1100 BENNEKOM'S fED OMSTREKEN El WANDELGIDS door H. WITTE Tweede druk, geheel om- en bijgewerkt, met vele Illustraties en drie Wandelkaarten ■ Prijs 40 cents ■ UITGAVE: N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERSZ. „INSULINDE" N. V. De Modelboerderij „Het Huis Ter Aa" te DOORWERTH, Zuivere, Rauwe, Volle Melk in flesschen, NIET gepasteuriseerd, doch op eigen Boerderij, op de meest hygiënische grondslagen, gewonnen van uitsluitend eigen, H 61 TUBERKELVRIJ vee. Filialen: WAGENINGEN, Hoogstraat A 136, ARNHEM, Steenstr. 86, RENKUM, Dorpstr. 100 oooooooooooooooooooooooooooooooooooooo 0 O 1 Geldersche Stoomwasscherij ! 0 » O % (Amerikaansch Systeem) t 1 te RENKUM f O O O O 00000000000000004Q00000000000000400000 0 « 1 EIGEN BEEK | t Droging met versche lucht o O o o ^ O == O O O % = Specialiteit in het opmaken van % t tafelgoed, heeren-strijkgoed en vitrages t o o o == o f AFLEVERING MET ACHT DAGEN f ❖ o : O O o 2 In omliggende plaatsen worden de £ £ wasschen kosteloos afgehaald en £ % terugbezorgd % o o O o £ Verzending door het geheele Rijk, met £ £ tegemoetkoming in de vrachtkosten £ ❖ o o o ^ O ❖ Inlichtingen en prijsopgaven franco o £ op aanvrage g o o 40004000000000000004004440000000004000 WANDELGIDS VOOR BENNEKOM's OMSTREKEN DOOR H. WITTE. 2e geheel om- en bijgewerkte druk met vele illustraties en 3 kaarten. UITGAVE EN DRUK VAN DE N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERSZAAK „INSULINDE" TE HAARLEM. Monument op „Hoekelum" (zie blz. 21). VOORWOORD. Het is welhaast zeven jaar geleden, dat ik, op vriendelijke aansporing, er toe besloot een reeds bij mij gerezen denkbeeld te verwezenlijken, om, inzonderheid ten gerieve der jaarlijks in aantal toenemende vreemde bezoekers van dit vroeger zoo stille dorp, een wegwijzer samen te stellen voor de aan fraaie wandelingen hier zoo rijke omstreken. Ik maakte die zoo nauwkeurig en voor het gebruik zoo gemakkelijk, als in de gegeven omstandigheden mogelijk was, wat toch niet kon beletten dat het ermede ging als met alle dergelijke boekjes. Eerstens bleek mij nu en dan dat het niet vrij was van enkele onjuistheden, of liever onnauwkeurigheden, en ook dat er wel het een en ander in gemist werd, wat er toch eigenlijk in behoorde. Toch werd het zeer vriendelijk ontvangen, en schonk het mij, ook door herhaalde dankbetuigingen, veel voldoening. Intusschen verlangde ik er naar dat een herdruk noodig zou blijken, wat echter uit den aard der zaak, waar het een boekje betreft, waarvan slechts een plaatselijk debiet kan verwacht worden, niet spoedig het geval kon zijn, terwijl een nieuwe bewerking met ieder jaar wenschelijker werd. Het aantal van hen, die hier of in de onmiddellijke omstreken gedurende de zomermaanden korter of langer verblijven, of die zich hier voor goed vestigden, werd met ieder jaar grooter, 't geen onvermijdelijk invloed moest hebben op de physionomie, om het eens zoo te noemen, van deze plaats en de naaste omgeving, waarvan het algemeene karakter — ik denk hier inzonderheid aan de naaste omgeving van het Station — zóóveel verandering onderging, dat ze onherkenbaar werd. Onder zulke omstandigheden moest een wandelgids, in dit betrekkelijk kort tijdsverloop, onvermijdelijk „verouderen", en alleen bruikbaar blijven voor hen, die daarmede rekening weten te houden. De uitnoodiging van den tegenwoordigen Uitgever, om het boekje te herzien, en, voor zoover mij noodig zou blijken, om- en bij te werken, was mij dan ook zeer welkom, en bij een vergelijking zal men spoedig zien dat ik daar in ruime mate gevolg aan gaf. Ik deed dit in den waren zin des woords „con amore" ; het verschafte mij menig genotvol uur, te meer daar ik meest al de wandelingen bi] herhaling naging, om te zien of er ook veranderingen hadden plaats gegrepen; ook of wijzigingen in de te volgen wegen wenschelijk waren, wat mij bij herhaling bleek het geval te zijn. Ik houd mij dan ook overtuigd dat zij, die in deze streek volkomen vreemd zijn, mits zij de aanwijzingen streng volgen en niet van de aangeduidde wegen of paden afwijken, ook op de uitgestrektste wandelingen goed terecht zullen komen, en daar is het toch om te doen. Zij, die hier langer verblijven, of die bij herhaling terugkomen, zullen spoedig zien dat het aantal mooie wande- lingen veel grooter is, en dat de hier beschrevenen in verschillende opzichten kunnen gewijzigd worden *). Ze allen te bespreken zou tot een lijvig boekdeel aanleiding geven, even onnoodig dus als ondoelmatig. Uitvoerige beschouwingen en ontboezemingen over de schoonheid dezer omstreken zoeke men in dit boekje niet. Het wil een wegwijzer zijn en niets meer; aan den wandelaar zelf blijve de waardeering van 't geen hij ziet overgelaten. Bennekom, Februari 1909. W. (*) Een aardige en aangename voldoening schonken mij o.a. een jaar of vier geleden, twee, mij geheel onbekende, uit Scheveningen afkomstige jonge dames, die hier eenigen tijd in pension geweest waren, en niet wilden vertrekken zonder mij te komen bedanken. Zij vertelden mij stelselmatig al de wandelingen met de „Wandelgids" gemaakt te hebben, zonder eenig ander geleide en zonder een enkele maal het spoor bijster geworden te zijn. Toen ik haar op een paar onjuistheden wees, ook een waar „links staat en „rechts bedoeld is, zagen ze elkaar lachend aan, en kreeg ik ten antwoord dat ze dit wel gezien, maar natuurlijk onmiddellijk begrepen hadden dat dit een schrijffout was, die, wanneer men maar op de richting lette, onmogelijk tot vergissing aanleiding kon geven. Zoo moet een wandelgids gebruikt worden. Noorder Eng (zie bldz. 16). I. DE AANKOMST. Die in de laatste jaren, zeggen we na het verschijnen van den eersten druk van den „Gids voor Bennekoms omstreken ,n 1902, niet aan het Station Ede afstapte, en deze streek van vroeger kende, zal er een oogenblik aan twijfelen of hij zich ook vergiste. Hij heeft zich echter spoedig overtuigd terecht te zijn ; immers ginds staat de hem goed bekende stoomtram naar Wageningen Maar toch is het hem een oogenblik, als bevond hij zich in een heel andere streek; immers niet alleen heeft het vroegere kleine onbeholpen Station plaats gemaakt voor een kloek' hoewel met hoog, ruim en geriefelijk ingericht gebouw, maar de geheele omgeving verkreeg hier een zoo geheel ander karakter, dat ze volstrekt onherkenbaar is geworden. Behalve het bekende Hotel van Laar, waar sommige families in den zomer wat korter of langer in pension verbleven, zag men hier vroeger in de rondte niets dan he, en woesten grond, met op kleinen afstand jonge dennenbosschen. En nu? In ruimen omtrek niets meer daarvan. 1 en Noorden achter het Station, dus in de richting van tde lag een onafzienbare, naar het Oosten zacht oploopende, zeer geaccidenteerde hei, met een paar wandelpaden, die naar de in de verte zichtbare bosschen van de Zijselt een gemakkelijke wandeling, met na een poos een heerlijk panorama boden. In de plaats daarvan nu uitgestrekte, volkomen vlakke, fnssche, met zorg aangelegde en goed onderhouden gazons, en te midden daarvan een breede, voor het publiek ontoegankelijke straatweg, naar twee groote infantenekazernen met bijgebouwen, langs den Edeschen straatweg door een fraai ijzeren hek afgesloten. Ede werd namelijk sedert een paar jaren garnizoensplaats, en, als straks de nu in aanbouw zijnde groote cavalerieen artillerie-kazernen zullen voltooid en betrokken zijn, zal het vroeger betrekkelijk stille, maar in den zomer veel bezochte dorp zich er op mogen beroemen, de grootste garnizoensplaats van ons land te wezen. Behalve dat deze streek in den jongsten tijd voor een korter of langer zomerverblijf meer en meer in trek kwam, waarvan vele veranderingen, verbeteringen en verfraaiingen het gevolg waren, moet het aan de garnizoensvestiging worden toegeschreven, dat ook de streek ten Zuiden van het Station voor den vroegeren bezoeker onherkenbaar is geworden. Aan het begin van den grooten weg naar Bennekom en Wageningen zag men nog maar enkele jaren geleden, ter rechterzijde, dus tegenover het Hotel van Laar, een uitge strekte zandwoestijn, hier en daar met jonge dennenboschjes, deels met heide bezet, met hoogten en diepten, terwijl een ruwe zandweg, genoegzaam evenwijdig met den spoorweg, westwaarts naar M a a n e n voerde. Die woestijn — want dit was het — werd eigendom van een groote bouwmaatschappij ; de zeer geaccidenteerde bodem werd met veel kosten genivelleerd ; er werden breede, harde, aan beide zijden met boomen beplante wegen gemaakt en het geheel voor een groot villapark ingericht, waartoe de grond perceelsgewijze ten verkoop werd aangeboden, Dit Maanderpark kan mettertijd zeer mooi worden, maar de koopers laten zich nog wachten. De maatschappij zelf bouwde er een fraai, en naar de eischen des tijds ingericht hotel, het „Parkhotel" en dicht daarbij een blok deftige huizen, natuurlijk in de veronderstelling dat dit wel spoedig navolging zou vinden. Het gedeelte langs den spoorweg is intusschen met een rij flinke huizen bezet, zoodat dit gedeelte van den vroegeren zandweg een nette straat is geworden, waarvan bijna elk huis een winkel is, waarbij, gelijk van zelf spreekt een cafe met ontbreekt; natuurlijk alles met het oog op de groote kazernes in de onmiddellijke nabijheid. Men heeft er vrij wel van alles, tot zelfs een „boulangerie viennoise"wel een bewijs dat men er met den tijd meegaat. Aan de linkerzijde van den grooten weg, dus tegenover het station, was het weinige jaren geleden tamelijk hetzelfde ofschoon daar de woestheid door een vrij groot jong dennen! bosch merkelijk werd gewijzigd. Ook daar werd een lange nj deftige huizen gebouwd en een straat aangelegd, terwijl wat verder de groote villa „Roxane" verrees, en het daar tusschen liggende nog onbebouwde gedeelte gevlakt en mede voor bouwterrein bestemd is. Wke? u Weij'S VCrder rechts Staan nu' aan een der wegen van Maan derpark, een paar met zeer fraaie villa" terwijl dicht daarbij, maar aan den grooten weg de nieuwe riante villa „Mana Helena" een hef effect maakt. Alles samengenomen is het daar rondom en nabij het otation een geheel nieuwe, ruime wijk van Ede geworden d e men, ware Ede een stad, wat dit meer en meer in bloei toenemende dorp denkelijk binnen afzienbaren tijd wel zal worden, gevoegelijk een voorstad zou kunnen noemen ■ thans spreken sommigen van Nieuw Ede bh,knnt°d0k de,Gemeente zich hien«n laat gelegen zijn, jkt uit den aanleg van een met twee rijen boomen beplant nieuw, breed wandelpad aan de Oostzijde langs den grooten weg van de villa „Roxane" af tot aan „Hoekelum", waardtor d" zonmge gedeelte van den weg binnen weinige jaren zeer in fraaiheid zal winnen. II. DE GRINTWEG. Wanneer men den weg van t Station Ede naar BenneUm een der schoonste wegen van ons land noemt, zegt men zeker niets te veel. Het is opmerkelijk hoezeer hij in karakter verschilt met den in de tegenovergestelde richting naar Ede loopenden straatweg. Zeker, ook deze weg is schoon en heeft, met zijn twee rijen gracieuse berken en zijn talrijke riante villa's, veel aantrekkelijks ; maar hij mist die aangename verrassingen, die fraaie vergezichten, die gestadige afwisseling, welke aan den Bennekomschen (of, als men wil, Wageningschen) weg een eigen, hoogst „malerisch" karakter geven. Hoewel schoon in beide richtingen, wordt men toch door de gedurige afwisseling het aangenaamste verrast, wanneer men hem wandelt in de richting van het Station naar het dorp, en hij, die hier wat langer dan enkele dagen verblijft, zal dit zeker bij herhaling doen. Het eerste gedeelte, waar de acht a negen Meter breede weg voorbij de eerste nieuwe villa's aan beide zijden door akkermaalshout wordt begrensd, levert niets bijzonders op ; maar reeds terstond heeft men een dicht beschaduwde gedeelte op korten afstand vóór zich, wat op een zonnigen zomerdag een aangenaam vooruitzicht is. Het is de Westelijke uitlooper of de Westelijke grens van de „Hoekelumsche bosschen . Meer dan tien minuten heeft men niet noodig om den ingang van dezen breeden boschweg te bereiken ; twee oude steenen palen ter weerszijden duiden aan dat hier „Hoekelum" begint en de publieke weg dus door het uitgestrekte landgoed heen loopt. Hier verlangzaamt men onwillekeurig zijn schreden, om te meer van die verkwikkende, dichte en toch niet te donkere schaduw te genieten. Het gezicht door die bijna onafzienbaar lange beukenlaan is zeer schoon, waartoe zeker enkele lichtplekken die er afwisseling en leven aan geven, veel bijdragen. Weldra krijgt men nu, ter linkerzijde, den huize „NoorderEng , tusschen het geboomte door, in 't gezicht, 't Is een in „Hoekelum staand modern heerenhuis, dat geen andere verdienste heeft, dan dat het tusschen het hout een fraaie vertooning maakt; .maar hetwelk toch ongetwijfeld een veel rianter aanzien zou hebben, zoo men op het open terrein, tusschen het huis en den weg, meer offers aan Flora bracht. Vóór een huis als dit zijn bloemperken onmisbaar, om het huis zelf en de onmiddellijke omtrek tot hun recht te doen komen. Een weinig verder komt men aan een breede oprijlaan, een prachtige, breede laan van zware beuken, tegenover welke, dus aan de andere zijde van den weg, de nette koetsierswoning, met haar witte kolommen een zeer aardig effect maakt. Deze laan is tevens ook een der twee toegangen tot het kasteel ,,Hoekelum , waarbij ook deze woning, vroeger het jagershuis, behoort. De diepe geul, eenige schreden verder, is het overblijfsel eener voormalige beek, die vroeger door „Hoekelum" liep, maar welke na den aanleg van den Rijnspoorweg droog geworden is. Tegenwoordig ontvangt ze nog zooveel zakwater, dat de vijver bij t kasteel er behoorlijk door gevuld blijft, maar van onder den weg doorvloeien, waartoe, zooals men hier opmerkt, gelegenheid bestaat, is geen sprake meer. Bij een bezoek aan „Hoekelum zullen wij er wel nader kennis mede maken. Door een breede opening tusschen het geboomte heeft men vervolgens het vrije gezicht op het kasteel „Hoekelum" Koetsierswoning van Hoekelum' zelf, hetwelk men, een paar minuten verder, over een breede grasvlakte op eenigen afstand recht van voren ziet. Ook hier geen bloemperken, gelijk dit toch in meestal dergelijke gevallen gebruikelijk is. Haasten wij ons echter met te zeggen, dat men die hier niet mist en ze ook niet zou wenschen. Dit uitgestrekte grasveld is, met zijn alleenstaande boomen en boomgroepen, door zwaar geboomte omlijst, geheel in overeenstemming met het gebouw, dat er den achtergrond van uitmaakt, mag het ook al geen imposant voorkomen hebben, wanneer het weiland in den Kasteel Hoekelum (voorzijde). zomer door eenige koeien bevolkt is, heeft toch een grootsch aanzien, en men blijft er met welgevallen eenige oogenbhkken bij stilstaan. Weer wat verder is de eigenlijke hoofdinrijweg, met de nette, ofschoon wel wat heel eenvoudige, boschopzienerswoning op den hoek. De weg wordt nu wat lichter ; hij verandert hier namelijk een goed eind in een eikenlaan, om wat verder weer in een zeer donkere beukenlaan over te gaan. Vooral van dit punt is het gezicht in beide richtingen schoon. In de richting naar 't Station op vrij verren afstand de betrekkelijk kleine lichtopening; in de richting naar Bennekom dat donkere gedeelte, ook wel met een licht eindpunt, maar toch heel anders, wijl de weg daar een kleine buiging maakt, zoodat men hem hier niet op verren afstand overziet, maar de blik stuit op het groen van het hotel „Oud Vossenhol", waar we zoo aanstonds langs zullen komen. Juist bij de flauwe buiging van den weg, slechts enkele schreden verder, duiden weer twee steenen palen aan dat we hier, met den beschaduwden boschweg, ook „Hoekelum' verlaten. Men staat hier weer een oogenblik stil, om zoowel achter- als voorwaarts te zien, wijl men alleen van dit punt den weg van 't Station naar het dorp in zijn geheele lengte overziet. De bij matigen gang twintig minuten gaans lange boschweg, met de heldere lichtstip aan het einde aan den éénen kant, de grootendeels opene, maar veel afwisseling biedende helder lichte weg tot aan het dorp zijn beiden schoon, maar van een geheel verschillend karakter. Het uitzicht is hier naar beide zijden even verrassend als fraai. Geen onafzienbare vlakte, maar uitgestrekte roggevelden, afgewisseld door verspreid staande boerderijen of woningen, allen midden in kleinere of grootere boomgroepen gelegen, zoodat de daken meestal slechts stuksgewijze tusschen het groen te voorschijn komen. Rechts, in de verte een gesloten achtergrond van door groen geëncadreerde boerderijen, links van den weg enkele nieuwe villa s en, op verderen afstand een onafzienbare reeks, deels zich in nevel verliezende, donker groene dennenbosschen. Twee tableaux van grooten omvang en in landelijke schoonheid niet voor elkaar onderdoende. Weer h eeft men hier een beschaduwde gedeelte op een paar minuten afstands vóór zich liggen. Het zijn de villa's „Fundator" en „Foresta" (één gebouw) en, daaraan grenzende, de groote zeer riante villa „Del Burgo". Vlak tegenover deze laatste het nieuwe pension-hótel „Oud Vossenhol"*), vroeger bekend als „Raginhart". Dit was een kwart-eeuw geleden de eenige villa aan dezen weg, toen bewoond door den Utrechtschen OudHoogleeraar in de scheikunde Mulder, die daar zijn laatste levensjaren, gedeeltelijk helaas blind, gesleten heeft. Het lage, en te midden van 't geboomte gedrukte huis, is nu geheel verbouwd en tot een fnsch en keurig hotel ingericht. Een enkele blik op dit aan het fraaiste gedeelte van den weg staande kloeke gebouw is voldoende om den wensch te doen opkomen, er eenige warme zomerdagen door te brengen. Het nu volgende gedeelte van den weg, waaraan verscheidene deels nieuwe villa's afwisseling geven, tot aan het dorp p.m. een kwartier, is open en zonnig, maar de vergezichten blijven aanvankelijk zóó schoon, dat men zich weinig daaraan stoort. Ook dit gedeelte heeft alweer iets eigenaardig aantrekkelijks; zeker voor een goed deel het gevolg hiervan, dat alles hier een wel is waar onopgesmukt, maar vriendelijk aanzien heeft, en de aangename, opgewekte stemming waarin men geraakte, door geen mistoon verstoord wordt. Wanneer men voor den afstand van het Station naar de kom van het dorp een klein uur stelt, komt men zeker niet *) Zoo heette deze plek in vroegeren tijd. te kort. Het hotel „Oud Vossenhol' bereikt men van het Station in een half uur. Die met mooi weer arriveert, doet verstandig zijn bagage aan 't Station te laten en den weg af te wandelen. Een geregelde looper zorgt wel voor de bezorging, als men aan de spoorwegbeambten verzoekt het hem tegen bewijs af te geven. Men komt dan onder een aangenamen indruk in zijn vreemd tijdelijk verblijf, terwijl zulk een niet vermoeiende wandeling na een spoorwegreis aangenaam en tevens een goed begin is. III. HET DORP. Van het dorp als zoodanig valt in een boekje als dit, 't welk alleen ten doel heeft een gids te zijn voor den wandelaar in de omstreken, niet veel te zeggen. Trouwens het is de vraag of de historicus er veel van zou weten mede te deelen, dat het gros der lezers zou kunnen interesseeren, niettegenstaande het zeer oud moet zijn, wat trouwens niet te verwonderen is, daar dit gedeelte der Veluwe reeds van den tijd der Batavieren af is bewoond geweest. Rekent men er de buurten bij, behalve het eigenlijke dorp, Nergena, de Craats, Hoekelum en de Heide, dan is het vrij uitgestrekt, met een bevolking, volgens de laatste telling, van 2228 bewoners, waarvan de grootste helft, 1472, in het dorp zelf. Dat de populatie in de laatste jaren sterk moet zijn toegenomen blijkt hieruit, dat Witkamp, in zijn Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland, voor 1890 het totale getal bewoners op 1000 stelde*), van welke 578 de bevolking van de dorpskom uitmaakten. Trouwens alles wijst hierop, en het sprekendst blijkt het uit het groot aantal overal verspreid staande nieuwe huizen en huisjes. Wij bezitten geen statistieke gegevens, waaruit zou kunnen blijken, dat ook de welvaart in gelijke mate klimmende is, maar eerstens ligt dit in den aard der zaak, en dan ook blijkt het uit de zich uitbreidende winkels, niet groot in aantal wel is waar, maar welker uiterlijk en inrichting *) Er staat 100, blijkbaar door het wegvallen van het laatste cijfer. het bewijs leveren dat ze er niet minder op worden. Behalve een drietal buitenplaatsen en een paar bewoonde landgoederen, bestonden er vóór eenige jaren slechts een paar villa's, thans zijn er een aantal en worden er jaarlijks nieuwe bijgebouwd, waaruit blijkt dat het getal notabelen gestadig toeneemt. Het dorp ziet er frisch en zindelijk uit. Aan het midden der breede dorpstraat staat de oude, nette Protestantsche kerk, terwijl een door de zorg van een der bewoners kortelings geboorde Norton-pomp absoluut zuiver drinkwater levert. De stoomtram der Staatsspoor van het station Ede naar Wageningen gaat door het dorp, maar, hoezeer het verkeer ook in de laatste jaren is toegenomen, tot het inrichten van een klein Station kon de exploitatie-maatschappij, aan welke deze weg behoort, nog niet besluiten. Ook de achterstraten en wegen zien er vriendelijk en proper uit. Dat hier ook behoeftigen wonen spreekt van zelf. De lage daggelden, vooral der landarbeiders, zijn natuurlijk oorzaak dat de mindere werklieden zich moeten behelpen ; maar deze toestand is hier een heel andere dan in de steden. Zelden toch mist men bij een schamele arbeiderswoning aan een der buitenwegen of op de hei een varkenshok met een paar varkens; een lapje grond voor aardappelen en groenten ontbreekt nooit, evenmin als een regiment kippen. Werk is hier gewoonlijk genoeg, tenzij de vorst in den winter het werk op het land of in de bosschen onmogelijk maakt, en dan weten de meeste arbeiders zich toch wel op de een of andere wijze bezig te houden. Genoegzaam alle bewoners zijn protestant en velen, vooral onder de eigenlijke landlieden, behooren tot de doleerende gemeente, welke dan ook een eigen kerk en school heeft. Tot vóór een paar jaren was hier slechts één hotel, het hotel „Neder Veluwe". Nu zijn er drie, terwijl het eerste aanzienlijk vergroot werd. Het ligt niet in onze bedoeling het ééne boven het andere aan te bevelen ; trouwens alle drie hebben ze iets, 't welk hen voor den één meer, voor den ander minder aantrekkelijk maakt. Het hotel „Neder-Veluwe heeft het voordeel van zoo goed als in, immers vlak bij het dorp te staan, en verdient dus de voorkeur voor hen, die op wat levendig verkeer prijs stellen, het reeds bovengenoemde hotel „Oud Vossenhol" daarentegen ligt op tien minuten afstands van het dorp af, en ontleent zijn bijzondere aantrekkelijkheid niet alleen aan zijn ligging op het fraaiste gedeelte van den weg, maar vooral aan zijn grooten zeer lommerrijken tuin, en is dus verkieslijk voor hen, die aan kalmte en rust de voorkeur geven. Ook de onmiddellijke nabijheid van „Hoekelum" is een aanbeveling. Het „Groene Woud", tot vóór eenige jaren slechts een aanleg voor voerlieden, en als zoodanig van ouds bekend, is thans een kloek en ruim gebouw, een zeer net ingericht pension-hótel. Ook dit heeft het voordeel van de onmiddellijke nabijheid van een der meest geliefde wandelplaatsen, immers het staat vlak bij den ingang der groote laan van den „Huilenberg", juist aan de kromming van den Arnhemschen grintweg, een mooie plek op zichzelf. Daar het aantal dergenen, die in den zomer eenige dagen of weken te Bennekom komen doorbrengen, in den laatsten tijd sterk toenemende is, zouden deze drie hotels, waarbij nog een paar logementen, zeker geen voldoende gelegenheid bieden voor een behoorlijk verblijf; maar ook hier hebben verscheidene partikulieren zich op min of meer ruime schaal voor zomer-pension ingericht. Bijaldien echter het vreemdelingenverkeer in dezelfde mate blijft toenemen als dit in de laatste jaren het geval was, zullen die gelegenheden spoedig ontoereikend blijken. Trouwens de vergrooting van het oudste hotel, niettegenstaande er twee bij kwamen, wijst er op dat meer ruimte gewenscht was *). Het blijkt met Bennekom te gaan gelijk met meer andere plaatsen, die thans voor zomerverblijf zeer in trek zijn, terwijl men er vroeger niet van hoorde. Men kende ze eenvoudig niet; maar worden ze bekend, dan verspreidt zich de mare harer aantrekkelijkheid weldra door het land, sneller en meer algemeen, naarmate het aantal bezoekers grooter wordt. Wij spraken hierboven eenigszins uitvoerig over den grintweg in de richting naar 't station Ede. Ook aan de zuidzijde van het dorp, naar W ageningen, is die weg wel een wandeling waard, maar in pittoreske schoonheid verliest hij het verre tegen het noordelijke gedeelte. De tijdelijke bezoeker zal er toch wel gaarne een klein uur aan wagen, vooral daar hij met den tram kan terugkeeren. Tot een tweede wandeling langs dien, van 't begin tot het einde vlakken, weg zal hij zich niet aangetrokken gevoelen. Maar er is een veel fraaiere, die slechts weinig langer is. Hierover later nader. *) Door samenloop van omstandigheden staat dit in den laatsten tijd ledig. Vermoedelijk — wat velen wenschen — zal het, wanneer dit boekje verschijnt, wel weer betrokken zijn. IV. HOEKELUM. „Hoekelum", „Selterskamp" en de „Hullenberg", dit zijn, hoewel op verre na niet de eenige, toch zeker wel de drie voornaamste aantrekkingspunten van Bennekom. Hij, die tijdelijk in of bij het dorp verblijft, richt het eerst zijn schreden naar den „Hullenberg" of „Selterskamp"; die zijn vleugels in „Oud Vossenhol ' streek, kiest ongetwijfeld „Hoekelum" voor zijn eerste wandeling. Wij volgen zijn voorbeeld, niet alleen omdat „Hoekelum, het uitgestrekste landgoed in deze streek is *), maar ook om bij onze wandelingen een zeker plan te volgen, waarbij wij de streek ten Oosten van den grintweg zoo geregeld mogelijk van het Noorden naar het Zuiden volgen. De lezer kan dan die uitkiezen, waartoe hij zich 't meest aangetrokken gevoelt. „Hoekelum" is een landgoed van 78 Hectaren oppervlakte, grootendeels bestaande uit in alle richtingen van breede wegen en paden doorsneden bosschen, waarbij meerendeels oude dennenbosschen de hoofdrol spelen. Het hoogere, Oostelijke gedeelte, vroeger woeste hei, dagteekent, wat zijn tegenwoordigen toestand betreft, van t derde decennium der 19de eeuw; het lagere Zuidwestelijke deel, met het kasteel, is oud, maar in lateren tijd deels veranderd of verjongd, terwijl ook het kasteel, zoo niet geheel, dan toch zeker grootendeels vernieuwd werd. Het behoort in eigendom aan de Douairière Baronnesse van Wassenaer, en was vroeger in zijn geheel voor den wandelaar *) ,,Ooster-Eng" is grooter, maar komt als wandeling voor het publiek minder of in 't geheel niet in aanmerking. toegangelijk, met uitzondering alleen van het meer als buitenplaats ingerichte gedeelte om het kasteel en in de onmiddellijke nabijheid van den huize „Noorder-Eng", een weinig ten Zuiden van het kasteel en bewoond door den heer E. W. Baron van Wassenaer. Toen echter, vlak bij het Station, op nauwelijks een kwartier afstands van het landgoed de groote kazernen weldra zouden betrokken worden, achtte wijlen Baron van Wassenaer het, ter voorkoming van onordelijkheden, noodig de wandeling alleen toe te staan aan hen, die van een toegangskaart zijn voorzien. Het eenvoudigste om die te verkrijgen zal wel zijn zich met een schriftelijk verzoek daartoe te wenden tot den boschopzichter, die bij de voornaamste oprijlaan woont. Het is toegankelijk van den grintweg door den hoofdingang en door de zware beukenlaan dicht bij „Noorder-Eng": voorts op drie plaatsen langs den Breukelerweg. De gelegenheden tot meestal beschaduwde wandelingen, naar keuze meer of minder uitgestrekt, zijn hier zóó velen, dat men ze alleen door een vaak herhaald bezoek allen kan leeren kennen, en zelfs de meeste bewoners van B e n n ek o m zijn in de bovenbosschen volslagen vreemd. Verder dan tot de L a a r d e r - a 11 é e *) wagen de meesten zich niet, uit vrees van te ver van huis te verdwalen. Nu, dwalen kan men daar licht, maar hij, die, bij zonnig weer of met een kompas in de hand, op de richting let, loopt toch geen gevaar van te uerdwalen. Nog minder behoeft men daarvoor bevreesd te zijn, wanneer men begint met een wandeling eerst van het Westen naar het Oosten, daarna van het Noorden in Zuidwestelijke richting door genoegzaam het geheele landgoed heen. Kent men eenmaal dezen weg, dan komt men met eenige *) Het kaartje geeft de noodige aanwijzing. opmerkzaamheid bij volgende wandelingen ook wel met de andere hoofdwegen terecht. Deze wandeling willen wij nu maken, het aan den lezer overlatende op de overigen, met behulp van het kaartje zelf, hun weg te kiezen. Den daartoe benoodigden tijd kunnen zij, bij vergelijking, dan gemakkelijk approximatief berekenen. Op 15 a 20 minuten van het dorp heeft men op den grintweg, een minuut of vijf voorbij „Oud Vossenhol", bij de boschopzichterswomng, de hoofdinrijlaan bereikt. Zoo als men dien inslaat, heeft men in schuine richting, tusschen de hooge Beuken door, een fraai gezicht op het op korten afstand staande kasteel. Kasteel „Hoekelum" (achterzijde). De weg splitst zich spoedig in tweeën ; wij volgen den harden weg in de richting van het kasteel, en komen weldra 2 aan den partikulieren ingang, dien we voorbij gaan, om langs een rij monumentale Beuken onzen weg te vervolgen. Bij den koestal staat men even stil, wijl het gezicht op den Zuidelijken vleugel van het kasteel daar onwillekeurig toe noopt. Wij volgen nu den links ombuigenden weg, en komen spoedig aan een brug over de in het eerste hoofdstuk vermelde, zoo goed als droge beek. Dat er intusschen door dit ravijn nog water wordt aangevoerd, blijkt hier uit den grooten vijver. Het gezicht van de brug over den vijver op het kasteel en het dichte geboomte is inderdaad zeer fraai. Hij, die van mooie boomen houdt, bewondert hier een midden op een grasveld geheel vrij staanden Beuk van buitengewone zwaarte. Deze patriarchale boom, met zijn volmaakt gaven, gladden stam, heeft, een Meter boven den grond, een stamomtrek van 4 Meter, een dikte alzoo van ruim 1.30 Meter. Hij is volmaakt gezond, en de hoogte, zoowel als de kroon zijn aan de stamdikte geëvenredigd. Trouwens een aantal zware Beuken trekken nabij het kasteel de opmerkzaamheid. Wij gaan de brug over en volgen den breeden weg*) rechtsom. Het in bouwvalligen toestand verkeerende, op een hoogte tusschen het dichte houtgewas staande kapelletje, trekt nu de opmerkzaamheid. Daaronder bevindt zich een oude ijskelder. Juist de bouwvallige toestand waarin dit gebouwtje verkeert, maakt het zeer teekenachtig. Nog een klein eind volgen we den breeden weg, om, waar deze zich naar het Westen ombuigt, een smaller pad een weinig rechts af en dan rechtuit te volgen. Wij krijgen nu weldra de schijnbaar droge beek aan onze rechterzijde, en volgen die, twee bruggetjes rechts *) Men kan ook vóór de brug rechts af gaan, en, volgt men dan door het jonge beukenbosch een der wegen in Oostelijke richting, dan komt men ook in de Laarder-allée (zie lager) uit. voorbijgaande, tot aan haren oorsprong, 't Lijkt hier een stuk wilde natuur, altijd schilderachtig, in welk jaargetijde men er ook komt, waartoe die ravijnachtig, gedeeltelijk begroeide diepte zeker niet weinig bijdraagt. Aan den oorsprong der beek gekomen, ziet men dat deze niet geheel droog is. Hier stond tot vóór een paar jaren een rustiek tentje, van welke rustplaats door wandelaars een dankbaar gebruik werd gemaakt. Dit heerlijk frissche plekje is steeds veler doel, en een bank biedt gelegenheid om op deze lieve plek eenige oogenblikken te verwijlen. Toch is het jammer dat, nadat de baldadige jeugd het oude tentje in een desolaten toestand had gebracht, zoodat het moest worden afgebroken, er geen plan schijnt te bestaan, iets dergelijks er voor in de plaats te zetten, 't Stond daar als een ware verrassing. Hier gaat men rechtsom en daarna links rechtuit (niet het pad rechts). Het eerste nu volgende pad aan de linkerzijde gaat men voorbij ; bij het tweede slaat men linksom en na weinige schreden, is men aan het einde van de bijna onafzienbare lange Laarder-allé e. Is het nu heet, zonnig weer, zoodat men liefst zoo lang mogelijk schaduw houdt, dan gaat men het recht tegenover liggende pad in ; anders volgt men deze allee een een klein eind tot men aan een lang geheel open recht pad komt, de z.g. Donker-allée. Tot vóór enkele jaren was dit het schilderachtigste pad van t geheele landgoed, want het liep tusschen twee dubbele rijen van zeer oude, hooge Dennen, allen met naakte rossige stammen van p. m. 40 cM. dikte, 't Was een lange zuilengang, die door de hoogte en de dikte, ook door den dichten stand der boomen, veel smaller scheen dan hij werkelijk was, en een hoogst eigenaardig perspectief opleverde. Nadat de Dennen geveld zijn, doet het eikehakhout, dat er tusschen stond, zich gelden, zoodat deze allee, ofschoon dan ook niet donker, toch weer het aanzien eener laan verkreeg. Op ruim de helft der lengte komt het daareven genoemde meer beschaduwde pad uit. Deze allee loopt langzaam op tot een flauwe bocht, waar het pad wat hellender wordt, en op een kruispunt uitkomt. Een breede weg links, een breede weg rechts, een wat smallere allée rechtuit. Deze laatste is de Torena 11 é e, die we nu volgen. Na weinige schreden komen we aan een punt, waar de T oren-allée rechthoekig door een veel breederen weg gesneden wordt. De linksche is die welke begint bij het kruispunt van daareven. Men kan dien inslaan en hem dan, niet naar het uitgangspunt, maar in de richting dien we nu gaan, volgen ; men kan ook rechts gaan. In beide gevallen komt men nabij het einde der T oren-allée terecht. Beiden zijn zeer mooie wegen, vooral wat het hoogste gedeelte betreft. We volgen nu gemakshalve de T oren-allée, gaan bij het punt, waar beide breede wegen weer samenkomen, altijd rechtuit, en hebben nu spoedig het hoogste punt, tevens de Oostelijke grens van „Hoekelum' bereikt. Een heuveltje duidt hier de plaats aan waar vroeger een houten uitzichtstoren heeft gestaan, van welken men, toen de omliggende bosschen nog niet in den weg stonden, een zeer ruim vergezicht moet gehad hebben. Nadat die echter, door den bliksem getroffen, is afgebrand, is hij niet hernieuwd ; trouwens hij zou daar nu geen zin meer hebben, wijl het uitzicht in alle richtingen door bosschen belemmerd is. Onze wandeling nu rechts af vervolgende, komen we, na weer een kromming, andermaal op een kruispunt. De breede weg, die hier de Toren-allée snijdt is dezelfde, die zijn uitgangspunt boven aan het einde van de Donker-allée heeft. Wij lieten ook dien toen rechts liggen. Die bij een volgende gelegenheid dezen weg kiest, zal zich dit zeker niet beklagen. We kunnen hem hier, links omslaande, wel opgaan en komen dan op dezelfde plek, die nu het doel van onzen tocht is. Maar wij willen de Toren-allée in haar geheel leeren kennen, en gaan dus rechtuit. Ook blijven we dan langzaam afdalen, terwijl we anders eerst weer een klein eind naar boven moeten gaan. En wij zijn tevreden over onze keus, want het sterk bewogen terrein maakt dat de omgeving, vooral ter rechter zijde, aan een oorspronkelijk natuurtableau doet denken, terwijl het kreupelhout, hier en daar door opgaande boomen afgewisseld, tegen het hellend terrein ter linkerzijde een fraai effect maakt. Ziet men, eindelijk aan het einde dezer allee gekomen, even rond, dan bemerkt men terstond, aan den breeden weg, waarop we uitkwamen, ter linkerzijde, een monument, waar we natuurlijk op afgaan. Hier zouden we ook uitgekomen zijn, wanneer we een minuut of tien geleden van de Toren-allée links afgeweken en den breeden klimmenden weg opgegaan waren. Dit monument werd daar geplaatst ter herinnering aan het begin der exploitatie dezer streken. We lezen er op dat dit hooge gedeelte, de „ Wassenaerskamp", hetwelk wij nu doorwandelen, zoo mede de „Balverenskamp , dien wij zoo aanstonds gedeeltelijk zullen doorgaan, in 1838 in ontginning zijn gebracht door Otto Baron van Wassenaer, Heer der beide Catwijcken, 't Zant, enz. enz., ter dankbare herinnering waaraan deze gedenksteen hier in 1859 door zijn vijf zonen werd geplaatst; terwijl aan de andere zijde hulde wordt gebracht aan Gerrit van Hoogstraten, die, van 1820 af, als werkbaas op „Hoekelum zijn trouwe diensten bewees. Dit nu is voor den bezoeker vooral hierom interressant, wijl het antwoord geeft op de vraag hoe oud deze bosschen wel mogen zijn ; een vraag, die in vele andere gevallen zelfs door de eigenaars niet kan beantwoord worden. Het monument nu aan onze linkerzijde latende, vervolgen we onze wandeling rechtuit, en komen weldra uit op een acht meter breeden zandweg. Hier plaatste de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer een bank. Dit is namelijk een publieke weg, de Breuk e 1 e r w e g, die door een gedeelte van „Hoekelum heen loopt. Deze was vóór eenige jaren de prachtigste boschweg hier ver in den omtrek, maar nadat de oude bosschen grootendeels geveld zijn en er jonge Dennen voor in de plaats kwamen, is hij vlak geworden. Wij gaan hem nu dwars over, om hem voor een volgende wandeling ten doel te kiezen. Wij verlieten den „Wassenaerskamp' om nu de recht voor ons liggende zeer breede beukenlaan van den „Balverenskamp" in te gaan. De „Balverenskamp" is een groot dennenbosch, in alle richtingen van zeer breede beukenlanen doorsneden. Het behoort ontegenzeggelijk tot het schoonste gedeelte van „Hoekelum", maar wordt zelden bezocht, wijl men op die elkaar gedurig kruisende breede wegen veel kans heeft het spoor bijster te worden. Na een klein eind rechtuit gegaan te zijn, volgen we het blijkbaar meest gebruikte voetpad, rechts af (niet den eenigszins oploopenden weg rechtuit), en dan zien we, nadat we ongeveer l/i cirkel hebben beschreven, dat dit pad, rechts, door den zoom van het bosch loopt. Hier verlaten we nu „Hoekelum" en dan staan we op den breeden, zeer ruwen, maar zeer teekenachtigen, vrij sterk oploopenden Hallerbrinkerweg; aan de ééne zijde begrensd door de dichte dennebosschen, waar we uit kwamen, aan de andere zijde door een tamelijk uitgestrekte, naakte heide. Het torentje van Bennekom zien we nu op betrekkelijk korten afstand schuins-rechts vóór ons, zoodat we blijkbaar zullen terecht komen op een punt van den grintweg, ver van dat waar we „Hoekelum" betraden. Heeft men nu geen lust om over de hei te gaan, dan volgt men den Hallerbrinkerweg rechts af en slaat men bij het derde huisje den zandweg naar het dorp in. Wij gaan echter dien breeden zandweg dwars over, en nemen, vlak bij het arbeidershuisje, het voetpad over de hei, rechtuit op een dennenbosch aanhoudende. Dit langs gegaan zijnde, komen we op een breeden zandweg uit. Hier slaan we rechtsom, tot we bij een huisje komen, waar we linksom en dan rechtuit op den grooten grintweg afgaan, en dien dicht bij het dorp bereiken. Geregeld doorwandelende is men in 1 ]/s uur weer te Bennekom. Rust men onderweg een paar keeren even uit, dan moet men er twee uren voor rekenen. V. DE BREUKELERWEG. ^Vandelen wij den grintweg op in de richting naar „Hoekelum", dan zien we, even voorbij „Oud-Vossenhol", ter rechterzijde een ruwen zandweg, met diepe wagensporen. Het is de Breukelerweg, die, enkele schreden verder, aan de linkerzijde, ook in Westelijke richting kronkelend door de roggelanden loopt. We gaan hier dus rechtsaf, en komen weldra aan een laan van zware Beuken, in het landgoed „Hoekelum". Wanneer we deze mooie laan, de Laarderweg (niet te verwarren met de reeds vroeger genoemde L a a r d e ra 11 é e), linksaf insloegen, zouden we in een minuut of vijf bij den koestal, ten Zuiden van het kasteel uitkomen. Een mooie, donkere weg, die wel mag aanbevolen worden. Dit is echter thans ons doel niet. Wij gaan deze laan dwars over en dus rechtuit, het arbeidershuis aan onze rechterzijde voorbij. Juist waar de weg zich een weinig naar rechts ombuigt, zien we ter linkerzijde een nog jong dennenbosch ; deze plek meent men, op grond van verschillende in den grond gevonden voorwerpen, dat een begraafplaats der Batavieren moet geweest zijn. Van den grintweg af betraden wij reeds „Hoekelum", dit geheele eerste, vlakke gedeelte van den Breukelerweg loopt dus door het landgoed heen. Hadden we van 't begin af reeds recht vóór ons uit en terzijde het gezicht op den mooien boschrijken achtergrond, de weg zelf leverde toch niet veel bijzonders op. Nu we die kromming voorbij zijn en de bosschen naderen, wordt dit echter anders en begint hij recht teekenachtig te worden. Een klein eind verder zien we een pad ter rechterzijde, dus in de richting die wij afkwamen. Wij gaan echter rechtuit en komen spoedig aan een daar door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer geplaatste bank. In het vorige hoofdstuk werd reeds opgemerkt dat dit gedeelte van den Breukelerweg vroeger de mooiste boschweg hier in den omtrek was. Sedert het vellen van een deel der bosschen verkreeg hij plaatselijk een heel ander karakter, maar landelijk schoon is hij toch gebleven. Van dit punt af begint hij merkbaar te rijzen, en, hem opwandelende, zien we dat drie breede wegen, rechts, toegang tot den „Balverenskamp" geven; de eerste en eenige gebruikelijke zijn we op onze vorige wandeling ingegaan ; de anderen zijn zeer ruw, ongelijk en met heide begroeid, zonder eigenlijke voetpaden ; maar, overal mooi, biedt dit bosch op sommige plaatsen verrassende gezichtspunten. Wij laten ze nu rechts liggen en gaan den Breukelerweg verder op; tien minuten voorbij het daareven genoemde bosch hebben we het hoogste punt en daarmede het einde van den Breukelerweg bereikt, en van de bank die hier staat zal zeker door velen een dankbaar gebruik gemaakt worden. Hier verlaten we „Hoekelum" pas voor goed. We staan nu op den Ginkelscheweg, die zich juist op dit punt naar het Oosten ombuigt. Wij volgen dien thans echter in deze richting niet, maar slaan, den Breukelerweg verlatende, rechtsom. Nu een weinig rijzende, dan iets dalende, loopt deze weg een goed eind op dezelfde hoogte voort, met de oude dennenbosschen van den „Balverenskamp aan de ééne en jong dennenbosch aan de andere zijde; van vergezicht is dus geen sprake. Maar weldra zal dit gemis ons dubbel vergoed worden ; immers reeds nu we nabij het einde van het hooge dennenbosch komen, ontwikkelt zich, recht vóór ons uit, een nevelachtig perspectief, dat gestadig helderder wordt en aan schoonheid wint. Het is de gedeeltelijk door heide, deels door bosschen begrensde, lange en hier rechte G i n k el s c h e w e g, die zich beneden, ver in 't verschiet, naar het Zuiden ombuigt. Dit perspectief heeft alweer een donker dennenbosch tot achtergrond. Wij komen een volgende keer op den Ginkelschew e g, dien we in zijn geheel, willen leeren kennen, terug, maar dan gaan we hem op. We wilden nu daarom dit hooge punt liefst van de andere zijde bereiken, wijl het uitzicht thans meer een verrassing is, dan wanneer men hem opgaat en natuurlijk telkens omkijkt. Die verrassing wordt echter nog grooter, wanneer wij nog eenige schreden verder zijn gegaan, en op het punt zijn gekomen waar de langs de grens van het bosch oploopende Hallerbrinkerweg op den Ginkelscheweg uitkomt. Juist op den hoek van den Ginkelsche- en Hallerbrinkerweg stond tot vóór een paar jaren een dicht dennenbosch. Sedert dit er verdwenen is, is het gezicht in Z. Westelijke richting volkomen vrij geworden, en heeft men van dit hooge punt nu een uitgestrekt panorama vóór zich liggen, dat tot de schoonsten dezer omstreken behoort. Voor uitvoerige beschrijvingen is in dit boekje, dat alleen bestemd is een wegwijzer te zijn, uit den aard der zaak geen plaats. Genoeg dus dat men van deze plek niet alleen een schilderachtig panorama vóór zich heeft, maar tevens den Ginkelsche- en den ruwen maar teekenachtigen Hallerbrinkerweg afziet. Voor hem, die, van den Breukelerweg afkomende, voor de eerste maal dat tableau onverwachts vóór zich uitgestrekt ziet, is het zeker een ware verrassing. De Hallerbrinkerweg, ten Noorden begrensd door de Hoekelumsche bosschen (de „Balverenskamp ), dien we hier, rechtsom slaande afgaan, is een zeer breede, zeer ruwe zandweg, met een dubbel karrenspoor, hier en daar in het midden met jonge opslag-Dennen bezet; links heeft men een ruim gezicht over de heide, tot men bij een arbeidershuisje komt. Deze weg is vooral zeer teekenachtig, wanneer men er van dit punt tegenop ziet. Men volgt dien niet verder dan tot aan het tweede huis. Daar den weg in de richting naar het dorp inslaande, heeft men dit in een minuut of tien bereikt. Men kan, des verkiezende, ook den Hallerbrinkevw e g, die zich wat verder links ombuigt, rechtuit houden, in welk geval men op den grooten weg, schuin tegenover het pension „Vossenhol" uitkomt, wat dus voor hen, die daar tijdelijk verblijven, verkieselijker is. Voor hen, die in of nabij het dorp moeten wezen zou dit echter een groote omweg zijn, waartoe geenerlei reden bestaat. Geregeld doorwandelende, rekent men voor deze wandeling ongeveer 11/2 uur, of zooveel meer als men zich onderweg langer ophoudt. VI. DE GINKELSCHEWEG, DE TELEFOONWEG, DE BUURTHEIDE. Er loopen twee wegen van Wageningen, op aanzienlijken afstand den spoorweg snijdende, naar d e G i n k e 1, vroeger een pleisterplaats aan den straatweg van Arnhem naar Amersfoort. Die, welke het meest algemeen onder dezen naam bekend is, nemen wij nu; den andere zullen we gedeeltelijk later leeren kennen. Ofschoon van Wageningen, of liever van den Wageningschen grintweg af, beginnende en tot den Amersfoortschen straatweg doorgaande, is het aanvangspunt voor ons bij het pension-hotel „het Groene Woud", zoodat men uit het dorp komende, bij het Jiótel „Neder-Veluwe" links af den Arnhemschen weg opgaande en de fraaie villa „Erica" passeerende, dit uitgangspunt, juist bij den ingang der groote laan van den „Hullenberg", waar de Arnhemsche weg rechtsaf buigt, spoedig heeft bereikt. Men slaat dan bij „het Groene Woud" links om, en houdt den breeden zandweg, tot men aan den hoofdingang van het landgoed „Selterskamp" komt. Een weinig verder ziet men dan den langen rechten weg in NoordOostelijke richting oploopen *). *) Zij, die ten Noorden van het dorp, b. v. in het hotel „OudVossenhol of in een der villa's verblijven, kunnen dit des verkiezende bekorten, door den weg schuin over de villa „Linnaea in te gaan, en dien, langs de plaats waar het vuilnis verzameld wordt, tot het eind toe te houden. Daar steekt men dan bij een oud dennenbosch den zeer breeden zandweg, waarop men uitkomt, in schuine richting over, en men staat weldra op de plek die wij nu bereikten. Hier lette men echter op niet verder rechtuit langs ,,Selterskamp , 't Is een zeer ruwe, landelijke weg, met een goed wandelpad, bij afwisseling, links en rechts, 't Is een mooie weg, al is het gezicht naar boven niet zoo schoon, als toen we hem op onze vorige wandeling van boven af zagen. Aanvankelijk een dicht dennenbosch links en de uitgestrekte, oploopende hei rechts ; deze versierd met overal verspreid staande opslag-Dennen, gelijk die. Dennen worden genoemd, die niet door den mensch gezaaid werden, maar daar opkwamen van zaad, dat er van de bosschen in de nabijheid heengewaaid is. Daar ze zeer verspreid en dus vrij staan, konden ze naar hunne natuur opgroeien en hebben ze dus een veel fraaier aanzien dan de dicht bijeen staande in de bosschen, die, door den dichten stand, zich alleen in de hoogte, doch niet in de breedte konden ontwikkelen, en daardoor die lange rechte stammen verkregen. Veel van deze vrij staande Dennen zouden een park tot sieraad verstrekken. Recht vóór ons uit vormt het bosch van den „Balverenskamp" („Hoekelum") een dichten achtergrond. We komen nu weldra op het hooge punt, van waar we op onze vorige wandeling de mooie vergeziehten bewonderden, en, na daar weer even stil gestaan te hebben, volgen we dat gedeelte van den weg langs het oude bosch, hetwelk wij reeds kennen, tot aan den Breukelerweg. Hier gaan we nu rechtsom, tot we spoedig aan de plaats komen waar de weg weer linksom loopt en een lange beukenlaan begint *). den in Oostelijke richting mede oploopenden Prins Hendrikweg te nemen, maar bijna onmiddellijk linksaf te gaan, het wandelpad volgende, zoodat men de hei aan de rechterhand krijgt. *) Wil men de wandeling bekorten, dan kan men een smal boschpad ingaan, 't welk men hier even vóór de bocht ter rechterzijde ziet. Wandelt men dit af, heel aan het einde een weinig rechts tusschen het hout doorgaande, dan komt men op de hei uit, dicht bij den 't Is een mooie laan die we nu volgen, een aangename, licht beschaduwde wandeling tusschen jonge dennenbosschen. Na een goed eindweegs bereiken we een bank. Daar zien we een laan links en een andere rechts. Desverkiezende kan men dien aan de linkerzijde ingaan; men komt dan na een poos op een vrij breeden rijweg, die evenwijdig met den spoorweg (deze ligt hier in eene diepe uitgraving) loopt en dan ook de Parallelweg heet of althans genoemd wordt; dan rechtsaf gaande bereikt men spoedig het wachtershuisje en eindelijk het Station. Deze weg is iets langer en minder beschaduwd dan wanneer men, gelijk wij nu willen doen, den Ginkelscheweg rechtuit blijft gaan*). Komen we ten laatste op de vlakte, dan zien we, lmks, T elefoonweg. Men komt op dien weg, linksaf langs het bosch er recht op af gaande, of in schuine richting een maar juist herkenbaar karrespoor volgende. Daar slaat men dan rechtsom, snijdt na een poos den straks opgewandelden Ginkelschenweg, en blijft rechtuit gaan, tot men aan den toren de richting herkent, dien men naar het dorp te volgen keeft. *) Ook hier kan men deze wandeling, en wel op tweeërlei wijzen bekorten, door bij de bank de laan ter rechterzijde in te slaan. Een smal voetpad, gedeeltelijk overgroeid, levert geen wezenlijk bezwaar op. Een heel eind, tot op het hoogste punt, blijft dit een breede laan. Verder houden de boomen ter weerszijden op. Rechtuit gaande komt men ook hier op den T elefoonweg uit. Om een mooi vergezicht te hebben slaat men daar dan linksom en komt men spoedig aan een hoek. Even den hoek om staat een bank en van dit punt heeft men een zeer uitgestrekt panorama vóór zich. Men kan ook, van de straks genoemde bank af die zijlaan volgende, tot daar waar de boomen eindigen, rechts een lang, recht pad afgaan, bij het jachthuisje van den heer Wurfbain, aan wien deze bosschen toebehooren. Van dit hoogste punt heeft men aan den anderen kant, door een opening (een weg als men wil) een mooi vergezicht. Gaat men dien rechtschen weg af, dan komt men uit op het in de vorige noot bedoelde boschpad, slaat linksom en vervolgt het op de daar vermelde wijze. een spoorwegwachtershuisje. Daar loopt de Ginkelscheweg heen en gaat over den spoorweg naar de hei. Dit is echter nu ons plan niet. 't Zou ons ook te ver van huis voeren. Wij slaan daarom, nu we het verste punt van ons tegenwoordig doel bereikt hebben, onmiddellijk rechtsom, om langs een heel anderen weg huiswaarts te keeren. Dit is aanvankelijk de Telefoonweg, herkenbaar aan de daar langs geplaatste palen. Deze weg, die enkele jaren geleden nog bijna onbegaanbaar was, is thans, dank zij de zorg der Vereeniging ter bevordering van Vreemdelingenverkeer, die er een goed wandelpad liet maken, gemakkelijk te begaan. Wij volgen dien, met de dennenbosschen rechts en de uitgestrekte, kale heide links, naar boven, bij voorkeur niet omziende, vóór dat we het hoogste punt bereikt hebben, waar een bank staat. Het gezicht over de heide is daar wel zeer uitgestrekt, maar levert niet veel details op, wat toch niet belet dat het op zich zelf zeer fraai is. Een weinig verder slaan we den hoek om, altijd de telefoonpalen volgende. Na een poos zien we een wandelpad links in rechte richting over de hei loopen. Dit komt bij de „Pembroekbank" uit, die we op onze volgende wandeling willen bezoeken. Wij blijven dus nog rechtuit gaan, goed oplettende dat we het volgende, dus het tweede wandelpad aan onze linkerzijde, niet voorbij loopen. Dit moeten we nu hebben 't Is, gelijk we spoedig zullen zien, een „mooi" pad, dat we in zijn slingerende richting maar blijven volgen, tot we boven op de hooge B u u r t h e i terecht komen bij een wegwijzer, dien we rechtuit dwars over een ander wandelpad, dat we op de volgende wandeling zullen vinden, voorbij gaan, om na eenige oogenblikken, op en af, andermaal een bank te bereiken. Weer een uitgestrekt panorama, nu in Westelijke richting; reden waarom we gaarne op deze bank (het einddoel van veler wandeling in de tegenovergestelden richting, van Benn e k o m af) eenige oogenblikken uitrusten. De Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt door het aanleggen van wandelpaden in verschillende richtingen over deze hooge heide, op welke een vreemdeling zich vroeger noode durfde wagen, en waarover toen slechts enkele nauw herkenbare voetpaadjes liepen. Die gelegenheid heeft om deze nieuwe paden allen af te wandelen, zal zich dit niet beklagen. Nu, weder rechtuit, het wandelpad afgaande, komen we spoedig op een vroeger zeer ruwen zandweg uit, die echter door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer voor rijtuigen bruikbaar is gemaakt en de Pri ns Hendri kweg genoemd werd. Langzaam afdalende, letten we op een pad, dat we spoedig ter linkerzijde bereiken. Dit loopt het bosch van „Selterskamp in. We volgen het, en komen na een paar minuten uit in een mooie beukenlaan, juist waar die gebogen is. Rechtsom gaande, ligt hij uitlokkend over een groote lengte recht vóór ons. Wij kiezen dezen weg, omdat wij dan, bij een volgend bezoek aan dit landgoed, een anderen kunnen nemen. Dan zullen we, van de tegenovergestelde zijde, ook juist op dit punt terecht komen, en hem in de andere richting volgen. Deze mooie beukenlaan, met hooge dennenbosschen links en rechts, is een aangename wandeling. Aan het einde ervan komen we in een afloopenden, muilen, hollen zandweg, en als we dien ten einde zijn, slaan we rechtsom waarna we terecht komen onder aan het begin van den Prins H endrikweg, dien we een kwartier geleden verlieten, toen we, boven zijnde, het bosch van „Selterskamp" in gingen. Bij het hooge dennenbosch gaan we rechtsaf en rechtuit, den weg links voorbij, tot aan een breeden weg die hem snijdt. Nu linksaf en recht op het dorp aan, 't welk wij van hier in een minuut of tien bereiken. Met deze wandeling zijn een goede twee uren gemoeid, als men zich onderweg niet ophoudt. Wijl daar echter meermalen aanleiding toe is, zal het zaak zijn op minstens 2 '/o, voor sommigen op 3 uren te rekenen. 3 VII. NOG EENS OVER DE BUURTHEIDE. De heide heeft — 't laat zich gemakkelijk begrijpen — inzonderheid voor vreemdelingen een bijzondere aantrekkelijkheid, evenals voor bewoners van het binnenland de zee, en toch levert de kale heivlakte evenmin afwisseling op als de onafzienbare kabbelende of golvende wateroppervlakte. De reden daarvan is niet ver te zoeken, want ze ligt in den ongewonen indruk, die in beide gevallen wel niet precies dezelfde is, maar toch wel ten naastenbij. Wij gaan daarop hier niet verder in, maar nemen het feit zooals het is. Zeker zullen velen, al naarmate zij meer of minder vatbaar zijn voor natuurindrukken, bij herhaling een wandeling over de heide willen maken, waartoe Bennekom's Oostelijke omstreken ruime gelegenheid bieden. Daar komt nog bij, dat men wel nergens een mooiere heide zal vinden dan de nabij gelegen uitgestrekte Buurtheide, wijl hier de eentonigheid wordt gebroken, nü door grootere of kleinere boschjes, dan, en wel inzonderheid, door de overal verspreid staande opslag-Dennen; terwijl hij, die aan de onafgebroken heivlakte de voorkeur geeft, deze almede niet ver behoeft te zoeken. Een tweede wandeling over de Buurtheide mag hier dan ook wel aanbevolen worden. Het Bestuur der Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer heeft zich, gelijk reeds werd opgemerkt, vóór eenige jaren jegens de vreemdelingen inzonderheid, zeer verdienstelijk gemaakt, door het aanleggen van verschillende wandelpaden over deze heide, zoodat men, deze volgende en wat op de richting lettende, al mag men dan ook eens een half uur omloopen, toch niet kan verdwalen. We hebben reeds een paar dezer paden leeren kennen, en volgen nu een ander, wel het voornaamste, dat van het Noorden naar het Zuiden (of, zoo men wil, omgekeerd) dwars over de daar vrij hooge Buurtheide loopt. Allereerst volgt men een goed eindweegs den Telefoonweg. Deze is van het dorp uit gemakkelijk te vinden, immers hij loopt — hoewel onder een anderen naam, voor langs het landhuis van „Selterskamp". Gaat men, tegenover „Linnaea", den Strooweg op, wandelt men rechtuit, spoedig het nieuwe wandelpad volgende en dus ten laatste rechtsom slaande, dan ziet men spoedig de telefoonpalen aan den Ginkelscheweg. Hier gaat men linksaf dezen weg op (het wandelpad wijst het aan), en volgt men de palen tot daar waar deze rechtsaf van dezen weg afwijken en langs een breeden zandweg in N.-Oostelijke richting geplaatst zijn. Hier begint de z.g. T elefoonweg. (Men kan dit punt ook op een andere wijze bereiken. Waar de Strooweg zich splitst neme men den weg links, het op de punt staand huisje aan de rechterzijde houdende, en volge dezen bewoonden weg, tot men aan een groote, ruwe vlakte ter rechterzijde komt. Daar stond nog vóór enkele jaren een zeer oude molen, waarom die plek ook wel het Molenplein wordt genoemd, al heeft dit thans geen zin meer. Daar sla men rechtsom en volge den ruwen weg langs het Molenplein rechtuit, weldra tusschen twee bosschen door en komt dan terecht op den Ginkelscheweg, juist daar waar de eigenlijke Telefoo n w e g begint.) Dezen volgen wij nu. Deels door jonge dennenbosschen, deels door de heide, waaraan soms zeer fraaie opslag-Dennen een aangename afwisseling geven, is dat een fraaie landweg. Ruw is hij zeker; zeer ruw zelfs, maar toch gemakkelijk te bewandelen langs een verhoogd voetpad ter rechterzijde, terwijl men, waar dat eindigt, aan de andere zijde, of eigenlijk meer midden op den weg, een wat smal en gedeeltelijk door heide overgroeid, maar toch zeer goed begaanbaar voetpaadje ziet, dat men volgt tot waar men dezen weg verlaat, om de heide op te gaan, waartoe een wandelpad als uitnoodigt. Vergissen kan men zich niet, als men slechts let op de telefoonpalen. Men houdt namelijk den Telefoonweg tot paal 86. Daarnaast is een ruwe weg, dien men voorbij gaat, maar even voorbij deze paal is dit pad zeer duidelijk kenbaar. Het buigt zich links- en rechtsom, waar het plaatselijk gedeeltelijk weggezakt, maar toch goed herkenbaar is; vervolgens gaat het langzaam opwaarts rechtuit, tot men aan een kruispunt komt, waar een bank staat. Wijl men hier een goed half uur achter den rug heeft, is dit op een zonnigen zomerdag voldoende om op deze vrij hooge plek, waar men altijd van een frisch koeltje geniet, zeker voor velen een welkome gelegenheid om even uit te rusten. Het inademen van die zuivere lucht toch is op zichzelf reeds een genot. Van het wandelpad links (bij de bank) neemt men nu geen notitie. Het daartegenover liggende is een fraai pad meest tusschen Dennen door. Dit afgaande, zal men zijn wandeling veel bekorten, want men komt dan op den Prins Hendrikweg uit, juist daar waar men het bosch van „Selterskamp" kan ingaan. Dit ligt echter thans niet in onze bedoeling ; te minder, wijl we daarmede reeds op onze vorige wandeling hebben besloten. We gaan dus voorbij de bank rechtuit langzaam het flauw rijzende pad op, tot we op het hoogste punt bij den wegwijzer komen, dien we op de vorige wandeling zijn voorbijgegaan. Ook hier hebben we nu het pad steeds rechtuit te volgen; trouwens het pad rechts kennen we reeds, immers we zijn het op onze vorige wandeling reeds afgegaan. Een weinig rechtuit snijdt het wandelpad den Prins H endrikweg. Nu kunnen we naar willekeur nog verder rechtuit blijven gaan, in welk geval we spoedig aan een mooien, dicht beschaduwden hollen weg komen, dien we dan (rechts) afgaan. Na een minuut of vijf bereiken we dan het einde der lange beukenlaan van „Selterskamp ". We slaan dus daar rechtsom en volgen die laan, welke zich na een poos linksom buigt en vervolgens rechtuit op het landhuis aanloopt. Beukenlaan op „Selterskamp". Men kan echter, van de heide den Prins Hendrikweg bereikt hebbende, daar het bosch ingaan ; immers met wat opmerkzaamheid ziet men daar een weinig betreden, maar toch duidelijk herkenbaren weg, en na enkele schreden komt men aan een mooien, zacht naar beneden loopenden boschweg. Men wandelt daar gemakkelijk als op een zacht tapijt van dennenaalden, en komt dan ook in de bovengenoemde laan, juist bij de bocht, terecht. Dit is eerstens veel korter, maar ook om meerdere reden verkieslijker. Nog moet opgemerkt worden dat, wanneer men ongeveer op het midden van deze mooie, rechte beukenlaan gekomen is, men een weg links kan inslaan en dan bij eene bank komt, die een aangenaam rustpunt biedt. Wil men nu liever niet naar de rechte laan teruggaan, dan neme men het pad in dezelfde richting, met dennenbosch ter rechter- en eiken akkermaalshout ter linkerzijde ; spoedig wordt het dan bosch links en rechts en men komt aan een zodenbank. Daar rechtsom het pad volgende, gaat men het pad achter den wal dwars over en voorbij een bank het slingerende pad af, waarna men ook aan het landhuis terecht komt. Van die bank midden in het bosch is men in twintig minuten in Bennekom. Voor de geheele wandeling rekent men, met kort oponthoud op een paar plaatsen, op pl.m. twee uren. Het is een der mooiste, veel afwisseling biedende wandelingen, terwijl men, zoowel op de heide als in de bosschen, herhaaldelijk gelegenheid vindt om uit te rusten. Men zal er zeker in zijn gedachten de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer dankbaar voor zijn, dat zij door het aanleggen van gemakkelijke paden over de heide den bezoeker een groot natuurgenot bereidde. VIII. PRINS HENDRIKWEG, PEMBROEKBANK, MOFHEG. Voor vreemdelingen, inzonderheid voor hen, die maar kort hier verblijven, kan een wandeling tegen den Prins Hendrikweg op en verder langs de M o f h e g niet te warm aanbevolen worden, wijl men dan in korten tijd het karakter dezer landstreek, in Oostelijke richting zeker verre de fraaiste en de meest karakteristieke, vrij wel kan leeren kennen; terwijl zij, die tegen een wandeling van ongeveer derdehalf uur opzien, of wier tijd te kort is, het gemakkelijk in de helft van dien tijd met een bij voorkeur licht rijtuig kunnen doen. De Prins Hendrikweg was, zoo hij al een naam had, bij dezen naam vóór enkele jaren niet bekend, en wandelaars namen van dien ruwen oploopenden zandweg niet de minste notitie. Het was de Vereeniging voor het Vreemdelingenverkeer die hem voor rijtuigen geschikt maakte en bij den eveneens tegelijkertijd verbeterden Mof heg aansloot. Van toen af heette hij aldus, en kwam de woeste, maar schilderachtige streek achter de „Pembroekbank" goed tot haar recht, al zijn er nog al te velen die verzuimen haar te leeren kennen, ook onder de bewoners van Bennekom zelf. Het begin van den Prins Hendrikweg is gemakkelijk te vinden, daar hij „Selterskamp ten Noorden begrenst. Wij weten nu dat den Ginkelscheweg, ter zijde van dat landgoed, in Noord-Oosrelijke richting naar boven loopt, terwijl op dit punt hetzelfde met dezen het geval is in zuiver Oostelijke richting, tusschen de met verspreide z.g. opslag- Dennen bezette heide links en het bosch van „Selterskamp" rechts. Een daar geplaatste wegwijzer maakt trouwens vergissing onmogelijk. De breede weg, met een smal en ongelijk voetpad loopt boven op de hier en daar met jonge Dennen bezette heide uit en in schuine, Zuid-Westelijke richting daarover heen. Een mooieren rijweg over een hooge heide zal men wel nergens vinden. Hij komt, bij een wegwijzer, uit op een breeden zandweg, met een gemakkelijk wandelpad, hetwelk men tot bij een proefveld der Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool volgt, waar men rechtsom in een paar minuten boven aan den B a n k w e g bij de „Pembroekbank", die wij later nog eens zullen bezoeken, komt. De rijweg gaat om den heuvel, waarop de banken staan, heen ; men kan dien heuvel aan de ééne zijde op en van achteren afgaan. Daarna rechtuit en vervolgens rechtsom. Men komt nu in een bij uitstek woeste streek, die, ter linkerzijde met recht een zandwoestijn kan genoemd worden, met hoogten en laagten, deels natuurlijke, deels ten gevolge van uitgravingen. Het is niet wel mogelijk zich een voorstelling te maken hoe deze streek toen zij, in oud-, of allicht vóórhistorischen tijd door menschen werd bewoond, er mag uitgezien hebben. Dat dit het geval geweest is, blijkt uit enkele, daar uit het mulle zand opgegraven voorwerpen. Buitengewoon zeldzaam zijn zulke vondsten in deze streken evenwel niet; immers ook van den „Hullenberg" en van „Hoekelum" wordt hetzelfde beweerd. Een weinig verder begint de z.g. M o f h e g, welke breede, ruwe boschweg mede door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer berijdbaar is gemaakt, en die in rechte richting op den Arnhemschen weg, bij het „hoogste punt" uitkomt. Zoo men wil kan men het bekorten, door van de Mof heg wat vroeger den duidelijk herkenbaren tweeden Ginkelscheweg, die in Zuid-Westelijke richting ook op den Arnhemschenweg uitkomt, in te slaan. Wij wijden niet uit over de schoonheid en het verrassende van dit laatste gedeelte, van de „Pembroekbank" af tot men op den Arnhemschenweg komt. De smaken loopen, vooral omtrent natuurscènerieën te zeer uiteen: wat den één in opgetogenheid brengt en op hem blijvende indrukken maakt, vindt de andere, ja, wel mooi, maar meer ook niet; dit hangt veel van de temperamenten, ook niet weinig van den schoonheidszin af. Maar wij kunnen niet nalaten deze wandeling ten zeerste aan te bevelen. Van het „hooge punt' op den Arnhemschenweg, waar een gemakkelijke bank staat, is men ongeveer in drie kwartier te Bennekom terug. Rekent men voor de geheele wandeling, mits men zich onderweg niet te veel ophoudt, derdehalf uur, dan komt men zeker goed uit. Wil men nu den Arnhemschenweg liever niet afwandelen, hetzij omdat men dien reeds kent, of omdat hij te zonnig is, of om welke reden ook, en geeft men aan een zeer mooien boschweg de voorkeur, wat zeker raadzaam is, dan slaat men, na den grooten weg een klein eind in westelijke richting afgewandeld te zijn, links af den tweeden Ginkelscheweg in*). Ging men *) Gewoonlijk noemt men ook dezen eenvoudig de Ginkelsche weg; wij voegen er duideiijkshaive ,,de tweede" bij. Ze hebben beiden den grooten Wageningschenweg tot uitgangspunt, de eerste en voornaamste begint achter het tolhuis en loopt naar het Noorden; de tweede begint dichter bij Wageningen en heeft een meer Oostelijke richting; even voorbij den spoorweg loopen ze inéén. dien aan de Mof Keg reeds in (zie blz. 41), dan gaat men hier, waar hij in schuinsche richting den grooten weg snijdt, natuurlijk eenvoudig dezen schuin over en dan rechtuit. Wij zeggen niets te veel, wanneer wij dit gedeelte, dat ten naastenbij een half uur lang is, een der mooiste boschwegen noemen, die men zich kan denken, waarbij nog komt dat een goed hard voetpad ter zijde van den ruwen karreweg, het wandelen des te aangenamer maakt. Na een minuut of vijf passeert men den Hartenschew e g die rechts op den Arnhemschen weg uitkomt en links, langs „Nol in 't Bosch" en de „Harten", naar R e n k u m loopt. Wij gaan nu echter rechtuit, een pad ter rechterzijde voorbij, en komen na ongeveer tien minuten aan het duidelijk herkenbare Papenpad. Wil men nu den weg wat bekorten, dan gaat men dit rechts af. Maar de Ginkelscheweg trekt ons te zeer aan, zoodat wij dien gaarne tot aan den Zo omweg, waar hij als boschweg eindigt, willen leeren kennen, wat ons zeker niet zal berouwen. Een klein kwartier verder gaan we voorbij een druk begaan pad links en rechts, en een weinig verder, dicht hij een kleine hoeve, komen we aan een bank met een zeer ruim uitzicht in ZuidWestelijke richting; recht vóór ons uit Wageningen, een weinig rechts de schoorsteen der bierbrouwerij en in de verte de „Grebbeberg". We zijn hier slechts weinige schreden van den Z o o m w e g af, dien we kunnen volgen tot aan het begin van het Papenpad maar juist dit gedeelte is meestal zeer ruw en dus nogal lastig; daarbij naar het Westen open en dus zonnig. We kunnen beter doen, en een klein half uur een vast, beschaduwd boschpad nemen dat hier juist bij den bank begint. Dit gaan we in, spoedig rechtsaf een voetpad tusschen de boomen door volgende, tot we na een kort poosje bij een breed pad komen, waarop dit smalle voetpad wel niet op uitloopt, maar dat we met een paar schreden tusschen de boomen door bereiken. Hier slaan we natuurlijk links om en gaan maar steeds rechtuit, tot we nabij het einde van het Papenpad terecht komen, van waar we in een groot kwartier te Bennekom terug zijn. Slaat men even beneden het „hoogste punt" van den Arnhemschenweg den Ginkelscheweg in, en kiest men, na den Hartenscheweg voorbij gegaan te zijn, het Papenpad, dan komt dit, wat den afstand betreft, vrij wel overeen met den grooten weg; men heeft dan echter meer afwisseling. Gaat men, gelijk wij hierboven deden, door tot aan de bank even vóór den Z o o m w e g, dan is daar een goed kwartier meer mede gemoeid. Van deze bank door het bosch is men in ruim drie kwartier te Bennekom. IX. SELTERSKAMP en de PEMBROEKBANK. Tegenover de villa „Linnaea" gaan we ook nu van den grintweg af, den Strooweg op, den achterweg voorbij, en een weinig verder, rechtsaf, den in schuine richting van den breeden weg afwijkenden harden weg op. Dit is een weg, die aan het landgoed „Selterskamp" behoort, waarvan wij, den hoek omslaande, het landhuis recht vóór ons zien. De vriendelijke, kortelings overleden eigenares, Mevr. Van Pembroek-Koker, die daar drie of vier zomermaanden doorbracht, stond steeds de vrije wandeling toe, en liet er op ons verzoek, ten gerieve der wandelaars nog een paar banken in de bosschen plaatsen. Men kan er dus wandelen naar hartelust in oudere of jongere bosschen, langs breede en smallere wegen, in de zon en in de schaduw, ver weg en dichter bij, al naar men wil. „Selterskamp" maakt, met den „Prinsenkamp", één geheel uit, het heeft een gezamenlijke uitgestrektheid van ongeveer 78 Hectaren. In uitgestrektheid doet het dus voor „Hoekelum" niet veel onder, maar het heeft een heel ander karakter; het heeft toch niet die gebogen, breede wegen, die het tot een park maken; de meeste wegen zijn recht en het geheel heeft meer het voorkomen eener exploitatie, waarin eehter ook geen gebrtk is aan zeer fraaie, door de bosschen kronkelende wegen en mooie boschpartijen. Na den hoofdingang ingegaan te zijn, slaan we onmiddellijk rechtsaf, en komen spoedig aan een lang, recht, een weinig oploopend laantje, aan welks einde een bank staat. We gaan daar linksom, nemen het eerste boschpad aan onze rechterhand, en zijn nu in een mooi, nog niet zeer oud, maar toch reeds hoog en dicht dennenbosch. Dit pad in zijn kromming volgende, komen we aan een, ons reeds van een vorige wandeling bekende zodenbank, die tot rusten uitnoodigt. Hier slaan we linksom en volgen het kronkelende pad rechtuit. Na een korte poos houdt het dennenbosch aan onze rechterzijde op, om plaats te maken voor akkermaalshout; aan de linkerzijde houden we voortdurend een hoog dennenbosch. Wij gaan nu de daar aan den hoek van een zijpad staande bank voorbij en, het kronkelende pad volgende, komen we terecht in de ons mede reeds bekende fraaie beukenlaan, juist op de plaats waar die een bocht maakt. Hier ook herkennen wij de plek, waar we reeds waren, toen we, op onze vorige wandeling, van de hei kwamen (zie bladz. 32.) Toen zijn we die laan in Westelijke richting afgegaan, nu volgen we haar rechtsaf naar het Zuiden en houden het zware bosch aan onze linker-, akkermaalshout aan de rechter kant. Aan het einde dezer laan zien we een voetpaadje, dat we inslaan en we bevinden ons na enkele schreden op een breeden, donkeren, iets verder eenigszins hollen boschweg. Een schilderachtige weg, zal men zeggen, en zoo is het ook. Wij zouden dien mooien weg wel wat langer wenschen, want reeds na weinige minuten verlaten we dit bosch; daar gaat de boschweg in een breeden, muilen zandweg over. We hebben nu aan de linkerzijde de uitgestrekte, hooge Buurtheide, die we op onze vorige wandeling, gedeeltelijk over zijn gegaan, en die we dus nu in de dubbele beteekenis van het woord links laten liggen. Ook hier merken we intusschen overal de verspreid staande mooie opslag-Dennen op. Wij moeten hier goed uitzien, want, weinige schreden nadat wij het bosch verlaten hebben, willen we rechts een pad inslaan, dat op een kleine hoeve uitloopt. We kunnen dit huis wel omgaan, zonder aan de bewoners ergernis te geven, en komen dan op den eindloos langen B a n k w e g uit. Om van de lengte van dezen weg en tegelijk van de uitgestrektheid van dit landgoed een goed denkbeeld te hebben, zouden wij hem eigenlijk een eind in terugkeerende richting moeten opwandelen, tot op het hoogste punt. Wij willen dit echter nu niet doen, om onze toch reeds vrij uitgestrekte wandeling niet noodeloos te verlengen. Wij slaan dus bij de hoeve links om, en hebben dan nog een aardig zonnig eindje vóór ons, maar waarvan toch het laatste gedeelte weer door een dennenbosch gaat. Langer dan een minuut of tien is het echter niet, en dan komen we uit op een open vlakte, met nog jonge dennenbosschen, op de plek waar een wegwijzer staat. Naar de Pembroekbank behoeven we hier niet te zoeken; immers op een kleinen afstand recht vóór ons zien we, op een opgeworpen hoogte, een mooien Berkeboom staan, met een bank links en andere rechts er onder. Wanneer men nu bedenkt dat men hier op het hoogste punt van het steeds in Oostelijke richting oploopende landgoed, en daarbij nog op een heuvel staat, met de zeer uitgestrekte hei vóór zich, terwijl men slechts door een nog zeer jong bosch daarvan gescheiden is, dan kan men gemakkelijk begrijpen dat men hier een heil eind afziet. Toch kan er van een panorama, hoe uitgestrekt het gezicht ook is, moeilijk sprake zijn. Daarvoor is de hei te kaal, en strekt deze zich te ver uit, om de voorwerpen op den nevelachtigen achtergrond duidelijk te kunnen onderscheiden. Het is hier even als met het vergezicht op de hoogte van den T elefoonweg, trouwens het is dezelfde boomlooze hei. Intusschen heeft het toch voor stadbewoners niet weinig aantrekkelijks, en blijft het een mooi eindpunt eener veel afwisseling gevende wandeling. We zijn hier nu ongeveer drie kwartier van het dorp verwijderd, en keeren, „Selterskamp" verlatende, langs een heel anderen weg terug. De wegen zijn hier in alle richtingen zóó talrijk, dat men maar voor 't kiezen heeft. Wanneer wij, van de bank afkomende, met den rug daar naar toe weer bij den wegwijzer gaan staan, bevinden wij ons op een kruispunt, wijl hier een wandelpad van Vreemdelingenverkeer den Bank weg rechthoekig snijdt. Aan onze rechterhand loopt dit pad, over een zeer groote lengte naar het Noorden, op een dicht bosch aan. Daar komt het op den T elefoonweg uit. Wij waren er op onze vorige wandeling (zie bladz. 31). Op eenigen afstand van de plek waar we nu staan zien we eene vrij groote omrasterde, heivlakte. Dit is een proefveld van de Afdeeling Boschcultuur der Rijks Landbouwschool. Onze weg is echter thans, van de bank terugkeerende namelijk, linksaf, dus in Zuidelijke richting. Wij houden dit pad echter niet lang. Slechts tot daar, waar het hoogere dennenbosch begint, en waar we, ter rechterzijde, een pad zien, dat, langs den zoom van het bosch, recht naar het Westen loopt. Dit pad af en op volgende, komen we weer aan een bank, en, wat verder, dicht bij de straks vermelde hoeve, die we op eenigen afstand, over het lage houtgewas, aan onze rechter zijde zien Nu gaan we, juist waar het pad een kleine wending maakt, in schuine richting links over een karrespoor het bosch in, en komen dan, na enkele schreden, op een breeden, ruwen maar mooien boschweg uit. Dit is de Buurtweg, dien we, altijd dezelfde richting houdende, nu volgen. Hij loopt wel in dezelfde richting van het daareven verlaten pad, maar toch veel meer Zuidwestelijk, tot hij zich eindelijk ombuigt vlak naar het Zuiden en, een weinig verder, op den Arnhemschen grintweg uitkomt, juist op de plaats waar, op den hoek van dezen weg, een bank staat. Maar wij volgen hem niet zoover. Even voorbij de bocht bemerken we een beukenlaan. Deze komt wel is waar niet direct op den Buurtweg uit, maar met een paar schreden tusschen de boomen door zijn wij er. Nu we aan het begin (eigenlijk het einde) dezer laan staan, zien we dat we ons tevens bevinden aan het begin van een langen, zeer mooien boschweg aan onze rechterzijde, dus in Noordelijke richting. Waren we straks niet van het rechte wandelpad afgeweken, om het bosch in te gaan, en hadden we dat pad blijven volgen, dan waren we aan het andere einde langs dezen boschweg gegaan, en hadden hem kunnen inslaan om op dezelfde plek terecht te komen, 't Is de Oostelijke grens van den „Hullenberg", van welk landgoed, dat we op een volgende wandeling nader zullen leeren kennen, de laan die we nu afgaan de Zuidelijke grens is. Deze laan volgende, hebben we dus den hooger liggenden „Hullenberg" rechts, terwijl zich aan de linkerzijde verscheidene wandelwegen over dit mede hooger liggende terrein bevinden. Zijn we deze laan ten einde, dan komen we, door een der toegangen bij „Midden-Eng" (waarover nader), schuins over „Zuider-Eng", op den Arnhemschen grintweg. „Zuider-Eng , is een niet zeer uitgestrekt landgoed, eigenlijk meer een groote buitenplaats, die rondom door draadwerk afgesloten en niet voor vrije wandeling toegankelijk is. We gaan den Arnhemschen weg, die juist hier een bocht maakt, langs „Midden-" en „Zuider-Eng" af, en zien nu het vriendelijke pension het „Groenewoud" op korten afstand recht vóór ons uit. Een goede gelegenheid, zegt de een en ander, om, na zoo n stevige, warme wandeling, zich met een frisch glas bier in de lokkende schaduw der Lindeboomen te verkwikken, ten einde niet te verhit thuis te komen. Daar kan wel wat van aan zijn. 4 X. DE HULLENBERG. De „Hullenberg" is voor velen van Ken, die tijdelijk te Bennekom verblijven, namelijk zij, die in of ten Zuiden van het dorp logeeren, het doel eener eerste wandeling, en ook wij zouden er zeker mede begonnen zijn, ware het niet dat we er de voorkeur aan gaven, de Oostelijke streek geregeld van het Noorden naar het Zuiden te leeren kennen. En zoo komt dan de „Hullenberg", waar we bij onze vorige wandeling langs gingen, thans aan de beurt. Voor een wandeling in het aan den grintweg grenzende gedeelte is geen gids noodig. V^il men die echter wat verder uitstrekken, dan wordt het anders. Dit gaan we nu doen, waarbij wij dan ook een gedeelte van „Selterskamp" bezoeken, waar we nog niet waren. Bij het hotel de „Neder-Veluwe" den Arnhemschen weg inslaande, gaan we langs de fraaie villa „Erica , en de liefhebber blijft daar bewonderend staan bij verscheidene prachtige exemplaren van minder algemeen voorkomende Conifeeren in de overtuin. Wat verder komende, ziet men de vrij hoog oploopende, rechte laan van den „Hullenberg , en heeft het er veel van dat dit rechtuit de voortzetting van den Arnhemschen weg is. Dit blijkt echter spoedig niet het geval te zijn, want deze heeft juist daar een sterke kromming naar het Zuiden. Vlak bij den ingang staat het grootendeels pas gebouwde pension-hótel „Het Groene Woud , gelijk daar een vroegere aanlegplaats voor voerlieden heette. Wij gaan, den „Hullenberg" betredende, die laan nu niet op. Haar te zien is ons voor het oogenblik voldoende ; men komt Kier toch zeker meer dan eenmaal terug, en dan komt zij van zelf aan de beurt. Wij slaan daarom onmiddellijk het wandelpad ter rechterzijde, vlak bi] den ingang, in, wijl we dan nog iets bijzonders te zien krijgen. Daar, waar het pad zich weldra in tweeën splitst, houden wij het linksche, en volgen dit in zijn kronkelingen rechtuit, tot waar het, bij een hoog dennenbosch tegen een kleinen heuvel oploopt. De vorm van dien heuvel, even als die van een andere, dien we dicht hierbij in het dennenbosch zien, doet vermoeden dat deze hoogten niet natuurlijk, maar door menschen opgeworpen zijn, wat echter niet in verband kan gebracht worden met den aanleg van dit terrein, waarbij blijkbaar aan den grondslag geenerlei verandering is gemaakt. Ze zijn dan ook slechts in zooverre natuurlijk, als b.v. de groote mierenhoopen natuurlijk zijn en ze bestonden reeds lang, eeuwen lang, vóór dat zelfs aan de exploitatie dezer toen woeste gronden werd gedacht. Het zijn namelijk terpen, vermoedelijk deels begraafplaatsen, van de eerste bewoners dezer streek, gelijk is gebleken uit daaruit opgegraven urnen, die in het bezit zijn van den eigenaar van dit landgoed, de heer Mr. A. C. van Daalen, te Bennekom*). Dat er een wandelpad over een dezer heuvels loopt, zal wel opzettelijk zoo zijn aangelegd, om den bezoeker er heen te leiden. *) Er werden trouwens in deze streken meer overblijfselen van de vroegste bewoners van ons land gevonden. Zoo b.v. wat hoogerop, bij „Ooster-Eng", een aardige Romeinsche haarspeld, in 't bezit van Jhr. Quarles van Ufford. Ook, gelijk reeds vroeger werd gemeld, op „Hoekelum , bij Ede, enz. De neer Van Daalen, de vroegere Voorzitter der Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer, aan wiens initiatief men de fraaie wandelpaden over de heide te danken heeft, heeft en had ook meer attenties voor bezoekers van dit landgoed, 't welk men in alle richtingen kan doorwandelen; zoo b.v. verscheidene banken en een koepel op het hooge gedeelte *). Nu we den heuvel over het pad rechtsaf houden, komen we spoedig aan een bank, en hebben we, over een strook laag gehouden kreupelhout, een aardig gezicht op den koepel daarboven, waar wij nu op afgaan Koepel op den Hullenberg. *) Door ongeregeldheden, beschadiging van het plantsoen, zag de eigenaar zich genoodzaakl het bezoek te beperken. Men moet zich nu daartoe voorzien van een toegangskaart, die voor 25 cents bij den tuinbaas te verkrijgen is. en dien we, als we het kronkelende pad, dat spoedig vri] steil wordt, maar houden, ook spoedig bereiken. Vroeger had men daar een mooi uitzicht in de richting van Bennekom en den Arnhemschen weg; maar daartoe is het geboomte aan de bergglooiing nu te hoog opgeschoten. Een gedeelte is nog vrij gehouden het gezicht n.I. op „Midden-Eng"; van het dorp ziet men alleen de torenspits. Langs den koepel rechtuit wandelende, komen we in een vrij diepe vallei, voor niet weinigen het voornaamste aantrekkingspunt. 't Is hier, door de vele boomen en heesters, in de rondte altijd beschaduwd en frisch, en als men even links afwijkt, krijgt men een stukje wilde, maar schilderachtige natuur te zien, dat voor velen alleen een wandeling hierheen waard is. t Is een, overal door dicht geboomte omsloten, kleine zandwoestijn; hoogten en laagten, deels met hei begroeid, deels kaal, en gestoffeerd door alleenstaande Dennen en Berken, wier wortels ten deele bloot liggen. 't Is een uitgezocht plekje om er, op het zand of de hei uitgestrekt, rustig te zitten of te liggen lezen, en dat voor een landelijk dejeuner of een picknick veel aantrekkelijks heeft *). Gaan we het diepe pad rechtuit, dan leidt onze weg over een mulle zandhoop naar boven en komen we, een weinig linksaf, aan een op een opgeworpen heuvel geplaatste bank. Hier verlaten wij den „Hullenberg", maar niet zonder het hooge dennenbosch opgemerkt te hebben, dat er het ) Jammet dat men bij zulke gelegenheden wel eens vergeet hoe ongepast het is, de welwillendheid van den eigenaar te beloonen met weggeworpen couranten, pakpapier, of meer dergelijke zaken, welke men vuilnis noemt. niet onaanzienlijke Oostelijke deel van uitmaakt. Dit landgoed toch heeft een uitgestrektheid van 17 Hectaren. Door dat bosch loopen mooie, elkaar kruisende wegen, een fnssche wandeling voor wie niet ver van huis wil gaan. Voor verdwalen bestaat geen vrees, als men slechts aan deze zijde van den langen rechten boschweg blijft, die het landgoed begrenst. Wij zagen dien toen we van onze vorige wandeling terugkeerden (zie bladz. 48). Van de daareven genoemde hooggeplaatste bank had men vroeger een zeer mooi gezicht over de lager liggende landstreek in het Westen ; maar de hoog opgegroeide bosschen belemmeren dit nu grootendeels; geheel echter nog niet. Deze bank aan onze rechterhand houdende gaan we nu rechtuit. De bezitting van de erven van wijlen den heer Koker, te Utrecht, De „Prinsenkamp", waarop wij ons nu bevinden, verbindt den „Hullenberg" met „Selterskamp", zoodanig, dat de bezoeker in den waan verkeert dat hij steeds op hetzelfde landgoed wandelt. Op kleinen afstand zien we weder een ter linkerzijde van ons pad opgeworpen heuvel met een bank. Hoe het uitzicht hier vroeger was weten wij niet, want van een vergezicht is daar nu in t geheel geen sprake meer; 't zijn hooge bosschen links en rechts. Dat met oude Dennen bezette heuveltje is intusschen een aangename rustplaats. Even voorbij dat heuveltje daalt het pad een weinig en komt dan uit bijna aan het einde (eigenlijk bij het begin) van de afloopende z. g. „Kerklaan", die met een bocht naar links uitloopt op een breed en zandig pad, dat we, rechtsom, slechts te volgen hebben, om bij het huis terecht te komen. Zij, die hun tent in het „Groene woud" hebben opgeslagen, gaan echter niet zoo ver door, maar slaan bij de bank het eerste, of desverkiezende, het tweede paadje links in, gaan daarna weer linksom en komen dan rechtuit spoedig op den breeden Ginkelscheweg, waarna ze in enkele minuten hun doel bereiken. Die in het dorp willen uitkomen, gaan, „Selterskamp" verlatende, rechtsaf. Deze weg wijst zich van zelf. Meer dan een uur heeft men voor deze wandeling met noodig, die dan ook tot de meest gezochten behoort, temeer omdat men op verscheidene plaatsen gelegenheid vindt om zich te verpoozen. XI. DE FRANSCHE KAMP. VVe gaan nu een echte boschwandeling maken; niet heel ver weg, maar waar toch minstens anderhalf uur mede heen gaat, terwijl zeker deze en gene er meer tijd aan zal besteden, al naarmate hij zich meer door het bosch aangetrokken voelt. Bij het hotel „Neder-Veluwe" gaan we den Arnhemschen weg op, en bereiken, na bij den „Hullenberg" rechtsom geslagen te zijn, spoedig „Zuider-Eng", en, schuin daar tegenover, „Midden-Eng", bekend als de „Prins Alexander-Stichting , inrichting voor blinde kinderen. Deze hoogst nuttige philantropische inrichting, in 1880 door de loge „Le bien aimé" gesticht, is een bezoek overwaard, waartoe dagelijks gelegenheid is. Die er heengaat, kan er zeker van zijn met voorkomende vriendelijkheid ontvangen te zullen worden. Men zij er dan vooraf op bedacht, dat een kleine versnapering door de ongelukkige kinderen met blijdschap zal ontvangen worden. Er is een ruimte voor een twintigtal kinderen, die er tegen een billijke vergoeding een hoogst zorgvuldige en liefderijke verpleging en doelmatig onderricht ontvangen. Naar stand of godsdienst der ouders wordt niet gevraagd, en ook voor de kinderen van min- of onvermogenden is deze gelegenheid tot doelmatige opvoeding niet gesloten. Ze kunnen er verblijven en worden er, sommigen van zeer jong af, verpleegd tot op negenjarigen leeftijd ; dan bestaat er gelegenheid voor hen om opgenomen te worden in het Blinden-lnstituut te Amsterdam, of te Grave, meer bepaald voor vakopleiding. Wanneer men dan hier ziet hoe ver sommigen het gebracht hebben in het vlug lezen van Braille-druk, in het vlechten, enz., of een der kleinen op een harmonica hoort spelen, die bijna zoo groot is als de kleine zelf, terwijl de anderen daarbij zingen, dan wordt men vervuld van eerbied voor de directrice, die op deze betrekkelijk eenzame plaats, haar leven, haar zorg en haar liefde aan deze door de natuur misdeelden wijdt. Men wordt bij zulk een bezoek niet vroolijk gestemd, dat is waar, maar toch is het opwekkend daar te zien wat liefde en onuitputtelijk geduld vermogen, om het leven dezer ongelukkigen in de toekomst draaglijk te maken. Voorbij „Midden-Eng rijst de grintweg aanzienlijk; een minder hellend gedeelte volgt, en wij komen nu spoedig aan de bank op den hoek van den Buurtweg, dien we op eer. vorige wandeling ten deele leerden kennen. Weer wat verder en we zijn op de plek waar een breede weg rechts van den weg afwijkt, 't Is het begin van den Harten scheweg, ook wel de Zandweg genoemd, naar „Nol in t bosch en „Oranje-Nassau s-oord, dien we bij een volgende gelegenheid eens af zullen wandelen. Het uitgestrekte dennenbosch ter linkerzijde van den grintweg is de „Fransche kamp". Wij konden de nu eerstvolgende laan daarvan wel ingaan, maar we doen dit niet; mogelijk komen we daar weer uit het bosch- t ligt er aan of we onze wandeling al dan niet willen bekorten. Wij volgen den Arnhemschen weg, steeds rijzende nog een goed eind, tot we aan de tweede laan komen die, gelijk door een tegen een boom gespijkerd bordje wordt aangeduid, de Middenlaan genoemd wordt, wijl Hij van het Zuiden naar het Noorden tennaastenbij midden door het bosch loopt. De Fransche Kamp is geen landgoed in den zin waarin dit woord gewoonlijk wordt opgevat. Ofschoon een aantal elkaar rechthoekig kruisende breede lanen het in alle richtingen doorsnijden en het in een aantal vierkante vakken verdeelen, zijn er geen eigenlijke wandelwegen of paden aangelegd, en van een heerenhuis is evenmin sprake als zelfs van een arbeiderswoning, 't Is een uitgestrekte bosch-exploitatie, gelijk er, vooral sedert de woeste buurtheide eigendom van particulieren werd, op dit gedeelte der V e 1 u w e meerderen van grootere of kleine uitgestrektheid zijn ; maar dan zijn dat meest jongere bosschen. De ontginning van den Franschen Kamp dagteekent van veel vroeger. Ruim dertig jaar geleden stond daar reeds een bosch, 't welk zeker een halve eeuw oud was. Nadat dit was geveld, kwamen deze gronden door aankoop in 't bezit van den heer H. W. Dros, te Bennek o m, die ze geheel op nieuw deed omwerken en weder met jonge Dennen beplanten. Wanneer men nu in deze lanen wandelt, zou men niet zeggen dat die bosschen of dat bosch, want eigenlijk is het één geheel, niet ouder is dan ruim een kwart-eeuw, en toch is het zoo. Schrijver dezes herinnert zich deze streek nog zeer goed, eerst als een oud bosch, daarna als een schier onafzienbare zandvlakte, deels nog in bewerking, deels pas met jonge Dennen beplant. De lanen zijn vrij breede karrewegen, en slechts in een paar daarvan ziet men een voetpad ; ze zijn allen dicht met heide begroeid, maar toch zeer goed te bewandelen, mits met droog weêr en als 't niet pas geregend heeft. Een vriendelijke waarschuwing is hier niet overbodig. Men werpe, alvorens het bosch in te gaan, liefst zijn brandende sigaar weg. In gedachten mocht men het later in het bosch doen. Niet rooken, zoolang men er in is, moet aanbevolen worden. Een tusschen de droge hei, waarmede de wegen begroeid zijn, gevallen vonk, een onverschillig weggesmeten brandend eindje sigaar of van een lucifer toch kan enorme schade berokkenen. De hei is bij droog weer in dit opzicht zeer gevaarlijk. Wat men eigenlijk in dit bosch van 30 Hectaren ziet, dat deze wandeling loonend maakt ? Dennen, niets anders dan Dennen en heide. Van afwisseling is geen sprake; maar men is er zóó midden in de natuur; t is er zóó stil, zoo geheimzinnig stil, en toch geen drukkende stilte: de lucht is er zóó verzadigd van een zacht balsamieken geur; de zon zoekt er zóó speelsch tusschen de stammen door te gluren, in één woord men voelt er zich zóó wel, zóó opgewekt, dat men naar geen afwisseling vraagt en die zelfs niet zou wenschen. t Is een heel eind, altijd maar rechtuit, terwijl de weg aanvankelijk niet onaanzienlijk, maar toch niet vermoeiend, rijst. Eindelijk zijn we deze laan ten einde, en hebben we te kiezen tusschen links en rechts. Gaan we links af, dan slaan we spoedig weer een hoek om, en volgen een andere laan naar den grintweg terug. We komen dan daarop uit niet ver van het punt waar aan de andere zijde de Hartenscheweg begint. Dan zijn we vrij spoedig weer thuis. We gaan daarom hier liever rechtsaf, dus in Oostelijke richting. Deze laan is zoo mogelijk nog ongelijker en nog dichter met hei begroeid, maar toch ook goed te bewandelen, en is zij, dicht langs den zoom van het bosch, ook vrij lang, zij verveelt ons niet, want we blijven steeds onder een aangenamen, niet goed te beschrijven indruk. Komen we aan het einde, dan verlaten we daar den „Franschen Kamp , en staan we op een vrij breeden weg, die dezen van het uitgestrekte landgoed „Ooster-Eng" scheidt. Ter linkerzijde zien we groote zand- en grinthoopen, die een aantal elkaar rechthoekig kruisende breede lanen het in alle richtingen doorsnijden en het in een aantal vierkante vakken verdeelen, zijn er geen eigenlijke wandelwegen of paden aangelegd, en van een heerenhuis is evenmin sprake als zelfs van een arbeiderswoning, t Is een uitgestrekte bosch-exploitatie, gelijk er, vooral sedert de woeste buurtheide eigendom van particulieren werd, op dit gedeelte der V e 1 u w e meerderen van grootere of kleine uitgestrektheid zijn ; maar dan zijn dat meest jongere bosschen. De ontginning van den Franschen Kamp dagteekent van veel vroeger. Ruim dertig jaar geleden stond daar reeds een bosch, 't welk zeker een halve eeuw oud was. Nadat dit was geveld, kwamen deze gronden door aankoop in 't bezit van den heer H. W. Dros, te Bennekom, die ze geheel op nieuw deed omwerken en weder met jonge Dennen beplanten. Wanneer men nu in deze lanen wandelt, zou men niet zeggen dat die bosschen of dat bosch, want eigenlijk is het één geheel, niet ouder is dan ruim een kwart-eeuw, en toch is het zoo. Schrijver dezes herinnert zich deze streek nog zeer goed, eerst als een oud bosch, daarna als een schier onafzienbare zandvlakte, deels nog in bewerking, deels pas met jonge Dennen beplant. De lanen zijn vrij breede karrewegen, en slechts in een paar daarvan ziet men een voetpad; ze zijn allen dicht met heide begroeid, maar toch zeer goed te bewandelen, mits met droog wéér en als t niet pas geregend heeft. Een vriendelijke waarschuwing is hier niet overbodig. Men werpe, alvorens het bosch in te gaan, liefst zijn brandende sigaar weg. In gedachten mocht men het later in het bosch doen. Niet rooken, zoolang men er in is, moet aanbevolen worden. Een tusschen de droge hei, waarmede de wegen begroeid zijn, gevallen vonk, een onverschillig weggesmeten brandend eindje sigaar of van een lucifer toch kan enorme schade berokkenen. De hei is bi] droog weer in dit opzicht zeer gevaarlijk. Wat men eigenlijk in dit bosch van 30 Hectaren ziet, dat deze wandeling loonend maakt? Dennen, niets anders dan Dennen en heide. Van afwisseling is geen sprake; maar men is er zóó midden in de natuur; t is er zóó stil, zoo geheimzinnig stil, en toch geen drukkende stilte; de lucht is er zóó verzadigd van een zacht balsamieken geur; de zon zoekt er zóó speelsch tusschen de stammen door te gluren, in één woord men voelt er zich zóó wel, zóó opgewekt, dat men naar geen afwisseling vraagt en die zelfs niet zou wenschen. t Is een heel eind, altijd maar rechtuit, terwijl de weg aanvankelijk niet onaanzienlijk, maar toch niet vermoeiend, rijst. Eindelijk zijn we deze laan ten einde, en hebben we te kiezen tusschen links en rechts. Gaan we links af, dan slaan we spoedig weer een hoek om, en volgen een andere laan naar den grintweg terug. We komen dan daarop uit niet ver van het punt waar aan de andere zijde de Hartenscheweg begint. Dan zijn we vrij spoedig weer thuis. We gaan daarom hier liever rechtsaf, dus in Oostelijke richting. Deze laan is zoo mogelijk nog ongelijker en nog dichter met hei begroeid, maar toch ook goed te bewandelen, en is zij, dicht langs den zoom van het bosch, ook vrij lang, zij verveelt ons niet, want we blijven steeds onder een aangenamen, niet goed te beschrijven indruk. Komen we aan het einde, dan verlaten we daar den „Franschen Kamp , en staan we op een vrij breeden weg, die dezen van het uitgestrekte landgoed „Ooster-Eng" scheidt. Ter linkerzijde zien we groote zand- en grinthoopen, die we links laten liggen, om dien schiedingsweg rechts af te gaan en dus naar den grintweg terug te keeren. Deze breede, gemakkelijk begaanbare weg, heet de Mof heg: we kwamen hem op een vorige wandeling reeds af; hoewel rechts door de bosschen van den „Franschen Kamp" en links door die van „Ooster-Eng" begrensd, is hij toch veel lichter en op sommige plaatsen zelfs ruim. Ongeveer ter halver lengte wordt hij in schuine richting gesneden door den tweeden Ginkelscheweg (een andere dan dien we op onze vijfde wandeling bezochten). Wij gaan dien voorbij *) en komen eindelijk op het „Hoogste punt" (zoo heet het) van den Arnhemschen grintweg**) bij de reeds vroeger genoemde bank uit. Hier, bij „Ooster-Eng" links en rechts, daalt de grintweg plotseling, en heeft men een mooi gezicht naar beneden. We zullen er een volgende keer eens af- of opgaan. Nu gaan we den anderen kant naar Bennekom weer af, met den „Franschen Kamp" aan onze rechterzijde, en zijn we in een goed half uur terug. Ofschoon men de hier opgegeven wandeling in anderhalf uur kan afleggen, is het toch beter op twee uren te rekenen, daar men zich, ook zonder uit te rusten, allicht hier en daar even ophoudt. De „Fransche Kamp" hoewel tot de mooiste boschwandelingen behoorende en niet zeer ver van het dorp verwijderd, wordt toch zeer zelden door vreemdelingen bezocht. Men durft zich in die bosschen niet te wagen, uit vrees van te zullen verdwalen. En toch is daar geen nood voor; als men slechts op de richting let, kan men gerust ook de *) Men kan hem ook rechts volgen en komt dan wat lager op den grintweg uit. **) Een grintweg nl. tot daar, waar hij bij de S c h a p e n b r u g op den straatweg van Utrecht naar Arnhem uitkomt. parallelwegen inslaan, mits men er maar aan denkt aan welke zijde de grintweg ligt. Binnen in dit bosch kan men dan nog een zeer romantische plek vinden, een diepe holte, vóór vele jaren ontstaan door het uitgraven van leem, maar nu overal niet alleen met Dennen, maar ook met verschillend loofhout begroeid. Men kan die vinden, wanneer men op het „Hoogste punt", schuin over het heuveltje naar een half begroeid voetpad uitziet. Dit gevonden hebbende is men er spoedig. Een schilderachtiger stuk natuur is moeilijk denkbaar, en t is waarlijk jammer dat men er zoo weinig erg in heeft. Die er wat slag van heeft zich te oriënteeren, komt er aan den tegenovergestelden kant gemakkelijk weer uit, maar onbeholpen menschen moeten liever langs hetzelfde pad naar den grooten weg terugkeeren. Vroeger was dat romantische plekje voor vreemdelingen niet te vinden, maar, op aandringen van schrijver dezes het de voormalige eigenaar, wijlen den heer H. W. Dros, na lang aarzelen een pad daarheen maken. Voor deze aarzeling was trouwens goede reden. Het is toch een als aangewezen plek voor een gezellig z.g. pick-nick, en de vrees was niet ongegrond, dat men er wat achteloos met brandende sigaren of lucifers zou omgaan. De wandelaar moge hieraan denken, daar een vonk, vooral bij droog weer, in deze overal met heide begroeide bosschen groot onheil zou kunnen veroorzaken. Naschrift. Naar men beweert zal binnen kort op dit hoogste gedeelte een groote villa gebouwd worden. Welke veranderingen daarvan het gevolg zullen zijn kan nu nog niet gezegd worden. Er is reeds een aanzienlijk boschgedeelte geveld. XII. DE SCHIETBAAN. Wanneer men met den stoomtram van Bennekom naar Wageningen rijdt, en men is, even voorbij den tol, op den achterweg gekomen, ziet men, ter linkerzijde van den weg, wat hooger dan de nieuwe begraafplaats van Wageningen, tegen de bergglooiing een poortje. Het is de ingang van de schietbaan, van waar men een ver uitgestrekt gezicht heeft over de geheele Westelijke streek. Men zou dit van beneden af niet zeggen, maar is men daar, dan blijkt dat men er veel hooger staat, dan men had verwacht. 't Is een mooie wandeling, in den zomer vooral in den laten namiddag. Recht tegenover het pension-hótel „Het Groene Woud" loopt de Ginkelscheweg, dien we in de andere richting reeds meermalen bezochten, in Zuidelijke richting naar Wageningen. Het wandelpad ter zijde van dezen weg volgende, wandelen we langs „Zuider Eng . Aan den achteringang daarvan gekomen, slaan we linksom, altijd „Zuider Eng" aan de linkerhand houdende, tot aan de uiterste grens van dat landgoed, bij „Weltevreden . Recht vóór ons uit begint het „P a p e n p a d"*), dat we bij een volgende gelegenheid op zullen gaan. Links langs „Zuider Eng", het begin van den Z o o m w e g, die van den Arnhemschen weg af, zich hier naar het Zuiden overbuigt. Dezen weg hebben we langs een boerderij slechts te volgen, en wij komen vanzelf waar we wezen willen. Vroeger aldus genoemd, omdat het leidde naar het voormalige klooster der Augustijner-Orde te Renk um. Even na een kleine buiging staat, aan den hoek van een zijpad door een berkenboschje, een paal, aan welks top men het woord „bank" kan lezen. Zonder veel tijdverlies kunnen we dit pad wel even ingaan ; we komen dan in minder dan een paar minuten op een hooge vlakte met een dennenboschje tot achtergrond, waarbij de bank terstond in 't oog valt. Het is slechts een zeer kleine afwijking van den weg, en we zijn tevreden dien wenk gevolgd te hebben. Het blijkt toch nu dat wij zoo ongemerkt al een aardig eindje hooger zijn gekomen, en dat hier een fraai panorama vóór ons uitgestrekt ligt. Links de villa's „Mariënhof" en „Wester-Eng , half uit het groen te voorschijn komende, terwijl verderop de torenspits van Bennekom boven het geboomte uitsteekt. Een uitgestrekte glooiende vlakte, meest roggevelden vóór ons, terwijl midden daarin een half tusschen groen verscholen huisje het schilderachtige van t geheel verhoogt. Men behoeft dan ook juist niet moè te zijn, om eenige oogenbhkken op die bank zich met dit fraaie, echt landelijk vergezicht te vermeien. We keeren, na dit aangename toegiftje op onze wandeling genoten te hebben, naar den zandweg terug en vervolgen dien op een bosch af, dat we op niet verren afstand recht vóór ons zien. Zoolang de nu nog jonge Berken ter rechterzijde het veroorloofden, had men daarover heen een uitgestrekt vergezicht • maar lang kon dit niet duren. Dit komt er trouwens weinig op aan, de verrassing zal na eenige minuten des te grooter zijn. Bij het hooge dennenbosch gekomen, gaan we niet verder rechtuit, maar rechtsaf, en, goed oplettende, zien we dan spoedig aan onze linkerhand, een weinig van den weg af en wat hooger dan deze, weder een bank staan. Van deze bank heeft men, over de velden heen, een mooi gezicht in de richting naar het dorp, maar wat verder op, bi] de schietbaan, van de hoogte bij het poortje af, is dit, vooral in Zuidelijke richting, nog veel uitgestrekter. Men ziet hier toch op W ageningen en een deel van den „Wageningschen Berg", en overziet verder de geheele Westelijke streek tot B e n n e k o m. Recht vóór ons uit maakt daar het wacht- of lijkenhuis aan den ingang van de begraafplaats een niet onaardig effect. We gaan dien breeden zandweg verder af tot aan de begraafplaats, blijven daar een oogenblik staan om van gedachten te wisselen over het minder of meer karakteristieke van het daar in Egyptischen stijl opgetrokken gebouw, en slaan dan rechts af in de richting van den grooten weg. Dwars over den tramweg gaande, komen we spoedig op den grintweg; gaan we echter reeds op den tramweg rechts af en houden we dien, dan komt dit op hetzelfde neer, daar hij bij den tol op den grintweg uitloopt. In een kwartier zijn we nu in het dorp terug, ongeveer vijf kwartier nadat we vertrokken. Van „Weltevreden af, waar men op den Z o o m w e g komt, is die zeer ruw en ongelijk, dus wel wat vermoeiend. Men kan dit vermijden, door, daar waar die weg zich, bij de boerderij, een weinig ombuigt, rechtuit het voetpad op te gaan. Dit loopt een heel eind rechtuit en daarna rechts af in schuine richting op hetzelfde doel af. Vergissen kan men zich niet, wanneer men slechts een weinig op de richting let. XIII. NAAR „NOL IN 'T BOSCH' I. Niemand, die eenige dagen in dezen omtrek verblijft, verzuimt een bezoek te brengen aan „Nol in 't bosch", en die het mocht nalaten, doet bepaald verkeerd. „Nol in t bosch klinkt zeker hem, die het voor 't eerst hoort, vreemd in de ooren, en dat hij daarbij aan een boerderij of zoo iets in t bosch, bewoond door zekeren „Nol", denkt, laat zich hooren. Maar dan slaat hij toch de plank erg mis. Ja, vroeger, misschien een dertig jaar of langer terug, woonde daar in een klein huis Nol Gerritsen, die er een soort van aanlegplaats hield; nu staat daar een kloek en zeer comfortabel hotel, bewoond en geëxploiteerd door de Wed. Beyer, des bewusten Nol's dochter, en haar zoon, die ook weer Nol heet, zoodat de naam van dit zeer gezochte hotel weer reden van bestaan heeft. Dat het er s zomers met aan gasten ontbreekt, blijkt hieruit, dat men er dan vroeg bij moet zijn, zoo men niet ten antwoord wil krijgen dat het huis „vol" is. Van Bennekom uit kan men op verschillende wijzen heen en terug wandelen. Wij willen nu achter elkaar de voornaamsten nagaan; de lezer kan dan kiezen, en, zoo hij wil, met eenige dagen tusschenpoos, ook de anderen, geheel of gedeeltelijk bezoeken. De meest gewone, ook de kortste, is het P a p e n p a d, en velen wandelen dit, niet beter wetende, heen en terug, wat bepaald verkeerd is, gelijk weldra zal blijken. 5 Men herinnert zich het begin onzer wandeling naar de „Schietplaats". Toen zijn we den ingang van het P apenpad voorbij gegaan. Om het te vinden, herleze men dus het begin van het vorige hoofdstuk (blad. 62). Het is in 't begin een zandig boschpad, door nog niet zeer oude, maar toch reeds vrij hooge dennenbosschen. Hier wat lichter, daar wat dichter, gaat het altijd door rechtuit, en wordt het door enkele breede karrewegen gesneden; één daarvan is de tweede Ginkelscheweg, en gemakkelijk herkennen we dan ook hier het kruispunt, waar we op een vorige wandelinglangskwamen(ziebladz.42). Dien weg gaan we nu natuurlijk voorbij, maar we houden het in gedachten dat we, een kortere wandeling willende maken, hem, óf links naar den Grintweg, óf rechts naar den Z o o m w e g, kunnen inslaan. Komen we nu eindelijk uit die betrekkelijk jonge bosschen, dan gaan we dwars over een breeden zandweg, altijd rechtuit het veel oudere, mooie bosch in, waar het Papenpad door de hooge, naakte, kaarsrechte dennen een heel ander karakter heeft, voor den stadbewoner vooral zeer aantrekkelijk. 't Is dan ook een aardig gezicht, door die lange donkere laan, waartoe het sterk rijzen van den bodem zeker niet weinig bijdraagt, zoodat men, boven die hoogte uit, maar een klein gedeelte van het lichte eindpunt ziet. Hierop volgt een eikenlaantje tusschen akkermaalshout en dan staat men vóór een uitgestrekte zandvlakte. Vóór weinige jaren stond hier een nog zwaar dennenbosch, waar het Papenpad dan ook recht doorheen liep; 't was het donkerste en mooiste gedeelte. Dat bosch is echter geveld, de grond is er diep omgewerkt en het terrein weer met jonge dennen beplant. Het P apenpad is natuurlijk gebleven en thans aan weerszijden met Beuken beplant. Na een halve eeuw zal dit wel een prachtige laan worden, maar daar hebben we nu niets aan, en, daar dit laatste gedeelte van het pad daar erg zonnig is, terwijl we een mooi boschpad kunnen kiezen, geven we aan het laatste de voorkeur. Aan het einde van het eikenlaantje, gaan we daarom linksaf den breeden zandweg op, naar het hooge bosch, dat we ter rechterzijde vóór ons uit zien. Wij gaan dat bosch een eindje langs, en komen dan aan een mooi vast pad daar door heen, dat er zeer aantrekkelijk uitziet. Dit golvende pad ten einde gekomen, bevindt men zich op den Molenweg, waarop we ook zouden uitgekomen zijn, als we het Papenpad gehouden hadden. DeMolenweg is een der heerlijkste lanen van deze aan prachtige wandelwegen zoo rijke omgeving, 't Is een zeer breede beukenlaan uit vier rijen reeds oude beuken bestaande, en dus gedurende den geheelen dag licht, maar frisch' beschaduwd. Hier slaan we linksom, en binnen een minuut of tien zijn we aan het in alle richtingen door bosschen omgeven, fraaie tel, dat er, met zijn groote veranda's, echt aantrekkelijk uitziet. Waar we er hier bijkomen is een zijvleugel; we gaan daarom rechtsom, komen dan aan de vóór-veranda, en nu blijkt pas goed hoe heerlijk hier een tijdelijk verblijf in den zomer bij mooi weer moet zijn. Daar we nu, bij matigen gang, een uur gewandeld hebben, is ons de gelegenheid om hier, hetzij in de veranda, hetzij in de schaduw der boomen, in een 's zomers meestal gezellige omgeving, wat uit te rusten en ons te verfrisschen, zeer welkom. t Kan hier, op deze toch zoo afgelegene plek, bij maar eenigszins gunstig weèr druk genoeg zijn, niet alleen door de talrijke logé's, maar voornamelijk door de wandelaars en rijtuigen, de eersten inzonderheid, van het nabij gelegen R e n k u m, maar ook van Bennekom, ook van Wageningen, de laatsten tot zelfs van Arnhem, en wij komen spoedig tot de overtuiging, immers voor zoover wij er over kunnen oordeelen, dat de reputatie welke dit pension-hótel geniet wel verdiend is. Na hier een half uur — dat om is eer we er aan denken — uitgerust te hebben, aanvaarden wij de terugwandeling. Wij gaan daartoe het kleine eindje breeden weg, dat we, met den rug tegen de veranda staande, aan onze linkerhand hebben af en dan rechtuit de Regentessela a n in. Deze mooie rijweg door het dennenbosch is nog nieuw. Hij werd aangelegd door de Bennekomsche Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer, met toestemming van den toenmaligen eigenaar van „Ooster-Eng , Jhr. Quarles van Ufford, wijl deze bosschen tot dit landgoed behooren. Vroeger toch was „Nol in 't bosch" van Bennekom af per rijtuig op de kortste wijze niet wel anders dan over den „Keijenberg", een groote omweg, te bereiken. Wel loopt er een zandweg, de Hartenscheweg, genoegzaam direct naar toe, maar die is alleen voor karren en tweewielige rijtuigen geschikt, voor gewone rijtuigen, hoe licht ook, wel wat lastig. Op onze volgende wandeling zullen wij dit zien. Door het aanleggen van de Regentesselaan echter is een directe communicatie-weg gemaakt tusschen den Arnhemschen grintweg en „Nol in 't bosch, en verder naar „Oranje Nassau's-Oord" en den „Wageningschen Berg", zeer ten gerieve van hen, die deze streek per rijtuig bezoeken, en die zijn niet weinigen. De Regentesselaan maakt van hieruit een kromming, en zoodra wij die omgegaan zijn, verrast ons het gezicht, recht vóór ons uit en op tamelijk verren afstand, op het aanzienlijke, ofschoon niet fraaie landhuis van „Ooster-Eng . Het staat iets hooger dan de grintweg die er langs loopt, zoo dat het, aan alle zijden door het geboomte omgeven, vooral op een afstand gezien, een fraai effect maakt. Wij komen dus, de laan ten einde gaande op den Arnhemschen grintweg, vlak tegenover „OosterEng" uit*). Hebben we op een vorige wandeling gezien dat de Arnhemsche grintweg tot het „hoogste punt" aanzienlijk rijst, nu staan we aan de andere zijde van die hoogte, maar de weg rijst van dit punt af veel sterker. Van den „Keijenberg" af tot dicht bij het „Hoogste Punt" toe is de weg echter een heerlijke beschaduwde beukenlaan, en het gezicht daardoor naar boven fraai. In een minuut of tien, of wel wat korter, zijn we boven, en nu gaat het langzaam den berg af. W at lager kunnen we, daar waar het bosch van den „Franschen kamp eindigt, in plaats van rechtuit den Arnhemschen weg af te gaan, een aardig boschpaadje inslaan, t welk wij zien juist daar waar de Hartens c h e w e g naar „Nol in 't bosch" begint, 't Is een lief wandelpad, op kleinen afstand bijna evenwijdig met den grooten weg loopende, meest tusschen dennenbosschen en eindelijk in een gezellig berkenlaantje eindigende. *) Wie deze laan kent, kan ook op een andere wijze op den grintweg komen. Vlak vóór het hotel ligt een groot grasveld; wandelt men dit om, dan komt men in een laan uit, die aan de andere zijde daarlangs loopt. Deze laan volgt men nu linksaf. Men komt spoedig aan een zeer eenzaam gelegen villa, gaat die voorbij en rechtuit op den grintweg a(. Daar komt men dan uit juist op het punt, waar een paar steenen palen ter weerszijden van den weg aanduiden dat hier het landgoed „de Keijenberg" begint, en vlak tegenover de tweede inrijlaan van „Ooster-Eng", dus niet ver van de Regentesselaan af. t Is een omweg van hoogstens tien minuten, die ter afwisseling wel mag aanbevolen worden. Het komt uit op den Z o o m w e g, vóór dat deze bij het Papenpad linksom gaat. Slaat men nu rechtsom, dan komt men spoedig bijna onder aan den grooten weg ; verlangt men echter den kortsten weg te houden, dan gaat men linksom, en is men even spoedig bij het begin van het Papenpad. Of men het op deze wijze aanlegt, dan wel of men aan den grintweg langs „Ooster-Eng" de voorkeur geeft, komt op hetzelfde neer. Deze terugweg mag iets langer zijn dan het Papenpad, het beteekent toch zoo goed als niets. Houdt men zich dus bij „Nol in 't bosch" een half uur op, dan kan men deze geheele wandeling op ruim 21/» uur stellen. XIV. NAAR „NOL IN 'T BOSCH" II. De hierboven gevolgde weg langs het Papenpad is wel de meest algemeen gevolgde, maar het is, zooals wij reeds zeiden, lang niet de eenige en ook niet de fraaiste. Intusschen, over den smaak valt niet te twisten, en zoo zal ook de één in dit geval de voorkeur geven, aan hetgeen bij den ander pas in de tweede plaats in aanmerking komt. Toch is het niet gewaagd te zeggen dat de Harten scheweg in veler schatting de voorkeur verdient. We kiezen dezen nu, om ook langs een anderen weg terng te keeren. Dan kennen we reeds vier wegen van Bennekom naar „Nol in 't Bosch", wat voor de meesten allicht voldoende is. We gaan dus weer den Arnhemschen grintweg op, slaan bij het „Groene Woud" rechtsom, gaan „Zuideren „Midden-Eng voorbij, en, als we op den eersten rug van dezen weg gekomen zijn, zien we, even voorbij de bank, waar de oude dennenbosschen ter linkerzijde beginnen, den nu te volgen breeden Hartenscheweg. Dezen zich door de dennenbosschen kronkelende weg gaan we nu in. 't Is een zeer ruwe zandweg, met diepe karresporen, die, jammer genoeg, voor een wat zwaar vierwielig rijtuig moeilijk berijdbaar is. Maar er is een zeer goed voetpad, nü ter rechter, dan ter linkerzijde, zoodat hij voor den wandelaar of den wielrijder geen bezwaar oplevert. Gedurende geruimen tijd volgen wij dien, altijd tusschen de dennenbosschen, tot hij eindelijk aan de rechterzijde open en dus lichter wordt, wijl hij door een laag eikenboschje loopt Aan het einde daarvan zien we een tegen een boom gespijkerd bord, waarop wij lezen dat dit het „Hertenbosch" is. Dit naambord is ons tevens een aanduiding dat we hier aan de zeer uitgestrekte bosschen gekomen zijn, die in alle richtingen door zeer gelijke en fraaie wegen zijn doorsneden, aan den hoek van welken geregeld de naam er van op een duidelijk bord is aangeduid. Voor de logé's van „Nol in 't Bosch" zijn die bosschen veel waard en is die aanduiding een groot gemak. Jammer dat er niet een kaartje van verkrijgbaar is, wat zeker nog veel meer tot wandelingen in alle richtingen zou uitlokken. De weg wordt hier veel breeder en lichter: rechts Beuken met dennenbosch daarachter, en spoedig levert een prachtige laan ter rechterzijde het bewijs van het daareven gezegde. Een weinig verder gaan we voorbij een bank, en spoedig daarna langs een anderen breeden weg, dien we voorbij gaan om rechtuit het voetpad langs de zijden van den Hartenscheweg te volgen, langs den achteringang van het Sanatorium van Dr. Haverkorn van Rijsewijk. Hier kunnen wij niet nalaten op te merken dat dit vooral een zeer teekenachtige weg is, met zijn verspreid staande Dennen en Berken, den heirug aan de ééne zijde die het hoogere karrepad begrenst, en zijn echt landelijk karakter. Aan het einde daarvan slaan we rechtsom, en zien we tot onze verrassing dat we ons in de dichte breede beukenlaan bevinden, op weinige schreden afstands van ons doel, het aantrekkelijke en zoo fraai gelegen pensionhotel „Nol in 't Bosch", en wel — we hebben geregeld doorgewandeld — juist een uur nadat we het dorp verlieten. Bij ons vertrek na een kleine rustpooze — het spreekt toch als van zelf dat we „Nol" niet zonder een kort oponthoud voorbij gaan — slaan we onmiddellijk rechtsom, den prachtigen Molenweg in, dien we bij ons vorige bezoek reeds voor een klein gedeelte leerden kennen. Nu zullen we die heerlijke, een halfuur gaans lange beukenlaan geheel afwandelen; alleen een wandeling door die frisch beschaduwde allee, met zijn breeden rijweg en twee gemakkelijke wandelpaden is een waar genot. Wij komen nu weldra aann een ter rechterzijde uitgestrekte, met zeer jonge Dennen beplante vlakte, waar niet lang geleden een prachtig oud en dicht bosch stond Een dubbele rij jonge Beuken begrenst een weg daarover. Het is van deze zijde een ingang van het Papenpad; daar tegenover staat een bank. Die den kortsten weg wenscht kan dit pad inslaan; maar wij geven er nu een goed kwartier meer aan, en volgen den Molenweg rechtuit, rechts met hakhout bezet, links door hoog dennenbosch begrensd. Ook door deze dennenbosschen, loopen mooie wandelwegen. De hier langzaam, doch goed merkbaar dalende weg is nu ter rechterzijde door dennenbosch en links door een beukenbosch begrensd; links gaan we voorbij den Renkumscheweg, gelijk door een naambordje wordt aangeduid, en spoedig daarna langs het fraaie, nieuwe gebouw van het pension „Sanoer", hetwelk, wordt het maar meer bekend, door hen, die in een mooie streek absolute rust verlangen, wel zal bezocht worden. Zoo langzamerhand komen we aan het laatste gedeelte, waar de oude Beuken ophouden, en jongere aan de linkerzijde beginnen, en nu hebben we een mooi panorama rechts vóór ons uit, dat echter spoedig door akkermaalshout weer aan ons oog wordt onttrokken. Nog wat verder en we staan aan den Zoom weg. Rechtuit verandert hier de Molenweg van een boschin een landweg, en hebben we hem dan ook niet langer te volgen. Daar, waar het lage eikenbosch eindigt, slaan we rechtsom en volgen nu den Zoom weg in N. Westelijke richting. Zeer gelijk is deze weg juist niet; 't is een ruwe karreweg, met diepe wagensporen en waair hier en daar een voetpad maar juist te herkennen is. Maar daar denkt men niet aan, of liever, er ligt een eigenaardig genot in, zulke kleine moeilijkheden te overkomen. Immers het is bepaald een mooie, ofschoon dan ook een zonnige weg, met de uitgestrekte langzaam dalende vlakte ter ééne, en de dichte bosschen, nü vlak aan den weg, dan weer op kleinen afstand, ter andere zijde. Een klein eindje voorbij een alleenstaande heesterachtige Denneboom, heeft men een der fraaiste uitzichtspunten. Links Wageningen, verderop den plotseling afgebroken „Grebbeberg", weer wat verder de mooie slanke „Cuneratoren" te Rhenen; nog verder, rechts, het eigenaardige witte gebouw der nieuwe begraafplaats, afgewisseld door bouwlanden (meest rogge- en aardappelvelden), waarvan het eentonige wordt gebroken door kleine boschjes en verspreid staande huisjes, ook weer meerendeels half in 't groen ve rscholen. De weg, dien we hier aan onze rechterzijde zien, is de Klinkenbergerweg, die aan het Papenpad uitkomt. We gaan nu weer vooruit tusschen jonge Dennen en akkermaalshout. De weg daalt hier merkbaar naar een ter weerszijden open gedeelte, waar we het uitzicht van daareven gedeeltelijk opnieuw kunnen genieten. Gaan we nu het daar staande huisje voorbij, dan komen we op de plaats waar we op een vorige wandeling, toen wij den Tweeden Ginkelscheweg bezochten, uitkwamen. We gaan dus langs den daar opgegeven weg naar Bennekom terug. Deze terugwandeling van „Nol in 't Bosch' langs den Molenweg en den Zoomweg is een klein halfuur langer dan de drie andere wegen. Houdt men zich nu ongeveer een half uur bij „Nol in 't Bosch" op, dan doet men deze wandeling binnen drie uren. Rekent men er drie uren voor, dan komt men goed uit. Men kan dit op eenigszins andere wijze ook in omgekeerde richting doen, wat ook wel aanbeveling verdient. Men stapt dan te Bennekom in de tram en laat stoppen aan den Molenweg (ook wel Geertjesweg genoemd) juist aan den wissel vóór Wageningen. Men wandelt dan dat eerste vlakke gedeelte van dien weg op en is, in een kwartier daar waar de Zoomweg den Molenweg snijdt. Rechtuit doorgaande, is men een half uur later bij „Nol in 't Bosch", waarna men langs den H artenscheweg kan terugkeeren. Dan gaat er, met eenig oponthoud, pl.m. 2' 2 uur mee heen. XV. RENKUM, ORANJE-NASSAU'SOORD, DE WAGENINGSCHE BERG. Aan de wandeling naar „Nol in t bosch kan men, als men er wat meer tijd aan wil besteden, eeh zeer loonende uitbreiding geven, wat hun, die eenige dagen te Bennekom verblijven, niet te warm kan aanbevolen worden. Wanneer men daar uit het hotel komt, slaat men rechtsaf een mooie laan in (niet rechtsom den Molenweg). Spoedig komt men dan aan een zeer fraaie, lichte laan die deze rechthoekig snijdt. Hier slaat men rechtsom naar het vroegere Koninklijke paleis, thans herstellingsinrichting „OranjeNassau's-Oord", welk zeer uitgestrekte landgoed, waarop men zich trouwens reeds bevindt, vóór dat het door Z. M. Koning Willem III werd gekocht, als „Grunsfoort bekend was. Aan het einde van die rechte laan gekomen, gaat men rechts-, en een weinig verder linksom, altijd den breeden rijweg volgende, om den groententuin heen, tot men op niet zeer verren afstand ook om het nieuwe gebouw en het voormalige paleis wandelt, en eindelijk rechtsom in de groote zeer lange oprijlaan terecht komt. Ofschoon dit schoone landgoed eigenlijk, zoolang het in 't bezit was van H. M. de Koningin-weduwe, geen z.g. publieke wandelplaats kon genoemd worden, was het dit toch inderdaad wel, met uitzondering alleen van de onmiddellijke omgeving van het paleis. Sedert de oprichting van het Sanatorium is het echter alleen toegankelijk voor hen, die in het bezit zijn van een toegangskaart, die bij den Directeur, tegen betaling van een Gulden, ten bate van het Emma-fonds, verkrijgbaar is. De hier bedoelde rijweg om de gebouwen heen en langs het woonhuis van den Directeur is echter vrij. De oprijlaan ten einde gekomen, staat men op den Arnhem-U trech tschen straatweg, en wel aan den van Wageningen afgekeerden voet van den „ Wageningschen berg". Hier kan men, zoo men daaraan de voorkeur geeft, ook komen over R e n k u m. Men gaat dan van „Nol in 't bosch" af dezelfde donkere laan in en houdt die rechtuit. Bij de beken gaat men over een paar brugjes, rechtsom langs de papierfabriek en daarna linksom boven gekomen rechtuit in de richting naar Renkum. Men komt dan boven op de vlakte, waarover later, en kan het zoo aanleggen, dat men in het midden of tennaasten bij aan het einde van dit vriendelijke dorp uitkomt. Wil men het wat nader leeren kennen, dan houdt men dien bovenweg aanvankelijk tot den volgenden zijweg; om daarna, in het dorp gekomen, rechts af te gaan. Men is dan ook op den Utrechtschen straatweg en komt dus, dien volgende, op hetzelfde punt nl. aan den ingang der oprijlaan van „O.-N.-O." terecht. Van „Oranje-Nassau's-Oord" kan men, den langzaam oploopenden straatweg houdende, naar 't bekende hotel de „Wageningsche Berg" wandelen, maar men kan ook anders en beter doen. Niet ver van de plaats waar men op den straatweg komt, gaat men in schuine richting aan de andere zijde van den weg, een boschpaadje in, 't welk langs den bovenrand van den berg naar het hotel loopt. Dit is een wandelpad op en af, maar toch voornamelijk klimmende, dat zeker menigeen in verrukking zal brengen, en reeds een voorsmaak geeft van wat den wandelaar verderop wacht. Boven aan het hotel gekomen, zal men moeheid en warmte vergeten, bij het gezicht van het bekende, prachtige panorama van dit hooge punt, over de met koeien bevolkte, smaragdgroene uiterwaarden, den Rijn en de Betuwe*). Het hotel verlatende kan men, het groote gebouw omgaande, langs een der breede oprijlanen op den straatweg komen, wat dan ook zij, die hier vaak komen, geregeld doen; maar de vreemde bezoeker doet beter met, rechts van uit het hoofdgebouw, een gemakkelijk te vinden uitzichtspunt op te zoeken, vanwaar het vergezicht over den kronkelenden R ij n zeker wel het fraaiste is. Van dit punt loopt een uitgeregend voetpad naar beneden. Dit volge men: 't is een zeer geaccidenteerd pad, dat weer naar boven gaat, waar men natuurlijk op nieuw de Betuwe overziet. Daarna gaat het onder langs het landgoed „Belmonte", waarvan het huis boven op den berg staat, steeds naar beneden. Er is voor hem, die in de Duitsche bergstreken dwaalde, niet veel verbeelding toe noodig, om zich weer daarheen verplaatst te denken. Wanneer men, bij een steilen afgang, bijna beneden gekomen is, ziet men een pad vóór zich dat weer naar boven gaat. Dit kan men volgen; men gaat dan om een hoek van Belmonte heen, en komt weer op een heel ander uitzichtspunt; maar het gezicht is daar niet volkomen vrij meer. Vroeger zal het veel fraaier geweest zijn. Afdalende komt men dan boven aan den Hollen weg uit. *) Wanneer men den straatweg volgt gaat men langs den watertoren, die, boven het reservoir, uitmuntend als Belvedère is ingericht. Daar die toren reeds op de kruin van een berg staat, is dit Belvedere niet zóó hoog dat men er tegen behoeft op te zien den gemakkelijken trap te beklimmen. Vooral het gezicht over de Betuwe, waarvan de verschillende dorpen aangeduid zijn, is daar schoon, niet minder ook dat over de boschrijke Veluwe. Wanneer men, in t hotel zijnde, er een half uur voor beschikbaar heeft, zal men het zich niet beklagen van deze gelegenheid, om a vol d' oiseau de landstreek te overzien, gebruik gemaakt te hebben. Deze holle weg is echter te schilderachtig om hem niet geheel te willen zien ; daarom gaat men liever dit pad niet op, maar blijft men naar beneden gaan, waar men dan op een onderlangschen rijweg uitkomt, vlak bij net dijkje naar het Lexkensveer. (Gaat men dit dijkje een eind op, dan heeft men rugwaarts een zeer mooi gezicht op den berg met den huize „Belmonte".) Deze weg onder langs den berg is voor voertuigen veel gemakkelijker, omdat hij niet naar boven loopt, en aan de andere zijde van den berg weer op den straatwee uitkomt. In den winter of in 't voorjaar is hij echter van het j C|X i-i n S V C 6 ' ^ 'n "c'lt'ng naar Renkum gedeeltelijk overstroomd en dus onbruikbaar. Van Wage- n 1 n g e n tot het Lexkensveer blijft hij droog. Op weinige schreden van het veerdijkje ziet men een breeden weg naar boven. Dit is de bekende Holleweg, die aan beide zijden door hooge, begroeide bergwanden begrensd, rechts op den straatweg uitkomt. Hij is bekend als een der schilderachtigste wegen in ons land. K.omt men hem uit, juist daar, waar vroeger het tolhek stond (het huis staat er nog en is thans een café), dan gaat men den straatweg dwars over het pad op, dat tegenover den Hollen weg in rechte richting tusschen de bouwlanden door op Bennekom aan loopt, zoodat men van hier het dorp in drie kwartier bereikt *). \\P Ee" ^ T°°'e ,wandeling kan men maken in de richting naar Wagemngen, langs den rand van den Hollen weg. Boven nabij den straatweg gaat men dan linksaf, of liever linksom, en komt men wat verder °p den straatweg uit Het gezicht van den hoogen bergrand blijft boeiend. Men onderscheidt deze randen als de eerste, tweede en derde bergrand. Deze is dan, van Wageningen af, de eerste. Aanvankelijk is die weg vlak en ter linkerzijde is het uitzicht door akkermaalshout belet. Maar aan het einde daarvan begint de flauwe Noordelijke berghelling, en men blijft daar onwillekeurig even stilstaan, want het panorama, dat men hier recht vóór zich heeft is inderdaad een groote ^Men houdt dit, den berg afwandelende, gestadig voor zich, tot men eindelijk op den tramweg dicht bijde nieuwe Wageningsche begraafplaats, uitkomt. Rechtuit bereikt men nu na een poos den grintweg en daarna het dorp. Als men zich niet noodeloos ophoudt, kan men deze wandeling in drie uren doen. Maar wil men er den dag aan seven — en het is genoeg voor een dag - dan wandel men in den voormiddag op zijn gemak naar „Nol in Bosch", en neemt daar een half uur meer voor, om over den „Keijenberg" te gaan. In dit geval gaat men den Arnhemschen grintweg met alleen op maar bij „Ooster-Eng" ook weer af rechtuit tusschen de steenen palen ter weerszijden van den weg, die aanduiden dat dl landgoed hier begint, door, tot men, na over een tweetal bruggen over beken gegaan te zijn, ter rechterzijde aan den dicht beschaduwden weg komt, die naar en langs het heerenhuis loopt. Dezen weg volgende, is men voorbij he heerenhuis spoedig op den berg in een mooie laan. Links lig R e n k u m. Deze laan ten einde gaat men rechtsom naar de papierfabriek ; daar weer rechts- en vervolgens linksom over de beken en volgt deze laan recht op „Nol in t Bosch a^ Men blijft daar dan koffie drinken of lunchen waar spoedig een uur mee heengaat Uitgerust, wandelt men daarna over „Oranje-Nassau s-Oord naar den Wageningschen berg", waar men in de veranda van het ho of op het frisch beschaduwde plein zoolang van het fraaie vergezicht geniet, dat men berekent op zijn gemak voor het diner te Bennekom terug te zijn. Legt men het zoo aan, dan is deze aan afwisseling zoo rijke wandeling niet te vermoeiend, en zal men er allicht toe komen om na tafel nog een kleine wandeling, b.v. naar „Hoekelum", „Selterskamp" of den „Hullenberg" te maken. Voor afmatting moet men zich echter wachten, daar men anders ophoudt te genieten. 6 XVI. DE KEIJENBERG. De „Keijenberg bij Renkum, is een der uitgestrektste en schoonste landgoederen van deze streek, met hoogten en laagten, bosschen, teel- en weilanden, terwijl twee beken aan het lagere gedeelte een ongemeene bekoorlijkheid geven. Het was gedurende een lange reeks van jaren in 't bezit van het fraaie, op het hoogste punt gebouwde heerenhuis en werd bewoond door wijlen Jhr. Mr. F. J. C. Schimmelpenninck en is thans sedert eenige jaren eigendom van diens schoonzoon, Mr. C. H. Beels. De heer S. liet er zich veel aan gelegen liggen en legde er vele fraaie wandelpaden aan, zeer ten gerieve der bezoekers, die zich daar onbelemmerd kunnen bewegen. De wandeling daarheen langs den fraaien Arnhemschenw e g is op zichzelf reeds een genot, ook al heeft men dien weg gedeeltelijk reeds vroeger leeren kennen. Ging die tot aan het „Hoogste Punt" waar een bank tot rusten noodigt, gestadig langzaam naar boven, vandaar gaat het bergafwaarts, en bereikt men spoedig het lommerrijke gedeelte bij, eigenlijk door „Ooster-Eng", met twee mooie oprijlanen. Rechts gaat men voorbij de Regentesselaan en een weinig verder duiden twee steenen palen aan, dat hier de groote weg door het landgoed „Keijenberg" loopt. Rechtuit dezen heerlijk beschaduwden weg volgende, gaat men, bij de boerderij, over twee slechts enkele schreden van elkaar verwijderde beken. Links gaat de weg naar „Kwadenoord", rechts, schuin daar tegenover herkent men de vrij sterk rijzende oprijweg naar het heerenhuis. Een weinig hooger op gaat deze weg m een fraaie laan over, van welke men ter l erzyde, na,a,r het f081™ een zeer ruim gezicht heeft over de beteelde velden ; daar, onder aan den berg ligt R e n k u m Ier rechterzijde dicht houtgewas. Rechtuit gaande splitst zich de weg in tweeën. Hier gaat men dan rechts den sterk dalenden weg af en komt men op den H a r t e n s c h e w e g tegenover de papierfabriek uit. U fEeiUZeer m00',e wandelinS 'S dit zeker, maar men kan hetzelfde punt ook op een andere, nog oneindig meer voldoening gevende wijze bereiken, namelijk langs de beken, en dit doende, zal men spoedig tot de overtuiging komen, dat er geen idyllischer streek denkbaar is, en men zal een stille hulde brengen aan de nagedachtenis van hem, die door den bereiddea" ^ de" Wandelaar een onvergetelijk genot Wanneer men, op den Arnhemschenweg de tweede brug ,s overgegaan, ziet men aan zijn rechterhand een voetpad langs de beek, dat men slechts heeft te volgen. bpoedig komt men aan een brugje, dat men voorbij gaat (men kan dit ook overgaan) om een tweede, een weinig verder over te gaan. Men komt nu op een dijkje tusschen de wee beken maar terwijl het water van de linksche bijna beneden zTch Z'et men de rechtsche vrij diep Wat ik hier geef is een wegwijzer; wat men op deze wandeling ziet, de gewaarwordingen, door deze liefelijke natuurscenerie gewekt, blijve voor den bezoeker een verrassing. Het is trouwens onmogelijk zulke indrukken goed weer te geven, die bovendien geheel afhankelijk zijn van de persoonlijke vatbaarheid daarvoor; wat den één in verrukking brengt geeft den ander allicht aanleiding tot kritische opmerkingen. Men ga er heen, en oordeele dan zelf I jeen.e,. 'W6t;gS tusschen de beide beken het pad gevolgd te hebben, komt men weder aan een kleine brug Daar leest men dat het pad aan die (de rechter-) zijde over de brug naar „Nol in 't bosch" voert, en zou men zich, aan die lokstem gehoor gevende, vergissen. Men gaat dus dat brugje niet over, maar wel een brug over de beek ter linkerzijde, en dan valt onmiddellijk het oog op een aan een boom bevestigd plankje, waarop men leest: „langs de beek naar R e n k u m . Dit pad volgende, wandelt men nü naar boven, dan weer naar beneden. Een korte poos wordt de beek door het kreupelhout aan het gezicht onttrokken. Men blijft echter steeds dezelfde richting volgen, en laat zich niet door een pad ter linkerzijde daarvan afleiden. Heerlijke vergezichten zijn hier een nieuwe verrassing, en op een hoog punt met vrij uitzicht, maakt men gaarne gebruik van een daar geplaatste bank, om daarvan een poos te genieten. Altijd rechts houdende, komt men weldra weer bij de beek, die men nu blijft volgen, tot men op den H artenscheweg, vlak bij de straks genoemde papierfabriek, ongeveer op hetzelfde punt terecht komt. Van hier kan men op verschillende wijzen terugkeeren. De eenvoudigste en in de meeste gevallen ook de verkieslijkste, is dat men rechtsom slaat de Hartenschew e g op. Men heeft dan, een brug overgegaan zijnde, de papierfabriek en daarna de waschinrichting aan zijn linkerhand. Weldra gaat men over een tweede brug, waar de snel vlietende beek een mooie waterval vormt, die men echter slechts van boven kan zien. Den mooien Hartenscheweg volgende, komt men vanzelf bij „Nol in t bosch . Rekent men nu de wandeling van Bennekom naar de „Keijenberg" op p.m. een uur; die langs de beken tot aan de „Harten" (de papierfabriek) op '/2 uur; vandaar naar „Nol in 't bosch" op een kwartier, waarna men in een uur weer te Bennekom is, dan kan men deze geheele wande- m?' zo"der oponthoud, op ongeveer drie uren stellen. len kan echter, zoo men dit verkieslijker acht, eerst den hoogen weg over den „Keijenberg" langs het heerenhuis nemen en dan bij de papierfabriek langs de beek terug wandelen. Dan komt men natuurlijk weer op den A r n h e mschen weg Daarna kan men, onmiddellijk voorbij de steenen palen links af gaan, of wat verder tegenover „Oosteri ng de Regentesselaan inslaan; in beide gevallen komt men ook bij het veel bezochte pension-hótel terecht L.aat men rechtuit den A r n h e m s c h e n w e g op, dan is men natuurlijk een half uur vroeger terug. Men zal echter, na die eerste wandeling wel gaarne een poosje willen uitrusten, wijl de gelegenheid daartoe uitlokkend genoeg is Dan zal men er wat meer tijd voor moeten nemen. Verstandig doet hij, die ook hiervoor een heelen dag bestemt, en vóór den middag naar „Nol in 't bosch" wandelt, om daar dan op zijn gemak koffie te drinken of te lunchen, zooals men t noemt. Goed uitgerust, wandelt men dan daarna naar de „Harten" en gaat tegenover de fabriek 1'nks op den steilen weg naar den „Keijenberg", wandelt die mooie laan af langs het heerenhuis en keert daarna, op den Arnhem schen weg gekomen, vlak bij de brug langs het voetpad de beken volgende, naar de Hartenscheweg terug. Men kan dan andermaal in het pension-hótel wat gaan uitrusten, om vervolgens langzaam aan naar Bennekom te wandelen. Zelfs voor hen, die zich niet gaarne veel inspannen, is ait niet te vermoeiend. XVII. NAAR WAGENINGEN EN DE GREBBE. Vroeger, aan het slot van het derde hoofdstuk, hebben wij gezegd dat er, behalve de groote weg van B e n n ek o m naar W ageningen, nog een andere, veel mooiere is, dien wij nader zouden leeren kennen. Dit willen we nu doen. Wij zullen dan tevens in de gelegenheid zijn deze streek ten Westen van het dorp te zien, die, omdat zij in pittoreske schoonheid bij de naar het Oosten oploopende omstreken achterstaat, veelal veronachtzaamd wordt. De opmerking van een Hollander: „als ik weilanden, boerderijen en Wilgen langs slootkanten wil zien, kan ik wel thuis blijven" zouden er meer kunnen maken, bv. die uit het Noorden of uit Zeeland komen. Geheel onjuist is zij zeker niet. Want het verschil van dit naar de G e 1dersche vallei langzaam afdalende Westelijke gedeelte der Veluwe komt in het algemeen vrijwel met andere vlakke streken van ons land overeen. Toch is het iets anders, al zou het moeilijk te zeggen zijn waarin dit andere bestaat. Aan het Zuidelijke einde der dorpstraat buigt zich de straatweg een weinig linksaf. Daar, bij den huize „Dorpzigt", begint een grintweg rechts; beide deze wegen loopen, voor en achter, een goed eind langs de genoemde buitenplaats. Wij gaan hier van den straatweg af, den grintweg, de G r o e n e s t e e g, op ; 't is een breede, harde weg, en goed te bewandelen. Tegenover een groote hoeve gaan we voorbij een breeden zijweg. Dit is een achterweg, die even- wijdig met den grooten grintweg loopt en daar even voorbij het tolhuis op uitkomt. Wel aan te bevelen voor een kleine wandeling, maar die nu buiten ons plan ligt. Een weinig verder, slaan we rechtsom en komen aan een driesprong, bij een waterkom; aan de beide hoeken staat een huis. Onzen weg linksom vervolgende, altijd den breeden weg houdende, wandelen we langs een hier alleen staande boerderij. Hier komt men reeds tot de overtuiging dat deze landstreek een heel ander karakter heeft dan die ten Oosten van den grooten weg, welk karakter sprekender uitkomt naarmate wij verder gaan. Straks komen we weer aan een buiging van den weg naar links, waar de Groenesteeg in de FC 1 e r k a m psteeg overgaat, om bijna onmiddellijk daarop weer naar rechts om te buigen. Er valt van dezen eenzamen weg, meest tusschen weilanden door, niets anders te zeggen, dan dat hij landelijk is, en gaandeweg meer aan de Hollandsche vlakten maar niet aan het Geldersche heuvelland herinnert. Een goed eind verder, voorbij de nette boerderij „de Bom , wordt hij door een anderen weg rechthoekig gesneden; dit is de B o r n s c h e s t e e g, die in Zuidelijke richting ook naar Wageningen loopt, maar in een achterwijk aldaar uitkomt; we gaan hem voorbij en komen, aan het einde der P 1 a s s t e e g (zoo heet laatste gedeelte van dezen rechten weg) aan een brug over een tamelijk breed water, de Dijkgraaf. Hier slaan we linksom*). *) Men kan ook een klein eind rechtsaf gaan tot aan de Bennekomsche steeg; die (links) ingaan en vervolgens, weer linksom de Rijn steeg afwandelen; deze toch loopt evenwij'dig met de Dijkgraaf, en het uitzicht in Westelijke richting is daar vrijer. De meesten echter zullen aan de Dijkgraaf de voorkeur geven, omdat alleen het gezicht van water voor velen een verkwikking is, en daarvan op geen der vorige De wandeling langs de D ij k g r a a f biedt meer afwisseling dan men van zulk een langen landweg zou verwachten. Vooreerst heeft men hier water, wat we in lang niet gezien hebben; immers in de hooge Oostelijke streek is daarvan absoluut geen sprake. De pomp uitgezonderd, is Bennekom zoo goed als waterloos. Dan, links en rechts, maar inzonderheid ter rechterzijde, uitgestrekte, frissche groene weilanden, die men allicht hier niet zou zoeken, omzoomd en deels afgewisseld met Wilgen en Elzenboschjes, en tot achtergrond daarvan den in 't groen gehulden berg, die bij de Grebbe plotseling afgebroken is, terwijl de hooge „Cuneratoren van Rhenen zich boven het groen verheft. Zoo komen wij ten laatste aan een huis, links aan den weg, aan de andere zijde der Dijkgraaf staande, die wij hier verlaten om, rechtsaf, de Ooststeeg in te slaan. Gingen we bij dat huis rechtuit, dan zouden we ook in de achterbuurt van Wageningen terecht komen, wijl de daareven genoemde Bornschesteeg hierop uitkomt. De Ooststeeg is niet lang, en hier zien we de hooge boomen van den zoogen. Nieuwenweg te VCageningen reeds op korten afstand vóór ons. Niet lang duurt het dan ook, of we komen aan het einde van de Rijn steeg uit, waar we linksom slaan en vermeien ons na een paar minuien in de frische schaduw van het hooge geboomte van den Nieuwenweg te W ageningen. De Nieuweweg is een mooie rijweg, met daarnevens een hard wandelpad, ter weerszijden door verscheidene boomrijen begrensd, zoodat men hem schier een boschweg zou willen noemen. wandelingen, met uitzondering van den vijver van „Hoekelum", geen sprake van kan zijn. Dien weg een goed eind afgewandeld hebbende, komen we links aan de Lawicksche allee, aan t begin van welke een zeer oude Lindeboom staat. De „Linde van den Olden Dam", waaronder, naar men beweert, eertijds recht werd gesproken. Wil men nu den kortsten weg naar het Station nemen, om per stoomtram naar Bennekom terug te keeren, dan slaat men die allée in en volgt slechts de rails van den Ooster-stoomtram, die langs het staatsspoorstation loopt; men is er dan in een minuut of tien. Wij gaan echter, langs den Nieuweweg rechtuit, en komen dan spoedig aan de Nudestraat te Wageningen, schuin over het hotel het „Hof van Gelderland" terecht, waar de open veranda een aangename rustplaats biedt. Nu kan men weer drieërlei doen: óf Wageningen doorwandelen naar het Station, óf achter het „Hof van Gelderland' de stad omwandelen, of eindelijk de wandeling tot de Grebbe verlengen. We zijn hier nu aan de uiterste Z. Westelijke punt van Wageningen, maar toch nauwelijks een kwartier wandelens van het Station verwijderd. Om daar te komen heeft men slechts de korte Nudestraat en daarna de langere Hoogstraat, de Wageningsche winkelstraat, te volgen, en, na aan het einde daarvan de brug te zijn overgegaan, linksom den breeden Stationsweg te nemen. Dien weg vindt men van zelf. Met den tram is men in een kwartier te Bennekom terug. Voor de wandeling uit het dorp langs de Dijkgraaf neme men vijf kwartier, of, langzaam gaande, anderhalf uur; zoodat men, de vertrekuren van den tram nagaande, precies kan bepalen hoe laat men terug zal zijn, wat natuurlijk van eventueel oponthoudt afhangt. Bij heet weer is die open weg op het midden van den dag niet aan te bevelen; maar 's morgens is het een zeer opwekkende wandeling; interessant tevens, omdat hier zoo sterk in t oog loopt hoe zeer aan de glooiing naar de Geldersch vallei de geheele natuur van karakter verandert. Willen we onze wandeling tot de Grebbe, de grens tusschen Gelderland en Utrecht, voortzetten, wat zeker wel aanbeveling verdient, dan hebben we, van het hotel het „Hof van Gelderland' af de tramlijn slechts te te volgen; de Utrechtsche straatweg is hier wel aanvankelijk open en zonnig, maar dit duurt niet lang, want spoedig wordt hij, tot aan de Grebbe toe, een mooie, goed beschaduwde allee, een wandelweg bij uitnemendheid. Aan het einde daarvan heeft men, de brug overgaande, het bekende en in den zomer zeer gezochte hotel bereikt. Van het hotel uit kan men op en over den H e imerberg of Grebbeberg verscheidene wandelingen maken ; wij bepalen ons slechts tot één, immers we beschouwen dit als toegift, daar wij ons tot de omstreken van Bennekom hebben te bepalen, wijl anders dit boekje te grooten omvang zou verkrijgen. Wij wandelen dan bij voorkeur den grooten weg op, die vrij sterk klimt, tot waar hij boven weer vlak wordt. Daar zien we spoedig, ter linkerzijde, een veel bewandeld pad, hetwelk wij volgen en dat ons weldra, rechtsaf, bij de bekende Koningstafel brengt, welke steenen tafel van oud-historischen oorsprong is, terwijl omtrent die historie de meeningen vrij wel verschillen. Maar waaromtrent die zeker niet zullen verschillen, is het prachtige uitzicht, 't welk men van dit hooge punt heeft; in zijn algemeen karakter wel is waar hetzelfde als van den Wageningschen berg, maar toch, wat de bijzonderheden betreft, weer heel anders. Gaan we, nu we dit mooiste punt kennen, het heuveltje waarop die steenen tafel staat weer af, dan slaan we niet het pad in waar we uitkwamen, maar nemen dat hetwelk genoegzaam recht vóór ons ligt. Een weinig verder loopt dit over het plateau, midden over een uitgestrekt bouwland, aan het einde waarvan wij rechts omslaan, om, na weinige schreden, linksaf door een smallen hollen weg den berg af te dalen. Dit is een steil en zeer geaccidenteerd pad, een echt bandietenpad, in die mate, dat men het later levendig in herinnering zal houden. We komen nu uit tegenover het hotel op de belommerde plaats, waar men bij goed weer in den zomer steeds gezelschap vindt. Hebben we nu van het wandelen genoeg, dan wachten we den hier langs rijdenden Ooster stoomtram af, en laten ons te W a g e n i n g e n aan het Station afzetten. Die niet tegen de terugwandeling opzien, kunnen, als ze een anderen weg willen volgen, over den Grebbed ij k naar W ageningen wandelen. Dicht bij de stad gaat men dien dan af, en komt bij het hotel het „Hof van Gelderland terecht. Een mooie dagverdeeling is deze: Men wandelt vóór den middag langs de D ij k g r a a a f naar Wageningen, om daar in 't hotel het „Hof van Gelderland" koffie te drinken. Uitgerust, wandelt men over den dijk, dus langs de rivier, naar de Grebbe, Daar houdt men zich dan zoolang op dat men berekent tegen half vier of vier uur aan t Station te zijn. Men is dan voor vijven in het dorp terug. XVIII. NERGENA. We gaan thans weer het Westen in, maar, richtten wij ons de vorige keer spoedig naar 't Zuiden, nu willen we Noordwaarts gaan. Men herinnert zich dat wij toen bij „Dorpzigt" rechtsaf den breeden harden weg kozen. Dit doen we ook nu, en houden dien (zie bladz. 87) tot waar de Groenesteeg eindigt en linksaf in de Kierkamsteeg overgaat. Dien hoek gaan we nu niet om, maar rechtuit over een kleinen dam *). Daar loopt een zeer ruwe karreweg, met diepe sporen. Maar terzijde is een goed hard voetpad, dat we pas zien als we, na het dammetje overgegaan te zijn, rechtsom slaan. Dit voetpad hebben we maar te volgen, een hoek om, verderop in schuine richting een voetpad; daarna rechtsom tusschen akkermaalshout en nu loopen we recht op een grooten vijver aan, en vinden daar een bank, waarvan we gaarne gebruik maken, wijl het hier een frisch belommerde plek is. Deze streek is historisch. Op eenigen afstand ten Westen van de plaats waar wij ons nu bevinden heeft weleer een sterk slot gestaan, waarvan, naar men beweert, een kwart-eeuw geleden nog enkele overblijfsels zichtbaar waren ; een daar nog aanwezige waterkom zal dus wel het overblijfsel van de slotgracht zijn **). Dat slot heette ) Aan den snellen gang van het water ter zijde van den dam kan men zien dat de bodem hier sterker daalt dan men denkt. **) Belangstellenden zullen die plek wel vinden; ze ligt dicht bij een boerderij aan de Lange steeg, in N.-Westelijke richting een minuut of tien van den vijver af. „Nergena" en deze omtrek heeft dien naam behouden. De vijver, waar we nu bij staan, is zonder twijfel van een latere buitenplaats van dien naam overgebleven, evenals een tweede, kleinere, die op weinige minuten afstands ten Westen daarvan gemakkelijk te vinden is. De mooie, dubbele rij Beuken is van jonger datum en werd in de tweede helft der vorige eeuw geplant door den heer Prins; thans is deze bezitting het eigendom zijner zuster, Mej. Prins, te Bennekom. t Is erg jammer dat er van die watervlakte in den zomer zoo goed als niets te zien is; immers de vijver, die een diameter van 35 a 40 Meter heeft, zou anders een zeer mooi gezicht opleveren, omlijst als hij is door krachtige, hooge Beuken. Hij is langzamerhand geheel volgegroeid met riet, en er zou zeker heel wat moeite en kosten aan verbonden zijn, om hem nu daarvan te zuiveren, wat dan ook volstrekt niet in de bedoeling van de eigenares schijnt te liggen. Ook is deze groote watervlakte nu nog productief, wat anders in 't geheel het geval niet zou zijn. Maar jammer is het. Toch is en blijft de „Vijver van Nergena", gewoonlijk eenvoudig „de Vijver genoemd, het doel van veler wandeling. Op slechts een kwartier van het dorp gelegen, is die rondom den vijver loopende mooie beukenlaan een wezenlijk aantrekkingspunt, dat dan ook wel een wandeling daarheen waard is. Recht tegenover de plaats waar wij hier bij den vijver uitkwamen, dus aan de andere zijde, is een karreweg, die bijna onmiddellijk rechtsaf gaat. Volgen we dien, dan komen we op een breeden, ter wederzijde met jonge Eikeboomen bezetten zandweg, en wij zien hier ter linkerzijde nog een oud overblijfsel eener heide. Dat ook deze Westelijke streek, waar men nu niets dan bouw- en weiland ziet, vroeger door de heide werd beheerscht, blijkt hieruit, dat men deze struiken nog bijna overal langs de wegen aantreft; maar van een eigenlijke heide is hier in de buurt thans geen sprake meer. Men heeft deze lagere landen, zeker met veel moeite en kosten, productief weten te maken, en thans is de schrale zandbodem overal met een dikkere of dunnere humuslaag bedekt. Met de heidevlakten zijn ook, behoudens een enkele uitzondering, de Dennen hier verdwenen, Men ziet er langs de wegen en velden Eiken, Beuken, Populieren, Elzen en Wilgen, even als in de lagere provinciën, waarin van zelf reeds ligt opgesloten, dat er ook water aanwezig moet zijn. Trouwens dit zagen we reeds aan de Dijkgraaf, en onmiddellijk achter Bennekom zagen we er, ter wederzijde van den weg, ook reeds een twijfelachtig begin van. Wanneer we nu hebben gezien hoe diep het in den vijver der villa „Del Borgo' , tegenover „Oud-Vossenhol' , staat, dan blijkt daaruit dat deze streek reeds veel lager ligt dan de groote grintweg; ook blijft de bodem verder naai de Geldersche vallei nog steeds flauw dalen. Maar dat dorre stuk hei mag ons hier niet te lang ophouden. De weg waarop wij nu wandelen buigt vervolgens linksom en wordt daar een jonge beukenlaan. Nog maar enkele jaren geleden stonden hier zware Populieren, toen was die laan veel mooier en als het een vijf en twintig jaar verder is zal zulks wel weer het geval zijn. Aan het einde van deze laan komen we op een harden weg, de Langesteeg, uit, juist bij een bank, die aan 't begin van een zeer mooie, dicht beschaduwde beukenlaan staat. Ware de groote vijver het eenige doel van onze wan- deling, en was het ons te doen om nu zoo spoedig mogelijk in het dorp terug te komen, dan hadden we hier slechts rechtsaf te gaan, en we zouden, de Lan gesteeg volgende, na een minuut of tien in de dorpstraat uitkomen. We doen dit nu echter om twee reden niet. Eerstens zijn we daartoe nog niet lang genoeg op weg, en gaat men niet voor zijn pleizier wandelen om de naaste wegen te zoeken, en dan staat hier dichtbij een patriarch uit de plantenwereld, die wel een bezoek en een eerbiedigen groet tevens waard is. We slaan daarom linksom en gaan de beukenlaan in. Deze bestaat uit vier rijen reeds vrij oude boomen, met een breeden rijweg in het midden*) en aan beide zijden een wandelpad. De omstreken van Bennekom zijn rijk aan mooie lanen, en deze is niet een van de minste. We komen nu aan de groote boerderij „Steenbergen". Daar vóór ligt een uitgestrekt plein, geheel beheerscht en overschaduwd door een enkelen, maar dan ook monumentalen Lindeboom. Om zich een voorstelling van dezen reus te maken, stelle men zich een stam voor met een omtrek, op een Meter hoogte, van 51/" Meter, terwijl die vlak bij den grond niet minder dan 9 Meter omtrek heeft, en de kroon zich in beide richtingen p.m. 10 Meter uitstrekt, dus 20 Meter middellijn heeft, alzoo een cirkel beschrijvende van iets minder of meer dan 60 Meter, terwijl de hoogte daaraan geëvenredigd is. De ouderdom van dezen reus is zelfs bij gissing niet te bepalen, immers men kan gerust aannemen dat hij vijftig jaar geleden niet veel minder zwaar was. *) Men zegt dat er over den verkoop dezer boomen onderhandeld wordt. Moge dit niet gelukken!! Dat de eigenaar dien boom spaart is een blijk van piëteit, dat waardeering verdient. Even voorbij deze aanzienlijke hoeve buigt de laan rechtsom, en is daar een jonge Populierenlaan. We gaan die ten einde, dan rechtsom en volgen nu een open zandweg langs roggevelden, tot we voorbij een kleine boerderij op een kruisweg bij een waterkom komen. Hier hebben we recht vóór ons uit een weg, die in schuine richting op „Hoekelum" aan loopt*). Volgen we dien, dan komen we op den grooten grintweg uit, juist daar waar de boschweg begint en de steenen grenspalen staan. Maar we kunnen ook rechtsaf, meer direct in de richting van het dorp, den zandweg volgen, die daar linksom buigt. Nu rechtuit gaande, zonder ons aan de zijwegen te storen **), stuiten we tegen een groote boerderij. We slaan hier rechtsom en hebben dan de keus tusschen drie wegen links, allen op den grintweg uitkomende. Gaan we nu rechtuit door, dan komen we in het dorp terecht schuin tegenover de kerk. Deze wandeling doet men op zijn gemak in anderhalf uur, aangenomen dat men doorwandelt. *) Ook dit is de Breukelerweg, dien we, ten Oosten van den grooten weg, reeds leerden kennen. **) Logeert men in ,,Oud-Vossenhol", dan slaat men den eersten Zandweg links in, wijl die naast den tuin van het hotel uitkomt. XIX. NOG EEN WANDELING IN HET WESTEN. Wij wandelen nu den grintweg op in de richting naar t Station en wel tot aan de eerste inrijlaan van „Hoekelum". Deze boerderij gaan we langs en vervolgens een tweede, die een weinig van den weg af aan een zijlaantje staat*)' Uit beuken- en eikenlaantje maakt juist hier een kromming e"\T/et 1 t6r Zfl Va" den karrenweg voort. Wij volgen het tot waar het zich weer naar links ombuigt en recht op een boerderij aanloopt. Hier maakt ook onze weg een buiging naar links, tot aan een boerden, ter linkerzijde, waar de weg naar rechts ombuigt, om, een klein eind verder, bij een boerderij ter rechterzijde, weer links af te gaan, en wij dus niet den weg schuins over rechtuit nemen. Een aardig berkenlaantje ter zijde van den ruwen S;8 geeft °Lns ^kerheid dat we niet verkeerd wandelen Wi, blijven rechtuit gaan, den hier in schuine richting rechts afwijkenden weg voorbij**); slaan daarna links en onmid- *) Hier tegenover dus aan de rechterkant, is een zijweg Men kan dien inslaan, ingeval men (natuurlijk langs een omweg) achterom naar t Station wil wandelen. Volg, men dien, slechts zorgende bij dé rommmgen er op te letten dat men de Noordelijke richting houdt dan kom, men ten laatste in de vlek Maanen terecht, dicht J den spoorweg, maar toch een goed eind ten Westen van het Station dat men daar op een afstand ziet, en waar een weg naar toe loop,' Die heefeW"m™ l ™0r we(t kan dus Van '' Sta,ion af deze geeens of bii eedeV T a8enin8en toe afwandelen, hetzij in ® haar voor zoover zn tof Rennoln „;k., r«lOTd ÉL" plekje vinden 7 "V ' b'°emen kunnen mooi plekje vinden, als ze dien weg ter rechterzijde volgen, t Is een breede dellijk weer rechtsom, en komen dan op een zeer breeden, rechten weg ter wederzijde met kreupelhout bezet, aan 't einde waarvan wij een huis zien. De open plek waar wij nu uiikomen herkennen wij als dezelfde waar we op onze vorige wandeling terecht kwamen (zie bladz. 96), en den weg naar het dorp vinden we dus nu van zelf. We kunnen dan een goed uur nadat wij vertrokken terug zijn, zoodat het zeer goed mogelijk is dat men er nog wel gaarne een half uur meer aan wil geven. Niets is eenvoudiger. In plaats van linksaf te gaan, slaat men dan bij die hoeve rechtsom; volgt den weg rechtuit en komt dan aan de groote laan, die in de Lange steeg bij Steenbergen uitkomt, Wandelt men, na linksom geslagen te hebben die laan ten einde, dan kan men, als men er nog meer van wil hebben, aan het einde daarvan rechtsaf op den Vijver van Nergena afgaan. Wil men dezen nog al langen omweg niet maken, dan gaat men verder rechtuit langs de kerk en school der doleerende gemeente op het af. Rekent men voor deze wandeling anderhalf uur, dan zal men niet veel te kort komen. Neemt men er den vijver rechte weg, die eindelijk in schuine richting rechts afgaat, daar waar hij zich met een rechten hoek ook naar links ombuigt. Hier ziet men ter rechterzijde een voetpad, dat zich een heel eind ver tusschen de velden uitstrekt. Aan weerszijden gras, met een zeer veel verscheidenheid opleverende flora. In Juni en Juli kan men daar honderden Orchideeën plukken en later in den zomer de fraai blauwe Gentianen. Ten langen leste komt het in beteelde landen uit, zoodat men langs hetzelfde pad moet terugkeeren. Nu behoeft men niet weer dien breeden zonnigen weg terug te nemen, maar kan men — en 't is ook verkieslijker — rechtuit gaan een vrij lange, deels beschaduwde zandweg, langs een paar boerderijen. Slaat men dan ten laatste linksom, zoo komt men weldra aan de groote dichte laan welke op die van de Lange steeg, bij Steenbergen uitloopt (zie bladz. 95). bij, dan minstens een half uur langer, of zooveel meer als men zich daar wil ophouden. De wandelingen ten Westen van den grooten weg zijn heel wat anders dan die in de Oostelijke streken. Hler S,ee" bergachtig landschap, ook geen boschen en geen heidevlakten, 't Is deels bouw- meest weiland, maar angs die wegen treft men hier ruime vergezichten, met fraaie boomgroepen, elders zeer aantrekkelijke, zelfs idyllische plekjes aan, en zij leveren over 't algemeen verscheidenheid genoeg op, om den wandelaar in een aangename stemming te brengen. Wat dit is, valt in 't algemeen moeilijk te zeggen ; vooral daar hierbij de verschillende temperamenten en schoonheidsopvattingen een groote rol spelen. Een motief b.v., dat een schilder in opgetogenheid brengt, zal een ander, die, wat dichterlijker in zijn waardeering der natuur gestemd, aan een kalm idyllisch plekje de voorkeur geeft, allicht minder aantrekken; een ruwe weg, met diepe karresporen, die zeer „malensch is volgens den één, zal den ander doen pruttelen over de onbegaanbaarheid. Over den smaak valt niet te twisten, maar dat ook deze wegen, waarvan wij er slechts enkelen leerden kennen vooral ter afwisseling, voor velen zeer aantrekkelijk zijn,' kan onmogelijk twijfelachtig wezen. Op een zaak voor den wandelaar van beteekenis dient men echter te letten, 't is namelijk deze, dat verscheidene, ja de meeste van die wegen, 'bij regenachtig weer of kort na een regenbui, voor wandelaars niet geschikt zijn- terwijl daarentegen onder dergelijke omstandigheden het wandelen in de hoogere Oostelijke streken niet het allerminste bezwaar oplevert. XX. NAAR EDE. Niemand, die eenige dagen te Bennekom verblijft, verzuime een bezoek te brengen aan het van ouds, vooral om de in de nabijheid staande bosschen van Graaf Bentinck van den huize „Weldam", te Goor, zoo gunstig bekende dorp Ede, hetzij men zich bepale tot een wandeling heen en terug, of tevens een vluchtig bezoek brengt aan het „Ederbosch" en den „Paaschberg '. Om nu de wandeling niet al te groot te maken, gaan we per tram naar 't Station en wandelen van daar naar Ede, waar een goed half uur mede gemoeid is. 't Is een aangename, goeddeels beschaduwde straatweg, meest tusschen riante villa's. In het dorp gekomen, gaan we den breeden Arnhems'chen straatweg op, tot we aan een bruggetje over een geul komen, dat we overgaan, om dan linksaf, vervolgens rechts, daarna weer linksaf te wandelen, tot we aan een koepel komen. We zijn hier op den „Paaschberg , en hebben een zeer fraai gezicht naar beneden op het dorp. Hier zien we een weg die naar beneden, recht op de kerk aanloopt. Gaan we dien af, dan komen we naast de kerk in de dorpstraat uit. Dit is een kleine wandeling, waarover men zeker tevreden zal zijn. Nu zien we uit naar den boekwinkel van den heer Menger, waarnaar we trouwens niet lang behoeven te zoeken, en loopen daar even in, om de IVandelkaart van Ede en de Omstreken, uitgegeven door de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Ede, te koopen, daar dit kaartje ons op onze volgende wandeling naar de Z ij s e 11 goede diensten zal kunnen bewijzen. We kunnen er trouwens ook nu reeds gebruik van maken om den volgenden weg te vinden. Even voorbij dezen boekwinkel buigt de dorpstraat linksom. Naar het B o s c h gaan we echter rechtuit, en komen den grooten weg volgende, weldra in de Boschlaan' Een paar zijpaden links en rechts gaan we voorbij en komen dan aan een zijpad links (ook rechts), dat in de richting naar het dorp terugloopt. Dit linksche gaan we in ; het leidt naar den Doolhof, door welk woord men zich echter niet behoeft te doen afschrikken, t Is een heel lief, woest plekje, dat men omgaat om in een lange, breede laan uit te komen. Die volgen we dan, recht op den huize „Kernheim" aan, waar men nu linksom slaat, om, rechtuit gaande, langs het raai gelegen hotel „Buitenzorg" weer in het dorp te komen. ervolgens de straat rechtsaf nemende, gaan we langs het fraaie, nieuwe Gemeentehuis; daarna, linksom, komen we weer in de dorpstraat terug. De F-n er:bosscllen zij" zeer uitgestrekt en om ze in verschillende richtingen te doorwandelen, moet men eenige dagen daar verblijven; maar men krijgt er toch op deze wandeling reeds een vrij goed begrip van, en men heeft tevens gelegenheid om zich te overtuigen, dat Ede tot de voornaamste dorpen van ons land behoort, en dan ook een ietwat „Klein-Stadtisch" karakter heeft. Ook de omstreken, al staan ze in verscheidenheid en uitgestrektheid met die van Bennekom lang niet gelijk zijn zeer schoon, en zoo trok deze plaats dan ook reeds Se'M j 'aren 'S zomers een aantal bezoekers. Na deze korte kennismaking, welke echter voor hem, die goed uit zijn oogen ziet, geen oppervlakkige behoeft te zijn, keeren we langs den straatweg weer naar 't Station terug. il men liefst niet tweemaal denzelfden weg nemen, dan verlaat men dien even voorbij de school, om een weinig rechtsaf den Maander Zandweg op te gaan tot men aan een breeden weg komt. Deze steekt men schuin over om op een wandelpad te komen terzijde van het daar staande huis. Dit lieve pad loopt rechtuit evenwijdig met den straatweg, achter langs de daarop uitkomende villa's. Men komt dan, aan het einde daarvan rechtsom slaande weer op den straatweg dicht bij het Station uit. De tijd dien men voor deze wandeling behoeft is niet wel te bepalen, daar dit afhankelijk is van de gelegenheid met welke men naar Bennekom per tram terugkeert. Zoo kan men b.v. ook per lokaalspoor naar het Station terugkeeren ; ook zal men zich allicht te E d e ophouden; dit richt men dus in naar omstandigheden; genoeg als men weet dat men, rustig wandelende, binnen drie kwartier van Ede aan 't Station is. XXI. DE ZIJSELT *). Een wandeling over den Zijselt zal door velen de schoonste geacht worden van de velen die men hier kan maken. Daarom bewaarden wij die voor een der laatsten. Streng genomen behoort de Zijselt eer tot de omstreken van Ede dan tot die van Bennekom. Het is een vrij aanzienlijke hoogte, met verscheidene bosschen, aan de andere zijde van den Staatsspoorweg, maar toch zijn wij er, dank zij de tram, veel dichter bij, terwijl van Ede uit een stevige wandeling noodig is, alvorens men die oudere bosschen, waar het om te doen is, heeft bereikt. Geheel van Bennekom af te wandelen, zeker, men kan het doen; maar raadzaam is het niet. De grintweg tot aan het Station immers kent men, zoodat het onnoodig is drie kwartier te loopen om aan het eigenlijke uitgangspunt zijner voorgenomen wandeling te komen, wat men per tram op zijn gemak voor een bagatel**) in een kwartier bereikt, terwijl men toch een wandeling van p. m. 27, uur vóór zich heeft. *) Dit woord wordt verschillend geschreven en ook verschillend uitgesproken. Ik houd mij hier aan de spelling, gelijk die op de Staf- kaart ^jqqo' blad 468) voorkomt. Zóó geschreven moet men zeggen Zejselt. Men hoort hier echter niet anders dan Zieselt. Witkamp die overigens zeer betrouwbaar is, schrijft Syselt. Veelal leest men ij anderen Zysselt, wat met het spraakgebruik overeenkomt. Alleen de oorsprong van het woord zou het moeten uitmaken, en die is ons onbekend. * ■) Van de 2e klasse kan ieder, zonder zich te geneeren, hier ge¬ bruik maken. Er worden tien ritten kaartjes uitgegeven voor 60 cents, ten afzonderlijke rit kost 7'4 cent. Vroeger, vóór den kazernebouw, zag men, even voorbij den overtuin van het hotel van Laar, een tegen de heide oploopend wandelpad, hetwelk men slechts te volgen had om in een minuut of tien de Zijseltsche boschen te bereiken. Deze gelegenheid bestaat natuurlijk nu niet meer; alleen het bovenste gedeelte van dit pad is nog aanwezig. Men kan dit echter op een gemakkelijke wijze bereiken, door den nieuwen, breeden straatweg op te gaan naast de infanterie-kazerne, die naar de cavallene-kazernes loopt. Waar die weg linksom buigt, dus juist bij de kromming, gaat men er af en de heide op. In zeer schuine rechtsche richting komt men spoedig op een voor exercitie gevlakt terrein, dat men, steeds naar boven, gedeeltelijk overgaat, en dan weldra het oude pad in 't oog krijgt. Boven gekomen, ziet men op een kleinen afstand een bank staan, en men zal niet verzuimen van deze door de Edesche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer aangeboden gelegenheid gebruik te maken, om rustig het ruime uitzicht daar te bewonderen. Nu is het best mogelijk dat men dat pad niet in 't oog krijgt, wanneer men namelijk zijn richting niet schuin genoeg heeft genomen; maar dit doet er eigenlijk niets toe ; alleen moet men dan wat langer over de heide gaan, wat geen bezwaar oplevert. Men gaat maar rustig naar boven, waar men op een recht wandelpad uitkomt en dan op de bank afgaat; deze kan men niet missen *). *) Wenschelijk ware het dat van dien nieuwen straatweg al een wandelpad werd gemaakt naar dat bovengedeelte van het oude pad. Daar het thans Rijksgrond is, zou daartoe verlof moeten gevraagd worden. Mogelijk is dit bi] het verschijnen van dit boekje reeds geschied. Vraagt men nu of het absoluut noodig is de heide over te gaan om op den Zijselt te komen, dan is het antwoord ontkennend. Er zijn meerdere wegen, b.v. aan deze zijde den weg langs den spoor- Het ruime panorama dat zich hier naar het Westen vóór den bezoeker uitbreidt te beschrijven legt niet in onze bedoeling en t is ook niet noodig; schoon is het in hooge mate. Slechts weinige schreden van die bank af ziet men een breeden zandweg tusschen het Zandbosch en het Noorderbosch, dien weg gaat men op. Wij beginnen al dadelijk met op te merken dat het hier tusschen die jonge dennenbosschen, op dien breeden en gemakkelijken weg, wel aardig zonnig, maar toch mooi is, al kunnen we niet zoo dadelijk er bij voegen waarin dat mooie hier eigenlijk bestaat. Toch is het zoo, al leveren die dichte bosschen geen verscheidenheid op, en al beletten zij het uitzicht over het lager liggende land. Nu we echter wat verder zijn gekomen en rechts de hooge kruinen van een ander gedeelte van dit bosch boven het jongere zien uitsteken, begint ons voorgevoel, dat het hier ook aan afwisseling niet zal ontbreken, een vaster vorm aan te nemen. Dit hooge, oude gedeelte van het Zandbosch is in de eerste plaats het doel van onzen tocht. Juist daar, waar een andere breede weg, van Ede afkomende op den onzen uitloopt, zien we aan onze rechterhand een opening tusschen het kreupelhout, Als we die zijn doorgegaan ontplooit zich voor ons een schouwspel, waarvan men schaars de wedergade zal vinden. We zijn hier op het hoogste punt van den Zijselt. Over een aanzienlijke uitgestrektheid is het zeer geaccidenteerde weg volgende en dan bij het wachthuisje de rails over te gaan- van den straatweg verderop en van Ede zelf uit zijn goede wandelpaden. Maar de hierboven aangeduidde is verre de verkieslijkste, om de opeenvolging der bosschen; een andere kan men, zulks verkiezende, op den terugweg afgaan. Die kleine wandeling over de heide geeft er voor de meesten een aangename afwisseling aan, temeer daar men net doel onmogelijk kan missen. terrein bezet met zeer oude Dennen; dikke, naakte stammen, nü dicht bij, dan verder van elkaar af staande, maar welker kruinen hoog in de lucht een gewelf van groen vormen, dicht genoeg om het geheel te overschaduwen. Sommigen staan kaarsrecht, anderen hellen meer of minder naar verschillende richtingen over, en hef is juist den scheeven stand der meesten, die zoo volkomen harmonieert met den sterk golvenden, dicht met oude dennennaalden bedekten bodem. 't Is volkomen waar dat over den smaak niet valt te twisten, daar zelfs bij de meest intelligente personen de smaken soms zeer uiteen loopen, maar dit tooneel, zeggen wij liever deze natuurtempel, moet op ieder die hier komt een diepen indruk maken, 't Is geen dicht bosch, gelijk overal in de rondte; men ziet en wandelt op en af overal tusschen de boomstammen door, terwijl de bodem overigens geen spoor van vegetatie vertoont, en er een zacht bed van wie weet hoeveel jaren achtereen afgevallen naalden over ligt uitgespreid. Dit klinkt eenigszins paradox: „een zacht bed van naalden , maar toch is het volkomen waar; zóó waar, dat men niet kan nalaten zich daar eenige oogenblikken op uit te strekken, om met volle teugen dit zeldzame natuurgenot te smaken. Intusschen bepalen wij ons niet tot dit oude gedeelte van het Zandbosch, zonder twijfel een overblijfsel van een vroeger zeer uitgestrekt bosch, maar wenden onze schreden ook naar dat gedeelte, waar we, mede zeer verspreid, een aantal wel is waar veel jongere, toch ook reeds oude Dennen zien, maar die, elkaar in den groei niet hinderende, volkomen de natuurlijke groeiwijze dezer boomen vertoonen, laag vertakt en gevuld. Prachtige boomen zijn daar bij, gelijk men ze maar zelden ziet, en alleen onder dergelijke omstandigheden kan aantreffen. Hoe verder we gaan, altijd op het hooge open gedeelte, hoe meer we in verrukking komen. Verdwalen kan men Groote Denneboom op de Zijselt. niet, al wil men van het hier gemaakte voetpad geen gebruik maken, wat volstrekt onnoodig is. Het hooge bosch is in alle richtingen door jonge dennenbosschen omgeven, en is dus als het ware een afgesloten geheel, wel uitgestrekt, maar toch niet genoeg om te verdwalen, terwijl men overal het vrije doorzicht heeft naar die hooge boomen. Men kan het omwandelen, er korter of langer verwijlen, om daarna de wandeling voort te zetten. Die geen tijd heeft voor een groote wandeling, verzuime toch niet dit bosch op te zoeken. Van het Station af is men er in een goed half uur. Bij het verlaten van deze plek lette men er vooral op weer uit te gaan waar men ingekomen is. Er zijn meer paden en een verkeerd nemende zou men van den weg afraken. Om dit te voorkomen plaatse men bij het inkomen een teeken, b.v. een wandelstok dien men vlak daarbij in den grond steekt, of iets dergelijks. We slaan nu, op den zandweg teruggekomen, rechtsom en blijven den breeden weg volgen. We gaan een dwarsweg voorbij en komen aan een beukenbosch dat we aan onze linkerhand houden; rechts volgt op het Zandbosch het nog ten deele zeer jonge Pruikbosch. Zijseltsc'ne bosch. Nu volgt een oud dennenbosch, met een mooien, harden gebogen boschweg en hebben we dit doorgewandeld, dan komen we op een open gedeelte, heen en weer met akkermaalshout bezet. We blijven rechtuit gaan en komen nu in het heerlijke Zuiderbosch. Wel bestaat dit meerendeels uit oude Dennen, maar er staan toch ook veel loofboomen in, zoodat het een gemengd bosch is. Altijd maar het hoofdpad volgende, ziet men links, een weinig van het pad af, een bank staan, die een welkome gelegenheid biedt, om hier eenige oogenblikken volop te genieten ; immers de wandeling in dit prachtige bosch is één en al genot. Wil men zijn wandeling nu nog verder voortzetten, dan gaat men, uit het Zuiderbosch komende linksom, het langs de zoom van dit bosch rechtuit, later wat rijzende pad op, tot men, na een goed eind aan een rijweg links komt. Dezen weg volgt men. Wel kan men rechtuit gaan, maar dan zou men spoedig op de hei uitkomen, waar men niet moet wezen. Men volgt dezen weg, weldra langs een mooi beukenbosch, rechtuit, en krijgt dan ten laatste, na een paar krommingen links en rechts, de Z ij s e 11 e r 1 a a n in 't oog, die, dwars over de hei, in N. Westelijke richting op den Arnhemschen straatweg uitloopt. Is men deze laan, die een kwartier gaans lang is, bijna ten einde (op of omstreeks het midden staat een bank) en bij het bosch ter linkerzijde gekomen, dan verlaat men haar, om een wandelpad op te gaan langs het bosch, en, nadat men ook hier een bank voorbijging rechtsaf te gaan. Men is hier nu op den Klinkenberg, waarover (ook door het bosch) verscheidene wandelpaden loopen. De weg is rechtuit, maar men kan, het tweede pad rechts ingaande, wel eenige schreden omloopen. Dan zal men enkele mooie, vrij staande Dennen zien, onder een van welkij een omloopende bank is geplaatst. Op ieder uur van den dag kan men daar in de schaduw uitrusten. Van deze bank gaat men dan weer linksaf naar het rechte pad dat men even te voren verliet, slaat spoedig linksom, wandelt een korte poos langs kreupelhout en komt dan op de hei, met een lang pad rechtuit, op en af. Ook hier, op dit gezichtspunt (links) staat een bank. Het wandelpad rechts, komt op den straatweg uit, ongeveer ter halverwege tusschen Ede en 't Station, dat men dan in een kwartier bereikt. Maar liever gaat men op den Klinkenberg rechtuit naar beneden op een jonge beukenlaan af, welke laan mede op den straatweg achter de cavallerie-kazerne uitkomt. Wil men zijn weg van hier bekorten, dan gaat men den straatweg op aan de andere zijde van deze laan. Deze gaat om de cavallerie-kazerne heen en komt op tweeërlei wijze op den grooten straatweg uit. Men kan echter nog langer genot hebben van de mooie hei-wandelingen, dwars over die beukenlaan het wandelpad, dat daar weer gevoelig klimt, opwandelen tot aan de bank, dicht bi] den ingang van het bosch, waar men zich bij het begin dezer wandeling reeds even heeft opgehouden. Dit zeer fraaie en ruime uitzicht genoten we nu reeds een heele poos, en 't is daarom dat we thans aan de laan de voorkeur gaven. (Wil men dit niet en liever door Ede gaan, dan wandelt men de Zijselterlaan en den zandweg die er het einde van is geheel af, tot men op den Arnhemschen straatweg komt. Men is dan vandaar in een minuut of tien in het dorp). Van dit hooge punt bij de bank gaat men nu natuurlijk rechtsaf, op dezelfde wijze naar beneden, als men straks is opgegaan en komt dus weer op den straatweg naast de kazerne terecht. Wandelt men onafgebroken door, zich een kwartier in het hooge, oude gedeelte van het Zandbosch ophoudende, dan is men na 2 '/o uur weer op dit uitgangspunt terug. Is het in den zomer wat warm, zoodat men een paar keeren wat uitrust, dan moet men er drie uren voor rekenen. Een slotopmerking mag hier niet achterwege blijven. Het hooge Zandbosch biedt een zeldzaam mooie gelegenheid voor een landelijke lunch of een vriendschappelijke pic nic. Vertrekt men b.v. van Bennekom met den tram van tien uur, dan is men, als men het langzaam aanlegt, op zijn gemak vóór den middag in dit bosch, en kan men er eerst eens rondwandelen om een geschikt plekje in de schaduw uit te zoeken. Zulke plekjes zijn er in overvloed; het verkieslijkst echter is niet dicht bij den ingang, maar zoo ver mogelijk rechts af, waar de grond er op sommige plaatsen voor schijnt ingericht. Men kan er zitten, men kan er liggen, al naar men wil, want de dennennaalden zijn zóó zuiver, dat het keurigste kleed er niet door benadeeld wordt. Hoogstens hangen er, als men opstaat, wat droge dennennaaldjes aan, die men gemakkelijk afschudt. Heeft men daar dan een paar uren gezellig doorgebracht, en die zijn met wandelen, zitten, liggen, enz. zeer spoedig om, dan is het niet noodig korfjes of taschjes verder mee te dragen. Men zoekt slechts een gemakkelijk te herkennen plekje tusschen de jonge Dennen uit om een en ander tijdelijk op te bergen. Dan zet men de wandeling in den namiddag voort tot aan het einde van het Zuiderbosch, waar, behalve de bank, gelegenheid genoeg is om wat uit te blazen. Heeft men daar genoeg van, dan keert men door dat prachtige bosch langs denzelfden weg terug naar het Zand- bosch, om daar desverkiezende nog een kleine nabetrachting te houden. Men kan er zeker van zijn dat een glas morgenwijn dan en daar eene ware verkwikking zal zijn, en richt men het dan zóó in, dat men tegen half vier of half vijf aan t Station is, dan is men vóór t diner weêr in het dorp terug. Werkt het weêr daarbij wat mede, dan zal dit in den volsten zin des woords een onvergetelijke dag zijn. XXII. BOSCHBEEK EN KWADENOORD *). Zij, die eenigen tijd te Bennekom verblijven, moeten een wandeling naar Boschbeek niet verzuimen, al is dit op een zonnigen zomerdag hun, die wat spoedig moe worden, niet zeer aan te raden, want er gaat een viertal uren meè heen, en dat wel meestal onder het genot van de zon in haar volle kracht. Maar toch valt dit mede, immers op de hooge heide is de lucht, ook bij heet weer, frisch, verkwikkend en opwekkend. Men kan Boschbeek ook bereiken langs het van den Arnhemschenweg naar her Noord-Oosten loopende gedeelte van den tweeden Ginkelschenweg, maar verkieslijker is het door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer gemaakte wandelpad, niet alleen om het ruimere uitzicht op de hei, maar ook wijl men zich dan onmogelijk in den weg kan vergissen, wat in het eerste geval niet uitgesloten is. Men kan ook den Arnhemschenweg vervolgen tot over de beide beken en daar, schuin over de oprijlaan van den „Keijenberg, den breeden weg inslaan, die direct naar „ICwadenoord voert. Dit is trouwens de eenige weg voor rijtuigen. Daar laat men het rijtuig dan wachten, terwijl men naar Boschbeek, op een kwartier afstand, wandelt. Dezen mooien weg komen wij nu terug. Het eerste doel is nu de „Pembroekbank", die men in drie kwartier bereikt. Wijl de op de hoogte staande Berk ) Men schrijft ook wel „Quadenoord . ^X'elke de juiste spelling is kwam ik niet te weten, Witkamp vermeld het niet. Ik houd mij dus hier aan de gewone schrijfwijze. 8 die reeds groot genoeg is om beide banken licht te beschaduwen en er op dat hooge punt, ook bij stil weer, genoeg beweging in de lucht is om het er „lekker" te maken, rust men daar gaarne even uit, om vervolgens aan de achterzijde de trap af te gaan en de rechte laan, een voortzetting van den Prins Hendrikweg te volgen. Aan het einde van dezen rechten weg gekomen, laat men den rijweg rechts liggen en volgt men het wandelpad ter linkerzijde, dus in Noordelijke richting, tot men, na ongeveer een kwartier, aan een plek komt waar het wandelpad door een karreweg wordt gesneden. Een daar geplaatste wegwijzer zegt ons dat we hier rechtsaf moeten gaan (rechtuit komt dit wandelpad op den Telefoonweg uit). Het ook hier gemaakte wandelpad is tot aan de grindgaten niet ver van dit kruispunt, als zoodanig onherkenbaar en rul gereden, maar wordt verderop weer vast en gemakkelijk, te meer daar het op den duur zacht glooiend afloopt. Over een vrij groote lengte blijft men hier rechtuit gaan, zeker een van de mooiste heipaden, met bosch ter rechterzijde en, bosschen vóór zich uit; ter linkerzijde, op vrij grooten afstand, het hooge gedeelte van Boschbeek, dat echter niet tot het doel onzer wandeling behoort. Na eindelijk links- en even later rechtsom geslagen te zijn — het wandelpad wijst dit aan — heeft men Boschbeek, althans dat gedeelte 't welk wij thans willen bezoeken, bereikt, blijkbaar uit een vrij primitieve arbeiderswoning; overigens een aardig landelijk plekje, en na een zonnige wandeling — van de „Pembroekbank' af, van een kleine drie kwartier — een welkome rustplaats in de schaduw der om het huisje staande boomen aanbiedende, waartoe voor een vriendelijk woord, enz. wel een paar stoelen verkrijgbaar zijn. Dit is dus het tweede station op deze lange wandeling. Even vóór men aan het huisje komt lette men op een aanzienlijke diepte ter rechterzijde. Daar beneden ziet men het water uit den bodem te voorschijn komen. Het is een z.g. „spreng", de oorsprong van een der beken, hoedanigen er, zooals wij spoedig zullen zien, meer in deze streek voorkomen. il men dit hier van meer nabij zien, dan kan men langs een paadje tot op den bodem afdalen. „Boschbeek" is geen dorp, zelfs geen gehucht, maar een kleine hoeve, het overschot van een vroeger daar ondernomen landbouw-exploitatie. t Is wel jammer dat de voortzetting daarvan op eenigszins ruime schaal niet wel mogelijk scheen, maar die idyllische plek heeft daarom toch niets van hare aantrekkelijkheid verloren. Wij hebben reeds vroeger gezegd, dat we ons hier niet met bespiegelende beschouwingen kunnen inlaten. Een wegwijzer willen we zijn en niets meer, hen, die ons volgen, in hunne waardeering der schoonheid van het landschap volkomen vrij latende. Dit kunnen we echter wel zeggen, dat de omgeving hier in verschillende richtingen zoo „malerisch" is, dat een landschapschilder in verzoeking zal komen zich eenige dagen in die zeker niet lucratieve huizinge te nestelen. „Boschbeek" ontleent zijn naam aan de vrij breede Molenbeek, die niet ver ten Noorden van den spoorweg ontspringt, onder dezen doorloopt, zich, voorbij „Boschbeek", door „Kwadenoord , langs den „Keijenberg" naar „OranjeNassau s-oord voortzet, en verderop in den R ij n afvloeit, na onderweg meerdere kleine beken opgevangen te hebben. De oorsprong van een dezer laatsten zagen wij in de zeer diepe kloof, dicht bij het huisje. Dit huis gaan we om en vervolgens, nog onder den indruk van die diepe kloof, gaan we over een dam, waar het water genoegzaam gelijk met den kant staat, dus allicht een Meter of acht hooger. Het voetpad schuin over een grasland volgende, komen we aan een zeer primitief bruggetje over de Molenbeek, die even hoog is. Volgen we nu het voetpad over de hei en langs de breede beek, dan komen we spoedig op een plek, waar we onwillekeurig blijven stilstaan. Hier wordt namelijk de Molenbeek rechthoekig door een andere, kleinere, „gesneden , maar zonder dat het water dezer beide beken zich met elkaar kan vermengen, want de kleinere loopt, in een p. m. drie Meter diepe sleuf, onder de andere door, en komt er dus aan de andere zijde weer onderuit. Dit is zeker een vertooning, die men niet alle dagen te zien krijgt, en waarvan men, opmerkelijk genoeg, een herhaling ontmoet, slechts een klein eind verder. Dit zeker zeer interessante en in verschillend opzicht zoo fraaie heipad naar „Kwadenoord is niet langer dan een kwartier. Ook dit is zelfs geen gehucht, 't is een streek, die bij wandelaars hoog is aangeschreven. We komen hier aan een breede brug, waarmede wij nu wel niet te maken hebben, maar die we toch even willen overgaan, al is het maar om wat uit te blazen op de aan de andere zijde der beuk staande bank of in de mooie oude beukenlaan niet ver vandaar, en nu we ons daarheen begeven, zien we daar alweer een andere beek ontspringen, die zich spoedig met de grootere vereenigt. Wij merkten op dat we eigenlijk met deze brug niets te maken hebben; daarom gaan we weer terug, en volgen den breeden zandweg die nu voor ons ligt, en die spoedig rechtsom buigt. We staan hier op een schilderachtige woeste plek, met hooge dennenbosschen ter linkerzijde en door akkermaalshout aan de rechterzijde begrensd. Uit een daar geplaatsten wegwijzer zien we dat we op den goeden weg zijn. Spoedig geeft een opening in die bosschen een vrij gezicht op de hooger oprijzende Renkumsche heide, juist tegenover een door de beek bewogen korenmolen. Wij houden den weg rechtuit en gaan dus een breeden boschweg, die er in schuine richting van afwijkt, voorbij. De weg dien wij volgen loopt slingerend langs den voet van een vrij aanzienlijke met een zwaar dennenbosch bezette hoogte. Weldra komen we weer aan de Molenbeek, die we een poos uit het oog verloren hadden. Terzijde van den breeden weg zien we hier een zeer aantrekkelijk wandelpad, dat ons, na het zonnige eind 't welk wij van „Boschbeek" af achter den rug hebben, zeker niet onwelkom is Zoo komen wij, na een goed eind wandelen, op den Arnhemschen straatweg uit, en wel in het mooi beschaduwde gedeelte dat door het landgoed „de Keijenberg" loopt. Nu rechtsom den grooten weg opgaande, bij „Oostereng naar boven, en daarna weer langzaam af, is men in een goed uur te Bennekom terug. Wil men, alvorens den terugtocht te aanvaarden, liever eerst wat uitrusten, dan kan men in een kwartier bij „Nol in t Bosch zijn. Men heeft dan vlak bij de steenen palen, die t begin van de „Keijenberg" aanduiden, slechts den weg in te slaan niet voorbij, maar juist bij die palen (niet de laan aan de zijde vanwaar men komt, al kan men die, als men wat oplet, ook wel ingaan). Men wandelt langs de eenzame villa van de Freule Quarles (tot „Ooster Eng" behoorende), vervolgens rechtuit door een bosch en krijgt dan spoedig het pension-hótel in 't gezicht. Ook kan men, tegenover „Ooster-Eng de Regentesselaan ingaan. Dat komt op 't zelfde neer. Hoe men dan verder naar Bennekom terug wandelt is vroeger medegedeeld. Wanneer men, waar allicht aanleiding toe is, zich onderweg nu en dan eenige oogenblikken ophoudt, kan men rekenen ongeveer drie uren na t vertrek bij „Nol in t Bosch" te komen. Voor een namiddagwandeling is het dus wel wat ver. Beter doet men er den voormiddag bij te nemen, en het dan zóó in te richten, dat men bij Nol blijft „koffiedrinken". Men heeft dan ruimte van tijd om uit te rusten en op zijn gemak naar Bennekom terug te wandelen. 't Zal een mooie, en goed besteedde dag zijn. Ten slotte zij hier nog opgemerkt dat zij, die tegen zulk een wandeling opzien in minder dan een uur naar „Kwadenoord" kunnen rijden en vandaar een wandeling naar „Boschbeek" kunnen maken. Men gaat dan te „Kwadenoord" bij de brug gekomen, deze over en het beschaduwde wandelpad aan gene zijde der beek langs; vervolgens over een stuk weiland op het hierboven vermeldde huisje af en keert aan de andere zijde der beek terug. Dit doet men, heen en terug in een goed half uur. XXIII. RIJTOEREN. 1. Ede. Paaschberg, Edesche bosch tot Driesprong; terug Doolhof, langs Kernheim. 2 uren 2. Lunteren (Sanatorium); over Bruine Horst, de Klomp en Ede terug. Namiddagloer. 3. O t t e r 1 o o, Harskamp (Schietkamp); over Wekerum, Edesche bosch of over de Valk en Lunteren terug. (Mooie hei- en boschgezichten). Groole Namiddagloer. 4. Barneveld (Schaffelaar); terug over Renswoude, de Klomp en Ede. Halce dagloer. 5. Apeldoorn, over Hoenderloo. Groote dagtoer. 6. R e n k u m, over den Keijenberg; door Oranje-Nassau's-Oord terug. | k, uur 7. Doorwerth, over de Schapenbrug, over den Italiaanschen- weg, Koninginneweg en Heelsum terug. 3 uren. 8. W o 1 f h e z e . Over Doorwerth, den Italiaanschenweg of Koning¬ inneweg en over Heelsum terug. 3 uren. 9. Westerbouwing. Over Oosterbeek en Hemelsche berg heen; Koninginneweg of Doorwerth terug. 3'_. uur. 10. Idem. Over het Drielsche veer, Heteren en Renkumsche veer of Lexkes veer terug. Namiddagloer. 1 1. W arnsborn. Over den Schelmschenweg en terug over Lichtenbeek en station Oosterbeek (hoog) of over Ede. l/> dag. 12. Wageningsche berg, over Renkum of Oranje-Nassau's- Oord en over Wageningen door den Polder terug. 2 uren. 13. Wageningen, angs Nol in 't Bosch en door Oranje-Nassau's- Oord, Onderlangs, Dijk en Polder. 1'L. uur. 14. Renkum, (veer), over Zetten, Hemmen en Lexkesveer terug. 3 uren. 15. Renkum, i,veer), over Zetten, Randwijk en Lexkesveer terug. 1 . n 2 uren. 16 Grebbe, over Wageningen, Dijk; over de Nude en door den Polder terug. 2 uren. 17. R h e n e n, over den Dijk en Grebbeberg heen; over Heimer- stein en de Nude terug. 2 uren. 18. R h e n e n; over Achterberg terug. 3 uren 19. Rh en en ; terug over den Veenendaalschen weg, en langs Remmer- stein en Achterberg. 3% uur. 20. Idem; terug over Eist, Veenendaal, de Klomp en Ede. Groote Namiddagtoer. 21. Idem, over Lienden of Kesteren en Opheusdensche- of Lexkes- veer terug. X 4 uren. 22. Amerongscheberg. dag. 23. Amerongen, Leersum, Darthuizer berg, Maarsbergen, Pira¬ mide van Austerlitz. Over Scherpenzeel, Renswoude en Ede terug. Groote dagloer. 24. Doorn. Piramide, over Ede terug. Groote dagloer. 25. Naar Nijmegen: Over Lexkesveer, Hemmen, Zetten, Andelst, Waaldijk; of: over Renkumsche veer, Heteren, Homoet, Slijk- Ewijk, Waaldijk; of: Heteren, Homoet, Eist. P. S. Deze rit naar Nijmegen duurt ongeveer 3 uren. 26. Door den Polder; Kierkampsche steeg, Dijkgraaf en over Schoonhoven terug. 1 uur. 27. Idem, Kierkampsche steeg, Dijkgraaf, Rijnsteeg naar de Meenth en Veensche weg terug. 2 uren. Ha. Prins Hendrikweg, om de Pembroekbank, Mofheg, de Arnh. weg terug; zie bl. 39. 1 uur. Toeren gedeeltelijk over zandwegen, voor tweewielige rijtuigen zeer goed berijdbaar. 28. Kierkampsche steeg, Dijkgraaf, Rijnsteeg, Bruksvoort, Harselo naar de Meenth; over Maanderdijk of Veensche weg terug. 2 uren. 29. Idem; terug over de Kade, Pakhuis, Maanen en station Ede. uren. 30. Ede, Bosch, de Ginkel, over Valkenburgskamp, Ginkelscke en Breukeier weg terug. 2k> uur. 31. Ede, de Zij s e I t, terug over Hoekelum (1 1 uur), over Val¬ kenburgskamp (2 uren)', over de heide en den Arnhemschen grintweg. (2'^ uur). 32. Ede, Ginkel, Planken Wambuis, Buunderkamp, Renkumsche heide; Arnhemscke grintweg terug. Middagtoer. 33. Ede, Papendal, Wolfheze; Heelsum terug. Groote Namiddagtoer. 34. Wolfheze. Over de Doorwerthsche heide; over Doorwerth en Heelsum terug. Namiddagtoer. 35. Hartensche weg naar Nol in t Bosch. Molenweg, Domein- weg. Wageningsche berg; Zoomweg terug. 2 uren. 36. Per Stoomboot „Batauwer" van Wageningen of Lexkesveer naar Westerbouwing en terug; of per Ooster Stoomtram terug. 37. Per Ooster Stoomtram naar Arnhem en per Stoomboot naar Wage¬ ningen terug. 38. Per Stoomboot „Concordia (op Rotterdam) s morgens van Lex¬ lcesveer naar Rhenen of Amerongen en per boot of Ooster Stoomtram terug. De toeren naar Amerongen, Darthuizen, Doorn, Piramide van Austerlitz kunnen ook met Ooster Stoomtram en Staatsspoor gemaakt worden. P. S. Bij den opgegeven tijd is geen oponthoud begrepen. INHOUD. Hfdst. Blz. I. De aankomst ' II. De Grintweg 4 III. Het dorp 10 IV. Hoekelum 15 V. De Breukelerweg 24 VI. De Ginkelscheweg, de Telefoonweg, de Buurtheide. . . 28 VII. Nog eens over de Buurtheide 34 VIII. Prins Hendrikweg, Pembroekbank, Mof heg 39 IX. Selterskamp en de Pembroekbank 44 X. De Hullenberg 50 XI. De Fransche kamp 56 XII. De Schietbaan 62 XIII. Naar Nol in 't Bosch, I 65 XIV. „ „ „ „ II 71 XV. Renkum, Oranje-Nassau's-Oord, de Wageningsche berg 76 XVI. De Keijenberg $2 XVII. Naar Wageningen en de Grebbe 86 XVIII. Nergena ^2 XIX. Nog een wandeling in het Westen 97 XX. Naar Ede 100 XXI. De Zijselt '03 XXII. Boschbeek en Kwadenoord 113 XXIII. Rijtoeren 119 ERRATA. Pag. 82, alinea 2, beginnende op den 5en regel, is abusievelijk samengesteld en moet aldus gelezen worden: Het was gedurende een lange reeks van jaren in t bezit van en werd bewoond door wijlen Jhr. Mr. F. J. G. Schimmelpennick; het fraaie, op het hoogste punt gebouwde heerenhuis is thans sedert eenige jaren eigendom van diens schoonzoon, Mr. C. H. Beels. De Vereeniging tot bevordering van de Plaatselijke Belangen van Bennekom en tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Bennekom geeft aan woning- en pensionzoekenden alle gewenschte inlichtingen. - A. VAN SLOOTEN DORPSSTRAAT - BENNEKOM BOEK- EN PAPIERHANDEL Levering van Couranten, Tijdschriften enz. Plaatsing van Advertentiën in alle Dag- en Weekbladen zonder verhooging van prijs - GOEDKOOP ADRES voor alle soorten Drukwerk Zoowel Boekdruk als Steendruk SOUVENIRS VAN BENNEKOM Steeds de nieuwste Prentbriefkaarten Tabak - Sigaren - Sigaretten Filiaal: WEINTHAL & C°. ROTTERDAM ROOK-ARTI KELEN Aanbevolen merken: KRETA _ MARIJKE _ NUEVO MUNDO — DREAM _ IRIS Familie-Pension „NOL IN 'T BOSCH" BIJ RENKUM Te midden van uitgestrekte bosschen en mooie wandelingen - Tennisbaan Teleph. Interc. Wageningen No. 14 HOTEL-PENSION - RESTAURANT „BELVEDÈRE" Telephoon Int. 22 - Wageningsche Berg Gelegen aan den Rijksstraatweg naar Arnhem, te midden der bosschen, met prachtige wandelingen. PRACHTIG PANORAMA Heerlijk zitje voor passanten HALTE O—S. TRAM Aanbevelend, W. REMMERDE. voorh. „De Oorsprong", Oosterbeek □ □ g Brood-, Koek- en Banketbakkerij □ | A. J. MEKKING f 5 Dorpsstraat - BENNEKOM g § ^ § □ Eenig adres der Bennekomsche Zandkoek- □ □ jes, Chocolade, Fondant- en Suikerwerken □ □ □ Artikelen voor Ziekenverpleging en Verbandstoffen B. D. DE VRIES DORPSSTRAAT ♦ ♦ BENNEKOM Handel in Drogerijen, Chemicaliën, Glas- en Verfwaren, Borstelwerk, Sponsen, Zeemlappen JOH. VAN SILFHOUT Wzn., DORPSSTRAAT BENNEKOM Vleeschhouwerij en Spekslagerij Specialiteit in Fijne Worstsoorten en Fijne gerookte Vleeschwaren. Firma J. VAN GROOTHEEST Handel in: Kolonialewaren, Comestibles, Tabak en Sigaren. Verschillende soorten Cacao, Vruchtensappen en Wijnen. DORPSSTRAAT BENNEKOM CAFÉ-RESTAURANT VILLA „ROSA" GRINTWEG — BENNEKOM Aanbevelend, A. L E V I E. B. D. DE VRIES, Dorpsstraat, BENNEKOM Speelgoederen - Zeepen - Eau de Cologne P. VAN WITTEVEEN, Bovenweg, BENNEKOM Brood-, Beschuit-, Koek- en Kleingoedbakker HANDEL IN KOLONIALE WAREN M. KELDERMAN - Bovenweg ■ Bennekom Stalhouderij /. Billijk tarief Hotel Café Restaurant Villa „CASA CARA" GRINTWEG — BENNEKOM RUIME KAMERS Mej. G. BORRIAS L. HENDRIKS - BENNEKOM Handel in RIJWIELEN EN ONDERDEELEN RIJWIELHERSTELLER Gelegenheid voor Fotografische Opnamen. G. van Silfhout Bz. - Bennekom Ba 40 Dames- en Heerenkleeding Speciale collectie TIROLER LODEN voor jacht en sport. 9 Firma B. VAN SILFHOUT, Dorpsstraat Ba 172 levert alle soorten Manufacturen en Aanverwanten Artikelen. EAU DE COLOGNE VAN J. C. BOLDOOT. Firma A. VAN ELST - Stalhouderij GRINTWEG BENNEKOM Verkrijgbaar in den Boekhandel en bij de N. V. Drukkerij en Uitgeverszaak „Insulinde te Haarlem: SPELREGELS VAN DEN Amsterdamsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding OVERZICHT VAM SPELREGELS MET SCHETSTEEKEMINGEH No. 1. Korfbal, „ 3. Zaal- en Klein terrein-spelen. 4. Vang- en Werpbal-spelen. p 6. Kastie. Per Nummer 10 cents. nfl1FPn cteerU nieuwe verzamelingen van aardige I. kinderspelen, werkelijk een aanwinst op dit gebied. Er kunnen eigenlijk nooit te veel spelen zi]n: afwisseling toen is ecu uc, voornaamste factoren van het spel. De boekjes bevatten korte, duidelijke verklaringen van verschillende spelen als vang-, loop-, bal- en dansspelen, nog verduidelijkt door schetsteekeningen. En ze zijn bovendien héél goedkoop. Jb. BUSSINK - EDE GROOTESTRAAT tegenover de Toren V WIJNEN Binnen- en Buitenlandsch Gedistilleerd ♦ ♦ ♦ DE BOURRAN FRÈRES 8 CIE. X BORDEAUX THE CONTINENTAL = BODEGA COMPANY ♦ ♦ ♦ ££ LIKEUREN, ERVEN LUCAS BOLS, X WIJNAND FOCKINK, H. BOOTZ e.a. Coöperatieve Vereeniging Stoomzuivelfabrieken „C0NC9RDIA" WAGENINGEN en EDE Hoofdkantoor: WAGENINGEN - Telephoon No. 28 Gerechtigd tot het voeren van het RIJKS-BOTERMERK ('T NEDERLANDSCHE WAPEN MET BIJSCHRIFTEN) Levert dagelijks FRANCO aan huis Prima Gepasteuriseerde Roomboter Ziektekiemvrije Melk Gepasteuriseerde Slagroom Zoete of Zure Room Roomkarnemelk J. WESTERMAN DIRECTEUR DE NIEUWE BOEKHANDEL P. SIBBLES - EDE | ALGEMEEN HANDELSBLAD agent NIEUWE COURANT ' NEDER-VELUWE Dorpsgezichten, Fantasiekaarten, Leesbibliotheek BESTE MERKEN SIGAREN! Hotel-Pension „Buitenzorg" □ □ EDE (Geld.) □ □ FAMILIE-HOTEL :: 1ste RANG-RESTAURANT Nabij de Halte N. C. Spoorweg Ede, Gemeentehuis en aan den Rijksstraatweg :: :: Interc. Telefoon No 4 auto-garage. w. ROELOFSEN. Alg. Boek- en Kantoorboekhandel „Het Wapen van Ede" te Ede N.d UITSPANNINGSLECTUUR' H. G. WELLS' DE GESTOLEN BACIL Uitgave N.V. Drukkerij en Uitgeverszaak „INSUUIMDE" te HAARLEM G.W. MORTIER firma L. J. ten HORN HOFLEVERANCIER WAGENINGEN Hoogstraat A 245 TELEFOON No. 68 Luxe Koper-, Nickel- en Lederwaren H.H. Aannemers-, Timmerlieden-, Smidsbenoodigdheden, Gereedschappen GROOTE SORTEERING Souvenirs, Reisartikelen, Handkoffers, Wandelstoelen en Hangmatten. Jachtbenoodigdheden, Vuurwerk. Kinder-, Sport- en Promenadewagens. GODIN Kachels en Fornuizen LAGE PRIJZEN LIPS' Brandkasten en -kisten Gazonscheerders Landbouwwerktuigen Tuin- en Serremeubelen Huishoudelijke en Keukenuitrustingen MACHINEKAMERBEHOEFTEN. Specialiteit / Heeren-Modeartikelen / / C / Bengers Normaal Wollen / / Ondergoederen / ^ / PARAPLUIES / e$° / / SOKKEN / / HANDSCHOENEN /Q*. §* / ^ Net-onder- /^ / goederen / Co ^ / //■_ O / Engelsche / K/ O / / ■> / Heerenhoeden / <2 / ^ 4/ / en Petten /»),' / / > / Uitgebreide / ^ / sorteering in / ^ / STROO- en PANAMA/ ^ / HOEDEN / JO / en REISPETTEN ' / V? / Alléén verkoop CHRISTVS' HATS Engelsche Heerenhoeden en Petten Uitgebreide sorteering in STROO- en PANAMAHOEDEN en REISPETTEN A. BERTOEN drogist (Ass.-Apotheker) HOOGSTRAAT 152 hoek Beuningstraat WAGENINGEN :: Telef. 44 DROGERIJEN - VERFWAREN - VENSTERGLAS GLAS-VERZEKERING Verbandstoffen, Ziekenveiplegings-artikelen FOTO-ARTIKELEN Toilet-, Bad- en Werksponzen Eau de Cologne - Toiletzeepen enz. enz. Vraagt: BERTOEN's Likdoorntinctuur en Pleisters E. C. VI ETS Hoogstraat 220-222 - WAGEN INGE N HANDEL IN RIJWIELEN EN ONDERDEELEN VERHUREN EN REPAREEREN GELDER» CREDIETVERFENIGING KANTOOR WAGENINGEN heeft in hare Safe, Loketten disponibel :: :: behandelt alle Bankiers-, Kassiers- en Effectenzaken, vreemde Munt en Wissels :: :: DE AGENT GEEFT GAARNE NADERE INLICHTINGEN H. TUTERTIEN. Oranje-Hotel - Wageningen Café-Restaurant - HOOGSTRAAT 204 Hotel-Pension „Lexkesveer" - WAGENINGEN Gelegen a. d. Rijn en a. d. voet van den Wageningsche Berg met lommerrijke Theetuin en Station der Stoombooten Telef. No. 75 A. W. DE VISSER Firma Wed. J. van de POL. BEZOEKT DE WAGENINGSCHE BERG van ouds bekend 1ste Rang Familie-Hotel IN 1909 GEHEEL OPNIEUW GEMEUBILEERD EN VOORZIEN VAN GAS- EN WATERLEIDING PRACHTIG VERGEZICHT OVER DE BETUWE EN VELUWE Gedurende het Seizoen Muziekuitvoeringen GARAGE TEL. INT. 33 IIMPrillUnrU Pension-Hotel W H U LIII n U L11 „De Wereld" Mooie Tuin met TENNISBAAN aan den voet van den WAGENINGSCHE BERG Ruime frissche kamers - Café-Restaurant STALHOUDERIJ en GARAGE - TEL. INT. 51 J. G. SNACKERS (eig.) Hotel en Pension „CAMPMAN" Renkum t/o. de R. C. Kerk LOMMERRIJKETUIN - BONDSHOTELA.N.W.B. De N.V. Drukkerij en Uitgeverszaak „INSULINDE" Ged. Oudegracht 37 HAARLEM levert alle Boek- en Steendrukwerken OOOOOOOQOOOOOOOOOOOOlOOQOOOOOOOOOQOOOOGO O O O O O O O O O O O O O O O O O O 0 O O O O O ❖ O O O ❖ O O O O «> O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O Kantoor van Vaste Goederen en Assurantie P. Gebhard nabij het Gemeentehuis OOSTERBEEK Tevens filiaal: A. L. VAN ELTEN TE ARNHEM ooooooooooo ooooooo ojooooooooooooooooooo Woning-Bureau „Humanitas" Voor Arnhem, Velp, Oosterbeek, Heelsum, Renkum, Wageningen, Rhenen, Ede en Bennekom Hoofdkantoor te OOSTERBEEK Boomkweekerij Vruchtencultuur == Tuinarchitectuur = Op aanvrage gratis toezending van den geïllustreerden en omschrijvenden Prijscourant Aanbevelend, P. A. VAN DER GOOT ELST (GELD.) COHEN &Co. Arnhem SPECIAAL ADRES VOOR: MARQUISEN - ZONNESCHERMEN TUINTENTEN -TUINPARASOLS EN WATERDICHTE DEKKLEEDEN Speciaal tot afdekken van zandhoopen in Tuinen FABRIEK: NIEUWE KRAAN COHEN & Co. Arnhem PERRY ARTIKELEN zijn te ARNHEM uitsluitend verkrijgbaar: KETELSTRAAT 35 Van HEUVEN & C°. ARNHEM Rijnstraat 36 - - Telefoon 763 Specialiteit in: KINDERSPEELGOEDEREN UITSPAN NINGSLECTU U R! H. G. WELLS' Fantastisch-Romantische Werken Van Ruimte en Tijd — De Meermin — Kipps — Wonderlijke Vertellingen — In de Dagen der Komeet — De Onzichtbare — De Liefde en de heer Lewisham IN ELKEN BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR Uitgave der N.V. Drukkerij en Uitgeverszaak „INSULINDE" HAARLEM Ged. Oudegracht 37 Eenig en beslist afdoend middel, tot vernietiging van Bladluizen, Rupsen en andere schadelijke Insecten. Het is een zindelijk, gemakke- oS lijk, goedkoop en geheel onschadelijk middel. - ▼ NEEMT q? PROEF! ^ jQ Bij elke hoeveel- heid verkrijgbaar bij A* Heeren BLOEMISTEN, ,V BOOMKWEEKERS en bij _ƒ COHEN & Co. ARNHEM - FABRIEK NIEUWE KRAAN SPECIAAL ADRES VOOR VRUCHTBOOM CARBOLINEUM (MERK A) {^oooooooooooooooooooooooooooooooooooo^^ ❖ O 0 N.V. Drukkerij en Uitgeverszaak t 1 „INSULINDE" - Haarlem ! O " O Dir.: P. CHERIEX en G. SCHREUDERS O O O O ooooooooooooooooooooooooooooooooooooooo O O O O O O ^ J^EZE vennootschap stelt zich ten doel naast het ^ ^ uitgeven van Boekwerken (bij voorkeur weten- ^ ^ schappelijke en vakliteratuur) en diverse perio- ^ % dieken, het leveren van Drukwerken van den meest ^ o ~ ; O O uiteenloopenden aard, waarvoor hare geheel nieuwe, ó O ~ O O met electrische drijfkracht en naar de laatste eischen O ^ des tijds ingerichte drukkerij en binderij ten volle ^ ^ berekend is. Van het eenvoudigste handelswerk tot ^ ^ de fijnste kleurendrukken worden door haar in zeer £ o ' ~ TT ! ! o O korten tijd tegen billijke prijzen franco huis geleverd. ^ O O O Elke firma, die er prijs op stelt, door mooi en toch ó o — — O ^ niet duur drukwerk, het cachet harer onderneming O ^ te verhoogen, doet er dus wel aan, prijsopgave en ^ ^ monsters te verzoeken aan de ^ O ° o N.V. Drukkerij en Uitgeverszaak o 0 0 % „INSULINDE" S o o ^ Ged. Oudegracht 37 HAARLEM £ O O O O O O <^000000000000000000000000000000000000^} ■ W. G. ÏIETS - HOOGSTRAAT 86 - WAGENIHGEN - TEL 137 ^ ' T" Fabriek en Magazijn van Meubelen, Muziekinstrumenten, Onderdeelen en SNAREN, Speciale Reparatie-inrichting, Complete Meubileering, Stoffeerden], Verhuizingen met gesloten tapissières, Bergplaats voor Inboedels, Taxateur van roerende goederen — — — —, Familie-Pension „NOL IN 'T BOSCH" bij RENKUM. Aparte bediening in eigen huiskamers. STALLING VOOR AUTO's Telephoon Intercommunaal Wageningen No. 14. SALON DE RAFRAICHISSEMENT = firma A. VERMEER = CONFISEUR :: CUISINIER Hoogstraat -WAGENINGEN - Telef. 82 Specialiteit in fijne ROHBONS en DESSERT-ARTIKELEN N. V. DE MODEL-BOERDERIJ „HET HUIS TER AA" TE DOORWERTH Rauwe of Gepasteuriseerde Melk? In het licht van biologische onderzoekingen van den jongsten tijd, moet op deze vraag geantwoord worden : Gebruik liever, dan de vaak gevaarlijke gepasteuriseerde melk, Rauwe IVleSk, maar zie toe, dat waarborgen worden gegeven, dat deze volkomen zuiver en van goede zamenstelling zij, zooais de melk van „Het Huis Ter Aa" IS. N V. DE MODEL-BOERDERIJ „HET HUIS TER AA" TE DOORWERTH