De Periodieke Werkzaamheden frpéjg ir~? -.:•' "37-j-f' DER F:z1 ^7-;- :*-: '-'-- '\<' " " •-"- .:?U'-' ' gemeentebesturen VOORTVLOEIENDE UIT; I. het Voorbereidend Militair Onderricht, II. de Militieiet 1901, ' EN gfi4;^.: §££.;* III. de Landieeriet. Alphen (Z.-H.), N. SAMSOM, 1909. .. ... ... I- N. S. No. 586. DE PERIODIEKE WERKZAAMHEDEN DER GEMEENTEBESTUREN VOORTVLOEIENDE UIT: I. het Voorbereidend Militair Onderricht, /acav' ii. de Militiewet 1901, ? lu.'mnj.vri \KHuy' EN III. de Landweerwet. Alphen (Z.-H.), N. SAMSOM, 1909. I. HET VOORBEREIDEND MILITAIR ONDERRICHT. Yolgaommer. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. DATUM ^aa de™ AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden, BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. JANUARI. 1868 | § 13, Militie-Beschikking 1909. (Vóór den lOden.) JANUARI. § 18, als voren. (Uiterlijk op den 20sten.) JANUARI. §13, ais voren. (Na den 20sten en „ vóór of op den 23sten.) JANUARI. § 8, Besch. M. v. O., 10 Juni 1907, Ilde Afd. No. 263. (Einde.) FEBRUARI. 1538 § 13, Militie-Beschikking 1909. (Vóór den loden.) MAART. 1869 § 7, Besch. M. v. O., 10 Juni 1907, Ilde Afd. No. 263. (In den loop.) Aauschr. M. v. O., 12 Augustus 1903, Vilde Afd.No. 287. APRIL. 2150 ! 7°., Aanschr. M. v. O., 26 Maart 1907, Ilde Afd. (In den loop.) No. 127. JUNI. § 7, Besch. M. v. O. 10 Juni 1907, Ilde Afd. No. 263. (Vóór den Isten.) OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester maakt bij openbare kennisgeving (1) bekend, dat de bewijzen van voorgeoefendheid, welke door de lotelingen bij het onderzoek zullen zijn verworven, na den 20sten en vóór of op den 23sten Januari aan de Secretarie der Gemeente kunnen worden afgehaald. De Burgemeester ontvangt van den Voorzitter der Commissie van onderzoek de bewijzen van voorgeoefendheid, bestemd om te worden uitgereikt aan de in zijne Gemeente woonachtige of verblijfhoudende lotelingen, die bij het onderzoek aan de gestelde eischen hebben voldaan. De bewijzen van nog in te lijven lotelingen zijn in den regel in tweevoud, bij uitzondering in drievoud; voor reeds ingelijfde lotelingen steeds in enkelvoud. (De getuigschriften van lichamelijke geoefendheid, bij het onderzoek verworven door adspiranten voor het Reservekader, worden door de Commissie van onderzoek zelve uitgereikt.) Uitreiking van de bewijzen van voorgeoefendheid, door den Burgemeester. ► Einde van den wintercursus. De lotelingen, die een bewijs van voorgeoefendheid hebben verkregen, zenden één exemplaar daarvan bij hunne aanvrage (model lit. J) om indeeling bij het korps en plaatsing in het garnizoen van keuze aan den ProvincialeAdjudant in de Provincie, binnen welke de Gemeente gelegen is, voor welke zij voor de militie zijn ingeschreven. De Burgemeester maakt bij openbare kennisgeving (1) de bepalingen bekend betrekkelijk de aanmeiding tot deelneming aan het in de eerstvolgende wintermaanden te geven onderricht. De Burgemeester maakt bij openbare kennisgeving (1) de bepalingen bekend A betrekkelijk de gelegenheid tot deelneming aan de schietoefeningen tot verhooging van 's Lands weerkracht. (Deze bekendmaking, hoewel niet voorgeschreven, verdient ten zeerste aanbeveling in het belang deitoekomstige militieplichtigen, die bij deze schietoefeningen gelegenheid vinden tot het verwerven van een schietbewijs.) Aanmelding bij den Burgemeester (zoo de Gemeente geen garnizoensplaats is) tot deelneming aan het onderricht. è . • (1) Openbare kennisgevingen in zake het Voorbereidend Militair Onderricht, de Nationale Militie en de Landweer moeten steeds en in elk geval geschieden bij aanplakking ter plaatse daarvoor bij gemeentelijke verordening aangewezen, of in de Gemeente gebruikelijk. Volgnommer. 9. 10. 11. 12. 13. 14. DATUM ™enR AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden, BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. JULI. 1370 § 8, Besch. M. v. O., 10 Juni 1907, Ilde Afd. No. 263. (Vóór of op den lsten.) 1370 A SEPTEMBER. 1527 Aanschr. M. v. O., 12 Augustus 1903, Vilde Afd. No. 287. (Omstreeks den §11,Besch. „ „ „ ,10 Juni 1907, Ilde „ „ 268. 15den.) SEPTEMBER. 1997 Besch. M. v. O., 10 Juni 1907, Ilde Afd. No. 263. (In de laatste dagen.) 1998 OCTOBER. § 3, Besch. M. v. O., 10 Juni 1907, Ilde Atd. No. 263. (In de eerste B-> 9°> » » » »> 24 Juli i902,ivdo „ „ 113. dagen.) DECEMBER. 1260 j § 13, Militie-Beschikking 1909. (Op den lsten of daags te voren.) 1261 DECEMBER. I 13, ais voren. (Vóór den lOden.) OMSCHRIJVING- DER WERKZAAMHEDEN. De Burqemeester zendt, zoo de Gemeente geen garnizoensplaats is, aan den Inspecteur der Infanterie den staat model I, vermeldende het aantal jongelieden dat zich voor deelneming aan het onderricht heeft aangemeld, zoomede de vereischte inlichtingen omtrent de aanwezigheid en de beschikbaarstelling van eene voor het onderricht geschikte localiteit. Melden zich geen jongelieden aan, dan moet een negatieve staat worden ingezonden. De Burqemeester brengt bij openbare kennisgeving (1) in herinneiing, dat zich nog tot deelneming aan den eerstvolgenden wintercursus kunnen aanmelden. a. de lotelingen der lichting van het loopende jaar, die in aanmerking komen om in het volgende jaar bij de militie te worden ingelijfd; b. de jongelieden, die op 1 Juli van het loopende jaar nog niet militieplichtig waren of op dien datum reeds militieplichtig zijnde, zich ter zake van uitoefening van of opleiding tot landbouw, handel of nijveiheid enz. op vermelden tijd buitenslands ophielden. De Burgemeester maakt bij openbare kennisgeving (1) bekend dag en uur waarop, zoomede de localiteit, waar het onderricht in het aanstaande winterseizoen zal aanvangen. Bijzondere kennisgeving mede aanbevolen. Begin van den wintercursus. ,, .. , De Burqemeester in de Gemeente, waar onderricht gegeven wordt, wijst, zoo de Gemeente geen garnizoensplaats is, één of meer personen aan, om door den officier en de onderofficieren, met het onderricht belast, te worden onderwezen in de wijze, waarop het inpakken van de wapenen en het ledergoed vlug en op doelmatige wijze kan geschieden, opdat de Burqemeester, onmiddellijk na ontvangst van het mobilisatie-telegram, des te spoediger zal kunnen opzenden de voor het onderricht in de Gemeente aanwezige goederen, en wel: .. de wapenen met toebehooren, naar de Artilleiie-magazijnen aan de Hembrug (Zaandam); en het ledergoed, naar het Centraal-magazijn van kleeding en uitrusting te Amsterdam. De Burqemeester maakt bij openbare kennisgeving (1) bekend, dat de aanmelding voor deelneming aan het in Januari d. a. v. te houden ondeizoek, tei verkrijging van een bewijs van voorgeoefendheid, moet geschieden ter Gemeentesecretarie, vóór 10 December. Het verdient aanbeveling aan de lotelingen bovendien eene bijzondere kennisgeving te zenden. Aanmelding ter Gemeentesecretarie voor deelneming aan het ondeizoek. (1) Zie de noot op bladz. 5. Yolgnommer. || 15. 16. 17. DATUM AANHALING der uit te voeren Catalogus van db: werkzaamheden. BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. | DECEMBER. § 18, Militie-Beschikking 1909. (Op den löden of daags te voren.) 1362 A 1263 B 1262 C DECEMBER.. § 13, als voren. (Uiterlijk op den 28sten.) DECEMBER. 126» § 13, als voren. (Op den Sisten of daags te voren.) 1264 i # OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burqemeester zendt aan den hem vooraf, door tusschenkomst van den Commissaris der Koningin in de Provincie, bekendgemaakten Commandeerende-Offlcier, opgaaf van hen, die zich hebben aangemeld vooi deelneming aan het onderzoek. De opgaaf geschiedt afzonaeilyk vooi der drie categorieën: a. nog in te lijven lotelingen (model lit. G), b. reeds ingelijfde lotelingen (model lit. H) en c. adspiranten voor het Reservekader (model lit. I). De Burgemeester ontvangt van den Voorzitter der Commissie van ondeizoek opgaaf van den dag en het uur waarop, zoomede van de Gemeente en de localiteit, waar het onderzoek zal plaats hebben. De Burqemeester maakt bij openbare kennisgeving (1) bekend dag en uui waarop, zoomede de Gemeente en de localiteit, waar het onderzoek zal plaats hebben. Bijzondere kennisgeving aanbevolen. (1) Zie de noot op bladz. 5. II. DE MILITIEWET 1901. (Staatsblad No. 212 van 1901), laatstelijk aangevuld en gewijzigd bij de Wet van 3 December 1908, (Staatsblad No. 347.) Volgnommer. 1. 2. 3. 4. 5 ~n a T TT M NOMMEK aanhaling 1) A I U M van ■i'8- artt-13 > 14 en 15 der wet- (Tusschen 1 en 31.) JANUARI. 16 en 27 Art. 10, Staatsblad No. 230 van 1901. (Tusschen 1 en 31.) TANTTART 53 Artt. 13, 14, 16,18 en 22, in verband met art. 15 dei' wet. .lAiNUAttl. «»- Artt. 10 — 14, Staatsblad No. 230 van 1901, No. 234 (Tusschen 1 en31.) »2bis van 19Qi> en No 10 van 1909 52 A circ. M. v. B. Z., 5 Nov. 1902, Afd. M. S. No. 1889 M. 52 lï (v. Maaken, Verzameling, jg. 1902, blz. 976). 52 C 1438 1439 1440 709 710 1ANTTAR1 7«5 <ï 20 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz. /Tn «Ton lnnn ^ inic (Beschikking M. v. O., 15 April 1902, Vide Afd. (In den loop.) 175 No 68> btj Besuh M v 0) 19 Jan- 1908j vide Afd. No. 71, 1 Oct. 1903, Vide Afd. No. 12, 5 Maart 1904, Ilde Afd. No. 176, 17 Aug. 1904, Ilde Afd. No. 148, en 30 Aug. 1904, 11de Afd. No. 2. (1). Zie ook Circ. M. v. B. Z., 1 Maart 1906, No. 285s M. Afd. M. S. JANUARI. 157 Artt. 28 en 103, al. 1 der wet. /In rlon lnnn 1 1 Kon. besl. van 5 Jan. 1884, Staatsblad No. 4, gewijzigd (in aen ioop.) i?>» b|j dat yan 24 Febl._ 1898; Staatsblad No. 56. Circ. M. v. B. Z., 13 Maart 1884, Afd. A. Z. C., No. 1471 (v. Maanen, Verzïmeling, jg. 1884, blz. 624). JANUARI. 2198 Art. 99 der wet, /Tn don lnnn "i Artt. 55quater en öbquinquies, Staatsblad No. 230 van l,in ueu 19Q1 en No_ 1Q van 1919 § 10, 1°., e en g, Militie-Beschikking 1909. I II' (1) Al deze Beschikkingen zijn opgenomen in den herdruk 1908 van bestelnommer 765. OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. ... _ __ j flrtAr nf vnnr lion Aansifte of opgave ter msctinjving voor ue minne, lc uucu uw ^ - — . " die op den lsten Januari van het jaar der inschrijving het 19de levensjaai waren ingetreden. Vanwege het Gemeentebestuur kunnen ongezegelde uittreksels uit de geboorteakten worden gevraagd betreffende personen, die voor de militie moeten worden ingeschreven en niet in de Gemeente zijn geboien. Burgemeester en Wethouders schrijven alle mannelijke Nederlanders en alle mannelijke ingezetenen niet-Nederlanders in, die daartoe aan- of opgegeven zijn en' op den lsten Januari van het jaar hun 19de tevensjaar waren ingetreden. (Wat minderjarige Nederlanders aangaat, zie hierna blz. 5b—5y.) Van elke aangifte ter inschrijving en van elke naar aanleiding eener opgave gedane inschrijving wordt een bewijs, resp. Model No. 2 en Model .No. o, afgegeven, met inachtneming, wat Model No. 2 betreft, van de daann aangeduide gevallen. Vóór de inschrijving van hen, die elders zijn geboren, kunnen Burgemeestei en Wethouders zich, door overlegging van een uittreksel uit het register van geboorten te vorderen, vergewissen van den juisten tijd van geboorte. Het verdient aanbeveling zoodanige uittreksels zoo mogelijk reeds in December t. v. aan te vragen. Alhoewel het materieel voor het register van inschrijving (Model No..6) en^de Alphabetische naamlijst (Model No. 7) door de Begeering wordt verstrekt, is dit toch ook verkrugbaai gesteld om, desverlangd, voor hulpregister te dienen. Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris der Koningin (voor elk Departement van Algemeen Bestuur afzonderlijk) eene declaiatie (Model No. 6 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz.), in duplo, wegens betaalde daggelden en kosten van huisvesting met voeding en van vervoer aan of ten behoeve van dienstplichtigen der Nationale Militie, ter aflevering of tot het houden van wapenoefeningen opgeroepen, over het afgeloopen kwartaal. (1) Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris dei Koningin declaratiën, in duplo, wegens vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van de Nationale Militie, over het afgeloopen halfjaai. (1) De Burgemeester zendt terstond wanneer van het in het tijdvak van 16 tot 30 September van het vorig jaar afgeleverde gedeelte der lichting een loteling komt te ontbreken, eene kennisgeving aan den houder van het aan de beurt van oproeping liggend hooger nummer, waarbij deze wordt ondeiricht, dat hij ter aanvulling van het contingent ter aflevering zal worden opgeroepen, onder mededeeling, dat die aflevering, naar gelang hij ter volledige dan wel tot korte oefening zal worden bestemd, zal geschieden (1) Ofschoon kwartaals- of halfjaarsge wijze inzending niet is voorgeschreven, schijnt zij echter uit een comptabiliteitsoogpunt aanbevelenswaardig. Volgnommer. 7. 8. 9. 10 11 DA T D M S™ÏÏ.E AANHALING der uit te voeren Catalogus . van de werkzaamheden BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. TATsTTTART Art. 23 der wet. ^ j of * «f Art. 15, Staatsblad No. 230 van 1901. (Op den 31sten of op den eeistvol- genden werkdag.) TTRRRTTART 2190 Art. 142 der wet. nanUAm. * M. v. Marine 14 Januari 1909, Bur. S/B No. 26. (In de eerste 2191 dagen.) FFRRTTART 1371 Art. 113, al. 1, der wet. Ant 5B6'.S; Wo ljdj sub rfi g6) l0i ,e ge(| e„ 87_ (Ulteilljk den UT— Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 van 1909. 4den.) 259 260 258 1777 A Circ. M. v. B. Z., 11 Nov. 1902, No. L886 M. (v. Ma anen , Verzameling, jg. 1902, blz. 981) en 9 Maart 1904, No- 641 M. Afd. M. S. 1777 C FEBRUARI. 52 C Art. 14, Staatsblad No. 230 van 1901. (Vóór den 5den.) pPDR MAART Artt. 95, 96, 99 en 139 der wet. ' ^ "„jrf Art. 57, Staatsblad No. 230 van 1901 en art. 70ter (IGI1 ïnirisie staatsblad No. 10 van 1909. 10 dagen 765 Z\a ook art. 103, al. 2 en 3 der wet, alsmede Staatsblad VÓÓ1' den dag der No. 39 van 1904; Besch. M. v. O., 15 Febr. 1904, qflpvpririCT l Vilde Afd. No. 78 (Ree. Mil. 1904, blz. 175) en 21 clllcvei mg.; Dec 190gj Afd Militie en Landweer (M.) No. 52 N,W (Ree. Mil. 1908, blz. 1123). OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. in het tijdvak van 1 tot 15 Maart dan wel in het tijdvak van 16 tot 31 Mei van het loopende jaar en c.q. dat hij het bewijs van te hebben voldaan aan de eischen van militaire bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid zal moeten verwerven in de loopende maand Januari en zal moeten inleveien of doen inleveren bij den Commissaris der Koningin vóór den 25sten dier maand. Burgemeester en Wethouders sluiten des namiddags te vier uren voorloopig het Inschrijvingsregister voor de Nationale Militie (Model No. 6). Het ïelaas van sluiting te stellen ter rechterzyde van het blad, onmiddellijk onder de laatste inschrijving. De Burgemeester zendt eene persoonlijke kennisgeving aan de zeemiliciensverlofgangers, die bestemd zijn om in het loopend jaar voor heihalingsoefeningen in werkelyken dienst te komen, waarbij zij van deze bestemming worden onderricht, onder mededeeling voorts, dat bij openbare kennisgeving nader zal worden bekendgemaakt, op welken datum hunne opkomst voor herhalingsoefeningen is bepaald. De Burgemeester zendt de bij hem in de laatste tien dagen van Januari ingeleverde aanvragen om ontheffing of vernieuwde ontheffing van den werkelijken dienst van geestelijken, bedienaren van den godsdienst, zendelingleeraren, broeder-diakonen, studenten in de godgeleerdheid, zendelingkweekelingen, proef broeders en R. K. ordebroeders, vergezeld van de bewijsstukken en van twee naamlijsten (Modellen Nos. 19 en 20), aan den Commissaris der Koningin. (1) Tijdige inzending is dringend vereischt met het oog op de bepaling van het hiernevens vermelde art. 55bis. Openbare kennisgeving desbetreffende is niet voorgeschreven, doch wenschelijk. De Burgemeester geeft te zijner tijd van de verleende ontheffing b\j biljet kennis aan de belanghebbenden. Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris der Koningin de bewijzen Model No. 5 van de naar aanleiding van zijne opgaven ingeschreven personen, of deelen aan dezen de redenen mede, waarom zij hebben gemeend niet tot de inschrijving te kunnen overgaan. De Burgemeester doet de van den Commissaris der Koningin ontvangen oproepingsbrieven (Model No. 13, lit. A) waarbij dag, uur en plaats der aflevering worden vermeld, zoomede de kennisgevingen (Model No. 13, lit. B), betrekkelijk de inleving en aflevering bij de zeemilitie, aan de lotelingen uitreiken. (Zie ook volgnrs. 15, 18, 19 en 23.) Het is wenschelijk, dat van die uitreiking een ambtseedig relaas wordt opgemaakt. (1) Op gelijke wijze worde gehandeld met aanvragen, in elke andere maand dan Januari of — zie volgn. 25 — Maart ingeleverd. Volgnommer. 12. 13. 14. 15. 16. 17. ^ « mn.r NOMMER . . XT Tr i r r vr m DATUM van den AANHALING der uit te voeren Catalogus van de wArkyn q inhprtpn ^ an Mateneel. werkzaamheden. (UitgaT0 N_ g) BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. I EBR.— MAART. 3100 Art. 96 der wet. (In den loop.) Art. 55(er,Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 van 1909. § 10, 1°. a en g, Militie-Beschikking 1909. FEBR.—MAART, j 319!» Art. 99 der wet. (In den loop). 1 Artt. öbquater on 55quinquies, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 van 1909. I 10, 1°. f en g, Militie-Beschikking 1909. FEBR.—MAART. 151 Artt. 96, 10., en 99 der wet. (Ten minste 152 „ 61 en 62, Staatsblad No. 2-30 van 1901 en No. 10 5 dagen van 1909, vóór den dag der aflevering.) FEBR. MAART. Art. 98 der wet. (Dag vóór Of op Artt. 66, 68 en 59 Staatsblad No. 230 van 1901 en de aflevering.) No- 10 van 1909- MAART. 1877 M. v. O., 27 Febr. 1897, Kab. lit. Q1». (Op den lsten.) Circ. C. d. K. Z.-H., 14 Augustus 1897, Kab. No. 141 (2do Afd.). 474,474A, 3183 en 2184 MAART. 3104 Art. 109 der wet. (Ten minste Artt. 80 en 82, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 10 dagen vóór 3304 van 1909- den dag 66, 2084, voor de opkomst 380> 338> 339> bepaald.) 68'?o^812' lo74, 2195 OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester zendt gelijktijdig met of anders kort na de uitreiking van de oproepingsbrieven voor de in het tijdvak van 1 tot 15 Maart van het jaar hunner lichting in te lijven lotelingen, eene kennisgeving aan hen, die bestemd zijn om te worden ingelijfd hetzij in het tijdvak van 16 tot 31 Mei, hetzij in het tijdvak van 16 tot 30 September van het loopende jaar, waarbij de lotelingen van deze bestemming worden onderricht. De Burgemeester zendt gelijktijdig met of anders kort na de uitreiking van de oproepingsbrieven voor hen, die in het tijdvak van 1 tot 16 Maart van het jaar, volgende op dat hunner lichting, zullen worden afgeleverd, eene kennisgeving aan de lotelingen, die alsnog bestemd zijn om in het tijdvak van 16 tot 31 Mei van dat jaar te worden ingelijfd, waarbij de lotelingen van deze bestemming worden onderricht. De Burgemeester zendt aan den Provinciale-Adjudant een der dubbelen van den staat Model No. 14. Op den dag der aflevering wordt het andere dubbel aan den Commissaris der Koningiu, of aan diens vertegenwoordiger, overgegeven , en wordt een uittreksel uit den staat van eiken daarop gebrachten persoon, die ter aflevering opkwam, die zich reeds als vrijwilliger in dienst bevindt, die op grond van art. 113, eerste zinsnede, der Wet ontheffing van den werkelijken dienst heeft gevraagd, of die ingevolge de vijfde zinsnede van art. 95 der Wet niet ter aflevering opkwam, aan den Provinciale-Adjudant overhandigd. De Burgemeester regelt de verzameling van tot het aandeel der Gemeente behoorende manschappen en hunne overbrenging naar de voor de aflevering bestemde plaats. De Burgemeester zendt aan den Commissaris der Koningin een rapport, of de verstrekte openbare kennisgevingen betreffende de opkomst met spoed van milicien-verlofgangers nog tot het juiste getal en in goede orde voorhanden zijn. Voor de bepalingen nopens opkomst met spoed wordt verwezen naar de artt. 25 en 26 der Militie-Instructie 1909 en naar het „Overzicht", behoorende bij de aanschr. M. v. O., dd. 14 December 1908, Kabinet Litt. P11*. De Burgemeester roept bij openbare kennisgeving (1) de verlofgangers op, die voor den dienst van het blijvend gedeelte bij de onbereden korpsen deiArtillerie en de Genietroepen onder de wapenen moeten komen. De Burgemeester zendt, bij aangeteekenden brief, een brief van oproeping aan hen, die voor evenbedoelden dienst onder de wapenen moeten komen en zich met toestemming van of vanwege den Minister van Oorlog buitenslands ophouden. Het is wenschelijk bijzondere kennisgevingen te doen toekomen aan de overige opgeroepen verlofgangers. (1) Zie de noot op blz. 5. Volgnommer. 18. 19. '20. 21. 22. DATUM NOMMER AANHALING V il. 1 U JÏL van (Jen der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden. BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. MAART. 765 § 4 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz. (Tpn minste volgn. 4. , oi Circ. M v. B. Z., 21 Februari 1896, Afd. M. S. No. tweemaal Zi uren gog JJ (V Maanen, Verzameling, jg. 1896, blz. 101). vóór den dag, waarop vervoer zal geschieden.) MAART. 765 i §§5-8 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz. (Op den dag van 68 Zie volsn- 4het vervoer.) 93 MAART. 765 Artt. 96, 10., en 99 der wet. (Van den lsten tot 68 » 706i's « '10ter< Staatsblad No 230 van 1901, No. v , . 234 van 1904 en No. 10 van 1909. den löden.) 93 1790 § 12, 7°., Militie-Beschikking 1909. MAART. 3197 Art. 99 der wet. /Tn lnnn ^ » 55quater, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 U" ueii luup.j vaQ 190g § 10, lu. b en g, Militie-Beschikking 1909. 363,363A, MAART. (1) 363Artt. 111 en 142 der wet. (Ten minste 876, (2) Art. 82, Staatsblad No. 230 van 1901, No. 284 van i/-v j „ fifi 380 338 !904 en No. 10 van 1909. 10 dagen • . 1 Art. 42, sub 1°., der Militie-Instructie 1909. vóór den dag ft|ó |R7d §§ 12 en 13 van het Voorschrift betreffende dienstreizen van de opkomst.) 2205 ' enz' Zie volsn- i2303 (2) 67, 877 (2) (1) Of op andere tijdstippen, door den Minister van Oorlog ot door dien van Marine te bepalen. (2) Zeemiliciens. OMSCHRIJVING- DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester zendt, ingeval meer dan 5 dienstplichtigen, uit zijne Gemeente herkomstig, op hetzelfde tijdstip en in dezelfde richting moeten reizen, zoodra mogelijk — in elk geval zóó tijdig, dat zij ten minste tweemaal 24 uren vóór den dag, waarop vervoer van dienstplichtigen over spoor- of tramwegen zal geschieden, haar adres bereikt eene kennisgeving per dienstbrief of per telegram aan de bestuurders der ondernemingen. De bewijzen, opgemaakt voor het vervoer van dienstplichtigen ter aflevering, worden op den dag van het vervoer aan den chef van den spoor- oftiamweg of aan den gezagvoerder van de boot afgegeven. Aan den geleider wordt een reisorder verstrekt. Aflevering ter inlijving van lotelingen, die voor het voorjaarsaandeel der lichting van het loopende jaar ter volledige oefening bij de militie te land of voor de Zeemilitie bestemd zijn. Aflevering ter inlijving van lotelingen, die voor de lichting van het vorig jaar ter volledige oefening bij de militie te land moeten worden ingelijfd. Aan den geleider wordt een reisorder verstrekt. De Burgemeester zendt eene persoonlijke kennisgeving aan de lotelingen, die in afwachting der herkeuring voor Gedeputeerde Staten met verlof zijn gezonden, waarbij dezen lotelingen c. q. onder uitreiking van bewijzen tot vrij vervoer, dag, uur en plaats worden bekendgemaakt, waarop zij voor genoemd College moeten verschijnen. De Burgemeester zendt terstond wanneer aan het in het tijdvak van 1 tot 15 Maart van het loopend jaar afgeleverde gedeelte een loteling komt te ontbreken , eene kennisgeving aan den houder van het aan de beurt van oproeping liggend hooger nummer, waarbij deze wordt onderricht, dat hij ter aanvulling van het contingent zal worden opgeroepen, onder mededeeling voorts, dat de aflevering, naar gelang hij ter volledige dan wel tot korte oefening zal worden bestemd, zal geschieden in het tijdvak van 16 tot 30 September van het loopend dan wel in het tijdvak van 16 tot 31 Mei van het volgend jaar, en dat hij het bewijs van te hebben voldaan aan de eischen van militaire bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid_ vóór 15 Augustus van het loopend jaar zal hebben in te leveren bij den Commissaris der Koningin, althans zoo die inlevering niet reeds in Januari t. v. mocht zijn geschied. De Burgemeester roept bij openbare kennisgeving (1), overeenkomstig last van den Minister van Oorlog of van dien van Marine, de verlofgangers op, die onder de wapenen of in werkelijken dienst moeten komen voor het houden van herhalingsoefeningen. De Burgemeester doet bij aangeteekenden brief aan de verlofgangers, die zich met toestemming buitenslands ophouden, een brief van oproeping toekomen. Het is wenschelijk bijzondere kennisgevingen te doen uitreiken aan de overige opgeroepen verlofgangers. (1) Zie de noot op bladz. 5. Volgnommer. 23. 24. 25. 26 27 DATUM AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden. BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. 1534 Aanschr. M. v. O. 29 Dec. 1903, Vilde Afd. No. 1. MAART—APRIL. Art. 64, Staatsblad No. 230 van 1901. (In den loop.) 990 MAART—APRIL. 1878 Artt. 116, 123 en 145 der wet. (In den loop.) 1890 1791 1454 1791 1792 APRIL. 1371 Alt. 113, al. 1, der wet. fTTitiM-liik <1pn Artt. 86, 1°., 2e ged. en 87, Staatsblad No. 230 van 7j \ ' _ ~ 1901 en No. 10 van 1909. 4den.) 2»9 260 258 1777 A Circ. M. v. B. Z., 11 Nov. 1902, No. 1886 M. (v. 1777 It Maanen, Verzameling, ,ig. 1902, blz. 984) en 9 Maart 1904, No. 541 M. Afd. M. S. APRIL. 765 § 20 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz. | (In den loop.) 175 Zie volsn- *• APRIL. (In den loop.) OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Het is wenschelijk, dat ongeveer gelijktijdig met de openbare kennisgeving nopens de oproeping voor herhalingsoefeningen ook eene openbare kennisgeving wordt gedaan ter bekendmaking van de bepalingen nopens ontheffing en vergoeding. (Zie volgn. 88.) De Burgemeester ontvangt van den Commissaris der Koningin het dubbel van den staat Model No. 14, of eene opgave, ter invulling in het lotingsregister, van de korpsen, waarbij de manschappen zijn ingelijfd. De Burgemeester zendt het dubbel van den staat Model No. 14, na daarvan de noodige aanteekeningen in het lotingsregister te hebben gesteld, aan den Commissaris der Koningin terug. (Noordholland en Utrecht.) Burgemeester en Wethouders vestigen, bij openbare kennisgeving (1), de aandacht van belanghebbenden op nevensvermelde wetsbepalingen (ook in verband met de artt. 124 en 125 der Wet), betreffende de uitoefening van de buitenlandsche zeevaart en het verblijf buitenslands, en op hetgeen bepaald is omtrent het aanvragen enz. van toestemming of vergunning voor een of ander. ÜMF" Ofschoon die openbare kennisgeving niet algemeen is voorgeschreven, schijnt zij doeltreffend en vernieuwing er van jaarlijks aanbevelenswaardig. Voor aanvragen om verblijf buiten Europa wordt verwezen naar § 17, en voor overtredingen door verlofgangers naar § 23 der Militie-Beschikking 1909. De Burgemeester zendt de bij hem in de laatste tien dagen van Maart ingeleverde aanvragen om ontheffing of vernieuwde ontheffing van den werkelijken dienst van geestelijken, bedienaren van den godsdienst, zendelingleeraren, broeder-diakonen, studenten in de godgeleerdheid, zendelingkweekelingen, proef broeders en R. K. ordebroeders, vergezeld van de bewijsstukken en van twee naamlijsten (Modellen Nos. 19 en 20), aan den Commissaris der Koningin. Openbare kennisgeving (1) desbetreffende is niet voorgeschreven doch wenschelijk. De Burgemeester geeft te zijner tijd van de verleende ontheffing bij biljet kennis aan de belanghebbenden. Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris der Koningin (vooi elk Departement van Algemeen Bestuur afzonderlijk) eene declaratie (Model No. 6 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz.), in duplo, wegens betaalde daggelden en kosten van huisvesting met voeding en van vervoer aan of ten behoeve van dienstplichtigen der Nationale Militie, ter aflevering of tot het houden van wapenoefeningen opgeroepen, over het afgeloopen kwartaal. (2) Als onder 21. (1) Zie de noot op bladz. 5. (2) n n tt n n Volgnommer. 28. 29. 30. 81. 32. 33 34 datum ™nR aanhaling der uit te voeren Catalogus VAN DE werkzaamheden, BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. jjgj M. v. O. 21 Juni 1907, Afd. Militie en Schutterij (M) (Op den 5den.) No' 361 • 3139 MRI 765 Artt. 95, 96 en 99 der wet. (Ten minste A^;- Staatsblad No' 230 van 1901 en No' 10 van 10 dagen zie ook art. 103, al. 3 der wet, alsmede Staatsblad vóór den dag der No. 39 van 1904; Besch. M. v. O., 15 Febr. 1904, aflpvprino- ï 83» vUde Afd. No. 73 (Ree. Mil. 1904, blz. 175) en 21 alJevei inö.J Dec^ lg08> AJd Militle en Landweer (M.) No. 52, (Ree. Mil. 1908, blz. 1123). MRT 151 Artt. 96, 2°., en 99 der wet. . , (Ten minste 153 ;>n«£ 62 > Staatsb,ad No" 230 vaD 1901 en N°'10 5 dagen vóór den dag der aflevering.) MET 1447 (en Artt. 93 en 100, al. 1, Staatsblad No. 230 van 1901 ... , /«n-y/Htt en No. 10 van 1909. (lsten werkdag 417, 418 na den 15den.) model Z.-H.) MEI 7«5 Artt. 96, 2»., en 99 der wet. ,t\ ici au Art. 70bis, Staatsblad No. 234 van 1904 en No. 10 (Den 16dentotden 6» Van 1909. 31sten.) 93 1790 § 1-2, 7°., Militie-Beschikking 1909. MEI. (In den loop.) MEI—JUNI 193 Art. 126 der wet. (Ten minste Staatsblad No' 230 van 1901 e" N°' 234 va" 10 dagen vóór Zie ook art. 15, Kon. besi. van 26 Nov. 1903, No. 38 den dagr van W5 (Weekbl. Burg. Adm. No. 2882); art. 4, al. 4, Kon. het nnrier/nek ) *>esl- van 29 Juni 1904' No' 46; Besch- M' T" net OnaerZOeK.) juli 1904 Vilde Afd. No. 142 (Ree.Mil. 1904,blz.720); art. 8, Kon. besl. van 21 Febr. 1908, No. 34 (R. M. 1908, blz. 181); en Besch. M. v. O. 17 October 1908, Ilde Afd. "No. 186. OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burqemeester ontvangt, ter aanteekening in het verlofgangersregister, van de korpscommandanten opgave van verlofgangers, die wegens ondeibieki g van hunnen militiedienstttid niet gelijktijdig met de overige manschappen hunner lichting op den lsten Augustus e. k. naar de landweer overgaan. Het verdient aanbeveling deze verlofgangers, ten _ minste tien dagen vooi den dag van het onderzoek (zie volgn. 34), bij persoonlijke kennisgeving te verwittigen van hun niet-overgang en dat zij dientengevolge gehouden zijn aan het onderzoek in Juni deel te nemen. De Burgemeester doet de van den Commissaris der Koningin ontvangen oproepingsbrieven (Model No. 13, lit. A), waarbij dag, uur en plaats der ~ . j_._ „1^ non rlo lr»+olincron 11 i trmkfin. (Zift Oük VOlinirS. alle vering woiuen vuiuiciu, aan ^ N^ Het ^ ^énsctfeUjk,' dat van die uitreiking een ambtseedig relaas wordt opgemaakt. De Burqemeester zendt aan den Provinciale-Adjudant een der dubbelen va,n den staat Model No. 14. Op den dag der aflevering wordt gehandeld overeenkomstig het vermelde onder Febr. Meurt, volgn. 14. (Zie oo volgnrs. 15, 18, 19 en 23.) De Burqemeester van elke Gemeente met 100.000 inwoners of daarbeneden zendt het register of de registers van verlofgangers enz. (Model No. 21) aan den Militiecommissaris. Aflevering ter inlijving van lotelingen, die voor de lichting van het loopende jaar tot korte oefening bij de militie te land moeten woiden ingelijfd. Aflevering ter inlijving van lotelingen, die voor de lichting van het vorig jaar tot korte oefening bij de militie te land moeten worden ingelijfd. Aan den geleider wordt een reisorder verstrekt. De Burqemeester zendt eene persoonlijke kennisgeving aan de lotelingen, die in afwachting der herkeuring voor Gedeputeerde Staten met verlor zijn gezonden, waarbij dezen lotelingen, c. q. onder uitreiking van bewijzen tot vrij vervoer, dag, uur en plaats worden bekendgemaakt, waarop zij voor genoemd College moeten verschijnen. Als onder 21. Burgemeester en Wethouders doen eene openbare kennisgeving (1) van deplaatsen, dagen en uren, waarop het onderzoek der verlofgangers van de militie te land zal plaats hebben. Bijzondere kennisgeving aan de verlofgangers bovendien is wenschelijk. (Zie ook volgn. 28.) (1) Zie de noot op bladz. 5. Volgnommer. 35. 36. 37. 38. 39. NOMMER AANHALING DATUM van den der uit te voeren Catalogus VAtI DE werkzaamheden. BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. rTTNT Art. 126 der wet. T j i \ „ 99, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 234 vau 1904. | (In den loop.) " ' 193 A Art. 130 der wet. «5 A 2SOO (1) 3206 (1) 3201 (x) JUNI. (In den loop.) JUNI. 3197 § 10, 1°., een g, Militie-Beschikking 1909. (Op den 25sten.) JUNI. 3194 Art. 109 der wet. (Ten minste 3304 ™' Staatsblad N°' 230 van 1901 6n N°'10 10 dagen vóélden dag, voor de 66, 2084, opkomst bepaald.) 380,338,339, 68, 340, ol2, 1874 3195 JUNI. 3198 Art. 99 der wet. c\Ta Hon iMonl Art. óbquater en öSquinquies, Staatsblad No. 230 van (iNa aen loaen.) igQ1 en No 10 van 1909 § 10, 1°., e enj, Militie-Beschikking 1909. (1) De bestelnommers 2200 , 2206 en 2201 gelden ook voor eene oproeping krachtens art. 124 der wet. OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Onderzoek van de verlofgangers der militie te land, aan wie niet is vergund dat onderzoek in November of December te ondergaan. Burgemeester en Wethouders ontvangen van den Militiecommissaris opgave van de verlofgangers, die voor het nader onderzoek (na-inspectie) moeten worden opgeroepen, met vermelding van dag, uur en plaats van het onderzoek, en roepen deze verlofgangers daartoe bij openbare kennisgeving (1) op. Bijzondere kennisgeving zeer aan te bevelen. Ten aanzien van de verlofgangers, die krachtens art. 131 der wet in werkelijken dienst moeten worden geroepen, verstrekt de Minister van Oorlog de vereischte lastgeving, welke door tusschenkomst van den korpscommandant en den Commissaris der Koningin ter kennis van den Burgemeester wordt gebracht. Als onder 21. De Burgemeester zendt eene kennisgeving aan de houders van de aan de j beurt van oproeping liggende hoogere nummers, die, ten gevolge van vóór 15 Juni bij het tusschen 16 en 31 Mei afgeleverde gedeelte opengevallen plaatsen in aanmerking komen om ter aanvulling van het contingent ter aflevering te worden opgeroepen, onder mededeeling, dat die aflevering, naar gelang zij ter volledige dan wel tot korte oefening zullen worden bestemd, zal geschieden in het tijdvak van 16 tot 30 September van het loopend dan wel in het tijdvak van 16 tot 31 Mei van het volgend jaar, en dat zij het bewijs van te hebben voldaan aan de eischen van militaire bekwaamheid en ïichamelijke geoefendheid vóór 15 Augustus van het loopend jaar zullen moeten inleveren bij den Commissaris der Koningin, althans indien die inlevering niet reeds in Januari t.v. mocht zyn geschied. De Burgemeester roept bij openbare kennisgeving (1) de verlofgangers op, die voor den dienst van het blijvend gedeelte van de najaarsploeg der Infanterie onder de wapenen moeten komen. De Burgemeester zendt, bij aangeteekenden brief, een brief van oproeping aan hen die voor evenbedoelden dienst onder de wapenen moeten komen en zich met toestemming van of vanwege den Minister van Oorlog buitenslands ophouden. Het is wenschelijk bijzondere kennisgevingen te doen toekomen aan de overige opgeroepen verlofgangers. De Burgemeester zendt terstond wanneer vóór 15 Juni aan het in het tijdvak van 16 tot 31 Mei van het loopend jaar afgeleverde gedeelte der lichting een loteling komt te ontbreken, eene kennisgeving aan den houder van het aan de beurt van oproeping liggend hooger nummer, waarbij deze wordt onderricht, dat hij ter aanvulling van het contingent ter aflevering zal worden opgeroepen, onder mededeeling dat die aflevering, naar gelang hu ter volledige dan wel tot korte oefening zal worden bestemd, zal (1) Zie de noot op bladz. 5. Volgnommer. 40. 41. 42 4! 4 NOMMER AANHALING DATUM yan den van de BETREKKELIJKE VOORSCHRIFT^. JUNI. tït' 10,' af'sfstiktsWad No!'230 tanToOl en No. 10 (Vóór of op den Vlin 1909. 30sten.) Art. 16, Staatsblad No. 230 van 1901. JUNI. Art' 15 ^staatsblad No. 230 van 1901. j (Op den 30sten of op den eerstvolgenden werkdag.) . (Vóór den 7den.) | A^' al.' 3,' Staatsblad No. 230 van 1901. 70» 710 J. JULI. SI»* trtSt' sta^ad'No'230'van 1901 en No. 10 van (Ten minste j 1909. 10 dagen vóór den aanvang der eerste-oefening.) j 2193 4. JULI- 213 AÏtt.2l45,ai9 ™6U20,' Sta\teblad No. 230 van 1901. ! (Uiterlijk op den 27sten.) Artt. 10, 24, al. 4, en 83 der wet. OMSCHRIJVING- DER WERKZAAMHEDEN. geschieden in het tijdvak van 1 tot 15 Maart dan wel in het tijdvak van 16 tot 31 Mei van het volgend jaar, en dat hij het bewijs van te hebben voldaan aan de eischen van militaire bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid zal moeten verwerven in Januari van dat jaar en zal moeten inleveren of doen inleveren bij den Commissaris der Koningin vóór den 25sten dier maand. Burgemeester en Wethouders onderzoeken, of allen, die in hunne Gemeente voor de militie ingeschreven moesten worden, op het register (Model No. 6) voorkomen en schrijven ambtshalve hen in, die zij bevinden nog niet te zijn ingeschreven. Van deze inschrijving geven zij terstond kennis aan den ambtshalve ingeschrevene of aan diens vader, moeder, voogd of curator. Op dat register worden doorgehaald de namen van hen, die wegens overlijden of om andere redenen van het register afgevoerd moeten worden. In de kolom „Aanmerkingen" wordt de reden der doorhaling, en worden, wat de overledenen betreft, dagteekening en plaats van overlijden vermeld. Burgemeester en Wethouders sluiten des namiddags te vier uren voorgoed het Inschrijvingsregister voor de Nationale Militie. Het relaas van sluiting te stellen ter rechterzijde van het blad, onmiddellijk onder de laatste inschrijving. Na de sluiting van het register (Model No. 6) en vóór de verzending daarvan en van de door hen in dubbel op te maken Alphabetische naamlijst (Model No. 7) aan den Commissaris der Koningin (zie volgn. 42), kunnen de artt. 17 en 18 van Staatsblad No. 230 van 1901 toepassing vinden. De Burgemeester zendt het Inschrijvingsregister en een der dubbelen van de daaruit opgemaakte Alphabetische naamlijst tot onderzoek aan den Commissaris der Koningin. Alhoewel het materieel voor het register van inschrijving (Model No. 6) en de Alphabetische naamlijst (Model No. 7) door de Regeering wordt verstrekt, is dit toch ook verkrijgbaar gesteld om, desverlangd, voor hulpregister te dienen. De Burgemeester doet eene openbare kennisgeving, waarbij de voor de zeemilitie bestemde manschappen, die niet dadelijk na hunne inlijving tot eerste-oefening in werkelijken dienst werden gesteld, voor eerste-oefening in werkelijken dienst worden geroepen. Het is wenschelijk bijzondere kennisgevingen te doen toekomen aan de opgeroepen verlofgangers. Burgemeester en Wethouders leggen het van den Commissaris der Koningin terugontvangen Inschrijvingsregister en de Alphabetische naamlijst op de Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing. Van deze nederlegging geschiedt, openbare kennisgeving (1). Register en lijst moeten gedurende ten minste 8 dagen op de Secretarie ter lezing liggen. Binnen den tijd der nederligging kunnen tegen register en lijst bezwaren worden ingebracht bij den Commissaris der Koningin. (1) Zie de noot op bladz. 5. Volgnommer. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 5] t» a tttm nommer aanhaling DATUM van » » » Volgnommer. | 52 53. 54. 55. 56. 57 5E 5$ 6' NOMMER AANHALING DATUM van den der uit te voeren Catalogus werkzaamheden. ^^N.t) BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. I AUGUSTUS. 59 A-E Artt. W enj^jr wet. ^ ^ ^ cn ^ 10 van (Op of dadelijk na- 1/74 1909. den lsten.) (1) AUGUSTUS. Artt- 53°9' lla To'3StaatBbieai No. 230 van 1901 en (Na den lsten.) 57 10'van 1909. 58 AUGUSTUS ^» Staatsblad No. 230 van 1901. (Uiterlijk op den 5den.) AUG.-SEPT. Alt' 30,dal. 2*fStaatsblad No. 230 van 1901. (Vóór den aanvang der loting.) AUG. -SEPT. 1202 Artt.^ 23*—88^'e Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 (Tusschen 7 Aug. 1438 van 1909. en 7 Sept.) 7 ? SEPT. Art- 25' staat9blad No' 230 van 1901' (Voorden aanvang van de loting.) Art. 37, laatste al., Staatsblad No. 230 van 1901. i. 7 AUG.—7 SEPT. Art- 28> al' 3' der wet" (Dag der loting.) ) 7 AUG —7 SEPT. Art. 16, al. 3, Staatsblad No. 230 van 1901. (Bij den aanvang | der loting voor eene gemeente.) 3. 7 AUG.—7 SEPT. Art- 3g Staatsblad No. 230 van 1901. (Dag der loting.) . rtfi afgifte van do stukken heeft niet vóór 1 Augustus plaats, OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester vraagt aan de bij de zaak betrokken Departementen van Algemeen Bestuur en aan de militaire autoriteiten uittreksels uit het stamboek, welke ingeschrevenen behoeven om hun recht op vrijstelling wegens eigen militairen dienst of wegens broederdienst te bewijzen, voor zoover dat recht niet blijkt uit stukken, door de belanghebbenden overgelegd of — zie art. 12, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 234 van 1904— door de Overheid ingezonden. De Burgemeester houdt zitting tot het, op aanvrage van belanghebbenden, opmaken van de getuigschriften Modellen No. 9, litt. A-, en No. 10, litt. A, die ingeschrevenen behoeven om hun recht op vrijstelling, op grond van art. 46, 50 of art. 53 der Wet, te bewijzen. De Burgemeester zendt aan den Militiecommissaris, terstond na het verstrijken van den termijn, bedoeld in art. 24, 2de zinsnede, der Wet, het Inschrijvingsregister en een der dubbelen van de Alphabetische naamlijst. De Burgemeester der Gemeente, waar de loting geschiedt, zorgt, dat de lengtemaat, die bij de loting moet dienen, onderzocht en c. q. van het merk van goedkeuring voorzien worde. Loting door of voor hen, die voor de lichting van het volgende jaar voor de militie zijn ingeschreven. De Burgemeester geeft vóór den aanvang van de loting voor zijne Gemeente aan den Militiecommissaris de ingeschrevenen op, wier namen wegens overlijden op het Inschrijvingsregister en de Alphabetische naamlijst moeten worden doorgehaald, met vermelding van dagteekening en plaats van overlijden. Dit geldt ook ingeval eene nieuwe loting is bevolen. De Burgemeester of een Lid van den Baad moet bij de loting tegenwoordig zijn, wanneer er voor zijne Gemeente wordt geloot. De Burgemeester, die, of het Raadslid, dat bij de loting voor zijne Gemeente tegenwoordig is, stelt bij den aanvang dier loting het dubbel van de Alphabetische naamlijst (Model No. 7), dat onder Burgemeester en Wethouders berustte, aan den Militiecommissaris ter hand. De Burgemeester, die, of het Lid van den Raad, dat voor een niet-opgekomen ingeschrevene een nommer heeft getrokken, moet den naam en de voluit geschreven voornamen van den loteling op den achterkant van het getrokken lotingsbiljet vermelden en deze vermelding parapheeren. Het biljet kan door of vanwege den ingeschrevene binnen drie maanden, te rekenen van den eersten werkdag, volgende op dien van de trekking, ter Gemeentesecretarie worden afgehaald. Volgnommer. 61. 62. 68. 64. 65. 66. 67. 68. DATUM Nv°HeEnR AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden, BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. AUGUSTUS. 2019 Artt. 10, 38, 41 en 83 der wet. (Dadelijk na 2020 de inlevering.) 2054 AUGUSTUS. (Vóór den 15den.) AUGUSTUS. 765 § 20 van het Voorschrift betreffende dienstroizen enz. (Uiterlijk 15.) 175 Zie volsn- i- (Zoo mogelijk niet uitersten termtjn afwachten.) AUGUSTUS. 450 Artt. 6, 134, 136 en 146 der wet. (In den loop.) 795 1789 SEPTEMBER. 765- Artt. 95, 96 en 99 der wet. (Ten minste Art- &7> Staatsl>lad No- 230 van 1901 en No- 10 van 10 dagen zje 00k art a) g ,jcr wet) alsmede Staatsblad No. vóór den dag der 39 van 1904; Besch. M. v. O. 15 Febr. 1904, Vilde aflevering.) 833 Afd- No- 78 M- i"04, biz. 175.) SEPTEMBER. ! 2199 § 10, 1°, d en g Militie-Beschikking 1909. (In den loop.) ) SEPTEMBER. 151 i Artt. 96, 1°. en 99 der wet. (Ten minste 152 » 61 en 62, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 ^ , van 1909. 5 dagen vóór den dag der aflevering.) SEPTEMBER. 765 Artt. 96, 1°., en 99 der wet. (Van den 16den A rt. 55ter, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 van tot den 30sten.) 68 Art Bgqualeri staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 van 1909. 92 1790 § 12, 7"., der Militie-Beschikking 1909. OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester zendt de bij hem ingeleverde bezwaarschriften, met de daarbij overgelegde bewijsstukken, tegen de wijze, waarop de loting ef eene naloting is geschied, terstond aan Gedeputeerde Staten. Voor de bezwaarschriften wordt een bewijs van ontvangst afgegeven; deze zijn vrij van zegel. Als onder 21 en 39. Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris der Koningin eene declaratie, in duplo, wegens betaalde daggelden aan de manschappen der Zeemilitie. (Zie volgn. 47.) Uitreiking, of toezending bij aangeteekenden brief, van de bewijzen van ontslag aan hen, die op 1 Augustus van het jaar daarop recht hebben (ingelijfden bij de Zeemilitie, bij de bereden korpsen en bij het Korps Torpedisten, zoomede de van den werkelijken dienst onthevenen). Voor ontslag krachtens de laatste zinsnede van art. 96 of art. 99 der wet wordt verwezen naar § 10, 2°. der Militie-Beschikking 1909. De Burgemeester doet de van den Commissaris der Koningin ontvangen oproepingsbrieven (Model No. 13, lit. A.), waarbij dag, uur en plaats der aflevering worden vermeld, aan de lotelingen uitreiken. (Zie ook volgnrs. 15, 18, 19 en 23.) Het is wenschelijk dat van die uitreiking een ambtseedig relaas wordt opgemaakt. De Burgemeester zendt gelijktijdig met of anders kort na de uitreiking van de oproepingsbrieven aan hen, die in het tijdvak van 16 tot 30September zullen worden afgeleverd, eene persoonlijke kennisgeving aan de lotelingen, die reeds d staatsblad No. 230 van 1901. 8 dagen vóór den 2den Maandag in October.) SEPT.—OCT. 54 Alt. 73 al. 2 en 3, der wet. (Ten minste 3 dagen vóór den 2den Maandag in October.) 55 (en 989 voor Utrecht.) OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester zendt terstond wanneer aan het in liet tijdvak van 16 tot 30 September van het loopend jaar afgeleverde gedeelte der lichting een loteling komt te ontbreken, eene kennisgeving aan den houder van het aan de beurt van oproeping liggend hooger nummer, waarbij deze wordt onderricht, dat hij ter aanvulling van het contingent ter aflevering zal worden opgeroepen, onder mededeeling voorts, dat die aflevering, naar gelang hij ter volledige dan wel tot korte oefening zal worden bestemd, zal geschieden in het tijdvak van 1 tot 15 Maart dan wel in het tijdvak van 16 tot 31 Mei van het volgend jaar en dat hij het bewijs van te hebben voldaan aan de eischen van militaire bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid zal moeten verwerven in Januari van dat jaar en zal moeten inleveren of doen inleveren bij den Commissaris der Koningin vóór den 25sten dier maand. Als onder 39. De Burgemeester doet eene openbare kennisgeving, waarbij de ingelijfden bij de bereden korpsen, die na hunne inlijving met verlof tot nadere oproeping zijn gezonden, voor eerste-oefening onder de wapenen worden geroepen. De Burgemeester zendt, bij aangeteekenden brief, een brief van oproeping aan hen, die zich gedurende het verlof tot nadere oproeping hetzij buiten het Rijk hetzij in eene andere gemeente dan die waarvoor zij zijn ingelijfd, binnen het Rijk ophouden. Het is wenschelijk bijzondere kennisgevingen te doen toekomen aan de overige opgeroepen verlofgangers. De Burgemeester zendt aan den Militiecommissaris de bewijsstukken, getuigschriften enz., tot het bekomen van vrijstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid, eigen militairen dienst of dien van een broeder of van broeders, of op grond van art. 50 der Wet, vergezeld van eene lyst, Model No. 11. Burgemeester en Wethouders doen eene openbare kennisgeving (1), waarbij de tijd en de plaats der zitting van den Militieraad worden vermeld. Burgemeester en Wethouders maken tijd en plaats, waarop de zitting van den Militieraad voor de Gemeente zal worden gehouden, bekend aan eiken loteling. De bekendmaking wordt gedaan door een aan zijne woning of aan die van zijn vader, moeder, voogd of curator af te geven biljet. Zijn de woning van den loteling en die van zi.jn vader, moeder, voogd of curator niet binnen het Rijk gelegen, dan wordt het biljet door Burgemeester en Wethouders bij aangeteekenden brief gezonden. Het bovenstaande geschiedt ook ten aanzien van een loteling, omtrent wien op een anderen dag door den Militieraad uitspraak wordt gedaan (artt. 72, al. 2, en 73, al. 4-, der Wet.) (1) Zlo de noot op bladz. 5. Volgnommer. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. DATUM AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden, BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. OCTOBER. Art. 72 der wet. (Op den 2den Maandag.) OCTOBER. Art. 49, Staatsblad No. 230 van 1901. (Vóór de zitting van den Militieraad.) OCTOBER. 2019 Artt. 10, 81 en 83 der wet. (Dadelijk na de 2020 inlevering.) 3054 OCTOBER. 410 A Art. 99, al. 2 en 3, Staatsblad No. 230 van 1901 en (Vóór den lOden.) No- 234 van 1904- Circ. C. d. K. Z.-H. van 22 Februari 1902, Prov. blad No. 36. OCTOBER. 101 I Art. 138, al. 1, der wet. (VÓÓr den 15den.) Besch. M. v. M., 16 Dec. 1908, Bur. S/B No. 45. OCTOBER. (In den loop.) OCTOBER. 765 § 20 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz. (In den loop.) 175 Zie volsn- i- NOV.—DEC. 1447 Art. 100, al. 2, Staatsblad No. 230 van 1901. (Ten minste (en 5 dagen vóór het 417, 418 later onderzoek model Z.-H.) van verlofgangers.) OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Opening van de zitting van den Militieraad. De Burgemeester geeft vóór den aanvang van de voor zijne Gemeente bestemde zitting van den Militieraad aan den Militiecommissaris de namen op van de lotelingen, omtrent wie wegens overlijden geen uitspraak behoeft te worden gedaan, met vermelding van dagteekening en plaats van overlijden. De Burgemeester zendt, dadelijk na de indiening, aan Gedeputeerde Staten, de bij hem tegen bewijs van ontvangst ingeleverde bezwaarschriften, met dé daarbij overgelegde bewijsstukken, tegen de uitspraak van den Militieraad. De bezwaarschriften kunnen op ongezegeld papier zijn gesteld. Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris der Koningin eene opgave van de in hunne Gemeente in het register Model No. 21 ingeschreven verlofgangers der Militie te land, aan wie toestemming is verleend tot uitoefening van de buitenlandsche zeevaart of tot verblijf buitenslands, en aan wie, in verband met deze toestemming of wegens de uitoefening van hun beroep of bedrijf of andere buitengewone omstandigheden, is vergund het onderzoek in November of December te ondergaan. (In Zuid-Holland voorgeschreven.) Negatief bericht wordt verlangd. (Vooral inzenden.) Burgemeester en Wethouders noodigen bij openbare kennisgeving (1) de ter inlijving bestemde lotelingen, die verlangen bij de Zeemilitie te dienen en een der daarvoor in aanmerking komende beroepen uitoefenen of tot een der in art. 137 der wet bedoelde categorieën behooren, uit, om zich vóór den lsten November bü hen aan te melden of te doen opgeven. Als onder 69. Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris der Koningin (voor elk Departement van Algemeen Bestuur afzonderlijk) eene declaratie (Model No. 6 van het Voorschrift betreffende dienstreizen enz.), in duplo, wegens betaalde daggelden en kosten van huisvesting met voeding en van vervoer aan of ten behoeve van dienstplichtigen der Nationale Militie, ter aflevering of tot het houden van wapenoefeningen opgeroepen, over het afgeloopen kwartaal. (2) De Burgemeester van elke Gemeente met 100.000 inwoners en daarbeneden zendt het register of de registers van verlofgangers enz. (Model No. 21), voor het onderzoek van verlofgangers uit zijne Gemeente noodig, aan den Militiecommissaris. (1) Zie de noot op bladz. 5. (2) P n 1) v n 18. Volgnommer. 82. 83. 8L 85. 86. 87. DATUM ^an AANHALING der uit te Toeren Catalogus van de werkzaamheden, BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. NOV. of DEC. 193 B Art. 123, al. 3, en artt. 125 en 1?6 der wet. (In den loop.) 1986 >■ 99 > al- 2 en 3, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 234 vau 1904. Zie verder volgn. 34. 65 lï NOVEMBER. ' 361 I Art. 138, al. 2, der wet. (Vóór althans 2G1 A » 104, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 van niet later dan den 410 a circ.°M. v. b. z., 28 Oct. 1902, Afd. m.s., No. 1854M. 5uen.) (v. Maanen, Verzameling, jg. 1902, blz. 960). Ciro. M. v. B. Z. 28 Sept. 1898, Afd. M. S., La. A, No. 1459 M., slot der eerste zinsnede (v. Maanen, Verzameling, jg. 1898 , blz. 1319). Circ. C. d. K. Z.-H., 8 Dec. 1892, A., No. 4232, 2de Afd.: 27 Dec. 1892, A., No. 4771, 2de Afd. NOVEMBER. (In den loop.) NOVEMBER. 3194 Art. 109 der wet. (Teil minste 3304 Artt. 80 en 82, Staatsblad No. 230 van 1901 en No. 10 dagen vóór 66, 2084, 10 van 1909, den dag, voor de 380,338, 339, opkomst bepaald.) 68> ^g^812' 3105 DECEMBER. 1869 Aanschr. M. v. O., 17 Dec. 1908, Ude Afd. No. 133. (In de 1875 (1) eerste dagen.) 1876 (1) DECEMBER. (In den loop.) (1) De befatelnommers 1875 en 1876 zün slechts in enkele Provinciën voorgeschreven tot het doen van opgaaf c. q. negatieve opgaaf van de in de Gemeente gevestigde postduivenhouders. (Inzending vóór 12 September.) OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Burgemeester en Wethouders doen, ten minste 10 dagen vóór den dag van het onderzoek, eene openbare kennisgeving (1) van de plaatsen, dagen en uren, waarop het onderzoek der verlofgangers van de militie te land, aan wie uitstel van het Juni-onderzoek is toegestaan, zal plaats hebben. Zie ook volgn. 77, en voor de na-inspectie, zoomede voor de oproeping in werkelijken dienst voor straf volgn. 35. Bijzondere kennisgeving aan de verlofgangers bovendien is wenschelijk. Burgemeester en Wethouders zenden aan den Commissaris der Koningin eene naamlijst Model No. 22) der lotelingen, die zich voor de zeemilitie hebben aangemeld of hebben doen opgeven, of wel een negatief bericht. N.B. Van de naamlijst moeten worden weggelaten de namen van hen, ten aanzien van wie het niet twijfelachtig is, dat zij een beroep uitoefenen, hetwelk geheel valt buiten het kader van de vastgestelde beioepenlijst. Brief van M. v. M., 16 Mei 1902, Bur. S/B, No, 58 (Van Maanen, Verzameling, jaarg. 1902, blz. 688). Tevens moet kolom 18 van het lotingsregister (Model No. 8), waar noodig, worden ingevuld. Een afschrift van de openbare kennisgeving moet (voor Zuid-Holland) bij de in te zenden naamlijst gevoegd worden. Als onder 69. rv. i-nor\+ hn nnonharB tfinnisp'fivins' (1) de verlofgangers op, die voor den dienst van het blijvend gedeelte van de voorjaarsploeg der Infanterie onder de wapenen moeten komen. De Burgemeester zendt, bij aangeteekenden brief, een brief van oproeping aan hen die voor evenbedoelden dienst onder de wapenen moeten komen en zich met toestemming van of vanwege den Minister van Oorlog buitenslands ophouden. Het is wenschelijk bijzondere kennisgevingen te doen toekomen aan de overige opgeroepen verlofgangers. De Burgemeester doet eene openbare kennisgeving (1), houdende de bepalingen, waaronder lotelingen, die in het volgende jaar bij de Militie worden ingelijfd, kunnen worden opgeleid en aangesteld als Verzorger bij den Rijkspostduivendienst. Als onder 69. (1) Zie de noot op bladz. 5. Volgnommer. 88. 89. DATUM ™ndeEnE AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden. BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. DECEMBER. 1534 Art. 113, al. 8 en 4, en art. llS&is de' wet. (In de eerste helft) Aanschr. M. v. O., 29 Dec. 1903, Vilde Afd. No. 1. „ M. v. M., 26 Jan. 1904, Bur. S/B No. 61. 1373A-C(1) 1373 AA 1373 BB 1458A-C(1) 340 A-C 3130 DECEMBER. 187 Art. 17 der wet. (In den loop.) » 9> Staatsblad No. 230 van 1901. ■ (1) Op aanvragen om uitstel van ecrstp-oefruing (art. 114 der wet) hebben betrekking bestelnommers 1314, 1374 a, 13j6 en 13j6a. OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Burgemeester en Wethouders deelen bij openbare kennisgeving (1) mede hetgeen lotelingen, die bij de militie worden ingelijfd of die in werkelijken dienst moeten terugkeeren, te doen hebben tot bekoming van ontheffing of vergoeding. Deze openbare kennisgeving zal meermalen 's jaars moeten worden herhaald, behalve in December ook in de eerste helft van Maart en voorts o.a. tegen de opkomst voor herhalingsoefeningen. Zie volgn. 22. De aanvragen om ontheffing of om ontheffing of vergoeding aan de Koningin en aanvragen enkel om vergoeding aan den betrokken Minister te richten. De staten van inlichtingen en advies zonder geleidebrief in tweevoud in te zenden aan den Commissaris der Koningin, met vermelding uitdrukkelijk, indien tot vergoeding wordt geadviseerd, van het noodig geoordeelde bedrag der vergoeding. Het is wenschelijk voor de uitbetaling der vergoedingen een of meer bepaalde dagen of uren vast te stellen. Burgemeester en Wethouders doen in den loop der maand December ten minste twee malen eene openbare kennisgeving (1), waarbij op de verplichting tot aangifte tor inschrijving voor de Militie (in Januari) wordt gewezen. (1) Zie de noot op bladz. 6. III. DE LANDWEERWET. AFKORTINGEN. L.w.W. = Landweerwet. Wet van 24 Juni 1901 (St.bl. No. 160), aangevuld bij de Wet van 27 April 1906 (St.bl. No. 73.) L.w.B. I. Landweer-Besluit I. (Kon. besl. 11 April 1904, St.bl. No. 68.) L.w.I. I. zzz Landweerinstruetie I. (Besch. M. v. O., 27 April 1904, Vilde Afd.-No. 142.) L.w.B. II. — Landweer-Besluit II. (Kon. besl. 5 Sept. 1904, St.bl. No. 220.) Volgnommer. 1. 2. 3. 4. 5. 6. DATUM y™enR AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden. BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. JANUARI. Art. 19, L.w.B. I. (Op den lOden of daags te voren.) 1834 Art. 18, voorlaatste lid, en art. 19, L.w.B. I. JANUARI. 1871 Art. 4, L.w.B. II. (Op den laatsten werkdag.) 1870 A 1870 B FEBRUARI. (Op den lOden of daags te voren.) FEBRUARI. (Op den laatsten werkdag.) MAART. (Op den lOden of daags te voren.) MAART. (Op den laatsten werkdag.) I OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester ontvangt, door tusschenkomst van den Commissaris der Koningin, den mutatiestaat, vermeldende de veranderingen ten aanzien van de in het register voor de Landweer zijner Gemeente ingeschreven verlofgangers, gedurende de afgeloopen maand voorgevallen, ter kennisneming en tot het doen van de vereischte aanteekeningen en doorhalingen in dat register. De Burgemeester zendt den mutatiestaat zoo spoedig mogelijk aan den Commissaris der Koningin terug, bij geleidebrief. Van het afvoeren als deserteur, het weder in de sterkte brengen, het overlijden en het op eenige andere wijze uit den dienst geraken (diensteindiging inbegrepen) van verlofgangers der Landweer, in een ander district gevestigd, wordt aan den Burgemeester der Gemeente, voor welke zij bij de militie zijn ingelijfd, eveneens op den lOden kennis gegeven bij afzonderlijke mutatiestaten, vermeldende bedoelde veranderingen over de afgeloopen maand. Met deze mutatiestaten wordt gehandeld als met den gewonen maandelijkschen mutatiestaat. De Burgemeester zendt, zoo noodig, aan den districtscommandant eene aanvullingsopgaaf op de door hem ingezonden opgaaf, laatstelijk ingezonden hernieuwde opgaaf of laatstelijk ingezonden aanvullingsopgaaf, betrekkelijk de dienstplichtigen bij de Landweer, die, als behoorende tot de categorieën, vermeld onder 6, 7 en 11 van kolom 1, 2 en 3 der lijst, vastgesteld bij artikel 1 van het L.w.B. II, niet behoeven: a. in tijd van vrede bij te wonen de oefeningen, vermeld in artikel 11 der L.w.W.; b. in tijd van vrede bij te wonen het onderzoek, voorgeschreven in artikel 29 dier wet; c. in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden in werkelijken dienst te komen. Negatieve aan vullingsopgaaf wordt niet ingezonden. {Eene hernieuwde opgaaf, c. q. negatieve opgaaf, wordt alleen ingezonden wanneer de Minister van Oorlog daartoe zijn verlangen kenbaar maakt.) Als onder 1. Als onder 2. Als onder 1. Als onder 2. mm' Volgnommer. I 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 1B. 16. DATUM NOMMER AANHALING u m van den der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden. ^gave^st' BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. MAART-APRIL. 1873 Artt. 20 en 27 L.w.W. (In den loop.) 1878 APRIL. (Op den lOden of daags te voren.) APRIL. (Op den laatsten werkdag.) MEI. (Op den lOden of daags te voren.) MEI. (Op den laatsten werkdag.) JUNI. (Op den lOden of daags te voren.) JUNI. (Op den laatsten werkdag.) JULI. 1820 § 10l laatste lid, L.w.I. I. (In den loop). 1831 JULI. § 11 laatste lid, L.w.I. I. (Op den lsten of daags te voren.) JULI. § 5, eerste lid, L.w.I. I. (Op den 5den of daags te voren.) OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester vestigt, bij openbare kennisgeving (1), de aandacht van belanghebbenden op nevensvermelde wetsbepalingen. W Ofschoon deze openbare kennisgeving niet algemeen is voorgeschreven, schijnt zij doeltreffend en vernieuwing er van jaarlijks aanbevelenswaardig. Als onder 1. Als onder 2. Als onder 1. Als onder 2. Als onder 1. Als onder 2. De Burgemeester herinnert, bij openbare kennisgeving (1), de milicien-verlofgangers, die bestemd zijn om op 1 Augustus d. a. v. naar de Landweer over te gaan, aan de hun bij art. 24 der Landweerwet opgelegde verplichting om zich vóór 81 Augustus d. a. v. bij hem aan te melden en hunne zakboekjes in te leveren. In het buitenland verbliji houdende verlofgangers behoeven zich niet persoonlijk aan te melden, doch kunnen volstaan met het bij aangeteekenden brief inzenden, vóór laatstgenoemden datum, van hun zakboekje aan den Burgemeester hunner laatste woonplaats binnen het Rijk. (Art. 24, tweede lid, L. w. W.) Herinnering ook bij bijzondere kennisgeving is wenschelijk. De Burgemeester ontvangt van de militaire autoriteiten opgave van de namen enz. der voor zijne Gemeente ingelijfde verlofgangers, behoorende tot de lichting der militie, welke op 1 Augustus van het jaar naar de Landweer overgaat, doch die om eenige reden in dien overgang niet deelen. De Burgemeester ontvangt van den Landweerdistrictscommandant eene lijst der namen en stamboeknummers van de in zijne Gemeente gevestigde milicien-verlofgangers, die op 1 Augustus d. a. v. naar de Landweer moeten overgaan. (1) Zie de noot op bladz. 5. Volgnommer. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 28. DATUM NvïfIEnR AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden, BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. JULI. (Op den lOden of daags te voren). JULI. 1815 § 5, derde lid, L.w.I I. (Op den 17den of daags te voren.) JULI. 1816 j § 1, slotzin, L.w.I. I. (Op den 17den of daags te voren.) JULI. 1817 § 8, vierde lid, L.w.I. I. (Op den 31sten of {buiten- en daags te voren.) binnenzeilen) 1803 JULI. (Op den laatsten werkdag.) AUGUSTUS. (Op of zoo kort mogelijk na den lsten.) AUGUSTUS. Art. 39, eerste lid, L.w.W. (In de eerste § 67- eerste lid, l.w.i. i. dagen.) 1858 185» § 67, tweede lid, L.w.I. I. 1860 1861 1863 OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Als onder 1. De Burgemeester doet aan den Landweerdistrictscommandant opgave van de namen en stamboeknummers van de milicien-verlofgangers, die hem door dien Commandant zijn opgegeven als op 1 Augustus d. a.v. overgaande naar de Landweer, doch niet of niet meer voorkomen in het militieverlofgangersregister zyner Gemeente. Voor zooveel deze manschappen voor de door hen verlaten Gemeente waren ingelijfd, vermeldt hij tevens hunne woonplaats. De Burgemeester doet van de namen der voor zijne Gemeente bij de militie ingelijfde verlofgangers, die, behoorende tot de lichting, welke op 1 Augustus d.a.v. naar de Landweer overgaat, om eenige reden niet in dien overgang zijn begrepen, mededeeling aan zijnen ambtgenoot in de Gemeente, waar deze verlofgangers in het verlofgangersregister der militie zijn ingeschreven, onder vermelding van de reden van hunnen niet-overgang. De Burgemeester ontvangt van den Landweerdistrictscommandant de opgave Model C, houdende gegevens, noodig bij de inschrijving in het register voor de Landweer van de dienstplichtigen, die op 1 Augustus d. a. v. naaide Landweer overgaan. Ofschoon het materieel voor het register voor de Landweer door het Departement van Oorlog wordt verstrekt, is dit toch ook verkrijgbaar gesteld om, desverlangd, voor hulpregister te dienen. Als onder 2. De Burgemeester doet de in de opgave Model C vermelde dienstplichtigen, voor zooveel hunne namen voorkomen in het militie-verlofgangersregister zijner Gemeente, inschrijven in het register voor de Landweer. De Burgemeester ontvangt van den Landweerdistrictscommandant, ter uitreiking of toezending aan de belanghebbenden, de bewijzen van ontslag van hen, die op 81 Juli van het jaar recht op ontslag uit den dienst bij de Landweer hebben verkregen en zich op dien dag met groot-verlof bevinden. Het verdient aanbeveling bij publicatie (1) bekend te maken, dat de bewijzen van ontslag ter Gemeentesecretarie kunnen worden afgehaald. De Burgemeester zendt de bewijzen van ontslag voor hen, die inmiddels de Gemeente hebben verlaten, aan den Burgemeester der Gemeente van nieuwe vestiging. Deze bericht de goede ontvangst. De Burgemeester verzendt de bewijzen van ontslag voor de buitenslands gevestigde belanghebbenden bij aangeteekenden brief. Aanbeveling verdient het bij dien brief een bewijs van ontvangst in te sluiten. (1) Zie de noot op bladz. 5. 4 Volgnommer. 24. 25. 26. 27. 28. 29. T> A m 1T lf NOMMER I . . -T TT . T T -KT DATUM van den -AANHALING der uit te voeren Catalogus van de wprk7nnmhprtpn van Materieel. weiKzaamneden. ([Jitgave N_ gJ BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. AUGUSTUS. § 8, v«fde lid, L.w.I. i. (Uiterlijk op den 5den.) 1818 1819 AUGUSTUS. (Op den lOden of daags te voren.) AUGUSTUS. Art. 24, L.w.W. (Vóór den 31sten.) § 10, eerste lid, L.w.I. i. AUGUSTUS. (Op den laatsten werkdag.) AUGUSTUS. 1823 § 10, tweede lid, L.w.I. I. (Op den Sisten of daags te voren.) Alt. 24, eerste lid, L.w.W. 1833 1834 SEPTEMBER. 1H65 § 3, slotzin, L.w.I. I. (Op of zoo kort mogelijk na den lsten.) 18H6 II. Ij. IC. Missive C. d. K. Overijssel, 4 Juni 1904, 4de Afd. 998 No- 2724/1674. OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. De Burgemeester doet, zoo de opgave Model C (zie onder volgn. 20) nainen mocht bevatten van verlofgangers, die sedert 17 Juli t. v. de Gemeente hebben verlaten, mededeeling: aan den Burgemeester der Gemeente, waarheen deze verlofgangers zich hebben begeven, van hunne namen en van de op hen betrekking hebbende gegevens; aan den Landweerdistrictscommandant, van hunne namen en van de Gemeente hunner nieuwe vestiging. Als onder 1. Bij den-'Burgemeester worden ingeleverd of aan hem worden toegezonden de militie-zakboekjes — met ingehechten verlofpas — van de dienstplichtigen, die op_l Augustus van het jaar naar de Landweer zijn overgegaan. Als onder 2. De Burgemeester zendt, onder bijvoeging van eene lijst, aan den Landweerdistrictscommandant de zakboekjes, bij hem ingeleverd of aan hem toegezonden door de verlofgangers der Landweer, op 1 Augustus te voren naar de Landweer overgegaan. De Burgemeester teekent vóór de verzending den in het zakboekje gehechten verlofpas voor „gezien" of opnieuw voor „gezien". Hij voegt bij de zakboekjes eene opgaaf van de overgegane verlofgangers, die in het militie-verlofgangersregister zijner Gemeente waren ingeschreven en in gebreke zijn gebleven hun zakboekje bij hem in te leveren of aan hem toe te zenden. Daar deze verlofgangers door dit verzuim schuldig zijn aan overtreding van artikel 24 der Landweerwet, geeft de Burgemeester te zelfder tijd, dus op 31 Augustus, of althans zoo spoedig mogelijk daarna, van deze overtreding kennis aan den Commissaris der Koningin. Hierbij te vermelden de verschoonende of verzwarende omstandigheden.- De Burgemeester doet aan den Commissaris der Koningin mededeeling van de namen enz. der verlofgangers, op 1 Augustus te voren naar de Landweer overgegaan, die, als buitenslands vertoevende, overeenkomstig het tweede lid van art. 24 L.w.W., hem het zakboekje hebben toegezonden en tot het verblijf buitenslands geen vergunning hebben bekomen. Hierbij zoo mogelijk de verblijfplaats te vermelden. Zijn geen zakboekjes van zoodanige verlofgangers aan hem toegezonden, dan doet de Burgemeester negatieve opgave. (In de meeste Provinciën voorgeschreven.) (Voor Overijssel gelijktijdig bovendien opgave van de dienstplichtigen, bedoeld in den eersten volzin van § 3, L.w.I. I.) Yolgnommer. 30. 81. 32. 33. 34. 35. 36. DATUM ^an de™ AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden. v^atertaBl. BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. SEPTEMBER. (Op den lOden of daags te voren.) SEPTEMBER. Art. 39, eerste lid, L w.W. (Op den 15den.) SEPTEMBER. (Op den laatsten werkdag.) OCTOBER. (Op den lOden of daags te voren.) OOTOBER. § li, tweede lid, L.w.I. I. (Op den 15den of daags te voren.) § n, derde lid, l.w.i. i. 1835 1836 1837 | §11, vierde lid, L.w.I. I. 1828 1829 Art. 24, tweede lid, L.w.W. 1830 OCTOBER. (Op den laatsten werkdag.) OCT.—NOV. 1845 I Art. 30, tweede lid, L.w.W. (Ten minste tien » 22, l.w.b i. dagen vóór het » 1 > II, met bybehoorende „L(jst". onderzoek.) 1849 § 42, tweede lid, L.w.I. I. § 42, eerste lid, L.w.I. I. OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Als onder 1. De Burgemeester doet de bewijzen van ontslag, die alsdan nog niet zijn afgehaald, by de verlofgangers aan huis bezorgen of aan dezen bij aangeteekenden brief toezenden. Als onder 2. Als onder 1. De Burgemeester ontvangt van den Landweerdistrictscommandant de nieuwe landweerzakboekjes, ter uitreiking, vóór 25 October, aan de verlofgangers. Vóór de uitreiking of de verzending van de zakboekjes, moet de Burgemeester den daarin gehechten verlofpas afteekenen (in den regel onder dagteekening van 1 Augustus). Het verdient aanbeveling, bij publicatie (1) en bijzondere kennisgeving bekend te maken, dat de zakboekjes ter Secretarie verkrijgbaar zijn, opdat bij afhaling het juiste adres kan opgeschreven worden en de verlofganger zich kan overtuigen, dat de verlofpas voor „gezien" is geteekend. De Burgemeester zendt het zakboekje van den verlofganger, die zich inmiddels in eene andere Gemeente des Rijks gevestigd heeft, aan den Burgemeester der Gemeente van nieuwe vestiging, ter uitreiking vóór 25 October, aan belanghebbende. Laatstbedoelde Burgemeester bericht de goede ontvangst. Aan den verlofganger, die buiten het Rijk woont of verblijf houdt, wordt het zakboekje, na afteekening van den verlofpas, bij aangeteekenden brief toegezonden. Aanbeveling verdient het hierbij een bewijs van ontvangst in te sluiten. Als onder 2. Burgemeester en Wethouders doen openbare kennisgeving (1) van plaats, dag en uur, door den Commissaris der Koningin voor het onderzoek van de verlofgangers der Landweer bepaald. Dit geldt ook voor de oproeping van de verlofgangers, die, ingevolge art. 34 L.w.W., voor den Landweerdistrictscommandant moeten verschijnen voor het nader onderzoek. Dag, uur en plaats voor dit onderzoek wordendoor den Landweerdistrictscommandant bepaald, die daarvan aan den Burgemeester kennis geeft door toezending eener opgave, Model H, van L.w.I. I. (1) Zie de noot op bladz. 5. Yolgnommer. 37. 38. 39. 40. 41. 42. DATUM ™?deBnE AANHALING der uit te voeren Catalogus van de werkzaamheden. ^tg^Tso' BETREKKELIJKE VOORSCHRIFTEN. I 1840 1850 1847 Art. 22, vierde lid, L.w.B. I. NOVEMBER. 1848 § 41, derde lid, L.w.I. I. (Tijdig vóór den aanvang van het onderzoek.) NOVEMBER. Art. 29, L.w.W. (In den loop.) „ 22, eerste lid, L.w.B. L „ 1, L.w.B. II, met bijbehoorende „Lijst". NOVEMBER. (Op den lOden of daags te voren.) NOVEMBER. (Op den laatsten werkdag.) DECEMBER. (Op den lOden of daags te voren.) DECEMBER. (Op den laatsten werkdag.) OMSCHRIJVING DER WERKZAAMHEDEN. Het verdient aanbeveling, zoowel van het onderzoek als van het nader onderzoek bijzondere kennisgevingen te verzenden. Wordt aan een verlofganger vergund het onderzoek te ondergaan in een ander district, dan geeft de districtscommandant daarvan kennis aan den Burgemeester der Gemeente, waar de verlofganger in het register voor de Landweer is ingeschreven. De Burgemeester doet van de verleende vergunning mededeeling aan den verlofganger. De Burgemeester doet aan den Landweerdistrictscommandant toekomen eene naamlijst van de verlofgangers, die door ziekte verhinderd zijn tot bijwoning van het onderzoek, met bijvoeging van de betrekkelijke geneeskundige verklaringen. Jaarlijksch onderzoek van de verlofgangers van de Landweer door den Landweerdistrictscommandant. Als onder 1. Als onder 2. Als onder 1. Als onder 2. INSCHRIJVING VOOR DE MILITIE VAN MINDERJARIGE NEDERLANDERS. VOLGNOMMER. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. RIJK' RIJK" :! GEMEENTE, WAAK DE MINDERJARIGE . ' Nederlander waar de vader, moeder of voogd waar de aangifte ter OPMERKINGEN. VERBLIJF HOUDT. WOONPLAATS HEEFT. INSCHRIJVING ! MOET GESCHIEDEN. Nederland, b.v. te Arnhem. Nederland, b.v. te Haarlem. TT , „T , . .. _... Haarlem. Wegens de woonplaats binnen het Ryk van vader, Art. 18, 1°. der wet. . , . . ... . „ , , moeder of voogd, gelden voor den jongeling Art. 14, 1 al. der wet. tevens art. 13, 2°. en art. 14, 2Ü., al. 2 der wet, vermits art. 13, 2°. geen onderscheid maakt met betrekking tot de verblijfplaats van den minderjarige. Zie hierna sub 10. Nederland, b.v. te Arnhem. België. (*) Arnhem. Art. 13, 1°. der wet. . , , . „ , , Art. 14, 1°., al. 3 der wet. Nederland, b.v. te Arnhem. Nederland, b.v. te Haarlem; ArYltldTYl Art. 13, 1°. der wet. doch de jongeling is door vader, in ' moeder of voogd verlaten ^^> * •> a'- 4 ^er wet- (abandonné). Nederland, b.v. te Arnhem. De jongeling is ouderloos _ Art 13 1° der wet is *n wettelijken zin zonder Arnhem. vader of moeder en zonder Art. 14, 1°., al. 4 der wet. bekenden voogd. Duitsche Rijk. Nederland, b.v. te Haarlem. .... , , . J ' Haarlem Wegens de woonplaats binnen het Kyk van vader, Art. 13 1°. der wet. " moeder of voogd, gelden voor den jongeling art. 13, 2U. en art. 14, 2°., al. 2 der wet. Zie hierboven by 1 en hierna sub 11. Duitsche Rijk. België. (*) Art. 13, 1°. der wet. Amsterdam. Art. 14, 1°., al. 5 der wet. België. Nederland, b.v. te Haarlem. Art 1Q 10 flp, wAt Haarlem. Wegens de woonplaats binnen het Rijk van vader, ü.11,. io, i . uoi net. moeder of voogd, gelden voor den jongeling art. 13, 2°. en art. 14, 2°., al. 2 der wet. Zie hierboven bvj 1 en hierna sub 11. | België. Duitsche Rijk. (*) Art. 13, 1°. der wet. j Rotterdam. Art. 14, 1°., al. 6 der wet. Koloniën of bezittingen — ' des Rijks Niet-inschrii vingsplichtig op grond van alt. 15, 2". der wet, al heeft vader, moeder of voogd woon- in andere werelddeelen. plaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk II'' of in België. O Of elk ander vreemd land, of de Koloniön of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen. « RIJK, RIJK, ; GEMEENTE, WAAR DE MINDERJARIGE WAAR DE AANGIFTE TER _ *r -n t> rr t -kt -n at | Nederlander waar de vader' m0eder 0f v00öd inschrijving OPMERKINGEN. o VERBLIJF HOUDT "WOONPLAATS HEEFT. MOET GESCHIEDEN. > ' 1 — 10. Nederland, b.v. te Arnhem. Nederland, b.v. te Haarlem. Haarlem. Art. 13, 2°. der wet. Art. 14, 2°., al. 2 der wet. Ij, Oostenrijk. (*) Nederland, b.v. te Haarlem. Haarlem. Art. 13, 2°. der wet. Art. 14, 2°., al. 2 der wet. 12, Rusland. (*) Duitsche Rijk. I Amsterdam. Art. 18, 2°. der wet. Art. 14, 2°., al. 3 der wet. 13. Italië. (*) België. Rotterdam. Art. 13, 2°.'der wet. Art. 14, 2°.,*al. 4 der wet. Frankrijk. Nederland, b.v. te Haarlem; — Kan niet ingeschreven worden, o. a. wegens gemis , van aanwijzing van de plaats van inschrijving. Art. 13, 2°. der wet. doch de jongelingfis door vader, > moeder of voogd verlaten (abandonné). 15. Groot-Brittannië De jongeling is ouderloos — Ais boven. of is in wettel ijken zin zonder vader of moeder en zonder bekenden voogd, (*) Deze Rijken worden als voorbeelden genoemd om te doen uitkomen, dat het verblijf van den minderjarige in elk vreemd land kan wezen, mits dit niet zij het Duitsche Rijk of het Koninkrijk België. Is het verblijf van den minderjarige in een dezer twee Rijken en woont vader, moeder of voogd niet in Nederland, dan gelden onderscheidenlijk de Nos. 6 en 8.