorts. Het grootste gevaar tijdens het kraambed is de kraamvrouwenkoorts, die vroeger duizende en nog eens duizende kraamvrouwen wegrukte. Vooral de kraamzalen werden door dezen vreeselijken geesel zoo bezocht, dat in vele klinieken het sterftecijfer tot 26 % steeg, dus meer dan het vierde gedeelte der verloste vrouwen aan kraamvrouwenkoorts te gronde ging, De eerste, die de oorzaak dezer verraderlijke ziekte onttiekte, was de Weensche verloskundige Semmelweiss, die haar als eene van buiten af in het lichaam gebrachte infectie, veroorzaakt door onvoldoende zuiverheid bij dokters, vroedvrouwen en studenten bij verloskundige onderzoekingen verklaarde. Door deze wetenschap en de daaruit getrokken leeringen is Semmelweiss in de rij der grootste weldoeners der menschheid geplaatst geworden, want zijne ontdekking heeft tallooze vrouwen het leven gered. Hoe ingrijpend zijne leerstellingen hebben gewerkt, is daaruit te bemerken, dat overal waar zij werden toegepast de sterfte aan kraamvrouwenkoorts op waarlijk verrassende wijze afnam. De kraamvrouwenkoorts is eene wondziekte, veroorzaakt door het indringen van bacteriën in kwetsuren der geboortewegen of in de baarmoeder. Het inwendige daarvan toch is een enkele groote wondvlakte, waarvan het verscheurde weefsel voor alle soorten bacteriën toegankelijk is en derhalve den voornaamsten toegang voor infectiekiemen vormt. Toch kunnen er van scheede- en bilnaadinscheuringen infectie's uitgaan. Komen nu door de onderzoekende hand voor 'of gedurende de bevalling bacteriën in de scheede, dan kunnen zij in de bij de geboorte ontstane wonden geraken en — al naar gelang zij meer of minder kwaadaardig zijn — plaatselijke ontsteking of kraamvrouwenkoorts verwekken. In vele gevallen komt de infectie eerst na de bevalling in het kraambed tot uiting, als de kraamverpleging onvoldoende en nalatig wordt uitgeoefend. De kraamvrouwenkoorts is niet één geheel vormend ziektebegrip, doch vertoont zich in verschillenden vorm; de lichtere vormen, die meer plaatselijk zijn, en de zware, die het geheele organisme aantasten en de gevreesde kraamvrouwenkoorts in de ware beteekenis vormen. Uit lichte gevallen kunnen ten slotte ook zware vormen ontstaan. De plaatselijke kraambedinfecties hebben met de reeds elders besproken onderlijfsontstekingen (z. d.) het uitzweeten van een fibrineus, dikwijls etterig vocht gemeen. Het verloop is meestal zeer langdurig en pijnlijk. Ofschoon het meestal gunstig afloopt, blijven toch bijna steeds vergroeiingen en afwijkingen der geslachtsorganen achter, die gedurende vele jaren de gezondheid ondermijnen. De zware vorm daarentegen, de eigenlijke kraamvrouwenkoorts, vertoont dikwijls geen plaatselijke ziekteverschijnselen, doch verloopt op de wijze eener bloedvergiftiging (sepsis.) met hooge koorts, hartzwakte, korten en gejaagden polsslag, alsmede met snel verval van krachten. In andere gevallen weder vertoont zij zich als bu ikvl iesontsteking met hevige pijn in het lijf, braken en benauwdheid. De ziekte begint meestal binnen de eerste drie dagen van het kraambed met hevige huiveringen, hooge temperatuur en versnelden polsslag. De ergste gevallen hebben reeds na 2—3 dagen den dood tengevolge, vooral zulke, die zonder buikvliesontsteking verloopen, terwijl bij langzamer verloop de dood gemiddeld in de tweede week na het begin der ziekte intreedt. Een ander beeld biedt een vorm, die iets later, aan het einde der eerste of in de tweede week aanvangt en zich door talrijke huiveringen kenmerkt, waaraan verhooging van lichaamstemperatuur is verbonden. Deze vorm der bloedvergiftiging pleegt langen tijd aan te houden en onderscheidt zich door ontstekingen der verschillendste organen. In 't bijzonder deelen longen, ribbenvlies, gewrichten en nieren in het lijden, zoodat ontstekingen dezer deelen in aansluiting aan eene verlossing steeds het vermoeden eener kraambedinfectie opwekken. De huiveringen zijn de begeleidende verschijnselen der geleidelijke binnenkoming van infectieuse massa's (gewoonlijk geronnen bloed) in den bloedsomloop, waarbij eene nieuwe uitstorting van bacteriën plaats vindt. Het einde der ziekte is onzeker, — niettemin^zijn de uitzichten op herstel gunstiger dan bij reine sepsis. Overigens kan deze ook onder gelukkige omstandigheden genezen, doch dit komt zelden voor. Al komen de kraambedinfecties niet meer zoo dikwijls voor als in den tijd, die aan de gezegende ontdekking van Semmelweiss voorafging, zij zijn toch altijd nog talrijk genoeg om ze met alle middelen te bestrijden. Daartoe behoort ook in de eerste plaats de" opheldering der vrouwen zelf, die bij eenige kennis van het wezen en het ontstaan der .ziekte voortreffelijk kunnen medehelpen om deze te bestrijden. Daar de infectiekiemen van buiten af in de geslachtsorganen worden gebracht, zoo is het eerste vereischte, dat alles, wat met eene barende of kraamvrouw in aanraking komt, volkomen aseptisch, d. w. z. vrij van ziektekiemen is. De voornaamste bronnen der ziekte zijn de onderzoekende hand en instrumenten, die in de scheede worden ge- stoken. Kleeft daaraan ook de geringste onreinheid, dan is bij de talrijke kleine en groote wonden der geboortewegen infectie onvermijdelijk. De verantwoordelijkheid daarvoor dragen de personen, die krachtens hun beroep met verlossingen te maken hebben: dokters en vroedvrouwen. Daar echter het grootste gedeelte der verlossingen door vroedvrouwen, zonder geneeskundige hulp, plaats hebben, dragen deze ook grootendeels de schuld. Terwijl vroeger in klinieken en kraamzalen het grootste sterftecijfer door kraamvrouwenkoorts voorkwam, doch in de gewone praktijk veel geringer was, is het thans omgekeerd. In Duitschland sterven thuis jaarlijks aan kraamvrouwenkoorts nog steeds drie kraamvrouwen op de IOOO, wat bij gemiddeld twee millioen ge* boorten per jaar 6000 sterfgevallen uitmaakt. Daarentegen komen inde klinieken infecties in het kraambed slechts zeer zelden voor. Het geheim van dit opvallende feit ligt in het in acht nemen der striktste zuiverheid en desinfectie van alles wat voor, tijdens en na eene geboorte met de kraamvrouw in aanraking komt. De handen en armen moeten voor ieder onderzoek met heet water, zeep en borstel grondig gewasschen en de nagels bijzonder schoongemaakt worden. Dan volgt het afwrijven der frisch gewasschen huid met brandewijn en daarop de eigenlijke desinfectie met sublimaat, lysol of lysoform. Na eene dergelijke reiniging, die minstens vijf minuten duurt, zijn de handen zoo goed als kiemvrij. De instrumenten moeten uitgekookt zijn. Dokter en vroedvrouw mogen niet in hunne gewone kleeding aan het bed komen,, doch moeten andere bovenkleeren en groote schoone mouwschorten dragen. Het komt niet zelden voor, dat de eenè kraamvrouw de kraamvrouwenkoorts op de andere overbrengt. Zulke gevallen komen vooraf in zulke plaatsen voor, waar eene vroedvrouw een groote wijk meet bedienen en van de eene aan koorts lijdende kraamvrouw naar de andere gaat. Doch zulke besmettingen komen natuurlijk ook ergens anders voor, daar men gewetenloosheid helaas bijna overal aantreft. Dokter noch vroedvrouw mogen eene zwangere of kraamvrouw onderzoeken of deverlossing uitvoeren,-als zij ergens met infectieuse stoffen te doen hebben gehad. Een bijzondere rol speelt de zoogenaamde zogkoorts. Een algemeen verbreid, niet uit te roeien bijgeloof houdt aan de meening vast, dat de zogkoorts op den derden dag na de bevalling begint, zoodat een werkelijk opkomende koorts als zoodanig wordt aangeduid. Daarnit ontstaat dan dikwijls groot onheil, omdat niet direct geneeskundig advies ingewonnen en de beginnende kraamvrouwenkoorts in het eerste stadium bestreden wordt. Er bestaat geen zogkoorts! Eene gezonde kraamvrouw heeft geen koorts, ook niet als zij rijkelijk zog heeft. Iedere koorts is ziekelijk, en de zoogenaamde zogkoorts is niets anders dan het begin eener zware infectie. Zoodra de opname der lichaamswarmte met den thermometer onder de armen 38,5° aanwijst, is er reeds koorts aanwezig. Temperaturen tot 38 en 38,5° komen in het kraambed in de eerste dagen niet zelden voor, doch beteekenen geen gevaar, maar zijn slechts de gevolgen der door de bevalling veroorzaakte verscheuringen van het weefsel. Houdt zoo'n koorts echter langer dan een dag aan, dan moet men er reeds nauwkeurig acht op geven. In vele gevallen berust de verhooging van temperatuur ook slechts op verstopping en verdwijnt dan bij toereikenden stoelgang. De eigenlijke behandeling der kraambedinfectie hangt van de bijzonderheden van het geval af. In elk geval geldt het snel en energisch te handelen; met het inroepen van geneeskundige hulp mag nooit getalmd worden, daar iedere vertraging levensgevaar beteekent. De eclampsie. Men verstaat onder dezen naam krampaanvallen met verlies van bet bewustzijn, die meestal gedurende de bevalling, zeldzamer in het kraambed of in de zwangerschap optreden en tot de ernstigste complicaties der geboorte behooren. De eclamptische aanval gelijkt volkomen op den epileptischen, alleen is hij van korteren duur en heeft een meer afschrikwekkenden aanblik. Gewoonlijk vangen de krampen in het gezicht aan, dat sterk samentrekt. De blik wordt strak, de pupillen wijd, het bewustzijn is volkomen weg. Dan verspreiden de stuiptrekkingen zich over steeds grootere gedeelten van het lichaam, totdat dit ten slotte met geweldige schokken heen en weer wordt geworpen. De ademhaling wordt steeds geringer en staat op het hoogtepunt van den aanval geheel stil, zoodat het aangezicht donkerblauw en opgezwollen wordt. Op den mond staat schuim, die dikwijls bloedig gekleurd is, omdat op de tong wordt gebeten. Na korten tijd neemt de kramp gewoonlijk af, doch het bewustzijn keert nog niet terug, de zieke ligt veeleer met rochelende ademhaling als in diepen slaap verzonken. De enkele aanval duurt gewoonlijk slechts een halve, hoogstens een minuut, doch herhaalt zich in steeds kortere tusschenpoozen en steeds heviger. Somtijds volgen 30, 40 en 50 aanvallen op elkander. De aanblik van eene aan eclampsie lijdende is zeer opwindend en vervult de omgeving met ontzetting. Eclampsie gedurende de bevalling brengt moeder en kind in het grootste gevaar, daar net stilstaan üer ademnanng tot overlading van het bloed met koolzuur voert en daardoor verstikking veroorzaakt. De ondervinding heeft geleerd, dat in de meeste gevallen bij het einde der geboorte de eclamptische aanvallen ophouden. Hieruit heeft men geleerd, dat men alles moet doen om zoo snel mogelijk eene voorzichtige verlossing te bewerkstelligen. In de eerste plaats moeten de aanvallen tegengegaan worden, wat door het aanwenden van narcotische middelen wordt bereikt, waaronder morphine, chloraal en chloroform de voornaamste zijn. Zijn de aanvallen voorbij, dan wordt de zieke in een heet bad van ongeveer een half uur gebracht en dan in heete lakens en wollen dekens gepakt. Het gevolg is een sterke transpiratie, waarna de bewusteloosheid allengs verdwijnt en het bevinden zich dikwijls zichtbaar verbetert. Daar de geboortefunctiën trots de eclampsie een verder verloop nemen, zoo moet de verlossing, zoodra de voorbereidingen voor een deiverloskundige operaties getroffen zijn, door tang of keering worden voltooid. Dikwijls gaat daarmede het einde der eclampsie gepaard, doch in andere gevallen heeft het daarentegen den doodelijken afloop tengevolge. Zelfs bij genezing is het gevaar nog niet geheel geweken, daar zware na-ziekten kunnen optreden, waaronder verlammingen, blindheid, spraakgebreken en krankzinnigheicj^te noemen zijn. Ook nierziekten kunnen er blijvend uit ontstaan. De oorzaak der vreeselijke ziekte is nog niet vastgesteld, doch is klaarblijkelijk van verschillenden aard. Daar het meest voorkomende begeleidende verschijnsel der eclampsie uit opvallende vermindering der urineloozing en sterk eiwitgehalte der urine bestaat, wordt in zulke gevallen de eclampsie als uramie, d. w. z. als urinevergiftiging (z. uramie) opgevat. Waar daarentegen eiwit ontbreekt, is er waarschijnlijk sprake van eene vergiftiging door eene nog onbekende zelfstandigheid, die mogelijkerwijze door het kind aan de moeder wordt toegevoerd. Het voorkomen der zwangerschap De moderne tijd heeft, zooals in vele andere dingen, ook in de beschouwing over het geslachtsleven zulke veranderingen teweeggebracht, dat thans in het openbaar over cïingen wordt gesproken, die vroeger slechts in beperkten kring werden aangeroerd. De vraag: Mag men voorbehoedmiddelen gebruiken om geen kinderen te krijgen? wordt zelfs nog heden door een groot getal menschen afgekeurd en afwijzend met neen beantwoord. Zij bet roepen zich op het bijbelwoord; „Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt u", en vergeten volkomen, dat de sociale en maatschappelijke omstan- (ligneüen sinas ae intusscnen vervlogen uuizenae jaren eene zoo enorme omwenteling en vermenigvuldiging hebben ondervonden, dat de eenvoudige leefregelen uit den tijd van den bijbel daarop niet meer kunnen worden toegepast. Wanneer toen, onder eenvoudige en natuurlijke omstandigheden, een huwelijk werd aangegaan, dan was er bijna zonder uitzondering genoeg vermogen aanwezig om daarvan de uit de verbintenis voortkomende kinderen te voeden en groot te brengen. De kapitalistische ontwikkeling der maatschappij met hare verdringing van den enkeling, het opeenhoopen van onmetelijke rijkdommen door eene kleine groep en de uithongering der groote massa, heeft medegebracht, dat thans in talrijke gevallen het huwelijk alleen nog mogelijk is, wanneer dit uit zakelijk oogpunt behandeld of wanneer een nakomelingschap wordt verhoed. Om deze reden gaat het niet meer aan om het voorkomen eener zwangerschap „zonde" te noemen. Als twee menschen elkaar beminnen, doch niet kunnen trouwen, omdat hun de middelen ontbreken om komende kinderen te onderhouden, dan is het in ieder geval zedelijk vlekkeloozer, dat zij het huwelijk aangaan en voorbehoedmiddelen gebruiken, dan wanneer zij elkaar in vrij liefdesverkeer toebehooren, waarbij zij toch eveneens trachten eene bevruchting te verhinderen. Of moeten zij in het geheel niet trouwen? Moet hen het eigen tehuis, het geluk van het bezit voortdurend ontzegd worden, omdat zij wel zichzelf, doch geen gezin kunnen onderhouden: Een zoodanige eisch beteekent groote onrechtvaardigheid. Een andere reden: een vrouw, die reeds meerdere kinderen heeft, wordt ziek, omdat zij tegen den haar opgelegden arbeid niet is opgewassen en niet in staat is ter verlichting daarvan voor hare huishouding en kinderen een ondergeschikte te betalen. Daarnaast moet zij hare huwelijksplichten nakomen. Doet zij dit niet, dan loopt zij gevaar, dat haar man naar andere vrouwen gaat, daar de meeste mannen de vleeschelijke gemeenschap niet ontberen kunnen of willen. Zoo blijft er geen andere uitweg over, dan voorbehoedmiddelen tegen eene nieuwe zwangerschap te nemen. Een veel gebruikt argument tegen deze beschouwing is de vraag, waar bij het verhoeden van nakomelingschap de staat zijne soldaten vandaan moet halen. Afgezien daarvan, dat de achting v-oor den staat onmogfclijk voor het levensgeluk van den enkeling den doorslag kan geven, is het aantal der mannelijke geboorten zeer zeker geen maatstaf voor de militairistische bruikbaarheid. Bij de algemeene ondervoeding, die bij de groote massa der arbeidersklasse heerscht, kan een afgewerkte, zieke vrouw geen robuste nakomelingen voortbrengen. Hoogstens zijn de eerste kinderen krachtig, terwijl de later geborenen — vooral in fabriekssteden — dikwijls lichamelijk achterlijk zijn. Juist de doktei heeft gelegenheid op dit gebied waarnemingen te doen. Het is tocl zonder twijfel beter en voor de maatschappij nuttiger als de ouder: minder en gezonde kinderen dan vele en onbruikbare grootbrengen. Terwijl de voorstaande aangevoerde gronden op het recht tot he' verhoeden van zwangerschap onvoorwaardelijk zedelijke aanspraal hebben, kan dezelfde handelwijze onder andere omstandigheden eer groot onrecht en beslist onzedelijk zijn. Dat is het geval, wanneer ir een huwelijk uit zuiver egoïstische beweegredenen — vrees der vrouv voor zwangerschap en bevalling, zorg om haar uiterlijk, genotzucht — de nakomelingschap wordt tegengegaan, ofschoon de maatschappelijk! omstandigheden van man en vrouw de gunstigste uitzichten op gezondi en krachtige kinderen hebben. Hoe kan men zwangerschap voorkomen ? De eenvoudigste manier is daarvoor de onthouding van het ge. slachtelijk verkeer. Bij de zwakte der menschelijke natuur kan mei hiermede helaas niet rekenen. Men is veeleer tot voorbehoedmaat regelen overgegaan, die den bijslaap veroorloven, doch de gevolgei daarvan moeten verhinderen. De eigenschap daarvan is in 't algemeen dat zij niet als volkomen betrouwbaar kunnen gelden, al geven ooi enkele ervan, met de andere vergeleken, tamelijke zekerheid. Er bestaan voorbehoedmiddelen voor den man en voor de vrouw Voor den eerste komen het meest in aanmerking de zoogenaamde preser vatiefs, overtrekken uit gummi of vischblaas, die over het lid wordei gedaan en groot genoeg zijn om de zaadvloeistof op te vangen. Daa het materiaal ervan echter niet veel weerstand kan bieden, zoo scheurei zij dikwijls, waardoor zij natuurlijk hun doel missen. De andere weg, om eene bevruchting te verhinderen, is de zoo genaamde coïtus interruptus of onderbroken bijslaap, die in het onder breken van het juiste moment voor de zaaduitstorting bestaat. Voo dit hulpmiddel kan niet dringend genoeg worden gewaarschuwd, daa het buitengewoon schadelijk is voor het zenuwstelsel van den man De inspanning om in het oogenblik der hoogste opwinding af te breken is zoo groot, dat bij het voortdurend toepassen dezer methode zwari zenuwaandoeningen intreden, die niet zelden jarenlang aanhouden Daarbij is nog niet eens de zekerheid van het voorbehoedmiddel ge garandeerd. Veel grooter en menigvuldiger is het getal der door de vrouw aai te wenden voorbehoedmiddelen. Zooals alles, wat het geslachtslevei betreft, industrieel wordt uitgebuit, zoo zijn ook hier de verschillendsti systemen samengesteld, waarvan elk voor zich"~als absoluut zeker wordt aangeprezen. Zij laten zich in twee groepen verdeelen: in chemische stoffen, die de zaadcellen der zaadvloeistof (sperma) vernietigen, en in mechanische afsluitingsapparaten. De chemische middelen worden in den vorm van capsules of balletjes van cacaoboter in de scheede gestoken en lossen zich onder den invloed der warmte snel op. Het vrijwordende werkzame bestanddeel moet de indringende zaadcellen dooden en op deze wijze eene bevruchting verhinderen. Theoretisch is daartegen niets in te brengen, doch in de practijk gaat het anders toe. Eerstens moeten de capsules tijdig ingestoken worden, opdat hunne oplossing met het hoogtepunt der geslachtsdaad tezamenvalt. Dat is echter niet altijd mogelijk, zoodat de verwachte werking uitblijft. Eene tweede schaduwzijde bestaat daarin, dat de chemische zelfstandigheid, waaronder naast chinine vooral sublimaat wordt aangewend, het slijmvlies der scheede sterk prikkelen kan en dikwijls hevige scheedeontstekingen veroorzaakt. Bij veelvuldig gebruik van scherpe middelen, kan het tot formeele verbrandingen komen. Uit dit oogpunt zijn chemische voorbehoedmiddelen voorzeker niet aan te bevelen. Een soort verband tusschen chemische en mechanische voorbehoedmiddelen vormen de zoogenaamde poederblazers. Dit zijn dunne pijpjes, welker vorm aan de scheede is aangepast en die aan het eene einde een met het betr. poeder gevulden gummibal hebben. Het binnenste einde moet direct den moedermond aanraken en hier het door drukking op den gummibal uit te strooien poeder uitwerpen. Ook hier schiet de theorie dikwijls bij de practische toepassing tekort. Het poeder is wei is waar uit stoffen samengesteld, die op zichzelf wel geschikt zijn de zaadcellen te vernietigen, doch in tallooze gevallen bereikt het de juiste plaats niet. Ommestaande afbeeldingen toonen aanschouwelijk de Fig. 674. Fig. 675. anatomische voor- Poederbestuiving bij de Poederbestuiving bij veranderde waarden, die voor normale baarmoeder. ligging der baarmoeder. een roed " vol r i s scheede. m onderste gedeelte (hals) der baarmoeder C6n ^°C 0 8 ln tnet moedermond (x). aanmerking komen. De dokter in huis rq Bij normale ligging der baarmoeder, waarbij de moedermond naar beneden is gericht, kan het uiteenstuivende poeder zijne werking doen, daar het dan werkelijk de juiste plaats vindt; bij veranderde ligging der baarmoeder echter niet. Daar de moedermond dan namelijk van de lengteas der scheede afwijkt, waarop echter het pijpje van den poederblazer is ingericht, blijft de moedermond onbeschut en het doel der zaak wordt niet bereikt. Geen vrouw moet uit eigen beweging dit tamelijk dure apparaat gebruiken, als zij er zich niet eerst door een geneeskundig onderzoek van heeft verzekerd, dat de inwendige organen normaal liggen. En ook dan nog is het resultaat onzeker. Van de mechanische middelen wordt de scheedespoeling na den bijslaap het meest toegepast, en toch is juist dit het onzekerste middel. Zelfs een direct uitgevoerde spoeling kan — onder normale omstandigheden — de bevruchting niet meer verhinderen. De oorzaak ligt in de physiologische houding der baarmoeder tijdens het geslachtsbedrijf. Onder den invloed der zinnelijke opwinding trekt zij zich op het hoogtepunt daarvan sterk tezamen. Daar de moedermond steeds met een prop slijm is gevuld, die gewoonlijk in de scheede afhangt, is het natuurlijk gevolg, dat zaadcellen daaraan blijven kleven en bij het reflectorische samentrekken daarmede binnen de baarmoeder geraken. Daardoor is ook iedere invloed er op door spoelingen of andere middelen uitgesloten, want na voltooiden bijslaap is de moedermond vast gesloten en niet, zooals somtijds wordt aangenomen, nog eenigen tijd open. Wanneer de eenvoudige spoelingen een zoo zeker voorbehoedmiddel waren, zou al het ongeluk op dit gebied niet voorkomen en iedere vrouw kon willekeurig het getal harer kinderen bepalen. Vrouwen, die jaren kinderloos blijven en de oorzaak daarvan in de regelmatige spoelingen na het geslachtsbedrijf zien, bedriegen zichzelf in de meeste gevallen. Zij zouden ook zonder te spoelen geen kinderen krijgen, daar er bijna altijd een of andere stoornis voorhanden is, die eene bevruchting verhindert. Naar verhouding is de mechanische afsluiting van den moedermond het zekerst. Het eenvoudigste middel daartoe is het insteken van een prop wattènof van een spons. Beide moeten groot genoeg zijn om den moedermond te versperren, en daarin ligt de ongelegenheid der handeling. Zijn zij te klein, dan is steeds de mogelijkheid voorhanden, dat zij zijdelings inplaats van in het midden komen te liggen, zijn zij zeer groot, dan vullen zij de. scheede te veel" op. Te allen tijde is de spons met hare zachtheid en elasticiteit van grooter gewicht dan de prop watten. Zij is ook, daar zij gemakkelijker tezamengeknepen kan worden, gemakkelijk in te steken, moet echter tevoren eenigszins bevochtigd worden, daar zij anders de scheede te droog maakt. Het best is ter bevochtiging sterk zuurgemaakt water. Natuurlijk moet zoo'n spons zeer zuiver zijn en zoo dikwijls mogelijk door een nieuwe worden vervangen. Tot het uithalen uit de scheede dient zoowel bij de spons als bij de prop watten een sterke draad, die er omgewonden en toegeknoopt wordt en welks beide einden buiten de scheede blijven. Als apparaat tot de mechanische afsluiting dient het zoogenaamde afsluitings- of beschuttings-pessarium. Men verstaat daaronder een moederring, die een holle halve bol uit gummi heeft, in welks rand een horlogeveer is ingevoegd. De oorspronkelijke vorm (volgens Dr. Mensinga) loopt eenigszins spits toe, heeft echter tri onrloro t7/~vvrr»£»r> rAn/»nr. ii anuere vormen coxicur- ^ Beschuttings-pessarium met horlogeveerrana rentie gevonden. De ver- volgens Mensinga. schillende afbeeldingen (z. d.) toonen de gebruikelijkste beschuttingspessariën, waarvan het dubbel gebogene (volgens Carlet) beduidend van den oorspronkelijken vorm afwijkt. Het voordeel bestaat daarin,, dat dit met zijne dubbele buiging aan de voorste en achterste scheedewand een vast steunpunt heeft en zich niet verschuift, terwijl de gewone ronde pessariën slechts aan de achterste scheexlewand een steunpunt vinden. Wat de zekerheid betreft, geldt voor alle afsluitingspessariën hetzelfde: zij zijn in talrijke gevallen een voortreffelijk voorbehoedmiddel, doch weigeren dikwijls genoeg. Er bestaat nu eenmaal geen bepaald betrouwbaar voorbehoedmiddel, Wo.rdt een beschuttingspessarium gebruikt, dan is tusschen het gewone en dubbel gebogene een groot onderscheid: het gewone ronde pessarium kan iedere vrouw zelf leeren inzetten, terwijl dit met het dubbel gebogene groote moeilijkheden Fig. 877. Rond beschuttings-pessarium met horlogeveerrand. Fig. 678. Dubbel gebogen beschuttingspessarium met horlogeveerrand volgens Carlet. veroorzaakt. Hierbij geeft het inzetten door den dokter slechts zekerheid, dat het apparaat werkelijk op de rechte plaats komt. Uit dit' oogpunt is voor de practische toepassing, niettegenstaande zijne mindere zekerheid, het Mensirigapessarium van grooter be- teekenis, want de moeilijke inzetting van het Carletpessarium vordert, dat het van de eene periode tot aan de andere in de , scheede blijft. Daardoor ontstaat echter licht vertering der gummi en prikkeling van het slijmvlies, zoodat dikwijls scheedecatarrhe met kwalijkriekende vloeiing het; gevolg is. ,Ook de slijm, die zich in den gummizak verzamelt, is niet van ondergeschikt belang, daar deze Fis. 679. Het dubbel gebogen pessarium bij het inzetten. bij grootere hoeveelheden schadelijk op het onderste d.eel der baarmoeder werkt. Deze gevolgen doen zich echter niet altijd voor, want in ontelbare gevallen worden de dubbel gebogen pessariën jarenlang gebruikt, zonder schade aan te richten. Doch dan moeten dagélijks toereikende scheedespoelingen gedaan worden, en bij iedere keer, dat het pessarium opnieuw moet worden ingezet, is een nauwkeurig geneeskundig onderzoek met den scheedespiegel noodig, om eventueele veranderingen vast te stelle'n. De Mensingapessariën zijn gemakkelijker in te zetten. Aan te bevelen zijn echter slechts zoodanige met een veeren rand, daar zij in de scheedë beter vasthouden. Om ze goed te kunnen inzetten, moeten de vrouwen aanwijzing van den dokter hebben, hoe zij dit moeten doen en zich'voor alle zekerheid na eenige dagen nogmaals met een zelf ingezet pessarium bij hem vervoegen. Slechts op deze wijze kan gecontroleerd worden, of het apparaat aan het doel beantwoordt. — Eene onvermijdelijke voorwaarde tot het gebruik van voorbehoedmiddelen is een geneeskundig onderzoek der geslachtsorganen, dat tevoren moet plaats hebben, daar hun bouw zeer uit elkander kan loopen en de keuze en grootte van het pessarium daarvan afhangt. Het is zeer verkeerd met een willekeurig fig. 6su. Beschuttingspessarium op zijn plaats. g baarmoeder, p pessarium, s scheede. ■ b urineblaas. m endeldarm. voorbehoedapparaat naar den dokter te gaan en hem te verzoeken, dit in te zetten. Slechts in weinig gevallen past het, daar het gewoonlijk te klein wordt genomen. Bovendien komt het er zeer op aan, of de scheede nauw of wijd, kort of lang is, en waar de moedermond ligt. Er zijn vrouwen, waarbij een beschuttingspessarium geen steunpunt vindt en er spoedig weder uitvalt. Is aan te nemen, dat het beschuttingsapparaat goed zit, dan kan het rustig eenige uren na den bijslaap in de scheede blijven, zonder dat eene spoeling noodzakelijk is. Angstige vrouwen kunnen voor alle zekerheid direct daarna eene warme spoeling met azijnwater doen. Wordt het apparaat er later uitgehaald, dan moet zoowel tevoren als daarna de scheede gespoeld worden, waartoe eveneens water met azijn het best geschikt is. De spoelingen mogen slechts met warme vloeistoffen geschieden. Met deze apparaten is het aantal voorbehoedmiddelen echter niet ten einde, want er bestaan nog zeer veel hoogst ingewikkelde uitvindingen, die als onfeilbaar worden aangeprezen. Volgens de ervaring houdt echter alleen datgene stand, hetwelk eenvoudig en gemakkelijk te hanteeren is, terwijl ingewikkelde dingen gewoonlijk op het juiste moment weigeren. Zoo gaat het ook met deze soort beschuttingsapparaten, welker gebruik geheel moet worden ontraden te meer, omdat zij meestal zeer duur zijn. Bij de twijfelachtige betrouwbaarheid van kunstmatige voorbehoedmiddelen ligt de vraag voor de hand, of niet — behalve de volkomen onthouding van het geslachtsverkeer-—natuurlijke hulpmiddelen ter voorkoming eener zwangerschap bestaan. Hierover heerscht veelal de algemeene opvatting, dat het geslachtsverkeer in de derde week na de periode, ook zonder voorbehoedmiddelen, geen gevolgen heeft. Inderdaad moet worden aangenomen, dat het ei der laatste menstruatie reeds vernietigd en eene bevruchting niet meer te vreezen zal zijn. Of echter de bij het nieuwe bedrijf indringende zaadcellen niet tot aan de volgende periode levenskrachtig blijven en dan het daarbij uitgestooten ei bevruchten, is eene vraag, die niet zonder meer ontkennend mag worden beantwoord. Een feit is het, dat ook geslachtsverkeer in dezen schijnbaar onbezorgden tijd dikwijls zwangerschap tengevolge heeft gehad. Er bestaan op dit gebied nu eenmaal geen vaste stelregels. Eenige opmerkingen over het huwelijk. Wanneer het woord: „De huwelijken worden in den hemel gesloten", eertijds werkelijk gerechtvaardigd was, dan zijn deze tijden voor ons in ieder geval voorbij. Het huwelijk is voor »het grootste gedeelte een gewone aardsche zaak geworden, bij welke gelegenheid beide partijen met bepaalde eischen en voorwaarden voor den dag komen. Zeer zeker en gelukkig komen er ook in onze tijden huwelijken voor, die ronder op materieele voordeelen acht te geven, worden gesloten en geheel op liefde en wederzijdsche harmonische aanvulling berusten, doch dit zijn slechts uitzonderingen, niettegenstaande zij alleen het ware wezen van het huwelijk belichamen. Maar zelfs wanneer er sprake is van een zuiver uit overweging gesloten huwelijk, kan en moet zoo'n band op een ethischen trap worden gesteld. Dat geschiedt niet alleen daardoor, dat beide echtgenooten trachten elkaar's hart en gemoed te leeren kennen, en met elkaar om te gaan, doch eveneens en nog meer door het regelen van den geslachtsomgang. De meeste meisjes treden in het huwelijk zonder er eenig begrip van te hebben, wat het geslachtsleven voor de vorming van het huwelijk beteekent; zij weten ongeveer wat hun lichamelijk te wachten staat, echter niet, dat de wijze van het geslachtsverkeer van de grootste beteekenis voor het echtelijk geluk kan worden. Zij zijn overgelaten aan den geslachtelijken willekeur van een man, zonder te weten, of deze met de wetten der hygiëne en der ethiek overeenkomt. Niets ondermijnt echter den huwelijksvrede en de achting der echtgenooten voor elkander meer dan een te overvloedig geslachtsverkeer, want het leidt in den regel eerst tot lichamelijke oververzadiging en dan tot een gevoel van walging en afkeer. Wie heeft niet reeds waargenomen, hoe huwelijken, die uit hartstochtelijke liefde werden gesloten, na betrekkelijk korten tijd diep ongelukkig eindigen en dikwijls spoedige echtscheiding tengevolge hebben? In zulke gevallen is de beweegreden zeer dikwijls in de genoemde handelwijze te zoeken. Geen vrouw mag zich in het huwelijk willoos aan de zinnelijkheid van den man overgeven, doch moet hare eigenwaarde en hare gezondheid in gedachten houden. De „huwelijksplichten" zijn geen dwang om zichzelf op te offeren, doch dienen het zedelijk doel der voortplanting. In geen geval mogen zij het voorwendsel tot geslachtelijke buitensporigheid zijn. Daaruit ontstaat de vraag, hoe dikwijls de geslachtsomgang is geoorloofd, zonder nadeel te veroorzaken. Gemiddeld moet het bedrijf niet meer dan eenmaal per week plaats hebben, waarbij man en vrouw zich uitstekend bevinden. De vrouw blijft voor den man veel langer begeerlijk, en de man loopt niet het gevaar, te vroeg het voortplantingsvermogen te verliezen. Voorzichtige moeders moesten hare verloofde dochters over deze ongemeen gewichtige dingen vóór het huwelijk of zelf opheldering geven of dit door eene doktores laten doen. Door zulke voorbehoedende maatregelen zou veel onheil vermeden worden. cSb Sexueele verhoudingen in het huwelijksleven. Van oudsher is de vrouw, wat de sexueele liefde aangaat, voor de mannen en gedeeltelijk ook voor zichzelf een raadsel gebleven. De uitmuntende eigenschap der vrouw met betrekking tot hare liefde is, dat deze haar geheele wezen omstraalt, terwijl dit bij den man slechts gedeeltelijk het geval is. Zonder liefde is en blijft de vrouw geen echte, normale vrouw. Reeds bij meisjes is de sexueele liefde ondergeschikt aan de hoogere zielsliefde. De liefde van het meisje bestaat uit een mengsel van dwepende bewondering van mannelijke onverschrokkenheid en grootheid, met een vurig verlangen naar liefde en liefkozingen, naar een uiterlijk beheerschen en eene innerlijke heerschappij harer liefde. Deze dweperij, in verbinding met de passieve sexueele rol der vrouw, verwekt een toestand van geestvervoering, die dikwijls aan extase grenst en iederen tegenstand van wil en verstand breekt. De vrouw geeft zich geheel aan den man met wien zij dweept, of aan wien het gelukt is haar door zijn koen optreden te hypnotiseeren of te veroveren. Zij bezwijkt onder zijne omarmingen, zij volgt hem zonder tegenstreven en is in dezen toestand tot alle buitensporigheden in staat en bereid. Al is de man ook in zijne verliefdheid geweldiger en onstuimiger, dan verliest hij toch gewoonlijk veel minder zijne tegenwoordigheid van geest dan de vrouw. In dit opzicht kan men wel zeggen, dat de macht der gevoelens bij de vrouw, trots haar passieve rol, nog grooter is. Bij deze gelegenheid moet echter gewezen worden op een vooroordeel, eene groote dwaling, die jonge mannen, vooral zij, wier verleden niet geheel smetteloos is, koesteren. Zulke geslachtshypocondristen hebben een vrees voor het huwelijk, omdat zij het gevoel hebben hunne „verplichtingen" niet of „niet voldoende" te kunnen vervullen. Deze veronderstelling beteekent eene geringschatting van de echte, zedelijk opgevoede vrouw, zooals deze in het huwelijk treedt. Zoo 'n vrouwelijk wezen kent slechts één doel: den man gelukkig te maken. Al het overige is haar onverschillig, of interesseert haar althans minder. Deze miskenners der natuurlijke bestemming van de vrouw vermeenen gewoonlijk in hare dweepende overgave, in hare liefkozingen, in de wijze waarop een jong meisje zich zonder tegenstand aan hare sexueele begeerte overgeeft, een kenmerk van erotisme (opwindingstoestand van de geslachtsdrift), het verlangen naar geslachtsgemeenschap, te moeten zien, terwijl. daarvan in de meeste gevallen bij de eerste vereeniging geen sprake is. Deze is immers voor de vrouw in den beginne pijnlijk, zelfs wanneer dit niet het geval is, zonder bekoring, en bewerkt dikwijls bij haar een gevoel van vernedering, verstoordheid, i alrijk zijn de gevallen, waarin meisjes, niettegenstaande zij de vreeselijke sociale en individueele gevolgen hunner zwakheid kennen, zich sexueel laten onteeren, zonder een klacht of een woord van verwijt te uiten, en zonder het geringste spoor van geslachtsgenot, maar eenvoudig om den man een genoegen te doen, omdat hij het begeerde, omdat hij zoo lief en vriendelijk is of doet. De sexueel begeerlijke en egoïstische man kan meestal zoo 'n onverschilligheid, zoo 'n terzijdestelling van alle oogmerken en belangen van het eigen ik niet vatten of begrijpen. Hij denkt zijn eigen verlangen in het vrouwelijk gevoel te zien en vindt daarin eene verontschuldiging voor zijne daad. Een reeks der gewichtigste uitstralingen van de liefde der vrouw ontstaat uit haar behoefte, men mag nu juist niet zeggen aan ondergeschiktheid, maar wel daaraan, om naar den geliefden man te kunnen opzien. Om gelukkig te zijn, moet de vrouw voor haren man achting hebben en hem minstens in een of ander opzicht met een zekeren eerbied beschouwen; zij moet in hem een of ander ideaal, hetzij lichamelijke kracht of moed, hetzij onbaatzuchtigheid of geestelijk overwicht, verwezenlijkt zien. De gewichtigste en natuurlijkste uitstraling van vrouwelijke liefde openbaart zich in het voortbrengen en opvoeden van kinderen. Een vrouw, die geen kinderen mag lijden, is een onnatuurlijk wezen, en een man, die het verlangen zijner vrouw naar kinderen niet begrijpt en geen acht daarop geeft, is haar liefde niet waard. Het egoïsme doet niet zelden onnatuurlijke ijverzuchtgevoelens van den man tegenover de liefde zijner vrouw tót de kinderen ontstaan. Men vindt omgekeerd ook mannen, die hunne kinderen meer liefhebben, dan hunne vrouw doet. Uitzonderingen bevestigen slechts den regel. De schoonste en natuurlijkste uitstraling der gevoelens van liefde openbaart zich in de wederzijdsche vreugde over de kinderen, eene vreugde, die het best geschikt is tegenstellingen uit den weg te ruimen, de sexueele liefde der echtgenooten te louteren, want een echte vrouw verheugt zich over iederen vooruitgang harer zwangerschap en over dien van den pasgeborene. Er bestaat nauwelijks iets schooners op de wereld dan de groote vreugde, die eene jonge, natuurlijk voelende moeder voor de verzorging van haar pasgeborene gevoelt en er is niets, dat meer ontaard is dan dezen, zonder dringende noodzakelijkheid, aan vreemde handen toe te vertrouwen. Het kind. hebben in de vorige hoofdstukken over zwangerschap (M ■ en geboorte de ontwikkeling van het kind vanaf het ei ■ tot aan de menschelijke vorming leeren kennen en het tot mjlfl aan zijn komst op de wereld vergezeld. Deze intrede in het teven heeft echter niet altijd ongestoord plaats, daar vele kinderen schijndood ter wereld komen en het dikwijls urenlang duurt om ze in het leven terug te brengen. De schijndood van het pasgeboren kind. (Asphyxie) wordt door verstikking veroorzaakt, tevoorschijngeroepen door gebrekkigen luchttoevoer tusschen moeder en kind, welke door te lange duur der geboorte, door het te vroege vrijmaken van de nageboorte, alsmede door den druk op de navelstreng wordt veroorzaakt. Aan het uiterlijk van het kind, dat er blauwrood of bleek uitziet, kan men zien hoever de schijndood gevorderd is. Men spreekt derhalve van een blauwen en een bleeken schijndood, welke laatste flen vergevorderdsten graad aantoont. De blauwroode kinderen zien tr eenigszins opgeblazen uit en hebben trots hunne diepe bewusteloosheid toch een zekere stevigheid der ledematen; ook is in de navelstreng meestal de polsslag voelbaar. De bleeke kinderen daarentegen zijn volkomen slap en week, de onderkaak hangt naar beneden, de mond staat )pen, de ledematen vertoonen geen spoor van stevigheid en de pols'lag der navelstreng is in 't geheel niet of slechts gering voelbaar. Kinderen, die in den toestand van den blauwen schijndood verceeren, kunnen, zooals het gelukkig dikwijls voorkomt, weder bijkomen, ,er\\ijl de bleeke schijndood op weinige uitzonderingen na dén dood tengevolge heeft. In beide gevallen moet direct een doelmatige be- De dokter in huis _Q OÜ handeling plaats vinden, die in de eerste plaats daarop bedacht is de luchtpijpen tot het ademen vrij te maken. Want slechts door het herstellen der ademhaling kan de verstikking worden opgeheven. De meest voorkomende verhindering om adem te halen bij schijn doode kinderen zijn slijmklompen in de mondholte, die uit het lichaam der moeder afkomstig zijn en in den mond geraken doordat het stikkende kind te vroege ademhalingsbewegingen maakt, doch daarbij vruchtwater en slijm slikt. Deze klompen moeten verwijderd worden. Meestal is het voldoende tot dit doel een vinger in den mond van het kind, zoover mogelijk achter de tong, te steken en er de daar aanwezige slijm uit te halen. Als men er op deze manier niet bij kan komen, moet de slijm door middel van een elastieken catfteter uit de luchtpijpen worden gezogen. - Als er van den blauwen schijndood sprake is, dan probeert meestal direct daarna het kind adem te halen, wat men door prikkeling van de huid bevordert. Flink besproeien met koud water en flink wrijven van het lichaam hebben niet zelden direct gevolg, d. w. z. veroorzaken de regelmatige ademhaling, waarop de navelstreng wordt afgebonden. Heeft dit geen direct succes, dan zijn krachtiger prikkelingen noodzakelijk. De navelstreng moet direct worden afgebonden en het kind moet afwisselend in warm en koud water worden gedompeld. De werking van dezen maatregel is dikwijls verrassend, daar het kind, zoodra het in het koude water komt, begint te schreeuwen en de oogen opent. Als deze behandeling echter ook niet helpt, dan moet de kunstmatige ademhaling worden toegepast. Op dezelfde wijze moeten kinderen in den toestand van den bleeken schijndood worden behandeld, zonder met andere proefnemingen tijd te verliezen. De algemeen gebruikelijke methode om de ademhaling te bewerkstelligen, zijn de Schultzesche slingeringen, die eene kunstmatige ademhaling veroorzaken. Uit de drie afbeeldingen (Fig. 681—685 ziet men waar het op aankomt. Het kind wordt zóódanig aangevat, dat zijn geheele gewicht op de in de schouderholten geschoven wijsvingers rust en de romp geen drukking ondervindt. Dan wordt hel naar voren en naar boven gezwaaid en bij half opgeheven armen tegen gehouden, zoodat de romp voorover valt. Uit deze houding wordt hei schijndoode kind met flinken zwaai weder naar beneden geslingerd Deze bewegingen worden 8—10 malen herhaald en daarna wordt he kind in een warm bad gebracht, om een te sterke afkoeling te vooi komen. Is de ademhaling dan nog niet aangevangen, dan moet de ge heele behandeling herhaald worden, en wel zoo dikwijls tot of de natuur lijke ademhaling ontstaat óf dat het blijkt, dat alle bemoeiingen te\ei geefs zijn. Ook hierbij wordt als hulpmiddel een flinke prikkeling toegepast, die het best door een korte onderdompeling in koud water, afgewisseld met een warm bad, wordt verkregen. Fig. 681. Fig. 682. Fig. 683. Jchultze'sche slingeringen bij schijndood geboren kinderen tot verkrijging der ademhaling. . Opvatten van het kind. 2. Naar boven zwaaien met 8. Naar beneden zwaaien geleidelijke uitademing. met geleidelijke inademing'. De afzonderlijke slingeringen komen overeen met de ademhalingsbewegingen; het naar boven zwaaien en voorovervallen van het lichaam lan de uitademing, terwijl daarbij de longen samengeperst worden en iet ingeademde vruchtwater en de slijm weder naar buiten brengen - - het naar beneden zwaaien aan de inademing, waarbij de borst zich ;terk uitzet en de lucht, zooals bij een natuurlijke diepe ademhaling, n de longen zuigt. Door deze bewonderenswaardige methode zijn reeds talrijke kindeen van den dood gered. ^ De eerste verzorging van het lichaam. Het pasgeboren kind is met bloed en slijm bedekt en moet zorg'uldig gereinigd worden. Zoodra de navelstreng afgebonden is, ontangt het zijn eerste bad van middelmatige warmte, waardoor de ge•oorteslijm wordt verwijderd. Gewoonlijk heeft het lichaam van het 59* kind nog een eigenaardige vetbedekking, het zoogenaamde huidsmeer, dat vast aan de huid kleeft en er in het water niet afgaat. In dit geval wrijft men het kind met olijfolie af, doch mag daarbij niet de geringste drukking op de ongemeen zachte en teere huid worden uitgeoefend. Evenmin mag men een pasgeboren kind met zeep wasschen. Gezicht en oogen mogen met het badwater niet in aanraking komen, maar worden afzonderlijk gereinigd. Dit is een voorzorgsmaatregel ter voorkoming eener oogziekte, omdat de geboorteslijm niet zelden infectiekiemen bevat, die voor de oogen zeer gevaarlijk kunnen zijn. Bij vrouweui met slijmerige of etterige loozing, die gewoonlijk door Gonorrhoe "(druiper) ontstaat, is dit gevaar dubbel zoo groot, daar de door druiper ontstane oogontstekingen het volkomen verlies van het gezicht tengevolge kunnen hebben. Ter voorkoming daarvan worden in zulke gevallen — in klinieken zelfs in alle gevallen — de oogen van den pasgeborene aan eene behandeling onderworpen, welke sinds hare invoering tallooze kinderen voor zwaar ooglijden en blindheid heeft behoed. Er wordt namelijk in elk oog door middel van een glasbuisje een droppel oplossing van helschen steen gespoten, waardoor de kwaadaardige gonokokken, die den druiper veroorzaken, worden vernietigd, zonder dat het oog er zelf eenige schade bij ondervindt. In den laatsten tijd wordt de uitspoeling van het oog slechts met gekookt, kiemvrij water gedaan, waarmede hetzelfde resultaat wordt verkregen. Na het bad wordt het kind met een goed verwarmde doek afgedroogd en zijne lichamelijke gesteldheid onderzocht, vooral of hier of daar eene misvorming aanwezig is. Voordat het dan gaat slapen ieder pasgeboren kind heeft veel behoefte aan slaap —- wordt de navel en de rest der navelstreng zorgvuldig verbonden, daar bij onvoldoende zorg dezer deelen zware infecties kunnen ontstaan. Dan wordt het kind in zijn eerste kleeding gestoken, dat uit hemd en jakje, alsmede een driepuntig tezamengeslagen luier voor het onderdeel van het lichaam bestaat, die bovendien nog door een grooten flanellen doek omhuld wordt. Daarmede is het eerste toilet voltooid en het kind kan nu slapen. Het linnengoed, zoowel als het bed, moet goed verwarmd zijn, daar het pasgeboren kind door al deze behandelingen beduidend afgekoeld is en toevoer van versche warmte noodig heeft. Terwijl bij een voldragen kind de bedwarmte ruim voldoende is, moeten bij te vroeg geboren kinderen andere voorzorgsmaatregelen worden getroffen om hen genoeg warmte te verschaffen. Voor dit doel wordt de warmtekuip en de warmtekast gebruikt. De ■eerste is een kuip met dubbele wanden, die een ruimte tot opname van warm water vormen. De laatste is, zooals de afbeelding toont, in zekeren zin als een voortdurend verwarmde kamer met nauwkeurig te regelen temperatuur op te vatten, en ontvangt hare warmte van buiten af door nnnpn Hip ilnnr H p n \iranr1 Vilt U.VJU1 UC11 W dJIU UCI kast loopen. De warmte ontstaat gewoonlijk door een lamp van min of meer ingewikkelde constructie. Een van binnen aangebrachte, door den glazen wand zichtbare thermometer laat de juiste controle toe over de in de Couveuse (eigenlijk broedkast) heerschende warmte. Deze warmtekast is zeer duur en door hare hoedanigheid slechts voor kinderklinieken geschikt, — zij werkt echter ook voortreffelijk en veel beter dan de warmtekuipen, al is zij dan ook niet zoo eenvoudig te hanteeren en ervaren bediening een eerste voorwaarde. Al is ook de behoefte aan warmte, van een pasgeboren, ook van een volwassen en gezond kind, grooter dan van oudere kinderen, zoo mag toch in geen geval in dit opzicht zulke overdrijving plaats vin- Fig. 684. den zooals dit dikwijls voor- Warmtekast (Couveuse) voor te vroeg komt. Is de kamer goed ver- geboren kinderen. warmd, of heerscht, zooals 's zomers, een gelijkmatige temperatuur, en is het bed goed verwarmd, dan geeft het kind zelf voldoende warmte en behoeft niet door warme kruiken en een stapel kussens buitensporig verhit te worden. Bij zieke en zeer zwakke kinderen, welker levensdraad ieder oogenblik dreigt te worden afgesneden, zijn zulke maat- egeien volkomen gerechtvaardigd en noodzakelijk, maar bii eezonde kinderen zijn zij overbodig. Het kind slaapt het best in zijn eigen bed, dat naast het bed der moeder is opgesteld. Het denkbeeld — gelukkig verdwijnt het meer en meer — dat het kind het best bij de moeder in bed kan liggen, is volkomen onjuist, zelfs gevaarlijk. Als de moeder wakker is, is het vanzelfsprekend, dat zij het kind tot zich neemt en zich erover verheugt. Geheel anders daarentegen is het als zij slaapt. Het komt niet zelden voor, dat kinderen in den slaap in de verdrukking komen en 's morgens dood in bed worden gevonden. Moeder noch baker mogen s nachts den zuigeling bij zich behouden of ook maar korten tijd bij zich nemen, daar zij, zelfs met den besten wil om wakker te blijven, kunnen inslapen en daardoor het kind in gevaar brengen. Een wieg is in' 't geheel niet aan te raden, die dan ook meer en meer wordt afgeschaft en door een vast bed wordt vervangen. Voor behulp kan een mand als zoodanig dienst doen; het beste is echter van begin af aan een kinderbed. Ook het gebruik van kinderwagens afs bed is weinig aan te bevelen, en wel om dezelfde redenen als dit bij een wieg het geval is. Door beiden komt men in de verleiding het kind, zoodra het onrustig wordt of begint te schreeuwen, door schommelen en heen en weer rijden tot bedaring te brengen. Op deze wijze voedt men echter het kind tot een tiran op, onder welks heerschappij tenslotte het gehcele huis zucht. Want een aan dit kalmeerend middel gewend kind slaapt tenslotte in 't geheel niet meer m, zonder dat het heen en weer wordt bewogen, en bereidt daarmede zijne omgeving eindelooze moeilijkheden' en ongemakken. Schreeuwt een klein kind"inplaats dat het slaapt, dan deert het gewoonlijk iets, en men moet dan onderzoeken wat het scheelt. Is het euvel verholpen, dan houdt ook het kind met schreeuwen op en slaapt dan ongewiegd in. Het is totaal verkeerd een onrustig kind door het in slaap te neuriën tot rust te willen brengen, zonder vooraf nauwkeurig te hebben onderzocht, waarom het schreeuwt. Het bed van het kind moet tegen het schelle licht beschut zijn, doch mag niet direct van het volle daglicht worden uitgesloten. Lucht en licht moeten ongehinderd toegang tot de kinderkamer hebben, want het kind heeft beide even hard noodig om zich te ontwikkelen' als een volwassene. Tocht en verblindend licht moeten ongetwijfeld worden vermeden, doch daarom mag de kamer niet, zooals het nog dikwijls genoeg voorkomt, muffig en donker zijn. Bijzondere vermelding verdient eene slechte gewoonte, die nog steeds algemeen in gebruik is en reeds kort na de geboorte van het kind begint: namelijk het aanleggen van een navel band. P.r bestaat nauwelijks iets onhygiënischer als deze band. Dit rijgt het lichaam op de voornaamste plaatsen in en hindert de volle ontwikkeling der longen. Bijzonder gevaarlijk zijn de rekbare navelbanden van gebreide of geweven stof, daar zij bij het ombinden rekken en daarna weder toetrekken. Daardoor wordt het lichaampje van het kind zoodanig samengedrukt, dat de longen slechts onvoldoende adem krijgen en zelfs gevaar van verstikking kan ontstaan. De schrijfster heeft in haar praktijk een bijzonder kras geval in dit opzicht beleefd, hetwelk door opeenhooping van verschillende fouten het best leert, hoe men een zuigeling niet mag behandelen. Schrijfster werd in den vroegen morgen bij een kind van 14 dagen oud geroepen, dat levenloos in bed was gevonden. Na een zorgvuldig onderzoek bleek, dat het lichaampje van het bloeiend en stevig kind door een gebreiden navelband zóó eng was omgebonden, dat de ademhaling daardoor onmogelijk was gemaakt en het kind ellendig moest stikken. Misschien zou men nog door het schreeuwen van het arme schepseltje opmerkzaam geworden zijn, dat er iets niet in den haak was, wanneer er niet twee noodlottige complicaties bij waren gekomen. Ten eerste was het kind met een stapel bedden bedekt, die alleen reeds een verstikking teweeg konden brengen, en tweedens — wat bijna niet te gelooven is — was het geheel alleen in een door twee vertrekken van de kraamkamer gescheiden kamer voor den nacht ondergebracht, omdat de moeder het reeds wilde „opvoeden". Daarbij was het kind na een twaalfjarig kinderloos huwelijk ter wereld gekomen. De dood was klaarblijkelijk reeds 's nachts ingetreden. Het lichaam van «en pasgeboren kind moet vrij zijn van eiken druk en dwang. Navelbanden mogen in geen geval gebruikt worden, daar zij niet het minste nut hebben. Ook het halsje van het kind mag niet te nauw worden ingesloten, wat niet zelden door het te vast aanhalen der banden van het jakje geschiedt. Zoowel hiertusschen als tusschen(c!e om het lijf gewonden flanellen doek moet men gemakkelijk een hand kunnen steken, daar alleen in dit geval een ongehinderde circulatie mogelijk is. Evenzoo moeten de beentjes van het kind ruimte voor vrije beweging hebben, zoodat men de flanellen doek niet direct bij de voeten, doch iets verder naar onderen omslaat. Op deze wijze kan het kind naar hartelust met de beenen trappen, zonder daarbij kou te vatten. Het schreeuwen van het kind. Het schreeuwen is bij het kind eene zoo gewichtige levensuiting, dat het voor moeders en bakers zeer zeker niet overbodig is zich daarmede wat nader bezig te houden. Wie zich in de veelvuldige overgangen en verscheidenheden daarvan wat meer verdiept, zal spoedig bemerken, dat zij duidelijk te kennen geven waarom het kind schreeuwt. Want het verheft zijn stem door de verschillendste oorzaken, die men natuurlijk moet kennen. De voornaamste oorzaak is honger en lichamelijk mishagen, wat zich door jammerlijk schreeuwen verraadt. Daarnaast vervult echter het schreeuwen een gewichtige physiologische taak: het vervangt de onvoldoende lichamelijke beweging, brengt de borstspieren in werking, zet de borstkas uit en geeft aan de longen door voldoende ademhaling een rijkelijken toevoer van zuurstof. Dit natuurlijke geschreeuw leert men spoedig van het klagend geschreeuw onderscheiden, daar hierbij de jammerende bijklank ontbreekt. Natuurlijk mag men niet alleen op deze acustische kenteekenen vertrouwen, doch moet men zich in elk voorkomend geval over de juiste oorzaak van het geschreeuw orienteeren. Doet zich een behoefte of lichamelijk onbehagen voor, dan moet dit verholpen worden. Blijkt het echter, dat het kind niets scheelt, dan laat men het rustig schreeuwen. Meestal houdt het reeds op zoodra het blootgelegd wordt, om dan vergenoegd met handen en voeten te trappen en van plezier te kraaien, waardoor de oorzaak van het geschreeuw direct is opgehelderd. Vele jonge moeders geraken bij elk geschreeuw van haar kind in opwinding en probeeren elk middel om het tot bedaren te brengen, zonder daarmede hun doel te bereiken. Wiegen, heen en weer rijden of ronddragen is ten zeerste af te keuren, daar in het gunstigste geval het kind voor korten tijd rustig wordt, doch daarna spoedig met dubbele kracht brult. Bovendien wordt het aan de in slaap makende beweging gewend en onthoudt spoedig het resultaat van zijn geschreeuw, zoodat het spoedig een plaaggeest wordt zijner al te toegevende omgeving. Hier helpt slechts het recept: de oorzaak van het geschreeuw verhelpen, anders rustig laten schreeuwen. Vooral de nachtrust, zoowel van het kind als van zijne omgeving, is slechts op deze wijze te redden, want kinderen die gewoon zijn om bij ieder geschreeuw te worden opgenomen, houden alle huisgenooten uit den slaap en zijn slechts rustig als zij urenlang rondgedragen worden. Natuurlijk is de beklagenswaardige moeder of baker van zoo'n kind — of beiden — den volgenden dag doodmoede. © De lichamelijke gesteldheid van het kind in de eerste levensdagen. Onmiddellijk na de geboorte doet het kind de eerste ademhaling en vult zijn ledige longen met lucht. Hierdoor ondergaat de bloedsomloop, die tot zoover door de in de navelstreng uitloopende bloedvaten in nauwe verbinding met het lichaam der moeder stond, eene ingrijpende verandering en verkrijgt zijne volkomen onafhankelijkheid. Met het afbinden der navelstreng is het kind een natuurlijk-zelfstandig wezen geworden. Bij deze eerste en gewichtige verandering komen verschillende verschijnselen, die meestal nog met het ontkiemde leven in verband staan. In de eerste dagen ledigt het kind uit den darm eene kleverige, zwartgroene massa, maansap genoemd. Na 3—4 dagen houdt deze ontlasting op en wordt door den bekenden geelen en breiachtigen stoelgang vervangen. Alle pasgeboren kinderen verliezen in de eerste dagen aan gewicht ongeveer 220—250 gram. Dit gewichtsverlies is geen ziekteverschijnsel, doch het gevolg daarvan, dat bij het eerste wegen van het kind maansap, urine, overblijfsel der navelstreng en het reeds genoemde huidsmeer worden medegewogen, terwijl deze toch spoedig verdwijnen, en omdat voorts het tot zich nemen van voedsel in de eerste dagen zeer gering is. Na ongeveer een week vertoont het kind gewoonlijk weder het aanvankelijke gewicht. Van groote beteekenis is het lot van de rest der navelstreng. Is hiervoor bij het afbinden der navelstreng goed gezorgd, dan verdroogt deze eenvoudig en valt na eenige dagen af. Gewoonlijk geschiedt dit op den vijfden dag, doch 't kan echter ook vroeger of later gebeuren. Wordt aan de behandeling der navelstreng niet de noodige zorg besteed, dan vormt zich bij het afvallen eene verettering, die een antiseptische wondbehandeling noodig maakt om infectie te voorkomen. De navelwond geneest, wanneer zij zich iets naar binnen terugtrekt. Op deze wijze ontstaat de navel. Zoodra de rest der navelstreng is afgevallen, wordt het kind niet meer als pasgeboren aangeduid. Bij bijna alle pasgeboren kinderen zetten eenige dagen na de geboorte de borsten op, zoowel bij jongens als meisjes. De oorzaak daarvan is het vormen eener melkachtige vloeistof, die somtijds weder vanzelf wegvloeit en heksenmelk wordt genoemd. Gewoonlijk verdwijnt deze dikte geheel vanzelf, als de kleine borsten zorgvuldig en voorzichtig worden behandeld. Drukken en onnoodig aanraken, of zelfs uitpersen der vloeistof, moet streng worden vermeden, daar anders ontsteking en verettering kan ontstaan. O Het baden en het verzorgen der huid van het kind. Tot de voornaamste vereischten voor de ontwikkeling van het kind behoort de reinheid en de zorgvuldigste verzorging deihuid. Het kind moet dagelijks gebaad worden, omdat het bad alle werkingen van het lichaam opwekt en ondersteunt. De goede temperatuur is 28° Réaumur (= 350 Celsius), doch mag alleen met den thermo- meter gecontroleerd worden. De gewoonte van vele kindermeisjes, om de ellebogen in het water te steken en deze als thermometer te gebruiken, is een beslist misbruik en kan allicht groot nadeel veroorzaken. L)e harde huid van een aan arbeid gewen¬ nen arm Kan aiKoeienu vniueii. wa,i uu de zachte en weeke huid van een zuigeling brandend kan werken. Jonge moeders hebben er gewoonlijk geen idee van hoe zij een zuigeling in het water moeten vasthouden, en vreezen er voor het lichaampje slechts met één hand te ondersteunen. Maar deze ééne hand — het moet de linker zijn - is voldoende om het kind een zeker houvast te geven, als het slechts goed gedaan wordt. De beide afbeeldingen het op den rug en op de buik liggen van het kind in het bad — toonen duidelijk aan hoe eenvoudig het schijnbaar zoo moeilijke probleem is. De uitgespreide linker h-and ondersteunt rug en nek, resp. de borst van het kind, terwijl de rechter hand wascht. Zoo vastgehouden zwemt het lichaampje in het Fig. 685. Badkuip. Fig. 686. F'g- 687- Hoe het kind bij het baden moet worden vastgehouden. (In werkelijkheid blijft slechts het hoofdje boven water. water, waarbij het nog ieder oogenblik door de rechter hand onder steund kan worden. Men moet er op letten, dat het hoofd noch siij omhooggehouden mag worden, noch bij schuin opgeheven lichaan achterover mag vallen. Gedurende den eersten tijd wordt het kind zonder zeep gewasschen alleen met een zachte doek, waarbij men iedere wrijving der teeder huid moet vermijden. Eerst later gebruikt men zachte zeep, om schilfe righeid en de bij zuigelingen veelvuldig voorkomende zeere hoofdei te voorkomen. De rimpels in het vel mogen niet worden vergeten, daar zich zweet en vet ertusschen opeenhoopen en gemakkelijk eczeem verwekken. Het gezicht wordt steeds afzonderlijk gewasschen, zoowel met een-aparte daarvoor bestemde doek, als met ander en lauw water. Het verdient aanbeveling de oogen in de richting van den neus te reinigen en niet omgekeerd, daar in de ooghoeken dikwijls slijm en kleine onreinheden zijn, die zooveel mogelijk van het oog verwijderd moeten blijven. De tijd voor het baden is gewoonlijk 5—10 minuten. Het afdrogen mag slechts met warme doeken geschieden, daat het kind anders licht kou vat. Zoolang de rest der navelstreng nog aanwezig is, worden de daarom gewikkelde Watten, voor zoover zij niet nat zijn geworden, verwijderd en door versche droge watten vervangen. Men moet zorgvuldig vermijden aan de navelstreng te trekken, opdat deze er niet te vroegtijdig afgaat en het begin van eene dikwijls zeer gevaarlijke infectie worde. Is zij op natuurlijke wijze afgevallen, dan wordt de wond met salicylstrooipoeder en een prop watten bedekt. Daarover komt de navelband, die men het best nog eenige weken laat dragen. Ma het afdrogen worden alle deeien van net iicnaam, aie eiKanciu raken en de huidplooien — billen, schaamdeelen, schouderholten er hals — goed gepoederd. Bij kinderen met bijzonder teere en gevoeligt Fig. 688. Hoe het kind bij het baden niet mag worden vastgehouden. huid is het aan te bevelen deze plaatsen eerst met vet in te smeeren — doch slechts met een dun laagje — en daarna pas te poederen. Na het bad moet het kind gaan rusten. Gedurende het eerste levensjaar is het van groot belang voor de ontwikkeling van het kind het bad dagelijks te herhalen. Later is het voldoende als dit om den anderen dag geschiedt! De temperatuur kan bij oudere kinderen langzamerhand iets verminderd worden, doch vangt men daarmede alleen in het warme jaargetijde aan, onder nauwkeurige inachtneming of het koelere bad het kind bekomt (z. Gehard worden). Behalve de reiniging door het bad moet het kind iedere keer verschoond en droog gelegd worden als het ontlasting heeft gehad. Men moet echter daarmede wachten tot het ontwaakt en wekke het niet uit den slaap, daar het wachten niet hindert, doch het opgeschrikte kind zeer lastig wordt en zijn misnoegen óver de storing door aanhoudend schreeuwen te kennen geeft. <§> De voeding van den zuigeling. Het natuurlijke voedsel vindt het kind aan de borst der moeder. De moedermelk verschaft door hare samenstelling het volmaaktste voedsel voor het organisme van het teere schepseltje, welks spijsverteringsorganen voor de voedingsstoffen die zij bevat zijn ingericht. De bestanddeelen der melk zijn: eiwit, caseïne (kaasstof), vet, suiker, zouten en water, en verschaffen in dezen vorm aan de kinderen de middelen om te groeien. De samenstelling der moedermelk vertoont gedurende den zoogtijd gewoonlijk groote standvastigheid, alleen maakt de melk der eerste dagen, het zoogenaamde Colostrum, hierop eene uitzondering, daar zij rijker aan eiwit en zouten, armer aan suiker en vet is dan de eigenlijke melk. Gedurende het zoogen nemen suiker en caseïne meestal toe, terwijl het vetgehalte na eenige maanden gewoonlijk iets afneemt. Van groote beteekenis voor de kwaliteit der melk en het goed bekomen voor het kind kunnen zekere voorvallen in het organisme der moeder worden. Gemoedsaandoeningen der zoogende vrouw maken zich gewoonlijk in een of anderen vorm ook bij het kind bemerkbaar. Het wordt onrustig en vertoont, zonder dat zich direct ziekteverschijnselen voordoen, alle teekenen van een levendig mishagen. Voorzichtigheidshalve wacht men in zulke gevallen met het aan de borst leggen van het kind tot de opwinding voorbij is en het gemoed tot bedaren is gekomen. Hetzelfde neemt men waar, als in dezen tijd de periode in- treedt. Niet zelden worden kinderen door dit voorval zóózeer in hun gezondheid gestoord, dat zij neergelegd moeten worden, daar de melk hun slecht bekomt. Dat de voeding der moeder niet zonder invloed op de melk blijft, is te begrijpen. Het zijn evenwel bepaalde voedingsmiddelen en mengsels der voeding, waardoor eene kwaliteit der melk ontstaat, die het kind slecht kan verdragen en hevige storingen der spijsverteringsorganen te voorschijn roepen. Hiertoe behooren alle winderige spijzen, zooals kool, knollen, erwten en boonen, alle specerijen, uien, knoflook, snijlook, zeer scherpe kaas, zuren en kreeften. Uit dit oogpunt is een krachtige en smakelijke kost, doch vrij van alle prikkelingen en buitensporigheden, gedurende den zoogtijd noodig. Een zoogende moeder moet er juist steeds op bedacht zijn, dat ieder vergrijp tegen deze door de .natuur voorgeschreven levenswijze nadeelig voor het kind is. Ook medicijnen vermengen zich veelal in de melk en oefenen een nadeeligen invloed op het kind uit -— opium, morfine, rabarber; vooral purgeermiddelen, ook belladonna, e. a. moeten gedurende den zoogtijd vermeden worden, daar zij de kinderen door middel van de melk ten zeerste kunnen schaden. In't bijzonder moet voor het gebruik van alcoholische dran> ken door de moeder, resp. de voedster, worden gewaarschuwd. De alcohol vermengt zich eveneens met de melk en werkt daardoor allernadeeligst op het kind, welks zenuwgestel het van begin af aan vergiftigt. Het is een groote dwaling te gelooven, dat bier voor een zoogende vrouw onontbeerlijk zou zijn om een rijkelijke vorming van melk te verkrijgen. Het zoogenaamde voedsterbier' heeft wel is waar slechts een gering alcoholpercentage, doch werkt, door de groote hoeveelheden, waarmede het gewoonlijk gedronken wordt, even schadelijk als een geringere hoeveelheid alcohol met hoog percentage. Zoogende vrouwen moeten derhalve volkomen matig leven, d. w. z. zich van ieder alcoholgebruik, in welken vorm ook, onthouden en hun behoefte ■aan vloeibare stoffen door soep, melk en alcoholvrije dranken bevredigen. Daarmede bewijzen zij niet alleen het kind, doch ook zichzelf een dienst. De werking van den alcohol, dit verderfelijke zenuwvergift, is tenslotte noodlottig voor de zenuwcellen, die bij den zuigeling nog zoo •teer zijn, dat zij aan ieder gevaar zonder tegenweer zijn blootgesteld. Door proefnemingen in het kinderziekenhuis te Bern heeft men de evenzoo snelle als ontwijfelbare werking van den alcohol op het zenuwstelsel van jonge kinderen vastgesteld. Zuigelingen, die door alcohol gebruikende moeders gezoogd werden, leden aan krampen. Zoodra aan ie moeders iedere alcoholische drank werd onthouden, hielden de kramien op en de kinderen gevoelden zich wel en opgewekt. Zoodra echter \-eder alcohol werd toegediend, herhaalden de krampen zich bij de :inderen. Oorzaak en werking lieten bij deze waarnemingen geen twijfel iver. Het is duidelijk genoeg, dat, als aan het jonge kind aanhoudend lcohol wordt toegediend, dit het begin is van een levenslang ondernijnd zenuwgestel. Is de voeding van het kind door de moederborst niet mogelijk, lan komt daarvoor het eerste in aanmerking de melk eener voedster, -felaas is de voedsteraangelegenheid één der belangrijkste vragen n de zuigelingenverzorging. Er zijn daarmede zóó vele onaangenaamleden verbonden, dat men steeds meer van het aannemen eener voedster fziet. Voornamelijk komt dit door de dikwijls onverdraagbare heerschucht der voedsters, die zich onmisbaar achten, en zich daardoor het echt veroorloven de geheele familie naar hartelust te tiranniseeren. Jaar jonge moeders namelijk bij het eerste kind bovenmate angstig ijn en eene verandering van voedster — vooropgesteld, dat het kind ich goed ontwikkelt - onder alle omstandigheden trachten te verdijden, zoo stijgt de overmoed der voedster dikwijls tot het ongeloofijke, en ieder verlangt naar het oogenblik, waarop het kind van de iorst gedaan en de voedster ontslagen kan worden. Afgezien van deze schaduwzijden, die slechts de omgeving bereffen, kunnen het kind van de zijde der voedster ook ernstige gevaren iedreigen en wel door het overbrengen van ziekten. Hoewel iedere oedster eerst geneeskundig wordt onderzocht alvorens men haar een :ind toevertrouwt, zoo kunnen desondanks toch ziektekiemen voorhanlen zijn, die wel is waar ten tijde van het onderzoek niet bemerkbaar raren, doch zich later ontwikkelen. Het meest zijn tuberculose en svihilis te vreezen. Daarbij komt nog een verder ongemak, die vooral n groote steden veel gewicht in de schaal legt. Vele voedsters onder louden een geheimen geslachtsomgang en halen zich daarbij veelal een ;eslachtsziekte op den hals. Uit vrees voor het verlies harer betrekking louden zij dit stil en brengen daardoor het hun toevertrouwde kind in iet grootste gevaar. Schrijfster heeft op dit gebied zeer treurige ervarin;en, en gezien met welke gewoonweg misdadige gewetenloosheid vele •oedsters het betreurenswaardige kleine wurm besmetten. Heeft het grondige geneeskundige onderzoek der voedster en haar :ind — waarvan men zich behoort te overtuigen, dat het ook werkeijk haar eigen kind is — aangetoond, dat beiden gezond zijn, dan moet le hoeveelheid en de hoedanigheid der melk onderzocht worden. Door Irukking moet de borst melk in stralen geven. De middelmatige borsten geven gewoonlijk meer meiK aan üe zeer grooie en vette, noe wirter de melk is, deste vetter is zij. Van de kwaliteit der melk kan men zich het best door den welstand van het kind der voedster overtuigen. De voedster is voor het aannemen van het kind het best geschikt 2—3 weken na haar bevalling, als zij dus geen kraamvrouw meer is. Wanneer zij reeds vroeger bevallen is, dan is haar melk rijker aan kaasstof (caseïne) en veroorzaakt dan licht storingen in de spijsvertering van den pasgeborene. Het aan de voedster toegediende voedsel mag niet te vet zijn, daar anders het afzonderen der melk nalaat. Het best verdraagbaar is het voedsel waaraan zij thuis gewoon is, daar ongewoon voedsel niet voordeelig werkt. Iedere voedster moet dagelijks eenige uren in de frisschc lucht gaan, maar ook wat in de huishouding doen. Zij mag nooit het kind om het te zoogen in bed nemen, maar moet hiervoor steeds opstaan. De kunstmatige voeding wordt toegepast wanneer de natuurlijke met moeder- of voedstermelk niet mogelijk is. Men verstaat onder kunstmatige voeding het voeden met melk van dieren, bij ons voornamelijk koemelk. In andere landen wordt te dien opzichte ook geiten-, merrie- en ezelinnenmelk gebruikt, welke laatste vooral met de vrouwenmelk zeer veel overeenkomst moet hebben. De chemische samenstelling der koemelk is dezelfde als bij vrouwenmelk, maar de verhouding der hoeveelheden der bestanddeelen zijn verschillend. De koemelk bevat bijna dubbel zooveel eiwitstoffen, doch is armer aan suiker, terwijl het vetgehalte van beide melksoorten hetzelfde is. Zouten vindt men in de koemelk veel meer dan in vrouwenmelk. Koemelk is voor den zuigeling moeilijker te verteeren dan vrouwenmelk, niet alleen door het grootere eiwitgehalte, doch ook door de kwaliteit der kaasstof (caseïne). Terwijl namelijk de caseïne der vrouwenmelk in de kindermaag in fijne vlokken vloeit, die gemakkelijk verteerbaar zijn, vloeit het dierlijke caseïne in dikke kaasbrokken, welker vertering moeilijker en langzamer gaat. Om de koemelk gemakkelijker verteerbaar te maken, wordt zij met gekookt water verdund. Men neemt de eerste maand 1 deel melk op 3 deelen water, in de tweede maand 1 : 2, in de derde maand I : I, d. w. z. half melk, half water. Eerst van de zesde maand af kan men zuivere koemelk geven. Aan de verdunde melk wordt melksuiker toegevoegd, die men het best uit de apotheek kan betrekken. Men berekent 50 gram, ongeveer 3 eetlepels, op I liter verdunde melk. Het voedse. wordt warm aan het kind toegediend. Trots deze behandeling der melk wordt zij toch niet gelijk aan de vrouwenmelk. Daarbij komt nog, dat hare kwaliteit in hooge mate van het koeienvoeder afhangt. Het nuttigst is de melk van koeien, die droog voeder krijgen. Ook tegen groen voeder is niets in te brengen, wanneer zeer waterrijke of totaal giftige weiden worden vermeden. Zeer schadelijk is het voeren met spoeling, kool en knollen. Daar de melk van een enkele koe dikwijls beduidende veranderingen in hare samenstelling vertoont, wordt algemeen aan de zoogenaamde gesteriliseerde melk de voorkeur gegeven, die van een groot aantal gelijkmatig gevoederde koeien verkregen wordt. De op groote schaal gedreven melkfabrieken bieden een bijna volkomen betrouwbare bron voor goede kindermelk en verdienen in het algemeen de voorkeur boven de kleine melkerijen. Het grootste nadeel bij kunstmatige voeding bestaat in de onvermijdelijke verontreiniging der melk gedurende den langen tijd, die zij vanaf den uier der koe tot aan het voor het gebruik gereed zijn noodig heeft en in welken tijd er alle mogelijke ziektekiemen in kunnen geraken. Het gevaar, dat de melk tuberkelbacillen bevat, is bijzonder groot, daar ten eerste tuberculeuse koeien niet zeldzaam zijn en er ten tweede onder het stalpersoneel een-longlijder kan zijn, wiens speeksel tuberkelbacillen bevat. Om deze reden mag de melk alleen gekookt worden gegeven. Evenzoo wordt het bij te voegen water gekookt, omdat slechts op deze wijze de zich in melk en water bevindende bacteriën onschadelijk worden gemaakt. Het eenvoudig koken der melk is echter geenszins voldoende, daar het 4—5 minuten duurt alvorens de daarin aanwezige kiemen gedood worden. ~Wie uit zuinigheid gedwongen is de melk in een steelpan te koken, moet bij het opkomen der melk de vlam laag draaien om overkoken te verhinderen, en dan voortdurend de melk roeren. Eerst na 5 minuten zijn dan alle schadelijke kiemen gedood. De beste methode voor huishoudelijk gebruik is het koken der melk in een Soxhlet-apparaat, daar hierdoor op geschikte manier een kiemvrije melk wordt verkregen. Het bestaat uit een groote blikken pan, waarin de melk gekookt wordt, en een daarbij behoorend rek met 10 kleine flesschen van ca. 200 gram inhoud (z. afb.). Ieder fleschje Fig. 689. Soxhlet-apparaat. bevat een pinvormige gummiring en een blikken omhulsel om de lucht af te sluiten. Het apparaat wordt zoodanig gebruikt, dat de flesschen met verdunde en gesuikerde melk gevuld worden en deze met de dubbele sluiting — gummipin en blikken omhulsel -— voorzien en met het rek in de voor de helft met water gevulde pan gezet worden. Nadat het water 20 minuten gekookt heeft, wordt het flesschenrek eruit gehaald en op een koele plaats neergezet. Voor het gebruik wordt ieder fleschje weder tot 28° R verwarmd. De voorkeur dezer behandeling der melk (sterilisatie) bestaat daarin, dat de in de melk aanwezige bacteriën gedood worden en de sluiting der flesschen (z. afb.) eene verontreiniging der melk na het koken door de handen dergene, die voor het voedsel zorgt, onmogelijk maakt. Zonder twijfel blijven vele bacteriën in hun stadium van ontwikkeling ■—■ dit zijn de zoogenaamde eicellen, waaruit zich dan de Fig. 90. Fig. 69i. eigenlijke bacteriën ontwikkelen — trots het Sluiting van een Soxhletkoken bestaan. Daar zij echter, om zich te a gUmm?p!n' kunnen ontwikkelen, voortdurend warmte noodig b blik omhulsel, hebben, zoo kan men hun groei daardoor verhinderen, dat men de flesschen na het koken snel uit het apparaat neemt, ze direct afkoelt en ze dan op een koele plaats bewaart. Op deze wijze verkrijgt men een onberispelijke kiemvrije (gesteriliseerde) melk. Door deze behandeling wordt echter de chemische samenstelling der melk beduidend veranderd, terwijl ook de smaak er zeer onder lijdt. Vele kinderen kunnen zich door het gebruik van gesteriliseerde melk niet ontwikkelen. Om deze reden heeft men een'andere behandeling ingevoerd, het zoogenaamde pasteuriseeren. Het bestaat daarin, dat de melk of 15 minuten op 750 C of 30 minuten op 68° verhit wordt, waarbij de schadelijke kiemen worden vernietigd, maar de chemische hoedanigheid onveranderd blijft. Deze methode is voortreffelijk, maar is helaas met zulke groote kosten verbonden, dat zij slechts in groote inrichtingen kan worden toegepast en het gebruik der zoodanig behandelde melk slechts aan een beperkt aantal kinderen ten goede komt. Voor de meeste klassen der bevolking is zij veel te duur en juist daar komen de meeste sterfgevallen voor. Alle potten en pannen, waarmede de melk in aanraking komt, moeten zeer zuiver zijn, eveneens de handen en nagels van den persoon, die kookt. De flesschen moeten vóór het gebruik uitgekookt en na het gebruik grondig schoongemaakt worden, opdat geen melkresten achterblijven. De beste reiniging geschiedt met een borstel (Fig. 693). Zijn de flesschen goed schoongemaakt en spiegelblank, dan worden ze omgekeerd op een flesschenrek gezet, zoodat geen vuil in den hals kan komen. De flesschen zelf moeten volkomen glad zijn en De dokter in huis het glas mag geen enkele oneffenheid of fouten hebben, omdat de reiniging daardoor onnoodig bemoeilijkt wordt. De hals der flesch mag niet te nauw zijn. De speen mag slechts van zwarte gummi zijn en moet zeer zuiver gehouden worden. Tot dit doel I h wordt deze na het drinken telkens van- Hoe ilesschen en speenen bewaard moeten worden. buiten £n van binnen — waarbij men haar omkrult — uitgewasschen, minstens éénmaal per dag uitgekookt en tussehen schoone doeken of in een overdekt glas bewaard. Totaal af te raden zijn speenen, die aan een in de flesch uitloopende buis zijn verbonden (Fig. 696), eveneens de . zoogenaamde patentspeenen. De speen moet bij het bevestigen aan de flesch nooit bij de punt, maar steeds aan den rand worden aangevat. Hierbij moet op een slechte gewoonte gewezen worden, die veel- vuldig voorKomt en aaarm bestaat, dat de moeder of de baker eerst aan den speen zuigt alvorens zij dezen aan het kind geeft, om te probeeren of alles in orde is. Een onverstandiger handelwijze is nauwelijks denkbaar, daar de mond van bacteriën wemelt, die op kdeze manier direct op het kind worden overgedragen. De flesch wordt het kind zoodanig in den mond gegeven, dat de speen fig- 694- de tong beroert, Hoe'flesschen en speenen door sloidige moeders en bakers waaron het kind dikwijls verkeerd bewaard worden. r gewoonlijk krachtig begint te zuigen. Tevoren wordt de melk nog eens warm gemaakt. Een bekende maatregel om zich van de juiste temperatuur te overtuigen, bestaat ** daarin, dat men de flesch aan het gesloten oog houdt, waarbij zij koud noch warm mag aanvoelen. Daar de kinderen, zooals bekend, bij de geringste onoplettendheid der verpleegster de flesch loslaten, welke zij meestal met hunne handen omklemmen, verdient het aanbeveling, om het wegvloeien der melk en bevochtigen van het bed te voorkomen, een houder voor de flesch te gebruiken. Het afgebeelde apparaat kan men overal aan be- Fig. 696. Hygiënisch zuivere flesschen en speenen. Fig. 696. Ongeschikte flesschen en speenen vestigen en kan in iedere richting gebruikt worden. Wat heeft het kind noodig om te groeien? Om het uut, dat het kind van het voedsel heeft, te kunnen vaststellen, gebruikt men een weegschaal, waardoor men niet alleen de hoeveelheid van iederen maaltijd, doch ook de toename aan gewicht van den zuigeling kan controleeren. Gewoonlijk weegt het pasgeboren kind 3000—3500 gram. Hiervoor dienen de volgende getallen als maatstaf, wanneer een kind de moederborst krijgt. Het kind moet gemiddeld alle drie uren de borst gegeven worden. Dit is echter niet altijd in toepassing te brengen, daar sommige kinderen in den eersten tijd meer honger hebben dan anderen. Beslissend voor den tijd tusschen twee pauzen is alleen de behoefte van het kind, dat in dit opzicht zorgvuldig moet worden nagegaan. In de eerste ander¬ halve week krj nachts de bors jgt het kind ook s t, doch daarna moet het aan een pauze van 11 uur 's avonds tot 5 uur 's morgens gewennen, opdat moeder en kind een ongestoorde nachtrust hebben. Op den eersten 60* en tweeden dag neemt het slechts weinig voedsel tot zich, zoodat de gansche hoeveelheid op den eersten dag ongeveer 40—50, op den tweeden 100—120 gram bedraagt. De oorzaak daarvan is, dat het afzonderen der melk van de borstklieren nog gering is en eerst op den derden dag sterk begint. Zoodoende stijgt dan ook de hoeveelheid der door het kind op dien dag — de dag op 24 uren gerekend — gedronken melk direct tot 300—350 en binnen de eerste maand tot 550— 600 gram. In de tweede en derde maand bedraagt de dagelijksche hoeveelheid 650—800, in de vierde en vijfde 850— 900 en daarna IOOO gram en meer. De hoeveelheid der enkele maaltijden is niet altijd gelijk, doch kan eenigszins afwijken, wat echter niets te beteekenen heeft, wanneer de dagelijksche Fig. 698. Kinderwees schaal. hoeveelheid er niet onder lijdt en het kind goed groeit. De geleidelijke toename der dagelijksche hoeveelheid komt met de toename der enkele maaltijden overeen, die gemiddeld 10—20 gram meer worden. De volgende samenstelling geeft een overzicht over het aantal en de hoeveelheden der enkele maaltijden gedurende den zoogtijd: op den eersten dag 4 maal 10—12 gram „ „ tweeden „ 6 „ 18—20 „ „ „ derden „ 7 „ 40—50 in de eerste maand 8 „ 70—80 „ „ „ 2e en 3® „ 8 „ 80—100 „ „ 4® 5* „ 7 „ 120-130 „ „ „ 6e tot 9e „ 7 „ 140— lo0 „ Deze kleine tabel toont, dat het aantal maaltijden in de eerste dagen geringer is en eerst later toeneemt, wat door de geringe behoefte aan voedsel van den pasgeborene komt, die dan veel meer slaap noodig heeft. Het acht geven op den tijd gedurende het zoogen is van zeer veel gewicht. Vele kinderen drinken langer dan een half uur, wat totaal geen doel heeft. 15 Minuten, hoogstens 20—25, zijn meer dan voldoende. Is gedurende dezen tijd het kind nog niet verzadigd, dan moet men ophouden, daar het dan toch niet meer drinkt, doch spoedig inslaapt. Laat men het kind langzaam drinken, dan went het zich eraan en veroorzaakt aan de zoogende vrouw moeite en arbeid bij iedere keer dat het de borst gegeven wordt. Ook hierbij is iedere onvoorwaardelijke regelmatigheid der levenswijze noodzakelijk. Als het kind door de voeding groeit, dan openbaart zich dat door de toename in gewicht. Zooals gezegd, verliest het kind in de eerste dagen aan gewicht en bereikt eerst na ongeveer een week zijn aanvankelijk gewicht. Dan moet het tot aan het einde van de tweede maand gemiddeld dagelijks 28—30 gram toenemen, in de 3e en 4e maand 25—28, in de 5e—ge maand 15—20 gram, terwijl aan het einde van het eerste jaar slechts een toename in gewicht van 12—14 gram dagelijks plaats heeft. In de negende en tiende maand bemerkt men dikwijls een stilstand, die vele moeders bezorgd maakt, doch bij den verderen welstand van het kind niets te beduiden heeft. Evenals het gewicht moet men ook de lengte van het kind vaststellen. De pasgeborene heeft gemiddeld een lengte van 48—52 centimeter, die bij normale groei in het eerste jaar met 20 centimeter toeneemt. Als het kind regelmatig gewogen en gemeten wordt, dan verkrijgt men een zeker overzicht over zijne ontwikkeling. Er moet echter nog eens op gewezen worden, dat deze getallen slechts gemiddelde uitkomsten zijn, waarvan zelfs volkomen gezonde en normale kinderen afwijken. Wanneer moet het kind van de borst genomen worden? Onder normale omstandigheden, zoowel van de zijde der moeder als van htt kind, in de 8e of 9® maand. Dit tijdstip valt met de ontwikkeling der tanden en de maagsappen tezamen. Maag en darm van den zuigeling zijn in de eerste maanden slechts op het verteren der melk ingericht en zijn eerst in de zesde maand in staat andere spijzen te verteren. Eene verdere oorzaak is ook de ongunstige werking op de gezondheid der moeder van het te lange voeden. Al ondervinden er ook vele vrouwen geen direct nadeel door, dan komt toch dikwijls uitputting en zenuwachtigheid voor, vooral na het herhaalde zoogen. Men neemt het kind van de borst af door het niet meer alleen mei moedermelk te voeden, doch het ook andere voedingsmiddelen te geven. Daartoe kan men twee manieren in toepassing brengen: of zeer snel, zoodat het van de borst nemen in eenige dagen is geschied, -of zeer langzaam, door gelijdelijk één maaltijd dagelijks, later twee en drie maaltijden, door koemelk te vervangen. Deze wordt in het begin iets verdund — 2 deelen melk op i deel water — en gesuikerd, daarna echter onverdund gegeven. De borst wordt steeds minder en ten slotte in 't geheel niet meer gegeven. Gezonde kinderen kan men zonder bedenken op de kortste manier van de borst doen. Vele zuigelingen verdragen dit beter dan de langzame manier, omdat hen dit dikwijls en pijnlijk in hunne gewoonten hindert. De kunstmatige voeding wijkt in hare toepassing in vele punten van de voeding door de moederborst af. lerwijl vrouwenmelk reecis in 2 tot 2% uur verteerd wordt, is dit met koemelk eerst in 3 tot 4 uren het geval. De gevoelige maag en darm van het kind moet derhalve voor overlading behoed worden, opdat de voor zuigelingen zoo gevaarlijke storingen der spijsvertering worden vermeden. Derhalve .mag in de eerste maand slechts een halve liter, in de tweede maand driekwart liter en in de derde maand een volle liter worden gedronken, natüurlijk met de reeds besproken verdunning. Ook de pauzen tusschen de enkele maaltijden moeten iets langer zijn dan bij borstkinderen, daar de vertering der koemelk langer duurt. Gemiddeld vervalt één maaltijd dagelijks in vergelijking met het voeden door de borst. Echter komen ook hier afwijkingen voor en moet veeleer de voeding streng volgens de behoefte van het kind worden geregeld. Bij zorgvuldige handhaving der kunstmatige voeding, gepaard gaande met volstrekte reinheid der voorwerpen, die men daarbij gebruikt, groeien kinderen met de flesch veelal uitstekend en ontwikkelen zich tot gezonde en krachtige menschen. Wanneer men echter het resultaat der voeding met koemelk nagaat, dan is dat toch veel ongunstiger dan bij voeding door de borst. De kinderen groeien namelijk in de eerste maanden gemiddeld minder goed en hebben meer last van storingen in de spijsvertering. Het is ook een even bekend als te betreuren feit, dat het aantal sterfgevallen der zuigelingen een schrikbarende hoogte heeft bereikt, en dat verreweg de meeste slachtoffers met de flesch zijn grootgebracht. In vele gevallen moet men reeds zeer vroeg de natuurlijke met de kunstmatige voeding vereenigen. Het komt niet zelden voor, dat een moeder, die gaarne zou willen zoogen, niet genoeg melk heeft om het kind te verzadigen. Of een vrouw is overdag door haren werkkring in beslag genomen en kan zich eerst na thuiskomst van haar werk aan het kind wijden. In zulke gevallen wordt minstens 3 of 4 maal de borst gegeven, térwijl de andere maaltijden uit koemelk bestaan. Doch zelfs bij deze beperking is het van groot nut voor het kind moedermelk te ontvangen. Na het drinken moet het bevinden van het kind eveneens geregeld zijn. Na iederen maaltijd moet de mond van het kind zeer voorzichtig met een zuiver, in gekookt water gedoopt doekje worden afgeveegd, opdat geen melkresten achterblijven. Dan wordt het in bed gelegd, en wel op de zijde, opdat de eventueel wegloopende melk — het zoogenaamde zog — uit den mond loopt en niet in den strot geraakt. Ten zeerste af te keuren zijn de dotten. Het is een waarlijk misdadige gewoonte om de kinderen deze van bacteriën wemelende en met giststoffen vermengde dot in den mond te steken, alleen opdat ze rustig zullen zijn en de omgeving niet zullen storen. Wie ooit nauwkeurig heeft waargenomen in welken toestand zich zoo'n zoethoudings-apparaat bevindt, moet betwijfelen, of aan de schrikbarende sterfgevallen der zuigelingen tengevolge van maagdarmcatarrh de dot niet méér schuld draagt dan de gewoonlijk beschuldigde koemelk. Deze twijfel is meer dan gerechtvaardigd. Men moet slechts toezien hoe en waar deze ongeluksdingen bewaard worden. Uit een of anderen vuilen hoek, uit een met alle mogelijke onsmakelijke dingen gevulde zak der kleeding, uit volgestopte boodschappenmandjes, onder het bed — van al deze plaatsen wordt de dot tevoorschijn gehaald en zonder schoon te maken het kind in den mond gestoken. Een volwassene zou reeds door zoo'n broedplaats van bacteriën worden bedreigd — destemeer een jong kind, welks weefsels en organisme meer dan teer en gevoelig zijn. De dot heeft slechts ééne verontschuldiging voor haar bestaan, namelijk de onnadenkendheid en gemakkelijkheid van moeders en bakers. Inplaats van het onrustige en schreeuwende kind dit onzalige ding in den mond te steken, alleen om het stil te doen zijn, deed men liever toezien waarom het kind schreeuwt en dan zijne behoeften bevredigen. Dan wordt het kind spoedig tevreden en rustig, zonder dat zijne gezondheid gevaar loopt. Daarom weg met de dot! Het reeds genoemde uitspuwen van wat melk, is geen eigenlijk overgeven en derhalve ook geen ziekteverschijnsel, doch slechts het teeken, dat het teveel voedsel tot zich genomen heeft. Daar bij den zuigeling de maag nog niet, zooals bij volwassenen, dwars, doch slechts van boven naar beneden ligt, loopt de te overvloedige melk met groot gemak weder weg. De volksmond zegt: spuwende kinderen—groeiende kinderen! Gewoonlijk komt dit uit. Het is echter voorzichtiger om de kinderen niet meer te laten drinken dan noodig is, daar zij evengoed hieraan gewoon kunnen geraken, waardoor hun maag overladen wordt, zonder dat zij spuwen (of zog weg laten loopen). Het gevolg daarvan is dan een maagdarmcatarrh. Andere voedingsmiddelen behalve melk worden voordeelig vanaf de zesde of zevende maand aan de tot dusverre eentonige spijskaart toegevoegd. In het begin zijn het slechts meelachtige spijzen, die men in den verschillendsten vorm kan geven. Beschuitpap met melk, dunne haver- of gortpap of een kindermeelsoep (Nestle of Kufeke of Mellin) worden gewoonlijk gaarne genomen en goed verdragen. Ook dunne rijstepap met zuivere melk toebereid is een zeer doelmatig voedsel. In den laatsten tijd zijn moutfabrikaten en karnemelk zeer in zwang. Onder de moutsoorten worden vooral de Löflund'sche fabrikaten en het zoogenaamde Liebig's Saepextract zeer verlangd. Dit zijn niet alleen voortreffelijke voedingsmiddelen, die de kinderen zeer gaarne tot zich nemen, doch zij oefenen ook een zeer gunstigen invloed op den stoelgang uit. De zoo veelvuldig voorkomende hardlijvigheid der zuigelingen laat bij toediening van één dezer moutsoorten gewoonlijk zeer spoedig na en gaat in normale spijsvertering over. Karnemelk wordt als voedsel voor zuigelingen door de meerderheid van het publiek nog dikwijls met ongelooflijke verwondering aangezien, daar de meesten zich niet kunnen voorstellen, dat deze schijnbaar zoo zwaar te verteren spijs de zuigelingen goed bekomt. In werkelijkheid bekomt zij de kinderen zeer goed, en niet alleen dezulken, die bij het voeden met vrouwen- of koemelk steeds meer achteruitgingen en dagelijks kwijnender werden. Zij wordt natuurlijk slechts op voorschrift van den dokter gebruikt. Het kindermeel. In de voeding van zuigelingen speelt het kindermeel eene zeer gewichtige, helaas dikwijls ook zeer onheilvolle rol. De verteringssappen van den zuigeling zijn in de eerste maanden niet in staat het hoofdbestanddeel van het meel, de stijfsel, te verteren, doch zijn daartoe eerst na de vierde maand in staat. Het logische gevolg is, dat zeer jonge kinderen geen meel mogen hebben, daar dit met een langzaam verhongeren gelijk staat. Wel is waar ontbreekt het hongergevoel daarbij, daar de maag gevuld is, doch de inhoud verlaat het lichaam zonder hetzelve te hebben gevoed. Helaas wordt van het te vroegtijdige verstrekken van kindermeel een hoogst betreurenswaardig misbruik gemaakt, waaraan tallooze kinderen te gronde gaan. Het voeden met pap is een der werkelijke oorzaken van het sterven der kinderen. Helaas komt dit in de meeste gevallen door de armoede der ouders en vooral door de omstandigheid, dat de vrouwen der arbeidersklasse -— waar de sterfgevallen der zuigelingen voornamelijk voorkomen — eveneens hun brood met werken moeten verdienen en aan hunne kinderen daardoor niet de noodige zorg kunnen besteden, en dientengevolge het gemakkelijk klaar te maken kindermeel gebruiken. Vóór de vijfde maand is dit voedingsmiddel\totaal ongeschikt. Van dan af vormt het daarentegen eene waardevolle vermeerdering van het voedsel, zonder intusschen de melk te vervangen. Er bestaan zeer vele soorten kindermeel. De fabrikaten Molenaar, Nestle, Kufeke e. a. zijn het meest bekend. Andere middelen tot kunstmatige voeding zijn de ver- schillende melkpreparaten, waarvan de gecondenseerte melk der verschillende groote melkinrichtingen, voortreffelijk is. In alle gevallen beslist de dokter over de keuze en het gebruik van dit voedingsmiddel. Ook móeten nog vermeld worden de verschillende toevoegsels der melk, wanneer de verdunning met water moet worden vermeden. Het best komt daarvoor een dunne haver- of gortpap of een dunne kindermeelpap, die met melk vermengd wordt, in aanmerking. Deze toevoegsels moet men echter slechts op voorschrift van den dokter aanwenden. Om ze aanhoudend aan het voedsel toe te voegen heeft geen doel, althans in de eerste vier maanden, daar het kind de stijfsel, het hoofdbestanddeel ervan, niet verteert en de gezonde darm geen kunstmatig slijm noodig heeft. Gemengd voedsel kan men vanaf de 8e maand geven, doch blijft natuurlijk de melk het voornaamste voedsel. Wat bouillon met ei (alleen eigeel), chocolade, cacao, van groenten: spinazie en peen, alles goed fijngemaakt, van vruchten: appelmoes en het uitgeperste en gesuikerde sap van sinaasappelen, kunnen zonder bezwaar aan het, gezonde kind gegeven worden. Zeer gaarne hebben de kinderen zoete gortpap, fijngestampte aardappelen en witbrood met boter. Over de vraag, of zeer eiwitrijke kost, zooals eieren en vleesch, op dat tijdstip reeds doelmatig is, is men het niet eens. Worden kleine hoeveelheden daarvan gaarne genomen en goed verdragen, d. w. z. blijft de stoelgang normaal, dan is tegen het gebruik door den zuigeling niets in te brengen. Algemeene bemerking. In de meeste gevallen geschiedt het voeden der fleschkinderen meer volgens oude gewoonten, dan volgens hygiënische grondbeginselen. Ook daardoor zijn zij tegenover de borstkinderen ten achter. Geen raadgevingen van grootmoeders en verloskundigen mogen daarin worden opgevolgd, doch alleen het voorschrift van den dokter. Wanneer ergens de hygiëne, d. w. z. de gezondheidsleer, in de practijk van gewicht is, dan is dit zeker het geval op het gebied der zuigelingenverzorging. Alleen de dokters onderwijzen de gezondheidsleer, welke derhalve niet alleen bij ziekte geroepen moeten worden, doch veeleer door hygiënische raadgevingen er voor moeten zorgen, dat ziekte voorkomen wordt. Nooit mag eigenmachtig eene verandering in de voeding van den zuigeling plaats hebben. Reeds menig kind is aan eene dergelijke proefneming te gronde gegaan. Het bovenmate teere en gevoelige organisme heeft een degelijke leiding noodig. De kleeding van het kind. Tot het welzijn en den groei van het kind draagt de kleeding in hooge mate bij. Het is duidelijk, dat bijzondere omstandigheden bij het kind met zijn veelvuldig nat maken ook bijzondere maatregelen vorderen om het lichaampje voor afkoeling en verkoudheid te beschutten. Bovendien moet het van iederen druk en iedere benauwing bevrijd blijven, opdat de teere huid niet geprikkeld wordt en ademhaling en bloedsomloop- volkomen vrij en ongehinderd blijven. Fig. 699. Het omleggen van de onhygiënische groote gummidoek. De stof waaruit het kindergoed gemaakt wordt, moet zacht en soepel zijn en niet teveel afkoelen. Het moderne linnengoed voor de zuigelingen wordt uit poreuze stoffen vervaardigd (z. hoofdstuk Hygiëne der kleeding), waaronder de Byssusweefsels zeer gezocht zijn. Deze poreuze stoffen houden warm, doch geven aan de huid een volkomen uitwaseming, zoodat een gelijkmatige lichaamswarmte wordt verkregen. Ieder kleedingstuk moet gemakkelijk aan en uit te trekken zijn en mag alleen met banden en knoopen. maar nooit met spelden worden vastgemaakt. De eerste kleeding van den zuigeling hebben wij reeds inÉhet hoofdstuk „Het bevinden van het kind in de eerste levensdagen" leeren kennen, waarin ook de slechte gewoonte van het inwikkelen met hare noodlottige werking op de gezondheid en het welzijn van het kind is besproken. Doch er is ook nog een ander hoogst ongezond en ondoelmatig gedeelte in de kleeding, namelijk het groote, het geheele onder- lijf bedekkende gummidoek, dat gewoonlijk tussclien de luier en de flanellen doek wordt gevoegd en tegen verkoudheid moet beschutten. Er bestaat nauwelijks iets onhygiënischer dan deze inwikkeling van het lichaam met luchtdichte stoffen, waardoor iedere uitwaseming Fig. 701. Fig. 702. dcc luierbroekje losgeknoopt. Hygiënische baby-bekleeding volgens Dr. Assmus. onmogelijk gemaakt wordt. Het kind heeft evengoed als de volwassene luchttoevoer tot het lichaam noodig — natuurlijk beschut door de kleeding — opdat de huidwarmte gelijkmatig blijft, d. w. z. zoowel teveel warmte als teveel kou wordt vermeden Deze onontbeerlijke warmtereguleering wordt door de gummidoeken geheel onmogelijk gemaakt. De gevolgen ervan zijn, dat het meest nat liggende kind aan een ge- stadige vochtige warmte is blootgesteld, die de aan verdamping verhinderde urine de huid bovenmatig gevoelig maakt, wat zich door huidontstekingen (Ekzeem) openbaart, en dat het kind bij het veelvuldige droogmaken licht kouvat. Om deze reden moet het inwikkelen met luchtdichte stoffen finaal worden afgeschaft. Óf men legt slechts een klein gummilapie onder Fig. 7u8. fig. 704. Fig. 705. Hygiënische baby-bekleeding volgens Dr. Assmus. den luier, om de buitenste kleedingstukken voor het bevochtigen door urine en vuil te beschutten, óf men breekt volkomen met de oude slechte gewoonte der luiers. Een uitstekend systeem voor het kleeden der zuigelingen is het door Dr. Assmus aangegevene (z. Fig. 700—705), welks gewichtigste vernieuwing een luierbroek met een opslurpende binnenlaag vormt. De uitvinder beschrijft zijne verbetering als volgt: „De nieuwe manier der zuigelingenkleeding bestaat uit twee deelen, namelijk een in- en een uitwendig. Het uitwendige deel bestaat uit een jakje en een daaraan geknoopte zak, en die het lichaam omsluit, uit een hemdje en een luierbroek met een opslurpende stof, die in een afknoopbaren zak van den broek .ligt. Het jakje-is van katoen of flanel vervaardigd, uit één stuk geweven, zonder naad, om het lichaam en ook van achteren volkomen gesloten. Om nu het gemakkelijke aan- en uitkleeden mogelijk te maken, zijn de mouwen alleen van onderen en zijwaarts onder de armen met het jakje vastgemaakt. Nadat het jakje over het hoofd aangetrokken is, worden de mouwen ieder afzonderlijk aangetrokken en de schouders dan op eenvoudige wijze met dezelfde stof geheel bedekt. Aan het juikje is van voren en van achteren een knoop bevestigd; aan den voorste, en bij grootere kinderen ook aan den achterste, wordt een flanellen doek, in den vorm van een aan alle zijden en ook van onderen geheel gesloten vierkanten of ronden zak, aangeknoopt. Door deze beide kleedingstukken bereikt men op eenvoudige manier, dat het kinderlichaam steeds overal gelijkmatig ingewikkeld is, en toch nergens in 't minst ingeregen wordt, doch zijne volle bewegingsvrijheid behoudt. Door het eenvoudige vastknoopen van den zak, waarvoor in de eerste maanden de voorste knoop voldoende is, kan men zich ten allen tijde, zonder dat het noodig is het kind op te nemen, ervan overtuigen, of de kleedingstukken vuil of nat geworden zijn en, zoo noodig, schoone luiers aandoen. Echter komt daarvoor, zooals opgemerkt, een luierbroek met een poreus vulsel in de plaats van de luiers, die het practischte en hygiënisch gewichtigste der geheele verbetering is. Hierdoor wordt het geheele luiersysteem met zijne vele nadeelen en ongemakken overbodig. De linnen luiers, zooals zij thans gebruikt worden, voldoen slechts onvolkomen aan het doel, waarvoor zij thans zullen dienen, om urine en ontlasting op te nemen. Zij zijn altijd geheel nat en de omslag enhet hemdje nog erbij, dikwijls ook nog het beddegoed, zoodat volgens dit systeem •ongeveer 12 maal per dag van luier en meermalen van de overige kleeren verwisseld moet worden. De moeders klagen dan ook erg hierover en het is zelfs moeilijk meisjes voor dit aanhoudend noodzakelijke en onaangename waschgoed te krijgen. Voorts is op hygiënisch gebied van groot nadeel der luiers, dat gedurende den winter in kleine woningen, als het drogen in gesloten ruimten moet geschieden, bijna onophoudelijk kindergoed in het eenige verwarmde en bewoonde, meestal nog als slaapkamer dienende, vertrek te drogen gehangen moet worden en, afgezien van de onaangename lucht dat het verspreidt en voor zulke woningen van veel beteekenis is, de in te ademen lucht schadelijk bëinvloedt. Het was er dus om te doen een stof te vinden, die opzuigbarer dan linnen is en daarbij toch zacht genoeg om de teere kinderhuid niet te schrijnen en tevens zóó goedkoop, dat het gebruik ervan voor alle standen mogelijk is. Deze stof heeft men in mosturf ontdekt, waarvan het ééne bestanddeel, de turfmolm, algemeen bekend is. De mosturf bezit een buiten- gewoon opzuigingsvermogen voor vloeistoilen,. zoodat hij het ló voudige van zijn eigen inhoud in zich kan opnemen en gelijktijdig in staat is kwalijk riekende stoffen reukeloos te maken. Dit materiaal, in kussenvorm toegepast, zuigt de urine totaal op zonder nat te worden of te ruiken, en wel 20 uren lang. Daar men echter zooveel tijd niet noodig heeft, zoo zijn kussens van 150 gram zwaar bij borstkinderen voldoende, bij kinderen, aan de flesch, die meer urine kwijtraken, van 200 gram zwaar, om de urine 12 uren lang op te zuigen. Deze kussens kunnen dan zonder bedenken een paar maal, zeker viermaal, worden gedroogd en weder gebruikt worden. Het kussen zelf legt men niet direct op het lichaam van het kind, doch steeds in den iederen keer gewasschen en afneembaren zak der luierbroek (z. afb.). Even eenvoudig is het met de ontlasting. De stoelgang bij gezonde kinderen is binnen 24 uren gewoonlijk één- tot tweemaal. Daarbij wórdt bij toepassing van het nieuwe systeem de om het lichaam van het kind sluitende zijde van den af te knoppen zak bevuild. De ontlasting kleeft aan het lichaam van het kind, en meer nog aan dezen zak, als een kleverig, geel slijm, welks vocht ten deele door het kussen wordt opgezogen. Zak en kussen zijn uit dubbelen molm vervaardigd en kunnen gemakkelijk uitgewasschen worden. Opdat de droge mosturf niet al te zeer stuift, wordt hij in een zak van vloeipapier in het kussen geschoven. Door dit kussen wordt dus bereikt, dat men. slechts tweemaal de Fig. 706. Het ombinden van den luier. opzuigende stot behoeft te verwisselen inplaats van circa I2maal'den luier. Het benoodigde kindergoed wordt tot op een zesde gedeelte ver¬ minderd, wat een buitengewone besparing aan geld en arbeid beduidt. 'Van evenveel gewicht is het daarmede samengaande gemak voor het dienstpersoneel, dat natuurlijk niet veel lust voor het schoonmaken van de bevuilde luiers gevoelt. Het hygiënisch gevolg dezer nieuwigheid is zeer groot. Is het kind nat of vuil, dan behoeft slechts de zak en het kussen te worden verwijderd, wat gemakkelijk te leeren is, terwijl anders het kind geheel van Fig. 708. Hoe men het kind opbeuren moet. Fig. 707. Onhandig opnemen van het kind. de luiers ontdaan moet worden, waarbij het maar al te snel verkouden wordt. Moeders, die hun kind overdag lang aan hun lot moeten overaten, doch geen tijd hebben het na iedere bevuiling te verschoonen, gehoeven niet meer te vreezen, dat het kind urenlang in een toestand Fig. 709. Practisch en gemakkelijk draagkussen. U Gummi-onderlaag. M Matrasje. verkeert, die schadelijk voor de gezondheid is. De omstandigheid, dat de schraalheid der kinderen geheel vermeden wordt, daar de hoofdoorzaak, de gummi-inwikkeling, vervalt, legt niet minder gewicht in de schaal. Het gebruik moet men natuurlijk leeren, wat evenzoo bij de oude methode van het inwikkelen noodig is. Is men eerst daaraan gewoon — een paar dagen is voldoende — dan is de behandeling zeer gemakkelijk. Het kind gevoelt zich in deze kleeding zichtbaar uiterst behage- lijk. Daar de mosturi zeer zacht en gemakkelijk verplaatsbaar is, maakt het zich daarin gemakkelijk en kan zich naar hartelust bewegen en met de voetjes trappelen." De gebruiksaanwijzing wordt in een kleine prospectus, die bij aankoop wordt uitgereikt, uitvoerig beschreven. Het ombinden der luiers (z. Fig. 706), dat nog veelvuldig wordt toegepast, vereischt een zekere vaardigheid, opdat het snel gaat en het kind niet te lang bloot ligt. Echter wordt dit niet altijd even behendig uitgevoerd. Vooral het oplichten van het lichaampje, teneinde er de doek onder te leggen, wordt dikwijls onhandig gedaan, zoodat het kind luid schreeuwt. Ri 1 cro onrlo o*f Kool. - , — 'J fc> dingen toonen, hoe men het wél, en hoe men het niet moet aanvatten. In Duitschland en Holland gebruikt men het doopkussen om het kind te dragen. Ook met dit overblijf¬ sel uit tijden, waarin Fig. 710. men van practische Onpractisch en te nauwsluitend doopkussen. hygiëne nog niets afwist, moet worden gebroken, want het doopkussen is voor het kind een kwelling. Vooral zulke met veel kruisbanden (z. Fig. 716), die er wel is waar helder en netjes uitzien, zijn al zeer onhygiënisch, daar zij iedere bewegingsvrijheid van het kind belemmeren. Het kind heeft deze echter even hard noodig voor zijn groei en gezondheid, als de volwassene en gevoelt het gedwongen stilliggen als een ondragelijke kwelling, waartegen het door luid schreeuwen protesteert. Het moet naar hartelust met de beentjes kunnen trappelen en zich kunnen uitstrekken, wat voor hem hetzelfde is als gymnastiek. Men moet er slechts op letten, hoe snel een ingewikkeld kind ophoudt met schreeuwen, als het van de windsels wordt ontdaan en zich ongehinderd kan uitrekken. Wanneer men een gesloten omhulsel, om het kind in te dragen, kiest, dan moet dit alleen in den vorm van een zeer groot en lang doopkussen genomen worden, dat het lichaam van het kind wel is waar omhult, doch het voldoende bewegingsvrijheid voor de beentjes geeft, (z. Fig. 709). Het beste is echter ook daarvan af te zien, en het kind op een open kussen te dragen. Daartoe behoort dan een lange doopjurk met de daarbij behoorende onderkleeding. Deze manier —- De dokter in huis 61 de zoogenaamde Engelsche — is zeer doelmatig en verdient de voorkeur boven alle andere manieren om het kind te kleeden. In het tweede halfjaar worden de lange kleeren door korte vervangen. Ook het schoeisel, dat tot dusverre alleen uit kousjes en sokjes bestond, ondergaat eene verandering, daar thans echte schoentjes uit zachte stof worden gedragen, die van voren zeer breed moeten zijn en zachte zolen moeten hebben. Lederen schoentjes mogen kleine kinderen nooit dragen. Allerlei over de hygiëne van den zuigeling. Het kind mag nooit in zittende, dochmoet steeds in liggende houding gedragen worden, daar de zwakke ruggegraat niet in staat is zich bij het zitten rechtop te houden. Een klein zittend kind ziet er erbarmelijk uit, daar het reeds na korten tijd hulpeloos ineenzakt. Onverstandige en onnadenkende moeders — en zulke zijn er helaas zeer vele — plegen op deze prestatie van het kind nog wel zeer trots te zijn en beweren, dat het zitten het in 't geheel niet inspant. Daarbij ondersteunen zij het nog van voren, waarbij zij de borstkas samenpersen, zoodat bij de groote inspanning en de kromme ruggegraat nog de belemmering der ademhaling komt. Eerst vanaf de 6e maand mag men beginnen met het kind te laten zitten, als het daarin lust heeft, en ook dan nog slechts op een vast steunpunt, doch nooit in losse houding op den arm. Dit kan zeer treurige gevolgen hebben, want het leidt tot noodlottige misvormingen van den ruggegraat. Met het vroegtijdige staan en loopen van het kind gaat het evenzoo. Vóór de 8e en Q° maand moet men een kind niet laten staan of loopen,, zelfs niet wanneer het dit reeds uit eigen beweging probeert, althans zeker niet te lang. Al zijn de spieren ook bterk genoeg, dan i? dit nog niet altijd bij de beenderen het geval, om het gewicht van het lichaam te dragen en de gevolgen zijn dan ook het misvormen der onderste ledematen (kromme beenen, enz.). Wanneei men het kind Fig. 711. De behagelijke houding voor het kind. een gioott vreugde wil bereiden, dan laat men het, alleen met een hemdje bekleed, zijne ledemaatjes vrij bewegen. Gewoonlijk doet men dit bij het aan- A.1CCUC11 V dll het kind, dat dan, op den buik op zijn kussen liggend, vanpleizier kraait. De beide afbeeldingen dezer genotvolle oogenblikken toonen aan, hoe het kind mnpf 11' crcrpn om zich be- Fig' 712' Hoe het kind niet maff liggen- hagelijk te gevoelen, alsmede welke houding het niet mag aannemen. De drang van het kind om zich te bewegen kan echter zeer gevaarlijk worden, als dit niet op een goede plaats geschiedt. Als het kind zich in den wagen onstuimig beweegt, loopt het allicht gevaar eruit te vallen, want zelfs de zorgvuldigste bewaking is niet altijd in staat iedere beweging van het kind in het oog te houden. Voorzorgsmaatregelen om het uitvallen te verhinderen zijn derhalve zeer nuttig. Onze afbeeldingen (z. Fig. 713— 715) laten 'twee dergelijke voorzorgsmaatregelen zien. De eerste bestaat uit vier schroef- 'ig. 713. Gordelriem in den kinderwagen. 61* oogen, die binnen in den wagen aan den bovenkant worden bevestigd. Daaraan worden de einden van twee koorden geknoopt, die weder aan een breeden gordel zijn verbonden, die het kind om het lichaam is gedaan. Door dezen gordel heeft het volkomen vrijheid van beweging en beschut het tegen het uit den wagen vallen. De tweeae gorcieiriem Fig. 714. De gordelriem van bovenaf gezien. beperkt deze vrij. heid van beweging eenigszins, heeft echter het voordeel ook aan andere meubelen — bed of stoel — te kunnen worden vastgemaakt. Daar de kinderen, als zij niet meer in de flanellen doek worden ingewikkeld, in den slaap zeer gemakkelijk het dekbed of de dekens wegtrappen en door hunne drukke bewegingen spoedig geheel bloot liggen, zoo is ook hier een apparaat tot het vasthouden der dekens een zeer goede voorzorgsmaatregel, daar anders moeder of verzorgster meermalen hun slaap moeten onderbreken om het kind weder toe te dekken, opdat het niet verkouden wordt. Een eenvoudig en practisch toestel op dit gebied laat de afbeelding van den dekenhouder zien (z. Pig. 716). Het bed van het kind moet uit een paardehaarmatras, bedekt met een laken en een gummionderlaag, een gestikte deken en een plat paardehaarkussen voor het hoofdje, bestaan. Veeren zijn als ligging 1 1 1 f-1 _ — A r~. f rrii 1TTO f T"V1 4" O voor net nooia ongescniK-i, utia,i zij vca wdimic uitstralen, terwijl het hoofd koel moet blijven. Alleen in bijzondere gevallen is een veeren kussen noodig. Een met veeren gevuld dekbed of wollen dekens behooren bij het kinderbed, doch moeten slechts in de eerste weken en bij koud weder gebruikt worden. Om een gezond kind voortdurend onder vederbedden of wollen de- Fig. 715. Gordelriem. «ens te nouden is zeer Fig. 716. Dekenhouder. onhygiënisch en verzwakt hen slechts. Voor zeer teere en zwakke kinderen zijn veeren bedden of wollen dekens daarentegen zeer aan te bevelen, daar zij een gelijkmatige, weldadige warmte geven. Wanneer echter sterk transpireeren op eene te hooge lichaamstemperatuur van het kind wijst, dan moeten de dekbedden of wollen dekens direct worden verwijderd. Het kind moet, al naar gelang van den tijd van het jaar, zooveel mogelijk in de buitenlucht, steeds in de middaguren, waarbij men het echter tegen tocht moet beschutten. Bij nevel en strenge koude laat men het kind niet buiten, bij wind alleen dan, als deze niet uit het Oosten of Noorden komt. Het kind mag echter geen koude vatten. Met het zindelijk maken kan reeds tegen het einde van de tweede maand worden begonnen, doordat men het kind dikwijls boven een pot houdt en het in deze houding zijne behoeften laat doen, waaraan het zich spoedig gewent. Langzamerhand leert het ook om van zijne behoeften tijdig kennis te geven. Een daaraan goed gewend kind moet uiterst bij het einde van het eerste jaar volkomen zindelijk zijn, voor het geval, dat het geen gebreken heeft. Als het zich op dezen leeftijd nog bevuilt, dan is dit door de schuld der omgeving. De ziekten van den zuigeling. De nieuwe wereldburger is van het oogenblik zijner geboorte af, zelfs nog vóór dien tijd, aan verschillende gevaren blootgesteld, waarvan we de veelvuldigste en gewichtigste in 't kort zullen bespreken. Het hoofdbloedgezwel. Niet te verwisselen met het eenvoudige bij de geboorte ontstane hoofdgezwel, dat slechts uit een buil der hoofdhuid zonder wonden bestaat en bij de beschrijving van het verloop der geboorte werd besproken, is het hoofdbloedgezwel, dat door scheuring der bloedvaten tusschen schedelbeen en beenvlies ontstaat. De oorzdak hiervan is ook de sterke druk, die het hoofd bij het passeeren van het bekken ondervindt. Meestal zit het gezwel op een kruinbeen, doch breidt zich ook niet verder uit Het is een zachte hult die zich gewoonlijk tot op den derden dag uitbreidt, omdat het verbloeden zoo lang aanhoudt. Het pasgeboren kind blijft echter gezond, alleen als men op het gezwel drukt, begint het te schreien. Wanneer een kind met een hoofdbloedgezwel ter wereld komt, dan moet natuurlijk direct de dokter er bij gehaald worden. In het algemeen houdt de bloeduitstorting vanzelf allengs op, zonder eenig nadeel achter te laten. De geelzucht. Bij vele kinderen treedt eenige dagen na de geboorte eene verkleuring der huid op, die van licht- tot donkergeel kan afwisselen. Hoe teerder en rooder de huid van het kind vanaf de geboorte was, des te levendiger vertoont zich de verkleuring. Wanneer de geelzucht zich slechts zwak vertoont, dan verdwijnt zij weder spoedig, zoodat het voorkomen na weinige dagen weder normaal is. Bij eene donkere gele kleur duurt het daarentegen veel langer. Het verdwijnen der geelzucht gaat steeds met eene afschilfering der huid gepaard. De oorzaak der geelzucht bij pasgeborenen is tot op heden nog niet opgehelderd, doch komt deze bij te vroege geboorten of wanneer het kind verkeerd komt, b. v. eerst met de voeten of het zitvlak, veelvuldiger voor. Vooral kinderen, die erg min zijn, zijn er zeer vatbaar voor. Wanneer het kind slechts een lichte gele kleur heeft en overigens normaal is, bestaat er geen reden tot ongerustheid. Openbaart de geelzucht zich echter sterker en duurt zij langer, dan moet de toestand als een ernstige ziekte worden opgevat. In ieder geval moet ten spoedigste de dokter geraadpleegd worden. De navelziekten. Als de navelwond niet streng aseptisch wordt behandeld, dan kan dit evenals bij volwassenen tot zware infecties leiden, die van het uitgangspunt, alwaar zij ontsteking en opzetten van de om den navel liggende huid veroorzaken, zich binnenwaarts kunnen verspreiden en een buikvliesontsteking of bloedvergiftiging met doodelijken afloop tengevolge kunnen hebben. Somtijds ontwikkelt zich de zoogenaamde navelspons, als wild vleesch bekend, een ongevaarlijk verschijnsel, dat niets anders dan eene voortplanting van het nieuwe weefsel is, dat de navelwond opvult. Infecties der navelstreng worden steeds door gebrekkig schoonhouden bij het verlossen van het kind veroorzaakt. Alles wat met het kind in aanraking komt, moet zeer rein zijn. Vooral voor de moeder is de verlossing van den pasgeborene van groot gewicht, opdat eene besmetting van den kraamvloed worde verhinderd. De besmettelijke oogontsteking is reeds bij het bespreken der bevalling beschreven. De storingen in de spijsvertering. Bij pasgeborenen evenals gedu- rende den geheelen zoogtijd, komen storingen in de spijsvertering ongemeen dikwijls voor, daar maag en darm zóó teer en gevoelig zijn, dat zij bij de minste afwijking van den normalen toestand door meer of minder hevige brakingen reageeren. Gedurende dezen tijd mag een storing in de spijsvertering nooit verwaarloosd of te licht opgenomen worden, want bij zulke jonge kinderen wreekt zich iedere onachtzaamheid op dit gebied zeer zwaar. In ieder geval moet direct geneeskundige hulp worden ingeroepen. Het is totaal verkeerd uit eigen beweging iets te ondernemen of naar goedbedoelde raadgevingen van vrouwelijke bloedverwanten te luisteren. Juist hier speelt de bemoeiachtigheid van familie een groote rol. Hoe beteekenisvol de ziekten der spijsverteringsorganen in het eerste levensjaar zijn, bewijst het enorme aantal sterfgevallen bij zuigelingen. Vooral de kunstmatig gevoede kinderen loopen daarbij groot gevaar. Wanneer men de sterfgevallen bij deze en bij de borstkinderen afzonderlijk berekent, dan sterven van de laatsten 20 %, daarentegen van de fleschkinderen 80 %, een waarlijk moorddadig getal. De oorzaken der storingen in de spijsverteringsorganen bij borstkinderen liggen gewoonlijk in overmatige voeding of in 't onregelmatig geven der borst, bij fleschkinderen in de reeds besproken gevaren door 't voeden met koemelk, waarbij natuurlijk ook nog overmatige voeding kan komen. Van niet minder gewicht is de ondervoeding tengevolge van te geringe of ongeschikte voeding, alsmede door het te vroegtijdige toedienen van kindermeel. De meest voorkomende stoornis is wel de verstopping, vooral bij fleschkinderen, welker ontlasting tengevolge der zware spijsvertering der koemelk spoedig droog en minder gauw verwijderd wordt. Minstens éénmaal per dag moet de ontlasting bij ieder kind plaats vinden als het gezond zal blijven -— gewoonlijk heeft het bij normale spijsvertering in de eerste maanden 2—3 stoelgangen. Is het kind, als de stoelgang slechts éénmaal plaats heeft, opgewekt en de ontlasting rijkelijk en brijachtig, dan behoeft men er verder niets aan te doen. Wordt de ontlasting echter droog en hard en prest het kind deze er slechts moeilijk uit, of houdt de ontlasting geheel op, dan bestaat er een ziekelijke storing. Niet zelden komt er verhitting en onrust bij, het kind schreeuwt en trekt de beentjes omhoog, en het lichaam voelt hard en opgezwollen aan. Treden deze laatste verschijnselen bij een pasgeborene eenige dagen na de geboorte op, dan komt dit somtijds door een gebrek, namelijk het ontbreken van een darmopening, daar het darmkanaal gesloten is. Uit dit" oogpunt moet ieder pasgeboren kind naar de aan- wezigheid van den uitgang van den endeldarm worden onderzocht, daar het ontbreken daarvan bijna zonder uitzondering den dood van het kind tengevolge heeft. Slechts in buitengewone gevallen blijven de kinderen door eene operatie tusschen darm en huid in het leven, doch de meeste kinderen gaan aan darmverstopping ten gronde. Eene andere, bij kinderen niet zelden voorkomende oorzaak van den stilstand der ontlasting is het in elkaar kronkelen der darmen, waarbij zich het ééne deel van den darm in het andere kronkelt, op de wijze van een handschoenvinger (z. afb.). De voornaamste kenmerken dezer zware ziekte zijn: verstopping der ontlasting, braken en bloedafgang. Gewoonlijk komt de ziekte plotseling op, zonder voorteekenen, met hevige brakingen, verstopping der ontlasting en levendige uitroepen van pijn door het kind. Purgeermiddelen en lavementen blijven zonder gevolg en loopen weder weg en veelal vertoont zich reeds op den eersten dag bloedafgang uit den darm. Het lichaam zet op, wordt hard en gevoelig, zoodat zich alle teekenen van een darmverstopping voordoen. Het verloop is in de meeste gevallen ongunstig, doch het komt ook voor, dat het weder vanzelf geneest. In ieder geval is directe geneeskundige hulp noodzakelijk, daar het levensgevaarlijke der ziekte snel moet worden tegengegaan. Wanneer verstopping zich bij zuigelingen voordoet, moeten de kleine schepseltjes zeer daaronder lijden. Vele kinderen blijven zonder kunst¬ matige hulp dagenlang verstopt of pressen slechts met de grootste moeite harde ontlasting uit, die als ramm'elende steenen in den nachtpot vallen. Zeer dikwijls scheuren zij door hun hardheid het slijmvlies van den endeldarm, zoodat zij de bloedsporen daarvan vertoonen. De kleine kwetsuren zijn buitengewoon pijnlijk en verergeren het lijden nog meer, daar zij eene krampachtige samentrekking van den endeldarm bewerkstelligen, waardoor de ontlasting onmogelijk wordt. Fig. 717. Ineenkronkeiing van den bovensten dikken darm in den ondersten. (Naar Ziegler.) i ingekronkeld darmeinde. Daar de verstopping in de meeste gevallen niet de voeding samenhangt, moet op dit punt eerst eene verandering plaats hebben, wat echter slechts op order van den dokter mag geschieden. Voor fleschkinderen is eene toespijs van Liebigsoep (moutpreparaat) dikwijls uitstekend, terwijl daardoor de stoelgang spoedig week en brijachtig wordt. Ook Lahmann's plantenmelk doet niet zelden zeer goede diensten, doch komt het natuurlijk alleen op het voor de hand liggende geval aan. Op het moment 7,elf helpen het snelst kleine lavementen (40—50 gram; van lauw waier 01 oiie, cue men zeer langzaam door middel van een gummibalspuitje (z. afb.) in den darm laat loopen. Het onderscheid tusschen water- en olie-lavementen bestaat daarin, dat het eerste direct werkt, terwijl het laatste lang in den darm blijft, zonder de ontlasting teveel te forceeren, waardoor de harde inhoud van den darm zacht wordt. Om deze eruit te krijgen, neemt Fig. 718. men een puntig stukje zeep, dat in den darm Gummibal- wordt geschoven en de daardoor od het sliim- spuitje. -til- j stukie zeeP- vlies uitgeoefende prikkeling de ontlasting bewerkt. Deze puntige stukjes zeep snijdt men uit gewone waschzeep, die zoo vet mogelijk moet zijn, van ongeveer drie centimeter dikte en zoo dik als een potlood. Vóór het gebruik maakt men ze vettig, opdat ze sneller in den darm glijden. Van groot nut is het inwrijven van den buik met warme olie, die niet alleen de pijn verzacht, doch ook als massage voldoet, zoodat zij bij regelmatige aanwending een geneesmiddel wordt. Van verschillende zijde worden lavementen met koud water aanbevolen. Zonder twijfel werken deze in 't eerste oogenblik zeer goed, doch is de afkoeling voor den gevoeligen darm van den zuigeling niet zonder beteekenis, zoodat men dit middel slechts zeer voorzichtig moet aanwenden. Bij borstkinderen kan zelfs eene verandering van min of zelfs het geheel van de borst doen noodzakelijk worden, als alle andere hulpmiddelen weigeren. Niet zelden blijft in zulke gevallen jarenlang eene neiging tot menigvuldige herhalingen achter, totdat het toedienen van gemengd voedsel en sterkere lichamelijke beweging geregelde spijsvertering bewerkstelligt. Het braken onderscheidt zich bij kleine kinderen daardoor van het gewone spuwen of kwijlen, dat dit niet snel na het eten, doch eerst eenigen tijd daarna geschiedt en zeer zuur ruikende, dikke melk in stralen Fig. 719. Puntig kwijt raakt, terwijl bij het spuwen de melk nog gedeeltelijk vloeibaar is en eenvoudig uit den mond loopt. Bij fleschkinderen moet vooral de melk zoodanig worden onderzocht, of zij niet reeds voor het drinken zuur was. De oorzaak is dikwijls het niet goed bekomen van het voedsel of maagoverlading. Wanneer de maag meer voedsel ontvangt dan zij kan verdragen, en komt dit herhaaldelijk voor, dan hoopen zich onverteerde spijzen in de maag op, die zich oplossen en waardoor brakingen ontstaan. De eerste vereischte bij brakingen is het onderbreken der melkvoeding, om iedere aandoening van de maag door verzuring te vermijden. Men geeft het kind met kleine tusschenpoozen geringe hoeveelheden van dunne haverpap of rauw eiwit in lauw water met wat zout, waardoor de maag niet overladen of geprikkeld wordt. Bij het langer aanhouden der brakingen verminderen de kinderen erg en worden bleek en mager. In ieder geval moet ten spoedigste geneeskundige hulp worden ingeroepen, daar iedere veronachtzaming der ziekte een zeer ongunstige wending kan nemen. Diarrhee is bij den zuigeling het teeken van een darmcatarrh, die door de gevoeligheid van den kinderdarm bij overlading of kouvatten gewoonlijk snel opkomt. Het kind heeft veel meer stoelgang dan anders -—meer dan viermaal per dag is reeds een ziekelijk verschijnsel — en de ontlasting is meestal groenachtig van kleur, waterig en kwalijk van reuk. Zeer dikwijls is zij brokkelig, die er uitziet als stukjes ei of als slijm. Gewoonlijk is de stoelgang spoedig zeer pijnlijk, daar de endeldarm dooi het doorlaten van de branderige en sterk prikkelende ontlasting bovenmate gevoelig wordt. Iedere darmcatarrh beteekent een groot gevaar voor het teere kinderlijke organisme en noodzaakt tot onmiddellijk geneeskundig advies. Ir ieder geval moet zonder uitstel met de voeding, die het tot dusverre kreeg, worden opgehouden en tot aan het bezoek van den dokter dooi dunne haver- of rijstepap worden vervangen. (Er kan niet genoeg worden gewaarschuwd, bij dergelijke ziekten, tegen het opvolgen van raad gevingen door onbevoegde personen, daar deze niet zelden duur te staar komen.) Het kinderlichaam moet zorgvuldig warm worden gehouden, hetzij met een flanellen of met een vochtig warmen omslag. In geer geval geve men uit eigen beweging een of andere medicijn. De braakdiarrhee is de ergste ziekte der spijsverteringsorganen Zij tast wel is waar ook grootere kinderen en volwassenen aan, is echtei het gevaarlijkst voor zuigelingen, zoodat het eene besliste ziekte vooi deze is. Vooral de met de flesch opgevoede kinderen staan aan grool gevaar bloot, in 't bijzonder die der arbeidende klasse, waarin jaarlijks een groot aantal kinderen hët offer der kwaadaardige ziekte wordt. Bij borstkinderen komt de braakdiarrhee veel zeldzamer voor. Het meest vertoont zich de braakdiarrhee in den zomer. Gewoonlijk komt zij zeer onstuimig op, slechts in enkele gevallen wordt zij voorafgegaan door onregelmatige voeding en storing in de spijsvertering. Meestal begint de ziekte plotseling met hevig braken, gerommel in het lichaam, pijn in het lijf en diarrhee. De ontlastingen van boven en van onderen bestaan spoedig slechts uit waterig, groengeel gekleurd slijm en herhalen zich zeer dikwijls. In het ergste geval neemt de stoelgang geheel het voorkomen aan van rijstewater, zoodat de ziekte geheel het voorkomen verkrijgt van de aziatische cholera. Alleen het ontbreken van de kommabacil bij het bacteriologisch onderzoek toont het onderscheid aan. Om deze reden spreekt men ook van kindercholera. Bij zoo'n zware ziekte is het geen wonder, dat de werking op de krachten spoedig noodlottig wordt, vooral bij zeer jonge kinderen. De urineafscheiding blijft steken tengevolge van het sterke waterverlies door maag en darm, de huid wordt bleek en koud, de oogen zinken diep in hunne kassen, het kind ziet er uiterst afgemat uit en wordt gepijnigd door een niet te stillen dorst. De aanvankelijke onrust en het voortdurende heen en weer draaien gaat spoedig in volkomen gevoelloosheid over, die in vele gevallen door krampachtige trekkingen wordt onderbroken. In dit stadium leidt het bijna zonder uitzondering tot doodelijken afloop, die tengevolge der spoedig toenemende afmatting intreedt. Het verval van het lichaam is zóó groot, dat de afname van het gewicht in één dag wel 500 gram kan zijn. Bij de eerste teekenen van een braakdiarrhee moet geneeskundige hulp worden ingeroepen, daar, met het oog op het snelle verloop der ziekte — twee tot drie dagen — ieder tijdverlies levensgevaarlijk is. Met de tot dusverre verstrekte voeding wordt direct een einde gemaakt en vervangen door lauwe rijst — of gortpap, die dikwijls in kleine hoeveelheden wordt gegeven. Wordt ook dit overgegeven, dan probeert men het met een oplossing van kippeneiwit, dat men verkrijgt door het wit van een ei met een half liter gekookt water goed te roeren en dan te filtreeren. Als het braken dan nog niet ophoudt, dan blijft slechts het toedienen van kleine hoeveelheden ijswater over. De toenemende verkoeling van het lichaam maakt een rijkelijke verwarming noodzakelijk, die het best door herhaald warm baden op den dag, gevolgd door het inwikkelen in droge warme doeken, wordt verkregen. Bij sterke afmatting voegt men aan het baden eene koele afspoeling, om een afvoering naar de huid te verkrijgen. De nauwelijks te stillen dorst der kleine patienten wordt het best bevredigd door het ingieten van ijswater. Van de geneesmiddelen speelt onder de talrijke middelen tegen braakdiarrhee kalomel en zoutzuur nog steeds de hoofdrol, doch zijn dit ook nog slechts maar hulpmiddelen, daar er nog geen soortgelijk geneesmiddel tegen deze moorddadige ziekte bestaat, Ter voorkoming ervan is de grootste reinheid bij de behandeling en het toedienen der melk van het grootste gewicht, en niet minder ook het afschaffen van den dot, welks schadelijke werking reeds in de vorige rubrieken grondig werd besproken. Spruw of mondzweer (z. ziekten in den mond). In zekeren zin behoort deze ziekte tot de storing in de spijsvertering, daar zij voornamelijk als gevolg daarvan voorkomt. Zij ontstaat echter ook niet zelden tengevolge van het onvoldoende schoonhouden van den mond dooi gebrekkige huishoudelijke omstandigheden, en door den dot. Mondzweeren zijn witte puistjes, die het slijmvlies in den mond, de binnenkant der lippen en de randen van de tong bedekken. Zij geven den indruk alsof melkrestanten zijn achtergebleven, daar de plaatsen waar zich de puistjes bevinden er overal wit uitzien. Wanneer men ze echter met een scherp voorwerp aanraakt, bemerkt men wat het is, daar de witte bedekking zonder moeite verwijderd kan worden, terwijl de zweertjes achterblijven. Om deze kwaal te voorkomen, is zorgvuldigst rein houden van den mond, alsmede van flesschen en speenen, noodzakelijk. Onder „ziekten in den mond" wordt dit thema uitvoeriger besproken. Krampen (stuipen). Het zenuwstelsel van een kind is buitengewoor gevoelig en reageert na sterke opwinding door krampen. Daardooi verklaart zich het menigvuldig voorkomen gedurende de eerste levensjaren. Vooral bij zuigelingen komen krampaanvallen veelvuldig voor zoodat oorzaken, waarop men in latere jaren nauwelijks acht geeft bij zuigelingen de gevaarlijkste verschijnselen tevoorschijn roepen Het beeld dezer kinderkrampen gelijkt geheel op een aanval van vallende ziekte en doet de aanwezige personen erg schrikken. Zij komen plotseling op. De kinderen verdraaien de oogen, die akelig star en zondei uitdrukking rondkijken, verliezen het bewustzijn, en worden totaa stijf. Het ontstelde gezicht krijgt om neus en mond een blauwachtige! glans en het lichaam schudt door de stuiptrekkingen, die eerst lichter daarna sterker voorkomen, en dikwijls ook de gelaatsspieren aantasten De ademhaling gaat sneller, doch oppervlakkig en wordt door lange tusschenpoozen onderbroken, die door krampachtige samentrekking der ademspieren ontstaan. Veelal gaat dit met snelle ontlasting gepaard Vooral het vertoonen van schuim op den mond maakt angstig, wat bi kinderen, die reeds tanden hebben en zich in een aanval in de tong bijten, met bloed vermengd wordt. Zoo'n aanval duurt slechts eenige minuten, die echter aan de angstige omgeving een eeuwigheid toeschijnen. Dan nemen de stuiptrekkingen af en de stijve ledematen worden leniger, doch het kind ligt nog in diepe bewusteloosheid, al wordt ook de uitdrukking en de gelaatskleur beter. Deze verbetering is echter gewoonlijk slechts schijn, want in de meeste, gevallen treedt na korten tijd een nieuwe aanval op. Zoo kunnen de krampen zich dikwijls achter elkaar herhalen, waarbij gedurende den geheelen tijd een volkomen gevoelen bewusteloosheid voorkomt. Hoe langer de aanvallen aanhouden, des te grooter is het gevaar. Lichte aanvallen zijn gewoonlijk reeds voorbij als de te hulp geroepen dokter verschijnt. Het kind bevindt zich dan nog in bewusteloozen toestand of ligt in diepen slaap verzonken, zonder dat men iets bijzonders aan hetzelve kan bemerken. Als het doorslaapt, zonder dat een nieuwe krampaanval intreedt, dan is het niet zelden den volgenden dag weder geheel in orde, alsof er niets is voorgevallen. Niettemin moet men vroeger of later op eene herhaling van den aanval bedacht zijn, daar het maar zelden voorkomt, dat krampen zich slechts éénmaal vertoonen. De oorzaken der krampen bij kleine kinderen zijn verschillend, doch het komt voornamelijk door de prikkeling der spijsverteringsorganen, alsmede door de Engelsche ziekte (Rachitis). Iedere bovenmatige voeding kan bij kleine kinderen stuipen tevoorschijn roepen, die, na uit maag en darm snel het overtollige te hebben verwijderd, weder spoedig ophouden. Daarentegen zijn kinderen, die aan Engelsche ziekte lijden, zoo licht in hun zenuwstelsel geraakt, dat daardoor reeds krampen kunnen ontstaan, terwijl de oorzaak zeer gering kan zijn. De oorzaak kan echter ook in de hersenen zelf liggen, zoodat de krampen het voorkomen van een hersenziekte of de eerste teekenen van epilepsie verkrijgen. In andere gevallen zijn zij het begin van een snelafloopende infectieziekte, zooals men dit bij longontsteking, hersenvliesontsteking (meningitis), e. a. dikwijls genoeg kan opmerken. Vele moeders nemen krampaanvallen van hun kind tamelijk licht op en troosten zich met de bekende „tandenstuipen". Deze beschouwing is even onjuist als gevaarlijk, daar tandenstuipen bij gezonde kinderen zoo goed als nooit voorkomen. De door het tanden krijgen veroorzaakte prikkeling van het zenuwstelsel is slechts een toevallige oorzaak, de grond moet men steeds in andere ziekelijke storingen zoeken. Uit de verscheidenheid der oorzaken blijkt het gewicht om deze vast te stellen, teneinde de methode der behandeling uit te kiezen. Braak- middelen, purgeermiddelen, lavementen, afkoelmgen, bloedzuigers, bedwelmende middelen om de opwinding van het zenuwstelsel te verminderen -— al deze middelen moeten naar de zich voordoende omstandigheden worden toegepast. Als bij een kind een stuip zich voordoet, moet direct de dokter worden gehaald. Opdat vóór dien tijd niets worde verzuimd, moet direct een lavement van kamillen gezet worden en een warm bad worden klaargemaakt. Als de dokter niet snel komt, dan legt men het kind in het bad en besproeit het met lauw water. Het verdere moet dan den dokter worden overgelaten. Van niet minder gewicht dan de algemeene krampen zijn de plaatselijke, waaronder twee soorten bij heel jonge kinderen voorkomen: de kinnebak- en de stemspleetkramp. De kinnebakkramp is het gevolg eener infectie, die bijna uitsluitend door de navelwond ontstaat, en behoort tot de wondverstijvende krampen of stijfkrampen (z.verder). Dit is één der gevaarlijkste ziekten, doch komt gelukkig niet dikwijls voor. Zij is te herkennen aan het krampachtig samentrekken der kauwspieren, wat nog slimmer wordt, als het kind wil drinken. Bij de minste poging de borst of de flesch in den mond te nemen worden de spieren stijf, zoodat de kaken vast worden samengeperst en het openen van den mond onmogelijk maken. Daar op deze wijze het tot zich nemen van voedsel totaal onmogelijk is, treedt spoedig een steeds toenemend verval van krachten in, waaraan zoo'n jong kind — de kinnebakkramp vertoont zich steeds eenige dagen na de geboorte — geen weerstand kan bieden. De meeste kinderen gaan daaraan ten gronde. De stemspleetkramp behoort tot de veelvuldigst voorkomende soorten van krampen en komt evenals de algemeene krampen voor het grootste gedeelte bij kinderen voor, die aan Engelsche ziekte lijden. Ondoorvoede zwakke kinderen worden er bij voorkeur door bezocht, doch blijven ook goed ontwikkelde en schijnbaar gezonde kinderen er niet van verschoond. In ieder geval ontstaat de stemspleetkramp — evenals de algemeene krampen -— door een ziekelijke prikkelbaarheid van het zenuwstelsel, waardoor het ook verklaarbaar is, dat niet zelden stemspleetkramp en stuipen gelijktijdig of afwisselend zich vertoonen, Er is echter niet altijd een bepaalde aanleiding voor de kramp voorhanden, want dikwijls genoeg komt de aanval bij volkomen rust of bij het ontwaken uit den slaap op. De veelvuldigste oorzaak ligt in het schreeuwen. Het bekende „er in blijven" der kinderen, dat bij hevig schreeuwen en opwinden plotseling intreedt en door kramp in de ademspieren optreedt, is een bewijs hoe gemakkelijk het bovenmatig schreeuwen tot krampen in de luchtpijpen kan voeren. De stemspleetkramp bestaat uit het plotseling gebrek aan adem tengevolge van eene krampachtige vernauwing of sluiting van de stemspleet, d.Xv.z. het aan de stembanden grenzende deel van het strottenhoofd, waardoor de lucht wordt aangevoerd. Bij den eenvoudigsten aanval staat de adem slechts weinige seconden stil, waarop een paar piepende ademhalingen volgen, als bewijs, dat het krampachtige toesluiten wordt verminderd. Zoolang de eigenlijke kramp aanhoudt, is het ademhalen ten eenenmale onmogelijk. Daardoor zijn die aanvallen het meest te vreezen, waarbij het stilstaan der ademhaling buitengewoon lang aanhoudt en geen piepend geluid wordt vernomen. Gedurende den aanval zelf werpt het kind zich met geweld achterover en verdraait de oogen. Het gezicht wordt bleek, terwijl zich om mond en neus een blauwachtige glans vertoont, armen en beenen zijn uitgestrekt en in erge gevallen verdwijnt het bewustzijn en doen zich algemeene krampen voor. Somtijds blijft de stemspleetkramp bij één aanval beperkt, maar in de meeste gevallen herhaalt deze zich meer of minder dikwijls. Intusschen blijft het bevinden gewoonlijk goed, vooral bij lichte aanvallen. Het lijden kan weken-en maandenlang aanhouden en met volle genezing eindigen, doch ook een doodelijken afloop hebben, welke dan gedurende den aanval intreedt De behandeling is tweeledig: de enkele aanval en de Engelsche ziekte als oorzaak daarvan te bestrijden. Gedurende den aanval houdt men het kind rechtop en besprenkelt gezicht en borst met koud water, waarop gewoonlijk de ademhaling met het piepende geluid weder begint. De wijze van herstelling wordt met de behandeling der Engelsche ziekte gelijk gesteld en moet hierin worden nagevolgd. Van practisch gewicht is eene omstandigheid, die in de meeste gevallen met doodelijken afloop samenhangt, en waarvan de kennis derhalve niet alleen tot de dokters moet worden beperkt. In den angst van den aanval van verstikking, als het kind met alle macht probeert lucht in te ademen, kan de tong dermate naar binnen worden medegesleept, dat zij wordt dubbel gevouwen en met de punt aan het gehemelte ligt. Het gevolg is het afsluiten van het strottenhoofd van den luchttoevoer en daardoor spoedige verstikking. Derhalve moet telkens, als zich verschijnselen van verstikking voordoen (blauw worden in het gezicht), de vinger in den mond worden gestoken en nagegaan worden, hoe de tong ligt en deze zoo noodig worden omgeslagen en naar voren worden getrokken. Geneeskundige behandeling is van begin af aan noodzakelijk, daar onder bepaalde verschijnselen ook bedwelmende middelen tegen te veelvuldige aanvallen moeten worden aangewend. De huidziekten bij zuigelingen. De meest voorkomende ziekte dei huid bij zeer jonge kinderen is het wond-zijn. Er is daarbij spraki van eene ontsteking, die in de plooien der huid aan het dijbeen en aai de billen, alsmede onder de armen en aan den hals voorkomt. Voora goeddoorvoede kinderen, welker huid vetter is en zich derhalve op di< plaatsen gemakkelijker tegen elkaar wrijft, hebben veel last van dezi oppervlakkige huidontsteking, die zich bij onvoldoend rein houdei over groote oppervlakten kan uitbreiden. De ontstoken plaatsen hebben een zelfde roodachtige kleur, o vertoonen op de ontstoken huid kleine blaasjes en donkerroode, op gezette plekken. In hevige gevallen wordt de buitenste huid door d< waterige afscheiding der zieke plaatsen zóó week, dat zij loslaat en d< daaronder liggende plaatsen donkerrood voor den dag komen, evenal bij brandwonden. Zooiets komt echter slechts bij zeer slecht verzorgd kinderen voor, die dan diep te beklagen zijn. Maar ook bij kinderei uit betere gezinnen kan het kwellende, zij het dan ook niet zulke erge vormen aannemen, wanneer de dikten verdwijnen en in zweerachtig plekken veranderen. De arme kleine schepseltjes lijden natuurlijk zeer onder zoo'n huid ontsteking. Zij zijn zeer onrustig, slapen slecht, verliezen den eetlus en schreeuwen van mishagen. De oorzaak van het wondzijn moet men in onvoldoende ver zorging van de huid en reinheid zoeken. Als een kind zorgvuldii onderhouden wordt, dan blijft de huid onaangetast. Bijzonder schade lijk is het lange natliggen in urine en ontlasting, waarvan de bijtend werking nog verhoogd wordt door het wikkelen in groote gummidoeken De behandeling bestaat uit zuiver rein. houden. Het kim mag nooit nat liggen en de zieke huid moet bij het wasschen en badei slechts zeer voorzichtig worden aangeraakt. Zeer gunstig werken lauw warme zemelenbaden. De ontstoken plaatsen worden gepoederd of e wordt een lapje met zalf opgelegd, al naarmate de huid dit verdragei kan. De aan te wenden middelen bepaalt alleen de dokter, daar gewoon lijk niet alle gevallen van huidontsteking dezelfde behandeling kunnei verdragen. Van het meeste gewicht is de voorbehoedmaatregel. Van dit stand punt uit moet vóór alles de gebruikelijke kleeding van den zuigelin zoodanig worden ingericht, zooals dit in het artikel over het kleedei van den zuigeling is besproken. Vooral de door Dr. Assmus aangegeve: wijze van kleeden is voor het verhoeden van het kwellende wondzij: bijzonder geschikt. Bovendien moeten alle plaatsen van het lichaam waar twee huidplooien tezamen komen, dagelijks meerdere malen ge poederd worden, opdat iedere wrijving worde vermeden. Vóór alles zorge men er voor, dat — als de oude methode van het inwikkelen nog wordt toegepast — het kind niet in een waterdichte doek wordt ingewikkeld en zoo dikwijls mogelijk wordt droog gemaakt. Eene eveneens zeer dikwijls voorkomende huidziekte bij kleine kinderen is het eczeem, beter bekend als uitslag. Reeds bij zeer jonge kinderen, somtijds zelfs in de eerste weken, komt de ziekte, en wel gewoonlijk in het gezicht, voor, bekend als dauwworm. Terwijl in het begin de ziekte zich als vlekken vertoont, breiden deze zich langzamerhand meer en meer uit. Bij hevige gevallen verspreidt de dauwworm zich over het geheele gezicht, dat zij met een grijsgroene of bruine korst bedekt, slechts hier en daar door plaatsen onderbroken waar de ontstoken huid rood doorschemert. Daarbij verheugen zich de meeste kinderen in een uitstekende gezondheid, zien er ook frisch en bloeiend uit, doch worden door een onuitstaanbare jeuk geplaagd, die ze tot heftig krabben dwingt. Daardoor bemerkt men gewoonlijk ook vlekken van opgedroogd bloed, dat van de opengekrabde plaatsen afkomstig is. De duur van den uitslag is zeer verschillend. Het kan weken en maanden, zelfs jaren aanhouden, waarbij zich dikwijls beter en erger worden afwisselt. Ten slotte geneest deze echter toch, terwijl de vloeistof der vochtige plaatsen opdroogt en de korsten verdrogen en afvallen. De huid ziet er bij den aanvang nog wat rood uit, verbleekt echter langzamerhand en neemt zonder litteekens achten te laten, haar normaal uiterlijk weder aan. De oorzaken van den uitslag zijn niet opgehelderd. De te vette voeding, waaraan gewoonlijk de schuld wordt gegeven, speelt hierbij waarschijnlijk een rol, doch geeft voor het ontstaan der ziekte niet den doorslag. Blijkbaar komt de ziekte uit het gestel voort, waarop vette voeding veel invloed heeft. Daar de uitslag met voorliefde bij dikke kinderen, die met klieren behept zijn, voorkomt, zoo wordt deze veelal als het gevolg van klierachtigheid aangezien. Als andere oorzaken komen storingen in de spijsvertering tengevolge van overmatige voeding, en het tanden krijgen in aanmerking. In vele gevallen van uitslag gaat het doorbreken van een tand met een opnieuw opkomen van het eczeem, zelfs van een' reeds genezen, gepaard, hetgeen echter weder spoedig verdwijnt. Het komt dikwijls voor, dat de uitslag zich tot de ooren, neusvleugels en onder het hoofdhaar uitbreidt, wat echter dan geen ziekelijk verschijnsel meer is in den geest van dauwworm, zooals bij zuigelingen (z. Eczeem). De behandeling richt zich naar de omstandigheden van ieder ge- De dokter in huis val op zicnzeil en naar net uitDreiaen van nei eczeem, waaruij geneeskundige hulp noodzakelijk is. In werkelijkheid bestaat zij in het regelen der voeding en het verwijderen der korstjes. Deze worden tevoren met olie bevochtigd en dan voorzichtig verwijderd, waarop de dan blootliggende huid met water en zeep wordt gereinigd, dan afgedroogd en met zalf wordt ingesmeerd. Er mag echter in geen geval zonder geneeskundig advies gehandeld worden. De schilferblaasjes zijn een zeer besmettelijke ziekte, die in de eerste of tweede week na de geboorte voorkomt. Zonder dat stoornissen in de gezondheid bemerkbaar zijn, ontstaan op de huid doorschijnende blaasjes. Voornamelijk komen zij op den romp voor, minder op de ledematen, doch nooit op de vlakke hand en op de voetzolen. De inhoud wordt langzamerhand troebel, de blaasjes springen of verdrogen. In het eerste geval ontstaat een plat roofje, dat evenals de opgedroogde blaasjes afvalt en inplaats daarvan een nieuwe huid verschijnt. De ziekte heeft bijna zonder uitzondering een goedaardig verloop. Alleen als de blaasjes buitengewoon groot en talrijk zijn, of als zij zich langen tijd achtereen vertoonen, worden zij voor de kinderen gevaarlijk. Daar de ziekte buitengewoon besmettelijk is, moet er direct een dokter bijgehaald worden en door het apart houden van het kind iedere verspreiding worden voorkomen. Daar gewoonlijk gedurende de ziekte de verloskundige nog in huis verkeert, is het gevaar van het overbrengen op andere kinderen zeer groot en de strengste desinfectie der omgeving noodzakelijk. De erfelijke syphilis. Het treurigst noodlot, dat een kind kan treffen, is het behept zijn met het syphilitische vergif nog voor de geboorte. De ziekte komt bij zuigelingen in afwisselende vormen voor, waarvan de opvallendste de syphilistische schilferblaasjes (Pemphigus syphiliticus) is. Zij onderscheiden zich van de reeds besproken besmettelijke schilferblaasjes uiterlijk hoofdzakelijk daardoor, dat zij ook de handpalmen en voetzolen aantasten, wat de eersten nooit doen, voorts door groote weekheid der blazen en door een veel troebeleren, etterachtigen inhoud. Zulke kinderen komen gewoonlijk zeer ellendig ter wereld onder alle teekenen van zwakte, waaraan zij meestal ook te gronde gaan. Een geheel ander beeld biedt een andere groep van met syphilis erfelijk belaste kinderen. In het begin geven zij den indruk van volkomen gezond te zijn en ontwikkelen zich schijnbaar geheel normaal. Na eenige weken komen verschijnselen voor, die als verkoudheid worden aangeduid. De kinderen vangen aan bij het ademen te snuiven en krijgen slechts met moeite lucht door den neus, zoodat zij bij het drinken dikwijls moeten ophouden om adem te halen. In de neusgaten ontstaan bruinachtige korstjes, die de ademhaling nog moeilijker maken, en tegelijkertijd vertoont zich een etterige vloeistof uit den neus. Deze verkoudheid is bij zuigelingen de meestentijds voorkomende uitdrukking der erfelijke syphilis. Daarbij komen spoedig roode vlekken voor, die eerst in het gezicht, bij de billen en in de handpalmen en voetzolen voorkomen, en zich daarna gewoonlijk over een groot gedeelte van het lichaam verspreiden. Om de mondhoeken en op de lippen ontstaan kloven, die bij het bewegen van den mond gemakkelijk bloeden. Zeer dikwijls valt ook het haar uit, vooral van de wenkbrauwen, zoodat zoo'n ongelukkig kind er waarlijk jammerlijk uitziet. Ook in den mond vertoonen zich gewoonlijk ontstoken en zwerende plekken, die zeer pijnlijk zijn. In vele gevallen ontstaan zware beenziekten, vooral bij de ledematen. Uiterlijk maken zij zich door het opzwellen der gewrichten bemerkbaar, die er juist zoo'uitzien als de bekende verschijnselen der Engelsche ziekte (Rachitis). Zij onderscheiden zich echter daarvan door de pijn, die zoo hevig is, dat de kinderen het kranke lid, als zij het opheffen, weder als dood laten vallen en iedere vrijwillige beweging angstig vermijden. Op deze manier heeft het den schijn eener verlamming, zonder dat deze voorhanden is, zoodat men in zulke gevallen van eene syphilische pseudoverlamming spreekt. Behalve deze voor de erfelijke syphilis kenmerkende veranderingen, kunnen zich nog andere verschijnselen voordoen, zonder echter tot de kenteekenen van den eigenlijken aangeboren vorm te behooren. Het verloop der ziekte hangt in hooge mate van de voedingswijze der kinderen af. Terwijl bij zuigelingen, die met moeder- of minnenmelk gevoed worden, gegronde hoop op volkomen herstel bestaat, is bij fleschkinderen, vooral bij zwakke en achterblijvende, gewoonlijk iedere poging tot hun herstel tevergeefs, daar hunne krachten niet toereikend zijn om aan de verwoestende ziekte weerstand te bieden. Voor de behandeling der erfelijke syphilis bestaat er, evenals voor de later ontstane, slechts één afdoend middel, welks bijzondere werking niet slechts door talrijke ervaringen, maar in den laatsten tijd ook door beproefde waarnemingen (z. Syphilis) is vastgesteld: het kwikzilver in den vorm van Calomel met eventueele toepassing van sublimaatbaden. Natuurlijk heeft de ziekte eene zorgvuldige geneeskundige behandeling en controle noodig. Het is dikwijls werkelijk verrassend 62* hoe snel een vakkundige en doelmatige behandeling met kwikzilver onder gunstige omstandigheden de genezing bevordert. Echter mag men met het verdwijnen der ziekteverschijnselen de kuur nog niet als gëeindigd beschouwen, daar meestal na eenigen tijd eene herhaling plaats heeft — integendeel is de verdere behandeling nog eenige weken lang noodzakelijk. Behalve de beide eindresultaten der erfelijke syphilis: dood of genezing, bestaat er nog een derde, waarbij de kinderen wel is waar in het leven blijven, doch er later door syphilische beenderenvervormingen zware misvormingen of door oogziekte storingen in het gezichtsvermogen in hevigen graad met blindheid als resultaat, overhouden. De Barlowsche ziekte. Voornamelijk op zeer jongen leeftijd komt eene ziekte voor, die gedeeltelijk op Rachitis (Engelsche ziekte), gedeeltelijk op scheurbuik wijst, welker oorzaak echter in eene bijzondere neiging tot bloedingen ligt. In het begin der ziekte, die met duidelijk misnoegen der kinderen gepaard gaat, vertoont zich — het meest aan armen of beenen, minder op andere plaatsen -— een smartelijk gevoel, dat zich daardoor bemerkbaar maakt, dat het aanraken van die plaatsen hevig schreeuwen en uitroepen van pijn verwekt. Tegelijk bemerkt men, dat de kinderen zich er angstig voor hoeden het zeere lid te bewegen. Er komt dan spoedig eene opzwelling bij, en er is hierbij dan sprakevanbloedingen tusschen beenderen en beenvlies, waardoor de hevige pijn wordt verklaard. Daar de gezwellen aan de beenderen voorkomen, hield men ze vroeger voor rachitis en geloofde, dat het een afwijking der Engelsche ziekte was. Op scheurbuik wijst steeds de sponsachtige ontsteking van het tandvleesch met neiging tot bloedingen. Vooral bij kinderen, die reeds tanden hebben, kunnen de tandvleeschveranderingen zeer erg worden en hevige pijn met verhindering van het tot zich nemen van voedsel veroorzaken. Koorts kan in 't geheel niet aanwezig zijn; komt zij toch voor, dan is zij meestal zeer gering. Het kind is over het algemeen steeds niet in orde. De kinderen zijn bleek, verdrietig, slapen zeer onrustig en verliezen den eetlust. Gevaar is er echter gewoonlijk niet bij, ofschoon de ziekte maandenlang duren kan. De oorzaak van de ziekte ligt waarschijnlijk in ondoelmatige voeding. De behandeling moet derhalve door voldoende verandering der levenswijze worden toegepast. De plaatselijke, veranderingen woiden volgens algemeene regelen behandeld. De meest voorkomende ziekte bij kleine kinderen is de Rachitis of Engelsche ziekte. Zij wordt in de rubriek „Ziekten" uitvoerig besproken. nei iaiiuen-K.iijgcii. Het natuurlijke einde van den leeftijd van den zuigeling is het doorbreken der tanden, dat gewoonlijk in de zevende of achtste maand geschiedt. Eerst breken de beide middelste snijtanden in de onderkaak, dan die in de bovenkaak door, waarbij langzamerhand de vier buitenste snijtanden, de vier eerste hoektanden en later de overige tanden komen, die'het uit 20 tanden bestaande melkgebit vormen. Deze tijd van het doorbreken der tanden speelt bij de moeders een bijzondere rol en is de bron van ingewortelde fouten. Iedere ziekte, die gedurende het tandenkrijgen voorkomt, wordt eenvoudig als een gevolg daarvan opgevat. Diarrhee, brakingen, hoesten, krampen — kortom, de menigvuldige ziekteverschijnselen gedurende den leeftijd van den zuigeling -— aan dit alles heeft het „tanden krijgen" schuld. Het natuurlijk gevolg daarvan is, dat zelfs bij de hevigste storingen door de moeders naar eigen goedvinden wordt gehandeld en eerst dan de dokter geroepen of opgezocht wordt, als het te laat is. Er kan niet ernstig genoeg op gewezen worden, dat deze gewoonte om ieder ziekelijk verschijnsel gedurende het doorbreken der tanden daaraan te wijten, even gevaarlijk als ondoordacht is, en dat moeders, die aan deze dwaling vasthouden, zelf de schuld ervan dragen als hun kind daaraan te gronde gaat. Vooral is de neiging af te keuren van talrijke vrouwen,, om moeders, die zich over hun kind beangstigen en geneeskundige hulp willen inroepen, daarvan af te houden en ze daarmede gerust te stellen, dat dit alles het gevolg van het tanden krijgen is. In werkelijkheid mag men juist in dezen tijd het minst talmen met het inwinnen van geneeskundig advies, want bij gezonde kinderen leidt het tanden krijgen nooit tot ziekelijke storingen. De kleinen zijn onrustig en verdrietig, raken veel speeksel kwijt en toonen duidelijk, dat zij pijn in hun tandvleesch hebben, doch diarrhee, brakingen en hoesten behooren niet tot de natuurlijke begeleidende verschijnselen dezer periode. Zoo gaat het ook bij tandpijn. Hierbij is het wel is waar niet onmogelijk, dat tusschen krampen en het doorbreken der tanden een zeker verband bestaat, dat van de kaakzenuwen uitgaat, doch ook hierbij is meestal sprake van zwakke en zenuwachtige kinderen. In geen geval mag men zich derhalve met de geliefkoosde geruststelling, dat dit door de „tandpijn" komt, sussen. Het meest komen stoornissen bij rachitische kinderen voor. Hoe moeten kinderen die tanden krijgen behandeld worden? De verzorging van kinderen, die tanden krijgen wordt zooveel mogelijk be- perkt door alles te voorkomen, dat hen opwinden of ophitsen kan. Aan het groeien van het tandvleesch is steeds een verhoogde toevoer van bloed verbonden, die zich niet alleen door het rood kleuren en opzetten van het mondslijmvlies, doch ook door sterkere roodkleuring van het gezicht en dikwijls ook van het hoofd, openbaart. Daar deze toestand de tandpijn en de algemeene onrust vergroot, is een afleiding vanaf het hoofd zeer nuttig. Tot dit doel moet voor eene regelmatige ontlasting, koele afwassching na het bad en — bij sterkere roodheid en verhitting van het hoofdje — koele omslagen om het voorhoofd worden gezorgd. Vooral moet overmatige voeding, heete dranken zooals de geliefkoosde thee, en te groote kamer- en bedwarmte worden vermeden. Natuurlijk moet het kind tegen kouvatten worden beschut, doch niet op zoo'n wijze, dat het in een temperatuur gebracht wordt, die al zijne ongemakken op hoogst onaangename wijze vergroot. Zeer onrustige kinderen kan men dikwijls helpen door ze naakt op den grond te leggen, den buik naar onderen, en ze dan ongehinderd te laten doen wat zij willen. Met deze zeer eenvoudige methode bereikt men tweeërlei: een afleiden van het bloed van het hoofd naar de huid en het afleiden, van het kind van zijne ongemakken. Heeft dit niet het gewenschte gevolg, doch schreeuwt het kind en tracht het eene andere houding aan te nemen, dan neemt men het weer op, doch toont het zich desniettegenstaande daarna zichtbaar gekalmeerd. Totaal verkeerd, zelfs schadelijk, is de algemeene. gewoonte — beter slechte gewoonte —- om de tanden krijgende kinderen harde voorwerpen in den mond te steken, opdat zij „de tanden zullen doorbijten". In werkelijkheid is deze handelwijze door den druk, die daarbij op het gevoelige tandvleesch wordt uitgeoefend, zeer verkeerd, daar hierdoor gemakkelijk ontsteking en opzwelling ontstaat, zoodat het kind inplaats van verlichting heviger pijn krijgt. Het is toch zonder twijfel duidelijk, dat het tusschen den nog niet doorgebroken tand en het harde voorwerp zich bevindende tandvleesch hevig wordt samengeperst, zonder dat het doorbreken van den tand wordt bespoedigd. Hoe meer de kaak in dezen tijd wordt ontzien, des te beter verloopt het doorbreken der tanden. De gebruikelijke hulpmiddelen — vioolwortelen, beenen ringen, e. a. — zijn derhalve totaal te verwerpen en nioet men daarom het kind zeer ontzien. Bij vele kinderen is de ontwikkeling zeer afwijkend. Het komt niet zelden voor, dat bij de geboorte reeds tanden aanwezig zijn, — een verschijnsel, dat als voorbeeld van een gewelddadig, brutaal karakter moet gelden. Zulke tanden zitten gewoonlijk maar los in het tandvleesch, waarin zij als verspreide stukjes beenderen staan; slechts zelden zitten zij in de tandholten van de kaak. Daar zij het zuigen voor de zoogende zeer pijnlijk en ook gevaarlijk maken, bovendien den onderkant van de tong van het kind bij het drinken kwetsen, worden zij doelmatig verwijderd, wat zonder moeite door een pincette gedaan wordt. Tanden, die vastzitten, laat men daarentegen onaangeroerd. Het komt veel meer voor, dat de tanden te laat dan te vroeg doorbreken, zooals men dit bij rachitiesche kinderen vooral kan waarnemen. In zulke gevallen is er steeds sprake van een verschijnsel eener algeheele ziekte, door welker genezing ook de ontwikkeling der tanden een normaal verloop heeft. Tot slot wordt nog op eene methode gewezen, die het doorbreken der tanden vergemakkelijkt en vroeger dikwijls werd geprobeerd. Volgens een uit Engeland stammende procedure werd het tandvleesch tot op den doorbrekenden tand met een mes gekloofd, omdat men geloofde, daarmede het voor den dag komen van den tand te bevorderen. Deze procedure wordt heden in 't geheel niet meer toegepast, omdat zij van eene verkeerde veronderstelling uitgaat en totaal geen doel heeft. O De hygiëne van het kind. Met het eindigen der zuigelingsperiode ontstaan voor het groeiende kind geheel andere levensbehoeften als tot dusverre, daar zich voor lichaam en geest van dag tot dag nieuwe veranderingen voordoen, die nauwkeurig in oogenschouw moeten worden genomen. Het is een treurig, doch daarom niet minder waar feit, dat de meeste kinderen bij hunne omgeving bij benadering niet die opmerkzaamheid voor hunne eigenschappen en behoeften vinden, die voor hun welzijn noodzakelijk zijn. Wel is waar heeft men het spreekwoord „de eeuw van het kind" in de wereld gebracht, omdat men eindelijk tot de overtuiging is gekomen, dat men het kind niet als een aangenaam tijdverdrijf mag beschouwen, doch dit als eene persoonlijkheid moet gelden. Maar ook op dit gebied gaat Jiet als bij zoovele andere: de juiste kennis is verworven, maar de daarmede aangegeven weg wordt slechts door een kleine minderheid bewandeld, terwijl de groote massa de platgetrapte paden der oude sleur bewandelt. Het is vooral een heugelijk feit, dat men meer en meer tot het inzicht komt, dat alles wat met het kind samenhangt eerst moet worden geleerd, en ook de menigvuldige sociale inrichtingen, waardoor de daartoe benoodigde kennis in uitgebreide kringen toegang vinden. Een oeroude uitdrukking zegt: alleen in een gezond lichaam woont een gezonae geest. (Mens sana in corpore sano.) Dit woord moet van begin af aan als richtsnoer voor de veelvuldige ontwikkelingstijdperken van het kind dienen, om alle nadeelen, die het teere organisme bedreigen, uit te schakelen, want het voorkomen van latere stoornissen is van meer gewicht dan hunne genezing. Van de grootste beteekeriis is de zorgvuldige verzorging van het lichaam. De kinderen moeten lucht en licht hebben, d. w. z. zich toereikend in de vrije lucht ophouden en ook in gesloten ruimten frissche en ongebruikte lucht inademen. De angst van vele moeders, dat hunne kinderen kou kunnen vatten, is een slechte raadgeefster in de kinderverzorging en leidt slechts tot verweeking en zwakte van het lichaam. Er zijn moeders, die voor ieder tochtje beven of in het geheel niet of zoodanig in mantels en doeken verpakt naar buiten sturen, dat zij van de verfrisschende werking der lucht zoo goed als niets bemerken. Natuurlijk moet men de kinderen niet aan tocht blootstellen, ook niet aan ruwen en hevigen wind — doch overigens moet men gezonde kinderen bij elk weder naar buiten laten gaan om hen gehard te maken, zoodat zij niet bij iedere verandering van weder verkouden worden. Bij zwakke kinderen doet men er goed aan eerst den dokter te raadplegen. Zeer dikwijls groeien zij bij de beschreven behandeling uitstekend en komen zichtbaar weder bij en worden krachtiger. Gaat men op dezen ingeslagen weg een schrede verder, dan komt men aan het gehard worden der kmderen. Wij hebben reeds in het hoofdstuk over „hygiëne van den zuigeling" het begin van het harden leeren kennen. Waar hiermede om welke reden dan ook nog geen begin is gemaakt kunnen worden, moet dit, wanneer geen bijzondere redenen daartegen zijn of de dokter het verbiedt, later geschieden. Het idee van verharden wordt dikwijls verkeerd begrepen, daar de meeste menschen daaronder een zekere geweldkuur verstaan. In werkelijkheid gaat het er om het lichaam in staat te stellen zijne warmte zoomin mogelijk van invloeden van buiten te doen afhangen. Deze taak valt de huid ten deel, die door de in haar wegstroomende tallooze fijnste bloedvaatjes de warmteregeling van het organisme bepaalt. Onder den invloed van een ongemeen rijk vertakt zenuwnet, dat de geheele huid met hare bloedvaten en klieren vult, wordt de regeling voltrokken, terwijl bij sterkere verhitting de huidvaatjes wijder worden en den overvloed van warmte afgeven, terwijl zij bij afkoeling en gebrek aan warmte omgekeerd inkrimpen, het bloed van de buitenste huid van het lichaam terughouden en daardoor een afgeven der lichaamswarmte naar buiten verhinderen. Hierdoor ontstaat het roode of bleeke uitzicht der huid bij hitte of kou. Het is duidelijk, dat slechts een goed werkende huid, die voldoende luchttoevoer heeft, deze gewichtige taak kan vervullen. Derhalve is het bij het verharden hoofdzaak de huid in goeden staat te houden, alsmede haar voldoende met de lucht in aanraking te laten komen. Hoe moet nu het verharden plaats vinden? Als eerste regel geldt, dat men met het verharden steeds alleen in het warme jaargetijde begint, alsmede dat dit op langzame en geregelde wijze geschiedt. Uit de voorgaande uiteenzetting blijkt, dat het verharden van het lichaam van evenveel gewicht is als die van de huid. De hulpmiddelen daarbij zijn water en lucht. Men begint met ze dagelijks geheel te wasschen, en de temperatuur van het water rrloet elke paar dagen een halven graad lager genomen worden. Op deze wijze worden de kinderen gemakkelijk eraan gewend, zonder dat zij tegen het wasschen met angst en beven opzien en zich uit vrees voor het koude water totaal zinloos gedragen. Wie ooit zoo'n gewelddadige verhardingsproef bij jonge kinderen heeft bijgewoond, weet, dat niets onverstandiger is, en dat het eenige gevolg der proef eene zenuwachtige opwinding van het kind en zijn voortdurenden afkeer van koud water tengevolge heeft. Bij kleine kinderen verdient het aanbeveling niet onder 2o0 R te gaan, terwijl bij grootere de temperatuur tot op 150 verminderd kan worden, vooropgesteld, dat deze warmtegraad goed kan worden verdragen. Elk richten naar een voorbeeld moet onvoorwaardelijk worden vermeden, daar ieder lichaam zijn eigen behoeften heeft en zich alleen dan wel gevoelt, als deze in vollen omvang in aanmerking worden genomen. Doch zelfs wanneer de huid door frisch water wordt afgekoeld en gesterkt, kan zij haar doel slechts vervullen als zij, zooals reeds bemerkt, voldoende met de lucht in aanraking komt. Het is duidelijk, dat een ondoelmatig gekleed lichaam, welks huidafscheiding niet kan uitwasemen, een verharden onmogelijk maakt, daar deze steeds vochtigwarm is. Derhalve meet men de kleeding zoo uitkiezen, dat de huid zich trots de haar bedekkende stoffen volkomen kan uitwasemen. (Men vergelijke hierbij het hoofdstuk „Hygiëne der kleeding".) Het denkbeeld, dat de naaktheid van enkele lichaamsdeelen tot verharding leidt of daartoe noodzakelijk is, is totaal verkeerd. Vooral de gewoonte der halve kousen, die de beenen bijna bloot laten, beduidt eene dusdanige miskenning van het verharden. Men moet slechts de kleinen aanzien, hoe deze, wanneer zelfs geharde volwassenen zich warm aankleeden, met blauwe beentjes rondloopen, die ijskoud zijn. Deze gedeeltelijke afkoeling bewerkt juist het tegendeel van dat, waarnaar het verharden streeft, namelijk het verzwakken der huidwerking en te sterke afkoeling van een groot gedeelte van het lichaam. Daarbij komt de neiging tot kouvatting op den darm en de blaas, die zoo gemakkelijk met het koud worden der beenen tezamengaat. Daarom weg met de halve kousen en vervanging door lange kousen, die volgens den tijd van het jaar meer of minder dicht geweven moeten zijn. Bij kleine meisjes bestaat nog een tweede bedenking tegen korte kousjes, dat van veel gewicht is. Zonder twijfel kunnen de naakte deelen bij mannelijke personen zinnelijken wellust verwekken, die naar bevrediging streven. Ofschoon ook de kinderen, die zulke korte kousen dragen, bijna zonder uitzondering zeker beschut worden en nauwelijks aan onzedelijke aanvallen zijn blootgesteld, zoo kunnen toch andere, minder DewaaKte Kinaeren aan den eenmaal opgewekten aandrang ten offer vallen. Ook om deze reden zijn de halve kousen af te keuren. Een zeer doelmatige ondersteuning der verhardingsmethode zijn de luchtbaden. Zij zijn zeer eenvoudig te nemen, doordat men de kinderen dagelijks een poosje, slechts met een hemdje bekleed, in een kamer met open vensters of in een andere luchtige ruimte laat spelen. De lucht werkt krachtig op de huid in, die daardoor frisch en krachtig wordt. Moeten kleine kinderen koud gebaad worden? Zeer jonge kinderen mogen evenmin in koude voetbaden als in zee. Eveneens moeten koude douches worden vermeden. Op z'n vroegst op een X' ig. I *V. - Hoe men een kind nooit mag aanvatten. leeftijd van 5 jaren bestaat tegen het aanwenden van koud water in den vorm van baden geen bezwaar, en ook dan slechts, als de kinderen niet tegenstribbelen. Het is werkelijk een afstootend gezicht, als men ziet, hoe zich in vertwijfeling daartegen werende kinderen in een koud bad of in zee worden medegenomen en na de eerste onderdompeling bijna blauw weder aan de oppervlakte komen. Deze handelwijze, die men dikwijls genoeg bij kinderen van beiderlei geslacht kan waarnemen, is even gruwelijk als gevaarlijk en onopvoedkundig. Gruwelijk, omdat men een kind nooit zonder doel mag doen lijden, — gevaarlijk, omdat de plotselinge afkoeling door de groote opwinding schadelijke gevolgen na zich kan sleepen, en onopvoedkundig, omdat men zulke kinderen gewoonlijk eerst na vele jaren of in het geheel niet meer in een koud bad kan krijgen. In alle gevallen ontstaat een groote zenuwachtigheid en angst, die voor lichaam en geest der kinderen dikwijls zeer nadeelig zijn. <°> De lichamelijke ontwikkeling hangt echter niet alleen van de zorgvuldige verpleging af, doch ook van het uitsluiten van zekere nadeelige gevolgen, waaraan kleine kinderen gemakkelijk zijn blootgesteld. Hiertoe behoort zoowel het te lange dragen van het kind op den arm der verpleegster, waarmede de eerste aanleiding tot het krommen van den ruggegraat wordt gegeven, alsjiiede het opnemen van het kind aan één arm, zooals Fig. 720 toont. Wie bemerkt niet bijna dagelijks, hoe ongeduldige en onverstandige personen — moeders zoowel als kindermeis¬ jes het hen vergezel- JTuist opnemen van het kind. lende kind, als het niet snel genoeg meegaat, hevig aan den arm trekken, zoodat men gelooft, hij uit het lid gaat? Inderdaad wordt bij het plotseling trekken aan den arm alle aanleiding tot verstuiking of zelfs verrekking gegeven —, op zijn minst genomen doet men het kind op dit moment hevige pijn, wat het door klagend geween uitdrukt. Eene dergelijke handelwijze van een volwassene verdient de sterkste afkeuring en bewijst tegelijk, dat zoo'n persoon niet tot het toezicht houden of zelfs opvoeding van een kind in staat is. Ook het opnemen van een kind wordt niet altijd juist gedaan. Fig. 721 toont op welke wijze het lichaam moet worden aangevat, om het zeker en toch zonder druk op te nemen. <§> De voeding richt zich natuurlijk naar den leeftijd der kinderen. Van groot gewicht is de regel mat-igh eid der maaltijden, daar onregelmatig eten voor kinderen nog slechter dan voor volwassenen is. In het tweede jaar bestaat de kost in hoofdzaak uit melk, melkspijzen en lichte meelspijzen, alsmede uit licht te verteren groenten en vruchten, waarbij — echter niet als regelmatige spijzen — wat vleesch en eieren komen. Vanaf het derde jaar kan de voeding verschillend zijn, doch altijd hoofdzakelijk plantaardig voedsel en de eigenschappen van het kind in aanmerking nemend. Het zekerst en daarom het meest aan te bévelen is het toezicht van den dokter op het afwisselen der voeding, daar ondoelmatige kost voor het kinderlijk organisme even schadelijk is als ziekte. Alcohol, koffie, thee en alle specerijen mogen absoluut niet op de spijskaart der kindertafel voorkomen (z. Alcohol). Daarentegen moet fruit in eiken vorm dagelijks en rijkelijk gegeven worden, daar dit niet alleen voedzaam, smakelijk en verfrisschend is, doch ook voortreffelijk op de ontlasting werkt. \ an dranken komt voor kinderen alleen melk, cacao en water in aanmerking. Ook water met vruchtensappen vermengd is voor kinderen geschikt, vooral in het warme jaargetijde. Hoe moeten kinderen gekleed zijn? In het hoofdstuk „Hygiëne der kleeding" zijn reeds de algemeene stelregels der kleeding aangegeven, doch heeft het vraagstuk van het kleeden der kinderen een bijzondere beoordeeling met betrekking tot de opvoeding noodig. Het is een te vergeven ijdelheid wanneer moeders hunne kinderen lief en bekoorlijk aankleeden. Deze berechtigde vreugde aan het uiterlijk der kleinen leidt echter zeer dikwijls tot opsiering, hetgeen modepoppen van hen maakt en niet met ons gezond verstand strookt. Voor kinderen mag geen mode bestaan, want dit leidt reeds in de prilste jeugd tot opschik, ij delheid en — bij beter gekleede kinderen — tot verheffing boven andere, die eenvoudig gekleed zijn. Daarmede wordt ook weder de grond gelegd voor den klassenhoogmoed en klassenonderscheid, waarvan onze maatschappij behept is. Doch ook uit een rein persoonlijk oogpunt moet de modedwaasheid bij kinderen verworpen worden, omdat zij voor het spelen de grootste hinderpaal vormt. Men lette er slechts op, hoe dikwijls opgesierde kinderen bij het spelen door den persoon, die het toezicht op hen houdt, worden vermaand hunne kleederen niet te kreuken en vuil te maken, en hoe zij worden uitgescholden, als zij in hun opgeruimdheid vergeten, dat zij niet "wilde kleine schepselen, doch modepopjes zijn moeten, die zich F- 72, ter wille hunner mooie kleederen moeten vervelen. Teenenmisvorming De kleeding der kinderen moet eenvoudig tengevolge van . , .... .. ondoelmatig schoeisel, en doelmatig zijn, d. w. z. aan het lichaam vrije beweging laten en het uitwasemen der huid niet hinderen (vergelijke „Hygiëne der kleeding"). Daarmede vereenigt zich een aangenaam en lief uiterlijk ten volle. Meisjes moeten van jongs af aan gesloten broeken dragen, alsmede om redenen van schaamte (z. verharding) als ook om de kleinen voor verkoudheid te beschutten. In 't bijzonder moet op het schoeisel gelet worden. Het is werkelijk onbegrijpelijk, hoe ondoelmatig en zonder overleg, schoenen voor kinderen worden uitgezocht. Het feit, dat zeer jonge kinderen reeds eksteroogen hebben, is het duidelijk bewijs daarvoor, dat de mishandeling der voeten reeds zeer vroeg begint. Het hoofdstuk „Hygiëne der kleeding" geeft duidelijk opheldering over de schadelijke gevolgen der gebruikelijke voetbedekking en de daaruit ontstane behoeften. De afbeelding van den misvormden voet, zooals deze helaas dikwijls genoeg voorkomt, toont het laatste lid in de lange rij van teenenmisvorming tengevolge van ondoelmatig schoenwerk, waarmede reeds in de prilste jeugd wordt begonnen. Het inenten. In den vroegsten tijd komt een gebeurtenis voor, die voor de direct of indirect eraan deel te nemen personen juist niet aangenaam, doch niettemin niet te vermijden is: de eerste inenting. De waarde en beteekenis van dit voorval worden onder „pokken" uitvoerig besproken, zoodat het niet noodig is, daarop verder m te gaan. Daarentegen is het noodig aan de verzorging van het ingeente kind gedurende den tijd der ontsteking eenige woorden te wijden. De door eene kleine snede in de huid ingespoten vloeistof veroorzaakt spoedig eene plaatselijke ontsteking, die de inentingspokken verwekt. Het armpje zwelt op, wordt rood en heet en veroorzaakt zichtbaar pijn. Onrust, koorts, slecht slapen, gebrekkige eetlust en gestoorde spijsvertering zijn de gewone verschijnselen, die het kind meer of minder aantasten. Het moet derhalve in dezen tijd zeer verzorgd en zeer voorzichtig behandeld worden. Vooral de 6e—8e dag na de inenting brengt de crisis. Dan vermindert deze echter, de etterpuistjes verdrogen langzamerhand en het kind herstelt zich gewoonlijk zeer spoedig. Opdat het kind geen schade van de kunstmatig veroorzaakte ontsteking ondervinde, is het niet alleen noodig, dat men daarop acht geeft, doch ook om het tijdstip der juiste ingrijping uit te kiezen. Zwakke en slecht doorvoede, rachitiesche en zulke kinderen, die aan huiduitslag lijden, moeten zoolang van de inenting verschóond blijven, totdat hun gezondheidstoestand dit veroorlooft. Worden de ouders van zulke kinderen officieel voor de inenting opgeroepen, dan moeten zij geneeskundig advies inwinnen, of en wanneer de inenting zonder gevaar voor het kind kan plaats vinden. Bestaat er tegen het inenten geen bezwaar, dan moet ervoor gezorgd worden, dat de daarop volgende tijd zooveel mogelijk ongestoord voorbij gaat. De levenswijze van het kind behoeft niet veranderd te worden, zoodat voeden, wasschen en baden op dezelfde wijze worden voortgezet. Alleen moeten de plaatsen, waar ingeënt is, bij het wasschen zeer ontzien worden, om het openkrabben te vermijden. Voor de reiniging gebruikt men een schoon stuk watte, dat na het gebruik wordt ■weggeworpen. Wie de inentingspokken aanraakt, moet zich tevoren en daarna goed de handen wasschen. Over het algemeen is het zaak gedurende den geheelen tijd der inenting de grootste reinheid voor kind en verpleegster in acht te nemen. De inentingspokken moeten koel en droog gehouden worden, opdat zij goed opdrogen, want de korstjes, die ze bedekken, zijn de beste voorzorg tegen schadelijke invloeden van buiten. Het beste is die plaatsen met zacht linnen te omwinden. Het door de zoogenaamde kwakzalvers aanbevolen middel om vochtige verbanden aan te leggen, is zeer ongeschikt, daar zij de pukkels zacht maken en doen barsten, zoodat dit niet zonder invloed op het proces der inenting blijft. Ditzelfde geldt voor verbanden met zalf. Tegelijk moet ervoor gezorgd worden de ingeente plaatsen tegen drukken en stooten te beschutten, in 't algemeen tegen het aanraken ervan. Z-ijn zij erg ontstoken dan helpt koel aitvasschen, wat dikwijls herhaald moet worden, uitstekend. Als de aukkels barsten, dan kan men het best een zalfverband (boorzalf) aanbrengen, waardoor de wonden beschut en de pijn verminderd wordt. Een geneeskundig toezicht gedurende den tijd der inenting is aan te bevelen. Het spelen van het kind. Het kinderlijk spel is van meer beteekenis dan men gewoonlijk denkt. Eerst in den laatsten tijd komt men tot de overtuiging, dat het spel niet alleen een genoegen en tijdverdrijf is, doch dat het tevens van veel gewicht voor de gezondheid en opvoeding is. Terwijl het de spieren in beweging brengt, versterken zij deze, zet tot sterker ademen aan, verhoogt den eetlust en bespoedigt den groei. Van het standpunt der opvoeding uit werkt het vooral door opwekking der gedachten van het kind, welks van natuur levendige fantasie aan het spel onbegrensd kan deelnemen. Reeds menige uitstekend technische en kunstige begaafdheid heeft zich in de jeugd bij het spel geopenbaard, zooals bij het poppenspel der kleine meisjes reeds het instinkt van moederzijn voor den dag komt. Derhalve is het ook glad verkeerd het kind ingewikkeld speelgoed in de handen te geven, want het weet niets daarmede aan te vangen. Hoe volmaakter het speelgoed is, deste minder voldoet het aan de scheppende fantasie van het kind. Een pop, die kan spreken, beweegbaar is en elegant gekleed, eveneens een uitstekend technisch wonderwerk van spoor, schip of luchtballon, geeft slechts eenige dagen afleiding, wordt dan echter onbarmhartig veronachtzaamd, omdat dit het kind gaat vervelen. Of de natuurlijke drang om eraan deel te nemen openbaart zich daardoor, dat het kind voor zijne fantasie arbeid zoekt en tracht het geheim van het nieuwe speelgoed te doorgronden. Het gevolg is het vernielen van het voorwerp en de ontstelling der ouders over de „vernielzucht" hunner kinderen, die in werkelijkheid niet bestaat. Uit deze feiten ontstaan gezichtspunten, die voor het spelen der kinderen als ondergrond dienen: zij moeten zooveel mogelijk buiten spelen, zooveel het hen behaagt, spelen wat hun vreugde bereidt, en mogen geen duur speelgoed krijgen. Een hoop zand, een schop, een lepel, een kleine emmer •— en de kinderen gevoelen zich in het bezit van dit speelgoed, waaruit zij alles tooveren kunnen, volkomen gelukkig. Evenzoo gaat het met de spelen der meisjes. Men moet hen niet te sierlijke poppen geven, doch eenvoudige poppen en kleine stukjes goed, waaruit zij kleertjes naar eigen idee Runnen maken, om nunne poppen volgens eigen smaak aan en uit te kleeden. Aan den volwassene verschaft het resultaat van deze toilettekunst dikwijls een komisch gezicht, het spelende kind vindt daarin echter zijn grootste voldoening. Bij vele kinderen vertoont zich overigens reeds zeer vroeg eene bijzondere vaardigheid en fijn gevoel voor bevallige vorm en samenvoeging van kleuren. Voor groote kinderen verdient volgens dezelfde inzichten de bouwdoos en de bekende legdoozen aanbeveling, daar ook hierbij het denkvermogen en de fantasie tot hun recht komen. Zeer voordeelig is voor grootere kinderen zulk speelgoed, dat op de wetten der natuur berust en in zekeren zin een soort natuurkundig aanschouwelijk onderwijs is. Van niet minder gewicht dan de keuze van geschikt speelgoed is het achterwege laten van alle minder mooie indrukken. Er is niets verkeerder dan het kind leelijke en kapotte dingen in de handen te geven. Prenteboeken — men denke bijvoorbeeld aan de vroeger zoo gezochte wonderlijke notenkrakerfiguren en het boek van zwarte Piet — mogen nooit spotprenten bevatten, opdat het schoonheidsgevoel en tegelijk het daarmede harmonieerend gevoel voor lijnen en vormen in het begin verstikt wordt. Want het schoonheidsgevoel is niet alleen onontbeerlijk voor den edelen zin van het latere leven, wat natuur en kunst biedt, doch het kan ook veredelend op het karakter werken, terwijl het afkeer tegen minderwaardige handelingen verwekt. Daarom moet zelfs het eenvoudigste speelgoed bevallig en aangenaam van vorm en kleur zijn. Ten slotte moet nog op een vraag gewezen worden, die in het belang der medemenschen gedaan moet worden: men geve de kinderen geen levenmakend speelgoed en instrumenten! De aan het gewone kinderspel verbonden herrie is reeds zóó groot, dat het van het gehoor en de zelfbeheersching der volwassenen veel vergt. Komt daarbij nog het geluid van trompetten, trommels, zweepen en fluiten, die door kinderen met voorliefde gebruikt worden, dan wordt de overlast zóó groot, dat men dit gewoonweg als ongepastheid moet betitelen. Een enkel stuk van deze martelinstrumenten op straat in werking gesteld, kan dozijnen personen tot vertwijfeling brengen, daar de klank der vier levenmakers van verre verneembaar is. Maar ook ter wille der kinderen zelf moeten zij ervan afgehouden worden, want de vreugde aan ruw en doelloos lawaai maakt het karakter ruw en doodt het inzicht, dat aan andere menschen daardoor werkelijke kwellingen worden bereid. Op deze wijze wordt de steen gelegd voor onverschilligheid en brutaliteit. Met militaire uitrustingsvoorwerpen, die men met voorliefde aan knapen schenkt, gaat het evenzoo. Zij verwekken licht een zekere voorliefde voor vechten, dat dikwijls niet zonder beteekenis is voor de karaktervorming. Vele kinderen verstaan niet te spelen en zich bezig te houden. In zulke gevallen heeft het eene aanleiding noodig, die echter de naastbestaande, d. w. z. de moeder, niet weet te geven, daar zij hiervan, helaas, gewoonlijk het minst verstaat. De kindermeisjes verstaan hiervan gewoonlijk meer, vooral als zij uit een gezin met veel kinderen komen, alwaar zij zich veel met broeders en zusters moesten bezighouden. Zonder twijfel zijn beroepsverpleegsters en gouvernantes het beste geschikt om zich met kinderen bezig te houden. Waar de omstandigheden dit niet veroorloven, wordt dit door de kinderspeelplaatsen uitstekend vervangen. Zij hebben alleen het nadeel, dat de bont dooreengeworpen kinderen infectiekiemen medebrengen en op anderen kunnen overbrengen, evenals dit later in de scholen gebeurt. De opvoeding. Het is natuurlijk niet de taak van dit boek het uitgebreide gebied der opvoeding in bijzonderheden te bespreken. Het resultaat der opvoeding hangt echter bijna nog meer van den opvoeder dan van het op te voeden kind af. Er zijn gewis kinderen, die zelfs voor de beste en welgemeendste proeven der opvoeding ontoegankelijk blijven, doch veel meer ligt de oorzaak der verkeerde opvoeding aan de daarvoor aangewezen personen, omdat het hun aan geduld en aan kennis der kinderziel ontbreekt. En toch zijn deze beide eigenschappen de gewichtigste voorwaarden voor de opvoeding, om het'even hoe oud het kind is. Nu heeft niet ieder mensch evenveel geduld, evenmin als het inzicht voor kinderlijk gevoel en begrip is aangeboren. Doch beide zijn te verkrijgen. Hier ligt de diepe beteekenis der verbintenis tusschen opvoeder en kind, want onbewust heeft gene zeer veel invloed op dit, vooropgesteld, dat hij zijn taak ernstig opneemt. De poging om het kind een voorbeeld te zijn toont de gebreken van zichzelf. De schoonste grondbeginselen der opvoeding blijven wezenlooze schaduwen, als zij niet tot werkelijkheid gebracht worden. Heeft men genoeg geduld in den omgang met kinderen, dan leert men ze ook kennen. Men behoeft ze slechts waar te nemen om langzamerhand hunne eigenschappen te leeren kennen. Doch daaraan hapert het juist het meest. De meeste menschen zijn zich deze plicht niet bewust, doch verlangen, dat het kind zich naar hunne luimen richt. De dokter in huis 63 Het spreekt vanzelf dat de kinderen niet tot tyrannen hunner omgeving mogen ontaarden, doch omgekeerd moeten ze niet tot willooze slaven gemaakt worden, wier zelfstandigheid alleen dan in aanmerking wordt genomen, als zij de volwassenen niet storen. Gewoonlijk begint reeds in het eerste levensjaar het vergrijp tegen geest en lichaam van het kind, want de meeste moeders gaan van de veronderstelling uit, dat men met de opvoeding niet vroeg genoeg kan aanvangen. Men beschouwt het zelfs als noodzakelijk kleine kinderen te moeten slaan. Het is wel overbodig te zeggen, dat zulke ideeën even barbaarsch als onverstandig en verkeerd zijn, want eene opvoeding in den werkelijken zin van het woord is niet te verwisselen met eene mechanische gewoonte, waarvoor geenerlei kennis noodig is, doch is van gelijke beteekenis als de fijnere ontwikkeling der hersenen. De hersenen van het kind zijn de eenige organen, die bij de geboorte nog niet volkomen ontwikkeld zijn. Zij hebben wel is waar de anatomische volkomenheid, doch niet de physiologische, omdat deze volstrekt afhankelijk is van de indrukken, die van buiten op het kind inwerken (vergelijk Anatomie der hersenen). Derhalve is de opvoeding in physiologischen zin niets anders dan de ontwikkeling van het zenuwstelsel der hersenen, wat door de indrukken van buiten in zekeren zin wordt losgemaakt en een steeds grootere werking der hersenen mogelijk maakt. Omdat de kinderlijke hersenen echtër door deze onophoudelijke ontwikkelingswerking totaal in beslag worden genomen, moet zij ten zeerste in acht worden genomen. Zij zijn op dit tijdstip zulke oneindig teere organen, dat iedere overgroote inspanning zich wreekt. Hoe minder zij in hunne ontwikkelingsperiode gestoord worden, deste meer kracht en weerstandsvermogen zij verkrijgen. Aan dit ontzien ontbreekt het echter reeds van begin af aan; in talrijke gevallen zeker worden de kinderen tot alle mogelijke kunsten afgericht, waarbij zij er wel is waar zeer koddig en aardig uitzien, doch waardoor de kleine hersenen op zeer onverstandige wijze worden afgemat. Daarbij beteekenen deze kunsten geen geestelijke vooruitgang, doch slechts eene mechanische dressuur, waaraan de intelligentie geen aandeel heeft. Derhalve moet met deze schadelijke slechte gewoonte, die gedeeltelijk uit moederlijke ijdelheid, gedeeltelijk uit onnadenkendheid voortspruit, voor goed worden gebroken. De geestelijke ontwikkeling van het kind ontvangt overvloedig voedsel door de dagelijksche nieuwe indrukken, die het van de buitenwereld ontvangt. Hoe meer zenuwbanen in de hersenen worden losgemaakt, deste meer kunnen zij opnemen. Daardoor ontwikkelen zich kinderen zonder kunstmatige dressuur veel gelijkmatiger en ontzien meer het zenuwstelsel clan die, welke tot alle mogelijke kunsten worden afgericht. Hiertoe behoort het uit het hoofd leeren van gedichten, die zonder uitzondering zonder vorm en zin opgezegd worden, het zingen van kleine versjes, te vroegtijdig laten leeren der getallen en de tafels van vermenigvuldiging e. a. Afgezien van de schadelijke inspanning der kinderhersens, is deze dressuur ook daarom verkeerd, daar zij het kind geen genoegen veroorzaakt, noch aan de personen, aan welke de kunsten vertoond worden. In het gunstigste geval huichelen de toehoorders eene belangstelling, die zij absoluut niet hebben. Niet minder onverstandig staat in de meeste gevallen de opvoeding tegenover het karakter van het kind. Dit is als hoofdeigenschap het kind evenzoo aangeboren als zijne lichamelijke hoedanigheden. Het is de plicht der opvoeding om den eventueelen aanleg te volmaken, te vervormen of te onderdrukken. Doch ongelukkigerwijs worden de karaktereigenschappen der kinderen dikwijls in 't geheel niet begrepen. De merkwaardigste ontdekkingen der kinderlijke eigenschap, die aan een toeschouwer een zeker richtsnoer voor de behandeling van het kind zouden geven, worden met de woorden „ondeugend" en „lief" als afgedaan beschouwd, zonder dat men de moeite neemt daarop nader in te gaan. Het ergste is echter, dat het begrip der „liefheid" of „ondeugendheid" niet zoozeer uit eene werkelijke beoordeeling van het kind voortspruit, doch grootendeels uit het oogpunt ontstaat, of de betreffende karakteruitingen voor de omgeving gemakkelijk of ongemakkelijk zijn. Zeer rechtvaardige handelingen of wenschen van het kind worden met het stopwoord „ondeugend" gebrandmerkt, omdat het de moeder of kindermeisje op het oogenblik ongelegen komt er acht op te slaan. Zoodra het kind slechts eenigszins in staat is om te oordeelen — en dat geschiedt veel vroeger dan men gewoonlijk aanneemt — erkent het zeer snel de onrechtvaardigheid der vermaning en de wanverhouding tusschen zijne rechtmatige aanspraken en de afwijzing, die deze bij zijne omgeving ontmoet. Deze erkentenis oefent echter steeds eene ongunstige werking uit en wel of in dien zin, dat het kind zich schuw en bevreesd terugtrekt, of het ontzag voor de omgeving verliest, onverschillig, ten slotte koppig wordt en om slaag en straf niets geeft. Daarmede wordt het karakter echter op wegen geleid, waarvan de slechte gevolgen eerst dan tevoorschijn komen, wanneer dit slechts zeer moeilijk of in 't geheel niet meer te verhelpen is. Volgens deze verklaringen komt men tot de gevolgtrekking, dat de opvoeding van een kind niet als bijzaak moet worden aangezien, waaraan men nu en dan wat tijd besteedt, doch dat men de belangen van het kind met geduld moet behandelen om het niet schuw te maken. Op 63* deze wijze leert men het karakter allengs kennen en vindt dan gemakkelijk de juiste manier om met het kind om te gaan. Een ander gebied waarop misdrijven tegen de kinderziel worden begaan, is de bewegelijkheid en de veelvuldige afwisseling zijner gedachten en gevoelens. In de natuur van het kind ligt nu eenmaal een aandrang naar beweging, naar afwisseling én nieuwe indrukken, alsmede een drang naar teederheid. Het is zeer zeker niet gemakkelijk om deze menigvuldige behoeften te bevredigen, doch het kind ongeduldig of ruw af te wijzen, is niet op zijn plaats en doelloos. Want bij de levendige afwisseling der gedachten, vergeet het spoedig de zooeven ontvangen afwijzing, komt terug en - ondervindt spoedig hetzelfde lot. Derhalve moet ieder, die tot opvoeden geroepen is, zich tot regel stellen, om de rustelooze kinderlijke geest met zacht geduld te verdragen, omdat deze methode de beste is om het vertrouwen van het kind te winnen. Wie dit verovert, heeft de sleutel tot zijne leiding en opvoeding in handen. Kinderen bezitten eene zeer scherpe opmerkingsgave en weten spoedig te onderscheiden tot wien zij zich met hunne wenschen moeten wenden. Het toenemende begrip van de gebeurtenissen in de ziel van het kind heeft ook zijn gemoedsstemming geheel anders leeren schatten. Zoo wordt de beschouwing der nietigheid der kinderlijke zorgen en tranen steeds meer betwijfeld en door alle verder denkenden in den steek gelaten. De smart van het kind namelijk -— om het even om welke reden deze ontstaat — is zoo hevig en diep als van een volwassene en moet met zachte hand worden aangepakt en gelenigd. Niets is verkeerder dan bedroefde kinderen te bespotten, zooals het helaas nog zoo dikwijls voorkomt. Hoe oud deze verkeerde gewoonte is, bewijzen de menigvuldige spotliedjes, die in omloop zijn. Tegen andere fijngevoelige aandoeningen wordt niet minder onmeedoogend gezondigd, wat bij volwassenen als een deugd geldt, wordt bij het kind niet in aanmerking genomen, zooals bijvoorbeeld het eergevoel. Deze eigenschap is bij het normale kind steeds voorhanden, en verdient veel meer aandacht, dan gewoonlijk gedaan wordt. Straffen in tegenwoordigheid van vreemde personen, zich schamen voor andere kinderen, het twijfelen aan de waarheidsliefde -— dat alles zijn dingen, die een kind met eergevoel diep ongelukkig kunnen maken en het aanleiding kunnen geven tot trots en halstarrigheid of tot geringschatting van dergelijke maatregelen. Mag men een kind slaan? Wie van begin af aan het slaan als onontbeerlijk voor de opvoeding houdt, is een slechte opvoedkundige. Kastijdende opvoeders zijn nop nooit tot andere gevolgtrekkingen ge- komen, als dat zij het eergevoel uit het kind en de huichelarij erin geslagen hebben. Daarbij komt, dat zij elk ontzag verliezen. Want zij slaan, of omdat zij geen zelfbeheersching hebben, of omdat zij het begrip van het kind niet kunnen opwekken, en dit voor trots en lui houden. In beide gevallen doorziet het kind de ware beweegreden en verliest het respect. Reeds menige voortreffelijke karaktereigenschap is ten offer van het slaan gevallen en in het tegendeel ontaard. Hoe beter iemand als opvoeder geschikt is, deste minder behoeft hij lichamelijk te straffen, want deze zijn alleen dan noodzakelijk, als het begrip voor het innerlijke leven van het kind ontbreekt en de opvoeder niet met kinderen kan omgaan. Zonder twijfel kan een klap op zijn tijd geen schade doen, want ieder kind begaat in zijn omstuimigheid dwaasheden of ongemanierdheden, waarvan men de herhaling door een paar lichte klappen tracht te voorkomen. De beste hulp bij deze pogingen is echter niet het slaan, doch het beroep op het eergevoel van het kind. Met geduld, verwijten en vóór alles met zachte vermaningen bereikt men gewoonlijk alles wat men wil; kinderen met een moeilijk te behandelen karakter zijn over 't algemeen slechts op deze wijze te genaken — overdreven strengheid alsmede te groote toegevendheid werken in zulke gevallen even schadelijk. Het slaan is hier echter totaal verkeerd, want het doodt de goede eigenschappen en laat de slechte verderfelijk voortwoekeren. De schooljaren. Met het zesde levensjaar eindigt de gelukkigste tijd van het kind. Een geheel nieuwe periode vangt aan, waarin het voor het eerst plichten leert kennen en zich in eene strenge geregelde bezigheid moet voegen. De taak der school bestaat uit het methodisch vormen van den geest door een systematisch onderricht, alsmede in de poging om ook het karakter te vormen. Doch de wegen, die tot dit doel worden ingeslagen, zijn niet effen, want zij zijn met een chaos van doode en overvloedige wetenschap bezaaid, die van het talent der kinderlijke hersenen buitengewoon veel vordert. Daarbij wordt de voor het leven noodzakelijke kennis zoo weinig in acht genomen, dat zij na het einde van den schooltijd in het gunstigste geval slechts eerst den grondslag tot een werkelijk bruikbare volmaking vormt, inplaats het voldoende in staat te stellen den strijd om het bestaan te voeren. Nog veel onaangenamer zijn de gevolgen van het schoolgaan op het gebied der karaktervorming. In werkelijkheid is de school totaal niet in staat op het karakter eenigen invloed uit te oefenen, want daartoe behoort eene nauwe persoonlijke voeling tusschen onderwijzer en leerling, die reeds door het groote aantal leerlingen onmogelijk wordt gemaakt. Zoo komt het, dat de school niet opvoedt, doch de richting aangeeft, d. w. z. op een gelijkmaking aanstuurt, waardoor wel is waar het karakter zooveel mogelijk wordt beschaafd gemaakt, doch de eigenaardigheden daarvan sterk worden benadeeld. De school verschaft in het algemeen geen steunpunt tot juiste beoordeeling van een leerling, noch in kennis, noch in karakter een feit, dat ouders, die doorzicht hebben, wel bekend zal zijn. Het is derhalve zeer te betreuren, dat in talrijke gevallen het oordeel der school den doorslag geeft voor het oordeel der ouders over hunne kinderen. Vele kinderen zijn, trots alle inspanning en den besten wil, slechte leerlingen, omdat de aan hun gestelde eischen hunne krachten te boven gaan. Anderen gelden als ongemanierd, eigenzinnig en onhandelbaar, omdat hun levendig temperament den schooldwang niet zonder eene natuurlijke reactie kan verdragen. In werkelijkheid kunnen beide groepen geheel anders van hoedanigheid zijn dan hun gedrag in de school doet vermoeden, zoodat het een groote fout der ouders is hen hierom te bestraffen en te slaan en hen in zekeren zin als achterlijk te beschouwen. Het treurige feit der veelvuldig voorkomende zelfmoorden van leerlingen is grootendeels aan deze verkeerde beoordeeling toe te schrijven. Even onzeker is het oordeel der school over de zoogenaamde „lievelingen", die gewoonlijk een groot voorrecht genieten. Menschenen karakterkenners weten, dat echt rechte kinderen nooit voorbeeldig zijn en dit nooit zullen of kunnen zijn. Zijn zij het niettemin tóch, dan verbergt zich daarachter gebrek aan temperament of onoprechtheid en huichelarij. Hieruit ontstaat ook het „haantje de voorste" te willen zijn, een verschijnsel, dat nooit, bij oprechte en innerlijk voorname naturen voorkomt. Het kan alle personen, die tot opvoeding tehuis geroepen zijn, vooral ook ouders, niet genoeg worden aanbevolen hunne pleegkinderen niet met vreemde, doch met eigen en liefdevolle oogen aan te zien, niet iedere afkeuring op school en ieder slecht getuigschrift voor een zwaar misdrijf te houden en daarnaar te handelen. Veeleer moet men geneeskundig advies nemen om na te gaan of lichaam en geest van het kind tegen de eischen der school zijn opgewassen, wat eventueel eene ontheffing daarvan tengevolge moet hebben. Als men op deze wijze te werk gaat. dan blijven slechts zeer weinig gevallen over, waar sprake is van werkelijk hopelooze kinderen. In 't bijzonder verdient nog eene eigenaardigheid der kinderen te worden vermeld, die bijna zonder uitzondering wordt miskend en aan- leiding geeft tot talrijke klappen en straffen, ofschoon zij zeer natuurlijk is. Dit is de onoplettendheid der kinderen. De kinderhersenen zijn tengevolge hunner door de ontwikkeling veroorzaakte uitbreiding van het denkvermogen totaal niet in staat de gedachten langen tijd op één punt te concentreeren. Iedere dwang, waaraan zij in deze richting worden onderworpen, oefent eene schadelijke werking op de hersenen uit, die wel is waar niet direct bemerkbaar, doch zonder twijfel aanwezig is. Tegen dit gevaar der te groote inspanning heeft nu de natuur eene voortreffelijke maatregel getroffen, en dit is juist de onopmerkzaamheid, die altijd dan voorkomt, wanneer de aanneembaarheid te kort schiet. Helaas is deze opvatting van dit gebrek nog niet in de leer der opvoedkunde opgenomen, en de meeste onderwijzers en onderwijzeressen zien de onoplettendheid hunner leerlingen slechts als een persoonlijk ziekelijk verschijnsel aan, dat zij op alle mogelijke wijze bestraffen. In werkelijkheid is onoplettendheid een zekerheidsmiddel. De zedelijke (ethische) ontwikkeling. Tot de opvoeding behoort niet alleen de lichamelijke en geestelijke volmaking, doch ook de ontwikkeling van het zedelijk gevoel. Hiervoor bestaan wel geen vaste leerstellingen en voorschriften, doch legt het voorbeeld het meeste gewicht in de schaal, wordt dit toch door personen gegeven of door omstandigheden, waaruit het kan voortkomen. De zedelijke ontwikkeling wordt ten zeerste gesteund door eene gezonde en uitverkoren lectuur, die door hare veelzijdigheid de verschillendste gemoedsbewegingen tot uiting brengt. Met het invoeren binnen zekere grenzen moet reeds in de prilste jeugd worden begonnen, namelijk met dezulken, die het medelijden opwekken en het egoisme terugdringen. Medelijden is het fijnste gevoel, doch het mag niet uit eene oppervlakkige goedmoedigheid bestaan, maar moet zich in daden uiten. (De zoogenaamde goedmoedigheid is gewoonlijk slechts eene bloote sentimentaliteit, d. w. z. een gevoel zonder den wil tot helpen en een hemelsbreed verschil van de ware goedheid.) Zoo moet men de kinderen van jongs af aan de waarde van den arbeid in iederen vorm en daarmede ook de beteekenis der arbeidende klasse duidelijk maken, want daarmede is de eerste schrede tot het sociale gevoel gedaan. Kinderen, die met het inzicht groot worden, dat de waaide der menschen niet in den geldzak, doch in zijne bekwaamheden en zijne beteekenis voor het algemeen zit, moeten tot menschen opgroeien, die de groote sociale vraagstukken van onzen tijd niet vijandig en wederstrevend, doch in goede verstandhouding en bereid tot medewerking tegenover staan. Vóór alles moet men voor- komen, aat Kinaeren van mmuer goeu geKiccue apccj- en raden worden afgehouden, daar hiermede de grondslag tot verwaandheid en klassenhaat wordt gelegd. In 't bijzonder moet nog een gebied vermeld worden, dat tot nu toe volkomen werd verwaarloosd en eerst in den laatsten tijd de opmerkzaamheid tot zich trekt: de dierenbescherming. Met welke enorme wreedheid en onmenschelijkheid de dieren worden gekweld, wordt door de meeste menschen over het hoofd gezien. Onnadenkendheid en ruwheid wedijveren met elkander om de arme dieren het leven tot een hel te maken. Men moet slechts het duizendmaal voorkomende schouwspel gadeslaan, hoe slecht gevoede, uitgeputte paarden onbarmhartig met de zweep worden geslagen, geschopt, aan den bek getrokken, hoe zij tot het trekken van lasten worden aangedreven, die ver boven hunne krachten gaan. Men zie de als trekdieren gebruikte honden, welker pooten absoluut ongeschikt tot trekken zijn, hoe zij hijgend en met de uiterste inspanning hunner spieren zware wagens trekken, terwijl de tienmaal sterkere voerman gemakkelijk er naast loopt en aan hel arme dier de geheele last overlaat. Men lette er op, hoe paarden en honden in kou en hitte urenlang onbeschut, hongerig en dorstig, op straat moeten wachten, terwijl hun voerman in de herberg uitrust en niet de minste plicht der menscheüjkheid tegenover deze onvermoeide medearbeiders vervult. Wie ziet niet met smart en toorn de groott wonden bij paarden en honden, die onverbonden en onverzorgd blijver en aan de beklagenswaardige dieren ondraaglijke kwellingen bereiden zelfs nog dikwijls genoeg op slagen worden onthaald. Ook het lijden van gevangen vogels is groot genoeg om het mede lijden en den wensch tot hulpverleening op te wekken. Aan vrijheic gewende vogels moeten in 't geheel niet gevangen gehouden woiden daar de vreugde hunner eigenaars in geen enkele verhouding staat to de ellende der arme gevangenen. Doch ook vogels, die de vrijheid nooi gekend hebben, hebben meestal een treurig bestaan, daar weinig men schen weten hoe zij die vogels moeten behandelen. Men moet slecht: de hoedanigheid der kooien zien, zooals deze bijv. voor kanarievogel worden gebruikt. Veel te klein, onzindelijk, verbogen, met uitgerafeldi stokjes, waaraan zij zich de pootjes bezeeren, met vuil drinkwater, me onvoldoend of nat zand, waarin de diertjes kouvatten, zoodat zij hoog roode en gezwollen pootjes krijgen en zich nauwelijks kunnen bewegen Nauwelijks een enkele komt op de zoo voor de hand liggende gedachte dat, als men een vogel wil houden, men ook van zijn levenswijze op d hoogte moet zijn. Ook geven eene massa beknopte engoedkoope boeken die overal verkrijgbaar zijn, de noodige voorschriften. Het moet den kinderen reeds in de vroegste jeugd worden ingeprent, dat dieren evengoed pijn gevoelen als menschen, en dat men uit hun stilzwijgend verdragen niet de gevolgtrekking mag maken, dat men vliegen en kevers geen pooten mag uittrekken, kapellen en torren niet levendig aan een naald mag prikken— kortom, dat men geen enkel levend wezen mag kwellen. Deze verbodslijst is in 't oneindige uit te breiden, want in werkelijkheid is er geen dier, dat zijne kennismaking met menschen niet met duizend kwellingen moet betalen. De strijd tegen het folteren der dieren kan slechts een goed ge^>lg hebben, als deze niet slechts van overheidswege wordt gevoerd, doch ook door het zedelijk gevoel en het medelijden der menschen met de gefolterde wezeiis wordt ondersteund. Moeten kinderen gedurende de schooljaren extra arbeid verrichten en veel verstrooiing hebben? ^ ele ouders zijn gevoelloos genoeg hunne kinderen behalve het schoolwerk ook nog andere studieën op te dragen, welke voornamelijk op het volmaken tot kunstenaar betrekking hebben. Het behoort tot „opvoeding" en „goeden toon" om de kinderen muziekles te geven, onverschillig of zij talent hebben of niet. Het gevolg is, dat de door de school reeds rijkelijk in beslag genomen tijd nog kleiner wordt, dat de vrije uren steeds minder worden, en dat de kinderen de nieuwe vermeerdering van arbeid met misnoegdheid en onlust verdragen. Het is duidelijk, dat een zoodanige dwang geen degelijk resultaat kan hebben, de talrijke piano- en vioolstumpers leveren daarvoor het bewijs. Slechts in enkele gevallen wordt werkelijk kunst bereikt, als namelijk werkelijk talent aanwezig is. Wie het idéé niet kan laten varen, dat muziekonderricht tot de volmaking behoort, moet er ten minste tijdig mede ophouden, als het blijkt, dat het kind er noch aanleg, noch lust toe heeft. De gedwongen opleiding tot muziek lecren is voor alle betrokkenen — nog meer echter voor de niet betrokken toehoorders — een plaag en kwelling, zoodat het beter is spoedig daaraan een einde te maken. Ook van verstrooiingen — naar den geest van volwassenen opgevat — doet men beter de kinderen af te houden. Hunne natuui lijkt vermaken — spelen, wandelingen, lectuur — bieden hun -zooveel stol tot afwisseling, dat de verstrooiingen der ouderen slechts noodlottig zijn. Theaters en concerten, als zij niet uitdrukkelijk voor kinderen bestemd zijn, passen in 't geheel niet voor hen, daar zij de gewone orde verbreken, de kinderen dikwijls zeer opwinden en hun rustige slaap storen. Vóór het 12° jaar mag men kinderen in het algemeen in geen openbare schouwburg meenemen, ook niet op sportplaatsen, daar dit zeer opwindend op kinderen werkt. £.ven ongeschikt zijn de kinderfeesten, dit afbeeldsel der ijdelheidskermis der volwassenen, waar voorzichtige ouders hunne kinderen nooit heen moeten sturen. Opschik, ijdelheid, kwaadsprekerij, grootsprekerij, nijd — dat zijn de vruchten dezer samenkomsten, afgezien van de daaraan verbonden opwinding en verstoring der gewone orde. Een door jongens met voorliefde uitgeoefend tijdverdrijf is het kaartspel, eene onbetamelijkheid, waaraan men zoo vroeg mogelijk een einde moet maken. Het is het begin tot opwekking van alle onedele hartstochten, verleidt tot nalatigheid en plichtsverzuim en verwekt hebzucht en gierigheid. Er is nauwelijks iets meer afkeerwekkend dan jongens met alle teekenen van opwinding te zien kaart-spelen. Zulke kinderen kan men met zekerheid voorspellen, dat zij nooit voor edele genoegens iets gevoelen en zelf tot verwoesting van hun gemoeds- en zieleleven medewerken. Is eenmaal de hartstocht voor het spel ontwaakt, dan kan men nooit weten hoever een mensch medegesleept wordt. Hier moet ook aan de modernste technische uitvinding worden gedacht, die voor de kinderwereld een onweèrstaanbare aantrekkingskracht heeft: namelijk de kinematograaf. Wanneer zich deze voorstellingen, die zoo verbluffend naar het leven worden wedergegeven, zich tot een gebied om op een karakter te wijzen beperken, dan zouden zij een werkelijk ideaal middel beteekenen. Helaas is dit niet altijd het geval. Zij brengen dikwijls opwindende of zedelijk meer dan bedenkelijke beelden, welker invloed op een jeugdig gemoed natuurlijk bijzonder sterk moet werken. Daarbij komt, dat de bioscopen zoowel als de theaters evenals automatische kijkkasten goedkoop en gemakkelijk toegankelijk zijn, zoodat de verleiding om ze te bezoeken dubbel groot is. Behalve de vergiftiging der kinderzielen dreigt echter nog een ander gevaar, dat dikwijls waar te nemen is. Misdadigers tegen de zeden zoeken hunne offers niet zelden uit de schaar der in bioscopen samenstroomende kinderen, waardoor reeds velen in het ongeluk zijn gestort. Voorts is het brandgevaar een bezwaar, hetgeen in zulke theaters het geval is en eveneens reeds zware offers heeft geeischt. Het is de plicht der school en der ouders deze ongepastheid energiek te bestrijden en ervoor te zorgen, dat de kinderen niet ten allen tijde en vooral niet zonder toezicht zulke schouwburgen kunrten bezoeken. Niet minder echter is het de plicht der overheid de voorstellingen zoodanig te beperken, als dit in het belang van het algemeen noodzakelijk is. De lectuur der kinderen. Boeken kunnen de beste vrienden, doch ook de ergste vijanden der menschen worden. Hoe schadelijk juist eene ongeschikte en ongezonde lectuur voor de jeugd kan zijn, bewijst de waarlijk gevaarlijke detectivelectuur, die in de laatste jaren is opgedoken en de fantasie der jeugd vergiftigt. Een lange reeks zware misdaden' — afzetterij, roof, diefstal — is door haar invloed door zeer jeugdige personen bedreven en toont duidelijk de gevaren van eene dergelijke lectuur voor de jeugd én het algemeen. De voor kinderen geschikte boeken, die toch als geestelijk voedsel dienen, moeten even zorgvuldig bewaakt worden als het werkelijke voedsel. Als ouders alleen niet in staat zijn de juiste keuze te doen, wat bij de reusachtige uitbreiding en verscheidenheid der kinderboeken inderdaad niet gemakkelijk is, moet men zich tot den onderwijzer of de onderwijzeres van het kind om raad wenden. Vooral zijn boeken met inhoud over natuurkunde, die tegelijk leerrijk en boeiend zijn, aan te bevelen. De zoogenaamde vaderlandsche literatuur moet men daarentegen geheel ter zijde leggen, omdat deze in werkelijkheid een verkeerde voorstelling der geschiedenis is, omdat zij vorsten en oorlogstafereelen op eene wijze, die in strijd is met de waarheid, verheerlijkt en de beteekenis der volkeren en de ware beschaving verzwijgt of vermindert. Daarbij wordt door deze „patriotische" verheerlijking van het eigen volk een ongezonde nationale grootheidswaanzin gekweekt, die het rechtvaardige oordeel van andere volken hindert en reeds dikwijls genoeg tot oorlogszuchtige verwikkelingen heeft geleid. In d#e jeugd moeten echter niet krijgszuchtige instinkten, doch vreedzame liefde en het begrip voor de zegeningen eener vredelievende beschaving worden gevoed. © De schoolziekten. Het gebied, hetwelk de omvangrijkste gevolgen eener ondoelmatige en onjuiste levenswijze omvat, is dat der schoolziekten. 'Irots alle beginselen, die de moderne gezondheidsleer voor de scholen heeft geschapen, komen deze gewoonlijk niet met alle eischen overeen, die men met recht voor de gezondheid der kinderen aan hen kan stellen. Er zijn veeleer tal van storingen der gezondheid, die door het schoolbezoek te voorschijn worden geroepen of in ieder geval daardoor worden ondersteund. Daartoe behooren de kromming van den ruggegraat, de kortzichtigheid, de zenuwachtigheid en stoornissen in de spijsvertering. Ruggegraatsverkromming en kortzichtigheid zijn reeds in de daarop betrekking hebbende hoofdstukken besproken en in hunne beteekenis naar waarde geschat. Aan eene omstandigheid, waarvan bij de bespreking der ruggegraatsverkromming geen gewag is gemaakt, moet hier bijzondere aandacht worden geschonken. Er moet namelijk op gewezen worden, hoe schadeijk het onderricht in' handwerken voor kleine meisjes op school s, nog meer echter het vervaardigen van handwerken thuis. Tegen de loodzakelijkheid van het leeren dézer kleine bekwaamheden is weinig n te brengen, zoolang dit in bescheiden omvang geschiedt. Het wordt Fig. 723. Fig. 724. Het ontstaan der ruggegraatsverkromming door het verkeerd liggende schrift. (Ligt het schrift te ver op zijde, dan buigt de ruggegraat naar de tegenoverliggende zijde.) echter dikwijls op onverstandige wijze overschreden, omdat de waarde van zelf vervaardigde handwerken buitengewoon overschat Wordt. Wie bijvoorbeeld gadeslaat, welke reuzensommen aan arbeid, lichaamskracht en gezondheid alleen al met het kerstfeest voor naai-, borduur-, haak- en breiwerk worden uitgegeven, moet het duidelijk worden, dat hier het kostbare goed der kinderlijke gezondheid onverantwoordelijk wordt verkwist. Urenlang neemt het kind eene gebukte houding aan, verhindert zijne longen het vrije ademen en spant zijne spieren op onnatuurlijke wijze in. Het gevolg is slechts te dikwijls verkromming van den ruggegraat en van de borstkas. De dwaze gewoonte der zelfgemaakte handwerken door kinderen — volwassenen mogen hunnen tijd, als zij dien niet beter kunnen besteden, daaraan offeren — is reeds lang tot ondergang gedoemd. Luxe arbeid mag niet met de gezondheid der kinderen worden betaald, en huishoudelijk werk, zooals naaien, verstellen, kousen stoppen e. a. moet door volwassenen geschieden, wier lichaam, volkomen ontwikkeld is. Daar ruggegraatsverkromming en kortzichtigheid tot de schoolziekten behooren, die door de onjuiste houding bij het lezen en schrijven ontstaan, en gewone vermaningen om rechtop te zitten niets helpen, heeft men de verschillendste middelen ter voorkoming daarvan te baat genomen. Daaronder zijn de toestellen om het lichaam der kinderen bij het werk rechtop te houden, van het grootste doelmatigste gewicht. De afbeeldingen der figuren 723, 724, 728 en 729 toonen aan hoe noodig :1e maatregelen daar!epen ziin en wat de oorzaak ervan is. Fig. 725. Fig. 726. Boekenstandaard. Toegevouwen. Geopend. Zeer practisch is de boekenstandaard, een eenvoudig apparaat, dat overal aan bevestigd en in iedere gewenschte houding, doch steeds in normale gezichtswijdte van het met den rug aan de bankleuning geleund kind aangebracht kan worden. Het dwingt tot rechtop zitten en spaart de oogen. Een ander toestel toont Fig. 727. Het bestaat uit een systeem van riemen, die het bovenlichaam aan dè leuning vastbinden, zonder de bewegingen te storen en zonder druk uit te oefenen. Het bovengedeelte var den rug wordt door een kussen gesteund Passen kusseris en riemen goed, dan kunner zij aan de stoelleuning blijven, zoodat het kind zonder hulp er gemakkelijk in en uit kan komen. Om echter te verhinderen, dat de kinderen te gemakkelijk eraan ontglippen, worden .twee houten klossen onder de beidt voorste stoelpooten geschoven, zoodat df stoel eenigzins achterover staat. De stoe Apparaat om rechtop te zitten. mag slechts zoo hoog zijn, dat de schou- in een toereikende en voldoende voeding met volkomen uitsluiting van alcoholische dranken. Het kind moet tijd hebben zich na schooltijd volkomen te herstellen, hetzij door rust of door spelen. Het mag niet dadelijk als het uit de school komt het schoolwerk maken, om de door het onderwijs vermoeide hersenen niet nog meer in te spannen. Veeleer moet het naar hartelust buiten kunnen spelen, borst en longen uitzetten, in ieder geval echter zoo vroeg mogelijk ter ruste gaan. De tijd van naar bed gaan moet in de eerste schooljaren in geen geval later dan 8 uur, in de middelste klassen op niet later dan g uur worden vastgesteld. Uitspanningen 's avonds en 's nachts, welke het kind de zoo noodige slaap onthouden, moeten totaal worden vermeden. Slechts daardoor kan men aan het zich ontwikkelend lichaam het noodige tot den ongehinderden groei en bloei verschaffen. Zijn de zoogenaamde zenuwachtige kinderen werkelijk altijd zenuwachtig? De zenuwachtigheid is dikwijls genoeg slechts de dekmantel voor den willekeur en luimen van slecht opgevoede kinderen. Bijzonder veelvuldig vindt men deze voorgewende zenuwachtige kinc'eren in de bemiddelde standen, waar het veelal gewoonte is de opvoeding der kinderen aan betaalde krachten over te laten, inplaats van zichzelf daarover te bekommeren. Ook zwakke ouders, die niet in staat zijn de opvoeding hunner kinderen volgens vaste beginselen te leiden, zien als zenuwachtigheid aan wat slechts de gevolgen hunner gebrekkige wijze van opvoeding zijn. Gewis staan zenuwachtigheid en ondeugendheid — om dit algemeene woord te gebruiken — niet zelden in verhou-, ding tot oorzaak en gevolg met elkaar in verband, maar in de meeste gevallen vertoont de kinderlijke zenuwachtigheid zich door lichte vermoeidheid en zwakte of groote prikkelbaarheid, echter niet door boosheid en nukken. En juist deze eigenschappen worden met voorliefde door de verkeerd als zenuwachtig gekenmerkte kinderen vertoond. Om de werkelijke hoedanigheid van zulke kinderen vast te stellen, moet er weder een dokter bijkomen, die spoedig zal constateeren of er werkelijk een zenuwlijden voorhanden is of dat het door een slechte opvoeding komt. ^ De stoornissen in de spijsvertering gedurende de schooljaren. De veranderde levenswijze die met het betreden der school voor het kind begint, de beperking der vrijheid van bewegingen en het vele zitten veroorzaken dikwijls verschijnselen die men als stoornissen in de spijsvertering betitelt: bloedarmoede en moeilijkheden in de spijsvertering. Aan de bloedarmoede wordt door vele ouders in '4 geheel geen acht geschonken of licht opgenomen, terwijl het toch in werkelijkheid een kwaal is, die de oorzaak van zeer ernstige storingen in de gezondheid kan worden. Er is daarbij niet direct sprake van vermindering van het bloed, zooals men gewoonlijk aanneemt, doch van eene storing der chemische hoedanigheid van het bloed, waardoor de eigenschap tot het opnemen van zuurstof wordt verminderd. Het lichaam heeft echter voor de regelmatige behoeften een rijkelijke toevoer van zuurstof noodig, die alleen in staat is het tot zich genomen voedsel op te lossen en te verteren. Vermindert deze toevoer, dan doet zich het bekende verschijnsel der bloedarmoede voor: slecht uitzien, voortdurende moeheid die in slaapziekte kan ontaarden, gebrek aan eetlust, hartklopping en duizeligheid. Zoodra één dezer teekenen zich voordoet, moet direct geneeskundig advies worden ingewonnen en niet eerst gewacht worden totdat de storingen een bedenkelijken vorm hebben aangenomen. Bloedarme kinderen zijn op school slap en lusteloos, spoedig moede en kunnen de voorgeschreven taak niet of slechts met groote moeite vervullen. De onvoldoende kwaliteit van het bloed doet de hersenen eveneens'in de kwaal deelen en vermindert hun kracht. Bij zware gevallen van bloedarmoede is het derhalve zaak het bezoeken der school te onderbreken. Storing in de spijsvertering vertoont zich door verstopping, zoowel als gevolg van de aan het schoolgaan verbonden zittende levenswijze, als van de gewoonte der kinderen om den stoelgang te onderdrukken, wanneer deze op een voor hen ongelegen oogenblik opkomt. Hierbij komt de omstandigheid, dat een kind er nauwelijks zelf van spreekt of zijne ontlasting regelmatig is of niet, zelfs wanneer het dagenlang geen stoelgang gehad heeft. Het is derhalve zaak der moeder een waakzaam oog op deze zeer gewichtige aangelegenheid te houden. De kinderen moeten eraan gewend worden op de ontlasting acht te geven en het aan de moeder direct mede te deelen zoodra de dagelijksche ontlasting stilstaat of zeer hard wordt. Men mag in geen geval bij eenvoudige onderbreking der ontlasting tot kunstmatige purgeermiddelen overgaan, die wel op het oogenblik werken, doch het verteringsorgaan verslappen en bij herhaaldelijk gebruik in steeds grootere mate moeten worden toegepast. Veeleer moet door rijkelijk gebruik van fruit en groenten, door voldoende lichamelijke beweging in de vrije natuur en door dagelijksche massage van den buik voor de natuurlijke werking van den darm worden gezorgd. Soms helpt men met een lavement. Het gewichtigst is echter het strenge voorschrift voor kinderen om den aandrang van den stoelgang niet te (B* onderdrukken, doch direct daaraan te voldoen. Hieraan moet ook de school medehelpen door de kinderen ook gedurende het onderwijs zonder uitstel te veroorloven aan hunne behoeften te voldoen. Er zijn helaas onderwijzers en onderwijzeressen, die deze natuurlijke hygiënische vraag niet erkennen en de kinderen laten wachten tot na schooltijd. Dan is de behoefte natuurlijk al lang over en doet zich gewoon lijk op denzelfden dag ook niet meer voor. Zulke dwalingen moger niet voorkomen en noodzaken tot directe opheldering tusschen schoo en huis. De onanie of zelfbevlekking. Een bijzondere rol in den kinderleeftijd speelt de zelfbevlekking In het hoofdstuk over krankzinnigheid is over dit verschijnsel reeds uitvoerig gesproken en kan dit worden nagelezen — doch is het noodig in verband met de school hierover nog eene korte mededeeling te doen Het treurige feit doet zich namelijk voor, dat de onanie (ook mastur bation genoemd) niet altijd op ziekelijken aanleg berust, doch dat ver leiding en slecht Voorbeeld een zeer gewichtige rol daarbij spelen. Daar door komt het, dat voor deze groep de schooljaren juist noodlottij worden, wat bij de enge gemeenschap der scholieren geen wonder is Bevindt zich in één klas ook slechts een enkele onanist, dan werkt hi op zijne kameraden als een physische besmetting, waaraan helaas velei ten offer vallen. Pensionaten, kadettenscholen, seminariums, in 't al gemeen ieder gesloten gezelschap van talrijke jeugdige personen kaï door deze sluipende besmetting worden aangetast, wat helaas ook on gemeen dikwijls het geval is, zoowel bij meisjes als bij jongens. Wordt deze onzalige gewoonte niet tijdig ontdekt en bestreden dan kunnen ernstige lichamelijke gebreken daaruit voortkomen, voora de zoogenaamde sexueele aandrang. Dit is een zware zenuwziekti der geslachtsorganen, die spoedig in groote opgewondenheid, spoedig in volkomen verslapping op dit gebied ontaard. Vooral de prikkelban toestand is zeer kwellend, daar hij een voortdurende aandrang to onanistische bevrediging van de geslachtsdrift veroorzaakt. Word echter aan dezen aandrang niet toegegeven, dan blijft de bevrediginj uit en de zieken — want er is hier sprake van een ziekte ■— vervallei tenslotte in een beklagenswaardigen toestand, die als sexueele zenuwzwakte invloed op het latere leven heeft. Bij het vrouwelijk geslach veroorzaakt dit dikwijls overvloed van bloed in het onderlijf met chroni sche ontstekingen. Het bestrijden van de onanie is een der moeilijkste dingen, voora bij grootere kinderen. Op kleine kinderen moet nauwkeurig acht wordei gegeven, om aanraking en prikkeling der geslachtsdeelen te verhinderen. Dat is niet zoo moeilijk, omdat men door de onnoozelheid der kinderen weet waar het om gaat, en daarnaar zijne maatregelen kan nemen. Bij grootere kinderen is dit echter een ander geval, omdat zij opzettelijk en derhalve stiekum onaneeren, zoodat zij eerst na langen tijd uit verschillende teekenen verdacht worden, zonder echter in staat te zijn zich daaromtrent zekerheid te verschaffen. De kinderen zijn dikwijls afgemat en slap, hebben blauwe kringen om de oogen, zijn schuw en schrikachtig en blijven aan geestelijke zoowel als aan lichamelijke ontwikkeling opvallend ten achter. De poging om ze tot eene bekentenis te dwingen, is bijna zonder uitzondering zonder gevolg, ook het geneeskundig onderzoek heeft dikwijls geen resultaat, daar plaatselijke veranderingen meestal ontbreken. Eerst als men de kinderen op den man afzegt, dat zij onaneeren, geraakt men tot het doel en leggen zij aarzelend eene bekentenis af. Het zou eene groote fout zijn om deze bekentenis daarmede te vergelden, dat men het onaneeren als een doodzonde aanduidt, die zwaar bestraft moet worden. Het komt steeds verkeerd uit, lichamelijke voorvallen anders dan van geneeskundig-paedagogisch standpunt uit te beoordeelen, dat alleen aangewezen en in staat is om deze vragen op te lossen. Anders ontstaat de verwarring met theologisch-moralische begrippen, wat juist bij de onanie het geval is. Hier wordt met de opvatting „zonde" een afkeurenswaardige ongepastheid gedreven, welke het slachtoffer dezer verwarring dikwijls gewetenskwellingen veroorzaakt, die het geheele leven kunnen vergiftigen. Het is veeleer plicht van verstandige ouders de kinderen zakelijk en rustig over de nadeelige gevolgen der zelfbevlekking op te hekleren of, als zij dit niet zelf willen doen, dit aan den dokter over te laten. In de meeste gevallen gelukt het op deze manier, die tegelijk op het verstand en het eergevoel van het kind een beroep doet, het euvel te bestrijden. Zorgvuldig toezicht, het onthouden van opwindende lectuur en slecht gezelschap zijn hiertoe een grooten steun. Daarmede overeenkomende lichamelijke maatregelen zijn van de grootste beteekenis. De kinderen moeten veel in de buitenlucht zijn, spelen, turnen, gymnastiek maken, in 't algemeen veel aan sport doen, zoover hun vrije tijd dit veroorlooft. Hun bed mag slechts uit een matras, een plat paardeharen kussen en een deken bestaan, om iedere te groote verhitting van het lichaam en daarmede de geslachtsopwinding te voorkomen, 's avonds en 's morgens moet d"e blaas goed worden leeggemaakt. Koel afwasschen en wrijvingen werken kalmeerend en vcrfrisschcnd. Het voornaamste is de voeding: alle alcoholische dran- ken, koffie, thee, veel vleesch en specerijen zijn streng te vermijden en moeten door rijkelijk gebruik van groenten, alsmede door melk, cacao, vruchtensap, mineraalwater enz. worden vervangen. O Het bedwaleren. Onder bedwateren verstaat men eene ziekte der kinderjaren, die zich daarin uit, dat het kind in den slaap zijne urine laat loopen en het bed bevuilt. Zij bemerken er zelf niets van en slapen rustig door, gewoonlijk zelfs zóó vast, dat men ze verschoonen en verbedden kan, zonder dat ze ontwaken. De kwaal kan den geheelen kinderleeftijd aanhouden, doch pleegt in het algemeen op II—12 jarigen leeftijd te verdwijnen. Het komt'zelden voor, dat het den ontwikkelingstijd overleeft. Met het bedwateren gaat het evenzoo als met de zelfbevlekking, waarmede het niet zelden in nauw verband staat. De kinderen zijn dikwijls afgemat en lusteloos, zien er bleek uit en geven niet zelden een zeer terneergeslagen en schuchteren indruk. • Dit laatste is verklaarbaar door de'omstandigheid, dat zij vanwege hun kwaal gestraft en beschimpt, zelfs andere kinderen tot spot worden prijsgegeven. Een grooter misverstand als deze handelwijze is echter nauwelijks denkbaar, want de kinderen hebben cr geen schuld aan. Zij worden dus zonder eenigen grond uitgescholden en gevoelen zich daarover diep ongelukkig. De oorzaken van het bedwateren zijn niet altijd duidelijk. Niet zelden zijn de kinderen het slachtoffer cener slechte opvoeding. Kleine kinderen moeten reeds van jongs af aan er aan gewend worden in bepaalde tusschenruimten hunne behoeften'te voldoen. Wordt deze noodzakelijke maatregel verzuimd, dan kunnen de kinderen zich hieraan niet gewennen en behouden licht de ondeugd van het bedwateren. In vele gevallen ligt de oorzaak in ziekelijke toestanden der organen van het onderlijf, zooals blaassteenen, ontsteking van de waterbuis en der geslachtsdeelen, jeuk aan het zitvlak tengevolge van wormen, e. a. Ook de onanie behoort hiertoe. Niet zelden komt het bedwateren m door eene ondoelmatige levenswijze. Kinderen die kort voor het naar bed gaan eten en veel daarbij drinken, lijden er dikwijls aan, vooral bij 't gebruik van bier of urine afzettende dranken. Dan werken overvulling van de blaas en prikkelbare hoedanigheid der urine tezamen, zoodat het kind den aandrang niet kan weerstaan en gedurende d^n slaap de urine eenvöudig in bed laat loopen. De kwaal schijnt meer bij jongens dan bij meisjes voor te komen. Om het te bestrijden moet in ieder geval eerst een nauwkeurig geneeskundig onderzoek plaats hebben, om vast te stellen wat de oorzaak is. Kan men deze niet vinden, dan moet men zorgvuldige voorbehoedmaatregelen treffen. Men mag echter niet nalaten ook op de wilskracht en het eergevoel van het kind een beroep te doen en deze te ondersteunen, daar de bewuste medewerking der kinderen van groot gewicht is. In geen geval echter mag het kind gestraft of beschimpt worden. De eigenlijke behandeling bestaat in dieëtische maatregelen. De avondmaaltijd moet minstens een uur voor het naar bed gaan geschieden en uit gemakkelijk te verteren spijzen alsmede uit een geringe hoeveelheid drank bestaan. Alle prikkelbare levensmiddelen — specerijen, picante gerechten, alcoholische dranken, koffie en thee — moeten vervallen. Voor het naar bed gaan moet de blaas worden leeg gemaakt, 's nacht moet het kind een- of tweemal opgenomen en op den pot gezet worden. Kleine kinderen ontwaken daarbij nauwelijks, doen echter toch hunne behoefte en blijven op die manier droog. Daarentegen moet men grootere kinderen wakker maken en wel steeds op denzelfden tijd, opdat zij zich dan van dit uur kunnen gewennen en eindelijk vanzelf ontwaken. Men moet er echter voor zorgen, dat zij dan weder niet inslapen zonder de blaas ledig gemaakt te hebben. Ook op den dag moeten bedwaterende kinderen eraan gewend worden bij regelmatige tusschenpoozen van twee tot drie uren te wateren, opdat de sluitspier van de blaas niet verslapt. Het is van groot voordeel de kinderen op de zijde te laten slapen, omdat het op den rug liggen de onvrijwillige urineloozing zeer bevordert. Waar zich een organische oorzaak voordoet, moet deze worden uit den weg geruimd. Versterking van het algemeen welzijn door baden en koele afwasschingen mag men nooit nalaten. In vele gevallen doet de electrische stroom uitstekende diensten. O Het stotteren en stamelen. Onder de spraakgebreken, die zich gedurende de ontwikkeling van het kind kunnen voordoen, komt het stotteren het meest voor. Het is nog niet zoo lang geleden, dat men de beklagenswaardigen die daarmede behept zijn, bespotte en zich vroolijk over hen maakte, terwijl men hun gebrek naaapte. Al zijn er altijd nog onverschillige menschen, die zich aan deze onmeedoogendheid schuldig maken, dan is er toch een groote ommekeer op dit gebied gekomen, want heden is het algemeen bekend, dat het een ziekelijk verschijnsel is, wat gelukkig in de meeste gevallen kan worden verholpen. Het stotteren is eene krampachtige storing in het vloeiend spreken, welke ten deele op gebrekkige werking van de spraakspieren, ten decle op verkeerde inademing berust. Zekere klanken en zinnen kunnen slechts met de uiterste inspanning worden te voorschijn gebracht, waarbij de stotteraar herhaaldelijk tracht te spreken. Gewoonlijk gaat dit gepaard met meer of minder vertrekken van het gezicht, daar de gezichtsspieren onwillekeurig de beweging medemaken om de weerspannige woorden tot uiting te brengen. De oorsprong van het gebrek is niet altijd duidelijk. Dikwijls speelt hierbij het naapen een groote rol, als de kinderen in hunne naaste omgeving stotterende personen hebben en naar hun uitspraak voortdurend luisteren. In vele gevallen is het stotteren daaraan te wijten, dat de kinderen door het snelle en afwisselende denken zich niet snel genoeg kunnen uitdrukken, derhalve haastig over hunne woorden vallen en de bij het normale spreken noodige rust in het ademen en uitspreken verstoren. Hoe meer zich dit herhaalt, deste dieper wortelt de slechte gewoonte in en daarmede ook de gebrekkige uitspraak. De hoofdoorzaak is echter zonder twijfel een groote zenuwachtigheid, want er zijn talrijke gevallen, waar het stotteren bij kinderen zich voordoet, die door te groote inspanning, ondoelmatige voeding met te veel vleesch, alsmede met alcoholische dranken, door lichamelijke stoornissen of chronische ondervoeding zenuwachtig zijn geworden. Hierbij doet zich ook het feit voor, dat het stotteren meestal eerst in den schooltijd opkomt, terwijl daarvan tevoren niets te bemerken was. De school stelt nu eenmaal hoogere eischen, waardoor het minder weerstandsvermogende zenuwstelsel van zulke kinderen te zeer in aanspraak wordt genomen. Ook aangeboren zenuwachtigheid door erfelijke belasting is niet zelden de oorzaak. De kwaal moet men zoo vroeg mogelijk tegenwerken, daar zij anders een treurige metgezel op den verderen levensweg is. Niet alleen, dat spotterij en plagerij de schooljaren vergallen, doch het kan ook voor den lateren vooruitgang in het leven een grooten hinderpaal vormen, daar het niet alleen de beroepskeuze beperkt, doch ook op den gemoedstoestand van de daarmede behepten, een grooten invloed heeft. De vrees zich belachelijk te maken en de verlegenheid in het gesprek met vreemden maken bleu en voeren dikwijls tot eenzaamheid en menschenschuwheid. Men moet derhalve van jongs af aan op het spreken der kinderen letten en ervoor zorgen, dat zij niet te snel spreken. Wanneer zich de eerste kenteekenen van het stotteren vertoonen, dan moet direct geneeskundig advies worden ingewonnen. Het is totaal verkeerd zich met het denkbeeld te troosten, dat „het mettertijd wel over zal gaan". Gaan de kinderen reeds naar school, dan moet men ze er beslist afnemen en zoo lang thuis houden totdat ze weder hersteld zijn. In ieder geval moet aan het regelen der levenswijze de grootste zorg worden besteed. Veel verkeer in de buitenlucht, baden, wrijvingen met brandewijn, onthouding van vleesch, specerijen en prikkelbare dranken, daarvoor groenten, fruit en melk, veel slaap en het onthouden van geestelijke opwinding dat zijn de beste bondgenooten om het euvel te bestrijden. levens heeft het stotteren zelf echter de behandeling van noode. De kinderen moeten leeren het ademen en de woordvorming te beheerschen. In den aanvang geraakt men tot dit doel door de kinderen woorden en zinnen voor te spreken, die zij langzaam en duidelijk moeten naspreken. Echter mag geen der beide partijen het geduld verliezen. Als déze eenvoudige methode niet voldoet, dan is de behandeling door een specialen dokter voor spraakgebreken noodzakelijk. Het stamelen omvat een veel grooter gebied van spraakfouten dan het stotteren, want men duidt daarmede alle fouten aan die in het algemeen bij het spreken gemaakt worden, voor zoover de uitspraak hierbij in aanmerking komt. Hiertoe behoort het gebrekkige uitspreken van klinkers cn medeklinkers, het weglaten of verwisselen van klanken, het lispelen, het sissen en het door den neus spreken. Bij al deze spraakgebreken is het aan te bevelen tijdig een specialiteit te raadplegen. O Aan welke houding in den slaap moet men de kinderen wennen? De houding van het lichaam gedurende den slaap is van veel grooter gewicht dan in het algemeen wordt aangenomen. Het spreekwoord zegt wel is waar uit ervaring: „Zooals men het bed opmaakt, zoo slaapt men", doch aan de letterlijke beteekenis daarvan wordt niet altijd genoeg acht geschonken, want een groot getal menschen, groot en klein, neemt in den slaap eene ongezonde houding aan. Vooral kinderen Kig. 73J. Ongezonde houding bij het slapen. nemen de eigenaardigste houding daarbij aan. Dan liggen zij op den buik en begraven het gezicht in het kussen, dan weder hangen zij met het bovenlichaam uit het bed, dan rollen zij zich als een kogel op. Hoe vroeger men derhalve aan eene gezonde houding in den slaap gewent, Fig. 735. Hooïd, armen en beenen zijn in ongezonde houding. De bloedscml >op is gestremd, de ademhaling belemmerd, en de armen beenspieren bovenmatig ingespannen. Fig. 736. Ongezonde houding. deste beter is het voor de gezondheid. Ligt het hoofd te hoog, zoodat het lichaam meer zit dan ligt, dan is dit schadelijk voor den bloedsomloop. Ligt het te diep of in het kussen begraven, dan ontstaat eene volbloedigheid der hersenen, waardoor een diepe slaap veroorzaakt wordt en de verkwikking der nachtrust uitblijft. Ook het wikkelen in de dekens tot aan den top van den neus alsmede te sterke kromming van het lichaam is zeer ongunstig (vergelijk hiermede de afb. 734 tot 737) Het is niet minder onhygiënisch de armen naar boven te slaan er boven het hoofd te vouwen, daar de ribspieren daardoor sterk uitzetter Fig. 737. Ongezonde houding, die het snurken veroorzaakt. Fig. 738. Welke houding men moet aannemen om goed te slapen en frisch te ontwaken. en zich voor het ademen niet genoeg kunnen samentrekken. .Tegelijk worden de armspieren daardoor vermoeid en rusten niet uit. Ditzelfde geldt voor het uitstrekken der beenen. Evenzo.o moet het op den rug liggen worden vermeden, daar hierdoor de ingewanden op de bloedvaten drukken en storingen in den bloedsomloop veroorzaken. Er ontstaan dan licht onrustige drocmen :n angsten, vooral het snorken, daar bij het op den rug liggen gewoonlijk Dok het hoofd achterover ligt en dit het snorken begunstigt. Het in len slaap spreken, de ergste manier van den in den slaap voorkomenden angst, gaat zeer dikwijls ermede gepaard, door dat de slaper >p den rug ligt en de gevouwen handen op de maag heeft gelegen. Vooral ia een rijkelijken maaltijd is deze houding zeer ongezond. Eene houding die den slaap verkwikt moet het bloed vrijen omloop aten, de spieren volkomen ontspannen en iederen druk op de organen ïitsluiten. Hiervoor is het liggen op de rechterzijde met opgetrokken De gewichtigste hulpmiddelen bij de ziekenverpleging. Een groot aantal maatregelen en handgrepen vereischen een bepaalde wijze van uitvoering, die vele leken niet gemakkelijk voorkomt, zelfs dikwijls niet bekend is, en derhalve nader moet worden omschreven. Voor een lavement wordt heden slechts nog een irrigator gebruikt — de vroeger algemeen in gebruik zijnde klysteerspuit is geheel verouderd. Voor kinderen zijn meestal ballonspuiten voldoende. Bij het inspuiten ligt de zieke op de linkerzijde met gebogen rechter dijbeen. De irrigator mag zich slechts op geringe hoogte bevinden, opdat het water langzaam en zonder druk in den darm loopt. Voordat de canule, welke steeds goed geolied moet zijn, wordt ingestoken, verwijdert men de lucht eruit door het aftappen van een weinig water, schuift de canule voorzichtig ongeveer 8 c. M. in den darm, en zet dan den kraan open. Hoe langzamer het water erin loopt, destemeer kan de darm opnemen. Treedt direct stoelaandrang in, dan houdt men op — anders kan men er % liter en meer in laten loopen —, trekt de canule eruit en wacht de gevolgen af. Niet zelden loopt het water direct na het ingieten weder uit den darm weg — eene gebeurtenis, die door angstige personen als een bijzonder ongunstig teeken wordt opgevat, daar zij daarin eene groote zwakte van den darm zien. Deze opvatting is verkeerd en totaal ongegrond. De oorzaak ligt eenvoudig n1 KAK, Uiuotaauignciu, uctL UC CllUCiUciriil ZOO ri5- 4öi* met faeces beladen is, dat het water geen 66* doortocht vindt en weder terug moet loopen. In zulke gevallen probeert men de canule zoo dicht mogelijk langs den darmwand in te schuiven. Blijft ook dan het gevolg uit, dan moet de geoliede vinger, welks nagel kort afgeknipt moet zijn, worden ingestoken om de faeces eruit te halen. Het zetten van lavementen heeft verschillende doeleinden: ontlasting, kunstmatige verstopping, inbrengen van medicamenten en voeding. De afvoerende lavementen komen het meest voor en worden gewoonlijk met lauw water gezet. Bijvoeging van azijn, keukenzout, fijne zeep of olie heeft een snellere werking, doch veroorzaakt licht eene prikkeling, en moet derhalve niet naar eigen goedvinden, doch slechts op geneeskundig advies worden aangewend. In het algemeen moet voor het zetten van lavementen uit gewoonte O worden gewaarschuwd, daar zij den darm ten slotte verslappen en een chronischen prikkelbaren toestand verwekken. Het sterkst werkt een glycerinelavement op den darm. Men neemt daarvoor 2—3 gram gezuiverde glycerine, die door een kleine spuit (stempelspuit) in den darm wordt gespoten. Dit werkt buitengewoon snel en hevig en moet derhalve slechts in bijzondere gevallen worden toegepast. (Op dezelfde wijze werken ook de glycerinspeenen.) Het zachtste afvoerlavement is het olielavement. Men neemt daartoe een kopje zuivere olijf- of lijnolie, waardoor tegelijkertijd ook het zacht worden van de harde faeces wordt bevorderd. De ontlasting komt dan meestal eenigen tijd daarna. Stoppende lavementen worden slechts op geneeskundig advies gezet. Men neemt dan 2 eetlepels stijfsel, die met 4 eetlepels heet water worden aangemaakt, op lichaamstemperatuur worden afgekoeld en langzaam, onder geringen druk, zoo diep mogelijk in den darm worden gespoten. Deze stijfsellavementen zijn gewoonlijk zeer. werkzaam. Medicijnlavementen worden voor de verschillendste doeleinden gezet, het meest echter ter kalmeering van opgewondenheid en krampen met chloralhydrat, alsmede ter verhindering van te sterke slijmafscheiding bij catarrhale toestanden van den darm. Ook het branden van gezwellen kan op deze manier gedaan worden. Voedingslavementen worden bij zieken aangewend, die door de maag geen voedsel tot zich kunnen nemen, en die daardoor bedenkelijk achteruitgaan. De samenstelling hangt van het geneeskundig voorschrift voor ieder geval op zichzelf af. De grondstoffen zijn water, melk, bouillon, roode wijn, zout, eieren. De voedingslavementen worden cWhfs in kleine hoeveelheden meermalen daags toegepast, doch moet een afvoerend lavement daaraan voorafgaan, opdat zij zooveel mogelijk volkomen door den darm worden opgezogen. Eene bijzondere beteekenis hebben de zoogenaamde diepe darminspuitingen, die door een zeer lange buigzame buis, die diep in den darm wordt gestoken, gedaan worden. Men bedient zich daarmede o. a. veel ter inspuiting van olie, welks verspreiding over de geheele oppervlakte van het darmslijmvlies bij chronische verstopping en bij het lijden aan galsteen een voortreffelijk middel is. De scheedespoeling. Het uitspoelen der scheede behoort wel is waar ook tot de ziekenverpleging, doch is nog meer een hygiënische eisch. Vrouwen, die geslachtsomgang hebben, moeten dagelijks de scheede spoelen. De bewering, dat het slijmvlies daardoor week wordt en er onder lijdt, is ongegrond. Ten eerste kan het slijmvlies der geslachtsorganen zeer veel weerstand bieden, hetgeen bij iedere geboorte kan .worden waargenomen, en ten tweede toont het mondslijmvlies, dat spoelingen niet alleen onschadelijk, doch zeer nuttig zijn. De apparaten^ tot het spoelen der scheede zijn in den loop der jaren zeer menigvuldig geworden, het meest wordt echter nog steeds de irrigator als oudste spoelapparaat gebruikt. Wij geven in de afbeeldingen 785 791 de gebruikelijkste apparaten aan, welker behandeling ongeveer alle gelijk is. Slechts het als „Lady's friend" (damesvriend) aangeduide apparaat berust op een bijzonder principe. Het is een peervormige gummiballon, die met het bovenste trapsgewijze gevormde gedeelte in de scheede wordt gestoken, geen slang noodig heeft en met water wordt gevuld. Door het samendrukken der peer wordt het water in de scheede gespoten, loopt echter niet weg, doch wordt door den ballon weder opgezogen. Het voordeel van dit apparaat is zijne gemakke- 1: u J_I • . 11 ö njKe Denanaenng, doch men kan er geen toereikende spoeling mede doen. Bovendien is meermalige spoeling met hetzelfde water zeer ondoelmatig. j Zeer practisch is het jf uit ballon en twee slangen | bestaande apparaat, dat ® met iedere gewenschte hoeveelheid water gebruikt kan worden, eigenliik nop- Drartisrher dan Hp irn' . Fig. 785. Fig. 786. Glazen irrigator met Metalen irrigator. meter in het metalen omhulsel. gator, welks behandeling bij juist gebruik niet zeer gemakke¬ lijk is. De gebruikelijke moederspuit met hare kleine openingen is minder practisch, daar deze licht verstoppen. Doch zelfs als zij open zijn, is de besnoeiing der scheede niet voldoende. Voor een slijm vliescatarrhe Fig.787. Apparaat tot het spoelen der scheede. (Lady's friend.) met sterke afscheiding is zij geheel waardeloos. Veel practischer zijn de spuiten met eene groote of meerdere middelmatige ope- Fig. 788. Irrigator van gummi, welks bovenste deel een blikken bus is, waarin het apparaat is geplaatst. Fig. 789. Irrigator van gummi, tevens als bedwarmer te gebruiken. Fig. 790. Apparaat tot het spoelen der scheede. Het korte einde (a) ligt in een kom met water het lange (b1) wordt in de scheede gestoken, waarm door het samenpersen van den ballon het water loopt. Qeiiiia-Liyc openingen, die voldoende sterke waterstralen doorlaten om eene grondige uitspoeling mogelijk te maken (Fig. 79-)- " De scheedespoeling wordt meestal zittend gedaan, wat voor eene eenvoudige reiniging ook voldoende is. Zoodra zich echter eene sterke afscheiding -bekend als vloeiing of witte vloed - voordoet, moet zij in liggende houding geschieden, daar slechts dan het uitspoelen der geheele scheede en het onderste deel der baarmoeder, die bijna steeds bij de sterkere slijmvorming is betrokken, mogelijk is. Het spoelen wordt het best in bed op den rug liggend gedaan. Een waterdichte onderlaag worc't over het beddelaken uitgespreid, onder het apparaat komt een schotel of ondersteek om het water op te vangen, en de irrigator wordt ter hoogte van circa >U m bevestigd. De moederspuit, welker voorste gedeelte goed ingevet moet worden, om zonder wrijving in de scheede te kunnen glijden, wordt er dan met gesloten kraan ingestoken, totdat zij niet verder kan, waarop zij een weinig wordt teruggetrokken Fig. 791. De gebruikelijke moederspuit. (Minder practisch.) en de kraan wordt opengezet. Het uitstroomende water dringt dan tot diep in df> scheede en bespoelt het geheele slijmvlies. Bijzondere voorzorg vereischen de heete scheedespoelingen, zooals deze tegen bloedingen der baarmoeder worden gedaan. De scheede zelf kan wel is waar groote hitte verdragen, doch het heete water (50° C) doet de uitwendige deelen zeer pijnlijk aan. Om dit te voorkomen, gebruikt men het in Fig. 793 afgebeelde apparaat. De scheedespuit is door een peervormig omhulsel omgeven, dat de scheede uitrekt en zich dicht tegen haren wand aandrukt, zoodat deze door het heete water niet wordt aangetast. Ter bescherming van de uitwendige deelen dient de tweede afvoerbuis, die van een gummislang is voorzien, waardoor het water direct naar buiten wordt geleid. Het apparaat staat, zooals iedere andere moederspuiten, die scheedespuit, door een lange gummislang met een eene rijkelijke spoe- irrigator in verbinding. hng mogelijk maken. jje 00g Het besproeien der oogen en van het voorhoofd met frisch water doet dikwijls voortreffelijke diensten, doch mag alleen op geneeskundig advies wor- rlon iilfrrAiTAA* J /4<-> J ~ TT" rrr»o * , , , , , . & UilgCVUCIU, UdclI UC Fig. 793. Apparaat tot heete uitspoeling der scheede. ^ j . . , m PI" rlfy nAll^ho TrorKrtn xxiti, Vit UUUU1C VCIUUIl" den bloedsaandrang licht ernstige gevolgen kan hebben. Fig. 794 toont het apparaat, waartoe slechts een kom voor de vloeistof noodig is om direct gebruikt te kunnen worden. Men moet sr aan denken, dat de kom niet te hoog mag staan, om geen al te sterken druk op de oogen uit te oefenen. Voor het geval na het openzetten der kraan het water er niet direct uitsproeit, moet men het door het zeefje met den mond opzuigen, waarna de douche direct begint. Indruppelingen in het oog worden het best met den oogdruppelaar (Fig. 795) gedaan, die uit een spits toeloopend glazen buisje en een daarop gestoken van boven gesloten gummibuisje bestaat. Dit buisje dient om de vloeistof op te zuigen. Men drukt het met twee vingers tezamen, doopt het in het medicijnfleschje, breekt de drukking af tot het de voor- Fig. 7» 4. Apparaatvoor de oogdouche. Fig. 795. Oogdruppelaar. geschreven hoeveelheid heeft opgezogen en druppelt deze dan in de 'binnenste ooghoeken van den op den rug liggenden zieke (Fig. 796). Men kan ook zoodanig mdruppelen, dat men het onderste ooglid van den zitten- den zieke iets naar onderen trekt en de vloeistof daar indruppelt. Gedurende eenige minuten laat men het middel rustig uitwerken, niettegenstaande het gewoonlijk tamelijk hevig brandt. Zoo noodig moet men een kouden omslag maken. De neusdouche. Hiervoor komen dezelfde voorschriften in aanmerking als voor de oögdouche, d. w. z. zij mag slechts op geneeskundig voorschrift en onder geringen druk plaats vinden. Zij wordt bij catarrhen en gezwellen toegepast, waartoe verschillende door den dokter voorgeschreven vloeistoffen worrior, nphniiU-f- Hit- het proot getal der S *• " "• O O daartoe vervaardigde apparaten zijn in Fig. 797 en 798 er twee aangegeven. Ingietingen in het oor. Tot het ingieten eener vloeistof in den gehoorgang bedient men zich van een theelepel of van een oorspuit. Voor kleine hoeveelheden vloeistof wordt de eerste het meest gebruikt. De zieke legt zich op de zijde, het hoofd zoo recht mogelijk, de verpleegster trekt met de linker hand de oorschelp naar boven en naar buiten en 1 1 . i i l_ aruppeiL met ue ietnter den inhoud van den lepel in den gehoorgang. Voor grootere hoeveelheden is de oorspuit practischer (Fig. 800). Men moet bij ingietingen in het oor er steeds aan denken, dat de vloeistof noch te koud noch te heet is, opdat het trommelvlies geen ge- Fig. 796. Indruppeling in het oog. \ aar oop . ei ran Het inademen geschiedt door een inhalatietoestel (Fig. 801), dat de in te ademen vloeistof in stoom verandert, en deze door een glazen cylinder in den mond van den zieke leidt, of waar dit toestel niet voorhanden is, door een licht te improviseeren inrichting. Men stelt een liefst hooge en smalle pan met stoomend water op een tafel, gaat ervoor zitten, en breidt een doek over het hoofd en over de pan, zoodat de stoom niet kan ontwijken. Dan buigt men zich over de pan en ademt gelijkmatig den stoom in. Nog Fig. 801. Inhalatietoestel. ding van den gehoorgang en het trommelvlies kan vooral bij het ingieten van te warme olie voorkomen. Na de indruppeling wordt het oor met een prop watten afgesloten. Inademing van stoom of inhalatie. Warme dampen zijn voor ziekten der ademhalingsorganen een voortreffelijk middel en vormen een der gewichtigste bestanddeelen der voor deze ziekten gebruikelijke behande- Fig. 797. Fig. 798. Neusdouches. lingsmethoden. Al naar den aard der ziekte wordt aan de inhalatievloeistof iets toegevoegd, het meest worden Emser zout, menthol en terpentijn gebruikt. Fig. 800. Oorspuit. (Halve grootte.) Fig. 799. Hoe men indruppelingen in het oor doet. beter is het een trechter met zijne wijde opening boven de pan te houden en den steel van den trechter in den mond te nemen. Ha* Irnnf -*v» ~vr glas. Het doel van het zetten van koppen is het ontlasten van diep liggende organen van eene bloedovervulling, die naar de i : j 11U1U liiUCL worden af- Fig. 803. Het verwarmen van bet kopglas. Fig. 804. Opgezet kopglas. Fig. 802. Geïmproviseerde inhalatie. geleid. Deze taak vervult het kopglas, welke zoowel droog als bloedig kan zijn. Het droge kopglas is een kleine glazen beker met een eenigszins dikken rand. Om hem te kunnen onzetten. wordt hii tevoren boven een vlam warm gemaakt en dan snel op de huid gedrukt. Door de verwarming is het binnenste van den beker eene ruimte met verdunde lucht geworden, waarin de huid zich opzet (z. Fig. 804). Het kopglas kleeft geheel vast en trekt het bloed in de huid, die op deze plaatsen zeer rood wordt. Gewoonlijk zet men een groot aantal van zulke kopglazen, al naar den aard van de bloedovervulling en de uitbreiding der zieke plaatsen. De bloedige kopglazen worden nog maar zelden toegepast. Zij worden met een instrument, den zoogenaamden snepper uitgevoerd, die uit een metalen plaat met talrijke kleine openingen bestaat, waaruit door drukking op een veer zeer kleine mesjes springen, die sneden in de huid maken. De sneden laten steeds litteekens achter. Inpakkingen. De inpakkingen of Priessnitz'sche omslagen spelen in de behande ling en verpleging van zieken eene zoo gewichtige rol, dat ieder daar mede vertrouwd moet zijn. Daaraan hapert het echter zeer dikwijls want betrekkelijk weinigen verstaan eene inpakking volgens de regeler c\pr Viirist fe rlneri De inpakkingen worden als war mteonttrekkings - of als warmt etoevoer-middel aangewend. Deze worden met vrij koud water ge¬ daan en werken al naar den duur afkoelend of verwarmend. Zij kunnen in den verschillendsten omvang worden aangewend : als geheele inpakking, als driekwartinpakking, als ge¬ deeltelijke inpakking — kortom, in alle mogelijke vormen. Het tot inpakken benoodigde materiaal bestaat uit een linnen- of katoenen doek en een wollen stof, hetzij een wollen deken of een stuk flanel. De inpakking geschiedt nu zoodanig, dat de linnen- of katoenen doek — zeer practisch daarvoor is ook ruwe zijde — in koel (niet koud) water wordt gedoopt, goed uitgewrongen en dan snel om het te omwikkelen lichaamsdeel wordt gewonden. Daaromheen komt dan de wollen inwikkeling, die de natte doek steeds volkomen moet bedekken. Behalve deze beide bestanddeelen eener inpakking — natte en droge doek — is dikwijls nog een derde noodig: een waterdichte tusschenlaag, die de verdamping van de vochtige doek moet verhinderen. In zulke gevallen wordt over de natte doek nog een Fig. 806. Inwikkeling in het vochtige laken. Fig. 805. Voorbereiding voor de geheele inpakking. (Over de wollen doek ligt het vochtige laken.) stuk gewaste taf of Mosetigbatist zoodanig gelegd, dat deze op ongeveer twee vingerbreedte buiten de daaronder liggende doek uit¬ steekt, om iederen luchttoevoer af te snijden. Het veel in gebruik zijnde guttaperchapapier is voor grootere inpakkingen ongeschikt, daar het licht incrhfiiirt eil Fig. 807. Voltooide geheele inpakking. bovendien tamelijk duur is, terwijl de zooeven genoemde waterdichte stoffen zeer deugdelijk en daardoor veel goedkooper zijn. Deze waterdichte tusschenlaag moet overal gebruikt worden, waar het om eene langere en intensievere warmtewerking gaat. Bij koortsige toestanden moet zij echter niet gebruikt worden. Overigens dient er uitdrukkelijk op gewezen te worden, dat zij niet noodzakelijk behoeft te worden aangewend, en dat men het in de meeste gevallen ook zonder haar kan stellen. Wanneer eene inpakking moet geschieden, dan moet tevoren reeds alles gereed gelegd zijn, opdat de voor den zieke hoogst onaangename procedure zoo spoedig mogelijk afloopt. De wijze en duur der inpakking moet door een deskundige zijn voorgeschreven, daar vele menschen geen inpakkingen kunnen verdragen. Zenuwachtige, zwaarlijvige of aan het hart lijdende personen moeten van omslachtige inpakkingen beslist verschoond blijven. Vooral moet voor het fanatisme dergenen, die met een waterbehandeling dweepen, worden gewaarschuwd, daar zij zonder keuze en oor- Fig. 808. Driekwartinpakking. (Inwikkeling in het vochtige laken.) Fig. 809. Voltooide driekwartinpakking. (De wollen deken is omgeslagen.) deel naar eigen bevinding te werk gaan en daardoor reeds veel nadeel hebben veroorzaakt. De geheele inpakking (Fig. 807) is een zeer omstandige maatregel. Zij wordt zoo¬ danig uitgevoerd, dat op het bed een groote wollen deken geheel wordt uitgespreid. Daarover komt een laken, dat te voren in koel (niet koud) water gedoopt en goed uit¬ gewrongen wordt. Op deze doek gaat de zieke liggen, die beide armen boven het hoofd geslagen houdt. Dan wordt de eene helft van het laken onder de armen over het lichaam geslagen, de armen naar beneden gelegd en nu de andere helft van het laken over armen en schouders zoo gelegd, dat het geheele lichaam behalve hoofd en hals is ingewikkeld. Nu wordt de wollen deken van beide zijden tezamengeslagen, waarbij men vooral op het afsluiten van den hals goed acht moet geven. Opdat de gevoelige huid aan hals en kin niet door de wollen deken wordt gewreven, steekt men er een dun handdoekje tusschen. Aan de voeten legt men een paar warme kruiken. De geheele inpakking' veroorzaakt in het begin een hevige huivering 1 van koude, die velen niet verdragen kunnen. Is de eerste schrik echter voorbij, dan ontwikkelt zich spoedig eene \Trol flo ril rra weiaaaige ^ig. gjo Rompinpakking I. warmte, die als eene reactie op de eerste koude werkt. Blijft de inpakking langer dan een uur liggen, dan volgt gewoonlijk sterk zweeten. in nee algemeen geschiedt de geheele inpakking minder met het doel om een sterke verhitting teweeg te brengen, dan tot matige verwarming, die kalmeerend werkt en in- , . , Fig. 811. Rompinpakking II. sluimeren doet. Een groot nadeel der geheele inpakking is de omstandigheid, dat opgewonden en zenuwachtige personen, door de inwikkeling geiijk een pakket, in een toestand van angstige opgewondenheid geraken. Van dezen misstand helpt de driekwartinpakking af (Fig. 808 en 809), waarbij de armen vrij blijven en de ingewikkelde persoon het rustige gevoel der ongehinderde bewegingsvrijheid heeft. De vochtige zoowel als de wollen doek worden bij de driekwartinpakking onder de armen doorgevoerd, doch verder zooals bij de geheele inpakking omgebonden. Men moet er echter voor zorg dragen, dat schouders en armen warm gehouden worden, daar anders allicht kouvatten ontstaat. De werking is dezelfde als bij de geheele inpakking. ue rompinpakking geschiedt op dezelfde wijze (Fig. 810 en 811). Zij wordt wel het meest toegepast, vooral bij kinderen, bij welke eene rompinpakking in vele Fig. 812. Hoe men eene inpakking bij eene zware zieke verricht. gevallen wonderdadig werkt. Alleen mag men daarbij geen koud, doch slechts lauw water voor den omslag gebruiken, daar kinderen koud water zeer jSBK*. slecht kun¬ nen verdragen en zoo hevig daarvan schrikken, dat het nadeel grooter is dan het voordeel. Bij koortsachtigheid, TTTO rrr\/-\ i 1 >- Fig. 813. Been- en arminpakking. wijls bij kin- deren voorkomt, is ter voorkoming eene rompinpakking steeds nuttig. De geheele-, driekwart- en rompinpakking moeten zoo snel mogelijk worden uitgevoerd, daar de geheele procedure voor het lichaam minder aangenaam is. Vooral bij zware zieken moet men zooveel mogelijk spoed betrachten, om ze niet onnoodig te kwellen. Fig. 812 toont aanschouwelijk, hoe de inpakking bij hen moet plaats vinden. Voor de inpakkingen van den hals en de ledematen komt dezelfde manier als bij alle andere inpakkingen in aanmerking, alleen zijn zij veel gemakkelijker en handiger (z. Fig. 815). Bijzonder dient nog de schouder- en borstomslag te worden vermeld, welke bij bronchitis en longziekten zoo dikwijls noodzakelijk io /TT;™ Qt 1 x—ö. r De moeilijkheid van het aanleggen wordt door het kruisverband opgeheven, dat op de volgende wijze geschiedt: Men naait twee handdoeken aan uueKen aan e--„ . » .... Fig. 814. Arm- en kuitinpakkmg. Fig. 815. Halswikkel (halscompres). Fig. 816. Schouderen borstomslag. viiHpn tpzamen vouwt ze in de lengte driemaal op, doopt OllHUIV ' J ^ ^ ~ ~ f — ze in koel of lauw water en wringt ze dan weder uit. Dan legt men ze op de manier van een verband zoodanig aan, aar ze van at de reen- ter okselholte schuin over de borst naar den linker schouder, van daar schuin over den rug naar de rechter okselholte en van daai dwars over de borst naar de lin¬ ker okselholte loonen. Van hier voert men ze over den rug naar den rechter"schouder en van aaar ovei de borst terug naar de linker okselholte. Zoo noodig verbindt men het kruisverband nog met eene rompinpakking. Dan wordt de geheele omslag met een wollen doek omwikkeld, waarop spoedig eene weldadige warmte ontstaat. Buikomslagen kunnen op tweeërlei wijze gemaakt worden: als compressen en als wikkels (Fig. 817 en 818). De eerste is meer geschikt tot snelle verwisseling, de laatste voor langeren duur. Eene langdurige werking heeft ook de in Fig. 819 aangegeven voetwikkel op het oog, die, zooals alle inpakkingen der onderste ledematen, behalve plaatselijk ook sterk afleidend werkt. Hij wordt derhalve niet alleen bij ziekten aan de beenen, doch ook bij storingen van den bloedsomloop met bloedaandrang naar het hoofd gebruikt. De gemakkelijkste manier is het aantrekken van een eenigszms vochtige kous, waarover een droge wollen kous wordt aangetrokken. Natuurlijk kan men ook hiervoor een vochtige en een wollen doek gebruiken. Het T-verband wordt voornamelijk bij aambeien aangewend en wordt derhalve ook aambeienomslag genoemd. Het wordt eenvoudig aangelegd (Fig. 820). Om het lijf wordt een droge doek gelegd, vanwaar een vochtige handdoek tusschen de dijen door van achteren naar voren wordt getrokken. Met veiligheidsspelden worden beide zijden aan den buikband bevestigd. Over deze vochtige doek komt een droge wollen doek of een breede strook flanel ter bedekking. Moeten inpakkingen geen warmte, doch afkoeling veroorzaken, dan laat men de vochtige doek onbedekt, om door de verdamping van het water aan het lichaam warmte te onttrekken. Al naar de be¬ hoefte wordt de omslag ververscht. Daar dit in vele gevallen slechts CF mpf mnpifp pn Fig. 817. Buikcompres. tot overlast van den zieke mogelijk is, zoo kan men zich ermede behelpen door een vochtige spons over de betr. plaats uit te persen, waardoor voor gelijkmatige afkoeling wordt gezorgd. Omgekeerd wordt een sterke ver¬ hitting bereikt, als men eerst zeer heet water neemt en de daarin gedoopte omslagen snel met wol bedekt. Wil men eene sterke transpiratie verwekken, dan legt men nog aan beide zijden van het lichaam zoomede aan het voeteinde met heet water gevulde kruiken. Bij vele menschen veroorzaken langer du- De dokttr in huis Fig. 818. Buikwikkel. 67 Fig. 819. Voetinpakking. (Voetwikkel.) rende inpakkingen eene sterke prikkeling van de huid, die zich door jeuken en rood worden van de huid, niet zelden zelfs in uitslag openbaart. In zulke gevallen onderbreekt men de inpakkingen en bestrijkt de geprikkelde plaatsen met wat lanoline of bestrooit ze met talk, waardoor het prikkelen spoedig ophoudt. Na het afnemen eener inpakking moet de vochtige huid steeds met lauw water worden afgewasschen en zacht worden afgedroogd. Niettegenstaande de vochtige omslagen tot de gebruikelijkste middelen behooren, wordt niet alleen in hunne uitvoering, doch ook in de keuze daarvan menige dwaling begaan, als zij, zonder geneeskundig voorschrift, uit eigen beweging worden toegepast. Zoo is het bijv. zeer verkeerd bij rheumatische pijnen een kouden omslag te maken — wat dikwijls genoeg geschiedt—, daar zich de pijnen daardoor beduidend verergeren. In het algemeen geldt de ervaring, dat koude omslagen bij plaatselijke heete ontstekingen, die met hooge koorts gepaard gaan, moeten worden toegepast, terwijl voor pijnen, waarbij zich deze verschijnselen niet voordoen, warme omslagen het best geschikt zijn. Bij plotselinge buikpijn bijvoorbeeld plegen heete omslagen zeer snel te helpen. In gevallen, waarin men niet goed weet, wat men moet kiezen, doet men altijd goed warmte toe te passen, daar dit ten minste geen schade kan doen. De waterbehandeling. De geneeskracht van het water is reeds sinds de oudste tijden bekend. Grieken en Ro- Fig. 820. Het T-verband. Fig. 821. Volbad. meinen, vooral de laatsten, wisten de beteekenis van het water zeer goed te schatten en maakten daarvan een ruim gebruik. In de middeleeuwen, die ook op dit gebied een sterke achteruitgang van bescha¬ ving beteekenden, ging het gebruik van water tot I lichamelijke doeleinden zoo zeer verloren, dat het bijna als eene nieuwe ontdekking werd beschouwd, toen de nieuwe tijd weder de volle waarde daaraan toekende. In de moderne gezondheidsleer en geneeskunst speelt het water een zeer groote rol. Bij deze gelegenheid moet er op gewezen worden, dat de aanspraak der zoogenaamde natuurgeneeswijze, de waterbehandeling te hebben uitgevonden, van allen grond ontbloot is. Deze behandelingsmethode is niet alleen door de dokters uit den ouden tijd ontdekt, doch zij dankt ook haar wederopleven in de i8eeeuw aan twee Duitsche dokters, Hahn en Hoffmann, die met veel ijver voor het water als geneesmiddel in de bres sprongen. Priessnitz, die door zijn aanhangers als grondlegger der waterbehandeling werd gevierd, heeft zich wel is waar niet als zoo¬ danig, maar ontegenzeggelijk toch daardoor een groote verdienste verworven, dat hij de eerste inrich* olllfc' V UU1 WdLCl " behandeling oprichtte. Er is heden wel nauwelijks een dokter, die de waterbehan- Fig. 822. Halfbad met begieting. deling niet aan- Fig. 823. Rompbad. wendt, echter niet als alleenzaligmakende methode, doch in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, want het vasthouden aan een eiiKeie meuiuuc beteekent schending en opzettelijke beperking der geneeskunst. De wijzen der waterbehandeling zijn zeer menigvuldig: omslagen' en inpakkin¬ gen, die wij reeds in het vorige hoofdstuk hebben leeren kennen, baden, begietingen, douches en afwrijvingen. Baden. Het gebruik van baden geschiedt in zooveel verschillende vormen, dat daaruit een volmaakt systeem is ontstaan, waarin wijze, duur en temperatuur van het bad hunne bijzondere beteekenis hebben. Hoe minder verschil er tusschen de warmte van het lichaam en van het water is, des te geringer is de prikkel van het bad op het organisme 0f — juister uitgedrukt — op de huid. Den sterksten prikkel oefent koud water uit, welks werking op de huid door een spoedig rood worden bemerkbaar is. Het meest worden warme baden van gemiddeld 28° R ol 35" C genomen. Hoogere of lagere warmtegraden, voor zoover het verschil meer dan 2° naar boven of naar beneden bedraagt, moeten slechts op geneeskundig voorschrift genomen worden, daar zoowel te heete als te koele baden schadelijk kunnen zijn. Alle baden moeten steeds vóór een maaltijd worden genomen. De volbaden zijn voor het geheele lichaam berekend en oefenen de gelijkmatigste werking uit. Zeer heete volbaden veroorzaken ech- l smeerd (Fig. 840), die dan goed wor- Het loopen in koud water, , 1111 t-\ 1 ■ .1 volgens Kneipp. den ingewikkeld. De werking dezer fangoinpakkingen is zeer intensief en vooral bij spier- en gewrichtsziekten een beproefd middel. Volle fcegiating Fi&- 813. van voren. Lucnt- en zonnebaden zijn de eenvoudigste Daden en voortrelieijke hulpmiddelen voor sterking van het lichaam en opwekking der evensfunctie. Toch moet ook hierbij voorzichtigheid in acht worden ;enomen. Vooral zonnebaden kunnen, als zij zonder geneeskundig "oorschrift te lang worden genomen, formeele verbrandingsverschijnelen te voorschijn roepen. De beschrijving in dit hoofdstuk zou niet volledig zijn, wanneer lier niet nog eene der gevaarlijkste kwakzalverskuren werd vermeld, iet betreft de zoogenaamde klei kuur van pastor Felke, volgens velke alle kwalen, ook de ernstigste, met kleiomslagen worden behanleld. Zelfs open wonden worden, alle uitvindingen der moderne wetenchap, zelfs der bacteriologie ten spijt, aan deze methode onderworpen. 3e toepassing van deze kleikuur herinnert aan de donkerste tijden der niddeleeuwen. Men stelle zich voor, dat in vele gevallen de betreurensvaardige patienten van den geestelijken kwakzalver 's nachts naakt n leemgaten slapen, opdat zij behalve aan de werking van den leem iok nog aan die van het „aardmagnetisme" zijn blootgesteld. Er kan niet Iringend genoeg voor de practijken van dezen kwakzalver, waaraan reeds alrijke menschenlevens ten offer zijn gevallen, worden gewaarschuwd. Fig. 842. van achteren Over- of begietingen zijn in werkelijkheid afleidende maatregelen en worden derhalve voornamelijk bii circulatiestoornissen met sterken Fig. 844. Borstbegieting. Fig. 845. Overgieting. Fig. 846. Armbegieting. Fig. 847. Dijbeenbegieting. Dloedsaandrang toegepast, zooals dij congesties naar net hoold, bij iderspatten en bij aambeien. Voor de beide laatsten dienen vooral de ?nie- en dijbegietingen. Bovendien kunnen begietingen bij verslapuingstoestanden der ingewanden zeer nuttig zijn. In verbinding met ft-arme baden worden zij veela! tot het opwekken der hartswerking bij zware koortsige ziekten aangewend, vooral bij longontsteking en typhus. De begietingen werken vooral door het temperatuursverschil, daar zij steeds alleen koel of koud worden uitgevoerd. Een soort tusschenvorm tusschen bad en begieting is het loopenin koud water, zooals dit door Kneipp werd voorgeschreven (z. Fig. 841). Deze methode heeft oneindig veel schade aangericht, daar zij zonder op het bijzondere geval en den lichamelijken toestand acht te geven, werd doorgevoerd en in f;illnn?p Fig. 848. Kniebegieting. gevallen zware chronische ziekten der organen ten gevolge had. De begietingen worden gedaan door middel van een gieter, waarvan de knop is afgenomen. Dikwijls wordt er ook een gummislang voor gebruikt, die men aan een waterleidingkraan bevestigt. De gieter verdient echter de voorkeur. De temperatuur van het water begint met circa 20° C, om later tot op io° en nog lager te dalen. Nooit mogen begietingen onder sterken druk gedaan worden, doch Fig. 849. Bespuiting. itqI nvpr het lichaam stroomen. De be- het water moet 111 ecu gieting duurt gewoonlijk slechts kort, als er geen bijzondere aan- i 1 J ^ fllïm leiding bestaat üeze langer te uucu duren. De moderne physicalische geneesmethoden. Onder physicalische geneesmethoden verstaat men het gebruik van natuurkrachten tot geneeskundige doeleinden. Behalve 'aan de waterbehandeling en de massage, die wij reeds afzonderlijk hebben, besproken, komt de voornaamste beteekenis op dit gebied aan de electriciteit en het licht toe. De electrische stroom is wel is waar geen geneesmiddel voor alles, zooals men in het begin der electrische behandeling veronderstelde, doch een zeer waardevol hulpmiddel bij een groot aantal ziekten, vooral bij verlammingen en bij stoornissen der gevoelszenuwen. De electrische stroom wordt in verschillende vormen benut, die zich zoowel door hun ontstaan als door hunne werking van elkander onderscheiden. De constante (bestendige) stroom, ook galvanische stroom genoemd, komt overeen met den gewonen stroom, die voor de electrische schel wordt gebruikt, en vindt zijn oorsprong in de bekende Leclanchéelementen, zooals deze gewoonlijk bij de electrische schel in de woningen in gebruik zijn. De faradische of verbroken stroom wordt in het in Fig. 867 aangegeven schuiftoestel opgewekt. De in den klos ronddraaiende Fig. 867. Schuiftoestel ter opwekking van den faradischen stroom. n Wagner'sche hamer. A en B klossen, waarin de stroom ronddraait. stroom wordt door den Wagner'schen hamer n in snel tempo gesloten en weder verbroken, waardoor in den tweeden klos B, die uit koperdraad bestaat, sterke stroomen ontstaan. De naam schuiftoestel is daardoor verklaarbaar, dat de klos B aan een plank is bevestigd, die men heen en weer kan schuiven. Hoe dichter klos B op klos A wordt geschoven, deste sterker wordt de stroom. De werking der beide st'roomsoorten op het organisme onderscheidt zich daardoor, dat de constante galvanische stroom een geringere prikkelwerking uitoefent dan de verbroken faradische stroom, doch daarentegen dieper dringt en pijnstillend werkt. Hij wordt derhalve bij prikkelbaarheid en pijn aangewend, terwijl de opwekkende faradische stroom bij spier- en zenuwverlammingen wordt toegepast. Beide stroomsoorten vereischen bij hunne toepassing eene zorgvuldige behandeling, zoowel wat hunne keuze als sterkte betreft, en moeten uitsluitend door den dokter worden aangewend. Daarom moet zeer dringend voor de kwakzalvers-instituten voor electrische behandeling worden gewaarschuwd, die willekeurig iedere kwaal met den electrischen stroom behandelen, voorgevende ze daarmede te kunnen genezen en daarmede dikwijls groot onheil aanrichten. In den laatsten tijd heeft het gebruik van den electrischen stroom in de geneeskunde zich verder uitgebreid, voornamelijk door de practische toepassing van zeer hooggespannen stroomen. Men spreekt, cundat zoo'n stroom in eene seconde millioenen malen verbroken wordt, van een millioenenvoltstroom of, naar den ontdekker Tesla, van teslastroomen. In de geneeskunde echter noemt men de op deze stroomen gebaseerde behandeling arsonvalisatie, naar den Franschen dokter d'Arsonval, die het eerst de practische beteekenis en toepassing der hooggespannen stroomen vaststelde en systematisch exploiteerde. Het wonderlijke van deze stroomen met millioenvoudige spanning bestaat daarin, dat zij door het menschelijk lichaam geleid kunnen worden, zonder dat men de werking daarvan kan waarnemen, terwijl anders reeds stroomen van veel minder spanning een mensch onmiddellijk dooden. De invloed der teslastroomen is echter bemerkbaar aan het afnemen der ziekteverschijnselen bij zekere zenuwkwalen, zooals hysterie en migraine, bij storingen in de stofwisseling, zooals jicht en suikerziekte, bij aderverkalking door reguleering van den bloeddruk, alsmede bij vele huidziekten. Voor het toepassen der teslastroomen bedient men zich van een grooten draadspiraal (Fig. 868), waardoor de in een zeer ingewikkeld toestel opgewekte stroom wordt geleid en het geheele lichaam omvat. De stroom loopt door alle draden en het Fig. 868. Draadspiraal ter arsonvalisatie. Fig. 869. Electrisch viercellenbad. daarmede omringde lichaam. De electrische baden vormen een afzonderlijk gebied in de toepassing der electriciteit. De stroom wordt hier niet op één punt van het lichaam, doch in het water geleid, zoodat de werking niet plaatselijk, doch algemeen is. Electrische volbaden werken kalmeerend- — Wil men de werking tot een kleiner gebied beperken en meer plaatselijk houden, dan kan men zich van het zoogenaamde viercellenbad bedienen (Fig. 86o). De badkuip wordt hier door vier bakken varvangen, in het daarin aanwezige water wordt de electrische stroom geleid en de handen en voeten van den zieke gedoopt. Behalve de plaatselijke werking bestaat het voordeel van het viercellenbad ook nog in de omstandigheid, dat de stroom in verschillende richtingen het lichaam kan doorstroomen. lichaam, met uitzondering'van het hoofd. Fig. 870 toont het bekendste apparaat voor het lichtbad, een groote vierhoekige houten kast, welker binnenwanden van spiegels en glazen platen zijn voorzien. Hierin zit de zieke, alleen het hoofd steekt er boven door eene opening uit. De werking van het lichtbad bestaat uit eene sterke transpiratie, die veel grooter is, dan de in de kast heerschende temperatuur doet verwachten. Het waterverjies is zoo aanzienlijk, dat na het bad eene duidelijke afname in gewicht is aan te toonen, welke zelfs tot twee pond kan stijgen. Natuurlijk doet zich dan een hevige dorst voor, tot welks bevrediging zoo veel wordt gedronken, dat het gewichtsverlies bijna hersteld wordt. Te allen tijde is het lichtbad voor ontvettingskuren een probaat middel. De lichtbaden hebben in hooge mate de gunst van het publiek verworven, daar zij vooral bij rheumatische ziekten zeer nuttig zijn. Het is echter niet goed deze naar eigen goedvinden te nemen, zooals dit zoo dikwijls voorkomt, want de sterke verhitting alsmede het hevige transpireeren kunnen licht toevallen tengevolge hebben. Daarom mogen lichtbaden slechts op geneeskundig advies genomen worden. De gedeeltelijke bestralingen geschieden op de wijze als De lichtbaden. Bij het lichtbad wordt de electrische stroom gebruikt in den vorm van het gloeilicht en het booglicht. Overeenkomstig de verschillende chemische hoedanigheden dezer beide lichtsoorten — het gloeilicht bevat meer roode en meer warmtestralen, het booglicht is rijker aan de chemisch krachtiger blauwe en violette stralen — wordt het gloeilicht meer voor algemeene behandeling, het booglicht meer bij gedeeltelijke bestralingen toegepast. Beide lichtsoorten kunnen echter in iederen omvang gebruikt worden. Fig. 870. Gloeilichtbad. De volle lichtbaden dienen ter bestraling van het geheele in Fig. 871 is aangegeven. De lichtbron wordt door een metalen mantel omsloten, die het verspreiden der stralen verhindert. Voornamelijk worden zij bij spier- en gewrichtsziekten toegepast. De beknoptste lichtbehandeling omvat het gebruik der gekleurde stralen, vooral der roode en blauwe, tot geneeskundige doeleinden. De eigenlijke ontdekker der lichtgeneesmethode is Finsen, die de vroeger opgedane ervaringen met gekleurd licht tot grondslag eener nieuwe behandeling maakte, die een der gezegendste uitvindingen der moderne geneeskunst is. Reeds vroeger had men waargenomen, dat blauw en rood eene bijzondere werking op den mensch uitoefenen. Blauw werkt kalmeerend, rood opwindend. Bovendien had men de ondervinding opgedaan, dat pokkenlijders een veel lichter verloop der ziekte vertoonden, wanneer in de ziekenkamer rood licht was. De hooge koortstemperaturen vervielen, de pokken veretterden niet, het verloop der ziekte werd merkbaar afgekort, en de misvormende en verwoestende litteekens bleven weg. Even werkdadig was het roode licht bij mazelen en roodvonk. Finsen verfijnde en verbeterde deze toepassing. Hij ging van het standpunt uit, dat het zonlicht uit een mengsel van verschillende kleuren bestaat, die zich door een prisma als de bekende regenboogkleuren vertoonen. Het prisma ontleedt juist de bestanddeelen van het witte licht. De daardoor ontstane kleurenband, spectrum genoemd, vertoont aan het eene einde rood, aan het andere einde blauw. Aan deze zichtbare gekleurde lichtstralen sluiten zich echter aan beide zijden nog onzichtbare stralen aan, die men met ultrarood en ultraviolet aanduidt. De ultraviolette stralen zijn het nu, die voor de lichtbehandeling worden gebruikt, daar zij tengevolge van hunne chemische eigenschap eene bijzondere wer¬ king op levende weefsels uitoefenen. De Finsenbe.handeling bedient zich uitsluitend van het electrische booglicht, omdat dit de meeste violette pn nltravinWtp Fig. 871. Electnsch lichtbad met gedeeltelijke bestraling. stralen bezit. De werking der bestraling bestaat in eene ontsteking der huid, welker graad van een sterk rood worden tot aan verbrandingsverschijn¬ selen met blaarvorming kan reiken, al naar de sterkte en den duur der bestraling. Bij onvoorzichtige toepassing ontstaan bloeduitstortingen onder de huid en ernstige verzweringen. Het apparaat voor de Finsen- behandeling heeft na vele ontwikkelingsphasen de gedaante verkregen, die Fig. 872 toont. Een zuilvormig ijzeren voetstuk draagt aan een ronde kap vier op verrekijkers gelijkende instrumenten, die schuin naar beneden zijn gericht en het picrpnliikp 1irhtanna.ra.at in den vnrm van meerdere lensen van bergkristal (kwarts) bevatten. Bergkristal laat de chemisch werkende stralen ongehinderd passeeren, terwijl de vroeger gebruikte glazen lensen ze gedeeltelijk tegenhielden. De tusschenruimten tusschen de enkele lensen in ieder der vier buizen, die concentrators genoemd worden, zijn met water gevuld, dat door een koelinrichting regelmatig ververscht, de warmtestralen zoo- \7ppl mncrpliik" vprnipHcrf" Haar h pf door een koelinrichting regelmatig geconcentreerde electrische licht een hooge hittegraad heeft. Anders zouden er zware verbrandingen ontstaan. De te bestralen plaats der huid moet zoo veel mogelijk bloedledig worden gemaakt, daar het bloed een groot deel der ultraviolette stralen opslurpt en het dieper dringen daarvan verhindert. Men verdringt het bloed door het opdrukken met een uit twee bergkristallen bestaande koker, die, evenals de concentratoren van een waterafkoeler is voorzien, waardoor nog de laatste warmtestralen worden uitgeschakeld. De Finsenbehandeling wordt hoofdzakelijk toegepast bij tuberculose der huid (lupus), deze in den volksmond „vretende huiduitslag" genoemde misvormende ziekte. De zieke plaatsen worden dagelijks langen tijd bestraald en genezen langzamerhand, zonder misvormende litteekens achter te laten. Ook andere huidziekten worden door Fig. 872. Finsen's apparaat voor de lichtbehandeling (Naax Herz.) de booglichtbestraling gunstig beinvloed, doch eene volkomen genezing daardoor vindt slechts bij tuberculose plaats. Een even goed resultaat wordt ook bij vele haarziekten verkregen, in het bijzonder bij het plaatselijk uitvallen der haren (z. ziekten der haren). Dit kaal worden, waarbij in het dichte haar kale plekken van steeds toenemende grootte ontstaan, vormde vroeger voor den zieke zoowel als voor den dokter een harde geduldproef, daar eene genezing in het geheel niet of slechts zeer moeilijk te bereiken was, terwijl men nu in de Finsenbehandeling een betrouwbaar geneesmiddel bezit. In den laatsten tijd heeft de bestraling met booglicht in zooverre eene verandering ondergaan, dat de koolstiften, waartusschen door het overspringen van den electrischen vonk de lichtboog ontstaat, door ijzer werden vervangen. Dit ijzerlicht is nog rijker aan ultraviolette stralen dan het koollicht en derhalve van eene sterkere chemische werking, zoodat het eene hooge bacteriëndgodende kracht bezit De Röntgenstralen. Onder de grodte technische uitvindingen, waaraan onze tijd zoo rijk is, neemt de ontdekking der Röntgenstralen de eerste plaats in. Met hare ontdekking is niét alleen een geheel nieuw gebied der natuurwetenschappelijke onderzoekingen geopend, doch ook de geneeskunde is een onschatbaar hulpmiddel rijker geworden. De Röntgen- of X-stralen stellen eene bijzondere soort beweging der aethertrillingen voor, die zich van alle andere bekende stralen onderscheiden. Hunne practische beteekenis ligt in de eigenaardige eigenschap, dat huid en zachte deelen voor hen doordringbaar zijn, doch geen beenderen en de zich in het lichaam bevindende voorwerpen, zooals kogels, naalden, gal-, nier- en blaassteenen. In den laatsten tijd zijn tengevolge der steeds volmaakter wordende Röntgentechniek ook inwendige organen voor de Röntgenbestraling toegankelijk geworden. Zoo kan men bijvoorbeeld de werking van longen en hart waarnemen. De ontdekking der "Röntgenstralen geschiedde in verband met de verschijnselen in de bekende Geiszlerbuizen (Fig. 873). Dit zijn glazen buizen, welker luchtinhoud door uitpompen zeer sterk is verdund. Laat men er den electrischen stroom doorgaan, dan vertoonen zich levendige lichtverschijnselen. Bij pool b (negatief) verschijnt een glanzend, blauwachtig licht, dat het grootste gedeelte der buis vult, terwijl bij a, de positieve pool, een bundelvormig, roodachtig licht glanst. Wordt de lucht nog verder verdund, dan doet zich geen gekleurd licht meer voor. doch daarentegen het I ig. 8i.>. Geiszlerbuis. .. (Bij a en b zijn platinadraden voor de leiding van merkwaardige verschijn- c|en electrischen stroom ingesmolien.i sel, dat een gedeelte van den glazen wand stralen uitzendt. Deze, kathodestralen genoemd, zijn de voortbrengers der X-stralen. De Röntgenstralen zijn onzichtbaar, dringen ongehinderd door dikke houten- en glazen platen en brengen evenals het zonlicht beelden op eien photografische plaat voort. Fluoresceerende voorwerpen — onder fluorescentie verstaat Fig. 874. men de eigenschap van Röntgenbuis (a) met baryumplatincyanuurscherm (b) sommige voorwerpen bij en afbeelding der beenderen eener doorstraalde hand. , . . r belichting geheel afwijkende kleuren te vertoonen, zooals bijv. de bekende blauwe schijn van petroleum — beginnen licht te geven, als zij door X-stralen worden getroffen. Daarop berust de gebruikelijke proef, waarbij een vierhoekig met baryumplatincyanuur bestreken scherm onmiddellijk licht geeft, als het door Röntgenstralen wordt getroffen. Houdt men tusschen de Röntgenbuis en het scherm de hand, dan gaan de stralen door de zachte deelen heen en vertoonen op het scherm het skelet der hand (Fig. 874). De beteekenis der Röntgenstralen voor de chirurgie is onder „ziekten der beenderen" uitvoerig besproken en kan daar worden nagelezen. Vooral voor diagnostische doeleinden zijn zij onontbeerlijk geworden. Brengt men nu de afbeelding op het scherm voort, dan spreekt men van Röntgenbestraling. Wil men echter een blijvende afbeelding hebben, dan laat men de stralen nog op een photografische plaat -werken, en verkrijgt dan een röntgenogram. De werking der stralen op de huid is zeer intensief, daar spoedig een roodachtige ontsteking ontstaat, die den zieke pijnlijk jeuken en branden veroorzaakt. De haren gaan los zitten en laten zich spoedig zonder eenigen tegenstand uittrekken. Bij onvoorzichtige behandeling kunnen zware brandwonden ontstaan, welker genezing zeer lang duurt. In het begin van de toepassing der Röntgenstralen zijn talrijke personen, dokter® zoowel als zieken, hiervan het slachtoffer geworden, doordat zij langen tijd aan de gevolgen der verbrandingen te lijden hadden, :— heden weet men zich er tegen te beschutten, door zich van het lood te bedienen, dat de X-stralen slechts weinig doorlaat, i'ig. 875 toont eene zieke, wier gezicht met een maskervormige looden plaat is bedekt, welke slechts de te behandelen plaats open laat. Eveneens bestaan er oogglazen van loodglas ter beschutting der oogen, schorten van gummi met looden tusschenvoegsels, e. a. Met deze voorzorgsmaatregelen beschut men den patiënt en den dokter. De resultaten der Röntgenstralen als geneesmiddel zijn zeer verschillend, in ieder geval het • grootst bij lupus (huidtuberculose) en een aantal huid- en haarziekten. Van inwendige ziekten zijn het vooral de zenuwpijnen, voornamelijk de aangezichtszenuwpijnen, waarop de Röntgenstralen zeer heilzaam werken. Op chirurgisch gebied be- Toepassing der Röntgenstralen, dient men zich er van bij lymph- kliergezwellen en boosaardige nieuwvormingen, doch hier hebben — niettegenstaande vele gunstige resultaten — de ondervindingen nog tot geen definitief oordeel geleid. De radiumbehandeling. Nog wonderlijkere verschijnselen dan de Röntgenstralen biedt het radium, een uit uraanpekerts gewonnen metaal, welks eigenschappen zoo raadselachtig zijn, dat zij eene formeele omwenteling in de natuurwetenschap hebben teweeggebracht. Ook bij radium is er sprake van stralen, doch niet, zooals bij alle andere soorten stralen, van aethertrillingen, doch van deelen van het radium zelf, die in onmeetbare kleinheid en met geweldige energie van de massa worden afgeslingerd. Niettegenstaande deze onafgebroken verspreiding der zelfstandigheid is het gewichtsverlies zoo oneindig gering, dat in duizend jaren de afname daarvan nauwelijks te bemerken is. Het radium werkt op alle organische wezens zeer intensief in en veroorzaakt licht zware verwoestingen van het weefsel, die alle graden van verbranding en verzwering kunnen vertoonen. Zijne toepassing in de geneeskunde bevindt zich nog in het proefondervindelijke stadium, door zijn invloed vooral bij boosaardige nieuwvormingen te onderzoeken. Daarentegen weet men, dat de geneeskracht van 9ele baden, die door hunne resultaten beroemd zijn, zooals Gastein, Wildbad, Wiesbaden e. a.,. aan de aanwezigheid van radium in het bronwater wordt toegeschreven, en niet, zooals men tot dusverre aannam, aan hun gehalte aan minerale stoffen. Hoe meer radium een bronwater bevat, deste sterker is zijne geneeskracht. Plaat 44. De dokter in huis Geneeskruiden !. Plaat 45. De dokter in huis Geneeskruiden II. De eerste hulp bij ongelukken. ^ c—) i—n JjPlI 'i z'in dagelijks cn ieder uur door gevaren bedreigd, die /ffejll Jrab'. I ons kunnen overvallen, voor dat wij er op bedacht zijn. I ^et ongelu'< °P z'ch zelf reeds beklagenswaardig, zoo is dit dikwijls nog meer hef geval, indien de verongelukte ™ zonder vakkundige en onmiddellijke hulp blijft. Tallooze ongevallen hebben alleen om deze reden een ongelukkig verloop, omdat de meeste menschen, niettegenstaande de grootste bereidwilligheid om te helpen niet veten, hoe zij het moeten aanvangen. Verwondingen. Al naar den aard der verwondingen onderscheidt men twee groepen: kneuzingen en wonden. Onder kneuzing of contusie verstaat men verwondingen van het weefsel door stomp geweld, waarbij de huid behouden blijft, doch de bloedvaten verscheurd worden. Deze soort van verwondingen wordt door stoot, slag en val veroorzaakt en komt zeer dikwijls voor. De gevolgen bestaan uit de bekende blauwe plekken, die later geel cn groen worden en niets- anders zijn, dan bloeduitstortingen onder de huid. De verkleuring wordt door de chemische verandering der bloedkleurstof bewerkt. Langzamerhand wordt het uitgestorte bloed opgeslorpt, waf r nede de oude toestand weder hersteld is. Bij deze lichte verwondingen is het gewoonlijk overbodig om in te grijpen. Alleen als eene zwelling in den vorm van een buil daaraan is verbonden, drukt men er een kouden omslag of het lemmet van een mes tegen, om door den druk en de koude het verdere uitstorten van bloed tc verhinderen. Is- de kneuzing zeer omvangrijk, dan past men cene lichte strijkmassage toe, om het opzuigen te bespoedigen. Yan viel meer betcekenis zijn kneuzingen van inwendige organen, da.ar dan doodelijke inwendige verbloedingen kunnen ontstaan. In zulke gevallen verliest de zieke snel het bewustzijn, wordt doodsbleek en koud en heeft een nog nauwelijks voelbaren polsslag. Dikwijls komt eerst braken voor, hetgeen in verband met hevige buikpijnen en plotselinge bleekheid, op kneuzing der buikorganen wijst. Bij verwondingen van deze soort is snel ingrijpen noodzakelijk. Terwijl naar den dokter wordt gestuurd, legt men den verongelukte in horizontale ligging neder, maakt alle benauwende kledingsstukken los en onderzoekt den polsslag. Is bewusteloosheid ingetreden, dan legt men het hoofd zoo laag mogelijk en besprenkelt gezicht en borst met koud water. Is er geen dokter in de buurt, zooals dit helaas dikwijls voorkomt, dan moet de zieke naar een ziekenhuis gebracht worden (z. ziekentransport). In groote steden wendt men zich daarvoor tot den dichtstbij zijnden hulppost van den geneeskundigen dienst. Wonden zijn kwetsuren, waarbij ook de huid wordt vaneengescheurd. Al naar gelang van de oorzaak spreekt men van snij-, steek-, schot-, kwets- en scheurwonden. Hoe grooter en dieper een wonde is, deste gevaarlijker pleegt deze te zijn, omdat - vooral als zij zeer diep is er gevaar bestaat, dat ook edele deelen zijn getroffen. Snijwonden zijn naar evenredigheid gunstiger, omdat zij gewoonlijk gladde wondranden hebben, die meestal goed genezen, terwijl kwets- en scheurwonden met hunne onregelmatige en verminkte randen zeer langzaam genezen. De gevaren der wonden bestaan echter niet alleen in de verscheuring van het weefsel, doch niet minder in de gemakkelijkheid der infectie. De kleinste wonde kan daardoor het uitgangspunt eener levensgevaarlijke bloedvergiftiging worden, zooals het ook inderdaad buitengewoon dikwijls voorkomt. De zorgeloosheid, waarmede het grootste gedeelte der menschen kleine wonden behandelt, groote wonden verwekken zoo'n angst, dat direct geneeskundige hulp wordt ingeroepen -, is dikwijls verbazingwekkend. Dat een gebruikte zakdoek om een gewond lichaamsdeel wordt gewikkeld, is volstrekt niets zeldzaams, ofschoon het eenvoudigste overleg eene dergelijke onzuiverheid moest verbieden. Niet minder laakbaar is de verkeerde gewoonte, om kleine verwondingen met hechtpleisters te bedekken, - eene handeling, die dikwijls genoeg zeer kwade gevolgen heeft gehad. De eerste zorg bij verwondingen bestaat in het vermijden van iedere verontreiniging. Betreft het eene reeds verontreinigde wonde, dan moet men direct de hulp van een dokter of apotheek inroepen, zonder de gewonde plaats aan te raken, opdat het vuil, dat mogelijkerwijs nog niet in de wonde is gekomen, er niet eerst door de aanraking worde ingebracht. In ieder geval is het omwikkelen met een zuivere doek aan te bevelen. In geen geval mag men omslagen maken of de wonde wasschen met onzuiver water. Bloedt de wonde niet te sterk, dan laat men ze rustig eenige oogenblikken bloeden, omdat daarmede eventueel binnengedrongen infectiekiemen er uit gespoeld worden. Is het eene zoodanige wonde, dat men geneeskundige hulp kan ontberen, dan moet men haar en de omgeving zuiveren — waartoe men echter zeer goed gewasschen handen en zorgvuldig schoongemaakte nagels moet hébben —- met gekookt water en maakt een antiseptisch verband met eene aluinoplossing. Men neemt daartoe eene oplossing van vijf deelen water op een deel aluin, bevochtigt daarmede een saamgevouwen stuk zuiver linnen, legt dit op de wonde, een stuk guttaperchapapier er over en omwikkelt het geheel met een zuiveren zwachtel. Of men neemt zoowel voor de zuivering als voor het verband absolute alcohol. Op deze wijze beveiligt men zich tegen kwade gevolgen. Het is dringend aan te bevelen iedere wonde, zelfs de allerkleinste, op deze wijze te behandelen. Bloedingen. Aan iedere verwondincr is ppnp hlnpdincr ver¬ bonden. De bloedingen zijn echter zeer verschillend, al naar de soort en de grootte der door de verwonding getroffen aderen. De kleine bloedvaten der huid, de zoogenaamde haarvaten, veroorzaken slechts eene geringe bloeding, die spoedig vanzelf of bij eenvoudig samenpersen der gewonde plaats ophoudt. Wordt een bloedader geopend (Fig. 876), dan vloeit het bloed in r gelijkmatige donkerroode stroomen. Wordt echter een slagader (Fig. 877) verwond, dan spuit het bloed er in een krachtige straal uit, hetgeen zich stootsgewijze her- Fig. S77. Bloedende slagader (arterie). «;> * Fig. 876. Bloedende ader (bloedader). Fig. 878. Vingerdruk op de armslagader. haalt. Dit bloed ziet er lichtrood uit. Iedere slagaderbloeding is levensgevaarlijk en moet zoo snel mogelijk tot stilstand gebracht worden. Daar men echter bij het dreigende gevaar van het verbloeden niet kan wachten o tot geneeskundige hulp komt, zoo moet zonder uitstel de omgeving van den gekwetste probcercn te helpen. Tot dit doel moet de slagader zoo sterk samengeknepen worden, dat het bloed er niet meer kan uit¬ spuiten. De druk wordt, of op de bloedende plaats of, wanneer dit niet voldoende is, op den stam van de getroffen polsader uitgeoefend. Daar het slagaderbloed. van het hart komt, moet de druk boven de L-mkimr tusschen de wonde en het hart, geschieden. Is een der ledematen verwond, dan licht men het op, omdat het bloeden daardoor vertraagd wordt, en ontbloot het, terwijl men de zich daarover bevindende kleedingstukken overlangs opensnijdt. Dan drukt men een opgevouwen schoonen doek, het best een zachte handdoek, op de bloedende plaats en omwikkelt het geheel zeer stevig met een doek of zwachtel. Heeft men daarvoor echter geen tijd meer, dan perst men den stam der slagader met de vingers vast te zamen (Fig. 878, 879 en 882). Dit heeft gewoonlijk een zeer snel resultaat, maar de krachtsinspanning voor de helpende hand is zoo groot, dat zij spoedig verlamt. — Om deze reden neemt men mechanische hulpmiddelen te baat, waarvan de knevel pers en het afsnoeren met een elastieken band gewoonlijk het gewenschte doel bereiken. Zij kunnen natuurlijk alleen aan de ledematen worden toegepast. De knevelpers kan te allen tijde uit een zakdoek en een stevige staaf of een dergelijk voorwerp worden samengesteld. Fig. 880 toont het aanleggen aanschouwelijk. Hoe meer de staaf wordt omgedraaid, deste sterker wordt de bloedende ader r. .iinn rrnnore f" Vijf. 879. Samenpersing van de dijbeenslac Fig- 895—901 tooEig. 8'J4. Hoe een verongelukte wordt opgenomen , en op de baar gelegd. "en aanschouwelijk Het transport van verongelukten moet met de uiterste voorzichtigheid worden be- Aan ontwrichtingen en verstuikingen moet men zelf in het geheel niets doen. Hoe sterker eene verandering in vorm bij ontwrichting de veelvuldige noodhulpmiddelen, die in verschillende gevallen kunnen worden toegepast, al naar gelang de hulpmiddelen en een of twee Fig. 895. Geïmproviseerde stoelbaar. Fig. 896. Ziekentransport door twee personen. personen ter plaatse zijn. - Wordt een verongelukte op een baar weggebracht, dan mag deze slechts met de handen of met gordels, die over de schouders van de dragers zijn gelegd, doch nooit op de schouders worden gedragen, omdat men den gekwetste daarbij niet in het oog kan houden en deze vallen of zelfs sterven kan, zon¬ der dat het wordt bemerkt. Bovendien mogen de dragers niet gelijken tred houden en met denzelfden voet beginnen, daar de baar anders van de eene zijde naar de andere slingert en het lichaam heen en weer Fig. 897. Geïmproviseerde hangmat van een samen- Fig. 893. Ziekentransport geknoopt laken. door een persoon. Fig. 900. Draagzitting uit gekruiste handen. Verbranding. De meeste brandongejukken ontstaan door onvoorzichtigheid en lichtzinnigheid bij het omgaan met licht ontvlambare voorwerpen. Vooral de schijnbaar niet uit te roeien verkeerde gewoonte om petroleum of spiritus voor het aanmaken van vuur te crehruiken of zelfs een —i— o v Fig. 901. klein vuurtje daarmede aan te wakkeren, leidt Kruising der handen tot steeds nieuwe brandcatastrophen. Niet tot een draagzitting. . , ...... . . minder gevaarlijk is het omgaan met benzine bij een open vlam, om vetvlekken uit kleedingstukken te verwijderen. Een andere bron van gevaar is het spelen door kinderen met lucifers, vooral in arbeidersgezinnen, vooral wanneer de moeder in de verdienste behulpzaam moet zijn en de kinderen aan hun lot worden overgelaten. In elk dezer gevallen kan het ongeluk door voorzorgsmaatregelen worden vermeden. Evenals men kinderen geen lucifers in de handen mag geven of ze in 't geheel niet onder hun bereik mag laten komen, rolt, doch er moet' met'ongelijken tred worden begonnen. Alleen dan houdt de baar een zeker evenwicht. Fig. 899. Ziekentransport met een draagdoek. moet er. ook voor gezorgd worden, dat kinderen van het kachel- en haardvuur verwijderd blijven en eveneens niet met potten met kokenden inhoud in aanraking komen. Vooral moet er voor gewaarschuwd worden pannen of schotels met kokend water op den grond te zetten, zooals dit in de keuken dikwijls gedaan wordt, daar juist hierdoor tallooze ongelukken voorkomen. Kleine kinderen werpen namelijk zulke voorwerpen gemakkelijk omver of vallen er in, waarbij zij zware brandwonden oploopen. Ook mag men kinderen niet alleen en zonder toezicht in de nabijheid van een gedekte tafel met heete dranken of spijzen laten, omdat zij licht het tafellaken er aftrekken en zich dan uitgebreide verschroeiingen op den hals kunnen halen. Hoe handelt men bij verbrandingen? Geraken de kleedcren van iemand in brand, dan doet men het beste, zich op den grond te werpen en om en om te rollen, om door den druk het vuur te blusschen. In de plaats daarvan verliezen bijna allen, die door dit ongeluk worden getroffen, hunne tegenwoordigheid van geest en snellen in hun doodsangst naar buiten, om hulp schreeuwend. De daardoor veroorzaakte tocht versterkt de vlam, die nu als een vuurzuil oplaait. Hier bestaat voor den reddenden persoon slechts één hulp: „Loop niet weg om water te halen, doch grijp de eerste de beste deken of trek snel de eigen jas uit, omwikkel daarmede den brandende, werp hem op den grond en rol hem, totdat de vlammen verstikt zijn of bedek hem met zand, aarde of iets dergelijks. Het komt er namelijk het allereerst op aan de vlammen te, verstikken. Eerst dan haalt men water, veel water, begiet en maak hem grondig van boven tot onderen nat, want de heete, verkoolde klcederen branden nog verder in het vlccsch." „Eveneens koelt men bij verschroeiingen door heet water of stoom (ketel ontplof fingen) het allereerst door rijkelijk begieten met koud water lichaam en kleederen af" (Esmarch). Dan njpetcn de kleederen worden verwijderd, wat de grootste voorzichtigheid vordert. Met een zoo groot mogelijke en goede schaar of een scherp mes, welks scherpe kant natuurlijk naar boven gericht is, worden alle kleedingstukken zoo opengesneden, dat zij vanzelf afvallen. Niets mag met geweld worden verwijderd, omdat daarbij de brandblaren verscheuren. Zitten stofresten zoo vast gekleefd, dat zij niet los te maken zijn, dan laat men ze zitten, zonder langdurige en buitengewoon pijnlijke pogingen te doen om ze te verwijderen. De blaren mogen niet open gemaakt worden, daar zij de beste beschutting voor de verbrande plaatsen vormen. Zijn zij echter zeer stijf gespannen, dan steekt men ze met eene uitgegloeide naald aan den rand meermalen door, opdat het water er uitloopt, en de pijnlijke spanning vermindert. Dan gaat men over tot verlichting van de razende pijnen. Koude omslagen vergrooten de pijn, terwijl lauwwarm \vater verzachtend werkt. Het beste zijn echter zulke middelen, die de brandwonden aan den invloed der lucht onttrekken en tegelijkertijd pijnstillend werken. Een voortreffelijk middel is de brandzwachtcl „Bardella", die niet alleen de pijn verzacht, doch ook — vooropgesteld, dat de verbranding niet te groot is — eene vlugge genezing begunstigt. Voortreffelijke diensten bewijst ook de brandzalf, ook brandolie genoemd, door hierin gedoopte strooken linnen op de verbrande plaatsen te leggen. Waar deze middelen niet bij de hand zijn, worden huismiddelen toegepast. Brandwonden hebben, zooals reeds medegedeeld, eenc luchtafsluitende bedekking noodig, waarvoor in de eerste plaats iedere soort olie kan worden genomen, waarmede dj verbrande plaatsen worden ingesmeerd. Voor hetzelfde doel kan men vet, boter, reuzel, eiwit, meel, talk, dubbelkoolzure natron gebruiken. Over deze vloeibare of poedervormige bedekking legt men dan rijkelijk watten en bevestigt deze met een doek of een zwachtel. Het spreekt vanzelf, dat intusschen reeds voor geneeskundige hulp gezorgd moet zijn. Het komt dikwijls voor, dat een oorspronkelijk kleine brand grooter wordt door ongeschikte po-gingen tot blussching. Zoo mag men niet probeeren brandende petroleum en terpentijn met water te blusschen, dat de brandende vloeistof eenvoudig verder spoelt, zonder de vlammen te blusschen. Men neemt integendeel zand of natte doeken, werpt ze op het vuur, dat op deze wijze verstikt. Zijn brandwonden door etsmiddelen, zooals ongebluschte kalk, foog of speksteen, ontstaan, dan bevochtigt men ze eerst rijkelijk met water en dan met een zuur, zooals water met azijn of citroensap. Dan doet men er olie op, zooals bij verbrandingen. Omgekeerd worden veretsingen door bijtende zuren, zooals zoutzuur en salpeterzuur, na eene rijkelijke bevochtiging met water, met eene alkalische vloeistof - soda of kalkwater - behandeld. (Zuren en alkaliën heffen hunne werking wederzijds op.) Bij verbranding met zwavelzuur mag geen water ter bevochtiging gebruikt worden, daar zwavelzuur met water eene zeer sterke hitte ontwikkelt, zoodat de pijnen ondragelijk worden. De verbrande plaats wordt integendeel voorzichtig met een drogen doek afgeveegd en dan eerst als boven aangegeven behandeld. Bij o„ogverwondingen door kalk, zooals dikwijls voorkomt, moet liet oog direct met zeer veel water worden uitgespoeld. (Het onderste Doglid wordt naar beneden getrokken en het water er dan ingedruppeld.) Verdrinken. De dood door verdrinking bedreigt natuurlijk voornamelijk personen, die niet kunnen zwemmen. Niettemin kon het getal der drenkelingen veel geringer zijn, wanneer de meeste menschen in hun doodsangst juist niet die bewegingen maakten, die tot hun ondergang leiden. Het menschelijk lichaam is door zijn luchthoudende organen flong en darm) iets lichter dan water en kan zich derhalve bij juiste liouding eenigen tijd boven water houden. Fig. 902 toont deze juiste houding, waarbij het lichaam horizontaal ligt, de armen naar achteren zijn uitgestrekt en gezicht en 'mond zich boven water bevinden. De witte plek verklaart dit feit: de hoeveelheid lucht houdt het lichaam in evenwicht. Zoodra de armen echter uit het water worden opgeheven, verschuift de lucht, het evenwicht gaat verloren en de mond zinkt onmiddellijk onder de oppervlakte' van het water (Fig. 903). Een andere manier om zich eenigen tijd boven water te houden, is het zoogenaamde watertrappen (Fig. 904). Houdt men namelijk de armen tegen het lichaam, dan wordt de onderste helft van het lichaam zwaarder en het lichaam verkrijgt eene schuine houding. -Om aan het gevaar van deze houding te ontkomen, moet het hoofd zoo ver naar achteren gebogen worden, dat het gezicht boven water blijft, en handen en voeten moeten lichte bewegingen maken. Het beste is de eerst aangegeven houding, die nog daardoor ondersteund wordt, dat zoo diep mogelijk ingeademd en slechts kort uitgeademd wordt. Op deze wijze kunnen drenkelingen veel gemakkelijker worden gered, daar zij niet reeds zinken voor er hulp opdaagt, — vooropgesteld, dat deze niet te lang op zich laat wachten. Aan de redding van een drenkeling o is voor den Fig. 902- fiiste houding in het water. De witte plek duidt de lucht aan, die zich in longen en ingewanden redder bevindt en het zwemmen mogelijk maakt. - Fig. 903. Verkeerde houding. Fig. 904. Watertrappen. Bij het opheffen der armen uit Met lichte bewegingen der handen en het water zinkt het hoofd deste voeten kan men ook in deze houding dieper. den-mond boven water houden. steeds gevaar verbonden, omdat de drenkeling zich meestal zoo vast aan hem klemt, dat hij hem bij iedere beweging hindert en hem dikwijls genoeg mede in de diepte trekt. Derhalve moet de redder den drenkeling of op zoo'n wijze te hulp komen, dat hij hem, zooals Fig- 905 toont, zoo omvat, dat hij diens rug tegen zijn borst leunt en hem zoo boven water houdt, of dat hij hem, als hij reeds bewusteloos is, bij het hoofdhaar vat, hem op den rug legt en dan, zelf op den rug liggend, naar den oever zwemt, waarbij hij het lichaam op zijn borst draagt. Kan de redder niet zwemmen, dan moet hij den verongelukte een * of ander voorwerp toewerpen, waaraan hij een steunpunt vindt: een touw, een stok, een reddingsgordel of, als er niets anders bij de hand is, een mouw van zijn jas, om verbinding met den drenkeling te kunnen verkrijgen. Is deze reeds bewusteloos, wanneer hij aan land wordt gebracht, dan ziet hij er of blauwrood en opgezwollen of doodsbleek uit. In dit laatste geval is onmiddellijk na den val in het water bewusteloos- hcid iagetreden, waard oor de ademhalingtot stilstand kwam, zoodat er geen water in de longen kon geraken, en derhalve geen stikken kon plaats hebben. Deze gevallen bieden een groolere kans op wederopwekking der levensgeesten- vooropgesteld, dat inplaat's van de bewusteloosheid niet onmiddellijk eene hartver- Fig. 905. Redding van een drenkeling. lamming een einde aan het leven heeft gemaakt. De blauwroode verkleuring is de uitdrukking van den verstikkingsdood, veroorzaakt door het inademen van water. In den mond en de keel bevindt zich een schuimachtig vocht, vermengd met zand. Verongelukten, die er zoo uitzien, hebben weinig kans in het leven teruggeroepen te kunnen worden. Niettemin mag daartoe niets verzuimd worden, daar het zelfs na een langer onder water zijn niet is uitgesloten de levensgeesten nog te kunnen opwekken. Voorzeker zijn er urenlange onafgebroken pogingen noodig om dit doel te bereiken, d.w. z. de ademhaling weder op te wekken. E>erst worden de natte klecderen van het" hnven- Kig. 90G. Naar buiten brengen van het in longen en maag binnengedrongen water door drukken op den rug bij buikligging. lichaam tct aan Plaat 46. De aonter in 'mis Vergiftige- en medicijnplanten I. Plaat 47. De dokter in huis Vergiftige- en medicijnplanten II. het middel verwijderd, tegelijkertijd echter om een dokter en een wollen deken gestuurd. Dan gaat men over tot de eigenlijke pogingen om de levensgeesten weder op te wekken, welker eerste bedrijf de afbeeldingen Fig. 906 en 907 voorstellen. De in longen en maag binnengedrongen hoeveelheid water wordt in de aangegeven buikligging, het best door sterken druk op den rug verwijderd, beter dan door de nog Fig. 907. Hetzelfde als bij Fig. 906. Ved gebruikelijke gewoonte om het lichaam op het hoofd te zetten, waarbij het samenpersen der ingewanden geheel vervalt. Dan opent men den mond, maakt hem met een doek schoon, waarbij men tot diep achter in de keel moet dringen, en reinigt op de zelfde wijze den neus. Daardoor worden de toegangen voor de lucht vrij en de toevoer naar de longen mogelijk gemaakt. Er moet echter voor ge- Fig. 909. , „i-l* J . v aoi Vergiftigingen. Onder vergiften verstaat men zelfstandigheden, die onder bepaalde voorwaarden en in bepaalde hoeveelheden zeer schadelijk voor het organisme zijn of dit zelfs kunnen vernietigen. Trots de groote hoeveelheid van dergelijke stoffen zijn zij in duidelijk afgescheiden groepen te onderscheiden: etsvergiftigingen door zuren en loogen, vergiftigingen door metaalzouten, door gassen en dampen, door plantaardige en dierlijke, alsmede door vuil nis ver gif ten (worsten vischvergif t). Daar bij alle vergiftigingen snelle hulp noodzakelijk, doch niet altijd geneeskundige hulp bij de hand is, gaat er gewoonlijk veel kostbare tijd verloren. Het is derhalve een groot voordeel, wanneer de omgeving zich voor het eerste oogenblik weet te helpen, om de werking van het vergift zooveel mogelijk te beperken of te verzwakken. Zeer vele vergiftigingen ontstaan door het drinken van scherpe zuren en alkaliën (logen). Daar deze zich neutraliseeren, d. w. z. hunne wederzijdsche werking opheffen, werken zij als vergift en tegengift. Daaruit ontstaat de algemeene gedragslijn: Bij vergiftiging door zuren geeft men alkalische oplossingen te drinken, dus zeepwater, sodawater, kalkwater. Bij vergiftiging met alkaliën (logen) geeft men zure dranken, dus azijnwater, citroenwater. Bij alle vergiftigingen, voor zoover er sprake is van ingeslikte vergiften, moeten deze zooveel mogelijk verdund en ingehuld worden. Dit bereikt men door melk, slijmerige vloeistoffen, olie, eiwit of vet te drinken. Rijkelijk melk drinken is bij alle vergiftigingen een voortreffelijk middel, behalve bij phosphórus en koper, die noch met melk, noch met olie en vet in verbinding gebracht mogen worden. Is er geen melk voorhanden, dan laat men warm water drinken. Zoc mogelijk, probeert men het vergift door braken uit de maag te verwijderen, waartoe men door insteken van een vinger of een veer in het keelgat een braakprikkel verwekt. Het werkdadigste middel is het uitspoelen van de maag, waarvan de spoedige toepassing in de daarvoor geschikte gevallen het leven redt. Helaas zijn juist de etsvergiftigingen niet altijd daarvoor geschikt, daar de slijmvliezen van den mond tot de maag dikwijls zóc zijn ingevreten, dat men bij het invoeren der maagsonde gevaar loopt de veretste plaatsen door te steken en daarmede ongeneeslijke schade aan te richten. In het volgende zijn in het kort de gewichtigste vergiftigingen met hunne gevolgen, zoomede de noodzakelijke maatregelen ter hunne be strijding samengesteld: Vergift: Gevolgen: Hulpverleening: Aether. Diepe bewusteloosheid. De Frissche lucht, kunstmatige adem ruikt naar aether. Dood ademhaling (zie,,verdrinken"), door hart- en ademverlam- mosterddeeg in de hartstreek, ming. Alcohol. Diepe bewusteloosheid, bra- Koude overgietingen, koude ken, klamme koude huid, dik- omslagen of ijsblazen op het wijls schuim op den mond, hoofd, handen en voeten in nauwelijks voelbare polsslag. heet water. De adem ruikt naar alcohol. Arsenicum. Hevige maag-en buikpijn, mis- Braakmiddelen (warm water ^Hiertoe behoort selijkheid, braken, diarrhee. met boter, melk, olie). Uit de ook het Schwein- t- t i , , , .. .. i. furter groen) 0 een aanhoudend heet apotheek ïjzeroxydhydraat, gevoel een ijskoude huid. het tegengift tegen arsenicum. Slappe polsslag, moeilijk Uitspoeling van de maag. ademhalen, somtijds krampen en bloedige urine. Spoedig een ingevallen uiterlijk. Atropine. (Zie: Nachtschaduwbes.) \ ergiftiging Maag- en darmcatarrb, met Eerst braakmiddelen, daarna door oesters, hevig braken, diarrhee en symptomatische maatregelen, hooge koorts. Verloop als bij typhus. Belladonna. (Zie: Nachtschaduwbes.) Bikenkruid. (Zie: Doornappel.) Blauwzuur. Ademnood, krampen, be- Braakmiddelen, koude overCyaankali. wusteloosheid, dood door gieting, kunstmatige ademhart- en adem verlamming. haling (zie: „Verdrinken"). De adem ruikt naar bittere amandelen. Blauwzuur heeft bijna zonder uitzondering direct den dood tengevolge. Lood. Loodvergiftigingen zijn mees- Bij acute verschijnselen — Loodsuiker. tal chronisch, d. w. z. van maag-en buikpijn, braken — Loodwit. langen duur en met een lang- braakmiddelen en heete omzaam verloop. Zij komen slagen. Daarna warme baden voornamelijk bij arbeiders ijl en opium. De behandeling loodbedrijven, schilders en mag slechts door den dokter letterzetters (loodwit en loo- geschieden. Bij chronische Vergift: Gevolgen: Hulpverleening: den letters) voor. Loodver- loodvergiftiging richt zich de giftiging bewerkt loodkoliek behandeling naar de afzondermet hardnekkige verstopping lijke symptomen, en harden, schuitvormig ingetrokken buik, lood verlamming, vooral der handen, eindelijk niet zelden jicht en verschrompelde nieren. Ook krampen en d e 1 i r i ë n kunnen voorkomen. Carbolzuur. Veretsing van de slijmvliezen Braakmiddelen, koud water, van den mond tot de maag, ijs, melk of kalkmelk brandende pijnen, braken, bewusteloosheid. Chloroform. Diepe bewusteloosheid, hart- Kunstmatige ademhaling, verlamming en benauwdheid, koude overgieting, zuurstol. Vingerhoed- Braken, diarrhee, onregel- Braakmiddelen, mosterd- kruid. matige polsslag, krampen en pleister, wijn, sterke koffie, beklemdheid. Visch- en Hoofdpijn, duizeligheid, mis- Maaguitspoeling, wijn, chamvleesch- selijkheid, braken en diarrhee, pagne, sterke koifie. vergiftiging. hooge koorts en groote zwakte. Herfsttij- Braken, diarrhee, krampen Braakmiddelen, wijn, sterke loos. en del rium. koffie. Insecten- Opzwellen en rood worden Verwijderen van den angel steken. van de gestoken plaats met uit de wonde, koude om- uitbreiding naar de omgeving slagen met aluinoplossing, hij bijzonder giftige steken. loodwater of alcohol. Hevige pijn. Kolenoxyde- Bewusteloosheid en verstik- Frissche lucht, zuurstof, gas. king. Koperzouten. Braken van groene stoffen, Eiwit met water verdund, Spaansch groen. hevige buikpijn met stoel- Men vermi j de melk, oliën drang en bloedige ontlasting, en vetten! krampen. Logen. Veretsing van het slijmvlies Azijn- of citroenwater, klont- Etsalkaliën. Van den mond tot de maag, jes ijs, nu-lk. Tegen de hevige pijnen, braken ver- bloedige stoelgangen ingietinmengd met bloed, buikkoliek gen van ijswater. Vergift: Gevolgen: Hulpverleening: Lichtgas. Evenals bij kolenoxyde. Evenals bij kolenoxydever- giftiging. Morphine en Diepe bewusteloosheid, bleeke Koude overgietingen, ijs- Opium. huid, verhit hoofd, vernauwing compressen op het hoofd, der pupillen tot de grootte heete hand- en voetbaden, van een speldenknop, hart- sterke koffie, reukmiddelen, verlamming en benauwde ademhaling. Phosphorus. Hevig braken. Het braaksel Braakmiddelen, lichte oplos- ruikt naar phosphorus en is sing van permangaanzure kali, in het donker lichtend, slijmachtige dranken, maag- Hevige maagd armcatarrh uitspoeling! Men vermij de melk, olie, vet en eiwit! Paddestoelen. Misselijkheid, braken, diar- Braakmiddelen, ijscompresrhee, benauwdheid, vooral sen op het hoofd, mosterdhartzwakte. deeg, wijn, zwarte koffie. Salpeterzuur. Veretsing van het slijmvlies Rijkelijk drinken van sodavan den mond tot de maag, oplossing, zeepwater, kalkhevigste pijnen, braken van water, melk, krijt in het water, gele massa's. Mondslijmvlies Daarna stukjes ijs slikken, en mondhoeken geel gekleurd. Zoutzuur. Evenals bij salpeterzuur, maar Als boven, bloedig braken en geen gele verkleuring van het slijmvlies. Dolle kervel. Droge keel, hevige buikpijn, Braakmiddelen, zwarte koffie, delirium, verdooving, kram- lavement van azijnwater, pen, ten slotte benauwdheid. Slangengift. Hevige pijnen en ontsteking Uitzuigen der wonde (zonder der gebeten plaats. Duize- gevaar voor dengene, die het lingen, bevingen, delirium en doet) en afbinden van de bewusteloosheid, algeheele gebeten ledematen boven verlamming, ten slotte den de beet (naar het hart toe), dood door hartverlamming. Rijkelijk cognac of wijn drinken. Zoo mogelijk de wonde direct uitbranden of inspuiten met permangaanzure kali (opgelost) in de gebeten plaats. Vergift: Gevolgen: Hulpverleening: Zwavelzuur. Evenals bij salpeterzuur, maar Zooals bij salpeterzuur, braken van zwarte massa's. Mondhoeken en tong bij zwakkere zuren wit, bij sterkere zwart gekleurd. Doornappel. Droge mond en keel, misse- Braakmiddelen, purgeermidlijkheid, braken, onleschbare delen, koele overgietingen en dorst, delirium met opgewekte heete voetbaden, voorstellingen, zeer groote pupillen. Sublimaat. Hevige maag- en buikpijn Eiwit met wat water verdund, met sterk braken, bloedige ijzerpoeder, diarrhee, speekselvloed, bewusteloosheid. Tabak. Speekselvloed, misselijkheid, Koffie, cognac, compressen Nicotine braken en diarrhee. Hoofd- op het hoofd, mosterddeeg pijn, duizeligheid, gevoel van in de hartstreek. Bij het zwakte. Hartaandoeningen, inslikken van rook, maaguitdie in hartkrampen ontaarden, spoeling. Zekerste middel: Koud zweet, hevig sidderen, niet rooken! krampen, benauwdheid, verlammingen. Nacht- Evenals bij doornappel. Bui- Zooals bij doornappel, schaduwbes tengewoon groote pupillen (Belladonna), door gedeeltelijke verlamming Atropine. der oogzenuwen, sterke gezichtsstoring. Worstvergift. Evenals bij vleeschvergif- Zooals bij vleeschvergiftiging. tiging. Dolheid De verschijnselen vertoonen Zooals bij slangengift, doch (Krankzinnigheid). zich eerst na 6—8 weken, niet uitzuigen. Inenting (Zie: Krankzinnigheid.) volgens Pasteur. — Direct de overheid in kennis stellen! De gewichtigste verbanden. Het aanleggen van een doelmatig en goed zittend verband moes iederen leek gemakkelijk van de hand gaan, opdat verwondingen c andere ziektetoestanden van begin af aan zoo gunstig mogelijk worde: behandeld. Fig. 917. Doekverband voor de geheele hand, Fig. 015. De driehoekige verbanddoek Fig. 918. Doek als kruisverband, Fig.|920. Voetverband. Fig. 919. Doekverband voor den voet, Fig. 921. Handschoen' ï vingerverband. Fig. 916. Het omleggen van den doek om de hand, Fig. 924. Armdraagdoek (Mitella). De punt, die tegenover de lange zijde ligt, komt onder den zieken arm. Fig. 922. Doek als een^ voudig schouderverband. fig. 923. Dubbel schouderverband, Het ligt niet op den weg van dit werk om eene uitvoerige verbandleer te beschrijven, —wel echter zullen ten minste de gewichtigste ver- Fig. 925. Doekverband om de lies. Fig. 926. Geknoopt doek- verband om de lies. De beide einden worden om elkander gewonden. Fig. 927. Slingerverband. De driehoekige doek wordt op de gestippelde lijn van beide zijden ingesneden. Men verkrijgt daardoor 6 punten, waarmede men het zoogenaamde slingerverband maakt. Fig. 930. ~ Kinverband. Fig. 928. Doekverband voor' het hoofd. -i ig. ijc.it. i^uenvei- band voor het hoofd. Fig. 931. Driehoekig hoofddoek. Fig. 932. Fig. 933. Groot vierhoekig hoofddoek. Hoofdverbanden. banden, voor zoover zij met eenvoudige middelen kunnen worden aangelegd, in beeld worden gebracht. Het eenvoudigste, gemakkelijkste en te allen tijde te improviseeren verbandmiddel is de driehoekige doek, die men op zeer veel manieren kan aanleggen, daar deze zoowel als doek en, op de wijze van een das opgevouwen, als verband dient. O De geneeskruiden. (Vergelijk hierbij de gekleurde platen 44 en 45.) De plantenwereld levert ons in een groot aantal kruiden een schat van geneesmiddelen, die sinds oeroude tijden en bij alle volkeren in hooge achting staan en eene uitgebreide toepassing vinden. Ook in onzen tijd, niettegenstaande deze de voorkeur aan de chemische geneesmiddelen geeft, vormen de kruiden altijd nog een vast bestanddeel, niet alleen der huismiddelen, doch ook der wetenschappelijke geneesmiddelen. Niettemin moet echter worden toegegeven, dat de dikwijls waarlijk avontuurlijke verwachtingen, die leeken van de werking van vele kruiden koesteren, veel te ver worden gedreven. Eveneens moet dringend voor het aanprijzen van kruidenkuren door kwakzalvers worden gewaarschuwd, daar dikwijls genoeg door zulke ontoereikende maatregelen het tijdstip voor eene doelmatige hulp verzuimd en de eigenlijke ziekte niet herkend wordt. De voornaamste beteekenis hebben de geneeskruiden als huisapotheek, waarbij zij als huismiddel dikwijls de voortreffelijkste diensten bewijzen. In het volgende zijn zij in het belang van een beter overzicht al naar gelang van hunne werking samengevat. Tegen darmgassen: venkel, kummel, pepermunt, anijs. Men gebruikt ze in den vorm van thee, terwijl men een theelepel er van op een kopje rekent. De thee wordt met kokend water gezet en moet eenige minuten trekken, wordt dan afgegoten en Zoo heet mogelijk gedronken. De gebruikelijke dosis: „zooveel als men met de vingertoppen kan nemen", past alleen voor kinderen, — voor volwassenen is dit veel te weinig. Bij sterke darmgisting bewijst een mengsel van pepermunt- en venkelthee, van ieder een theelepel vol, daarbij een hoeveelheid kummel, voor een kopje berekend, uitstekende diensten. Purgeerend: rabarber, vuilboom, sennebladeren, ricinusolie, aloë. De medicinale rabarber moet niet met onze rabarberplant worden verwisseld. Zij stamt van een plant, die alleen in Oost-Azië, voornamelijk in China, groeit, welker wortel het geneesmiddel levert. Men kan ze op twee wijzen gebruiken: in kleine gedroogde stukjes of in tabletten. Er moet echter voor gewaarschuwd worden deze rabarber niet te dikwijls of uit gewoonte te gebruiken, daar dit ten slotte tot verzwakking van den darm leidt. Daarentegen kan zij als een goed purgeermiddel bij voorkomende gelegenheden worden aanbevolen. De vuilboomschors wordt in het belang eener goede uitlooging gekookt. i—2 Theelepels worden in een kopje koud water opgezet en, nadat het water het kookpunt heeft bereikt, nog eenige minuten gekookt. Dan gi-et men de thee af, laat ze afkoelen en drinkt ze 's avonds voor het naar bed gaan. Zij kan naar verkiezing verzoet worden. Vuilboomschors is een goedwerkend purgeermiddel. De sennebladeren veroorzaken licht buikpijn en worden derhalve gewoonlijk koud uitgeloogd, door ze één dag in koud water te laten staan. Zeer aan te bevelen is de volgende gebruiksaanwijzing: van twee eetlepels sennebladeren wordt een kopje thee gezet, die men goed laat trekken en dan afgiet. Dit zeer sterke extract vermengt men met het sap van een pond gekookte, van de pit ontdane pruimen, die men dan weder in de sap legt. De smaak is wel eenigszins bitter, doch de werking van dit mengsel, dat men als iedere andere compote gebruikt, is voortreffelijk. De ricinusolie, uit de vruchten van den ricinusstruik geperst, is één der onaangenaamste purgeermiddelen, daar haar reuk en smaak walgelijk zijn. Niettemin kan men haar niet ontberen, daar hare snelle en —op.weinige uitzonderingen na —pijnlooze werking door geen ander middel kan worden vervangen. Tegen den onaangenamen smaak worden allerlei middelen toegepast, namelijk door haar met andere vloeistoffen - koffie, melk, bier — te vermengen. Eveneens wordt zij in gelatinecapsules ingenomen. Deze laatste wijze is minder aan te bevelen, daar het doorslikken deitalrijke groote capsules even onaangenaam is, als het innemen der olie zelf. De beste manier is om i —2 eetlepels ricinusolie in een breed en laag .kopje met evenveel heete koffie of heete melk te vermengen en dit mengsel zoo lang om te roeren, totdat de olielaag in zeer kleine druppeltjes veranderd is. Intusschen is de temperatuur der vloeistof ook voldoende afgekoeld, om ze snel in te nemen. Een slok heete koffie neemt den olieachtigen smaak bijna geheel weg. Indien zich neiging tot braken vertoont, drinkt men slokjes koude citroenlimonade en gaat plat liggen. Op deze wijze op de nuchtere maag ingenomen, werkt de olie spoedig en zeer toereikend. -— Aan kleine kinderen geeft men geen ricinusolie. I >e dokter in buis 7 I Hierbij moet nog worden opgemerkt, dat bij ricinusolie na gedane werking verstopping volgt, zoodat den volgenden dag een zacht purgeermiddel (purgeertabletten) noodig is. Voor voortgezet gebruik deugt ricinusolie niet. Aloë is een zoogenaamd drastisch purgeermiddel, daar het in groote dosis bij de purgeerende werking hevige koliekachtige pijnen veroorzaakt. Zij stamt af van eene tot de leliegewassen behoorende plant met dikke, lederachtige bladeren (plaat 44), welker dik gekookte sap het geneesmiddel vormt. Aloë wordt gewoonlijk in den vorm van pillen gebruikt en is in kleine hoeveelheden een ongevaarlijk middel, dat eerst na 6—10 uren werkt. Door hare drastische gesteldheid verwekt het een sterke bloedsaandrang naar de onderlijfsorganen. Om deze reden is het ongeschikt, niet alleen bij sterk ontwikkelde aambeien, doch voornamelijk bij zwangerschap, omdat de bloedsovervulling der baarmoeder abortus tengevolge kan hebben. Middelen tegen wormen: Wormvaren, pompoenpitten, zedoar- of wormzaad. Uit den wortelstok van het varenkruid (plaat 44) wordt het bekende lintwormmiddel bereid. De wortel wordt of gedroogd en tot poeder gemalen, of hij wordt afgetrokken. De smaak van het middel is bijzonder afschuwelijk, zoodat het meestal in gelatine-capsules wordt ingenomen. Bijna op iedere lintwormkuur volgt een maag- en darmcatarrh, die het lichaam zeer verzwakt. Niet zelden komen er vergiftigingsverschijnselen bij, vooral als de lintwormkuur te dikwijls herhaald wordt (vergel. „Lintwormen"). Een varenwortelkuur zonder vakkundige aanwijzingen moet dringend worden afgeraden. Daarentegen bewijst eene systematische kuur met pompoenpitten dikwijls uitstekende diensten, te meer daar deze zonder gevaar meermalen bij korte tusschenpoozen herhaald kan worden. Men neemt daartoe 100 gram gedroogde pitten, die men als amandelen met heet water begiet, de schil er af haalt en fijn hakt. Het geheel wordt met wat honing of jan: 's morgens op de nuchtere maag genomen, en eenige uren daarna twee eetlepels ricinusolie. Dit middel bewerkt eene geleidelijke uitdrijving van den lintworm, zonder het lichaam te verzwakken. Worm-ofzedoarzaad wordt bij spoelwormen en maden toegepast. Het komt uit Aziatisch-Rusland en bestaat, ondanks zijn naam, niet uit zaadkorrels, doch uit de bloesemknoppen eener soort bijvoet. Het eigenlijke werkdadige bestanddeel is de santonine, die dan ook het gebruik van wormzaad bijna geheel verdrongen heeft. Zij wordt in den / vorm der zoogenaamde wormkoekjes gegeven, die vooral door kinderen gaarne worden ingenomen. Ook aan deze middelen moet een purgeermiddel worden toegevoegd. De santonine kan licht vergiftigingsverschijnselen met krampen en bewusteloosheid tengevolge hebben en moet derhalve de toe te dienen hoeveelheid zorgvuldig door den dokter worden voorgeschreven. Het eerste teeken als gevolg eener te groote dosis is het geel zien, waarbij alle dingen geel schijnen. Tegen storingen der spijsvertering en gebrek aan eetlust: Duizendguldenkruid, alsem, gentiaan. Duizendguldenkruid (plaat 44) is een inlandsche, overal voorkomende plant met lichtrose bloesem. De gedroogde bladeren worden als thee gebruikt, die echter zeer bitter smaakt. Al naar behoefte rekent men 2—3 theelepels op een kopje. Alsem (plaat 45) komt overal in Europa voor en bevat een aromatische bittere .stof. Bladeren en bloesem worden als thee gebruikt. In Frankrijk en Italië levert alsem in spiritus opgelost een scherpe likeur, de absinth, waarvan het regelmatig gebruik in hooge mate het organisme verwoest. Gentiaan is een bergplant, welker wortel een aromatische bittere stof bevat. Wordt evenals alsem gebruikt. Bij voorkomende gelegenheden zijn deze bittere stoffen zeer nuttige hulpmiddelen, doch tegen, een voortgezet gebruik moet worden gewaarschuwd, daar zij dan meer schaden dan helpen. Pijnstillend en kalm&erend: valeriaan, kamille, pepermunt. De valeriaanwortel (plaat 45) bevat een aetherischc olie, die hem een eigenaardigen reuk en smaak verleent. De werking op het lichaam bestaat in vermindering der zenuwopwinding, zoodat het middel zoowel kalmeerend bij nerveuse opwindingstoestanden, als ook krampstillend werkt, het laatste echter alleen op de zenuwen der ingewanden. Als thee wordt valeriaan het meest gebruikt, waartoe men ruim een theelepel op een kopje rekent. Toch wordt zij ook veel in spiritus opgelost (valeriaantinctuur) aangewend. Als huismiddel bewijst valeriaan bij darm- en baarmoederkrampen (menstruatiestoringen) voortreffelijke diensten, vooral bij de laatsten, die na het gebruik van warme valeriaanthee beduidend verminderen. Bij slapeloosheid of onrustigen slaap met opgewonden droomen heeft een kopje koude valeriaanthee, 's avonds een uur voor het naar bed gaan gedronken, eveneens een gunstigen invloed. Het middel kan zonder nadeel zoo dikwijls en zoo lang gebruikt worden, als men wenschelijk acht. 71* Kamille en pepermunt werken eveneens pijnstillend bij darmkolieken. Zij worden als thee gezet, waarvoor al naar behoefte I—2 theelepels worden genomen. Zweetbevorderend: lindebloesem, vlier, kamille, pepermunt. De lindebloesem (plaat 44) vormt als thee een voortreffelijk middel om te zweeten. 2—3 Theelepels geven een sterk aftreksel, dat eenigszins zoet gemaakt en zoo heet mogelijk gedronken wordt. In verbinding met eene rompinpakking verwekt het een sterk uitbreken van zweet, hetgeen bij verkoudheid dikwijls de ziekte in den kiem verstikt. Voor vlier, kamille en pepermunt geldt hetzelfde. Pisdrijvend: jeneverbessen, beurskruid, peterselie, boo•nenschillen, paardestaart. Bij een groot aantal ziekten, die gepaard gaan met een ophooping van vocht in het lichaam, is een onttrekking van het water van het 'grootste gewicht. Daar echter juist in zulke gevallen de nieren, die de uitscheiding der vloeistof moeten bewerkstelligen, zeer zwak werken, hebben zij eene opwekking door middel van pisdrijvende stoffen noodig. Wanneer heden ten dage voor dit doel ook meestal chemische medicamenten worden gebruikt, dan komt toch aan de plantaardige geneesmiddelen altijd nog een zekere beteekenis toe. De jeneverbes (plaat 45) groeit in Midden- en Noord-Europa en wordt zeer veel gebruikt. Bij het verbranden geeft de plant een aangenamen reuk, zoodat zij dikwijls bij het vleeschrooken wordt gebruikt. De blauwzwarte bessen leveren een thee, die de werking der nieren opwekt en daardoor pisdrijvend werkt. * Al naar behoefte neemt men 1—2 theelepels bessen voor een kopje. Het beurskruid (plaat 45) levert door zijne bladeren het materiaal voor een pisdrijvende thee, 1 theelepel op een kopje gerekend. Peterselie behoort reeds tot de krachtigste nierkruiden en kan bij ondoelmatig gebruik eene sterke prikkeling der nieren veroorzaken. Wordt eveneens in den vorm van thee ingenomen. Boonenschillen bewerken eene rijkelijke urineuitscheiding en worden eveneens als thee gebruikt. Men neemt 1 eetlepel voor 1 kopje, doet echter goed het aftreksel met de schillen nog eenigen tijd te laten staan en het dan eerst af te gieten. De paardestaart (plaat 45), als stengelhalm een wijdverbrei'de plant, die bijna overal te vinden is. Door Kneipp is zij beroemd geworden, hetgeen zij echter niet verdient. Als pisdrijvend middel kan het zware nierprikkelingen verwekken, zoodat men ze beter niet gebruikt. Bovendien werkt het prikkelend op maag en darmen. Als sooelmiddel bii vloeiingen uit de eeslachtsdeelen heeft het eene onschadelijke werking, doch wordt hierbij dooi \ eel doelmatigei stoffen (aluin, permangaanzure kali, lysoform) vervangen. Voor catarrhen der luchtwegen: hoefblad, spitsweegbree, althéa wortel, duizendblad, longkruid, borstkruiden. Van hoefblad (plaat 45) worden de bladeren, die een bitteren, slijmerigen smaak hebben, voor een thee gebruikt, die tegen hoesten en verslijming moet helpen. Op 3—4 eetlepels bladeren wordt 1 liter kokend water gegoten. Voor spitsweegbree (plaat 45) geldt hetzelfde. De altheawortel (plaat 45) is onder de zoogenaamde longkruiden het werkdadigste en het meest gebruikte. Onder den naam altheasiroop is.het wel overal bekend. Het hoofdbestanddeel van den wortel is een slijm, waaraan zijn hoeststillende eigenschap moet worden toegeschreven. Hij wordt of als altheasiroop —vooral voor kleine kinderen — uit de apotheek betrokken of als thee — 1—2 theelepels op een kopje -— gedronken. Duizendblad (plaat 45) wordt eveneens gaarne bij catarrhen der luchtwegen gebruikt. Bladeren en bloesem bevatten eene aromatische bittere stof, die aan de daarvan getrokken thee een bitteren en wrangen smaak geeft. Men rekent % - 1 theelepel op een kopje. Het longkruid (plaat 45) dankt zijn naam aan de hem toegeschreven eigenschap tering te kunnen genezen. Deze wonderkracht bezit het natuurlijk niet, doch tegen verslijming der luchtwegen bij catarrhale aandoeningen oefent het eene heilzame werking uit. \ an de gedroogde bladeren wordt een thee bereid — 3—4 eetlepels op 1 liter — en meermalen daags gedronken. De borstkruiden zijn een mengsel van verschillende planten, waaronder altheawortel, hoefblad, anijs, zoethout, e. a. Men rekent 2 theelepels op een kop thee. Ook zij werken verzachtend en oplossend bij hoest en verslijming. Alle middelen dezer groep zijn goede hulpmiddelen, doch geen bepaalde geneesmiddelen. Juist op dit gebied wordt oneindig veel gezondigd, door bij hoest weken- en maandenlang onafgebroken de een of andere „hoestthee" te drinken, zonder dat zij eenige beterschap geeft. Gaan zulke zieken dan eindelijk naar den dokter, dan blijkt dikwijls, dat er tuberculose bestaat, die reeds lang op eene afdoende wijze had moeten worden bestreden. Om te gorgelen: salie (plaat 45). Saliebladeren worden het meest bij mond- en keelontstekingen gebruikt. Zij worden ook inwendig tegen nachtzweet bij tuberculoselijders gebruikt, doch zijn in dit opzicht onbetrouwbaar. De werkzame bestanddeelen der saliebladeren zijn looizuur en aetherische olie. Daardoor werkt de hieruit bereide thee samentrekkend op ontstoken slijmvliezen en verkrijgt zij haar aromatischen smaak. Voor uitwendig gebruik: arnica, lijnzaad. De arnicabloesem (plaat 45), ook nieskruid genoemd, wordt als aftreksel of in spiritus opgelost als arnicatinctuur, met water verdund, voor omslagen bij kwetsuren, alsmede als verbandvloeistof bij brandwonden gebruikt. De toepassing bij andere wonden moet beslist worden afgeraden, daar arnica geen desinfectiemiddel is. Lijnzaad (plaat 45) is het zaad van het blauw bloeiende vlas. De zaadkorrels zijn zeer rijk aan vet en leveren de lijnolie, bovendien bevatten zij eene slijmige zelfstandigheid. Fijngestampt of gemalen (lijnzaadmeel) worden zij vóór warme omslagen gebruikt, doch men kan hiervoor ook een afkooksel van het zaad nemen. Lijnolie dient dikwijls voor lavementen. Vergiftige n geneeskundige planten. In de onuitputtelijke hoeveelheid der plantenwereld bestaat eene reeks planten, die voor den mensch van veel beteekenis zijn, omdat zij hem e\ enveel nut als nadeel kunnen brengen. Bij vele vereenigen zich zelfs deze beide eigenschappen, doordat zij bij kleine hoeveelheden genezing, bij groote echter ziekte en den dood veroorzaken. Gemiddeld komen vergiftigingen door vergiftige planten niet al te dikwijls voor. Bijna altijd verleidt hun meestal zeer prachtig voorkomen, vooral dat der vergiftige bessen, tot het gebruik ervan, - eene verleiding, waaraan juist kinderen geen weerstand kunnen bieden. Het is derhalve van groot gewicht te weten, hoe deze planten er uitzien, en vooral Je in veld en bosch ronddolende jeugd daarmede vertrouwd te maken. Het roode vingerhoedskruid (Digitalis purpurea, plaat 46) komt in bijna alle bosschen van Europa voor en bevat in al zijne onderdeelen ?en vergiftige stof, die echter het beste en werkzaamste middel tegen hartkwalen is, dat wij bezitten. Digitalis verhoogt den bloeddruk, /erbetert de hartswerking en wekt de nierwerkzaamheid op (vergelijk: /ergiftigingen). De wolfskers (Atropa belladonna, plaat 46) komt in de boschrijke bergstreken van bijna geheel Europa voor. Zij bevat in hare bladeren, ooral echter in hare op zwarte kersen gelijkende bessen, een der geaarlijkste vergiften, de atropine. Omtrent de vergiftigingsverschijnelen door wolfskers zie „Vergiftigingen". Het meest worden kinderen iet slachtoffer dezer vergiftiging. Het bilzenkruid (Hyoscyamus niger, plaat 46) wordt veel gevonden en is in alle onderdeden vergiftig, doch alleen zijne bladeren worden voor de artsenijbereiding gebruikt. Het behoort tot de familie der wolfskers (belladonnagroep) en veroorzaakt bijna dezelfde vergiitigings- verschijnselen. . Het nieskruid (Helleborus, plaat 46) is buitengewoon vergiftig. De wortel der plant, in poedervorm op het neusslijmvlies gelegd, verwekt hevigen niesprikkel met afscheiding van snot, alsmede in den mond sterken speekselvloed en een scherpen, branderigen smaak. Inwendig genomen veroorzaakt het eene hevige prikkeling van maag erf darm met braken en diarrhee, verslapping van het hart, verstijvende krampen en — wanneer men er veel van inneemt den dood. Het mag slechts uiterst voorzichtig gebruikt worden. De herfsttijloos (Colchicum autumnale, plaat 46) is eene zeer verbreide plant, die in den herfst bloeit. Zij is in alle deelen vergiftig, vooral het zaad. De giftstof, de colchicine, werkt vooral op maag en darm, daar het hevige koliek, braking en diarrhee veroorzaakt. Wanneer plantenetende dieren — die voor colchicine zeer onvatbaar zijn —, groote hoeveelheden herfsttijloos met het voeder verorberen, kan hunne melk, door menschen gebruikt, vergiftigingsverschijnselen veroorzaken (zie vergiftigingen). De colchicine geldt als jichtmiddel. De monnikskap (Aconitum napellus, plaat 46) groeit in het wild in bergachtige streken, doch is tevens een geliefde tuinplant. De gift stof, de aconitine, zit in de wortelknollen, brengt zware maagdarmontsteking met braken en diarrhee teweeg, verzwakt zeer en veroorzaakt verlammingsverschijnselen en tenslotte hartverlamming. \ roeger werden aconitpreparaten tegen rheumatische en zenuwpijnen gebruikt. Heden worden zij nog slechts in de homöopathie toegepast. De zwarte nachtschade (Solanum nigrum, plaat 46) is in alle deelen buitengewoon vergiftig. Hare zwarte bessen, die in trosjes bij elkander staan en door kinderen gaarne geplukt worden, zien er verlokkelijk uit. Daar de plant op alle mogelijke plaatsen groeit, is zij te allen tijde gevaarlijk voor degenen, die haar niet kennen. De vergiftigingsverschijnselen bestaan in misselijkheid, braken, hevige angsttoestanden en krampen. De doornappel (Datura stramonium, plaat 47) komt in de landen van de middelste breedtegraden voor. Hij bevat in alle deelen, vooral in bladeren, vrucht en zaad, een zeer sterk vergift, de daturine, die uit twee bestanddeelen is samengesteld: uit atropine en hyoscyamine, dezelfde vergiften, die in de wolfskers en in het bilzenkruid voorkomen (zie Vergiftigingen). In de geneeskunde wordt de plant tegen asthma gebruikt en wel in den vorm van reukwerk en cigaretten. De waterscheerling (Cicuta virosa, plaat 47) komt in geheel Europa veel voor en dankt haar naam aan de omstandigheid, dat zij langs de oevers van langzaam stroomende en stilstaande wateren groeit Het vergift zit in den wortelstok, die licht met kalmoes- of peterseliewortel verwisseld kan worden, vooral wanneer de wortels door het water zijn losgesp oei d. Reuk en smaak zijn eigenaardig zoetachtig en verleiden daardoor vooral kinderen van de wortels te eten. Het vergift is zoo sterk, dat jongens, die uit den wortelstok fluitjes sneden en daarop bliezen,' door het sap werden vergiftigd (zie Vergiftigingen). Als geneesmiddel wordt de waterscheerling niet toegepast. De gevlekte scheerling (Conium maculatum, plaat 47) komt veel zeldzamer voor dan de waterscheerling en bevat een buitengewoon sterk vergift, de coniïne. In de geneeskunde worden de bladeren der plant uitwendig en inwendig gebruikt, doch het is beter wegens het gevaar, dat zij oplevert, van het gebruik af te zien. Zij verwekt eene volkomen verlamming der spieren en ten slotte hartverlamming. In den ouden tijd diende het vergift in den vorm van den zoogenaamden scheerlingbeker als terechtstellingsmiddel bij doodvonnissen. Ook Socrates heeft op deze manier den dood gevonden. De aronskelk (Arum maculatum, plaat 47) is eene in bosschen en onder heggen bloeiende plant, waarvan de schitterende roode bessen tot plukken en eten uitnoodigen. Ook de knolvormige wortel wordt niet zelden gegeten. Het vergift van de aronskelk is wel niet doodelijk, maar veroorzaakt toch een hevig branderig gevoel in mond en keel. De eenbes Paris quadrifolius, plaat 47) is bijna overal te vinden en verleidt door haar vrucht tot plukken. Het daarin aanwezige vergift is vooral voor kinderen gevaarlijk, daar het hevige maag- en darmontsteking met braken en diarrhee, ook krampen, veroorzaakt. De slaapbol (Papaver somniferum) is voor den artsenijschat van buitengewone beteekenis, daar zij ons de gewichtigste middelen tot verdooving en tegen pijn verschaft: opium en morphine. Het opium is het ingedikte sap van de onrijpe zaadhulzen van de slaapbol en reeds sinds den ouden tijd als slaapmiddel bekend. Het werkzame bestanddeel daarvan is juist de morphine. Het beste opium komt uit Klein-Azië. De hulzen van de nog op het veld staande onrijpe slaapbollen worden ingekerfd en laten een melkachtig wit sap uitvloeien, dat na eenige dagen tot een bruine, harsachtige massa indroogt. Dit is het opium. In Europa daarentegen wordt voor het verkrijgen van opium de geheele plant gebruikt, daar het totale sapgehalte de werkzame bestanddeelen bevat. Over de werking als vergift vergelijke men „Vergiftigingen". Het alcoholvraagstuk. O C3 dwaalt onder de menschen een vijand rond, die hun meer schade doet dan oorlog en besmettelijke ziekten, aardbeving en vulkanische uitbarstingen. Want hij draagt het masker WSBM van den vriend en weldoener en brengt zijne slachtoffers ■IfillF? 'n ^en waan ^un vreugde te bereiden en hunne zorgen /BiImfe we^ te nemen- Dit is de alcohol. In onzen critischen, opheklerenden en strijdlustige» tijd is echter eindelijk ook tegen dezen vijand de strijd ^ ,n ^ ontbrand en over de geheele linie aangebonden. Het is nog niet lang geleden, dat het alcoholvraagstuk door de groote massa als een stokpaardje van een klein aantal menschenschuwe en het leven vijandig gezinde dweepers werd aangezien en dientengevolge met bespotting werd overladen. Ook de dagbladpers nam eene afwijzende houding aan, voor zoover zij zich nog daarmede bezig hield. Heden is echter, dank zij de onvermoeide propaganda der tegenstanders van den alcohol, de eens uitgelachen geheel onthouders, in breede kringen der bevolking van de meeste beschaafde landen, de waarheid over het karakter van den alcohol doorgedrongen, zoodat de anti-alcoholisten reeds een belangrijk leger van overtuigde strijders vormen. Wat is nu de waarheid omtrent den alcohol? Is het een voedingsmiddel? Een kracht- en warmteverschaffer? Een geestopwekker? Een trooster? Een goede gezelschaphouder? Wij zullen zien! Wij weten, dat alcohol*) in ons lichaam verbrandt, dus materiaai voor de stofwisseling levert. Daardoor wordt hij echter nog geen voe- *) Onder alcohol verstaat men alle alcoholische dranken, dus bier, wijn, alle soorien brandewijn, likeuren, vruchtenwijnen, alle soorten bier inclusive stout en witbier dingsmiddel. Maar zelfs wanneer hij tot het behoud van het lichaam zou bijdragen — wie zal een vergift tot voedsel verkiezen? Want alcohol is een zwaar vergift voor alle cellen van het organisme, vooral echter voor het zenuwstelsel in al zijne deelen. Ook de zoo geroemde vermeerdering van kracht en warmte door alcohol is niets anders dan eene vergiftige werking. Het is een vastgesteld en bewezen feit, dat alle werkingen door den alcohol, die gewoonlijk als opwinding worden aangeduid, in werkelijkheid slechts verlammingsverschijnselen zijn, die zich het eerst juist bij de fijnste hersenelementen, de zoogenaamde zenuwvezels, voordoen. De taak dezer zenuwvezels bestaat daarin, de onbeteugelde driften te beheerschen en tegen te houden. Zoo komt het, dat bij hunne verdooving en uitsluiting door den alcohol de eene werking der hersenen na de andere zwakker wordt. Eerst blijft het vermogen om te oordeelen in gebreke, zoodat de drinkende dingen zegt en doet, van welker draagwijdte hij zich geen voorstelling meer kan maken. Het gezegde: ,,In vino veritas — in den wijn de waarheid" komt dus tot zijn recht, voor zoover de persoonlijke meening van den spreker tot uitdrukking komt, doch niet met betrekking tot de juistheid van het gezegde, zooals dikwijls wordt aangenomen. Het verdere gevolg is eene buitengewone zorgeloosheid en vroolijkheid, omdat de verlammende werking van den alcohol al het onaangename doet vergeten of in een geheel ander daglicht laat schijnen. Uit de vergiftige werking verklaart zich de uitbundige vroolijkheid, die zich overal ontwikkelt, waar menschen tezamen drinken. Hand in hand met deze verhoogde stemming gaan de onnoodige en overvloedige krachtuitingen en onstuimige bewegingen, die met het voortschrijden der verlamming van de zenuwvezels gepaard gaan: levendig, gesticuleeren, schreeuwen, zingen, tenslotte slaan en vechten. Een verder verlammingsverschijnsel is ook de verhoogde temperatuur, merkbaar aan de verhoogde kleur in het gezicht en het sterke zweeten. Hierop steunt het door de alcoholverdedigers steeds weer aangevoerde' motief van de verwarmende uitwerking van den alcohol. In werkelijkheid gaat het met deze verwarming geheel anders toe. De alcohol verlamt namelijk die zenuwvezels, welke tot taak hebben de bloedvaten der huid te vernauwen, opdat zoo min mogelijk warmte verloren gaat. Zoodra deze samentrekking uitblijft, verwijden de bloedvaten zich en worden daardoor aanzienlijk door het warme bloed doorstroomd. Daar komt de roode kleur der huid vandaan. Doch het regelmatig afgeven van warmte der lichaamsoppervlakte aan de omgeving bewerkt eene verhoogde afkoeling, waarvan de drinker zich echter niet bewust wordt. Uit deze verhoogde warmteafgifte is het bekende feit te verklaren, dat dronken personen zoo licht aan bevriezen zijn blootgesteld, zelfs bij geringe koude. Hun eigen warmte is juist zoo sterk afgenomen, dat zij aan de temperatuur van buiten geen tegenwicht meer biedt. Men zal nu vragen: Waar blijft dan echter de bekende verwarming van aan koude lijdende personen na het gebruik van alcoholische dranken ? Gewis voelen zij zich warmer worden, doch dit warmtegevoel is zelfbedrog, dat juist daardoor ontstaat, omdat het warme bloed in grootere hoeveelheid door de uitgezette bloedvaten der huid gaat stroomen. Tot de verlammingsverschijnselen, die gewoonlijk eveneens als opwinding worden opgevat, behoort, ook de verdooving van het gevoel van moeheid. De bekende tegenstander van den alcohol, Professor Bunge uit Bazel, zegt hierover: „Het is een ingeworteld idee, dat alcohol aan den vermoeide nieuwe kracht en inspanning zou kunnen geven. Het gevoel van moeheid is de veiligheidsklep aan onze machine. Wie dit gevoel van moeheid verdooft om door te werken, staat gelijk met dengene, die met geweld de klep afsluit om de machine meer hitte te doen geven. ,,De dwaling, dat alcohol aan de vermoeiden nieuwe krachten verleent, wordt juist voor de talrijkste volksklasse zeer noodlottig. De arme lieden, wier inkomen voor een menschwaardig bestaan toch al niet toereikend is, worden door dit vooroordeel er toe verleid een beduidend gedeelte van hun verdienste voor alcoholische dranken uit te geven, inplaats voor rijkelijk en smakelijk voedsel, dat hun alleen de kracht voor hun zwaren arbeid geven kan. „Dat dit vooroordeel over de versterkende werking van den alcohol niet uit te roeien is, blijkt uit de ondervindingen der gewoonheidsdrinkers. Wie eenmaal aan het regelmatig gebruik van alcohol gewend is, is inderdaad door den alcohol tot meer in staat, dan hij bij eene plotselinge, volkomen onthouding zou zijn. Het is hetzelfde verschijnsel, als bij degenen, die aan morphine zijn verslaafd, welke ook eerst dan lust tot werken bekomen, wanneer zij het voor gezonden verdoovende vergift innemen. De schijnbare versterking is echter slechts de uitdrukking van een door de vergiftige uitwerking abnormaal geworden organisme. ,,Het beste wordt de volkomen nutteloosheid, zelfs schadelijkheid ook van het geringste alcoholgebruik bewezen door de duizendvoudige proefnemingen, die bij de verzorging van legers zijn gedaan- en die reeds bewezen hebben, dat de soldaten in oorlogs- en vredestijd, in alle klimaten, bij hitte, regen en koude alle vermoeienissen der inspannendste marschen het best verdragen, wanneer men hun alle alcoholische dranken volkomen onthoudt." Al deze ervaringen gelden niet alleen voor soldaten, doch eveneens voor zeelieden, bergbeklimmers, luchtschippers en poolreizigers. De walvischvaarders bijvoorbeeld zijn bijna zonder uitzondering geheelonthouders en hebben, niettegenstaande hunne reusachtige inspanning en ondanks de koude der Poolstreken, geen druppel alcohol aan boord. Met het geestelijk prestatievermogen gaat het niet anders dan met het lichamelijke. Alcoholvrije hersenen werken onvergelijkelijk vrijer en helderder dan de kunstmatig opgewekte, welker oordeelskracht volstrekt niet onbeinvloed blijft. Eveneens heeft de ondervinding geleerd, dat alle geestelijke inspanning het beste wordt verdragen, wanneer van alle alcoholische dranken wordt afgezien. Talrijke personen, die tot volkomen onthouding van alcoholische dranken zijn overgegaan, hebben deze ondervindingen aan den lijve medegemaakt, zoodat hier sprake is van duizendvoudig vastgestelde feiten. De algemeene schadelijkheid van alcoholische dranken hangt overigens niet altijd van het procentgehalte aan alcohol af. Hoe meer alcohol zij bevatten, deste duurder zijn zij gewoonlijk, zoodat zij slechts door een naar verhouding kleine minderheid der menschen kunnen worden aangeschaft. Veel kwader van beteekenis voor de algemeenheid en de volksgezondheid zijn de goedkoopere dranken: bier en jenever. Vooral bier oefent een waarlijk rampzaligen invloed uit. Professor Bunge uit zich over het bier als volgt: „Onder de alcoholische dranken is bier het schadelijkst, omdat geen andere drank in die mate er voor geschikt is, tot tijdverdrijf te worden misbruikt. De philister is altijd alleen maar ontsteld, wanneer een mensch „door den jenever" een dief of moordenaar wordt. Dat duizenden door het bier versuffen en aan lager wal raken, laat hem volkomen koud en onverschillig. Dit stoort hem niet in zijne egoïstische gemoedsrust. Bier is reeds daarom het schadelijkst onder de alcoholische dranken, omdat geen andere zoo verleidelijk is. Jenever drinken geldt onder alle volksklassen als een schande, maar op onmatig bierdrinken beroemt zich de geestelijke élite der natie." Het is een feit, dat in den overvloed van herbergen en bierpaleizen, die men overal kan vinden, iedere hoogere belangstelling, ieder geestelijk streven reddeloos ten gronde gaat. In de plaats daarvan ontstaat schuwheid voor de huiselijkheid met hare plichten, eene gedachtelooze zucht naar verstrooiing en, waar de verkeerde gewoonte van de „stamtafel" bestaat, de bekende bekrompen wijze om over politiek te redeneeren. Bijzonder noodlottig werkt het op de omgangsvormen. Waar menschen samenkomen, om het even in gezelschap of zakelijk, mag de alcohol niet ontbreken, en er is een niet geringe zedelijke moed voor noodig, om zich aan dezen dwang der drinkgewoonten te onttrekken, Waarheen deze drinkgewoonten leiden, toont het voorbeeld van het academische kroegmisbruik. Tallooze veelbelovende jonge lieden gaan in zeer korten tijd in dezen maalstroom ten onder. Het wordt immers nog heden verbazend dikwijls voor een begeerlijk iets gehouden om het eerste semester in bier te zwelgen, inplaats van uit de bronnen der wetenschap te putten. Zoolang studenten het eene roemvolle daad vinden, in plaats van in de gehoorzalen in café's te zitten, is het niet te verwonderen, dat hunne door den alcohol aangetaste hersenen later voor werkelijke studie niet meer in staat zijn. Het gevaar dezer omstandigheden bestaat echter niet alleen in het nadeel voor den enkeling, doch ook daarin, dat de slechte drinkgewoonten juist bij zulke studentenvereenigingen bestaan, waaruit later hooge ambtenaren en invloedrijke personen voortkomen, in wier handen dikwijls veel macht berust. De werking van den alcohol vertoont zich in haar sterksten vorm in den roes, die niets anders dan eene acute alcoholvergiftiging is. Veel slechter echter is de eigenschap van den alcohol om geheel in stilte de zoo bovenmatig gevoelige zenuwcellen der hersenen in zekeren zin te andermijnen, daar iedere nieuwe toevoer van het verderfelijke vergift de sporen daarvan achterlaat. Zij verliezen langzamerhand hunne normale gesteldheid, vervetten en ontaarden gedeeltelijk, en er ontstaat dan eene reeks van hersenziekten, waaronder de dronkemanswaanzin (Delirium tremens) évenzoo bekend als gevreesd is. Hoe noodlottig de werking van den alcohol op de hersenen is, blijkt uit het feit, dat bijna 45 % der patiënten in krankzinnigengestichten tengevolge van het gebruik van alcohol krankzinnig zijn geworden. En hierbij jeeft niet direct de hoeveelheid van den genoten alcohol den doorslag, doch de vatbaarheid der hersenen voor den alcohol, die bij iedereen zeer verschillend is. Wat bij den één reeds zinnelooze dronkenschap veroorzaakt, heeft op den anderen dikwijls in 't geheel geen invloed. In beide gevallen ontwikkelen zich echter vroeger of later de onvermijdelijke gevolgen der alcoholontaarding. Tot de treurigste gevolgen van den alcohol behoort het feit, dat deze niet alleen voor de drinkers nadeelig is, —een drinker is ieder;en, die zich niet wel voelt, wanneer hij niet dagelijks eene sekere hoeveelheid alcoholische dranken gebruikt, — doch ook voor hunne kinderen. De ongelukkige nakomelingen van drinkende verwekkers brengen reeds den kiem van ziekte en ontaarding mede op de wereld. Want evenals alcohol de fijnste deelen van het organisme schaadt en minderwaardig maakt, zoo oefent hij zijn vernielingswerk ook op de geslachtsproducten uit. Zoo komt het, dat bij de groote massa van drinkers een opkomend geslacht in de wereld wordt gebracht, dat, voortgekomen uit een reeds verzwakte ontwikkelingskiem, tot lichamelijke en geestelijke rampzaligheid is veroordeeld. Dwerggroei, doofstomheid, idiotisme, epilepsie en alle mogelijke soorten van zenuwziekten zijn de rampzalige erfenissen, die aan de kinderen van drinkers voor het leven worden medegegeven. Hoe noodlottig en ontaardend de alcohol op de nakomelingschap werkt, bewijst eene statistiek van een beroemden Zwitserschen dokter, Professor Demme, wier gegevens een helder licht op deze omstandigheden werpen. Het handelt over de nakomelingschap van tien kinderrijke gezinnen, waarvan de vader en gedeeltelijk de voorvaderen drinkers waren, alsmede van tien andere kinderrijke families, welker ouders en voorvaderen, zonder onthouders te zijn, toch nuchter waren. De eerste groep, dus de drinkers, verwekte 57 kinderen. Daarvan stierven er 12 aan zwakte kort na de geboorte. 36 leden aan: idiotisme (8), krampen en epilepsie (13), doofstomheid (2), drankzucht met epilepsie of St.-Vitusdans (5), lichamelijke misvormingen (3), dwerggroei (5). Slechts 9 ontwikkelden zich geestelijk en lichamelijk normaal. Van deze laatsten was bij 7 alleen de vader aan den drank verslaafd geweest, terwijl van de 37 kinderen, welker voorvaderen of moeder eveneens aan den drank verslaafd waren, slechts 2 normaal bleven. De tweede groep der nuchteren verwekte 61 kinderen. Daarvan stierven er 3 aan zwakte en 2 aan maag- en darmcatarrh kort na de geboorte, 2 anderen kregen St.-Vitusdans en 2 waren lichamelijk misvormd, 2 anderen bleven geestelijk ten achter, zonder echter idioten te zijn, en 50 ontwikkelden zich volkomen normaal. Er bestaat wel nauwelijks een treuriger illustratie bij het bijbelwoord van de schuld der vaderen, die zich aan de kinderen wreekt tot in het derde en vierde geslacht. Het beklagenswaardigst is het feit, dat niet alleen de ziekten erfelijk zijn, doch ook de drankzucht als zoodanig, zoodat een eindelooze reeks van jammer en ellende daaruit ontstaat. In het nauwste verband met deze alcoholische erfelijke belasting, staat de opwindende uitwerking van den alcohol op de geslachtssfeer. Reeds na kleine hoeveelheden alcoholische dranken wordt bij den man de geslachtsdrift opgewekt, die hooger wordt, naar mate er meer wordt gedronken. In dronken toestand houdt iedere zelfbeheersching op en de zinnelijkheid wil bevredigd worden. De slachtoffers zijn of de echtgenooten — de ervaring toch leert, dat drinkers steeds veel kinderen hebben — of ongelukkige wezens — vrouwen, meisjes, kinderen —, die verkracht worden. Op dezen bodem tiert de verbazende hoeveelheid zedenmisdrijven, welker aantal niet minder dan bijna s/'4 van alle misdaden bedraagt. Een ander gevolg van de door den alcohol opgewekte geslachtsdrift is het overbrengen van geslachtsziekten uit den omgang met geprostitueerden. De vreeselijke uitbreiding der venerische ziekten zou zonder den alcohol ondenkbaar zijn, omdat zijn gebruik de aanleiding daartoe vormt. In engeren zin behooren tot dit onverkwikkelijk hoofdstuk ook de feèstgewoonten bij huwelijken. Bijna ieder huwelijksfeest vindt zijn hoogtepunt in het verzwelgen eener groote hoeveelheid alcoholische dranken, waardoor eene stemming wordt opgewekt, die voor „aangeschoten" geldt, in werkelijkheid echter de verschillende stadiën der dronkenschap omvat. Ook de jonge echtgenoot blijft in de meeste gevallen niet nuchter. Het is echter aan geen twijfel onderhevig, dat een in dronkenschap verwekt kind van af het eerste oogenblik door het gevaar van lichamelijk nadeel wordt bedreigd. Is de alcohol reeds de oorzaak der meeste zedenmisdrijven, zoo heeft hij een niet kleiner aandeel aan alle andere misdaden, daar 70—80% daarvan als gevolg van alcoholmisbruik worden begaan. Volgens eene in Duitschland opgemaakte statistiek worden bijvoorbeeld van alle moorden 46 % in dronkenschap begaan. Doch niet alleen in crimineel, maar ook in economisch opzicht speelt alcohol een noodlottige rol. In het Duitsche Rijk worden jaarlijks bijna 3 milliarden voor alcoholische dranken uitgegeven. Deze onmetelijke som, die, in het belang der volksgezondheid aangewend, aan het geheele volk ten zegen zou strekken, wordt in de plaats daarvan in een afgrond geworpen, uit welks diepte booze geesten opstijgen en schrik en nood verspreiden. Berekent men hierbij nog, wat gevangenissen en krankzinnigengestichten kosten, dan verkrijgt men eene rekening, die de natie met kolossale offers betaalt. Het verlies aan gezondheid, arbeidskracht en menschenlevens is bovendien in 't geheel niet te schatten. Mag men zoo n vijand zonder tegenstand te bieden verder laten woeden? Zeer zeker niet! Het is nu een zeer merkwaardig verschijnsel, dat de meeste menschen niet in staat zijn het alcoholvraagstuk in hare onmetelijke algemeene draagwijdte te begrijpen, doch dat bijna iedereen zijne persoonlijke verhouding tot maatstaf voor deze groote cultuurvraag neemt. In aangelegenheden van zoo'n omvangrijke beteekenis mag echter alleen het algemeen belang tot richtsnoer dienen. Wat vereischt dit echter? De enkeling zegt: matigheid; het algemeen belang: volkomen onthouding. Want de kracht der zelfbeheersching bevrijdt niemand van de zedelijke plicht door de macht van het voorDeeia op diegenen in te werKen, aie aneen aoor voiKomen ontnouding te redden zijn. Het voornemen tot matigheid heeft nog geen drinker van den ondergang gered, wel echter de volkomen onthouding. Hoe meer voorbeelden hij voor de alcoholontzegging ziet, deste gemakkelijker en natuurlijker lijkt hem de te kiezen weg. Matigheid is reeds daarom een geheel onvoldoende maatregel, omdat zij afhankelijk van den wil is, die echter zeer snel door den alcohol wordt uitgeschakeld. Geen enkele drinker is als zoodanig begonnen, doch de verderfelijke werking van den alcohol heeft hem langzamerhand zoo gemaakt, en niemand, die alcohol gebruikt, kan zich tegen dit noodlot weren. De eenige zekerheid bestaat in het vermijden van het eerste glas. Als degelijk argument voor den enkeling is de inlichting over de talrijke ziekten der organen, die door het voortdurend gebruik van alcoholische dranken ontstaan, van veel nut. Immers ieder orgaan van het lichaam, vooral hart, nieren, lever en maag, wordt door den alcohol in gevaar gebracht. Velen, die zich den alcohol uit gemeenschapsgevoel niet wilden ontzeggen, doen het uit eigen belang, zoodra zij zijne Schadelijkheid aan den lijve ondervinden. De strijd tegen den alcohol is in 'een steeds stijgenden omvang door de meest verschillende beroepsklassen, door bijna alle standen en ook voor menschen van iederen leeftijd aangebonden. Vooral de jeugd, van den zuigeling af, wordt door verstandige ouders aan iedere werking van den alcohol onttrokken, daar het verderf van alcoholische dranken op kinderen onomstootelijk is vastgesteld. Drinkers, die de kracht niet meer bezitten, zich uit eigen beweging aan den alcohol te onttrekken, moeten zich aan eene onthoudingskuur in eene inrichting voor drankzuchtigen onderwerpen. Wie meent, dat hij niet buiten drinken kan, neme in plaats van den tot dusverre gebruikten alcohol alcoholvrije dranken, waarvan er een groot aantal zeer smakelijke en verfrisschende bestaat. En wie van meening is, dat gezellige vroolijkheid alleen door wijn en bier te verkrijgen is, zal spoedig ware en verkeerde gezelligheid van elkander leeren onderscheiden. Want ware, d. w. z. edele gezelligheid berust op het zich vereenigen van gelijk gezinde menschen met edele belangen en heeft geen alcoholische opwekking noodig. Verkeerde gezelligheid wordt daarentegen slechts door alcohol mogelijk gemaakt, want deze alleen houdt menschen tezamen, die in werkelijkheid niets met elkander gemeen hebben, en zonder den alcohol elkander niets te zeggen zouden hebben. Op deze wijze zou de zinnelooze gezelligheid, zooals deze tegenwoordig bijna overal heerscht, in het ware daglicht gesteld en een edeler streven opgewekt worden. Prostitutie en sexueele moraal. C3 CD Het schijnbaar zoo hecht opgetrokken gebouw onzer moraal, d. w. z. de zedenleer, heeft in werkelijkheid vele scheuren, en wel juist in het gedeelte, dat het innigst met de menschelijke natuur vergroeid is: in het geslachtsleven. Gaat men op dit gebied nader in, dan doet zich als het gewichtigste probleem de prostitutie voor. Men verstaat hieronder den te koop zijnden' geslachtsomgang, die eene der meest beschamende schaduwzijden van het beschaafde leven beteekent. Het kan natuurlijk niet op den weg van dit boek liggen om het wezen der prostitutie van uit de talrijke gezichtspunten, die daarvoor in aanmerking komen, te ontleden, — doch het is wel noodig, om aan te toonen, dat de heerschende opvatting over de prostitutie bijna zoo onzedelijk is als deze zelf. De „regeling der prostitutie" ligt in de handen der overheid en heeft geheel en al het karakter eener staatkundige instelling aangenomen. Hier treedt nu in dit opzicht de eerste tegenstelling voor den dag. Terwijl namelijk van overheidswege, d. w. z. door de politie, de geprostitueerden als het uitvaagsel der menschheid worden beschouwd en dienovereenkomstig worden behandeld, heft de staat van diezelfde geprostitueerden belastingen, die door het uitoefenen van hun treurig beroep verkregen worden, —d. w. z. hij belast de ontucht en verrijkt zich daaraan. Door deze handelwijze echter slaat zij dezelfde moraal in 't gezicht, die zij voorgeeft te beschermen, want het begrip van den rechtsstaat verbiedt wetsontduikingen te begunstigen. Nog krasser is in het prostitutievraagstuk de bevoorrechting van het mannelijke geslacht door de wet zoowel als door de openbare meening. De volle scherpte der veroordeeling valt op de vrouwen, terwijl de mannen onaangevochten blijven en noch van de wet, noch van het burgerlijk eerbegrip iets te vreezen'hebben. Voor eene handeling, die door twee personen wordt begaan, wordt dus alleen het eene deel, het vrouwelijke, verantwoordelijk gesteld. Eene grootere sociale onrechtvaardigheid is nauwelijks te bedenken. In werkelijkheid liggen de dingen zoo, dat de geprostitueerden slechts in de weinigste gevallen uit aangeboren ondeugd tot hun treurig beroep worden gebracht, doch dat zij meestal het slachtoffer der maatschappelijke omstandigheden en der verleiding zijn. Tallooze meisjes worden door alle kunsten der verleiding ten val De dokter in huis 7 > gebracht en dan smadelijk in den steek gelaten. Dezelfde mannen, die niet in staat zijn hunne eigen driften te beheerschen, en de geraffineerdste middelen der overreding en overrompeling aanwenden om hun wil door te drijven, hebben de vermetelheid om met verachting en spot op hunne slachtoffers neer te zie 1, welker tegenstand te breken hen moeite genoeg heeft gekost. En wat is het gevolg van deze onverantwoordelijke handelwijze? De ongelukkigen, die zich lieten misleiden, worden door hunne familieleden verstooten, verliezen hun steun en bescherming en staan alleen zonder hulp en raad. Daar in de meeste gevallen ook de gewetenlooze verleider, zonder zich iets van de ellende van zijn slachtoffer aan te trekken, stil van het tooneel verdwijnt, is de gewone afloop zelfmoord of overgang tot de prostitutie, of'afdrijving der vrucht of kindermoord. Slechts weinigen zijn maatschappelijk of geestelijk in staat zich alleen staande te houden, zonder onder te gaan. Het statistisch vastgestelde feit, dat het grootste aantal geprostitueerden uit vroegere dienstmeisjes bestaat, vindt zijn oorzaak bijna uitsluitend in de verleiding. Er zijn immers ontelbare huizen, waarvan de mannelijke gezinsleden het vrouwelijk huispersoneel voor vogelvrij aanzien, dat zij met list en geweld belagen, totdat zij hun doel bereikt hebben. Hier is deze handelwijze dubbel verwerpelijk en gemeen, omdat het dienstpersoneel een rechtmatige aanspraak op de bescherming van het huisgezin heeft, in welks dienst het staat. Het toezicht op de geprostitueerden door de zoogenaamde zedenpolitie staat eveneens in groote tegenspraak met het rechtvaardigheidsgevoel, d. w. z. met het in hoogsten zin zedelijk voelen. Ter motiveering voor de zedencontröle met hare lichamelijke onderzoekingen dient het voorkomen der besmetting van geslachtsziekten. Dus ook hier de eenzijdige verdeeling van licht en schaduw bij het beoordeelen eener door twee personen uitgevoerde handeling! De eenvoudigste billijkheid verlangt, dat niet alleen het vrouwelijk gedeelte aan een lichamelijk onderzoek wordt onderworpen, doch eveneens het mannelijke, daar in vele gevallen niet de vrouw, doch de man de bron der besmetting is. Er bestaat nu eenmaal op het gansche gebied van het geslachtsleven de dubbele moraal, die iedere geslachtelijke handeling van den man, zelfs die ten koste van het noodlot van een mensch wordt uitgevoerd, voor geoorloofd en onbedenkelijk houdt, doch die der vrouw, welke toch eerst door hem daartoe is aangezet, voor eerloos en misdadig verklaart. Deze dubbele moraal is echter in de hoogste mate onzedelijk en dient zeer krachtig te worden bestreden. Onvoorwaardelijk moet geeischt worden, dat het buitenechte- lijke geslachtsverkeer van den man niet meer als eene vanzelfsprekende noodzakelijkheid geldt, doch dat van hem dezelfde onthouding voor het huwelijk wordt gevorderd, als van de vrouw. Het is totaal ongegrond om te meenen, dat de onderdrukking van de geslachtsdrift voor den man nadeelig is. Beroemde dokters en universiteitsleeraren hebben zich dikwijls in dezen zin uitgesproken, en de talrijke academische vereenigingen, die de kuischheid tot aan het huwelijk als grondbeginsel aanvaarden, leveren het bewijs voor de juistheid dezer stelling. Hiervoor moest het huwelijk niet meer, zooals het thans algemeen de gewoonte is, worden uitgesteld, totdat de man „uitgeraasd is" en gelijk een wrak in den echt treedt, doch worden aangegaan in bloeiende jeugd en in.het volle bezit van alle krachten. Dan zullen ook de noodlottige geslachtsziekten, waarvan ten slotte de jonggehuwde vrouwen onschuldig het slachtoffer worden, eene beperking ondergaan. De mannelijke zoowel als de vrouwelijke prostitutie is eene verkoopbare overgave van lichaam en ziel en voert gewoonlijk tot de zwaarste ziekten, ellende en langdurige ziekte der arme, door tegenspoed en immoraliteit der mannen in hunne armen gedreven slachtoffers zelfs tot ontaarding van het geheele volk. Zij kan niet door bestraffing en slavernij in de bordeelen, de gepriviligeerde ontuchtholen, worden opgeheven. Opheldering aan de menschheid in het algemeen, vooral aan de zich ontwikkelende jeugd, over de geslachtelijke functiën, de verschrikkelijke gevolgen van het misbruik, beleering door ouders, dokters, en allen die het aangaat, verbetering der sociale en hygiënische levensvoorwaarden, terugkeer tot eenvoudigere levensaanspraken, die den man reeds vroegtijdig veroorloven een huwelijk met de uitverkorene zijns harten te sluiten, verandering van het sluiten van een huwelijk van een handelszaak in een aangelegenheid van het hart, dit alles ondermijnt de prostitutie. Niet door vele woorden, doch door het vroegere leven en werkelijke hulp kan het alleen beter worden. Opvoed/ng, opheldering, kennis van het kwaad geven derhalve, zooals overal in het menschelijk leven, ook hier de beste bescherming. Onwetendheid, gebrek aan kennis van het gevaar der besmetting en hare gevolgen zijn de oorzaken der groote uitbreiding der prostitutie. Iedere geprostitueerde kan er vrij zeker op rekenen na korten of langen tijd door één der verschillende soorten van geslachtsziekten te worden aangetast. Ontkomt de een of ander in den loop van den tijd aan dit noodlot, dan is dat louter toeval. Bij de groote verbreiding dezer ziekten, vooral in den laatsten tijd in alle landen, wat nog een gevolg van den oorlog is, is de kans voor den enkeling om op den duur hiervan bevrijd te blijven, zeer gering. Het overwegend groote aantal twijfelachtige vrouwelijke existenties, die langzamerhand tot de prostitutie overgaan, heeft er geen begrip van, dat hiervan hevig lijden het bijna onvermijdelijke gevolg is. Daarom moeten meisjes, die buitenshuis dikwijls in eene eenvoudige en afhankelijke positie in hun levensonderhoud moeten voorzien, ervoor worden gewaarschuwd met hunne zelfstandigheid tegelijk hunne gezondheid in te boeten. Aan den anderen kant moet iedere familievader zich steeds voor oogen houden, dat zijne zonen aan besmettelijke ziekten ten offer kunnen vallen, wanneer zij er niet van op de hoogte zijn gebracht, dat iedere vrouwelijke persoon, die zich zonder aarzelen aan een geslachtelijk verkeer met hen overgeeft, het genot hunner existentie kan vernietigen. Iedere dokter doet steeds weder de ervaring op, dat een door syphilis aangetaste zich ten onrechte voor een slachtoffer van een bijzonderen tegenspoed houdt, voor iemand, wien iets ongehoords wedervaren is, terwijl toch omgekeerd eene infectie als het waarschijnlijkste zich had kunnen voordoen. Jonge lieden, die met het overmoedige gevoel van kracht en levenslust in de gelegenheid komen over zichzelf en hunne middelen zelfstandig te kunnen beschikken, hebben meestal niets snellers te doen dan zich blindelings in de armen van het geslachtsgenot te werpen. Werden recruten, zeelieden, hoogere scholieren, seminaristen, studenten, kortom alle jongelingen bij het intreden in eene vrijere maatschappelijke positie over de juiste toedracht der zaak ingelicht, . dan zouden tallooze onbezonnen handelingen ongedaan blijven. Bij de onwetendheid komt de lichtvaardigheid, waarmede degeslachtszieke personen van beiderlei geslacht over hun kwaal denken. In plaats van zoo spoedig mogelijk naar den dokter te gaan, opdat hunne ziekte spoedig en zeker worde genezen, hebben de aangetasten en gevallenen geen anderen wensch dan hunne ziekte geheim te houden. Beleering kan ook hier veel doen om het uitbreiden der ziekte en het insluipen ervan in het familieleven te verhoeden. Alleen eene gelegenheid om de genezing zooveel mogelijk te verlichten en te bevorderen kan er toe bijdragen, dat de venerische ziekten zich niet verder uitbreiden. Als radicaal middel bevelen wij nogmaals geheele onthouding aan als bescherming tegen een gevaar, dat zoo reusachtig groot is tegenover het geringe genot. Jongelingen, volgt de wetten der natuur en gij zult er u goed bij bevinden; wanneer gij sterker denkt te zijn dan de wet, handelt dan voor eigen rekening en gevaar, het gevaar der pestachtige, ontzettende ziekte, de geesel der menschheid en de vertwijfeling der dokters! Op iedere ongeoorloofde liefde, op iedere onderbreking van de natuurwet volgt eene waarschuwing of eene zware straf, eene ziekte van den pijnlijksten, schandelijksten aard. Huis-, genees- en volksmiddelen. cd o §e geschiedenis der geneeskunde vormt een getrouwe af\ beelding der algemeene cultuurgeschiedenis. Toeval en il nood leerden aan de menschen de eerste beginselen van II ieder voor hen noodzakelijk weten en kunnen. Hoe ƒ noodzakelijker de kennis en hoe onontbeerlijker de kunst ' tot behoud en herstel van het leven was, deste vroeger vond de mensch naar alle waarschijnlijkheid den weg daartoe, zoodat zeker het kunnen aan het weten, de geneeskunde aan het diepgaand inzicht der levensverschijnselen van den mensch bij gezondheid en ziekte, is voorafgegaan. Huis-, geneesen volksmiddelen waren uit een oogpunt van menschelijkheid in alle tijden een bezit van den mensch. Daar het verwijderen van de oorzaak der ziekte overal de eerste en uitdrukkelijke voorwaarde voor de genezing is, zoo bestaat er tusschen hemel en aarde geen ding, waarin men niet reeds gemeend heeft een ziekteoorzaak en tevens een geneesmiddel of geneeswijze er voor te moeten vinden. Gebed, zegen, verwenschingen, tooverformules en ceremonieën, de loop der hemellichamen, zonlicht, maneschijn, lucht, aarde, water, vuur, dieren op het land en in het water, planten of enkele bestanddeelen daarvan, edelsteenen, metalen en andere mineralen, warmte en koude, de mensch, de natuur of de mensch zelf, sympathie, antipathie, de macht der gedachten, auto- en vreemde suggestie, de levensomstandigheden, rust en beweging, dit alles en nog veel meer heeft in den loop der tijden in een bont mengelmoes er voor gediend om de bron der ziekte, de wijze van genezing te verklaren. Vraagt men nu na scheiding, wat aan den leek en wat aan den dokter behoort bij het behandelen van zieken en gewonden, dan is het antwoord van den leek onmiddellijk gereed. De dokter in huis 73 Kleine kwalen worden door huis-, genees- en volksmiddelen, door het gezonde' menschenverstand genezen, bij groote ongemakken is deskundige hulp noodig. Zoo denken de meesten; dit is zeer verkeerd, een misverstand, dat reeds aan duizenden het leven heeft gekost. Men vergeet hierbij, dat schijnbaar geringe ongemakken menigmaal het begin zijn van ernstige levensgevaarlijke kwalen, en dat zelfs lichte aanvangsverschijnselen door nalatigheid en ongeschikte behandeling spoedig in zware ziektetoestanden overgaan. Ook de algemeen bekende verscheidenheid in de behandeling door de vertegenwoordigers der geneeskunde, dikwijls bij schijnbaar gelijke gunstige resultaten, moet den leek worden duidelijk gemaakt. In alle zaken van wetenschap en geloof, recht, philosophie, bij politieke, pedagogische vraagstukken, wordt hetzelfde resultaat dikwijls op de verschillendste wegen gezocht en vaak ook verkregen. Zelfs in de meest exacte wetenschap, in de mechanica, worden dezelfde resultaten op grond van verschillende uitgangspunten, hetzij door menschelijke kracht, stroomend water, of door stoom en electriciteit verkregen, en hangt het dikwijls van bijkomende omstandigheden af, welk middel of welke methode het doelmatigste is, zoodat het dikwijls twijfelachtig blijkt, aan welke daarvan men onder de gegeven omstandigheden de voorkeur moet geven. Hetzelfde doet zich in de geneeskunde voor. Wanneer men dit alles in aanmerking neemt, gevoegd bij de dagelijksche ondervinding, dan wordt het Yoor den leek begrijpelijk, dat huis-, genees- en volksmiddelen slechts een noodhulpmiddel vormen, dat misschien toereikend is in gevallen, waarbij deskundige hulp niet of moeilijk te verkrijgen is, dat echter onder andere omstandigheden bij ziekten en ongelukken steeds de kundige dokter de beste hulp vormt. Bij de werking der verschillende huis-, genees- en volksmiddelen komt nog eene omstandigheid in aanmerking, die alles verandert en in de meeste gevallen in hare werking onberekenbaar is, dit betreft het menschelijke organisme en de gesteldheid daarvan op het moment der werking. Niet alleen bepalen de eigenschappen van het middel de uitwerking daarvan, doch hiervoor is ook de toestand van den mensch beslissend. Hetzelfde middel kan eene geheel andere uitwerking hebben al naar de bijzonderheden van ieder mensch afzonderlijk en al naar de verschillende omstandigheden, waaronder het een en denzelfden mensch treft. Deze omstandigheden en toestanden van den mensch in aanmerking genomen, kan men de huis-, genees- en volksmiddelen in de volgende groepen verdeelen: Purgeermiddelen. Het getal der laxeerend ^werkende huis-, genees- en volksmiddelen is buitengewoon groot, nog talrijker zijn de medicinale purgeermiddelen. Door een gepast gebruik van de eerste, der diëthetische stoffen, die laxeerend werken, zullen wij de purgeerende medicijnen kunnen ontberen. Dit is van groot gewicht, want men moet bedenken: alle purgeermiddelen verzwakken den darm, maken het darmslijmvlies droog, onttrekken aan het bloed waardevolle sappen en verwekken in den loop van den tijd de ongemakken, waartegen ze worden ingenomen: verstopping, bloedstuwing in de poortader, aambeien, het verlies der regelmatige, van zelf komende ontlasting. Al deze medicinale purgeermiddelen zijn reeds hierom nadeelig. Hierbij komt nog, dat zij in steeds grootere hoeveelheden moeten worden ingenomen, om eene voldoende uitwerking te verkrijgen, daar men er, zooals dit met alles is, te veel aan gewoon raakt. Dit is ook het geval met lavementen, die eveneens een nadeeligen invloed uitoefenen, daar door het toepassen daarvan de zoogen. buikpers, eene voor de gezondheid van het lichaam onontbeerlijke functie, buiten werking wordt gesteld. Wij zijn buitengewoon rijk aan diëthetische stoffen met eene laxeerende werking: rijkelijke hoeveelheden vloeistoffen, vooral koud water, eetlepelwijze op de nuchtere maag of meermalen daags, zelfs ieder uur ingenomen; vloeistoffen, die suiker of zouten bevatten, werken nog laxeerender; fruit, honig, tamarinde, zuurkool, tarwebrood, roggebrood, broodpap, moutkoffie, veel groenten, haverdegort, havermeelpap, alle griessoorten, vijgen, compote, versche wortelen, salade, vette oliën (olijf-, lijn-, geen ricinusolie), boter, bouillon, melk (karnemelk, zure melk), een glas water met een thee- of eetlepel zout, voor of na het ontbijt snel ingenomen, een appel en een glas water om dezen tijd. In het algemeen moet men diëthetische stoffen als purgeermiddelen 's morgens vroeg gebruiken, daar hunne werking om dezen tijd zekerder is. Daarbij vergete men niet, dat, wanneer men probeert iederen dag op een bepaalde tijd ontlasting te hebben, in den regel geen purgeermiddelen noodig zijn. Ook moet men ter regeling van den stoelgang steeds de natuurlijke functiën aanzetten: lichaamsbeweging, sport, massage. In hardnekkige gevallen kan men zich helpen door een reeks spijzen of dranken, die niet tezamen passen, onmiddellijk na elkander te gebruiken, bijv. melk in verbinding met fruit, eene zoete spijs onmiddellijk na eene zure, of na pap, enz. Een groot aantal planten (z. d.) werken purgeerend. 78* Opwekkende middelen. Inwendig. Koud water, sterke zwarte koffie, een kopje water met eenige druppels Eau-des-Carmes, kamillenwater, een theelepel vol sodawater, champagne. Uitwendig. Lavementen met azijn (i—2 eetlepels op een glas water of kamillethee), azijn, Fransche brandewijn. Gasverdrijvende middelen. Het bekendste zijn: anijs, venkel en kummel. Men neemt deze middelen of als thee in, door een theelepel vol op heet water af te trekken en aan de lichtgele thee wat suiker bij te voegen, of men gebruikt venkel-, anijs- of kummelolie, waarvan naar gelang van den leeftijd, twee tot zes druppels op suiker voldoende zijn, temeer als men daarna nog een lavement zet. Ook geschaafde nootmuskaat werkt zeer gasontlastend, doch is slechts voor volwassenen aan te bevelen, die daarvan een snuifje met een teug bouillon kunnen innemen. Hoffmann's druppels en de aetherische valeriaantinctuur (vijftien druppels op suiker) zijn voor eene proefneming eveneens aan te bevelen, temeer als de gasvorming gepaard gaat met menstruatiestoornissen en buikpijnen. ^ Winderigheid bij kinderen. Winderigheid bij kinderen (winderige koliek). De gewone oorzaken van darmgassen bij kinderen liggen in diëetfouten, in de hoedanigheid van het voedsel, het verkeerde gebruik daarvan of in verkoudheden. Wordt het kind direct na gemoedsaandoeningen aan de borst genomen, lijdt de zoogster zelf aan stoornissen der spijsvertering of andere onpasselijkheid, waardoor het zog veranderd wordt, ontving het kind als bijvoeding winderige, zwaar verteerbare, tot gisting neigende spijzen, dikke meelpap, zuurachtig brood, namelijk in het afschuwelijke dotje, gaf het kind reeds zuur braaksel op en had het last van zuur ruikende, groene ontlasting, of werd het bij een of andere gelegenheid verkouden, dan is winderigheid het gewone gevolg. De gasontwikkeling en de druk daarvan verwekt bij het kind een onbehagelijk gevoel, „buikpijn", waarbij het de oogen verdraait, in den slaap de oogleden niet geheel sluit, soms ook het gezicht vertrekt, onrustig wordt, met de handen over het gezicht wrijft, onder het schreeuwen de knieën optrekt of de beentjes uitstrekt. Gewoonlijk gaat de toestand met verstopping gepaard. Wordt het niet spoedig verholpen, dan komen er licht algemeene krampen bij. Naast de bovengenoemde middelen probeere men door het opnemen en behoedzaam op den rug te kloppen de darmgassen te verdrijven. Kleine kinderen kan men met den buik op de platte hand leggen, die de buikbekleedselen licht indrukt en daardoor de gassen tot ontwijking brengt. Wanneer het zooals in den regel het geval is, een slechte ontlasting heeft, dan zet men het op den rug en met de billen omhoog liggende kind een warm lavement van zeepwater, kamillethee of iets dergelijks (28° R of 350 C) of geeft het met den irrigator eene zoogenaamde inspuiting. 5^3 Bloedvormende middelen. Deze zijn, bij inwendig gebruik, niet in staat om onmiddellijk in bloed over te gaan, doch geven daartoe slechts de opwekking, wanneer het lichaam tegelijk geschikte voedingsstoffen tot zich neemt. Wat is dus het eerste vereisrhte van iedere behandeling met bloedvormende middelen ? Dit, dat men maandenlang het lichaam verteerbare en voedzame stoffen aanbiedt, dat men den meestal zeer geringen eetlust van den zieke opwekt door hem beweging en matige werking der spieren voor te schrijven, zoodat men het lichaam in staat stelt om nieuw bloed te vormen. Bloedstillende middelen. Eene reeks bloedingen geven het lichaam verlichting en moeten alleen worden gestild, wanneer zij niet tot staan komen, b. v. menstruatie-bloedingen, de gouden ader (aambeien), neusbloedingen, die dikwijls van het hoofd afleiden. Het voornaamste middel tegen verbloedingen is rust; is er sprake van een long- of maagbloeding, bloeding uit een dijbeenverzwering, dan is het onverstandig „van het eene hulpmiddel op het andere te springen". De meeste bloedingen komen tot stilstand, wanneer men den zieke resp. den gewonde doelmatig neerlegt (bij bloedingen der ledematen, deze hooger leggen). ^ Blaas-, aambeien-, long-, maag-, neus-, onderlijfsbloeding (zie deze). Bloedvernieuwingskuren, bloedzuiveringskuren. Het menschelijk lichaam is geen retort, welker inhoud men langs mechanischen of chemischen weg door het wegnemen van onreine en het bijvoegen van passende middelen kan zuiveren of vernieuwen. Eene bloedvernieuwing kan slechts door longen, huid en nieren plaats vinden. Daarom zijn licht-, lucht- (ademhalings-) kuren, mineraalwaterkuren voor bloedvernieuwing geschikt. Wie zijn bloed verbeteren wil, mag niets eten en drinken, dat het bloed slechter maakt. Ieder diëet, dat tot gisting en rotting in het darmkanaal leidt, verontreinigt het bloed, omdat de afscheidingsproducten in de darmen worden opgezogen en in het bloed worden overgebracht. Het diëet moet de darmwerking opwekken en de spijsverteringsorganen niet onnoodig belasten. — Verbazend groot is de verandering van het bloed, wanneer groote oppervlakten van het lichaam of het geheele lichaam met water worden behandeld, door romppakkingen, geheele afwrijvingen, hals- en volbaden, douches, enz. Terwijl bij gedeeltelijke afwasschingen slechts een verhoogde toevloeiing naar het behandelde • lichaamsgedeelte in aanmerking komt, treedt bij de algemeene, ingrijpende vormen van toepassing een soort nieuwvorming der bloedcellen op, waarmede het organisme wordt gevuld en daardoor eene bloedvernieuwing ondergaat. Wie het bloed wil vernieuwen, moet het niet door het inademen van bedorven lucht vergiftigen, zooals dit gewoonlijk door tabak rookcri en gebrekkige luchtverversching geschiedt. Braakmiddelen. Vergiftigingen, keelziekten, vóór alles de croup bij kinderen kunner het gebruik van braakmiddelen noodzakelijk maken. Het eenvoudigste middel om braking op te wekken, is het kittelen van het keelgat mei een veertje, of men steekt den vinger in de keel. Het beste braakmiddel voor kinderen is braakwijn, een mengsel dat men in drogistwinkels of apotheken kan verkrijgen, bestaande uil i deel braakwijnsteen op 250 deelen sherrywijn, dat men theelepelwijze inneemt, tot het begint te werken. Voor volwassenen is braakwortel (Ipecacuanha), eene Braziliaan' sche plant, het best geschikt, en braakwijnsteen, een antimoonverbinding, die door den dokter meestal gemeensch; ppel jk worden voorgeschreven. Beide middelen vereischen voorzichtigheid, daar zij, in te groote hoeveelheden ingenomen, eene onaangename uitwerking kunner hebben. Er is ook een gereed zijnde braakwortelwijn verkrijgbaar, die 3 gr braakwortel op 30 gr. sherry bevat en, theelepelwijze ingenomen, meesta na den vierden theelepel braking verwekt. C^3 Borstkruiden en borstpoeder. Borstkruiden: i deel altheawortel, 2 deelen altheakruid, V2 deel zoethoutwortel, worden vermengd. Verdere borstkruiden: anijs, maluwe cn wolbloem, van ieder 30 gr., hijssop en venushaar, van ieder 8 gr., spitsweegbree, hoefblad, brandnetel en zoethout, van ieder 10 gr., 120 gr. altheawortel, alles klein gesneden, of 10 gr. altheabladeren, 5 gr. altheawortel, 5 gr. zoethout, 10 gr. meloenzuur, 5 gr. maluwebloesem, fijngehakt en vermengd. Ook honig kan men er aan toevoegen. Of borstkruiden volgens Dr. Bergmann: brandnetel, melkkruid, hoefblad, Yslandsch mos, zoethout, watervenkelzaad, anijs, gewoon venkelzaad. Borstpoeder is een mengsel van 6 deelen suiker, 2 deelen sennebladeren, 2 deelen zoethout, 1 deel venkel en 1 deel gezuiverde zwavel, alles goed fijngemaakt. Stoppende middelen tegen diarrhee. Diarrhee is dikwijls een heilzaam streven der natuur, om b. v. bij diëetfouten, het tot zich neiyien van vreemdsoortige stoffen, het lichaam van de schadelijke bestanddeelen te ontlasten, ziekteverwekkende afgewerkte stoffen te verwijderen, of in het lichaam gevormde vergiften (zelfvergiftiging, autointoxicatie) af te scheiden of bij corpulentie en het voorkomen daarvan het evenwicht tusschen toe- en afneming te behouden, en de door toeneming ontstaande stoornissen te verminderen. Zulke diarrheeën zijn de uitdrukking van geheimzinnige, gestadig in het organisme plaats hebbende evenwichts- en afweerprocessen, die, wanneer zij aan zichzelf zijn overgelaten, voor het geheel slechts nuttig zijn of de genezing beduidend bevorderen, derhalve niet door maatregelen van ieeken mogen worden gestoord. Nemen echter deze diarrheeën teveel in omvang toe, vooral bij intrede van braken, hoesten, ongemakken in maag en darm, benadeelen zij andere functiën, veroorzaken zij storingen in andere, voor het leven gewichtige organen, dan moeten zulke verschijnselen worden tegengegaan en hunne afwijkingen tot het normale worden teruggebracht. Het beste en eenvoudigste middel ter bestrijding van diarrhee is vasten. Wordt van boven niets ingevoerd, dan kan er ook van onderen niets afgaan en juist de zomerdiarrheeën, die onder den invloed der groote hitte, na het gebruik van onrijp fruit, onzuiver water, komkommersla en dergelijke stoffen ontstaan, worden door het vasten beslist tot staan gebracht. Wanneer door aanhoudend vasten de krachten verminderen, dan dient een passend diëet te worden gevolgd. Verboden is het gebruik van fruit en groenten, koek, meelkost, boonen en erwten, specerijen, zure en zoete spijzen, vet vleesch, koffie, bier en wijn. Geoorloofd daarentegen zijn alle soorten soep, vooral haverslijm, rijst, sago, tapioca, griesmeel, wittebrood, beschuit, mager vleesch, al naar den aard van het geval. Onder de volksmiddelen tegen diarrhee zijn gedroogde boschbessen (z. d.) wel het betrouwbaarst. Voorts aftreksel van Russische thee (twee theelepels op een kopje water), wrange roode wijn, choleradruppels alleen, wanneer de krachten door de diarrhee afnemen. Als drank: rijste en gortwater, eetlepelwijze; eikelcacao. Vergelijk hiermede ook dorstlesschende dranken en koortsdranken. Voor uitwendig gebruik dienen lavementen van aardbeien- en boschbessenkruiden, aardappelmeel (een theelepel vol opgelost in heet water, lauw voor het lavement). Heetwaterbehandeling, stoombaden helpen door het onttrekken van water eveneens tegen diarrhee. Goed schoenwerk en warme kleeding, vooral wollen buikbanden helpen daarom even goed tegen diarrhee, als vele inwendig gebruikte middelen. Hardnekkige diarrheeën worden dikwijls door een droge of dorstkuur genezen, om aan het lichaam door heetwaterkyren, inwikkelingen, stoombaden en droge voeding water te onttrekken. Nog moet worden opgemerkt, dat hetgeen wat bij groote hóeveelheden diarrhee veroorzaakt, bij kleine dosis genomen, juist de diarrhee doet ophouden. Druiven, die bij groote hoeveelheden maag en darm prikkelen, zoodat deze organen neiging vertoonen tot braking en diarrhee, kunnen, wanneer zij in kleine hoeveelheden worden gebruikt, als tegenmiddel tegen diarrhee dienen, vooral indien de druiven weinig zuur bevatten. _ _ C^S Dorstlesschende middelen (z. koortsmiddelen). Koortsmiddelen (z. koorts, koortsachtige ziekten). Gorgelwater (z. mond- en gorgelwater). Haargroeimiddelen. Voor dit doel is het aan te bevelen van tijd tot tijd de hoofdhuid met vochtige of vette vingertoppen zacht te wrijven en te strijken. De meening, dat men den haargroei weelderiger en krachtiger kan maken, of dat men door vroegtijdig en dikwijls scheeren den baard of zelfs den haargroei kan bevorderen, is verkeerd, want de wasdom van het haar voltrekt zich diep in de huid, aan den voet der haarwortels, en men kan hieruit onmiddellijk de gevolgtrekking maken, dat de veelgeprezen baard- en haargroeimiddelen wel den fabrikant, doch niet het haar ten goede komen, daar al deze middelen niet zoo ver kunnen doordringen, dat zij den haarwortel, waaruit de haargroei ontstaat, bereiken of beinvloeden. Inwendig kan een veelvuldig gebruik van haverspijzen den haargroei bevorderen, want het havermeel bevat een beduidend percentage aan kiezelzuur, dat den haargroei ten goede komt. Voor alles behoede men zich tegen het gebruik van geheime middelen als haargroeimiddelen, want deze bewerken meestal eene ontsteking der hoofdhuid. Alle ontstekingstoestanden, ook al zijn zij van geringe beteekenis, kunnen bij langen duur het uitvallen der haren tengevolge hebben. Specialiteiten raden aan het haar iederen morgen met rozemarijnhaarwater (borax 3,0, rozemarijnwater 150,0, glycerine 7,5) te wasschen of te bevochtigen. Men kan ook in de plaats daarvan de hoofdhuid, wanneer deze erg droog is, 's morgens wat inwrijven met benzoëvaseline (gele vaseline 30,0, tinctuur van benzoë 1,5, 1 druppel rozenolie) of met het algemeen in' den smaal vallende eigeel. Het voornaamste middel tot behoud van den haargroei is regelmatige ^reinigen van den haarbodem, opdat deze niet door pomade, stof en afgestooten huidschilfers worde verstopt, doch men behoede zich voor te sterk kammen; daar de meeste ziekten van den haarbodem van besmettelijken aard zijn, neme men zich in acht voor het gebruik van vreemde kammen of tegen het bekende haarwalsen bij den kapper. Velen hebben zich bij den kapper haaruitval op den hals gehaald. Dat sterk zweeten op het hoofd, drukking van hoed of helm, uitputtende ziekten van verschillenden aard haaruitval veroorzaken, is bekend. Eveneens werken wasschingen of douches met koud water beslist nadeelig. Een eenvoudig, maar werkzaam haargroeimiddel is warm zemelwater, dat men verkrijgt door drie tot vier eetlepels vol tarwezemelen op een liter water een goed kwartier te laten koken en dan door een haarzeef of een linnen doek te gieten. Urineafdrijvende middelen. Hiervoor komt in de eerste plaats koud water in aanmerking. Koud water van io° C veroorzaakt volgens proefnemingen door hofraad Dr. med. C. Röse („Balneologische Zeitung" van 20 Augustus 1912) eene sterkere urineloozing dan warm water van 40° C. In som- mige gevallen oefent gewoon koud drinkwater, op de nuchtere maag, een zoodanigen urineafdrijvenden prikkel uit, dat deze door geen ander urineafdrijvend middel meer kan worden overtroffen. Personen met een zwakke maag kunnen echter het koude water niet verdragen. In dit geval komen de als urineafdrijvend bekende middelen in aanmerking. Deze, voor het grootste gedeelte uit het plantenrijk afkomstig, worden alsdan in den vorm van thee gebruikt en veroorzaakt door verhoogde werking van hart en nieren eene grootere urineafscheiding, hetgeen vooral bij ziekten, die met waterzuchtige zwellingen gepaard gaan, van onschatbare waarde kan zijn. Het meest voldoen haagappels, jeneverbessen, zeeajuin, stalkruid, peterselie. Over al deze middelen, hunne toebereiding en werking, hebben wij elders het noodige gezegd. Alleen zij nog een thee genoemd, die als urineafdrijvend voortreffelijk voldoet. Van ieder I deel: lavas, stalkruid, zoethout, grof gesneden en jeneverbessen daaraan toegevoegd. Een eveneens beproefde thee volgens Dr. W. Walser bestaat uit: dezelfde hoeveelheden paardestaart, jeneverbessen, wilde vlierwortel, haverstroo, zwarte Johannisbladeren, klein gesneden en goed vermengd; 's morgens en 's avonds daarvan een kopje drinken. ^ Hoestmiddelen. Hoest is geen ziekte, doch slechts een verschijnsel, waarvan de oorzaak moet worden opgespoord en hiernaar behandeld moet worden. Dikwijls beteekent de hoest alleen een natuurlijk genezingsproces, dat ziekelijke, opgehoopte stoffen naar buiten wil brengen, zoodat in zulke gevallen het hoesten niet tegengegaan, doch bevorderd moet worden. De hoest vereischt evenveel wijzen van behandeling, als hij oorzaken heeft. Iedere hoest vereischt eene verschillende diëthetische leefwijze. Wie veel eet, alcoholische dranken, scherpe, vette of verhittende stoffen gebruikt, mag zich er niet over beklagen, indien hij den hoest niet kwijt kan raken. Een groot aantal menschen lijdt tengevolge van drinken en tabakrooken aan zoo'n hoest, vooral 's morgens bij het opstaan. Wij zijn buitengewoon rijk aan volksmiddelen, om den hoest te bestrijden, intusschen zijn juist de werkzaamste het minst in gebruik. Voor alles moet voor zuivere vochtige lucht worden gezorgd, opdat de slijm zich in de luchtwegen los kan maken. Bij ernstiger aandoening der borst verdient de Schotsche omslag boven alle andere middelen de voorkeur. Deze gelijkt op een sjaal uit in water gedoopt linnen, dat toereikend met een wollen doek wordt bedekt. Deze omslag, volgens de regelen der kunst aangelegd, kan in geval van noodzakelijk- heid den geheelen nacht om blijven. Mocht de patiënt voor het aanleggen huiveren, dan moet men borst en rug flink met de natte hand wrijven, om de reactie (z. waterbehandeling) op te wekken. Van groote waarde is de Schotsche omslag bij verkoudheid, die zich ,,op de borst heeft vastgezet", zooals men in den volksmond zegt, welke gesteldheid eene congestie (bloedsaandrang) naar de borst tengevolge heeft. Ook bij longtuberculose in ieder stadium verzacht de Schotsche omslag het hoesten, vermindert de koorts en het dikwijls zoo lastige nachtzweeten ert bevordert de genezing. Een der werkzaamste hoestmiddelen hebben wij zelf bij ons. Het onderdrukken van den hoestprikkel onderdrukt dikwijls den hoest. Ook bij den kinkhoest kan men bij inschikkelijke kinderen in de meeste gevallen bevredigende resultaten van de wilskracht verwachten. Wanneer men zulke kinderen, in soortgelijke gevallen ook volwassenen, aanmoedigt om het hoesten te onderdrukken, dan worden de aanvallen meestal minder én blijven allengs geheel uit; in ieder geval heeft het betere resultaten dan een menigte andere middelen, die aan de mode onderhevig zijn. Van de huis- en volksmiddelen tegen den hoest bevelen wij de volgende aan: warme slijmerige vloeistoffen in kléine hoeveelheden, altheawortelthee, een theelepel vol op een kopje heet water en y2 tot i uur laten staan, borstkruiden (z. d.J, moi.textract theelepelwijze, hoestbonbons, salmiakpastilles, niet te veel, alleen te nemen bij sterke hoestprikkeling. Selterswater met melk: men giet bij een half glas selter. water een kopje kokende melk en drinkt naar behoefte meermalen daags deze drank gedurende het schuimen, dat spoedig verzachting geeft; ook Emser pastilles verdienen wegens hun handig gebruik aanbeveling. Men vergete echter niet, dat het hoesten ter zuiverung der luchtwegen alsmede van tijd tot tijd eene diarrhee ter vernieuwing van het slijmvlies van het spijsverteringskanaal, een natuurlijk genezingsproces vormt, dat wij niet in zijn geheimzinnig verloop mogen storen, doch te allen tijde naar vermogen moeten ondersteunen (gezondheidsmaatregelen, die aan zichzelf overgelaten, voor het geheel van nut zijn, of ter genezing van het geheel naar den aard hunner gesteldheid moeten worden bevorderd). Worden de symptomen: braken, diarrhee, hoesten, echter te hevig, zijn zij nadeelig voor andere functiën of gewichtige lichaamsorganen, dan moeten die symptomen worden bestreden, verzacht, hunne uitbreiding, hunne doellooze reacties tot de juiste maat teruggebracht worden. Het hoesten is in vele gevallen als een werkzaam beschermingsen verdedigingsmiddel van het organisme te beschouwen, geschikt om de longen tegen stof en bacteriën te beschermen, of het vreemde, slechte en verwoestende uit de longen te verwijderen; wordt de hoest echter zoo lastig en kwellend, dat hij nadeelig is voor het betreffende lichaamsdeel, den algemeenen toestand en den slaap stoort of den zieke buitengewoon afmat, dan moet hij worden bestreden, al naar den aard en graad, waarin hij voorkomt. Dat is het geheim der ervaring, om te herkennen en te beslissen hoe en waar, wanneer de natuur bescherming en genezing brengt of regelt. Er bestaat echter een hoest, dien men met den naam van gemakkelijkheidshoest kan aanduiden. De betreffende geeft gevolg aan de geringste prikkeling tot hoesten door zus en zoovele hoeststooten en de aangetaste slijmvliezen worden doorloopend door een ziekelijk inhalen van koude lucht en door met het hoesten gepaard gaande schokken lan een voortdurend geprikkelden toestand blootgesteld. Een voor:reffelijk middel hiertegen is het onderdrukken van den kwellenden loestprikkel door onze wilskracht. Vaste wil en oefening kunnen veel :ot genezing bijdragen. ^ Middelen ter verkrijging van meer zog. Het zog, eene afscheiding der zogklieren, is, evenals alle andere ichaamssappen, onderhevig aan den algemeenen lichamelijken en geeselijken toestand. Eene gezonde vrouw, die genoeg zog heeft, is nooit vloeiender, jeugdiger en gezonder dan gedurende den zoogtijd. Iedere, lelfs de geringste, gemoedsbeweging, werkt bevorderlijk of nadeelig >p het lichaam. De afscheiding der zogklieren is verder van den algemeenen lichamelijken toestand afhankelijk. Eene goede voeding s derhalve de eerste voorwaarde van alle zogverbeterende middelen. )ok de gewoonte heeft er veel invloed op. Men ziet minnen van het )latteland, die bij roggebrood en zuivere lucht voortreffelijk zog hebben, loch in de stad somwijlen aan stoornissen der voeding en der zogafscheiling lijden, ondanks de beste verpleging! Bovenstaande uiteenzetting •ver den invloed van den zielstoestand op het lichaam maakt dit verdaarbaar. Als middelen ter verkrijging van meer zog worden aanbevolen: van ieder 60 gr. anijs- en venkelpoeder, 20 gr. phosphorzure :alk, 120 gr. witte suiker en 10 gr. zout worden vermengd. Bij ge•rekkige zogafscheiding driemaal daags een theelepel in melk met noutextract. Men ziet, dat dit volksmiddel de gewone voedings- en enotmiddelen zeer nabij komt. Een ander middel ter verkrijging van meer zog is: venkel, latuw, nijs, dillezaad en kristalsuiker, tot poeder gemaakt en hiervan 's mor- gens op de nuchtere maag een theelepel innemen. Wij zullen geen verdere middelen ter verkrijging van meer zog opnoemen, en wel om dezelfde redenen, als onder „Hoestmiddelen" is uiteengezet. . GM Voedingsmiddelen, kunstmatige. De chemische industrie heeft een massa kunstmatige voedingsmiddelen aan de markt gebracht, daarbij van de veronderstelling uitgaande, dat enkele belangrijkere bestanddeelen van het bloed kunstmatig kunnen worden vervangen. Daaronder verdient lecitine, lecithol, eene bijzondere vermelding. Wij geven hier geen lijst van aan te • bevelen preparaten, daar wij anders vreezen, dat onze uiteenzettingen als reclame kunnen worden opgevat. Geneeskrachten, geen geneessappen! Al deze kunstmatige voedingsmiddelen hebben alleen waarde, wanneer de geneeskrachten er het hunne toe bijdragen. Voedingszouten. In onzen tijd, waarin bijzondere eischen aan de geestelijke prestaties worden gesteld en onze voeding steeds meer van de natuurlijke behoeften afwijkt en in het bijzonder steeds armer aan minerale stoffen is geworden, heeft men de beteekenis van licht verteerbare voedingsstoffen erkend en zijn er talrijke voedings- en versterkende middelen op de markt verschenen, die meestal uit dierlijke grondstoffen zijn samengesteld. De vervaardiging gaat meestal van het beginsel uit, aan het organisme zooveel mogelijk eiwit te geven, en in den laatsten tijd ook lecitine, alsmede het kunstmatig daarvan gefabriceerde opbouwmateriaal, het glycerine-phosphorzuur, tezamen met caseïne, de kaasstof der melk. Al deze preparaten dragen toch in sterke mate het karakter van tiet kunstmatige en men begrijpt het natuurlijke, instinctieve verlangen van het publiek naar natuurreine versterkende middelen, die de onveranderde, oorspronkelijke eigenschappen van de grondstof volkomen hebben behouden, maar toch door menschelijke kunst zoodanig van de onverteerbare bestanddeelen bevrijd en geprepareerd zijn, dat sij bijna geheel door het organisme worden opgezogen en dit hoegenaamd geen werk doen verrichten. Het tot dusverre het meest verwaarloosde, men kan bijna zeggen over het hoofd geziene soort van voedingsstoffen is het gehalte aan natuurlijke mineralestoffen (voedingszouten). Onze voeding heeft met betrekking tot het gehalte aan natuurlijke mineralestoffen buiten- gewoon geleden. Door het meer en meer toenemend verbruik van bloem om te bakken, door het aan de menschelijke voeding onttrekken van het buitenste deel van het koren (zemelen), die het grootste gedeelte der voedingszouten bevatten, en het steeds verder toenemende gebruik van suiker, die slechts het chemisch reine koolhydraat van de suikerbiet resp. het suikerriet vertegenwoordigt, doch niet tevens het natuurlijke gehalte aan mineralestoffen omvat, zijn kunstmatig toestanden geschapen, waarvan de gevolgen naar alle waarschijnlijkheid in gebrekkige ontwikkeling der beenderen (rachitis), slechte ontwikkeling en vroegtijdig verval der tanden, dikwijls echter ook zeer algemeen door ongunstigen invloed op de spijsvertering, de hoedanigheid van het bloed, den opbouw der cellen en de ontwikkeling der zenuwen tot uiting komen. Wij zijn eerst kort tot de wetenschap gekomen, dat de natuurlijke mineralestoffen der voedingsmiddelen niet alleen voor den opbouw van het beenderstelsel en _der tanden van het grootste gewicht zijn, doch ook strikt noodzakelijk zijn als bemiddelaars voor de vorming der celkernen en voor den opbouw der zenuw- en hersensubstantie, alsmede voor de neutraliseering en afscheiding van vergiftige stofwisselingsproducten enz. Bij verkeerde keuze onzer voedingsmiddelen en in de eerste plaats bij uitsluitend gebruik van bovengenoemde aan voedingszouten arme voedingsmiddelen kunnen groote gevaren voor het organisme ontstaan, vooral met betrekking tot de samenstelling van het bloed, en is het daarom van groot gewicht om in zekeren zin voor compensatie een voedingsmiddel te kunnen vervaardigen, dat van een aan mineralen bijzonder rijke grondstof uitgaat. Het als Materna aangeduide natuurlijke versterkende middel, dat uitsluitend van deze edele grondstof wordt vervaardigd, heeft als droge stof ongeveer 5 % natuurlijke mineralen, waarvan twee derden phosphorverbindingen zijn. Het gehalte aan phosphorverbindingen van plantaardigen oorsprong is dus buitengewoon hoog, en er zal wel geen ander natuurlijk voedingspreparaat met een dergelijk hoog gehalte in den handel zijn. ^ Zenuwmiddelen, zenuwverdoovende en zenuwversterkende middelen. Hiervoor geldt hetzelfde, als hetgeen bij de bespreking der voedingsmiddelen is gezegd. Bijna alle zenuwmiddelen zijn een tweesnijdend zwaard, omdat zij in kleine hoeveelheden opwekkend en versterkend op de zenuwen werken, terwijl zij daarentegen, uit gewoonte en te veel gebruikt, licht schaden. Zelfs de middelen, die door hun veelvuldigmisbruik door vele menschen worden verworpen, komen bij matig ge- bruik wel tot hun recht. Wij kunnen dus ook hier moeilijk algemeen geldende voorschriften geven. CM Pleisters (Hechtpleisters). In geen enkel huishouden mag de handige en steeds voor gebruik gereed zijnde hechtpleister ontbreken, die kleine wonden vast en zeker afsluit en in de kleine blikken doosjes, waarin ze in apotheken verkrijgbaar is, langen tijd stofvrij en onveranderd bewaard kan worden. De manier, waarop deze in kleine rollen gewikkelde pleister wordt gebruikt, is verschillend. Kleine snijwonden, die reeds oppervlakkig zijn dicht gegaan, worden eenvoudig met de pleister zelf bekleefd. Andere verwondingen, ook ontstoken plaatsen en verzweringen, kan men met antiseptische watten of verbandgaas bedekken, waarbij eventueel ook nog een genezende of samentrekkende zalf kan worden opgesmeerd, waarna dit verband het best met eenige strooken hechtpleister van ongeveer een vinger breed in alle richtingen overtrokken en op deze wijze stevig bevestigd wordt, zonder dat men eenig ander omslachtig verband behoeft aan te leggen. Het is aan te bevelen de hechtpleister voor het gebruik een weinig te verwarmen, ten einde haar kleefkracht te verhoogen. Het is voldoende haar even boven een licht of eene lamp te' houden. Men heeft verteld, dat de Japaneezen in den Russischen oorlog al hunne gewonden op het slagveld direct op deze wijze met zuiver gaas of watten en hechtpleisters hebben behandeld, zonder de wonden ook maar aan te raken, en dat zij op die manier voortreffelijke genezingen hebben verkregen. Om de hechtpleister weder van de huid af te nemen, is dikwijls moeilijk en er blijven meestal kleverige, donkere plekken over, die men tevergeefs met water en zeep tracht te verwijderen, terwijl een druppel benzine onmiddellijk ieder spoor doet verdwijnen, daar het kleverige en caoutchouchoudende gehalte van de pleister zich in benzine oplost. In iedere huishouding en op elke reis en wandeltocht moet steeds een busje van deze nuttige pleister bij de hand zijn. CM Zalven. Er zijn zeer veel soorten zalf in gebruik, die wij hier door opsomming niet meer willen uitbreiden, daar zij in de apotheken onder de verschillendste namen verkrijgbaar zijn. Wij doen hier opmerken, dat kwikzalf (grijze zalf), luizenzalf, schurftzalf, alleen op advies van den dokter mogen worden gebruikt, omdat, indien men niet voorzichtig is, er licht uitgebreide huidontstekingen, zelfs algemeene vergiftigingen kunnen ontstaan. Ook te sterk wrijven kan voor de huid nadeelig zijn. Ten slotte moet men bedenken, dat bij een voortdurend gebruik iedere zalf, vooral bij personen en kinderen met eene gevoelige huid, wanneer het vet door de warmte der huid ransig wordt, uitslag kan doen ontstaan. Slaapmiddelen. Natuurlijke slaapmiddelen staan in groote menigte te onzer beschikking, zoodat wij geen kunstmatige te baat moeten nemen. Ons léVen gelijkt op een koopmanszaak. Evenals deze bestaat het uit een voortdurend ontvangen en uitgeven. In iedere huishouding, ook in de onze, moet een regelmatige verhouding tusschen inkomsten en uitgaven bestaan, opdat we eene passende balans verkrijgen. Wanneer wij de lichamelijke huishouding in twee kolommen verdeelen, in de eerste onze inkomsten boeken in den vorm van lucht, licht, spijs en dranken, rust en beweging, in de tweede kolom onze uitgaven schrijven: warmteuitstraling, afscheiding, lichamelijke en geestelijke arbeidskracht, dan is van alle bronnen van inkomsten de slaap de gewichtigste. Wanneer onze natuurlijke slaapmiddelen niet toereiken, ontstaat een toestand, dien wij slapeloosheid noemen. Een natuurlijk voorbehoedmiddel daartegen is eene regelmatige, harmonische werking der geestelijke en lichamelijke krachten. De werking van het lichaam en den geest vormen in zekeren zin tegenstellingen. Eene passende afwisseling tusschen beiden verhoogt en versterkt hunne krachten: gedurende de inspanning van den éénen, komt de andere bijna op zijn verhaal. Wie op lichamelijke bezigheid is aangewezen, zal, wanneer hij daarmede ophoudt en zich tot geestelijk werk bepaalt, door deze oefening zijn geest voor afstomping behoeden en zijn lichaam weder in staat stellen rustig het dagelijksch werk op te nemen, evenals de geestelijke arbeider afwisseling in passende lichamelijke beweging moet zoeken, om een verkwikkenden slaap te vinden. Of deze lichaamsbewegingen in wandelingen, bergbeklimmen, huis-, kamergymnastiek, rijden, roeien, schaatsenrijden, fietsen, jagen, tuinarbeid zullen bestaan, moet aan de individueele omstandigheden worden aangepast. Evenzoo worden luchtbaden, lichtluchtbaden en talrijke waterkuren als slaapmiddel in uitgebreiden zin en met goed gevolg toegepast. Een passend slaapmiddel vormt de ligging. Zooals bekend is, bestrijden hart- en asthmalijders, van wie wij aannemen, dat bloedovervulling der hersenen de oorzaak eener dikwijls bestaande slapeloosheid is, dezen toestand door met het hoofd hooger te liggen. Bij bloedarmen, bleekzuchtigen, zenuwlijders, is het hoog liggen met de voeten dikwijls een werkzaam slaap» middel. Als volksmiddel nemen velen met goed gevolg een of meer appels, een kopje koude valeriaanthee, voor het naar bed gaan. Anderen houden voor dit doel wat beschuit, een glas water, suikerwater, een bruispoeder, een of meer eetlepels zuivere bijenhonig (z. d.) gereed, om zich, als zij ontwaken, daardoor weder op den slaap voor te bereiden. Ook het gebruik van melkzuur is aan te bevelen, van de veronderstelling uitgaande, dat bij de vermoeidheid melkzure stoffen worden gevormd, die vervangen moeten worden. Inderdaad verwekt dit middel, reeds in den vorm van een of twee bordjes zoogenaamde dikke melk, 's avonds gebruikt, bij sommige slecht slapende personen een aanhoudenden slaap. Nicotine, een pijp tabak of een sigaar is voor velen een geliefd slaapmiddel en kan bij ongewone, zelfs bij slapeloosheid tengevolge van pijnlijke toestanden, b. v. kiespijn, onmiddellijk helpen. Veelal wordt alcohol als slaapmiddel gebruikt. Degenen, die gewend zijn, zich door eene geringe hoeveelheid bier of andere geestrijke dranken in slaap te drinken, kunnen gerust bij hunne gewoonte, zonder nadeel voor hunne gezondheid, blijven. Alleen moeten zij er voor zorgen, dat de kleine hoeveelheden niet allengs grooter worden, daar alsdan in plaats van het gewenschte gevolg nadeelen niet uitblijven. Hiertoe behoort ook het vooral in Engeland gebruikelijke volksmiddel: het liggen met het hoofd op een met hop gevuld kussen. Voor degenen, die het denken, de bezigheid aan groote plannen, de speculatiezucht, ook in den slaap niet met rust laat, bewijst het boeien der opmerkzaamheid nu en dan zeer goede diensten, wanneer het gelukt door afleiding der uitwendige zinnen de inwendige van hunne banden bevrijden, het gedachtenspel te ontvlieden, waarin men zich verdiept heeft. Hiertoe behoort Gardner's methode: het vestigen der opmerkzaamheid op het ademen, op het inhalen der lucht van den neus tot in de longen, van daar weder er uit, terwijl men alle andere gedachten laat varen. Op soortgelijke wijze werkt het tellen van i —100 en omgekeerd, mechanisch opzeggen van gedichten, het stomme neuriën van melodieën, het gehoor richten op een gelijkmatig, niet sterk geluid, b. v. het tikken van een horloge, de gedachte aan het murmelen van een beek, het zoemen deibijen, de beweging van een boot, het golven van een korenveld, het wapperen van een vlag, het vallen van regendruppels, enz. De leer der suggestie en hypnose doet ons nieuwe en goede slaapmiddelelf aan de hand. Iedereen zal reeds bij zichzelf hebben waargenomen, dat hij zich toornig, vergenoegd, vriendelijk kan voordoen, indien hij de betreffende bewegingen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen maakt. Men moet dus probeeren van het uitwendige op het inwendige te werken, men doet, alsof men het'slapen nabootst! Men neemt eene De dokter in huis gemakkelijke houding om te slapen aan en laat de eene hand op het lichaam rusten. Dan haalt men langzaam en diep adem en opent dan eveneens langzaam de oogen, zoodat zij geheel open staan, als het inademen ten einde is. Hierop sluit men de oogleden bij het langzaam uitademen en herhaalt dit zoolang, tot deze zwaar worden. Dan is ook de slaap ingetreden. Onder de talrijke slaapmiddelen door het vestigen der opmerkzaamheid zij ook op het volgende allernieuwste middel gewezen. De voorgestelde methode bestaat daarin, de half gesloten hand zoo tegen het voorhoofd te leggen, dat hare lengtelijnen met de middellijn van het gezicht samenvallen. De handwortel moet zich ongeveer op de hoogte der neusgaten bevinden. Op deze wijze ontstaat een tamelijk sterke verwarming van de bovenste gezichtshelft, die nog verhoogd wordt door die van den adem, die de hand treft en zoo naar dezelfde plaats wordt geleid. Onder deze omstandigheden is het onmogelijk, de oogen open te houden. Misschien speelt hier ook een zekere hypnotische werking mede, want de zaak herinnert aan den beroemden krijtstreep, waarmede men een haan kan hypnotiseeren. Het middel heeft het voordeel, dat het door iedereen zonder moeite kan worden uitgevoerd. Gr-3 Onschuldige middelen om in te slapen. In mijne familie zijn .meerdere personen, die door geestelijke overspanning van tijd tot tijd aan nerveuse slapeloosheid lijden. Zeer onaangenaam waren vooral de dikwijls terugkeerende gevallen, waarin de patienten 's avonds wel is waar insliepen, doch na korten tijd klaar wakker ontwaakten en urenlang slapeloos bleven. Dit gebeurde zelfs, wanneer tevoren allerlei huis-slaapmiddelen, zooals voetbaden, lijfomwikkelingen, enz. waren toegepast. Toevallig hoorden wij van een onschadelijk en eenvoudig middel, dat wij sindsdien met het beste gevolg toepassen en nog nooit verder hebben aanbevolen, zonder ei later dank voor te oogsten. Ik maak namelijk thans steeds voor den patiënt spoedig na het ontwaken een kopje zeer heete melk gereed, dat hij snel achterelkander, zoo heet mogelijk, uitdrinkt. Lieden, die melk slecht verdragen, eten er een beschuit of cakes bij. Ik zet thans steeds m den critieken tijd een klein spirituslichtje en een kopje melk op het nachtkastje gereed, eventueel kan dit ook bij het bed van den patiënt staan, doch ik acht het beter, dat deze zoo rustig mogelijk blijft. De gezonde slaapt immers spoedig na deze kleine onderbreking verder. Cf-4 Pijnstillende middelen. Het is een goddelijk werk om pijn te verzachten, zegt Hippokrates, vooral door onschadelijke middelen, voegen wij er aan toe. Heete toepassing van licht, lucht en water, afzonderlijk of met elkander in verbinding, laten ons nergens in den steek, daar zij de gevoeligheid der zenuwen verminderen, de zenuwen verdooven en ter vervanging van morphine dienen. In vele gevallen is ook het hooger liggen —men denke slechts aan de weldaad daarvan bij pijn in de vingers tengevolge van den zoogenaamden vingerworm (panaritium) — van groot nut. De hitte van vlammen en de warmteuitstraling van een kachel of groote lamp, verzacht pijnen, wanneer deze van nerveuzen aard zijn, doch niet indien zij, zooals bij stekende hoofdpijn, op bloedsaandrang berusten, zie hoofdpijn. Heet water. Men neemt heet water, zoo heet, als men dit maar eenigszins verdragen kan, en een zakdoek, handdoek of servet voor compres. Tegen maagkramp, koliek, helpt in den regel niets beter en sneller dan een handdoek, die, in heet water gedoopt, goed uitgewrongen, direct op de pijnlijke plaats gelegd wordt. Niet te hevige hoofdpijn houdt spoedig op, wanneer de hals en gelijktijdig ook de voeten met heet water worden gewasschen. Een soortgelijke verrassend goede uitwerking hebben omslagen met heet water bij long- en keelziekten, en vooral bij plaatselijke rheumatiek. Ook tandpijnen worden op-deze manier verdreven. Een in heet water gedrenkt stuk flanel, meermalen om den hals van een aan kinkhoest lijdend kind gewikkeld, brengt reeds na weinig minuten eene opvallende kalmeering teweeg. Heete wasschingen met een spons hebben dikwijls nog meer uitwerking. De heetwaterzak, een met heet water gevulde gummizak, werkt dikwijls voor langen tijd wonderlijk pijnstillend. Zonlicht. Bijna alle dieren gaan, indien zij pijn of wonden hebben, in het zonlicht liggen. Omslagen met water of nog beter met stoffen, die de warmte vasthouden, vochtigwarme omslagen met aardappelen, lijnzaad, Grieksch meel (Foenum Graecum) zijn voortreffelijke pijnstillende middelen. — Hetzelfde resultaat hebben zakjes met kruiden, kruidenkuren. Electrisch licht als pijnstiller. Daar de toepassing van electrisch licht van dag tot dag toeneemt, moet er hier opgewezen worden, hoe gemakkelijk men het electrisch licht tot leniging van pijnen, vooral buik-, oor- en tandpijn, kan benutten. Men neemt een staande lamp zonder scherm met een kooldraadlamp van 16 kaarsen - sterkte 74* metaaldraadlampen hebben bijna in 't geheel geen warmteuitstraling — sluit deze lamp aan de electrische leiding aan en houdt ze dan tamelijl dicht bij de pijnlijke plaats. Reeds na eene korte bestraling wordt d( pijn minder. Men moet echter bij deze behandeling zeer voorzichtig zijn, omdat de huid niet al te lang aan de belichting mag worden bloot gesteld. ^ Schoonheidsmiddelen. Het streven om schoonheid te verwerven en deze te behouden is eene den mensch aangeboren eigenschap, voortspruitende uit het verlangen om zich tegenover de omgeving zoo gunstig mogelijk voor te doen. De verzorging der schoonheid valt echter in hoofdzaak samei: met die der gezondheid, niet alleen met betrekking tot alle levensomstandigheden, doch ook ten opzichte van de voeding en spijsvertering, var het geheele lichamelijke en geestelijke welzijn. Slechts weinigen vermogen deze waarheid te doorgronden en te begrijpen. De meesten gelooven door allerlei kleine maatregelen iets te kunnen bereiken en ondei deze omstandigheden ontmoet men op dit gebied oneindig veel dwalingen en de wonderlijkste, somtijds zelfs verderfelijke maatregelen. Schoonheidselixers zijn thans minder in gebruik, doch heden nog behoort het tot de welvoegelijkheid, vooral bij dames, op de waschtafel een menigte universeele middelen voorradig te hebben, die een goede teint en haargroei beloven. Men kan er echter zeker van zijn, op deze wijze de huid en haren vroegtijdig te ruïneeren, vooral door het gebruik van spiritus, lood, arsenicum of kwik bevattende zoogenaamde schoonheidsmiddelen. ^ Zweetafdrijvende middelen. Zweeten bevrijdt den mensch, zoowel in gezonden als in zieken toestand, van de opgehoopte stofwisselingsproducten. Zweetbaden met koele nawasschingen verharden, d. w. z. zij maken de huid geschikter tot haar taak, om de warmte te reguleeren. Alle ziekten, die door verkoudheid ontstaan, rheumatiek, influenza, neuralgiën, alsmede ziekten, waarbij men op een goede stofwisseling bedacht moet zijn, jicht, suikerziekte, nierziekte, worden door rationeele zweetkuren gunstig beinvloed. In den laatsten tijd heeft men voor dit doel practische, gemakkelijke apparaten in den handel gebracht, waarmede men in de kamer te allen tijde een voortreffelijk zweetbad gereed kan maken. Lijders aan hartkwalen mogen zweetkuren slechts met de grootste voorzichtigheid ondergaan. Uitstekende gevolgen verkrijgt men met alle soorten zweetbaden, welke ten doel hebben om kunstmatig koorts te verwekken. Het is een bekend feit, dat wij ook met behulp van eenige goede huismiddelen het zweeten kunnen bevorderen. In 't bijzonder dient daartoe lindebloesem- en vlierthee. Gewoonlijk wordt lindebloesem als zweetafdrijvend huismiddel gebruikt. Men mag de theebladeren echter niet te lang in kokend water laten trekken, omdat de thee daardoor aan smaak, kleur en werking verliest. Veeleer moet het trekken der thee snel plaats vinden en de gereed zijnde thee eene lichtgele kleur hebben. Wie wel eens door het Suezkanaal is gevaren, zal boven aan de steile berghellingen kleine zwarte punten hebben kunnen bemerken. Dit zijn hutten, waarin in het zand Arabieren „zweeten". Installatie's om te zweeten voor huishoudelijk gebruik zijn er in menigte. De eenvoudigste is het bedstoombad, dan volgen droge inpakking, vochtige omwikkeling, het kaststoombad, de opvouwbare zweetapparaten van Moosdorf & Hochhausler, het zandbad, het Romeinsch-Iersche, Russische zweetbad, het zonnebad, het electrische gloeilichtbad, en nog vele andere. Verstoppende middelen, tegen diarrhee (z. d.). Winddrijvende, gasverdrijvende middelen (z. d.). CM W ondgeneesmiddelen. Bij eene wond treedt gewoonlijk de bloedstelping (z. d.) in werking. Voorts is het een gebiedende taak, de wonden niet door aanraking met de vingers te verontreinigen. Is eene wond niet te zeer verontreinigd, dan bedekt men deze eenvoudig met een droog, zuiver verband, b. v. met een heel schoonen, goed gewasschen hand- of zakdoek, dien men uit elkander haalt en op de wond legt. Hechtpleister, sponsen, ongewasschen linnen, pluksel of zelfs spinnewebben (!) moet men vermijden. Is de wond zeer door zand, stof of straatvuil verontreinigd, dan spoelt of wascht men haar uit met een schoonen, frisch gewasschen zakdoek of handdoek in zuiver, liefst kort tevoren gekookt water. In geval van nood kan ook stroomend of' pompwater worden gebruikt. Kan men het water niet koken, dan is eene toevoeging van boorzuur aan te bevelen, ongeveer een theelepel op een glas water, doch dit komt er niet zoo nauwkeurig op aan, omdat ook in warm water niet meer dan 3 % van het boorzuur oplost; in plaats van boorzuuroplossing kan ook eene oplossing van loodwater (i theelepel loodazijnzuur op een halve liter water) of toevoeging van i eetlepel aluinwater op een halve liter water, voor het afwasschen, uitwasschen en uitspoelen te allen tijde zonder gevaar worden gebruikt. Legt men na deze reiniging een stuk zuiver linnen of een stuk verbandgaas op de wond (watten is niet aan te bevelen, daar deze in de wond blijft kleven) en bindt dit verband met een zwachtel vast, dan heeft men tenminste geen schade veroorzaakt. Wormafdrijvende middelen. 1. De lintworm. De lintworm zit met zijn kop, die zoo groot is als een gierstkorrel, aan het slijmvlies van den dunnen darm vast. Daaraan groeien de steeds breeder wordende geledingen, die met den mest op velden en weiden, van daar in het water geraken en hierdoor gedeeltelijk door het vee, het wild en de visschen worden opgenomen. In het lichaam dezer dieren ontwikkelen zich de eieren, echter niet tot lintwormen, doch tot kleine blaaswormpjes, zoogenaamde „vinnen". Eerst wanneer deze met het vleesch van het betreffende dier in den menschelijken darm geraken, ontwikkelen zij zich tot lintwormen. De lintworm heeft dus voor zijne ontwikkeling een tusschenverblijf noodig, en men onderscheidt, al naar gelang dit een varken, een rund of een visch (snoek of zalm) is, drie soorten van wormen. De vinnen geraken steeds slechts met het vleesch in het lichaam. Men moet het derhalve nooit rauw of te weinig gekookt en gebraden eten. De lintwormen teren op de spijzen van hun gastheer en geven daarom zeer veel aanleiding tot storingen van den algemeenen toestand. Anderzijds komt het voor, dat zij in 't geheel geen last veroorzaken. Verschijnselen en behandeling. Dikwijls buikpijn, onpasselijkheid, geeuwhonger en speekselvloed. Het eenige zekere kenteeken evenwel is het kwijtraken van geledingen. Na het gebruik van uien, ramenas, rauw fruit, aardbeien, braambessen en noten laten meesta, geledingen los. Kokosnoot en nog beter pompoenpitten verdrijven dikwijls den worm geheel. Men stampt de pitten fijn, gebruikt ze nuch ter binnen een uur en neemt eenigen tijd daarna een laxeermiddel in. Raakt men den worm door zoo'n kuur niet kwijt, dan schrijft de doktei varenkruidextract (Extractum filicis) voor. Dit is vergiftig en ma^ niet door iedereen worden ingenomen. De hoofdzaak is, dat er geer ricinusolie op volgt, daar deze de werking van het vergift in het men schelijk lichaam opheft. Eene lintwormkuur heeft alleen dan resultaat, wanneer men ook den kop kwijtraakt. 2. Spoel wormen zien er lichtrood uit, zijn zoo dik als een potlood en tot 25 c. M. lang. Het overdragen ervan geschiedt door wormeieren, die met de ontlasting in de wasch, van daar op den grond en dan door de handen of het voedsel in het spijsverteringskanaal geraken. Jonge kinderen lijden bijzonder veel aan wormen, daar zij op den grond rondkruipen en dan de vuile vingers in den mond steken. Dikwijls zijn er een groot aantal dezer dieren in den darm aanwezig, en, daar zij van de spijssappen leven, kunnen zij storend voor den algemeenen toestand zijn. Verschijnselen. Donkere kringen om de oogen en bleek uiterlijk; dikwijls misselijkheid; bij zenuwachtige kinderen somtijds zelfs krampen; het kwijtraken van wormen. Bij acute koortsachtige ziekten raakt men dikwijls wormen kwijt. Vele ouders houden ze dan voor de oorzaak der ziekte en zijn zoo dwaas om het uitgeputte kind nog een wormkuur te doen ondergaan. Voorkomen en behandeling. Den kinderen het op de vingers zuigen afwennen en hun dikwijls de handen wasschen, vooral voor het eten. Rauw fruit afwasschen of afwrijven. Wanneer de kinderen veel versch fruit, bessen, noten, kropsla, radijs, rauwe peen gebruiken en tarwebrood eten, verdwijnen de wormen meestal vanzelf, daar zij de houtachtige bestanddeelen dezer spijzen niet kunnen verdragen. Van veel nut zijn kokosnoten. Ook melk met knoflook gekookt, of lauwe lavementen van knoflookwater zijn goed. Het zekerst werkt zedoarzaad (Santoninetabletten). Echter niet te veel geven; den dokter om raad vragen. 3. Springwormen of maden komen nu en dan ook bij volwassenen voor. Zij zijn wit, slechts 1/i tot 1 c. M. lang, doch huizen dikwijls bij duizenden in den darm. Hunne eieren leggen zij in den endeldarm. Het heen en weer kruipen veroorzaakt het ondragelijke jeuken, hetgeen dit wormlijden zoo buitengewoon lastig maakt. Het overbrengen der eieren geschiedt door onreine handen en vuil waschgoed. Een kuur is derhalve alleen van nut, wanneer daarbij de grootste zindelijkheid in acht wordt genomen. Men moet het wormzieke kind meermalen daags de handen en billen met zeep afwasschen, de door ontlasting bevuilde wasch onmiddellijk in zeepsopwater leggen, en zichzelf de handen wasschen, nadat het kind gereinigd is, enz. Een wormkuur duurt 3—4 weken, doch moet eenige malen met tusschenpoozen van telkens drie weken herhaald worden. Het kind zet men op den eersten dag tweemaal, later éénmaal, een lavement van lauw knoflookwater: een liter melk wordt met drie knoflookbollen tot op V& gekookt en dan doorgezeefd. Na elke vier dagen worden eenige dagen rust gehouden. Daartusschen kan men ook lavementen zetten van een lauwe aluinoplossing (een lepel op liter) of van zeepwater. Op dezelfde wijze als knoflook werkt valeriaan. Het beste voldoet een aftreksel van wormkruid (Tanacetum vulgare) en sennebladeren. Het middel moet door den dokter worden voorgeschreven. Het is van groot nut, wanneer de kinderen veel noten en vooral kokosnoten krijgen. ^ Kiespijnmiddelen. Kiespijn wordt meestal door plaatselijke ontstekingen (tandbeen, tandpulpa, wortelvlies) veroorzaakt en door te heet of te koud gebruik van spijzen en dranken, suiker, zoetigheid, vooral echter door verkoudheid opgewekt. Meestal helpt een heet voetbad of afwisselend voetbad (40° C met een daarop volgend van 12^15° C, dat slechts y2—1 minuut mag duren). Zenuwtandpijn verdwijnt of wordt verzacht door het inhouden van den adem. De lijder haalt diep adem, houdt dezen zoo lang mogelijk in en stoot hem dan snel en scherp uit. Reeds na de vijfde of zesde ademhaling is het resultaat bemerkbaar. Magnetische bestrijkingen, hypnotische suggestie, helpen eveneens goed. Als geneesmiddel doet men eenige deeltjes aluinpoeder op een lapje katoen en steekt dit in den hollen kies. Zoodra de aluin zich oplost, verdwijnt de pijn. Aluin is in 't algemeen een goed middel voor zieke, aangestoken (kariës, beenvliesettering) en rotte tanden en kiezen; zij gaat de rotting tegen en verhindert, aldus de verdere verwoesting der tanden. Voorts is een aanbevelenswaardig middel marjoleinolie op een stukje katoen in den hollen kies. Voorts hebben zich als doelmatig bewezen warme omslagen met kamillezakjes, gorgelen met thee van everwortel of pimpernelwortel. (Men vergelijke ook bladz. 1112 tot 1118, Geneeskrachtige kruiden.) © Onze huisapotheek. CD t=3 Het feit, dat een en hetzelfde huis- en geneesmiddel somtijds onder gelijke omstandigheden geheel tegenovergestelde verschijnselen te voorschijn roept, doet vermoeden, dat het beste huismiddel wel in ons zelf, in geheime krachten ligt, waarvan het onderzoek en gebruik te gewichtiger is, naar mate de huis- en geneesmiddelen in den regel eerst door de ontplooiing der inwendige krachten in werking treden. Het in alle oorlogen bevestigde feit, dat bij het overwinnende leger de wonden beter genezen dan bij het overwonnene, maakt de ondervinding verklaarbaar, dat onze gemoedsstemming bij de genezing van vele kwalen een machtige bondgenoot is, en dat wij in ons zelf een wonderlijk geneesmiddel herbergen, dat wij geloof, vertrouwen, verbeelding, of ingeving kunnen noemen. Die gelooft aan en vertrouwt op volkomen genezing, is reeds half op weg om te genezen. Behalve deze onweegbare, onmeetbare en onzichtbare huis- en geneesmiddelen, de zoogenaamde imponderabiliën, zijn er nog een aantal zelfstandigheden in huis, keuken en kelder, een menigte plantenkruiden in veld, bosch en weide, giftvrije plantensappen, die, ontdekt door het oorspronkelijke instinct der natuurvolken in het vroegste stadium der menschelijke ontwikkeling, sinds duizende jaren door veelvuldige ervaringen bevestigd en uitgebreid zijn. Reeds in gezonden toestand moeten wij ons er op voorbereiden, dat wij ziek kunnen worden. Gezondheid en ziekte zijn toch met hunne licht- en schaduwzijden, zoo nauw aan elkander verbonden, dat de eene toestand onafscheidbaar van den anderen is; wij moeten ons, vooral wanneer wij op het land wonen, een kleine huisapotheek samenstellen, die uit de volgende meest noodzakelijke dingen moet bestaan: Boonenschillen. Ongeveer 30—40—50 gram boonenschillen, de schillen van rijpe boonen, worden met ongeveer 4 liter water 3—4 uur lang langzaam tot op 1 of l]/2 liter ingekookt en spoedig, nadat zij gekookt zijn, in een hooge pan door een fijne zeef of doek afgegoten. Alle, zelfs de kleinste schildeeltjes en andere bestanddeelen moeten uit de thee worden verwijderd, omdat deze den smaak en zelfs de spijsvertering beinvloeden. Daar de toebereide thee vooral in het warme jaargetijde, licht aan bederf onderhevig is, en het gebruik daarvan dan diarrhee ten gevolge heeft, moet zij dagelijks voor den volgenden dag opnieuw worden gereed gemaakt. De thee wordt in den loop van den dag in kleine porties van 150 tot 200 gram gedronken. Toepassing bij jicht, rheumatiek, graveel en blaassteenen. Bij suikerziekte wordt dagelijks ongeveer een liter thee, uit 30 tot 50 gram schillen bereid, gedronken. Ook in de zwaarste gevallen verdwijnt, met zeldzame uitzonderingen, door het gebruik van boonenschillenthee de suiker na ongeveer drie weken op zeer geringe sporen meestal geheel. Daarbij diabetiker- (suikerurinevloed) diëet. De thee moet regelmatig worden gedronken, ofschoon later een zwakker aftreksel (15—20 gram op V2—s/4 liter) voldoende is. _ Bij nierontsteking, chronische nierziekte, nierbloeding, ziekte van het nierbekken, van de urineleiders en de urineblaas, alsmede bij waterzucht, ook tengevolge van hartkwalen, moet dagelijks % tot 1 liter thee, uit 30—40—50 gram schillen, worden gedronken. In enkele gevallen van waterzucht worden reeds na weinige dagen kolossale hoeveelheden urine geloosd; in andere gevallen, wanneer eene nier- of hartziekte reeds lang bestonden, of de kracht van het hart reeds erg verminderd is, duurt het tot drie weken, voordat het afnemen van het water duidelijk bemerkbaar is. Wanneer wegens walging, braken, bewusteloosheid of krampaanvallen bij uraemische toestanden het drinken onmogelijk is, wordt de toebereide boonenschillenthee onder toevoeging van I % keukenzout in porties van 250 tot 300 gram, al naar behoefte om de 2—4 uren herhaald, door middel van den irrigator aan het lichaam toegevoerd. Dit werkt op deze wijze 'zeer heilzaam, want reeds na 12—18 uren begint eene vermeerderde urineafscheiding. Honing. Een der beste, nog lang niet voldoende gewaardeerd huisen geneesmiddel, dat in onze huisapotheek nooit mag ontbreken, is de honing. Leven werkt op leven, kracht werkt op kracht! Dat maakt ons de wonderbare werking van den honing verklaarbaar. Voedingswaarde en geneeskracht bevinden zich intusschen alleen in den zuiveren bijenhoning, die door de bijen (apis mellifera) toebereid en dooi den imker gewonnen, bewaard en behandeld wordt. Het grootste gedeelte van den in den handel komenden honing is vervalscht. De natuur lijke onvervalschte bijenhoning werkt voedzaam, aseptisch, d. w. z hij voorkomt de vorming van bacteriën, ook antiseptisch, d. w. z. hi vernietigt eventueel aanwezige woekeringen, en werkt voorts verzach tend, ettering bevorderend, oplossend, pijnstillend, maagversterkend afvoerend op alle overtollige vochten, bevordert de spijsvertering, ge neest en versterkt borst, zenuwen en longen. Bij alle verwondingen, etterachtige ontstekingen, kwetsingen en slechte etteringen geldt de honing als het beste en betrouwbaarste geneesmiddel om het rijp worden van abcessen en bloedzweren te bevorderen. In de wondbehandeling verdient de honing minstens als het goedkoopste en handigste middel aanbeveling en wel als honingmeelverband. Deeg van honing met meel is bij het publiek sinds lang een eenvoudig middel om zweren en builen rijp te doen worden, en pijn te verzachten. De honing vormt in al deze gevallen een absoluut zekere luchtafsluiting (occlusief-verband), die gelijktijdig door zijne kleefkracht de wondranden samenhoudt. Door eenvoudig indoopen in water kan het verband licht worden afgenomen, omdat de honing resp. het honingdeeg gemakkelijk oplosbaar is. Zonder twijfel heeft het honingverband door zijn gehalte aan mierenzuur antiseptische eigenschappen, zooals azijnzuur, benzoëzuur, salicylzuur, boorzuur enz. Bij het gebruik van honing in plaats van jodoform en carbolzuur, behoeft men er niet in 't minst bezorgd voor te zijn, dat een zoodanig verband nadeelige gevolgen heeft. Slechts volkomen onbekendheid met de eigenschappen van honing en zijne verschillende wijzen van gewinning kan de oorzaak zijn, dat uit principieelen afkeer tegen zulke volks- of huismiddelen de honing als ongeschikt beschouwd wordt. Dr. A. Pfleiderer uit Ulm, die in het Wurttembergsche med. Correspondentieblad het honingdeegverband heeft aanbevolen, gebruikt ook een uit gelijke aeelen honing, roggemeel en gist bereide zalf, waarmede hij sinds verscheidene jaren bij bloedzweren en dergelijke aandoeningen eene verrassende pijnstilling alsmede spoedige verweeking en gladde afstooting der afgestorven weefsels heeft verkregen. "Ik laat de zalf door den zieke zelf vervaardigen en wel steeds slechts zooveel, als voor eenmalig gebruik voldoende is, waarvoor dus gewoonlijk ongeveer zooveel als een erwt van ieder der drie bestanddeelen genomen wordt." Overal, waar wij voeden en tegelijk zenuwen en krachten versterken willen, zal de zuivere bijenhoning het beste huis- en geneesmiddel zijn en blijven. Hiermede is de taak van den zuiveren bijenhoning als huis- en geneesmiddel nog niet ten einde. Ook bij hevige zenuwhoofdpijn werkt de bijenhoning somtijds voortreffelijk. Als proef neme men in zoo'n geval 's avonds voor het naar bed gaan één tot twee eetlepels honing in, en men zal bemerken, dat de hoofdpijn spoedig verdwijnt en in plaats van een lichte, oppervlakkige slaap een diepe en vaste intreedt. Dit feit verklaart ons tegelijkertijd de werking van den zuiveren honing als voortreffelijk slaapmiddel, zelfs bij kinderen. Bij eene prijsvraag over werkzame huismiddelen ter bevordering van den slaap werd aan den honing de eerste plaats toegekend. Een tot twee eetlepels vol honing, 's avonds voor het naar bed gaan ingenomen, bewerken een verkwikkenden, rustigen slaap, zonder eenige nevenwerkingen. Men moet zich alleen eerst aan de licht afvoerende uitwerking gewennen. Onder vele huismiddelen tegen kiespijn is tot dusverre de honing onopgemerkt gebleven; men gelooft veeleer, dat hij, evenals alle zoetigheden, de zaak verergert. Men volge echter den raad op van iemand, die het heeft geprobeerd. In het begin schiet de honing in de tanden, de pijn wordt erger, met ieder verder lepeltje, dat men gebruikt, wordt de afscheiding der speekselklieren geringer en binnen weinige minuten is de pijn volkomen verdwenen. Dit is als volgt te verklaren: lieden, die alle spijzen voldoende kauwen, hebben zelden slechte tanden of kiezen, dus ook zelden kiespijn, doch bij diegenen, die veel soep en koffie gebruiken, vaste spijzen met groote brokken inslikken, scheiden de spijzen weinig af; daardoor zet het speeksel zich aan het tandvleesch aan, veroorzaakt zinkingen, verzwering, verval van het tandglazuur en pijn. Honing echter prikkelt de klieren om speeksel af te scheiden en werkt genezend door zijne bekende bederfwerende antiseptische eigenschappen. Mierikswortel, fijngemaakt, voor de helft vermengd met zuiveren bijenhoning, hiervan om de 2—3 uren een theelepel vol ingenomen, is bij vele verkoudheden, gepaard gaande met hoesten en heeschheid, een zeer doelmatig huis- en geneesmiddel. Komkommers als huis- en geneesmiddel. Het nut dezer heerlijke vrucht voor dit doeleinde, is nog niet voldoende bekend. Het komkommersap bereiden vele huisvrouwen zoodanig, dat zij de vrucht schillen, in schijfjes snijden, dan uitpersen en het sap weggieten, in de meening, dat het toch slechts water is. Deze opvatting is geheel verkeerd, want juist het sap is het beste van den komkommer, al het overige bijna onverteerbare cellulose, houtstof. Versche komkommersalade of ook een geschilde komkommer lescht uitstekend den dorst, werkt kalmeerend bij bloedzwellingen, koortsverschijnselen en opwindingen, verkoelend bij groote hitte, bevordert ook de huiduitwaseming en verlicht de longenfunctiën, zoodat zelfs tuberculoselijders, zoolang zij komkommers verlangen en verdragen, veel nut daarvan hebben. Zuur ingemaakte komkommers dragen, tengevolge van hun melkzuurgehalte, zeer veel bij tot eene goede spijsvertering, maar ook tot verwarming van het lichaam, vooral in den winter, wanneer men de warmte moet ontberen. In Griekenland legt men tegen hoofdpijn versche komkommerschillen tegen het voorhoofd. (De gedroogde pitten weekt men 's winters en bedekt daarmede bevroren plaatsen aan handen en voeten.) Verder is komkommeressence, bestaande uit twee deelen sap en een deel glycerine, een minder bekend, doch zeer werkzaam schoonheidsmiddel, uitwendig bij onreinen teint en ruwe huid. Keukenzout. Vermoeide voeten worden (bij niet verwonde huid) met sterk zoutwater gewasschen, hetgeen zeer weldadig werkt. — Het branden der oogleden wordt zeer verzacht, indien men ze met warm, zwak zoutwater wascht. — Gorgelen met zoutwater werkt voortreffelijk bij lichte keelontsteking; ook is een dikwijls opsnuiven van lauw zoutwater een uitstekend middel bij verkoudheid. — Het na het gebruik van zware spijzen dikwijls voorkomende maagzuur verdwijnt na het drinken van water, waarin een halve theelepel keukenzout is opgelost. — Z.outwater als tandwater en zout als tandpoeder, eenmaal per week gebruikt, is gezond voor tanden en mondholte. Ook als braakmiddel heeft zout bij vergiftigingen eene snelle uitwerking, wanneer men één tot drie theelepels op V4 tot 1/3 liter water neemt. Een glas water met een theelepel keukenzout, 's morgens vroeg ingenomen, is een probaat laxeermiddel. Zachte kaas (magere kaas). Vooral Kneipp heeft dit volksmiddel aanbevolen. Hij zegt in zijn groot Kneippboek: In iedere huishouding waar men naar spaarzaamheid streeft, kan men zachte kaas gemakkelijk bereiden, die niet alleen als voedingsmiddel, doch ook als geneesmiddel van groote waarde is. De bereiding van zachte kaas geschiedt op de volgende wijze: Men laat zoete melk, al naar gelang van het jaargetijde, een tot twee dagen staan. Deze wordt dan dik en de room ligt er bovenop. Deze room wordt er dan afgenomen en de melk in een steenen of blikken pan gedaan en op den warmen kachel gezet, tot zij geheel samengestremd is en het zoogenaamde kaaswater zich heeft afgezonderd. De dikke stijve massa wordt er nu uitgehaald en in een steenen zeef gedaan, opdat het kaaswater geheel wegloopt. Dan blijft de gereed zijnde magere kaas in de zeef achter. Wil men deze als spijs gebruiken, dan moet men haar met melk of room vermengen. De magere kaas heeft eene groote waarde als voedingsmiddel, zij verteert gemakkelijk, wordt goed verdragen en overtreft de beste melk aan voedingswaarde. Als huismiddel gebruikt men zachte kaas voor omslagen. Schonenberger beveelt de zachte kaas aan ter verzachting van de huid. Bij te groote hardheid der huid worden de zweetklieren verstopt; de elasticiteit der huid gaat dan verloren bij de lippen, in de handpalmen, aan den anus; aan de hielen en voetzolen vormen zich huidbarsten (rhagadéen), die zeer pijnlijk zijn. Omslagen met zachte kaas zijn daarvoor ten zeerste aan te bevelen. Bij de verzachtende werking, aan magere kaas eigen, komt nog eene wateropzuigende, die diep doordringt en ophoopingen verdrijft, op dezelfde wijze als bij glycerine of alcohol het geval is, alleen werkt zachte kaas veel weldadiger en daarbij spoedig pijnstillend. Het citroenzuur, dat behalve in de citroenen, in de. kruisbessen, doornbessen, heidebessen en andere zure vruchten voorkomt, wordt, behalve voor de vervaardiging van limonaden, als gorgelwater,, bij jicht en rheumatiek toegepast. Bij deze ziekten wordt de citroenkuur zoodanig toegepast, dat men het sap van een citroen in een glas suikerwater uitperst en dit mengsel ongeveer een uur voor iederen maaltijd inneemt. Vanaf de tweede week kan men twee citroenen gebruiken, maar men moet niet verder gaan dan tot hoogstens zes dagelijks, daar anders licht darmcatarrh kan ontstaan. De kuur duurt drie tot zes weken. Ook bij diphteritis is het citroensap in- en uitwendig met goed gevolg toegepast. Heete citroenlimonade is een voortreffelijk middel om te zweeten, en bewijst ook bij catarrhen der luchtwegen goede diensten. De Italianen gebruiken een thee van citroenschillen tegen wisselkoorts. Neusspoelingen en inspuitingen van een mengsel van citroenzuur en melksuiker of bolus alba in gelijke deelen zijn tegen een stinkneus zeer doelmatig. Suiker. Als volksmiddel wordt suiker bij oude, veronachtzaamde wonden gebruikt, waarvan zij den kwaden reuk wegneemt en de bovenmatige woekering van korrelige vleeschzweertjes, het zoogenaamde "wild vleesch" vernietigt. Bij gebrek aan het werkzaamste wondmiddel, het zonlicht, is de bestrooiing van suiker op oude wonden, vooral op zweren aan het onderdijbeen, zeer aan te bevelen. Men bestrooit de wonde dik en doet er dan een los verband om. Het verband moet dagelijks één- tot tweemaal ververscht worden. Voor de huisapotheek zijn verschillende hulpmiddelen noodig, zooals de koorts- en badthermometer, een irrigator, spuit voor een lavement, een windkussen om het doorliggen te voorkomen. Eene buikflesch, eene zoogenaamde Karlsbader flesch, dient voor heete alsmede voor koude omslagen. Ter verkrijging van stoom voor een gedeeltelijkof volzweetbad dient de eenvoudige stoomontwikkelaar, voor besproeiingen de zelfgieter. Een zit- en voetbadkuip, soms nog een golfbadschommel, maken het badmateriaal compleet. Linnen en wollen doeken, zwachtels, verbandmateriaal moeten compleet zijn. De beste huismiddelen zijn licht, lucht, water, diëet, arbeid en rust. Ter samenstelling eener kleine huisapotheek wordt de volgende inrichting aanbevolen. Op het bovenste plankje moet plaats zijn voor negen fleschjes voor vloeistoffen. Deze bevatten: 1. Hoffmanndruppels. Bij misselijkheid j. Arnicatinctnur. Met drie deelen water of maagpijn 15 tot 20 druppels op verdund tot het verbinden van versche, suiker of in water. niet opene kwetsuren. 2. Valeriaandruppels. Bij winderigheid, 6. Geest van salmiak. Om direct insecten¬ maagkrampen en slapeloosheid 20 tot steken te betten.' 30 druppels op suiker of in water. 7. Kamïerspiritus. Ter inwrijving bij 3. Gesteriliseerd, gekookt water. Ter rei- pijn in spieren en ledematen, ver- niging van wonden. stuikingen, enz. 4 Azijnaether. Bij flauwvallen ter inwrij- 8. Glycerine. Voor het inwrijven der open- ving der slapen en op watten ge- gesprongen huid. druppeld als reukmiddel onder den 9. Aluinwater, neus van den patiënt houden. Op de tweede plank komen acht fleschjes met wijden hals. Deze bevatten: 1. Karlsbaderzout. Thee-tot eetlepelwijze het is goed er nog wat keukenzout in water opgelost, tegen spijsverte- bij te doen. ringsstoornissen. 5- Pepermuntkoekjes. Ter opwekking van 2. Bitterzout. Theelepelwijze in water de zenuw- en darmwerking. opgelost, tegen verstopping. 6. Salmiakpastilles. Oplossend middel voor 3. Dubbelkoolzure natron. Bij maagzuur hoest en heeschheid. opstooten, gebrek aan eetlust, enz., 7. Salicylstrooipoeder. Om in kousen en een messenpunt vol in water, op- schoenen te strooien bij doorgeloopen gelost. " voeten, ook als middel te gebruiken 4. Mosterdmeel. Bij bloedaandrang naar om den door zweetvoeten veroor- het hoofd, koude voeten, enz. in zaakten reuk weg te nemen, voetbaden te gebruiken. Een eetlepel 8. Bruispoeder. Een theelepel vol in versch vol mosterdmeel in koud water ge- water opgelost, tegen plotselinge misse- roerd, dan in heet badwater gedaan; lijkheid, opwinding, hoofdpijn, enz. De tusschenruimte tusschen de tweede en derde plank wordt in vakken verdeeld, waarin bewaard wordt: 1. Engelsehe hechtpleister. 8. Vaseline. 1 Beiden voor huid- en 2. Caoutchouc hechtpleister. Bij gebruik 9. Lanoline. ƒ wondbehandeling. niet bevochtigen. 10. Migrainestilt. Om voorhoofd en slapen 3. Verbandgaas. Verschillende breedten. in te wrijven bij hoofdpijn, migraine, 4 Verbandwatten. enz- 5. Verbandlinnen. 11. Tandwatten. 6. Hertevet. Ter inwrijving der voetzolen 12. Verkoudheid watten. bij doorgeloopen voeten. 13, Eksteroogenpleister of eksteroogen- 7. Lippenpomade. Om opengesprongen tinctuur. lippen in te wrijven. Daaronder komen goed sluitende schuifladen om de volgende soorten thee te bewaren: 1. Pepermunt. Met kokend water op- 5- Lindebloesem of vlier. Met kokend gekookt, tegen maagpijn, misselijk- water opgekookt, als zweetdrijvend heid, en tot verwarming van de maag. middel bij verkoudheid. 2. Kamillen. Met heet water opgekookt, 6. Viooltjesbladeren. Met kokend water tegen maagkrampen, alsmede als opgekookt, als zacht purgeermiddel, zweetdrijvend middel bij verkoudheid speciaal voor bloedzuivering. Uitwendig voor verzachtende om- 7. Salie. Met kokend water opgekookt, slagen bij zweren. om te gorgelen. 3. Venkel. Met kokend water opgekookt, 8. Sennebladeren. Met heet (niet tegen spijsverteringstoornissen bij kokend) water opgekookt, s avonds kinderen. of 's morgens als zacht purgeer- 4 Valeriaan. Met kokend water op- middel, gekookt, ter kalmeering der zenuwen. De tusschenruimte tusschen de tweede en derde plank wordt in vakken verdeeld, waarin bewaard wordt: 1. Engelsehe hechtpleister. 2. Caoutchouc hechtpleister. Bij gebruik niet bevochtigen. ■!. Verbandgaas. Verschillende breedten. 5. Verbandlinnen. 6. Hertevet. Ter inwrijving der voetzolen bij doorgeloopen voeten. 7. Lippenpomade. Om opengesprongen lippen in te wrijven. Daaronder komen goed sluitende schuifladen om de volgende soorten thee te bewaren: Koorts, koortsachtige (acute) ziekten en koortsmiddelen. CD (=> Koorts uit zich door verhoogde lichaamstemperatuur, is echter geen ziekte op zichzelf, doch slechts een ziekteverschijnsel. Eene lichaamswarmte boven ongeveer 38° C toont slechts aan, dat het lichaam ziek is. De begeleidende verschijnselen bestaan uit: versnelden polsslag, zwakte, dorst, snelle ademhaling, gebrek aan eetlust, zwakke spijsvertering, koude en warme rillingen. Koorts kan langzaam beginnen, maar ook plotseling opkomen; in het laatste geval gaat de verhooging der lichaamstemperatuur in het inwendige lichaam met een voorbijgaande afstrooming van het bloed gepaard, waardoor huiveringen met beven en tandenklapperen wordt veroorzaakt. Bij alle koortslijders moet de temperatuur dagelijks tweemaal met een thermometer worden opgenomen; men legt dezen daartoe in de okselholte of steekt hem in den endeldarm. Tempei^ituur bij gezonden: 36,5—37,5° C, 38—39 geeft een weinig koorts aan, 39—40 hooge, boven 40 een zeer hooge koorts. Door deze metingen heeft eene familie een maatstaf, of zij misschien midden in den nacht om een dokter moet sturen, of dat zij het kan wagen voorloopig zelf de behandeling aan te vangen. Hierbij zij er op gewezen, dat men aan geen zieke na het opnemen van de temperatuur den thermometer mag laten zien. Dat verontrust hen slechts! Men mag zelfs den thermometer niet in de ziekenkamer laten liggen, want wantrouwende, angstige zieken nemen gaarne in 't geheim de temperatuur op en schiikken over de hoogte van de koorts, die men hun heeft verzwegen. NI Hoe moet men de koorts behandelen? Hippokrates- leerde ons reeds: Koorts reinigt het lichaam als een vuur. Het lichaam bezit zelf de beste geneesmiddelen. Het gebrek aan eetlust bij koorts is reeds eene aanwijzing der natuur, die tracht geen ■trorKranrlinrrccf-nffpn pan Vipf" hlnpd tnfi t.ft VOfiren. doch door VerhOOPde Verklaring bij de plaat: Wormen van den mensch. 1 Spoelworm, vrouwelijk, tot 40 cm lang.1 Kleur: helderbruin of .... 0(, I roodachtig. 2. „ mannelijk, „ '20 „ „ > 3. Kop daarvan, vergroot. 4. Ei daarvan, vergroot. 5. Staarteinde van den mannelijken spoelworm, vergroot. 6. Varkensvin, vergroot. 7. Made of springworm, vrouwelijk, 10 mm lang. Aan het achterste einde priemvormig aangepunt. 8. Dezelfde, vergroot. 9. Made, mannelijk, 4 mm lang, achteren stomp eindigend. 10. Dezelfde, vergroot.; 11. Hondenlintworm, vergroot, 4 mm lang. Leeft alleen in het darmkanaal van den hond. 12 Ketting- of gewone lintworm, varkenslintworm, "2—3 m lang. Kop als een kleine speldenknop. Ongeveer 130 cm achter den kop beginnen de rijpe geledingen, 9—10 mm lang, 6 7 mm breed. 13. Kop van den kettinglintworm (varkenslintworm), vergroot. 14. Runderlintworm, 4—7 ijl lang en meer. Geledingen ook breeder en dikker dan bij den varkenslintworm. 15. Kop van den runderlintworm, vergroot. 16 Mijn worm, mannelijk, 6-10 lang. parasiet komt in de tropen 17. Dezelfde, vrouwelijk, 5—18 mm lang.' veel voor. 18. Eieren, van verschillende trappen van ontwikkeling, vergroot. 19. Kop van den mijnworm, vergroot. 20. Zuigworm, mannetje en wijfje, + natuurlijke grootte: mannetje 12—14 mm, wijfje 16 1!) mm. Leeft in verschillende venen van het lichaam. 21. Dezelfde, vergroot; het wijfje in de canalis gynaecophoris van het mannetje. 22. Breede lintworm, 5—8 m lang en bestaat uit 3—4000 korte,maar breede geledingen, grootste geledingen 3,o mm lang, 10 12 mm breed. Zijne vin leeft in verschillende visschen. 23. Kop van den breeden lintworm, vergroot. 24 Zweepworm, mannetje, 4-5 cm lang, zooals ook het wijfje. 25. Zweepworm, achterste einde van het wijfje. 26. Ei van den zweepworm. 27. Een klein spoelwormpje, waarvan alleen het wijfje bekend is, 2,25 mm lengte. 28. Spiertrichinen, vergroot, 0,7—1 mm lang. 29. Darmtrichine, mannetje, vergroot. 30. „ wijfje, Wormen van den mensch. Urine-onderzoek. Verklaring bij de plaat: Onderzoek der urine. De urine is naast het zweet de voornaamste afscheiding van het menschelijk lichaam. Het groote belang dezer afscheiding zal dengene duidelijk zijn, die weet, dat de urine de vergiftige, stikstofhoudende eindproducten van de stofwisseling bevat " De urine, welke in de nieren door een filtratieproces wordt gevormd, geraakt door de zoogenaamde urineleiders in de blaas en wordt hieruit zonder moeite naar buiten geloosd. Kleur der urine. Onder normale omstandigheden vertoont zich de urine lichtgeel, helder. De schaars geloosde, zoogenaamde koortsurine is belangrijk donkerder gekleurd. Op eene bijmenging van bloed wijst de rood gekleurde urine. Intusschen is hierbij in aanmerking te nemen, dat het somwijlen zich voordoende helder roode bezinksel, steenpoedersediment genoemd, alleen uit urinezure zouten bestaat, dus met bloed niets gemeen heeft. Deze zouten lossen bij verwarming spoedig op. Voorkomende mengingen van galsteen verleenen aan de urine eene bruinroode kleur, terwijl sommige medicamenten zooals b. v. antipyrine, haar donkerbruin, ja zelfs zwart kunnen kleuren. De hoeveelheid der urine. Bij een volwassen, gezonden mensch wordt als gemiddelde hoeveelheid binnen 24 uren 1 liter aangenomen. Deze maat kan, ja moet aan belangrijke schommelingen onderhevig zijn, inzooverre, als de te loozen hoeveelheid urine afhankelijk is van de hoeveelheid vloeistoffen, die men aan het lichaam toevoert. Er zijn bij de urineloozing twee gevallen, waaruit eene ziekte der inwendige organen is op te maken: vermeerdering en vermindering der normale hoeveelheid. Bij hartkwalen, bij suikerziekten, bij de zoogenaamde verschrompelde nieren en diabetes doet zich eene vermeerdering der dagelijksche hoeveelheid voor: het tegendeel, dus eene vermindering is op te merken, wanneer het gaat om koortsziekte, waterzucht en die kwalen, die, zooals bij de cholera, buikloop enz. met hevige diarrhee gepaard gaan. Bloed, etter, suiker en eiwit zijn de praktisch gewichtigste bijmengingen bij de urine. Bij het stil staan der urine in een puntglas, zijn bloed en etter aan het waarnemende oog zonder meer zichtbaar; daarentegen zijn suiker en eiwit alleen door scheikundige onderzoekingen aan te toonen. Bevat de urine bloed of etter, dan wijst dit op inwendige kwetsuren of zware catarrhen van de inwendige slijmvliezen. Eiwit in de urine wijst steeds op organische ziekte en prikkeling van het niergevlecht; is ten'slotte suiker in de urine aan te wijzen, dan heeft men met zekerheid met eene stofwisselingsziekte (de zoogenaamde suikerziekte) te maken. De reactie der urine is zuur. Urine op een stukje blauw lakmoespapier gedropen, kleurt dit rood. Wordt daarentegen rood lakmoespapier door urine blauw gekleurd (alkalische reactie) dan wijst dit op eene etterige blaascatarrhe; er zijn gistingsprocessen in de blaas. Ürineonderzoek. 1. Bloedurine. 9. Door suikerhoudende urine 12. Nylaudersche suiker- 2. Steenpoedersediment. wordt fcoperoxydhydraat proef. 3. Etterig bezinksel. gevormd, dat met blauwe 13. Proef van galkleurstof. 4 Koken der urine. kleur opgelost wordt en 14. HeUersche bloedproef. 5. Normale urine. geeft , 15. Diazoreactie. 6. Onderzoek der reactie . vorwarm j. 16. Peptonproef. 7. Kiwitbezlnksel na het r<)Jo(le y door* af. 17. Melamneproef. koken en bijmenging van scheiden van koper- l8' f^Trinc Van Sal'Cyl 8. Urine, vrii van suiker, lost oxydul suikerproet \ol Aanwijzing van broom bij het koken kopersulfaat Sens in de urine. nier op, groenachtig gele n. Mooresche suikerproef. kleuring. Kastanjebruine kleur. verbranding voor de afscheiding van vreemde giftstoffen zorg te dragen. Wanneer men een zieke in de koorts voedsel geeft, maakt men de ziekte dikwijls slechts erger. Alle vleeschspijzen zijn verboden, waartegen, hetwelk eene aanwijzing voor de beteekenis van de vegetarische voeding en levenswijze is, gewoonlijk ook een instinctieve afkeer bestaat; voorts zware kost en opwindende dranken (koffie, thee, wijn). Evenals bij hetkoortsdiëethet instinctieve verlangen vangrootere beteekenis is dan alle wetenschappelijke hulpmiddelen, zoo probeeren geheel instinctmatig zieken bij verkoudheid (z. d.) de koorts, in plaats van te bestrijden, te bevorderen door zweeten, warm toedekken, rijkelijk gebruik van warme dranken. Bij een groot aantal koortsachtige ziekten, die niet door verkoudheid zijn ontstaan, verlangt de instinctmatige ingeving van den zieke eene koudwater-behandeling. Alle onderdeelen dezer behandeling: koud volbad, halfbad, koude afwrijving, koude afwassching, omslagen, gedeeltelijke afwasschingen, luchtbad, komen hier in aanmerking. Of zij sterk of zwak moeten zijn, in welke temperatuurgraden zij worden aangewend, moet tot zekere hoogte de koortsthermometer, doch in de eerste plaats het zenuwgestel beslissen. Men kan een vuur op verschillende wijzen bestrijden, niet alleen door het met water te begieten; iedere smid weet, dat het vuur, als men er onder omstandigheden water bijvoegt, deste sterker aanwakkert. Om een vuur te blusschen, komt het er vooral op aan, dat men er geen ongeschikte stoffen, b. v. olie, bijgiet, waarmede een groot aantal van onze geneesmiddelen in' hunne uitwerking kunnen worden vergeleken, doch geschikte stoffen; het is voorts van groot belang, dat men al het brandbare verwijdert en nauwkeurig de oorzaken en gevolgen der koorts in aanmerking neemt. Op deze wijze behandel ik de koorts. Evenals wij een ziekte niet in haar wezen bestrijden, daar haar wezen slechts eene overtreding, eene verandering der natuurwetten beteekent, die wij niet uit den weg kunnen ruimen, kunnen wij echter den zieke groote verlichting verschaffen, wanneer wif enkele belangrijke ziekteverschijnselen, b. v. pijn, hoest, slapeloosheid tegengaan, eveneens bij de koorts; wij bestrijden niet de koorts, maar wij temperen door eene passende behandeling de begeleidende verschijnselen en de zenuwopwinding, verwijderen de beklemdheid, verschaffen aan het lichaam kalmte, verkwikking en slaap en weren daardoor dreigende ziekteverschijnselen. De waterbehandeling vermindert tevens het dorstgevoel. Voor koortslijders is het feit van groot gewicht, dat men het dorstgevoel ook op andere wijze kan bevredigen dan door drinken. Behalve vlijtig uitspoelen van den mond en gorgelen met koud water, werkt vooral De dokter in huis 7 c het meermalen per dag wasschen van gezicht en handen, in 't bijzonder van het geheele lichaam, dorststillend. Koortslijders ondervinden zulke afwasschingen bijna zonder uitzondering als eene groote weldaad, niet alleen door het afnemen der lichaamswarmte, doch ook door vermindering van het dorstgevoel. Verstopping moet op de hiervoor aangegeven wijze worden bestreden. Daarbij moet echter niet uit het oog worden verloren, dat de koorts zelf een heilzaam streven in zich draagt, dat men met afneming (crisis) of beeindiging (lysis) der voornaamste koortsverschijnselen aanduidt. De temperatuur kan daarbij in enkele uren 4—5° C afnemen, de pols van 170 op 70 slagen teruggaan, het getal der ademhalingen van 20 op 10 dalen. Deze achteruitgang gaat met veel zweeten gepaard, zoomede met loozing van eene donkere urine, die bij het staan een sterk bezinksel vormt. Neemt de koorts niet spoedig af, maar blijft zij stijgen en dalen, dan treedt het zweeten langzaam op en verdwijnt weder. Men spreekt in dit geval niet van crisis, doch van oplossing (lysis). GN3 Koortsdiëet. De „beste medicijn" voor koortslijders zijn vruchtensappen, omdat zij veel alkaliën en alkalische aarden bevatten en daardoor de alkalisireering van het bloed d. w. z. zijne zurenbindende kracht verhoogen. Behalve frisch water geeft men daarom gaarne water met vruchtensap, limonade, alcoholvrij appel- en druivensap, sinaasappelsap, sap van zure kersen, het nat van gekookt versch fruit of van stooffruit. Andere verkwikkende middelen zijn: geraspte appelen, peren en kersen, versche of gedroogde fijngeroerde pruimen, fijngeroerde versche of gedroogde boschbessen (zwarte, blauwe heidebes), fijngemaakte aardbeien en versche of ingemaakte doorgeroerde heidebessen. Bovendien nog komkommersap: men schaaft de komkommers als bij salade en perst er het sap uit. Peensap: gele of roode wortelen zuiver afwasschen, raspen, deze massa door een doek zeven, wat suiker en citroensap bijvoegen. Appelwater: stoofappelen goed afwasschen, met koud water overgieten en eenige uren laten trekken. Pruimenwater: het moes koken en doorroeren, wat maizena of bloem in water oplossen en er bijvoegen, eenig water en citroensap er bij en laten koken. Lauw of koel toedienen, is vooral goed bij verstopping. Honingwater: op y2 liter water 1 eetlepel honing, een theelepel citroensap, 2 eidooiers en wat melk of room. Flink klutsen. Eiwitwater: I eiwit, onder toevoeging van eene kleine hoeveelheid suiker en eenige druppels citroensap in '/4 liter water klutsen. Melklimonade: xl, liter kokend water op V, pond suiker en de schil van een halve citroen. Na het koud worden % liter gekookte melk en het sap van een halven citroen er bijroeren. Na 10 minuten doorzeven. Broodwater: V3 roggebrood in sneden roosteren, klein snijden, met l/2 liter kokend water overgieten en een oogenblik laten staan. Doorzeven, het sap van J/4 citroen en een beetje zout toevoegen en naar behoefte zoet maken; lauw of koel toedienen. Gerstewater, haverdrank, rijstewater: 2 tot 3 lepels gerste-, haverof rijstekorrels zuiver afwasschen, eenige uren laten weeken, met het afgeweekte water op een klein vuurtje of in een waterbad nu en dan omroeren, 3 tot 4 uren koken. Doorzeven, wat suiker en citroensap toevoegen, met melk of vruchtensap lauw of koel toedienen, fn plaats van haverkorrels kan men ook grutten nemen. Deze behoeven niet zoo lang te koken. Thee van appelen of appelschillen, van duizendblad en spitsweegbree, van aardbeienbladeren of hondsroospitten. Verdunde of afgeroomde melk; goed geklutste zure melk (dikke melk, versche karnemelk). De melk slechts met zeer kleine slokjes drinken, of lepelwijze innemen. Kan men ze van gezond vee verkrijgen, dan rauw gebruiken; anders twee tot drie minuten laten koken. Melk met maizena gekookt. Melk met een klein beetje cacao: tien minuten koken en een weinig suiker er bijdoen. Versch bereide amandelmelk: circa 40 zoete amandelen schillen, wasschen en klein maken, met , tot 1 liter koud water vermengen, onder herhaaldelijk aanroeren een uur laten trekken, door een zuivere linnen doek, die vooraf in heet water heeft gelegen, uitpersen, iets zoet'maken. In een goed afgesloten flesch koel bewaren. De melk houdt zich twee dagen goed. Geen bittere amandelen. Ter vervanging van amandelen dienen ook noten. (Kunst om te leven — kunst om te genezen.) De behandeling van langzaam verloopende of chronische ziekten. Het feit, dat ziekten met hooge koorts gewoonlijk een snel, die met matige of geen koorts een langzaam verloop hebben, de overweging, dat door de koorts ziektestoffen verbrand en door de daaraan meestal gepaard gaande transpiratie afgescheiden worden, heeft tot het streven geleid, langzaam verloopende zoogen. chronische ziekten door het opwekken van koorts of een op koorts gelijkenden toestand, tot genezing te brengen. De werking der zweetproceduren heeft inderdaad, met die der koorts en hare verschijnselen veel overeenkomst en verdient deze methode als geneeswijze eene uitgebreide toepassing. Zekere nerveuse verschijnselen, het hevige gevoel van hitte, het sterk rood gekleurde gezicht, de opgezwollen huid, de met het ophouden der algemeene 75* spanning in het lichaam overvloedige transpiratie en gewoonlijk ook slaap; het uitsteken der'talkklieren, het kippevel, huiveren, een gevoel van afmatting, ontstemming, groote behoefte aan rust en daarbij nog eene zekere opgewondenheid en onrust, kortom eene geheele reeks van geestelijke veranderingen, voorts verhooging der eigen warmte, verhoogden polsslag, snellere ademhaling, vermindering der urine, toename der afscheiding van urine en urinezuur, beduidende verhooging der zuurstofinname en koolzuurafscheiding: dit alles zijn verschijnselen, welker wezen en verloop in koorts eenerzijds, alsmede bij geschikte toepassing der zweetopwekkende methode anderzijds zeer veel overeenkomst met elkander hebben. Wij zijn dus met behulp der zweetopwekkende methode in staat de natuurlijke koorts als genezende koorts na te bootsen. Er bestaat nauwelijks eene chronische ziekte, waarbij wij niet door aanwending der zweetopwekkende methode gunstige resultaten bereiken. Bij de afwisselende verhouding, waarin onze huid niet de slijmvliezen zoowel bij gezonden als bij zieken staat, eene wisselwerking, die ook tusschen de verrichtingen der huid eenerzijds, alsmede der longen, levér, nieren, darmen, laten wij gerust zeggen tusschen de verrichtingen van alle inwendige organen anderzijds bestaat en levendig onderhouden wordt, opent zich voor de toepassing dei zweetopwekkende methode een geheel nieuw en omvangrijk arbeidsveld. Vooral moet de bevordering der transpiratie in alle duistere ziektegevaller plaats hebben, waarbij vermoed wordt, dat de zweetafscheiding plot seling onderdrukt is geworden, zonder dat men vooruit kan zien, waai de ontstekingachtige localiseering zich zal ontwikkelen. Handleiding voor de bereiding van plantenpreparaten voor huiselijk gebruik. C3 C3 Afkooksel, afgietsel wordt verkregen, nadat de bepaalde hoeveelheid water gekookt heeft en dan aan de betr. kruiden wordt toegevoegd. Nadat het eenmaal opgeweld is, wordt het afgietsel van het vuur genomen, dan tien minuten laten trekken, afgegoten en zacht uitgeperst. Afkoking. Terwijl aan afkooksel of afgietsel van bloesem, bladeren en planten, die licht vervliegende stoffen, aetherische oliën bevatten, de voorkeur wordt gegeven, worden harde en houtachtige plantendeelen, stengels, wortels met koud water opgezet en dan afgekookt. Het oplossen der planten of plantendeelen kan in water, melk, wijngeest, al naardat zij oplosbaar zijn, geschieden. Plantensappen zijn die vloeistoffen, welke de planten tot voedsel dienen en door uitpersing worden verkregen. In het voorjaar worden de nieuw uitgeschoten' bladeren van paardebloemen, duizendblad, kervel, met wat water fijn gestampt en het sap uitgeperst. Somtijds worden deze sappen ook met siroop vermengd en bewaard. Digereeren beteekent eene vaste zelfstandigheid bij matige warmte met een vloeistof behandelen en deze af te trekken of te extraheeren, zooals de technische uitdrukking luidt. Doorzeven of filtreeren is eene aan alle huisvrouwen bekende handeling. Men gebruikt hiervoor linnen- of viltdoeken, die men het best, met een punt, in een trechter steekt en daar de massa ingiet. Door de fijne gaatjes dringt dan alleen de zuivere extract, terwijl het overige in den doek achterblijft. Ook kan worden aanbevolen het door te zeven mengsel in een tot zak gevormde doek te gieten en dan uit te wringen. Extract, aftreksel. Onder dezen naam verstaat men dik geworden of door uitstooming dik vloeibaar geworden afgietsels of afkooksels, zoo dik als honing of bijna geheel droog. Hiertoe behooren de verschillende soorten moes: vlierbessenmoes, pruimenmoes, hondsroosmoes, enz. Tincturen (kruidendruppels) zijn aftreksels van planten met sterken wijngeest of met zuidelijke wijnen, zooals Xeres, Malaga, Marsala, enz. De tincturen bevatten -bijna alle oplosbare genezende bestanddeelen der met wijngeest- of wijnachtige oplossing behandelde planten. Het drogen der kruiden geschiedt bij matige warmte op droge en koele plaatsen. De gedroogde kruiden bewaart men in goed afgesloten bussen of laden. Slikmiddelen verkrijgt men door chemicaliën en plantaardige poeders te vermengen en met een vloeibaar bindmiddel samen te houden. Voor bindmiddel dient water, honing, siroop, jeneverbessenmoes, vlierbessenmoes. Met honing of siroop aangemaakt wormzaad \ ormt een slikmiddel. — In de behandeling der dieren is zulks het meest geliefkoosde middel om in te geven. In dezen vorm van een stijve pap kunnen groote hoeveelheden worden toegediend, die de dieren zonder hinder van hoestaanvallen naar binnen werken. Het verzamelen en bewaren van geneeskruiden. Het verzamelen van kruiden is een werk, dat de gezondheid bevordert, vreugde en winst geeft, bespaart door het thuisbrengen van nuttige thee voor gezondheids- en geneeskundige doeleinden vele huishoudelijke uitgaven, en brengt zelfs menigen berg- en boschbewoner een aardige som in. Het verzamelen van de bladeren van kruidachtige planten geschiedt nog voor den bloei; men snijdt de stengels tot op den grond af, ontdoet ze van de bladeren en begint ze ten slotte te drogen. Kleinere planten: sleutelbloemen, viooltjes en vele andere pleegt men na het afsnijden geheel te drogen. Bloesem en bladeren van struiken en boomen worden afgeplukt, waarbij men de takken zooveel mogelijk spaart; deze wijze van verzamelen is wel is waar wat moeilijk, maar het aftrekken van geheele takken is volstrekt af te keuren wegens het daaraan verbonden licht beschadigen der boomen en struiken. Voorts moet men zulke planten, welker bloesem men verzamelt, niet uit louter gemakzucht met wortel en al uittrekken, om er thuis de kopjes rustig te kunnen afplukken! De plant kan dan al haar bloesem nog ontwikkelen, nog zaad dragen en aldus voor het behoud harer soort zorgen. Men hoort dikwijls zeggen: „vroeger groeide hier zoo veel arnica, zoo vele paddestoelen, en nu vindt men niets meer." De kruiden worden op zeven met groote mazen, die men zoo noodig zelf van een raam met touw of draad — in het laatste geval moet men er tevoren papier onderleggen — kan vervaardigen, uitgespreid, en in de schaduw op een luchtige plaats gedroogd; sterke wortels en knollen moeten eerst gesneden worden. Bij het omkeeren moeten teedere bestanddeelen zooveel mogelijk worden ontzien. Bij regenachtig weder en in den laten herfst zal men echter genoodzaakt zijn de drogende kracht van het vuur ter hulp te nemen. Men droge ook niet te scherp, daar er bij al te groote droogte te veel breuken ontstaan, die een slecht aanzien geven en bij het verkoopen verlies oplevert. De bewaring van gedroogde kruiden moet niet in bossen, doch irf gesloten laden — van hout of carton — in goed droge vertrekken plaats hebben. Kruiden, die aan de lucht zijn blootgesteld, worden voor het grootste gedeelte van hunne aroma beroofd en verliezen dus aan waarde. De werktuigen, die men voor het inzamelen noodig heeft, zijn een schaar of scherp mes, een vierhoekige niet te kleine mand, alsmede een schop. Bewaring. Kruiden, stengels en wortels worden in zakken, matten en dergelijke omhulsels bewaard, daar deze door hunne poreusheid steeds versche luchttoevoer doorlaten. Teedere plantendeelen, zooals bloesems en kopjes, worden in blikken doozen bewaard. Dit geschiedt eveneens met planten, die voedingsstoffen bevatten, om den inhoud tegen muizen en motten, alsmede tegen stof te beveiligen. De tijd van het verzamelen der planten richt zich naar het jaargetijde, is echter moeilijk naar maanden te bepalen, omdat het weder elk jaar min of meer veranderlijk is. Kruiden- en andere kuren. Niet alleen inwendig, maar ook door de uitwendige huid werken kruiden gunstig op den algemeenen toestand. Kruidenbaden worden ook aromatische baden genoemd, omdat zij door toevoeging van aromatische kruiden aan het warme badwater worden bereid. Aromatische kruiden, zooals kamillen, tijnft of wilde komijn, lavendel, kalmoes, valeriaan, melisse, denne- en sparrenaalden, enz., bevatten vluchtige oliën, die van weldadigen invloed op de huidzenuwen zijn en den bloedstroom in de huid opwekken. Men neemt voor een volbad %—i kg kruiden, voor een plaatselijk bad of een kinderbad ongeveer 100—150 gram, bindt deze in een zakje, zet ze met circa twee liter kokend water op, knijpt ze goed uit en doet het aftreksel bij het badwater. In badinrichtingen en sanatoria gebruikt men meestal de uit de versche planten vervaardigde spiritusextracten of wel de aetherische olie zelf, waarvan 1 gram voor het volbad voldoende is, terwijl 75—100 gram extract worden gebruikt. Deze werking is vooral sterk bij de baden met toevoeging van denne- of sparrenaaldenextract, bereid uit denne- of sparrenaalden. Men neme eens een gewoon bad of een bad met toevoeging van denne- of sparrenaalden of het extract daarvan, en men zal verbaasd staan over het groote verschil en de wonderbare uitwerking. Dennenaaldenbaden verschaffen gezonden en zieken een waar genot, geven een aangenaam, verfrisschend, opwekkend, versterkend gevoel, eene snelle en diepe ademhaling, bevorderen den bloedsomloop en hierdoor de stofwisseling, verdringen ziektestoffen, die zich in het bloed verzameld hebben, door het opwekken der werking van de huid en de afscheidingsorganen uit het lichaam. Het kenmerkende van de eigenaardige uitwerking der dennenaaldenbaden is het vlokkig of troebel worden der urine, die een reuk verkrijgt, veel gelijkend op viooltjesparfum. Dit is de barometer; waarvan men de geneeskrachtige werking dezer baden kan aflezen. Hunne geneeskracht is bewezen bij alle rheumatische ziekten, jicht, neuralgien (zenuwpijnen) van verschillende soort, verlammingen, bij onregelmatige lichaamsgesteldheden: scrophulose, Engelsche ziekte (rhachitis). Ter algemeene versterking van het lichaam wordt ook het moutbad toegepast. Ongeveer 2 kg gerstemout worden een uur lang gekookt en het doorgezeefde afkooksel bij het badwater gedaan. Inhullende baden,zijn de zemelen-, aardappelmeel- en de genoemde moutbaden. Voor dit doel worden één tot drie pond tarwezemelen in meerdere liters water een half uur lang gekookt, door een linnen buidel gegoten en dit in het bad gedaan. Aan te wenden bij huidziekten, vooral bij kinderen, ook ter versterking. Voor aardappelmeelbaden neemt men een half tot een pond aardappelmeel, dat in vier liter water een half uur gekookt, doorgezeefd, en aan het bad wordt toegevoegd. Moutbaden verkrijgt men door vier tot zes pond gerstemout, tevoren in eenige liters water een half uur gekookt, dan doorgezeefd, in het bad te doen. Zemelen- en moutbaden werken verzachtend bij jeukende huidziekten. De gewone looibaden maakt men met gedroogde eikenbast of run Van de eerste neemt men een pond, van de laatste anderhalf tot twe( pond op een bad, doch worden beide eerst sterk met water afgekookl en het afkooksel bij het badwater gevoegd. Men neemt zulke bader als samentrekkend middel bij Fluor albus (witte vloed). Men kan tol dit doel ook een afkooksel van eikenbast, een pond op vier tot zes litei water, voor een zitbad gebruiken. Hooibaden. Deze worden somtijds voor gezondheids- of genees kundige doeleinden op het land genomen, door zich in de vrije natuui (in den zonneschijn) of op den hooizolder met versch hooi te omgeven zoodat men bij warm weder komt te zweeten. Hooibloemen, hooizaad. Hieronder verstaat men het opveegsel dat op den grond van de hooizolders achterblijft. In den vorm var hooibloeménbaden is dit een goed huis- en geneesmiddel. — Om eer hooibloemenbad gereed te maken, wordt een groote doek over de badkuip gespannen, eenige handen vol hooibloemen in den doek geworpen en kokend water er over gegoten. Wanneer het bad de juiste temperatuur van 35 tot 370 C heeft verkregen, stapt de badende in de kuip en blijft er in, zoo lang hij dit verkiest. Nog beter is het, indien men de hooibloemen kookt. Tegen wintervoeten neemt men eenige dagen achtereen voetbaden van hooibloemen; zijn de voeten afgedroogd, dan bindt men 's zomers versche kruidenbladeren om de beenen. Pastoor Kneipp beveelt hooibloemen ten zeerste aan. Hij schrijft: "Het hooi op droge weiden levert de beste bloemen; zij moeten een kwartier gekookt worden. Kookt men de bloemen nog twee- of driemaal na, dan geven zij deste meer aroma af." Men kan dus tot drie aftreksels van dezelfde bloemen gebruiken. Het hooibloemenbad is een hoofdmiddel tegen bijna alle ziekten. Om slechte sappen uit het lichaam te trekken en om het bloed te verbeteren, is niets werkzamer dan hooibloemen. Hun aroma dringt door de huid in het bloed, waarmede het zich vermengt om het te reinigen. Hun afkooksel wordt bijna alleen warm gebruikt, opdat de oplossende kracht beter tot uiting kan komen. Omslagen met hooibloemen zijn een goed middel tegen huiduitslag, mazelen, roodvonk, Engelsche ziekte en zijn ook door moeders, die tegenstandsters van inenten zijn, reeds dikwijls aangewend om bij hunne ingeënte kinderen de schadelijke koepokstof weder uit te trekken. Bij het opkomen van bloedvergiftiging gebruike men hooibloemen op de volgende wijze: men overgiete deze met kokend water en legt ze, na voorafgaande doorzeving en inwikkeling in een doek, zoo heet mogelijk op de zieke lichaamsdeelen. Zoodra het compres koud wordt, moet dit door een heet worden ver- vangen. Hooibloemen bewijzen ook goede diensten bij rheumatiek, jicht, maagaandoening, tegen zweren, open voeten, gezwellen en wonden, pijn en zwakte in de ledematen. Hooibloemenhemd. Vooral bij kinderziekten aan te bevelen. Dit hemd van grof linnen moet tot aan de knieën reiken, zacht zijn, opdat het gemakkelijk aan- en uitgetrokken kan worden. Het hemd wordt, in een warm hooibloemenafkooksel gedoopt, uitgewrongen, opdat het niet meer druipt, en nadat de zieke het heeft aangetrokken, overal glad gestreken. De patiënt ontkleedt zich in bed, trekt het hooihemd aan, probeert armen en hals goed af te sluiten, wikkelt zich in een wollen deken, doch moet niet gaan zweeten, het bed moet dus het gewone aantal dekens behouden. Kan men het zweeten niet verhinderen, dan moet de zieke een been boven de dekens leggen; helpt dit niet, dan moet het hooihemd worden uitgetrokken en bij sterk zweeten eene geheele afwassching plaats vinden. Gewoonlijk behoudt men het hooihemd een half uur aan. Voorts vindt het toepassing bij verhardingen, verkoudheid, slechte spijsvertering, leverziekte, zweren, verval van krachten, bij kinderen tegen klierziekten, kinkhoest, asthma, verstikkings- en krampaanvallen. Hooibloemen-voetbaden, heete (40° C), worden bij zweetvoeten aangewend, tegen beginnende waterzucht, moeilijke urineloozing; hooi» bïoemen-zitbaden tegen bloedstuwing in het onderlijf, gordeluitslag, gezwellen, zweren, verstopping, koliek en krampen. Opgewelde hooibloemen (een kwartier lang kokend water op droge hooibloemen in een goed afgesloten pot) worden als compressen gebruikt. Zij worden goed uitgeknepen, blijven zoo warm, en komen op zieke plaatsen van het lichaam, die hiermede door doeken worden omwonden. Zij werken tegen gassen, maaglijden, ziekten der inwendige organen, zooals lever, nieren, enz. Hooibloemen mogen echter niet op open wonden komen, omdat zij te veel bloed op eene plaats samentrekken; zij moeten derhalve ook niet te dikwijls op dezelfde plaats gelegd worden. Ook zuur hooi kan tegen steenen en moeilijke urineloozing worden aangewend. Hooibloemenzakjes. Waar hooibloemenbaden minder toepasselijk zijn, b. v. aan het hoofd, den hals, de knieën, enz., behelpt men zich met hooibloemenzakjes, die men op de volgende wijze vervaardigt, men legt een stuk flanel of een wollen doek gereed, zoo groot, dat men het zakje daarin kan wikkelen, dan maakt men een zakje van oud zacht linnen, zoo groot, dat men het zieke lichaamsdeel goed kan bedekken. In dit zakje stopt men hooibloemen, legt het op een tafel of een bank, overeiet het met kokend water tot het goed vochtig is, perst het met een plank Hink uit, omhult het snel met het ilanel en legt het op de zieke plaats. Daarover legt men om het langer warm te houden nog een dikke, droge wollen doek. Dit zakje past zich aan alle lichaamsdeelen aan, b. v. aan het hoofd (bij rheumatische aandoeningen). Men kan het onder het kruis, onder den rug leggen, enz.; het blijft dan, naar mate het min of meer aan afkoeling blootgesteld is, tot een half uur lang warm; men herhaalt het, als de warmte afneemt, verwijdert het, wrijft het betreffende lichaamsdeel eenigszins met de hand en rust nog een half uur in bed uit. Bij alle rheumatische pijnen in spieren en zenuwen, bij gezwellen, stijfheid in de gewrichten, bij beginnende of rijpende ontstekingen zijn hooiblocmenzakjes doelmatig. De kruidenzakjes worden tot versterking met angelica, melisse, tijm, rozemarijn, thymian in gelijke deelen gevuld. Inwrijvingen met kruiden worden onder toevoeging van Sint-Janskruid, tijm, wolbloem, gelijk de tincturen vervaardigd, ook van vluchtige liniment. Dit laatste bestaat uit drie deelen olijfolie, een deel papaverolie en een deel geest van salmiak. Voor kruidenbaden neemt men van de bovengeno°mde kruiden: kamillen, tijm, enz. tot T kg voor een volbad, ongeveer 100 tot 150 gram voor een plaatsehjk of kinderbad, vult ze in een zakje, zet ze met circa twee liter kokend water op, knijpt ze goed uit en doet het afkooksel bij het badwater. In bad- en ziekeninrichtingen gebruikt men veel de uit versche planten vervaardigde extracten of de aetherische olie zelf, waarvan I gram voor het volbad genoeg is, terwijl 75 tot 100 gram extract noodig zijn. Pomponatus, versterkend kruidenbad. Men neme aronskelk met het kruid, alantswortel, groote brandnetels, schelkruid, salie, kamillen, tijm, jeneverbessen, eikels, lavas, aarde en het kaf van een hoop der groote boschmieren, van ieder eene gelijke hoeveelheid en zooveel als voor een bad noodig is. Deze bestanddeelen koke men met veel water en laat den patiënt langen tijd, urenlang, onder het bijhouden van dezelfde temperatuur door h> = 1/2 » in een kwart liter heet water opgieten als gorgelwater. Asthma. Lijnzaad 15 gr- = 1 % eetl. Gomplant 15 gr- = ï % eetl. Steenvaren 20 „ =2 „ Petersehekrmd 20 „ =2 „ Eucalyptus- Hennepnetel 20 „ =2 „ bladeren IÓ.„ =1 „ Prassiumkruid 15 „ =1/2 „ Lavendelbloesem 10 „ =1 „ Pimpernel 20 „ -2 Asthmatabak. Lichte tabak 200 gr. =20 eetl. Walnoot 100 ,, = 10 „ Saliebladeren 100 ,, =10 „ Asthmatische aandoeningen. ■. „„„-.Upccpn Hazelwortel, " fijngemaakt' 10 gr. = 1 eetl. gesneden 20 gr. =2 eetl. Wolkruid 10 „=i „ Peterselie 20 „ -2 „ Hoefbladbladeren 20 „ =2 „ Schurftkruid 20 „ ^ „ Kalmoes,gesneden 20 ,, =2 ,, Zeepkruid - „ » Bazielkruid I0„ =1 „ Konander 20 „ -2 „ Als afkooksel van dit "mengsel dagelijks 4 kopjes drinken. Bedorven maag (lichte maagcatarrhe). Venkel (zaad) 20 gr. = 2 eetl. Duizendblad- Koortsklaver- ^ bladeren 20 gr. _ 2 eetl. bladeren 20 „ =2 ,, Dmzendgulden- Pepermunt- ^ kruld 20 " ~2 " bladeren 20 — 2 ,, Van dit mengsel een eetlepel op een groote kom ('/B— /6-liter) kokent water, zes tot acht minuten laten trekken, afgieten, met wat suiker o citroensap drinken. De a wat er en. Spurrie 15 gr- = 134 eetl. St. Janskruid 15 gr. =i%eet]. Duizendblad 20 ,, = 2 ,, Eereprijs 15 „ = 1 34 ■> Berendruifblade- Balsemkruid 10 = 1 ,, ren 15 „ =1% „ ! Beenvliesgszwel. Bonte netel 20 gr. = 2 eetl. Walnootbladeren 20 gr. -= 2 eetl. Baarwortel 20 ,, =2 ,, Carob 20 „ =2 ,, Geraniumkruid 20 ,, =2 ,, Belroos. Inwendig. Uitwendig als omslag. Peterseliezaad 30 gr. = 3 eetl. Salie 30 gr. = 3 eetl. Prangwortel 25 ,, =2% » Lavendel- St. Janskruid 25 ,, —2% ,, bloemen 25 „ = 234 ,, Duizendblad 30 „ =3 ,, Lijnzaad 30 „ =3 ,, Wilgebladeren 30 ,, =3 ,, St. Janskruid 35 ,, =3% ,, Jeneverbessen 25 ,, = 234 » Beroerte. Veldcijpres 30 gr. =3 eetl. Kalmoes 10 gr. =1 eetl. Saliebladeren 10 ,, = 1 ,, Water y2 liter als thee 's morgens en 's avonds een theelepel vol. Blaasaandoeningen. Lavaswortel 10 gr. = 1 eetl. Zoethoutwortel 10 gr. = 1 eetl. Prangwortel 10 ,, = 1 „ Jeneverbessen 10 ,, = 1 ,, goed gesneden en vermengd. Van dit mengsel neemt men ongeveer een eetlepel vol op een kopje thee. Blaascatarrhe. Aardbeien- Lievevrouwen¬ bladeren 5 gr. — y2 eetl. bedstroo 5 gr. =34 eetl. Salie 5 „ =y2 „ Lijsterbessen 2% „ = V4 „ Brandnetel 5 n =y2 ,, Walnootbladeren 5 ,, =34 » Pepermunt 5 „ = 34 „ Hoefblad 5 „ = y2 „ Duivenkervel 5 ,, = y2 ,, Ijslandsch mos 5 „ =34 >1 Duizendblad 5 ,, =34 ■> Afkooksel doorgezeefd drinken. Bleekzucht. — Bloedarmoede. Leverkruid 40 gr. = 4 eetl. Alantwortel, gesn. 30 gr. = 3 eetl. Gentiaanwortel 30 ,, =3 „ Vergeet-mij-niet 40 „ =4 ,, Cichoreikruid 10 „ = 1 „ Lindebloesem 40 „ =4 „ St. Janskruid 40 ,, =4 ,, 1 Jeneverbessen 20 ,, =2 ,, Als afkooksel dagelijks drie kopjes. Tevens zij er op gewezen, wat reeds over bleekzucht en bloedarmoede is gezegd. In de eerste plaats zorge men er-voor, dat aan het lichaam bloedvormende middelen worden toegevoerd (spinazie, etc.). Bleekzucht. Yzerkruid 20 gr. = 2 eetl. Gentiaan 15 gr- =iV2eetl- Gerwel 15 ,, = lV2 ,, Melissebladeren 10 „ =1 Duizendblad 20 „ -2 „ Prassiumkruid 20 „ =2 Bloedaandrang naar het hoofd. Valeriaan 15 gr. = 1% eetl. Opgieten van Siroop ' 20 „ = 2 „ water 200 gr. = y2 liter Vuilboomschors 30 ,, = 3 ,, koken, koud laten worden en alle twee uren een eetlepel. Bloedopgeven. Geranium 10 gr. = 1 eetl. Grachtvaren 10 gr. =1 eetl. Wolkruid 5 „ =Vz » Zuringbladeren 5 „ = y2 Bloedsaandrang naar het hoofd. Lavendelbloesem 20 gr. =2 eetl. ; Koriander 15 gr. = I Vj eetl. Wijnruit 10 ,, =1 >> Gentiaan 15 >> 1/2 >> Duizendblad 20 ,, =2 ,, Bloedzuiveringsmiddel. Rabarber 10 gr. = I eetl. Citroenschillen 5 gr- = Vi eetl. Rozemarijn 5 ,1 = V2 >> Vioolwortel 5 ,, — h. >> Sennebladeren 5 » = Vi >> ^a^le . 5 >> — h .. Saffraan 11/2 „ = 'U .. Eerepnjs 5 „ = % Duizendgulden- Lievevrouwen- _ kruid 5 ,, =1/2 » bedstroo 5 „ = 72 .. Anijs 5 ,, =y2 » Laurierbladeren 1 „ Gesneden fijn gemaakt en goed dooreengemengd. Twee volle eetlepels op a'nderhalf liter water tot op één liter inkoken. Na zorgvuldig filtreeren de thee dagelijks in kleine hoeveelheden drinken. Brandnetel 40 gr. = 4 eetlepels op 1 liter water als aftreksel. Bloedzuiveringsthee. Hondsgras 90 gr. = 9 eetl. Jeneverbessen 90 gr. = 9 eetl. Kliswortel 90 „ =9 „ Jeneverhout 90 „ =9 „ Zoethout 9° >1 = 9 >> Klein gemaakt en vermengd voor thee. Of Bloedzuiveringsthee (bij onreine huid). Braambezie- j Vergeet-mij-niet 10 gr. = 1 eetl. bladeren 10 gr. = I eetl. Brandnetel 10 „ =1 „ Duizendblad 10 „ -1 Aardbeien- Duizendgulden- _ bladeren 10 „ — I ,, kruld 5 » " l"- " Lepelkruid 10 ,, = 1 ,, Walnoot- Leeuwentand- ' biaderen ïo „ - „ wortel 15 „ = IV» „ Cichoreiwortel 15 „ =Vk - Vuilboomschors 30 ,, = 3 ,, koken, koud laten worden en alle twee uren een eetlepel. Bloedopgeven. Twee volle van het mengsel een eetlepel vol op een grooten kop ('/5 liter) kokend water, tien minuten laten trekken, met wat suiker en citroensap meermalen dagelijks een kopje drinken. Deze thee kan ook aanbevolen worden voor een bloedzuiveringskuur in het voorjaar. 0f Bloedzuiveringsthee (naar Kulipp). Leeuwentandwortel 30 gr. = 3 eetl. Cichoreiwortel 30 ,, =3 ,, Kweekwortel 30 „ «=3 ,, In twee liter water koken en van het afgietsel dagelijks twee kopjes drinken. Bloedzuiveringsthee. Sleepruime- Tinkruid 10 gr. = 1 eetl. bloesem 15 gr. = 1 % eetl. Duizendblad 20 ,, — 2 ,, Duizendgulden- St. Janskruid 15 ,, =1 y2 ,, kruid 15 ,, = 1% » Grachtvaren 10 ,, =1 ,, Jeneverbessen 10 ,, =1 ,, Genadekruid 10 ,, =1 ,, Borstkruiden. Witte maluwe- Hoefbladbladeren 5 gr. = y2 eetl. wortel 10 gr. = 1 eetl. Wolbloemen 5 „ = % ,, Zoethoutwortel 5 ,, = y2 ,, Anijszaad 5 ,, =% ,, Vioolwortel 5 ,, — % ,, Daarvan een eetlepel op twee kopjes water, verschaft na het trekken en doorzeven met of zonder suiker een voortreffelijk oplossende thee voor kinderen en volwassenen. Borstlijden (naar Dr. Walser). Hoefbladbladeren 40 gr. = 4 eetl. 1 Witte maluweVlierbloesem 40 ,, =4 ,, bloesem 20 gr. = 2 eetl. Spitsweegbree- Venkel 20 ,, =2 ,, bladeren 40 ,, =4 „ Korenbloemen 20 „ =2 ,, Zoethout 20 ,, =2 ,, In twee liter water koken en van het aftreksel dagelijks drie- tot viermaal warm een kopje drinken. Borstmiddel, oplossend. Zoethoutwortel, fijn gemaakt 1 gr. Melksuiker of geWitte maluwewortel, fijn ge- wone suiker 20 gr. = 2 eetl. maakt 1 „ Goed vermengd, dagelijks driemaal een messenpunt vol in water opgelost, ingenomen. Brandwonden. I. De lichtverbrande huid: De 2. bij blaren- of ergere brandgetroffen plaatsen met meel be- wonden: strooien, of met olie, room of a) Lijnolie met kalkwater, lijnolie met kalkwater insmeren; b) geraspte ongekookte aardappelen, c) Hamamelizalf. Buikpijn. Venkel 10 gr. = i eetl. ! Kamille 10 gr. = i eetl. Pepermunt 10 ,, = i „ | Water V2 liter Tezamen koken en het aftreksel drinken. Bijbalontsteking. Korenbloemen 40 gr. =4 eetl. Vlier 40 ,, =4 ,, Kamille 20 ,, — 2 ,, vermenge men goed, dan neme men drie k vier theelepels van dit mengsel en koke ze 15 minuten lang in een halven liter water. Men drinke van deze thee driemaal dagelijks een kopje, en wel minstens een half uur voor het eten. Om ze te verzoeten, gebruike men behalve suiker zuivere bijenhoning. Chronische druiper. Witte doovenetel 40 gr. = 4 eetl. , Tormentilkruid 25 gr. =2% eetl. Peterselie 40 ,, =4 Kliswortel (ge- Kamille 20 ,, =2 • sneden) 50 „ =5 Eikebladeren 20 ,, =2 ,, Men bereide den drank op dezelfde wijze, als onder "acute druiper" aangegeven. Dagelijks 4 kopjes drinken. Chronische druiper. Schaafgras 25 gr. =214 6611. Venkelhout 30 gr. =3 eetl. Goudruit 35 ,, =3^2 ,> St. Janskruid 35 ,, =3V2 „ Witte maluwe 20 ,, =2 ,, Zeewinde 35 „ —3% >> Viooltjeswortel 20 „ =2 ,, Darmbloeding. Duizendblad 20 gr. = 2 eetl. Schaafstroo 20 ,, =2 ,, Grachtvaren 20 ,, — 2 ,, Darmcatarrhe. Oranjebladeren 20 gr. = 2 eetl. Grijze kina 5 gr. = l/2 eetl. Lindebloesem 10 ,, =1 ,, Goudsbloemkruid 20 ,, =2 ,, Darm- en Maagkoliek. Oranjebladeren 15 gr. =i%eetl. Venkelzaad 25 gr. =2% eetl. Arnica 20 ,, =2 ,, Duizendgulden- Lindebloesem 15 ,, = 1% ,, kruid 20 ,, =2 ,, Melissebladeren 20 ,, =2 ,, Pepermunt- Gerwel 15 ,, =1% bladeren 20 ,, =2 Anijs 20 ,, =2 ,, uarmKrampen en koliek. Venkelzaad 30 gr. = 3 eetl. Water i/2 liter Een kwartier lang gekookt, ieder half uur een eetlepel vol innemen. Darmspoelingen z. lavementen, a. Kamillethee 40 gr. = 4 eetl. Wolkruid 20 gr. = 2 eetl Maluwe (wilde) 40 „ =4 „ (Koningskaars) Leeuwentandwortel 20 ,, =2 ,, Dit mengsel koke men een half uur lang in drie liter water. Gebruiksaanwijzing: zie Darmziekten. Darmstoringen. Bitterklaver- Cardobenedicten- kruid 120 gr. = 12 eetl. kruid 120 gr. = 12 eetl Gentiaanwortel 30 „ = 3 „ DuizendguldenKalmoeswortel 30 „ = 3 „ kruid 60 „ = 6 Alsem 120 „ =12 " ' als thee-aftreksel gedronken. bi— Spitsweegbree 20 gr. = 2 eetl. Leeuwentand 20 gr. = 2 eetl. Duizendgulden- 10 „ =1 ,, Brandnetel 20 =2 kruid t .1° i) = l » Rozemarijn 15 „ =1 y2 Akkerschaafgras Yslandsch mos 15 „ = iV2 (gesneden) 20 „ =2 „ Eikenloof „ 30 „ = 3 Alsem 10 „ = 1 „ . ^ " -ó " In drie liter water laten koken, doorzeven en daarmede spoelen. Darmverstopping. Berenoorkruid 20 gr. = 2 eetl. Bitterklaver- ' Vuilboomschors 30,, =3 „ ; bladeren 30 gr. = 3 eetl. Zoethout 20 ,, =2 ,, Walnootbladeren 30 =3 Rabarberwortel (gelijk gesn.) 10 „ = 1 „ In twee liter heet water gekookt, s morgens en s avonds een kopje innemen. Of (naar Kneipp) Venkelzaad 10 gr. = 1 eetl. Bokshoornklaver- Jeneverbessen zaad (fijngemaakt) 5 gr. = '/s eetl. (fijn gemaakt) 10 „ =1 „ Aloë (fijn ge- 5 ,, =/2 maakt) Van dit mengsel neme men een theelepel op een kopje aftreksel. Daar dit middel licht bloedvloeiingen verwekt, handele men er voorzichtig mede, vooral bij^aambeilijden, baarmoedercatarrhe en zwangerschap. Darm wormen. Aardbeien- Alsemkruid 35 gr. = 3% eetl. bladeren 20 gr. =2 eetl. Genadekruid 20 ,, —2 ,, Reinvarenkruid 10 ,, = I „ DuizendguldenKamille 15 „ =1% » kruid 35 ,, 33 3/4 Bitterklaver 20 ,, =2 ,, Diarrhee. Carbonagelkruid 20 gr. = 2 eetl. Betonien 15 gr- = 1 Yz eetl. Anijs 20 „ =2 ,, Duizendgulden- Mijrtenbladeren 15 ,, = l}4 >> kruid 20 „ =2 ,, St. Janskruid 15 ,, =1/4 >> Diarrhee (koliek). Pepermunt- Jeneverbessen 15 gr. = i'/3 eetl. bladeren 30 gr. = 3 eetl. Sennebladeren 10 „ =1 ,, Kalmoeswortel 30 ,, =>3 „ De samengestelde thee wordt, een eetlepel op een kopje heet water, gedronken. Braambeziebladeren 15 gr. =y2 eetl. op een liter water, als aftreksel. Zinkruid 40 gr. = 4 eetl. Wijnazijn % liter Beide koken, doorzeven en dan daarmede gedrenkte doeken op maag, buik en rug leggen. Sleepruim- Eikenschors 15 gr- eetl. vruchten 30 gr. = 3 eetl. Witte maluwe- Boschbessen wortel (gesn.) 15 ,, — lVz >< (gedroogd) 30 ,, =3 ,, Bloedwortel 30 ,, =3 ,, Kamillebloesem 40 ,, =4 ,, Alantwortel 15 ,, = 1/2 » Aardbeien- St. Janskruid 5 „ = x/2 bladeren 20 ,, =2 „ Slangenkruid 10 ,, =1 Gentiaanwortel Leeuwentand- besneden) 10 ,, = 1 ,, wortel (ge- Wilgenschors 15 ,, =1^2 i) I sneden) 10 ,, =1 ,, Dit mengsel kookt men in twee liter water en neemt bij hevige diarrhee elk half uur een half kopje, anders dagelijks drie tot vier kopjes. Diphtheritis. Vlierbloesem 10 gr. =1 eetl. Weegbree 20 gr. =2 eetl. Kamille 15 „ =i1/2 » Heidensche Saliekruid 15 „ =1% - smeerwortel 20 „ =2 St. Janskruid 15 ,, = iV2 ,, Pepermunt 20 „ ==2 ,, Engelsche ziekte (Rachitis). Zie bladz. 1204. Als afkooksel daarvan dagelijks een half kopje drinken. Dit mengsel kookt men in twee liter water en neemt bij hevige diarrhee elk half uur een half kopje, anders dagelijks drie tot vier kopjes. Engelsche ziekte. Bovendien: Versterkende baden, zie onder "Kruidenbaden Nr. i." Inwendig: Duizendgulden- Duizendblad 20 gr. = 2 eetl. kruid 20 gr. = 2 eetl. Ossetong 20 „ =2 „ Eikebast 20 „ — 2 „ Gebrek aan eetlust. Alantwortel 20 gr. = 2 eetl. j Duizendgulden- Kruizemunt 5 „ = '/, „ I kruid 5 gr. = l/s eetl. A!sem 5 „ =S „ Anijs 15 „ == i'/j „ Venkel *5 „ =1V» „ De fijngemaakte kruiden met driekwart liter zuivere brandewijn overgieten, tien dagen laten trekken, daarna 20 gr. =2 eetlepels fijngesneden sinaasappel- en citroenschillen er bij doen en nog drie dagen in een toegekurkte flesch laten staan. Dagelijks circa 50 druppels innemen. Gebrek aan eetlust. Duizendgulden- Alsemfcruid 5 gr. = % eetl. kruid 15 gr. = I }/■> eetl. Bitterklaver 10 ,, =1 ,, Duizendblad 10 ,, = 1 „ Angelica 10 ,, *= 1 Geelzucht. Brandnetel 40 gr. = 4 eetl. op 1 liter water als aftreksel. Akkerbloem 30 gr. = 3 eetl. Selderijwortel 30 gr. = 3 eetl Alsem 30 „ =3 „ Kaneel 5 „ = y2 Hop 10 „ =1 „ Water j Hter koken, afkooksel filtreeren en drinken. Rabarber (fijn- | Natron (dubbel- gemaakt) 5 gr. = % eetl. koolzure) 20 gr. = 2 eetl. Magnesia (ge- Melksuiker 20 =2 brand) 5 „ = % „ ! In poedervorm, driemaal dagelijks een theelepel. Geslachtsziekten. Herderstaschbladeren 60 gr. = 6 eetl. Kamfer s = '/„ /- 1 1 " '2 li berstekorrels s = •/ J li - I2 )f Als theeaftreksel dagelijks 's morgens op de nuchtere maag drinken. Gorgelwater. Vlier 20 gr. =2 eetl. Maluwe 25 gr. =2% eetl. Tosmentillen 15 ,, =1% ,, Vioolbladeren 20 ,, =2 Roode rozen 20 „ =2 „ Hoefblad 25 ,, =2]/2 S^ie _ 20 ,, —2 ,, ! Heidensche Roode reseda 20 ,, =2 ,, smeerwortel. 30 ,, =3 „ Gorgelwater bij keelontsteking. Gember 20 gr. = 2 eetl. Water opgieten % liter Harde sjanker. > Nieskruid 20 gr. = 2 eetl. Kamille 30 gr. = 3 eetl. Spitsweegbree 60 ,, =6 ,, Kliswortel Jeneverbes 60 „ =6 ,, (gesneden) 15 ,, =1% >> Men koke drie k vier theelepels van dit mengsel 15 minuten lang in y2 liter water. Men drinke ongeveer een half uur voor iederen hoofdmaaltijd — 's morgens, 's middags en 's avonds — een kopje vol. Ter verzoeting neme men suiker of honing. Hardlijvigheid. Watermunt 20 gr. = 2 eetl. Vuilboomschors 20 gr. = 2 eetl. Pipawkruid 15 ,, =1% >> Mijlenkruid 20 „ =2 ,, Sennezaadhulsels 15 ,, = 1 % >> Valeriaanwortel 20 „ =2 „ Juffertje in 't groen 15 „ = 1V2 ,» Hartziekte. Melissebladeren 30 gr. = 3 eetl. Venkel 20 gr. = 2 eetl. Rozemarijn- Rozenbladeren 15 ,, =1% » bladeren 30 ,, —3 ,, Salniekruid 30 ,, =3 ,, Valeriaanwortel 30 ,, =3 ,, Lavendelbloesem 25 „ =2y2 ,, Lavaswortel 25 ,, = 2% ,, Heeschheid en hoesten. Vlaszaadkorrels 100 gr. = 10 eetl. Vijgen, fijngesn. Witte maluwe- en wat zoet- wortel 50 „ = 5 ,, hout 5 gr. =y2eet\. St. Jansbrood 40 „ = 4. ,, 1 Water opgieten 2% liter Anijsthee 50 „ = 5 ,, | Kokend water er op gieten, de thee een kwartiei laten tiekken, daarvan warm ieder uur een half kopje drinken. Witte maluwebloesem 15 gr. =i%eetl. op I liter water, als theeaftreksel. Heupjicht. Grachtvaren 30 gr. =3 eetl. Aardveil 25 gr. =2% eetl. Duizendblad 30 ,, =3 ,, Kaasjeskruid 30 ,, =3 ,, Zuring 20 ,, =2 ,, Wolkruid 20 ,, =2 ,, Prangwortel 20 ,, =2 ,, Hoesten bij kinderen. Witte maluwe- Heet water % liter wortel, ge- Witte suiker 500 gr. schrapt 500 gr. = 50 eetl. Eieren (eiwit) 2 stuks Witte maluwewortel koken, nadat het koud is filtreeren, daarin suiker oplossen, eiwit tot schuim kloppen, bijvoegen en doorroeren, nogmaals filtreeren. Theelepelwijze als witte maluwesiroop innemen. Hoestmi ddelen. Zoethout 30 gr. =3 eetl. Venkel 15 gr. = i*4eetl. Kleine rozijnen 15 ,, =lV2 ,, Hijsop 10 ,, = I „ Anijszaad 15 „ =1 y2 „ Vijgen 9 stuks Alles in kleine stukjes snijden, een half uur in twee liter watei langzaam laten koken, filtreeren en met suiker vermengen; dagelijks 's morgens vroeg een glas vol lauw drinken. (naar Dr. Walser) Hoefblad- Zoethout 15 gr. = iy2 eetl. bladeren 25 gr. =2% eetl. Witte maluwe- Vlierbloesem 25 ,, = 2% ,, bloesem 15 ,, = iV2 ,, Spitsweegbree- Venkel 15 ,, = ll/2 ,, bladeren 25 ,, =2% ,, Korenbloemen 15 ,, =1y2 n Dit mengsel laat men in twee liter water koken en drinkt van het afgietsel dagelijks drie- tot viermaal een kopje, zoo warm mogelijk. Of bij heeschheid en hoesten. Men giet bij een half glas kokende melk selterswater en drinkt ongeveer viermaal dagelijks gedurende het opbruisen dezen drank, hetgeen spoedig verlichting geeft. Hoestprikkeling. Nagelextract 5 gr. = '/» eetl. Laurierkers- Bitterzoet- water 5 gr. = >/, eetl. extract 5 ,, = V8 „ Venkelwater 10 „ = 1 fl Dagelijks viermaal 60 druppels. Hoestthee (naar Ladewig). Witte maluwe- Wolbloemen 10 gr. = 1 eetl. wortel 20 gr. = 2 eetl. Vlier 10 „ =1 Zoethout 10 „ = 1 ,, Anijszaadpoeder 5 ,, = '/2 „ Hoefbladbladeren 10 ,, = 1 ,, Van dit mengsel een eetlepel op een kopje kokend water. Hoofdpijn. Rozemarijn- Spaansche hop 35 gr. = 3y2 eetl. bladeren 20 gr. =2 eetl. Muskuswortel 20 ,, =2 ,, Valeriaanwortel 35 ,, =3y2 ,, Oranjebladeren 25 ,, =2y2 ,, Esschenkruid 30 ,, =3 ,, Vlier 20 ,, =2 ,, Huiduitslag, hardnekkige. Alantwortel (klein gesneden, geraspt en gekookt) 125 gr. Gedurende het koken de wortelvezeltjes verwijderen, 50 gr. ongezouten boter bijvoegen. Huiduitslag. Hondsroos- Braambezie- bloesem 15 gr. =iy2eet\. bladeren x5 gr. = 1 y2 eetl. Kliswortel 10 ,, = I ,, Zuring 10 „ = 1 ,, Walnootbladeren 10 ,, = 1 „ Walkruid 10 „ =1 ,, Yzerkruid 15 ,, ==1^2 n Eikenschors 15 „ =1/4 >> Dit mengsel kookt men een half uur lang. Met het aftreksel bevochtige men driemaal dagelijks de door uitslag aangetaste lichaamsdeelen. Wie op de zieke ledematen geen nat kan verdragen, kan de kruiden in olijfolie koken en deze met de door een linnen doek gefiltreerde olie viermaal dagelijks inwrijven. In de eerste plaats moet men echter, evenals bij fistels, zweren en dergelijke, bedacht zijn op eene behoorlijke zuivering van het bloed. Zie "Bloedzuiverende middelen". Huidziekten en Onzuiverheden der huid. Cichoreiwortel 20 gr. = 2 eetl. Waterkers 30 gr. = 3 eetl. Genadekruid 20 ,, =2 ,, Hondsroos 20 ,, —2 ,, Baarwortel 15 „ =1% .. Klierkruid 30 ,, =3 ,, Huidziekte. Priemkruid 15 gr. =1^2 eetl. I Ontrinskruid 10 gr. =1 eetl. Capucijnerkers 15 ,, = I% >> Weegbree 15 ,, Berkenbladeren 35 ,, =3% >> Carob 30 ,, =3 ,, Gewoon patik 10 ,, =1 ,, Pokhout 20 ,, =2 ,, Walnootbladeren 30 ,, =3 ,, | Influenza. Hennepnetel 20 gr. =2 eetl. Vlier 25 gr. =2% eetl. Lindebloesem 15 ,, = 1V2 ,, Gerwel 25 „ =2y2 „ Salinekruid 20 „ = 2 ,, | Goudsbloemen 20 ,, =2 ,, Inwrijving bij rheumatische pijnen. Kamferolie 5 gr. = Va eet'- Olijfolie 30 ,, =3 „ Jeneverbier. Alsem 15 gr- = 1 Vz eetl. Jeneverbessen 15 ,, =1% Heet bier 1 liter Alles eenigen tijd laten trekken en filtreeren. Van dit jeneverbier neemt men dagelijks een eetlepel. Bij zwakke maag, maagzuur, urineopstopping. Jicht. Bitterklaver 20 gr. —2 eetl. Kruisbessen 15 gr- =i}4eetl. Carbonagelkruid 25 ,, =2% „ Vetiverwortel 15 ,, =1% .> Berkenbladeren 10 ,, =1 ,, Venkelhout 15 „ = I Vz ,, Smeerwortel 25 ,, =2% ,, Jeneverbessen 20 ,, =2 „ Arnicawortel 20 ,, =2 ,, Weegbree 25 „ =2x/2 Kruisbessen Vetiverwortel Venkelhout Jeneverbessen Weegbree Guajachout 50 gr. = 5 eetl. Sassafras 10 gr. = 1 eetl Prangwortel 30 „ =3 „ 1 Zoethout 10 „ =1 ,, Als theeaftreksel drinken. Kamferspiritus. Spiritus 20 gr. = 2 eetl. Kamfer 5 „ = y2 ,, Water 10 „ = 1 „ Om in te wrijven. Karmelitergeest. Melissebloemen 15 gr. = 1 % eetl. Kruidnagelen 5 gr. =% eetl. Citroenschillen 15 „ = ii/2 lf Spiritus 150 ,, =15 „ Nootmuscaat 5 „ = */2 „ j Water 250 „ = 25 „ Kaneel 5 ,t — Vz dI Overgieten en distilleeren. Keelontsteking. Tijmstoom (Tijm) 10 gr. = 1 eetl. op twee liter gekookt water om in te ademeh. Keelontsteking, Amandelontsteking, Kaak- en Strottenhoofdcatarrhe. Salie 20 gr. == 2 eetl. Kleine maluwe 20 gr. = 2 eetl. Wolkruid 15 ,, =1 y2 ,, Heidensche Longkruidblade- smeerwortel 25 ,, =2% „ ren 30 ,, =3 ,, Witte maluwe- St. Janskruid 25 „ = 2% „ bladeren 15 „ = 1 y2 „ Sterleverkruid 15 „ =1% „ Hoefblad 20 „ =2 Keelpijn. Witte maluwebladeren 10 gr. = 1 eetl., Vlierbloesem 10 gr. = 1 eetl., Maluwebloesem 10 gr. = 1 eetl. gesneden en dooreengemengd, soms nog een deel salie erbij, van dit mengsel een eetlepel op een groote kom (% liter) kokend water, geeft een aangenaam gorgelwater. Tegen klieren, bij kinderen. Walnootboombladeren 30 gr. =3 eetl. op 1 liter water bij het baden te gebruiken. Kinderthee voor zuigelingen, die de moedermelk moeten ontberen. Lindebloesem 100 gr. = 10 eetl. Anijszaad 20 gr. = 2 eetl. Zoethoutwortel 50 ,, = 5 ,, goed vermengd. Van dit mengsel 15 gr. = 1 % eetl. in een halven liter water tien minuten lang laten koken; men doet een theelepel maluwekruid hierbij, laat het geheel trekken, filtreert het en geeft de thee, in gelijke deelen met warme koemelk aangemaakt, te drinken. Kinkhoest. Roode klaver 20 gr. =2 eetl. [ Wilde populier- Jichtkruid 20 ,, =2 ,, wortel 30 gr. =3 eetl. Tlim 25 » =2% .,, Longkruid 25 ,, =2% „ Klierachtigheid. Carob 35 gr. = 3% eetl. Dennescheuten 35 gr. = 3^4 eetl. Krappwortel 25 ,, = 2% „ Bitterklaverkruid25 „ =2% ,, Baarwortel 30 ,, =3 „ Jeneverhout 20 ,, =2 ,, Venkelhout 25 ,, = 2% ,, , Kalmoeswortel 15 ,, =1^2 » Walnootbladeren 35 ,, =3% ,, Koliekpijn. Karweizaad 5 gr. = y2 eetl. op een liter water, als thee drinken Koortsmiddel. Lindebloesem 20 gr. = 2 eetl., Vlierbloesem 20 gr. = 2 eetl. wordt met een kopje water opgekookt, dan zes tot acht minuten laten trekken, daarna afgieten, met wat suiker en citroensap aanmaken, en zoo heet mogelijk drinken. Bovendien vochtige of droge inpakkingen om te zweeten. Koorts bij verkoudheid. Vlierbloesem 20 gr. = 2 eetl. Lindebloesem 15 gr. = 1 x/2 eetl. Wolkruid 15 ,, =1% 11 Carbonagelkruid 20 ,, =2 ,, Duizendgulden- Zuring 15 ,, =1% ,, kruid 20 ,, =2 ,, Kortademigheid. Longhavikskruid 30 gr. = 3 eetl. Grindeliakruid 20 gr. — 2 eetl. Wolkruid- Maluwebloesem 25 ,, =2% „ bloesem 25 ,, =2% ,, Breukkruid 30 ,, =3 „ Krampen. Anijszaad 20 gr. =2 eetl. Marjolein iogr. =1 eetl. Venkelzaad 20 ,, =2 ,, Pepermunt 5 »» —'% » Korianderzaad 10 ,, = 1 ,, Saliebladeren 10 ,, = 1 ,, Gentiaanwortel 5 ,, = % ,, Walnootbladeren 15 ,, =3 ,, Nagelkruid 15 ,, =1% » Peterseliezaad 20 ,, =2 ,, Bitterklaverblad 15 ,, =1% >> Jeneverbessen, Kamillebloesem 20 ,, =2 ,, fijngemaakt 10 ,, =1 „ Karweizaad 30 ,, =3 ,, Dit mengsel in een liter water gekookt, daarvan regelmatig dagelijks twee tot drie kopjes drinken; bovendien een kopje, als de kramp opkomt. Krampstillend. Valeriaan 5 gr. = y2 eetl. Spiritus 25 „ =2% „ Een eetlepel op drie kopjes gekookt water; 10 tot 20 druppels innemen. Kropgezwel. Lavendel- Valeriaanwortel 35 gr. =3^2 eetl. bloesem 20 gr. =2 eetl. Melissebladeren 25 ,, =2% ,, Saluinkruid 30 ,, =3 ,, Zwarte Andoren 30 ,, =3 ,, Kruidenbaden hebben aan den ëenen kant door hunne oplossende en opwekkende eigenschap op de zenuwen bij ontspanning eene ziekelijke uitwerking, aan den anderen kant door hunne kalmeerende en samentrekkende werking bij zenuwlijden, enz. eene direct heilzame uitwerking. De bij kruidenbaden gebruikte theesoorten worden, voordat zij in het bad gedaan worden, eenigen tijd gekookt. De zieke blijft % tot 1 uur in het bad. i. Bij heupjicht, rheumatiek, Dennenaalden 250 gr. = 25 eetl. jicht, pijn in de lenden, Kliswortel 100 ,, =10 ruggemergpijn, podagra, en , -r,-- . alge me ene zwakte. f Bij vermagering, ontijdige Wilgenschors 50 gr. = 5 eetl. bevalling witte vloed, onder- Eucalyptus- lijfszwakte, na sterk bloed- bladeren 50 =5 T , . ^ erlies. Citroensap 120 =12 Lavende 60 gr. =6 eetl. Berkenbast 50 = 5 Koningskruid 50 „ = 5 „ Berkenolie 5 = Vl Gentiaanwortel 40 „ =4 „ Olmschors 50 = 5 Dennenaaldenol.e 5 „ = j/2 „ Dennenaalden 300 =30 Gemberwortel 60 „ =6 „ J J " Laurierbladeren 50 ,, =5 2. Bij zenuwzwakte en Salieolie 5 ,, = % " zenuwpijn. EucalyptusDennenaalden 350 gr. = 35 eetl. bladeren 60 „ =6 Danionakruid 50 „ = 5 „ , ... t Kalmoes 50 „ = 5 5" BU\J stilstand van het Eucalyptol 10 = 1 bloe,d' aambeien, Aardrook 50 , = 5 „ .. . aderspatten. " Hooibloemen 100 gr. = 10 eetl. 3. Bij gezwellen, zweren, Witte zwaluwscheurbuik, klierachtigheid wortel 50 „ = 5 en huidziekte. Paretowortel 60 ,, =6 ,, Eikenbast 200 gr. =20 eetl. Berenoor 50 ,, = 5 " Salie 200 „ = 20 „ Arnicawortel 60 ,, =6 Affodilwortel 200 „ =20 „ Citroensap 100 „ =10 Kamille 100 ,, =10 ,, Dennenaalden 200 ,, =20 ,, Esschenkruid 200 ,, =20 ,, Deze extracten kunnen ook voor inwikkelingen, omslagen en uitspoelingen worden gebruikt, doch slechts 15 gr. van het extract op Yi—1 liter water. Aan een volbad worden ca. 80—100 gr. van het extract toegevoegd. Kruidenbaden. Pepermunt- Lavendelbladeren 20 gr. = 2 eetl. bladeren 20 gr. = 2 eetl. Nagelen 10 ,, =1 Veldkarwijkruid 20 „ =2 „ Staartpeper 10 =1 " T'jm 20 „ =2 „ Als toevoeging aan baden, die versterkend op de zenuwen werken. De dokter in huis __ 77 BMM' Kuitkrampen. Duizendblad 30 gr. =3 eetl. Kamille 25 gr. =2%eetl. Aardbeien- Groot schei- bladeren 20 ,, =2 „ kruid 20 „ =2 „ Wolkruid 25 „■ =2% „ Watermunt 30 „ =3 Kwalijk ruikende mond. Anijskorrels 10 gr. =1 eetl. Komijnzaad 20 gr. = 2 eetl. Korianderzaad 20 ,, =2 ,, Kruizemunt 20 ,, ==2 „ Rozemarijnbladeren 15 ,, = IV2 ,, Men koke een volle theelepel van dit mengsel in een halven liter water; met de aldus verkregen en afgekoelde vloeistof spoele men 's morgens de keel en den mond, eveneens na iederen maaltijd. Daarna neme men nog drie a vier slokjes in. Lavement (oplossend). Een theelepel vol keukenzout op een halven liter water, lauwwarm. Laxeermiddel. Varenkruidwortel, gedroogd Water 1 liter 30 gr. = 2 eetlepels afkooksel doorgezeefd drinken. Leveropzwelling. Venkelzaad 10 gr. = 1 eetl. Duizendblad- Koortsklaver- bladeren 10 gr. = 1 eetl. bladeren 10 „ = 1 „ Duizendgulden- Pepermunt- kruid 10 ,, = 1 ,, bladeren 10 ,, = 1 ,, Goed vermengd een eetlepel op een kopje (l/5—V6 liter) kokend water, zes tot acht minuten laten trekken, afgieten, met wat suiker of citroensap drinken. Leverversterkend middel. Guajachout 30 gr. =3 eetl. Leverkruid 10 gr. = I eetl. Schurftwortel 30 „ =3 „ Steenvaren 10 „ =1 ,, Sandelhout 30 ,, =3 „ ! Korianderzaad 30 ,, =3 ,, Fijngemaakt en in een linnen zakje gedaan, in een pot met acht liter versch bier overgoten, vijf dagen laten staan. Dagelijks naar verkiezing hiervan drinken. Leverziekten. I. Overloop van gal. 2. Galkoliek. Leverkruid 3® §r- = 3 eetl. Alsem 20 gr. = 2 eetl. Astrantwortel 25 ,, =2% ,, Arnica 20 ,, =2 ,, Grachtvaren 20 ,, =2 ,, PepermuntBoldobladeren 30 ,, =3 ,, bladeren 30 ,, =3 ,, Viooltjeswortel 25 „ =2% ,, Waterklaver 20 „ =2 „ Duizendblad 25 ,, =2% ,, Men koke een volle theelepel van dit mengsel in een halven liter water; met de aldus verkregen en afgekoelde vloeistof spoele men 's morgens de keel en den mond, eveneens na iederen maaltijd. Daarna neme men nog drie a vier slokjes in. Lavement (oplossend). Een theelepel vol keukenzout op een halven liter water, lauwwarm. Laxeermiddel. Water 1 liter afkooksel doorgezeefd drinken. 3. Galsteen. 4. Verstopping van de lever. Leverkruid 20 gr. = 2 eetl. Hop 30 gr. =3 eetl. Schaafstroo 10 „ =1 ,, Goudsbloemen 30 ,, ==3 ,, Vuilboom- Duizendgulden- schors 20 „ =2 „ kruid 35 „ =3i/2 „ Distelzaad 15 ,, =l}4 ,, Leverkruid 25 „ =2% ,, Goudsbloemen 8 ,, = % ,, Waterklaver 20 ,, =2 ,, Graveelwortel 10 „ = 1 „ Andoren 20 „ =2 Viooltjeswortel 20 „ =2 „ Schelkruid 25 ,, =2V> Duizendgulden- _ , kruid 20 5- teelzucht. Jeneverbessen 15 % " B^dobiaderen 25 gr. =2% eetl. Paardebloem- /2 " Muurkruid 15 „ =1% „ wortel 20 „ =2 „ Zeevenkel 20 „ = 2 „ Pepermunt- Schurftkruid 20 „ =2 „ bladeren 20 „ _ 2 „ ^"tWOrtel "« " » ■Boonenschillen 20 ,, =2 ,, v , ■. 25 » — 2/2 >» " Yzerkruidwortel 20 „ =2 „ Leverziekte. Aardbeienwortel 20 gr. = 2 eetl. Water I liter Aftreksel gefiltreerd drinken. Lintworm. Fijngemaakte Alsem 30 gr. = 3 eetl pompoenpitten 80 gr. = 8 eetl. ; Boschbessen 40 =4 Hiervan vier dagen lang 's morgens op de nuchtere maag binnen 2 uren 2 kopjes drinken. Longencatarrhe. Selderijbladeren 40 gr. =4 eetl., 1 liter water. Als aftreksel 's morgens op de nuchtere maag met een weinig melk drinken. Longziekten. 1. Hoesten ƒn luchtpijp- 2. Hoesten en Long- catarrhe. catarrhe Longhavikskruid 30 gr. = 3 eetl. Outrinskruid 25 gr' = 2% eetl Woikruid- Wolkruid 35 =7-% bloemen 25 „ =2% „ Aardveil 20 „ =2 " Anijs 10 „ =1 „ Yslandsch mos 15 „ =1% " Lepelkruid 20 „ =2 ,, Groot schelkruid 10 „ = 1 Hoefblad 20 „ =2 ,, Kruisbloemen 30 ,, =3 Lijnzaad 30 „ ==3 ,, Spitsweegbree 25 =2^ Spitsweegbree 25 „ =2y2 „ Watervenkel- rler 20 „ =2 „ zaad 15 —iVo ,, Eerepnjs 15 „ = Ii/2 „ Anijs 5 „ = 14 Hennepnetel 25 ,, =2% ,, Maluwebloemen 15 =1% Grijze kina 20 „ =2 „ Santakruid 20 „ =2 '' 3. Tering. 4. Longbloeding.. St. Janskruid 20 gr. = 2 eetl. Tormentilkruid 30 gr. =3 eetl. Pimpernel 15 „ =iy2 ». Mistel 30 „ =3 „ Kervelkruid 15 ,, =1^4 >> Waalwortel 15 ,, =1^4 >> Alpenmispelkruid20 ,, = 2 ,, Kattenpootjes 20 „ =2 ,, Gerwel 30 „ =3 „ Bont netelzaad 25 „ =2^2 » Engelenzoet 30 ,, =3 ,, Alpenmispel- Bitterkruid 25 „ = 2% i) kruid 30 ,, =3 ,, Berenoor 30 „ =3 „ Maagaandoeningen, Winderigheid, zwakke spijsvertering. Kalmoes 60 gr. = 6 eetl. Koriander 5 „ = y2 ,, In een halven liter water zoolang koken, tot de massa tot op de helft is ingekookt. Eetlepelwijze innemen. Maagbitter. Alsem 20 gr. = 2 eetl. Gentiaan 10 gr. = 1 eetl. Duizendgulden- • Spiritus, ver- kruid 20 „ =2 ,, dund 300 ,, =30 ,, Oranjeschillen 20 ,, =2 ,, Kaneel 3 ,, Bitterklaver 10 ,, = 1 ,, Pepermuntolie I ,, Het geheel laten trekken, filtreeren, tot versterking van de maag dagelijks 30 druppels nemen. Oranjeappel- Gentiaan 15 gr. =1% eetl. schillen 100 gr. = 10 eetl. DuizendguldenAnijs 10 ,, = 1 ,, kruid 10 ,, ="i ,, Steranijs 25 „ —2x/i ,, Cremor tartari 10 ,, =1 ,, Steranijs 25 ,, =2% ,, Brandewijn 4 liter Alantwortel 15 ,, Drie weken lang laten trekken, dan filtreeren, daarna met 1 kg suiker verzoeten en in flesschen doen. Maagdruppels. Gentiaan 5 gr. = y2 eetl. Koortsklaver 5 gr. = % eetl. Duizendgulden- Koolzure natron 1 ,, kruid 5 „ =V2 „ Spiritus 30 „ =3 „ Sinaasappel- Kaneelwater 70 „ =7 ,, schillen 5 „ = % ,, koken, aan het aftreksel suiker toevoegen, eenige malen 20 druppels dagelijks om de maag te versterken Maagkramp. Aloë 30 gr. =3 eetl. Wijnsteen, Rabarber 25 ,, =2% ,, gevitrioliseerd 5 gr. = Vz eetl. Ammoniakgom 5 >> —Vz >> Kruizemuntolie, Gentiaanextract 5 ,, = % >> gedistilleerd % » Myrrhe 5 ,,= ¥2 .. Wat manna en rabarbersiroop bijvoegen, als pillen tot 2 gram innemen. (Apotheek.) Kinabast 60 gr. = 6 eetl. Komijn !Ogr. = 1 eetl. Kamille 10 „ = 1 „ Maderawijn liter Eetlepelwijze innemen. Maaglijden. I. Maagverwijding. Pepermunt- Marjolein 35 gr. = 3% eetl. bladeren 30 gr. = 3 eetl. Kinabast 35 ,, =3% ,, Duizendgulden- Ambrosiakruid 30 ,, =3 ,, kruid 30 ,, =3 Dillezaad 20 „ =2 „ Anijs 15 „ =Ii/2 " Goudsbloem- Komijn 15 = I % FiWnhlof- " I3 " 5-Maagkanker. Eikenbast 30 ,, —3 „ Mexicaansch Engelenwortel 35 „ =3^2 „ druivenkruid 35 gr. = 3% eetl. 2. Maagzweer. Pimpernelwortel 35 „ =3% „ Mijlenkruid 20 gr. =2 eetl. ^onciurangobast 40 „ =4 Pimpernelwortel 20 „ =2 Goudsbloem- Goudsbloem- " „rkruld 35 „ —3% ,, kruid 30 „ =3 Watermunt 20 „ = 2 „ Lindebloesem 25 =2V2 " Engelenwortel 30 ,, —3 Gerwel 30 " =3 Valeriaan 20 „ =2 „ Rozemarijn- " 6. Zwakke maag. bladeren 25 ,, =2% ,, Pimpernelwortel 30 gr. =3 eetl. 3- Maagcatarrhe. Arumsworte! 25.,, =2% „ Gemberwortel 20 gr. = 2 eetl. Evfrwortel 25 " = \l\ " Anijszaad 20 „ =2 „ Duizendgulden- " " " Mijlenkruid 30 „=3 „ kruid Kinabast 20 „ =2 „ Bitterklaver 15 ^ JA " Dillezaad 2S =2% \t 1 1 " /? " n 1 /? " Venkel k =iV„ Gerwel is = 1V0 t , 3 » 2 ,, tr , 3 " /2 >> Jeneverhout 10 = 1 Karweizaad 20 ,, =2 " n, * i j " " Kalmoes is =i1/ó St. Janskruid 15 „ =1% " /2 ■" 7. Maagzuur. 4. Maagkramp. Weegbree 20 gr. —2 eetl. Kalmoes 30 gr. =3 eetl. Pimpernelwortel 15 ,, = 1 V> Kamille 25 „ = 2% ,, Karweizaad 15 =1% Pimpernelwortel 25 „ =2% „ Pokhout 20 =2 Waterklaver 20 „ =2 „ Senna 30 ' =« Angehcawortel 20 ,, =2 n Alantswortel 30 ,, =3 " Maagmiddel. Nagelkruid 15 gr. = 11/2 eetl. Kalmoesolie 10 gr = 1 eetl Duizendgulden- Alsem I0 = 1 Sinaasappelschil- " ='H " Nagele° 5 " =* " len, gedroogd 15 „ =1% „ Goed vermengen, met korenbrandewijn overgieten, 14 dagen laten staan. Eetlepelwijze innemen. Maagpijn. Staartpeper 10 gr. = i cetl. Pepermuntblade- Lavendelbladeren 20 ,, = 2 ,, ren 20 gr. = 2 eetl. Kwendel 20 ,, =2 ,, Tijm 20 ,, *=2 ,, Nagelen 10 ,, = i ,, Voor compressen in zakjes. Maagstoornissen. Bitterklaver- j Kalmoeswortel 30 gr. — 3 eetl. kruid 120 gr. = 12 eetl. Duizendgulden- Gentiaanwortel 30 „ =3 „ kruid 60 ,, =6 ,, Cardonagelkruid 120 ,, =12 ,, Alsem 120 ,, =12 ,, als theeaftreksel drinken. Maagversterkend middel. Jeneverbessen 30 gr. = 2 eetl. als theeaftreksel (een liter), dagelijks twee tot drie kopjes. Oranjeextract 15 gr. = 1 % eetl. Wijngeest 130 gr. = 13 eetl. Bitterklaver 15 „ = 1V2 Hoffmann's Pepermunt- druppels 10 ,, = 1 „ water 130 „ =13 ,, als theeaftreksel (een liter), dagelijks 2 i 3 kopjes. Maagzuur (te veel). Venkelzaad 15 gr. =i%eetl. Anijs 10 gr. =1 eetl. Kalmoes 65 ,, = 6% ,, Bitterhout 65 „ =6% ,, Men verdeelt het geheel in 4 deelen, giet op ieder gedeelte 4 kopjes kokend water en drinkt de thee, nadat zij koud is geworden. » Mazelen. Vlierbloesem 30 gr. = 3 eetl. Lindebloesem 30 gr. = 3 eetl. Pepermunt 30 ,, —3 ,, Kamille 35 ,, =31/2 >1 Menstruatiestoringen. Wijnruit 20 gr. =2 eetl. Melissen 30 gr. =3 eetl. Kamille 20 ,, =2 „ Duizendgulden- Marjolein 15 ,, = 1% „ kruid 2 5 .. =2% als thee, of Acaciabloesem 25 gr. = 2% eetl. Strandkruid 15 gr. = 1 % eetl. Karweizaad 20 ,, =2 ,, Zuring 15 »> ==134 >> als thee. Ziekelijke menstruatie kan door bleekzucht, ziekte van algemeenen aard, enz., ontstaan. Hierbij wordt met goed gevolg Hallersch zuur aangewend: 2 gr. Hallersch zuur, 2 gr. Opiumtinctuur, 12 gr. Zinktinctuur. Daarvan ieder uur 20 druppels in haverslijm. 20 gr. = 2 eetl. 20 ,, *=2 ,, 30 gr. = 3 eetl. 130 gr. =13 eetl. 10 ., = 1 „ 10 gr. = 1 eetl. 65 >> =614 >1 Men verdeelt het geheel in 4 deelen, giet op ieder gedeelte 4 kopjes kokend water en drinkt de thee, nadat zij koud is geworden. » 30 gr. = 3 eetl. 35 „ =3% „ 30 gr. = 3 eetl. 25 „ =2% „ 15 gr. —1V2 eet'- 15 „ =iy2 .. Mondziekte. Witte maluwebladeren 10 gr. = i eetl., Vlierbloesem 10 gr. = i eetl., Maluwbloesem 10 gr. = i eetl. gesneden en vermengd, somtijds nog een deel salie, van dit mengsel een eetlepel op een kwart liter kokend water, geeft als gorgelthee verzachting. Nierziekte. Berkenbladeren 20 gr. = 2 eetl. | Steenbreek 20 gr. = 2 eetl. Peterselie (wortel, I (knollen en kruid) kruid en zaad) 20 „ = 2 ,, ; Paardestaart 20 ,, =2 goed vermengd. Van dit mengsel drie tot vier eetlepels op een halven liter kokend water tien tot twaalf minuten laten trekken, in den loop van den dae drinken. Omslagen met kruiden. I. Bij versche wonden. 4. Bij gezwellen. Aardveil 15 gr- =1^2 eetl. Lavendelbloesem 20 gr. =2 eetl. Duizendblad 30 ,, =3 ,, Reinvarenkruid 10 =1 Duizendgulden- Hop 2Q = 2 kru'd 35 ,, = 3/4 >> Kamille 15 — iV> Bitterklaverkruid20 ,, = 2 ,, Lotus 25 =2*/ " Lindebloesem 25 „ =2% „ Lindebloesem 20 " =2 2 " Schurftkruid 25 „ =2i/2 „ 1 Heidensche 5- Bij napijn, smeerwortel 25 „ =2% ,, Moederkruid- 2. Bij kwetsuren. bladeren 30 gr. =3 eetl. Andoorn 30 gr. =3 eetl Kamille 25 ,, =2% ,, Hijsop 30 „ =3 „ Watermunt- Papaverbollen 25 „ =2y2 bladeren 3° » =3 >> Salie 30 „ =3 „ Pepermunt 25 „ = 2V2 „ Duivekervel 20 „ = 2 6. Ontstoken borsten. Maioraan 25 ,, =2% ,, •„ " /2 " Kamille 20 gr. =2 eetl. 3. Bij veretteringen. Heidensche Wolkruid 20 gr. =2 eetl. smeerwortel 25 ,, =2 Y2 ,, Kamillebloesem 20 ,, =2 „ Venkelwortel 35 „ =3% ,, Kleine maluwe 15 „ =l1/2 ,, Duizendgulden- Lijnzaad 15 ,, =114 n kruid 30 „ „ Hoefblad 25 ,, —2% ,, Duizendblad 20 ,, —2 ,, Omslagen (oplossende). Andoorn, kwendel, wijnruit-, saliekruid, gewone Majoraan, in gelijke hoeveelheden fijngemaakt en vermengd. Onderlijfsziekte-Hysterie. St. Janskruid 30 gr. =3 eetl. Borstkruid 30 gr. =3 eetl. Arnicawortel 35 „ =3% „ Gentiaan 25 „ =2i/2 „ Oranjebladeren 20 ,, =2 ,, FrambozenLeverkruid 10 „ =1 „ bladeren 15 „ =1% „ Valeriaanwortel 20 „ =2 Oogziekte (klierachtig). Baarwortel lOgr. = i eetl. Walnootbladeren 15 gr. =i%eetl. Venkelhout 10 ,, =1 ,, Venkel 25 ,, = 2% ,, Carob 15 „ =1% „ Oogentroost 30 „ =3 Oogzwakte. Muurruit 20 gr. = 1 eetl. Oogentroost 30 gr. = 3 eetl. Weegbree 15 „ =l}4 >> Valeriaanwortel 10 „ =1 ,, Uit- en inwendig als thee, ook voor oogenbad. 2 eetlepels thee op een kopje water. Oorpijn (rheumatisch). Olijfolie 30 gr. = 3 eetl. Kamferolie 5 „ = '/, ,, op watte gedruppeld in het oor steken. Opwekking van de maag. Alsemkruid, Bitterkruid 5 gr. = eetl. gedroogd 10 gr. = 1 eetl. Gentiaanwortel 10 ,, = 1 „ Duizendgulden- Kalmoeswortel 10 ,, — 1 „ kruid 10 ,, =1 „ Als afkooksel daarvan dagelijks tweemaal een half kopje drinken. Alsemkruid, Kalmoeswortel 10 gr. = 1 eetl. gedroogd 10 gr. = 1 eetl. Valeriaanwortel 10 ,, = 1 „ Gentiaanwortel, Engelwortel,gesn. 30 ,, =3 ,, fijngesn. 10 „ =1 „ Nagelkruid 30 „ =3 „ Anijszaad 20 ,, =2 ,, Duizendgulden- Kruizemunt 20 ,, =2 ,, kruid 20 ,, —2 ,, Papomslagen met melk of water gekookt. Lijnzaad 20 gr. =2 eetl. Maluwebladeren 25 gr. =2% eetl. Kamillebloesem 20 „ = 2 ,, Witte maluweHanekam 20 ,, =2 ,, bladeren 25 ,, =2% ,, Pijnlijke urineloozing. Guajachout 50 gr. = 5 eetl. ! Sassafras 10 gr. = 1 eetl. Prangwortel 30 „ =3 ,, : Zoethout 10 ,, =1 „ Als theeaftreksel drinken. Purgeermiddel. Sleepruime- Oogentroost 15 gr. = 1 % eetl. bloesem 10 gr. =1 eetl. Acaciabloesem 5 ,, = y2 ,, Rachitis. Aardbeienbladeren 40 gr. = 4 eetl. St. Janskruid 40 ,, =4 „ Braambezie- Kwendel 10 gr. = 1 eetl. bladeren 40 ,, =4 ,, Bazielkruid 10 „ =1 „ koke men m een liter water en geve het kind twee- tot driemaal per dag een kopje vol. Bovendien is het aan te bevelen twee- tot driemaal per week te baden, waarbij men het volgende aftreksel in het water giet: Kalmoes (gesneden) 25 gr = 2% eetl. Eikeschors 25 „ =2% „ Lotus 25 „ =2V2 „ gekookt in vijf tot acht liter water. Al het overige kan men onder "Engelsche ziekte" vinden. Rheumatiek. Staartpeper 10 gr. = 1 eetl. Pepermunt- Lavendelbloesem 20 ,, ==2 ,, bladeren 20 gr. =2 eetl. Nagelen 10 „ =1 „ Tijm 20 „ =2 Lotus 20 ,, — 2 ,, als compressen in zakjes. Rheumatiek. Zwarte aalbessen- Venkelhout 30 gr. = 3 eetl. bladeren 35 gr. =3V2eetl. Lindebloesem 20 „ =2 Wilde sorbe- Waterkers 30 ,, =3 boombladeren 20 „ =2 „ Sassafrashout 35 „ = 3*4 " Sorbestruik 20 ,, =2 „ Wilgebladeren 30 ,, =3 Goudkorst 20 „ —2 „ Pokhout 35 ,, =3% [[ Scheedespoeling. Varkensgras 40 gr. = 4 eetl. Eikenbast (ge- Brandnetel 40 ,, =4 ,, sneden) 20 gr. = 2 eetl. Kamillebloesem 20 ,, =2 Dit menge men goed door elkander, koke alles in drie liter water een half uur lang en spoele daarmede dagelijks een of twee keer. Schele hoofdpijn (migraine). Lavendel 5 gr. = x/2 eetl. op een liter water als theeaftreksel drinken. Scheurbuik. Mierikswortel Lepelkruid 30 gr. = 3 eetl. (versch geraspt) 60 gr. =6 eetl. Waterkers 30 ,, =3 Men laat dit geheel acht dagen lang in een liter witten wijn staan en drinkt er 's morgens en 's avonds een glas van. Slaapmiddel. Maankoppen 5 gr. = *4 eetl. j Stief moedertjes of Wilgebladeren 5 „ = % „ j Viooltjes 5 gr. = y2 eetl. Andijviebloemen 5 ,, =V2 „ Kamille 5 „ = y2 Zeebloemen 5 „ = y2 „ j Betonie (wilde) 5 ,, = y2 " in anderhalf liter water op 1 liter inkoken en daarmede voor het naar bed gaan handen en hoofd wasschen. Slechte spijsvertering. Oranjeschillen 20 gr. = 2 eetl. Koolzure kali 1 messenpunt vol Kaneel 5 „ = V, „ ! Sherry l/]0 liter Dagelijks driemaal een theelepel innemen. Slijmige Dauwworm. Walnootbladeren 30 gr. =3 eetl. Venkelhout 30 gr. =3 eetl. Vergeet-mij- Baarwortel 35 n =3% nietjes 35 „ =3% „ Slijmvliesontsteking van de blaas. Lindebloesem 40 gr. = 4 eetl. Vlierbloesem 40 gr. = 4 eetl. Braambezie- St.-Janskruid 40 „ =4 ,, bladeren 40 „ =4 ,, Kamillebloesem 20 ,, =2 ,, Daarvan drie tot vier theelepels, vooraf goed vermengd, 15 minuten lang in een halve liter water koken. Men drinke van de thee driemaal per dag een kopje, en wel minstens een half uur voor het eten. Om het te verzoeten, kan men, behalve suiker, nog honing gebruiken. Slijmvliesontsteking van de urinebuis. Lindebloesem 40 gr. = 4 eetl. Vlierbloesem 40 gr. = 4 eetl. Braambezie- St. Janskruidthee 40 ,, =4 ,, bladeren 40 ,, =4 ,, Kamillethee 20 ,, =2 ,, Daarvan neme men drie tot vier theelepels en koke ze 15 minuten lang in een halven liter water. Men drinke driemaal dagelijks een kopje thee, en wel minstens een half uur voor het eten. Om de thee te verzoeten, gebruike men behalve suiker nog zuivere honing. Smeermiddelen. Mosterdolie 10 gr. = 1 eetl. Ricinusolie 5 gr. = y2 eetl. Kamfer 5 „ =V2 „ Spiritus 35 „ =314 „ Het mosterdliniment heeft eene goede uitwerking bij pijn in de ledematen. Spoelwormen. Men drinke het aftreksel van het volgende mengsel: Alsem 40 gr. = 4 eetl. Kamillethee 20 ,, =2 ,, 2 liter water, of: Aardbeienbladeren 20 gr. = 2 eetl. Varenkruid of gedroogde pompoenpitten 30 ,, =3 ,, 1 liter water. Moet een lintworm worden verdreven, dan drinke men eerst drie kopjes per dag, den volgenden dag neme men twee tot drie lepels ricinusolie in. Streng diëet: weinig eten; alleen dunne soep, veel grofbrood (Grahambrood), kervelpitten, bosch- en heidebessen. Spijsvertering. Engelwortelzaad 60 gr. = 6 eetl. Korianderzaad 5 gr. = J4 eetl. Venkelzaad 10 „ — 1 „ Brandewijn ~ y4 liter Anijszaad 10 „ = 1 „ Acht dagen laten staan, daarna ]/2 kg suiker in een liter water oplossen, theelepelwijze de angelicalikeur innemen. Suikerziekte. Priemkruid 25 gr. = 2% eetl. Smeerwortel- Boldobladeren 35 ,, = 3y2 „ kruid 20 gr. = 2 eetl. Berkenbladeren 30 „ =3 ,, Distelzaad 30 ,, =3 „ Duivenkerwel 25 „ =2% ,, EucalyptusBoschbessen- bladeren 25 ,, =2% „ bladeren 35 ,, =3y2 ,, Boonenschillen 20 ,, =2 ,, Syphilis. Men vermenge: a) Eikenloof 30 gr. =3 eetl. Kamille 15 gr. =iy2eetl. Walnootbladeren 30 ,, =3 ,, Kliswortel (geSalie 30 ,, =3 „ sneden) 15 „ =1% >■ Braambeziebladeren 15 „ =1 y2 „ en bereide den drank als bij "harde sjanker". b) Een sterk werkend middel is het volgende: Men vermenge: Walnootbladeren 40 gr. = 4 eetl. Bazielkruid 20 gr. = 2 eetl. Braambezie- | Nagelkruid 20 „ =2 „ bladeren 40 ,, =4 ,, Schelkruid 20 „ —2 ,, en bereide den drank op de wijze toe, als onder "harde sjanker" aangegeven. Opmerking: Men gebruike alleen jonge schelkruidbladeren, die in Maart, April en Mei moeten verzameld worden. Syphilis. Walnootbladeren 30 gr. =3 eetl. j Possonwortel 20 gr. =2 eetl. Sarsaparillen- Kalmoes 30 ,, =3 wortel 20 ,, =2 ,, Aloëwortel 30 ,, =3 Eikebast 20 ,, =2 „ Zeegraswortel 25 ,, —2y2 ,, Pokhout 30 „ =3 „ Venkelhout 35 „ =3% „ Carob 20 ,, =2 „ Jeneverbessen 30 ,, =3 ,, Sandelhout 20 =2 Tandpijn. Staartpeper lOgr. = i eetl. Pepermunt- Lavendelbladeren 20 ,, =2 ,, bladeren 20 gr. = 2 eetl. Nagelen 10 „ = I „ Tijm 20 „ =2 „ Kwendel 20 ,, =2 ,, Als compressen in zakjes. Tandpjjn. Oranjeschillen 30 gr. =3 eetl. Zeebloemen 25 gr. =>2% eetl. Aardmoszaad 25 ,, =2% „ EucalyptusGoudruiten 20 ,, =2 ,, bladeren 30 ,, =3 ,, Havikskruid 35 „ =3% ,, Tandvleeschtinctuur. Cachou 15 gr. = I % eetl. Myrrhe 15 „ =i'j „ Kruidnagelen 5 ,, = 1 2 ,, fijngemaakt, goed dooreengemengd, in een fleschje gedaan, dan giet men daarbij Geest van lepelkruid 135 gr. =13% eetl. Perubalsem 5 „ = y2 „ , bindt het fleschje met pergamentpapier dicht, doorsteekt dit en laat het in de warmte staan. Zoodra de tinctuur een roode kleur heeft aangenomen, filtreert men ze door vloeipapier. Het tandvleesch wordt dagelijks met deze tinctuur bestreken, de mond wordt dan met lauw water uitgespoeld. Tandwater. Mierikswortel (versch) 30 gr. =3 eetl. Venkelzaad 30 ,, =3 „ Pepermunt 15 „ = 1% ,, Men zet deze kruiden 14 dagen op een liter brandewijn; gefiltreerd wordt het als toevoeging bij het tandwater gebruikt. Thee tegen wormen. Kamille (gewone) 30 gr. =3 eetl. Alsemkruid (bloeiend) 90 ,, = 9 ,, Reinvarenkruid 30 ,, =3 ,, als aftreksel drinken. Urineafdrijvende middelen. Geitebaard, knolachtig 40 gr. = 4 eetl. Bloesem en wortels Water 1 liter Als theeaftreksel drinken. Laurierbladeren 30 gr. =3 eetl. Gerstezemelen 5 gr. = V2 eetl. Jeneverbessen 15 ,, =11/i ,, Knoflookkoppen 5 ,, = 7j ,, Croed fijnmaken en het geheel in een liter witte wijn zoo lang koken, totdat de massa geheel dik wordt. Daarna wordt deze op een doek uitgesmeerd en deze dan warm op de blaas gelegd. Urineblaaskwalen. Beredruifbladeren 30 gr. = 3 eetl. op 1 liter water. Aan de groene kleur der urine is de werking van het theeaftreksel te bespeuren. Urine- en Nierziekten. 1. Urinebuisontsteking. Berkenbladeren 25 gr. =2% eetl. Schaafstrookruid 20 gr. =2 eetl. Smeerwortel 20 =2 Hondsroos 15 „ — il/2 >. Witte behen 20 „ =2 Aardbeien- „ v , • , ui j . 1/ 5- ^and in de urine. Kliswortel1 25 "=2% " 20 gr. = 2 eetl. Brandnetel- Jeneverbessen 25 „ =2% „ ui j - 1/ Lavas 20 ,, =2 a eren 15 ,, —1/2 ,, Leverkruid 15 = 1% Kaasjeskruid 20 „ =2 „ Graveerwortel 20 „ =2 2. Pijnlijke en moeilijke 6. Blaassteen. urineloozing. Goudruit 20 gr. =2 eetl. Pinksterbloem- Rood Bastaardwortel 25 gr. =2% eetl. muur 20 „ =2 Peterselie 20 „ =2 „ Pichibladeren 20 „ =2 Fijngemaakte Boldabladeren 20 „ =2 eikels 20 ,, =2 ,, Fijngemaakte Eikenbast 15 „ = 1 y2 „ eikels 25 „ =2Vo Grachtvaren 30 ,, =3 ,, _. Karweizaad 20 =2 c 7' Blaascatarrhe. Witte maluwe 25 " =2% „ Smeerwortel- Jeneverbessen 20 =2 D1 jU1 15 gr- — 1A eetl. Paardestaart 20 „ = 2 Bladeren van Berendruifblade- ^warte aal' « -.«* - Geuss :: » 3. Bloedwateren. Parapitten 10 =1 St. Janskruid 30 gr. =3 eetl. Paardestaart 20 ,, —2 ,, Paardestaart 30 „ .= 3 ,, Boonenschillen 10 „ =1 Leverkruid 30 „ ==3 ,, Kattenpootjes 10 ,, =1 Muurruit ^ 25 „ = 2% „ Vlierwortel 15 „ =1 y2 Priemkruid 20 „ =2 ,, Hondsroos 20 ,, =2 Eereprijs 20 ,, =2 „ Q XT. • Schelkruid 25 =2% R , 8 Nierontsteking. J " /l " Berkenbladeren 20 gr. =2 eetl. 4. Blaaskramp. Paardestaart 25 ,, =2% ,, Schelkruid 30 gr. =3 eetl. Witte maluwe 20 , =2 Pinksterbloem- . Belapp 35 „ =3% " wortel 25 „ =2y2 „ Hondsroos 20 ,, =2 ,, Lavaswortel 20 „ =2 ,, Hop 30 „ =3 Brandnetelkruid 20 „ =2 „ Lavas 20 ,, =2 Jeneverbessen 15 „ =1 y2 „ Jeneverbessen 20 „ =2 Jeneverbessen 15 gr. = 1 '/2 eetl. Zoethoutwortel 15 gr. = i1' eetl Lavaswortel 15 „ =1% ,, Prangwortel 15 „ = 1 '/a Een mengsel, waarvan men twee theelepels op drie kopjes aftreksel neemt. Vallende ziekte. Oranjebloesem 20 gr. = 2 eetl. 1 Arnica 15 gr. =i%eetl. Esschenkruid 15 „ =1% ,, Venkelwortel 20 ,, =2 Mistelbladeren 15 „ =1% „ St. Janskruid 20 „ =2 Esschenwortel 15 ,, =1% ,, Grinsig 20 ,, =2 Valeriaanwortel 20 ,, =2 „ Verkoudheid. Benedict-extract 5 gr. = l/2 eetl. j Laurierkerswater 5 gr. = y2 eetl. Bitterzoet-extract 5 „ = ]/2 „ | Venkelwater 10 „ = 1 Dagelijks viermaal 60 druppels. Lindebloesem 20 gr. = 2 eetl., Vlierbloesem 20 gr. = 2 eetl., wordt met een kopje water gekookt, alles 6 tot 8 minuten laten trekken, dan afgieten, wat suiker en citroensap bijvoegen en zoo heet mogelijk drinken. Bovendien nog vochtige of droge zweetinpakkingen. Verlamming. Arnica 15 gr. =134 eetl. Kalmoeswortel 15 gr. = 1 y2 eetl. Genadekruid 30 ,, =3 ,, Jeneverbessen 20 ,, =2 ,, Betonie 25 „ =2% „ Verslijming. Zoethout (klein gesneden) 15 gr. = 1% eetl. Een liter water opgieten. Verstopping. Rabarber (fijngemaakt) 5 gr. = x/2 eetl. Magnesia (gebrande) 5 ,, = y2 ,, Natron (dubbelkoolzure) 20 ,, =2 ,, Melksuiker 20 ,, =2 Als poeder driemaal dagelijks een theelepel. Sint» Vitusdans. Grinsig 30 gr. =3 eetl. Bijvoetwortel 25 gr. =2% eetl. Smeerwortel 25 ,, =2y2 ,, ValeriaanMuskuswortel 20 ,, =2 ,, bladeren 30 ,, =3 Oranjebladeren 25 ,, =2y2 ,, Esschenwortel 35 ,, =3y2 ,, Vrouwenziekte. 1. Baarmoederkrampen Kamille i5gr- =i%eetl. Pijnen bij de menstruatie. Weegbree 10 ,, = 1 ,, Venkel 15 gr. =i%eetl. Melissebladeren 25 ,, = 2y2 ,, Zwaluwwortel 15 ,, =1% ,, Schurftkruid 25 ,, =21/2 ,, Pepermuntbladeren 20 „ =2 „ Urineopstopping. 20 2. Baarmoederbloeding en 3. Zwakke of geheel uitte sterke vloeiing. blijvende menstruatie, door Heidensche verkoudheid. smeerwortel 20 gr. =2 eetl. Acaciënbladeren 15 gr. =i%eetl Weegbree 15 „ =1% „ Marjolein 20 „ =2 Schaafstroo 20 „ =2 „ Melisse 20 =2 Tinkruid 20 „ =2 „ Priemkruid 15 ,, = 1% Cichorei 15 »» = 1% ,1 Duizendblad 20 ,, =2 Varkensgras 15 „ =1% „ Kruisdistelwortel25 „ =2% Waterzucht. Attischwortel 15 gr. = 1 % eetl. SmeerwortelDistelzaad 25 „ = 2% „ kruid 35 gr. =3% eetl. Astrantwortel 20 „ =2 „ Yzerkruid 30 „ =3 Boonenschillen 35 ,, =3% ,, Steenvaren 30 ,, = 1 Viooltjeswortel 25 ,, =2% „ Winderigheid. Venkel 10 gr. =1 eetl. Dillezaad 10 gr. =1 eetl. Vuilboomschors 20 „ =2 ,, Marjolein 10 „ = 1 Karweizaad 20 „ =2 ,, Watermunt 10 ,, =1 Jeneverbessen 10 ,, =1 ,, Winderigheid. Thijm (wilde) !Ogr- = I eetl. Kruidnagelen 10 gr. = 1 eetl. Lavendel 10 ,, = 1 n Pepermunt 10 , =1 Kwendel 10 ,, = 1 „ Van het aftreksel warme omslagen (kruidenzakjes). Anijskorrels 20 gr. = 2 eetl. Pepermunt 5 gr. = y2 eetl. Kamillebloesem 30 „ =3 ,, Valeriaanwortel 5 ,, = y2 t> Van het afkooksel twee tot drie kopjes dagelijks. Kamillebloesem 30 gr. = 3 eetl. ; Kruizemunt 20 gr. = 2 eetl. Rozemarijn 30 ,, =3 ,, Alsemkruid 10 = 1 Lavendel 20 „ =2 „ Bitterklaver 10 , =1 Nagelkruid 10 „ =1 Van het afkooksel twee tot drie kopjes dagelijks. Anijszaad 20 gr. = 2 eetl. Marjolein c p-r =V eetl Venkelzaad 20 „ = 2 „ Pepermunt 10 =1 Korianderzaad 10 „ = 1 „ Saliebladeren 30 = 3 " Gentiaanwortel 5 „ = »/f „ Walnootbladeren 20 " = 2 " Bitterklaverbla- Peterseliezaad 20 ,, = 2 deren 10 „ = i n Fijngemaakte Kamillebloesem 30 „ =3 „ Jeneverbessen 10 = 1 Karwijzaad 30 „ = 3 „ Water 2000 „ = 2 liter Als afkooksel regelmatig dage ijks twee tot drie kopjes drinken bovendien een kopje bij opkomende buikkrampen. Winderigheid met darmaandoening. Venkel 5 gr. = ]/2 eetl. Kruizemunt 5 gr. = ]/2 eetl. Kamillebloesem 10 ,, — 1 „ Sinaasappel- Koriander 5 % ,, schillen 5 „ = % „ Karwij 5 „ = % ,> Citroenschillen 5 ,, = % ,, Als thee-aftreksel drinken. Wintarbuilen. Terpentijnolie 20 gr. = 2 eetl. | Kamfer 5 gr. — % eetl. dient om in te wrijven. Kamferspiritus 60 gr. = 6 eetl. Tijmolie 10 gr. = 1 eetl. Zeepspiritus 170 „ = 17 ,, Rozemarijn 10 ,, =1 „ Salmiak 15 1. =!% .. g°ed vermengd en gefiltreerd. Winterbuilen. Heete baden met eikenbast. Op I y2 liter water 40 gr. Eikenbast en tot op 1^4 liter laten inkoken. Witte vloed. Doovenetel- Brandnetel 25 gr. = 2 V2 eetl. bloesem 40 gr. = 4 eetl. Berendruif- Varkensgras 4° >> —4 )j bladeren 20 ,, =2 ,, Rozemarijn 20 ,, =2 ,, Men koke dit in twee liter water en drinke er dagelijks drie tot vier kopjes van. Doovenetelbloesem 10 gr. =1 eetl. 1 liter water opgieten. Wormen. Alsem 50 gr. = 5 eetl. Kamillethee 20 ,, —2 ,, Dit mengsel in twee liter water koken en het aftreksel drinken, of Aardbeienbladeren 20 gr. = 2 eetl. Varenkruid 15 „ =1% >> in een liter water koken, het aftreksel drinken. Zaadvloeiing. Karweizaad 35 gr. = 3% eetl. Seoszoneswortel 35 gr. = 3% eetl. Engelenzoet 30 „ =3 „ Kruisbessen 35 „ =3/4 ,, Zachte sjanker. St. Janskruid 30 gr. =3 eetl. Kamille 30 gr. =3 ccll. Walnootbladeren 30 „ =3 „ Kliswortel (geJeneverbes 30 „ =3 ,, sneden) 30 ,, —3 ,, Men vermenge de kruiden en bereide den drank toe, zooals onder "harde sjanker" is aangegeven. Karweizaad Engelenzoet Zachte sjanker. St. Janskruid 30 gr. =3 eetl. Kamille Walnootbladeren 30 ,, =3 ,, Jeneverbes 3° „ =3 >> Zenuwachtigheid. Valeriaanwortel 20 gr. = 2 eetl. KoortsklaverSïï™ bladeren 2„g,=2ectl. bladeren 20 =2 gedronken0tlePel °P drie'kqPjes afgeko°kt water als theemengsel koud Zenuwlijden. Sleutelbloemen 30 gr. - 3 eetl. Kwijlwortel 15 gr. = 1V, eetl Sterleverkruid 20 „ = 2 „ St. Janskruid 20 =2/2eetL Valeriaan 30 „ =3 „ Oranjebladeren 30 " ==3 " Rozemarijn 10 „ =1 „ Esschenwortel 35 ' =ll/9 " Mirtenbladeren 15 „ = 1 y Muskuswortel 20 =2 " Duizendblad 30 =3 n " " Zenuwlijden. Valeriaanwortel 20 gr. = 2 eetl. Komijn 20 gr. = 2 eetl Engelwortel 20 „ = 2 „ Rozemarijn- Hop bloesem) 20 „ =2 •„ bladeren 20 -2 Kamille 2o „ =2 „ " ~~ " Van dit mengsel een eetlepel vol op een kop ('/, liter) kokend water oer da* e. trekken' met SU'ker e" citroensap meermalen per dag een kopje drinken. Zwaarlijvigheid. Blaastong 20 gr. = 2 eetl. Vetiverwortel 10 gr. = 1 eetl Graveerwortel 20 „ = 2 „ Sennebladeren 10 „ = 1 Boonensch.llen 15 „ =ji/2 „ Korenbloemen 10 =1 " )) A ) j Zwakte bij kinderen. Kalmoeswortel 10 gr. = 1 eetl. ! Tijmbladeren 5 gr. = V eetl Kamillebloesem 10 „ =1 n Lavendelbladeren 5 Pepermunt- " 2 " bladeren e =='/ -> n /2 ,i 1 1 f ^ n*engsel een hand vo1 in een Üter water gekookt en bij het badwater doen. ' Zweetvoeten. Licht-, lucht- en zonnebaden. Krachtige eikenbastbaden. Zweetvoeten. Eikenbast (geschild en gedroogd) 30 gr. =3 eetl \Vater L. 1 *. , , • . 1 liter koken en in dit-aftreksel een voetbad nemen. De dokter in huis ue Denanaeiing der verschillende en meest voorkomende ziekten door onze beproefde huismiddelen. Aambeien. Stoelverstopping, gestoorde spijsvertering, opgezwollen onderlijf, bloedsaandrang naar het hoofd, pijn in het kruis, brandend, jeukend, stekend gevoel in den anus, vorming van knobbels van verschillende grootte. Peulvruchten, zuurkool, kool, vaste voeding, alcohol zijn verboden. Thee van angelica, wilde vlier, van ieder twee eetlepels, herderstaschje, duizendblad, van ieder zes eetlepels, alsem één eetlepel, twee kopjes goed warm, slokwijze drinken. Of: brandnetel (kruid) 2 eetl. alsem (kruid) I % eetl- paardebloem (kruid) 2 ,, duivekervel (kruid) i % ,, duizendblad (kruid en paardebloemwortel 2 ,, bloesem) 2 ,, alantswortel 2 „ Van dit mengsel een eetlepel op een grooten kom kokend water opkoken, tien minuten laten trekken, meermalen per dag met suiker en citroensap drinken. Uitwendig populierzalf (apotheek). Fruit- en bessen-, vlier- of druivenkuren. Aangezichtsrocs. Dagelijks twee tot drie maal wasschen met hooibloemen of hooihemd, hoefblad erop leggen, dagelijks driemaal een eetlepel olie, dikwijls dorststillende limonade. Aanval van beroerte. Plotseling neervallen, bewusteloosheid, verlamming der ledematen, dikwijls plotselinge dood. Rechtop doen liggen; direct een goed warm mi voetbad, tot over de kuiten reikend; zoo mogelijk lavementen, later dagelijks de verlamde lichaamsdeelen in warme hooibloemen wikkelen. (Eén tot anderhalf uur.) Twee tot drie uren daarna met koud water afwassehen of begieten. Al naar het bevinden ook hoofd- en voetstoombaden. Acute bronchitis, borstcatarrh, luchtpijpcatarrh kenmerkt zich door koortsachtig hoesten met veel opgeven. Voorkoming: verharding. Geneesmiddelen: zuivere, gelijkmatig warme lucht, zweetdrijvende theeën, lindebloesem of vlierbladeren. Zwarte aalbessensap is ook zeer doelmatig. Chronische bronchitis ontstaat uit de verwaarloosde acute. Afvoeren, zie Purgeermiddelen onder Huismiddelen. Alcoholvergiftiging. Alcoholisme, onder welk begrip wij alle lichamelijke en geestelijke veranderingen samenvatten, die door de vergiftige werking van den alcohol in het menschelijke organisme worden opgewekt, is naast de tuberculose de meest verbreide volksziekte. Overal maakt zij zich bemerkbaar, in het jeugdige en in het familieleven, in den dagelijkschen arbeid en in de Zondagsviering, in de op de gezondheid betrekking hebbende en maatschappelijke omstandigheden, in de godsdienstige en zedelijke beschouwingen en toestanden. Ziekenhuizen en krankzinnigengestichten, gevangenissen en tuchthuizen zijn de uitmondingen van den "alcoholstroom. Van het hoofd tot aan de voeten, van de huid'tot op de beenderen is er geen plek, geen orgaan, dat door den alcohol bij voortdurend en bovenmatig gebruik wordt ontzien. Maag en spijsverteringskanaal worden ziek, lever en nieren verschrompelen en verkwijnen, de bloedvaten worden broos, het hart vervet, zenuw- en hersensubstantie ondergaan ingrijpende veranderingen. Het lichaam gaat na eene langdurige lijdensperiode aan de langzame werking van den alcohol ten gronde. Evenzoo wordt de meestal ongezonde en ziekelijke alcoholist vaker het slachtoffer van eene andere toevallig optredende ziekte; zijne licha' melijke zwakte maakt hem ook lichter vatbaar voor besmetting dan den gezonden en krachtigen medemensch. Dat de abstinenten het grootste prestatievermogen bezitten, een geringer sterftecijfer aanwijzen, daarvan hebben wij bewijzen genoeg in de ervaringen der levensverzekeringmaatschappijen, in oorlog en vrede. Als niet te vervangen drank in de plaats van alcohol dient goed drinkwater. Zoowel in den mond als in de maag koelt het water meer 78* af dan een gelijk gewicht van iedere andere vloeistof. Water heeft na melijk voor zijne verwarming eene grootere hoevee'heid warmte noodij dan een gelijk gewicht van iedere andere stof. Om b. v. een pond watei één graad te verwarmen, heeft men eene hoeveelheid warmte noodig waarmede men 30 pond kwikzilver eveneens een graad kan verwarmen Als vervangende dranken, die het prestatievermogen tijdelijk verhoogen zijn koffie en thee te noemen; intusschen zijn zij ook niet zonder schadelijke nevenwerking; eene gewenning aan steeds grootere hoeveelheden heeft niet in die mate zooals bij alcohol plaats. In plaats van koffie wordt ook veelal moutkoffie en cichorei gebruikt. Koolzuurhoudende dranken en tafelwater (Selters, Apollinaris, Sauerbrunnen) zijn, afgezien van den prijs, door hunne winderige werking niet voor iedereen aL voortdurende surrogaatdrank aan te bevelen. Amandelontsteking, acute of chronische, bedstoombad, al naar het bevinden massagebehandeling. Wrijven, kneden, strijken der klieren, waarop gewoonlijk de zwelling spoedig vermindert. Anusjeuken veroorzaakt door de bewegingen van maden op het gevoelige darmslijmvlies, verdrijft men met kalmeerende koele lavementen van knoflookaftreksel. Ook wolbloedstuwingen der slijmvliesbloedvaten, en aambeien kunnen er de schuld van zijn. In het laatste geval helpen lavementen van lauwe valeriaanthee. Koude, warme of heete zitbaden (15 - 40° C) hebben.eene zeer goede uitwerking. Anusontsteking tusschen de plooien der sluitspier bij verhitting, onreinheid, bij maden, bij vele zwaarlijvige personen, vooral op warme dagen door wrijving bij het loopen (wolf) ontstaande, vereischt koele afwasschingen, benevens omslagen, afwasschingen met aftreksel van veldkomijn of paardestaart, zacht dieet, 's Nachts natte of droge proppen watten. Anusverwijding. Dit komt bij oude lieden voor door de opeenhooping van faeces, hetgeen door middel van lavementen wordt verwijderd. Arsenicümvergiftiging. Men kent twee soorten van arsenicumvergiftiging, de acute en de chronische. De eerste soort ontstaat door het gebruik van arsenicum bevattende middelen, zooals rattekruid, vliegengift, enz. Hevig braken, maagpijn, dorst, een gevoel van angst, vale gezichtskleur, zijn de kenterkenen dezer ziekte. De chronische arsenicumvergiftiging tast in den regel de arbeiders in de arsenikfabrieken aan en uit zich in vermagerin" leverziekte, waterzucht. / Arterieverkalking. Slagaderverkalking, arteriosclerose, is eene ol derdomskwaal, een ziekelijk verloop, waarbij de in het bloed circuleerende kalkzcuten zich in de wanden der slagaderen afzetten. De als ouderdomsverschijnsel voorkomende aderverkalking kan ook vroegtijdig bij zwaren lichamelijken of geestelijken arbeid, alcohol- en tabaksmisbruik, door overdadige levenswijze, bij ontoereikende lichaamsbeweging, door jicht, vetzucht, aambeien en dergelijke tot ontwikkeling komen. De arterieverkalking moet door eene streng geordende levenswijze, naa^t matigheid regelmatige afwisseling tusschen rust en arbeid, alsmede het genieten van \eel frissche lucht en luchtbaden voorkomen en genezen worden. Eene kruidenkuur van fruit en vruchtensappen draagt hiertoe veel bij. (Zie: Bessen- en fruitkuren.) Asthma, ademnood, kan op verschillende oorzaken berusten en is meestal het gevolg van gebrekkige elasticiteit der longen, die zich bij het uitademen in,hunne kleinste deeltjes, de longblaasjes, niet voldoende samentrekken. Het samenpersen der onderste ribben bi} het uitademen is voor de ondersteuning der ademfunctie van groot nut. Nadat de patiënt zoo diep mogelijk door den neus heeft ademgehaald, drukt men de ribben zijdelings langzaam en krachtig bij het uitademen tezamen, waarbij men achter of voor den patiënt gaat staan en met de handen het onderste zijdelingsche gedeelte van de borstkas omspant. Deze tegen de ribben uitgeoefende druk veroorzaakt eene beduidende ontlediging der longen, hetgeen eene diepe, krachtige inademing mogelijk maakt. Onder de krulden staat wegens zijne krampstillende werking valeriaan bovenaan, als valeriaanthee, druppels (driemaal per dag ioa 15 druppels). De volgende kruidenkuren zijn beproefde middelen tegen asthma; Asthmatische aandoeningen worden door het aftreksel van gedroogde andoornbladeren (Marubium vulgare) verminderd. Witte maluwebladeren 2 eetl. Hoefbladbladeren 3 eetl Wolkruidbloesem 5 „ Eucalyptusbladeren 1V0 Maluwebloesem 6 „ Viooltjes 1% [[ Een eetlepel van dit mengsel op een middelmatig kopje (V6 liter) kokend water, vijf minuten laten trekken, met wat suiker erin, drie- tot viermaal een kopje drinken. Baardschurft. Deze dikwijls voorkomende en langdurige ziekte kan men op de volgende manier tegengaan: men haalt in de apotheek eene speciale taarpincette, 50 gram tweeprocentige sublimaatspiritus en wat verbandvatten. Met de pincette verwijdert men de zieke haren, die in kleine :tterblaasjes steken. De etter bevat de ziektekiem, daarom móet men ia het uittrekken van het haar de plaats zoolang met sublimaatspiritus >etten, tot de oplossing licht etsend werkt. De watteproppen mogen lechts éénmaal gebruikt worden, daar anders de nog gezonde haren jesmet kunnen worden. Het uittrekken der haren, dat met een korten uk moet geschieden, veroorzaakt slechts geringe pijn en is het eenige niddel om de uitbreiding der ziekte tegen te gaan. (Dokter!) Baarmoederziekten. Baarmoederbloedingen, aanhoudende, vereischen rust en omzichigheid. Citroenlimonade. Eene heete uitspoeling der scheede (450 C net bijvoeging van citroensap) bewerkt eene directe vermindering der )loeding, die, bij eene herhaling op dezelfde wijze met toevoeging eener ;rootere hoeveelheid citroensap wordt tegengegaan. Baarmoederontsteking, eene der meest voorkomende ziekten van iet vrouwelijk geslacht, bijzonder hardnekkig, wanneer zij door be;metting (druiper ontstaat, hetgeen echter thans na den oorlog helaas reelvuldig voorkomt. Baarmoedergezwellen komen in vele vormen voor. De verwijde-ing geschiedt, wanneer Röntgenbestraling niet gunstig werkt, veelal ioor operatie. Baarmoedercatarrh, acute (Endometritis) en chronische, witte /loed, een buitengewoon dikwijls voorkomende ziekte. Het beste resul:aat bereikt de Thure-Brandtsche massage, daar 'zij de vergroote baarnoeder kleiner maakt, de ongemakken der vergrooting opheft en alle ieelen in den normalen toestand kan terugbrengen. Hetzelfde geldt )ok Voor de baarmoederknikkingen en -uitzakkingen. Baarmoederkanker. Daar, zooals bij alle ziekten, de zoo vroeg nogelijke herkenning eene zekere garantie voor de genezing geeft, zoo lij hier er op gewezen, dat alle tusschen twee perioden voorkomende bloedingen uit de vrouwelijke geslachtsdcelen voor alle vrouwen boven 50 jaren eene waarschuwing moeten zijn om zich direct geneeskundig ;e laten onderzoeken. Hevige, plotseling voorkomende bloedingen jrobeere men, totdat de dokter komt, met heete uitspoelingen van 38 ;ot 40° C, waarbij men wat citroensap voegt, tegen te gaan. tsai- resp. Dijoaiontsteking. Een verschijnsel, dat dikwijls den druiper begeleidt, ontstaan door het verder gaan van de ontsteking der urinebuis, eerst in den loop der derde of vierde week, soms nog later, opkomend. Wanneer de patiënt nog kan loopen, moet een draagbuidel (suspensoir) worden aangelegd, in ernstige gevallen rustig in bed liggen, ondersteuning van den bal door een ondergeschoven kussen of goed aangelegd verband van den bijbal. Zitbaden, al naar bevinden, een bedstoombad. Ook bij de ontsteking der oorspeekselklieren, bof (zie bladz. 299) komt balontsteking voor. Ook hier komen heete papomslagen ter oplossing van het gezwel, resp. om den etter te doen doorbreken, wanneer deze niet kan worden tegengehouden, tot hun recht. Barlowsche ziekte, zie bladz. 972. Basedowsche ziekte, zie bladz. 613. Bedwateren noemt men de gedurende den slaap voorkomende loozing van urine. Het is zeer dwaas om zulke kinderen te slaan en bij de schaamte ook nog de kastijding te voegen. Lichte gevallen genezen reeds door het hoog leggen der voeten, waardoor de lijdende plaats der blaas wordt verschoven. Behalve zwakte van de blaas zijn wormen, scrophulose, koppigheid, belemmerde ademhaling door den neus, phymosis (voorhuidsvernauwing) en onanie de gewone oorzaken. Daarnaar wordt de behandeling bepaald. De Amerikaansche arts Dr. Carmichael moet in 25 gevallen deze kwaal door tinctuur van schaafstroo in korten tijd genezen hebben. Hij doet zes druppels van deze tinctuur in een wijnglas vol water en laat daarvan alle drie uren een theelepel vol nemen. Een kopje schaafstroothee voor het naar bed gaan is aan te bevelen. Ten slotte zij nog op het St. Janskruid gewezen niet echter het vierhoekige, dat aan de slootkanten groeit — waarvan men overdag slokwijze een thoeaftreksel van 30 gram op een liter water neemt. Met duizendblad en lindebloesem in gelijke deelen vermengen. Hypnotische suggestie doet het lijden tamelijk zeker verdwijnen. Beetwonden. Deze ontstaan itieejtal door dolle diexen. Uitzuigen of uitbranden der wonden. Koude omslagen. Na den beet van otters direct zweetkuren, om het vergift tot afscheiding te brengen. Bewusteloosheid (onmacht) beiust op verschillende ooizaken. Bij eene bovenmatig roode gezichtskleur, het kenteeken eener bloedovervulling in de hersenen, moet men het hoofd hoog leggen en het bloed afleiden door eene koude kniegieting, lijfomslag, kuitinwikkeüng met warme kruiken, koele lavementen. Bij bleeke gezichtskleur (bloedledigheid) moet het hoofd zoo laag mogelijk liggen. De voeten moeten verwarmd worden. Nauwsluitende kleederen moeten worden los gemaakt en de vensters wijd geopend. Het hoofd met koud water bevochtigen, sterkruikende stoffen laten opsnuiven. Blaasbloedingen, die zich inde urine als zoodanig kenbaar maken. Rust houden, in ernstige ge\ allen in bed blijven, het onderlijf warm houden door het dragen van een wollen buikband. Papkost, van dranken alleen water, limonade en melk. Blaascatarrh, in alle vormen en graden voorkomende, van af de moeilijke urineloozing, na het gebruik van jong bier, tot op die hoogte, d?t de zieke onder dé hevigste pijn slechts enkele druppels urine, meestal met bloed en etter vermengd, kan kwijt raken. Woidt de ziekte chronisch, dan blijft de urine nog troebel, met neerslag (etter, slijm, bloed, enz.). Behalve prikkelvrij dieet drinke men alleen water, melk en vruchtzuren (40 C en daarboven). legen blaascatarrh lijnzaadthee; een eetlepel grof gemalen lijnzaad met driekwart liter water, in den loop van den dag geheel of gedeeltelijk uitdrinken. Hennepzaad, ook lindebloesemthee is eveneens aan te bevelen, of twee handen vol lindebloesem, twee handen vol braambessenbladeren, twee handen vol vlierbloesem, twee handen vol St. Janskruidthee, een hand vol kamillethee. Van dit mengsel neemt, men drie tot vier theelepels en kookt dit 15 minuten lang in een halve liter water. Van deze thee moet men driemaal dagelijks een kopje drinken, en wel minstens een half uur voor het eten. Om te verzoeten suiker of zuivere bijenhoning. Blaasgruis, blaassteenen, urinegruis wordt zonder moeite met de urine geloosd, terwijl groote steenen eene erge kwelling kunnen veroorzaken. Tegen blaassteenen is eene kuur met hondsroos- en schaafstroothee in gelijke deelen een beproefd middel. Ook een mengsel van ramenassap en honing, meermalen per dag een eetlepel vol. Ook een citroenkuur wordt zeer geroemd. Men neemt op den eersten dag een halve theelepel citroensap, op den tweeden dag een volle theelepel en gaat zoo door, totdat eene hoeveelheid van twee eetlepels per dag is bereikt, waarna men op dezelfde wijze weder teruggaat. Blaaskramp, begeleidt dikwijls blaascatarrh en blaassteenen. Een voortreffelijk huismiddel is thee van gele stroobloemen, immortellenthee, ook hondsroosthee. Of men neemt twee deelen schaafstroo, twee deelen sleepruimebladeren, drie deelen boschbessen, twee deeleh eereprijs, drie deelen duizendblad en kookt hier een thee van, waarvan men dagelijks naar behoefte drinkt. Heete zitbaden, heete omslagen op de omeevine van de blaas. 5 Blaaslijden in het algemeen. Schaafstroo 2 eetl. Pijnboomenspruiten i eetl Stalkruid(wortel) i „ Hopbloesem i Peterseliezaad i n Berendruifbladeren 4 1 eetlepel van dit mengsel op liter = een groote kop kokend water, acht tot tien minuten laten trekken, er dagelijks meermalen een kopje warm van drinken. Bleekzucht, bloedarmoede. Deze toestanden van bloedbederf (dysaemie), naast de neurasthenie (zenuwzwakte), verleenen aan de tegenwoordige kultuurmenschheid hun eigenlijk karakter. De behandeling moet eene vergiftonttrekking van het lichaam en herstelling van een juisten bloedsomloop nastreven. \ ooral is eene methodische ademkuur in gezonde lucht, alsmede het gebruik van lucht en zonnebaden werkzaam. IJzerpreparaten, die door het bloed in het geheel niet worden opgenomen, zijn schadelijk voor tanden en maag. Natuurlijke plaatsvervanging biec'en ijzerhoudende kruiden, naar hun gehalte: salade, spinazie, andijvie, boerenkool, wartelen, aardappelen. Citroensap in plaats van azijn. Bloedarmoede, zie bleekzucht, bladz. 1185. Bloedbraken wijst in den regel op een maagzweer. Bloedbraken en bloedhoesten zijn niet altijd onmiddellijk streng te onderscheiden. Bloedbraken is, wanneer er geen uitwendig geweld is gebruikt, het gevolg eener veretsing van het maagslijmvlies door het scherpe maagsap bij bloedarmen, meestal van het vrouwelijk geslacht, dus het gevolg eener maagbloeding, bij het braken verschijnt rood of zwartgekleurd bloed. Bij eene longbloeding is het bloed lichtrood, schuimend en is hoesten voorafgegaan. In vele gevallen kan eene maagbloeding van eene longbloeding zelfs door een deskundige moeilijk onderscheiden worden. Bij het bloedbraken evenals bij het bloedhoesten moet de zieke, al naar de hevigheid der bloeding, meerdere dagen in bed blijven. Bij blced- braking maakt men koude omslagen op de maagstreek. Tegen den dorst citroenlimonade, slokwijze water of koude melk. De prikkeling om te braken of bij het bloedhoesten (in ergen graad bloedspuwing genoemd) poogt men te onderdrukken. Bij dikwijls terugkomend bloedhoesten moet men een vast verband in het midden van den bovenarm en dijbeen aanleggen, omdat daardoor eene stuwing in den bloedsomloop intreedt en de bloedtoevoer naar de longen wordt verminderd. Bloedingen. Bij bloedingen en bloedende wonden worden van oudsher koude omslagen toegepast. Men is echter intusschen tot de overtuiging gekomen, dat heet water eveneens bloedstillend werkt, dat het nog meer tot zuivering bijdraagt dan koud, en dat het door zijne temperatuur beter is voor de inwendige organen, dan de lage temperatuur. Heete inspuitingen (40—410 C) worden met goed gevolg toegepast bij inwendige bloedingen der baarmoeder en van den endeldarm; ook bij long- en maagbloedingen is dit doelmatig. Bij uitwendige bloedingen doen watten, in heet wate- gedoopt, vast op de wond gediukt, uitsteKende diensten. Uitwendige bloedingen zijn gemakkelijk te herkennen. Aan inwendige zwar. bloedingen gaan meestal onmacht, bleekheid, koud zweet, duizeligheid, misselijkheid en krampen vooraf. Het levensgevaar bij bloedverlies richt zich naar de hoeveelheid van het bloed en naar den tijd, waarin de bloeding voorkomt. Vrouwen verdragen grooter bloedverlies dan mannen. Zoo gevaarlijk als bloedingen ook in het algemeen zijn, kunnen zij toch ook eene gunstige uitwerking hebben. Dikwijls verdwijn^ hoofdpijn door neusbloeding, lijders aan aambeien voelen verlichting na eene bloeduitstorting der knobbels, neusbloeding bij uitblijvende mensfruatie werkt eveneens gunstig. Ofschoon bij sterkere bloedingen de dokter moet worden geroepen, kan toch ook de leek veel hulp verleenen, als hij volgende raadgevingen ter harte neemt: rustig neerleggen van den zieke, hooghouden van het bloedende gedeelte, los maken van benauwende kleeding, koele, zuivere lucht, afkoelende, bij voorkeur zuurachtige dranken — citroenen! -—, zoo mogelijk toepassing van koude, vast opdrukken van vochtig gemaakte watteproppen op de wond, het aanleggen van een noodverband — doeken, riemen, in geval van nood bretels — tusschen hart en wond— alleen bij slagaderbloedingen, waar het bloed met een straal uit de wond spuit. Bloedsaandrang naar het hoofd, die zich kenmerkt door snelleren polsslag, opgewondenheid, oorsuizing, duizeligheid, herstelt men door heete zit-voetbaden, voetstoombaden, het aantrekken van natte katoenen kousen. Als thee is duizendblad, St. Janskruid goed. Is echter stoelverstopping de oorzaak, zie purgeermiddelen, bladz. 1125. Bloedvergiftiging kan ontstaan, wanneer eene verwonding door drukken, wrijven of indringen van vuil boosaardig wordt. Men kan bloedvergiftiging herkennen aan koorts, huiveringen, geelzucht, delirium. Het aangetaste lichaamsdeel ;welt zeer snel en sterk op en doet hevig pijn. Door het opwekken van de huidwerkzaamheid probeere men het vergif te verwijderen. Tot dit doei dienen bedstoombaden, lavementen, diinken van heet citroenwater en heete compressen op het hoofd. Bloedwateren, zie blaasbloeding, bladz. 1185. Bof, eene meestal epidemisch, zelden afzonderlijk optredende ontsteking der oorspeekselklier, die, met uitzondering der eerste jaren, veel kinderen en ook dikwijls volwassenen aantast. De ziekte kenmerkt zich door een den patiënt geheel misvormend een- of dubbelzijdig gezwel der oorspeekselklier. Het gezwel breidt zich meestal nog verder uit en is altijd min of meer pijnlijk. Voorts doen zich moeilijkheden bij het slikken, spreken en kauwen voor, terwijl hoofdpijn, slapeloosheid, moeheid, slechte smaak, gestoorde eetlust en lichte koorts de verdere verschijnselen zijn. Wat de behandeling betreft komen daarvoor in aanmerking koele compressen, die er op blijven liggen, totdst zij goed verwarmen, lauwe lijf- en koele kuitinwikkelingen, die om de twee of vier uren worden ververscht, voetbaden tegen koude voeten, bedstoombad, heete omslagen op de klier, gorgelen met citroenwater, en zorgen voor een geregelden stoelgang (lavementen). Vooral omslagen met lijnzaadpap of met kamille zijn aan te bevelen, eveneens stoomen met heete kamillethee. Borstklierontsteking (mastitis) bij vrouwen. Eene verspreiding is door omslagen met Foenum Graecum (Grieksch meel) zelden mogelijk; de verschijnselen der ettervorming doen zich voor, wanneer op sommige plaatsen de borst rood wordt, de huid doorschijnend, onder kloppende pijn opzet, een gele etterpunt vertoont. Ook de natuurgeneeskunde gaat er mede accoord om het doorbreken van een zich vormend-abces door eene kleine insnijding te vergemakkelijken. Bij bovenmatig angstige menschen kan men gerust wat chloraethyl in de te openen huid spuiten, om absolute ongevoeligheid te bewerken. Borstvliesontsteking (pleuritis). De ontsteking van het borstvlies, een sereus vlies (membraan), dat de inwendige holte van de borstkas en d; beide longvleugels bekleedt, behoort tot de meest voorkomende ziekten van den mensch, doch doet zich niet altijd als cene zelfstandige ziekte, doch in aansluiting aan eene verkoudheid of verwonding van het borstvlies voor. Borstvliesontstekingen, die meerdere weken aanhouden,, laten somtijds vergroeiingen der pleurabladen onderling, vergroeiingen van het borstv lies met het middenrif achter, wat dikwijls zware slepende ziekten tengevolge heeft. Eene ziekte, die zooveel eischen aan de behandeling stelt, kan zelfs in groote trekken moeilijk worden beschreven. Behandeling: St. Janskruid, duizendblad, van ieder zes, alsem twee eetlepels, dagelijks hiervan twee kopjes thee; jeneverbessenkuur, wekelijks drie zitbaden. Druiven- of vlierkuur. Braakdiarrhee, braakloop, cholerine der zuigelingen komt in warme zomers, meestal door gebrekkige melkvoeding, door de hitte van buiten, voor. Zoodra zich de eerste dunvloeibare ontlastingen vertoonen, houdt men met de melkvoeding op, zet dagelijks eenige lavementen met aardappelmeel (aardappelmeel in koud water opgelost, met heet water overgoten en dan daarmede een lauw lavement zetten), l'jgt dan aan de voeten eene warme kruik, en ->P lijf goede warme omslagen; inwendig geeft men theelepelwijze koud eiwitwater (het eiwit van i—2 eieren in een glas water geklutst) jf rijstewater, of een aftreksel van salep. Langzamerhand geeft men iunne haverslijm, verdunde melk en ten slotte de gewone \oeding. Braken. Kinderen braken gemakkelijker en zonder gevaar dan /olwassenen. Braken is een veel voorkomend, lastig, dikwijls zeer beangstigend /erschijnsel der zwangerschap. In plaats van de kunstmatige vroeggeboorte, die in de geneeskundige leerboeken bij twijfelachtige gevallen vordt aanbevolen, hebben wij in Naegeli's tongbeengreep eene methode, lie zelfs in hardnekkige gevallen van braken der zwangeren genezing >rengt. Bij plotseling braken van gezonde menschen denke men het eerst tan vergiftigingen of een beklemde breuk. Van planten: lindebloesem, pepermuntbladeren, valeriaan wortel, n gelijke deelen. Een mengsel van twee of drie der genoemde kruiden n gelijke deelen op een klein kopje kokend water ('/8 liter) zes & acht ninuten laten trekken; dagelijks meermalen e n kopje vol. Ook tot liie druppels nootmuskaatolie op een stukje suiker is aan te bevelen. Brandwonden. — Verbrandingen en verschroeiingen. Er gaat dikwijls veel tijd verloren, daar men niet weet, wat men tot de komst van een dokter moet aanvangen. Een eenvoudig middel is het volgende: men schaaft gewone huishoudzeep, maakt er met wat water een papje van, smeert dit goed dik op linnen en bedekt daarmede de brandwonden. De pijn zal spoedig daarna verminderen. Komt zij terug, dan vernieuwt men het verband. Dit eenvoudige middel is in de meeste gevallen voldoende voor eene volkomen genezing. Als het tijdig wordt toegepast, verhindert het ook de vorming van blaren. Is de verbranding dieper doorgedrongen of een groot gedeelte van het huidweefsel aangetast, dan voegt men bij de zeep wat arnicatinctuur. Een goed middel tegen brandwonden is ook aardappelmeel of, als dit niet direct bij de hand is, rauwe fijngemaakte aardappelen. Wordt het verbrande lid direct in zooveel mogelijk aardappelmeel gestoken, dan vermindert de pijn bijna oogenblikkelijk en de vorming van blaren wordt voorkomen. Buikpijn zie koliek. Chronische bronchitis. Bronchitisthee (Dr. Bergmann's Herbosanum), eene door Professor Bergmann aanbevolen en door dokteren veel voorgeschreven thee, bestaande uit de volgende, gelijk verdeelde, bestanddeelen: bastaardhennep, kruiskruid, hoefblad, ijslandsch mos, zoethout, anijs, venkel, watervenkel. Een eetlepel thee wordt op een kwart liter water afgetrokken en met suiker naar believen verzoet. Croup (catarrhale keelontsteking is gewone croup, pseudocroup, en vliezige keelontsteking is werkelijke croup). De eenvoudige catarrhale keelontsteking, de pseudocroup, bestaat in een goedaardige catarrhale opzwelling van het strottenhoofdslijmvlies, terwijl de vliezige keelontsteking, de werkelijke croup, uit een vezelig exsudaat bestaat, die het ontstoken slijmvlies huidvormig bedekt. De werkelijke croup is eene der gevaarlijkste kinderziekten en bestaat in eene uitzweeting op dezelfde wijze, als bij diphtheritis. Croup. Hevige koorts, heeschheid, piepende, moeilijke ademhaling, harde, blaffende, rauwe hoest; pijn in de keel, Darmcatarrh, darmontsteking, acuut of chronisch: diarrhee, drukking, pijn in het lijf, een algemeen onwelzijn. Behandeling: venkel, salie, St. Janskruid, duizendguldenkruid, /an ieder 3, alsem 2 gr., een kopje goed warm, later ieder uur één of ;wee eetlepels. Jeneverbessenkuur en theemengsels. Darmcatarrh met bloedverlies. Boschbessentinctu'ur in warm water. Darmgassen, bleekzucht, windzucht, windkoliek, flatulence, ziekelijke vermeerdering der in maag en darmkanaal opeengehoopte ucht kan een mensch groote opwinding, pijnlijke onrustigheid, duizeligleid, borstbeklemming, angst, koliek, krampen bezorgen, hem lichamelijk m geestelijk ontstemmen. Voedingsmiddelen, die volgens ondervinding ien patiënt winderigheid veroorzaken, moeten vermeden worden. Dnderlijfsmassage, een buikomslag geven verlichting. Recept: Pepermuntbladeren vier eetlepels; anijs, venkel, kar■veizaad, van ieder drie theelepels; kamille (bloesem) twee eetlepels; raleriaanwortel drie eetlepels. Een eetlepel van dit mengsel op een grooten kop (V5 liter) kokend water zes tot acht minuten laten trekken, goed warm drinken, meerdere malen een kopje naar behoefte nemen. , Darmzwakte, langdurige: Jonge eikebladeren 10, spitsweegbree 6 gr., direct een kopje, in de /olgende twee è. drie dagen ieder half uur een eetlepel; warme comjressen met hooibloemen. Dauwworm. Dauwworm, melkschurft, hoofdzeer, komen voornamelijk op de nehaarde deelen van het hoofd, minder in het gezicht bij kinderen voor, :n geeft aan de ouders, wegens de mismaking hunner kinderen en de angzame genezing, veel zorg. De uitslag wordt vochtig en vormt corsten of de hoofdhuid, die, als zij gaan genezen, eene hevige jeukte veroorzaken. Plaatselijke vochtige hoofdinpakking, losweeken der korsten net olie, totdat zij zonder te bloeden afvallen. Daarna moeten de afgeweekte plaatsen met omslagen, bestaande uit een theeaftreksel van jelijke deelen andoorn en kamille, worden bedekt. Inwendig thee van jelijke deelen vergeet-mij-nietjes en viooltjes. Diarrhee. Onder de volksmiddelen tegen diarrhee zijn het meest betrouwjaar: gedroogde braam- en boschbessen, volgens Winternitz ook bij intstekingachtige ziekten van andere slijmvliezen, zelfs bij vocht be« 'attende huiduitslag (eczeem). Toepassing bij aanhoudende diarrhee of met bloedverlies: eikebast of zevenblad. Twee eetlepels, voor de helft in water en rooden wijn gekookt. Stoppende medicijnen (opium) doen somtijds door verlamming der zenuwen diarrhee verdwijnen, doch nemen de oorzaken niet weg. Zie ook hardlijvigheid, darmcatarrh. Diphtheritis. Verschijnselen als bij croup, grijpt nog dieper in het weefsel^ waardoor een branderig verval ontstaat. Evenals de croup in diphtheritis kan overgaan, zoo kan diphtheritis door overslaan op het strottenhoofd zich tot croup ontwikkelen. Behandeling van croup: Direct met kort3 tusschenpoozen eetlepelwijze slaolie, of ieder half uur een eetlepel melk, met honing gekookt (een eetlepel op een kopje), of ieder half uur een slok thee van bijvoet tot de komst van den dokter. Diphtheritis. Bokshoorn twee eetlepels, salie, weegbree, paardestaart, van ieder een theelepel op een groote kop water. Bij aanvallen van verstikking koude rugbegieting tot de komst van den dokter. Doorliggen (decubitus), zelfs branderig afsterven der huid, op plaatsen, die langen tijd aan drukking zijn blootgesteld, komt door gebrekkigen bloedtoevoer, ook door het onderbreken van den invloed der zenuwen op de gedrukte plaatsen, alsmede door algemeene gebrekkige hoedanigheid van het bloed. Ontstaat licht op plaatsen, waar de beenderen dicht onder de huid liggen. Verzweringen kunnen tot op de beenderen doordringen. De pijnlijke üchaamsdeelen in eene andere houding leggen; deze met frisch water wasschen onder bijvoeging van wat citroensap. Een eetlepel op een liter water. Bestrijken met een aftreksel van kweepitten. Doen zich op de huid reeds roode plekken voor, dan legge men daarop wind- of waterkussens of een opgerolde linnen doek, zoodat de betreffende plaats hol igt. Druiper. i. versche, acute druiper: St. Janskruid 6 eetl. Jeneverbessen 3 eetl. Walnootbladeren 4 ,, Toebereiding: twee eetlepels van het mengsel worden op % l'ter ;vater 15 minuten gekookt; driemaal dagelijks een gewoon kopje vol, net wat honing zoetgemaakt, en met wat citroensap drinken. 2. chronische druiper: witte doovenetel (bloesem) 3 eetl. eikebast 2 eetl. peterseliezaad 2 ,, bloedwortel 3 kamillebloesem 3 „ kliswortel 5 Toebereiding zooals bij den acuten druiper. Duizelingen. Anserine, karwij, eereprijs, valeriaan, in gelijke deelen laton koken, dagelijks twee kopjes (slokwijze), heetc voet- of voetstoom-z'tbaden. Eikeldruiper, zie druiper, bladz. 1188. Eksteroogen, likdoorns, eene eeltachtige verdikking van de opperhuid, die door voortdurenden druk ontstaat. (Teenen!) Bij vrouwen ontstaan likdoorns aan den rand c'.er heupen door den druk van het corset. De eeltachtige massa heeft gewoonlijk een diep ingedrongen prop, die licht bloedt. De likdoorn verdwijnt vanzelf, wanneer de druk en de wrijving ophouden, svaardoor deze is ontstaan. \ iltringen en viltzolen met eene evenredige opening verhinderen iederen druk op den likdoorn en brengen hem ioordoor tot afsterven. Een uitstekende pleister wordt uit de reeds genoemde bijenlijm vervaardigd. Om de likdoorns af te weeken neemt nen voetbaden met haverstroo en hooibloemen. Ook arnicaomslagen lebben eene goede uitwerking. Of men bestrijke dagelijks de likdoorns,, iet beste 's morgens, na een warm voetbad met glycerine. Na verloop .'an tijd houdt de pijn geheel op en de harde huid verdwijnt. Engelsche ziekte, rhachitis, verkromde ledematen, eene beenderontwikkelingsziekte, waarbij het ïoofdbestanddeel van het beenderweefsel, eene voldoende hoeveelïeid kalkzouten, ontbreekt. De omstandigheden, die de oorzaak hier*an zijn: erfelijkheid, gebrek aan goede lucht, ongunstige voedings-, vonings- en familieomstandigheden, zijn moeilijk of in 't geheel niet e veranderen. Wekelijks twee h drie baden van dennenaalden. Alleen :alk- en phosphofhoudende spijzen. Licht-, lucht- en zonnebaden. Epilepsie, vallende ziekte. Laafkruid, alsem, van ieder 1, linde, salie, paardestaart, van ieder i tot 5, valeriaan, betonie, van ieder 2 gr. of arnica, wijnruit, rozemarijn, laardestaart, van ieder 3, sleepruim 5 gr., dagelijks twee kopjes. Etter, verettering, etterbuil (abces). Ophooping van etter. Er bestaat een heet (acuut) en een koud bces. De eerste ontwikkelt zich snel, de laatste langzaam bij verzwakte ersonen. In beide eevallen heete na'oomslap-en. Alleen als He etter hevige pijn veroorzaakt of wanneer, zooals in h^t gezicht, door eenc natuurlijke opening een misvormend lidteeken te vreezen is, is chirurgisch ingrijpen aan te raden. Furunkels. Een werkzaam middel hiertegen is ver^clie biergist, waarvan men dagelijks driemaal een eetlepel neemt. Somtijds komen spoedig achter elkander dan hier, dan daar furunkels te voorschijn. Deze furunculosis kan op suikerziekte wijzen. Men moet dus de urine op suiker laten onderzoeken. Wanneer men met kojlodium (vuurgevaarlijk) een kring om den furunkel trekt, komt de prop door den ontstanen druk naar buiten. Galsteenen. Grijze, aardklcurige ontlasting, hevige, borende, brandende pijnen onder de schouderbladen, in den rug, in de rechter zijde. Omslagen met hooibloemen, een tot twee kopjes zweetdrijvende thee, slechts weinig eten, zooveel mogelijk papkost. De oliekuur is alleen voor diegenen aan te bevelen die olie goed kunnen verdragen. Om zich tegen verdere aanvallen t^ beschutten, drinkt men dagelijks 's morgens een klein glaasje galangaworteltinctuur (alpina) en eet er wat brood bij. 30 gr. galangawortel (alpina) uit de apotheek laat men op % liter korenbrandewijn 14 dagen lang staan en filtreert dit dan. Ier verzachting der pijn dienen heete compressen (stoom (.ompressen), voorts veel heet water drinken, opstijgende zitbaden, langdurige warme volbaden, voor alles echter eene grondige ontlasting van den darm door lauwe lavementen. Zeer gunstig werkt ramenassap, dat overigens ook voor nier- en blaasgruis, en met suiker of honing vermengd bij hoesten goede diensten bewijst. Het sap wordt steeds versch toebereid, doordat men de geschilde ramenas fijnmaakt en de brei door een doek uitperst. Men begint met een half kopje dagelijks en gaat zoo eenigc dagen door tot twee kopjes, die ongeveer twee weken lang gedronken worden, dan gaat men langzamerhand weer terug tot op driemaal wekelijks een half kopje. Hierop volgt een pauze van eenige dagen en dan begint de kuur opnieuw. De kuur duurt ongeveer twee maanden. Wie aan galsteen heeft geleden, dien taad ik aan, om te voorkomen, dat het terugkomt, 's zomers eens ramenassap te gebruiken. "V oor de thans zoozeer geliefde verwijdering van de galblaas moet ernstig gewaarschuwd worden. Prof. Kocher („Chirurgische cperatieleer , 1907) zegt: „Waar de galblaaswand gezond is, zien wij in de verwijdering van deze alleen nadeel . . . Wanneer wij haar wegnemen, De dokter in huis „Q dan is een ingrijpen, bij mogelijke herhaling der ziekte, oneindig veel moeilijker." Gastrische koorts, zie maagziekten, bladz. 1200 en 1201. Gebrek aan eetlust. Kunnen gemoedsaandoeningen, toorn, schrik of vrees reeds gebrek aan eetlust tengevolge hebben, met zekerheid treedt het bij bijna alle ziekten op, waarbij de spijsverteringsorganen betrokken zijn. Er bestaan wel middelen, om den eetlust op te wekken, middelen, die eene gebrekkige spijsvertering kunnen' ondersteunen, doch geen enkel, dat in staat is de maag te „versterken". Vasten en streng diëet werkt het beste. Als thee is duizendguldenkruid aan te bevelen; ook kan fijngesneden, versche alsem, op het brood worden gebruikt. Voor kinderen neme men pepermuntthee. Het eenvoudigste middel is het gebruik van een glas lauw water met zout op de nuchtere maag. Geelzucht. Angelica, zevenblad, paardestaart, van ieder 3 gr., alsem 4 gr., paardebloem 3 gr., een eetlepel per uur, jeneverbessenpitten; dagelijks twee tot drie glazen melk' ieder met een theelepel fijn gemalen houtskool (apotheek); tweemal een theelepel mosterdzaad met wat water. Aardbeien-, vlier- of druivenkuur. Geelzucht, chronische. Kook een liter water met zeven eetlepels hennepzaadpoeder, doet er een halve liter walnootbloesem (15 gr. bloesem) bij en drink dit mengsel overdag. (Troebele urine is het teeken der aanstaande genezing.) Gerstekorrel. Vele sminken en schoonheidsmiddelen, het verven der oogleden, bevorderen het lijden, insgelijks eene zeer verbreide gewoonte van het mannelijk geslacht, welker nadeeligheid echter niet voldoende bekend is, het natmaken der haren, zij het in den vorm van wasschen of het bewerken met een natten kam en natten borstel, hetgeen bij velen hoofdpijn, neuslijden, zenuwachtigheid, ontsteking der oogleden veroorzaakt. Het nalaten dezer gewoonten heeft reeds bij vele patienten eene wonderbare genezing bewerkt. Geslachtsziekten, zie bladz. 469 en 1191. Gewrichtsontsteking. Dagelijks één tot twee kopjes thee van selderij, peterselie, paardestaat, ieder 5 gr.; jeneverbessenkuur. Voor het naar bed gaan een kopje angelica- en vlierwortelthee. Hooibloemen-compressen. Lucht- en zonnebaden. Gewrichtsrheumatiek, zie rheumatiek. Gezwellen, ontstoken gezwellen: heete omslagen, zooals bij etterbuilen en inwendig bloedzuiveringsthee. Hoofd-zakgezwel: dagelijks stoombaden, totdat de knobbel zacht wordt, dan operatief verwijderen. Haaruitval. Om dit tegen te gaan en te verhelpen moet het haar goed verzorgd worden, wasschen met eene soort zeep, waarvan de zachtheid en onschadelijkheid is bewezen, 's morgens en 's avonds de hoofdhuid masseeren, deze verschuiven met de vingers, twee tot driemaal per week het hoofd wasschen met een aftreksel van kliswortel (twee tot drie eetlepels ingesneden wortels voor éénmaal wasschen). Wordt het haar na deze wasschingen te vetloos, dan is het gebruik eener goede haarolie aan te bevelen. Gewoonlijk houdt na vier tot zes weken de vorming der schubben en het uitvallen der haren op. Handen, opengesprongen, ruwe, veelal ook etterige kloven aan handen, voeten en lippen, aan de borsttepels. De oorzaak hiervan is, dat de afscheiding van de vetklieren der huid, die de laatste glad houdt, tengevolge van huidziekten, door arbeid (waschvrouwen) vermindert of geheel ophoudt. Ook kan inspanning, vorst, kliergezwellen, syphilis het openspringen der huid veroorzaken. Glycerine, benzoë en rozenwater, in gelijke deelen vermengd, is een uitstekend middel tegen ruwe, opengesprongen armen en handen. Opengesprongen handen genezen snel en zeker, als men ze tweemaal dagelijks, vooral na het wasschen, met honingwater, waarbij wat glycerine is gevoegd, inwrijft. Men moet in een halven liter warm water ongeveer een theelepel vol honing oplossen en doet er ongeveer 20 gr. glycerine bij. De oplossing moet goed toegekurkt bewaard worden en blijft zeer lang goed. Hardlijvigheid, zie stoelverstopping. Hartklopping, hartzwakte, gevoel van angst. Onrustigheid en hartklopping zijn de verschijnselen, waardoor de lijders er' het eerst opmerkzaam worden gemaakt, dat er met het hart iets niet in orde is. Een gezond mensch gevoelt zijn hart in 't geheel niet, evenmin als zijn maag, zijn lever en zijn milt of zijne spijsvertering. Met de toename der kwaal kan de hartklopping zich van de minste aandoeningen tot de hevigste verschijnselen ontwikkelen. Iedereen heeft wel eens bij zich zelf ondervonden, dat vreugde, angst, schrik of ver- 79* egenheid op de werking van het hart invloed uitoefenen, wat niet inders kan plaats hebben, dan dat zich door de tusschenkomst der senuwen psychische zielsindrukken van de hersenen naar de hartspier voortplanten en hare werking veranderen. Wij voelen deze indrukken n de hersenen, maar het hart voelt met ons mede. Hartklopping. Anserine, pimpernel, kalmoes, munt, in gelijke deelen, dagelijks twee kleine kopjes of tweemaal per dag tinctuur van valeriaan en wijnruit, van ieder 10 gr. Een in koud water gedoopte i and doek op de hartstreek leggen, heete voet- of voctstoombaden. Hartverwijding. Verwijding van veel vloeistoffen en andere prikkelende middelen, sterke aftreksels, alcohol, tabak; hartversterkende middelen, zooals in het volgende aangegeven. Hartkrampen. Vijf tot zes druppels arnicatinctuur op 100 gr. = [O eetlepels water. Hartzwakte. Dagelijks driemaal 30 druppels anserine en tormentillinctuur. Hartziekten in het algemeen. Valeriaanwortel vijf eetlepels, rozemarijn (bladeren) vijf eetlepels. Van dit mengsel één eetlepel op een klein kopje kokend water, zes tot acht minuten laten trekken, meermalen per dag een kopje of een eetlepel valeriaanwortel op een klein copje koud water eenige uren laten staan, dan drinken. Rozemarijn, nnkel: een eetlepel op een klein kopje kokend water, vijf tot zeven minuten laten trekken, naar behoefte meermalen dagelijks drinken. Dok suikerwater met citroensap drinken werkt kalmeerend. Met hetzelfde resultaat gebruikt men melisse, die, nadat zij met rozenwater s aangemaakt, fijngemaakt op de hartstreek wordt gelegd, 's Avonds ïen klein kopje thee van melisse, wijnruit, rozemarijn, duizendblad, eder apart of in gelijke deelen, werkt zeer kalmeerend op het hart; jveneens koele compressen alsmede horizontale ligging en diep ademlalen. Hierdoor wordt het hart met nieuw bloed verzorgd en versterkt. De zenuwachtige onrust wordt ook door zacht zweeten, hetgeen zich ontwikkelt, verwijderd en bevordert aldus den slaap. Heeschheid !> bladeren) 1% n geranium (kruid) 2 ,, peterselie (wortel een zaad) I % „ Toebereiding als bij b). Onmacht. Verdwijnen van het bewustzijn door plotseling ontstaande bloedarmoede der hersenen. Bleekzucht, bloedingen, afkeer, koorts, hevige gemoedsbewegingen, bovenmatige lichamelijke en geestelijke inspanning, ondervoeding met circulatiestoornissen geven licht aanleiding tot onmacht. Men legge den onmachtige horizontaal (bij beroerte overeind houden, niet liggen!), alle benauwende kleedingstukken moeten losgemaakt worden; frissche lucht, natmaken van het gezicht. Na het ontwaken geeft men slokwijze citroenwater te drinken. Ontsteking van het regenboogvlies moet aan den oogarts ter behandeling worden overgelaten. Oogverwondingen dragen meestal een ernstig karakter. Alleen wanneer kleine vreemde voorwerpen in het oog geraken, is de hulp van een leek toereikend. Komen kleine voorwerpen, zooals: stof, insecten, zand, kooi deeltjes, in het oog, dan moet men er niet, zooals dit in vele streken de gewoonte is, kreeftenoogen van maken, d. w. z. niet te veel wrijven, doch men moet het oog eenigen tijd dicht houden; dan wordt door rijkelijke tranenafscheiding het vreemde voorwerp meestal van zelf weggespoeld, of dit gelukt ook wel door het oog zacht re strijken van de slaap naar den neus. Verdere algemeen geldige raadgevingen zijn'moeilijk te doen. Oorontsteking, ook middenoor-, ieder half uur versche omslagen 'met lijnzaad of bokshoornklaver, dagelijks éénmaal hoofdstoombad (hooibloemen), waarbij men vooral het zieke oor boven den stoom moet houden. Wanneer er verettering intreedt, moet de zieke zich op die oorzijde leggen, opdat de etter kan uitvloeien. Oorpijn, vooral bij onbeduidende oorziekten, kan men gemakkelijk verhinderen door in het oor stoom van vlier- of kamillethee te leiden. Men stelt op de met thee gevulde pot een passende trechter en houdt het oor voorzichtig boven de opening van den trechter. Oorsuizen. Hoofdstoombad met hooibloemen of kamillen (20 minuten), afwisselend in het rechter of linker oor, of in beide vijf druppels zoete amandelolie (warm) laten indruppelen; driemaal dagelijks van ieder 25 tot 30 druppels tinctuur van arnica, duizendguldenkruid en alsem innemen. - Oorvloeiing. Notenbladeren, schaa.fstroo, salie, in gelijke deelen, dagelijks twee kopjes; twee- tot driemaal de ooren met thee van schaafstroo en spitsweegbree, waarbij aluin (% gr. op een kopje) is gevoegd, lauw uitspuiten (voor iedere uitspuiting % tot % liter). Heete voet- en zitbaden. Opengesprongen handen. Doelmatig is het zich iederen avond te wasschen, resp. handbadan met heet water. Zeep mag daarbij niet gebruikt worden. Nadat het bad 10 tot 15 minuten geduurd heeft en de handen zijn afgedroogd, wrijve men deze met een citroenschil in en een half uur daarna met glycerine. Ook het beplakken der opengesprongen plaatsen met eivlies is dienstig. Ouderdomsjicht, zie jicht, rheumatiek. Paddestoelvergiftiging, zie vergiftigingen. Periode, zie menstruatie. Phosphorvergiftiging, zie vergiftigingen. Pijn en steken in de zijde, al naar hun aard te behandelen. Is winderigheid de oorzaak, dan drinke men heete kamille- of pepermuntthee. Draagt het een rheumatisch karakter, dan moet de algemeene zweetdrijvende behandeling worden toegepast. Of men kookt lijnzaad in wafer, doopt er een linnen doek in en legt deze zoo warm mogelijk op de pijnlijke plaats. Hevige terugkomende steken is een kenteeken eener long- of borstvliesontsteking ■ men moet er goed acht op geven en make warme hooicompressen. totdat geneeskundige hulp aanwezig is. Pijn in den rug, door bovenmatige lichamelijke inspanning, heeft koele afwasschingen, afwrijving ert'bedrust noodig. Ook aambeien, rheumatiek, verstopping en andere ziekten veroorzaken rugpijn, die met de aanleidende kwalen verdwijnen. Platluizen, in de haren der schaamdeelen, der okselholten nestelend, veroorzaken door hun kruipen en inboren in de huid een zeer lastig jeuken. De grootste zindelijkheid, vlijtig wasschen met groene zeep, doordrenken met petroleum, het wegkammen der luizen is noodzakelijk. De gewoonlijk gebruikte kwikzalf is gevaarlijk wegens kwikzilververgiftiging. Polluties. Onvrijwillige zaadvlqeiingen, komen vooral bij jonge lieden voor, meestal 's nachts gedurende den slaap. Komen zij niet te dikwijls voor, verzwakken zij niet, doch bevindt men er zich wel bij, dan moet men ze als een ontlastend hulpmiddel der natuur beschouwen. Vertoonen zij zich vaak, met nadeel voor den betrokkene, dan worden zij een gevaar voor het geheele organisme, daar impotentie, sexueele zenuw- zwakte, ïelfs ruggemergsziekte kan volgen. Zelfbevlekking is er meestal de oorzaak van. Overvloedige, late avondmaaltijden zijn te vermijden. Men neemt 's avonds een messenpunt vol van het volgende mengsel: een eetlepel gemalen hop, een eetlepel suiker, om den anderen dag, 's avonds voor het naar bed gaan een koud voetbad, slechts één minuut, krachtig afwrijven der nat geworden deelen, zoodat zij rood worden, dan vlug in bed. j Rachitis, zie Engelsche ziekte. Rheumatiek, Gewrichtspierrheumatiek. Neerslachtigheid, koorts, stoelverstopping, hevige pijn in enkele leden of gewrichten, het onmogelijk kunnen bewegen van het pijnlijke lid, pijn in de hartstreek, hartklopping, duiden op complicaties met hartontsteking. Oorzaken: koude, vochtigheid, vooral bij vermoeidheid en het zitten op den kouden grond. Opeenhooping van urinezure zouten in de gewrichtsknobbels en in de omgeving daarvan. Nieuwe ontdekkingen over de geneeskracht der kruiden bij rheumatiek worden in het volgende aangegeven: een werkzaam sap tegen rheumatiek verkrijgt men van waterkers, berkebladeren, cichorei, tezamen vermengd en uitgekookt; men begint met drie eetlepels 's morgens en doet er iederen dag een eetlepel vol bij tot acht lepels toe. Ook viooltjessap, een eetlepel vol in een glas water, viermaal dagelijks gedronken, een goed middel. Als compressen hebben hooibloemen zich als zeer doelmatig bewezen. Of men kookt selderij goed week en drinkt het afgekookte water; later kookt men de reeds gestoofde selderij nogmaals in versche melk, meel en nootmuskaat in een pan en gebruikt dit mengsel. Recepten: a) chronische gewrichts- en spierrheumatiek: dennen (versche spruiten), rietgras (wortelstok), zeepkruid (kruid), prangwortel (wortel), leverkruid, levensboom, kliswortel, in gelijke deelen; een eetlepel van het mengsel op een gewoon kopje kokend water, acht a tien minuten laten trekken, met wat suiker en citroensap meermalen per dag een kopje drinken. b) acute gewrichts- en spierrheumatiek: i. zweetdrijvende behandeling zie het gezegde over thee. t 2. alsemkruid 2 eetl. ! wilgebladeren 2 eetl. artemisia (bloesem en kruid) 2 ,, brandnetel 2 ,, olmensprietjes 2 ,, populierknoppen 3 ,, Van het mengsel een eetlepel op èen klein kopje kokend water, met suiker en citroensap meermalen dagelijks een kopje drinken. 3. Inwrijvingen: lavendelspiritus, dennennaaldenspiritus, alleen bij chronische rheumatiek; zeer werkzaam is ook mierenspiritus. St. Janskruid in olie gekookt (twee eetlepels op % liter, io minuten in heete olie bijna laten koken), het kruid blijft in de olie; om het zieke gewricht bij acute gewrichtsrheumatiek in te wrijven. Een eenvoudig werkzaam huismiddel tegen rheumatiek en jicht is de volgende thee: jeneverbessen, gemalen, hondsroos en vuilboomschors worden in gelijke deelen vermengd; hiervan neemt men op % liter water twee volle eetlepels, laat het sap 15 minuten koken en drinkt hiervan 's morgens en 's avonds een kopje. De pijn is gewoonlijk in 1 a 2 dagen verdwenen. Roode bloedloop, roos, zie aangezichtsroos (belroos). Roode neus, dikwijls wasschen met regenwater. Roodvonk. Besmettelijke, sterk koortsachtige huidziekte, scharlakenroode uitslag, gelijkmatig roode huidskleur, terwijl bij mazelen nog vrije witte plekken op de huid blijven. Ook de afschilfering is sterker dan bij mazelen; de huid valt in groote lappen af. Roodvonk is eene verraderlijke ziekte; men moet op allerlei onaangename, gevaarlijke toevalligheden bedacht zijn. In het begin dikwijls huiveringen, een brandend heet gevoel, neiging tot braken, of hetgeen een kenmerk van ernstige gevallen is, heftig braken, hevige hoofdpijn, groote moeheid in alle ledematen, hevige koorts, ontsteking van het slijmvlies van keel, mond, en amandelen. Behandeling: nacht en dag frissche lucht, geen tocht! Ontlasting van den darm door lavementen; zweeten, daar hierdoor de ziektestoffen worden afgescheiden, zoutarm diëet, melk, komijs, joghurt, vruchtensappen. Vele complicaties, waarvan elke hare bijzonderheden in de behandeling vereischt. s Ruggemergstering (Tabes dorsalis). In het begin verscheurende, door de spieren heentrekkende pijnen; handen en voeten kriebelen, jeuken, de gang wordt onzeker, vermoeiend, blaas- en spijsverteringstoornissen doen zich voor. Gezichtsstoornissen, duizeligheid, ziekelijke spierwerkingen. In het begin is nog genezing mogelijk door waterbehandeling, electriciteit, bijzondere bewegingskuren. Ruggemergsziekten kenmerken zich daardoor, dat enkele lichaamsdeelen verlamd of gevoelloos worden. Schilfervlecht zie vlechten, bladz. 1266. Schouderholtenzweet. Algemeene verzorging van de huid (luchtbaden, afwasschingen) zal er toe leiden, dat de zweetklieren der gansche huid hunne werking volledig uitoefenen en aan die der schouderholten slechts een zeker gedeelte daarvan wordt overgelaten. Afwasschingen met eikenbastthee (500 gram op 4 liter water gekookt) bewerken door het daarin aanwezige looizuur eene samentrekking der klieren. Proppen watten met arnicawater bevochtigd, kunnen in de schouderholte worden gedragen, om het zweet op te nemen. Schreeuwen, 's nachts, door kleine kinderen. Wanneer kleine kinderen 's nachts dikwijls schreeuwen en daardoor de omgeving van den slaap berooven> dan is het zeer verkeerd eèn overigens gezond kind direct een zuigflesch of andere voeding te geven. Het lijkt misschien wreed, maar het is voor alle partijen van het grootste nut, indien deze kinderen door consequente opvoeding zoover gebracht kunnen worden, dat zij den geheelen ' nacht doorslapen. Men rijde of drage het schreeuwende kind op den donkeren gang of in een afgelegen kamer, laat het rustig eenigen tijd schreeuwen en geve het in het uiterste geval alleen wat koud, gekookt water in de flesch te drinken. Reeds na eenige malen gewent het kind er zich aan 's nachts geen voedsel te krijgen en glaapt rustig tot den morgen door. Schrijfkramp. Het weigeren der zenuw- en spierkracht bij schrijvers, muzikanten en vele andere werkzaamheden, door bovenmatige inspanning, ook voorkomend door zenuwoverspanning tengevolge van onanie (Kühne). Meermalen het schrijven onderbreken, andere bewegingen der vingers en armen door groveren arbeid is aan te bevelen. Drie machtige, helaas te weinig erkende voorbehoedmiddelen ter voorkoming en genezing van den Schrijfkramp bieden ons de stenographie, de schrijfrtiachine en de dubbelhandigheid. Bovendien arm-, hand- en vingermassage, vooral beoefene men de achtbewegingen, het vingerbuigen en -strekken. Schurft, door schurftmijt veroorzaakte ontsteking der huid, met vorming van etterige blaasjes. Ontzettend, aanhoudend jeuken, daardoor overprikkeling der zenuwen, slapeloosheid, zenuwachtigheid, besmetting. De schurft geneest nooit vanzelf! Gebruiksaanwijzing: drie a vier dagen een aftreksel van dennenrijs (20 tot 25 minuten); daarna het geheele lichaam inzeepen en afwasschen, voorts vier a vijf dagen wasschen met hooibloemen, verwisseling van lijfgoed. Of: de Hardy'sche snelkuur, in weinige uren ten einde, bestaat in een half uur voortdurend inwrijven met groene zeep, uit een heet bad van een uur lang, waarin het wrijven, zonder de schurftwonden aan te raken, wordt voortgezet, en daarna een half uur lang inwrijven van het geheele lichaam met zalf van Helmerich (of oplossing van zwavelkalk, apotheek). Als nakuur kunnen nog zeepbaden worden aanbevolen. Scrofulose, eene zeer verbreide kinderziekte, die bij veronachtzaming tot een groot aantal slijmvlies-, klier-, beender- en longziekten leidt. De scrofulose is dikwijls s'echts de eerste schrede naar de tuberculose. Roode, tranende oogen, een dikke, natte neus, opgezette bovenlip, natte vlechten, aorvloeiing, gezwol'en halsklieren, opgezet lichaam, dunne ledematen en dikke gewrichten. De tegenwoordige tijd met zijn gebrek aan alles is voor ons de broedplaats der ziekte; ten eerste kan de noodige voeding moeilijk of in 't geheel niet worden verschaft. Huid- en lichaamsverzorging door ijverig baden, afwasschingen; frissche lucht, veel melk. 1. walnootbladeren 3 eetl. meekrapwortel 2 eetl. eikenbast 2 ,, kliskruid 2 ,, schelkruid 2 ,, Van het mengsel een eetlepel op een gewoon kopje kokend water, tien minuten laten trekken, meermalen dagelijks een kopje vol met wat suiker en citroensap. 2. Baden. 350 C. Duur, zoolang men verkiest. Een half pond kalmoeswortel en een half pond walnotenbladeren tezamen op een liter water twintig minuten koken en in het bad toen. De genezing der scrofulose wordt door het dagelijks gebruik van één tot vijf gram phosphorzure kalk aanmerkelijk ondersteund. Ook voedingszout is aan te bevelen. Sjanker, zie geslachtsziekten. Slapeloosheid. Eereprijs, duizendblad of sterke valeriaanthee met toevoeging van honing. (Zuivere bijenhoning is een der beste slaapmiddelen.) Voor het naar bed gaan een glas honingwater of suikerwater of karnemelk, zure melk (melkzuur is een goed slaapmiddel), goed gekauwde appelen. Een koud compres op het lichaam (een in vieren gevouwen handdoek, in azijnwater gedoopt en uitgewrongen, daarover een wollen doek). Voor het naar bed gaan een kort luchtbad of diep ademhalen overdag. Ook valeriaan-sinaasappeltinctuur, 25 druppels. Zeer aan te bevelen is het hoofd op een met versche hop of dennenaalden gevuld kussen te leggen. Ook een goed middel om slaap te verkrijgen zijn heete com- pressen, die men — zoo dik mogelijk gevouwen — in den nek legt. Dikwijls is een enkel zoodanig compres reeds voldoende, meer dan drie zijn er nauwelijks noodig om den gewenschten slaap te verkrijgen. Slijmoplossende middelen, zie hoestmiddelen, bladz. 1124. Speekselvloed, verhoogde afscheiding der speekselklieren, is een gevolg van mondziekten, zenuwprikkelingen, maag- en darmziekten, hersenziekten en kwikzilververgiftiging. Als plaatselijke behandeling heeft zich het inleggen van een citroenschijfje tusschen wang en tanden, het uitspoelen en gorgelen met verdund citroensap of sap van gekookte boschbessen als zeer doelmatig bewezen. Ook heete baden en inpakkingen komen in aanmerking. Spierrheumatiek, zie rheumatiek. Spit (Lumbago). Hevige, plotseling optredende, lang aanhoudende pijn in den rug (kruis- en lendenstreek), die door de geringste beweging, vooral bukken en draaien, nog heviger wordt. Oorzaak: verkoudheid of scheuring van spiervezels van de lendenspier door eene heftige beweging. Den rug met goed warme azijn of arnicatinctuur afwasschen, hooibloemenhemd of compres. Dikwijls verkrijgt een Versche lendenspierrheumatiek reeds door een enkel stoombad oogenblikkelijke verlichting. Ook inwrijvingen met arnicatinctuur zijn werkzaam. Spoelwormen, zie wormen. Stembandenkramp. De smalle ingang in de holte van het strottenhoofd, de stemspleet, kan door het strottenklepje worden afgesloten. De krampachtige vernauwing daarvan veroorzaakt asthmatische toevallen, zelfs gevaar voor verstikking, zoodat bij zuigelingen de dood kan intreden. Men richte den zieke, wat gewoonlijk al vanzelf geschiedt, in bed op, make een heet halscompres, besprenkele borst en gezicht met koud water en zorge voor warme voeten. Bovendien trachte men niesprikkel ter verlichting toe te passen. Stoelverstop ping. Door regeling van het diëet, massage, zelfmassage, of door gepaste . beweging kan iedere verstopping met behulp van de kruidenkuur, doch behoedzaam, worden overwonnen. I. wolfsklauw (kruid) 2 eetl. rabarberwortel 2 eetl. papenkruid 2 ,, koortsklaver (bladeren) 3 „ vuilboomschors 2y2 ,, walnobtbladeren 3 ,, Een eetlepel van het mengsel op een gewoon kopje kokend water, zes tot acht minuten laten trekken, 's morgens op de nuchtere maag en 's avonds een kopje met suiker en citroensap goed heet drinken. Zie ook „darminspuitingen" onder lavementen. 2. Linde- en vlierbloesem, kamille, pepermuntbladeren, valeriaanwortel, in gelijke deelen. Toebereiding: twee eetlepels van het theemengsel worden op twee gewone kopjes vol water gekookt; men laat dit een kwartier goed toegedekt trekken, dan wordt afgegoten. Men drinkt 's morgens op de nuchtere maag een kopje en een kwartier later het tweede. Met ontbijten wacht men nog een half uur. 3. Arnicabloesem, wolkruid (bloesem), kamillebloesem, pepermuntbladeren, valeriaanwortel worden in gelijke deelen vermengd. Toebereiding en gebruiksaanwijzing als het voorgaande. 4. Arnicabloesem, wolkruid (bloesem), rozemarijnkruid, kliswortel, zoethoutwortel, in gelijke deelen vermengd. Toebereiding en gebruiksaanwijzing als bij de voorgaanden. No. 3 werkt iets sterker dan No. 2 en No. 4 sterker dan No. 3. Laxeerend werken ook de verschillende soorten suiker, aan suiker rijke compots, honing, siroop, melksuiker. Pruimenmoes of versch ge-, kookte en fijngemaakte pruimen (een kopje) met tarwe- of roggezemelen (een tot twee eetlepels), versch gebruikt; ook olie werkt laxeerend. Strottenhoofdcatarrh, acute en chronische. Ruwheid, droogheid in het strottenhoofd, heeschheid, vermijden van benauwde, stoffige ruimten, vooral van tabakslucht. Voetstoombaden, halsinwikkelingen, bedstoombaden. Suikerurinevloed, suikerziekte. Het afscheiden eener suikerhoudende urine is eene veelvuldig bij mannen voorkomende chronische ziekte. De urine ziet er licht uit, heeft een groenachtigen weerschijn en schuimt sterk. Voor suikerzieken zijn haver- of aardappelenkuren onschadelijke, zelfs nuttige voedingsmiddelen, die zeer goed het brood kunnen vervangen. Zelfs zware vormen wijken voor de haver- of aardappelkuur. Bij alles is matigheid geboden," want minder beteekent voor het lichaam meer. Het gemoed moet opgewekt worden; de omgang met geestige menschen is halve genezing. , Syphilis, zie geslachtsziekten, bladz. 469 en 1191. Tanden te conserveeren. Hiertoe dient, als men iederen morgen tanden en tandvleesch met een salieblad afwrijft. De dokter in huis Q4 Tandpijn ontstaat meestal door plaatselijke ontstekingen (tandbeen, tandpulpa, wortelvlies) en wojdt vermeden door eene geregelde verzorging der tanden. Zenuwtandpijn wordt door ademhaling verzacht, resp. genezen. De patiënt haalt diep adem, houdt den adem zoo lang mogelijk in en blaast hem dan snel en scherp uit. Reeds na de vijfde of zesde ademhaling is het resultaat te bemerken. Bovendien bewijzen magnetische strijkingen en hypnotische suggestie in zware gevallen van nerveusen aard goede diensten. T andvleeschgezwel vormt zich gewoonlijk bij holle tanden, vooral bij tandwortelvliesontsteking. Door er vijgen op te leggen, geweekt brood of heete doeken op de wangen wordt dit gezwel snel rijp en de doorbraak van den etter bevorderd. Mondspoelingen met warm citroensap of met kalmoesthee zijn zeer werkzaam. T andvleeschontsteking wordt doelmatig door mondspoelingen met kalmoesthee of met mirretinctuur (vier druppels op een eetlepel water) behandeld. Tering, zie longtering, bladz. 1247. Typhus (onderlijfstyphus, typhus abdominalis), besmettelijke koortsachtige ziekte met vele bijkomende verschijnselen, kenbaar aan dunne, erwtkleurige ontlasting, onverschilligheid, voortdurende sluimering en deliren. Reeds door voorschriften der overheid worden bij zulke epidemies ook voor particulieren de noodige aanwijzingen gegeven. Uitslag, ziekelijke veranderingen der huid in den vorm van vlekken-, puistjes-, blaasjes- en blarenuitslag. Het is steeds een eerste vereischte de opeengehoopte ziektestoffen te verwijderen, slechte sappen te verbeteren. Zie bloedvernieuwingskuren, bloedzuiverende middelen, zweetkuren. Bij kleine kinderen moet men de wonden en ontstoken plaatsen met strooipoeder of aardappelmeel bestrooien. Bij zuigelingen doet zich dikwijls in den vorm van schubben en roofjes een hardnekkige uitslag voor, de melkschurf t of dauwworm genoemd. Men smeert de korstjes 's avonds met zuivere olie in en verwijdert ze den volgenden morgen door voorzichtig wasschen met reepwater, of men doet er gedurende den nacht een Priessnitzomslag (zie waterbehandeling) om en verwijdert 's morgens de korstjes. Ook in het voldoende er overdag strooipoeder of aardappelmeel op te doen. Voorts moet men de afscheidingen opwekken door bloed vernieuwingsku ren, dag en nacht voor zuivere lucht zorg dragen, en de vingernagels der kinderen kort afknippen, opdat zij door krabben den uitslag niet verergeren en op gezonde plekken overdragen. Uittering, zie Longtering. Uitzakking aan den anus. t Het naar buiten komen van een deel van het darmslijmvlies bij moeilijke ontlasting, hoestprikkeling of ten gevolge van aanhoudende verzwakkende diarrheën. Het uitgezakte gedeelte wordt door een lichten druk met de door olie bestreken vingers naar binnen gebracht. Naast een voorzichtig diëet, om den stoelgang te verminderen, hebben afkoelende compressen, koele of lauwe zitbaden (15—30° C) eene heilzame uitwerking. Urinebuisontsteking. Behalve de boosaardige vorm, de druiper, bestaat er ook een goedaardige urinebuisontsteking, en wel eene acute: lijnzaadthee, hennepzaad en eene chronische. Recept: witte doovenetel kliswortel 1 eetl (bloesem en kruid) 4 eetl. bloedwortel ] % peterselie (zaad) 3 ,, eikebast 1 y2 aardbeienbladeren 3 ,, Van dit mengsel een eetlepel op een gewoon kopje (V8 liter) kokend water, acht tot tien minuten laten trekken, meermalen per dag een kopje met wat suiker en citroensap drinken. Urinedrang, tegen, men menge in gelijke deelen paardebloemwortcl, cichoreiwortel, kweekgraswortel, kookt dit voldoende en drinkt dagelijks twee kopjes van het aftreksel. « Urinedruppelen. Aan de stoornissen van de sluitspier der urineblaas ligt of eene verlamming van de sluitspier of eene van het uitdrijvings-spierstelsel ten grondslag. In het eerste geval kan de urine in de blaas niet worden tegengehouden, zoodat deze er voortdurend druppelsgewijze uitloopt: urinedruppelen; of zij kan niet geledigd worden: urineinhouding, daar de uitdrijvende krachten ontbreken. Bij bedlegerige zieken moet door vlijtig droogleggen en pijnlijkste zuiverheid het doorliggen worden vermeden. Massage, electriciteit, rust en bewegingskuren, zitbaden en andere toepassingen van water. De dokter m huis * «1 * Urineinhouding. Prangwortel, hondsroos, schaafstroo, van ieder 3 gr., peterselie 2 gr., dagelijks twee kopjes warm, of ieder half uur een eetlepel sterke brandnetelthee. Urinezure diathese. In de normale urine is vrij urinezuur slechts in zeer geringe hoeveelheden, veeleer is het verbonden met natrium en kalium. Bij bovenmatigen toevoer van stikstofrijke voeding (peulvruchten, vleesch, vooral kalfs- en kippevleesch) ontstaat in het bloed eene opeenhooping van urinezuur, jichtige diathese. Ter afscheiding van het urinezuur dienen, naast de zweetbevorderende middelen: vlier, prangwortel, lavaswortel, in gelijke deelen; jeneverbessen. Vergiftigingen. Bij iedere acute vergiftiging moet geneeskundige hulp worden ingeroepen. Bij sommige vergiftigingen kunnen giftvrije kruidenmiddelen worden toegepast, zooals: eikebast, twee eetlepels, klavergras (bloesem, kruid en zaad), drie eetlepels op % ^ter water tien minuten koken, daarvan meerdere kopjes langzaam' uitdrinken bij vergiftiging door antimonium, braakwijnsteen en zink, wolfskers (atropine), bilzenkruid, vingerhoed (digitalis), in het algemeen bij alle metaalvergiften en plantaardige alkaloïden. Zuring, een eetlepel op een grooten kom kokend water meermalen achterelkander bij kwikzilver- en arsenicumvergiftiging. Bij chronische vergiftigingen moet langeren tijd achteren bloedzuiveringsthee worden gedronken; wanneer hierbij enkele organen van het lichaam nog bijzondere ziekteteekenen vertoonen, moeten de Dij ziekte der betreffende organen aangegeven voorschriften worden aangewend. Verkoudheid, sterke. In één tot twee uren direct^te verhelpen. — Men bevochtigt den wijsvinger met wat glycerine en bestrijkt daarmede het neusslijmvlies, of dikwijls ophalen (opsnuiven) van versch citroensap of verdunde aluinoplossing (1 : 1) in de neus. 1 Verlamming, ongeschiktheid der spieren om zich te bewegen, na eene beroerte, die meestal slechts eene helft van het lichaam treft. Zoowel het geheele lichaam of slechts enkele deelen worden aangetast. Door ruggemergsziekten worden dikwijls de onderste ledematen, de urineblaas, de darm, buiten functie gesteld. Bij kinderen van twee tot zes jaren zoogen, kinderverlamming, waaruit zich de horrelvoet en andere vergroeiingen der beenen ontwikkelen. (Spalken, baden, electriciteit, massage.) De ergste soort verlamming is de zoogenaamde volkomen verlamming, de paralyse. ^ Tot hulp volgend recept: kamillebloesem twee handen vol, kalmoes een klein stukje (10 gr.), pepermuntbladeren een hand vol, tijmbladeren een hand vol, insgelijks van lavendelbloesem. Daarvan kookt men een hand vol op voldoende water en voegt dit bij het bad. Of: a) hartkruid 3 eetl. b) weversdistel (wortel) i%eetl. rozemarijn (bladeren) 3 ,, valeriaan (wortel) 1% arnica (bloesem) 4 ,, arnica (wortel) 1% Van het mengsel a) twee eetlepels' op twee middelmatige kopjes (J/4 liter) kokend water, zes tot acht minuten laten trekken, afgieten; van het mengsel b) twee eetlepels op twee middelmatige kopjes koud water opzetten, aan het koken brengen, 15 minuten laten koken, afgieten; beide vloeistoffen vermengen, daarbij het sap van een citroen en suiker naar verkiezing, in den loop van den dag drinken. — Daarbij rozemarijn-, kalmoes-, dennennaaldenbaden. Ook inwrijvingen met ether van dennennaalden, kamferspiritus, bewijzen goede diensten. Vermagering. V etafname van het lichaam of van een lichaamsdeel. Langzame vermagering is bij corpulentie een goed teeken. Verloopt eene ziekte zoodanig, dan is ook de algemeene toestand siecht en is ook gebrek aan eetlust voorhanden (z. d.). Is dit weder hersteld, dan verkrijgt ook het lichaam nieuwe kracht voor de vervanging van verbrand vet en eiwit. Voor ontbijt havergort en gortsoep; 's middags dikke pap, rijstepap, melkgierst, aardappelenpure, dikke vermicelli met of zonder vleesch. Een voorjaarskuur, zoomede het gebruik van appelwijnstremsel (gelijke deelen appelwijn en stremsel) doen meestal wonderen. Bij onrustige, zenuwachtige personen lichamelijke en geestelijke rust. Versterking der longen bereikt men door ademgymnastiek, ademkuren, door zoo diep mogelijk door den neus adem te halen, op de teenen te staan en het hoofd wat achterover te houden. Bij gelijkmatig diep uitademen laat men de hielen weer zakken. Voor vergevorderden en krachtigen is eene combinatie van het oplichten der hielen met eene diepe kniebuiging aan te bevelen, en wel zoodanig, dat men zich gelijktijdig bij de eerste inademing op de voetballen verheft, bij het eerste uitademen door de kniebuiging naar beneden zakt, bij de tweede inademing zich weder opricht en bij de tweede uitademing de hielen weer laat zakken. Verzweringen. Jonge brandnetels (alleen de punten) en goudsbloemen worden, van ieder twee eetlepels, in % liter melk gekookt en overdag gedronken; bovendien dagelijks twee theelepels mosterdzaad. Aftreksel van hooibloemen. In ieder geval moet de orftsteking eerst door koude compressen worden tegengegaan. Of versche zweren: populierzalf (apotheek). Oudere, invretende: St. Janskruid Iy2 eetl. salie (bladeren) iy2eet\. berenoor (kruid) i% ,, kleefkruid i % ,, Drie k vier eetlepels van het mengsel op % liter kokend water opkoken, acht h tien minuten laten trekken, afgieten; of: tijm (kruid) i % eetl. i kliswortel 2 eetl. smeerwortel ' 2 ,, berenoor (wortel) 2 ,, Drie tot vier eetlepels op % '^er water koud opzetten, 15 tot 20 minuten laten koken, afgieten. Vingerworm (panaritium). De daarmede samengaande hevige pijn wordt verzacht door het indoopen van den vinger of van de geheele hand in koud, later ook warm water, dat eene zoo hooge temperatuur heeft, als de lijder kan verdragen; ook warme loog is goed. i 1 ( Zelfs sterke spiritus op dezelfde wijze gebruikt, behoort tot de volksmiddelen. Van kruiden verzachten de versche bladeren van de nachtschaduw of fijngeraspte witte knollen de pijn. Warme papomslagen verhaasten het doorbreken, dat anders, wanneer de etter er reeds doorheen schijnt, alleen door snijden mag worden bevorderd. ' 1 St. Vitusdans. "li Krampziekte op jeugdigen leeftijd, kenbaar aan onwillekeurige,doellooze bewegingen, vooral het trekken met het gezicht, algemeene onrust. De moeder neme de zoogen. handproef. Zij laat het kind de beide handen geopend voor zich houden met uitgebreide armen en naar den toeschouwer gerichte handpalmen. Wanneer dit vast en zeker geschiedt, beide handen recht en gelijk gehouden worden en de houding niet van elkander afwijkt, dan heeft het geen St. Vitusdans. Zeer doematig is de hypnotische suggestie. Vlechten. Ziekte der huid, die zich door ruwheid, korsten of kloven daarin openbaart. Men onderscheidt natte, droge, jeukende en schilferige vlechten. Behandeling: eik, salie, duizendguldenkruid, weegbree, van ieder 3, alsem 1 gr., dagelijks I k 2 kopjes. Uitstoomen met hooibloemen. Op de vlechten ook 's nachts sterke compressen van zevenblad- en schaafstrooafgietsel opleggen. Baardvlecht. Voorgaande toepassing; na iedere compres het verwonde gedeelte met verdunde arnicatinctuur (drie eetlepels op een liter) uitwasschen. Vretende vlechten: rozemarijn, schaafstroo, van ieder 4, salie, spitsweegbree, zevenblad, van ieder 2 gr., ieder uur een eetlepel, jeneverbessenkuur. Schilfer vlecht. Bij de behandeling onder vlechten komt nog wekelijks 2 è, 3 maal het hoofd wasschen met een sterk aftreksel van schaafstroo. Vlechten, uitwendig: kliswortel, alantswortel, eikebast, groene walnootschillen, van ieder anderhalve eetlepel; lijmkruid, ijzerkruid, berkebladeren, zwarte- of zilverpopulierbladeren en bladknoppen/"van ieder twee eetlepels, van hel geheele mengsel drie k vijf eetlepels een half uur lang op een liter water laten koken, daarmede omslagen maken op de zieke plaatsen. Inwendig: bloedzuiveringsthee. Bij kinderen viooltjesthee. Volheid en vrijzijn bij zuigelingen. Een huis- en geneesmiddel, dat iederen bij ?:ich heeft. Menig zuigeling „kan niet meer", als hij een tijdlang gedronken heeft, omdat hij „vol" is; hij treuzelt, wordt rood, weert zich met handen en voeten om verder te drinken. Zet men hem nu recht overeind, dan volgt, hetzij direct of na eenige minuten, tengevolge der veranderde drukking in maag- en darmkanaal, opbreken, waarbij dikwijls groote hoeveelheden .lucht naar buiten worden gebracht. Het kind is weer „vrij" en drinkt thans zonder inspanning verder. De inwendige drukking van den gevulden darm moet, zooals bekend, ook bij den volwassene steeds in evenwicht blijven, wanneer geen storingen, zooals bij zuigelingen, zullen plaats vinden. Voorbehoedmiddel tegen verkoudheid. Het beste voorbehoedmiddel tegen verkoudheid is verharding, 's Zomers en 's winters doet men koude afwrijvingen en wascht men zich het gezicht nooit met warm water, behalve wanneer men met de verhardingskuur aanvangt. Het is zeer aan te bevelen bij het wasschen ook het inwendige van de neus, voor zoover dit door opsnuiven van water kan worden bereikt, te verharden. Bij deze methode is het^mij gelukt in geen tien jaren eene verkoudheid te hebben opgedaan. Doet zich desniettemin in den begine nog een aanval van verkoudheid voor, dan snuift men bij het begin een paar malen 'goed koud water op en snuit het dan grondig uit. Waterzucht. Tot de werkzaamste urineafdrijvende kruidenmiddelen behooren de verschillende preparaten van den jeneverstruik (Juniperius communis). Planten en vrucht zijn zweetdrijvend, zenuwversterkend en bloedzuiverend. De bessen (vergel. jeneverbessenkuur onder theeën) beperken de bovenmatige urineafscheiding, scheiden echter des te meer urinestoffen en vaste bestanddeelen af. Voorts heeft het sap van geraspte mierikswortel met suiker eene goede uitwerking. Ook het sap van rijpe sorbebessen (Scorbus aucuparia) is aan te bevelen; insgelijks het aftreksel van berkebladeren (zie theeën). De veel geroemde citroenkuur geschiedt op de volgende wijze: het sap van twee in de lengte doorgesneden citroenen wordt in een liter water uitgeperst, daarin 150 gr. fijne suiker opgelost, ter verhooging van het aroma onder bijvoeging van de fijn gesneden gele schil der citroen. Het geheel wordt door een linnen doek gefiltreerd. Wegtering van het strottenhoofd, meestal eerst een laat begeleidend verschijnsel bij longtuberculose Inhalaties, goede huidverzorging, dagelijks lichtbaden, overigens als bij longtuberculose. Winterbuilen. Heete voet- of handbaden (45 tot 550 C) met eikebast. 100 tot 200 gr. eikebast met water koud opzetten, 15 tot 20 minuten laten koken, twee liter heet water er bij doen. Duur van het bad 10 tot 20 minuten. Na het afdrogen met een versche citroenschijf inwrijven. Witte vloed (Fluor albus). Leukorrhoë, geen ziekte, doch slechts een kenmerk daarvan. Dikwijls is bloedarmoede, bleekzucht, of ontsteking van het slijmvlies er de oorzaak van. Al naar den aard der kwaal is het uitvloeiend vocht verschillend: bij eene catarrh der scheede is het slijmerig-wit, bij eene zulke der baarmoeder is zij bloedig gekleurd. Daarbij trekkende pijnen in het lijf, in den rug, hoofdpijn, maagaandoeningen, hartklopping, ontstemming. Het uitvloeisel veroorzaakt, als het scherp is, wonden. Oorzaken: onvoldoende reinheid, onanie, algemeene toestanden (z. boven), geslachtelijke besmetting: druiper. In het laatste geval is de witte vloed buitengewoon hardnekkig. Luchtbaden, warme zitbaden met aftreksel van eikebast, afwisselende zitbaden, warme uitspoelingen, en als zeer werkzaam modderbaden. Eene voortreffelijke handleiding voor de behandeling biedt ook het hoofdstuk Vrouwenziekten, zie bladz. 759—837. Wonden. Beet-, brand-, snij-, schot- en steekwonden moeten bij hunne behandeling met de vingers in het geheel niet worden aangeraakt. Zuiver gehouden wonden genezen onder een droog wondwattenverband. Lichtrood bloed spuit in een straal uit de verwonde slagader, die door geneeskundige hulp gesloten (afgebonden) moet worden, wanneer door hooger liggen van het bloedende lid de bloeding niet ophoudt. Wonden door schrijfpennen, welke door de niet geheel zuivere inkt en eventl. roestvlekken niet ongevaarlijk zijn, moet men direct onder krachtigen vingerdruk uitzuigen. \ oorzichtigheidshalve moet men ze ook nog uitwasschen en er vochtige omslagen omdoen, die men naar behoefte kan ververschen. Wormlijden der kinderen wordt veroorzaakt door twee soorten wormen, de spoelwormen de made. De op een regenworm gelijkende spoelworm wordt door fruit- en grofbrooddiëet verdreven, met behulp van meerdere lavementen; ook het gebruik van rauwe wortelen is dikwijls voldoende. De made, een kleine, draadvormige worm, die steeds in massa's in den dikken- en endeldarm leeft, veroorzaakt gewoonlijk jeuken in den endeldarm en wordt door koude lavementen met aftreksel van knoflook verdreven. Zeeziekte. Tegen deze door vele reizigers gevreesde ziekte geef ik den raad een of ander voorwerp van het schip gedurende de geheele vaart vast aan te zien. Velen, die dezen raad hebben opgevolgd, zijn van zeeziekte verschoond gebleven. Tegen de misselijkheid beveel ik aan 15 Hoffmannsdruppels en 15 valeriaandruppels tezamen met een stuk suiker te nemen. Zenuwkoorts, zie typhus. Zenuwziekten: a) bij opwindings- en kramptoestanden en pijn ter kalmeering: bernagie (kruid) 2 eetl. karwei (vrucht) . i^eetl. populier (knoppen) 2 ,, angelica (wortel) iyo hop (vruchtknopjes) 2 ,, valeriaan (wortel) 1% ,, kamille (bloesem) 3 ,, esschekruid (wortel) 1% ,, Van het mengsel een eetlepel op een gewoon kopje kokend water zes tot acht minuten laten trekken, met suiker en citroensap meerdere malen per dag een kopje drinken. b) bij verslappings- of zwaktetoestanden en afmatting ter opwekking: mirte (bladeren) iy2eetl. basilicum (kruid) l%eetl. sleutelbloem (bladeren) i % ,, sleutelbloem (wortel) i % rozemarijn (bladeren) 2 ,, kruidnagel (wortel) 1 y2 ,, hartkruid I % ,, valeriaan (wortel) 1 % ,> Van dit mengsel een eetlepel op een gewoon kopje kokend water, zes tot acht minuten laten trekken (de wortels vooraf koud aftrekken), meermalen per dag een kopje drinken. Zomersproeten, kleine huidvlekjes, zoo groot als de knop van een speld tot een kleine erwt, die niet door de inwerking der zonnestralen op de verhitte huid ontstaan, doch in het algemeen met de teint samenhangen, derhalve in 't bijzonder bij blonde en roodharige personen. Op lateren leeftijd verdwijnen zij vanzelf, gedeeltelijk door de toenemende verdikking en ondoorzichtigheid der huid, en ook door verminderde vatbaarheid. Ter verdrijving neemt men stoomdouches met daaropvolgende afwrijving met zand, ook inwrijven met zachte zeep. Meestal hebben echter de zomersproeten hun oorsprong in de diepere huidlagen en zijn aan de behandeling onttrokken. Zonnebrand (ontsteking der huid), komt dikwijls in luchtbaden voor, en wel bij nieuwelingen, wier huid nog zeer weekelijk is. Deze personen mogen zich niet al te lang aan de zonnestralen blootstellen, maar moeten zich dikwijls (alle vijf & tien minuten) omdraaien en ook heen en weer wandelen. Ter verzachting van het lastige jeuken en om de ontsteking te verzachten, is het goed eenige druppels citroensap op de ontstoken plaats te wrijven, nadat men deze met wat lauw water iets vochtig heeft gemaakt. Zonnesteek, zie hitteslag. Zuigelingen, zie volheid en vrijzijn der zuigelingen. Zwaktetoestanden. Ieder half uur twee slokken alsemthee of alsemtinctuur (dagelijks zes eetlepels), of rozemarijn- of alsemwijn, dagelijks twee glaasjes. Zui/ab-tptnpstemHpn 7.ie onmacht en neurasthenie zenuwziekten. Zweetdrijvend is thee van vlier-, lindebloesem, kamille, in gelijke deelen, goed warn gedronken, of goed warm suikerwater met citroensap. Bij hartlijder: maakt men een omslag, alleen van de maag af naar beneden, en laa> het hart vrij. Zweethanden. Dagelijks twee- a driemaal de handen in sterk salie- en alsemaftrekse baden (20 minuten); deze verwarmen (bewegen), 's Nachts de hander in tarwezemelen wikkelen, dagelijks een zweetkuur. Zweetvoeten. \ oetbaden met eikebast, zie het voorgaande. Volledig register. De alphabetische lijst der afbeeldingen in den text en der platen bevindt zich aan het einde. bladz bladz r| adervlies 55 aambeeld 61 aether ' . . . 1106 aambeien 313 1183 1215 afgietsel . 1168 — (behandeling van) . 313 afkoking 1169 — lijden 1183 afkooksel 1169 aandoeningen (asthmatische). 1184 afsluitingspessarium 915 aandriften 627 — spons 914 aangezichtsligging 867 afwrijving 1065 — roos 1214 agraphie 573 — schedel 6 akne 490 aanleg (hysterische) 605 — (broom-) 490 — (psychopatische) . . . 619 — (jodium-) 490 aanrakingsvrees 595 akromegalie 616 aanvallen (apoplektische) . . 649 aktinomykose 441 — (hysterische) . . . 607 albinisme 519 — (paralytische) . . . 649 albinos 55 519 aardappelen 119 alcohol 148 621 1106 abces 80 1228 — bestrijding 1127 abortus 886 — isme 651 — (kunstmatige).... 900 — vergiftiging 1215 — (septische) 889 — vraagstuk 1121 accomodatie 57 aleuronaatbrood 117 aceton 457 — korrels 110 achterhoofdgat 6 alexie 573 — kronkels 573 alkaloiden 138 — lap 572 alsem 1115 adem (kwalijk riekende) . . 1244 altheawortel 1117 — haling (kunstmatige) 922 1098 amandelontsteking . . .1184 1216 — halingscentrum .... 576 — (etterige). 292 — — organen 29 amechtigheid 233 — •—• (ziekte der) 257 anaemie (pernicieuze) .... 446 — nood 242 1184 — (behandeling van) . 447 aderen 25 anaesthezie 530 606 adergezwel 28 anchylostomum ....*.. 335 spatten 252 255 aneurysmen 253 De dokter in huis g2 bladz angina 292 — Ludovici 299 angst 626 — gevoel 1231 — zweet 75 anijs 137 anus 38 — jeuken 1216 — kramp 315 — ontsteking 1216 — uitzakking 1263 —- verwijding 1216 aorta 28 aphasie 572 aphten 286 apoplexie 584 armopzwelling 549 arnicabloesem 1118 aronskelk 1120 arsenicum 1106 —- vergiftiging . . . . 1216 arsonvalisatie 1073 arterien 25 28 , arterieverkalking . . 248 584 1217 — verwijding 253 — — (behandeling van) 255 arteriosklerosis 248 asa foedita 75 asch 92 asepsis 438 asperge 123 asphyxie 921 aspirine 427 assimilatie 72 asthma 242 1184 1217 — tabak 1184 astigmatisme 731 733 atheromen 89 atropine 726 1106 aura 598 autointoxikatie 459 b baardschurft 506 — vlechten 505 1267 baarmoeder 43 844 —■ (bloedovervulling der) 788 bladz baarmoeder (liggingverandering der).... 791 — bloeding .... 1211 —■ catarrhe .... 784 — halsscheuring . . 904 — kanker 809 — •— (behande¬ ling van). 815 — knikking (achter- waartsche 793 884 — — (voor- waartsche) 793 — — (behande¬ ling der) 795 — koliek . 768 783 795 — kramp 1210 — mondafsluiting. . 914 — -nieuwvormingen. 804 — ontsteking . 783 787 — — (behande¬ ling der) 789 — — (chroni¬ sche) . . 872 — ringen 795 — stenose 782 — — (behande¬ ling der). 783 — strekking (voor- waartsche) 793 — uitzakking. . . . 797 —- — (gedeeltelijke) . . 799 — —- (volledige) 799 — — (behande¬ ling der) . 801 — ziekten . . . 782 1218 bacterien 80 baden 207 1052 -—- (electrische) 1074 •—- (gedeeltelijke) .... 1053 — (half-) 1053 — (hooi-) 1173 — (hooibloemen) .... 1173 . — (hooibloemenvoet-) . . 1174 — (hooibloemenzit-) . . . 1174 — (ijzer-) 1058 — (inhullende) 1172 — (kaststoom-) 1055 Dlaaz bladz baden (van het kind) .... 929 beenderenuitwassen 662 (koolzuur-) 1058 — verkwijning (syphili- — (koude) 978 tische) . 481 (kruiden-) . 1171 1175 1197 -—■ verweeking .... 467 — (kruidenstoom-) ... 1175 — — (behande- (licht-) 1075 ling der). 469 (looi-) 1173 — ziekten 660 (lucht-) 1061 beenen (o-) 463 696 — (heete lucht-) .... 1059 — (sabel-) 463 — (modder-) 1060 — (x-j 464 696 —■ (moeras-) 1060 beeneter 662 (sool-) 1058 — geleiding 63 (staal-) 1058 — plaat 5 — (waterlooze) 1057 — vlies 4 badkuur 237 —* — gezwel 1185 balggezwel 523 — — ontsteking (infecti- ballen . 514 euze) . 660 balontsteking 1219 — woekeringen 662 bandages g02 beetwonden 1219 banden 13 begietingen 1062 barenspijn 861 bekken .10 858 barensweeën 860 — (groote) 11 Bartholin'sche klier (ontsteking — (kleine) 11 der) ... 772 — (te wijd) 895 bed • ■ ■ • , 199 — (vernauwd) 893 — wateren . . . 1006 1185 1219 — as 859 — — (behandeling van) 1007 — gordel 10 been 11 — ligging 868 — breuk (eenvoudige) . . . 1086 bekloppen 1070 — — (gecompliceerde) . 1086 belasting (aangeboren) ... 619 beenderen 3 belladonna 1106 (korte) 4 belroos 390 1185 ~ (lange of pijp-) . . 4 beroerte 1183 1185 1214 ■ breuken 676 beschuttingspessarium. . . . 915 — (behande- bessenkuren 1176 ling van) . 678 bestraling 1075 bulten 11 beurskruid 1116 gezwellen 680 bevallingsduur 865 — mergontsteking (in- bevanging (door hitte) . 77 1104 fectieuze) 660 bevriezen 78 1100 misvormingen . . . 683 bevruchting 838 1015 — ontsteking .... 660 bewegingsbanen 578 — — (chronische) 661 — drang 641 stelsel 3 — storingen 588 stokjes 4 bewusteloosheid 1220 tuberculose . . 416 661 bezondigingsideeën 642 — — (behande- Biceps 17 ling der) 665 bidets 765 82* bladz bladz bier 149 1124 blauwzuur 1106 bijballen 47 bleekzucht 26 444 1185 1221 1226 bijbalontsteking 1188 — (behandeling der) 445 bijnieren 52 blinddarmontstekingen . . . 318 — ziekten 377 — ziekte (behandeling — ziekte (Addisonsche) 377 der) .... 320 — — (brons-) . . . 377 blindzak 38 bijziendheid 732 bloed 25 — (behandeling van) 732 •— (arterie-) 27 bilnaadbescherming 904 ■ (veneus) 27 — hervorming 903 —1 (wit) 447 — scheuring 902 — aderen 25 bilzenkruid 1106 1118 — armoede . . 1003 1185 1221 bindvlies 57 — beweging 25 — catarrhe 713 braken . . . .306 1087 1221 — — (behandelingder) 713 bloederen 450 — -knobbeltjes-catarrhe 714 1 ziekte 449 — ontsteking (scrofu- — (behandeling leuze) . . 716 der.) .... 450 ziekten 712 bloedhoesten 1221 biologie 1182 bloeding 1083 1222 blaartjesuitslag 500 (ader-) 1085 — (behandeling — (bij de bevalling) . 904 van) .... 501 ~ (der inwendige orga- blaaruitslag 501 nen) 1086 — (behandeling van) 502 (l°ng") 1086 blaasbloedingen .... 375 1220 bloedkleurstof 26 — catarrhe. 371 1185 .1209 1220 — lichaampjes 25 — -— (behandeling loop (roode) 1257 van) 372 — molae 887 — — (gonorrhoische) . 472 opgeven 1186 — gezwellen 375 plasma 25 — — (behandeling der) 376 — reinigingskuren .... 1137 grond 42 bloedaandrang 1222 gruis 1220 —- (naar het hoofd) 1186 — kramp . . . .372 1209 1221 bloedserum 25 — lijden 1221 — stollen 26 — scheedefistel 781 — vaten 25 30 — steen 1209 1220 — — (ziekte der) . 203 248 — — (behandeling van). 374 — verarming (verderfelijke) 447 — tuberculose 411 — vergiftigingen. .257 436 1223 — verlamming 376 — vergiftiging (behandeling — — (behandeling van) . . . 437 der) .... 376 — vernieuwingskuren . . . 1137 — wand 74 — vin 492 738 —- ziekten 371 — vlekkenziekte 449 blanketsel 206 — wateren 1209 1223 blauwzucht 234 — ziekte 26 444 bladz bloedzuiveringsmiddel .... 1186 — zuiveringsthee . . .1186 1187 — zwam 86 515 — — (behandeling van) 516 bloemkoolgewas 810 bochel 664 bof 1223 boonenschillen 1116 1157 borst (kippe-) 462 — (trechter-)' 462 — been 5 — catarrhe 1215 — holte 6 —• kast 5 — klier 49 —- — -cys.tengezwellen . . 835 — — gezwellen 834 — — — (boosaardige) 834 —■ — — (goedaardige) 834 — — kanker 835 — — — (behandeling van) .... 837 — — knobbels 834 — — neuralgie 834 — — ontsteking. . . 833 1223 -— — sarkoom 836 — — stuwingen 834 — kruiden . . .1117 1139 1187 — üjden 1187 — middel 1187 — omslag 1047 —• opzwellingen. . .V . . 846 — poeder . 1139 —■ vlies 31 — — ontsteking. 282 402 1224 -—■ wervels 4 boter 104 bovenarmbeen 9 — dijbeen 11" — huid 52 — kaak 7 braakdiarrhee 962 1224 — loop 1224 — middelen 1138 — wijn 1138 — wortel 1138 braden 95 braken 961 1224 bladz brandewijn 150 brandstichtingszucht .... 629 — vlekken 515 — — (behandeling van) 516 — wonden 1187 1225 breuk (buik-) 341 343 — (dij-) 342 344 — (ingedreven) 678 — (inwendige) 344 — (klem-) 340 — (lies-) 342 344 — (middenrif-) 345 — (navel-) 342 — (behandeling van) 343 — (zitvlak) 344 — banden 341 breuken 338 •—- (behandeling van) . 341 — (irreponiebele) . . . 339 — (reponiebele) .... 339 breukhulsels 338 — poort 338 — water 339 — zak 338 broek (reform-) 186 — (rok-) 185 bronchiaalasthma 270 — — (behandeling van).... 271 — boom 30 — catarrhe (acute) . . 267 — —■ (chronische) 268 —; — (behandeling der) . 268 — verwijdingen .... 268 — — (behande¬ ling van) 269 bronchiektasie 268 bronchien 30 bronchitis 267 — (acute) 1215 — .(chronische) .... 1225 — (putride of stinkende) 269 bronsziekte 52 brood 114 buigspieren 16 buikband ■ . 185 — loop 314 326 i bladz bladz buikomslag 1048 cystennier 357 — pers 798 863 cystosarcoom 682 — pijn 1188 — skopie 375 — speeksel - 71 , — — klier 39 d — — — ziekte . . . 356 dam 47 — vlies 39 damscheuring 902 — — ontsteking (acute)319 320 darm 35 -—- — tuberculose 412 — (blinde) 37 —■ waterzucht 347 — (dikke) 35 37 — zwangerschap 890 — (dunne) 35 buis van Eustachius .... 62 — (endel-) • 37 bustehouder 184 — (grim-) 37 — afsluiting 322 C — been 10 cacao 144 — bloeding 330 1188 — boter 913 — catarrhe . . 1188 1225 1226 caoutchoucring 802 — — (acute) .... 313 capillaren . . - 27 — — (chronische) . . 314 carbolzuur 1107 — — (chronische, be- castratie 469 612 handeling van) 314 cervix 785 — gassen 1226 — catarrhe 784 785 — instulping 322 chloroform 1107 — kanker 325 cholera 316 —■ — (behandeling van) 328 — typhoid 317 — koliek 1188 1239 cholerine 315 1224 — krampen 1189 chorea 602 — kronkeling 960 circulatieorganen 25 — ontsteking 1225 citroenkuur 1179 — parasieten 331 — zuur 1162 — sap 71 clitoris 46 — scheil.' 39 cocaïne 622 — spoelingen 1189 cocaïnisme 657 — storingen 1189 coffeïn 138 — tuberculose 409 colostrum 49 875 932 — —(behandeling van) 410 compensatiestoringen .... 233 — vernauwing 322 condylomen (puntige) .... 473 — verstopping 1189 contracties 609 * — wormen 1190 — (kniegewrichts-, — ziekten 311 1226 niet tuberculeuse) 695 dauwworm 1226 creosoot 95 -—- (slijmige) 1206 cretinisme 51 dekenhouder 956 crisis 83 dekubitus 525 croup 294 1225 delirium tremens . . 279 653 1125 cutis 52 — — (behandeling cyaankali 1106 van) .... 654 cysten 779 dementia senilis 644 bladz dentin 31 dermoïdgezwel 822 dextrine 115 diabetes 773 — mellitus 456 diagnose 226 diarrhee . .314 596 962 1190 1226 diathese (urinezure) . . 450 1264 dierenbescherming 992 diphtheritis . .266 294 1190 1227 — (naziekten). . . 297 dolheid 1109 dood 77 doofheid 746 — stomheid 746 doorliggen 525 1024 1227 — loopen (zich) 488 doornappel 1109 1119 doorzeven 1169 dorst 91 dorzucht 716 dot 942 douche 1064 draagbaar 1089 — kussen 880 draaiziekte 355 dragen (van een zieke) . . . 1021 dreksteenen 319 driften (ziekelijke) 628 drijfweeën 883 drinkkuren 407 drogen 1170 dronkaardcatarrhe 294 druiper * 471 771 1227 — (behandeling van) . . 475 — (acute) 1183 — (chronische) .... 1188 — catarrhe 714 777 — — (behandelingvan) 714 •— draden 474 — infectie 829 — —• (behandeling van) 830 —■ — (voorbehoeding tegen) .... 831 — metastasen 474 druipoog 711 drukkingbrand 525 drukkingspunten (hysterische) 607 bladz duivelsdrek 75 duizeling 575 1228 duizendblad 1117 — guldenkruid 1125 dwangbewegingen 637 — voorstellingen .... 594 dwarsligging 895 — (verzuimde) . . 895 dyspepsie 596 e echinokokkusblaren 354 eclampsie 909 eczeem 969 eelt (rheumatische) 429 — knobbels 514 eenbes 1120 eetlust 91 — (gebrek aan) 1115 1191 1230 eieren 107 eierstok 44 — kanker 821 •—• nieuwvormingen . . 818 — ontsteking 816 — — (acute) . . 816 — —■ (chronische) 816 — — (behande¬ ling van) . 817 — sarcoom 822 — ziekten 816 eikel 48 eileider 44 — ziekten 824 — — (behandeling der) 826 — zwangerschap .... 889 eivliezen 839 — steek 901 eivlokken 840 eiwitstoffen 25 68 eksteroogen 1228 ektropium 711 ekzeem 487 — (bedrijfs-) 488 — (behandeling van). . 489 elephantiasis 516 — (behandeling van) 517 ellepijp 9 embolie 252 bladz embryotomie 898 emphyseem 272 endeldarmcatarrhe (acute) . . 315 — — (chronische) 315 — fistel 323 ■— — (behandeling van) .... 324 — uitzakking .... 325 — -—• (behande¬ ling van) 325 endometritis 786 — (behandeling van) 787 enkels 12 epidermis 52 epilepsie 597 — (behandeling der). . 601 ergotisme 98 erwtensoepstoelgang .... 330 erysipel 390 erythema multiformis . . . 502 etter 80 1228 — buil 1228 ettering 660 exostosen (goedaardige been- derengezwellen) . . 680 exsudaat 80 extract 1170 extractiefstoffen 92 f facialis 531 fangobehandeling 1060 favus 506 fetichisme 628 fibrin 25 filaria 517 fimoze (ontsteekbare) .... 472 fistels (tuberculeuze) .63 398 661 flatulence 1226 flauwvallen 1104 fluorentie 1079 fontanellen 866 fruitkuren 1176 furunkels 1229 g gal 40 71 —blaas 41 bladz galfistel 353 — gruis 350 —steen 350 1229 1245 — —■ (behandeling van) . . 352 — — koliek 351 ganglion 706 gangraen 524 — (diabetische) . . . 458 — (symmetrische v. Raynaud) 525 gangverandering 556 gaslichaam (vertroebeling van het) 730 gasuitwisseling 30 geboorte. 858 —■ (abnormale) .... 892 ■—- (kwetsingen bij de) 901 — (mis-) 887 — (vroeg-) 887 — verloop 861 — wegen 858 ■— wegen (zachte) . . . 860 geelzucht 333 348 958 1191 12301245 geestesstoringen (hysterische). 609 •—• (kenteekens van) 625 geestesziekten (door vergiftigen) 651 gehemelte 34 65 gehoorbeentjes 62 *- centrum 573 —- gang (uitwendige) ... 60 -—• — (vreemde lichamen in den) ...... 739 -— — ontsteking . . T . 738 — haren 62 — zenuw 62 gember 135 gemeengevoelens (storingen der) . . . 626 gemoedstemming (bij het kind) 988 geneeskruiden 1112 — "(gebruik van) . . 1182 — (toepassing van) 1181 -—• (samenstelling van) 1181 geneesmethoden (moderne, physicalische) 1072 —- middelen 1133 genezing 77 bladz genitaalbult 48 — plooien 48 — wrong 48 genotmiddelen 137 gentiaan 1115 geraamte 3 gerstekorrel • . . . 1230 geslachtsbepaling 843 — daad 758 — drift 757 — deelen (nieuwvormin¬ gen van). . . 771 — — gezwellen (uit¬ wendige) . . . 770 — — ziekten (uit¬ wendige) . . 769 — mechanisme .... 45 — organen 41 43 —■ (mannelijke) 47 — (vrouwelijke) 46/756 — —• (tuberculose der) 412 — verkeer (buitenechte¬ lijk) .... 1131 — ziekten .... 469 1191 gesteldheid (lichamelijke, van het kind) .... 928 gevoelsbanen 578 — centrum 573 — leven (storingen van het) 626 gewricht (verkeerd) 679 gewrichten 12 gewrichtseinden 13 —- holte 13 — koker 13 — kop 13 — muizen 700 — —• (behandeling) 700 — ontsteking. . . 558 1230 — — (behandeling der) .... 694 — —■ (acute). . . 690 —■ — (chronische) 691 697 — — (droge). . . 698 — — (droge, behan¬ deling der) . 699 — — (etterige). . 690 bladz gewrichtsontsteking (der heup) 692 — — (misvormen¬ de) ... . 697 — ontstekingen (misvor¬ mende, behandeling van). . 698 — — (tuberculeuze knie-) .... 694 — pan 13 — rheumatiek . . 235 1231 — (acute) . 426 — — (behandeling van) . .235 427 smeersel 13 — spierrheumatiek . . 1256 — tuberculose .... 691 —■ verstuiking .... 700 —• verwrikking .... 701 — verwrikkingen (aan¬ geboren) . 703 •— — (aangeboren, behandeling van) 704 — waterzucht .... 690 — ziekten 689 gezichtscentrum 573 — pukkels 1235 — storingen 730 — vermogen (verminde¬ ring van). 557 — zenuw 56 ontsteking. . . 737 — — ziekten .... 736 gezondheid 201 gezondheidsleer 90 gezwellen 84 1231 — (beenderen-) ... 87 —- (bloedvaten-) . .85 86 (cystische) .... 818 (spier-) 86 (vet-) 85 86 glaslichaam 56 glaukoom 727 — (behandeling van) . 729 —• (eenvoudig chroni- — sche) 728 — (ontsteekbare). . . 728 güa 590 bladz glioom 590 glykogen 72 gneis 521 gonokokken 471 gonorrhoë 471 gordelgevoel 555 — riem 956 — roos 500 gorgelen 1176 gorgelwater . . . 1140 1191 1192 gortbuidels 89 523 graan 110 grahambrood 117 griep 395 grijsaardbrand 251 groenten 121 grootheidswaanzin . . . 638 646 gummidoek 947 — gezwellen 570 — knobbels 480 gymnastiek (weerstands-) . . 221 — (Zweedsche). . . 221 h haar 53 — balg 208 — bol 54 208 — golven 211 — groeimiddelen 1140 — kleuren 211 -—■ knobbelziekte 529 — ontkleuren 211 — papil 208 —• parelsnoerziekte .... 529 — schacht 54 208 •— splijting 528 —- tong 289 — toupeeren 211 — uitval 210 526 —- vergrijzing 529 — verzorging 208 209 — vlekken 513 — wortel 54 208 — ziekten ........ 526 hagelkorrel 710 hallucinaties 608 625 halsboorden 193 — slagaderen 28 bladz halswervels 4 — wikkel 1048 hamer 61 hamoglobin 26 67 hamorrhoiden 256 hand 9 handen (opengesprongen) 1231 1255 handwortel 10 hangbuik 885 harden 203 — (der kinderen).... 977 hardhoorigheid . . . 739 741 745 — lijvigheid 1192 1231 hart 25 — (werking van het) ... 26 — geruisch 233 — kamers 26 — klanken 232 — kleppen 27 •— — (ziekte der). . . 231 — — (-ziekte, behan¬ deling der) . . . 234 — klopping .... 242 595 1231 ■—• — (nerveuze) . . . 244 —- krampen .... 241 250 1232 — kwalen (nerveuze).... 244 -—• — (nerveuze, behandeling van) . . . 245 -—- neurosen 244 •— ontsteking 240 — ■— (behandeling der) 241 — — (acute) 240 ■— — (chronische). . . 240 —- pijn (nerveuze) 245 — slag 243 —• striemen 240 — vervetting 242 — (behandeling der) 243 — verwijding .233 239 362 1232 — zakje 27 •— zakontsteking 246 •— —• waterzucht 248 — —ziekten 246 —■ ziekten 230 — — (algemeene) . . . 1232 -— zwakte 1231 hasjies 622 hebephrenie 634 bladz bladz heeschheid 1192 1232 hersenvliesontsteking (tuber- heksenmelk 50 929 culeuze) 413 hemdbroek. . 181 — ziekten 571 hemianopsie 574 heupbeen 10 hemiopie 574 — gewricht 11 Heragordel 184 — jicht 1192 herfsttijloos 1107 1119 — pijn 1233 hermaphrodieten 49 hielevoet 684 hermaphroditisme 769 Highmorsholte 7 herniën 338 hik 539 1233 herpes 500 hitteslag 1233 hersenen 19 hoefblad 1117 — (groote) 20 571 — ijzernier 357 — (kleine) ... .20 571 575 hoektanden 32 — (holtevormingen in de) 581 hoest (nerveuze) 595 — ruggemerg (bestand- hoesten 1192 1233 deelen) . 577 — (bij kinderen) . . . 1192 — -stam 20 hoestmiddelen 1142 1193 — (storing der bloedcir- — prikkeling 1193 culatie in de) . . . 581 — thee . . . . ' 1193 hersenbloeding 584 holvene 28 — — (behandeling van) 586 homoeopathie 1182 — breuken 579 homosexualiteit 658 — •—■ (behandeling van) 581 homosexueelen 628 — — (water-) . . . 579 hond (roode) 385 — gezwellen 590 hondenworm 354 — (behandeling der) 591 hondsdolheid 442 — holte 577 honger 91 — kronkels 571 — (maag-) 91 — mantel 20 — (weefsel-) 91 — misvormingen .... 579 — typhus 389 — ontsteking (acute — bij honig 131 1158 kinderen) . 589 — (bloesem-) 131 —• ontwikkeling (bij het kind) 986 hoofdbloedgezwel 957 '— pan 6 — congestie 582 — schorsvergiftiging . . . 622 — — (behandeling van) 582 •— schudding 583 — liggingen 867 —- —(behandeling der) 584 •— luizen (verwijdering van) 510 — stam 571 574 -— merg 576 — verharding (haardvor- — pijn 1193 1234 mige) . . 588 — — (eenzijdige) .... 592 — verweeking.... 587 646 — — (schele) 1205 — vlies 20 — schubben 1235 — — ontsteking .... 330 — zeer 1235 — — —(epidemische) 422. hooiasthma 259 — —■ — (epidemi- ■—bloemenhemd 1174 sche, behati- — — zakjes 1174 deling van) 423 — koorts 259 bladz hooikoorts (behandeling der). 260 hoornvlies 55 — ontsteking (zonder verzwering) 722 — uitpuiling 721 — verzwering .... 719 — — .(behande¬ ling der) 720 — ziekten 718 horrelvoet 563 685 — (behandeling van den) 686 hottentottenschort . . . .47 770 houding (bij het schrijven) . 997 houdingen (hartstochtelijke) . 608 huid 52 — edeem 361 ■— gezwellen 518 — gruis 523 — hoornen 89 515 — jeuken (nerveuze) . . . 499 •— — (behandeling van) 499 •—- kanker 518 — — {behandeling van) 518 — papillen 52 — roodheid (ontsteekbare) . 502 ■— •— (behandeling van) 503 — — (knobbelige) . . 503 — — (knobbelige, be¬ handeling van) 503 — talk 74 — tuberculose 415 — uitslag 1193 1194 — — (behandeling van) 498 — — (jeukende) . . . 497 ■— — (scherende) . . . 503 — — (schubvormige, behandeling van). 495 — — (vretende).... 415 — verzorging 204 — — (van het kind) 929 — vinnen 490 1235 — — (behandeling van) 491 — vormingen (valsche) . . 511 — ziekten . . . .486 1194 1235 — — (bij zuigelingen) 968 — — (strakke) .... 525 — -—- (syphilitische). . 478 huig 34 huisapotheek. . . 1112 1157 1163 ■—middelen 1112 1133 huiveringen 1236 hulpmiddelen (bij zieken) . . 1035 — organen ........ 57 huwelijk (opmerkingen over het) 917 huwelijksleven (sexueele verhoudingen in het) 919 hygiene . . .• 90 — (van het kind) . . . 975 hymen 46 hyperaesthezie 530 606 hypertrophie .... 233 362 770 hypnose 611 1150 hypochondrie 1237 hysterie 604 1236 •— (behandeling van) . 611 ichthyosis 496 idiotisme . . . . -. 580 629 632 ijs (zakken door het) .... 1100 —zakken (gebruik van) . . . 1034 ijverzuchtswaanzin 639 ijzer 67 imbeciliteit 629 immuniteit (ziekte-) .... 82 inboedel 194 inenting 82 981 infectie 80 — (septische) 828 —- ziekten (acute). . 380 883 —- •— (chronische) . 380 influenza 395 1194 1238 — (behandeling der) . 396 ingewandencrisis 557 ingewandswormen 1238 ingietingen (in het oor) .- . . 1040 inhalatie 1041 inpakking (arm-) 1047 -— (been-) 1047 — (driekwart-) . . . 1046 (geheele) 1045 (van den romp) . 1046 — (voet-) 1050 insectensteken 1107 1238 involutie 870 bladz inwrijving 1194 iris 55 iritis 724 irrigator 1035 ischias 544 1233 j jenever 1125 — bessen 1116 — bier 1194 jeugdversuffing 634 jicht. 450 1195 1238 — (behandeling der) . . . 453 — (gewrichts-) 451 — knobbels 452 jukbeen 7 k kaakgewricht 8 — hoek 8 — holte 7 65 kaalhoofdigheid ...... 528 kaas 106 — (zachte) 1161 kalfszwezerik 52 kamferspiritus 1195 kamillen 1116 kaneel 135 kanker 87 263 — (vlokken-) 375 — kachexie 302 karaktervorming (van het kind) 987 karbonkels 493 1238 — (behandeling van) . 493 karmelitergeest 1195 katalepsie 637 ■katatomie 636 katterigheid 303 kauwcentrum 576 kaviaar 108 keelcatarrhe 1239 — gat 35 •— holtecatarrhe (acute). . . 292 — —• — (behandeling der) 292 —• — •— (chronische) . . 293 ■—■ — —• (chronische, behandeling van) 294 bladz keelholtewoekeringen .... 262 •—■ — — (behandeling van) 263 — — ziekten 262 — klep 29 — ontsteking . . .294 1195 1239 (valsche) . . . 264 — pijn 1195 keering (inwendige) 897 — (uitwendige) .... 898 kef ij r 105 keizersnede 894 kervel (dolle) 1108 keteltromholte 62 keuken 198 — gereedschap 157 — zout 1161 kiespijn 213 543 — middelen 1156 kiezen 32 kikvorschgezwel(onderde tong) 290 kinderbed 926 — feesten 994 — meel 944 — thee 1195 — verlamming 562 —• (cerebrale). . 589 — (acute) . . . 589 (acute, behandeling van) . 590 — voeding 980 —- wagens 926 kindsliggingen 865 kinematograaf (voor kinderen) 994 kinine 433 kinkhoest 392 1195 1242 — (behandeling van). 394 kinnebakkramp 966 kippenvel 54 75 kittelaar 46 klappertanden 538 klauwenhand 535 kleber 110 kleeding 167 — (van het kind). 946 980 — (der vrouw) .... 172 kleikuur 1061 kleinhoofdieen 634 bladz kleptomanie 629 klierachtigheid 1196 klieren 33 1239 — (tegen, bij kinderen). 1195 kliergezwellen 1239 — lapjes 34 klimakterium 623 761 klopmassage 1070 kneden 1070 kneedmassage 1070 kneuzingen 1081 knevelpers 1084 kniehoog 18 — reflex (ontbreken van) . 556 — schijf 12 knobbelerytheem 503 — gezwellen 1239 knobbels 85 koeknier 357 koemelk 935 koffie 138 — surrogaten 140 kogel (hysterische) 608 koken 94 koker (binnenste) 579 kolenoxydegas 1107 koliek 1239 — pijn 1196 koma (diabetische) 458 komijn 137 komkommers (als huis- en geneesmiddel) . . 1160 kommiesbrood 117 konkaaflenzen 732 konvexlenzen 733 konvulsies 531 koolhydraten 67 69 — zuur (in de lucht) . . . 162 koorts 76 82 1164 1240 — (behandeling der) . . 1164 — (gastrische) . 303 330 1230 — (gele) 435 — (teringachtige) .... 401 — (bij verkoudheid) . . 1196 -— dir-et 1166 — middelen. . 1140 1164 1196 kopervin 491 — — (behandeling van) . 492 bladz koperzouten 1107 korrelziekte 715 korset 172 — (nadeelen van het) . . 173 kortademigheid 246 1196 •—■ zichtigheid 997 kraag (Spaansche) 472 kraakbeen 3 kraambed 623 870 — hygiene 872 kraamverpleging 874 — vloed 872 — vrouwenkoorts .... 906 — — (oorzaken der) 907 — zweet 871 kramp (aangezichts-, mimische) 538 — (kaak-) 539 — (kauwspier-) 538 — (kuit-) . 317 539 1198 1244 — (middenrif-) 539 — aanvallen . . 599 648 909 — aderen 539 1243 — — breuk 256 krampen 964 1196 1242 — (beroeps-) 540 -—• (beroeps-, behandeling van) 541 kramphoest 1242 — stillend 1196 — toestanden 607 krankzinnigheid 638 kretinen 379 kreti'nisme 379 krieuwelziekte 98 krijgstyphus 389 krimpnier 250 364 —- (behandeling der) . 366 kringloop '. . . 25 — organen 25 — (ziekten der) 230 kristallensvertroebeling . . . 726 krommingen (pathologische) . 668 — (pathologische, behandeling van) 672 kromming (physiologische). . 667 krommuil 335 krop 378 — (behandeling van) . . . 379 bladz kropgezwel 51 1196 kruidenbewaring 1170 — drank 1176 — inwrijving 1175 — kuren 1171 — — (hulpmiddelen bij) 1182 — soepen 1176 — zakjes 1175 kruidnagel 135 — — olie 135 — verzameling 1171 kruin 6 — kronkels 573 — lap 572 kruisbeen 4 5 — verband 1047 kuitbeen 12 kwab (linker) 41 — , (rechter) 41 kwakzalverij 226 kweenvorm 769 kwetsuren 1245 kyphose 668 — (behandeling van) . 668 kystomen 818 1 labyrinth 62 — water 62 lamsvlies 840 laurier 136 lavement 1035 1198 laxeermiddel 1198 lecithin 67 lectuur (der kinderen) . . . 994 lederhuid 52 55 — ziekten 722 leefwijze (der kraamvrouw) . 875 leeuwenaangezicht 439 lendèopzwelling. .*..... 549 lens 56 lepra 438 — (verminkende) .... 440 — (zenuw-) 439 — heilserum 440 ■— knobbels 439 leukamie • . 447 leukoplakie 288 bladz levensbeginsel (verklaring aan kinderen) . . 1012 — middelen 92 lever 39 72 — (drinkers-) 346 — ' ("jg-) 177 345 ~ (vet") 348 — (wandelende) . . . 177 355 — cirrhose 346 — echinokokkus 356 — kanker 353 — krimping 346 — ontsteking 1245 ■— — (chronische) . 346 — opzwelling 1193 — stijfsel 72 — stuwing 1245 — verharding 1245 — versterking 1198 — vlekken 505 — — (verwijdering van) 506 — ziekten . . . .345 1198 1245 lichaamsbouw t 3 — oefening 2*17 — verandering (gedurende de zwangerschap). 845 — verpleging (in het • ziekbed) 1027 — verzorging 201 — — (bij het kind) 924 licht 159 — behandeling 1077 — gas 1101 1108 lidkramp 710 liesbuilen 470 ligging (van het kind) ... 861 — (van een zieke) . . . 1022 lijfje 183 lijnzaad 1118 likdoorns 514 — (behandeling van). 514 likeuren 150 lindebloesem 1116 linnengoed (van een zieke). . 1022 lintworm 100 336 1154 1199 1246 — kuur 337 lippen (opengesprongen). . . 1246 lipspleet 284 bladz bladz lithion 453 luierzak 947 logen 1107 luizen 509 long (stofziekten der) .... 279 —• (hoofd-) 509 — catarrhe 1199 — (kleer-) 511 — blaasjes 30 — (kleer-, verwijdering van) 511 — bloeding 400 —■ (plat-) 511 — edeem 273 lumbago 1260 — embolie 274 lumbalpunktie 423 longen 30 lupus 415 longgangraen 281 — (behandeling van). . . 416 — kanker 281 lymphe 26 — krimping 280 — banen 29 —- kruid 1117 — cellen 26 — kwabben 30 — fistel 516 — ontsteking 330 1246 — gezwel 289 -— — (catarrhale). . 275 — klieren 29 — — (catarrhale, be- — knobbels 39 handeling van) 276 — vatenstelsel 29 —■ — (fibrineuze). . 277 — — ziekten 256 — —■ (fibrineuze, be- — — — (behande- handeling van) 277 ling der) 257 -— opzwelling 272 — — (behandeling van) 273 H -— tering 399 1247 maag 35 — — (behandeling der) . 406 — (bedorven) . . . .1184 1284 — tuberculose 399 1247 — aandoeningen 1200 — versterking 1265 — bitter 1200 — vlies 31 — bloeding 1248 — vuur . . . . 281 — catarrhe 1201 1248 -— — (behandeling van) . 281 — — (acute) .... 303 ■—ziekten 1199 — — (acute, behan- lood 1106 deling van) . . 303 — suiker 1106 — — (chronische) . . 304 — wit 1106 — ■— (chronische, be- looistof (in koffie) 139 handeling van). 305 — (in thee) 144 — crisis 555 loopen (in koud water) . . . 1063 — darmcatarrhe 34/ — (van het kind) . . . 954 — devlies 46 lordose 669 — druppels 1200 — (behandeling van) . . 669 — kanker ... . . . 308 1201 lucht 159 — — (behandeling van) 308 — douche 742 — koliek 1188 — pijp 29 -— kramp . . . .310 1200 1248 —- —catarrhe. .267 1215 1248 -— lijden 1201 — — snede 1248 — middel 1201 lues 475 — mond 35 luier (ombinden) 953 — ontsteking 1248 — broek 948 — ontstemming 1248 bladz maagontstemming (nerveuze). 305 — opwekking 1204 — pijn 1202 — sap 70 929 —• stoornissen 1202 — versterking 1202 — verwijding . .309 1201 1248 —• (behandeling van) 310 — ziekten 303 — zuur 1201 1249 — zwakte 1201 — zweer 306 1201 — (behandeling van) 307 maandstonden 623 — vloeiing 759 maden 1155 1249 malaria 430 — (bestrijding der) . . 433 — (gemaskerde) .... 432 — (pernicieuze) .... 432 — kachexie 432 mamma 49 manegebeweging 575 manie 640 margarine 105 masochisme 628 massage 1067 — (inwendige) .... 1071 — (strijk-) 1069 mazelen 380 1202 1249 — (behandeling der) . 382 medeëters 490 523 mediën (brekende) 57 meel 111 melaatschheid 438 melancholie 642 (behandeling der) 644 melk 103 — (gesteriliseerde) .... 936 — (kooken) 936 — preparaten 945 — serum 103 — (sterilisatie der) .... 937 — tanden 32 — toevoegsels 945 meningitis 422 tuberculosa . . . 413 Mensingapessarium 918 De dokter in huis bladz menstruaalkoliek 767 menstruatie . . . .756 759 1249 — (hygiene) .... 763 :— (lichaamsverzorging gedurende de) 764 — (zwakke, door verkoudheid) .... 1211 pijnen . . . 767 1210 — storingen . . 766 1202 — uitblijving (door verkoudheid) 1211 merg 4 metastasen 85 metritis 787 872 microcefalen 634 middelen (bloedstillende) • . . 1137 — (bloedvormende) . . 1137 — (tegen diarrhee) . . 1139 — (dorstlesschende) . . 1140 — (gasverdrijvende). . 1136 — (opwekkende) . . . 1136 — (pijnstillende) . . . 1151 —• (slijmoplossende) . . 1260 —■ (urineafdrijvende) . 1141 — (wormafdrijvende) . 1154 (zweetafdrijvende) . 1152 middenhand 10 —• oorcatarrhe 419 — — — (acute). . . 741 "— —•' — (acute, etterige) ... 743 — — — (chronische) 742 — — — (chronische, etterige)'. . 744 — —ontsteking . . 330 741 — —verharding .... 745 — rif ........ . 16 — voetbeenderen .... 12 migraine . .1205 1250 — (behandeling der) . 593 — (oog-) 593 mijngas 1101 mijten 107 mijtkanaal 508 miliartuberculose (algemeene) 413 milt 41 1250 — (bij-) - • . • 41 — -levergreep 1250 83 bladz milttumor 448 — vuur 441 -— ziekten 356 1250 minderwaardigheid (psychische) . . 6S0 misselijkheid 1251 moederband 43 44 — koek 839 841 — melk 875 — mond 43 — — lippen 43 — pijn 605 —• vlekken 86 — — (gepigmenteerde) 512 moeraskoorts 430 mola . 887 -— (druiven-) 887 mond (kwalijk riekende). . . 1198 — ontsteking (aphteuze). . 286 — —■ (aphteuze, behan¬ deling van) . ■ 286 — slijmvliesontsteking . . 285 — — — — (behan¬ deling van) . 285 —■ verzorging 212 ■— water 1176 — ziekte .... 283 285 1203 — — (behandeling der) 286 — zweer 964 monnikskap 1119 moord (sexueele) 628 moraal (dubbele) 1130 ■—- (sexueele) 1129 morphine 425 622 1108 — zucht 622 morphinisme 654 mosterd 137 mosturf • • • • ^49 muggen (vliegende) 730 mummificatie 886 muskaat 135 myelitis 553 myoom 804 — knobbels 804 myopie ?32 myxedeem 378 615 bladz n nachtmerrie 1251 — schade (zwarte) .... 1119nachtschaduwbes 1109 — zweet 401 1251 nageboorte 841 ■—- (aangegroeide) . . 905 -— tijdperk 864 nagelbed 54 nagels 54 nagelwortel 54 narcose (tijdens de bevalling). 870 natuurgeneeswijze 1182 navelband 926 —■ ontsteking 1251 —- streng 842 — — (rest der) .... 929 — —• afbinding .... 865 — —- uitzakking .... 869 —- ziekte 958 naweeën . . . . 871 negativisme 636 nekkramp 422 nephritis (acute) 360 -—- (chronische) .... 363 nervositeit 594 1251 net 39 netelkoorts 486 -— roos 486 —- zucht 486 neten 509 netvlies 56 -— bloeding 729 —• scheiding 730 — — (behandeling van).... 730 — ziekte 729 neuralgie (aangezichts-) . ■ • 541 —• (aangezichts-, behandeling .van) .... 543 — (heup-) 544 — (heup-, behandeling van) 546 — (interkostaal-) . • • 543 —- (ribben-) 543 — (ribben-, behandeling van) 544 bladz neuralgie (stuitbeen-) .... 546 neuralgiën 541 neurasthenie 594 — (behandeling der) 597 neurasthenie (sexueele) . . . 596 neuritis 547 — (behandeling van). . 548 — (acute) 547 — (chronische of alcoholische) 547 neuroze 592 — (traumatische) . 553 612 — (traumatische, behandeling van) 612 neus 63 — (roode) 1257 — been 7 63 — bloeding 260 1252 — — (behandeling der) 260 —■ catarrhe 257 — douche 1040 — gaten 64 —- holte 64 — — poliepen 263 — — — (behandeling der) .... 263 — poliepen 261 — — (behandeling van) 262 — schelpen 64 —• vleugels 63 — ziekten 257 nicotine 146 nier (water-) 369 — (zak-) 369 — bekken 42 — — -echinokokkus . . 370 — — ontsteking .... 367 — — verwijding .... 369 "— —■ — (behande- . ling van) 370 — —• ziekten 367 — — — (behande¬ ling der) 367 — bloeding 1253 — -echinokokkus 370 nieren 41 73 ~ (bij-) 41 —• (wandelende) .... 178 bladz niergraveel 1253 — kanker 366 — lijden 1252 ontsteking 1209 1253 nierontsteking (acute).... 360 — — (acute, behan¬ deling der) . . 361 (chronische) . 363 — — (chronische, be¬ handeling der) 364 — — (toxische) . . 360 — steenen . . . . 367 453 1253 — — (behandeling der). 369 —■ steenkolieken 368 •—• tuberculose 410 — wond 73 74 — ziekte (Brightsche) . . . 360 — ziekten. . 357 1203 1209 1253 nieskruid 1119 nieuwvormingen 771 noodverband 1087 nijstagmus 588 O obstipatie 311 oestervergiftiging 1106 oliën (etherische) 121 olifantsziekte 516 omslagen (met kruiden) . . . 1203 — (oplossende). . . . 1203 — (pap-) 1204 — (Priessnitz'sche) . . 1042 omsnoering (elastieke).... 1085 onanie 624 1004 onderdijbeen H — kaak 7 — — klier 34 — — — ziekte .... 299 — lijfsontsteking 827 — — —• (besmette¬ lijke) . . 828 — —- — (bijzondere) 829 — — typhus 327 —- — — (behandeling der) .... 331 — — — (naziekten) . 330 — — ziekte-hysterie .... 1203 — tongklier 34 83* bladz ondervoeding 92 ongelukken (eerste hulp bij) . 1081 onmacht 582 1253 — (behandeling der) . 582 onnoozelheid • 629 — (aangeboren). . 632 •— (ouderdoms-) . 644 onthouding 912 ontlastingen 1027 ontsluitingstijdperk 861 ontsteking 79 ontwikkeling (geestelijke, van het kind) . . . 986 — (zedelijke, van het kind) . • • 991 ontwikkelingsgebreken . 769 775 ontwrichtingen 1089 onverschilligheid 626 ooft 121^ oog 55 — appel 55 bijziendheid .... 731 732 — bindvliescatarrhe (scrofu- leuze). . 419 — douche 1039 — druppelaar 1039 — druppeling 1039 oogen (storingen der) .... 588 oogfouten 731 . — holte 57 — kamer 56 — kwetsingen 723 — leden 57 59 — — ekzeem 708 — — verlamming .... 710 — — ziekten 708 — lidranddraaiing 711 spleetvlek 717 — ontsteking (besmettelijke) 958 — parasieten 736 — spieren 57 — storingen (nerveuze) . ■ • 710 — trillen 588 — verwondingen 1254 — verziendheid .... 731 733 — ziekten 708 — — (Egyptische) . • • 715 — — (klierachtige). ■ • 1204 bladz oogzwakten 1204 oophoritis 816 oor 60 ■— (inwendige) r 60^ — (midden-) 60 — (uitwendige) 60 — gesuis 739 — kanalen 62 — ontsteking 1254 — pijn 1254 — — (rheumatische) . . • 1204 — schelp 60 737 — ■— kwetsingen .... 738 •— — ontsteking 738 :— smeer 61 — — proppen 738 — speekselklier 34 — suizen 1254 — trompet 62 •—vloeiing 1254 — ziekten (inwendige) . . . 745 — — (uitwendige) . . . 737 operaties (verloskundige) . . 896 ophangen 1103 opheffen (van een zieke) . . 1021 opium 622 1108 oplichten (van den zieke) . . 1020 oplossen 1169 opvoeding 985 orgaan van Corti 62 osteomalacie 467 osteome 680 osteomyelitis 660 — (behandeling van) 661 ouderdomsjicht 1255 ovarium 44 overgangstijdperk 761 overgevoeligheid 606 P paardenstaart 1116 paardevoet 684 paardrijden 223 paddestoelen 124 1108 paddestoelvergiftiging .... 1255 paederastie 658 panaritium 1266 nankreas 39 71 bladz pankreascysten 356 — sap 71 papels 477 papillen 34 65 paprica 134 paraesthezie 531 paralyze 587 paranoia 638 parelgezwel 590 — zucht 101 paring 758 pasteuriseeren 937 pathologie 76 pees 14 — knoop 706 — — (behandeling van) 706 —■; ontsteking (droge)". . . . 705 —■ (droge, behandeling der) . . 705 (etterige). . . 705 — (etterige, behandeling 'der) — ziekten 705 pellagra 98 pemphigus . 501 penis 48 peper (Spaansche) 134 — munt 1116 pepsine 70 pepton 70 Periode 1255 Periost 4 periostitis 660 — (behandeling van). 661 peristaltiek 71 peritonitis tuberculosa . . . 412 persweeën 863 pessarien 795 pestbacil 434 — (builen-) 433 — (liesbuilen-) 433 — (long-) 434 — pneumonie 434 peterselie 1116 peulvruchten 118 phlegmone (gas-) 437 — (septische).... 437 phosphornecrose 667 bladz phosphorus 1108 phosphorvergiftiging .... 1255 phthisis 1247 physiologie 66 pigment 54 55 Pis 73 — opstopping 885 placenta 839 plantengeneeswijze (giftvrije). 1182 —■ preparaten 1169 — sappen • • 1168 — zuur 121 plasmodium 430 platluizen 1255 — voet 688 — — (behandeling van den). 688 —■ — (ontsteekbare) . . . 688 pleinvrees 595 pleisters 1147 plek (blauwe) 1081 — (blinde) 56 (gele) 56 pleuritis 282 — (behandeling van) . 283 — (droge) 283 pneumonie 275 1246 podagra 451 poeder . 206 ■— blazers 913 pokken (bloedige) 387 — (bloedige, behandeling van) 387 — (zwarte) 385 pokpuistjes 386 pokuitslag 386 Poliepen 85 — (darm-) 86 (keel-) 86 — (neus-) 86 (slijmvlies-) .... 375 pollutie 1255 « polsaderen 25 pompernikel 117 pompoenpitten 1114 pomponatus 1175 poortader 178 pootje 451 poriën 75 bladz portier 35 71 Priesnitzcompressen 264 prognose 227 prostata 48 prostitutie 1129 pseudo-croup 264 psoriasis 493 psychosen 604 618 — (oorzaken der) . . 619 puberteitsleeftijd 755 pulpa 212 puntvoet 563 684 punt- en hielevoet (behandeling van den) 687 pupil 55 5/ — (strakheid der) .... 556 — vergroeiing 725 purgatie 1112 purgeermiddel 1135 1204 pyaemie 436 pyramidebanen 578 pyromanie 629 r rabarber 1112 rachitis . .127 460 972 1204 1256 radiumbehandeling 1080 railwayspine 553 ransigheid 105 razernij 641 reflexboog 552 — centra 576 reflexen 551 — (huid-) 552 —- (pees-) 552 — (slijmvlies-) .... 552 regenboogvlies 55 -—- ontsteking 724 1254 remvezels 651 resorptie 72 91 retina 56 reukcellen 65 — organen 64 reuzengroei (ziekelijke) . . . 616 rheumatiek 1205 1256 ribben 5 — (echte) 6 — (valsche) 6 bladz ribbenbulten 671 — vliesontsteking .... 282 ricinusolie 1113 rijbaanbeweging 575 rijst 129 —- waterstoelgang 317 roede - . . 48 roes 1125 röntgenogram 1079 Röntgenstralen 1078 roodvonk 383 1257 —■ (behandeling van) . 384 rooken 95 rookerscatarrhe 294 roos.... 390 1257 — (behandeling der) . . . 391 rotsbeen 63 rozekrans (rachitische) . . . 462 ruggegraatsverkromming . . 995 ruggemerg 19 — (haardvormige verharding van het). 588 — gebreken 675 — gezwellen 56E — (behandeling der). 57( — holten 56É — kwetsuren .... 555 ruggemergschok 555 — ontsteking .... 55c — ontstekingen(acute) 571 — — (chronische) 57] — • tering .... 554 125' — •— (behande¬ ling van). . 55i substantie .... 541 — verlamming (be¬ handeling van) , 56! — verlamming (acute) 56! — — (acute, behandeling der). 56 — verlamming (krampachtige) . 56 -— vliezen (ziekten der) 57 — zenuwen 54 ziekten 125 — ■— (anat. op¬ merkingen) 54 blad* | bladz rugpijn 1255 slijmvliesontsteking (van de ruitkuil 577 blaas) . . 1206 —- —- — (van de „ urinebuis) 1206 —- — poliepen.... 779 790 saccharine 132 459 slikmiddelen 1170 sadisme 628 slingeringen (Schultzsche) . . 922 saffraan 138 slokdarm 35 sago 118 — kanker 302 saüe 1117 —- kramp 300 salipyrine 396 — ontsteking 300 salpeterzuur 1108 -—- vernauwing .... 300 sandalen 193 • — verwijding 301 santonin 334 — ziekten 300 sarcomen (boosaardige been- sluitspier 42 60 derengezwellen) . . 681 smaakbekers 65 sarkom 87 263 590 — orgaan 65 scabies 507 — zenuw 65 scrofulose 416 1259 — zin 34 seborrhoe 521 smeerklier 53 208 sennebladeren 1113 — middelen 1206 sepsis 436 —vloeiing (behandeling van) 522 sjanker 1259 — — (droge) .... 521 — (behandeling van) . . 470 — — (olieachtige) . . 521 — (harde) 476 1192 snijtanden 32 — (weeke) 469 solanin 120 — (zachte) 1212 solitairtuberkel . 590 sklerodermie 525 somnambulisme 609 sklerose 588 745 soxhlet-Apparaat 936 — (behandeling der) . . 589 spaakbeen 9 skoliose 669 spanningswaanzin 636 slaan (van het kind) .... 988 spatader 28 slaapbol 1120 specerijen 133 — lap 572 speeksel 70 middelen 1148 1205 — klierenziekten .... 298 — vertrek 197 — vloeiing 298 wandelen 609 — —- (behandeling — ziekte 433 van) .... 299 slagader 27 speenen 938 verkalking 248 spelen (van kinderen).... 983 slak 62 spiegeling (binnenste) .... 626 slangengift 1108 spier (bovenarm-) 17 slapeloosheid 1259 — (heup-) 17 slapen 7 — (romp-) 15 — (houdingen bij het) . 1009 — (schouder-) 17 sleutelbeen 9 — (sluit-) 74 slijmbuidelziekten . . . 705 707 — (uitdrijf-) 74 — vlies 38 — buik 14 17 bladz spierbundels 14 — contracties 585 spier- en vezelgezwel .... 804 spieren 13 — (dwarsgestreepte) . . 13 — (effen) 13 — (kuit-) 18 — (rechte) ....... 58 —■ (schuine) 58 spiergevoel 555 — krampen 599 — onrust 608 —• pijnen 428 — rheumatiek .... 428 1260 — — (behandeling van) .... 429 — spanning 636 — stelsel 13 — — (aangezichts-) . . 15 —- stijfheid 613 —• trekkingen (fibrillaire) . 566 — verkwijning 537 — (voortgaande) 565 — — (behandeling der voortgaande) 567 — werking 551 spijsvertering .# 1207 ■— ■—- (slechte) . . . 1206 — —• (zwakke) . . . 1200 ■— ■— storingen . . . 958 •— — —• (middelen tegen) 1115 spitsweegbree 1117 spina bifida . . * 675 spinazie 123 spirochaëten 476 spit 1260 spleetoogen 711 — vorming 675 splijtzwammen 80 spoelwormen . 332 1155 1206 1260 sport 201 217 spraakcentrum 572 — gebreken 1007 — storingen .... 588 648 springwormen . . 1155 spruw 964 — zwam 287 bladz spruwzwam (behandeling van) 288 staafjeslaag 56 staar 458 — (grijze) 726 — (groene) 727 — (zwarte) 736 blindheid 727 — operatie 727 stamelen 1007 •—• (hysterische) . . . 610 steelzucht 629 steenkinderen 891 stembanden 29 — — kramp 1260 •— spleetkramp 966 — reet 29 stijfkramp 423 stijfsel 69 — • korrels 111 stijgbeugel 61 stinkneus 259 —• (behandeling der) . 259 stoelgangtraagheid 311 —- verstopping 1260 stof 164 stoffen (geoxydeerde) .... 67 —- (oxydeerbare) .... 67 stofwisselingsziekten .... 450 stokkring 578 stomatitis 285 stomheid (hysterische) . . . 610 stompheid 626 stoombad 1055 stoornissen (in de spijsvertering) 1002 storingen (van organen, neurasthenische) . . • 595 storing (in de spijsvertering) . 1003 stotteren 1007 straalzwam 441 streptokokken 436 strijken 1069 strontje 709 —- (behandeling van het) 710 stroom (constante) 1072 — (electrische) 1072 -—, (faradische) 1073 «frnnn . 131 bladz strotklepje 35 65 strottenhoofd 29 ■—• catarrhe .... 1261 — — (behande¬ ling der). 264 — . — (acute). 263 —• —• (chronische) . 264 — gezwellen . . . 265 — — (behan¬ deling van) 265 kanker .... 265 — syphilis .... 266 ■tuberculose 266 408 — ■—■ (behan¬ deling van) 409 — ziekten .... 263 stuipen 964 stuitbeen 4 5 — ügging 868 stuwingspapil 591 sublimaat 1109 suggestie 1149 suiker 130 1162 —- (druiven-) 130 —•• (riet-) 130 -— steek 577 — urinevloed . '. . . . . 1261 — ziekte . .456 773 1207 1261 — — (behandeling der) 459 — — vuur 458 •syphilis . . . .475 883 1207 1261 — (behandeling van). . 483 — (bloedvaten-) .... 483 — (erfelijke) . 476 483 970 — (hart-) 483 — (keelholte-) 482 — (neus-) 482 — (schedel-) 481 — (strottenhoofd-) . . . 483 schaambeen 10 — deelen 43 — — (jeuken der) . . 773 — — krimping. . . . 774 — —-■ ontstekingen (uitwendige) . . 771 — lippen (groote) .... 46 — —■ (kleine) .... 46 bladz schaamspleet H schedel 6 — basis 6 8 —- koker 6 — ligging ' . . 868 — welving 6 scheede 46 — catarrhe ...... 776 -endeldarmfistel . . . 781 — fistel 780 — kanker 779 — kramp 779 — nieuwvormingen . . . 779 — ontsteking 776 •— sarcoom 779 •— scheuring 904 — spoeling.778 914 1037 1205 —■ uitzakking 797 —- voorhof 46 — ziekten 775 scheefhals 428 scheelheid 734 — kijken 59 scheenbeen 12 scheerling (gevlekte) .... 1120 scheurbuik 448 1205 schijndood (blauwe) .... 921 (bleeke) 921 schildklier 51 —- —- ziekten 378 — kraakbeen 29 schilferblaasjes 970 — vlecht 1254 1267 schimmelzwam 503 -—- (behandeling van) 504 schoeisel 191 schooljaren 989 —• ziekten 995 schoonshcidsmiddelen .... 1152 schouderblad 8 'gordel 8 — holtenzweet .... 1258 — omslag 1047 schreeuwen (van het kind) . 927 — ('s nachts) . . . 1258 schriftstoringen 649 schrijfkramp 1258 schurft 507 1258 bladz schurft (behandeling van) . < 509 —- (erfelijke) 506 — (erfelijke, behandeling van) 507 —■ (Noorsche) 508 — mijt 507 t tabak 145 1109 tabes dorsalis 554 talkafscheiding 521 — klieren 47 tandbederf 746 47 — been 31 212 — cement 31 212 — conserveering 1261 — email 212 tanden 31 — krijgen 973 — — (behandeling bij het) 974 tandetteringen 749 — fistels 749 — holte 7 212 — kanaal 31 — karies 746 47 — kroon 31 — pijn. . . . .748 1208 1262 —■ steen 215 751 — verzorging 212 — vleesch 34 — — abces 749 — — gezwel 1262 — —• ontsteking.... 1262 — tinctuur 1208 — water 1208 — wortel 31 212 —- ziekten 746 tangverlossing 898 tannin (in koffie) 139 — (in thee) 144 tappenlaag 56 tastlichaampjes 53 teelballen 47 — balzak 47 teenen 12 temperatuuropnemen .... 1028 tepel 49 bladz tepelhof 49 — (behandeling) 876 — kloven 879 •—- (slecht ontwikkelde) . . 879 — verzorging 854 tering 1232 — (vliegende) 403 tetanie 618 tetanus 423 — (behandeling van). . 425 ■— bacillen 424 — heilserum 425 thee 141 — (worm-) 1208 theeïn 143 theeroes 144 theobromin 145 thorax 5 thrombeen 249 thrombosis 251 thymusklier 52 tincturen : 1170 toeval 584 tong 34 65 — (misvormingen der) . . 288 —• (vastzittende) 880 •— (witvlekkigheid der) . . 288 — bandje 34 — gezwellen 290 — kanker 291 -— — (behandeling) . . 291 -— kramp (hysterische). . . 610 — wratjes 34 65 toxine 81 traanbeen 7 — bocht 60 —-buizenziekten 711 — kanaaltjes 60 — klier '59 — neusgang 60 —-organen 57 59 — vloeistof 59 — zak 60 — — catarrhe 712 tracheotomie 1248 trachom 715 transfert 606 transport (van verongelukten) 1089 bladz trekspieren 16 trichinen 98 335 (spier-) 99 trichinose 98 trichophyton tonsurans . . . 503 trigeminusneuralgie 541 trismus 424 539 trommelvlies 61 — ontsteking . . . 740 ziekten 740 — — (behande¬ ling van) 740 trypanosomen 433 tubae-etterzakken 826 — ontsteking (patarrhale) 824 — (etterige) . . 825 — -slijmzakken 826 — tuberculose 825 tuberculine 407 440 tuberculose 101 396 tuberkelbacillen .... 396 936 tuberkels 397 tumors 84 turfmolm 949 twaalfvingerdarm 35 tweelingszwangerschap . . . 891 tweeslachtige (menschen) . . 49 twistzoekerswaanzin .... 640 'typhus 1262 — bacil 327 U uitdrijfspier 42 uitdrijvingstijdperk 863 uitkrabbing 889 uitslag 1262 — (dragende) 487 uittering 1263 uraemie 362 365 urine 73 — (bestanddeelen) .... 73 — (koorts-) 73 — (zenuw-) 74 — afdrijven 1184 1208 — blaas 42 74 — — kwalen 1209 — buis 42 —- — ontsteking . .1209 1263 bladz urinedrang 1263 — druppelen 1263 — gruis 368 —- houding 1264 •—• kanaaltjes ........ 42 —■ leider 42 74 — loozing (moeilijke) . . . 1251 — — (pijnlijke) .1204 1209 — opstopping 1210 — organen 41 — — (tuberculeuze). . 410 — — (tuberculeuze, be¬ handeling der) . 411 ■—- (ziekten der) . . 357 steenen 368 — vloeiing 460 — zand 368 1209 —- ziekten 1209 — zure diathese 373 — zuur 373 urningen 658 urticaria 486 uterus 43 y vaatvlies 840 vaginisme 779 — (behandeling van). 780 vagus 576 valeriaanwortel 1115 vanielje 135 varicen 255 vatencentrum 576 •— stelsel 25 — verstopping 251 — — (behandeling van) 253 vegetarisme 96 vene 28 venen 25 veneontsteking 256 — steenen 252 — verstopping 256 — verwijding 255 venkel • 137 venster (ovale) 62 verbanden (gewichtigste) . . 1109 verbranding 78 1091 verdrinken 1094 bladz vergiftiging 1104 1264 vergiftigingen (ets-) 1105 (vuilnis-) . . . 1105 verkazing 397 verkleeden -(van een zieke) . 1022 verkleuringen (gevlekte). . . 729 verkoudheid . . . .257 1210 1264 — (behandeling der) 258 — (acute) 259 r— (chronische) . . 259 — (voorbehoedmiddel tegen) . . . 1267 verkwïjning (aangezichts-) . . 616 (der buikspieren) 566 — (der lendenspieren) 566 verlamming . . . .557 1210 1264 (behandelingvan) 537 — (der armzenuwen) 533 verlammingen (hysterische) . 607 verlamming (krukken-) . . . 534 -— (oogspier-) . . . 533 (rillende) .... 613 — (schouderblad) . 533 (slaap-) .... 534 — (slappe) .... 563 vermagering 1265 vermogens (verandering der geestelijke) . . . 589 verrekkingen (hysterische) . . 608 verschijnselen (katatonische). 636 verschroeiingen..... 1092 1225 verslij ming 1210 verslikking 1103 verstandskies 32 verstijving 636 verstikking 1101 verstikkingsdood 1096 verstopping 959 1210 verstrooidheid 626 verstrooiingen 993 verstuikingen 1089 versuffing 645 vertering .66 70 verteringsorganen 31 -— (ziekten der) 283 vervolgingswaanzin 638 verzakkingsabcessen . . 664 692 bladz verzweringen 1266 — (syphilitische) . 478 (tuberculeuze) . 397 vetgezwel (aan de tong) . . 290 — lijvigheid (ziekelijke) . . . 453 vetten 68 vetweefsel 54 — wormpjes 1235 — zucht 453 — — (bestrijding der) . . 455 vezelgezwellen 85 vezels (gekruisde) 579 — (ongekruisde) .... 579 vibromassage 1071 vijgewratten 473 771 — (breede) .... 477 vingershoedskruid . . .1107 1118 vingers • . 10 — (doode) 524 vingerworm 1266 vinnen 100 visch 93 — schubziekte 496 —■ — (behandeling der) 497 — vergiftiging 1107 Vitusdans, St. . . .602 1210 1266 — , •— (behandeling van den). . . 603 vlechten 1266 — (uitwendige) .... 1267 — (vretende) 1267 vleesch 92 — (-toebereiding) .... 94 _— extract 96 — vergiftiging 103 vlektyphus'. 389 vleugelvel 717 vloed (witte). 1038 1212 1250 1268 vloeiing ........ 777 1038 — (te sterke) 1211 voddenziekte 441 voeding 90 — (van den zuigeling) . 932 — (grondbeginselen der) 152 (kunstmatige) . 935 941 voedingsmiddelen t36 — — (andere). . . 943 — (plantaardige) 108 blad; voedingsstoringen (der huid, nerveuze) . 524 —■ zouten 1145 voedster 934 voet 11 — bad 1054 — gewelf 12 — ligging 868 — wortelbeenderen .... 12 volbad 1052 volheid (bij zuigelingen). . . 1267 volksmiddelen 1133 voorbehoedmiddelen (chemische) . 913 (mechanische) 914 voorhof 62 64 — — 6 — hoofdbuiten 7 — — holten 7 65 :— — lap 572 — — wand 65 •— horente 550 — huid 48 — melk 875 — standerklier 48 vormverandering (van het hoofd) . . . 866 vorstbulten 79 vreetcellen 81 vrije oefeningen 219 vrijzijn (bij zuigelingen). . . 1267 vroeggeboorte (kunstmatige) . 900 vrouw (de) ....... 753 vrouwenziekten 1210 vrucht (doode) 886 — ■ ontwikkeling . . . 839 843 — water 841 — — (eerste) .... 863 (tweede) .... 863 ■— — afvloeiing (vroegtijdige) .... 869 vuilboomschors 1113 vuilbraken 323 vuur 524 W waansysteem 638 — zin 640 bladz waanzin (behandeling van) . 642 — — (zedelijke) 631 wandelnier 358 — — (behandeling der) 359 — roos 390 warmtekast 924 — kuip 924 waterbehandeling 1050 — damp 163 — hoofd 580 — kussen 1025 — leiding'(Sylvische) . . 577 — scheerling 1120 — trappen 1094 — vrees 442 443 — zucht. . .233 361 1211 1268 watten (afsluitingswatten) . . 914 weeënpijn 860 weeënzwakte 904 weefselsap 26 weerspannigheid 636 wegtering (v. h. strottenhoofd) 1268 werwelkolom 4 — (gebrekken) . . 675 (pijn in de) . . 595 — (tuberculose der) 664 — verkromming . . 667 wielrijden 22-3 wigbeenholten 65 wijn 149 ~ steen 750 — vlek 86 wilswerking (storingen der) . 627 wimpers 59 winddoorn 663 winderigheid ...... .1200 1211 — (bij kinderen) . 1136 windkoliek 1226 — kussen 1025 — pokken 385 —- zucht 1226 winterbuilen 1212 1268 wisselkoorts 431 woekeringen der beenderen (syphilitische). 481 wolfskers 1118 —- muil 284 bladz wonden (snij-, steek-, schot-, kwets-, scheur-). . . 1082 wondgeneesmiddelen .... 1153 — genezing 870 — ziekte 906 ■— zijn 968 woning 194 wormen 1114 1212 —- (behandeling tegen) . 334 worm (made-) 332 — (plat-) 331 — (rond-) 331 — (spring-) 332 ■—• koekjes 1115 — lijden 1269 — varen 1114 — voortzetting 38 — zaad 1114 — ziekte 335 — — (behandeling der) 335 worst 95 — vergift 1109 wortels (achterste) 549 — (voorste) 549 wortelvliesontsteking .... 748 wratten 89 513 — (verwijdering van) . 513 wrijf massage 1070 wrijven 1070 wurgen 1103 Z zaadcellen 47 — leider 47 — streng 47 — vloeiing 1212 zadelneus 482 zalven 1147 zedoarzaad 1114 zeefbeen 64 zeeziekte 1269 zelfbevlekking 1004 — moord 644 —- vergiftiging 459 — zucht 630 zemelen 111 116 zenuwachtigheid 1213 ■—■ (bij schoolkinderen) 1000 bladz zenuwcel 19 zenuwen 548 — (enkele) 19 — (gevoels-, storingen der) 555 — (motorische) 549 —• (sensibile) 549 — (sympathische).... 549 zenuwkernen 577 — koorts 329 1269 — krampen 531 538 ■— — (klonische). . 531 ■—- — (tonische) . . 531 — lijden 1213 — middelen 1146 — ontsteking 547 — pijnen 541 — stelsel 19 — — (centrale) ... 6 — — (ziekelijke prik- — keibaarheid van het) 594 — vergift 652 —■ verlammingen .... 531 — verlamming (aange- • zichts-) . . 531 . — verdoovingsmiddelen . 1146 — versterkingsmiddelen . 1146 — vezels .... 19 550 578 — ziekten 529 1269 ziekbed 1019 ziekenkamer 1018 — -—- (luchten der) . . 1018 — — (temperatuur der) 1018 — — (verlichting der). 1018 — kost 1031 — verpleging 1017 — voeding 1030 ziekte (acute) 77 — (Barlowsche) 972 — (Basedowsche, behandeling der) . ... . 614 — (chronische) ..... 77 — (chronische, behandeling van) 1167 — (Engelsche) 127 468 1190 1228 —• (Engelsche, behandeling der) 467 -—- (geestelijke) 618 bladz ziekte (infectie-) 235 — (koortsachtige) 1032 1164 1240 — (Thomsensche) .... 618 — (vallende) . .597 1210 1228 ziekten 226 — (venerische) 469 ziekteverschijnselen (objectieve) .. . 76 (subjektieve) 76 ziensblind 574 zijdepijnen-steken 1255 zijholte 577 zijstrengenverharding .... 560 zinsbedrog 625 zintuigen 55 — ziekten 708 zitbad 1053 —been 10 —douche 1064 zogkoorts 908 — middelen 1144 — pomp 879 zomersproeten 511 1270 — (verwijdering van) 512 zonnebaden 1061 —- brand 1270 — steek. 77 78 1104 1233 1271 zoogen 623 — (van het kind) . . . 939 — (geschiktheid tot) . . 877 — (moreel onvermogen tot) 878 — (moreele minderwaardigheid tot) 878 — (stoornissen bij het) . 879 zoogtijd 881 940 zout (keuken-) 128 — baden 1058 zouten (kalk-) 127 —■ (voedings-) 125 zoutwaterbaden 421 — zuur 70 1108 zuigelingen 1270 bladz zuigelingshygiëne 954 — ziekten 957 zuiperswaanzin 653 zuurstofinademing 1099 — baden 1059 zwaarlijvigheid 1213 zwakte (bij kinderen) .... 1213 — toestanden 1270 zwakzinnigheid (aangeboren). 629 —- (zedelijke) . . 629 zwangerschap 623 838 — (braken) . . . 882 — (buitenbaarmoederlijke) . 889 — (eileider-) . . . 889 (ingebeelde) . . 849 —- (abnormale verloop der) . . . 882 —- (voorkomender) 910 zwangerschapshygiëne. . . . 851 — nier 882 streep .... 846 striemen . . . 845 — teekens (onze¬ kere) . . 840 teekens (zekere) 848 tijd ..... 849 zwartwaterkoorts 431 zwavelbaden 1058 — zuur 1109 zweer 74 80 zweet (behandeling van) . . 520 — (hand-) 520 — (okselholte-) 520 — (voet-) 520 — afwijkingen 519 — drijvend 1271 — handen 1271 -— klieren 53 75 — voeten 1213 1271 zwelhoutbougie 901 zweilichamen 48 zwemmen 221 Lyst der text-illustraties. ^ bladz aangezichtsligging 867 — lupus 414 415 —■ spieren 14 —- verkwijning . . . 616 zenuwverlamming 532 aanleggen van elastieke omsnoering 1085 aanval (hysterische) .... 609 aanvatting van het kind (verkeerde) 978 ader (bloedende) 1083 afvoerwegen (voor traanvleei- stof) 60 afwrijving -1064 anchylostomum 335 aneurysmen 253 — (aorta-) .... 254 apparaat (rechtop zitten) . . 997 armbegieting 1062 — bekloppen 1068 — breuk (verkeerd geheeld). 679 ■— draagdoek 1110 — badkuip 1053 — -en kuitinpakking . . • 1047 ■— geraamte 10 — slagader (doorgesneden) . 248 — stoombad 1056 — strekking (naar voren) . 220 — -strijkmassage 1066 b baarmoeder 44 —• (met moederkoek, navelstreng en kind) 842 — (met onderdeelen). 756 — (beklemde) . . . 884 bladz baarmoeder (in de eerste dagen van het kraambed) 871 — (door kanker verwoest) 813 — (niet zwanger) . . 844 (zwanger) .... 844 drager 803 — halskankei . . . 811 -— — myoom . . . 806 kanker 814 — (ver gevorderd) . • 812 — knikking (achter¬ waarts) . 794 — (naar voren) 792 ügging (bij gevulde blaas) . 792 — — (normale) 792 myoom 805 — (groot). . 805 —- — (in drie lappen) -. 807 strekking (naar voren) . 792 — uitzakking (onvol¬ ledige) 799 — -n (vol¬ ledige) 800 801 baby-bekleeding volgens Dr. Assmus . . 948 badkuip 930 balggezwellen (van het hoofdhaar) .... 524 bandage (tegen uitzakking)802 803 bedlakenvernieuwing .... 1019 —- verschooning .... 1020 bedlessena^r (verstelbaar) . . 1031 bladz bedwarmer 1032 Beely'sch skoliosencorset . . 675 beenbreuk (eenvoudige) . . . 1087 — — (gecompliceerde) . 1087 — buigen 220 beenderen 3 — breuk (in Röntgen- beeld) ... 677 — gezwel (van het schedeldak) • 680 —• (aan het scheenbeen) 680 — sarcoom (der boven- 681 kaak) . . 681 — — (van het schedeldak) 682 — verweeking .... 468 o-beenen 463 x-beenen 464 696 x-o-beenen 696 beenhouding bij tuberkuleuze ontsteking 693 — -en arminpakking . . . 1047 — kneeding 1067 — merg 3 — stoombad 1057 — strekken 220 — verdichting (ivoorachtige) 662 — vlies 3 begieting (volle) 1061 bekken 10 — (beenige met afmetingen) 858 — (kleine, doorgesneden) 859 — (plat door rachitis) . 893 ■— (dwars vernauwd) . . 894 — (vernauwd door beenderenverweeking) . . 893 — (vernauwd door rachitis) 892 — (mannelijk) .... 11 — (osteomalacisch) . . 468 — (scheefvernauwd) . . 894 •—• (vrouwelijk) .... 11 — gordel 10 beschuttingspessarium(volgens — Carlet), dubbel gebogen ... 915 De dokter in huis bladz beschuttingspessarium (met horlogeveerrand) Mensinga . . . 915 — (met horlogeveerrand, rond) 915 — op zijn plaats 916 bespuiting 1063 bidet 765 bijholten 64 bijnieren 377 bilnaad (normale) 902 — -bescherming .... 903 — herstelling 903 — inscheuring (middel¬ matige) . 902 — — (volkomen) 903 bindvliesontsteking (scrofu- leuze) . . 717 — schema 712 blaas-scheedefistels 781 — steen 373 — — (koraalachtige) . 373 blazenmola 886 bloedophooping (in de baarmoeder) . . 776 (indescheede) 776 — zwam (doorgesneden) . 515 bochel 664 boekenstandaard 997 borst (langdoorsnede) .... 247 — (opgebonden) 833 — begieting 1062 ■— bouw (teringachtige) . . 400 — doek (driehoekig) . . . 880 — houder 182 184 — kas 5 — klier (vrouwelijke, door¬ snede) 50 — — (eener zoogende vrouw) 50 — — -cystengezwel . . . 835 —■ — — (woekerend) 835 — — gezwel (goedaardig) 834 — — kanker verzwering . 837 — — — woekering . 836 bovenarmsarcoom 682 — dijbeenspier 17 84 bladz bovendijbreuk (verkeerd geheeld) ... 679 . — —tuberculose .... 662 breuk (afknakkende) .... 676 — (inwendige) ' 345 — schema 340 — spleten in de bovendij . 676 bronchiaalverwijdingen . . . 269 —- verwijding (der long) 270 brugzwachtel 666 buikbreuk (bij een vrouw) . . 341 — band 185 —■ compres 1049 ingewanden (ligging) . . 36 — — (natuurlijke ligging)- • • 176 — massage 1071 — organen (verschoven lig¬ ging) 176 — speekselklier 40 —• spierverkwijning .... 566 —• verandering (einde der zwangerschap) 846 — vliesontsteking-exsudaat 829 — vorm (8te, 9de en 10de maand 850. — wikkel 1049 — zwangerschapsfoetus . . 890 buste (jeugdige) 757 byssusweefsel 171 C cacaoboom 144 caoutchoucring (tegen uitzakking) .... 802 carton als spalk 1088 chitinscheeden (haar-).... 510 cloaca (behouding) 769 conjugata diagonalis (meting der) . 859 contractie (hysterische) . . . 610 creoline (hoepelrok) .... 172 cystennier (aangeboren) . . . 357 cystosarcoom (van binnen) . . 682 "d darm (blinde, doorsnede) . . 37 — (dikke, doorsnede) . . 37 bladz darm. (dunne, inwendig)... 39 — ineenkronkeling .... 960 — kronkel 340 — kronkels (met tuberkels) 411 — verzwering (tuber¬ culeuze) . . 398 dekenhouder 957 dermoidgezwel (uitknipsel van een). . . 823 dijbeenbegieting 1062 doekomlegging 1110 doopkussen (onpractisch) . . 953 draadkooi met ijszak .... 1034 — spiraal voor arsonvalisatie 1074 draagbaar 1089 — kussen (practisch) . . . 952 — zitting uit gekruiste han¬ den 1091 dragen (van een zieke) .... 1021 druivenmola 886 duimverwrikking 703 dwarsligging 896 — (verzuimde) . . 896 e echinokokkushaakjes .... 354 Egyptische oogziekte .... 715 eierstok 44 — (doorsnede) .... 759 — (groot cystisch ontaarde) 817 — (kleincystisch ontaarde) 817 — cyste (met gedraaiden steel) 820 —- — (groote) .... 818 — — (inwendig) . . 818 — —• (overgaand in kanker) .... 820 — gezwel (groot) . . . 819 -—- kanker 821 — sarcoom . . . . . . 822 ei-innesteling in het baarmoederslijmvlies . 839 eileiders 44 —• zwangerschap • • 889 890 eivliesontwikkeling 840 elephantiasis op Samoa . . . 517 bladz elephantiasis (met huidtuber- culose) .... 516 ellebooggewricht 701 — gewrichtsverwrikking 701 embryo (2ie en 3de maand) . . 843 endeldarmdermoid (doorgebroken) 824 — fistel (volkomen) . 324 erwt 111 etterpuisten (syphilistische) . 478 f fangobehandeling 1060 fibrome 518 fimoze (ontsteekbare) .... 471 Finsen's apparaat voor lichtbehandeling .... 1077 fistel (inwendige, onvolkomen) 324 — (uitwendige, onvolkomen) 324 flesschen en speenen (hygiënisch zuiver.) 939 — — — (onge¬ schikte) 939 g Gallusvorming 678 galsteenen 350 gebit (blijvend) 33 — (karieus) van een kind 747 — — — volwassene 747 gehoorbeentjes 62 745 — orgaan 61 741 Geiszlerbuis 1078 gember 136 geslachtsdeelen (uitwendige) . 756 — — (vrouwelijke, uitwendig) 46 755 — organen (gesteldheid der) .... 798 ■— — (mannelijke, uitwendig) . 47 — (vrouwelijke) 755 — — (vrouwelijke, inwendige) . 758 gevoelszenuwen 542 De dokter in huis bladz gewricht (verkeerd) na bovenarmbeenbreuk) . . . 680 gewrichtsontsteking (misvormende, chronische) 697 •— — van den dijknop . 697 — — der wer¬ velkolom 698 gezichtszenuwknoop (uitholling) . . 728 gipsverband 696 Glisson's toestel 665 gloeilichtbad 1075 gordelriem 955 956 — — (van boven gezien) 956 — roos (op het ooglid) . . 500 gummibalspuitje 961 — knobbels .... 479 480 — zak voor den ruggegraat 1033 gymnastiekwerktuigen (orthopedische) 673 h haardos (onder aan de wervelkolom) 513 — mensch (Russische) . . 512 — tong (zwarte) 289 halfbad me* begieting . . . 1051 halswikkel 1048 handgewrichtsverwrikking . . 702 — greep (ter verlossing van het hoofd) . . . 869 — misvormingen 683 — schoen-vingerverband . 1110 — verband 1110 hangbuikband 885 — — (omgedaan). . 885 — mat (geimproviseerd) . . 1090 hart 241 — binnenvliesontsteking . . 232 — doorsnede 230 — ügging 27 — striemen 240 — zakontsteking 246 hemdbroek 181 Heragordel 185 hersenarterie (doorsnede) . . 249 84* bladz hersenbreuk 579 — — (dubbele) . . ■ 579 hersenen (groote) 20 hersengezwel (dwarssnede). . 591 hersenen 530 743 — (dwarsdoorsnede) . . 577 — (groote) .... 572 575 — •—■ langsdoorsnede) 576 — centra 573 — onderkant 574 — stam 576 — tuberkels 397 heupgewrichtstuberculose . . 692 — ■— verwrikking ■ • 702 — — — (aan¬ geboren) 703 704 — verwrikking (aangeboren) 703 — zenuwtakken 545 hielevoet 684 holtevorming (in de hersenen) 582 hondenlintworm 354 hoofd (van een voldragen kind) 866 — doekverband (driehoekig) 1111 — —■ (vierhoekig) 1111 — haar 208 — luis (mannelijke) . • ■ 509 — —* (vrouwelijke) . . • 509 — verband 1111 — -en'halsstoombad . . • 1056 hoogleggen der ledematen . 1025 hoorbuizen 746 hoornvliesuitpuiling .... 721 horrelvoet (ontstaan van) . . 685 _ 686 hottentottenschort 770 houding (behaaglijke) .... 954 — (gezonde) 1011 — (juiste) 998 — (ongezonde) 1009 1010 1011 — (scheeve) 999 — (verkeerde) .... 998 — (normale) in de baarmoeder 685 — (der kinderen bij het baden) .... 930 931 — in het water (juiste) 1094 — — — — (verkeer¬ de) . • 1095 bladz huiddoornen 515 — doorsnede (loodrechte) . 53 — gezwellen (uit bindweefsel) 518 — kanker (aangezichts-) . . 518 — uitdroging (bij ichthyosis) 497 — uitslag (schubvormige) • 495 hypertrophie van den clitoris 770 der schaamlippen 771 (geopereerd) 771 i ijsdassen 1033 ijszak 1032 — (voor het hart) . . • 1033 — — — oor) .... 1033 inhalatie (geïmproviseerde) . 1042 — toestel 1041 inpakken van een zware zieke 1046 inpakking (voorbereiding tot) 1043 (driekwart) . 1045 1046 van den romp 1045 1046 — (voltooide) .... 1044 inwikkeling (in vochtig laken) 1043 (voltooide) . . • 1065 inzetten (van het dubbel gebogen pessarium) . . 916 irisuitsnijding 729 —vergroeiing 725 irrigator 1035 — (glas) 1037 — (gummi) 1038 — (metaal) 1037 j jichtknobbels (der hand) . . 451 k kaak- (aangezichts- en oog-) zenuwen 21 kaalheid (haardvormige) 527 528 kanker (aan de tong) • . ■ 291 — gezwel (knobbelachtig) 811 keelholtesyphilis 482 keelklepgezwel 266 keering (uitwendige) .... 898 — (op den voet) . • ■ 897 keteltromholte 62 bladz kettingnetmatras 199 kikvorschgezwel (onder de tong).... 290 kinderweegschaal 940 kinverband 1111 kiststukken als spalk .... 1088 klauwenhand 535 kleerluis 511 klopmassage 1069 kneedmassage 1067 knevelpers 1084 kniebegieting 1063 knieën-heeteluchtbad .... 1059 kniegewrichtscontractie (tuberculeuze) 695 tuberculose . . 694 knobbeltjes-catarrhe .... 714 knobbelziekte (der haren) . . 529 koffiestruik 138 kom (tuitvormige) 1032 koortstafel 83 — thermometer 1029 kopglas 1042 (opgezet) 1042 — verwarming 1042 korset (nieuwste mode) . . . 173 — vervanger „Helene" 183 184 — „Johanna" . 182 kousenhouder 185 kraag (Spaansche) 472 kraakbeengezwel (der vingers) 681 krabwonden 510 kransslagaderen 241 krimplever 347 — nier 365 kringvezels (schema der) . . 578 krop 378 379 kruisbeen 4 kruising der handen .... 1091 kruis massage 1069 kunstmatige ademhaling 1098 1099 kwispeldoor met deksel . . . 1030 kyphose (der wervelkolom) . 668 1 labyrinth 62 laken omlegging 1065 lamp (door scherm bedekt). . 1019 bladz leestafeltje 1026 leeuwengezicht 439 lendenspierverkwijning . . . 566 lepel 1032 lepraknobbels (in het aangezicht) .... 438 lever (metechinokokkusblaren) 355 — (van onder) 40 — tuberculose (miliar-) . . 413 lichaamshouding (bij hevige ischias) . . 547 — vorm (in korset) . . 181 — (zonder korset) 181 lichtbad (electrisch) 1076 liesbreuk (dubbele, bij een man) 342 (bij een vrouw) . . 342 liesverband 1111 ligging (b'j buikmassage) . . 1071 — . (verkeerde) 955 — (van tweelingen) meest voorkomend 892 lijfje (met borstdeel) .... 182 — (met ingezette borstdee- len) 182 —• (met rokbroek) .... 181 lineaal als spalk 1087 linnengoedvernieuwing . . . 1022 lintworm 336 (kop van den) . . 336 — vin 736 lipspleet (dubbele) 284 — (eenzijdige) .... 284 longemphysem 272 — knobbeltjes (tuberculeuze) 398 loopen (in koud water) . . . 1061 lordose (der wervelkolom) . . 668 luchtdouche 742 luierombinden 950 — broekje 947 — zak 947 lymphegezwel (aan de tong) 288 — vatengezwel (veelvak- kig). . . 516 m maagverwijding 309 madeworm 333 bladz malariaplasmodien 430 manier (van schrijven, juiste) 999 melkgebit 32 middenoor 743 mijten 106 mijtkanaal 508 modedame (geraamte) . . . 175 (geregen) .... 174 moederband 44 — koek 842 — — ontwikkeling . . 841 — mond (te nauwe) . . 783 — — (normale) . . . 783 — lipkanker (beginnende) 811 — — lipwoekering (po¬ liepachtige) 791 — ring 795 — — (plaatsing van den) 796 — spuit (minder practisch) 1039 — — (practische) . . 1039 — vlek (aangeboren, be¬ haarde) 512 — — (zwarte, behaard) • 512 mondholte 482 — opening 335 muskaatboom 135 myoom (verweekt) 807 — knobbels (in de baarmoeder) 804 n nageboortetijdperk 864 navelbreukband 343 netvliesscheiding 730 netweefsel 170 neusdouches 1041 — holte 63 — — (dwaisdoorsnede) . 64 — poliep 261 nieren (met bijnieren) . . . 377 niersteenen 368 noodverband-aanleggen . . . 1088 O omleggen (van het onhygiënisch, groot gummidoek) 946 omslaan (van het ooglid) . . 723 bladz onderdijbeenspieren .... 18 onderkaak-vooruitschuiving . 1097 onderlijfstyphus .... 328 329 ondersteek 1027 ontsluitingstijdperk (half voltooid) . . 862 oog (met spierenaanzetsels) . 735 — (bijziend) met konkaaf- bril 731 732 — (verziend) met konvex- bril 731 733 — appel (bedding) 59 — — (doorsnede) . . 56 720 — — (van boven gezien). 575 — douche apparaat .... 140 — druppelaar 1040 — holte (linker) 58 — — (rechter, van voren) 58 — indruppeling 1041 — spieren 58 — — (schuine) .... 58 — vertroebeling bij de staar 726 oorindruppeling 1041 •— katheter (ingelegde) . . . 742 — spuit 1041 opbewaring van flesschen en speenen 938 opheffen (van een zieke) . . 1021 opnemen (juist) 951 (onhandig) .... 951 (van het kind, juiste) 979 — (van. een verongelukte) 1089 oppervlaktezenuwen (van het hoofd) . 23 oprichten (geimproviseerd toestel tot) 1024 opstapelingen (ontsteekbare) . 233 osteomylitis 680 overgieting 1062 P paardenhaarmatras 200 pankreas 40 parelsnoerziekte (der haren) . 529 patentflesschenhouder . . . 939 peperstruik 134 bladz phosphornecrose (der onderkaak) . . . 667 pigmentverval 519 platluis 511 — voet 688 — — inlegsel 689 pneumonie (catarrhale) . . . 275 poederbestuiving (bij normale baarmoeder) 913 — (bij veranderde baarmoeder) . 913 pollepel (als spalk) 1087 proppen (embolische) .... 252 puntvoet 684 pupil (nauwe) 725 — (wijde) 725 — vorm (bij vergroeiing) . 725 pyramidebanen (schema der) . 578 r rachitisch (kind) 461 rechthouder (voor den rug) . 667 redding (van een drenkeling) 1096 reflexboog (schema van den) 552 reformbroek 185 ~ jurk 189 — ledikant 199 reuzengroei (der handen) . . 617 — (van de onderkaak) 617 (ziekelijke) . . . 616 ring (rondgesteelde) 802 rokbroek 185 rompbad 1052 — spieren 15 Röntgenbuis 1079 — stralen-toepassing . . 1080 rug (overgieten van den) . . 207 — bekloppen 1068 ruggegraatkromming . . 996 999 ruggemerg 530 548 — achterstrengen (ontaarding) . . . 554 — doorsnede .... 551 — (dwarssneden) . . 550 —• verlamming (houding der beenen bij) 561 — vlies-tuberculose . 570' ruggesteun 1024 bladz ruggesteun (geimproviseerde) 1023 rug-strijkmassage 1066 S sabelbeenen 463 samenbinden der beenen . . 1089 —• persing der dijbeenslagader 1084 sandalen (antieke) 192 — (moderne) 193 Sayre's schoen 687 — toestel 665 skoliose (derborstwervelkolom) 669 — (der rechter zijde). . 670 slagader (bloedende) .... 1083 sleutelbeenbreuk (onvolledige) 676 slijmvliespoliepen uit den moe- dermond) 190 ■— woekeringen (neus- schelp) 261 slingerverband 1111 slokdarmverwijding 301 snijtanddoorsnede 32 Soxhlet-apparaat 936 — fleschje (sluiting) . . 937 spaakzenuwverlamming . . . 535 spiertrichinen 99 — verkwijning (voortgaande) 565 . — vermeerdering 568 spina bifida 675 spiraalbreuk 676 splinterbreuk 677 spoelworm (mannelijke) . . . 332 (vrouwelijke). . . 332 sproeibad 1064 spruwzwam 287 spuwkom 1030 staar (beginnende) 726 stembandgezwel (wratachtig). 266 —- kanker 266 steuntoestel voor skoliose . . 674 — verband 694 stijfselkorrels 112 113 stoelbaar (geimproviseerde) . 1090 stofverwijdering uit het oog . 724 stok en parapluie als spalk . . 1088 stoombadapparaat 1055 — kast 1054 bladz straalzwam 441 stramienweefsel 170 strottenhoofd (inwendig) . . 29 — (van voren) . . 29 — syphilis .... 483 stuitligging 868 substantie (witte) 551 suspensie (voor skoliosecorset) 674 schaalring (tegen uitzakking). 802 schaamlippen 46 schedel 6 — ligging (hoofdvorm bij) 866 — syphilis 481 scheededeelkanker 810 — '— — (niet door¬ gesneden) 810 — spiegel 785 — spoelapparaat .... 1038 — — (voor heetespoeling 1039 —- uitzakking 799 —• — (na scheuring van den bilnaad) 799 — vernauwing 803 scheefheid (der ribben) . . . 670 scheentoestel 687 schedelbeenderenverschuiving (bij aangezichtsligging) 867 schoeisel (juist) 192 —- (verkeerd) 192 schotbreuk 677 schouderbladverlamming . . 534 — gewrichtsverwrikking 701 — gordel 8 — -en borstomslag . ■ 1049 — heeteluchtbad . • • 1058 — verband (dubbel) . • 1110 — — (eenvoudig) 1110 schuiftoestel voor faradischen stroom .... 1073 Schultze'sche slingeringen (bij schijndoode kinderen) 923 churftmijt 508 t tanddoorsnede 21£ tanden (gezonde) 746 — (karieuze) 74c bladz tanden (karies), nauw bijeen¬ staand . . . 749 — schoonmaken .... 216 tandkiemen 32 — wortelvliesontsteking . . 748 tang (ingevoerde) 899 — (verloskundige) .... 899 tarwekorrel (doorsnede) . . . 110 (vergroot) ... 110 Taylor's toestel 665 teenenmisvorming 981 temperatuuropnemen in den darm . 1030 theestruik 143 thermometer (gebruik van den) 1029 — (als spalk) . . 1087 tongkramp (hysterische). . . 610 traanbuizen (van het oog) . . 712 thrombosis 252 trichine (met verkalkte omsluiting) 100 (ingesloten) .... 99 trichinen (wandelende) ... 99 trichophyton tonsurans . . . 504 tricotweefsel 169 trommelvlies 62 abcessen .... 740 —• scheuring . . . 740 tubae (ontstoken) 825 — (tuberculose) 825 tweelingen (ligging van) . . 891 U uitdrijvingstijdperk 863 urinebuis 47 — kristallen (in het knie¬ gewricht) . . 452 — zuurneerslag 451 V vanielje 136 vasthouding der tong .... 1097 vaten 25 veneverwijding 255 Venus van Medici 174 — — — (geraamte) 175 T-verband 1050 verbanddoek (driehoekig) . ■ 1110 verkromming (rachitische) • 491 bladz verlammingscontractie . . . 589 verrekkingen (hysterische) . 608 vetgezwel (aan de tong) . . 290 — hart 243 viercellenbad, electrisch . . . 1074 vijgewratten 473 — (bij eene vrouw) 474 — (aan het mannelijk lid) 474 vin 101 vingerdruk op de slagaderl084 1086 — misvormingen 683 — verkromming 706 vinnen (in het vleesch) . . . 100 vischschubziekte 496 vleugelvel 718 vlokkenkanker 375 voet (bedorven) 192 — (normaal) 192 — bad (afwisselend) . . 1053 1054 — doekverband 1110 — gewrichtsverwrikking . . 703 — inpakking 1050 — stoombad 1057 — verband 1110 — wortelbeenderensarcoom . 682 — zolenbad 1053 volbad 1051 — stoombad (geimproviseerd) 1056 voorarm-buigspieren .... 16 vrucht (van 6 weken).... 839 — (van 8 weken) . . . 839 — (van 12 weken) . . . 840 vuur (aan de teenen) . . . 250 W wandelnier 358 warmtekast 925 waterflesch 1028 — glasverband (afneem¬ baar) . . 666 — hersenbreuk (van het schedeldak) 580 — hoofd (aangeboren) . . 580 — — (doorsnede) . . . 581 — kussen 1026 — trappen 1095 waterverwijdering (uit longen en maag) 1096 1097 bladz wervel (normale) 671 — (skoliotisch verkromde) 671 — kolom (naar links ver¬ kromd) .... 670 — — afknikking ■ . . 664 — lichaam (normaal) . . 671 — — (wigvormig sa¬ mengedrukt) . 671 winddoorn 663 — kussen 1026 — — met bodem . . . 1027 witvlekkigheid 477 woekeringen (neusholte) . . . 262 (syphilitische) . 478 — — aan het bovendijbeen) 481 Z zaadcellen 838 zakken door het ijs (hulpverleening bij het) 1099 1100 zeep (puntig stukje) .... 961 zenuwcel 19 — eindplaat 536 zenuwen (normale) 536 — (vervallende) . . . 536 — verdeeling 549 zenuwlepra 440 — vertakking 536 ziekenhemd 1023 — spijziging 1031 — tafel 1026 — transport (met een draag- doek) . . . 1091 — (door een persoon) 1090 — (door twee personen) 1090 zijholten 581 zitbad 1052 —douche 1064 zitten (bij het zoogen) . . . 881 zitting (schuine) bij skoliose . 673 zitvlakbreuk 344 — spier 17 zogpomp 879 zolen (juiste) 191 — (verkeerde) 191 zwelhout-bougie 901 zweilichamen 47 Platen. bladz Bijgevoegde plaat: „De Mensch", voor bladz . 1 Plaat 1: Het geraamte van den mensch 9 Plaat 2: Hersenen en ruggemerg . . 17 Plaat 3: De ligging van het ruggemerg in den wervelkolom .... 25 Plaat 4: De zenuwvertakkingen aan hoofd en hals 33 Plaat 5: Schets van den bloedsomloop 41 Plaat 6: De groote, van het hart uitgaande lichaamsslagader of aorta 49 Plaat 7: Hart en groote vaten ... 57 Plaat 8: De ademhalingsorganen . . 65 Plaat 9: De mondholte met tong, gehemelte en keelgaten ... 73 Plaat 10: Oorspeekselklier en de onderkaakklier der linker zijde . 81 Plaat 11: De opengesneden maag van binnen met het overtrokken slijmvlies 89 Plaat 12: Ligging der buikingewanden aan de achterzijde 97 Plaat 13: , Het urineapparaat: nieren, urineleider, urineblaas . . . 105 bladz Plaat 14: Vrouwelijk bekkenorgaan van boven af gezien 113 Plaat 15: Ademhalingsorganen met de schildklieren en thymus van een kind 121 Plaat 16: Paddestoelen I 129 Plaat 17: Paddestoelen II 145 Plaat 18: Groenten 153 Tusschenplaat: lucht en licht . 157 Plaat 19A: Gymnastische oefeningen I . .193 Plaat 19 B: Gymnastische oefeningen II 209 Tusschenplaat: De leer van de ziekten 223 Plaat 20: Voorbeeld van den bloedsomloop 241 Plaat 21: Dwars doorgesneden hart, doorsnede door het hart, beide hartekamers, verkalkte slagaderen, bloedvergiftiging 257 Plaat 22: De watervaatkanalen van het bovenlichaam 273 Plaat 23: De watervaatkanalen der onderlijforganen 289 Plaat 24: / Longemphyseem, doorgesneden longblaasje, uit verkoudheid voortvloeiende longont¬ steking, echte longontsteking (tweede stadium), tuberculose, gezonde longen.... 305 bladz bladz Plaat 25: Plaat 35: Echte longontsteking (derde Huidziekten (verschillende stadium). Longblaasje met vormen van het eczeem I-V) 593 exsudaat, uitwerpsel bij echte Plaat 36' longontsteking, kolenlong, Huidziekten 625 roode ijzerlong, steenhouwerlong 321 Plaat 37: Plaat 26: . Huidziekten 657 Longkanker met overtrok- Plaat 38: ken middenrif, ontsteking in A. Huidziekten den mond met zweertjes, kan- B. Hersenziekten 689 ker in den slokdarm doorvre- Plaat 39- tend in de luchtpijpen, spruw Oogziekten "... 705 of mond,weer _ 337 Tusschenplaat: De vrouw . . 741 Plaat 27: Plaat 40' Diphteritisbacterieën, een Baarmoeder bij de verschil- doorgesneden diphtentisge- Jende S0Qrten van cervix. . diphtentis op de keel- catarrh 7g5 klieren, kommabacillen, met darminhoud bij cholera, Plaat 41: branderige diphteritis der Vrouwenziekten 817 keelklieren 369 Plaat 42: Plaat 28' • Ontwikkeling van het men- Rood gevlekt slijmvlies bij schelijk embryo 833 chronische maagcatarrh, chro- Plaat 43: nische maagcatarrh, ronde . Verloop der geboorte bij normaagzweer, sterachtig lid- male hoofdligging 849 teeken, maagkanker .... 385 Tusschenplaat: „Het kind". . 907 Plaat 29: Tusschenplaat: „De zieken- Ziekten der buikorganen . . 401 verpleging" 1001 Plaat 30: Plaat 44: Steenen in nier-, urine- en Geneeskruiden 1 1097 galblaas 433 Plaat 45: Plaat 31: Geneeskruiden II 1097 Koortsachtige ziekten met Plaat 46: huiduitslag 465 Vergiftige en geneeskrachtige Plaat 32: planten I. 1105 Verschillende stadiën van tu- Plaat 47: berculose der longtoppen. . 497 Vergiftige en geneeskrachtige Plaat 33: planten II 1105 Tuberculose van verschillende Plaat 48: organen 529 Wormen van den mensch .1165 Plaat 34: Plaat 49: Tuberculose der huid . . . 561 Urineonderzoek 1165