tmë 100 VERSJElS f 21 geïllustreerde Br iif kaar fin door F. H. van IIéent. 100 VERSJES voor geïllustreerde Briefkaarten door F. H. VAN LEENT. Alkmaar. — P. Kluitman. I 'k Zend u mijn eersten Groet van hier, Bij zonneschijn en geurig loover; Men tapt hier frisch en lekker bier, En ;t weêr laat niets te wenschen over 2 Ik heb het hier recht naar den zin, En ben ter goeder uur hier aangekomen Om in deez' lusthof vrij te droomen, Van u, mijn liefste, die ik min! 3 ;t Is een genot om hier te wezen Bij zooveel heerlijk scheppingsschoon; Had ik dan geen gebrek te vreezen, Dan koos ik 't liefste hier mijn woon: Mits, 'k zeg het u mijn liefste vrij, Gij dan het vrouwtje waart van mij. 4 'k Zend u mijn groeten uit den vreemde Waar ik moet toeven zoo gij weet, Om rust te zoeken voor mijn harte, En troost voor levens bitter leed; Mijn zielsverlangen is het nu Om weer gezond te zijn bij u. Bij Jt huwlijk thans door u gesloten, Heeft u mijn afzijn wis verdroten; Ik doe u thans per postkaart weten: Dat ik u toch niet heb vergeten, Leef saam gelukkig en in vreê, Mijn feestgeschenk breng ik u eerstdaags mee. 6 Een fietsrit kan hier prettig zijn, Zoo ook 't genot bij maal en wijn — Maar 't schoonst van alles bovendien: Is u, mijn schat, eens weer te zien. 7 Met blijden zin zijn wij hier aangekomen, En zenden u deez' aanzichtskaart, Om van natuurgenot te droomen, Gezeten aan den ouderhaard; Wij denken u aan onze zij En groeten u verheugd en blij. 8 ?t Is wonderschoon bij ?t ochtendglimmen Zoo 7n hoogen bergtop te beklimmen, Om diep getroffen dan te staan Als wij de zon er op zien gaan. De dokter heeft mij aangeraden, Gebruik te maken van de baden; En dat ik zulks getrouw verricht Acht ik als zieke mij tot plicht, Thans schrijf ik blij aan u, gezonden, Ik heb veel baat er bij bevonden! 10 ?t Is schoon waar men hier ommewaart, 't Is prachtig waar het oog op staart, Maar waar ik dool of waar ik ben: Gij zijt de schoonste die ik ken! ii Lieve pa en maatje Wij hebben hier veel pleizier, En zenden u duizend kusjes Met deze kaart van hier! 12 Wij reizen en trekken hier af en aan, Bij zonneschijn en held're maan, Maar sneller dan deez' postkaart nu Reist mijn verlangen toch naar u! 13 Het afscheid viel niet zwaar van huis Bij I uitzicht te gaan reizen, Naar heinde en ver, naar berg en dal, Dat was ook wel te prijzen; Wij zitten nu in welstand hier En drinken blij ons potje bier. Jk Zag nooit voorheen zoo'n prachtig oord, Dat mij in waarheid zoo bekoort; En in deez' prachtige landouwen Zou ik het liefst een hutje bouwen, Een woning in deez' bloemengaard, Met haar de liefste mij op aard. 15 Wij dobb'ren op het ruime meer Bij stille wind al op en neer; 7t Is jammer dat de reis door ;t leven, Niet alle dag zoom rust kan geven. 16 Ik sta hier op der bergentop, In zalig rein aanschouwen En sneller jaagt mijn harteklop, Bij ?t zien op deez' landouwen; Ontvang mijn allerliefste man Deez' kaart als beeltenis er van. 17 Aangekomen zijn wij goed, Daarbij ontbreekt | ons niet aan moed, Meer kunnen wij u thans niet schrijven: Er zou anders geen plaats Voor onze groeten blijven. i8 Ik haast mij u te laten weten, Dat ik hier rustig neergezeten, Mij na de reis heel wel bevind. Als nu het zonnetje blijft schijnen, En 't eten goed is, ook de wijnen, Dan blijf ik zeker blij gezind. 19 De reis was zonder hindernissen, Nu zit ik in 't hotel hier, zus; 't Is mij behoefte in mijn gedachten, U blij te groeten met een kus. 20 Dat wij hier lekker hebben gegeten, En veel gewandeld met plezier, Doe ik u uit naam van allen weten, Met kus en blijde groet van hier! 21 Zoo als ge uit deze postkaart ziet, Ontbreekt deez; stad het schoone niet; Men leeft hier vroolijk en tevreê Met een gevulde portemonnaie. 22 Na een reeks van genotvolle dagen, Is spoedig het scheidingsuur geslagen, En scheiden — ach ja, baart smarte: Toch zeg ik gemeend en van'harte: Reizen en trekken verveelt op het lest, Oost, West, thuis best. 23 Ons huwelijksreisje is rijk aan genoegen, Al moeten wij ons naar de zeden hier voegen; Maar met zoo 'n vrouwtje aan mijn zij', Is 't leven een Paradijs voor mij. 24 Mogen wij u deez' aanzichtskaart schenken, Als een bewijs dat wij u steeds gedenken; Schooner nog werd ons dit plekje op aard, Als gij die wij lieven in ons midden hier waart. 25 Nu plicht en werk ons wenken, Moeten wij aan de terugreis denken; Wij smaken veel genoegen hier, Maar scheiden toch ook met plezier. 26 Natuur geeft ons veel schoon te aanschouwen, Op berg en dal, in weelderige landouwen; Maar 't allerliefste en schoonst van alP, Is wat ik u later melden zal. 27 Gij kunt u op mijn woord vertrouwen, 't Is hier een land van schoone vrouwen: Maar ;t moet mij van 't harte in ieder geval: De Hollandsche meisjes zijn 't schoonst van alP. 28 Wij moeten ons 't klimmen getroosten, Om de zon op te zien gaan in het oosten; Wij zenden u heel van den bergtop hier, Een groet en een kus op dit papier. 29 Ziet gij deez' postkaart belangstellend aan, Dan spaart ge ons de moeite te schrijven: Dat 't moeite zal kosten van hier te gaan Waar we liever nog lang zouden blijven. 30 U hebt me in dagen niet geschreven — Ben ik te lang reeds hier gebleven, Och, stel je hartje dan gerust, Mijn lieve schat en hartelust; Reeds morgen reis ik hier van daan, En kom dan met den sneltrein aan. 31 De sneltrein heeft wel iets van 't leven, Zoo snel vliegt ook de tijd daar heen; Als alle vreugde is genoten Blijft ons d'erinnering alleen. 32 Het regent daaglijks dat het giet, Ja, ?t regent alle dagen, Zoo dat wij onze reis beklagen , Die nu zoo weinig vreugde biedt. 33 Het heimwee is een droevig kwaad, Dat zelfs bij vreugde ons niet verlaat ,; 'k Was overigens hier tevreên* Maar 't heimwee drijft mij naar u heen. 34 Ontvang van hier mijn beste wenschen, Die ik u op deez' feestdag bied; Al ben ik ver van u verwijderd, Mijn hart, o neen, vergeet u niet. 35 Wij hebben uw aanzichtskaart ontvangen., En wij verlangen Er gaarne nog velen Om in uw genoegens te deelen. I 36 Wij zouden ;t u haast benijden, Zoo m reisje langs den Rijn; Te rusten in de dalen, Met volle glazen wijn; Maar wat ons genoegen schenkt, Is, dat gij altijd aan ons denkt. 37 Op deez' feestdag van 't verjaren, Nu gij in den vreemde toeft, Willen wij het u verklaren Dat uw afzijn ons bedroeft; Wensch en beê en hartegroet, Bieden we u per post met spoed. Een hartewensch en dubb'le kus Zend ik van hier voor u mijn zus. 39 Lieve vrienden, 'k doe u weten \ Dat ik rustig ben gezeten Na een daagje vol plezier; ?k Wil mijn gave u betalen En mijn groet u weer herhalen j Op dit kleine postpapier. 40 Zooveel duizend aanzichtskaarten Als de post verzendt in 't jaar, Zooveel guldens, kwartjes, centen Als men uitgeeft hier en daar, Zooveel kussen zend ik nu Met mijn groetenis aan u. 4i Of ik op uw bruiloft kom Liet ge mij eens vragen? Kan u dat behagen, Wel, dan kom ik met plezier En reis morgen reeds van hier. 'k Heb met vreugde nu vernomen, Dat er weer zoo 'n Bebe bij u is gekomen, Geef hem nu eens een kus van mij, U wensch 'k er geluk meê, allebei. 43 Wij hebben wonderveel gezien, Te veel om u te malen; Maar als ik thuis kom, zal 'k u graag Van mijne reis verhalen. 44 Jt Was waarlijk wel een goed idéé Mijn aanzichtskaarten te vergaren; Ik zend ze u trouw van steê tot steê, Om in uw album te bewaren. 45 Neen, ik heb het niet vergeten, Dat gij heden jarig zijt; 'k Doe u dus per postkaart weten Dat ik mij daarin verblijd; 'k Hoop dat ik deez' blijden dag, Nog dikwijls met u vieren mag, :'V " 46 . %: "■ De kaart door u gevraagd, van hier, Zend ik u.hierbij met plezier. Lieve schoone. 'k kom u vragen, Of het u ook moog' behagen Dat ik u deez' postkaart schenk, En u daaglijks steeds gedenk? ' 48 - :V. ,; .'■ - Wij hebben heel wat schoons gezien, Veel pret gemaakt en vreugde; Wij maakten kennis hier en daar, Wat ons te meer verheugde; Maar wat nu minder prettig is, Mijn beurs raakt leeg, dat is gewis. 49 Heeft men geld in overvloed, Dan is het reizen dubbel zoet, Maar is de beurs soms schraal voorzien, Dan zal het niets dan jammer biên. Wij zijn nu al een week van huis, Niet waar? Ach, waren wij nu maar weer thuis, Zoo troostten wij elkaar. Want reizen, ja, verveelt op Jt lest Oost, West, thuis best. 5i Ik zend u kus en groet hierbij, Van vrouwlief tien en tien van mij. Brieven schrijven, ach en wee! 't Ontbreekt aan tijd mij heden, Ik zend u dus een aanzichtskaart, Wees daar nu meê tevreden! 53 Gij hebt per telegram vernomen, Dat wij hier goed zijn aangekomen, Nu zend ik u per kaart met spoed, Een handdruk en een harte groet. 54 Vrienden, vraagt mij niet te schrijven... Hoe kan een mensch hier zitten blijven... ;t Is wand'len hier, zoo laat als vroeg, En dat is nog niet half genoeg. 55 Gij vroeg mij u te melden, Mijn aankomst, hartje lief, Nu doe ik het per aanzichtskaart En morgen met een brief. ^ ;' : 56 - Alle hotels waren hier vol, Ja, overvol met gasten: En om één kamertje voor mij, Geloof me vrij, Zal ik diep in mijn beurs moeten tasten. 'k Zend u mijn aanzichtskaart Op uw verlovingsfeest, Ontvang mijn heilwensch saam Als waar 'k er bij geweest. - - 1 58 : - Uw voornemen is ons allen wellekom, Ontvang mijn groet en beê, o bruid en bruidegom. 59 Ik heb I van hier reeds dikwijls geschreven, Maar tot mijn groot verdriet, Is uw antwoord steeds weggebleven. Gedenkt ge mijner dan niet? 60 Wij melden uw onze goede aankomst Volgens uw verlangen, En hopen wederkeerig Een brief van u te ontvangen. 61 Wij hebben uw tijding ontvangen En nog wel met spoed; Wij zijn de koffers reeds aan 't pakken En zenden van hier u een laatsten groet 62 Wij zouden hier graag nog wat willen blijven, Maar bij gebrek aan gouden en zilveren schijven, Pakken we ons boeltje en reisplan incluis, En komen dus spoedig naar huis. ■* 63 ' . , . Zooveel vriendelijke sterren Als er aan den hemel staan, Zooveel groeten, zooveel kusjes, Zenden wij u hier vandaan. '0' '64 ,Nog één daagje van genieten In dit schoone land'lijk oord, Dat ons allen zoo bekoort, En de dagen snel doet vlieten — 'k Zend mijn laatste kaart naar huis, En dan zijn wij spoedig thuis. ,|' - 65 •* ' v Kon ik op deez' kaart eens malen Wat ;k u gaarne zou verhalen; Wat mij aan u denken doet, Melden u mijn kus en groet. 66 De eerste dagen hier genoten Zij waren spoedig omgevloten, Maar nu het regent alle dagVerkeert de vreugd in wee en ach! Ik pak mijn koffers nu met spoed Daar ik mijn reis verkorten moet. 6? Wij drinken nu lustig een potje bier, En zenden u onzen groet van hier. 68 Nu u de Zilveren Echtkroon siert, Wordt er gewis ook feest gevierd, Ontvang op dit zoo heuchlijk tij Een heilgroet en een wensch daarbij. 69 't Is droevig om ?t alleen te stellen, Nu gij mij hier niet kunt verzeilen, Al is 't goed bij vreugde en wijn, 'k Verlang toch weêr bij u te zijn. 70 Wie heden zich bemind wil maken, Schenkt geen cadeaux van kost'bre zaken; Maar zendt zijn vrienden blij te moê, Een aanzichtskaart met groeten toe. 71 Een halve eeuw gehuwd geweest, Is zeker wel een zeldzaam feest; Ik wensch u thans gelukkig paar, Nog menig rijk gezegend jaar ! 72 De liefste lieve die ik ken, Treurt nu ik verre van hem ben; Maar weest getroost mijn liefste mijn; ?k Zal zeker spoedig bij u zijn. 73 Al dat reizen en trekken, Mag menigeen tot vreugde strekken; Mij echter doet het harte pijn, Want 'k wensch het liefst bij u te zijn. 74 O foei, daar had ik haast vergeten Om u, mijn ouders, te doen weten, Dat ik moet reizen voor mijn zaak, En waarlijk niet voor mijn vermaak. 75 Wij zenden u onze hartegroet, Wij reizen en smaken reizens zoet; Want met mijn vrouwtje aan mijn zij, Vliedt nood en zorgen ons voorbij. 76 Hoog op de bergen en laag in het dal, Schoon is de schepping en schoon is het alP; Geuren en kleuren die 't harte zoo boeien, Zien we rondom ons zoo wonderschoon bloeien J En met mijn vrouwtje meest altijd alleen; Vlieden de uren als droomen daarheen. 77 Wij zenden u 't aanzicht van 't heerlijkst saisoen, En denken aan u wat wij dagelijks doen; Nu vragen wij u, uw gedachten te wijden, Aan ü en aan haar die u graag mogen lijden. v, 78 Wij melden u naast onze hartelijke groeten, Dat wij hier menige kennis ontmoeten; Voorzeker, het doet aan het harte zoo goed, Als men in den vreemde een landsman ontmoet. 79 Hier hebt gij een beeld van 't Lucerner meer, Wie het aanschouwde, die boeide het zeer, Maar wat men ook roeme 't aanschouwen wel waard, 'Gij liefste blijft mij toch, het schoonste der aard. 80 Deez' aanzichtskaart die ik u zend, Heb ik al om en om gewend, Nu er geen plaats is om te schrijven, Moet het nu bij een groet maar blijven. 81 Ver van u in 't lieflijkst oord , Wand'len wij hier daag'lijks voort; Wij zenden nu een groet en kus Aan ouders, broeder en aan zus. 82 Lieve ouders, met plezier Zenden we u een groet van hier; Wij zullen u menige postkaart schenken; En vragen u ook aan ons te gedenken. O, kon gij hier eens bij mij wezen, Dan zou ik heel gelukkig wezen. i , - -/ 84 /'^ ^: €} kondet ge nu eens bij ons zijn, Te midden der bloemen, bij vreugd en wijn, Dan zoudt ge zeker genoegen doen smaken, En 'k liet aan de anderen zich vrij te vermaken. ;.: 85 " ' -v Bij bloemengeur en zonneschijn, Wie zou er dan niet vroolijk zijn; Maar in mijn hart daar kunt ge lezen, Het zou voor ons veel schooner wezen, Als }k u mijn allerliefste schat, Nu hier aan mijne zijde had, 86 De stoom bracht ons zoo snel hierheen, En vrouwlief bleef tehuis alleen; Haar wijd ik graag een kus en groet, Wat haar wel aan mij denken doet. |t Was niet zucht mij te vermaken, Dat ik op reis ging; | waren zaken, Het is mijn plicht voor mijn gezin, Te werken voor ons klein gewin: Ik hoop, dat na dit tijdelijk scheiden, Een minnend weerzien mij zal beiden. 88 Mijn beste vrienden en vriendinnen, En allen die ik teêr mag minnen, 'k Wensch dat deez' groet u melden magr. »Hij denkt aan mij den heelen dag!" Het is hier prachtig om te dwalen, Langs bloemenschoon en looverdalen, Maar 's avonds toef ik in 't Hotel En dat bevalt mij taamlijk wel; En uit behoefte en tijdverdrijven Mag ik u graag mijn groeten schrijven. 90 Ik durf het nauwTijks te vertellen, Wie ik het liefste bij mij zag, Om mij den heelen lieven dag Op al mijn tochten te verzeilen; Gij kunt het lezen in mijn groet, Aan wie ik telkens denken moet. —Ik heb zoo dikwijls u geschreven, Maar kreeg geen antwoord tot mijn smart Toch ben ik u getrouw gebleven, Gij koninginne van mijn hart; Schrijf mij nu eens, mijn oogenlust, En stel mijn minnend hart gerust. 92 Waarde oom en lieve tante, Beste neven, lieve nicht; U allen schriftelijk te groeten, Acht ik voorwaar mijn duren plicht; Het beeld dat u de kunst deed malen, Zal u van mijn verblijf verhalen. 93 Ik hoop het zal u niet bedroeven Dat ik hier gaarne lang wil toeven, Maar 't moet u zeker troosten, Moe, Mijn schrale beurs laat dat niet toe. 94 Weêr is een blijde dag vervloten, Waarop veel heerlijks is genoten, Maar wat ik niet verhelen wou: 'k Verlang naar u, mijn lieve vrouw. 95 'k Zend u deez' aanzichtskaart van hier En zou er gaarne veel op schrijven: Maar 'k laat bij groet en kus het blijven, 't Ontbreekt aan ruimte op dit papier. 96 f Mijn lieve zuster mij zoo waard, Gezeten aan den ouderhaard, Wil 'k uwer gaarne steeds gedenken, Als gij mij ook een groet wilt schenken, 97 Van bloemenschoon en zonneschijn, En keur van lekk're, zachte wijn, Kan men hier veel genieten — Doch hoe ook d' uren vlieten; Het zou toch alles schooner zijn, Waart gij nu hier, o liefste mijn! 98 De stad die ge hier geteekend ziet En die mij rust en vreugde biedt, Is waarlijk fraai gelegen, En valt mij heusch niet tegen. 99 De dagen snellen ras, gewis, En wat ook te betreuren is, ?t Is dat mijn beurs gestadig slinkt, Wat mij tot spoedig heengaan dwingt. 100 Het is nu al geruimen tijd Dat gij van mij gescheiden zijt; 'k Meld u bij deez; mijns harten drang, Dat ik geducht naar u verlang. 101 Het is hier wel om uit te houden, ;t Is volop daaglijks hier festijn; Het zal u zeker niet bevreemden, Dat wij hier duchtig vroolijk zijn. 102 Dit zeegezicht zal u bekoren, Mij is het zoet genot beschoren, Te toeven aan het vriend'lijk strand Van dit ons lieve Vaderland. 103 And're steden, and're meisjes, Die zagen wij op onze reisjes, Maar wat ik toch het hoogste schat Zijt gij die al mijn heil bevat. 104 Geluk en zegen, Op al uw wegen, Een hemel rijk aan zonneschijn, Zoo moog' voor u het leven zijn, 105 Ofschoon het reizen mij bekoort Van Zuid naar Noord, Van Oost naar West, Toch zeg ik gulweg, thuis het best. 106 Wind en hagel, sneeuw en regen, Maakt zelden 't jonge paar verlegen;" Zij hooren niets van al 't gedruisch, Als 7t zonnetje maar schijnt in huis. Zoo heden als geheel uw leven, Moog' God u zijnen zegen geven; Ik ben wel verre thans van u, Maar toch denk ik aan u ook nu. 108 Gij viert van daag met blijden geest Uw koperen huwelijksfeest; Door Gods gena, Volgt ook het zilveren eens daar na. Mede verse heften bij P. KLUITMAN te Alkmaar : Wie zingt er xneê? 100 Gezelschapsliederen voor gezellig verkeer. Verzameld door Jan den Zanger Derde druk " ... f 0.30 In de Bruidsdagen. Verzameling van Liederen op Groene, Koperen, Zilveren, Gouden en andere Bruiloftspartijen, door Jan den Zanger, 2e dr. f 0.30 J.R.Arnold, Blijde dagen. Nieuwjaar, Verjaardag Bruiloft. Gelegenheidsgedichtjes voor huiselijke feesten, 2e druk f Q<25 M. H. van Bergen, Ik feliciteer ü. Verzameling van versjes ter gelukwensching, ten dienste der jeugd zesde druk f o 25 Neef Paul, Gelegenheidsgedichtjes voor Nieuwjaar Verjaringen, Bruiloften en andere gelegenh. f 0.50 ^€i##f#r dMé&jdebiteert met sueeès?£M t&f. H. v. BergMj De ^aartkunstenö^ Nieuwe Ver«amelinf1 van Kunstjes mèfe de kaart pl| f 0.49 Het ni|jïwste B|£L~ van a^èntuur, 6e-<^|^^.- 0.40 : Het^JÊ^tlegge^én waarzeggen ui&de lijnen van.dË ;.^n% metv^laatjes en uitslaande tabellen f 0.4a Nieuwib^loemen- en^lantenspraak':^^^'v- '0.40 ^en uurtje bij de^Gooche^ voor aud en $mg ^^^M^^^^^^ f 0.40 Wa|^roomde Qc|ïC)e nigii^ste Drifoé^nitlegger, tweede druk ^Éfè ' ^^SW\^^'i^^ De{j^^|p|Qde?^mor. ]\£öineb¥boekje, tweede iffii$jp> Wat ia'^ft? Raad^&ekje dooirD, B. - 0.20 %f%fïochtê ,iSfe^p|. 100 Raadsels en Antw. - o. ro iN.é&pe Vëfrza7nelin&> Idem ide^Ö - 0.10 ^B^e raöiït eryneef"^ Idem f^Êm ^fe.'io Ko7n,.p$ë raadfri:r? Idem idem - ó.io Nieuw RnMdMhoekf^ :- Sj^enf^ idém -