Satóe IJetye. tooneelstukje in één bedrijf door MELATI VAN JAVA. ct'lemborg BLOM & OLIYIERSE. 1230 — tf 5 |V» ' Saaie Me. TOONEELSTUKJE IN ÉÉN BEDRIJF DOOR MELATI VAN JAVA. Tooneelstukjes voor Dames. 2e Serie Ao. >'». P 14 /J ODLEÏ OORG BLOM & OLIVIËRSE. hj PERSONEN: Mevrouw Erlburg, 42 jaar. Hetty, haar dochter, 16 jaar. Sabine Dumont, gouvernante, 32 jaar. Mevrouw Harders, bijgenaamd tante Betje, 60 jaar. Bira, bediende. Het stuk speelt op Batavia. Het tooneel stelt voor de achtergalerij van een groote Indische woning; aan de muren Japansche borden, waaiers en kakimono's, op den achtergrond een hek met bloempotten er op en afhangende rieten gordijnen (kerees). Op den voorgrond een tafeltje met een paar wipstoelen er om heen, achter bij het hek een andere tafel met boeken, een stoel en een tabouret. Bij het opgaan van het gordijn, zitten de gouvernante en Hetty bij de achterste tafel en hoort men Hetty opzeggen. EERSTE TOONEEL Juffrouw Dumont: Warm enstijf gekleed in wollen tailor costuum met lorgnet op den neus. Hetty in een Indisch baadje met bloedkoralen ketting om den hals. Hetty: De Maas valt bij Lobith in ons laad, verdeelt zich in twee armen, de Waal en en . . . Juffrouw Dumont: Neen, dat doet de Maas Diet, dat doet de Rijn. Hetty: Och wat, de Rijn, de Maas, de Waal, de Lek, wat kan mij dat schelen hoe die in Holland komen en hoevele armen ze hebben. Wat heb ik daar nu aan dat precies te weten ? Juffrouw Dumont: Maar Hetty! Hetty: Maar juf! Zeg u het mij oprecht of het u wat kan schelen, hoe die RijD of die Maas dat aanleggen om naar Holland te komen, — als u het nog was of ik, maar zoo'n stomme rivier. Juffrouw Dumont: Ja, maar men dient dat toch te weteq. H e 11 y : O ja, men moet alles weten als men jong is en zijn hoofd naar allerlei andere dingen staat en als men oud is dan mag men alles weer vergeten zonder dat men aan al die geleerdheid iets heeft gehad. Juffrouw Dumont: Dat moet u niet zeggen, Hetty! H e 11 y : Is het dan niet waar? Op een nuttig ding, dat ik moet onthouden, zijn er 99 die ik heel best dadelijk kan vergeten, en zal ik één uur vroeger trouwen als ik niet precies weet hoe die rivieren mekaar ontmoeten of van mekaar afgaan . . . Juffrouw Dumont: Hetty, wat 'n idéé ! Hetty: En is dat dan niet genoeg dat ik precies zeggen kan hoe mijn eigen rivieren doen, de Tjiliwong, de Tjikandi, de Tjimandiri en hoe al die Tjis mogen heeten ? Laat de Hollandsche meisjes mij dat nadoen, of kon u ze allen in een ris opnoemen toen u examen deed? Juffrouw Dumont: Natuurlijk wordt de Indische geographie en historie in Holland niet zoo grondig en in bijzonderheden behandeld als hier. Hetty: Dat is onrechtvaardig, heel onrechtvaardig. Waarom moeten wij Indische meisjes meer leeren dan de Hollandsche, en wij, die nog al den naam hebben van zoo dom en lui te zijn, terwijl zij daar zoo ontwikkeld zijn en zoo wijs. Neen, die rivieren gaan mij niets aan. Laat ze loopen waar zij willen. (Zij springt van het tdbouret, neemt een waaier van den muur, gaat up een der icipstoelen zitten en waait zich met veel drukte.) Juffrouw Dumont: {streng). Maar Hetty, 't is nu schooltijd. Wat zal uw mama zeggen, als zij hoort hoe ge je aanstelt. Hetty: Och juf! Wees toch eens gezellig Indisch en laat dat stijf Hollandsche varen. Ik heb geen hoofd voor Hollandsche geographie. Juffrouw Dumont: Zullen wij dan Indische geschiedenis behandelen? Hetty: O neen! Die Hamangkoe Rats en Dipo Negaras en Sentots en die Riebeeken en Maatsuijkers, die maken mij nog meer biengoeng !) dan Rijn, Maas, Waal en al die Tjis. Daar komen de Hollandsche meisjes ook makkelijk af. Ik zou ze wel eens willen hooren uitspreken Baagelen, Ceelebès, Sammerang. Dat heb ik u nog moeten leeren die Indische uitspraak, Juf! 1) in de war. Juffrouw Dumont: Maar wij moeten toch iets doen. Hetty: Weet u wat, juf! Vertelt U mij van dat bal van gisteren avond bij de Balenstrengs. Was het heerlijk? Heeft U veel gedanst ? Wie was de Reine ? O zoo n bal! Ik voelde mij als Asschepoes, toen ik u met Pa en Ma daarheen zag rijden en ik stil thuis moest blijven. Hoe vervelend kind te zijn! Juffrouw Dumont: (bitter.) Je zult lang genoeg oude vrouw zijn, Hetty! Hetty: Vertelt u nu, juffrouw ! Juffrouw Dumont: Kind! 't Is nu de plaats en de tijd niet, kom gauw hier zitten. Hetty: doopt langzaam weer naar achter en blijft naast het tabouret staan en zegt op dwingerigen toon). Maar dan moet U vertellen. Juffrouw Dumont: Dat mag ik niet! Hetty: Wie wil dat niet hebben ? Juffrouw Dumont: Mijn plichtsgevoel. Ik word betaald om u te leeren, niet om u ijdele dingen te vertellen. H etty: Och wat, die ijdele dingen, dat wordt toch spoedig mijn leven als ik in de wereld kom — dan vraagt niemand mij naar die Hollandsche rivieren en dooie Sultans en gouverneurs — wel of ik gracieus kan dansen, over toiletten praten en over opera's en comedie's en modeboeken, al ken ik er alleen maar den titel van en vooral of ik aardig en geestig kan flirten. Juffrouw Dumont: (verschrikt.) Hetty, dat heb ik je niet geleerd. H e 11 y: Nou, dat hoeft u ook niet, 't staat niet op uw door Pa goedgekeurd les-programma. En toch zal ik het wel kennen als het tijd is. Juffrouw Dumont: Foei kind ! Hetty: Ik ben geen kind meer, heusch niet, juf! Al draag ik ook nog baadjes en los haar: als ik nu nog wat van het huishouden ken dan ben ik klaar om zelf een huishouding op te zetten, en waarlijk ik zal het niet slechter afbrengen dan een boel anderen, want juf! een eigen huishouding is toch maar het eenige levensdoel van een meisje. Juffrouw Dumont: Dat zeg ik niet. Hetty: O, u is zoo modern! U vindt het heerlijk vrij te zijn, zelf geld te verdienen, (vleiend.) Zeg juf! u wil mij niets zeggen van het bal, zal ik u dan wat vertellen ? Juffrouw Dumont: Straks na de les. Hetty: Dan heb ik iets anders te doen. Nu — nu juist, dan moet ik u vertellen (guitig) was mijnheer Philipsen gezellig ? Juffrouw Dumont: (in de war.) Mijnheel Philipsen, wat bedoel je ? Hetty: O, ik weet het wel. U heeft in den tuin gewandeld heel lang met mijnheer Philipsen en toen Pa en Ma naar huis wilden gaan moest men u nog zoeken. Juffrouw Dumont: Vertelde je Ma dat? Hetty: O, niet. aan mij, juf! Juffrouw Dumont: (bits.) Ik wou Hetty, dat u niet altijd juf zei, dat is goed voor kinderjuffrouwen, maar niet voor een gouvernante met acte van hoofd en van Fransch, Engelsch en Duitsch, van fraaie en nuttige handwerken, van teekenen en diploma van de muziekschool. Hetty: Ja, daar heeft u gelijk in. U raag geen jufheeten. — Neen, u moet mevrouw zijn. Juffrouw Dumont: Wees zoo dwaas niet, Hetty. Hetty: Ik zal nooit meer juffen, ik beloof het u heilig Soengoe mati! ') Juffrouw Dumont: Wen je die Maleische woorden toch af. Hetty: De kinderen van mijnheer Philipsen zullen zeker nooit Maleisch mogen spreken. U is zoo Anti-Indisch in alles, Juf. ... O neen juffrouw! Juffrouw Dumont: Nu is het genoeg Hetty, zeg je les verder op. Wat gaan die kinderen mij aan ? Hetty: Nog eventjes over mijnheer Philipsen. U weet zeker wel dat hij weduwnaar is en vijf kinderen heeft maar twee zijn in Holland en drie hier op kostschool. Hij heeft zijn huishouden opgebroken en woont nu ergens in een pavilloen. Juffrouw Dumont: Je bent goed op de hoogte. Zullen wij beginnen ? 1) Liever dood. Hetty: Hij is juist een man voor U heeft Ma gezegd. Zoo door en door net en... en... stijf... ik bedoel in de puntjes. Juffrouw Dumont: Zei je Ma dat ?.. . Hetty: Ja tegen Pa, zij dachten dat ik sliep, maar ik heb alles gehoord gister avond. Juffrouw Dumont: Schande zoo luistervink te spelen. Hetty: Ik kon het niet helpen. Ik moest alles hooren of ik wou of niet. De muren zijn zoo dun. Wil U weten wat zij nog meer zeiden? Juffrouw Dumont: Volstrekt niet. Ik zit hier om les te geven, niet om kinderpraat aan te hooren. Hetty: 't Was juist zoo interessant al is 't maar kinderpraat. O neen! 't Is geen kinderpraat, 't is groote menschen praat, want Pa en Ma hebben het gezegd : Juffouw Sabine is onze laatste gouvernante. Zij is hier vijf jaar geweest. Zij heeft onze oudste dochters Lucie en Marie afgeleverd. Spoedig is het Hetty's beurt. Eigenlijk is zij ook reeds klaar om gepresenteerd te worden. Maar wij rekken het maar omdat wij die goeie juffrouw niet weg willen doen. Ziet U nu wel, nu luistert U toch •' Juffrouw Dumont: In afwachting dat U uw les opzegt: H e tty: Dan kan U lang wachten. — Zij heeft niets geen respect voor haar. — Ziet U ik zeg het niet. — Pa zei het. Juffrouw Dumont: En Pa heeft gelijk. Je zusters waren zoo volgzaam maar ik heb niets over je te zeggen. Ik zal verplicht zijn je Ma te waarschuwen. H e 11 y: Och juffrouw doe zoo saai niet. Laat Ma er buiten ! Ma wil zoo graag dat U uit ons huis trouwt en ik wil het ook niet alleen voor U, maar ook voor mij. Dan word ik dadelijk gepresenteerd en heb gedaan met al die geleerdheid. Juffrouw Dumont: In afwachting daarvan zullen wij nu maar beginnen met onze sommen. H e 11 y : Och, juffrouw ! Wees nu zoo vervelend van plichtsgevoel niet. "Wij zijn immers beide jonge meisjes en u weet even goed als ik dat al die boekenwijsheid voor ons meisjes in Indië maar apenkooi is Juffrouw Dumont: Foei kind ! zoo'n uitdrukking! Hetty: Is gekheid beter ? Kom, U is ook jong en als ü zich maar niet zoo stijf kleedde - dan lijkt U nog pas 20 jaar — zooals gister avond b. v. toen was U beeldig. Juffrouw Dumont: [gevleid). Hetty hoe kom je aan die nonsens ? Hetty: 't Is geen nonsens. Ik hoorde het Ma tegen Pa zeggen, toen U gister avond voor ü wegging uw waaier haalde. „Wat ziet juffrouw Sabine er toch goed uit. Men zou zeggen dat zij nog geen 20 is in plaats van 25." Juffrouw Dumont: (nederig). Ik ben toch nog iets ouder. Hetty: Een jaartje, dat doet er niet toe en toen zei Pa nog iets maar dat zeg ik niet. Juffrouw Dumont: (gemaakt onverschillig). Nu je het eene gezegd hebt, mag je dat niet verzwijgen anders denk ik er nog heel verkeerde dingen van. Hetty: Ik wil het wel zeggen maar dan plaagt U mij niet meer met lessen. Als Ma er is dan doen wij alleen of wij heusch leeren. Juffrouw Dumont: O foei Hetty! Hetty: Dat is dus afgesproken ! Juffrouw Dumont: Wat zei je Pa? Spoedig, ik hoor je moeders stem. Hetty: Pa zei: Die jongelui hebben hun oogen in den zak dat zij zoo'n knappe, degelijke meid nog niet gevraagd hebben. Juffrouw Dumont: En wat antwoordde je Ma ? Hetty: Ma zei: Laat ons instappen. Daar komt zij aan. En van nacht spraken zij druk over mijnheer Philipsen. Juffrouw Dumont: Zoo, wat zeiden ze ? Hetty: Juffrouw ! Ik durf heusch niet. Juffrouw Dumont: Je hebt A gezegd, nu moet je voortgaan tot Z. Hetty: (half fluisterend). Dat U zoo'n goede vrouw voor hem en zoo'n lieve moeder voor zijn kindertjes zou zijn. (ter zijde). Ze moest eens weten hoe Mama het zei: Die twee stijve harken hooren net bij elkaar. Juffrouw Dumont: (pedant). Je weet, ik heb mijn eigen ideën over het huwelijk. Hetty: Ik ook! En als U getrouwd is mag ik ü bij den naam noemen, zooals Luus en Miep? Juffrouw Dumont: "Wat draaf je door Hetty! H etty: (opgewonden). Heerlijk, weer een bruiloft, dan krijg ik zeker mijn eerste lange japon aan en word gekapt en dans den heelen avond. "Want Pa en Ma geven zeker een bal, mijnheer Philipsen is bij Pa op hetzelfde bureau. Juffrouw Dumont: Stil, ik hoor je Ma. Hetty: (haastig opzeggend). De Maas komt bij Lobith. . . . TWEEDE TOONEEL. Vorigen, Mevrouw Erlburg. Juffrouw Dumont: U bedoelt zeker den Rijn, Hetty! Mevrouw Erlburg: En hoe gaat het met de studie, juffrouw Dumont? Is U tevreden over uwe élève ? Juffrouw Dumont: 't Schikt nogal, Mevrouw! Zij is een beetje onder den indruk van het bal, waarop zij niet geweest is. Mevrouw Erlburg: Och, dat ongelukkige bal. 't Spijt mij dat ik er heengegaan ben ; de kleine jongen heeft zoo'n slechten nacht gehad. Ik had hem niet alleen moeten laten. Juffrouw Dumont: En hij was gisteren zoo wel. Mevrouw Erlburg: Anders was ik zeker niet uitgegaan. Tooneelstukjes vook Dames. 2e Serie. No. 3. 2 Juffrouw Dumont: Is de dokter er geweest? Mevrouw Erlburg: Neen, dat is het juist; daar krijg ik net bericht dat de dokter ongesteld is en niet kan komen en nu — nu — heb ik een besluit genomen een beetje tegen den zin van Erlburg, maar hij vindt het toch ook dat het veel te lang duurt en dat de visites van den dokter niets helpen. Hetty: Hé ja! Njotje is al zoo lang ziek. Mevrouw Erlburg: Daarom heb ik mevrouw Harders laten komen. Hetty: Tante Betje? Mevrouw Erlburg: Ja, zoo wordt zij meestal genoemd. Van alle kanten hoort men haar roemen als een specialiteit in ingewandsziekten, nog onlaDgs heeft zij het kind van den generaal, dat door alle dokters was opgegeven, binnen korten tijd genezen, ü lacht juffrouw Dumont, gelooft U mij niet? Juffrouw Dumont: O mevrouw! Ook bij ons in Holland zijn er kwakzalvers in overvloed, met veel toeloop. Mevrouw Erlburg: Dan zijn het geen kwakzalvers maar dokters zonder diploma. Mevrouw Harders heeft beproefde recepten van Indische kruiden die onze Hollandsche dokters niet kennen. Zij doet het ook niet om het geld want zij heeft als de weduwe van een hoofdambtenaar een goed pensioen. Juffrouw Dumont: Maar zij neemt toch geld aan. Mevrouw Erlburg: Nu ja, zooveel men geven wil, voor de moeite en de onkosten. Waarlijk 't is niet veel. U weet men vergeet niets zoo gauw als een bewezen dienst. Daar hoor ik het rijtuig. Juffrouw Dumont, ik heb U reeds te lang gestoord. Haalt U de les nu maar spoedig in! [af)- DERDE TOONEEL. Juffrouw Dumont, Hetty. Juffrouw Dumont: Die Indische dames zijn allen dezelfde. Uw Mama is zoo ontwikkeld, alsof zij een Europeesche was en toch neemt zij haar toevlucht tot een Indische doec koen. ') Hetty: Dat zou ü nooit doen hè juf. . . juffrouw! Juffrouw Dumont: Ik? _ voor mij staat dat gelijk met kras bijgeloof. Hetty: Maar als nu werkelijk tante Betje en die Hollandsche — hoe noemt ü ze ook weer — kwakzalvers de menschen beter maken, waarom zou men niet naar hen toegaan? Want als het bij hen niet hielp, dan zouden er toch niet altijd nieuwe menschen bij hen komen. Juffrouw Dumont: Och kind, 'tis niets dan suggestie. 1) Dokter. Hetty: Wat is dat juffrouw? Zeker, zoo 'n nieuw woord en nieuwe woorden, die moet ik kennen om ze te gebruiken als ik uitga. Dat hoort ook tot de les. Juffrouw Dumont: Suggestie dat is — dat is — iemand iets doen gelooven op ons woord — als nu b.v. Mevrouw Harders zegt: Je wordt beter door mijne kruiden in te nemen dan wordt je ook beter niet door de kruiden maar door het vertrouwen op haar woorden. Hetty: Maar waarom doen echte dokters ook zoo niet? Dat is toch heel gemakkelijk. Juffrouw Dumont: Och, die gelooft men toch niet. Je moet kwakzalver zijn om zóo geloofd te worden. Hetty: Nu dan werd ik liever kwakzalver en als ik ooit ziek word, dan roep ik geen dokter. Ik word liever genezen door een kwakzalfster dan doodgemaakt door tien dokters. Juffrouw Dumont: Nu beginnen wij werkelijk met de les. De tijd voor aardrijkskunde en rekenen is toch voorbij. Ik zaj je maar een dictee geven. Hetty: Goed een dictée — als Ma dan komt, dan zitten wij te werken. — Zal ik eens vragen hoe het Edy gaat en wat tante Bet zegt ? Juffrouw Dumont: Neen, ga zitten en schrijf wat ik dicteer. Hetty: Daar komt Ma aan met tante Betje. Juffrouw Dumont: Begin te schrijven. (Zij dicteert iets-naar verkiezing Hollandsch, Fransch of Duitsch; Hetty zit druk te schrijven). mi VIERDE TOONEEL. Vorige n. Tante Bet je. Tante Betje: {dikke oude dame in donkerblauwe zijden kabaya en fijne zarong, op goedig huiselyjken toon tot Mevr. Erlburg): Nu Mevrouwtje niet bang zijn! Tante Bet zal wel opknappen. Njo gauw beter. Niets erg hoor. Maar dokters houden op sleeptouw met de menschen. — Astaga! Die Hetty 1 Zoo groot geworden, ja ? En manies sekali! Kom hier. Geef een zoen aan tante Bet. Ik ken jou van zoo groot! En dat de Nonna Djipro i). Altijd nog dezelfde? Mevrouw Erlburg- Ja, wij houden niet van verandering, tante Betje! Maar U komt ook nooit eens aan bij zulke oude kennissen. Tante Betj e: Allah! Ik altijd zoo druk. Ik dikwijls geen tijd om te eten. Dokters foeteren maar op tante Bet. Apa boleh boeat? 2) Als menschen noodig hebben tante Bet, zij laten opvliegen die dokter — dokter — X) Nonna, juffrouw! Juffrouw, Gouvernante. 2) Wat helpt het? Mevrouw Erlburg: U is zoo gelukkig met uw genezingen ! Nu pas die vrouw van den Raad van Indië .... Tante Betje: Tante Bet weet ook veel andere dingen dan die geleerde lui. Mevrouw Erlburg: Wil U even zitten, totdat de paarden gevoerd zijn? (Mevrouw en tante Betje gaan op de wipstoelen zitten. Juffrouw Dumont nog altijd aan het dicteeren, maar zeer zacht, nu en dan alleen hoort men een klank). Tante Betje: Ik moet dadelijk weer verder. Mevrouw Erlburg: Zijn er dan zoovele zieken tegenwoordig. Tante Betje: Niet altijd zieken van hun lijf. Tante geef obat voor alles — ook voor attie !). Mevrouw Erlburg: O zoo! Tante Betje: Ja, pijn van de attie erger dan sakit peroet -°). Geloof je niet? 1) Hart. 2) Buikpijn. Mevrouw Erlburg: {verstrooid, naar achter ziende). Dat kan wel zijn. Tante Betje: Menschen met verliefde attie komen bij tante Bet om te maken de andere ook verlief! Juffrouw Drumont en Hetty een en al ooren. Mevrouw Erlburg: Maar zulke dingen doet U toch niet tante Betje. Wie gelooft daar nu aan ? Tante Betje: Meer dan jij denkt, hoor! En niet alleen inlandsehe kinderen maar echte totoks !) komen bij mij en vragen obat attie om te laten drinken door hun liefjes. Mevrouw Erlburg: i Foei, wat 'n bijgeloof. Neen, ik dacht niet dat U aan zulke dwaasheden hechtte. Tante Betje: Ik geef ook niet aan jan en alleman. Alleen lui, die ik vertrouw zoo goeie kennissen maar jij hebt beste man, jij niet noodig — en Hetty als zij lange rokken draagt, dan dadelijk weg — ook niet noodig obat attie. Mevrouw Erlburg: Goddank niet! Ik zou er mij nooit aan wagen. 1) Hollanders. Tante Betje. Allah ! Ik al zooveel trouwerij gemaakt en allemaal gelukkig, als je niet .... Mevrouw Erlburg: We storen U toch niet juffrouw. Juffrouw Dumont: O neen, mevrouw! We zijn druk bezig. (De juffrouw dicteert weer. Hetty schrijft lusteloos door). Tante Betje: Ik zal je eens vertellen een historie van die obat en als je dan nog niet gelooft, jij nog erger als Thomas. Mevrouw Erlburg: (tot juffrouw Dumont). Och juffrouw ! 't Is toch bij twaalven, wil U dan maar de boeken opruimen en de les eindigen. Juffrouw Dumont: Heel goed, Mevrouw. (Zij beginnen langzaam de boeken bijeen te garen). VIJFDE T O ONE EL. V o r i g e n. (B i r a brengt Mevrouw een briefje). Dari toewan ! Mevrouw Erlburg: Excuseer mij, Mevrouw, 't is een briefje van mijn man. (Zi/j leest.) - Zijn vriend Philipsen heeft van morgen zijn kostjuffrouw verloren, dat wil zeggen zij is spoorloos verdwenen — met achterlating van meer geld dan schulden en nu vraagt hij mij of ik tegelijk met zijn lunch ook wat eten zenden wil voor Philipsen. — Ik moet dadelijk met Kokkie spreken. - Zoo dadelijk ben ik terug. U blijft toch nog even tante Betje? Tante Betje: Ja, ik moet nog even kijken naar Njo. Mevrouw Erlburg: Hetty, kom je mij helpen. ZESDE T O ONE EL. Tante Betje, Juffrouw Dumont. (Juffrouw Dumont op den wipstoel van mevrouw plaats nemend). Dus gelooft U werkelijk aan de kracht van die liefdesdranken, Mevrouw ? Tante Betje: Als ik niet geloof, wie moet dan gelooven ? Juffrouw Dumont: Ik heb het altijd aangezien als bijgeloof. Tante Betje: U is verlief! Juffrouw Dumont: Ik ? Hoe weet U dat ? Tante Betje: Ik zie aan uw oogen. - U is verlief en hij vraagt nog niet met U — U bang hij vraag in 't geheel niet. Juffrouw Dumont: O, Mevrouw ? Tante Betje: Soeda! Jij kan niet liegen! Ik zie wel, jij houdt veel van een man, hij ook van jou maar hij durfnietvraag met jou. Juffrouw Dumont: En waarom niet? Tante Betje: Ja ... jij ... hij .. . Doet niets. Wil jij hebben hij vraag met jou ? Juffrouw Dumont: Maar . . . Tante Betje: Nou antwoord maar! Jij niet de eerste tottok komt bij mij om te praten over hun attie. Tante Betje zwijgt — zwijgt altijd. (Slaat zich op borst en mond.) Juffrouw Dumont: (aarzelend verlegen). Ik weet het niet of ik van hem houd — Of ik werkelijk verliefd ben maar ik acht hem hoog! Ik zou — ik zou wel zijn vrouw willen worden en de moeder van zijn kinderen. Tante Betje: Ah ! zoo hij nog lappen op de mouw. Juffrouw Dumont: Ja, hij is weduwnaar. Ik voel mij tot hem aangetrokken niettegenstaande óf misschien juist omdat hij kinderen heeft. Ik heb altijd in mij de roeping gevoeld van opvoedster. Tante Betje: Dus jij meer verlief op de kinderen als op de man? Juffrouw Dumont: Dat zeg ik niet maar — maar [ver Lr ouwelijk) nu mevrouw Harders, ik zal 't U ronduit zeggen. Men is hier goed voor mij, heel goed, maar ik ben toch een dienstbare. Is spoedig Hetty's opvoeding voltooid dan moet ik weer een nieuwe betrekking zoeken, weer op nieuw beginnen. — Ik ben nu al 15 jaar gouvernante. Ik had nooit gedacht van mijn diploma's nut te trekken. Mijn ouders waren rijk maar toen ik klaar was kwam de ruïne. Tante Betje: Kassian! Juffrouw Dumont: En nu, nu ik zeg het U ronduit. Ik smacht naar de vrijheid van een eigen huis. Ik hoop dat ik veel van mijn man zal houden, als hij mij vraagt. Tante Betje: En hij zeg niks ? Juffrouw Dumont: (half schreiend). Gister op het bal had ik gehoopt dat hij zich zou declareeren maar — hij sprak alleen over de Boeren. Tante Betje: Soeda, jij wil geven met hem een kleine por. Juffrouw Dumont: Ja, U ziet, de gelegenheid is gunstig. Straks brengt Sidin hem 't eten. Hoe zou ik hem anders kunnen bereiken ? Tante Betje: Ik zal kijken of ik heb die obat bij mij heel eenvoudig dat — hij zeker ook reeds verlief moet maar zoo'n beetje (Zij maakt een beweging van vooruit duwen.) Juffrouw Dumont: ü zegt immers dat het helpt? Tante Betje: O ja stellig. Juffrouw Dumont: • Ik schaam mij voor mijzelf maar als anderen het doen en anderen hechten er aan en de gelegenheid is zoo gunstig. Tante Betje: (.scharrelt in haar kistje en haalt er een apothekers doosje uit.) Daar jij doet de gelft maar in de eten en als niet dadelijk gelpt de andere gelft. Juffrouw Dumont: O ja, dank U wel. Hoeveel ben ik U schuldig. Tante Betje: Tobat! Ik doe uit vriendschap, als jij trouwt jij zend mij maar kwee-kwee-noga ik hou zooveel van geprepareerd ijs. J uffrouw Dumont: Zeker, zeker ! (gaat haastig heen met het doosje maar komt terug). Van uw discretie kan ik overtuigd zijn? Tante Betje: Allah! Tobat! Jij denk eerste keer ik geef aan Nonna Nonna van die obat attie. Tante Bet weet wel die jonkheid . . . ZEVENDE TOONEEL. Vorigen, Hetty. H e 11 y: Hè, juf! Is U nog hier ? Juffrouw Dumont: Ja, ik heb mevrouw gezelschap gehouden. — (Verward). Wil je even de boeken wegbergen. Ik heb geen tijd. (Af.) Hetty: (haar naziende). Wat doet zij raar! Tooneelstukjes voor Dames 2e Serie. No. 3. 3 ACHTSTE TOONEEL. Tante Betje, Hetty. (Hetty naar tante Betje loopend en voor haar neerknielend). O, Tante! Ma zegt dat de paarden wachten en als U Njotje nog zien wil, dan moet ik U bij hem brengen - maar ik moet U eerst gauw iets vragen. Tante Betje: "Vraag gerust, Djiewa! ') Hetty: Heeft U geen obat atti bij U daar in dat kistje. Tante Betje: Wat voor jon, nu al ? Astaga ! Hetty: Neen, neen ! Niet voor mij ! U zei zooeven ik zal wel een atti krijgen zonder obat maar 'tis voor een ander. Tante Betje: Een ander en sapa itoe ? 2) Hetty: Ik zal het U vertellen maar gauw gauw. Ma gaat 1) Mijn ziel I 2) Wie is het dan ? naar Njotje en uw koetsier wacht, 't Verveelt mij zoo dat leeren en ik mag nog niet gepresenteerd worden vóór dat de juffrouw getrouwd is en nu is er iemand die maakt haar het hof maar hij durft haar niet vragen heeft hij Pa gezegd omdat zij zoo stijf is en als U hem wat . . . Tante Betje: Loh ! Dat kind! H etty: Dat is nu alles, En nu toevallig zendt Ma hem eten naar het kantoor, dan doe ik 't er gauw in en — en wie weet! Misschien vraagt hij haar reeds van avond. Alle menschen zijn bang voor juffrouw Sabine! Ze noemen haar een ijskegel maar als men verliefd is, heel, heel erg verliefd, dan hindert dat niet, ja tante! Tante Betje: (in 't kistje schommelend). Tobat die kinders, zoo klein als vingergoeden en zoo wijs. . . H e 11 y : (opgewonden). Dus geeft U mij iets? Tante Betje: (ter zijde). Doe dan maar alles in zijn eten. — Hij krijgt lekkere kost die vent. (geeft haar een doosje.) H e 11 y : Dank U, dank U! (zij zoent tante Betje en vliegt weg, maar bij de deur komend roept zij zich omkeerend zeer gejaagd): Niet aan Ma zeggen! NEGENDE TOONEEL. Vorige 11, Mevrouw Erlburg. Mevrouw Erlburg : (tegen haar aan stootend). Maar Hetty, waar blijf je toch. Wat scheelt je? Je ziet zoo vuurrood, eu wat zei je daar? Hetty: O, niets Ma, niets!. (Af). Mevrouw Erlburg: "Wat mankeert haar? TIENDE TOONEEL. Tante Bet je, Mevrouw Erlburg. Tante Betje: (schaterlachend). Allah ! Tobat! Die kinders toch ! Mevrouw Erlburg: Maar wat bedoelt u? Tante Betje: Kom hier! Ik zal vertellen met jou. Zoo even ik merk wel aan jou ik praat mijn mond voorbij. Tante Betje dikwijls zoo! Soeda! Ik vergeet heelemaal die kinderen daar en als je praat van attie en verlief — zij zetten zoo wijdwagen de ooren open. Mevrouw Erlburg: Ja, ik vond het wel een beetje onvoorzichtig van U — om U de waarheid te zeggen. Ik weet wel dat die dingen gebeuren en er gekke menschen genoeg in de wereld zijn om daaraan te hechten maar Hetty is nog zoo jong. Ik ben misschien heel ouderwetsch op dat punt, maar ik tracht haar zoo lang mogelijk onschuldig te houden, (zuchtend), dikwijls heel moeilijk in dit land en dezen tijd. - De juffrouw zal het niet hinderen — die weet wat er in de wereld omgaat. Bovendien is zij zoo preutsch en zoo koud als ijs voor zulke dingen, Tante Betje: (spottend). Jij kent je Nonna Djipro ! Nu zal ik wat vertellen met jou. Allebei, soeda! Zij kom bij mij en zij vraagt obat attie. Mevrouw Erlburg: (verschrikt). Wat de juffrouw. — Neen! Dat kan niet! Zij is zoo anti-Indisch. En Hetty! Tante U fopt mij. Tante Betje: Neen, betoel! ') Allebei zij komen vragen. Mevrouw Erlburg: Maar Hetty! Ik heb niets gemerkt van haar dat zij op iemand idee had — wie is het, wie! Tante Betje: Baik ! *) houd nu maar stil. Hetty vraag voor de juf — niet voor haar eigen. Mevrouw Erlburg: En de juffrouw! Tante Betje: Ja, ietoe! Die vraag wel voor zich zelf. Mevrouw Erlburg: En de gelukkige! Tante Betje: Een man, Satoe s) meneer Philipsen. 1) Werkelijk, 2) Goed, 3) Een. Mevrouw Erlburg: Och! Heer! Daarom kwam de juffrouw in de keuken, wat ze anders nooit doet. En L heeft het haar gegeven ? Tante Betje: (knikt lachend). Pesti! ') Ik geef met gaar. Mevrouw Erlburg: {verontwaardigd\. O, tante! Dat had ik nooit van U gedacht. De kinderen versterken in hun bijgeloof en zulk goed in eten laten doen dat uit mijn keuken komt, dat ik zend aan den vriend van mijn man, (vliegt op). Tante Betje: (sussend haar tegenhoudend). Diam !2) Blijf hier! Ik alles zeggen met jou als je even luistert. Ik geef ze niets als djamoe, kan geen kwaad — proef ook niets in de sajor - maar nu jij maakt straks groot spektakel meneer Philipsen moet ziek, erg ziek kramp in zijn peroet'). - Jij ongerust, Erlburg bang - roep dokter en dan je zult zien. Mevrouw Erlburg: Ja, ja dat is goed. Een flinke straf voor haar. Tante Betje: Nu, ik ga weg. Daar komt Nonna Djipro aan. 1) Zeker. 2) Stil. 3) Buik. ELFDE TOONEEL. Vorigen, Juffrouw Dumont verdiept in een brief, dien zij haastig wegbergt als zij de beide anderen ziet. Mevrouw Erlburg: (een beetje effen tot juffrouw Dumont). Wil U de boeken even wegbergen juffrouw Dumont ? Juffrouw Dumont: (in de war). Ik dacht dat — dat — Hetty Mevrouw Erlburg: Iemand moet het doen. Zoo blijven ze slingeren, (tot tante Betje), U gaat even mee naar Njotje? Tante Betje: En dan moet ik weg, al zoo laat. Dag juffrouw ! Juffrouw Dumont: (verstrooid). Dag mevrouw! (fluistert haar haastig toe) Hij heeft geschreven. Tante Betje: Allah tobat! Nu al! Juffrouw Dumont: 't Kan de uitwerk ng nog niet zijn. — O, was ik er niet mee begonnen ! TWAALFDE TOONEEL. Juffrouw Dumont alleen. (Leest den brief op den voorgrond). Dat ik mij zoo vernederen kon en alles is nu opgelost. Zoo'n mooie brief, zoo echt comme il faut. Niemand vertrouwt hij liever zijn kinderen toe dan mij. — Hij durfde gister avond niet spreken. Ik hield mij zoo hoog (lachend). Hij moest eens weten, hoe ik smachtte naar een hartelijk woord, een stil handdrukje (voortlezend). En wat hem zoo in mij aantrekt, wat hem zoo n vertrouwen geeft in de toekomst, wat hem in alle gerustheid zijn kindereu aan mij doet geven, dat is juist mijn door en door Europeeschheid. (Zich bedenkend). O, nu herinner ik mij. Hij heeft mij gisteren laten opbiechten. Dat ik niet van rijsttafel hield, dat ik middagslaapjes verfoei, dat ik sarong en kabaya's en andere negligés indecent vind, dat ik geen last van de warmte heb — dat heb ik hem gister avond alles gezegd — niet denkende dat — dat hij er zoo'n waarde aan hechtte = maar vooral — dat ik alle inlandsche onhebbelijkheden adat djawa en tinka's i) zoo verafschuw — dat dwaze, Javaansche bijgeloof vooral, (schrikkend). O, God ! Wat heb ik gedaan ! Als hij dat weet! (kermend). 1) Javaansche manieren en kuren. Eindelijk in de haven en nu dit weer? (zij valt op een der stoelen neer.) Maar hij hoeft het niet te weten — neen - neen! Ja maar ik weet het toch, met een leugen in het hart moet ik hem mijn jawoord geven. Ik kan hem toch niet bekennen dat ik als een onbeschaafde Nonna mijn toevlucht heb genomen tot een liefdedrank. Wat zou hij mij verachten! Neen, ik moet zwijgen, maar o, het zal mij zoo hard vallen als hij mij prijst en ik alleen weet hoe slecht ik het verdien. Wie komt daar aan? Hetty! Zij mag niets weten van den brief. Die bakvisch, dat vroegwijze, brutale kind ! DERTIENDE TOONEEL. Juffrouw Dumont, Hetty. H e 11 y : (erg opgewonden en druk\ Juf, ik bedoel juffrouw! Weet U ook waar Ma is ? Tante Betje is reeds lang weg. Juffrouw Dumont: Neen, lk weet het niet. Hetty: Juffrouw is U verliefd. Juffrouw Dumont: (opschrikkend). Wat.... ? Hetty: (gierendK 't Is zeker waar om dat U zoo boos wordt ce n'est que la vérité qui blesse. Juffrouw Dumont: Zoo'n ongepaste taal! Hoe kom je er aan ? Hetty: (nog harder lachend). Uw zakdoek hangt uit uw zak. Juffrouw Dumont: (boos). Hetty, ik verzoek U die aardigheden voor U te houden. Ik ben er niet van gediend. Hetty: (iter zi/jdé). 't Is geen zakdoek, 't Is een brief (hardop) Juffrouw vindtU het niet eenig van mijnheer Philipsen ? Juffrouw Dumont: (stijf). Wat bedoel je ? Hetty: (vleiend). Kijkt U toch zoo boos niet. 't Is alles immers maar gekheid! Juffrouw Dumont: (uit de hoogte). Op die gekheid ben ik niet gesteld. Maar wat wou je zeggen ? Hetty: Dat Mama eten heeft moeten zenden aan mijnheer Philipsen en dat hij van avond hier komt dineeren ? Juffrouw Dumont: (gemaakt onverschillig\ Zoo! (terzijde). Hoe zal ik hem onder de oogen durven komen ? Hetty: Yindt U het niet leuk ? Juffrouw Dumont: Ik zie er niets leuks in. Hetty, wil je die boeken wegbergen. Uw Mama heeft er mij al een zeer onaangename opmerking over gemaakt en dan liefst in tegenwoordigheid van een mensch als Mevrouw Harders. Hetty: Zij is wat een goed mensch hoor! (binnensmonds). Misschien beter dan U. Juffrouw Dumont: Zei U wat ? Hetty: O neen! Om die boeken wil ik geen ruzie hebben. Wij moeten toch dadelijk eten. VEERTIENDE T O ONE EL. Vorigen, Mevrouw Erlburg. (komt zeer geagiteerd binnen hopen). Mevrouw Erlburg: Wat dat zijn mag? Ik begrijp het niet. 'tlsvreeselijk! H itty: Wat is er Ma ? Juffrouw Dumont: Iets met Eduardje ? Mevrouw Erlburg: Neen! Sidin, die het eten heeft gebracht aan de heeren, komt terug en vertelt dat mijnheer Philipsen na de eerste lepels zoo ziek is geworden, hij ligt te kermen van pijn. Papa heeft dadelijk een dokter laten komen. Hij moet dadelijk vervoerd worden naar het hospitaal. Juffrouw Dumont: (doodelijk verschrikt) Mevrouw! Hitty: O Ma, Ma! 't Is toch niet waar! Mevrouw Erlburg: Wat agiteert dat jullie! De juffrouw die kent mijnheer Philipsen wel. Gisteravond heeft U nog met hem gedanst of gewandeld, maar jij Hetty ... 't is al naar genoeg en nu nog deze scène. Hetty: Och Ma, lieve Maatje! Zeg mij toch dat hij niet dood gaat, dat het niet erg is. Mevrouw Erlburg: Ik begrijp het niet, dat kind ! Wat overkomt je toch ? Hetty: Ik heb hem vermoord. Juffrouw Dumont: Zij ? (zij zakt neer op een cler stoelen.) Mevrouw Erlburg: De juffrouw ook! Zij valt flauw. Mijn hemel! Wat is hier te doen! Ik heb al genoeg aan mijn hoofd, 't Is of ik hem vergiftigd heb door mijn eten. Maar als er iets was in het eten dat niet goed zou zijn, dan had Erlburg toch ook wat gescheeld, maar hij is heel wel. Geef Eau de Cologne, Hetty! Zie je niet hoe die juffrouw er aan toe is. De ijskegel smelt. Juffrouw Dumont: {nog half bewusteloos.) Mevrouw — mevrouw Harders.... Hetty: Ja, ja, tante Betje die moet dadelijk komen, die weet er alles van. Mevrouw Erlburg: Maar wat heeft tante Betje te maken met de ziekte van mijnheer Philipsen en jullie agitatie ? Hetty: Zij heeft — zij heeft . . . Juffrouw Dumont: O God! alles bekend! Mijn leven verwoest, maar wat zou dat ? Als hij maar gered is! Mevrouw Erlburg: Hetty ! Spreek ! Ik moet uitlegging hebben. Dat de juffrouw zoo geagiteerd is begrijp ik - zij - 't is geen wonder. Juffrouw Dumont: O mijn God! laat hem leven, maak mij niet tot moordenares (snikkend) juist van hem. Hetty: Ik zal u alles zeggen, Ma! J uf frouw Dumont: Ja, ik ook, ik ook! Mevrouw Erlburg: Wees bedaard, juffrouw Dumont! U hoeft mij niets te zeggen, vooral niet in presentie van dit kind. {Zacht tot haar.) Ik zie het in, u heeft hem lief. Hetty: O juf, lieve juf! wil u mij vergeven dat ik zoo roekeloos was èn . . . Juffrouw Dumont: Ach, Hetty ! Wat zou ik jou vergeven ? Ik die mij zelf niet vergeven kan ! Mevrouw Erlburg: Maar wat dan toch? Is er meer dan hartelijke belangstelling in het lot van onzen vriend dat u zoo van streek maakt ? Juffrouw Dumont: O mevrouw! Ik ben niet waard dat u mij aanziet. Ik die hem vermoordde. Hetty: Ik ook niet! O ma! Zal hij werkelijk sterven ? Laat tante Betje toch gauw komen! Mevrouw Erlburg: Maar wat heeft tante Betje hier toch te maken ? Hetty: (voor haar moeder geknield). Ik — ik — had gehoord van die obat attie en — en - nu mijnheer Philipsen idee had op de juffrouw — en U van nacht zei aan Pa — zoolang juffrouw Dumont nog niet getrouwd is, blijft Hetty kind — en toen dacht ik — toen dacht ik — als mijnheer Philipsen nu heel erg verliefd wordt op de juffrouw en hij trouwt met haar — dan hoef ik niet meer te leeren — en kan ik groote dame worden Tooneelstukjes vook Dames 2e Serie. No. 3. 4 — en toen vroeg ik aan tante Betje iets om — om hem een poeier te geven — en dat deed ik in het eten. Juffrouw Dumont: Ellendig kind! Pat is het dus. Hij kreeg te veel. — Dubbel — daar kan niemand wat aan doen, zelfs Mevrouw Harders niet. Hij is nu verloren. Mevrouw Erlburg: U dan ook? Juffrouw Dumont: Ik had hem zoo lief en hij vroeg mij niet en - toen ik hoorde van die onfeilbare middeltjes, toen dacht ik — baat het niet dan schaadt het niet - maar nog vóór dien tijd kreeg ik een brief van hem. Daar leest U hem maar — en 't speet mij zoo — dat ik mij zoo vergeten had. H e 11 y : Maar nu heeft hij dubbel ingenomen nu gaat hij zeker dood, (weg vliegend). Sidin pasang kretta!') Dadelijk naar mevrouw Harders! Mevrouw Erlburg: Blijf hier Hetty! Hetty: (radeloos). Ma! laat mij begaan, ik moet iets doen om hem te redden. Mevrouw Erlburg: (tot juffr. Dumont.) Mijnheer Philipsen bewondert zoo ]) Span het rijtuig in. uw afkeer van alle inlandsche adats djana en tinka's. ') Dank U voor de lectuur juffrouw! Laat U mij gerust stellen. — Hij is volkomen gezond en vermoedt niet hoe twee liefdespoeiers onder zijn eton zijn vermengd. Juffrouw Dumont: Mevrouw! Hetty: Ma ! O Ma is het waar ? Mevrouw Erlburg: Tante Betje is wijzer dan jullie denken ! Zij heeft je laten praten en een onschadelijk poeiertje gegeven dat mijnheer Philipsen ten hoogste zal doen zeggen: Wat 'n rare smaak is er in 't kooksel van mevrouw Erlburg haar kokkie! Juffrouw Dumont: (boos). En zij heeft het U verteld, schande ! Mevrouw Erlburg: Ja, om goed te maken, wat haar ondoordachte woorden kwaad deden. Hetty: O Goddank, Goddank! dat ik geen moord op mijn geweten heb. Mevrouw Erlburg: Zij vergat dat kleine potjes groote ooren hebben en (tot juffrouw Dumont) dat ook groote die niet missen. 1) Kansten en karen. Juffrouw Dumont: 't Is een behandeling beneden alles, een minne grap. Mevrouw Erlburg: Juffrouw Dumont, 't spijt me dat Hetty er getuige van zijn moet maar U hoeft niet te vreezen dat uw prestige als meesteres er onder zal lijden — want uw taak als opvoedster van mijn dochter is toch geeindigd_ U wil een andere op U nemen. — Ik hoop dat U er evenveel eer mee zal inleggen als met de vorige. Juffrouw Dumont: Het zal toch niet meer gaan. Ik kan zijn vrouw niet meer worden na het gebeurde. Mevrouw Erlburg: U begrijpt toch dat wij allen zullen zwijgen. Juffrouw Dumont: Dat is het juist, ik voel mij zoo onwaar tegenover hem. Mevrouw Erlburg: Dat zal wel slijten. U blijft bij ons tot uw huwelijk en Hetty, wees nu maar niet al te gelukkig! Ik zie datje opvoeding nog veel te wenschen overlaat en nu juflrouw Dumont die halverwege laat steken, zal een kostschool ze overnemen. Hetty: O Ma, alles is goed, alles is goed wat U besluit, wanneer juffrouw Dumont maar gelukkig wordt en ik geen oorzaak ben van iemands dood. Ik zal er tante Betje nog eens flink voor pakken. Juffrouw Dumont: En ik zal het mij nooit vergeven. Die schande drukt op mijn ziel. Er is roet gevallen in het eten van mijn geluk. Mevrouw Erlburg: Wees maar blij, beste Sabine, dat het geen liefdespoeiertje is van een Indische kwakzalfster. Kom laat ons gaan lunchen ! Van avond zal de champagne wel knallen op uw engagement! Hetty: Juffrouw, kijk zoo bedroefd niet. Ik ben zoo blij, zoo blij, — dat ik er wel een jaartje pensionnaat voor over heb. Mevrouw Erlburg: Kom eten! 't Zal wel smaken, al is er geen dubbele dosis Javaansche poespas in. al Blom en Olivierse te Kuilenburg zetten hunne reeks Tooneelstukjes voor dilettanten-gezelschappen op interessante wijze voort, door in 't laatst verschenen nummer op te nemen »Zijn Portret,» door mevr. Fabius—Cremer Eindhoven, een schrijfster, welbekend aan de lezers van de »Kinder-Courant», en door »De treurigste bladzijde» van Eva Westenberg, een auteur die naam maakt en veel levert. (Ilaagsche Courant 26 Oct. 1900,) De Firma Blom & Olivierse te Culemborg geeft Tooneelstukjes voor Dames bij heele reeksen uit. Daaraan werken mee • Thérèse Hoven, Melati van Java, Louise B. B., Truida Kok, Mevr. Fabius-Cremer Eindhoven — en Fiora dell? Neve. De eerste serie, die is verschenen, b ,staat uit: De plaats der Vrouw, door Mevr. Hoven ; Het Geheim van het Kasteel, naar het Duitsch door Melati van Java; 't Kan verkeeren, deer Truida Kok; Orchideeën en Sneeuwklokjes, door Louisa B. B.; Het jaar 2000, door H. Wisselink ; In 's Levens Lente, door Eva Westenberg ; Piet, door J. Eysten. Met een tweede serie is al begonnen; daarin vindt men, in één boeVje: Zijn Portret, door Mevr. Fabius, en De treurigste Bladzijde, door Eva Westenberg. (Nieuwe Rotfcrd. Courant Vu 1900O Tooneelstukjes voor Dames, uitgave van Blom en Olivierse te Culemborg. We troffen daarin aan onder meer »In 's Levens Lente», dat het eerst in Lente gestaan heeft, van onze medewerkster, Eva Westenberg. Zij, die in den aanstaanden winter dus iets aaidigs willen opvoeren op hun liefhebberij-tooneel, weten, waar zij zich kunnen wenden. (Lente 22 Sept. 190.) Van de reeds wèl-bekende tooneelstukjes voor dames, die bij Blom & Olivierse te Culemborg het licht zien, begint een nieuwe serie, de tweede. Nummer één van deze reeks bevat twee stukjes, die zeker wel pakken zullen, indien zij even goed vertoond worden als zij geschreven zijn. «Zijn Portret» heet het eene, geschreven door mevr. Fabius-Cremer Eindhoven. Het andere is van Eva Westenberg en heeft »Dc treurigste bladzijde tot titel. (Be Oprechte Haarlemmer Courant 3 Sept. 1900.) »Zijr. Portret» door Mevr. Fabius-Cremer Eindhoven en »De Treurigste Bladzijde» door Eva Westenberg samen uitmakende het eerste nr. van de tweede serie tooneelstukjes voor dames — uitgave van Blom en Olivierse te Culemborg. — Het tweede stukje las ik, 't is een stukje leven, dat pakt en leeren kan, dat ook leert dat »niet steeds is de liefde bestendig van duur!» Menigeon, die Adèle veroordeelt, zou zij anders doen r (De HoUandscke Lelie 26 Sept. 1900.)*