1163 ....—-- CATALOGUS DER WERKEN VAN ALEXANDER VER HUELL. A28 BERICHT. Wegens de talrijke niet in den handel gebrachte platen en vele andere, waarvan slechts enkele exemplaren zijn gedrukt, mag het als volkomen onmogelijk worden beschouwd 0111 nogmaals eene dergelijke, bijna volledige verzameling bijeen te "brengen, zoodat de thans ten verkoop aangebodene geheel eenig kan worden genoemd. Uit dien hoofde acht ik het van belang, alvorens over te gaan om deze verzameling in auctie te veilen, eene poging aan te wenden om haar bijeen te houden, en daar het niet onwaarschijnlijk mag worden geacht dat een kunstverzamelaai of eene der daarvoor geschikte inrichtingen de geheele verzameling mocht wenschen te bezitten, de gelegenheid daartoe open te stellen. Dientengevolge bied ik haar thans in haar geheel, bestaande uit No. 1—137, waarbij de op bladz. 48 genoemde schilderij gratis gegeven wordt, uit de hand te koop aan en verklaai mij bereid met belangstellenden over den koopprijs in onderhandeling te treden. Alleen wil ik den koop van No. 1 tot en met 10 facultatief stellen, aangezien de eventueele kooper der verzamelingdeze nommers wellicht reeds alle of gedeeltelijk bezit. De catalogus wordt op aanvrage gratis toegezonden. Arnhem, April 1900. P. GOUDA QUINT. /Vlonumentum aere perennius. ALEXANDER VER HUELL EN ZIJN WERKEN. K CATALOGUS EENER (OP 8 PLATEN NA) GEHEEL VOLLEDIGE VERZAMELING VAN ALLE zoowel uitgegeven als niet in den handel gebrachte PLATEN, ALSMEDE VAN VERSCHILLENDE uitgegeven en onuitgegeven TEEKEMNGEN VAN Mr. A. VER HUELL. BIJEENGEBRACHT EN BESCHREVEN DOOR P. GOUDA QUINT, te Arnhem. ARNHEM. — P. GOUDA QUINT. — 1900. Deze verzameling heb ik bijeengebracht voornamelijk gedurende de jaren, waarin de uitgave der gezamenlijke werken van ALEXANDER VER HUELL door mij geschiedde, ten gevolge waarvan ik mij in de beste gelegenheid bevond tot het verkrijgen van daarbij gewenschte inlichtingen. Het grootste gedeelte kocht ik langzamerhand op verschillende boekverkoopingen, waarbij met name de auctie van C. Kkamm, in December 1875 te Utrecht bij J. L. Beijers gehouden, mij eene belangrijke bijdrage van enkele platen en etsen, die slechts in weinige exemplaren gedrukt waren en waarvan VER HUELL zelf er geen meer over had, geleverd heeft, terwijl ik de overige mij nog ontbrekende, in klein getal gedrukte en niet in den handel gebrachte platen en etsen, alsmede, behalve de tot de door mij uitgegeven werken behoorende, al de verder in de 8ste afdeeling van den catalogus vermelde teekeningen van den heer VER HUELL ontving. Nu de heer VER HUELL overleden en de verzameling door mij tot de grootst mogelijke volledigheid gebracht is, bied ik haar in haar geheel, zooals zij door mij in de hierachter volgende bladen beschreven werd, te koop aan en hoop dat zij eene blijvende plaats vinden zal. Ik acht het overbodig op bepaalde nommers de aandacht te vestigen. Alleen wil ik dit doen op No. 136 : Huldeblijk, in de afdeeling Personalia, het vreugdeloos besluit van een leven, dat met de hem verleende gaven zoo vreugdevol had kunnen zijn, waarin men nevens alles, wat op deze zaak betrekking heeft, ook een exemplaar van de hem toegedachte medaille aantreft. Daar deze medaille in een zeer klein getal geslagen is, zie bladz. 43, en dus slechts enkelen gelegenheid hebben haar onder de oogen te krijgen, terwijl van bezit bijna geen sprake kan zijn, heb ik eene afbeelding daarvan op bladz. 5 doen afdrukken. De voorzijde vertoont zijn hieronder genoemd portret; de keerzijde zijn wapen. Een facsimile zijner handteekening is onder de medaille geplaatst. De catalogus is ingericht volgens de door VER HUELL zelf opgemaakte lijst van al zijne zoowel uitgegeven als onuitgegeven werken, etsen en platen, zich bevindende aan het einde van het deel ZE ZIJN ER!, en is overeenkomstig die lijst, op de daarin onder de nommers 47, 55 en 65 voorkomende en hierachter inde 7de afdeeling (doorloopende nommering No. 90, 96 en 104) genoemde 3 platen na, geheel volledig. Alle platen zijn lithographieën, behalve waar eene andere wijze van vervaardiging is aangewezen. Bij alle platen, die niet in den handel zijn gebracht, is dit vermeld. Alle overige zijn uitgegeven. De 8ste afdeeling bevat alle uitgegeven en onuitgegeven teekeningen, welke in mijn bezit zijn en mede tot den koop behooren, terwijl de schilderij: Vluchtende Hugenoten, zie bladz. 48, aan den kooper der hierna beschreven verzameling gratis gegeven wordt. Wat de verdere teekeningen en schilderijen betreft, VEE HUELL heeft deze, vooral de eerste, in eene zóó groote menigte gemaakt en aan zóó vele vrienden en bekenden geschonken, dat aan de opsomming en nasporing daarvan niet te denken valt. Ten einde evenwel een althans eenigermate volledig overzicht der zeer groote werkzaamheid van VEE HUELL te geven en daarbij aan te wijzen waar deze werken thans berusten, voor zoo ver ik dit heb kunnen te weten komen, heb ik in de 1 Ode afdeeling, als aanhangsel, de mede door VEE HUELL zelf opgemaakte lijst der door hem vervaardigde schilderijen en onuitgegeven teekeningen, eveneens voorkomende achter het bovengenoemde deel ZE ZIJN EE!, waarbij de eigenaars door hem vermeld worden, met toestemming van den heer A. W. Sijthoff te Leiden, wien het auteursrecht zijner werken thans toebehoort, doen overdrukken. Deze lijst begint echter eerst met het jaar 1861, aangezien hij niet vroeger daarvan aanteekening begon te houden, en loopt tot 1886, Het spreekt dus van zelf dat deze afdeeling, evenmin als de verzameling teekeningen, die voor de uitgave van den bundel JEUGD gediend hebben en welker tegenwoordige verblijfplaats men onder No. 1 vindt opgegeven, tot de te koop aangeboden nommers behoort. Sedert het bekend geworden was dat ik mij met de samenstelling van dezen catalogus bezig hield, heb ik van verschillende kanten mededeeling ontvangen dat men in het bezit was van talrijke grootere en kleinere teekeningen, waarvan mij zelfs eenige ter inzage werden gezonden, en ook van enkele schilderijen. Wegens de geringe beteekenis van vele dier stukken ging het niet aan van alle zonder onderscheid in mijn catalogus gewag te maken, maar nog minder kwam het, dacht mij, te pas ze te gaan schiften en de eene wel en de andere niet op te nemen. In de voorgenoemde lijst zijner werken, die VEE HUELL blijkbaar met groote zorg, voordacht en overleg heeft bewerkt, wordt door hem alles vermeld, waarop hij de aandacht wilde vestigen, en al het andere buitengesloten. VER HUELL heeft dus zelf zijn eigen werk aan eene kritiek onderworpen en nu meende ik niet gerechtigd te zijn om mijnerzijds weder kritiek over de zijne te oefenen, door van de door hem weggelaten werken aan sommige eene plaats in mijn catalogus te geven en andere daarvoor af te keuren. Bovendien begrijpt men gemakkelijk dat ik mij daardoor eene groote ontevredenheid zou hebben op den hals gehaald van hen, wier eigendom door mij de opneming onwaardig werd geacht, daar allen er even hoogen prijs op stelden. En eindelijk was het wel waarschijnlijk dat toch nog niet eens alles van hem te mijner kennis komen zou en ik dus toch nog geene geheel volledige opgave had kunnen doen. Om al die redenen heb ik mij strikt gehouden aan de door hem zelf vervaardigde lijst. Van VER HUELL bestaan, voor zoo ver mij bekend is, slechts vier verschillende portretten, die alle in deze verzameling voorkomen, namelijk lo. een hem voorstellende op 27jarigen leeftijd in 1849 (zie No. 126); 2o. een van Maart 1872 (zie No. 137); 3o. een van Juni 1880, op de bank (zie No. 127), welk portret in kabinet-formaat in den handel is gebracht; en 4o. een uit zijne laatste levensjaren (zie No. 128). De gravure der medaille is naar dit laatste portret vervaardigd, maar de gelijkenis daarop is niet gelukkig getroffen. Ik heb getracht den catalogus tevens zoodanig in te richten dat hij tot handleiding voor andere verzamelaars der werken van VER HUELL dienen kan, en ten einde er nog eenige meerdere belangrijkheid aan te geven, zijn door mij bij verschillende nommers bibliographische aanteekeningen, voor zoover mij dienaangaande bijzonderheden bekend waren, gevoegd. Aan allen, die dus ook zonder plan tot aankoop dezer verzameling te hebben, er belang in stellen om dezen catalogus te bezitten, ben ik gaarne bereid op aanvrage een exemplaar gratis te doen toekomen. Arnhf.m, April 1900. P. GOUDA QUINT. AFBEELDING DER MEDAILLE. FACSIMILE DER HANDTEEKENING. VERDEELING. Bladz. I. Gezamenlijke werken. Kunst en Letterkunde ... 7 II. Vroegere uitgaven 17 III. Platen, voorkomende in boeken, almanakken en tijd¬ schriften 20 IV. Afzonderlijke platen 27 V. Bundels, niet in den handel gebracht. V. H. No. 1—34. 30 VI. Etsen. V. H. No. 35—44 31 VII. Platen, niet in de gezamenlijke werken opgenomen. V. H. No. 45—84 32 VIII. Teekeningen van uitgegeven en onuitgegeven platen, 37 IX. Personalia 39 X. Aanhangsel. Schilderijen en teekeningen, in het bezit van anderen 46 I. Gezamenlijke werken. Kunst en Letterkunde. 1. JEUGD. Studentenschetsen. 48 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1874. fol. oblong. In linnen stempelbd. Naar nieuwe teekeningen. Inhoud: 1. Titelplaat. 2. Io vivat. 3. Rust na arbeid. 4. Voor wie. 5. II bacio. 6. Op het ijs. 7. Het zusje. 8. De kruiwagen. 9. Het ideaal. 10. Een gast. 11. De gast. 12. Het gast. 13. Tres. 14. Historia diplomatica. 15. Ho Pateer. 16. Ne quid nimis. I. 17. II. Drie!!! 18. Aan zee. 19. Historia patriae. 20. Vóórspoorhistorische schets. I. 2], II. Relacheü 22. De gaper. 23. De violoncel. 24. Examinans. 25. Werkers-dilettanten. 26. De schildwacht. 27. Hiet hond. 28. Quod es. 29. Laster! daar weet ik alles van. 30. Objectief en subjectief. 31.'s Morgens en 's avonds. 32. Een goeije dertig jaar later. 33. De cigaar. 34. De beer. 35. Jus naturae. 36. De schuttersmaaltijd. 37. Sport. I. Steeple-chase. 38. II. Debating-club. 39. III. The bathing-club. 40. IV. De zeven stoelen. 41. V. Schermles. 42. VI. Hooge gymnastiek. 43. VII. Tilburyzeren. 44. VIII. Aan't strand. 45. Gegroet. 46. Drukken en persen. 47. Een oudstudent. 48. De akademie-stad onzer jeugd. Alvorens tot de nieuwe uitgave zijner werken te besluiten, wenschte Ver Huell dat daaraan een deel naar nieuwe teekeningen zou voorafgaan, waaraan hij den titel „Jeugd" wilde geven. De hiervoor bestemde teekeningen waren door hem ten geschenke gegeven aan een zijner vrienden, den heer Dr. M. C. van Sloterdijck Simon te Amsterdam, aan wien dit deel is opgedragen, zie de titelplaat, die de welwillendheid had ze voor dit doel ten gebruike af te staan. Na het overlijden van den heer van Sloterdijck Simon in 1892 zijn deze teekeningen, welke onder No. 2415 voorkwamen in den catalogus van den historischen en topographischen atlas van Nederland, nagelaten door Mr. J. Messchert van Vollenhoven en G. Obreen, waarvan de auctie den 18—21 December 1893 door de firma G. Theod. Bom en Zoon te Amsterdam gehouden is, aangekocht door den heer A. van Stolk Cz. te Rotterdam. De verzameling bestaat uit 53 stuks, alle met de pen of in sepia geteekend, waarvan 48 platen in den bovengenoemden bundel opgenomen en de overige 5 niet uitgegeven zijn, namelijk: Vooruitgang, Tioxo [Solog, Krachtproeve, Batonneeren en De laatste slag van schipper Hildebrand was altijd raak. 2—3. ZIJN ER ZOO? 100 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1875, 76. 2 dln. fol. oblong. In linnen stempelbdn. Nieuwe uitgave. Inhoud. Deel I: 1. Titelplaat. 2. Zijn er zoo? 3. Een muzijkfeest. 4. Nee mama. 5. Trappen en bijten. 6. Een studentendeclaratie. 7. Ga je er af. 8. Een broodschrijver. 9. Weg die buik. 10. I. Alleen om dat poppetje. 11. II. Wat er van haar geworden is. 12. Natura. 13. Is Jantje bang voor Ootepa. 14. Reünisten. 15. Wat uw schoothondje niet lust. 16. I. Andante. 17. II. Allegro finale. 18. Jagt-ambitie. 19. Een jagers-hart. 20. I. Te veel. 21. II. Te weinig. 22. III. Genoeg. 23. I. Wat doe jij op 'n concert. 24. II. Hé meneer Ui. 25. Zuigen en knijpen. 26. I. Gladdigheid. De erfoom. 27. II. Spijkerbalsem. 28. III. De oude heeren en de milleaterre magt. 29. IV. Sluis-af. 30. Voor de ramen van haar. 31. De muilkorf. 32. I. Voor dat ze haar gevraagd hebben. 33. II. Na een blaauwtje. 34. I. Poffertjes. 35. II. Poffers. 36. Liesje en Marietje. 37. Het ontbijt van een naturalist. 38. I. Als knaap. 39. II. Als jongeling. 40. III. Daarna. 41. I. De roos in knop. 42. II. Een goede zuster en voor een zak lekkers. 43. III. Twee boeken. 44. IV. Onder hun oogen en achter haar rug. 45. V. In het licht en in den nacht. 46. VI. Haar verjaardag. 47. VII. Een blik ten hemel. 48. VIII. I)e roos in de hospitaals-ontleedkamer. 49. IX. Kinderen en kindskinderen. 50. X. ANATKH. Deel II: 51. Titelplaat. 52. Een hypochonder oud heer. 53. Een meespeler. 54. Natuurgenooten. 55. Hondenzaken. 56. I. Het paard, jong. 57. II. Het paard, oudgediende. 58. I. Boven. 59. II. Beneden. 60. Nox. 61. I. Laster. 62. II. Het mooiste meisje. 63. III. In onschuld. 64. IV. Lasterclimax. 65. V. Op de societeit. 66. VI. Miskenningsclimax. 67. VII. Gebed der wanhoop. 68. VIII. De doodgraver. 69. IX. Wat ze had kunnen zijn. 70. X. De prooi des lasters. 71. I. De romance. 72. II. De romance. 73. Een oud-jong-heer. 74. Hosse! 75. Bij 'tnaar bed gaan. 76. Een lectuurtje. 77. Explicatie van de eclips. 78. Totaal geëclipseerd. 79. Schrijverij. 80. Verdwaald. 81. Vruchten van één boompje. 82. B .. i. . e .. f.. s . . t. 83. Armen. Kijken. 84. Twee mannetjes. 8 5. Plezierig geplaatst. 86. O. 87. Sectedienst. Godsdienst. 88. I. Strijd. 89. II. De droom. 90. III. Overwinning. 91. De vertroosteresse van den kunstenaar. 92. I. Uren die men nooit vergeet. 93. II. Waken. 94. III. Liefde. 95. Dubbeltjes eerlijkheid. 96. De brave, opregte, en de wereld. 97.1. Illusies. 98. II. Werkelijkheid. 99.1. Moppers. 100. II. Bevredigd. Deze bundel is vermeerderd met 3 nieuwe platen, die in de vorige uitgaven niet voorkomen, namelijk 14. Réunisten, 31. De muilkorf, en 80. Verdwaald. Daarentegen kwamen in de vorige uitgaven voor, maar zijn in deze weggelaten, de 3 platen: Het begin van het einde eener Arnhemsehe muzijkfeest intrigue (Hans Sauerkraut), Dienstbare geesten. I. („Wat! — Jij, in ons bed?!"), en Engelsche kinderen, spelende op een grasplein te Greenwich, met 16 bladzijden tekst, getiteld: Iets over Londen, waartusschen een aantal houtgravuren, (de tekst zonder de houtgravuren is opgenomen in Schetsen met de pen, tweede bundel), terwijl in de nieuwe uitgave van den bundel Zoo zijn er! overgebracht zijn de 3 platen: Een studententafel (konijnen en postelijn), Een neefje die ès voor zijn plezier bij zijn neef den student over is, en Een litterarisch dispuut (Alla, wippen!). Deze bundel is sedert vele jaren uitverkocht. De laatste 50 exemplaren werden tegen den verhoogden prijs van f50.— verkocht. 4. ZOO ZIJN ER! Studentenschetsen. 52 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1877. fol. oblong. In linnen stempelbd. Nieuwe uitgave. De deelen Jeugd, Zijn er zoo? eu een gedeelte van Zoo zijn er! zijn op steen gebracht door C. C. A. Last, en na diens overlijden het vervolg van laatstgenoemd en alle volgende deelen door M. Bos. Inhoud: 1. Titelplaat. 2. Heilrijke armoede. 3. Woord en daad. 4. Monologen. 5. Een studententafel. 6. Na de werkzaamheden. 7. Willem aan zijne dissertatie. 8 Promotie-emotie. 9. Studiosus en studio sus. 10. Spoortrein-surprise. 11. Beeren-cultuur. 12. Te zamen repeteeren. 13. „Om u te dienen." 14. Le style, c'est la femme. IS. De kracht der logika. 16. Interessant! 17. Docta voluptas. 18. Een snoeperige meid. 19. Zoo zijn er! 20. Voor zijn plezier uit logeeren. 21. Een hoog weekboekje. 22. üronkemansgewaarwording. 23. Monstrum horrendum. 24. Niets als beenen. 25. Serenade. 26. Het zij zoo! 27. Een snor. 28. Practische vriendschap. 29. Ideaal en reëel. 30. Eene bezoeking. 31. Cordiaal. 32. Maar consciëntieus. 33. De groote strijd des levens. 34. Vergissing. 35. Litterarische hartelijkheid. 36. Goed gemeend. 37. Bespiede bespiegeling. 38. Waren de legers dus gewapend! 39. En later? 40. Balmasqué-illusiën. 41. T'huis en te huis. 42. Suivanten. 43. Dramatisch récit. 44. Geleerde onderdeelen. 45. Misanthropie. 46. Jeugd. 47. Meisjes in de kast van den student. 48. Niet t'huis geven. 49. Ongeluk. 50. Een jager onder kruisvuur. 51. De wortelpjano. 52, Zoo worden er! In dit deel zijn de 3 in het vorige nommer genoemde platen overgebracht. Daarentegen kwamen in de vorige uitgaven voor, maar zijn in deze weggelaten, de 2 platen: Een vriend die zijn vriend naar huis brengt, en Willem op een diner en op een gloeijend feest. Dit deel is sedert vele jaren uitverkocht. De laatste 50 exemplaren werden tegen den verhoogden prijs van f25.— verkocht. 5. ZIE DAAR! 48 Platen, met bjjschriften. Arnhem, 1878. fol. oblong. In linnen stempelbd. Bevat de bundels Vier boeken in het leven, De visch en de mensch, eu Het geweten, nieuwe uitgave. Inhoud: I. Algemeene titelplaat. 2. Titelplaat Vier boeken in het leven. 3. Het eerste levensblad. 4. Het kinderboek. 5. De roman. 6. Het kasboek. 7. Het boek dat blijft. 8. Het laatste levensblad. 9. Titelplaat De visch en de mensch. 10. Een visch mensch. 11. De vischpot. 12. Visch unita fortior. 13. Het manneke. 14. Ha, eindelijk! 15. Ichthyophagen. 16. Goudvischvisscherij. 17. Intempestieve sympathie. 18. Op 'tlijntje. 19. Een lekker beetje. 20. Zeven vloeken en een hemd. 21. Duizeligheid. 22. Geen van beiden. 23. Goe moge! 24. Dubbel beet. 25. De haak onder water. 26. Een oomvisch. 27. Hengelhengelen. 28. Te zacht en te zoet en te lief en te goed. 29. Wacht een beetje. 30. Zen hois. 31.Vakafgunst. 32. Waar zit het 'm in? 33. Toekomstsgelijkheidsvisioen. 34. Houwe! houwe!! 35. Dat stomme dier. 36. Vischpartij. 37. Een bezwaarde vischmaag. 38. De visschen en de mensch. 39. Titelplaat Het geweten. 40. Een gelukkig huisgezin. 41. Booze gedachten. 42. Had ik dat geld. 43. Indien hij ontwaakt. 44. Het is geschied. 45. Dat geld waarvoor hij een moord beging. 46. Altijd en overal. 47. Terugkeer van bewustzijn en dood. 48. Zijne vrouw en kinderen. De titelplaat was eene nieuwe teekening. Zie No. 124. 6. SCHERTS EN ERNST. 52 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1879. fol. oblong. In linnen stempelbd. Bevat een bundel van 20 platen, naar nieuwe teekeningen, onder den titel Luim en waarheid, zie No. 124, en verder de vroegere bundels Op het ijs, Is 't waar of niet ? en In den rook des tijds, nieuwe uitgave. Inhoud: 1. Titelplaat Luim en waarheid. (1879.) 2. Vaderlandsliefde. 3. Maak je 's boos op zoo iets! 4. Zelfmoord. 5 — 7. Brief uit Spa. I—III. (Meijerbeer.) 8. Influenza. 9. Daar is De Genestet gestorven. 10. Andersen's uitvaart. 11. Hij regeert. 12. In La muette de Portici. (Formes. I.) 13. Op de studenten-societeit. (Formes. II.) 14. Onverzadelijk. 15. Doodstraf. (Laatste strafoefening door ophangen te 's Gravenhage, door Ver Huell bijgewoond en beschreven.) 16. Waarom? — Waarheen? 17. In 't pontje (aan de Leuvenhaven te Rotterdam). 18. Over-zee. 19. Een edel man. (Lamartine.) 20. De balkon-scène. (Komeo en Juliette.) 21. Titelplaat Op het ijs. (1848.) 22. Ajé! —Ajaï! —Ajo! — Ajakkes! 23. Rijders, op de proef. 24. Een kwestieuse positie. 25. Een hangende kwestie. 26. Eén tegen drie. 27. Een manneke en een man. 28. Dat wint 'n danties uit! 29. Gratis verrasserreerd. 30. Is de vent stom?! 31. Wat zal ik er van zeggen? 32. Mooi! — Moei! — Twee met genoegen. — Aan eene overgenoeg. — Het begin — maar het einde? 33. Op en onder het ijs. 34. Titelplaat Is 't waar of niet? (1855.) 35. Licht en Nacht. 36. Zelfmoorder uit zelfzucht. 37. Zelfmoordenaars. 38. Een moordenaartje. 39. Een moordenaar. 40. Een muichelmoorder. 41. Een vrouw- en kindermoorder. 42. Een kleinmoorder. 43. Een grootmoorder. 44. De grootste moordenaar. 45. Titelplaat In den rook des tijds. (1856.) 46. Gepromoveerd. 47. Geamoveerd. 48. Reizen geeft menschenkennis. 49. Het is 'n baas! 50. Een menschvisch. 51. Exstat. 52. De goede tijd daarvoor. — Louise. 7. DENKENDE BEELDJES. 52 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1880, 81. fol. oblong. In linnen stempelbd. Bevat een bundel van 12 platen, naar nieuwe teekeningen, onder den titel Pijlspitsslijpersnakroost, zie No. 124, en verder de vroegere bundels Herfstbladen en Spectatorplaten, nieuwe uitgave. Inhoud: 1. Titelplaat Pijlspitsslijpersnakroost. (1880.) 2. Pijlspitsslijpers ratiocinationen. 3. Nevenbeschouwingen. 4. Nevofobie. 5. Nevengedachten. 6. Nevenbedoelingen. 7. Papa in den arm nemen. 8. Een tegen velen. 9. WTXH. 10. Oom verlaten. 11. Niet alleen. 12. Een alektoriloog en peristerafiel. 13. Titelplaat Herfstbladen. (1865.) 14. Zoo gaat het! 15. Mijnen. 16. 'N beetje wereld. 17. Wie? 18. Par force cultuur. 19. Zoo zien er. 20. Liever ik dom, dan jij knap. 21. 'T was maar een perzik. 22. Een engel in 't zuur. 23. 'N does. 24. Naïve hulde. 25. Bedenkelijk. („En als ik wil, kan ook ik ...") 26. Titelplaat Spectatu. (1856.) 27. Geloof. Hoop. Liefde. 28. Hij danst niet. 29. Volksveredeling. 30. Sentimentaliteit. 31. Twee temperamenten. 32. Geöbligeerd. 33. Vonken van het brein, door de zenuwen, uit de snaren. (Winiawski, Carnaval de Vénise.) 34. Vrienden. 35. Hard! 36. Te hard ! 37. In de zak. 38. Zoo zijn er. 39. De twee naakten — of 40. De reddende parapluie. 41. Een handdruk. 42. Indiskretert! 43. Virtus. 44. Geest en stof, zijn twee. 45. 'N heertje. 46. Wel, wel! ook al! — denkt Mop. 47. Voor zen plezier. 48. Vilders villa. (Een bezoek bij den vilder te Oosterbeek.) 49. Partijwoede. 50. Moeten en kunnen. 51. Gut! 't nachtlicht uit! 52. Waar de zon schijnt steken de vlooijen. (De Paasch-weide te Arnhem.) 8. EERSTE EN LAATSTE STUDENTENSCHETSEN. 48 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1882, 83. fol. oblong. In linnen stempelbd. Bevat de illustratiën van Klikspaan's Studenten-typen en Studentenleven, onder den titel Schetsen door O. Veralbij; alle Studenten-almanakplaten; eenige verspreide schetsen; de illustratiën der Kleine gedichten voor de lieve jeugd aan de hoogere scholen naar Mr. Hieronymus van Alphen, en zijn laatsten bundel over dit onderwerp Laatste schetsen, nieuwe uitgave. Inhoud: 1. Algemeene titelplaat. — Schetsen door O. Veralbij. (1840.) Studenten-typen. 2. Inleiding. 3. I. De student-Leidenaar. 4. II. De jurist-litterator. 5. III. De klaplooper. 6. IV. De diplomaat. 7. V. De student-auteur. 8. VI. De aflegger. 9. VII. De liefhebbers. 10. VIII. Bivalva. 11. IX. De hoveling. 12. X. De student buiten de academiestad! 13. XI. Flanor. 14. XII. De student. — Studenten-leven. 15. I. De academiestad. 16. II. College. 17. III. Examen. 18. IV. Promotie. 19. V. Minerva. 20. VI. Nacht van 8 op 9 Februarij 1841. 21. VII. Sempre-crescendo. 22. VIII. De rederijkerskamer voor uiterlijke welsprekendheid. — Studenten-almanak-platen. 23. Varia. (1842.) 24. Redacteur te zijn. I. (1841.) 25. Redacteur te zijn. II. (1841.) 26. Het Nicotiaansche kruid. (1843.) 27. Aan een voorbijganger. (1843.) 28. Nacht vóór het examen. (1844.) 29. Miscellanea. (1845.) 30. Hazardspel. (1846.) 31. Amor scientiae. (1847.) 32. Studenten-rustbewaarders. (1848.) — Verspreide schetsen. 33. Nikolaas van Joveren. (1847.) 34. Titelplaat der Schetsen met de pen. (1853.) 35. Afschaffing van den vleeschaccijns. 36. De straat Ubique. 37. Historia-juris-examen-overpeinzing. Hieronymus van Alphen illustratiën. (1856.) 38. I. De liefde van professor. 39. II. Jan en het meisje. 40. III. De vergissing. — Laatste schetsen van Alexander V. H. (1861.) 41. Titelplaat. 42. Intra muros. 43. In 't vrije. 44. Op 't ijs. 45. Liszt te Leiden in 1843. 46. Als Hollandsehe jongens. 47. Vóór de maskerade. 48. Alexander V. H. No. 1, algemeene titelplaat, was eene nieuwe teekening. De platen Np. 35 en 37 waren niet in den handel geweest. Zie Nos. 68 en 70. In den tekst van plaat 2, Inleiding, wordt door Ver Huell de verklaring van den naam Overalbij gegeven. 9. AFSPIEGELINGEN. 52 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1884, 85. fol. oblong. In linnen stempelbd. Bevat de bundels ïijdspiegel-phantasieën; Tijdspiegel-realiteiten; Naar 't leven. Londen in 1862, en Wit en zwart, alsmede een aantal verspreide platen, nieuwe uitgave. Inhoud: 1. Algemeene titelplaat. 2. Titelplaat Tijdspiegel-phantasieën. (1857—58.) 3. Geest en stof. 4. Sterven met — zonder godsdienst. 5. De oude dienstmeid. 6. Fataliteit. 7. Zwakte. — Sterkte. 8. Aristokratie en demokratie in de kunst. 9. Een wolf onder de schapen. 10. Nieuwe Hunnen bij een oud Hunnebed. 11. Eigendom en genot. 12. Het leven. 13. Titelplaat Tijdspiegel-realiteiten. (1858.) 14. Chic. — Sjiek. 15. Zen huis? 16. Wel bezorgd. 17. In functie. — In vacantie. 18. De twee brieven of kleinzoon en zoon. 19. Penneschets ? en ! 20. Titelplaat Naar 't leven. Londen in 1862. 21. Kortrijk en de Sporenslag. 22. Conscience. — Calais. 23. In het park te Greenwich. 24. Albambra. 25. Drury-lane. 26. Uithangborden-menschen. 27. Des nachts. 28. Pit-entranee. 29. Ascot-races. (Kaartspel.) 30. Arme, kleine muziekanten. 31. Eene achterbuurt. 32. Dickens. — Wight. 33. De Naalden. 34. Titelplaat Wit en zwart. (1858.) 35. Hi! ha!! ho !!! 36. Hebben en geven. 37. Moeten slapen en niet kunnen slapen. 38. Moeten werken en niet kunnen werken. 39. Kunnen en niet willen. Willen en niet kunnen. 40. Willen, kunnen en mogen. 41. Titelplaat Verspreide platen. 42. De bewaakster onzer grenzen. 43. „Ommes niet gelaaije?!" 44. Jonge leeuwen. 45. Oud- en jong-Holland. 46. Op glad ijs. 47. Pro. Stat. — Program. 48. Den Turk helpen. 49. Lucifers-kinderen. 50. Herman Veenbrink. — Thomas Peters. 51. De zeven kerken van Rome. 52. Kinderjaren. De bundel Naar 't leven. Londen in 1862, is vermeerderd met 3 nieuwe platen, die in de vorige uitgave niet voorkomen, namelijk 21. Kortrijk en de Sporenslag, 22. Conscience. — Calais, en 33. De Naalden. Plaat No. 41, titelplaat Verspreide platen, is overgenomen uit Schetsen met de pen, derde bundel, met verandering van het opschrift op de mars van den Tijd van Schetsen met de pen in Vera varia. Zie No. 124. Van No. 47 was de eerste voorstelling niet in den handel gebracht, de tweede eene nieuwe teekening, zie Nos. 77 en 121. No. 49 was voor eene verloting geteekend, zie No. 74. Van No. 50 komt H. Veenbrink voor in den onuitgegeven bundel Uit het verleden, terwijl Th. Peters ten voordeele van dien grijsaard was uitgegeven, zie Nos. 82 en 73. No. 51 was de eerste ets van Ver Huell, zie het nommer De oude lieer Graffner. No. 58, en No. 52 naar eene onuitgegeven staalgravure, zie het nommer Geboortehuis te Doesburg, No. 78. 10. ZE ZIJN ER! 48 Platen, met bijschriften. Arnhem, 1886, 87. fol. oblong. In linnen stempelbd. Bevat de bundels Hier-en-daar; Krijtkrabbels, ter waardeering der ridderorde geteekend; Tafeldans, en nalezing der nog overige platen, nieuwe uitgave. Inhoud: 1. Algemeene titelplaat. 2. Titelplaat Hier-en-daar. (1864.) 3. „Zal nu niet één van jelui grooten 'm helpen!" 4. De weeze. 5. „Gistewen voow tien stuivew jenevew — van daag voow tien gulden haawpijn." — „Aesthetiesch gevoel — wat is dat?!" 6. Een minuut die een moederhart nooit vergeet. 7. Magen-parade. 8. Het keukenboek. 9. Le beau Van der Van. 10. Het mooie meisje. 11. Gekken en wijzen. 12. Wie mij, oude vrienden optafeldansende, verscheen. 13. Zonder naam. 14. Liefderijke wensch. 15. Ben biljartpartij. (Baldrama.) I. 16. Hetzelfde. II. 17. Wat jonge meisjes het liefste doen. 18. Hofl'mann, de phantast. 19. „En hoe staat het met de schrijverij?" 20. Ware kunst. 21. Titelplaat Krijtkrabbels. (1859.) 22. „En hoe staat het met de schrijverij?" 23. „Schimmel? — connais pas." 24. Weelde, genot en eer. 25. Werkzaamheid, ontbering en miskenning. 26. „Maar een? — waarvoor verdiend?" 27. „Heb je dan zoo 't land op ons?" 28. Naast Schimmel, Opzoomer, Israëls. 29. Verdedigers van wat schoon is en groot, ijveraars voor het edele en goede. 30. Een partijdige kritiek en onverdiende verguizing. 31. Een dito beridderiiig. 32. Hij heeft er niets voor gedaan. 33. „Wij teekenpennen moeten een koperen hart hebben — hoe zouden we anders onze veerkracht behouden?!" 34. Titelplaat Tafeldans. (1860.) 35. Geesten-quartetspelers. — Geest kantoorboekliouder. 36. Geest-medium. — Geesten-schattenaanwijzers. 37. Attoucheerende geesten. — Dicteerende geesten. 38. Een geest in de war. — Te zien, of niet te zien — dat is de quaestie. 39. Titelplaat Nalezing. (1887.) 40. Het nieuwe jaar. Gemaskerd bal. 41. Aangezichtspijn. 42. Aan T. I. 43. Aan T. II. 44. Tooneel uit Victor Hugo's Notre-Dame de Paris. 45. Alma mater. 46. Verloren schildwacht. 47. De kunstenaar en zijn ideaal. 48. Het oude en het nieuwe jaar. No. 1, algemeene titelplaat, alsmede No. 21, 34 en 39, titelplaten van de bundels Krijtkrabbels, Tafeldans en Nalezing, waren nieuwe teekeningen. Zie No. 124. No. 44 is eene verkleinde photolithographie naar eene groote penteekening van Ver Huell, zie No. 119; No. 45 was eene nieuwe teekening; No. 46 was niet in den handel gebracht, zie No. 79, terwijl No. 47 in der tijd door hem voor de Tijdspiegel geteekend was, maar waarvan hij de lithographie op den steen onbruikbaar maakte, omdat hij meende dat de idee der plaat was overgenomen in een vers, in een der maandschriften verschenen, vóórdat zijne plaat het licht had gezien. Aan het einde van dit deel bevindt zich eene door Ver Huell zelf opgemaakte, uitvoerige chronologische lijst van al zijne zoowel uitgegeven als onuitgegeven werken, etsen en platen, alsmede der door hem vervaardigde schilderijen en teekeningen, met vermelding waar deze berusten. Deze 10 deelen bevatten te zamen juist 500 platen. 11. VOORJAARSRENTE. Bloemlezing in poëzij uit de Leidsche studenten-almanakken van 1825—50. Onder redactie van A. van der Hoop Jrszn. Leiden, (1854). 8vo. half linnen bd. Met titelplaat. Het zich hierin op bladz. 279 bevindende gedicht: Of 'k haar bemin? is van A. Ver Huell en komt voor in den jaargang 1846 van genoemden almanak. 12. SCHETSEN MET DE PEN. Eerste, tweede en derde bundel. Amsterdam, 1853 en 61 en Arnhem, 1876. 3 dln. waarvan 2 linnen bdn. en 1 cart. post 8vo. Elk deeltje met eene titelplaat van Ver Huell. Inhoud van den eersten bundel, 1853: Nacht vóór het examen. — Het paardrijden. — Een pari. — Een paar bladzijden uit mijn reisjournaal. (Mainz.) — Eerste tranen. — Nikolaas van .Toveren. — No. 470, Hoogewoerd. Tweede bundel, 1861: Iets over Londen. — De zeven kerken van Home. — Reis-indrukken. (Wiesbaden.) — Fulko. — Reinald III, de vette hertog. — Marseille. — Een bezoek bij Ary Scheffer. — De schilder Wiertz. Derde bundel, 1876: Drie kunstenaren. Leven. Licht. Gevoel. (Jan Luiken, Rembrandt van Rijn en Jacob van Ruisdael.) — Het slot Doornenburg. — Londensche schetsen. — Het een en ander betreffende de oude Rijnpoort te Arnhem. — Een gebeeldhouwde tafel en stoel. — Bij het graf van den landschapschilder Frederik Hendrik Hendriks. — De Helder in 1814. — Volk en kunst. — Nog eenige opstellen betreffende volk en kunst. — Landsverdediging. — Een ernstig woord aan Nederland. — Mijn oom Aquilinus. — Eene wandeling door een boek (over ons land en zijn bewoners, door den abt Delaporte, vóór honderd jaar, in Frankrijk in 't licht gegeven). In deze 3 deeltjes komen onder anderen de beschouwingen van Ver Huell voor over kunst en verschillende kunstenaren, alsmede het vroeger afzonderlijk uitgegeven stukje Yolk en kunst, zie No. 15, waarin de oprichting van een nationaal museum, met eene volkszaal en eene historische galerij, door hem bepleit wordt. Zie liet voorbericht van Verspreide platen in het deel Afspiegelingen. Het meest opmerkelijke voortbrengsel zijner letterkundige phantasie is wel de novelle No. 470, Hoogewoerd, waarin hij het verhaal doet van een student in de medicijnen, die heimelijk in den nacht het hoofd van een op het schavot ter dood gebrachten misdadiger had afgehouwen en dit naar zijne kamer medegenomen, waar hij door helsche middelen het verloren bewustzijn in dit lichaamsdeel weder wist te wekken, waarvan hij gebruik maakte om aan zijn slachtoffer antwoorden omtrent de aandoeningen en gewaarwordingen na het aardsche leven te ontlokken. De titelplaat van den eersten bundel is opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 34, en die van den derden bundel in Afspiegelingen No. 41. Die van den tweeden bundel is niet weder opgenomen. In den derden bundel is gevoegd eene gekleurde teekening van Ver Huell, door hem genoemd Fox-Hole. Deze 3 bundels zijn sedert vele jaren uitverkocht. Bijgevoegd: Het een en ander betreffende de oude Rijnpoort te Arnhem. — Het huis te Zuijlichem. Mei afbeelding. — De eik te Zuijlichem. Met afbeelding. — Iets over de eerste Geldersche wisselwagens (diligences). Met afbeelding. — Eene wandeling door een boek. Uit: De oude tijd, jaarg. 1869 en 1870. Het eerste en het laatste stuk zijn opgenomen in den derden bundel. 13. DE MENSCH OP EN BUITEN DE AARDE. Gedachten over ruimte, tijd en eeuwigheid. Uit het Engelsch. Amst. 1855. kl. 8vo. Vertaald door A. Ver Huell, volgens door hem in dit exemplaar aan het slot der inleiding onder de woorden „de vertaler" geplaatste haudteekening. 14. PULKO. 8vo. Overdruk. Komt voor in Nederland, jaarg. 1859 deel I. Opgenomen in Schetsen met de pen, tweede bundel. 15. VOLK EN KUNST. Arnhem, 1862. post 8vo. Eerste en tweede vermeerderde uitgave. 2 sts. Bijgevoegd: Yolks-almanak, uitgegeven door de Maatschappij Tot nut van 't algemeen, voor 1882, waarin zich op bladz. 83 eene plaat bevindt, voorstellende het Bijks-Museum te Amsterdam, met bijschrift van Jo. de Vries. Aan de achterzijde dezer plaat heeft A. Ver Huell eenige regelen geschreven, waarin hij aan zijne gevoeligheid lucht geeft dat in bovengenoemde brochure reeds door hem werd aangespoord tot het stichten van een dergelijk museum, terwijl zijn naam niet eens in dit stuk genoemd wordt. Het stukje Volk en kunst is opgenomen in Schetsen met de pen, derde bundel. 16. DE DOLKSTEEK. Eene winternacht-fantasie. (Gedicht.) 8vo. Overdruk. Komt voor in Nederland, jaarg. 1864 deel I. Later niet weder opgenomen. 17. MIJN OOM AQUILINUS. 8vo. Overdruk. Komt voor in Nederland, jaarg. 1864 deel II. Opgenomen in Schetsen met de pen, derde bundel. 18. CORNELIS TROOST EN ZIJN WERKEN. Arnhem, 1873. roy. 8vo. Met 8 schetsen naar dien meester. Op zwaar Hollandsch papier. Deze schetsen zijn door Ver Huell zelf met de pen op steen geteekend en stellen voor het portret van Troost uaar hem zeiven, zes varianten in de teekeningen der NELBI, in het bezit van Ver Huell, en het verliefde Brechje. De geheele, door Ver Huell bijeengebrachte en in bovenstaand werk beschreven verzameling prenten en teekeningen is in 1895 door hem aan het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam ten geschenke gegeven. 19. De 8 schetsen uit bovengenoemd werk afzonderlijk, roy. 8vo. 20. JACOBUS HOUBRAKEN ET SON OEUVRE. Avec supplément. Arnhem, 1875, 77. 2 vol. roy. 8vo. Met 2 portretten van Houbraken. Het eene portret stelt Houbraken voor in den ouderdom vau 51 jaren, het andere in dien van 71 jaren, en beide zijn naar hem zeiven gegraveerd door D. J. Sluijter. Dit geheele graveerwerk, door Yer Huell verzameld en voor bovenstaande beschrijving gediend hebbende, is door hem in 1881 aan de gemeente Brielle geschonken. 21. De beide portretten uit bovengenoemd werk afzonderlijk, op groot papier, gr. fol. II. Vroegere uitgaven. 22. ZOO ZIJN ER! Leijden, (1847.) 8vo oblong, cart. In den oorspronkelijken omslag. Eerste druk. 23. Hetzelfde werk. Tweede druk. Leijden en Amst. (1847.) 2 dln. 8vo oblong, linnen bdn. 24. Hetzelfde werk. Derde druk. Amst. (1849.) 8vo oblong, linnen bd. 25. Platen uit de vroegere uitgaven van den bundel Zoo zjjn er! 2 sts. 8vo oblong. Niet in de uitgave der gezamenlijke werken opgenomen. Een vriend die zijn vriend naar huis brengt, en Willem op een diner en op een gloeijend feest. 26. OP HET IJS. Leijden en Amst. (1848.) cart. 8vo oblong. Eerste druk. Opgenomen in Scherts en ernst No. 21—33. Bijgevoegd: een exemplaar der bladzijden 332 en 333 uit L'Illustration van den 20 Januari 1849, No. 308 van deel XII, waarop onder den titel: Sur la glacé et sous la glacé. Esquisses d'hiver en Hollande, tirées du portefeuille de M. Alexandre V. H. a Amsterdam. Gravé sur cuivre par le procédé Jobin, deze geheele bundel, uitgenomen den titel, voorkomt. De voorstellingen, alle verkleind en andersom geteekend, gelijken geheel op houtsneden en de bijschriften zijn, zoo goed mogelijk vertaald, er onder gedrukt. 27. Hetzelfde werk. Tweede druk. Amst. (1848.) 8vo oblong. In afleveringen, in de oorspronkelijke omslagen. Onafgesneden. 28. DE YISCH EN DE MENSCH. Amst. (1849.) 4to oblong. In afleveringen, in de oorspronkelijke omslagen. Onafgesneden. Opgenomen in Zie daar! No. 9—38. 29. VIER BOEKEN IN HET LEVEN. Leiden en Amst. (1851.) fol. oblong, linnen bd. Opgenomen in Zie daar! No. 2—8. 30. ZIJN ER ZOOP Leiden en Amst. (1851.) half led. bd. 8vo oblong. Eerste druk. 31. Hetzelfde werk. Tweede druk. Amst.[(1851 — 52.) 8vo oblong. In afleveringen, in de oorspronkelijke omslagen. Onafgesneden. 32. Platen uit de vroegere uitgaven van den bundel Zijn er zoo ? 3 sts. 8vo oblong. Niet in de uitgave der gezamenlijke werken opgenomen. Het begin van het einde eener Arnhemsehe muzijkfeest intrigue (Hans Sauerkraut), Dienstbare geesten. I. („Wat! — Jij, in ons bed?!"), en Engelsche kinderen, spelende op een grasplein te Greenwich, met 16 bladzijden tekst, getiteld Iets over Londen, waartusschen een aantal houtgravuren. De tekst zonder de houtgravuren is opgenomen in Schetsen met de pen, tweede bundel. 33. Wat er van haar geworden is. 8vo oblong. Plaat uit de eerste uitgave van den bundel Zijn er zoo?, waarop het meisje grooter en woester uitziende geteekend is, die slechts in enkele exemplaren voorkomt, daar zij door eene andere is vervangen, opgenomen in genoemden bundel No. 11. 34. IS 'T WAAR OF NIET? Amst. (1855.) fol. oblong, linnen bd. Opgenomen in Scherts en ernst No. 34—44. 35. IN DEN ROOK DES TIJDS. Amst. (1856.) fol. oblong. Opgenomen in Scherts en ernst No. 45—52. 36. YIJE EN TWINTIG PLATEN. Arnhem, (1856.) kl. fol. Deze platen zijn alle verschenen in den Nederlandschen Spectator, tijdens dit blad in 1856 en 5 7 onder redactie van den ouden heer Smits (M. P. Lindo) het licht zag, en zijn opgenomen in Denkende beeldjes, onder den titel Spectatu No. 26—48 en 50—52. Daarbij is de titelplaat door eene andere vervangen en de laatste plaat: Aandoenlijk afscheid van den ouden heer Smits en Alexander V. H., weggelaten, terwijl de mede opgenomen plaat: Partijwoede (No. 49) in het volgende nommer voorkomt. 37. DE SPECTATOR. Arnhem, z. j. fol. Onder dezen titel zijn 14 platen afzonderlijk uitgegeveu, waarvan 13 uit den bovengenoeraden bundel, voorkomende in Denkende beeldjes, No. 27 — 31, 33, 42, 44—46 en 50—52, benevens plaat No. 49 Partijwoede, die zich niet in dien bundel bevindt. 38. TIJDSPIEGEL-PHANTASIEËN. Arnhem, 1857, 58. No. 1 en 2. 10 Platen, fol. oblong. Opgenomen in Afspiegelingen No. 1—4, 6—9, 11 en 12. Zie ook Platen uit den Tijdspiegel, No. 62. 39. WIT EN ZWART. Amst. (1858.) roy. 8vo. Opgenomen in Afspiegelingen No. 34 en 36—40. Onder No. 35 is in dezen bundel onder den titel Hi! ha!! ho!!! bijgevoegd de plaat Kermisvreugd, zie Nos. 53 en 54. 40. HET GEWETEN. Arnhem, 1859. fol. oblong, linnen bd. Opgenomen in Zie daar! No. 39—48. 41. KRIJT-KRABBELS. Arnhem, 1859. fol. Opgenomen in Ze zijn er! No. 22—33. 42. LAATSTE SCHETSEN. Amst. 1861. fol. oblong, cart. De platen van den onder dezen titel verschenen bundel zijn destijds ook afgedrukt in het Nederlandseh magazijn (zie No. 63) en opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 41—48. 43. NAAR 'T LEYEN. LONDEN IN 1862. Arnhem, (1862.) fol. oblong. Opgenomen in Afspiegelingen No. 20 en 23—32. De platen No. 21, 22 en 33 zijn bijgevoegde nieuwe platen. 44. HIER-EN-DAAR. Arnhem, 1864. fol. oblong. Opgenomen in Ze zijn er! No. 2—20. De plaat: Wie mij, oude vrienden optafeldansende, verscheen, heeft ook in den Tijdspiegel gestaan. Zie Platen uit den Tijdspiegel, No. 62. De mede in dezen bundel voorkomende plaat: De god der heerscheren. Deuteronomium V vs. 7 (Gij zult geene andere goden voor mijn aangezicht hebben), is niet in de uitgave der gezamenlijke werken opgenomen. 45. HERFST-BLADEN. Amst. 1865. kl. fol. Opgenomen in Denkende beeldjes No. 13—25. Deze platen zijn vroeger verschenen in het Nederlandseh magazijn, zie No. 63. ■ III. Platen, voorkomende in boeken, almanakken en tijdschriften. 46. Klikspaan (J. Kneppelhout), Studenten-typen, December 18B9—Mey 1841. — Studentenleven, Augustus 1841—Februarij 1844. — De studenten en hun bijloop, December 1840—Maart 1844. Leyden, 1841—44. 3 dln. 8vo. half linnen bdn. Met platen van O. Veralbij. Volledige eerste uitgave, met alle platen van Ver Huell, opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 2—22, alle vergroot en meei of minder bijgewerkt, terwijl veranderingen van beteekenis niet gemaakt zijn. De voornaamste is de metamorphose van twee studenten in twee dienstmeisjes, rechts op de plaat No. 15 (I. De academiestad). De plaat No. 10 (VIII. Bi val va) is bijgeteekend met eenige figuren van tijdgenooten, Kapenaars, Oosterlingen en bovenaan twee der beste ruiters aan de academie van dien tijd, waarvan de een zijn school- en academievriend Mr. F. de Moraaz Imans, en de plaat No. 19 (V. Minerva) met dames-kopjes van destijds uit de Minerva-stad. Het vignetje op den titel dezer uitgave van Studentenleven is eene steengravure naar eene teekening van Ver Huell. In De studenten en hun bijloop komen geene platen voor. 47. Kleine gedichten voor de lieve jeugd aan de hoogere scholen, naar Mr. Hieronymus van Alphen door een student (H. Fabius, Med. stud.) Eerste bundel, zesde druk. Tweede bundel, vijfde druk. Amst. 1856. 12mo. Met 3 etsjes van A. Ver Huell. I. De liefde van professor. — II. Jan en het meisje. UI. De vergissing. Deze 3 plaatjes zijn eenigszins vergroot opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 38—40. 48. De 3 etsjes uit bovenstaand werkje afzonderlijk. 8vo. 49. E. W. van Dam van Isselt, Herman. Dichtstuk. Naar aanleiding van drie platen van Mr. A. W. M. C. Ver Huell. Amst. (1856.) linnen bd. roy. 8vo. Met 4 staalgravuren. Dit gedicht is zijn ontstaan verschuldigd aan de drie platen: Als knaap, Als jongeling en Daarna, bij de eerste verschijning in Zijn er zoo P, welke opgenomen zijn in de nieuwe uitgave van dien bundel No. 38—40. De vierde plaat is de titelplaat, door Ver Huell voor de uitgave van het dichtstuk geteekend. 50. Leydsche studenten-almanak. Jaarg. 1840—49. Leyd. 10 dln. klein en post 8vo. cart. en linnen bdn. Met platen en portretten. De jaren 1841—45, 47 en 49 bevatten de 9 studenten-almanak-platen van Yer Huell, opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 23—29, 31 en 32. — Wat plaat No. 30, Hazardspel, betreft, zie No. 67. Omtrent deze platen deelt F. Muller in zijne Beschrijving van Nederlandsche historieplaten de volgende bijzonderheden mede: Bedacteur te zijn. I en II. 1841. — Deze 2 platen zijn door Yer Huell geteekend bij het stuk onder denzelfden titel, voorkomende op blz. 177—190 van den Leidschen studenten-almanak voor 1841, (door P. Blussé, van wien mede is het stukje Theeslaan, in den jaargang 1840). De eerste plaat stelt den schrijver voor, de lastige inlichtingen vragende over de uren van vertrek en aankomst der schuiten, enz. De andere beeldt de ontvangst af van het eerste exemplaar van den nieuwen almanak op de sociëteit (op het Bapenburg bij de Groenhazengracht, thans kantongerecht). Op den voorgrond in het midden zit Svvaving; daarachter staat L. Tollens; rechts de amanuensis O. A. Emeis. Yaria. 1842. — Veertien kleine afbeeldingen rondom ééne groote, een huisvader met vrouw en zes dochters voorstellende, met het onderschrift „Ja, schat! wij zullen dan maar te Leijden gaan wonen." Bovenaan links de Leidsche aanspreker Kikman, over wien de toen algemeen bekende straatdeun ging „Weetje ook te zeggen waar Kikman woont, Kikman woont?" Bechts een twist van studenten met den commissaris van politie over het rooken van sigaren in den schouwburg. Het Nicotiaansche kruid en Aan een voorbijganger. 1843. — De eerste plaat stelt verschillende rookers voor en behoort bij een gedicht onder dien titel ter eere van „Nico's edel kruid". Ook ik, betuigt Ver Huell in het bijschrift der nieuwe uitgave, heb eenmaal „dien rook, met olieseherp bevracht, Uit speekselvloeiingzucht in mond en kaak gebracht". Naar aanleiding der tweede plaat, een duivelendans rondom eene ruïne, werd door G. de Olercq, een zijner vrienden, {zie den brief van A. Ver Huell, gevoegd bij de 'plaat Mijn 8ste Februari 1875. Mijne vrienden, onder No. 113) de ballade X van Victor Hugo vertaald en in dezen jaargang geplaatst. Nacht vóór het examen. 1844. — Een met het Corpus juris naast zich te bed liggend student, gekweld door de nachtmerrie in de gedaante van den toenmaligen professor in het Bomeinsch en burgerlijk recht (C. J. van Assen), naast wien de pedel van Gent staat, een geldzak vasthoudende en aan de verhoogde collegiegelden herinnerende. De op de borst van den student zittende hoogleeraar trekt hem met eene tang de tong uit den mond, terwijl drie duivels op een op zijn voorhoofd geplaatst aambeeld slaan en een leger van duivels in het rond hem aangrijnzen en bespotten. Het bijschrift is mede van A. Ver Huell. „Deze satanische plaat", schrijft Ver Huell in het bijschrift der nieuwe uitgave, „was niet zoozeer tegen personen, dan wel tegen de „drukkende, grievende, krenkende wetten, besluiten, bepalingen" — zie de almanakken, brochures, couranten van 1842, 43 en 44 — gericht". Daar het prentje echter boven verwachting ernstig werd opgevat door eenigen, die er niet om lachten, maakte hij op de volgende plaat (zie Mkcellanea. 1845) den nacht vóór het examen zóó duister, dat hij niets te zien gaf. Miscellanea. 1845. — Boven rechts Inkt, een college voorstellende, waar automaten schrijven; links Thee, waar studenten zonder hoofd bij een professor thee slaan. Onderaan rechts 6 al grooter wordende beeren, die in de sjees eindigen; in het midden de nacht vóór het examen (zie de vorige plaat). Verder verschillende voorstellingen. De jaargang 1846 bevat geene plaat van Ver Huell, raaar een dichtstukje Of'k haar bemin P, opgenomen in Voorjaarsrente, (zie No. 11), en een verhaal Een pari, opgenomen in Schetsen met de pen, eerste bundel, zie No. 12. Amor scientiae. 1847. — Opschrift van den ring der wetenschap, dien de Duivel en de Dood niet van een kunnen scheuren. Voorts afbeeldingen van den nootlottigen invloed van dronkenschap en wellust; bovenaan rechts eene toen welbekende persoon te Leiden, eene lamp vasthoudende. Met bijschrift van Ver Huell. Naar het gevoelen van Ver Huell zelf was dit zijn gelukkigste almanak-plaat. Verder bevat de jaargang 1847 van Ver Huell een opstel No. 470, Hoogewoerd. Eene legende, met roode letters gedrukt, opgenomen in Schetsen met de pen, eerste bundel, zie No. 12. In den jaargang 1848 komt geene plaat of opstel van Ver Huell voor. Studenten-rustbewaarders. 1849.—Afbeelding van het schijfschieten van dit vrijwillige bataljon Minerva-zonen in de duinen bij Katwijk. Op den voorgrond rechts met een hoogen hoed Dr. E. J. Kiehl, later hoogleeraar te Deventer, daarna achtereenvolgens leeraar aan de Rijks hoogere burgerscholen te Groningen en Middelburg. Slechts zelden worden exemplaren van de genoemde jaargangen gevonden, die al de platen van Ver Huell bevatten, daar deze er meestal uitgescheurd zijn. 51. De 9 studenten-almanak-platen uit bovengenoemde almanakken afzonderlijk. 8vo, 4to en fol. 52. Holland. Almanak voor 1852, 55, en 56. Uitgegeven door J. van Lennep. Amat. 3 dln. kl. 8vo. linnen bdn. verg. op sn. Met staal- en kopergravuren. In elk dezer jaargangen komt eene plaat van A. Ver Huell voor. Die der beide laatste jaren zijn veel vergroot geplaatst in Ze zijn er! No. 42 en 43. De plaat in jaargang 1852 : Koortsige droom van een piano-virtuoos der 19de eeuw, is niet in de uitgave der gezamenlijke werken opgenomen. 53. Nederlandsehe volks-almanak. Uitgegeven door A. J. de Buil. Jaarg. 1858. Amst. post 8vo. linnen bd. verg. op sn. Met 5 platen van A. Ver Huell. De eerste 4 platen zrju later opgenomen in den bundel Wit en zwart, en mede onder dien titel geplaatst in Afspiegelingen No. 37 en 38, twee voorstellingen op elke plaat. De laatste plaat, opgenomen in Afspiegelingen No. 35, en gericht tegen het overmatig drankgebruik op kermis en het destijds daarbij onverpoosd uitgillen van het onzinnige refrein „Pas jij maar op je katje — van de hi! ha!! ho !! 1", is verdeeld in twee halfronden, welke gescheiden zijn door een dikken straal jenever, stroomende uit een vat, waarvan de kraan door een varken wordt opengedraaid. Het eene halfrond stelt eene joelende en zingende menigte volks voor; het andere een aantal geraamten, die ijverig graven delven; verder boven en onder verschillende attributen. Deze plaat is later afzonderlijk uitgegeven, onder den titel Kermisvreugd. 54. Kermisvreugd, fol. oblong. — De laatste plaat uit bovengenoemd jaarboekje afzonderlijk, met dezen titel. Bijgevoegd: een proefdruk zonder tint en zonder den naam van Ver Huell. 55. De tijd. Merkwaardigheden der letterkunde en geschiedenis van den dag voor de beschaafde wereld. Uitgegeven door Boudewijn (J. L. van der Yliet), later door eene vereeniging van letterkundigen, 's Grav. en Amst. 1845—65. 40 dln. roy. 8vo. half linnen bdn. Met vele platen en portretten. Een compleet exemplaar van dit tijdschrift treft men hoogst zelden aan. Van Ver Huell bevat dit tijdschrift in deel III (1846): Een paar bladzijden uit mijn reis-journaal (Mainz), opgenomen in Schetsen met de pen, eerste bundel, en de plaat: Hoe een student des nachts te huis kan komen, opgenomen in Zoo zijn er! No. 22, onder den titel Dronkemansgewaarwording, in deel VII (1848): Eerste tranen, en Nikolaas vau Joveren of een krul, met eene plaat, waarvan de plaat opgenomen is in Eerste en laatste studentenschetsen No. 33, en de beide stukken in Schetsen met de pen, eerste bundel, in deel IX (1849): de plaat: Nog een „Op het ijs" (Jongeheeren, die gaarne eene jongejufvrouw zouden doen vallen), opgenomen in Afspiegelingen No. 46, in deel XV (1852): de plaat: Het oude en het nieuwe jaar, opgenomen in Ze zijn er! No. 48, in deel XXIV (1856): de plaat (ets): Type uit het Amsterdamsche volksleven (de Jood-schoenpoetser bij de Munt), later niet weder opgenomen, en de plaat „Ommes niet gelaaije, meneer?!" „„Met scherrrp, jufïvrouw!"opgenomen in Afspiegelingen No. 43, en in deel XXV (1857): de plaat: Het nieuwe jaar. Gemaskerd bal, opgenomen in Ze zijn er! No. 40. 56. Platen uit de bovengenoemde deelen van de Tijd. 7 sts. roy. 8vo en fol. oblong. De 7 bovengenoemde platen: Hoe een student enz. — Nikolaas van Joveren. — Nog een „Op het ijs". — Het oude en het nieuwe jaar. — Type uit het Amsterdamsche volksleven. — „Ommes niet gelaaije?!" — Het nieuwe jaar. 57. „OMMES NIET GELAAIJE, MENEER?!" „„MET SCHERRRP, JUFFROUW!"" roy. 8vo. Ets. Niet in den handel. Tafereel in een spoorwagen. — De onder denzelfden titel in de Tijd voorkomende lithographie (zie No. 55), is later op halve grootte door Ver Huell geëtst, maar niet als zoodanig uitgegeven. 58. DE OUDE HEER GRAFFNER UIT DE ZEYEN KERKEN YAN ROME TE AMSTERDAM. 8vo. Eerste ets van A. Ver Huell. Uit de hand gekleurd. Met bijschrift. Komt voor iu Nederland, jaarg. 1856 deel II blz. 236. Met vele gephantaseerde bezoekers bijgeteekend opgenomen in Afspiegelingen No. 51, onder den titel De zeven kerken van Rome. Het bijschrift is opgenomen in Schetsen met de pen, tweede bundel. 59. OUD- EN JONG-HOLLAND. fol. oblong. Komt voor in Nederland, jaarg 1857 deel I. Opgenomen in Afspiegelingen No. 45. 60. Het leeskabinet. Mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen. Amst. Jaarg. 1857. Deel I. 8vo. half led. bd. Met platen. Op bladz. 22 bevindt zich eene plaat van A. Ver Huell: Het leeskabinet 185 7, waarschijnlijk als titelplaat bedoeld. Zonder tekst. 61. De plaat uit bovengenoemd tijdschrift afzonderlijk. 4to. 62. Platen uit den Tijdspiegel, jaarg. 1857 deel I en II, 1858 deel II, 1859 deel I en 1864 deel I. 21 sts. roy. 8vo, 4to en fol. oblong. Bij slechts ééne dezer platen is een bijschrift gegeven. Opgenomen in Algemeene titelplaat ..... Afspieg. No. 1. Titelplaat Tijdspiegel-phantasieën. (1857—58.) „ „ 2. Jaarg. 1857 deel I. Blz. 1. Geest en stof . . . . „ „3. „ 241. Zwakte. — Sterkte ... „ „7. „ 321. Chic. — Sjiek .... „ „ 14. „ 401. Wel bezorgd .... „ ,, 16. Jaarg. 1857 deel II. Blz. 1. Sterven met — zonder godsdienst. „ „ 4, „ 81. In functie. — In vacantie . . „ „17. „ 161. Zen huis? ..... „ „ 15. „ 241. Fataliteit ..... „ „6. „ 321. De twee brieven of kleinzoon en zoon „ „ 18. „ 409. Titelplaat Tijdspiegel-realiteiten. (1858) „ „ 13. Jaarg. 1858 deel II. Blz. 1. Eigendom en genot . . . „ „11. ,, 93. Een wolf onder de schapen. . „ „ 9. „ 255. Het leven..... ,, „ 12. „ 415. Aristocratie en democratie in de kunst. „ „ 8. Jaarg. 1859 deel I. Blz. 1. De oude dienstmeid . . . „ „5. „ 97. Het Kersboom-feest te Arnhem (in Musis Sacrum), 2 platen. 'Met bijschrift. ,, 337. Nieuwe Hunnen bij een oud Hunnebed „ „ 10. Jaarg. 1864 deel I. Blz. 417. Wie mij, oude vrienden optafel- dansende, verscheen. . . Ze zijn er! „ 12. Van de genoemde platen zijn er 10 ook verschenen onder den titel Tijdspiegel-phantasieën No. 1 en 2. Zie No. 38. De platen: De oude dienstmeid en Nieuwe Hunnen bij een oud Hunnebed, zijn ook afzonderlijk uitgegeven, en Wie mij, oude vrienden enz., is mede geplaatst in den bundel Hier-en-daar (Ze zijn er! No. 12), terwijl het Kerstboomfeest later niet weder is opgenomen. In de levensbeschrijving van A. C. Kruseman door J. W. Enschedé, eerste deel, bladz. 420, wordt medegedeeld dat door Ver Huell, na zijn geschil met Gebhard, in 1856 bij Kruseman onder den titel: Geest en stof, een plaatwerk zou worden uitgegeven, waarvan reeds een zestal platen afgedrukt waren, toen een geschil ook tusschen dezen uitgever en den auteur verder samenwerken onmogelijk maakte, zoodat van deze uitgave niets gekomen is. Daar de eerste, van Ver Huell in den Tijdspiegel van het daarop volgende jaar 1857 verschenen plaat denzelfden titel draagt, is het niet onmogelijk dat toen de bij Kruseman ontworpen uitgave dier platen in den Tijdspiegel, waarvan ü. A. Thieme te Arnhem destijds de uitgever was, heeft plaats gehad. Verder wordt mede te dier plaatste door Enschedé de mogelijkheid verondersteld dat een werkje, met den titel: Uit het huishouden. Potloodschetsjes in verloren oogenblikken, door een man van ondervinding, waarvan de teekeningen overeenkomst vertoonen met twee plaatwerken: Domestic bliss en Domestic miseries, die in Kruseman's bibliotheek berusten, van Ver Huell zijn zou. Wie echter Ver Huell gekend heeft, zal geloof ik met mij staande houden dat al zijne platen oorspronkelijke scheppingen waren en hij nimmer een ander heeft nageteekend. Daartoe viel het ontwerpen hem veel te gemakkelijk, maar vooral stelde hij zelf daartoe zijne kunst en zijn talent veel te hoog. Indien dus op die platen herhalingen voorkomen van voorstellingen uit de genoemde Engelsche boeken, dan is dat Ver Huell's werk niet. Bovendien dragen al zijne platen zijn naam, die bij deze ontbreekt. Voor zoo ver mijne kennis van zijn werk en ideeën reikt, durf ik beweren dat deze schetsen niet door Ver Huell geteekend kunnen zijn. _ Een exemplaar van het genoemde werkje is hier bijgevoegd. Noch omtrent het geschil met Gebhard, noch omtrent dat met Kruseman, ten gevolge waarvan Ver Huell beide uitgevers verliet, zijn mij nadere bijzonderheden bekend. De bundel In den rook des tijds was in 1856 nog bij Gebhard verschenen, zie No. 35. 63. Nedeilandach magazijn. Amsterdam, Gebr. van Es. Jaarg. 1859—66. 8 dln. kl. fol. half linnen bdn. Met vele houtgravuren. In de jaren 1859, 60, 61, 65 en 66 komen de platen van Ver Huell voor, die later afzonderlijk onder den titel Herfstbladen uitgegeven en mede onder dien titel geplaatst zijn in Denkende beeldjes No. 13—25. De jaargang 1860 bevat op bladz. 186 en 187 een gedicht van A. van der Hoop Jrszn. op laatstgenoemde plaat 25: Bedenkelijk. „En als ik wil, kan ook ik... De plaat: Jonge leeuwen (lions sots), voorkomende in jaargang 1859 bladz. 153, is opgenomen in Afspiegelingen No. 44. In jaargang 1860 bevinden zich de platen: Tafeldans, welke geplaatst zijn in Ze zijn er! No. 35—38. De jaren 1861 en 64 bevatten de platen van den bundel Laatste schetsen, waaraan plaats gegeven is in Eerste en laatste studentenschetsen No. 42 en 44—47. De plaat: Kunst — goed ! maar geen satire, geen moraal, geen geest, hoor! in jaargang 1866 bladz. 145, is niet in de uitgave der gezamenlijke werken opgenomen. In de jaren 1862 en 63 komen geene platen van Ver Huell voor. Verder bevatten de jaargangen 1859 en 60 nog de volgende platen van ver Huell: 1859. Blz. 121. Het slot Nijenbeek, bij Voorst. Met bijschrift van Ver Huell: Reinald III, de vette hertog. Opgenomen, zonder de plaat, in Schetsen met de pen, tweede bundel. 1860. „ 113. Nótre-Dame-de-la-Garde, bij Marseille. Met bijschrift van Ver Huell. » >> 120. Kasteel d'If, bij Marseille. Met bijschrift van Ver Huell. „ 327. Het cenotaaf van Marcus Coelius te Bonn. Met bijschrift van Ver Huell. » » 345. Portret van Q. M. E. Ver Huell, Kapitein ter zee, zijn vader. Met bijschrift van de Redactie. 64. Platen uit verschillende jaargangen van het Nederlandsch magazijn, bovengenoemd. 10 sts. 8vo en kl. fol. Houtgravuren. 'N beetje wereld en Bedenkelijk (Deukende Beeldjes No. 16 en 25).— De bewaakster onzer grenzen en Jonge leeuwen (Afspiegelingen No. 42 en 44). — Tafeldans (Ze zijn er! No. 35—38). — Benevens eene plaat: t afeldans en de plaat: Kunst — goed! maar geen satire enz., die later met weder opgenomen zijn. — Hierbij een afdruk van De bewaakster onzer grenzen, op zwaar papier en met onderschrift: De wachter aan onze grenzen. 65. JEUGD. 4to. Penteekening op steen. Een jong meisje, loopende, een bouquet bloemen boven het hoofd houdende, van kapellen omfladderd. Bijvoegsel van de Hollandsche lelie, 2de jaargang No. 3, van 18 Juli 1888, uitgever W. Cremer te 's Gravenhage. 66. ALMA MATER, 1575-1885. — HERINNERING. 1889. 2 sts. fol. en fol. oblong. Beide platen zijn bijdragen van A. Ver Huell voor de feestnummers van het studenten-weekblad Minerva. De eerste plaat, uitgegeven bij gelegenheid der feesten ter viering van het LXII lustrum der Leidsche academie, 22 — 27 Juni 1885, met het onderschrift „Ibi sunt qui ante nos in mundo fuere," is later opgenomen in Ze zijn er! No. 45. Ver Huell was echter over de uitvoering der plaat niet tevreden, zie de noot van het bijschrift bij de plaat Oud- en jong-Holland in Afspiegelingen No. 45. — De tweede plaat, uitgegeven ter gelegenheid van het vijftig-jarig bestaan van het Leidsch studentencorps, den 1 Maart 1889, met een kort bijschrift, stelt een bejaard man voor, zittende aan eene tafel, waarop een Miuervabeeld en waarboven eene schilderij, een gezicht op Leiden. Eene hand, komende r uit de wolken, welke het opschrift „Jeugd" dragen, bestrooit hem met bloemen. IV. Afzonderlijke platen. 67. HAZARDSPEL. 1846. gr. fol. Opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 30. Twintig tafereelen uit het leven van een speler, elk met een ouderschrift van één of meer regels (in de nieuwe uitgave in den tekst opgenomen). Onderaan eene afbeelding van de vergadering der leden van de sociëteit Minerva, gehouden op 17 November 1846, waarbij alle studenten tegenwoordig waren en het hazardspel afgeschaft werd. Deze plaat is niet in den Leidschen studenten-almanak, maar afzonderlijk bij Gebhard te Amsterdam verschenen. Zij was door Ver Huell naar aanleiding van bovengenoemde convocatie geteekend en moest op dien dag gereed zijn, met het gevolg dat nog vóór den nacht de geheele oplaag uitverkocht was. 68. „MENEER - PERMITTEER - DAT IK U NAMENS HET STUDENTEN-KORPS FELICITEER — DE ACCIJNS OP 'T VLEESCH IS AFGESCHAFT!" fol. oblong. Penteekening op steen, waarvan slechts een paar exemplaren gedrukt zijn. Niet in den handel. Een weinig verkleind opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 35, onder den titel: Afschaffing van den vleeschaccijns. 69. NACHT. gr. fol. Groote en uitvoerig geteekende plaat, metende 64 bij 40 centimeter, zonder den rand. Verkleind opgenomen onder den titel De straat Ubique, in Eerste en laatste studentenschetsen No. 36. Een eenzaam wandelaar bij nacht in eene achterbuurt eener groote stad ziet zich omringd door de spookgestalten der verdierlijkte wezens, die vroeger deze holen des verderfs bevolkten. Volgens den heer Bauck, in zijn levensbericht van Ver Huell, zou deze plaat hem door Hogarth geïnspireerd zijn, die een soortgelijk onderwerp op bijna dezelfde wijze behandeld heeft. 70. EEN DOCTORANDUS, ZWOEGENDE ONDER HET CORPUS JURIS. roy. 8vo. Niet in den handel. Met vele druk schrijvende studenten en ander bijwerk bijgeteekend opgenomen in Eerste en laatste studentenschetsen No. 37, onder den titel Historia-juris-examen-overpeinzing. 71. EENE AANGEZICHTSPIJN-PHANTASIE. 1850. gr. fol. Met een afdruk der verkleinde photolithographie, opgenomen in Ze zijn er! No. 41. Deze plaat, eene der geniaalste teekeningen van Ver Huell, zich kenmerkende door eene groote mate van oorspronkelijkheid in opvatting en uitvoering, stelt de folteringen voor, die een lijder aan aangezichtspij n te verduren heeft. De patiënt is door een aantal kwelgeesten omgeven, die op zijn hoofd trommelen en hameren, in zijn oor blazen, zijn schedel doorzagen, zijn gezicht met gloeiende pijlen beschieten, zijne tanden uittrekken en met angels en weerhaken zijne zenuwen in beweging brengen, terwijl hij in zijne ontstelde verbeelding eene onafzienbare reeks chirurgische foltertuigen en chemische praeparaten, benevens een begrafenisstoet van geraamten en grijnslachende kosters ziet voorbijhollen. 72. DEN TURK HELPEN. 1854. 4to. Opgenomen in Afspiegelingen No. 48. Spotplaat op den Krim-oorlog, voorgesteld door een Turk, Rus, Engelschman en Franschman. De Turk ligt op den grond en wordt door den Rus aangevallen, terwijl de Engelschman en Franschman, onder den schijn van tegen den Rus te vechten, den Turk op het lijf trappen, zoodat hem het geld uit den zak rolt en het bloed uit den neus spat. Over eene beschuttende hoogte gluren Duitschers, Oostenrijkers en andere mogendheden. 73. THOMAS PETERS, OITD 112 JAREN. 1857. fol. Uitgegeven geheel ten voordeele van dien behoeftigen grijsaard. Verkleind opgenomen in Afspiegelingen No. 50, met Herman Veenbrink. Zie No. 19 in den bundel Uit liet verleden, No. 82. 74. LUCIFERS-KINDEREN. 1857. fol. oblong. Penteekening op steen. Niet in den handel. Door Kramm *) als ets beschreven, onder den titel Een winter-tafereel. In beperkt aantal exemplaren gedrukt als prijs voor eene in 1857 te Rotterdam gehouden verloting voor de inrichting tot wering der bedelarijen van kinderen door het venten van lucifers. Opgenomen in Afspiegelingen No. 49, met eene kleine wijziging in den achtergrond. De wagen met schapen op deze plaat is op de penteekening eene koets, met een livreiknecht achterop, terwijl deze op de plaat de koetsier is. 75. DE OUDE DIENSTMEID, fol. oblong. Opgenomen in Afspiegelingen No. 5. Afzonderlijk uitgegeven plaat, na alvorens in den Tijdspiegel te hebben gestaan. Zie Platen uit den Tijdspiegel, No. 62. *) De levens en werken der Hollandsche en Ylaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tgd, door C. Kramm, 1857—64. 76. NIEUWE HUNNEN BIJ EEN OUD HUNNEBED. fol. oblong. Opgenomen in Afspiegelingen No. 10. Ook deze plaat is, na de verschijning in den Tijdspiegel, afzonderlijk uitgegeven. Zie Platen uit den Tijdspiegel, No. 62. 77. PROE. STATN. „MENEEREN! IK KEN MAAR ÉÉN VADERLAND, DAT IS DE STAD WAAR IK INWOON." 8vo. Niet in den handel. Zie dit nommer onder de Teekeningen, No. 121. Deze lithographie heeft geene dagteekening, gelijk de aldaar genoemde. 78. GEBOORTEHUIS TE DOESBURG. Del. 1841. C. L. van Kesteren sculps. 1868. 4to oblong. Staalgravure. Met vers. Niet in den handel. Opgenomen in Afspiegelingen No. 52, onder den titel Kinderjaren. Met een afdruk dezer plaat. 79. VERLOREN SCHILDWACHT. 1869. fol. Met vers. Niet in den handel. Verkleind opgenomen in Ze zijn er! No. 46. Zeer uitvoerig geteekende plaat. Een der beide aan een uitersten voorpost van een legerkamp uitgezette schildwachten is reeds gedood. De andere toont geen vrees, ofschoon hij een schot hoort knallen en een kogel fluiten en met de oogen den val volgt van een takje, afgeschoten door den op hem gerichten, te hoog aangelegden kogel. 80. DE RIDDER MET DE SPEER, 2 sts. fol. oblong. Photolithographieën, in bruin en bronskleur gedrukt. Niet in den handel. Toen in 1873 tot de uitgave van den bundel Jeugd (zie No. 1) besloten was, verlangde Ver Huell dat de reproductie der teekeningen door photolithographie zou geschieden. Als proef werd door Wegner en Mottu, photographen te Amsterdam, deze plaat vervaardigd, die uitmuntend gelukte, maar het bleek onmogelijk om ook de teekeningen op die wijze te reproduceeren, omdat deze daarvoor op vele plaatsen niet scherp en krachtig genoeg geteekend waren, te meer daar deze kunst toen nog in hare opkomst was. Dientengevolge werd het op steen teekenen opgedragen aan den heer Last. Zie Zoo zijn er! nieuwe uitgave, No. 4. 81. TER GEDACHTENIS. 1896. gr. fol. Niet in den handel. Photographie, voorstellende de verzoeking van Jezus in de woestijn, waarbij de verzoeker in de gedaante en de kostbare kleeding van een Indisch vorst is afgebeeld. Overeenkomstig de traditie staan beide figuren op eene hoogte en wijst de verzoeker op hetgeen daar beneden ligt. Aan de achterzijde schreef Ver Huell: „Reproductie door den heer H. C. van Woerden op Yt der grootte mijner teekening, waarin ik geheel „my dear soul (Hamlet)" gelegd heb en die 25 jaar hing boven mijn geldkist. Mattheus IV vs. 9." (En de duivel zeide tot hem: Al deze dingen zal ik u geven, indien gij, nedervallende, mij zult aanbidden.) Bij deze en de beide volgende af deeling en is de nommering volgens de lijst van Ver Huell vóór de doorloopende nommering geplaatst. V. Bundels, niet in den handel gebracht. V. H. No. 1—34. V. H, No. 1 tot 20. ^2. UIT HET VERLEDEN. Penneschetsen op steen geteekend door A. "Ver Huell. 1864—66. 22 sts. fol. Niet in den handel en slechts in 25 exemplaren gedrukt. 1. Titelplaat De tijd. 2. „En hoe staat het met de schrijverij?" 3. Een speelbank in 1857. 4. „Mien vrouw is, doar ik ze geloaten heb!" 5. Spa vóór 1860. 6. „Die koeijen meenen een groot dier te zien." 7. De lazarusklep. 8. Roma. 9. Dood van Henry de Guyse (naar la Ligue de Michelet). 10. Locus nefastus (kolk achter Doorwerth, waarin verscheidene ongelukkigen zich hebben verdronken). 11. Hersteld (door Ver Huell op verzoek van Mevrouw Kröller—Reighart voor eene loterij ten behoeve van een te Rotterdam op te richten hospitaal voor zieke kinderen op steen geteekend). 12. Pranz Liszt te Leiden in 1843. 13. In het kamp van Satory. 14. Op een van mijn wandelingen door Parijs. 15. Op de Rhöne. 16. In het dorp Sonnenberg bij Wiesbaden. 17. Getrouw tot in het sterven. 18. Oude geschiedenis. 19. Herman Veenbrink (een weinig verkleind opgenomen in Afspiegelingen No. 50, met Thomas Peters, zie No. 73). 20. Een studentengrap. De student X had familie over uit Engeland. Verder bevinden zich nog in dezen bundel 2 in de lijst zijner werken niet genoemde platen, namelijk dezelfde voorstelling als No. 17 Getrouw tot in het sterven, maar eenigszins anders geteekend, en Het kind met den hond, voor eene zijner tantes van haar kleinkind met haar hondje geteekend, volgens zijne eigene verklaring in een opgeplakt briefje eene zeer leelijke lithographie. 21 tot 27. 83. ILLUSTRATIËN VAN GEDICHTEN VAN A. C. W. STARING VAN DEN WILDENBORCH. 1869. 6 Staalgravuren, met gesteendrukte titelplaat, naar teekeningen van A. Ver Huell. fol. oblong. In cartonnen omslag, waarop een in kleuren geteekend gezicht op de kerk en een gedeelte van het dorp te Vorden in 1743. Niet in den handel en slechts in 25 exemplaren gedrukt. Inhoud: Titelplaat, voorstellende de legende van Gelder's ontstaan. — Wichard van Pont. — Arnhem verrast den 21 Maart 1514. — Het verschijnsel. — De leerling van Pankrates. — De zwarte vrouw. — De verloofden. — Op de laatste bladzijde de levensschets van den dichter Staring, met gedicht en brief, overgedrukt uit Nederland, jaarg. 1863 deel I, en diens in sepia geteekend portret door Ver Huell. V. H. No. ' 28 tot 34. 84. HULSTLOOVER. 1870. 6 Staalgravuren, met gesteendrukte titelplaat, naar teekeningen van A. Ver Huell. fol. oblong. In cartonnen omslag, waarop een in kleuren geteekend hulsttakje met bessen. Niet in den handel. Inhoud: Titelplaat, waarop een krans van hulstloover. — Kudde in rebellie. — Dilectie is niet altijd predilectie. — Een schaap onder de wolven. — Een legaat aan de maatschappij. — De laatste zonnestraal. — Zesde en laatste blad. VI. Etsen. V. H. No. 35—44. V. H. No. 35. Ets DE OUDE HEER GRAFFNER. Zie No. 58. 36. Ets BIJ DE MUNT. Zie de Tijd, No. 55. 37. Ets OMMES NIET GELAAIJE?! Zie No. 57 en ook de Tijd, No. 55. 38 tot 40. Etsjes GEDICHTEN VAN VAN ALPHEN. Zie Kleine gedichten voor de lieve jeugd aan de höogere scholen, No. 47. 85. JUDA PRINS. Circa 1858. 2 sts. 8vo. Etsen. Niet in den handel. Een Jood op twee handkrukken en met een mars om den hals. — De beste ets van Ver Huell. Eerste, onafgewerkte staat, waarvan slechts 3 afdrukken bestaan: een behield Ver Huell zelf en twee gaf hij ten geschenke aan de heeren C. Kramm *) en J. F. Tack, en dezelfde ets, afgewerkt, maar te sterk gebeten, met den toren van Arnhem in het verschiet. • 42. 86. DE ELVEN. 1856. fol. oblong. Ets. Niet in den handel. Tafereel van elf krankzinnigen, bij en onder eene luifel, in het gesticht te Zutphen, naar het leven geteekend. 43 87. DE COURANT-OMBRENGER TE LEIJDEN. Circa 1858. fol. Ets. Niet in den handel. Een bejaard man, ten voeten uit. Rondom beteekend met verschillende voorstellingen van het invaliden-leven der menschen, waarbij de Dood zingende op de viool speelt, en genoemd ets van 1 uur, omdat Ver Huell 's morgens bij het begin aan een zijner vrienden zeide dat zij te één uur klaar zou zijn. 44 88. HET KERSTBOOMFEEST IN MUSIS SACRUM TE ARNHEM. 4to oblong. 1859. Ets. Niet in den handel. Met tallooze figureD. — Eerste, nog geheel onafgewerkte staat der laatste etsproeve van Ver Huell, door hem in één dag geëtst. Waarschijnlijk ten gevolge der inspanning kreeg hij plotselijk een gebrek aan een zijner oogen, dat hem belette deze graveerwijze, die hij „geestig" noemde, waarom hij er de voorkeur aan gaf, verder te beoefenen. Andere voorstelling dan die, in den Tijdspiegel voorkomende. Zie No. 62. *) Dit exemplaar is in 1875 door mij op diens auctie (zie Voorbericht) gekocht. VII. Platen, niet in de gezamenlijke werken opgenomen. V. H. No. 45—84. V' H;5No" TITEL VIGNET STUDENTENLEVEN door J. Kneppelhout. Zie Klikspaan, No. 46. 46. 89. Q. M. R. Ver Huell, Mijne eerste zeereis. Rott. 1842. 8vo. half linnen bd. Met titelplaat. De titelplaat is eene kopergravure naar eene teekening van A. Ver Huell. 47. 90. TWEE ROMANVIGNETTEN. Hooiberg. 1842. Niet in mijn bezit en mij ook onbekend. 48. PIANO-PHANTASIE. Zie Holland voor 1852, No. 52. 49. 91. TWEE BEELDEN UIT HET HUIS LAUERNESSE VAN A. L. G. BOSBOOM-TOUSSAINT. 1852. roy. 8vo. Paul en Aernoud. Zie genoemd werk deel I hoofdstuk VI en deel II hoofdstuk XXI. De uitgave van den derden druk van dezen roman in 1852 heeft met deze platen plaats gehad. 50 en 51. 92. PORTRET VAN JOHANN HEINRICH KEMPER (ook Kamper genoemd) VOOR ZIJN REGTERS, 5 OCTOBER 1854. fol. — DEZELFDE VAN DE GEVANGENIS NAAR HET HOF EN VICE VERSA. fol. oblong. 2 sts. De eerste plaat werd door Ver Huell gedurende de terechtzitting naar het leven geteekend. De tweede plaat is een gezicht op de Prinsengracht te Amsterdam, waar Kemper, door eene menigte volks begeleid, tusschen agenten, infanterie en kurassiers weggevoerd wordt. Hij had op een pad bij den Zeedijk naar den Diemermeer bij Amsterdam eene vrouw vermoord, en was de laatste misdadiger, die te Amsterdam de doodstraf (met den strop) onderging. 52. 93. KRUI JEN VAN HET IJS VÓÓR DE SABELSPOORT BIJ ARNHEM, fol. oblong. Ets naar A. Ver Huell, door R. Craeyvanger. Proefdruk vóór de letter. Plaat No. 5 uit: De waterramp van (Maart) 1855, geschetst in 24 afbeeldingen, naar de natuur geteekend en geëtst door leden der Maatschappij Arti et Amicitiae. Uitgave ten voordeele der hulpbehoevenden V. H. JNo. — door den watersnood, 1855, bevattende 24 etsen, genommerd 1—24, met titelplaat, terwijl men aan de binnenzijde van den omslag de verklaring der afbeeldingen vindt. De overige etsen zijn naar en door C. Immerzeel, Mari ten Kate, D. van der Keilen Jr., E. Koster, J. Pelgrom, C. Rochussen, G. A. ftotli, J. L. Sörensen, J. F. Tack en H. A. van Trigt. 53. 94. W. van de Poll, Schets van den watervloed in Gelderland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland in Maart 1855. Tiel, 1855. 4to. Met eene titelplaat van Alexander V. H. De titelplaat is eene zinneprent op de overstrooming. Eene zuil, met de beelden der Apostelen, boven eindigende in eene wolk Liefde, deelt de plaat in twee afdeelingen, voorstellende het bezoek en de milddadigheid des Konings aan de watersnoodlijders; bovenaan links het penningske der weduwe, rechts de barmhartige Samaritaan. 95. De titelplaat uit bovengenoemd werk afzonderlijk, fol. oblong. 54. TITELPLAAT VOOR HERMAN, DICHTSTUK DOOR E. W. VAN DAM VAN ISSELT. Zie No. 49. 55. 96. BERNARDUS VAN DEN BRINK. 1856. Niet in mijn bezit. Eerste lithographje van Ver Huell. Het eenige mij bekende exemplaar is in het bezit van Dr. C. E. Daniëls te Amsterdam. 56 en 57. 97. PHANTASIEËN. No. 1. PROZA. 1857. gr. fol. 2 Verschillende voorstellingen. De eerste plaat stelt voor boven links: Verzen, verzen, verzen, verzen..., en rechts: Diners en soupers, en soupers en diners; beneden links: Hoort zijn eigen gedichten lezen, een eeuwigheid lang...., en rechts: En die lever groeit altijd weer aan .. ..; in het midden een grijsaard, op elke hand een doodskop houdende: „Kent Uwé ze nog uit elkaar? — Ik niet." Van deze plaat bestaan slechts eenige weinige exemplaren. Voor de uitgave heeft Ver Huell de idee geheel gewijzigd en de andere plaat geteekend, waarop links: Diners en soupers, en rechts: Gevoel, gedachte, met vele voorstellingen daarnaast en daaronder. 58 en 59. 98. DE SCHILDER WIERTZ, STAANDE IN ZIJN ATELIER, EN ZIJNE VILLA TE BRUSSEL. 8vo. 2 Platen. Met bijschrift. Komen voor in Nederland, jaarg. 1857 deel III. De platen zijn later niet weder opgenomen, maar het bijschrift in Schetsen met de pen, tweede bundel. 60. 99. LEVIATHAN. - ENGELANDS VOORUITGANG, fol. oblong. Komt voor in Nederland, jaarg. 1858 deel I blz. 84, en niet in den Tijdspiegel, zooals Ver Huell abusievelijk in de lijst zijner werken heeft vermeld. Spotplaat op de Great Eastern, destijds het grootste stoomschip, dat V. H. No. ooit gebouwd werd, volgens een in 1852 ontworpen reusachtig plan, ook genoemd Leviathan, zijnde volgens de Talmudverhalen een ongemeen groote, alles verslindende visch. De plaat stelt voor het te water laten in het gezicht van Londen van het logge gevaarte, op den achtersteven waarvan een monster met hoorns en klauwen is afgebeeld, getrokken door een aantal stoombooten en stoommachines, die meerendeels in de lucht springen, en door honderden paarden en menschen, die door de inspanning bezwijken, terwijl de lijnen breken en de bruggen instorten onder het gewicht der menigte toeschouwers. 61. 100. Yerslag over den toestand der landbouwkolonie Nederlandsch Mettray, op Rijsselt, bij Zutphen, over 1858 en 62. 8vo. Met 2 platen. De platen: Matroos. Lieg niet! verhaal mij uw levensloop, ik help u, en: Het sterfbed van W. B. Schrage in het hospitaal te Banjermassing, zijn beide van A. Ver Huell. 101. De beide platen uit bovengenoemde verslagen afzonderlijk. 8vo. Hierbij ook een exemplaar der eerstgenoemde plaat op groot papier. 62. 102. Louise, Kijkjes in het leven. Drie vertellingen. Arnhem, 1858. 8vo. half linnen bd. Met titelplaat. De titelplaat is eene staalgravure naar eene teekening van A. Ver Huell.— De schrijfster is mij onbekend. 103. De titelplaat uit bovengenoemd werk afzonderlijk, op groot papier. 4to. 63. KERSTFEEST IN MUS1S SACRÜM. Zie Platen uit den Tijdspiegel, No. 62. 64. HET SLOT NIJENBEEK. Zie Nederl. magazijn, No. 63. 65 104. OTTERKOM. 1859. Niet in mijn bezit en mij ook onbekend. Niet uitgegeven. 66. KASTEEL D'IF. Zie Nederl. magazijn, No. 63. 67. NÓTRE-DAME-DE-LA-GARDE. „ „ » „ „ 68 HET CENOTAAF VAN MARCXJS COELIUS. Zie Nederlandsch magazijn, No. 63. 69 PORTRET VAN Q. R- M. VER HUELL. Zie Nederlandsch magazijn, No. 63. 70. TITELPLAAT SCHETSEN MET DE PEN, 1861. Zie No. 12, tweede bundel. 71. Jaarboek Mettray voor 1862. Ziekbed (lees sterfbed). Zie Verslag van Mettray over 1858 en 62, onder No. 100 hierboven. V. H. No. 72. 105. IETS OVER DEN DICHTER ME. A. C. W. STARING. MET PORTRET VAN DEN SCHOUT-BIJ-NACHT E. C. STARING. 8vo. Overdruk. Komt voor in Nederland, jaarg. 1863 deel L Overgedrukt, zonder dit portret, in Illustratiën van gedichten van A. C. W. Staring, zie No. 83. 73 en 74. 106. HET SLOT DOORNENBURG (gravure) EN GROEP OP HET MUUR-TAPIJT ALDAAR (lühographie). 2 sts. kl. 8vo. Met bijschrift. Uit den Gelderschen volks-alraanak, jaarg. 1865. 75. KUNST — GOED! MAAR GEEN SATIRE, GEEN MORAAL, GEEN GEEST, HOOR! Zie Nederl. magazijn, No. 63. 76. 107. Alpen ballade, opgedragen aan Johaima de F...., bij eene schilderij naar eene schets van A. Ver Huell, door W. E. F(rowein). 1867. kl. 8vo. Met gravure. Uit den Gelderschen volks-almanak, jaarg. 1868. 77. 108. EEN PAAR VERTALINGEN MET TOELICHTING. Arnhem, z. j. roy. 8vo. Met portret van prins Willem III in staalgravure, j>p Chineesch papier, en facsimile zijner handteekening. Niet in den handel. Brief van den Franschen uitgeweken kapitein La Dauiére, vaii 2 Aug. 1690, eenige dagen na de voor Willem III zoo gewichtige overwinning op Jacobus II geschreven en behelzende eene uitvoerige beschrijving van den slag aan de Boyne, waarin vele namen van toen levende personen genoemd worden, met een overzicht van den politieken toestand van dien tijd en der laatste levensdagen van Willem III, door A. Yer Huell. Komt voor in Nederland, jaarg. 1862 deel II blz. 3, onder den titel: Een brief uit de zeventiende eeuw, evenwel zonder het portret en zonder de bladzijden betreffende Willem III, die in de brochure bijgevoegd zijn. 109. Het portret van prins Willem III uit bovenstaand werkje afzonderlijk, op groot papier, fol. Op Chineesch papier. 78. 110. Aurora. Jaarboekjen voor 1872. Verzameld onder toezicht van W. J. Hofdijk. Amst. kl. 8vo. linnen bd. verg. op sn. Met staalgravuren. Deze jaargang bevat eene plaat van A. Ver Huell, voorstellende een meisje aan het zeestrand, bij een gedicht van G. van der Schraft: Hervonden. Een parabel. 111. De plaat uit bovengenoemd jaarboekje afzonderljjk. kl. 8vo. 79. 112. DE VLIEGENDE HOLLANDER. (1872.) gr. fol. Kopergravure door C. L. van Kesteren naar eene schilderij van A. Ver Huell. De schilderij bevindt zich in de nalatenschap van Ver Huell, welke V. II. No. zooals men weet, door hem aan (le gemeente Arnhem vermaakt is. Daarop wordt het gedeelte van het schip afgebeeld, waarop de tot grijsaards geworden zeelieden bijeen zijn, vol wanhoop over hun voortdurend vruchteloozen strijd tegen het noodlot, dat hunne berekeningen om den koers van hun vaartuig op de kaart te bepalen telkens doet talen, waardoor liet hun onmogelijk is de kust te bereiken en zij onverbiddelijk gedwongen worden op zee te blijven omzwalken. Zie 10de af'deeling, aanhangsel. 80. Penteekeningen op steen voor zijn werk Comelis Troost en zijn werken. 8 Platen (niet 7, zooals Ver Huell opgeeft). Zie No. 18. 81. 113. MIJN 8ste FEBRUARI 1875. MIJNE VRIENDEN, fol. oblong. In 't stilste van den nacht verrezen voor mjjn geest De beelden hunner, die mijn vrienden zijn geweest. Niet in den handel. Visioen ter herinnering aan zijne academievrienden. — Met brief van Ver Huell, waarin de nameii der afgebeelde, hem verschijnende jonge lieden genoemd worden. 83. 114. TROUWEN. — „IN DEZE ZAAK, MIJN JONGEN, RAAD IK U LIEFST NIET," enz. 1876. kl. fol. Penteekening op steen. Niet in den handel. 83. 115. EEN DOODSKOP-RELIQUIËNBEWAARDER. — HET KASTEEL TE RECHEM. 4to. De eerste plaat is een afbeeldsel in photozincographie van een klein meesterstuk van zilversmidswerk, uit de familie van Ver Huell afkomstig, de tweede eene photolithographie van een gezicht op de voorzijde van den sedert lang geheel vervallen en verwaarloosden burcht, gelegen te Kecliem, Keckheim of Eeckem, in Belgisch Limburg, bij Maastricht, met zijn toren, poorten en boogbrug, naar eene teekening van Josua de Grave, Ao. 1671, door Ver Huell gekopieerd in 1889. Beide met bijschrift van A. Ver Huell. Uit het Algemeen Nederlandsch familieblad, onder redactie van A. A. Vorsterman van Oyen, 2de en 7de jaargang, 1885 en 1890. 84. 116. WOLTER ZIMMERS, EEN GELDERSCHE DICHTER UIT DE 17de EN 18de EEUW. kl. 8vo. Portret en facsimile, met bijschrift. Uit den Gelderschen volks-almanak, jaarg. 1886. In de lijst zijner werken staat abusievelijk G. A. Zimmers. Bijgevoegd: Wemmer van Berchem, door Mr. A. Ver Huell. Met twee wapens. Uit den Gelderschen volks-almanak, jaarg. 1887. VIII. Teekeningen van uitgegeven en onuitgegeven platen. 117. Teekeningen uit den bundel De visch en de inensch. 2 sts. 4to oblong. Met potlood. De haak onder water en Zen hois. Opgenomen in Zie daar ! No. 25 en 30. 118. Teekeningen uit den bundel Zijn er zoo? 5 sts. 4to. Met potlood en in sepia. Kéunisten. — Gladdigheid. I. De erfoom. — De muilkorf. — Verdwaald. — Uren die men nooit vergeet. III. Liefde. Opgenomen in genoemden bundel No. 14, 26, 31, 80 en 94. 119. TOONEEL UIT VICTOR HUGO'S NÓTRE-DAMEDE PARIS. (1851.) Groote en zeer uitvoerige penteekening, metende 104 bij 58 centimeter, zonder den rand. In de 15de eeuw was „la cour des miracles" te Parijs de verzamelplaats van slecht volk, boeven, bedelaars, Bohemers, enz. De teekening stelt hun bijeenzijn voor met het doel om de Esmeralda uit hare vermeende gevangenschap in de kerk Nötre-Dame te gaan bevrijden, waartoe hun koning Clopin Trouillefou hen oproept. Rechts van hem doet de jonge Jehan Frollo du Moulin allen om zijn woeste aardigheden en dronkemanstaal lachen. Aan de andere zijde leert Mathias Hungadi Spicali, duc d'Egypte et de Bohème, zijn toehoorders de geheimen der zwarte kunst. Zie genoemd werk boek X hoofdstuk III. Deze teekening was door Ver Huell ingezonden op de tentoonstelling van schilder- en kunstwerken van levende meesters te 's Gravenhage in 1851 en kwam in den catalogus dier tentoonstelling voor onder No. 513. Zie Be tijd, 1851, dl. XIV, bh. 63. Verkleind opgenomen in Ze zijn er! No. 44. Met een afdruk dezer plaat in zwart en in bruin, en een uitvoerigen brief van Ver Huell over deze plaat, naar aanleiding der reproductie in photolithographie. Een paar verschillende afdrukken dezer reproductie op groot papier, benevens eene proef van de plaat: Alma mater (zie No. 66), werden door Ver Huell den 25 April 188 7 met een begeleidend schrijven aan Z. M. den Koning gezonden. De proeven ontving hij reeds den 27sten terug, zonder den brief, die afgedrukt is in den tekst bij eerstgenoemde plaat, zie boven. 120. De teekeningen der 8 platen uit het jaarboekje Holland, jaarg. 1852, 55 en 56. kl. 8vo. Met potlood en krijt. Zie No. 52. Met een afdruk der 3 platen afzonderlijk, op groot papier. 121. PROE. STATN. „MENEEREN! IK KEN MAAR ÉÉN VADERLAND, DAT IS DE STAD WAAR IK IN WOON." gr. fol. — PROGRAM. 8vo. 2 Teekeningen. De eerste is eene groote teekening in kleuren, de tweede eene kleine met potlood. Bij de eerste is gevoegd eene verkleinde litliographie, gedagteekend December 1859, die niet in den handel is gebracht. Beide als ééne plaat opgenomen in Afspiegelingen No. 47. 122. LUIM EN WAARHEID. Al de teekeningen van dezen bundel, benevens die der titelplaat van Op het ijs. 21 sts. 8vo en fol. oblong. Met Icrijt, in kleuren of sepia geteekend. Opgenomen in Scherts en ernst No. 1—21. 123. PIJLSPITSSLIJPERSNAKROOST. Al de teekeningen van dezen bundel. 12 sts. 8vo, 4to en fol. oblong. Met krijt, in kleuren of sepia geteekend. Opgenomen in Denkende beeldjes No. 1 —12. 124. Teekeningen van verschillende titelplaten. 7 sts. 8vo en fol. oblong. Met krijt, potlood of in kleuren geteekend. Zie daar! — Het geweten. — Ze zijn er! — Krijtkrabbels. — Tafeldans. — Nalezing. — Schetsen met de pen, derde bundel. Met enkele afdrukken daarvan, benevens afdrukken van een aantal andere titelplaten van deelen en bundels der gezamenlijke werken, met en zonder tint, en proeven van verschillende lettersoorten voor de titels. 125. Verschillende teekeningen. 18 sts. 8vo en fol. oblong. Met Oost-Indischen inkt of de pen, in kleuren of sepia geteekend. Vele bladen aan beide kanten beteekend. Geen dezer teekeningen is in druk verschenen. Gezichten om Oosterbeek. — Een Engelschman, zijne vrouw, gebonden op eene tafel liggende, onder de voeten dood kittelende. — Een jager, in een moeras staande op een paard in eene regenbui, om hulp roepende. — De gevangenneming van Mozes Salvador te Haarlem in 1856. — Liszt en J. Janin te Parijs bij eene voorstelling van La dame aux camélias. — Standje in een couloir van de opera te Parijs. — Phantasmata. — Enz. Benevens een cahier met schoolwerk van Ver Huell in 1834, waarin enkele penteekeningetjes op 12jarigen leeftijd. Bijgevoegd: Eigen haard van 23 September 1899, No. 38, waarin eene verkleinde reproductie der teekening : De boers op den Majuba-hill, met bijschrift van de Redactie, voorkomt. Zie 1 Ode af deeling, aanhangsel. Ook bevindt zich nog eene gekleurde teekening in Schetsen met de pen, derde bundel, zie No. 12. IX. Personalia. 126. Portret van A. Yer Huell, gedagteekend 13 Maart 1849. 4to. Lithographie. Alexander Willem Maurits Carel Yer Huell was geboren 7 Maart 1822 en is overleden 28 Mei 1897. Zijn leven en kunstarbeid worden uitvoerig beschreven door C. Kramm in diens „Levens en werken", op bladz. 28 hiervoren genoemd. Dit portret is verkleind opgenomen bij zijn levensbericht door Mr. J. E. Banck, in Elsevier's geïllustreerd maandschrift van Januari 1898. 127. Portret van A. Ver Huell, van Juni 1880. Pliotographie in folio formaat. Ter onderscheiding werd dit portret genoemd Yer Huell op de bank. Achterop is door hem eigenhandig geschreven: „Hier treft geen laster of geen valsch gevlei zijne ooren. Hier zal geen slaafsche vrees de stem der waarheid smoren. De laagheid wordt er nooit om ambt of kleed geëerd, Geen misdrijf half vergood, geen deugd in 't stof verneêrd." De eenzaamheid en de wereld, door Mr. Rhijnvis Feith. „On n'est 1'eselave du monde que quand on craint la solitude." Eugène Delacroix. 128. A. A. Vorsterman van Oyen en Gr. J. Honig, Genealogie van het geslacht Yer Huell. 's Grav. 1887. post 8vo. Met zijn wapen in photozincographie en zijn portret in pliotographie, een ander dan de beide voriggenoemde. De gravure der medaille is naar dit portret vervaardigd. Eene zeer fraaie photographie in kabinet-formaat van dit portret is bij dit nommer gevoegd. 129. Q. M. R. Ver Huell, Het leven en karakter van C. H. Graaf Ver Huell, uit nagelaten aan teekeningen en andere authentieke stukken beschreven. Amst. 1847. 2 dln. 8vo. half linnen bdn. Met portret en 2 platen. Dit werk wordt geroemd wegens de groote objectiviteit, waarmede het geschreven is, onder anderen door Mr. J. R. Thorbecke in zijne „Historische schetsen", die aldaar tevens het politiek gedrag van admiraal Ver Huell tegenover Napoleon verdedigt. Eene der platen: De vice-admiraal Ver Huell aan het hoofd der linie van de Bataafsche flotille forceert het omzeilen van kaap Grinez, den 18 Juli 1805, als een meesterstuk van zeemanschap en maritieme strategie bekend, (zie de Jonge, Zeewezen, 6de deel 2de stuk blz. 527), is door Q. M. R. Ver Hnell zelf op steen geteekend. Links de Bataafsche vloot, rechts het Hollandsehe admiraalschip, op de Engelsehe vloot vurende. Q,. M. R. Ver Huell, Kapitein ter zee, gepensionneerd als Schout-bijnacht, was de vader van A. Ver Huell en zelf verdienstelijk teekenaar, terwijl hij zich mede als entomoloog en botanicus, als reis- en levensbeschrijver en als zeeman onderscheiden heeft. Omtrent zijne werken deelt C. Kramm in zijn vorengenoemd werk alle bijzonderheden mede. Zijn portret en korte levensschets komen voor in het Nederlandsch magazijn, jaarg. 1860, zie No. 63. — C. H. Ver Huell, de bekende admiraal, lateipair van Frankrijk, was de oudoom van A. Ver Huell, wiens vermogen meerendeels van dezen oudoom afkomstig was, zooals hij zelf mededeelt in zijne in onderscheidene couranten geplaatste, in den vorm eener autobiographie vervatte advertentie, gedagteekend 12 April 1892, die later, op karton overgedrukt, door hem aan een aantal verschillende personen is toegezonden. Zie Huldeblijk, No. 136. Bijgevoegd: Catalogus mijner boekverkooping van October 1892, bevattende onder No. 3893 verschillende stukkeii van en over den bekenden, zeer hevig anti-Napoleonsgezinden Mr. C. van Marle, waarbij vier eigenhandig door dezen geschreven, onuitgegeven, althans niet in zijne „Rijmelarij" voorkomende gedichten. Een daarvan was getiteld: Aan een verachtelijk staatsman, 1814, en daarin stort van Marle zijne gloeiende verontwaardiging over C. H. Ver Huell uit. Ik had Ver Huell voorgesteld dit nommer te koopen, maar hij wilde er niet van hooren. Dwars over het gedicht heen schreef hij eenige regelen tot refutatie en bij dit nommer in den catalogus eene uitvoerige kantteekening. Het nommer is toen gekocht door den heer W. J. Baron van Brakell van Schoonenberg en den Brakell, te Arnhem. 130. Platen uit verschillende deelen. 10 sts. fol. oblong. Scherts en ernst Nof. 51. — Denkende beeldjes No. 28, 33, 34 en 4 L. — Eerste en laatste studentenschetsen No. 10. — Afspiegelingen No. 21 en 22. — Ze zijn er! No. 18, afdruk in zwart en in bruin. Aan deze platen werd door Ver Huell als persoonlijke herinneringen bijzondere waarde gehecht, hetzij wegens de voorstellingen zelf, of om de daarmede verbonden gebeurtenissen, hetzij wegens een aantal door hem op die platen, voor de uitgave der gezamenlijke werken bijgeteekende figuren, welke hij in eenige hierbij gevoegde brieven verklaart en waarin de geschetste personen met name genoemd worden, o. a. op de plaat No. 51 van Scherts en ernst de vier vrienden, rechts met geruiten pantalon F. de Moraaz Imans, daarnaast, met eene jas aan, Anton van der Garde, vervolgens W. Schilfer, in hemdsmouwen, en links Ver Huell zelf, (welk viertal in de meest intieme vriendschap leefde en dagelijks bij elkander kwam, vooral de beide laatsten zag men altijd te zamen, terwijl hun symbool een klaverblad met vier bladen en hunne spreuk Rarum sed Exstat was); — op No. 28 van Denkende beeldjes het gesloopte huis de Kemenade bij Doetinchem, vroeger eigendom van C. II. Ver Huell, waarvan toen nog geen gedrukte afbeelding bestond, maar die later, in den Gelderschen volks-almanak van 1889, met bijschrift van H. M. Werner, verschenen is; — op No. 34 van hetzelfde deel links, zittende, zijn vader, in het midden, profiel met baard, zijn vriend J. F. Tack, (van wien ook in liet plaatwerk: De waterramp van (Maart) 1855 geschetst in 24 afbeeldingen, naar de natuur geteekend en geëtst door leden der Maatschappij Arti et Amicitiae, eene ets voorkomt, mede hierbij gevoegd, voorstellende een gezicht na de overstrooming op onderlangs bij Arnhem, vol ijsschotsen, door P. Kiers, zijnde No. 2 uit genoemd werk, zie P. Muller, Beschrijving van Nederlandsehe historieplaten No. 7225), en rechts, met zware snor, de gepens. Luit. Kol. der Lanciers Mr. M. C. Baron van Alderwerelt Houtuyn (zie ook het voorbericht der vriendenserie vóór plaat 34 in het deel Denkende beeldjes); — op No. 10 van Eerste en laatste studentenschetsen eenige figuren van tijdgenooten, Kapenaars, Oosterlingen en bovenaan twee der beste ruiters aan de academie van dien tijd, waarvan de een zijn bovengenoemden school- en academievriend Imans; enz. 131. Prospectussen. Ter wille der volledigheid is hier een compleet stel der prospectussen bijgevoegd, die bij de uitgave der verschillende deelen in de jaren 1874—87 verspreid zijn. 132. Recensiën van de deelen Jeugd, Zijn er zoo? en Zoo zijn er!; nieuwe uitgave. 1874—77. Deze beoordeelingen, welke zeer talrijk zijn en waaronder uitvoerige besprekingen voorkomen, leveren een merkwaardig getuigenis van de hooge ingenomenheid, waarmede de nieuwe uitgave der werken van A. Ver Huell destijds ontvangen werd. 133. Brielsche verzameling. Eerste en tweede gedeelte. 1875, 77. 2 ditjes, kl. 8vo. Niet in den handel. Catalogus der kostbare verzameling historieprenten en portretten, voornamelijk uit den tijd van den tachtigjarigen oorlog, door Ver Huell aan de gemeente Brielle geschonken. 134. Gelderland. Teekeningen en prenten, verzameld door Mr. A. Yer Huell. Arnhem, 1883. post 8vo. Niet in den handel. Catalogus eener zeer uitgebreide, gedurende vele jaren met groote zorg en kosten bijeengebrachte verzameling topographische platen van Gelderland, bevattende gezichten op de meeste Geldersche steden, dorpen, kasteelen, enz., benevens vele portretten en historieplaten, op deze provincie betrekkelijk, door Ver Huell aan de gemeente Arnhem gelegateerd. 135. Zeventigste verjaardag, den 7 Maart 1892. Beschouwingen over zijn persoon en werken in de Portefeuille van 5 Maart 1892, door N. van Harpen, met het portret op de bank, — en in Eigen haard, 1892 No. 10, met verkleinde afbeeldingen van verschillende platen, door J°. de Vries, met hetzelfde portret. — Verslag der feestelijke viering van dien dag te Brielle in het Weekblad van Voome, Putten, Overflakkee en Goedereede van 6 en 8 Maart 1892, — alsmede nog 3 nos. van hetzelfde weekblad, bevattende beriehten omtrent latere verjaringen, enz. — Overdruk van de Hulde der stad Brielle (gedicht) door Joh. H. Been, uit de Nieuwe Brielsche Courant. — Het Vaderland van 6 en 7 Maart 1892, waarin de beschrijving eener door Ver Huell aan het gemeente-museum te 's Gravenhage geschonken teekening voorkomt. Zie 10 de af deeling, aanhangsel. — En het Zondagsblad van het Nieuws van den dag van 7 Maart 1897, waarin een artikel van Joh. H. Been, naar aanleiding van zijn 75sten verjaardag, met het portret op de bank. Bijgevoegd: Abraham 1'rikkie's op- en aanmerkingen van 13 Maart 1892, waarin het gechargeerde portret van Ver Huell op de bank, met het bijschrift „Zijn er zoo? Zoo is er maar één!" 136. Huldeblijk. Dit uommer bevat: de circulaire inhoudende de uitnoodiging tot deelneming aan het huldeblijk, met de namen der leden van het comité; — het kaartbericht dat de aanbieding van het huldeblijk niet op 7 Maart, zijn verjaardag, kon plaats hebben; — de nommers van het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage en de Avondpost, bevattende de berichten dat het album door H. M. de Koningin-Regentes bezichtigd was. — verschillende nommers van het Handelsblad, het Nieuws van den dag, Gelria, de Haarlemsche Courant en het Vaderland, met de bekende vier, door Ver Huell geplaatste advertentiën: lo. dat hij van particulieren de erkenning zijner verdiensten jegens Volk en Kunst niet kon en mocht aannemen, 2o. voorloopige vriendelijke dankbetuiging aan de velen, die hem op zijn 70sten verjaardag gelukwenschten, 3o. zijne opsomming van alles, wat hij voor Volk en Kunst had gedaan, in den vorm eener autobiographie, en 4o. zijne klacht „Vijandigheid heeft wederom geinfluenceerd", enz., eindigende met het grafschrift, dat hij voor zich zeiven ontwierp „Hij deed veel voor zijn Land — zijn Land deed niets voor hem"; — een overdruk op karton der bovengenoemde autobiographie, gedagteekend 12 April 1892, door hem aan een aantal verschillende personen toegezonden; — nommers van de Zutphensche Courant, de Arnhemsche Gids en de Nieuwe Apeldoornsche Courant, met artikelen over de door Ver Huell begeerde ridderorde; — het Vaderland van 5 November 1892, met een ingezonden stuk van Ver Huell, bevattende den brief der Commissie aan hem, zijn antwoord daarop en een slotwoord, waarmede deze zaak ten einde was gekomen, — en eene bronzen medaille, zooals hem een in goud, zilver en brons zou zijn aangeboden, vertoonende aan de eene zijde zijn portret in borstbeeld en aan de andere zijde zijn wapen, waarvan eene afbeelding op dezelfde grootte voorkomt op bladz. 5 tegenover het voorbericht. Bijgevoegd-. Abraham Prikkie's op-en aanmerkingen van 18 Septemberl892. De geschiedenis der aanbieding van dit huldeblijk heeft, zooals vrij algemeen bekend is, een tragisch verloop gehad. Bij gelegenheid van den zeventigsten verjaardag van Ver Huell hadden eenige heeren zich tot een comité gevormd om hem op dien dag namens het Nederlandsche volk een huldeblijk aan te bieden, uit waardeering en dankbaarheid zoowel voor het genot, aan allen verschaft door zijne geestige teekeningen, als voor hetgeen door hem tot steun en bevordering der vaderlandsche kunst was gedaan en voor zijne onvermoeide hulpvaardigheid en belangrijke schenkingen. Dit huldeblijk bestond uit eene herinneringsmedaille, vergezeld van een album der handteekeningen van alle deel- nemers in calligraphie, met roode hoofdletters en zijn wapen, waarbij de oorspronkelijke handteekeningen, voorafgegaan door een geteekend titelblad, gevoegd waren, een en ander besloten in een artistiek bewerkt kistje van geperst en ingesneden leder, met zijn wapen in goud en kleuren mede daarin gesneden. Het album bevatte de handteekeningen van vier leden onzer koninklijke familie, namelijk Hare Majesteit Koningin-Regentes Emma, H. K. H. de Groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach, de Prins en de Prinses von Wied, met hunne wapens in goud en kleuren, alle toenmalige ministers en een groot aantal zoowel beoefenaars van kunsten en wetenschappen als vereerders, waaronder ook Klaus Groth en Georg Ebers. De Leidsche studenten en de stad Brielle waren door afzonderlijke bladen vertegenwoordigd. Alle handteekeningen zijn geplaatst op strookjes papier van eene bepaalde afmeting en daarna alphabetisch op cartons geplakt, maar de handteekeningen der bewoners van Brielle zijn eigenhandig in alphabetische volgorde geschreven. Ver Huell echter weigerde het huldeblijk aan te nemen, omdat hij meende dat de Regeering met de officieele erkenning zijner verdiensten in den vorm eener ridderorde had behooren voor te gaan. Na lange briefwisselingen en vele samensprekingen heeft hij toegegeven om het album van handteekeningen zonder de medaille te aanvaarden. Het argument dat het eene beleediging zijn zou voor de vorstelijke personen, wier handteekeningen in het album mede voorkwamen, wanneer hij in zijne weigering bleef volharden, deed hem eindelijk daartoe besluiten. De bezorging van het kistje te zijnen huize heeft, tot groote verlichting van het comité, dat men het eindelijk kwijt was, op zijn verzoek zonder eenige plechtigheid en zonder dat er iemand bij tegenwoordig was, den 2 November 1892 plaats gehad. Het kistje bevindt zich thans, als behoorende tot zijne nalatenschap, in het bezit der gemeente Arnhem. Eene medaille is alzoo niet daarbij. Van de medaille werden geslagen 1 in goud, 1 in zilver en 24 in brons. De 14 leden van het comité, alsmede de beide leden der Brielsche commissie voor deze feestviering, de heeren V. V. R. C. R. Baron vau Heemstra en Ds. H. de Jager, alzoo te zamen 16, ontvingen ieder eene bronzen medaille, en de overige werden aan belangstellenden verkocht, waarvan zich ééne in deze verzameling bevindt. De drie voor hem bestemde medailles, in goud, zilver en brons elk één, zijn, toen hij ze volstrekt niet wilde hebben, in de Rijksverzameling van het koninklijk kabinet van munten, penningen en gegraveerde steenen te 's Gravenhage gedeponeerd. De medaille werd gegraveerd en geslagen door Gust. Schupan te Berlijn. Het denkbeeld van het huldeblijk is uitgegaan van den heer A. A. Yorsterman van Oyen, die, tot secretaris van het comité gekozen, zich alle moeite heeft gegeven om het plan zoo goed mogelijk te doen gelukken. De vrij groote en algemeene deelneming aan het huldeblijk en de keurige uitvoering van het album en het kistje, zijn voornamelijk aan zijne zorgen te danken, en de manifestatie zou voortreffelijk geslaagd zijn, wanneer Ver Huell zelf het om de opgegeven reden niet verhinderd had. — De bijzonderheden betreffende de medaille zijn mij door den heer Vorsterman van Oyen verstrekt. Volgens de opvatting van den heer H. M. Werner te Brummen, een der vrienden van Ver Huell en mede-onderteekenaar der circulaire, welke mij door hem werd medegedeeld en die ik hier volgen laat, zou de zaak van het. huldeblijk zich geheel anders hebben toegedragen. De heer Ver Huell namelijk zou verlangd hebben eene ridderorde, en bepaaldelijk die van den Nederlaudschen Leeuw te ontvangen, omdat hij overtuigd was die te verdienen en meende daarop recht te hebben, meer dan vele anderen, wier borst er mede prijkt, echter niet verkregen op aandringen of door den invloed van bemiddelaars, maar uit eigen beweging verleend door de Regeering als eene rechtmatige hulde aan hem en zijn geslacht, uit erkenning zijner persoonlijke Terdiensten jegens volk en kunst en mede, zoo men wil, om de miskenning, waaraan zijn oudoom zoolang heeft blootgestaan, goed te maken. Dientengevolge wilde hij — en hij zou dit ook uitdrukkelijk hebben te kennen gegeven — wel een aandenken van vrienden en belangstellenden bij gelegenheid van zijn zeventigsten verjaardag, maar geen huldeblijk van het Nederlandsche volk of ter wille van hetgeen hij voor dat volk en voor de kunst had gedaan aannemen. Niet eenige particulieren, maar de Regeering, meende hij, behoorde hem te huldigen of te beloonen, indien daartoe reden bestond. Naar de meening van den heer Werner zou de begeerde orde Ver Huell ongetwijfeld geschonken zijn, wanneer de zaak nu verder maar stil het beloop had gehad, dat er door den heer Vorsterman van Oyen aan gegeven was. Maar dan was Ver Huell Ver Huell niet geweest. Hij kon niet dulden dat juist andersom gehandeld werd als bij wenschte; hij plaatste zijne bekende couranten-artikelen en was waarschijnlijk daardoor zelf oorzaak dat de Regeering op zijn zeventigsten verjaardag zijn wensch niet kon vervulleu. En nu wilde hij niet als het ware afgescheept worden met eene medaille, waarop zijn eigen portret stond, hem aangeboden door eenige vrienden en vereerders, terwijl hij de, vaak veel geringere, verdiensten van menigeen officieel door eene ridderorde erkend en gehuldigd zag. Zal deze lezing echter de juiste zijn, dan moet men mede vooropstellen dat de heer Ver Huell zijn wensch niet duidelijk genoeg heeft uitgesproken of dat de heer Vorsterman van Oyen hem geheel verkeerd begrepen heeft en deze alzoo, ofschoon natuurlijk volkomen te goeder trouw en juist het omgekeerde beoogende van hetgeen bereikt werd, op aan zijne bedoeling tegenovergestelde wijze zou hebben gehandeld. En deze mogelijkheid kon te eerder bestaan, daar de heer Vorsterman van Oyen in deze zaak van het begin tot het einde en in elk opzicht zelfstandig schijnt te zijn opgetreden en op eigen gezag en verantwoording alles te hebben gedaan, wat hij noodig en nuttig achtte. Ik heb aan de bovenstaande beschouwing plaats gegeven, daar in dat geval niet alleen het gedrag van den heer Ver Huell in deze omstandigheden beter verklaard wordt, maar ook zijn karakter daardoor in een gansch ander, waardiger licht verschijnt. 137. Overlijden, den 28 Mei 1897. Een woord te zijner nagedachtenis in de Amsterdammer, weekblad van 6 .Tuni 1897, door Mr. J. E. Banck, met een overdruk; — in de Amsterdamsche Courant van 7 -Tuni 1897, door N. van Harpen, met een ander portret dan de drie in Nos. 126, 127 en 128 genoemde, dagteekenende van Maart 1872, zooals hij zelf achterop de photographie, waarnaar deze reproductie vervaardigd is, schreef: „uit mijn goeden tijd en toenmaals door familie en vrienden volkomen gelijkend gevonden," waarvan een afzonderlijke, betere afdruk op zwaar papier bij dit nommer is gevoegd; — in de Arnhemsche Courant van 1 Juni 1897 ; — en in de Nieuwe Arnhemsche Courant van denzelfden datum; — eene korte levensschets in de Wereldkroniek van 5 Juni 1897, met het portret op de bank; — een overdruk van het levensbericht door Mr. J. E. Banck, in Elsevier's geïllustreerd maandschrift van Januari 1898, waarbij het eerstgenoemde portret in No. 126, de afbeeldingen van zijn woonhuis te Arnhem en zijn geboortehuis te Doesburg, (zie No. 7 8), met verschillende reproductiën van platen en andere bijzonderheden, — een overdruk van het levensbericht door Joh. H. Been, uit de Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1897—1898, — en een overdruk van het In piam memoriam, door H. M. Werner, uit den Gelderschen volks-almanak, jaarg. 1898. Vooral de biographie van den heer Banck kan strekken om aangaande veel, wat Ver Huell, zijn streven en beweegredenen betreft, een juister oordeel te verkrijgen en vele platen beter te begrijpen, en is alzoo eene uitmuntende bijdrage voor de meerdere kennis en waardeering van zijn karakter en werken. Uit al deze reminiscentiën blijkt dat de roem van Ver Huell als humoristisch teekenaar en de wensch naar het bezit zijner platen nog even onverflauwd zijn als bij de eerste uitgave vóór 50 jaren en bij de nieuwe uitgave vóór 25 jaren, zoodat ongetwijfeld door de zeer fraaie en goedkoope uitgave zijner gezamenlijke werken, die in alleruitmuntendste phototypie vervaardigd is en bij den uitgever A. W. Sijthoff te Leiden het licht ziet, aan zeer veler wensch voldaan en daaraan weder een niet minder gunstig onthaal te beurt gevallen is. Ofschoon zeker ten overvloede, maak ik ter voorkoming van vergissing opmerkzaam dat deze afdeeling niet tot de ten verkoop bestemde nommers behoort. Zie daaromtrent het voorbericht van dezen catalogus op bladz. 3. Van al deze schilderijen en teekeningen is niets uitgegeven dan alleen de gravure naar de hieronder genoemde schilderij: De vliegende Hollander, en de teekening: De boers op den Majuba-hiU, in Eigen haard. X. Aanhangsel. Schilderijen en teekeningen, in het bezit van anderen. ADOLF VAN NASSAU NA DEN SLAG YAN WOERINGEN. 1861. Groote krijtteekening. Jhr. H. Ver Huell. Sedert 1881 in het gemeente-museum te 's Gravenhage. Eene beschrijving dezer teekening wordt aangetroffen in het Vaderland van 6 en 7 Maart 1892. Zie Zeventigste verjaardag, No. 135. DE VLIEGENDE HOLLANDER. 1861. Schilderij. Later verkleind in folio formaat gegraveerd door C. L. van Kestercn. Zie No. 112. Gemeente Arnhem. ZELFMOORD IN EEN SPEELZAAL. 1861. Groote cragonteekening. W. Kalkman, Huisonderwijzer te llotterdam. VOORSTELLING UIT DEN TACHTIGJARIGEN KRIJG. 1863. Schilderij. Gemeente Arnhem. GESCHIEDENIS VAN EEN HELM. 1863. Uitvoerige teekening. Dr. J. van der Eist. EEN ZELFMOORDER TE ARNHEM, ONDERLANGS. 1864. Kleurteekening. Gemeente Arnhem. TEMPTATIE VAN ST. ANTONIUS. 1867. Groote phantastische teekening. J. L. Beijers, destijds te Utrecht. PRO PATRIA. 1867. Album met een aantal kleurteekening en, voorstellingen uit Neerlands vrijheidskrijg. Mr. C. Kneppelhout van Sterkenburg. ONZE REIS. 1867. Album met een aantal kleurteekeningen. Mr. D. van Leeuwen te Alkmaar. DE DOOD, BANKHOUDER. 1867. Groote kleurteekening. Dr. C. Ekama te Haarlem. BEELDENGROEP YOOR HEILIGERLEE. 1868. Schets, gewijzigd door den heer Egenberger. Jhr. Mr. .T. D. Lewe Quintus, lid der commissie voor het monument. DE HEUVELEN BIJ RHEDEN. 1868. Groote teekening. Mr. R. J. Ketjen. SALVATOR ROSA ONDER DE ROOVERS. 1868. Schilderij. Gemeente Arnhem. DE SCHILDER WIERTS ONDER HET SCHAVOT GEMAGNETISEERD. 1869. Groote kleurteekening. Dr. M. C. van Sloterdijck Simon. Met andere teekeningen. DE LAATSTE VERDEDIGER. 1870. Groote kleurteekening. J. L. Schouten te Delft. ALKMAARS BELEG. 1870. Album met een aantal kleurteekeningen. Jhr. Mr. C. van Poreest te Alkmaar. HET HUIS DE PLAK. 1870. Schilderij. Jhr. H. J. L. F. de Vaynes van Brakell. DE KRUISHORST. 1871. Schilderij en vers. Mr. R. J. Ketjen. TWEE GEZICHTEN VAN HET OUDE STERKENBURG. 1871. Kleine schilderijen. Mr. C. Kneppelhout van Sterkenburg. SCHETSBOEK. 1871. Mr. C. A. Nairac. DE LAATSTE STRIJD. 1874. Een slagveld en raven. Groote teekening. J. L. Schouten. VLUCHTENDE HUGENOTEN. 1874. Schilderij. Dr. C. E. Daniëls. Thans in het bezit van P. Gouda Quint te Arnhem. Deze schilderij wordt aan den kooper der hiervoor beschreven verzameling gratis gegeven. STUDENTEN-DUEL. 1874. Schilderij. Dr. M. C. van Sloterdijck Simon. TE VEEL KEUZE. — DE VLINDERVANGER. 1876. Kleurteekening en. R. W. P. de Vries. Met andere kleurteekeningen. DE CASCADE VAN COO. 1876. Groote teekening. J. G. de Waldkirch Ziepprecht. ALBUM MET EEN AANTAL TEEKENINGEN. 1876. J. G. de Waldkirch Ziepprecht. ALBUM MET EEN AANTAL TEEKENINGEN. 1876. C. .T. Lütkebühl. EEN HINDERLAAG. 1876. Groote kleurteekening. R. W. P. de Vries. DON JUANS HELLEVAART. 1877. Schilderij. Dr. M. C. van Sloterdijck Simon. ALBUM MET EEN AANTAL TEEKENINGEN. 1877. Mr. H. van Lelijveld te Alkmaar. ALBUM ONZER REIS IN FRANKRIJK. 1877. Mr. H. van Lelijveld te Alkmaar. ALBUM MET TEEKENINGEN. 1878. Dr. C. Ekama. TRANSVAAL. 1879. Koningin Victoria en de schim van Prins Consort, H. M. bescherming voor de Boers inroepende. Penteekening. 30 Exemplaren, aan verschillende personen rondgezonden. (Zie het voorbericht van Afspiegelingen.) HUISGEZIN IN EEN BINNENKAMER TE ZUTPHEN, 1572, TERWIJL DE STAD WORDT UITGEMOORD. 1879. Schilderij. Compositie van zeven figuren. .T. L. Schouten. BOERHAAYE DEN VLIERBOOM GROETENDE. 1880. Schilderij. Otterbein, Apotheker. DE MENTHENBERG BIJ ARNHEM. 1880. Schilderij. Mr. H. van Lelijveld. MIJN STUDENTEN-KAMER. 1880. Schilderij met negen figuren. Dr. J. van der Eist. GROOT LANDSCHAP. — SCHAKING. 1880. Teekeningen. J. L. Schouten. Met andere teekeningen. ALBUM MET EEN AANTAL TEEKENINGEN. 1880. J. D. Castaniën. HAMLET. 1880. Kleurteekening. Gemeente Arnhem. DE STILLE RONDE. 1881. Teekening. J. J. A. Goeverneur. Thans in het bezit van diens neef Dr. M. C. Valeton te Arnhem. DE BOERS OP DEN MAJUBA-HILL. 1882. Teekening. Dr. C. E. Daniëls. Eene verkleinde reproductie dezer teekening komt voor in Eigen haard van 23 September 1899, No. 38. Zie No. 125. HET BED VAN DEN VOGELVRIJ VERKLAARDE. 1883. Schilderij. Ds. H. W. T. Tydeman. HENOCH ARDEN. 1888. Teekening met de pen en in kleur. Gemeente Arnhem. ALBUM MET LANDSCHAPPEN. 1883. Mejuffrouw Cornélie van Oosterzee. WANDELAAR IN DE HEIDE, NOVEMBER. 1883. Kleurteekening. J. L. Schouten. 'S MENSCIIEN LEVEN, MORGEN EN AVOND. 1884. Kleurteekeningen. B. .Tanse Johz. te 's Gravenhage. MEMENTO VIVERE. 1884. Schilderij. Een doodskop met bijwerk. Gemeente Arnhem. HONGAREN-CONCERT. 1884. Teekening. Mevrouw Buijs, te Nijmegen. ILLUSTRATIËN VAN DEN ROMAN KENILWORTH. 1884. Album met een aantal teekeningen, op de kostschool geteekend. Dr. .T. J. de Gelder. Thans in het bezit van den heer C. Dasse Hesselink te Arnhem. REINIER EN ADELHEID. 1885. Teekening. .T. J. A. Goeverneur. L'AVARE, 1856. 1885. Teekening. Voor het Kleine-Gartman-album geteekend. GROOTE KLEURTEEKENING. — A OLYMPIO. — VOIX 1NTÉRIEITRES. — VICTOR IIUGO. 1885. Teekeningen. Th. van der Beek. A OLYMPIO. 1886. Teekening. Dezelfde voorstelling, anders. .T. L. Beijers, destijds te Utrecht. ALBUM MET EEN AANTAL TEEKENINGEN. 1886. Dr. .T. van der Eist. JEUGD. 1886. Schilderij. A. C. A. Tielkemeijer. HET GESLACHT VER HUELL. Geschiedenis en genealogie. Met stamboom en de in kleuren geteekende wapens van het geslacht en de vermaagschapte familiën, door A. A. Vorsterman van Oyen. fol. Hierin bevinden zich de portretten van C. H. Graaf Ver Huell, M. A. Ver Huell, C. A. Ver Huell, Mr. E. A. Ver Huell, .Thr. W. de Vaynes van Brakell, Q. M. R. Ver Huell, F. Ver Huell en E. Ver Huell, alle door A. Ver Huell omstreeks 1893 in kleuren geteekend. Gemeente Arnhem.