BOEKBINDERIJ BOUWERIKS AMSTERDAM ï~FlRMA Jb^USSINK ff] I ^IzA, Fabrikant -van KoEK 1 li GTIeVENTEK . 1 i^t wil iiiiiiiiiiiiimiiMMHiiiiiiiiiinyij 1 .që^gfTgS) J0H-H-w- KREUNEN uitgever, DEVENTER. J|' 'rl. v — .——. in ae j yr van Oudsher Geroemde Jflkmans(jadiiuj te Deventer. I M .. HOFLEVERANCIER VAN I ïjlVflF0* "YjJ.M i?""NC,rar I - der Nederlanden. - Eerediplomj. 's, -^t"[ i (joi/dem £m Zilveren «.Medailles. i Spijkerboorsteeg No. 21 DEVENTER. cv «ï a tl tkt "1% jw a ay jfw> *j *>' O X 17/1 AIVi\»iVi Al7A^l I JM> En gros et en detail. Koninklijke Fabriek VAN IJ Z E R W E R KEN. A. F. VAN ZWET, Firma A. J. WILHELM. Eugestiraat, PEVENTfER» — . BRANDKASTEN, KACHELS, FORNUIZEN, Ledikanten, Tuinmeubels, MACHINEKAMER-BEHOEFTEN, Enz. Enz. GIDS '!*?* vook DEVENTER en OMSTREKEN. Met Plattegrond van Deventer, Een groote Wandelkaart, Elf platen en vier Illustratien in den tekst. Prijs 30 Cents. Deventer. JOH. H. W. KREUNEN. EEN KORT WOORD VOORAF. Om een wandelgids algemeen gewild te doen zijn, moet hij goed en goedkoop, gemakkelijk te raadplegen, beknopt maar toch volledig en vooral betrouwbaar in zijne opgaven zijn. Alleen wanneer hij aan die eischen voldoet zal hij aan het doel beantwoorden en zoowel schrijver als uitgever hebben getracht zich te beijveren om de gids zoo volledig mogelijk te doen zijn. Ongetwijfeld zal deze gids in veler handen komen en zullen er velen zijn die de daarin beschreven plekjes weder eens willen opzoeken, thans gewapend met een geleider die hen opwekt het schoone te waarderen van de omgeving dezer aloude veste, plekjes, ivaarvan er vele slechts worden betreden door den roet van hem, wiens taak het is te zorgen dat het natuurschoon door zijne werkzame hand onderhouden wordt en niet tot verwildering overgaat. Ook zal de verschijning van dezen gids, vreemdelingen tot een bezoek aan Deventer en hare schoone omstreken uitlokken en zij zullen zich daarover niet te beklagen hebben; moge echter van de vrijheid om ongehinderd rond te wandelen over buitenplaatsen en plantsoenen geen misbruik gemaakt en geene baldadigheden gepleegd worden, die, als in zoovele heerlijke streken van ons land, de eigenaars er toe nopen, de vrije wandeling op hunne eigendommen te verbieden. Deze gids wil beproeven ook hen van dienst te zijn die zich niet bij een toer of tocht van een enkelen dag bepalen, maar zich wat langer in den omtrek ophouden of meermalen derwaarts terugkeeren. De opgave van eenige wandelingen buiten de hoofdwegen vindt daarom eene plaats. Het groot aantal platen en ïllustratïèn, de wandellcaart en wat verder tusschen den text gevonden wordt zullen de overtuiging geven dat Deventer en omstreken een bezoek overwaard zijn. Voor gegronde opmerkingen die bij eenen eventueelen herdruk■ tot verbetering kunnen strekken houden schrijver en uitgever zich beleefd aanbevolen, onder dankbetuiging aan hen, die bij der samenstelling hunne zeer gewaardeerde hnlp hebben verleend_ Deventer, 1 Juli 1890. Plaat I. De Brink in 1746. (Naar eene teekening.) De Brink in 1890. (Naar eene Photographie van den Heer M. Bosse.) HISTORISCH OVERZICHT VAN DEVENTER. Een gids voor Deventer en omstreken, dient wel in de allereerste plaats de aandacht te wijden aan de aloude veste door wijlen den Eerwaarden Jacobus Eevius onder den titel Daventria Illustrata beschreven en later door Gerhard DumToar Secretaris der stad Deventer herzien. Wanneer we aan de hand van deze mannen een blik slaan in het verleden, zal ons de groote tegenstelling met het heden zooveel te meer treffen en het den lezer van dezen gids uitlokken, deze bladzijden niet on opgeslagen voorbij te gaan, want wie zich een goed begrip wil vormen van Deventer in zijne tegenwoordige gedaante, dient de geschiedenis te raadplegen wil hij van vele punten die zijne aandacht zullen trekken, zich behoorlijk rekenschap kunnen geven. Wij zouden te ver gaan, indien we beide schrijvers op den voet volgden; deden we zulks dan zou het historisch overzicht het leeuwen aandeel krijgen en de gids „als gids" van geringe waarde worden, wat voor den bezoeker wandelaar het doel niet is, daar hij in deze bladen meer een leiddraad voor zijne wandelingen, dan eene geschiedenis van Deventer hoopt aan te treffen. Toch is voor hem, die, behalve de bewondering voor het landelijk schoon, ook de bewondering voor de oudheden van vele plekjes in ons vaderland in zijn vaandel heeft geschreven, een overzicht van Daventria's geschiedkundig verleden niet ongewenscht. Niettegenstaande de moderne tijdgeest een wellust schijnt te belieerschen om veel van wat oud en in ons oog eerwaardig is, aan het houweel van den slooper prijs te geven, spreken nog vele oude gevels en andere gedenkteekenen in deze veste tot ons van den krachtigen geest onzer voorvaderen. W el gelijkt de geschiedenis van Daventria in vele opzichten op die van andere koopsteden van hoogeren of lageren rang in ons vaderland, doch er zijn er niet vele waarvan zij tot zoover teruggaat als die van onze geliefde stad Leventer, schoon gelegen aan de boorden van den IJssel en sedert zij ontdaan is van de boeien waarin zij eeuwen werd vastgeklonken, zich uitbreidende, verheffende en alle pogingen aanwendende om de vleugels uit te slaan, even als de adelaar die gekneld in zijne kooi, zich eensklaps de vrijheid ziet hergeven slechts langzaam met steeds breeder wordende kringen de luchtlagen doorklieft tot hij een rustpunt vindt om later zijn grootschen tocht te vervolgen. Volgens de boven vermelde en andere schrijvers zou Derenter het oude — bij Ptolemaeus reeds vermeldde - Navalia zijn, onder den naam van Mabalia bij Tacitus voorkomende. Over het ontstaan zoowel van de stad als van den naam bestaan zooveel verschillende lezingen dat we ons daarin niet al te zeer willen verdiepen, doch alleen wenschen te vermelden dat, volgens anderen, de naam is ontstaan uit de samenstelling der woorden Davo = slot en Thur = Burg dus „ Burg van Davo." Volgens weer anderen is de naam Daventre afkomstig uit het Angelsaksische, doode boom beteekenende. Deventer is steeds gekend met hare omwalling en volgens de meeste berichten was de stad reeds met borstweringen voorzien toen de Saksers haar in 756 belegerden en vernielden, waarna zij hernieuwd werden en in 778 eene tweede belegering moesten doorstaan, waarbij zij wederom werden verwoest. De meest betrouwbare berichten omtrent Deventer tot ons gekomen verhalen, dat WilleTorordus door den Paus Sergius in het jaar 696 tot bisschop gewijd en door Pepyn gewettigd tot het oprichten van een bisschoppelijken zetel te Wiltenburg, op zijne reize van Rome naar die plaats, binnen Deventer eene kerk zoude hebben gesticht! Men trekt dit evenwel in twijfel even als het verhaal dat de Saksers de verwoesters van Deventer zouden zijn geweest, daar dit volgens anderen de Wenden en Denen waren. Na den dood van Bonifacius, opvolger van Wille'brcrdus, den 5 Juni 755 bij Dokkum vermoord, werd Gregorius bisschop van Utrecht, en zond deze twee Engelsche (Angelsaksische) zendelingen met name Marcellinus en Lebuinus naar deze stad om het christendom te prediken en het werk der bekeering voort te zetten. Gregorius wees aan Lebuinus als eene zeer geschikte plaats voor zijnen arbeid de streken van den IJssel aan. Hij vertrok eerst naar de Velutve en na aldaar zijn doel te hebben bereikt, begaf hij zich naar Deventer alwaar hij zijnen intrek nam en gastvrij opgenomen werd bij eene weduwe in de Assenstraat Abrahilde genaamd. Met kracht en niet zonder vrucht predikte hij liet Evangelie, want kort na zijne komst werd er te Wilp aan de overzijde van den IJssel eene kerk opgericht. Waarom niet te Deventer zal de lezer vragen? Dit kwam omdat het getal der Veluwsche Christenen dat der Christenen te dezer plaatse verre overtrof. Echter werd in onze stad al spoedig eene kerk gebouwd bij de oude haven, waarschijnlijk klein en van hout opgetrokken. Er zijn schrijvers die beweren dat deze naar haren stichter de Lebuïnus kerk zou zijn genoemd; daar Lebuïnus toen nog niet onder de heiligen was opgenomen kon daarvan geen sprake zijn en ligt het vermoeden voor de hand dat het oordeel van anderen juister is, waar zij mededeelen dat de kerk aan de Moedermaagd Maria was geheiligd. Wanneer we nagaan dat de Saksers in deze eeuw hun grondgebied uitstrekten tot het eiland Urk, langs een deel van den IJssel tot in de nabijheid van Bonn is het niet te verwonderen dat deze erfvijanden van het Christendom herhaalde aanvallen deden op het zoo nabij gelegen Deventer. Zooals wij reeds boven mededeelden deden ze in 756 een aanval op Deventer, vermeesterden de stad en verbrandden verscheidene huizen en ook de kerk. Lebuinus was genoodzaakt naar Utrecht te wijken (hoewel we het niet prijzenswaardig vinden dat hij zijn gemeente in den steek liet) alwaar hij kanunnik van St. Salvator was. Hij bleef daar tot Deventer was ontruimd en herbouwde zijne kerk op dezelfde plaats waar de verbrande had gestaan. Niet alle schrijvers zijn van deze meening daar eenigen hunner de vernieling der kerk toeschrijven aan de onbekeerde inwoners dezer streken. Den 12 November 777 overleed Lebuïnus en het jaar daarna vielen de Saksers ten tweede male in deze streken, drongen tot Deventer door en verbrandden huizen en kerk, vermoordden oud en jong en ontzagen zich niet de maagden te schoffeeren. Drie dagen lang zochten de Saksers in hun onverzoenlijken haat naar het gebeente van Lebuïnus zonder het te kunnen vinden. Nadat zij waren afgetrokken zond de Utrechtsche bisschop den beroemden Ludgerus naar Deventer ten einde het werk van Lebuïnus voort te zetten. Deze edele Fries kweet zich met ijver van de hem opgedragen taak en herbouwde de kerk veel fraaier dan te voren. Hadden de Saksers naar het gebeente van Lebuïnus gezocht zonder het te kunnen vinden, de levensbeschrijver van Lebuïnus verhaalt dat toen Ludgerus reeds de grondslagen van de nieuwe kerk had gelegd Lebulnus hem in den droom verscheen en hem de plaats aanwees waar het, aan de zuidzijde van het nieuwe gebouw te vinden was en wel met de volgende woorden: „Zeer beminde broeder Ludgerus, dank moet gij hebben dat "gij God zijne kerk herbouwt, waarvoor gij ook zekerlijk ^een groot loon zult wegdragen en wat belangt mijne "doodsbeenderen daar gij zoo naarstiglijk naar hebt gezocht, „die liggen begraven aan de zuidzijde van uw gebouw.' Ludgerus den volgenden morgen vroeg ontwakende, liet op de genoemde plek de aarde omgraven, ontdekte aldaar de overblijfselen van den inmiddels heilig verklaarden Lebuinus nam ze met betamelijken eerbied van daar en stelde ze op een verhevener plaats in zijne nieuwe kerk, die korten tijd daarna volbouwd en aan onze Lieve Vrouwe en Lebuïnus toegewijd werd. In 782 of 784 kwamen de Saksers weder in deze streken doch de inmiddels versterkte borstweringen te Deventer schijnen hen zooveel ontzag te hebben ingeboezemd dat zij hun bezoek aan Deventer niet hebben herhaald; de geschiedenis maakt daarvan ten minste geen gewag. De door Ludgerus herbouwde kerk werd in 937 door bisschop Balderious vernieuwd en vergroot; zij bleef in dien toestand tot 23 Juli 1334 toen zij door een lievigen brand vernield werd. Op de grondvesten werd daarna weder eene kerk gebouwd doch later afgebroken en opnieuw herbouwd. Ook deze werd omstreeks 1580 verlaten, preekstoel, banken en uurwerk werden naar de Broederen kerk overgebracht en het verlaten gebouw bestemd tot een magazijn voor grof geschut en ander krijgstuig, waartoe het tot op den huidigea dag wordt gebruikt. Uit het vorenstaande blijkt dat de plaats waar zich thans het Rijksarsenaal bevindt, de oudst bekende plek van Deventer is. Enkele schrijvers willen ons doen gelooven dat Deventer eerst met een muur omringd werd, toen de Noordenbergstraat, de Papen-, Nieuw- en Smedenstraat er bij aangetrokken werden, maar volgens de oude rekeningen in de stadsarchieven aanwezig, blijkt duidelijk en klaar dat Deventer reeds te voren met een ringmuur en torens omgeven was. Twijfel hieraan is bijna onmogelijk, wanneer we in aanmerking willen nemen, de groote nauwkeurigheid die onze voorvaderen in hunne geschriften en vooral in hunne rekeningen in acht namen, al zal het toen wel — even als in den tegenwoordigen tijd — geweest zijn, dat de stadsrekeningen met behoorden tot de zuinigst berekende en men ook te dier tijde reeds de leer huldigde: dat het mes van twee kanten moest snijden; m. a. w. dat er iets aan den strijkstok moest blijven hangen. Deze leer — het zij ter eere van Deventer gezegd — werd in andere koopsteden eveneens in praktijk gebracht. Van merkwaardige gebeurtenissen na het bovengenoemde jaar vinden we niet veel aangeteekend. Alleen willen we aanstippen dat in 900 reeds tollen en schattingen geheven werden die heden ten dage nog niet zijn opgeheven, dat in 914 de stad diende tot zetel van den Utrechtschen bisschop Radboud, die door de Denen uit Utrecht was verdreven, wiens opvolger Balderik, Graaf van Goor en Twente hem opvolgde en eveneens hier zijn zetel vestigde. In 973 gaf Keizer Otto de Groote aan de kerk van Utrecht het recht van den tol te Deventer, daarna de bisschopstol genoemd, waaruit genoegzaam blijkt, dat Deventer reeds eene noemenswaardige handelsplaats was, toen Keizer Hendrik II in het jaar 1046 aan Bernoldus Bisschop van Utrecht, eene plaats schonk, Deventer genaamd, alwaar de keizer het recht liad van de munt, van de tollen te heffen en keuren te maken, welke hij allen in den giftbrief afstond en welke allen reeds eene aanzienlijke plaats doen veronderstellen. Na dien tijd nam Deventer steeds in ontwikkeling toe; niettegenstaande zij deelde in de onrust van deze tijden van oneenigheid der bisschoppen met Gelderland en andere heerlijkheden en daarvan veel te lijden had. Hoewel Dumljar ons hierin niet voorlicht, blijkt toch uit andere geschriften dat in de eerste jaren der 11e eeuw aan Deventer vele privilegiën en keuren werden verleend, die in de 13e eeuw nader werden bevestigd; dat de stad daarop in belangrijkheid toenam, vooral door de kloosters en godshuizen die er gesticht en de gilden welke er opgericht werden. Van de gilden wordt het eerst in 1282 melding gemaakt, toen het Schroder- of Snijdersgilde ingesteld werd, waarna in een tijdvak van 4 eeuwen een ontelbaar aantal gilden werd opgericht, waarvan het laatste genoemd wordt „de compagnie der Brouwer en in 1681." Behalve deze gilden uit kooplieden, kunstenaars en ambachtslieden bestaande, vond men hier ook nog Broederschappen naar hunne Schutheiligen genoemd, waarin adel en burger, mannen en vrouwen, weduwen en jongedochters werden opgenomen, mits zij ter goeder naam en faam bekend stonden. Het aanvankelijke doel dezer broederschappen was om op gezette tijden aan behoeftige menschen uitdeelingen te doen. Ook in de geschiedenis van Deventer staat Floris V aangeteekend als een welwillend heer. In 1241 tot het Hanseverbond toegetreden, schonk deze vorst in 1276 en 1278 aan de Deventer kooplieden vele voorrechten, waardoor de bloei van onze veste steeds toenam. Van enkele belangrijke personen vinden we na dit tijdperk melding gemaakt, waarvan wij alleen willen opnoemen Gerhardus Magnus Groote, die omstreeks het midden van de 14e eeuw geboren en tegen het einde daarvan gestorven is. Van hem wordt gemeld dat hij een hoogelijk geleerd man was, die als prediker en onderwijzer geheel het Sticht en Holland rondtrok, leerende en predikende en overal de sporen van zijn gezegenden invloed achterlatende. Het huis waarin hij geboren werd bevond zich op den Brink, volgens sommigen op den hoek van de Assen- en de Polstraat gelegen. De vroegere latijnsche school in het huis thans door den heer Inpijn bewoond heeft zijn grooten naam aan hem te danken. Ook is hij de stichter der Broederschap des Gemeenen Levens, waarvan het klooster in de Engestraat en voor een deel op de Stroowarkt stond, zoomede van het Mr. Geerts-klooster dat zich bevond op de plaats thans ingenomen door het Groote en Voorster Gasthuis. Voorts dient als merkwaardigheid uit dit tijdvak nog te worden vermeld dat deze stad eene der eerste was waar de boekdrukkunst met goed gevolg werd beoefend. Als eerste boekdrukker wordt genoemd Richard Paffrced, een Keulenaar van geboorte, later Deventersch burger in de Bisschopstraat in 1477 woonachtig. Een tweede merkwaardigheid van dit tijdvak is dat de stad het recht verkreeg om gouden munt te slaan. Het plein der pleinen „de Brink" staat in nauw verband met de jaren, welke thans volgen. Men vindt daarop onder anderen „een zeer schoon en heerlick gebouw, alsoo gebout als een insule, dattet rontom vrij is, ende afgescheyden van andere huysen." De oorsprong van dit gebouw „de ^\aag" is als volgt. In de jammerlijke tijden toen Steden tegen Steden, Gewesten tegen Gewesten als vijandelijke machten tegenover elkander stonden, had Hertog Karei van Gelder, aan de overzijde van den IJssel twee blokhuizen of schansen opgeworpen; de eene heette de Morgenster, doch werd in de wandeling om de lastige nabijheid voor de stad door het volk „Kijk in de Pot" genoemd, de andere hooger opgelegen, „Alt.hena." Hertog Karei was in oorlog met het Sticht en belegerde dientengevolge Deventer, daar de stad aan het Sticht ver- bonden was. In deze blokhuizen lag bezetting, doch toen de Bourgondiërs, Hasselt hadden ingenomen en hunne strooperijen tot in de nabijheid van Deventer uitstrekten, was ook eenige ruiterij tot hier genaderd. Een spion door de bezetting der blokhuizen uitgezonden kwam op zekeren dag in het jaar 1528 in vollen ren terug met de tijding dat de vijand naderde. I)e bezetting werd door zijn bericht zoo verschrikt dat zij in allerijl de verschansingen verliet. Dit was door de poorters van Deventer niet onopgemerkt gebleven en deze maakten hiervan gebruik om de twee schansen te sloopen, waarbij zij zoo vlug te werk gingen dat er binnen enkele uren geen spoor meer van te zien was. al het materiaal werd binnen Deventer gebracht en gebruikt tot den bouw eener nieuwe waag, waarvan het stichtingsjaar op een daarin aangebrachten steen te lezen staat. Aan de beide zijden van het gebouw bevinden zich enkele zinnebeeldige voorstellingen die op den oorsprong er van betrekking hebben. Op enkele ledige consoles die zich daar bevinden, stonden vroeger beeldjes die tot bespotting van den Hertog van Gelre en de Gelderscheti hebben gediend, maar deze werden in 1532 voor een gedeelte weggenomen. De stad ging van de heerschappij van den Hertog van Gelre op die van Keizer Karei V over, doch eerstgenoemde wraak willende nemen op de bespotting waaraan hij door de Deventerschen was blootgesteld, wist in liet verdrag de bepaling te doen opnemen, dat Deventer geen brug over den IJssel mocht slaan, welke bepaling geruimen tijd werd gehandhaafd. Het tijdvak der beroeringen brak thans aan, de invloed van den grooten Hervormer deed zich ook hier gevoelen, met al zijne grootsche daden en onverkwikkelijke baldadigheden. Even als Gorcum zijne Roomsche martelaren heett gehad, telt ook Deventer zijne om der wille van de nieuwe leer gefolterde burgers. Als zoodanig vinden wij aangeteekend dat de YV ederdoopers ook te Deventer eenen aanhang hadden verkregen. In 1534 en 1535 werd er enstig onderzoek gedaan naar de aanhangers dezer sekte hier ter stede, tengevolge waarvan een viertal hunner in het laatstgenoemde jaar ter dood werd gebracht door met den zwaarde te worden gerecht, hetgeen op den Brink plaats had. Uit oude stadsrekeningen blijkt dat zij daarna werden verbrand. Het was echter niet mogelijk een dam op te werpen tegen den zich meer en meer uitbreidenden stroom der Hervorming en al spoedig werd de magistraat genoodzaakt het prediken toe te staan, wat echter reeds kort daarna op bevel van Margaretha van Parma werd geschorst die een Spaansche bezetting in de stad legde onder Mondragon. Vooraf dient nog vermeld dat toen Keizer Karei in 1549 zijnen zoon Philips als heer der Nederlanden liet huldigen dit voor Overijssel geschiedde op den 11 October van dat jaar te Deventer. Na de overdracht van liet bestuur o\ei de Nederlandsche gewesten, begon Philips al spoedig ook te Deventer de plakkaten zijns vaders te vernieuwen en vestigde hij in 1558 tegen den zin der Staten en van de geestelijkheid alhier een bisschoppelijken zetel. De oneenigheden namen toe en tevens het aantal der Hervormden naarmate de vervolgingen sterker werden. De regeering der stad moest liet prediken toestaan wat als boven gezegd later werd geschorst. liet de komst van Alva braken nog slechtere tijden voor Deventer aan en in verband met een in het jaar 1570 ongemeen hoogen watervloed waardoor vele menschen en eene ontelbare menigte vee omkwamen en groote schade werd aangericht verdween de vroegere welvaart der stad voor langen tijd en werd de bloeiende buitenlandsche handel gefnuikt. In 1578 werd Deventer door Rennenberg belegerd; hij kwam van Kampen en richtte bij de Galgen- en Klinkenbeld eene schans op, waarna onderscheidene molenbergen voor den Noordenberger toren bezet en verschanst werden. Dooi de troepen werd de fraaie paalbrug over den IJssel die in Nederland hare weergade niet had en gelegen was op de hoogte ^an-den Graaf van Buren, in brand gestoken welke brand twee volle dagen duurde. Den 19 November 1578 gaf de stad zich over na voor een groot deel in puin te zijn geschoten en de geldmiddelen van de stad en van de burgers een grooten knak te hebben toegebracht. Nadat de bescherming van deze gewesten aan Koningin Elisabeth van Eni/eland, was aangeboden, werd Deventer door Sir Willem Stanley als gouverneur bestuurd, die de stad in 1587 op verraderlijke wijze weder in de macht der Spanjaarden bracht, doch in 1591 weder moest overgeven aan Prins Maurits, die er na een beleg van 10 dagen meester van werd en door het veroveren van alle plaatsen in liet graafschap Zutphen, in Overijssel, Groningen en Drenthe 'aan deze streken een langgewenschte verademing en rust YGrsclifiit6 Het jaar 1630 was voor Deventer verblijdend, doordien op den 16 Februari aldaar de doorluchtige school werd geopend en ingewijd, die als Athenaeum zoovele jaren den roem van Deventer en van dit gewest heeft uitgemaakt. De nu volgende jaren van deze eeuw hebben in de stedelijke geschiedenis droevige herinneringen achtergelaten. De jaren 1636 en 1656 kenmerkten zich door eene pestziekte, tengevolge waarvan in het eerstgenoemde jaar 2803 en in het laatste 4568 menschen stierven. Wanneer men hierbij in aanmerking neemt dat de bevolking van Denenter toen ongeveer 7000 zielen was, kan men zich van de grootte dezer ramp een denkbeeld vormen. En alsof de stad nog niet genoeg had geleden, werd zij den 20 Februari van het jaar 1658 door een versclirikkelijken watervloed geteisterd, van zulk eene hoogte dat men op de Nieuwe Markt, den Brink tot aan de Maa'nensteeg, het Kerkhof en andere plaatsen in de stad met schuiten moest varen. Volgens aanwijzingen stond het water tot in de ringen welke zijn uitgehouwen in de leeuwenmonden aan de pilaren der kerkdeuren tegenover het Raadhuis. Slechts weinige jaren later, zoodat de stad zelfs niet tot verademing kon komen van al het leed haar getroffen, werd Deventer door den keurvorst van Keulen en den Bisschop van Munster ingenomen en bezet. Hoewel de vestingwerken der stad thans in veel beteren toestand verkeerden, daalde muren en torens door aarden wallen met bastions waren versterkt en diepe grachten de nadering beletten moesten, de bezetting zeer sterk was en een aanzienlijken voorraad geschut en munitie aanwezig was, duurde het beleg slechts van den 16 tot den 21 Juni 1672, "vaarna de burgerij, door de uitwerking der vuurmonden van den vijand verschrikt, zich aan beide vorsten overgaf. De verdeeldheid die er heerschte over sommige punten van regeering sedert den dood van Willem II heeft tot deze spoedige overgave onmiskenbaar mede gewerkt. Bij deze verdediging heeft zich de Burgemeester en Kameraar Hendrik Nilant in de wandeling „Koninkje van Derenter" genaamd, als hoofd der regeering zeer lafhartig gedragen. De lafhartigheid bij die gelegenheid aan den dag gelegd lieeft hare gevolgen na zich gesleept, daar de stad gedurende twee jaren eene bezetting moest onderhouden die de geldmiddelen uitputte. De burgers moesten de soldaten van spijs en drank en allerlei noodwendigheden voorzien, terwijl het ergste was, dat het garnizoen telkens verwisseld en de inwoners tot nieuwe opofferingen gedwongen werden. Bovendien moest maandelijks 6000 gulden opgebracht worden om de soldij te betalen. Ten gevolge daarvan was de regeering der stad genoodzaakt al haar zilverwerk te gelde te maken en daarvan noodpenningen te doen slaan, omdat er gebrek aan gereed geld was. In April 1674 werden bij de onderhandelingen over het ontruimen der stad weder aanzienlijke sommen gevorderd, waarom later, om de gijzelaars in te lossen, besleien werd een kapitaal van f 100.000 te negotieeren. De naam der Overijsselschen is in dat tijdperk door de betoonde lafhartigheid geschandvlekt. De regeering der stad Deventer werd veranderd en gezuiverd, zoodat geen der zes Nilanden, welke m het stadsbestuur zaten, daarin eene plaats kreeg. De nu volgende eeuw was voor Deventer onbelangrijk. De stad deelde wel in de afwisselende twisten tusschen steden en ridderschap, maar belangrijke gebeurtenissen, de vermelding waardig, hadden niet plaats. We kunnen hierover het stilzwijgen bewaren en ons verplaatsen in de jaren 1775 en 1776, toen hevige stormen en geduchte watervloeden ook hier zich deden gelden. In 1784 had wederom eene overstrooming plaats, die eenige dagen duurde, den IJsseldijk bij den Platvoet deed bezwijken en veel schade aanrichtte. Thans rest ons nog ten slotte in enkele trekken de lotgevallen vSn Deventer te schetsen, in de laatste jaren der 18e en de eerste der 19e eeuw. Evenals overal in ons Vaderland werden ook de ingezetenen van Deventer besmet door de grondbeginselen van vrijheid, gelijkheid en broederschap, die tot een zegen voor het volk konden gerijpt zijn, als niet het bloed en de tranen voor die beginselen vergoten, veel aan de waarde er van hadden ontnomen. In beginsel goed te noemen hebben de uitspattingen van het onbewuste deel der natie, zoowel in ons Vaderland als elders daaraan het reine, verhevene en schoone ontnomen en dat wat een zegen had kunnen worden in een vloek verandert. Toch valt het niet te miskennen dat er bij het vele leed dat geleden is, ook veel zegen door is gewrocht p,n niet, voorhiia-ezien moet worden, dat, al verkeerden de inwoners van ons land in betere verhouding dan die van Frankrijk, ook zij bij de groote nadeelen enkele voordeelen hebben verworven, die misschien te licht geteld, toch in de toekomst hunne vruchten hebben opgeleverd. Wij lezen in verschillende handschriften, dat evenals in vroegere tijden, zelfs de bevriende, verbondene machten door Overijssel trokken, de sporen van plundering, roof en verbranding nalatende. Overijssel was spoedig in de macht der Franschen, want zij werden met uitbundige vreugde door de patriotten ontvangen. \\ ij willen een tienjarig tijdvak overslaan en ons den 4 April 1813 te Deventer denken, toen het decreet van Napoleon werd ontvangen waarbij de stad in staat van beleg werd verklaard. Al beschouwde men dit aanvankelijk als van weinig beteekenis, al spoedig kwam men tot de ervaring dat het ernstig gemeend was doordien de vestingwerken versterkt en andere verdedigings-maatregelen genomen werden. lelkens kwamen er troepen om de bezetting aan te vullen en op den 9 November trad de staat van beleg in, waarbij de macht van het stedelijk bestuur werd onderworpen aan den raad van defensie. Eenige dagen later werden de huizen buiten de Brinkpoort afgebroken omdat deze voor de verdediging een beletsel waren. Van af dien dag kwamen er steeds Kozakken voor de stad, die zoowel bezetting als inwoners in spanning hielden omdat men niet wist hoe groot het aantal was. Evenals in vroegere tijden moest ook nu de goegemeente offeren en werden de burgers gelast een zeker deel (10-tot 15 gulden) op een bepaald uur te brengen bij den stedelijken ontvanger. Al wat zich buiten de vesting bevond werd naar binnen gehaald, wat dringend noodig was daar de bezetting door 600 man uit Wezel versterkt werd. Op den 21 sten bestond het garnizoen uit 1600 man en was dit van voldoende munitie voorzien om lang tegenstand te kunnen bieden. Voortdurend werd getracht de stad van levensmiddelen te voorzien en werd alles uit den omtrek binnen gehaald, doch daarmede werden de lasten voor de burgers niet weggenomen want toch werden zij gedwongen om 50000 gulden op te brengen. Het ijs dat de buitengrachten overdekte bood voor velen van het garnizoen eene geschikte gelegenheid aan om te deserteeren waarvan ruim gebruik werd gemaakt, waardoor het garnizoen sterk verminderde. Opmerkelijk is het dat de Kozakken zich het ijs niet ten nutte gemaakt hebben om Deventer te overrompelen, waarvoor alle gelegenheid bestond en indien men gewild had, hadden de burgers van Deventer daarin zeer goed de behulpzame hand kunnen bieden. Den 23 November werd de stad door de Kozakken opgeëischt, doch werd de overgave geweigerd en bleef zij gedui ende bijna zes maanden belegerd door den Nederlandschen landstorm en andere krijgslieden. I)e zware en willekeurige atpersingen zoowel in geld als in levensmiddelen door de Franschen namen geen einde en bovendien hadden de inwoners veel te lijden van andere ge weldadigheden. Behalve de vele huizen in de nabijheid van de stad, hadden de Franschen onze schoone wandelplaats de Worp geheel vernield door de fraaie oude boomen om te hakken en alles plat te treden wat er te vinden was. Om de stad geleek het wel een woestenij daar lusthoven en tuinen, boomgaarden en bloementuinen niet meer te herkennen waren. Met moeite kon ieder terugvinden wat hem toebehoorde. Den 28 April 1814 sloeg het uur der verlossing daar alstoen een verdrag tot overgave gesloten werd; de Fransche bezetting vertrok echter eerst den 26sten Mei en werd onmiddelijk door Nederlandsch garnizoen vervangen. Van de bezetting die aanvankelijk 1600 man en door aanvulling tot 2400 man versterkt was trokken slechts 1200 man over de IJsselbrug en werd het Hollandsche garnizoen onder vreugdegejuich binnengehaald. Met liet vertrek van de Franschen uit Deventer kon de geheele provincie Overijssel zich verheugen in de volkomene bevrijding der Fransche overheersching. Nadien brak er een tijd van rust aan, die wel is waar door de Belgische onlusten eenige stoornis ondervond, doch waardoor geene belemmering in den bloei der stad werd veroorzaakt. De handel nam toe en nadat het besluit genomen was om de wallen van Deventer te slechten en daaraan gevolg was gegeven heeft de stad zich uitgebreid en breidt zij zich nog steeds uit. Daar waar vroeger het kanon zich liet hooren, hoort men thans het ruischen der boomen en het liefelijk gekweel der vogels, want de eertijds zoo sterke wallen zijn voor een deel in schoone wandeldreven herschapen. Met de slechting der wallen nam de uitbreiding der stad eenen aanvang en dat deze steeds grootere afmetingen aanneemt, hiervan kunnen de bezoekers van Deventer zich nog dagelijks overtuigen. Wij hebben getracht een eenigszins aaneengeschakeld historisch overzicht te geven; dat daarin vele leemten worden aangetroffen vindt zijnen grond in de weinige ruimte die wij daarvoor bij de bewerking mochten innemen. Hadden wij over meerdere ruimte mogen beschikken het zou niet ontbroken hebben aan eene beschrijving van personen die zich hier verdienstelijk hebben gemaakt, zooals Aegidius de Monte (1570); Jaoolsus Revius (1586); de handelsoperatiën in vroegere jaren op het Noorden: de West-Indische Maatschappij en zoovele andere belangrijke zaken de aandacht, ten volle waardig. verklaring DER cijfers EN Lbi 3 V i n m 119 Snirniplintrdiik A. VI I 8- Sooiet. d. Hereenig. C. IV 1. Achter de Broeren.C. IV 87. Halvesteeg. C. IV 75. Noordenbergstr' D IV 113*. Spoorbrug. D. II T. Schouwburg. C V 2. Achter de Muren. C. V 38. Halvestraat. C II 75. Ho»de«ibe g . stroomarkt. C. IV U. Groote Soceteit. C IV 2. Achter de Muren. D. IV 39. Handelskade. A. V 76. N euwe Mar ^ ^ j d. Tabakswal. B. II V. Politie-Bureau. C. IV 2. Achter de Muren D. V 40. Hofstraat. C. I • 9straat. B. II 116. Tibbensteeg. C. IV W. Gemeentehuis. C. 3. Appelstraat. C. II 41. Hoogestraat D. il 70' Onder de Linden D. III 117. Van Twickelostr. C. III X. Postkantoor. 0. V 4. Assenstraat. C. V 42. Houtmarkt. B. V 79. On 6 " u8 via(luet. C. II V- Doopsgez. Kerk. 0. IV 5. Badhuisstraat. B. III 43. 8t. Jansstraat. D. IV 80. ïwnBtraat C. IV 119. Nieuwe Beestenm. A. IV Z. St. Lebuinus Kerk. C. IV 6. Bagijnenstraat. C. IV 44. Kapjeswel e. . 20 yieeschhouwerst. C. IV 7. Barmhartigesteeg. C. III 45. Kazernestraat B V 82. PemmgsMe^ „ 12K Vischpoort. D. IV A J C IV 9" BergTv1"' ^ " 15'. KeZteeg" B. V 84! Polstraat. C V 122. Walstmat. B. V ^ H()0g. Burgers!*. C. IV 9. Berg. B. V 48. Kleine Overstraat. C. IV 85. Pontsteeg. C. IV 123. Waterstraat. 1). CC. E.-C. Kerk. C. IV ll'. Ber™poortstraat. B. VI 49. Kleine Poot. C. IV 86. ^ y t25[ jjLZtmat D. IV DD. Oud^ Vrouwenh. a IV 12 Bergschild B. V 50. Kerkhof^^^^ ^ ^ pothoofdsbrug. c y ,26 Zaagmolenstraat. D. I ^ K^achoo{_ B IY 13. Bergstraat. B. Korte Bisschopstr. B IV 89. Pikeursbaan. B. V 127. Zandpoort. . Gfl Groote en Voorster 14. Binnensingel. B. IV 68. Kor e B.ss; P 9Q Rattinkstraatje. A. IV 128. Zwo sche dwarsstr C. II G Ga3thuis. C. III 15. Boedekerstraat. C. III 69. ^ooster D IV 91. Ravenstraat. D. II 129. Zwo sche straat. C III jjg gj Elisab. Gasth. C. III 16. Bokkingshang. C. V 54. Klooster. D ^ ^ Raamdwar99traat B. VI 130. Zwolsche weg. C. I ^ Convent c m 18' Boxbergerdwa'rsstr.C.II 56 Kranensteeg. D. IV 93. Raamstraat B. VI KK. St. Jurriëns Gasth. C III af rrrv0-v «.ssrw7 itc.v a.«=w.B.m 20. Br nk. O. Lange Bisschopstr. C. IV 96. Rijsterborgherweg. B. II b. at P NN. St. Josef Gesticht. C. IV 22*. 53SSSS. - ÏV «O! Schipbrug. D. IV .7 ^TaV c. Bgj. B. IV 23. Broederenstraat. C. .V 61. Lange^Zandstraat. D. II 98. Smalle^ & ^ ^ pp. BetheL^m ^^ ^ 25 Meftteeg^c. UI «S! Linde,.straat. D III 100. Sassenstraat B. V f. Badin;icht A. VI RR. Burgerweeshuis C. IV Si: fssrrr*-" S:i5t=LB»,n.v assitVm " tste.v sSiil. g£ëgfc ïiSHr — 34. Graven. C. IV 72. Noorderplein. C. II 09- ®P|Xis °Cts C. IV Q. Zwembad. C. VI 35. GrooteOverstraatC.IV 73. Noordenbergsch. G III UO. SpinUu p r Ij99elbad D Iv 36. Hagensteeg. C. IV 74. Noordenbergsmg. D. III 111. Spinhuissteeg. O. Mogelijk zal bij de wandeling door de stad welke wij hierop laten volgen ons de gelegenheid gegeven worden om op enkele hierboven vermelde personen of zaken in 't kort de aandacht te vestigen. WANDELING DOOR DEVENTER. Voor den reiziger, die nog niet voorzien van onzen Gids, hetzij van het Noorden of Zuiden, Oosten of Westen met het stoompaard de stad nadert, zal het opvallend zijn, dat zoovele boomrijke plekken zich in de omgeving van Deventer aan zijn oog voordoen en zal hij, aan een der beide stations afstappende, zich haasten op het perron van den aldaar de zoo beroemde Deventer koek ventenden buffetjongen een gids te koopen, om daarmede gewapend, die boschrijke streken te bezoeken, waar bij het voorbijstoomen zijn blik op gevallen is. Zachtjes aan, waarde bezoeker: bedriegelijk hebt ge U voorgesteld dat al dat fraaie hout zoo spoedig onder uw bereik zoude komen, doch dit is geenszins het geval; om al die schoone, lommerrijke plekjes te bereiken moet ge uwe pedes apostolorum in beweging stellen en voorspellen wij U vooraf dat er veel van gevergd zal worden, alvorens ge uw doel hebt bereikt. Beter zal het voor U zijn — indien Deventer nog nimmer door U werd bezocht — om eerst een kijkje van de stad en hare schoone Singels te nemen, om daarna hetzij per locaalspoor of stoomtram, of wat nog beter is per open rijtuig in een der vier windrichtingen U nader tot uw doel te laten voeren, zonder genoodzaakt te zijn onder eene tropische hitte langs een schaduwloozen weg of dijk U af te matten. Zijt ge een goed wandelaar, neem dan die vervoermiddelen niet te baat, maar begeef U op marsch en ge zult U dubbel beloond vinden voor het vele, dat den in een rijtuig zittende ontgaat en uwe aandacht niet zal ontsnappen. Het station verlatende zult ge zeker als op elke andere plaats wel de rails van den trambaan volgen, wetende dat 2 deze U in het hart van de stad zal voeren en dat is ook goed, daar ge dan eerst het inwendige van de stad kunt bezichtigen, om daarna het uitwendige op te nemen, nadat ge U vooraf op de eene of andere plaats hebt verfrischt, wat na de vermoeiende spoorreis onder eene brandende zonnehitte afgelegd, misschien wel noodig zal zijn. Het eerste wat U bij het overgaan der brug over de stadsgracht boeit, is de Leeuwenbrug van waar uw oog zich vermeidt in de aanschouwing van vele sierlijke villa's, die zich voor U en aan uw rechterhand vertoonen. Houdt U daarbij niet te lang op want wij zullen de kennismaking daarmede later op den dag hernieuwen, zoodra we van het inwendige der stad genoeg hebben genoten. Recht voor U ziet ge de ruime Keizerstraat op den eenen hoek waarvan het Hotel „de Keizer," zeer ruim en geriefelijk ingericht, met een goed restaurant, een der eerste is dat U de gelegenheid aanbiedt na volbrachte dagtaak, de hongerige maag te vullen of de vermoeide leden op de zachte bedden uit te strekken. Wanneer ge denkt dat dit liet eenige hotel is waar ge uwe tenten kunt opslaan bedriegt ge U; op onze wandeling door de stad zult ge er meerdere ontmoeten en omdat we voor geen enkele eenige voorkeur aan den dag willen leggen, zult ge er voorbijgaan ongemerkt wat betreft onze opmerkingen; de keuze blijft daardoor geheel aan U zelf overgelaten, al naar mate het uiterlijk er van, dan wel uwe vermoeidheid, U aanlokt er binnen te treden. De waarlijke fraaie Keizerstraat met hare flinke heerenhuizen volgende, betreden wij den Brink, het plein dat de trots van elk rechtgeaard Deventenaar uitmaakt en mag uitmaken, vooral wanneer zijne eeuwenoude kastanje-boomen met hunnen heerlijken dos van blad en bloesem prijken. Zijt ge een bezoeker die het latere jaargetijde of het voorjaar voor een uitstapje hebt verkozen, laat liet gemis van dien dos U niet ontmoedigen, want al zijn deze fiere kastanjeboomen bladerloos, toch blijft de Brink even schoon; zij toont dan beter de enkele antieke gevels, die het hoofd geboden hebben aan den eiscli van den modernen tijd, die gebiedt dat alles in rechte lijnen wordt opgetrokken en er geen rekenschap mede houdt, dat daardoor het oog vermoeid en de geest verstompt wordt. Op welk tijdstip van het jaar Deventer door U wordt bezocht, op plaat I wordt U de gelegenheid aangeboden om den Brink, zoowel in zomer- als in winterkleed te aanschouwen en U voor het gezicht op een van beide schade- Plaat II. Spoorbrui;. — Buiten-Societeit. Laan in de Worp met de Uitspanning „het Wapen van Deventer." (Naar Photographieën van den Heer G. J. v. d. Berge.) loos te stellen. Wat ge echter zult missen zijn de luifels, waarmede de voorvaderen hunne huizen versierden en die de plaats innamen van onze tegenwoordige marquises, enz., die echter aan slechts weinige woningen worden aangebracht. Wat waren onze goede voorvaderen toch praktische eenvoudige mensclien! Thans worden de buurpraatjes niet meer in de open lucht onder de luifels voor regen en wind beschut gehouden, maar zit de burger zich te vermeien voor zijn opgeschoven raam, dat bij het minste windvlaagje of het eerst vallende regendroppeltje naar beneden geschoven wordt om van de kamer, waarin hij zich bevindt, eene broeikas te maken en het gesprek plotseling te staken. Penninckshoek. (Naar eene Photographie van den Heer M. Bosse). Op diezelfde plaat I, die U een beeld van „den Brink" geeft, van 't heden en 't verleden, ziet ge aan de rechterzijde een inham „de Penninckshoek" genaamd, waar een over- blijfsel van oud-Hollandschen stijl U eene voorstelling kan doen vormen van dit plein in vroegere eeuwen, toen slechts trapgevels de plaats innamen van de thans zoo smakelooze platte gevels. De grillige versieringen, beelden en inscriptie's verdienen de aandacht ten volle en de Deventenaren mogen'zich gelukkig achten, dat dit huis is aangekocht door de Doopsgezinde gemeente alhier, die naar wij vernemen, het voornemen heeft om aldaar eene kerk te bouwen met besparing van den gevel, die dan zeker bp de reeds zoo lang verwachte restauratie zal kunnen rekenen. *) Wanneer over een paar jaren — want terwijl we dit schrijven tellen we eerst 1890 — de gevel gerestaureerd zal zijn, zal voorzeker de indruk verheffender en het aantal beschouwers legio zijn. De geschiedenis van dit gebouw met stilzwijgen voorbij te gaan zou aan onbeleefdheid grenzen, waarom wij mededeelenr dat hier eertijds de familie Van Hoevell woonde, die als Brinkgraven (waar men al geen graven voor had!) het opzicht over dit in de 14e eeuw reeds bestrate plein hadden. Ook heeft dit gebouw eens de relequiën van St. Lebuïnus opgenomen. Volgens sommigen wordt dit pleintje de Penninckshoek genoemd, omdat in het gebouw eertijds de familie Penninck zou hebben gewoond. Eene andere lezing is dat hier een steegje, de Buurmans- of Biermanssteeg was, evenwijdig aan de Spijkerboorsteeg, waar men voor één penning kon passeeren en overvaren, daar zij in verband was met de Pontsteeg. Voor beide overleveringen zijn geen bewijzen aanwezig én het doet ook weinig ter zake, genoeg zij het ons te weten, dat na de restauratie, die voorzeker aan bekwame handen zal worden toevertrouwd, dit gedenkteeken van vorige eeuwen steeds een sieraad van Deventer zal uitmaken. Zijt ge in uwen tijd beperkt, houdt U dan niet te lang bij dit overblijfsel van vroegere dagen op, want er zijn er meer die uwe aandacht ten volle waardig zijn. Slechts weinige schreden verder bevindt ge U voor een der oudste gebouwen van de stad, een werk des vredes, te voorschijn geroepen door en gevolg van den strijd en wel de Waag midden op „de Brink." Hoe wonderlijk U zulks in de ooren moge klinken, vergun me U in korte trekken den oorsprong van dit eeuwen oude gebouw te schetsen. *) Wij vernemen dat er voorstanders in die gemeente zijn om dit antieke geveltje te sloopen. Het is te hopen dat zij van dit denkbeeld terug zullen komen. Toen Karei van Gelder in 1527 liet beleg sloeg voor Deventer, wierp liij aan de overzijde van den IJsel twee blokhuizen op, welke moesten dienen om den IJsel te bestrijken en de stad te beschieten. Het eene blokhuis werd „Al te na" het andere „Kijk in de pot" gedoopt. Toen deze blokhuizen in 1528 verlaten werden, trokken de poorters naar buiten, om ze zoo spoedig mogelijk af te breken en ilaar de stad te vervoeren, alwaar de steenen bestemd werden tot het bouwen eener waag. Niet overbodig is het hierbij mede te deelen, dat deze steenen eens een deel hebben uitgemaakt van liet kasteel Nijenbeek, dat hierna in onze wandeling „Over Wilp en de Poll naar Twello" wordt beschreven. Ge ziet aan de eene zijde sterren en een hoofd dat in een pot kijkt. Blijkbaar hebben de poorters deze aangebracht als zinspelingen op de beide blokhuizen, waarvan het eene ook Sterrenschans werd genoemd; de ledige consoles, die ge aan beide zijden van de Waag vindt werden vroeger ingenomen door voorstellingen, welke op Karei van Gelre en de Gelderschen betrekking hadden en dienden om ze in een bespottelijk daglicht te stellen. Waarschijnlijk zijn deze beeldjes later om des vredeswille weggenomen. Terzijde van het gebouw vindt ge naast het telegraafkantoor een steen met inscriptie waarop ge leest dat: In 't jaer ons heren MD en de XXVIII Op Sunte Mariendach Wherd den ersten sten van deze Waghe gelacht. 1528. Geeft de voorstelling aan de eene zijde van het gebouw nog steeds de getuigenis van den spotzieken zin der Deventenaren, aan de andere zijde hangt een voorwerp, dat ons de barbaarschheid van vroegere eeuwen in herinnering brengt. Het is de groote koperen ketel, die blijkbaar van zeer lioogen ouderdom is. Zoolang de heugenis reikt heeft deze daar zijne plaats gehad (hoewel het beter in een geschiedkundig museum zijne plaats kon vinden) en elk voorbijganger dien hij noodwendig in het oog moet vallen vraagt zich onwillekeurig af: zou daaraan eene geschiedenis verbonden zijn. Vraagt hij zulks aan een der omstanders dan weet deze te vertellen, dat «euwen geleden daarin een valsche munter werd gekookt. Moge deze mededeeling berusten op eene overlevering, die zich van geslachte tot geslachte heeft voortgeplant en waarvan niemand eenig geschiedkundig bewijs kan bijbrengen, toch schijnt deze overlevering niet zonder grond. Uit de Kameraars rekening van het jaar 1434 blijkt, dat de muntmeester van den heer van Batenburg- destijds in de stadsgevangenis zat ter zake van het vervaardigen van valsclie munt. Hoe deze man juist hier kwam, staat niet vermeld, maar wel, dat men vup sente peters at ent, ad vincula (in tegenwoordigheid der regeering) gerichte dede over den muntemeister van batenborch." Dit rechten bestond niet in radbraken, onthoofden of ophangen, maar in het koken in eenen ketel, daartoe opzettelijk aangekocht, ter vervanging van eenen ouden, dien men te voren schijnt gebruikt te hebben voor hetzelfde doel. Verder leest men in de bovenvermelde rekening: „Item van Johan Petersoen enen ketel gecoft dair de muntemeister in gesoden wart, die woech lc ende XL I I 8 (72 Ned. ponden) ellic ft iij kr. maken XXXI ar. g. Hij' kr., dair af geslagen den olden ketel die woech LXXX tl' ellic ft ij kr. maken VIII ar. g. Soe bleven dair over meer uitgegeven XXII ar. g. x. kr." Of dit koken in heet water, dan wel in olie heeft plaats gehad is uit de rekening niet op te maken, wel staat er nog bij dat hij niet in eene doodkist, maar in eene ton in den grond werd gestopt. Tot afschrik voor anderen die een dergelijk feit zouden durven bestaan, is deze ketel later in het openbaar ten toon gesteld en in verband met de overlevering zal het wel niet twijfelachtig zijn of hij voor dien muntmeester heeft gediend, te meer daar voorheen de valsche munters zoowel in Frankrijk als bij de Romeinen veroordeeld werden in kokend water te worden gesmoord. Moge het aanschouwen van den ketel met den daaraan verbonden gruwel bij ons eene onaangename gewaarwording opwekken, wij verheugen ons te meer dat we in een tijd leven, waarin dergelijke barbaarsche strafoefeningen niet meer plaats hebben. Het inwendige van de Waag biedt tegenwoordig geene merkwaardigheden meer aan behalve de torentrap welke veel overeenkomst moet hebben met die van het gedeeltelijk gesloopte kasteel te IJsselstein. Sedert meer dan drie en een halve eeuw staat het gebouw daar als getuige van de meer of minder belangrijke stedelijke voorvallen die op den Brink hebben plaats gegrepen. Daartoe behoort o. a. de huldiging van Philips II in den persoon van den Stadhouder Grave van Aremberg den 16 December 1556. Voorts de terechtstelling van 12 Doopsgezinden door de Spanjaarden den 25 Mei en 16 Juni 1571, waarvan er twee onthoofd en de overigen verbrand werden. Ook aanschouwde de W aag het eerst hoe Stanley de bevelhebber der Engelsche hulptroepen in dienst van de Staten, des nachts eene aanzienlijke bende Koninklijke soldaten heimelijk in de stad liet, welke bende reeds op den Brink stond eer iemand vermoedde dat de stad verraden was. Op deze wijze schrijft Eeyd is de stad Deventer verloren, nadat zij tien jaren lang bij hare eigene burgers was bewaard gebleven, zonder eenig garnizoen met zoo goede wacht en orde als in geene andere steden onder de burgers gevonden wordt. Voorts kan de Waag verhalen, hoe Philips prins van Spanje met een grooten stoet te Deventer gekomen, met groote pracht ingehaald en binnen hare muren van Ridderschap en Steden tot Erfopvolger van zijnen vader den keizer gehuldigd is. In het jaar 1766 toen Willem V Erfstadhouder den 2 September te Deventer was, zag hij met zijn gevolg uit een koepel of tent op het balkon opgericht, een prachtig vuurwerk aan dat ter zijner eere werd afgestoken. Na de omwenteling van 1795 werden in dit gebouw de republikeinsche volksvergaderingen gehouden en velen herinneren zich misschien nog, welk een geheel ander aanzien de Waag had in het voorjaar van 1814, toen zij door den Franschen bevelhebber gedurende den staat van beleg waarin de stad verkeerde, als in een reduit herschapen was en vuurmonden naar alle zijden heen met dood en verderf dreigden. Aan zijne vroegere bestemming is de Waag geheel onttrokken, de benedenlokalen dienen thans voor telegraafkantoor en in de bovenzalen is het gymnasium gevestigd. Wanneer we nog een oogenblik op dit „plein der pleinen" vertoeven en rondzien vragen we ons af, wat is er nog over van de gebouwen waarvan de kronijkschrijver der 17e eeuw gewaagt, als hij zegt: Die private huysen der burgeven zyn meestelic ruym ende hooghe ende wel gebout, van binnen vol gemacx, die muren bekleedet met kostel schrynwerck. Men vint er voorzalen die de ruimte hebben van matelicke Lantkercken, dit is te zien vast die heele stat door, maar aan den bt inck volnae van huys tot huys. De deuren syn so wyt dat sy geheel opgedaen synde, een kar re ofte wagen pas sage gheven. Wat er nog van over is? We spraken het reeds hierboven uit, al dat schoone en eerwaardige is, op enkele uitzondei ingen na, aan de hand des sloopers overgegeven om plaats te maken voor steenklompen in rechte lijnen opgetrokken en afgedeeld, als een beeld van den modernen tijdgeest. Op ditzelfde plein bevindt zich een huis thans bewoond door den heer \ an Gerrevink, waar ge voor een 40tal jaren de Israëliten door de Roode zee kondt zien trekken; zoowel de zee als de Israëliten zijn verdwenen, doch de overlevering is bewaard gebleven en volgens deze leefde in vroegere eeuwen (we laten in 't midden of dit in de 13e, 14e of 15e eeuw heeft plaats gehad, waarin telkens van hongersnood gewag gemaakt wordt) in deze woning een vrek, die zijn geld gebruikte om al liet koren op te koopen dat hij in de stad of in den omtrek er van kon machtig worden. Zijne zolders waren daarmede weldra gevuld en toen kort daarna schaarste en gebrek begon te heerschen en de honger zich steeds nijpender deed gevoelen, was de vrek wel in staat doch niet van zins den nooddruftigen medemenscli te voeden. Ongestraft zou deze vrekachtige daad niet blijven en o, wonder! als wrekers der hongerlijdende bewoners traden thans de groote vijanden van eiken korenhandelaar „de ratten" op, die zich niet ontzagen in de korenhoopen rond te wentelen, zich naar een in de haven liggend schip te spoeden om aldaar der korenlast die zij in de haren van hunnen huid medevoerden neer te storten en steeds voortgaande den geheelen zolder ledig te maken zoodat het schip tot zinkens toe geladen wegvoer, terwijl de vrek arm geworden van honger stierf. De overblijfselen die aan deze geschiedenis of overlevering herinneren bestaan in drie dakpannen, waarvan er twee ratten voorstellen, terwijl de derde een meelzak verbeeldt. Zij zijn nog steeds in het bezit van den heer Van Gerrevink en het lijdt geen twijfel, dat deze heer bereid zal zijn, den belangstellenden bezoeker van Deventer ze ter bezichtiging aan te bieden. Voor we den Brink verlaten willen we nog een kijkje nemen op den zijmuur van het huis hoek Groote Overstraat en Brink. We zien aldaar een groote ronde kogel halverwege in den muur. Dat dit projectiel van een der vele belegeringen afkomstig is waaraan de stad is blootgesteld geweest lijdt geen twijfel; ook niet dat hij van zeer ouden datum is, want de steenen kogels beliooren tot het eerste tijdperk waarin van kanonnen gebruik werd gemaakt. Nog een blik geworpen op het oude huis met zijn eerwaardigen gevel tegenover de Eijkmanstraat, prijkende met het opschrift: „Dit huis is Godt bequam; In de drie vergulde lierinck is sin naem" 1571. Het is een overblijfsel van de vroegere zoo wijd vermaarde pakhuizen, waarvan de inscriptie wijst op de vroegere bestemming als haringpakhuis. Volgens mededeelingen moet er ten dienste der bewoners een bijzonder groote waterput aanwezig zijn, vroeger gediend hebbende tot bewaring van zout. De drie leeuwen op de geveltoppen houden ieder een wapenschild vast waarvan op 't eene de Deventer Arend staat, op 't tweede niets, zoodat, liet denkelijk diende voor de stadskleuren, terwijl het middelste het huismerk toont van den vroegeren bezitter. De Rijkmanstraat doorgaande vinden we ter rechterhand dicht bij den Brink een gebouw waarin thans de loge „Le préjugé vaincu" gevestigd is. Volgens sommigen was dit vroeger een Muntgebouw, volgens anderen was dit liet grijze Munttorentje dat nog in de nabijheid te vinden is. Wanneer we de Rijkmanstraat ten einde loopen zien we aan de linkerhand een nauw straatje „het Sassensteegje," 't welk zooals de overlevering wil, het pad zou zijn geweest, waarlangs de Saxers den mytischen Burcht op den Berg bestormende, omhoog snelden. Wat hiervan zijn moge, het voert ons naar de Bergkerk die in de jaren 1198 tot 1206 moet zijn gesticht. In den aanvang slechts eene kapel werd zij later herbouwd tot de groote kruiskerk van Gothische bouworde met de twee Romaansche torens. De sage aan deze laatsten verbonden luidt, dat zij op kosten van een vroom zusterpaar gebouwd zijn en wel de eene hooger dan de andere, omdat ook de zusters in grootte verschilden. Volgens het gevoelen van wijlen den Nijmeegscben bouwmeester Lornan moet zich onder het hooge koor eene crypt bevinden. Van dit gebouw valt niet veel merkwaardigs mede te deelen; alleen dient te worden opgemerkt dat zich op de grafsteenen onder het plankier verscholen, nog vele "wapenschilden in ongeschonden staat bevinden. De berg afdalende komen we door de Roggestraat weder op den Brink en kiezen de Spijkerboorsteeg om langs de Overstraat en Vleeschhouwersteeg de Poot te bereiken. In de Spijkerboorsteeg vinden we nog een oud poortje dat door liefhebbers van oudheden niet ongemerkt zal worden gepasseerd. Op de Poot valt ons terstond een gebouw in het oog door zijne grootte; oudtijds was dit 'thuis „de Steerne" naar de ster welke vroeger op zijn geveltop stond in plaats van een weerhaan. Later was het meer bekend onder den naam van „Stadswijnhuis" waarvan de burgerschap een druk gebruik maakte, zoo zelfs dat in het midden der 17e eeuw veele brave borgers des Avorits na den eeten met hare vrouwen op 't wynhuis gingen om een glaesjen te drinken en om H lieflyk gespeel der klokken van de Groote kerk." Slaan we den hoek om dan bevinden we ons op 't kerkhof met zijne beroemde kerk en toren, Stadhuis en daarnaast gelegen Landshuis. " -«] Richten we eerst onze schreden naar de trotsche Lebuïnuskerk zooals zij zich daar voor ons in al zijne grootte vertoont. In ons historisch overzicht hebben we al reeds eene uitvoerige beschrijving van het ontstaan er van gegeven en blijft ons thans slechts over, de aandacht te vestigen op de schoone vormen en lijnen waarop dit gebouw mag bogen. Lebuïnüs Kerk. (Naar eene Photographie van den Heer Levy te Parijs). Evenals zoovele andere kerken zullen ook op de muren van het koor in deze kerk zich schilderwerken bevinden nog schuilende onder de kalk. Dat dit het geval moet zijn blijkt uit een verdrag tusschen Deken en Kapittel der kerk en zekeren schilder Rembertus, luidende: dat broder Rembert noch sal maelen iiij vaeck vp onse choren eyn ilic vaeck voer xxii rins. gul. vp zijne cost vnd scaden in gueden bestendigen ivercke, na goetdunke dekens en capittels ofte des meysters fabrice, gelyck dat gerste vaeck gemaket rnd ghemaelt is; enz. Volgens de dagteekening is dit verdrag gesloten in Juli 1467, terwijl uit de kwitantiën, welke op de rugzijde van het stuk door Rembertus zijn opgeteekend blijkt, wat hij van tijd tot tijd ontvangen heeft. Wie weet welke schatten in dit fiere gebouw onder de kalklaag verscholen zijn en rijst de vraag bij ons op, is de tijd niet gekomen om het vroeger gedane onderzoek te hervatten trots de kosten daaraan verbonden. Voor dit werk werd Rembertus betaald met 133 Rijnsche gulden en 11 cromsterten. Evenals de meeste kerken van RomaanschenofByzantijnschen stijl kan ook de Lebuïnus- of Groote kerk bogen op het bezit een er Krocht of Crypt. Onder het hooge koor bevindt zicli een gewelf, tot hetwelk men aan de Noord- en Zuidzijde van den omgang van het koor met eenige trappen toegang heeft. Aan de linkerzijde van het koor naast den ingang der Crypt, aan de linkerhand vindt men het graf van Alexander Hegius, den 27 December 1498 aldaar begraven. De Krocht heeft de gedaante van een halven achthoek, lang 7'/4 en breed 41/2 Meter, rustende op 6 pilaren, die twee aan twee gelijkvormig versierd zijn en de halfcirkelvormige gewelven dragen. De ringen, waaraan de lampen hingen, zijn nog in het gewelf aanwezig; voorts vindt men er een put, in tuf- of cenientssteen uitgevoerd, die waarschijnlijk vroeger gediend heeft tot eene Heidensclie offerbron, over welke men de Christelijke kerk heeft gebouwd, opdat het bijgeloof geen aanleiding meer zoude hebben tot het gebruik. Opmerkelijk is het, dat deze Krocht dezelfde halfcirkelvormige en rechthoekige nissen of kasten bevat als omtrent de Catacomben van San .Marcellino nabij Rome bekend is, terwijl de steenen bakken in de Krocht dezer kerk aanwezig, terecht voor het overblijfsel van een altaar gehouden, gelijk zijn aan de afbeeldingen, welke van de zoo merkwaardige Etrurisclie Catacomben onder het oude Tarquinia genomen zijn en die vermoedelijk vroeger relequiën of wel het geheele lijk van een Heilige bewaard hebben. Hieruit blijkt duidelijk, dat bij de Krocht in deze kerk in allen deele aan de Catacomben is gedacht. De vorm der kapiteelen van de pilaren strekt ten bewijze van de hooge oudheid, daar zij blijkbaar uit de slangswijze of spiraalvormige en de schubvorraige canneluren van het begin der 12de eeuw dagteekenen. Wij verlaten de kerk aan de Zuidzijde en bevinden ons tegenover de twee hoofdgebouwen, welke mede een sieraad van het Kerkhof uitmaken, n.1. het Stadhuis en het Landshuis (thans politiebureau). Het Stadhuis dat in de 14de eeuw zijn ingang had in de Polstraat, heeft in 1693 den tegenwoordigen gevel van grauwen steen verwisseld met den ouden, bouwvalligen gevel welke er toen was. Binnentredende komt men in eene ruime vestibule, waar liet oog onmiddellijk valt op het snijwerk voor den ingang der secretarie, welk snijwerk menig bezoeker in verrukking brengt. Voorts wordt het oog getrokken door de talrijke gildeborden, waarvan enkele zeer fraaie. Het reusachtige gewei, dat aan den wand prijkt, is voor de ééne helft in de nabijheid van Deventer gevonden, voor de andere helft er kunstig van wagenschot bijgesneden. De 12 beulszwaarden, aan weerszijden er van, getuigen dat hier in vroegere eeuwen menigeen het hoofd van de romp is gescheiden. Of de vele terechtstellingen moeten worden toegeschreven aan de talrijke misdaden die er begaan werden, dan wel aan het feit, dat daarna de Magistraet op Stadskosten een maeltijt had, zooals Dumbar mededeelt, laat ik in 't midden. Eenige schreden buiten de vestibule bevindt zich de Raadzaal, waar met gulden letteren het „audi et alteram partem" geschreven staat. Hier vinden we de groote schilderij van Gerard ter Borch, voorstellende de vroegere Raatskamer niet alle de burgemeesters en secretarissen die in den jare 1667 daar zaten, naar het leven afgemaald. Behalve op vele andere schilderstukken, willen we nog de aandacht vestigen op het tafereel „de Bruid van Numantia" geschilderd door Hardenstein. Wanneer we de trappen tegenover de Raadzaal gelegen opstijgen, voeren deze ons naar de bibliotheek, waar een schat van curiosa aanwezig is. De tijd om dit alles te bewonderen ontbreekt ons, waarom we ons weder buiten het gebouw begeven om een blik te werpen op het Landshuis dat vroeger tot vergaderplaats diende voor H.H. Gedeputeerde Staten dezer provincie en nog meer te voren een soort van knijp was, waar de vroede poorters in de 14de eeuw hun glas zuderswijn gingen drinken. Op een der bovenzalen vindt men menig voorwerp uit Deventers verleden, door onzen burgervader niet veel smaak en ijver bijeengebracht en geordend. Jammer van den gevel die door de verfkwast zoo is mishandeld. Het Landshuis (thans Politiebureau). (Naar eene Photographie van den Heer M. Bosse). Voor we het Kerkhof verlaten, slaan we nog een blik op den hoogen toren (zie de afbeelding in den tekst op blz. 26) die vóór het jaar 1612 slechts bestond uit het vierkante gedeelte, gedekt door een houten kap; na dat jaar is de toren volbouwd en in den staat gebracht, waarin hij zich thans nog bevindt. Het carillon dagteekent van 1646, later en wel in 1694, door bijvoeging van meerdere klokken, tot een goed geheel gemaakt. Onze wandeling vervolgende richten we onze schreden naar de Nieuwe Markt, waarbij we de twee hotels „de Moriaan" en „de Engel" voorbijgaan. Verder door de Graven naar de Stroomarkt gaande, waar zich het hotel „de Keizerskroon" bevindt, komen we al spoedig in de Engestraat. Aan dit deel der stad zijn vele oude herinneringen verbonden, waarvan de geschiedschrijvers ons op de hoogte stellen. Daar evenwel van dit alles niets meer overig is, zullen wij voortschrijden om een oogenblik te verwijlen in de Broederenkerk, aan de R. C. gemeente behoorende, waar vele relequiën te vinden zijn. De kerk is versierd met het beeld van den Heiligen Lebuïnus, eerste zendeling en patroon der stad, en is in het bezit van de hoofden van Geert Groote en Florens Radewijn, opzichter der Fraterhuizen, welke hoofden in 1698 van Deventer naar Emmerik in het Fraterhuis aldaar gebracht, in 1856 weder herwaarts gevoerd zijn. Ten tijde der Reformatie in het bezit der Hervormden gekomen, is zij in 1808 door Lodewijk Napoleon aan de Roomscli Katholieken terug gegeven. In de Engestraat zijn we ongemerkt de Bagijnenstraat voorbijgegaan en deze toch bevat een schat van gebouwen, die de aandacht der bezoekers van Deventer ten volle waardig zijn. Zoo ergens in eene stad, wordt hier de liefdadigheid op groote schaal beoefend en men behoeft slechts een oogenblik te staan tegenover de huizen als paleizen, die hier zijn samengebracht om tot de overtuiging te komen, dat dit een van de fraaie punten van Deventer is, waar jongen en ouden van dagen op onbekrompen wijze verzorging en verpleging vinden. In de eerste plaats treffen we hier aan „het Weeshuis," een fraai gebouw, waarin de weezen zoo van groot- als kleinburgers worden verpleegd en welk gesticht het aanzien geeft van in een bloeienden ftnancieelen toestand te verkeeren, wat ook werkelijk het geval is. Het Oude Vrouwenhuis, eene vereeniging van vier kleine gasthuizen, te weten: het Stappenconvent, het Meijershof, het Monninkshuis en het Harmen Boevingsgasthuis is een flink gebouw in het midden van een tuin gelegen, die door een open ijzeren hek van de straat wordt gescheiden. Het Groote (vroeger Heilige Geesten-) en Voorster Gasthuis beweldadigd met een legaat door den vromen Kanunnik Lesardus en in 1649 gebouwd ter plaatse waar vroeger het Geert Groote's Klooster stond. Het is eene inrichting tot verpleging van bejaarden uit den gegoeden en den belioeftigen stand. I— b* cC a s Ctezichten op den Singel. — Het Ziekenhuis. — De Zwolsche straat. Naar Photographieën van den Heer G. J. v. d. Berge.) De verpleegden worden onderscheiden in: Groote kostkoopers Voorster kostkoopers, Kleine kostkoopers en Kostgevers. In de drie eerste klassen betaalt men naar evenredigheid van ouderdom eene som tot inkoop; in de laatste slechts een enti ee-geld; terwijl personen beneden de zestig* jaar niet opgenomen worden. Behalve vrije woning en wekelijksche uitkeering zijn hieraan nog vele voordeelen verbonden. De bezoeker van Deventer verzuime niet om het gesticht dat door zijne rijke bezittingen op onbekrompen voet onderhonden wordt, om zijne nette en doelmatige inrichting te bezoeken en het zal hem verbazen, hoe het mogelijk is geweest 111 eene bekrompen vesting zooveel terrein te besteden voor weldadige doeleinden op zoo'n grootsche schaal, waarvan de geheele omgeving getuigt. Aan het einde van de Bagijnenstraat vinden we ter rechterzijde _ het Krankzinnigen gesticht, dat uit den aard der inrichting voor vreemdelingen niet te bezichtigen is en ter Imkerzijde de Koninklijke Deventer Tapijtfabriek," bekend en beroemd door de aldaar vervaardigd wordende schoone, deugdelijke Smyrnasche tapijten. Den bezoeker van Deventer kunnen wij ten sterkste aanraden het bezichtigen van deze inrichting niet te verzuimenJ kan zlch verzekerd houden van eene allerwelwillendste ontvangst en bekomt alle inlichtingen die hij verlangt. Men vindt in dit gebouw eene bus, waarvan de opbrengst strekt om gebrekkige arbeiders te ondersteunen. ij bevinden ons thans in de Smedenstraat die we, langs het Krankzinnigen gesticht wandelende, slechts een kort eind behoeven af te loopen, waarna we ter linkerhand de Badhuisstraat inslaande, al spoedig komen aan het Badhuis. V ooi wie behoefte heeft om zich door een bad te verinsschen bestaat hier gelegenheid daar het dagelijks geopend en zeer gerieflijk ingericht is. Men vindt er 1ste en 2de klasse badkamers voor zeer billijken prijs. Links van ons vertoont zich een gebouw, dat door zijne aanzienlijke afmetingen onze belangstelling opwekt en de kaart van Deventer raadplegende zien we dat dit het St. Geertrmden Gasthuis is. Men bespeurt al aanstonds dat bij de daarstelling van dit gebouw geen kosten zijn gespaard en dat het even als de andere openbare gebouwen een sieraad van de stad Deventer uitmaakt. Mocht het noodig zijn, wat wij n niet toewenschen, dat ge er moet worden opgenomen ter verpleging, ge kunt er u veilig toevertrouwen aan de hoede van de kundige doctoren die daaraan verbonden zijn en op eene uitstekende behandeling rekenen. Wanneer we de Binnensingel teruggaan in de richting van de Leeuwenbug die we bij onze entree van de stad hebben overschreden, dan wordt onze verbazing opgewekt door het groot aantal fraaie villa's welke zich hier bevinden. Wii zeggen onze verbazing omdat men moet bedenken dat slechts luttele jaren geleden toen Deventer nog eene vesting was, hier de vestingwallen waren, die eiken aanbouw belemmerden. „ „, , ,, . Ook aan de overzijde van de breede, trissclie gracht zien we iets dat ons aantrekt, nl. het wandelpark, door den bekwamen Springer ontworpen en daargesteld, gebrui makende van de oneffenheden van het terrein die door de buitenwerken werden gevormd. In de toekomst als het jonge groen eenige jaren ouder is, beloott dit een heerlij plekje te worden waar ingezetene en vreemdeling op een warmen zomeravond gaarne zullen verwijlen, om, gezeten op eene der vele daar aanwezige banken de frissclie avondkoelte langs de slapen te laten suizen. Het eilandje in het midden gelegen, door de vrijgevigheid van een onzer medeburgei * van een fraai gebouwtje voorzien tot verzamelplaats van vreemdsoortig gevogelte, is een aanlokkelijk punt voor jong en oud, arm en rijk, dat steeds met een druk bezoek wordt vereerd De Binnensingel bijna ten einde zijnde vinden we een groot gebouw, dat zicli blijkens het opschrift boven den ingang doet kennen als de kweekschool. A\ anneer men ee oogenblik tijd heeft verdient deze modelinrichting te worden bezichtigd; over den tijd hieraan besteed zal men zich met te beklagen hebben. Wii zouden vreezen te uitvoerig te worden, indien we nog meer onze aandacht moesten schenken aan de vele gebouwen die we op eene verdere wandeling door de stad zouden ontmoeten. Dit doende zouden wij de ruimte overschrijden die ons voor dit gedeelte van den gids is toe- g6Daar we thans weder aan de Keizerstraat gekomen zijn willen we in korte trekken onze wandeling door de stad vervolgen en brengen we u langs de eerst.6 straat a.an uwe rechterhand de Korte Bisschopstraat, naar de Lange Bisschop- straat; in beide kunt ge u voorzien van alles wat ge noodig mocht hebben want het aantal winkels is hier, even als op den Brink, zeer groot. Wilt ge een anderen weg kiezen welnu overschrijdt den Brink in zijn geheele lengte en ge bevindt u in de Polstraat of wel, sla ter rechterzijde af en de Assenstraat ligt voor u om u even als eerstgenoemde te brengen naar het Kerkhof waarvan we u reeds zooveel schoons hebben laten zien. Maar thans is het genoeg; onze krachten dienen gespaard voor het vele dat buiten de veste Deventer onze verukking zal opwekken, waarom we dit hoofdstuk zullen eindigen met den wensch, dat het weder ons vergunnen moge morgen onze eerste wandeling in den omtrek te doen, daar we het voornemen hebben den trouwen gids te volgen, die ons tot heden niet in den steek heeft gelaten, bij alles wat er in Deventer merkwaardigs te zien was. Nog eene merkwaardigheid van Deventer willen we niet onvermeld laten en wel de reeds in den aanvang genoemde Deventer koek. Waar kan men de echte beter bekomen dan hier waar zoovele winkels met een opschrift deze waar aankondigen. De handel hierin is zeer druk en de verzending naar het Binnen- en Buitenland ja zelfs naar Oost-Indie van groote proporties. Wie de echte wil hebben, kan het adres daarvoor vinden in de lijst der advertentiën welke aan dezen gids is toegevoegd; hij dient te weten dat Deventer te verlaten zonder voorzien te zijn van dit heerlijke gebak, gelijk staat aan het plegen eener heiligschennis en welk bezoeker van Deventer zou zich na de bewondering van het vele fraaie en goede hieraan schuldig willen maken. 3 OVER WILP EN DE POLL NAAR TWELLO. Uitgerust van onze lange wandeling door de stad, dienen wij thans te beslissen werwaarts onze schreden te wenden en kiezen het ongeveer een uur van Deventer verwijderde dorpje Wilp en het zuidelijk daarvan gelegen kasteel de Poll, om later op onze schreden terug te keeren en na bij den Zutfenboer te hebben uitgerust, door de laan noordelijk van de Lathmer over Twello ons stadswaarts begeven ten einde weder in liet hotel onze tenten op te slaan tot den volgenden morgen. Het Schol. (Naar eene Photographie van den Heer M. Bosse.) Hoewel per rijtuig gemakkelijker te bereiken willen we liever den wandelstaf opnemen om lang de Buitensocieteit vroeger „de Dood" over den dijk ons te vergasten op liet gezicht dat de stad van de overzijde van den IJssel aanbiedt. Gelukkig dat de zon zich achter de wolken verschuilt daar zij ons anders op den schaduwloozen bandijk geducht zou hinderen, ook al omdat behalve het schoone gezicht op Deventer er weinig is dat onze aandacht verdient. Neen! we zijn ondankbaar, want wij verzuimen te genieten van den schoonen aanblik die de buitenplaats 't Schol met zijn eerwaardig geboomte en lieve waterpartijen ons vertoont en waarvan wij eene afbeelding in den text opnemen omdat de geheele omgeving dit ten volle verdient. De kronkelingen van den dijk volgende, die wel eens de verzuchting doen slaken „komt daar nooit een einde aan" vinden wij bij elke bocht nieuwe gezichtspunten op dit fraaie buitengoed, dat, op eene hoogte gelegen op verschillende plaatsen, tusschen het geboomte door uitzicht op den dijk en het daarachter gelegen terrein heeft. Wel hebben we aan den Tol gelegenheid om onzen weg naar Twello te bekorten, door langs het Zand den binnenweg naar dit dorp in te slaan, maar ons doel moet bereikt en bovendien zien we het torentje van Wilp reeds zoo nabij dat we ons door de zon niet laten storen om de wandeling voort te zetten. Het dorpje dat we van het einde van den dijk voor ons zien ligt een eindweegs ter zijde van den grooten weg naar Zutphen en dat wij liet bezoeken is niet zoo zeer omdat het zoo belangrijk is — want het is eenvoudig en klein — maar omdat we het noodwendig moeten passeeren, willen we van de meer zuidelijk gelegen prachtige landgoederen de Lathmer, de Poll, Bussloo, enz. het vele schoone opmerken dat daar te vinden is. Wilp ligt evenwel niet onaardig aan den voet van den lioogen IJsseldijk; wendt echter voor ge den dijk afdaalt nog een laatsten blik op de kronkelende rivier met de uitgestrekte uiterwaarden en het daarachter zich zoo ver uitstrekkende verschiet, maar verzuim vooral niet nog eens van het vergezicht te genieten dat u van hier op de stad met haren forsclien toren wordt aangeboden. Hoe nederig Wilp daar aan den voet van den dijk gelegen moge zijn, heeft ook dit dorpje zijne geschiedenis die tot de 8ste eeuw teruggaat, 't Was omstreeks 765 dat de Angelsaksische Christenprediker Lebuïnus hier een kerkje stichtte, dat al spoedig door een ruimer bedehuis te Deventer werd gevolgd. Hoewel vaak door plundertochten der vijandige Saksers belemmerd en gestoord, maar met waren heldenmoed en doodsverachting voortgezet, zocht en vond hij hier eene plaats voor zijne onvermoeide werkzaamheid; al werd ook de door liem te Deventer gestichte houten kerk door de vlammen verwoest, zijn leven en dat zijner gemeenteleden dikwijs ernstig bedreigd, Lebuïnus zette zijn werk steeds voort. Hij wordt beschreven als een man van vromen levenswandel die door zijne minzaamheid, zijn ijver en vele andere deugden allengskens achting en vriendschap afdwong en toen er rustiger tijden aanbraken, de laatste jaren zijns levens aan werken des vredes kon wijden, bemind door een ieder in het oord waar hij zooveel zegen had aangebracht. Dat er van het door Lebuïnus gestichtte kerkje niets meer over is moet ons niet verwonderen, daar het van hout was opgetrokken. Wel meldt de geschiedenis dat het in 780 na door de Saksers verbrand te zijn opnieuw is herbouwd, maar het kerkje dat thans bestaat, hoewel sporen van hoogen ouderdom dragende, dagteekent niet van dien tijd. De niet zeer groote Romaansche toren kan uit de 10e of 11e eeuw afkomstig zijn; door steunbeeren van aanzienlijke afmetingen wordt hij geschraagd om hem voor instorten te behoeden. Vriendelijk en kalm ligt het bedehuis aan den voet van den zwaren IJsseldijk te midden der nederige huizen van het dorpje, dat door Deventer's ingezetenen dikwijls tot het doel eener wandeling wordt gekozen en vooral in den tijd dat de statige beukenboomen in de laan van Lathmer hun' rijken voorraad op het aardrijk uitstorten ziet men er tallooze scharen kinderen zich de gelegenheid ten nutte maken, om een schat van beuken op te doen die hen dienen als inzet en prijs bij hunne winteravondspelen. Wij zouden te ver gaan door nog in bijzonderheden te treden omtrent de heerlijkheid Wilp, oudtijds een leen uitmakende van de proostdij te Deventer. Niet omdat deze onze aandacht niet verdienen maar omdat er nog veel merkwaardigs op onze wandeling te zien is eene beschrijving evenzeer, zoo niet meer waardig. Al scheiden wij van Wilp om onzen tocht voort te zetten, wanneer wij op onze schreden teruggekeerd zijn kunnen wij nog een afscheidsgroet toewerpen aan dit eenvoudige doch liefelijke dorpje aan den zoom van den IJssel. Om onze wandeling voort te zetten kiezen we den breeden straatweg, aan beide zijden beplant met iorsche eiken, \an waar we in de eerste plaats een prachtig gezicht hebben op het fraaie huis de Lathmer met zijn torentje, waartoe breede oprijlanen toegang geven. Andere lanen voeren ons naar de bosschen tot deze buitenplaats belioorende, waartussclien de weiden en akkers hielen daar verscholen liggen, alsof de eerste dienen om de Plaat IV. De Pol. — Zutphenboeb. Kasteel Nijenbeek. — Vergezicht bij Nijenbeek. (Naar Photographieën van den Heer M. Bosse.) laatste tegen de gure noorden- en westenwinden te beschermen. In de vorige eeuw was deze buitenplaats eene bezitting van de baronnen Van Broekhuizen. Thans is de Heer Crommelin de bezitter van deze plaats, die daaraan vele verfraaiingen en verbeteringen heeft aangebracht. Voortgaande houden we de bosschen en velden van de Lathmer aan onzen rechterhand en bereiken al spoedig de trotsche linde, die zijn bladerendak in een breeden cirkel uitspreidt en zijnen schaduw werpt op de Uitspanning de Zutphen boer. Die zich te Wilp nog niet vermoeid gevoelde, zal zich aangetrokken gevoelen onder de eeuwen oude linde plaats te nemen, 0111 onder het gebruik van eene verfrissching zijne blikken op de voor hem liggende laan van hooge beuken te vestigen. Wanneer men de wandeling over de Lathmer van hier aanvangt en achter het huis de natuur wil bewonderen, vindt men verrukkelijk schoone laantjes, die met een rijtuig niet te bereiken, voor den voetganger een onbegrijpelijk genot aanbieden, in de aanschouwing waarvan hij zich misschien langer zal verdiepen dan wel wensclielijk is, met het oog op den tijd dien hij ter zijner beschikking heeft. Wij dwaalden af met onze gedachten, aangetrokken door het trotsche gezicht dat de laan van de Lathmer ons aanbiedt; laten we ons niet langer aan de beschouwing daarvan overgeven en spoeden wij ons voort om aan onzen linkerhand een blik te werpen op de bosschen van het kasteel de Poll op plaat IV voorkomende, eerwaardig door zijne oudheid en de daaraan verbonden herinneringen. Wij naderen de laan die, na eerst geruinien tijd zich recht voor ons te hebben uitgestrekt, eene kromming maakt vanwaar wij reeds tusschen het geboomte door een blik kunnen werpen op den gepleisterden gevel. Nog een eindweegs verder, nogmaals eene bocht volgende, komen wij aan den Huize Poll. Wie verwacht een gebouw, uitmuntende door bouwstijl, aan te treffen, zal zich in zijne verwachtingen bedrogen vinden; toch is de ligging van het kasteel schoon en lokt ons uit, •daarbij misschien langer te verwijlen dan ons dienstig is. Nog een enkele blik op het ruime gazon met zijne bloemversieringen en de zich daarachter uitstrekkende weilanden door een watertje van het park gescheiden en wij zetten onze wandeling voort. Maar waarheen onze schreden te richten ? Willen we de wandeling voortzetten in het bosch, dat zich rondom uitbreidt en waar menig aanlokkend plekje onder het houtgewas te vinden is, dat tot rusten uitnoodigt ? Laat ons dit tot later uitstellen en liever onze schreden richten naar het niet ver van hier gelegen kasteel Nijenbeek. De weg die we moeten inslaan om dit kasteel te bereiken, wordt ons als van zelf aangewezen; wanneer wij een blik op onze wandelkaart slaan zien we dat het dijkje gevolgd moet worden, hetwelk in Zuidelijke richting derwaarts voert. Wanneer ge met een rijtuig dezen tocht maakt en op dit punt zijt aangekomen, zal de koetsier U allicht willen wijsmaken, dat het slechts 10 minuten verder is; laat U niet beet nemen, de wandeling van hier naar het kasteel eischt minstens een half uur en dan dient ge uwen weg nog te bekorten door het volgen van de juiste laantjes die daarheen voeren. Het kasteel Nijenbeek is gebouwd op een uiterwaard aan den IJssel en wordt, hoewel het reeds langer bestaan heeft, in de geschiedenis eerst genoemd op het einde der 13e eeuw,, toen het behoorde aan zekeren ridder Dirk van Nijenbeek. Na diens dood droeg zijn broeder Arnold het kasteel op aan Reinoud graaf van Gelre; tot nu toe was het een vrij eigen goed geweest, maar werd daardoor in een leengoed veranderd. Nijenbeek werd door Graaf Reinoud in 1299 aan een door hem te Hattem gesticht gasthuis geschonken, doch later in 1307 kwam hij hierop terug en gaf aan de orde van het hospitaal van St. Jan van Jeruzalem een jaarrente van vijftig pond uit Nijenbeek, onder voorwaarde, dat de orde op Nijenbeek, twee priesters en een leekebroeder zou houden. Slechts 8 jaren duurde deze toestand, waarna de Nijenbeek — op welke wijze is onbekend — aan een lid der familie de Cock kwam. In 1364 werd het aan Hertog Eduard van Gelre verkocht en deze schijnt het later in leen te hebben gegeven aan den Ridder Pieter van Steenbergen, die in datzelfde jaar als Heer van Nijenbeek wordt opgegeven. Ware dit kasteel niet zoo bekend in de geschiedenis, wij zouden ons niet gerechtigd achten daaraan zooveel aandacht te schenken, doch de strijd tusschen Heekeren en Bronkhorst is te belangrijk, dat wij daarbij niet een oogenblik stil zouden staan. Het was een tijd van beroering en burgertwist die allerlei ellende te weeg bracht. Na den dood van Reinoud II, den Het Holthuis. — Terras van het Holthuis. — Twee waterpartijen op het landgoed Hunderen. (.Xaar Photographieën van den Heer M. Bosse.) eersten liertog van Gelre, kwam in 1343 het hertogdom aan Reinoud III, een nog elfjarige knaap, wiens jeugdige leeftijd aanleiding gaf, dat de edelen, niet tevreden over de voogdij, het hoofd opstaken, om de onder Reinoud II verloren onafhankelijkheid te herwinnen. Het duurde geruimen tijd dat de Bronkliorsten door hunnen invloed den jeugdigen hertog beheerschten, doch toen deze zeventien jaar oud geworden was, was hij niet geneigd zich daaraan langer te onderwerpen. Hij had evenwel niet de kracht en bezat geene genoegzame zelfstandigheid om zich boven de partijen te verheffen en koos daarom openlijk de partij der Heekerens, waardoor de zaak der Bronkliorsten hopeloos werd. Deze kozen toen als hoofd Eduard een broeder van Reinoud een veertienjarig jongeling, die, daar hij zijn aandeel uit de vaderlijke nalatenschap nog niet ontvangen had, bij zijn meerderjarig worden aanspraak maakte op het graafschap Zutphen — dat hij zijn land noemde — op Roermond en een deel van het Overkwartier. Daar deze eischen op het recht waren gegrond en Eduard een brandende lieerschzucht en roekelooze dapperheid bezat, kreeg Reinoud in hem een gevaarlijk mededinger. Hierdoor ontstond een strijd die jaren lang met korte tusschenpoozen werd gevoerd en ten slotte eindigde met een beslissende slag bij Tiel in 1361, waarin Reinoud de nederlaag leed en in handen viel van zijnen broeder. Hij moest toen afstand doen van zijn bewind en werd na eerst op 't kasteel Rozendaal in bewaring te zijn gehouden, in het begin van 1365 naar den Nijenbeek gebracht en aldaar gedurende zes jaren gevangen gehouden, aan welke gevangenschap dit kasteel zijne vermaardheid te danken heeft. Wij zijn het knsteel genaderd en zien een dijkje dat tusschen twee zware vierkante pilasters, waar vroeger waarschijnlijk een binnenpoort stond, ons naar een pleintje voert, dat zeker eens door muren werd omringd. Daar gekomen zien we dat alleen de vierkante toren nog slechts over is, want het slot moet vroeger vrij wat grooter zijn geweest, daar uit de geschiedenis blijkt, dat de in ons Historisch overzicht van Deventer vermelde blokhuizen Kijk in de Pot en Altena, zijn gebouwd van de steenen door Hertog Karei van Gelre van Nijenbeek afgebroken. De toren, die zwaar en vierkant gebouwd is, heeft dikke muren, waarin slechts hier en daar een klein venster of kijkgat zich bevindt. Het is gedekt met eene lage leien kap, waaromheen een niet hooge steenen borstwering loopt, die voorheen vermoedelijk van kanteelen was voorzien. Een kronkelende trap, waarvan de steenen treden zijn uitgesleten, voert ons naar twee smalle liooge vertrekken naast elkander op de eerste verdieping; in de noordelijkste vindt men eene stookplaats en twee deuren, die toegang geven naar twee zeer kleine vertrekken liet eene in den dikken muur, het andere een weinig naar buiten uitgebouwd. Uw geleider zal er uwe aandacht op vestigen, dat dit de kamer is, waar Reinoud zooveel jaren heeft gevangen gezeten en ü vertellen dat hij in zijne gevangenschap zoo zwaarlijvig is geworden, dat het noodig was de deur zijner kamer uit te breken, waartoe hij als bewijs de wijde gemetselde boog aantoont, waarin nog tegenwoordig de deur is. Doet ge de vraag hoe het mogelijk was, dat de hertog bij zijne zwaarlijvigheid gebruik kon maken van het privaat, dat in hetzelfde vertrek in den muur is aangebracht en waarvan de toegang nog veel smaller is dan de deur van het vertrek zelve, dan blijft hij U het antwoord schuldig. Evenzeer is dit het geval wanneer ge hem wijst op den smallen, kronkelenden trap, die dan onmogelijk door Reinoud konde zijn afgegaan. Na de bezichtiging van de benedenverdieping aanvaarden wij verder den tocht naar boven en komen op de tweede, waar zich een vertrek bevindt, dat de gelieele ruimte van den toren inneemt. Hierin treffen we een versierd houten monument aan, ter nagedachtenis aan Andries baron Scliimmelpenninck van der Oye, overleden den 10 November 1776 en versierd met het wapen van het geslacht, vergezeld van 16 kwartieren, waaronder een helm met pluim, zwart met verguld, handschoenen en sporen van hout gesneden. Aan weerszijden daarvan een doodshoofd rustende op gekruiste doodsbeenderen, waarboven twee zwarte vlaggen met gouden franje, aan stokken vastgehecht. Wij bestijgen nog eens de kronkelende trap en komen op den reeds beschreven omgang, van waar men een verrukkelijk uitzicht heeft op de omgeving en die tevens de torens van Deventer en Zutphen te zien geven. Hier geplaatst kan men zich een denkbeeld vormen van. de sterkte van dit bolwerk en de macht welke daarvan uitging, als belieerscliende den IJssel en het geheel omliggende terrein. Wel kunnen we van langs de kronkelingen van den IJssel naar ons uitgangspunt terugkeeren, om nog van tijd tot tijd een blik te kunnen werpen op dit oude gedenkteeken van voorvaderlijke grootheid en roem, maar deze weg biedt te weinig afwisseling aan en bovendien willen we liever in de lanen en laantjes van „de Poll" de schaduw opzoeken, waartoe de brandende zon ons noopt. We keeren dus op onze schreden terug en na de sleutels van den burcht weder onder dankbetuiging- aan den huize te hebben teruggebracht, kiezen wij het liefelijke laantje dat als dijkje zich om het water van deze bezitting kronkelt en ons eene heerlijke verkwikking aanbiedt. Tusschen het geboomte door zien we thans het huis van verschillende zijden en tevens hebben wij van hier een heerlijk vergezicht. Om weder bij den Zutphenboer uit te komen kunnen we een zijlaantje inslaan dat van af het dijkje ons bijna rechtstreeks achter deze uitspanning doet uitkomen of wel we kunnen het dijkje volgen om verderop langs den kunstweg naar den grooten weg te gaan. Verlangend naar eene verpoozing verkiezen we het eerste en dalen het dijkje af om tusschen de bloeiende korenaren en het hakhout na eene korte stonde even boven den Zutphenboer op den straatweg uit te komen. Waren we het dijkje gevolgd het zou ons niet berouwd hebben, dan toch hadden we in een belommerd laantje ons kunnen bewegen terwijl we nu aan de verzengende zonnestralen ons blootgesteld hebben. Een andere weg te volgen had ook nog eenige voordeelen aangeboden, wanneer wij namelijk den kunstweg gevolgd waren, die van de Poll in Z.Z. oostelijke richting naar den Slakenberg voert en ons daar op den straatweg brengt of wel indien we halverwege den landweg volgden die ons door het bouwland tot even bezuiden de R. C. kerk van Bussloo brengt. Wel zijn we dan even als bij den vroeger beschreven landweg aan de zonnehitte blootgesteld doch we hebben het voordeel dat we nog even een blik kunnen werpen op Bussloo, een vierkant geel huis dat weinig schoonheid bezit maar waarvan de omgeving wel tot een wandeling uitlokt. De tijd dringt om ons op te maken, willen we nog een oogenblik plaats nemen onder de linde voor den Zutphenboer, die sclioone linde met zijne zich wijd uitstrekkende takken en dicht loverdak om ons te verlustigen in de prachtige laan van het landgoed de Lathmer, terwijl ons de gelegenheid wordt gegeven om tevens de straatweg ten noorden en ten zuiden te overzien. Doch niet al te lang gerust! Daar er van vermoeienis nog geen sprake is zetten wij de wandeling voort een laatsten groet brengende aan deze verrukkelijk schoone plekjes die zich in het licht van de dalende zon bijna nog schooner voordoen dan toen wij ze in het volle daglicht mochten aanschouwen. Om van de Zutphenboer naar Twello te komen staan verschillende wegen voor ons open open, zooals de wandelkaart ons duidelijk aangeeft; toch is het gewaagd om ons te begeven op het net van kunst- en landwegen die ons pad zouden kruisen. Bovendien lokt ons de straatweg met zijne trotsche eikenstammen en daardoor te voorschijn geroepen schaduw meer uit dan de onbeschaduwde binnenwegen, die bij de langzamerhand invallende schemering oorzaak zouden kunnen zijn dat wij verdwaalden. Nemen we weder denzelfden weg voor den terugtocht, we zullen het ons niet te beklagen hebben daar met de nieuwe liclitschakeeringen ons wel hetzelfde natuurtafereel te aanschouwen wordt gegeven, maar die daaraan zulk een verrassenden gloed — door de dalende zon veroorzaakt — geven, dat het ons schadeloos stelt voor het ten tweedemale afleggen van denzelfden weg. In onze opgetogenheid zijn we reeds genaderd aan den kunstweg die langs de noordelijke grens van de Lathmer ons naar den daaraan gelegen koornmolen en vervolgens, rechts afslaande naar Twello voert. Welk een breede donkere laan van eiken- en beukenboomen, zoo trotsch en fier hunne kruinen verheffende en een bladerendak vormende, waarin men in de felste zonnehitte, blootshoofds zoo luchtig wenschelijk kan wandelen. Voor we de laan inslaan brengen wij de beloofde afscheidsgroete aan het liefelijke dorp dat we achter ons lateD liggen, aan het dorp Wilp, waar aangekomen we reeds op deze trotsche laan wezen. Bewonderaars van natuurschoon zullen het ons willen vergeven dat nogmaals daarop hunne aandacht wordt gevestigd, want eene bijna een half uur gaans lange laan af te leggen zonder last te hebben van de zonnewarmte, is voor den wandelaar een genot dat niet vergeten wordt, als hij aanstonds genoodzaakt is met zijn zonnescherm boven liet hoofd den open kunstweg of de landpaden te doorloopen die hem naar Twello moeten voeren. Nog steeds zien we in het begin van de laan het huis „de Lathmer" als een smaakvol gebouw door krachtig geboomte omgeven, dat met het prachtige gazon op den voorgrond een fraai landschap daarstelt. Doch de heerlijke, luchtige laan vraagt 'ouze aandacht en hoewel zij lang is, vinden we in het vriendelijke landschap rondom ons eene afleiding die ons den weg doet bekorten, Oud Rande. — Nieuw Rande. — Waterpartijen op Nieuw Rande. (Naar Photographieën van den Heer J. A. Bakhuis, amateur-pliotograaf te Olst.) te meer, nu de ruime vlakte die zich geheel open aan ons vertoont, getooid met ruime korenaren ons oog boeit door de groote afwisseling die het ons aanbiedt. Nog slechts eenige tientallen schreden en wij zijn aan het einde der laan gekomen; voor ons zien wre het begin van het dorp, ten minste wanneer we hier en daar verspreide woningen als zoodanig mogen aanmerken daar van den kerktoren die er zich toch zeker bevinden zal, niets te bespeuren is. We hebben ons bedrogen. De enkele huizen die wij naderbijkomende zien, geven ons een te gering denkbeeld, dat dit het dorp zou zijn en bovendien zien we den handwijzer die ons aangeeft waarheen we ons te begeven hebben om Twello te bereiken indien onze kaart ons in den steek liet, wat geenszins het geval is. Tusschen het hout verscholen ontdekken we een torenspits boven het dichte en donkere geboomte uitsteken. Was onze wandelkaart niet vertrouwbaar we zonden inlichtingen vragen aan de kinderen die de vreemdelingen met open mond staan aan te gapen, maar we hebben te veel vertrouwen in onzen gids dan dat we dit noodig achten. t De kunstweg die we aan onzen rechterhand vinden voert ons, tusschen akkers met golvende aren bedekt die ons een vriendelijken avondgroet toewuiven, naar het geboomte dat we rondom den torenspits zien oprijzen. Heerlijke geuren van frisch groen doen ons met volle teugen genieten van de frissche lucht, niet bedorven door de uitwasemingen van poelen en moerassen, die we hier gelukkig niet aantreffen. Na eene wandeling van een kwartier, beschenen door de stralen van de ter kimme neigende zon komen we aan het statig geboomte, dat zich reeds lang — als de oase in de woestijn — aan onze blikken vertoonde en zien we aan de beide zijden van den weg twee buitenplaatsen, die blijkens de aanwijzingen Klein- en Groot Noordijk heeten, terwijl voor de laatgenoemde de flinke boerderij „de Eikenkamp" zich aan ons oog vertoont. Een weinig verder zien we aan onze linkerhand het landhuis Steltenberg en daarna aan de overzijde de laan van Veenhuis. Het afwisselend terrein van boschjes, akkers en boerenerven laat- ons nog steeds in het onzekere of we het dorp naderen, niettegenstaande wij met smachtend verlangen beginnen uit te zien naar eene rustplaats. Wel zijn we nog niet zoo vermoeid dat onze wandeling nog niet eenigen tijd zou kunnen worden voortgezet, maar we wenschen onze onderdanen een weinig rust te geven, opdat onze verdere wandeling naar Deventer niet te slepend worde afgelegd. Eindelijk zien we tusschen de boomen door den kerktoren en spoedig daarop eenige huizen te voorschijn komen en op onze vraag aan het blauwoogige boerenkind, dat uit een der huisjes te voorschijn komt, waar we eene herberg kunnen vinden, worden we met de wedervraag beantwoord, „nm'j bi Van Enter wèzen." Niet wetende of er nog eene andere gelegenheid bestaat om voor eenige oogenblikken ons kwartier op te slaan en verlangend zijnde aan onze behoeften in alle opzichten te voldoen roepen we in een koor „jao" waarop ze ons langs den kortsten weg daarheen brengt. Dat we ons in de gelagkamer aangekomen onmiddellijk op een der stoelen meer laten neervallen dan gaan nederzetten, is zeker niet kwalijk te nemen in aanmerking nemende dat de wandeling in den vroegen morgen begonnen en steeds doorgezet ons verbazend heeft afgemat, wat we, nu wij gezeten zijn eerst willen erkennen. Het logement Yan Enter bevindt zich in de kom van het dorp nabij de kerk die afgezonderd met een door fraaie linden beschaduwd grasveld omgeven is. In de dorpsstraat, waaraan het logement gelegen is, zien wij flinke heeren- en andere woningen en met het front daarop het raadhuis met de traditioneele linde daarvoor, waar we voorbijgegaan zijn zonder het op te merken. Veel opmerkenswaardigs biedt het trouwens niet aan evenmin als de kerk die we niet onbezocht willeu laten, tenzij men zijne aandacht wil vestigen op de steen die in den muur van het koor te vinden is, jammerlijk verweerd en geschonden en op sommige plaatsen geheel onkenbaar, eene voorstelling trachtende te geven van de kruisafneming. Bijna alles wat we op onze verdere wandeling zien is van jongen datum, slechts een enkele heerenhuizinge kan op wat oudere dagteekening bogen. Om ons met geschiedkundige beschouwingen in te laten, daarvoor ontbreekt ons de tijd. ^ oor wie liet belang inboezemt vermelden wij dat het oudtijds. Veerlo heette. \ an een gering dorp dat het vroeger was. is het tot een bloeiend dorp geworden nog steeds behoorende onder de gemeente Voorst evenals het vroeger een deel van het Schoutambt Voorst uitmaakte. Wanneer we door het zoogenaamde Plaat V. Eürkka. v- Het Dorp Twello. — De Dijkhoff. (Naar Photographieën van den Heer G. J. v. d. Berge.) Domineestraatje onzen tocht vervolgen, brengt deze ons al spoedig op den straatweg, tenzij we de voorkeur geven aan den zandweg die in de verlenging van de dorpstraat ons naar Holthuis voert. (Zie Plaat V en VI.) Als wij den eerst ingeslagen weg volgen, voert hij ons echtereenvolgens langs Mariënhof, Veldwijk, Byvank, Schoonoord, Voorburg, Flierkamp die door lmnne fraaie bloemperken en plantsoenen afgewisseld door waterpartijen aan dit oord eene schoonheid bijzetten welke men op vele plaatsen te vergeefs zal zoeken. Genaderd tot den kunstweg die aan beide zijden met boomen beplant ons naar den Huize Hunderen voert willen we niet verzuimen deze in te gaan om een enkelen blik daarop te werpen en die ons te aanschouwen geeft wat plaat V ons in afbeelding aanbiedt. Wanneer we nog even de aandacht vestigen op het witte huis dat zich voor ons vertoont en de Dijkhof gelieeten wordt, vermeenen we aan deze zijde van den straatweg genoeg in oogenschouw genomen te hebben, om nog even terug te keeren en een bezoek te brengen aan het smaakvolle gebouw met de vierkante belvedère, welke te midden van een vrij uitgestrekt park een prachtig vergezicht schenkt aan hem wien het vergund wordt dit te genieten. Eenige jaren geleden was hier de zoo gunstig bekende kostschool van de dames Van Calkar gevestigd, thans is het in andere handen overgegaan. Toch zal nog menige jonge dame zich den tijd willen herinneren die zij in dit verrukkelijk oord heeft doorgebracht en bij de inzage van dezen gids een weemoedigen blik slaan op het prachtige gebouw „Eureka" dat hare herinnering kan verlevendigen. Deze streek te verlaten zonder Holthuis een bezoek te hebben gebracht, zou strijden met de welwillendheid, te meer nog daar men onze aandacht hierop heeft gevestigd als zijnde een goed aangelegde buitenplaats waaraan herinneringen van vorige eeuwen verbonden zijn. Konden de bewoners van dien tijd nog eens een kijkje nemen, ze zouden verbaasd staan over de veranderingen welke hier hebben plaats gehad. Wel zijn de gracht en het eilandje, ja zelfs de boomen dezelfde gebleven, maar van het oude huis met zijn verweerde muren, hooge dak en antieke ramen is geen spoor meer overgebleven. Wel is het muurwerk van het hoofdgebouw hetzelfde gebleven, maar opgeknapt en volgens de eisclien van dezen tijd vernieuwd zoodat het oude, schilderachtige van vroeger geheel is weggenomen. Van vroeger? Ja zeker, want voor de tegenwoordige bezitter er van maakte wat het thans is — een fraai huis en een heerlijke plaats, bestond het geheel uit een onbruikbaar huis omgeven door een wildernis, dat niet aanlokkelijk genoeg was om het, zooals het daar lag, te bewonen. Ook aan dit huis zijn herinneringen verbonden, die ons terugvoeren tot vroegere dagen toen nog een ridder van Holthuizen hier den scepter zwaaide. Wie durft beweren dat wij de laatste uren van dezen dag niet goed besteed hebben, heeft den tocht niet medegemaakt en moet het ons niet ten kwade duiden, dat wij ons haasten, om te trachten Deventer te bereiken, want de wandelaar die zijn dag goed besteed heeft verlangt naar rust. Bij een herhaald bezoek aan Twello zullen we niet verzuimen om ook Duistervoorde, de Parkelaar en andere fraaie goederen in den omtrek nader in oogenschouw te nemen. Thans haasten wij ons, om over den dijk en de spoorbrug ons logement op te zoeken want wij erkennen ten volle, dat we heden te vermoeid zijn om nog langer aan onzen kijklust te voldoen. LANGS DEN BOXBERGERWEG OVER HOENLO NAAR DE HAERE. Reeds vroeg- uit de veeren gehaald door den kellner, die de opdracht had ontvangen ons tegen 5 uur te wekken, komt er een gevoel in ons op, geheel in strijd met alle goede voornemens die den vorigen avond onder den indruk van het vele genotene zijn gevormd. Eenigzins ontevreden in onzen heerlijken slaap te zijn gestoord, springen we toch ten bedde uit, wel wetende dat een tweede kloppen op de deur, bij niet spoedige verschijning zal volgen, want Jan heeft daaromtrent strenge bevelen ontvangen. Komaan! fluks gekleed en aan 't ontbijt begonnen; eenmaal de maag gevuld komt men tot geheel andere gedachten, de geest wordt opgewekter en het lichaam veerkrachtiger, vooral wanneer men op het balkon van het hotel met volle teugen de frissche morgenlucht kan inademen. De mensclielijke traagheid is overwonnen en we zijn al spoedig verdiept in onzen gids, om ons op de hoogte te stellen van 't geen deze dag ons belooft. De tocht, die we ons voorgenomen hebben heden te doen, staat boven dit hoofdstuk vermeld; toch zal het noodig zijn mede te deelen, dat deze een aanvang neemt bij de Leeuwenbrug, om na den spoorweg te zijn overgegaan langs de afrastering van den Locaal-Spoorweg Willem III ons te begeven naar de kerkhoven, die zeer praktisch, op een zelfde punt buiten de stad vereenigd, in een oogwenk alles te zien geven wat er merkwaardigs te vinden is. Gulhartig komen we tot de erkentenis dat we ons daarbij niet lang behoeven op te houden en zetten we al spoedig onze wandeling voort, waarbij we van op den Galgenbelt een heerlijk panorama genieten. Van hier zien we tevens de villa met daarachter gelegen bierbrouwerij van waar men eveneens een prachtig vergezicht heeft. Eene loftuiting op het brouwsel zou minder gepast zijn, daar dit eene verheerlijking in zich sluit en daar we toch niet overtuigd zijn, dat het hier wat hier gebrouwen wordt — ofschoon van goede kwaliteit — den boventoon mag voeren boven andere biersoorten, willen we ons van eene beoordeeling onthouden, doch moeten erkennen, dat het als lafenis voor dorstige keel en zeer aanbevelenswaardig is. Wanneer de brouwerij gepasseerd is komen we langs den kronkelenden kunstweg al spoedig aan den goed belommerden Boxbergerweg, waar we bij de tol gelegenheid hebben om links afslaande naar Diepenveen onze schreden te richten. Dit ligt evenwel niet in ons plan voor heden en daarom volgen we den langen rechten weg, welke zich daar voor ons uitstrekt, om achtereenvolgens een bezoek te brengen aan de landgoederen „de Hoek, Eikendaal, Zorgvliet, Eikelhof," waarvan we wel niets merkwaardigs weten mede te dee'len, doch die der bezichtiging overwaard zijn. Na de bezichtiging van de buitenplaats „de Hoek" willen we een weinig van den weg afwijken om het in de nabijheid daarvan nieuw gebouwde Klooster op de \ ulik te bezichtigen, welk Klooster aan de orde der Trappisten behoort, die eenige jaren geleden hun verblijf hielden op Frieswijk. We vervolgen onzen tocht tot waar we den kunstweg naar Olst aan onze linkerhand naderen, die ons door eene schoone vruchtbare landstreek voert, doorsneden door de spoorbaan die de hoofdstad der provincie aan onze wakkere en zoo welvarende koopstad Deventer verbindt. Moge den spoorwegreiziger het vroolijke en opwekkende van het landschap boeien, dat hem in bonte afwisseling weibebouwde korenvelden, grasrijke weilanden, deftige landgoederen, uitgestrekte boomgaarden, sierlijke villa's en vriendelijke dorpen te zien geeft, wij wandelaars genieten oneindig meer, want wat hij voorbijvliegt, wordt door ons met alle aandacht aanschouwd en het vele schoone beter opgemerkt. Wie het er op waagt deze schoone streek te doorwandelen zonder groote verwachtingen te koesteren omtrent gespaarde oudheden, die zal niet teleurgesteld worden. Van de menigte edele huizen nog in de vorige eeuw op de kaarten van Overijssel en dit deel van Salland voorkomende, zijn verreweg de meesten gesloopt en die er nog over zijn, zijn zoozeer vernieuwd of verbouwd, dat er van hun oudheid geen spoor meer terug te vinden is. Hierop voorbereid en dus gewaarborgd tegen het gevaar, om ons te veel voor te stellen, vervolgen we onzen tocht. De kunstweg van af de Hooge Kamp naar Olst is even als de Boxbergerweg aan beide zijden niet boomen beplant, welke een heerlijken schaduw werpen, die ons in staat stelt het afwisselend terrein behoorlijk te overzien. Daar naderen we het schoone landgoed Spijkerbosch, welks fraaie huis met het daarom vlietende watertje een heerlijk gezicht oplevert, vooral wanneer men daarop den blik richt door de allée van trotsch geboomte, die de hoofdtoegang vormt. Iets verder gekomen zien we de toren van de E. C. kerk van Olst, gebouwd op de plaats, waar tot in het begin dezer eeuw de Havezathe Boskamp lag en zouden we den kunstweg voor ons volgende, in 't dorp aankomen. Een bezoek aan Olst ligt niet in onze bedoeling, waarom we bij de Koekoeksbrug links wenden ten einde een bezoek te brengen aan den huize „Hoenlo" met zijn statig geboomte en fraaie bosch- en waterpartijen. Langs statige beukenrijen, korenvelden en akkermaalsboschjes leidt de weg van Olst naar Diepenveen naar het deftige huis. De zijgevel van grijsrooden baksteen vertoont zich tusschen het hooge hout van het uitgestrekte bosch, dat met smaakvolle waterpartijen is versierd. Eene frissche weide met vee, door schoone beuken omlijst, vormt den voorgrond. De voorgevel van het breede huis is wit bepleisterd, met grijze pilasters, stoep en frontespies. De brug over de buitengracht leidt naar den ingang. Recht tegenover het front van het huis loopt een lange, rechte kunstweg, die voor eenige jaren nog eene prachtige laan was, waarvan thans nog slechts enkele fiere boomen bij de brug zijn gespaard. Hierdoor is het witte huis van Hoenlo voor wie van Diepenveen nadert reeds van verre zichtbaar. Aan de overzijde van den weg bevindt zich een ouderwetsch huis met fraai geboomte, sedert 't jaar 1801 in het bezit der familie Teding van Berkhout. Albertus de Hunlo komt onder de Overijselsche edelen voor en was in 1213 een der getuigen toen de bisschop in dat jaar aan Zwolle stadsrechten verleende. In de 16e eeuw was Hoenlo in 't bezit der Van Laer's en in de 18e behoorde het aan de Haersolte's en aan de Wijborgs. Het goed onderhouden eerwaardige landgoed telt dus reeds eene geschiedenis van ten minste zeven eeuwen. Wij volgen den breeden en zonnigen kunstweg die tusschen met houtgewas omzoomde weiden en akkers over de spoorbaan loopt en verder tusschen akkermaalsbosschen doorslingert. Weinige huizen worden hier aangetroffen, slechts liier en 4 daar eene woning in 't open veld oi' een enkele boerderij aan den weg. We gaan niet voor de tweede maal de spoorbaan over; want de weg zon ons naar de plaats voeren waar vroeger de Havezathe Hengforde heeft gestaan, die sedert jaren gesloopt is. We zien op de jachtpalen „Dumbar" en „Voute" en 't blijkt dus dat de grond tlians behoort onder de uitgestrekte landgoederen de Haere en Nijendaal. Een zandige dwarsweg voert ons tussclien het hout door over het grondgebied van de Haere en leidt ons naar het Heerenhuis. Alvorens dit in oogenscliouw te nemen willen we eerst in het bosch dezer havezathe een weinig rondwandelen om de statige lanen, de prachtige boomen en heestergroepen te bewonderen die hier in zoo grooten getale aanwezig zijn. Blijkbaar is het, dat aan dit prachtige landgoed in de laatste jaren weinig zorg is besteed. Wij naderen het bewoonde gedeelte, te zien aan de meerdere zorg welke besteed is aan de paden, die elkander kruisen, de bloeiende heesters hier geplant, de waterwerken zich in het groen verliezende, de bloemtuin, die daar uit het hout opdoemt, waarbij het huis met zijne gazons en ruime gracht gelegen is. Een brug voert naar het voorplein tussclien de beide vleugels ingesloten. Bij een vroeger bezoek zagen we sporen van verwaarloozing en verval, vooral wat de gebouwen betreft; thans wordt ons oog getroffen door eenige meerdere zorg aan het hoofdgebouw besteed, al zijn er nog half afgebroken gebouwen of wel enkele waar opbouw werd gestaakt. Zoo zien we den ronden toren, die in den jare 1870 begonnen, waarschijnlijk tot verdediging oi' tot retraite heeft moeten dienen, ten minste volgens loopende geruchten, was hij daarvoor bestemd. Wanneer het ons vergund ware, binnen te treden zouden we zien, dat al de kamers uitkomende op de gangen, die op de beide verdiepingen de breedte van liet hoofdgebouw tussclien de vleugels innemen, heerlijke uitzichten hebben. We zouden dan tevens ontwaren, dat een groot aantal meubels, sieraden en kunstschatten, vroeger aanwezig, thans zijn verdwenen om er nimmer terug te keeren. Langs het huis gaande komen we eenige oogenblikken later aan den breeden grintweg, die tussclien steenen pilaren ons het park doet verlaten en ons tegelijkertijd voorbij het al» een Zwitserscli Chalet gebouwde en met klimopplanten rijk begroeide portiershuis naar den Sallandsclien dijk voert. Vergezicht van den Toren te Olst. — Kasteel de Haebe. — Dk Toren bij het Kasteel. — Waterpartij op de Haere. (Naar Photogrtfphieën van den Heer J. A. Bakhuis, amatour-photograaf te Olst) ROOBRUGGE, OUD- EN NIEUW RANDE, DE PLATVOET. Wanneer we den Sallandschen dijk ongeveer tien minuten in zuidelijke richting volgen, komen we aan een kunstweg waar op de steenen palen te lezen staat Roobrugge. In de verte zien we dan ook een grijs liuis met boscli omgeven en een weiland er voor; deze weg geeft echter ook toegang tot een ander daaraan grenzend landgoed dat — hoewel vroeger niet — er thans bij behoort, namelijk het oud-adellijk Oud Rande met zijn fraai plantsoen, 't Is een deftig buitengoed dat nog met statige lanen prijkt en op zijne groote grasperken met kloeke bruine beuken, treurbeuken en populieren is versierd. Het oude kasteel met zijne sterke muren en torens, grachten en valbrug in de "vórige eeuw nog aanwezig is door een nieuw gothisch gebouw vervangen, dat verre bij den grijzen burcht in aantrekkelijkheid moet achterstaan. In den aanvang der 17e eeuw behoorde het huis aan de familie Swaefken, later aan de geslachten van Deutichem en Doys en kwam omstreeks 1680 aan de Van Coevorden's. In 1803 werd het gekocht door den Heer H. Cost te Deventer. Van het oude huis is alleen de vierkante met klimop begroeide toren overgebleven, waarin voorheen de kapel van het kasteel is geweest. Wanneer we het huis voorbij zijn, komen we aan een dubbele beukenlaan die voorbij Oud-Rande ons naar Rande, of ook wel „Nieuw Rande" voert, een fraai, nieuw aangelegd buitenverblijf van wijlen den oud-gouverneur-Generaal van Ned.-Indië Duymaer van Twist. De bestrate weg brengt ons van hier wederom naar den Sallandschen dijk welke volgende, wij binnen een tiental minuten voorbij het liefgelegen buitenverblijf Rustoord met zijn zwaar geboomte en fraaien aanleg aan den Platvoet komen, welke geriefelijke uitspanning met liet daarvoor gelegen bosch en zijne heerlijke zitjes ons uitnoodigt tot een oogenblik vertoevens. Terwijl we hier rustig gezeten zijn willen we overleggen hoe onze wandeling verder te vervolgen; langs den Dijk die hier daalt en een gewone straatweg vormt, komen we zonder iets merkwaardigs te zien aan de stad voorbij de fabriek van den Heer Laurillard (voorheen Hamer) bekend voor de groote gebakken rioolpijpen welke daar worden gefabriceerd. Ook kunnen we van „de Platvoet," zonder terug te keeren op den reeds afgelegden weg, langs verschillende paadjes ons naar Diepenveen begeven om dit dorp in onze wandeling op te nemen. Dit is verkieslijker, omdat we dan in de gelegenheid zijn, indien het weder — dat naar verandering dreigt — werkelijk voor ons voetreizigers ongunstig mocht worden, per spoor naar Deventer terug te keeren. NAAR DIEPENVEEN MET EEN ZIJSTAPJE NAAR NIJENDAAL. Wanneer we den landweg volgen die achter Rustoord om, ons langs Veenhuis en 't Bouwhuis naar de Beltenweg brengt dan vinden we voor een deel schaduw in de bosschen van Nieuw Rande, die we weldra bereiken; door deze bosschen kunnen we langs verschillende paden het doel van onzen verderen tocht naderen, doch we verkiezen ons aan den Belterweg te houden daar deze ons langs het Klooster Rande voert, dat we even op onzen tocht willen beschouwen. Het ziet er liefelijk uit dat eenvoudige dorpje met zijne heggen en tuinen met laan van eiken, waarlangs de meeste huizen zijn geschaard. Onder de weinige huizen die het dorp telt vindt men twee logementen, waar in den zomer dikwijls logeergasten zijn even als aan „de Platvoet" en waar de burgerij van Deventer bij goed weder niet ontbreekt. De kerk stond vroeger geheel eenzaam, doch die tijd is lang voorbij. Reeds in de vorige eeuw werden hier verscheidene buitenplaatsen aangelegd, die dit oord veraangenaamden. De kerk van geringen omvang en van weinig aanzien is een overblijfsel van een eenmaal zeer vermaard vrouwenklooster. Even als heden ten dage wel eens geschiedt, had de roem der groote welsprekenheid en vroomheid van Johannes Brinckerinck tal van vrouwen van verschillenden stand naar Deventer doen stroomen; doch deze wijze begreep terecht, dat de samenwoning van zoovele vrouwen uit verschillende standen op den duur niet wenschelijk was, waarom hij sommigen wist te bewegen een klooster te stichten, dat in het jaar 1401 werd opgericht. Door de milde gaven die van allerlei zijden toestroomden kon de kerk in 1411 worden ingewijd. Het klooster had een goeden naam, omdat er een vrome zin heerschte en het op de talrijke geestelijke gestichten in den omtrek een gezegenden invloed uitoefende. Op verschillende tijdstippen werd het klooster geplunderd en beschadigd doch het meest in 1578 door de Fransclien, onder Rennenberg. De kerk werd een jaar daarna aan de Hervormden afgestaan, waarop de zusters naar Deventer weken. Het klooster werd gesloopt, de kerk raakte in verval, doch werd in 1720 hersteld. De pastorietuin noch steeds fraai, was jaren geleden voordien van een zeldzanien schat van bloemen toen de predikant Van 't Sand er predikte; na diens dood werd alles wat vervoerbaar was verkocht en de tuin tot een gewone moes- en bloementuin teruggebracht. Van liier hebben we gelegenheid nog even een zijstap naar Nijendaal te maken; de afstand is niet groot, de weg goed en belommerd. De dorpsweg in zijn verlengde volgende kunnen we niet dwalen en dan zien we afwisselend aan weerszijden bouw- en weiland, hoog en laag hout, en zoo komen we allengskens aan de laan van fraaie eiken die den ingang tot het smaakvol aangelegde Nieuwendaal (oudtijds Nijendaal) vormt. Half kasteel, half villa behoort het tot de nieuw aangelegde buitens en is dus weinig in overeenstemming met het groote bosch er om heen. Toch is het de moeite waard geweest deze wandeling te doen, want het geheel is verrukkelijk schoon. Haasten we ons terug te keeren, want enkele regendroppelen kondigen ons de nadering eener bui, die het ons niet welgevallig is in ontvangst te nemen. Met spoed nemen we den terugtocht naar het station Diepenveen aan, waar we nauwelijks binnen getreden een stortvloed zien nederdalen, die het ons onmogelijk gemaakt .zou hebben onze wandeling voort te zetten, eene bui zooals die in den zomer plotseling kan neervallen, mensch en dier verkwikkende en groeikracht verleenende aan alles wat op zulk een gezegende tusschenkomst waclit. 't Is half vier en daar we ons spoorboekje vergeten hebben vragen we den Heer Stationchef om inlichting, die ons de verheugende mededeeling doet, dat over 12 minuten de trein voor Deventer zal aankomen. Teleurgesteld worden we niet en aan onze plannen om na een goed middagmaal genoten te hebben, nog even eene wandeling te doen om „het Park Braband" te bezichtigen dat slechts 20 minuten van Deventer gelegen is, kunnen we gevolg geven. HET PARK BRABAND. Heerlijk verfrischt door een bad in het kleine doch uitmuntend ingerichte badhuis genomen, vatten we den wandelstaf wederom op om aan het park Braband een bezoek te brengen. De Brinkgreverweg die we daarvoor moeten volgen is wel niet met eeuwenoude eiken beplant, doch geeft genoegzamen schaduw om van* de hitte, na de bui teruggekeerd, niet al te veel last te hebben. Ziedaar ons onder een gezellig gesprek genaderd tot de Brinkgreve, vroeger eene buitenplaats, thans een deel uitmakende van het St. Elisabeths gasthuis (Krankzinnigen gesticht) waar de verpleegden, voor wie het nuttig is, velden andere arbeid verrichten. We gaan het huis met zijne fraaie omgeving voorbij, wetende dat bezoekers daar minder gaarne worden afgewacht, en volgden den straatweg, niet ter linkerzijde afslaande, want dan zouden we een omweg maken. Niet dat we ook dan niet tot ons doel zouden komenT want de handwijzers laten ons ook hier niet in den steek, maar de rechte weg lijkt ons als de kortste, de beste te zijn. Een klein eind weegs, beschenen door de ondergaande zon en voor ons zien we eenen aanleg van hoog en laag geboomte afgewisseld door kreupel- en akkermaalshout. Plaat X, Villapark „Brabant." Exploitatie van de Firma P. Stoffel Czn. te Deventer. (Naar Photographieën van den Heer G. J. y. d. Berge.) Het park „Braband" is voor het publiek van Deventer een aangenaam toevluchtsoord, ten minste voor het publiek dat er van houdt, de rustige natuur te genieten na een dag van werkzaamheid in de woelige stad doorgebracht. Daar het voor eene vrije wandeling is opengesteld en er op verschillende punten banken zijn geplaatst, kan men hier onder eiken- en beukenboomen, ten volle genieten van de heerlijke dennengeuren, waarvan men aan alle zijden wordt omringd. De grond is er hoog en op enkele plekjes groeit de hei en brem er nog ongestoord. Het voornemen bestaat bij de eigenaars van dit heerlijk oord, om onder toezicht van den heer Springer, elk jaar enkele punten te verfraaien door het maken van waterpartijen, het aanleggen van heesterperken, enz. Het hoofddoel is, om dicht bij de stad in eene sclioone omgeving een uitgezocht terrein te verkrijgen voor het bouwen van woningen, waar men wel is waar eenige gemakken van het stadsleven zal moeten opofferen, doch waar dan ook woningen te verkrijgen zijn, ruim en droog op een noch niet verontreinigden bodem, in eene boschstreek beschut voor hevige, scherpe winden en met nog onbedorven welwater. Op dit punt wordt de gelegenheid aangeboden, om voor billijken prijs een ruim terrein bij iedere villa te bekomen, reeds dadelijk voorzien van schaduwrijke beuken, eiken en dennen en bovendien nog groot genoeg om vruchtboomen en tuingewassen van allerlei aard aan te kweeken. De wandeling heeft ons bevredigd, we hebben de overtuiging gekregen dat dit schoone plekje in een niet al te ver verwijderde toekomst belooft een heerlijk lustoord te worden, waar de gezeten burger van Deventer zijne woning zal opslaan en keeren naar Deventer terug om de schoone zomeravond verder te genieten in den sierlijk aangelegden tuin der Buiten-societeit, het aantrekkingspunt van Deventers inwoners, waarvan een groot deel zich beroemen kan, lid te zijn. Koninklijke Fabriek VAN •CHTE ilVIHTIl KOEK VAN cf r. ^ tman cKlopman oBaerselt Groote Poot DEVENTER. De beroemdste en meest gezochtste, alsmede de oudste van de thans nog bestaande Koekbakkerijen. Bekroond op de Tentoonstellingen: 1879, AMSTEEDAM 1883, NICE 1884, MEL' ANTWERPEN 1886, AMSTERDAM 1886 2 Medailles BRUSSEL 1888, NEW-ORLEANS 1885 met den ^dce"v ' -IedailleS PAEIJS 1889, waaronder 1 Gouden en BOLSWARD 1889 met den Gouden Medaille, hoogste onderscheidingen. EXPORT naar OOST- en "WEST-INDIE en in alle voorname plaatsen in Nederland vindt men dépots, terwijl dezelve in DEVENTER verkrijgbaar is in de VAN OUDS GEKROONDE ALLEMANSGADING van KLOPMAN BAERSELMAN, Groote Poot, DE HASSINK EN 'T KASTEEL 'T JOPPE. Wij ondernemen thans den laatsten tocht met den wensch deze een ander jaar door meerdere te laten volgen. Ons doel is thans een bezoek te brengen aan „de Hassink," eigendom van den Heer Baron du Tour van Bellinchave, een schoon landgoed, dat zich aan weerszijden van den straatweg naar Locliem in wijden kring uitstrekt. Keurig onderhouden biedt dit landgoed door zijne breede lanen en prachtig geboomte een verrukkelijke wandelplaats aan voor een ieder die er van houdt om zich niet te beperken alleen tot die plaatsen waar veel publiek zich ophoudt, want veel wandelaars ontmoet men hier niet. Volgen we den straatweg naar Lochem dan komen we, na Epse te zijn doorgegaan en na ons in het geheugen geprent te hebben, dat hier voor vermoeiden een rustplaatsje aan de Uitspanning te vinden is, al spoedig aan de Buitenkamp, waar we ons weder mogen verheugen in een bladerendak boven ons na het eindje weegs in de brandende zon te hebben afgelegd. Tegenover de Buitenkamp zien we een prachtige laan van hoog geboomte met kiezel bestrooid, die ons, tusschen bosch en akker door, naar de huizinge brengt. Het fraaie witte huis met zijn keurig aangelegden bloementuin is — we kunnen dit van hier opmerken — van af den straatweg Gorsel—Deventer reeds op verren afstand zichtbaar, dewijl het uitgestrekte bouwland tusschen dien weg en het huis er een onbelemmerden blik op gunt. Slechts aan de Westzijde ligt het open veld, overigens is het terrein geheel begroeid en wel te dichter naar mate men zich verder van het huis verwijderd. Zwaar geboomte prijkt er in rijken overvloed en krachtig komen de stammen tusschen het groen der struiken uit. Rechte lanen of kronkelende paden leiden er door heen en het is niet te veel gezegd wanneer we beweren dat men er uren in kan ronddwalen zonder op denzelfden weg terug te keeren. Daar we liet meest van de schoone natuur genieten, wanneer we de bosschen doorkruisen vervuld van de heerlijke dennengeuren die er zweven, keeren we niet op den straatweg naar Lochem terug, maar bewegen ons langs de verschillende lanen en paden in Zuid-Oostelijke richting. We behoeven ons niet te haasten, voor verdwalen niet te vreezen wanneer we ons kompas raadplegen en hebben ons slechts te oriënteeren wanneer we op den spoorbaan van Zutphen naar Deventer stuiten, om, al naar de ingeving, ons aan de uitspanning „het Roode Hert" aan den straatweg naar Lochem, of wel die genaamd „de Eikenboom" tegenover de E. C. kerk van Gorsel een weinig van de vermoeienissen te doen bekomen. Wij verkiezen de laatstgenoemde, omdat we hier eene uitstekende bediening en verrukkelijke zitjes aantreffen en vooral omdat we hier zooveel te dichter bij het kasteel „'t Joppe" ons bevinden. Nemen wij dit rustige oogenblik te baat, om de kaart te raadplegen; dit doende bespeuren we dat verschillende wegen ons naar dit schoone landgoed kunnen voeren. Zullen wij den kunstweg volgen die aan de 3 Kievitten op den straatweg naar Lochem uitkomt en verder over Dorth naar Bathmen leidt of willen we ons langs de boschlanen derwaarts begeven. We verkiezen het eerste omdat daardoor de zekerheid bestaat niet te zullen verdwalen, waarbij ons tevens het voorrecht wordt geschonken reeds uit de verte door de statige laan de huizinge te kunnen aanschouwen. Het eiken loofdak boven onze hoofden beschermt ons voldoende tegen de brandende zonnehitte al is de weg breed, want de boomen spreiden hunne takken wijd uit zoodat zij in elkander loopen. Een goede 500 schreden van af de Eikenboom vinden we ter rechterhand de statige laan, die tusschen door bosschen omzoomde weiden, onder het lommer van eiken, beuken en accasia's door ons wordt gevolgd, tot zij stuit op de uitgestrekte afgesloten weide voor het huis en zich daar in twee hoofdwegen verdeelt. Een dezer verliest zich onmiddelijk in het dichte en zware hout, de andere buigt zich om de weide heen en leidt iets verder onder de trotsche loofgewelven. Te midden van schoongevormde boomgroepen, waaronder eiken, sparren en bruine beuken van meer dan gewonen omvang, ligt het deftige kasteel met zijn beide vleugels, hooge dak en klokketorentje. 't Is een van die ouderwetsche, flinke huizingen, die door hun kloeken bouw, hun strenge Plaat XI. Kasteel 't Joppe. — Vijver op het Landgoed „de Hassink." R. C. Keek te Gorssel. (Naar Photographieën van den Heer G. J. v. d. Berge.) lijnen en de fraaie kleur van liun rood steenen muren en blauwe daken een gunstigen indruk geven, al munten zij niet uit door bouwkundige sieraden; bovendien stemmen zij daardoor zoo goed overeen met het aanzienlijke landgoed waartoe zij behooren. 't Joppe behoorde niet tot de oude havezathen van het kwartier Zutphen; dientengevolge zijn er geene historische herinneringen aan verbonden. Het uitgestrekte terrein waarop het huis met zijne bloem- en moestuinen gelegen is, is van breede grachten omringd en wordt behalve aan de voorzijde, door het heerlijke bosch omgeven waarin de vrije wandeling is toegestaan. Laat ons linksaf wenden om de liooge statige gewelven van den tempel te doorwandelen, waar de lange rijen van recht opgaande krachtige beuken- en eikenstammen de natuurlijke, forsche zuilen, hunne breed uitgeslagen en dicht in een gegroeide takken de fraaie bogen vormen. Zie die grond hier zoo rijk geschakeerd met breede donkere paden, veelkleurig mos en bruin geworden bladeren en wendt uwen blik verder naar het punt waar het geele roggeveld zich tusschen de boomen door laat zien. Langzamerhand naderen we met onzen kalmen pas den zoom van het bosch, steeds meer stroomt het licht door het groene bladerendak heen, naarmate we het schemerig duister achter ons laten, dat ons met onze gedachten terug kan voeren tot de eeuwenoude wouden der Batavieren, waarin de priesters en priesteressen hunne steenen altaren oprichtten en offerden ten aanscliouwe van duizenden geloovigen in de leer dat er niets schooners was op deez' aard, dan te sneuvelen voor den vijand op het veld van eer met de speer in de hand, het schild doorboord door vele pijlen. Waar zijn de eeuwenoude wouden gebleven, die zulke helden tot een offer verzamelde. Zij behooren tot het verleden, maar toch worden we hier getroffen door den mystieken invloed die dit woud van reuzen op ons heeft en kunnen we ons voorstellen hoe de geestdrift dier helden, in het sombere woud door hunne priesters en priesteressen tot den hoogsten graad werd opgevoerd, zoodat zij leeuwen gelijk, bezield met een ongekend fanatisme, zich ter slachtbank lieten voeren, wetende dat het YValhallah zich voor hen zou openen, zoodra hun laatste ademtocht verdween. Houdt op met uwe fantasiën, gij dweeper, die U terug denkt in lang vervlogen tijden en keer terug tot de werkelijkheid, die niet meer gewaagt van priesters en priesteren en eeuwen oude wouden met offersteenen! Vervolg uwen tocht waarop ge nog dikwijls U in oude tijden kunt terugdenken al wordt liet U duidelijk dat niet alleen moeder natuur maar ook de menschenhand hier werkzaam is geweest. Wanneer ge den zoom van dit fraaie gewelf volgt zult ge een kleine hoogte bereiken, waarop een koepel U een beschuttend dak voor regen en zonneschijn aanbiedt en van waar ge over het hout een liefelijk landschap met akkers, dennen- en akkermaalsboschjes kunt overzien. Ge kunt dan van hier of het kronkelend voetpad met zijne hoogten en laagten volgen, dat met uitstekende wortels van boomen bezaaid, U gelegenheid geett, de aarde een zoen te offeren, öf wel langs de fraaie kastanjelaan uwen weg vervolgen, om langs een anderen weg naar de 3 Kievitten te wandelen, alwaar ge plaats nemende op den stoomtram, op eene gemakkelijke en weinig kostbare wijze uwe wandeling kunt eindigen 0111 Deventer weder op te zoeken. Wenscht ge de wandeling van heden nog wat verder uit te strekken, dan raad ik u aan een oogenblik in de van linden overschaduwde herberg de drie Kievieten te verpoozen, om daarna de wandeling over den kunstweg naar de uitgestrekte heerlijkheid Dorth voort te zetten. De bodem begint ruwer te worden, schilderachtig vertoonen zich de wild uitgegroeide eiken en dennen, terwijl woeste boschpaden benevens breede heidesporen u in de mastbossclien voeren. Over het geheel vertoont deze streek een voorkomen van verlatenheid, te wijten aan de woningen die er ontbreken en de weinig ontgonnen velden. Reeds van verre zagen we een donker bladerendak tegen het ligte groen van het hakhout aan den voet en het luchtgewelf afsteken; naderbij komende zien we een fraaie beukenlaan en op den achtergrond het witte huis van Dorth recht voor ons aan alle zijden van bosschen omgeven, terwijl dicht geboomte het kasteel omringt. De omgeving is niet uitlokkend, want slechts enkele armoedige huizen staan aan den weg waaronder een dat „vergunning" als wapenschild boven de deur doet prijken, doch het inwendige ziet er niet aanlokkelijk genoeg uit om uwe tenten daarin op te slaan. Het oord is woest en bezit eene romantische schoonheid, doch trekt over het algemeen weinig bezoekers omdat men er geen goed onderkomen vindt en men bovendien — met uitzondering van de beukenlaan — een muilen weg moet volgen die voor eene wandeling niet aanbevelenswaardig is. Hij, die de natuur wil bewonderen, niet door menschenlianden vervormd, vindt hier een ruim veld om aan dat genot te voldoen. Ook de heerlijkheid Dorth, heeft hare geschiedenis die we slechts in korte trekken in herinnering willen brengen. Zij droeg oudtijds den naam van „de kring van Dorth," behoorde tot Gelderland en Overijsel en strekte zich ver uit. Jan van Arkel niet tevreden met het open kasteel stichtte in 1360 de sterke burcht Arkelstein in de marke Loo, doch deze sterkte geraakte reeds twee eeuwen later in verval en thans is daarvan niets meer over dan de naam van de Arkelsteinsche brug over de Schipbeek. Het huis wat thans kasteel Dorth heet is eenvoudig en van jonge dagteekening wat zijn bouw betreft, biedt weinig merkwaardigs aan en wordt omgeven door een niet fraai aangelegd terrein dat door de Dortsche beek wordt besproeid. De weg die langs de waterpartij bij het kasteel ombuigt voert ons naar Bathmen, een vriendelijk en welvarend dorp met een niet onbevallig daarheen leidende weg. Veel is er niet dat ons aantrekt de vrij verre wandeling naar dit dorp te ondernemen, maar het bericht dat aldaar in de kerk belangrijke muurschilderingen te zien zijn, heeft onze moed gestaald en ons de tocht doen ondernemen. Wij gaan bij de Dortherbeek op Overijselschen bodem over, vinden wat verderop de Schipbeek die eene verbinding tusschen den IJsel en de Eegge daar stelt en naderen al spoedig meer bewoonde oorden. Het eerst zien we het buitenverblijf vde Beekhof" woning van den Burgemeester, waarna de huizen talrijker worden en we het zeer antieke huis de Pol dat van voren in eenigzins nieuweren vorm zich vertoonende, ons aan de achterzijde een zeer ouderwetsch huis laat zien. We naderen het plein waarop de vrij aanzienlijke kerk is en rondom hetwelk we eenige huizen en de pastorie vinden. Wat is natuurlijker dan dat we aan laatstgenoemde aankloppen in de hoop van eene goede ontvangst. Door den predikant worden wij gastvrij ontvangen en ons verzoek, om de door ZEerw. ontdekte muurschilderingen te mogen bewonderen wordt met de meeste heuschheid toestemmend beantwoord. Niet alleen is aan hem de ontdekking der muurschilderingen te danken, maar ook voor een goed deel de bewaring er van bij de herstellingen aan de kerk in 1870 verricht. Bij het wegnemen van den predikstoel bij die gelegenheid kwam eenig oud en beschadigd schilderwerk voor den dag voorstellende „het laatste oordeel.'' Bij onderzoek bleek dit weinig kunstwaarde te hebben doch toen men later aan het restaureeren van het koor begon, bleek dat het zich aldaar bevindende schilderwerk van veel grootere waarde was en werd daaraan de meest mogelijke zorg besteed. Onder de ontdekte schilderingen is vooral de groote en vrij goed bewaarde tegen den zuidelijken koorwand merkwaardig, gevende eene voorstelling van de tienduizend martelaren (christen-soldaten) volgens de overlevering ter dood gebracht door Keizer Hadrianus. Wie de schenker hiervan geweest is kan niet worden nagegaan, doch het vermoeden ligt voor de hand dat het geweest zal zijn „Derick van Dorth" in 1501 overleden; ten minste uit de twee knielende figuren, die buiten eenig verband op de schilderij voorkomen, wordt afgeleid dat hij en zijne echtgenoote Johanna van Vianen aldaar worden voorgesteld. Nog andere schilderingen komen in dit kerkgebouw voor, doch het zijn grootendeels geschonden stukken waarvan het best bewaard geblevene een gedeelte van een ander laatste oordeel is, veel fijner bewerkt dan het hierboven reeds vermeldde. Verder vindt men onder het koor de grafkelder van de familie van Dorth waar eenige edelen in looden kisten ter ruste zijn gelegd, benevens in het gebouw nog enkele andere merkwaardigheden. Thans rijst de vraag of we langs den reeds afgelegden weg zullen terugkeeren naar de drie Kievieten 0111 van daar met den stoomtram Deventer te bereiken, of wel dat we over Colmschate ons daarheen zullen begeven. W ij verkiezen het laatste, omdat wij dan nog enkele andere gezichtspunten bekomen, die weder nieuw zijn al behooren zij juist niet tot de schoonste. De weg van Bathmen naar Colmschate is vrij wel belommerd, doch van daar naar Deventer geheel open, waarom we gebruik maken van de gelegenheid die wij vinden om met een Utrechtsch wagentje ons aangeboden dezen minder aangenamen weg af te leggen. Onze verwachtingen van 't geen we verder zullen te zien krijgen zijn niet hoog gespannen en gelukkig ook, want hoewel het hout aan weerszijden van den weg op enkele punten fraai is en het terrein nog al afwisselend, valt er weinig schoons op te merken. Alleen het punt waar de kunstweg den grindweg snijdt, biedt door zijne hoogte een fraai gezicht over de Roerhuis weiden op de stad aan, die in den glans der ondergaande zon, ons eenig'e oogenblikken in verrukking brengt 0111 daarna langs den Snippelingsdijk door de Bergpoort Deventer binnen et S Kasteel Hoenlo. — Vergezichten op Hoenlo. — Nijendal bij Olst. (Naar Photographieën van den Heer J. A. Bakhuis, amateur-photograaf te Olst.) te rijden en ons bezoek aan Deventer en deszelfs fraaie omstreken te eindigen. Wanneer ge vervolgens, voorzien van het heerlijk gebak, dat alleen liier onvervalscht verkrijgbaar is, uwe haardstede weder opzoekt, voldaan over den volbrachten tocht, die U geene teleurstellingen heeft gebaard, maar integendeel eene streek van ons land heeft doen zien, zooals door slechts weinigen in schoonheid wordt geëvenaard, verhaal dan aan uwe vrienden en kennissen dat de omtrek van Deventer zich voor een bezoek van eenige dagen aanbeveelt en dat men om natuurschoon te genieten niet naar het buitenland behoeft te gaan, van waar men dikwijls teleurgesteld en met zeer verligten beurs terug keert, omdat men in zoovele streken van ons vaderland en ook hier natuurtafereelen te zien krijgt, die met de schoonste van het buitenland in hun genre kunnen wedijveren. Eene zaak druk ik U daarbij op het gemoed! Hebt ge van dezen wandelgids en van de kaart geprofiteerd, wil dan niet verzuimen uwe vrienden er opmerkzaam op te maken, dat zij, daarvan-niet voorzien, slechts ten halve zullen genieten van de oude veste Deventer en deszelfs schoone omstreken. Advertentie n w der Helm & Heiige^ Lange Bisschopsteaat 39 DEYENTER. ENGELSCH HEEREN MODE-MAGAZIJN. KLEEDERMAKERIJ. SPECIALITEIT IN ENGELSCHE VILTEN FANTASIE HOEDEN. Hederl. Kabinet Inkt-Fabriek APELDOORN. Kabinet-, Copiëer-, School-, Gekleurde- en Stempel-Inkten. Transparante Vloeibare LIJM. ZEGEL-, PAK-, EN FLESSCHENLAK. Onze Kabinet-Inkt vloeit gemakkelijk uit de pen; is terstond zwart; schimmelt niet en onderscheidt zich bovenal door zeer snel droogen, waardoor hij voor personen welke veel schrijven de meest geschikte is. Onze Copieër-Inkt is zeer dunvloeiend, pikt niet, en levert 2 & 3 zeer duidelijke copieën, ook nog maanden na het schrijven. Onze Gekleurde en Stempel¬ inkten zijn en blijven helder van kleur. Onze Vloeibare Lijm wordt uit zuivere gom vervaardigd en kleeft uitmuntend. Onze Lak-soorten zijn mooi van kleur, branden en hechten goed. SÊf Onze fabrikaten zijn te DEVENTER en alom in den lande bij alle soliede Boekhandelaren verkrijgbaar. Zilveren Medaille Wereld-Tentoonstelling Parijs 1889! Groot Eere-Diploma Nizza 1890! SIGAREN-MAGAZIJN „1646" Lange bij de Korte Bisschopstraat 69. Specialiteit in fijne SIGAREN VAN HET HUIS TINCHANT Y GONZALES, Habana, Firma TINCHANT FRÈRES, Antwerpen. IMPORTEUR VAN DE BEROEMDE EGYPTISCHE, TURKSCHE en ENGELSCHE SIGARETTEN (Cork Tipped). DEVENTER. JL. Jr± Broederenstraat DEVENTER. Hollandsche en Geldersche Varkenslachterij. Speciale inrichting' voor Uitgesneden Vleeschwaren en Worstsoorten, waaronder Armours Corned Beef, Saucise de Bologne, Servelaatworst, Hollandsclie Zult of Boterhamworst, Dortsche Zult of Zwoerdemaag, Haagsche Leverworst, Duitsclie Bloedworst, enz., enz. Ten allen tijde: Sorteering in Billen, Spiertjes, Muisjes gerookt Vleesch en puike gezouten Geldersche Hammen. , AViiren' Co,oe«% V" KOFFIE, THEE en CHOCOLADE. H. W. COSTERMANSt Lange Bisschopstraat DEVENTER. E. BAUMER, Kleine Poot, over de Botermarkt, DEVENTER. MAGAZIJN van Pendules, Regulateurs, Schwarzwalder Klokken, Wekkers, Barometers, Thermometers, enz. Specialiteit in Zwitsersche en Amerikaansche HORLOGES. Reperatie-Atelier. MAGAZIJN GOUD, ZILVER, Horlogien en jüweelen. GEMONTEERD KRISTAL. Graven, DEVENTER. eu Café „De Keiler," —-#> Keizerstraat Deventer. In de nabijheid van het Station. cRuime Slamers. billijke prijzen. ZALEN BESCHIKBAAR, tot het houden van, "Vergaderingen. J. BERENSCHOT, Bergschild 1.9, DEVENTER. Fabriek van Ameublementen in alle Stijlen. STOFFEERWERKEN, MATRASSEN, ENZ. Gebr. LJE HE ZJX, Handelaren en Exporteurs in Wijnen en Buitenlandsch Gedistilleerd. KANTOOR: Groote Overstraal bij den Brink, DEVENTER. Motel-Kestaurani „ranzisKaiier, Korte Bisschopstraat, Deventer. Aangename, comfortabel ingerichte KAMERS. Logies met Ontbijt £ t.SQ» incl. licht en bediening. TABLE d'HöTE te 5 UUR. DINERS en SOUPERS a la Carte. Welvoorziene SPIJSKAART. EXPORT LAGER-BIER. van JOS. SEDLMAYR, München. Bordeaux-, Rijn- en Moezelwijnen, CHAMPAGNE. ALFRED MUHS. H. B UFt GEUS, Rijwiel=faJbrik:arit, deveute k. H, R. J. Helderman, Lange Bisschopstraat Uitgebreide keuze in Ondergoederen voor dames en kinderen. Artikelen voor de Luiermand. MODE-ARTIKELEN. HEERENDASSEN. GARNEERINGEN, KNOOPEN, ENZ. Koninklijke Fabriek en Magazijn van Verduurzaamde Levensmiddelen, CONFITUREN, BANKET, SUCRERIES, ZUUR, enz. Verzendingen naar Oost- en West-Indië. Bekroond op de Wereld-tentoonstellingen te LONDEN, PARIJS, AMSTERDAM, enz. G. A. RALAND, Hofleverancier van Z. M. den Koning. J. Boerboom Jr. Lange Bisschopstraat 43—45, Deventer. Magazijn van Pendules, Galanteriën, Fantasie-Meubelen, PORCELEIN, CRISTAL, NIEUW ZILVER, Nickel, Brittannia-Metaal en Christofle Voorwerpen. BEIS- en HANDKOFFERS. Moeys' Ivorine, T andpoeder, Tandpasta en Mondwater is een aangenaam ANTISEPTISCH middel tot het reinhouden der tanden, bereid door G. Ph. G. MOEYS, APOTHEKER te Nijme g e n. Te Deventer te verkrijgen bij den Heer Vraagt de gratis te bekomen J. p A. F. VROOM, BROCHURE. APOTHEKER. Firma BRINKGREVE, Boekhandel, Nieuwstraat, DEVENTER. SPECIALITEIT IN -«\*tes, Contituur en a«ot.„ "Win. O1 Gouden Médaille. .^0 jfr~t J"*? 9'^y ©• X Amsterdam 1884. Export naar Oost- en West-Indië. 9 L VAN ili MIULIN Uitspanning „de Eikenboom" te 't joppe, in de onmiddelijke nabijheid van liet Kasteel. Uitstekende gelegenheid voor BUITENPARTIJEN en KINDEK-VISITES. Tevens gelegenheid voor LOGIES. Prijzen billijk. Voor DINERS. SOUPERS, VERGADERINGEN, RECEPTIËN en TROUWPARTIJEN, bestaat uitmuntende gelegenheid in mijne net ingerichte SALONS, met aparten ingang, in de Kleine Overstraat. Billijke prijzen. Voor Diners en Soupers wordt geen lokaalhuur berekend. G. A. RALAND. L. DEMMERS, ijótcl „De iifizrrühroon," Stboomarkt, DEVENTER. Table d'Höte 5 heures, Omnibus aan eiken trein. Hotel-Remise. Droogerijen, Verfwaren, KOLONIALE WAREN. G. W. MlKlIi Gz. Vischpoort DEVENTER. W. VAN DER MEU, Logement, Café en Stalhouderij. Gorssel. W. GEURTS, TRANSPORTEN, VERHUIZINGEN. Tegenover liet Postkantoor, APE^lïOQSN, Wed. A. J. Nieuwenhuis-Sclmeider, Groote Overstraat 52. In GALANTERIEN, waaronder: Étagères, Tafeltjes, Jardinières, Kannen, Vazen, Millienx; de nienwste Albnms, fijne Byouteriën, groote sorteering Leerwerk, Saksische Serviezen; ruime sorteering Japansclie Artikelen, als: Schermen, Kopjes, Lakwerk, enz. Bouilloirs, Thee- en Koffieserviezen in gegarandeerde kwaliteit nickel. Benoodigdheden voor de reis. Zeep en Eau de Cologne. Christofle Tafelzilver. Depót Delftsch. Aardewerk. A. HAMERS Omnibus aan elken Trein. ÏLablc b'fjote 5 beures. JDi enstregelincf DER DEVENTER- BORCULO. ZOMERDIENST. Aanvangende 1 April. TRAMNUMMERS. 1 3 5 7 9 Deventer (Station Stoomtram) ... V. 7.— 10.42 2.01 4.30 7.05 5.30^ *de Pessink „ 7.12 10.54 2.13 4.42 7.17 5.40 » *de Hassink „ 7.18 11.— 2.19 4.48 7.23 5.47 ^ Roode Hert „f29 11.11 2.30 4.59 7.34 +5.571^ * Harfserschool „ 7.43 11.25 2.44 5.13 7.48 6.07t^ c Laren 8.01+11-43+3.02 +5.31 8.06 6.22 § m *Exeltol 8.13 11.55 3.14 5.43 8.16 6.32 g,-g Loohem (Hotel de Valk) +8.21 12.03 3.22 5.51 8.24* •» Hotel Bak 8.25 12.07 3.25 5.55 8.27 6.45kS ^ * de Cloese 8.32 12.14 3.32 6.02 8.34 6.51",- Dollenhoed 8.39 12.21 3.39 6.09 +8.41 6.57 a Barchem 8.47 12.29 3.47 6.17 8.49 7.04^ ♦Beekvliet 8.57 12.39 3.56 6.27 8.58 — 5$ Boroulo (Hotel Wunderink) . . . . A. 9.10 12.52 4.08 6.40 9.11 — BORCULO—DEVENTER. ZOMERDIENST. Aanvangende 1 April. TRAMNUMMERS. 2 4 6 8 10 Borculo (Hot. Wunderink). V. 7.31 10.28 1.48 4.16 8.10 6.51 # — ^ ♦Beekvliet „ jT. 7.44 10.41 2.01 4.29 8.23tf 7.042 — £ Barchem „ ,? £ 7.54 10.51 2.11 4.39 8.33° 7.14^ 7.23 = Dollenhoed „ 1 1 8.02 10.59 2 19 4.47 +8.41- 7.22- 7.30 = *de Cloese „ "5 8.09 11.06 2.26 4.54 8.48 o 7.291 7.36^ Hotel Bak „ '= 8.16 11.13 2.33 5.01 8.55.„ 7.36^ 7.42 | Lochem (Hotel de Valk) . „ 6.37 +8.20 11.17 2.37 5.05 8.59^7.40j 7.45 jjf * Exeltol „ 6.45 8.28 11.25 2.45 5.13 9.07rt 7.48^_ 7.51 = Laren 6.57 8.40 +11.37 +2.57 +5.25 9.19^ 8.—^ +8.06~ S 8 Sao * Harfserschool . . . . „ 7.15 8.58 11.55 3.15 5.43 9.37 ^ 8.18^ 8.19-3 Roode Hert . . . . „ +7.29 9.12 12.09 3.29 5.57 9.51 8 8.32» 8.31 | *de Hassink 7.40 9.23 12.20 3.40 6.08 10.02 8.43a, 8.40= * de Pessink 7.46 9.29 12.26 3.46 6.14 10.08 ® 8.49 o 8.47 § Deventer (Station Stoomtr.) A. 7.58 9.41 12.38 3.58 6.26 10.20^ 9*01 9.—=} xii |||wrf(mtacl)e ^^cfiriiftonn'ii-g^aGrid!, P. VAN SON & CO., Deventer. Zilveren Medaille, Amsterdam 1883. Afdeeling PAKPAPIEREN : Afdeeling SCHRIJFWAREN : Uitgebreide sorteering SCHOOL-, KANTOOR-, en COPIËERINKTEN, • > » . -jj t i_p tvt waaronder bijzonder aanbevolen worden de gede- ^ v ' poneerde merken: Davo-Inkt en Konings-Inkt. in ROLLEN en in FORMATEN, voor alle takken POSTLAKKEN, ZEGELLAKKEN en FLESSCHEN- van Handel en Ni.jverlieid. LAKKEN. Vloeibare LIJM en vloeibare GOM. _ . . I)e Artikelen dezer afdeelinq ivorden uitsluitend door Billijlce prijzen. ■' J den Boekhandel geleverd. Uitmuntende qualiteiteu; accurate en r>lua,ge lerering. EXPORT naar Oost- en West-Indië, Transvaal, enz. H. J. SMEENK, over de IJSELBEUG aan het Wandelpark DB WO EP." Koffiehuis, Stalling, Restauratie, Table d' Höte. Groote Zaai voor Partijen en Vergaderingen, desverkiezende met Decoratie, Tooneel en Muziek. LOGEMENT. Soupers en Déjeuners. kp\ de Moria „ 1» BUWALDA APELDOORN. Koffijhuis en Uitspanning. Fransche Bazar, Engestraat, lioelc Bagijnenstraat. Groote keuze LUXE en HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN, BIJOUTERIËN en PARFUMERIE N, houten, marmeren en metalen MEUBELTJES, CHRISTOFLE ZILVER, NIOKEL en BRITTANNIA-METAAL, JAPANSCHE VOORWERPEN. De nieuwste PARIJZER WAAIERS, LEDERWERKEN, etc. B. J. HemmelcLer. H. H. BELTMAN, Fabriek en Magazijn van Marmeren Schoorsteenmantels, Monumenten & Meubelbladen Bekroond te ARNHEM en AMSTERDAM. STEENHOUWERIJ. Specialiteit van wit marmeren vloeren en platen. Keizerstraat, DEVENTER. Hu 4), St&ÉMlk&i FAMILIE-HOTEL EN CAFÉ „DE PLATVOET," gelegen op 20 minuten afstands van Leventer. Beveelt zijne INRICHTING aan tot liet geven van Buiten=Partijen ENZ. Paard en Rijtuig te Huur. |)liot»0tafie VAN M. BOSSE, Hof-Photograaf van Z. M. de» Koning te DEVENTER. Parapluies met Groote keuze in alle twee jaar garantie. ^ VINK soortenParap'uieS- Lange Bisschopstraat No. 53. Specialiteit in PARAPLUIES, PARASOLS, ENTOUTCAS en Kinder-Parasols. Reparatiën spoedig Overkleeden in solide en billijk. verschillende Stoffen. DE LIJSTT & (JU., Oostzeedijk No. 248 ROTTERDAM. Mozaïek Parketvloeren, Minton Hollins & Co., Villeroy & Boch en Boch Frères, Vergl. WANDTEGELS, TROTTOIR, IJZERSTEEN, Hard Gebakken- en CEMENT-TEGELS. Groote voorraden. Monsterkamer dagelijks geopend. Dessins en Prijzen, franco tegen franc®. P. O. SCHAAP, Koper- en Blikslagerij. MAGAZIJN van HUISHOUDELIJKE en KEUKENARTIKELEN, PETROLEUMLAMPEN, BAD- en GASTOESTELLEN, aanleg van GAS-, WATER-, ELECTRISCHEen SPREEKBUIS-LEIDINGEN. Groote Pooi 12, Assenstraat 2. Gevestigd te Deventer in 1779. (°&fé oBloemink, cJwelloo, aan den Rijksstraatweg'. Grooten tuin met verschillende vermakelijkheden. Bijzonder ingericht tot het houden van Kinder- Visites, Partijen, enz. Stalling voor Paarden. G. J. Ackerstaff, Steenhouwer en Metselaar, Nieuwstraat, DEVENTER. FABRIEK en MAGAZIJN van Marmeren Schoorsteenmantels en Meubelbladen, staande en liggende Grafzerken en Monumenten. HANDEL in BOUWMATERIALEN. R. i. «Al ENTER, clabahs handel, Lange Bisschopstraat DEVENTER. M A G A ZIJ N van Binnen- en Buitenl, Gefabriceerde § I {* A. R. £ N. * Sfötel en Café Sredenoord, VA ASSEN. SEommerijlce tuin. Soe.de consumptie,. Siillijh tarief, 't kasteel de êannenlurg is dagelijks te lezichtigen. tyrije wandeling in 't losch. A. G. BREDENOORD, voorheen SIKKENS. BROEK H U IS Azej BEHANGER en STOFFEERDER, Kobte Bisschopstraat, DEVENTER. Magazijn van BEHANGSELPAPIEREN, TAIIJTEN, MEUBELSTOFFEN, TAFELKLEEDEN, LI^0L™> VLOERZEILEN, KARPETTEN, BEKLEEDE MEUBELS, BEDDEN, MATRASSEN, DEKENS, enz. Op aanvrage *orden Stalen en Teekeningen ten spoedigste toegezonden. j. D. mwmmomoTmm Wijnhandelaar, Deventer. KANTOOR: Rijkmanstraat 19. Generaal-Agent voor Nederland en Koloniën, voor de Champagne-wijnen, van het Huis CHs. FARRE te Reims. „Het Wapen van Rande." FAMILIE-HOTEL en CAFé W. A. ZANDBERGEN te DIEPENVEEN. 3 De Onderlinge Levensverzekering te 's, Hage, sluit allerlei Verzekeringen voor elk bedrag. De Verzekerden genieten 95 °/o van de winst. Agent voor Deventer: D. B. WISSELINK. A. J. GbAZENDAM VERGULDER. Spiegel- en Lijstentabriek ENCADREMENTEN, PASSE-PARTOUTS. DEVENTER. •2 Eiken dag versche Tafe en Haagsche Beschuit, jtotmt- Jmd- w l']c5t(|uitlia{\^ti! VAN H. J. GANTVOORT, Kleine Overstraal 47, DEVENTER. Bekroond te Amsterdam met gouden en verg.-zilv. medaille. Op bestelling echte hüringer Weihnachtsstollen. 3 MAGAZIJN van iiwiiiiii-pipiiiii Tapijten en Meubelstoffen, Specialiteit in Bedden en Matrassen. J. F. VA. IV E LD IK, DEVENTER. J. A. DE VRIES, Banketbakker en Kok, GRAVEN, DEVENTER. Levert DINERS en SOUPERS met alle benoodigdheden. Koude en warme SCHOTELS ook afzonderlijk verkrijgbaar. D. J. VAN DER SAAG, NI AG AZIJN van DAMES HANDWERKEN, Kleine Overstraat, DEVENTER. •Vo. 31 Vrijdag 3 Augustus Iftft- DEVENTER COURANT. iÜsS* r=r rsan " heeft ^ en 9ee^. :l „ff. .^=~ .^-;er c"11 rQn , dete stref b()C,te De ,^'e"te een* ^ STALHOUDER IJ. J. SONNENBERG, Smedenstraat, DEVENTER. Levering van MAANDPAARDEN. Meubelwagens voor Verhuizingen. (J. J. van den Berge, Noorderplein, DEVENTER in het Logegebouw Rijkmanstraat, zijn lokalen disponibel VOOR Partijen, Vergaderingen en andere Bijeenkomsten. ïyx jol i* m *4 ji j m VAN PIANINO'S en ORGELS, Joh. Rotterdam. PIANINO'S van alle Fabrikaten, MUZIEKINSTRUMENTEN, SPEELDOOZEN, SNAREN en alle onderdeelen. Stemmen en atelier voor reparatiën aan alle instrumenten billijk: en soliede. Hofstraat No. 1, Deventer L J. GROLLEMAN, Deventer Terra-Cotta Fabriek E,A©,E§TRA,4Ï H®. Vervaardiging van TUIN- en SALONBEELDEN, VAZEN, PIËDESTALS, BLOEMHANGERS en BLOEMPOTTEN, ZAAIJTAKKEN enz.; voorts DIEREN en DIERENKOPPEN in olieverf, natuurlijk geschilderd, VAASJES, KANNEN en BORDEN om te beschilderen. Bouwornamenten in Terra-Cotta en Portland Cement, ook naar teekening of model. Nette bewerking. Billijke prijs. Teekeningen en prijsopgaaf gratis. or. J. Hamer Jr., Zwolsche weg, DEVENTER, FABRIEK van prima ijzeraarden rioolbuizen, SCHOORSTEENPOTTEN & KAPPEN, reukelooze PRIVAATTOESTELLEN, TERRA-COTTA, enz. Zie attesten, Vraag teekeningen. „De Rioolbuizen worden door diverse Gemeente-bouwknndigen aanbevolen, o. a. door den Heer Stads-Ingenieur te „Amsterdam," in welke gemeente vijf jaren mijne buizen met goed gevolg voor gemeente-rioleering werden verwerkt." G. J. HAMER Jr. K. van Marken Nieuwe Markt 32/33, DEVENTER. VAN VOLLENHOVENs Extra- en BROWN STOUT, Lager. — Pilseneir. — Beiieï&ch, AZIJNEN. Kaapsche Wijnen, Medicinale Tokayer, Cognac's JOH. II. W. KREUNEN, Boekhandel, Graven 15, Deventer, Steeds voorhanden BAEDEKER's REISEBÜCHER van alle landen, enz. enz. Wandelgidsen van ARNHEM, UTRECHT, LEIDEN, GOOI, RHENEN, APELDOORN, ZUTPHEN, enz. enz. Uil JONG, ARTS, Noordenbergsingel te Deventer, is dagelijks {behalve 's Zondags) van 121!*--!1!* uur te Consulteeren, over de behandeling door hypnotisme en electriciteit, vooral voor lijders aan zenuwziekten. 's Woensdags kosteloos. "Wed, S, SCHUTTE, Fabriek van Mineraalwateren, Limonades, Gazeuses en Siropen. Nieuwstraat A7, DEVENTER. \\\\\\X\WWWXWWXXXNXXXXXXXXXXXVXXW H. O OSTEZjA.A.FI . Lange Bisschopstraat 65, Deventer. Chirurgisch, Instrumentmaker, MAGAZIJN van fijne Staalwerken, als MESSEN, SCHAREN enz.; voorts BRILLEN, LORGNET I EN. TOONEELKIJKERS en alle optische instrumenten. Breukbanden en alle aanverwante artikelen. ft. 1 11 fSHAVE'lf 15» DEVENTER. SPECIALITEIT in Menu's, Tafelkaartjes, Balboekjes, Reclamekaarten, Verlovingskaarten, Huwelijkskaarten, enz. enz. Bestellingen worden ten spoedigste uitgevoerd. Groote sorteering in fime Weener Lederwaren, cJ 7 als: Portretalbums, Portretdragers, Zakportefeuilles, "Wisselportefetiilles, Vlsiteboelcjes. J. DE VRIES, Groote Pool, Lange Bisschopstraat, D E VE N T E R. Robes en Confection en Mantels. SPECIALITEIT in Fransehe Model-Costumes. Franco toezending Stalen. Depot JAEGER. Dagblac Deventer Abonnementsprijs: per drie maanden voor Deventer ƒ 1,10, franco per post ƒ 1,30. Advertentiën: per gewonen regel 10 Ct., reclames 20 Ct. In liet Deventer Dagblad vindt men o. a. de voornaamste Binnen- en Buitenlandsclie politieke en Beurstelegrammen. Men kan zich ten allen tijde abonneeren. ALGEMEENE BOEK- en KUNSTHANDEL <^°h- ^è^reunen Graven 15, DEVENTER. ©$© SPECIALITEIT IN Pliotographieën naar Schilderijen van oude en nieuwe Meesters. GENRES, STUDIES, STADSGEZICHTEN in alle formaten. PLATINA PHOTO's, CHROMOs, Etsen, Gravures, Pïi©togravures» EXPOSITIE VAN SCHILDERIJEN. Speciale inrichiincj voor (ï?nendrenien ien. Exploitatie van de Firma P. Stoffel C.Zn. Zie plaat X in de Gids en de beschrijving daarbij.