1238 VERSLAG van de UTRECHTSCHE STUDENTENAFDEELING van het ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND gedurende het studiejaar 1914 — 1915- F 39 BESTUUR: F. R. COERS Frzn., Eerelid. L. J. F. VAN RIEMSDIJK, Voorzitter. E. H. RIETJENS, Onder-Voorzitter. A. J. VAN VESSEM, Secretaris. W. L. NIEUWENHUIJZEN, Penningmeester. S. P. ENGELBRECHT. C. Fr. H. HUIJSMAN. VERSLAG VAN DE UTRECHTSCHE STUDENTENAFDEELING VAN HET ALGEMEEN NEDERLANDSCH VERBOND GEDURENDE HET STUDIEJAAR 1914—1915. * * UITGEWEKEN BELGISCHE STUDENTEN. De Utrechtsche Studenten-Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft in het afgeloopen Vereenigingsjaar een uitgebreid arbeidsveld ter bewerking gekregen, en hoewel het Bestuur niet alles heeft kunnen bereiken, wat het gewenscht had, heeft de vereeniging toch recht, met eenige voldoening op het bereikte terug te zien. Wat bereikt werd, is — naast aan de ons door het Hoofdbestuur verleenden steun — in niet geringe mate te danken aan de welwillende en krachtige medewerking, ons geworden van den Rector Magnificus, Prof. Dr. H. SNELLEN Jr., den Secretaris van den Senaat, Prof. Dr. J. W. MULLER, den Secretaris van Curatoren Jhr. Mr.J. F. HOOFT GRAAFLAND, den Ondervoorzitter van het Utrechtsche Vluchtelingen-Comité, Prof. Dr. J. F. N1ERMEYER en van ons Eerelid, den heer F. R. COERS Frzn. Hun zij hiervoor openlijk dank gebracht. Doordrongen van het besef, dat het op den weg der Studenten-Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond lag, om de naar ons land uitgeweken Vlaamsche Studenten zooveel mogelijk hulp te bieden, deed het Bestuur, na overleg met eenige uitgeweken Vlaamsche Studenten, 22 October in de pers eene oproeping verschijnen, waarin het mededeelde, dat onze afdeeling zou pogen, om uitgeweken Belgische Studenten in onze Universiteitssteden huisvesting te bezorgen, hun in hunne studies en anderszins behulpzaam te zijn, en waarin opgave der adressen van uitgeweken Belgische Studenten gevraagd werd. Zooals uit het woord „Belgische Studenten blijkt, be- perkten wij onze hulp niet tot onze Vlaamsche broeders, maar strekten wij die ook uit tot onze W aalsche buren. Op onze oproeping werd aanstonds door een groot aantal uitgeweken studenten geantwoord, die den wensch te kennen gaven, hunne studies aan eene Nederl. Universiteit voort te zetten, zoo dit bij beperktheid van geldmiddelen mogelijk ware. Het Bestuur zag zich thans gesteld voor de oplossing van twee belangrijke vraagstukken. 1°. Voor de uitgeweken studenten kostelooze toelating tot de Universiteit te verkrijgen. 2°. Het beschikbaar stellen van goedkoope, zoo mogelijk, kostelooze, huisvesting. TOELATING TOT DE UNIVERSITEIT. Het verkrijgen van kostelooze toelating tot de Universiteit werd door velen eene onmogelijkheid geacht, maar het Bestuur liet zich hier door niet ontmoedigen. Het bewijzen van dezen dienst aan de uitgeweken Studenten lag zoo zeer in de rede, het groote belang van eene zoo grondige kennismaking van de Vlamingen en Walen met de Nederl. Wetenschap en het Nederl. H.O. was ons zoo klaarblijkelijk, dat het durfde verwachten, dat zelfs het meest verstarde KleinHollandsche bureaucratisme voor zoo klemmende argumenten zou moeten wijken. Het bestuur wendde zich in de eerste plaats tot de Rector-Magnificus om zijne medewerking in te roepen om de uitgeweken studenten, zonder betaling van collegegelden, tot de Univiversiteit toe te laten door een ruime interpretatie van art. 101, 2e lid, H.O. wet. (Hoogleeraren en lectoren zijn, ieder voor zooverre hunne lessen betreft, bevoegd gedurende enkele uren aan personen, die niet volgens art. 99 zijn ingeschreven, toegang tot hunne lessen te verleenen.) Z.H.G. bleek het plan van toelating tot de Universiteit zeer genegen te zijn. Een bezwaar, om deze toelating te gronden op het genoemde wetsartikel lag achter in een kort te voren uitgegaan rondschrijven van Curatoren, waarin op eene zeer enge opvatting van dit artikel werd aangedrongen. , De Secretaris van Curatoren, hieromtrent geraadpleegd, liet ook het reeds gemelde, door ons zeer formeel geachte, bezwaar gelden, maar raadde aan, een verzoek tot den Minister van Binnenl. zaken te richten om toepassing in deze van art. 101, le lid, H.O. wet. (Onze Minister van Binnenl. zaken, de daartoe door hem aan te wijzen personen . . zijn te allen tijde bevoegd alle lessen aan elke Universiteit bij te wonen). Aan het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat zich op ons verzoek tot Curatoren gewend had, was ook in dezen zin geantwoord. Ons bestuur vreesde echter, dat de toepassing door den Minister van art. 101, le lid, als te ongewoon, niet verkregen zou worden, en deed daarom nogmaals bij Curatoren stappen om te verkrijgen, dat het 2e lid van art. 101, toepasselijk verklaard zou worden. Een hoofdartikel van het Utrechtsch Dagblad (10 Nov.) „Onze Universiteit vooraan !" bracht ons hierbij den zeer gewaardeerden steun der Burgerij. 7 November was ons de verzekering gegeven dat Curatoren geen bezwaar zouden maken, indien hoogleeraren voorloopig de uitgeweken studenten tot eenige lessen toelieten, verschillende hoogleeraren maakten van deze bevoegdheid gebruik. 16 November, nadat Curatoren andermaal vergaderd hadden, werd ons in overweging gegeven, voor eiken student een rekest tot den Minister te richten. Curatoren zegden al hunne medewerking toe, en hadden redenen om aan te nemen, dat de Minister eene gunstige beschikking zou nemen. Een rondschrijven van Curatoren aan de Hoogleeraren bevestigde de verzekering van 6 Nov. Voor de Studenten werden thans rekesten door ons opgemaakt; op ons verzoek steunde het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond deze door een rekest aan den Minister. Een oogenblik scheen het nog, alsof ons plan van kennismaking der Belgische Studenten met het Nederlandsch onderwijs gevaar liep. 19 November verscheen in de dagbladen een bericht van Prof. Dr. J. SCHRIJNEN, waarin deze namens den Leuvenschen Hoogleeraar Prof. Dr. COLLARD aan de Belgische Hoogleeraren en Studenten verzocht hunne namen op te geven: men zou dan trachten door Belgische Hoogleeraren colleges te doen geven. Op eene conferentie, waaraan deelnamen de Rector-Magnificus, de Secretaris van den Senaat, Prof. Dr. SCHRIJNEN, Prof. Dr. NOYONS uit Leuven en de Secretaris onzer afdeeling, werd het voor en tegen eener dergelijke regeling besproken. Ten slotte heeft zich tot het geven van Belgisch H.O. nog gevormd eene Commissie bestaande uit eenige Belgischen heeren, waarbij zich voegde de Utrechtsche Hoogleeraar Prof. Mr. SUILING. Aan deze Commissie werd een lokaal van het Universiteitsgebouw ten gebruike afgestaan. Het is te betreuren dat het zuiver Nederlandsch karakter der Utr. Universiteit tegenover de Belgische Studenten hierdoor verbroken is. Het plan tot het inrichten van eene „Belgische Hoogeschool" was onuitvoerbaar gebleken, maar het zeer gunstig gevolg van Prof. COLLARD's oproep was, dat een zéér groot aantal Leuvensche Studenten, die zich eerst op den hun vertrouwden klank van Prof. COLLARD s naam tot Utrecht gericht hadden, thans opmerkzaam gemaakt werden op de door ons voorbereide gelegenheid, om de lessen aan de Utrechtsche Universiteit te volgen, van welke gelegenheid zeer velen gebruik maakten. 22 Dec. ontving het Bestuur de gunstige beschikking des Ministers op de rekesten der Belgische Studenten, aan wie werd toegestaan den cursus 1914—1915 kosteloos te volgen. Ook op de later ingezonden rekesten van dezelfde strekking werd steeds gunstig beschikt. De ruimheid van blik, waarvan deze maatregel van den Minister CORT VAN DER LINDEN getuigt, verdient hoogen lof. HUISVESTING. Door eene oproeping in de stedelijke bladen werd het Bestuur in de gelegenheid gesteld eene lijst aan te leggen van adressen, waar tegen zeer billijke vergoeding huisvesting te verkrijgen was. Bij het zoeken en bespreken van kamers werd door het Bestuur gewenschte hulp goboden. De Ondervoorzitter van het Utr. Vluchtelingen-Comité zeide ons verder toe, dat, indien het aantal geheel onbemiddelde uitgeweken Studenten eenigszins belangrijk zou zijn, voor hen een huis met huisbewaarders te onzer beschikking zou worden gesteld. Daar echter het aantal Studenten die niet uit eigen middelen in hun onderhoud konden voorzien, niet groot was, is een dergelijk Studenten-huis niet ingericht, maar in verlangde en noodige huisvesting steun verleend uit de middelen der Afdeeling, gesterkt door bijdragen der Burgerafdeeling Utrecht van het Algemeen Nederlandsch Verbond en van het „Comité tot steun aan Belgische en andere slachtoffers", te Amsterdam. Door de zorgen van Prof. SCHRIJNEN werd aan Leuvensche Studenten, voor een deel in Roomsch-Katholieke gestichten, huisvèsting verschaft. STUDENTEN IN DE TECHNISCHE WETENSCHAPPEN, IN DE HANDELS WETENSCHAPPEN EN IN DE VEEARTSENIJKUNDE. Ter behartiging van de belangen van Studenten in de Technische wetenschappen, in de Handelswetenschappen en in de Veeartsenijkunde die onze oproeping hadden beantwoord, stelden wij ons in verbinding met de Delftsche Studenten-Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond. met het Rotterdamsche Studenten-Corps, met de Rotterdamsche Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond en met de Utrechtsche Vereeniging van Veeartsenijkundige Studenten „Absyrtus". Daar verschillende bestuursleden der Delftsche Studenten- Afdeeling onder de wapenen waren, kon deze afdeeling in het belang der uitgeweken Studenten niet zoo doortastend optreden, als gewenscht geweest ware. Echter kan vermeld worden, dat een dertiental Belgische Studenten bij beschikking van den Minister toestemming hebben verkregen om de lessen aan de Technische Hoogeschool te volgen. 10 November gewerd ons door bemiddeling van de Afdeeling Rotterdam van het Algemeen Nederlandsch Verbond de mededeeling, dat de Rector-Magnificus der HandelsHoogeschool, Prof. Mr. Dr. G. W. J. BRUINS, verklaard had, dat verzoeken om kostelooze toelating tot de H.H. door het Bestuur zouden worden ingewilligd. VERBLIJF DER BELGISCHE STUDENTEN TE UTRECHT. Van den Senatus Veteranorum van het Utrechtsch Studenten-Corps werd 25 November een schrijven ontvangen, waarin de Senaat zijne medewerking bij de behartiging van de belangender Belgische Studenten toezegde. 18 Nov. daaraanvoorafgaande had het Bestuur der Studentensocieteit P.H.R.M. medegedeeld, dat de Commissie van Bestuur besloten had, aan de Belgische Studenten introducties voor de societeit uit te reiken. Echter is de sociteit P.H.R.M. door de Belgische Studenten weinig bezocht : Hollandsche eenkennigheid en de gewone zelfgenoegzaamheid der CorpsStudenten deden van die zijde te weinig toenadering uitgaan, en onbekendheid met Hollandsche-Corpstoestanden schrikte de Belgische Studenten af. Zeer valt te betreuren, dat hierdoor deze gelegenheid tot kennismaking met het Hollandsche karakter voor de Belgische Studenten eenerzijds, deze gelegenheid tot verrijking en verfrissching van het Corpsleven anderzijds, verloren is gegaan. De Algemeene Debating Club en Hxvtx Nsijt* stelden hunne vergaderingen voor de Belgische Studenten open; zoomede de R.K. Studentenvereeniging „VERITAS . De societeit der „U.S.R.T. stelde hare lokalen open voor de Belgische Studenten, die aldaar zeer gastvrij ontvangen werden. Op 1 6 Februari gaf U.S.R.T. een avond op haar societeit ter eere der Vlaamsche en Waalsche gasten, waar o.a. de dichter RENE DE CLERQ verzen voordroeg. Aan het orgaan van Unitas, „Alma iViater t werden Vlamingen geregelde medewerkers. Min of meer in verband met de aanwezigheid der Vlaamsche Studenten werden in Utrecht de volgende voordrachten door Vlamingen gehouden: door Prof. FRANS VAN CAUWELAERT over de „Martelie van België" voor „Veritas en over „Vlaanderen en den oorlog", voor de Alg. Deb. Club door MAUR1TS SABBE voor het Algem. Nederl. Verbond, door den Heer RIETJENS over „Vlaanderen en den oorlog voor het Studentengezelschap „Forsete Wara" en door den Heer ALB. DE SWAR TE over ,,Holl. Belgisch Verbond" voor Vlxvrx Nera 3 December vereenigden de Belgische Studenten zich tot een „Belgische Studentenkring", waarvan het voorloopige Bestuur werd samengesteld als volgt : H. BAL, Voorzitter, (Gent). R. VAN GENECHTEN, Secretaris, (Antwerpen). E. RA1CK, Tweede Secretaris, (Luik). R. STEVENS, Penningmeester, (Leuven). De tegenwoordige samenstelling van het Bestuur is : T. VAN DE PERRE, Voorzitter, (Leuven). E. H. RIETJENS, 2e Voorzitter, (Brussel). K. VERSTEELE, 1 e Secretaris, (Leuven). MASSART, 2e Secretaris, (Leuven). V. D. WALLE, Penningmeester, (Gent). E. VERPOORTEN, Commissaris, (Leuven). WYBAUW, 2e Commissaris, (Brussel). Aan den Voorzitter, Secretaris en Penningmeester onzer afdeeling werd het eerelidmaatschap van den Belgischen Studenten-Kring aangeboden. De Belgische Studenten-Kring houdt wekelijksche vergaderingen, waar voordrachten gehouden worden door den Leuvenschen Hoogleeraar COLLARD, Dr. Ph. DE PELEC1JN en anderen. Vermeld dient nog te worden, dat de te Utrecht vertoevende Vlaamsche Studenten uitgenoodigd werden tot bijwonen van den avond, door de Amsterdamsche StudentenAfdeeling van het Algemeene Nederlandsch Verbond gegeven op 23 April ter gelegenheid van haar 2e Lustrum. EXAMENS. De Rector-Magnificus had ons Bestuur medegedeeld, dat hij de mogelijkheid overwoog, om de Belgische Studenten in de gelegenheid te stellen, om ten overstaan van Hollandsche Hoogleeraren examens af te leggen volgens de eischen der Belgische Reglementen. Naar aanleiding hiervan richtte ons Bestuur zich 2 November tot den Belgischen gezant in Den Haag, met de vraag of de verzekering zou kunnen worden gegeven, dat deze examens later door de Belgische overheid zouden worden gehomologeerd. 5 November werd ons geantwoord, dat deze aangelegenheid aan het oordeel van den Belgischen Minister van Onderwijs zou worden onderworpen. 20 Januari deed de gezant ons een schrijven van den Belgischen Minister van Onderwijs, gedateerd van 29 Decemb. toekomen, waarin werd medegedeeld dat de kwesties der aan Hollandsche Universiteiten afgelegde examens na den oorlog geregeld zou worden. Het schrijven gaf de indruk, dat de Belgische Regeering het plan welgezind was. Thans is den Rector-Magnificus van den Belgischen Minister van Onderwijs de toezegging geworden, dat deze zijn volle medewerking zal verleenen, om examens, afgelegd volgens de eischen der Belgische Reglementen voor de door den Rector-Magnificus benoemde Commissies van Hollandsche Hoogleeraren, na den oorlog in België te doen homologeeren. Voor zoover de examens zullen loopen over onderwerpen van wetenschap, welke niet aan Hollandsche Universiteiten gedoceerd worden, zullen de Commissies aangevuld worden door Belgische Hoogleeraren. Ruim een 20-tal Studenten hebben zich tot dusver tot het afleggen van examens opgegeven. In het schrijven van den Gezant van 20 Januari werd onze afdeeling tevens de dank van Z. M. den Koning van België overgebracht voor hare bemoeïngen in het belang der Belgische Studenten. GEÏNTERNEERDE VLAAMSCHE STUDENTEN. Ondertusschen had het Bestuur 3 November een schrijven ontvangen uit naam van te Harderwijk geïnterneerde Vlaamsche Studenten, waarin deze ons verzochten, ons ook hunne belangen te willen aantrekken. Het Bestuur besloot te trachten eene bibliotheek van moderne Nederlandsche wetenschappelijke werken ten behoeve der geïnterneerde Studenten samen te brengen. Eene aanvraag om die boeken, waarin gewezen werd op het groote belang ook voor Holland om de Belgische Studenten met deze werken, welke op de Belgische Universiteiten nog nagenoeg onbekend zijn, in kennis te brengen, werd opgenomen in de dagbladen, toegezonden aan alle afdeelingen van het Algemeen Nederlandsch Verbond, en aan alle Hoogleeraren, Lectoren en Privaat-docenten aan de Hollandsche Universiteiten, aan vele Uitgevers en Particulieren. Medewerking werd tevens verzocht aan de Academische Senaten der verschillende Hoogescholen, aan de Besturen der Landbouwschool te Wageningen en der Veeartsenijschool te Utrecht, alsmede aan de verschillende Studenten-Corpsen. Van de Senaten van het Utrechtsch, Leidsch, Delftsch en Rotterdamsch Studenten-Corps ontving het Bestuur toezegging van medewerking : maar bij deze toezeggingen bleef het helaas. Werkzame belangstelling voor de belangen van den Nederlandschen stam is onder de hedendaagsche Studenten schaarsch verspreid. Echter gevoelde het Bestuur zich in zijn streven gesterkt door een waardeerend schrijven, dat het mocht ontvangen namens H.M. de Koningin en door een waardeerend schrijven, dat het mocht ontvangen namens H.M. de Koningin-Moeder. De ondervonden medewerking was helaas niet, zooals verwacht had mogen worden ; het belang van de zaak werd niet voldoende ingezien. Afzonderlijk kunnen worden genoemd de subsidie ons geworden van het Hoofdbestuur, eene bijdrage van de afdeeling Dordt Algemeen Nederlandsch Verbond en van het algemeen Comité tot ontspanning van de geïnterneerden, de beschikbaarstelling door de bibliotheek der Wageningsche Landbouwschool van hare dubbelen, en de krachtige medewerking ons geworden van de Amsterd. Studenten-Afdeeling Algemeen Nederlandsch Verbond, dank zij het initiatief harer Ondervoorzitster, Mej. D. MAURITZ. De bedoeling van het Bestuur was, eene verzameling bijeen te brengen van alle Nederlandsche Studieboeken, welke aan onze Universiteiten gebruikt worden. Aangezien de lijst van Nederlandsche Studieboeken, in 1908 samengesteld door de Leidsche Studenten-afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond, verouderd was, moest eene nieuwe lijst opgemaakt worden, waartoe lijsten ter invulling door de Hoogleeraren door ons werden ingericht. De secretarissen der Academische Faculteiten van de Utrechtsche Universiteit namen welwillend de zorg voor de invulling dezer lijsten op zich ; voor de Hoogere Landbouwschool te Wageningen had Dr. VALCKE.NIE.R SURINGAR de welwillendheid, de zorg voor de lijst op zich te nemen ; door bemiddeling van de Rotterdamsche Studenten Studie-V ereeniging gewerd ons eene lijst van boeken op het gebied der Handelswetenschappen samengesteld door de Senaat der Handelshoogeschool ; voor de lijst der werken op technisch gebied zorgde de Delftsche Studenten-afdeeling Algemeen Nederlands Verbond, voor de lijst der werken op veeartsenijkundig gebied der Studenten Vereeniging „Absyrtus . Bij de samenstelling der lijst gewerd ons verder gewaardeerde hulp van den wakkeien boekhandelaar onzer afdeeling den Heer DE VROEDE. Aangezien onze geldmiddelen niet toereikten om alle werken, voor zoover zij ons nog niet geschonken waren, tegen vollen prijs aan te schaffen, richtte het Bestuur, na overleg met den Haagschen uitgever, den heer WOUTER NIJHOFF, het verzoek tot den Nederlandschen Uitgeversbond, om ons de werken tegen verminderden prijs te willen afstaan. Het Hoofdbestuur steunde dit verzoek, dat echter niet werd ingewilligd. Besloten werd thans onze gelden in hoofdzaak te besteden, om eene zoo volledig mogelijke verzameling der Nederlandsche Wetenschappelijke en Lettterkundige tijdschriften ter beschikking der geïnterneerde Studenten te stellen, teneinde te trachten, hun op deze wijze een beeld van den tegenwoordigen staat der Nederlandsche wetenschap te geven- Van verschillende uitgevers mochten wij hierbij tegemoetkoming ondervinden, terwijl verschillende geleerde genootschappen, zooals de Koninklijke Academie van Wetenschappen, het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, de Nederlandsch Botanische Vereeniging, en vele andere, kosteloos hare uitgaven ter onzer beschikking stelden. Een zestigtal Nederlandsche tijdschriften ontvangen de geïnterneerde Studenten op deze wijze ter lezing. Behalve de ons geschonken boekwerken worden verder die werken te hunner beschikking gesteld, waarnaar door hen gevraagd wordt. De tijdschriften gaan eerst ter lezing naar Amersfoort, en daarna naar Harderwijk. Tot bibliothecaris onzer bibliotheek te Amersfoort is door de militaire overheid aangesteld Dr. J. STERKENS van Gent, te Harderwijk Dr. PAUL DE KEYSER, eveneens van Gent. Vermeld zij, dat te Harderwijk door de welwillendheid van Kapitein VAN IJSSELD1JK eene uitstalkast voor de tijdschriften te onzer beschikking is gesteld ; ook de ijverige chef der afdeeling ontwikkeling en ontspanning te Amersfoort, de le Luitenant VAN STOCKUM, heeft ons eene dergelijke kast voor onze tijdschriften toegezegd. Bezoeken aan de Kampen te Zeist en Amersfoort hadden het Bestuur al spoedig doen inzien, dat, wilde er van stu- deeren door de geïnterneerde studenten iets kunnen komen, zij samengebracht moesten worden naar eene plaats, waar gelegenheid voor studie kon worden gegeven. Er was in de barakken door het geroezemoes zelfs geen gelegenheid tot het lezen van een krant. Besloten werd tezamen met de „Utrechtsche Commissie tot het verschaffen van lectuur aan geïnterneerde Belgische militairen" tot den Minister van Oorlog het verzoek te richten om de Studenten bijeen te brengen te Amersfoort. Enkele Hoogleeraren hadden voor t geval, dat het verzoek werd ingewilligd, ons reeds toezeggingen voor het houden van voordrachten voor de Studenten gedaan. Toe het bleek, dat Dr. A. KUYPER zich in deze reeds tot den Minister had gewend, stelden we de indiening van ons verzoekschrift voorloopig uit, maar na gepleegd overleg met Dr. KUYPER werd het den Minister toegezonden. 7 December deelde de Minister ons mede, dat het in zijne bedoeling lag, de Studenten te vereenigen in het barakkenkamp te Soesterberg, ten einde hen van daaruit gelegenheid te geven tot studeeren en tot het ontvangen van onderwijs in het gebouw van de Eerste School voor Verlofsofficieren te Amerfoort. Hierin is nog in zooverre verandering gekomen, dat de Studenten, in plaats van in Soesterberg, ook in de School te Amersfoort gelogeerd werden. Het Bestuur riep thans de medewerking van den Academischen Senaat in tot het geven van onderwijs aan de Geïnterneerde Studenten. 16 December kon de RectorMagnificus ons reeds mededeelen, dat hij toezeggingen tot het houden van voordrachten had gekregen van de Professoren : Dr. PEKELHARING, Dr. JUL1US. Dr. COHEN, Dr. VAN ROMBURGH, Dr. KERNKAMP, Dr. N1ERMEIJER en Dr. J. W. MULLER, en 21 December deelde Z.H.G. ons mede dat hij ingevolge ons verzoek, den Minister van Oorlog de medewerking van Hoogleeraren der Utrechtsche Universiteit tot het geven van onderwijs aan de Geïnterneerde Studenten had aangeboden. Op ons, door bemiddeling van de Rotterdamsche Studenten-Studievereeniging tot den Senaat der HandelsHoogeschool gericht verzoek, dat ook de Handels-Hoogeschool tot het geven van onderwijs zou medewerken, werd ons namens den Senaat m edegedeeld, dat Prof. VOLMER, buitengewoon Hoogleeraar aan de H.H. en Hoogl. aan de T.H. bereid was tot het houden van voordrachten, terwijl in overweging werd gegeven, den Heer VAN OVE.RE.EM te Utrecht te verzoeken, voordrachten te willen houden over boekhouden en handelsrekenen. Door ons aangezocht, verklaarde de Heer VAN OVEREEM zich bereid. Een en ander werd ter kennis gebracht van den Rector-Magnificus, die op verzoek van den Commandant van het Amersfoortsche Interneerings depot, den Commandant als Adviseur in onderwijs-aangelegenheden ter zijde stond Door de ijverige bemoeïngen van Prof. J. SCHRIJNEN kon het onderwijs te Amersfoort reeds 18 Jan. een aanvang nemen. Voor het nemen van Chemische en physische proeven stelde het Gemeentebestuur de Laboratoria van de H.B.S. beschikbaar. Van de Utrechtsche Universiteit wordt voor de Geïntern. Belg. Studenten gedoceerd door de Hoogleeraren : Prof. Dr. J. H. BEIJSENS, Prof. Dr. J. W. MULLER, Prof. Dr. J. F. NIERMEIJER, Prof. Dr. H. F. N1ERSTRASZ, Prof. Dr. A. A. NIJLAND, Prof. Dr. C. A. PEKELHARING, Prof. Dr. P. VAN ROMBURGH, Prof. Dr. JOS. SCHRIJNEN, Prof. Mr. D. S1MONS, door den lector Dr. Th. STRENGERS, en den privaat-docent Dr. E. KRU1SINGA. Verder doceert uit Utrecht op ons verzoek de Heer VAN OVEREEM, en uit Delft Prof VOLMER. Als Hollander doceert nog de Heer J. POLAK, terwijl verder onderwijs gegeven wordt door een 15-tal Belgische Hoogleeraren, L.eeraren en Officieren. TAALMINNEND GENOOTSCHAP VAN VLAAMSCHE STUDENTEN IN NOORD NEDERLAND. De overtuiging bij de Vlaamsche Studenten van de noodzakelijkheid om den strijd voor hunne bedreigde Neder- landsche moedertaal niet te veronachtzamen leidde tot de oprichting, op 1 5 Juni 1915, van het „Taalminnend Genootschap van Vlaamsche Studenten in Noord-Nederland. Het Bestuur werd samengesteld als volgt : H. BAL, Voorzitter. M. CUYPERS, Schrijver. E. H. RIETJENS, Penningmeester. WAARDEERING IN VLAANDEREN. In een schrijven van HYPOL1ET MEERT van 26 Nov. 1914 werd onze Afdeeling namens Groep België van het Algemeen Nederlandsch Verbond Vlaanderen s hartelijke dank betuigd. BESLUIT. De indruk, die het Nederlandsch H.O. op de Belgische Studenten gemaakt heeft, is zeer gunstig. Voor de Vlaamsche Studenten, die reeds zoolang in hun vaderland te vergeefsch eene Nederlandsche Hoogeschool verlangen, was het een genot, thans alle vakken van wetenschap in hunne moedertaal te hooren doceeren. De Waalsche Studenten waren in staat zich spoediger, dan zij zelve ooit mogelijk gedacht hadden, met de Nederlandsche taal vertrouwd te maken, en waren verrast, te bemerken, hoe geschikt deze taal voor de wetenschap is. Géén van hen zal ooit meer de stelling willen onderschrijven, nog niet zoo lang geleden door wijlen Prof. MASSON te Leuven verdedigd : dat de Nederlandsche taal voor de behandeling van wetenschappelijke onderwerpen ongeschikt is. De ervaring, door de ruim honderd Belgische Studenten bij hunne studie aan Nederlandsche Universiteiten opgedaan, zal in den strijd voor de cultureele verheffing van Vlaanderen een factor van beteekenis blijken. Ook de, zij het zeer onvolledige, kennismaking van de geïnterneerde Studenten met de Nederlandsche wetenschap, zal in dit opzicht goede vruchten kunnen dragen. Maatregelen worden overwogen, dat de reeds te lang verwaarloosde studie van Vlaamsche en Waalsche Studenten aan Nederl. Universiteiten niet tot dezen cursus beperkt blijve. Veel, veel meer dan tot dus verre geschied is, behoorde aandacht gewijd te worden aan de viaag, hoe het stam-bewustzijn der Vlamingen tijdens hun verblijf hier te lande te versterken, veel en veel meer moesten er voor hen wetenschappelijke en populaire Nederlandsche voordrachten worden gehouden. Mocht NoordNederland eindelijk eens inzien, dat het ook een Noord-Nederlandsch levensbelang, is dat de 4Vs> millioen Vlamingen niet van den Nederlandschen wortel afgeknaagd worden ! Moge de razernij van den oorlog het inzicht, wat de hoofdzaak is, niet verduisteren. Slechts dan zal al het Vlaamsche leed niet voor niets geleden zijn, indien de komende vrede voor Vlaanderen de vormen zal scheppen, om zich te ontwikkelen in eigen Nederlandsche taal, naar eigen Nederlandschen aard, tot eigen Nederlandsche beschaving, tot eigen Nederlandsch Volksbestaan ! UTRECHT, Juli 1915. A. J. VAN VESSEM, Secretaris. BIJLAGEN. DAGORDE VAN 10 JUNI 1915. De Algemeene Vergadering van de Utrechtsche Studenten. Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond van den 10denJuni 1915 heeft met algemeene stemmen besloten het volgende ter kennisse te brengen van het Hoofdbestuur: De Utrechtsche Studenten-Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond, met de Vlaamsche leden in Algemeene Vergadering vereenigd op Donderdag den 10den Juni 1915, overtuigd, dat de opbloei van den Nederlandschen stam in Vlaanderen levensvoorwaarde is voor het geheele — Hollandsche, Vlaamsche en Zuid-Afrikaansche — Nederlandsche volksbestaan; spreekt hare afkeuring uit over het niet opnemen in het orgaan van het Verbond van de motie op 1 8 April 1915 aangenomen door de afdeeling Lier van het Algemeen Nederlandsch Verbond, waarin uiting gegeven wordt aan den eisch, dat bij den komenden vrede voor Vlaanderen de vormen geschapen zullen worden om zich onder eigen Nederlandsch bestuur, in eigen Nederlandsche taal, te kunnen ontwikkelen naar eigen Nederlandschen aard, tot eigen Nederlandsche beschaving, tot eigen Nederlandsch volksbestaan; eischt, dat het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, met betrachting van stipte onzijdigheid tegenover de internationale aangelegenheden van den Belgischen Staat, krachtiger dan tot nu geschied is, de stambelangen zal behartigen van het Vlaamsche deel van het Nederlandsche volk. DAGORDE VAN 11 JULI 1915. De Algemeene Vergadering van de Utrechtsche StudentenAfdeeling van het Algemeen Nederlands Verbond van den 11den Juli 1915 heeft met algemeene stemmen aangenomen de volgende dagorde, voorgesteld door Vlaamsche Studenten van de Gentsche, Leuvensche en Brusselsche Hoogescholen: De Vlaamsche en Hollandsche leden van de Utrechtsche Studenten-Afdeeling van het Algemeene Nederlandsch Verbond, in Algemeene Vergadering vereenigd op Guldensporendag 1915, herdenkend de worstelingen van den Nederlandschen stam in zijn onwrikbaar streven naar eigen volksbestaan ; gedachtig aan de stichting, tot verheffing van den geest des volks, der Leidsche Hoogeschool in de benauwdste dagen van den zestiende-eeuwschen Nederlandschen Vrijheidsstrijd; spreken den wensch uit, dat reeds thans de voorbereidende maatregelen getroffen zullen worden tot algeheele Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, opdat onmiddellijk na het herstel van den vrede voor het Vlaamsche volk eindelijk de gelegenheid zal bestaan om zijn gerechtigd aandeel in den beschavingsarbeid te vervullen. TELEGRAM AAN H.M. DE KONINGIN DER NEDERLANDEN. De Vlaamsche en Hollandsche leden van de Utrechtsche Studenten-Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond, op Guldensporendag 1915 vereenigd in de hoop, dat uit den huidigen baaierd geboren moge worden de geestelijke vrijwording van Vlaanderen, brengen in deze voor Vlaanderen kritieke ure eerbiedige hulde aan Uwe Majesteit als symbool van de geestelijke eenheid van den Nederlandschen stam. De secretaris : VAN VESSEM. Aan de Afdeeling werd de dank van Hare Majesteit voor het gezonden telegram betuigd. TELEGRAM AAN Z. M. DEN KONING VAN BELGIË. De Vlaamsche en Hollandsche leden van de Utrechtsche Studenten-Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond, in Algemeene Vergadering vereenigd op Guldensporendag 1915, brengen in deze voor Vlaanderen kritieke uren eerbiedige hulde aan Uwe Majesteit en spreken hun vertrouwen uit, dat onder Uwer Majesteits rechtvaardige en wijze leiding uit den huidigen baaierd ook geboren za^ worden Vlaanderens volkomen geestelijke vrijwording. De Secretaris : VAN VESSEM. Aan de Afdeeling werd de dank van Zijne Majesteit voor het gezonden telegram betuigd. - ELECTRtSCHE DRUKKERIJ W. P. van NiEUWENHUIJSEN L. Jansstraat 20, Utrecht