VREEMDE JACHT. VREEMDE JACHT. EEN SPEL IN DRIE BEDRIJVEN DOOR HERM. HEIJERMANS JR. recht van Opvoering nadrukkelijk voorbehouden volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Voor de eerste maal opgevoerd te Amsterdam, op 24 December 1907. DRAMATIS PERSONAE: Mevr. de Douairière Van Walden. Dolf, haar zoon. Charles, haar kleinzoon. Hope, verpleegster. Dokter Jan Linden. Annie, zijn vrouw. Schmidt, detective. Jaap, bediende bij Dolf. Grete Donker. Suze Meier. Sofie Delange. Agnes Delange. Een hotelier. Een kelner. Een dienstmeisje. Het Spel geschiedt in Holland. EERSTE BEDRIJF. (De rijk-gemeubileerde zitkamer van een hotel, aan zee gelegen. In den achtergrond eene draperie van gordijnen met schuifdeuren, als afsluiting voor een slaapkamer met statig bed, marmeren toilettafel, lavabeau etc. Eerste en tweede plan, rechts, balkondeuren naar de zeezijde — derde plan, dito, toegangsdeur. In het midden van den voorgrond een notenhouten luxe-tafel, waaromheen causeuses en waarboven eenelectrische kroon. Eerste en tweede plan, links, een schrijfnécessaire met staande electrische lamp. Derde plan, dito, toegangsdeur. De linkerhelft der draperie, het hoofdeinde van het bed maskeerend, hangt neer. Avondschemer). Eerste Tooneel. Hope, de kelner. Kelner (na een paar maal geklopt te hebben, treedt van rechts binnen, zet een presenteerblad met schalen op een zijtafeltje naast de deur, spreidt op de groote tafel een servet, legt daarop bord, mes, vork, lepel, kijkt Hope, die met een boek in de hand, in een leunstoel bij de balkondeuren ingeslapen is, driest aan). Hum!... Hum!... (Hope beweegt niet. Hij loert in de achter-slaapkamer, verlaat het vertrek door dezelfde deur, keert besluiteloos terug, beklopt de deur luider aan de binnenzij). Hope (wakkerschrikkend, het boek op tafel neerleggend). Wie daar? Kelner. Ik, juffrouw — ik por maar wat harder de boel wordt koud. Hope (snel op de kamer toegaand en luisterend). Heb 'k niet verzocht zoo zacht mogelijk te kloppen.... U weet toch dat 'r 'n zieke ligt! Kelner. Nou snap 'k niemeer waar 'k me an mot houen!... Toen 'k vanmorgen tè stil binnen kwam, kreeg 'k 'n uitbrander, omdat u in uw onderlijfie stond Hope Zeg 'ns — jij zal me 'n groot pleizier doen je afstand te bewaren — dat 's de derde waarschuwing... Je kan gaan Kelner. Sivoeplee... Alleen... Hope. Heb u me verstaan? Kelner. Sivoeplee... (bij de deur). De wijnkaart ligt naast de servet van de juffrouw... Une fois c est pour moi!... Pour moi (af). Tweede Tooneel. Hope, Dokter, Hotelier. Hope (na nog eens achter de draperie gekeken te hebben, zit wederom in den leunstoel bij het balkon, droogt zich de oogen. Een bescheiden getik). Binnen... (staat op). Dag dokter.... Dank u wel — gaat u zitten: ze slaapt — dat u zoo hartelijk is voor de tweede maal.... Dokter.... Is u 'n paar uurtjes gaan liggen, zooals 'k u gezegd heb? Hope. 'k Heb in den stoel voor 't raam Dokter. Noemt u dat liggen? U zult uzelf kapot maken. Dat houdt u vannacht niet uit. Mag 'k licht opsteken?... Hope. Een oogenblikje... (laat de portière geheel zakken, gaat op den knop bij de deur toe, ontsteekt de kroon). Alsjeblief dokter. Dokter. Zoo zien we mekaar tenminste. De eerste regel bij ziekenoppassen, zuster, is 't zichzelf in acht nemen.... Charité bien ordonnée.... Hope.... Commence par soi-mème.... Zal 'k 'r wekken ? Dokter. Zijn de benauwdheden terug gekomen?... Hope. Om zes uur nog even, maar gelukkig niet lang... Wie daar (tot den Hotelier). Ik kan u nu niet ontvangen. U ziet dat ik belet heb.... Hotelier. Pardon — als ik dérangeer, zuster — 't is juist om den dokter.... Hope (uit de hoogte). Dien kunt u straks.... Hotelier. Pardon — ik moet zoo dadelijk de deur uit... Als u 't permiteert wou 'k dokter één seconde lastig vallen, één seconde Dokter. Ik zal onmiddellijk op uw kantoor.... Hotelier. De zaak is... (op een ongeduldig gebaar van Hope). Pardon.... U moet toch 'n beetje consideratie met ons hotel gebruiken Als mevrouw overlijdt.... Hope. Zachter asjeblief Hotelier. Als, als, zeg ik — worden de families van twee- en drie-en-zestig enorm gecontrarieerd... zullen andere families onmiddellijk vertrekken — we zijn midden in 't seizoen.... U weet, dokter, hoe de menschen zijn.... Ik ben niet onbillijk.... Niet één logeergast zal in de komende weken de appartementen willen betrekken Als we hadden kunnen voorzien Hope. Voorzien?... Als wij hadden kunnen voorzien — zouden we in de laatste plaats van üw gastvrijheid geprofiteerd hebben.... Heeft u méér de gewoonte logées lastig te vallen?... Dokter. Suscht! Suscht!... We gaan naar de conversatiezaal, meneer.... Hotelier (retireerend). U heeft gelijk en ongelijk Maar Dokter Geen verdere maren.... Ik kom bij u.... Hotelier, 't Gasthuis — 't Hopital Wallon — is telephonisch verbonden — heeft 'n magnifieke auto om zieken te vervoeren. Dokter. Onder géén omstandigheden ! Onder géén. 'k Zal 't u beneden uitleggen — hier niet (af met Hotelier). Derde Tooneel Hope, Charles, Kelner. Hope (verdwijnt even achter de portières). Charles (jonge man, ongeveer 24, scherp gelaat, zonder snor, modieuze gekleede jas, hooge hoed — komt door linkerdeur op: tot kelner). Is 't hier? Kelner. Ja, meneer. Charles. Een en zestig? Kelner. Ja, meneer. Charles, 'k Zie niemand. Kelner. De dames zullen daar zijn. Hope (tusschen de portières, legt een vinger op den mond. Kelner af. Zij schuift voorzichtig de deuren der slaapkamer toe). Zoo. 'k Ben blij dat ü tenminste gekomen is. Charles. Is 't zóó ernstig? Hope. Heel, heel ernstig. Charles. Sinds wanneer? Hope. Sinds eergistermorgen — na 'n bezoek aan de Stichting. Charles. Wéér aan 't hart? (zij knikt). De vorige keer dachten we ook.... Hope. Driemaal is ze bewusteloos geweest — de dokter heeft 'r 'n kamfer-injectie gegeven.... Charles. Ja ja Heb jij ons getelegrafeerd? Hope. Op advies van den dokter. Charles. Wat zegt-ie? Hope. Wat u ongeveer denken kan — 'n vrouw op leeftijd Charles. Spijt me, dat je telegram nageseind moest worden, 'k Was eergister niet in Trouville Hope. Niét in Trouville En mevrouw met 't kindje... zijn die meegekomen? Charles (ongeduldig). Nee, nee, nee! Ik was 'n dag — voor zaken — naar Parijs... 'k Kon nog net den middagtrein pakken De familie is in Trouville gebleven Denk 'k tenminste En oom Dolf? Hope. Is 'r nog niet. 'k Ben bang dat-ie mevrouw Ze verlangt zoo naar 'm.... Charles, 'k Heb niet 't flauwst vermoeden, waar-ie uithangt In geen maanden bericht van 'm gehad. Is-ie met 't jacht?... Hope. Nee meneer. Z'n laatste brief — aan uw mama — aan uw grootmama — was uit Zwitserland — uit ChStelard, meen 'k. 't Zou de grootste ellende zijn, als — als-ie te laat kwam Gister heb 'k voor de tweede maal geseind Geen antwoord Charles. Eén kan z'n adres zéker weten — die — die... Hope Die hebben we — de dokter en ik — vandaag óók 'n telegram gezonden Charles (verwonderd). Wist jij van die liaison? Hope (rustig-glimlachend). Waarom zou ik 'r niet van weten?.... 'n Publiek geheim is geen bepaald geheim meer Charles. Afficheert-ie zich nog?.... Enfin, 't regardeert me niet 'n Man, die m'n vader kon zijn (gewild over iets anders pratend). Is dat 't kostuum van de Stichting?.... Niet positief chic. Flatteert je minder. Hope. Denkt u, dat zieke kinderen 'r profijt van hebben öf 't kostuum Wees u 'ns stil! {luistert). Nee... Charles. Mag 'k 'r zien? Hope. Misschien. In elk geval met de noodige voorbereiding. Ze zou kunnen begrijpen, dat 'r gewaarschuwd is Charles. Ik stoor je toch niet in je diner? Hope (maf), 'k Heb gegeten. Charles. Jij ben scherper in je gezicht geworden, Hope. Je ziet 'r zoo heelemaal anders uit — of ligt 't an de kroon? Hope. Dat kan. 'k Heb in geen twee nachten geslapen.... Vier de Tooneel. Hope, Charles, Dokter. Dokter 'n Vlegel eerste klas Pardon Hope. De kleinzoon van mevrouw, meneer Charles van Walden — dokter Linden. Charles. Heel aangenaam, dokter. Dokter. Is u zoo pas gearriveerd? Charles. Nog geen uur geleden. Nauwelijks den tijd gehad 'n andere jas aan te schieten Ik hoor dat de toestand van grootmama.... Dokter. Bijzonder zorgwekkend is .... Ik geloof, tenzij 'n wonder gebeurt, dat de familie zich op ergs zal dienen Charles.... Ja, ja. Dat begreep 'k, toen 't telegram kwam.... (een stilte). dokter (driftig).... En die vlegel beneden - 'k heb 'm te woord gestaan — wou per se de auto van Wallon bestellen. Doe dat, meneer, heb k m gezegd: doe iii dat — dan schrijf ik morgen n ingezonden stuk in den Courrier, om de badgasten te z l_e n wat 'n humaan gerant ]i] ben.... Daar scheepi respect voor te hebben Stel ]e voor • n D?0^ zieke gaan transporteeren uit vrees voor t egoïsme van andere logées.... Laat je je eten staan, zuster? Hope. Nee, nee.... Mag meneer mevrouw zien? Dokter. We zullen ons overtuigen Blijf u hier Heeft ze champagne gedronken? Hope (de portières hechtend). Met tegenzin een enkel glas.... Dokter. Niet voldoende — niet voldoende.... Blijf nu maar — blijven — blijven... (af in slaapkamer). Charles, 'k Zal maar wat liegen, niet?... Dat ik toevallig voor dringende aangelegenheden overgewipt ben... Als 'k me niet zoo gehaast had, zou 'k wat hebben meegebracht.... Hope. Als 'k 't zeggen mag.... Charles. Ja? Hope. 't Zal voor mevrouw 'n teleurstelling zijn, dat u zonder uw vrouw en vooral zonder Ninette — 'r eenig achterkleinkind — is Charles Zoo'n baby van drie jaar En dan ik zei je toch al, dat 'k niet direct van Trouville kom.... En dan — m'n vrouw houdt niet — hoe zal 'k dat (ongeduldig). Wat vraag je naar den bekenden weg?... Je weet dat 'r telkens verschil van meening is Grootmama met 'r geweldig- overdreven.... Hope. Toe meneer Charles!... 't Zijn nü juist niet de omstandigheden Roept u, dokter?... Dokter (onzichtbaar). Zuster.... Hope (gaat achter de gordijnen — hij loopt heen en weer — staat stil voor den spiegel boven de nécessaire, neemt 'n kleerborstel, schuiert zich de jas — gladt zich het haar). Hier ben 'k weer. (Zij bedrukt den knop der electrische schel aan de kroon). Charles. Toch niet sérieuzer. Hope. Goddank nee. Ze voelt zich minder beklemd, krijgt een tweede injectie Nee, vooral niet binnen gaan!... (tot den kelner), 'n Flesch champagne .. Versta je niet?... 'n Flesch champagne... (af). Vijfde Tooneel. Charles, Kelner. Kelner (onbewogen). Frappé?... Charles (ongeduldig). Frappé — niet frappé — als 't maar vlug komt! Kelner. Moët et Chandon — Irroy Carte B!anche Pol Roger Medium-dry - Pommery - Heidsieck wil meneer zoo beleefd zijn...? De wijnkaart ligt op tafel.... Charles. Je m'en fiche Kelner (droog). Diit merk liebben we niet.... Charles. Maak jij grapjes?... Ben 'k niet van gediend. (kijkt de kaart in). Moët Kelner. Demi-sec of White Star-sec? Charles. Loop naar de... Demi-sec!.... En beneden ontkurken.... En voor mij 'n kop koffie.... Kelner. Een Moët White Star - un café noir... (af). Zesde Tooneel. Charles, Dokter, Hope. Dokter (duwt de schuifdeuren dicht). Dat is voor u 'n heele reis geweest, meneer Van Walden Charles. Ja, ja — gelooft u nog, dat grootmama...? Dokter. Alles is mogelijk. — 't Is zulk 'n verbazend krasse vrouw, dat ik me na de tweede injectie aan geen voorspellingen wagen durf Ze praat met 'n bedriegelijke opgewektheid Maar... Maar Als ze 'r deze keer bovenop komt, blijft de toestand bijzonder précair — bijzonder. De geringste complicatie, de kleinste stoornis, niet waar?... In ieder geval is 't uitnemend dat u er tenminste is. En 'k zou willen adviseeren de eerste dagen in de directe nabijheid te blijven Charles Als ik dus wel begrijp is 't ergste gevaar geweken? Dokter. Nee — volstrekt niet — in de verste verte niet. Bij 'n hartaandoening van dien aard en op dien leeftijd en met zulke ontrustende aanvallen van bewusteloosheid, is t de plicht van de naaste familieleden op hun qui-vive te zijn. Toen we u seinden, was 't mijn innige overtuiging, dat u telaat zou komen (met verheffing). Dolf handelt — als ik 't Charles. Dolf?... Ként u Dokter. Of 'k Dolf ken?... Hahaha! — hij heeft me helpen ontgroenen.... Charles. Ontgroenen?... Dokter. Weet u niet, dat uw oom — hij is toch uw óóm?... Charles. Natuurlijk. Dokter. Dat-ie vier, vijf jaar college geloopen heeft — dat wil zeggen: had behooren te loopen — 'k taxeer 'm op nog geen volgeschreven dictaatcahier! Toen ik van 't gymnasium kwam, had Dolf al minstens vier jaar ge — ge — ja wat feitelijk ge — ge...? Gedit, gedat, gefuifd, gekroegjoold, ge... Charles Boemeid Dokter. Geboemeld, 't juiste woord in volgorde — letterlijk alles had-ie als corpslid ge — ge — gedaan — alleen niet gestudeerd. Toen-ie gesjeesd werd.... Charles (na zacht geklop). Binnen ! (tot den kelner, die enkel koffie brengt). En de Moët? Kelner. En deux secondes monsieur.... J'ai.... Dokter. Spreek jij geen Hollandsch, vrindje? Kelner. Oui monsieur Dokter. Doe dat dan — flauwe kunsten! Kelner. De champagne wordt koel gemaakt. Dokter. Heelemaal niet noodig.... We wachten 'r op (Kelner af). Dat's nou misschien 'n jongen uit (imiteert Fransch) uit Leeuwarden, uit Hontenissen, hahaha!... Waar was 'k gebleven? Wat wou 'k Charles. Toen oom gesjeesd werd, zei u.... Drinkt u 'n kop mee, dokter? Dokter. Dank u.... Toen — vertel 'ns 'n historie zonder 'n dozijn toen's! — toen-ie gesjeesd werd — om 'n dolle geschiedenis — 'n schandaaltje, als je 't zoo noemen wil.... Charles (rustig drinkend). Om 'n vrouw natuurlijk! Dokter. Spreekt van zelf Als 'k me goed herinner — 't geheugen is m'n fort niet — alweer zoo'n Fransch woord! — had-ie 'n vechtpartij op klaarlichten dag met den een of anderen kerel, 'n koloniaal of zoo iets, dien-ie behoorlijk toetakelde Met groote moeite werd 't gesust — 'n sisser van 'n week of twee brommen — en 'n paar honderd gulden fooi.... Charles. Daar wist ik hoegenaamd niets van (glimlachend). Verwonderen doet 't me niet Hoe is 't mogelijk — op klaarlichten dag — en met 'n koloniaal — met 'n koloniaal!... Zóó iemand kan je toch niet beleedigen Dokter. Iets met 't meisje of de zuster van dien kerel — 't ware weet 'k niet — is hijzelf waarschijnlijk glad vergeten.... Wanneer kan 't geweest zijn?... Negentig Een-en-negentig Om en om vijftien, zestien, zeventien jaar — 'k kan 'r geen slag in slaan Doet 'r ook niet toe Hij werd van de corpslijst geschrapt Misschien studeerde-ie anders nog, hahaha!... Ja, Dolf en ik hebben mekaar in die dagen meer dan goed gekend — later ook nog wel, maar nooit meer zóó, zoo heerlijk, onbezorgd Jammer van den vent 'n Hart van goud — 'n wilde rakker — 'n bandiet Als-ie niet zoo vroeg z'n vader verloren had, niet zoo vlug de beschikking over z'n erfdeel gekregen, zou-ie iémand — iémand geworden zijn Zeldzame kop 't Was toen — alweer toen — 'n lust om 'm te hooren, als-ie op dreef was 'n Vernuft, 'n géést.... En nou!... En nou!... 'k Zou 'm z'n mantel kunnen uitvegen, dat-ie met geen drie, vier telegrammen te bereiken is, dat-ie geen adres achterlaat, terwijl z'n moeder doorloopend ziekelijk is. — Tot zelfs die eerste-klasse-dame van 'm hebben we geseind Valt me verbazend tegen. Verbazend, 'r Eenige zoon in leven Uw papa is betrekkelijk vroeg gestorven, niet waar?... Charles. Toen ik twee was Dokter. Dan zult u wel geen voorraad herinneringen aan 'm hebben?... Charles (koel). Nee — in geen enkel opzicht. Dokter. En uw mama? Charles Kort na de kraam (gewild). Rookt u 'n sigaret mee — de balkondeuren staan open Of heeft u er bezwaar tegen? Dokter. Bezwaar, nee — als u bij 't balkon blijft. Pardon, ik zal 'r geen gebruik van maken Charles. Bijzondere avond Geen rimpel op zee 'n Idylle 'k Zou 't persoonlijk geen week aan zee uithouden Parijs London De groote steden a la bonne heure Dat eeuwige water vind 'k assomant! Dokter (na een drukkende stilte). Ik heb in de twee maanden, dat ik het genoegen heb over de Stichting van uw grootmama te gaan, buitengewoon respect voor haar gekregen Charles. Ja — ja.... Dokter. En u houdt zeker véei van haar — me dunkt n vrouw met dat hart moet meer dan vader en moeder samen voor u geweest zijn?... Charles. Natuurlijk. Natuurlijk. Dokter. Ze dweept met kinderen, leder bezoek aan de Stichting is 'n feest! (een stilte). Had u geen idee te studeeren? Charles. Heelemaal niet — twee jaar na de kostschool ben 'k getrouwd.... Dokter. Zoo jong? Charles. Zoo jong. 'k Zal den kelner nog eens schellen. Dat is 'n ongemeene bediening. (Gelijk verschijnt de kelner met de flesch in een koelemmer). Móést dat zoo lang duren?... De dokter zei toch dat af koelen niet noodig was? Kelner. De gewoonte van 't huis, meneer — niet gefrapeerd Charles.... 't Is goed — hou je mond (hem belettend in te schenken). Dicht laten Doen we zelf (kelner af). De ezel!... Een, twee, drie glazen — of 'r gespeecht zal worden Laat me u helpen, dokter Draagt u 't alleen? Dokter. Gaat best. Als u de deuren even zacht openschuift — schuiven — niet duwen. Merci. Zevende tooneel. Charles, Dolf. Dolf (robuste man, ongeveer veertig, blonde volbaard — jachtkostuum — bloemruiker in de hand — praat tot den kelner buiten). Als 'r geen kamer is, dan maak ie d'r een. Wat zeg-je... Enkel 'n badkamer? Dan 'n badkamer! En de rommel uit de auto naar boven halen.... Ja, ja.... Goed! (tot Ctorfes). Wel wat drommel.... (Charles wijst naar de portières). Heb jij geseind?... 't Is toch niet (Charles ontkent). Dat is 'n pak van me hart We hebben over de tachtig kilometer geloopen Midden op den weg oponthoud — 'n boerekar, die natuurlijk verkeerd uitweek in 'n sloot gerejen — scheelde geen haar of we hadden met de auto 'n saut périlleux gemaakt.... Of de kaffers 't 'r om doen, om doen!... Hoe is 't met mama?... Meer angst dan ziekte, zooals de laatste maal?... Of Charles. Ze moet op 't oogenblik weer heel opgewekt zijn. De dokter is juist bij 'r — ik ben nog geen uur geleden van Trouville binnen komen vallen. Dolf. Was dat telegram, aan Snip geadresseerd, van jou?... Verbazend handige inval! M'n compliment. Anders was 'k mogelijk nog bij Beelaart op de jacht! Charles. Snip?... Snip?... Ik heb niet getelegrafeerd omdat 'k pas zélf gearriveerd ben — en Snip — Snip i Wie is dat, als 'k vragen mag? Dolf. Snip.... Madame Lebeau.... Charles. O. Wist niet dat die juffrouw 'n zoo gedistingeerder! bijnaam.... Hope heeft u aan dat gerenommeerd adres 'n laatst telegram gestuurd — op de andere kreeg ze gister en eergister geen antwoord... Dolf (eenigszins ontstemd). Hope?... Hope?... Is Hope hier?... Bij mama? Charles. Verwondert u dat? Dolf. Och nee. En och ja. 'k Weet 't niet (loopt een weinig geprikkeld op en neer). Dat heb jij 'rtoch niet? Charles. Ik begrijp niet wat u bèdoelt.... Dolf. Of jij.... Doet 'r niet toe.... Geef me 'n sigaret, 'k Ben wee van honger.... Me geen tijd gegund te dineeren. Merci M'n handen trillen nog van den stuurstang (lucifer aannemend). Merci (zakt in den stoel voor het raam), 'k Dacht waarachtig, dat 't deze keer.... 'k Zou 'r enorm spijt van gehad hebben Want al ben 'k 'n dozijnmaal, op de ongelegenste momenten opgeschrikt — niet waar? — al is 't goddank — geloof jij an zoo'n sinjeur daar boven? — ik niet! — al is 't goddank telkens met 'n sisser afgeloopen — één keer moet 't gebeuren — en dan zou 't meer dan beroerd zijn, als je die oogen voor goed gesloten vond Duurt 't nog lang daarbinnen?... Kan 'k kloppen?... Charles. Ze zullen wel dadelijk komen. Dolf. Ze?... Ze?... O ja.... Attent van die kleine Hope. Dus diè heeft Snip, Snipje, 'n dépêche gezonden.... Charley, boy, ik geloof.... Charles. U gelooft?... Dolf. Niemendal. Niemendal, 'k Geloof heelemaal niet — zei 'k straks al Kan 'k me handen ergens wasschen?... 't Bloed van de patrijzen — heele koppels hebben we onder schot gekregen — ja waarachtig! — kleeft 'r nog an — zoo gehaast als 'k in de auto van Beelaart gesprongen ben, toen de manke boschwachter op 'n fiets — dat had je moeten zien — een kruk zoo en een zoo — me de boodschap van Snipje kwam brengen. — Is hier geen waschgelegenheid?... Charles. Hiernaast op 59 — de kamer van Hope Dolf. De kamer van Hope?... Nee.... Wetboek van Strafrecht, artikel — artikel Nou welk artikel ? Charles (lachend). Begrijp u niet Dolf. Dat 's de tweede maal, dat 'k voor jou te diepzinnig ga (werpt de sigaret uit 't raam). Deugen niet — die papieren dingen van de régie Heb je Suus meegebracht? Charles. Nee. Ze — ze kon niet zoo op slag mee. Dolf. Hoe laat ben je uit Trouville vertrokken? Charles. Vannacht — ja vannacht Dolf (glimlachend). Je zegt dat of je 't zelf niet precies weet Maakt de kleine Ninette 't goed? Charles. Uitstekend. Dolf. De bronchitis heelemaal weg? Charles. Totaal. En gelukkig. Als dat kind wat overkomen was.... Dolf. Dan? Charles. Nou dan niets — u kunt u voorstellen — of misschien ook niet — hoe je van zoo'n baby houdt.... Ik dweep met t goudkopje (een portretje uit z'n portefeuille nemend). Dat is 't laatste kiekje aan 't strand van Trouville (kust het). Als 't u interesseert (reikt het over). Dolf. Pretendeert dat de een of andere nuance van hatelijkheid — „als 't u interesseert" — omdat ik deze maanden Charles (glimlachend). Laten we zeggen 't heele jaar — van af Nieuwjaar.... Dolf (knikkend). Van af Nieuwjaar — merkwaardig geheugen heb jij! — geen gelegenheid heb kunnen vinden?... Charley, boy: waar ik bezoeken afleg, letterlijk waar, krijg ik verwijten Prachti» snuitje Ik kom honderd jaar tekort Precies je vrouw De dagen vliegen, de weken raken zoek, de maanden trek 'k met mudjes van den kalender Ja, daar zul je plezier van hebben Mooi kind Leuk kind Mag ik 't bii me steken ? Charles, 'k Heb 'r maar één. En dan, beste oom — wat moet ü met 'n portretje? Dolf. Wat ik met portretten moet? 'n Half dozijn draag 'k 'r bij me... (in z'n binnenzak tastend — dan aarzelend). Nee. Je heb gelijk. Merci (reikt hei over). Heb je Suze daar ook? Charles. M'n vrouw — nee. Of misschien hier... (doorzoekt de portefeuille). Nee. Zeker verlegd (in de slaapkamer weerklinkt gelach). We behoeven ons voorloopig niet ongerust te maken, oom zoolang ze in dié stemming zijn Dolf. Tant mieux! (staat op, klopt zachtjes). Achtste tooneel. Charles, Dolf, De Dokter. Dokter (met de champagne-flesch en het presenteerblad). Sust!... Nee vooral niet binnen! — Dolf ?... Meneer Dolf van Walden? Herkent u me niet meer?... Linden Jan Linden Dolf. Pardon — mogelijk dat Dokter (de flesch in den koelemmer stellend). Ik heb uw schoenen nog in '88, '89 gepoetst ik heb op één avond drie snijkoeken moeten slikken, omdat u zich verbeeldde, dat ik 'n speld binnen had gekregen Boven de handschoenenwinkel in de Bree- straat — met aan de overzij 't Stadhuis. Dolf. Ben jij — ben u.... die kleine bleeke Jan, die.... Kerel, ben jij al dokter ? (schudt z'n hand) En mama?... • ^Ve hebben daar zoo luidruchtig hooren lachen Is 't weer zoover beter, Jan of Linden of dokter. Dokter. Hou je bij Jan, Dolf — dat is de makkelijkste herinnering, niet? Mevrouw van Walden — jongen, jongen, wat 'n damp van de sigaretten — mag heusch niet, meneer — je mama, Dolf — 't doet me verbazend genoegen, je na zooveel jaren weer 'ns te zien — je ben d'r niet minder op geworden, ouwe kameraad! — je mama — ja, 'k durf geen meening meer zeggen — bij dat soort hartaandoening blijft 't tasten Eergister en gister en vanmorgen nog, had 'k 'r formeel opgegeven — en nu.... Niemand weet 't. Niemand. Als ze zich kalm houdt, 't spreekt vanzelf dat ze 't bed niet uit mag, bestaat 'r kans — 'n heel zwakke kans.... 't Eenige wat 'k beslist aanraden moet — en wat je gezond verstand je zal ingeven : ook al krabbelt ze weer op — je moet ieder oogenblik te bereiken zijn — versta me wel iéder oogenblik.... Dolf. Jantje — 't zelfde hoor 'k twee jaar lang — je collega die 'r in de stad behandelde, heeft.... Charles.... Ons om 'n haverklap getelefoneerd of geseind. ... Dolf. Zooals jij vandaag.... Dokter. Natuurlijk, natuurlijk — maar iedere dag kan 't noodlottig zijn. 't Was hoogst-bedenkelijk — hóógst. En daarstraks, na 'n met moeite gedronken glas champagne, werkte 'r hart weer bijna normaal, liet ze ons schudden van 't lachen, omdat ze beweerde zóó'n eetlust te hebben, dat ze minstens driemaal 't menu van de table-d'hóte, telkens van voren af aan, zou kunnen eten. En toen ik zei, dat zoo iets 'n weinig bezwaarlijk moest zijn, antwoordde ze droog, dat 'r overleden man 't eens tweemaal gedaan had, na 'n officieel diner, waaraan de koning had aangezeten, en waarbij niemand 'n vollen mond durfde nemen, omdat Zijn Majesteit elke plat liet passeeren, en alleen 'n cure-dent verlangde, die 'r niet was— Dolf. Hahaha!... Heel goed!... Maar doe me verder 't genoegen, Jan — kerel, wat heeft de praktijk jou 'n buikje gegeven! — en praat niet meer over dineeren. Zoo als 'k mama heb gezien, moet 'k met overleg iets uitzoeken — geeuwhonger.... Dokter. Geen tijd gehad? Dolf. Tijd? Tijd?... Twaalf uur per dag, vijf vingers aan elke hand, kom ik tekort. Zou jij even de karaf water van Hope — die kleine attente Hope! — van Hope 'r kamer willen krijgen, Charley? Charles. Om uw handen te wasschen? Dolf. M'n handen wasschen?... Wou je hebben dat 'k dat zoo maar hier? (bootst hel na). Charles. O, met 'n glas? Dolf. Nee, neefje. Voor de bloemetjes. (Charles in de kamer links af). Hoe vindt je 'm, de zoon van m'n broer? Nette jongen, hè?... Wat gesloten — te vroeg getrouwd — drijven van ... (tot Charles, die met de karaf terugkeert). Merci — merci! Nee, laat mij 't liever doen. Zoo — de blaren vallen al af — symbool van de vrouwtjes, Jan — je bewondert ze — je plukt ze — dat wil zeggen: zij plukken jou, terwijl je ze plukt — en als je ze 'n paar dagen in 'n bezeten stemming bezeten heb — geweldig die echo van woorden, hè? — regent 't verdorde ideaaltjes — hou je zoo'n ding als dit — en profond négligé over... (werpt lachend 'n stengel uit 't venster). Dokter. Met je permissie — 't beste laat je schieten — 't stuifmeel, 't vruchtbeginsel Dolf (vroolijk). 'r Is niet één beginsel dat voor mij 'n beginsel is — Charley stop je ooren toe — ik ben de slechtste mentor voor jong-getrouwde mannen — èn vrouwen, hahaha! Kan 'k bij mama, dokter? Wat klinkt 't verduiveld gek, zeg, jou dokter te noemen.... Dokter. Nee, nee, nee!... Vooral niet binnengaan! Ze mag niemand zien. Rust, rust en nog eens rust. Morgen misschien, als de nacht kalm doorgebracht wordt Ben je zoo van de jacht op reis gegaan? Dolf. Nog geen twee minuten na 'n prachtige haas te hebben neergelegd — roetsch, roetsch in de auto van Beelaart — roetsch 'n boerekar ondersteboven roetsch, binnen de drie uur hier — vanmorgen twaalf uur gepicnict Zou 'k me wat laten brengen?... (een dekschaaltje op de zijtafel oplichtend). 'n Gestolten lamskoteletje.... (tot Charles). Heb iii dat besteld? Dokter. Nee. Hope moet ook nog eten. Dolf. Ook nog?... Bij half negen!... Dokter. Dan kun je samen.... Dolf. Samen — met... Met-è ... soupeeren? ... Nee — Hope en ik hebben zoo af en toe — af en toe.... Ik hou niet, of minder, van wat je 'n moderne, 'n moderne vrouw, noemt — en zij heeft zoo eenige bezwaren tegen mijn levensbeschouwing — als je mijn methode zoo'n wei-overwogen naam kunt geven (tot Charles). Charley, boy, kruip je heelemaal weg op 't balkon? Charles. Hier hindert m'n sigaret niet — en misschien hebben de heeren te praten. Dolf. Heelemaal niet, jongen. Charles, 't Is zulk zacht weer — 'k zit liever hier — 'k zal nog enkel 'n tweede kop nemen (komt van het balkon, vult zich een tweede kop — gaat weer buiten). Dokter. En ik stap op. Dolf. Wat heb je ineens zoo'n haast? Dokter. We zien mekaar, hoop 'k, dezer dagen méér en onder rustiger omstandigheden. Loop je eens bij me aan — je ben nog niet éen keer op de Stichting geweest.... Dolf. De Stichting van mama? ... Praktiseer jij daar? Dokter (glimlachend). Je ben wél op de hoogte, uitnemend op de hoogte van de dingen, die je mama interesseeren Dolf. Kerel'. ik vind 't allemaal braaf en christelijk en voortreffelijk en hoe-je-'t-meer-noemen-wil — maar — maar: ik ben eenmaal anders — ik voel 'r zoo wanhopig-weinig en mogelijk toch weer 'n massa voor.... Toen 't gebouw in aanbouw was, de kinderen nog in de barak logeerden, wou mama met geweld dat ik de eerste-steenlegging bij zou wonen. Dat heb 'k gedaan. De heele speech van dien dominee — die met 'n wratje op z'n kin — dat 's 't eenige dat 'k van 'm onthouen heb Dokter. Hahaha!... Dolf Heb 'k me gloeiend in de meer dan gloeiende zon staan vervelen en ergeren — mama kreeg 'n uitbrander voor 'r ferme daad — ik 'n dozijn steken onder water — m'n gestorven ouwe heer werd 'r bijgesleept — als 'r geen paar beeldjes van kopjes bij waren geweest, met gedekoleteerde halsjes om te zoenen, zou k waarachtig uit den band zijn gesprongen!... Die eene met gitzwarte oogen en 'n moedervlekje hier — is die nog verpleegster geworden ?... Dokter (glimlachend). Zwart haar? Dolf. Juist — ze werd met Annie, meen 'k, aangesproken (De dokter schiet in een lachbui). Wat lach je?... Schei uit!... Is 't zoo grappig?... Dokter {moeilijk). Onbetaalbaar.... Daar zal ze van mee profiteeren, als 'k thuis kom (lacht weer). Dolf. Daar ga 'k bij zitten. Dokter. Ik ook. Dolf. Ben je klaar met je lachen? Dokter. Ja. Eindelijk. Dolf. Is die 'r nog? Dokter. Ja, Dolf. En als je 'r niet boos om ben — ik was zoo vrij 'r te trouwen, hahaha! Dolf. Hartelijk gefeliciteerd, kerel. Wel dat doet me machtig pleizier. Jij heb altijd smaak gehad, hè?... Altijd. Ja (begint zelf te lachen). Heel aardig. Dat 's me nog eens gebeurd — en 'n beetje erger — voorverleden week in Chatelard — 'n engel van 'n vrouw, groot, slank — heelen dag mee geflirt — volkomen correct — snap je! — Bij de pousse stapt 'n mormel van 'n mannetje binnen — 'n bouwval — 'n antikiteit. „Kijk eens om, madame", zeg ik: ,,'n vogelverschrikker in 'n smoking" Ze kijkt om, laat 'r kopje haast vallen — stelt me voor: „Mon mari — mon mari" 'k Heb je daarnet toch niet beleedigd, ouwe Jan van boven de beruchte sigarenwinkel-inde-Breestraat.... Dokter (lachend).... Handschoenenwinkel.... Boven de sigarenwinkel woonde je niet meer.... 's Nachts hebben we je door 't raam verhuisd, omdat de ploertin eerst 'r beer betaald wou hebben Dolf. Hahaha Ja-ja! Nee maar zeg — 'r blijft toch niets van de nonsens hangen — 'k vond 'r op m'n woord lief, charmant — maar Dokter. We — wè hopen je bij ons te zien.... Dolf. Merci. Dokter. Zou 't voor jou ook geen tijd worden, Dolf? Die historie met die juffrouw Lebeau.... Dolf. Heb jij Hope 't adres gegeven? Dokter. Ik? Hoe kom je daar op? Ze wist 't — iedereen weet 't Dolf (gepreoccupeerd). Zoo. Dokter. Ik dacht geen jaar geleden, dat jij père de familie, dat je getrouwd was.... D°Lf' Ne,e. 'k Heb 't nog niet verder dan tot 'n beriegelijke nabootsing van 't huwelijk kunnen brengen. Dokter. Jammer. Wij hebben 'n pracht van 'n villa met uitzicht op zee — alleen beneden 'n suite van' vijftien meter, vijftien.... Dolf Excellent om te kegelen Dokter. Je ben positief dezelfde. Maar die befaamde vrouw — uit dat schandaalproces.... Dolf. Ja 't is niet in den haak — „voorwaar niet" zou dominee-met-t-wratje zeggen Malle geschiedenis geweest — de kennismaking — de eerste eenzame liefdesnacht.... Dokter. ... Eenzaam ?.... Dolf Hopeloos. Met de odeurtasch van je adoratie achter te blijven.... Dat was drie maanden geleden. Langer kan 't niet. 'k Ben zelden langer dan drie maanden in de bedriegelijke nabootsing. We nemen n hotel, n groot hotel van over de vijfhonderd 10 kamers — dat's te verkiezen — Zij drinkt 'n flesch met me — verwijdert zich even — wil naar de kamer terug — heeft 't nummer vergeten — gaat na 'n kwartier zoeken naar den portier — die vraagt 'r den naam van 'r man — Scène-afaire voor 'n theaterstuk: ze kent me na de korte kennismaking enkel bij m'n vóórnaam — Stel je voor, Jan: geen nummer van de kamer, geen naam van den man.... Hoogste tragiek.... De eigenaar van 't hotel wordt door den portier gewaarschuwd, datie voor 'n puzzle staat — Snip mag heelemaal niet meer binnen — familiehotel — goede naam enzoovoort. .. Ik na 'n kwartier aan 't zoeken — hoor wat 'r gebeurd is — eclipseer met de odeurtasch.. Zou jij 'n vrouw na zoo'n hevig-bewogen avontuur, zónder 'r odeurtasch laten? Nee, nietwaar? Zoo hebben Snip en ik mekaar „gevonden". En als k Snip, Snipje, niet gekend had, zou je je dépêche vanmiddag aan 'n ander hart onder 'n anderen duren hoed met struisvogelveeren — gister betaald hoedje van zeshonderd gulden — hebben moeten lanceeren, boy Negende Tooneel. Hope, de vorigen. Dokter. Slaapt mevrouw? Hope. Nee, dokter, (tot Dolf) Goeien avond, meneer {hij buigt). Mevrouw wou meneer Charles graag een oogenblik zien.... Is-ie weg gegaan? Charles. Nee, nee, nee — present! (stapt van het balkon) Dokter. Hoe weet mevrouw dan?... Hope. Ze hoorde stemmen... Toen vroeg ze... En ik wist niet beter... Dokter. Nee, meneer Van Walden — vanavond niet... Hope. 'k Zou 't liever wel permiteeren, dokter — u kent mevrouw: als 'k 'r niet had tegen gehouden, was ze opgestaan... Dokter. Kom, kom, kom, kom!... Gekheid. Hope. Ze ligt de avondeditie te lezen — zóó opgemonterd als ze zich voelt... Waarom dan niet even bezoek?... Dolf. Natuurlijk — natuurlijk. We zullen 't héél, héél kort maken, Jantje... Dokter. Geen sprake van — en nog wel twee tegelijk!... Op uw horloge 'n halve minuut, meneer Van Walden — en jij Dolf: morgen... Ik doe 't met displeizier, en om de patiënt niet te contrarieeren. — Weinig praten en weinig laten praten, meneer! — En mag ik tegelijk afscheid nemen — ik kan niet langer blijven. Charles. Tot morgen dokter! (af met Hope in de slaapkamer), Tiende Tooneel. Dokter, Dolf. Dolf. Ga je heusch? 1*7 Dokter. Me dunkt, 'n Dik kwartier verbabbeld. Zien we je? Dolf. Op handslag... Aardig die kleine Hope in 'r kostuum, hè?... Jammer dat ze zoo... Dat beroerde bij de tegenwoordige vrouwen, hè — 't haar als 'n kloosterzuster — de hoed zonder 'n veer — moet 'k met dierbare Snip over praten — heele besparing... Is jouw vrouw 'n vróuw — wat je noemt 'n vróuw — of is ze ook zoo'n verschijnsel met aangewaaide ideeën — type eenvoud? Dokter. Dolf — je krijgt me niet meer an 't babbelen!... Kom je overtuigen, hahaha!... Tot ziens. Je hoeft me niet uit te laten. Denk 'r an: jij mag pas morgen op bezoek gaan. Rust, rust. Dolf (in de deur). Zeg Jantje... Dokter. Ja?... Dolf. Ben je nog altijd zoo'n liefhebber van schaken ?... Je gaf me 'n raadsheer of 'n kasteel voor, herinner je je? Dokter. Ja, ja. Dolf. Spelen we morgen 'n partij? Dokter. Uitstekend. Bij mij thuis? Dolf. Goed. Morgenavond, 't Zal me 'n genoegen zijn met je vrouw kennis te maken. Jij ben 'n beste kerel. Dokter. Adieu. Adieu. Elfde Tooneel. Dolf, Charles, Hope. D°^SJh! iïf', bTk T iH°>" 'ees> "•ommI, glim acht bladert verder, houdt 'n bundeltje gedroogde Z tltUSSChf! ieuvinsers, zit in nadenken, klapt het boek vroohjk dicht, schenkt zich een glas cham- Phü£n-l.in' drinkt dat snel leeg, herneemt het boek, schrüct n°£ietenLaaHda,MiSeru de poogde viooltjes, schrikt, sluit het boek, wacht tot Hope de deuren dichtgeschoven heeft). Nou? Hoe vond je, mama? Pezelfde va" voeger. - Als ze morgen zoo is, reis ik weer rustig af. Dolf. Je zegt dat of 'r iets voorgevallen is — Zoek je wat Hope — juffrouw Hope? — Daar ligt 't (overhandigt haar het verlegde boek). Hope Dank u. (zet zich in den leunstoel voor 't raam — leest met bedoeling) Dolf Heb je iets, Charley, boy? Zeldzaam hoe jij zonder snor op die dominee-met-'t-wratje lijkt, hahaha! zachte.r' meneer — mevrouw zou gaan slapen. Dat lachen is te hooren... D°hLF' tkKdMChu dat .Jij zat te lezen--< Nou Charley, hoe heb k t met je?... Ga je zoo gezellig heen? Charles (kalm). Grootmama sprak 'r van waar Hope bij was — ik hoef me dus voor Hope niet in acht te nemen — 'r hindert me inderdaad wat! (totHope die naar haar kamer gaat). Je hoort toch, dat'k voor jou geen geheimen heb... Hope. Praat u liever zonder 'n vreemde 'r bij {af), Charles. In elk geval kan 'k nu vrijer m'n opinie zeggen.... Oom Dolf — hoe u doen zal, weet k niet, maar ik zal me 'r deze keer beslist niét bij neerleggen Dolf (droog). Money-matters ? Charles. Geldzaken ja. Grootmama heeft de intentie de Stichting, die al zooveel nutteloos geld verslonden heeft _ geld niet te berekenen! — 'n enorm legaat te vermaken — En omdat dat wettelijk zonder uw en mijn toestemming niet kan, niet mag, vroeg ze me of ik 'r voorloopig beloven wou met 'n beschikking van dien aard genoegen te nemen Dolf. En? Charles. Ik heb 'r in deze situatie niet dadelijk willen weigeren — 'r enkel gezegd dat de dokter veel praten verboden heeft, dat we morgen a tête reposée... niet waar — vindt u niet? Dolf. Ik vind dat verschuilen achter 'n doktersadvies niet bepaald recht door zee — niet straight forward, Charley... Hoe groot zou dat door ons goed te keuren legaat moeten zijn? Charles, 'n Rente van 'n halve ton per jaar — dat is schappelijk berekend ruim 'n miljoen.... Dolf. Tegen vijf procent — en die maak je niet op soliede manier Charles. Met wat 'r al in de historie zit, wordt 'n fortuin, 'n fortuin, verkwist — Ik kom voor Ninette op — ik dénk 'r niet aan, dénk 'r niet aan — de excessen van grootmama, dat links en rechts „weldoen" met geld dat welbeschouwd 't hare niet is... Dolf. Ho. Ho. Niet zoo galopeeren. 'n Beetje maat houden in je edele verontwaardiging, Charley Charles. Met genoegen, maar alsjeblief niet die hinderlijke toon, oom, of 'k nog de jongen van de kostschool ben... Dolf. Jij schiet vanavond met iets anders dan los kruit, neefje Charles. Des te beter, 'k heb lang genoeg over me laten beschikken Dolf. (koel). Toch niet door mij, wel? Charles. Door u?... Och u... (verbitterd). U had andere zaken en bezigheden dan naar mij om te kijken.... Dolf. Ik zei je al, toen je me 't portretje van Ninette liet zien, dat jij van nuances van hatelijkheid schijnt te houden.... Snip pleegt daar ook in den vroegen morgen specialiteit in te zijn.... Charles. Merci voor uw ernstigen toon, oom. Maar ik verzoek u er nota van te nemen dat ik weiger — in ronde woorden weiger Dolf. Ik heb je toch niets gevraagd? Wil je zoo ridderlijk zijn zelf 't woord te voeren? Charles. Dat zal 'k. En om onaangenaamheden te ontgaan, lijkt 't me 't beste 't antwoord uit Trouville te schrijven.... Dolf. Jawel. Maar doe 't aangeteekend. Dat is meer businesslike, zakelijker, verstandiger — brieven kunnen zoek raken.... Charles, 't Zal toch heusch tijd worden, oom, dat u minder ironisch met me omgaat.... Grootmama heeft me naar die ellendige kostschool gezonden — grootmama heeft 'n vrouw voor me uitgezocht — heeft 't huwelijk bedisseld Dolf. Jij begint los te komen of je mishandeld ben geworden — of je vrouw 'n last voor je is Charles. Daar blief 'k mijn gedachten over te hebben. Ik zeg alleen, dat de grens bereikt is — ik laat niet disponeeren over.... Dolf.... Je erfdeel — ouwe, beminnelijke familie herrie, wanneer 't zoover is (hard). Maar 't is gelukkig nog niet zoover.... 't Spijt me Charley, dat de eerste keer dat je eens prettig met me uitpraat — dat je gezicht 'n andere dan de bekende plooi heeft — dat je minder gereserveerd doet — dat je net die éérste keer zoo ongegeneerd van stapel loopt, terwijl 't goeie, beste, onzelfzuchtige mensch, dat menig nachtje bij je opgezeten heeft, toen jij nog niét 't „goddelijk oordeel des onderscheids", dat je nu bezit, had, mogelijk in 'r laatste uren ligt te becijferen, wat ze voor derden nog doen kan.... Fidonc. Je ben 'n egoïst lid, om zoo onsmakelijk je zelfstandigheid op te vatten! Charles. Egoïsme schijnt 'n familietrek, oom... Ik heb u nooit minder getaxeerd... Au revoir. t Is beter 't gesprek niet voort te zetten (bij de deur). Ik zal grootmama schrijven. Dolf. Aangeteekend, jongen! (loopt grimmig op en neer, schelt — klopt aan Hope's deur). Twaalfde Tooneel. Hope, Dolf, de Kelner. Hope. Heeft u me noodig, meneer? Dolf. Zou jij anders niet komen? Hope. Natuurlijk wel. Dolf. Hope — ik heb voor jou 't grootste respect. Hope (pijnlijk). Jawel, meneer. Dolf. Waarom zeg je dat „jawel" met dat vervloekte „meneer" 'r bij — op de ouwe haatdragende manier? Hope. Ik ben niet haatdragend. Dolf. Kom nou — op m'n eerewoord.... Hope. Doe u me één genoegen — en maak niet zoo'n misbruik van eerewoorden... Eer is zoo'n bijzonder ding voor 'n vróuw... Dolf. Door 'n man zou 'k me zoo iets niet laten... En in jouw mond klinkt 't leuk... Jij heb 'n methode (met nadruk)... Hope — ik vraag je zoo echt en zoo welgemeend excuus voor m'n gemeenheid van dien avond! — Ik heb geen bedoeling, geen bijbedoeling — 'k voel enkel de behoefte je met genegenheid, met eerlijke vriendschap, de hand te drukken... Wees niet stijfhoofdig... Hope. Nee, meneer! (weigert de hand. Geklop) Binnen. Wat is 'r? Kelner. Vous avez sonné...? Dolf. Breng jij 'ns vlug 'n biefstuk of n chateaubriand of 'n entrecote — met pommes frites — (tot Hope). Mag 't hier? Hope. 'r is gedekt. Dolf. En wat groenten... Kelner. Pointes d'asperges?... Epinards? Dolf. Pointes d'asperges. Kelner. Etaprès... Dolf. Niemendal. Verdwijn! 'kVal flauw. (Kelner af). Hope, schenk je vergiffenis?... 't Heeft me zoo gefrappeerd dat jij weer bij mama terug ben, dat jij me — me — seinde — jij--- na m'n onhebbelijke, lage, laffe, liederlijke — meer adjectieven zul je wel niet verlangen! — behandeling, dat ik goed met je móét worden... Die bloemen zijn voor jou... Hope. Dank u — zal ik niét accepteeren. Dolf (glimlachend), 'n Paar kun je 'r drogen zooals die in je verzenboek... Hope (schrikkend). Begrijp u niet... Dolf. De derde keer! Niémand begrijpt me vandaag! Race van onbegrepen naturen! De boschviooltjes die 'k dien fameuzen Zondag — die 'k zóó dicht bij 't water greep, dat jij m'n hand moest vasthouen — liggen die niét in dat buitengewoon boek gedroogd? Hope. Dat boek heb 'k geleend — die bloemen interesseeren me niet! (laai ze er uit vallen — wil naar haar kamer terug) Dolf. Dus — géén wapenstilstand?... Hope. Als 'r geen oorlog is, hoeft 'r niet over wapenstilstand gesproken te worden (nieuw gebaar naar de kamer). Dolf. Ik had dien nacht wat te veel champie... Hope. Hoe langer u 'r op doorgaat — hoe onkiescher 't vooral voor mij is — voelt u dat niet?.... Dolf. Eén woord van je, Hope.... Hope. (bitter). Vanmorgen, terwijl 'k me aankleedde, had de kelner, die straks hier was, de impertinentie binnen te komen — zonder kloppen — ik stond in m'n onderlijfje.... Dolf. Goed dat je 't zegt.... De kwajongen!... Hope. Dien avond — toen u te veel „champie" — nee, nu zal ik 't zeggen — toen u te veel gedronken had, dee u érger.... Als 'k niet geschreeuwd en gegild had — als er geen dienstboden bóven hadden geslapen — zou u.... (smartelijk).... Terwijl u wist hoeveel ik tóén — tóén—lach niet: dat s uit, uit — hoeveel 'k tóén van u hield... (met bedwongen tranen).... Dien heelen nacht heb ik liggen huilen, dacht 'k die beleediging — dat 'n vrouw zóó schandelijk in 'r bed te overvallen — dat 'n vrouw als 'n dier willen behandelen — had ik reden gegeven? — ooit? — niet te boven te zullen komen.... U had geen respect voor 't dak van uw mama, die meer dan 'n engel voor me was — geen consideratie voor m'n herinneringen, geen ontzag voor de beste, liefste dingen van 'n meisje, dat in de droomen van 'r kamer zoo laag, zoo ontuchtig opgeschrikt wordt! Dolf. Ik was toen 'n bruut, Hope — had je den volgenden morgen — daar: op m'n knieën excuus willen vragen! — jij was geëclipseerd.... Hope. Natuurlijk Dolf. En m'n brief van vier — zès zijdjes, 'n vol uur werk! — bleef beantwoord.... Hope. Natuurlijk Dolf. Wat kon 'k meer doen?... En summa summarum, Hope-lief, als 'k 't zeggen mag — dat lijkt nu nog alles 'n tragedie — 'n half Sabijnsche maagderoof — 'n... (posteert zich voor haar deur). Nee, je gaat 'r niet vandoor!... Hope. Dat zal van uw toon afhangen.... Dolf. 'k Heb nu maar één glas gedronken, Hope — en mama ligt daar, Hope — en wanneer 'k 'n Blauwbaard ben, Hope, ben 'k toch ook nog 'n beetje gentleman, waarachtig 'n beetje — een, die fair genoeg is zich te schamen over 'n laagheid... Ga je nu weer daar zitten?... Spelen we verstoppertje...?... (zet zich over haar). Enkel twee vragen Klopt 'r niets, niets meer voor me onder dat charmante verpleegsterskostuum, dat je prachtig staat ? Hope. Meneer, ik ben in geen stemming Dolf. Ik wel Tweede vraag — en sérieus, Hope — zoo sérieus als 't bij 'n bed, dat 'n sterfbed had kunnen zijn, mogelijk is! — zeg jij ja, wanneer 'k je... wanneer ik je... wanneer ik je Dat is driemaal.... Hahaha!... 'k Zit te hakkelen, als 'n jongen van de Burgerschool Dat komt, omdat de knot van je haar me geweldig biologeert Kun je je nu niet zoo'n heel klein tikje naar me toedraaien?... Hope!... Moet 'k alleen je haarknot en 'n schattig stukje oorlel zien — als ik je vriendelijk verzoek meelij met 'n ouwen doordraaier te hebben, door 'm te tróüwen Hope. (opstaand) Foei! Dolf. Foei?... Is de vraag zoo misdadig? Hope. Als 'k die schandelijke inval in m'n kamer, dat twee, driemaal met geweld 'n omhelzing opdringen Dolf. Wat heb je ze wanhopig-precies geteld Hope. Als 'k dat zou kunnen vergeten — zou de nieuwe grofheid.... Dolf. Niéuwe grofheid? Hope. (scherp), 't Vereerend aanzoek, terwijl we u seinden bij de dame — de dame — waarmee 'k diep meelijden voel Dolf. Meelij met de brave Snip?... Sta jij nog zóo groen tegenover 't leven, dat je me voor 'n hartebreker bij 'n vrouw, die 'r liaisons als 'n zaak behandelt, aanziet? Hope. Doet ü 't anders? Als zij geld aan-neemt — is ü 't toch, die 't gééft? 'n Vrouw, die 'r hand ophoudt is meelij waard Dolf. Hahaha, 'n wel duur handje! Hope. De man, die betaalt, kóópt — daar.... Dolf. Die vin jij 'n schavuit Hope. (rustig) Erger. Dolf. Merci. Bijzonder dankbaar. Maar wanneer ik zoo'n climax van schelmerij ben — één lachje, Hope, en 'k krijg de delikaatste kuiltjes in 'n paar niet te beschrijven wangen te zien... nee?... — wanneer ik 'n ongewoon specimen van verdorvenheid lijk — op 't punt in de armen der Snippen en Snipjens onder te gaan, brrr!, steek jij me dan 'n stroohalm toe Daar heeft de ellendigste drenkeling recht op.... Hope. (de schouders ophalend). Och, u heeft geld genoeg 'n beter houvast te betalen. Dolf. Jij praat met de rancune van 'n ouwe vrijster! Hoe leelijker 'n vrouw is — hoe sekuurder ze zitten blijft — hoe ongezoutener ze tegen beulen als ik tekeer gaat. Maar jij: waarom doe jij zoo zwaar-op-de-hand zoo ais 'n christelijk grootmoedertje, zoo Hope Dat is 'n puzzle, meneer. Dolf. ... Iets voorwereldlijks.... Hope (bitter).... En vervelends.... Dolf. (glimlachend) De nonnekap zou je nog meer flatteeren Hope. 't Jachtcostuum flatteert u — ieder z'n keus niet waar? Dolf. Alweer merci! — Hoe edeler 't wild — hoe prikkelender de tegenstand — Kom nou, Hope.... Die maanden en maanden na de gebeurtenis, ben je niet uit m'n gedachten geweest — M'n dolle streken waren voor negen tienden baloorigheid ik hóü van je. Ik kan — zoo waarachtig als ik geloof te leven — ik kan niet buiten je.... Zoo groot is geen minachting Hope. (stil) M'n moeder is verleid, als meisje van achttien — heeft zich van kant willen maken, toen hij, zoo een als u, 'r verliet — met 'n fooi voor 't kind dat nog geboren moest worden — met 'n fooi — met 'n fooi. Ik heb 'r nooit gekend, heb 'r niet zooveel duizend maal kunnen danken, als ze duizend maal tranen gehuild moet hebben.... Voor m'n vader — vader! — voel 'k de diepste, diepste verachting.... En geen mogelijkheid, om 'm r iets van te zeggen — 'k weet z'n naam niet — (wraakzuchtig) — tot m'n spijt — tot m'n innigste spijt! Nou kan u nagaan hoe 'k over u denk. Dolf. Dien dag van de boschviooltjes dacht je toch minder puriteinsch — ik heb m'n doen en laten nooit onder leugentjes gemaskeerd Hope. Dien dag ja Dien dag hóópte 'k, droomde 'k... dat u voor — voor invloed vatbaar was — en 'k moest me in m'n eigen kamer — 's nachts.. verdedigen 'n Week later had u 'n nieuwe liaison... (opstaand). Dat is nu zeker de laatste maal, meneer, dat we over ons „verleden" spreken. Over 'n paar dagen, wanneer mevrouw vervoerd mag worden, ben ik weer in de Stichting — u in de „wereld" Laten we het mekaar niet lastig maken. Ik heb geen lust u de les te lezen — u nóg minder genoegen zoo'n weinig mondain discours op te houden. Dolf. 'k Was juist van plan 't in meer mondaine paadjes te leiden Dus alles tusschen ons uit? Hope Gesteld dat 'r iets bestaan heeft — dan is 't uit. Dolf. Hahaha!... Je ben om te stelen, Hope!... Ik heb nog nooit m'n schavuite-hoofd gestooten — en jij. jij Hope... En ik?... Dolf. (met hartstocht)... Jij wil niet beter dan dat ik je weerbarstige handjes met geweld in de mijne neem, dat ik mijn lippen op de jouwe... Hope Liever zou ik me Dolf Zou je je.... Praat uit! Hope. {heftig). Ik heb geen achting voor u! Dolf. Ik voor jou dubbel. Hope. 'n Man waartegen ik niet opzie Dolf Hoeft niet. Je hóüdt, hóüdt, hóüdt van me, Hope — je wil je zelf en mij wat wijsmaken.... Hope. (heftig). Wijsmaken?... Wijsmaken, waar 'k geen grein eerbied... (schrikt). Daar klopt iemand. Straks heeft de kelner staan luisteren.... Dertiende Tooneel. De vorigen, Mevr. van Walden. Mevr. v. Walden. Nee ik. Hope. Ben u opgestaan? De dokter Dolf. Mama, hoe durft u? 't Was u verboden! 11 161 Mevr. v. Walden, (glimlachend). M'n krant had 'k uit» en toen méénde ik jouw stem te hooren Hope. Mevrouw, u moet dadelijk, dadelijk weer Dolf. Hoe kunt u dat doen 1 (Omhelst haar) Ongehoorzaam moedertje! Ik blijf hier zoolang u me houden wil — maar u gaat naar uw kamer. Mevr. v. Walden. (Hope afwerend). Nee kind — vijf minuten — op de klok af vijf dan mag je desnoods met geweld.... Hope. Mevrouw Mevr. v. Walden. Spreek 'k óóit onwaarheid, Hope? Ik ben beter — de aanval is voorbij. Dat voel 'k zelf 't beste En — nee, ik neem den stoel bij 't balkon — even de zee hooren — dank je! — en wou ik zeggen, als 't ergste niét voorbij is, dan wil 'k van 't gevoel van opluchting profiteeren, om 'n oogenblikje, één oogenblikje met jou, jongen, te praten.... Hope. Praten doet u vooral niet Dolf. Beslist niet. Mevr. v. Walden. Goed kinderen... 'k Zal matig zijn. Doe de deur achter me toe, Hope — 't trekt 'n beetje — 't raam in de slaapkamer staat open. Hope. Dan doe 'k 't dicht. (af). Mevr. v. Walden. Dolf, beste jongen: dat meisje is meer dan 'n engel — dat meisje is 'n vrouw zooals God 'r weinig geschapen heeft... Ik heb geluisterd. Ik weet dat ze — dat jij 'r ongelukkig maakt — dat ze... (Hope treedt binnen) Ik zei, Hope, dat ik de Stichting... Je mag vannacht niet opblijven, kind — onder geen omstandigheden — twee heele nachten heeft ze gewaakt, Dolf.... En jij — heb ik je in de jacht gestoord?... Dolf. Nee. Nee. 'kWou vandaag hier in de buurt...— toen hoorde 'k toevallig dat u in 't zelfde hotel.... Mevr. v. WAlden (glimlachend). Ja. Jawel. Mag ik 't niet weten dat je gewaarschuwd ben? Ik ben niet bang voor den dood Dolf. Nou mama! Op uw honderdsten jaardag zullen we over dood beginnen te Mevr. v. Walden.... Nee jongen — je hoeft 'r niet over heen te praten. Hope weet hoe 'k 'r over denk. 't Leven is 'n reis — 'n reis — Wie heengaat komt wat vroeger aan. En die reis maken we allen, is 't niet? Hoe komt 't dat 'k je zoo lang niet gezien heb? Dolf. (glimlachend). Drukte. Buitengewone drukte, mama. Mevr. v. Walden. Dat is 'n genot hier voor 't raam. Ja — 'n buitengewoon genot. Neem 'n stoel, Dolf — dicht bij me — nog dichter — dan kan 'k zacht blijven spreken. Jij ook, Hope, m'n goeie, beste Hope. Zoo is 't goed. Zoo zit 'k of me niets kan gebeuren. Jammer dat Charles weg is gegaan. Heb jij bezwaar tegen 'n legaat, 'n heel groot legaat, Dolf — laat me je hand houden — dat ik per testamentaire beschikking aan de Stichting... 't Staat in m n wil... maar van kracht is 't niet, zei de notaris als jullie Dolf (vroolijk). Alweer over dingen waarover we na dertig jaar zouen spreken Mevr. v. Walden. M'n jongen — gekscheer niet. Ik ben opgeschreven.... Hope. Nou mevrouw! Toe! Mevr. v. Walden. Op mijn leeftijd voel je precies — hoelang nog en ('glimlachend) wanneer... Zul jij je niet verzetten ? — Dolf ? Dolf (luchtig). Ik geef permissie me te onterven! Daar! Mevr. v. Walden, 't Is 'n enorm bedrag. Dolf. Doe zooals u 't zelf wil — 'k vraag naar niets... Mevr. v. Walden. Ook niet waarom die Stichting me zóó na aan 't hart ligt? Dolf. Mama — u heeft die liefhebberij — ik 'n andere. Mevr. v. Walden. Liefhebberij ? Nee — ik lieg niet — ik draag 'n schuld. Geef me 'n glas champagne, Hope. Ik ben toch iéts vermoeider dan 'k dacht. Hope. Nee mevrouw. Dan gaat u naar bed. Mevr. v. Walden. Geef me 'n glas, Hope — je zou 'r later spijt van hebben. Ik wil, wil van m n schuld vertellen — voor 't eerst — en voor 't laatst, omdat je alles toch onder de papieren zal vinden. Dolf. Mamaatje — ga niet op die malligheid door! Als ü — ü — hahaha! — schuld heeft, nemen wij die graag over, niet waar, Hope? Hope, Natuurlijk, mevrouw — zulke gesprekken winden nutteloos op... Wil ik de deuren sluiten? 'k Geloof dat de wind begint op te steken. Mevr. v. Walden, (glimlachend). Een glas — doe wat 'k vraag. Dank je (drinkt), 'k Kan op die manier aan de drank raken. Luister. Ik zeg 't zonder opwinding, omdat 'k er overheen ben. 'n Halve eeuw jaagt de ergste gebeurtenissen uit je herinnering. Ik heb uit m'n eerste huwelijk.... Dolf. Éérste?... Wat zegt u?... Mevr. v. Walden. Niet in de rede vallen, jongen — uit m'n eerste huwelijk twee kinderen gehad — 'n jongen en 'n meisje, was toen de vrouw van 'n — van 'n man waarvan 'k niét hield, die me door m'n vader op was gedrongen — ik was negentien, zelf 'n kind. Toen gebeurde wat zoo dikwijls gebeurt — ik raakte op je vader verliefd — hij op mij — zoo verliefd — zoo verliefd — daar vecht je tegen — vecht je tegen, tot Met geweld wou m'n man me houen — hij dee leelijke dingen — laat 'k 'r over zwijgen. Ik liep weg. Het was uit. En ik hertrouwde .... Dolf. Mamaatje — al wat jij gedaan heb, gedaan kan hebben, is goed en te begrijpen. Niet verder op doorgaan. Mevr. v. Walden. Nee jongen. Hiér begint m'n schuld. Ik had twee jonge kinderen verlaten — de jongen drie, 't meisje twee. En dat mag niet. Dat is zoo wreed, zoo misdadig — schaapjes op dién leeftijd, die op de móéder aan zijn gewezen. Nee — niet in de rede vallen! Niemand kan over zoo iets oordeelen. 't Wordt 'n ding voor je geweten. Enkel voor je éigen geweten. M'n eerste man had 't niet breed. Ze hebben armoe gekend — later. En nooit genegenheid, de stumpers. Als hij aan z'n werk was, werden ze door 'n meid verzorgd — vérzörgd. Drie, viermaal heb 'k geprobeerd met gèld te helpen — wou-ie niet. 'k Wou ze voor mijn rekening 'n opvoeding geven — wou-ie niet. Toen 'k eens de reis had gemaakt, om ze te zien, werd 'k ziek zooals ze 'r verwaarloosd uitzagen — 't kleine lekkere meisje vooral — mijn dochtertje, als 'k 't recht heb dat nu nog te zeggen. Op 'n dag — nee, maak je niet ongerust — 't is zoo dood en ver — is 't ventje overreden — 'n jaar later stierf 't meisje — dat tengere, zwarte ding aan typhus — ongekookte melk. Dolf, m'n jongen — 'k heb m'n plicht bij de grafjes mogen doen — m'n plicht... m'n plicht... Dolf. Zie geen spoken mama — plicht is 'n ding... Mevr. v. Walden... 'n Ding, dat ik in die dagen als 'n last, 'n machtspreuk — over boord wierp — dat toch zoo'n genot, zoo'n rust geeft Dolf. U zegt zelf: u was verliefd — èn, dat mogen wij vóór alles zeggen: voor óns was u.... Mevr. v. Walden. Niet doen. Mij hoef je onder geen omstandigheden te — te — overtuigen, te troosten, 't Is zoo ver weg, zoo zonderling-ver, of 'k als 'n gestorvene over wat-begraven-is babbel. Na den dood van je papa en je broer, ben 'k wakker geworden, heb 'k geprobeerd aan andere kinderen te vergoeden, wat 'k naliet toen 'k nog niet dacht, nee niet dacht. Ja, Dolf, dat werd m'n liefhebberij, m'n „liefhebberij" Dolf. Excuseer, dat 'k dat woord gebruikte Mag ze nóg langer praten, Hope? Hope. Toe, mevrouw — wat luistert u slecht Mevr. v. Walden (glimlachend). Ik heb niet de geringste benauwdheid — en — en.... nu 'k den vogel, die zoo zelden op 't nest is, even bij me heb — moet 'k nóg een, nóg één belofte Dolf. Mamaatje, ik geef je mijn eerewoord, dat ik èlk verlangen, zónder uitzondering, zal respecteeren — 't legaat en ook het andere dat je nog niet gezegd heb — handslag! Mevr. v. Walden. Je ben 'n beste jongen — en wij — ik — hou heel veel van je — maar die eene belofte moet, moet je nu, nü — je kan nooit weten hoe gauw't... Dolf. Afgesproken, mamaatje — ik doe 't Mevr. v. Walden (hem de hand op den mond leg- gend). Ssst! Sssst!.... Wij hebben samen iets leelijks gedaan, samen — jij en ik... Dolf. Hahaha! Goed. Mevr. v. Walden. Niet lachen — 't is heelemaal niet om te lachen. En als 'k 't zeg, Hope, kind, met opzet in jouw tegenwoordigheid, is 't met de opdracht dat je hem dag aan dag zal helpen onthouden als-ie lichtzinnig doet.... Dolf, Excellent! Hoor je dat, Hope? 'k Zal volgens de letter Hope. Ik wou liever — mevrouw Mevr. v. Walden. Niet tegenstribbelen, Hope, m'n allerbest kind In achtien-honderd-negentig, Dolf, heb je — heb je veertien dagen (met moeilijken glimlach) gezeten Dolf. (luchtig-vergenoegd). Ja mamaatje, daar staat me wat van bij.... Mevr. v. Walden. Je was met 'n meisje (beschaafdaarzelend) — te ver gegaan — en de broer, die 't zich aantrok — mishandelde je Dolf. (vroolijk). Gretchen — Valentijn — Faust Mevr. v. Walden. Dolf! Dolf!... Heusch, we hebben iets léélijks gedaan in die dagen.... Zij was in — zie me niet zoo lachend aan, jongen! — zij was in — omstandigheden. Jij heb niet meer, nóóit meer naar 'r omgekeken. Dolf. Mamaatje! Laten we 'n tikje redelijk blijven.. Mevr. v. Walden. Dat bèn 'k Dolf. U heeft geen flauw begrip over wie, over wat u spreekt Mevr. v. Walden. Ik spreek over — over de moeder van — laten we zeggen: 'n kind.... Dolf. Slik 't maar niet in! Ik kan 'n stootje velen, hahaha!... Och, och!... Twéé paar gefronste wenkbrauwen!... Nee zeg, laat me geen uur op 't zondaarsbankje zitten, hahaha !... 'n Kluifje voor Hope.. Mamaatje: alle gekheid op 'n stokje — èn als 'k 't me goed herinner — ja, al kijken jullie als scherprechters! als 'k me goed herinner: 'k heb geen dagboek van m'n zonden aangelegd, hahaha! — die juffrouw, die me indirect belet heeft door te studeeren — jammer! — had — was... Is dat 't onderwerp voor 'n gesprek met jullie — was 'n — (met lachend geweifel) 'n dametje van licht Hope. 'n Gevallen vrouw. Dolf. Dat kun je ook minder somber zeggen! Ze had al met meer dan een — nou flap 'k 't 'r uit, pmdat jullie me 't vuur aan de schenen legt — met 'n paar dozijn gelééfd — toen ik aan de beurt kwam. Dat klinkt hard en ruw, mamaatje: ik maak 't leven niet. Op 'n dag beweerde ze, dat 'k vader — en de mogelijkheid was helaas niet buiten gesloten Drie, vier, vijf maanden later — leg me op de pijnbank — precies weet ik 't niet! — had je de herrie met 'r zoogenaamden broer 'k Herhaal om 'r 'n eind aan te maken — laten we redelijk blijven — ik heb 't mijne gedaan... heb behoorlijk gedokt — tot ze, gelukkig voor ons allen van de vlakte verdween Mevr. v. Walden. Dat wist 'k allemaal. Maar 't kind is geboren — 'n meisje, Dolf Dolf. (luchtig-verwonderd). Och kom!... Hoe weet ü dat? Mevr. v. Walden. Voor de geboorte heeft ze me 'n „dreigbrief" geschreven — na de geboorte nóg een.... Dolf, En? Mevr. v. Walden. En En niets In één-en negentig dacht 'k zoo alleen aan mezelf, was k zóó egoïst — zoo bang voor de wereld, die m'n eerste huwelijk vergeten was dat k r niét ant~ woordde, geen letter. Je papa zond n honderd gulden in gesloten couvert. Den eenen brief heb k verscheurd — den anderen bewaard, om r hoe laat ben 'k mènsch geworden! — om 'r politiezaken van te maken, als ze nog eens probeerde „af te dreigen" Verleden week bij 't sorteeren van paperassen, vond 'k 'm.... En k kreeg r de tranen van in m'n oogen.... 't Was 't geluid van n moeder, die geen uitweg weet.... Je kunt m zelf jezen _ hij ligt bij m'n laatsten wil — en die laatste wil is ook, vóóral ook, Dolf, dat je onderzoekt wat 'r van die vrouw is geworden, als 't mij niet lukt.. Dolf. (luchtig). Ik ben 'r paf, paf, paf van ü niet lukt...? Mevr. v. Walden, 'k Heb m'n chargé-d'affaires last gegeven informaties in te winnen — zoo discreet mogelijk.... Begrijp je, jongen, dat als ik toen wakker was geweest — ik — jij was misschien te jong voor verantwoordelijkheidsgevoel — dat ik jouw.... jouw Hope! Zijn dóchter.... Dolf. Merci voor 't waarmerk! Mevr. v. Walden. Dat ik jouw dochter — ze kan 't geweest zijn nóóit aan 'r lot zou overgelaten hebben/... Geen glimlach, jongen.... Toe, toe, geen cynisme! (grijpt z'n hand opnieuw) Doe de belofte die k je vraag, dat je die vrouw en vooral dat kind - kind - hoe de tijd vliegt! - als ze onder de levenden is, moet 't 'n meisje van zeventien, vindt ~ ^ 'r Z00 la"^ Za' zoeken tot Je Dolf. Kom, mamaatje — wat 'n excessieve.... Mevr v Walden (dringender). Je zal 'r me zóó gelukkig mee maken, jongen - ik pleit niet voor die lrindW ~~ Pldt "iet tege" 'r ~ ik denk aan '4 Dolf. Wat is dat mamaatje? Tranen! Tranen? Hope. Mevrouw! Dolf (glimlachend). Daar — ik beloof 't. Mevr. v. Walden. Glimlachend? Glimlachend? Dolf. Als 'k 't maar belóóf, hé?... (zwak-spottend). 'k Steek 'r m'n vingers bij op, dat 'k waarachtig moeite zal doen 'r te vinden. Hoe heet m'n vrouw ook weer? Mevr. v. Walden. Weet 'k niet. Sofie... Sofie... Dolf. Dat marcheert. Ik ken 'r enkel als Kreeftje! Kreeftje Mevr. v. Walden. Zul je dat kind als 'n dochter...? Dolf. Als 'k er ü — en m'n vriendin Hope — mee plezier.... Mevr. v. Walden. Zoo waar Gód ons ziet? Dolf. Mamaatje — moet 't zoo plechtig! 't Wordt n geweldig stuivers-romannetje Mevr. v. Walden. Ik heb zoo'n spijt van m'n harteloosheid. Dolf. Geexalteerd moedertje: op één conditie herhaal 'k m'n belofte in vólste ernst — als je weer een, twee, drie gaat rusten — we zullen Jan Linden niet onder de oogen durven komen Mevr. v. Walden (hem op 't voorhoofd zoenend). Dank je — dank je, jongen. Al lijkt 't je nog zoo overdreven — 't gaf me den heelen dag 'n gevoel van gejaagdheid, of 'k iets vergeten, iets vergeten had... Je arm, Hope — 'k zal vannacht als 'n roos slapen. (bij de deur). Ontbijten we samen? Ja? Achtuur En vast afgesproken, Dolf? Dolf (bij de deur). Vast. Mevr. v. Walden (reeds onzichtbaar). En zonder uitstel?... Van af morgen? Dolf (lachend). Van af morgen. M'n jachtkostuum kan 'k 'r voor aanhouden, hahaha! Dat zal 'n jacht met hindernissen worden. Mamaatje! Mamaatje! (sluit de portières). Binnen! Veertiende Tooneel. Dolf, Kelner. Kelner (deplats neerzettend). Un chateaubriand exquis, monsieur Quel vin est-ce que monsieur désire? Dolf. Niemendal! Uitrukken!... En je een beetje gepaster tegenover de verpleegster gedragen, ventje! Begrepen?... Jij heb behoorlijk te kloppen, als 'n dame bezig is zich te kleeden! Mond houen! Mond houen, kwast van 'n kerel! — en anders stuur je je patroon maar hier! Wacht je ergens op? Bonjour dan! (Kelner af — hij bindt de servet voor, begint te eten tot Hope). Zoo. Nu éét je 'n stukje mee — 'k zal je couvert klaarzetten. Vijftiende Tooneel. Dolf, Hope. Hope. Nee meneer — 'k ga 'n uurtje rusten, als ü zoolang blijft. Dolf. 'k Zal op jullie twéé passen, als 'n waakhond (zij gaat naar haar kamer). Hope!... Je deur heeft toch wel 'n dubbel slot? Hope. 'k Zal 'r niét sluiten, meneer. Dolf. Zooveel vertrouwen ineens? Hope. Iemand, die ,,'n jacht met hindernissen begint" — die daar z'n vingers voor opsteekt — die Dolf. Die is nog te „redden " Hahaha! Hope Misschien, (een bons).... Wat was dat? Dolf (onbewegelijk). Kan dat in... de slaapkamer geweest zijn? Hope. Nee — 't kwam van dié kant Dolf (angstig). Kijk 'ns voorzichtig (Zij opent de schuifdeuren op een kier, schrikt, wijkt achteruit, snelt naar binnen — hij staart ontzet in de opening). Hope (smartelijk klagend). O, o, lieve, goeie, beste... Hoe kom je nou zoo... O', o, o!... DOEK. TWEEDE BEDRIJF, (Smaakvolle jongezelle-kamer — weelderig-intiem gemeubeld. Tweede en derde plan, rechts, de gebeeldhouwde deurenvrije toegang tot een bibliotheek, waarvan een deel zichtbaar is — daarnaast een sierlijk schrijfbureau, bestapeld met kunstvoorwerpen, tijdschriften, portretten. Tegen den achterwand, die in het midden een deur met gobelin heeft, dressoirs en standaards met curiositeiten, aquarellen enz. Eerste plan, links, deur-met-gobelin van de slaapkamer. In den schuinen hoek van tweede en derde plan, links, een rustbank met smyrna-kleed. In het midden der kamer een eikenhouten tafel gebeeldhouwd, met gemakkelijke leeren fauteuils. Vroegmiddag.) Eerste Tooneel. Jaap, Dolf. Jaap (die juist afgeruimd heeft, plaatst den dienbak bij de achterdeur, spreidt een gebattikt tafelkleed over de tafel — De telefoon, op de schrijftafel, gaat over. Rustig neemt hij de gehoorbuis). Jawel. Met Van Walden — met de huisknecht —ja, met Jaap — wil u even wachten? (aarzelend) 'k Geloof niet dat meneer thuis is — 'k zal zien. (legt de buis op het tafelblad). Dolf (in de deuropening der slaapkamer). Wat fantaseer je? Jaap. Zachies, meneer... Mevrouw Lebeau: of ze u... Dolf (wenkt met de hand, dat hij er niet is heel zacht). Op reis! Jaap (bij de telefoon). Hallo!... Spijt me mevrouw, meneer is niet alleen niet thuis zooals k dacht hij moet op reis zijn gegaan.... Waarheen? Waarheen?... Ja, dat weet 'k niet... Wanneer terug?.. . 'k Zou 't niet kunnen zeggen — misschien de volgende week.... Dolf (fluisterend roepend). Langer! Iaap. Misschien langer... (houdt z'n lachen in)... k Zal 't meneer zeggen, mevrouw Adieu, mevrouw. .. (hangt gehoorbuis op). Dolf. Nou?... De boodschap? Jaap. Nom de Dieu!... Sacrénom!... Fiche moi le camp... Je me fou de lui... Dolf (hartelijk lachend). Hahaha!... Je ben niet verkeerd verbonden geweest... (de antieke klok slaat twaalf)... Twaalf?... Twaalf!... Jaap. Meneer mag zich wel haasten om negen heb 'k geklopt — om half tien — om... Dolf (zich uitrekkend).... Man hou je mond - die klok maakt genoeg spektakel, (geeuwt), t Slagwerk haal je 'r vanmiddag uit Jaap. Jawel meneer, hahaha!"... Dolf. En lach als je buiten de kamer ben! Jaap. Als 't u hindert Dolf. Ja, 't hindert me — 'k ben bang dat ie je gebit kwijt raakt, als je schik in je leven krijgt... (geeuwt)... Wie komt — wachten, (af in slaapkamer). Tweede Tooneel. Jaap. Dr Linden. Jaap. (legt eenige boeken op 't gebattikt tafelkleed, neemt den dienbak — wijkt bij achterdeur voor Linden uit)... Pardon, dokter. Dokter. Is meneer hier? Jaap. Meneer is nog niet bij de hand — heeft pas ontbeten. Dokter. Goed. Dan wacht 'k in de bibliotheek. Jaap. Zal 'k meneer liever?.... Dokter. Nee, Jaapje — dat doe 'k zélf. (Jaap af — hij doet een paar passen naar de zijde der bibliotheek, neemt een fauteuil, slaat 'n boek open, fluit een studente-signaal). Dolf. (beantwoordt dat, opent lachend de deur). Excuseer m'n overhemd, kerel... In twee seconden! (wil in z'n kamer terug — draait zich nog even om) Zeg, Jan, fluit dat deuntje geen tweede keer, asjeblief! 'k Wor straks meer dan me lief is, an m'n vervloekten studente-tijd herinnerd — De sigaren staan achter je — in die schedel... Tien tellen! {af — Linden neemt een sigaar, leest — telefoon- schel — hij wil luisteren)... Ik ben op reis — op reis! Dokter. Wie daar? Madame Lebeau? ... Op reis... Pischt, waar ben je na toe?... Dolf. Naar 'n sanatorium in Duitschland — overspannen ! Dokter, (in den toestel pratend)... Naar Duitschland (verwonderd)... Dank u wel — 'k zal 'm telegrafeeren. (hangt toestel in haak)... Of 'k je positief zeggen wou, dat je 'n sale type, 'n cochon... Dolf... Jawel, jawel — ken 'k droomen! (weer af) Dokter, (van 't schrijfbureau 'n paar maal iets opnemend, lacht, gaai opnieuw voor de tafel lezen). Morgen, morgen! Dolf. (z'n jas aanschietend)... Morgen!... Kerel 'k ben zoo verdraaid katterig! Dokter. Mooi zoo. En dat vandaag. Is dit de oorzaak? Dolf. Haarspelden? Vond je die hier?... Nee, op m'n woord niet. In geen maanden 'n vrouw bij me gehad ! Leg ze nou niet op de tafel! Haal geen grapjes uit! (werpt ze in de snippermand, naast schrijftafel) Dat zul je nu niet gelooven, Jan, maar die dingen vinden we met grossen — of ze jongen. Elk verleden begint bij 'n haarspeld Dokter, 't Verleden van die twee kan, zou 'k denken zoo ver niet zijn... Van je bureau opgepikt, haha! Dolf. Attentie van dien smakker van 'n Jaap — is geestig op zijn manier!... Nee maar, Jan, vent, kind, hart — kijk me niet zoo guitig an — of je me half gelooft! 'k Wou dat je gelijk had, wóü dat 'k je slimme schalksche oogjes verdiende! Ach! Ach! Nog 'n kwartier, nog 'n half uur — en 'k zit met m'n katterig gezicht — zie je 't me an? — in bedrijf nummer zooveel van de allerdolste komedie. Geef me 'n lucifer, vent. Merci. Even 'n trekje. In presentie van m'n collectie dochters — vijf, zegge vijf, zijn op de annonce afgekomen — zal m'n vaderhart fatsoenshalve te actief werkzaam moeten zijn, om 'n Henry-Clay te kunnen rooken. Kind, wat ben 'kslap! Dokter. Hoe laat ben je thuis gekomen? Dope. .. Hoe vroeg! 'k Heb drie uur — nee, nou overdrijf 'k — vier uur gemaft, (telefoonschel)... Zou je zoo'n créature... Je hoeft niet te twijfelen: Snipje, Snipje... 'k Schaf me telefoon af... Dat is vervloekt als je liaisons je nummer weten (telefoonschel) Jawel, Jawel Dat hou Ik 't langste uit... Is me verleden jaar gebeurd, dat-ie driemaal in 't uur overging tegen kinderbedtijd, hahaha! Zeldzaam-zenuwachtige tijd! (telefoonschel)... Nou, nou, nou!... Dit volk is hardnekkig 'k Zal me stem veranderen... (praat in toestel)... Meneer is op reis — ik ben de huishoudster... (schrikkend) Excuse me, Hope, darling — ik had 't zoo enorm druk — Over 'n kwartier Kom je zelf ook?... Je eerste bezoek op m'n kamer!... Je zal als 'n koningin ontvangen worden! Hoeft dat niet? Daar door de telefoon 'n kus... Moet 'k uitscheiden met m'n gekheid?... Ze krijgt 'r 'n kleur van, Jan! Hahaha!.. .Ja, Linden zit bij me — hoofdcontroleur!... Eén oogenblikje nog, darling! Moeten die vijf dochters van me — 'k wil ze allemaal ongezien adopteeren, om van de last af te zijn! — moeten die op 't een of ander getrakteerd worden? Chocolade, anijsmelk... Wat? ... Wat dan?... (hangtgehoorbuis op)... Laat me staan... Is 'r van door, hahaha!... (schelt electrische knop boven de tafel). Daar had 'k bijna 'n blunder begaan, hè?(geeuwt)... Excuseer! 'k Zou 'r zoo 'n paar uur onder kunnen kruipen Dokter. .. Ik wacht geduldig, om te hooren wat je uitgehaald heb Dolf. Uitgehaald?... Eerst met Beelaart, na 't diner, 'n partij geschaakt — remise, na 'n zit van negen tot eenen... Ja! (tot Jaap)... Haal jij 'ns vlug 'n bouquet witte rozen Derde Tooneel. De vorigen, Jaap. Jaap. Jawel meneer. Dolf. Jaapje — nou nóg eens: lach met meer overleg' (tot Linden) 'k Heb 'm de vorige week, voor moed, beleid — vooral beleid! — en trouw'n nieuw gebit cadeau gegeven, omdat k z n ruine om esthetische overwegingen niet zien kon — en nou lacht dat schaap telkens met z'n tanden óver mekaar!... Schiet op!... De mooiste theerozen, die je krijgen kan! Nou ? Jaap (met bedwongen grijns)... D'r zit benejen 'n juffrouw.... Dolf. Wat voor 'n juffrouw? Jaap. Van 'n advertentie — met de moeder d'r bij... Dolf. Zoo. Wachten, (geprikkeld)... Wat sta je met je hand? Moet je boksen? Jaap (de gehandschoende hand openend). Me duim is 'r door Dolf. Zoo — je duim 'r door? Marsch! En vlug! Vierde Tooneel. Dolf, Dokter. Dokter. Hahaha! Heeft-ie z'n witte handschoenen voor de gelegenheid aangetrokken! Dolf. Zoo'n kaffer! Informeer 'k nou niét, dan looptie den heelen dag of-ie 'n misvormde knuist heeft! Wat was 'k bezig te vertellen? De partij schaak. Juist. Bij half twee, van plan bijtijds in bed te eenzamen — voor de belangwekkende conferentie! — ontmoet 'k Bannema, Kareltje, en état de désespoir — driekwart zelfmoord-ideejen — aan de beurs gedobbeld — Jantje, wat 'k zeg is vertrouwelijk! Dokter. Natuurlijk Dolf. Gedobbeld, om den staat van z'n vrouw bij te houden. Had 't al met 'n open gaskraan geprobeerd — niet gelukt — kan 'k niemand aanraden: de we- duwe krijgt de gasrekening! — liep gewoon te huilen — 'n gat van 'n halve ton, en 'n vermogen naar de weerlicht, als de baisse aanhoudt! — 'n Vrouw, die huilt, doet me verbazend weinig — kwestie van gewoonte — 'n man — en wat 'n door en door braaf ventje! — maakt me ondersteboven. Heb 'm geholpen. Dokter. Zoo maar? Dolf. Ruineeren zal 't me niet. Mama's aandeel — de goeie ziel: dat is nou net drie maanden geleden! — heb 'k voor veertien dagen met m'n nobelen neef geschikt — et zut! —Je had z'n blijdschap moeten zien! 'k Moest met 'm mee — naar z'n huis — en daar hebben we allebei tot vijf uur zitten pimpelen, de eene flesch Rijnwijn na de andere, 'k Heb 'm 'n tikje om gekregen — hahaha! Dokter. Dolf, Dolf — ik heb geen enkel recht je raad te geven — maar 't lijkt me toch zacht gesproken onverantwoordelijk 'n dobbelaar, zonder eenig verder onderzoek te steunen — en voor dat bedrag Dolf. Jan, nuchtere kerel, ik ben te katterig, om je ongelijk te geven — maar m'n woord is m'n woord en m'n handteekening m'n handteekening — de cheque is binnen — en de kinderen hebben Kareltje in 'n prachtig humeur gezien, als-ie ook niet te katterig is! Dokter. De kinderen? Dolf. Vier. Ja vier! Hij heeft 't verder gebracht dan jij ... Vannacht om bij half vijf, toen 'k die smerige zaken in orde gebracht had, zei-ie: loop even op je teenen mee, dan zal 'k je de kinder-slaapkamer laten kijken. Ik verzeker je, Jantje — en zonder groote woorden! — dat ik die slapende kopjes niet zal vergeten — zulke hoofdjes — en zulke mondjes — en.... Hahaha! Goud waard! Goud waard! Stel je voor — tegen 't afscheid staat Kareltje onzeker op, zet nog 'n zes, zeven wijnglazen op de tafel, giet 'r scheutjes in! Wat voer je uit vraag ik.... Ik ben bang, zegt-ie — goddelijk, pyramidaal! — dat me vrouw of de meisjes twéé glazen bij 'n half dozijn leege flesschen zullen zien! Hahaha! Hoe is-ie? 't Modernste préservatif voor getrouwde mannen, die 'n buitensporigheid doen!.... Ja. Ja.... Binnen! Vijfde Tooneel. De vorigen, Jaap. Jaap. Asjeblief meneer — de rozen. Dolf. Netjes. Daar in de vaas. Jaap. D'r zijn d'r al drie, meneer. Dolf. Allemaal met moeders? Jaap. Nee, meneer — alleen de eerste. En dan is 'r die detective, die al 'n paar maal geweest is. Dolf. Die met Jaap. Ja meneer. Dolf. Wat nou ja meneer? Wat heb 'k bedoeld? Jaap. Dat weet 'k niet — ik dacht Dolf. Lach niet!... Lach niet!... 'k waarschuw je: 'k neem 't weer af!... Laat die met — waarvan jij dacht... laat die boven komen. Jaap. Ja meneer, (af). Zesde Tooneel. Dolf, Dokter. Dokter. Is dat de man die aan 't snorren geweest is? Dolf. Ja-ja. 'n Gladekker, first class, door den chargé-d'affaires van de goeie ziel, ergens bij de politie opgeduikeld, 'n gewezen inspecteur, gesjeesd omdatie te handig voor z'n supérieuren werd! (plukt een knop uit den bouquet, steekt die in z'n knoopsgat) Jan, voortreffelijke kerel, Jan, ouwe boemelaar — als 't vandaag niet lukt — als geen van de vijf m'n — 't kriewelt in m'n keel, als 'k 't fatale woord uitspreek! — geen van de vijf m'n döch-ter blijkt, ga 'k in 'n klooster, om Hope d'r oogen, d'r prachtige oogen te ontloopen... Had je ook niet voor drie maanden kunnen denken, dat ik, ik, door'n menschje, dat om 'n haverklap m'n uitstekend humeur bederft, dat 'k bij tijden gewoon niet zetten kan — schrikkelijke individuen, die hyper-moderne wijfjes! — dat ik door zóo een aan 'n zijden draadje rond word geleid!... Als de goeie ziel 't vodje van 'n brief niet bewaard had — en dien avond van 'r dood niet de obsessie van de Stichting en 't kinderen-asyl, die groteske belofte.... Entrez! Ga zitten. Steek 'n sigaar op. Zevende Tooneel, De vorigen, Schmidt. Schmidt. (nadat Jaap de deur gesloten heeft... Ze zijn 'r. Kan 'k praten waar meneer bij is? Dolf. Sans gêne! Dokter Linden — ook uit dien tijd — rechercheur Schmidt. Schmidt. Detective, als 't u 't zelfde is. Dolf. Je mag je precies noemen zooals je wil, als je 'r maar heb! 't Zit me tot hier! Schmidt. Over mij heeft u geen reden van klagen! 't Onmogelijkste, 't bijna bovenmenschelijke, heb 'k gedaan. Voor niet één zaak moest zoo gesnuffeld worden — niet één was zoo ingewikkeld. Dat behoef 'k zeker niet te resumeeren!.... Dolf. Resumeer gerust — laat m'n vriend, den dokter meesmuilen — die denkt honderd tegen een, dat we stil hebben gezeten! Moordenaarswerk! In 'n woestijn vind je iemand makkelijker, dan in de zoogenaamde geordende samenleving! 'n Schande, 'n schande.... Niet rooken?.... Schmidt. 'k Steek 'm liever bij me. Dank u. Dokter, die vrouwspersoon is met of zonder 'r kind radikaal, spoorloos verdwenen — spoorloos. Toen de zaakgelastigde van wijlen mevrouw me bij zich ontbood, zonder te zeggen wat 'r aan 't handje was, zei 'k, zoo zeker als van 't uur van m'n dood, dat 't bagatel — 't bagatel: 'k had lastiger zaakjes uit- gepluisd — binnen 'n week afgehandeld zou worden. Dat kon 'k beloven, kon 'k, omdat we aan de kleine strafzaak tegen meneer houvast hadden, dat van.... Dolf. Jawel jawel — meneer is me zelf met nog wat vrienden met 'n tweespan aan de gevangenis komen afhalen, hahaha! Herinner je je, Jantje? Dokter. Hahaha, en hoe! Schmidt. De dossiers heb 'k nageslagen — vond den naam van den koloniaal — werkte den Burgerlijken Stand '89, 90, 91 af, zag dat de koloniaal in 94 in Atjeh stierf — geen zuster ingeschreven — niet één zuster.... Dokter. Hoe is dat mogelijk? Hij trok toch voor z'n zuster partij! Dolf. Val nou niet in de rede, Jantje, kind ! Je hoort toch de feiten ! Natuurlijk 'n uit z'n duim gezogen zuster, om zelf geen straf op te loopen — we hebben allebei legio zusters in die dagen gehad! Schmidt. Toen zat 'k vast. De brief aan mevrouw, dien 'k in 't begin niet lezen mocht, was met Sofie onderteekend — en meneer had 'r nooit anders dan, dan.... Dolf. Dan kreeftje genoemd — omdat ze zulk magnifiek rood haar had — en gek met kreeft was — één avond twee heele bussen.... Schmidt. Toch erg onverstandig, a!s ik 't opmerken mag — 'n verhouding zonder van Dolf. Gebeurt me ook nooit meer. Kreeftje, Puckje, Snipje — 'k moet 't me afwennen. Schmidt. 'n Volle maand ben 'k bezig geweest — de sigarenwinkel was verdwenen — de handschoenenwinkel sinds jaren op de flesch. De college-vrienden van meneer, die 'k zoo voorzichtig mogelijk en met de wanhopigste tact polsen wou, hadden niet zooveel geheugen meer — getrouwde menschen mèt posities — alleen 'n ongetrouwd lid van de Rechtbank sprak óók van Kreeftje Dolf. Hahaha! Plums! Herinner je je Plums nog — Plums met z'n museum schelknoppen en andere gemoerde dingen! En vertel 'ns van je bezoek aan Baars, Schmidt — Kostelijk ! Kostelijk ! Schmidt. Mr. Plums zei dat Dominee Baars 'r mogelijk ook gekend kon hebben — mógelijk. Die was juist naar 't Noorden beroepen. Die vroeg 'k met 'n niet te beschrijven tact, dokter — 'k zette overal 't gesprek in, of 'n erfenis losgekomen was — of hij Kreeftje.... Net kwam z'n vrouw de studeerkamer in. Dominee keek me niet bepaald aangenaam aan, liet me tot an de deur uit, sméét die achter me toe — met 'n bons Dokter. Vermakelijk! Dolf. 'k Had er bij willen zijn! Schmidt. Op de registers van den Burgerlijken Stand van die jaren heb 'k gezweet, dokter — ben 't monnikenwerk begonnen na te gaan welke juffrouwen met den voornaam Sophie — aan Kreeftje had 'k bijzonder weinig — verhuisd of bevallen.... of gestorven waren. Hielp niemendal. Een Sophie, dochter van 'n slager, was naar Antwerpen vertrokken — een, dat was onder de onechte geboorten, had 'n tweeling gekregen Dolf. De hemel beware me! Schmidt.... Later getrouwd met 'n aannemer — geen sprake van 'n bijnaam Kreeftje Drie waren 'r gestorven, dochters van bekende ingezetenen — een was in 'n bordeel beland, stond in de ouwe politieregisters geboekt met zwart haar. Ik verzeker u, dat ik 'r nachten voor opgezeten heb — en namen overgeslagen, in die kleine universiteitsstad, behoort tot de wetenschappelijke onmogelijkheden, zou 'k durven beweren. Jammer dat mevrouw destijds dien allereersten dreigbrief mèt 't goeie adres verscheurd heeft — dan waren we 'r geweest. Dokter. En waar haalt u dan die vijf meisjes, die beneden wachten, vandaan? Schmidt. Waar? Als niets je meer helpt — je niet 't minste, geringste spoor vindt — de jonge dames die zich met studenten afgeven, zijn dikwijls overdag fatsoenlijk in betrekking Dolf. Zij ook — in die handschoenenwinkel Schmidt Op de flesch en zonder adres vertrokken — voor schulden — Als je uitgepraat ben, kun je nog enkel aanhoudend adverteeren Dokter. Gezocht 'n juffrouw met rood haar, die in '90 den bijnaam Kreeftje had? Schmidt. Nee, dokter. Dolf. Heb ik je de kranten nog niet laten zien? Dokter. Jij mij? Wanneer? Dolf. Heeft Hope je niet ingelicht? Dokter. Hope? Die wordt al stil en gesloten als ze je naam hoort! Dolf. (pakket van de schrijftafel nemend) Dossier van de... verloren dochter. Die blauwe potloodhalen! Je hoeft 'r maar een te lezen — allemaal 't zelfde! Ach, ach, wat 'n fumisterie, om m'n woord tegenover de goeie, geëxalteerde ziel te houden! Dokter, (lezend) „Erfgenaam opgeroepen"? Is 't dat? Schmidt. Natuurlijk. Om met tact — met tact — achter de waarheid te raken, moet je 'n gevatten aanloop zoeken Dolf. Wou jij soms liever, dat ik annonceerde:" Adolf van Walden, zoekt de dochter van 'n zekere Sofie, bijgenaamd Kreeftje, aan wie hij in '90 (korzelig)... alle duivels, de historie hangt me de keel uit!... De nonsens, om iemand zoo'n absurditeit op te dringen.... Dokter. „Erfgenaam opgeroepen". Dat zijn advertenties, die 'r inhakken! (lezend) „De exécuteur tes- tamentair van wijlen kapitein Van Reessen"... Ben jij dat? Dolf. Doe me 't genoegen en lees zachtjes! Dokter. Veel te merkwaardig, om in je eentje te genieten!.. . „van wijlen kapitein Van Reessen, bij leven gezagvoerder ter koopvaardij, heeft in opdracht een belangrijk legaat uit te keeren, aan de dochter van zekere juffrouw Sofie, achternaam onbekend, dewelke dochter einde 1890 of begin 1891 geboren werd, vader onbekend" Dat is niet bijzonder duidelijk! Dolf. Zeg, zou jij 'r de zegen niet van af willen nemen?... De vijf komen toch niet uit de lucht vallen! Dokter. En als — als — 't geluk je meeloopt: wat dan?... Wat doe je dan met zoo'n meisje? Dolf. Ik doe niets — kapitein Van Reessen, oud-gezagvoerder doet. 'n Betamelijk jaargeld — 'n centje om te trouwen — 'n... Als mama me zoo in de klem zag, zou ze meelijden met me hebben!... In geen drie maanden rust, om 'n caprice! Heb jij — die daar zoo genoegelijk zit te grunneken — makkelijk lachen van 'n ander z'n pech! — heb jij zekerheid, dat 'r niet ergens 'n Lindentje zwerft? Dat kleine rooie Kreeftje — nee kwaad mag 'k niet van 'r spreken — 't was 'n aardig ding Als 'k 'n enkele, dood-enkele keer op m'n kamer zat te zwóégen, zwerend dat 'k niet naar de kroeg zou gaan, dan kon je zoo zachies in de straat (imiteert het signaal van daareven) hooren fluiten — en als je dan je kop door 't raam stak, zag je de leuke rooie pruik... Dan smeet je de sleutel naar beneden — en dan — dan leien je gedrochtelijke boeken 's morgens net zoo eender — Jammer toch — jammer — verdomd jammer van de meid — heeft nooit geld van mij willen aannemen — Plums, Baars moesten dubbel betalen Nou, Schmidt — waar wachten we op? Achtste Tooneel. De vorigen, Hope. Hope. (door de bibliotheek binnentredend) Goeien morgen, heeren. Dolf. Was jij daar al lang? Hope. Pardon. Ik kom zoo juist binnen — stoor toch niet? — Dag dokter — dat is charmant van u Dolf. Heeft die ezel van 'n Jaap je den weg niet gewezen ? Hope. Jawel — zou u me even.... Dokter. Meneer Schmidt, detective — zuster Hope. Hope. (na wederzijdsche buiging). Jawel zeker heeft ie den weg naar de wachtkamer gewezen. Hij dacht dat ik ook Dolf. Hahaha! Onbetaalbaar! Buitengewoon! Hope. Toe meneer — we zijn niet „onder ons" Dolf. 'k Zie 't 'm zoo doen met dat gebit, dat-ie nog 'ns inslikt, als-ie strooppannekoeken eet — en met z'n gedistingeerden duim, hahaha!... Hope, wat kijk je weer als 't laatste kwartier achter 'n wolk! Mag ik je even ontlasten? Hope. Nee meneer — ik hou liever alles aan. Dolf. Ook je hoed ? Hope. Ook m'n hoed. Dolf. (haar de rozen presenteerend) Met m'n eerbiedigst welkom bij je eerste bezoek — en als souvenir aan de plechtige gebeurtenis van vandaag Hope. (koeltjes) Dank u wel. En mogen die meisjes nu boven komen? 'n Bijzonder genoegen voor ze.. Dolf. Wat bedoel je? Hope, Ik bedoel — nee niets. Ot ja! Waarom zou 'k 't niet? Héél kiesch lijkt 't niet, meneer, vijf in elkander's tegenwoordigheid te brengen die nu van mekaar wéten dat ze onechte kinderen zijn Dokter. Kom, vindt u dat zoo erg Hope. Ik ja — Als kind heb 'k dat óók erg gevoeld Dolf. Hope — we zijn niet alléén Hope. Nee — dat zei 'k juist zelf. Meneer — meneer Schmidt. Schmidt Hope. Meneer Schmidt blijft voor 't kruisverhoor? Dolf. Schmidt is opzettelijk gekomen, om met de stukken te verifieeren of de identiteit kan worden Hope... Vastgesteld? Dolf. Ja, Hope!... Of moet ik in 'n vloek en 'n zucht pa van 'n anderman's pa-lóós kind worden? Hope. Op weg hier na toe, dacht 'k, dat ik als vróuw — als eenige vrouw met de zaak bekend — de aangewezen ondervraagster van die meisjes kon zijn — uw mama zou 't beslist hebben gedaan, als ze nog leefde Schmidt. Pardon, zuster — en neem me niet kwalijk, als ik me in 't gesprek meng — ik geef in overweging, dat uitsluitend ik en niemand anders de noodige vragen stel. U heeft den ondergrond van t geval in uw gedachten — zij weten niet beter dan voor 'n erfenis, 'n èrfenis, opgeroepen te zijn. En zelfs als een van de vijf de meest frappante antwoorden geeft, dienen we nog gereserveerd te blijven — moet 't aan mij worden overgelaten de laatste informaties in te winnen op 't bevolkingsregister, bij buren en zoo voort.... Hope. Dus dan ben ik niet noodig? Schmidt. Direct nee! — Noodig zijn meneer Van Walden en misschien de dokter, die Kreeftje — pardon juffrouw Sofie — 'n paar maal gezien meent te hebben.... Hope. Dan wensch 'k de heeren veel succes Dolf. Is dat ernst, Hope? We staan 'r op, Jan Linden en ik — wat Jan? — dat je de vertooning van a tot z volgt.... Hope. Ik houd niet van dat soort vertooningen Dolf. Val je weer over 'n woord, hahaha!... Dokter. Zuster, heel, heel erg verkeerd! Gesteld dat we slagen — begint dan niet uw taak ?... Hope. Nee, de zijne. Dokter, (haar in een fauteuil neerdrukkend) Stribbel niet verder tegen! — Uw opmerking straks was niet onjuist — wij kunnen den raad van 'n zuivervoelende vrouw uitnemend gebruiken — 't spijt me dat 'k m'n eigen Annie niet meebrengen mocht Dolf. Diplomaat! (schelt) Nu exécuteur-testamentair van wijlen kapitein Van Reesen — in positie asjeblief! (tot Jaap in de deur) Opdienen ! Die met r móéder 't allerlaatst Ze weer uitlaten als k schel — 'n nieuwe bovenlaten als 'k voor de tweede maal roep. En avant. Den heelen middag spendeeren we 'r niét aan.... (telefoonschel — tot Linden, met angstige stem)... Wil jij even Jantje — of nee: jij gaat 'r te onstuimig mee om! (vraagt met veranderde stem) Wie daar?... Hallo? (opnieuw gewoon) Ben jij 't Bannema?... Kerel, k ben gekookt!... Nee, geen dankjes!... 't Eenige wat k je kwalijk neem, is dat je me zoolang onder de wijn heb gehouen! Geen vier uur getukt! Goed, goed — maar op 't oogenblik heb 'k belet. Adieu! Tot vanmiddag! (tot het meisje dat de laatste woorden gehoord heeft, en bij de deur verlegen lacht). Ben jij?... Pardon — ik zou m'n mond houden!. Laat 'r gaan zitten, meneer Schmidt. Negende Tooneel. De voriqen, Grete Donker Schmidt. Hoe heet u? Grete. Grete Donker.... Schmidt. (in portefeuille snuffelend) Juist — u heeft op de advertentie geantwoord — en ik heb u verzocht om een uur bij meneer Van Walden te komen met uw papieren. Heeft u die meegebracht? Grete (verlegen) .. Da's te zegge, meneer — me geboortebewijs hè-'k — en me getuigschrifte van me laaste betrekking Schmidt. (het geboortebewijs inkijkend) Bij wie dient u? Grete. In de winkel van Sannes, as.... Schmidt. (nauwelijks luisterend). Geboren 5 December Dolf. 5 December — Sinterklaasavond.... Grete. (verlegen) Ja. Hèhèhè! Schmidt. Waar woonde uw moeder — uw vader, heeft u die gekend?.... Grete. (giftig)- Nee, die smeerlap het me moeder voor alles alléén late opdraaie, toen-ie voor de Oost teekende.... Schmidt. Waar woonde uw moeder, toen u geboren werd? Grete. Weet ik dat!.... Schmidt. Ik bedoel geen naam van 'n straat de plaats — de stad Grete. Dat staat toch in 't geboortebewijs.... Dolf. Jongen, Schmidt — da's niet listig van je! Schmidt. ('n tikje geergerd). Ik heb daar m n reden voor, meneer, (tot Grete). Dus dan is u zeker in Amsterdam geboren — en daar woonde uw moeder al vóór dien tijd? Grete. Me benne d'r nooit vedaan geweest. Me moeder is d'r gebore en gestorreve. Schmidt. Nog één vraag, meisje — dan weet ik voorloopig genoeg, tenzij een van de andere heeren nog iets wil weten — welke kleur haar had uw moeder? Grete. Bruin — maar 't laaste jaar in t gasthuis wit. Schmidt. Dank u. Ik geloof niét, juffrouw Donker, dat u in aanmerking zal komen — maar in ieder geval hoort u nader van me. ^ Grete. As 'k maar 'n kléin beetje krijg —'k ha-d'r zoo op gevlast Dolf. Daar zullen we over denken — iets schiet 'r altijd op over. Dus uw vader kan nooit 'n student zijn geweest.... ? Grete. 'n Stedent? 'n Stedent? Nee, daar had moeder de smoor an, omdat ze in 't gasthuis zoo om d'r bed zworreve.... Dolf. Dan kan ze gaan, hè? Dag juffrouw, (schelt) Grete. Dag heere — dag zuster, (af) Dolf. Da's één niet uit de loterij, (schelt) Nummer twee / (tot Hope welke bij de laatste vragen op is gestaan — bij den doorgang naar de bibliotheek boeken uit de rekken nemend). Blameer me niet — 'r zijn 'r geen zes opengesnejen — allemaal mise-en-scène! — geleerdheidspatserij! — en die wèl in handen geweest zijn, kunnen 'n luchtje hebben!.. (Hope glimlacht pijnlijk, zit weer in den fauteuil) Weet je, Jantje, dat 'k vannacht, voor 'k eindelijk insliep, ontdekt heb, dat de vrouw 't heelal regeert? Mathematisch bewijs?... Vox populi vox Dei: de stem van 't volk is de stem van God. Dat is een. En 't nóg bekender: Ce que femme veut, Dieu veut: Wat de vrouw wil, wil God. Ergo de stem van God is de stem van de vrouw.... De stem van de vrouw is de stem van... Binnen! Tiende Tooneel. Dolf, Dokter, Hope, Schmidt, Suze Meier. Schmidt. Hoe heet u? Suze. Suus. Schmidt, Verder? Suze. Meier. Dolf. Ga d'r bij zitten, Suze. Schmidt Ik heb u geschreven... Suze. Asjeblief, 'k Hè de pepiere in 'n pakkie bij mekaar. Me moeder hiet Sefie Meier, ha zellef meegekomme as ze geen mankement an d'r been ha gehad — van 't water.... D'r fotegrawie leit d'r tussche, toe ze zoo oud as ik was — me vader hiette Cornelis van der Vliet — en ha femilie die Van Reesum hiette — en ha geen tijd met me moeder te trouwe, omdat-ie sjecheerder bij de Spoor was en in negetig overreeje wier vlak voor ze anteekene zoue... Nou da's geen schande voor mijn. En me moeder ken d'r ook niks an doen. En de naam Reesum het ze meer as eens hoore noeme — die was toe stuurman op de paketdienst Schmidt. Ho! Ho!... Niet zoo doorslaan, juffrouw Meier... Suze Me vader Schmidt. Suscht!.. Even inkijken. (leest de papieren, die hij in de hand gehouden heeft) Dolf. Geef u mij 't portret, meneer Schmidt. (bekijkt het) Nee. Nooit gezien. Onmogelijk, (droog)... En 't is natuurlijk onwaarschijnlijk, dat uw moeder in '90 den bijnaam Kreeftje had? Suze. Kreefie?... Hèhèhè!... Kreefie... Da's me ook 'n verneukerij!... Wie hiet 'r Kreefie?... Schmidt. Ik heb van mijn kant niets meer te vragen, meneer... Dolf. Ik evenmin, geachte exécuteur-testamentair! Schmidt. Dan wordt u wel bedankt, juffrouw. Suze. Gossie — is 't al afgeloope? — U het me pepiere haast niet ingekeke... De brieve van me vader an me moeder, toe-ie nog vree... In die eene met de inktveeg d'r op zeit-ie dat z'n oome Reesum. ... Schmidt. Ik zal u morgen bericht geven en op vergoeding van de reiskosten kan u rekenen Suze. Gossie, gossie meneer — me broeie d'r zoo allejeezis op! — Door me moeder d'r water in d'r beene, staat de helleft van 't boeltje achter de schuine deur 't Klopt toch met de avvertentie Dolf. Vergeten zullen we u niet. (schelt) Suze. (opstaand naar de zij der deur)... As meneer dan me nieuw adres wil schrijve... Van de Tolsteeg gane me verhuize — morrege — na de Zijp nommero 78 bove — dan ben 'k dichter bij de febriek. Het u 't?.... Schmidt. Ja, ja. Suze. Heere... Heere... Jefrouw... (af) Elfde Tooneel. Dolf, Dokter, Hope, Schmidt, Sofie delange, Aqnes Delanoe. Dolf. Hahaha!.. 'k Had waarachtig moeite me goed te houen. Dat schepseltje heeft nou ook geen seconde d'r handen stil in d'r schoot gehad, terwijl ze bezig was — of ze 'r den St. Vitusdans in te pakken had! — Uit je humeur, Hope? — Kind, we zijn nog niet op de helft, 'n Goed hengelaar doet 't met geduld. M'n kans is nog niet verkeken.... (tot de binnentredenden)... Ja!... Kom binnen!... Twee?... Twee tegelijk?... Schmidt: da's je tweeling!.... Schmidt (tot Agnes)... Wil ü sivoeplee weer na de wachtkamer teruggaan?... Een voor een sivoeplee! Sofie. Da's me zus, meneer. Schmidt. We kunnen 't zónder getuigen af. Agnes (driest)... De heer van me zus wou niet dat ze alléén.... Dolf. Is-die fameuze heer bang dat uw zuster opgegeten zal worden? Agnes. (driest) Opete nee. Opete late me zus en ik ons niet — maar me kenne de foefies van de heere — me benne niet van gister... Ik zee: je vliegt 'r niet in — en de heer van Fie zee óók je vliegt 'r niet in Daar het u niet zoo zuur om te kijke — want mijn Dolf— Spreek uit Agnes... Nee ik smoes niks meer. Je zeit licht meer as je verantwoorde ken, waar Fie? Schmidt. (haar in de rede vallend)... 't Is welletjes juffrouw... (tot Sofie)... Dus ü komt op de advertentie? Sofie. Ja ik — ik kreeg 'n briefie, om hier bij meneer te komme. Dolf.... Gaat u zitten. Agnes. O, wat 'n lékkere stoele! Om in te sterve! Precies as bij,., (slaat de vingers in gebaar van iets in te houden voor den mond). Sofie... De papiere, die op 't lijstje stonde, hè-'k meegebracht — me geboorteacte Schmidt— Asjeblief Agnes... Jawel — met 'n maar d'r bij — me late niks achter as tegen bewijs.... Sofie... As tegen bewijs.... Schmidt. We geven u alles dadelijk weer terug. Agnes. Dan is 't goeie, Fietje. Schmidt Geboren 17 Februari 91 in —Leiden... Dolf.... In Leiden?... Sakkerloot!... Opletten, Jantje Schmidt Woont uw moeder nóg in Leiden? Sofie... Of ze d'r.Wéte me dat, Agnes? Agnes... Nou da's niet te denke, hahaha ! Ze hèt'r in negetig en zoo gewoond. Schmidt... Zou u wat duidelijker willen antwoorden? We zitten hier niet om raadseltjes op te lossen. Agnes. Nee, me zitte wel as onze lieve Heer zélf in die stoele van leer — maar voor cherades benne me hier niet. Mot dat nou an zoo'n bóél mensche verteld worde?.... Schmidt... 't Is in 't belang van de erfenis, niet waar ? Agnes... As 't dan geen pan en geen kul is — ü hoeft niet weg te gaan, zuster! Hope... Zoo als u wil.... Agnes ... Blijf op uw gemak! — (Hope zit weer) In u hebbe me meer vertrouwe as in die meneer... Dolf. Dank je wel — wat 'n zeldzame.... Agnes... Googemert, wat! — Zeg me kenne de wereld, me zus en ik! — Me moeder, meneer van de politie — nou herken 'k je, hahaha! — is d'r in '95 met de een of andere druif vandoor gesjeesd Schmidt... Toe, toe, toe! Agnes. Je vraagt 't toch!... Toe het tante ons in d r huis genome — Me hebbe geen van twee n vader — wat Fie? — de mijne is getrouwd en woont in Den Haag — béwi'jze ken 'k niks — die van haar nou, Fie, doe ook 'n mondje open — jij ben de oudste en mijn laat je klesse Sofie. .. Ik ken me vader niet — Ik ben in Leiden gebore — zij in Brussel Schmidt... Had uw moeder in Leiden 'n bijnaam? Sofie... Weet 'k niet. Agnes. .. Dat zal wel. En die zal ze gloeiend verdiend hebbe, 't mensch!.... Schmidt ... Dat vragen we niet. Agnes... O. Schmidt. .. Herinnert u zich — '95 is 'n heele tijd — welke kleur haar uw moeder had?. Sofie. Rood — as me zus. Agnes^ Dat hoef-ie 'r niet bij te zegge — ze zijn Dolf... Rood?... En ze heette Sofie? Sofie... As ik. (een stilte) Agnes... Nou zeit niemand wat? Dokter, (tot de twee)... Ik zou wel graag willen hooren wat uw moeder in '90 in Leiden dee? Weet ü dat of ü? Agnes. Niet veel bijzonders ken je wel denke. Dokter. Dat bedoel ik niet. Had ze de een of andere betrekking? Sofie. Hoe kenne wij dat raje? Agnes. Toe tante nog leefde, zee ze dat moeder nou laa'k 't maar niét zegge Sofie... Nee, zeg 't niet. 't Het 'r niks mee uit te staan Dolf... (aarzelend).... Kan uw moeder 'n relatie met 'n student hebben gehad? Sofie... Wat geloof jij, Agnes? Agnes. Ik geloof niks. Student of geen student 'n patser was 't gedorie — om me zus te late stikke Schmidt... Jawel, jawel. Maar nu de puntjes op de i — wat noodzakelijk is! — Zou een van uw andere familieleden zich misschien kunnen herinneren Sofie... Me hebbe énkel 'n neef, die we nooit zien. Schmidt... Zou die weten Agnes. Dat broekie!... Die weet enkel van vuile en schoone kinnen — die barbiert.... Dokter... Kan uw moeder bijvoorbeeld in 'n sigaren- of in 'n manufacturen- of in 'n handschoenenwinkel in betrekking zijn geweest? Sofie. .. Alles ken.... Agnes... Wij benne op 'n atelier — dan ken zij.... Kan óns 't schelen! Hope. Wil u mij eens antwoorden? Sofie. Natuurlijk juffrouw. Agnes. (verbeterend)... Zuster — zie je toch! Hope. Hindert niet. Heeft uw moeder nooit aan uw tante 'n woordje geschreven? Sofie. Jawel juffr.... — zuster. Hope. Uitstekend. Dat móét zekerheid geven — voor de erfenis — als u een of meer brieven bewaard heeft.. Agnes... Ja. Me hebbe d'r 'n berg van — uit Amerika, wat Fie?... Van '96 en '97 — as ze cente an tante stuurde — en toe nog is een van '99 — sekuur hoor — twee negetjes naast mekaar — dat was de laatste Sofie... Vergis je je niet? Agnes... Nee hoor!.. D'r was vijftien dollar bij... Hope— Zouen wij die brieven ? Dolf... Waarvoor?... Voor wat? Dokter... Ja, zuster, is dat nóódig? Hope... Nee. Dat is te omslachtig. We kunnen't makkelijker af! (tot Dolf)... Heeft u den brief, die bij 't testament van.... van.... kapitein van Reesen lag bij de hand, meneer? Schmidt... Voortreffelijk, zuster! Bravo! Ik begrijp uw bedoeling! — Ja, meneer Van Walden: die brief kan den doorslag geven, bijna volkomen Dolf. (een la van het bureau opensluitend).. Ja, dien heb 'k ergens gestopt — gestopt — gestopt — Nee, hier niet (andere la openend)... Da's 'n sla overal — 'n hutspot — moet 'k toch eens probeeren te ordenen.... Wel wat drommel, gevlogen kan-ie niet zijn... (zoekend) Nee — nee — nee... Waar kan-ie dan? Curieus: gebeurt altijd als je iets noodig heb!.... Eureka!.... Eureka!.... t Lag vlak voor m'n neus... (neemt den brief uit den sigaren-schedel) Zeker door Jaapje verlegd..... Voila, monsieur Schmidt Snappen doe k t niet Schmidt. (fluistert Hope iets toe — zij knikt)... Zoo dames — nu hou ik dezen brief 'n beetje gevouwen den héélen inhoud hoeft u niet te lezen! — en antwoordt nu eens vooral niet te haastig of de handteekening Sofie èn of 't handschrift op dat van uw moeder lijken. Zegt u ja — dan moeten wij op onze beurt uw brieven inkijken. Niet haastig 'r hangt 'n boel van af! (een aangehouden, nieuwsgierige stilte. Agnes buigt over Sofie's schouder, leest hardop). Agnes — ik" — ja daar staat „ik^ — „ik ben wel lichtzinnig maar niet slecht mevrouw .." (tot Sofie).... Hou je duim opzij! „en ik lieg niet Zoo zoo" — hou dan stil, Fie! — „zoo ferachtig as God me hoort..... het is het kind van u zoon... Die zich noempt... Sophie... Sofie. (haar zuster aankijkend) Nee, hè ? Wat vin jij? Agnes... Vraag-ie dat nog?.... Da's 'n keukenmeidepootje!... Of ze met d'r linkerhand het geschre- ve! Nee — moeder het 'n lóópende hand — dat hjkt op niks! — „ferachtig as God me hoort" Ferachtig.... Ferachtig!.... Daar hoef-ie geen twee telle over te prakkizeere.... Da's zoo min van onze moeder as ik van me schooier van 'n vader ben. Dolf. (opgelucht)... En is 't ónmogelijk, dat uw moeder vroeger Kreeftje heette? Sofie ... Kreefje, hahaha! Agnes... Nou beginne me te merreke hoe laat 't is! Wat n flauwe bak! Qoed da-je niet alleen op asjeblief?833" be"' F'e' Magge me de PaPiere terug Hope. 't Was geen aardigheid, juffrouw — ik zal zoo vrij zijn nog eens persoonlijk bij u aan te komen. Agnes. As 't voor die brieve is, hoeft 't niet, zuster r ^.'r schrift is met dat vuur en water. Blijf jij nog zitte?... Dag mensche!... Sofie.... Dag juffr... zuster. Dag heere... Aonif- (bij de deur)... As 't géén aardigheid met dat Kreeftje was dan het de man van die Kreeftje toch zeker óók 'n fijne bijnaam gehad... Bejour al emaal ! (geprikkeld aj. Hope is bij de laatste woorden de bibliotheek ingeschuifeld.) Dolf. (schellend)... Dat was 'n stelletje! En die kleinste... nou! 'n Verbazend vief ding! Twee drie jaar ouwer, dacht 'k terwijl ze bezig was — en ze zou... Complicatie voor 'n roman fin-de-siècle: de zuster van je dochter trouwen — grootpapa van je dochter — goed dat Hope me niet corrigeert... (tot Jaap)... Nou? Waar blijft de moeder met... 'k Had je toch gezegd... Twaalfde Tooneel. Dolf, Dokter, Hope, Schmidt, Jaap. Jaap... 'k Wou daarnet niet storen, meneer — maar dat meissie is benejen niet goed geworden — het 'n toeval of zoo iets.... Dolf Had je niet eerder (naar deur) Dokter... Ik zal even kijken, Dolf — blijf jij (a f door Jaap gevolgd). Dolf. Dan kunnen wij de séance opbreken, meneer Schmidt — Mocht voor die twee beneden uw advies noodig blijken, dan telefoneer ik. Schmidt. Goed meneer. Dolf. En uw declaratie ontvang 'k graag met zeer bekwamen spoed. Schmidt. Dank u, meneer. Dus niét langer adverteeren? Dolf. (luchtig) Nee — nee. 't Heeft geen Zweck. Ik heb m'n Schuldigkeit gedaan — „der Moor kann gehen"... Een moment nog. U zendt me de adressen van die erfenisjaagsters. Licht dat ze 'n kleine verrassing krijgen! Bonjour! Bonjour! Schmidt. Uw dienaar, meneer — u heeft me maar te ontbieden, (bij de deur voor Jaap uitwijkend) Uw dienaar, meneer. Dolf. En? Jaap. Of 'k effen om 'n rijtuig mag telefoneeren ? Dolf. (in de bibliotheek kijkend) Ga je gang. Jaap... 1290... Rijnders?... Met Van Walden. DadeIijk vigelante — dadelijk, (schelt af) Dokter... 'k Ga 'r vandoor Dolf — Zijn de anderen al weg? {Jaap af)... 'k Zal 'r met 'n rijtuig thuis brengen. Dolf. Toch niet sérieus, boy? Dokter, 'n Epileptisch toeval, de stakker — is alweer bij kennis... Hope... Kan ik behulpzaam zijn, dokter? (komt uit doorgang van de bibliotheek). Dokter Nee zuster. De eigen moeder is 'r óók bij — en dan rijd ik meteen door. (tot Dolf)... En geen sprake van dat!... Heeft nooit 'n voetstap in loeiden gehad... Kind van 'n marinier die in't gekkenhuis overleden is... Wat 'n stakker, wat 'n wurm!... Zit benejen te snikken, nou ze 'r positieven terug heeft, dat je 'r beroerd bij wordt Adieu. Tot ziens, Dolf... Tot straks, zuster, (af). Dertiende Tooneel. Dolf, Hope. Dolf. Je heb toch gehoord, dat Linden t alleen af kan? Hope. Ik word aan de Stichting gewacht. Dolf Lunchen we samen — kom zeg nou niet nee ! (wil schellen), 'k Zal orders geven, dat ze in vijf minuten. Hope. Dank u. Dag meneer. Dolf. Dag meneer! Dag meneer! Hope, je behandelt me niet fair, niet loyaal! Al m'n voorkomendheden stuiten af — op 'k weet niet wat Ik buig me ik gehoorzaam, om 't zoo te zeggen, aan elk van de dingen die jij nog niet eens uitgesproken heb, en m — ^ij gaat voort — met 'n stugheid, die me razend maakt... Hope. Meneer... Dolf... Schei uit met je ge-meneer — voor jou ben 'k Dolf!... Hope... Dat laat zich niet dwingen... Dolf . Niet dwingen?... niet dwingen?... Kan 'k je niet volkomen eerlijk in je oogen kijken als k be weer dat 'k na dien nacht bij mama s lijk van elk gebaar van ieder uur rekenschap kan geven? Dat wordt op die manier 'n soort coqueteeren, 'n misbruik maken van dat ééne incident... Hope. .. Meneer... Dolf... Ik wil je meneer niet meer hooren! Hope. (wrevelig)... Daar zal u toch aan moeten wennen. Ik heb niet één reden vertrouwelijker met u om te gaan... Dolf. Dus die onzinnige jacht op 'n kind — doorgezet, om de belofte aan mama — maar nóg meer om jóu - wat je wist, wat je voelde! - die was je geen afdoend bewijs, hoe me dat vroegere speet hoe ik van jou Hope. .. Nee — die onzinnige jacht heeft me... Dag meneer. Ik geloof dat 't beter is, op 't oogenblik allerminst met elkaar uit te spreken. Dolf. Hope — ik sta 'r juist op. Misschien zet je hier in geen tijden 'n voet Hope... Nóóit meer. Dolf. (gebelgd)... Heb 'k de minste onhoffelijkheid begaan?... Was m n welkom geen bloemen-attentie?. Hope... Meneer, meneer - ik ben op 't moment in zoo n verbitterde stemming, sta zoo wanhopig-vervreemd tegenover u, dat 'k bang ben voor 'n explicatie. Dolf Heb ik tot die „verbitterde stemming" aanleiding gegeven? Ik 5 Hope. (neerzittend — gejaagd-smartelijk)... Ik heb daarstraks zoo'n moeite gehad me in te houden u niet in 't bijzijn van de anderen te... te belee- digen... U is zoo gezond — zoo gezond — zoo stevig — zoo stellig — zoo geestig — ik zoo zwaar op de hand — zoo aarzelend... O, wat haat ik u — wat heb 'k u innig zitten haten — vanaf m'n binnenkomen hier, toen u enkel vernuft, vernuft, vernuft in plaats hart, hart toonde... Dolf... Hope Hope... 't Was „onbetaalbaar, buitengewoon" dat uw bediende me in de wachtkamer bij die kinderen liet — door de telefoon vroeg u of ze chocolade, anijsmelk moesten hebben... De belofte aan dat prachtige menschje, dat nog geen minuut nadat 'k 'r verlaten had, dood uit 'r bed viel, is voor u 'n hartelooze grap, 'n „plechtige gebeurtenis" Dolf... Hope Hope... Hou uw mond! Verzin geen nieuwe vernuftsdingen — ik haal uw eigen woorden aan!... 't Heette 'n „plechtige gebeurtenis", 'n „vertooning"... Geen seconde had u de ernst van 'n misdadiger, die bang is z'n óffer te zien!... Wat is dat niet te vinden — in die radelooze Zee van menschen verdwenen kind, anders dan 'n misdadig offer geworden? (heftig)... En nu nóg staat u te glimlachen, met dien ellendigen supérieuren glimlach!... Met die roos in uw knoopsgat — na „de heele nacht onder de wijn te hebben gezeten" — dat is toch zoo, nietwaar ?... Dolf. (glimlachend).. Ja, ja... Hope... Met die roos — of 't 'n studentikooze fuif was _ 0f u 'n „typisch" uurtje meeleefde, heeft u in uw luxe-kamer — wat heb ü anders dan luxe, luxe, luxe, van af uw geboorte gekend? — die kleine optocht van verlatenenen, verwaarloosden gezien... die op 'n brokje erfenis hoopten!... Die stumper, waarvan de moeder met witte haren in 't Gasthuis gestorven is — de stumper op „Sinterklaasavond" op de wereld geschopt — was de eerste „niet uit de loterij" — aan de fabrieksmeid, voor 'r moeder sjouwend, moest u nog 'ns droog vragen over den bijnaam Kreeftje — en 'r handen hadden den St. Vitusdans! — bij de twee zusters, was u angstig, niet verheugd, niet blij iets te kunnen herstellen — toen weer, terwijl 'k in de boekerij was, sprak u van 'n roman fin-de-siècle!... Jammer dat de laatste niet hiér 'r epileptisch toeval gekregen heeft — u zou 'r nog glossen en glossen bij gemaakt hebben! Dolf... Hope — dat gaat te ver! Hope ... Te ver ?... Te ver ?... Die brief, die wanhoopsbrief van Kreeftje, Kreeftje... Dolf.... Die ik niet verleid heb!... Hope... Die brief heeft u laten slingeren — was zoek, zoek — kwam uit dat ding daar tevoorschijn — die brief, dien 'k haast van buiten ken, waarin ze smeekte, smeekte, als 'n bedelares — voor jouw, jouw kind! Dolf. (driftig)... 'n Vrouw die met Plums en Baars en anderen leefde... Wie zwetst dat 't mijn kind?... Hope... Ik! Zij! Je eigen moeder! Jijzelf!... Heeft je vernuft, je hatelijk vernuft straks niet gezegd, dat de stem van de vrouw de stem van God is? Hoe durf jij dan vragen, twijfelen, ontkennen, bij de woorden in dien simpelen brief?.... ('t papier van tafel grijpend — en driftig lezend)... „Ik lieg niet, ik lieg niet — het is het kind van uw zoon!" Dolf Nonsens! Nonsens!... 't Kind van 'n studentenscharrel ! — Wiè, wiè, wiè zou zich daar, zónder bewijs, zorgen van aantrekken? Hope.... Heeft ze geld van je aangenomen, die scharrel?... Is ze je vrouw niet geweest, je passetemps, die scharrel? Heb je de „opvoeding" van je dochter niet aan 'r overgelaten, aan die scharrel! Is m'n eigen moeder niet op dezelfde manier... Wat voel jij met je glimlach van dat alles?... Wat raakt 't jou met je roos in je knoopsgat?... (in snikken uitbarstend).. O, ik haat je zoo, haat je zoo, haat je zoo.... Dolf Hope — Hope — laat me Hope ... (wild haar tranen drogend en opspringend) ... Redeneer niet meer — praat niet meer — ik kan je stem niet meer hooren!... (af door boekerij — hij staat even houdingloos — maakt een gebaar of hij den brief wil verscheuren — zakt in nadenken op een stoel — begint hem te lezen). DOEK. DERDE BEDRIJF.1 (De huiskamer bij Dr. Linden — eenvoudig effen behang een enkele gravure - rustige meubelen. Het eerste plan, links, vormt een glazen erker, eenigszins verhoogd. Tweede en derde plan dito. suite deuren Voor den erker een kleine tafel — er in overvloed van planten. Rechts in den achterwand toegangsdeur naar marmeren gang. Eerste plan, rechts een buffet. Tweede en derde plan, dito, wederom suite deuren. Bij voorgrond, rechts, een ronde tafel, waaromheen stoelen. Vroegzomer. Zonlooze middag). Eerste Tooneel. Dr. Linden, Annie. Dokter, (komt door gangdeur geaffaireerd binnen, blijft lachend staan, loopt op de teenen naar de linkersuite, waarvan een deur aanstaat, luistert naar Annie, die het kind in slaap zingt... „'Avonds als ik slapen ga, loopen me zestien engeltjes na: twee aan mijn hoofdeind, twee aan mijn voeteneind"... — hij zit er lachend bij neer — ... „twee aan mijn rechterzij, twee aan mijn linkerzij..." Dokter... (invallend, terwijl zij zwijgt)... Twee, die mij dekken, twee, die mij wekken Annie... Suscht! 'k Heb zoo'n moeite met 'r! (kijkt 1) Dit bedrijf werd na de vertooning een weinig geretoucheerd. nog even in de kamer, sluit de suitedeuren)... Hoe kun je 't over je hart krijgen 't kind wakker te maken en me zoo te laten schrikken! Dokter. Is dat je goeien middag?, (zij omhelst hem) Nu was je toch wéér bezig, wijf, om die hobbelwieg heen en weer te duwen! Annie... Ze was zóo lastig! Wou per se niet gaan slapen Dokter... Ja, ja — dat eindigt met 'n fopspeen, als ik 'r 't oog niet op hou! — Wijf, wijf: hoeveel honderd keer moet je 't nu nóg hooren: niet opnemen, niet in de handen nemen, als ze huilen! (geefthaar een zoen)... Vannacht, toen je dacht dat 'k sliep, ben je 'r ook uit geweest... (tweede zoen)... Dat duurt tot 'k Til en de wieg 's nachts op de logeerkamer stop — en de deur op slot.... Annie... Hahaha! (schrikt — beluistert de suitedeur). ... Nee, Goddank!... 'k Durf de kamer gewoon niet uit gaan!... Zoo'n bord pap heeft ze — zóó'n bord... Wat zoek je, Jan? Dokter... Waar heb 'k vanmorgen de staten... Waar heb 'k....?.... Annie... Je brandt je — vlak bij je neus... Dokter... ('n boek van de kleine tafel bij den erker nemend)... Merci. Annie... Zou je niet één seconde gaan zitten? Presseert 't op 'n halve minuut? Dokter... Op n kwart. Consult met Deen. (op z'n horloge kijkend)... Drommels!... (wil heen). Annie... Toe, akeligheid: nog geen kwartier ben je thuis gebleven!... En van 'n consult weet 'k niks! Wor 'k buiten alles gehouen? Dokter... Consult voor Ninette van Walden... Annie... 'tDochtertje van Charles?... Dokter... Ja, ja — hou me niet langer op, wijf!... Is vanmorgen vroeg geopereerd... (tot Hope, die de gangdeur doorkomt)... Vertel jij 't resteerende, Hope, hè?... Dag wijf!... En van de wieg afblijven! (af). Tweede Tooneel. Annie, Hope. Hope. Wat bedoelt Jan? Annie. Is 'r consult voor 't meisje van Van Walden ...?... (een pop uit Hope's hand aannemend). Nee maar Hope-lief, wat ben je 'n engel! Och, wat bederf je m'n snoetje! Hope... Die kun je aan 't koordje boven 'r hoofdje hangen... (Annie omhelst haar)... Nou, nou, Annie!... 'k Zou verlegen worden, om weer'n kleinigheid mee te brengen Ging Jan?... Vreeselijk jammer — zoo'n lief, zachtzinnig meisje — ach, wat zielig! — heeft na de operatie liggen lachen — niets aan te doen — niets. Dat consult had net zoo goed.... Maar Van Walden wöü 't, wöü 't... Stakkerig! 'k Had geen oogenblik Charles — 'k heb 'm toch vrij lang bijgewoond — op zulk 'n hartstocht voor dat ziekelijke, frêle ding getaxeerd Annie. Jullie hoopten toch — toen 't voor veertien dagen kwam... Hope... Dat deden we — Jan vond één longtop aangetast — de nieuwe acute ontsteking, die geopereerd móést worden — was tuber, tuber Annie... Wil je gelooven, dat ik 't 'n bezoeking vind, naast 't Gesticht te wonen... (luistert angstig aan de suitedeur). Als Jan me zoo iets tegen den avond vertelt, lig 'k den heelen nacht wakker, bang dat Til (de gestichtsbei luidt)... Half vijf?... Hope... Ja, da's de melk. Annie. Blijf jij babbelen, of gaan de kinderen nog naar 't strand? (schelt). Hope. Naar 't strand — met dit ruwe weer? Nee. En dan ik ben vrij. Marie en Toos hebben de beurt. Annie. Drinken we 'n kop thee? Hope. Graag. Annie. (tot het dienstmeisje)... Kaatje, kind, zetje voor twee personen thee? Weet je alleen de bus te vinden, kind? En niet 't water eerst — éérst de thee in den trekpot, hoor je?.... Of nee, Kaatje, breng liever 't water separaat Vlug en niets breken!... (meisje af)... Zoo moet 'k 'r alles duidelijk maken! Hahaha! Derde Tooneel. de vorigen charles. Charles, (door gangdeur)... Pardon als 'k stoor, mevrouw — ik zoek den dokter. Annie. Is nog geen drie minuten geleden naar 't Gesticht gegaan. Charles. Daar kom 'k toch vandaan... Hope. Meneer zal misschien langs de achterzij... Annie. Wil u niet 'n oogenblik plaatsnemen? Charles. Nee. Dank u. (stap naar deur — zich bezinnend, tot Hope)... Hope ... Hope... (ineens hartstochtelijk)... Lieg niet: is 't opgegeven? Hope. (aarzelend)... Hoe kan ik daarop antwoorden, meneer Charles... Charles. Jij, als hoofdverpleegster, weet 't zoo goed, zoo goed als zij! (heftig) Lieg niet, lieg niet! Dat is 't éénige wat 'k nog te verzoeken heb... Hope. (ontwijkend)... Eerst na 't consult —nietwaar ...niet waar? — is 'r eenige zekerheid... (hij zit neer)... Ik durf niets zeggen... En de meening van dokter Linden... (een stilte. Hij zit dof-verslagen). Annie. (hartelijk)... Kom meneer Van Walden — u is nog zoo jong — u heeft nog zoo 't heele leven voor u... (hij barst in snikken uit). Hope. Meneer Charles... Annie En u heeft 'n vróuw, 'n vrouw, meneer... Charles, (opstaand, zich bedwingend). Dank u. (af). Vierde Tooneel. Annie, Hope. Hope. .. Van z'n vrouw had je niet moeten spreken... Annie. Niet van z'n vrouw? Hope. Nee. 'k Had geen gelegenheid je te waarschuwen — die twee zijn nog niet samen aan 'tbedje geweest... Annie. Meen je dat?... Zóó gebrouilleerd? ... (Hope knikt)... Waarom? Hope. Waarom?... Ja waarom?... Zij is den heelen dag in 't gezelschap van „vrienden" — hij afficheert zich in 't openbaar, zelfs hier, met z'n maitresse... Tot vandaag lijken ze bij mekaar gebleven om de zieke Ninette... Zóó als 'tstakkertje 'r niet meer is, maar ook zoo dadelijk, laten die twee mekaar los... En dan mag 't... Ze zijn al gescheiden van... „tafel en bed"... 'n Huwelijk zonder kind is geen huwelijk... Annie Hoe kom je op den inval! Hope. Menschen zonder jullie geluk, zijn niet getrouwd — jullie huwelijk, ja da's zeker, is eerst door de geboorte van Tilleke begonnen... Vóórdien tijd... Annie. Hahaha!... Jan zou je uitlachen, als-ie je hoorde... Scheelt je wat? Hope. (die met het hoofd in de handen gezeten heeft)... Niet samen bij 'n sterf bedje — dat wordt 't! — willen komen... O, o, wat is al dat gedoe erger dan wanhopig — wat is 't angstig 'n zoo harden kijk op 't leven te krijgen, als ik 't hier dagelijks, dagelijks... Annie. Hope — wat scheelt je? hope....'n Beetje downheid — 'n tikje moeiheid — Vannacht ben 'k 'r 'n paar maal uit gemoeten — en die operatie aan dat lichaampje vanmorgen, heeft me.. .(moeilijk) ... Voor jou heb 'k geen geheimen, Ans — bij jou heb 'k me zoo thuis gevoeld, na 't werk in 't Gesticht — ik ben 'r je zoo dankbaar voor... Toen dat meisje onder de pijn lachte, lachte om ons te overtuigen dat we 'r geen zeer hadden gedaan — toen had ze denzelfden trek om den mond van — van zeker iemand... Annie Van... Hope. .. Geen naam uitspreken. Denk aan de afspraak! (wrevelig)... Wat 'n mensch met karakter ben ik, hè? Als 'k 'r zoo iets uitflap, krijg 'k 'n gevoel van afkeer voor mezelf... (quasi-onverschillig).. Waar hadden we 't over?... Over Ninette. Over den band, den heiligen band, zou dominee zeggen... Zondag heeft-ie 'r 'n boom over opgezet — over z'n „heiligen band" — dat de menschen uit 't dorp met d'r oogleden knipperden... Alleen ik niet... Ik weet te veel... Ons Gesticht is 'n te vinnige illustratie op de heiligheid.... Kinderen, kinderen, denk 'k zoo dikwijls, als ze d'r goddelijke spelletjes onder ons toezicht aan 't strand spelen: jullie beseft je zegening niet, dat je in 'n bandeloos Gesticht opgroeit, langzaam mensch wordt, zonder de wrok van 'n thuis, als de kleine Ninette, zonder 't stil gehuil van je moeder, zonder de drift om 'n kleinigheid van je vader Als ze in 't zand om me heen stoeien, me gierend van 't lachen begraven, me met z'n tien, twintig, dertig waarachtige broertjes en zusjes bestormen, krijg 'k soms de tranen in m'n oogen — voel 'k me in 't prachtigst gezin van de wereld — 't gezin zooals ik 't me verbeeld, dat 't na eeuwen overal, overal zijn zal — elk kind door z'n geboorte 't kind van ieder — van ieder — vaders bijzaak, {een stilte) 'k Ben blij dat de „mijne" me tot die gedachten gebracht heeft.... dat ik 'r geen heb Annie (glimlachend).. Hope, Hope — hoe kun je dat alles zoo akelig resoluut — haast zoo onvrouwelijk zeggen — terwijl Tilleke achter die deur slaapt Hope. .. Onvrouwelijk?... Ik met m'n zestig kinderen! ... (scherp)... Niet ieder kan... (zich inhoudend).. Neem me niet kwalijk, Ans... Ik ben vandaag geen opwekkend gezelschap... (luchtig)... Hou jij je aan den allerheiligsten band... van 't geluk., {staatop, gaat naar den erker. De meid brengt het thee-gerei. Annie schenkt het water. Van dichtbij, benee, klinkt kindergejoel. Hope opent het venster, zwaait met den arm...) Dag jongens! Dag! Dag Fritsje! Wil jij me vandaag niet zien? {kinderstem: „Dagmoeder!')... Dag Suus! Dag Suus! (Kinderstem: „Dagmoeder!") ... Dag Henk! Heb je erge pijn, dat je zoo hinkt, kind ?... (Kinderstem: „Nee, moeder ! Dag moeder l") .... Foei, Foei, wat laten Toos en Marie de kinderen hollen! Daar valt 'r al een... (de handen als 'n roeper voor den mond)... Toos! Toos! Niet zoo dicht bij de sluizen! Hoor je? (Vrouwestem: „Joeoe-oe!") Meer bij de duinen! (Vrouwestem: „Joeoe-oe! ). Annie. Drink nu je thee — 't zal wel marcheeren! Hope. (naar de tafel). Zeldzaam zorgeloos die betaalde verpleegsters! En die sluizen, zoo dicht bij 't Gesticht, hinderen me eiken dag... Herinner jij je nog dien schippersjongen verleden jaar... Hoe-ie door de zuiging Annie. .. Natuurlijk... Nee geen détails... Afschuwelijk! Hope. Goed. (zit neer)... Van dat Fritsje hou 'k dolveel . Dat is 'n schat van 'n bengel — 'n dot — altijd ernstig — en 'n mondje! Als 'k voorbij z'n bed ga, móét 'k 'm pakken — en in z'n slaap slaat-ie nog z'n armen om m'n hals. Annie. Is dat dat grappige broekmannetje, dat de eerste dagen om 't geringste vlóékte? Hope. Hahaha! Ja: obberdorie, obberdomme — goed zeggen kan-ie 't niet! De zusters maakten 'm in 't begin telkens boos, om dat gebrabbel te hooren — en omdat ik toen z'n partij trok, zijn we de beste maatjes geworden. Smakelijk kopje, Ans. Gelukkig dat 't ventje hiér is gekomen. Als je 'm vroeg, babbelde-ie: me moeder zit in de hemel en me vader is !n obberdommesche dief. Van z'n grootvader geleerd. Fijngevoelig als-ie is! Moeder, zei-ie nog geen uur gelejen tegen me: ik hou van jou zooveel, zooveel, ik hou van jou duizend. Aardig, hè? Aardig als iemand duizend, duizend van je houdt.... Vijfde Tooneel. De vorigen, Dolf. Dolf. (in wit badkostuum met witte pet)... Hm! Annie. (tegelijk met Hope verschrikt opstaand) Meneer, is dat 'n manier! Dolf. Dames!... Mevrouw Linden... Juffrouw... De buitendeur stond aan... en... Laat ik u niet derangeeren... Gaat u zitten... Annie We hadden u niet gehoord. Hoe komt u zoo uit de lucht vallen? Weet Jan dat u... Dolf. Onwaarschijnlijk... (tot Hope)... Ik verjaag u hopelijk niet, juffrouw? Hope. Volstrekt niet, meneer — ik heb te werken... Annie En je zei dat je... Hope. ... Jawel. Maar niet te lang. Dag Ans. Dag meneer. (Hope af). Zesde Tooneel. Annie, Dolf. Dolf. Ja, ja. Vogelverschrikker. Mag ik zoo vrij zijn? Annie. Zóó vrij, ja. Dolf. (neerzittend). Om te beginnen gefeliciteerd, mevrouw, voor de tweede maal — nu mondeling met jullie jongen... Annie. (lachend)... Meisje. Dolf... Meisje?... Heeft Jan zich zoo vergist? Annie. (lachend)... Of Jan zich vergist heeft?... Dolf.. .. Dan ik — dan ik... Waar laat 'k die buitenmodelsche pet?... Excuseer dat 'k 'r mee binnen gekomen ben... Geef u geen moeite... (scheert haar in een hoek)... Da's minder comme-il-faut dan makkelijk... Aardig huis hier. Suite èn suite — vijftien meter — heb 'k dat goed onthouden? Hahaha! Annie. Uitstekend. Maar 't is wel 'n tijd geleden, dat u in die vijftien meter was... En bedrieg 'k me — of droeg u vroeger géén lorgnet? Dolf. Nee u heeft 't correct onthouden Dag Jan! Dag ouwe kerel! Ja, ik ben 't Zevende Tooneel. De vorigen, Dr. Linden. v Dokter. Dolf, jij?... Wat heb je voor zonderlinge ingeving, om hiér te verzeilen? Dolf. Merci voor de buitengewóón-hartelijke begroeting, hahaha! Ik kom voor zaken, na 'n lange reis als commis-voyageur door 'tnoorden en 'tzuiden... Dokter... Bril jij? Dolf. Lei 'k juist aan je vrouw uit! — Daar heb 'k de sensatie wéér, mevrouw, de óüwe, zóo als ik u zie, van dien fameuzen eersten steen van de Stichting, met den dominee-met-'t-wratje... Ja ik bril, Jantje, kerel, kind! Kreeg 'k ineens, zonder waarschuwing, in 'n Belgisch nest. 't Las m'n krantje — en rutsch al de Reuter-telegrammen aan t zwemmen — collegaatje van je opgezocht — lorgnetje en niemendal gebeurd — de letters zwemmen niet meer, maar bij *t zwemmen zelf — moet 'k oppassen geen botsing te krijgen — Voor de bain-mixtes deug 'k niet meer, hahaha! Kerel van harte met je dochter!... Maar aan me geschréven heeft-ie 'n zoon, mevrouw! Hindert jou wat? Dokter. Nou — iets hindert me. We hebben zooeven je neef Charles.... Dolf... Is Charltje hier? Dokter. Jawel. Met z'n vrouw. En 't kindje is bij ons op de ziekenzaal Dolf. (plots ernstig)... Is Ninette.... Dokter. Opgegeven. Dolf. Dat meen je niet. Is de kleine Ninette... Wat scheelt 'r? Wat heeft ze? Dokter... Hopeloos. Móést 'r opereeren — hij wou Deen in consult, en 't eenige wat Deen kón verklaren, was dat m'n chirurgisch ingrijpen uitstel van executie geweest — hij zou 't zélfde gedaan hebben.... Dolf, beste kerel, toen we met z'n tweeën in de wachtkamer kwamen — om 'm voorzichtig voor te bereiden — op de quaestie van uren nog — toen liet-ie ons niet eens aan 't woord komen, toen begon-ie zoo miserabel te snikken, zoo ineens oud en hoe zal 'k 't zeggen, dat we 'r zelf door kapot werden Annie. (nerveus)... Jan, ik kan zulke dingen niet hooren.... Dokter... En je verweet me dat 'k je buiten alles hou!... Dolf. Waar logeert-ie? Dokter. In Royal.... Je ben toch niet van plan 'm dadelijk op te zoeken? Dolf. Dat ben 'k zeker. Dokter ... Doe 't niet — niet nü... Die twee vijandenvan-mekaar hebben op 't oogenblik niémand noodig. Dolf... Au fond spijt 't me, dat 'k met 'm overhoop lig... Zou 'k vanavond? Dokter... Morgen — morgen... Ninette kan 't nog 'n veertien dagen halen, naar menschelijke berekening — nee, vandaag ontraad ik 't stellig.... Had jij 'n verschil met 'm? Dolf... We zijn met advocaten bezig geweest — na mama's dood — over 't legaat voor de Stichting — diezelfde stichting waar nu z'n eigen kind.... Beroerd! Meer dan beroerd! Dokter... Jullie hebt toch samen je toestemming gegeven — wat hebben dan advocaten. . . . Dolf. . . Nee niét samen. Hij weigerde niet alleen, maar liet door z'n rechtsgeleerde dingen over mama's geestestoestand schrijven, die ik ergerlijk — schwamm — streep door 't gebeurde Dokter. . . En de Stichting hééft 't legaat. Dan heb jij 't heelemaal voor jouw rekening genomen? En dat hooren we toevallig! Dolf... Je had 't niet behoeven te hooren — en we praten 'r geen woord meer over — geen woord niet waar mevrouw? — geen woord, Jan? — Die tengere, intelligente Ninette... En toch.. En toch.. (down) ...'k zou met Charles willen oversteken... Beter de plek van 't grafje, dan Dokter, (gebluft)... Dolf — zou jij 'ns wakker worden!... Ben jij 't die daar.... Dolf (valsch-vroolijk)... Ja!... Kun je zoo hebben. Beetje wormstekig — dagje ouder... 'n Mensch is 'n zonderling apparaatje... Wie vroeg en te vroeg lacht — jij de rest, Jantje!... 'k Begin aanleg voor hypogro... hypo... hahaha! 'k Ben blij, da'k mezelf weer 'ns hoor lachen! (opstaand) Jullie wonen hier machtig gezellig in je vijftien meter... (door het erker-venster kijkend) Ah! Goed weer in aantocht. De bommen en garnalenschuiten zeilen uit... Dokter. Hij heeft gelijk. Als die 't 'r op wagen, krijgen we mogelijk zon... Dolf. Wat is dat spektakel benee? Dokter. Van de sluizen. Nou spuien ze 't water van t kanaal in zee — Ja, dat gaat met 'n vaartje. En dat mag zoolang 'r nog niet gebaad wordt... (weerklinkt kindergezang)... Onze kinderen... Je blijft eten, Dolf? Annie. .. Jan — Dokter... Wat Jan?... Annie. We hebben één ongelukkig boutje. ... En Hope zou ook. . . . Dokter. Dan telefoneer 'k naar 't dorp. Dolf. Nee Jantje — 'k geloof niet dat ik. . . . De volgende week kom 'k mogelijk 'n paar weken. Dokter. v Jawel! . . . Bekend! . . . Vlieg 'r niet op in. . . Jij komt hier voor zaken, zei je. . . . Met 'n leege maag lukken geen zaken. . . Ik ga telefoneeren. . . Eclipseer niet, Dolf — dan krijgen we beestig mot samen ! (af) Achtste Tooneel. Annie, Dolf. Annie. Mag ik terwijl 'n kopje thee?... We afternoonen af en toe... Ja, dat is 't portret van mevrouw. Dolf. (handen op den rug onbeweeglijk)... Ja. Annie. In de récréatiezaal staat 'r buste. Dolf. (onbewegelijk) Zoo — 'r buste... Annie. (schenkend)... En snoezig-attent, meneer, hoe de oudste meisjes op 'r geboortedag — die is 'r in gebeiteld — zonder dat iemand 't wist, 'n trophee van groen en bloemen... Melk en suiker ?.. (hijluistert niet)... Ik vraag of u melk en suiker... Dolf. (zich driftig omdraaiend)... U moet me n dienst bewijzen, mevrouw. Annie. Ik? Dolf. Ik wil 'n onderhoud met Hope. Annie. Wat kan ik... Dolf. U is 'r vriendin — en 'k overdrijf niet 'r vertrouwde geworden Annie... Ze is tè zelfstandig, om zich door iemand.. Dolf. Door u wel. (nerveus-snel)... Ik moet 'r — wil 'r... Als ik 'r aanklamp, ontloopt ze me, als toen 'k daar binnen kwam... Als 'k schrijf, antwoordt ze niet... Ik ben niet meer die ik ben, daar geef ik m'n woord op... Ik heb over 'n boel... Dat wil 'k 'r persoonlijk... Daarvoor heb 'k de reis gemaakt... Dat zijn mijn zaken.... Straks met r aan een tafel zitten, doe 'k niét, of Annie. (schellend)... Goed. Gaat u een seconde daar. (wijst naar rechtersuite)... 't Meisje mag u niet zien. Maar: laten we mekaar goed begrijpen, meneer Van Walden. — ik blijf 'r buiten — en tegenover m'n béste vriendin, gebruik ik geen omwegen... Dolf. .. U kunt... Annie... Weg! Weg! Weg! (Dolf af—dienstmeisje) Loop jij even naar de overzij, Kaatje, kind, en vraag zuster Hope of ze bij me wil komen — zeg 'r dat ik alléén ben. (Dienstmeisje af zij wenkt Dolf)... Dat is de eenige onwaarheid. Meer jok 'k niet.... Dolf... Dank u voorloopig Kan 't hier? Annie. Hier of hiernaast — als ze wil... Dolf. Dank u. Annie. (terwijl hij gejaagd op en neer loopt) 'k Zou m'n thee niet koud laten worden, meneer — we hebben nog wel 'n paar minuten. Dolf. (zonder te luisteren, onrustig van den eenen stoel naar den anderen verhuizend) Maanden en maanden, mevrouw, ben 'k 'n soort Ahasverus geweest — iemand met 'n tic — een die zichzelf 'n zonderling vond, ja, ja... (verzit)... Soms heb 'k getwijfeld of 'k hier recht snik was, of 'n leventje van... van... plezier — zich begon te wreken, zooals de brave, beste menschen, die karnemelk inplaats van bloed hebben, mekaar wijsmaken... (loopt nerveus heen en weer, zit over haar)... Ze kunnen je door altijd door op 't zelfde te hameren, altijd door aan te houden de suggestie opdringen, dat je, datje hè! hè!... dat je 'n, 'n schaduw naast je eigen schaduw ziet loopen... Als 'k verward praat, mevrouw, best mensch.... Annie... Zou u dat mevrouw nou niet 'ns eindelijk laten schieten?... Ik heet Annie. Dolf. .. Mag dat? Annie... Graag. Dolf... Zegt u — zeg jij dan ook Dolf? Annie... Als u — als jij 'r niets tegen heb: natuurlijk.... Dolf... Ik heb 'n boel beroerdheid gehad, Annie — wat doet 't me 'n goed, dat 'k'ns vertrouwelijk babbelen mag! — 'n boel waarmee 'k in m'n eentje moest uitvechten — met m'n eenen ik, die m'n anderen ik uitlachte, voor de mal hield — met m'n eenen ik, die tegen m'n anderen ik zei: „je ben 'n zot, 'n kwast, 'n idioot" — met m'n eenen ik, die m'n anderen naar de tingeltangels dreef, naar vrinden, naar vrouwen — met m'n eenen ik, die spotte, vloekte, met geld smeet — me whiskey en soda liet drinken, als de andere te sentimenteel, te zwak, te willoos dee.... Van de eene hotelkamer ben 'k naar de andere getrokken, bediend, naar de oogen gekeken — grocjes slikkend, om te slapen, te slapen... Wakker liggen is 't gemeenste, 't vuilste dat je overkomen kan... Dat met m'n bril waarover 'k daarnet grapjes uithaalde — 'k voel me zoo ouwerwetsch gezond als 'k 't kan, k£n — was niet 't gevolg van minder-goede oogen — je kunt 't ook door slappe zenuwtjes krijgen. ... 'r Komt 'n leeftijd bij 'n man, dat-ie z'n draai zoekt, dat-ie z'n stuur onvast hanteert.... Annie. (opstaand)... Stil even — 'k geloof... Ja.... Ga nog een oogenblik (wijst de rechtsche suite. Hij verlaat de kamer. Tot Hope, die eerst rondkijkt). Ik ben alleen. Negende T ooneel. Hope, Annie, Dokter. Hope... Is-ie vort? Annie. Daar. Hope. Waarom laat je me dan — je weet toch... Annie. Omdat... (Hope gebaart naar de deur) Hope! Hope!... Als 'k je vriendin ben, je oprechtste, eerlijkste vriendin, die je beweert te vertrouwen — is dat dan de brééde manier?... Ik verras je niet, niet met trucs, niet met kleine listen —ik wou enkel 'n beroep op je verstand, op je vérstand, doen, Hope — waar je hart Hope... Zachtjes — hij kan je hooren... Annie... Ik zeg je een ding, zonder verdere argumenten, zonder tusschenkomst die misplaatst is: je kunt tè hardnekkig in één gedachtengang doorhollen — je kunt gelijk hebben en toch dwaas doen Ik laat je alleen — nee, je gaat niét gelijk met me de deur uit! — je blijft tien, tien, tien tellen, om 'n beslissing te nemen... (tot Dr. Linden, die binnen wil komen) Nee, Jan — je moet nog in 't dorp voor 't diner bestellen... Nee, niet binnen!... Dokter. Waar is Dolf? Annie. Dolf — Dolf wandelt 'n moment aan 't strand om 'n luchtje te scheppen... Ik wou wat tafelbloemen laten komen en wat... Man, kijk niet zoo achterdochtig!.... Onder de tafel zit-ie niet... (tot Hope)... Als je dénkt, erg stevig dénkt, lieve meid, dénk dan zachtjes — vooral zachtjes — in dié kamer slaapt Tilleke, 't eene kind — (fluisterend)... in de andere wacht 't gróóte... (zich onderbrekend, tot Jan)... Wat luister je? Dokter... Ik luister niet — ik zie 'n rare witte pet... Annie. .. Hij is in z'n bloote hoofd Blaas je 't lichtje onder de thee uit, Hope... En zachtjes voor Til?... (neemt Jan onder de arm — af). Tiende Tooneel. Dolf, Hope. Hope. (staat besluiteloos — hij opent haastig de deur) ... U wou me... Dolf... Spreken... Hope... Veel tijd heb 'k... Dolf Niet — dat wist 'k. Willen we 'r bij gaan zitten? (een stilte)... 'k Zal beginnen — met te doen wat mevrouw — wat Annie u verzocht. (buigt naar de tafel, blaast het lichtje uit)... Zoo. Hope. .. Dus u luisterde ?... Dolf. Natuurlijk. — Als u geweigerd had, zou ik u nagewandeld zijn — (zwak-glimlachend).... desnoods 'n scène op straat of in 't Gesticht gemaakt hebben Hope. .. Zou u niet liever dadelijk zeggen.... Dolf. (met den ouwen glimlach) Niet zoo hard — we zouen aan 't kind... (een drukkende stilte. Hij neemt de pop in de handen, laat die een paar maal schommelen, legt haar weer op tafel. Buiten drie verwijderde stooten van een stoomboot. Hij herneemt houdingloos het gesprek)... Is dat 'n stoomboot?... Ja, dat is 'n boot — 'k vraag naar den bekenden weg ... 'n locomotief op de golfjes kan 't moeilijk zijn... (een stilte — driftig staat hij op, loopt tot het venster, kijkt naar buiten, keert terug, zet zich opnieuw over haar)... Als ik m'n mond hou — heeft u — heb jij — ik kan tegen jóu geen ü zeggen! — heb jij me dan niks...?... In geen zes maanden hebben we elkander.... Hope. (koel)... Bij mij — bij mij is niéts veranderd.. Dolf. .. Bij mij zooveel te meer. Interesseert 't je niet te hooren wat 'k al dien tijd uitgehaald heb? Hope. Nee meneer. Dolf. (ingehouden)... Hope, 't is meer gebeurd, dat mannen, ziek door 't verlangen naar 'n vrouw, 'n krankzinnige daad... Waarom drijf jij me tot.... Hope. .. (opstaand) ... Doen we niet beter, meneer... Als u me voor dat heeft laten roepen... Dolf. (opstaand — heftig)... Je zèl hiér blijven — je zal luisteren! Hope. (uit de hoogte)... Dat zal 'k stellig niet — ik heb niet één reden... (stap naar de deur). Dolf. (hartstochelijk) ... Ik wil dat je .... Hope ... 't Kind Dolf. .. Je heb gelijk, 'k Span 't paard achter den wagen — (met moeilijken glimlach)... Je moet, al lijkt jóü dat ongeloofelijk, omdat je me tóén m'n gezondheid, m'n gezöndheid, m'n stevigheid verweet — je moet wat consideratie met me gebruiken, m'n drift door de vingers zien — Ik ben, dat heb 'k je vriendin al gezegd, niet meer die ik ben Hope. .. Begrijp u niet.... Dolf. .. Vind me om af te ranselen, zoo weinig als 'k 't zelf snap. Zouen we niet nog even kunnen zitten? .. M'n prikkelbaarheid, m'n opvliegendheid, zal 'k geen tweede keer... (zij zit neer)... Je moet je wel verbazen, niet waar, dat ik 't flirten, 't hofmaken, 't inpalmen van 'n vrouw al zoo verleerd schijn, dat 'k met 'n zotte onstuimigheid jóü, net jóü, probeer te overtuigen Hope, ik zit op 't oogenblik zónder „supérieuren glimlach" — en als-ie nog even terugkomt, moet je denken dat 'n vos wel z'n haar — niet z'n... (ongeduldig)... Ik bazel!... 'k Zou ... (een stilte)... Ik ben aan 't zoeken geweest ... Hope. (verwonderd)... Aan 't zoeken? Dolf. .. Naar — naar die vroegere liaison — wat 'k mama beloofde. Hope. Zelf? Heeft je „detective"...? Dolf. .. Ik heb 't persoonlijk, persoonlijk — zonder hulp — gedaan. Heb je daarvoor geduld? Hope. Als 'k 'r u 'n genoegen .... Dolf. . Na je diepe, barre verontwaardiging, dien dag, ben 'k eerst woest op je geweest, heb n paar weken op de lamste manier tot laat in den nacht gefuifd — je krijgt alles, alles te hooren! — om me te „wreken".... En als 'k katterig thuis kwam, liep k met de meest onzinnige gedachten, hoe 'k jou je caprices je hoeft 'r niet op te antwoorden t antwoord geef 'k zelf! — hoe ik jou je caprices betaald zou zetten.... 'k Wou met Snip — pardon: Madame Lebeau trouwen — stel je voor, hahaha! — 't zou 'n pan zijn geworden, hahaha! — Madame Lebeau op den Burgelijken Stand — om burgemeester Haan kippetjesvel te bezorgen — Hope krabbel niet achteruit in je stoel — ik kan me niet héélemaal .. niet heelemaal in 'n andere huid steken — en omdat je daar even vriendelijk keek, kwam de ouwe natuur ... Exit... Nou zal 'k elk woord beloeren ... èlk ... Mag 'k 'n slokje nemen? 'k Heb dorst. Hope. Ga uw gang... Dolf.. Zoo. Nou heb jij 't in je hand me bij slappe, kouwe thee te hóuden... Hope... Zou u... Jan en Annie kunnen... en ik... Dolf .. Ik wou 't je betaald zetten, 't je inpeperen — en toen — en toen, in 'n week dat 'k m'n kamer voor 'n zware verkoudheid moest bewonen, waarlijk bewonen, zat 'k weer in de belabberdste, beroerdste stemmingen, de historie wikkend, wegend... Ze haat je, redeneerde 'k: larie — ze haat jou, zooals jij 'r zélf haat Hope... Ik heb nog niets van uw gezóék gehoord.. Dolf... Komt! Komt!... Je moet niet op de vervolgen van 'n feuilleton vooruit loopen... Hope... Telkens, telkens weer heeft u dien toon Dolf. (geprikkeld)... Dien heb 'k, heb k! Laat me 'm warm houen zoolang 'k nog kan — Je heb geen begrip, geen flauw begrip, niet de minste voorstelling hoe 'k door jou en mama uit m'n toon, m'n'toon, m'n toon geraakt ben!... Je heb nog niets van m'n gezóék gehoord — m'n hopeloos... Nou komt 't!... Ze zal buigen, buigen, nam 'k me voor... Ik heb geen andere schuld dan honderden, duizenden... 'k Heb niet beloofd te trouwen, daar niet aan gedacht — zou 'r om geschaterd hebben — zoo goed als Kreeftje zelf. — Ze heeft zich aangeboden — was met soupertjes en 'n Haagsch schouwburgje meer dan tevreden — was me niet trouw scharrelde met anderen als ik met vacantie naar huis was... Die gril, die kuur, die bezetenheid van Hope — excuseer, dat was m'n beschouwing uit die dagen van ongesteldheid en slapte — die nonsens die ze duizend tegen een mama ingepraat heeft... Hope... Pardon... Dolf... Je hoeft niets te beweren — je heb gelijk — ik vertel je m'n gewroet van tóén! — die gril krijg 'k 'r alleen uit, door te bewijzen, door 'r met de stukken in de hand te overtuigen — en dan kom 'k nog compleeter de belofte aan mama na — 'n belofte die ieder gedaan zou hebben — ieder in dat geval... (een stilte. Hij neemt de pop van tafel speelt er mee, terwijl hij onrustig voortpraat). Zoo, Hope, ben 'k begonnen — zoo ben 'k niet geëindigd. Wat 'n spelletje leek, 'n pogen jou „klein" te krijgen — wat de eerste dagen 'n onderhoudend inspannen van de hersens werd — draaide op 'n maniakaal willen, 'n parforce-jacht, 'n openscheuren van — van alles, neer... De familie van dien marinier, met wien 'k — dat weet je — héb 'k uitgevonden — Z'n getrouwde zusters — z'n broers — over'theele land verspreid — hadden moeite niet te lachen bij m'n vragen over Kreeftje — met 't rooie haar uit den handschoenenwinkel — De posterijen heb 'k nagerejen voor 't recu van den aangeteekenkenden brief van papa — met de honderd gulden — op de minste klank ben 'k afgegaan — in Holland — België — De registers van de — van de bordeelen, waar óok, in grootere en kleinere plaatsen, heb 'k... Verdwenen... Verdwenen... De vrouw met 't kind, 't kind waarvan die brief zoo zeker, zoo wanhopig-zeker, zoo pijndoend-zeker sprak.... Hope... Pijndoend —pijndoend—Zegt ü pijndoend? Dolf... Dat verbaast je — daar kijk je me bij aan.. Merk je dan niet, hoe de gedachte van mama en jou 'n obsessie... {bitter)... hoe 'k langzaam, als 'n slak zoo langzaam ben gaan voelen, dat als dat kind nog leeft — en 't kan leven — 't kan, kan! — dat dat meisje dan op 't uur dat we hier met elkaar praten, zoo verloren is — als — als... (staartvoor zich uit)... Ja. Ja... Eens heeft Snip me in 'n hotel van vijfhonderd kamers gezocht, en ontmoette me niet, omdat ze enkel m'n voornaam wist. Dat was 'n puzzle, 'n goeie mop... Als je 'n brief ergens opgeborgen heb, zeker opgeborgen — en je vindt 'm niet, dan zoek je nijdig en zenuwachtig tot-ie na dagen en dagen vloeken vlak voor de hand ligt — zooals dien middag tusschen de sigaren... Maar dat levende menschen, levende, 'n vrouw en 'n meisje van achttien verdwijnen, zooals 'n steen 't achter ons in 't water, zou doen — en dat je 'r telkens over piekert, zonder resultaat da's... da's... (laat de pop vallen).. Jij heb toen gesproken van 'n radelooze zéé-vanmenschen — dat was juist — de zee spoelt weg, spoelt niet terug... (verschrikt opkijkend)... Hope, huil je?... Waarom huil jij, Hope? Dolf. .. Omdat — omdat... Dat kan 'k nu niet zeggen. ... Omdat... Willen we niet verder Dolf... Niet verder? Hope. Nü niet... Je heb me verbazend... verrast — ik dacht niet aan de mógelijkheid — dat jij — dat ü.. Dolf... Toe hou je an dat jij... Na de wandeling met de boschviooltjes, die je droogde — nee, niét droogde! — heb je nog maar één keer je u's vergeten — dien middag bij mij thuis... (haar z'n hand toestekend)... Weiger je nóg, Hope? Hope. .. Geef me den tijd, om — om te overleggen — je heb me zoo overrompeld... Dolf... Om te overleggen... Moet je bij dat overleggen... je verstand „raadplegen"?.... Hope... Je heb beloofd niet meer op te vliegen — Dolf! (legt haar hand over tafel op de zijne)... Eens — laat me dat zeggen, zonder de intentie bijna vergeten dingen levend te maken — eens trapte je m'n groote, vreeselijk-groote genegenheid — door je ruwe overval in m'n slaapkamer — dood — toen, in den nacht dat we samen bij 't sterfbed van je mama, in die hotelkamer waakten, had 'k 'n niéuwe vurige hoop — en we gingen voor de tweede maal van mekaar. Hij houdt z'n belofte aan mevrouw niet, dacht 'k — hij bréékt 'r niet: hij spot over alles heen — 't wordt geen daad — geen daad... — toen heb ik me iets heiligs, plechtigs voorgenomen: jou onder géén, géén omstandigheden te trouwen — mezelf aan de kinderen hier te geven... Stuif niet op Dolf... Ineens die belofte vergeten, zónder overgang voor de dèrde maal 'n heerlijk vertrouwen in — in jóu vastgrijpen — dat durf 'k nog niet aan. We zitten, door 'n wonder, door 'n wónder, beter, oprechter tegenover elkander, als we 't ooit, ooit.... Nee doe nu niet brusk, niet meer zoo hartstochtelijk als vroeger... Van af de jaren dat ik als kind, zonder ouders — gedacht, maar vooral gewrokt en gehaat heb — heb 'k verlangd, niet te zeggen hoe innig verlangd... 'n eigen kind in achting voor mezelf — en m'n man grootte brengen... Dwing me op 't oogenblik niets met je oogen af — ik zeg niet nee — niet ja — ik vraag uitstel Dolf. (geprikkeld)... Uitstel?... Nog eens uitstel... Hope... Ik ben bang dat wij — u en ik —(haastig) jij en ik.... Dolf Dat wij wat?... Hope. (moeilijk)... Dat we bij mekaar niet meer dat — dat geluk zullen vinden. Dolf. (hartstochtelijk) ... Onwaar!... Onwaar!... Jij voelt dat zelf anders... Hope. .. Misschien, misschien hèb je gelijk — laat me overleggen! — We hebben mekaar in zoo'n tijd niet gezien — in geen maanden en maanden — Als jij veranderd ben, ben ik 't mogelijk ook Dolf. .. Met andere woorden: voor de derde maal de bons?... Verlang je nog meer, nóg meer van me! Hope. .. Nee ... Maar je moet 't me met mezelf laten uitvechten We zijn allebei 'n dagje ouder geworden (met moeite) En 'k had 't me al zoo afgeleerd aan jou te denken — in de bezigheden van eiken dag hier.... Dolf. .. Dus... Hope. .. Stil!... 't Lijkt me ... (gejoel en geroep buiten) Daar is iets (gaat snel op het erkervenster toe) Allemachtigste God! Dolf. (naast haar)... Is 'r 'n ongeluk gebeurd? Hope. (tot 'n man buiten)... Is een van de kinderen? Hoor je niet!.... Is een van de kinderen?... (Stem buiten: „Een van de jongens, zuster !") Hope. Groote God — een van de kinderen in de sluis terwijl 'k ze zoo gewaarschuwd heb!... Groote God — met de sluisdeuren open, als toen, als toen.... (wijkt angstig van het raam). Dolf... Steekt dan niemand van die lummels 'n poot uit!.... Hope. (als in versteening)... Is niet te redden — is niet te redden — met die strooming naar zee... Dolf. (driftig en glimlachend)... Dat zullen we zien! Hope. (wakkerschrikkend)... Blijf hier! Blijf hier! Is één leven niet genoeg! Dolf. (met star-lichtende oogen)... Als 'k jou dat kind in je armen terugbreng — overleg jij dan nog? Hope. (heftig) Dolf, Dolf — bega geen krankzinnigheid!... Als, als 't te redden was, zouen die daar, de visschers en schippers... Dolf ... Ik zie 't nog drijven — zie 't — zie 't! Bij m'n andere dollemans-jacht, zag 'k niets, niets! .... (naar de deur). Jij wou 'n daad, 'n daad...! Je zult je daad hebben Hope. (heftig)... Dolf, ik smeek je, smeek je — doe 't niet Dolf... Al zou je nou op je knieën — al zou je God en de engelen zelf (aj) Hope... Dolf, Dolf Elfde Tooneel. Hope, Dokter. Dokter... Wat is 'r?... Waar holt-ie heen? Hope... Hou 'm terug, Jan. Hou 'm terug! Een van de kinderen is in de sluis gevallen, drijft naar zee... Vraag niet verder ... Hou 'm terug!... Ik, ik, ik jaag 'm den dood in... (Dokter af). Twaalfde Tooneel. Annie, Hope. Annie (snel door rechtersuite)... Hope! Hope!... Weet je 't? ... Weet je dat Fritsje Hope. .. (hartstochtelijk) ... Fritsje? ... Fritsje!... De ellendelingen! (zakt op 'n stoel). Annie... Toen Toos omkeek wou-ie... Wat doe je? Hope. (wild op het erkervenster toestortend, kijkt, geeft 'n gil). O!... O!... Dat Jan 'm niet tegengehouden heeft!... Dolf!... Dolf!... (zit bewusteloos-starend neer.) Annie. (door het venster verschrikt kijkend). Moeder Maria ... Moeder Maria ... Hope. .. Mijn schuld ... Mijn schuld... Annie. .. Ze brengen 'n boot uit... Laten we ... Hope. .. Ik kan niet Annie. .. We zijn 'r in tien tellen.... Hope. .. Ik kan niet Annie. .. Dan ga ik... Hope. .. (zacht smeekend)... Hier blijven... Hier blijven. .. Ik ben zoo bang — durf niet naar buiten kijken O lieve God in de hemelen, God in de hemelen, God in de hemelen!... Ik hou zoo waanzinnig, zoo waanzinnig-veel van 'm.... O lieve God in de hemelen, maak me niet gek, niet gek!... Annie. .. (angstig) ... Is-ie hier vandaan — hier uit de kamer ? Hope... Ik weet 't niet, weet niets, niets!... (de armen om Annie heen slaand). Kijk niet! Kijk niet!... Bij 't leven van je Tilleke kijk niet!... Ik heb 'm vermoord. .. Als 'k m'n mond op zijn mond gedrukt had, zoo als 'k 't wóü, zooals 'k 't ieder uur van den nacht, ieder uur van den dag droomde, droomde, droomde, zou-ie me niet voor altijd alleen hebben gelaten, voor 'n kind dat hèm niet angaat, mij niet angaat, niémand angaat.... Annie Hope, in Godsnaam, kom tot jezelf!.... Misschien heeft de boot 'm.... (wil naar 't raam). Hope. (hartstochtelijk het koord van het gordijn stuktrekkend, zoo dat het voor het venster neerflapt)... . ... Niet kijken.... Niet kijken.... Ik zie 'm nooit meer terug!... (zakt met het hoofd in de armen op de tafel). Annie. .. Hope .!. Hope ... (buigt angstig-aarzelend 't gevallen gordijn 'n weinig om, staart door den kier, gaat diep-ontzet op den anderen erkerstoel zitten). Hope. (die de laatste bewegingen opgelet heeft, richt zich op) Kijk je niet meer? (een stilte). Blijf je zitten ? ... (een stilte)... Zeg je niéts ? Dertiende Tooneel. De vorigen, Dokter. Dokter, (dompt verslagen op den stoel bij de deur....) Da's vreeselijk, vreeselijk.... Hope. (ziet hem aan, barst los)... Mijn schuld! Mijn schuld!... Ik heb 'm tot 't laatst voorgelogen En om dat kind, dat vreemde kind, heeft-ie mij, mij... (zakt ineen. Annie en Jan schieten toe). EINDE. Berlijn/Scheveningen, December '07.