1134 r*61 DJELOETOENG-ZAKEN, DOOR Mr. H. s'JACOB. Overgedrukt uit de Januari-Februari-aflevering van het Tijdschrift voor Nijverheid en Landbouw i Ned.-lndië deel LXXXII. DJELOETOENG-ZAKEN. Het is misschien niet van algemeene bekendheid, dat in de wouden van Sumatra en Borneo een boom groeit, die een product oplevert, dat aan de caoutchouc-industrie wordt dienstbaar gemaakt. Dit product is de djeloetoeng. Het wordt gewonnen van verspreid in het wild voorkomende boomen van de geslachten Dy era en Alstonia, die veelal in moerassige streken groeien. De djeloetoeng wordt daaruit verkregen door het melksap af te lappen en dit te koken. De massa, welke dan tot stolling komt, wordt in vochtigen toestand tot groote blokken gevormd, die onder water bewaard worden. Zij wordt van de Inlandsche verzamelaars opgekocht door Chineezen te Palembang, Djambi, Pontianak, Sampit en Bandjermasin en uitgevoerd met in hoofdzaak de Amerikaansche markt als eindbestemming. Djeloetoeng bevat ongeveer 15 pCt. caoutchouc en overigens harsachtige stoffen. In Amerika weet men er echter goedkoope caoutchoucwaren van te maken en djeloetoeng als caoutchouc-surrogaat te gebruiken, terwijl men de voor dat doel niet te gebruiken harsachtige stoffen voor de verf- en vernisindustrie schijnt te benutten. De uitvoer uit Nederlandsch-Indië is in de Statistiek niet met juistheid na te gaan, omdat djeloetoeng daarin met caoutchouc en getah pertja vermengd voorkomt. Een beter inzicht van dien uitvoer is te verkrijgen uit de statistiek van Singapore. De verschepingen van djeloetoeng van deze haven bedroegen in pikols: 1908 1909 1910 naar Amerika 66913 215440 202347 „ Engeland 10864 16945 13719 „ het vasteland van Europa. 23981 85570 96739 Totaal 101758 317955 412805 Ofschoon daarin ook de opbrengst van Serawak begrepen is en die van Nederlandsch-Indië daarvan niet is af te scheiden, toonen deze getallen toch duidelijk genoeg de vlucht aan, die de productie in Sumatra en Nederlandsch Borneo in de laatste jaren genomen heeft. Niettegenstaande de toename van het aanbod op de wereldmarkt, welke uit die getallen blijkt, zijn de prijzen in een paar jaren tijds verdubbeld. De Amerikaansche markt, welke ongeveer 75% van de geheele productie opneemt, geeft in de prijsbepaling natuurlijk den toon aan. Zij besteedde in 1908 naai gelang van kwaliteit 14 tot 18 shilling per cwt. cif. New York en eenigen tijd geleden 25 tot 50 shillings. Laatstelijk zijn de prijzen wat teruggeloopen. De opkoopprijzen in Borneo bedragen ƒ 8 tot f 10 pei pikol naar gelang van kwaliteiten. Men kan zich uit een en ander gemakkelijk een begrip vormen van de beteekenis der vraag en der mededinging naar djeloetoeng. En het zal dan ook niemand moeilijk vallen te begrijpen, dat ondernemende fabrikanten er op uit zijn zich aan de werking van deze vraag en deze mededinging te onttrekken. Het heeft niet lang geduurd, of bij de Nederlandsch-Indische regeering zijn aanzoeken van kapitaalkrachtige buitenlandsche (Amerikaansche en Duitsche) fabrikanten ingekomen om het product te monopoliseeren. Het doel dat deze belanghebbenden beoogen, is de terreinen, waar djeloetoengboomen in het wild voorkomen, in Artikel 2. (1). De concessionarisse heeft niet de beschikking over den grond van het concessie-terrein, doch alleen en uitsluitend over alle daarop staande djeloetoengboomen, voor zoover voor exploitatie daarvan door anderen geen vergunning is verkregen op den voet van de „djeloetoengkeur", afgekondigd in de Javasche Courant van 29 September 1908 No. 78, zoodat harerzijds moet worden gedoogd de eventueele uitgifte ten aanzien van dat terrein van concessies van anderen aard, zoomede de exploitatie aldaar door het Gouvernement van Nederlandsch-Indië van andere producten dan djeloetoeng. (2). Het Gouvernement van JSfederlandsch-Indië behoudt zich het recht voor om binnen het concessieterrein gronden in erfpacht uit te geven, met dien verstande, dat daarbij aan concessionarisse, zoolang de concessie duurt, steeds de voorkeur wordt verleend boven anderen. De concessionarisse zal, indien het erfpachtsrecht aan een ander wordt verleend, van dezen eene door drie scheidslieden als aangegeven in art. 15 sub a, te bepalen schadeloosstelling kunnen vorderen voor het gemis van het product van de, op de erfpacht uit te geven gronden voorkomende djeloetoengboomen. (3). Indien op de concessie terreinen andere caoutchouc of getah-pertja houdende boomen voorkomen dan die welke het onderwerp dezer concessie uitmaken, zal de tegenwoordige concessionarisse op eventueel op die boomen betrekking hebbende concessies bij voorkeur boven anderen aanspraken kunnen doen gelden. (4). De concessionarisse zal hebben zorg te dragen dat bij de inzameling van djeloetoeng binnen de grenzen van het concessie-terrein: a. geen djeloetoengboomen worden geveld; b. de schors van djeloetoengboomen niet worde verwijderd over meer dan een derde gedeelte van den omtrek van den stam met dien verstande, dat bij de bewerking van dat gedeelte de schors niet geheel tot op het hout wordt weggenomen, zoodat de cambiumlaag gespaard blijft; c. de exploitatie van een reeds over een derde gedeelte van den omtrek bewerkten boom niet worde voortgezet, alsvorens de vroeger gemaakte wonden zijn dichtgegroeid; d. geen boomen, die op 1V2 meter van den grond gemeten een omtrek hebben van minder dan een meter, in bewerking worden genomen. Artikel 3. (1). De concessionarisse zal binnen een jaar na de aanvaarding van deze concessie, ten genoegen van het Hoofd van gewestelijk bestuur, het concessie-terrein behoorlijk afbakenen door plaatsing op de snijpunten der grenzen onderling of met rivieren en wegen, van duurzame, goed zichtbare merkteekenen, zooveel mogelijk voldoende aan de eischen, gesteld bij de ordonnantie van 16 December 1882 (Staatsblad no. 311), zooals zij is gewijzigd bij de ordonnantie van 13 Januari 1893 (Staatsblad No. 16); zullende bij gebreke van dien, evenals bij onvoldoende zorg, ter uitsluitende beoordeeling van het Hoofd van gewestelijk bestuur, voor de nakoming van de bij het vierde lid van het vorig artikel omschreven verplichtingen, op de bij de zevende alinea van artikel 1 aangegeven wijze, deze concessie kunnen worden vervallen verklaard. (2) De concessionarisse verbindt zich om bij voorkomende grensgeschillen onvoorwaardelijk zich te on- derwerpen aan de uitspraak van het Hoofd van gewestelijk bestuur. Artikel 4. Waar naar het oordeel van het Hoofd van plaatselijk bestuur behoefte bestaat aan uitbreiding van bestaande dan wel aan aanleg van nieuwe begraafplaatsen of bouwvelden voor de bevolking, zal de daarvoor noodig geachte grond, voor zooverre deze niet door etablissementen of woningen van de concessionarisse is ingenomen, door dat Bestuurshoofd worden aangewezen, zonder dat de concessionarisse ter zake van de verwijdering, zoo noodig van de daarop voorkomende djeloetoengboomen, eenige schadevergoeding of vermindering van door haar overeenkomstig artikel 6 dezer voorwaarden verschuldigde retributiën zal kunnen vorderen. Artikel 5. Indien binnen de grenzen van het concessie-terrein ter beoordeeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur, beschikt moet worden over met djeloetoengboomen begroeide gronden, ten dienste van de vestiging of uitbreiding van Gouvernements- of bestuurs-etablissementen, zal de daarvoor noodig geachte grond, voor zoover niet ingenomen door etablissementen of woningen van de concessionarisse, door dat Bestuurshoofd worden aangewezen, op denzelfden voet en met dezelfde gevolgen als in het vorig artikel vermeld. Artikel 6. (1). De concessionarisse betaalt voor deze concessie: a. een jaarlijksch recht van ƒ 0.05 (vijf cent) per hectare; b. een kwartaalsgewijze te storten cijns, ten bedrage van zes ten honderd van de waarde der van het concessie-terrein verkregen djeloetoeng. Deze waarde wordt berekend naar den maatstaf van den inkoopsprijs. (2). Over het kalenderjaar, waarin de concessie is aanvaard, is geen recht verschuldigd. Over elk volgend kalenderjaar is liet verschuldigd op den 1 sten Januari van dat jaar en moet het uiterlijk op ultimo van het jaar, waarover het verschuldigd is, worden betaald, bij gebreke waarvan, ter uitsluitende beoordeeling van het Hoofd van gewestelijk bestuur, de concessionarisse bij gerechtelijke akte tot betaling zal worden gesommeerd. Bij niet-voldoening aan die sommatie binnen drie maanden na de beteekening van die akte, zal de concessie van rechtswege vervallen zijn, onverminderd de verplichting van de concessionarisse tot vergoeding van kosten, schaden en interessen. (3). De concessionarisse is op verbeurte van eene boete van ƒ 10.— voor eiken dag verzuim verplicht binnen drie maanden na het einde van elk kwartaal, volgende op dat, waarin de concessie is aanvaard, door tusschenkomst van het Plaatselijk bestuurshoofd aan het Hoofd van gewestelijk bestuur eene nauwkeurige opgave in te dienen of door een gemachtigde te doen indienen van hoeveelheden en de inkoopsprijzen volgens de boeken der djeloetoeng door exploitatie van zijne concessie gedurende het afgeloopen kwartaal verkregen, onverminderd de bevoegdheid van den plaatselijken of den gewestelijken bestuurder om zich door inzage van de boeken van de juistheid dier opgaven of van de hoegrootheid en de inkoopsprijs van het gewonnen product te vergewissen. (4). De cijns en de eventueel verschuldigde boeten moeten worden betaald binnen een maand, nadat het door het Hoofd van gewestelijk bestuur in verband met de ingediende opgaven en eventueel verkregen nadere inlichtingen vastgesteld bedrag daarvan aan den beheerder der exploitatie is opgegeven, bij nietvoldoening aan welk beding de concessionarisse bij gerechtelijke akte tot betaling gesommeerd zal worden, met dezelfde rechtsgevolgen als bij de tweede alinea van dit artikel omschreven. (5). Bijaldien de concessionarisse vrijwillig afstand doet van hare concessie, zal zij niettemin verplicht zijn het recht over het volle loopende jaar en den cijns over het loopende kwartaal te voldoen. (6). Het voor de berekening van het bedrag van den cijns vastgesteld cijfer van zes procent van de waarde van het verkregen product zal slechts gelden voor de eerste vijf jaren van den duur der concessie, met dien verstande echter, dat die termijn telkens voor een gelijk tijdvak wordt verlengd, tenzij de gedurende het tweede, derde en vierde jaar van den loopenden termijn door de concessionarisse gemaakte bruto-winst hetzij minder dan 5 (vijf), hetzij meer dan 10 (tien) percent van het bedrijfskapitaal bedraagt. (7). In die gevallen kan de belanghebbende partij, mits haren wensch daartoe uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van den loopenden termijn aan de andere partij te kennen gevend, vorderen in het eerste geval vermindering en in het andere geval vermeerdering van het in de vorige alinea bedoelde cijfer, behoudens een minimum van 3 en een maximum van 10%, zullende de hoegrootheid van het bedrag dier vermindering of vermeerdering, bij gemis aan overeenstemming tusschen partijen, op de bij het eerste lid van artikel 15 aangegeven wijze door drie scheidslieden worden vastgesteld. Artikel 7. (1). De concessionarisse verbindt zich aan de door haar gebezigde Inlandsche verzamelaars, voor zoover die tot haar in geen andere dienstbetrekking staan dan die, welke voortvloeit uit eene overeenkomst tot inzameling en verkoop van het product, voor de door dezen ten verkoop aangeboden djeloetoeng, mits van de gewone qualiteit en met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel berekenden minimum prijs te betalen. (2). De minimum-prijs, in het vorig lid van dit artikel bedoeld, wordt telken jare in de maand Januari door drie scheidslieden vastgesteld. (3). Ten aanzien van de aanwijzing van deze 3 scheidslieden en van hunne beslissingen geldt het bepaalde in artikel 15. (4). De minimum-prijs zal gelden voor een vol jaar, gerekend van af 1 Februari van elk jaar. (5). Bij niet-voldoening aan het bepaalde bij het eerste lid van dit artikel, ter uitsluitende beoordeeling van het Hoofd van gewestelijk bestuur, zal de concessie zonder rechterlijke tusschenkomst, bij aanzegging bij deurwaardersexploit aan de concessionarisse, kunnen worden vervallen verklaard. Artikel 8. De concessionarisse zal geen belemmering mogen brengen in het toezicht, dat het Gouvernement zich voorbehoudt door zijne ambtenaren op de onderneming te doen uitoefenen en zal aan dezen te allen tijde vrijen toegang tot het concessie-terrein en de in alinea 3 van artikel 1 bedoelde fabrieken verleenen. Artikel 9. De concessionarisse zal op het concessie-terrein al zoodanige gebouwen of inrichtingen mogen plaatsen of aanbrengen, wegen, railbanen, stapelplaatsen en waterleidingen aanleggen, die zij voor hare onderneming nuttig of noodig acht, tegen betaling van eene schadevergoeding aan de rechthebbenden van de door bedoelde gebouwen, inrichtingen, enz. ingenomen strooken grond, indien daartoe termen bestaan, welke vergoeding, bij geschil daaromtrent, in het hoogste ressort zal worden bepaald door het Hoofd van gewestelijk bestuur. Artikel 10. (1). De door de concessionarisse binnen haar concessieterrein nieuw aan te leggen wegen en bruggen zullen, evenals de bestaande, door haar terrein loopende land- en waterwegen en voetpaden, voor zoover zij naar het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur voor het algemeen verkeer van belang zijn, te allen tijde daarvoor geopend wezen, behalve wanneer en voor zoolang zij, wegens vernieuwing of reparatie of wegens doorweekten bodem ook voor de eigen transportmiddelen van de concessionarisse gesloten zijn. (2). De concessionarisse is gehouden den aanleg door of met vergunning van het Hoofd van gewestelijk bestuur van spoor-, tram-, rij- en karrewegen, voetpaden en electriciteitsgeleidingen, zoomede den aanleg van waterleidingen en draineeringsgrachten of slooten van hooger gelegen gronden over haar concessie-terrein te gedoogen, zonder aanspraak op eenige vergoeding voor het gemis van de djeloetoengboomen voorkomend op de voor die doeleinden benoodigde strooken grond, doch met het recht van vergoeding van de aan gebouwen, werken of wegen en waterleidingen toe te brengen schade, welke vergoeding bij minnelijke schikking tusschen belanghebbenden of, zoo daaromtrent geen overeenstemming kan worden verkregen, door drie scheidslieden zal worden bepaald. Artikel 11. Deze concessie mag noch voor het geheel noch voor een deel van het concessie-terrein noch voor den geheelen noch overigen duur der concessie, noch voor een gedeelte daarvan, aan anderen overgedragen worden, dan met goedkeuring van het Hoofd van gewestelijk bestuur. Artikel 12. (1). De concessionarisse zal steeds in NederlandschIndië behoorlijk vertegenwoordigd zijn. (2). Ter zake dezer concessie kiezen zij en haar vertegenwoordiger of gemachtigde algemeen en onveranderlijk domicilie ten kantore van het Hoofd van bestuur (3). De door de concessionarisse aangestelde beheerder der onderneming wordt tot de uitoefening zijner functiën niet toegelaten dan na verkregen toestemming van het Hoofd van gewestelijk bestuur, dat bevoegd is deze toestemming met eenen opzeggingstermijn van drie maanden te allen tijde in te trekken. Artikel 13. (1). Hoogstens vijf en minstens twee jaren voor het tydstip van expiratie dezer concessie, zal op verlangen van de concessionarisse, door het Hoofd van gewestelijk bestuur in overweging genomen worden of tegen de vernieuwing van deze concessie hetzij op de tegenwoordige, hetzij op gewijzigde voorwaarden al dan niet bezwaren bestaan. (2). Zoo die niet bestaan, zal de tegenwoordige concessionarisse bij voorkeur anderen op die vernieuw- de concessie op de dan gestelde voorwaarden aanspraak hebben. Artikel 14. (1). Bij expiratie van deze concessie zullen, indien zij niet wordt vernieuwd, alle gebouwen en inrichtingen door de concessionarisse opgetrokken, binnen een jaar door haar verwijderd worden. Het Gouvernement van Nederlandsch-Indië heeft echter het recht, mits voor het tijdstip van expiratie der concessie de concessionarisse daarvan kennisgevend, die gebouwen en inrichtingen desverkiezende van de concessionarisse over te nemen tegen onderling overeen te komen prijs. (2). Kunnen partijen het daarover niet eens worden, dan zullen die gebouwen en inrichtingen getaxeerd worden door drie scheidslieden. (3). De rechten, die de concessionarisse op die gebouwen en inrichtingen kan doen gelden, vervallen door het verloopen van een jaar, nadat bij expiratie der concessie het Gouvernement van Nederlandsch-Indië zal hebben verklaard, niet tot overneming genegen te zijn. (4). De voorschriften van de vorige drie alinea's van dit artikel zijn ook van toepassing, indien de concessie overeenkomstig de bepalingen van artikelen 1, (alinea 7), 5 (alinea 1) en 7 (alinea 5) wordt vervallen verklaard of ingevolge die van artikel 6 van rechtswege komt te vervallen, en eveneens indien zij op verzoek van de concessionarisse wordt ingetrokken. Artikel 15. (1). De geschillen, die naar aanleiding van deze concessie mochten ontstaan, zullen voor zoover niet anders bepaald, worden onderworpen aan de beslissing van drie scheidslieden waarvan een aan te wijzen door het Hoofd van gewestelijk bestuur, een aan te wijzen door de concessionarisse, terwijl deze beide scheidslieden zich een derde toevoegen. (2). Overigens geldt ten aanzien van de aanwijzing van die scheidslieden het voorschrift van artikel 619 van het Reglement op de burgerlijke rechtsvordering. (3). De scheidslieden zullen bij meerderheid van stemmen beslissen en hunne uitspraak zal niet aan hooger beroep onderworpen zijn. (4). Zij bepalen tevens wie der belanghebbenden de kosten der arbitrage of welk aandeel ieder van dezen zal dragen. Als deze plannen tot uitvoering komen, wat zullen dan de gevolgen zijn? Ter beantwoording van deze vraag is het noodig op de bestaande orde van zaken het licht te laten vallen. Volgens een besluit van den Resident der Zuideren Oosterafdeeling van Borneo van 24 Augustus 1908, te vinden in de Javasche Courant van 29 Sept. 1908 no. 78, is het verboden djeloetoeng- of pantoengboomen, die in het wild groeien, te vellen, te bekappen, van de schors te ontdoen of op andere wijze te vernielen of te beschadigen dan wel het melksap dier boomen te verzamelen anders dan met schriftelijke vergunning van het Hoofd van plaatselijk bestuur, binnen wiens gebied de boomen groeien. Deze vergunning wordt kosteloos gegeven voor een bepaalden tijd, die ten hoogste drie jaren mag bedragen. Het recht tot winning van melksap, dat door deze vergunning verleend wordt, is onderworpen aan de voorwaarden, dat de boomen over niet meer dan een derde van den stamomtrek van schors worden ontdaan en dat de bewerking van een boom, waarvan de schors reeds over een derde gedeelte van den stainomtrek is verwijderd, gestaakt wordt totdat de schors weder geheel is bijgegroeid. Op overtreding van deze voorwaarde is straf bedreigd. De Inlanders, die een vergunning krijgen, gaan er in het bosch op uit om de boomen, waarvoor die vergunning geldt, te tappen. De djeloetoengkeur wil, dat zij dat werk zorgvuldig doen. Maar de natuur gaat boven de leer. Niet zelden moet het .tappen geschieden, terwijl de man tot aan de heupen in het water staat. Daarbij is voor hem geen gelegenheid om naaide moerassige oerwouden veel levensmiddelen meê te nemen en is het bewerken van een machtigen djeloetoengboom een zware en ongezonde karwei. Het is een eisch van het werk dat de tapper in den kortst mogelijken tijd zooveel mogelijk product verzamelt. Niet alleen zijn ingeboren zorgeloosheid, ook goede redenen brengen mede, dat het bewerken der djeloetoengboomen door hem met een ruwe hand plaats vindt en de keur en den boei ten spijt menige boom daarvan het offer wordt. Aan Landbouw is dit laatste natuurlijk een doorn in het oog. Het voelt voor eene concessie juist daarom zooveel omdat het in eene concessie het middel ziet om de djeloetoengboomen te exploiteeren zonder dat ze verloren gaan. De concessionaris moet ze immers volgens de voorwaarden netjes aansnijden tot aan het cambium en tot op ten hoogste een derde van den stamomtrek. Dit doel is met de djeloetoengkeur niet bereikt: met eene concessie hoopt Landbouw het wel te bereiken. Door menschen, die van nabij met de exploitatie van djeloetoengboomen bekend zijn, wordt deze verwachting echter niet gedeeld. Zij denken, dat er onder het beheer van een concessionaris niet veel veranderen zal. Een concessionaris zal voor de inzameling \an djeloetoeng met hetzelfde Inlandsche personeel moeten werken, dat zich nu voor rekening van opkoopers met dien arbeid bezig houdt, en de bepaling van het loon dezer inzamelaars onder hem aan dezelfde eischen onderworpen zijn als thans onder het stelsel van vrijen opkoop.'De massa, die per dag gewonnen wordt, geeft daarbij den doorslag. Wanneer aan den Inlandschen inzamelaar niet meer dan 10 a 20 cents per kilo betaald kan worden, beheerscht deze prijs onder een concessionaris niet mindar dan onder een opkooper de bewerking der boomen. Nu draait alles om de vraag, of een tapper 30 of 40 kilo per dag kan winnen; onder een concessionaris zal deze vraag niet minder de spil zijn, waarom de exploitatie zich beweegt. De Inlandsche tapper heeft deze vraag op zijne manier opgelost, d. i. met opoffering van de boomen, en voorshands is deze manier nog de eenig mogelijke. Djeloetoengboomen zóó te tappen, dat de geit en de kool beiden gespaard worden, d. w. z. zóó, dat zij geen schade lijden en den tapper tegelijkertijd een genoegzaam loonend bedrijf opleveren, is een technisch probleem, waarvan de mogelijkheid nog alles behalve vaststaat. Het wacht nog steeds op zijne oplossing. Wel heeft men zich in Borneo van bestuurswege aan pogingen in die richting gewaagd: men heeft daar onverrichterzake weêr van afgezien, toen men bemerkte, dat men het met de gewenschte zorgvuldige werkwijs niet verder kon brengen dan een oogst van 5 a 6 kilo djeloetoeng per dag, veel te weinig om het werk loonend te maken. Landbouw schijnt echter zijn hoop gevestigd te hebben op Serawak. In Serawak, zegt het, tapt men wel de djeloetoengboomen zonder ze dood te maken: bij ons kan het dus ook. De practici van het vak vinden dit eene gewaagde bewering, die zij niet voor hunne rekening durven te nemen. Wie is er, die zeggen kan wat in de bosschen van Serawak gebeurt? In elk geval schijnt deze bewering betreffende Serawak niet op waarneming te berusten, want dan zou niets eenvoudiger geweest zijn dan zich de Serawaksche werkwijs eigen te maken en die over te brengen op Ned. Indisch gebied. Voor zoover bekend beperken de bemoeienissen van Landbouw met dit probleem zich tot een vluchtige kunstreis van personeel van dat Departement langs de kuststreken van Nederlandsch Borneo met vermijding van de oerwouden. De maatregelen, die met betrekking tot djeloetoeng van regeeringswege tot nog toe genomen zijn, maken den indruk, dat men wat de Engelschen noemen, „has started too early", dat men op zijn wenschen is vooruitgelopen. Met de djeloetoengkeur heeft men niet kunnen bereiken, dat de boomen werden behouden, alleen dat een aantal inlanders een kortstondig verblijf in den boei hebben gevonden. Dit is iets, waar men zich desnoods met een soedah van af kan maken. De zaak staat er evenwel ernstiger voor, wanneer men op hoop van zegen een bezwarende en langdurige overeenkomst met een concessionaris gaat aanbinden. De toekomst, waar men met eene uitgifte in langdurige concessie van djeloetoengboomen heen kan gaan, laat een even goedkoope likwidatie misschien niet toe. Het optimisme, waarmede men nu in een concessionaris de zaligheid ziet, kan wel eens in zorg verkeeren. Het zal dan vermoedelijk te laat zijn van de aangegane relatie zonder kleerscheuren weder af te komen. De concessievoorwaarden geven de Regeering ongetwijfeld de bevoegdheid de concessie in te trekken, wanneer bij den concessionaris de boomen ook dood- getapt worden. Maar zou zulk een maatregel ook gerechtvaardigd zijn? Men legt den concessionaris de verplichting op een fabriek te bouwen, men dwingt hem daardoor zelfs tegen heug en meug gebruik te maken van ;zijn recht van voorkeur op verwerving in erfpacht van gronden, die binnen zijn concessie-terrein liggen, wanneer die gronden door anderen mochten aangevraagd worden. Indien men daarna de bepaling betreffende de intrekking der concessie op hem wilde toepassen, zou men zich bloot stellen aan het verwijt zijnerzijds: gij hebt mij verplichtingen met betrekking tot het tappen opgelegd, terwijl het U niet onbekend moest zijn, dat die verplichtingen niet voor praktische uitvoering vatbaar waren, en mij dus desbewust een strop om den hals gehaald: het strijdt met recht, billijkheid en goede zeden om dien strop nu aan te halen. Wie zou een concessionaris met zulk een beklag ongelijk kunnen geven? Het zou wel gemakkelijk zijn zich van hem af te maken met het bescheid, dat hij vooraf geweten heeft, welke verplichtingen hij op zich nam. Maar daarmede zou men zijne zaak slechts verslimmeren. Tegenover de wetenschap der contractueele verplichtingen van den concessionaris staat dezelfde wetenschap van de Regeering en een beroep van haar op die wetenschap zou insluiten de erkenning, dat harerzijds onuitvoerbare verplichtingen van hem geëischt waren. Voor de Regeering schijnt in dat geval geen ander aannemelijk standpunt over te blijven dan de erkenning, dat men zich over en weêr in de concessievoorwaarden vergist had, en zij zou fatsoenshalve dan wel in den zak moeten tasten om den concessionaris schadeloos te stellen. Een voorzichtig beleid schijnt mede te brengen, dat men zich niet laat verblinden door den glans van een vast recht van 5 cents per hektare over millioenen hektaren, van een cijns van 6 % der djeloetoengwaarde en van een djeloetoeng-fabriek in het verschiet. Een voorzichtig beleid schijnt verder te vorderen, dat men de lasten der concessie niet iicht telt. Er wordt in de concessievoorwaarden over het nummeren in rood en wit van djeloetoengboomen en over inspecties van „deskundigen" gesproken alsof die boomen in het Haagsche Bosch in plaats van in het oerwoud van Borneo stonden en men over deskundig personeel voor een ernstig toezicht naar welgevallen beschikken kon. Bij wien rijst bij het lezen van al dit fraais niet de gedachte, dat Regeering en concessionaris trachten elkander over en weêr illusies voor goede munt te doen aannemen in plaats van ernstige zaken op het oog te hebben? Wil, zooals natuurlijk is, de Regeering het laatste, dan schijnt zij de zaak anders te moeten aanpakken. Het is dan voor haar in de eerste plaats van belang zich te vergewissen, of de concessionaris kan voldoen aan de voorwaarde betreffende het bewerken der boomen. De weg is dan eene concessie afhankelijk te stellen van de uitkomst van een proefjaar en op de zaak eerst in te gaan, wanneer zij zoodoende de zekerheid verkregen heeft, dat de concessionaris bij machte is de concessievoorwaarden en zij harerzijds bij machte hare lasten behoorlijk na te komen. Wanneer in aanmerking wordt genomen, dat de wouden, waarin djeloetoengboomen voorkomen, steeds in moerassig terrein gelegen zijn en slechts Inlanders, die van hun jeugd af aan het werk in die bosschen gewend zijn, zich daarin kunnen ophouden - en dan nog met tusschenpoozen - zal niemand een jaar tijds voor een afdoende proef te veel achten. Door rauwelijks op de zaak in te gaan voordat zij de zekerheid had verkregen, dat er iets reëels in gelegen is, zou de Regeering de kans loopen een lichtvaardig spel te spelen met de belangen, die zij tot nu toe gelegenheid heeft gelaten zich bij djeloetoeng te ontwikkelen. Het bedrijf der opkoopers en exporteurs wordt ineens gefnuikt, wanneer er een concessie verleend wordt. Men kan zich daarbij neerleggen, indien de concessie werkelijk verbetering in den toestand brengt, maar men mag het afbreken van belangen, die zich onder de auspiciën der Regeering met moeite en beleid hebben opgebouwd, als wispelturig en ongerechtvaardigd veroordeelen, indien de concessie de bewerking der boomen bij het oude laat. Is het de Regeering te doen om uit de djeloetoeng meer inkomsten te trekken, zoo kan zij dit doel ook zonder concessie bereiken door middel van het uitvoerrecht. Het belang voor de Regeering om geen concessie uit te geven voordat zij zeker van hare zaak is, klemt te meer omdat de bepaling in de concessievoorwaarden betreffende de oprichting eener fabriek tot bereiding van djeloetoeng in zich de kiem bevat tot samenbrenging van alle djeloetoeng opbrengende terreinen in ééne hand. Een houder van een gedeelte dezer terreinen die eene of meer fabrieken heeft bekostigd en alleen afgewerkt product mag uitvoeren, wordt op de wereldmarkt daardoor gehandicapt, wanneer anderen vrij zijn die markt van ruwe djeloetoeng te blijven voorzien. De beperking van de vrijheid van den concessionaris in dit opzicht kan moeilijk als het laatste woord worden beschouwd doch moet de eerste stap worden geacht op den weg naar monopolisatie van alle djeloetoeng in Nederlandsch-Indië in handen van één belanghebbende- Als alles naar wensch gaat, zal het eind zijn, dat de markt voor ruwe djeloetoeng verdwijnt. Maar delft dan de Regeering niet het graf der djeloetoeng voor het geval eene concessie niet aan de verwachtingen beantwoordt en ingetrokken moet worden? Waar zal de bevolking dan nog afzet voor dit product kunnen vinden? In 1910 heeft de inzameling van djeloetoeng onder de bevolking der Zuider- en Wester Afdeeling van Borneo alleen 4 a 5 millioen gulden gebracht, een belang dat wel waard is ontzien te worden. De behandeling dezer zaak verraadt niet alleen om het bovenstaande maar ook door sommige bepalingen der concessievoorwaarden, dat zij den invloed heeft ondervonden eener zucht tot overhaasting. Ik heb hier in de eerste plaats de voorwaarde op het oog, dat de concessionaris geen ruwe, onbereide djeloetoeng mag uitvoeren of aan de markt brengen van het oogenblik dat hij de concessie aanvaardt. Dit verbod geldt dus ook voor den tijd, gedurende welken hij nog geene fabriek in werking heeft, waartoe hij eerst na 2 jaren verplicht is. In den tijd, die tusschen de aanvaarding der concessie en de inwerkingbrenging der eerste fabriek verloopt, zal het bedrijf daardoor grootendeels tot stilstand gedwongen zijn, want de concessionaris heeft geen belang om groote voorraden ter latere verwerking op te slaan. Maar daardoor wordt het bedrijf der inzamelaars voor een korteren of langeren tijd getroffen. De vrijheid tot uitvoer of verkoop van ruwe djeloetoeng zou een concessionaris die het rijk alleen heeft, gelegenheid laten de buitenlandsche markt te manipuleeren. Dit bezwaar weegt echter voor Nederlandsch-Indië minder dan het eerste. Heeft men tusschen deze twee bezwaren te kiezen, zoo schijnt de keus te moeten vallen op eene regeling, waarbij de bevolking heb minst nadeel lijdt, en men den vrijen uitvoer vóór de inwerkingbrenging eener fabriek moet toelaten. In de tweede plaats mag de aandacht worden geschonken aan de bepaling der concessievoorwaarden, dat het loon der door den concessionaris gebezigde Inlandsche verzamelaars jaarlijks door scheidslieden wordt vastgesteld. De toepassing dezer bepaling is volgens de bewoordingen der concessievoorwaarden echter beperkt tot de verzamelaars, die tot den concessionaris in geen andere dienstbetrekking staan dan die, welke voortvloeit uit eene overeenkomst tot inzameling en verkoop van het product. Dit wil zeggen, dat, zoo een verzamelaar tot den concessionaris nog in eene andere dienstbetrekking staat, de bepaling van het loon door scheidslieden niet verplicht is. De goede bedoeling der Regeering zou hier door den concessionaris gemakkelijk ontdoken kunnen worden door eenvoudig Inlanders in dienst te nemen voor alle werk, zoowel voor het tappen als voor de fabriek en het overige bedrijf zonder onderscheid. Wil de Regeering zekerheid, dat zij haar doel bereikt, dan schijnt het aangewezen middel de bepaling, dat de dienstovereenkomsten met de verzamelaars geene andere dienstbetrekking mogen inhouden en geregistreerd moeten worden. De bepaling betreffende de vaststelling van het loon door scheidslieden kan dan eerst ten volle gevolg hebben. Het is een gewichtige stap, dien Landbouw wenscht te doen. Het gaat om de beschikking over twee concessies in Borneo, groot de eene twee en half millioen en de ander zes honderd duizend hektaren, en over twee concessies, elk groot 250.000 hektaren in Sumatra. De stap kan gemakkelijk een misstap worden, concessie te verkrijgen en het schijnt, dat zij bij het Departement van Landbouw daarvoor de vereischte medewerking vinden. De voorwaarden, waarop dit Departement eene concessie zou willen verleenen, luiden als volgt: Artikel 1. (1). Deze concessie, officieel aangeduid met den naam van wordt verleend voor den tijd van dertig achtereenvolgende jaren, ingaande met den dag waarop zij overeenkomstig het bepaalde bij artikel 3 van bovenvermeld besluit zal zijn aanvaard. (2). De concessionarisse zal zes jaren na aanvaarding der concessie alle op het concessie-terrein voorkomende djeloetoengboomen in exploitatie genomen moeten hebben, in dier voege, dat na een jaar een tiende gedeelte der aanwezige boomen in exploitatie zal zijn, na twee jaren een vijfde gedeelte, en vervolgens elk volgend jaar een vijfde gedeelte meer. (3). Uiterlijk binnen twee jaren na de aanvaarding dezer concessie zullen op Nederlandsch-Indisch grondgebied in werking moeten zijn gebracht een of meer fabrieken van voldoende capaciteit voor de bereiding van alle djeloetoeng door de concessionarisse uit het concessie-terrein verkregen, tot een gezuiverd product, minstens zestig procent zuivere caoutchouc inhoudend. (4). Het is aan de concessionarisse niet vergund uit te voeren uit, of aan de markt te brengen binnen Nederlandsch-Indië ongezuiverde djeloetoeng of een gezuiverd product van geringer caoutchoucgehalte dan zestig procent. (5). De concessionarisse zal de djeloetoengboomen op het concessie-terrein voorkomende, registreeren, in dier voege dat de in exploitatie genomen boomen op duidelijke wijze van een doorloopend nummer worden voorzien; bij die, welke vóór de aanvaarding der concessie reeds door de bevolking in bewerking waren genomen, wordt dit nummer in rood, bij de andere boomen in wit aangebracht. Van de gedurende elk kwartaal in exploitatie genomen boomen wordt door haar, onder bekendstelling der nummers dier boomen, met eene onderscheiding in wit en rood genummerd, voor het einde van elk volgend kwartaal eene schriftelijke opgave ingezonden aan het Hoofd van plaatselijk bestuur. (6). Voor eiken tengevolge der exploitatie gestorven djeloetoengboom, ter uitsluitende beoordeeling van een door het Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen deskundige, betaalt de concessionarisse eene boete van ƒ 10. — , met dien verstande evenwel, dat gedurende de eerste vijf jaren van den termijn, waarvoor de concessie is verleend, voor het afsterven der van een rood nummer voorziene boomen geen boete kan worden gevorderd. (7). Bij niet-voldoening aan het bepaalde bij het tweede, derde en vijfde lid, bij overtreding van het verbod in het vierde lid, of indien het tengevolge der exploitatie gestorven aantal djeloetoengboomen gedurende de eerste vijf jaren van den concessie-termijn, de in rood genummerde boomen niet meerekenende, tien procent of meer bedraagt van het geheele aantal in exploitatie genomen djeloetoengboomen, alles ter uitsluitende beoordeeling van het HooJi van gewestelijk bestuur, zal de concessie, onverminderd de betaling der ingevolge het vorig lid van dit artikel verschuldigde boeten, zonder rechterlijke tusschenkomst, bij aanzegging bij deurwaardersexploit aan de concessionarisse, kunnen worden vervallen verklaard. ten nadeele van de belangen der bevolking en van het aanzien der Regeering. Ook in het Fransche Congogebied is tot exploitatie van de hulpbronnen des lands het stelsel .van groote landconcessies ingevoerd met fraaie concessievoorwaarden maar met bedroevende uitkomsten. Daar is het tot nog toe meer de staat dan het land dat door concessionarissen geëxploiteerd is geworden. In één geval hebben de landconcessies daar reeds geleid tot een belangrijk geldelijk offer van den staat in den vorm eener schadevergoeding. Het is te hopen, dat de Regeering bij ons zich tijdig daaraan spiegelt en de onder handen zijnde zaken terdege van alle kanten bezie voordat zij een besluit neemt om dien weg in te slaan. H. s' Jacob.