3 1 Jacofc $an üaerlant Merken Pbltograpïjtècöe ümmenbattmg Jttuöeum Van jfftaerlant 30amme facob ^an ülaerlant Merfeen ptbltograpfnöcïje ièamenbattmg iWuöeum #att Jïlaerlant ©amrne 3fnletbmg Het leven, het werk en de eeuw van Jacob van Maerlant zullen nooit genoeg gekend zijn door ons volk, niet alleen door onze jeugd, die niet mag vergeten met welk een prijs ons nationaal gevoelen ontloken is, maar ook door hen die verantwoordelijk zijn voor het behoud van de traditie : de kennis van het verleden is immers de beste leidraad voor de toekomst. Men mag zeggen dat Jacob van Maerlant, zoals zijn tijdgenoot Dante, de schepper van een landtaal is, tot dan verward met die taal die men sprak in het gewest dat men noemde, volgens de geschiedschrijver Melie Stoke : Neder-Zassen, en gekend onder de naam Dietsch, Dietse of Duutse. Het is dus Jacob van Maerlant die het eerst van de Vlaamse taal een litteraire taal maakte, en het is dank zij hem, dat het Vlaamse zal zegevieren hoven de andere Dietse dialecten « omdat ie vlaminc ben ». Het was daar werkelijk een blijk van de zin voor vrijheid die de Vlaamse gemeenten bezielde in die periode, een vrijheid die men slechts bereikte na biltere strijd en wedijver tussen de buursteden. De vooruitgang van de industrie, de handel en vooral de ontwikkeling van de scheepvaart zijn de oorsprong van al die voorrechten. De geschiedenis van Damme is er de getuige van, Dcimme, de voor- haven van Brugge, die toen, zoals nu Antwerpen, het centrum van de Westerse handel was. Zonder de voorspoed van Damme, die zoveel bijdroeg tot de evolutie van onze scheepvaart, zou Antwerpen misschien nooit geworden zijn wat het nu is. En het is juist te Damme dat van Maerlant zich kwam vestigen in het begin van de XIII eeuw. Hieruit kunnen we besluiten dat Damme toen ook een cultuurcentrum was. Was het niet in die periode dat de hoofse poësie van een Chr. de Troyes bloeide te Wynendaele, en dat Wolfram von Eschenbach, Hendrik van Veldeke, geboren te Maastricht, de heraut van de hoofse poëzie in Duitschland noemt ? « Van Veldeke der wise man » (Parzival VIII. 209.) Het is voor de burgerij van Damme dat van Maerlant zijn didactische werken schreef, zoals de: «Nature Bloemen, de «Rijmbijbel», maar ook zijn strophische gedichten, typisch middeleeuwse werken, maar waarvan de handschriften, rijk aan verluchtingen, verloren zijn gegaan. Indien de betekenis van een werk zoals de «Rijmbijbel» veel van zijn belang heeft ingeboet, is het handboek dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheken niet minder een van de zeldzaamste kleinoden van onze kunstgeschiedenis. Het is daarom dat wij het nuttig geoordeeld hebben een korte inhoud uit te geven van alle handschriften die op het huidig ogenblik gekend zijn en die toelaten het veelzijdige nog zo actuele werk (wij denken hier in hel bijzonder aan de zogenaamde strophische gedichten) synoptisch te overzien van hem die men met recht de vader van de Nederlandse dichtkunst genoemd heeft. C. NEUHUYS. Datum : JACOB VAN MAERLANT heeft zelf de volgorde van zijn eerste werken aangeduid ; hij deed dit in zijn HISTORIE VAN TROYEN. Daar lezen wij op vers 57-60 : Hier voren dichte hi Merlijn, Ende Alexander uten Latijn, Toerecke ende dien Sompniarijs Ende den cortten Lapidarijs. Inhoud : « Hier voren », dat is : onmiddellijk vóór zijn Historie van Troyen, dichtte hij zijn Merlijn, en vóór zijn Merlijn zijn Alexander, enz. Men moet dus opklimmen in de volgorde om zijn eerste werk te vinden : de Lapidarijs. Dit werk is verloren gegaan : het was niet lang, een klein werk dus : het was kort, zegt de dichter. Het moet eeh verklaring geweest zijn van de symbolische betekenis van verscheidene stenen, in didactische vorm, naar alle waarschijnlijkheid. Bron . Men onderstelt dat het geheel of gedeeltelijk opgenomen werd in « Der Naturen Bloeme », waar een Lapidarijs, naar Marbodeus, bisschop van Rennes (+ 1123), voorkomt. De « Sompniarijs » was waarschijnlijk, zoals de naam het schijnt te verklaren, een werk over droomverklaring. Ook dit werk is niet bewaard gebleven. Hand- Buiten de aanhaling hierboven vermeld weten wij niets betreffend deze schriften : beide werken die verloren zijn gegaan. (1) Wij volgen hier, voor de eerste werken, de chronologische orde die voorgesteld werd in de « Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis » 1951 : Jacob van Maerlant, klerk van de heren van Roden, te Snellegem. blz. 5-25. Datum : Geschreven omtrent 1262, DE TOREC wordt gewoonlijk als het derde van VAN MAERLANT's werken beschouwd. Dat het gedicht werd bij het ridderhof der heren van Roden is zeer waarschijnlijk ; onze dichter was klerk bij deze ridders. Inhoud : De Roman van Torec behoort tot de Britse ridderromans, al kan het be¬ zwaarlijk tot de Arthurromans worden gerekend, daar het vijandig staat tegenover de ridders van de Tafelronde. Het werk is in zoverre merkwaardig, dat, alhoewel een queste, het hier niet gaat om het veroveren van een voorwerp, doch om een glimlach te verwekken op de moede lippen van koningin Tristoise, een eerste maal bij Torec's geboorte, dan bij zijn belofte de diadeem op te zoeken, en een derde maal bij zijn terugkomst, na de diadeem mitsgaders een bruid te hebben veroverd en de ridders van de Tafelronde in een vernederende postuur te hebben achtergelaten. . Bronnen : Ondanks de afwezigheid van alle Frans of Brits model, mag Torec niet als een oorspronkelijk werk worden beschouwd. Inderdaad, ook hiermede beoogt de auteur geschiedenis, waartoe hij dus op reeds bestaand materiaal heeft moeten steunen. In vers 1410 beroept hij zich op een Frans model : « Also alsict int romans hore... » Doch de naam Torec, buiten een « Torrez » van latere datum, blijft in de Franse literatuur volledig onbekend. Omvang : Het werk omvat 3853 vz en is ons bewaard gebleven als gedeelte van de geweldige Lancelot-eompilatie, waarin het ca 1320 door Lodewijk van Velthem werd opgenomen. Eerste druk : ROMAN VAN LANCELOT, uitgeg. door W. J. A. Jonckbloet, 's Gravenhage, 1849. Boek III, vers 23127-2C>980, blz. 157-183. Hand- 's GRAVENHAGE : Koninklijke Bibliotheek, in het Lancelothandschrift, lis. schriften : nr 179, fol. 190 a3-200 b3. Datum Dit werk werd gedicht in Vlaanderen tussen 1257 en 1260 op verzoek van en een « edel en bequame » vrouwe GHEILE, misschien Heila van Roden. Opdracht : Inhoud : De tochten en belevenissen van Alexander de Grote hadden, sedert de Kruis¬ tochten, in West Europa ingang gevonden en waren, doorheen de verhalen van verscheidene schrijvers, zó verheerlijkt dat Alexander tot een legendarischridderlijk personage was uitgegroeid, die dankbaar stof leverde voor de ridderromans, waar de hoofse cultuur van die tijd zo gretig op was. Bronnen : Jacob van Maerlant, die, naar wij uit zijn « Spieghel Historiael » later zul¬ len vernemen, geschiedkundig werk wenste te leveren, gebruikte als bron het sedert de Xlle eeuw bekende epos van Gauthier de Chatillon, de « Alexandreïs », hetwelk op een Latijns verhaal van Quintus Curtius steunde. Al toont Van Maerlant zich een trouwe navolger van zijn voorbeeld, toch is hij geen slaafse navolger, want hij behandelt zijn verhaal naar eigen opvatting. Wat hij als te lang beschouwt, kort hij in, wat geschiedkundig niet betrouwbaar of onjuist is, laat hij weg of verbetert, waar hij over andere bronnen beschikt. Ouderwetse vergelijkingen vervangt hij door meer bij zijn tifd aangepaste, last spreekwoorden in en stichtelijke beschouwingen. Voor de geographische beschrijvingging hij te raad in een « Imago Mundi » ; hij raadpleegde ook de Bijbel, Ovidius, de « Disciplina Clericalis » van de Spanjaard Petrus Alfonsi. Alles bij elkaar, een gerijmd compilatie-arbeid, die hij tot een origineel werk opvoerde, waarbij hij vooral bezorgd was om de werkelijke geschiedenis zo trouw mogelijk na te volgen. Het is in de passus, waar hij handelt over de vaderlandsliefde, dat ons zijn geboortestreek bekend gemaakt wordt : Maer seidi dat hi noit en vant Also goet lant, alse Bruxamhocht. Ic waens hem daerbi heeft ghedocht, Om dat hiere in was gheboren. Omvang : Het werk omvat X boeken en beslaat ca. 14.300 verzen. Eerste druk : ALEXANDERS GEESTEN VAN JACOB VAN MAERLANT, in opdracht der Kon. Akad. van Wetenschappen uitgegeven door F. A. Snellaert, bij Hayez, te Brussel. Eerste dl, 1860 ; 2e dl, 1861. Hand- GENT : Bibliotheek der Universiteit ; hs. nr 27436, fragment. schriften : LEIDEN : Bibliotheek der Rijks-Universiteit : Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, Hs. 1196, fragmenten van Bk VIII, IX en X. 15e eeuw. MUENCHEN : Bayerische Staatsbibliothek, Cod. germ. 41. 14e eeuw. Heben ban g>tnt Jranctècuö Heben ban ü>mte Clara Datum : Het LEVEN VAN ST. FRANCISCUS werd gedicht omstreeks 1271-74. Opdracht : Er bestond te Utrecht een Minderbroedersgemeenschap, onder dewelke VAN MAERLANT enkele vrienden had die hem er toe aanzetten een Franciscusleven te schrijven (vz. 74-77), dat hij opdroeg aan broeder Alaerd. Bronnen Dit heiligenleven is een verdietsing van het in 1261 in het Latijn door de en h. Bonaventura geschreven en in 1266 door de Minderbroeders te Pisa als offi- Inhoud : cieel erkend Leven van de h. Franciscus. Van Maerlant neemt de gelegenheid te baat om door een ideaal van armoede en naastenliefde de schraapzucht van leken en papen te keer te gaan. Het pessimisme van de proloog getuigt van de invloed van het toen zeer verspreide Joachimisme, dat na 1260 het einde van de wereld verwachtte. Omvang : Het werk is ingedeeld in « sestien stucken » en telt 10540 vz. Al tracht men zich algemeen te overtuigen van het vaderschap van Van Maerlant over dit werk, algehele zekerheid bestaat hieromtrent echter niet. Vast staat alleen, daar hij het zelf zegt, dat de auteur een Vlaming was (« Ende omdat ic Vlaminc ben»). Volgens vers 1785-86 zou dezelfde dichter ook een « Leven van de h. Clara », dat verloren is gegaan, vertaald hebben. Eerste druk : LEVEN VAN ST. FRANCISCUS, door Jacob van Maerlant. Uitgeg. door J. Tide- man. Leiden, D. du Mortier en zoon, 18b8. Hand- BRUSSEL : Kon. Bibl. : Hs. II 5604 « Tleven van Sint Franciscus ». schriften : LEIDEN : Bibl. der Rijks-Universiteit, Maatschappij der Nederl. Letterkunde, hs. 101, le helft XlVe eeuw. Datum : Opdracht en Bronnen : Inhoud : Omvang : Eerste druk Handschriften : Naar hijzelf zegt, begon JACOB VAN MAERLANT zijn S. H. dertien jaren na de RIJMBIJBEL, dus omstreeks 1283, op verzoek van graaf Floris V. Als hoofdbron benutte hij het SPECULUM MAJUS, in 1265 door Vincent de Beauvais, bibliothecaris van Lodewijk IX, voltooid. Als hulpbronnen dienen vermeld : HISTORIA HIEROSOLYMITANAE EXPEDITIONIS van Albertus Aquensis, voor de tijd der Kruistochten ; « Chronicon Egmundianum », door Melis Stoke vertaald, voor de geschiedenis van onze gewesten ; de Kerkvaders ; HISTORIA REGUM BRITANNIAE van Geoffroy van Monmouth ; het « Roelandslied » naar de phantasterijen van Tulpijn. Van Maerlant's werk is een wereldgeschiedenis in het licht van de Openbaring en de Verlossing, een opvatting van hemzelf. Meer dan elders gaat hij te keer tegen « die scone walsche valsche poelen Die meer rimen dan sie weten. » Hij heeft er natuurlijk geen vermoeden van, dat zijn bronnen even ongeloofwaardig zijn. De schrijver verdeelde zijn werk in IV Partieën : de eerste, van de schepping tot keizer Claudius (ca. 80.000 vz.) ; de tweede, van Claudius tot 381, sloeg hij over, daar dit reeds meestal in de « Rijmbijbel » was behandeld geweest. Hij werkte 2 jaren over de 3e Partie (ca. 40.000 vz.), van 381 tot 802. Van de 4e, die gaat tot 1113, dichtte hij zowat 18.000 vz, waarna hij, ca. 1288, wegens ouderdom of vermoeienis zijn arbeid moest staken. Lodewijk van Velthem zou deze Partie later beeindigen en voegde er zelfs nog een vijfde (voor Heer van Voorne) aan toe (ca. 30.000 vs.). De 2e Partie werd later vervaardigd door Philip Utenbroeke, een Dammenaar (ca. 36.000 vs.). DEN SPIEGHEL HISTORIAEL, houdende in hem alle historyen der waerachtiger cronijcken ende der Bibelen ende der godlycker Scriftueren, met alle gheschiedenissen ende vreemtheden der Hystorien ende der Poetrien ; die welcke waerachtich sijn. Antwerpen, 1515. fol. (Een prozabewerking). SPIEGHEL HISTORIAEL of Rijmkronijk van Jacob van Maerlant met aanteekn. Door Jacob Arnout Clignelt en Jan Steenwinkel. I-II. Te Legden, bij Frans de Does, 1784-1785. (Ie Partie). SPIEGHEL HISTORIAEL of Rijmkronijk van Jacob van Maerlant. Derde Deel, met aanteekn. van Jan Steenwinkel. Uitgeg. door de Tweede Klasse van het Hollandsche Instituut. Te Amsterdam, Ter Boekdruk, van M. F. Pieper en Comp., 1812. (3e Partie). JACOB VAN MAERLANT'S SPIEGHEL HISTORIAEL met de fragmenten der later toegevoegde gedeelten, bew. door Philip Utenbroeke en Lodewijc van Velthem. Van wege de Maatsch. der Nederl. Letterkunde te Leiden uitgeg. door M. De Vries en E. Verwijs. I-III. Leiden, E. J. Brill, 1863. BRUSSEL : Kon. Bibl. : fragmenten : Hss. 19578, 22264. II Midden XlVe eeuw. GENT : Bibl. der Univ. : fragmenten : Hss. 1374 (hs. Heber), (Reuzenhs.), 27434. BRUGGE : Rijksarchief : Verzameling Découvertes nr 351A, 351B, 356, fragmenten. Einde XlVe eeuw. LEIDEN : Bibl. der Rijks-Univ., Maatschappij der Nederl. Letterkunde, Hss. 176, 177 en 1527, fragmenten. Verder codices Latini Bibl. publicae 911, XlVe eeuw en 1291, ca 1450, fragmenten. UTRECHT : Bibl. der Rijks-Univ. : Hs. 1331, fragmenten, XlVe eeuw. AMSTERDAM : Ribl. der Kon. Akad. van Wetenseh. : Hs. XX, perkament, midden XlVe eeuw. BERLIJN : Preussische Staatsbibl. : Germ. Fol. 751, fragmenten, XlVe eeuw ; Germ. Quart. 570, H, 3 fragmenten (copie van een fragm. van de Univ. Bibl. te Breslau. XlV-XVe eeuw). 1171, 15589-623. 1640, 1641, 2541 HAMBURG: Bibl. der Hansestadt Hamburg; fragment. XIVo eeuw. WENEN : Nationalbibl : In cod. 13708 raembr., XlV-XVe eeuw, Ile Partie en fragm. van Ille Partie. Verder hebben fragmenten vertoefd of vertoeven te : BRESLAU : Univ. Bibl. DOUAI : Bibliothèque : hs. fragment overgeschreven door Abbé D. Carnel. HANDSCHRIFTEN van de « Spieghel Historiael » werden gevonden o.a. te : Breda en Steenbergen (door A. G. Kleyn), Megen (1858), Deventer, Zutfen, Maastricht, Leiden, Gent (door F. Vanderhaeghen), Brugge, Leuven, Brussel (Kon. VI. Akad.), Cheltenham, Oxford, Breslau (door Hoffmann von Fallersleben), Darmstadt, Büdingen (door W. Crecelius, Ysenbrugse Archief), Wenen (in 1869 door F. von Hellwald in de Nationalbibl.). xn ü>tropï)töd[)e <§ebtcj)ten Datum ; De grootste vermaardheid verwierf JACOB VAN MAERLANT met zijn « Strophische Gedichten », een algemene benaming voor verscheidene didactisch-lyrische gedichten die hem toegekend worden. De datum, waarop elk dezer werken geschreven werd, is moeilijk nader te bepalen ; zij werden zowat op alle tijdstippen van zijn leven opgesteld, de meeste in de jaren tussen de « Rijmbijbel » en de SPIEGHEL HISTORIAEL. Bepaling : Al deze gedichten hebben een bepaalde vorm gemeen, waarom zij onder éénzelfde benaming in de geschiedenis van onze letterkunde bekend staan. De strophen van Van Maerlant volgen een andere rhythmische bouw dan de Provencaalse strophe, zoals bv. deze van zijn tijdgenote Hadewych. Het Maerlants gedicht is een verwerkte vorm van Latijnse kerkhymnen : een strophe van 13 verzen met de rijmorde aab, aab, aab, aab, b, met 4 heffingen in de a-regels en 3 in de b-regels, waarbij de b-rijmen doorgaans korter zijn dan de a-rijmen. Elke strophe sluit met een 13e vers, daarom « clausule » genaamd, in b-rijm. Auteurs : We staan dus voor een volmaakt model van strophe, wat zeer belangrijk bleek te zijn voor datering en authenticiteit van deze gedichten. De vele afwijkingen van de gestereotypeerde vorm zijn oorzaak, dat voor geen enkele ervan eensgezindheid kon bereikt worden over beide vragen : op welk tijdstip werden zij geschreven? en zijn ze wel van Van Maerlant? Men beschikt zelfs over geen enkel afdoend bewijs dat ook maar één dezer gedichten van Van Maerlant is. Doch, ondanks alle geopperde bezwaren, meent men ze « als een eenheid te moeten beschouwen, die het werk is van éénzelfde maker, die niemand anders kan zijn dan Jacob Van Maerlant. Zo staan wij nog het veiligst » (Dr J. Van Mierlo). Volgorde : Aangezien zij, bij gebrek aan een vaste datering, niet in chronologische volgorde kunnen opgesomd worden, vindt men de Strophische Gedichten hier gerangschikt volgens de ontwikkeling van de strophenbouw : « Van Ons Heren Wonden », « Vanden V Vrouden », « Vanden Lande van Oversee », « Der Kerken Claghe », « Die Clausule vander Bible », « Vander Drievoudichede » (Martijn III), « Disputacie van Onser Vrouwen ende vanden heiligen Cruce », « Wapene Martijn» (Martijn I), « Dander Martijn» (Martijn II), «Vanden Verkeerden Martijn ». Toegeschreven Buitendien mogen hier nog vermeld een viertal werken, dit verkeerdelijk werken : aan Jacob Van Maerlant werden toegekend : DBOEC VANDEN HOUTE, een legende van het Kruishout, van na 1283 (780 verzen bewaard) ; VANDEN NEGHEN BESTEN, door Hennen Van Merchtene, een leer in de riddereer volgens de negen beste ridders, (XVe eeuw) ; SCALC ENDE CLERC, van een onbekende dichter (Xlle eeuw), een tweespraak tegen de vleiers van de adel ; DE VIERDE MARTIJN, door een Brabander : 47 strophen van 19 verzen op twee rijmen, waarin de ridderdeugden als voorbeeld worden gesteld (1299), Zelfs de REINAERT is hem toegeschreven geweest. Datum : Werd geschreven te Maerlant in het Brugse Vrije ca 1261. Opdracht : Het werd opgesteld « te eren Heren Alebrechte den heer VAN VOORNE ». Inhoud : Onder de algemene hoofding MERLIJN staan eigenlijk drie werken, waar van slechts de twee eerste van de hand van Van Maerlant zijn: Het eerste deel staat bekend als HISTORIE VANDEN GRAELE, waarin schrijver steunt op de Fransman Robert de Borron. Joseph van Arimathea had een ridderorde gesticht ten dienste van de Graal, de schotel die bij het Laatste Avondmaal dienst had gedaan. De orde hield dagelijks zitting rond een tafel, waar een plaats voor de Graalkoning open blijft. Doch de lotgevallen van de Graal houden hier op en de schrijver gaat over tot MERLYNS BOECK, steeds naar R. de Borron. Geboren uit een maagd en een duivel, herstelt de tovenaar Merlijn, Uter en Pandagroen in hun rechten op het land van Locrin (Engeland) en sticht eveneens een Tafelronde met de « sitten », voorbehouden aan de uitverkoren Graalkoning. Het werk sluit met de geboorte van Arthur, die tot koning wordt erkend. Een derde gedeelte ARTHURS BOECK, die de geschiedenis van Koning Arthur verhaalt, werd door Lodewijk van Velthem in 1326 bijgevoegd naar een Frans model, LE LIVRE DU ROI ARTUS. Bron : Ook dit werk aanzag Jacob Van Maerlant als ware geschiedenis, wat blijkt uit de passus waar hij de Borron op een leugen betrapt en uit de menigvuldige pogingen van Van Maerlant om de ware toedracht der gebeurtenissen te herstellen aan de hand van verscheidene werken, als : « Gesta Pilati », « Epistola Pilati », de « Veronica-Legende », het « Chronikon Fieronimi » en het « Bellum Judaicum » van Fl. Josephus. Omvang : De « Historie vanden Graele » loopt tot vs. 1926 ; « Merlyns Boeck », van vs. 1927 tot 10.338 ; en « Arthurs Boeck » van vs. 10.339 tot 36.218. Eerste druk : JACOB VAN MAERLANTS ME HL YN, naar het eenig bekende Steinforter hs., uitgegeven door ./. Van Vloten, Leiden, J. Brill, 1880. Hand- STEINFORT : Steinforter hs., eigendom van Vorst van Bentlieim, dat de vol- schriften : ledige tekst van alle drie werken omvat, en liet enige hs. waarin dat gedeelte, dat van Van Maerlant's hand is, bewaard bleef. LEIDEN : Bibliotheek der Rijks-Universiteit : Maatschappij der Nederlandsehe Letterkunde, 1107, vz 25.275-25.598, 26.070-26.075, 26.124-26.129. (Dus alleen fragm. uit Arthurs Boeck). Datum : In zijn SPIEGHEL HISTORAEL verwijst VAN MAERLANT naar dit werk Opdracht : Ten Dietsche, dat wide es becant Ende wi maecten te Merlant, hetgeen omstreeks 1264 moet geweest zijn. Een opdrachtgever wordt niet vermeld. Bronnen : Als bron, nam schrijver de alombekende « Roman de Troye » van Benoit de St. More (?), dat reeds door een Vlaming, Segher Dieregotgaf, sterk beknopt verwerkt werd. Van Maerlant wilde echter St. More's roman volledig in het Diets behandelen. Naar het model, is het een uitvoerig avonturenroman op stof uit de Oudheid, in hoofse trant, met liefdesepisodes van mythologische personages. De oorspronkelijke 30.000 verzen van B. de St. More werden nog verlengd door allerlei inlassingen, o.a. de volledige ACHILLEIS van Statius, verwerkingen van Ovidius, de Eneis en de Ilias, ook werd het werk van Dieregotgaf er in opgenomen. Inhoud : Het gedicht vangt aan met de tocht van de Argonauten, behandelt de eerste belegering van Troja, de uitroeiing van Laomedoen's geslacht, de tweede belegering der stad en haar val, tot de stichting van Rome. Het is meer verdienstelijk werk dan dat van de Fransman, dat oordeelkundig verbeterd en aangevuld werd. De geografische beschrijvingen ontnam hij zijn « Alexander ». Wij zien hierin Van Maerlant het opnemen voor de vrouw ; het voorbeeld van Maria is hem een voldoende reden om de vrouwen hun ontrouw en boosheid te vergeven. In Maerlant's opinie een geschiedenis, hoofdzakelijk van Griekenland en Rome. Omvang : Het werk telt ca. 40.000 verzen. Eerste druk : EPISODES UIT MAERLANT's HISTORIE VAN TROYEN, naar het te Wissen ge¬ vonden hs., bewerkt en uitgeg. door J. Verdam, Groningen, J. B. Wolters, 1873. « Dit is die ISTORY VAN TROYEN van Jacob van Maerlant », naar het vijltiendeeuwsche hs. van Wessel van de Loe met al de Middelnederlandsche fragmenten, diplomatisch uitgeg. door Napoleon De Pauw en Edward Gailliard, I-IV, Gent, A. Siffler, 1889-1892. (Eerste volledige uitgave). Hand- GENT : Bibl. der Universiteit, Hs. 691, fragment ; Hs. 1594, fragment ; Hs. 2743", schriften : fragment. BRUSSEL : Kon. Vlaamse Akad. voor Taal- en Letterkunde : Fragment ontdekt in de Biblioth. der abdij te Tongerlo. Hs. op perkament, XlVe eeuw. (Fragm. Daems). 's GRAVENHAGE : Koninklijke Bibliotheek, Hs. 131 D4, perkament, 2e helft der XlVe eeuw. Fragmenten. LEIDEN : Bibl. der Rijks-Universiteit, Maatschappij der Nederl. Letterkunde, . Hs. 181, fragmenten. UTRECHT : Bibl. der Rijks-Universiteit : hs. 1330, 4 foll. Fragment. XlVe eeuw. BERLIJN : Preussische Staatsbibliothek : « Lied van Troje », 2 perg. stroken, fragm. 18. XTVe eeuw. Datum : Dit werk, rond 1266 geschreven, werd hoogstwaarschijnlijk vóór DER NATUREN RLOEME voltooid. Het zou dus het eerste werk zijn dat JACOR VAN MAERLANT te Damme schreef. Opdracht : Djt wer]{) opgesteld ten behoeve van de jonge graaf Floris V., is een be¬ rijmde vertaling van het in de Middeleeuwen zeer geprezen SECRETA SECRETORUM van Philippus Tripolitanus, een verzinsel van Arabische oorsprong. Inhoud : Het gaat hier om een didactisch werk, bevattende staatkundige raadgevin¬ gen en beschouwingen, moraliserende wijsheid voor vorst en burger en een onderwijs in de gezondheidsleer. Bron : Het ontbreekt aan eensgezindheid omtrent het auteurschap van Jacob Van Maerlant over deze vorstenspiegel. L. Willems en J. Clarisse, de eerste uitgevers, konden er VAN MAERLANT bezwaarlijk in herkennen. Ook Bilderdijk had, vóór Clarisse, dit werk aan Van Maerlant ontzegd. Dr J. Van Mierlo, na eerst het standpunt van Willems te hebben bijgetreden, meent het nu toch aan Van Maerlant te moeten toekennen. Omvang : fjet gedicht telt 2158 verzen. i erste druk : })E HEIMELIJKHEID DER HEIMELIJK HE D EX. Dichtwerk toegekend aan Jacob van Maerlant; met eene int. en aanteekn. van wege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde uitgeg. door J. Clarisse, Dordrecht, Blussé en Van Braam, 1838. (Naar het hs. der Mij der Nederl. Letterkunde). HEYMELICHEDE DER HEYMELICHEYT in « Denkmaler der altniederlandischen Sprache und Litteratur ». Hrsg. von Eduard Kausler, Tiibingen, 18'r'i1866. (Naar het Comburgse hs.) Hand- 's GRAVENHAGE : Kon. Bibliotheek : Codex membr. 76 E 5, Coll. J. Visser, 169. schriften : Einde XlVe eeuw. LEIDEN : Bibliotheek der Rijks-Universiteit, Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, Hs. 169, vz. 1-1997. XlVe eeuw. STUTTGART : Königliche Bibliothek : het zgn. Comburgse hs. (hs. A van de Maerlant hss.), vroeger toebehorende aan de boekerij van de Teutonische Orde te Comburg a/Kochter. Perkament codex uit eerste helft van XlVe eeuw. Omvang : Eerste druk Datum : Opdracht : Bron : Inhoud : DER NATUREN BLOEME, dat geldt als het tweede werk dat door Van Maerlant te Damme, waar hij zich intussen gevestigd had, voltooid werd, dateert van 1266-1271. Het werk is opgedragen aan Nicolaas van Cats, voogd van de jonge graaf Floris V. Als bron hiertoe diende DE NATURIS RERUM van Thomas van Bellinghen, waar Van Maerlant echter dacht te staan voor de SUMMA DE CREATURIS van Albert de Grote. Een wetenschappelijk werk over geheel de natuurkunde van die tijd, waarin gehandeld wordt over de mens zowel als over de monsters uit de Oudheid, als Centauren en Cyclopen, over dieren, vissen, slangen, insecten, zowel als over bomen, planten, bronnen, stenen en metalen. Van Maerlant beschrijft uitvoerig de aard, de levenswijze en het nut van dieren en planten voor de mens, hun gebruik als geneesmiddel en de symbolische betekenis die aan dieren, planten, stenen en metalen verbonden is. Misschien werd hier het verloren gegaan LAPIDARIJS opgenomen. Dit werk toont een ommekeer in 's dichters opvatting, in die zin, dat hij zich voortaan tegen het Frans kant, als betrouwbare bron voor geschiedkundig werk. Omvang : Het werk omvat XIII boeken en telt 16.660 verzen. Eerste druk : DER NATUREN BLOEME van Jacob van Maerlant, met int., varianten van hsn, aenteekn. en glossarium, op gezag van het Gouvernement en in naem der Kon. Akad. van wetenschappen, letteren en fraye kunsten, voor de eerste rnael uitgeg. door J.-H. Bormans. I, Brussel, M. Hayez, 1857. (Tekst van bkn I-IV). Hand- BRUSSEL : Kon. Bibl.: Hss. 15636 et 19546, XlVe eeuw. schriften • GENT : Bibl. der Universiteit : Hs. nr 27438, fragment. s GRAVENHAGE : Kon. Bibl. : Codex membr. 76 E 4, Coll. J. Visser, hs. 168. XlVe eeuw. Codex membr. 71 H 45, Coll. Van Wijn ; boek X. XVe eeuw. LEIDEN : Bibl. der Rijks-Universiteit : Maatschappij der Nederl. Letterkunde, Hs. 179. Fragmenten van bkn XII en XIII. Id., ibid., Hs. 1527. Fragmenten van bkn L, II, IV en V. Ibid., Codices Latini Bibliothecae publicae, 14a, ca 1375. AMSTERDAM : Bibl. der Kon. Akad. van Wetenschappen : Hs. XVI, perkament, 2e helft der XlVe eeuw. Hs. XVII, papier, le helft van XlXe eeuw. Afschrift van hs. 76 E 4 der Kon. Bibl. te 's Gravenhage, gemaakt door W. Bilderdijk. LONDEN : British Museum : Hs. nr 11390, perkament, begin XlVe eeuw. BERLIJN : Preussische Staatsbibl. : Germ. Fol. 52, perkament, XlVe eeuw. Germ. Fol. 751, XlVe eeuw. DETMOLD : Oeffentliche Bibliothek. Handschrift. WOLFENBUETTEL : Herzog August Bibl. : Signatuur 58. 7 Aug. 2". XlVe eeuw. WENEN : Nationalbibl. : Cod. membr. 13440. Fragmenten, XlVe eeuw. Datum : Opdracht : Bronnen en Inhoud : Omvang : Eerste druk Handschriften : Op 25 Maart 1271, te Damme, voltooide JACOB VAN MAERLANT zijn Scholastica, zoals hijzelf en de Middeleeuwen de « Rijmbijbel » noemden. Bij gebrek aan vermelding van een opdrachtgever weet men niet of hij dit werk op bestelling of uit eigen beweging aanving. De RIJMBIJBEL is vóór alles een verdietsing van de « Historia scholastica » van Petrus Trecensis of Comestor (1150), kanselier van Notre-Dame te Parijs. Voor Van Maerlant is dit «geen favele noch boerde » maar « reine dacheortinghe ». Hij beperkt zich nochtans niet tot Bijbel- of Kerkgeschiedenis, maar last ook gelijktijdige gebeurtenissen in uit de profane geschiedenis en laat langdradige uitweidingen van zijn model wegvallen of put rechtstreeks uit de Bijbel. De gebruikelijke zedenkundige beschouwingen en stichtende aanmaningen blijven natuurljik niet uit. Het hele werk is gesteld in dorre kroniekstijl. Het werk sluit met Jezus' Hemelvaart, waarna hij met vs. 17102 zegt : « 1c sta es af mettesen ». Doch hij werd er toe aangespoord verder te verhalen, hoe Jezus' dood door Israël's ondergang werd gewroken. En zo loopt de Rijmbijbel door, tot vers 34892, met DE WRAKE VAN JHERUSALEM, die de val van de heilige stad verhaalt volgens Flavius Josephus' « Joodse Oorlog ». RIJMBIJBEL van Jacob van Maerlant, met voorr., varianten van hsn. aenteekn. en glossarium, op last van het Gouvernement en in naem der Kon. Akad. van wetenschappen, letteren en fraeije kunsten, voor de eerste mael uitgeg. door J. David. I-III, Brussel, M. Hayez, 1858-1859. BRUSSEL : Kon. Bibliotheek : Hss. 15001, 19545 ; fragmenten : hss. 19568, 19569, II 6215. Einde 13e eeuw. GENT : Biblioth. der Universiteit : Hs. 1250, 3 fragm. ; hs. 1639, 1 fragm. ; hs. 27433, 2 fragm. 's GRAVENHAGE : Kon. Bibliotheek : Hs. 133 L 35, perkament fragment XlVe eeuw. Hs. 75 E 20, cat. Enschedé 2690, coll. Bogaers, codex chartacens ; XVe eeuw. LEIDEN : Bibl der Rijks-Univ., Maatsch. der Nederl. Letterkunde, Hs. 168. X^Ve eeuw ; hs. 169, vz. 1-101 ; hs. 170, fragmenten ; hs. 1085, id. ; hss. 1987, 1204, 1205 en 1527, fragmenten, XVe eeuw. Ook Codices Latini Bibliothecae publicae 14c. AMSTERDAM : Bibl. van de Kon. Akad. van Wetenschappen : Hs. XVIII, hs. Clignett, perkament ,begin XVe eeuw ; Hs. XIX, hs. Bilderdijk, papier, gedeeltelijk afschrift van n° XVIII met aanteekn. door Bilderdijk. GRONINGEN : Bibl. der Rijks-Universiteit : Hs. n° 405 (hs. C der Maerlantshss.), perkament, XlVe eeuw. LONDEN : British Museum : Hs. 10044, le exemplaar, perkament, begin XlVe eeuw ; Hs 10045, 2e exemplaar, perkament, einde XlVe eeuw. BERLIN : Preu^sische Staatsbibliothek : Germ. fol. 622, perkament, van 1321 ; Germ. oct. 618, XlVe eeuw, fragment. STRAATSBURG : Universitats- und Landesbibl. : Fragm. L. 2310 (voorheen L Germ. 335), fragment. XlVe eeuw. Datum : Dit gedicht blijkt op rijpere leeftijd te zijn geschreven. Inhoud : Het is een bijna woordelijke vertaling van een Latijnse hymne, die een verering moet zijn van Jezus' wonden, waartussen allegorische toepassingen. Een gebed vóór de Gekruisigde met Maria aan zijn rechter en Johannes aan zijn linker zijde. Omvang : Telt 10 stroplien, naar het rijmschema : aab, aab, ccb, ccb. Eerste druk : VAA ONS HEREN WONDEN, uitgeg. door H. E. Moltzer in « Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde », VIII, 1888, 1-6. Hand- BRUGGE : Hs. in de Boekerij van het Bisschoppelijk Seminarie. schriften : GRONINGEN : Univ. Bibliotheek : « Gronings-Zutfens hs. », (hs. C) n" 405, perkament, XlVe eeuw. UTRECHT : Univ. Bibliotheek : hs. 1332, 1 fol., XlVe eeuw. ^anben v ^roubetr XIV Datum : Zoals het vorige, waarschijnlijk op oudere leeftijd gedicht. Inhoud : Eveneens een vertaling, doch een veel vrijere, van een Latijnse hymne, die de vijf vreugden van Maria verheerlijkt. Het kortste, maar poëtisch het volmaakste gedicht. Omvang : g strophen volgens rijmschema : aab, aab, ccb, ccb, met 4 heffingen in de b-rijmen ; de laatste strophe echter heeft viermaal aab. Lcrste druk : (< Geestelijke Gedichten van Jacob van Maerlant en anderen » uit de 13e en 14e eeuw, met een inl. en aanteekn. door L. Ph. C. Van den Bergh, in «Nieuwe Werken van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, V, Ie stuk, Dordrecht, 1841. Hand- Bleef ons bewaard in één enkel hs. : schriften : GRONINGEN : Univ. Bibliotheek : « Gronings-Zutfens hs. » (hs. C) n° 405, perkament, XlVe eeuw. Datum Geschreven naar aanleiding van de val van Akko, in 1291, in zijn geheel en misschien het beste der Strophische Gedichten. Een politiek-godsdienstig werk. Inhoud : waarin de auteur zijn heilige verontwaardiging uit over de onverschilligheid van de Christen man voor de verdediging van het Heilig Land en de H. Kerk. Het gedicht toont veel gelijkenis met Rutebeuf's COMPLAINTE D'OUTRE-MER. Omvang : 19 strophen van 13 verzen, met onregelmatig staande of slijpende a- en b-rijmen. Eerste druk : VAN DEN LANDE VAN OVERZEE in « Huiszittend leeven », door Henrik van Wyn, Amsterdam, 1812. Hand- 'S GRAVENHAGE : Kon. Bibl. : hs. 71 H 33, Coll. van Wyn, begin XlXe eeuw; schriften : hs. 74 B 15, id., einde XVIIIe eeuw. GRONINGEN : Univ. Bibliotheek : « Gronings-Zutfens hs. » (hs. C) n" 405, perkament, XlVe eeuw. Ber berken Clagfje XVI Datum : Wordt wel eens als Van Maerlant's zwanezang beschouwd en zou dus dateren van ca. 1292 (?). Inhoud : Een weinig samenhangende klacht over de geestelijkheid, wier hebzucht het volk ten gronde richt. Maakt een zeer wanordelijke indruk. Ofwèl niet van Van Maerlant, ofwèl toch van hem en dan een vertaling (?). Omvang . Het gedicht telt 18 strophen, zeer onregelmatig gebouwd : beide a- en b- rijmen nu eens staande, dan weer slepend, of alle rijmen staande of slepend. Eerste druk : « /),•/ dichte oec Jacob van Maerlant », uitgey. met inl. door J. F. Willems, in «Mengelingen van historisch-vaderlandschen inhoud», Antwerpen, Wed. J. S. Schoesetters, 1827-1830 (— 1833), 29-58. Hand- Komt voor in één enkel handschrift : schriften : GENT : Univ. Bibliotheek : Codex membr. 1374, 8» fol., het zgn. hs Heber (hs. G). Datum : De verheven ernst van de inhoud laat vermoeden, dat het op rijpere leeftijd werd gedicht. Er is niet uitgemaakt, of het origineel of een vertaling is. Inhoud : Een gedicht Maria ter ere. Van Maerlant toont aan, hoe Maria's heerlijkheid doorheen het ganse Oude Testament voorafgespiegeld wordt. Omvang : 42 strophen van 13 verzen, met uitsluitend slepende rijmen en 4 heffingen in het b-vers. Eerste druk : « Twee oude hekeldichten » medegedeeld door J. F. Willems in « Mengelingen van historisch-vaderlandschen inhoud», Antwerpen, Wed. J. S. Sehoesetters, 1821-1830, 29-58. Hand- Komt voor in één enkel handschrift : schriften : GRONINGEN : Univ. Bibliotheek : « Gronings-Zutfens hs. » (hs. C) n" 405, per¬ kament, XlVe eeuw. Btóputacte ban onöer ^routoen XVIII enbe ^anben ^etltgen Cruee Datum : Door een passus, die de val van Akko ondestelt, zou het dus van na 1291 dateren. Bronnen : Twee, misschien drie Latijnse hymnen werden hier verwerkt : een « La- mentatio Beate Marie ad Crucem » voor het le deel ; « Quid ultra debui facere » voor het 2e, beide gedichten van Philippe de Grèves (?) (4-1236). Voor het 3e deel werd tot nogtoe geen bron ontdekt. Een der langste en mooiste Strophische Gedichten. Op de klacht van Maria, waarom haar kind zo wreed sterven moet, antwoordt het Kruis door haar de eenheid van het Verlossingswerk uiteen te zetten. Omvang : 46 strophen naar het geijkt model van « Wapene Marlijn ». Eerste druk : « Een disputacie tuschen S. Marien enten Cruce » in « Denkmaler altnieder- lanclischer Sprache und Litteratur », hrsg. von Eduard Kausler, 11-111, Tiibingen, L. Fr. Fues, 1844-1866. Hand- GRONINGEN : Univ. Bibliotheek : « Gronings-Zutfens hs. » (hs. C) n° 405, per- schriften : kament, XlVe eeuw. STUTTGART : Königliche Bibliothek : « Comburgs hs. » (hs. A), perkament codex, vroeger behorende tot de Boekerij van de Teutonische Orde op het slot te Comburg, bij Hall, in Wiirtemberg. Eerste helft der XlVe eeuw. Inhoud : Dit, met het volgende meest gelezen werk van Van Maerlant, onder vorm van vragen en antwoorden tusschen Jacob en (een denkbeeldige ?) Martijn, behandelt de ideeën die de auteur bij voorkeur verdedigt : hij vaart uit tegen de vleiers, heeft het over het verval van de deugd, over Gods rechtvaardigheid, de goddelijke caritas, de zucht naar geld, de zinnelijke liefde, enz. Behalve de strijd tussen Hart en Oog, naar Philippe de Grèves, is het volledig origineel. Omvang : Telt 75 strophen waarvan de versvorm als geijkt wordt aangezien. Banber ülarttjn (»i martijn n> Inhoud : Het behandelde probleem, steeds tussen Jacob en Martijn, luidt : Iemand heb ik lief, zij mij niet ; iemand heeft mij lief, ik haar niet. Wie moet ik eerst redden? Tot ons duidelijk gemaakt wordt, dat het gaat over de liefde door de hartstocht, en de liefde door de Rede. Eveneens een origineel werk. Omvang : Telt 26 strophen naar het geijkt model. ^anber Brteboubtgbebe (of itlartijn III) Datum Werd waarschijnlijk geschreven na de voorgaande^ Martijns doch vóór de en andere Strophische Gedichten. Het schijnt hier een bewerking te zijn van het Bronnen : « Symbolum Athannasium ». Inhoud : Ondanks de verhevenheid van het onderwerp, een zwak gedicht, dat slechts een berijmde uiteenzetting is van de kerkleer over de H. Drievuldigheid. Omvang • strophen naar het geijkt model, doch met slepende a-rijmen en staande b-rijmen. Eerste druk : DIT IS WAPENE MARTIJN, uitgeg. door Henriek die Lettersnider... in die Ca- merstraet naest den gulden eenhoren tAntwerpen, 1496. (In de handschriftenreeks bekend als «Antwerpse Druk») (Hs. D). Bevat de drie Martijns. JACOB VAN MAERLANT'S WAPENE MARTIJN met de vervolgen, kritisch uitgeg. en toegelicht door Eelco Verwijs, Deventer, D. J. Wilterdink, 1857. (De drie Martijns). Vertalingen : Frans : HARAU MARTIN, uitgeg. door Joh. Brito, te Brugge, tussen 1477 en 1481. Een exemplaar werd in 1851 in het Archief te Brugge ontdekt, doch ging sedertdien verloren. Waarschijnlijk vertaald door een Vlaming die onvoldoende Frans kende. Latijn : De énige Latijnse vertaling die ons bewaard bleef, werd gemaakt door een priester, Jan Bukelare, die ons zegt, dat het reeds vroeger in 't Latijn vertaald werd. De Latijnse tekst bestaat eveneens uit 13regelige strophen, en bevat de drie Martijns. Een uitgave van deze tekst werd verzorgd door C. P. Serrure bij C. Annoot-Braeekman, Gent, 1855. Hand- BRUSSEL : Kon. Bibliotheek : hs. 19570 (Martijn I). XlVe eeuw. schriften : • Kon. VI. Akad. voor Taal en Letterkunde : « Fragment Goetschalckx :> (hs. Z), 1480 (3 Martijns). GENT : Univ. Bibliotheek : « Heber hs. » (hs. G) n" 1374, perkament codex (3 Martijns). Hand- 'S GRAVENHAGE : Kon. Bibliotheek : schriften: Cod. membr. 76 E 6, « Hulthemse hs. » (hs. B), einde XlVe eeuw (3 Martijns). Cod. chart. 73 F 19, « Hs. Clignett-Serrure » (hs. F), midden XVe eeuw (3 Martijns). GRONINGEN : Univ. Bibliotheek : « Gronings-Zutfens hs. » (hs. C) n° 405, perkament, XlVe eeuw (Martijn I en III). HEIDELBERG : « Heidelbergse fragmenten» (hs. E), perkament, XlVe eeuw (3 Martijns). STUTTGART : Königliche Bibliothek : « Comburgse hs. » (hs. A). Zie de handsehriftenlijst van de « Disputacie » (3 Martijns). Ie helft XlVe eeuw. WENEN : Nationalbibliothek : « Weens hs. » (hs. W), codex membr. 13708, dateert van 1393-1402. (Martijn III). OXFORD : Bibliotheca Bodleiana : « Hs. Canon» (hs. O), half perkament, half papier, 1453. Bevat de 3 Martijns en de Latijnse vertaling van Joh. Bukelare. $an ben ^erfeeerben Jtertme XX Inhoud : Sluit aan bij de Martijns. Een ironische poging, het tegenovergestelde te bewijzen van Martijn I : waarheid spreken is van geen nut, we zullen dus maar vleien, Omvang : Slechts 8 strophen bewaard, naar het geijkt model. Niet te verwarren met de « Vierde Martijn », dat een ander werk is. Eerste druk : JACOB VAN MAERLANT'S STROPHISCHE GEDICHTEN, uitgeg. en toegelicht door Eelco Verwijs, Groningen, J. B. Wolters, 1879. fjUIl(l GENT : Univ. Bibliotheek : « Heber hs. » (hs. G) n" 1374, perkament. schriften : GRONINGEN : Univ. Bibliotheek : « Gronings-Zutfens hs. » (hs. C) n° 405, per¬ kament, XlVe eeuw. ■