-1286 F 48 Café-Restaurant „DE ZWAAN" - Zaandijk. 5 Voorplaat: „MOLENS a. d. ZAAN", genomen van dit café. Geïllustreerde Gids^C V y J ./ \ SALONBOOTEN AMSTERDAM-ZAANDAM. Zie advertentie in den tekst, tegenover pagina 19. ^ H. BOS Jz. HOTEL - CAFÉ - RESTAURANT, ÜVIooie lommerrijke Tuin. Schuin over 't Station. ZAANDAM. Plats du jour. — Diners. — Soupers. — Pension f3.- per dag. Intercommunaal Telefoon 322. Hotel „CAMBRINUS " SCaanclairi. Molens aan de Zaan. MORKS' NEDERLANDSCHE REISGIDSEN No. 18. Geïllustreerde Gids voor de Zaanstreek DOOR U. G. DOR HOUT. C. MORKS CZN. — DORDRECHT. VOORBERICHT. Toen ik me neerzette, om een boekje samen te stellen, dat aan landgenoot en vreemdeling een beeld zou geven van het verleden en heden der nijvere Zaanstreek, was ik me helder bewust, dat er van volledigheid geen sprake kan zijn. Toch hoop ik er in geslaagd te zijn, een Gids samen te stellen, die den bezoeker zal rondleiden en hem zal aanwijzen het voornaamste en belangrijkste uit deze aardige landstreek. Moge alzoo ook door deze bladzijden de belangstelling worden verhoogd, en bij menigeen de lust worden opgewekt, 0111 een kijkje te nemen in de karakteristieke Zaanstreek. Bij de samenstelling mochten we van verschillende zijden medewerking ondervinden, waarvoor we hier dan ook onzen hartelijken dank betuigen, in 't bijzonder aan de Heeren G. J. Honig te Zaandijk en K. van Vliet te Krommenie. Venhuizen, Februari 1912. U. G. DORHOUT. 1 „Er is geen oord in ons vaderland", zoo begint Dr. Schotel in zijn interessant werk „Zeden en gebruiken aan de Zaanstreek" — de hoofd- en residentiestad uitgezonderd, — zóó beroemd als de Zaanstreek. Vooral, sedert Peter de Groote er zich ophield, behoort zij tot de wereldgeschiedenis. Geen vreemdeling, die sedert de 17e eeuw ons vaderland doorkruiste, of hij bezocht haar, en geen Nederlander, die zich in den vreemde bevond, of hij moest ervan vertellen. In meest alle reisbeschrijvingen door Noord-Holland wordt van haar gesproken ; schilders brachten haar op doek, graveurs in koper. Zij is afgebeeld in waterverf en crayon, in houtsnede, steendruk en fotografie, geweven in damast, gedreven in goud en zilver; gesneden op bokalen en fluiten; op tafelborden en tabaksdoozen, met één woord op allerlei voorwerpen van huiselijk gebruik, kunst en smaak, prijkt: „De zilvren Zaen, nae het bancket genoemt, „Waeraf de lekkerbeck door gans de waereld roemt. Een schaar van dichters bezongen nu eens haar rijkdom, „door noeste vlijt en zuinigheid verworven", dan hare scheepvaart, „die alleen door de polen wert begrenst" ; verhieven hare oude zeden en gebruiken ; noemden haar „het Hollandsche Pekin", een „Chineesche stad", „de wieg en bakermat der Russische beschaving"; en hare inwoners, „de grondleggers van Petersburg". Maar niemand der vroegere en latere zangers heeft de loftrompet zóó krachtig geblazen als een onzer vurigste bewonderaars van oude zeden en gewoonten, le Francq van Berkheij, die zong: „Zoo vele wieken, als aan molenassen draaijen, Zoo vele wimpels als aan hooge masten waaijen, Zoo vele raderen als er wentelen om hun spil, Zoo veel hefboomen, als er hossen aan den til, Zoo vele stampers als er harde kluiten plett'ren, Zoo vele hamers als bij 't schepenbouwen klettren, Zoo vele mokers als er ankersmeden slaan, Zoo menig kabel als gedraaid wordt op de baan, Zoo menig vel papier men schept om op te schrijven, Zoo menig volksgedruisch als bromt bij 't kunstbedrijven, Zoo menig malen heft de faam haar lofzang aan, Tot eer van't kunstvernuft der burgers van de Zaan. Ja, nog steeds is de Zaanstreek een der meest belangrijke en eigenaardige gedeelten van ons vaderland, vooral door de enorme vlucht welke er de scheepvaart, handel en nijverheid genomen hebben. En, waar we in de volgende regelen U, geachte lezer(es) iets naders willen meedeelen over deze interessante streek in Noordholland, lijkt het me niet ondienstig vooraf eenige geschiedkundige mededeelingen te laten voorafgaan met betrekking tot de Zaanstreek, waaronder dan wordt verstaan d a t gedeelte van de provincie Noordholland, waar „de zilveren Sane", zich door de lage weiden een weg baant. Volgens de overlevering zou de Zaan, bij het begin onzer jaartelling een zeer belangrijke rivier zijn geweest, die bij Leiden haar oorsprong nam uit den Rijn (de oorspronkelijke Rijnloop), en ongeveer bij het tegenwoordige Petten in zee uitmondde. Volgens anderen zou zij ontstaan zijn door de vele watervloeden, die ook het aanzijn schonken aan de Zuiderzee, het IJ en de meren, poelen en plassen in Noordholland. Wie de eerste bewoners van deze lage streken waren, schijnt moeilijk met juiste zekerheid vastgesteld te kunnen worden. Zooveel is zeker, dat de eerste bewoners leefden van visscherij op de talrijke meren en plassen, of van de jacht op beren, wilde zwijnen, vossen, herten enz. die in menigte leefden in de groote wouden, waarmee deze landstreken bedekt waren. In vroegeren tijd bestond de landstreek aan weerszijden der Zaan uit de heerlijkheid Zaanden, later verdeeld in de water- schappen van Westzanen en Oostzanen. Oostelijk hiervan lagen de schoutambten Wormer en Jisp, terwijl zich ten westen de heerlijkheid Assendelft bevond. Veelal kwamen in de strijdlustigen graventijd de bewoners in botsing met de West- en Drechterfriezen. In het jaar 1115 kwamen zelfs de ruwe Drachterlanders in heirkrijgen zeilende de Zaan op, en plunderden de „Zaensche" dorpen, waarbij vele haardsteden in vlammen opgingen. Niet alleen echter tegen den vijand, ook in de onderlinge twisten en onlusten werden de Zaanlanders betrokken. Later kwamen de dagen der reformatie, en daar de nieuwe leer in deze oorden vele aanhangers vond, werd menigeen om des geloofs wille ter dood gebracht. Veel echter hebben de Zaanlanders geleden, toen tijdens den 80-jarigen oorlog de Spaansche krijgsbenden in deze streken verschenen. Landbouw en veeteelt, handel en scheepvaart, waaronder vooral de visscherij, stonden opeens stil, en van rustige boeren en burgers werden de Zaankanters nu vurige strijders tegen den overmachtigen vijand. Toen later het tooneel van den strijd naar 't Zuiden was verplaatst, herleefden de vroegere ambachten, en verrezen er achtereenvolgens tal van molens en scheepstimmerwerven aan de Zaan, terwijl eveneens in de andere dorpen der Zaanlanden talrijke takken van industrie werden gesticht, 't Was vooral de handel en scheepvaart, en niet te vergeten de nijverheid, waardoor de bewoners zich rijkdommen wisten te vergaderen, welke ze in de eerste plaats besteedden om nieuwe wegen te zoeken voor uitbreiding van hun handelsbetrekkingen. Behalve dat de Indische koopwaren aanvankelijk door de Zaanlandsche koopvaarders uit Lissabon, Genua en Venetië werden gehaald, zochten ze spoedig zelf het rijke Insulinde op. Een zekere Willem van Westzanen deed van hier de eerste Indische reis, en bracht kruidnagelen, peper en foelie mee van zeldzame fijnheid, 't Spreekt vanzelf, dat deze „groote vaart" de nijverheid in de hand moest werken. Tot dusver werden de groote schepen in Amsterdam of De Rijp gekocht, doch weldra begon men om te zien, om zelf schepen te bouwen. Een bekwaam scheepstimmerman werd uit De Rijp gehuurd, en van dezen leerde men het schepen bouwen. Spoedig verrezen er nu in de Zaanstreek verschillende scheepstimmerwerven, en in 1609 werd er reeds een zoogenaamde „Overtoom" aangelegd, om de schepen vanuit de Binnen-Zaan in de Voorzaan te brengen. Schepen van 120 voet of nog grooter werden over een 150 voet breeden dijk getrokken, die bovendien nog 7 a 8 voet hoog was. Dat deze overhaal voor de schipperij een dure liefhebberij was, blijkt hieruit, dat men voor het overhalen f 80 tot f 250 rekende, al naar de grootte van het vaartuig. Bovendien moest de eigenaar nog het dagloon betalen van hen, die men voor het overwinden noodig had. Dat deze Overtoom echter van beteekenis was, blijkt uit de volgende cijfers. Van 2 October 1678 tot 18 Mei 1680 werden overgewonden 54 schepen, van 2 Augustus 1692 tot 17 Juni 1694, 63 schepen. Deze Overtoom, door zeer vele vreemdelingen bezocht, heeft tot het jaar 1719 bestaan. Concurrentie maakte dat de Overtoom verviel. De reeders, die hun werven aan 't Kattegat hadden, konden natuurlijk goedkooper leveren dan de werven aan gene zijde van den Overtoom. Na het jaar 1793 waren dan ook langzamerhand al de scheepswerven daar vervallen. Het zijn echter vooral de houtzagerijen, die aan de Zaanstreek bloei en leven hebben gebracht. Oorspronkelijk werd het hout uitsluitend met de hand gezaagd, totdat in 't jaar 1592 Cornelis Cornelisz van Uitgeest de kunst uitvond om door molens het hout te zagen. De molen „De Juffer" te Zaandam bevat de herinnering aan dit heugelijke feit. Deze molen was door Cornelisz oorspronkelijk op een houtvlot gebouwd, om hem gemakkelijk op den wind te kunnen stellen. Daar dit echter voor de scheepvaart op de Zaan hinderlijk was, werd de molen naar Zaandam vervoerd, waar hij op den vasten wal op rollen werd geplaatst. Een dichter uit die dagen zegt van het juffertje: „lek was de eerste die het hout dus stukken saegde, Dat menigh wonder was en wonder wel behaegde, Waardoor gekomen is ten nutte aan den dag, Hoe dat men 't hout op 't best en spoedigst sagen mag." 't Spreekt wel vanzelf, dat deze eerste zaagmolen nog lang niet van gelijke constructie was, als de tegenwoordige houtzaagmolen. 't Juffertje beschikte nog maar over twee zagen, maar toch kon de molen reeds in denzelfden tijd het werk van 20 man verrichten. De eigenaar van den molen had van Heeren Staten alleen het recht tot oprichting eener moIen> maar het duurde niet lang, of hij kreeg zooveel bestellingen, dat hij lang niet al deze bestellingen kon uitvoeren. Hij verkocht daarom in 1641 een deel van zijn octrooi aan een zekeren Dirk Sybrantz, die nu een balkenzager, de „Graauwe Beer" bouwde. Dag en nacht maalden de beide molens door. Spoedig zag men schepen uit Amsterdam en andere plaatsen de Zaan opvaren, om hout te halen, en spoedig bleken de Graauwe Beer en 't Juffertje lang niet bij machte het bestelde hout op tijd te zagen. Nu werd aan meerderen deel in 't octrooi verleend, en reeds in 't begin der 18e eeuw telde men in de Zaanstreek 250 houtzaagmolens. 't Spreekt wel vanzelf, dat ook schippers, scheepstimmerwerven, winkeliers, smeden, zeilenmakers enz. goede zaken maakten, zoodat de houtzagerij de Zaanstreek tot een bijzonder nijver oord maakte, waarvan Claes Bruijn in 1742 zong: „Dat Huygens op Den Haag, als aller dorpen stad, Vrij roem'; dit heerlijk dorp, bezit alleen een schat, Die in deez' oord, geen trits van steden op kan wegen ; De zilvre Zaan, zoowel ter koopvaardij gelegen, Voert haar van de Elve en 't IJ het hout bij vlooten toe, De boschbewoners van Silesiën, nooit moe Om de offerwouden van held Herkules te knotten, Zendt zijne sommers af en levert gansche vlotten Van wagenschot, van knies en ander timmerhout, Ten dienst des dorpelings, wiens hand steeds diep in't goud En zilver tast, en weet door 't nijver onderwinden En zuinigheid, geen grond in zijne beurs te vinden, (Schoon 't aan 't eenvoudig kleed in 't minst niet wordt bemerkt) Die zich door maatschappij op maatschappij versterkt Om met een ruime kas het winziek hart te streelen. (Uit Geschiedenis der Zaanlanden van De Boer van der Ley.) Behalve houtzagerijen kwamen ook spoedig aan de Zaan de zoogenaamde oliemolens. De kunst om door molens olie uit lijnzaad te persen was reeds lang bij de Vlamingen bekend. Toen in de 16e eeuw vele Vlamingen uit hun vaderland vluchtten, kwam een hunner te Alkmaar wonen, en bouwde er op het Noord-oosterbolwerk een vierkanten oliemolen. Reeds in het jaar 1634 bouwde de beroemde Leeghwater uit de Rijp de eerste achtkante oliemolen tusschen de Rijp en Graft, en spoedig daarna werden aan de Zaanstreek vele van die oliemolens gevonden. Zeer waarschijnlijk is de zoogenaamde „Oude Wolf" de eerste Zaanlandsche oliemolen geweest. Behalve houtzagen en olieslaan vond men in de Zaanlanden nog vele andere takken van nijverheid. Te Oostzaan telde men in 1616 niet minder dan 100 linnenbleekerijen. Het weiland was daarvoor in smalle strooken verdeeld, met breede, heldere slooten er tusschen. Met lange scheppen werd nu het linnen met het heldere slootwater bevochtigd. Na den Franschen tijd trof men zoo goed als geen linnenbleekerijen meer aan. De stijfsel, bij de linnenbleekerijen in gebruik, gaf het ontstaan aan de stijfselfabricage. Deze stijfsel werd voornamelijk te Oostzaan uit graan vervaardigd. Behalve dat in de omstreken van Oostzaan en Wormer het graan voor stijfsel werd verbouwd, diende ook veel koren voor de talrijke beschuitbakkerijen, waarvan men er te Wormer niet minder dan 150 aantrof. Niet minder dan 70 schuiten vervoerden deze beroemde beschuit, niet alleen naar Ameterdam, maar naar bijna alle voorname plaatsen des vaderlands. Ja, de roem van Wornier's beschuiten ging verder.' Men zond ze zelfs naar Hamburg, en de koopvaardijschepen namen ze als proviand mee naar Indië en Brazilië, waar ze er handel in dreven, zoodat gerust van Wormer kon getuigd worden: Een dorrip sleept zijn oegst tot daer de son zijn loop endt, En daer de Naelde swijmt zijn tweebaks waar te koop sendt. Niet minder dan 26 molens konden voortdurend voor deze bakkerijen malen. Maar de afgunst is groot, en de steden zagen met leede oogen de voordeelen aan, welke de malerijen afwierpen, waarop ze zich dan ook tot Heeren Staten wendden met verzoek, de dorpen het houden van meelmolens te verbieden. De dorpen van Kennemerland en Westfriesland protesteerden echter hevig, want dat de meelmalerij werkelijk van beteekenis was, kan men opmaken uit het feit, dat in het jaar 1647 niet minder dan f 170.000 voor „het gemaal" werd opgebracht, wat voor dien tijd een verbazende som was. De bakkers van Amsterdam, naijverig op de bloeiende beschuithandel van Wormer, Jisp en andere plaatsen, wisten toch te bewerken, dat voortaan slechts om de 14 dagen (voorheen geschiedde het alle weken) de bakkers van Wormer en Jisp mochten markten, terwijl ze bovendien „noch contribueren aen 't Backersgilde te dezer stede (Amsterdam) tot onderhoud van de Bosse, alle jaren de somme van 200 gulden corante". Zoo werd de beschuitbakkerij in de Zaanlanden zeer bemoeilijkt, zoodat er in het jaar 1796 nog slechts 8 bakkerijen over waren. Zoo verdween deze eens zoo bloeiende tak van nijverheid. De zoogenaamde „beschuitstoren" aan 't westeinde van Wormer herinnert nog aan de vroegere bakkerijen. Zeer waarschijnlijk is deze toren vroeger gebouwd ten gerieve der bakkers, toen voor hen de bepaling was gemaakt, dat zij niet vóór middernacht en niet na 's avonds zes ure, brood in hunne ovens mochten hebben. Iedere streek in de Zaanlanden had als 't ware zijn bijzondere tak van nijverheid. In Krommenie en omstreken vond men de zeildoekmakerijen en weverijen, met vlasteelt en hennepklopperijen. Assendelft bestond van landbouw en veeteelt. Koog aan de Zaan verkreeg in het jaar 1660 den eersten pelmolen. Zaandijk de eerste molens om wit papier te bereiden. Westzaan bezat groothandelaars in granen. Ook de leerlooierijen en snuifmolens hadden een groote vermaardheid. Een der snuifmolens leverde jaarlijks niet minder dan 80.000 pond snuif, waarvan de helft naar Portugal en Spanje werd verzonden. Nog veel meer takken van nijverheid vond men in de Zaanstreek, zooals tabakskerverijen, verf-, mosterd-, loodwit-, blauwselmolens, kaarsenmakerijen, metaalgieterijen en vele andere. In Wormer vond men bovendien nog de zoogenaamde Qroenlandsvaart, en niet lang daarna vond men in bijna elke Zaanlandsche gemeente, maar vooral te Zaandam, Wormerveer en Jisp, reeders, die schepen uitrustten ter walvischvangst. Dat ook deze vaart leven en welvaart aan de Zaan bracht, mag blijken uit de hooge som, waarop de uitrusting van een schip werd begroot. Deze kosten waren geëvenredigd naar de grootte der vaartuigen. Van sommige schepen bedroeg de uitrusting f 10.000. Er waren er met 4 sloepen en 28 man, ook met 7 sloepen en 70 man. We zullen voor de aardigheid een lijstje afschrijven van de uitrusting, eener walvischjager. 15000 hoepels voor vaatwerk f 240.— 200 nieuwe vaten „ 600.— Kuiperloon voor 't verhalen „ 120.— 2300 pond inlandsch vleesch „ 230.— 15 vierendeels boter „ 300.— 1000 pond stokvisch „ 80.— 3000 pond hard brood „ 905.— 400 pond week brood „ 100.— 1000 pond touwwerk „ 200.— 3 ankers gedistilleerd 30.— Specerijen, suiker etc n 20.— Smeden voor ijzerwerk „ 30.- - Maken en voorzien der sloepen 80.— 600 pond spek „ 70.— 700 pond zoetemelksche kaas 80.— 600 pond groene of Leidsche kaas „ 45.— 20 zak gort 20 zak grauwe erwten „ 270.— 18 zak witte erwten Haring en zoutevisch f 200.— Kopergoed, aardewerk, koksgoed, schuitvrachten „ 200.— Van handgeld aan 't scheepsvolk „ 1000.— Bij de thuiskomst aan maandgeld en onkosten „ 3000.— Vracht voor 't schip „ 3000.— Uit deze opgave blijkt voldoende welk vertier het uitrusten van de groenlandvaarders in de Zaanstreek bracht. Hij, aan wien 't bestuur van 't schip was opgedragen heette de kommandeur. Deze nam zijn intrek in de een of andere herberg, waar een vlag uit het bovenraam stak, als teeken voor het volk, waar de kommandeur was te spreken. Elke man, door den kommandeur aangenomen, ontving 10 a 12 stuivers handgeld, en moest zich 2 dagen later met zijn kisten en kooigoed aan boord bevinden. Waar de molens slechts werkten als er zaad aankwam, konden de werklieden hierop niet geregeld brood verdienen, en daarom gingen velen dezer werklieden des zomers monsteren op de groenlandvaarders. Ook Friezen, Noren en Denen lieten zich vaak bij de Zaanlandsche kommandeurs monsteren. De Groenlandsvaart werd dan ook weldra een voorname tak van bestaan. In 1744 voeren uit de Zaanlanden 49 schepen naar Groenland en 6 naar Straat Davis, de eerste met 377'/2 en de laatste met 24 visschen thuis komende. In de „Geschiedenis der Zaanlanden" door de Boer van der Ley, waaraan we hier en daar verschillende merkwaardige gegevens ontleenden, vinden we een beschrijving van de walvischvangst, welke om hare levendige voorstelling zeer zeker lezenswaard is. Al behoort nu echter sedert lang de walvischvangst tot het verleden, toch zijn er in deze streken nog vele herinneringen aan deze vaart te vinden. Op de tentoonstelling van Zaanlandsche Oudheden en Merkwaardigheden was o.a. een gouden halssieraad, met voorstellingen van de walvischvaart, benevens een ronde doos, uit balein vervaardigd. Verder een wandelstok, gemaakt uit den stoothoren eener narval, en vele schilderijen op de walvischvangst en traankokerijen betrekking hebbende. Volgens den zeer kundigen beschrijver der Zaanlanden, den heer J. Honig, „was er in die dagen geen bibliotheek —, en welk vermogend man aan de Zaanstreek had dieniet — of men zou er boeken over de visscherij in vinden. Waar we hier een overzicht gaven van de vlucht, die de Zaansche nijverheid in den loop der jaren maakte, doet men echter verkeerd te meenen, dat het de nijvere streek voortdurend voor den wind is gegaan. De verzamelde rijkdommen, in den bloeitijd vergaard, werkten verflauwend op de ondernemingsgeest der jongeren. Windhandel, zucht naar spel en vermaak, deden veel familiekapitaal te gronde gaan, terwijl bovendien de oorlogen der 18e eeuw, die aan handel en scheepvaart zooveel schade veroorzaakten, ook aan de Zaansche nijverheid onherstelbare nadeelen toebrachten. Ten slotte was het de Fransche overheersching met het continentaal-stelsel, die het ondermijningsproces voortzette, zoodat vrijwel de industrie werd gedood. In de laatste helft der 19e eeuw ontwaakte echter de ondernemingsgeest der Zaankanters, en met vereende krachten sloeg men de handen aan den ploeg, om deze zoo gunstig gelegen streek op te heffen uit haar verslappenden toestand. De gunstige ligging voor de binnenvaart, de voordeelen van het vrijhandelstelsel, de terugkeer der eenvoudige zeden en gebruiken, zij alle werkten mee, dat de industrie aan de Zaan krachtig begon te herleven. In Zaandam kwam de houthandel weer met kracht op; in Koog aan de Zaan de olieslagerij, in Wormerveer de papierfabricage en het pellersbedrijf. Zeer bevorderlijk aan den voortgaanden bloei was bovendien de totstandkoming van het Noordzeekanaal, waardoor een degelijke verbinding met de Noordzee was verkregen, en de Zaanstreek feitelijk voor de zeeschepen open lag. Men liet niet na, hiervan te profiteeren door het uitdiepen van de Buitenzaan, en het graven van een zeehaven, waardoor de groote booten gemakkelijk konden binnen komen. Van zeer groot belang was bovendien de totstandkoming van de Wilhelminasluis, die na lang onderhandelen in 1904 werd geopend, en zoodoende de Achterzaan toegankelijk maakte voor schepen van meer dan 100 meter lengte, 't Was dan ook in de laatste 20 jaren afdoende gebleken, dat met het steeds stijgende verkeer de drie kleine sluizen totaa! onvoldoende waren. Bij de verdere behandeling van deze gids zullen we bij de verschillende plaatsbeschrijvingen ruimschoots in de gelegenheid zijn, uitvoerig te wijzen op den reusachtigen omvang van de Zaansche handel en nijverheid. En hiermede willen we voorloopig afstappen van deze korte geschiedkundige mededeeüngen der Zaanstreek, en een blik werpen op de hedendaagsche nijvere plaatsen, door allereerst een bezoek te brengen aan de hoofdplaats van dit centrum, namelijk de stad ZAANDAM „welke haar naam ontving naar het water de Zaan, en den aarden dam, welke, waarschijnlijk in 1396, ten koste der omliggende dorpen, door den stroom gelegd is". Deze dam, waarin later een drietal sluizen gebouwd werden, is naderhand aanmerkelijk opgehoogd en verbreed. De eerste opkomst van de plaats, aan een zoo'n breed, uitstekend bevaarbaar water, gunstig gelegen voor de binnenvaart, had dan ook een natuurlijk verloop, en het behoeft niemand te verwonderen, dat zich hier al zeer vroeg schippers, scheepstimmerlieden, handelaren enz. gingen vestigen. Het stichtingsjaar der plaats is echter moeilijk met juiste zekerheid aan te geven. Dat er echter oudtijds in het deel van Holland, dat Kennemerland genaamd wordt — (zoo vertelt Loosjes in zijn beschrijving van de Zaanlandsche dorpen) — een dorp of Kerspel was, dat den naam van Saenden, (nu eens met een S, dan weder met een Z geschreven) droeg, blijkt uit onze Vaderlandsche Qeschiedschriften op 't allerduidelijkste. In de Chronyk van Holland, Zeeland en Vriesland, 1530, te Antwerpen gedrukt, leest men: „In den jare ons here MC en LV, versamede die Vriezen geseten in Drechterland, ende quamen met geweldiger kant in hollant, ende verwoesten uit grooter nijdigheit dat dorp van Zande, roovende ende brandende ende nemende mit hem enen groten swaren rove, enz." „Dat hier een Dorp geweest is — lezen we iets verder — volgt o.a. ook, uit de menigvuldige doodkisten en doodsbeenderen die in 't jaar 1737, bij 't graven van eene sloot, door en langs het zoogenaamde kerkhof, aan de westzijde van de buiten Zaan, tot elks verwondering, gevonden zijn. Want waar dit wijd uitgebreid kerkhof is, heeft buiten twijfel voorheen een dorp geweest ; en uit de namen van twee dorpen, die ten oosten en ten westen liggen, en eertijds, in 't gemeen, Oostzaanden en Westz aanden genoemd werden, volgt zeer klaar, dat er, in voorgaanden tijd, tusschen beiden was een andere plaats, die Zaanden genoemd werd. In 't algemeen is men van gevoelen, dat dit dorp van Zaanden, door de gemelde woede der Drechter Vriezen, niet alleen in de assche gelegd, maar ook niet wederom opgebouwd is, zijnde de gelegenheid van Oostzaanden en Westzaanden, door 'tgebrokeneland, veiliger tegen de strooperijen der vijanden. Vroeg, nochthans, werd de Zaan, niet verre van 't Oude Zaanden bewoond; want in 'tjaar 1411, was hier aan de Oostzijde, wegens de volkrijkheid reeds een kapel, niet meer dan tien minuten van 't oude kerkhof van Zaanden en omtrent het jaar 1440 werd er aan de Westzijde een Ko orenmooi e n gestigt, waarop zelfs de inwoonders van W estzaanden en Krommenie hun Koorn moesten ter moolen brengen, volgens order van Margaretha van Bourgondiën, toen Gravinne van Holland en van Zeeland, en Vrouwe van Westvriesland, getekend den 15 Juny 1439, en die in 't jaar 1444 verkogt werdt aan en ten behoeve van de Kerk te Westzaanden, en de Kapel te Zaandam". Tot aan het jaar 1811 vormde de stad slechts twee afzonderlijke en geheel van elkaar onafhankelijke dorpen: Oost- en W e s t-Z a a n d a m, waarvan eerstgenoemde het oudste gedeelte was. In dat jaar echter werd Zaandam onder Napoleon vereenigd en tot een stad verheven. Het Keizerlijk besluit had echter nog niet een volkomen vereeniging tengevolge, want op k e r k e 1 ij k gebied wordt de gemeente nog altijd in Oost- en West-Zaandam ouderscheiden. Opmerkelijk is voorzeker, dat men bij een Koninklijk besluit van den 9er. November 1840 Oude Sluis met gezicht op de Binnenzaan te Zaandam. Sluisje, de Binnenzaan met het binnenwater verbindende, te Zaandam. Vroegere ligplaats der salonbooten Zaandam 1 en 11 aan de Prins-Hendrikkade te Zaandam. Gedenksteen der Hondsbossche en Pettensche Zeewering te Zaandam. helios. helios. Eenmaal te Zaandam late men niet na, een bezoek te brengen aan Schaub's Café „De Kroon" Hotel Restaurant. Dortmunder-Actiënbierhalle. Concert-Artistiek. = Tuin met heerlijk uitzicht. Teief. Interc. No. 256. helios. helios. Siito Amslerdi'/aidi. Maatschappij Alkmaar Packet en Zaandamsche Stoomvaart Maatschappij. :: 8aloii Stoomschepen: Prins van Oranje, Czaar Peter, Zaandam I en Zaandam II. Zomerdienst: Dagelijks op de heelc en halve uren van Amsterdam en van Zaandam van 's morgens 7 tot en met 's avonds 10 uur. Bovendien dagelijks 5.45 v.m. van Amsterdam en 5.55 van Zaandam, 's Zondags van 7.30 u. t. m. 10 u. alle halve uren. Overtocht in circa 30 minuten Afvaart van Amsterdam: de Rujter- kade, steiger 11. Teleplioon 4760. Afvaart van Zaandam: 3r*rins Hendrikkade, Tel. 332 6. J. HONIG (fa. P.Out,) Boekhandel - Koog aan de Zaan, levert allerlei Boeken, Prenten, enz. = betreffende de Zaanlanden, = Nog- enltele exeinpl. verki-ijgbaar van : Dr. Boekenoogen, Zaansche Volkstaal : f 4,75 in plaats van f 0,(50. ook nog deze beide plaatsnamen aantreft. Maar laat ons een bezoek brengen aan de wereldvermaarde stad aan de Zaan. Daartoe zullen we gebruik maken van de reisgelegenheid, die door verreweg de meeste bezoekers van de Zaanstreek verkozen wordt, en die ook 't best past in dit waterland. We profiteeren dus van 't zeldzaam mooie watertochtje, dat ons geboden wordt door een maatschappij, die 4 modern ingerichte salonbooten in de vaart heeft tusschen Amsterdam en Zaandam. We begeven ons naar de De Ruijterkade te Amsterdam, waar één der fraaie booten reeds onder stoom ligt. En geen wonder. Elk half uur (in den winterdienst om 't uur) vertrekt n.1. een boot. Als we nu weten, dat 't tochtje van steiger tot steiger juist een half uur duurt, dan zien we gemakkelijk in, dat, als om 't half uur een boot vertrekt, een andere tegelijk aankomt, en dus de 4 booten precies in den dienst kunnen voldoen. Zijn we aan boord, dan zal ons -wel 't allereerst opvallen, dat we voor een ongezellige reis niet bevreesd behoeven te zijn. Welk uur van den dag we ook kiezen, steeds treffen we vele passagiers aan. Ja, kiezen we een mooien Zondag, dan zal 't velen wel te druk zijn als de „Czaar Peter" of de „Prins van Oranje", die elk nominaal 1300 passagiers kunnen bergen, met meer dan 1500 passagiers van wal steekt. Dat de beide andere stoomers de „Zaandam I" en de „Zaandam II", die elk 650 passagiers kunnen vervoeren, dan vaak heelemaal „vol" zijn, is te begrijpen. Al begeeren velen zooveel gezelligheid niet, toch is 't een vroolijk gezicht, wanneer de groote boot koers zet riaar Zaandam, onder de lustige tonen van een troepje Duitsche muzikanten, die de jonge meisjes en jongens op 't ruime promenadedek uitnoodigen tot een walsje, waaraan o zoo gaarne gevolg gegeven wordt, en de honderden op 't benedendek en in de kajuiten in feeststemming met de hoeden en petten doen wuiven. Duizenden en duizenden maken dus elk jaar alleen van deze gelegenheid reeds gebruik om genot en verpoozing aan de Zaan te zoeken. Heeft onze boot den steiger verlaten, en beweegt ze zich vlug en sierlijk over het breede IJ, dan wordt 'tons al heel DE ZAANSTREEK. 2 spoedig duidelijk, dat 't vaartochtje alleen ons meer waarde en genot belooft, dan de vrachtprijs bedraagt. Deze is n.1. zeer gering, 12'/2 cent le kajuit en 7'/2 cent 2e kajuit. Genietend van 'tschoone panorama achter ons: het breede IJ, levendig gestoffeerd met booten en bootjes, de havens in de verte, en de hoofdstad des lands achter den waterkant, haar torens en koepels ver uitstekend boven de breede huizenmassa, varen we langs kaden en steigers. Verderop zien we de hout- en petroleumhaven, beide nog behoorend tot Amsterdams gebied. Rechts van ons hebben we spoedig een vrij gezicht over de vlakke velden van Noord-Holland, en genieten we van het echt Hollandsche landschap in zijn intieme schoonheid. Boven de vlakke, groene weiden steken schuchter de dorpstorentjes uit van Landsmeer, den lip en Oostzaan. Het laatste dorp geeft ons zelfs reeds een eigenaardigen kijk op 't algemeen type van de dorpen in deze streek: een lange, schier eindelooze rij van kleine houten huisjes met hel roode daken. Maar wat ons steeds meer als 't kenmerkend Hollandsche in 't landschap treft, is 't langzaam aangroeiend aantal molens, dat in de verte zichtbaar wordt. Nog voor we de Zaan bereikt hebben, is de achtergrond van ons tafereel gestoffeerd met een twintigtal echt Hollandsche molens, waarvan de meeste de wieken lustig laten draaien. Na een kwartier varen, als we denken spoedig onder een groote, ijzeren draaibrug, de Hembrug, te zullen doorstoomen, verlaat onze boot zijn vaarweg, 't Noordzeekanaal, om een andere, breede waterweg te volgen, onze Zaan. Juist op den hoek, die Zaan en Noordzeekanaal hier vormen, verrijzen de groote staatsfabrieken van ammunitie, behoorende tot de stelling Amsterdam. Misschien dat de boot even aanlegt aan de Hembrug, zooals de ammunitiefabriek ook kortweg gedoopt is, om werklieden of beambten op te nemen, of aan wal te zetten. Het oponthoud duurt dan toch slechts kort, en we varen verder de Voorzaan of Buitenzaan op. Zoo heet n.1. dit open gedeelte van de Zaan, in tegenstelling met de Achter- of Binnenzaan, die te Zaandam door sluizen afgesloten is. 't Eerst wat we van Zaandam bespeuren zijn enkele kalkbran- derijen rechts. Verderop zien we dat onze Voorzaan zich splitst. De boot vaart recht uit, door een vernauwd gedeelte, terwijl naar links een breed water loopt. Dit laatste echter heeft de oudste papieren, 't Is n. 1. de oude loop van de Zaan, die in een boog tot Zaandam loopt. Nu is dat deel niet meer de vaarweg. Daarvoor heeft men gindsche bocht van de Zaan afgesneden, door 't kanaal, dat wij volgen. Hierdoor verkreeg men een kortere en rechte verbinding met 't Noordzeekanaal en tevens een breede diepe haven, waarvoor de andere loop aangewezen werd. Nu Zaandam zich een nieuwe haven geschapen heeft, die hier voor ons onzichtbaar is, daar de spoordijk links zich tusschen haar en ons bevindt, moeten we deze haven dus aanduiden als Oude Haven. Zien we in haar wellicht geen groote hout- of rijstbooten lossen, omdat de nieuwe concurrente zooveel betere gelegenheden biedt, toch treffen ons 't groote aantal boomstammen, die hier in 't water bij de kanten drijven. Door de opening van de Nieuwe Haven, kwamen alle groote hout- en rijstbooten hier aan, om hun inhoud af te staan, die dan verder naar de houtzagerijen of de pelmolens vervoerd werd. Op een andere plaats komen we op de Nieuwe Haven terug. Op 't eiland tusschen ouden en nieuwen loop van de Zaan merken we verscheidene houtloodsen op, waar 't gezaagd hout opgeslagen is, onder een beschuttend dak, en waar toch de wind vrije toegang heeft, door 't latwerk van de zijkanten. Aan stuurboord passeerden we reeds de eerste woningen van Zaandam, en terstond maken we kennis met 't typische van Zaandam als stad. We zien hier de echt Noordhollandsche huisjes van hout opgetrokken, groen geverfd met vriendelijke, witte kozijnen en helroode daken. Op onze wandeling, die we straks door Zaandam zullen doen, krijgen we gelegenheid te over om op te merken, dat nog een groot deel van de Zaandammers in houten huizen woont. Velen zal 't vreemd toeschijnen, dat in dit boomlooze land zoo druk gebruik gemaakt is van hout voor woningbouw. De oplossing van dit raadsel is gelegen in den uitgebreiden houthandel van Zaandam, die enorme hoeveelheden hout uit de houtrijke landen van 't noorden betrekt, en dit nuttige artikel goedkoop doet zijn in eene streek, waar de boomen te tellen zijn. Toch heeft dit bouwen van houten huizen voor Zaandam zijn tijd gehad. Reeds zijn er vele huizen en huisjes van steen opgetrokken, en de bouwverordening, die nu 't bouwen van houten woningen verbiedt; zal er wel flink toe mede werken, deze stad een ander aspect te geven. Is dit in vele opzichten te betreuren, de moderne tijd stelt op 't gebied der veiligheid ook haar eischen. En dan hebben we ons als gehoorzame kinderen dezer eeuw er bij neer te leggen. Dit laatste zullen we te gemakkelijker doen, als eens een oude Zaansche of Zaandammer een boekje voor ons zou willen opendoen van de tallooze branden, die Zaandam herhaaldelijk teisterden en die dikwijls zoovele slachtoffers eischten. Op 't gebied van branden (en gelukkig op dit gebied alleen) is Zaandam zelfs nu nog berucht. Geven we nu weer acht om ons heen, dan zien we de houten huisjes van 't andere type plaats maken voor nieuwere, die van steen zijn. Toch zijn ze nog niet stadsch, en kunnen we de architectuur terugvinden op alle flinke dorpen van ons vaderland: vriendelijke landhuisjes met tuintjes er voor. Ook hierin spiegelt zich Zaandam weer af. Is Zaandam tot stad verheven inderiijd, toch zou men 't met eenig recht een heel groot dorp kunnen noemen, waarvan de huizen zeer dicht op elkaar staan. De groote massa van de huizen blijven dorpswoningen, de meeste straten, vooral de oudere, lijken dorpsstraten. Zelfs de bekende gemoedelijkheid en gezelligheid in volksleven, heeft iets van dat van een dorp. In den laatsten tijd echter krijgt de welvarende stad steeds meer 't aanzien van eene flinke stad, zooals ons weldra zal blijken op 't nieuwe Damplein en de hoofdstraat: de Westzijde. We naderen nu snel de landingsplaats. De breede steiger, ver uitstekend in 't breede water, biedt een uitstekende gelegenheid voor onze boot om te meren. Nog enkele seconden en we stappen aan wal in de hoofdstad van de Zaanstreek. Als alle vreemdelingen slaan we eerst een blik om ons heen. Rechts van ons, aan de andere zijde van 't water, verheft zich een statig gebouw, 't Stadhuis. Schuin voor ons valt ons oog op 't sierlijke kantoorhuis van den havenmeester, met antieke trap- geveltjes en rood-wit geschilderde luiken. Toch is't van jonge datum, zooals we terstond opmerken, 't Is gebouwd vlak bij de groote Wilhelmin'asluis en de Kleine Sluis, welke beide de Voorzaan van de Achterzaan scheiden. Als we den steiger verlaten, bevinden we ons op een mooi, ruim plein, doorkruist van breede straten, 't Is voor korten tijd verkregen door aanplemping van een inham der Voorzaan. Een stuk minder mooi water is daardoor verdwenen en men heeft er voor in de plaats gekregen een plein, dat, behalve zijn eigen waarde, nog de oplossing gaf voor betere verkeerswegen, waaraan de behoefte in dit centrum der drukke stad steeds grooter werd. Naar rechts geven breede bruggen over de genoemde sluizen toegang tot het oostelijke deel van Zaandam, dat gebouwd is aan den oostkant van de Zaan. Links kunnen we den Hoogendijk volgen, terwijl voor ons de Czaar Peterstraat ligt en bovendien de Westzijde, de hoofdstraat van de stad, die aan de Westzijde de Zaan begeleidt en bijna ongemerkt overgaat in 't dorp Koog. „Oorspronkelijk lag reeds de breede kom van de stad aan de Voorzaan, in welks midden de drie sluizen (nu twee) en de omliggende gebouwen een centrum vormden. Aan die kom sluiten zich noordwaarts aan en door de Achterzaan, van elkaar gescheiden, twee lange streken, van welke weder in een oostelijke óf westelijk richting van afstand tot afstand kleinere grachten of smalle straatjes, z.g. paden afscheiden. In vroegeren tijd waren deze zijpaden de woonplaatsen der rijke Zaandammer ingezetenen. In den loop der jaren is dit echter veel veranderd en hebben de meergegoeden villa's aan de Westzijde betrokken. De Oostzijde heeft een lengte van ongeveer een uur, en eindigt in het zoogenaamde Kalf of Haaldersbroek, hetwelk door den polder, de »groote Wormer" begrensd wordt. Voorheen behoorde het Kalf tot één der welvarendste deelen der stad." Tot zoover is de Zaan aan beide zijden bebouwd. Verderop slechts aan de Westzijde alleen. De hoofdstraat, de Westzijde, is ongeveer een half uur lang. De voornaamste zijstraten, die alle rechthoekig op haar gericht staan, zijn 't typische, smalle Dampad, de breede „Gedempte Gracht", Vinkenstraat, Zeemansstraat, Stationsstraat, Bootenmakersstraat, Parkstraat, Langestraat en Ooievaarstraat. Maar laat ons nu de bezienswaardigheden gaan bezichtigen. Hier op 't Damplein, waar we nog zijn, valt ons oog direct op een monumentaal standbeeld, 't Is 't beeld van Czaar Peter de Groote: een geschenk van den Russischen keizer aan de Gemeente Zaandam als herinnering aan het bezoek van zijnen voorvader aan de Gemeente. Het standbeeld staat op een fraai perk met plantenaanleg, omgeven door een sierlijk ijzeren hek. 't Beeld, waar men den machtigen, eenvoudigen Rus, bezig ziet, met de bijl in een zijner handen, de voorsteven eener boot te bewerken — maakt een zeer aangenamen indruk. Het zware voetstuk draagt o- a. de inscriptie: Czaar Peter 1 Leert den Scheepsbouw in Zaandam 1697. Geschenk van Keizer Nicolaas 11 aan de stad Zaandam. 1911. Vanaf den Dam brengt men zeer gemakkelijk een bezoek aan het zoogenaamde „Czaar-Peterhuisje; trouwens de weg naar de eenvoudige woning is door bordjes aangegeven. Na even den zoogenaamden Hoogendijk geloopen te hebben, slaat men ter 'rechterzijde een donker, smal steegje in (de Koesteeg), met bijna uitsluitend vervallen houten woningen, en bevindt men zich spoedig op een antiek brugje, vanwaar men ter linkerzijde een aardig gezicht heeft op „Het Krimp", een zeer oud stadsgedeelte van het zoogenaamde Russische kwartier. Aan deze oude stadswijk sluit zich aan een fraai nieuw stadsgedeelte, waar zich behalve Vorstenburg, Rustenburg en andere bevinden de „Czaar Peterstraat, Czarinastraat, Mensikofstraat, Golofkinstraat, Jasykoffstraat en meerdere, welke straatnamen alle aanduiden, dat men zich hier bevindt in de Russische wijk. Schilderachtig loopt het oude grachtje aan de linkerzijde van het steile, smalle bruggetje, terwijl aan weerszijden de oude Zaansche huisjes U spreken van den vroegeren tijd. Over het bruggetje slaan we linksaf, en langs de eenvoudige woningen staan we nu weldra voor een monumentaal ijzeren hek, waar- binnen zich het Czaar Peterhuisje bevindt. Aan het fraaie gebouw, dat ge bij 't eerste gezicht aanschouwt, zoudt ge niet vermoeden, hier de eenvoudige woning van den voornamen Czaar aller Russer te moeten zoeken. Doch treden we het hek binnen, waar ons direct tegemoet treedt de vriendelijke concierge (een weduwe op gevorderden leeftijd), die gaarne bereid is, ons de gewenschte inlichtingen te verschaffen over deze plek, die jaarlijks door duizenden landgenooten en vreemdelingen wordt bezocht. Czaar Peter de Groote, Czaar aller Russen had in het laatst der 17e eeuw het plan opgevat, de handel en beschaving van West-Europa nader te leeren kennen, en met dat doel reisde hij in 1697 af naar het buitenland. Dc machtige Czaar, die onder meer ook het lievelingsdenkbeeld koesterde, voor zijn land een machtige vloot te scheppen, bracht bij die gelegenheid ook een bezoek aan Zaandam, waar de scheepsbouw in den loop der jaren tot groote ontwikkeling was gekomen. Zeer eigenaardig huurde de machtige heerscher, bij die gelegenheid incognito, het achterhuis van een eenvoudige Zaansche woning, eigendom van een zekeren Kist. Het voorhuis, dat thans niet meer bestaat, bleef bewoond door Kist, terwijl de Czaar voor f 7.—- per week het achtergedeelte van het houten woonhuis voor lief moest nemen. Bij die gelegenheid werkte de groote Peter van Zondag 8sten , 15 18en bondag den ^ Augustus 1697, op de werven te Zaandam onder den naam van Peter Michailoff. In die korte tijd verwierf Peter zich vele vrienden, met wie hij later steeds briefwisseling onderhield. Uit deze bescheiden, vooral uit die van de twee gebroeders Calf is duidelijk te zien, welke innige vriendschapsbanden er hier waren gelegd. Het volgende bezoek van den Czaar aan Zaandam had plaats op 21 Mei 1698, terwijl hij voor het laatst in 1717 de stad met een persoonlijk bezoek vereerde. Aanvankelijk eigendom van genoemden Qerrit Kist, ging later het huisje over aan zijn nakomelingen, tot het in 1810 overging aan zekeren Buising, van wien Koning Willem I het kocht voor f 6000, om het ten geschenke te geven aan Grootvorstin Anna Paulowna. Het eerste werk was nu natuurlijk, het eigenaardige huisje voor ondergang te behoeden. Tot dat doel bouwde men een steenen gebouw er omheen, met open bogen, om het zoodoende te beschutten tegen weer en wind. Na den dood van Anna Paulowna werd Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden eigenaar van 't huisje, en onder diens beheer werd een bekapping over de nederige — voorname woning gebouwd. In 1879 echter, na den dood van Prins Hendrik, werd Koning Willem III eigenaar, die het historische gedenkteeken vereerde aan Zijne Majesteit Alexander III, Czaar aller Russen. In 1890 werden op last van den Russischen Keizer houten stutten en ijzeren hangers aangebracht. Het huisje werd geheel uit den vochtigen grond gelicht, om het te behoeden voor de schade lijke inwerking van den moerassigen bodem. Eindelijk ging het huisje over aan Keizer Nicolaas II, die in 1895 besloot, het Czaar-Peterhuisje te doen omgeven door een geheel nieuw steenen gebouw, benevens door een steenen muur rondom het terrein, waarop het zich bevindt, om het zoodoende te beveiligen tegen brandgevaar, dat bestond door de belendende houten woningen. Het nieuwe, fraaie steenen gebouw, draagt aan de voorzijde een gevelsteen met het opschrift „Steen van de Stad Zaandam aan de nagedachtenis van Czaar Peter de Groote; de burgerij van Zaandam". Ruimschoots vindt men ruimte om, na het steenen gebouw te zijn binnengetreden, rondom het eigenlijke huisje te wandelen. De wanden van het nieuwe gedeelte bevatten verschillende schilderijen en steenen, met opschriften betreffende den bouw van het nieuwe omhulsel. Zoo o.a. een afbeelding van „de Bouwwerken tot beveiliging van het Czaar Peter Huisje op het Krimp enz", verder de afbeelding van het Czaar Peter huisje op het Krimp, zooals het was tijdens het verblijf van Czaar Peter de Groote van Rusland. Een marmeren steen bevat het opschrift: „Anno 1697. Czaar Peter de Groote bewoont het Huisje op het Krimp van 18 tot 25 Augustus. Anno 1698. Czaar Peter de Groote bezoekt in Mei Het Huisje op het Krimp vóór zijn vertrek naar Rusland. Anno 1717. Czaar Peter de Groote bezoekt met zijn Gemalin Catharina en Gevolg het huisje. Anno 1818. Koning Willem I koopt het huisje tot geschenk aan Grootvorstin Anna Paulowna, gehuwd in 1816 met kroonprins Willem II. Anno 1886. Koning Willem 111 schenkt het Huisje aan Keizer Alexander III van Rusland. Doch eindigen we nu onze omwandeling, om het doel onzer reis, het eigenlijke Czaar-Peterhuisje eens wat meer van nabij te bekijken. Onwillekeurig vervult u een gevoel van eerbied, en krijgt ge een eigenaardige gewaarwording, als ge dit historische huisje betreedt. De houten, scheeve ingang, draagt ter weerszijden twee borden. Ter linkerzijde bevindt zich een zeer oude Delftsche schotel met het karakteristieke opschrift : „Hoogmoed komt voor de val". Deze schotel is bij de opgravingen aldaar in den grond gevonden. De houten rand van dit antiek bord is van nieuweren datum. Aan de andere zijde van den ingang bevindt zich een Chineesch wandbord, waarop: „Het Huisje van Czaar Peter de Groot te Saandam bewoond: 1696—1697. En nu betreden we dadelijk het eerste vertrek, dat den voornamen scheepstimmerman diende tot keuken en slaapvertrek. Rechts bevindt zich de steenen haard met de antieke vuurplaat. Tegen den zijwand de zware, eenvoudige tafel, die nog wel eenige eeuwen dienst kan doen. In een hoek ziet ge Peters broodkast, door een houten deur gesloten; hier bewaarde dus de groote keizer zijn dagelijksch brood. Rechts van den ingang naar de andere kamer, wijst men u de eenvoudige bedstede, waar Peter zich na den vermoeienden dagtaak te rusten legde. Eigenaardige houten stoeltjes op drie pooten stoffeeren verder het eenvoudige vertrek, welks wanden bovendien naamplaten dragen, betrekking hebbende op het verblijf van den eenvoudigen heerscher, van wien met recht getuigd mocht worden : „Niets is den grooten man te klein". Men leest hier bijvoorbeeld, de volgende dichtregelen ge. schreven door Z.E. de Heer Staatsraad Spoekowsky. „Buig in deze arme hut, waar de Englen Gods omzweven, Buig Grootvorst! hier het hoofd in stillen eenvoud neer. Zij was de wieg Uws rijks, ze omsloot de Kiem weleer, Die Grootheid moest aan Rusland geven". Door een deuropening in den middenwand komt men nu in de woonkamer ,,de Salon van Peter", zooals de concierge het aardig uitdrukte. Ook dit vertrek is hoogsteenvoudig. De wanden zijn wederom behangen met talrijke schilderijen en naamplaten. Men ziet hier o. m. een groot schilderij, den Czaar voorstellende als werkman. Verder een schilderstuk waar men Peter ziet aan den arbeid, waarboven prijkt het Russische wapen. Op een wandspreuk leest men: „Hetzij als geleerde, hetzij als held, Hetzij als zeeman, hetzij als timmerman, Was hij met zijnen alles omvattenden geest. Op den troon eeuwig werkzaam". In een koperen plaat vindt men als inscriptie de lijkrede op den geëerden Keizer, in de Russische taal. Er onder volgt dan de Hollandsche vertaling: „Zooals hij zijn Rusland maakte. Zoo zal het ook zijn. Hij maakte het goed voor den goeden. Goed zal het zijn. Hij maakte het verschrikkelijk voor den vijand. Verschrikkelijk zal het zijn. Hij maakte het machtig voor de geheele wereld. Rusland zal niet ophouden machtig te zijn. De betimmering van het geheele vertrek is hoogst eenvoudig. De grenen wanden zijn bekrast en ingesneden met honderden namen van bezoekers, die hun titel zeker wilden vei eeuwigen. De zindelijke concierge doet echter al het mogelijke om deze potlood- en inktbekrassingen te verwijderen. Wat haar echter niet zal gelukken, is de verwijdering der namen, die bij honderdtallen zijn gekrast op de kleine, vierkante vensterruitjes, en waar men er onder vindt uit bijna alle deelen der wereld. Zooals we reeds vermelden staat het huisje nu hoog en droog, beschut voor weer en wind. Vooral de geweldige overstrooming in 1825, die een groot deel van Waterland bedreigde, heeft veel tot de verzakking bijgedragen. Vóór we van de vriendelijke concierge afscheid namen, liet deze ons nog even een fraai ingebonden boek zien, bevattende de namen van zeer vele voorname bezoekers, waaronder talrijke van vorstelijken bloede. Trouwens, de vreemdeling, die Zaandam bezoekt, en niet te vergeten zeer vele landgenooten, verzuimen niet een bezoek te brengen aan het nederige huisje, waar ge van nabij kennis maakt met de oud-Hollandsche eenvoud, en waarvoor zich zelfs eens een Keizer van 't groote Russische rijk niet schaamde. We kunnen niet nalaten even mede te deelen op welke eigenaardige wijze de Boer van der Ley in zijn meergenoemd werkje „De Geschiedenis der Zaanlanden", vertelt over de komst van „den grooten man". „Het was op Zondag, den 18en Augustus 1697, des morgens ten zes ure, dat een Keulsche aak de Voorzaan binnenkwam, 't Was geen prachtig uitgedost vaartuig en Gerrit Kist, een smidsknecht, die juist imet een schuitje naar huis roeide, daar hij aan 't visschen was geweest, keek eens op, om te zien wat toch dat vaartuig in had. Maar hoe groot was zijn verbazing toen hij iemand op 't vaartuig hoorde roepen : „Smid, smid !" Kist meende die stem meer gehoord te hebben, roeide wat naderbij, en zag Peter de Groote, Czaar aller Russen, hem vriendelijk toewenken. Eenige jaren was Kist als smid met een koop- vaardijschip mee naar Rusland geweest en had daar den Czaar wel eens ontmoet en gesproken, en die Czaar herinnerde zich zijner en sprak hem zoo gemeenzaam aan, ja, wat meer was, hij gaf hem te kennen, dat hij bij hem wilde wonen. En, of Kist al zeide, dat hij zoo'n groot heer niet ontvangen kon, het baatte niet. „Ik kom als werkman", zeide de Czaar, „en verlang als zoodanig te leven en omgang te hebben". Kist moest zwichten hij roeide naar huis, bracht in haast een vertrek in orde, dat hij aan een oude vrouw had verhuurd, doch welke bewoonster nu overreed werd om een ander intrek te nemen, en keerde toen naar de herberg, waar de Czaar en zijn gevolg wachtten, terug. Den dag na zijne aankomst, 's morgens vroeg, begaf de Czaar zich naar de werf van Lijnot Teeuwz. Rogge, om onder den naam van Pieter Michaelof als werkman bij hem in dienst te gaan. Zijn gevolg begaf zich met hetzelfde doel naar andere werkplaatsen, leder van hen moest een ambacht leeren en de kleeding als zoodanig aannemen. Peter deed dat zelf ook. Hij was een flinke, groote knecht, 7 voet lang. Ieder, die hem kende, had hij uitdrukkelijk verboden, hem zijn waren naam te noemen. Als een Rus, die door zijn vorst hier was gezonden om te leeren, wilde hij aangezien worden. Doch dit mislukte echter. Nog geen drie dagen was hij hier, of de vader van een dergenen, die in Rusland woonden, ontving een brief, waarin stond, „dat 't groot gezelschap naar Holland vertrokken was; dat de Czaar zich mede daarbij had gevoegd, dat deze alzoo ook wel in Holland en in Zaandam zou komen; doch dat hij wel onbekend zou willen blijven; dat men hem echter wel zoude kunnen kennen aan zijne lengte, aan de schuddingen van het hoofd en den rechterarm, en ook aan een kleinen wrat op den rechterwang". Die brief werd in een scheerwinkel op den hoek van het Dampad, op Woensdag den 21 Aug. voorgelezen. Betere gelegenheid was niet denkbaar om iets ruchtbaar te maken. De Czaar kon na dit gebeurde niet meer als een eenvoudige knecht gaan werken. Ieder keek hem nu aan. Hij begaf zich daarom tot den aanzienlijken koopman Calff, die hem vorstelijk onthaalde en alles liet zien, wat hij dacht dat de.belangstelling van den hoogen bezoeker kon opwekken. Zoo voer hij o. a. met hem de Achterzaan op; aan den Kalvendijk was men juist bezig een molen te bouwen. Dat moest de Czaar zien. De eigenaar wist daarop geen beteren naam aan den molen te geven, dan „De Czaar van Moscoviën", thans „De Grootvorst". Van Dirk Stoffels kocht Czaar Peter een boeier met toebehooren, nam Claes Musch als knecht er op aan, en voer den volgenden dag op Achter- en Voorzaan, en den daarop volgenden Zondag naar Amsterdam, alwaar hij zich op de Admiraliteitswerf ging verhuren. Dat hij echter Zaandam niet vergat, blijkt uit de menigvuldige bezoeken, welke hij aan de plaats bracht, o.a. om de Oroenlandsvaarders te zien. Had de Czaar iets noodig, hij ging het zelf koopen. Zoo kocht hij eens in den winkel van den heer Noomen in de Westzijde te Zaandam, roode baai. Gemelde heer was met dit bezoek zoo vereerd, dat hij er een teekening van liet maken op een ruit in zijn winkel. Den 25sten Mei 1698 vereerde Czaar Peter Zaandam opnieuw met een bezoek; hij was toen weder de gast van den heer Calff, en verklaarde bij het heengaan, dat hij een bijzonder genoegen te Zaandam had gehad. Kort daarna keerde bij in zijn eigen rijk terug, daar was hij de groote alleenheerscher. Zaanlanders, die in Rusland waren of op zijn verzoek en een goede belooning daarheen waren gereisd, bleven bij hem in groot aanzien. In de Zaanlanden waren intusschen vele Russen in de leer. Geen fabriek was er of er werkte een Rus op. Op 't Kalf waren bij een molenmaker 16 Russen aan 't werk. De bazen voeren er wel bij, kregen goed leergeld en rekenden hen voor knechts. Te Wormer waren Russen om 't beschuitbakken en 't boerenbedrijf te leeren. Den 3en, 9en en 30 Maart 1717 bracht Czaar Peter nog een bezoek aan de Zaanstreek, ditmaal met zijne echtgenoote Catharina. Hij bezichtigde nog vele fabrieken, zag een schip van stapel loopen, en werd door den heer Calff op zijn koopmans onthaald. Ook bezocht hij een kerk, terwijl zijn gastheer hem eens duidelijk moest maken, hoe men er leeraarde. Na deze bezichtiging van het historische Czaar Peterhuisje keeren we langs den zelfden weg terug, om een bezoek te brengen aan het kerkgebouw der Luthersche gemeente, welk bevallig bedehuis verrijst aan de Westzijde. Het eerste kerkgebouw dateert van het jaar 1642. Met den opbouw werd begonnen den 23sten Maart van dat jaar, en den 24sten Mei, dus pas twee maanden later had „onder een groote toeloop van Amsterdammeren, op Pinxterdag", de eerste godsdienstoefening plaats. Nadat het kerkgebouw ongeveer eene halve eeuw dienst had gedaan, bleek het, door de uitbreiding der kerkelijke gemeente te klein, zoodat men besloot het bedehuis af te breken. In 't jaar 1699 werd met den opbouw van het tegenwoordige bedehuis een begin gemaakt Het gezellige kerkgebouw prijkt van binnen met een sierlijken preekstoel, fraai doophek van veel snijwerk voorzien, benevens een schoon orgel. Aan de oost- zoowel als aan de westzijde, is het kerkgebouw van een galerij voorzien. „De eerste Leerreden in deze nieuwe Kerk werd gedaan door den Hooggeachten Leeraar der Gemeente Qeorg Henrik Petri, op den 15 November 1699. Een wandeling langs de drukke Westzijde met hare talrijke fraaie gebouwen, winkels enz. voert ons weldra naar de zoogenaamde „Bullekerk": de bekende Zaandamsche Hervormde kerk. Op een ruim plein verrijst ter linkerzijde het groote, ruime bedehuis, van welks stichting we het volgende willen meedeelen. Tot ongeveer het begin der 17e eeuw bestond er tusschen de bewoners van Oost- en Westzaandam een vriendschappelijken band, zoodat de verschillende inrichtingen gezamenlijk werden onderhouden, waartoe de bewoners der Oostzijde 2/3; die der Westzijde '/3 deel bijdroegen. In het jaar 1631 werd nog gezamenlijk een Weeshuis gesticht, terwijl in het volgende jaar nog een korenmolen verrees aan het einde van het Sluis- of Valdeurspad. Toch was langzamerhand het zaad der verdeeldheid reeds gestrooid. Door de toenemende uitbreiding der bevolking in West-Zaandam bleek ten slotte de bestaande kerk aan de Oostzijde veel te klein en dit — met verschillende bij- komende zaken — had tengevolge, dat de regenten van WestZaandam besloten een eigen kerkgebouw te stichten. Het terrein, waar de tegenwoordige Bullekerk staat, bleek uiterst geschikt voor den opbouw van een bedehuis. Hoog gelegen en met vasten ondergrond werd op deze plek tijdens den 80-jarigen oorlog door AIva een schans met batterij aangelegd. Het terrein werd aangekocht voor f3590, en het waren vooral deze uitgaven, die een vermeerdering van dorpslasten tengevolge hadden, waardoor onder een deel der bewoners groote ontevredenheid werd verwekt, die zelfs tot een oproer leidde. Het aanbod van de Oostzijders om hun kerkgebouw te vergrooten, werd echter ook niet aanvaard, tot in 1687 den Westzaandammers verlof werd gegeven tot opbouw eener nieuwe kerk, predikantenhuis en school, waarvan de kosten werden begroot op f 48905. De kerkelijke scheiding was weldra een feit geworden. Den 27sten Augustus 1638 begon men met het heiwerk, en den Hen September werd aan den Noordwesthoek de eerste steen gelegd door Pieter Jansz. Brouwer, toen regeerend Schepen. „De grondslag van het gebouw was een volkomen kruis, van wederzijde even groot hebbende een lengte van 90 voeten. Het metselwerk werd door 't opkomen van den winter gestaakt, wanneer het bij de tien voeten hoog was. In de jaren 1672 tot 1680 werd het kerkgebouw eerst aan de West- daarna aan de Oostzijde aanmerkelijk vergroot. De fraaie in Hollandsche stijl opgetrokken houten toren *) rust boven op zware kruisarmen. Den 18en October werd zij ingewijd door Johannes Crucius, predikant te Haarlem, terwijl den 33sten Maart 1641 de eerst beroepen predikant Qodefridus Lamotius er zijn intrede hield. In de laatste jaren heeft de kerk een groote restauratie ondergaan. In Juni 1899 is men met de herstelling van genoemd kerkgebouw begonnen, welk werk een uitgaaf vorderde van ongeveer f 50.003. Den 15en April 1900, len Paaschdag, werd de herstelde kerk ingewijd door Ds. J. J. van Hille. *) Torens van het zelfde 17e eeuwsche Hollandsche karakter treft men o. a. ook nog aan op het raadhuis te Leiden, te Haarlem op de St. Bavo, op de Oosterkerk te Hoorn. Bezichtigen we nu het interieur van dit bedehuis wat nader. Reeds dadelijk maakt het ruime gebouw een machtigen indruk. Aan de noordwester kolom van 't kruiswerk bevindt zich de preekstoel van het jaar 1644, geheel van zwaar eikenhout met eenvoudig snijwerk vervaardigd. Bij den voet staat een pelikaan met drie jongen: het zinnebeeld van moederliefde. Vogel, nest en jongen zijn kunstig uit één stuk vervaardigd, terwijl de vleugels uit losse stukken bestaan. Om de preekstoel bevindt zich het doophek, eveneens met snijwerk, waarop voorstellingen van geloof, hoop en liefde. Aan de drie andere kruishoeken ziet men de gestoelten „voor de Heeren Regenten dezer plaatze". Ook hieraan vindt men eigenaardig snijwerk, voorstellende bijbelsche tafereelen. Aan de wanden bemerkt men de groote borden, waarop de Tien Geboden, benevens een lijst van predikanten. Het orgel met mooi front, is na de restauratie meer naar voren gekomen. Terzijde van den vooringang valt het oog op een paar geschilderde glazen, waaronder men een voorstelling aantreft van „Koning Salomo, geknield voor de arke des verbonds". Het andere raam heeft betrekking op den houthandel. Ter bovenzijde ziet men verschillende Zaansche molens, daaronder het prachtig uitgevoerde wapen. Een onderschrift bevat de volgende mededeeling. „Als men Sestien honderd dertig heeft geschreven; Dit sijn die namen dergenen na mijn onthouwen ; Die deze kerk tot Zaandam hebben doen bouwen; Die in het jaar 1155 is gemaakt te schand; De kerk ontsierd door de Vriezen tot Drechterland". Boven de deur vindt men een groot schilderstuk, gedekt door een gordijn. Nadat dit is verwijderd, ziet men zonder kunstwaarde de gebeurtenis vereeuwigd bekend als „S t i e r s wreedh e i d", gepleegd aan meester en vrouw, 29 Aug. Ao. 1647 — en aan welk wonderbaar voorval de kerk den,naam „Bullekerk" te danken zou hebben. Op een land te West-Zaandam graasde een stier, die dol werd op het gezicht van vliegers, waarmede jongens zich in de nabijheid der weide vermaakten. Jacob Eg, de eigenaar van den stier, schoot toe, om het woe- Morks' Nederlandsche Reisgidsen. No. 1. STAD GRONINGEN, 2e „ 11. HEILIGERLEE, met Hol- druk, met 90 platen en landschen en Duitschen platte grond. tekst. " 2- NOORD-OOST-DREN- „ 12. KENNEMERLAND, (van THE, met 37 platen. Haarlem tot Alkmaar). ti 3. DRENTHE, met 40 platen, hmctdri/pm a/axt met de N. O. Lokaalspoor » 13' OMSTREKEN VAN van Assen naar Stadskanaal wS 1 '( h . ,Ze'St' en Koevorden. Soestd.jk, Baarn, Hilversum, „ 4. GRONINGER VEENKO- .. „ ergen)' LONIËN, met 50 platen en >> • BENNEKOM'S OMSTRE- 1 kaart. KEN, Wandelgids door H. „ 5. WINSCHOTEN EN OM- Wit'e>. met ,ve'e illustraties STREKEN, met 26 platen en drle wandelkaarten. en 1 platte grond ,: 15 DORDRECHT, VOOR- „ 6. FRIESCHE WOUDEN, met HEEN EN THANS, 3e druk, 41 platen en 1 kaart, (Dok- met ve'e plaatjes en platte- kum, Veenwouden, Bergum, grond. Heerenveen, Joure, Oranje- i „ i6. BROEK IN WATERLAND, woud, Wolvega, Noord- MONNIKENDAM, MAR- wolde, enz. KEN, VOLENDAM EN „ 7. WESTERWOLDE, met 30 EDAM, met kaart en platen. s " 17 ZWOLLE. KAMPEN EN " K?RJFN OmstRe- OMSTREKEN. Met 1 kaart KEN, met 28 platen en 1 en ve]e afbeeldingen. „ 9. NOORDZEE-EILANDEN, » 18' ?E,/AAN^TR?hEKM.met 1 met 43 platen en 1 kaart. kaart en veIe afbeeldingen. No. 10. APELDOORN EN^ OM- >■ 19 TWENTE, met 1 kaart en STREKEN, met vele platen vele afbeeldingen. en groote gekleurde platte- „ 20. GAASTERLAND, met 1 grond. kaart en vele afbeeldingen. Deze serie wordt geregeld voortgezet. JPrys van elk deeltje 50 cent. Te bekomen in eiken boekhandel en na ontvangst van SS ct. franco per post van den uitgever C. MORKS Cz., DORDRECHT. MORKS' REISBOEK MMraÉ Hotel- bh Pensiongids voor Nederland. Een keurig geïllustreerd, handig formaat boekje, ruim 200 bladzijden dik. 5e JAARGANG. Pi'ijs slechts 50 ct. Franco p. p. 55 ct- Morks' Beroepsbibliotheek onder hoofdredactie van Dr. A. S VAN OVEN waarin een deeltje aan elk beroep is gewijd, geschreven door menschen, die geheel op de hoogte zijn van hun taak ; waarin van elk beroep alles besproken wordt, wat onze jongens behooren te weten, voordat zij een keuze doen, die voor hun leven beslissend is: Exameneiselieu, Proinoties, Salarissen, Da^clijlcsche wei-liltrïnjf, Pensioenen, Het voor en te«-en. No. 1. POSTERIJEN EN TELEGRAFIE, door J. C. Bondam, Hoofdcommies der Posterijen. No. 2. OFFICIER BIJ DE NEDERLANDSCHE LANDMACHT, door Mr. J. Eysten, Kapitein der Artillerie. No. 3. ADMINISTRATIE DER DIR. BELASTINGEN, INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN, door E. G. v. D. Bovenkamp, Ontvanger Directe Belastingen en ADMINISTRATIE DER REGISTRATIE EN DOMEINEN, door N. N„ Inspecteur der Registratie en Domeinen. No. 4. DE ONDERWIJZER, door T. J. Sterringa, Hoofd eener School te Utrecht. No. 5. DE STOOMVAARTMAATSCHAPPIJ „NEDERLAND" EN DE KONINKLIJKE PAKETVAARTMAATSCHAPPIJ, door D. Hubert, Oud-Gezagvoerder en DE GOUVERNEMENTS-MARINE INNEDERLANDSCH-OOST-INDIË, door J. Molenaar, 1ste Stuurman bij genoemden dienst. No. 6. DE ADVOCAAT, door Mr. W. Dicke, Advocaat te Dordrecht. No. 7. HET BEROEP VAN ARTS, door Dr. H. Pinkhof te Amsterdam. No. 8. OFFICIER-MACHINIST, door M. Griek, Gepens.Officier-Mach.lekl. No. 9. DE LEERAAR, door Dr. A. S. van Oven, Oud-Directeur der Hoogere Burgerschool te Dordrecht. No. 10. DE BOEKDRUKKER, door E. J. de Groot, Directeur der Stadsdrukkerij te Amsterdam. No. 11. DE BIBLIOTHECARESSE EENER OPENBARE LEESZAAL, door Mejuffrouw P. Snouck Huroronje en DE ARCHIVARIS, door A. J. Servaas van rooyen. No. 12. DE OPZICHTER VAN DEN RIJKSWATERSTAAT, door B. J. Kerkhof, Opzichter van den Rijkswaterstaat. No. 13. DE WATERSTAATS-INGENIEUR, door M. C. E. bongaers, Ingenieur van 's Rijks-Waterstaat, en DE CIVIEL-INGENIEUR IN GEMEENTEDIENST, door L. W. H. van Dijk, Ingenieur le ld. b. d. Gemeentewerken te Rotterdam. No. 14. DE JOURNALIST, door Dr. C. Easton, Hoofdredacteur van Het Nieuws van den Dag en M. J. Brusse, Redacteur aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant. No. 15. DE SPOORWEGINGENIEUR, (Weg en werken), door F. A. Brandt, Ingenieur bij de Staatsspoorwegen. DE SPOORWEG-INGENIEUR (Tractie en Materieel) door P. Labrijn, Ingenieur bij de Staatsspoorwegen. No. 16. KADASTER, door M. de Vos, Landmeter van het Kadaster. No. 17. DE TUINBOUW, door S. Bleeker, Directeur G. A. v. Swieten Tuinbouwschool te Frederiksoord. Prijs per deeltje 50 cent Bij inteekening van 25 deeltjes a 40 cent 'lende dier, dat van zijn touw was losgebroken, weer vast te binden, doch dit mocht hem niet gelukken. Hoewel met een bootshaak gewapend, wierp de stier zich nu op den boer. Nu snelde de vrouw, die weldra hoopte moeder te worden, haar man te hulp, met het gevolg, dat de stier ook haar aanviel, op de horens nam, in de lucht slingerde, waarbij het kindje ter wereld kwam. Man en vrouw zijn daarop kort daarna overleden, doch het kindje leefde nog bijna een jaar. Van dit wonderbare voorval — zoozeer in trek vallende bij den Hollander van dien tijd, bestaan een groot aantal prenten en schilderijen. De echtelieden Jacob Eg en Trijn Jans, benevens het kind, -dat onder zulke droeve omstandigheden geboren werd, zijn in de kerk begraven. Na nog even een blik geworpen te hebben op de talrijke grafzerken, waarmede dit bedehuis is bevloerd, en waaronder er verschillende zijn, voorzien van merken en wapens van voorname Zaansche familiën, vervolgen we onze wandeling, maar verlaten de Westzij en slaan linksaf de Parkstraat in, die bij de Bullekerk begint, en ons brengt naar 't Volkspark. Dit is een aardig, gezellig parkje, niet groot van oppervlakte, maar smaakvol van aanleg, met waterpartijtjes en leuke bruggetjes. In 't midden van 't park vinden we een koffiehuis, waar de veranda ons een gezellig zitje biedt, en we ons desgewenscht kunnen verfrisschen. In 't park trekt een hardsteenen zuil onze aandacht, waarin staat gegrift: „De ingezetenen van Zaandam aan den heer C. Korver van Wessem 18 17/6 90". Deze zuil, oorspronkelijk als fontein bedoeld, houdt de herinnering levendig aan den beminden weldoener van Zaandam, den houtkooper C. Corver van Wessem, die den grond voor dit park aan de Zaandamsche ingezetenen ten geschenke gaf. Deze van hun kant, hiermee hoogelijk ingenomen, lieten zich toen ook niet onbetuigd. Elk offerde naar wat hij kon. Schier niemand wilde zich onttrekken, en zoo werden, ook bij kwartjes en dubbeljes, de gelden bijeengebracht voor den verderen aanleg en beplanting. Uit die samenwerking ontstond dit Volkspark, waarin de Zaandammers in den zomer dikwijls hun hart kunnen opDE ZAANSTREEK. 3 halen aan muziek in de open lucht. Daarvoor zien we dan ook een muziektent in 't park. Aan de andere zijde het park weer verlatend, slaan we links af en bereiken spoedig het station van de H. IJ. S. M. Dit is een zeer eenvoudig gebouw, dat weinig indruk op den bezoeker maakt. Vanaf het perron heeft men echter een eigenaardig gezicht op de groote fabrieken en houtschuren, de voornaamste levensader der nijvere stad. Trouwens, 't zij men uit de richting Amsterdam of van de tegenovergestelde zijde per spoor de stad nadert, krijgt men wel den indruk, dat de houtzagerijen en de daarmee in verband staande houthandel een tak van industrie is, welke van reusachtige beteekenis is. Waar we thans het oog willen vestigen op de Zaandamsche nijverheid, behoeft het geen verwondering te wekken, dat we allereerst noemen de houthandel en de houtbewerking, 't Zij men Zaandam binnenkomt per spoor of te water, dadelijk valt het oog op de enorme groote opslagplaatsen van gezaagd hout, waar tusschen en omheen de reusachtige zagerijen, waarin het hout wordt bewerkt. Is in den loop der jaren het aantal houtzaagmolens sterk verminderd, het aantal fabrieken is in sterke mate toegenomen. Trouwens voor gezaagd hout en balken is Zaandam een der grootste rivierhavens van Europa. Bedroegen in 1892 de aanvoeren te Zaandam nog slechts 13 a 14000 standaards gezaagd hout en 300.000 balken, nauwelijks acht jaren later was deze aanvoer gestegen tot meer dan 60.000 standaards, en ongeveer het dubbele aantal balken, ter geza menlijke waarde van meer dan 10 millioen gulden. We merkten daareven op, dat het aantal molens sterk was gedaald, zoodat van de 200 houtzaagmolens er slechts een 13tal windmolens overbleven. Thans wordt het hout voor 't grootste deel verwerkt in 21 stoomhoutzagerijen, waarvan er niet minder dan 18 alleen te Zaandam zijn gevestigd. Deze groote bedrijven dateeren echter nog van betrekkelijk jongen datum. De eerste houtzaagmolen voor stoombedrijf werd eerst in 1873 ingericht. Toch zijn bijna alle tegenwoordige groote fabrieken voortgekomen uit windmolens, met bestaande werven. Eerst met kleine petroleum-motoren of stoommachines van geringe capaciteit werkende, ging de hervorming langzaam maar zeker naar het groot-bedrijf. De capaciteit is echter vooral in de laatste 15 jaren sterk toegenomen door de plaatsing van zwaardere machines en zaagramen van de allernieuwste constructie. De groote hoeveelheden, die Zaandam elk jaar verwerkte of verhandelde, werden vroeger alle aangevoerd in de Oude Houthaven, die we reeds zagen vanaf de salonboot. In den loop der jaren bleek maar al te zeer, hoe de bestaande haven en de toegangswegen veel te klein werden voor den steeds toenemenden aanvoer van hout. De zeebooten, met behakte balken namen telkens meer plaats in beslag, terwijl voor niet minder dan 600.000 balken waterruimte noodig was, om ze te water te storten en op te vlotten. Zoodoende konden de bestaande balkenhavens bij lange na niet meer aan de gestelde eischen voldoen, en was men genoodzaakt de groote watervlakten de Kuil en de Poel en het Noorden van de gemeente Zaandam voor balkenberging aan te wijzen. Zelfs werden niet minder dan 12 bootladingen gezonden naar de watervlakten onder Wormerveer en Volendam, ja zelfs kwam het voor, dat in naburige havens wegens gebrek aan de benoodigde bergingsruimte, moest worden opgeslagen. De toestand was dan ook werkelijk onhoudbaar, en nadat reeds langen tijd onderhandelingen waren gevoerd tot verbetering, namen de plannen in 1907 een vasteren vorm aan, toen door de Zeehaven-Commissie in de vergadering van den Zaandamschen Gemeenteraad op 1 Mei van dat jaar, een voorstel werd gedaan tot stichting van „een nieuwe zeehaven ten westen van de spoorlijn ZaandamAmsterdam, (ruimte biedende voor 8 zeeschepen van meer dan 100 M. lengte, waarvan twee kunnen gemeerd worden aan de nieuwe handelsterreinen); met een diepte van 9 meter beneden Amsterdamsch peil over een lengte van ruim 500 M., bij een bodembreedte van 87 M., welke diepte later op 10.30 M. A. P. voor de geheele haven is gebracht; en voorts biedende bij een oppervlakte van 76 H. A. niet minder dan circa 50 H. A. voor balkenberging. De kosten van het werk werden begroot op f 700.000, het jaarlijksch tekort op de exploitatie op f 13000.—. Dit plan, dat inderdaad tot uitvoering is gekomen, getuigt van het doorzicht en de bevoegdheid van de genoemde zeehaven-commissie en haren bekwamen ingenieur, den heer W. S. O. Th. Post, civiel-ingenieur te den Helder. Het volgende moge er toe bijdragen om de voordeelen van het thans ten uitvoer gebrachte haven-project duidelijk in het licht testellen. De gunstige ligging ten westen van voornoemden spoorlijn Amsterdam—Enkhuizen brengt mede, dat de zeeschepen nu gevrijwaard zijn van het lange wachten voor de brug in het genoemde spoortraject. Zoodoende behoeven de groote zeeschepen op hun reis naar Zaandam slechts één spoorwegbrug, met betrekkelijk weinig verkeer te passeeren, namelijk dien te Velzen, waar sluis- en kanaalgelden niet behoeven betaald te worden, zoomin als haven- of bakengelden. Te Zaandam worden ook slechts geringe havengelden geheven. Het geheele Noordzeekanaal is namelijk voor zeeschepen geheel vrij te bevaren, terwijl het des nachts ten gerieve van de scheepvaart geheel electrisch is verlicht. De aanneming van de havenwerken geschiedde door de heeren C. de Groot Az. te Gorinchem en K. L. Kalis van Sliedrecht voor de som van f 417000. Het geheele weik met inbegrip van de aankoop der benoodigde terreinen heeft een uitgaaf gevorderd van ongeveer 1 millioen gulden, terwijl mag worden opgemerkt, dat de gemeente Zaandam zonder hulp van Rijk of provincie dit grootsche werk zelfstandig heeft gesticht. In Juli 1911 kon de nieuwe haven in dienst worden gesteld, ter herdenking waarvan een prachtig gedenkboek is verschenen, onder leiding der Kamer van Koophandel, dat werd uitgegeven met subsidie van de gemeente Zaandam en de voornaamste firma's der Zaanlanden, 't Is dan ook dit keurig bewerkte gedenkboek „De Zaansche Handel en Nijverheid", waaraan we deze bijzonderheden betreffende de nieuwe zeehaven, behalve tal van andere bijzonderheden betreffende de nijverheid dezer streek, dankbaar ontleenden. Naar Koog aan de Zaan. We zullen onze wandeling voortzetten vanaf de Bullekerk in Noordelijke richting, langs de zoogenaamde Westzijde. De straatweg ter linkerzijde met hoog opgaand geboomte begroeid, is voorloopig aan weerszijden dicht bebouwd met smaakvolle huizen, waaronder er nog van het oud-Zaansche type. Voor 't meerendeel ziet ge deze houten geveltjes echter in de zijstraatjes aan de Westzijde, waar ze hier en daar schots en scheef dooreen zijn gebouwd. Onze weg voert nu ter rechterzijde langs de groote gemeentelijke gasfabriek. Even van te voren hadt ge den voetbrug kunnen opmerken, welke hier over de Binnenzaan ligt, en vanwaar men een schilderachtig gezicht heeft over het breede water en de daaraan liggende Zaansche woningen, waaronder er talrijke van zeer bekoorlijke vorm. • De straatweg, waarop we ons nu bevinden, voert naar het dorp Koog aan de Zaan, en verder door Zaandijk naar Wormerveer, alle ten Westen van de Zaan gelegen. Maar komaan vervolgen we onzen weg. Nauwelijks zijn we de gasfabriek gepasseerd, of de weg loopt onder een viaduct van den spoorlijn Zaandam—Enkhuizen. En nadat we nog even hebben genoten van het vergezicht over het vlakke weiland ter linkerzijde, betreden we onmerkbaar over de sluis *) het dorp Koog aan de Zaan, veelal bij verkorting „Koog" geheeten, evenals verschillende andere Zaansche dorpen zeer in de lengte gebouwd (eene zoogenaamde „streek"). Volgens Loosjes: („Zaanl. dorpen") stonden er hier tijdens de Spaansche onlusten slechts twaalf huizen, die „men in't jaar 1631, tot negen en veertig vermeerderd vindt. In de jaren 1741 en 1742 telde men de 314 Huizen, waarin 1563 Inwoonders, zo oud als jong, hun verblijf hadden; zijnde niet alleen langs de Zaan, maar ook over de wegsloot, en zelfs op verscheide plaatzen, met wijd uitgestrekte paden, betimmerd." Oorspronkelijk was de Koog geen op zich zelf staande gemeente, maar werden verschillende zaken met het daaraan grenzende dorp Zaandijk gezamenlijk bekostigd. Langzamer- 4) 't Zoogenaamde „Mallegat", een der binnensluizen der Banne op de Zaan. hand kwam er echter een scheiding tusschen de beide plaatsen, zoodat ze in 'tjaar 1721 „ook hunne Gemeene Armen van malkander afzonderden." Ten dienste van de toenemende handel werd in 't midden van de Koog een houten sluis aangelegd, later in een steenen sluis veranderd, terwijl mede in 'tjaar 1680 een „veer op Amsterdam" tot stand kwam. Reeds dadelijk maakt dit echt-Zaansche dorp op den bezoeker een aangenamen indruk. Ter rechterzijde staan de huizen direct aan den smallen straatweg, terwijl ze met de achterzijde van deze woningen, waaronder vele, met zeer eigenaardige geveltjes, naar de Zaan gekeerd zijn. Ter linkerzijde liggen de schilderachtige huisjes, alle aan de overzijde van een vrij breed water, dat langs den straatweg loopt, terwijl pittoreske bruggetjes de woningen met den straatweg verbinden, 't Zijn vooral deze huisjes en bruggetjes, die aan deze gemeente een eigenaardige bekoring geven. Nadat we ter rechterzijde van den weg even een kijkje hebben genomen op de voetbrug over de Zaan — vanwaar men een bijzonder schoon gezicht heeft over de breede Zaan, met de schilderachtige omgeving — slaan we nu weldra ter linkerzijde over een bruggetje de zoogenaamde „Kerkstraat" in, welke leidt naar 't kerkgebouw der Ned. Herv. Gem. Ter weerszijden met huisjes bebouwd, bijna zonder uitzondering voorzien van het bekende spionnetje, komt men langs deze Kerkstraat spoedig bij de oude Kruiskerk, met een bevalligen houten spits getooid. Het Kooger kerkgebouw werd in de jaren 1585 en 1686 gesticht op de plaats, waar de Koogers reeds vroeger een schoolhuis en kerkhof gesticht hadden; namelijk ongeveer midden in het bebouwde dorp. Oorspronkelijk was de vorm geen kruis, maar was het gebouw in de lengte gebouwd, van 't Oosten naar 't Westen. De toren stond toentertijde aan den westkant. Doch betreden we thans het ruime kerkgebouw, om het interieur van meer nabij te bekijken. De preekstoel, alsmede het koorhek zijn van eikenhout, en van snijwerk voorzien. De zoogenaamde „Burgemeesterbank" ter rechterzijde prijkt met het Kooger wapen. Een aangenamen indruk maken voorts de sierlijke koperen kronen, welke ten dienste der verlichting in de kerk zijn opgehangen. In de nabijheid van den ingang bevindt zich een fraai getuigd scheepje, waarop de naam „de Admiraal de Ruyter". Boven den ingang leest men op een groot naambord: „Dees sijn de stigteren van Godes huys op Koogh, Tot zooveel nuts beneen, tot zooveel heils omhoogh. Hoewel de sterflickheit, haer 't leeven sal begeven, Zijn tot geheugenis, haer naemen hier gedreven, Cornelis Cornelisz. Meyn, regent, Pieter Egbertsz. Steur, oud regent. Jan lourensz. Muesis, gerrit jakobsz. Kaeskooper, Claes Jansz. Wit, Jacob üerritsz. Stuyt—Cornelis Willemsz Oroeneboer. Gerrit Jansz. Barck. Jacob Reyersz. mr. timmerman. De merken en geslachtwapens zijn om deze naamlijst geslingerd. In 't jaar 1824 heeft de kerk den kruisvorm gekregen, door 't aanbrengen van twee zijvleugels. Het tegenwoordige orgel met enkelvoudig register is ongeveer vijf en twintig jaar geleden aangebracht. Het vorige orgel, met dubbel register, moet eveneens een bijzonder fraai instrument zijn geweest. De eerste predikant, in 1686 beroepen, was Daniël le Roy. Even verder noordwaarts verrijst aan den weg het kerkgebouw der Doopsgezinde Gemeente, dateerende uit het jaar 1680. Ter rechterzijde van den hoofdweg komt men in deze omgeving nu spoedig bij het Gemeentehuis, een sierlijk gebouw in modernen stijl, gesticht in het jaar 1908. De voorgevel prijkt met een viertal steenen koppen. Een breed bordes leidt naar den hoofd ingang. In de vestibule prijkt een gedenksteen, waarop „Dit gebouw is gesticht tijdens het Bestuur van O. E. Cleveringa, Burgemeester, D. de Vries en J. J. Duyvis, Wethouders. (Volgen de namen der toenmalige Raadsleden). Eveneens treft den bezoeker een gedenksteen, waarop men leest r „Gedenksteen ter herinnering aan wijlen den Heer Hendrik Sweepe Junior den grondlegger van dit gebouw". In den voorgevel vindt men ter herinnering aan den opbouw een steen, met: „De eerste steen gelegd door den Heer O. E. Cleveringa, Burgemeester der Gem. op 23 Juli 1907. Even verder noordwaarts ziet men links, tegenover de ligplaats ten behoeve van de stoombootdienst „Alkmaar Packet", het openbaar lager schoolgebouw. In deze omgeving is „de Koog" meer dicht bebouwd, dan in het Zuidelijk deel der gemeente. Talrijke dwarsstraten zijn hier loodrecht op den hoofdweg aangelegd. Een dier zijstraten aan de linkerzijde leidt naar het Post- en telegraafkantoor en verder naar het spoorstation. Vóór we echter weldra ongemerkt (een blauwe steen op den weg wijst de grensscheiding aan) de gemeente Zaandijk betreden, willen we nog iets meedeelen over de „Koogsche nijverheid". In vroegeren tijd bestond er op Koog aan de Zaan reeds veel „schipperij". De schippers voeren met hunne Zaansche waren naar Brabant, Vlaanderen, Zeeland, Overijsel en Friesland, terwijl ze vandaar verschillende koopmansgoederen meebrachten. Deze „schipperij" behoort nu tot het verleden, en is het meer de industrie en handel, welke aan de plaats groote levendigheid geeft. 't Zijn vooral de olieslagerijen (lijnkoekenfabrieken), pellerijen en houtzagerijen, die aan de plaats groote levendigheid bijzetten. Naar men wil zou 't pellersbedrijf hier indertijd gebracht zijn door iemand, die in 't midden der 18e eeuw uit Duitschland wegens godsdienstvervolging naar Holland was gevlucht. Oorspronkelijk werd het pellen uitgeoefend in een klein molentje, aan de Zaan gelegen, dat langen tijd den naam van de „Oude pelmolen" heeft behouden. Later werd deze pelmolen in een „oliemolen" omgezet. De eigenaar van deze eerste pellerij was een zekere Pieter, wiens bijnaam van „Pel" — naar zijn beroep — later door zijn nageslacht als achternaam werd aangenomen. De eerste pelmolen vond spoedig navolging, met het gevolg, dat er in 1697 ook reeds pelmolens in Oost-Zaandam werden gebouwd. Trouwens tot op den huidigen dag is het pellersbedrijf een zeer voorname tak van nijverheid voor de geheele Zaanstreek. Zooals we reeds hebben gezien, werd dit bedrijf vroeger uitsluitend in windmolens uitgeoefend. In den tegenwoordigen tijd wordt het bedrijf vrij algemeen in stoompellerijen gedreven. Behalve deze stoomfabrieken zijn er nog één gort- en één rijstpelmolen aanwezig. Dat de beteekenis van deze tak van industrie zeer groot is, en de vooruitgang van het pellersbedrijf in den loop der jaren verbazend is toegenomen, mag blijken uit het feit, dat de werkingscapaciteit van de kleinsten der 5 rijstpelmolens in de Zaanstreek grooter is dan de 40 pelmolens te zamen uit vroeger eeuwen. In de Zaandamsche haven stegen de aanvoeren van ongepelde rijst van ongeveer een half millioen balen in 1890 en de daarop volgende jaren, tot meer dan 1 millioen balen in 1908. In 't eerste halfjaar van 1911 bedroegen de rijstaanvoeren zelfs 985.636 balen. Naar ruwe schatting zal er nu echter ongeveer twee millioen balen verwerkt worden, ter waarde van meer dan 20 millioen guldens. Vooral door de totstandkoming der nieuwe haven, met ruimere losgelegenheid, en het vergrooten der silo-inrichtingen van sommige pellerijen, zal hoogstwaarschijnlijk in't vervolg een zeer groot deel der ongepelde rijst te Zaandam worden aangebracht. Naast de vijf genoemde rijstpellerijen, waarvan één tevens als gortpellerij is ingericht, vindt men aan de Zaan nog twee zeer groote gortpellerijen, waarvan de gepelde gort, evenals de rijst, deels naar 't buitenland wordt vervoerd. Zonder nu evenwel een bijzondere tak van industrie voor de Koog afzonderlijk te zijn, willen we hier in dit verband ook wijzen op het zeer oude olieslagersbedrijf, eveneens een zeer belangrijke tak van nijverheid voor de geheele Zaanstreek. Oorspronkelijk werd dit bedrijf uitsluftend uitgeoefend in windmolens, waarvan er voorheen uitsluitend voor het olieslagersbedrijf niet minder dan 150 in gebruik waren. In den loop der jaren heeft de stoomkracht echter zeer veel oude windmolens verdrongen, terwijl bovendien door den tand des tijds en niet te vergeten, door verschillende branden, vele der „Zaansche molens" zijn verdwenen — om niet weer herbouwd te worden. Tegenwoordig zijn er nog slechts een 17-tal oliemolens aanwezig. Daartegenover zijn er in den loop der jaren groote stoombedrijven verrezen ten dienste van het olieslagers bedrijf, zoodat er nu in de Zaanstreek een 13-tal groote stoomfabrieken aanwezig zijn, die tezamen jaarlijks meer dan 70.000 last (140.000 ton) oliezaad van allerlei aard verwerken. En nog steeds breidt het aantal stoom-olieslagerijen zich uit. Voornamelijk wordt het benoodigde oliezaad voor de Zaanstreek aangevoerd te Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen. Voor een groot gedeelte werken de olieslagers in de Zaanstreek voor export. Van de 32 millioen kilo's lijnzaad, welke door Nederland wordt uitgevoerd, wordt ruim de helft geleverd door de Zaansche olie-slagerijen. Hierbij komt dan natuurlijk nog de uitvoer van andere olieën. Door de Zaansche olieslagers wordt dan ook jaarlijks totaal voor meer dan 25 millioen gulden omgezet; wel een bewijs, dat deze tak van industrie voor de Zaanstreek van buitengewoon groot belang is. Z A A N D IJ K. We zijn nu ongemerkt in Zaandijk gekomen, evenals de Koog een echt Zaansch dorp. De huizen zijn hier weer, wat ook bij Koog het geval is, buitendijks gebouwd. De dijk langs de Zaan is echter niet hoog, de buitendijks gelegen erven zijn wat opgehoogd, en daarop zijn de huizen gebouwd. Bovengenoemde dijk, die nog steeds den naam van Lagendijk draagt, werd in 1806 bestraat, en vormt den hoofdweg. Deze straatweg, welke natuurlijk de loop der Zaan volgt, vormt hier en daar aardige bochten, die meegewerkt hebben om het dorp een typisch en aangenaam uiterlijk te geven, daar de rechte lijn ontbreekt. De bouwers der huizen hebben hiervan op natuurlijke wijze partij getrokken, door tot aan den dijk bouwende het eene huis dikwijls vóór het andere te laten uitkomen, waarbij niet verzuimd werd in dat vooruitspringende deel een zoogenaamd hoekraam te maken, zoodat uitzicht werd verkregen op een groot deel van den weg. Langs den straatweg ligt een vaart, als de „wegsloot" bekend. Een bijzonderheid bij Zaandijk, in tegenstelling met de Koog, is een steenen wal, die men hier voor een groot deel langs het water vindt, door de oude kooplieden uit hunne particuliere beurzen aangelegd. In die wallen vond men de zoogenaamde „walstoepen", waaruit men in de roeischuitjes en glazen jachtjes stapte. Van deze walstoepen is er nog slechts één over. Naar de erven van de over de wegsloot liggende woningen leiden tal van aardige houten bruggetjes. Deze verschillende paden voerden oudtijds soms naar de molens, die ten westen van het dorp in het zoogenaamde veld stonden. Thans wordt dit veld doorsneden door den spoorlijn Amsterdam—Den Helder. Voor we echter overgaan het bloeiende dorp meer in bijzonderheden te bezichtigen, willen we vooraf eenige gegevens mededeelen betreffende het ontstaan van de plaats. Omtrent de stichting van het dorp Zaandijk, oudtijds „de Vijf Broeders" geheeten, wordt het volgende verteld. „Het was op de afschouwing van Sint-Lambert, dat de Schout van Westzaanden ende in Crommenie, Jan Willemsz met zijne schepenen van Westzaanden op den Lagendijk kwam. Toen is tot hem gekomen Heyndrick Pietersz., die met zijn taalman heeft bedingd, dat hij mocht behuizen en betimmeren den dijk behoudelijk mijns Heeren schouwe, te rijden en te gaen onder schepenen keure, begeerende daarvan een vonnisse. De schepenen hebben zich beraden en het vonnis wordt ge- wezen „metten vollen Ranck", en Heyndrick Pietersz ontving een brief op zijn kosten, gezegeld door de Schout, en gedagteekend in 't jaer ons Heeren duysent vier hondert vier en negentigh, den twintigsten dagh in September. Deze man, bijgenaamd Oudt-Heyn, woonachtig te Westzaanen in den Middel, stichtte toen zijn huis aan den westelijken Zaanoever en werd aldus Ao. 1494 de grondlegger van een gehucht, dat naar zijn vijf zonen, die daarna hunne woningen in de nabijheid bouwden, „de Vijf Broers" genaamd werd. Kerkelijk en burgerlijk behoorde de buurtschap tot het oude dorp Westzaanen. Langzamerhand breidde het gehucht zich uit, zoodat men er in het jaar 1570 al ongeveer negentien huizen telde. In den Spaanschen tijd echter werd het gehucht geplunderd en verbrand, en de bewoners vluchtten naar het dorp Wormer. Toen later wederom rustiger tijden aanbraken, en men geen overval van vreemde benden meer had te vreezen, werden langzamerhand de verwoeste haardsteden weder opgebouwd. Onderwijl was het dorp ook van naam veranderd, zoodat nu de officieele naam „Zaandijk" luidde, hoewel nog vele ouderen het steeds met „de Vijf Broers" aanduidden. Vooral door personen uit Zuidelijker streken, welke door den krijg naar deze landen vluchtten, werd de nijverheid naar Zaandijk gebracht, zoodat spoedig de groothandel en industrie de voornaamste middelen van bestaan uitmaakten. „Hoe veylig schuylt de welvaert thans In Saendijks Laeg gedoocke Hutten; De Nabuyrs wangunst vindt geen kans, Om Godes zegen-vloed te stutten: Elck ijvert hardt, Elck loopt zijn best, De Dorp-man is hier vroom en wacker. Hij seynd zijn kielen Oost en West En maeyt den oegst van Thetis Acker." In de 17e en 18e eeuw telde men dan ook te Zaandijk reeds een groot aantal molens. Oorspronkelijk waren ze klein van omvang, maar in 't laatst der 17e eeuw werden grootere gebouwen opgetrokken, waaronder vooral de papiermolens met hun groote droogschuren zeer de aandacht trokken. In de 18e eeuw telde men dan ook te Zaandijk niet minder dan 10 groote papierfabrieken, terwijl er verder 7 oliemolens, 2 verfmolens, 1 pelmolen en 2 houtzaagmolens verrezen. In het Zuidelijk gedeelte der gemeente werd een groote meelmolen gebouwd „de Dood" genaamd, thans nog aanwezig. Vooral des zomers genieten talrijke toeristen, vanaf de molenstelling van het schoone vergezicht over het Zaanlandsche landschap. Reeds zeer vroeg had het dorp Zaandijk een eigen bedehuis. Het eerste „predikhuis" was een zoogenaamde „houten stolp", met een viertal gevels. In het midden stond een torentje, bekwaam om een klok van 3 a 400 pond in te luiden. Ds. Bortius predikte er den 24 Aug. 1638 voor de eerste maal. Later besloot men een nieuw en grooter kerkgebouw te stichten, met welks bouw in 1641 werd aangevangen. De voortdurende bloei en de uitbreiding der gemeente maakten dat ook dit bedehuis ten laatste te klein bleek, zoodat in den aanvang der 18e eeuw nogmaals tot een vergrooting werd besloten. Dit kerkgebouw der Hervormden bevatte oudtijds fraai geschilderde glazen, zooals gewoonlijk, geschenken van verschillende stads- en dorpsbesturen. Verder werd het bedehuis versierd met zeer fraaie koperen kronen en een aardig scheepje. Op de talrijke grafzerken waren de wapens en merkteekens der overleden burgers afgebeeld. In het jaar 1878 echter werd door een dorpsbrand ook het bedehuis aangetast, waardoor het geheele gebouw werd verwoest. In de plaats van het afgebrande bedehuis werd later een zeer eenvoudig kerkgebouw opgetrokken. Waar Zaandijk alzoo niet kan bogen op grootsche bouwwerken, zijn het toch vele aardige Zaansche geveltjes, die aan het dorp een eigenaardige bekoring geven. Waar we in dit verband geen uitgebreide verhandeling zullen geven over de typische bouworde aan deze streek eigen, willen we toch eenige bijzonderheden meedeelen, welke we ontleenen aan: „Van een Noordhollandsch dorp „Zaandijk", geschreven door den Zaankenner Gerrit Jan Honig aldaar, en indertijd verschenen in het tijdschrift „Het Huis" — oud en nieuw. Van de antieke Zaansche geveltjes uit de 17e eeuw, uit een oogpunt van kunst en architectuur van zeer veel belang, is wellicht geen enkele meer in den oorspronkelijken toestand over. Meestal vond men in 't midden dezer woningen de zoogenaamde „dooddeur", onmiddellijk toegang verleenende tot een voorvertrek, en die slechts dienst deed bij huwelijk en begrafenis. Meestal bestaat het Zaansche huis uit twee vleugels, waarvan de een haaks tegen den ander is gebouwd. Bij den achtervleugel treft men dan soms een zoogenaamde luifelt of afluiving aan. Deze afluivings komen veel bij pakhuizen voor, en zijn dan meestal door pijlers gesteund. Bij de afluiving springt het bovendeel ongeveer een met^r buitenwaarts, zoodat men een afdak krijgt, dat bij regen een min of meer droge plek tot berging van huishoudelijke zaken en gereedschappen geeft, terwijl de bovenvertrekjes iets ruimer afmeting krijgen. Die bovenkamertjes zijn meestal slaapvertrekjes; de schuine kanten van het dak zijn n.1. afgeschoten en vormen dan bedsteden, bedsvakken genoemd, en kasten; het licht ontvangen ze door de dakvensters, die zoo aardig het dakgeheel onderbreken. Die bovenslaapkaniertjes waren bestemd voor de kinderen en voor de dienstbode; de man en vrouw des huizes sliepen in een alkoof in de woonkamer. Oude timmerlui noemen die uitbouwsels wel „uiledakken", thans wordt de benaming dakkapellen meer gebruikelijk. Het behoeft geen betoog, dat juist door die vrijheid van bouwen, door het aanbrengen van wijzigingen naar de individueele wenschen van de bouwers, evenwel met behoud van het eigen karakteristiek in de bouworde, zich dat eigenaardige dorpstype heeft gevormd, die het kunstminnend oog zoo aangenaam aandoet. Oorspronkelijk waren de houten woonhuizen, evenals de molens en pakhuizen geteerd; daarna werden zij geverfd, vooral in een donker metaalgroenen kleur, die later werd afgewisseld met een helderder tint, Spaansch groen. De deuren en vensters waren van een andere kleurnuance, de vensterluiken hadden roode randen, terwijl de windkerings en waterborden, de gevelnaald en de dakgoten wit geverfd waren. De zoogenaamde „deurkalf", een dwarsbalk in de „dooddeur", welke het bovenlicht, bestaande uit een venster van twee of drie rijen ruiten, scheidde van het overige gedeelte der deur was dikwijls met snijwerk versierd: een rozet, een scheepje, een molen enz., en aan weerskanten de cijfers van het stichtingsjaar. Deze deurkalven waren ook in allerlei kleuren afgemonsterd, wat een aardig effect maakte. Oorspronkelijk waren de wanden der meeste huizen beschoten met eikenhout, het zoogenaamde wagenschot. Soms was een buitenmuur van tegels voorzien. In de 18e eeuw werd het de gewoonte, de houten wanden te verven, waarbij blauw in verschillende tinten de voorkeur had. Vooral de plafonds bestonden bijna altijd Uit blauwe vakken met een licht milieu en donkerblauwe bossings; de zware balken waren ook blauw, dikwijls met rood gekleurde randen. De stijlen zijn steeds gemarmerd, evenals de vloeren. In later jaren kwam meer een bruine kleur in zwang voor de eenvoudige vertrekken, en doodenkop en groen met goud afgezet voor de fraaie kamers in den stijl van Lodewijk XV en Lodewijk XVI met hunne beschilderde behangsels; in het eerste deel der 19e eeuw bleef groen de overheerschende kleur. De bovenvertrekken waren van verschillende kleuren, geel, rood, enz., en werden daarnaar genoemd het gele kamertje; de roode kamer enz. Wel zijn de geheel houten gevels steeds in den smaak gebleven, maar de rijke kooplieden gaven toch meer de voorkeur aan een gevel van steen, met een houten bovenschot. De meeste van die gevels werden weelderig versierd met beeldsnijwerk. Vooral in Krommenie zijn nog prachtige modellen van dit soort koopmanshuizen bewaard gebleven. Door het uitstekend „in de verf houden" is het te danken, dat de houten schotten zoolang den tand des tijds hebben getrotseerd. In het snijden van hout had men het in de Zaanstreek dan ook ver gebracht; trouwens het beeldsnijden was in die jaren tot een ambacht geworden. „Den Beeldenaer met zijn viertnyt Die steeckt een versche roose uyt, Of oock noch wel een ander fruyt: lk zeg u het is sulck een werck, Het sal ligt tot een schip of kerck", enz. Uit: (Saenlans Wassende Roos 1693). In de kom van het dorp zijn nog een drietal aardige gevels te zien, een gevel geheel van hout, en een tweetal steenen gevels met houten voorschot. In vroegeren tijd lagen de tuinen en boschjes van de rijke kooplieden aan de overzijde van de reeds eerder genoemde wegsloot. In deze tuinen bevonden zich tuin- of luchthuizen, welke in de 19e eeuw door koepels werden vervangen, welke veelal van elders werden overgebracht. Burgemeester Dirk Donker kocht o. a. een fraaien koepel uit Broek in Waterland, die echter om zijn groote afmetingen onmogelijk geplaatst kon worden, zoodat slechts enkele onderdeelen werden gebruikt. (Omtrent deze „luchthuizen" meldt van Geuns in zijn „Beschrijving van Zaandam" het volgende : „Aan de meeste huizen verbonden, aanschouwt men verder de meergenoemde „luchthuize n" of koepels, uit welke voor zooverre zij aan de Achterzaan gelegen zijn, den bezoeker het schoone uitzicht over den levendigen stroom verbeidt. De koepels bevinden zich meerendeels nog in hunnen oorspronkelijken staat, en zijn dus zoo vele overgebleven getuigen van den onbekrompen bouwtrant der oude Zaandammers. Vele, hoewel niet altijd door goeden smaak gekenmerkt, zijn hunne versierselen, terwijl in sommige het behangsel met vroolijke tafereeltjes beschilderd is, in andere het kunstig stukadoorsel de verschillende jaargetijden voorstelt, weder andere gezichten uit stad en omtrek te beschouwen geven. De naam is waarschijnlijk ontleend aan de gewoonte, en het verfrisschende daarvan, om, uit de bekrompen woning verwij- Oud-Zaansche Kleederdrachten. — Aan't Spinnewiel. Oud-Zaansche kleederdrachten. — Op bezoek. Oud-Zaansche kleederdrachten. Gezellig tehuis. derd, op deze koepels en aan het water eens een luchtje te scheppen). Dat de kooplieden zich niet ontzagen groote sommen aan weelde en vermaak te besteden, mag blijken uit het feit, dat Burgemeester Pieter Vis in zijn tuin een overdekte kolfbaan liet maken. Bovendien hield hij een menagerie, broeierij, en prachtige volières. Bonte en witte pauwen, zwanen en andere watervogels ontbraken niet. Ook de tuin en het bosch van den heer Jan Breet, later Bredehof geheeten, met zijn fraaien vijver met Kaapsche eenden, had een groote vermaardheid. 't Spreekt wel vanzelf, dat de sierlijke koopmanshuizen, tuinen en koepels in den bloeitijd netjes werden onderhouden. Met Pinksteren vooral zag alles er keurig uit. Dan werden de geklinkerde straatjes geschrobd en afgespoeld. Langs het huis en op de erven, werden niet zelden allerlei figuren gevormd, met marmeren platen in het midden, terwijl huizen en molens vooraf opnieuw geverfd werden. Die erven waren door een hekje of schut met traliewerk van den weg afgescheiden, en bezaten alle een gras- of bleekveld met in 't midden een arduin piedestal, waarop zonnewijzer, beeld of urn, en verder, naar gelang der grootte, beplantingen en bloemperken, soms ook mozaiekwerk van koralen, alles naar Franschen smaak. Te Zaandijk was langen tijd de Koralentuin der familie Honig bekend, met perken met veelkleurige koralen, in wier midden zich een grotwerk verhief, waartegen de monsterdieren opkropen, die met hun koralen ruggen in het schijnsel der zon een fantastisch aanzien hadden. Door ouderdom in verval geraakt, werd deze koralentuin in 1847 geheel veranderd. Thans is deze tuin geheel verdwenen, de plaats ingenomen door een heerenhuis; de nog overgebleven koralen hebben een plaats gevonden in de sedert een paar jaar gerestaureerde Beeldentuin. Deze tuin, met een vijftal groote beelden, ligt in de onmiddellijke nabijheid van het Gemeentehuis. De tuinstijl, met afgemeten perkjes en geschoren hagen in geknipte palm DE ZAANSTREEK. 4 voldeed in de 19e eeuw niet meer, en werd vervangen door de Engelsche aanleg, met heestergewas. Na de Lodewijk-XVI periode, waarvan we zoo straks melding maakten, kregen langzamerhand de gevels een meer eenvoudig aanzien, doordat vooral de versieringen met lofwerk spaarzamer voorkwamen. Omstreeks het jaar 1840 brak in de Zaanstreek een geheel nieuwe geest door. Oude zeden en gebruiken verdwenen meer en meer, en ook de woonhuizen werden zoowel in- als uitwendig meer gemoderniseerd. De dooddeuren verdwenen hier en daar, en de kleine vensterruiten werden door grootere vervangen. Vooral de nog overgebleven oude zeventiende-eeuwsche geveltjes met hun vensters met luikjes hadden afgedaan. Een eigenaardig bouwwerk uit het begin der 19e eeuw is voorts nog het zoogenaamde „Groote huis", dat in hoofdzaak zijn oorspronkelijken vorm heeft behouden. Verdwenen is echter boven de voordeur het balkon, dat op twee kolommen rustte, alsmede de houten balustrade, die langs de dakgoot was aangebracht en de pilaartjes met ijzeren kettingen voor het woonhuis. Volgens overlevering zou de bouw van dit huis f 80.000 gekost hebben. In den loop der tijden zijn verschillende woon- en koopmanshuizen aan den straatweg tot winkelhuizen veranderd. Waar we zoo nu en dan melding hebben gemaakt van eigenaardige gevels, voor 't meerendeel staande in de kom der gemeente, oudtijds bekend als „de Mennistebuurt" — waar ook de Beeldentuin is gelegen — mogen we niet vergeten het tegenwoordige Raadhuis, oorspronkelijk een koopmanshuis, — thans gedeeltelijk ingericht tot „Museum van Zaanlandsche oudheden." Voor we het museum van naderbij gaan bezichtigen, willen we eerst iets omtrent de stichting van deze eigenaardige Zaansche oudheidskamer meedeelen en waaraan de naam we zouden beter doen met te zeggen „de eerenaam" van Jacob Honig Jansz. Junior onafscheidelijk verbonden is. Behoorende tot een familie, sedert lange jaren van beteekenis in deze streken, en verwant aan „geachte Zaansche geslachtsnamen", waarvan velen een uitgebreide bibliotheek bezaten, was reeds als knaap de liefhebberij in hem om plaatjes uit te knippen en prenten te verzamelen, op de Zaan betrekking hebbende. Tevens openbaarde zich zijn letterkundige aanleg, en — hoewel nooit een eenigszins geleerde opvoeding zijn deel mocht zijn, schreef hij in zijn leven verscheidene novellen en romans, welke meest allen een historischen grondslag hebben, en door vele lezers met ingenomenheid werden begroet. Zijn verdiensten werden erkend door de Ned. Maatschappij der Letterkunde te Leiden, het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het Friesch Genootschap en het Historisch Genootschap te Utrecht; welke hem allen onder hunne leden hebben opgenomen. Geen wonder voorwaar dat Honig alles in 't werk stelde om een zoo volledig mogelijke verzameling bijeen te krijgen, betrekking hebbende op zijn hem zoo geliefde Zaanstreek. Uit de nalatenschappen van zijn ouders en voorouders, door schenkingen van voorname familiën was hij dan ook in 't bezit van een wetenschappelijke verzameling, die een volledig beeld gaf van het verleden der Zaanlanden. Steeds was het de wensch van den heer Honig, ten eenigen tijd zijn schat tot een blijvende en openbare te maken, en reeds hadden zijn plannen vrij vasten vorm gekregen, toen onverwachts de kundige verzamelaar uit den kring zijner familie door den dood werd weggerukt. De vrees, dat nu de verzameling verstrooid zou worden, bleek ijdel te zijn, want de familie hield bijeen, wat doorkundige hand met vlijt was verzameld. Geen wonder dan ook dat, toen in 'tjaar 1874 te Zaandam de tentoonstelling van Zaansche oudheden en merkwaardigheden werd gehouden, het vooral de verzameling van Jacob Honig Jsz. Jr. was, die bij de duizenden bezoekers de meeste aandacht trok. En de ijverige commissie, die de tentoonstelling had georganiseerd, was dan bok zóó voldaan over het succes dezer expositie, dat zij pogingen in 't werk stelde tot oprichting van een Zaanlandsch museum. 't Bleek echter dat er, vooral op financieel gebied, geen vol- doende medewerking werd verleend, om dit zoo schoone doel tot stand te brengen. Het gemeentebestuur van Zaandam, dat men plaatsing verzocht in het Raadhuis aldaar, bleek geen ruimte te kunnen afstaan. Een later door de commissie aangekocht huis te Zaandam, bleek voor het doel minder geschikt, en zoo verflauwde de lust van de commissie. Toch bleef bij den Secretaris der commissie, Jacobus Johannes Honig, die de verzameling van zijn vader had overgenomen, nog altijd het plan bestaan, om, als 'teenigszins mogelijk was, de met zooveel zorg, moeite en kosten bijeengebrachte verzameling in zijn geheel voor een eventueel museum in bruikleen af te staan. Het was dan ook in hoofdzaak de vrees, dat dit kostbaar geheel eenmaal verstrooid zou worden, welke den heer j. J. Honig deden besluiten, aan de gemeente Zaandijk de verzameling ten geschenke aan te bieden, zoodra deze volgens zijne meening een geschikte bewaarplaats kon aanbieden. In het jaar 1890, kwamen bij 't overlijden van den toenmaligen Burgemeester, de heer A. Smit Cz., die een gedeelte van 't raadhuis bewoonde, eenige vertrekken vrij. De heer Honig heeft toen de verzameling aan de gemeente Zaandijk ten geschenke aangeboden, en de Raad heeft deze schenking dankbaar aanvaard, zoodat weldra de niet bewoonde of in gebruik genomen lokalen van het gemeentehuis beschikbaar werden gesteld voor de inrichting van een „Oudheidkamer." Aan een te stichten vereeniging werd de inrichting, uitbreiding en instandhouding van de verzameling opgedragen. Deze vereeniging heeft voor de verschillende plaatsen in de Zaanstreek hare correspondeerende leden. En niet lang meer duurde het, of den 26 Juni 1892 werd de Oudheidkamer officieel voor het publiek geopend: een museum waarop de meente Zaandijk, gelegen in 't midden der Zaanstreek, trotsch mag zijn — een waardige hulde £an de nagedachtenis van den oudheidkundige Jacob Honig Jsz. Jr. Door de Zuiderdeur komt men in een zeer fraaie marmeren gang met stucadoorswerk in rococo-stijl. Deze gang vormt den toegang tot de Oudheidkamer. Reeds dadelijk treft den bezoeker de sierlijke wenteltrap, welke in de gang voert naar een torenkamertje. Verder geeft zij toegang tot de bovenvertrekken en tot een slaapkamertje, dat den naam „Commandeurskamertje" draagt, een herinnering aan de Groendlandsche commandeurs. Behalve eenige schilderijen ziet men in de gang twee aardige scheeps-modellen (een zoogenaamd „K o f s c h e e p j e" en een ouderwetsche Zaansche boeier, welke in vroeger dagen de vermogende Zaansche kooplieden bezaten, ten gerieve van het zeilvermaak, en hunne bezoeken naar de molens of naar Amsterdam. Behalve nog eenige andere bezienswaardigheden, komt men nu door de geopende deur in de zoogenaamde „Oudheidkamer". Deze bestaat uit twee van elkaar gescheiden vertrekken. Het noordelijkste en meest ouderwetsche is voornamelijk gewijd aan de voorwerpen van huiselijk gebruik, kleederdrachten enz. terwijl de zuidelijke kamer meer bijzonderheden betreffende de geschiedenis en plaatsbeschrijving bevat. Wij treden dit laatstgenoemde vertrek binnen, en zien aan de wanden verschillende schilderijen, platen en teekeningen hangen. In het midden en aan de twee langste zijden bevinden zich vitrines, door glas overdekt, waaronder wederom vele platen, teekeningen en kaarten ter bezichtiging zijn neergelegd. 't Zou ons te ver voeren, de bezienswaardigheden alle in 't bijzonder te beschrijven. Trouwens, het bestek van dit boekje laat dit niet toe. Maar toch kunnen we niet nalaten op eenige bijzonderheden te wijzen, die onwillekeurig den bezoeker treffen, tenminste zóó is het mij gegaan, bij mijn bezoek aan de belangrijke Zaansche verzameling. Dat verschillende herinneringen aan Czaar Peter, en diens verblijf aan de Zaanstreek, hier zijn bewaard gebleven, zal niemand verwonderen. Men vindt er het portret van den grooten Czaar gekleed als Pieterbaas, zittende in zijn nederig huisje op het Krimp. Een antieke glasschildering geeft ons een kijkje in den lakenwinkel van Jan Cornelisz Nomen te West-Zaandam, waar de eigenaar achter zijn toonbank, en gewapend met een ellestok, een stuk laken afmeet. De bezoeker vóór hem staande is Czaar Peter van Moscoviën, zelf het laken koopende voor zijn werkmanspak. Een viertal waterverf-teekeningen (door G. Lamberts) geven voorstellingen van Het Krimp, en het aldaar staande Czaar-Peterhuisje. Tevens ziet men er het portret van den Amsterdamschen scheepsbouwmeester „Adam Silo", leermeester van den Czaar. Verder ziet men hier nog eenige portretten van vroegere beroemde Zaansche familiën. Waar het vooral de walvischvaart is geweest, die in vroegeren tijd aan de Zaan heeft gebloeid, en welke zich in een bijzondere en algemeene belangstelling mocht verheugen, is het natuurlijk niet te verwonderen, dat men ook hier verschillende herinneringen aan deze groote vaart aantreft. We kunnen en mogen niet nalaten hier in dit verband iets mee te deelen van ons bezoek ten huize van den heer G. J. Honig te Zaandijk, bibliothecaris der Zaanlandsche oudheidk. verzameling. En 't is moeilijk te zeggen, wat ons meer trof, de vriendelijke ontvangst of de hartelijke toon, waarmede de geachte heer H. onze vragen beantwoordde, zich beijverende om ons de gevraagde inlichtingen te verschaffen. En toen de heer des huizes mij bij mijn vertrek verzocht hem even te volgen naar eenige bijzonderheden, kon ik onmogelijk vermoeden in een klein museum te komen, dat betrekking had op de vroegere walvischvangst. Ter zijde van twee groote walvischkaken, die zich verheffen in het tuintje aan de Zaanzijde, geeft een deur toegang tot een vertrek, dat allerlei bijzonderheden bevat op 't gebied der Groenlandsvaart. Wat we daar zagen? ... te veel om op te noemen. Een schoorsteenstuk van blauwe Delftsch tegels, waarop de walvischvaart. Harpoenen, lansen, 't zwaard eener zaagvisch, het stootwapen van den Narval, een zeemanskist, kastjes waarop symbolieke voorstellingen betreffende de walvischvaart. Bokalen, met inscriptie, welke rond werden gediend, wanneer de reeders hunne afrekening hielden. De zijwanden der vertrekken bevatten in lijstvorm verschillende spreuken: „Die door de groote See met cromme Kielen varen, Die sien Gods groote macht en Wondren in de Baren. Hollant schoon vermaert gepresen Wat sou all uw Luister wesen Soo met Schepen over See Godt niet bracht Sijn Segen mee. Verschillende schilderijen sieren hier en daar den wand, terwijl niet minder indruk maakt de belangrijke en uitgebreide boekerij, waaronder men vindt Reisverhalen van Commandeurs (kapteins ter walvischvaart), o. a. een zeldzaam werkje „Journaal van Matrozen, welke overwinterden op Spitsbergen". Zooals ik reeds opmerkte is die verzameling uit den aard der zaak uiterst belangrijk, en 't doet ons veel genoegen te mogen melden, dat ze voor „werkelijk belangstellend e n" te bezichtigen is. . . . Was het wonder, dat we den vriendelijken eigenaar hartelijk dankten voor zijn groote mate van welwillendheid? Doch keeren we nu terug tot onze beschrijving van de Oudheidkundige Verz., waar o. a. twee groote schilderijen voorstellingen geven van de walvischvangst. Bovendien is nog een groot tafereel aanwezig, getiteld: „Ware Afbeeldinge van de Traenkokerijen op Oost-sanen". Niet minder trekt de aandacht het groote doek van „den man onder den bee r", een avontuur voorstellende van Cornelis Gerritsz Jongekees, houtkooper en Groenlandsch commandeur te Zaandam, op een zijner tochten in de IJszee overkomen. Dezelfde aanval van den ijsbeer op Jongekees werd in zijn woonhuis op den Hoogen Horn in een gevelsteen gebeiteld, op wijnglazen geslepen, en in zijn zilveren cachet gegraveerd. Verschillende andere schilderijen geven aardige gezichten van de „Overtoom op den Dam te Zaanda m", van „de Voorzaa n", en de haven der vorige eeuw. De eerste houtzaagmolen ,,'t Juffertje", is hier ook vereeuwigd. Ook het reeds bekende voorval „S t i e r s wreedheid" ontbreekt natuurlijk niet. In den Noordwesthoek treffen we nog een paar schilderijen van schepen, o. a. van 't kofschip „De Elisabeth", waarvan we in den gang het model aanschouwden. Onder de blauwe borden en kommen aan den wand en in de kast, vinden we er vele met afbeeldingen van molens en schepen. Het fraai bewerkte tafereel met knipwerk heeft betrekking op Hendrik Christiaan Göbel, maire te Zaandam. Langs de wanden hangen bovendien nog een aantal portretten, prenten en teekeningen uit den historischen en topographischen atlas. Vooral de vitrines met de daarin uitgestalde kaarten en teekeningen bevatten veel wetenswaardigheden uit de Zaanlandsche geschiedenis. En hiermede willen we ons bezoek aan de zuiderkamer eindigen, en een kijkje nemen in de aangrenzende, noordelijke kamer. Deze kamer behoort tot het oudste gedeelte van het huis. Direct valt dan ook in 't oog de bijzonder fraaie ouderwetsche schoorsteen, van blauwe tegels, in sierlijke welving tot den zolder opgetrokken, en prijkende met verschillende bijbelsche tafereelen. Tegen den schoorsteen hangt een antiek spiegeltje, met een bijenkorf versierd. Eigenaardig is de vloer bedekt met zoogenaamde Spaansche matten, met zwart doortrokken. De meubels bestaan uit een ovale tafel, die flappen kan, met een drietal matten stoelen, met lage ruggen. Op de tafel ligt een damast servet, waarin bijenkorven en den naam Honig zijn geweven. Als voorbeelden van houtsnijwerk uit vroegeren tijd, vinden we hier een tweetal kerkstoven; een schoolbord, een kistje, ellenstoken twee mangelplanken. Mede ziet men hier de ouderwetsche Zaansche kleederdrachten, voor 't meerendeel schenkingen van bekende Zaansche families. Op de tafel bemerken we voorts een compleet serviesje van Japansch porcelein, waarop zeer eigenaardig het voorval „Stiers wreedheid" is afgebeeld. Verder glazen en bokalen eenige voorzien van het avontuur van den Man onder den beer, andere met initialen van Zaansche families, weer andere betrekking hebbende op de walvischvangst. Men vindt hier kaarten en titelplaatjes uit Zaanlandsche geschiedkundige werken, waaronder „de oude loop van Zaan" (1100 en 1250), verder „Caerte van Noorthollant", in 1575 uitgegeven enz. Te midden der kaarten vindt men afbeeldingen van het „w apen der heeren Van Zaende n", en wordt verder een begin gemaakt met platen, betrekking hebbende op de vroegere gebeurtenissen in de Zaanlanden, 't Spreekt vanzelf, dat men hier veel merkwaardigs aantreft, b. v. „Oorlogstooneelen der vrijbuiters enz.; Krijgstochten tegen de Westfriezen en de Djechterfriezen; Allegorische optocht te Wormer, op den Victoriedag der Munstersche vrede; Bezoek van Czaar Peter te Zaandam; Optocht te Crommenie, ter eere van de herstelling van Prins Willem V als Stadhouder. (Uit den aard der zaak kunnen we hier slechts enkele van deze merkwaardige kaarten en prenten vermelden). Onder de vele portretten van bekende Zaansche personen, waaronder van predikanten, die in de Zaanlandsche gemeenten hun standplaats hebben gehad, merken we op een fraaie gravure van Gerardus Puppius Hondius, Herv. predikant te Oost-Zaandam. Boven de voordeur prijkt het portret van den verzamelaar Jacob Honig Jsz. Jr. De vitrine aan de Zaanzijde is gewijd aan de afbeeldingen der verschillende Zaanlandsche dorpen, als Oost- en West-Zaandam, Westzaan, de Koog, Zaandijk, Wormerveer, Wormer, Oost-zaan, Jisp, Krommenie en Krommenledijk, Assendelft en Knollendam. Deze verzameling bevat zeer fraaie teekeningen. De borden van porcelein en Delftsch, welke in de kast staan, of aan den wand zijn opgehangen, prijken met Zaansche voorstellingen: „Zaandam van agtere", Houtzaagmolen en Schepen, voorzien van namen en inscriptiën. De verzameling penningen, waarvan verschillende zilveren huwlijkspenningen, zijn mede de bezichtiging waard. Ook een tweetal fraaie trouwpenningen uit het begin der 17e eeuw, zijn merkwaardig. Verder dient nog vermeld te worden, dat in de Oudheidka- mer verschillende herinneringen zijn aan de „papiermakerij", een tak van industrie, welke vooral vroeger te Zaandijk en Wormerveer zeer bloeide. Men ziet hier eenige vormen, waarop eenmaal de firma Erven Blauw te Wormerveer hare beroemde papieren schepte, alsmede eenige wapens van de eenmaal niet minder goed bekende firma's Van der Ley en Honig te Zaandijk, welke afgedrukt op de omslagen der riemen papier, de verschillende soorten aanduidden. Onder deze komt een voor, welke een der oudste is, en weinig bekend, waarop een geheele papiermolen van binnen gesneden is met het gaande werk, de papierkuipen en de droogkamer. Een der bovenvertrekken van het raadhuis is ingericht tot boekenkamer. De rijke verzameling van boeken en geschriften heeft voornamelijk op de Zaanlanden betrekking. „Men vindt er in, wat over de Zaan en hare geschiedenissen, zeden en gewoonten geschreven is, wat betrekking heeft op den handel en nijverheid; verder de vroegere aan de Zaan uitgegeven werken door Zaankanters geschreven, o. a. een volledige collectie van hetgeen de oudste Zaansche geschiedschrijver Hendrik Jacobs Soeteboom in 't licht heeft gegeven. Verder een groote collectie leerredenen, mopjes en liederenboeken, gelegenheidsverzen, en onder de handschriften vele memoires en dagregisters, scheepsen reisjournalen, benevens de kaarten, platen en teekeningen, uitmakende de historische en topografische atlas. En hiermede nemen we afscheid van de Zaanlandsche oudheidkamer, welke jaarlijks door talrijke landgenooten en vreemdelingen met een bezoek wordt vereerd — wat ze dan ook ten volle verdient. Voor we onze reis nu vervolgen naar Wormerveer, willen we nog even meedeelen, dat de gemeente Zaandijk de laatste jaren meer en meer in bloei toeneemt. Een belangrijke uitbreiding heeft het dorp ondergaan door een aanleg van een tweetal wijken, n.1. de Parkstraat met omgeving, tegenover de aanlegplaats van de stoomboot „Alkmaar Packet", en de Wilhelminastraat met Bijenkorfstraat en Stationsdwarsstraten, bezuiden het Guitspad en op het terrein van den afgebranden papiermolen de Vergulde Bijkorf. NAAR WORMERVEER. Onze- weg voert nu verder langs een klein, open gedeelte van den straatweg, en komen we nu langs het zoogenaamde „dijkje" spoedig in Wormerveer. Den straatweg volgende, bereiken we langs groote fabrieken, o.a. de groote zeepziederij „De Adelaar", weldra de Zaan. Wormerveer is, in tegenstelling van de Koog en Zaandijk, vlak aan de Zaan gebouwd: de straatweg loopt hier namelijk direct langs den stroom, en wordt er niet, zooals bij eerstgenoemde plaatsen, door een huizenrij van gescheiden. Dadelijk valt ons oog op de groote fabrieken welke zich vooral aan de overzijde der Zaan bevinden. Vooral zijn het groote pellerijen, die hier direct in 't oog vallen. Vanaf den voetbrug over de Zaan heeft men hier een prachtig gezicht op de bedrijvige streek, waar reusachtige fabrieken en bedrijven afwisselen met allerbekoorlijkste huisjes, met hun koepeltjes fantastisch aan 't water liggende. Werkelijk heeft men hier een écht Zaangezicht. Vooral des avonds, wanneer bij rustig, kalm weder, de groote fabrieken hunne electrische lichtbundels werpen over den stroom, en de huizen tooverachtig verlicht, zich spiegelen in 't heldere water, is het hier aan de waterzijde van Wormerveer bepaald zeer eigenaardig. Verschillende wegen voeren hier naar de omliggende plaatsen : Wormer 1,9 K.M., Jisp 4,2 K.M., Purmerend 11,2 K.M., Edam 20,6 K.M., Knollendam 4,1 K.M., Alkmaar 18,7 K.M., Krommenie 2.3 K.M., Uitgeest 8,8 K.M. Zooals we reeds opmerkten, liggen de groote bedrijven hier meest aan de oostzijde der Zaan: de pellerijen „de Unie", „Hollandia", de „Mercurius" en de „Liefde" zijn wel mede de voornaamste, en geven aan deze omgeving wel den indruk van groote bedrijvigheid. Aan de straatzijde der Zaan vindt men enkele der voornaamste handelskantoren van deze nijvere plaats. Vooral de „voedingsmiddelen-industrie" is in de Zaanstreek dan ook van het grootste gewicht. We vinden er namelijk niet minder dan acht groote cacao- en chocoladefabrieken, een kindermeelfabriek en verschillende grutterijen en meelmolens. Niet vergeten mogen hierbij worden de groote rogge- en tarwemeelmolens te Wormerveer. In het begin dezer gids hebben we reeds kunnen opmerken, hoe deze voedingsmiddelenindustrie in de Zaanstreek van zeer ouden datum is. Vooral de beschuitbakkerijen te Wormer zijn jaren lang zeer beroemd geweest. Doch wie ook thans nog onder meer een bezoek brengt aan de grootste bakkerij te Zaandam, welke met 250 personen werkt, krijgt wel den indruk, dat het verbruik van de Oud-Hollandsche artikelen: koek en beschuit (al is het dan niet meer de vroegere scheepsbeschuit), nog van zeer groote beteekenis is. Ook de cacao- en chocolade-industrie is in de Zaanstreek van 't grootste belang; trouwens deze tak van nijverheid breidt zich de laatste jaren sterk uit. De uitvoer van deze artikelen heeft dan ook plaats naar alle werelddeelen. Vooral treft men deze chocoladefabrieken aan in 't Noordelijk gedeelte der Zaanstreek, benevens één in het dorp Westzaan. Vooral met betrekking tot Wormerveer en Zaandijk willen we hier ook melding maken van de papier-industrie, met de daaraan verbonden cartonnage-fabrieken en zakjes-plakkerijen. Zooals we reeds opmerkten bij ons bezoek aan het Zaansch museum van oudheden te Zaandijk, wordt reeds sedert eeuwen het zoogenaamde oud-Hollandsche geschepte papier, als „uitstekend" genoemd. Voornamelijk wordt genoemd papier vervaardigd op de papiermolens te Zaandijk en Wormerveer. Deze eigenaardige industrie is reeds van zeer ouden datum, maar vooral na het jaar 1672 nam deze tak van nijverheid, waarvoor de grootste windmolens dienst deden, zeer toe. En daar het afgewerkte materiaal voornamelijk naar 't buitenland werd geëxporteerd, hielp het mee de Zaansche nijverheid in den vreemde bekend te maken. Tegenwoordig zijn van de 40 of meer papiermolens uit 'teind der 17e eeuw, nog slechts een tweetal te Westzaan overgebleven. De productie echter van de eene stoompapierfabriek te Wormer, die bovendien te Velsen een groote fabriek voor hout- slijppapier heeft gesticht, benevens die uit Westzaan, overtreffen verre het vroegere productie-vermogen van alle molens te zamen uit vroegeren tijd. Naast die papier-industrie treft men in de Zaanstreek nog een cartonnagefabriek aan, benevens enkele ouwelfabrieken, en niet minder dan 17 zakkenplakkerijen. En hiermede verlaten we de Zaanzijde van Wormerveer om de plaats zelve wat van naderbij te kunnen bekijken, waarbij we dan tevens eenige geschiedkundige mededeelingen van deze nijvere plaats willen vermelden. Omstreeks het jaar 1500 bestond op de tegenwoordige plaats reeds een gehucht „de Zaan", of 't Zaan genaamd, en bestaande uit ruim een tiental woningen, waarvan de bewoners zich voor 't meerendeel met de vischvangst op de binnenwateren onledig hielden. De overvaart — een zoogenaamd „v eer" — hier naar het toen volkrijke dorp Wormer, was oorzaak, dat de plaats zich meer en meer uitbreidde. Naar dit „v e e r" werd toen al spoedig de naam van het dorp in „Wormerveer" veranderd. Gedurende de tachtigjarige oorlog bevond zich onder meer ook een Schans tusschen Wormerveer en Krommenie, om den overval der Spanjaarden te stuiten. Door onvoldoende wacht werd deze Schans in den winter van 'tjaar 1574 tijdens een dikke mist door de Spanjaarden ingenomen, die nu ongehinderd op Wormer aantrokken, en dat dorp uitplunderden. Bij den terugkeer der benden werd Wormerveer uitgeplunderd en in de asch gelegd Toen het tooneel van den krijg zich meer naar de Zuidelijke landen verplaatste, en de bewoners uit Holland geen overval van de Spaansche troepen meer te duchten hadden, werd ook Wormerveer langzamerhand weer opgebouwd, zoodat men er in 't jaar 1630 reeds 170 huizen telde. De gunstige ligging der plaats was oorzaak, dat al spoedig de handel hier tot grooten bloei kwam. Loosjes zegt er van: „In voorgaanden tijd waren te Wormerveer zeer vele Schippers, die, met hun eigen Koopmanschap, op Groningerland, Zeeland, Braband, Vlaanderen, Vriesland, Overijssel, en andere streeken voeren; waarvan men er tegenwoordig genoegzaam geene heeft, vermits de goederen door gehuurde schepen, aangebracht en afgehaald worden". Ook in de kaashandel, die in lateren tijd meer in verval raakte — vonden velen in den tijd van opkomst een ruim bestaan. Vooral is het evenals in de andere plaatsen der Zaanstreek de nijverheid geweest, welke Wormerveer tot grooten bloei heeft gebracht. Olieslagerijen, papiermolens, pellerijen, stijfsel- en verfmalerijen hebben aan het dorp in den loop der tijden een groote mate van welvaart gegeven. Waar we nu de voornaamste bouwwerken zullen bespreken, beginnen we onze wandeling bij het station der H. IJ. S., een gebouw met bijzonder weinig kunstwaarde. Vanaf het tweede perron heeft men echter een zeer aardig gezicht over het vlakke landschap, zoo aardig gestoffeerd met de Zaansche molens. Vanaf het station leidt de zoogenaamde Stationstraat naar de Zaanzijde. Direct aan uw rechterhand staat het Post- en telegraafkantoor, een onoogziend gebouw ; daartegenover het Stations-koffiehuis. Vervolgen we onze wandeling langs de Stationstraat, dan komen we, zooals we zooeven opmerkten aan de Zaan, waar voor u liggen aan de overzijde, de groote pellerijen „de Unie", de „Hollandia" en de „Mercurius". We slaan rechts om, en volgen dus de Zaan in zuidelijke richting. Dadelijk om den hoek, dus op de ontmoeting van Zaanweg en de Stationstraat, ligt het Gemeentehuis, een stijf, weinig smaakvol gebouw. Een gevelsteen vertelt u, dat het gebouw in 1828 gesticht werd. Een klok, met zeer duidelijke wijzerplaat, in den gevel aangebracht, wijst u den juisten tijd. We gaan verder en komen nu weer bij den meer genoemden voetbrug over de Zaan. Aan de overzijde verrijst een groot „Silo" (graanpakhuis). Even voorbij de Ooudastraat, evenwijdig loopende aan de Stationstraat, en verbinding gevende tot de zoogenaamde Wandelweg — slaan we rechts het Wilhelminapark in, voor rij- en voertuigen gesloten. Een aardig, eenvoudig ijzeren hek verleent toegang tot dit rustige plekje, waar aardige wandelpaden, met talrijke rustbanken tusschen de gras- en bloemperken Ioopen. Een muziektent, vrijwel in 't midden, geeft gelegenheid tot het houden van concerten. Aardige vijvertjes met bruggetjes, een fontein en meer versieringen, geven het park een sierlijk aanzien. We loopen het park door, en bevinden ons nu op een mooien straatweg, de fraaiste straat der gemeente; de zoogenaamde Wandelweg. Deze weg neemt zijn oorsprong bij het Station, langs het Postkantoor, en loopt dan in Zuidelijke richting vrijwel evenwijdig aan de Zaan. Zooals we reeds opmerkten geeft deze weg toegang tot het park. We slaan nu links om en volgen nog even den Wandelweg, tot deze weldra eindigt, en men een vrij uitzicht heeft over de weilanden langs de Zaanzijde. De gemeente heeft echter een groot plan tot uitbreiding in Zuidelijke richting, waarbij dan de Wandelweg doorgetrokken zou worden tot aan de zoogenaamde „Vier Winden", langs de bekende zeepfabriek van de firma Dekker. Aan dit gedeelte van den fraaien Wandelweg, aan weerszijden beplant, aan de Westzijde zelfs met een dubbele rij boomen, ligt aan uw linkerhand weldra het Weeshuis, een fraai gebouw,' in moderne stijl, van het jaar 1906. We keeren nu langs den Wandelweg terug, bebouwd met fraaie huizen, waarbij met zeer aardige tuinen. Even, voor we wederom hetStation bereiken, komen werechtslangsdegasfabriek. Keeren we nu terug langs de Stationstraat naar de Zaan, en gaan we links langs den Zaanweg, waar aan de overzijde de groote fabrieken een machtigen indruk maken. Hier vinden we tevens de kantoren der firma's Wessanen en Laan. Voor verpoozing rusten we eerst even uit in Hotel „de Jonge Prins", welk gebouw er echter niet bijzonder jong meer uitziet. De eigenaars zorgen echter met jeugdig vuur voor gezelligheid, en talrijke toeristen, zoowel Nederlanders als Engelschen, Franschen, Duitschers, Amerikanen, vinden hier een gezellig tehuis. Lang kunnen we 't echter niet maken. We willen nog verder, en komen de Zaan volgende, nu weldra aan het Ned. Herv. Kerkgebouw. Van buiten maakt het eenvoudige gebouw, in een kruisvorm opgetrokken, met zijn houten torentje een aangenamen indruk. Eigenaardig zijn ook de ronde houten wijzerplaten, in 't midden rood, afgezet met een groenen rand. De koster, de heer G. Kox, is gaarne bereid, u een kijkje te gunnen in 't interieur. Ook van binnen maakt dit gebouw een gunstigen indruk, alles ziet er even keurig en netjes uit. Preekgestoelten en banken van hooge kunstwaarde, oude zerken enz. zoekt men hier echter tevergeefs. Wel is de eenvoudige preekstoel, omgeven met koorbanken, voorzien van aardig snijwerk, maar overigens vindt men er weinig kunstwaarden. Toch maken de houten bankbetimmering langs de wanden en het eenvoudige orgel een aanganamen indruk op den bezoeker. Behalve de Ned. Herv. kerk bezit Wormerveer een R. Kath., een Chr. Geref. en een Doopsgezind kerkgebouw. En hiermede willen we afscheid nemen van deze welvarende plaats, die onder uitstekende leiding, steeds tot meerderen bloei komt. De laatste jaren is men bezig den Zaanweg aan de Zuidzijde aanmerkelijk te verbreeden, wat ook plaats zal vinden aan de Noordzijde. Vooral de nijverheid: de reusachtige fabrieken, geven aan de plaats bedrijvigheid en groote welvaart. En nog steeds breidt de industrie er zich uit. Naast de reeds bestaande meelfabriek „De Tijd", van de firma Wessanen en Laan, wordt weder een nieuwe opgetrokken. De firma Louis Smulders uit Utrecht heeft in voorbereiding het maken van een grooten „kolentransporteur" vanaf de Zaanzijde ten behoeve van de gasfabriek. Langs Hotel „de Jonge Prins" voert de Marktstraat vanaf den Zaanweg in Westelijke richting. Weldra buigt zich deze weg naar links, en bevindt men zich op den „Krommenieërweg". Een bondswijzer wijst de volgende afstanden: Krommenie 1.5; Haarlem 18.8; Uitgeest 8.—; Alkmaar 20.7 K.M. Van hier leidt de weg nu als vanzelve, naar de laatste plaats van onzen reis: het welvarende dorp „Krommenie". Rijstpellerij „Hollandia" te Wormerveer. Zaangezicht bij Zaandam. Het „Oversluispad". „De Alkmaar Packet" stoomt Zaandam binnen. NAAR KROMMENIE. Langs de groote chocoladefabriek van de firma „Pette", volgt men den straatweg, aan weerszijden dicht met huizen bebouwd. Voor 't meerendeel woningen in modernen bouw, treft men er hier ook nog wel van het oud-Zaansche type. Deze vrij lange straatweg volgende, komt men nu bij een groote houten brug over de „Nauernasche" vaart, een drukbevaren breed kanaal, dat de Markervaart verbindt met het Noordzeekanaal. Ter linkerzijde staat het huisje van den tolgaarder, want zoowel voetganger als fietsrijder moet bij 't passeeren van dezen brug zijn penningske offeren, (voetgangers en fietsrijders 1 cent; vierwielige rijtuigen 6 of 12 cent). Vanaf deze brug heeft men een aardig gezicht op het breede, rustige kanaal, waaraan verschillende fabrieken van Krommenie zijn gesticht, waaronder ter rechterzijde een linoleumfabriek,de eenigste in Nederland, welke met succes schijnt te werken. Links van de brug ziet men naar het Wijver, en de gemeentelijke gasfabriek. Doch gaan we nu de brug over, om de nijvere plaats wat meer van nabij te bekijken. Recht voor U uit voert de zoogenaamde „Padlaan" naar de hoofdstraat van de plaats, die in de richting Noord-Zuid loopt. Direct vallen aan de Padlaan in 't oog de groote bedrijven der metaalindustrie. Krommenie bezit namelijk een tweetal zeer groote blikfabrieken van de firma's Woud en Schaap, en de Vennootschap „Verwer", wier laatstgenoemde fabriek aan de Nauernasche vaart ligt. Beide fabrieken werken met ruim 800 arbeiders, terwijl ze hun producten voor een deel ook naar 't buitenland exporteeren. (Trouwens: de metaalnijverheid neemt in de Zaanstreek een voorname plaats in. Behalve deze blikfabrieken te Krommenie vindt men een zich steeds uitbreidende machinefabriek te Koog aan de Zaan, en een te Zaandam. Langs de geheele Zaan bevinden zich nog een aantal scheepstimmerwerven, hoewel de vroegere grootheid van Zaandam op 't gebied van de scheepsbouw, reeds lang tot het verleden behoort.) De textiel-industrie van de Zaanstreek bepaalt zich ook hoofdDE ZAANSTREEK. 5 zakelijk tot Krommenie. De plaats bezit namelijk twee groote zeildoekweverijen, van de firma P. H. Kaars Sypesteyn en de firma D. van Leijden en Zoon. Aan de laatstgenoemde fabriek is tevens een garenspinnerij verbonden. Maar voor we nog eenige nadere bijzonderheden mededeelen omtrent de nijvere plaats, lijkt het ons niet ondienstig eenige geschiedkundige mededeelingen te doen. Krommenie dan zou zijn naam verschuldigd zijn aan zijn ligging- I" vroegeren tijd namelijk liep het vaarwater het „Kromme Y" uit het bekende Y, door de Wijkermeer, langs het dorp, naar het Alkmaarsche meer, hetwelk weer met vele andere plassen in gemeenschap stond. Voor een deel is dit water nog ten noordwesten van Krommeniedijk behouden gebleven, en draagt daar ook nog den naam van het kromme Y, naar welk water de plaats Krommenie zou genoemd zijn. Het groote water dat in verbinding stond met talrijke andere wateren en meren was aanleiding, dat in vroegeren tijd ook in Krommenie de visschcrij tot bloei kwam, en het zal niemand bevreemden, dat er destijds vele zeevarenden woonden waarvan er talrijke in 's lands dienst overgingen ten tijde der roemvolle handelingen van onze Admiralen De Ruyter en Tromp en andere Nederlandsche zeehelden. Een stuk land onder Krommenie, tegenwoordig nog „de Kaap" geheeten, herinnert nog aan den tijd, toen de zeevaart er bloeiende was. De rijweg, welke van Krommeniedijk naar de Nauernasche vaart loopt, draagt tegenwoordig nog den naam van „Taandijk". Voorheen, vooral ten tijde der Qroenlandsche vaart, stonden aan dezen weg gebouwen ten dienste van het tanen en drogen der netten. Wanneer precies de plaats Krommenie is gesticht, valt wederom moeilijk met juistheid te bepalen. Toen deze landouwen als bedekt waren met meren en plassen, stond de geheele omgeving bij hoogen vloed dan ook onder water. In het jaar 1280 werd echter onder de regeering van Floris V de Krommenie — of Westdijk aangelegd — en zeer zeker mag ver- ondersteld worden, dat vooral deze bedijking oorzaak was, dat het dorp zich uitbreidde. In een privelegie uit het jaar 1304 is dan ook reeds sprake van Crommenie, als een bestaand dorp, benevens van het dorp Westzaan. Het was echter vooral Hertog Albrecht van Beyeren, onder wiens bestuur het dorp vele vrijheden en privilegiën werden geschonken, welke natuurlijk zeer bevorderlijk waren aan de opkomst en verderen bloei van de plaats. Op Mauritiusdag van het jaar 1357 verleende Hertog Willem van Beyeren verlof om de „Cromme-Y" te bedijken. Zooals we reeds terloops opmerkten, stond het Zuiderzeewater door middel van de Cromme-Y en andere wateren in vrije gemeenschap met de binnenmeeren, tot zelfs bij Petten. Bij deze bedijking werd een dam aangebracht, welke het boezemwater afsloot van het binnenwater. Deze dam, de „Nieuwendam" geheeten, was één der eerste krachtige verbeteringen tot beteugeling van het gevreesde water, in dit gedeelte van Noordholland. In later heeft men de bedijking dan ook krachtig ter hand genomen. Het binnenwater werd nu in 't vervolg door middel van sluizen te Schardam op de Zuiderzee geloosd. 't Spreekt echter vanzelf dat de plaats nog niet het aanzien had van het Krommenie van heden In het jaar 1597 bestond dan ook nog alleen de zoogenaamde Heilige weg, met een „buurt van de Kerk". De overige „paden" waren nog onbebouwd. Uit een „adversarium" berust hebbende bij wijlen den heer Jan Boon te de Rijp bleek dat men in de maand Juli van datzelfde jaar te Krommenie telde 270 en te Krommeniedijk 147 huiaen. Toen in het jaar 1296 de Heerlijkheid van Zaanden, door de Drechter Friezen werd verwoest, uit wraak van den moord op Floris de Vijfde (waarbij Heer Willem van Zaanden ook betrokken was) vestigden vele „Zaanders" zich in de naburige plaatsen, uit vrees voor latere overrompelingen. Ook in Crommenie kwamen vele van die „vluchtelingen" wonen, die veel hebben bijgedragen tot den vooruitgang en ontwikkeling van het dorp. Zooals we reeds opmerkten kwam de plaats vooral door be- scherming van Albrecht en Willem van Beyeren tot meerdere bloei. Doch toen na het rampspoedige bestuur van Jacoba van Beyeren, Philips van Bourgondië de teugels in handen nam, braken droeve tijden voor Krommenie aan. Het bestuur was namelijk verplicht aan den strengen Bourgondiër alle handvesten en privilegiën terug te geven, omdat zij belofte van trouw gegeven hadden aan zijn nicht Jacoba van Beyeren. 't Schijnt echter, dat den inwoners van Krommenie door onderwerping later gedeeltelijk vergiffenis werd geschonken, op voorwaarde van betaling van 1300 gouden Fransche kronen. Na den dood van Philips werd Crommenie bestuurd door een Baljuw en zeven Leenmannen te Beverwijk, totdat in 1729 de Heerlijkheid voor 25 duizend Gulden aan de Regenten van Krommenie werd verkocht. Ook in later jaren nam Krommenie deel in de onlusten en beroeringen zoowel van binnenlands bestuur, als in den strijd tegen den vreemden vijand. Toch breidde de plaats zich uit, zoodat men in het jaar 1634 er reeds ruim 400 huizen telde. Het was vooral echter het graven van de Nauernasche vaart, welke aan de plaats meerdere nijverheid bracht. Vooral de zeildoekweverijen namen zeer in getal toe, zoodat Krommenie in deze tak van industrie weldra een groote vermaardheid kreeg. Duizenden rollen zeildoek werden in de nijvere plaats gefabriceerd, terwijl ook verschillende molens — waaronder de zoogenaamde „hennepkloppers", een houtzaagmolen, oliemolen, papiermolens en meelmolen werden gebouwd, welke alle natuurlijk meerdere welvaart brachten. Vooral tijdens de achttiende en negentiende eeuw bereikte de zeildoek-industrie haar toppunt van bloei. In latere jaren verminderde de afzet, toen het handgeweef gedeeltelijk door het machinale uit het buitenland werd verdrongen. Toch is — zooals we reeds elders opmerkten, ook tegenwoordig deze tak van industrie nog in Krommenie aanwezig. Een groote ramp trof de nijvere plaats, toen in 1702 ongeveer een derde gedeelte van het dorp door brand vernield werd. Gelukkig werd de plaats spoedig opgebouwd — en verrezen in de plaats der vroegere woningen er nu voor 't meerendeel huizen van betere constructie. Rieten daken kwamen bijna niet meer voor. Vooral waren het verschillende koopmanshuizen, die in fraaien stijl werden opgetrokken. Van deze fraai versierde gevels zijn er nu nog slechts een zestal aanwezig; toch getuigen zij nog van den vroegeren welvaart. Tegenwoordig kan de plaats zich verheugen in bloeiende blikfabrieken, stoomweverijen, inrichtingen voor houtbewerking, sigarenfabrieken enz. Vooral de verschillende nieuwe straten, welke dicht bebouwd, voor 't meerendeel rechthoekig loopen op de richting van den Nauernasche vaart, geven aan Krommenie een bijzonder frisch aanzien. We willen thans nog eenige gebouwen wat nader bekijken en slaan daartoe aan 't einde van de Padlaan rechts de Noorderhoofdstraat in. Op een afstandswijzer van den Rijwielbond leest men op deze samenkomst van Padlaan en Noorderhoofdstraat de volgende aanwijzingen. Links: Assendelft 3.1 K.M.; Spaardam 12 K.M.; Haarlem 17.3 K.M. Rechts: Uitgeest 6.5 K.M.; Alkmaar 19.2 K.M.; De Rijp 10.5 K.M.; Hoorn 29.5 K.M. Al dadelijk treffen ons aan deze straat de fraaie gevels, waarvan sommige op bijzondere wijze zijn afgewerkt. Ter linkerzijde beschouwen we even met aandacht het Gemeentehuis, een fraai gebouw uit 't begin der negentiende eeuw, dat in 1911 is verbouwd, waarbij men zich niet geheel aan den ouden stijl heeft gehouden. De rechthoekige groene luikjes met zandloopers van zwart en wit geven echter nog een zeer frisch aanzien, terwijl de vierkante ruitjes in lood gevat, nog een aangenamen indruk maken. Men leest hier omtrent de stichting. Anno Seventien hondert ses Mey driemael ses en een Leyd Cornelis Jansz Backer Hier aen den eersten steen oudt 71/* jaar. Naast het Gemeentehuis verrijst de Ned. Herv. kerk. Oorspronkelijk stond hier in 1396 nog een kapel, aan St. Nicolaas gewijd. Later verrees een groot kerkgebouw, dat echter in 1573 bij den inval der Spanjaarden in vlammen opging. Na deze verwoesting bleef ze onopgebouwd liggen, daar de benoodigde geldmiddelen voor den wederopbouw ontbraken. Omstreeks het midden der 17e eeuw werd het bedehuis echter op de oude grondslagen weder opgebouwd. In 1731 werden er plannen vernomen tot de stichting van een nieuw kerkgebouw, aan welk voornemen echter geen gevolg werd gegeven, zoodat men zich bepaalde tot de noodige herstellingen. Jammer voorzeker, dat de geschilderde glazen, een geschenk van de gemeenten Purmerend, Hoorn en Enkhuizen, een onbekende plaats hebben gekregen, terwijl door bepleistering der muren het oude karakter van dit bedehuis deels is verloren gegaan. Het orgel dateert van het jaar 1844. Ter rechterzijde staat in deze onmiddellijke omgeving het in moderne stijl opgetrokken Post- en Telegraafkantoor. Eigenaardiger is het kantoor aan de tegenovergestelde zijde met de vreemdsoortige gevelsteen D. Stad Alüekante. Ao 1732 April twee mael een Leidt Jacob Jacobse Middelhove Hier de eerste steen. (Op de Spaansche stad Allicante werd vroeger handel gedreven.) De vroegere Doopsgezinde kerk verbrandde in het jaar 1702. Later is een houten bedehuis opgericht. Den straatweg vervolgende, komt men nu weldra aan een wipbrug, waar de huizenrij aan weerszijden van den weg eindigt. Aan den grintweg, welke van hier loopt naar Uitgeest, staat het weeshuis, dat later mede is ingericht voor het opnemen van ouden van dagen. Schilderachtig liggen hier weer de bruggetjes over het water ter linkerzijde van den grintweg. Doch keeren we nu terug, om bij het Padlaan aangekomen, nog even het Zuidelijk dorpsgedeelte te bezichtigen. Ter rechterzijde van den straatweg, waar talrijke winkelhuizen met meer oudere geveltjes afwisselen, verrijst de R. Kath. kerk. De kerk der Bisschoppelijke Cleriz, aan het Noord-eind van het dorp, werd vroeger Kloosterhuis genaamd en werd na verschillende veranderingen, in 't jaar 1825 geheel vernieuwd. Weldra bereikt men nu een wipbrug, waar ge u in de onmiddellijke nabijheid bevindt van het station Krommenie-Assendelft. En hiermede zijn we aan 't eind gekomen van onze reisbeschrijving *). Doch voor we eindigen, kunnen we niet nalaten den wensch uit te spreken, dat deze enkele bladzijden er toe mogen bijdragen, dat de belangstelling wordt verhoogd voor een streek in ons vaderland, die recht heeft op de volle waardeering van landgenoot en vreemdeling. *) Als aanhangsel geven we nog een beschrijving van den boottocht vanaf Alkmaar langs de Zaanstreek naar Amsterdam. Een heerlijk Watertochtje. 't Lijkt ons niet ondienstig, als aanhangsel van deze gids voor de Zaanstreek, het watertochtje te beschrijven van Alkmaar naar Zaandam, daar deze reis gedeeltelijk voert langs de meermalen genoemde Zaan. 't Spreekt van zelf, dat we een ieder aanraden deze boottocht te maken op een heerlijken zomerdag, om des te meer te genieten van het werkelijk interessante reisje. Zie, daar ligt de boot reeds klaar aan den steiger, wachtende op de talrijke toeristen, die in de zomermaanden gaarne profiteeren van een heerlijken boottocht. 't Is een der fraaie booten van de „Alkmaar Packet en Zaandamsche stoomvaartmaatschappij", en als we over de loopplank het ranke vaartuig betreden, blijkt ons al spoedig, dat de witte booten er wel op ingericht zijn, om 't den reizigers aangenaam te maken. Een glazen beschutting, voor de ventilatie niet geheel tot boven opgetrokken, maakt, dat men heerlijk windvrij zit, terwijl het uitzicht toch niet in 't minst wordt belemmerd. Komaan, laten we 't ons gemakkelijk maken ... en vlijen we ons op een geriefelijk vouwstoeltje achter de glazen verschansing. Nog eenige oogenblikken. Dan beklimt de „kaptein" de brug . . . de touwen worden los gemaakt, en de stoomfluit geeft het sein tot vertrek. Daar gaan we reeds ... en rustig en kalm schiet de slank gebouwde „Packet" door 't donkergetinte water, waartegen de witte kleur der boot zoo aardig afsteekt. Laten we niet klagen over de zonnestralen; ik houd er van, als de helle zon des zomers haar stralen schiet over de aarde, vooral als men zich in vrijaf stemming bevindt boven 't frissche water. Weldra verdwijnen de huizenmassa's aan weerszijden van 't Noordhollandsch kanaal, en wordt het uitzicht heerlijk ruim. Ter linkerzijde vooral is het landschap vol aangename afwisseling. Over den hoogen dijk, die de aangrenzende polders beschermt, heeft men een heerlijk gezicht over de hel-verlichte weiden, zoo aardig gestoffeerd door 't bont gekleurde vee, dat daar volop voedsel vindt. De karakteristieke Noordhollandsche boerenwoningen liggen ter zijde van den zwaren ringdijk, terwijl hier en daar de rieten- of roodpannen daken in de verte uit het polderlandschap oprijzen, waar ze aardig tusschen het rondom liggende, hoog opgaand geboomte komen uitkijken. In breeden vleugelslag klieft de blauwe reiger de lucht, terwijl kieviten en andere veldvogels spelemeien in de heldere zonnelucht, die trilt over het landschap. De dijk zelve is ook vol afwisseling. Aardig getuigde boerenwagens, die de keur van boerendochters brengen naar Alkmaar. En tusschen — en voor — en achter — die vroolijk rijdende karretjes, de talrijke fietsers, vóór den wind vliegensvlug rollende over den vlakken dijk. Achter ons doezelt langzaam de stad weg. De toren der Groote kerk, en andere hoogtepunten, steken nog boven het stadsgeboomte uit, maar langzamerhand worden ook die omtrekken vager, en niet lang duurt het meer of de geheele stad onttrekt zich aan ons oog.' Een mooi kanaal is dat Noordhollandsch kanaal toch, zoo het daar loopt tusschen die vruchtbare landouwen van de provincie Noordholland. Een eldorado tevens voor de talrijke hengelaars, die vol goede verwachting aan de kanaalzijden zitten, en met onverdeelden aandacht hun scherpziend oog gevestigd houden op hun dobber, en al de bewegingen van dit vischapparaat tot in de kleinste bijzonderheden nagaan. Niet lang meer duurt het nu, of de boot stoomt tusschen. twee steenen dammen het Alkmaarder Meer op, een bijzonder schoone waterplas, die we ons in onze verbeelding veel kleiner gedacht hadden. Vooral nu met dit heerlijk kalme zomerweer lag daar die groote vlakte zoo rustig, zonder een enkele plooi, als een staalblauwen spiegel. Allerlei aardige bootjes scheeren langs 't watervlak, waaronder verschillende kleine vaartuigjes van bijzonder levendige vormen. De bemanning en passagiers van deze snelle bootjes, in lichte zomertoiletjes. geven het geheel een bijzonder frisch aanzien. Eenige geoefende zwemmers schieten en duiken in de nabijheid hunner roeiboot lustig in 't water. En boven dat effene meer de zilver-grijze meeuwen, in sierlijke vlucht, of licht drijvende op het donkere water. Prachtige vogels toch die meeuwen, vliegers en zwemmers bij uitnemendheid. Ja zoo'n meer is toch vol afwisseling, voor wie lust heeft om de natuur te bewonderen. Hoe rustig en vredig liggen die met riet omzoomde weiden aan de oevers van 't blauwe meer. Hier is 't land der vergezichten. Heerlijk giet de zon haar gouden stralen uit over deze vruchtbare landouwen, waar het vee rustig graast in malsch groene weiden. Niet lang meer duurt het, of de oevers van het meer beginnen elkaar weer te naderen, en als we op den hoek het „flikkerlicht", ten dienste van de vaartuigen, zijn gepasseerd, komen we in het breede vaarwater, „de wijde Stierp", vervolgens in „de nauwe Stierp", die op hare beurt in verbinding staat met de Markervaart. Hier en daar steken pittoreske dorpstorentjes in de verte boven de groene boomen uit, en herinneren ons er aan, dat Noordholland ook als 't ware bezaaid is met grootere en kleinere dorpjes. In de buurt van Marken-Binnen bemerken we onwillekeurig ter linkerzijde in de onmiddellijke nabijheid van het kanaal, een groot fort. Schijnbaar onschuldig, met gras begroeid, ligt daar die golvende, breede fortheuvel, waar alleen de schietgaten dreigend uitsteken. De rustige omgeving hier wijst er in 't geheel niet op, dat daar binnen korten tijd zoo noodig alles zou kunnen sidderen en dreunen van het geweldige fortgeschut. Wij voor ons hebben de wensch dat die stille vrede door niets zal verstoord worden. Nu komen we weldra bij Knollendam, een eenvoudig plaatsje, dat echter schilderachtig ligt onmiddellijk aan het water. In de verte lijkt het of de huisjes zoo uit het water oprijzen. Hier moet de boot even aanleggen, tot het opnemen en afzetten van reizigers. Niet lang duurt echter het oponthoud, en als eenige reizigers zijn afgestapt, en het aantal passagiers slechts met enkelen wordt vermeerderd, zet de boot zich weer spoedig in beweging. Hier bij Knollendam gaat de boot het bij velen onbekende Schaalsmeer over, een schilderachtige verwijding van het water, dat zich uitstekend leent voor het maken van roei- en zeiltochtjes. Nu komen we weldra in de Zaan, de Binnenzaan, zooals de scheepsterm luidt: het schilderachtige water, bij velen van nabij bekend. Aan dit heerlijke water, waar dadelijk meer bedrijvigheid heerscht, strekt zich voornamelijk de Zaanstreek uit, die karakteristieke dorpenrij, die beheerscht wordt door den handel. Weldra verrijzen 'ter rechterzijde de reusachtige fabrieken, waar dag en nacht de zware machinerieën staan te dreunen en te hijgen, om „den wereldtriumf van den Zaanschen handel te behalen." En wanneer we ons verlustigen in den aanblik van die grootsche nijverheid, dan kunnen we het ons gemakkelijk voorstellen dat verschillende dichters in extase den lof der Zaanstreek bezongen. Rechts valt onze blik op een reusachtige meelfabriek „De Vlijt" en de oliefabriek „De Tijd" en weldra volgen er meer van die reuzenfabrieken. 't Zou ons veel te ver voeren, al die complexen van gebouwen afzonderlijk te noemen, maar een feit is het, dat er bijna geen handelsartikel bestaat, dat niet aan de Zaan wordt bewerkt en uitgevoerd. De gort- en rijstpellerijen, de talrijke olieslagerijen, de enorme chocolade- en cacaofabrieken, zij alle voeren een wedstrijd tegen den reusachtigen houthandel, om „den prijs van den vooruitgang en zijn aandeel in den bloei, waarin de Zaanstreek zich bij voortduring verheugt. Vanaf de boot heeft men een schilderachtig gezicht op deze nijvere streek, terwijl ook het vaarwater zelf vol bedrijvigheid is. Reusachtige diepgeladen Rijnaken wisselen af met de sierlijke vlugge motorbootjes, die in snelle vaart het kanaal doorkruisen. Een en al bedrijvigheid. We bevinden ons nu in Wormerveer, waar weldra de boot aan den steiger voor een wijle uitrust. Maar lang liggen we niet stil. Verschillende medereizigers zijn aan het eind van hun tocht, en verlaten de boot, terwijl vele nieuwe passagiers de leege plaatsen vullen. Alles heeft hier een vroolijk aanzien, en de levendigheid wordt nog vergroot nu we een gezelschap Duitsche straatmuzikanten aan boord krijgen, die spoedig daadwerkelijk beginnen op te treden en ons oor streelen met een knetterenden Dollarwals. Daar gaan we weer. Ons wacht nu nog een verrukkelijk boottochtje. Zeer goed bemerkt men, dat de Zaan feitelijk bestaat uit een 4-tal groote bekkens. Men bevindt zich al varende in het eene meer, terwijl zich langzaam voor ons een tweede meer opent. Dan vaart men langs Zaandijk in een besloten ruimte, die zich langzamerhand opent, om toegang te geven tot het derde meer. Maar laten we de reis niet vooruitloopen. Ligt Wormerveer reeds schilderachtig aan 't mooie water, wij voor ons vinden dat langzamerhand de oevers nog in schoonheid winnen. Wat een keurige afwisseling. En als we weldra te Zaandijk aankomen, dan geraken we niet uitgekeken naar die schilderachtige, pittoreske huisjes, die in de keuze der kleuren veel overeenkomst vertoonen. Vooral heeft het groen, in zijn verschillende nuances, de overhand. Toch is er ook wel voor de noodige afwisseling gezorgd. De witte lijsten en posten van deuren en vensters, de naar buiten openslaande blinden met hun groene paneelen en roode of bruine lijsten, de aardige afgezette gevels , dat alles doet het oog aangenaam aan. En dan die schilderachtige tuintjes aan de Zaanzijde, waar bruine beuken van zeldzame schoonheid bijzonder aardig afsteken tegen het frissche groen en heerlijke rood der klimrozen, die welig bij de houten geveltjes opklimmen, en aan die schilderachtige, eenvoudige Zaansche huisjes een eigenaardige bekoring geven. Dat vele bewoners hier genieten van roei- en zeiltochtjes, bewijzen de aardige booten en jachten, die rustig in de schuitenhuisjes vastgemeerd liggen. Rustig — en stil is 't nu hier aan de waterzijde: en de lieflijke huisjes schijnen te droomen aan het heerlijke breede water, dat als een spiegel daar langs die dorpenrij ligt. Ja, heerlijk schoon is de Zaanstreek, men moet het zien om het ten volle te kunnen genieten, want ieder oogenblik ontdekt het oog nieuwe schilderachtige plekjes. Nu duurt het niet lang meer of we doen „Koog" (Koog a. d. Zaan) aan, eveneens een lief dorp, met fantastische huisjes en prieeltjes aan de Zaanzijde. Langzaam verrijzen nu spoedig vooral ter linkerzijde de verbazend groote fabrieken en pakhuizen van de hoofdplaats dezer streek, het nijvere Zaandam. De landelijke schoonheid maakt hier meer en meer plaats voor de nijverheid. Hoe meer we de stad naderen, des te dichter worden nu de beide Zaanoevers bebouwd, en krijgt men den indruk, dat men komt in het centrum der nijvere landouwe. Geen vriendelijk uitzicht meer over de velden van het vlakke Noordhollandsche landschap — maar een opeengepakte huizenmassa, afgewisseld door de hooge schoorsteenen der talrijke fabrieken, waar de nijverheid haar zetel heeft gesticht. Nog eenige oogenblikken en de Alkmaar Packet vaart de Wilhelmina-Sluis binnen, welke de Voorzaan van de Achterzaan scheidt. We zijn aan 't einde van onzen reis— en we verlaten de boot met een dankbare herinnering aan den heerlijken boottocht, welke we ieder, die van landelijk schoon houdt, met gerustheid kunnen aanbevelen. Alphabetisch Register. Bladz. Alkmaarder meer 73 Alkmaarder Packet 58, 72 Allekante (De stad) Krommenie, beziensw 70 Beeldentuin Zaandijk, beziensw 49 Blikfabrieken 65 Bullekerk, Zaandam, beziensw 31 34 Chocoladefabrieken 59, 65 Czaar Peterhuisje, beziensw 21 30 Damplein, Zaandam 22 Dood (de), meelmolen Zaandijk, beziensw 45 Gemeentehuis, Koog a/d. Zaan 39 Gemeentehuis, Krommenie, beziensw 69 Gemeentehuis, Wormerveer 62 Groote Huis, Zaandijk 50 Hötel de Jonge Prins, Wormerveer 63 Juffertje, het 8 Kanaal (het Noordh.) 73 Kerk (Ned. Herv.), Koog a/d. Zaan, beziensw 38 „ (Doopsgez.), „ 39 Kerk (Ned. Herv.), Krommenie 70 „ (Doopsgez.) „ 70 „ (R.-Kath.), 71 Kerk (Ned. Herv.), Wormerveer 63 „ (Ned. Herv.), Zaandijk 45 „ (Luth. Kerk), Zaandam 30 KoogaandeZaan 36, 77 Koopmanshuizen 47 Knollendam 74 Bltadz. Krommenie 64 Krommeniedijk 66 Luchthuizen 48 Marken Binnen 74 Nauernasche Vaart 6 Papierfabrieken 58, 60, 61 Pellerijen 41, 59 Post- en telegraafk. Krommenie 62 Overtoom, Zaandam 8 Raadhuis, Zaandijk 50 Salonbooten, Zaandam 17 Schaalsmeer 74 Stadhuis, Zaandam 20 Standbeeld (Czaar Peter) Zaandam 22 Station (Koog-Zaandijk) 40 „ (Krommenie-Assendelft) 71 „ (Wormerveer) 62 „ (Zaandam) 34 Volkspark, Zaandam 33 Voorzaan ig Walvischvangst 12 Wandelweg, Wormerveer 63 Weeshuis, Krommenie 70 Westzijde, Zaandam 30 Wilhelminasluis, Zaandam 14 Wormerveer 59 Zaan (de) 6, 75, 76 Zaandam 15 Z a a n d ij k 42, 76 Zaanlandsche oudheidkamer te Zaandijk, beziensw. . 50—58 Zaansche huizen 46 Zeehaven, de Nieuwe, Zaandam, beziensw 35 Zeildoekweverijen 66 Iris' lÉrlaÉÉ Reisgidsen. u No. 1. STAD GRONINGEN, 2e druk, met 90 platen en plattegrond. 2. NOORD-OOST-DRENTHE, met 37 platen. „ 3. DRENTHE, met 40 platen, met de N.O. Lokaalspoor van Assen naar Stadskanaal en Koevorden. „ 4. GRONINGER VEENKOLONIËN, met 50 platen en 1 kaart. „ 5. WINSCHOTEN EN OMSTREKEN, met 26 platen en 1 platte grond. „ 6. FRIESCHE WOUDEN, met 41 platen en 1 kaart, (Dokkum, Veenwouden, Bergum, Heerenveen, Joure, Oranjewoud, Wolvega, Noordwolde enz.) „ 7. WESTERWOLDE, met 30 platen en 1 kaart. „ 8. FRANEKER EN OMSTREKEN, met 28 platen en 1 kaart. „ 9. NOORDZEE-EILANDEN, met 43 platen en 1 kaart. „ 10. APELDOORN EN OMSTREKEN, met vele platen en groote gekleurde plattegrond. „ 11. HEILIGERLEE, met Hollandschen en Duitschen tekst. „ 12. KENNEMERLAND, (van Haarlem tot Alkmaar). „ 13. OMSTREKEN VAN UTRECHT I, (De Bilt, Zeist, Soestdijk, Baarn, Hilversum, Driebergen). „ 14. BENNEKOM'S OMSTREKEN. Wandelgids door H. Witte, met vele illustraties en 3 wandelkaarten. „ 15 DORDRECHT, VOORHEEN EN THANS, 3e druk, met vele plaatjes en plattegrond. „ 16. ZUIDOOSTELIJK DEEL VAN NOORDHOLLAND, (Broek in Waterland, Monnikendam, Marken, Volendatn en Edam), met platen en kaart. „ 17. NOORDWESTHOEK VAN OVERIJSSEL, (Zwolle, Kampen en Omstreken), met 1 kaart en vele afbeeldingen. :: Prijs vilii ellt deel .">( ) cents. :: De serie wordt geregeld voortgezet. Uitgave: C. Morks Cz. - Dordrecht. Café Prins Hendrik. Prins Hendrikkade, ZAANDAM. Grootste lommerrijke speeltuin met = kindsrvermakelijkheden. Groot Helios Orchestrion EENIG IN NEDERLAND. Uitsluitend geschikt vooi- groote gezelschappen. Cl ttinl Je lataiei" Telef, Intei-c. 11. = Prachtig uitzicht op de Zaan. = KOOG AAN DE ZAAN. Hötel „DE JON6E PRINS". A. PO TT. Aanlegplaats der* .Vllvmaai- Packet". (Honds-Hètel). :: Riant Uitzicht. Teleph. Interc. 679 — WORMERVEER. N.V. Eerste Zaanlandsche Beschuitfabriek v.h. Jb. ABERCROMBIE Wz., Wormerveer. Eerste cu eenigste Beschuitfabriek in Holland ondei* controle van liet Station voor Maalderij en Bakker|j te W ageningen. Onze Beschuit munt uit door fijnen smaak en broosheid. Bekroond op de Nat. Bakkerij-Tentoonstelling te Hilversum, Juni 1913 met Zilveren Medaille. ZAANDIJK w Zaanlandsche Oudheidkamer in het Raadhuis te Zaandijk tegenover den Beeldentuin. ■ ■ ■ Dagelijks geopend van 9 tot 4 uur. ... Toegangsprijs 25 Cents. Oud-Zaansche Kleederdrachten = Schilderijen Zaansche Historie Schaal van 5o.ooo.