Uitgaven der Antwerpsche Bibliophilen, Nr 23 HET JONSTÏCH VERSAEM DER VIOLIEREN GESCHIEDENIS df.r REDERIJKKAMER DE OLIJFTAK SEDERT 1480 uitgegeven met geschiedkundige aanteekeningen DOOR FERNAND DONNET & iA'XLTWE'RJPE'AL J.-E. BUSCHMANN GE'MT | 'S GRAVENHAGE Ad. HQSTE | Martinüs NYHOFF 1907 les*. * MAATSCHAPPIJ DER ANTWERPSCHE BIBLIOPHILEN. UITGAVE Nr 23 Exemplaar voor den Handel. Antwerpen. — Druk. J,-E. Buschmann, Rijnpoortvest. Uitgaven der Antwerpsche Bibliophilen, Nr 23 HET JONSTICH VERSAEM DER VIOLIEREN GESCHIEDENIS der REDERIJKKAMER DE OLIJFTAK SEDERT 1480 uitgegeven met geschiedkundige aanteekeningen DOOR FERNAND DONNET ^'MTfVE%TE'K J.-E. BUSCHMANN GE'MT >s GRAVENHAGE Ad. HOSTE Martinus NYHOFF 1907 Histoire de la Chambre de Rhètorique « De Olijftak », depuis 1480 Geschiedenis van de Rederijkkamer « De Olijftak », sedert 1480 Histoire de la CHAMBRE de RHÉTORIQUE «DE OLIJFTAK», depuis 1480 est le titre, d'après 1'inventaire officiel, da KI manuscrit, que nous reproduisons aujourd'hui. II fait partie des collections de 1'Académie royale des Beaux-Arts d'Anvers et provient de 1'ancienne gilde de Saint-Luc. Les riches archives de cette puissante Corporation artistique, furent, lors de la Révolution fran^aise, divisées en trois parts et déposées provisoirement au domicile de trois membres de la direction. Lorsque le calme fut rétabli dans nos provinces et que 1'Académie, héritière de la pilde, put reprendre son fonctionnement régulier, une des parts fut restituée. Des deux autres, 1'une est malheureusement perdue, et 1'autre a entièrement été dilapidée. Quelques rares et insignifiants débris en ont pu être recueillis récemment par la bibliothèque de 1'Académie. Le manuscrit de 1 'Olijftak, ou mieux des Fiolieten, faisait partie du premier tiers. Une note inscrite sur la garde du volume en confirme 1'origine. Elle est con^ue comme suit: « Je soussigné, conseiller secrétaire honoraire de » 1'Académie,ai trouvé ce présent registre dans les coffres » de la confrérie de S' Luc que j'ai fait ouvrir d'après d 1'autorisation de Monsr le Préfet du département et Geschiedenis van de REDERIJKKAMER « DE OLIJFTAK », sedert 1480 luidt, volgens den officieelen inventaris, de titel van het handschrift, dat wij heden laten in druk verschijnen. Het maakt deel van de archieven der Koninklijke Academie van Schoone Kunsten van Antwerpen en komt voort uit de handvesten der oude S'-Lucasgilde. Bij het uitbreken der Fransche Omwenteling werden de kostbare oorkonden dier machtige kunstgilde in drie deelen gesplitst en voorloopig in bewaring gelegd ten huize van drie leden des Bestuurs. Zoodra de rust weer hersteld was in onze provinciën en de Academie, erfgename der gilde, hare regelmatige werking hernemen kon, werd haar één der deelen overhandigd. Van de twee andere deelen is er één verloren geraakt en onlangs is het derde langs alle vier de winden verspreid geworden. Enkele en schier onbeduidende stukken zijn er door de boekerij der Academie kunnen van verzameld worden. Het handschrift van den Olijftak, of beter gezegd der Violieren, maakte deel van het eerste lot. Eene nota, welke zich op de keerzijde van het schutblad des registers bevindt duidt er den oorsprong van aan. Zij luidt als volgt: « Je soussigné, conseiller secrétaire honoraire de >» 1'ai déposé aux archives de 1'académie le vingt Fri» maire an 13 » « Joseph van Ertborn » « Régistre » « e. s. a. « N° 4 >). Le manuscrit relié en veau forme un gros volume de format in-folio. La première page est entièrement occupée par le titre composé et dessiné par Sébastien Vrancx. II est exécuté a la plume avec application de couleur ocre pale. Seul le champ du blason de S'-Luc,qui est d'azur, et le cartouche central, sont relevés par des teintes plus accentuées. Ce dernier montre une surface de marbre noiritre parsemée de veines laiteuses, sur laquelle se détachent en caractères dorés les lettres de la devise de la gilde. Après la page de préface, se présente celle sur laquelle est figuré le rébus composé par Vrancx et qui valut a la gilde le premier prix au concours de 1618, a Malines. Celui-ci est exécuté a 1'aqaarelle, et toutes les teintes y sont délicatement appliquées, en correspondance avec celles qui servirent a 1'exécution de la pièce originale. Le sonnet qui suit, oeuvre de Vrancx, et au bas duquel se lit sa devise précédant sa signature, est encadré d'une gracieuse guirlande de fleurs. Les teintes roses, bleu&tres et blanches de celles-ci s'harmonisent parfaitement avec la coloration délicate du feuillage. Enfin, deux pages plus loin, un ange, embouchant la trompette de la Renommee, plane au dessus du texte. Les chairs et la draperie sont réhaussées par do légères applications de couleur a 1'eau. Le volume est en grande partie écrit en caractères » 1'Académie, ai trouvé ce présent registre dans ]es cof» fres de la Confrérie de S'-Luc que j'ai fait ouvrir » d'après 1'autorisation de Monsr le Préfet du départe» ment et 1'ai déposé aux archives de 1'académie le » vingt Frimaire, an 13 ». « Joseph van Ertborn » « Régistre » « e. s. a. « N° 4 ». Dit aanteekeningsboek, in kalfsleer gebonden, maakt een lijvigen bundel in-folio uit. Op de eerste bladzijde treft men de titelplaat aan door Sebastiaan Vrancx uitgevoerd. Zij is met de pen geteekend en met bleekgroene kleur opgewerkt. Alleen het veld van het S'-Lukasblazoen — dat van azuur is — en de zich in 't midden bevindende cartouche zijn in sterkere tinten gekleurd. Deze laatste vertoont een vlak van zwartachtig en met melkkleurige aders bezaaid marmer waarop, in gouden letters, de kenspreuk der gilde prijkt. Na de voorrede volgt er eene bladzijde, waarop het figuurraadsel staat afgebeeld, eveneens door Vrancx samengesteld, en waarmede de gilde den eersten prijs behaalde in den wedstrijd van 1618, te Mechelen. Dit figuurraadsel is met waterverf opgewerkt en zijne fijne en keurig opgezette tinten geven die van het oorspronkelijk stuk getrouw weer. Het daarop volgende sonnet, nog van Vrancx, en waaronder men, onmiddellijk boven zijn handteeken, zijne kenspreuk leest, is met een sierlijk bloemenkransje omlijst waarvan de rozige, blauwachtige en witte tinten zeer bekoorlijk samenstemmen. Twee bladzijden verder, boven den tekst, zwetft er een engel blazende op de trompetten van de Faam. De vleezen en de draperij zijn met zachte waterverlkleuren getint. gothiques fort ornés mais de composition assez pauvre et d'exécution médiocre. Le texte de la dernière partie du manuscrit, sauf les titres, est exécuté en écriture courante du xvne siècle. A part les pages illustrées par Vrancx, le manuscrit des Violieren, au point de vue matérie], n'offre pas un intérêt fort grand. Par contre, au point de vue artistique et i celui de 1'histoire locale, le texte du registre est d'une grande importance et permet non seulement de s'initier a la vie intime et au courant littéraire qui règnaient au sein de la gilde, mais encore de relever le nom de tous ceux qui, pendant une période de plus d'un siècle, prirent une part active au mouvement artistique qui règnait a Anvers avec une indéniable intensité. L'importance du manuscrit avait déja attiré 1'attention des érudits, et J. B. van der Straelen lui avait fait de larges emprunts dans sa Geschiedenis der Antwerpsche Rederijkkamers. is,e aflevering, Geschiedenis der Violieren. D'autres écrivains 1'avaient encore consulté avec fruit et en avaient extrait de nombreux renseignements. Toutefois, il a semblé a la Société des Bibliophiles anversois que 1'intérêt du manuscrit était assez grand pour mériter une reproduction intégrale, ne fusse qu'a titre de premier complément a la publication que MM. Rombouts et Van Lerius, ont faite d'un autre manuscrit appartenant aux archives de 1'Académie royale des Beaux-Arts d'Anvers De liggeren en andere historische archieven der Antwerpsche Sint Lucasgilde. Bijna overal heeft men in dit boek het gotisch schrift gebezigd, met overvloedige versieringen van weinig verfijnden smaak en middelmatig van uitvoering. De tekst van het laatste gedeelte van het handschrift is, behalve de titels, in gewoon schrift der xvne eeuw. Buiten de door Vrancx geillustreerde bladzijden biedt het handschrift der Violieren, uit stoffelijk oogpunt, geen zeer groot belang. Als kunstwaarde en als hulpbronne voor de plaatselijke geschiedenis heeft de inhoud van dien register echter groote beteekenis : Niet alleen laat hij ons toe, tot in den schoot der gilde, een diepen blik te slaan op het innerlijk leven en op de daar heerschende litterarische strooming, maar hij maakt ons tevens met de namen bekend van al de mannen welke, gedurende het tijdstip van meer dan eene eeuw, een werkzaam deel namen aan de kunstbeweging, die zich destijds te Antwerpen met eene onloochenbare kracht afteekende. Het belang van het handschrift had reeds de aandacht der geleerden gevestigd en J. B. Van der Straelen had er, voor zijne Geschiedenis der Antwerpsche Rederijkkamers: iste aflevering, geschiedenis der Violieren, rijkelijk uit geput. Door andere schrijvers nog werd het met vrucht geraadpleegd en werden er talrijke inlichtingen uit getrokken. Het heeft echter aan de Maatschappij der Antwerpsche Bibliofilen geschenen dat het handschrift belang genoeg opleverde om in zijn geheel gedrukt te worden, al ware het dan ook maar ten titel van eerste vervolg op de door de HH. Rombouts en Van Lerius bewerkte uitgave van een ander handschrift, tot de archieven der Koninklijke Academie van Schoone Kunsten van Antwerpen behoorende : De liggeren en andere historische archieven der Antwerpsche S'-Lucasgtlde. SÉBASTIEN VRANCX. L'auteur des dessins qui ornent le manuscrit que nous reproduisons, est le peintre anversois Sébastien Vrancx, qui, dans sa ville natale, joua un röle important, non seulement comme artiste, mais encore comme littérateur et comme citoyen. C'est a ce triple point de vue que nous esquisserons rapidement ici son existence. Fils de Jean Vrancx, marchand, et de Barbe Coutereau, il naquit en 1573. II fut baptisé le 22 janvier de cette année en 1'église S'-Jacques. C'est probablement dans la maison de la Place de Meir qui portait pour enseigne de Flessche, que Sébastien Vrancx naquit. Cette demeure formait le coin ouest de la Place et de la rue Grammey actuelle ; elle était en effet habitée par son père Jean Vrancx. Après le décès de celui-ci, elle passa a ses cinq fils qui la cédèrent le 28 novembre 1602 & 1'orfèvre Artus de Rasières. On possède peu de détails sur la première jeunesse de 1'artiste ; on sait toutefois que c'est dans 1'ateiier du peintre Adam van Noort, qu'il s'initia aux principes de 1'art. De bonne heure il partit pour 1'Italie, et les travaux qu'il y exécuta durent remporter assez de succès, puisqu'en 1597 déja, le graveur Jean Turpinus publia a Rome une grande estampe d'après un de ses tableaux, représentant la Conversion de Saint Paul. Peu après, il revint dans sa patrie, et en 1600 il fut re?u fianc-maitre dans la gilde Saint-Luc. Les régistres SEBASTIAAN VRANCX. De teekeningen, welke het door ons uitgegeven handschrift versieren, zijn het werk van den Antwerpschen schilder Sebastiaan Vrancx, die in zijne geboortestad een zoo gewichtige rol speelde niet alleen als kunstenaar, maar ook als letterkundige en als burger. Het is van dit drievoudig standpunt dat wij hier, in eene vluchtige schets, den verdienstvollen man willen doen herleven. Hij werd geboren in 1573 en den 22" Januari van hetzelfde jaar in S' Jacobskerk over de doopvont gehouden. Zijn vader was de koopman Jan Vrancx en zijne moeder heette Barbara Coutereau. Naar alle waarschijnlijkheid werd Sebastiaan Vrancx geboren op de Meir, in het huis dat voor uithangbord droeg : de Flessche, en den hoek vormde der Meir en der tegenwoordige Grammeystraat. Althans, het is daar dat zijn vader woonde. Na diens overlijden lieten zijne vijf zonen, den 28" November 1602, het over aan den goudsmid Artus de Rasières. Slechts weinige bijzonderheden zijn er aangaande zijne vroegste jeugd gekend ; men weet evenwel dat hij zijne eerste kunstopleiding genoot op het atelier van den Antwerpschen schilder Adam van Noort. Op jeugdigen leeftijd naar Italië getogen moest hij er met zijne kunstgewrochten tamelijk veel bijval behalen, vermits de plaatsnijder Jan Turpinus, reeds in 1597, naar een zijner schilderijen, de Bekeering van S'-Paulus, eene groote kunstprent drukken liet. de cette association artistique le renseignent comme fils de maitre. et le désignent sous le nom de Bastiaen Franck, scilder. Car, il est a remarquer, quoique la véritable orthographe de son nom soit Vrancx, qu'on trouve dans divers actes ce même nom sous les formes de Franck, Francken, Francqx, etc. II habitait a cette époque une maison située Courte rue des Claires, en face de la rue Grammey. En 1612 il épousa a Anvers Maria Pampfi, fille d'un marchand de tableaux, Barthélémy Pampfi et de Marguerite Offenberg. Elk* était née a Anvers et avait été baptisée en 1'église S'-Jacques le 28 février 1576. L'année suivante, le 8 juin 1613 elle lui donna une fille. Le peintre avait alors transléré son domicile dans une maison des Gasthuisbeemden, la rue Léopold actuelle. En effet, le 1 avril 1617, il achetait de Philippe Drué, fils d'Eustache et de ses co-héritiers, une maison située non loin du local des tapissiers. L'acte d'achat décrit eet immeuble comme suit : Een huys metten vloere, ceuckene, ende neercamere, plaetse, halven borneputte, regenbacke, weerdribbe, achterceucken, gelegen inde strate getrocken deur derve van den ouden schutters hoven alhier op de westsyde van den nieuwe tapylpande tusschen de strate oostwaerts, derve van den Goetshuyse van der derder ordre westwaerts, commende suytwaerts aen thuys van Helena Heyltn, ende noortwaerts aen thuys van Franchois Sweerls doude. Sa femme décéda le 19 avril 1639. Sa fille unique, Barbe Vrancx, qui avait épousé Daniël Hermans mourut un mois plus tard, laissant un seul enfant, Catherine Korts daarop keerde hij echter naar zijn vaderland terug, en in 1600 werd hij als vrijmeester in de S'-Lucasgilde aanvaard. In de registers dier schilderskamer staat hij ingeschreven, als meest ers^oon, onder den naam van Sebastiaan Franck, scilder. Want, alhoewel de echte spelling van zijnen naam Vrancx is, dient er opgemerkt te worden dat men in verscheidene akten dienzellden naam aantreft op verschillende wijzen geschreven : Franck, Francken, Francqx, enz Op dit tijdstip woonde hij in de Korte Clarastraat, rechtover de Grammeystraat. In 1612 trad hij te Antwerpen in den echt met Maria Pampfi, dochter van Bartelmeus Pampfi, koopman in schilderijen en van Margareta Oflenberg. Zij was te Antwerpen geboren en had er, in S' Jacobskerk, den 28" Februari 1576 het doopsel ontvangen. Een jaar nadien, namelijk den 8n Juni 1613 schonk zij hem eene dochter. Toen had de schilder zijne woonst overgebracht naar de Gasthuisbeemden, de tegenwoordige Leopoldstraat. Wij weten immers dat hij den isten April 1617 van Filip Drué (zoon van Eustacius) en van zijne medeerfgenamen een huis kocht dat dicht bij het lokaal der behangers gelegen was. De koopakte beschrijft die woning als volgt : Een huys metten vloere, ceuckene, ende neercamere, plaetse, halven borneputte, regenbacke, weerdribbe, achterceucken, gelegen inde strate getrocken deur derve van den ouden schuttershoven alhier op de westsyde van den nieuwe tapytpande tusschen de strate oostwaerts, derve van den Goetskuyse van der derder ordre westwaerts, commende suytwaerts aen thuys van Helena Heylen, ende noortwaerts aen thuys van Franchois Sweerts douae. Hermans qui prit le voile dans le couvent des religieuses Therésiennes, a Termonde. Sébastien Vrancx vécut encore jusqu'en 1647; il mourut le 19 mai de cette année. II fut enterré dans le même tombeau que sa femme et sa fille, dans 1'église des grands Carmes a Anvers (On^e-Lieve-Vrouwe-Broeders). Sur leur tombe fut placée, sous la statue de sainte Thérèse, une épitaphe en marbre noir ornée de leurs trois portraits, et portant 1'inscription suivante : S. Theresia. Sepulture vanden eersaetnen Sebastianus Vrancx constschil deken van de Violier, wyckmeesler capiteyn, sterf den iy Mey 164-7 ende de eerbaere jouffrouw Maria Pampfi syn wettige huysvrou sterf den 79 April 1639 en de eerbaere Barbara Vrancx haerliede beyde dochter sterf den 19 Mey 1639 ende joujfrou Margareta Pampfi haerliede nichte sterf den C'est comme héritière universelle de Catherine Hermans, petite fille du peintre Vrancx, que Marguerite Pampfi éleva ce monument a la mémoire de son oncle, de sa tante et de sa cousine. Den 19" April 1639 verloor hij zijne vrouw en eene maand nadien stierf zijne eenige dochter, Barbara Vrancx. Deze was in den echt getreden met Daniël Hermans en liet een eenig kind na, Catharina Hermans, die den sluier nam te Dendermonde, in het klooster van de zusters der H. Theresia. Sebastiaan Vrancx leefde nog tot in 1647; hij stierf den 19" Mei en werd, bij zijne vrouw er bij zijne dochter, in de kerk der Onze-Lieve-Vrouwe-Broeders begraven. Op hun graf werd er, onder het beeld der Heilige Theresia, een zwart marmeren gedenkteeken opgericht, versierd met de geschilderde afbeeldsels der drie overledenen. Men las er het volgende opschrift op : •S. Theresia. Sepulture vanden eersaemen Sebastianus Vrancx constschil deken van de Violier, wyckmeester capiteyn, sterf den 19 Mey 1647 ende de eerbaere jouffrouw Maria Pampfi syn wettige huysvrou sterf den 19 April 1639 en de eerbaere Barbara Vrancx haerliede beyde dochter sterf den 19 Mey 1639 ende jouffrou Margareta Pampfi haerliede nichte sterf den Het is als algemeene erfgename van Catherina Hermans, kleindochter van den schilder Vrancx, dat Comroe artiste, Vrancx jouit de son vivant déja d'une juste réputation. Entré, ainsi que nous 1'avons vu, en 1600 dans la gilde S'-Luc, il en fut élu en 1611 vice doyen et, 1'année suivante, il remplit les fonctions de doyen principal {opperdeken). Pendant 1'exercice 1616-1617 011 le retrouve encore faisant partie de la direction de la gilde. II re^ut aussi dans son atelier plusieurs élèves, et les régistres de S'-Luc mentionnent a ce titre les noms de Barthélémy Courtoys en 1607, de Michel De Ceuster en 1612; puis de Pierre Snayers, qui devait plus tard s'établir a Bruxelles et se taire recevoir en 1628 comme maitre dans la gilde des peintres de cette ville. Son oeuvre fut autrefois considérable, mais aujourd'hui il n'existe plus beaucoup de tableaux qui peuvent avec certitude lui être aitribués. Étant encore en Italië, il travailla, sans doute, pour compte des Médicis, car le musée de Naples possède une toile due a son pinceau et qu'on avait erronément attribuée a Samuel Vabosson. Elle représente la villa de Médicis, vue du cóté des jardins, dans lesquels une nombreuse compagnie se prélasse. Le Musée de Parme possède un tableau du même genre, et le graveur Jacques Matham exécuta aussi une planche représentant également une fête se déroulant dans les mêmes jardins. Les anciennes collections rentermaient de nombreuses oeuvres du maitre. C'est ainsi que le secrétaire d'Anvers, Philippe van Valckenisse, conservait dans sa galerie un grand paysage de Joos de Momper, pour lequel Vrancx avait peint des scènes militaires. L'inventaire dressé Margareta Pampfi dit grafteeken oprichtte ter nagedachtenis van haren oom, van hare tante en van hare nicht. Als kunstenaar genoot Vrancx, reeds in zijn leven, eene welverdiende faam. In 1600, zooals wij gezegd hebben, in S'-Lucasgilde aanvaard, werd hij er in 1611 als onderdeken gekozen en het jaar daarop als opperdeken aangesteld. In 1616-1617 vinden wij hem, ditmaal als busmeester, in den bestuurraad der schilderskamer terug. Ook nam hij in zijn atelier verscheidene leerjongens aan, en in die hoedanigheid geven ons de registers der S'-Lucasgilde de volgende namen op : Bertelmeus Courtoys, in 1607 ; Machiel de Ceuster, in 1612; verder Pieter Snayers, Lodewijkszone, die later naar Brussel trok en zich, in 1628, als vrijmeester der schildersgilde deed aanvaarden. Eertijds waren zijne werken zeer talrijk ; heden bestaan er echter maar weinig schilderijen meer welke hem, met eenige zekerheid, kunnen toegeschreven worden. Toen hij nog in Italië verbleef werkte hij er ververmoedelijk voor rekening der Medici, want het Museum van Napels bezit eene schilderij, zonder twijfel door Vrancx geborsteld, en ten onrechte aan Samuël Vabosson toegeschreven. Zij verbeeldt de villa van Medicis, gezien langs den kant harer prachtige tuinen, waarin zich een talrijk gezelschap verlustigt. Het Museum van Parma bezit eene schilderij in denzelfden aard, en er werd door Jaak Matham ook eene plaat gegraveerd, die eveneens een feest voorstelt, dat in denzelfden lusthof plaats had. aprés décès, en 1687, d'un autre amateur, Jean-Charles Gillebert, renseigne aussi un Paysage avec chevaux, exécuté par le même artiste. Le grand Rubens lui-même possédait de Vrancx une toile représentant une bataille livrée par le roi Don Sébastien de Portugal. D'autres documents renseignent encore des oeuvres diverses, telles : Lutte de paysans et soldats, les Enfants d'Israël dans le désert, une Armée en maiche, un Combat naval, plusieurs paysages, les douze mois de 1'année, etc. Comme on le voit, presque toujours 1'artiste se bornait a représenter ses sujets de prédilection : des scènes militaires, des combats, et surtout des cavalcades ou des luttes de cavalerie. C'est la perfection avec laquelle il rendait ces personnages épisodiques qui engagèrent de nombreux artistes, surtout des paysagistes, a lui demander sa collaboration pour illustrer leurs oeuvres. C'est ainsi qu'il travailla avec Joos de Momper, avec Henri van Balen, avec David Vinckebooms, et d'autres encore. Dans les musées des diverses villes européennes on retrouve encore aujourd'hui des oeuvres de Vrancx. Nous citerons d'abord le musée de peinture d'Anvers qui possède le blason de la chambre de Rhétorique de Violiere, auquel Breughel de velours, Henri van Balen et Fran^ois Francken II ont également collaboré, et une petite toile représentant le Combat de Lekkerbetje. Cette lutte de cavalerie, qui se livra le 5 janvier 1600 prés de Bois-le-Duc, entre Breauté et Gérard Abrahamz, dit Lekkerbetje, eut le don d'inspirer surtout notre peintre. II en fit plusieurs répliques, dont il existe encore des exemplaires aux musées de Bruxelles et de Brunswick. De oude kunstverzamelingen telden talrijke werken van den meester. Zoo komt het dat de sekretaris van Antwerpen, Filip van Valckenisse, in zijn galerij een groot landschap van Joos de Momper bewaarde, waarin Vrancx krijgstafereelen had geschilderd. Ook in den inventaris, opgemaakt in 1687 bij het overlijden van een anderen kunstliefhebber, Jan-Karei Gillebert, vinden wij een Landschap met paarden vermeld, door denzelfden artist gepenseeld. Zelfs onze groote Rubens bezat een doek van Vrancx, waarop een veldslag stond afgebeeld door den koning Don Sebastiaan van Portugal geleverd. Andere oorkonden nog spreken van verschillende werken, zooals : Gevechten van Boeren en soldalen; De Kinderen van Israël in de Woestijn; Doortocht van een Leger ; Eetien Slach ter %ee; verschillende landschappen, alsmede 12 paneeltjes : de twaalf maanden des jaars. Zooals men ziet beperkte de kunstenaar zich bijna altoos bij het behandelen van zijn lievelingsonderwerpen: soldatengewoel, krijgstooneelen, veld- en zeeslagen, maar vooral kavalkaden en ruiterijgevechten. Door de voortreffelijkheid, waarmede hij dit alles wist te malen, kwamen vele artisten, vooral landschapschilders, ertoe ter opluistering hunner werken, zijne hoog gewaardeerde hulp te vragen. Zoo zien wij hem samenwerken met Joos de Momper, met Hendrik van Balen, met David Vinckebooms en meer anderen. In de museums der verschillende steden van Europa vindt men nog heden werken van Vrancx. Melden wij vooreerst het Museum van Schoone Kunsten van Antwerpen, waar men het blazoen bewaart van de Rederijkkamer, de Violiere, en waaraan de Fluweelen Breughel, Hendrik van Balen en Frans Francken II insgelijks hebben medegewerkt. Dit mu- 2 Michel Snijders reproduisit cette scène militaire par le burin. Nous pouvons encore renseigner, dans les collections publiques, les toiles suivantes du maitre : au musée de Parme, le Combat des Centaures et des Lapithes; au Belvedère a Vienne, une Vue intérieure de l'église des ' o Jésuites a Anvers; a Rotterdam, des Soldats pillant un village ; a la Haye, un Combat de Militair es ; a Amsterdam, une Fête sur la Glacé, sur 1'Escaut, devant Anvers, et la ville de Wachtendonck assiégiée en 1600 par les Espagnols. De plus, Pierre de Jode, le vieux, a gravé, d'après Vrancx, une suite de costumes des peuples des différents pays. Enfin, le volume que nous reproduisons aujourd'hui nous montre son talent sous une nouvelle forme. II s'est appliqué ici h composer avec beaucoup de goüt des cartouches et des encadrements en style renaissance. La planche représentant le blason de la gilde des Violieren prouve que si, pour 1'exécution de 1'original qui existe encore au musée d'Anvers, Sébastien Vrancx, n'a coopéré qu'en peignant les petites figures d'animaux, c'est toutefois a lui que doit être attribuée la composition de ce rébus artistique. Le musée de St.-Pétersbourg possède aussi de sa main un dessin ornemental, congu dans le même style et portant la date de 1609. Nous venons de voir que Vrancx joua un röle important dans la gilde S'-Luc par les fonctions qu'il y occupa. seum bezit ook het doekje : de Strijd van Lekkerbetje. Dit ruiterijgevecht dat, bij 's-Hertogenbosch, den 5" Januari 1600 geleverd werd tusschen Breauté en Geeraard Abrahamz, bijgenaamd Lekkerbetje, beeldde onze schilder menigmaal af. Hij penseelde het in 't groot en in t klein, en ten huidigen dage nog zijn er exemplaren van voorhanden in de museums van Brussel en Brunswijck. Machiel Snijders gaf dit krijgstafereel door de graveerstift weer. Verder kunnen wij van den meester in de openbare kunstverzamelingen nog aanstippen: in het museum van Parma, de Strijd der Centauren en der Lapitben ; in het Belvedere te Weenen, een Binnenlicht der Je^uietenkerk van Antwerpen; te Rotterdam, Plunderende soldaten in ten dorp; te 's-Gravenhage, Gevecht van Boeren en soldaten; te Amsterdam, Een Feest op het Ijs, op de Schelde voor Antwerpen, en de stad Wachtendonck, in 1600 door de Spanjaards belegerd. Bovendien is er, naar Vranckx, eene reeks kleederdrachten van onderscheiden natiën gegraveerd geworden door Pieter de Jode, de oude. Het Register, dat wij hier in druk laten verchijnen, toont ons ten slotte zijn talent onder een nieuwen vorm. Daar is het hem te doen geweest om met veel smaak omlijstingen en cartouchen samen te stellen in renaissancestijl. De plaat, welke het blazoen verbeeldt van de gilde der Violieren, bewijst dat het wel aan Sebastiaan Vrancx is dat de samenstelling van dit artistiek figuurraadsel moet toegeschreven worden, alhoewel hij, op het oorspronkelijk stuk dat in het museum van Antwerpen nog bestaat, alleen de beesten heeft geschilderd. Het museum van S'-Petersburg bezit ook, van zijne hand, eene ornementale teekening in denzelfden stijl opgevat en gedag teekend van 1609. II y a lieu de remarquer que sa coopération dans la direction de cette puissante Corporation artistique ne fut pas purement honorifique. II prit une part active a toutes les manifestations de la gilde. Ainsi il lui offrit en 1613 grande coupe d'apparat appelée « Pictura ». Les frais de cette oeuvre d'orfèvrerie furent couverts par les dons offerts par le bourgmestre Henri van Halmale et le chanoine Laurent Beyerlinck. Vrancx, pour sa part, donna 106 florins. Mais c'est lui qui avait dessiné, en 1612, le modèle de la coupe. Celleci fut exécutée par 1'orfèvre Adrien Valck. On peut en voir la reproduction dans le tableau de Corneille de Vos au musée d'Anvers, représentant Abraham Grapbceus, messager de la gilde. C'est la belle pièce d'orfèvrerie que le personnage tient en mains. A 1'intérieur du couvercle était gravée la devise de Vrancx : deucht gaet sonder vrees. II donna aussi a la gilde un costume spécial pour habiller dans les représentations le personnage symbolique représentant la poésie. Mais a un autre point de vue Vrancx coopéra encore activement aux travaux de la gilde. II s'occupait aussi de littérature et s'appliquait a la poësie, et a 1'occasion des diverses fêtes qui se célébraient a la gilde, il composa des pièces de circonstances ou des comédies qu'il offrit a ses confrères, et qui furent déclamées ou jouées par eux. Parmi ces morceaux, on peut renseigner les suivants : Het Spelt jen van den belovenden tyt. Het Spel van Weygen Diel en Willich Clerken, comédie. Herderse gelogie, comédie pastorale en prose. Het groot spel van Aminto en Silvia, tragi-comédie pastorale. Wij zagen dat Vrancx, door de eervolle posten, welke hij er bekleedde, eene gewichtige rol speelde in de S'-Lucasgilde. Men zou haast mogen zeggen een bijna overwegende rol, want er dient opgemerkt te worden dat Vrancx er geene eereambten bekleedde met den naam maar met de daad, en dat hij een werkzaam deel nam aan al de levensuitingen der gilde. Zoo bood hij haar in 1613, onder zijn dekenschap, een verguld-zilveren prachtbeker «Pictura» aan. De kosten ervan werden gedekt door bijdragen . van den toenmaligen burgemeester, Hendrik van Halmale en van den kanunnik Beyerlinck. Vrancx schonk, voor zijn aandeel, 106 gulden. Maar het is naar eene teekening van hem dat dit kunstwerk gedreven werd door den goudsmid Adriaan Valck. In het museum van Antwerpen kan men er de afgebeelding van zien op de vermaarde schilderij van Kornelis de Vos : het Portret van Abraham Graphceus, knaap der gilde. Deze is er voorgesteld met het pronkstuk in de hand. Van binnen op het scheel staat de kenspreuk van Vrancx gegraveerd : deucht gael sonder vrees. Ook schonk hij een bijzonder kostuum aan de gilde om bij de vertooningen der schilderskamer den persoon op te kleeden die de Poësie verbeelden moest. Maar nog op een andere wijze speelde Vrancx een aanzienlijke rol in de werkzaamheden der gilde. Liefhebber der fraaie letteren, hield hij zich met dichtkunst bezig en stelde voor verschillende feestelijkheden, welke in den schoot der gilde plaats grepen, gelegenheidsdichtjes of tooneelstukjes op, die dan door de leden gespeeld of gedeklameerd werden. Zoo kunnen wij namelijk de volgende stukken vermelden : Het Trou-beloon spel van Tilo en Erisippus, tragicomédie en prose. Het groot Spel van vreeke Jan, tragi-comédie. Het groot spel den hercker der Liefde, tragi-comédie en prose. Het ongeregeld houwelyck, comédie tragique. Het Spel van joncher Pyaf, comédie. Het Spel van Rosette en Granpeer, comédie. Het Spel van Saters vergelding, comédie pastorale. Het Spel van Alecto, tragédie. Het Spel van Malle Moes, comédie. De vermoende vryagie, comédie. Dans le présent volume, on pourra prendre connaissance de diverses pièces de circonstance composées par Vrancx qui permettront de se faire une idéé de ses aptitudes poétiques. Dans 1'iconographie d'Antoine van Dyck se trouve le portrait de Sébastien Vrancx. II y est représenté la tête nue et la main sur la garde de 1'épée ; dans la souscription il est qualifié de Cohortis civium antverpiensium ductor. Ce titre lui revenait, car, chose curiense, eet artiste, ce poète, avait des goüts belliqueux, et pendant de nombreuses années, il se dévoua au service de la ville d'Anvers en occupant un grade a la tête des compagnies de bourgeois armés. En effet, dès 1621, il avait été nommé par le magistrat capitaine d'une des compagnies de la garde bourgeoise. A 1'expiration d'un premier terme de cinq années de service, il fut renommé par le bourgmestre Rockox Het Speltjen van den belovenden tijt. Het Spel van Weygen Diel en Wiilich Clercken, blijspel. Herderse gelogie, herder-blijspel in proza. Het groot Spel van Aminto en Silvia, tragi-komisch herderspel. Het Trou-beloon spel van Tito en Erisippus, tragi-komedie in proza. Het groot Spel van vreet;en Jan, tragi-komedie. Het groot Spel den kercker der Liefde, tragi-komedie in proza. Het ongeregeld houwelyck, tragi-komedie. Het Spel van Joncker PyaJ, blijspel. Het Spel van Rosette en Granpeer, blijspel. Het Spel van Saters vergelding, herder-blijspel. Het Spel van Alecto, treurspel. Het Spel van Malle Moes, blijspel. De vermoende vryagie, blijspel. In dees boekwerk zal men verschillende stukjes aantreffen waardoor men zich een gedacht zal kunnen vormen over zijne bedrevenheid op dichterlijk gebied. De iconografie van Antoon van Dyck geeft ons het portret van Vrancx. Hij staat er afgebeeld met ontdekten hoofde, de hand aan het gevest zijns degens ; in het titelschrift heet men hem : Cohortis civium antverpiensium ductor. Die titel komt hem met alle recht toe, want — en zulks is opmerkenswaardig — die artist en dichter bezat een strijdlustig hart. Jaren lang bekleedde hij eenen graad aan het hoofd der gewapende poorters. Reeds in 1621 werd hij door het magistraat van Antwerpen tot kapitein aangesteld over eene afdeeling der burgerwacht. Na een eerste tijdperk van vijf dienst-- pour une nouvelle période de même durée. II obtint en même temps comme récompense de ses services 1'exemption de tous autres services et impöts communaux. Pendant qu'il remplissait ces fonctions il fut plusieurs fois chargé de missions de confiance. C'est ainsi qu'il fut même commissionné pour acheter des munitions pour compte de 1'armée royale. Après cinq nouvelles années de service comme capitaine, il demanda au magistrat d'être définitivement déchargé de ses fonctions, qui, pour son age, devenaient un peu lourdes. Le conseil scabinal, par décision du 15 Novembre 1631, accueillit favorablement sa requête, et en récompense de ses loyaux services, lui accorda 1'exemption de toutes les charges dépendant de la ville. Car ce n'est pas dans la garde bourgeoise seule que Vrancx s'est rendu utile a ses concitoyens. II avait en effet pendant dix-huit ans rempli les fonctions de chef de quartier (wyckmeestcr) et de plus, pendant de nombreuses années, il avait été choisi comme doyen et maitre du conseil (ouderman) de la gilde des escrimeurs. Dans un autre ordre d'idées, dès 1610, la gilde des romanistes 1'avait élu comme membre en même temps qu'Abraham Janssens, afin, disent les registres de la Congrégation, d'augmenter le nombre des membres et ce, en 1'honneur de Dieu et des saints Apötres. A cette occasion Vrancx assista au banquet annuel et acquitta la rétribution réglementaire due au doyen et le droit d'entrée que percevait le messager de la gilde. En 1617 ses confrères 1'élurent doyen de cette institution pieuse. jaren werd hij door den burgemeester Rockox hernoemd voor een nieuw tijdperk van zelfden duur, en werd hij terzelfdertijd geheel vrijgesteld van alle belastingen en stadsdiensten. Terwijl hij dit ambt bekleedde werd hij meermaals met vertrouwelijke zendingen gelast, en zoo kwam het dat hij zelfs opdracht kreeg om wapenvoorraad aan te koopen voor het koninklijk leger. Nauwelijks echter waren die vijf dienstjaren volbracht of hij vroeg om, wegens zijn reeds gevorderden ouderdom, van zijn ambt ontslagen te worden. De schepenraad, in zitting van 15" November 1631 willigde zijn verzoek in en schonk hem, ter belooning voor zijn getrouwe diensten, vrijstelling van alle stadslasten. En Vrancx verdiende zulks ten volle. Want het was niet alleen in de burgerwacht dat hij zich nuttig wist te maken aan zijne stadsgenooten : achttien jaren lang had hij ook het ambt van wijkmeester waargenomen en daarenboven kon hij nog bogen op vele jaren dienst als ouderman der schermersgilde. Op een ander gebied tredend, zeggen wij dat de gilde der Romanisten, reeds in 1660, hem met Abraham Janssens tot lid koos om — zoo spreken de registers dier Congregatie — het getal der leden te vergrooten en ook ter eere van God en zijne Heilige Apostelen. Te dier gelegenheid woonde Vrancx het jaarlijksch feestmaal bij en betaalde aan den deken de door het reglement vastgestelde bijdrage, alsmede het inkoomgeld hetwelk door den knaap der gilde ontvangen werd. In 1617 werd hij door zijne medebroeders tot deken gekozen. * » Om deze levensbeschrijving van Sebastiaan Vrancx Pour rédiger cette biographie de Sébastien Vrancx, nous avons consulté les sources suivantes : Le Livre des peintres de Carel van Mander. Traduction, notes et commentaires par Henri Hymans. — Ph. Rombouts et Th. van Lerius. De Liggeren en andere historische archieven der Antwerpsche Sint-Lucasgilde. — F. Jos. van den Branden. Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool. — Divers catalogues de musées. — On^e Kunst, 2C jaargang, n° 3. Max Rooses. De teekeningen der v'laamsche meesters. De kleine meesters der XVI" eeuw. — P. Génard. Notice sur la corporation des orfèvres d'Anvers. — Aug. Thijs. Recueil des bulletins de la propriété de la ville d'Anvers, 1880. — Inscriptions funéraires et monumentales de la province d'Anvers. V. — Huberts, Elberts et van den Branden. Biographisch woordenboek. Max Rooses. Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool. Archives communales d'Anvers. Minutes du notaire Pérès. 1689. — Schepen brieven. 1664. II. 139 — 16x7 U. G. I. 22. Requestboeken. 1631-1632,10.4; 1626-1627,10. 39 v°. Collectanea acten, 1625-27. voor de pers gereed te maken hebben wij de volgende werken geraadpleegd : Le Livre des peintres de Carel van Mander. Traduction, notes et commentaires par Henri Hymans. — Ph. Rombouts en Th. van Lerius. De Liggeren en andere historiséhe archieven der Antwerpsche St.-Lucasgilde. — F. Jos. van den Branden. Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool. — Verschillende katalogussen van museums. — Onze Kunst. 2e jaarg. n° 3. — Max Rooses. De teekeningen der vlaamsche meesters. De kleine meesters der XVIe eeuw — P. Génard. Notice sur la corporotion des orfèvres d'Anvers. — Aug. Thys. Recueil des bulletins de la propriété de la ville d'Anvers. 1880. — Graf- en Gedenkschriften der Provincie Antwerpen. V. — Huberts, Elberts en van den Branden. Biographisch woordenboek. — Max Rooses. Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool. Stadsarchief van Antwerpen. Minuten van notaris Pérès. 1689. — Schepen brieven. 1664. II. 139 — 1617 U. G. I. 22. Requestboeken. 1631-1632, to. 4 ; 1626-1627, fo. 39 V°. Collectanea acten, 1625-27. WT JONSTEN VERSAEMP1 HET IONSTICH VERSAEM DER VIOLIEREN ebast. Vran A° SAL. MDCXIX. VOOR-REDEN Daer en is niet dat onse liefdraegende genegentheden meer tot lust verweckt, dan dat men hoort vormanen, ooft ons voor werdt ghehouden den lof van tgeen dat men als minnaer is beminnende, het welcke men lichtelycken can speuren ja self beproeft in ons (ooft in eens anders verlieft gemoet) wat een vermaeck en ist den Venus minnaer met te hooren vande wytnemende schoonheyt bevallycheden en deucht van syne beminde, wat en verhidt den moedighen soldaet niet als hy den hoogen lof der victorieust triomphen beschout van soo veel vroome helden, wat en berurt den geleerden niet als hy de wercken der oude philosophen (vool vernufte en wyse sententien door leest; ooft wat en sal, den veelsoeckenden constenaer met synen vliegenden geest) met naer jaegen, wanneer hem vercondicht wert, den roem van soo veel marcuriale sinnen, voorwaer ken meen niet, dat wy liefhebbers der edelder Poesi, minder behoorden te doen, ist dat wy ons gemerck willen nemen int geen onse lofflyck voorsaeten hebben verricht, int op quicken van een nirnphe, die Pictura (als synde het lichaem) had gebaert deurt vereenegen van haere ziel Poësis, de welcke nooch synde jonck en teer (ja opwassende sonder naem) haer soo langh gehouden heeft inden vermakelycken school van Antwerpen, niet sonder vroech te betoonen, wat roem ende eere sy naermaels soude verwerven, tot den vlaemsen Vurenaer, MCCCCLXXX. int jaer 1480 op stellende een landt Juweel) haer ende meer ander daer toe heeft genoyt, alwaer sy met haeren voecht heer Jan de Buyse naer getrocken synde den hoeghsten prys (te weten) de Blom der Violieren, en haeren naem metten deviese wyt jonsten versaemt, gewonnen heeft. MCCCCLXXXVI. Daer naer int jaer 1486, als wanneer den Keyser Fiedericus den Rooms Koninck Maximiliaen het Nederlandt betraeden en Philippus als Prince vanden landen gehult werdt, soo behaelden de nieuwe genoemde Violier (boven alle dander) eenen ontsterffeMCCCCXCI. lycken lof ; int jaer 1491 gewan sy >< tot Brussel, van het beste Esbattement den hooghsten prys, en d'jaer daer naer, betracht sy tschoonste Incoomen MCCCCXCIII. te Liere A° 1493 behaelden sy wederom tot Brussele (soo van de Clucht, Prologe, en tschoonste intreden, als mede haeren cnaep als de beste parsonagie de opper prysen, waer deur sy (soo veel eere behaelt hebbende) oock andere heeft willen vereeren met silvere prysen, die sy MCCCCXCVI. int jaer 1496 heelt op gehangen ; hoe wel sy int selve jaer het heerlyckste intreden te Derrnonde behaelden; maer alsoo in verloop des tyts de Goublom mede hoogh was op gewassen soo isser een cleen geschil tussen haer en dese onse violieren (om het voorgaen, voorsitten en voorofferen geresen, d'welck de Violieren (als d'outste MV'X. van geboorte, wettelycken, A° i5io, is toegewesen, dies sy vyff jaeren MVCXV. daer naer in eenen heerlycken staet, met acht ridders en veel heeren vande wedt, als mede haeren Prins Benedetto organist, gereyst syn naer Mechelen, met haer brengende den hooghsten prys van Treomphantste incoomen, MVCXXIX. A° 1529, soo trock dese maeget met de geheel haere gulde tot Leuven alwaer sy won de twee opper prysen met eenen naer prys daertoe, int M VCXXXIX. tiende jaer daer naer reedt dese constbarende Violier met eenen heerlycken triomphe waegen vol figuren naer Gendt, van waer sy oock als verwinster, den hooghsten prys mede heeft MVCXLI. gebracht, wederom int jaer 1541 verkregh sy van gelycken deur haeren cloecken constbarigen geest, den alderhooghsten prys int landtjuweel MVLVI. van Dist, A° 1556 als de blyde incomste wert gehouden vanden Coninck Philippus den tweeden in dese Nederlanden behaelden sy deurt stellen van veele verscheyden vertooninghen 3 groote eere, waer deur sy niet alleen van den Prince bemint ende begaeft en werdt, maer ook mede van de stadts regeerders die haer int jonstich versaem van de Goubloom en Olyjtack met een heerlyck banquet vereerden. MVLXI. Daer naer int jaer 1561 hebbende int leste landtjuweel te Dist den prys behaelt, soo heeft sy (als wanneer me loncker Straelen haeren hooftman en Melghor Schets haeren Prins was), op gestelt het heerlyck landtjuweel waer deur de Andtwerpse Maeght (als een Princers alder steden op den hooghsten troon sittende) groote vreucht en eere heeft genooten, maer gelyckerwys daer niet gestadich in dese werelt en can blyven soo heeft coorts hier naer de afgonstiege nydicheyt (niet connende verdragen slandts welvaren en gelori) de beslanghde tweedracht, de dooiende heresie, en den Bloethont (Maers, wyt de helse speloncke, in haer wedsaem paelen gebracht, die terstont als schouders alder consten, dese onse gelaurierde Nimphe en bloom der Violieren) meenden te vertreden haer ontweldigen haer constminnende vry mannen, maer de hooge beroemde schilder-const, wyt de welcke sy van over de honderd jaeren geboren was, heeftse alsoo bewaert in spyt van haere vyanden dat haer den rasenden krygh-godt (dier veel had t'onder gebracht noyt en heeft connen beschaeden, thooch theeft synen tyt gehadt want als t'vredsamich twelf jarich bestant A° 1609, hem geketent hilt ende gebonden, soo hebben veel Redenrycke blommen, hare hoofden weder op gesteken namentlyck in onse stadt den Olyftack ende Goubloom waer deur de regeerders van S'e Lucas gulde, deur haeren hooftman heer Jati Happaert en d'oude Dekens wederom haeren geroofden vrydom hebben versoecht, den wekken haer den MVICXIX. 14 Januari A° 1619 colegialyck is vergunt ende gegeven, dies sy wederom als voore Princen ende liefhebbers hebben gecoosen, wiens loflycke naemen in desen Boeck vervolgens gescreven ende te vinden syn die den almoogenden wil jonnen syne vrede en liefde tot de Eer-cavende consie en de Reden-rycke bloom alsulcken wasdom in deucht en verstant dat het alles mach strecken tot synder Eere ende glorie (1). (1) Nous avons tenu a reproduire cette introduction historique en respectant fidèlement le texte du matiuscrit, malgré ses imperfections. (1) Wij hebben er aan gehouden deze geschiedkundige voorrede over te drukken zonder aan den, alhoewel gebrekkigen tekst de minste verandering toe te brengen. Vyt jonsten versaemt Appelles const-baer trou scholieren met haer eel violieren croon willich sy sinte Lucas vieren voor hooft ende heylgen patroon. sonet In dit bequamich boeck, ö leser suldij vinden, wie dat de Helden sijn, die t'redenrijck geslacht end' d'oude Violier in staet hebben gebracht, naer dat den wreeden Marr, haer meenden te verslinden. Oock hoe prinslijck elck prins, die d'edel const beminden sijn prinsdom heeft vereert, met prijsen weert ghe-acht end' wat voor dekens vroet, hebben met eer getracht de welvaert van haer guld', end' blom die sy bedinden. Ghij vindt oock wat de liefd', in een recht minnaer gheeft, wie eenich schoon cieraet, oft cleedt geschoncken heeft, als med' die lofbaer daet, betoocht hebben door consten, Den tijt van haer verhef, de wetten end' den eedt, den vrijdom wér vernieuwt die vindij hier gereedt om als trouw gulden broers te sijn versaempt vuijt jonsten. De deucht gaet sonder vrees S. Vbancx Poesy en de Schilder const die syn te gaer versaemt Wyt jonst en sullen blyven soo ghesint soo langh alsmen vroom dekens vint. Incarnatie oft tyt dicht aLs heer Ian Happaert WYs, Was ons hooft VerheVen Adrlaen staeLbent CorneLIs de Vos dekens goet sYn die vIoLIer doUde VrYheYt Weer gegeVen Ian CooMans Wt Ionsten Wert nU VrY prlnCe Vroet. In VreUCht, tot deUCht, de IeUCht VerheUCht tVIoLIerken groYt In Consten den nYt, besnYt, goet sYt, dees tYt ghY die VersaeMpt Wt Jonsten. Heer hooftman, prins en deken die naermaels volghen suldt regeert alsoo de guldt datmen daer van mach spreken loof en eer want de faem die melt hier uwen naem. Aen myne Eer. heeren borgemre ende schepenen der stadt van Antw Alsoo reverentelycken te kennen hadden ghegeven de dekens ende oudermans van Su Lucas gulde binnen deser stadt, hoe dat die vande selve gulde over vele jaren altyts hebben gehouden ende onderhouden een Camer van Rethorycke genaemt de Camer van Violieren, hebbende in al hunne representatien ende namelycken in het landt juweel seer loffelyck ende tot verwonderinghe van alle vremdelinghen haer ghequeten, synde gebeurt deur oorsaecke van naergevolghde troublen ende inlantsche oorloghen dat het publicq vertooghen van de spelen van rethorychen ende des daer aff dependeert, nyet gevuechelyck en heelt gecontinueert cunnen worden, hoe wel dat die vande gulde voorseyt hoe hun cranck vermoghen met advys van hunne hooftmann by tyde geweest synde jaerlyckx altyt gecontinueert ende gerepresenteert hebben het spel van Sinnen op den feest dach van Sie Lucas hunnen patroon, Tis nu soo, dat alle Camer van Rethorycken over al wederom trachten de cunste naer oude ghewoonte te doen floreren, onder andere de gene vanden Olyftack ende de Goublom binnen deser stadt by myne heeren cortelinghe geleden in hunne privilegien ende vryheden gemainteneert welcken aengemerckt en dat der suppten Camer en privilegien douste syn, ende niet min (onder correctie) by de heeren in recommandatie behooren te syn als de ghene van hunne medt broeders, soo bidden de suppten ootmoedelyck, dat myne heeren believe by marginale apostille te confirmeren ende bevestigen alle de gratiën, privile- gien ende immuniteyten in regard vande Camere van Violieren hun suppten voor desen geoctroyeert synde specialyck onder andere soo vele belanght den vrydom van den keus van de sesse gesworen gulden deser stadt, totten nombre alleen van 75 mannen, hun van oudts altyts gecompeteert hebbende in conformiteyt van U. E; voorsaeten vonnis van jare 1504 hier annex, dit doen &c Sil De Hertoghe 1618 Soo ist als dat niyn heeren appostille hebben gecout als volght Myn heeren borgrë ende schepenen hebben geconfirmeert eude bevesticht confirmeiren ende bevestighen midts desen aen den supplianten allen de gratiën privilegiën ende immuniteyten de camere ende gulde van de Violieren voor desen geoctroyeert ende gegunt besonders dat sy hun in plaetse van vyventzeventich mannen die sy versocht hebben bevryt te syn van de ses gesworen gulden deser stadt hun alleenlyck consenteiren vyftich mannen tassinneren tot welcken nombre dander twee cameren van rethorycken te weten de Goublom ende Olyftack oyck sullen gereduceert worden ende dit alles sonder preiuditie van tgene de voors ses gulden tot contrarien souden willen pretenderen behoudens oock dat de voors vyfftich mannen dyen nyettegenstaende altyt subiect zelen blyven de borgel. wachte gelyck dat oyck verstaen wordt vande andere twee rethoryck cameren. Actum 14 januarii 1619 onderteeckent Fabri. Den Eet vande Gulde der Violiere Hier sweir ick daer ick toe vercoren ende gheacht ben dat is te syn confrere vande gulde de Violiere ; ende oft ick yet vername dat de catholycke roomsche religie, den hertoghe van Brabant, ende de heeren deser stadt, oft de gulde contrarierden, dat ick sal tselve goets tyts laten weten, hooftman prince oft deken, ende dat ick sal alle statuten, ende ordonnantiën, gemaeckt oft die gemaect sullen worden, onderhouden, ende voorts doen dat een goet guldebroeder schuldich is, soo moet my Godt helpen, ende alle syn heylighen. Ordonnantie gemaeckt tot conservatie ende onderhoudinge vande gulde vande Violiere gevoecht by de gulde van Sinte Lucas int jaer XIIIICLXXX alsdoen den selven gecregen hebbende metten woorde Wt. ionsten. versaemt. I. Inden eersten sal dese gulde geregeert woirden by eenen hooftman, prince, dekens ende ouders. II. Item soo wie in dese gulde sal comen moet eerst professie doen van de heylige catholicque apostolicque roomsche religie, ende doen den behoorlycken eedt daer toe staende in handen van den hooftman oft de gene die daertoe by den selven gecommitteert sal syn, ende betaelen achtien guldens eens aen den dienenden deken voer het incomgelt ende eenen gulden aen den cnape. III. Item tot onderhoudt van dese gulde soo salmen kiesen eenen prince een maent voor Sinte Lucas dach die welcke sal continueren in synen dienst den tyt van dry continuele jaren, ende doen den behoorlycken eedt in handen vanden hooftman ter presentien van dekens en ouders. IIII. Ende naer de expiratie van de drye jaeren soo sal men op dese gulde camer kiesen eenen anderen prince, present den hooftman dekens ende alle de ouders die tot dien effecte daer toe expresselyck door den cnape ontboden sullen worden ende dat mette pluraliteyt van de voisen naer oude constuyme. V. Den keuse van de dekens ende ouders sal oock gedaen worden een maent voor Sinte Lucas dach naer oude constuyme, als mede vande busmeesters. VI. Niemant en sal mogen aengenomen woirden in deser gulde dan met gemeynen advyse vanden hooftman prince, deken, ende ouders, die den eedt doen sullen op der voorscreven gulden camere ende elders niet. VII. De prince sal gehouden syn syn prinsdom te verheffen binnen synen tyt met een heer- / lyck blasoen oft refereyn feeste tot wekken hy sal gehouden syn prysen op te stellen ten minsten weerdich wasende vyftich guldens oft meer naer syne geliefte. VIII. Men sal oock kiesen twee princen vande personagien met advys als vore die oock continueren sullen den tyt van drye jaeren. IX. Int kiesen vande dekens vande voorscreven gulde sal men oock kiesen twee breuckmeesters die acht selen nemenop alle breucken die de selve promptetelyck sullen doen betaelen ende daeraff doen jaerlycx goede ende pertinente rekeninge van welcke twee altoos den eenen sal moeten present wesen als ser eenige vergaderingen sullen geschieden op de pene van thien stuyvers. X. De persoonen die in andere eeden syn, aen- genomen woirdende in dese gulde als vry persoonen oft lieffhebbers en sullen niet gehouden syn eenen anderen eedt te doen, oft oock in eenige subiectien breucken noch eenige officie te bedienen dan zullen gestaen met hun incomgelt ende jaercosten, dies en sullen sy oock niet gerekent woirden inden nomber vande gepriviligeerde der selver gulde. XI. Alle de guldebroeders deser gulden selen moeten betaelen sesse gulden jaerlycx voer jaercosten ten waere eennige extraordinarise oncosten voer vielen tsy van triumphen, rethoryck spelen, incommingen van princen, vieringen als anderssints in welcken gevalle de jaercosten gerekent ende getaxeert sullen woirden by den hooftman prince dekens ende ouders, ende dat eerden keuse vanden nieuwen deken geschien sal, ende volgende de selve taxatie betaelt moeten woirden naer behooren. XII. De dekens van Sinte Lucas gulde sullen oock dekens van de Blomme wesen ende den eedt aen de Blomme doen waer van den opper deken beneffens doudermans sal hebben de administratie vanden ontfanck ende vuytgeven ende daeraff jaerlycx doen behoorlycke rekeninge voor den hooftman, prince, ouders ende oude dekens, mitsgaders ter presentie van twee heeren schepenen ende secretaris tot dyeneynde byde magistraet specialyck te committeren. XIII. Welcke rekeninge geschiet synde sal den rendant overleveren in handen vanden aencommenden deken, alle de goederen en meublen der voors gulde competerende, dies sal den selffsten aencommenden deken moeten opleggen ten lancxten een maent daer naer aenden affgaenden deken synen achterstel ende tslot van syne rekeninge zoo daer het te cort quame ende daeraff nemende quitantie sal hem in syne rekeninge gepasseert woirden ende oock goet doen als vore. XIIII. Van Bamisse tot halfmeert sal de camer vande voorscreven gulde sondaechs naer noen vergaeren ten dry uren om al daer de conste te exerceren waer dat hem een iegelyck sal presenteren ende die in vier sondagen hem niet en presenteert sal verbeuren thien stuyvers ende die aldaer commen sullen int wech gaen betaelen sesse stuyvers alwaer niemant eennige vremde persoonen en zal mogen brengen sonder consent vanden prince oft dekens op pene van twintich stuyvers. XV. Item wie van de gulde broeders hem begeeft ten houwelycken staet oft compt afflyvich te woirden sal van synen twegen moeten betaelt woirden sesse guldens, maer wie vuyt dese gulde begeert te scheyden, sal moeten betaelen voer syne dootschult twelff guldens, boven de breucken soe hy eennige schuldich waere, welcke breucken ierst moeten voldaen wesen eermen hem tot betalinghe vande dootschult admitteren sal. XVI. Egheene lieffhebbers oft personagien en sullen vermogen eennige spelen te spelen ten sy die ierst den facteur in handen gegeven syn op de pene van sesse gulden die welcke alsdan die den prins van personagien sal communiceren, noch den facteur selve en sal vermogen eenige spelen te spelen sonder communicatie vanden selven prins op de selve pene. XVII. Iegelyck sal hem vermyden eennige spelen, lieckens ofte refereynen te componeren ofte pronuncieren tegen het catholick gelooff noch eennige andere onbehoorl lasteringen oft schimpen waer toe den prince van de personagien ende den facteur toesicht sullen nemen die niet en sullen toelaeten datter iet int minste gemaeckt, gescreven oft gepubliceert en worde ten zy dat tselfte sy gevisiteert by de ordinarise visitateurs ende toegelaten. XVIII. Niemant en sal vermogen eennige caerten vuyt te geven ten sy die oock voor al woirden gethoont aen de princen noch en sal niemant oock egeen caerten van buyten mogen ontfangen sonder de selve oock aen de princen over te leveren op de pene van twintich stuyvers telcker reysen. XIX. Alle de guldebroeders sullen gehouden wesen te compareren op Sinte Lucas dach in de misse ende al daer oock te offeren naer ouder costuyme op de pene van thien stuyvers. 4 XX. Item soo wanneer eennige feestdagen en maeltyden woirden gehouden onder dese gulde, sal een iegelyck gehouden syn aldaer te compareren ende betaelen vier guldens, ende oft iemandt absent bleeff sal even wel syne vier guldens moeten betaelen sonder tegenseggen ten ware hy sieck oft vuyter stadt ware, waer van hy even wel den deken goets tyts de wete zal moeten doen, ende alsdan sal maer betaelen twee guldens. XXI. Desgelycx sullen ook gehouden syn te compareren (de wete vanden cnaep ontfangen hebbende) alsser eennige refereyn oft prince feest ten woirden gehouden op de pene van sesse stuyvers. XXII. De princen, dekens, oudennans sullen schuldich syn ontboden wesende op extraordinarise vergaderingen te compareren op de pene by den prince te betaelen sesse guldens ende by den deken dry guldens ende de oudermans dertich stuyvers, ende elck vande prince vande personagien, breuckmeesters in faulte wesende van te compareren sullen betaelen vyfthien stuyvers. XXIII. Igelyck op de camer geroepen wesende sullen gehouden wesen op de precise ure te compareren ende aldaer maken present te wesen eer de namen op gelesen worden op de pene voer de princen, dekens, ouders &c als vore ende de gemeyne supposten op de pene van thien stuyvers. XXIIII. Egheene guldebroeders en sullen mogen iemant mede te brengen op de maeltyden sonder consent vanden prince oft deken op de pene van acht guldens voer elcken persoon ofte vrint die sy souden ingebracht hebben noch oock op eennige andere vergaderingen camer spelen ende diergelycke op de pene van dry guldens. XXV. Item als men op de camere speelt sal by den cnape de deure beneden aen de strate gesloten wesen soe haest als de gestelde ure sal wesen geslagen, soo dat niemant daer naer en sal woirden ingelaeten. XXVI. Item soo wie lastert den naeme Godts oft syne lieve heyligen oft hen is moyende met eennige kercke diensten sal telcker reysen verbeuren thien stuyvers. XXVII. Item soo wie eennigen twist maeckt onder de confrerie met woirden oft met wercken sal telcker reyse verbeuren twintich stuyvers ende zoo tselfte tot meer reysen gebeurden (soe sal men den selven persoon met advys vanden hooftman, prince, dekens ende ouders vande camer bannen, ende niet meer toe laeten al daer te commen, ende boven dien schuldich syn te betaelen dobbel breuck. XXVIII. Ende ofter onder de confrerie eennigen particulieren twist oft iniurieuse woorden geresen zoo en sullen sy malcanderen daerom niet vermogen in recht te trecken, voor ende aleer tselffde different is gecommen voer den hooftman, prince ende dekens om tselffste te modereren ende accorderen ist doenlyck, soo niet sal alsdan heurlieder vrystaen daer in worder te doen soe heuren raet sal gedragen. XXIX. Item als ser publicque vergaderingen op de camer syn, en sal niemant mogen aldaer spreken van coopmanschappen, weddingen, lotheryen, noch oock spelen met caertspelen, teerlingen noch oock ombehoorlyck gerucht maecken als ser eennich spel geproeft oft gespeelt wort op de pene van sesse stuyvers. XXX. Op alle comparitie dagen naer den middage selen moeten op de camer commen een vande princen vande personagien ende den facteur om rechters te wesen van tgene dwelck om prys soude mogen worden gecomponeert oft gepronuncieert op de pene van twintich stuyvers ende een iegelyck sal moeten te vreden wesen ende heur submitteren int seggen vanden prince vande personagien ende van den facteur zonder replicque oft tegen seggen op pene van gelycke twintich stuyvers. XXXI. Den accoutrementmeester sal gehouden syn sorge te dragen voer alle de cleederen ende andere gereetschappen totte spelen noodich die hem by den facteur sullen overgelevert syn in geschrifte ende de selffste moeten wederom by inventaris overleveren aen den selven facteur op de pene van dry guldens. XXXII. Niemant tsy facteur oft componist en sal mogen maken op eennige persoonen schim- pen oft lasteringen noch op eennige camers van retorycken in geender manieren tsy int heymelyck oft openbaer op de pene soe daer dachten aff quaemen van thien guldens ende boven dyen vande camer gebannen te woirden. XXXIII. Den cnape sal gehouden syn op alle vergaderingen corts naer den noene voer den dry uren te compareren op de camer ende al daer gereetschap maecken tgene van noode soude mogen wesen op de pene van vyfF stuyvers telcker reysen. XXXIIII. Ende als de personagien ontboden syn om eennich spel te moeten proeven sullen sy gehouden syn op de camer te commen goets tyts voer den laetsten clock slach van ons liever vrouwen tot alsulcken ure als sy de wete sullen gehadt hebben van den cnaep op de verbeurte van sesse stuyvers waer van deen helft sal wesen ten proffyte vande camer ende dander helft ten proffyte van de personagien. XXXV. De personagien sullen gehouden wesen te spelen alsulcken rollen als hunlieden gegeven sullen worden by den prince vande personagien ende facteur sonder eennige contradictie op de pene van twee guldens. XXXVI. Oock en sullen de personagien niet vermogen te spelen op bruyloffsten bancketten oft eennige andere feesten sonder consent van den prince oft deken op de verbeurte van ses guldens by elck een van hun te verbeuren. XXXVII. De personagien sullen gehouden syn gespeelt hebbende terstondt hunne rollen over te leveren aen den prince van de personagien oft aen den facteur van de camere op de verbeurte van twintich stuyvers. XXXVIII. Soo eennige vande guldebroeders vertrecken vuyt der stadt sullen even wel gehouden syn ordre te stellen dat heur jaer costen woirden betaelt oft moeten nieuw incomgelt betaelen. XXXIX. Item soo wie vande confrerie compt te sterven ende dat syne erfgenamen begeeren dat de gulde mede gaet ter begraeffenisse soe sullen de erffgen moeten betaelen boven de sesse gulden van de dootschult vier guldens, ende de guldebroeders de wete vanden cnaep hebbende moeten mede gaen op de pene van thien stuyvers ende den prince op de pene van twintich stuyvers ende de andere officiaelen als dekens ende ouders &c op de pene van vyfthien stuyvers ende sullen de selffste erftgenamen den cnaep moeten geven voer de wete te doen twintich stuyvers. XL. Item soo iemandt vande confreers in syn doot bedde begeerde aen den prince, deken of ouders oft aen eennige andere vander gulden dat de selffste gulde soude mede gaen tsynde begraeffenisse soe sal byde selffste confrer de wete daeraff gedaen aen de dienende dekens, die welcke alsdan gehouden zullen wesen den cnaep te seynden int sterffhuys ende de erffgenamen aenseggen dat den afflyvigen begeert heeft mette gulde begraven te wesen, ende soe sy alsdan dat verachten ofte weygeren de gulde te ontbieden totter begraeffenisse door den selven cnaep sullen aen de dekens moeten betaelen tot behoeff vande camer de somme van vyfthien guldens eens, waer van den cnaep betaelt zal woirden by den deken voer syn gaen ende comen twintich stuyvers als boven voer welcke twintich stuyvers hy oock de wete sal moeten doen aende confrers soo die ontboeden woirden totter begraeffenisse als boven. XLI. Item de incomgelde, dootschulden, breucken ende diergelycke sullen staen tot reele ende parate executie ende sullen moeten comptant genamptiseert woirden, al waert iemant hem daeraff wilde doleren op de camere ende die genamptiseert hebben zal alsdan op de camer woirden gehoort ende hem moeten te vreden houden tgene aldaer sal woirden vuytgesproken op dobbel breucke by soo verre als naermaels duytsprake van de camer in rechte woirde geconfirmeert. Myne heeren borgemeesteren ende schepenen der stadt van Antwerpen gehoort hebbende het rapport van heer Henrick van Etten, ridder, schepene ende oudt borgemeester ende Mr Jan de Pape, greffier deser stadt by appostille collegiael vanden XIIII may lestleden tot het oversien van dese instructie en ordonnantie gecommitteert midtsgaders om hun op alles tinformeren oock gesien de selve instructie ende ordonnantie hebben die in alle heuren poincten gelaudeert ende geapprobeert, lauderen en approberen midts desen. Actum in collegio VIIa junii XVIC negenthien. Onderteeckent J de Pape. Hier naer volght het ghetal van iaer tot iaer ghestelt der gulde hooftmans vroet en princen hare namen dekens oock d'ouders vroom en liefhebbers ghemelt het sy gheeedt oft vry die wt ionsten versamen. Den overleden Heer Henderick van Halmaele oudt beurgemeester deser stadt, en hooftman der gulde van Ste Lucas de welck hy heeft vereert met vyftich guldens just al tot den grooten cop, Godt geeft syn siele rust. Henri van Halmale, qui appartenait a une des plus anciennes families patriciennes d'Anvers, naquit dans cette ville le i mars 1549. II était fils de Constantin van Halmale et de Catherine vanden Werve. Après de fortes études, il obtint, en 1573, le grade de licencié en droit, ce qui lui permit, en 1576, de remplir a Bruxelles les fonctions de maitre-juré de la Halle aux draps. Mais l'année suivante, il revint a Anvers, et ne tarda pas a jouer un röle important dans 1'administration de la cité. II occupa en effet pendant dix-huit années la charge d'échevin, eticinq reprises différentes, soit en 1591, 1598, 1599, 1608 et 1609, il fut élevé a la dignité de bourgmestre de 1'intérieur ou de 1'extérieur. La ville le désigna dans quatre occasions solennelles pour la représenter a la tête de députations envoyées en son nom dans des missions auprès des gouverneurs généraux des Pays-Bas. Aussi, pour le récompenser de ses services signalés, le roi Philippe II lui accorda-t-il, le 4 avril 1598, des lettres patentes de chevalerie. C'est en janvier 1603 qu'Henri van Halmale fut choisi comme chef-homme de la gilde S'-Luc. II avait épousé en 1590 Marguerite t'Seraerts qui lui donna sept enfants. II mourut a Anvers le 7 décembre 1614. Hendrik van Halmale, die tot eene der oudste en aanzienlijkste families van Antwerpen behoorde, werd den in Maart 1549 in deze stad geboren. Hij was de zoon van Konstantijn van Halmale en van Catharina vanden Werve. Na schitterende studiën bekwam hij, in 1575, den graad van licenciaat in de rechten, wat hem toeliet, in 1576, het ambt van gezworene-meester der Lakenhalle waar te ne- men. Het jaar nadien echter keerde hij naar Antwerpen terug en speelde er weldra een gewichtigen rol in het bestuur der slad. Inderdaad, gedurende achttien jaren bekleedde hij het ambt van schepen ; vijfmael, namelijk in 1591, 1598, 1599, 1608 en 1609, werd hij tot de hooge waardigheid van Binnen- of Buiten-Burgemeester verheven. In vier plechtige aangelegenheden werd hij door de stad aangeduid om haar te vertegenwoordigen aan het hoofd der gezantschappen, afgevaardigd om, in haren naam, bij de Gouverneurs-Generaal der Nederlanden belangrijke zendingen te vervullen. Ook verhief koning Filips II hem, bij koninklijk diploma, tot den ridderstand, 0111 hem voor zijne uitstekende diensten te beloonen. Het is in Januari 1603 dat Hendrik van Halmale tot hoofdman van St-Lucasgilde gekozen werd. Hij was in 1590 in den echt getreden met Margareta t'Seraerts, welke hem zeven kinderen schonk. Hij stierf te Antwerpen, den 711 December 1614. iM. Heer Laurenci Beyerlinck canoninck der cathedrale kercke en geestelyck hooftman van S,e Lucas gulde heeft de selve vereert met vyf en twintich gulden tot den grooten cop. Laurent Beyerlinck, fils d'Adrien Beyerlinck et de Catherine van Eyck, naquit a Anvers le 12 avril 1578. Après s'être d'abord adonné au commerce, il se tourna vers la pliilosophie a laquelle il alla s'initier a Louvain. II entra ensuite dans les ordres, tout en continuant ses études de théologie. II fut peu après nommé professeur au collége de Vaulx, a Louvain, puis a celui de la Sainte Trinité. II passa plus tard comme professeur au couvent de Bethléhem tout en devenant curé de Herent. Après avoir, en 1605, obtenu le grade de licencié en théologie, il retourna a Anvers, oü il remplit bientót les plus hautes charges ecclésiastiques. II fut successivement président du séminaire, chanoine de la cathedrale, censeur des livres, archiprêtre et protonotaire apostolique. Comme écrivain il a laissé une oeuvre considérable, composée en majeure partie d'ouvrages de théologie et de polémique religieuse. II mourut a Anvers le 7 juin 1627 et fut enterré dans la cathédrale. II avait légué par testament sa bibliothèque a 1'université de Louvain. Laureys Beyerlinck, zoon van Adriaan Beyerlinck en van Catharina van Eyck, werd, den I2n April 1578, te Antwerpen geboren. Na zich eerst op den handel toegelegd te hebben keerde hij zich plotselings naar de wijsbegeerte en ging de lessen volgen te Leuven. Hij trad vervolgens in de orden maar zette terzelfdertijd zijne studiën in de godsgeleerdheid voort. Kort daarop werd hij tot Ieeraar benoemd in het Vaulx-College te Leuven, en nadien in dit der Heilige Drievuldigheid. Later ging hij als Ieeraar naar het kloostergesticht van Bethlehem over en werd pastoor te Herent benoemd. Na in 1605 den graad van licenciaat in de godsgeleerdheid verworven te hebben, keerde hij naar Antwerpen terug, alwaar hij weldra de hoogste geestelijke ambten bekleedde. Hij was opvolgentlijk voorzitter van het Seminarie, kanunnik der Hoofdkerk, censor der drukwerken, aartspriester en pauselijke pronotarius. Als schrijver heeft hij een aanzienlijk werk nagelaten, grootendeels bestaande uit godsdienstige polemiek en uit verhandelingen over godsgeleerdheid. Hij stierf te Antwerpen den 7" Juni 1627 en werd aldaar in de hoofdkerk begraven. Zijne bibliotheek had hij, per testament, aan de Hoogeschool van Leuven vermaakt. Heer Jan Happaert ridder Buerghemeester deser stadt en hooftman van Ste Lucas gulde die men noemt de Violieren. Jean Happaert appartenait a une familie patricienne d'Anvers. Fils de Gilles Happaert, échevin de la ville, et de Jacqueline van Royen, il épousa Elvire del Plano, dont il eut huit enfants. Après avoir été pendant plusieurs années trésorier et échevin d'Anvers, il remplit les plus hautes fonctions du magistrat en devenant bourgmestre en 1614, 1618 et 1623. C'esten partie, grace a ses soins, que fut élevée en 1624 la porte de 1'Escaut, encore existante mais reconstruite. II avait été crée chevaüer. Jan Happaert behoorde tot eene aanzienlijke familie van Antwerpen. Hij was de zoon van Gilles Happaert, schepen der stad, en van Jakoba van Royen, en trad in den echt met Elvira del Plano, waarbij hij acht kinderen had. Na jaren lang schatmeester en schepen der stad Antwerpen geweest te zijn bekleedde hij, tot driemaal toe, het hoogste ambt der Stedelijke Overheid, met in 1614, 1618 en 1623, tot Burgemeester gekozen te worden. Het is deels aan hem te danken dat, in 1624, de scheldepoort werd opgericht welke, alhoewel heropgebouwd slechts, ten huidigen dage nog bestaat. Hij werd ook tot den Ridderstand verheven. D'oude dekens nooch int leven als de Bloom weer werdt verheven. Geeraert Schooff, outdeken Gérard Schooff, fils du peintre Jacques Schooff et de Marguerite van Hoogarden, naquit a Malines. II s'établit a Anvers oü il fut re$u bourgeois le i Juillet 1597- Dès 1575 il avait été accepté comme maitre dans la gilde de S'-Luc. Plus tard il en devint co-doyen en 1587 et premier doyen 1'année suivante. II exergait la peinture avec succès et re?ut dans son atelier de nombreux élêves, notamment P. Dusseler en 1585, J. de Hase et H. Peeters en 1588, O. Nicolae en 1589, H. van Mechelen en 1600, D. Verwilt en 1601, G. Francken en 1605, P. Baselier en 1609, B. Noblet en 1610, C. De Boeck en 1620. II mourut en 1624 et fut enterré dans Péglise du couvent des Grands Carmes le troisième dimanche après 1'Epiphanie. II exécuta en 1612 un tableau représentant la Descente de Croix pour le maitre-autel de 1'église d'Hoboken, et prit part aux travaux de décoration des arcs de triomphe érigés lors de 1'entrée solennelle de 1'archiduc Ernest en 1594. Geeraard Schooff, zoon van den schilder Jacob Schooff en van Margareta van Hoogarden, werd te Mechelen geboren. Hij vestigde zich te Antwerpen alwaar hij poorter ontvangen werd den i" Juli 1597. Van in 1575 was hij in de S'-Lucasgilde als meester aanvaard. Later werd hij er Mededeken van in 1587, en Opperdeken het volgende jaar. Hij beoefende de schilderkunst met veel bijval en kreeg talrijke leerjongens in zijn werkhuis, namelijk : P. Dusseler in 1585, J. de Hase en H. Peeters in 1588, O. Nicolae in 1587, H. van Mechelen in 1600, D. Verwilt in 1601, G. Francken in 1605, P. Baselier in 1609, B. Noblet in 1610, C. De Boeck in 1620. Hij stierf in 1624 en werd, op den derden Zondag na Heilige Drie-Koningen, in de kerk van het klooster der O.-L.-Vrouwe-Broeders te Antwerpen begraven. In 1612 schilderde hij een tafereel: Afdoening van het Kruis, en nam deel aan de versieringswerken der zegebogen, in 1594 opgericht voor de plechtige intrede van den Aartshertog Ernest. Hans de Wael, outdeken Hans de Wael, fils de Corneille de Wael et de Catherine Moons, naquit a Anvers en 1558. II fut élève du peintre Fran^ois Francken, le vieux, puis il se rendit a Paris pour continuer ses études artistiques. II fut re?u en 1583 dans la gilde de S«-Luc comme fils de maitre ; il en devint co-doyen en 1594 et 1'année suivante il fut premier doyen. II s'adonna surtout & la peinture religieuse. Son talent lui valut une grande réputation et de nombreux élèves vinrent achever leur éducation artistique dans son atelier. II faut citer A. van Breen (1591), G. Ghysbrechts (1592), G. de Sainct Siraon (1595), H. de Maere (159S), J- Fierens (1597), C. Syraons (1598), H. de Boys (1602), H. Roosen (1605), F. van Netten (1607), P. de Leydecker (1612), J. B. Ketgen (1615), P van Wyck et P. van Bergen (1619). Hans de Wael qui habitait a Anvers la maison appelée St-Philippus, au rempart des Lombards, épousa le 11 Septembre 1588 Gertrude de Jode. II en eut cinq enfants, dont deux furent également artistes: Luc de Wael, paysagiste, et Corneille de Wael, peintre de marine. II mourut a Anvers le 7 décembre 1633 et sa femme le 21 octobre 1642. Le peintre Corneille de Vos oma leur épitaphe, dans 1'église S'-André oü ils étaient enterrés, d'un tryptique sur les volets duquel il peignit les portraits des défunts. Cette oeuvre d'art existe encore a 1'église Notre-Dame d'Anvers. Hans de Wael, zoon van Cornelis de Wael en van Catharina Moons, werd in 1558 te Antwerpen geboren. Hij was leerling van den schilder Frans Francken de oude, waarna hij zich naar Parijs begaf om aldaar zijne kunststudiën te voltooien. In 1583 werd hij in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard ; in 1594 werd hij er Mededeken van en het jaar daarna Opperdeken. Hij trok meestal zijne onderwerpen uit de Gewijde Geschiedenis. Zijn talent verwierf hem eene groote beroemdheid en talrijke leerlingen kwamen in zijn atelier hunne kunstopvoeding voleindigen. Onder deze dienen vermeld te worden : A. van Breen (1591), G. Ghysbrechts (1592), G. de Sainct Simon (1595), H. de Maere (1595), J. Fierens (1597), C. Symons 5 (1598), A. de Boys (1602), H. Roosen (1605), F van Netten (1607), P. de Leydecker (1612), j. B. Ketgen (1615), P. van VVyck en P. van Bergen (1619). Hans de Wael, die te Antwerpen op de Lombaardevest het huis S'-Philippus bewoonde, trad den 1 in September 1588 met Geertruida de Jode in den echt. Hij had vijf kinderen bij haar waarvan er twee eveneens de kunstbaan optraden: Lucas de Wael, landschapschilder, en Cornehs de Wael, zeeschilder. Hij stierf te Antwerpen den 7" December 1633 en zijne vrouw den 21n October 1642. Cornelis de Vos schilderde eene tryptiek om op hun graf in de S«-Andrieskerk geplaatst te worden. Op de zijluiken had hij hunne portretten gemaald. Dit kunstwerk bestaat nog heden in de O.-L.-Vronwekerk te Antwerpen. Tobias van Haeght, outdeken heeft vereert ende gecleedt de 2 flanben dragers nooch gemaeckt een spel esbatement in prose. Tobie van Haeght, ou mieux van Haecht était probablement fils du peintre Corneille van Haecht et naquit & Anvers en 1566. Jeune encore, il partit pour 1'Italie oü il obtint 4 Florence la protection du grand duc de Toscane. II résida aussi & Rome oü ses tableaux et ses peintures murales obtinrent un grand succès. Revenu a Anvers, il fut re$u, en 1590 comme maitre dans la gilde de S<-Luc. Plus tard ses confrères 1'élevèrent en 1595 a la dignité de doyen, et en 1596 & celle de premier doyen, II peignait surtout les paysages animés de scènes diverses, et ses oeuvres, presque toutes perdues, lui valurent une renommée considérable. Le musée de Bruxelles possède une de ses toiles : Aventure de chasse de l'empereur Maximilien. II contribua aussi & 1'exécution des peintures des arcs de triomphe érigés dans les rues d'Anvers, lors de 1'entrée de 1'archiduc Ernest, en 1594. D'autre part, il collabora d certaines toiles avec d'autres artistes, tels Joos de Momper et Ambroise Franken. Plusieurs de ses ceuvres furent gravées par Van Panderen et de Hondt, mais son plus beau titre de gloire fut d'avoir été le premier maitre de Rubens. II lui enseigna les éléments de 1'art pendant deux années, jusqu'd ce que celui-ci passa en 1592 dans 1'atelier d'Adam van Noort. Van Haecht donna encore des le$ons a un grand nombre d'élèves. Parmi ceux-ci il faut citer : Abraham Matthijssens (1591), P. Viael (1592), l. Kemp (1595), H. van Os (1595), H. Smit (1599), A- DaPe (1600), 1'italien B. Scharasone (1605), C. Bol (1607), H. Verbeelen (1607), G. Beemel et J. Backereel (1612). Tobie van Haeght s'occupait aussi de littérature, et il composa pour les fêtes des Violieren une pièce en prose, « un Esbatement », qui fut joué par les confrères de cette gilde. II fit encore don & la niême association de costumes pour les porteurs de flambeaux. Pendant la plus grande partie de sa vie il habita dans une maison qu'il avait achetée, située au coin des rues d'Arenberg et de S'-Martin, et qui s'appelait « het Keizershoofd ». II avait épousé en 1596 Esther Pampfi qui mourut en 1612. Lui-même décéda en 1631. Tobias van Haeght, of liever van Haecht, was hoogstwaarschijnlijk zoon van den schilder Cornelis van Haecht en werd te Antwerpen in 1566 geboren. Op jeugdigen ouderdom toog hij naar Italië en erlangde er de bescherming van den Groothertog van Toskanen. Ook verbleef hij geruimen tijd te Rome alwaar zijne tafereelen en zijne muurschilderingen den meesten bijval verkregen. Te Antwerpen teruggekeerd zijnde, werd hij er in 1590 als meester in de S'-Lucasgilde aanvaard. Later, in 159$, verhieven de gildebroeders hem tot de waardigheid van Mededeken en in 1596 tot die van Opperdeken. Hij schilderde vooral landschappen met allerlei levende figuren, en zijne werken, die bijna allen verloren zijn geraakt, verwierven hem eene aanzienlijke beroemdheid. Het museum van Brussel heeft een zijner doeken in bezit : Jachtavontuur van keiler Maximiliaan. Hij nam ook een zeker deel aan de schilderwerken der zegebogen, ten jare 1594 opgericht in de straten van Antwerpen voor den intocht van den Aartshertog Ernest. Eveneens vinden wij, voor ettelijke doeken, zijne medewerking vastgesteld met andere kunstenaars, zooals Joos de Momper en Ambrosius Francken. Verscheidene zijner gewrochten werden door van Panderen en de Hondt op plaat gebracht. Maar zijn schoonste en roemrijkste titel was de eerste meester van onzen onsterfelijken Rubens geweest te zijn. Gedurende twee jaren gaf hij hem onderricht in de beginselen der kunst, tot dat de jonge Rubens in 1592 naar het atelier van Adam van Noort overging. Van Haecht gaf ook nog lessen aan een groot getal andere leerjongens, waaronder men te melden heeft: Abraham Matthijssens (1591),?. Viael (1592),L. Kemp (1595), H.van Os(1595), H. Smit {1599), A. Dape (1600), de italiaan B. Scharasone (1605), C. Bol (1607), H. Verbeelen (1607), G. Beemel en J. Backereel (1612). Tobias van Haecht beoefende ook de letterkunde en hij schreef voor het feest der Violieren een « Esbattement » in proza, hetwelk door de kamerleden gespeeld werd. Verders begiftigde hij de gilde nog met kostnmen voor de flambeeuwdragers. Gedurende het grootste gedeelte zijns levens woonde hij, op den hoek der Arenberg- en S'-Martenstraat, het door hem aangekochte huis « het Keizershoofd ». In 1596 was hij in den echt getreden met Esther Pampfi die in 1612 overleed. Hij zelf stierf in 1631. Rombout van der Veken Rombaut van der Veken, fils de Jean van der Veken, vitrier et peintre verrier, qui mourut a Anvers le 29 avril 1619. II avait épousé Catherine Danels, décédée le 11 janvier 1620 et enterrée en 1'église de 1'abbaye S'-Michel, a cóté de son mari. 11 fut re?u en 1852 comme membre de la gilde S<-Luc. Plus tard il en fut trésorier, puis, en 1596, co-doyen, enfin premier doyen. Plusieurs peintres verriers se forraèrent dans son atelier, entr'autres W. Mertens qui y entra en 1590,/. Adriaensen en 1596, A. Loo en 1602, A. Marcelis en 1606, C. Tops en 1610 et J. de Monde en 1612. II était le fournisseur attitré de 1'abbaye S'-Michel et travailla aussi a la restauration de la grande verrière placée dans la fa$ade principale de la cathédrale d'Anvers. II exécuta également un grand nombre de travaux pour compte de la ville, notararaent pour 1'église Saint-Jacques, pour 1'église du couvent des Récollets et pour celle des Grands Carmes. Rombout van der Veken, zoon van Jan van der Veken, glazenmaker en glasschilder, die te Antwerpen den 29" April 1619 overleed. Hij was getrouwd met Catharina Danels, welke den n» Januari 1620 overleed en in de kerk der S'-Michielsabdij naast haren gemaal werd begraven. In 1582 werd hij als lid der S'-Lucasgide aanvaard. Later werd hij er busmeester van, daarna, in 1596, Mededeken en eindelijk Opperdeken. Hij heeft in zijn werkhuis verscheidene glasschilders gevormd, waaronder: W. Mertens, in 1590 aangenomen, J. Adriaensen in 1596, A. Loo in 1602, A. Mercelis in 1606, C. Tops in 1610 en J. de Monde in 1612. Hij was door de S'-Michielsabdij aangesteld voor al wat er in zijn vak te doen viel, en werkte ook aan de herstelling van Antwerpen's kathedraal. Eveneens voerde hij, voor rekening der stad, een aantal werken uit, namelijk aan S'-Jacobskerk, aan de kerk van het minderbroedersklooster en aan die der O.-L.-Vrouwebroeders. Adriaen Collaert Adrien Collaert, qui s'adonnait a la gravure sur bois et sur métaux, fut re?u, en 1580 dans la gilde de S'-Luc, comme fils de maitre. Ses confrères le choisirent en 1596 comme co-doyen et 1'année suivante comme doyen en chef. II mourut le 29 juin 1618 et fut enterré le 3 juillet suivant dans 1'église cathédrale. Sa femme, Justine Galle, fille du graveur Philippe Galle, le précéda dans la tombe le 12 décembre 1616. II forma bon nombre d'élèves; nous citerons: E. van den Bos, J. de Bie et K. Cnyfï (1594), H. van Merle (1697), A. Boen (1602), J. Lemmens (1605). II grava ses propres dessins» mais reproduisit aussi les oeuvres d'autres maïtres, tels Stradanus, Goltzius, Bernard, etc. Adriaan Collaert, die de hout- en de plaatsnijkunst beoefende, werd ten jare 1580 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. De gildebroeders kozen hem in 1595 tot Mededeken en het jaar daarna tot Opperdeken. Hij stierf den 291 Juni 1618 en werd den 3n Juli in de hoofdkerk begraven. Zijne vrouw, Justina Galle, dochter van den graveerder Filip Galle, was hem den I2n December 1616 in het graf voorafgegaan. Hij leidde een groot getal leerlingen in de kunst op ; laat ons melden : E. van den Bos, J. de Bie en K. Cnyff(i594), A. van Merle (1597), A. Boen (1602), J. Lemmens (1605). Hij graveerde zijn eigene teekeningen, maar gaf ook platen uit naar andere meesters, zooals Stradanus, Goltzius, Bernard, enz. Adam van Oort, outdeken cAdam van Oort ou van Noort était fils du peintre Lambert van Oort et de Catherine van Broeckhuysen. II naquit probablement en 1562 dans la maison que son père avait louée, courte rue dn Gage et qui portait pour enseigne « de Vlucht in Egypte ». II épousa Elisabeth Nuyts qui le rendit père de six enfants, et s'établit dans une demeure de !a rue du Jardin qui portait pour enseigne > den Engel n. En 1587 il fut re^u maitre de la gilde S'-Luc dont il devint co-doyen en 1597 et premier doyen 1'année suivante. II mourut, suivant toutes probabilités, pendant le dernier trimestre de 1'année 1641. II jouit de son vivant déja d'un grande réputation et les élèves qu'il forma sont trop nombreux pour être énumérés ici. II suffira de rappeler qu'il eut 1'honneur d'être le second maitre de Rubens, et que le jeune peintre passa quatre ans dans son atelier après qu'il eut, en 1)92, quitté son premier professeur Tobie van Haecht. L'oeuvre d'Adam van Noort est considérable, et a Anvers il existe encore plusieurs toiles qui témoignent de son grand talent. II faut citer notamment : au Béguinage, un tryptique représentant la Descente du St.-Esprit et sur les volets 1 '*Ascension et le Jugement dernier ; a 1'église S'-Paul : VAdoration des bergers ; aux hospices : St.-Jéróme et une Piela; au musée Plantin, un portrait du fondateur decette imprimerie ; mais surtout a 1'église S'-Jacques une magnifique oeuvre représentant St.-Pierre prenant dans Ia bouclie du poisson l'obole deslinée au payement de l'impót. Adam van Oort of van Noort was zoon van den schilder Lambrecht van Noort en van Catharina van Broeckhuysen. Naar alle waarschijnlijkheid kwam hij in 1562 ter wereld, in een huurhuis der Korte Pandstraat, « de Vlucht in Egypte » geheeten. Hij verbond zich in den echt met Elisabeth Nuyts, die hem vader van zes kinderen maakte, en ging het huis « den Engel», in de Hofstraat, betrekken. In 1587 werd hij als meester aanvaard in de S'-Lucasgilde, waarvan hij Mededeken werd in 1597 en Opperdeken het volgende jaar. Hij stierf hoogstwaarschijnlijk op het einde van 1641. Reeds van in zijn leven genoot hij groote faam en de leerlingen door hem in de kunst opgeleid zijn te talrijk om hier te melden. Dat het voldoende zij aan le stippen dat hij de eer had de tweede meester van Rubens te zijn. die, nadat hij zijn eersten leermeester, Tobias van Haecht, verlaten had, vier jaren op zijn atelier verbleef. Het werk van Adam van Noort is aanzienlijk, en hier te Antwerpen bestaan er nog ettelijke doeken tot staving van zijn groot talent. Zoo dienen bijzonder aangestipt te worden : op het Begijnhof: eene tryptiek, de Nederdaling van den Heiligen Geest met, op de zijluiken, Ons Heer Hemelvaart en het Laatste Oordeel; in de bestuurzaal onzer Godshuizen : St.-Hüronymus en eene Piëta; in het Museum PlantinMoretus : een portret van den stichter dier drukkerij ; maar vooral in onze S'- Jacobskerk een heerlijk kunstwerk : St.-Petrus den Tolpenning uit den mond van den visch nemende. Peeter Bom Pierre Bom, peintre, re$u dans la gilde S'-Luc en 1564; en devint co-doyen en 1598 et premier doyen en 1599. II mourut en 1627 ou 1628. II eut quelques élèves parmi lesquels il faut citer : le peintre Vergoudts. Bom s'adonna spécialement 4 Ia peinture du paysage et se plüt aussi a exécuter des aquarelles. Pieter Bom, schilder, in de Gilde aangenomen in 1564 ; werd er Mededeken van in 1598 en Opperdeken in 159^. Hij stierfin 1627 of 1628. Hij had eenige leerlingen waaronder de schilder Vergoudts dient vermeld te worden. Bom legde zich vooral op het landschapschilderen toe en heeft ook ettelijke aquarellen uitgevoerd. Guliam de Vos, outdeken Guillaume de Vos, peintre, fils de Pierre de Vos, re$u en 1593, dans la gilde S'-Luc, co-doyen en 1599 et doyeu en chef en 1600. II avait été dès 1559 élève du peintre portraitisie Jacques de Poindre de Malines. Quoique fort peu de détails soient connus sur eet artiste, il devait cependant jouir de certaine réputation puisque les registres de la gilde S'-Luc renseignent un grand nombre d'élèves qui suivirent son enseignement. Ainsi entrèrent dans son atelier en 1594 W. Aps et H. Schenaert, 1597 H. de Noel, 1600 G. Verbruggen, 1602 B. Craywinckel, 1604 H. van Delft, 1606 C. Wils et B. Le Feuvre, 1607 S. Schilders, 1608 Fr. Pamfi, 1609 J. Soeterman, 1611 F. Bruno et M. de Wilde, 1612 H. Muyter, 1629 F. Clooet, etc. Van Dyck fit le portrait a 1'eau-forte de Guillaume de Vos. Cet artiste s'adonna spécialement a la peinture d'histoire. Willem de Vos, schilder, zoon van Pieter de Vos, werd ten jare 1593 in de S'-Lucasgilde aanvaard. In 1599 werd h'j er Mededeken van en in 1600 Opperdeken. Van in 1559 was hij leerling geweest van den portretschilder Jacob de Poindre, van Mechelen. Alhoewel er maar weinig bijzonderheden over dezen kunstenaar gekend zijn, moet hij toch eene zekere faam genoten hebben, daar de aktenboeken der S'-Lucasgilde melding maken van een groot getal leerjongens die zijn kunstonderwijs volgden. Zoo werden er op zijn werkhuis aangenomen : in 1594, W. Aps en H. Schenaert, 1597 de Noel, 1600 G. Verbruggen, 1602 B. Craywinckel, 1604 H. van Delft, 1606 C. Wils et B. Le Feuvre, 1607 S. Schilders, 1608 Fr. Pamfi, 1609 J. Soeterman, 1611 F. Bruno et M. de Wilde, 1612 H. Muyter, 1629 F. Clooet, enz. Van Dyck maakte het geëtste portret van Willem de Vos. Deze kunstenaar legde zich vooral op de historieschildering toe. Davidt Remeus, outdeken David Remeeus, fils de Jean Remeeus et de Christine Lansman naquit & Anvers en 1559. ^ ^ut initté au* éléments de 1'art dans 1'atelier de Pierre Lisaert oü il entra en 1573 ; il re?ut aussi des legons de Martin De Vos qui devait devenir son beau-frère. II entra en 1581 conime raaitre dans la gilde S'-Luc. Les registres de cette Corporation le qualifient de Tafereelscylder. II fut honoré en 1600 de la dignité de co-doyen et en 1601 de celle de premier doyen. A son tour il re$ut dans son atelier un grand nombre d'élèves ; les Liggeren en renseignent vingt, parmi lesquels 011 peut citer : Corneille De Vos, Hans de Neve, etc. II n'était pas seulement peintre mais aussi doreur et exploitait une boutique de cadres, couleurs, tableaux, etc. située au Marché aux Souliers et portant pour enseigne « de Patiencie ». II épousa Anna de Vos qui lui donna neuf enfants. II mourut a Anvers le 11 juin 1626. De ses a;uvres picturales on 11e conserve a Anvers qu'un tableau représentant Madeleine Pènitente et qui se trouve a 1'église S'-Jacques. Mais comme peintre et doreur officiel de la ville, il exécuta un grand nombre de travaux dont 011 retrouve tracé dans les comptes conimunaux, notamment la dorure des cadrans de 1'horloge de la cathédrale, la peinture des motifs de décoration extérieurs de la porte S'-Georges, du Christ de la Place de Meir, des statues placées sur 1'autel que la ville avait érigé a la cathédrale &c. David Remeeus, zoon van Jan Remeeus en van Christina Lansman, kwam te Antwerpen in 1559 ter wereld. Hij genoot liet eerste kunstonderwijs in het atelier van Pieter Lisaert, die hem in 1573 als leerjongen aannam. Hij ontving ook lessen van Marten de Vos die later zijn schoonbroeder zou worden. Ten jare 1581 werd hij als meester aanvaard in de S'-Lucasgilde, welker aktenboeken hem als tafereelscylder vermelden. In 1600 werd hij tot Mededeken gekozen en in 1600 tot Opperdeken. Op zijne beurt nam hij een groot getal leerjongens aan ; de Liggeren geven er twintig op, waaronder Cornelis de Vos, Hans de Neve, enz. Hij was niet alleen schilder maar ook vergulder, en bovendien hield hij op de schoenmarkt nog eenen winkel van lijstwerken, verven en schilderijen open : « dePatiencie ». Hij trad in den echt met Anna de Vos, die hem negen kinderen schonk. Hij stierf te Antwerpen den nn Juni 1626. Van zijne schildergewrochten bewaart men hier te Antwerpen slechts een enkel tafereel : de Boelende Magdaletia, in de S'-Jacobskerk. Als de voor de stad aangestelde schilder en vergulder voerde hij echter een aantal werken uit, waarvan men spoor vindt in de gemeenterekeningen, namelijk het vergulden van de wijzerplaten der hoofdkerk, het schilderen van versieringsmotieven aan de S'-Jorispoort, het in kleur zetten van het Christusbeeld, op de Meir, en van de figuren op het door de stad opgerichte altaar in onze kathedraal, enz. Jan Breugel, outdeken heeft vereert het cleet van Pallas ende heeft den Violieren crans ghemaeckt aen het blasoen van den Olyftack ende de gulde gheschoncken Jean Breugel ou Brenghel, dit de Velours, fut un des plus grands peintres du commencement du xvjie siècle. Fils du peintre Pierre Breughel (le dróle) et de Marie Coeck, il naquit è Bruxelles en 1568. Après avoir re?u les premières notions de peinture de sa grand' mère, Marie Bessemers, il vint è Anvers oü il entra dans 1'atelier de Pierre Goetkint. Jeune encore il voyagea a 1'étranger, partant pour 1'Allemagne, puis pour 1'Italie oü on le retrouve en 1593, k Rome, et en 1596 a Milan. II revint peu après è Anvers oü il se fit recevoir bourgeois le 4 octobre 1601. II était entré en 1597 dans la gilde S'-Luc comme fils de maitre et jen 1601 il fut élu co-doyen par ses confrères ; 1'année suivante il remplit les fonctions de premier doyen. II regut dans son atelier plusieurs élèves dont le plus fameux est sans contredit Daniël Segers. Jean Breughel épousa le 23 janvier 1599 Elisabeth de Jode qui mourut en 1603. Dès 1605 il se remaria avec Catherine van Marienberg qui lui survécut et ne décéda qu'en 1627. II acheta, en 1604, ^ Anvers, une grande maison appelée «de Meerminne» située longue rue Neuve. Dès 1599 ll était entré dans la congrégation des romanistes dont il devint doyen. C'est d ce titre qu'il re?ut comme membre en 1609 son ami Pierre Paul Rubens. Comme on le voit par le texte ci-dessus, il fit divers dons & la gilde S'-Luc, notamment un costume de Pallas ; il contribua aussi & la confection du blason de la Corporation en peignant la couronne de fleurs. Son talent était fort grand, et il s'appliqua surtout a peindre des fleurs et des fruits. Mais dans d'autres cas il reproduisit aussi des scènes de genre. Dans les diverses collections publiques d'Europe, il existe encore plus de deux cents de ses oeuvres qui témoignent toutes de Ia perfection de son travail. Le musée d'Anvers possède de lui un tableau de fleurs. A la bibliothèque Ambroisienne de Milan sont conservées de précieuses miniatures. Au Louvre de Paris se trouve son tableau: la Bataille d'Arbelles; au musée de Brunswich, un Concert d'oiseaux et des Nymphes dans un bois ; au Belvedère de Vienne, Enèe aux enfers, etc.; a Berlin, la Forge de Vulcain, une Fète de Hacclius, un Hois avec animaux, des Nymphes chassant, un Combat d'Amazones, etc. Mais c'est i Madrid qu'on rencontre le plus grand nombre de ses ceuvres. Les musées de la capitale de 1'Espagne renferment onze tableaux du maitre représentant des fleurs ; puis d'autres toiles ont pour sujet, les Cinq Setis, les Qualre Eléments, le Paradis ter. restre, Vènus et Cupidon, Arts et Sciences, etc. Jean Breughel travailla aussi en collaboration avec les principaux artistes de son temps, notamment: Franfois Francken II, J. de Momper, Otto van Veen, J. Rottenhamer et le grand Rubens. Au musée d'Anvers est exposée une toile : le Sauveur mort pleurè par les saintes Femme et par St.-]ean, dont les personnages sont l'reuvre du pinceau de Rubens et le paysage de celui de Breughel. A 1'église S'-Jacques se voit un Christ en Croix, dü è la collaboration de Breughel et de Fran^ois Francken, ainsi que de jolis tableaux de fleurs dans la chapelle de Notre-Darne de Bon Vouloir a Duffel, II avait obtenu le titre de peintre de leurs Altesses, et en maintes occasions Albert et Isabelle lui donnèrent des preuves de 1'admiration qu'ils ressentaient pour son talent. Jean Breughel mourut a Anvers le 13 janvier 1625. II fut enterré dans 1'église S'-Georges. Une épitaphe en marbre, sculptée par Robert de Nole et ornée de son portrait par Rubens, y fut placée A sa mémoire. Jan Urei/gel of Brenghel, de Fluweelen, zoon van den Viezen Breughel en van Maria Coeck, zag het levenslicht te Brussel in 1568. Hij was een der grootste schilders van het begin der xvne eeuw. Na bij zijne grootmoeder de eerste beginselen der kunst aangeleerd te hebben, kwam hij naar Antwerpen en trad er op het atelier van Pieter Goetkint. Hij was nog jong toen hij naar den vreemde toog, eerst naar Duitschland en daarna naar Italië, alwaar wij hem in 1593 te Rome vinden en in 1596 te Milaan. Kort nadien keerde hij naar Antwerpen terug en deed er zich den 411 October 1901 als poorter erkennen. Reeds in 1597 was hij in de S' Lucasgilde aanvaard als meesterszoon en in 1601 werd hij er Mededeken van gekozen ; het volgend jaar bekleedde hij de hooge waardigheid van Opperdeken. Verscheidene leerjongens, waaronder Daniël Segers ontegensprekelijk de beroemdste is, kwamen in zijn atelier werken. Jan Breughel trad den 25" Januari 1599 in het huwelijk met Elisabeth de Jode, welke in 1603 overleed. In 1605 ging hij reeds eene nieuwe echtverbintenis aan met Catharina van Marienburg, die hem overleefde en eerst in 1627 stierf. In 1604 kocht hij een groot huis in de Lange Nieuwstraat, « de Meerminne » geheeten. Reeds in 1599 zagen de Romanisten hem in hunne rangen treden ; later riepen zij hem tot Deken uit, in welke hoedanigheid hij in 1609 zijnen vriend, Pieter Pauwel Rubens, als lid van dit broederschap ontving. Zooals het uit bovenstaanden tekst blijkt deed hij aan de S« Lucasgilde verschillende giften, namelijk een Pallaskostuum; ook werkte hij mede aan het blazoen der Violieren, waar hij de bloemenkroon van schilderde. Hij bezat zeer veel talent en maalde meestal bloemen en vruchten, alhoewel hij ook genrestukken leverde. In de verschillende openbare verzamelingen van Europa bestaan er nog een twet honderdtal zijner werken die alle van zijn degelijk talent en van de keurigheid van zijn penseel getuigen. Het Antwerpsch Museum bezit een bloemstuk van zijne hand ; in de Ambrosiaansche bibliotheek van Milaan bewaart men kostbare niiniatuurschilderingen van den meester. In het Louvre van Parijs vindt men zijn tafereel, de Slag van Arbella ; in het Museum van Brunswijck, een Vogelen concert en Nimfen in het IVoud; in het Belvedere te Weenen, JEneas in de Hel, enz.; te Berlijn, de Smis van Vulkaan, het Bacchusfeest, een IVoud met allerlei dieren. Nimfen op jacht, Ama%onenstrijd, enz. Het is echter te Madrid dat men het grootste getal werken van den beroemden meester aantreft. Het Museum van Spanje's hoofdstad bezit er elf tafereelen van met bloemen ; dan nog een aantal andere doeken : de Vijf Zinnen, de Vier Elementen, het Aardsch Paradijs, Venusen Cupido, Kunsten en Wetetischappen, enz. Te Duffel, in de kapel van O.-L.-Vrouw van Goeden Wil, treft men ook eenige puike bloemstukjes aan van zijne hand. Jan Breughel schilderde ook in medewerking met de voornaamste kunstenaars van zijnen tijd, zooals met Frans Francken II, J. de Momper, Otto van Veen, J. Rottenhamer en den grooten Rubens. Hier te Antwerpen ziet men in het Museum een doek : het Lijk des Zaligmakers beweend door de Heilige Vrouwen en foannes ; de figuren zijn door Rubens geschilderd, het landschap is van Breughel. In de S'-Jacobskerk hangt een Christus aan het Kruis, waaraan Breughel en Frans Francken samen gewerkt hebben. Hij werd vereerd met den titel van Kunstschilder Harer Hoogheden en in ettelijke omstandigheden gaven Albrecht en Isabella hem hooge blijken van hunne bewondering voor zijn talent. Jan Breughel stierf hier te Antwerpen den 13 Januari 1625 en werd begraven in de S'-Joriskerk, waar er een marmeren grafstuk geplaatst werd, door Albrecht de Nole vervaardigd, en waarin Rubens het portret van zijn betreurden vriend schilderde. Octayio van Veen, outdeken Octave van Veen, mieux connu sous le nom d'Otto Venius, naquit en i s 58 d Leiden. II était fils du bourgraestre Corneille van Veen et de Gertrude Neckin. II re?ut sa première éducation dans sa ville natale sous la direction d'Isaac Klaassen Swanenburg. A la suite des troubles politiques, il arriva en 1572 a Anvers, mais quitta cette ville 1'année suivante pour se rendre a Aix-la-Chapelle, puis i Liège, oü il re?ut des le?ons de Dominique Lampsonius. En 1576 il gagna 1'!talie, et arrivé & Rome, entra dans 1'atelier de Frederico Zucchero oü il resta cinq ans. II revint ensuite A Liège et devint page de 1'archiduc Ernest ^le Bavière. En 1585 il obtint le titre de peintre de la Cour d'Alexandre Farnèse. C'est en 1 $92 qu'il s'établit & Anvers ; il y acheta 1'année suivante une maison située dans la Bargie ou Vuileslraet, II fut regu dans la gilde de S'-Luc en 1593 et en devint doyen en 1602 et 1603. II fut gratifié plus tard du titre du peintre des archiducs. En 1612 il fut nommé warradin de la Monnaie de Bruxelles, ce qui le forga a s'établir dans la capitale. Otto Venius, qui avait épousé Anna Loets, mourut 4 Bruxelles Ie 6 mai 1629. II avait eu sept enfants, Etant a Anvers il re<;ut dans son atelier plusieurs élèves, notamment en 1600 j. Rol, j. Bonsius, A. Put. II fut aussi le troisième rnaitre auquel Pierre-Paul Rubens vint demander le complément de son éducation artistique. II est même prouvé qu'il exécuta certains travaux en collaboration avec son élève. L'oeuvre d'Otto Venius est considérable. II fit un certain nombre de portraits officiels, tels ceux d'Alexandre Farnèse, de 1'archiduc Albert, de Philippe IV, etc. Mais ses tableaux représentent surtout des sujets religieux ou allégoriques. Pour ne citer que ceux qui existent encore a Anvers, nous indiquerons au Musée : Zachèe sur le figuier, la Vocation de St.-Mailhieu, Acte de charitè de St.-Nicolas, St.-Nicolas sauvant ses ouaiïles de la famine, St.-Paul devant Ie président Félix a Césarée ; a la cathédrale : la Cène et la Résurreclion de La^are; a S'-Jacques: le Christ apparaissant a Madeleine, Ste Cécile jouant de 1'orgue, etc. ; è S'-André; le Martyre de St.-André, etc. Au musée de Bruxelles sont exposés le Portentent de la Croix, le Mariage mystique de Ste-Catherine, le Crucifiement, une Ste-Famille, 6 1 etc. ; a 1'église S'-Bavon, 4 Gand, une Résurrection de La^are. Le même sujet se retrouve a 1'église S,e-Waudru, a Mons. A 1'hótel de ville de Louvain est conservée une Résurrection du Christ. Dans les musées étrangers on rencontre aussi plusieurs ceuvres du maitre. Otto Venius publia également un certain nombre de recueils illustrés, collections d'emblêmes, suites de scènes historiques. Erudit de valeur, il composa quelques ouvrages rédigés en latin et consacrés surtout a des sujets philosophiques. Octaaf van Veen, beter gekend onder den naam van Otto Vanius, kwam te Leiden in 1558 ter wereld. Hij was de zoon van den Burgemeester Cornelis van Veen en van Geertruida Neckin. De eerste beginselen der kunst werden hem in zijne geboortestad, door Izaak Klaassen Swanenburg, ingeprent. Ten gevolge der politieke beroerten kwam hij in 1572 naar Antwerpen gevlucht, maar verliet onze stad reeds het jaar daarop om zich naar Aken en verder naar Luik te begeven, in welke laatste stad hij de kunstlessen ontving van Dominicus Lampsonius. In 1576 trok hij naar Italië. Te Rome aangekomen, werd hij er leerling van Frederik Zucchero en bleef vijf jaren onder de leiding van dien meester werken ; vervolgens keerde hij terug naar Luik waar hij page werd van den Aartshertog Ernest van Beieren. In 1585 benoemde Alexander Farnèse hem tot Hofschilder. Het is in 1592 dat hij zich voor goed te Antwerpen vestigde en het jaar nadien kocht hij er een huis in de Bargie of Vuilestraal. In 1593 zag hij zich in de S'-Lucasgilde aanvaard en tot Deken verkozen in 1602 en 1603. Later werd hij door Albrecht en Isabella tot hunnen schilder verheven. Toen hij, in 1612, Wardyn der Munt van Brussel benoemd werd was hij verplicht zich in de hoofdstad te vestigen. Otto Venius was in den echt getreden met Anna Loets, welke hem zeven kinderen schonk. Hij stierf te Brussel den 6» Mei 1629. Tijdens zijn verblijf in onze stad kwamen er verscheidene leerlingen op zijn atelier werken, namelijk in 1600 J. Rol, J. Bonsius en Put. Hij was ook de derde meester van Pieter-Pauwel Rubens en had de eer de kunstopleiding van dit wereldberoemd talent te voltooien. Het is zelfs bewezen dat hij, voor zekere zijner schildergewrochten, de medewerking van zijnen leerling inriep. Het werk van Otto Venius is aanzienlijk. Hij schilderde een aantal officieele portretten, waaronder die van Alexander Farnèse, van Aartshertog Albrecht, van Philips IV, enz. Wat zijne schilderijen betreft, deze stellen meestal godsdienstige of allegorische onderwerpen voor. Om slechts deze te noemen welke men hier te Antwerpen thans nog bezit, laat ons aanstippen : in het Museum, Zacheus in den Vijgenboom, de Roeping van St-Matlheus, Liefdadigheid van St-Nikolaas, St-Nikolaas redt de geloovigen van den hongersnood, Sl-Paulus vóór den Président van Casarea; in de hoofdkerk, het Laatste Avondmaal en de Opwekking van Lazarus; in S'-Jacobskerk, Christus aan Magdalena verschijnende, Ste-Cecilia op het orgel spelende, enz. ; in S'-Andries, de Martelie van St-Audreas, enz. In het Museum van Brussel treft men ook verscheidene zijner werken aan : de Kruisdraging, het Mystiek Huwelijk van Ste-Catherina, Christus aan het kruis genageld, eene Heilige Familie, enz. ; in S'-Bavo te Gent, eene Opwekking van Lazarus. Hetzelfde onderwerp bevindt zich ook in S'-Waltrudiskerk te Bergen. Op het stadhuis van Leuven bewaart men eene Verrijzenis van Christus. In de buitenlandsche museums treft men, van dezen meester, ook menig kunstwerk aan. Otto Venius heeft bovendien eene menigte zinnebeeldige, historische en geïllustreerde werken uitgegeven. Hij bezat eene veelomvattende geleerdheid en heeft eenige latijnsche werken geschreven waarin hij vooral wijsgeerige onderwerpen behandelt. Jan Colyns de Nola, outdeken Jean Colyns de Nole, sculpteur, fils de Jacques, naquit i Utrecht. II vint s'établir è Anvers oii il fut re$u bourgeois le 7 mai 1593. En 1594 il entra conime maïtre dans la gilde S'-Luc ; il en devint en 1603 co-doyen et premier doyen 1'année suivante. II remplit aussi a Anvers Ia charge de capitaine de la garde bourgeoise. II épousa, le 20 février 1596, Susanne de Bruyn et mourut le 14 septembre 1624 ; il fut enterré dans 1'église de S'-Jacques. Parrai ses principales oeuvres, dont plusieurs furent exécutées en collaboration avec Robert Colyns de Nole, il faut citer deux statues en bois de S'-Pierre et S'-Paul, commandées par Ia gilde des romanistes pour 1'autel du St-Sacrement de la cathédrale d'Anvers, le tombeau de 1'évêque Miroeus pour la niême église, huit statues en pierre de David, Moïse, Salomon, Isaïe, Jéröme, Ezechiel, Daniël et Aggée, pour 1'autel de la Vierge, également dans la cathédrale, etc. L'ancien maitre-autel en marbre, placé autrefois dans le choeur de la même église, était également 1'ceuvre de Jean et Robert Colyns de Nole. Jan Colyns de Nole, beeldhouwer, zoon van Jacob, werd te Utrecht geboren. Hij kwam zich te Antwerpen vestigen en werd den 7" Mei 1593 als poorter onzer stad erkend. In 1594 trad hij in de S'-Lucasgilde ; hij werd er Mededeken van in 1603 en het volgende jaar Opperdeken. Hij bekleedde te Antwerpen ook het ambt van kapitein der Burgerlijke Wacht. Den 20" Februari 1596 was hij in den echt getreden met Suzanna de Bruyn; hij overleed den 14 September 1624 en werd in S'Jacobskerk begraven. Onder zijne voornaamste gewrochten, waarvan er verscheidene uitgevoerd werden met de medewerking van Robrecht Colyns de Nole, dienen aangestipt te worden : twee houten beelden van S'-Petrus en St-Paulus, door de Gilde der Romanisten besteld voor het H. Sacramentsaltaar der kathedraal ; het grafstuk van den bisschop Miroeus voor dezelfde kerk ; voor het altaar van O. L. Vrouw, eveneens in de kathedraal, acht steenen beelden van David, Mozes, Salomon, Isaïas, Jeremias, Ezechiël, Daniël en Aggoeus, enz. Het marmeren hoogaltaar, hetwelk zich eertijds op het koor derzelfde kerk bevond, was eveneens het werk van Jan en Robrecht Colyns de Nole. Thomas Cassiers Thomas Cassiers, Cassier ou mieux Casier, peintre, mais surtout marchand d'objets d'art, fut recu en 1593 dans la gilde S'-Luc oü il obtint Ia place de co-doyen en 1604 et de premier doyen en 1605. II épousa Susanne Gheens; il mourut Ie 12 avril 1614 ; sa femme le précéda dans Ia tombe le 15 avril 1606; ils furent enterrés dans 1'église du couvent de Dominicains. Thomas Cassiers, Cassier of liever Casier, schilder, maar vooral koopman in kunstvoorwerpen, werd ten jare 1593 in de S' Lucasgilde aanvaard, Mededeken gekozen in 1604, en Opperdeken in 1É05. Hij trad in het huwelijk met Suzanna Gheens en stierf den 12» April 1614 ; zijne vrouw was den 15" April 1606 overleden. Beiden werden in het Predikheerenklooster begraven. Robrecht Colyns de Nola, outdeken Robert Colyns de Nole, un des meilleurs et des plus féconds sculpteurs de cette époque est né a Utrecht de Jacques Colyns de Nole. Etant venu se fixer a Anvers, il y acquit le droit de bourgeoisie le 21 mai 1593. E11 1591 il avait déja été regu dans la gilde S'-Luc et en 1605 ses confrères 1'élurent co-doyen, pour devenir premier doyen en 1606. Parmi ses élèves on cite les noms deG. van Brussel, re$u dans son atelier en 1595 et de M. van Boven en 1600. Son talent lui valut de nombreuses faveurs officielles et le 24 mars 1604, il fut nommé sculpteur de leurs Altesses. II mourut en 1636. Outre les travaux exécutés en collaboration avec Jean Colyns de Nole, il faut rappeler parmi ses meilleures oeuvres la statue de la Vierge du portail occidental de la cathédrale d'Anvers, le monument en albatre de 1'archiduc Ernest, dans le choeur de S,e-Gudule a Bruxelles, le retable du maitre-autel et quatorze statues dans 1'église de Montaigu, plusieurs statues pour le couvent des Carmélites a Bruxelles, de nombreuses sculptures dans 1'église des Célestins a Heverlé, le tombeau de Guillaume de Croy dont les débris sont conservés aujourd'hui dans la chapelle des Capucins è Enghien, une statue en bois de Charles-Quint pour la ville de Gand, la clóture du mausolée d'Antoine Triest et le maitre-autel du choeur de la cathédrale de S'-Bavon a Gand ; ce dernier ayant depuis été transféré dans 1'église S'-Gommaire 4 Lierre; de nombreuses statues conservées dans 1'église S'-Jacques et dans 1'ancienne église des Jésuites a Anvers, etc. Robrecht Colyns de Nole, zoon van Jacob Colyns de Nole, kwam te Utrecht ter wereld en was een der beste en vruchtbaarste beeldhouwers van dien tijd. Zich te Antwerpen gevestigd hebbende verkreeg hij er, den in Mei 1593, het poorterreeht. De S'-Lucasgilde ontving hem in 1591 in haren schoot en riep hem in 1605 tot Mededeken uit; in 1605 werd hij tot Opperdeken verheven. Onder zijne leerlingen meldt men de namen van G. van Brussel in 1595, en van M. van Boven in 1600, in zijn werkhuis aangenomen Zijn talent verwierf hem talrijke gunsten van wege de regeering en d;n 24" Maart 1604 werd hij tot beeldsnijder Hunner Hoogheden benoemd. Hij overleed in 1636. Buiten de werken welke hij, samen met Jan Colyns de Nole, (waarover wij reeds gesproken hebben) vervaardigd heeft, hoeven wij onder zijne beste gewrochten te melden : het Mariabeeld boven den westelijken ingang der Antwerpsche kathedraal; het albasten gedenkstuk van Aartshertog Ernest, opgericht in de Ste-Gudulakerk te Brussel; het hoogaltaarblad en veertien beelden in de kerk van Scherpenheuvel; verschillende beelden voor het Karmelietenklooster te Brussel; talrijke beeldhouwwerken voor de kerk der Celestijnermonniken te Heverlé ; het grafgedenkstuk van Willem van Croy, waarvan de overblijfsels thans in de kapel der Franciscaner monniken te Edingen nog bewaard worden, een houten beeld van Karei V voor de stad Gent, de afsluiting van het praalgraf van Antoon van Triest en het hoogaltaar van S'-Baafs te Gent, welk laatste werk sindsdien in de kerk van S'-Gommarus te Lier is overgeplaatst geworden ; voorts talrijke beelden, heden nog in S'-Jacob en in de oude kerk der Jesuieten te Antwerpen bewaard, enz. Abraham Janssens, outdeken Hy heeft de gulde vereert met eenen purperen satynen mantel met gout ghebordurt. Abraham Janssens, qui fit don & la confrérie des Violieren d'un manteau de satin pourpre brodé d'or, était entré dans cette compagnie artistique en 1601 ; il 1'avait dirigée comrne co-doyen et premier doyen, successivement en 1606 et 1607. Né a Anvers en 1575 de Jean Janssens et de Roelofken van Huysen, il suivit d'abord les legons de Jean Snelliuck dont il devint 1'élève en 1585. II fit probablemeut peu après un voyage d'étude en Italië. II peignit un grand nombre de portraits et d'allégories, mais surtout des tableaux religieux. Le musée d'Anvers possède de ce peintre trois tableaux : 1 'Adoration des Mages, la Sainte Vierge et le Dieu de l'Escaut. On trouve encore en 1'église Notre-Dame la Mort de la Vierge et les Quatres docleurs de VEglise ; a 1'église de S' Charles-Borromée, Notre Seigneur, St-Taul et les Dou%e Apótres; au musée de Bruxelles, la Foi et l'Espérance soutenant la vieillesse; a S'-Rombaut a Malines, St-Luc peignant la Vierge; 4 Notre-Dame a Bruges, une Adoration des Bergers; 4 S'-Bavon a Gand, une Descente de Croix; a 1'église S'-Pierre de la même ville, la Pêche Miraculeuse, etc. Abraham Janssens eut plusieurs élèves, entre autres P. F. Lellilyo et surtout Etienne Wils. II épousa, le ir mai 1602, Sara Goetkintet mourut en 1632 ; il fut enterré le 25 janvier de cette année en 1'église Notre-Dame d'Anvers. Abraham Janssens, die aan de Gilde der Violieren een purpersatijnen en met goud gestikten mantel schonk, werd in 1604 als lid dier kunstvereeniging aanvaard om er, in 1606 en 1607, opvolgentlijk Mededeken en Opperdeken van te worden. Hij was zoon van Jan Janssens en van Roelofken van Huysen, en werd in 1575 te Antwerpen geboren. Zijne eerste lessen kreeg hij van Jan Snellinck, wiens leerling hij werd in 1585. Waarschijnlijk deed hij nadien ook eene kunstreis naar Italië. Hij schilderde een groot getal portretten en allegories, maar vooral godsdienstige onderwerpen. Het Antwerpsch Museum bezit drie tafereelen van den meester : de Aanbidding der Wijden, de Heilige Maagd en Scaldis en Antverpia. In onze hoofdkerk bewaart men de Dood van Maria en de Vier Kerkvaders; in de kerk van S'-CarolusBorromeus : Ons Heer, St-Paulus en de Twaalf Apostelen ; te Brussel, in het Museum : het Geloof en de Hoop, den Ouderdom ondersteunende ; in S«-Rombouts te Mechelen : St-Lucas, die het portret van OnqsLieve-Vrouw schildert; in de hoofdkerk van Brugge, eene Aanbidding der Herders; in S'-Baafs te Gent, eene Kruisafdoening en in de S'-Pieterskerk derzelfde stad, de Wonderbare Visclwangst. Abraham Janssens heeft verscheidene leerlingen gehad, onder dewelke P. F. Lellilyo en vooral Steven Wils dienen aangestipt te worden. Den in Mei 1602 trad hij in den echt met Sara Goetkint; hij stierf in 1632 en werd den 2511 Januari in O.-L.-Vrouwekerk van Antwerpen begraven. Peeter de Jode, outdeken Pierre de Jode, graveur, fils de Gérard de Jode et de Paschasie N..., né a Anvers en 1570, y décéda le 9 aoüt de 1'année 1634. II apprit les éléments de son art dans 1'atelier de Goltzius et visita ensuite 1'Italie. En 1599 il fut re?u dans la gilde de S«-Luc ; en 1607 il fut choisi comme co-doyen de cette corporation artistique et 1'année suivante comme premier doyen. Son influence sur 1'école de gravure flamande fut considérable et ses travaux lui obtinrent une grande réputaiion. II travailla d'après Vanni, le Titien, Jean Cousin, etc. ; il grava la suite de costumes qu'avait dessinée Sébastien Vrancx. Sa planche d'après Rubens : le Christ remettant les clefs a Sl-Pierre, est célèbre. II fit aussi les portraits de Juste Lipse, de Mare van Vaernewyck et d'autres encore. On trouve son portrait dans 1'iconographie de van Dyck. II forma quelques élèves, entre autres J. Dooms en 1612, H. De Coninck en 1620, G. Willems en 1625, C. Coeck en 1631. On assure que c'est sous sa direction aussi que travaillèrent Michel Lasne, O. Caen et Nicolas Ryckenians. Pierre de Jode avait épousé, en 1'église S'-Jacques a Anvers, le 4 aoüt 1602, Susanne Verhulst, qui lui donna trois enfants, parmi lesquels un fils, Pierre de Jode, le jeune, qui suivit la carrière artistique de son père. Pieter de Jode, plaatsnijder, zoon van Geeraard de Jode en van Paschasia N..., werd te Antwerpen in 1570 geboren en overleed er den 911 Augustus 1634. De eerste beginselen der kunst werden hem ingeprent door Goltzius ; daarna ondernam hij eene reis naar Italië. Ten jare 1599 in de S'-Lucasgilde aangenomen, zien wij hem in 1607 tot Mededeken verkozen en het volgende jaar tot Opperdeken verheven. Hij oefende een aanzienlijken invloed uit op de Vlaamsche graveerschool en hij genoot weldra eene buitengewone faam. Hij werkte naar Vanni, naar den Titiaan, naar Jan Cousin, enz. ; hij graveerde insgelijks de reeks kleederdrachten door Sebastiaan Vrancx geteekend. Zijne plaat naar Rubens, Christus de sleutels aan St-Petrus overhandigende is, om zoo te zeggen, wereldberoemd. Hij maakte ook het portret van Justus Lipsius, van Marcus van Vaernewyck en van meer anderen. In de iconografie van van Dyck treft men zijn portret aan. Hij vormde eenige leerlingen ; zoo nam hij J. Dooms in zijn werkhuis aan in 1612, H. de Coninck in 1620, G. Willems 111 1625 en C. Coeck in 1631. Ook verzekert men dat Michaël Lasne, O. Caen en Nicolaas Ryckemans eveneens onder zijne kunstleiding zouden gewerkt hebben. Pieter de Jode had zich den 14" Augustus 1602, in S'-Jacobskerk, in den echt verbonden met Suzanna Verhulst, welke hem drie kinderen schonk, waaronder een zoon, Pieter de Jode, de jonge, die de kunstloopbaan zijns vaders volgde. Hendrick van Balen, outdeken heeft gegeven een swert satynen cleet met silver geboort, heeft mede aen het blasoen van den Olyftack eenige figurkens gemaeckt en de gulde geschoncken. Henri van Balen, dcmt notre régistre mentionne la générosité a 1'occasion du don qu'il fit aux Violieren d'une robe en satin noir bordée d'argent, collabora aussi a la confection du blason de Ia gilde en peignant quelques petites figures du rébus. II était entré dans la gilde S'-Luc en 1593 et obtint de ses confrères sa nomination de co-doyen en 1608 et de premier doyen en 1609. Henri van Balen, le vieux, dont on trouve le nom également oithographié Balen, Bael, Baelen et même Balie, naquit a Anvers en 1575. II était fils de Guillaume van Balen et de Mathilde van Alten, et épousa, le 9 septembre 1605, Marguerite Briers. II habita successivement a Anvers dans deux différents immeubles situés longue rue Neuve. Collectionneur éclairé, il avait réuni dans sa galerie des séries importantes de tableaux, dessins, gravures, médailles, etc. II refut dans son atelier un grand nombre d'élèves ; les listes de la gilde S'-Luc en renseignent 26 parmi lesquels les plus connus sont : André Snellinck, Snyders et suitout Antoine van Dyck. Trois de ses fils s'initièrent aussi, sous sa direction, aux principes de Part. Henri van Balen mourut a Anvers le 17 juillet 1632 ; sa femme le suivit dans la tombe le 23 octobre 1638. Ils furent enterrés dans 1'église St-Jacques. Sur leur tombeau fut placée une épitaphe en marbre sculptée par j. van Meldert et ornée des portraits des défunts et d'une Rèsurrection, oeuvres dues au pinceau de van Balen. II peignit un grand nombre de toiles consacrées surtout A des sujets religieux et mythologiques. II exécuta aussi plusieurs portraits et travailla également avec d'autres artistes, anitnant de figures les paysages de J. de Momper, de Breughel, de van Kessel, etc. Le musée d'Anvers possède de eet artiste la Prédicalion de St-Jean Bapliste et deux volets représentant un Concert d'Attges completés, au revers, en grisaille, par les figures de S'-Philippe et Ste-Anne. Mais c'est au musée de Dresde que 1'on peut retrouver la collection la plus compléte d'oeuvrcs de van Balen ; on y conserve en effet sept tableaux représentant presque tous des scènes empruntées a la mythologie. On trouve le portrait de van Balen dans 1'iconographie de van Dyck. Van Balen qui pendant sa jeunesse avait fait un séjour en Italië, fut nommé en 1613 doyen de la gilde des Romanistes. Hendrik van 'Balen, van wiens mildheid onze register melding maakt ter gelegenheid van een door hem aan de Violieren geschonken kleed, uit zwart satijn gesneden en met zilveren boordsel afgezet, werkte ook mede aan het blazoen der gilde, in welks rebus hij eenige kleine figuren schilderde. De St-Lucasgilde nam hem in 1593 iu haren schoot op om hem nadien, in 1608 en 1609, opvolgentlijk tot Mededeken en Opperdeken te verheffen. Hendrik van Balen, de oude, wiens naam men ook Balen, Bael, Baelen en zelfs Balie geschreven vindt, werd te Antwerpen in 1575 geboren. Hij was zoon van Willem van Balen en van Machteld van Alten, en trad den <)* september 1605 met Margareta Briers in den echt. Hij woonde hier ter stede in de Lange Nieuwstraat opvolgentlijk in twee verschillende huizen. Met veel doorzicht en goeden smaak bracht hij eene belangrijke verzameling bijeen van schilderijen, teekeningen, gravuren, medaliën, enz. Hij heeft een groot getal leerlingen gehad ; de naamrollen der S'-Lucasgilde vermelden er 26, waaronder men als de meest gekende aanstippen kan : Andries Snellinck, Snyders en vooral Antoon van Dyck. Drie zijner zonen traden ook, onder zijne leiding, de kunstbaan op. Hendrik van Balen stierf te Antwerpen den 17» Juli 1632 ; zijne vrouw volgde hem den 23* Oetober 1638 ter eeuwige ruste. Beiden werden in S'-Jacobskerk begraven en op hunne tombe werd er een marmeren gedenkteeken geplaatst, door J. van Meldert gebeiteld en versierd met hun beider afbeeldsels en niet eene Verrijzenis, werken door van Balen zelf gepenseeld. Hij maalde een aanzienlijk getal doeken, vooral godsdienstige en mythologische onderwerpen. Hij maakte ook verscheidene portretten en schilderde eveneens de figuren op verschillende landschappen van J. de Momper, van Breughel, van van Kessel, enz. Het Antwerpsch Museum bezit van dien kunstenaar de Prediking van St-Joannes den T)ooper en twee luiken die een Engelenconcert voorstellen ; dit laatste gewrocht is, op de achterzijden, volledigd met de beeltenissen van St-Philippus en S"-Anna in grauwschil- dering. 't Is in het Museum van Dresden echter dat men de * volledigste verzameling zijner werken aantreft ; er hangen daar niet minder dan zeven tafereelen, door van Balen geborsteld, en welke, bijna alle, onderwerpen voorstellen aan de godenleer ontleend. In de iconografie van van Dyck vindt men het portret van den meester. Van Balen, die in zijne jeugd eene kunstreis naar Italië deed, werd in 1613 tot hoofdman benoemd van de gilde der Romanisten. Fheodor Galle, outdeken Thêodore Galle, graveur de mérite, fils ainé du graveur Philippe Galle et de Catherine Roelandt, naquit d Anvers et fut baptisé dans 1'église Notre-Dame le 16 juillet 1571. II eut son père pour premier professeur. Plus tard il se rendit d Rome oü il se perfectionna par 1'étude des maitres anciens. Revenu d Anvers il ouvrit une boutique de gravures. Ilfut reju dans la gilde St-Luc en 1594; en devint co-doyen en 1619 et premier doyen en 1610. II forma plusieurs élèves, notamment Gillis van Schoor, Corneille Thielmans, Aug. Suarez, etc. II grava de nombreuses planches d'après les toiles de Martin de Vos, P. P. Rubens, Otto Venius, J. De Momper, etc. Mais il composait souvent lui-même les dessins qu'il reproduisait ensuite par le burin, tel fut entre autres le cas pour le frontispice de 1'ouvrage du Père d'Aiguillon sur 1'optique. II grava aussi les planches pour le missel édité par Plantin en 1613, en ajouta de nouvelles 3 1'édition de 1614, et refit, sur un moindre format, celles de 1'édition de 1615. II publia encore diverses suites de portraits remarquablement exécutés. II avait épousé, le 2 aout 1598, Catherine Moerentorf, petite fille de Chr. Plantin, ce qui explique ses intimes relations avec la grande imprimerie Plantinienne. II mourut en 1633 et fut enterré le 18 décembre de cette année. II habitait rue des Xanneurs dans une niaison portant pour enseigne de Witte Lelie. Theodoor Galle, oudste zoon van den plaatsnijder Filip Galle en van Catharina Roelandt, te Antwerpen geboren, werd den 1611 Juli 1571 over de doopvont gehouden. Zijn vader was zijn eerste leermeester. Later trok hij naar Italië waar hij zich door de studie der oude meesters in de kunst volmaakte. In zijne geboortestad teruggekeerd opende hij er eenen prentenwinkel. Hij was een verdienstelijk graveerder. De S'-Lucasgilde ontving hem ten jare 1594 als vrijmeester in haren schoot; in 1619 werd hij tot Mededeken verheven en in 1620 tot Opperdeken. Hij vormde ettelijke leerlingen, namelijk Gillis van Schoor, Cornelis Thielmans, Aug. Suarez, enz. Talrijke tafereelen van Marten De Vos, P. P. Rubens, Otto Venius, J. De Momper, enz., werden door hem in koper gesneden ; niet zelden echter bracht hij eigene teekeningen op plaat zooals het onder meer het geval was met het titelblad van het werk van Pater d'Aiguillon over de optiek. Hij graveerde ook de platen voor het missaal in 1613 door Plantin uitgegeven, voegde er nieuwe bij voor de uitgaaf van 1614 en hermaakte, op verkleinde schaal, die der uitgave van 1615. Hij vervaardigde ook verschillende reeksen van meesterlijk uitgevoerde portretten. Op 211 Augustus 1598 had hij zich in den echt verbonden met Catharina Moerentorf, kleindochter van Chr. Plantin, waardoor zijne nauwe betrekkingen met de beroemde Plantiniaansche drukkerij verklaard wordt. Hij stierf in 1633 en werd den 18" December van hetzelfde jaar begraven. Hij woonde, in de Huidevetterstraat, in het huis de Witte Lelie geheeten. Joos de Momper, outdeken Hy heeft het cleet gegeven aen de Violier. Josse de Momper que van Dyck, sur le beau portrait & 1'eau-forte qu'il en afait, qualifie dë Pictor montium Antverpia, naquit a Anvers, croit-on, vers 1564. II était fils du peintre Barthélemy de Momper et de Susanne Halfroose. II re?ut les premières le^ons de son père et ne tarda pas & produire lui-même des ceuvres qui lui valurent bientöt une grande reputation, surtout comme paysagiste. Beaucoup de ses tableaux sont peints avec la collaboration d'autres artistes, tels Viancx, van Balen, Francken, Snellinck, etc. qui en exécutaient les figures. II se maria le 4 septembre 1590 avec Elisabeth Gobyn dont il eut dix enfants, et habita pendant la plus grande partie de son existence la maison appelée de Vliegende Os, place du canal. II mourut a Anvers en 1635. II avait été re^u dans la gilde St-Luc en 1581 ; plus tard, en 1610, il en devint co-doyen et premier doyen 1'année suivante. Parmi ses élèves les registres de la gilde signalent, en 1591, H. de Cock, en 1594, F. van den Borcht et L. Sollen, en 1599, P. Poppe. II a produit un nombre considérable d'ceuvres. Beaucoup d'entre elles existent encore. Ainsi le musée de Madrid n'en possède pas moins de quinze, celui de Brunswick six, Dresde et Vienne, chacun quatre, etc. En France, on trouve de ses tableaux dans les musées de Dunkerque, Caen, Lille, Orléans, Valenciennes, Nantes. Le musée d Anvers conserve de lui une toile qui provient de 1 abbaye de Tongerloo : la Dèlivrance miraculeuse de l'archiduc Maximilien d'Autriclie, avec figures de Fr. Francken le jeune; d 1 église Notre-Dame peut se voir un Repos en Egypte (figures de van Balen); i S'-Jacques, deux doublés volets (figures de H. Snellinck le Vieux) et a St-Paul une Visitation (figures de Fr. Francken le jeune). Joos de Momper, door van Dyck op het schoon portret dat hij er van geëtst heeft Pictor montiutn A n tv er put geheeten, kwam zooals algemeen geloofd wordt, te Antwerpen rond het jaar 1564 ter 7 wereld. Hij was de zoon van Bartholomeus de Momper en van Suzanna Halfroose. Hij werd door zijn vader in de kunst opgeleid en bracht weldra zelf werken voort die hem alras eene groote beroemdheid verwierven, vooral als landschapschilder. Voor vele zijner tafereelen genoot hij de medewerking van andere meesters, zooals Vrancx, van Balen, Francken, Snellinck, enz., die er de figuren van penseelden. Den 4n September 1590 trad hij in het huwelijk met Elisabeth Gobyn, bij welke hij tien kinderen verwekte. Korts nadien vestigde hij zich in het huis, de Vliegende Os, op de Vaartplaats, waar hij tot op het einde zijns levens bleef wonen. Hij stierf er in 1635. Onze S'-Lucasgilde nam hem als vrijmeester aan in 1581; later, in 1610, werd hij tot Mededeken en het jaar daarna tot Opperdeken verkozen. Als leerlingen van dezen meester vinden wij in de naamlijsten der gilde vermeld : in 1591, H. de Cock, in 1594, F. van den Borcht en L. Solleri, in 1599, P. Poppe. Joos de Momper's penseel was ongemeen vruchtbaar en vele zijner werken bestaan heden nog. Zoo ziet men er niet minder dan vijftien in het museum van Madrid; Brunswyck telt er zes ; Dresden en Weenen bezitten er elk vier, enz. In Frankrijk vindt men er in de museums van Duinkerken, Caen, Rijssel, Valencijn, Nantes. Het Antwerpsch museum bewaart eene schilderij van dezen meester met figuren van Fr. Francken den jonge, Wonderbare Redding van den aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, voortkomende uit de abdij van Tongerloo. In onze hoofdkerk hangt eene Rust in Egypte, (figuren van van Balen); in St-Jacobskerk bewaart men twee dubbele luiken, (figuren van H. Snellinck den oude), en in S'-Pauluskerk een Bedoek aan Elisabeth, (figuren van Fr. Francken den jonge). Sebastiaen Vrancx, outdeken den wekken de gulde geschoncken heeft de somme van CVI gulden tot voldoenige vanden grooten cop genaemt Pictura die den selven oock geteeckent, en door oorden vande camer doen maecken heeft raidts datter eenighe liefhebbers vande schilder const toe gegeven hebben, oock synde een liefhebber vande Poesie, heeft de selve gecleet en het blasoen dicht gestelt ende oock mede aen gevoecht daer de Violieren de hooghste prysen mede behaelden opde camer vanden Olyftack van Antwerpen als oock mede aen het blasoen van den Pioen tot Mechelen, en de gulde geschoncken. Voorts dese wercken hier volghens g'intituleert heeft hy de Violieren vuyt rechte liefde vereert. Inden eersten het speltijen van den Belovenden Tijt. Noch het spel van Weygeti Diel en Willich Clercken, comedie. Als mede het eerste spel in proose genaemt Herderse gelogie, comedie pastorael. Item het groot spel van Arninio en Silvia, tragi comedio pastorael. Mede het trou-beloon spel in prose van Tito en Erisippus, trage comedie. Van gelycke het groot spei van Vreeke Jan, comedie tragique. Daer toe het groot spel in proose genaemt den Kercker der Liefde, trage comedie. Item het Ongeregelt Houwelyck, comedie tragique. Noch het spel van joncker Pyaf, comedie. Als mede dat van Rosette en Granpeer, comedie. Van gelycken het spel genaemt Saters vergelding, comedie pastorael. Item noch het spel genaemt Alecto, tragedie. Daer toe oock het spel van Malle Moes, comedia. Als oock de Vermoende Vryagie, comede. Jan Collaert, outdeken Jean Collaert, qui était graveur en taille douce, fut regu en 1586 dans la gilde S*-Luc comme fils de maitre. II remplit en 1610 les fonctions de co-doyen, mais n obtint celles de premier doyen qu'en 1613. II forma plusieurs élèves; parmi ceux-ci on connait les graveurs C. van Boeckel, J. Baseleer, A. Loemans et A. van der Dous. II composa et grava surtout des sujets de piété. On possède encore de lui, d'après un dessin de Rubens, le frontispice exécuté en 1619 pour les Coutumes de Ruremonde. Les Liggeren de St-Luc renseignent son décès pendant 1'exercice 1627-1628. Jan Collaert, kopersnijder, werd ten jare 1586 in de St-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. In 1610 bekleedde hij het ambt van Mededeken, doch werd slechts in 1613 tot Opperdeken benoemd. Hij kreeg verscheidene leerjongens in zijn werkhuis, namelijk de plaatsnijders Karei van Boeckel, j. Baseleer, A. Loemans en A. van der Dous. Hij teekende en graveerde meestal godvruchtige onderwerpen. Men bezit het titelblad nog, door hem in 1619 voor het boek der Gelresche Rechten des Ruremundschen quarliers, naar eene teekening van Rubens gegraveerd. De Liggeren van S'-Lucas stippen zijn overlijden aan in het gildejaar 1627-1628. Jan van Kierberghen, outdeken heeft mede de bloom vereert met het cleet van Marcurius Jean van Keerbergen qui fit don a la gilde d'un costume pour servir a la représentation du róle de Mercure dans les comédies, était imprimeur et marchand de livres. II était fils de rimprimeur Pierre van Keerbergen et naquit a Anvers le 20 février 1565 ; il épousa le 5 juin 1587 Catherine Snellinck qui mourut en 1624. II fut recu dans la gilde en 1586 conime fils de maitre. II fut élevé a la dignité de co-doyen en 1610 et en 1613 ; il devint premier doyen en 1614. D'autre part, il remplissait aussi en 1616 les fonctions de chef-homme de la Corporation des libraires. II habita successivement a Anvers, au cimetière Notre-Dame, a 1'enseigne int huysvan Neeringhe, puis dans la maison de son père sur la même place, in de Gulden Sonne. Jan van Keerbergen, die aan de gilde een kostuum schonk om, in de blijspelen door hare Kamer belegd, den persoon op te kleeden die de rol van Mercurius spelen moest, was drukker en boekverkooper. Hij was de zoon van den drukker Pieter van Keerbergen en werd te Antwerpen den 20" Februari 1565 geboren. Den 5" Juni 1587 verbond hij zich in het huwelijk met Catharina Snellinck welke in 1624 overleed. In 1586 werd hij als meesterszoon in de gilde ontvangen. Met de waardigheid van Mededeken bekleed in 1610 en in 1613, werd hij tot Opperdeken verheven in 1614. Twee jaar nadien vervulde hij ook het ambt van Hoofdman der drukkersgilde. Hij woonde op het O.-L.-Vrouwekerkhof te Antwerpen opvolgentlijk in twee verschillende huizen, eerst int huys van Neeringhe, daarna in de Gulden Sonne, waar zijn vader gewoond had. Francois Francken, outdeken heeft gegeven het cleet van Pictura ende oock mede gevrocht aen beyde de blasoenen soo vanden Olyftack als die van de Pioen tot Mechelen en de gulde geschoncken. Franfois Francken, qui, d'après notre registre, se montra fort généreux vis-a-vis de Ia gilde, d'abord en lui donnant un costume, pour représenter dans les comédies le personnage symbolique de la Peinture, puis en collaborant aux blasons qui servirent lors des concours organisés par 1 'Olyftack d'Anvers et la Peocn de Malines, était entré dans la gilde comme maitre en 1567, et en était devenu doyen en 1587. Né en 1542 a Hérenthals, il était fils du peintre Nicolas Francken, originaire de cette ville. Après avoir été initié aux premiers éléments de l'art chez son père, il devint élève de Frans Floris. Re?u bourgeois d'Anvers le 31 mars 1567, il habita successivement rue Haute, puis rue des Augustins. II épousa, vers 1574, Elisabeth Mertens dont il eut six enfants. II peignit surtout des sujets mythologiques et religieux. Le musée d'Anvers possède de eet artiste une grisaille : Etèocle et Polynice, et 1'église Notre-Dame une grande toile : Notre Seigneur au milieu des Docteurs. Parmi les élèves qui, dans la gilde,s'inscrivirent pour son atelier, on relève les noms de Ant. van Deynum, en 1595, M. Gysbrechts, M. van de Werve et D. Cuypers, en 1596, J. Janselon, en 1599, et H. de Hooge, en 1608. On dit que Gualdorp Gortzius étudia également chez lui. Francois Francken, le vieux, mourut le 2 octobre 1616 et sa femme le 2 septembre 1639 ; ils furent enterrés dans 1'église S'-André. L'épitaphe qui ornait leur tombe était ornée du portrait du peintre peint par lui-même, et dans la même église, le tableau de la chapelle de la Sainte Croix, représentant le Crucifiement, lui est également attribué. Frans Francken, toonde zich, volgens onzen register, zeer mild jegens de gilde; hij schonk haar namelijk een kostuum voor de zinnebeeldige verpersoonlijking der Schilderkunst in de blijspelen harer Kamer, en werkte mede aan de blazoenen welke dienen moesten voor de kampstrijden uitgeschreven door den Olijftak, van Antwerpen, en de Peoen, van Mechelen. Ten jare 1567 in de gilde aanvaard werd hij er Deken van in 1587. Hij kwam in 1542 te Herenthals ter wereld, en was de zoon van den schilder Nicolaas Francken, uit dezelfde stad herkomstig. Na de eerste beginselen der kunst bij zijnen vader opgedaan te hebben, werd hij leerling van Frans Floris. Den 31" Maart 1567 als poorter van Antwerpen erkend, ging hij opvolgentlijk in de Hoogstraat en in de Augustijnenstraat wonen. Omstreeks 1574 trad hij in den echt met Elisabeth Mertens, welke hem zes kinderen schonk. Hij schilderde meestal mythologische en godsdienstige onderwerpen. Het Antwerpsch museum bezit van dezen meester eene grauwschildering : Eteor.les en Polynices, en in O.-L.-Vrouwekerk bewaart men een zijner grootste doeken : Ons Heer te midden der Schriftgeleerden. Onder de leerlingen die zich in de gilde voor zijn werkhuis deden opschrijven treft men de namen aan van Ant. van Deynum in 1595, M. Gysbrechts, M. van de Werve en D. Cuypers in 1596, J. Janselon in 1599 en H. de Hooge in 1608. Er wordt beweerd dat Gualdorp Gortzius eveneens bij hem ter studie geweest is. Frans Francken, de oude, stierf den 2" October 1616 en zijne vrouw den 2n September 1639 ; beiden werden in S'-Andrieskerk begraven. Hun lijksteen is versierd met het portret van den schilder door hem zelf gepenseeld. In dezelfde kerk, in de kapel van het H. Kruis, hangt er ook nog een groot doek, de Kruisiging, hetwelk men eveneens beweert van dezen meester te zijn. Peeter Goetkint, outdeken, 1617 onder wiens dekenschap den Olyftack van Antwerpen een Blasoen Feest beriepen daer de Violieren de twee opperprysen van de schilderconst en van t'schoonste verderen wonnen, A° 1618. Heeft vereert aen de camer het cleet tot de Vrede. Pierre Goetkint était marchand d'antiquités. II était fils du peintre du niême nom et de Catherine van Palerme. II fut recu, en 1598, a la gilde St-Luc comme fils de maitre, et pendant 1'exercice 1616-1617 il fut élevé d la charge de co-doyen qu'il échangea 1'année suivante contre celle de premier doyen. ii avait épousé Anne Nicolay et mourut a Anvers le 27 aotit 1625 ; il fut enterré dans 1'église du couvent des Grands Carmes, ainsi que sa femme qui trépassa le 15 septembre 1620. Comme doyen de S>-Luc il joua un róle assez important. C'est pendant qu'il remplissait ces fonctions que la gilde prit part au concours organisé par 1 'Olyftack, et qu'elle y remporta de nombreux succes, notamment en exposant le blason composé par Sébastien Vrancx. On retrouve le nom de Pierre Goetkint dans les expertises d'ceuvres d art. C est lui qui fut ainsi 1'un des experts chargés d'estimer la valeur des tableaux appartenant a la mortuaire du secrétaire van Valckenisse en 1622. Pietcr Goetkint,, koopman in oudheden, was de zoon van den schilder van denzelfden naam en van Catharina van Palerme. Ten jare 1598 in de St-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard, werd hij tot Mededeken gekozen voor het gildejaar 1616-1617, en het volgende jaar tot Opperdeken verheven. Hij was in den echt getreden met Anna Nicolay en stierf te Antwerpen den 27" Augusti 1625 ; hij werd begraven in de kerk van het klooster der O.-L.-VrouweBroeders, alwaar zijne vrouw, op 15" September 1620 overleden, insgelijks begraven was. Als deken der S'-Lucasgilde speelde hij een tamelijk gewichtige rol. Het is onder zijn dekenschap dat de gilde deel nam aan den wedstrijd, uitgeschreven door den Olijftak, en er met de schitterendste uitslagen bekroond werd, voornamelijk met de tentoonstelling van haar blazoen, door Sebastiaan Vrancx samengesteld. Men vindt den naam van Pieter Goetkint ook in de schattingen van kunstwerken ; zoo was hij een der experten welke ten jare 1922 gelast werden met de waardeering der schilderijen in het sterfhuis van den sekretaris van Valkenisse. Adriaen van Stalbemt, deken, 1618 heeft als liefhebber van de musieck de sang godin Musica gecleet. Oock soo hebben eenige liefhebbers des selfs in synen tyt tsaemen vuytgeleyt ende een claversingel gecocht en op de camer gebracht. Item in syn dekenschap heeft M. Heer Wensel Coubergen auteur vanden Bergh van bermherticht inde Nederlanden de gulde geschoncken eenen vergulden cop genaemt de Violieren die den selven deken heeft doen maecken. Adrien van Stalbemt naquit a Anvers le 15 juin 1580. Pendant plusieurs périodes de sa vie, ce peintre travailla & Pétranger. Après la prise d'Anvers, en 1585, il se retira 4 Middelbourg, puis rentra en 1609 dans sa ville natale; en 1633 il se rendit aussi pendant quelque temps a Londres, oü il exécuta des travaux qui lui avaient été coramandés par le roi Charles Ier. II eut plusieurs élèves, notamment Jean Mesmakers et Jean-Baptiste Sellier. II peignit des sujets religieux et mythologiques, mais surtout des paysages. Le Musée d'Anvers possède un de ses tableaux représentant un Taysage avec figures. On trouve encore de ses oeuvres dans les Musées de Florence, de Berlin, de Dresde, de Copenhagen. Dans cette dernière collection 1'oeuvre de van Stalbemt figure avec une Vue d'^/Invers. Van Dyck a fait le portrait de eet artiste et Pontius 1'a gravé. Adrien van Stalbemt épousa, en 1613, Barbe Verdelft et habita, pendant la plus grande partie de sa vie, la place de Meir. II mourut le 21 septembre 1662 et fut enterré dans le cimetière du petit village de Putte, a la frontière hollandaise. Van Stalbemt avait été, en 1609, re$u franc-maitre de la Gilde S'-Luc ; il fut choisi pour remplir les fonctions de co-doyen pendan 1'exercice 1617-1618 et de premier doyen en 1618-1619. II joua un róle fort actif comme doyen. C'est pendant son exercice que la gilde réclama de la ville le rétablissement de ses anciens privilèges, notamment la nomination d'un Prince des Violieren et la faveur, pour soixante-quinze de ses membres, d'être exemptés de certaines charges communales. II présida aussi au déménagement de la gilde, quand elle alla se loger dans les nouveaux locaux qu'elle avait loués a la Grand'Place, dans la Maison du Serment de la Vieille Arbalète. D'autre part, grand amateur de musique, il offrit è la gilde un costume que devait revêtir le personnage représentant la muse de la musique ; il obtint aussi que des amateurs généreux fissent don d un clavecin. De plus, il réussit a décider Wenceslas Coeberger, superintendant du Mont-de-Piété, a offrir une coupe ciselée. Adriaan van Stalbemt werd te Antwerpen den 151 Juni 1580 geboren. Op verschillende tijdstippen zijns levens heeft deze schilder in den vreemde gewerkt. Na de inneming van Antwerpen, ten jare 1585, trok hij naar Middelburg en keerde slechts in 1609 naar zijne geboortestad terug; in 1633 begaf hij zich ook voor eenigen tijd naar Londen om er de kunstwerken uit te voeren, hem door koning Karei I besteld. Hij had verscheidene leerlingen, namelijk Jan Mesmakers en JanBaptist Sellier. Hij schilderde godsdienstige en mythologische onderwerpen, maar vooral landschappen. Het Antwerpsch Museum bezit een zijner tafereelen : een Landschap met figuren. Men vindt ook werken van dezen meester in de Museums van Florentië, van Berlijn,van Dresden en van Copenhagen ; in dit laatste namelijk een Geiicht van Antwerpen. Van Dyck heeft het portret van dezen kunstenaar geschilderd en Pontius heeft het in koper gesneden. Adriaan van Stalbemt trad in tóio in het huwelijk met Barbara Verdelft. Gedurende het grootste gedeelte zijns levens woonde hij op de Meir. Hij stierf den 2in September 1662 en werd op het Kerkhof van Putte, een klein dorp der Hollandsche grens, ter aarde besteld. Van Stalbemt, in 1609 als vrijmeester in de S'-Lucasgilde aanvaard, werd tot Mededeken gekozen voor het gildejaar 1617-1618, en tot Opperdeken voor 1618-1619. Hij speelde een zeer bedrijvige rol als Deken. Het is onder zijn dekenschap dat de gilde aan de Stedelijke Regeering hare oude voorrechten terugvorderde, zooals de benoeming van eenen 'Prins der Violieren en de vrijstelling, voor vijf en zeventig harer leden, van zekere gemeentelijke verplichtingen. Het was ook onder zijne hooge leiding dat de verhuizingswerken der gilde plaats grepen, toen zij, op de Groote Markt, de nieuwe lokalen betrekken ging, door haar in het prachtig Huis der Gilde van den Ouden Voetboog gehuurd. Anderzijds, groot liefhebber van muziek zijnde, schonk hij aan de gilde een rijk gewaad om den persoon op te kleeden welke de godin der muziek verbeelden moest. Het was eveneens door zijn toedoen dat edelmoedige liefhebbers geld bijeenbrachten voor het aankoopen eener klavecimbel. Ook gelukte hij erin Wenceslaus Coeberger, den Opperintendent van den Berg-van-Barmhartigheid, tot het schenken van een gedreven beker over te halen. Jan Coomans, prince der Violiere A° 1619 de welcke is gheweest een liefhebber van beyden de consten seer ieverich ende genegen om de Violieren te doen groyen, heeft het satynen wit cleedt (met syn goudt geboort) van Apollo aen de selve geschoncken ; had groote dinghen voor begost, eenich geit te vergaren om metter tyt een erve oft huys te coopen, daer hy, en meest allen de oude dekens toe gegeven hebben. Maer alsoo hem de doot te vroeg benam het leven is den iever gheschut en de daet achter bleven. Jean Coomans ou Coymans était raarchand et aussi collectionneur de tableaux. C'est a ce titre qu'il fut admis, en 1607, dans la gilde S'-Luc. Le magistrat ayant a la prière des confrères rétabli la charge de prince des Violieren, il en fut le premier titulaire en 1619. II avait été choisi a cause de sa générosité. II fit, en effet, don a la gilde d'un costume de satin blanc brodé d'or pour le personnage d'Apollon et prit 1'initiative des démarches & faire en vue de réunir le capital nécessaire pour 1'achat d'un immeuble a 1'usage des confrères. Sa générosité lui fit encore faire des dons a d'autres institutions, et c'est ainsi, qu'avec deux confrères, il acquitta les frais d'exécution de la verrière représentant le Triompbe de Jérusalem dans 1'église des Dominicains. Jan Coomans of Coymans was koopman en verzamelaar van schilderijen. Het is in die hoedanigheid dat hij ten jare 1607 in den schoot der S'-Lucasgilde opgenomen werd. Toen het Magistraat der stad, op aanvraag der gildebroeders, het eereambt van Prins der Violieren weer in voege bracht, was hij er, in 1619, de eerste titularis van. Hij was gekozen geweest om reden zijner groote mildheid. Hij schonk aan de gilde een wit satijnen kleed, met gouden boordsel afgezet, om Apollo te verbeelden, en het was ook van hem dat de uitschrijving uitging om de noodige gelden bijeen te brengen voor het aankoopen van een huis ten gebruike der gilde. Hij toonde zich ook nog milddadig jegens andera instellingen, en zoo zien wij hem, met twee medebroeders, het oprichten bekostigen eener geschilderde glasraam in de Predikheerenkerk, voorstellende den Triomf van Jerusalem. CORNELIS DE VOS, DEKEN, A° 1Ö20 (l) In desen tyt stelden de Peoen tot Mechelen een blasoen feest op, alwaer de deken met eenighe vande Violieren reysden, ende wonnen de twee opperste prysen : te weten van liet beste gestelt blasoen en vande beste schilder const. Heeft geschoncken en gecleet de Prudentia onder wiens deckenschap de eerste liefhebbers vande Bloom ontfanghen syn te weten : Francisco Boloni. (2) Peeter van Haeght. (3) M. heer Gilis Fabri, rechts geleerde. (4) de welcke de gulde heeft vereert met 26 guldens tot den grooten cop. M. heer Theodoor Rodenborch Bets de welcke als vermaert poeet de gulde heeft vereert met een treflyck spel genaemt Deuchts violieren crans. (5) Ferdinand vanden Eynde. (6) Phlipts vanden Steyn. Hans vanden Berge. (7) Abraham Goovaerts. (8) Hans van Mechelen. (9) Merten Ryckaert. (ro) Cornelis vander Geest, die mede de gulde heeft vereert met 25 guldens tot den grooten cop. (ri) Karei de Lauwer. Francois Segers. (12) Davidt Ryckaert. (13) Cornelis Bol. (14) Joris Geldorp. (15) Jan Sibil. (16) M. heer Sebastiaen Daems. (17) Jan Boel. (18) Anthony Cornelissen Cheus. (19) M. joncker Henderick Van Halmael. (20) Artus Loemans. (21) 8 (i) Corneille de Vos, fils de Jean de Vos et d'Elisabeth vanden Broeck, naquit en 1585 a Hulst. II se fixa a Anvers en 1596 et obtint la bourgeoisie dans cette ville, le 23 septembre 1616. Dés 1599, il était entré comme élève dans 1'atelier du peintre David Remeeus, mais, en 1604, il entreprit un voyage d'étude qu'il prolongea jusqu'en 1608. C'est au cours de cette dernière année qu'il fut regu franc-raaitre de la Gilde S'-Luc. Plus tard, en 1618 et en 1620, il fut successivement co-doyen et premier doyen de cette association artistique. C'est pendant qu'il remplissait cette dernière fonction, que la gilde prit part, avec grand succès, aux concours artistiques organisés a Malines, par la gilde De Veoen, concours qui s'ouvrirent le 3 mai 1620. Les Anversois y remportèrent le premier prix pour le meilleur blason et le premier prix de peinture. A cette occasion, le doyen fit don a la gilde du costume devant servir, dans les représentations, au personnage allégorique de la Prudence. Comme peintre, Corneille de Vos était fort estimé ; ce qui le prouve, c'est le grand nombre d'élèves qui fréquentèrent son atelier. Les registres de la gilde renseignent parmi ceux-ci les noms de Simon de Vos, van Ysendonck, Henricx, Clevenberck, Dampt, van Everdyck, Namleton, etc. De Vos peignit surtout des portraits et des compositions allégoriques. Le Musée d'Anvers possède de eet artiste la toile si connue, qui provient de la Gilde S'-Luc, représentant Abraham Grapheus, le messager de la gilde, les portraits de Guillaume van Meerbeeck et de sa femme Barbe Kegeleers, de plusquelques autres portraits d'hommeset de femmes, puis une toile représentant St-Norbert recueillant les objets sacrés cachés pendant l'hérésie de Tanchelin, un Vceua la Vierge et un tryptique de 1'Adoration des Mages. On trouve aussi des tableaux de ce maitre dans les Musées de Bruxelles, Turin, Cassel, Berlin, Munich, Brunswich, et dans d'autres collections encore. Corneille de Vos n'était pas seulement peintre, mais encore marchand de tableaux, et c'est pour 1'exercice de cette profession qu'il se rendait annuellement a la foire de St-Germain, a Paris. II habitait A Anvers, une maison de la rue des Peignes, appelée On^e Lieve Vrouw vanden Troost. II épousa, le 27 mai 1617, Suzanne Cock, qui le rendit père de six enfants. II mourut le 9 mai 1651 et sa femme le 29 juin 1668; ils furent tous deux enterrés dans 1'église Notre-Dame, a Anvers. Cornelis de Vos, zoon van Jan de Vos en van Elisabetli vanden Broeck, werd ten jare 1585 te Hulst geboren. In 1596 kwam hij zich te Antwerpen vestigen en verkreeg er poorterrecht den 2^ September 1616. Op veertienjarigen ouderdom trad hij in het werkhuis van den schilder David Remeeus, en in 1604 ondernam hij eene kunstreis naar Italië, alwaar hij tot in 1608 verbleef. Pas te Antwerpen teruggekeerd, werd hij als vrijmeester in de S'-Lucasgilde aanvaard. In 1618 en in 1620 zag hij zich opvolgentlijk tot Mede- en tot Opperdeken benoemd. Het is terwijl hij dit laatste ambt bekleedde dat de gilde met den schitterendsten uitslag deelnam aan de kunstwedstrijden, te Mechelen door de gilde De Teoen uitgeschreven en welke den 3nMei JÓ20 aanvang namen. De Antwerpenaren behaalden er den eersten prijs voor het beste blazoen, en den eersten prijs van schilderkunst. Te dier gelegenheid schonk Deken de Vos aan de gilde een kostuum om in de vertooningen harer Kamer den zinnebeeldigen persoon der Voorzichtigheid op te kleeden. Als schilder was Cornelis de Vos zeer gewaardeerd ; wat zulks ten overvloede bewijst is het groot getal leerlingen die zijne lessen kwamen volgen. De registers der gilde melden er onder anderen van : Simon de Vos, van Ysendonck, Henricx, Clevenberck, Dampt, van Everdyck, Namleton, enz. De Vos schilderde vooral portretten en zinnebeeldige onderwerpen. Het Antwerpsch museum bezit van dezen meester het overbekend doek voortkomende van de St-Lucasgilde, en Abraham Grapheus, den knaap der Gilde, voorstellende; de portretten van Willem van Meerbeeck en zijne vrouw Barbara Kegeleers, alsmede eenige andere portretten van mannen en vrouwen; verder nog het tafereel: St-Norbertus, de gewijde voorwerpen verzamelende tijdens de Tanckhelmsche ketterij weggeborgen, een Gelofte van Maria en een drieluik, de Aanbidding der IVij^en. Men treft ook tafereelen van dezen kunstenaar aan in de museums van Brussel, Turijn, Cassel, Berlijn, Munchen, Brunswijck en in meer andere verzamelingen. Cornelis de Vos was niet alleen schilder, maar tevens koopman in schilderijen, en het is ter uitoefening van dit laatste beroep dat hij zich jaarlijks naar de markt van S'-Germain, te Parijs, begaf. Hij woonde te Antwerpen in een huis der Kammenstraat : On%e Lieve Vrouw vanden Troost. Den 2yn Mei 1617 huwde hij Suzanna Cock, welke hem zes kinderen schonk. Hij stierf den 9" Mei 1651 en zijne vrouw overleed den 29" Juni 1668; beiden werden te Antwerpen in O.-L.-Vrouwekerk begraven. (2) Francisco Boloni, dont le nom se trouve aussi orthographié Bollogni, Bolloni, Bollony, Bolognie ou Bolony, était un amateur d'oeuvres d'art, et c'est i. ce titre qu'il fut re^u, en 1620, comme franc-maitre de la gilde S'-Luc. Les registres de cette association permettent de constater que pendant de nombreuses annéesil prit une part active d toutes les cérémonies et participa a diverses dépenses. Francisco Boloni, wiens naam men ook Bollogni, Bolloni, Bollony, Bolognie of Bolony geschreven vindt, was een liefhebber van kunstwerken, en het is ook in die hoedanigheid dat hij ten jare 1620, als vrijmeester aanvaard werd in de S'-Lucasgilde, welker aktenboeken ons laten bestadigen dat hij, gedurende vele jaren, een werkzaam deel nam aan al de plechtigheden, en ook verschillende onkosten hielp bestrijden. (3) Pierre van Haeght, dans notre registre, est renseigné comme amateur d'oeuvres d'art. Toutefois, c'est comme peintre et fils de maitre qu'il entra en 1615 dans la Gilde S'-Luc. Mais dans toutes les cérémonies qu'organisa cette association, il figure toujours sur la liste des amateurs, quoiqu'd son nom soit accolée la désignation de sa profession de peintre. Quant 4 sa carrière artistique, les auteurs qui se sont occupés des peintres anversois, ne fournissent aucun renseignement. On sait seulement qu'en 1631 il regut dans son atelier un élève qui avait nom Pierre van Dyck. Pierre van Haeght, qui était fils de Jean van Haeght, fabricant de panneaux pour tableaux, et d'Antoinette Wiael, mourut en 1652. P ie ter van Haeght staat wel als liefhebber van kunstwerken in onzen register opgeteekend, maar werd evenwel, ten jare 1615, als schilder en als meesterszoon in de S'-Lucasgilde aanvaard. In al de plechtigheden, door die maatschappij ingericht, komt hij niettemin altoos voor op de lijst der liefhebbers, alhoewel telkens met de bijbenaming van schilder. Voor wat zijne kunstloopbaan betreft leveren de schrijvers, die over de Antyverpsche schilders gehandeld hebben, niet de minste wetenswaardigheid. Alleen staat het bekend dat hij, ten jare 1631, op zijn atelier een leerling aannam met name Pieter van Dyck. Pieter van Haeght, die zoon was van Jan van Haeght, tafereelmaker, en van Antonia Wiael, overleed in 1662. (4j Gilles Fabt i, fils du notaire Pierre Smit, alias Fabri, et de Cliristine s Hertogen, naquit a Anvers en 1573. II épousa Madeleine van Wconsel et mourut le 17 décembre 1651. Sa femme le suivit dans la tombe le 30 aoüt 166J. lis furent tous deux enterrés dans 1'église du couvent des Grands Carmes. Gilles Fabri qui a laissé une réputation de jurisconsulte, remplit a diverses reprises des fonctions officielles dans sa ville natale, notamment celles de greffier en 1617, de 1622 a 1625, et d échevin de 1641 a 1643, en 1646 et 1647 et en 1649. C'est comme amateur qu'il fut admis dans la gilde S'-Luc ; 011 voit par le texte ci-dessus qu'il prouva sa reconnaissance en intervenant pour 25 florins dans le cotit de la grande coupe que la gilde fit faire a cette époque. Gillis Fabri, zoon van den Notaris Pieter Smit, alias Fabri, en van Christina s Hertogen, kwam te Antwerpen in 1573 ter wereld. Hij verbond zich in den echt met Magdalena van Woonsel en stierf den 17" December 1651 ; zijne vrouw volgde hem den 30" Augustus 1661 in het graf. Beiden werden in de kerk van het klooster der O.-L.-Vrouwe-Broeders begraven. Gillis Fabri, die zich een naam wist te maken als rechtsgeleerde, bekleedde herhaaldelijk officieele ambten in zijne geboortestad, namelijk die van griffier in 1617 en van 1622 tot 1625, eti die van schepen in 1641-1643, in 1646-1647 en in 1649. Het is slechts als kunstliefhebber dat hij in de S'-Lucasgilde aanvaard werd, en men ziet, uit bovenstaanden tekst, dat hij zijne erkentelijkheid bewees met 25 gulden te schenken 0111 den grooten beker te helpen betalen, welken de gilde destijds maken deed. (5) Tbéodore Rodenbosch Bets, dont, par suite d'une erreur du copiste, le nom est mal orthographié, s'appelait en réalité Théodore Rodenburch ; il fut chargé d'affaires du duc de Holstein et représentant prés de la Cour des Pays-Bas des villes hanséatiques; il mourut a Bruxelles oü il s'était fixé, le 19 octobre 1654. II était fils d'Herman Rodenburch, natif d'Amsterdam, qui vint habiter a Anvers, oü il décédale 28 mai 1622, agé de 72 ans. Theodoor Rodenbosch Bets, wiens naam door den kopist slecht afgeschreven is, heette in werkelijkheid Theodoor Rodenburch. Hij was zaakgelastigde van den Hertog van Holstein en vertegenwoordiger der Hansasteden bij het Neerlandsch Hof. Hij was naar Brussel gaan wonen en stierf er den 19" October 1654. Hij was de zoon van Herman Rodenburch, geboortig van Amsterdam, welke zich te Antwerpen vestigen kwam, alwaar hij den 28" Mei 1622 op twee-en-zeventigjarigen ouderdom overleed. (6) Ferdinand vanden Eynde ou Eynden, négociant anversois, amateur d'art, avait épousé Suzanne de Jode, qui mourut le 2 septembre 1626. Lui-même décéda pendant un voyage qu'il fit & Rome, le 21 décembre 1630, agé de 46 ans. On voit son tombeau dans 1'église Sainte-Marie de 1'Ame, a Rome. Contre un des piliers est placé un monument en marbre, portant une inscription commémorative et surmonté de deux génies, sculptés par Duquesnoy. Ferdinand vanden Eynde of Eynden, Antwerpsch handelaar en kunstliefhebber, was in den echt getreden met Suzanna de Jode, welke den 2n September 1626 overleed. Hij zelf stierf den 2in December 1630, in zijn zes en veertigste jaar, tijdens eene reis naar Rome. Men ziet er zijn graf in de kerk van O.-L.-Vrouw der Ziel. Tegen een der pijlers is een marmeren lijksteen geplaatst, die een herinneringsopschrift draagt en waarboven men twee geniussen bemerkt, door Duquesnoy gebeeldhouwd. (7) Jean van den Berge. II est difficile de préciser exactement qui fut le confrère de la gilde qui fut inscrit en cette année. Les registres renseignent en effet plusieurs personnages portant le nom de : Jean 011 Hans van den Berge, van den Berch, van den Bergh ou van den Berghen. Deux peintres de ce nom entrèrent dans la gilde en 1608 et 1609, mais il n'en fut plus question depuis. Un autre Hans van den Berge, relieur, entra dans la gilde en 1 559; il aurait été octogénaire en 1620, ce qui rend son identification ici peu probable. Enfin, reste un dernier membre de S'-Luc que nous croyons être celui qui figure sur la liste de 1620, c'est le peintre Jean van den Berge, qui fut recu en 1603 dans la gilde et qui pendant de nombreuses années travailla a la cathédrale d'Anvers. On le voit en effet figurer dans les comptes de 1634 a 1651 pour des travaux divers, tels que la peinture d'un Jugement dernier au-dessus de la porte d'entrée principale, pour 1'ornementation de diverses bannières funéraires, pour avoir composé des enseignes pieuses et doré des statues, et enfin pour avoir nettoyé le tableau de Rubens, 1'Assomption, ainsi que quelques autres toiles. Hans van den Berge. Het is moeilijk met zekerheid te bepalen welke eigenlijk de kunstenaar was die onder dien naam in de gilde opgeschreven werd. De registers maken inderdaad melding van verschillende personen die den naam droegen van Jan of Hans van den Berge, van den Berch, van den Berg, of van den Berghen. Twee schilders van dien naam werden er in 1608 en 1609 in de gilde aanvaard, maar er wordt nadien niet meer van gerept. Een andere Hans van den Berge, boekbinder, trad ten jare 1559 'n de g'lde, maar vermits deze in 1620 reeds tachtig jaar oud zou geweest zijn is het weinig te vermoeden dat men van dit lid hier spreken wil. Eindelijk blijft er nog een laatste gildebroeder over, welke wij gelooven degene te zijn die op de lijst van 1620 aangeteekend staat : het is de schilder Jan van den Bergh, welke ten jare 1603 in de S'-Lucasgilde werd aanvaard en die verscheidene jaren aan de hoofdkerk van Antwerpen werkte. Uit dien hoofde vindt men hem vermeld in de rekeningen van 1634 tot 1651 voor verschillende werken, zooals voor het schilderen van een Laatste Oordeel boven den grooten ingang, voor het schilderen van verscheidene lijkvanen, het opmaken van godvruchtige opschriften, het vergulden van beelden, en eindelijk voor het schoonmaken van Rubens tafereel, de Hemelvaart van Maria en van eenige andere doeken. (8) Abraham Goovaerts, Goyvaert, Goyvaerts, Godevaerts of Govaert fut un peintre dont aujourd'hui le souvenir est presque perdu. Fils de Guillaume Goyvaerts et d'Elisabeth van Yselstein, il naquit a Anvers et fut baptisé en 1'église S'-Georges le 30 aoüt 1589. II épousa en 1622 Isabelle Gillis et habitait rue S'-Jean dans la maison qui portait pour enseigne Den Zeeridder. Sa femme et lui furent emportés en quelques jours par une maladie contagieuse, lui le 9 Septembre, et elle le 13 Septembre 1626. Abraham Goyvaerts avait été reju, en 1607 dans la gilde S'-Luc conime fils de maitre. Bientót il vit un grand nombre d'élèves s'inscrire dans son atelier et on retrouve le nom de plusieurs d'entre eux, tels que H. Groenrys en 1616, A. vanden Bogaerde en 1620, N. Aertsen, G. vanden Berch et Fr. Snyders en 1623 et 1624. Goyvaerts peignait surtout des pavsages animés de divers personnages ou des tableaux allégoriques tels que les Cinq Setis, les Quatre Elements. Sa mort prématurée laissa un grand nombre d'oeuvres inachevées et ses heritiers chargèrent divers artistes de les terminer. C'est ainsi qu'il confièrent ce soin a G. Adriaensen, N. Aertsens, A. Belleur, G. vander Lanen, P. Meuleveld, J. Viers, Ambroise et Franfois Francken et Hans Jordaens. Abraham Goovaerts, Goyvaert, Goyvaerts, Godevaerts of Govaert, zoon van Willem Goyvaerts en van Elisabeth van Yselstein, was een schilder wiens naam thans bijna geheel onbekend is. Hij kwam te Antwerpen ter wereld en werd er den 3011 Augustus 1589 in de S'-Joriskerk over de doopvont gehouden. Ten jare 1622 trad hij in den echt met Isabella Gillis en ging in de S'-Jansstraat het huis, Den Zeeridder, betrekken. Hij en zijne vrouw werden er in weinige dagen door de toen heerschende ziekte uit het leven gerukt, hij op 9n en zij op 13» September 1626. Abraham Goyvaerts was ten jare 1607 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard geworden. Weldra kreeg hij een groot getal leerlingen in zijn atelier, en men vindt er in de Liggeren verscheidene van aangeteekend, onder anderen H. Groenrys in 1616, A. vanden Bogaerde in 1620, N. Aertsen, G. vanden Berch en Frans Snyders in 1623 en 1624. Goyvaerts schilderde vooral landschappen of zinnebeeldige tafereelen met figuren zooals de Vijf Zinnen, de Vier Elementen. Bij zijn afsterven liet hij een groot getal schilderijen onafgewerkt, welker voltooing door zijne erfgenamen toevertrouwd werd aan verschillende kunstenaars : G. Adriaensen, N. Aertsens, A. Belleur, G. van der Lanen, J. Viers, Ambrosius en Frans Francken en Hans Jordaens. (9) Jean van Mecbelen est un peintre sur Jequel on possède aujourd'hui peu de renseignements. II entra a la Gilde S'-Luc, en i6ao, cotnme élève du peintre Gérard Schooff, puis devint, en 1609, franc-maitre. A cette époque il dut cependant jouir d'une réputation bien établie, car de nombreux élèves entrèrent dans la gilde, après s'être inscrits dans son atelier. Les registres renseignent ainsi les noras de A. Tennebach en 1609, S. de Lim et M. Wouters en 1610. P. Schmidt, M. van Bouchout et J. Havens en 1611, T. Carteels en 1614, T. van den Bogaerde, J. van den Bogaerde et B. Smit en 1615, K. Coopal et H. van Essen en 1617. \ an Mechelen ne fut pas seulement peintre, mais encore graveur et on connait plusieurs ouvrages dont il fournit les illustrations. Hans van Mechelen is een schilder waarover men slechts weinig aanteekeningen bezit. Ten jare 1600 in de St-Lucasgilde opgeschreven als leerling van den schilder Geeraard Schooff, werd hij in 1609 als vrijmeester aanvaard. Op dit tijdstip moest hij reeds eene zekere beroemdheid verworven hebben, daar er talrijke leerlingen in zijn atelier, onder zijne leiding, kwamen werken. Zoo stippen de registers de namen aan van A. Tennebach in 1609, S. de Lim en M. Wouters in 1610, P. Schmidt, M. van Bouchout en J. Ravens in 1611, 1. Carteels in 1614, T. van den Bogaerde, J. van den Bogaerde en B. Smit in 1615, K. Coopal en H. van Essen in 1617. Van Mechelen was niet alleen schilder maar ook graveerder, en men kent verscheidene geïllustreerde werken waar hij de platen voor leverde. (10) Martin Ryckaert, peintre, né a Anvers, le 8 décembre 1587, était fils du peintre David Ryckaert et de Catlierine Rem. Circonstance douioureuse, eet artiste était estropié et n'avait 1'usage que de sa main droite. II regut les premières le^ons de son père, puis se perfectionna dans son art sous la direction de Tobie van Haecht. II visita ensuite 1'Italie. En 1611, il fut re<;u a la gilde S'-Luc comme fils de maitre. On ne lui connait qu'un seul élève, Laurent Mens. 11 peignit surtout des paysages et des vues de villes ou de ruines. II existe encore de lui au musée de Madrid un Paysage avec rockers et a celui de Florence une Vue des chutes de Tivoli. II mourut suivant les uns le 11, et suivant les autres le 28 octobre 1631 sans avoir été marié. Antoine van Dyck peignit son portrait qui est encore conservé au musée de Dresde. Marten Ryckaert, schilder, te Antwerpen geboren op 8n December 1587, was de zoon van den schilder David Ryckaert en van Catharina Rem. Jammer mag het heeten dat deze kunstenaar gebrekkelijk was en slechts het gebruik der rechter hand had. Hij ontving de eerste lessen van zijn vader, om daarna zijne studiën te voltrekken onder de leiding van Tobias van Haecht. Vervolgens deed hij eene kunstreis naar Italië. Ten jare 1611 werd hij als meesterszoon in de Sl-Lucasgilde aanvaard. Men kent van hem slechts een enkel leerling, Laureys Mens. Hij schilderde vooral landschappen en stadsgezichten. Te Madrid, in het museum, hangt er van dezen meester nog een Rotsachtig Landschap, en in dat van Florentië een Gedicht der Watervallen van 'I ivoli. Volgens de eenen stierf hij den nn en volgens de anderen den 28° October 1631, in ongehuwden staat. Antoon van Dyck maalde zijn portret hetwelk thans nog in het museum van Dresden bewaard wordt. (11) Corneille vamler Gheest ou Geest, fils de Jacques vander Gheest et de Marguerite Pepersack, consacra la grande fortune qu'il avait gagnée dans le commerce a réunir une importante collection d'ceuvres d'art et a protéger efficacement les artistes. C'est grace a son intervention qu'en 1610 1'église Ste Walburge confia au jeune Rubens la tache de peindre divers tableaux pour le maitre-autel. Le grand artiste exécuta alors 1 'Erection de la Croix, conservée aujourd'hui dans 1'église Notre-Dame ainsi que trois petites toiles ü placer en dessous de 1'oeuvre principale. Van der Geest fit aussi restaurer a ses frais la crypte de 1'église S,e-Walburge et fit ériger contre la base de la tour de la cathédrale le monument funéraire dédié a la mémoire de Quinten Massys. Ses concitoyens lui confièrent de nombreuses fonctions honorifiques. C'est ainsi qu'il fut administrateur de la chapelle du SaintSacrement a Ste-Walburge, doyen de la gilde du Jeune Serment de 1'Arc et du chef-métier des merciers. II mourut le 10 mars 1638 et fut enterré dans 1'église Sle-Walburge. Par testament il avait encore laissé de nombreux legs a des oeuvres chari tables. II habitait la maison portant pour enseigne De Keyser, située rue des Nattes et aboutissant par derrière aux quais de 1'Escaut. II y avait réuni une riche collection de tableaux de maitres parmi lesquels il faut citer la Vierge de Quinten Massys qui appartient aujourd'hui au musée d'Amsterdam. Cornelis van der Gheest of Geest, zoon van Jaak vander Gheest en van Margareta Pepersack besteedde het aanzienlijk fortuin, door hem in den handel gewonnen, tot het bijeenbrengen eener hoogstbelangrijke verzameling van kunstwerken en tot het degelijk aanmoedigen der kunstenaars. Het is dank aan zijne tusschenkomst dat de Stc-Walburgiskerk, in 1610, aan den jongen Rubens de taak oplegde verschillende tafereelen te malen voor het hoogaltaar. De groote meester voerde dan de Kruisrechting uit, heden nog in O.-L.-Vrouwekerk bewaard, alsmede drie kleinere doeken om onder het hoofdtafereel geplaatst te worden. Van der Geest liet ook op zijne kosten de onderaardsche kapel " het kelderken », in de S,e-Walburgiskerk herstellen, rn deed, ter memorie van Quinten Massys, den grafsteen van den beroemden schilder vastankeren tegen den voet van den toren der kathedraal. Zijne medeburgers vertrouwden hem talrijke eereambten toe; zoo was hij kapelmeester der Ste-Walburgiskerk, deken der gilde van den Jongen Handboog, van het hoofdambacht der Meerschen. Hij stierf den io" Maart 1638 en werd in Ste-Walburgiskerk begraven. In zijn testament had hij verschillende bezettingen gedaan aan liefdadige werken. Hij woonde in de Mattenstraat, in het huis de Keyser, dat langs achter op de scheldekaaien uitkwam. Hij had er eene allerprachtigste verzameling gevormd, met kunstwerken van verschillende meesters, waaronder vooral het Mariabeeld van Quinten Massys dient vermeld te worden, hetwelk thans toehoort aan het Museum van Amsterdam. (12) Franfois Segers ou Zegers était un négociant-amateur d'art qui, reju en 1620 a ce titre dans la gilde S'-Luc, prit une part activeatoutes les fêtes et solennités de cette Corporation. O11 1'y voit assister pour la dernière fois pendant Pexercice 1631-1632. II mourut a Anvers au mois de mai 1644 ; il avait épousé Barbe Wellens qui le suivit dans la tombe le 19 septembre 1657. Frans Segers of Zegers was handelaar en tevens kunstliefhebber. Ten jare 1620 werd hij in deze laatste hoedanigheid in de S'-Lucasgilde opgeschreven en jarenlang nam hij een werkzaam deel aan al de feesten en plechtigheden welke in haren schoot plaats grepen. Men ziet er hem voor de laatste maal aanwezig in hel gildejaar 1631-1632. Hij stierf te Antwerpen in de maand Mei 1644; hij was in den echt getreden met Barbara Wellens, die hem den 19 September 1657 in het graf volgde. (13) Davii Ryckaert, fils du peintre-brasseur David Ryckaert et de Catherine Rem, naquit en 1586, quoiqu'il 11e fut baptisé qu'en 1589. II fut re£u en 1607 dans la gilde de S'-Luc comme fils de maitre. II peignit surtout des paysages et des natures-mortes, quelquefois des portraits. II forma plusieurs élèves, notarament C. Ruwaert, J. Speeck, Fr. de Fonteyn, J. de Lafas, H. La.Croys et Jér. de Bie. II épousa d Anvers, le 19 juillet 1608, Catherine de Meere qui lui donna trois enfants, entre autres un fils qui porta le même prénom que lui, raais dont le talent comme peintre dépassa certainement celui de son père. David Ryckaert demeut'ait prés du couvent des Victorines quand il mourut en 1642. II fut enterré le 3 octobre de cette année dans 1 église S'-Jacques. Le musée de Dresde possède son portrait peint par Antoine van Dyck. David Ryckaert, zoon van den schilder-brouwer David Ryckaert en van Catharina Rem, werd in 1586 geboren, alhoewel hij slechts in 1589 over de doopvont werd gehouden. Ten jare 1607 werd hij als meesterszoon in de S'-Lucasgilde aanvaard. Hij schilderde meestal landschappen en stillevens, soms ook portretten. Hij vormde verscheidene leerlingen zooals C. Ruwaert, J. Speeck, Fr. de Fonteyn, J. de Lafas, H. La Croys en Jer. de Bie. Den 19" Juli 1608 huwde hij Catharina de Meere die hem drie kinderen schonk, onder anderen een zoon die denzelfden voornaam droeg als hij, maar wiens talent als schilder het zijne merkelijk overtrof. David Ryckaert woonde dicht bij het klooster der Victorinnen toen hij, in 1642, overleed. Hij werd den 3-1 October van dit jaar in de S'-Jacobskerk begraven. Het Museum van Dresden bezit zijn door van Dyck geschilderd portret. (14) Corneille Bol apprit la peinture chez Tobie van Haecht, et c'est en qualité d'élève de ce maitre qu'il lut inscrit en 1607 dans la gilde S'-Luc. II fut re?u maitre, de la même Corporation artistique en 1615. Une vingtaine d'années plus tard, un artiste portant les mèmes nom et prénom habitait Londres ; il y exécuta des marines et aussi diverses vues du terrible incendie de 1666. Cornelis Bol werd door Tobias van Haecht in de kunst opgeleid en het is als leerling van dien meester dat hij ten jare 1607 in de S'-Lucasgilde werd aangeteekend. In 1615 werd hij als meester in die gilde aanvaard. Een twintigtal jaren later woonde er te Londen een kunstenaar met zelfden naam en voornaam. Hij schilderde er zeestukken en ook verschillende gezichten van den verchrikkelijken brand van 1666. (15) Georges Geldorp, peintre d'Anvers qui fut re?u dans la gilde S'-Luc en 1610.II habitait de 1615 a 1620 une maison appelée deKeyser site a la place de Meir, prés du couvent des grands Carmes ; puis alla se fixer rue Happart. On ne connait qu'un seul de ses élèves, c'est Fran^ois Fasse qu'il regut dans son atelier en 1616. Plus tard il quitta Anvers pour se fixer a Londres. C'est en 1623 qu'on le voit pour la dernière fois prendre part aux assemblées de la gilde S'-Luc. En 1637 il habitait déja Londres oü il vivait encore en 1653. C'est lui qui en 1636, lors d'un voyage de Cologne a Londres, qui commanda a Rubens pour compte d'Evrard Jabach, le tableau représentant le Marlyre de St-Pierre qui se trouve encore dans 1'église des SS. Pierre et Paul a Cologne. Joris Geldorp, Antwerpsch schilder, werd ten jaren 1610 in de St-Lucasgilde aanvaard. Van 1615 tot 1620 woonde hij op de Meir, in het huis de Keyser geheeten, nabij het klooster der O.-L.-VrouweBroeders ; daarna vestigde hij zich in Happartstraat. Men kent slechts één zijner leerlingen, namelijk Frans Fasse, welken hij ten jare 1616 in zijn atelier aanvaardde. Later verliet hij zijne geboortestad om zich te Londen te vestigen. Het is in 1623 dat men hem voor de laatste maal plaats ziet nemen in de vergadeiingen der S'-Lucasgilde. In 1637 woonde hij reeds te Londen, waar hij in 1653 nog leefde. Het is hij die ten jare 1636, tijdens eene reis van Keulen naar Londen, van wege Evrard Jabach aan Rubens de bestelling deed der schilderij, de Kruisiging van Sl-Petrus, welke thans te Keulen nog in de kerk der Apostelen SS»-Petrus en Paulus te zien is. (16) Jeait Sibil était un négociaut anversois qui s'intéressait aux choses d'art. C'est A ce titre qu'il fut admis dans la gilde S'-Luc. II mourut en 1629. Jan Sibil was een Antwerpsch handelaar die belang in de kunst stelde. Het is uit dien hoofde dat hij in de S'-Lucasgilde werd aanvaard. Hij stierfin 1629. (17) Sebastien Daems, seigneur de Dion-le-Mont, Hutbize, Louvrange, Noirmont, Monjardin, Henoulmont, Laval, Reraaigne, Westmoere, Inchebroux et ter Looven, avoué d'Awaille, était un amateur d'art, fils de Pierre Daems, chevalier, échevin d'Anvers, et d'Isabelle de Witte. II mourut sans alliance. Sébashaan Daems, Heer van Dion-le-Mont, Hutbize, Louvrange, Noirmont, Monjardin, Henoulmont, Laval, Remaigne, Westmaere, Inchebroux en ter Looven, avoué van Awaille, was een liefhebber der kunst. Zijne ouders waren Pieter Daems, ridder, schepen der stad Antwerpen, en Isabella de Witte. Hij stierf ongehuwd. (18) Jean Boel qui s'adonna a la gravure, était fils de Quirin Boel et de Marie Pelgrom. II naquit a Anvers et fut baptisé en 1'église NotreDame le 15 juillet 1592» I' épousa, le 10 mars 1619, Anna van der Straten qui mourut en 1612. Lui même décéda en 1631. II eut un élève Joos de Mol. Jan Boel, die de graveerkunst beoefende was de zoon van Quirinus Boel en van Maria Pelgrom. Hij werd geboren te Antwerpen en den * 5n Juü in O.-L.-Vrouwekerk over de doopvont gehouden. Den io" Maart 1619 trad hij in den echt met Anna van der Straten, welke in 1612 overleed. Hij zelf stierfin 1631. Hij had een leerling met name Joos de Mol. (19) Antoine Cornelissen Cheus, appartenait a une familie originaire de Bréda. C'était un de ces amateurs qui se plaisait d encourager les arts et les artistes. C'est ainsi qu'on le trouve en 1610 intervenant dans les frais de reconstruction de 1'autel du Saint Nom de Jésus dans 1'église des Dominicains. II était doyen de la confrérie qui avait son siège dans cette chapelle. Entré en 1620 dans la gilde S«-Luc, il en suivit avec assiduité toutes les fêtes jusqu'en 1630. Pour des motifs qui ne nous sont pas connus il donna sa démission en cette année. Anloon Cornelissen Cheus behoorde tot eene familie welke van Breda herkomstig was. Het was een dier liefhebbers welke de kunst en de kunstenaars altoos weten aan te moedigen. Het is alzoo dat wij hem in 1610 zien tusschenkomen voor het bekostigen der herstellingswerken aan het altaar van den Zoeten Naam Jezus, in de Predikheerenkerk. Hij was Deken der Confrerie welke haren zetel had in die kapel. Ten jare 1620 in de S'-Lucasgilde aanvaard woonde hij er, tot in 1630, getrouw alle feesten van bij. Om ons onbekende redens gaf hij in voormeld jaar zijn ontslag. (20) Henri van Halmale, fils d'Henri van Halmale bourgmestre d'Anvers et de Marguerite t'Seraerts, naquit d Anvers le 24 novembre 1596. II épousa le 10 mai 1618 Catherinede Altuna. II s'occupa activement de 1'administration de sa ville natale et il remplit trente fois le mandat d'échevin,de 1628 a 1678, et douze fois celui de bourgmestre, de 1646 a 1677. En 1636 il remplit en outre les fonctions de trésorier de la ville. II fat avec Teniers I'un des fondateurs de 1'Académie des Beaux-Arts d'Anvers. En récompense des nombreux services qu'il avait rendus dans sa carrière administrative, il obtint le ir juillet 1648, par diplóme royal, le titre de chevalier. II mourut a Anvers le 7 avril 1679 et fut enterré dans 1'église du couvent des Récollets. Sa femme, dont il avait eu six enfants, 1'avait précédé dans la tombe, le 28 aoüt 1665. Hendrik van Halmale, zoon van Hendrik van Halmale, Burgemeester van Antwerpen, en van Margareta t'Seraerts, werd te Antwerpen den 24" November 1596 geboren. Den ion Mei 1618 trad hij in het huwelijk met Catharina de Altuna. Hij hield zich . veel met het bestuur zijner geboortestad bezig : van 1628 tot 1678 bekleedde hij dertigmaal het ambt van schepen, en van 1646 tot 1677 was hij twaalfmaal Burgemeester. Daarenboven nam hij in 1636 nog het ambt waar van schatbewaarder der stad. Hij was, met leniers, een der stichters van de Koninklijke Academie der Schoone Kunsten van Antwerpen. Ter belooning voor de talrijke diensten door hem gedurende zijne lange ambtelijke loopbaan bewezen, werd hij den in Juli 1648, bij koninklijk diploma, tot den ridderstand verheven. Hij stierf te Antwerpen den 7" April 1679 en werd in de kerk van het klooster der Minderbroeders begraven. Zijne vrouw, bij welke hij zes kinderen verwekt had, was hem den 28" Augustus 1665 in het graf voorafgegaan. (21) Artus Loemans ou Loumans, était un négociant qui s'intéressait aux manifestations artistiques. Entré dans la gilde corame amateur en 1818, d'après les Liggeren, et en 1620 d'après notre registre, il s'en serait retiré en 1630, quoique les listes de payement pour droits dus a la gilde après décès, renseignent son nom en 1659. Peut être pour cette dernière date y a t'il confusion. Artus Loemans of Loumans, was een koopman die in alle kunstuitingen belang stelde. Ten jare 1618 volgens de Liggeren, en ten jare 1620 volgens onzen register, als liefhebber in de S'-Lucasgilde aanvaard, had hij er zich in 1630 uit teruggetrokken, alhoewel de betalingslijsten der gilde, opgemaakt voor doodschulden, zijnen naam opgeven in 1659. Misschien is er voor dezen laatsten datum verwarring. 9 Jan van Meurs, deken, A° 1620 (1621) (1) onder de welcke ontfanghen syn als liefhebbers vande Bloom Abraham Vanden Greyn. (2) Georgius de Champs. (3) Baltasar Moretus. (4) Geeraert Segers. (5) Cornelis Schut. (6) Peeter Snaeyers. (7) Hendrick Vermeiren. Hans Huybrechts. (8) Peeter Lundens. (9) Christoffel Merckx. (10) Sebastiaen Hermans. (11) Nicolaes Granon (12) (i) Jean van Mcurs, plus connu sous le nom Mettrsius, naquit a Anvers le 22 juin 1583. II était fils de Gommaire van Meurs et d'Elisabeth Nys. Libraire et iraprimeur, il fut dans les commencements associé avec Martin Nutius, puis avec Balthasar Moretus. Plus tard, il travailla seul et les produits de ses presses lui acquirent bientót une juste réputation. Sa marqué d'impriraerie si connue : une poule couvant, accompagnée de la devise noctu incubando diuquc, fut composée par Rubens. Son imprimerie, depuis Pannée 1612, était située rue des Peignes et portait pour enseigne in de. vette hinne. Meursius, qui fut doyen de la gilde S'-Luc en 1620, y était entré comme franc-maïtre en 1609. II remplit aussi en 1649 et 1651 les fonctions d'échevin de la ville. II épousa, le 26 janvier 1614, Catherine De Sweerdt qui décéda le 26 décembre 1649. Lui-même mourut le 25 janvier 1652 et fut enterré prés de sa femme dans 1'église cathédrale. L'un de ses enfants, Jean van Meurs, est connu comme peintre. Jan van Meurs beter gekend onder den naam van Meursius, was de zoon van Gommarus van Meurs en van Elisabeth Nijs en kwam den 22n Juni 1583 te Antwerpen ter wereld. Hij werd boekverkooper en drukker. Hij begon zijne zaken eerst in handelsverbinding met Marten Nutius, daarna met Balthasar Moretus. Later werkte hij voor eigen rekening en de voortbrengsels zijner drukpersen maakten zijnen naam weldra befaamd. Zijn overbekend drukmerk : eene broeiende hen, met de kenspreuk noctu incubando diuqne, werd door Rubens samengesteld. Van in 1612 was zijne drukkerij in de Kammenstraat gelegen en droeg voor uithangbord in de vette hinne. Meursius, ten jare 1609 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard, werd er Deken van in 1620. In 1649 en 1651 vervulde hij ook het ambt van schepen der stad. Den 26» Januari 1614 trad hij in den echt met Catharina De Sweerdt die den 2611 December 1649 overleed. Hij zelf stierf den 25" Januari 1652 en werd naast zijne vrouw, in de hoofdkerk begraven. Een zijner kinderen, Jan van Meurs, staat bekend als schilder. (2) Abraham vander ou vande Greyn ou Geyn, était un amateur d'art sur lequel on possède peu de renseignements. II avait épousé Marie van Wimerbeek. II fut enterré dans 1'église du couvent des Dominicains oü une épitaphe, décorée d'une statue par Baurcheit, fut placée en son honneur, non loin de 1'autel de Notre-Dame du Rosaire. Abraham vander of vande Greyn of Geyn, was een kunstliefhebber over welken men slechts weinige aatiteekeningen bezit. Hij was in den echt getreden met Maria van Winterbeek. Hij werd in de kerk van het Predikheerenklooster begraven waar er te zijner eer, niet ver van het altaar van O.-L.-Vrouw van den H. Rozenkrans, een zerksteen geplaatst werd met een door Baurcheit gebeiteld beeld. (3) Georges Dechamps, négociant anversois, amateur d'art. C'est lui qui paya a Rubens, pour compte d'un acheteur de Cologne, les 1200 florins, prix du tableau représentant S'-Pierre, que le maitre vendit en 1636. Les registres de la gilde St-Luc permettent d'établir qu'il cessa d'en faire partie pendant 1'exercice 1629-1630, par suite de décès ou de démission. Joris Dechamps, Antwerpsch koopman, kunstliefhebber. Het is hij die aan Rubens, voor rekening van een kooperuit Keulen, de 1200 gulden uitbetaalde, prijs der schilderij welke S'-Petrus voorstelt en door den meester verkocht werd in 1636. Uit de registers der S'-Lucasgilde blijkt dat hij gedurende het gildejaar 1629-1630 ophield er deel van te maken ; men weet echter niet of het uit hoofde van overlijden of wegens ontslaggeving was. (4) Baltha^ar Morelus ou Moerentorf est 1'imprimeur célèbre dont la vie est trop connue pour que nous lui consacrions ici une longue notice. Né a Anvers le 23 juillet 1574, il ëtait fiïs de Jean Moerentorf et de Martine, fille de Christophe Plantin. II mourut le 8 juillet 1641 a 1'age de 67 ans, et fut enterré a la cathédrale. C'est en 1610 qu'il fut regu raaïtre de la gilde S'-Luc, et c'est comme libraire qu'il fut inscrit sur les registres de cette Corporation. Balthaxar Moretus ou Moerentorf is de beroemde drukker welks leven te goed bekend is 0111 er hier eene lange ophelderingsnota aan toe te wijden. Hij werd te Antwerpen den 23» Juli 1574 geboren, en was de zoon van Jan Moerentorf en van Martina, dochter van Christoffel Plantin. Hij stierf den 8n Juli 1641 op den ouderdom van 67 jaar en werd in de hoofdkerk begraven. Het is in 1610 dat hij in de S<-Lucasgilde als meester aanvaard werd ep als boekhandelaar in de registers dier gilde opgeschreven. (5) Gèrard Zegers ou Segers. fils de Jean Zegers et d'Ide de Nève, naquit a Anvers le 17 Mars 1591. II s'adonna de bonne heure aux études artistiques sous la direction d'Henri van Balen et d'Abraham Janssens. Dès 1603 il se fit inscrire a la gilde S'-Luc comme apprenti ; en 1608 il y entra comme franc-maitre, et plus tard, il en remplit les fonctions de doyen pendant 1'exercice 1646-47. II partit en 1611 pour 1'Italie afin d'y compléter ses études et travailla pendant un certain temps a Rome; il se rendit ensuite a Madrid oü il jouit bientöt d'une grande faveur ; il exécuta pendant son séjour en Espagne plusieurs portraits ; en 1620 il revint è Anvers. II épousa, en 1621, Catherine Wauters et s'établit peu après a la place de Meir dans une grande maison qu'il acheta et qui était située en face de la longue rue des Claires. On le trouve mêlé activement a la vie religieuse de sa ville natale; en 1611 il entra comme membre dans la Sodalité des célibataires, puis, en 1621, dans celle des mariés dont il devint préfet en 1642. La gilde des Romanistes le re^ut dans son sein en 1631, et six ans plus tard il en fut élu doyen. Trés généreux, il fit des dons 3 diverses oeuvres, notamment en 1636 quand il contribua pour 24 florins & la construction du choeur de 1'église S'-Jacques et en 1642 quand il versa 18 florins pour 1'érection du nouvel autel de la Sodalité. Sa réputation artistique était grande, et il continua a jouir des faveurs de la Cour ; en 1637 même il obtint du Cardinal-Infant le titre de peintre royal. Les élèves s'inscrivirent nombreux dans son atelier ; sur les registres de S<-Luc on peut relever les noms de Fred. Rotondo en 1620, J. Meysters en 1621, Guill Walschaert en 1622, Th. Willeborts Bosschaert en 1628, P. Verbeeck en 1636 et Ch. Vullewyck en 1646. Gérard Zegers mourut le 18 mars 1651 et fut enterré a 1'abbaye S'-Michel; il avait onze enfants, parmi lesquels Jean-Baptiste Zegers qui s'adonna aussi avec succès a la peinture. La production artistique du peintre Zegers fut considérable et dans beaucoup d'églises et de musées de Belgique et de I'étranger on rencontre de ses oeuvres. A Anvers on en conserve un bon nombre, parmi lesquelles il faut citer, au musée sept toiles : St-Louis de Gonyague, le Mariage de la Vierge, 1'Extase de Ste-Thérèse, le Chrisl revenant des Limbes, Ste-Claire en adoration devant 1'Enfant fésus, la Vierge au Scapulaire, St-Norbert recevani Vhabit de son ordre; a NotreDame : St-Franfois d'Assise; a S'-Jacques : 1'Adoration des Mages et 1'Apparition du Christ a la Sainle Vierge; a S'-Charles : le Crucifiemenl; a Sl-André : la Sainle Familie, etc. Geeraard. Z(gers of Segers, zoon van Jan Zegers en van Ida de Nève, werd te Antwerpen, den 17 Maart 1591, geboren. Op vroegen leeftijd begon hij de eerste kunststudiën onder de leiding van Hendrik van Balen en van Abraham Janssens. Reeds in 1603 liet hij zich in de S<-Lucasgilde als leerling opschrijven; in 1608 werd hij als vrijmeester aanvaard en later, bekleedde hij er het ambt van Deken gedurende het gildejaar 1646-47. Ten jare 1611 toog hij naar Italië om er zijne kunststudiën te voltooien en werkte gtruimen tijd te Rome; vervolgens begaf hij zich naar Madrid waar hij weldra in hooge gunst steeg; hij schilderde verscheidene portretten gedurende zijn verblijf in Spanje. In 1620 keerde hij lerug naar zijne geboortestad. Ten jare 1621 trad hij in het huwelijk met Catharina Wauters en korts nadien betrok hij op de Meir een groot huis, hetwelk hij aangekocht had, en dat zich rechtover de lange Clarastraat bevond. Hij nam een werkzaam deel aan het godsdienstige leven zijner geboortestad; in 1611 trad hij, als lid, in de Sodaliteit der bejaarde jongmans, daarna in 1621, in die der getrouwden, waarvan hij hoofdman werd in 1642. Ten jare 1631 ontvong de gilde der Romanisten hem in haren schoot en zes jaar later werd hij er tot deken van gekozen. Hij was zeer milddadig; zoo zien wij hem in 1636 24 gulden betalen tot opbouwing van het koor in de S«-Jacobskerk, en in 1642 18 gulden tot het oprichten van het nieuw altaar der Sodaliteit. Het was een schilder van groote faam en hij bleef dan ook de gunsten van het Hof genieten; in 1637 werd hem door den PrinsKardinaal den titel van hofschilder geschonken. Talrijk waren de leerlingen welke zich in de S'-Lucasgilde als leerling van zijn werkhuis deden opschrijven ; hare registers geven ons de namen van Fred. Rotondo in 1620, J. Meysters in 1621, Guliam Walschaert in 1622, Th. Willeborts Bosschaert in 1628, P. Verbeeck in 1636 en Ch. Vullewyck in 1646. Geeraard Zegers stierf den 18" Maart 1651 en werd in de kerk der S'-Michielsabdij begraven. Hij had elf kinderen, waaronder Jan Baptist Zegers, die evenals zijn vader, de schilderkunst met bijval beoefende. Het werk van den schilder G. Zegers is zeer aanzienlijk en in vele kerken en museums van België en van den vreemde ontmoet men van zijne kunstgewrochten. Hier te Antwerpen bewaart men er verscheidene van; in het Museum zien wij zeven doeken : St-Aloïsius van Gon^aga, het Huwelijk van DvCaria, de Geestverrukking van SteTheresia, Christus uit de voorgeborchten der Hel terugkeerende, Ste~Clara in aanbidding voor het Kind Jeyus, de Heilige Maagd met den Schapulier, St-Norbertus het kleed fijner Orde ontvangende; in onze hoofdkerk : St-Franciscus van Assisen,, in St-Jacobskerk : de Aanbidding der Wijden, en de Verschijning van Christus aan de Heilige Maagd; in St-Carolus : de Kruisrechting; in S'-Andries: de Heilige Familie, enz. (6) Corneille Schut. Sous ce nom sont inscrits en même temps deux membres dans la gilde S'-Luc, 1'un amateur d'art, 1'autre artistepeintre, sans que Ie registre des Violieren précise duquel il est question ici. II est vrai que les membres re$us en 1620 le furent a titre d amateur, mais parmi ceux-ci figurent plusieurs artistes. Le doute est donc possible. Quoiqu'il en soit, voici quelques renseignements sur ces deux personnages. Corneille Schut était patissier mais en même temps amateur d'art. C'est a ce titre qu'il entra, en 1611, dans la gilde S«-Luc. II dut voyager en Italië, car en 1599 11 devint membre de la gilde des Romanistes dont il fut doyen en 1610. II mourut en 1638 ; il avait épousé Maria Waeyens et était l'oncle de Corneille Schut, peintre. Celui-ci, fils de Guillaume Schut et de Susanne Schernilia, naquit d Anvers le 13 mai 1597 i un des plus brillants élèves de Rubens et joua a Anvers un röle considérable comme peintre et graveur. II eut lui-même plusieurs élèves, entre autres Henri Brant, Michel Copin, Jacques Havick, J.-B. Kerckhoven, etc. Membre de la gilde S'-Luc, il lui fit don, en 1634, d'une somme de 200 florins a condition d'être exoneré, sa vie durant, de la charge de doyen. Corneille Schut habita longtemps une maison du Fossé-aux-crapauds qui portait pour enseigne het Gulden Pantsier, mais a partir de 1652 il se fixa a Borgerhout dans un vaste domaine connu sous le nom de het huys metten thoren. II avait épousé en premières noces, le 7 octobre 1631, Catherine Gheensius qui mourut Ie 29 décembre 1637 et fut enterrée dans 1'église S'-Jacques ; il se remaria ensuite avec Anastasie Scelliers qui décéda le 24 novembre 1655. Lui-même mourut le 29 avril 1655 et fut enterré avec sa seconde femme dans 1'église S'-Willebrord oü son épitaphe subsiste encore. A Anvers se conservent de nombreuses ceuvres picturales de Corneille Schut. Ce sont entr'autres : au musée trois tableaux, la Portioncule, la Dècollation de St-Georges et la Purification de la Vierge; a la cathédrale : 1 Assomption de la Vlerge, placée dans la coupole qui o élève au dessus du transept et 1'esquisse de cette même toile ; a S'-Jacques : le Christ mort sur les genoux de sa mère et un Ecce Homo, accompagné du portrait d'Adrien van Ginderdeuren; a S'-Charles : le Couronnement de la Vierge, la Circoncision, 1'Assomption, St-Franfois Xaviei préchant la foi aux Indiens et St-Franfois Xavier distribuant la Ste Communion aux Japonais. Schut collabora aussi a diverses oeuvres produites par d'autres artistes. C'est ainsi qu'il exécuta des figures pour les tableaux de fleurs de Daniël Seghers, pour les intérieurs d'églises de Pieter Neef, pour les paysages de Wildens, etc. Corneille Schut exécuta aussi des eaux-fortes et même des gravures dont 011 connait encore de nombreux exemplaires. De plus il s'adonna a la littérature et on conserve de sa composition plusieurs essais poëtiques. Cornelis Schut. Onder dien naam zijn er terzelfdertijd twee leden der S'-Lucasgilde opgeschreven, de eene kunstliefhebber, de andere kunstschilder, zonder dat de register der Violieren aanduidt van welk lid er hier sprake is. Wel is waar werden de leden, in 1620 opgenomen, slechts in hoedanigheid van liefhebber aanvaard, maar onder hen bevonden er zich verscheidene schilders. Er bestaat dus twijfel. Wat er ook van zij, ziehier eenige wetenswaardigheden over beiden. Cornelis Schut was pasteibakker maar tevens ook kunstliefhebber. Het is in die hoedanigheid dat hij ten jare 1611 in den schoot der S'-Lucasgilde opgenomen werd. Hij deed ongetwijfeld eene reis naar Italië, want in 1599 werd hij lid van de gilde der Romanisten, van welke hij deken werd in 1610. Hij was in aen echt getreden met Maria Waeyens en stierf in 1636. Hij was de oom van Cornelis Schut, schilder. Deze laatste, zoon van Willem Schut en van Suzanna Schernilia, werd den 13» Mei 1597 te Antwerpen geboren. Hij was een der uitmuntendste leerlingen van Rubens en speelde, als schilder en als plaatsnijder, een aanzienlijke rol hier ter stede. Hij zelf had verscheidene leerlingen, onder anderen Hendrik Brant, Michiel Copin, Jaak Havick, J.-B. Kerckhoven, enz. Hij maakte deel der S'-Lucasgilde en schonk haar in 1634 de som van 200 gulden onder beding dat hij nooit het dekenschap zou moeten waarnemen. Cornelis Schut woonde langen tijd op de Paddengracht, in het huis : het Gulden Pantsier, maar in 1652 vestigde hij zich te Borgerhout in een groot eigendom : het huys metten Thoren. Op 7» October 1631 was hij, in eerste huwelijk, getrouwd met Catharina Gheensius, welke den 29" December 1637 overleed en in S'-Jacobskerk begraven werd. Hij hertrouwde vervolgens met Anastasia Scelliers welke den 2411 November 1654 overleed. Hij zeil stierf den 29» April 1655 en werd, bij zijne tweede gade, in de St-Willebrorduskerk begraven, alwaar de zerk nog bestaat. Te Antwerpen worden er talrijke knnstwerken van dezen meester bewaard. Het zijn onder andere : in het Museum drie schilderijen : de Portiuncula, de Onthoofding van St-Joris en de Zuivering der Heilige Maagd ; in de Kathedraal : de Hemelvaart van Maria, in den koepel der Kruisbeuk, alsmede de schets van dit zelfde doek ; in S'-Jacobskerk : Christus' Lijk op den schoot fijner Moeder, en eenen Nood Gods, waarboven het portret van Aariaan van Ginderdeuren; in St-Carolus : Maria's Kroning in den Hemel, de Besnijdenis, de Hemelvaart van Maria, St-Fi anciscus Xaverius het geloof verkondigende aan de Indianen, en St-Franciscus Xaverius, de. Heilige Kommunie uitreikende aan de fapaneexen. Schut verleende ook zijne medewerking aan verschillende gewrochten van andere meesters. Zoo maalde hij de figuren voor bloemstukken van Daniël Zeghers, voor kerken van Pieter Neefs, voor landschappen van Wildens, enz. Cornelis Schut leverde ook graveer- en sterkwaterplaten, waarvan er nog talrijke exemplaren gekend zijn. Hij beoefende daarenboven nog de letterkunde en men bezit heden nog ettelijke door hem vervaardigde rijmdichten. (7) Pierre Snaeyers ou Snayers, était fils de Louis Snayers, messager de la ville et vit le jour a Anvers oü il fut baptisé dans 1'église cathédrale Ie 24 novembre 1592. II se forma a la pratique de son art dans 1'atelier de Sébastien Vrancx. En 1612 il fut regu franc-maitre de Ia gilde S'-Luc. II épousa a Anvers le 25 septembre 1618 Anne Schut. Ayant plus tard obtenu le titre de peintre du Cardinal-Infant, il alla s'établir a Bruxelles oü il se fit recevoir bourgeois de la ville et oü il fut admis le 16 juin 1628 dans la gilde des peintres. II mourut dans cette ville en 1667. Snaeyers fut un peintre de bataille ; le musée de Bruxelles ainsi que d'autres collections possèdent de eet artiste des toiles représentant des combats ou des sièges. Au musée d'Anvers se trouve une de ses oeuvres provenant de l'hötel-de-ville : la "Bataille ie Calloo. II eut pour élêve le peintre Adam Fr. vander Meulen qui s'adonna au même genre de peinture. Pieter Snaeyers of Snayers, zoon van Lodewijk Snayers, stadsbode, kwam te Antwerpen ter wereld en werd den 24" November 1592 in de hoofdkerk over de doopvont gehouden. Hij vormde zich tot een uitstekenden kunstschilder onder de leiding van Sebastiaan Vrancx. Ten jare 1612 werd hij als vrijmeester in de S<-Lucasgilde aanvaard. Den 25» September 1618 trad hij in het huwelijk met Anna Schut. Toen hij later den titel van schilder van den Kardinaal-Infant verwierf vestigde hij zich te Brussel waar hij als poorter ingeschreven en den i6n Juni 1628 als lid der schildersgilde aanvaard werd. Hij overleed in die stad ten jare 1667. Snayers was een veldslagschilder. Het Museum van Brussel alsook ettelijke andere verzamelingen bezitten van dezen meester gewaardeerde doeken met veldslagen of belegeringen. In het Antwerpsch Museum bevindt zich een zijner prachtigste gewrochten : de Slag van Calloo ; tot over weinige jaren hing dit tatereel nog op het stadhuis van Antwerpen. Pieter Snayers had als leerling den schilder Adam. Fr. van der Meulen, die zich evenals zijn meester, als veldslagschilder beroemd maakte. (8) Jean Huybrechts, peintre, qui fut re?u en 1599 maitre dans la gilde St-Luc. On possède peu de détails sur sa carrière artistique. Les registres de la gilde perniettent seulement d'établir qu'il fut capitaine de la garde bourgeoise, qu'il se maria pendant 1'exercice 1623-24 et qu'il mourut en 1629 ou au commencement de 1630. Jan Huybrechts, schilder, werd ten jare 1599 als vrijmeester in de S'-Lucasgilde aanvaard. Men bezit slechts weinig bijzonderheden over zijne kunstloopbaan. Uit de registers der gilde weten wij enkel dat hij kapitein der burgerwacht was, dat hij tijdens het gildejaar 1623-24 in den echt trad en ten jare 1629 of in het begin van 1630 overleed. (9) Pierre Lundens ou plus correctement Lunden. Est peut-être inscrit ici sous un prénom fautif, car aucun membre de la familie Lunden ne porte le prénom de Pierre et ne peut par conséquent être identifié avec le personnage ci-dessus. Pieter Lundens of beter gezegd Lunden. Is hier wellicht onder een onauwkeurigen doopnaam ingeschreven, want geen enkel lid der familie Lunden draagt den voornaam van Pieter, en kan dus ook niet met het hierbovengemelde lid vereenzelvigd worden. (10) Christoplie Merckx ou Merck. II n'esf fait mention de ce confrère dans les registres de la gilde S'-Luc qu'4 1'occasion de son décès qui eut lieu pendant 1'exercice 1621-1622. Christoffel Merckx of Merck. Er is in de registers der S'-Lucasgilde slechts melding gemaakt van dit lid ter gelegenheid van zijn overlijden in het gildejaar 1621-1622. (n) Sebastien Hermans était capitaine de la garde bourgeoise. Admis dans la gilde en 1620 comme amateur d'art. II participa encore en 1626 au banquet annuel et mourut quelques jours plus tard. Sebastiaan Hermans was kapitein der burgerwacht, werd ten jare 1620 als kunstliefhebber in de gilde aanvaard. In 1626 nam hij nog deel aan het jaarlijksch banket en stierf eenige dagen daarna. (12) Nicolas Granoti, dont on trouve aussi le nom ortographié Gernon et Gartion était peintre. II fut recu dans la gilde S'-Luc en 1612. On trouve trés peu de détails sur eet artiste; on sait seulement qu'il eut un élève, Melchior van Rongen. II remplit aussi les fonctions de capitaine de la garde bourgeoise et mourut en 1640 ou tout a la fin de 1'année 1639. Nikolaas Granoti, wiens naam men ook Gernon en Garnon geschreven vindt, was schilder. Hij werd ten jare 1612 in de S'-Lucasgilde aanvaard. Er zijn slechts weinig bijzonderheden over dien kunstenaar gekend. Alleen weten wij dat hij een leerling had met name Melchior van Rongen. Hij bekleedde ook het ambt van Kapitein der burgerwacht. Hij overleed in 1640 of wel gansch op het einde van 1639. Carolo van Wallori, deken A° 1621 (1) heeft mede inde Bloom ontfanghen dese liefhebbers Jan Janssens. (2) Jasper Schoer. Pauwels de Vos. (3) Lenaert Coymans. (4) Joris Ghys. (5) Jaques Moermans. (6) (i) Charles van Wallori. On se trouve ici encore une fois en présence d'une erreur de copiste. II faut évidemment lire Charles van Malleri. Ce graveur dont le nom s'orthographiait aussi Mallery, Mailleri ou Malery naquit a Anvers le 31 juillet 1571. C'est dans 1'atelier de Philippe Galle qu'il s'initia & la pratique de son art. II entra comme élève en 1385 dans la gilde S'-Luc, en devint francmaitre en 1597 et exerca les fonctions de doyen pendant 1'exercice 1621-1622. Dans 1'entretemps il s'était rendu 4 Paris, et pendant quatre ou cinq ans y avait travaillé pour coinpte des libraires flaraands quiy étaient établis. Le 10 janvier 1598 il ëpousa Catherine Galle, la fille de son maitre; celle-ci mourut en 1623 laissant plusieurs enfants parmi lesquels un fils, Philippe de Mallery qui devait également se distinguer dans 1'art de la gravure. Charles de Mallery mourut après 1635 ; van Dyck peignit son portrait et reproduisit une seconde fois ses traits dans son Iconographie. L'oeuvre de Mallery est considérable ; dès 1593 il collaborait a 1'exécution des gravures illustrant les Evangelie# historia imagines du P. Natalis. 11 travailla pour plusieurs éditeurs anversois, executant des quantités d'images de piété. II grava aussi des scènes exécutées dans des proportions trés réduites mais cependant fort achevées. Parmi ses principaux travaux, il faut citer : une série de portraits, des titres de livres variés, des suites d'après divers artistes, des recueils de compositions ornementales, etc. Pour de nombreuses publications il s'associa avec son beau-père 011 ses beaux-frères, les graveurs Galle et Adrien Collaert. Karei van Wallori. Hier heeft de kopist nogmaals eene misgreep begaan ; ongetwijfeld moet hier Karei van Malleri gelezen worden. Deze plaatsnijder, wiens naam men ook Mallery, Mailleri of Malery geschreven vindt, werd den 31" Juli 1571 te Antwerpen geboren. Het is in het werkhuis van Filip Galle dat hij zijne kunstopleiding genoot. Ten jare 1585 als leerling in de S'-Lucasgilde opgeschreven, werd hij er als vrijmeester aanvaard in 1597 en later tot Deken gekozen voor het gildejaar 1621-1622. Intusschen was bij naar Parijs getogen en had er een vier- of vijftal jaren gewerkt voor rekening der vlaamsche boekhandelaars welke aldaar gevestigd waren. Den ion Januari 1598 trad hij in den echt met de dochter van zijnen graveermeester, Catharina Galle, die in 1623 overleed en hem verscheidene kinderen achterliet, waaronder een zoon, Filip van Mallery, die zich evenals zijn vader in de plaatsnijkunst een naam wist te maken. Karei van Mallery stierf na 1635. Van Dyck schilderde zijn portret en konterfeitte hem eene tweede maal in zijne Iconografie. Het werk van Mallery is aanzienlijk. Van in 1593 graveerde hij mede aan de platen voor de Evangeliece hisloria imagines van den E. P. Natalis. Hij vervaardigde een groot getal godvruchtige printen voor verschillende Antwerpsche uitgevers. Ook graveerde hij allerlei tooneelen, wel maar op zeer kleine afmetingen maar toch fijn afgewerkt. Onder zijne voornaamste gewrochten dienen aangestipt te worden : eene reeks portretten, titels van allerhande boeken, volgreeksen naar verschillende kunstenaars, verzamelingen van ornementeele samenstellingen, enz. Voor het uitgeven van tal van werken associeerde hij zich met zijnen schoonvader of zijne schoonbroeders, de plaatsnijders Galle en Adriaan Collaert. (2) Jean Janssens. Re$u en 1621 dans la gilde St-Luc comme amateur d'art; était capitaine de la garde bourgeoise. Jan Janssens. Werd ten jare 1621 als kunstliefhebber in de S'-Lucasgilde aanvaard ; hij was kapitein der burgerwacht. 10 (3) Paul de Vos, peintre, fils de Jeau de Vos et d'Isabelle vanden Broeck, naquit A Hulst le 9 décerabre 1595. II fut d'abord en 1604 élève de Denis van Hove, raais entra 1'année suivante dans 1'atelier de David Remeeus. II peignit surtout des animaux et des scènes de chasse ; il collabora aux tableaux de Rubens et souvent ses toiles furent attribuées par erreur d Snyders. On conserve encore de ses oeuvres dans de nombreux musées. II acheta a Anvers une maison, rue des Peignes, qui portait pour enseigne Oud Brabant. On le voit figurer comme consulteur pendant plusieurs années sur la liste des membres de la Sodalité des célibataires, puis de celle des hommes mariés. II épousa, le 15 novembre 1624, Isabelle Waerbeke qui mourut le 27 aoüt 1660. Lui-même décéda le 13 juin 1678 et fut enterré avec sa femme dans la cathédrale. Parmi ses élèves on cite : Alexandre Daemps et Lancelot van Dalen. Antoine van Dyck peignit son portrait et celui de sa femme. Pauwel de Vos, schilder, zoon van Jan de Vos en van Isabella van den Broeck, werd den 9" December 1595 te Hulst geboren. Hij was eerst, in 1604, leerling van Denys van Hove, maar trad het volgende jaar in het werkhuis van David Remeeus. Hij schilderde vooral dieren en jachttooneelen. Hij arbeidde veel voor Rubens ; dikwerf, alhoewel ten onrechte, werden er van zijne werken aan Snyders toegekend. Talrijke museums bezitten nog vele zijner gewrochten. Hij kocht zich in de Kammenstraat een huis aan, Oud 'Brabant geheeten. Gedurende verscheidene jaren ziet men hem vermeld op de ledenlijst van de Sodaliteit der bejaarde jongmans, daarna op die van de Sodaliteit der getrouwden. Den 1511 November 1624 trad hij in den echt met Isabella Waerbeke, welke den 27" Augustus 1660 overleed. Hij zelf stierf den 13" Juni 1678 en werd, bij zijne gade, in de hoofdkerk begraven. Onder zijne leerlingen meldt men Alexander Daemps en Lanceloot van Dalen. Antoon van Dyck maalde zijn portret alsook dit zijner vrouw. (4) Léonard Coymans, peintre peu connu. On sait qu'il fut élève de Wauthier Aps et que c'est a ce titre qu'il entra en 1606 dans la gilde S'-Luc. Leonard Coymans, weinig gekend schilder. Men weet dat hij leerling was van Walter Aps en dat het in die hoedanigheid was dat hij ten jare 1606 in de S'-Lucasgilde opgeschreven werd. (5) Georges Ghys ou Gijs était un avocat qui entra è la gilde S*-Luc en 1621 comme amateur d'art. II était fils de Georges Ghys, négociant, natif de Courtrai et de Barbe de le Vielleuse ; il épousa Anne van Rode dont il eut quatre enfants. Joris Ghys of Gijs was een advocaat die in 1621 als kunstliefhebber in den schoot der Gilde opgenomen werd. Hij was de zoon van Joris Ghys, koopman, geboortig van Kortrijk, en van Barbara de le Vielleuse ; hij trad in den echt met Anna van Rode welke hem vier kinderen schonk. (6) Jacques Moermans, fils de Paul Moermans et de Anne van Schelle, naquit a Anvers le ier mai 1602. II s'adonna a la peinture d'histoire et entra comrae élève dans 1'atelier de Rubens. C'est a ce titre qu'il fut adrais, en 1621, dans la gilde S'-Luc; en 1629 il en devint franc-maitre. Rubens 1'avait chargé, conjointement avec deux autres artistes, de présider après son décès a la liquidatiou des oeuvres d'art qu'il délaisserait. Après la mort du maitre il refut aussi mission de se rendre au chateau de Steen pour y évaluer les tableaux qui s'y trouvaient. Moermans avait ouvert, dans une maison du rempart Ste-Catherine, appelée het Suyckerhuys, un commerce de tableaux et de gravures. II épousa, le 9 juin 1626, Maria Schut qui mourut en 1652. Quant a Moermans il périt noyé dans les eaux du Vtiylrttye le 21 décembre 1653. II fut emerré dans 1'église S'-Jacques sous la même pierre que sa femme. Jacob Moermans, historieschilder, was de zoon van Paul Moermans en van Anna van Schelle, en werd den in Mei 1602 te Antwerpen geboren. Ten jare 1621, als leerling van Rubens, in de S'-Lucasgilde aanvaard, werd hij er in 1629 vrijmeester van. Hij was een der drie artisten welke door Rubens werden aangewezen om na diens dood den verkoop zijner nagelaten kunstgewrochten te regelen. Na 's grooten meesters overlijden werd hij insgelijks afgevaardigd naar het kasteel van Steen om aldaar de tafereelen te helpen schatten. Moermans had op de Katelijne vest in het Suyckerhuys eenen handel geopend van schilderijen en prenten. Den 9'1 Juni 1626 trad hij in den echt met Maria Schut welke in 1652 overleed. Wat Moermans betreft, hij verongelukte den 2in December 1653 in het water der Vuylruye, en werd in S'-Jacobskerk onder denzelfden zerksteen als zijne vrouw begraven. Heer en Mr Gillis Fabry greffier deser stadt en prince der Violieren A° 1622 heeft in syn Prinsdoom veele liefhebbers tot de Blomme ghebracht en afscheydende het spel laeten spelen en allen de parsonagien met een maeltyt vereert Gilles Fabri, fils du notaire Pierre Smit, dit Fabri et de Christine 's Hertogen, naquit a Anvers en 1573. II rendit de signalés services dans 1'administration de sa ville natale dont il fut greffier a partir de 1'année 1617 et plusieurs fois échevin, notamment de 1641 a 1644, en 1646 et 1647 ainsi qu'en 1649. 11 ëpousa Madeleine van Woonsel qui mourut le 30 aoüt 1661. Lui-même était décèdé le 17 décembre 1651. Ils re?urent tous deux leur sépulture dans I'église du couvent des Grands Carmes oü ils avaient fait élever a leurs frais un autel. Gilles Fabri qui avait été choisi comme prince de la Chambre de Rhétorique des Violieren, fut re?u, en 1622, dans la gilde S'-Luc. II se montra fort généreux envers cette corporation artistique, lui faisant en 1612 déja un don pour contribuer aux frais de confection de la grande coupe et en décidant un grand nombre de membres a se faire recevoir parmi les confrères des Violieren. Gillis Fabri, zoon van den Notaris Pieter Smit, gezegd Fabri, en van Christina 's Hertogen, kwam in 1573 te Antwerpen ter wereld. Hij bewees aanmerkelijke diensten in het bestuur zijner geboortestad: van af het jaar 1617 was hij griffier en herhaaldelijk trad hij als schepen op, namelijk van 1641 tot 1644, in 1646, in 1647 en in 1649. Hij trouwde met Magdalena van Woonsel die den 30» Augustus 1661 overleed. Hij zelf was den 171 Décember 1651 gestorven. Beiden werden begraven in de kerk der O.-l.-Vrouwe- Broeders, alwaar zij, op hunne onkosten, een altaar hadden doen oprichten. Gillis Fabri die tot Prins van de Rederijkkamer der Violieren was gekozen geweest, werd ten jare 1622 in de S'-Lucasgilde aanvaard. Hij toonde zich zeer edelmoedig jegens die kunstgilde en schonk haar, in 1612, eene milde bijdrage om den grooten en kunstiggedreven beker te helpen betalen ; ook bewoog hij er talrijke leden toe zich onder de medebroeders der Violieren te laten opnemen. Anthonio Goetkint, deken, A° 1622 (l) heeft de gulde vereert met een blau satynen vrouwen geborduert cleet met goudt In syn dekenschap syn mede inde Bloom als liefhebbers ontfan°hen M. Heer Carolus de Mera, oudt beurgemeester. (2) Lion Hemselroy. (3) Jan Hemselroy. Abraham Verspreeten. (4) M. Heer Joannes van Sonne, rechtsgeleerde. (5) M. Heer , de Witte griffier. (6) Herstraten, notaris. (7) Anthony vanden Steen. (8) M. Heer Urbaen van Parys, rentmr der Heeren Staten van Brabant. (9) Peeter van Ceulen, procureur. (10) M. Heer Pauwels Ryssenvel, rechtsgeleerde. (11) Everaet Stevens. (12) M. Heer Gevaerts, griffier. (13) , de Witte notaris, Andries Colyn de Nola. (14) (i) Antoine Goetkind, fils de Pierre Goetkind et de Anna Nicolaï, était un marchand d'objets d'art; il fit beaucoup d'affaires en France et y prit, par traduction, Ie nom de Bonenfant, II fut re<;u, en 1598, dans Ia gilde St-Luc, comme fils de maitre et il en devint doyen pendant 1 exercice 1622-1623. Notre registre nous apprend qu'il fit don a la gilde d une robe de satin brodée d'or. II épousa Elisabeth Jordaens et mourut a Paris le 6 mars 1644. Sa femme lui survécut jusqu au 22 novembre 1654. Leur pierre tombale se voyait dans 1 église du couvent des Grands-Carmes. Antoine Goetkind fut père du peintre Pierre Goetkind. Antoon Goetkind, zoon van Pieter Goetkind en van Anna Nicolaï, was een kunsthandelaar en deed vele zaken in Frankrijk, alwaar hij zijnen naam vertaalde en zich Bonenfant hiet. Ten jare 1598, als meesterszoon, in de S'-Lucasgilde aanvaard, werd hij er deken van voor het gildejaar 1621-1623. Onze register vermeldt dat hij aan de gilde een goudgestikt satijnen kleed schonk. Hij trad in den echt met Elisabeth Jordaens en stierf te Parijs den 6" Maart 1644. Zijne vrouw overleefde hem tot op 22 November 1654* Hun grafsteen was voorheen te zien in de kerk der O.-L.-Vrouwebroeders. Antoon Goetkind was vader van den schilder Pieter Goetkind. (2) Charles de Mera, de Merre ou de Meera, et même de Merle, chevalier, naquit a Louvain et fut baptisé en 1'église St-Jacques de cette ville, le 20 juillet 1567. II fut échevin de sa ville natale en 1589 et 1591, puis écoutête d'Hérenthals en 1605 et 1612. S'étant fixé d Anvers, il joua un róle considérable dans 1'administration de la ville, dont il fut a maintes reprises échevin, en 1614, 1616, 1618, 1620, 1622, 1624 a 1629, 163s a 1637. II remplit également les fonctions de bourgmestre en 1621 et 1623, et celles de trésorier de la ville en 1629 et 1633. I' fut re?u> en 1622, dans la gilde S'-Luc. Charles de Mera épousa en premières noces, le 31 aoüt 1602, Anna Lhermite, qui mourut le 19 juin 1621. Deux ans plus tard il se remaria avec Sybille van Eeckeren, qui décéda le 6 octobre 1652. Lui-même trépassa en 1637, laissant quatre enfants de son premier mariage. Karei de Mera, de Merre of de Meera en zelfs de Merle, ridder, kwam te Leuven ter wereld en werd er den 20" Juli 1567 in de S'-Jacobskerk over de doopvont gehouden. In 1589 en 1590 was hij schepen zijner geboortestad, en in 1605 en 1612 zien wij hem als schout van Herenthals. Zich te Antwerpen gevestigd hebbende speelde hij er een zeer belangrijke rol in het bestuur der stad. Herhaaldelijk werd hij er tot schepen benoemd : in 1614, 1616, 1618, 1620, 1622, van 1624 tot 1629 en van 1633 tot 1637. Hij bekleedde insgelijks het ambt van burgemeester in 1621 en 1623 en dat van schatmeeste der stad in 1629 en 1633. Karei de Mera trouwde den 3 in Augustus 1602, in eerste huwelijk, met Anna Lhermite, die den 1911 Juni 1621 overleed. Twee jaar nadien ging hij eene tweede echtverbintenis aan met Sybilla van Eeckeren, welke den 6n October 1652 verscheidde. Hij zelf stierf in 1637 en liet vier kinderen uit zijn eerste huwelijksbed achter. (3) Léon Hemselroy ou van Hemselroy était le propriétaire d'une auberge renommée, qui portait pour enseigne 't gulden Hooft. II s'occupait en même temps d'art, ce qui lui valut en 1607 son entrée dans la gilde S'-Luc. II mourut en 1625. Leo Hemselroy of van Hemselroy was de waard uit het vermaarde gulden Hooft. Hij hield zich terzelfdertijd bezig met kunst en werd om die reden, ten jare 1607, in de S'-Lucasgilde aanvaard. Hij stierf in 1625. (4) Abraham Verspreet, négociant et amateur d'art, fut re^u en 1622 dans la gilde S'-Luc; il s'en retira en 1631. II était fils de Jacques Verspreet et de Jaqueline de Roomer. II épousa Elisabeth vander Noot et roourut le 2 septembre 1638; il fut enterré dans la cathédrale. Sa femme lui survécut jusqu'au 8 mai 1649. Abraham Verspreet, koopman en kunstliefhebber, werd ten jare 1622 in de S'-Lucasgilde opgeschreven en gaf in 163 c zijn ontslag. Hij was de zoon van Jacob Verspreet en van Jacoba de Roomer. Hij trad in den echt met Elisabeth vander Noot en overleed den 2" September 1638 ; hij werd in de hoofdkerk begraven. Zijne vrouw overleefde hem tot op 8C Mei 1649. (5) Jean van Sotine, avocat, amateur d'art, mort en 1632. Suivant 1'usage du temps, il latinisa son nom et se fit appeler Sonnius. C'est sous cette forme que nous le trouvons en 1630, signant avec ses confrères une requête au magistrat pour lui demander 1'autorisation d'ériger 4 Anvers une confrérie sous le patronage de St-Yves, et dans laquelle ne seraient admis que les hommes de loi. Jan van Sonne, advokaat, kunstliefhebber, gestorven in 1632. Naar het gebruik van dien tijd gaf hij een latijnschen vorm aan zijnen naam en hiet zich Sonnius. Het is onder dien naam dat hij in 1630, met zijne medebroeders, een tot het magistraat der stad gericht protest teekende, ten einde de machtiging te bekomen om hier ter stede, onder het patroonschap van S'-Ivo, een genootschap te stichten waarin niet dan mannen der wet zouden aanvaard worden. (6) Adrien de Witte. C'est sans doute par erreur que dans les Ligger tn, ce personnage est identifié avec Adrien de Witte, seigneur de Buerstede, qui fut grefïier de la Chambre des orphelins. Car celui-ci naquit a Anvers le 20 octobre 1555, épousa, en 1581, Marguerite vander Herstraeten et mourut le 12 septembre 1616. Ce n'est donc pas lui qui fut re?u parnii les Violieren, en 1622, mais plutót son fils, Adrien de Witte, qui naquit le 12 novembre 1582, entra dans les ordres, devint curé de la paroisse de S'-Paul, au pays de Waes, et mourut le 15 février 1666. Adriaan de Witte. Het is ongetwijfeld bij vergissing dat men, in de Liggeren, dees lid aanziet voor Adriaan de Witte, Heer van Buerstede en griflier der Weezenkamer, want deze laatste werd den 20n October 1555 te Antwerpen geboren, trouwde in 1581 met Margaretha vander Herstraeten, en stierf den i2n September 1616. Het is dus voorzeker die Adriaan de Witte niet welke ten jare 1622 in de Violieren opgeschreven werd, maar veeleer zijn zoon Adriaan, die den i2n November 1582 geboren werd, in de orden trad, pastoor werd te Sl-Pauviels, in het land van Waas, en den i5n Februari 1666 overleed. (7) Gaspari vanier Herstraelen, notaire et amateur d'art. On rencontre aussi son nom en 1614 comme doyen de Ia Confrérie du Saint-Nom de Jésus, dans 1'église du couvent des Dominicains. Gaspar vander Herstraeten, notaris en kunstliefhebber. In 1614 treft men ook zijn naam aan als deken van het broederschap van den Zoeten Naam Jezus in de kerk van het Predikheerenklooster. (8) Antoine vanien Steen, peintre, fut recu dans la gilde S'-Luc, en 1596, comme élève de Fran^ois Francken le Vieux; il en devint franc-maitre en 1605. II doit être considéré plutót comme amateur que comme peintre de profession. II mourut en 1627. Antoon vanden Steen, schilder, werd ten jare 1596 in de S'-Lucasgi'de aanvaard, als leerling van Frans Francken, den Oude; in 1605 werd hij vrijmeester. Hij moet eerder als kunstliefhebber dan wel als kunstenaar van beroep aanzien worden. Hij overleed in 1627. (9) Urbain van Parys remplissait a Anvers les fonctions de trésorier des États de Brabant. II est né & Anvers en 1561 et y est décédé le 10 janvier 1631. II avait épousé Isabelle van Valkenburg qui mourut le 18 mai 1637. Tous deux furent enterrés dans Féglise des Dominicains. Urbaan van Parys vervulde hier te Antwerpen het ambt van Rentmeester der Staten van Braband. Hij werd in 1561 te Antwerpen geboren en stierf er op io" Januari 1631. Hij had huwelijk aangegaan met Isabella van Valkenburg welke den 18" Mei 1637 overleed. Beiden werden in de Predikheerenkerk begraven. (io) Pierre van Ceulen, jurisconsulte et amateur d'art. Pieter van Ceulen, rechtsgeleerde en kunstliefhebber. (t Ij Paul Rijsheuvels, avocat. Paul Rijsheuvels, aavokaat. (12) Everard Stevens, amateur d'art, mourut d Anvers le 20 Octobre 1646. II avait été marié deux fois, ayant épousé en premières noces Marie Mirou, décédé le 6 septembre 1620, et en secondes noces Jeanne du Gonquier qu'il perdit Ie 2 novembre 1629. Everard Stevens, kunstliefhebber, stierf te Antwerpen den 20" October 1646. Hij was tweemaal gehuwd geweest, in eerste huwelijk met Maria Mirou, gestorven op 6n September 1620, en in tweede huwelijk met Joanna du Gonquier, die den 2" November 1629 overleed. (13) Gaspard Gevaerts, fils de Jean Gevaerts et de Cornelie Aertsens, naquit a Turnhout le 6 aoüt 1593. Après un séjour temporaire a Paris, il se fixa a Anvers oü il fut re^u bourgeois le 11 septembre 1632. II épousa, a S'-Jacques le 14 mai 1625, Marie Haecx et mourut le mars 1666 ; il fut enterré dans 1'église cathédrale. Licencié ès-lois de 1'Université de Douai, il acquit une grande réputation comrae écrivain. II re£ut, en 1644, le titre de conseiller et d'historiographe de 1'empereur Ferdinand III. II remplit aussi, a partir de 1621, les fonctions de greffier de la ville d'Anvers. On le trouve en 1625, 1627 et 1632 comme secrétaire de la congrégation des Latinistes. Parmi les ouvrages düs a sa plume, il faut citer : Pompa introitus Ferdinandi Austriaci, Lectiones Papiniana, Electorum libri tres, Imperatorum romanorum icones (gravures de Goltzius) etc. Gaspar Gevaerts, zoon van Jan Gevaerts en van Cornelia Aertsens, werd den 6n Augustus 1593 te Turnhout geboren. Na eenigen tijd te Parijs verbleven te hebben vestigde hij zich hier te Antwerpen, alwaar hij den nc September 1632 als poorter opgeschreven werd. Den 1411 Mei 1625 trad hij, binnen de S«-Jacobskerk, in den echt met Maria Haecx. Hij stierf den 25" Maart 1666 en werd in de hoofdkerk begraven. Hij was licenciaat in de rechten uit de universiteit van Douai en verwierf eene groote beroemdheid als schrijver. Ten jare 1644 verkreeg hij den titel van raadsheer en bijzonderen geschiedschrijver van keizer Ferdinand III. Van 1621 reeds vervulde hij ook het ambt van griffier der stad Antwerpen. In 1625, 1627 en 1632 ziet men hem insgelijks als sekretaris van de Congrégatie der Latinisten. Onder de werken, aan zijne pen ontvloeid, dienen vermeld te worden : Pompa introïtus Ferdtnandi Austriaci. Lectiones Papiniana, Electorum libri tres, Imperatorum romunorutn icones (gravuren van Goltzius) enz. (14) Andrè Colyns de Nole, sculpteur, fils de Jean Colyns, également sculpteur, et de Susanne de Bruyne, naquit a Anvers le 2 décembre 1598. II entra, en 1622, dans la gilde St-Luc et en devint doyen pendant 1 exercice 1628-1629. " mourut a Anvers le 27 octobre 1638. On trouve encore de ses oeuvres dans diverses églises du pays, notamment dans 1'église S'-Jacques, a Anvers, oü Pon remarque le monument funéraire du peintre van Balen, et plusieurs statues dans la chapelle de la présentation de Notre-Dame; dans la chapelle de la rue de 1'Empereur, trois statues de St-Joachim, S'=-Catherine d'Alexandrie et S>e-Barbe; dans 1'église collégiale de St-Rombaut, a Malines, dix statues d'apótres dues a son ciseau, etc. Le portrait a'André Colyns de Nole fut peint par Van Dyck. Andries Colyns de Nole, beeldhouwer, zoon van Jan Colyns, insgelijks beeldhouwer, en van Suzanna De Bruyne, werd den 2" December 1598 te Antwerpen geboren. Ten jare 1622 in de S'-Lucasgilde aanvaard, werd hij er Deken van voor het gildejaar 1628-1629. Hij stierf te Antwerpen den 26" Oktober 1638. In verschillende kerken van het land treft men nog ettelijke zijner werken aan, namelijk in de S'-Jacobskerk hier ter stede : het grafgedenkteeken van den schilder van Balen en verscheidene heiligenbeelden in de kapel van O.-L.-V. Presentatie; in de kapel der Keizerstraat : drie beelden van St-Joachim, Ste-Catharina van Alexandrië en van Ste-Barbara; in St-Rombautskerk te Mechelen : tien apostelenbeelden, door zijne hand gebeiteld, enz. Het portret van Andries Colyns de Nole werd door Antoon Van Dyck geschilderd. Abraham Goevaerts, deken, A° 1623 (1) Hij heeft de gulde me vereert met een incarnaet cleet met goudt en silver geborduert. Ontfangen in syn dekenschap als liefhebbers vande Bloom. Juan Baptista Grassis. (2) Baltasar Bolgary. (3) Jan Baptista Van Lemens, de welcke de Bloom geschoncken heeft het cleet vanden coninck Sifaex. (4) Jasper Duvaerte, die mede de Bloome vereert heeft met het cleet van Sofanisbe. (5) Frangois Makereel. (6) Nicolaes Raspagny. (7) Daniël Deegenbroot. (8) Marcus Van Woonsel. (9) (x) Abraham Goyvaerts, qui devint doyen des Violieren, en 1623, est le même artiste dont nous avons parlé plus haut, son nom figurant en 1620 parmi ceux des amateurs qui furent recus en cette année dans la section littéraire de la gilde St-Luc. Abraham Goyvaerts, die in 1623 Deken der Violieren werd, is dezelfde kunstenaar waarvan wij reeds gesproken hebben, daar zijn naam voorkomt, in 1620, onder de kunstliefhebbers welke dit jaar in de letterkundige afdeeling der S'-Lucasgilde aanvaard werden. 12) Jean Bapliste Grassis, chevalier, « commissaire des monstres des gens de guerre de Sa Majesté j>, mourut en 1676. II avait fait don, en 1621, d'une des colonnettes en cuivre qui ornent la clóture de la chapelle du S<-Sacrement dans 1'église S'-Jacques. Ses armoiries et son nom s'y trouvent gravés. Son blason figure dans la même église, dans la verrière représentant 1'Annonciation de la Vierge, dans la chapelle de Notre-Dame. Jean Baptiste Grassis avait épousé Barbe Stalins qui, après le décès de son mari, se remaria avec le chevalier Guillaume Anthony. Elle mourut au mois de juillet 1703. Jan Baptist Grassis, ridder, « monsterheer der krijgsbenden Zijner Majesteit», stierf in 1676. In 1621 had hij een der twee koperen pilaartjes geschonken welke de afsluiting der H. Sacramentskapel in de S'-Jacobskerk versieren. Zijn wapenschild en zijn naam zijn erop gegraveerd. In dezelfde kerk ziet men zijn blazoen afgebeeld in de glasraam der O.-L.-Vrouwkapel, voorstellende de Boodschap van Maria. Jati Baptist Grassis was in den echt getreden met Barbara Stalins, welke na de dood van haren man een tweede huwelijk aanging met ridder Willem Anthony. Zij stierfin Juli 1703. (3) Balihaifir Bolgaro mourut le 8 novembre 1676, ayant épousé Constance Munnincx, qui décéda le 2 aoüt 1699. BaUhaqvr Bolgaro stierf den 8n November 1676. Hij was getrouwd met Constantia Munnincx, die den 2n Augustus 1699 overleed. (4) Jean-Bapliste van Lemens, fils de Jean van Lemens et de Sara Scholiers, avait obtenu par octroi royal du 4 septembre 1629 le privilège de fabriquer h Anvers des verres a la fa?on de Venise. II acheta, en 1636, dans le but d'exploiter ce privilège le Gelaesenhuys, situé a la place de Meir. Mais en 1642 il perdit les droits de fabrication et 1'octroi royal lui fut retiré. II revendit son immeuble en 1644. Jean-Baptiste van Lemens avait épousé Catherine Godines. Jan-Baptist van Lemens, zoon van Jan van Lemens en van Sara Scholiers, had bij koninklijke vergunning van 4" September 1629 het privilegie bekomen om hier te Antwerpen namaaksel van Venitiaansch glas te vervaardigen. Ten einde uit dit voorrecht bate te trekken kocht hij ten jare 1636 't Gelaesenhuys, op de Meir. Maar in 1642 verloor hij het privilegie en werd hem de koninklijke vergunning onttrokken. In 1644 verkocht hij zijn eigendom. Jan-Baptist van Lemens was in den echt getreden met Catharina Godines. (5) Gaspari Duarte, négociant, fils de Diego Duarte, marchand portugais, et de Léonore Rodrigues, naquit A Anvers oü il fut baptisé le 11 janvier 1584 dans 1'église Notre-Dame. II était consul de la nation de Portugal et était connu comme amateur d'art. II épousa, le 14 janvier 1609, Catherine Rodrigues et mourut en 1653. II fut enterré le 14 novembre de cette année dans le choeur de 1'église S'-Jacques. Sa femme 1'avait précédé dans la tombe depuis le 6 aoüt 1644 et fut ensevelie dans 1'église de 1'abbaye St-Michel. Gaspard Duarte habitait & la place de Meir un vaste immeuble dans lequel il réunit une remarquable collection de tableaux. Cette galerie fut complétée après son décès par son fils unique Diego Duarte. Le catalogue qui en a été retrouvé plus tard renseigne des ceuvres de Raphaël, Durer, Breughel, Mabuse, Titien, Tintoret, Andrea del Sarto, van Dyck, etc. Gaspar Duarte, koopman, zoon van Diego Duarte, portugeesch handelaar, en van Leonora Rodrigues, werd hier te Antwerpen geboren en den ii» Januari 1584 in O.-L.-Vrouwekerk over de doopvont gehouden. Hij was consul van Portugal en stond buitendien als kunstliefhebber bekend. Den 14" Januari 1609 trad hij in II den echt met Catharina Rodrigues. Hij stierf in 1653 en werd den 14» November op het koor der S'-Jacobskerk begraven. Zijne vrouw was den 6n Augustus 1644 overleden en werd in de kerk der St-Michieisabdij ter aarde besteld. Gaspar Duarte woonde in een groot huis op de Meir en had er eene aanzienlijke verzameling van schilderijen bijeengebracht. Na zijne dood werd die kunstgalerij nog volledigd door zijn eenigen zoon, Diego Duarte. De kataloog, die men er later van teruggevonden heeft, geeft werken op van Raphaël, Durer, Breughel, Mabuse, Titiaan, Tintoret, Andrea del Sarto, van Dyck, enz. (6) Fratifois Mackareel, Mackarel ou Macquereel, négociant, était seigneur de Milleghem et de Sevenberghe d Ranst. II avait acheté ces seigneuries en 1669 et 1671. II mourut le 7 juin 1675. II avait épousé Isabelle vander Piet qui lui survécut jusqu'au 12 novembre 1700. Frangois Maquereel habitait a Anvers un vaste immeuble de la rue Vieille Bourse. II fut père d'Anne Isabelle Macquereel qui devint 1'épouse de 1'historien Jacques Le Roy, seigneur de Broechem. Frans Mackareel, Mackarel of Macquereel, koopman, was heer van Milleghem en van Sevenberghe te Ranst. In 1669 en 1671 had hij die heerlijkheden aangekocht. Hij stierf den 7» Juni 1675. Hij was in den echt getreden met Isabella vander Piet die den 12" November 1700 overleed. Frans Macquereel bewoonde te Antwerpen een groot huis op de Oude Beurs. Hij was de vader van Anna Isabella Macquereel die de echtgenoote werd van den gekenden historieschrijver Jacob Le Roy, Heer van Broechem. (7) Nicolas de Respaigne ou Respagni était un négociant qui s'intéressait aux questions artistiques. II voyagea en Italië, et c'est a ce titre qu'il fut, en 1629, re$u raembre de la confrérie des Romanistes, dont il devint doyen en 1535. II avait épousé en premières noces Elisabeth Stappaert, née a Zulte, prés de Courtrai, ei en secondes noces i Gand, en 1619, Cornelie Wilhelmine Draeck. II acheta, en 1637, la seigneurie de Schooten. Nicolas de Respaigne mourut le 24 novembre 1647. Nicolaas de Respaigne of Respagni was een koopman die belang stelde in de kunst. Hij deed ook eene reis naar Italië en werd uit dien hoofde, in 1629, als lid van de gilde der Romanisten opgeschreven; in 1635 werd hij er tot Deken van gekozen. Hij was in eerste huwelijk getrouwd met Elisabeth Stappaert, te Zulte, bij Kortrijk, geboren, en ging te Gent, in 1619, een tweede huwelijk aan met Cornelia Wilhelmina Draeck. In 1637 kocht hij de heerlijkheid van Schooten aan. Nicolaas de Respaigne overleed den 24" November 1647. (8) Daniël Dtegenhroot ou Deegbioot, capitaine de la garde bourgeoise, amateur d'art. Daniël Deegenbroot of Deegbroot, kapitein der burgerwacht, kunstliefhebber. (9) Mare van Woonsel, fils de Mare van Woonsel, habitait è Anvers, rue Vieille Bourse. Mare van Woonsel, zoon van Mare van Woonsel, woonde hier ter stede, op de Oude Beurs. Geeraert van Wolschaten, deken A° 1624 (1) den selven deken heeft aenveert als liefhebbers vande Bloom Jan Doncker. (2) Jan de Verle. (3) M. heer Reubens, rechts geleerde. (4) (t) Gérard van Wolschaten, qui devint doyen de la gilde S'-Luc, en 1624, en avait été re?u membre en 1596. II était fils de Martin van Wolschaten et de Barbe van Hulsen : il naquit 4 Anvers le 18 avril 1563. II remplissait la profession d'imprimeur et fondeur de caractères ; il habitait prés de 1'abbaye S'-Michel in den A B. II épousa, en :6oi, Elisabeth Everwyns qui mourut le 28 janvier 1627. Lui-même décéda Ie 26 octobre 1634. Ils furent tous deux enterrés dans 1'église S'-André. Geeraard van Wolschaten, die in 1624 tot Deken der S'-Lucasgilde benoemd werd, was er in 1596 als lid van aanvaard geworden. Hij was de zoon van Marten van Wolschaten en van Barbara van Hulsen, en werd den i8n April 1563 te Antwerpen geboren. Hij werd drukker en lettergieter en woonde in de nabijheid der S'-Michielsabdij, in den A B. In 1601 trad hij in den echt met Elisabeth Everwyns die den 28" Januari 1627 overleed. Hij zelt stierf den 26" October 1634. Beiden werden in onze S'-Andrieskerk begraven. (2) Jean Doncker, fils de Franjois Doncker et de Marie van Woonsel, était négociant. C'est comme amateur d'art qu'il entra en 1624 dans la gilde S'-Luc. II remplit également, en 1627, les fonctions d aumónier des pauvres. 11 épousa en premières noces Susanne Greyns qui décéda le 19 juillet 1609 et fut enterrée dans la cathédrale. II se remaria ensuite avec Anne van Hontsem. Jan Doncker, zoon van Frans Doncker en van Maria van Woonsel, was koopman. Het is als kunstliefhebber dat hij ten jare 1624 in de S'-Lucasgilde aanvaard werd. In 1627 vervulde hij ook het ambt van almoezenier der armen. In eerste huwelijk was hij in den echt getreden met Suzanna Greyns, die den 19" Juli 1609 stierf en in de hoofdkerk begraven werd. Nadien hertrouwde hij met Anna van Hontsem. (3) Jean de Veile ou van Veerle, était négociant, mais possédait aussi une belle collection de tableaux de maitres dus au pinceau, entre autres, du Titien, de Sébastien del Piombo, de Corregi, de Giorgione de Castel Franco, de Palma, etc. Les toiles de cette galerie ont été dessinées par Wenceslas Hollar et gravées eu 1649-1650, par Frangois van den Wyngaerde. Jean van Veerle était égalemeut raaitre de la chapelle de la Vierge en la cathédrale. II épousa Marie Doncker. Jan de Verle of van Veerle was een rijk koopman, en bezat eene fraaie verzameling schilderijen van verschillende meesters : van Titiaan, van Sebastiaan del Piombo, van Correggio, van Giorgione de Castel Franco, van Palma, enz. De doeken dier galerij werden, in de jaren 1649-1650, naar de teekeningen van Wenceslaus Hollar, door Frans van den Wyngaerde in plaat gesneden. Jan van Veerle was ook kapelmeester der O.-L.-Vrouwekapel in de hoofdkerk. Hij trad in den echt met Maria Doncker. (4) Rubens. II s'agit ici de Pierre Rubens, fils de Pierre Rubens et de Sybille Walewyns, qui fut baptisé dans 1'église cathédrale d Anvers le 18 novembre 1597. II fut avocat. II épousa, dans 1'église S'-Jacques, le 8 novembre 1622, Christine de Zoete et mourut le 25 juillet 1647. II fut enterré a S'-Jacques. Rubens. Men bedoelt hier Pieter Rubens, zoon van Pieter Rubens en van Sybilla Walewyns, die den i8n November 1597 m hoofdkerk van Antwerpen over de doopvont gehouden werd. Hij was advokaat. Den 8n November 1622 trouwde hij binnen onze S'-Jacobskerk met Christina de Zoete. Hij overleed den 25" Juli 1647 en werd in St-Jacobskerk begraven. Steven Wils, deken, A° 1625 (1) in synen tyt syn mede inde Bloom als liefhebbers gecomen M. heer de Weert, secretaris. (2) M. heer Joannes Brant, griffier. (3) Jan de Winter (4) Davidt Wils. Henderick vander Goes (5) M. heer Jacques van Buren, rechts geleerde. (6) Jan Verspreeten. Jan van Richelaer. Peeter vander Veken. (7) Jan Breugel. (8) Fran^ois Giot. (9) Guilliam Bollaert, procureur. (10) Jeronimus van Kessel. (11) Melgior Borques. (12) Jaques Loaser. Peeter Cornelissen. (13) M. heer Baltasaer Corbent. (i) Étienne IVils, fils d'Etienne Wils le vieux, fut re?u comme élève dans la gilde S'-Luc en 1607. I' fréquentait alors 1'atelier du peintre Abraham Janssens. En 1615, il devint franc-maitre de la gilde et en 1625 il en fut élu doyen. II mourut le 4 février 1628 et fut enterré dans 1'église Notre-Dame le 7 février de cette année. II avait épousé Claire Christoffel et habitait rue Haute ; il avait réuni dans sa demeure une collection de gravures et de tableaux remarquables parmi lesquels des oeuvres d'Albert Durer, de Frans Floris, de Franck, de Martin de Vos, de Quentin Massys, de Michel Coxie et d'autres. Étienne Wils peignit de nombreuses toiles consacrées principalement a représenter des scènes religieuses ou mythologiques ainsi que des figures allégoriques. Steven Wils, zoon van Steven Wils den oude, werd ten jare 1607 in de S'-Lucasgilde als leerling opgeschreven. Hij werkte toen in het werkhuis van den schilder Abraham Janssens. In 1615 werd hij vrijmeester der gidle en in 1625 werd hij tot deken gekozen. Hij stierf den 4n Februari 1628 en werd den 7» derzelfde maand in O.-L.-Vrouwekerk begraven. Hij was in den echt getreden met Clara Christoffels en woonde in de Hoogstraat; hij bezat eene verzameling van merkwaardige schilderijen en platen, waaronder werken van Albrecht Durer, van Frans Floris, van Franck, van Marten de Vos, van Quinten Massys, van Michiel Coxie en van meer anderen. Steven Wils schilderde talrijke doeken ; zij stellen meestal of zinnebeeldige figuren voor, of onderwerpen aan den Bijbel of aan de Godenleer ontleend. (2) Grégroire De Weert, fils de Joost De Weert, pensionnaire de la ville d'Anvers, et de Catherine de Aya'a, fut baptisé dans 1'église St-facques le 22 mai 1599. II épousa, dans la même église le 12 mai 1629, Claire Rubens, nièce du grand peintre Pierre-Paul Rubens. II remplit les fonctions de secrétaire de la ville. II mourut le 22 octobre 1648 et sa femme le 30 octobre 1678 ; ils furent enterrés dans 1'église des Récollets. Gregorius De IVeert, zoon van Joost De Weeit, pensionnaris der stad Antwerpen, en van Catharina de Ayala, werd den 22» Mei 1599 in onze S'-Jacobskerk over de doopvont gehouden. Den i2n Mei 1629 trad hij, in dezeltde kerk, in den echt met Clara Rubens, nicht van onzen grooten meester Pieter-Pauwel Rubens. Hij vervulde het ambt van Secretaris der stad. Hij overleed den 22n Octobre 1648 en zijne vrouw den 30" October 1678 ; beiden werden in de Minderbroederskerk begraven. (3) Jean Brandt, fils de Jean Brandt et d'Elisabeth Dunhaadt, naquit en 1559 ; il s'adonna au droit et fut pendant trente ans greffier de la vilie d'Anvers. II fut également échevin en 1622, 1623, 1625 et 1630. II se maria le 23 octobre 1590 avec Claire de Moy. II mourut le 28 aoüt 1639 et sa femme le 24 aoüt 1637 ; ils furent enterrés dans 1'église de 1'abbaye St-Michel. Parmi les enfants qu'ils délaissèrent, il faut citer une fille, Isabelle Brandt, qui devint 1'épouse de Pierre-Paul Rubens. Jan Brandt, zoon van Jan Brandt en van Elisabeth Dunhaadt, kwam in 1559 ter wereld. Hij werd rechtsgeleerde en bekleedde dertig jaren lang het ambt van griffier der stad Antwerpen. Hij was eveneens schepen in de jaren 1622-1623, 1625 en 1630. Den 25° October 1590 trad hij in het huwelijk met Clara de Moy. Hij overleed den 28n Augustus 1629 en zijne vrouw den 24" Augustus 1637 ; zij werden beiden in de kerk der S'-Michielsabdij begraven. Onder de kinderen, welke zij achterlieten, hoeft men hnnne dochter, Isabella Brandt, te melden, die de echtgenoote werd van onzen grooten Rubens. (4) Jean De Winter. Personnage qu'il est difficile d'identifier sans de plus amples renseignements. Ce pourrait être un bourgeois d'Anvers du même nom, mort le 20 avril 1642, qui fut 1'époux de Catherine De Craeyer, veuve de Corneille Cornelissen. Jan De Wtnter. Het is moeilijk om, zonder andere gegevens, vast te stellen wie eigenlijk deze Jan De Winter was. Het zou zeker Antwerpsch poorter van dien naam kunnen zijn, die den 20n April 1642 gestorven is en de echtgenoot was van Catharina De Craeyer, weduwe van Cornelis Cornelissen. (5) Henri van der Goes, négociant en tapisseries, qui fut re^u en 162$ dans la gilde S'-Luc comme amateur d'art avait voyagé en Italië, et avait, h la suite de ces circonstances, été admis dans la confrérie des Romanistes, dont il devint doyen en 1640. II remplit aussi les fonctions de capitaine de la garde bourgeoise et mourut le 22 décembre 1640. II était fils de Jean van der Goes et de Catherine Scholier. Hendrik van der Goes, handelaar in tapijtwerk, was de zoon van Pieter van der Goes en van Alexandrina Balbani, en werd ten jare 1625 als kunstliefhebber in de S-Lucasgilde aanvaard. Daar hij eene reis naar Italië gedaan had was hij, uit dien hoofde, bij de Romanisten opgenomen geworden, en werd er deken van in 1640. Hij was zoon van Jan van der Goes en van Catharina Scholier, en overleed den 22" December 1640. (6) Jacques van Buren ou van Buereti, fils de Jacques van Buren, originaire du pays de Gueldre, et de Isabelle Maes, avocat, conseiller de 1'amirauté et en même temps amateur d'art, fut également échevin d'Anvers en 1638, 1639 et 1641. En 1643 il occupa les hautes fonctions de bourgmestre, pour redevenir échevin de 1644 & 1650. De 1651 a 1653, il fut replacé a la tête du magistrat comme bourgmestre. Jacques van Buren avait épousé Hélène Stydlin. Jaak van Buren of van Bueren, zoon van Jaak van Buren, herkomstig uit Gelderland, en van Isabella Maes, was advokaat en maakte deel van den raad van toezicht op zeezaken. Hij was tevens liefhebber der kunst. Bovendien bekleedde hij nog herhaaldelijk hooge waardigheidsambten in het magistraat onzer stad. Zoo was hij schepen in 1638, 1639 en 1641. I11 1643 werd hij tot Burgemeester benoemd, om daarna weer het ambt van schepen waar te nemen van 1644 tot 1650. Van 1651 tot 1653 werd hij opnieuw als Burgemeester aan het hoofd gesteld van het stedelijk magistraat. Jaak van Buren was in den echt getreden met Helena Stydlin. (7) Pierre vun der Veken, peintre sur verre et vitrier, frère du verrier Jean Baptiste van der Veken et cousin du peintre verrier Rombaut van der Veken. II entra, en 1595, comme maitre dans Ia gilde St-Luc. En 1607 il nt inscrire comme élève Philippe Segers. II est 1'auteur de la verrière représentant la Rencontre d'Abraham et Melchisedech qui fut placée en 1622 dans 1'église S'-Jacques, au dessus de la chapelle du St.-Sacrement, et qui existe encore. Pierre van der Veken succéda a son frère comme peintre-verrier de 1'église Notre-Dame d'Anvers, et c'est a ce titre qu'il présida A de nombreux travaux relatifs A son art, depuis 1627 jusqu'd Ia fin de 1'année 1629, époque vers laquelle il mourut. Pieter van der Veken, glasschilder en glazenmaker, was broeder van den glaswerkmaker Jan-Baptist van der Veken en neef van den glasschilder Rombout van der Veken. Ten jare 1595 werd hij als meester in de S'-Lucasgilde aanvaard. In 1607 deed hij Filip Segers als leerling inschrijven. De groote glasraam welke ten jare 1622 in de S'-Jacobskerk boven de kapel van het Allerheiligste Sacrament geplaatst werd en die thans nog bestaat, is door hem geschilderd. Pieter van der Veken volgde zijnen broeder op als glasschilder onzer hoofdkerk en, in die hoedanigheid, voerde hij van 1627 tot op het einde des jaars 1629, op welk tijdstip hij naar alle waarschijnlijkheid overleed, talrijke met zijne kunst in betrekking staande werken uit. (8) Jean Breugel ou Brueghtl, naquit a Anvers ie 13 septembre 1601. II eut pour parents le peintre Jean Breugel-de-velours et Elisabeth de Jode. Elève de son père, il voyagea ensuite en Italië dont il revint en 1625. C'est en cette année qu'il fut re?u dans la gilde St-Luc ; plus tard, en 1629, il en fut élu doyen. Ses oeuvres sont souvent confondues avec celles de son père. II peignit surtout des paysages, roais executa aussi des marines, des fieurs et des compositions allégoriques. II exécuta les parties accessoires d'un grand nombre d'ceuvres dont les plus grands maitres de 1'époque avaient peint les figures, tels Rubens, Sébastien Vrancx, Abraham Janssens, Henri van Balen, Gonzales Coques et d autres encore. On trouve de ses oeuvres dans les musées de Vienne, Munich, Dresde, etc. II épousa a Anvers le 5 juillet 1626 Anne Marie Janssens, fille du peintre Abraham Janssens qui lui donna onze enfants, dont plusieurs s'adonnèrent & la peinture. Elle mourut en 1668. Jean Breugel, qu'on nomme le jeune pour le distinguer de son père, décéda en 1678. Jan Breugel of Brueghtl werd den ijn September 1601 te Antwerpen geboren. Zijn ouders waren de schilder Jan Breugel, de Fluweelen bijgenaamd, en Elisabeth de Jode. Na dat hij op het atelier van zijn vader genoeg van de kunst geleerd had ging hij eene rondreis doen in Italië. In 1625 keerde hij naar Antwerpen terug en werd nog hetzelfde jaar in de Sl-Lucasgilde aanvaard ; later, in 1629, werd hij er tot Deken van gekozen. Niet zelden worden zijne werken met die van zijn vader verward. Hij schilderde meesttijds landschappen alhoewel men ook zeegezichten, bloemstukken en allegorische samenstellingen van zijne hand bezit. Hij stoffeerde eveneens talrijke schilderijen waarvan de grootste meesters van dien tijd, zooals Rubens, Sebastiaan Vrancx, Abraham Janssens, Hendrik van Balen, Gonzales Coques en meer anderen, de figuren hadden gepenseeld. De Museums van Weenen, Munich, Dresden, enz. bezitten nog werken van dezen meester. Den 5n Juli 1626 trad hij in den echt met Anna Maria Janssens, dochter van den schilder Abraham Janssens, die hem elf kinderen schonk. Zij stierf in 1668. Jan Breugel, de jonge geheeten om hem met zijn vader niet te verwarren, overleed in 1678. (9.1 Frartfois Giot, ou mieux Guyot, fondeur de caractères d'imprimerie, fut, d'après les Liggeren, re$u dans la gilde St-Luc en 1577 ; il en serait resté membre jusqu'a son décès qui eut lieu pendant 1'exercice 1632-1633. Nous croyons que les comraentateurs de ces registres artistiques commettent une erreur. Dans un acte scabinal de 1601, Fran$ois Guiot, lettergieter, qui habitait Steenbergscbe straet, déclare être agé de 67 ans, ce qui rend son décès en 1632 fort improbable ; il était veuf de Cornélie Gymmeus. II s'agit plus probablement ici de Frangois Guiot, sans doute fils du précédent, négociantorfèvre, qui avait épousé, le 7 aoüt 1613, Barbe Bruchart et qui eut le premier pour témoin de son mariage. Frans Giot of liever Guyot, lettergieter, werd volgens de Liggeren ten jare 1577 in de S'-Lucasgilde aanvaard en zou er lid van gebleven zijn tot aan zijn dood, welke aangeteekend staat in het gildejaar 1632-1633. Wij gelooven echter dat de commentateurs dier kunstregistersjzich hier vergissen. Trouwens, in eene schepenakte van 1601 verklaart Frans Guiot, lettergieter, wonendt Steenbergscbe straet, 67 jaar oud te zijn, wat zijn overlijden in 1632 meer dan onwaarschijnlijk maakt. Hij was weduwenaar van Cornelia Gymmeus. Men bedoelt hier, meenen wij, Frans Guiot, zoon van den voorgaanden, handelaar-goudsmid, die den jn Augustus 1613 met Barbara Bruchart in den echt trad en die den eersten als getuige van zijn huwelijk had. (10) Guillaume \Bollaert, jurisconsulte, remplit les fonctions de procureur ; était amateur d'art, ce qui lui valut son admission en 1625 dans les Violieren. II mourut avant 1'année 1654 et fut enterré dans 1'église du couvent des Dominicains. Willem Bollaert, rechtsgeleerde, bekleedde het ambt van procureur. Hij was liefhebber der kunst en werd in die hoedanigheid, ten jare 1625, in de Violieren aanvaard. Hij stierf vóór het jaar 1654 en werd begraven in de kerk van het Predikheerenklooster. (n) Jéróme van Kessel, fils de Jean van Kessel et de Marthe Baerens, naquit a Anvers en 1578, et fut baptisé dans 1'église cathédrale le 6 octobre de cette année. II fut élève de Corneille Floris, et se rendit jeune en Allemagne oü il fit un séjour assez prolongé, travaillant principalement pour compte de 1'archiduc Maximilien d'Autriche. Revenu dans sa patrie, il épousa, le 13 février 1624, Paschasie Brueghel. II peignait presqu'exclusivenient des animaux et des oiseaux, et c'est a son pinceau que sont dues la plupart des figures de ce genre qui animent les tableaux de Brueghel-de-velours. II quitta Anvers en 1626 sans qu'un ait pu savoir jusqu'ici oü il a passé les dernières années de son existence. Jeroom van Kessel, zoon van Jan van Kessel en van Martha Baerens, kwam, ten jare 1578, te Antwerpen ter wereld en werd den 6" October van hetzelfde jaar in de hoofdkerk over de doopvont gehouden. Hij was leerling van Cornelis Floris en toog op jeugdigden leeftijd naar Duitschland, alwaar hij tamelijk lang verbleef. Hij werkte er voornamelijk voor rekening van den aatshertog Maximiliaan van Oostenrijk. In zijne geboortestad teruggekeerd, trad hij er den i8n Februari 1624 in den echt met Paschasia Brueghel. Hij schilderde bijna uitsluitelijk dieren en vogels ; zoo penseelde hij er ook in een groot getal landschappen van den Fluweelen Brueghel. In 1626 verliet hij Antwerpen, zonder dat men tot hiertoe te weten gekomen is waar hij de laatste dagen zijns levens heeft doorgebracht. (12) Melgior Borques qu il faudrait lire plus correctement Melchior Boirekens, fils de Jean Borrekens et de sa seconde femme Suzanne Cujpers, naquit a Anvers le 8 Octobre 1588 ; il épousa, le 3 1 mai 1633, Marie Hoonnickx ou Heuninckx, dont il eut deux enfauts. Melgior Borques, of, om beter te zeggen, Melcbior Borrekens, was zoon van Jan Borrekens en van diens tweede vrouw Suzanna Cuypers, en werd te Antwerpen den 8n October 1588 geboren. Den 3in Mei 1633 trad hij in het huwelijk met Maria Hoonnickx of Heuninckx, die hem twee kinderen schonk. (13) Pierre Cornelissen, épousa a Anvers Nicole De Backer. II était brasst'ur et avait établi son industrie dans un immeuble qu'il appela « la Cloche » et qui était situé rue d'Arenberg. Pieter Cornelissen, brouwer, trad te Antwerpen in den echt met Nicola De Backer. Zijne brouwerij, De Klok geheeten, stond in de van Arenbergstraat. Roelant Jacops, deken A° 1626 (1) Onder syn dekenschap syn ontfangen inde Blomme als liefhebbers Carel de Winter. Kerchoven. (2) Gillis Prins. vande Bos, procureur. (3) (i) Roland Jacops, peintre, fut élève de David Remeeus, et c'est sous le patronage de ce maitre qu'il entra en 1591 dans la gilde S'-Luc, dont il devint franc-maitre en 1602 ; il remplit les fonctions de doyen pendant 1'exercice 1626-1627. On connait lort peu de détails sur sa carrière; il dut cependant jouir de son temps d'une inconstestable réputation, s'il faut juger d'après le nombre considérable d'élèves qui se firent inscrire dons son atelier. Ce sont notamment: Benoit lluttens en 1605, Henri van Munster en :6io, Grégoire Ruttens etjean van Hove en 1614, Jéróme Pluym en 1615, Guillaume Coenraets en 1616, Bernard Mouris en 1619, Sébastien Munnicx en 1624, Jean Brugmans et Robert Watile en 1632. D'après les Liggeren de la gilde S'-Luc, Roland Jacops mourut pendant 1'exercice 1633-1633. Roeland Jacops, schilder, ontving zijne kunstopleiding in het werkhuis van David Remeeus, en het is als leerling van dien meester dat hij, in 1591, in de S'-Luscasgilde aanvaard werd. Hij bekleedde het ambt van Deken gedurende het gildejaar 1626-1627. Men kent slechts weinig bijzoncerheden over zijne kunstloopbaan, alhoewel hij in zijnen tijd eene onbetwistbare faam moet genoten hebben, daar er zich een aanzienlijk getal leerlingen in zijn werkhuis deden opschrijven. Het zijn namelijk : Benedictus Ruttens in 1605, Hendrik van Munster in 16:0, Gregoor Ruttens en Jan van Hove in 1614 ; Jeroom Pluym in 1615, Willem Coenraets in 1616, Bernard Mouris in 1619, Sebastiaan Munnicx in 1624, Jan Brugmans en Robrecht Watile in 1632. Volgens de Liggeren der S'-Lucasgilde stierf Roeland Jacops in het gildejaar 1632-1633. 12 (2) Kerckhoven. II s'agit sans doute de Jean Kerchoeven qui, en cette année, figure comme amateur dans les registres de la gilde S'-Luc. II pourrait être identifié avec Jean van den Kerckhoven qui mourut le 19 février 1634, et dont la femme, Marguerite Mattheussens, décéda le 12 aoüt 1633. Kerckhoven. Er wordt hier zonder twijfel Jan Kerchoeven bedoeld, welke in dit jaar als liefhebber in de registers der S4-Lucasgilde vermeld staat. Het zou kunnen dezelfde persoon zijn als Jan van den Kerckhoven, die den 19" Februari 1634 overleed en wiens vrouw, Margareta Mattheussens, den i2n Augustus 1633 stierf. (3) Van den Bos. II faut probablement reconnaitre ici 1'avocat Pierre van den Bos, qui remplit les fonctions de procureur. A cette époque vivait aussi i Anvers un aulre Pierre van den Bosch qui mourut le 28 décembre 1660 ; il était fils du capitaine Jean van den Bosch et d'Elisabeth Meeus. Van den Bos. Er is hier waarschijnlijk spraak van den advocaat Pieter van den Bos, welke het ambt van procureur bekleedde. Op dit tijdstip leefde er ook te Antwerpen een andere Pieter van den Bosch, die den 28" December 1660 overleed en zoon was van den kapitein Jan van den Bosch en van Elisabeth Meeus. Heer Pauwels van Halmaele (i) tresorier deser stadt, oudt schepen en hooftman van Ste Lucas Gulde die men noemt de Violieren. A° 1627. (1) Paul van Halmale, fils de Pierre van Halmale, qui fut chefhomme des Violieren en 1627 avait joué un rö!e important dans 1 administration scabinale d'Anvers II fut échevin en 1622 et 1623, 1625 d 1627, 1631, 1634 et 1635, 1637, 1639, ensuite trésorier de la ville. Paul van Halmale, zoon van Pieter van Halmale, was hoofdman der Violieren in 1627 en heeft een gewichtige rol gespeeld in het stedelijk bestuur van Antwerpen. Hij was schepen in 1622 en 1623, van 1625 tot 1627, en verder in 1631, 1634, 1635, 1637 en 1639. Vervolgens was hij tresorier der stad. Jan Bapta Barbe, deken, A° 1627 (1) den selven deken heeft als liefhebbers ontfanghen inde Bloom Adam Lermans. (2) Arnaldo Hugens. (3) Henderick vander Goes. (4) M. Joncker van Nispen (5) Theodoor Rombouts. (6) Jasper Scholten. (7) Herman Ceulener. (i) Jean Raptiste Barbé, né a Anvers en 1578, était fils du musicien Autoine Barbe et de Jeanne Ceels; il fut un graveur de renora. II apprit son aft chez Philippe Galle, qui le fit inscrire comme élève en 1595 a la gilde S'-Luc. II voyagea ensuite en Italië oü il fut en relations suivies avec Rubens. De retour dans sa patrie, il fut re?u en 1610 comme maitre de la gilde, et en 1627 il en devint doyen. Tant en Italië qu'A Anvers surtout, il grava plusieurs oeuvres importantes de Rubens. Son burin exécuta aussi quantité de compositions religieuses et de vignettes qu'il vendait, car tout en exerfant son art de graveur, il s'était aussi ètabli comme marchand. Jean Baptiste Barbé qui avait épousé, le 30 mars 1620, Christine, li"e du graveur Jéróme Wierickx, mourut le 12 février 1649 et fut enterré dans 1'èglise cathédrale. lan-Baptist Barbé, beroemd plaatsnijder, geboren te Antwerpen in 1578, was zoon van Antoon Barbé, toonkundige, en van Joanna Ceels. Hij werd in de kunst opgeleid bij Filip Galle, die hem ten jare 1595 als leerling in de St-Lucasgilde liet opschrijven. Hij deed vervolgens eene reis in Italië, alwaar hij voortdurend in betrekking was met Rubens. In zijn vaderland wedergekeerd werd hij, ten jare 1627, als meester in de gilde aanvaard en in 1627 tot dtken gekozen. Reeds in Italië, maar vooral te Antwerpen, bracht hij verscheidene groote werken van Rubens op plaat. Zijne graveerstift voerde ook talrijke godsdienstige samenstellingen en eene menigte vignetten uit, welke hij zelf verkocht, want hij had, zonder aan zijne graveerkunst te verzaken, ook eenen winkel ingericht. Jan-Baptist Barbé, die met de dochter van den plaatsnijder Jeroom Wierickx in den echt getreden was, stierf den 12'- februari 1649 en werd in de hoofdkerk begraven. (2) Adam Lermans ou Leermans, fut trésorier de la ville d'Anvers en 1626-1627 et 1628. En 1612 il contribua par un don de 12 fiorins aux frais d exécution de la grande coupe de la gilde. Adam Lermans of Leermans was tresorier der stad Antwerpen in 1626, 1627 en 1628. In 1612 schonk hij 12 gulden om den grooten beker te helpen betalen, welke de gilde destijds maken liet. (3) Renaud Hugens ou Hughens, fut receveur d'Anvers de 1621 en 1622, puis échevin en 1628 et 1631. Né en 1583, il mourut le 27 janvier 1633. II avait épousé Marie Dyck qui décéda Te 16 noverabre 1653. Tous deux furent enterrés dans 1'église du couvent des GrandsCarmes. Renaldus Hugens of Hughens was rentmeester der stad Antwerpen in 1621 en 1622, daarna schepen in 1628 en 1631. Hij werd geboren in 1583 en stierf den 271 Januari 1633. Hij was in den echt getreden met Maria Dyck, welke den i6n November 1653 overleed. Beiden werden in de kerk der O. L.-Vrouwebroeders begraven. (4) Henri van der Goes, fils de Jean van der Goes, négociant en tapisseries, seigneur de Bautersem et de Catherine Scholier, avait voyagé en Italië et était connu comme amateur d'art. II fut capitaine de la garde bourgeoise. II venait d'être élu en 1640 doyen de la gilde des Romanistes, quand il décéda inopinément le 22 décembre de la même année. Hendrik van der Goes, zoon van Jan van der Goes, koopman in tapisserijen en heer van Bautersem, en van Catharina Scholier, had in Italië gereisd en stond als kunstliefhebber bekend. Hij was kapitein der burgerwacht. Hij kwam, in 1640, tot Deken van de gilde der Romanisten benoemd te worden, wanneer hij plotselings overleed, den 22n December van hetzelfde jaar. (5) Van Nispen. L'amateur de ce nom est sans doute Adrien van Nispen, waradin de la monnaie royale dAnvers qui épousa Marie de Moy et mourut le 18 janvier 1626. Van Nispen. De kunstliefhebber van dien naam is ongetwijfeld Adriaan van Nispen, Wardyn der Munt te Antwerpen, die in het huwelijk trad met Maria de Moy en den i8n Januari 1826 overleed. (6) Théodore Rombouls, fils de Barthélémy Rombouts et de Barbe de Grève, naquit a Anvers le 2 juillet 1597; il étudia la peinturechez Fran?ois van Lanckvelt. II passa ensuite dans 1'atelier d'Abraham Janssens. En 1616, il partit pour 1'étranger afin de compléter ses études et travailla a Rome ainsi qu'a Florence. En 1608, il fut recu comrae éléve dans la gilde St-Luc et, en 1625, il en devint francmaitre. II épousa, en 1627, Anne van Thielen et mourut le 14 septembre 1637 ; il fut enterré dans 1'église des Grands Carmes. Parmi ses élèves on cite Théodore Lameer. II peignit de grandes compositions historiques ou religieuses et aussi des toiles de moindre dimention, représentant des scènes d'intérieur. A Anvers on conserve de ce maitre, a 1'église S'-Jacques, le Mariage de Ste-Catherine, et au Musée des Beaux-Arts Les Joueurs de cartes, L'Apparition du Christ a SaintAugustin et Le Christ chassant les vendeurs du temple. Tlieodoor Rombouts, zoon van Bartholomeus Rombouts en van Barbara de Grève, kwam den 2n Juli 1597 te Antwerpen ter wereld. Hij ging de grondbeginselen der schilderkunst aanleeren bij Frans van Lanckvelt om echter weldra naar het werkhuis van den meer befaamden Abraham Janssens over te gaan. In 1616 toog hij naar den vreemde om zijne studiën te voleindigen ; zoo werkte hij te Rome en te Florentië. Ten jare 1608 werd hij in de S'-Lucasgilde als leerling opgeschreven en in 1625 werd hij als vrijmeester aanvaard. In 1627 trad hij in den echt met Anna van Thielen. Hij overleed den 140 September 1637 en werd in de kerk der O.-L.-Vrouwebroeders begraven. Onder zijne leerlingen vinden wij Theodoor Lameer vermeld. Hij schilderde groote geschiedkundige of godsdienstige samenstellingen, alhoewel ook doeken van kleinere afmetingen met binnenlevens of volksgroepen. Te Antwerpen bewaart men van dezen meester : in de St-Jacobskerk, het Mystiek Huwelijk van SteCatharina; in het Museum van Schoone Kunsten, De Kaartspelers, De Verschijning van Christus aan St-Augustinus, en Christus die de hooplieden uit den tempel drijft. (7) Gaspari. Schollen, capitaine de la garde bourgeoise, amateur d'arr. II était fils de Herman Scholten, négociant et de Hélène vanden Driessche. II avait épousé Béatrix Boonen et mourut en 1669. Gaspar Scholten, kapitein der burgerwacht, kunstliefhebber. Hij was de zoon van Herman Scholten, koopman, en van Helena vanden Driessche. Hij was in den echt getreden met Beatrix Boonen en stierf in 1669. M. Heere Eghbertus van Honsen (1) canoninck en geestelyck hooftman deser gulde. A° 1627. (1) Egbert van Hontsum ou plus correctement Zeger van Hontsum, fut en 1627 nommé directeur spirituel de la gilde. II naquit a Anvers et était fils de Zeger van Hontsum et d'Anne Mannaert. Après avoir fait ses études théologiques et obtenu le diplome de licencié en droit canon, il fut nommé chanoine de la cathèdrale d'Anvers le 31 mai 1613, devenant titulaire de la prébende dont avait antérieurement joui le chanoine Gevartius. Le 19 décembre 1614 il fut en outre nommé pénitentiaire. II s'occupa aussi d'histoire ecclésiastique et fit éditer en 1628 un ouvrage traitant de 1'Origine de 1'Institution des Béguines. II mourut & Anvers le 19 janvier 1643 et fut enterré dans la cathèdrale. Egberlus van Hontsum, ot nauwkeuriger gezegd Zeger van Hontsum, werd in 1627 tot geestelijke bestuurder der gilde benoemd. Hij werd geboren te Antwerpen en was zoon van Zeger van Hontsum en van Anna Mannaert. Na zijne studiën in godsgeleerdheid voleindigd en zijn diploma in canoniek recht verworven te hebben, zag hij zich, den 31" Mei 1613, als kanunnik der hoofdkerk van Antwerpen aangesteld, en werd titularis der prebende, waarvan kanunnik Gevartius vóór hem het genot had. Den 19" December 1614 werd hij daarenboven tuchtoverste benoemd. Hij hield zich ook met kerkelijke geschiedenis bezig en gaf, in 1628, een werk in het licht hetwelk handelde over den Oorsprong van de Ordestichting der Begijnen. Hij stierf den 19" Januari 1643 en werd in de hoofdkerk begraven. Andries Colyn de Nüla, deken A° 1628 (1) Desen deken heeft inde Bloom als liefhebbers ontfangen Peeter Ferment. (2) Gilliaume Wielant, capiteyn. (3) Jaques de Letter. (4) Andries Janssens. Francois vande Peer. M. Heer Henderick van Halmale. (5) Floryn. Jan Bapta Ginderdeuren. Gabriel Franck. (6) Peeter de Wit. (7) (ij André Colyns de Nole. Nous avons foumi quelques détails biographiques sur ce sculpteur, ci-devant, a Ia page 162. Andries Colyns de Nole. Wij hebben reeds, op bladzijde 162, eenige biographische bijzonderheden over dien beeldhouwer gegeven. (2) Pierre Fourment, fils de Daniël Fourment et de Claire Stappaerts, naquit X Anvers en 15 90 et fut baptisé dans 1'église cathèdrale le 4 décembre de cette année. II épousa Ar.toinette van Hecke qui mourut le 18 janvier 1635. II appartenait & une familie de négociants en tapisseries et en soie, dont les goüts artistiques peuvent se constater lorsqu'on consulte les listes d'oeuvres d'art, dont ils étaient possesseurs. Pieter Fourment, zoon van Daniël Fourment en van Clara Stappaerts, werd in 1590 te Antwerpen geboren en den 4n december van dit jaar, in de hoofdkerk, over de doopvont gehouden. Hij trad in den echt met Antonia van Hecke die den 1811 Januari 1635 overleed. Hij behoorde tot eene familie die handel dreet in zijde en in tapisserijen, en van wier kunstsmaak men zich kan overtuigen wanneer men de lijst overloopt van de kunstwerken welke zij in haar bezit had. (3) Guillaume Wiclant, capitaine de la garde bourgeoise, appartenait i une familie gantoise qui s'établit au milieu du XVIe siècle a Anvers pour y exercer le commerce. Willem Wielant, kapitein der burgerwacht, behoorde tot eene Gentsche familie welke zich in het midden der XVI11 eeuw te Antwerpen vestigde om er handel te drijven. (4) Jacques de Letter remplit successivement les fonctions de receveur et trésorier adjoint de la ville. II fut aussi grand aumónier en 1628. II mourut le 26 janvier 1653 et fut enterré dans 1'église cathédrale. II avait épousé Fran$oise van Immerseel. Jacob de Letter was opvolgentlijk rentmeester en bijgevoegd tresorier der stad. In 1628 was hij ook groot-aalmoezenier Hij stierf den 26" Januari 1653 en werd in de hoofdkerk begraven. Hij was in den echt getreden met Francisca van Immerseel. (5) Henri van Halmale. Déja en 1620, nous avons parlé d'un personnage de cette familie, portant le même prénom. Aucune qualification ne permet d'identifier plus spécialement ces deux membres des Violieren. II est même fort difficile de préciser et de fournir des renseignements sürs concernant le second van Halmale que nous trouvons ici. Le bourgmestre Henri van Halmale, dont nous avons esquissé ia vie antérieurement, au folio de 1'année 1620, était fils d'Henri van Halmale qui, également fut bourgmestre d'Anvers, mais qui mourut en 1614. Ce n'est donc pas de lui dont il peut être question. D'autre part, Henri van Halmale et Catherine d'Althuna eurent, entre autres, un fils, qui également s'appelait Henri, mais qui naquit a Anvers le 21 février 1625. II aurait donc été un peu trop jeune en 1628, pour être admis parmi les Violieren. A cette époque nous ne connaissons pas d'autre membre de la familie van Halmale portant le prénom d'Henri. Hendrik van Halmale. Reeds voor het jaar 1620 hebben wij gesproken over een Hendrik, lid dezer familie. Geene enkele betiteling laat ons echter toe die twee leden der Violieren op meer bijzondere wijze te vereenzelvigen. Zeer moeilijk is het zelfs nauwkeurige en zekere wetenswaardigheden op te geven over den tweeden van Halmale, welken wij hier aangestipt vinden. De Burgemeester Hendrik van Halmale, wiens leven wij reeds vroeger, voor het jaar 1620, geschetst hebben, was zoon van Hendrik van Halmale, die insgelijks Burgemeester van Antwerpen was, maar die in 1614 overleed. Van dezen kan er dus hier geen sprake zijn. Van den anderen kant hadden deze Hendrik van Halmale en Catharina de Altuna wel een zoon die ook Hendrik hiet, maar die slechts den 2$n Februari 1625 geboren werd. Deze was dus nog veel te jong in 1628 om in den schoot der Violieren opgenomen te worden. Voor dit tijdstip kennen wij geen ander lid der familie van Halmale, dat Hendrik hiet. (6) Gabriel Franck, peintre, fut élève de Gérard Schoofs, qui le fit inscrire en 1605 dans la gilde S'-Luc. II devint franc-maitre en 1620. Plus tard, il fut élu doyen pendant 1'exercice 1636-1637. S'il n'y a pas confusion de personue, il dut, d'après les registxes de S'-Luc, être marié deux fois. D'abord avec Marie de Meue qui mourut en 1621, puis avec Marie Rogiers, qui décéda le 17 février 1640 et fut enterrée avec lui dans 1'église S'-Jacques. Lui-même trépassa le 12 mai 1639 ; il habitait alors rue des Princes. Quoiqu'il ait laissé peu ou pas de traces dans 1'histoire artistique, son influence dut cependant être grande a Anvers quand on considère combien furent nombreux les élèves qu'il re^ut dans son atelier et au nombre desquels on compte : Laurent Franck, Adrien Dircksen, Abraham Genoels, Corneille De Winter, Fran^ois Mennens, Pierre Antheunis, Abraham Duys, Jean-Baptiste van Doeren, Henri van Ophoven, Théodore Lins, Franijois Ryckaert, Chrétien Lamberechts, Jean Antognossi, Gaspard van Avyn, Ignace de Medera, etc. II peignit surtout en petit format des scènes de genre et d'histoire. Gabriël Franck, schilder, was leerling van Geeraard Schoofs, die hem ten jare 1605 in de S'-Lucasgilde deed opschrijven. Hij werd vrijmeester in 1620 en later werd hij, voor het gildejaar 1636-1637, tot Deken gekozen. Zoo er geene verwarring van personen bestaat, dan moet hij, volgens de S'-Lucasregisters, tweemaal getrouwd geweest zijn, eerst met Maria de Meue, welke in 1621 stierf, daarna met Maria Rogiers, die den 17" Februari 1640 overleed en bij hem in de S'-Jacobskerk begraven werd. Hij zelf stierf den i2n Mei 1639 ; hij woonde toen in de Prinsenstraat. Alhoewel hij weinige of geene sporen in de kunstgeschiedenis nagelaten heeft, toch moet zijn invloed te Antwerpen groot geweest zijn wanneer men bedenkt hoe talrijk de leerlingen waren die zijn werkhuis bezochten en waaronder men de volgende aantreft : Laureys Franck, Adriaan Dircksen, Abraham Genoels, Cornelius De Winter, Frans Mennens, Pieter Antheunis, Abraham Duys, Jan-Baptist van Doeren, Hendrik van Ophoven, Theodoor Lins, Frans Ryckaert, Christiaan Lamberechts, Jan Antognossi, Gaspar van Avyn, Ignaas de Medera, enz. Hij schilderde vooral, op kleine schaal, genrestukken en geschiedkundige tafereelen. (7) Pierre De Wit ou De Witte, peintre, naquit 4 Anvers en 1586. II iut jeune encore recu comme élève dans 1'atelier du peintre Pierre Verhulst, alias Floris. C'est a ce titre qu'il fut inscrit en 1596 sur les registres de la gilde St-Luc, dont il devint maitre en 1609. II peignit des paysages et des sujets religieux. On conserve encore des oeuvres de eet artiste dans diverses collections, notamment au Musée du Belvedère, a Vienne. II forma quelques élèves parmi lesquels 011 connait Henri de Witte, Georges Verschueren, Philippe Bonecroy, ainsi que ses trois fils. 11 avait épousé le 6 février 1622 Barbe Remeeus dont il eut trois filles et deux fils. Ces derniers, Gaspard et Jean-Baptiste De Witte suivirent la carrière paternelle. II eut encore un fils naturel Pierre De Witte qui devint peintre paysagiste. II habitait au coin du pont de Meir la maison portant pour enseigne ie Gulden Kruis. Pierre De Witte mourut a la fin de 1'année 1651 et sa femme le 16 mars 1663. Pieter De Wit of De Witte, kunstschilder, werd te Antwerpen in 1 *>86 geboren. Op jeugdigen ouderdom werd hij aanvaard in het werkhuis van den schilder Pieter Verhulst, alias Floris. Het is als leerling van dien meester dat hij, ten jare 1596, in de registers der S'-Lucasgilde opgeschreven werd. In 1609 werd hij als meester aangenomen. Hij schilderde landschappen en godsdienstige onderwerpen. In verschillende verzamelingen, onder andere in het Belvedere te weenen, bewaart men nog werken van dezen meester. Hij vormde eenige leerlingen, waaronder Hendrik de Witte, Joris Verschueren, Filip Bonecroy, alsook zijne drie zonen. Den 22n Februari 1622 was hij in den echt getreden met Barbara Remeeus, bij welke hij drie dochters en twee zonen verwekte. Deze laatsten, Gaspar en Jan-Baptist De Witte, volgden de loopbaan huns vaders. Hij had nog een natuurlijken zoon, Pieter De Witte, die landschapschilder werd. Hij woonde op den hoek der Meirbrug in de Gulden Kruis Pieter De Witte stierf op het einde van 1651 en zijne vrouw den i6e Maart 1663. Jan Janssens, prince deser gulde A° 1628 (1) de welcke in synen tyt allen de dekens ende personagien met een treffelycke maeltyt heeft vereert ende in syn afscheyden het spel laeten spelen en daer naer allen de persoonagien beschoncken. (1) Jan Janssens, capitaine de la garde bourgeoise, était amateur d'art, et c'est a ce titre qu'il fut re?u parmi les Violieren en 1621. Devenu chef de la gilde, il se raontra d'une grande générosité et encouragea les représentations draraatiques. Le registre de la gilde a gardé le souvenir des encouragements qu'il prodigua aux acteurs et a ses confrères. Jean Janssens qui avait également rempli les fonctions de doyen du Vieux Serment de 1'Arc, mourut a Anvers le 23 juin 1635 et fut enterré dans 1'église de 1'abbaye S'-Michel, en un sépulcre oü plus tard fut aussi déposé le corps de sa femme Barbe Urne qui décéda le 21 octobre 1651. Jan Janssens, kapitein der burgerwacht, was kunstliefhebber, en het is in deze hoedanigheid dat hij, ten jare 1621, in de Violieren aanvaard werd! Prins der gilde geworden, toonde hij zich zeer milddadig en moedigde de dramavertooningen aan. De register der gilde heeft de herinnering bewaard van de aanmoedigingen door hem aan de tooneelspelers en aan zijne medebroeders geschonken. Jan Janssens, die insgelijks het ambt van Deken van den Ouden Handboog bekleed had, stierf hier ter stede den 23" Juni 163$ en werd ter aarde besteld in de S'-Michielsabdij, in eene grafstede waarin later het lichaam bijgezet werd zijner vrouw, Barbara Urne, die den2in October 1651 overleed. Theodoor Rombouts, deken A° 1629 (1) Onder den selven deken syn inde Bloom ghecomen als liefhebbers M. Heer Phlippus Valckenisse, secretaris. (2) Jaques Verhulst. (3) M. joncker Francisco de Coninck, liefhebber van de Poesi heeft de Gulde vereert met 2 treffelycke spelen en de selve op synen cost wytgevoert. (4) Andries Faeyens. 15 (i) Tbéodore Rombouts. On trouvera la biographie de eet artiste a la page 187. Theodoor Rombouts. Zie de levensbeschrijving van dezen kunstenaar op bladzijde 187. (2) Pbilippe van Valckenisse, seigneur de Hemixem, naquit a Anvers en 1596, et fut baptisé a St-Jacques, le 22 janvier de cette année. II était fils de Philippe van Valckenisse, commandant du fort de Stekene, et de Catherine van den Dycke. II épousa, le 16 fevrier 1630, Fran^oise Gerardi dont il eut vingt deux enfants. En 1628 il fut nomraé secrétaire de la ville d'Anvers et remplit ces fonctions sans discontinuer jusqu'en 1664. II donna sa démission le 24 juin de cette dernière année. II mourut le 17 février 1665 et fut enterré dans 1'église de 1'abbaye S'-Bernard sur 1'Escaut. Sa femme qui s'était faite religieuse après sa mort, décéda le 23 mai 1667. Philippe van Valckenisse s'occupa beaucoup d'histoire locale et d'héraldique. II consacra a ces travaux divers ouvrages, et les archives communales d'Anvers possèdent encore, entre autres, plusieurs volumes de notes manuscrites, résumant ses recherches généalogiques. II avait pu dés son jeune age former son goüt artistique en contemplant les fort nombreuses oeuvres d'art qui constituaient la belle collection que s'était formée son père et dont il hérita avec ses frère et soeur. Filip van Valckenisse, Heer van Hemixem, werd in 1596 te Antwerpen geboren en den 22n Januari van dit jaar in onze S'-Jacobslcerk over de doopvont gehouden. Hij was zoon van Filip van Valckenisse, kommandant van het fort van Stekene, en van Catharina van den Dycke. Den 16'1 Februari 1630 trad hij in den echt met Francisca Gerardi, die hem twee en twintig kinderen schonk. In 1628 werd hij tot sekretaris der stad Antwerpen benoemd en bekleedde dit ambt, zonder onderbreking, tot in 1664, wanneer hij, den 24" Juni, zijn ontslag nam. Hij stierf den 17" Februari 1665 en werd in het klooster van St-Bernard, aan de Schelde, begraven. Zijne vrouw welke na zijne dood het geestelijk leven omhelsd had, overleed den 23" mei 1667. Filip van Valckenisse hield zich veel met plaatselijke geschiedenis en met wapen- en geslachtkunde bezig. Hij schreef er verscheidene werken over en de stadsarchieven van Antwerpen bezitten nog, onder anderen, verscheidene volumen met handschriftelijke nota's waarin zijne genealogische opzoekingen zijn samengevat. Van kindsbeen af had hij zijn kunstsmaak kunnen vormen door het aanschouwen der zoo talrijke kunstwerken, welke de schoone verzameling uitmaakten door zijn vader bijeengebracht, en waarvan hij later een kindsgedeelte erfde. (3) Jacques Verhuist. Pourrait appartenir a la familie fort connue des imprimeurs anversois de ce nom. Pourtant, parmi ceux-ci nous n'en trouvons aucun qui, a 1'époque qui nous occupe, portait le prénom de Jacques. Peut être y a t'il ici une nouvelle erreur du copiste. Jacob Verlmlst. Zou wel tot de familie der gekende Antwerpsche drukkers van dien naam kunnen behooren. Wij vinden onder hen echter niet één die, op het tijdstip waarover wij handelen, den doopnaam van Jacob droeg. Wellicht is er hier eene nieuwe vergissing van den afschrijver. (4) Franfois de Coninck, qui appartenait a une familie patricienne anversoise était aussi poëte. II composa plusieurs pièces et fit hommage de deux d'entre elles aux Violieren. La première fut jouée par les membres le ir septembre 1636 ; c'est utie tragi-comédie intitulée : Brêsida de Cotiincx van Arragonien dochter qui porte pour résumé ces deux vers : De liefde en 't geval speelt somivijl met den mensch : Maer waere trouw en deucht brengt hem noch tot fijn wensch. Cette pièce fut imprimée en 1636 a Anvers chez le libraire Jean Huyssens. La seconde, qui fut représentée le 18 octobre 1635, et dont le livret fut édité par Ie même imprimeur, est sans doute la comédie dont le sujet est résumé par ces deux vers : Bedroghene liefde baert veel onrust, leet en pijn, Maer vrij verkoreu trouw is heyl en medecijn. Frans de Coninck, die tot eene aanzienlijke familie van Antwerpen behoorde, was ook dichter. Hij schreef verscheidene tooneelstukken en vereerde er twee van aan de Violieren. Het eerste werd den ia September 1636 door de leden gespeeld; het is eene tragikomedie met titel : Bresida de Conincx van Arragonien dochter, en die deze twee versregelen als kernspreuk droeg : De liefde en 't geval speelt somwijl met den mensch : Maer waere trouw en deucht brengt hem noch tot %ijn wsnsch. Dit stuk werd in 1636, te Antwerpen, bij den boekhandelaar Jan Huyssens gedrukt. Het tweede, hetwelk den i8n October 1635 opgevoerd en door denzelfden drukker uitgegeven werd, is ongetwijfeld het blijspel waarvan het onderwerp door de twee volgende dichtregelen samengevat is; Bedrooghene liefde baert veel onrust, leet en pijn Maer vrij verkoren trouw is heyl en medecijn. Jan Breugel, deken, A° i63o (i) (i) Jean Brenghel naquit a Anvers le 13 septembre 1601 ; il était fils du peintre Jean Breughel de Velours et de Elisabeth de Jode. Le 5 juillet 1626 il épousa Anne Marie Janssens qui le rendit père de onze enfants, parmi lesquels plusieurs embrassèrent aussi la carrière artistique. Après avoir appris les premières notions de son art, sans doute dans 1'atelier paternel, Jean Breughel, se rendit en Italië; il ne revint a Anvers qu'en 1625. La même année il fut recu dans la gilde S'-Luc et en devint doyen en 1630. II peignit surtoi't des paysages animés de personnages divers, et ses oeuvres sont souvent confondues avec celles de son père. II mourut sans doute vers 1678. Jan Brenghel werd den 13" September 1601 te Antwerpen geboren ; hij was zoon van Jan Breughel, den Fluweelen, en van Elisabeth de Jode. Den 51 Juli 1626 trad hij 111 het huwelijk met Anna-Maria Janssens, bij welke hij elf kinderen verwekte, waarvan er ook verscheidene de kunstloopbaan omhelsden. Na de eerste beginselen der kunst ongetwijfeld in het werkhuis zijns vaders opgedaan te hebben, toog Jan Breughel naar Italië en keerde slechts in 1625 naar Antwerpen terug. Ditzelfde jaar nog werd hij in de S'-Lucasgilde aanvaard en in 1630 werd hij er tot Deken van gekozen. Hij schilderde meestal landschappen waarin hij, met allerhande figuren, leven en beweging bracht, en zijne werken worden menigwerf met die zijns vaders verward. Hij stierf hoogstwaarschijnlijk omstreeks 1678. Henderick Aertsen, deken A° 1631 (ï) Den voorschreven deken heeft als liefhebbers vande Bloom ontfanghen Andries de Licht. (2) Theodoor llogiers. (3) Joan Cossiers. (4) Vincent Malo. (5) Matheus Matheusen. (6) Peeter Brunei. (7) (i) Henri Aertsen, fils de Gaspard Aertsen ou Aertsens et desa seconde femme Catherine van der Heyden, naquit a Anvers le 22 mai 1586. II épousa, le 23 aoüt 1615, Anne Liebrechts. II exer$a la profession d'imprimeur et fut doyen de la gilde S<-Luc en 1631. Sur les registres de cette Corporation artistique, on le retrouve en 1639 payant le droit statutaire pour le décès de sa femme et en 1649 faisant recevoir comrae maitre son fils Antoine Aertsen, libraire. Lui-même mourut le 12 mars 1658. II habitait, rue des Peignes, une boutique qui portait pour enseigne de Witte Lelie. Hendrik Aertsen, zoon van Gaspar Aertsen of Aertsens en van diens tweede vrouw Catharina van der Heyden, werd den 22° Mei 1586 te Antwerpen geboren. Den 23" Augustus 1615 trad hij in den echt met Anna Liebrechts. Hij was boekdrukker van beroep en de St-Lucasgilde verkoos hem tot Deken in 1631. In de registers dier kunstgilde ziet men dat hij, in 1639, de doodschuld betaalde voor het afsterven zijner vrouw en, in 1649, zijnen zoon Antoon Aertsen, boekverkooper, als meester aanvaarden deed. Hij was gevestigd in de Kammenstraat, in den boekwinkel de Witte Lelie. Hij overleed den i2n Maart 1658. (2) André de Licht, peintre, fut élève de Henri van Balen, le vieux. On connait fort peu de détails sur sa carrière artistique. II fut regu dans la gilde S'-Luc comme élève en 1620-21 et comme maitre en 1628-29 ; il en devint doyen en 1634. II ne se maria, sans doute, jamais car en septembre 1620 il fut admis dans la Sodalité des célibataires. II re^ut quelques élèves dans son atelier ; parmi ceux-ci, on a conservé les noms de Michel Michelsen et de Gaspard van Oonsen. Andries de Licht, schilder, was leerling van Hendrik van Balen, den oude. Men kent slechts weinig bijzonderheden aangaande zijne kunstloopbaan. In 1620-1621 werd hij in de S'-Lucasgilde aanvaard als leerling en in 1628-1629 als meester. Ten jare 1634 werd hij er tot Deken van gekozen. Naar alle waarschijnlijkheid bleef hij onge- huwd, want in September 1620 werd hij lid van de Sodaliteit der bejaarde jongmans. Hij kreeg eenige leerlingen in zijn werkhuis ; men heeft de namen bewaard van Michiel Michelsen en van Gaspar van Oonsen. (3) Thiodore Rogiers, orfèvre et ciseleur, dont le véritable nom était Rogier ou de Rasier, Razières, etc., était fils de 1'orfèvre Rombaut de Rasier et de sa première femme Agnès Thomas. II fut baptisé dans 1'église Notre-Dame le 27 mars 1602. II fut élève de son père, et épousa, en 1637, Cornélie Donckers dont il eut huit enfants. Théodore Rogiers entra dans Ia gilde S'-Luc pendant 1'exercice 1629-1630. Son nom figure sur les listes de présence jusqu'en 1654. Son talent était considérable. II exécuta entre autres, d'après les dessins de Rubens une aiguière ciselée avec plateau pour Charles I, roi d'Angleterre. C'est probablement lui aussi qui cisela la magnifique aiguière de Rubens qui existe encore. Van Dyck fit son portrait. Theodoor Rogiers, zilversmid en drijver, wiens wezenlijke naam wellicht Rogier was of Rasier, Razières, enz., was zoon van den zilversmid Rombout de Rasier en van diens eerste vrouw Agnes Thomas. Hij werd den 2711 Maart 1602 in O.-L.-Vrouwekerk over de doopvont gehouden. Hij leerde het kunstbedrijf in het werkhuis van zijn vader. In 1637 trad hij in den echt met Cornelia Donckers, welke hem acht kinderen schonk. Theodoor Rogiers werd in het gildejaar 1630-1631 in de S'-Lucasgilde aanvaard, en komt op de naamrollen voor tot in 1654. Hij bezat een hooggewardeerd talent. Voor Karei I, koning van Engeland, vervaardigde hij, naar de teekeningen van Rubens, eene gedreven lampet met schenkblad. Naar alle gissing is het ook hij die de prachtige lampet van Rubens vervaardigde, welke nu nog bestaat. Van Dyck schilderde zijn portret. (4) Jean Cossiers, fils du peintre Antoine Cossiers et de Marie van Cleve, naquit a Anvers Ie 15 juillet 1600. Après avoir pris ses premières legons artistiques chez son père, il devint élève de Corneille De Vos. II entra, en 1629, dans la gilde S'-Luc et en fut élu doyen pour 1'exercice 1640-1641. Son oeuvre est considérable ; il aborda tous les genres et on le trouve tour a tour executant des portraits, des scènes de genre, des composilions mythologiques, etc. Le rausée d'Anvers possède cinq toiles dues a son pinceau : L'Adoration des bergers, Scène d'intérieur, Portrait d'utt chirurgien, les Apprèts de la Jlagellation du Sauveur et une seconde Adoration des bergers. Au couvent des soeurs noires existe de eet artiste une Adoration des Mages. Aux Hospices civils appartiennent le Christ en Croix, une Mater Dolorosa, St-Beuoit délivrant tin possède, Ste-Anne avec la Vierge et l'enfant Jèsus. Etant consulteur de la Sodalité des hommes mariés, Cossiers peignit, en 1650, pour 1'autel de la chapelle de cette Congrégation les Epousailles de la Vierge. II eut dans son atelier un grand nombre d'élèves ; dans les registres de la gilde de S'-Luc nous relevons a ce titre les noms de Jacques de 1'Ange, Charles van Savoyen, Fran^ois van Alter, Jean-Charles van den Brempt, Fran^ois Verbiest, Maynard et Melchior de Grée. Jean Cossiers se maria deux fois. II épousa en premières noces, le 20 mai 1630, Jeanne Darragon. Devenu veuf en 1639, il se remaria le 26 juillet 1640, avec Marie van der Willigen. 11 mourut le 4 juillet 1671, et son service eut lieu trois jours plus tard dans 1'église cathédrale. L'artiste habitait alors un immeuble du rempart du Lombard, portant pour enseigne de Dry Vlammen. Jan Cossiers, zoon van den schilder Antoon Cossiers en van Maria van Cleve, kwam den i$n Juli 1600 te Antwerpen ter wereld. Na de lessen zijns vaders genoten te hebben trad hij in liet werkhuis van Cornelis De Vos. Ten jare 1629 werd hij aanvaard in de S'-Lucasgilde, en voor het gildejaar 1640-1641 werd hij er tot Deken van gekozen. Zijn werk is aanzienlijk en zijn penseel greep schildergewrochten aan van alle soort. Zoo maalde hij beurtelings portretten, genrestukken, mythologische semenstellingen, enz. Het Antwerpsch Museum bezit vijf doeken van dezen meester • De Aanbidding der Herders, een Stilleven, het Portret van eenen Chirurgijn, de Aanstalten voor de Geeseling van (Un Heiland en eene tweede Aanbid- ding der Herders. In het klooster der Zwartzusters treft men eene Aanbidding der Drie Koningen aan. In de Godshuizen bewaart men een Christus aan het kruis, een Mater Dolorosa, St-Benedictus die eenen Bezetene bezweert en Ste-Anna met de Heilige Maagd en het Kindehen Jezus. Consultor van de Sodaleteit der Getrouwden schilderde hij, in 1650, voor het altaar van de kapel dier Congregatie het Huwelijk der Allerheiligste Maagd Maria met den H. Jozef. Er kwamen een groot getal leerlingen zijne lessen in zijn werkhuis volgen : zoo vinden wij in de registers der S'-Lucasgilde vermeld : Jaak de 1'Ange, Karei van Savoyen, Frans van Alter, Jan-Karei van den Brempt, Frans Verbiest, Maynard en Melchior de Grée. Jan Cossiers trad tweemaal in den echt. Den 20" Mei 1630 trouwde hij, in eerste huwelijk, met Joanna Darragon. Weduwenaar geworden in 1639, hertrouwde hij met Maria van der Willigen. Hij stierf den 4n Juli 1671 en zijne lijkplechtigheid had, drie dagen later, in de hoofdkerk plaats. De kunstenaar woonde toen in een huis der Lombaardevest. (5) Vincent Malo, peintre, sur la vie duquel on possède fort peu d'indications. On sait seulement qu'il entra en 1624 dans la gilde S'-Luc et qu'il décéda a la fin de 1'année 1656 ou en 1657. On connait également trois de ses élèves : Philippe Mertens, Jacques Clasens et Isaac Wiegans. Vincent Malo, schilder, over wiens leven men bijna geene aanteekeningen bezit. Men weet enkel dat hij ten jare 1624 in de S'-Lucasgilde aanvaard werd en op het einde van 1656 of in 1657 overleed. Ook kent men de namen van drie zijner leerlingen : Filip Mertens, Jaak Clasens en Isaak Wiegans. (6) Malhieu Matheusen, Mattheus ou Matthysens, fut recu en 1615 dans la gilde S'-Luc en qualité d'aquarelliste; en 1631 il devint membre des Violieren. En 1646 il habitait encore a la place de Meir, a Anvers, mais 1'année suivante il s'établit au Vieux marché au Blé. Un de ses élèves fut Nicolas van Hoey. II épousa Jeanne Cruyt qui mourut en 1675 ; lui-raême était décédé en 1650. Mattheus Matheusen, Mattheus ot Matthyssens, werd ten jare 1615, als waterverfschilder, in de S'-Lucasgilde aanvaard, en in 1631 werd hij lid der Violieren. In 1646 woonde hij nog op de Meir, maar ging zich het jaar daarna op de Oude Koornmarkt vestigen. Nicolaas van Hoey was een zijner leerlingen. Hij was in den echt getreden met Joanna Cruyt die in 1675 overleed. Hij zelf stierf in 1650. (7) Pierre Brunei ou mieux Bruynel était un simple patissier, mais en même temps amateur d'art, c'est ce qui lui permit d'être re?u en 1631 parmi les Violieren. On le voit figurer pour la dernière fois aux fêtes de cette Chambre de Rhétorique en 1648. Pieter Brunei of liever Bruynel was een eenvoudig pasteibakker, maar terzelfdertijd kunstliefhebber, wat hem toeliet ten jare 1631 in den schoot der Violieren opgenomen te worden. Men treft hem voor de laatste maal aan in de feesten dier Rederijkkamer ten jare 1648. Eduaert Snaeyers, deken A° I632 (I) de welcke inde Bloom ontfanghen heeft dese liefhebbers Gilliame Galle. (2) Laureys Bouwaert. Jacques van Achter. (3) Alexander Adriaensen. (4) Peeter van Avondt. (5) (i) Edouard Snaeyers ou Snayers, peintre, sur lequel on possède aujourd'hui fort peu de renseignements. II fut regu maitre de la gilde S'-Luc en 1617. II dut toutefois jouir d'une certaine réputation, car il exer^a les fonctions de doyen de cette gilde pendant 1'exercice 1632-1633 et de plus il rei;ut dans son atelier un grand nombre d'élèves, parmi lesquels il faut citer : Charles Mertens, Guillaume van Hamme, Paul De Vos, Edouard van Goedenhuysen, Pierre Willebeeck, etc. II doit être mort en 1659 ou 1660. Eduard Snaeyers of Snayers, schilder over welken wij ten huidigen dage slechts weinig bijzonderheden bezitten. Ten jare 1617 werd hij als meester in de S'-Lucasgilde aanvaard, en hij moet alleszins eene zekere faam genoten hebben, daar hij voor het gildejaar 1632-1633 tot Deken gekozen werd, en een groot getal leerlingen in zijn werkhuis ontving, waaronder dienen aangestipt te worden : Karei Mertens, Willem van Hamme, Paul De Vos, Eduard van Goedenhuysen, Pieter Willebeeck, enz. Hij moet gestorven zijn in 1659 °f 1660. (2) Guillaume Galle. On pourrait croire que ce membre des Violieren appartenait a la familie des graveurs de ce nom. Toutefois, en admettant que le prénom soit exactement transcrit, nous ne trouvons, & 1'époque qui nous occupe, aucun membre de cette familie qui s'appelle Guillaume. Willem Galle. Men zou kunnen denken dat dit lid tot de familie der plaatsnijders van dien naam behoorde. Voor het tijdstip dat ons bezig houdt vinden wij echter geen enkel lid dier familie dat Willem heet. Blijft de veronderstelling dat de voornaam wellicht slecht afgeschreven werd. (3) Jacques van Achter, confiseur, mais cn même temps amateur d'art, ce qui lui valut son entrée dans la Chambre de Rliétorique des Violieren. Jaak van Achter, banketbakker, maar terzelfdertijd kunstliefhebber, in welke hoedanigheid hij in de Rederijkkamer der Violieren aangenomen werd. (4) Alexandre Adriaensen, fils du musicien Emmanuel Adriaensen et de Sibylle Crelin, naquit 4 Anvers en 1587 et fut baptisé en 1'église S'-Jacques le 17 janvierde cette année. II fut élève du peintre Arthur van Laeck, et re$u en 1610 comme maitre dans la gilde S'-Luc en qualité d'aquarelliste. II était aussi peintre héraldiste. Quant a ses tableaux, ils ont tous pour sujet des natures niortes. II existe encore plusieurs de ses oeuvres dans diverses collections et notamment au musée d'Anvers oü est conservée une toile représentant un chat, des oiseaux, des poissons et des fruits. II eut pour élève Philippe Milex. Adriaensen épousa, le 2 février 1611, Maria Seeldraeyers. II habitait « op den Wapper », oü il mourut le 30 octobre 1661 et fut enterré dans 1'église S'-Jacques. Alexander Adriaensen, zoon van den muzikant Emmanuel Adriaensen en van Sibylla Crelin, kwam te Antwerpen in 1587 ter wereld en werd den 17" Januari van dit jaar in de S'-Jacobskerk over de doopvont gehouden. Hij ging de kunst leeren bij Aart van Laeck. Toen hij ten jare 1610 als meester in de S'-Lucasgilde aanvaard werd, liet hij zich opschrijven als waterverfschilder. Tot dan toe had hij zich bijzonder geoefend in het schilderen van adellijke wapens. Nadien maalde hij niets dan stillevens en er bestaan thans nog vele zijner werken in verschillende kunstverzamelingen, namelijk in ons Museum, waar een zijner doeken hangt waarop men eene kat, vogelen, visschen en vruchten voorgesteld ziet. Filip Milex werkte bij hem als leerling. Den 2n Februari 1611 trad onze meester in den echt met Maria Seeldraeyers. Hij woonde op den Wapper, waar hij den 30" October 1661 overleed. H'j werd begraven in de S'-Jacobskerk. (5) Pierre van Avondt, Avont ou Avent, fils du sculpteur Jean van Avont et d'Anne Lefebure, naquit & Malines le 14 janvier 1600. II s'établit jeune encore a Anvers oü il fut re$u, en 1622, comme maïtre dans la gilde S'-Luc. Plus tard il obtint, le 17 octobre 1631, le droit de bourgeoisie, car il n'était pas seulement peintre, mais dirigeait encore un commerce d'ceuvres d'art. II ouvrit & eet effet une boutique dans la maison portant pour enseigne de Bakkery, sise rue de 1'Empereur. En 1633 ^ ^ut nommé capitaine de la garde bourgeoise, fonction qu'il remplit jusqu'er. 1639. II se maria deux fois. La première fois il épousa, le 2 aoüt 1622, Catherine van Herfsen, qui mourut le 3 septembre 1643. II se remaria le 7 février 1644 avec Catherine t'Kint. II mourut le 1 novembre 1652 dans une petite maison qu'il s'était batie au Luysbekelaer, prés du « Steenenbrug •>, a Deurne et il lut enterré dans cette commune. Pierre van Avondt peignait surtout des petits amours et des anges. II exécuta cependant aussi quelques compositions histonques. II existe encore assez bien de ses ceuvres. Dans 1'église S'-facques a Anvers on possède de eet artiste une Vierge donnant le sein a l'enfant Jésus et une Vierge avec l'enfant Jèsus au milieu d'utie guirlande de fleurs, cette dernière peitite parYkens. Une toile représentant le même sujet est également en possession de 1'administration des hospices d'Anvers. II orua aussi de figures les paysages exécutés par de nombreux artistes tels David Vinckeboons, Jean Breughel, Alexandre Keerinckx, Luc van Uden, etc. Van Avondt fut également graveur de mérite ; il exécuta des eaux-fortes représentant des sujets religieux, quelques estampes au burin, mais composa surtout quantité de dessins devant servir a des reproductions gravées soit sur bois, soit surtout sur cuivre. Parmi les élèves de van Avondt, il faut citer Fran?ois Wouters, Pierre van de Cruys et Pierre Wauters. Le portrait de van Avondt fut exécuté par le graveur Wenceslas Hollar en 1651. Le peintre Pierre van Mol représenta également son effigie. Pieter van Avondt, Avont of Avent, zoon van den beeldhouwer Hans van Avont en van Anna Lefebure, werd den 14" Januari 1600 te Mechelen geboren. Hij was nog jong toen hij zich te Antwerpen vestigde, waar hij, reeds in 1622, als vrijmeester in de S'-Lucasgilde aanvaard werd. Den 17" October 1631 verwierf hij hier het poorter- recht, want hij was niet alleen schilder, maar hij dreef bovendien nog handel in kunstwerken. Te dien einde had hij in de Keizerstraat een magazijn geopend, de Bakkcry geheeten. Ten jare 1633 werd hij tot kapitein der burgerwacht benoemd, welk ambt hij tot in 1639 bekleedde. Hij is tweemaal gehuwd geweest. Op 2" Augustus 1622 trad hij voor de eerste maal in den echt met Catharina van Herfsen, die den 3n September 1643 overleed. Den y Februari 1644 ging hij een tweede huwelijk aan met Anna-Catharina t'Kint. Den in November 1652 stierf hij op een klein buitengoed, hetwelk hij op het Luisbekelaar, nabij de «Steenenbrug» te Deurne doen bouwen had, in welke gemeente hij dan ook begraven werd. Pieter van Avondt schilderde liefst cupidokeus en engelkens, alhoewel hij ook eenige historische samenstellingen penseelde. Er bestaan thans nog ettelijke zijner gewrochten. In de S'-Jacobskerk te Antwerpen hangt er van dezen meester : Het kindeken Je^us aan de borst fijner moeder, een O.-L.-Vrouw met het kindje Je^us, in een festoen van bloemen, door Ykens geschilderd. Een doek waarop hij hetzelfde onderwerp behandeld heeft, bevindt zich in het bezit van het bestuur der Antwerpsche Godshuizen. Hij penseelde ook de figuren in talrijke landschappen van verschillende kunstenaars, zooals David Vinckeboons, Jan Breughel, Alexander Keerinckx, Lucas van Uden, enz. Van Avondt was ook een verdienstelijk plaatsnijder; hij etste verscheidene godsdienstige onderwerpen en vervaardigde ook eenige printen met de graveernaald, maar hij voerde vooral eene menigte teekeningen uit, welke dienen moesten 0111 op hout of op koper gegraveerd te worden. Onder de leerlingen van van Avondt moeten wij aanstippen : Frans Wauters, Pieter van de Cruys en Pieter Wouters. Het portret van van Avondt werd in 1651 op plaat gebracht door den graveur Wenzel Hollar. De schilder Pieter van Mol gaf eveneens zijne beeltenis weer. Hans van Mildert, deken, A° i633 (1) (i) Hans ou Jean van Mildert, fils d'Antoine, naquit a Königsberg en Prusse, ce qui lui valut le surnom de « den Duyts ». II fut re^u bourgeois d'Anvers le 9 septembre 1628. En 1610 il était entré comme maitre dans la gilde S'-Luc, dont il devint doyen pendant 1'exercice 1633-1634. 11 s'était marié avec Elisabeth Waegens qui mourut le 13 mars 1637. Lui-même la suivit dans la tombe le 21 septembre 1638. Ils furent tous deux enterrés dans 1'église de 1'abbaye Sl-Michel. Ils habitaient a Anvers une maison située op den Wapper. L'oeuvre de van Mildert est considérable. A Anvers il exécuta les sculptures du portail ouest de la cathédrale, la clóture de la chapelle du saint Nom de Jésus et celle du saint Sacrement a St-Paul, le monument funéraire de 1'évêque Malderus, celui de la familie de Moy et plusieurs épitaphes a Notre-Dame, des statues pour 1'église S'-Georges, le maitre-autel de 1'abbaye S'-Michel. II fut également 1'auteur du retable du maitre-autel de 1'église S'-Gommaire & Lierre, du maitreautel de 1'église des Carmes a Alost, de diverses statues «1 1'autel Ste-Gudule a Bruxelles et a 1'église St-Rombaut & Malines, du jubé de 1'église Ste-Anne a Bruges etd'autres oeuvres qui, pour la plupart, ont disparu pendant la tourmente révolutionnaire de la fin du XVIIIe siècle. Son principal élève fut le sculpteur Juste de Corte, d'Ypres, qui mourut a Venise en 1679 ; il enseigna également son art d son fils Corneille van Mildert, qui suivit la carrière artistique paternelle. Hans of Jan van Mildert, zoon van Antoon, werd geboren te Königsberg in Pruisen, waardoor hij den bijnaam kreeg van « den Duyts ». Den 911 September 1628 werd hij als poorter van Antwerpen opgeschreven. Ten jare 1610 was hij als meester aanvaard geworden in de St-Lucasgilde, waar hij later tot Deken van gekozen werd voor het gildejaar 1633-1634. Hij was in den echt getreden met Elisabeth Waegens, die den 1311 Maart 1637 overleed. Hij zelf stierf den 21 September 1638. Beiden werden in de kerk der S(-Michielsabdij begraven. Zij woonden te Antwerpen op den Wapper. Het werk van van Mildert is aanzienlijk. Te Antwerpen vervaar- '4 digde hij het beeldhouwwerk van het westelijk portaal der hoofdkerk ; den «tuyn » voor de kapel van den Zoeten Naam Jezus en voor die van het Allerheiligste Sacrament, in de Predikheerenkerk ; het praalgraf van den bisschop Malderus, dat van de familie de Moy en verschillende doodsteenen, in O.-L.-Vrouwekerk ; beelden voor S'-Joriskerk ; het hoogaltaar der S'-Michielsabdy. Hij beitelde ook het hoogaltaarblad der S'-Gommaruskerk, te Lier, en dat van de kerk der Karmelieten, te Aalst ; verschillende beelden voor het altaar van Ste-Gudula, te Brussel, en voor de S'-Romboutskerk, te Mechelen; het okzaal der kerk van Stc-Anna, te Brugge, en andere beeldhouwwerken die voor het meerendeel verdwenen zijn in den omwentelingsstorm van het einde der XVIIIe eeuw. Zijn voornaamste leerling was de beeldhouwer Justus de Corte, van Yperen, die te Venetië in 1679 stierf; hij leerde eveneens palet en penseel hanteeren aan zijnen zoon, Cornelis van Mildert, die de vaderlijke kunstloopbaan volgde. Andries de Licht, deken, A° 1634 (1) Dese naervolgende liefhebbers syn dit jaer vanden selven deken ontfnnghen inde Bloom Alexander Voet. (2) Adriaen Brouwer. (3) Philips du Pon. (4) Peeter de Jode. (5) Jasper vander Gouwe. Onder syn dekenschap is hier t'Antwerpen geweest de blyde incomste van syn doorl. hoogh'den Prince Cardinael, alwaer de stadt vele heerlycke arcquen triumphaele heeft doen stellen geinventeert ende geteeckent van M. heer Peeter Paulo Reubens en vande alders vermaerste meesters wyt gebelt Soo wytnemende dat diergelycke voor desen nooyt gesien en is geweest Alwaer onse gulde de Violier mede een stellagie op de Mert hebben gestelt met een heerlycke verthooninghe tot loof van het doorluchtich huys van Oostenryck als oock mede soo hebben sy inde tegenwoordicheyt vanden Prins en tgeheel Hof tot Sl-Michiels een treffelyck spel van Ptrseus en Andronida gespelt waer van de gulde grooten lof behaelt heeft. (*) (*) Le 17 avril 1635, le cardinal infant, Ferdinand d'Autriche, gouverneur des provinces beiges, fit son entrée d Anvers. A 1'occasion de eet événement le magistrat organisa une réception d'une splendeur incomparable. Par toute la ville s'élevaient des ares de trioraphe et des motifs décoratifs a la conception desquels tous les principaux artistes A 1'envi avaient collaboré. Le souvenir de ces fêtes somptueuses a été conservé dans un bel ouvrage, le Pompa Introïtus Ferdinandi, imprimé par ordre de la ville. Le texte en fut rédigé par le secrétaire communal Gaspard Gevartius et les illustrations exécutées sous la direction du peintre Théodore van Thulden. A la Grand' place une estrade, artistiquement ornée, avait été érigée pour permettre aux membres de la gilde des Violieren de représenter une pièce de circonstance dans laquelle on proclamait que la maison d'Autriche était le plus ferme soutien de la religion et de la vraie foi. Den 171 April 1635 deed de Kardinaal-Infant, Ferdinand van Oostenrijk, Landvoogd der Belgische provinciën, zijne plechtige intrede te Antwerpen. Ter gelegenheid van die heuglijke gebeurtenis richtte het Magistraat eene ontvangst in van onvergelijkelijken luister. Heel de stad door rezen er trotsche zegebogen en prachtige versieringsmotieven op, aan welker samenstelling al de bijzonderste kunstenaars onzer stad met al hun scheppingsvermogen hadden gewedijverd. De herinnering dier schitterende feesten is bewaard gebleven in een prachtig werk, Pompa Introïtus Ferdinandi, hetwelk de stad destijds drukken deed. De tekst ervan werd geschreven door den stadssecretaris Gaspar Gevartius, en de platen werden uitgevoerd onder het toezicht van den schilder Theodoor van Tulden. Op de Groote Markt had men eene kunstig versierde stellage opgericht, om aan de leden van de gilde der Violieren toe te laten een gelegenheidstooneelstuk op te voeren, in hetwelk men verkondigde dat het Huis van Oostenrijk de stevigste steunpilaar was van den godsdienst en van het geloof. (i) André Ds Licht. Voyez les notes concernant ce peintre a la page 203. Andries De Licht. Zie de aanteekeningen over dezen schilder op bladzijde 203. (2) Alexandre Voet était graveur sur cuivre. En 1628 il entra comme membre dans la gilde S'-Luc oü le payement de la somme due pour ses funérailles est inscrit en 1689. II eut un atelier trés achalandé et compta de nombreux élèves. Parmi ceux-ci on peut citer les graveurs Frangois vanden Steen, Renier Manteler, Alexandre Gaquier, Gilles de Mesmaker, Pierre Maepeye, etc. Alexander Voel, plaatsnijder, werd ten jare 1628 in de St-Lucasgilde als lid aanvaard. De betaling zijner doodschuld staat in hare registers opgeteekend onder het jaar 1689. Hij had eene drukbezochte werkplaats en telde een groot getal leerlingen, waaronder wij de volgende zullen melden : Frans vanden Steen, Renier Manteler, Alexander Gaquier, Gillis de Mesmaker, Pieter Maepeye, enz. (3) Adrien Brouwer ou De Brouwer, né a Oudenaarde, dans les provinces septentrionales des Pays-Bas vers 1606, fut élève, i Harlem, de Frans Hals. II vint se fixer & Anvers et se fit recevoir en 1631 comme franc-maitre dans la gilde S'-Luc. Peu après il regut comme élève dans son atelier le peintre Jean-Baptiste Dandois. II mourut en 1638 et fut enterré dans 1'église des Carmes le 1 février de cette année. II peignait des paysages et des petites scènes de genre, surtout des intérieurs de cabarets. Son oeuvre fut considérable et bon nombre de ses toiles existent encore dans les principaux musées d'Europe, notamment au Louvre & Paris, a Madrid, a Vienne, a Dresde, etc. Au musée d'Anvers est conservée La partic de cartes et a celui de Bruxelles, une Querelle de joueurs de cartes. Adriaan Brouwer of De Brouwer, omstreeks 1606 geboren te Oudenaarde, in Noord-Nederland, was leerling van Frans Hals, te Haarlem. Hij kwam zich te Antwerpen vestigen en werd ten jare 1631 in onze S'-Lucasgilde als vrijmeester aanvaard. Weldra ontving onze jonge meester den schilder Jan-Baptist Dandois als leerling in zijn werkhuis. Hij stierfin 1638 en werd den in Februari van dit jaar in de kerk der O.-L.-Vrouwebroeders begraven. Hij schilderde landschappen en kleine genrestukken, vooral boerenherbergtooneeltjes. Zijn werk was aanzienlijk en tal zijner werken bestaan thans nog in de bijzonderste museums van Europa, namelijk te Parijs in het Louvre, te Madrid, te Weenen, te Dresden, enz. In het Museum van Antwerpen bewaart men : Kaartspelers, en in dat van Brussel : Vechtende kaartspelers. (4) Phïlippe Du Pon. C'est par suite d'une erreur du rédacteur du manuscrit que Du Pon est inscrit sous le prénom de Philippe. La comparaison des listes de membres et des comptes figurant dans les Liggeren de la gilde S'-Luc, fait aisément constater qu'il s'agit ici du célèbre graveur Paul Du Pon ou Dupont, plus connu sous 1'appellation lafine de Pontius. Né a Anvers en 1603, il fut d'abord élève du peintre Osayas Beet, mais c'est chez le graveur Vorsterman, probablement pendant les années 1618 a 1621 qu'il s'initia plus particulièrement a 1'art du burin. Son talent fut extraordinaire et 1'cguvre qu'il exécuta est réellement considérable. II grava surtout les toiles de Rubens et van Dyck, et pendant de nombreuses années il exécuta, sous la direction du chef de 1'école flamande, la reproduction de ses principales oeuvres. Les premières planches connues de Pontius portent la date de 1624 ; depuis lors elles se succédèrent rapidement. II travailla encore pour d'autres artistes et on retrouve des séries de ses estampes dans plusieurs publications même étrangères. Son portrait figure dans 1'iconographie de van Dyck pour laquelle il avait gravé trente portraits. Pontius qui avait été regu en qualité de rnaïtre en 1627 dans la gilde S'-Luc, mourut & Anvers le 16 janvier 1658. Ses principaux élèves sont Frangois vanden Wygaert et Conrad Weymans ou Waumans. Filip Du Pon. Het is bij vergissing dat deze meester in het handschrift aangeteekend werd onder den voornaam Filip. De vergelijking met de naamrollen en rekeningen van de Liggeren der S'-Lucasgilde laat ons gereedelijk vaststellen dat er spraak is van den beroemden plaatsnijder Paul Du Pon of Dupont, beter gekend onder den gelatiniseerden naam van Pontius. Geboren te Antwerpen in 1603, was hij eerst leerling bij den schilder Osayas Beet, maar het is bij den plaatsnijder Vorsterman, waarschijnlijk gedurende de jaren i6i8tot 1621, dat hij zich meer bepaaldelijk in de graveerkunst oefende. Hij had een buitengewoon en uiterst vruchtbaar talent. Hij graveerde bij voorkeur de werken van Rubens en van Dyck, en jarenlang bracht hij, onder de leiding van het hoofd der Vlaamsche School zelf, diens bijzonderste schilderijen op koper. De eerste gekende platen van Pontius dragen het jaartal 1624 ; van dan af volgen zij zich snel op. Hij werkte bovendien nog voor andere kunstenaars en in verscheidene geïllustreerde tijdschriften en uitgaven, tot zelfs in vreemde, vindt men heele reeksen zijner gewrochten. Zijn portret is opgenomen in de Iconografie van van Dyck, voor dewelke hij dertig portretten graveerde. Pontius, die ten jare 1627 als meester was aanvaard geworden in onze S'-Lucasgilde, stierf te Antwerpen den i6n Januari 1658. Zijne voornaamste leerlingen waren Frans van den Wygaert en Koenraad Weymans of Waumans. (5) Pierre de Jode, graveur, fils et élève du graveur Pierre de Jode le vieux, naquit a Anvers le 22 novembre 1606. Jeune encore il se rendit a Paris oü il exécuta diverses planches, notamment pendant les années 1631-1632, d'après des maitres francais et italiens. Revenu dans sa ville natale il fut associé aux travaux de son père et & son commerce de gravures. D'une activité trés grande il exécuta pendant sa longue carrière une quantité d'oeuvres dans lesquelles il fit preuve d'un incontestable talent. II reproduisit bon nombre de toiles de Rubens, de Jordaens, de Zeghers, mais surtout de van Dyck. Son portrait figure dans 1'Iconographie de ce maitre pour laquelle il grava douze planches. II exécuta aussi une foule d'autre portraits et de reductions d'oeuvres. II publia notamment en collaboration avec son père 1'important recueil * Theatrum pontificum, imperatoruw, regum, dticutn, principum, etc. En 1626 il fut re?u dans la gilde St-Luc, et eut pour principal élève le graveur Mathias Borrekens. II avait épousé Elisabeth Loonians qui le rendit père de Arnould de Jode ; celui-ci, initié a 1'art dans 1'atelier paternel, devint également graveur de mérite. Pieter de Jode, plaatsnijder, zoon en leerling van den graveur Pieter de Jode, den oude, weid den 22n November 1606 te Antwerpen geboren. Op jeugdigen leeftijd trok hij naar Parijs, waar hij verschillende platen graveerde, namelijk naar fransche en italiaansche meesters gedurende de jaren 1631-1632. In zijne geboortestad teruggekeerd associeerde hij zich met zijn vader zoo voor het graveeren als voor den platen- en prentenhandel. Met eene ongemeene werkzaamheid bedeeld voerde hij, gedurende zijne lange loopbaan, eene groote hoeveelheid werken uit waarin hij blijken gaf van onbetwistbaar talent. Hij graveerde eene menigte platen naar Rubens, naar Jordaens, naar Zeghers, maar vooral naar van Dyck. Voor de Iconografie van dezen laatsten meester, waarin ook zijn eigen portret voorkomt, sneed hij twaalf konterfeitsels in koper. Hij leverde ook eene menigte andere portretten en verkleiningen van kunstwerken. In samenwerking met zijn vader gaf hij de belangrijke verzameling uit: Theatrum pontijicum, imperatoruin, regum, diicum, principum, etc. Ten jare 1628 werd hij in de S'-Lucasgilde aanvaard en had als bijzonderste leerling de plaatsnijder Matthias Borrekens. Hij was in den echl getreden met Elisabeth Loomans die hem eenen zoon schonk, Arnold de Jode, welke, door zijn vader in de kunst onderwezen, eveneens een verdienstelijk plaatsnijder werd. Nicolaes Lauwers, deken A° 1635 (ï) die als liefhebbers vande Bloom ontfangen heeft Michiel van Hagen. (2) van Erdenbergen. (3) (i) Nicolas Lauwers, graveur, fils de Jacques Lauwers et de Marguerite Huysraet, né a Anvers le 27 avril 1600 ; il fut re$u en 1620 dans la gilde S'-Luc dont il devint doyen pendant 1'exercice 1635-36. II mourut a Anvers en 1653 et son service funèbre fut célébré le 4 novembre de cette année dans 1'église du couvent des Grands Carmes. II épousa le 8 février 1628 Marie Vermeulen dont il eut quinze enfants, entre autres un fils, Conrad Lauwers, qui fut également graveur. II forma de nombreux élèves ; nous citerons Henri Snyers, Gilles De la Forgie, Nicolas Pitau, Marinus Vigelet et Jean-Baptiste Vervoort. II exécuta quelques planches d'après Rubens et d'après d'autres maitres anversois, ainsi qu'un seul portrait pour 1'Iconographie de van Dyck. Mais Nicolas Lauwers fut plus éditeur que graveur, et les planches qui sont sorties de ses presses sont en nombre considérable. II édita surtout les gravures de Bolswert. Nicolaas Lauwers, plaatsnijder, zoon van Jacob Lauwers en van Margareta Huysraet, werd geboren te Antwerpen den 271 April 1600. Hij werd ten jare 1620 in de S'-LucasgiJde aanvaard en voor het gildejaar 1635-1636 tot Deken gekozen. Hij stierf te Antwerpen in 1653 en de lijkplechtigheid had plaats den 4» November, in de kerk van het klooster der O.-L.-Vrouwebroeders. Den 8n Februari 1628 was hij in den echt getreden met Maria Vermeulen, die hem vijftien kinderen schonk, waaronder een zoon, Koenraad Lauwers, die insgelijks plaatsnijder werd. Hij vormde talrijke leerlingen ; melden wij Hendrik Snyers, Gillis De la Forgie, Nicolaas Pitau, Marinus Vigelet en Jan-Baptist Vervoort. Hij voerde eenige platen uit naar werken van Rubens en andere Antwerpsche meesters, alsook een enkel portret voor de Iconografie van van Dyck. Maar Nicolaas Lauwers was meer uitgever dan wel graveerder, en de platen door zijne drukpersen geleverd zijn buitengewoon talrijk. Hij gaf vooral de gravuren uit van Bolswert. (2) Michel vander Hagen, ou mieux vander Haghen, était un peintre au sujet duquel on possède fort peu de détails. On sait qu'il eut pour élève Mathias Matysen et qu'il mourut en 1636. Michiel vander Hagen, of liever vander Haghen, was een schilder over wiens leven of kunstloopbaan wij bijna geen bijzonderheden bezitten. Alleen weet men dat hij Matthias Matysen als leerling had en dat hij in 1636 stierf. (3) Van Erdenbergen. Ce personnage qui est inscrit ici sans prénora, figure dans les Liggeren sous le nom de van Edenbodegheti, sans plus de détails. II n'est donc guère possible de 1'identifier. Van Erdenbergen. Dit lid, hier zonder voornaam opgeschreven, staat in de Liggeren onder den naam van van Edenbodeghen, zonder meer bijzonderheden. Het is dus zeer moeilijk dit lid te vereenzelvigen. Gabriel Franck, deken A° 1636 (i) heeft in synen tyt ontfanghen inde Bloom liefhebbers Jaques Boogh.(2) M. Heer Lucas Lansloot, rechts geleerde. (3) Sebastiaen de Vlieger. (i) Gabriel Franck ou Francken, étudia la peinture chez Gérard Schooff. II fut recu en 1605 dans la gilde S'-Luc et exer^a les fonctions de doyen pendant 1'exercice 1638-1639. Quoique son oeuvre soit peu connue aujourd'hui, il jouit cependant pendant sa vie d'une grande consiaération. Nombreux (urent les élèves qui suivirent ses le?ons, et il regut tour & tour dans son atelier Corneille de Winter, Frangois Mennens, Pierre Antheunis, Abraham Duys, Jean-Baptiste van Doeren, Henri van Ophoven, Théodore Lins, Franfois Ryckaert, Chrétien Lamberechts, Jean Antognossi, Gaspard van Avyn, Ignace de Madera, Laurent Franck, Adrien Dircksen, etc. Gabriel Franck qui, d la fin de sa vie, habitait rue des Princes, fut deux fois marié. II épousa en premières noces Marie de Meue qui mourut en 1620, et en secondes noces Marie Rogiers qui décéda le 17 (évrier 1640. Lui-même trépassa le 12 mai 1639 et fut enterré dans 1'église S'-Jacques. Gabriël Franck of Francken, leerde de schilderkunst bij Geeraard Schooff. In 1605 werd hij in de S'-Lucasgilde aanvaard en voor het gildejaar 1638-1639 werd hij er tot Deken van gekozen. Alhoewel zijn werk maar weinig meer bekend is heden, toch moet hij gedurende zijn leven veel aanzien genoten hebben. Talrijk waren de leerlingen die zijne lessen kwamen volgen ; zoo kreeg hij achtervolgens in zijn werkhuis : Cornelis de Winter, Frans Mennens, Pieter Antheunis, Abraham Duys, Jan-Baptist van Doeren, Hendrik van Ophoven, Theodoor Lins, Frans Ryckaert, Christiaan Lamberechts, Jan Antognossi, Gaspar van Avyn, Ignaas de Madera, Laurens Franck, Adriaan Dircksen, enz. Gabriël Franck, die op het einde zijns levens in de Prinsenstraat woonde, was tweemaal getrouwd geweest. In eerste huwelijk trad hij in den echt met Maria de Meue, die in 1620 stierf; daarna hertrouwde hij met Maria Rogiers, die den 171 Februari 1640 overleed. Hij zelf stierf den I2n Mei 1639 en werd in de S'-Jacobskerk begraven. « (2) Jacques Boogh dont cm retrouve le nom orthographié de multiples manières, par exemple : Booch, Boech, Boghe, Bach, Boge, était un orfèvre qui s'intéressait aux choses artistiques, ce qui lui valut son entrée en 1636 dans la gilde S'-Luc. II remplissait aussi les fonctions de contróleur des raétaux au sein de la Corporation des bijoutiers et orfèvres. II mourut le 9 aoüt 1653 et fut enterré dans 1'église du couvent des Récollets. II avait épousé Marie Willemsens qui lui survécut jusqu'au 15 janvier 1665. Jaak Boogh, wiens naam men op vele verschillende wijzen geschreven vindt, bijvoorbeeld : Booch, Boech, Boghe, Bach, Boge, was een zilversmid die in alle kunstuitingen belang stelde en deswegens, in 1636, in de S'-Lucasgilde aanvaard werd. Hij bekleedde ook, in den schoot van de gilde der juweliers en zilversmeden, het ambt van controleur der metalen. Hij stierf den 9n Augustus 1653 en werd in de kerk van het Minderbroedersklooster begraven. Hij was in den echt getreden met Maria Willemsens, die hem tot op den 1511 Januari 1665 overleefde. (3) Luc Lansloot, Lansloet ou Lanseloot, docteur en droit et jurisconsulte, amateur d'art. II était fils de Corneille Lansloot et de Catherine de Wael. Lucas Lansloot, Lansloet of Lanseloot, doctor in de rechtsgeleerdheid en jurist, kunstliefhebber. Hij was de zoon van Cornelis Lansloot en van Catharina de Wael. Henderick van Spagnien, deken A° 1637 (1) heeft ontfangen als liefhebber inde Bloom Gulliam Wielant. (2) (1) Henri van Spagnien, dont on rencontre aussi le nom orthographié sous les diverses tormes de Spaignien, Spangen, Spanien et Spannien, était un peintre dont la carrière n'a pas laissé grande tracé dans Phistoire artislique. Les Liggerett nous apprennent qu'il fit son apprentissage artistique chez Pierre Snayarts, qu'il fut re?u comme élève dans la gilde S'-Luc pendant Pexercice 1620-21 et comme maitre pendant celui de 1626-27. II devait cependant jouir d'une certaine notoriété puisqu'il fut choisi en 1637 pour exercer les fonctions de doyen. Hendrik van Spagnien, wiens naam men ook Spaignien, Spangen, Spanien en Spannien geschreven vindt, was een schilder wiens leven weinig sporen in de kunstgeschiedenis nagelaten heeft. Door de Liggeren weten wij dat hij leerde schilderen bij Pieter Snayarts, dat hij in het gildejaar 1620-1621 in de S'-Lucasgilde als leerling opgeschreven werd en, zes jaar later, als meester werd aanvaard. Hij moest echter eene zekere faam genieten, vermits hij in 1637 verkozen werd om het ambt van Deken te bekleeden. (2) Guillaume Wielant, capitaine de la garde bourgeoise d'Anvers et amateur d'art; déjè cité page 191. Willem Wielant, kapitein der burgerwacht van Antwerpen en kunstliefhebber : zie nota op bladzijde 191. Baltesaer Moerentorf, prince deser gulde, A° 1637 (l) (1) Balthasar Moerentorf ou Moretus appartenait è la célèbre lignée d'imprimeurs de ce nora. II était fils de Jean Moretus et de Marie de Sweert et naquit a Anvers le 10 novembre 1615. II épousa, le 23 juillet 1645, Anne Goos et raourut le 29 mars 1674. II fut enterré ainsi que sa femme dans 1'égüse Notre-Dame. Cette dernière était décédée le 30 septembre 1691. II avait dirigé la célèbre imprimerie plantinienne. II remplit également, en 1647, 'es fonctions de doyen de la gilde S'-Luc, et en 1652 celles de conseiller du Mont de Piété. Balthasar Moerentorf of Moretus behoorde tot de beroemde drukkersfamilie van dien naam. Hij was zoon van Jan Moretus en van Maria de Sweert en werd den ion November 1615 te Antwerpen geboren. Den 23" Juli 1645 trad hij in den echt met Anna Goos. Hij stierf den 2911 Maart 1674 en zijne vrouw overleed den 30° September 1691. Beiden werden in de O.-L.-Vrouwekerk begraven. Hij stond aan het hoofd der beroemde Plantiniaansche drukkerij. In 1647 vervulde hij tevens het ambt van Deken der S'-Lucasgilde en in 1652 zetelde hij in den Raad van den Berg-van-Barmhartigheid. JOANNES GALLE, DEKEN, A° l638 (l) onder de welcke inde Bloom als liefhebbers ontfangen syn Gysbrecht Thys. (2) Baltesar Moerentorf. (3) Adriaen van Thison. (4) Abraham Vinck. (5) 15 (i) Jean Galle, fils du graveur Théodore Galle et de Catherine Moerentorf, naquit i. Anvers le 27 septembre 1600. Elève de son père, il entra comme fils de maitre dans la gilde S'-Luc en 1627. II suivit la carrière paternelle et s'adonna a la gravure au burin tout en s'établissant en même temps comme éditeur et marchand d'estampes. II remplit en 1638-1639 les fonctions de doyen de la gilde S'-Luc. Jean Galle se maria deux fois. En premières noces il épousa, le 6 avril 1636, Marie van Tongerloo qui mourut le 21 juillet 1641. II se remaria le 1 juin 1642 avec Marie Macquereel. II mourut le 20 décembre 1676 et fut enterré dans 1'église Notre-Dame avec sa seconde femme qui 1'avait précèdé dans la tombe depuis le 12 aoüt 1676. Galle produisit quelques planches d'après des oeuvres de Martin De Vos, de P. Breughel, etc.; mais il est surtout connu comme éditeur d'oeuvres dues a d'autres artistes. Jan Galle, zoon van den plaatsnijder Theodoor Galle en van Catharina Moerentorf, kwam te Antwerpen den 2711 September 1600 ter wereld. Hij was leerling van zijn vader en werd ten jare 1627 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. Hij volgde de vaderlijke loopbaan en beoefende de graveerkunst, alhoewel hij ook als uitgever en koopman van printen en platen bekend staat. Hij bekleedde het ambt van Deken der S* Lucasgilde in 1638-1639. Jan Galle trad tweemaal in den echt. Den 6n April 1636 trouwde hij, in eerste huwelijk, met Maria van Tongerloo die den 2in Juli 1641 overleed. Den i» Juni 1642 hertrouwde hij met Maria Macquereel die den I2n Augustus 1676 stierf. Hij zelf overleed den 20" December van hetzelfde jaar en werd, bij zijne tweede vrouw, in O.-L.-Vrouwekerk begraven. Galle graveerde eenige platen naar kunstwerken van Marten De Vos, van P. Breughel, enz. ; maar hij is vooral bekend als uitgever van door andere kunstenaars vervaardigde gewrochten. (2) Gisbert Thys, Tys ou même Tbyssens, peintre, dont les oeuvres identifiées n'ont guère été conservées jusqu'aujourd'hui. On sait qu'il fut élève du peintre Jacques van den Bemden et qu'il entra comme apprenti dans la gilde Sl-Luc en 1629. Plus tard il fut recu maitre de la même Corporation pendant 1'exercice 1636-1637. Gijsbrecht Thys, Tys of zelfs Thyssens, schilder. Ten huidigen dage bestaan er maar weinig werken nog die met eenige zekerheid aan het penseel van dezen meester kunnen toegeschreven worden. Hij was leerling van den schilder Jacob van den Bemden en werd ten jare 1629, in die hoedanigheid, in de S-Lucasgilde aangenomen. Later werd hij, in het gildejaar 1636-1637, als meester aanvaard. (3) Balthaxar Moretus ou Moerentorf,, est le célèbre libraire qui fut prince des Violieren 1'année précédente et dont nous avons parlé ci haut, page 228. BaUhaxar Moretus of Moerentorf, is de beroemde drukker die tot Prins der Violieren gekozen werd in 1657, en waarover wij reeds op bladzijde 228 gesproken hebben. (4) Adrien van Thison. Une erreur de copie a dü se produire ici. Ce personnage est parfaitement inconnu. A sa place figure dans les registres de S'-Luc le nom de Adrien van Latom, refu dans la gilde des Violieren 4 la même date et avec les mêraes confrères. Celui-ci était un aubergiste ; il est qualifié de wijntavernier. II mourut le 13 Septembre 1672. II avait épousé Anne Gevens qui était décédée le 4 février 1630. Leur épitaphe pouvait se lire dans Péglise du couvent des Grands Carmes. Adriaan van Thison. Die persoon is totaal onbekend. Waarschijnlijk staat men hier weer voor eene schrijffout. In de plaats van Adriaan van Thison vindt men in de S'-Lucasregisters den naam van Adriaan van Latom, die op denzelfden datum en met dezelfde medebroeders in de gilde der Violieren aanvaard werd. Deze laatste staat aangeteekend als wijntavernier. Hij stierf den 13° September 1672. Hij was in den echt getreden met Anna Gevens die den 4n Februari 1630 overleed. Hun grafschrift was te zien in de kerk van het klooster der O.-L.-Vrouwebroeders. (5) Abraham Vinck, fils de Pierre Vinck, épousa Cornélie Dryschoor. II exercait le métier de fabricant de chaperons. Nous supposons que c'est de lui qu'il est question dans le livre des Violieren. Toutefois nous ferons remarquer qu'il avait un fils et un cousin qui portaient le même prénom que lui. Abraham Vinck, zoon van Pieter Vinck, trad in den echt met Cornelia Dryschoor. Hij oefende het bedrijf uit van «huyckmaker ». Wij veronderstellen dat het deze Vinck is die hier in den register der Violieren bedoeld wordt; evenwel moeten wij doen opmerken dat hij een zoon en een neef had die denzelfden voornaam droegen als hij. Theodoor van Thulderen, deken A° i63g (i) (i) Theodore van Thuldenen ou van Thulden, fils de Jacques van Thulden et de Hedwige van Meurs, naquit a Bois-le-Duc en 1606, ayant été baptisé en cette ville le 9 aoüt de cette année. Plus tard il se fixa a Anvers oü il fut re?u dans la bourgeoisie le 18 novembre 1636. II fut élève du peintre Abraham Blyenberch, et c'est a ce titre qu'il fut admis, en 1621, dans la gilde St-Luc. II fut élu franc-raaitre en 1626 et devint doyen pendant 1'exercice 1639-1640. II travailla plusieurs fois a Pétranger. C'est ainsi qu'en 1632 il exécuta a Paris des tableaux représentant des scènes de la vie de S'-Jean de Matha pour orner les stalles de 1'église des Trinitaires. Quinze ans plus tard, en 1647, on le retrouve encore & Paris peignant trois toiles pour le maitre-autel de la mêrae église. A La Haye il fut appelé a orner de peintures historiques la Salie d'Orange dans 1 'Huis ten Bosch. A Anvers il fut chargé de coopérer a la décoration des arcs de triomphe érigés lors de 1'entrée du cardinal-infant, le 17 avril 1635, et re$ut ensuite pour mission de reproduire en illustrations touLes les scènes principales de cette fastueuse réception. Plus tard, il livra les dessins des vitraux que Jean de Labarre devait exécuter pour la chapelle Notre-Dame a 1'église S'-Michel et Gudule, 4 Bruxelles. Son oeuvre est considérable et consiste principalement en tableaux religieux dont beaucoup~paraissent être des copies de toiles de Rubens. Au musée d'Anvers on conserve de ce peintre trois esquisses d'arcs de triomphe, un Portrait de son frère Benoit van Thulden, et une toile représentant la Continence de Scipion. Au musée de Bruxelles on retrouve le Christ a la colonne et un Mariage vülageois; dans 1'église S'-Michel, i. Gand, le Martyre de St-Andrè, et dans 1'église S'-Pierre, de la même ville, le Triomphe de la religion catholique. Les musées étrangers possédent aussi de nombreux tableaux dus 4 son pinceau. Parmi ses élèves, il faut citer le peintre Gaspard van Cantelbeeck. Théodore van Thulden épousa, le 24 juillet 1635 Marie van Balen. II habitait a Anvers la maison portant pour enseigne de Voorzichtigheid au marché du Vendredi, puis se fixa, a partir de 1639, dans la longue rue Neuve, dans un immeuble appelé den Wildeman. Vers la fin de sa carrière il quitta Anvers, et après avoir passé par La Haye, se fixa & Bois-le-Duc oü il mourut vers 1'année 1676. Theodoor van Thuldenen of van Thulden, zoon van Jacob van Thulden en van Heilwig van Meurs, werd in 1606 te 's Hertogenbosch geboren en den 91 Augustus van hetzelfde jaar in voornoemde stad over de doopvont gehouden. Later kwam hij zich te Antwerpen vestigen waar hij den i8n November 1636 het poorterschap verwierf. Hij was leerling van den schilder Abraham Blyenberch en het is in die hoedanigheid dat hij, ten jare 1621, in de S'-Lucasgilde opgeschreven werd. In 1626 als vrijmeester aanvaard zag hij zich later tot Deken gekozen voor het gildejaar 1639-1640. Hij ging meermaals in den vreemde werken : Zoo zien wij hem in 1632 te Parijs verscheidene tafereelen malen uit het leven van den H. Joannes da Matha, om het gestoelte der Kerk van de Trinitarissen te versieren. Vijftien jaar later, dus in 1647, vinden wij hem nogmaals te Parijs waar hij drie doeken schilderde voor het hoogaltaar derzelfde kerk. Hij werd ook naar 's Gravenhage ontboden om er de Oranjezaal in het Huis ten "Bosch met geschiedkundige schildergewrochten op te luisteren. Antwerpen vroeg hem de medewerking van zijn penseel voor de versieringswerken der zegebogen opgericht voor de plechtige intrede van den Prins-Kardinaal op 17" April 1635, en hij kreeg vervolgens last al de voornaamste tooneelen uit die schitterende ontvangst in prachtige platen weer te geven. Later leverde hij de teekeningen voor de glasramen welke Jan de Labarre moest schilderen voor de Kapel van O.-L.-Vrouw in de kerk der HH. Michaël en Gudula te Brussel. Zijn werk is aanzienlijk en bestaat voornamelijk in godsdienstige tafereelen, waarvan er vele slechts kopijen van Rubens' doeken schijnen te zijn. Het Antwerpsch Museum bezit van dezen meester drie schetsen van zegebogen, een portret van fijnen broeder Benedictus van 1 hulden, en een doek waarop hij Scepio's %elfbedurang voorstelt. In het Museum van Brussel bewaart men twee zijner gewrochten : Christus aan den geeselpaal geboeid, en een Dorpsbruilofsfeest; in de S'-Michielskerk te Gent : eene Martelie van St-Adrianus, en in de Sl-Pieterskerk derzelfde stad : Zegepraal van den Roomschen Godsdienst. De uitheemsche Museums bezitten ook talrijke gewrochten van zijn penseel. Onder zijne leerlingen hoeft men den schilder Gaspar van Cantelbeeck te melden. Theodoor van Thulden was den 2411 Juli 1635 in den echt getreden met Maria van Balen. Hij woonde te Antwerpen in het huis de Voorzichtigheid. op de Vrijdagmarkt ; in 1639 echter betrok hij het huis den Wildenman, in de Lange Nieuwstraat. Op het einde zijns levens verliet hij Antwerpen en ging zich, na eenigen tijd te 's Gravenhage verbleven te hebben, te 's Hertogenbosch vestigen, alwaar hij omstreeks 1676 overleed. M. Heer Gilhelmus van Hamme (i) canoninck en geestelyck hooftman deser gulde. A° 1640 (1) Guillaume van Hamme, chanoine et écolatre de la cathédrale, fut en 1640 nommé directeur spirituel des Violieren. II fut aussi, en 1645, élu maitre de la chapelle de la Circoncision et honoré des fonctions de protonotaire apostolique. II mourut le 24 mai 1668 dans sa demeure située a la place Verte. II possédait une fort riche collection d'oeuvres d'art, parmi lesquelles se remarquaient des toiles de van Dyck, de Rubens, de Breughel de Velours, de Momper, de Paul Bril, de « sotten » Cleefï, etc. Willem van Hamme, kanunnik en scholaster der Kathedraal, werd ten jare 1640 tot geestelijke bestuurder der Violieren aangesteld. Hij werd ook, in 1645. tot kapelmeester gekozen van de kapel der Besnijdenis en vereerd met het ambt van Pauselijke Protonotarius. Hij stierf den 24" Mei 1668 in zijn huis op het Kerkhof. Hij bezat eene rijke verzameling van kunstwerken, waaronder gewrochten van van Dyck, van Rubens, van den Fluweelen Breughel, van de Momper, van Paul Bril, van «Sotten » Cleefï, enz. JOANNES COSSIERS, DEKEN, A° 1640 (l) (1) Jean Cossiers. Voir les notes biographiques concernant ce pe tre a la page 205. Jan Cossiers. Zie de biographische nota over dezen schilder bladzijde 205. Jaques Spagnaert, deken, A° 1641 (1) (1) Jacques Spagnaert, Spaingaert, Spannaert, Spaignaert, peintre, entra en 1606 dans la gilde S'-Luc; il en fut doyen en 1641. Sa vie artistique est peu connue; on sait toutefois qu'il eut comme élève fean-Baptiste Verhaegen, Jacques van Ruysbroeck, Laurent van Bouchout, Frédéric van Steenlant. II fut marié trois fois ; sa première femme mourut en 1625, la seconde deux ans plus tard. Le 21 avril 1630, il se remaria avec Jeanne De Prince, veuve du peintre David Remeeus ; celle-ci mourut en février 1657. Jacques Spaignaert habitait depuis Pannée 1639 une maison du marché aux Souliers, portant pour enseigne de Paliencie. Jacob Spagnaert, Spaingaert, Spannaert, Spaignaert, schilder, trad ten jare 1606 in de S'-Lucasgilde en werd er in 1641 tot Deken van gekozen. Er zijn ons weinig bijzonderheden over zijn kunstenaarsleven gekend ; men weet echter dat hij de schilders Jan-Baptist Verhaegen, Jacob van Ruysbroeck, Laurens van Bouchout en Frederik van Steenlant als leerlingen in zijn werkhuis ontving. Hij trad driemaal in den echt ; zijne eerste vrouw stierf in 1625, de tweede in 1627. Den 21n April 1630 ging hij een derde huwelijk aan met Joanna De Prince, weduwe van den schilder David Remeeus ; zij overleed in Februari 1657. Jacob Spaignaert woonde sinds 1639 op de Schoenmarkt, in het huis de Patiencie. M. Heer Lucas Lancelotz (i) prince deser gulde. A° 1641 (1) Luc Lancelotz ou mieux Lanseloot ou Lansloet, qui fut en 1641 proclamé «prince» des Violieren était entré dans la gilde en 1636. C'était un jurisconsulte, grand amateur de choses artistiques. Nous 1'avons déja trouvé renseigné plus haut a la page 226. Lucas Lancelot, of liever Lanseloot of Lansloet, die in 1641 tot « Prince» der Violieren uitgeroepen werd, was ten jare 1636 in de S'-Lucasgilde aanvaard geworden. Het was een rechtsgeleede, groot liefhebber van al wat de kunst aanbelangt. Wij hebben hem reeds aangestipt gezien op bladzijde 226. Guiliam Lesteens, deken, A° 1641 (l) (1) Guillautne Lesteens, libraire et imprimeur, fils de Gaspard Lesteens et de Catherine Jauwens, naquit aAnvers le 19 avril 1590 ; il avait sa boutique dans la rue Haute, et avait choisi pour enseigne den Gulden Pelicaen. II fut re$u corame maitre dans la gilde S4-Luc en 1612 et remplit ces fonctions pendant deux exercices consécutifs, soit en 1642-43 et en 1634-44. II mourut en 1661. II avait épousé, le 14 octobre 1612, Marie Verdussen, fille de 1'imprimeur Jéróme Verdussen. Willem Lesteens, zoon van Gaspar Lesteens en van Catharina Jauwens, werd den 19" April 1590 te Antwerpen geboren. Hij was boekverkooper en drukker, en woonde in de Hoogstraat, in het huis den Gulden Pelicaen. Ten jare 1612 werd hij in de Sl-Lucasgilde als meester aanvaard en hij bekleedde gedurende twee achtereenvolgende jaren, in 16421643 en in 1643-1644, het ambt van Deken. Hij overleed in 1661. Hij was den i4n October 1612 in den echt getreden met Maria Verdussen, dochter van den drukker Hieronymus Verdussen. M. Heere ende Mr Gillis Fabry (i) schepenen ende hooftman. A° 1642 (1) Gilles Fabri, qui fut doyen de la gilde en 1642, fut re$u parmi les Violieren en 1620. A cette année nous avons fourni plus haut quelques détails sur ce personnage. Gilles Fabri, die tot Deken der gilde gekozen werd in 1642, was ten jare 1620 als lid der Violieren ontvangen geworden, ter welke gelegenheid wij reeds over hem gesproken hebben. (Zie bladzijden 121 en 153). Guiliam Lesteens, deken, A° 1642 (1) (1) Guillaume Lesteens, libraire et imprimeur : voir la note a la page 240. Willem Lesteens, boekdrukker en verkooper : zie aanteekening op bladz. 240. CORNELIS DE BAILLIEU, DEKEN, A° 1643 (l) (1) Corneille de Bailleu ou de Bailleur, naquit a Anvers le 5 février 1607. La peinture lui fut enseignée par Juste Germer et Antoine Lisaert. En [626 il devint raaitre dans la gilde S'-Luc, et pendant 1'exercice 1644-45 il remplit les fonctions de doyen. On le trouve inscrit, en 1629, sur la liste des membres de la Sodalité des célibataires, dont il fut, en 1631, consulteur ; plus tard il entra dans celle des hommes mariés. II avait, en effet, épousé, le 9 aoüt 1633, Madeleine Mathysens qui mourut le 23 juillet 1634. Deux ans plus tard, le 8 novembre 1636, il se remaria avec Marie de Wael qui le rendit père, entre autres, d'un fils, également appelé Corneille; celui-ci s'adonna aussi a la peinture. II mourut le 26 juillet 1671 dans la maison qu'il occupait au rempart des Tailleurs de Pierres et qui portait pour enseigne het Schalienhuis. Ses oeuvres sont fort peu connues. On sait toutefois qu'il s'adonnait surtout & la peinture religieuse. Cornelis de "Bailleu of de Tiailleur kwam den 5" Februari 1607 te Antwerpen ter wereld. De schilderkunst werd hem aangeleerd door Justus Germer en Antoon Lisaert. Ten jare 1626 werd hij als meester aanvaard in de S'-Lucasgilde en hij bekleedde het ambt van Deken gedurende het gildejaar 1641-1645. In 1629 vindt men hem opgeschreven als lid van de Sodaliteit der bejaarde jongmans, waar hij consultor van was in 1631. Later trad hij in de Sodaliteit der getrouwden ; immers, den 911 Augustus 1633, had hij eene echtverbintenis aangegaan met Magdalena Mathijsens, die den 2311 Juli 1634 reeds overleed. Twee jaar na hare dood, den 8n November 1636, hertrouwde hij met Maria de Wael, die hem verscheidene kinderen schonk, waaronder eenen zoon, insgelijks Cornelis geheeten, en die evenals zijn vader de schilderkunst beoefende. Hij stierf den 26" Juli 1671 in zijn eigendom Hel Schalienhuis, op de Steenhouwersvest. David Teniers den jongere, deken A° 1644 (1) (1) David Teniers le jeune, fils de David Teniers le Vieux et de Dyraphne Cornelis De Wilde, naquit a Anvers en 1610 et fut baptisé dans 1'église S<-Jacques le 15 décembre de cette année. II épousa en premières noces, le 22 juillet 1637, Anne Brueghel qui mourut le 11 mai 1656 et en secondes noces, è Bruxelles, le 21 octobre 1656, Isabelle de Fren. II fut élève de son père et entra 4 ce titre dans la gilde S'-Luc en 1632 pour passer franc-maitre en 1637. II en fut doyen pendant 1'exercice 1645-46. II re$ut dans son atelier, £ Anvers, plusieurs élèves, notamment Michel Bergani, Mathieu Milese, Gilles van Bolder, Jean De Fraey. En 1651 il alla habiter Bruxelles oü il devint peintre de 1'archiduc Léopold-Guillaume, gouverneur des Pays-Bas, puis, plus tard, de don Juan d'Autriche. II fut le fondateur, en 1663, de 1'Académie des Beaux-Arts d'Anvers. On conserve au musée d'Anvers plusieurs oeuvres de ce maitre, notamment: le Panorama ie Valenciennes, Buveurs flamands, le Matin, l'Aprés diner, la Vieille. On trouve aussi plusieurs toiles, dues 4 son pinceau, au musée de Bruxelles et dans toutes les principales collections de 1'Europe. David Teniers mourut 4 Bruxelles le 25 avril 1690. David Teniers, de jonge, zoon van David Teniers den oude, en van Dymphna Cornelis De Wilde, werd te Antwerpen in 1610 geboren en den 15" December van hetzelde jaar in de S'-Jacobskerk over de doopvont gehouden. Hij ging den 22n Juli 1637 eene eerste echtverbintenis aan met Anna Brueghel, die den 1 in Mei 1656 overleed ; den 2i» October van hetzelfde jaar nog hertrouwde hij met Isabella de Fren. Hij genoot de kunstlessen zijns vaders en trad ten jare 1637 als leerling in de S'-Lucasgilde, om er in 1637 als vrijmeester aanvaard te worden. Later werd hij tot Deken gekozen voor het gildejaar 1645-1646. Hij kreeg verscheidene leerlingen in zijn werkhuis, onder anderen Michiel Bergani, Mattheus Milese, Gillis van Bolder, Jan de Fraey. In 1651 ging hij zich te Brussel vestigen, waar hij als schilder aangesteld werd van den aartshertog Leopold-Willem, Landvoogd der Nederlanden, en daarna van Don Juan van Oostenrijk. Hij was de bewerker van de stichting der Academie van Schoone Kunsten van Antwerpen in 1665. In het Antwerpsch Museum bewaart men verscheidene gewrochten van dezen meester, namelijk : Panorama der stad Valencijn, Vlaamsclie Boeren vóór de Herberg, 's Morgens, Namiddag, en Het Oudje. Men treft ook ettelijke zijner doeken aan in het Museum van Brussel en in al de voorname Kunstverzamelingen van Europa. David Teniers stierf te Brussel den 25'1 April 1690. 16 Jacques de Letter (i) aut tweede tresorier deser stadt en prince. A° 1644 (1) Jacques De Letter, grand-aumönier en 1628, remplit les fonctions de trésorier-adjoint et de receveur de la ville. II fut recju parmi les Violieren en 1628. On voit qu'en 1644 ses confrères le choisirent comme « prince » de la gilde. A partir de cette année son norn ne figure plus sur la liste des membres. II ne mourut toutefois que le 26 janvier 1653 et il fut enterré dans 1'église Notre-Dame avec sa femme, Francoise van Immerseel. Jacob De Letter, groot-aalmoezenier in 1628, heeft de ambten bekleed van bijgevoegd tresorier en van rentmeester der stad. Ten jare 1628 werd hij in den schoot der Violieren aanvaard, en in 1644, zooals men ziet, door zijne medebroeders tot « Prince » gekozen. Van dan afkomt zijn naam niet meer voor op de lijst der leden. Hij stierf evenwel slechts den 26" Januari 1653 > hij werd begraven in de hoofdkerk, bij zijne vrouw Francisca van Immerseel. Gerardus Segers, deken, A° 1645 (1) (1) Gérard Segers ou Zegers, peintre, doyen en 1645. Nous avons plus haut déji fourni les indications biographiques relatives a eet artiste (voir page 138;. Geeraard Segers of Zegers, Deken in 1645. Wij hebben reeds, op bladzijde 138, eene biographische nota over dezen kunstenaar gegeven. Mathys Müsson, df.ken, A° 1646 (1) (1) Mathieu Musson, peintre, entra dans la gilde S'-Luc comme fils de maitre en 1622 ; plus tard, pendant 1'exercice 1647-48, il remplit les fonctions de doyen. Parmi ses élèves, on cite le nom de Gérard Steenwinckel. Musson fut deux fois raarié; en premières noces il épousa Marie Bormans, qui mourut en 1646, et en secondes noces, Marie Fourmenois, qui lui survécut jusqu'au joseptembre 1693, lui-même ètant décédé le 3 novembre 1678. II fut enterré avec sa seconde femme dans Péglise Notre-Dame. Malthijs Musson, fchilder, werd ten jare 1622 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard ; hij bekleedde later het ambt van Deken gedurende het gildejaar 1647-16-18. Geeraard Steenwinckel staat aangeteekend als een zijner leerlingen. Musson trad tweemaal in den echt: in eerste huwelijk met Maria Bormans, die in 1646 overleed, en in tweede huwelijk met Maria Fourmenois. Onze meester stierf den 311 November 1678 en zijne tweede vrouw overleefde hem tot op den 30" September 1693. Beiden werden in de O.-L.-Vrouwekerk begraven. Balthasar Moretus, deken, A° 1647 (1) (ij Balthasar Moretus devint doyen en 1647. Nous avons fourni des renseignements a son sujet a 1'année 1620. Balthasar Moretus werd Deken in 1647. Wij hebben reeds op bladzijde 228 eenige biographische bijzonderheden over dit gildelid aangeteekend. Franciscus Wauters, deken, A° 1648 (1) (1) Francois Wauters ou Wouters, fils de Henri Wouters et de Barbe Brabants, naquit i. Lierre, oü il fut baptisé dans 1'église S'-Gommaire le 2 octobre 1612 II apprit les éléments de la peinture a Anvers dans 1'atelier de Pierre van der Avont, mais en 1634 il fut re$u parmi les élèves de Rubens. II entra en 1628 comme apprenti dans la gilde de S'-Luc, dont il devint franc-maitre en 1634. Les fonctions de doyen lui échurent en 1648. Jeune encore, il était parti pour 1'Allemagne, oü il fut nommé peintre de 1'empereur Ferdinand II. En 1637, il passa en Angleterre, oü il obtint le titre de peintre du prince de Galles, titre qu'il conserva lorsque ce prince monta sur le tróne sous le nom de Charles II. Revenu a Anvers, sans abandonner sa profession artistique, il s'établit comme marchand de tableaux. C'est lui qui, en 1641, fut chargé, conjointement avec Moermans et Jouwens, de taxer, aptès la mort de Rubens, les tableaux qui se trouvaient au chateau de Steen. En 1645, on le trouve encore estimant pour compte de la gilde S'-Luc un portrait de van Dyck. Wouters peignait des sujets religieux et mythologiques et aussi des paysages. Parmi ses élèves on cite Jacques Huysmans, II épousa le 19 juin 1644 Maria Doncker; il habita longtemps prés de la porte S'-Georges, en face de la maison des Escrimeurs, puis plus tard, place de Meir. II mourut accidentellement en 1659. Frans Wauters of Wouters, zoon van Hendrik Wouters en van Barbara Brabants, werd geboren te Lier en aldaar den 2" October 1612 in St-Gommaruskerk over de doopvont gehouden. Hij werd in 1628 in de S'-Lucasgilde opgeschreven als leerling van Pieter van der Avont, die hem in de kunst opleidde; maar in 1634 ging hij zijne studiën voortzetten in het werkhuis van Rubens. Nog hetzelfde jaar werd hij in de S'-Lucasgilde als vrijmeester aanvaard en in 1648 zag hij zich tot Deken gekozen. Op jeugdigen leeftijd trok hij naar Duitschland, waar hij tot schilder van Keizer Ferdinand II benoemd werd. In 1637 begaf hij zich naar Engeland en werd er schilder van den Prins van Wallis, titel welken hij behield toen deze prins den troon beklom onder den naam van Karei II. Te Antwerpen teruggekeerd, werd hij er, zonder evenwel aan zijne kunstloopbaan vaarwel te zeggen, koopman in schilderijen. Het is hij die in 1641, na Rubens' dood, samen met Moermans en Jouwens, gelast werd met de schatting der schilderijen welke zich in het kasteel van Steen bevonden. In 1645 ziet men hem ook, voor rekening der S'-Lucasgilde, een portret schatten van Antoon van Dyck. Wouters maalde godsdienstige en mythologische onderwerpen, alsook landschappen. Tusschen zijne leerlingen vinden wij Jacob Huysmans vermeld. Den ign Juni 1644, trad hij in den echt met Maria Doncker. Hij woonde geruimen tijd bij de S<-Jorispoort, tegenover het Schermershof, en later op de Meir. Hij werd in 1659, bij ongeluk, door een pistoolschot gedood. HeereJoan. Bapta van Broekhoven (i) Heere Van Bercheyck eerste tresorier en hooftman deser Gulde A° 1648 (r) ]ean-Baptiste de Broecboven, qui fut élu prévót de la gilde S<-Luc en 1648, était fils de Gérard de Brouchoven et de Catherine Maes. Héritier de la seigneurie de Bergeyck, il obtint que celle-ci fut, en 1665, érigée en baronnie, puis en 1676, en coraté. II reraplit successivement les fonctions de trésorier de la ville d'Anvers, en 1648 et 1649, puis celles, de conseiller au Conseil suprème des Pays-Bas, conseiller au Conseil d'Etat et ambassadeur prés des Etats-Généraux. II épousa en premières noces Hélène Fourment, veuve de Rubens, et en secondes noces, en 1674, Marie-Franfoise d'Ennetières. II mourut a Toulouse le 15 nonembre 1681. Jan-Baplisi van Broecboven, in 1648 tot hoofdman der S'-Lucasgilde gekozen, was zoon van Geeraard de Brouchoven en van Catharina Maes. Als erfgenaam der Heerlijkheid van Bergeyck, bewerkte hij dat deze, ten jare 1665, tot baronie verheven werd, daarna tot graafschap, in 1676. In 1648 en 1649 vervulde hij het ambt van tresorier der stad Antwerpen ; daarna maakte hij opvolgentlijk deel van den Hoogen Raad der Nederlanden en van den Staatsraad, en werd eindelijk tot afgezant benoemd bij de Staten-Generaal. Hij ging eene eerste huwelijksverbintenis aan met Helena Fourment, weduwe van Rubens; daarna hertrouwde hij, in 1674, met Maria-Francisca d'Ennetières. Hij stierf te Toulouse den 13" November 1681. Thomas Willeborts, deken, A° 1649 (1) (1) Thomas Willeborts, également conuu sous le nom de Willeborts Bosschaert, naquit en 1614 a Bergen-op-Zoom. II était fils de Pierre Willeborts et de Cornélie Thomas. Jeune encore, il se fixa a Anvers oü il entra dans 1'atelier de Géiard Seghers. C'est comme élève de ce peintre qu'il fut re?u dans ia gilde S'-Luc en 1628. Plus tard, en 1636, il fut admis comme franc-maltre et, en 1649, il fut honoré des fonctions de doyen. Mais, au préalable, il s'était fait recevoir bourgeois d'Anvers le 7 aoüt 1637. Willeborts peignit surtout des sujets mythologiques ou religieux et des portraits. On conserve de ce peintre, au Musée Plantin a Anvers, les portraits de Balthasar Morelus I, Balthasar Moretus I stir son lil de mort, d'Eurycius Puteanus et de Godefridus Windelius. On peut encore voir une oeuvre de ce maitre i 1'église S'-Willebrord, représentant St-Willebord en prières devant la Ste-Famille. O11 retrouve également de ses toiles au Musée de Bruxelles et dans plusieurs collections étrangères. Sa réputation artistique était fort grande et de nombreux élèves se firent recevoir dans son atelier; parmi ceux-ci on peut citer : Franjois Muntsaert, André Merssens, Henri Verdonck, Pierre Barselaer, Pierre vander Wilghen, etc. Willeborts mourut célibataire le 23 janvier 1654, dans sa maisoti portant pour euseigne : den Bok et située rue d'Arenberg. II fut enterré dans Péglise des Grands-Carmes, et sur sa tombe fut placé un monument orné de son buste en marbre, sculpté par Artus Quellyn. Thomas Willeborts, eveneens bekend onder den naam van Willeborts Bosschaert, kwam in 1614 te Bergen-op-Zoom ter wereld. Hij was zoon van Pieter Willeborts en van Cornelia Thomas. Hij was nog jong toen hij zich te Antwetpen vestigde, waar hij in het werkhuis trad van Geeraard Seghers. Het is als leerling van dien schilder dat hij ten jare 1628 in de S'-Lucasgilde opgeschreven werd. In 1636, werd hij als vrijmeester aanvaard en, in 1649, met het Dekenschap vereerd. Hij had zich reeds vroeger, den 7» Augustus 1637, doen als poorter van Antwenpen ontvangen. Willeborts schilderde vooral mythologische of godsdienstige onderwerpen, en portretten. In het Museum Plantin, te Antwerpen, bewaart men van dezen meester vier portretten : Balthasar Morelus 1, Balthasar Moretus I, dood te bed, Erycius Puteanus en Godefridus Windelius. In S'-Willebrordskerk is er ook nog een gewrocht van dezen schilder te zien : St-Willebrordus in aanbidding voor de Heilige Familie. Men vindt eveneens werken van dezen meester in het Museum van Brussel en in verscheidene uithfemsche kunstverzamelingen . Het was een schilder van groote faam en talrijke leerlingen deden zich in zijn werkhuis opnemen ; onder hen kan men melden : Frans Muntsaert, Andries Merssens, Hendrik Verdonck, Pieter Barselaer, Pieter van der Wilghen, enz. Willeborts stierf den 23" Januari 1654 in zijn huis, den Bok, in de Arenbergstraat. Hij werd in de kerk der O.-L.-Vrouwebroeders begraven en op zijn graf werd er een gedenkteeken geplaatst, versierd met zijn door Artus Q.uellyn gebeiteld borstbeeld. Peeter van Halen, deken, A° i65o (i) (i) Pierre van Halen, naquit a Anvers en 1612. II fut recu en 1640 dans la gilde S'-Luc. Quoique peu connu aujourd'hui, il dut, de son vivant, jouir d'une belle réputation, car en 1650 il devint doyen de Ia gilde. II peignait surtout des paysages encadrant des scènes historiques ou mythologiques ainsi que des compositions décoratives. II épousa, le 9 avril 1644, a Baesrode, Marie Bocx qui mourut en 1680. Lui-même décéda dans sa ville natale en 1687 et fut enterré le 22 mai de cette année. Pieter van Halen kwam te Antwerpen in 1612 ter wereld. Hij werd ten jare 1640 in de S'-Lucasgilde aanvaard. Alhoewel ten huidigen dage weinig bekend, moet hij toch gedurende zijn leven eene zekere faam genoten hebben, want in 1650 werd hij tot Deken der gilde gekozen. Hij schilderde meestal versierende samenstellingen en landschappen, gestoffeerd met historische en mythologische onderwerpen. Den 9-Luc fut obligée de consentir a de nouveaux sacrifices pécuniaires fort pénibles pour elle. Cette situation 1'obligea a suspendre encore, afin d'éviter les frais, les fêtes qu'annuellement elle avait coutume d'organiser, le jour de S'-Luc. Toutefois, elle voulut témoigner sa reconnaissance au gouverneur pour sa bienveillante intervention, et elle chargea le sculpteur Louis Willemsens d'exécuter le buste en marbre du comte de Monterey. Au commencement de 1'année 1675, cette oeuvre d'art fut plagée dans Ja chambre de réunion des doyens de la gilde, prés du buste du marquis Caracena. Surle socle fut écrite 1'inscription suivante : Aiterna memoria illmi et excmi Dni D. Joannis dominici de Zuniga et Fonseca comitis de Monterey et Fuentes etc. Belg et Burg. gubeiris • seduli, prudentis, indefessi quod artis pictorice Academiam, musis in huuc Parnassum reductis Apollinis ac Apellis protector olivis cotijunclam faccundarit, hanc statuam ejusdem Academice directores decani D D. C Q. M. DC, LXXV. Cette oeuvre d'art est aujourd'hui conservée au musée de peinture d'Anvers. En 1684 elle subit une restauration, des dégradations s'étant produite i une main et aux doigts. Wij hebben reeds, in den loop van dees werk, eenige wetenswaardigheden medegedeeld aangaande het lang en veelkostend proces, dat de S'-Lucasgilde volhouden moest om hare rechten tegen de Gewapende Gilden der stad Antwerpen te verdedigen. In 1670 had er eene poging tot verzoening plaats : de Graaf van Monterey, Algemeene Landvoogd der Nederlanden, liet aan den toenmaligen Burgemeester van Antwerpen, Jan-Antoon Tucher, een schrijven geworden, waarin hij er hem toe aanzette zich den Oudburgemeester Floris van Berchem en den Pensionnaris der stad, Gregorius Martens, toe te voegen ten einde als bijzonderen bemiddelingsraad op te treden, die uitspraak zou doen in het voorhanden zijnde geschil, en de beide partijen moest trachten met elkander te verzoenen. De S'-Lucasgilde nam onmiddellijk het voorstel aan en verklaarde zich aan de uitspraak der scheidsrechters te zullen onderwerpen. De Gewapende Gilden integendeel, die op hunnen invloed en op hunne geldelijke hulpbronnen rekenden, wilden van geene bemiddeling hooren. Het proces moest dus zijnen loop volgen, en de S'-Lucasgilde was genoodzaakt zich nieuwe geldelijke opofferingen te getroosten, die haar zeer zwaar vielen. Die toestand dwong haar, om de onkosten te vermijden, nogmaals de feesten op te schorsen, die zij gewoon was jaarlijks op den feestdag van S*-Lucas in te richten. Zij wilde den Landvoogd evenwel, om zijne welwillende tusschenkomst, hare erkentelijkheid bewijzen, en zij bestelde aan den beeldhouwer Lodewijk Willemsens het marmeren borstbeeld van den Graaf van Monterey. In het begin van het jaar 1675 werd dit kunstwerk in de vergaderzaal van de Dekens der Gilde geplaatst, bij het borstbeeld van den Markies Caracena. Op het voetstuk werd het volgende opschrift gebeiteld : JEterna metnoria illmt ei excm' Dni D. Joannis dominici de Zuniga et Fonseca comitis de Monterey et Fuentes ete. Belg et Burg. gubeiris seduli, prudentis, indefessi quod artis pictoria Academiam musis in hunc Parnassum reductis Apollinis ac Apellis protector olivis conjunctam faccundarit, hanc statuam ejusdem Academia direclores decani D D. C Q. M. DC. LXXV. Dit kunstwerk wordt heden bewaard in het Museum van schilderkunst te Antwerpen. Daar het beschadigingen onderging aan eene hand en aan de vingers werd het, ten jare 1684, weer in goeden staat gesteld. (i) don Jnan Domingo de Haroy Gu^inan, comte de Monterey, d'Ajala y de Fuentes, marquis de Tarazona, baron de Maldeghen, grand d'Espagne, grand commandeur de Castille et Trece, de 1'ordre de saint Jacques, gentilhomme de la chambre du roi, conseiller d'Êtat et de guerre, qui fut-vice roi de Catalogne, devint gouverneurgénéral des Pays-Bas ; il succéda le 25 juillet 1670 dans ces hautes fonctions au comte de Velasco, et les occupa jusqu'en 1675, quand il fut remplacé par le duc de Villa-Hermosa. II représenta le pouvoir central dans nos provinces pendant une période particulièrement difficile, et la lutte avec la France ne lui laissa guère de repos. Ayant, lors de 1'invasion des Provinces-Unies, prêté secours aux Hollandais, il provoqua par cette conduite une nouvelle gueire avec la France. II fut rendu responsable des désastres qui en résultèrent, et tomba en disgrace, ce qui 1'engagea a demander & être re'evé de ses fonctions. Charles II ne lui accorda cette demande que le 1 janvier 1675. Toutefois, la faveur royale lui fut rendue en 1677, et peu d années plus tard, en 1680, il fut nommé président du Conseil Suprème de Flandre. Mais bientöt, dégoüté du pouvoir, il abandonna le monde, et entra dans les ordres. C'est sous 1'habit de prêtre qu'il mourut. Le comte de Monterey était fils de don Luis Mendez de Haro Sotomajor y Guzman et de Catharina Fernandez de Cardoue y Aragon ; il avait épousé Agnès Francoise de Zuniga y Fonseca, marquise de Taracone, baronne de Maldeghen, comtesse d'Ayala y Fuentes, dont il n'eut qu'une fille, morte en bas age. don Juan Domingo de Haro y Guzman, Graaf van Monterey, van Ayala en van Fuentes, Markies van Tarazona, Baron van Maldeghen, Groote van Spanje, Groot-Kommandeur van Castilië en Trece' alsook van de orde van St-Jacobus, Kamerheer des Konings, Staatsen Krijgsraadsheer. Hij was Onder-Koning van Catalotiië en werd Algemeen Landvoogd der Nederlanden ; hij volgde den 25» Juli 1670 den Graaf van Velasco in dit hooge waardigheidsambt op ; hij bleef met dit oppergezag bekleed tot in 1675, wanneer hij vervangen werd door den Hertog van Villa-Hermosa. Gedurende een uiterst moeilijk stijdstip vertegenwoordigde hij den Vorst in onze provinciën, en de strijd met Frankrijk liet hem niet veel rust. Daar hij, bij den inval der Franschen in de Vereenigde Provinciën, hulp verleend had aan de Hollanders, verwekte hij door deze handelwijze een nieuwen oorlog met Frankrijk. Hij werd verantwoordelijk gesteld voor de rampen die er uit voortsproten en hij verviel in ongenade ; hij vroeg derhalve om van zijn ambt ontslagen te worden. Karei II willigde zijne aanvraag slechts den in Januari 1675 in. De Koninklijke gunst werd hem evenwel in 1677 teruggeschonken, en weinige jaren nadien, in 1680 namelijk, werd hij tot Voorzitter van den Hoogen Raad van Vlaanderen benoemd. Weldra echter een afkeer gekregen hebbende van alle macht en gezag, zegde hij vaarwel aan de wereld en trad in de orden. Hij stierf als priester. De Graaf van Monterey was zoon van don Luis Mendez de Haro Sotomajor y Guzman en van Catharina Fernandez de Cordoue y Aragon ; hij was in den echt getreden met Agnes-Francisca de Zuniga y Fonseca, Markiezin van Tarazona, Baronnes van Maldeghen, Gravin van Ayala en van Fuentes, die hem slechts eene eenige dochter schonk, in hare kinderjaren overleden. (2) Jean-Antoine Tucher appartenait A une familie originaire de Nuremberg, qui s'établit 4 Anvers vers le milieu du XVIe siècle, pour s'adonner au commerce, et dont les représentants occupèrent bientót une situation prépondérante. II était fils de Robert Tucher, échevin d'Anvers et de Marie-Anne d'Altuna. En 1646, i) épousa MarieSuzanne de Renialme, dite de Cordes, qui lui donna deux enfants, Jean-Robert Tucher, major de la ville d'Anvers, et Marie-AntonineBaltine Tucher, femme de Jean-Fran^ois de Santacruz. Aucun des deux n'eut de descendants. Jean-Antoine Tucher prit une part active A 1'administration de la ville d'Anvers dont il fut bourgmestre de 1'extérieur en 1661, 1662, 1670, 1671. Jan-Antoon Tucher behoorde tot eene Nurembergsche familie, die zich rond het midden der XVIe eeuw te Antwerpen kwam vestigen om er handel de drijven, en wier leden weldra tot den hoogsten maatschappelijken stand opklommen. Hij was zoon van Robrecht Tucher, Schepen van Antwerpen, en van Maria-Anna d'Altuna. In 1646 trad hij in het huwelijk met Maria-Suzanna de Renialme, gezegd van Cordes, die hem twee kinderen schonk: Jan-Robrecht Tucher, majoor der stad Antwerpen, en Maria Antonina Baltina Tucher, echtgenoote van Jan-Frans de Santacruz ; beiden stierven kinderloos. Jan-Antoon 1 ucher nam een bedrijvig deel aan het beheer der stad Antwerpen ; hij was Buiten-Burgemeester in 1661, 1662, 1670, 1671. (3) Florent van Berchem, descendait d'une des plus vieilles families anversoises, dont on retrouve les membres, dès le XIV<= siècle, mêlés a 1'administration de la Cité, et possesseurs de biens patrimomaux importants. II était fils de Henri van Berchem, seigneur de Berchem et de Tongerlaer et d'Isabelle de Rovelasco. Lui même épousa AnnePlacide t Serclaes. En 1655, il fut nommé bourgmestre de 1'extérieur, fonctions auxquelles il fut encore appelé en 1657, 1658 1672 167?' 1678, 1680 et 1682. ' Floris van Berchem, stamde af van een der oudste Antwerpsche familiën. Reeds van in de XIV>= eeuw ziet men hare leden een grooten rol spelen in het bestuur der stad en aanzienlijke erfgoederen bezitten. Hij was zoon van Hendrik van Berchem, Heer van Berchem en van Tongerlaer, en van Isabella de Rovelasco. Hij verbond zich in den echt met Anna-Placida t'Serclaes. In 1655 werd hij voor de eerste maal tot Buiten-Burgemeester benoemd ; vervolgens bekleedde hij nog herhaaldelijk dit eervol ambt, namelijk in 1657, 1658, 1672 1673, 1678, 1680 en 1682. (4) Grégoire Marlens, qui plus tard, en 1695, devint prévót de la gilde St-Luc, était fils de Grégoire Martëns et de Catherine van Ameldonck. II mourut le 8 mars 1699, ayant épousé Catherine Pansus, qui 1'avait précédé dans la tombe dès le 30 mars 1666. Grégoire Martens fut bourgmestre de 1'intérieur en 1686,'1692, 1693 et 1695 ; il remplit aussi les fonctions de pensionnaire de la ville! Gregoor Martens, die later, in 1695, tot Hoofdman der St-Lucasgilde gekozen werd, was zoon van Gregoor Martens en van Catharina van Ameldonck. Hij trad in den echt met Catharina Pansus die den 301 Maart 1666 overleed. Hij zelf stierf den 8n Mei 1699. Gregoor Martens was Binnfn-Burgemeester in 1686, 1692, 1693 en 1695 ; hij bekleedde ook het ambt van Pensionnaris der stad. 24 (5) Louis Willemsens, fils de Micliel Willemsens et de Lucie Keersmakers, naquit a Anvers en 1630 et fut baptisé le 7 Octobre de cette année. II entra dans 1'atelier du sculpteur Artus Quellin, le vieux, dont il fut un des plus brillants élèves. Plus tard, il voyagea et séjourna pendant quelque temps en Angleterre oü il fut même nommé sculpteur du roi Guillaume III. II fut re^u en 1661 comme maitre dans la gilde S'-Luc. A son tour, il forma un grand norabre d'élèves. Nous citerons : Philippe Vinck, Jacques van der Beest, Nicolas Smits, Mathieu Heyndrickx, Henri van der Piet, Guillaume Schobbens, Jacques Verhoeven, Jacques Peeters et surtout Pierre Plumier. Willemsens épousa, le 27 avril 1671, Anne Corvers et mourut le 12 octobre 1702. Sa femme 1'avait précédé dans la tombe le 8 janvier 1691 ; ils furent enterrés dans 1'église Sl-Georges. Les travaux que Willemsens exécuta pour les églises d'Anvers, furent nombreux et importants. A la cathédrale, il sculpta les basreliëfs de 1'autel de S'-Gommaire, la clóture de la chapelle de S«-Luc, des ornements pour les autels des ménuisiers et des chirurgiens, les motifs décoratifs de 1'autel de la Vierge, 1'autel et Ie banc de communion de la chapelle actuelle de S'-Antoine, puis, en collaboration avec son maitre, il livra 1'autel des tonneliers, et avec Artus Quellin, le jeune, le couronnement de 1'autel de la Vierge. Pour 1'église St-Jacques, il fut chargé de sculpter avec Pierre Verbruggen des statues et divers ornements de la chapelle du St-Sacrement, puis, plus tard, seul, il exécuta le couronnement de 1'autel de la même chapelle. O11 lui doit également la chaire de vérité de cette église. II livra encore les stalles et le jubé de 1'église des Récollets, un autel pour le béguinage, puis, & 1'abbaye de S'-Bemard sur 1'Escaut, les statues qui ornent les boiseries du choeur, et a la cathédrale de Tournai, les quatre grandes figures de la Religion, de la Charité, de S'-Piat et de S»-Eleuthère. Lodewijk Willemsens, zoon van Michiel Willemsens en van Lucia Keersmakers, werd in 1630 te Antwerpen geboren en den 7n October van hetzelfde jaar ten doop geheven. Hij trad in het werkhuis van den beeldhouwer Artus Quellin, den oude, en werd een zijner schitterendste leerlingen. Later ging hij op reis en verbleef eenigen lijd in Engeland, waar hij zeifs den titel verkreeg van beeldhouwer des konings Willem III. Ten jare 1661 werd hij in de S'-Lucasgilde als meester aanvaard. Hij leidde een groot getal leerlingen in de kunst op. Wij zullen hier melding maken van Filip Vinck, Jacob van der Beest, Nicolaas Smits, Matthias Heyndrickx, Hendrik van der Piet, Willem Schobbens, Jacob Verhoeven, Jacob Peeters en vooral van Pieter Plumier. Den 27" April 1671 trad Willemsens in den echt met Anna Corvers, die den 8n Januari 1691 overleed. Hij zelf stierf den ^2n October 1702. Beiden werden in de S(-Joriskerk ter aarde besteld. Tal- en belangrijk waren de werken die Willemsens voor de kerken van Antwerpen uitvoerde. Voor de hoofdkerk leverde hij de barleefstukken van het altaar van den H. Gommarus, den « tuyn » der S'-Lucaskapel, sieraadwerken voor de altaars der schrijnwerkers en der chirurgijns, de versieringsmotieven voor het altaar van OnzeLieve-Vrouw, het altaar en de kommuniebank der huidige kapel van St-Antonius ; verders, in samenwerking met zijnen meester, leverde hij het altaar der Kuipersgilde, en samen met Arthus Qiiellin, den jonge, vervaardigde hij de kroonlijst voor het altaar van Onze-Lieve Vrouw. Voor de S^Jacobskerk voerde hij, in samenwerking met Pieter Verbruggen, allerlei beelden en versieringswerken uit voor de kapel van het Alleiheiligste ; later, en alleen, vervaardigde hij de de kroonlijst van het altaar derzelfde kapel. De predikstoel dier kerk is eveneens zijn werk. Hij léverde daarenboven nog het koorgestoelte en het okzaal der Minderbroederskerk ; een altaar voor het Beggijnhof; voor de abdij van S'-Bernard aan de Schelde, de beelden die de houten wandbekleeding op het koor versieren, en voor de kathedraal van Doornik de vier groote figuren van den Godsdienst, van de Liefdadigheid, van S'-Piat en van S'-Eleutherius. Ambrosius Breugel, deken, A° 1670 (l) loco Francisci Huybrechts heeft ontfangen onder den Olyftack te weten Ferdinande Casiers. Franciscus vander Aa. (2) Gilles Augustyn Hanecaert. (3) Simon de Neuf. (4) Joan Paulo van Halten. (5) Balthasar Poteau. (6) Joannes Heckaert. Franciscus vanden Wyngaert. (7) Pauwels van Huckelroy (8) Guilielmus de Ryck. (9) Francisco Quirynsen Verduit. (10) Adriaen Morisse. (11) Gerard de Meester. (12) Gilles de Fourmestraux (13) Henricus van Minderhout. (14) (i) Ambroise Breugel. On trouvera la notïce concernant eet artiste a la page 258. Ambrosius Breugel. Men zal de biografische wetenswaardigheden over dezen kunstenaar vinden op bladzijde 258. (2) Frattfois van der Aa, reprit pour son compte un des privilèges d exemption de la gilde ; il le paya 750 florins. On retrouve le nom d un Frangois van der Aa, qui, a cette époque, remplissait les fonctions de chef de quartier. D'autre part, un autre Fran?ois van der Aa était marie avec Madeleine Fredericx qui se reniaria en 1705 avec Adolpheïerre van Ertbom, échevin d'Anvers, puis secrétaire du grand conseil de Malines. Fran?ois van der Aa fut en 1677 choisi comme grand-aumönier. Enfin, vers la même époque, vivait encore a Anvers un autre Franfois van der Aa qui, avec sa femme, Claire Coeck, fille de lerre Coeck, habitait rue des Peignes la maison portant pour enseigne de Witte Hond, oü il mourut pendant les premières années du XVIIIe siècle. Frans van der Aa, kocht een der vrijstellingsbrieven der gilde voor de som van 750 gulden. Men treft den naam van een Frans van der Aa aan, die op dit tijdstip het ambt van wijkmeester vervulde. Van den anderen kant was er een Frans van der Aa in den echt getreden met Magdalena Fredericx, die in 1705 hertrouwde met Adolf-Pieter van Ertborn, schepen van Antwerpen, en later secretaris van den Grooten Raad van Mechelen. Frans van der Aa werd in 1677 tot Aalmoezenier gekozen. Eindelijk leefde er destijds nog een derde Frans van der Aa, die met zijne vrouw, Clara Coeck, dochter van Pieter Coeck, in de Kammenstraat woonde, in het huis de Witte Hond, waar hij in het begin der XVIIIe eeuw overleed. (3) Gilles-Augustin Hanicaert. Deux fois les comptes de la gilde furent soumis, en 1643 et :649, aux délégués de la ville, pour Pinspection annuelle. Parmi ceux-ci se trouvait 1'échevin Gilles Hanikart. Gillis-Augustinus Hanicaert. De rekeningen der gilde werden jaarlijks aan de goedkeuring van de gemachtigden der stad onderworpen : tweemaal, namelijk in 1643 en in 1649, maakte de schepen Gillis Hanikart deel uit van die commissie. (4) Simon de Neuf. Le prénom de Simon étant régulièrement porté dans la familie de Neuf, le personnage qui fut re?u en cette année parmi les Violieren est difficilement identifiable. La mention ci-dessus peut s'appliquer a Simon de Neuf, qui épousa Jeanne Steyman, a son fils, Simon, ou a son petit fils, Simon de Neuf, seigneur de Hooghelande, lui-même fils de Pedro de Neuf. Ce dernier fut conseiller et auditeur du chateau d'Anvers et fut anobli en 1693. II fut a son tour père de Simon-Balthazar de Neuf qui avait été échevin d'Anvers, mais devenu veuf en 1720, il se fit prêtre, et plus tard remplit les charges de chanoine et doyen de la cathédrale d'Anvers. Simon de 'Neuf. Daar de voornaam van Simon veel gedragen werd in de familie de Neuf is het moeilijk den persoon, die dit jaar in den schoot der Violieren ontvangen werd, te vereenzelvigen. De hierbovenstaande naamaanduiding kan betrek hebben op Simon de Neuf, die in den echt trad met Joanna Steyman, op zijnen zoon Simon of op zijnen kleinzoon Simon de Neuf, Heer van Hooghelande, die zelf zoon was van Pedro de Neuf. Deze laatste was Raadsheer en Auditor van het kasteel van Antwerpen en werd in 1693 tot den adelstand verheven. Hij was op zijne beurt broeder van Simon-Balthazar de Neuf, die schepen der stad Antwerpen geweest was; maar die, in 1720 weduwnaar geworden, den geestelijken staat omhelsde en later de ambten bekleedde van kanunnik en van deken der hoofdkerk van Antwerpen. (5) Jean-Paul van Haeften, savonnier, était fils de Jean van Haeften, négociant, et d'Aiigèle Wellens. II épousa sa cousine Marie van den Perre, fille de Fran^ois van den Perre et de Elisabeth van Home, qui lui donna une fille unique, Angèle van Haeften. Jan-Paul van Haeften, zeepzieder, was zoon van Jan van Haeften, koopman, en van Angela Wellens. Hij trad in den echt met zijne nicht Maria van den Perre, dochter van Frans van den Perre en van Elisabeth van Horne. Er sproot slechts eene eenige dochter uit dien echt : Angela van Haeften. (6) Ba\tba\ar Poteau était issu d'une familie originaire de Carnin prés de Lille, qui s'établit a Anvers a ia fin du XVI= siècle. II était le plus jeune enfant de Denis Poteau ou Potteau, négociant, et d'Anne van den Heuvel. Son frère ainé, Guillaume Potteau, commissaire ordinaire des vivres des armées royales, était décédé le 18 juin 1692, étant veuf de Isabelle Le Candele. Dans sa maison, située rue Veke, il délaissa une belle galerie de tableaux, dont beaucoup provenaient sans doute de la succession paternelle. Parmi- ces oeuvres d'art il faut citer: le portrait du roi de Hongrie, peint par Rubens ; un portrait de femme et deux têtes d'enfants, par van Dyck; puis de nombreux paysages düs a Bieughel de Velours, van Baele, van Uden, Franck, Genoels, etc., plusieurs natures mortes ou compositions florales de Daniël Zeghers, van den Broeck, van Breedael, De Ryck, etc., quelques compositions de Martin De Vos et autres. Baltha%ar Poteau was uit eene familie gesproten die van Carnin, bij Rijsel, herkomstig was, en zich op het einde der XVIe eeuw te Antwerpen kwam vestigen. Hij was het jongste kind van Dionysius Poteau of Potteau, koopman, tn van Anna van den Heuvel. Zijn oudste broeder, W illem Potteau, ordinaire commissaris van monsteringe van den volcke van oorlog, was den i8n Juni 1692 gestorven, na zijne vrouw, Isabella Le Candele, reeds ten grave geleid te hebben. In zijne woning, in de Vekestraat gelegen, liet hij eene prachtige verzameling van schilderijen achter, waarvan er ongetwijfeld vele van de ouderlijke nalatenschap voortkwamen. Onder deze kunstwer- ken moeten wij de volgende aanstippen : het portret van den koning van Hongarië, door Rubens gepenseeld ; een vrouwenportret en twee kinderhoofdjes, door van Dyck gemaald ; verder talrijke landschappen geborsteld door den Fluweelen Breughel, van Baele, van Uden, Franck, Genoels, enz. ; verscheidene stillevens en bloemstukken van Daniël Zeghers, van den Broeck, van Breedael, De Ryck, enz. ; eenige samenstellingen van Marten De Vos en anderen. (7) Fratifois van den Wyngaert ou Wyngaerden, graveur en taille douce et marchand d'estampes, naquit le 8 juiUet 1614 ; il re£ut dés 1'année 1626 des le?ons du graveur Pontius. En 1636 il entra comme maitre dans la gilde S'-Luc. Son oeuvre n'est guère bien considérable. II grava, d apiès Rubens, les Noces de Thélis et Pelèe, Samson dècbirant un lion et le Salyre h la vaisselle ; ij exécuta le portrait de V^orsterman, d après Livens et certains autres portraits. On connait aussi quelques planches dues a son burin, reproductions d'oeuvres de Teniers, du Titien, de Thomas, etc. Van den Wyngaert, qui remplit aussi les fonctions de capitaine de la garde bourgeoise, mourut le 17 mars 1679 et fut enterré dans 1'église du couvent des Grands Carmes. II avait épousé Marie Cruyt qui décéda en 1690. Frans van den Wyngaert of Wyngaerden, plaatsnijder en koopman in prenten, werd den 8n Juli 1614 geboren. Van in 1626 reeds ontvong hij de kunstlessen van den plaatsnijder Pontius. Ten jare 1636 werd hij in de S'-Lucasgilde als meester aanvaard. Zijn werk is ver van aanzienlijk. Hij bracht verscheidene schilderijen van Rubens op koper, namelijk de Bruiloft van Tbetis en van Pelee ; Samson, die eenen leeniu verscheurt, en de Sater met de schotels ; hij graveerde ook het portret van Vorsterman, naar Livens, en ettelijke andere portretten. Men kent ook eenige platen door hem geburineerd naar schilderijen van Teniers, van den Titiaan, van Thomas, enz. Van den Wyngaert, die ook het ambt van kapitein der burgerwacht vervulde, stierf den 17" Maart 1679 en werd in de kerk der O.-L.-Vrouwebroeders begraven. Hij was in den echt getreden met Maria Cruyt, die in 1690 overleed. (8) Paul van Huckelroy. Deux personnages différents pourraient être désignés ici. Aucune spécifïcation n'étant faite dans le registre de la gilde, il nous est difficile de dire auquel la niention doit être appliquée. Nous rencontrons en effet d cette époque : Paul van Huckelroy, qui naquit en 1598 et mourut le 23 février 1678. II était fils de Paul van Huckelroy et d'Elisabeth van den Eynden. II épousa Marie Drabbe qui trépassa le 11 décembre 1663. En mêrae temps existait a Anvers un autre Paul van Huckelroy, né en 1629, qui vécut jusqu'au 7 juillet 1719. II avait eu pour femme Anne van den Kerckhoven qui lui survécut jusqu'au 6 mai 1733. Paul van Huckelroy. Twee verschillende personages zouden hier kunnen aangeduid zijn. Daar er zich niet de minste bijgaande aanteekening in den register der Gilde bevindt, is het moeilijk vast te stellen welke dezer twee personen hier bedoeld wordt. Immers, op dit tijdstip treffen wij een Paul van Huckelroy aan, die in 1598 ter wereld kwam en den 23° Februari 1678 overleed. Hij was zoon van Paul van Huckelroy en van Elisabeth van den Eynden. Hij trad in het huwelijk met Maria Drabbe, die den nn December 1663 stierf. Terzelfdertijd leefde er te Antwerpen een andere Paul van Huckelroy> geboren in 1629, die den 7n Juli 1719 de oogen sloot. Hij had zich in den echt verbonden met Anna van den Kerckhoven, die hem slechts den 6n Mei 1733 in het graf volgde. (9) Guillaume De Ryck. II y eut i cette époque deux peintres de ce nora, probablement père et fils. Le premier peignait des figures et de grandes compositions allégoriques ainsi que des portraits. Le .second ue fut re?u parmi les maitres de la gilde S'-Luc qu'en 1673. II habitait longue rue Neuve, et en 1685, lors des fêtes du centenaire du rétablissement du culte catholique a Anvers, il fit édifier devant sa maison un arc-de-triomphe orné de diverses toiles dues a son pinceau. C'était, dans la partie supérieure, le portrait d'Alexandre Farnèse; plus bas, celui de Charles II el une figure symbolique, représentant la Foi. Ailleurs, étaient encore placées deux compositions allégoriques et un tableau représentant Ste-Catherine discutant les vérités de la Foi avec des philosophes païens. Willem De Ryck. Er leefde op dit tijdstip twee schilders van dien naam, vader en zoon waarschijnlijk. De eerste penseelde figuren en groote zinnebeeldige samenstellingen, alsook portretten. De tweede werd slechts in 1673 onder de meesters der S'-Lucasgilde opgenomen. Hij woonde in de Lange Nieuwstraat en in 1685, bij het eerste eeuwfeest der herstelling van den katholieken eeredienst hier in Antwerpen, deed hij, recht vóór zijn huis, eenen zegeboog oprichten die met verschillende zijner doeken versierd werd. Op het bovengedeelte zag men het portret van Alexander Farnèse ; een weinig lager, dat van Karei II en eene zinnebeeldige figuur, het Geloof voorstellende. Elders prijkten er nog twee allegorische samenstellingen en een tafereel waarop de H. Catharina voorgesteld was, in redetwist met de heidensche wijsgeeren over de Waarheden van het Geloof. (10) Franfois Qiiirynen Verduit, fut grand-aumónier d'Anvers eti 1676. II avait épousé feanne Scholiers, dont il eut un fils, FrangoisJoseph Verduit ou plutót Van der Duit, car d'après son épitaphe, son nom devrait plus correcteraent s'orthographier Quirini alias Quirynssen van der Duit. II mourut le 10 octobre 1702 et sa femme le 2 avril 1697 ; ils furent enterrés dans la cathédrale. Frans-Quirynen Verduit, was Aalmoezenier van Antwerpen in 1676. Hij was in den echt getreden met Joanna Scholiers, die hem eenen zoon schonk, Frans-Jozef Verduit of liever van der Duit, want volgens zijn grafschrift moest zijn naam eigentlijk geschreven worden : Quirini alias Quirynssen van der Duit. Hij stierf den ion October 1702 en zijne vrouw overleed den 2n April 1697. Beiden werden in de hoofdkerk begraven. (11) Adrien Morisse. Nous trouvons quAdrien Morisse, négociant, mourut a Anvers le 8 décembre 1643, et que sa femme, Susanne van den Heuvel, lui survécut jusqu'au 9 novembre 1654. Ce sont sans doute les parents d'Adrien Morisse dont il est ici question. Adriaan Morisse. Wij hebben gevondèn dat er een Adriaan Morisse, die koopman was, den 8r- December 1643 te Antwerpen stierf, en dat zijne vrouw, Suzanna van den Heuvel, hem den 9" November 1654 in het graf volgde. Het zijn hoogstwaarschijnlijk de ouders van den Adriaan Morisse, waarvan hier sprake. (12) Gérard de Meester, naquit a Bruxelles et vint s'établir & Anvers oü il fut re?u bourgeois le 27 mai 1672. II était marchand de draps, et plus tard, il exerca aussi le métier de teinturier. II épousa MarieJeanne De Licht. Geeraard de Meester werd te Brussel geboren en kwam zich te Antwerpen vestigen, waar hij den 2711 Mei 1672 het poorterrecht verwierf. Hij was lakenkoopman en later oefende hij eveneens het bedrijf uit van verwer. Hij ging huwelijksvoorwaarden aan met Maria-Joanna De Licht. (13) Gilles de Fourmeslraux appartenait a une familie originaire de Lille, dont plusieurs membres s'établirent i. Anvers k la fin du XVI= siècle, pour s'y livrer au commerce. II s'agit probablement ici de Gilles de Fourmestraux, fils de Paul de Fourmestraux et de Marguerite Bernard, qui fut baptisé dans 1'église Sainte-Catherine i Lille, le 4 juillet 1609, et qui épousa è. Anvers, Gertrude Pieters, fille de Pierre Pieters. Vers Ia même époque vivait également a Anvers un autre Gilles de Fourmestraux, négociant, fils de Jean-Baptiste de Fourmestraux et de Marie Baillet. Mais nous ne croyons pas qu'il puisse ici être question de lui ; il aurait été trop igè pour encore briguer le titre de membre des Violieren. Gillis de Fourmestraux behoorde tot eene familie die van Rijsei herkomstig was en waarvan verscheidene leden zich, op het einde der XVIe eeuw, te Antwerpen kwamen vestigen om er handel te drijven. Er wordt hier waarschijnlijk Gillis de Fourmestraux. zoon van Paul de Fourmestraux en van Margareta Bernard bedoeld, die den 4n Juli 1609 in de Ste-Catharinakerk, te Rijsei, over de doopvont gehouden werd, en te Antwerpen in den echt trad met AnnaGeertruida Pieters, dochter van Pieter Pieters. Omstreeks hetzelfde tijdstip leefde er te Antwerpen nog een andere Gillis de Fourmestraux, koopman, zoon van Jan-Baptist de Fourmestraux en van Maria Baillet. Wij gelooven evenwel niet dat er van dezen Gillis hier spraak kan zijn, daar hij reeds te oud zou geweest zijn om nog als lid der Violieren wenschen opgenomen te worden. (14) Henri van Minderhout, fils de Jean van Minderhout, naquit en 1632 & Rotterdam. II habita d'abord 4 Bruges, oü il fut recu le 26 féviier 1663 dans la gilde S'-Luc. II épousa dans cette ville, le 3 février 1664, Marguerite van den Broecke. Plus tard, il vint résider a Anvers oü il s'établit dès le 28 février 1672, et entra la mêrae année corame maitre dans la gilde S'-Luc. Devenu veuf, il se remaria a Anvers le 29 aoüt 1673 avec Anne-Victoire Claus, dont il eut plusieurs enfanls, entre autres deux fils qui suivirent la carrière paternelle : Antoine, reSu en 1687 dans la gilde S*-Luc, et GuillaumeAuguste, qui s'expatria et mourut en 1752 en Moravie. Henri van Minderhout décéda d Anvers le 22 juiilet 1696 et fut enterré dans 1 église du couvent du Dominicains. Parmi les élèves qu'il re^ut dans son atelier a Anvers, 011 relève les noms de Michel De Grieck, Jacques Diercxen et Luc Smaut. II peignit surtout des marines, et on conserve encore de ses toiles dans plusieurs collections publiques, notamment a Bruges, et hors du pays, 4 Turin, 4 Madrid, Rouen, Dresde, etc. Désirant être débarrassé des charges de doyen ou autres qui pourraient lui incomber comme membre de la gilde S»-Luc, il obtint de la direction de cette Corporation artistique d'en être libéré a conditi°n de faire don d'une grande toile représentant un port de mer du Levant. Ce tableau fut pendu dans la chambre de réunion de Ia gilde, entre les fenêtres. II compléta également le tableau de von Ehrenberg que possédait Ia gilde, en peignant dans 1'intérieur du palais que eet artiste y avait représenté, la scène de Caricine devaut le roi d'Ethiopie. Ces deux osuvres sont actuellement encore conservées au musée d'Anvers. Hendrik van Minderhout, zoon van Jan van Minderhout, werd in 1632 te Rotterdam geboren. Hij vestigde zich eerst te Brugge, waar hij den 26n Februari 1663 iu de S'-Lucasgilde opgeschreven werd. Den 3» Februari 1664 oing hij in deze stad eene echtverbintenis aan met Margareta van den Broecke. Later, den 28" Februari 1672, kwam hij te Antwerpen wonen en werd er, nog hetzelfde jaar, in de St-Lucasgilde als meester aanvaard. Weduwnaar geworden hertrouwde hij den 29" Augustus 1673 te Antwerpen, met Anna-Victoria Claus die hem verscheidene kinderen schonk, waaronder twee zonen die de vaderlijke kunstloopbaan volgden : Antoon, in 1687 in de S'-Lucasgilde aanvaard, en WillemAugust, die zijn vaderland verliet en ten jare 1752 in Moravië overleed. Hendrik van Minderhout stierf te Ar.twerpen den 22" Juli 1696 en werd in de kerk van het Predikheerenklooster begraven. Onder de leerlingen die hij in zijn werkhuis aannam treft men de namen aan van Michiel De Grieck, Jacob Dierxen en Lucas Smout. Hij schilderde meestal zeegezichten en in verscheidene openbare kunstverzamelingen, namelijk te Brugge, te Turin, te Madrid, te Rouaan, te Dresden, enz., werden er nog doeken van zijne hand bewaard. Daar hij wenschte van het Dekenschap of alle andere verplichtingen die hem, in zijne hoedanigheid van lid der St-Lucasgilde, zouden kunnen opgelegd worden, ontslagen te blijven, zoo bekwam hij van het bestuur dier kunstgilde algeheele vrijstelling daarvan op voorwaarde dat hij een groot doek, eene Zeehaven in het Oosten voorstellende, ten geschenke zou geven. Die schilderij werd in de vergaderzaal der gilde, tusschen de vensters geplaatst. Hij voltooide eveneens het tafereel van van Ehrenberg, hetwelk de gilde in haar bezit had, en maalde in het binnenzicht van hei paleis, door dien kunstenaar, erop afgebeeld, Caricina vóór den honing van Ethiopië. Deze twee werken worden heden bewaard in het Museum van Antwerpen. * JOSEPHUS DE LAMORLET, DEKEN A° 1671 (l) heeft ontfangen onder den Olyftack Norbertus Lauwers. (2) Jacobus Boghe. (3) Everaert Stevens. (4) Pliilippo de Pret. (5) (i) Joseph De Lamorlef, né a Anvers le 19 mars 1626, etait fils du peintre Nicolas De Lamorlet ; il enlra en 1651 dans la gilde comme fils de maitre. II cultiva également la peinture et fut choisi pour remplir les fonctions de doyen de la gilde pendant 1'exercice 16721673. On possède les noms de deux de ses élèves : Jean-Philippe van Eecklo et Guillaume van Apshoven. Dans ses toiles il représenta surtout des scènes historiques. II mourut vers 1'année 1681. Quoique les détails de sa carrière artistique soient peu connus aujourd'hui, on sait toutefois, par les archives de la gilde, qu'il fit comme membre et comme doyen, preuve d'une grande activité, et que, notamment, pendant le procés avec les corporations armées de la ville, il défendit avec ardeur les intéréts de ses confrères, et que dans ce but il se rendit souvent a Bruxelles chez les avocats chargés de leurs intéréts. Lamorlet s'occupait aussi de littérature et il offrit a la gilde S4-Luc diverses pièces de circonstances. Des compositions poétiques dues a sa plume furent interprétées par ses collègues, notamment pendant les fêtes annuelles des Violieren en 1677 et 1678. Ce furent les suivantes : Ontwaehte Poesie, uytghebeeldt inden ti iumpberenden Olyftack et Den vervolgden Osmin eu Darasia, bijgeval van den oorlog van den grooten Fernandus tegen de Mooren. Jo^ef De Lamorlet, den 19" Maart 1626 te Antwerpen geboren, was zoon van den schilder Nicolaas De Lamorlet. Evenals zijn vader beoefende hij de schilderkunst. Ten jare 1651 werd hij in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard en later werd hij tot Deken verkozen voor het gildejaar 1672-1673. Men kent de namen van twee zijner leerlingen: Jan-Filips van Eecklo en Willem van Apshoven. Hij maalde meestal geschiedkundige tafereelen. Hij stierf omstreeks 1681. Wel zijn de bijzonderheden over zijne kunstloopbaan ten huidigen dage maar weinig bekend ; toch weet men, door de oorkonden der Gilde, dat hij als lid en als Deken blijken gaf van groote werkzaamheid, en namelijk dat hij, gedurende het proces tegen de Gewapende Gilden der stad, de belangen zijner medebroeders met kracht en ijver verdedigde, en zich menige reis naar Brussel getroostte om er met de lasthebbende advckaten over hunne zaak te spreken. Lamorlet hield zich ook met letterkunde bezig en hij maakte voor de Gilde verscheidene gelegenheidsdichten Tooneelstukken, door hem in rijm geschreven, werden door zijne medebroeders opgevoerd, namelijk gedurende de jaarlijksche feesten der Violieren in 1677 en 1678. Het waren de volgende : Ontwaekte Poesie, uytghebeeldt in den Iriumpherenden Olyftack en Den vervolgden Osmin en Darasia, bijgeval van den oorlog van den grooten Ferdinandus tegen de Mooren. (2j Norbert Lauwers, fils du graveur Nicolas Lauwers et de sa femme Marie Vermeulen, naquit 4 Anvers et fut baptisé dans la paroisse de Notre-Dame Sud, le 13 mars 1646. II eut pour parrain Alexandre Voedt et pour marraine Christine Tercelin. II habitait chez son père, au rempart des Lombards, dans la maison qui portait pour enseigne in de scryvende hand. II était également frère du graveur Conrad Lauwers. Norbertus Lauwers, zoon van den plaatsnijder Nicolaas Lauwers en van diens echtgenoote Maria Vermeulen, werd te Antwerpen geboren en den 1311 Maart 1646 in de O.-L.-Vrouwe Zuid ten doop geheven. Hij had Alexander Voedt tot peter en Christina Tercelin tot meter. Hij woonde op de Lombaardevest, bij zijnen vader, in het huis dat voor uithangbord droeg : in de scryvende hand. (3) Jacques Boghe, fils de Jacques Boghe, orfèvre et bijoutier, qui remplit aussi la charge de contróleur des métaux du métier des orfèvres, et mourut le 9 aoüt 1653, et de Marie Willemsens. Jacob Boghe, was zoon van Jacob Boghe, goudsmid en juwelier, en van Maria Willemsens. Zijn vader, die ook het ambt van controleur der metalen bij de goudsmedersgilde bekleedde, overleed den 9» Augustus 1653. 25 (4) Evrard Stevens, fils de Gilles Stevens, blanchisseur de cire et marguillier de 1'église du Bourg, et de Marie van der Meeren. II avait hérité avec ses frères et sceurs de la maison paternelle de Grooten Helm, située rue Porte aux Vaches et de la blanchisserie de cire, dont les terrains s'étendaient derrière 1'église S'-Georges, prés de 1'Esplanade. II fit les mêmes affaires que son père, et succéda d celui-ci dans 1'exercice des fonctions qu'il avait remplies a Ste-Walburge. II mourut célibataire en 1703, et ses biens passèrent plus tard en grande partie a sa nièce Jeanne-Caroline Stevens, qui avait épousé JeanFran^ois Vinck, seigneur de Wuestwezel, amman d'Anvers en 1732. Everhard Stevens, zoon van Gillis Stevens, wasbleeker en kerkmeester der Burchtkerk, en van Maria van der Meeren. Gezamentlijk met zijne broeders en zusters erfde hij het ouderlijk huis, de Grooten Helm, in de Koepoortstraat gelegen, alsook de wasbleekerij die zich achter de St-Joriskerk tot dicht bij het Kasteelplein uitstrekte. Hij deed dezelfde zaken als zijn vader en volgde hem op in de uitoefening van het ambt dat hij in de Ste-Walburgiskerk bekleed had. Hij stierf ongehuwd in 1703, en zijne goederen gingen later voor het grootste gedeelte over aan zijne nicht, Joanna-Carolina Stevens, die in den echt getreden was met Jan-Frans Vinck, heer van Wuestwezel, amman van Antwerpen in 1732. (5) Philippe de Pret, fils de Thomas de Pret et de Suzanne Formenois, naquit a Anvers le 24 février 1636. II épousa Cornélie van de Vyvere, fille de Pierre van de Vyvere, dont il eut une enfant unique, Anne-Catherine de Pret, qui se fit fille dévote. Philippe de Pret qui était négociant, fut nommé aumónier en 1677. Filip de Pret, zoon van Thomas de Pret en van Suzanna Formenois, werd den 24» Februari 1636 te Antwerpen geboren. Hij trad in den echt met Cornelia van de Vyvere, dochter van Pieter van de Vyvere, en verwekte bij haar een eenig kind, Anna-Catharina de Pret, die jonge dochter bleef en een zeer godvruchtig leven leidde. Filip de Pret, die koopman was zo'oals zijn vader, bekleedde het ambt van aalmoezenier in 1677. Jacobus Bruynel, deken, A° 1672 heeft ontfangen onder den Olyftack Gerard de Jode. (2) Guilielmus Galle. (3) Nicolaus de Respaignie. (4) Joan Bapta Rogiers. (5) Joannes van der Plancken. (6) Bartholomeus Kersavonts. Adrianus van Eeckhoven. (7) (i) Jacques Bruynel, graveur en taille-douce, refu franc-maitre de la gilde S'-Luc en 1662, et désigné pour remplir les fonctions de doyen pendant 1'exercice 1673-1674. On trouve son décès renseigné dans les comptes de 1690-1691. On connait de eet artiste une grande estarape : YExècution des comtes Nadarti, Serini et Francipani, en 1670 ; quelques planches dans 1'ouvrage de Hazart : Kerkelijke historie van de geheele weereld, ainsi que le frontispice du livre de Michel Boudewyns : Ventilabrum medico-theologicum. Jacob Bruynel, plaatsnijder, werd ten jare 1662 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard en tot Deken verkozen voor het gildejaar 1673-1674. Zijn overlijden staat aangeteekend in de rekeningen van 1690-1691. Men kent van dezen kunstenaar eene groote plaat: De Terechtstelling der Graven Nadarti, Serini en Francipani, in i6yo, alsook eenige platen in het werk van Hazart : Kerkelijke historie van de geheele weereld. Hij vervaardigde ook de titelplaat van Michiel Boudewijns' boek : Ventilabrum medico-theologicum. (2) Gérard de Jode, naquit a Anvers et fut baptisé dans 1'église Notre-Dame le 21 novembre 1615. II était fils de Jacques de Jode, quincaillier, et de Anne Peeters, neveu des graveurs Corneille et Pierre de Jode, le Vieux. Geeraard de Jode kwam te Antwerpen ter wereld en werd den 2in November 1615 in de O.-L.-Vrouwekerk ten doop geheven. Hij was zoon van Jacob De Jode en van Anna Peeters, die eenen ijzerwinkel geopend hadden. Hij was ook neef van de plaatsnijders Cornelis en Pieter Jode, den oude. (3) Guillaume Galle, naquit d Anvers le 2 décembre 1651. II était fils du graveur Jean Galle et de sa seconde femme Marie Macquereel. Willem Galle werd den 2n Decembre 1651 te Antwerpen geboren. Hij was zoon van den plaatsnijder Jan Galle en van diens tweede vrouw, Maria Macquereel. f4) Nicolas de Respaignie, fiis de Nicolas de Respaignie, qui était également membre des Violieren, comme nous Pavons vu plus haut, et de sa seconde femme Cornélie Draeck. II avait hérité de son père les seigneuries de Schooien et de Horst; il embrassa la carrière militaire et fut capitaine de cavalerie au service du roi d'Espagne. II avait épousé, a Anvers Ie 19 octobre 1651, Anne-Josine van Stembor. II fut anobli par le roi Philippe IV, par lettres patentes du 13 juin 1661 et mourut le 11 février 1678. Nicolaas de Respaignie, zoon van Nicolaas de Respaignie die, zooals wij het reeds gezien hebben, eveneens lid der Violieren was, en van diens tweede vrouw, Cornelia Draeck. Hij had van zijnen vader de heerlijkheden geërfd van Schooten en van Horst. Hij omhelde de krijgsloopbaan en werd kapitein der ruiterij, in dienst van den koning van Spanje. Den i9n October 1651 was hij in het huwelijk getreden met Anna-Josina van Stembor. Bij diploma van den 13» Juni 1661 werd hij door den koning Filip IV tot den adelstand verheven. Hij stierf den nn Februari 1678. (5) Jean-Baptiste Rogiers. Nous trouvons qu a la cathédrale fut enterré Jean-Baptiste Rogier, qui était décédé Ie 27 septembre 1703 tandisque sa femme, Catherine van Uffels vivait encore jusqu'au 14 juin 1709. Jan-Baptist^Rogiers. Wij vinden dat Jan-Baptist Rogier, die den 27 September 1703 overleed, in de hoofdkerk begraven werd, en dat zijne vrouw,i_Catharina van Uffels, hem den 14" Juni 1709 in het graf volgde. (6) Jeati van der Plancken, fils d'Antoine van der Plancken el de Brigitte van Geelhoven, épousa Brigitte De Hoppenbrouwers. II mourut Ie 2 octobre 1694 ; quant a sa femme, elle était décédée depuis Ie 12 avril 1691. Jan van der Plancken, zoon van Antoon van der Plancken en van Brigitta van Geelhoven, trad in den echt met Brigitta De Hoppenbrouwers, die den 12" April 1661 overleed. Hij zelf stierf den 2n October 1694. (7) Adrieti van Eeckhoven, négociant, était propriétaire de la grande maison appelée het Key^ershoJ, marché aux CEufs, avec dépendances rue aux lits. II mourut en 1716 laissant neuf enfants, savoir: Isabelle, femme de Jean-Baptiste van de Zande, négociant; Marie ; Thérèse ; Suzanne, qui épousa Louis de Rozay ; Marie-Cornélie, épouse de Jacques Joly, directeur de la chambre du tonlieu a Anvers ; Pierre van Eeckhoven, drossard de Mortsel; Jean-Baptiste ; Jean-Charles, et Anne, qui devint femme de Jean-Martin De Feer, marguillier de 1'église S'-André. Adriaan van Eeckhoven, koopman, was eigenaar van het groot huis der Eiermarkt, het Key^ershof geheeten, en dat met zijne aanhoorigheden in de Beddenstraat uitkwam. Hij stierf in 1716 en liet negen kinderen achter, te weten ; Isabella, echtgenoote van Jan-Baptist van de Zande, koopmail ; Maria ; Theresia ; Suzanna, die in het huwelijk trad met Lodewijk de Rozay ; Maria-Cornelia, vrouw van Jacob Joly, bestuurder der tolkamer te Antwerpen ; Pieter van Eeckhoven, drossaard van Mortsel; Jan-Baptist; Jan-Karei, en Anna, die de echtgenoote werd van JanManen De Feer, kerkmeester van S'-Andreas. ♦ Martinus Verhulst, deken, A° 1673(1) heeft ontfangen onder den Olyftack te weten Peeter Schoonians. (2) Henricus Boonen. (3) Joannes Hullebroeck. (4) Joannes Verschilden. (5) Peeter de Pape. (6) Pauwels Lesteens. (7) Peeter Rymers. (8) Antonio Francisco Scholten. (9) v (i) Martin Verhulst, imprimeur, fils de Dieudonné Verhulst et de Mathilde Mans, sa première femme, naquit a Anvers le 17 septembre 1622 ; il entra dans la gilde S'-Luc comme fils de maitre en 1646. Deux fois il fut appelé a remplir les fonctions de doyen, notamment pendant les exercices 1674-1675 et 1678-1679. Plusieurs apprentis se firent inscrire dans la gilde sous ses auspices; ce furent: Michel van Wycken, Mare van der Veken, Jean van den Bosch, Jean van Oppom et Henri Ryckaert. Verhulst qui avait épousé, le 13 octobre 1646, Suzanne Fabri, habita successivement au Vieux marché au Blé, les maisons portant pour enseigne St.-Salvalor et in de Gulde Tes, puis, au coin de la rue Meulegat, la maison nommée de Gulde Kroon. II employa comme marqué typographique, tantöt un chien soutenant un cartel avec monogramme, et tanlöt une simple couronne dans un cadre carré. Marten Verhuist, drukker, zoon van Deodaat Verhulst en van Mathilda Mans, zijne eerste vrouw, werd den 7" september 1622 te Antwerpen geboren. Ten jare 1646 trad hij als meesterszoon in de S'-Lucasgilde en werd tweemaal tot Deken gekozen, namelijk voor de gildejaren 1674-1675 en 1678-1679. Verscheidene leerjongens lieten zich in de Gilde voor zijn werkhuis opschrijven ; het waren : Michiel van Wycken, Marcus van der Veken, Jan van den Bosch, Jan van Oppom en Hendrik Ryckaert. Verhulst die den 1311 October 1646 met Suzanna Fabri in den echt getreden was, woonde opvolgentlijk, op de Koornmarkt, in de huizen die voor uithangbord droegen : in St.-Salvator en in de Gulde les; daarna betrok hij het huis op den hoek der Meulegalstraat, de Gulde Kroon geheeten. Hij bezigde als drukmerk nu eens een hond die een schild houdt en dan weer eene eenvoudige kroon in eene vierkante lijst. (2) Pierre Schoonians, raourut !e 7 octobre 1717. II avait été marié deux fois, épousant en premières noces Anne-Sophie Aertsens, décédée le 1 avril 1688. II se remaria peu après avec Anne-Marie Strypen, qui vécut jusqu'au 31 mai 1693. Pieter Schoonians, stierf den 7» October 1717. Hij was tweemaal getrouwd geweest: in eerste huwelijk verbond hij zich met Sophia Aertsens, die den i" April 1688 overleed, en kort daarna hertrouwde hij met Anna-Maria Strypen, die den 31" Mei 1693 de oogen sloot. (3) Henri Boonen fut, croyons-nous, fils de Henri Boonen qui mourut en 1656 et de Anne Schot. Hendrik Boonen was, meenen wij, zoon van Hendrik Boonen, die in 1656 overleed, en van Anna Schot. (4) Jean Hullebroeck fut re$u maitre de chapelle du saint Sacrement a la cathédrale en 1700; il mourut le 27 février 1732. Sa femme, Anne-Thérèse De Riemer, était décédée depuis le 7 mai 1710. Jan Hullebroeck werd in 1700 tot kapelmeester gekozen der Venerabelkapel in de hoofdkerk. Hij stierf den 27" Februari 1732. Zijne vrouw, Anna-Theresia De Riemer, was den 7" Mei 1710 overleden. (5) Jean Verschilden, ne jouit pas longtemps de sa qualité de confrère des Violieren, car il décéda en 1'année 1687. Jan Verschilden mocht zich niet zeer lang over zijne hoedanigheid van medebroeder der Violieren verheugen, want hij stierf in he jaar 1687. (6) Pierre de Pape. On trouve le décès de ce membre des Violieren renseigné pendant 1'exercice 1686-1687. Pieter de Pafte. Men vindt het overlijden van dit lid der Violieren aangeteekend in het gildejaar 1686-1687. (7) Paul Lesteens. Dès 1676, les registres de la gilde notent que ce confrère avait quitté la ville et qu'il s'était établi a 1'étranger. II mourut en 1679. II appartenait a une familie d'orfèvres. Paul Lesteens. Reeds in 1676 teekenen de registers der Gilde aan dat dit lid de stad verlaten en zich in den vreemde gevestigd had. Paul Lesteens, die tot eene goudsmedersfamilie behoorde, stierf in 1679. (8) Pierre Rymers, mourut le 29 avril 1711, ayant épousé Agnès Lambert van Kempe, qui 1'avait précédé dans la tombe depuis le 9 mai 1710. Pieter Rymers overleed den 29" April 1711. Hij was in den echt getreden met Agnes-Lambert van Kempe, die hem den 9" Mei 1710 in het graf voorgegaan was. (9) Antoine-Franfois Scholten, était maitre de chapelle du Saint Sacrement dans Péglise S'-Jacques. II était nis de Martin Scholten, négociant, et de Jeanne van Hove. II mourut en 1690. Antoon-Frans Scholten, zoon van Marten Scholten, koopman, en van Joanna van Hove, was kapelmeester van het Hoogwaardig in S'-Jacobskerk. Hij stierfin 1690. Carolus Emanuel Biset, deken A° 1674 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Cornelis du Mont. (2) Josephus van Coevoorden. (3) Joannes de Schepper. (4) Joannes Baptista Boel. (5) Ignatius Hallemans. Guilielmus de Wilde. (6) (i) Charles Emmanuel Biset, fils du peintre Georges Biset, naquit a Malines le 26 décembre 1633. Après avoir pris ses premières lecons artistiques chez son père, il partit pour Paris. II séjourna un certain temps aussi & Bruxelles, puis vint s'établir a Anvers oü il fut re^u dans la bourgeoise le 20 avril 1663. II entra en qualité de maïtre dans la gilde St-Luc en 1661, et en exerga les fonctions de doyen pendant 1'exercice 1675-1676. Biset se maria trois fois. II épousa en premières noces, le 31 janvier 1662, Marie van Uden qui, elle-même, s'adonnait a la peinture ; elle mourut le 4 aoüt 1665. Le 30 juin 1670, il se remaria avec une malinoise, Anne Cleymans ; enfin le 12 décembre 1682, il épousa en troisièmes noces, le 12 décembre 1682, Jeanne van de Velde. II eut plusieurs enfants, parmi lesquels il faut citer un fils du second lit, Jean-Baptiste Biset, qui suivit la carrière artistique de son père. Charles-Emmanuel Biset habita une grande partie de sa vie rue Otto Venius, mais il passa ses derniers jours a Breda oü il mourut vers 1691. II peignit surtout des portraits et des scènes de genre. On conserve encore de ses oeuvres dans les musées de Vienne, La Haye et Cassel. Au musée de Bruxelles se voit une grande toile due a son pinceau, représentant Guillaume Teil s'apprêtant a tirer la pomme sur la tête de son fils, en présence des membres de la direction du Vieux Serment de 1 Are d'Anvers, dont 1'artiste était membre. Le paysage de ce tableau est exécuté par Immenraet, et les détails d'architecture par von Ehrenberg. Karel-Emmaniiël Biset, zoon van den schilder Joris Biset, werd den 26n December 1633 te Mechelen geboren. Na zijne eerste kunstopleiding genoten te hebben in het werkhuis van zijnen vader, trok hij naar Parijs. In zijn vaderland teruggekeerd, verbleef hij eenigen tijd te Brussel, en vestigde zich daarna te Antwerpen. Den 2on April 1663 verwierf hij er het poorterschap. Ten jare 1661 werd hij in de S'-Lucasgilde als meester aanvaard en gedurende het gildejaar 1675-1676 bekleedde hij het ambt van Deken. Biset trad driemaal in den echt: den 31° Januari 1662 trouwde hij, in eerste huwelijk, met Maria van Uden die zelf ook de schilderkunst beoefende; zij stierf den 4» Augustus 1665. Den 30" Juni 1670 hertrouwde hij met Anna Cleymans, van Mechelen; eindelijk, den 12n December 1682, ging hij eene derde echtverbintenis aan met Joanna van de Velde. Hij had verscheidene kinderen, waaronder eenen zoon uit het tweede huwelijk, Jan-Baptist Biset, die de kunstloopbaan zijns vaders volgde. Karel-Emraanuël Biset woonde lange jaren in de Otto Veniusstraat, maar ging zijne laatste dagen te Breda slijten, waar hij omstreeks 1691 overleed. Hij schilderde meestal portretten en genrestukken. Er worden nog werken van dezen meester bewaard in de Museums van Weenen, Den Haag en Cassel. In het Museum van Brussel hangt er een uitgestrekt doek, waarop hij Willem Teil voorstelt die zich, in tegenwoordigheid der bestuurleden van den Ouden Handboog van Antwerpen, waar de kunstenaar lid van was, bereidt om den appel van het hoofd zijns zoons te schieten. Het landschap van dit tafereel is gepenseeld door Immenraet en von Ehrenberg maalde er de bouwgedeelten van. (2) Corneille Du Mont avait acheté un des privilèges d'exemption de la gilde. II mourut en 1680, et sa veuve dut payer d la gilde 165 florins dont le défunt était encore redevable du chet de cette acquisition. Cornelis Du Mont had een der vrijbrieven der S'-Lucasgilde gekocht. Hij stierf in 1680 en zijne weduwe moest aan de Gilde 165 gulden betalen, die de overledene nog, uit hoofde van dien aankoop, schuldig was. (3) Joseph van Coevoorden, était prêtre et s'occupait de littérature. II ne resta dans la gilde que jusqu'en 1'année 1681 ; il donna alors sa démission de membre. Jo^ef van Coevoorden was priester en beoefende de letterkunde. Hij bleef slechts lid der gilde tot in 1681, wanneer hij zijn ontslag gaf. (4) Jean De Schepper. Parmi les membres de la gilde St-Luc nous rencontrons un peintre, Jean Scheppers, qui en 1633 fut re$u francma'itre et qui en 1674 aurait donc été sexagénaire. II nous semble peu probable que ce soit eet artiste dont il est ici question. Quoiqu'il en soit, celui-ci rejut parmi ses élèves Thierry Eypermans, Guillaume Huybrechts et Charles Lanckfranck. On retrouve aussi son nom en 1633 sur la liste des membres de la Sodalité des célibataires, et en 1649 sur celle des hommes mariés, dans laquelle il était consulteur. Jan De Schepper. Onder de leden der S'-Lucasgilde treffen wij eenen schilder aan, Jan Scheppers, die in 1633 als vrijmeester aanvaard werd en dus in 1674 reeds zestig jaar oud zou geweest zijn. Het schijnt ons weinig aannemelijk toe dat er van dezen kunstenaar hier zou spraak zijn. Wat er ook van zij, deze Jan Scheppers kreeg Dirk Eypermans, Willem Huybrechts en Karei Lanckfranck als leerlingen in zijn werkhuis. In 1633 vindt men ook zijnen naam op de ledenlijst van de Sodaliteit der bejaarde jongmans, en in 1649 op die van de Sodaliteit der getrouwden, waar hij Consultor van was. (5) Jean-Baptiste Boel, fils du peintre Pierre Boel et de MarieCatherine Immenraet, naquit d Anvers en 1650. II étudia sous la direction de son père, et après avoir séjourné un certain temps avec celui-ci 4 Paris, il se fixa définitivement a Anvers. II fut re$u comme fils de maitre dans la gilde S'-Luc en 1674. Pour être exempté de toutes les charges incombant aux membres, il peignit en 1680 pour la gilde, une grande toile représentant du gibier mort entouré d'accessoires. Cette toile est encore conservéeaujourd'hui au Musée d'Anvers. Boel éiousa, le 4 mai 1675, Marie-Catherine Immenraet qui mourut le 14 septembre 1687. Lui-même décéda le 9 janvier 1689. Jan-Baptist Boel, zoon van den schilder Pieter Boel en van MariaCatherina Immenraet, werd in 1650 te Antwerpen geboren. Hij deed zijne kunststudiën onder de leiding zijns vaders en, na met dezen eenigen tijd te Parijs verbleven te hebben, keerde hij naar zijne geboortestad terug. Ten jare 1674 werd hij er in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. Om de vrijstelling te bekomen van al de diensten en ambten der gilde, schonk hij haar in 1680 een groot doek met dood gevogelte waarrond allerlei bijhoorigheden. Dit tafereel hangt thans in het Museum hier te Antwerpen. Boel trad den 4"1 Mei 1675 in den echt met Maria-Catharina Immenraet, die den 14" September 1687 overleed. Hij zelf stierf den 9n Januari 1689. (6) Guillaume De Wilde, sculpteur, entra comme élève en 1652 dans la gilde S'-Luc. II mourut le 27 septembre 1718. II avait été marié avec Suzanne van Frayenborch, qui trépassa le 6 mars 1688. Par testament, Guillaume De Wilde et sa femme léguèrent au couvent des Sceurs Blanches des sommes, dont le revenu devait être affecté au service de certaines fondations. Willem De Wilde, beeldhouwer, trad den jare 1652 als leerling in de St-Lucasgilde, en stierf den 27° September 1710. Hij had zich in den echt verbonden met Suzanna van Frayenborch, die den 6» Maart 1688 de oogen sloot. Bij laatste wilsbeschikking lieten Willem De Wilde en zijne vrouw aan de Witzusters ettelijke sommen waarvan de opbrengst ten bate van zekere stichtingen moest besteed worden. f Peeter Claessens, deken, A° 1675 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack te weten Franciscus Fickevoort. (2) Theodorus Broeckmans. (3) Joannes Baptista Beekmans. (4) Peeter t'Kint. (5) (ij Pierre Claessens. Quoiqu'ayant excercé les fonctions de doyen de la gilde S'-Luc pendant 1'exercice 1676-1677, le peintre Pierre Claessens a laissé trés peu de traces dans 1'histoire artistique anversoise. On sait qu'il avait été re^u franc-maitre de la gilde en 1658 et que, pendant 1'exercice 1678-1679, il paya les droits réglementaires pour le décès de sa femme. Pieter Claessens. Alhoewel het ambt van Deken der S'-Lucasgilde gedurende het gildejaar 1676-1677 bekleed hebbende, heeft de schilder Pieter Claessens maar weinig sporen in de Antwerpsche kunstgeschiedenis nagelaten. Men weet dat hij als vrijmeester aanvaard werd in 1658, en dat hij in het gildejaar 1678-1679 de doodschuld zijner vrouw betaalde. (2) Fratifois Fickevoort, fils de N. van Fickevoort et de Marguerite van de Kerckhof, mourut le 4 novembre 1678 et fut enterré dans 1'église du couvent des Dominicains. Frans Fickevoort, zoon van N. Fickevoort en van Margareta van de Kerckhof, overleed den 4n November 1678 en werd in de kerk van het Predikheerenklooster ter aarde besteld. (3) Théodore Braeckmans, qui fut nommé grand aumönier en 1696, mourut le 18 janvier 1708; il avait épousé Anne- Barbe Sallet, qui décéda le 9 juin 1727. Theodoor Biaeckmans, die in 1696 tot Aalmoezenier benoemd werd, stierf den i8n Januari 1708 ; hij had zich in den echt verbonden met Anna-Barbara Sallet, die den 9" Juni 1727 overleed. 26 (4) Jean-Baptiste Beeckmans. Ne fit pas longtemps partie des Violieren, car il mourut en 1679. Jan-Baptist Beeckmans. Bleef maar korten tijd lid der Violieren, want hij stierf reeds in 1679. (5) Pierre t'Kint. Vers cette époque vivaient è Anvers plusieurs membres de la familie t'Kint, portant le prénom de Pierre. Celui qui, 4 cause des dates, pourrait probablement avoir été refu en ; 675 parmi les Violieren, est Pierre t'Kint, né en 1620, fils de JeanBaptiste t'Kint et de Barbe van der Veken, petit-fils de Pierre t'Kint et de Catherine Hellemans. Pieter t Kint. Rond dit tijdstip leefden er te Antwerpen verscheidene leden der familie t'Kint, die den voornaam van Pieter droegen. Volgens de verschillende datums te oordeelen, schijnt het ons echter dat het de Pieter t'Kint is, in 1620 geboren, die ten jare 1675 in den schoot der Violieren aanvaard werd. Hij was zoon van JanBaptist t Kint en van Barbara van der Veken, en kleinzoon van Pieter t'Kint en van Catharina Hellemans. Theodorus Verbruggen, deken, A° 1676 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack te weten Willem Hoppenbrouwer. (2) (1) Tbéodote Verbruggen, sculpteur, qui mourut en 1701 et fut enterré le 17 octobre de cette année, avait rempli les fonctions de doyen de la gilde pendant 1'exercice 1677-1678. O11 ne connait plus qu'une seule de ses ceuvres, c'est la porte sculptée qui clóture le choeur de 1'église S'-Jacques a Anvers. Verbruggen exercait les fonctions de doyen, quand fut prononcé le jugement qui donnait gain de cause d la gilde Sl Luc dans le long et coüteux procés qu'elle dut soutenir contre les Serments armés de la ville d'Anvers. A cette occasion de grandes festivités furent célébrées, le jour de la fête patronale de Verbruggen, le 18 octobre 1677. Après un copieux banquet, eut lieu une représentation dramatique dans laquelle fut jouée la comédie de Getrauwe Panthera, composée par Barbe Ogier, fille du poëte Guillaume Ogier. Ensuite fut encore représentée une oeuvre de ce dernier, de Traegheyt, et quelques autres piéces de circonstance. De cette représentation le souvenir a été conservé dans le manuscrit des Violieren grace a quelques indications consignées è la page suivante, et & une dédicace poëtique d'Ogier que 1'on retrouvera également ci-après. Theodoor Verbruggen, beeldhouwer. Deze kunstenaar, die in 1701 overleed en den 17" October van dit jaar begraven werd, had het ambt van Deken bekleed gedurende het gildejaar 1677-1678. Men kent nog slechts één zijner werken : het is de kunstig gebeitelde hoofddeur van het koor der S'-Jacobskerk te Antwerpen. Vei bruggen vervulde het ambt van Deken wanneer het berucht proces, door de S'-Lucasgilde tegen de Gewapende Gilden der stad ingespannen, een einde nam : de S:-Lucasgilde won het rechtsgeding. Te dier gelegenheid hadden er den i8n October 1677, op het naamfeest van Verbruggen, groote feestelijkheden plaats. Na een overvloedig banket werd er eene tooneelvertooning gegeven, waarop het blijspel van Barbara Ogier, dochter van Willem Ogier, de Getrauwe Panthera, opgevoerd werd. Vervolgens bracht men nog een werk van Willem Ogier ten gehoore : De Traegheyt, alsook eenige andere gelegenheidstukken. De herinnering van dit tooneelfeest is in het handschrift der Violieren bewaard gebleven, dank aan eenige aanteekeningen, hier op de volgende bladzijde overgedrukt, en ook aan eene dichterlijke opdracht van Ogier, die men eveneens hierna zal vinden. (2) Guiïïaume Hoppenbrouiuer, négociant, qui eut de sa iemme, Marie-Anne Plisson, une fille, Jeanne-Isabelle Hoppenbrouwer, femme de Chrétien-Pierre Wauters, grand-aumónier. Willem Hoppenbrouwer, koopman, die bij zijne vrouw, Maria-Anna Plisson, eene dochter verwekte, Joanna-Isabella Hoppenbrouwer, die de echtgenoote werd van den Aalmoezenier Christiaan-Pieter Wauters. In desen jaere op den 2de Juny is uytgesproocken het vonnisse van het langdurich proces, ende dat juyst na 14 jaeren dat het begonnen was op den selven dach, gewesen tot voordeel van dese Gulde, en de ses waeckende Gulden gecondemneert in allen de costen soo gereserveerde als andere, soo dat de dekens vande waeckende Gulden aen den deken Gaspar Huybrechts, synde alsdan gecommitteert tot den ontfang hebben betaelt volgens taxaet van costen de somme van een duysent twee hondert twelf carolus guldens vier sty Na het veroveren van dese victorie heeft men op de feeste van den deken Tbeodoor Verbruggen, synde alsdan opperdeken, gespelt de nieuwe commedie van de Getrauwe Panthera, gecomponeert door ]e Barbara Ogiers, dochter van onsen facteur Mr Guiliam Ogiers, die daer heeft achter gevoeght de kluchte van de Luyheidt met dit navolgende Proëmium. Ben ick Olivia hoe derf ick 't my betrouwen ? ben ick de selve die soo lang gesuckelt heeft ? een ider een die roept Olivia die leeft ick derf als uyt den droom geweckt daer niet op bouwen. 'T jaer sesthien hondert, met noch dertich en noch negen wert myn vervallen staet eens weder opgerrecht Maer laes ! den yver van myn minnaers was te slecht dies heb ick langh gelyck als in het graf geleghen. En myn verdrucking scheen een yder te beklagen Antwerpen wel het meest, met al haer naer gebuert dat noch gedachtich was wat ick had uyt gevuert tot konincklycke eer, en tot het lands behagen. Tot dat de goden myn onnooselheyt aen saegen en door Genade my Pictura toe gewydt door wil van Magistraet, en van syn Magisteyt 't jaer twee en sestich dat den nijt niet wou verdragen, Als Thys en Huybrechts saem het dekenschap bedienden wat vriendelyck onthael en is my niet geschiet ick suecht! want ick en heb om te beloonen niet ock kond ick danckbaer syn ! heer allemael, de vrienden. Myn vrienden die tot nu my troulyck by syn bleven en met hun hooghe sorg het pramende gewelt dat myn verderven socht, heeft in de rust gestelt soo is door Coninckx raet die borger twist verdreven. Nu schynt door blydschap my het hart te veel te jaegen med-lydende met my ist wonder dat een maeght die noch gedaechtenis van haeren rampspodt draeght soo onverwacht, de vreucht, can van het lyden, draegen. Ick sal geen volle vreucht noch connen laten blycken Voor dat ick sien hoe dat myn wesen u bevalt en myn basuyn u tot een vol genoeghen schalt hoe dat ick gunstich ben aen die my komen kijcken. Gelieft dan u gehoor te leenen uyt me-dooghen ter liefde van het teer en vrouwelyck geslacht want 't is uyt het verstant van sulcke voort gebracht die om haer swackheydt wenst u gunst van oor en oogen. Martinus Verhulst, deken, A° 1677 (1) loco Ferdinandi van Abshoven (2) heeft ontfangen onder den Olyftack te weten Engelbert Brietzon. Francois de Kraen. Nicolaus Millucht. (3) Cornelio Reael. Louis Martini. (4) Melchior Forckhout. (5) Alsoo den deken Tbeodorus Verbruggen de eerste ieeste heeft gehouden na het uytspreecken van het vonnis, is mede soo op de feeste als voor de gemeente gespeelt het kleyne speeltie van de Ontwaecte Poësie, gecomponeert door den deken Joseph de Lamorlet met de twee kluchten van de Traecheyt en de van de Giericheydt. (l) Martin Verhuist. On trouvera la notice relaiive a eet imprimeur 4 la page 396. Marten Verhuist. Men heeft reeds, op bladzijde 396, eenige biographische bijzonderheden over dezen drukker gegeven. (2) Ferdinand van Abshoven ou mieux van Apshoven, était fils du peintre Ferdinand van Apshoven et de Eléonore Wyns. II naquit A Anvers le 1 mars 1630. Après avoir re^u les premières le^ons dans 1'atelier de son père, il eut sans doute pour second maitre Teniers. Ses peintures, représentant des scènes d'intérieurs champêtres, sont du reste traitées dans le genre de ce dernier artiste. Van Apshoven exenja aussi le métier de marchand d'oeuvres d'art et remplit les fonctions de capitaine de la garde bourgeoise. II mourut dans 1'immeuble qu'il habitait au canal, appelè Blouhantsche ruy, et fut enterré le 3 avril 1694. Ferdinand van Abshoven, of liever van Apshoven, was zoon van den schilder Ferdinand van Apshoven en van Eleonora Wyns. Hij werd den in Maart 1630 te Antwerpen geboren. Na de eerste kunstlessen in het werkhuis zijns vaders genoten te hebben, ging hij zeer waarschijnlijk zijne kunststudiën onder de leiding van Teniers voltooien. Zijne schilderstukken, boerenherbergen en binnenhuizen voorstellende, zijn trouwens gansch in den trant van dezen laatsten meester gepenseeld. Van Apshoven was ook koopman in kunstwerken en bekleedde daarenboven nog het ambt van kapitein der burgerwacht. Hij stierf in het huis dat hij op de zoogezegde Blouhantsche ruy bewoonde, en werd den 311 April 1694 begraven. (3) Nicolas Millucht, Millich ou Millincks, naquit a Anvers vers 1633 et entra en 1657 dans la gilde S'-Luc comme sculpteur. II forma quelques élèves, notamment, Jacques Wauters et Jean-Baptiste Sraestern. En 1669, il fut appelé en Suède pour exécuter les statues du palais royal. Sur le dessin de la tour des Dominicains d'Anvers, que grava en 1680 Sartorius, Nicolas Millich, qui est 1'auteur, est désigné comme sculpteur du roi de Suède. Nicolaas Millucht, Millich of Millincks, werd omstreeks 1633 te Antwerpen geboren, en ten jare 1657 als beeldhouwer in de S'-Lucasgilde opgeschreven. Hij vormde eenige leerlingen, waaronder Jacob Wauters en Jan-Baptist Smestern. In 1669 werd hij naar Zweden geroepen om er de beelden van het koninklijk paleis te beitelen. Op de teekening van den toren der Predikheerenkerk van Antwerpen, door Sartorius in 1680 gegraveerd, wordt Nicolaas Millich, die er de uitvoerder van is, betiteld als beeldhouwer van den koning van Zweden. (4) Louis Martini, négociant, qui appartenait a une familie originaire de Lucques, doit être fils de Pierre-André Martini et de Catherine Ostende, et neveu d'un autre Louis Martini, décédé le 22 Septembre 1660. Lui-même mourut en 1683. Lodewijk Martini, koopman, behoorde tot eene familie die van Lucques herkomstig was. Hij is naar alle waarschijnlijkheid zoon van Pieter-Andreas Martini en van Catharina Ostende, en neef van een anderen Lodewijk Martini, den 22n September 1660 overleden. Hij zelf stierf in 1683. (5) Melchior Forckhoudt, négociant, fils de Guillaume Forckhoudt et de Marie Lemmens, petit fils de Melchior Forckhoudt, ébéniste, et d Anne Wolfhecker, épousa Ursule van der Greyn. II en eut trois filles : Suzanne, qui épousa Chrétien Wouters, aumónier ; Marie, femme d'André van Kessel, échevin, et Lucie, qui s'allia avec Pierre De Coen, secrétaire communal, et deux fils : Juste et Mare Forckhoudt. Ce dernier s'établit a Vienne, en Autriche oü il fit souche. Melchior Forckhoudt, koopman, zoon van Willem Forckhoudt en van Maria Lemmens, en kleinzoon van Melchior Forckhoudt, meubelmaker, en van Anna Wolfhecker, trad in het huwelijk met Ursula van der Greyn. Er sproten drie dochters uit dien echt : Suzanna, Maria, Lucia, benevens twee zonen : Justus en Marcus. Suzanna werd de vrouw van Christiaan Wouters, aalmoezenier ; Maria werd de echtgenoote van Andreas van Kessel, schepen ; Lucia verbond zich in het huwelijk met Pieter De Coen, gemeentesecretaris, en Marcus vestigde zich te Weetien, in Oostenrijk, waar hij in den echt trad en stamvader werd van een nieuwen familietak. Als het proces wierde gewesen waeren dees dekens noch int leven Heere Henricus van Halmael, hooftman. Heere Maximinus Gerardi, hooftprince. Peeter Claessens I .. , , . „ , i dienende dekens, iheodorus Verbruggen ) Joannes Breugel. Andreas de Licht. Matthys Musson. David Teniers. Peeter van Balen. Engelbertus Gimnicus. Hubertus Sporckmans. Peeter Verbruggen. Peeter Thys. Gaspar Huybrechts. Martinus Huybrechts. Gonzales Coques. Godtgaf Verhulst. Peeter van Brekevelt. Joseph de Lamorlet. Jacobus Bruynel. Martinus Verhulst. Carolus Emanuel Biset. (i) (i) De tous les doyens dont il est question dans la liste ci-dessus, nous avons précédemment parlé, au fur et a mesure que leurs noms paraissaient dans la liste des membres des « Violieren ». Pour retrouver les particularités qui les concernent, il suflira d'avoir recours a la table alphabétique placée 4 la fin du volume. Over al de Dekens, op voorgaande lijst vermeld, hebben wij vroeger reeds gesproken. Hunne namen komen overigens voor in de alphabetische lijst die op het einde van het werk geplaatst is ; men zal dus gemakkelijk de biographische aanteekeningen kunnen vinden. Martinus Huybrechts, deken, A° 1678 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack te weten Guilielmus Kerrickx. (2) Guiliam de Vos. (3) Cornelis de Vos. (4) Alsoo nu disordre was geresen op de Camer over de onbehoorlycke rekeninge van den deken Tbeodoor Verbruggen stellende den uytgeef vande groote maeltydt ter somme van 1300 gulden, daer andere dekens soo veel volck hadden getracteert met kostelyckde maeltyt soo van spyse, bancquet en rynse wynen, voor de somme van 1000 gl. ende dat men daer door begonst te sien den onderganck van dese florisante confrerie. Soo heeft men geresolveert met overstaen van den heere hooftman Henricus van Halmak dat men nu voortaen soude vermogen te procederen tot den keuse van eenen nieuwen deken uyt de oude dekens te kiesen, ende is aldan gecosen voor de tweede reyse den deken Martinus Huybrechts, de welcke den dienste voor dat jaer wederom heeft aengenomen ende de rekeninge van den uytgeef wederom gebraght als voor desen plachte te geschieden. (i) Martin Huybrechts. Quelques notes relatives a ce peintre ont été insérées a la page j 15. II y a toutefois lieu d'insister sur un incident qui se produisit en cette année. Le doyen ïhéodore Verbruggen avait donné aux fêtes de la gilde un éclat inaccoutumé, et lorsque le moment d'acquitter les dépenses fut arrivé, il produisit un compte, dont le montant de 1300 florins, dépassait toutes les prévisions. A la suite de ce fait, un grand mécontentement éclata dans la gilde, dont les membres, en présence de cette situation financière, craignaient une inévitable décadence. Pour remédier a cette situation, il fut décidé de renommer un des anciens doyens. Huybrechts fut choisi, et il regut pour mission de ramener les dépenses a un taux plus modeste, en se basant sur les usages antérieurs. Marten Huybrechts. Wij hebben reeds, op bladzijde 313, eenige wetenswaardigheden over dezen schilder medegedeeld. Er dient evenwel een woord gezegd over wat er dit jaar voorviel. De Deken Theodoor Verbruggen had aan de Gildefeesten zooveel luister gegeven dat hij, als er de onkosten moesten van betaald worden, eene rekening inbracht die tot 1300 gulden beliep, waaraan niemand zich verwachtte. Er brak daarop eene groote misnoegdheid in den schoot der Gilde los; in tegenwoordigheid van den ontredderden toestand waarin de kas, door die bovenmatige uitgaven zich bevond, vreesden al de leden voor een onvermijdelijk verval. Om dien noodlottigen toestand te verhelpen besloot men een der gewezen dekens te hernoemen. Huybrechts werd herkozen en hem werd de last opgedragen de uitgaven te besnoeien en zich dienaangaande naar de vorige gebruiken te regelen. (2) Guillaume Kerricx, naquit i Termonde le 24 juillet 1652, mais dès sa jeunesse s établit a Anvers. II apprit les éléments de la sculpture chez Jean-Baptiste Buys, puis se periectionna dans 1'atelier d Artus Quellyn lc jeune. Après avoir travaillé pendant trois ans a Paris, il s'établit définitivement d Anvers. II était entré corame élève, en 1660, dans la gilde St-Luc, dont il devint franc-maitre en 1674 ; il remplit les fonctions de doyen pendant 1'exercice 1693-1694. Kerricx épousa a Anvers, 13arbe Ogier, fille du poëte Guillaume Ogier, et qui, elle-même, s'adonnait a la littérature. II mourut le 20 juin 1719 et fut enterré aux Dominicains, ainsi que sa femme qui décéda peu après, le 18 mars 1720. Son fils Guillaume-Ignace Kerricx devait suivre les traces de son père et se faire aussi connaitre comme sculpteur de talent. Guillaume Kerricx jouit & Anvers d'une grande influence et il forma toute une pléiade de jeunes artistes. Sur les listes de la gilde nous relevons parmi ses élèves, les noms de : Corneille De Klerck, Daniël De Laen, Gilles De Maeyer, Rombaut van Santvoort, Antoine van Ursel, Pierre-Jacques Gaillejaert, Guillaume-Fran?ois Melis, Jean-Baptiste Tieles, Jean-Baptiste Govaerts, Jean Gudens, JeanBaptiste van Tilt, Corneille Struyf, Henri Reymaeckers, MichelJoseph Baeckele, Jean-Baptiste van Camp, Dominique Langenberghe, Jacques Eliaerts, Philippe Ymants, Pierre van der Kaa, Louis Swanen, Jean-Antoine Vuessel, Corneille Hildernes, Franfois Vogelaer, JeanBaptiste van Istendael. Kerricx fournit des oeuvres pour la plupart des églises d'Anvers. A la cathédrale, on trouvait, 1'épitaphe de la familie de Witte ; & Ste-Walburge, des motifs sculptés de 1'autel du St-Sacrementa S'-Jacques, une partie du banc de communion et diverses statues ; a S'-Georges, 1 autel de la Ste-Croix ; au Béguinage, un groupe ; aux Dominicains,des bas-reliefs, encadrant la statue de la Vierge duRosaire. Pour la gilde S'-Luc, il sculpta le buste du gouverneur-général Maximilien-Emmanuel de Bavière, dont il sera question plus loin ainsi que deux cadres pour les portraits du bourgmestre van Hove et du secrétaire van Valckenisse. Dans d autres villes, telles Bruges, Nivelles, Louvain, et dans beaucoup de communes de la province d'Anvers, on trouve des oeuvres dues au ciseau du même artiste. Willem Kerricx werd den 24" Juli 1652 le Dendermonde geboren, maar vestigde zich, van in zijne jonge jaren reeds, te Antwerpen. Hij leerde de beginselen der beeldhouwkunst bij Jan-Baptist Buys, en voltooide daarna zijne kunststudiën in het werkhuis van Artus Quellyn, den jonge. Na gedurende drie jaar te Parijs gewerkt te hebben, vestigde hij zich voor goed te Antwerpen. In 1660 was hij als leerling in de S'-Lucasgilde getreden, die hem in 1674 als vrijmeester aanvaardde. Hij bekleedde het ambt van Deken gedurende het gildejaar 1693-1694. Kerricx trad te Antwerpen in den echt met Barbara Ogier, dochter van den dichter Willem Ogier, en die, even als haar vader, de letterkunde beoefende. Hij stierf den 20° Juni 1719 en werd, evenals zijne vrouw die den 20» Maart 1720 overleed, in het Predikheerenklooster begraven. Zijn zoon, Willem-Ignatius Kerricx, volgde de voetstappen zijns vaders, en deed zich ook kennen als een talentvol beeldhouwer. Willem Kerricx oefende een grooten invloed uit hier te Antwerpen, en vormde een gansche schaar jonge kunstenaars. Op de lijsten der Gilde treffen wij onder zijne leerlingen de namen aan van Cornelis De Klerck, Daniël De Laen, Gillis De Maeyer, Rombout van Santvoort, Antoon van Ursel, Pieter-Jacob Gaillejaert, Willem-Frans Melis, Jan-Baptist Tieles, Jan-Baptist Govaerts, Jan Gudens, JanBaptist van Tilt, Cornelis Struyf, Hendrik Reymaeckers, MichielJozef Baeckele, Jan-Baptist van Camp, Domien Langenberghe, Jacob Eliaerts, Filip Ymants, Pieter van der Kaa, Lodewijk Swanen, JanAntoon Vuessel, Cornelis Hildemes, Frans Vogelaer, Jan-Baptist van Istendael. Kerricx leverde werken voor het meerendeel der kerken van Antwerpen. In de hoofdkerk trof men het grafteeken aan der familie De Witte; in S'e-Walburgis, beeldhouwmotieven voor het altaar van het Hoogwaardigste ; in S'-Jacob, een gedeelte der kommuniebank alsook verscheidene beelden ; in S'-Joris, het altaar van het Heilig Ktuis ; in het Begijnhof, eene groep ; in de Predikheerenkerk, barleefwerk rond het beeld van O.-L.-Vrouw van den Rozenkrans, enz. Voor de St-Lucasgilde beitelde hij het borstbeeld van den Algemeenen Landvoogd, Maximiliaan-Emmanuël van Beieren, waarover er later zal gesproken worden, alsook twee lijstwerken voor de beeltenissen van den burgemeester van Hove en van den secretaris van Valckenisse. In andere steden, zooals te Brugge, te Nijvel, te Leuven, alsook in talrijke gemeenten der provincie Antwerpen, treft men gewrochten aan van dezen kunstenaar. (5) Guillautne De Vos. A cette époque plusieurs families artistiques du nora de De Vos florissaient & Anvers. Dans les registres de SaintLuc on retrouve un Guillaume De Vos, qui est re<;u dans la Corporation en 1593 comme fils de maitre, et dont il est pour la dernière fois fait mention en 1630. Puis, en 1649, un relieur s'appelant également Guillaume De Vos. Sans aucun doute, celui qui en 1778 fut re?u membre des Violieren, ne peut être identifié avec aucun de ces personnages; peut-ètre appartient-il a leur familie. D'autre part, la cathédrale renfermait la pierre tombale d'un Guillaume De Vos, mort le 10 octobre 1714, qui est sans doute le personnage dont il est ici question, car dans la niême tombe repose Corneille De Vos, renseigné ci-après, probablement son frère. Willem De Vos. Op dit tijdstip bloeiden er hier te Antwerpen verscheidene kunstenaarsfamiliën die De Vos hieten. In de St-Lucasregisters vindt men een Willem De Vos die ten jare 1593 als meesterszoon aanvaard werd en die er, in 1630, voor de laatste maal in vermeld wordt. Daarna, in 1649, een boekbinder, die ook Willem De Vos hiet. Het is buiten allen twijfel dat de persoon, die in 1778 als lid der Violieren aanvaard werd, met niet één van beiden kan vereenzelvigd worden ; wellicht behoort hij tot hunne familie. Anderzijds lag in de hoofdkerk alhier de grafsteen van een Willem de Vos, den ion October 1714 overleden. Deze is gewis de persoon die hier bedoeld wordt; want in hetzelfde graf rust ook Cornelis De Vos, waarschijnlijk zijn broeder, waarover men hierna eenige biographische wetenswaardigheden zal aantreffen. (4) Corneille De Vos. Parrai les élèves qui, antérieurement, furent re?us dans la gilde St-Luc, on relève les noras, en 1650, de Corneille De Vos, élève du sculpteur Adrien d'Embrin, et en 1664, d'un autre Corneille De Vos, apprenti du relieur Corneille De Haen. Mais nous croyons qu'ici il est question de Corneille De Vos, imprimeur en taille-douce, qui devint maitre de la gilde St-Luc pendant 1'exercice 1659-1660. II forma de nombreux disciples; nous citerons les noras de Corneille Rentiers, Jean van Soest, Adrien Jauroy, Nicolas De Moore, Albert Millecam, Michel Steenbeck, Michel Gillis, Philippe Rats, Franfois De Smit, Claude Prick, qui tous s'initièrent chez lui a la pratique de 1'impression artistique. II est vrai, que les coraptes de la gilde renseignent pendant 1'exercice 1672-1675 le payement de sa dette mortuaire, mais ce payement pouvait se iaire par anticipation. Nous ne savons si c'est le même personnage dont le souvenir est rappelé sur une pierre tombale de la cathédrale, et qui est décédé le 1 septembre 1699. II en est question dans la note précédente. Cornelis de Vos. Onder de leerlingen, die reeds vroeger in de S'-Lucasgilde aanvaard werden, treft men, in 1650, een Cornelis De Vos aan, leerling van den beeldhouwer Adriaan d'Embrin, en, in 1664, een anderen Cornelis De Vos, leerjongen bij den boekbinder Cornelis De Haen. Wij gelooven echter dat er hier spraak is van den plaatsnijder Cornelis De Vos, die het ambt van Deken bekleedde gedurende het gildejaar 1659-1660. Hij vormde talrijke volgelingen, waaronder wij de namen zullen melden van Cornelis Rentiers, Jan van Soest, Adriaan Jauroy, Nicolaas De Moore, Albrecht Millecam, Michiel Steenbeck, Michiel Gillis, Filip Rats, Frans De Smit, Claudius Prick, die zich allen bij hem in de plaatdrukkunst bekwaamden. Wel is waar maken de rekeningen der Gilde, voor het dienstjaar 16721673, melding van het betalen zijner doodschuld, maar die schuld mocht vooruit betaald worden. Wij weten niet of deze Cornelis De Vos dezelfde is als die, wiens nagedachtenis herinnerd wordt op eenen grafsteen der hoofdkerk, en die den i" september 1699 overleden is. Er is spraak van in voorgaande nota. 27 In desen jaere is gespeelt op de Camer de Comedie van den vervolghden Osmin en Darasia gecomponeert door den deken Joseph de Lamorlet ende toegeeygent aen de heeren Marckgrave, Borgermeesteren en Schepenen deser stat gedurige beschermers deser Gulde met dit Proëmium (i) : Het eeste deel Ons schoutonneel vertoont hoe door de staele handë des grooten Ferdinands word aen de Moor ontruckt de lang beseten croon, hoe voor syn voeten huckt den vorst van Basa die syn kint aen hem vpandê door Isabels beschick wort haer bestelt de wooningh van don Lois, wiens soon in Cypris vlammen gloeyt en steets Darasias min in synen boesem broeydt doch wint niet als haer haet tot syne mins belooningh (i) Joseph de Lamorlet. Nous avons renseigné plus haut les titres des oeuvres littéraires dues ala plume du doyen Joseph de Lamorlet. Nous avons rappelé en même temps que ses comédies furent jouées pendant les fêtes annuelles que la gilde célébrait en 1'honneur de son saint patron. On trouvera ici le résumé de 1'une de ces pièces en cinq actes, a laquelle 1'auteur avait donné pour titre : Osmin et Darasia. Cette comédie fut dédiée au magistrat d'Anvers. Jo^ef de Lamorlet. Wij hebben vroeger reeds de letterkundige werken van den Deken Jozef de Lamorlet doen kennen, en wij wezen er terzelfdertijd op dat zijne blijspelen vertoond werden op de jaarlijksche feesten die ter eere van haren heiligen Patroon, in den schoot der Gilde plaats grepen. Men zal hier den korten inhoud vinden van eene dier stukken in vijf bedrijven, waaraan de schrijver den volgenden titel gegeven had : Osmin en Darasia. Dit blijspel werd opgedragen aan het Magistraat van Antwerpen. Het tweede deel Haer trouwe siel volherd in Osmins min ontsteken, die om syn waerde bruydt met tranen en verdriet, in schyn van hovenier en metser het geniet van haer gesicht bekomt, en t' saem in tranê leken Het derde deel Als op spraek, jaloesy, hun nieuwe vreucht beletten, bestraft va'a Don Lois om hun gemeynsaemheyt, die door een aerd'ge vont van de princes vleyt Ambrosio weer schyndt in d'eerste luck t' hersetten Rodrigo hoopt syn min door Osmin te genieten die hij met schoon beloft syn liefde toe vertrout doch tempels in de locht, en vlotte baeren bout en staegh van hem beschimpt berst van spijt en verdrieten Het vierde deel Ambrosio moest voort tot des princess misnoegè Rodrigo tot vermaeck een steeckspel openstelt doch word door Osmins cracht ten onderen gevelt die men sich by Alons als dienaer sach vervoeghen Het vijfde deel Darasia na de jacht verlust in lommeringhen des boschs met Leonoor word van haer vrient bespeurt en wyl hy haer vwacht een seltsaemh gebeurt, door het moetwillich ras : ah wat veranderinghen ! Hy word met don Alons van het geboert besprongen dies hy genootsaeckt wort te weren sich door 't stael en twee doet suevelen, 't gespuys soeckt hun vhael op Osmin wiens doot sy by Lois bedonghen die staende gants versust niet wetende wat seggen te meer als hij verstaet dat door Ambrosios hant den vromen Roderig int steekspel was vmant dus wilden al de schuit op de princesse leggen doens sach men uyt haer oog een see v tranen vlieten en valt voor don Lois en Roderig ter waert en schryft den coningh dat hy haeren Osmin spaert van t gepuffel wild d onschuldich bloet vgieten de komst van Ferdinand met laueren overladen d'onweer verdryft dat den vervolgden minaer dreygt den vader kent syn soon des luckvrous aensicht neygt tot dit getrouwe paer die hun als christne baden. In d'heylsaem doopsels bron tot Isabels vnoegen die d'Arabiersche Maagt heeft Isabel genoemt en Osmin met den naem van Ferdinande roemt en siende de genaad naer Christi wet sich voegen : den trouwen Arabier die als vervolgde minnaer om syn getrou princes met rampen overlaen door Roderigos trots en liefd' hem aengedaen, wont nergens troost noch rust als by den overwinnaer. De lang vvoglde Olyf door saet van misverstant soo als men nu hier den vervolgden minnaer toont door Carel Phlippus soon met de genaad gecroont sal naer ons wensch en hoop ontvlichten haere banden den gantschen Helicon vol vreught en blyschap schatert nu d hemel aen d Olyf den vaderen voorspraek schickt wiens yver-sucht tot comst op haere welstant mickt en met een groeysaem voecht van gonsten haer bewatert hier om wort d'ambre geur der dienstbre offerhanden ons borgervaderen dienstplichtich toegewydt op dat ons poesye van blixem vier bevrydt tot hun lof den welyck het danckbaer wieroock branden begonst sich 't schoutonneel herplant met versch Olyven dat tot hun vaderen eer den loon van trouw betoont 't is waer het werck is slecht niet waerd met lof be- [croont maer daer Mecenas woont, moet const door jonst be- klyven. Heere Joes Bapta Greyns (i) Hooft-man deser Gulde. A° 1679 (ij Jean-Baptiste Greyns, occupa a Anvers une situation prépondérante, ayant pendant de nombreuses années rempli les fonctions de trésorier, d'échevin et de bourgmestre de la ville. II fut titulaire de cette demière charge, notamment en 1673, 1674, 1678, 1681, 1683 et 1686. La gilde S'-Luc désireuse de profiter de son influence, au milieu des difficultés judiciaires dans lesquelles elle se débattait, le choisit en 1679 comme prévót. II épousa, le 8 aoüt 1665, Jeanne Lunden; puis, en secondes noces, Catherine Guyot, qui elle-mêrae, était veuve de Pedro Marines. Pour le récompenser des services qu'il avait rendus a sa ville natale, le roi Charles ii 1'anoblit, par diplome donné a Madrid le 28 mars 1675. Jean-Baptiste Greyns avait été nommé en 1668 maitre de la chapelle de la Circoncision, a la cathédrale. Jan-Baptist Greyns oefende te Antwerpen een overwegenden invloed uit, daar hij jarenlang de ambten vervulde van trésorier, van schepen en van Burgemeester der stad. Met die laatste waardigheid was hij bekleed namelijk in 1673, 1674, 1678, 1681, 1683 en 1686. De S'-Lucasgilde, die te midden der gerechtelijke moeilijkheden waarin zij gewikkeld was, den invloed dien hij genoot benuttigen wiide, koos hem in 1679 tot Hoofdman. Den 8n Augustus 1665 trad hij in den echt met Joanna Lunden ; later ging hij een tweede huwelijk aan met Catharina Guyot, weduwe van Pedro Marines. Ter belooning voor de diensten die hij aan zijne geboortestad bewezen had, verhief Karei ii hem, bij koninklijk diploom den 28n Maart 1675 te Madrid geschonken, tot den Adelstand. Jan-Baptist Greyns was ten jare 1668 tot kapelmeester benoemd geworden van de kapel der Besnijdenis, in de hoofdkerk. Alsoo den boosen nijt nu niet conde verdragen de triumpherende ruste voor de bloeme vanden Olyftack vercregen door d'uytspraecke vanden vonnisse tot haer voordeel gewesen, soo syn de dekens vande Bloeme wederom ten hove geroepen van de dekens vande ses waekende Gulden om aldaer te hooren de propositien van te doen vergaederen de heeren tot de groote revisie om te doen revideren het gewesen proces tot haer nadeel inde Raet van Brabant uytgesprooken. Op welck versoeck de dekens van Ste Lucas Gulde ten hove comparerende hebben vande waeckende Gulden gevraeght de permissie van hare heeren hooftmannen, borgermeesteren en schepenen onser stat over wekken eersten artikel is de Blomme wederom in proces geraeckt, ende is ten hove uytgesprooken dat sy moesten syn versien van behoorlycke autborisatie (om te moogen procederen) van hunne heeren borgemeesteren, ende wethouders der selver stat, synde den 16 May des jaers 1680 met condemnatie van kosten van dit proces bedragende de somme van 245 gl. Den verbitterden haet tot ruine vande Blomme was hier mede noch niet in alle herten uytgeroeyt, want naer versochts authorisatie vande heeren borgermeesteren ende schepenen aen hun afgeslagen en geweygert synde, hebben eenige vande dekens vande sesse waeckende Gulden onder hun geresolveert de groote revisie te intenteren tegen wil ende dancke van haere heeren borgermeesteren en hooftmannen, en dit alles op hun laste ende kosten, ende hebben met dese resolutie de groote revisie wederom aengehecht. Den heere raet Guilielmus Philippus de Herselles gesecht Marchion raet ordinaris van syne Majesteyts rade ende raporreur inde saecke dit verstaen hebbende (synde een heere van vrindelycken aert, ende geneghen om alle borgerlycke twisten ende discordes ter neder te leggen) heeft aan de dekens vande waeckende Gulden geproponeert middelen van accoord versoeckende 't selve te stellen in decisie van syne discretie, welck versoeck de dekens van Ste Lucas Gulde ende vande waeckende Gulden toegestaen hebbende, soo heeft den heere raet de Herselles door den dienenden opperdeken vande maendaechse Camer doen vergaderen de 12 dienende dekens van de sesse waeckende Gulden, de welcke aldaer compareerden met noch 12 gecommitteerde dekens vande andere Camers 2 hunne advocaten ende haeren procureur. Die dekens van Ste Lucas Gulde compareerde aldaer eyndelyck maer vyve sonder procureur ofte advocaet als namentlyck Mnrlittus Huybrechts, Gonzales Coques, Gaspar Huybrechts, Peeter van Balen ende Joseph de Lamot let, ende is het accoord geslooten als volght Doch alsoo nu fraude ofte abus geschied was int schryven van dit accoord door de translatie vande advocaten van de waeckende Gulden ende de dekens van Ste Lucas Gulde dit speurende alvooren sy het souden onderteeckenen, is dese saecke in schurssantie gehouden tot des anderen daeghs, ende is alsdan dit tweede contract gevolght (1). (i) Nous avons vu plus haut que Ia gilde S'-Luc avait, après de longues péripéties, obtenu gain de cause dans le procés qu'elle soutenait contre les Serments armés de la ville. Ces derniers ne voulurent pas se soumettre a cette condamnation et résolurent d'aller en appel contre ce jugement. Toutefois, grace è 1'intervention du marquis de Herzelles et d'autres personnalités influentes, un accord fut enfin conclu entre les deux partis. Ce sont ces événements que le manuscrit des Violieren résumé ici. II donne ensuite le texte des conventions qui furent signées a ce propos en 1680. Un banquet eut lieu pour fêter cette reconciliation ; les chefs des serments et de la gilde y prirent part, et on y but a la santé du roi et des négociateurs, grace a 1 influence desquels, la paix était enfin rétablie. Wij hebben reeds gezien dat de St-Lucasgilde eindelijk, na lange onzekerheid, het proces won dat zij tegen de Gewapende Gilden der stad had ingespannen. Deze laatsten wilden zich aan die veroordeeling niet onderwerpen. Dank echter aan de bemiddeling van den markies van Herzelles en van andere invloedhebbende personen werd er eindelijk eene overeenkomst tusschen de beide partijen gesloten. Het zijn die gebeurtenissen welke het handschrift der Violieren hier boudig samenvat. Vervolgens geeft het den tekst weer der overeenkomst dienaangaande 111 1680 onderteekend. Er had een banket plaats om die verzoening te vieren. De Hoofden der Gewapende Gilden en der S'-Lucasgilde namen er deel aan, en men dronk er op de gezondheid van den koning en van de bemiddelaars aan wier invloed men het te danken had dat de vrede eindelijk hersteld was. CoPYE VAN HET CONTRACT Alsoo questie ende geschil was ontstaen in materie van groote revisie tusschen de sesse waeckende ende geswordne Gulden der stat Antwerpen als impetranten ter eenre, ende die dekens van Ste Lucas geseght den Olyftack gedraegde ter andere syden, over vonnisse tusschen de selve partyen in syne Ma,s Souvereynen Raede van Brabant gegeven op den tweeden Juny XVIc. sevenentseventich raeckende de vyfentseventich gerryde mannen, die de gedaeghde tegens d'impetranten pretenderden, syn partyen ten overstaen van den heere Guille Phle de Her%elles geseght Marchion, Raet ordinaris van syne Ma,s voors Rade ende rapporteur in saecke (i) ende door het tusschen spreken van Jor Floris van Berchem, buyten borgermr, hooftman van den ouden ende iongen Voethoge Gulde, heer Joan Baptista della Faille, riddere, binnen borgmr ; heere van Reet, hooftman vanden ouden Handboge Gulde (2) ; Jor Joan Bapta Greyns, out borgemr ende tresorier generael der stadt Antwerpen, erff hooftman van drye gesworen Gulden, mitsgaders van die van Ste Lucas Gulde, ende heere ende Ms Antoni de Witte, heere van Levergem, Doorne &c., schepene der voors stat (3), d'accoord gevallen, ende getransigeert inder manieren naer volgende : te weten dat de voors impetranten wel hebben willen toestaen gelyck sy doen by desen, dat allen die privilegien ende het voorgeme't vonnis by de gedaegde vercregen sullen blyven stadt grypen, ende oversulckx dat de gedaegde sullen hebben vyfentseventich vry mannen volgens de cohieren daer van over te leveren, mits dat int toecomende sy sullen syn ende blyven geunieert mette voors waeckende ende gesworene Gulden, ende dat sy sullen instrueren en helpen defenderen tegens alle de geene, 't sy in justitie, ofte daer buyten, den interest die soude raecken soo wel de impetranten als de gedaegde int gemeyn, waer inne de gedaegde sullen gelden een sevenste paert, dyenvolgens oock de questie tegens de capiteynen int toecomende : doch en sullen partyen niet gehouden syn te helpen defenderen eenige questien ofte debatten d'een ofte d'andere in particulier raeckende : daerenboven sal aen die van de voors sesse gesworene Gulden wesen gepermitteert de gene die volgens de voors privilegien ende vonnisse ten nombre van vyfentseventich by de gedaeghde sullen bevryt syn, te kiesen als guldenbroeders onder de voors sesse gesworene Gulden, soo nochtans dat de selve alsoo gecosen wordende, noyt tegens haren danck geobligeert en sullen syn tot het aennemen van eenich officie van de Gulde, ende mits betaelende jaerlyckx de contributie van 4 en twintich guldens ende niet hooger, en sullen niet verobligeert syn tot eenige wachten, paraden, ofte anderen personelen dienst met wapens, ten sy de geheele Gulden met hun gevryde door ordre van hooger hant gecommandeert syn, maer sullen syn ende blyven van alles het voors liber ende vry : inden verstande dat als wanneer d'impetranten sullen hebben overgegeven aen die heeren van 't Magistraet drye persoonen om daer uyt gecosen te worden eenen Gulden broeder dat soo lange den keus in eenen van de drye genomineerde niet en sal hebben gehadt syn effect, de gedaegde niemant vande selve en sullen mogen bevryden, maer den keus syn effect genomen hebbende, sullen de voors gedaegde alsdan d'andere twee vermogen te bevryden. Doch de gene die by d'sesse Gulden uyt de voors bevryde mannen sullen worden gecosen, daer voren en sullen die van Stc Lucas Gulde geenen nieuwen man mogen kiesen soo lange hij leeft, oft eenich ander officie becompt hem van de Gulde bevrydende, ende om soo veel te meer te betoonen de goede genegentheyt ende inclinatie die de gedaegde hebben om te blyven continueren in eene perfecte vrintschap, en perpetuele unie met d'impetranten, hebben belooft te doen eene vrijwillige gifte aen ider der voors impetranten Camers dese onderteekent hebbende, van alsulcken een stuck silverwerck, gelyck sy eere sullen willen hebben mits allen den wekken allen de voorgemelde questien ende geschillen tusschen partyen geresen, sullen comen te cesseren met compensatie van costen in materie van groote revisie geresen, ende debatten daer van dependerende : versoekende partyen over den inhoudt deser ter wedersyts condemnatie ende acte in forma. Actum binnen Antwerpen desen derden Augusti XVJc. tachentich ende was d'originele minute deser onderteeckent by Fl. van Berchem, J. B. della Faille, J. B. Greyns, J. A. de Witte, Joos Cardoen, overdeken vanden ouden Voetboge (4); Frartfois van Bouwel, deken van den ouden Voetboge (5) ; P. Melyn, gecommitteerde als out deken vanden ouden Voetboge gulden (6) ; Joannes Aertsens, gecommitteerde als out deken vanden ouden Voetboge ; Franqois Maes, deken vanden jongen Voetboge ; Joannes de Fallais, deken vanden jongen Voetboge (7); Jan Strysen, als gecommitteerde out deken vanden jongen Voetboge; Jacques Janssens, als gecommitteert out deken vanden jongen Voetboge (8); Jan de IVael, opperdeken vanden ouden Handboge (9); Joannes Bouvaert, deken vanden ouden Handtboge (10) ; Ignatius van Koukercken, gecommitteerde als out deken vanden ouden Handboge (n) ; Norbertus Provost, deken vanden jongen Handboge ; Joannes Ruckers, als gecommitteert out deken vande Gulde den jongen Handboge (12) ; Eduwart Lenaerls, als gecommitteerde out deken vanden jongen Handtboge; Adam Leydecker, deken van de Coelevoniers ; Jacobus Ryckaert, deken van de Colveniers (13) ; Joan Guilielmo Cabes, als gecommitteert out deken vande Colveniers Gulde (14); Thomas de Fourmenstroux, gecommitteert vande Scharmers (15); Jacobus van Heivoort, als gecommitteert out deken vande Colveniers Gulde (16); Martinus Huybrechts, als deken van Ste Lucas Gulde ; Gon^ales, als ouden deken van Ste Lucas Gulde ; Gaspar Huybrechts, als gecommitteerde out deken van Ste Lucas Gulde ; Peeter van Halen, camer ouderman van St5 Lucas Gulde ; Joseph Lamorlet, als gecommitteerde out deken van Ste Lucas Gulde ; Peeter Verbruggen, out deken van Ste Lucas Gulde; GodgajJ Verhulst, out deken van Ste Lucas Gulde; Martinus Verhulst, out deken van Ste Lucas Gulde. (i) Guillauine Philippe baron de Herzelles, fils de Philippe de Herzelles, chevalier, grand drossard de Brabant et de Barbe Maes, qui fut aussi honoré de la qualité de chevalier, fut créé marquis le 6 octobre 1689, par le roi Charles II ; il était en même temps baron de Werchin et de Liedekercke, seigneur de Sart, Faulquez, Ittre, Samme, Virginal, Maensbroeck et Boiselles. II joua un róle considérable dans 1'administration supérieure des Pays-Bas, et on le trouve occupant tour & tour les fonctions d'échevin de Bruxelles en 1669, de membre du Conseil suprème d'Etat è Madrid,en 1688, de président du grand Conseil a Malines, en 1690, et de chancelier de Brabant, & la fin de la même année. Le marquis de Herzelles se maria deux fois. II épousa en premières noces Isabelle de Condé, puis, plus tard, en 1692, se remaria avec Brigitte de Trazignies. Sa seconde femme lui donna un fils : Albert Charles de Herzelles, qui mourut jeune en 1705. Le premier marquis de Herzelles décéda en 1698. Willem-Filip Baron van Herzelles was zoon van Filip van Herzelles, Groot Drossaard van Braband, en van Barbara Maes. Hij droeg den titel van Ridder, en werd, den 6n October 1689, door den koning, Karei II, tot Markies verheven ; hij was terzelfdertijd Baron van Werchin en van Liedekercke, Heer van Sart, Faulquez, Ittre, Samme, Virginal, Maensbroeck en Boiselles. Hij speelde een belangrijke rol in het Hooger Beheer der Nederlanden en beurtelings zien wij hem de ambten bekleeden van schepen der stad Brussel, in 1669 ; van' Lid van den Hoogen Staatsraad, te Madrid, in 1669 ; van Voorzitter van den Grooten Raad teMechelen, in 1690, en van Kanselier van Braband op het einde van hetzelfde jaar. De Markies van Herzelles trad tweemaal in den echt: in eerste huwelijk verbond hij zich met Isabella de Condé; daerna, in 1692, hertrouwde hij met Brigitta de Trazignies. Zijne tweede vrouw schonk hem eenen zoon, Albrecht-Karel van Herzelles, die in 1705 stierf. De eerste Markies van Herzelles overleed in 1698. (2) Jean-Baptiste della Faille, bourgraestre d'Anvers en 1680 et 1689, fils d'Alexandre della Faille, secrétaire et échevin d'Anvers, et de Marie Janssens, épousa, le 16 février 1643, Marie-Isabelle van den Werve. II mourut a Anvers le 16 mars 1709; sa femme Pavait précédé dans la tombe depuis le 25 juillet 1702. Jean-Baptiste della Faille, qui était seigneur de Reeth et de Laer, fut, par letrres patentes du 9 février 1679, cr^ chevalier, par le roi Charles II. Avant d'entrer dans la magistrature scabinale de sa ville natale, il avait servi dans 1'armée espagnole et assista notamment, comme volontaire, en 1641, au siège d'Aire en Artois. Déja, lorsqu'il n'était encore qu'étudiant en droit 4 Louvain, il prit part, sous le commandement du gouverneur, comte de Grobbendonck, a la défense de cette ville, assiégée par les armées hollandaise et frangaise. Jan-Baptist della Faille, Burgemeester van Antwerpen in 1680 en 1689, was zoon van Alexander della Faille, secretaris en schepen van Antwerpen, en van Maria Janssens. Den i6n Februari 1643 tra^ hij in den echt met Maria-Isabella van den Werve, die den 2511 Juli 1702 overleed. Hij zelf stierf te Antwerpen den 170 Maart 1709. Jan-Baptist della Faille, die Heer was van Reeth en van Laer, werd door Karei II, bij Koninklijk Diploma van 911 Februari 1679 tot den Ridderstand verheven. Vooraleer in den schepenraad zijner geboortestad te zetelen, had hij in het Spaansche leger dienst gedaen, en woonde, namelijk in 1641, als vrijwilliger de belegering bij van Aire in Artois. Reeds wanneer hij nog student was in de rechten te Leuven, nam hij onder het bevel van den Landvoogd, Graaf van Grobbendonck, deel aan de verdediging dier stad, door de Hollandsche en Fransche troepen belegerd. (3) Antoine de Witte, seigneur de Leverghem, Deurne, etc., échevin. Ces titres, consignés dans le traité de conciliation, nous permettent d'établir qu'il s'agit ici de Jacques-Antoine de Witte, qui naquit a Anvers le 4 aoüt 1629 et était fils de Jacques-Antoine de Witte, greffier de la chambre des orphelins, et de Marie Nuyts. II posséda en effet les seigneuries de Leverghem, Doorne (et non pas Deurne), Beke, Terlaeken, fut échevin d'Anvers pendant les années 1675, 1678 & 1681, puis bourgmestre en 1682 et 1684. II épousa, le 30 aoüt 1654, Anne-Catherine Malliaert, qui décéda le 18 juin 1699 ; lui-même était mort le 5 avril 1688. Antoon de Witte, schepen, Heer van Leverghem, Deurne, enz. Deze titels, die in de akte van overeenkomst aangeteekend staan, laten ons toe vast te stellen dat men hier Jacob-Antoon de Witte bedoelt, die den 411 Augustus te Antwerpen geboren werd en zoon was van Jacob-Antoon de Witte, griffier der Weezenkamer, en van Maria Nuyts. Hij bezat inderdaad de Heerlijkheden van Leverghem, Doorne (en niet Deurne), Beke en Terlaeken ; was schepen van Antwerpen gedurende de jaren 1675, 1678-1681, daarna Burgemeester in 1682 en 1684. Den 30° Augustus 1654 trad hij in den echt met Catharina Malliaert, die den i8n Juni 1699 overleed. Hij zelf was den 5° April 1688 gestorven. (4) Joseph Cardoen, doyen de la Vieille Arbalète, était également maitre de la chapelle du S'-Sacrement, dans 1'église S'-Jacques, et mourut le 1 avril 1686. II avait épousé Catherine Colé, qui le suivit dans la tombe le 20 octobre 1703. Ils eurent deux filles : Comélie et Marie Cardoen, et habitaient au Kipdorp la maison portant pour enseigne de Half Maene. Jo\efCardoen, Deken van den Ouden Voetboog, was ook kapelmeester van het Hoogwaardigste in St-Jacobskerk, en stierf den i" April 1686. Hij was in den echt getreden met Catharina Colé, die hem den 20" October 1703 in het graf volgde. Zij hadden twee dochters, Cornelia en Maria Cardoen, en woonden op het Kipdorp in het huis de Half Maene. (5) Frartfois van Boitwel, doyen de la Vieille Arbalète, fils de Fran?ois van Bouwel et de Marguerite de Mes, épousa Anne-Marie Drexeler; il en eut plusieurs enfants, entre autres un fils, JeanFrangois van Bouwel (mort en 1755) 9ui niaria en premières noces avec Anne-Marie van den Berghe, et en secondes noces avec Henriette Hendrickx. Frans van Bouuel, Deken van den Ouden Voetboog, zoon van Frans van Bouwel en van Margareta de Mes, trad in den echt met AnnaMaria Drexeler, bij wie hij verscheidene kinderen verwekte, waaronder een zoon, Jan-Frans van Bouwel (in 1735 overleden), die zich in eerste huwelijk verbond met Anna-Maria van den Berghe, en later hertrouwde met Hendrika Hendrickx. (6) P. Melyn, ancien doyen de la Vieille Arbalète. II s'agit, suivant toutes probabilités ici, de Pierre Melyn, qui naquit & Anvers le 25 janvier 16j8, ayant eu pour parents : Abraham Melyn, menuiser et doyen de la Corporation du même métier, et sa première femme Martine Matthyssens. Pierre Melyn exerca la même profession que son père et fut en même temps marchand de bois. II se maria deux fois, épousant en premières noces, en 1641, Jeanne Matthyssens qui mourut le 11 septembre 1669, et se rematia, le 19 mars 1670, avec Marie De Hayaux, décédée le 13 septembre 1677. Nous lui connaissons seize enfants, issus de ses deux mariages. II mourut le 6 janvier 1685 et fut enterré dans la cathédrale, dans le même caveau que ses deux femmes. II habitait, lors de son décès, rue aux Nattes. P. Melyn, gewezen Deken van den Ouden Voetboog. Naar alle waarschijnlijkheid is er hier spraak van Pieter Melyn, die den 25" Januari 1618 te Antwerpen geboren werd, en zoon was van Abraham Melyn, schrijnwerker en Deken van het Ambacht der schrijnwerkers, en van diens eerste vrouw, Martina Matthyssens. Pieter Melyn oefende hetzelfde ambacht uit als zijn vader en was terzelfdertijd houtkoopman. Hij trad tweemaal in den echt: in 1641 ging hij eene eerste echtverbintenis aan met Joanna Matthyssens, die den ii" september 1669 overleed ; den 19" Maart 1670 hertrouwde hij met 28 Maria De Hayaux,die den i3nSeptember 1677 de oogen sloot.Wij kennen niet minder dan zestien kinderen die hij in zijne twee huwelijken verwekte. Hij stierf den 6r. Januari 1685 en werd in de hoofdkerk, in denzelfden grafkelder bijgezet waar men zijne twee echtgenooten had ter aarde besteld. Hij woonde bij zijn afsterven in de Mattenstraat. (7) Jean De Fallais, doyen de la Jeune Arbalèle, mourut a Anvers le 25 janvier 1695 et fut enterré dans la cathédrale. Jan De Fallais, Deken van den Jongen Voetboog, stierf te Antwerpen den 251 Januari 1695 en werd in de hoofdkerk begraven. (8) Jacques Janssens. ancien doyen de la Jeune Arbalète. Le nom de Janssens étant aussi répandu que le prénom de Jacques, il nous est difficile, faute d'indications plus précises, de déterrainer exactement quel fut le personnage qui rempfit les fonctions de doyen du Serraent de la Jeune Arbalète. Ce pourrait être Jacques Janssens qui est qualifié de trésorier ou receveur, et mourut le 5 janvier 1719. II avait épousé Anne van der Schelstrate, qui décéda le 12 raai 1682 ; après le décès de celle-ci, il se remaria avec Jeanne-Catherine De Pieters, morte le 22 février 1724.Il fut père de Luc Janssens, grand aumónier, qui s'allia avec Marie-Isabelle van Pruyssen. Jacob Janssens, gewézen Deken van den Jongen Voetboog. Daar de familienaam van Janssens zoo gemeen is als de voornaam van Jacob, is het moeilijk zonder verdere aanduidingen nauwkeurig vast te stellen wie eigenlijk de persoon was die, onder dien naam, het ambt van Deken van den Jongen Voetboog bekleedde. Het zou Jacob Janssens kunnen zijn die als tresorier of kassier geboekt staat, en den 5" Januari 1719 overleed. Hij was in den echt getreden met Anna van der Schelstrate, die den i2n Mei 1682 stierf. Na haren dood hertrouwde hij met Joanna-Catharina De Pieters, die den 22" Februari 1724 de oogen sloot. Hij was vader van Lucas Janssens, aalmoezenier, die zich in den echt verbond met MariaIsabella van Pruyssen. (9) Jean de Wael, prévöt de 1'Ancien Serment de l'Arc. Jean-Baptiste de Wael, négociant, fils de Corneille de Wael, également négociant, et de sa seconde femme Anne van den Driessche, naquit & Anvers le 25 juillet 1632. II épousa Maria van Pruyssen, qui ne lui donna pas d'enfants. Dans sa jeunesse, il avait eu pour tuteur son oncle, le peintre Corneille De Bailleur. Peut-être pourrait on douter ici, et identifier le prévöt du Serment de l'Arc avec un autre membre de la même familie : Jean de Wael, fils de Jean de Wael et de Madeleine Hallemans, qui épousa, le 22 mars 1653, Maria Peeters. Jan de Wael, Opper-Deken van den Ouden Handboog. Jan-Baptist de Wael, koopman, zoon van Cornelis de Wael, die ook koopman was, en van diens tweede vrouw, Anna van den Driessche, werd den 2511 Juli 1632 te Antwerpen geboren. Hij trad in den echt met Maria van Pruyssen die hem geene kinderen schonk. In zijne jeugd had hij zijnen oom, den schilder Cornelis de Bailleur, als voogd gehad. Wellicht zou men hier kunnen twijfelen en den Opper-Deken van den Ouden Handboog vereenzelvigen met een ander lid derzelfde familie : Jan de Wael, zoon van Jan de Wael, en van Magdalena Hallemans, die zich den 22" Maart 1653 in liet huwelijk verbond met Maria Peeters. (10) Jean Bouvaert, doyen de 1'Ancien Serment de l'Arc. JeanBalthasar Bouvaert épousa Anne-Josine Cosyns. II mourut le 2 juin 1693 ; quant d sa femme, elle ne trépassa que le 19 février 1731. Jan Bouvaert, Deken van den Ouden Handboog. Jan-Balthazar Bouvaert trad in den echt met Josina Cosyns. Hij stierf den 2n Juni 1693 ; zijne vrouw overleefde hem tot den 19" Februari 1731. (12) Noroert van aen zynaen, ancien doyen du vieux berment de l'Arc. Les seuls détails que nous ayions pu retrouver relativement a ce personnage, nous apprennent qu'il eut trois enfants : Norbert, Pierre et Isabelle-Marie van den Eynden. Norbrecht van den Eynden, gewezen Deken van den Ouden Handboog. De eenige wetenswaardigheid welke het ons gelukt is aangaande dien persoon te vinden, zegt ons dat hij drie kinderen had : Norbrecht, Pieter en Isabella-Maria van den Eynden. (12) Jean Ruckers, ancien doyen du Jeune Serment de 1'Are, appartenait è la grande familie des luthiers auversois de ce nom. II était fils d'André Ruckers, le jeune, le célèbre facteur de clavecins, et de Jeanne Heeghts. II naquit a Anvers le 6 février 1642 et épousa, le 27 mai 1670, Marie van der Voort qui lui donna neuf enfants. Jan Ruckers, gewezen Deken van den Jongen Handboog, behoorde tot de groote familie van luitmakers van dien naam. Hij was zoon van Andreas Ruckers, den jonge, den beroemden klavecimbelmaker en van Joanna Heeghts. Hij werd den 6» Februari 1642 te Antwerpen geboren en trad den 27" Mei 1670 in den echt met Maria van der Voort, die hem negen kinderen schonk. (13) Jacques Ryckaert, doyen des Arquebusiers, avait épousé Marie van Espelghem qui lui donna plusieurs enfants, parmi lesquels une fille, Anne Ryckaert, qui se maria en 1689 avecjean Verschuylen et fut mère de Jean-Joseph Verschuylen, prêtre, lequel fitdiverses fondations en faveur de 1'église S'-André, ainsi que de Henri, Martin et Jacques Verschuylen, qui passèrent une grande partie de leur existence a Porto-Sauta-Maria, en Espagne. Jacob Ryckaert, Deken der Kolveniers, was in het huwelijk getreden met Maria van Espelghem, die hem verscheidene kinderen schonk, waaronder eene dochter, Anne Ryckaert, die in 1689 de echtgenoote werd van Jan Verschuylen, en moeder was van Jan-Jozef Verschuylen, priester, die verschillende begiftigingen deed ten gunste der S'-Andrieskerk, en van Hendrik, Marten en Jacob Verschuylen, die een groot gedeelte huns levens te Porto-Santa-Maria, in Spanje, doorbrachten. (14J Jean-Guillaume Cabes, ancien doyen des Arquebusiers, et négociant, mourut le 7 novembre 1693, ayant écé marié avec AnneMarguerite Wouters. Jan-Willem Cabes, koopman en gewezen Deken der Kolveniers, stierf den 7" November 1693. Hij was getrouwd geweest met Anna-Margareta Wouters. (15) Thomas de Fourmeslraux, délégué des Escrimeurs, appartenait a une familie originaire de Lille et de Tournai, qui s'établit a Anvers a la fin du XVI* siècle. Jehan Fourmestraux, dit Fourmenoit, marchand, et Marguerite Gabry, sa femme, qui habitaient la maison portant pour enseigne la Couronne, rue des Dominicains, eurent entre autres, un fils nommé Thomas. C'est peut-être de celui-ci que descendait le délégué des Escrimeurs, que nous trouvons désigné dans d'autres actes contemporains, sous la qualifïcation de Thomas de Fourmestraux, marchand bourgeois. Toutefois en 1688, il est mentionué comme s'étant établi en France, A Amiens, pour y'faire le commerce. Thomas de Fourmestraux, zaakgelastigde der Schermersgilde, behoorde tot eene familie die van Rijsel en van Doornik herkomstig was en zich op het einde der XVIc eeuw te Antwerpen kwam vestigen. Jehan Fourmestraux, gezegd Fourmenoit, koopman, en Margareta Gabry, zijne echtgenoote, die in de Predikheerenstraat het huis bewoonden dat voor uithangbord droeg la Couronne, hadden onder anderen eenen zoon, Thomas geheeten. Het is wellicht van dezen dat voormelde zaakgelastigde der Schermersgilde, dien wij in andere akten van dien tijd onder de benaming van Thomas de Fourmestraux, koopmanpoorter, aangeduid vinden, afstamde. In 1688 echter vinden wij hem aangestipt als zich te Amiens, in Frankrijk, gevestigd hebbende om er handel te drijven. (i6) Jacquesvan Heivoort, ancien doyen des Arquebusiers, qui était en même temps pharmacien du couvent des Beggards a Anvers, mourut le 13 novembre 1685. II avait été marié avec Cornélie van Blanckenberg, qui décéda dix ans plus tard, le 19 juillet 1695. Une épitaphe commémorative rappelait leur souvenir dans 1'église des Beggards et etait surmontée d'une statue du Christ a la colonne. Le pharmacien van Heivoort habitait rue Porte aux Vaches la maison portant pour enseigne bet Hoefijzer-, après sa mort elle échut a une de ses filles, Cornélie van Heivoort, femme de Jean Dirven, également apothicaire. Jacob van Heivoort, zaakgelastigde, Oud-Deken der Kolveniets, was terzelfdertijd apotheker in het Beggaardenklooster te Antwerpen. Hij stierf den 13" November 1685. Hij was getrouwd geweest met Cornelia van Blanckenberg, die den 19" Juli 1695 overleed. Er werd, ter hunne nagedachtenis, in de Beggaardenkerk een grafteeken opgericht met, van boven, het beeld van den Christus aan den paal gebonden. De apotheker van Heivoort woonde in de Koepoortstraat in het huis dat voor uithangbord droeg het Hoefijzer; na zijnen dood ging het over aan eene zijner dochters, Cornelia van Heivoort, echtgenoote van Jan Dirven, die evenals haar eerste gemaal, apotheker was. CoPYE VAN HET TWEEDE CONTRACT Also op gisteren is volt rocken het Contract tusscben die sesse Guldens ter eenre ende die van S,e-Lucas Gulde ter andere ende den heere rapporteur seght d'intentie van die schilderen oft S,e-Lucas Gulde geen andere geweest te syn, als dat uyt de vyfentseventich mannen aireede gecosen niemant tegen hunnen danck indie Gulde soude mogen geassineert worden ende dat het contract daerommelichtlyck soude achterblyven, soo ist dat die van de sesse Gulden ten overstaen van den heer rapporteur verclaren dat het contract blyvende in syne vigeur soo ende gelyck het is geteeckent, die van Ste-Lucas Gulde in cas imant van hun als nu bevryde ten nombre van tweeenseventich souden difficulteren onder de Gulde te comen, ofte daeromme te voldoen aen hun contract ende niet en sullen willen aennemen de conditiën waeroppe met die sesse gesworen Gulde is gecontracteerd dat het is gepermitteert aen die van Ste-Lucas Gulde in diergexycken gevalle de voors persoonen t' asseureren, dat sy tegen hunnen danck niet en sullen gecosen worden ofte moeten volgen onder de Gulde, behoudelyck dat het contract ten opsichte van alle de gene die in toecomende by die van Ste-Lucas Gulde sullen gecosen worden, sal hebben syn volcomen effect, ende was d'originele minute deser onderteeckent by.Fl. van Berchern, J. B. della Faille, J. B. Greyns, J. A. de Witte, foos Cardoen, deken vanden ouden Voetboge, Fratifois van Bouwel, deken vanden ouden Voetboge; P. Melyn, out-deken vanden ouden Voetboge gecommitteerde ; Joannes Aertsens, out-deken vanden ouden Voethoge, gecommitteerd; Frangois Maes, deken vanden jon- gen Voethoge; Joannes de Fallais, deken vanden jongen Voethoge; Jan Strysen, als gecommitteert vanden jongen Voethoge ; Jaques Janssens, gecommitteerde vanden jongen Voethoge; Joan de Raet, opperdeken vanden ouden Hantboge ; Joannes Bouvaert, als deken vanden ouden Hantboge; Ignatius Van Kouckercken, als gecommiteert out deken vanden ouden Hantboge; Norbertus vanden Eynden, gecommitteert deken vanden ouden Hantboge ; Norbertus Provost, deken vanden jongen Hantboge; Andries de Vos, deken vanden jongen Hantboge; Joannes Ruchrs, als out deken vanden jongen Hantboge; Eduwart Lenaerts, als gecommitteert van den jongen Hantboge ; Adam Leydecker, deken van de Koelevoniers ; Jacobus Ryckaert, deken van de Colveniers; Jacobus van Heivoort, als out deken gecommitteert van de Colveniers Gulde; Joan Guillhelmo Cabes, als gecommitteerde vande Colveniers Gulde. Desen volgende hebben partyen hinc inde ten dage maende ende jaere voors, andermael versocht ten eynde de voors. versochte condemnatie soude worden gedecerneert by den Hove ende daer van geleden ende geaccordeert. Actu in forma Habeant partes hinc inde de versochte acte ende condemnatie per Curiam was onderteeckent Jura met het herschryven, G. P. de Her^elles —9/12. /. vanden Bogaert. Op den 4 Augustii hebben de dekens vande sesse waeckende Gulden ter maeltyt versocht op Coloveniers Camer, den heere raedt Hertel les, den heere secretaris vanBogaert, de heeren borgermeesteren, de heeren hooftmannen ende alle de soo dienende als oude dekens van Ste-Lucas Gulde ende syn aldaer vereert met eene seer costelycke maeltyt met rynse wynen en uytstekende treffelyck bancket, alles na behooren, ende wierde de gesontheyt van syne Coninclyke Majesteyt, de gesontheyt vanden heere raedt Merelles als autor van desen vrede ende het succes vander eendrachticheyt te samen met het lossen van 20 camers inden Coloveniers hof salvo gescho • ten ende met groote vreucht van alle heeren en dekens te samen gedroncken met geluyt van trompetten en andere musicale instrumenten. Gonzales Coques, deken, A° 1679 (1) Heeft ontvangen onder den Olyftack te weten Jacobus Janssens. Alsoo nu het accoord hadde syn volcomen effecte, ende dat in het jaer van den tweeden dienste van het dekenschappe bedient door den deken [Gonzales Coques de welke door synen grooten iver gedaen tot avancement van het proces, soo verre heeft gebracht dat door syne intercessie ende diligentie, men mach seggen alles tot voordeel van dese blomme is uytgevallen, soo heeft men op syne feeste getracteert den heere raedt Guillielmus Pbilippus de Heryelles geseght Marchion met syne huysvrouwe als mede alle de heeren de welcke over dit accoord hadden gebesogneert, ende syn alsdan gespeelt twee nieuwe spelen, den eersten dach het spel van gecomponeert door den deken Joseph de Lamorlet. op den tweeden dach het spel van de doot van Achilles, gecomponeert door jr Barbara Ogiers (2), opgedragen aen Mevrouwe Isabella de Condé (3) gemalinne van den heere raet de Her^elles tot dancksegginge van alle syne gedane devoiren met dit Proëmium : lek hadde noynt Pernas met sinnen dorven maecken Soo ick Minerva niet had sien den inganck waecken. K'heb eerst 't gebouw van myn sangiverig gemoet Gegront op vaste hoop : door haer te syn behoedt Van Monius gifte tong : die niet uyt reden lastert, Maer om dat syn gemoet, is van de rust verbastert. Myn voergewende rêen syn niet tot de godin Wan 't oude heydendom : maer een minerv' die in Poësis sael uyt jonst 't geluck heeft haer 't aenschouwen Mevrouw vergunt dat ick hier mach het steunsel bouwen Om myn voltoyde werck verdraegsaem (niet om lof) Te brengen op tonneel : daer noynt volmaeckter stof Voor desen en ontbrack, toch vrouwelyck gedreven, 'K heb niet vermetel, maer lang iverigh gegeven 'Tgedacht den vollen toon: om Grieck.enTroyens bloet Te graven weer uyt d'aerdt de reden die my doet Myn onervarenheyt bewegen om de schaden Van Troyen te doen sien, door soo veel helden daden, En 't vreed' beminnen d'oog te streelen, en vermaeck Pe wenschen inden stryt, en bloedich oorloghs saek, Is, dat een vrouwen hant niet onbequaem moet wesen Te brengen aen den dach een stryt die quam geresen Uyt oorsaeck van een vrouw,en waerom soud 'tgedacht Niet drucken met de pen, dat anders stael volbracht. Wie dorst aen d'Amasoons de strytbaerheyt ontrooven En wie sou nu ter tyt de mannen doen gelooven Dat eenigh vrouw gemoet die vroomigheyt besit ? Maer dits myn oogmerck niet : ick doel alleen op 't wit Uws wel geboorentheyts my plichtich te verschoonen Een hoog verbeven saeck soo slecht u te verthoonen Die met volmaeckter stof 't gehoor cond'syn gestreelt Maer t'wyl den hemel my heeft van 't geluck gedeelt Dat uw gedoogsaemheyt myn stoutheyt wilt verdragen Soo blyf ick eeuwelyck verplicht aen u behagen. (i) Gon\ales Coques. Nous avons donné une courte biographie de eet artiste è la page 292. Ajoutons ici, qu'en 1679, Pour définitivement terminer les diffi-cultés dont la gilde avait eu d patir, qu'il accepta de remplir une seconde fois les fonctions de doyen. Pour remercier les différentes autorités judiciaires qui avaient été mêlées au procés, la gilde résolut de leur offrir des dons de valeur. Aux uns, elle fit hommage de leurs portraits, a d'autres de diverses oeuvres d'art. Le procureur Bavegom recut une toile, représentant une galerie de tableaux. Gonzalès Coques peignit les figures des personnages dont il anima cette composition. Les détails d'architecture de lasalle furent conjus par von Ehrenberg, tandis que divers artistes exécutaient les réductions de tableaux appendus aux murs de la galerie. Cette toile fait aujourd'hui partie des collections du musée du Maurils Huys, & La Haye. En reconnaissance de toutes les peines qu'il s'était données, et du travail qu'il avait exécuté, la gilde remit a Coques une somme de quinze cent cinquante florins. De plus, le jour de sa fète, on lui offrit un banquet auquel furent invités le marquis de Herzelles et sa femme, Isabelle de Condé, ainsi que les principaux membres de la Gilde. Ensuite,deux représentations thédtrales furent organisées. Le premier, jour on joua le pièce de Joseph de La Morlet. Le second jour fut exécutée une nouvelle composition poëtique due d la plume de Barbe Ogier, dont le sujet était puisé dans 1'histoire de la guerre de Troie et qui portait pour titre De dood van Achiles. Le livre manuscrit des Violieren, reproduit, comme on le verra plus loin, Ie prologue de cette pièce et en fournit le résumé. Après cette exécution, fut encore jouée une comédie qui avait pour auteur Guillaume Ogier et qui était intitulée den Boerengek of het belachelijk misverstand. Gonzalès Coques. Wij hebben eene korte levensbeschrijving van dezen kunstenaar gegeven op bladzijde 292. Voegen wij er hier bij dat hij, om een bepaald einde te stellen aan de moeilijkheden waarmede de Gilde had te kampen gehad, in 1679 voor eene tweede maal het ambt van Deken wilde vervullen. Om de verschillende rechterlijke overheden, die zich met het proces hadden bemoeid, hare erkentelijkheid te betoonen, besloot de Gilde hun aanmerkelijke geschenken aan te bieden. Aan de eenen vereerde zij hunne portretten; aan anderen allerlei kunstwerken. De procurenr Bavegone ontving een doek, waarop eene galerij van schilderijen voorgesteld was. Gonzales Coques maalde de figuren waarmede het gestoffeerd werd. De bouwkundige fragmenten der zaal waren geborsteld door von Erenberg, terwijl verschillende andere kunstenaars de verkleiningen uitvoerden van de tafereeleu der galerij. Dit doek prijkt thans in de verzamelingen van het Museum van het Maurits Huys in den Haag. Uit erkentelijkheid voor al de moeiten die hij zich getroost, en voor het werk dat hij uitgevoerd had, gaf de Gilde aan meester Coques eene som van vijftienhonderd gulden ten geschenke. Daarenboven bood zij hem op zijnen feestdag nog een banket aan, waarop de Markies van Herzelles en zijne vrouw Isabella van Condé uitgenoodigd werden, alsook de voornaamste leden der Gilde. Vervolgens werden er twee tooneelfeesten ingericht; den eersten dag vertoonde men het stuk van Jozef de La Morlet; den tweeden dag werd er een nieuw dichtwerk van Barbara Ogier gespeeld, waarvan het onderwerp ontleend was aan den Trojaanschen oorlog en dat voor titel droeg : De dood van Achilles. Het aanteekenboek der Violieren geeft er ons, zooals men hier zien kan, het voorwoord en den korten inhoud van. Na de uitvoering van dit stuk werd er nog een blijspel vertoond, door W illem Ogier geschreven, en voor titel dagende den Boerengek of bet belachelijk misverstand. (2) Barbe Ogier, qui mourut Ie 18 mars 1720, avait épousé, Ie io octobre 1680, le sculpteur Guillaume Kerricx. Elle était fille du poète Guillaume Ogier et de Anne De Potter et fut baptisée a Anvers dans 1'église S'-Georges, le 17 février 1648. Héritière du talent de son père, elle composa un grand nombre de pièces poètiques de genres divers et des comédies. De ces dernières, il en fut plusieurs qui furent représentées sur la scène de la gilde des Violieren. Parmi ses productions les plus connues, nous citerons : De getrouwe Panthera — De dood van Acbilles — Verwellecommiglie op de saele van Pictura oen Sytie doorluchliglieydl MaximiliaenEmanuel van Beyeren — Inhout der vereenigde consten met de vertrooste Antverpia — Battcis en Philemon — Het verwert Paradys — De dolende Poësis — Zegbenpraelende Academie in de openniglie van haeren nieuwen bouw (1694) — Overwonnen Mars door den lang ghewenscliten Vrede — De dood van Clytus — den betwisten doodslag in het schuldig gemoet van den grooten Alexander — Don Ferdinand oft spaenscben sterrekykers, etc. Barbara Ogier, die den i8n Maart 1720 overleed, was den ion October 1680 in den echt getreden met den beeldhouwer Willem Kerricx. Zij was dochter van den dichter Willem Ogier en van Anna De Potter, en werd den 1711 Februari 1648 te Antwerpen over de doopvont gehouden. Zij had het talent van haren vader overgeërfd en schreef een groot getal blijspelen en dichtwerken van allerlei aard. Van hare komediestukken werden er verscheidene op het tooneel van de Gilde der Violieren ten gehoore gebracht. Onder hare meestbekende gewrochten zullen wij aanstippen : De getrouwe Panthera — De dood van Achilles — Verwellecommighe op de saele van Pictura aen Sytie doorluchtigheyill Maximiliaen-Emanuel van Beyeren — Inhout der vereenigde consten met de vertrooste Antverpia — Baucis en Philemon —Het verwert Paradys — De dolende Poësis — Zegbenpraelende Academie in de openniglie van haeren nieuwen bouw (1694,) — Overwonnen Mars door den lang ghewenscliten Vrede — De dood van Clytus — Den betwisten doodslag in het schuldig gemoet van den grooten Alexander — Don Ferdinand oft spaenscben Sterrekykers, enz. (3) Isabelle de Condé, première femme de Guillaume Philippe marquis de Herzelles, était fille dejacques de Condé, chevalier, seigneur de Boiselles, conseiller ordinaire du Conseil de Brabant et de Barbe van Mistraten. Elle n'eut pas d'enfants. Isabilla van Condé, eerste vrouw van Willem-Filip Markies van Herzelles, was dochter van Jacob van Condé, Ridder, Heer van Boiselles, gewoon Consultor van den Raad van Braband, en van Barbara van Mistraten. Zij stierf kinderloos. Speels inhoudt Eerste deel Hier trotst den vrouwen moet een d'aldervroomste helden Waer van de werelt soo veel eeuwen heeft gewaeght Maer mits sy Troylus een oprechte liefde draeght Van de gevangenis haer geen gevaer verbelden Terwyl Achilles met gebeden en met schelden Van d'overhoofden wort gedwongen tot 't gevecht Het geen van Truylus wert ontydigh aangerecht Den Paris d'Amasoon in volle vryheyt stelden. Tweede deel Terwyl een bloedgen stryt van buyten Troyens muren Ontstaet, wort Polixeen bestormt in haer gemoet Te sorgen voor den helt Achilles : maer het bloet Van hare broeders wilt haer vader boven vueren Hier wort int kinders bloet verdroncken 't vaders hert Wanneer door Paris hem den strydt vercondicht wert. Derde deel Den prins Polidamas tracht Polixenas sinnen Te wenden tot syn gunst, die syne min verstoot Achilles die beclaeght dat hem door Troylus doot Den middel is ontroost om Polixeen te minnen. Maer t'wyl dat het bestant en vrydom was gegeven Soo valt Achilles de princersse weer te voet Die naer een straf verwyt haer gunst verhopen doet En d'Amasoon die wort weer tot de wraeck gedreven. Vierde deel Men raet aen Priamus de Grieken te vernoegen Met Menelaus vrouw daer Paris tegen streeft Maer Polixena oock door groot ontvoerheyt geeft Haer vader raet sigh nae gemeynen raet te voegen Doch Paris soeckt met list, syn suster te beproeven, Die naer gereynstheyt kent dat sy Achill noch mint Maer reynst al oft syn stael Achilles had verflint En door verstoortheyt haer niet mydt om te bedroeven Waer op Achil verschynt maer sy door list bedrogen Meynt dat 's haer minnaers geest of schaduw heeft [voor oogen. Vijfde deel De Grieken koomen oock de hoofden te vergaren Achilles wort gedaeght te koomen inden raet Maer voelt dat Polixeen opt hert noch voncken slaet En d'Amasoon die komt haer onderganck te naren. Als Paris vint Achil met syne suster spreken Wert duldeloos ontstelt, maer Troyens coningin Versoeckt Achilles sigh te laeten vinden in Den tempel van Apoll daer Paris sigh sal wreken. Achilles die hier meynt genade schat te vinden En syn beloofde bruyt t'ontfangen naer den eet Ontmoeten Paris met syn moorder schicht gereet Om langs den hiel den geest van soo een helt t'ontbinden. Deucht voeght igelyck. Hier na is gevolght de kluchte van den Boeren Geck, gecomponeert door onsen facteur M' Guiliam Ogiers (i). 29 fi) Guillaume Ogier, naquit a Anverset fut baptisé le 17 juillet 1618 dans 1'église Notre-Dame. Ii était fils de Frangois Ogier et de Anne De Potter. Le 4 janvier 1648, il épousa Marie Schoenmakers et raourut le 20 février 1689. II fut enterré dans 1'église de 1'abbaye St-Michel. Guillaume Ogier, qui était maitre d'école, est surtout connu comme poëte. Ayant été nommé facteur de la Gilde des Violieren, il composa bon nombre de pièces de circonstances et des comédies qui furent représentées lors des fêtes artistiques. Parmi ses principales productions, il faut citer : De Gulsigbeydt, qui fut jouée par les membres de VOlyftack en 1639 ; De Hooverdigheydt, représentée en 1644; De Gramschap, en 1645; de Onkuysheydt, en 1646; den Haet en Nydt, en 1647 ; de Traegheyt, en 1677 ; de Gierigheydt, en 1678. Outre ces pièces, dont la collection est plus connue sous le titre de : De seven hoofdsonden, il composa encore pour la Gilde en 1661 : De Turcksche historie van Mahomet ende Erena, et en 168o, Belachelijk misverstand ofte boerengek. Willem Ogier, werd te Antwerpen geboren en den 17 Juli 1618 in O.-L.-Vrouwekerk ten doop geheven. Hij was zoon van Frans Ogier en van Anna De Potter. Den 4n Januari 1648 trad hij in het huwelijk met Maria Schoenmakers. Hij stierf den 20» Februari 1689 en werd in de Kerk der St-Michielsabdij begraven. Willem Ogier, die schoolmeester was, is vooral bekend als dichter. Hij werd tot factor van de Gilde der Violieren benoemd en schreef een groot getal gelegenheidsdichten en blijspelen, welke laatste op de kunstfeesten vertoond werden. Onder zijne bijzonderste gewrochten dienen vermeld te worden : De Gulsigheydt, in 1639 door deleden van den Olyftak gespeeld; De Hooverdigheydt, in 1644 ten gehoore gebracht; De Gramschap, in 1645 ; De Onkuysheydt, in 1646; Den Haet en Nydt, in 1647 ; De Triegheydt, in 1677 ; De Gierigheydt, in 1678. Buiten die stukken, welke samen beter bekend zijn onder den titel van : De seven hoofdsonden, schreef hij nog voor de Gilde : in 1661, De Turksche historie van Mahomed ende Erena, en in 1680, Belachelijk misverstand ofte boerengek. Ignatius Coukercken, deken, A° 1680 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Jacobus Dhollander (2). Henricus Franciscus van Coeyvoerde (3). (I) Igmice Coukercken ou van Caukercken, fils du relieur Lambert van Caukercken, fut re?u en 1648 dans la gilde S'-Luc comme fils de maitre. II remplit les fonctions de doyen pendant 1'exercice 16811682 et mourut le4 septembre 1702. II habltait alors dans la Longue rue Neuve. Sa femme 1'avait précédé dans la tombe depuis 1'année 1678. On trouve son nom parmi les membres qui furent re^us en 1648 dans la Sodalité des célibataires ; après son mariage il passa dans celle des gens mariés, dont il fut secrétaire depuis 1662 jusqu'a son décès. Ignatius Coukercken ou van Caukercken, zoon van den boekbinder Lambrecht van Caukercken, werd ten jare 1648 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. Hij bekleedde het ambt van Deken gedurende het gildejaar 1681-1682 en stierf den 411 september 1702. Hij woonde alsdan in de Lange Nieuwstraat. Zijne vrouw was hem reeds in 1678 in het graf voorafgegaan. Men vindt den naam van dezen kunstenaar aangestipt onder de leden die, ten jare 1648, in de Sodaliteit der bejaarde jongmans werden ontvangen ; na zijn huwelijk trad hij in de Sodaliteit der getrouwden, waar hij secretaris van werd in 1662 en het bleef tot aan zijnen dood. (2) Jacques Dhollander ou mieux De Hollander. Toute une lignée de peintres portent ce nom, depuis Jean van Amstel ou de Hollander qui quitta Amsterdam pour s'établir a Anvers au commencement du XVIe siècle. II est probable que le personnage, dont il est ici question, appartenait d cette même familie. Un autre Jacques De Hollander, également peintre, peut-être fils de celui-ci, fut admis en 1704 comme élève dans la gilde S'-Luc. Jacobtis Dhollander of liever de Hollander. Van af het begin der XVI® eeuw, toen Jan van Amstel, of de Hollander, Amsterdam verliet om zich te Antwerpen te vestigen, draagt een gansch geslacht van schilders dien naam. Hoogstwaarschijnlijk is het dat het personage, waarvan hier sprake, tot diezelfde familie behoort. Een andere Jacobus de Hollander, eveneens schilder en wellicht de zoon van het hier bedoelde lid van den Olyftak, werd ten jare 1704 in de S'-Lucasgilde als leerling aanvaard. (3) Hetiri-Franfois van Coeyvoerde, fils de Jean van Coevoerden et de Marguerite van Roy, naquit a Anvers le 20 novembre 1655. Dans sa jeunesse il se rendit a Paris, chez son oncle Crespin van Coevoerden, pour y apprendre les affaires de banque ; de li il passa en Espagne pour y exercer le commerce, puis revint se fixer a Anvers oü il se maria. II fut père d'un fils et de quatre filles, tous morts en bas age. Hendrik-Frans van Coeyvoerde, zoon van Jan van Coevoerden en van Margareta van Roy, werd den 2011 November 1655 te Antwerpen geboren. In zijne jeugd trok hij naar Parijs, bij zijnen oom Crispijn van Coevoerden, om er zich de bankierszaken eigen te maketi. Van daar toog hij naar Spanje om er handel te drijven, en keerde vervolgens terug naar Antwerpen, waar hij in den echt trad en vader werd van vijf kinderen : één zoon en vier dochters. Peeter Sion, deken, a° 1681 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Franciscus van Schelstraten (2). (i) Pierre Sion, peintre de peu de notoriété, fut élève de Francois Lanckveelt et entra en 1637 a ce titre dans la Gilde St-Luc II de^int en 1650 maitre de cette Corporation artistique, dont les fonctions de doyen lui furent confiées pendant 1'exercice 1682-1683 Pierre Sion épousa Catherine Coppens ; il mourut le '2I aoüt 1695 tandis que sa femme vivait jusqu'au 9 juin 1716. Pieter Sion weinig bekend schilder, was leerling van Frans Lanckv et en trad ten ,are 1637 in die hoedanigheid in de S'-Lucasgilde. ,6R, 11 ^ me6Ster aanvaard en geurende het Gildejaar 1682-1683 bekleedde hij het ambt van Deken. siierf Si0" ^ h6t hUWeMik met Cathari"a Coppens. Hij 9nJuni "iT 1695 5 Vr°UW overIeefde hem op (2) Franfots van Schelstraten, négociant, épousa Marie Schrynmaeckers. II éta.t fils de Gilles van Schelstraeten et de Anne Domis II mourut a Anvers et fut enterré le 7 aoüt 1714. Frans van Schelstraten, koopman, verbond zich inden echt met Maria Schrynmaeckers. Hij was zoon van Gillis van Schelstraeten en van Anna Domis. Hij stierf te Antwerpen en werd den 7- Augustus 1714 ter aarde besteld. Philipus Werts, deken, A° 1682 (1) Afgekocht om als oudt deken op de Camer le blyven (1) Philippe Werts ou Weer5, peintre, depuis 1645, membre de la Gilde, avait été choisi en 1682 pour remplir les fonctions de doyen, mais il obtint, moyennant payement d'une certaine sorarae, de pouvoir être déchargé de cette fonction; toutefois il dut accepter d être rangé dans la catégorie de ceux qui effectivement avaient rempli les fonctions décanales. Filip Werts of Weers, schilder, was sedert 1645 lid der Gilde. In 1682 werd hij gekozen om het ambt van Deken te vervullen, mits betaling eener zekere som werd hij echter van dit ambt ontslagen, maar werd op de lijsten gerangschikt als oud-Deken, alsof hij werkelijk met het Dekenschap bekleed was geweest. Martinus Deurwerders, deken, A° 1682 (1) Afgekocht om als oudt Deken op de Camer te blyven (1) Martin Deurwerders, refusa également en 1682 les fonctions de doyen et vit son refus accepté aux mêmes conditions que celles qui furent posées a Philippe Werts. Eléve d Artus Quellin, il entra comme apprenti en 1645 dans Ia Gilde St-Luc, et fut re^u franc-maitre en 1650. II s'adonna surtout & la peinture religieuse. II mourut en 1690 et fut enterré le 3 juin de cette année. Marten Deurwerders. Weigerde eveneens in 1682 het ambt van Deken te vervullen, en zag zijne weigering, onder dezelfde voorwaarden als die aan Filip Werts gesteld, ingewilligd. Als leerling van Artus Quellin trad hij in 1645 in de St-Lucasgilde en werd in 1650 als vrijmeester aanvaard. Hij schilderde meestal godsdienstige onderwerpen. Hij stierf in 1690 en werd den 3» Juni van dit jaar tei aarde besteld. Godefridus Maes, deken, A° 1682 (l) heeft ontfangen onder den Olyftack Abraham van Diepenbeeck (2) Den deken Maes heeft aen de Camer vereert een stuck vebeeldende de dry consten daer voor hy een kleynen vry brief genoten heeft. (1) Godefroid Maes, fils de Godefroid Maes et de Anne Eeckelmans, naquit a Anvers le 15 aotit 1649. 1' épousa le 20 mai 1675 Jeanne Baeckelandt et mourut le 30 mai 1700, tandis que sa femme vécut jusqu'au 22 janvier 1709. lis furent enterrés dans 1'église S'-Jacques, babitant lors de leur décès dans la rue Rubens. Godefroid Maes,eut pour maitre le peintre Pierre van Lint; il fut re$u comme élève dans la Gilde St-Luc en 1664 et devint franc-maitre en 1672. II fut en 1682 désigné pour remplir les fonctions de doyen. 11 s'adonna surtout a la peinture religieuse, et son atelier forma un grand nombre de jeunes artistes. Nous citerons : Philippe Fran^ois de Soria, Philippe Maillart, facques Sucquet, Mathias Neckens, Dominique Smaut, Antoine du Pré, Jean Diricx, Henri Godefroid Lenaerts, Guillaume Franck, Gaspard Joseph Morisses, Gerard Schrynwerckers, Jean Merguaer, Guillaume Franck, Adrien van Leempoel, Jean Schoenmakers, Jean Laboureur, Guillaume De Coen, Pierre van Deerdonck. Le Musée d'Anvers possède diverses toiles de ce maitre, notamment: le Martyre de St-Georges, provenant de 1'ancienne église S'-Georges, et une Assomption, formant la partie centrale d'un triptyque qui était placé sur 1'autel de 1'hópital Ste-Elisabeth. Les Hospices conservaient encore une Ste-Famille et un tableau représentant Ste-Rosalie, peints par le même peintre. Comme Pindique le manuscrit, Godefroid Maes, pour obtenir un privilège d'exemption de la Gilde, lui fit don d'une toile symbolisant les Beaux-Arts. Godfried Maes, zoon van Godfried Maes en van Anna Eeckelmans, werd den 1511 Augustus 1649 te Antwerpen geboren. Hij trad den 20" Mei 1675 in den echt met Joanna Baeckelandt en stierf den 30" Mei 1700. Zijne vrouw overleefde hem tot op 22» Januari 1709. Zij woonden bij hun verscheiden in de Rubensstraat en werden diensvolgens in de S»-Jacobskerk begraven. Godfried Maes had den schilder Pieter van Lint tot meester; hij werd ten jare 1664 in de S'-Lucasgilde als leerling opgeschreven en in 1672 als vrijmeester aanvaard. In 1682 werd hij gekozen om het ambt van deken te bekleeden. Hij schilderde meestal godsdienstige onderwerpen, en er werden talrijke jonge kunstenaars in zijn werkhuis opgeleid. Melden wij : Filip-Frans de Soria, Filip Maillart, Jacob Sucquet, Matthias Neckens, Domien Smaut, Antoon du Pré, Jan Diricx, Hendrik-Godfried I.enaerts, Willem Franck, Gaspar-Jozef Morissen, Geeraard Schrynwerckers, Jan Merguaer, Willem Franck, Adriaan van Leempoel, Jan Schoenmakers, Jan Laboureur, Willem De Coen, Pieter van Deerdonck. Het Museum van Antwerpen bezit verscheidene doeken van dezen meester, namelijk : de Martelie van St-Joris, voortkomende uit de voormalige St-Joriskerk, en eene Hemelvaart van Maria, het middenpaneel uitmakende eener drieluik, die op het altaar der kerk in het Ste-Elisabethsgasthuis geplaatst was. In onze Godshuizen bewaarde men ook nog van denzelfden kunstenaar eene Heilige Familie alsmede eene Sle-Rosalia. Zooals er door het handschrift aangestipt wordt vereerde hij de Gilde met een tafereel, waarop hij de Vrije Kunsten verzinnebeeld had, en waarvoor hij eenen kleinen vrijbrief bekwam. (2) Abraham Van Diepenbeeck était fils du célèbre peintre-verrier Abraham van Diepenbeeck et de sa première femme Catherine Heuvick. II épousa Jeanne-Marguerite Braeckmans et mourut le 16 mars 1706; sa femme a son tour décéda le 7 septembre 1708. I's eurent neuf enfants, et habitaient longue rue Neuve, la maison portant pour enseigne Bolonia. Abraham van Diepenbeeck was zoon van den beroemden glasschilder Abraham van Diepenbeeck en van diens eerste vrouw Catharina Heuvick. Hij trad in den echt met Joanna-Margareta Braeckmans en stierf den i6n Maart 1706. Zijne vrouw overleed den 7n September 1708. Zij hadden negen kinderen en woonden in de Lange Nieuwstraat, in het huis dat voor uithangbord droeg Bolonia. GERAERT VANDEN DORP, CNAEP, A° 1683, 12 April (ï) inde plaetse van Mattheus Neckens (2) (1) Gerard vanden Dorp, doreur et enlumineur, avait appris son métier chez Mare Lommelin. II fut reju comme apprenti dans la Gilde en 1668, et comme maitre en 1676. Lui même forma un élève: Jean Lefever. Mais en 1683, il préféra remplir des fonctions, sans doute plus lucratives, et il réussit a se faire nommer concierge et messager de la Gilde. II mourut le 26 aoüt 1720, ayant été marié deux fois; en premières noces, il avait épousé Anne-Marie van Lint, et en secondes noces Catherine Jacobs, qui ne lui survécut que pendant quelques jours, étant décédée le 2 septembre 1720. II avait réuni une petite collection de tableaux, et après son décès, dans son domicile, A la Bourse, on trouva des toiles de Momper, Blomme, van Opstal, de Wael, etc. une étude de fleurs de Verbruggen, une marine de Bonaventure Peeters, une scène de Bosch, etc. Geeraard vanden Dorp, afzetter en vergulder, had den stiel geleerd bij Mare Lommelin. Hij werd in 1668 in de S'-Lucasgilde als leerjongen opgeschreven en in 1676 als meester aanvaard. Hij zelf vormde eenen leerling : Jan Lefever. Maar in 168? verkoos hij een ongetwijfeld meer winstgevenden post te bekleeden, en hij gelukte er in zich tot poortier en knaap der Gilde te doen benoemen. Hij stierf den 26" Augustus 1720. Hij was tweemaal getrouwd geweest : in eerste huwelijk met Anna-Maria van Lint, en in tweede huwelijk met Catharina Jacobs, die hem slechts eenige dagen overleefde en den 2n September 1720 stierf. Hij had eene kleine verzameling van schilderijen bijeengebracht en na zijnen dood vond men, in zijne woning op de Beurs, doeken van Momper, Blomme, van Opstal, de Wael, enz., een bloemstuk van Verbruggen, een reegezicht van Bonaventura Peeters, een tafereel van Bosch, enz. (2) Mathieu Neckens, enlumineur, entra en qualité de maitre dans la Gilde S'-Luc en 1652. Plus tard il fut nommé messager de cette Corporation et concierge de son local, fonctions qu'il conserva jusqu'a sa mort survenue en 1683. Matthias Neckens, stoffeerder, trad ten jare 1652 als meester in de S'-Lucasgilde. Later werd hij tot knaap der Gilde benoemd en tot poortier-bewaarder van haar lokaal, post dien hij bekleeden bleef tot aan zijnen dood, in 1683. Jan Baptist De Vrée, deken, A° i683 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Peeter Scrynmaecker (2) Jan Scrynmaecker (2). (1) Jean Baptisle de Vrè ou De Wree, naquit a Termonde vers 1'année 1635, et vint s'établir a Anvers comme sculpteur. II entra en 1665 comme maitre dans la Gilde S«-Luc et exerca deux fois les fonctions de doyen, notamment, pendant les exercices 1684-1685 et 1700-1701. De Wree, qui habitait place de Meir, fut nommé lieutenant dans la garde bourgeoise. Le 9 novembre 1666, il épousa a Anvers, Elisabeth Henry. Son atelier comptait un grand nombre d'élèves; nous citerons les noms de Jean Pierre van Heurck, Jacques vande Bergen, Pierre Bouttats, Arnold Deltoor, Henri Tooien, Corneille Rombauts, Philippe Penninckx, Jacques Struys, Balthazar Eyckmans, Albert Verbruggen, Gaspard De Man. Les églises d'Anvers renfermaient avant la Révolution beaucoup de ses oeuvres. Pour la Cathédrale, il exécuta 1'autel de S'-Aubert et S'-Victor; pour 1'église S"-Walburge, deux statues de 1'autel du St-Sacrement; pour le retuge de 1'abbaye de Tongerloo, des boiseries. Le maitre-autel de 1'église S'-Corneille a Lokeren, est également son oeuvre. Pour le portrait d'Etienne-Corneille Janssens de Hujoel, cbefhomme de la Confrérie, peint par Pierre Ykens, qui ornait une des salles de la Gilde S'-Luc, Jean-Baptiste Van Wrée, sculpta un cadre fort artistique orné des armoiries de Janssens, de celles de la Gilde S'-Luc et des diverses Chambres de rhétorique. Cette oeuvre d'art est encore conservée au Musée d'Anvers. Jan Baptist de Vrè, of De Wree, werd omstreeks 1635 te Dendermonde geboren, en kwam zich te Antwerpen als beeldhouwer vestigen. Ten jare 1665 trad hij als meester in de S'-Lucasgilde en bekleedde tweemaal het ambt van Deken, namelijk gedurende de Gildejaren 1684-1685 en 1700-1701. De Wree, die op de Meir woonde, werd tot luitenant der burgerwacht benoemd. Den <)" November 1666 trad hij te Antwerpen in den echt met Elisabeth Henry. Zijn werkhuis telde een groot getal leerlingen ; laat ons de namen melden van Jan-Pieter van Heurck, Jacob vande Bergen, Pieter Bouttats, Arnold Deltoor, Hendrik Tooien, Cornelis Rombouts, Filip Penninckx, Jacob Struys, Balthazar Eyckmans, Albrecht Verbruggen, Gaspar De Man. De kerken van Antwerpen bezaten vóór de Fransche Omwenteling, talrijke werken van dezen meester. Voor de kathedraal vervaardigde hij het altaar van St-Adelbert en St-Victor; voor de S*-Walburgiskerk, twee beelden van het altaar der Venerabelkapel; voor het toevluchtshuis der abdij van Tongerloo, paneelwerk. Het hoogaltaar der kerk van S'-Cornelius, te Lokeren, werd eveneens door zijne hand gebeiteld. Voor het door Pieter Ykens geschilderd portret van StevenCornelius Janssens De Hujoel, hoofdman van het Broederschap, dat in eene der zalen der St-Lucasgilde prijkte, vervaardigde Jan-Baptist Van Wree een kunstig gebeitelden lijst, versierd met de wapens van Janssens, met die van de St-Lucasgilde en van verschillende rederijkkamers. Dit kunstwerk wordt heden nog in het Antwerpsch Museum bewaard. (2) Pierre et Jean Scrynmaecker au Schrynmaeckers, appartenaient 4 une familie de brasseurs, originaire de Fauquemont et établie depuis un siècle a Anvers. Nous les croyons fils de Pierre Schrynmaeckers qui fut échevin et trésorier de la ville, et mourut le 1 mars 1672, a'yant été marié deux fois, d'abord avec Marie Dekens morte en 1637 • Puis avec Madeleine Macquereel qui vécut jusqu'au 24 septembre 1678. Pieter en Jan Scrynmaecker, of Schrynmaeckers, behoorden tot eene familie van brouwers, herkomstig van Valckenburg, en sinds eene eeuw te Antwerpen gevestigd. Wij meenen hen zoons van Pieter Schrynmakers, die schepen en tresoner der stad was, en den 1 Maart 1672 overleed, na tweemaal getrouwd geweest te zijn : in eerste huwelijk met Maria Dekens, in 1637 gestorven ; daarna met Magdalena Macquereel, die slechts den 24e September 1678 de oogen sloot. Ludovicus Pouwels, deken, A° 1684(1) heeft ontfangen onder den Olyftack Jan Baptist de Vadder (2) (1) Louis Pauwels, peintre, sur 1'existence duquel les biographes sont, pour ainsi dire, muets, et qui cependant dut jouir d'une réelle notoriété puisqu'il fut appelé a remplir les fonctions de doyen de la Gilde S'-Luc pendant deux termes successifs, en 1685-1686 et en 1686-1687. II était devenu franc-raaitre de la Gilde en 1661. Les comptes de la même Corporation artistique renseignent son déces pendant 1'exercice 1702-1703. Ijidewijk Pauwels, schilder, over welks leven er bij geen enkelen schrijver de minste wetenswaardigheid te vinden is, moet evenwel eene zekere faam genoten hebben, daar hij gekozen werd om het ambt van Deken der S'-Lucasgilde te bekleeden gedurende twee achtereenvolgende jaren, in 1685-1686 en 1686-1687. In 1661 was hij vrijmeester geworden der Gilde, wier rekeningen zijn overlijden aanstippen in het Gildejaar 1702-1703. (2) Jean Baptiste De Vadder, ou de Vaddere, qui mourut le 4 novembre 1719, était fils de Bernard de Vaddere et de Jeanne Lauwers. Jan-Baptist De Vadder, of de Vaddere, die den 4n November 1719 overleed, was zoon van Bernard de Vaddere en van Joanna Lauwers. Geeraert Donck, deken, A° 1686 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Sebastiaen van Uffelen (2) Jan-Baptist Geeraerts (3). (1) Gerard Donck, enlumineur, fut admis en 1652 au nonibre des membres de la Gilde S'-Luc et exer^a pendant 1'exercice 1687-1688 les fonctions de doyen. II fit inscrire dans la même association deux de ses apprentis : Thomas van Maldegem et Chrétien van Nieustadt. II mourut peu après, en 1693, et son enterrement eut lieu le 26 mai de cette année. Geeraard Donck, verlichter, werd in 1652 als lid der St-Lucasgilde aanvaard en vervulde het ambt van Deken gedurende het Gildejaar 1687-1688. Hij deed twee zijner leerjongens in hetzelfde Broederschap opschrijven : Thomas van Maldegem en Christiaan van Nieustadt. Hij stierf kort daarna, in 1693, en zijne begrafenis had den 26" Mei van hetzelfde jaar plaats. (2) Sebastien Van XJffelen entra sans doute parmi les Violieren pour jouir des faveurs attribuées aux membres de cette Chambre de rhétorique , les comptes renseignent en effet qu'en 1688, il devint acquéreur d'un des petits privilèges d'exemption dont jouissait la Gilde. II mourut le 13 juillet 1701, ayant épousé Antonine Soolmaker qui 11e décéda que le 18 octobre 1740, s'étant après son décès remariée avec Ferdinand Hallemans. Nous le croyons fils de Sebastien van Uffelen qui fut doyen du métier des orfèvres, et de Jeanne Bruyns. Sebastiaan Van Uffelen, deed zich wellicht als lid'der Violieren aanvaarden, ten einde de voorrechten te genieten die aan de leden dier Rederijkkamer verleend werden ; in hare rekeningen treffen wij inderdaad aan dat hij, in 1688, een der vrijstellingsbrieven aankocht waarover de Gilde beschikte. Hij stierf den 13 Juli 1701. Hij was in den echt getreden met Antonia Soolmaker, die na zijnen dood hertrouwde met Ferdinand Halemans en slechts den i8n October 1740 overleed. Wij meenen dat hij zoon was van Sebastiaan Van Uffelen, die Deken was der Goudsmedersgilde, en van Joanna Bruyns. (3) Jean-Baptiste Geeraerts, orfèvre, épousale 11 janvier 1689, AnneMarie Borrekens. Comme son confrère van Uffelen, il devint bénéficiaire,dans les mêmes conditions, d'une des petites lettres d'exemption. II était fils de Guillaume Geeraerts, capitaine de la garde-bourgeoise et de Jeanne van der Borcht. Lui-même épousa Isabelle vander Perre, et mourut le 25 mars 1693. Sa femme était décédée depuis le 2 novembre 1666. Jan-Baplist Geeraerts, juwelier, trad den 1 in Januari 1689 in den echt met Anna-Maria Borrekens. Zooals zijn medebroeder van Uffelen, en ook in dezelfde voorwaarden, kwam hij in het bezit van een der kleine vrijbrieven der Gilde. Hij was zoon van Willem Geeraerts, kapitein der burgerwacht, en van Joanna van der Borcht. Hij zelf verbond zich in het huwelijk met Isabella vander Perre, en stierf den 25 Maart 1693. Zijne vrouw was den 2" November 1666 overleden. Aougustinus Graet, deken, 1867 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Peterus Jacobus van Eyck. (2) (1) Augustin Graet, libraire, devint membre de la gilde S'-Luc en 1684 et fut choisi pour remplir les fonctions de doyen pendant 1 exercice 1688-1689. ^ habita a la Grand' Place successivenient dans deux maisons qui portaient pour enseigne in de Sybael, puis in St. Augustinus. Augustinus Graet, boekverkooper, werd in 1684 lid der S'-Lucasgi'de. Later werd hij gekozen om het ambt van Deken te vervullen gedurende het gildejaar :688-i68q. Hij woonde, op de Groote Markt, opvolgentlijk in twee verschillende huizen : eerst in de Sybael, daarna in St. Augustinus. (2^ Pierre-Jacques van Eyck ne iouit pas Iongtemps du titre de membre des Violieren, car il mourut le 27 juin 1692. II était fils de Jean-Baptiste van Eyck et d'Isabelle van der Mandere ; il ne contracta pas d alliance. II habitait chez son père dans une maison de la longue rue de 1 Höpital. Ce dernier décédait quelques jours plus tard, le 6 juillet 1672. Ils avaient réuni dans cette maison un grand nombre de tableaux. Parmi ceux-ci il faut signaler six toiles importantes consacrées a représenter 1'histoire de 1'empereur Decius ; elles avaient été exécutées par van Dyck, d'après les esquisses de Rubens. Pieter-Jacob van Eyck mocht zich niet lang over zijnen titel van lid der Violieren verheugen, want hij stierf den 27" Juni 1693. Hij was zoon van Jan-Baptist van Eyck en van Isabella van der 30 Mandere ; hij bleef ongehuwd, en woonde, in een huis der Lange Gasthuisstraat, bij zijnen vader die den 6n Juli 1672 overleed. Zij hadden in dit huis een groot getal schilderijen bijeengebracht, waaronder er zes belangrijke dienen aangestipt te worden, toegewijd aan de geschiedenis van keizer Decius. Zij waren geborsteld door van Dyck, naar schetsen van Rubens. Henricus Verbrugghen. deken A° 1688 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Peterus Ykens, deken. (2) Jan-Baptist Tysens, deken. (3) Michiel Cabaey. (4) Aernoldus de Haese. (5) Henricus de Wilde. Jacobus Laueryes. (6) Anthoni Laurentius Wellens. (7) Jan-Baptist De Vos. (8) David Doglas De Schot. (9) (i) Hetiri-Franfois Verbruggen, fils du sculpteur Pierre Verbruggen et de Cornélie Quellin, naquit & Anvers en 1655. II épousa SuzanneMarie Verhulst et mou'rut a 1'hópital S"=-Elisabeth le 12 décembre 1724. II fut élève de son père, et entra comme fils de maitre en 1682 dans la gilde St-Luc. Les fonctions de doyen lui furent dévolues pendant 1'exercice 1689-1690. Parmi ses élèves on compte les sculpteurs Jean van Afvyn, Etienne Vermeeren, Jean-Baptiste Dregge et Arnold De Breucker. Les CEUvres que Verbruggen exécuta pour les églises d'Anvers furent nombreuses. A la cathédrale, dans la chapelle du S'-Sacrement, il sculpta les figures du tabernacle et les statues de 1'Église triomphante et de 1'Église militante, placées autrelois sur la clöture; dans la même église, la statue de S<-Eloi pour 1'autel des forgerons et 1'épitaphe de 1'évêque Capello ; & St-Jacques, il fut chargé avec G. Kerricx de 1'exécution du banc de communion de la chapelle du Saint-Sacrement, puis, il sculpta sans autre collaboration les ornements du portail avec les statues du Temps et de la Jeunesse, plus loin une statue de S'-Pierre, les bas-reliefs du jubé ; aux Augustins : le maitre-autel, la chaire de vérité et le banc de communion de la chapelle du Saint-Sacrement. Presque toutes ces oeuvres existent encore. Ailleurs, a Anvers, il livra la chaire et une statue d'Elie pour les Grands Carmes ; 1'autel de la Vierge, au couvent des Faucons; les bas-reliefs de 1'autel du Saint-Sacrement a Ste Walburge. II collabora aussi aux ouvrages de sculpture du calvaire du couvent des Dominicains et des salles intérieures de 1'hótel de ville. On trouvait aussi de ses oeuvres & 1'abbaye de S'-Bernard, au refuge de celle de Tongerloo ; i 1'église S'c Walburge, a Bruges; a celle de SS. Pierre et Paul, a Malines ; 4 St-Bavon et a S'-Michel, de Gand ; au couvent des Jésuites de Louvain; a 1'abbaye de Grimbergen, etc. Hendrik-Frans Verbruggen, zoon van den beeldhouwer Pieter Verbruggen en van Cornelis Quellin, werd in 165 5 te Antwerpen geboren. Hij trad in den echt met Suzanna-Maria Verhulst en stierf den 12n December 1724 in het Ste-Elisabethsgasthuis. Door zijn vader in de kunst opgeleid werd hij in 1682 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. Hij bekleedde het ambt van Deken gedurende het gildejaar 1689-1690. Onder zijne leerlingen telt men de beeldhouwers Jan van Afvyn, Steven Vernieiren, JanBaptist Dregge en Arnold De Breucker. Talrijk waren de werken die Verbruggen voor de kerken van Antwerpen uitvoerde. In de hoofdkerk : voor de Venerabelkapel, de zinnebeeldige voorstellingen van het Tabernakel alsmede de beelden der Zegepralende en der Strijdende Kerk, weleer op den tnyn dier kapel geplaatst; in dezelfde kerk ; het beeld van S'-Eloy voor het altaar van het smedersambacht en het grafteeken van den bisschop Capello ; voor de S'-Jacobskerk : het sieraadwerk van het portaal met de beelden van den Tijd en van de Jeugd, alsook een beeld van S'-Petrus en het barleefwerk van het okzaal; voor dezelfde kerk, in samenwerking met W. Kerricx : de kommuniebank der kapel van het Allerheiligste ; voor den tempel der Augustijnen : het hoogaltaar, den predikstoel alsook de kommuniebank der kapel van het Hoogwaardigste. Bijna al die werken bestaan thans nog. Daarenboven vervaardigde hij hier te Antwerpen nog : voor de O.-L.-Vrouwebroeders, den predikstoel en een beeld van St-Elias ; voor het Falcontienenklooster : het altaar van O.-L.-Vrouw ; voor de S,e-Walburgischkerk : het barleefwerk van het altaar van het Allerheiligste. Zijne medewerking werd ook ingeroepen voor het beeldhouwwerk van de binnenzalen van het stadhuis en van den Kalvarieberg in het klooster der Predikheeren. Meq trof ook werken van dezen meester aan in de abdij van S'-Barnard ; in het toevluchtshuis der abdij van Tongerloo ; in de Ste-Walburgischkerk, te Brugge ; in die der H.H. Petrus en Paulus, te Mechelen ; in St-Baafs en in St-Michiel, te Gent; in het klooster der Jezuieten, te Leuven ; in de abdij van Grimbergen, enz. (2) Pierre Ykens, fils du peintre et sculpteur Jean Ykens et de sa seconde femme Barbe van Brekevelt, naquit a Anvers et fut baptisé dans 1'église Notre-Dame le 30 janvier 1648. II fut élève de son père, et c'est 4 ce titre qu'il fut recu, en 1672, dans la gilde S»-Luc. Le 14 juillet 1671, il épousa Marie-Anne van Bredael qui lui donna douze enfants, parmi lesquels un fils, Jean-Pierre Ykens, qui suivit la carrière paternelle. II mourut a la fin de 1'année 1695 ou au commencement de 1'année suivante. Ykens s'adonna surtout a la peinture religieuse et exécuta aussi de nombreux portraits. D'autre part il peignit également des cartons pour tapisseries, notamment d'après les dessins de Lebrun, les modèles pour la suite de Phistoire d'Alexandre et Darius. II forma un nombre considérable d'éléves. Dans les registres de la gilde S'-Luc, nous relevons les noms de Jacques Mertens, Jean-Baptiste van der Essen, Jean de Winter, Fran^ois de la Vigne, Erasme Cause, Franfois Scalie, Simon Serdo, Henri van Mael, Gaspard Jansens, Jean Saey, Jean Faes, Bergey, Bahhazar Lemens, Charles Breydel, Jean-Thomas van Kessel, Jean Osse, Henri Scharnhooft, JeanBalthasar van den Broeck, Philippe-Pierre Grutters, Wautier van Heek, Jean le Mier, Laurent van Mighem, Moïse van Vare, Philippe de Viavil, Philippe Gerardi, Simon van Soest, Jacques Sonius et 1'anglais Wittekers. On conserve aujourd'hui encore des toiles d\kens dans diverses églises de Malines, dans celle de Wommelghem, puis dans des musées étrangers, tel celui de Lille. A Anvers, on retrouve des tableaux düs a son pinceau, aux Hospices oü 1'on voit le portrait du curé Jacques Bulteel, 4 1'église S'-André dont le tableau de 1'autel du S'-Sacrement représente la Dernière Cène; a S'-Jacques, le portrait du chanoine van Horenbeeck. II exécuta aussi des décors pour la chapelle de la Sodalité des mariés dont il devint consulteur en 1689. Choisi en 1688 pour remplir les tonctions de doyen de la gilde S'-Luc, ses confrères consentirent a le libérer de cette charge a condition de payer une somme de 60 pattacons et d'exécuter un tableau pour la Corporation. Pour remplir cette obligation il peignit une toile représentant le Renvoi d'Agar et d'Ismaêl par Abraham. D'autre part, en 1690, la gilde lui promit un des petits privilèges d'exemption s'il voulait peindre le portrait de Jean-Baptiste Greyns, chef-homme de ia corporation de S^Luc et de la Chambre de Rhéto- rique de l'Olyftak. Ykens accepta, et ce portrait fait aujourd'hui encore partie des collections du musée d'Anvers ainsi que celui d'Etienne-Corneille Janssens de Hujoel, également chef-homme de St-Luc, que 1'artiste peignit en 1693 et qui fut placé dans 1'antichanibre de la gilde. Au musée d'Anvers existe une troisième toile du même maitre, représentant Sle Catherine dispulant avec les philosoplies. Pieler Ykens, zoon van den schilder en beeldhouwer Jan Ykens en van diens tweede vrouw Barbara van Brekevelt, werd te Antwerpen geboren en den 30" Januari 1648 in de O.-L.-Vrouwekerk over de doopvont gehouden. Door zijn vader in de kunst opgeleid, werd hij, in 1672, in de St-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. Den i4n Juli 1671 trad hij in den echt met Maria-Anna van Bredael, die hem twaalf kinderen schonk, waaronder eenen zoon, Jan-Pieter Ykens, die de vaderlijke loopbaan volgde. Pieter Ykens stierf op het einde van 1695 of in het begin van het volgende jaar. Hij schilderde meestal godsdienstige samenstellingen en portretten. Ook dient bij aangestipt te worden als schilder van tapijtpatronen : hij schilderde namelijk, naar de teekeningen van Lebrun, de modellen voor de Historie van Alexander en Darius. Hij vormde een overgroot getal leerlingen. In de S'-Lucasregisters treffen wij de namen aan van Jacob Mertens, Jan-Baptist van der Esschen, Jan De Winter, Frans de la Vigne, Erasm Cause, Frans Scalie, Simon Serdo, Hendrik van Mael, Gaspar Janssens, Jan Saey, Jan Faes, Bergey, Balthazar Lemens, Karei Breydel, Jan-Thomas van Kessel, Jan Osse, Hendrik Scharnhooft, Jan-Balthazar van den Broeck, Filip-Pieter Grutters, Wouter van Heek, Jan le Mier, Laurens van Mighem, Mozes van Vare, Filip de Viavil, Filip Gerardi, Simon van Soest, Jacob Sonius en den engelschman Wittekers. Er bevinden zich thans nog doeken van Ykens in verschillende kerken van Mechelen, in die van Wommelghem, alsook in buitenlandsche Museums, namelijk te Rijsel. Hier te Antwerpen bezit men ook nog tafereelen van dezen meester. In onze Godshuizen hangt het portret van den pastoor Jacob Bulteel ; in S'-Andrieskerk bewaart men de schilderij van het altaar van het Allerheiligste Sacramaent : het Laatste Avondmaal; in St-Jacob, het portret van den kanunnik van Horenbeeck. Ykens vervaardigde ook de siraadwerken voor de kapel van de Sodaliteit der getrouwden, waar hij in 1689 consultor van was. In 1684 gekozen om het ambt van Deken der S'-Lucasgilde te vervullen, stemden zijne medebroeders er echter in toe hem, tegen betaling van 60 patakons en levering eener schilderij, van de uitoefening van dit ambt te ontslagen. In die omstandigheid maalde hij voor de Gilde het tafereel : de Wegzending van Agar en lsmaël door Abraham. In 1690 beloofde de Gilde hem een der kleine vrijbrieven indien hij het portret wilde schilderen van Jan-Baptist Greyns, Hoofdman der S'-Lucasgilde en der Rederijkkamer van den Olyftak. Ykens aanvaardde, en dit portret hangt thans nog in ons Museum, alsook dat van Steven-Cornelis Janssens de Hujoel, eveneens Hoofdman van S'-Lucas, hetwelk onze meester in 1693 penseelde en dat in de voorkamer der Gilde geplaatst werd. In het Antwerpsch Museum prijkt nog een derde tafereel van dezen meester, de H. Calharina redetwistende met de Wijsgeeren. (3) Jean-Baptiste Tysens ou Thyssens, peintre, fut en 1689 recu dans la gilde S'-Luc en qualité de fils de maitre. Peu après, il payait 300 florins pour devenir bénéficiaire d'un des privilèges d'exemption de la gilde. Ce fut aussi, grace au versement de cette sorame, qu'il obtint de ne pas devoir remplir les fonctions de doyen tout en étant porté sur la liste des anciens titulaires de cette charge. Cet artiste n'était pas seulement peintre mais encore marchand d'oeuvres d'art et dans les actes de 1'époque on le retrouve plus d'une fois, intervenant comme vendeur de tableaux. Jan-Baptist Tysens of Thyssens, werd ten jare 1689 in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. Kort daarna betaalde hij 300 gulden voor een der vrijbrieven van de Gilde. Het is alzoo dat hij, alhoewel tot Deken gekozen, dit ambt niet vervullen moest en slechts op de lijst der gewezen titularissen gebracht werd. Die kunstenaar was niet alleen schilder, maar ook koopman in kunstwerken, en in de akten van dit tijdstip treft men hem dikwerf aan als koopman in schilderijen. (4) Michel Cabraey, ou mieux Cabaey ou Cabay, fut enlumineur et miniaturiste. II eut pour maitre Bernard van den Broeck. II entra corame apprenti en 1672 dans la gilde S4-Luc et devint franc-maitre en 1675. II mourut en 1722 et fut enterré le 22 février de cette année dans 1'église des Grands-Carmes. Michiel Cabraey, of liever Cabaey of Cabay, was verlichter-miniatuurschilder. Hij had Bernard van den Broeck tot meester. Ten jare 1672 trad hij als leerjongen in de S'-Lucasgilde en werd als vrijmeester aanvaard in 1675. Hij stierf in 1722 en werd den 22n Februari van dit jaar in de kerk der O. L.-Vrouwebroeders begraven. (5) Amold De Haese, épousa Maria De Waerseggere qui mourut le i9novembre 1734. Lui-même décéda le 27 mars 1720. Arnold De Haese, trad in den echt met Maria De Waerseggere, die den 191 November 1734 overleed. Hij zelf stierf den 27" Maart 1720. (6) Jacques Lauereys. En 1675 fut re{u dans la gilde Sl-Luc un élève-peintre de ce nom. C'est la seule tracé que nous puissions trouver a cette époque dans les registres a'un personnage portant ce nom. Par contre, il se pourrait que le membre de 1 'Olyftak, dont il est ici question, fut fils de Jacques Laureys, doyen des tailleurs de diamants, et de Suzanne van der Walle. Jacob Lauereys. In 1675 werd er in de S'-Lucasgilde een leerlingschilder ontvangen, die Jacob Lauereys hiet. Wij vinden op dit tijdstip geen ander spoor van een personage van dien naam in de registers. Het zou wel kunnen zijn dat het lid van den Olyftak, waarvan hier sprake, zoon was van Jacob Laureys, Deken der diamantslijpers, en van Suzanna van der Walle. (7) Antoine-Laurent Wellens, né a Anvers le 8 novembre 1665, était fils de Laurent Wellens et de Marie-Brigitte Castelli. II épousa a Anvers, le 28 avril 1690, Elisabeth-Claire Willemsens. Antoon-Laurens Wellens, geboren te Antwerpen den 8n November 1665, was zoon van Laurens Wellens en van Maria-Brigitta Castelli. Den 28" April 1690 trad hij in den echt met Elisabeth-Clara Willemsens. (8) Jean-Baptiste De Vos. Parmi les membres de la gilde St-Luc, il en est plusieurs auxquels la présente mention pourrait se rapporter. Nous citerons : Jean-Baptiste de Vos, enlumineur, recu en 1674 comme élève, et en 1712, comme franc-maitre. II fut élève de Franijois Ryckaert. Jean-Baptiste De Vos, imprimeur en taille-douce, entré en 1674 comme fils de maitre. II eut pour apprentis Pierre de Fraey et Charles Prick. Jan-Baptist De Vos. Onder de leden der S'-I.ucasgilde zijn er verscheidene die hier kunnen bedoeld worden. Stippen wij er twee aan : Jan-Baptist De Vos, verlichter, werd in 1674 als leerling in de S'-Lucasgilde ontvangen en in 1712 als vrijmeester aanvaard. Hij ging in de leer bij Frans Ryckaert. Jan-Baptist De Vos, plaatsnijder, werd in de St-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard. Hij kreeg Pieter De Fraey en Karei Prick als leerlingen in zijn werkhuis. (9) David Douglas de Schot, négociatit, fils de Jacques Schott, dit Douglas de Schott, et de Marie Librechts, naquit a Anvers en 1656 ; il épousa Marie-Anne De Licht qui le rendit père d'une fille unique qui devint femme de N. Bloemaert. II mourut en 1728. David Douglas de Schot, koopman, zoon van Jacob Schott, gezegd Douglas de Schott, en van Maria Librechts, werd te Antwerpen in 1656 geboren. Hij trad in het huwelijk met Maria-Anna De Licht, bij welke hij eene eenige dochter verwekte, die de echtgenoote werd van N. Bloemaert. Hij stierf in 1728. Peeter van Bredael, deken, A° 1689 (1) Afgekocht om als oudt deken op de Camer te blyven (1) Pierre van Bredael ou van Breda, fils de Pierre van Bredael et de Marie Pais, naquit a Anvers et fut baptisé le 19 juillet 1629. Elève du peintre David Ryckaert, il voyagea ensuite & 1'étranger, notamment en Espagne. En 1650 il devint franc-maitre de la gilde S'-Luc et paya plus tard la somme stipulée qui devait 1'exempter de la nécessité de remplir les fonctions de doyen. II eut pour élèves Ferdinand Hofman, Chrétien Cox, Hubert van den Bosch, Jean De Visser, Jean-Franfois Rousschel et Henri-Frangois van Lint. II peignit surtout des vues de villes et des paysages. On trouve encore de ses oeuvres dans les musées de Bruges, Nantes, Lille, Cassel, etc. II épousa a Anvers, le 12 novembre 1648, Anne-Marie Veldeners qui décéda le 27 aoüt 1702. Lui-même mourut en 1719 et fut enterré le 9 mars de cette année dans 1'église S'-Jacques. II eut plusieurs enfants, parmi lesquels trois fils qui s'adonnèrent également & la peinture : Jean-Pierre, Georges et Alexandre van Bredael. Le peintre Pierre van Bredael remplit aussi les fonctions de capitaine de la garde bourgeoise, et dans un autre ordre d'idées, de consulteur de la Sodalité des mariés. Lors de son décès il habitait ü la Place de Meir, en face de la rue des Claires. Sa position de fortune devait être fort satisfaisante, car il consentit & faire d la gilde S'-Luc un prêt de 3000 fiorins pour lequel on lui paya un intérêt annuel de 3 °/0. Pieter van Bredael of van Breda, zoon van Pieter van Bredael en van Maria Pais, werd te Antwerpen geboren en den 1911 Juli 1629 ten doop geheven. Hij ging in de leer bij den schilder David Ryckaert ; vervolgens ondernam hij eene reis in den vreemde, en bezocht namelijk Spanje. In zijne geboortestad teruggekeerd, werd hij er in 1650 als vrijmeester in de S'-Lucasgilde aanvaard, en later, toen hij tot Deken gekozen werd, kocht hij zich van de uitoefening van dit ambt vrij. Hij had als leerlingen Fernand Hofman, Christiaan Cox, Huibrecht van den Bosch, Jan De Visser, Jan-Frans Rousschel en HendrikFrans van Lint. Hij schilderde vooral landschappen en stadszichten. Men vindt nog werken van dezen meester in de Museums van Brugge, Nantes, Rijsel, Cassel, enz. Den 12n November 1648 trad hij in den echt met Anna-Maria Veldeners die den 27" Augustus 1702 overleed. Hij zelf stierf in 1719 en werd den gn Maart van dit jaar in de S'-Jacobskerk begraven. Hij had verscheidene kinderen, waaronder drie zonen die insgelijks de schilderkunst beoefenden : Jan-Pieter, Joris en Alexander van Bredael. De schilder Pieter van Bredael bekleedde ook het ambt van kapitein der burgerwacht en was eveneens consultor van de Sodaliteit der getrouwden. Bij zijn afsterven woonde hij op de Meir, rechtover de Clarenstraat. Hij moet een zekeren welstand genoten hebben daar hij er in toestemde aan de S'-Lucasgilde eene leening te doen van 3000 gulden, tegen een jaarlijkschen interest van 3 °/0. Peeter Ykens, deken, A° 1689 (1) Afgekocht om als oudt deken op de Camer te blyven (1) Pierre Ykens, dont nous avons parlé è la page 474, racheta, nous 1'avons dit, au ttioyen du don d'un tableau et du payement d'une contribution pécuniaire 1'obligation d'exercer les fonctions de doyen. Pieter Ykens, waarover wij reeds op blz. 475 gesproken hebben, kocht zich, zooals wij het gezegd hebben, van de uitoefening van het Dekenschap vrij. Gasper Bouttats, deken ende prince A° 1689 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Gasper Pedero Verbrugghen, deken. (2) Jan Francus Gelthof. (3) Peterus Verschilden. (4) Michiel Bouttats. (0 Gaspard Bouttats, fils du peintre Frédéric Bouttats, s'adonna & la gravure. II entra comrae fils de maitre dans la gilde S*-Luc en 1668 et remplit les fonctions de doyen pendant 1'exercice 16901691. II forma un grand nombre d'élèves ; parmi ces jeunes graveurs nous citerons les noms de : Gérard van Cassel, Jean-Antoine De Pooter, Michiel van Hove, Jean-Fran$ois Clouwet, Gaspard De Man et Charles Bouttats. On connait beaucoup d'oeuvres dues au burin de Gaspard Bouttats. Ce sont surtout des frontispices ou des planches pour divers ouvrages, tels : Tooneel der steden ende sterckten van 't vereenight Nederlandt, les Vues de Jérusalem et ses environs, la Description des villes, liavres et isles du golfe de Venise, des villes et forteresses de la Morèe, etc. ; puis des estampes séparées, comme par exemple Verbeeldingbe van den triomphanten jaerlyckschen ommeganck van Antwerpen, Ja Procession votive de la Vierge a Anvers, la Pourtraiture au vif comment le R. P. Marcus de Aviano a donnè la binidiction sur la plaine du Chasteau d'Anvers, etc. Parmi les portraits qu'il grava il faut citer ceux de S' Ignace de Loyala, de G. Ogier, de Frangois Pizarre, de 1'impératrice Isabelle de Portugal, de Corneille de Wit, etc. La date de sa naissance n'est pas exactement connue; la plupart 1 établissent a 1 année 1640 et fixent son décés a Anvers en 1703, quoique sa dette mortuaire ait été acquittée a la gilde S'-Luc dès 1'année 1696. II habitait è Anvers prés de la Bourse dans une maison qui portait pour enseigne de H. Magdalena van Pai^is. Gaspar Bouttats, plaatsnijder, was zoon van den schilder Frederik Bouttats. Ten jare 1668 werd hij in de S'-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard en gedurende het gildejaar 1690-1691 bekleedde hij het ambt van Deken. Hij leidde een groot getal leerlingen in de kunst op : onder hen zullen wij melding maken van Geeraard van Cassel, Jan-Antoon de Pooter, Michiel van Hove, Jan-Frans Clouwet, Gaspar De Man en Karei Bouttats. Men kent vele werken van Gaspar Bouttats. Het zijn in de eerste plaats titelbladen en platen voor verschillende boekwerken, als daar zijn : Tooneel der steden ende sterckten van 't vereenig t Nederlandt, de Vues de Jérusalem el ses environs, de Description des villes, havres et isles du golfe de Venise, des villes et forteresses de la Morée, enz.; verders allerlei losse printen, zooals bijvoorbeeld Verbeeldingbe van den triomphanten jaerlyckscben ommeganck van Antwerpen, de Procession votive de la Vierge a Anvers, de Pourtraiture au vif comment le R. P. Marcus de Aviano a donnè la bénédiction sur la plaine du Cbasteau d1 Anvers, enz. Onder de portretten die hij graveerde dienen die vermeld te worden van S'-Ignatius de Loyala, van G. Ogier, van Frans Pizarre, van de keizerin Isabella van Portugal, van Cornelis de Wit, enz. Men weet niet juist wanneer hij geboren is ; over het algemeen wordt er echter geloofd dat hij in het jaar 1640 ter wereld kwam en hier te Antwerpen in 1703 overleed, alhoewel de betaling zijner doodschuld reeds in 1696 in de S'-Lucasregisters aangeteekend staat. Hij woonde, te Antwerpen dicht bij de Beurs, in het huis dat voor uithangbord droeg : de H. Magdalena van Pa^is. (2) Gaspard-Pierre Verbruggen, fils du peintre Gaspard-Pierre Verie vieux, et de Catherine van Severdonck, naquit & Anvers et fut baptisé dans 1'église St-Georges le 11 avril 1664. Elève de son père, il entra en qualité de fils de maïtre en 1676 dans la gilde St-Luc ; il fut doyen de cette raême Corporation artistique pendant I'exercice 1691-1692. II peignait principalement les fleurs et fit don & la gilde d'une toile représentant une statue d'Apollon, posée sur une fontaine, et entourée d'une guirlande fleurie. Cette ceuvre fait aujourd hui partie des collections du musée d'Anvers ainsi que deux autres toiles représentant également des fleurs. II existe aussi des oeuvres de eet artiste dans divers musées étrangers, tels que ceux de Stockholm, Lille, Schwerin, etc. Verbruggen forma quelques élèves, notamment, Jacques Seldenslagh, Pierre-Frangois Casteels, Galle, Frangois Naulaerts, Melchior van Herck, Frangois d'Olivera, Gilles Vinck et son frère Balthazar Verbruggen. Le 22 juin 1700, il épousa Dymphne van der Voort qui mourut le 18 septembre 1702. Vers cette époque 1'artiste passa quelque temps d La Haye. Rentré peu après a Anvers, il s y trouva dans une position si précaire, que ses confrères, pour lui perraettre de vivre, le nommèrent. le 14 septembre 1723, messager de la gilde. II mourut en mars 1730 et fut inhumé le 14 de ce mois dans la cathédrale; il habitait alors le Dries. Gaspar-Pieter Verbruggen, zoon van den schilder Gaspar-Pieter Verbruggen, den oude, en van Catharina van Severdonck, werd geboren te Antwerpen en den ii» April 1664 in de St-Joriskerk over de doopvont gehouden. Door zijn vader in de kunst opgeleid, werd hij, in 1676, in de St-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard ; gedurende het gildejaar 1691-1692 bekleedde hij het ambt van Deken. Het was vooral een bloemenschildes en hij schonk aan de gilde een doek met een Apollobeeld, op eene fontein geplaatst en omgeven met bloemtuilen en -kransen. Dit werk, alsmede twee andere bloemstukken, worden thans nog in het Antwerpsch Museum bewaard. Er bestaan ook nog werken' van dezen meester in verscheidene buitenlandsche Museums, namelijk in die van Stockholm, Rijsel, Schwerin, enz. Verbruggen vormde ettelijke leerlingen : Jacob Seldensiagh, Pieter- 3i Frans Casteels, Galle, Frans Naulaerts, Melchior van Herck, Frans d'Olivera, Gillis Vinck en zijn broeder Balthazar Verbruggen. Den 22n Juni 1700 trad hij in den echt met Dymphna van der Voort die den i8n september 1702 overleed. Eenigen tijd daarna trok onze kunstenaar naar den Haag, Te Antwerpen teruggekeerd, bevond hij zich in een zoo deerniswaardigen fortuinstoestand dat zijne medebroeders hem, den 411 september 1723, als bestaanmiddel, het ambt van knaap der Gilde schonken. Hij stierf in Maart 1730 en werd den 1411 dier maand in de hoofdkerk begraven ; hij woonde dan op den Dries. (3) Jeati-Fratifois Geilhof, qui mourut k Anvers le 19 mai 1697, était fils de Marin Gelthof, négociant, et de Catherine Bosmans. II se maria avec Anne van Hensbergh. Jan-Frans Gelthof, die den 19" Mei 1697 te Antwerpen overleed, was zoon van Marinus Gelthof, koopman, en van Catharina Bosmans. Hij verbond zich in den echt met Anna van Hensbergh. (4) Pierre Verschilden remplit dans le magistrat d'Anvers les fonctions d'échevin ; il mourut le 13 octobre 1733, délaissant une veuve, Catherine Charlé, qui lui survécut jusqu'au 29 mars 1741. Pieter Verschilden was Schepen der stad Antwerpen ; hij stierf den 13° October 1733. Hij was in het huwelijk getreden met Catherina Charlé, die den 2911 Maart 1741 overleed. CORNELIS MERTENS, DEKEN, A° 1690(1) Afgekocht om als oudt deken op de Camer te blyven (1) Corneille Mertens, peintre de natures mortes, fut élève d'Abraham Matthyssens. La gilde S'-Luc le re$ut comme apprenti en 1645 et 1'admit comme maitre en 1657. En 1690, pour ne pas devoir remplir les fonctions de doyen, il acheta un des petits privileges. Lors de la visite que le duc Maximilien-Emmanuel de Bavière fit dans les locaux de la gilde, en 1693, des officiers de sa suite, remarquèrent beaucoup deux toiles de Mertens, représentant des fruits. Les doyens de la gilde, pour gagner les bonnes graces de ces visiteurs, achetèrent les toiles et les offrirent aux officiers. Corneille Mertens mourut en 1698. A cette occasion la gilde fit imprimer chez Dieudonné Verhulst une complainte poétique destinée & commémorer le décès de eet artiste. Sa femme était morte depuis 1692. Cornelis Mertens, schilder van stillevens, werd door Abraham Matthyssens in de kunst opgeleid. Hij werd in 1645 in de S'-Lucasgilde als leerling opgeschreven, en in 1657 a's meester aanvaard. Toen hij in 1690 tot Deken gekozen werd, kocht hij een der kleine vrijbrieven om dit ambt niet te moeten vervullen. In 1693, bij het bezoek van Hertog Maximiliaan-Emmanuël van Beieren, in de lokalen der Gilde, werden er vooral twee bloemstukken van Mertens door officieren van het gevolg opgemerkt. Om bij die bezoekers in gunst te staan kochten de Dekens der Gilde die twee schilderijen en boden ze den officieren aan. Cornelis Mertens stierf in 1698. Te dier gelegenheid deed de Gilde bij Deodaat Verhulst eene dichterlijke weeklacht drukken, bestemd om het overlijden van dezen kunstenaar te herinneren. Zijne vrouw was reeds in 1692 gestorven. Peeter Verbrugghen, Peeters sone, deken, A° 1691 (l) die den hagchtiende van September gekosen was, den 6 Ocktober daer naer overleden, 18 daghen gedint (1) Pierre Verbruggen, comme Pindique le texte ci-dessus, avait èté choisi le 18 septembre 1691 pour remplir les fonctions de doyen, quand quelques jours plus tard, le 6 octobre, il mourut inopinément. Nous necroyons toutefois pas cette dernière date bien exacte, puisque, d'après les archives de ia paroisse St-André, 1'enterrement eut lieu dans cette église le 12 octobre. L'artiste habitait alors au Rivage. II était fils du sculpteur Pierre Verbrugge, le vieux, et naquit k Anvers vers 1640. II entra en 1660 dans la gilde S(-Luc comme fils de maitre ; il était en effet d cette époque élève de son père. Plus tard, en 1674, il partit pour Rome avec Genoels et Clouet. Puis, revenu dans sa ville natale, il ouvrit d son tour un atelier que fréquentèrent de nombreux élèves ; nous citerons : Matthieu van Beveren, Henri de Lannoy, Pierre Jacobs, Jean Boecksent, JeanClaude de Cock, Jean Jonckers, N. Taerode, Ignace Beeckmans, Jacques Melis, Jean van Afvyn. Son oeuvre est assez considérable. II travailla d'abord en collaboration avec son père au maitre-autel de 1'église du couvent des Dominicains, et avec le sculpteur Willemsens, aux statues qui ornent 1'autel du St-Sacrement dans 1'église S'-Jacques. Parmi ses oeuvres, il faut encore citer 1'autel de la confrérie du Salut de Notre-Dame a S'-Bavon, a Gand, et le maitre-autel de 1'église de Lebbeke. A Anvers,il exécuta aussi les statues des Evangélistes pour 1'autel de la Vierge, A la cathédrale; 1'autel de la chapelle de la Vierge, a S'-Paul; les épitaphes des abbés Knyff et Simeono dans le choeur de 1'église de 1'abbaye S'-Michel, et quelques statues du Calvaire du couvent des Dominicains. II fut de plus le principal auteur de la fontaine érigée sur la Grand' Place d'Ypres. Pieter Verbruggen was, zooals het in voorgaanden tekst vermeld staat, den 181"* September 1691 gekozen geweest om het ambt van e en der St-Lucasgilde te bekleeden, toen hij den 6n October aarop schielijk overleed. Wij gelooven echter dat die laatste datum met stipt nauwkeurig is, vermits het uit de oorkonden der St-Andriesparochie blijkt dat de begrafenis den 12n October in die kerk plaats had. De kunstenaar woonde dan op den Oever. Hij was zoon van den beeldhouwer Pieter Verbruggen, den oude en kwam te Antwerpen omstreeks 1640 ter wereld. Hij werd door zijn vader 111 de kunst opgeleid en trad ten jate 1660 als meesterszoon in de St-Lucasgilde. In 1674 trok hij, met Genoels en Clouet, naar Rome. Daarna, in zijne geboortestad teruggekeerd, opende hij er op zijne beurt een werkhuis dat door talrijke leerlingen bèzocht werd ; melden wij Matthias van Beveren, Hendrik deLannoy, Pieter Jacobs Jan Boecksent, Jan-Claudius de Cock, Jan Jonckers, N Taerode, Ignatius Beeckmans, Jacob Melis, Jan van Afvyn. , werk m'1g sch'er aanzienlijk geheeten worden. Eerst werkte ftij, samen met zijn vader, aan het altaar van de kerk van het Predikheerenklooster en, met den beeldhouwer Willemsens, aan de beelden van het altaar van het Allerheiligste, in de St-Jacobskerk. Onder zijne gewrochten dienen nog vermeld te worden ; het altaar van O.-L.-Vrouw-Lof, in St-Baafs, te Gent, en het hoogaltaar van de kerk van Lebbeke. Hier te Antwerpen vervaardigde hij ook de i Evan£ellsten voor het altaar van O.-L.-Vrouw, in de hoofdkerk ; het altaar van de knpel der H. Maagd in S'-Paulus • de grafteekens der abten Knyff en Simeono op het koor van de kerk er -Michielsabdij, alsmede eenige beelden van den Kalvarieberg in e ooster er Predikheeren. Hij was daarenboven nog de bijzonerste auteur der fontein opgericht op de Groote Markt, te Yperen. Gasper Pedro Verbrugghen, deken, A° 1691 (1) heeft cmtfanghen onder den Olyftack Leonardus Stooters. (2) Peeter vanden Eeden. (3) (ij Gaspard-Pierre Verbruggen. Voyez page 485. Gaspar-Pieter Verbruggen. Zie aanteekeningen op bladzijde 485. (2) Léonard Stooters, peintre, né a Leyden, se fixa a Anvers oü il acquit la bourgeoisie le i<; novembre 1658. II épousa Wilhelmine Ketelaers et mourutle 18 mai 1692. Sa femme lui survécut jusqu'au 3 janvier 1722. Ils furent enterrés dans 1'église Sainte-Walburge. II avait été reiju en 1656 corame maïtre dans la gilde S'-Luc. Leonard Stooters, schilder, geboren te Leyden, vestigde zich te Antwerpen, waar hij den 15" November 1658 het poorterschap verwierf. Hij trad in den echt met Wilhelmina Ketelaers, en overleed den i8n Mei 1692. Zijne vrouw overleefde hem tot den jn Januari 1722. Beiden werden in de S'-Walburgiskerk begraven. Hij was in de St Lucasgilde in 1656 als meester aanvaard geworden. (3) Pierre van den Eeden mourut a Anvers le 30 septembre 1717, un an après sa femme Marie De Laet, qui était décédée depuis le 24 septembre 1716. Pieter van den Eeden verbond zich in het huwelijk met Maria De Laet, die den 24" September 1716 overleed. Hij zelf stierf één jaar daarna, den 30» September 1717. JOANNES BAPTISTA TYSENS, DEKEN A° 1691 (l) Afgekocht om als oudt deken op de Camer te blyven (1) Jean-Baptiste Tysens. Voir page 476. Jan-Baptist Tysens. Zie aanteekeningen op bladzijde 476. Henricus van Soest, deken, A° 1692 (1) heeft ontfangen onder den Olyftack Godefridus Maes, deken. (2) Bartholomeus Flocket. (3) Peeter Leys. (4) Joannes Baptista Woumans. (5) Andreas vanden Schrieck. (1) Henri van Soest, libraire, habitait une des maisonnettes accolées a 1'église Notre-Dame et portant pour enseigne in den Gulden Engel. II avait appris son métier chez Ie libraire Frangois Ficcart, et fut re-Luc et promu franc-raaitre en 1704. Deux fois il exer?a les fonctions de doyen, notaniment pendant les exercices 1714-1715 et 1717-1718. Sa boutique fut établie successivement a la Plaine des Jésuites A 1'enseigne de in St-Joseph, puis au Rempart du Lombard, in den gulden Bybel. Enfin, a la fin de sa vie, on le trouve habitant une boutique de la rue aux Laines, portant la même enseigne in St-Joseph. Après sa mort, sa veuve continua son commerce dans cette même habitation. II re?ut dans son imprimerie de nombreux apprentis. Les registres de la gilde renseignent les noms de Sébastien Hemskercken, Pierre Langennaken, Jacques du Molin, Zacharie de Koninck, Joseph Serriack, Franfois Thomas, Jacques Jouret, Antoine-Joseph Du Caju, Jacques van Gerven, AndréPaul Colpyn et fean-Charles van Wamelen. II se servait comme marqué typographique tantót d'un médaillon renfermant ses initiales entrelacées et entouré d'ornements divers, et tantöt d'une aigle tenant en ses serres une balance et planant au-dessus d'un motif composé de deux figures soutenant divers emblêmes. Jan-Paul Robyns, boekverkooper en drukker, werd in 1697 als leerjongen opgeschreven en in 1704 als vrijmeester aanvaard. Hij bekleedde tweemaal het ambt van Deken, namelijk gedurende de gildejaren 1714-1715 en 1717-1718. Eerst had hij zijn winkel ingericht op de Jezuietenplein, in St-Joseph, daarna op de Lombaardevest, in den gulden Bybel. Op het einde zijns levens ziet men hem in eenen winkel der Wolstraat gevestigd, waar ook in St-Joseph uitstak. Na zijnen dood zette zijne weduwe er den handel voort. Hij ontving een groot getal leerlingen in zijne drukkerij. De registers der S'-Lucasgilde geven ons de namen van Sebastiaan Hemskercken, Pieter Langennaken, Jacob du Molin, Zacharias de Koninck, 37 Jozef Serriack, Frans Thomas, Jacob Jouret, Antoon-Jozef Du Caju, Jacob van Gerven, Andreas-Paul Colpyn en Jan-Karei van Waraelen. Als drukmerk bezigde hij nu eens een medaillon met ineengevlochten initialen en omringd met allerlei versierselen, dan weer een arend die eene weegschaal in de klauwen houdt en boven een motif zweeft, bestaande uit twee figuren met verschillende zinnebeelden. Alexander van Papenhoven deken Anno 1715 (1) (1) Alexandre van Papenhoven naquit 4 Anvers le 14 juillet 1668 et fut élève du sculpteur Arnould Quellin, le jeune. Au cours de sa jeunesse il voyagea a 1'étranger et pendant plusieurs années travailla a la Cour du Danemarck. Entré corame fils de maitre en 1698 dans la gilde St-Luc, il fut investi des fonctions de doyen pendant 1'exercice 1715-1716. II donna des le?ons a 1'Académie des Beaux-Arts d'Anvers, dont il fut co-directeuren 1741. A cette époque 1'enseignement artistique subit une crise intense ; la gilde S'-Luc elle-même dont la décadence déja s'accentuait ne pouvait guère intervenir efficacement. L'académie ne fut sauvée que grace au dévouement de van Papenhoven et de cinq de ses confrères de la gilde qui s'appliquèrent a poursuivre 1'oeuvre autrefois si florissante, et qui s'engagèrent a donner régulièreraent des cours. II accepta de plus un grand nombre d'élèves dans son atelier; nous citerons parmi ceux-ci : Pierre Overlaet, Augustin Op de Laey, Jacques Brunei, Jean-Frangois Allefelt, Gaspard Verhagen, Jean-Baptiste Neckens, Jean-Baptiste van den Heert, André Schuyf, Philippe Delvaut, Ignace-Fran^ois Verellen, Arnold-Jean van den Bos. II exécuta un grand nombre d'ceuvres sculpturales principalement pour les églises d'Anvers, telles : d la cathédrale, en 1721, 1'autel de la chapelle de la Circoncision, et en 1742, les stalles de la chapelle de la Vierge ; puis, a 1'église des Jésuites, des bas-reliefs de la chapelle de S'-Ignace, ainsi que le banc de communion ; au couvent des Dominicains, des statues pour le Calvaire. Rappelons encore le banc de communion de 1 église S'-Pierre, a Louvain, exécuté en 1709 et le maitre-autel de 1'église de Wuestwezel, récemment démoli. Alexandre van Papenhoven mourut le 15 février 1759 et fut enterré dans 1'église du couvent des grands Carmes. Alexander van Papenhoven kwam den 140 Juli 1668 te Antwerpen ter wereld. Hij werd leerling van den beeldhouwer Amold Quellin, den jonge. In zijne jeugd reisde hij in den vreemde, en gedurende verscheidene jaren werkte hij aan het Hof van Denemarken. Ten jare 1698 werd hij in de St-Lucasgilde als meesterszoon aanvaard, en later tot Deken gekozen voor het dienstjaar 1716-1717. Hij gaf les in de Koninklijke Academie der Schoone Kunsten van Antwerpen, waar hij in 1741 medebestuurder van was. Te dien tijde bevond zich het kunstonderwijs hier ter stede in erbarmelijken toestand ; de St-Lucasgilde zelve, wier verval zich reeds meer en meer begon af te teekenen, was niet bij machte om met de noodige krachtdadigheid op te treden. Het was slechts dank aan de belanglooze en groothartige toewijding van van Papenhoven en vijf zijner medebroeders der Gilde, die het ter harte namen het weleer zoo bloeiend werk voort te zetten en zich verbonden regelmatig kunstlessen te geven, dat de Academie gered werd. Van Papenhoven vormde daarenboven nog een groot getal leerlingen in zijn werkhuis. Laat ons de namen melden van Pieter Overlaet, Agustijn Op de Laey, Jacob Brunei, Jan-Frans Allefelt, Gaspar Verhagen, Jan-Baptist Neckens, Jan-Baptist van den Heert, Andreas Schuyf, Filip Delvaut, Ignatius-Frans Verellen, Arnold-Jan van den Bos. Hij voerde talrijke beeldhouwwerken uit, voornamelijk voor de kerken van Antwerpen. Zoo vervaardigde hij voor de O.-L.-Vrouwekerk : in 1721 het altaar van de kapel der Besnijdenis, en in 1742 het gestoelte der kapel van O.-L.-Vrouw ; voor de Jezuietenkerk : het barleefwerk der S'-Ignatiuskapel, alsmede de kommuniebank ; voor het klooster der Predikheeren : beelden voor den Kalvarieberg. Stippen wij ook de kommuniebank aan, die hij in 1709 voor de S1-Pieterskerk te Leuven vervaardigde, en het onlangs afgebroken hoogaltaar der kerk van Wuestwezel. Alexander van Papenhoven stierf den 15" Februari 1759 en werd in de kerk van het klooster der O.-L.-Vrouwebroeders begraven. <4 Jacobus van Afvyn, 1716 Deken voor de 2de reyse Jacques van Afvyn. Voir page 580. Jacob van Afvyn. Zie bladzijde 580. joannes paulus robyns Deken, A° 1717, voor de 2de reyse Jeati-Paul Robyns. Voir page 581. Jan-Paul Robyns. Zie bladzijde 581 Guilielms Ignatius Kerrickx, deken A° 1718 Guillaume-Ignace Kerrickx. Voir page 542. IVillem-Ignatius Kerrickx. Zie bladzijde 543. Gerardus vanden Dorp, cnaep Anno 1720 (1) Gekosen in de plaetse van syn vader (1) Gèrard van den Dorp, fils de Gérard van den Dorp, qui avait été nommé en 1683 messager et concierge de la gilde, et de AnneMarie van Lint, sa première femme, succéda en 1720 a son père dans les mêmes fonctions. il ne les remplit que jusqu'en 1723, année pendant laquelle il décéda. Geraard van den Dorp, zoon van Geeraard van den Dorp, die in 1683 tot knaap der S'-Lucasgilde was benoemd geworden, en van Anna-Maria van Lint, zijne eerste vrouw, volgde in 1720 zijnen vader in dit ambt op, maar bekleedde het slechts tot in 1723, wanneer hij stierf. Leonard5 constantie Gerardi, deken Anno 1719 (1) (1) Lêanard-Constanlin Gerardi, qui pendant Fexèrcice 1719-1720 remplit les fonctions de doyen de la gilde St-Luc, était imprimeur. II était né a Anvers en 1686 ; il remplit les fonctions de drossart de la seigneurie de Schooten. II mourut le 17 Janvier 1768. II avait été marié deux fois, épousant en premières noces Marie-Elisabeth Wieier, qui décéda le 25 mai 1723, et en secondes noces Isabelle-Marie Offermans, qui vécut jusqu'au 28 novembre 1769. Leonard-Konslantijn Gerardi, die gedurende het dienstjaar 1719-1720 het ambt van Deken der S»-Lucasgilde bekleedde, was boekdrukker van beroep. Hij kwam in 1686 te Antwerpen ter wereld. Hij bekleedde het ambt van Drossaard der Heerlijkheid van Schooten. Hij stierf den 1711 Januari 1768. Hij was tweemaal getrouwd geweest: in eerste huwelijk met Maria-Elisabeth Wieier, die den 251 Mei 1723 overleed, en in tweede huwelijk met Isabella-Maria Offermans, die den 28° November 1769 de oogen sloot. Jacobus Melchior van Herck, deken Anno 1720 (1) (i) Jacques-Melchior van Herck, peintre de fleurs, fut élève de Gaspard-Pierre Verbruggen. II entra en 1691 comme élève dans la gilde St-Luc, et quatre ans plus tard en devint franc-maitre. II exerga pendant deux exercices consécutifs les fonctions de doyen, notamment en 1720-1721 et en 1721-1722. On connait un de ses élèves, Corneille Maniaert. Les comptes de la gilde nous apprennent qu'en 173 S il acheta pour 22 florins 1'oeuvre dont le doreur Egide Hermans avait fait don a la gilde en acquit de ses droits d'entrée dans la Corporation. Jacob-Melchior van Herck, bloemenschilder, werd door GasparPieter Verbruggen in de kunst opgeleid. In 1691 werd hij in de S'-Lucasgilde als leerjongen opgeschreven en vier jaar later als vrijmeester aanvaard. Gedurende twee achtereenvolgende dienstjaren, namelijk in 1720-1721 en 1721-1722, bekleedde hij het ambt van Deken. Men kent één zijner leerlingen : Cornelis Maniaert. Uit de rekeningen der Gilde blijkt dat hij in 1735, voor 22 gulden, het proefstuk kocht door den vergulder Egied Hermans, ter voldoening van zijn intree- of meestergeld, aan de Gilde geschonken. Christianus De Busson, deken Anno 1720 (1) Afgekocht om op de Camer te blyven. (1) Chrétien De Busson, doreur, entra en 1691 comme fils de maitre dans la gilde St-Luc. Désigné en 1720 pour remplir les fonctions de doyen, il s affranchit de cette charge en payant une somme de 240 florins et en offrant a ses confrères une demi-ainie de vin. II mourut en 1733 ; sa femme 1'avait précédé dans la tombe depuis 1'année 1722. Christiaan De Busson, vergulder, trad in 1691 als meesterszoon in de St-Lucasgilde. In 1720 door zijne medebroeders aangeduid om het ambt van Deken te bekleeden, kocht hij er de uitoefening van af mits 240 gulden in de kas te storten en zijne medebroeders te vergasten met een half aam wijn. Hij stierf in 1733. Zijne vrouw was in 1722 overleden. JOANNES VAN SOEST, 1721 Afgekocht om als out deken op de Camer te blyven. (1) Jean van Soest, imprimeur et libraire, entré en 1682 dans la gilde, fut désigné en 1721 pour remplir les fonctions de doyen ; il préféra se soustraire a cette charge, et dans ce but paya a la gilde 280 florins. En mêrae temps il offrit aux autres doyens une airae de vin. Plus tard, en 1732, il prêta a la gilde un capital de 600 florins pour lequel il lui fut payé un intérêt de 3 1/2 % Par an- Sur le registres de la gilde on trouve les noms de plusieurs de ses apprentis, notamment de Corneille Bernaerts, de Melchior et Jacques Bouttats, d'Egide van Bredael, de Franfois De Vos. II occupa successivement deux demeures a la Grand' Place ; elles portaient pour enseigne in den Bonte Mantel et in de Pauw. II employa une marqué typographique presqu'identique a celle de Robyns, c'est a dire une aigle tenant une balance et planant au-dessus d'un livre ouvert surmonté d'une épée et d'une branche d'olivier, posées en sautoir. Jean van Soest mourut le 17 novembre 1740; il avait épousé Marie-Thérèse Sporckmans qui le précéda dans la tombe le 7 novembre 1724. Jan van Soest, boekverkooper en drukker, trad in 1682 in de S'-Lucasgilde. In 1721 werd hij tot Deken gekozen maar hij had liever zich aan de uitoefening van dit ambt te ontrekken en betaalde uit dien hoofde de som van 280 gulden. Terzelfdertijd schonk hij aan de andere Dekens een aam wijn. Later, in 1732, leende hij aan de Gilde een kapitaal van 600 gulden, voor welke som er hem een jaarlijksche interest van 3 1/2 ten honderd werd betaald. In de registers der Gilde treft men de namen aan van verscheidene zijner leerlingen, namelijk van Cornelis Bernaerts, van Melchior en Jacob Bouttats, van Egied van Bredael, van Frans De Vos. Hij woonde op de Groote Markt opvolgentlijkt in twee verschillige huizen, die voor uithangbord droegen in den Bonte Mantel en in de Pauw. Hij bezigde een drukraerk bijna gelijk aan dat van Robyns, het is te zeggen een arend die eene weegschaal houdt en boven een open boek zweeft, overtopt met een zwaard en eenen olijftak schuin kruiselings over elkander geplaatst. Hij verbond zich in het huwelijk met Maria-Theresia Sporckmans, die den 7» November 1724 ten grave daalde. Hij zelf stierf den 17" November 1740. Jacobus Melchior van Herck Deken voor de tweede reyse, Anno 1721 (1) Jacques-Melchior van Herck. Voir ci-devant, page 588. Jacob-Melchior van Herck. Zie aanteekeningen op bladzijde 588. Carolus Wighters, 1721 Deken afgekocht om als out deken op de Camer te blyven (1) Charles Wighters ou mieux Wuchters, peintre, paya également en 1720 la contribution requise de 280 florins pour ne pas devoir être désigné comme doyen. Plus tard toutefois il changea de décision, et trois fois il reraplit les fonctions de doyen, notamment pendant les exercices 1734-1735, 1738-1739 et 1739-1740. II avait été en 1714 admis comme maitre dans la gilde St-Luc dans laquelle il était entré comme apprenti en 1701. II avait appris les premières notions d'art dans 1'atelier du peintre van Opstal. II s'occupa activement des affaires de la gilde, et a diverses reprises il fut euvoyé a Bruxelles pour tacher d'obtenir que les autorités gouvernementales intervinssent afin d'accorder les ressources nécessaires pour assurer la contmuation de 1'enseignement artistique donné i 1'Académie. Charles Wuchters fut également capitaine de la garde bourgeoise. Karei Wighters, of liever Wuchters, schilder, betaalde in 1720 eveneens de vereischte som van 280 gulden om het dekenschap niet te moeten bekleeden. Later kwam hij evenwel op zijn besluit terug, en nam tot driemaal toe het Dekenschap der St-Lucasgilde waar! namelijk gedurende de dienstjaren 1734-1735, 1738-1739 en 17391740. In 1701 was hij in de S'-Lucasgilde als leerling en in 1704 als meester aanvaard geworden. Hij had zijne eerste kunstopleiding genoten in het werkhuis van van Opstal. Hij hield zich veel met de zaken der Gilde bezig, en herhaaldelijk werd hij naar Brussel gezonden ten einde er de tusschenkomst der staatsoverheden te bekomen voor het verkenen der noodige hulpgelden, om de voortzetting van het kunstonderricht, dat in de Academie gegeven werd, te verkekeren. Karei Wuchters was ook kapitein der Burgerwacht. Ignatius vander Beken, deken a° 1722 (1) (i) knace van der Beken, peintre, fut élève de Guillaume van Herp. II fut admis en 1701 corame élève dans la gilde S'-Luc et promu franc-maitre en 1717. A sept différentes reprises, il remplit les fonctions de doyen ; la première fois en 1722-1723, et la dernière fois en 1748-1749. II accompagna son collègue Wuchters dans ses divers \ oyages a Bruxelles, entrepris pour trouver les ressources nécessaires pour soutenir 1'oeuvre artistique que la gilde S'-Luc avait a accomplir a 1'Académie. Parmi ses élèves on relève les noms de ClémentAuguste Everaerts et de Guillaume Vasel. Ignatius van dei Beken, schilder, was leerling van Willem van Herp en werd, ten jare 1701, in die hoedanigheid in de S'-Lucasgilde opgeschreven. In 17x7 werd hij als vrijmeester aanvaard en tot zeven maal toe bekleedde hij het ambt van Deken; voor de eerste maal in 1722-1723, en voor de laatste maal in 1748-1749. Hij vergezelde zijnen ambtgenoot Wuchters in de verschillende reizen naar Brussel gedaan, ten einde de noodige hulpgelden te vinden om het edel kunstwerk, door de S'-Lucasgilde in de Academie ondernomen, te redden en te ondersteunen. Onder zijne leerlingen treft men, in de registers der Gilde, de namen aan van Clemens-August Everaert en van Willem Vasel. Frasciscus van Soest, deken A° 1722 (1) Afgekocht om als out deken op de Camer te blyven (1) Franfois van Soest, enlumineur, entra comme fils de maitre en 1689 dans Ia gilde S'-Luc. Plus tard, désigné pour remplir les fonctions de doyen, il préféra être exempté de cette charge en acquittant une contribution pécuniaire. Les registres de la gilde renseignent le nom de deux de ses élèves : Joseph Ceulemans et Jeau-Baptiste Dilis. Frans van Soest, afzetter, werd ten jare 1689 in de S'-Lucasgilde als raeesterszoon aanvaard. Toen hij later tot Deken gekozen werd kocht hij, tegen storting eener geldelijke bijdrage, <ïe uitoefening van dit ambt af. De registers der Gilde geven ons de namen van twee zijner leer lingen : Jozef Ceulemans en Jan-Baptist Dilis. Dit syn de liefhebbers van den Olyftack waer onder sy verlyden hunne obligatie alle jaeren te geven de somme van dry guldens soo lanck als sy leven, beginnende int jaer 1688 den 21 Meye ende is als volght: « lek onderschreven bekenne sculdich te syn als liefhebber van den Olyftack van de Camer van Sinte Lucasgulde jaerlyx te geven de somme van dry guldens soo lanck als ick sal leven verbindende hier vooren mynen persoon ende goeden. Actum desen . . . in j: 1688. » (1) (1) Cette formule par laquelle les membres de 1'Olyftak s'engageaient a payer une contribution annuelle de 3 florins, fut insérée en 1688 sur une des pages restées libres, a la fin du manuscrit. Pour des motifs que nous ignorons cette pièce figure seule en cette place et aucun complément ne lui fut donné. Le manuscrit ne fournit plus de renseignements ultérieurs au sujet de la Chambre de Rhétorique dans laquelle sous 1'emblême des Violieren ou de YOlyftak, se réunissaient les membres de la gilde St-Luc, les artistes et les amateurs de la ville d'Anvers qui s'intéressaient a la littérature, <11'art dramatique et a toutes les manifestations artistiques. Comme on 1'a vu, pendant les dernières années, cette Chambre de Rhétorique ne recueillait plus ses membres parmi les individualités intellectuelles ; il suffisait de payer une cotisation ou d'acheter un des privilèges d'exemption de la gilde pour être admis. Les derniers membres étaient de simples particuliers, d'honnêtes commer?ants, presque des inconnus. Plus tard, cette composition ne se modifia plus, et cette antique association devint en quelque sorte une simple congrégation dont 1'histoire n'a plus a s'occuper. Dit formulier, waarmede de leden van den Olyftak zich tot het betalen eener jaarlijksche bijdrage van 3 gulden verbonden, werd in 1688 in den register bijgeschreven, op eene der beschikbaar geblevene bladzijden. Om ons onbekende redens komt dit stuk alleen voor op die plaats, en werd het door geen enkele nadere aanteekening gevolgd. Hier eindigt het handschrift zonder nog langer inlichtingen te geven aangaande de Rederijkkamer waarin, onder het zinnebeeld van den Olyftak of der Violieren, de leden der St-Lucasgilde, de kunstenaars en de liefhebbers der stad Antwerpen die in elke kunstuiting en in al wat de letter- en vooral de tooneelkunst betrof, belang stelden, zich vereenigden. Zooals men het gezien heeft, werfde die Rederrijkkamer in de laatste jaren zijne leden niet meer aan in de verstandelijke kringen der samenleving ; het volstond dat men eene bijdrage betaalde, of eene der kleine vrijbrieven van de S'-Lucasgilde aankocht, om zich als lid te doen aanvaarden. De laatste leden waren doodeenvoudige bijzonderen, deftige kooplieden, ongekenden bijna. Die zaken hebben sinds geenen keer genomen en die aloude gilde is om zoo te zeggen eene gewone maatschappij geworden, waarmede de geschiedenis niets meer te stellen heeft. Table des Sources Tafel der Bronnen TABLE DES SOURCES Pour la rédaction des annotations de 1'histoire de XOlyftak nous avons puisé dans les notes manuscrites que nous avons recueillies depuis nombre d'années dans les archives communales d'Anvers, dans celles de 1'Etat a Bruxelles, dans les documents qui font partie de notre bibliothèque particulière. Nous avons consulté également les archives de 1'ancienne gilde S'-Luc qui appartiennent aujourd'hui a 1'Académie royale des Beaux-Arts d'Anvers. Enfin, nous avons recueilli des renseignements dans de nombreuses publications imprimées. Nous donnons ici la liste des principales d'entre elle^. TAFEL DER BRONNEN Voor het optellen der ophelderende aanmerkingen op de geschiedenis van den Olyttak hebben wij de aanteekeningen geraadpleegd die wij sinds tal van jaren geput hebben in de stadsarchieven van Antwerpen, in de staatsarchieven te Brussel en in de oorkonden die in onze eigene bibliotheek berusten. Wij hebben insgelijks de handvesten der oude St-Lucasgilde geraadpleegd, die thans aan de Academie der Schoone Kunsten van Antwerpen toebehooren. Verder hebben wij inlichtingen getrokken uit allerhande werken op dit gebied uitgegeven. Wij laten er hier de bijzonderste van volgen : de Azevedo. Généalogie de la familie de Coloma. j. J. P. vanden Bemden. De Familie Galle, plaetsnyders. Corneille De Bie. Het Gulden Cabinet vande edel vry schilder const. F. Jos. van den Branden. Frans Wouters, kunstschilder* Id. Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool. Jacob Campo Weyerman, De levensbeschrijvingen der Nederlandsche konst schilders en konstschilderessen Clement van Cauwenberghs. Notice historique sur les peintres verriers d'Anvers. Descamps. Voyage pittoresque de la Flandre. Fernand Donnet. Notices artistiques et archéologiques sur la province d'Anvers. Id. Histoire d'un livre (Pompa introitus Ferdinandi). Id. Pierre Fhermite et Ia familie Lhermite d'Anvers. Dumont. Fragments généalogiques. I. F. Foppens. Bibliotheca belgica. P. Génard. Les grandes families artistiques d'Anvers. Id. De nalatenschap van Adam van Noort. Id. Adam van Noort. Gevartius. Pompa introitus Ferdinandi. Vicomte de Ghellinck Vaernewyck. Un livre de raison anversois du XVIe siècle. Les van Halmale. Alphonse Goovaerts. Généalogie de la familie de Liagre. Chev. van Havre. Marqués typographiques des imprimeurs et libraires anversois. Houbraken. Schouburch der Nederlandsche kunstschilders en schilderessen. Dr. W. J. A. Huberts, W. A. Elberts et P. J. vanden Branden. Biographisch woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche letterkunde. Henri Hymans. Histoire de la gravure dans l'école de Rubens. Id. Le livre des peintres de Carel van Mander. I. Immerseel. De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmtesters. Victor Jacobs. Uit het verleden der Antwerpsche balie. J. E. Jansen. Turnhout in het verleden en het heden. Frans van Kalken. La fin du régime espagnol aux Pays-Bas. Th. van Lerius. Biographies d'artistes anversois. J. Le Roy. Marchionatus Sacri Romani Imperii. Karel van Mander. Het leven der doorluchtige Nederlandsche en eenige Hoogduitsche schilders. Chevalier Marchal. La sculpture et les chefs-d'oeuvre de 1'orfèvrerie beige. Mertens et Torfs. Geschiedenis van Antwerpen. Emmanuel Neeffs. Histoire de la peinture et de la sculpture a Malines. Hub. Neefs. Corte wtlegginghen van alle de triumph wercken ghemaeckt ter eeren van den prince cardinael Ferdinandus. Frans Olthoff. De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Antwerpen. Paquot. Mémoires pour servir a 1'histoire littéraire des dix-sept provinces des Pays-Bas. I. D. Passavant. Le peintre-graveur. Napoleon de Pauw. Les trois peintres David Teniers et leurs homonymes. Pinchart. Archives des arts, sciensies et lettres. Ph. Rombouts et Th. van Lerius. De liggeren en andere historische archieven der Antwerpsche Sint Lucasgilde. Max Rooses. Willem Ogier. Id. Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool. Ad. Siret. La note a payer pour le livre intitulé Pompa tr iumphalis introitus Ferdinandi. Id. Dictionnaire historique et raisonné des peintres de toutes les époques. I. B. van der Straelen. Jaerboek der vermaerde en kunstrijke Gilde van Sint Lucas. Ed. Ter Bruggen. Gravures de maitres anversois. Aug. Thys. Bulletin de la propriété. John Vermoelen. David Teniers, le jeune, sa vie, ses oeuvres. P. Visschers. Iets over Jacob Jonghelinck, Octavio van Veen en de gebroeders Collyns de Nole. Id. Vrienden album van Otto Vasnius. Id. Verzameling van grafschriften in SvAndrieskerk te Antwerpen. Id. Epitaphes de families anversoises k Rome. Alphonse Wauters. David Teniers et son fils le troisième du nom. Revue cf'histoire et d'archéologie. Annuaire de la noblesse de Belgique. Inscriptions funéraires et monumentales de la province d'Anvers. Antwerpsch Archievenblad. Liste de tous les magistrats dAnvers. (mss.) Musée dAnvers. Divers catalogues. Biographie Nationale publiée par 1'Académie royale des sciences, des lettres et des Beaux-Arts de Belgique. En transcrivant, dans la dernière partie surtout du manuscrit que nous venons de reproduire, les noms des amateurs d'art qui furent recus membres de la gilde de YOlyftak, nous avons, presqu'après chaque nom, du mentionner 1'achat fait par eux d'un des privilèges dont jouissait la Gilde. C'est même, nous 1'avons vu, grace a 1'acquisition de ces lettres d'exemption, que le plus souvent, ils obtenaient le droit d'entrée dans la Gilde. Nous croyons donc intéressant de reproduire ici le texte des diplömes qui leur étaient accordés a cette occasion. On verra, qu'en devenant bénéficiaires d'un de ces privilèges, ils acqueraient les mêmes droits que les membres des six Corporations armées de la ville, c'est a dire qu'ils étaient affranchis de 1'obligation de remplir les fonctions de marguillier, de doyen de gilde bourgeoise ou métier, de conseiller de cofffréries, de directeurs de travaux lors de 1'Entrée solennelle des souverains, de commissaires pour la fourniture des vivres et d'autres charges du même genre. Toutefois, ils étaient forcés, lorqu'on leur demandait de remplir les fonctions d'aumönier des pauvres ou de maitre de section, d'accepter ces charges. Quand, par suite d'achat, ils devenaient bénéficiaires de privilèges de ce genre, des diplómes spéciaux leur étaient remis, quittance leur était délivrée des sommes qu'ils payaient a eet effet, et de plus, ils étaient astreints de prêter serment d'obéissance aux prescriptions des privilèges. Nous avons cru intéressant de reproduire ici le Zooals wij gezien hebben staat er vooral in het laatste deel van het handschrift, bijna achter eiken naam van de kunstliefhebbers die als leden van den Olijftak aanvaard werden, de melding van den aankoop door hen gedaan van een der vrijbrieven, waarover de Gilde beschikte. Het is zelfs, zooals wij het doen opmerken hebben, meestendeels dank aan het aankoopen dier vrijstellingsbrieven dat zij als lid werden aangenomen. Wij achten het dus van zeker belang hier den tekst te laten volgen van de diploma's welke hun te dier gelegenheid geschonken werden. Men zal zien dat zij, die bezitters van een der vrijbrieven werden, dezelfde voorrechten verwierven als de leden der zes Gewapende Gilden der stad, het is te zeggen dat zij ontslagen werden van allerlei diensten en ambten, namelijk van kerkmeesterschappen, van dekenschappen van gilden, ambachten, oudermanschappen en confrerieën, van inhalingen van prinsen, van het toezicht over de levering van levensmiddelen, en van alle andere soortgelijke stadsdiensten. Zij waren evenwel gedwongen de ambten van almoezenier der armen of van wijkmeester te vervullen, wanneer zi] ertoe verzocht werden. Bij het aankoopen van dergelijke voorrechtbrieven werden er hun bijzondere diploma's ter hand gesteld, en er werd hun kwijting der voor den aankoop betaalde sommen gegeven ; daarenboven waren zij verplicht den eed van gehoorzaamheid af te leggen aan de voorschriften dier voorrechtbrieven. texte des diplömes des premiers privilèges, constitués lors de la création de 1'Académie en 1663 ; de ceux que le gouverneur Maximilien-Emmanuel de Bavière obtint en 1693, et enfin du diplome définitif qui fut concédé par la Gilde quand ces deux séries de privilèges furent reunis en une seule catégorie. Nous faisons suivre ensuite le texte des quittances délivrées aux nouveaux membres et celui du serment qu'ils devaient prêter lors de leur entrée dans la gilde. (1) (1) Ces pièces sout extraites du « Resolutie boeck » de la Gilde S'-Luc, 1659-1729, conservé dans les archives de 1'Académie royale des Beaux-Arts. Wij meenen het ook niet van belang ontbloot hier eveneens den tekts te geven van de diploma's, waarbij de eerste voorrechten, ter gelegenheid van het stichten der Academie in 1663, verleend werden, alsook van die welke de Landvoogd, Maximiliaan-Emmanuël van Beieren, in 1693 bekwam, en ten slotte van het eindelijk diploma door de Gilde verleend wanneer de twee hoogergemelde vrijbrieven in een zelfden vrijbrief versmolten werden. Vervolgens geven wij den tekst weer der kwijtbrieven aan de nieuwe leden overhandigd, alsmede van de eedaflegging der leden bij hunne intrede in de Gilde. (1) (1) Deze stukken zijn getrokken uit het « Resolutie boeck » der S<-Lucasgilde, 1659-1729, in de oorkonden der Koninklijke Academie van Schoone Kunsten bewaard. I COEPPEY VANDEN GROOTEN VRYBRIEF VOLGENS HET EERSTE OCTROY RAKENDE ACHT MANNEN Alsoo syne konincklyke maiesteyt gelieft heeft aende dienende ende oude dekens van de Gulde van Sinte Lucas binnen der stadt Antwerpen het oprechtinghe van een academie bestaende inde schilder eïï belthouwers konste, omme te bekomen de oncosten daer toe noodich te accorderen een getal van acht peersoonen ende die te bevryden van de ordinarissche borgelycke lasten in conformiteyt van den vrydom vande sesse gesworene gulden deser stadt behoudens dat elck vande selve gehouden sal wesen te bedienen het aelmoessenierschap ende wyckm' schap soo wanneer sy daer toe souden worden gekosen wt weysens de achte daer van tot Madrit den sesden iuly xvi dry en sestich geteeckent by syne maiesteyt gesegeit met syn secret chassiet ende geteeckent by den secretaris Jean Hecquier welcke acte op den twelfsten October daer naer in synen sovereynen Raede van Brabant oock is geagreert, geapprobeert ende geratificeert gesegeit ende onderteekent naer de gewoonte, soo ist dat wy dienende ende oude dekens ingevolgens de permissie ten dien eynde aen ons verleent eïï mits den contemente aen ons geschiet hebben aenveert den persoon van . . . om te wesen eenen van het getal van de voors. acht gevryde persoonen ende aieen volgens te genieten den vrydom van de ordenarisse borgelycke lasten gelyck de gevryden vande ses geswore Gulden deser stadt syn genietende uyt genomen dat hy gehouden sal wesen te dienen den last van allemoessenier ende wyck meester soo wanneer hy daer toe sal gekosen worden. Des orconden hebben wy desen thegenwoordigen vry brief met ons gewoonelyck hantteecken besestich in Antwerpen den van den jaere II CoPYE VAN NIEUWE GROOTE VR YBRIEVEN TOT VIER IN GETAL VOLGENS HET TWEEDE OCTROY Alsoo met sunderlinge gratie is Syne Con. Mat' Souvereynen Raede geordonneert in Brabant, by deliberatie van Maximilaen Emanuel door Godts genade hertoghe van Oppjr ende Neder Beyeren ende vande Opper Paltz, Paltsgrave van de Ryn, groot schencker van het H. Ryck ende keurvorst, lantgrave van Leuthenbergh, gouverneur deser Neder Landen &c., aende dienende ende oude dekens vande Gulde van Ste Lucas binnen deser stadt Antwerpen tot vervolgen en bestieringe vande Academie, bestaende inde konste der schilders, belthouwers, plaetsnyders &c., omme te becomen de oncosten daer toe noodich geaccordeert, gegunt eïï geoctroyeert is alnoch te mogen bevryden het getal van vier andere persoonen uytwysens den brieve daer van synde in date 9 May 1693 geparapht. Herz. V' ende op de plicque by den koninck ondert. H. Verhagen, gesegeit met Syne Con. Mat®, grooten segele in rooden wassche met dobbelen steerte van parcquemente daer onder aenhangende ende dit alles boven het getal vande acht gevryde persoonen geaccordeert by voorige brieven door Syne Con. Ma' Philippus den vierden, en geparapht Fl. Sda V' tot Madrid onder Syne Mats segel met syn secret cachet op de plicque en geteeckent by syne secretaris Jean Hecquez in date 6 July 1663 waer van de acte op den 12 October daer na in Syne Con. Mats Souvereynen Raede van Brabant oock is geaggreert, geapprobeert ende geratificeert mitsgrs gesegeit en onderteeckent naer gewoonte, omme de voors. persoonen te moghen bevryden van der ordinarisse borgelycke lasten in conformiteyt vanden grooten vrydom gelyck de sesse wakende Gulden deser stadt syn hebbende en genietende, behoudens dat elck vande selve gehouden sal wesen te bedienen het aelmoessenierschap en wyckmeester soo wanneer sy daer toe souden worden gekosen, waer mede de voors. Con. Academie alsoo is geinstitueert ende geerigeert geweest. Soo ist dat wy hooftman ende dekens van Ste Lucas voorschreven ingevolgens de permissie ten dien eynde alsvore aen ons verleent, by dheeren van het Collegie ende den contentemente aen ons geschiet, hebben aenveert den persoon van ~ . . . borger en inge- setene deser stadt omme te wesen eenen van het getal der voors vier gevryde by de voorgemelde brieve geaccordeerd en geoctroyeert, ende dyen volgens te genieten den vrydom vande ordinarisse borgelycke lasten gelyck de gevryde van sesse gesworne en wakende Gulden deser stadt syn genietende uytgenomen dat hy gehouden sal wesen te bedienen het ampt van aelmoessenier en wyckmeester soo wanneer hy daer toe soude mogen gekozen worden. Des toirconde hebben wy desen tegenwoordighen vrybrieff met ons gewoonelyck hantteecken bevesticht en den segel des heere hooftman laeten op drucken desen van jaere III Wy hooftman der Gulde van Sinte Lucas binnen der selve stadt. Ende Wy dekens vande selve Gulde als directeurs vande conincklycke Academie doen kennelyck : dat Syne Maiesteyt Philippus den Vierden zaliger gedachtenissen Koninck van Castillien, van Leon, van Arragon, ertshertoghe van Oostenryck, hertoghe van Bourgoigne, van Lothryck, van Brabant, etc., onsen genadigen heere, by synen opene brieve in date 6 July anno 1663 tot Madrid geteeckent Philippe, ende met synen secreten segel op de plicque gecachetteert, mits gaders geparaph' ff. Sda V' ende door synen secretaris Jean Hecquiez onderteeckent, waer van de acte op den 12 October daernaer in syne voors. Mats souverainen Raede geordonneert in Brabant oock is geaggreert, geapprobeert ende gerateficeert, mitsgaders geteeckent ende besegeit naer gewoonte : met sonderlinghe gratie gelieft heeft te verleenen aen de dienende ende oude dekens vande Confrerie ende Gulde van Sinte Lucas binnen de stadt Antwerpen het erigeren bestieren ende vervolgen van eene Academie bestaende inde consten der Schilders, Belthouwers, Plaetsnyders, eïï Druckers, etc. ende omme te becomen de oncosten daer toe noodich sjeaccordeert, O * gegunt ende geoctroyeert den nombre van acht persoonen, de selve te moghen bevryden van der ordinarisse borgelycke lasten ende chargien in conformiteyt vanden grooten Vrydom gelyck de sesse wakende gulden deser stadt syn hebbende ende genietende, behoudens dat elck vande selve gehouden sal wesen te dienen als aelmoessenier ende wyckmeester soo wanneer sy daer toe souden worden gekosen : Ende waeren boven in syne gemelde Con. Mats Souverainen Raede geordonneert in Brabant by deliberatie van Maximiliaen Emanuel door Godts genade hertogh van Opper ende Neder Beyeren ende vanden Opperpaltz, paltzgrave vanden Ryn, groot schencker van het H. Ryck ende ceurforst, grave van Leuthenbergh, gouverneur deser Nederlanden etc., tot bestieringhe ende vervolginghe vande boven gemelde Academie aen de voors. dekens alnoch geaccordeert, gegunt ende geoictroyeert is den nombre van vier persoonen met qualiteyt ende om te bevryden als voren, uytwysens den brieve daer van synde in date 9 May 1693 geparaph' Herz. V' ende op de plicque by den Koninck, synde onderteekent. H. Verbaghen, gesegeit met syne Mats grooten segele in rooden wassche met dubbelen stèrte van parcquement daer onder aan hanghende maeckende alsoo t' samen den' nombre van twaelff persoonen, waer mede ende op wekken voet de voors. Con. Academie is geinstitueert ende geerigeert mitsgaders vervolght. Waer omme soo ist dat wy hooftman ende dekens voors. uyt crachte van dien, mits den goeden rapporte ende contentemente aan ons geschiet wegens den persoon van borger ende ingesetene deser stadt, den selven aenveert hebben ende aenveerden by desen omme te wesen eenen van het getal ende nombre der voors. twaelff gevryde persoonen by de boven gemelde brieven geaccordeert ende geoctroyeert, ende dyen volgens te genieten den Vrydom vande ordinarisse borgelycke lasten ende chargien, namentlyck van kerckmeesterschappen, dekenschappen vande gulden, ambachten, oudermanschappen ende confrerien, inhalingen van princen, marcheringhen, fourieringhen, ende exempt te syn van alle andere diensten oft bedieninghen deser stadt, mitsgaders oock genieten alsulcke voordere privilegiën, beneficien oft voordeelen gelyck de gevryde van de sesse gesworne ende wakende gulden deser stadt syn genietende : Uytgenomen dat hy gehouden sal wesen te bedienen het ampt van aelmoessenier ende wyckmeester soo wanneer hy daer toe soude moghen gekosen worden. Des toirconde hebben wy hooftman ende dekens voors. desen tegenwoordighen vrybrieff daer over laeten depescheren ende met ons gewoonelyck hantteecken bevesticht ende den segel des heere hooftmans beneffens dien vande Camere van Ste Lucas Gulde laeten op drucken in Antwerpen desen IV Wy ondergeschreven dienende dekens ende penninckmeester der Camere ende Gulde van Ste Lucas binnen dese stadt Antwerpen als directeurs vande Conincklycke Academie der consten van schilders, belthouwers, plaetsnyders, &c., bekennen by desen ontfangen te hebben uyt handen van de capitale somme van guldens waer voren wy met consent ende resolutie van onse volle Camer vergaderinghe ende dekens vercocht hebben aen den voors eenen grooten vrybrieff vande twaelff notable mannen volgens previlegie daer van synde, vermeit inden originelen brieve desaengaende gedepescheert, by den heere hooftman ende ons als dekens der voors. Gulde geteeckent den deser maent, gelovende oversulcx den gemelden te presteren het effect vanden voors vrydoin ende van alles dyenaengaende te guaranderen ende indemneren tegens alle de gene die daer tegens souden willen opponeren. Toirconde in Antwerpen desen V lek sweire dat ick ben inde gemeynschap der Heiliger Catholicker, Apostolicker, Roomsche Kercke, gelovende als gesworen lieffhebber der Conincklycke Academie onder de Gulde van Sinte Lucas deser stadt van Antwerpen die men noemt de vrye mannen vanden grooten vrydom, daer ick toe gekosen ende geacht ben, die voors. Religie ende Kercke, mynen genadigen heere den hertogh van Brabant, syn recht ende heerelyckheyt, ende de stadt van Antwerpen te helpen hoeden ende beschermen, ende oft ick iet vernaeme dat de voors. religie, prince vanden lande, der stadt van Antwerpen oft oock de voorseyde Gulde contrarie waere, dat ick dat goet tyts sal laeten weten den heere hooftman ende dekens, ende dat ick sal onderhouden alsulcke previlegien ofte gerechticheden die de voors. Gulde nu heeft oft naermaels vercrygen moechte, ende voorts al te doen dat een goedt getrou lieffhebber schuldich is te doen. Soo moet my Godt helpen, S" Lucas ende alle Heyligen. TABLE DES NOMS Aa, Franfois vander — Frans vander. . . 376, 377, 377 Abrahamz, Gérard — Geeraard. 20, 23 Abshoven, Ferdinar.d van — Ferdinandus van. 411,412,412 Achter, Jacques van —Jaak van. 208, 210, 210 Ackelstock, Sara vanden — Sara vanden. . 350, 350, 359,359 Adriaensen, Alexandre —Alexander. . . 208, 210, 210 Adriaensen, Emmanuel. 210, 210, 210 Adriaensen, G. . . 124, 125 Adriaensen, J. . . . 73, 73 Adriaenssen ,Renier-Senior. 555, 555 Adriaenssen, Renier. 555, 555, 556 Adriaenssens,Hélène — Helena. 560, 561 Aecken, Pierrevan — Pieter van. 541, 541 Aertsen, Antoine — Antoon. . 203, 203 Aertsen, Gaspard — Gaspar. . 203, 203 Aertsen, Henri — Hendrik. 202, 203, 203 Aertsen, N. . 124, 124, 124 Aertsens, Anne-Sophie—Annas°Phia 397; 397 Aertsens, Cornélie — Cornelia. i6x, 161 Aertsens, Henri— Senior—Hen- drik 537, 537 Aertsens, Henri — Hendrik. . 537. 537 Aertsens, Jean —Jan. 432, 443 Aertsens, Sara. 260, 260, 3^6, 356 Afvyn, Jacques van — Jacob van. 580, 580, 580, 585, 585 Afvyn, Jean van —Jan van. . 472, 473. 488, 489 Afvyn, Mathieu van — Matthias van 530, 530, 530, 580, 580 Aiguillon, le Père d' — Pater d'. 99. 100 Albert, Archiduc — Aartshertog. 82, 84, 85, 87 Allaerts, Jacques — Jacob. 359, 359 Allefelt, Jean-Franfois — Jan- Frans s8j, 584 Alten, Mathilde van — Machteld van 96, 97 Alter, Fran^ois van — Frans van. 205, 206 Altunaou Althuna, Catherine de — Catharina de. . 132, 132, 192, 193, 299, 299 Altuna, Marie-Anne de — MariaAnna de. . . . 372, 372 « 39 Ambachts, Jacques — Jacob. 568, 569 Ambroise .... 124, 124 Ameldonck,Catherine van—Catharina van. . . 373, 373 Arastel, Jean van — Jan van. . 456, 456 Ange, Jacques de 1' — Jaak de 1'. 205, 206 Anjou, duc d' — hertog van. 497. 498 Antognossi, Jean — Jan. 193, 194, 225, 225 Antheunis, Pierre — Pieter. 193, 194, 225, 225 Anthony, Guillaume — Willem. 164, 164 Anvyn,Madeleine — Magdalena. 277, 277 Aps, W 78, 78 Aps, Wautier — Walter. . 151, 151 Apshoven, Ferdinand van, Senior 412, 412 Apshoven, Ferdinand van. 412, 412 Apshoven, Guillaume van — Willem van. . . 388, 388 Arcos, duc d' — hertog d'. 3 17, 318 Audenrogge, Marie — Maria. . 35 1, 35 i Autriche, don Juati, van Oostenrijk. . 244, 245, 317, 318 Autriche, Marie-Antoinette d' — Maria-Antonia van Oostenrijk 497. 498 Avondt, Jean van — Jan van . 211, 211, 212, 212 Avor.dt,Pierre van — Pieter van. 208, 211, 211, 250, 250, 351, 351 Avyn, Gaspard van — Gaspar van. . 193, 194, 225, 225 Ayala, Catherine de — Catha- rina de 172, 172 Azevedo, de 599 B Backer, N. De. . . . 517 Backer, Nicole De — Nicola De. 179, 179 Bacx, Rombaut — Rombout. . 523. 523 Baeckelandt, Jeanne —Joanna. 460, 461 Backereel, J. . . . 71, 72 Bael, Baelen, Balie, vide Balen Baeckele, Michei-Joseph — Michiël-Jozef. . . 418, 419 Baerens, Marthe — Martha. . 178, 178 Baillet, Marie— Maria. 384,384 Bailleur, Corneille de, junior, Cornelis de. 243, 243, 307, 309, 309, 439, 439 Bailleu, Bailleur, Corneille de — Cornelis De. 243, 243, 243, 268, 269, 270 Bailleu, Elie De — Elias De. 290 Balen, Guillaume van — Willem van 96, 97 Balen, Henri van — Hendrik van. 20, 20, 21, 21, 96, 96, 96, 97, 97> 97> 98» 101, 102, 138, 139, 162, 162, 176, 176, 203, 203, 337. 357. 357. 379. 38o, 415, 428 Balen, Marie van — Maria van. 233. 235 Balen, Pierre van — Pieter van. 268, 269, 270 Batewyns, Jean — Jan. 332,332 # Barbé, Antoine — Antoon. 185, 185 Barbé, Jean-Baptiste — Jan Baptist. . . . 184, 185, 185 Bare (Thérèse del — Theresia del) 343, 343 Barselaer, Pierre — Pieter. 253, 254 Baseleer, J. . . . 105, 105 Baselier, P 68, 68 Batalie, Léonard. . 538, 539 Baune, Pierre De — Pieter De. 550, 550. 55° Baurcheit . . . . 136, 136 Baut, Gaspard De— Gaspar De. 565 Bautel, Jacques —Jaak. 287,288 Bauwens, Isabelle — Isabella. 556, 556 Bavegom .... 448, 449 Bavière—Beieren, archiduc Ernest de — aartshertog Ernest. 85, 86 Bavière — Beieren, FerdinandMarie de — Ferdinand-Maria van 497. 498 Bavière—Beieren, MaximilienEmmanuel de — MaximiliaenEmmanuel van. . 418, 419, 487, 487, 495, 497, 498, 499, 499, 500, 500, 501, 502, 606, 506, 512, 512, 517,604, 605, 607 Bedmar, marquis de — marquis van 564, $64 Bedts, Anne-Marie van — AnnaMaria van. . . . 540, 540 Bedts, Charles-Lambert van Karel-Lambrecht van. . 538, 54°, 540 Bedts, Fran^ois van — Frans van 540, 540 Bedts, Guillaume van — Willem van 540, 540 Bedts, Jacques van — Jaak van. 540, 540, 559, 560, 560 Beeckmans, Ignace — Igrtatiüs. 488, 4^9 Beeckmans, Joseph — Jozef. . 332. 332 Beckmans, Jean — Jan. . 404, 406, 406 Beemel, G 71, 72 Beest, Jacques vander — Jaak vander 374, 375 Beest, Osayas. . . 218, 219 Begs, Anne — Anna. 292, 292 Beken, Constance van der — Constancia van der. 272, 272 Beken, Ignace van der — Ignatius van der. . 593. 593. 593 Belleur, A. . . . 124, 124 Bellot, Catherine — Catharina. 277, 277 Bemden, Jacques van den—Jaak van den. . . . 231, 231 Bemden, J. J. P. van den. 599 Bemes, Walther. . 568, 569 Benavides, Louis de — Lodewijk de vide Caracena Benedetto 57 Berch, G. vanden. . 124,124 Berch, Louis vanden —Lodewijk vanden. 265, 265, 359, 359 Berchem, Florent van — Floris van. 304, 306, 366, 368, 369, 373. 373. 430, 432, 432, 443 Berchem, Henri van — Hendrik van 373. 373 Bergani, Michel — Michiël. . 244, 244 Berge, Hans ou Jean vanden Jan vanden. 116, 123, 123, 123 Bergen, Jacques vanden — Jaak vanden 464, 465 Bergen, P. van. . . . 69, 70 Bergey 474, 475 Bergh, Henri — Hendrik. 265, 265 Berghe, Anne-Marie vanden — Anna-Maria vanden. 437, 437 Berghe, Barthélémy vanden — Bartholomeus vanden. . 359, 360 Berghe, Louis vanden — Lodewijk vanden. 355,359,359,360 Berghe, Marthe vanden — Martha vanden. . . .359, 360 Berghe, Renier vanden — Reinier vanden.. . . 359, 360 Bernaerts, Corneille — Cornelis. 59°, 59° Bernard 74, 2,4 Bernard, Marguerite — Marga- reta 384, 384 Bessemers, Marie — Maria. . 81, 82 Beveren, Matthieu van — Matthias van. 266, 267, 488, 489 Beyerlinck, Adrien — Adriaan. 64, 64 Beyerlinck, Laurent — Laureys. 24, 25, 64, 64, 64 Bie Anne, de — Anna de. 284, 284 Bie Corneille, de — Cornelis de. 322, 322, 599 Bie, J. de 74, 74 Bie, Jer. de. . . . 129, 129 Biermans, Pierre — Pieter. 272, 273 Bisaccia, duc de — hertog van. 564, 564 Biset 344, 344 Biset, Charles-Emmanuel — Karel-Emmanuël. . 399, 400, 400, 401, 415 Biset, Georges—Joris. 400, 400 Biset, Jean-Baptiste — Jan-Bap- tist 400, 401 Biset, Jean-Baptiste — Jan-Baptist 400, 401 Bisthoven, Franjois de -— Frans de. 520,521,521,551,552 Bisthoven, Jean-Charles-Joseph de — Jan-Karel-Jozef de. 521, 521 Bisthoven, Jean-Charles de — Jan-Karei de. . 280,283,283 Bisthoven, Pierre — Pieter Janssens de. . . . 283, 283 Blanckenberg, Cornélie van — Cornelia van. . . 442, 442 Bloclant, Ulrich. . 272, 273 Bloemaert, Corneille —Cornelis. 349» 349 Bloemaert, N. . . 479, 479 Blommaert, Franfois — Frans. 573, 574, 574, 575 Blomme .... 462, 462 Blommen, Franjois — Frans. . 287, 288 Blomme, Pierre van — Pieter .van. . . . 541,541,541 Blondeau, Jacques — Jacob. . 294, 295 Blondeau, Jean-Francois — Jan- Frans 294, 295 Blyenberch, Abraham. 233, 234 Bocx, Marie — Maria. 255, 255 Bock, Franjois — Frans. . . 279, 279 Bodt, Frangois de — Frans de. 553, 553, 553 Bodt, Jacques de — Jacob de. 562, 562, 562 Boeck, C. De. . . . 68, 68 Boeckaert, Jean. — Jan 266, 267 Boeckel, C. van. . 105, 105 Boecksent, Jean — Jan. 488, 489 Boel 517 Boel, Jean — Jan. 117, 131, 131 Boel, Jean-Baptiste — Jan-Baptist. . . . 399, 402,402 Boel, Pierre — Pieter. 402, 402 Boel, Quirin— Quirinus. 131, 13' Boelaert, Aniold — Arnold. 257. 257 Boen, A 74, 74 Boey, Jean-Baptiste De — JanBaptist De. . . 528, 528 Bogaerde, A. vanden. 124, 125 Bogaerde, J. vanden. 125, 125 Bogaerde, T. vanden. 125, 125 Bogaert, J. vanden. . . 444 Bogaert, Martin vanden — Marten. . . . , . 266, 267 Bogaerts, Pierre — Pieter. 332, 332 Boghe, Jacques-Senior — Jaak. 389, 389 Boghe. Jacque$ — Jaak. 387, 589, 389 Boghe, Jean-Baptiste — Jan- Baptist 559 Bol, Corneille — Cornelis. 117, 117, 130, 130 Bol, C 7J? y2 Bolder, Gilles van — Gillis van. 244, 244 Bolgaro — Bolgary, Balthazar. 163, 164, 164 Bollaert, Guillaume — Willem. Ï71» '77, 177 Boloni, Fran^ois — Frans. 116, 120, 120 Bolswert .... 222, 222 Bom, Pierre— Pieter. 77, 77, 77 Bonecroy, Philippe — Filip. . 194, 194 Bonenfant . . Vide Goetkint Bonsius, J 85, 86 Boogh, Jacques — Jaak. 224, 226, 226 Boonen, Beatrix. . 188, 188 Boonen, Henri-Senior — Hendrik 397, 397 Boonen, Henri — Hendrik. 395, 395, 397, 397 Borcht, F. vanden. . 101, 102 Borcht, Jeanne vander — Jan vander 468, 468 Bormans, Marie — Maria. 248, 248 Borques, Melchior. vide Borre- kens 171, 179 Borrekens, Anne-Marie — AnnaMaria. . 282,282,468,468 Borrekens, Jean — Jan. 179. 179 Borrekens, Mathias — Matthias. 219, 220 Borrekens, Melchior. 179, 179 Borsbeeck, Georges — Joris. 529, 529 Borsbeeck, Marie — Maria. 529, 529 Bortel, Henri van — Hendrik van. . . . 559, 560, 560 Bos, Anne vanden — Anna van- den 513, 513 Bos, Arnold-Jean vanden — Arnold-Jan vanden. 583, 584 Bos, E. vanden. . . 74, 74 Bos, Pierre vande — Pieter vande, ... 180, 182, 182 Bosch 462, 462 Bosch, André vanden — Andries vanden. . . . 520, 521 Bosch, Corneille vanden — Cornelis van den. . . 292, 292 Bosch, Hubert vanden — Huibrecht vanden. . 480, 481 Bosch, Jean vanden — Jan vanden. . 182, 182, 396, 396 Bosch, Pierre vanden — Pieter vanden 182, 182 Bosmans, Catherine — Catha- rina 486, 486 Bossaert, Jacques—Jacob. 569, 569 Bosschaert, Anne—Anna. 336, 336 Bosschaert, Jacques-Sénior — Jacob 569, 570 Bosschaert, Jacques — Jacob. 568, 569, 569, 570 Bosschaert, Th. Willebords. J3», 139 Bouchout, Christine-Claire van — Christina-Clara van. 524, 525 Bouchout, Laurent van — Laurens van. . . . 238, 238 Bouchout, M. van. . 125, 125 Boudewyns, Michel — Michiel. 349. 3 50, 392. 392 Boust, Marie-Catherine — Maria-Catharina. . . 265, 265 Bout, Gaspard De — Gaspar De. ... 565, 565, 565 Bouttats, Charles — Karei. 483, 484 Bouttats, Frédéric — Frederik. 483, 384 Bouttats, Gaspard — Gaspar. 483, 483, 484, 516, 559, 559 Bouttats, Jacqueline — Jacoba. 349, 349 Bouttats, Jacques — Jacob. 590, 590 Bouttats, Melchior. 590, 590 Bouttats, Michel — Michiel. 483 Bouttats, Pierre — Pieter. 464, 465, 516 Bouttil, Jean — Jan. 314,315 Bouvaert, Jean — Jan. 433, 439. 439. 444 Bouvaert, Jean-Balthazar — JanBalthazar. . . . 439, 439 Bouwaert, Laurent — Laurens. 208 Bouwel, Franjois van — Senior — Frans van. . . 437, 437 Bouwel, Frangois van — Frans van. . 432, 437, 437, 443 Bouwel, Jean-Fran^ois van — Jan-Frans van. . 437, 437 Bovaer, Jean — Jan. 266, 267 Bovens, M. van. . . 90, 90 Boeyermans, F. . . . 517 Boeyermans, Jean —Jan. 326, 326 Boyermans, Théodore — Theodoor. . 324, 326, 326, 327, 328, 339, 347 Boys, H. de. . . . 69, 70 Brabants, Barbe-Barbara. 250, 25o, 351, 351 Brakel-Braeckel, Pierre van — Pieter van. . 341, 346, 346 Braeckel, Marguerite van — Margareta van. . . . 297, 297 Braeckel, Pierre van — Pieter van 346, 346 Braeckmans, Théodore — Theodoor. . . . 404, 405, 405 Branden, F. Jos. vanden. 30, 30, 31, 3', 599 Brandon, Pierre — Pieter. 332, 332 Brandt, Isabelle — Isabella. 173, '73 Brandt, Jean — Senior — Jan. >73, 173 Brandt ou Brant, Jean — Jan. . I7I> 173 >"173 Brant, Henri — Hendrik. 141, 142 Breauté 20, 23 Bredael, Alexandre van — Alexander van. . . . 480, 481 Bredael, Egide van — Egied van 590, 590 Bredael, Georges van — Joris van. . , . . . 480, 481 Bredael, Jean-Pierre van — JanPieter van. . . . 480, 481 Bredael, Marie-Anne van — Maria-Anna van. . . 474, 475 Bredael, Pierre van, Senior — Pieter van. . . . 480, 480 Bredael, Pierre van — Pieter van. . 480, 480, 480, 481 Breedael, van. . . 379, 380 Breedara, Egide van — Egied van 542, 543 Breen, A. van. ... 69, 69 Brekevelt, Barbe van — Barbara van 474, 475 Brekevelt, Charles-Emmanuel — Karel-Emmanuel. . . 415 Brekevelt-Breckvelt, Pierre van — Pieter van. 361, 362, 362 Brekevelt, Pierre van — Pieter van 362, 362 Brempt, Jean-Cliarles vanden Jan-Karei vanden. 205, 206 Breucker, Arnold De. 472, 473 Breuckt, Gabriel De. 533, 534 Breugel, Ambroise — Ambrosius. . 258,258,268,269, 270, 376, 377, 377 Breugel de velours, Jean — Jan den fluweelen. 176, 176,178, 178, 201, 201, 236, 236, 336, 337, 379- 380, 415 Breugel, Jean —Jan. 171, 176, 176, 176, 201, 201, 211, 212, 258, 258, 268, 337, 357, 357 Breughel, Anne — Anna. 244, 244 Breughel. . 96, 97, 165, 166 Breughel de velours, den fluweelen 20, 21 Breughel, Jean — Jan. 81, 81, 81, 82, 82, 82, 83, 83, 84 Brueghel, Paschasie — Pascha- sia 178, 178 Breughel, Pierre — Pieter. 81, 82 Breughel, Pierre — Pieter. 230, 230, 292, 292 Breusegem, Gaspard van — Gaspar van. . . . 282, 282 Breusegem, Jean-Baptiste van — Jan-Baptist van. . 282, 282 Breusegom, Jean-Baptiste van — Jan-Baptist van. . . . 280 Breydel, Charles — Karei. 474» 475 Breydel, Jean-Baptiste — JanBaptist. . , . . 294, 295 Breydels, Pierre — Pieter. . 55°, 550 Brier, Frangois De — Frans De. 533, 534 Briers, Marguerite — Margareta. 96' 97 Brietzon, Engelbert — Engel- bertus 411 Bril, Paul — I'auwel. 236, 236 Broeck, vanden . . 379, 380 Broeck, Anne vanden — Anna vanden 346, 346 Broeck, Anne-Marie vanden — Anna-Maria vanden. 265,265 Broeck, Bemard vanden. 477, 477 Broeck, Elisabeth vanden. 118, 119 Broeck, Isabelle vanden — Isabella vanden. . . 150, 150 Broeck, Jean vanden — Jan van den. . . . 568, 570, 571 Broeck, Jean-Balthazard vanden — Jan-Balthazar vanden. 474, 475. 57°. 571 Broecke, Marguerite vanden — Margareta vanden. 385,*"385 Broeckhuysen, Catherine van — Catharina van. . . 75, 75 Broeckmans, Marie-Constance — Maria-Constantia. 556, 55b Broekhoven-Brouchoven, JeanBaptiste van — Jan-Baptist van 252, 252 Broers, David 290 Brouchoven, Gerard de — Geeraard de. . . . 252, 252 Brouwer, Adrien De — Adriaan De. . . . 215, 217, 218 Brouwere, Francois-Joseph De — Frans-Jozef De. 533, 534 Bruchart, Barbe — Barbara. 177. !77 Bruekel, Fran^ois De — Frans De. . . . 505, 506, 506 Brugmans .... 272, 273 Brugmans, Jean — Jan. 181, 181 Brunei, Gerard — Geeraard. 334. 334 Brunei, Jacques — Jacob. 583, 584 Brunei, Pierre — Pieter. 202, 207, 207 Bruno, F 78, 78 Brussel, G. van. . . 90, 90 Bruydegom . . . 272, 272 Bruyn, David-Jacques De — David-Jacob De. . 541, 541 Bruyn, Jean De — Jan De. . 332, 332 Bruyn, Jeanne De — Joanna De. 503, 504 Bruyn, Suzanne De — Suzanna De. . . 88, 88, 343, 343 Bruyn van Aelst, Jean De — Jan De. . . 257, 257, 268, 269, 270 Bruvne, Suzanne De — Suzanna De 162, 162 Bruynel, Jacques — Jacob. 391, 392, 392,415 Bruynincx, Adrien — Adriaan. 566, 566 Bruynincx, Jean-Joseph — JanJozef. . 566, 566, 567, 567 Bruynincx, Francois-Joseph — Frans-Jozef. 565, 566, 566 Bruyns, Jeanne — Joanna. . . 467, 468 Buckere, Marie De — Maria De. 363, 363 Buecken, Catherine van — Catharina van. . . 308, 308 Buren, Jacques van, Senior — Jacob van. . . . 174, 174 Buren, Jacques van — Jacob van. . . . 171, 174, 174 Busson, Chretien De — Christiaan De.. . 589,589,589 Buys, Jean-Baptiste—Jan-Bap- 'ist 418,419 Buyse, Jean De _ Jan De. 36 C Cabaey, Michel — Michiel. . 471. 477. 477 Cabes, Jean-Guillaume — Jan- Willem. 433.441,441,444 Caen, 0 94, 95 Caju, Antoine-Joseph Du Antoon-Jozef Du. 581, 582 Caluwel, Remi — Remigius. 361, 362, 362 Camp, Jean-Baptiste Van — Jan-Baptist Van. 418,419 Campenhout, Fian?ois Van Frans Van . . . 274, 274 Candele, Isabelle le — Isabella le. . . 336, 336, 379, 379 Candele, Sara-Antonine le Sara-Antonia le. 338, 338 Cant, Adrienne — Adriana. . 345, 345 Cantelbeeck, Gaspard van ou de — Garpar van of de. 233, 234, 295, 295 Cantelbeeck, Henri — Hendrick. 568, 569 Cantyser, Jean — Jan. . 290, 298, 298 Caracena, Luis de Benavides de. 3'7> 3i8 Caracena, marquis de — markies de. 314, 316, 317, 317, 318, 318, 367, 368, 369, 370, 516 Cardoen, Cornelie — Cornelia. 436, 436 Cardoen, Joseph — Jozef. 432, 436, 436, 443 Cardoen, Marie — Maria. . 436, 436 Caressena, marquis — markies. 310, 367 Carnonckel, Franfois — Frans. 294, 295 Carvincx, Jean — Jan. 332, 332 Casens, Egide — Egidius. . . 342, 342 Castanaga, marquis — markies. 322, 322 Carteels, T. . . . 125,125 Casier, vide Cassiers. Casiers, Ferdinand. . . 376 Cassel, Gerard Van — Geeraard Van 483, 484 Cassiers, Thomas. 89, 89, 89 Casteels, Fran^ois — Frans. . 533, 534 Casteels, Pierre-Franjois — Pieter-Frans . . . 485, 486 Castelli, Marie-Brigitte — MariaBrigitta. 277, 277, 478, 478 Cater, Petronille De Petro- nella De. . . . 507, 507 Caukercken, Ignace Van — Ignatius Van . . . 455,455 Caukercken, Lambert van — Lambrecht van. . 455,455 Caukerken, Jean-Baptiste van Jan-Baptist van . . . 496 Cause, Erasme — Erastn. 474, . 475 Cause, Henri — Hendrik. 322, 322 Cauwenberghs, Clément van. 599 40 Ceels, Jeanne—Joanna. 185, 185 Ceulemans, Joseph — Jozef. . 594. 594 Ceulen, Jacques Van — Jacob Van . . . 280, 2.85, 285 Ceulen, Michel Van — Michiel Van 285, 285 Geulen, Pierre Van — Pieter Van . . . 155,161,161 Ceulener, Herman. . . 184 'Ceuster, Michel De — Machiel De 18, 19 Champs, Georges De — Joris De. . . . vide Dechamps Charite, Mathieu — Matthias . 342, 342 Charlé, Catherine — Catharina. 486, 486 Charlé, Isabelle — Isabella. . 49$, 493 Charles, Gaspard — Gaspar. . 272, 273 Charles I — Karei I. 111,112 Charles-Quint — Karei V. 3°3, 305 Charles II — Karei II. 250, 251, 371, 372, 382, 382, 426, 426, 434,434, 435, 435, 497, 497, 498, 498 Charles III — Karei III. 533, 534 Chateau .... 294, 295 Chauvin, Hélène — Helena. . 363, 364 Cheeus, Anne-Marie — Anna- Maria 33 5, 335 Cheus, Antoine-Cornelissen — Antoon-Cornelissen. . 117, 132, 132 Chevallos, Joseph — Jozef. . 272, 273 Chriüoffel, Claire — Clara. . 172, 172 Cix, Fran^ois— Frans. 287, 288 Claessens, Pierre — Pieter. . 404, 405, 405, 4is Clasens, Fran^ois — Frans. 568, 569 Clasens, Jacques — Jacob. 206, 206 Claus, Anne-Victoire — AnnaVictoria. . . . 385, 385 Claus, Jean-Baptiste — Jan-Baptist. . . . 341, 345, 345 Clé, Corneille De — Cornelis De. . . . 526, 526, 526 Cleeff 236, 236 Clement XI — Clemens XI. . 559, 56o Clenaerts, Marie-Catherine — Maria-Catharina . 308, 308 Cleve, Marie Van — Maria Van. 205, 205 Clevenberck . . . 118, 119 Cleymans, Anne — Anna . . 400, 400 Cloet, Jean-Charles — Jan-Karei 533, 534 Clooet, F 78, 78 Clouet 488, 489 Clouet, Pierre — Pieter. 349, 349 Clouwet, Jean-Fratigois — JanFrans .... 483, 484 Clouwet, Pierre — Pieter. . 348, 349, 349, 350 Clyn, Jeanne-Catherine De — Joanna-Catharina De . 527, 527 Cnobbaert, Michel — Michiel. 562, 562 Cnyff. K y4) 74 Cock, H. de . . . 101, 102 Cock, Jean-Claude De Jan- Claudius De. 266, 267, 488, 489 Cock, Marie-Sara — Maria-Sara. 574, 574 Cock, Pierre-Willemsen — Pieter-Willemsen . . 292, 292 Cock, Sara. . . . 261, 261 Cockx, Sebastien — Sebasliaen. 319 Coeck, C 9^ 95 Coeck, Claire — Clara. 377, 377 Coeck, Marie — Maria. 81,82 Coeck, Pierre — Pieter. 377, 377 Coen, Guillaume De — Willem De 460, 461 Coen, Jacques—Jacob. 342,342 Coen, Pierre De — Pieter De. 414, 414 Coenraets, Guillaume — Wil- 181, 181 Coeyvoerde, Henri-Fran$ois Van — Hendrik-Frans Van. 455, 456, 456 Coevoerden, Jean Van — Jan Van 456, 456 Coevoorden, Joseph Van Jozef Van . . 399,401,401 Colé, Catherine — Catharina. 436, 436 Colen, Charles-Joseph Van — Karei-Jozef Van . 335,335 Collaert, Adrien — Adriaan. 74, 74, 74, 148, 149 Collaert, Jean — Jan. 105,105 Collin, Colin, Richard — Rykert. . 319, 322, 322, 323 Coloma, familie de — familie de 599 Colpyn, \ndré-Paul — AndreasPauwel .... 581, 582 Colyns, vide de Nole. Colyns , Fran^ois-Norbert Frans-Norbertus. 520, 522, 522, 573, 573, 573 Commers, Anne — Anna. 555, 555 Condé, Isabelle de — Isabella de. 434, 434, 446, 448, 449, 45', 45i Condé, Jacques de — Jacob de. 45i,45i Coninck, Corneille De — Cornelis De. . . . 345, 345 Coninck, Egide de — Egidius de 363, 363 Coninck, Fran^ois de — Frans de ... . 197, 200, 200 Coninck, H. de. . . 94, 95 Coninck, Jean de — Jan de. . 363, 363, 364 Coninck, Madeleine de Mag- dalena de . . . 325, 325 Cools, Franjois — Frans. 294, 295, 559, 56o Cools, Réginald — Reginaldus. 548, 549, 549 Cools, Pierre — Pieter. 359, 560 Coomans, Jean — Jan. 4?, 114, 114, 114 Coopal, K. . . . 125, 125 Copin, Michel — Michiel. 141, 142 Coppens, Catherine — Catha- nna 457, 457 Coques, Gonzales . 176, 176, 290, 290, 292, 293, 293, 324, 325, 325, 4i5, 428, 446, 446, 448, 448, 449 Corbent, Balthazar. . . 171 Cordoue y Aragon, CatharinaFernandez de. . 371, 372 Cornelis, Marie-Angèle — Maria-Angela . . . 558, 558 Cornelissen, vide Cheeus. Cornelissen, Corneille — Cornelis 173, 173 Cornelissen, Pierre — Pieter. . 17', '79, '79 Cornelissen Van der Hoeven, Anne — Anna. . 343,343 Cornet, Livine — Livina. 287, 287 Correge . . . . 170, 170 Corte, Juste de — Justus de. . 213, 214 Corvers, Anne — Anna. 374, 3^4 Cossiers, Antoine — Antoon . 205, 205 Cossiers, Jean — Jan. 202, 205, 205, 206. 237, 237, 268, 269, 270 Cosyns, Anne-Josine — AnnaJosina .... 439, 439 Coubergen, Wensel ou Wenceslas — Wenceslaus. 111, 112, 113 Couchet, Abraham. 287, 288 Coukercken, Ignace— Ignatius. 455, 455 Coukerken, Jean-Baptiste Van— Jan-Baptist Van . 503, 503 Courtois, Jean — Jan. 323, 323 Courtois, Marie-Anne-Thérèse — Maria-Anna-Theresia . . 284, 284 Courtouys, Thomas. 319,323, 323 Courtoys, Barthelemy — Bartel- meus 18, 19 Cousin,Jean—Jan. . 94,94 Coutereau, Barbe — Barbara . 12, 13 Couyvas, Carlos delas. 522, 522 Cox, Chretien — Christiaan. . 480, 481 Coxie, Marie-Claire — Maria- Clara 271,271 Coxie, Michel — Michiel. 172, 172 Coymans voir Coomans. Coymans, Leonard. 147, 151, 15i Craeyer, Catherine De — Ca tharina De. . . 173, 173, Craywinckel, B . . . 78, 78 Crée, Charles-Jacques De — Karel-Jacob De . . 533, 534 Crelin, Sybelle — Sibylla. 210, 210 Croes, Jean-Baptiste — Jan-Baptist 568, 569 Croes, Henri — Hendrik. 568, 569 Croes, Laurent — Laureys. . 307, 308, 308 Croys, H. La. . . 129, 129 Cruys, Jacques Vande — Jacob Vande .... 272, 273 Cruys, Jean-Charles Vande — Jan-Karei Vande. 334, 334, 540, 540 Cruys, Pierre Vande — Pieter Vande .... 211,212 Cruyt, Jeanne — Joanna. 207, 207 Cruyt, Marie — Maria. 380, 380 Crytsaert, Jean-Baptiste — Jan- Baptist 348 Cuerlinckx, familie — familie. 538, 538 Cuylen, Fran$ois — Frans. . 294, 295 Cuypers, D . . . ioy, 108 Cuypers, Suzanne — Suzanna. 179» >79 D Dael, Corneille Van — Cornelis Van 533, 534 Daemps, Alexandre — Alexan- der 150, 150 Daems, Jacques — Jacob. 338, 338 Daems, Pierre — Pieter. 131 131 Daems, Sébastien — Sebastiaan. 117, 13', 131 Daep, Cornelie — Cornelia. . 524, 524 Daep, Hubert — Huibrecht. 3>4, 3'5 Dale, Henri Van — Hendrik Van 272, 273 Dalen, Lancelot van — Lanceloot van. . . . I50) 150 Dame, Jean-Charles _ Jan- Karel • • • • 533, 534 Dampt 118,119 Dandois, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 217, 218 Danels, Catherine — Catharina. 73, 73 Dape, A ^ Darragon, Jeanne — Joanna. 205, 2c6 Deblaes, Corneille — Cornelis. 332, 332 Dechamps, Georges — Joris. . 134, 136, 136 Decker, Jacques De — Jacob De 533, 534 Decker, Paul De — Pauwel De. 538, 539 Deegenbroot, Daniël. 163, 167, 167 Dekens, Marie — Maria. 465, 465 Delen, Théodore van — Theodoor van. . 326, 327, 347 Delft, familie van — familie van. 538, 538 Delft, H. van . . . 78, 78 Deltoor, Arnold . . 464, 465 Delvaut, Philippe — Filip. 583, 584 Demes, Antoine — Antoon. . 568, 569 Denies, Jean-Pierre — Jan-Pie- ter 53 3, 534 Denys, Fran^ois — Frans. 509, 510 Denys, Jacques — Jacob. 507, 509, 5°9, 5io, 511, 511, 516 Descamps 599 Desmares, Isabelle — Isabella. 535, 535 Deurwerder, Arthur. 272, 273 Deurwerders, Martin—Martinus 459, 459 Deynum, Ant. van. 107, 108 Dheur, Corneille-Joseph — Cor> nelis-Jozef . . . 533, 534 Dhollander, Jacques — Jacob. 455, 456, 456 Diepenbeeck, van. . , 349, 350 Diepenbeeck, Abraham van, senior 461, 461 Diepenbeeck, Abraham van. . 460, 461, 461 Diercxen, Jacques — Jacob. . 385, 386 Dilis, Jean-Baptiste — Jan-Baptist 594, 594 Dircksen, Adrien — Adriaan . '93, 194, 225, 225 Dierdonck, Pierre Van — Pieter Van .... 460, 461 Diricx, Jean —Jan . 460, 461 Dirven, Jean — Jan. 442, 442 Doeren, Jean-Baptiste Van — Jan-Baptist Van . 193, 194, 225, 225 Domis, Anne — Anna. 457,457 Donck, Franfois — Frans. . S78, 578, 578 Donck, Gerard — Geeraard. .l 467, 467 Doncker, Frangois — Frans. 169, 169 Doncker, Jean —Jan . 168, 169, 169 Doncker, Marie — Maria. 170, 170, 250, 251, 334, 334 Donckers, Cornelie — Cornelia. 204, 204 Donckers, Fran$ois — Frans. . 528, 528 Donnet, Fernand . . . 599 Doorns, J 94, 95 Doren, Jean-Baptiste Van -JanBaptist Van. . . 533, 534 Dormale, Ferdinand van. 266, 267 Dornick, Franijois Van — Frans Van 568, 569 Dorp, Gerard van den, senior — Geeraard van den . 462, 462, 586, 586 Dorp, Gerard van den — Geeraard van den . . 586, 586 Douglas de Schot. David. 471, 479, 479 Dous, A. Van der . 105, 105 Douw, Simon Van . 541, 541 Drabbe, Marie — Maria. 381, 381 Draeck, Cornelie — Cornelia 393» 393 Draeck, Cornelie-Wilhelmine — Cornelia-Wilhelmina . 167, 167 Draeger, Guillaume — Willem. 294, 295 Dregge, Jean-Baptiste — JanBaptist '. . . . 472, 473 Drexeler, Anne-Marie — AnnaMaria .... 437, 437 Driessche, Anne Van den — Anna Van den . 321, 321, 439, 439 Driessche, Hélène Van den — Helena Van den . 188, 188 Drué, Eustache — Eustacius . 14, 15 Drué, Philippe — Filip. 14, 15 Dryschoor, Cornelie — Cornelia 232, 232 Duit, Fran^ois Van der — Frans Van der. . . . 383, 383 Dumont 599 Dunhaadt, Elisabeth. 173,173 Dunwal, Henri Van — Hendrik Van 342, 342 Dupont, Paul — Pauwel . 218, 218 Duquesnoy . . . 122, 122 Duquesnoy, Fran?ois — Frans. 314, 315 Durer, Albrechl . . 172, 172 Durnel, Norbert — Norbertus. 533, 534 Dusseler, P. . . . 68, 68 Duaerte, Gaspard —Gaspar. 163 Duarte, Diego, senior. 165, 166 Duarte, Diego. . . 165, 165 Duarte, Gaspard — Gaspar. . 163, 165, 165 Duys, Abraham. . 193, 19^ 225, 225 Dyck, Antoine Van — Antoon Van. 26, 27, 78, 78, 94. 95, 96,97,97, 98, 'O', 101, in, 112, 126, 126, 129, 129, 148, '49> 15°> 150, 162, 162, 165. 166, 204, 204, 218, 219, 219, 220, 222, 222, 236, 236, 250, 251, 293, 293, 336, 337, 337, 337, 349, 350, 363, 363, 379, 380, 469, 4/0, 569, 570 Dyck, Marie — Maria. 186, 186 Dycke, Catherine Van den Catharina Van den. 198,198 E Edelinck, Gérard — Geeraard. 274, 274 Edelinck, Jean —Jan. 274, 274 Edenbodeghen . . 223, 223 Eeckelmans, Anne — Anna. . 460, 460 Eeckeren, SybilleVan — Sybila Van . . , . . 157, 157 Eeckhoven , Adrien Van — Adriaan Van. 391, 394, 394 Eeckhoven, Anne Van — Anna Van 394, 394 Eeckhoven, Isabelle Van — Isabella Van . . . 394, 394 Eeckhoven Jean-Baptiste Van Jan-Baptist Van . 394, 394 Eeckhoven, Jean-Charles Van — Jan-Karei Van. . 394,394 Eeckhoven, Marie Van — Maria Van 394, 394 Eeckhoven, Marie-Cornelie Van — Maria-Cornelia Van. 394, 394 Eeckhoven, PierreVan — Pieter Van 394» 394 Eeckhoven, Suzanne Van — Suzana Van . . . 394; 394 Eeckhoven, Therèse Van — Theresa Van. . . . 394,393 Eecklo, Jean-Philippe Van — Jan-Filip Van . . 388, 388 Eede, Aubert Van den _ Aubertus Van den . 294, 295 Eeden, Martin Van den — Marten Van den. . . 274, 274 Eeden, Pierre Van den — Pieter Van den. , . . 490, 490 Eerenberck, Guillaume Van Willem Van. 341, 344, 344) 347» 385, 386, 400, 401, 448, 449, 517 Eggers, Barthelemy — Bartholomeus .... 266, 267 Elberts j0, 3I Eliaerts, Jacques — Jacob. 418, 419 Embrin, Adriend' — Adriaan d'. 421, 421 Emons, Elisabeth . 356, 356 Emont, Elisabeth. . 260, 260 Enden, Martin Van den, senior — Marten Van den. . . 364, 364 Enden ou Eynde, Martin Van den — Marten Van den. . 361, 364, 364 Engelgrave, Anne-Marie —A11na-Maria . . . 286, 286 Ennetières, Marie-Fran?oise d' — Maria-Francisca d'. 252, 252 Erdenbergen, Van. 221, 223, 223 Ernest, archiduc — aartshertog. 68, 68, 71, 72 Ertborn, Adolphe-Pierre—. Adolf Pieter . . . . 377, 377 Ertborn, Jpseph Van — Jozef Van 8, 9 Espelghem, Marig Van — Maria Van 440, 441 Esse, Guillaume Van — Willem Van 55°, 55° Essen, H. Van . . 125, 125 Essen, Jean-Baptiste Van der — Jan-Baptist Van der. 475, 476 Etten, Henri Van — Hendrik Van ....... 59 Everaerts, André — Andreas . 319, 320, 320 Everaerts, Cleraent-Auguste — Clemens-August . 593, 593 Everaerts, Pierre — Pieter. . 559» 559 Everdyek, Van . . 118, 119 Everwyns, Elisabeth. 169, 169 Eyck, Catherine Van — Catharina Van . 64, 64, 353, 353 Eyck, Jean-Charles Van — JanKarei Van . . . 294, 295 Eyck ou Eycke, Jean-Baptiste Van — Jan-Baptiste Van. 290, 29°, 293, 293, 469, 470 Eyck, Pierre-Jacques Van — Pieter-Jacob Van. 469, 469, 47° Eypermans, Thierry — Dirk. . 402, 402 Eyckmans, Balthazar. 464, 465 Eynde, Norbert Van den — Norbertus Van den. 266, 267 Eynde, Ferdinand Van . 116, 122, 122 Eynden, Elisabeth Van den. 381, 381 Eynden, Isabelle-Marie Van den — Isabella-Maria Van den. 440, 440 Eynden, Norbert Van den — Norbertus Van den . 433, 440. 440, 444 Eynden, Norbert Van den — Norbertus Van den. 440, 440 Eynden, Pierre Van den — Pieter Van den . . 440, 440 F Fabri, Gilles — Gillis. 116, 121, 121, 153, 153. '53. 24i, 241 Fabri 47 Fabri, Pierre — Pieter, 121, 121, 153, 153 Fabri, Suzanne — Suzanna. 396, 396 Faes, Jean — Jan. . 474,475 Faeyeur, André — Andries. 197 Faille, Alexandre della — Alexander della. . . 434,435 Faille, Jean-Baptiste della — Jan-Baptist della. 304, 306, 43°, 432> 435, 435, 443 Falens, Charles De — Karei De 524, 525 Fallais, Jean de — Jan de. 432, 439. 439. 444 Farins, Jean de — Jan de. 287, 287 Farnèse, Alexandre — Alexander. 85, 85, 86, 86, 382, 382 Fasse, Franijois— Frans. 130, 130 Fayd'Herbe, Jean-Luc — JanLucas .... 266, 267 Febvre, Rebecca De. 357, 357 Feer, Jean-Martin De — JanMarten De. . . 394, 394 Ferdinand II . . 250, 250 Ferdinand d'Autriche . . 216 Ferment, Pierre — Pieter. 190 Feuvre, B. Le . . . 78, 78 Ficcart, Fran^ois — Frans. 492. 492 Fickevoort, Franfois — Frans. 404, 405, 403 Fickevoort, N. van. 405, 405 Fierens, J. .... 69, 69 Fierlants, Martin — Marten. . 353. 353 Fierlants, Fierlans, Nicolas-Martin — Nicolaas-Marten. 352, 353. 353, 354 Flocket ou Flocquet, Barthelemy — Barthoiomeus. 492, 493, 493 Flocquet, Jeanne — Joanna. . 5 54, 554 Floris 194, 194 Floris, Corneille — Cornelis. 178, 178 Floris, Fran^ois — Frans. 107, 108, 172, 172, 516 Floryn ....... 190 Fonteyn, Fr. de. . 129, 129 Foppens, J. F 599 Forckhout, Guillaume — Willem 414, 414 Forckhout, Juste — Justus. . 414, 414 Forckhout, Lucie — Lucia. . 414, 414 Forckhout, Mare — Marcus. . 276, 276, 414, 414, 513, 513 Forckhout, Marie — Maria. . 414, 414, 560, 560 Forckhout, Melchior, Senior . 414, 414 Forckhout, Melchior. 411,414, 414, 513, 513 Forckhout, Susanne — Suzana. 4H, 4'4 Forgie, Gilles De la — Gillis De la 222, 222 Formenois, Suzanne — Suzana. 390, 390 Fourmenois, Marie — Maria. . 248, 248 Fourmenstraux, Thomas Senior 441, 441 Fourmenstraux, Thomas de. . 433, 44i, 44i Forment, Daniël. . 191, 191 Fourment, Hélène — Helena. 252, 252 Fourment, Pierre — Pieter. 191, 191 Fourmestraux, Gilles de — Gillis de . . . 376, 384, 384 Fourmestraux, Jehan — Jan. . 441, 441 Fourmestraux, Jean-Baptiste de — Jan-Baptist de. 384, 384 Fourmestraux, Paul de — Pauwel de . . . . 384, 384 Fraey, Jean De — Jan De. . 244, 244 4i Fraey, Pierre de — Pieter de. . 478, 478 Franck 172, 172 Franck, Gabriel. 190, 193, 193, 224, 225, 225, 379, 380 Franck, Guillaume — Willem. 460, 461 Franck, Laurent — Laureys. 193. 194. 225, 225, 225 Francken, Ambroise — Ambro- sius 71, 72 Francken, Constantin — Constantinus. 524, 524, 524, 525 Francken, Fran^ois, senior — Frans. 69, 69, 101, 102, 107, 107, 107, 107, 108, 160, 160, 261, 261 Francken, Frangois II — Frans. 20, 21, 82, 82, 83, 83, 101, 101, 102, 102, 124, 124, 261, 261, 261, 268, 269, 270, 343, 343. 357. 357 Francken, G. . . . 68, 68 Francken, Gabriel . 225,225 Francken, Jean-Baptiste — JanBaptist. . . 526, 527, 527 Francken, feröme — Hierony- mus 524, 524 Francken, Nicolas — Nicolaas. 107, 108 Franckq, Jean-Baptiste — Jan- Baptist 526 Franco, Castel . . 170, 170 Fratem, Daniël van. 526, 526 Frayenborch, Suzanne van — Suzanna van . . 403, 403 Fredericx, Madeleine — Magda- lena 377, 377 Fren, Isabelle De — Isabella De 244, 244 Fromont, Joseph — Jozef. 568, 569 Furnoey, Joseph — Jozef. . 528, 528 Fyens, Jean-Baptiste — JanBaptist . . . . 332, 332 G Gabrau, Anne-Marie — AnnaMaria .... 575, 575 Gabry, Marguerite — Margareta 44'. 441 Gaesbeeck, Gaspard van — Gaspar van . . 547, 547, 547 Gaillejaert, Pierre-Jacques — Pieter-Jacob . . 418, 419 Galle 485, 486 Galle, Catherine — Catharina. 148, 148 Galle, Corueille — Cornelis. . 349. 350 Galle, Guillaume -—Willem. 208, 208, 209, 391, 392, 392 Galle, Jean — Jan. 229, 230, 230, 268, 392, 392 Galle, Jeröme — Jeroom. 294, 295 Galle, Justine — Justina. 74,74 Galle, Philippe — Filip. 74, 74, 99.99. '48. 148, 149» l85> 185 Galle, Théodore — Theodoor. 99. 99, 99. 230, 230 Galles, prince de — prins van Wallis .... 250, 250 Gally, Simon. . . 287, 288 Gaquier, Alexandre — Alexan- der 217, 217 Geelhoven, Brigitte Van — Brigitta Van . . . 394, 394 Geeraerts, Elisabeth. 283, 283 Geeraerts, Francois — Frans. . 534, 534 Geeraerts, Guillaume — Willem 468, 468 Geeraerts, Jean-Baptiste — JanBaptist. 280,282,282,467, 468, 468 Geeraerts, Martin — Marten . 282, 282 Geeregroot, Francois — Frans. 538» 539 Geeregroot, Théodore — Theo- door 538,539 Geerts, Elisabeth. . 521,521 Geest, Corneille Van — Corne- lis Van, vide Gheest. Geldorp, Georges — Joris. . 117, 130, 130 Geethof, Jean-Fran^ois — JanFrans . . . 483, 486,486 Gelthof, Marin — Marinus. . 486, 486 Genard, Pierre — Pieter. 30, 3i. 599 Genoels, Abraham. 193, 194, 379, 380, 488, 489, 517 Gerardi, André — Andreas. 271, 271 Gerardi, Frangoise— Francisca. 198, 198 Gerardi, Leonard-Constantin Leonard-Constantyn 587, ^87 Gerardi, Maximilien — Maximinus. 268, 269, 269, 271, 271, 272, 273, 300, 301, 301, 415, 517 Gerardi, Philippe — Filip. 474, 475 Germer, Juste — Justus. 243, 243 Gerven, Jacques Van — Jacob Van 581, 582 Geulinckx, Jean — Jan. 290, 297, 297, 302, 303, 305 Gevaerts ou Gevartius, Gaspard — Gaspar. 155, 161, 161, 216, 216 Gevaerts, Jean—Jan, 161, 161 Gevartius, le chanoine — kanunnik . . 189, 189, 599 Gevens, Anne — Anna. 231, 231 Gheens, Suzanne — Suzanna. 89, 89 Gheensius, Catherine — Catha- rina 141, 142 Gheest, Corneille van — Cornelis van . . 116, 127, 127 Gheest, Jacques vander — Jacob vander . . 127, 127, 127 Ghellinck Vaernewyck, de. 599 Ghys, Georges, Senior — Joris. 151, 151 Ghys, Georges — Joris. 147, 151, 151 Ghysbrechts, G. . . 69, 69 Gilas, Luc — Lucas. 257, 257 Gillebert, Jean-David — JanDavid. . . 355, 357, 357 Gillebert, Jean-Charles Jan- Karei . . 20, 21, 357, 357 Gillebert, Marie-Suzanne — Maria-Suzanna. . . 286,286 Gillebert, Pierre-Ignace — Pieter-Ignatius. 355, 357, 357, 358 Gillemans, Catherine — Catha- rina 333, 333 Gillemans, Henri — Hendrik. 33', 333,333 Gillemans, Job,Senior. 331, 331 Gillemans, Job. 331, 332, 332, 333 Gillemans, Marie — Maria. 333. 333 Gillis, Michel — Michiel. 421, 421 Gillis, Nicolas — Nicolaas. Gilsen, Digr.e Van — Digna Van 359, 360 Gimnicus, Gymnikus, Engelbert — Engelbertus . 263, 263, 263, 268, 269, 270, 415 Ginderdeuren, Jean-Baptiste — Jan-Baptist 190 Giorgione. . . . 170, 170 Giot, Fran^ois — Frans, voir Guyot .... 171, 177 Gobbarts, Pierre — Pieter. . 520, 521 Gobyn, Elisabeth . 101, 102 Godines, Catherine — Catha- rina 165, 165 Goedenhuysen, Edouard Van — EduardVan. . . 209,209 Goes, Henri vander — Hendrik vander. 171, 174, 174, 184, 186, 186, 325, 325 Goes, Jean vander — Jan vander . . 174, 174, 186, 186 Goes, Jean-Paul vander — JanPauwel vander. 324, 325, 325 Goetkint, Antoine — Antoon. 155. 156, 156 Goetkint, Pierre, senior— Pieter 109, 109, 109, 110, 156, 156 Goetkint, Pierre —Pieter. 81, 82, 109, 109, 109, 156, 156 Goetkint, Sara . . . 92, 93 Goetsbloets, Arnold. 362, 362 Goetsbloets, Gilles — Gillis. 362, 362 Goetsbloets, Jean — Jan. 361, 362, 362 Goetsbloets, Pierre — Pieter. 362, 362 Goetscalck, Jean — Jan. 272, 273 Goevaerts,Goyvaerts, Abraham. 163, 164, 164 Goltzius. 74, 74,94, 94, 161, 162 Gomes, Jean-Henri — Jan-Hen- drik 331 Gompart, Aurelien — Aure- liaan 3 14, 31S Gonquier, Jeanne du — Joanna du 161, 161 Gonzalès 433 Goos, Anne — Anna. 228, 228 Goovaerts, Abraham . . 116 Goovaerts, Alphonse — Alfons. 599 Gortzius, Gualdorp. 107, 108 Goubau, Antoine, senior — Antonius .... 287, 287 Goubau, Antoine — Antonius. 280, 287, 287, 288, 516, 530, 531 Goubau, Laurent — Laurens. 287,288 Gouwe, Gaspard vander — Gaspar vander . . . . 215 Govaerts, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 4'S, 419 Govaerts, Margueiite — Margareta .... 566, 566 Goyvaerts, Abraham. 116,124, 124, 124 Goyvaerts, Guillaume — Willem 124, 124 Graet, Augustin — Augustinus. 469, 469 Grangé, Pierre — Pieter. 579, 579. 579 Granon, Nicolas—Nicolaas. . 134, 146, 146 Granvelle, Barbe — Barbara. . 308, 308 Graphaeus, Abraham. 24, 25, 118, 119 Grassis, Jean-Baptiste — JanBaptist. . . 163, 164,164 Grée, Melchior de . 205, 206 Gregori, Jean —Jan. 322, 322 Grelle, Le. . . videLegrelle Gréve, Barbe de — Barbara de. 187, 187 Greyn, Ursule vander — Ursula vander. 414,414,513,513 Greyn, Abraham vanden. 134, 136, 136 Greyn, Jean vande — Jan vande 54i, S41 Greyns, Jean-Baptiste — JanBaptist. 304, 306, 426, 426, 426, 430, 432, 443, 474, 476, 5°3> 5°4, 518 Greyns, Suzanne — Suzanna. 169, 169 Grieck, Michel De — Michiel De 385, 386 Grobbendonck, comte de — graaf de. . . . 435, 435 Groenrys, H . . . 124, 124 Grupello, Gabriel . 314, 315 Grutters, Philippe-Pierre Fi- lip-Pieter . . . 474, 475 Gudens, Jean — Jan. 418,419 Guillaume III — Willem III. . 374, 374 Guiot, Gertrude — Geertruida. 320, 320 Guiot, Jean — Jan. 320, 320 Guyot, Catberine — Catharina. 426, 426 Guyot, Fran^ois — Frans. 177» 177 Gymmeus, Cornelie — Cornelia 177. 177 Gysbrechts, M. . . 107, 108 Gysens, Corneille — Cornelis. 533, 534 H Haeck, Jean van — Jan van. 538, 539 Haecx, Anne — Anna. 291, 291 Haecx, Marie — Maria. 161, 161 Haeght, Haecht, Corneille van — Cornelis van . . 71,72 Haeght, Jean van — Jan van. 120, 120 Haeght, Pierre van — Pieter van . . . 116, 120, 120 Haeght, Haecht, Tobie van — Tobias van. 71, 71, 71, 71, 72, 72, 72, 75, 76, 126, 126, 130, 130 Haeken, Jean-Pierre van — JanPieter van. . 496,503,503 Haen, Guillaume De — Willem De 54i,54i Haen, Corneille De — Cornelis De 421, 421 Haese, Arnold de. 471, 477, 477 Haeften, Angèle van — Angela van 379, 379 Haeften, Jean van —Jan van. 379. 379 Haften, Haeften, Jean-Paul van — Jan-Pauwel van. 376, 376, 379, 379 Hagen ou Haghen, Michel vander — Michiel vander. 221, 223, 223 Haghen, Nicolas-Henri vander — Nicolaas-Hendrik vander. 568, 569 Hal, Jacques van — Jacob van. $68, 568, 569 Halen, Pierre van — Pieter van 255. 255, 255, 433 Halfroose, Suzanne — Suzanna. 101, 102 Hallemans, Ferdinand. 467, 468 Hallemans, Ignace — Ignatius. 399 Hallemans, Madeleine — Magdalena .... 439, 439 Halmale, Constantin van — Konstantyn van . . 62, 62 Halmale, Henri van, senior — Hendrik van. 132,132,192, 192, 193, 299, 299 Halmale, Henri van — Hendrik van. 24, 25, 62, 62, 62, 62, 63, 117, 132, 132, 190, 192, !92> !93> 262, 262, 262, 268, 269, 270, 272, 273, 299, 299, 299, 300, 415, 416, 518 Halmale, Paul van — Pauwel van . . . 183, 183, 183 Halmale, Pierre van — Pieter van 183, 183 Hals, Frans . . . 217, 217 Hamme, Guillaume van — Willem van. 209, 209, 236, 236, 236 Hanaux, Claire— Clara. 313, 3'3 Handtsetter, Pierre de — Pieter de 520 Hanecaert, Hanicart, Gilles-Au- gustin — Gillis-Augustinus. 376, 378, 378 Hanicaert-Hanecaert, Pierre — Pieter .... 259, 259 Happaert, Catherine — Catha- rina 363, 363 Happaert, Gilles— Gillis. 66, 66 Happaert, Jean — Jan. 39, 43 66, 66 Hardenbergh, N. . . . 517 Haro y Guzman, Juan Domingo de 371 Haro Sotomajory Guzman, Luis Mendez de . . . 371, 372 Hase, J. De. . . . 68, 68 Hassinckx, Abraham. . 290, 291, 291 Hassinckx, Roland — Roeland. 291, 291 Havick, Jacques — Jacob. . 141, 142 Havre, chevalier van — ridder van Havre, Sara van. . 529, 529 Hayaux, Marie De — Maria De. 437. 438 Hazart ..... 392, 392 Heek, Wautier van — Wauter van .... . 474, 47$ Heckaert, Jean — Jan. . 376 Hecke, Antoinette van — Antonia van . . . 191, 191 Hecquez, Jean — Jan. 608, 609 Hecquier, Jean — Jan. . 606 Heeghts, Jeanne — Joanna. . 440, 440 Heem, De. . . . 336, 337 Heert, Jean-Baptiste vanden — Jan-Baptist vanden. 583, 584 Hellemans, Anne-Marie — AnnaMaria .... 535, 535 Hellemans, Catherine—Catharina. . 364, 365, 406, 406 Hellen, Charles — Karei. 559, 560, 560 Helmont .... 336, 337 Hel voort, Cornelie van — Cornelia van . . . 442, 442 'Heivoort, Jacques van — Jacob van. . 433,442,442,444 Hemelaer, Catherine — Catha- rina 294, 294 Hemselroy, Jean — Jan. 155 Hemselroy, Léon — Leo. 155, 158, 158 Hemskercken, Sebastien — Sebastiaan. . . . 581, 581 Hendrickx, Henriette — Hen- drika 437. 437 Hengstenbergh, Etienne van — Steven van. . . 533, 534 Hennekin, Marie — Maria. 278, 278 Henricx . . . . 118, 119 Henry, Elisabeth. . 464, 465 Henry, Jean-Charles — Jan- Karel 533. 534 Hensbergh, Anne Van — Anna Van 486, 486 Henxthoven, Jeanne-Marie van — Joanna-Maria van. 542, 543 Herck, Jacques-Melchior van — Jacob-Melchior van. 588, 589, 591, 59' Herck, Melchior van. 48^, 486 Herenthals, Thomas van. 520 521 Herfsen, Catherine — Catha- rina 211, 212 Hermans, Catherine — Catharina. 14, 16, 16, 17, 351, 351 Hermans, Daniël . . 14, 16 Hermans, Egide — Egied. . 588, 588 Hermans, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 541, 541 Hermans, Sebastien — Sebastiaan . . . 134, 146, 146 Herp, Guillaume van — Willem van 593, 593 Herstraten, Gaspard vander — Gaspar vander. 155, 160, 160 Herstraeten, Marguerite vander — Margareta vander. 159, '59 Hertogen, Catherine S' — Catharina S'. . . . 153, 153 Hertogen, Christine S' — Chris- tina S' 121, 121 Hertoghe, De 46 Herzelles, Albert-Charles de — Albrecht-Karel de. 434, 434 Herzelles, Guillaume-Phiiippe — Willem-Filip. 304, 306, 427, 428, 429, 429, 430, 434, 434, 444, 445, 446, 448, 449, 451, 45i Herzelles, Philippe de — Filip de 434,434 Hessels, Pierre-Corneille — Pieter-Cornelis. 287, 288, 530, 530, 53°, 531 Hengel, Marie van — Maria van 353, 354 Heurck, Jean van — Jan van. 321, 321 Heurck, Jean-Pierre van — JanPieter van . . . 464, 465 Heurck, Pierre van — Pieter van 319, 321, 321 Heuvel. Annp uanHpn— Anno vanden. 336,336,338,338, 379, 379 Heuvel, David vanden. 294, 295 Heuvel, Guillaume vanden, senior — Willem vanden. 276, 276 Heuvel, Guillaume vanden — Willem vanden. 275, 276, 276 Heuvel, Suzanne vanden — Suzanna vanden . . 383, 383 Heuvick, Catherine— Catharina 461, 461 Hextenbergli, Abraham. 568, 569 Heyden, Catherine vander — Catharina vander. 203, 203 Heylen, Hélène — Helena. 14, 15 Heylens, Jeanne-Marie — Joanna-Maria. . . . 359, 3S9 Heylens , Marie-Catherine — Maria-Catharina . 286, 286 Heymans, Pierre — Pieter. . 294, 295 Heyndrickx, Mathieu — Mat- thias 374, 375 Hildernes, Corneille — Cornelis 418, 419 Hoek, Léopold vanden. 287,288 Hoetinckx, Fran^ois — Frans. 533, 534 Hoev, Nicolas van — Nicolaas van 207, 207 Hoffmans, Jean-Charles — Jan- Karei 272,273 Hofman, Ferdinand. 480, 481 Hofmans, Anne-Marie — AnnaMaria .... 533, 534 Hollander, Jacques De — Jacob De . . 456, 456, 542, 543 Hollander, Jean De — Jan De. 456, 456 Hollar, Wenceslas — Wenzel. 170, 170, 211, 212 Hondt, De .... 71, 72 Honsem, Joseph van — Jozef van 341, 541 Hontsem, Anne van — Anna van 169, 169 Hontsum, Zeger van, senior. . 189, 189 Hontsum, Zeger van. 189, 189, 189 Hoogaerden, Marguerite van — Margareta van. . . 68,68 Hooge, H. de. . . 107, 108 Hooninckx, Marie — Maria. 179, 179 Hoosterlinckx, Pierre — Pieter. 520, 521 Hoppenbrouwer, Guillaume — Willem . . 407, 408,408 Hoppenbrouwer, Jeanne-Isabelle — Joanna-Isabella. 408, 408 Horenbeeck, chanoine van — kanunnik van . . 474, 475 Home, Elisabeth van. 379, 379 Houbraken 599 Houten, Antoine van — Antho- nius van 559 Hove, André van — Andreas van 492, 493 Hove, Jean-Albert van — JanAlbrecht van . . 535, 536 Hove, Jean-Augusiin van — JanAugustinus van . 535, 535 Hove, Jean-Charles van — JanKarei van . 533, 534, 535, 535, 535 Hove, Michel van — Michicl van 483, 484 Hove, Simon-Balthazar van. . 535, 536 Hove, David van. . 150, 150 Hove, Jean van — Jan van. . 181, 181 Hove, Jeanne van —Joanna van. 398, 398 Hoy, van .... 294, 295 Huaerts, Martin — Marten. . 54i, 541 Huberts 30, 31 Huberts, I> W. J. A. . 599 Huckelroy, Paul van, senior Pauwel van. . . 381,381 Huckelroy, Paul van — Pauwel van. . . . 376, 381, 381 Hugens, Renaud — Renaldus. 184, 186, 186 Hujoel, Isabelle — Isabella. . 503, 5°4 Huldert, Guillaume De — Willem De . . . . 322, 322 Hullebroeck, Jean — Jan. 395, 395, 397, 397 Hullebroeck, Jeanne —Joanna. 561, 561 Hulsen, Barbe van — Barbara van 169, 169 Husart 322, 323 Hussens, Henri — Hendrik. . 353) 354 Hussens, Jean-Gilbert — Jan- Gilbert 573 Huybrechts, Fran?ois — Frans. 376 Huybrechts, Gaspard — Gaspar. 268, 269, 269, 274, 274, 280, 290, 291, 291, 300, 310, 409, 410, 415, 428, 433 Huybrechts, Guillaume. — Willem 402, 402 Huybrechts, Jean — Jan. 134, '34, 145, 145 Huybrechts, Martin — Marten. 313» 3i3 319, 320, 320,415, 416, 417, 417, 428, 433 Huysen, Roelofken van. 92, 92 Huysmans, Jacques—Jacob. . 230, 251 Huysmans, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 266, 267 Huysraet, Marguerite — Margareta .... 222, 222 Huyssens, Jean — Jan. 200, 200 Hymans, Henri — Hendrik. . 30, 3i, 599 Hynderickx, Adam . 538, 539 I Immenraet, Marie-Catherine — Maria-Catliarina . 402, 402 Immerseel, Fran?oise van — Francisca van. . 192, ^2, 246, 246 Immerseel, 1 590 Innoville, Jacques van —Jacob van 542, 543 Isabelle, archiduchesse — Isabella, aartshertogin. 82, 84 Isschot, Jean-Baptiste van — Jan-Baptist van . 523, 523 Istendael, Jean-Baptiste van Jan-Baptist van . 418, 419 J Jabach, Evrard . . 130, 131 Jacobs, Catherine — Catharina. 462, 462 Jacobs, Jean-Paul — Jan-Pauwel ..... 550, 550 42 Jacobs, Nicolas — Nicolaas. . 342, 342, 359, 36° Jacobs, Pierre — Pieter. 266, 267, 488, 489 Jacobs, Victor .... 599 Jacops de Jagher, Adrien — Adriaan. . . . 332, 332 Jacops de Haegii, Guillaume — Willem . . 550, 550, 550 Jacops, Jude — Judocus. 276, 27 b Jacops, Roland — Roeland. . 180, 181, 181 Janselon, J. . . . 107, 108 Jansen, J. E. . , . . 599 Jansens, Gaspard — Gaspar. . 474, 475 Janssens, Abraham. 28, 29, 92, 92, 92> 93, '3®> '39, 172, 176, 176 Janssens, André — Andreas. 190 Janssens, Anne — Anna. 285, 285 Janssens, Anne-Marie — AnnaMaria . 176. 176, 201, 201 Janssens, Etienne — Steven. . 5°3, 504 Janssens, Fran?ois — Frans. . 331' 338, 3 38 Janssens, Jacques — Jacob. . 314- 3'5, 332 [anssens, Jacques — Jacob. . 355, 358, 358, 432, 438,438, 444, 446 Janssens, Jean — Jan. 92, 92, 147, >49, '49, '96, !96> "96, 265, 265 fanssens, Jéröme — Hierony- mus 344, 344 anssens, Luc — Lucas. 438, 438 Janssens, Marie — Maria. 435, 435 Janssens, Suzanne — Suzanna. 283, 283 Janssens de Bistlioven, JeanCharles — Jan-Karei. 521, 521 Janssens de Bisthoven, Pierre — Pieter .... 283, 283 Janssens de Hujoel, EtienneCorneille — Steven-Cornelis. 464, 465, 475.476, 496, 503, 503, 504, 508, 508, 511, 517 Jauroy, Adrien — Adriaan. 421, 421 Jauwens, Catberine — Catha- rina 240, 240 Jode, Arnold de. . 219, 220 Jode, Corneille de — Cornelis Je 392> 392 Jode, Elisabeth de. 81, 83, 176, 176, 201, 201 Jode, Gérard de — Geeraard de. 94, 94, 391, 392> 392 Jode, Gertrude de — Geertruda de 69, 70 Jode, Jacques de — Jacob de. 392> 392 Jode, Jeanne-Marie — JoannaMaria .... 334, 334 Jode, Pierre de — Pieter de. 22, 23> 94, 94, 94, 95» 219, 219, 392> 392 Jode, Pierre II de — Pieter de 94, 95, 2ï5, 219, 219, 349. 35° Jode, Suzanne De — Suzanna De 122, 122 Joly, Jacques — Jacob. 394, 394 Jonckers, Jean — Jan. 488, 489 Jordaens, Elisabeth. 156, 156 Jordaens, Hans . . 124, 124 Jordaens, Jacques — Jacob. . 219, 220, 297, 297, 326, 327, 328, 329, 330, 330, 335, 335, 357, 337, 339, 518 Jouret, Jacques—Jacob. 581, 582 Jouwens .... 250, 251 K Kaa, Pierre vander — Pieter vander .... 418, 419 Kalken, Frans van. . . 600 Keerbergen, Jean van — Jan van. . . . 106,106, 106 Keerbergen, Pierre van — Pieter van . . . . 106, 106 Keerinckx, Alexandre — Alexan- der 211, 212 Keersmakers, Lucie — Lucia. 374, 374 Kegeleers, Barbe — Barbara. . 118, 119 Kemp, L 71, 72 Kempe, Agnès-Lambert van. 398, 398 Kerckhof, Marguerite vande — Margareta vande. 405, 405 Kerckhoven, Anne vanden — Anna vanden . . 381, 381 Kerchoven, Jean-Jan. 180,182, 182 Kerckhoven Jean vanden — Jan vanden . . . . 182, 182 Kerckhoven, Joseph vanden — Jozef vanden . . 294, 295 Kerckhoven, J. B. . 141, 142 Kerricx, Catherine — Catharina. 342, 343 Kerricx, Guillaume — Willem. 416, 418, 418,419, 419,450, 45°, 472> 473, 495, 499, 499, 500, 500, 505, 506, 506, 509, 511, 512, 512, 517, 532, 542, 543, 548, 549- 549. 579, 579 Kerricx, Guillaume-Ignace — Willem-Ignatius. 418, 419, 542, 542, 542, 543, 543, 544, 548, 549, 549, 555, 559, 563, 564, 564, 565, 565, 566, 568, 585, 585 Kersavonts, Bartheiemy — Bar- tholomeus 391 Kessel, André van — Andreas van 414, 414 Kessel, Jean-Thomas van —JanThomas van . . 474, 475 Kessel, Ferainand van. 568, 569 Kessel, Jean van —Jan van. 178, 178 Kessel, Jeröme van — Hieronymus van. . 171, 178, 178 Kessel, van .... 96, 97 Ketelaers, Wilhelmine — Wilhelmina. . . . 490, 490 Ketgen, J. B. . . . 69, 70 Kierberghen, vide Kierbergen Kint, Catherine t' — Catharina t' . . . . 211,212 Kint, Jean — Jan. 273, 273, 364, 364, Kint, Jean-Baptiste t', senior Jan-Baptist t' . . 364, 365 Kint, Jean-Baptiste t' — JanBaptist t'. 361, 364, 364, 365, 406, 406 Kint, Pierret', senior— Pieter t'. 406, 406 Kint, Pierre t* — Pieter t'. 364, 365, 404, 406, 406 Kints, Jacques — Jacob. 533, 534 Kints, Jean-Baptiste — Jan-Bap- tist 542, 543 Klerck, Corneille De — Cornelis De . . . . 418, 419 Knudden, Jacques—Jacob. . 363, 363 Knudden, Melchior-Balthazard. 361, 363, 363 Knyff, Jacques —Jacob. 341, 343, 343 Knyff, Jean — Jan. 343, 343 Koninck, Ferdinand de. 290, 298, 298 Koninck, Jean de — Jan de. . 361, 363 Koninck, Zacharie de — Zacharias de ... . 581, 581 Kouckercken, Ignace van Ig- natius van. . 433,444,455 Kraen, Franjois de — Frans de 411 L Labarre, Jean de — Jan de. . 233, 234 Laboureur, Antoine — Antoon. 533. 534 Laboureur, Jean — Jan. 460, 461 Laeck, Artliur van — Aart van. 210, 210 Laen. Daniël De. . 418, 419 Laer, Jean-Baptiste van — JanBaptist van. . . 528, 528 Laet, Marie De — Maria De. . 490, 490 Lafas, J. de . . . 129, 129 Lalaing, Charles de — Karei de. 538, 538 Lamberechts, Chrétien — Christiaan . 193, 194, 225, 225 Lemens, Jean van — Jan van. 165, 165 Lemens, Jean-Baptiste van — Jan-Baptist van. 163, 165, 165, 165 Lameer, Tliéodore — Theo- door 187, 187 Lamorlet, Joseph De — Jozef De. 387,388,388,389,411, 415, 422, 422, 428,433,446, 448,449 Lamorlet, Nicolas De — Niclaas De 388, 388 Lampsonius, Dominique — Dominicus . . . . 85,86 Lanckfranck, Charles — Karei. 402, 402 Lanckveelt, Fran^ois — Frans. 457, 457 Lanckvelt, Fran^oisvan — Frans van 187, 187 Lanen, G. vander. . 124, 124 Langenberghe , Dominique — Dominicus . . . 418, 419 Langennaken, Pierre — Pieter. 581, 581 Langhenhoven, Elisabeth van. 35°, 350 Lannoy, Henri de — Hendrik de 488, 489 Lanoy, Henri de— Hendrik de. 266, 267 Lansloot, Corneille — Cornelis. 226, 226 Lansloot, Lansloet, Lanseloot, Luc — Lucas. 224, 226, 226, 239, 239 Largilière, Nicolas de — Niclaas de. . . . 2S7, 288 Lascouyvas, Cliarles de — Karei de ... . 520, 522, 522 Lasne, Michel — Michiel. 94, 95 Latom, Adrien van — Adriaan van 231, 231 Laueryes, Jacques —Jacob. . 47', 477, 477 Lauereysens, Jean—Jan. 266, 267 Lausmau, Christine — Christina. 79, 79 Lauwer, Charles de — Karei de. 116 Lauwereyssen, Jean-Franfois — Jan-Frans , . . 272, 273 'Lauwers, Conrad . 222,222, 389, 389 Lauwers, Jacques — Jacob. 222, 222 Lauwers, Jeanne — Joanna. . 466, 466 Lauwers, Nicolas — Niclaas. 221, 222, 222, 222, 389, 389 Lauwers, Norbert — Norbertus. 387, 389, 389 Lebrun 474,475 Leemans, Jean — Jan. 280, 284, 284 Leemans, Jean-Adam _ JanAdam • • . . 284, 284 Leemans, Jean-Jude _ Jan-Judocus . . . 284, 284 Leempoel, Jean van — Jan van. 338, 338 Leermans, Agnès. . 326, 326 Leerse, Elisabetb. , 282, 282 Leerse, Sébastien — Sebastiaan. 33i, 337, 337 Lefebure, Anne — Anna. 210, 210 Lefever, Jean — Jan. 462, 462 Legrelle, Franfois — Frans. . 550, SS',. 55i Legrelle, Guillaume — Willem. 551, 551 Lellilyo, P. F. . . . 92,93 Lemens, Balthazard — Baltha- zar 474, 475 Lemmens, Elisabeth. 266, 267 Lemmens, J. . . . 74,74 Lemmens, Marie — Maria. . 414, 414 Lempoel, Adrien — Adriaan. 460, 461 Lenaerts, Benoit — Benedictus. 361 Lenaerts, Edouard — Eduwaert. 433, 444 Lenaerts , Henri-Godefroid — Hendrik-Godfried. 460, 461 Lenaerts, Isabelle _ Isabella. 35i,35i Léopold, empereur — keyzer.' 497. 498 Léopold-Guillaume. archiduc — aartshertog. . . 244,245 Lerius, Th. van. 10, 11,30, 31, 600 Lermans ou Leermans, Adam. 184, 185, 185 Leroy , Albert-Ignace — Albrecht-Ignatius . 550, 551, 55' Lescornet, Jeanne — Joanna. . 357, 357 Lesteens, Claire — Clara. 263, 26: Lesteens, Gaspard — Gaspar. 240, 240 Lesteens, Guillaume— Willem. 240, 240, 242, 242, 263, 265 Lesteens, Paul — Pauwel. 395, 398, 398 Letombe, Philippe — Filip. . 533, 534 Letter, Jacques de — Jacob de. 190, 192, 192, 246, 246, 246 Leydecker, Adam. . 433,444 Leydecker, P. de. . . 69, 70 Leyen, Marie-Anne — Maria- Anna 337, 337 Leys, Pierre — Pieter. 492, 494, 494 Leysens, Ignace — Ignatius 538, 539 Lhermite, Anne — Anna. 157, '57 Liberti, Fran?ois — Frans. . 526, 526 Librechts, Isabelle — Isabella. 509, 510 Librechts, Jean — Jan. 290, 298, 298 Librechts, Marie — Maria. 479- 479 Licht, André de — Andries de. 202, 203, 203, 215, 217, 217, 268, 269, 270, 415 Licht, Anne-Marie de — AnnaMaria de . 362, 362 Licht, Charles de — Karei de. 275, 275 Licht, Marie-Anne de — MariaAnna de. . . . 479, 479 Licht, Marie-Jeanne de — MariaJoanna de . . . 383, 384 Lidts, Cathcrine — Catharina. 554. 554 Liebrechts, Anne — Anna. . 203, 203 Lies, Guillaume — Willem. 528, 528 Liesens, Suzanne — Suzanna. 362, 362 Lim, S. de. . . . 125, 125 Lins, Théodore — Theodoor. 193» '94, 225, 225 Lint, Anne-Marie van — AnnaMaria van. 462,462,586,586 Lint, Balthazar van — Balthazar van. . 355, 358, 358, 359 Lint, Henri-Fran?ois van — Hendrik-Frans van. . 480, 481 Lint, Pierre van — Pieter van. 358, 358, 460, 461 Lipse, Juste — Justus. 94, 94 Lisaert, Antoine — Antoon. 243, 243 Lisaert, Pierre — Pieter. 79, 79 Liverlo, Jeanne de — Joanna de. 286, 286 Loaser, Jacques — Jacob. 171 Locquet, Marie— Maria. 323, 323 Loemans, A . 105, 105 Loemans, Artus. 117, 133, 133 Loets, Anne — Anna. 85, 86 Lommelin, Mare — Marcus. . 462, 462, 568. 568 Loo, A 73, 73 Loomans, Elisabeth. 219, 220 Lorraine, Charles de — Karei de 543, 544 Louis XIV — Lodewyk XIV. 497, 498 Lowies, Lambert — Lambrecht. 3 '4, 315 Lundcn, Catherine-Suzanne — Catharina-Suzanna. 335, 335 Lunden, Jeanne — Joanna. . 426, 426 Lundens ou Lunden, Pierre — Pieter. . . 154, H5, MS Luneslot, Antoine — Antoon. 533, 534 Lyere, Augustin van — Augustinus van. . . . 271,271 M Mabuse 165, 166 Macquereel, Anne-Marie — Anna-Maria. . . . 363, 364 Macquereel, Madeleine — Magdalena .... 465, 465 Macquereel, Marie — Maria. 230, 230, 392, 392 Madera, Ignacede — Ignaasde. 225, 225 Mael, Henri van — Hendrik van 474, 475 Maenen , Antoine vander — Antoon vander. . 353,354 Maepeye, Pierre — Pieter. . 217, 217 Maere, H. de. . . . 69, 69 Maes, Barbe — Barbara. 434, 434 Maes, Catherine — Catharina. '74, 174 Maes, Fran{ois — Frans. 432, 443 Maes, Godefroid, senior— Godfried .... 460, 460 Maes, Godefroid — Godfried. 460, 460, 460, 461, 492, 493, 493, 495,499, 500, 516, 520, 542, 542 Maes, Isabelle — Isabella. 174, 1/4 Maes, Thomas. 528, 528, 528, 577, 577, 577, 57», 57» Maeyer, Antoine-Jean De — Antoon-Jan De. . 527, 527 Maeyer, Corneille De — Corne- lis De 527,527 Maeyer, Gilles De — Gillis De. 418, 419 Maeyer, Jacques De — Jacob De. . . . 526, 527, 527 Maeyer, Jacques De, junior — Jacob De. . . . 527, 527 Makereel, Macquereel, Fran^ois — Frans. . 163, 166, 166 Macquereel, Isabelle — Isabella. 166,166 Malderus . . . . 213, 214 Maldegem, Thomas van. 467, 467 Male, Jacques van —Jacob van. 359, 360 Maillart, Philippe — Filip. 460, 461 Malleri, Charles van — Karei van. 147, 148, 148, 149, 149 Malleri ou Mallery, Philippe de — Filip de. . . 148, 149 Malliaert, Anne-Catherine — \nna-Catharina . 436, 436 Malo, Vincent — Vincentius. 202, 206, 206 Man, Gaspard de — Gaspar de. 464, 465, 483, 484 Mander, Carel van. 30, 31, 600 Mandere, Isabelle vander — Isabella vander. . . 469,470 Mandere, Isabelle-Claire vander — Isabella-Clara vander. 293, 293 Mangeler, Cecile — Cecilia. . 568, 569 Maniaert, Corneille—Cornelis. 588, 588 Mannaert, Anne — Anna. . 189, 189 Mans, Mathilde — Mathilda. 342, 342, 396, 396 Manteler, Renier. . 217, 217 Marcelis, A. . . , 73,73 Marchal, chevalier — ridder. 600 Mares, Théodorine des — Tbeodora des. . . . 342, 342 Marets, Simon de. . 294, 295 Marienberg, Catherine van — Catharina van. 81, 83, 258, 258 Marines, Pedro . . 426, 426 Martens, Grégoire, senior — Gregorius . . . 373, 373 Martens, Grégoire— Gregorius. 366, 368, 369, 373, 373, 509, 510, 511, jii, 516 Martini, Louis, senior — Lode- wyk 413, 413 Martini, Louis — Lodewyk. . 4>'. 413, 413 Martini, Pierre-André — PieterAndreas. . . . 413, 413 Massys, Quentin — Quinten. . 127, 127, 128, 172, 172, 353, 354 Matham 349, 350 Matham, Jacques — Jacob. . 18, 19 Matheusen, Mathieu — Mattheus . . . 202, 207, 207 Matysen, Mathias. . 223,223 Mathyser.s, Madeleine — Magdalena .... 243, 243 Mattheussens , Marguerite — Margareta . . . 182, 182 Matthyssens, Abraham. 71, 72, 487, 487 Matthyssens, Catherine — Catharina . . . . 351, 351 Matthyssens, Jeanne — Joanna. 437. 437 Matthyssens, Martine — Marti113 437. 437 Maximilien, 1'archiduc — aartshertog Maximiliaan. 178, 178 Maynard .... 205, 206 Mechelen, H. van. . 68, 68 Mechelen, Hans van. 116, 125, 125, 125 Medera, Ignace de — Ignatius de 193. '94 Medicis 18, 19 Meerbeeck, Guillaume van — Willem van . . 118, 119 Meere, Catherine de — Catharina de ... . 129, 129 Meeren, Isabelle vander — Isabella vander. . . 574, 574 Meeren, Jean-Egide vander — . Jan-Egidius vander. . 513 Meeren, Marie vander — Maria vander .... 390, 390 Meeren, Wautier vander — Walter vander. . 574, 374 Meerle, Théodore van — Theodoorvan. . . . 34), 349 Mees,Pierre—Pieter. 266,267 Meesens, Pierre — Pieter. 266, 267 Meester, Gérard de — Geeraard de ... . 376, 383, 383 Meeus, Elisabetb. . 182, 182 Meldert, J. van. . . 96, 97 Meiren, Anne-Catherine vander — Anna-Catharine vander. . 515, 515 Meiren, Egide-Joseph vander — Egidius-Jozefvander. 515,515 Meeren, Jean-Baptiste vander — Jan-Baptiste vander. . 545, 545, 545 Meiren ou Meeren, Jean-Egide vander — Jan-Egidius vander. 5'3, 515, 515 Meiren, Suzanne-Rose vander — Suzanna-Roza vander 515,515 .Meiren, Walter-Dominique vander — Walter-Dorainicus vander . . . . 515, 515 Melis, Guillaunie-Fran^ois — Willem-frans . . 418, 419 Melis, Jacques — Jacob. 488, 489 Melyn, Abraham. . 437,437 Melyn, Jeanne-Marie — Joanna- Maria 320, 320 MeJyn, Jean-Michel — Jan-Michiel. ...... 556, 556 Melyn, Pierre — Pieter. 432, 437. 437. 438, 443, 555, 556, 556 Mennens, Frangois — Frans. 193, 194, 225, 225 Mens, Laurent — Laureys. 126, 126 Mera-Merre-Meera, Charles de — Karei de. 155, 157, 157 Merchant, Anne — Anna. 276, 276 Merckx, Christophe — Christoffel . . . 134, 145, 145 Merguaer, Jean —Jan. 460, 461 Merle, H. van ... 74, 74 Merssens, André — Andries. . 253, 254 Mertens, Charles — Karei. . 209, 209 Mertens, Corneille — Cornelis. 487, 487, 487 Mertens, Elisabeth . 107, 108 Mertens, Jacques — Jacob. . 474, 475 Mertens, Philippe — Filip. . 206, 206 Mertens, W. . . . 73, 73 Mertens & Torfs . . . 600 Mes, Margueiite de — Marga. reta de ... . 437, 437 Mesmaker, Gilles de — Gillis de 217,217 Mesmakers, Jean — Jan. 111, 112 Meere, Marie de — Maria de. 193, 193, 225, 225 Meulen, Adam-Fr. vander. 144, 144 Meulenberch, Luc— Lucas. 355 Meuleveld . . . . 124, 124 Meurs, Gommaire van — Gomarus van . . . 134, 135 Meurs, Hedwige van— Heilwig van 233, 234 Meurs, Jacques van — Jacob van. 309, 309, 331, 333, 333 Meurs, Jean van — Jan van. . j34, 135, 135 Meurs, Jean van, junior — Jan van. . 135, 135, 333, 333 Meursius, vide Meurs. Meyere, Louis de — Lodewyk de 294, 295 Meyssens, Jean — Jan. 322, 322 Meysters, J. . . . 138,139 Michelsen, Michel — Michiel. 203, 204 Michiels, Catherine — Catha- "na 320, 320 Mier, Jean Le — Jan Le. 474, 475 43 Mighem, Laurent van — Laurens van. . . . 474, 475 Mildert, Antoine van — Antoon van 213, 213 Mildert, Corneille van — Cornelis van . . . 213, 214 Mildert, Florent van — Floris van, . . . 559, 560, 561 Mildert, Jean van — Hans van. 213, 213, 214 Milese, Mathieu — Mattheus. 244, 244 Milex, Philippe — Filip. 210, 210 Millecam, Albert — Albrecht. 421, 421 Millucht-Millich, Nicolas — Nicolaas . . , 411, 413, 413 Minderhout . . . 344, 344 Minderhout, Antoine van — Antoon van. . . 385, 386 Minderhout, Guillaume-Auguste — Willem-August. 385, 386 Minderhout, Henri van — Hendrik van. 376, 385, 385, 386, 516 Minderhout, Jean van — Jan van . . , . . 385, 385 Miraeus 88, 88 Mirou, Marie — Maria. 161, 161 Mistraten, Barbe van — Barbara van. . . . 451,451 Moens, Marie — Maria. 557, 557 Moerentorf, Balthazar. . 137, 137, 228, 228, 228, 229, 231, 231 Moerentorf, Catherine— Catharina . . 99, 100, 230, 230 Moerentorf, Jean — Jan. 137, 137, 228 Moerraans. . . . 250, 251 Moermans, André. 520, 521, 521, 52Ó, 527, 527 Moermans, Balthazar. . 331 Moermans, Jacques — Jacob. 147, 152, 152, 152 Moermans, Paul — Pauwel. . 152, 152 Mol, Antoine van — Antoon van 261, 261 Mol, Joos de. . . 131, 131 Mol, Pierre van — Pieter van. 211, 212 Molin, Jacques du — Jacob du. 581, 581 Mols, Anne — Anna. 286, 286 Momper, Barthelemy de — Bartholomeus de . . 101, 102 Momper, Joos de. 18, 20, 21, 21,71,72, 82,83,96, 97,99. IOO, IOI, 101, 101, 236, 236, 336, 337. 343. 343. 357. 357, 462 Monde, J. de. . . . 73, 73 Mont, Corneille du — Cornelis du. . . . 399, 401, 401 Monterey, comte de — graaf de. 366, 366, 367, 368, 369, 37°. 37'. 371. 372, 518 Moons, Catherine — Catharina. 69, 69 Moor, N. de. . . 503, 504 Moore, Nicolas de — Nicolaas de 421,421 Moretus, Balthazar. 134, 135, >35. 1 37. '37. 228> 228, 23'. 231, 249, 249, 253, 253, 268, 269, 270 Moretus, Jean—Jan. 228,228 Morisse , Adrien , senior — Adriaan. . . . 383, 383 Morisse, Adrien — Adriaan. . 376, 383. 383 Morisses , Gaspard-Joseph — Gaspar-Jozef . . 460, 461 Mortgat , Marie-Catherine — Maria-Catharina . 507, 507 Mouris, Bernard — Bernardus. 181, 181 Moutiers, Charles du — Karei du 568, 569 Moy, Claire de — Clara de. . *73» 173 Moy, Marie de — Maria de. . 186, 186 Moy, familie de — familie de. 213, 214 Muggenhoven, Jean-Antoine van — Jan-Antonius . 350, 350 Muggenhoven , Marcelin-An- toine — Marcelius-Antonius. 348, 350, 350 Mugghenhoven , Marie-Anne van — Maria-Anna van. 298, 298 Munnicx, Sébastien — Sebas- tiaan 181, 181 Munnincx, Constance — Constancia . . . . 164, 164 Munster, Henri van — Hendrik van 181, 181 Muntsaert, Fran?ois — Frans. 253. 253 Musson, Mathieu — Mattheus. 248, 248, 248, 268, 269, 270, 415 Muyter, H 78, 78 Muytinckx , Thérèse-Catherine — Theresia-Catharina. 551, 5S2 Mys, Jean-Baptiste — Jan-Baptist 287, 288 N Namleton . , . . 118, 119 Natalis, P. . . . 148, 149 Naulaerts, Fran^ois — Frans. . 485, 486 Neckebaert, Pierre — Pieter. 287, 288 Neckens, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 583, 584 Neckens, Mathieu — Matthias. 460, 461, 462, 463, 463 Neckin, Gertrude — Geertruida. 85, 86 Neef, Pierre — Pieter. 142, 143 Neefs, Emmanuel. . . 600 Neefs, Hub 600 Neefs, Pierre—Pieter. 292, 293 Netten, F. van. . . 69, 70 Neuf, Pedro de. . 378, 378 Neuf, Simonde. 376, 376, 378, 378 Neuf, Simon de, junior. 378, 378 Neuf, Simon-Balthazar de. . 378, 378 Neve, Hans de. . . 79,79 Neve, Ide de —Ida de. 138, r39 Neve, Simon de. . 266, 267 Nicolae, 0 68, 68 Nicolaï, Anne — Anna. 156, 156 Nicolay, Anne — Anna. 109, 109 Nies, Antoine De. — Antoon De 353. 354 Nieustadt,Chrétien van — Christiaan van •. -. . 467, 467 Nispen, Adrien van — Adriaan van . . . 184, 186, 186 Noblet, B 68, 68 Noel, H. de. . . . 78, 78 Nole, André-Colyns de — Andries-Colyns de. 155, 162, 162, 190, 191, 191 Nole, Jacques-Colyns de — Jacob-Colyns de. 88, 88, 90, 90 Nole, Jean-Colyns de — JanColyns de. 88, 88, 88, 88, 90, 91, 162, 162 Nole, Robert de — Robrecht de. 82, 84, 88, 88, 88, 90» 90, 90 Nolet, Corneille de — Cornelis de . 307 Noliet, Beatrix de. . 282, 282 Noliet, Corneille de — Cornelis de. . . 1 . . 308, 308 Noort, Adam van. 12, 13,71, 72, 75, 75, 75. 76 Noort, Lambert van — Lambrecht van. . . . 75, 75 Noot, Elisabeth vander. 158, 158 Nouwens, Jean—Jan. 520, 521 Nutius, Martin — Marten. . 135, 135 Nuys, Jacques —Jacob. 274, 274 Nuyts, Marie — Maria, 436, 436 Nuyts, Elisabeth. . . 75,75 Nys, Elisabeth. . . 135, 135 Nys, Jean-Baptiste — Jan-Baptist 528, 528 • O - Oey, Anne van — Anna van. 271, 271 Offenberg, Marguerite — Mar- gareta 14, 15 Offermans , Isabelle-Marie — Isabella-Maria . . 587, 587 Ogier, Barbe — Barbara. 407, 408, 409, 418, 419, 446, 448, 449. 45°. 450, 499. 499, 5o6, r ■506, 512, 512, 535, 535, 542, 3. °r 543- 548, 549» 549' 564, 564 $/ Ogier, Frangois — Frans. 454, 454 Ogier, Guillaume — Willem. 280, 289, 289, 407, 408, 409, 418, 4I9.448, 449, 450,450, 453, 454, 454, 483, 484, 516 Olivera, Franjois d' — Frans d'. 485. 486 Olthoff, Frans .... 600 Oonsen, Gaspard van — Gaspar van. . . . 203, 204 Oort, van — vide Noort van. Op de Laey, Augustin — Augustyn ... 583, 584 Op de Laey, Jean-Baptiste — Jan-Baptist . 572, 572, 572 Ophoven, Henri van — Hendrik van. 193-, 194, 225, 225 Oppom, Jean van — Jan van. 396, 396 Opstal, van . . . 462, 462 Opstal, Gaspard-Jacques van, senior — Gaspar-Jacob van. 533, 534 Opstal, Gaspard-Jacques van — Gaspar-Jacob van. 533, 533, 533, 534, 592, 592 Os, Adrien van — Adriaan van. 53?, 534 Os, H. van, ... 71, 72 Osse, Jean — Jan. 474, 475 Ostende, Catherine — Catha- rina 413,413 Oudaert ou Oudart, Pierre — Pieter. . . 319, 320, 320 Overbeeck, Paul van — Pauwel van 353, 353 Overlaet, Pierre — Pieter. . 583, 584 P Paeffenrode, Christophe van — Christoffel van. . 567, 567 Paeffenrode, Godefroid van Godfried van. 565, 567, 567 Pais, Marie — Maria. 480, 480 Palerme, Catherine van — Catharina van. . . 109, 109 Palma . . •. 170, 170 Palmaert, Jeanne — Joanna. 363, 363 Palmen, Marie — Maria. 561, 561 Pampfi, Barthélemy — Bartholomeus. . . .. . I4> ,5 Pampfi, Esther. . . 71, 72 Pa™fi, Fr 78, 78 Pampfi, Marie — Maria. 14, !5, 16, 17 Pampfi, Marguerite — Margareta ... 16, 16, 17, 19 Panderen, van ... 71, 72 Pansus^ Catherine — Catharina. 373, 373 Pape, Jean de — Jan de. 59, 60 Pape, Pierre de — Pieter de. 395, 398, 398 I Papenhoven, Alexandre van — Alexander van. *583, 5S3, 584 Paquot .• . .- . . . 600 Parys, Urbain van — Urbaan van . . . 155, 160, 160 Passavant 600 Pauw, Napoléon de ; . 600 Pauwels, Jacques — Jacob. . 573, 574, 574 Peer, Fran$ois vande — Frans vande 190 Peeters, Anne — Anna. 392, 392 Peeters, Bonaventure — Bonaventura. 337,337,462,462 Peeters, Egide — Egied. 550, 550 Peeters, Gertrude —Geertruida. 296, 296 Peeters, H, . . • . . 68, 68 Peeters, Jacques — Jacob. 374, 375, 523, 523, 523 Peeters, Marie — Maria. 439, 439 Pelgrom, Marie — Maria. 131, 131 Pels, Claire — Clara. 551, 551 Penninckx, Pbilippe — Filip. . 464, 465 Pepersack, Marguerite — Margareta .... 127, 127 Perès 30, 31 Peris-Peres, Henri — Hendrik. 275, 276, 276, 302, 307, 308, 308 Perre, Isabelle vander — Isabella vander . . 468, 468 Perre, Frangois vanden — Frans vanden , . 379, 379 Perre, Marie vanden — Maria vanden . . . . 379, 379 Pesyn, Pierre-Francjois — PieterFrans. . . 505,507,507 Philippe II 62, 63 Philippe IV. 85,87,311,311, 3i7. 318,393, 393.495,499500, 607, 609 Philippe V. . 548, 549, 549, 563, 564, 564 Piccolomini, Octave — Octavio. 345, 345 Piet, Franfois vander — Frans vander. . . 331,336,336 Piet, Henri vander — Hendrik vander .... 374, 375 Piet, Isabelle vander -— Isabella vander .... 166, 166 Piet, Jean vander — Jan vander. 336, 336 Piet, Pierre vander — Pieter vander. . . 331,336,336 Pieters, Gertrude — Geertruida. 278, 278, 384, 384 Pieters, Jeanne-Catherine De — Joanna-Catharina De . 438, 438 Pieters, Pierre — Pieter. 384, 384 Pinchart 600 Piombo, Sébastien del — Sebastiaan del. . . . 170, 170 Pissyn, Pierre—Pieter. 533, 534 Pitau, Nicolas —Nicolaas. 222, 222 Placquet, Elisabeth . 261, 261 Plancken, Antoine vander — Antoon vander. . 394, 394 Plancken, Jean vander — Jan vander. . . 391, 394, 394 Plano, Elvire del - Elvira del. 66, 66 Plantin, Christophe — Christoffel. 99,99, 100, 100, 137, 137. 3'4. 3 '6 Plantin, Martine — Martina 137, r37 Play, Jacques de — Jacob de. . 294, 295 Plesseria, Jacques — Jacob. . 568, 569 Plisson, Marie-Anne — MariaAnna. . 408, 408, 507, 507 Plumier, Pierre — Pieter. 374, 375 Pluym, Jeröme — Jeroona. . 181, 181 Poindre, Jacques de — Jacob de 78, 78 Pon, Paul du — Pauwel du. . 218, 218 Pon, Philippe du — Filip du. 215, 218, 218 Ponce de Leon, Catherine — Catharina . . . 317, 318 Ponsel, Christophe — Chris- toffel 294, 295 Pontius. III, 112, 218, 218, 380, 380 Pooter, Jean-Antoine De — JanAntoon De. 483, 483, 559, 559, 560, 577, 577, 577> 578578 Poppe, P. . . . 101, 102 Portugal, don Sébastien de — don Sebastiaan de . 20, 21 Postel, Pierre van — Pieter van. 261, 261 Pot, Pierre — Pieter. 349, 350 Poteau, Balthazar— Balthazar. 376, 379, 379 Poteau, Denis — Dionysius. . 379. 379 Poteau, Guillaume — Willem. 379, 379 Potteau, Anne-Catherine — Anna-Catharina . . 530, 531 Potteau, Denis, senior — Dionysius. . . 336, 336, 338 Potteau, Denis — Dionysius. 33'. 338, 338 Potteau, Guillaume — Willem. 331» 336, 336, 338, 3 38 Potteau, Marie-Atitonine — Maria-Antonia. . . 338, 338 Potter, Anne de — Anna de. . 450, 45°, 454, 454 Potter, Luc de — Lucas de. . 307, 509, 309 Poussin 336, 337 Pouwels, Jacques — Jacob. 573 Pouwels, Louis — Lodewyk. . 466, 466 Pré, Antoine du — Antoon du. 460, 461 Prelle, Marie-Catherine de — Maria-Catharina de. 526, 526 Pret, Anne-Catherine de — Anna-Catharina de . 390, 390 Pret, Philippe de — Filip de. . 387. 39°, 39° Pret, Thomas de. . 390, 390 Prick, Charles — Karei. 478, 478 Prick, Claude — Claudius. 421, 421 Prins, Gilles — Gielis. . 180 Prost, Fran^ois — Frans. 322, 322 Provost, Norbert — Norbertus. 433, 444 Pruyssen, Marie van — Maria van 439, 439 Pruyssen, Marie-Isabelle van — Maria-Isabella van. 438, 438 Pruyssen, Marie van — Maria van 321, 321 Put, A 85,86 Puteanus, Eurycius. 253, 253 Pyn, Gaspard— Gaspar. 353, 354 Q Quellin ou Quellyn, Artus Arnold. 253,254,310,314, 315, 317. 318, 374, 374, 375, 459, 516, 576, 576, 583, 583 Quellin, Artus, junior. 418,419 Quellin, Cornélie — Cornelia. 266, 267, 472, 472 Quellin, Erasme — Erasmus. 294, 294, 314, 315 Quellin, Henri — Hendrik. . 3'4, 3'5 Quellin, Jean-Erasme — JanErasmus. . 290, 294, 295 Quellin, Thomas. 575, 57r, 576 Quirini vander Duit. 383,383 Quirynssen vander Duit. 383, 383 R Raet, Jean de — Jan de. 444 Raphael ^5, 166 Ras, Jean —Jan. . 332,332 Rasier, Rombaut de — Rombout de 204,204 Rasier, Théodore de Theo- door de... . 204, 204 Rasières, Artus de. . 12, 13 Raspagny, Nicolas — Nicolaas. 165 Rats, Philippe — Filip. 421, 421 Pausschei, Jean-Fran^ois — Jan- Frans 480, 481 Ravens. J 125, 125 Ravesteyn, Cornelie van — Cornelia van . . . 555, 555 Ray ou Raey, Joseph van — Jozef van. . 538, 540, 540 Reael, Corneille — Cornelis. 411 Reet, van 430 Rehabel, Jean—Jan. 538,539 Rem, Catherine — Catharina. 126, 126, 129, 129 Remeeus, Barbe — Barbara. . 194, 195 Remeeus, David. 79, 79, 79, 118, 119, 150, 150, 181, 181 Remeeus, Jean — Jan. 79, 79 Renialme, Marie-Suzanne de — Maria-Suzanna de. 372, 372 Rentiers, Corneille — Cornelis. 421, 421 Respaigne, Respani, Nicolas, senior — Nicolaas. 163, 167, 167. 391, 393, 393 Respaigne, Nicolas de — Nicolaas de. . . 391, 393» 393 Reymaeckers, Henri — Hendrik. 418, 419 Richelaer, Jean van — Jan van, 171 Riemer, Anne-Thérèse de — Anna-Theresia de. 397, 397 Robatto, Jeanne — Joanna. . 533.. 534 Robyns, Jean-Paul — Jan-Pauwel. . 581, 581, 582, 585, 585, 59°' 59' Rockox 26, 29 Rode, Anne van — Anna van. 151, 151 Rodenburch, Herman. 122, 122 Rodenburch, Théodore — Theo- door 116 Rodenburch, Théodore— Theodoor . . . 116, 122, 122 Rodrigues, Catherine — Catharina 165, 165 Rodrigues, Eleonora — Eleo- nora 165, 165 Roelandt, Catherine — Catharina 99. 99 Rogiers-Rogier, Théodore — Theodoor. . 202,349,350 Rogiers, Jean-Baptiste — JanBaptist. . . 391, 393, 393 Rogiers, Marie — Maria. 193, 193, 225, 225 Ro'1, J 85, 86 Rombouts, Corneille—Cornelis 464, 465 Rombauts, Barthélemy — Bartholomeus . . . 187, 187 Rombouts, Ph. 10, 11, 30, 31 Rombouts, Théodore — Theodoor. 184, 187, 187, 197, 198, 198 Rombouts, Ph. et van Lerius. 600 Rongen, Melchior van. 146, 146 Ronel, Louis du — Lodewyk du 345, 345 Roomer, Jacqueline de — Jaco- ba de 158,158 Rocre, Isabelle de — Isabella de 279, 279 Roose , Melchior-Fran^ois — Melchior-Frans. . 335, 335 Roosen, H 69, 70 Roosendael/Marie van — Maria van. . 551, 552, 557, 557 Rooses, Max. 30, 31, 31, 31, 600 Rooy, Jeanne-Marie van —Joanna-Maria van . . 540, 540 Rotondo , Frédéric. 138, 139 Rottenhamer, J. . . 82, 83 Rottiers, Jacques — Jacob. . 538, 539 Rovelasco, Isabelle de-— Isabella de 373, 373 Roy, Jacques Le — Jacob Le. . 166, 166, 322, 323, 6co Roy, Marguerite van — Margareta van . . . 456, 456 Royen, Jacqueline van — Jacoba van .... 66, 66 Rozay, Louis de — Lodewyk de. 394, 394 Rubens, Claire — Clara. 172, 173 Rubens, Pierre, senior — Pieter. 170, 170 Rubens, Pierre — Pieter. 168, 170, 170 Rubens, Pierre-Paul — PieterPauwel. 20, 21, 71, 72, 75, 76, 81, 82, 82, 83, 83, 84, 85, 86, 94, 94, 99, 100, 105, 105, 123, 123, 127, 127, 130, 131, '35, r35, 136, 136, 141, 142, 150, 150, 152, 152, 172, 173, 173, 176, 176, 184, 184, 204, 204, 215, 218, 219, 219, 220, 222, 222, 233, 234, 236, 236, 250, 251, 252, 293, 293, 336, 336, 337, 337, 349- 35o, 357, 337, 379, 38o, 380,380, 469, 470, 518, 569, 570 Ruckers, André — Andreas. . 440, 440 Ruckers, Jean—Jan. . 433, 440, 440, 444 Ruelles, Jean-Franfois de Jan-Frans de . . 349. 349 Ruttens, Benoit — Benedictus. 181, 181 Ruttens, Grégoire — Gregoor. 181, 181 Ruwaert, C. . . . 139, 129 Ruysbroeck, Jacques van — Jacob van 238,238 Ryck, De. . . . 379, 380 Ryck, Guillaume de — Willem de. . . , 376, 382, 382 Ryck, Guillaume de, junior Willem de. . . 382, 382 Ryckaert, Anne — Anna. 440, 440 Ryckaert, Catherine — Catha- rina 292, 293 Ryckaert, David, senior. 129, 129 Ryckaert, David. . 116. 126, 126, 129, 129, 129, 256, 256, 292, 292, 480, 480 Ryckaert, Fran^ois — Frans. . 19ii '94, 225, 225, 478, 478 Ryckaert, Henri — Hendrik. . 396. 396 Ryckaert, Jacques — Jacob. . 433, 440, 440, 441, 444 Ryckaert, Martin — Marten. . 116, 126, 126 Ryckemans, Nicolas — Nico- laas 94, 95 Rymenans, Catherine — Catha- rina 507, 507 Rymers, Pierre — Pieter. 395, 398, 398 44 Rysbrack, N 517 Rysbrack, Pierre-André — Pieter-Andreas. 580, 580, 580 Rysheuvels, Catherine — Catharina .... 292, 292 Rysseuvels, Paul — Pauwel. . 155, 161, 161 Ryswick, Franfois van — Frans van 573 Ryswyck, Franfois van — Frans van. . 277,277,573,574, 574,"575 Ryswyck, Jean van — Jan van. 275, 277, 277, 574, 574 Ryswyck, Jean-Fran?ois van — Jan-Frans van. . 574, 574 S Saey, Jean _ Jan. 474, 475 Sager, Hubert de — Huybrecht de. . . . 513, 514, 514 Saint Simon, G. de. . 69, 69 Sallet , Anne-Barbe — AnnaBarbara. . . . 405, 405 Sanden, Jeanne-Thérèse vanden — Joanna-Theresia vanden. 32I> 321 Sandrart, Joachim . 322, 322 Santacruz, Jean-Fran^ois de — Jan-Frans de . . 372, 373 Santvoort , Rombaut van — Rombout van . . 418, 419 Sarto, Andrea del. 165, 166 Savoyen, Charles van — Karei van 204, 205 Sammels, Frangois — Frans. . 290, 297, 297 Sammels, Gerard — Geeraard. 275 Sammels, Henri — Hendrik. 297, 297 Saucié, Jean — Jan. 493, 493 Savoie, Adelaïde-Henriette de — Adelheide-Hendrika de. 497» 498 Says, Jacques — Jacob. 344, 344 Scalie, Fran^ois — Frans. 474, 475 Scelliers, Anastasie — Anastasia. 141, 142 Schaep, Godefroid — Godfried. 261, 261 Scharasone , B. . . 71, 72 Scharenborgh, Jeróme van — Hieronynius van. 558, 558, 558 Scharnhooft, Henri — Hendrik. 474, 475 Scheemaeker, Pierre — Pieter. 266, 267 Schelle, Anne van — Anna van. 152, 152 Scheemaker, Pierre — Pieter. 538, 538, 538, 539 Schelstraeteiij Catherine van — Catharina van. . 277, 277, 574, 574 Schelstrate, Anne vander — Anna vander . . . 438,438 Schelstraten, Franjois vander — Frans vander . . 457, 457 Schelstraten, Gilles van — Gielis van . . > . 457, 457 Schenaert, H. . . . 78, 78 Schepper , Catherine-Thérèse De— Catharina-Theresia De. 5 5 1, 55 1 Schepper, Jean De — Jan De. 399» 402, 402 Scherlinghs, Pierre — Pieter. 528, 528 Schernilia, Susanne — Suzanna. 141, 142 Schetz, Melchior. ... 38 Schilders, S. . . . 78, 78 Schrnidt, P. . . . 125,125 Schobbetis, Guillaume — Wil- lem 374, 375 Schoemakers, Marie — Maria. 283, 283 Schoenmakers, Egide — Egi- dius 538, 539 Schoenmakers, Jean — Jan. 460, 461 Schoenmakers, Marie — Maria. 454, 454 Schoensetters , Madeleine — Magdalena . . . 350, 350 Schoer, Gaspard — Gaspar. 147 Scholier,Catherine — Catharina. 174, 174. 186, 186 Scholiers, Guillaume, senior Willem. 350, 350, 359, 359 Scholiers, Guillaume — Willem. 348, 350, 350, 355, 359, 359 Scholiers, Jeanne — Joanna. . 383, 383 Scholiers, Sara . . 165, 165 Scholten, Antoine-Franfois Antoon-Frans. 395, 398, 398 Scholten, Gaspard — Gaspar. 184, 188,188 Scholten, Herman. . 188,188 Scholten, Martin — Marten. 398, 398 Schooff. .... 125, 125 Schooff, Gerard— Geeraard. . 68, 68, 68, 225, 225 Schooff, Jacques — Jacob. . Schoofs, Gerard — Geeraard. 193, 193 Schoonians, Pierre — Pieter. 395, 397, 397 Schoor, Gilles van — Gielis van. 99, 99 Schoor, Jude van — Judocus van 538, 539 Schorenborgh, Jean-Charles van — Jan-Carel van. 353, 354 Schot, Alexandre de — Alexan- derde. . . 331,334,334 Schot, Anne — Anna. 397,397 Schott dit Douglas, Pierre — Pieter 334, 334 Schott, Jacques — Jacob. 479, 479 Schouttens, Fran^ois — Frans. 520, 521 Schribanus. . . . 349,350 Schrieck, André vanden — Anareas vanden. . . . 492 Schrynmaecker, Jean — Jan. . 464, 465 Schrynmaecker, Pierre, senior — Pieter. . . . 465,465 Schrynmaecker, Pierre — Pieter 464, 465 Schrynmaeckers, Marie — Maria 457, 457 Schrynwerckers, Gerard — Geeraard 460, 461 Schubert von Ehrenberg, Guillaume — Willem. 344, 344 Schubert von Ehrenberg, Pierre — Pieter. . . . 344, 344 Schut, Anne — Anna. 144,144 Schut, Marie — Maria. 152, 152 Schut, Corneille — Cornelis. 141, 142 Schut, Corneille — Cornelis. 134, Hl, 141, '41. 142, 142, 142, 143 Schuyf, André — Andreas. . 583, 584 Sebeck, Thierry van — Dirk van 547, 547 Seeldraeyers, Marie — Maria. 210, 210 Segers, Daniël. 81, 82, 142, 143 Segers, Gerard — Geeraard, vide Zegers. 247, 247, 253, 253 Segers, Jean-Baptiste — JanBaptist. 261, 261, 341, 345, 345, 355, 356, 356 Segers, Philippe— Filip. 175, 175 Seldenslagh, Jacques — Jacob. 485, 486 Sellier, Jean-Baptiste — JanBaptist . . . . iii, 112 Seraerts, Marguerite t' — Margareta t'. 62, 63, 132, 132 Serclaes, Anne-Placide t' — Anna-Placida t' . . 373, 373 Serdo, Simon. . . 474, 475 Serriack, Joseph — Jozef. 581, 581 Severdonck, Catherine van — Catbarina van. . 485, 485 Seys, Marie — Maria. 344, 344 Sibil, Jean — Jan. 117, 131, 131 Sion, Pierre — Pieter. 457, 457 Sions, Fran^ois — Frans. 538, 539 Siret, Ad 600 Sraaut, Dominique — Dominicus 460, 461 Smaut, Luc — Lucas. 385, 386 Smestern, Jean-Baptiste — JanBaptist . . . . 413, 413 Smit, voir Fabri. Smit, B 125, 125 Smit, Frangois de — Frans de. 421, 421 Smit , H 71, 72 Smits, Gaspard — Gaspar. . 338, 338 Smits, Nicolas — Nicolaas. . 374, 375 Snaeyers, Pierre — Pieter. 134 Snayarts, Pierre — Pieter. 227, 227 Snaeyers, voir Snayers. Snaeyers, Edouard — Eduard. 208, 209, 209 Snayers, Louis — Lodewyk. 19, '44. '44 Snayers, Pierre — Pieter. 18, 19, 134, 144, 144, 144 Snellaert, Arnold. . 266, 267 Snellinck .... 101, 102 Snellinck, André — Andreas. 96, 97 Snellinck, Catherine — Catha- rina 106, 106 Snellinck, H., senior. 101,102 Snellinck, Jean — Jan. 92, 92 Snellincx, Francjois — Frans. 287, 288 Snyders. . 96, 97, 150, 150 Snyders, Fr. . . . 124, 124 Snyders, Michel — Michiel. . 23, 23 Snevers, Anne — Anna. 567, 567 Snyers. 335, 335, 336, 337, 357, 357 Snyers, Henri _ Hendrik. . 222, 222 Sobieski, Jean III — Jan III. . 497» 498 Sobieski, Thérèse-Cunegonde — Theresia-Cunegonda . 497, 498 Soest, Franjois van — Frans van- • • • 594, 594, 594 Soest, Henri van — Hendrik van 492, 492, 492, 495, 505 Soest, Jean van — Jan van. . 421, 421, 590, 590, 591 Soest, Jean-Fran<;ois van — JanFrans van . . . 492, 493 Soest, Simon van. 474,475 Soeterman, J. . . . 78,78 Solleri, L. . . . 101, 102 Somers, Gilles _ Gielis. 528, 528 Sonius, Jacques — Jacob. 474, 475 Sonne, Sonnius, Jean van Jan van- • • • 155, *59» '59 Soolmaecker, Jean-Fran^ois — Jan-Frans . . . 257, 257 Soolmaker, Antonine — Anto- nia 467, 468 Soria, Jean — Jan. 533, 534 Soria, Philippe-Fran^ois de Filip-Frans de. . 460, 461 Spadeyne, Joseph — Jozef. . 353, 354 Spagnaert , Spangaert , Span- naert, Spaignaert, Jacques Jacob . . . 238, 238, 238 Spagnien, van. . . 343, 343 Spagnien, Henri van _ Hendrik van. . . . 227, 227, 227 Speeck, Speecq,Adrien — Adriaan. . . . 290,296,296 Steenlant, Frédéric van — Frederik van . . . 238, 238 Steenwinckel, Gérard — Geeraard 248, 248 Stembor, Anne-Josine van — Anna-Josina van. 393, 393 Stevens, Antoine — Antonius. 509, 510 Stevens, Everard — Everhard. 155, 161, 161, 387, 390, 390 Stevens, Gilles — Gielis. 390, 390 Stevens, Isabelle — Isabella. . 574, 574 Stevens , Jeanne-Caroline — Joanna-Carolina . 390, 390 Steyman, Jeanne — Joanna. . 378, 378 Steyn, Philippe vanden — Filip vanden 116 Stooten, Léonard. 490,490,490 Stradanus 74, 74 Straelen, J. B. vander. 10, 11, 38, 600 Straten, Anne vander — Anna vander .... 131, 131 Struyf, Corneille — Cornelis. 418, 419 Struys, Jacques — Jacob. 464, 465 Strydonck, Gilles van — Gielis van 5 33, 534 Strypen, Anne-Marie — Anna- Maria 397, 397 Strysen, Jean — Jan. 432, 444 Stydlin, Hélène — Helena. . 174, 174 Suarez 99, 100 Sucquet, Jacques — Jacob. . 460, 461 244, 245, 268, 269, 270, 294, 295> 311, 311, 357, 357, 38°, 380, 412, 412, 415, 520, 521 Ter Bruggen, Ed. . . . 600 Tercelin, Christine— Christina. 389, 389 Terronde, Philippe — Filip. 538, 539 Thielen, Anne van — Anna van. 187, 187 Thielmans, Corneille — Cor- nelis 99, 99 Thienen, Pierre van — Pieler ^an 539, 539 Thison, Adrien van -— Adriaan van. . . . 229,232,232 Thomas, Agnès — Agneta. . 204, 204 Thomas, Cornélie — Cornelia. 253, 253 Thomas, Fran^ois — Frans. . 581, 582 Thomas, Gérard — Geeraard. 516, 520, 520, 520, 521, 575, 575, 575 Thomas, Pierre — Pieter. 264, 264, 264, 268, 269, 270, 380, 380 Thulden, Benoit van — Benedictus van . . . 233, 234 Thulden, Jacques van — Jacob van 233, 234 Thulden ou Thulderen, Théodore van — Theodoor van. 216, 216, 233, 233, 234, 235 Thys, Aug. . . 30,31,600 Thys, Gisbert — Gysbrecht. 229, 231, 231 Thys, Pierre — Pieter. 268, 269, 269, 272, 272, 273, 275, 276, 276, 300, 410, 415, 517 Thys, Pierre, junior — Pieter. 272, 273 1 hyssens, Gisbert — Ghysbrecht 231, 231 Thyssens, Pierre — Pieter. . 364, 3*>5 Tieles, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 418,419 Tilt, Jean-Baptiste van — JanBaptist van. . . 418, 419 Tintoret .... 165, 166 Titien. 94, 94, 165, 166, 170, 17°, 380, 380 Tongerloo, Marie van — Maria van 230, 230 Tooien, Henri — Hendrik. 464, 465 ToPs»C 73,73 loston, Joseph—Jozef. 272, 273 Trazignies, Brigitte de — Brigitta de. . . . 434, 434 Triest, Anne-Claire van An- na-Clara van . . 258, 258 Tucher, Jean-Antoine — JanAntoon. 366, 368, 369, 372, 372, 373 Tucher, Jean-Robert — JanRobrecht. . . . 372,372 Tucher, Marie-Antonine-Baltine — Maria-Antonia-Baltina. . 372, 373 Tucher, Robert — Robrecht. . 372, 372 Turpinus, Jean — Jan. 12,13 T>'s! P 517» 5i8 Tysens, Tyssens, Jean-Baptiste -Jan-Baptist. . 471,476, 476, 491. 491 u Uden, Elisabeth van. 314, 315 Uden, Luc van — Lucas van. 2n, 212, 336, 337,379, 380 Uden, Marie van — Maria van. 400, 400 Uffelen, Sébastien van, senior — Sebastiaan van. 467, 468 Uffelen, Sébastien van — Sebastiaan van. . 467, 467, 468 Uffels, Catherine van — Catharina van. . . . 393, 393 Ugalda, Thérèse — Theresia. 296, 296 Urne, Barbe — Barbara. 196, 196 Ursel, Adrienne van — Adriana van 342, 343 Ursel, Antoine van — Antoon van 4!8, 4>9 V Vabosson, Samuel. . 18, 19 Vadder, Bernard de. 466, 466 Vadder, Vaddere, Jean-Baptiste de — Jan-Baptist de. 466, 466 Vaems, Bernard-Joseph — Bernard-Jozef . . . 533> 534 Vaernewyck, Mare van — Mar- cus van 94, 94 Valck, Adrien — Adriaan. . 24, 25 Valckenburg,Isabelle van — Isabella van. . . . 160, 160 Valckenisse, André-Eugène van — Andreas-Eugeén van. 109, 110, 521, 521, 533, 534 Valckenisse, Marie-Angèle van — Maria-Angela van. 521, 521 Valckenisse, Philippe, senior — Filip. . . 18,21,198,198 Valckenisse, Philippe — Filip. 197, 198, 198, 199 Vanni 94, 94 Vare, Moïse van — Mozes van. 474, 475 Vasel, Guillaume — Willem. 593, 593 Veen, Corneille van — Cornelis van 85, 86 Veen ou Venius, Otto van. 82, 83,85,85,85,85, 86, 86,86, 86, 87, 99, 100 Veken, Barbe vander — Barbara vander .... 406,406 Veken, Jean vander — Jan vander 73, 73 Veken, Jean-Baptiste vander — Jan-Baptist vander. 175, 175 Veken, Mare vander — Marcus vander .... 396, 396 Veken, Pierre vander — Pieter vander. . . 171, 175, 175 Veken , Rombaut vander — Romboutvander. 73,73,73, 175, 175 Velasco, corate de — graaf de. 37', 371 Velde, Jeanne vande — Joanna vande 400, 401 Veldeners, Anne-Marie— AnnaMaria. . . . . 480, 481 Velleman, van . . 533, 534 Verbeeck, P. . . . 138,139 Verbeelen, H. . . . 71,72 Verberckt, Augustin, senior — Augustinus. . . 567, 567 Verberght-Verberckt, Augustin . — Augustinus. 565, 567, 567 Verbiest , Elisabeth. 533-, 534 Verbiest, Frangois — Frans. . 205, 206 Verbruggen, Albert — Albrecht. 464, 465 Verbruggen , Balthazar. 485, 486 Verbruggen, G. . . 78, 78 Verbruggen , GasparJ-Pierre , senior — Gaspar-Pieter. 485, 485 Verbruggen, Gaspard-Pierre — Gaspar-Pieter. 483,485,485, 486, 490, 490, 517, 588, 588 Verbruggen, Henri-Fran^ois — Hendrik-Frans. . 359, 359, 471, 472, 472. 473» S'8 Verbruggen, Pierre — Pieter. 266, 266, 266, 268, 269, 270, ■ 415. 433, 472,472, 488,488, 489 Verbruggen, Pierre, junior — Pieter. 266, 267, 415,488, 488, 489, 538, 538 Verbruggen, Théodore —Theodoor. 407, 407, 407, 408, 409,411, 415,416,417, 417, 462, 462 V ercruysen, Antoine — Antoon. 294,295 Verdonck, Henri — Hendrik. 253, 254 Verdussen, Guillaume — Willem 260, 260 Verdussen, Jeröme — Hieronymus. . 240, 240, 260, 260, 260, 268, 269, 270, 356, 356 Verdussen, Jeróme, junior — Hieronymus. 355, 356, 356 Verdussen, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 356, 356 Verdussen, Léonard-Fran^ois — ' Leonard-Frans. . 292, 292 Verdussen, Marie — Maria. . 240, 240 Verdussen, Marguerite — Mar- gareta 314, 315 Verellen , Ignace-Fran^ois — Ignatius-Frans. . 583, 584 Vergoudts 77, 77 Verdelft, Barbe — Barbara. iii, 112 Verduit , Francois-Joseph — Frans-Jozef. . . 383, 383 Verduit, Fran^ois-Quirynsen — Frans-Quirynsen. 376, 383, 383 Vereyck, Claire-Marie — Clara- Maria 558, 558 Verhagen, Gaspard — Gaspar. 583, 584 Verhagen, H. . . 607, 610 Verhaegen, Angélique — A11gelica. .... 567, 567 Verhaegen, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 238, 238 Verhoeven, Jacques — Jacob. 374, 375 Verhulst, Dieudonné, sonior — Godgaf. 341, 341, 396, 396 Verhulst, Dieudonné — GodgafDeodaat. 341,342,342,415, 433, 487, 487,499. 499. 512, 512 Verhulst, Jacques — Jacob. . 197, 199, 199 Verhulst, Joseph — Jozef. . 538, 539 Verhulst, Martin — Marten. . 45 395» 396, 396>4U, 412, 412, 415. 433 Verhulst, Pierre — Pieter. . 194, 194 Verhulst, Suzanne — Suzanna. 94, 95 Verhulst, Suzanne-Marie — Suzanna-Maria. 358, 359, 472, 472 Verle, Jean de—Jan de. 168, 170, 170 Vermeeren, Etienne — Steven. 472, 473 Vermeiren, Henri — Hendrik. 134 Vermeiren, Jean-Baptiste —JanBaptist .... 545, 545 Vermeiren, Jean-Everard — JanEverhard . . . 515, 515 Vermeulen, Catherine — Catharina .... 276, 276 Vermeulen, Christine — Chris- tina 566, 566 Vermeulen, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 266, 267 Vermeulen, Jean-Jeröme — JanHieronymus . . 354, 354 Vermeulen, Frangois — Frans. 538, 539. 539 Vermeulen, Marie — Maria. 222, 222, 389, 389 Vermeulen, Martin — Marten. 349. 349 Vermoeien , Jean-Fran$ois — Jan-Frans . 550, 551, 552, 5 55, 556, 556, 557 Vermoeien, Léonard. 551, 552, 555, 557, 557 Vermoeien , Jean-Frangois-Joseph — Jan-Frans-Jozef. . 552, 552 Vermoeien, John. . . 600 Vermoeien, Pierre—Pieter. . .557, 557 Verplancken, Pierre — Pieter. 349, 349 Versantvoort, Philippe — Filip. 533, 534 Verschilden, Jean — Jan. 395, 397, 397 Verschilden,. Pierre — Pieter. 483, 486, 486, 494, 494 Verschueren, Georges — Joris. 194, 194 Verschuylen, Henri — Hendrik. 440, 441 Verschuylen, Jacques — Jacob. 440, 441 Verschuylen, Jean — Jan. 440, 44°, 441 V erschuylen, Jean-Joseph — J anJozef. .... 440, 441 Verschuylen, Martin — Marten. 440, 441 Verspreet, Abraham. 155, 158, 158 Verspreet, Jacques — Jacob. . 158, 158 Verspreeten, Jean—Jan. 171 Vervoort, Jean-Baptiste—JanBaptist .... 222, 222 Verwildt, Pierre-Guillaume — Pieter-Willem. . 353, 354 Verwilt, D 68, 68 Verwilt, Jeróme — Jeroom. . 565, 566, 566 Viael, P 71,72 Viavil, Philippe de — Filip de. 474, 475 Vigne, Fran$ois de la — Frans de la. ... . . 474, 475 Villa-Hermosa, duc de — hertog de 371, 371 VielLeuse, Barbe de le — Barbara de le. . . 151, 151 Viers 124, 124 Vierspyl, Jean-Charles — JanKarei. . . , . 523, 523 Vigelet, Marinus. . 222, 222 Vinck, Abraham. 229, 232,232 Vinck, Adam. . . 526, 526 Vinck, Gilles — Gielis. 485, 486 Vinck, Jean-Frangois — Jan- Frans 390, 390 Vinck, Philippe — Filip. 374, 375 Vinck, Pierre — Pieter. 232, 232 Vinckebooms, David . 20, 21 Vinckeboons, David. 211,212 Vinckenboom, Jacques — Ja- cob 538, 539 Vincque, Anne-Thér.èse — A11na-Theresa. . . 335, 335 Vincque, Charles, senior — Karel 335, 335 Vincque , Charles, junior Karel. . . 331,335,335 Vincque, Jean — Jan. 335,335 Vincque , Marie-Catherine-Suzanne — Maria-Catharina-Su- ,zanna 335, 335 Visschers, P 600 Visser, Jean De _ Jan De. . 480, 481 Vivario, Guillaume de — Willem de . . . . 286, 286 Vivario, Pierre de — Pieler de. 280, 286, 286 Vleckhamer, Martine — Mart'na 509, 510 Vleugels, Franfois — Frans. 341, 343. 343 Vlieger, Sébastien de — Sebas- tiaan de 224 Vliegher, Thomas De. 332, 332 Vliger, Christophe de — Christofïel de. . . . 266, 267 Vloers, la familie — de familie. 266, 267 Voedt, Alexandre —Alexander. 389, 389 Voet, Alexandre — Alexander. 215, 217,217 Voet, Sara. . . . 274, 274 Vogelaer, Francjois — Frans. . 418, 419 Voort, Dymphne vander — Dymphna vander. 485, 486 Voort, Marie vander — Maria vander .... 440, 440 Voort, Michel vander — Michiel vander .... 363, 364 Vorsterman . . . 218, 219 Vos, André De — Andries De. 444 Vos, Anne De — Anna De. . 79. 80 Vos, Corneille De — Cornelis De. 24, 25, 43, 69, 70, 79, 79, 116, 118, 118, 118, 118, IJ9, "9. n9. I:9, 205, 205, 336, 337,41.6, 420,420,421, 421 Vos, Fran^ois De — Frans De. 59°, 590 Vos, Guillaume De — Willem De. 78, 78, 78, 416, 420, 420 Vos, Jean De — Jan De. 118, 119> '50, 150 Vos, Jean-Baptiste De Jan- Baptist De . 471,478,478 Vos, Martin De — Marten De. 79. 79. 99. I0°. '72> '72> 230, 230, 336, 337, 379, 380 Vos, Nicolas De — Nicolaas De. 280, 286, 286 Vos, Paul De — Pauwel De. 147, 150, 150, 209, 209 Vos, Pierre De —Pieter De. . 78, 78 Vos, Simon De. . 118, 119 Vrancx, Barbe — Barbara. 14, 16, 17 Vrancx, Jean—Jan. 12, 12,13 Vrancx, Sébastien — Sebastiaan. 8, 8, 8, 9, 9, 9, 10, 11, 12, 12, 12, 13, 13, 13, 14, 15, 16, 16, 16, 17, 17, 17, 18, 18, T9j 19, 20, 20, 2;, 21, 21, 22, 22, 22, 23, 23, 24, 24, 24, 25, 25, 25, 25, 26, 28, 28, 29, 29, 29, 30, 33. 4i» 94. 94, 101, 102, 103, 144, 144. 176, i76. 357. 357 Vredendyck, Pierre-Frédéric van — Pieter-Frcderik van. 528, 528 Vrée, Vré, Wree, Jean-Baptiste De — Jan-Baptist De. 464, 464, 465, 504, 504, 517, 546, 546 Vuessel, Jean-Antoine — JanAntoon .... 418, 419 Vullewyck , Ch. . 138, 139 Vyvere, Corneille vande — Cornelis vande. . . 390, 390 Vyvere, Pierre vande — Pieter vande 390, 390 VV Waegens, Elisabeth. 213, 214 Wael, de. . . . 462, 462 Wael, Catherine de — Catharina de . . . . 226, 226 Wael, Corneille de — Cornelis de. . . ... . . . 69,69 Wael, Corneille de, junior — Cornelis de. . 69,70,321, 321, 439. 439 Wael, Hans de. 69, 69, 69, 69, 70 Wael, Jean de —■ Jan de. 432, 439. 439 Wael, Jean-Baptiste de — JanBaptist de. . 319,321,321, 439. 439 Wael, Luc de — Lucas de. . 69, 70 Wael, iMarie de — Maria de. . 243, 243 Waerbeke, Isabelle — Isabella. 15c, 150 Waerseggere, Marie de. — Maria de 477, 477 Waeter, Nicolas de — Nicolaas de 533. 534 Waets, Jean-Augustin — JanAugustinus. . . 541, 541 Waeyens, Marie — Maria. . 141, 142 W_tle, Philippe-Frangois de — Filip-Frans de. 495, 502, 502 Walewyns, Sibille — Sybilla. 170, 170 Wamelen, Jean-Cliarles van — Jan-Karei van. . 581, 581 Wallori, vide Malleri. Walschaert, Guillaume — Willem 138, 139 Watile, Robert — Robrecht. . 181, 181 Wattelé, Jacques — Jacob. . 513, 513, 51? Waumans, Conrad — Koenraad. 218, 219 Wauters, Alphonse — Alfons. 600 Wauters, Catherine — Catha"na ..... 138, 139 Wauters , Chrétien-Pierre — Christiaati.Pieter . 408, 408 Wauters, Corneille-Frangois Comelis-Frans. . 533, 534 Wauters, Franjois — Frans. . 250, 250, 250, 251, 351, 351 Wauters, Henri — Hendrik. . 250, 250, 351, 351 Wauters, Jacques — Jacob. . 280, 285, 285, 351, 351 Wauters, Jacques — Jacob. . 413. 413 Wauters,, Jean-üaptiste — JanBaptist .... 541, 541 Wauters, Pierre — Pieter. . 2ii, 212, 351, 351 Wauters, Pierre — Pieter. . 348, 35 1, 35i Weert, Grégoire de — Gregorius de. . . 171, 172, 172 Weert, Joos de. . 172, 172 Weert, Pierre de — Pieter de. 349. 349 Weesmael, Lieviu — Livinus. 533, 534 Wel, Pierre van — Pieter van. 272, 273 Welleniaers, Ignace — Ignatius. 570, 570 Wellens, Angèie — Angela. , 379- 379 Wellens , Antoine-Gérard — Antoon-Geeraard. 505, 507, 507 Wellens , Antoine-Laurent — Antoon-Laureys . 471, 478, 478 Wellens, Barbe — Barbara. 128, 128 Wellens, Franfois — Frans. 507. 507 Wellens, Jean-Antoine — JanAntoon. . . . 507, 507 Wellens, Laurent — Laureys. 478, 478 ÏVellens, Suzanne — Suzanna. 529. 529 tVeller.s, Laurent, senior — Laurens .... 277, 277 Vellens, Laurent — Laurens. 275> 277, 277 Verts-Weers, Philippe — Filip. 458, 458, 459 Verve, Catherine vanden ■— Catharina vanden. . 62, 62 Verve , M. vande. 107. 108 Verve, Marie-Isabelle vanden — Maria-Isabella vanden. 435, 435 Vetteren, Henri van — Hendrik van 538, 539 Veyden, chanoine vander — kanunnik vander. 503, 503 i/eyden, Guillaume— Willem. 561, .561 /eyden, Jean-Fran?ois vander — JanrFrans vander. 559, 561, 561 /eyerman, Jacob-Campo. 599 /eymans, Conrad — Koenraad . . . .... 218, 319 /iael, Antoinette — Antonia. 120, 120 Wiegans, Isaac. . . 206, 206 Wielant, Guillaume — Willem. 190, 191, 191, 227, 227, 227 Wieier , Marie-Elisabeth — Maria-Elisabeth. . . 587, 587 Wierickx, Christine — Chris- tina 185, 185 Wierickx, Jerórae — Hierony- mus 185, 185 Wighters, Charles — Karei. . 592, 592, 592 Wilde, Arnold-Joseph de — Arnold-Jozef de . . 533, 534 Wilde,Dymphne-Corncüssen de — Dyraphna-Comelissen de . 244, 244, 279, 279 Wilde, Guillaume de — Willem de. . . . 399, 403, 403 Wilde, Henri de — Hendrik de. 471 Wilde, M. de. . . . 78, 78 Wildens .... 142, 143 Wilghen, Pierre vander — Pieter vander. . . 253, 254 Willebeeck, Pierre ~ Pieter. 209, 209 Willeborts, Pierre — Pieter. . 253. 253 Willeborts, Thomas. 253, 253, 253, 254, 278, 278 Willekens, Thierry — Dirick. 314. 315 Willemaert, Ignace — Ignatius. 568, 570, 570 Willems, G. . . . 94, 95 Willemsens, Elisabeth-Claire — Elisabeth-Clara. . 478, 478 Willemsens, Jean-Pierre — Jan- Pieter 547, 547 Willemsens, Louis— Lodewyk. 367, 368, 369, 374, 374, 375, 518 Willemsens, Marie — Maria. . 226, 226, 389, 389 Willemsens, Michel — Michiel. 374, 374 Willemyns, Isabelle — Isabella. 358, 358 Willige, Isabelle vander — Isabella vander . . 507, 507 Willigen, Jean vander — Jan vander. 278, 278, 296, 296 Willigen^ Jean vander, junior — Jan vander. 278, 278, 290, 296, 296 Willigen, Marie vander— Maria vander .... 205, 206 Willigen, Pierre vander— Pieter vander. 275, 278, 278, 296, 296 Wils, C 78, 78 Wils, David. . . . . 171 Wils, Etienne, senior — Steven. 172,172 Wils, Etienne—Steven. 92, 93, 171, 172, 172, 172 Wils, Ferdinand. 307, 308, 308 Wils, Jean — Jan. . 308,308 Wils, Sara. . . . 537, 537 Windelins, Godefroid — Godfried 253,253 Winter, Bernard de — Bernar- dus de 528, 528 Winter, Charles de — Karei de. !93» '94 Winter, Corneille de — Cornelis de. 19?, 194, 225, 225 Wiuter, Franfois de— Frans de. 528, 528 Winter, Jean de — Jan de. 171, 173» 173, 474, 475 Winter, Pierre de — Pieter de. 3 58, 358 Winterbeek, Marie van— Maria van 136, 136 Wischters, Charles — Karei. . 533. 534 Wit, Jacques de — Jacob de. . 568, 569 Wit, Pierre de — Pieter de. 190 Witte, familie de — familie de. 418, 419 Witte, Adrien de — Adriaan de. '55. 159. '59 Witte, Adrien de, junior — Adriaan de. • . 159, 159 Witte, Antoine de— Antoon de. 304, 306, 430, 432, 436, 436 Witte, Gaspard de — Gaspar de. "94, 195 Witte, Henri de —Hendrik de. 194, 194 Witte, Isabelle de — Isabella de. 131, 131 Witte, Jacques- Antoine de, senior — Jacob-Antoon de. 436, 436 Witte, Jacques-Antoine de — Jacob-Antoon de. 436, 436, 443 Witte, Jean-Baptiste de — JanBaptist de . . . 194, 195 Witte, Pierre de — Pieter de. 194, 194, 195 Witte, Pierre de, junior — Pieter de 194, 195 Wittekers. . . . 474,475 Wolfthecker, Anne—Anna. . 414. 414 Wolschaten, Gérard van — Geeraard van. . 168, 169, 169 Wolschaten, Martin van — Marten van .... 169, 169 Woonsel, Madeleine van — Magdalena van. 121, 121, 153, 153 Wonsel, Mare van, senior — Marcus van. . . 167, 167 Woonsel, Mare van — Marcus van. . . . 163,167, 167 Woonsel, Marie van — Maria van 169, 169 Woumans, Jean-Baptiste — JanBaptist. 492, 494, 494, 505, 506, 506 Wouters, Anne-Marguerite — Anna-Margareta . 441,44.1 Wouters, Catherine — Catha- "na 345. 345 Wouters, Chrétien—Christiaan. 414, 414 Wouters, Fran^ois — Frans. . 211, 212 Wouters, Josse — Judocus. . 3 5 1. 35 1 Wouters, M. . . 125, 125 Wouters, Pierre — Pieter. 351, 35i Wuchters, Charles—Karei. . 592> 593. 593 Wyck, P. van ... 69, 70 Wycken, Michel van — Michiel van 396, 396 Wyngaerde, Fran$ois vanden — Frans vanden . . 170, 170 Wygaert-Wyngaerden,Franc;ois vanden — Frans vanden. 218, 219, 376, 380, 380 Wygaert, Laurent vande — Laurens vande. . . 526, 526 Wyns, Eleonore — Eleonora. 412, 412 Z Zande, Jean-Baptiste vatide — Jan-Baptist vande. 394, 394 Zegers, vide Segers. Zegers, Gérard — Geeraard. . 134, 138, 138, 139, 139, 219, 220, 336, 337, 345, 345 Zegers, Jean —Jan. 138, 139 Zegers, Jean-Baptiste — JanBaptist .... 345, 345 Zeghers, Daniël. . 379, 380 Zoete, Christine de — Christina de 170, 170 Zucchero, Frederico. . 85, 86 Zumalo, familie — familie. 538, 538 Zuniga y Fonseca, CatharinaFernandez de . . 371, 372 Zyberts, Jeanne-Marie— JoannaMaria 283,283 X Xavier, Frangois — Frans. . 528, 528 Y Ykens, Jean — Jan. 474, 475 Ykens, Jean-Pierre —Jan-Pieter. 474, 475 Ykens, Pierre— Piet er. 211, 212, 464,465,471,474, 474, 475. 475,475, 482,482, 504, 504, 517, 517' 5i8, 570, 57' Ymants, Philippe — Filip. . 418, 419 Yselstein, Elisabeth van. 124, 124 Ysendonck, van. . 118, 119 ERRATA Au lieu de Lisez In plaats van Lees ligne 9 regel 9 : bleekgroene kleur bleeke grondkleur 23 » 21 : de oude den oude 25 9 16 : afgebeelding afbeelding » 17 : Kornelis Cornelis 62 -> 30 : 1575 1573 63 » 2 : gewichtigen rol gewichtige rol 63 0 13: van S'-Lucasgilde der S-Lucasgilde 66 » 14 : Jakoba Jacoba 68 » 25 : O. Nicolas in 1587 O. Nicolas in 1589 72 » 36 : woonde hij bewoonde hij 73 » 23 : S'-Lucasgide S«-Lucasgilde 74 » 15 : in '595 in 1596 77 B 11 ■ uitgevoerd vervaardigd 78 » 25 : C. Wils et C. Wils en 78 » 26 : F. Bruno et F. Bruno en 79 " 31 : 1600 tot Opperdeken 1601 tot Opperdeken 82 » 35:4" October 1901 4" October 1601 86 .• 33 : J. Bonsius en Put. J. Bonsius, A. Put. 92 » 26 : werd in 1604 als lid werd in 1601 als lid 120 » 36 : in 4662 in 1652 124 » 40 : Lanen, J. Viers, Lanen, P. Meuleveld, J. [Viers. 129 3 20 : leerlingen zooals leerlingen, namelijk 131 » 29 : 5» Juli 15 Juli 1592 154 » 1 •' onkosten kosten I7° ® 11 Titiaan den Titiaan 173 " '8 : 2511 October 23" October 173 " 20 : 28" Augustus 1629 28" Augustus 1639 194 » 26 : in 1658 in 1586 194 " 36 : Den 22" Februari Den 6" Februari 204 » 11 : 1629-1630 1630-1631 244 » 29 : ten jare 1637 ten jare 1632 Au lieu de Lisez In plaats van Lees ligne 257 regel 5 : 1 £xercice 1655-1654 1'exercice 1653-1654 258 » 10 : exercices 1645-1646 exercices 1654-1655 258 » 27 : gildejaren 1645-1647 gildejaren 1654-1655 263 » 24 : 1619 1697 267 » 34 : S'-Geertrui Ste-Geertrui 286 » 19 : 20 février 20 février 1720 286 » 27 : 20" Januari 20" Februari 295 » 18 : 13» October 1661 13» October 1662 299 » 15 : 1622 1662 311 » 32 : Filips II Filips IV 338 » 17 : Franjois Potteau Guillaume Potteau 338 » 21 : Frans Potteau Willem Potteau 343 » 17 : depuis 1689 depuis 1686 356 » 8 : 16 Mai 17 Mai 402 » 19 : Marie-Catherine Immeuraet Marie Blanckaert 402 » 29 : Maria-Catharina Immeuraet Maria Blanckaert 403 » 8 : 27 septembre 1718 27 septembre 1710 419 » 11 : 20" Maart 1720 18» Maart 1720 421 » 23 : plaatsnijder plaatdrukker 434 » 26 : Madrid in 1669 Madrid in 1688 435 » 4 : 16 mars 17 mars 439 » 28 : Josina Cosyns Anna-Jósina Cosyns 449 » 2 : Bavegone Bavegom 469 » 19 : 6 juillet 1672 6 juillet 1692 469 » a4 : 27" Juni 1693 27 Juni 1692 470 » 2 : 6n Juli 1672 6n Juli 1692 476 » 1 : In 1684 In 1688 486 » 7:4" September 14» September 498 » 7 : 'In 1665 In 1685 502 » 20 : de Wall de Wale 502 » 25 : de Wall de Wale 513 » 16 : In 1708 den 2i" September 1708 527 » 11 : acquéreur en 1619 acquéreur en 1696 557 » 11 : Hij werd in 1575 Hij werd in 1675 565 » 17 : gildejaar 1703-1705 gildejaar 1704-1705 567 » 28 : en werd in 1704 en werd in 1701 568 » 29 : en in 1682 en in 1692 578 » 11 : entra en 1684 entra en 1688 580 » 22 : en werd ten jare 1610 in en werd in 584 » 2 : dienstjaar 1716-1717 dienstjaar 1715-1716 TABLE GÉNÉRALE Description du manuscrit page 5 Biographie de Sébastien Vrancx » I2 Préface du manuscrit „ ^ Sonnet, chronogramme poétique, etc „ 40 Documents relatifs a la Chambre de Rhétorique de Violieren „ Texte du manuscrit et notes s gj Table alphabétique des noms „ gjj Errata .... » 669 INHOUD Beschrijving van het Handschrift blz 6 Levensbeschrijving van Sebastiaan Vrancx » 12 Voorrede van het Handschrift >, ^ Sonnet, jaardicht, enz s Documenten aangaande de Rederijkkamer de Violieren . «45 Tekst van het handschritt en aanteekeningen .... » 61 Alphabetische lijst der namen .>613 Errata » 669 •4