±ZÖk STAD GENT Consciencefeesten van den 21 Juli 1912. Hendrik Conscience ZIJN LEVEN EN ZIJN WERK VOOR HET VOLK GESCHETST DOOR RICHARD DE CNEUDT VOLK VAN VLAANDEREN! Viert uwe groote schrijvers om in ale huidebetoogingen kracht te putten ter verovering van uwe rechten. a ■ ■ ^ 5 UITGAVE VAN HET GROENINGER COMITEIT, GENT. De Koffies der ELECTRISCHE t tvt q t" KOFFIEBRANDERIJ J. XN ö L der firma W. Beek-Moerman zijn onovertrefbaar in hunnen geur eti smaak. Zij beveelt U ter gelijker tijd de suikerij aan der Firma Wwe MATTHEEUSSENS & ZONEN van Ossendrecht, die uitmunt door haren zuivere en fijnen smaak. Hoofddepot : W. Beek-Moerman, Steurstraat, 18-20, Gent. Volledige lijst der werken De Leeuw van Vlaanderen Hlodwig en Clothildis Levenslust Mengelingen De Zending der Vrouw Het boetende Meisje De Moordenaar De Maagd van Vlaanderen Phantazij De brandende Schaapherder De Grootmoeder Een welopgevoede Dochter De Burgemeester van Luik De Baanwachter Geschiedenis van België Het goudland Een Slachtoffer der Moederliefde Een Stem uit het Graf De Geldduivel Menschenbloed De Geschiedenis mijner Jeugd De Keus des Harten De Jonge Dokter Graef Hugo van Craenhove De Boerenkrijg Schandevrees De Kwaal des tijds Siska Van Roosemaal Hoe men Schilder wordt De Koopman van Antwerpen De Ziekte der verbeelding Wat een Moeder lijden kan Redevoeringen Het Wonderjaar Evrard T' Serclaes Avondstonden Baas Ganzendonck De burgers van Darlingen Het Geluk van rijk te zijn van Hendrik Conscience. Een goed Hart Houten Clara De Mint ezanger De arme Edelman Jacob van Arte velde Een Zeemanshuisgezin De Dichter en zijn Droombeeld Een uitvinding des Duivels Eenige bladzijden uit het lïoek der Natuur Het wassen Beeld Koning Oriand Blinde Rosa De twee Vrienden Rikke-tikketak Moederliefde Batavia Bavo en Lieveken Valentijn Gerechtigheid van Hertog Karei Lambrecht Hensmans Geld en Adel Een Gekkenwereld Bella Stock De Gierigaard De Oom van Felix Roobeeck De schat van Felix Roobeeck Moeder Job Levensbeschrijving van W. Dommel. De omwenteling van 1830. Het ijzeren Graf Een O te veel Levensbeschrijving van F. Snellaert rif Plnacr der Doroen Eene verwarde pfp NED^ De Loteling / Simon Turchil ^fTT ER* UNDi Jubelfeesten l El DEN De Kerels »van Vlaanirerfln ^ BOEKHANDEL Hterckenratli Veldstraat, 41, Gent. JUBILEUM UITGAVE der volledige werken van CONSCIENCE met premie voor de honderd eerste inschrijvers : Pol de Mont . c Conscience, zijn leven en zijne werken geschetst » met twee autografen en twee portretten. Omjjaan deze prachtuitgave een] waardig uitzicht te geven, hebben wij de&o boeLdeelen welke de-volledige werken bevatten doen inbinden in 30 GELIJKE PRACHTBANDEN VAN DEZELFDE DIKTE. DE PRIJZEN ZIJN: 58*deelen ingenaaid (die 99.. kosten) bij Inschrijving fr. 90.- betaalbaar fr. 5.- per maand. Die 58 deelen bijeengebonden in 30 gelijke prachtbanden fr 135.- betaalbar fr. 8.-p. maand. Een eikenhouten boekenkast, in twee verschillende modellen, wordt voor deze uitgave verkrijgbaar gesteld : Model A voor fr. 33.- Model B (prachtkastje) voor fr. 53.- Zij die een kastje er bij nemen betalen 10 fr. per maand. Omstandig prospectus wordt door Boekhandel HERCKENRATH op aanvraag {gezonden. VLAMINGEN ! Ziet de Conscience uitstalling van Boekhandel HERCKENRATH, Veldstraat, 41- HENDRIK CONSCIENCE. \25^> A 3 ONZE WERELDBEROEMDE ROMANDICHTER, werd den 13en December 1812 te Antwerpen geboren. Zijn vader was een Franschman ; eerst was hij onderhavenmeester van het Keizerlijk Arsenaal te Antwerpen, later, na den val van den Corsicaanschen dwingeland, handelaar in oude boeken bestemd om als boter-papier te worden verkocht. Zijne moeder was eene Vlaamsche vrouw, teeder en zacht van gemoed, die hij reeds op achtjarigen ouderdom verloor. De jonge Hendrik, die een buitengewoon stille, bloode knaap was en »wak van gezondheid, woonde hier met zijn ouders en zijn jongeren broeder Jan, eerst in de stad, later, na den dood zijner moeder, bij de oude vestingswerken, in een door zijn vader zelf opgetimmerd houten huis met een grooten tuin. Hier kon de schuchtere knaap, die veel te lijden had door den spot en de aanvallen van sterkere jongens, zich ongestoord uren lang in volle vrijheid aan zijne geliefkoosde droomen overgeven. De vogelen en de bloemen, en de wind die de looveren beroerde — dat was de groote en dagelijksche vreugde van den armen, kleinen Hendrik en aan dit zeker wel zonnig tijdperk van zijn leven danken wij die innige, gansch zijn werk beglanzende en bezielende liefde tot de natuur, die zulk een liefelijke gedaante kreeg in dat mooie werkje « Eenige Bladzijden uit het Boek der Natuur » Toen echter zijn vader hertrouwde, en ieder jaar een nieuw kindje de familie verrijken kwam, moest de jonge droomer zijn kost verdienen. Eerst was hij als onderwijzer op de kostschool van Mr. Delin werkzaam, maar blijkbaar was hij daarvoor niet in de wieg gelegd, want reeds in 1830, op pas achttienjarigen leeftijd, bedwelmd door de kreten van vrijheid die uit Frankrijk over onze streken galmden, nam hij met ecbt-zuiderlijke geestdrift als vrijwilliger dienst in het Belgisch leger. De teerzinnige, fijnvoelende en wonderzachte jongeling kon zich aan het ruwe soldatenleven niet gewennen en had van zijn weinig tot droomen geneigde krijgsmakkers veel te verduren ; toen hij later, onder den invloed van z jn vriend Jan De Laet, den dwependen romanticus, in dagelijkschen vertrouwelijken omgang met de Fransche muze verkeerde, en volijverig verzen schreef, werd het er niet beter op. Dikwijls werd de jonge landsverdediger, dien men zich beter als een middeleeuwschen troubadour voorstellen kon, voor dagen lang in het «cachot» geworpen. Een paar aneedoten zullen best aantoonen, welk luttel krijgshaftig figuur Conscience in het leger maken moest : Zekeren dag van 't jaar 30 neemt een kloekgebouwde vrijwilliger den toekomstigen schrijver van den Leeuw van Vlaanderen het geweer uit de handen en zegt smalend : « Ga maar liever naar huis, manneken, bij moeder, en vraag.... eene borst! » Later, toen Conscience, als fourier, zich bij zijn nieuwen kapitein, een buitengewoon ruw en barsch soldaat, aanbieden moest, gedroeg hij zich zoo schuchter en'nederig en stelde zich zoo bloohartig aan, dat de krijgsman den jongen Conscience, die inmiddels in tranen was uitgebarsten, ineens vloekend en bulderend bij de schouders vastgreep en op onzachte wijze de kamer uitgooide. Dat het hem echter niet aan moed ontbrak, heeft hij gedurende de omwenteling van 1830, die hij zoo sappig en onderhoudend heeft beschreven, meermalen bewezen, maar tegenover de menschen is Conscience steeds schuw, ingekeerd en bang geweest, een gevolg van zijn kindsheid, toen hij lang op krukken sprong en door de sterkere knapen werd bespot en mishandeld. Eens dat hij, wegens ziekte, verlof kreeg, — men had hem namelijk op een nacht, toen de vuren uitgegaan waren, aan den grond voor het bivac vastgevroren gevonden, en met sabelhouwen het ijs van zijn kleederen los moeten maken — trok hij met een logement-biljet de Kempen in. Hier plaatst zich de roerende idylle van het goede, schuldelooze Betteken, die met haar ouders een schamel hutteken in de Kempen bewoonde en zoogoed en vriendelijk wasvoor den armen, zieken vrijwilliger, dat hij weldra gansch genas. Men moet deze aandoenlijke bladzijden in « De omwenteling van 1830 » herlezen. Toen ook was het, dat Conscience in zijn hart voelde ontwaken die groote liefdevolle bewondering voor de arme, versmade, ingetogen en droomerig-schoone Kempen, waarin hij, de eenzame, een dichterlijk beeld vond van zijn eigen hart en gemoed. Later is hij er herhaaldelijk teruggekeerd, 'tzij om aan het hart der heide troost te vinden voor de miskenning en den smaad der menschen, die hem niet werden gespaard, 't zij om in stille overwegingen uit te rusten van de vele eerbewijzen, die zijn deel zijn geweest. Maar—al is hij, in later jaren, ter plaatse dikwijls op inlichtingen uitgeweest — van het lieve, teere Betteken, die zoo goed was voorden armen, zieken soldaat, heeft hij nooit iets meer mogen vernemen. Die liefde lot de Kempen bezielde Conscience bij het schrijven van die eenige reeks Kempische verhalen, doorwaaid van de zoete reuken van pijnbosch en heideland, en geadeld tot vlek-' kelooze schoonheid door de vrome goedheid der landelijke bewoners — waaronder de Loteling steeds, naast den epischen Leeuw van Vlaandren, als een meesterwerk van gevoelige, landelijke vertelkunst, een allereerste plaats zal bekleeden. — Eindelijk, den 2in Mei 1836, verliet hij voor goed het leger, en werd door zijn vriend Jan De Laet, die inmiddels in de moedertaal was gaan schrijven, in de kringen der Vlaamsche kunstenaars binnengeleid. Hier schreef hij zijn eerste werk « Het Wonderjaar », een ultra-romantisch, opgeschroefd historisch verhaal, dat hem in eens alom bekend maakte en een persoonlijk onderhoud bezorgde met Koning Leopold I, die hem moed insprak en zijn bescherming beloofde.Minder plezier beleefde h j van «Phantazij» eenen bundel gedichten en phantastische verhalen, die koel ontvangen werden. De verzen waren onbeduidend en Conscience heeft er, wijselijk, geen meer geschreven. Hij liet zich niet ontmoedigen en steeds gesteund door Wappers, den beroemden schilder des konings, die ten allen tijd een vriend en beschermer van Conscience is geweest, zette hij zich, een gansch jaar onafgebroken door, aan het schrijven van « De Leeuw van Vlaanderen » Dit werk, waardoor eenheroïsche adem gaat, ht de heldengestalten; en het glanstijdperk onzer geschiedenis in vlammende glorie deed leven voor onskwijnend volk,was de daad van genie, die Vlaanderen • heeft gered. Conscience was hierin de heldenzanger, die duizenden en nogmaals duizenden tot den heiligen strijd voor het Vlaamsche volksbestaan heeft opgewekt en aangevoerd, de profeet, die uit den luister van het verleden de glorie der toekomst heeft opgebouwd. Een rilling van stamtrots ging bij de verschijning van dit boek door den lande, en het volk dat bijna niet meer wist of het nog als volk bestond, voelde hoe het weer zich-zelf worden moest. Gansche * geslachten hebben zich aan de onuitputtelijke bron van fierheid en volkskracht van dit onsterfelijk heldendicht in proza gelaafd, en zoo wij thans eindelijk den dageraad zien lichten van Vlaanderens'geestelijke wedergeboorte, zoo ons volk zich bereid maakt om in wetenschap, literatuur en kunst eene allereerste plaats onder de beschaafde volken in te nemen, dan hebben wij dit aan Conscience en zijn Leeuw van Vlaanderen te danken. Conscience heeft meer gedaan dan zijn volk leeren lezen — al ware deze verdienste voldoende om een menschenleven onsterfelijk te maken — Hij heeft onze Vlaamsche nationaliteit gered en op onwankelbare grondslagen gevest. Het dankbare nageslacht zal dat nooit vergeten. Toch leverde de uitgave van dit meesterlijk gewrocht den armen volksschrijver, die nu in eens wereldberoemd werd, nog geen stoffelijk voordeel op, want de rekeningen van den drukker sloten met een tekort van 19 fr.! Ondertusschen had de jonge schrijver, tijdens de bespreking in de Kamers over den afstand van Belgisch grondgebied aan Holland, in den Schouwburg der Variétés te Antwerpen eene prachtige, gloedvolle redevoering uitgesproken, waardoor hij zich, ineens, als een groot en schitterend redenaar deed kennen, maar zich den haat en de vervolging van machtige personen op den hals haalde. Conscience ontmoedigd, gaf zijn ontslag op het provinciaal Gouvernement, waar hij destijds vertaler was met eene jaarwedde van 500 fr., en nam zijn intrek bij zijn vriend, den bloemkweeker Karei van Geert, bij wien hij, alhoewel als een zoon des huizes behandeld, er aan hield zijn kost te verdienen door ijverig op het kantoor en vooral in den tuin te werken. Hij bestudeerde vlijtig de Kruidkunde, zat, na volbrachte taak, soms uren lang te droomen en voelde, na acht maanden, dat deze volledige afzondering van alle letterkundig verkeer hem te zwaar woog. Op aandringen zijner vrienden sprak hij op het graf van den Bestuurder der Kunstacademie eene Vlaamsche redevoering uit, die komend na de vele officiëele Fransche, door haar diep gevoel en verheven vorm zulk een overweldigenden indruk maakte, dat al zijn vroegere vijanden zich met hem verzoenden. Zijn beschermer Wappers werd Bestuurder der Academie benoemd en deed Conscience • tot secretaris derzelfde instelling aanstellen, met eene jaarwedde voor dien tijd toereikend om hem althans verdere armoede te besparen ; tevens kreeg hij van het Staatsbestuur opdracht, eene « Geschiedenis van België » te schrijven, waarvoor men hem twee jaar achtereen een toelage van duizend fr. uitkeerde. Voor dit werk, dat in 1845 verscheen, werd hij ridder der Leopoldsorde geslagen. Kort na zijn benoeming aan de Academie maakte hij op een bijzonder bal kennis met de schooneen zachte Maria Peinen, waarmede hij het volgend jaarhuwde. Het is een lang en gelukkig huwelijk geweest. Conscience vergoodde zijne vrouw, gelijk hij ook zijne kinderen aanbeden heeft. Hij was het ideaal van een echtgenoot, het toonbeeld van een vader. Het was in 1843 dat hij met « Hoe men Schilder wordt » en «Wat eene moeder lijden kon» die reeks van zedekundige verhalen begon te schrijven, waarin hij al wat ruischte en roerde in het hart zijns volks voor eeuwig doet leven onder de betoovering van zijn schilderend woord, waarin hij de geheimste en teederste snaren van het volksgemoed heeft aangeraakt en ons een beeld gegeven van het leven der lagere standen, dat om zijn kuischheid, zijn idealiseering en verrukkelijken eenvoud, geliefd zal blijven door duizenden en nogmaals duizenden. Conscience zal worden gelezen, bemind en bewonderd, zoolang het volk bestaat. Onze groote dichter Pol de Mont, heeft hem ergens genoemd : « De Dichter van het hart ». Dat is schoon en juist. Conscience redeneert niet, noch betoogt, hij spreekt tot het hart en het gemoed. Ons volk vraagt geen photographie-literatuur, het vraagt in een boek weder te vinden het edelste en het beste uit het leven, het vraagt in een kunstwerk iets van het hoogere, het ideaal-schoone en goede, dat het zelf, arm en zwoegend als het is, zoo zelden bereiken kan, en is gelukkig als een schrijver het gedurende enkele uren ontrukt aan het leelijke van zijn alledaagsch bestaan; het wil ontroerd worden, bekoord en medegesleept, maar ontroerd vooral ; het vraagt gevoel, en nog eens gevoel. Het volk is een groot kind, gevoed aan de zuivere bronnen der natuur, gelijk ook elke ware dichter een groot natuurkind is. Dit begrepen te hebben, één te zijn met zijn volk, is de oorzaak van de roerende liefde en grenzenlooze vereering, waarmede gansch dat volk hem omringde en ook van de schier fabelachtige populariteit, die hij in en buiten den lande genoot. Hij ontving uit het buitenland de Ridderkruissen van den Arend van Pruisen, van Sint-Michiel van Beieren en van den Nederlandschen Leeuw ; de wereldberoemde natuurvorscher Alexander von Humbold zond hem zijn portret en een uiterst vleienden brief; in Frankrijk gaf de uitgever Levy, met wien Conscience een levenslang contract sloot, de Fransche vertaling van al zijne werken uit ; Melchior van Diepenbrock, prinsbisschop van Breslau, maakte hem het eerst in Duitschland bekend, en weldra verschenen in al de groote steden van het Duitsche rijk vertalingen van zijne werken ; daarna volgden Zwitserland, Engeland en Italië. Tijdens zijn verblijf te Kortrijk kwamen Victor Hugo en Alexandre Dumas hem bezoeken ; deze laatste had zelfs « De Loteling » in het Fransch omgewerkt onder den titel : Conscience 1'Innocent, met een voorrede vol lof voor den jongen Vlaamschen schrijver. Gekroonde hoofden en leden van koninklijke huizen hebben hem meermalen te Kortrijk bezocht. Leopold 1 benoemde hem tot leeraar in de Nederlandsche Taal voor zijne beide zonen, maar men beweert, dat Cons- . cience nooit les heeft mogen geven en fier elke jaarwedde heeft geweigerd. Een typisch bewijs van de populariteit die Conscience genoot tot zelfs in de alleronderste lagen der bevolking, bij hen, die aan den uitkant der samenleving staan, is 't volgende : Op een stikheeten zomerdag geraakten Conscience en zijn boezemvriend, de dichter Jan Van Beers, op wandel in de omstreken van Antwerpen, verdwaald in het dichte en wilde Zoerselboseh, dat de faam genoot door struikroovers bewoond te zijn. Eindelijk ontwaren zij een klein herbergje, waarvoor woeste mannen, met groote messen in de lederen scheden, en vrouwen met roode zijden doeken rondom het hoofd, aan 't dansen waren — een bende der gevreesde struikroovers. Daar zij, uitgeput van vermoeienis, honger en dorst, niet verder konden, waagden zij het binnen te treden, maar de waardin zei grommelend, dat zij voor hen geen eten had, al stonden de tafels vol met rijstpap en fricadellen. De mannen zagen hen vertoornd en vol wantrouwen aan. Het was weinig geruststellend voor de beide vrienden. Opeens, na den dans, begon een lange woeste kerel, die vervaarlijk met de oogen draaide, « Het Looze Visschertje » voor te zingen — het oud-Vlaamsche liedje, 'dat ook in « Het Wonderjaar » van Conscience voorkomt. Van Beers, die een prachtige tenorstem had, zong luid het refrein mee. De struikroover keek verbaasd op, klopte Van Beers op den schouder en zei: «Zoo, kent gij dit liedeken, het is van Meneer Misschians — hij bedoelde Conscience—en 't staat in zijn boek van de Geuzen!»Daarop zei Van Beers geheimzinnig dat hij meneer Misschians ook kende en hij wees Conscience aan. De struikroover ging vóór Conscience staan en vroeg : « Zoo, gij zijt meneer Misschians, de schrijver van het Wonderjaar ? » Deze knikte en nu kwam gansch de bende, nieuwsgierig, maar met blijkbare genegenheid en bewondering rondom den romanschrijver staan en bekeek hem als een phenomeen. Het opperhoofd drukte hem krachtig de hand en liep dan ineens naar het huisje, roepend: «Janske, Janske, al rap de fricadellen en de rijstpap voor meneer Misschians en zijn vriend, ze hebben honger!» Conscience en Van Beers zetten zich met gansch de bende aan tafel, daarna kraste weer de viool en de schrijver van den Leeuw van Vlaanderen en de dichter van Begga dansten dien dag elk met een bekoorlijk struikrooversmeisje. — Op een anderen keer — dit in 1872 — was Conscience, met Hiel en De Mol, tijdens een voetreis door de Ardennen, doodmoe aangeland in een afspanning van het kleine stadje S'Hubert, waar de klanten de zonderling toegetakelde Vlamingen nieuwsgierig opnamen: Conscience namelijk met zijn blauwen kiel over zijn zwarte kleeding, zijn dikken stok en wijden strooien hoed, met zijn breede schouders en gebruinde wangen, geleek op een reizend veekoopman. De waard beloofde hun binnen een uur een voldoende maal gereed te maken. Toen ze terug kwamen, vroeg de waard hun nog eenige oogenblikken te wachten. Door de spleet eener deur zagen zij, de uitgehongerden, watertandend een groote tafel voor een rijk banket gedekt. Opeens ging de deur open, en drie in het zwart gekleede heeren — de burgemeester en de schepenen der stad — kwamen Conscience in naam der stad gelukwenschen. Het banket was te zijner eer ingericht. Een der klanten had Conscience een uur geleden herkend en had het ruchtbaar gemaakt. Vóór de deur speelde eene harmonie de Brabangonne en het volk vóór de afspanning samengeschoold, riep geestdriftig en zonder ophouden: Leve Conscience, leve de Volksschrijver! Conscience, beschaamd over zijn weinig feestelijke kleeding, moest aan het Banket, zijn Banket, de eereplaats innemen en weldra was de verbroedering tusschen Walen en Vlamingen algemeen; Conscience redevoerde, Hiel declameerde en De Mol zong. Het feest duurde tot laat in den nacht. Als zij 's anderendaags S' Hubert verlieten, werd hun door de juichende bevolking, die Conscience tot op het laatste oogenblik heilwenschen toeriep, uitgeleide gedaan. Dit gebeurde in het kleineyWaalsche stedeken S' Hubert in het hart der Ardennen. Maar, zoo het volk hem liefhad, ook hij had zijn volk innig lief, en daarom was het dat hij, overtuigd idealist, meende ook op staatkundig gebied iets voor zijn volk te kunnen en te moeten doen. Hij liet zich dus, onder de bescherming van de toen in de Vlaamsche beweging almachtige maatschappij « De Toekomst » en haar geheime afdeeling « Het Heilig Verbond » als zuiver Vlaamschgezinde kandidaat voor den Antwerpsehen gemeenteraad voordragen. Nu echter wierpen zich de toenmaals allen verfranschte politiekers bovenarms op Conscience; in plakbrieven, vlugschriften en dagbladartikels werd hij op de laagste en lafste wijze aangevallen ; zijn talent, zijn zedelijkheid, zijn eerlijke naam, alles werd door den modder gesleurd; men schreef dat hij een dronkaard was, uit het leger om zijn wangedrag schandelijk weggejaagd, dat hij zijn moeder mishandeld had en de schuld was van zijns vaders dood, dat hij zich voor geld en gunsten aan een politieke partij had verkocht, en dergelijke dingen meer. Herhaaldelijk trouwens werd het aan Conscience verweten, dat hij nooit in staatkundige geschillen partij heeft willen kiezen en zich steeds buiten en boven alle politiek hield—iets wat hij nochtans gemeens heeft met de meeste kunstenaars van vroeger en heden, die het woord van den grootan Göthe indachtig zijn « Hoed u voor staatkundige'daden, zoo gij dichter wilt blijven! Genoeg vaderlandslievend zijt gij, indien gij in uw vaderland de liefde voor het goede en het schoone zult wekken. Is het geene onbeschofte ondankbaarheid, van eenen dichter een ander slag van vaderlandsliefde tedurven eischen ? » Dit was de bitterste tijd uit het leven van den grooten schrijver. Toch scheelde't maar enkele stemmen, of zijn kandidatuur kwam er door. Maar hij was zoozeer door dien onverdienden smaad getroffen, smaad die overigens reeds twee jaar duurde, zóo, dat zijn bestaan gevaar liep en zijn leven werd bedreigd, vluchtte hij, de vredelievende, zachtzinnige man, ziek naar lichaam en geest, met gade en kinderen naar zijne geliefde Kempen, waar in de vredige eenzaamheid de krachten van lichaam en geest herstelden. Hier schreef hij « De Loteling» «Rikke-Tikke-Tak» «Baas Ganzendonk» en «De arme Edelman». Dit laatste werk verwierf bij zijn verschijning (1851) bijna nog meer bijval in Frankrijk dan in België en werd er voor het tooneel bewerkt en met overgrooten bijval opgevoerd. Weldra moest Conscience weer voor ambtszaken naar Antwerpen terug, waar hij met vernieuwden moed aan zijn letterkundigen arbeid toog, tot hij in 1857, door bemiddeling van zijn goeden vriend, Minister De Decker, Arrondissements-eommissaris te Kortrijk werd benoemd. Het was een rustige, kalm-gelukkige tijd voor Conscience. Hier schreef hij die heele reeks zedekundige verhalen, die, zoo- ze niet door-waaid zijn van den frisschen adem en bezield door de verrassend schoone, geniale naïeveteit zijner Kempische verhalen, toch alle, door hun boeienden verhaaltrant en diep-innig gevoel, een waardig figuur maken en de talrijke rij zijner werken : Batavia, Mengelingen, Simon Turchi, De Kwaal des tijds, Het IJzeren Graf, Bella Stock, De Burgers van Darlingen, Het Goudland, Moederliefde, De Koopman van Antwerpen, Eene Uitvinding des Duivels, Menschenbloed, De Ziekte der Verbeelding, De Burgemeester van Luik, Levenslust en ook dat innig boek, frisch en zuiver en teeder, lieflijk als de lieflijkste idylle, en vol ontroerend mededoogen voor het arme, zwoegende volk, dat « Bavo en Lieveken » heet en waarmede hij in 1869 den vijfjaarlijkschen prijs van Nederlandsche letterkunde behaalde. In 1868 werd hij ten gevolge van de gezamenlijke werking van de Brusselsche letterkundigen en den volksvertegenwoordiger Louis Hymans, Bewaarder der Koninklijke museums van Schilder- en Beeldhouwkunde te Brussel benoemd, een plaats, die voor hem geschapen werd, om hem toe te laten zich vrij en onbekommerd aan zijne letterkundige bezigheden over te leveren. De Vlaamschgezinde Minister Van den Peereboom deed voor hem de prachtige woning met uitgestrekten tuin van den romanticus, den schilder Wiertz, in gereedheid brengen. Weldra schaarde zich om Conscicnce een uitgelezen kring van al wat de hoofdstad aan kunstenaars telde. In het begin van zijn verblijf te Brussel ontrukte de typhuskoorts hem op drie dagen tijds zijne twee zonen, denzes-en-twintigjaren Hildeverten den twaalfjarigen Hendrik. Dat was een vreeselijke slag voor den armen vader. Hij zocht troost in het werk. Inmiddels trouwde zijn eenig overgebleven kind, zijn lieve dochter Maria, die onlangs aan de nagedachtenis van haar grooten vader zulk een roerend boek heeft gewijd, met den vriendelijken dichter Gentil Antheunis. In de stilte van het Wiertz-Museum schreef Conscience nog menig heerlijk boek, zooals De Kerels van Vlaanderen, Everard't Serclaes, De Minnezanger, en gaf zich in zijne vrije uren met hart en ziel aan zijne twee kleinkinderen. Hij verstond, zooals de groote Fransche dichter Victor Hugo, wondergoed « 1'art d être grand père », de kunst om grootvader te zijn. Bij de verschijning van zijn honderdste boekdeel, in 1880, werd hem door gansch het volk, armen en rijken, edelen en vorsten, landgenooten en vreemden, een indrukwekkende, koninklijke hulde gebracht, waarvoor duizenden en nogmaals duizenden te Brussel waren samengestroomd. Meer dan achthonderd prozastukken, verzen en brieven werden hem uit alle deelen der wereld toegestuurd en daaronder was een schrijven van een groep Fransche royalisten, waarin zij Conscience—volgens hun opzoekingen de rechtstreeksche afstammeling van Lodewiik XVII, - verzochten zich door hen als pretendent van den troon van Frankrijk te laten voorstellen ! Onder de tallooze gedichten trof mij in zijn kunsteloozen eenvoud een vers van de gravin van Limburg-Stirum, dat aldus begint: Al ben ik ook een gravenkind, Ik schonk mijn gravenkroon, Om één uur maar zoo groot te zijn, Als Vlaandrens fierste zoon. Maar terwijl men, den 12» Augustus 1883, Conscience's bronzen standbeeld te Antwerpen luisterrijk onthulde, lag hij zelf in de hoofdstad aan het ziekbed gekluisterd, waaruit hij niet meer zou opstaan. Bij de eerste tijding zijner ziekte hadden zich van zelf ontelbare geneesheeren aangeboden ; zelfs uit het verre Rusland werden bijzondere geneesmiddelen gestuurd ! Het was echter beslist. Een maand later, den 8n September 1883 ontsliep hij zacht en vredig. Weinige oogenblikken vóór zijn dood had hij gevraagd om het venster, dat op den grooten tuin uitgaf, te openen, om nog eens de zon en de bloemen te zien. Dan plukte men al zijn lievelingsbloemen en strooide die op zijn sponde, en terwijl de zon scheen door het open raam en de vogelen zongen in het loover, gaf hij den geest. Antwerpen bezorgde hem een vorstelijke begrafenis. Maar zijn geest, zijn werk, zijn ziel, dat alles leeft voort in ons en zal voortleven in de komende geslachten. Heeft zijn eerlijke Vlaamsche werkingpp staatkundig terrein hem zelf niets dan smart en smaad gebaard, zij was de grondslag, waarop het mogelijk was het huidig sterk gebouw der Vlaamsche Beweging te doen oprijzen ; zoo het ook waar is, dat in al zijn verhalen de menschen niet naar de nuchtere werkelijkheid zijn geteekend, maar geschetst zijn naar zijn eigen beeld en gelijk hij ze in zijn alomvattende liefde en goedheid wenschte en wilde, .zoo is het eveneens waar, dat wij hem veel zijn verschuldigd, want Hij leerde zijn volk lezen en heeft het de lang verborgen en onvermoede schatkameren der geestelijke schoonheid ontsloten; zoo het ook waar moge wezen, dat al zijn geschiedkundige romans wel eens zondigen tegen historische getrouwheid, — door hun dramatische kracht, hun grootsche, ongebreidelde dichterlijke fantazie enden heroïschen adem, waardoor zij worden bezield, hebben zij gansche op elkaar volgende geslachten van ons volk gewezen op de schitterende daden onzer vaderen en de bijna vergeten glorie onzer geschiedenis, en het aldus opgeleid om eenmaal in een nabijzijnde en onafwendbare toekomst, een groot en schoon volk te worden onder de volken op deze aarde. Conscience is de stamvader van het nieuwe en jonge Vlaanderen, de heldendichter, wiens vlammend woord een volk uit de diepten gebracht heeft naar het glanzend licht. Wij eeren en wij beminnen hem, en onze dankbare liefde moet eeuwig en heerlijk zijn als het werk, dat hij met vlijtige handen en goddelijke bezieling ten bate van zijn volk heeft volbracht. Eere zij hem, — want hij is groot onder de grootsten. RICHARD DE CNEUDT. AAN HENDRIK CONSCIENCE Volkslied van Richard de Cneudt en Oscar Roels. Uw land lag droef en duister en zonk in killen nacht Gij hebt weer licht en luister aan 't arme volk gebracht. .Zijn schoonheid was gevloden zijn geestkracht lag aan band ; Gij wektet 't uit de dooden en leidde't aan uw hand, — Gij schiept, uit nacht en nooden het Vlaamsche Vaderland ! O mensch vol eedle deugden, gij waart zoo groot als goed met schoonheid en met vreugden, hebt gij uw volk gevoed ! Uw schat van gulden droomen,, uw liefde en teederheid, gij hebt het al genomen en aan uw volk gewijd ! — Gegroet, die zijt gekomen en Vlaandren hebt bevrijd ! De glorie van 't verleden herleefde bij uw woord, en 't volk, veracht, vertreden, werd door uw stem bekoord. De Leeuw van Vlaandren maakte de herten fier en groot, tot elk zijn boeien slaakte, en elk dfn nacht ontvlood — en gan">ch een volk ontwaakte bij 't rijzend morgenrood ! Thans daagt in Vlaandrens gouwen alom het reddend licht en verder, hooger schouwen wij met verrukt gezicht En — drijft ons volk weer krachtig op eigen vrije vlerk, wordt Vlaandren rijk en machtig, ons volk weer schoon en sterk, wij blijven steeds indachtig, Jong-Vlaandren is uw werk ! FEESTELIJKHEDEN INGERICHT TER GELEGENHEID DER Provinciale Betooging AAN CONSCIENCE OP DEN HONDERDSTEN VERJAARDAG ZIJNER GEBOORTE ANTWERPEN 2 DECEMBER 1812. BRUSSEL 10 SEPTEMBER 1883. 1. — Letterkundige feestvergadering waarin het puik van de Vlaamsche sprekers den grooten schrijver zullen verheerlijken als schrijver, als redenaar, als gedachtenzaaier en strijder, om 10 uur 's morgecs in den Vlaamschen Schouwburg. 2. — Optocht van volksmaatschappijen zonder onderscheid van denkwijze, om 4 ure op de Vrijdagmarkt. 3. — Uitvoering van Volksliederen op het St. Baaf?plein door het Vlaamsche Volk, om 6 ure. 4. — Marmerbeelden de roerendste tooneelen voorstellend, uit 's schrijvers werken, om 8.30 ure op het St-Baafsplein. 5. — Zichtbeelden uit de levensgeschiedenis van den grooten ichrijver. GROOTHANDEL 6ordljnen. Broderieën, Kanten, Ellegoederen, Gemaakte storsen, Sargiën. J U LI AAN VAN DAMME Veerdamstraat, 4, Gent (Tegen de Oudburg) JH/V/JL/JLJJ J KJ KJ BLOEMEN BRABANTSTRAAT, 15 GENT 2410 Boe^andel Vat) (Jcet!;em & Cic l, Voldersstraat - GENT. stelt van heden af verkrijgbaar de JUBILEUM-UITGAVE DER VOLLEDIGE WERKEN VAN HENDRIK GQNSGIENGE Om aan deze Prachtuitgave een waardig uitzicht te geven, hebben wij de 58 boekdeelen welke de volledige, werken bevatten doen inbinden in 80 gelijke prachtbanden van dezelfde dikte. DE PRIJZEN ZIJN : 58 deelen ingenaaid (die 99.- kosten) bij inschrijving fr. 90.- betaalbaar fr. 5.- per maand. Die 58 deelen bijeengebonden in 30 gelijke prachtbanden fr. 135.- betaalbaar fr, 8.- per maand. Een eikenhouten boekenkast, in twee verschillende modellen, wordt voor deze uitgave verkrijgbaar gesteld : Model A voor 33,00 fr. Model B (prachtkastje) 53,00 fr. Zij die een kastje er bij nemen betalen 10 fr. per maand. Omstandig prospectus wordt door Boekhandel Van Goethem & Cie op aanvraag gezonden. VLAMINGEN ! Ziet de Conscience-Uitstalling van Boekhandel Van Goethem & Cie, Voldersstraat, 1, Gent. HOEDENMAKER1J MACHIELS-PELLEMAN Gouden Leeuwpiaats, 6 GENT Vilt» en Stroohoeden ■ Mutsen • Stokken Regenschermen - Regenmantels. FABRIEK VAN MUZIEKINSTRUMENTEN EM. FAUCON NI ER Keizer Karelsiraat, 83 GENT Herstellingen — Kataloog gratis. De Matrassen in Konijnfyaar VAN Gr. {. Dutnortier (GEBROEDERS) Hundelgemschensleenweg, 287 LEDEBERG-bii-GENT 7ijn tien jaar gewaarborgd op factuur.