Kruier zijn is hun vak. De bisten, al zijn zij nog zoo zwaar, Zij dragen dus met veel gemak Voorzichtig zijn, is het beste maar. - - _ Het circus trekt hun allen aan En daarom willen zij binnengaan. De portier, die vraagt het bewijs daarvoor. Want anders mogen zij er niet door. Een meisje vraagt aan dezen man. Of zij de tijger dit geven kan. Verschrikt kijkt hij ze beiden aan En vraagt, of zij graag dood willen gaan. Met muziek heel moor op maat Wordt zij vroolijk era ofet kwaad. jullie hebt wel eens misschien Een slangenbezweerder in 't circus gezien. In het circus is het stil, als de leeuw binnentreedt, Daarvoor is zweep en wapen gereed. De leeuw is dan mak en zelfs heel bang, Zoo houdt de temmer hem in bedwang. Een clown moet ook in een circus zijn, Die leert de beesten alles heel fijn. Nu moet de gans geheel alleen Springen door deze hoepel heen. Ook een goochelaar moet er zijn, Die toont zijn kunsten aan groot en klein. Zoo ziet men wat verschijnen, Of hij laat het weer door zijn hoed verdwijnen. De Athleten werken, Hun spieren versterken. De zwaarste gewichten slaan voor hem klaar Zoo wat honderd vijftig kilo bij elkaar. Deze twee doen de gekste dingen, Zij dansen, maken muziek en zingen. En de menschen, die in het circus zijn, Die lachen zich slap van groot tot klein. Ziet, hoe gevaarlijk dat meisje daar loopt Op een heel dun koord aan palen geknoopt, Zij houdt zich met een groote stok in balans. Dan heeft zij om te vallen weinig feana. Zeer netjes en deftig rijdt ruiter en paard, Het applaus van de menschen zijn zij waard. Zelfs dansen, niet alleen galoppeeren, Moet zoon paard heel netjes leeren. Clowns, die maken zeer dikwijls pretjes, Maar ook vertoonen zij wel eens netjes De kunsten, die zij de diertjes soms leeren Om de menschen in het circus te amuseeren. Ook zwijntjes komen in het circus voor. Zij kennen hun. kunstjes door en door. De zebra doet daarin ook mee, Die Mijnheer staat er bij en leert alle twee. Het ezeltje koppig en lui in zijn leven Moet al zijn kunstjes ten beste nu geven. August de Domme, zoo heet die Mijnheer, Hij rijdt op die ezel het circus heen en weer. Clowntje bedenkt zich om kameel iets fe leeren En daarom laat hij hem flink rond marcheeren. En straks, dan klim ik bij hem bovenop. Is hij onwillig, krijgt hij op zijn kop. De ijsbeer, die rolt in het circus op een bal. De temmer weet niet, of t hem lukken zal. Hij zwaait met zijn zweep en gaat bij hem staan, De ijsbeer wordt bang, en dan zal het wel gaan. lieschenk 6 4"* 2 7 5