143^ HANDLEIDING VOOR DEN OIEHST DER IN- EN UITVOERRECHTEN IN NEDERLANDSCIHNDIE; mei tariefwet, tariefordonnantie en ordonnantie op de heffing en verzekering van genoemde rechten. D 42 BATAVIA RUYGROK & Co., 1911. yW' HANDLEIDING VOOR DEN DIENST DER IN- EN UITVOERRECHTEN IN NEDERLANDSCIHNDIE; met tariefwet, tariefordonnantie en ordonnantie op de heffing en verzekering /an genoemde rechten. BATAVIA RUYQROK & Co., 1911. INHOUDSOPGAVE. INLEIDING. bladz. § 1 Karakter der douane-belastingen 1 § 2 Fiscale en beschermende invoerrechten 2 § 3 Uitvoerrechten 3 § 4 Waarderechten en specifieke rechten 4 HOOFDSTUK I. In- en uitvoerrechten in Nederlandsch-Indië 5 § 1 Tariefwet en tariefordonnantie 5 § 2 Tolgebied 6 § 3 Invoerrechten 6 § 4 Specifieke rechten 8 § 5 Waarderechten 12 § 6 Absolute vrijdom van invoerrechten 13 § 7 Relatieve vrijdom van invoerrechten 15 § 8 Verboden invoer. Invoer onder beperkende voorwaarden. 17 § 9 Uitvoerrechten 21 § 10 Vrijdom van uitvoerrechten 23 § 11 Verboden uitvoer. Uitvoer onder beperkende voorwaarden 24 HOOFDSTUK II. Zekerstelling van de heffing der in- en uitvoerrechten . . 25 § 1 Havens voor in- en uitvoer geopend en douanekantoren . 26 § 2 Verzekering van de aanbrengst bij de tolkantoren der goederen aangevoerd van buiten het tolgebied ... 32 A. De algemeene aangifte 32 B. Aanzuivering der algemeene aangifte 33 C. Regelen in acht te nemen bij lossing en vervoer ter reede 35 § 3 Verzekering van de betaling, door importeurs van goederen, van de verschuldigde rechten 37 A. Aanbreng der goederen aan den wal (opslag) . . 37 B. Wegvoering uit de opslaglokalen (uitslag) ... 38 I. Wegvoering uit de opslaglokalen onder vigueur van het Regl. Lt. A. en de daarvoor noodige aangifte tot opslag in entrepot, tot invoer ten verbruik of tot doorvoer of vervoer 39 II. Wegvoering uit de opslaglokalen op plaatsen, waar het Regl. Lt. B. geldt. Aangifte tot invoer ... 44 § 4 Verzekering van de betaling van verschuldigde uitvoerrechten 45 A. Verplichte dekking van vervoer en inlading der goederen door een pas 45 B. Formaliteiten ter verkrijging van den pas . . . 46 C. Dekking van vervoer en inlading van rechtvrije goederen 48 § 5 Behandeling van niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen 48 § 6 Formaliteiten bij aankomst van schepen van binnen het tolgebied 49 § 7 Vertrek van handelsvaartuigen 53 HOOFDSTUK III. Taak en bevoegdheden van de douane-ambtenaren, in het bizonder de heffing der rechten 54 § 1 De ambtenaren van den actieven dienst 54 § 2 De ambtenaren van den administratieven dienst ... 55 § 3 Leiding van den plaatselijken dienst....... 57 § 4 Bevoegdheden der ambtenaren 58 § 5 Werktijd der ambtenaren 61 § 6 Op te maken stukken 62 § 7 De heffing der rechten 63 A. Rechtenheffing onder vigueur van het Regl. Lt. A: de eigen aangifte; regelen daarbij in acht te nemen; waarde in entrepot; berekening van het recht . . 63 B. Rechtenheffing onder vigueur van het Regl. Lt. B: de ambtelijke opneming; regelen daarbij in acht te nemen; berekening van het recht 70 C. Teruggaaf van rechten 73 D. Uitstel der heffing der invoerrechten (entrepots). . 74 § 8 Onbeheerde goederen 79 HOOFDSTUK IV. Sanctie van de bepalingen op de heffing en verzekering der in- en uitvoerrechten 81 § 1 Strafbepalingen 81 § 2 Aangehouden goederen 82 Tekst der Indische tarief wet 85 „ Tariefordonnantie '09 „ Ordonnantie op de heffing en verzekering der douanerechten INLEIDING § 1. Karakter der douane-belastingen. In- en uitvoerrechten zijn een belasting door den staat geheven naar aanleiding van het overschrijden door goederen van de grenzen van zijn gebied, hetzij om in dat gebied te worden ingevoerd, hetzij om uitgevoerd te worden uit dat gebied. Soms wijst de staat slechts een gedeelte van zijn territoir aan als gebied, waar de overschrijding van de grens door goederen aanleiding geeft tot het betalen van recht. Dat gedeelte wordt dan genoemd tolgebied. De redenen tot het aldus uitsluiten van een deel van het gebied van de rechtenheffing is hetzij de weinige beteekenis in dat deel van den handel of de ligging der streken in kwestie, waardoor de middelen tot heffing en verzekering der rechten meer zouden komen te kosten dan de rechten zouden opbrengen, hetzij de wensch om naar een bepaald punt van het territoir den buitenlandschen handel en scheepvaart te lokken door hun absolute vrijstelling van formaliteiten aldaar te verleenen. De belasting wordt aan de grenzen van het tolgebied geïnd van hem, die de goederen invoert of uitvoert. Indien het handelsgoederen zijn, verhaalt intusschen de importeur of exporteur het betaalde of tracht althans het te verhalen op den verbruiker in het binnenland, wat het invoerrecht betreft, of in het buitenland, wat het uitvoerrecht aangaat. Wat de uitvoerrechten echter betreft, gelukt dit verhalen lang niet altijd. Worden de goederen rechtstreeks door den verbruiker in- of uitgevoerd, dan drukt het betaalde recht onmiddellijk op den verbruiker. De belasting is, wanneer zij rechtstreeks of door verhaal aldus wordt betaald door den verbruiker, eene belasting op de vertering. Het samenstel der op een gegeven oogenblik in een bepaald land op de overschrijding der grenzen door goederen rustende rechten van in- en uitvoer vormt een douane-tarief. Die rechten worden vastgesteld op de wijze als de wetgeving van iederen staat medebrengt: in Nederl. Indië door de wet: artikel 129 van het Regeerings Reglement. De bij de wet vastgestelde tarieven vinden echter vaak hun grondslag in overeenkomsten door den staat met andere staten aangegaan. Zoo kan men b.v., wat het douane-tarief van Nederl. Indië betreft, wijzen op het verdrag door Nederland op 31 December 1851 gesloten met Pruisen en de verdere staten van het duitsche tolverbond. Het geheel van verdragen, wetten en daaruit voortvloeiende regelingen op de douane betrekking hebbende, vormt het douanestelsel van een bepaalden staat, hetwelk ook soms medebrengt verbodsbepalingen omtrent den in- en uitvoer van sommige goederen. § 2. Fiskale en beschermende tarieven van invoerrechten. Het recht geheven bij den invoer van goederen verhoogt noodzakelijk den prijs der ingevoerde goederen en kan dientengevolge, indien het hoog genoeg is, den voortbrenger van dergelijke goederen in het land van invoer in staat stellen die goederen duurder te verkoopen, dan hij anders zou kunnen. Zoo vormen de invoerrechten, indien zij zekere hoogte bereiken, zekere bescherming voor de nationale voortbrenging. Men onderscheidt, wat die invoerrechten betreft, dus fiscale tarieven en beschermende tarieven. Fiscale tarieven zijn tarieven, welke alleen zijn ingesteld met het doel geld in de schatkist te brengen. Beschermende tarieven zijn die, welke door hun hoogte de bedoeling hebben vreemde goederen zoodanige prijsverhooging te doen ondergaan, dat zij onverkoopbaar worden of dat althans de goederen van het land daardoor evenzeer tegen veel hoogeren prijs kunnen worden verkocht en aldus op de markt kunnen concurreeren met de vreemde artikelen. Nederland is met Engeland en België een der weinige landen, waar de tarieven louter een fiscaal karakter hebben. Ook de Nederlandsch-Indische tarieven zijn louter fiscale tarieven. De omstandigheid, dat zoovele landen protectionistische tarieven hebben, die in meerdere of mindere mate de buitenlandsche nijverheid benadeelen, heeft er toe geleid dat sommige mogendheden, zelf een protectionistische politiek volgende, tevens zich van een wapen voorzagen om zich te vrijwaren tegen al te nadeelige douanewetten van andere mogendheden. Zoodanig wapen is het dubbel tarief. De staat, die zoodanig dubbel tarief, een maximum en een minimum tarief, een gewoon en een begunstigingstarief er op na houdt, past dan — geheel of gedeeltelijk — het minimum tarief toe op de producten van die vreemde mogendheden, welke de producten zijner nijverheid de gunstigst mogelijke behandeling schenken en het maximum tarief — in zijn geheel — op die mogendheden, welke hem ten deze niet genoeg ter wille zijn. Men spreekt dan van differentieele tarieven. Soms hebben de tarieven — met name koloniale tarieven — de strekking bescherming uit te oefenen in omgekeerden zin, namelijk ten behoeve van de producten van een bepaald land — het moederland —, de producten van welk land dan bij den invoer een lager recht betalen dan de producten van andere landen, of ten behoeve van de scheepvaart van een land — het moederland —door lagere invoerrechten te vragen van goederen met nationale schepen aangevoerd of aangevoerd van nationale havens, dan wel lagere uitvoerrechten te vragen van goederen met nationale schepen verzonden of naar nationale havens bestemd. Ook dan spreekt men van differentieele tarieven. Tarieven als laatstbedoelde heeft men in Nederl.Indië gekend vóór 1874. Zij beschermden de goederen van Nederlandschen oorsprong en de Nederlandsche scheepvaart. § 3. Uitvoerrechten. De uitvoer is over het algemeen in de verschillende moderne staten niet aan rechten onderhevig. De heffing van uitvoerrecht wordt onoeconomisch geacht, omdat zij de nijverheid van het land, dat de rechten heft, in een minder gunstigen toestand brengt tegenover de nijverheid in het buitenland. Immers, de exporteur zal de rechten betalend, deze niet altijd kunnen terugverhalen op den gebruiker, indien namelijk zoodoende zijne producten duurder zouden worden dan de producten van buitenlandsche producenten. En zoo zal de nijverheid van liet uitvoerrechten heffende land minder goedkoop hare producten leveren kunnen dan de buitenlandsche nijverheid. Men laat hier natuurlijk buiten beschouwing het geval — maar dat is een groote uitzondering — dat een bepaald land het monopolie heeft van een bepaald artikel, als wanneer de prijverhooging wèl steeds verhaald zal kunnen worden. Alleen zal die verhooging dan somwijlen het debiet beperken. Ook in Nederl.-Indië is, zooals wij nader zullen zien, de heffing van uitvoerrechten uitzondering. § 4. Waarderechten en specifieke rechten. De vechten, welke bij den invoer of uitvoer van goederen worden geheven, worden overigens nog onderscheiden in rechten geheven naar de waarde der goederen, rechten ad valorem, en rechten geheven naar het gewicht, den kubieken inhoud, de maat, het aantal eenheden, specifieke rechten. Bij de specifieke rechten is de taak van de douane het gemakkelijkst. Zij heeft slechts op te nemen cijfers, welke dadelijk waarneembaar zijn en welke met het bedrag van het recht worden vermenigvuldigd. Tegen specifieke rechten bestaat echter het bezwaar dat daarbij de grovere soorten, welke met de fijnere of meer kostbare op één lijn worden gesteld, onevenredig hoog worden belast, terwijl zoodanige rechten geen rekening houden met de vermeerdering of vermindering, die de waarde van eenig artikei in den loop der tijden kan ondergaan. Zijn de te heffen rechten aangegeven als rechten ad valorem, dan heeft de douane zich rekenschap te geven van de waarde van het in- of uitgevoerd goed. Hoe de douane in Nederl.-Indië dit heeft te doen, zal hieronder nader worden uiteengezet. Het berekenen van die waarde van goederen brengt vaak zeer veel moeilijkheid met zich, en daarom wordt in Indië voor tal van goederen om de drie maanden door den Directeur van Financiën een prijscourant vastgesteld, waarin de waarde van de goederen voor de berekening van het recht wordt vastgelegd. HOOFDSTUK I. IN- EN UITVOERRECHTEN IN NEDERL.-INDIË. § 1. Tariefwet en tariefordonnantie. „De tarieven van in-, uit- en doorvoer", zegt artikel 129 van het Regeerings Reglement, „worden vastgesteld door de wet." Die wet is thans die van 17 November 1872, Ind. Staatsblad 1873 no. 35, gewijzigd en aangevuld bij acht andere wetten en opnieuw afgekondigd in Ind. Staatsblad 1910 no. 79. <■—-De tariefwet houdt in artikel 1 allereerst eene opsomming in van de gedeelten van Nederlandsch-lndië, voor welke zij al dadelijk — in 1874 — kwam te gelden. Bij artikelen 7 en 8 der wet is echter de Gouverneur-Generaal bevoegd verklaard om in gedeelten van Nederl.-Indië, niet opgenoemd in artikel 1 der wet, in- en uitvoerrechten vanwege het Nederl. Indisch Gouvernement te doen heffen, onder voorbehoud alleen dat geen afbreuk mag worden gedaan aan het beginsel, dat de heffing plaats heeft met uitsluiting van alle differentieele in- en uitvoerrechten. En nu heeft de Gouverneur-Generaal achtereenvolgens voor verschillende gewesten en gedeelten van gewesten der Buitenbezittingen van die hem verleende bevoegdheid gebruik gemaakt en heeft bepaald dat in die gewesten en gedeelten van gewesten in-en uitvoerrechten zullen worden geheven volgens de tarieven en bepalingen der voormelde w_e.t, behoudens enkele bizondere bepalingen ten aanzien van den invoer van zout in de residentie Oostkust van Sumatra en in de onderafdeeling Tamiang van het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden; ten aanzien van den uitvoer uit het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden van huiden en vogelnestjes; ten aanzien van den invoer in de gewesten Ternate en Onderhoorigheden, Timoren Onderhoorigheden, Bali en Lombok, Menado en Celebes en Onderhoorigheden van gedistilleerd; en eindelijk ten aanzien van de heffing van uitvoerrechten van boschproducten. Een en ander is alles laatstelijk nog eens uitdrukkelijk geregeld bij de ordonnantie van 7 December 1910, Stb. No. 628 (hier verder vermeld als de „tariefordonnantie") juncto de ordonnantie van 18 April 1911, Stb. No. 289, zoodat op het oogenblik in- en uitvoerrechten op den grondslag van de „Indische tariefwet" vanwege het Nederl.-Indisch bestuur worden geheven in geheel Nederlandsch-Indië met uitzondering alleen van het eiland Wè (Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden), de kust van het landschap Siak (Oostkust van Sumatra) van af de grens van het landschap Bangka tot de Soengei Lakar alsmede de voor die kuststrook gelegen eilanden, behoorende de Siakrivier echter tot het gebied, waar rechten worden geheven, de eilanden der residentie Riouw en Onderhoorigheden en de assistent-residentie Zuid-Nieuw-Guinea. Zie art. 2 der tariefordonnantie. De voornaamste in het vrijgebied gelegen havens zijn: Sabang, Bengkalis, Tandjong Pinang en Merauke. § 2. Tolgebied. De gezamenlijke gedeelten van Nederl. Indië, waar vanwege het Nederl. Indisch bestuur in- en uitvoerrechten worden geheven, worden aangeduid met de uitdrukking „tolgebied". Zie art. 1 der tarief-ordonnantie. Voorop moge gesteld worden dat de Indische tariefwet geen verschil maakt tusschen de plaatsen van herkomst der goederen voor wat betreft de invoerrechten, en geen verschil tusschen de plaatsen van bestemming, voor wat betreft de uitvoerrechten. Evenmin maakt zij ten deze onderscheid voor wat betreft de vlag, waaronder de goederen worden aan- of uitgevoerd. M. a. w. de Indische tariefwet kent geen differentieele tarieven. § 3. Invoerrechten. Alle goederen, zegt verder artikel 1 der tariefwet, welke ten verbruik worden ingevoerd en die niet uitdrukkelijk zijn vrijgesteld, zijn onderworpen aan een invoerrecht. De goederen moeten dus ten verbruik worden ingevoerd, d.w.z. zij moeten niet bestemd zijn om zonder dat er verder eenig gebruik van gemaakt is, weder uit het tolgebied naar andere landen te worden uitgevoerd. Dit laatste noemt men doorvoer. Goederen, welke b. v. te Batavia van Singapore worden aangebracht, doch bestemd zijn om verder te worden vervoerd naar Australië, zijn doorvoergoederen of transitogoederen en van deze goederen wordt, wanneer maar gedurende hun verblijf hier te lande het toezicht der douaneambtenaren daarover kan blijven worden uitgeoefend, d.w.z. wanneer zij worden opgeslagen in de door den douanedienst daarvoor aangewezen plaatsen, om vandaar uit weder te worden ingeladen en te worden uitgevoerd, geen invoerrecht geheven. (Artikel 11 der tariefwet). Behalve invoer, doorvoer en uitvoer kent men ook nog vervoer, waaronder wordt verstaan het brengen van goederen van de eene plaats van het tolgebied naar een andere plaats binnen dat gebied. De berekening van het invoerrecht heeft plaats volgens het mede in artikel 1 opgenomen tarief. In dat tarief worden, alphabetisch gerangschikt, de voornaamste soorten van goederen opgesomd, van welke men veronderstelt dat zij in Nederl. Indië zullen worden ingevoerd, terwijl naast elke soort worden vermeld de maatstaf, waarnaar het invoerrecht is te berekenen, en de hoegrootheid van het recht. Sommige der posten, speciaal de post gedistilleerd, worden daarbij nader toegelicht in bij artikel 1 behoorende „Bizondere^ bepalingen". Een staat van „Verwijzingen" geeft voorts aan op welke wijze verschillende artikelen onder de in het tarief voorkomende rubrieken moeten worden gerangschikt. Gaat men de lijst van goederen in het tarief na, dan ziet men dat van niet alle goederen rechten worden geheven, doch dat sommige goederen vrijgesteld zijn van de betaling van een invoerrecht. Dit zijn de z.g. rechtvrije goederen. Die vrijstelling geschiedt om verschillende redenen met den aard of het gebruik van het goed verband houdende. Hieronder wordt op deze zaak teruggekomen. De belaste goederen, de goederen dus welke niet zonder betaling van invoerrecht mogen worden ingevoerd, zijn in twee groote rubrieken te onderscheiden, de rubriek goederen, waarvan per zekere hoeveelheid een vast bedrag aan invoer- recht verschuldigd is, zooals van kaarsen ƒ 12 per 100 kilo, van petroleum ƒ 0.25 per H. L. enz., en de rubriek goederen, waarvan een bepaald percentage der waarde wordt geëischt. Hiervoren werd reeds op deze onderscheiden wijze van heffing der rechten gewezen en op de benaming, welke de rechten dientengevolge dragen : specifieke rechten en ad valorem rechten. Het percentage geheven van de naar de waarde belaste goederen bedraagt voor de hoogst belaste goederen 12 °/0 der waarde, voor andere 10%, voor één enkel artikel 8 °/o en eindelijk 6% voor een groot aantal speciaal genoemde artikelen, benevens voor alle andere artikelen, welke niet afzonderlijk in het tarief zijn vermeld. Dit laatste volgt uit den sluitpost van het tarief, waarin wordt gezegd „dat alle „goederen niet in het bizonder genoemd of niet onder de „voorgaande posten van het tarief begrepen, 6 °/o der waarde „aan invoerrecht zullen hebben te betalen". § 4. Specifieke rechten. Aan specifieke rechten zijn onderworpen de volgende artikelen, wordende achter elk artikel het recht naar de waarde vermeld met het specifiek recht overeenkomende: bier 10°/o (stout-bier), 15 °/0 (ander afgetapt bier), of 26 °/0 (bier op fust); mineraal-water 11 °/0;vruchtenstroop 15 °/0; wijn 8 °/0 (mousseerende), 15°/0 (afgetapte) of 18°/0 (op fust); kaarsen 20 °/G; petroleum 5 °/D; tabak 10 °/0 ; sigaren en sigaretten 12,5 °/0; thee + 31 °/0; vee, buffels en runderen, 4%; vee, varkens, 5 °/0; gambir (Riouw) 60 °/0, (andere) 80°/o; opium 22,5 °/Q '); zout 2) (tafel-, klip-en steen-) 240 °/0, (ander) 200 °/0 of 130 °/0, al naarmate de gewesten van invoer; zout (industrieel) 40% 3)> speelkaarten (Europeesche) 30%, (Chineesche) 20%. ') Voor zoover de invoer daarvan niet verboden is: zie hieronder bij § 8. 2) Voor zoover de invoer daarvan is toegelaten: zie hieronder § 8. 3) Voor de toepassing van dit recht zijn door den GouverneurGeneraal op den voet van de bijzondere bepaling No. 9 der tariefwet, voorzieningen getroffen bij Stb. 1905 No. 306 en 307, 1907 No. 544 en 545, 1008 No. 544 en 19C9 No. 235. Bier, mineraal-water, vruchtenstroop en wijn zijn tamelijk hoog belast als luxe-artikelen, welke alleen worden ingevoerd ten behoeve van de meergegoede Europeesche en Chineesche bevolking. Hooger belast zijn kaarsen, thee en kaarten, evenzeer als luxe-artikelen. Opium is een artikel, waarvan de staat zich, voor zoover hij den invoer ervan in verschillende deelen der kolonie niet heeft verboden, zich den alleenverkoop voorbehoudt, zoodat de invoer van particulieren, behoudens het geval dat deze pachters van het opiummiddel zijn, zich bepaalt tot invoer voor geneeskundig gebruik. Ook het zout is voor het grootste aantal gewesten een artikel, waarvan de staat den alleenverkoop zich voorbehoudt. Het hooge invoerrecht voor het in de overige gewesten geïmporteerde zout houdt hiermede verband. Het recht op gambir is zeer hoog, maar moet geacht worden slechts weinig drukkend te werken wegens de kleine hoeveelheid, welke door ieder gebruiker van het artikel wordt gebezigd. Aan een specifiek recht is ook onderworpen gedistilleerd. Onder gedistilleerd worden door de douane verstaan alle onvermengde door overhaling verkregen alcohol houdende vloeistoffen, alsook likeuren, bitters en andere dergelijke gedistilleerde dranken, (art. 1 Ord. in Stbl. 1898 No. 90). Aangezien de term „gedistilleerd" allerlei soorten van vloeistoffen omvat van verschillende waarde, is omzetting van het specifiek recht in een recht naar de waarde voor gedistilleerd in het algemeen niet mogelijk. Gaat men over tot onderscheiding, dan kan men zeggen dat met het tegenwoordige specifieke recht wordt gevorderd: van arak 166D% van de waarde, van rhum 25 °/0, van afgetapte brandewijn, cognac en whiskey 33 %, van brandewijn en cognac op fust 50%, van jenever (afgetapt) 125%, van jenever op fust 1665 u/0, van likeuren 37,5%, van reukwerken 25%, van vernis 100%. Wat gedistilleerd betreft valt overigens nog dit op te merken: le. De wet bepaalt het recht op ƒ 50.— per H. L. vloeistof bevattende 50 liter alcohol bij een temperatuur van 15 graden celsius. Bij hoogere of mindere sterkte wordt de hoeveelheid herleid tot het alcohol-gehalte van vijftig percent. Ingeval, voegt de wet er aan toe, het bedrag van den van inlandsch gedistilleerd geheven accijns meer bedraagt, dan moet ook het recht zooveel gulden meer bedragen als bij koloniale ordonnantie zal worden vastgesteld. Aangezien echter de accijns van Inlandsch gedistilleerd in Nederlandsch-Indië geheven nog steeds niet meer bedraagt dan ƒ 50.— per H. L„ bevattende 50 Liter alcohol bij een temperatuur van 15 graden celsius, kan de bedoelde bijvoeging der wet buiten beschouwing blijven. 2e. Ter bepaling van het te betalen recht zal dus altijd in de eerste plaats de alcoholsterkte van het gedistilleerd zijn te bepalen, eene verrichting waarvoor bepaalde instrumenten noodig zijn en die een zekere handigheid en routine vereischt, zoodat die niet door een ieder kan plaats hebben. Daarom zijn de kantoren, waar de verrichting wel kan geschieden, en welke dus in het bijzonder voor den invoer van gedistilleerd bestemd zijn, speciaal door den Gouverneur-Generaal aangewezen. Die aanwijzing heeft plaats gehad bij Stbl. 1906 nos. 301 en 459, 1907 no. 334, 1908 no. 293 en 1910 no. 248. De opneming van de sterkte geschiedt, hetzij enkel door middel van thermometer en vochtweger, hetzij door middel van thermometer en vochtweger na voorafgaande overhaling, volgens de voorschriften in Staatsblad 1898 no. 92, in welk Staatsblad ook een bepaling (art. 8) voorkomt omtrent de wijze van herleiding. 3e. Ten aanzien van likeuren en andere dergelijke gedistilleerde dranken, welke bereid of vermengd zijn met zelfstandigheden, die de rechtstreeksche opneming van de sterkte enkel door middel van vochtwegers en thermometers verhinderen, geschiedt de herleiding steeds in verhouding tot eene sterkte van 75 "/o> wordende die dranken aldus belast met een invoerrecht van ƒ 75.— per H. L., tenzij de ambtenaren vermoeden dat dergelijke dranken een hooger alcoholgehalte dan van 75 °/0 hebben. In dat geval zijn zij bevoegd de opneming van de werkelijke sterkte — door overhaling van de vloeistof — te vorderen en geschiedt de herleiding naar de bevonden hoogere sterkte. Zijn de dranken, welke bereid of vermengd zijn met zelfstandigheden, die de rechtstreeksche opneming der sterkte enkel door middel van vochtweger en thermometer verhinderen, geen eigenlijke likeuren (zoo b. v. met suiker of glycerine gezoete jenever, zoogenaamde oude klare) en is voorts aan deze twee voorwaarden voldaan, nl. dat de ware alcoholsterkte de schijnbare met niet meer dan vijf gehalte percenten overtreft en de invoerder bij zijne aangifte niet alleen de schijnbare maar ook de ware alcoholsterkte juist heeft opgegeven, dan worden die dranken als gewoon gedistilleerd naar de werkelijke sterkte belast. Is niet aan de bedoelde twee voorwaarden voldaan, dan worden ook die* dranken belast als likeuren. Hierbij zij opgemerkt dat de opgegeven schijnbare sterkte natuurlijk dadelijk door den ambtenaar afdoende kan worden gecontroleerd door middel van vochtweger en thermometer. Voor de controleering der opgegeven ware sterkte zal bijna steeds kunnen worden volstaan met een vergelijking der opgave met de uitkomsten van vroeger gedane proefnemingen of met door belanghebbenden ter zake overgelegde bescheiden. Indien echter reden overblijft tot twijfel, zoo is de ambtenaar ook hier steeds bevoegd de ware sterkte door overhaling op te nemen. 4e. Voor vernis en dergelijke vloeistoffen alsmede voor houtgeest en daaruit bereide of daarmede gemengde vloeistoffen wordt een alcoholgehalte van 100 °/0 aangenomen, zoodat deze vloeistoffen bij invoer aan een recht van ƒ 100.— per H. L. zullen zijn onderworpen. Intusschen verleent de wet den Gouverneur-Generaal de bevoegdheid om onder de noodige voorzieningen vrijdom van invoerrecht te verleenen: voor houtgeest en voor gedistilleerd, dat voor gewoon gebruik ongeschikt gemaakt is, en voor gedistilleerd, dat tot het vervaardigen van azijn bestemd is. De Gouverneur-Generaal maakte van die bevoegdheid gebruik bij de ordonnantie in Staatsblad 1898 No 93. Ook geeft de wet den Gouverneur-Generaal de bevoegdheid om onder de noodige voorzieningen te bepalen dat verfwaren en vernissen bereid met tot gewoon gebruik ongeschikt gemaakt gedis- tilleerd, ten invoer kunnen worden toegelaten tegen betaling van het invoerrecht verschuldigd voor droge verfwaren, d.w.z. 6 °/o. Van die bevoegdheid maakte de Gouverneur-Generaal gebruik bij de ordonnantie in Staatsblad 1897 No. 338. " 5e. Eindelijk draagt de wet den Landvoogd op het invoerrecht op aether sulfuricus, chloroform en alle verdere dergelijke uit of met alcohol bereide stoffen bij koloniale ordonnantie te regelen naar de belasting, die bij invoer van gedistilleerd verschuldigd is; dit geschiedde bij Staatsblad 1886 No. 128. 6e. Bij invoer van gedistilleerde dranken lanps andere kantoren dan die daartoe, zooals hiervoren onder 2e vermeld, door den Gouverneur-Generaal in het-bizonder zijn aangewezen, worden zij belast als vernis en daarmede gelijkstaande vloeistoffen, d. w. z. in verhouding tot een sterkte van 100 °/0 en zal er dus ƒ 100 per H. L. aan invoerrecht voor moeten worden betaald. Dit geldt voor alle gedistilleerd, dus zoowel voor gewone als voor gezoete jenever, voor likeuren enz. § 5. Waarderechten. En nu de goederen in de wet belast naar de waarde. Dranken (niet afzonderlijk genoemd), eetwaren (niet afzonderlijk genoemd), goud- en zilverwerk, galon, passement en draad van goud of zilver, bladgoud en bladzilver, gemaakte geweven of gebreide kleederen, reukwerken, vleesch, alle dus luxe-artikelen voornamelijk ingevoerd ten behoeve van de meer welgestelde Europeesche en Chineesche bevolking, betalen 12% der waarde. Azijn, meel, gezouten of gedroogde niet in bussen, flesschen, potten of dergelijke verpakte visch, blikwerk, ijzerwerk, koperwerk, bewerkt lood, staalwerk, zinkwerk (al dit metaalwerk voor zoover niet uitdrukkelijk vrijgesteld of uit zijn aard onder andere rubrieken begrepen), glaswerk, leder en lederwerk, muziekinstrumenten, papier, meubelen (daaronder begrepen gas- en electrische lampen doch niet andere lampen) en rijtuigen betalen 10°/0. Manufacturen (enkele goederen echter speciaal uitgezonderd, namelijk stoffen — ellegoederen — van katoen en half wol, zijden waren, katoenen moltondekens, zakken en emballage-goed, imitatie-batiks, geweven katoenen sarongs, kains pandjang en slendangs) betalen evenzeer 10%. Verfwaren (natte in blikken, bussen of flesschen), met uitzondering van terpentijn en lijnolie en de verfwaren, die met gedistilleerd bereid zijn, betalen 8%. Alle andere goederen, tenzij zij uitdrukkelijk zijn vrijgesteld, betalen 6% en dit geschiedt hoofdzakelijk af omdat de Nederlandsche regeering ten deze gebonden is aan artikel 32 van het verdrag met het Duitsche tolverbond van 1851, afgekondigd in Indisch Staatsblad 1852 no. 75: zoo voor hout en houtwerk, drogerijen en medicamenten, zijden stoffen, kramerij '), buskruit en vuurwapens en zeep, öf in het belang van de inlandsche bevolking, zooals bij stoffen (ellegoederen) van katoen en halfwol, katoenen molton-dekens, imitatie-batiks, geweven katoenen sarongs, kains pandjang en slendangs. Het belasten van de goederen naar de waarde brengt eigenaardige moeilijkheden mede, doordat de waarde der goederen, afhankelijk van de oeconomische wet van vraag en aanbod, allerminst constant is. Hoe die waarde wordt bepaald of gevonden zal nader worden behandeld in hoofdstuk III § 7, blz. 65 e. v. § 6. Absolute vrydom van invoerrechten. Voor tal van goederen bestaat vrijdom van inkomende rechten onder alle omstandigheden. Die goederen staan opgesomd in het tarief. Het zijn : 1. grondstoffen voor de nijverheid, als hout, onbewerkte metalen (ijzer, staal, koper, blik, zink, lood), kalk, cement; hulpstoffen voor de nijverheid, als steenkolen en cokes, beenzwart; ') Zoo noodig, zegt de 4e bizondere bepaling der tariefwet, wordt door den Gouverneur-Generaal nader aangewezen, welke artikelen behooren tot kramerij. Die aanwijzing vond nimmer plaats. Intusschen is in no. 32 der douane-verzameling van 1909 een lijst opgenomen van artikelen, welke in Nederlandsch-Indië officieel als kramerij worden aangemerkt. werktuigen, toestellen en gereedschappen ten dienste van landbouw, fabriek- en stoomwezen, mijnontginningen en handwerken of ambachten, alsmede de gedeelten daarvan, mits als zoodanig door de ambtenaren erkend; geraamten van ijzeren gebouwen, ijzeren dakbedekking en goten, ijzeren gaspijpen; mest, levende planten, landbouwzaden, levend vee ander dan buffels, runderen en varkens; goederen als teer, hars, pek, zeildoek, kabels, staaltrossen, ankers, hoofdzakelijk dienende voor het bouwen, uitrusten of herstellen van schepen; spoorstaven, lasch- en verbindingsplaten voor spoorwegen, assen, bussen en wielen (uitgezonderd assen, bussen en wielen voor rijtuigen); spoorwegrijtuigen en gedeelten daarvan; ijzeren laadbooten of prauwen; bouten en spijkers van ijzer, zink of koper; ijzerdraad; ijzeren bruggen of gedeelten daarvan; telegraaf- en telefoondraad en kabels, draad voor electrische geleidingen ; goud en zilver in baren, in stof of gemunt; gemunt koper en koper muntmetaal. Aan deze vrijstellingen ligt ten grondslag het belang van nijverheid, van landbouw dan wel van het verkeerswezen. Douane-rechten zouden de opgenoemde goederen duurder maken en douane-rechten mogen nooit schade toebrengen aan de nationale voortbrenging of aan de bij een goed verkeerswezen zoo nauw betrokken algemeene welvaart. 2. rijst, vrijgesteld in het belang van de inlandsche bevolking; 3. ijs, chirurgicale instrumenten, buizen voor waterleidingen, vrijgesteld om redenen van hygiëne en volksgezondheid; 4. metselsteenen, vloertegels, dakpannen, indertijd vrijgesteld omdat zeer veel van deze artikelen gebezigd werden voor het oprichten van openbare gebouwen, in het bizonder van kerken en scholen, welke het Gouvernement subsidieert of voor zijne rekening neemt en ook ais voor uitvracht herwaarts geschikte artikelen ; 5. boeken, land- en zeekaarten, platen en prenten (niet in lijsten), mathematische, physische en optische instrumenten, muziek, schilderijen, vrijgesteld in het belang van wetenschap en kunst; 6. juweelen, paarlen en edelgesteenten, vrijgesteld omdat de moeilijkheid zoo groot is om te waken tegen het binnensmokkelen dier artikelen; 7. ezels en muilezels, vrijgesteld omdat de invoer te onbeteekenend is om ze te belasten; 8. klappers en klapperolie, vrijgesteld omdat de grootste of bijna alle invoer plaats vindt uit den archipel zelf; 9. arakleggers, vrijgesteld omdat de ingevoerde vaten toch niet in het land blijven, maar —met arak gevuld — dadelijk weder worden uitgevoerd. Is de vrijdom niet uitdrukkelijk aangegeven, zoo zijn de goederen aan de betaling van rechten onderhevig. Staan de goederen niet met name in het tarief of zijn zij niet onder andere posten van het tarief begrepen, zoo vallen zij onder den laatsten post van het tarief „alle andere goederen". § 7. Relatieve vrydom van invoerrechten. Naast de absolute vrijstelling bestaat ook een relatieve: goederen, die onder gewone omstandigheden aan rechten I onderhevig zijn, kunnen onder bizondere omstandigheden vrijgesteld zijn. Aldus zijn vrij: 1. Alle goederen, aangevoerd ten behoeve of voor rekening van het gouvernement: art. 2, 1°, Ind. tarief wet. Werden hier rechten betaald, zij zouden eenvoudig worden betaald aan het gouvernement door het gouvernement. 2. Alle voortbrengselen van het tolgebied, behalve zout, niet uit de gouvernementspakhuizen afkomstig, mits, voor zooveel betreft katoenen goederen, tabak en sigaren, voorzien van een bewijs van uitvoer uit dat tolgebied ; art. 2 2e, lett. a, Ind. tariefwei. Van de hierbedoelde vrijstelling is echter uitgezonderd „gedistilleerd", voor zoover betreft de residentiën Ternate en Onderhoorigheden, Timor en Onderhoorigheden, Bali en Lombok, en Menado (met uitzondering van de onderafdelingen Westkust van Midden Celebes en Paloe), zoomede het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden! 3 Alle voortbrengselen van deelen van Nederlandsch lndië, niet tot het tolgebied behoorende, en van de inlandsche staten van den Oosterschen archipel, in vriendschap met de Nederlandsche regeering, met uitzondering van gambir, van geweven katoenen goederen, tabak, sigaren en zout; art. 2, 2e, lelt. b, Ind. tarief wet. De deelen van Nederlandsch-Indië, niet tot het tolgebied behoorende, werden hiervoren reeds aangegeven. Als inlandsche staten van den Oosterschen archipel, in vriendschap met de Nederlandsche regeering, bedoeld bij art. 2, 2e, lett. b, der tariefwet, worden tot nu toe nog steeds aangemerkt de twee Borneosche landschappen Broenei en Serawak. 4. Alle goederen, waarvan bij een Ned. Indisch tolkantoor invoerrecht is geheven. Is echter ter plaatse van tweeden aanvoer een hooger recht verschuldigd, dan worden de goederen niet toegelaten, dan na bijbetaling van het verschil l art. 2, 3e, tariefwet. Het eenig artikel, op welks invoer in j het tolgebied niet overal een zelfde recht bestaat, is zout. p 5. Lijfsbenoodigdheden van reizigers en regalen door hen aangebracht. Onder regalen worden verstaan: aangestoken restant-provisiën en kleinigheden voor eigen gebruik dooi reizigers aangebracht. Zie Bijblad op het Staatsblad No. 1907. 6. Goederen ten opzichte waarvan de Gouverneur-Generaal vrijstelling van invoerrecht heeft verleend op grond dat de invoer geschiedt met een wetenschappelijk doel of dat internationale betrekkingen zulks wenschelijk maken: art. 3 Ind. taiiefwet. Naar aanleiding van deze wetsbepaling heeft de Gouverneur-Generaal al dadelijk bij een besluit van 2 Februari 1908 No. 26, Staatsblad No. 107, in het algemeen bepaald, dat geen invoerrecht is verschuldigd voor: a. verhuisboedels, behoorende aan beroepsconsuls van vreemde staten in Nederlandsch-Indië; b. vlaggen, wapenborden en bureaubehoeften, ten behoeve van consulaten in Nederlandsch-Indië ingevoerd. 7. Zout ingevoerd langs het tolkantoor Bagan-api-api (Sumatra's Oostkust) in het gebied der pacht van het recht tot invoer en verkoop van zout en tot het heffen van belasting op trassi en gedroogde garnalen anders dan in het geval van opvoer langs de Rokanrivier naar buiten het pachtgebied, en voorts zout ingevoerd ten behoeve van de pacht van het recht tot invoer en verkoop van zout bestemd voor het verduurzamen van visch en andere zeevoortbrengselen en tot het heffen van belasting op trassi en gedroogde garnalen in het landschap Panei (Sumatra's Oostkust). Art. 2, § II, letter B, de/ tarief ordonnantie. 8. Goederen, welke slechts het land worden doorgevoerd. Reeds hiervoren werd opgemerkt dat zij in vrijdom worden toegelaten, mits de expediteur ze onder controle stelle van de douane-overheid, m. a. w. ze late opslaan in de door den douane-dienst daarvoor aangewezen plaatsen; de goederen blijven dan onder toezicht van de douane, totdat zij weder worden uitgevoerd. Zie hieronder hoofdstuk III § 7 lett. D. blz. 74. 9. Goederen aan welke het veroorloofd wordt de douanegrens vrij over te gaan, onder voorwaarde dat zij binnen een aangewezen termijn weder zullen worden uitgevoerd. Dit tijdelijk toelaten onder vrijdom van invoerrecht heeft plaats voor goederen, welke bestemd zijn om na eenige bewerking te hebben ondergaan, weder uit het tolgebied te worden uitgevoerd of welke overigens de blijkbare bestemming hebben tot wederuitvoer, en goederen voor tentoonstellingen. Het toestaan van zoodanigen tijdelijken vrijen invoer heeft plaats door den eerstaanwezend douane-ambtenaar, ten aanzien van goederen vervat in postpakketten, van die door handelsreizigers aangebracht onder de benaming van monsters en stalen en van die behoorende tot den inventaris van ondernemers van publieke vermakelijkheden; ten aanzien van andere door den Directeur van Financiën: art. 23 en 23a der ordonnantie in Staatsblad 1882 No. 240. § 8. Verboden invoer. Invoer onder beperkende voorwaarden. Van sommige artikelen is de invoer geheel verboden of slechts onder beperkende voorwaarden toegelaten. De rede- j nen dier verbodsbepalingen of beperkende bepalingen liggen in de handhaving van openbare orde en veiligheid, de be' scherming der volksgezondheid, de bescherming der oeconomische belangen der bevolking, de handhaving der 1 monopolies van staat of van pachter van staatsinkomsten. Met de rechtenheffing hebben deze verbodsbepalingen of beperkende bepalingen eigenlijk niets te maken. Zij zijn dan ook niet vervat in de tariefwet, maar in geheel vreemd daartegenover staande koloniale ordonnanties, aan welke de tariefwet intusschen niet te kort doet (zie ari. 13 dier wet). Hoezeer ook met de rechtenheffing niets hebbende uit te staan, worden die verbodsbepalingen en beperkende bepalingen hier toch vermeld, omdat bij de uitoefening van hunne eigenlijke taak, de rechtenheffing, de ambtenaren der douane, ook waar zij niet speciaal zijn aangewezen om overtredingen dier bepalingen op te sporen, natuurlijkerwijze hebben mede te werken tot de handhaving dier bepalingen door waarschuwing der betrokken autoriteiten. Ter verzekering van de openbare orde en veiligheid is de invoer slechts onder beperkende voorwaarden — nadat door de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming is verleend — toegelaten van vuurwapenen, buskruit en munitie ') en van ontplofbare stoffen. Ter bescherming van de volksgezondheid kent men verbodsbepalingen of beperkende bepalingen omtrent den invoer van sommige goederen (lijfgoed, beddegoed, vodden enz.) wanneer zij afkomstig zijn uit een wegens pest of cholera besmet verklaarde plaats, omtrent den invoer van honden en katten, omtrent den invoer van alcoholische dranken in Ternate en Onderhoorigheden, in Zuid Nieuw Guinea, in de Zuid-Molukken der residentie Amboina, in Menado, in Celebes en Onderhoorigheden en in Nias, en omtrent den invoer van opium. Laatstbedoelde invoer van opium is geheel verboden in Zuid Nieuw Guinea en in een gedeelte van Ternate en Onderhoorigheden. Verder bestaan er ter bescherming der oeconomische ') Zie douaneverzamcling van 1910 No. 3. belangen der bevolking beperkende bepalingen op den invoer van vee, van planten en zaden van koffiesoorten, van suikerriet en suikerrietstekken, van sommige muntspeciën. Eindelijk bestaan er dergelijke bepalingen ter handhaving van staatsmonopoliën en monopoliën van pachters van staatsinkomsten. In de eerste plaats natuurlijk ter handhaving van de belangrijke monopoliën van opium- en zoutdebiet, maar ook in het belang van de in enkele gedeelten der kolonie bebestaande minder belangrijke pachten van het debiet van gedistilleerd, van sagoeweer of van varkensvleesch, in zoover dat invoer in het verpachte gebied van de artikelen, waarop de pacht betrekking heeft, alleen mag plaats hebben door of met een consent van den pachter. Bij de verbodsbepalingen omtrent de zoo belangrijke monopoliën van opium en zout wordt een oogenblik langer stilgestaan. Het staats-opium-monopolie (regie) bestaat op het oogenblik in alle gewesten van Nederl. Indië met uitzondering van Atjeh en Onderhoorigheden, Sumatra's Oostkust, Zuid Nieuw Quinea en een deel van Ternate en Onderhoorigheden. Het pachtstelsel voor het debiet van opium werkt dit jaar (1911) nog op Sumatra's Oostkust en voor 1911 en 1912 nog in Atjeh en Onderhoorigheden. Invoer van niet-regie-opium is, behalve door het Gouvernement, over geheel Ned.-Indië verboden, behoudens invoer van opium voor geneeskundig gebruik, terwijl voorts in Atjeh en Onderhoorigheden en Sumatra's Oostkust invoer van opium alleen van wege den pachter is toegestaan. Invoer van regie-opium is, voor zoover het regiegebied betreft, behalve door het Gouvernement tot eene hoeveelheid van niet meer dan één thail en van regie-djitjing tot eene hoeveelheid van niet meer dan een halve thail toegelaten in de Buitenbezittingen van uit Java en Madoera, zoomede van het eene gewest der Buitenbezittingen naar het andere (uitgezonderd de Lampongsche districten), doch is verboden van de Buitenbezittingen (uitgezonderd de Lampongsche districten) op Java en Madoera en de Lampongsche districten. Het staatsmonopolie van zout bestaat op Java en Madoera en tien gewesten der Buitenbezittingen met name Tapanoeli,Sumatra's Westkust, Benkoelen, Lampongsche districten, Palembang, Sumatra's Oostkust, Banka en Onderhoorigheden, Billiton, Westerafdeeling van Borneo en Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo '). In die gewesten is de aanmaak van zout, tenzij met vergunning en ten behoeve van het Gouvernement, verboden en evenzoo verboden de invoer van zout, anders dan ten behoeve van het Gouvernement, tenzij afkomstig uit een gouvemements verkooppakhuis. De verkoop van het zout geschiedt in die gewesten door en voor rekening van het Gouvernement. Op het verbod van invoer in die gewesten bestaat echter: a. een algemeene uitzondering voor geraffineerd fijn tafelzout in flesschen of pakjes (blikjes hieronder begrepen), voor zoogenaamd klip- of steenzout, voor geraffineerd zout tot geneeskundig gebruik tot een hoeveelheid van hoogstens 150 kilogram voor elke apotheek, voor ruw zout gebezigd om goederen aan bederf onderhevig, daartegen te vrijwaren, mits met de goederen verpakt, doch in geen grooter hoeveelheid dan noodzakelijk voor het beoogde doel ter beoordeeling van den eerstaanwezend douaneambtenaar. b. een plaatselijke uitzondering ten aanzien van alle zout voor enkele havens in de gewesten Tapanoeli, Sumatra's Westkust, Djambi, Sumatra's Oostkust en de haven van Tandjong Pandan. c. eene uitzondering ten behoeve van industrieele doeleinden, onder voorwaarde dat het zout daartoe wordt aangevoerd in bepaalde door den Gouverneur-Generaal aangewezen havens (Batavia, Cheribon, Tegal, Pekalongan, Semarang, Soerabaja, Tjilatjap, Padang, Palembang en Balikpapan) en dat het zout op kosten van den importeur ten genoege van de douane door vermenging met vreem- ') Stbl. 1882 No. 73. de bestanddeelen onbruikbaar zij gemaakt voor de consumptie, ten opzichte waarvan de noodige aanwijzingen zijn gegeven bij de circulaires van den Hoofd-inspecteur der douane, opgenomen onder nos. 33 en 10 van de douaneverzameling respectievelijk van 1910 en 1911. Afgescheiden van het bovenstaande zij nog gewezen op het verbod van invoer van zout van uit het eene monopoliegewest in het andere, wanneer het artikel bij de gouvernements pakhuizen in het eerstbedoelde voor lageren prijs verkrijgbaar is dan in het andere..1)- Ten slotte zij ter zake van de hier behandelde verbodsbepalingen en beperkende bepalingen verwezen naar no. 17 der douaneverzameling van 1911. § 9. Uitvoerrechten. Reeds werd opgemerkt dat over het algemeen de uitvoer in de verschillende moderne staten niet aan rechten onderhevig is, omdat de heffing van uitvoerrecht onoeconomisch wordt geacht. Ook in Ned.-lndië is de heffing van uitvoerrechten eigenlijk een uitzondering. Wat Java en Madoera en Bali en Lombok betreft, geschiedt zij slechts voor de artikelen huiden, tin, vogelnestjes en niet voor de inlandsche markt bereide, d.w.z. ongekorven tabak; wat de Buitenbezittingen zonder Bali en Lombok aangaat, geschiedt zij voor de vier genoemde artikelen en bovendien voor sommige boschen andere producten door den Gouverneur-Generaal aangewezen : art. 4, 5 en 8 der Indische tariefwet en art. 3 der tariefordonnantie. Alle andere goederen gaan vrij van rechten uit. De reden, waarom tot de heffing van uitvoerrechten van boschproducten in de Buitenbezittingen werd overgegaan, was destijds gelegen in den wensch otji de Buitenbezittingen wat meer te laten bijdragen in 's lands financiën dan zij tot dusverre deden. ') Art. 4, al. 3, der ordonnantie in Stb. 1882 no. 73. Onder tin wordt enkel verstaan het erts en het metaal, zooals het uit erts wordt gewonnen : artikelen uit tin vervaardigd zijn vrij van recht. Over het algemeen zijn de geheven uitvoerrechten zeer matig : voor huiden 2 0/0 der waarde (bij uitvoer echter uit het gouvernement Atjeh en onderhoorigheden, uitgezonderd de onderafdeelingen Singkel en Tamiang, 5 °/0), voor vogelnestjes 6 °/0 der waarde (bij uitvoer echter uit de afdeeling Groot Atjeh van het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden ƒ 2.25 per kilo en bij uitvoer uit de overige afdeelingen van genoemd Gouvernement, uitgezonderd de onderafdeelingen Singkel en Tamiang, 10 °/0 der waarde), voor tin een specifiek recht van ƒ 3.50 per 100 kilo, overeenkomende met + 2 0/o der waarde, voor tabak een specifiek recht van ƒ 1 per 100 kilo, overeenkomend met een waarderecht varieerend voor Java-tabak van + 1 tot 4 °/0 en voor Sumatra-tabak van 0.314 °/0 der waarde. Een bij art. 4 van de tariefwet behoorende „bizondere bepaling" bepaalt dat bij uitvoer van tinerts het uitvoerrecht, overeenkomstig bij koloniale ordonnantie vasttestellen bepalingen, wordt geheven naar verhouding van het in het erts aanwezige tin. Dienovereenkomstig werd bij Staatsblad 1899 No. 25 het uitvoerrecht van Billiton-tinerts vastgesteld op f 2.35 per 100 kilo. | Wat de boschproducten aangaat, betreft de heffing niet I overal dezelfde artikelen en is die heffing niet overal op I dezelfde wijze door den Gouverneur-Generaal geregeld. Volgens de tariefwet mag zij nochtans, wat de in art. 1 dier wet genoemde gebiedsdeelen betreft, 10°/o der waarde of een daarmede overeenkomend bedrag niet overschrijden, noch zich uitstrekken tot andere goederen, dan welke art. 5 dier wet aangeeft. Er zijn door den Gouverneur-Generaal 7 tarieven vastgesteld voor verschillende complexen van gewesten en gedeelten van gewesten (Art. 3 der tariefoi donnantie), welke tarieven zich aansluiten aan hetgeen vroeger in die gewesten of gewestengedeelten reeds bestond en nu eens alleen rechten ad valorem bevatten dan weer waarderechten en specifieke rechten beide. Waar de uitvoerrechten op boschproducten niet in alle tot het tolgebied behoorende gewesten bestaan en waar zij niet voor alle gewesten, waar zij dan wel bestaan, gelijk zijn, bepaalt — zulks in opvolging van art. 9 der tariefwet — de tarief-ordonnantie in Stb. 1910 No. 628 dan ook uitdrukkelijk in art. 4 dat een in een bepaald gewest bestaand uitvoerrecht ook verschuldigd is bij vervoer over zee naar binnen het tolgebied gelegen plaatsen, waar van het uitgevoerd wordend artikel geen uitvoerrecht wordt geheven. Geschiedt de uitvoer naar binnen het tolgebied gelegen plaatsen, waar van het uitgevoerd wordend artikel uitvoerrecht wordt geheven volgens denzelfden maatstaf en dezelfde berekening of volgens een anderen maatstaf of andere berekening, dan wordt het uitvoerrecht eerst verschuldigd bij weder uitvoer van de plaats, waarheen de goederen worden uitgevoerd volgens het aldaar geldend tarief, met dien verstande dat, indien het recht volgens dit tarief lager is dan het ter plaatse van uitvoer geldende, het meerdere dadelijk verschuldigd is. § 10. Vrijdom van uitvoerrechten. Waar als regel geldt dat van alle ingevoerde goederen invoerrecht verschuldigd is, behalve waar uitdrukkelijk vrijdom is gestipuleerd, zoo is omgekeerd van uitgevoerde artikelen uitvoerrecht slechts verschuldigd, als zulks uitdrukkelijk bepaald is. Voor die artikelen, waarvoor uitvoerrecht bestaat, kent de wet dan overigens in enkele gevallen een relatieven vrijdom: le. voor de goederen, welke worden uitgevoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement; 2e. voor de goederen waarvan reeds uitvoerrecht is geheven bij een Nederlandsch-Indisch tolkantoor; is echter ter plaatse van tweeden uitvoer een hooger recht verschuldigd, dan worden de goederen niet uitgeklaard dan na bijbetaling van het verschil {art. 6 Indische tariefwet). 3e. voor getahpertja, welke op fabriekmatige wijze uit de bladeren der getahpertja-boomen getrokken is, zoomede voor getahpertja en caoutchouc, uitmakende het product van ondernemingen tot den geregelden aanplant van getahpertja en caoutchouc leverende gewassen, een en ander echter slechts voor zoover van den grond voor de vrijstelling blijkt uit een door een Europeesch besturend ambtenaar afgegeven certificaat {art. 3, laatste lid, tariefordonnantie). § 11. Verboden uitvoer. — Uitvoer onder beperkende voorwaarden. Van sommige artikelen is de uitvoer geheel verboden of slechts onder beperkende voorwaarden toegelaten. Zoo is uitvoer verboden van sommige goederen of dieren uit met bepaalde ziekten besmette streken of plaatsen. Zoo kan uitvoer van vee verboden worden uit plaatsen waar een besmettelijke veeziekte heerscht. Zoo bestaan er beperkende bepalingen omtrent den uitvoer van tin, tinerts, tinslakken en tinnen voorwerpen uit Banka en Billiton, van djatihout uit Java, van gedistilleerd en varkens uit de streken, waar het debiet van gedistilleerd en varkensvleesch verpacht is, van Hindoe-oudheden, enz. Verwezen wordt hier weder naar No. 17 van de douaneverzameling van 1911. De redenen dier verbodsbepalingen of beperkende bepalingen liggen alweder in den wensch tot bescherming der volksgezondheid, tot bescherming der oeconomische belangen der bevolking, tot bescherming van de belangen van den fiscus en van het monopolie van pachters van staatsinkomsten, tot bescherming van den kunstrijkdom der kolonie. HOOFDSTUK II. ZEKERSTELLING VAN DE HEFFING DER IN- EN UITVOERRECHTEN. De bij de tariefwet en tariefordonnantie vastgestelde inen uitvoerrechten worden geheven volgens regelen vastgesteld bij eene ordonnantie van 1 October 1882, Staatsblad no. 240 en twee daarbij behoorende reglementen, zooals die ordonnantie en reglementen later zijn gewijzigd, In die ordonnantie en reglementen zijn tevens vervat bepalingen, welke ten doel hebben de heffing der rechten mogelijk te i maken, zoo bv. bepalingen vaststellende de bevoegdheid der_ met de heffing der rechten belaste ambtenaren. En eindelijk zijn daarin belichaamd bepalingen, ten doel hebbende de zekerstelling der heffing. Bedoelde ordonnantie wordt hier verder aangeduid met den naam „rechten-ordonnantie". ') Voor de toepassing dier ordonnantie en reglementen is door den Directeur van Financiën voor zooveel noodig nog een Instructie vastgesteld, (Beschikking laatstelijk van 29 Nov. 1910 No. 3376 H), In de allereerste plaats wordt hier nu gehandeld over de maatregelen, welke de wetgever noodig oordeelde om ) De ordonnantie in Staatsblad 1882 no. 240 werd oorspronkelijk vastgesteld alleen voor de gewesten op Java en Madoera, het gewest Sumatra s Westkust (later geworden het gouvernement Sumatra's Westkust, de residentie Tapanoeli en de onderafdeeling Singkel) en de gewesten Benkoelen, Lampongsche districten, Palembang, Banka en Onderhoorigheden, Billiton, Westerafdeeling van Borneo en Zuideren Oosterafdeeling van Borneo. Langzamerhand, naarmate de heffing \an in- en uitvoerrechten door het Gouvernement werd uitgebreid tot andere deelen van Nederlandsch-Indië, werd de ordonnantie van Staatsblad 1882 No. 240 van toepassing verklaard op die achtereenvolgens bij het tolgebied getrokken deelen. zeker te stellen dat de rechten te heffen van de het tolgebied in- en uitgevoerde goederen ook werkelijk zouden kunnen geheven worden. § 1. Havens voor in- en uitvoer geopend en douane-kantoren. Vooreerst was het noodig, waar de kustlijn onzer kolonie zoo buitensporig uitgebreid is en men onmogelijk die geheele kustlijn met ambtenaren kan bezetten, een beperking daar te stellen van de plaatsen, waar alle ten handel komende schepen zonder onderscheid mogen binnenvallen, en van de plaatsen, waar goederen, buiten Ned. Indië ingeladen, mogen worden gelost en goederen, naar buiten Ned. Indië bestemd, mogen worden ingeladen. Eene bepaling het binnenvallen beperkende was trouwens reeds noodig als politiemaatregel in het belang van de algemeene orde en veiligheid in de kolonie. De havens in Nederlandsch-lndië — en onder havens verstaat men in gewoon spraakgebruik ook plaatsen, waar de schepen slechts door middel van prauwen kunnen lossen — worden onderscheiden in havens voor den algemeenen handel geopend en havens voor den algemeenen handel gesloten. De opening van havens voor den algemeenen handel geschiedt door den Gouverneur-Generaal alleen na verkregen koninklijke machtiging» Inlandsche havens, d. w. z. havens van landschappen, welke zich niet onder rechtstreeksch bestuur bevinden, worden geacht gelijk te staan met havens voor den algemeenen handel opengesteld. Die geopende havens worden, voor zooveel het tolgebied betreft, weder onderscheiden in havens geopend voor den algemeenen invoer en algemeenen uitvoer en die geopend voor beperkten invoer en voor algemeenen uitvoer. Inlandsche havens worden geacht steeds èn voor algemeenen invoer èn voor algemeenen uitvoer opengesteld. De voor den algemeenen handel geopende havens zijn toegankelijk voor alle schepen, terwijl in de andere havens alleen worden toegelaten tot de kustvaart ') gerechtigde j schepen, d. w. z. Nederlandsche schepen, schepen in NederlIndië thuis behoorende en inlandsche vaartuigen (vaartuigen op inlandsche wijze getuigd). Art. 130 van het Regeeringsreglement en Staatsblad 1850 No. 42„ Voorts mogen alleen in de voor den algemeenen handel en wel in de voor den algemeenen invoer en algemeenen uitvoer opengestelde havens buiten Nederl. Indië ingeladen handelsgoederen gelost worden uit — en voor rechtstreekschen uitvoer naar buiten Nederl. Indië bestemde handelsgoederen geladen worden in op Europeesche wijze getuigde schepen. In de voor den algemeenen handel opengestelde, doch slechts voor beperkten invoer geopende havens mogen buiten Nederl. Indië ingeladen aan invoerrecht onderworpen handelsgoederen (voorwerpen bestemd om tot emballage te dienen, daaronder niet begrepen) niet gelost worden dan uit inlandsche vaartuigen in den Indischen archipel tehuis behoorende (art. 1, al. 2, der rechten-ordonnantie). Elders dan in de voor den algemeenen handel opengestelde havens mogen handelsgoederen buiten Nederl. Indië ingeladen, niet gelost worden uit — en handelsgoederen, bestemd om rechtstreeks naar buiten Nederl. Indië te worden vervoerd, niet worden geladen in — andere dan Inlandsche vaartuigen in Nederl. Indië thuis behoorende (art. 1, al. 3, der rechtenordonnantie). Van de havens, voor den algemeenen handel geopend, zijn: geopend voor algemeenen invoer en algemeenen uitvoer: Batavia, Cheribon, Tegal, Pekalongan, Semarang, Djoana, Soerabaja, Pasoeroean, Probolinggo, Panaroekan, Banjoewangi, Tjilatjap, Padang, Siboga, Baros, Singkel, Benkoelen, Kroë, Telok Betong, Palembang, Muntok, Tandjong Pandan, Pontianak, Pemangkat, Sambas, Singkawang, Bandjermasin, Sampit, Kota Baroe en Tanah-Grogot (art. 1, al. 1 der rechten-ordonnantie in Staatsblad 1882 No. 240, zooals die is gewijzigd en aangevuld), Menado, Kema, Amoerang, Ra- ) Kustvaart is de vaart van schepen, die handelsgoederen vervoeren tusschen zeehavens van hetzelfde land of dezelfde kolonie. tah Totok, Kwandang en Gorontalo (Staatsblad 1898 No. 120, jo. 1899 No. 169), Oleh-leh (Staatsblad 1899 No. 74, jo. 1901 No. 188), Sigli, Lho Seumawè, Idi, Langsa, Tjalang, Meulaboh, Tapatoean en Sinabang (Staatsblad 1910 No. 248), Ternate, Amboina, Bandaneira en Koepang (Staatsblad 1903 No. 422), Dobo en Toeal (Staatsblad 1905 No. 587), Makasser (Staatsblad 1906 No. 297), Djambi (Staatsblad 1907 No. 234), Pabean (Boeleleng) (Staatsblad 1908 No. 203), Benoa (Staatsblad 1908 No. 444), Ampenan en Laboeanhadji (Staatsblad 1909 No. 305); en geopend voor beperkten invoer en algemeenen uitvoer: Anjer, Bantam, Indramajoe, Rembang, Besoeki, Priaman, Ajer Bangis, Natal en Stagen (art. 1 der rechten-ordonnantie in Staatsblad 1882 No. 240, zooals die is gewijzigd en aangevuld). In alle havens nu, welke in het tolgebied voor den algemeenen handel zijn opengesteld — uitgezonderd Kema. Stagen en Besoeki —zijn douanekantoren gevestigd, *) zoodat, waar een schip die havens binnenkomt, dadelijk al de noodige douaneformaliteiten kunnen worden vervuld. Bovendien zijn nog douanekantoren gevestigd op enkele andere — niet opengestelde — plaatsen {art. 2, al 1, der rechten-ordonnantie), deze laatste dus ten behoeve van de inlandsche vaartuigen, welke daar mogen binnenvallen. Op plaatsen, zegt. art. 2, al. 2 der rechten-ordonnantie verder, op plaatsen, waar geen kantoor is, mogen aan invoerrecht onderworpen goederen niet worden gelost uit vaartuigen, waarmede zij over zee zijn aangebracht, dan nadat op een plaats, waar een kantoor gevestigd is, de douaneverplichtingen zijn nagekomen. En zoo ook, zegt alinea 3 van hetzelfde artikel, is het ten vervoer over zee inladen van goederen op plaatsen, waar de formaliteiten voor de inlading niet kunnen worden vervuld, alleen toegelaten onder voorwaarde dat het vaartuig, waarmede het vervoer zal geschieden, *) Te Stagen en Besoeki echter zijn hulpkantoren gevestigd; zie over de beteekenis van een hulpkantoor hierachter blz.29. onverwijld op de naastbij gelegen plaats, waar de formaliteiten vervuld kunnen worden, de verplichtingen nakome als bij inlading aldaar. Op die wijze kunnen dus Inlandsche vaartuigen ook op plaatsen, waar geen kantoor is, van de voor hen uit al. 3 van art. 1 voortvloeiende bevoegdheid gebruik maken. Bovendien stellen deze alinea's 2 en 3 van art. 2 Europeesche zoowel als Inlandsche vaartuigen in de gelegenheid in de voor den algemeenen handel opengestelde havens, waar geen kantoor gevestigd mocht zijn (zoodanige haven is op het oogenblik alleen Kema) en in de — met opengestelde havens gelijkstaande — Inlandsche havens, waar geen kantoor gevestigd is, te laden en te lossen. Hier zij voorts vermeld dat bij ordonnantie aan onderscheidene beheerders van tolkantoren de bevoegdheid is verleend om aan belanghebbenden te vergunnen aangiften van in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle douaneformaliteiten met de heffing van de in- en uitvoerrechten in verband staande te verrichten op in de nabijheid van hun kantoor gelegen plaatsen. Met het oog daarop wordt dan op die plaatsen een Europeesche of Inlandsche opziener gestationneerd en wordt daar aldus dan wat men noemt een hulpkantoor gevestigd. Is de bedoelde bevoegdheid aldus aan een ontvanger gegeven, dan wordt aangenomen dat daarmede een uitzondering is gemaakt op alinea 3 van art. 1 der rechten-ordonnantie. Goederen in het buitenland ingeladen of voor rechtstreeksch vervoer naar het buitenland bestemd, zullen op die wijze dus in een niet-opengestelde haven ook uit en in andere dan Inlandsche vaartuigen kunnen worden gelost en geladen op dezelfde wijze als zulks mag op het hoofdkantoor, waaronder het hulpkantoor ressorteert°') Maar ') Zooals in een noot op blz. 28 hiervoren is opgemerkt, zijn hulpkantoren gevestigd te Besoeki en Stagen, welke havens uitdrukkelijk zijn opengesteld voor beperkten invoer en algemeenen uitvoer. Daar mogen uit niet-inlandsche vaartuigen dus geen buiten Ned.-Indië ingeladen aan invoerrecht onderworpen handelsgoederen (except emballagegoed) gelost worden. daarbij zal altijd rekening zijn te houden met artikel 130 alinea 2 van het Regeerings Reglement, welke alinea zegt dat in havens, die niet voor den algemeenen handel zijn geopend, alleen toegelaten worden Inlandsche vaartuigen en vaartuigen, die tot de kustvaart gerechtigd zijn, d. w. z. dus Nederlandsche schepen, schepen in NederlandschIndië tehuis behoorend en Inlandsche vaartuigen (Stb. 1850 No. 42). Schepen onder vreemde vlag kunnen dus niet van de hierbedoelde faciliteit genieten. ') Is in artt. 1 en 2 der rechten-ordonnantie aangegeven op welke plaatsen schepen ten handel mogen komen, art. 3 bevat alsnu het voorschrift dat, waar voor die plaatsen reedegrenzen zijn vastgesteld, buiten die aangewezen reeden in zee of op de buitengronden geen goederen mogen worden gelost of geladen binnen een afstand van 5,5 Kilometer— 3 Engelsche zeemijlen — van het zeestrand. Voorts, zegt nog dat artikel, zijn de hoofden van gewestelijk bestuur bevoegd land- of waterwegen of streken nabij het zeestrand aan te wijzen, waar door hen aangewezen goederen niet mogen worden vervoerd, in één richting of in beide richtingen, zonder gedekt te zijn door een document van door hen aangewezen ambtenaren van de douane of van andere diensttakken. Natuurlijk zijn de bepalingen omtrent de havens en plaatsen, waar geladen en gelost mag worden, niet toepasselijk ingeval van zeeramp of nood; terwijl in bijzondere gevallen ook afwijkingen van de bepalingen door den Directeur van Financiën (voor Java en Madoera) en door de gewestelijke bestuurs-hoofden (voor de Buitenbezittingen) kunnen worden toegestaan, (art. 4 der rechten-ordonnantie). Beoogen de bovenvermelde bepalingen omtrent havens en omtrent lossing en lading, den in- en uitvoer van aan ') Zooals hiervoren reeds is vermeld, zijn intusschen een tweetal havens, waar hulpkantoren zijn gevestigd, nl. Stagen en Besoeki, uitdrukkelijk voor den algemeenen handel opengesteld. Daar mogen de schepen onder vreemde vlag dus wel komen. recht onderworpen goederen in hoofdzaak te beperken tot enkele bepaalde havens, waar tolkantoren gevestigd zijn, de twee reglementen A en B aan de rechten-ordonnantie gehecht, en waarvan het eene, reglement lett. A, geldt voor de tolkantoren te Batavia, Cheribon, Semarang, Soerabaja, Padang, Belawan, Makasser en Menado, en het andere, reglement lett. B, voor alle andere kantoren, ') hebben meer in het bizonder de strekking te voorkomen dat in bedoelde havens aangebrachte goederen de tolkantoren passeeren zonder dat daarvoor de verschuldigde rechten zijn voldaan. Te dien einde bevatten zij in de eerste plaats voorschriften, welke ten doel hebben de aanbrengst bij de tolkantoren te verzekeren van de in de havens, waar deze gevestigd zijn, met handelsvaartuigen van buiten het tolgebied aangevoerde voor dat gebied bestemde goederen. In de tweede plaats houden zij daartoe bepalingen in, strekkende om te beletten, dat de goederen, eenmaal bij de tolkantoren aangebracht, ter vrije beschikking van de importeurs komen, alvorens de rechten zijn betaald of (ingeval van verder vervoer) de berekening dier rechten mogelijk is gemaakt voor het geval zij eenmaal aan het toezicht der douane onttrokken, niet tijdig weder daaronder worden teruggebracht, terwijl zij ten slotte voorschriften behelzen, dienende om te voorkomen dat goederen aan uitvoerrecht onderworpen, worden ingescheept zonder dat de rechten zijn voldaan, dan wel de berekening en invordering daarvan mogelijk zijn geworden ingeval de uitvoer plaats heeft. Dat die voorschriften niet dezelfde zijn voor de havens, waar de groote invoer uit Europa plaats heeft, als voor de andere, dat voor de eerstbedoelde gelden de voorschriften van reglement A en voor de in de tweede plaats bedoelde de voorschriften van reglement B, vindt zijn reden daarin, dat wat noodig werd geacht in plaatsen van groote handelsbeweging, nuttelooze omslag zou zijn geweest in de ')• Art. 6 der rechten-ordonnantie. minder belangrijke havens, waar de geringe invoer gemakkelijk door de ambtenaren kan worden overzien. § 2. Verzekering van de aanbrengst bij de tolkantoren der goederen aangevoerd van buiten het tolgebied. A. de Algemeene aangifte. Het voornaamste middel om zeker te stellen dat in de havens, waar tolkantoren gevestigd zijn, de van buiten het tolgebied aangevoerde voor dat gebied bestemde goederen ook werkelijk bij de tolkantoren worden aangebracht, is de bij beide douane-reglementen aan de gezagvoerders van uit zee komende handelsvaartuigen opgelegde verplichting tot indiening binnen zekeren termijn na aankomst ten kantore van den ontvanger van eene globale — zg. algemeene— aangifte betreffende de buiten het tolgebied ingeladen goederen en van de aan boord aanwezige provisiën en tot aanzuivering dier algemeene aangifte [art. 1 en 5 van het reglement Lt. A.; art. 1, le lid, art. 2, le lid, en art. 4 van het reglement Lt. B). De algemeene aangifte, welke dient om de douane ermede in kennis te stellen, welke goederen van buiten het tolgebied ter reede zijn aangebracht, moet worden gedaan in de eerste douane-haven, waar het schip laadt of lost of langer dan 48 uur verblijft {art. 4, le lid van het reglement Lt. A. en art. 2, laatste lid, van het reglement Lt. B.) Is die haven er een, waar het reglement Lt. A van kracht is, dan wordt, indien de handelsgoederen bestemd zijn om op meer dan één plaats te worden gelost, voor elke plaats eene afzonderlijke algemeene aangifte opgemaakt — voor de verschillende plaatsen buiten het tolgebied echter slechséén — en worden alle tegelijk ingeleverd (art. 3, \e lid, van hel reglement Lt. A.) Bij het vertrek van het schip worden alsdan de voor de volgende losplaatsen bestemde algemeene aangiften door den gezagvoerder medegenomen. Ze worden daartoe door de douane teruggegeven na gewaarmerkt te zijn (art. 57, le lid, van het reglement Lt. A.). Is in de haven, waar de algemeene aangifte gedaan wordt, het reglement Lt. B. van toepassing, dan wordt slechts één algemeene aangifte van de aan boord aanwezige goederen gedaan, ook indien de goederen bestemd zijn om op meer dan één plaats gelost te worden. De gezagvoerder ontvangt in dat geval vóór zijn vertrek een door den ontvanger geteekend extract uit zijne algemeene aangifte, bevattende opgave der niet geloste goederen (art. 14, le lid, van het reglement Lt. B). Evenbedoeld extract, hetwelk in de plaats van de algemeene aangifte treedt, of, ingeval de algemeene aangifte in eene haven is gedaan waar het reglement Lt. A geldt, de terugontvangen algemeene aangiften, betreffende de elders te lossen goederen, moeten bij aankomst op de volgende losplaats aan de douane ter plaatse binnen een bepaalden termijn worden overhandigd. ') (Zie verder hierachter § 6blz. 49). B. Aanzuivering der algemeene aangifte. De aanzuivering der algemeene aangifte, betrekking hebbende op de goederen, die bestemd zijn voor het tolgebied, geschiedt op plaatsen, waar het reglement Lett. A werkt: door aanbrengst van de goederen ter aangewezen plaatse aan den wal, 2) of door inlevering van het bewijs van overscheping naar eene voor den algemeenen invoer opengestelde haven, (art. 5 van het reglement Lt. A). 3) ') Van de provisiën, die ten aanzien van de verplichting tot aanzuivering van de algemeene aangifte op gelijken voet behandeld worden als aan boord aanwezige niet voor het tolgebied bestemde handelsgoederen, wordt een afzonderlijk stuk opgemaakt (lijst van provisiën). De eisch tot indiening van eene algemeene aangifte óók van de provisiën strekt om te voorkomen, dat c. q. voor den wal bestemde en op de algemeene aangifte verzwegen eetwaren en dranken bij ontdekking kunnen gezegd worden te zijn provisiën van het schip. 2) Van deze aanbrengst der goederen blijkt den ontvanger der douane uit de documenten, krachtens welke de goederen worden weggevoerd (zie § 3 letter B, I, blz. 39 e. v. hierachter) en indien de goederen in de termen vallen om als onbeheerd te worden opgeslagen, uit den hem aangeboden staat no. 10 bedoeld bij § 126 der Instructie. 3) Onder overscheping moet worden verstaan het rechtstreeks Op plaatsen, waar het reglement Lett. B, dat geen overscheping kent, ') geldt, geschiedt de aanzuivering der algemeene aangifte: door aanbrengst der goederen ter aangewezen plaats 2) en door eene aan den ontvanger gedane opgaaf van de nog overbrengen, dus zonder voorafgaanden opslag aan den wal, van goederen van boord van het schip, waarmede zij zijn aangebracht, naar boord van het vaartuig, waarmede zij bestemd zijn verder te worden vervoerd. De overscheping geschiedt onder geleide van eene z. g. loslijst in duplo, (zie omtrent loslijsten art. 10 en 11 van het reglement Lt. A), van welke lijst, nadat zij door of van wege den gezagvoerder van het schip, waarin de overscheping plaats heeft, voor ontvangst der daarin vermelde goederen is geteekend, één exemplaar bij de douane ter plaatse van overscheping wordt ingeleverd ter aanzuivering van de algemeene aangifte van het schip, waarmede de goederen werden aangebracht. Het andere exemplaar moet door den gezagvoerder, die de goederen overnam, op denzelfden voet worden aangezuiverd als de algemeene aangifte voor binnen het tolgebied bestemde goederen (art. 18, Ie en 3e lid, van het reglement Lt. A). De verplichting van den gezagvoerder van het schip, waaruit wordt overgescheept, 'om voor een behoorlijke aanbrengst der betrekkelijke goederen ter aangewezen plaatse te zorgen, gaat na de overscheping dus over op den gezagvoerder van het schip, waarin zij zijn overgescheept. De bewijzen van overscheping, welke bij de douane ter bestemmingsplaatse der goederen moeten worden ingeleverd (zie hierachter blz. 49 onderaan en 50 bovenaan), worden na zuivering ambtelijk aan de douane ter plaatse van overscheping teruggezonden ten bewijze dat de betrokken gezagvoerder aan zijne verplichting ter zake voldeed. Indien aan den ontvanger ter plaatse van overscheping niet binnen redelijken termijn van de zuivering der bewijzen van overscheping gebleken is, wordt door tusschenkomst derdouane ter opgegeven bestemmingsplaats onderzocht wat met de overgescheepte goederen is geschied. Blijkt alsdan dat de bewijzen van overscheping niet zijn aangezuiverd, dan wordt de gezagvoerder bekeurd. Niet aanzuivering der bewijzen van overscheping is bij art. 25, ten 2e, der rechten-ordonnantie) strafbaar gesteld op denzelfden voet als niet aanzuivering der algemeene aangifte. ') Is overscheping noodig, dan moet in normale gevallen steeds eerst invoer en daarna weder-uitvoer plaats hebben: zie blz. 39. 2) Van deze aanbrengst der goederen blijkt den douane-ontvanger uit de documenten, krachtens welke de goederen worden weggevoerd (zie blz. 44 hierachter) en uit de opneming der nog in de lokalen aanwezige goederen. aan boord aanwezige goederen {art. 4 van het reglement Lt. B.) Niet behoorlijke nakoming der verplichting omtrent de indiening en aanzuivering der algemeene aangifte is bij artikel 25 der rechten-ordonnantie strafbaar gesteld. Bij evengemeld artikel is tevens strafbaar gesteld het verzwijgen van goederen bij de algemeene aangifte, het bestaan van een tekort op de aangegeven hoeveelheid provisiën, dat geoordeeld wordt de consumtie aan boord sedert de aangifte te overtreffen, het afleggen eener valsche verklaring omtrent aan boord gebleven lading, alsmede het vóór het vertrek naar buiten het tolgebied niet op eerste vordering vertoonen van goederen, die volgens gedane opgaven voor buiten het tolgebied bestemd zijn. In verband met het laatste wordt opgemerkt, dat bij de douane-reglementen in het belang van de constateering van frauduleuze lossingen of het verzwijgen van goederen op de algemeene aangifte, aan de gezagvoerders mede de verplichting is opgelegd tot vertooning desgewenscht vóór het vertrek naar buiten het tolgebied van de goederen, welke zij nog aan boord moeten hebben (art. 57, laatste lid, van het reglement Lt. A. en art. 14, laatste lid, van hel reglement Lt. B) C. Regelen in acht te nemen bij lossing en vervoer ter reede. Eensdeels om het verzwijgen door gezagvoerders op de algemeene aangifte van door hen geloste goederen te kunnen constateeren — hiertoe toch behoort men te kunnen vaststellen uit welk schip de lossing van zekere goederen plaats had — anderdeels ter verzekering eener spoedige behoorlijke overbrenging der geloste goederen naar de lokalen der douane en overigens nog in het belang van een goed toezicht, binden voormelde douane-reglementen voorts de lossing en het vervoer ter reede aan bepaalde regelen. Zoo bepaalt het reglement Lett. A, dat bij lossing van handelsgoederen ter reede, het vervoer dier geloste goederen gedekt moet zijn door een document (loslijsten, passen tot lossing enz.), terwijl het voor het vervoer van andere (b. v. voor inlading bestemde) handelsgoederen ter reede of beneden den uitersten wachtpost mede dekking door een document eischt (art. 10 van het regl. Lt. ,4). Ook schrijft evengenoemd reglement ter zake o. m. nog voor dat alle voor den wal bestemde goederen dadelijk rechtstreeks en langs de gewone wegen overgebracht moeten worden naar de gebruikelijke losplaats (art. 13, le lid, van het regl. Lt. A). Eenzelfde bepaling als laatstbedoelde bevat het reglement lett. B., doch dit reglement vordert, waar het geen overscheping kent, de dadelijke rechtstreeksche overbrenging naar de aangewezen plaats (het kantoor van den ontvanger) van alle geloste goederen zonder onderscheid (art. 5, 3e lid, van het regl. Lt. B). ') In tegenstelling met het reglement Lett. A verbiedt het reglement Lett. B verder de lossing vóór dat de algemeene aangifte is ingediend en tusschen zonsondergang en zonsopgang (art. 5, le lid, van het regl. Lt. B). 2) De formaliteiten omtrent het vervoer van uit zee aangevoerde handelsgoederen, waarvan de niet of niet-behoorlijke naleving bij art. 25, ten 3e, der rechten-ordonnantie strafbaar is gesteld met een boete van ƒ 25 tot ƒ 1000, zijn uiteraard niet toepasselijk, indien de schepen, waarmede zij worden aangevoerd, rechtstreeks aan den wal (de steigers of kade der tolkantoren) aanleggen. ') Evenmin als overscheping kent het reglement Lt. B. dekking van het vervoer ter reede van geloste goederen door documenten; dit laatste in verband met de omstandigheid, dat het scheepvaartverkeer en het vervoer ter reede op plaatsen, waar dat reglement van toepassing is, in den regel niet druk en dus gemakkelijk te overzien is, terwijl aan de douanereglementen de bedoeling ten grondslag ligt van de scheepvaart en den handel niet de vervulling van formaliteiten te eischen daar, waar zij niet bepaald noodzakelijk zijn. 2) Ofschoon met het oog op eene goede controle het tegendeel wenschelijk ware, bevat het reglement Lett. A niet —en zulks in het belang der groote scheepvaart — zoodanige verbodsbepalingen. De scheepvaart toch zou door dergelijke voorschriften te veel belemmering in den vorm van tijdverlies ondervinden. § 3. Verzekering van de betaling, door importeurs van goederen, van de verschuldigde i-echten. Thans vallen in oogenschouw te nemen de bepalingen strekkende om te beletten dat de goederen bij de tolkantoren aangebracht ter vrije beschikking van de importeurs komen, alvorens de rechten zijn betaald of (ingeval van verder vervoer) de berekening dier rechten mogelijk is gemaakt voor het geval zij, eenmaal aan het toezicht der douane onttrokken, niet tijdig weder daaronder worden teruggebracht. A. Aanbreng der goederen aan den wal. — Opslag. Als onmiddellijk uitvloeisel van den wensch om te beletten het ter vrije beschikking van de importeurs komen, vóór de betaling der rechten of het mogelijk maken van de berekening ervan, zijn te beschouwen de in het reglement Lt. A vervatte voorschriften, volgens welke alle voor den wal bestemde goederen, tenzij zulks door den betrokken douanechef voor het te houden onderzoek onnoodig wordt geacht '), ter aangewezen losplaats aan den wal uitgeladen 2) en behoudens eenige uitzonderingen — vrije, schadelijke of gevaarlijke goederen betreffende — opgeslagen moeten worden in daarvoor aangewezen door het Gouvernement beschikbaar gestelde lokalen, z. g. opslaglokalen 3) (art. 13, laatste lid en art. 14, le lid, van het regl. Lt. A). Met de goede- ') Dit zal o. a. het geval zijn bij reclitvrije goederen van groote dimensiën als bijv. stoomketels, alsmede bij rijst, ruwe planken en andere vrije goederen van dien aard. 2) De uillading mag zonder vergunning van den eerstaanwezend ambtenaar niet plaats hebben op Zondag of van zonsondergang "tot zonsopgang (art. 13 al. 2 van het regl. Lt. A). 3) Naast de door het Gouvernement beschikbaar gestelde opslaglokalen, onderscheidt men, ook op plaatsen waar het reglement Lt. B. werkt, z. g. particuliere opslaglokalen. Dit zijn particuliere lokalen ten aanzien waarvan vergunning is verleend om ze als opslaglokalen voor van buiten aangevoerde goederen te bezigen. Laatstbedoelde lokalen worden èn vanwege het Gouvernement èn vanwege belanghebbenden gesloten (art. 16, 2e, 3e e:i 4e lid, van het regl. Lt. A en art. 5, 4e lid, van het Regl. Lt. B.). ren, die blijken schadelijk of gevaarlijk te zijn, wordt gehandeld overeenkomstig de aanwijzing van den eerstaanwezenden douane-ambtenaar {art. 14, laatste lid, van het regl. Lt. A.) Het reglement Lt. B. bevat geen bepaalde voorschriften omtrent de verplichting tot uitlading aan den wal van de geloste goederen en tot opslag er van in opslaglokalen. Echter ligt bedoelde verplichting opgesloten in de in artikel 5, 3e lid, van dat reglement vervatte bepaling, dat alle geloste goederen zonder onderscheid naar het kantoor van den ontvanger of naar eene andere door dezen aangewezen plaats moeten worden overgebracht. B. Wegvoering uit de opslaglokalen (uitslag). Uit de opslaglokalen (voor het gebruik der Gouvernements opslaglokalen is geen vergoeding verschuldigd; art, 15, le lid, van het Regl. Lt. A), mogen de goederen vervolgens ingevolge meergenoemde reglementen slechts op bepaalde wijze worden weggevoerd, terwijl zij die wegvoering zelve weder aan bepaalde regelen binden en voorts ter voorkoming van ophooping tevens bepalen, dat bedoelde wegvoering binnen een zekeren termijn moet plaats hebben. Op plaatsen, waar het reglement Lt. A geldt, geschiedt de wegvoering, behoudens een enkele uitzondering voor Belawan, waar geen entrepot is: hetzij door opslag in entrepot; ') hetzij door invoer ten verbruik; hetzij door wederinvoer — rechtvrij geschiedende — van uit het vrij verkeer afkomstige goederen krachtens de documenten, waarop zij elders in het tolgebied zijn ingeladen;2) ') Entrepots zijn inrichtingen strekkende om importeurs in de gelegenheid te stellen uitstel te genieten van de betaling van het bij den invoer ten verbruik verschuldigde recht. Zie hierachter Hoofdstuk III § 7 letter D, blz. 74 e. v. 2) Hiervoren was tot dusver alléén sprake van buiten het tolgebied ingeladen goederen. Naast den aanvoer van deze goederen heeft men in de douane-havens uiteraard ook nog den aanvoer van goederen binnen dat gebied ingeladen. Zijn zulks goederen, waarmede de douane opgehouden heeft bemoeienis te hebben, dan spreekt men van goederen afkomstig uit het vrije verkeer. hetzij door verzending naar buiten het tolgebied (doorvoer of uitvoer); ') hetzij door verzending naar eene andere plaats binnen het tolgebied {art. 17, 2e lid, van het reglement Lt. A). 2) Op plaatsen daarentegen, waar het reglement Lett. B van kracht is, geschiedt voormelde wegvoering, voor zoover ter zake voor enkele plaatsen geen speciale uitzondering is gemaakt, uitsluitend door invoer, tenzij het goederen betreft, die öf bij vergissing zijn gelost öf wegens onstuimigheid van de reede der plaats van bestemming op eene andere plaats zijn gelost, om van daar naar de plaats van bestemming te worden overgebracht, in welke beide gevallen wederinlading zonder voorafgaanden invoer geoorloofd is (art. 6, le en 2e lid, en art. 13, le lid, van het reglement Lt. B). Heeft de wegvoering (uitslag) der goederen uit de opslaglokalen niet binnen den daarvoor gestelden termijn plaats, dan worden de goederen als onbeheerd beschouwd {art. 17, laatste lid, van het reglement Lt. A en art. 6, laatste lid van het reglement Lt. B). 3) Voor de wegvoering zelve, zooals die op de verschillende wijzen uit de opslaglokalen plaats heeft, zijn de gestelde regelen in het kort de volgende. I. Wegvoering uit de opslaglokalen onder vigueur van het reglement Lett. A. en de daarvoor noodige aangifte tot opslag in entrepot, tot invoer ten verbruik of tot doorvoer of vervoer. Voor de wegvoering van goederen uit de opslaglokalen ') Onder uitvoer wordt verstaan het brengen van uit het tolgebied aangevoerde goederen naar buiten dat gebied; onder doorvoer het weder brengen van buiten het tolgebied aangebrachte goederen naar buiten dat gebied, zonder voorafgaanden invoer. 2) Met de uitdrukking verzending wordt hier bedoeld het vervoer van in de opslaglokalen aanwezige van buiten het tolgebied afkomstige goederen, zonder voorafgaanden invoer, naar eene binnen het tolgebied gelegen haven, voor algemeenen invoer opengesteld. 3) Voor wat met die onbeheerde goederen gebeurt zie hierachter Hoofdstuk 111 § 8, blz, 79. op plaatsen, waar het reglement Lett. A van toepassing is, wordt, tenzij het goederen betreft, die uit het vrije verkeer binnen het tolgebied afkomstig zijn (deze worden ingevoerd op het document, waarop zij elders zijn ingeladen, zie bldz. 42) de indiening vereischt bij den ontvanger van eene schriftelijke aangifte in duplo (op te maken volgens door den Directeur van Financiën vastgestelde modellen), houdende, naast vermelding van den naam en het beroep van den aangever en van de herkomst en bestemming der weg te voeren goederen, al die gegevens betreffende de goederen, welke in verband met de opgegeven bestemming ter verzekering van 's Lands rechten bekend moeten zijn en welke voor elk bijzonder geval in het betrekkelijke reglement nader geformuleerd zijn (art. 20, le en 2e lid, art. 25, 5e lid, art. 27, le en 2e lid, en arl. 40, 2e en 3e lid, van het reglement Lt. A). Een der exemplaren der aangifte wordt aan den aangever teruggegeven nadat daarop, ingeval het opslag in entrepot, doorvoer of verzending betreft, door den ontvanger een termijn is gesteld, binnen welken, ingeval van opslag in entrepot, de opslag moet zijn volbracht en, ingeval van doorvoer of verzending, te diens genoegen het bewijs moet zijn geleverd, dat die goederen behoorlijk weder naar buiten het tolgebied uitgevoerd of op wettige wijze binnen het tolgebied zijn opgeslagen (art. 20, 5e lid, en art. 41, le lid, van het reglement Lt. A). Komt de aangever deze verplichting niet na, dan moet door hem het recht worden voldaan, dat volgens de berekening of schatting van den ontvanger ter zake van de betrekkelijke goederen verschuldigd is, tenzij er termen mochten zijn om geen vordering in te stellen, hetgeen zich b. v. zal voordoen als de goederen ter reede vergaan (art. 20, voorlaatste lid, en art. 43 van liet reglement Lt. A). Betreft het invoer ten verbruik, dan geschiedt de teruggaaf van een exemplaar der aangifte eerst, nadat daarop door den ontvanger het verschuldigde recht is aangeteekend of, indien geen recht verschuldigd is, de aanteekening „vrij" is gesteld en c.q. het verschuldigde recht, blijkens eene aan den voet van het terug te geven exemplaar der aangifte te stellen kwitantie, door den aangever is voldaan (art. 33, le lid, en art. 34 le lid, van het reglement Lt. A) De wegvoering der goederen uit de opslaglokalen mag vervolgens niet geschieden, alvorens de goederen onder overlegging van het teruggegeven exemplaar der betrekkelijke aangifte aan de ambtenaren van den z.g. actieven dienst (verificateurs) ter verificatie zijn aangeboden en door dezen vergunning tot wegvoering is verleend (art. 21, le en 2e lid, art. 36 en art. 42, le lid, van het reglement Lt. A). Die vergunning is öf de bekende soerat djalan (bij opslag in entrepot of invoer ten verbruik) öf een op de aangifte gestelde pas (bij doorvoer of vervoer). Die vergunning wordt uiteraard niet verleend, indien de aangiften bij het onderzoek der goederen door de ambtenaren onjuist blijken ten nadeele van 's Lands schatkist, in welk geval de goederen worden aangehouden en bekeuring wordt ingesteld (zie hieronder blz. 60 onder 7e). Onjuistheden omtrent de waarde van goederen in aangiften tot invoer ten verbruik worden geconstateerd, voor zooveel het goederen betreft in de driemaandelijksche prijscourant ') vermeld, door die prijscourant en anders door eene commissie van drie leden, de zg. Boomcommissie, welke ook in gevallen van onjuistheden aangaande de ') Driemaandelijks stelt de Directeur van Financiën na raadpleging der binnen het tolgebied gevestigde Kamers van Koophandel en Nijverheid, ter berekening van het in- of uitvoerrecht, eene prijscourant vast van de waarde der artikelen, welke met het oog op hun tamelijk standvastige en in hunne diverse soorten niet te ver uiteenloopende prijzen hem voorkomen te kunnen worden gewaardeerd naar de maat, het gewicht of den maatstaf van verkoop volgens handelsgebruik (art. 19 der rechten-ordonnantie). Aangifte tot invoer ten verbruik op plaatsen, waar het reglement Lt. A werkt, van goederen in de driemaandelijksche prijscourant vermeld, moet geheel overeenkomstig die prijscourant geschieden (art. 28 t/m. 31 van het reglement Lt. A). Niet aldus op plaatsen, waar het reglement Lt. B toepasselijk is; aldaar strekt de prijscourant bij de waardebepaling der goederen slechts tot leidraad (art. 8, al. 3 van het reglement Lt. B). soort beslist (art. 25, ten 4e, der rechten-ordonnantie en art. 39 van het reglement Lt. A.) De beslissing dier commissie wordt ingeroepen, indien de waarde van goederen, niet in de prijscourant vermeld, of de soort der goederen in bedoelde aangiften naar het gevoelen van den verifieerenden ambtenaar onjuist is aangegeven ten nadeele van den lande en dit gevoelen door den eerstaanwezend douane-ambtenaar wordt gedeeld. De aangehouden goederen worden na het instellen der bekeuring in handen gesteld van den ontvanger. ') Goederen, welke uit het vrije verkeer binnen het tolgebied afkomstig zijn, kunnen zonder dat een aangifte noodig is — na verificatie — uit de opslaglokalen worden weggevoerd op de documenten, waarop zij elders binnen dat gebied zijn ingeladen, althans indien ter zake geene rechten verschuldigd zijn en de goederen niet, in afwijking van de oorspronkelijke bestemming, zullen worden uitgevoerd. Zijn terzake nog rechten verschuldigd doordat de goederen b. v. afkomstig zijn van eene plaats, waar van de goederen bij invoer een lager recht verschuldigd is dan ter plaatse van tweeden aanvoer, dan wordt terzake van den invoer dier goederen de vervulling van dezelfde formaliteiten vereischt, als wanneer het den invoer van rechtstreeks van buiten het tolgebied aangevoerde betrof, terwijl, indien de goederen in afwijking van de oorspronkelijke bestemming zullen worden uitgevoerd, terzake van den uitvoer dezelfde formaliteiten moeten worden nagekomen als zouden moeten worden vervuld, indien de goederen afkomstig waren uit het vrije verkeer ter plaatse van opslag (over laatstbedoelde formaliteiten hieronder nader). De opslag der goederen in entrepot heeft plaats onder toezicht der verifieerende ambtenaren, terwijl het vervoer naar —en de inlading van ten doorvoer of vervoer (verzen- ') Voor wat met die aangehouden goederen gebeurt, zie hierachter hoofdstuk IV § 2, blz. 82. ding) aangegeven goederen in—het schip, waarmede de doorvoer of het vervoer zal plaats hebben, onder geleide geschiedt van de hiervoren (blz. 41) bedoelde pas door de ambtenaren op het teruggegeven exemplaar der betrekkelijke aangifte gesteld ') (art. 21, 2e lid, en art. 25, 5e lid, en art 42, le lid, van het reglement Lt. A). Overigens — en dit geldt zoowel bij invoer ten verbruik, als bij opslag in entrepot, als bij doorvoer of vervoer, als bij goederen uit het vrije verkeer afkomstig — moeten de goederen uit de opslaglokalen worden weggevoerd dadelijk nadat de verificatie heeft plaats gehad en de toestemming daartoe verleend is. Bij gebreke hiervan kan de ter plaatse eerstaanwezend douaneambtenaar de goederen ten koste en schade van belanghebbenden doen verwijderen (art. 17, le lid, van het reglement Lt. A). ') Het teruggegeven exemplaar der aangifte tot doorvoer of verzending wordt, nadat de verifieerende ambtenaar de bovenbedoelde pas daarop heeft gesteld, respectievelijk doorvoer- of verzendingspas genoemd. De doorvoerpassen worden, indien het schip, waarmede de wederuitvoer der goederen zal plaats hebben, rechtstreeks naar buiten het tolgebied vertrekt, dadelijk, nadat de inlading in bedoeld vaartuig is afgeloopen, ingetrokken. Vertrekt het schip niet rechtstreeksnaar buiten het tolgebied, dan vergezellen de doorvoerpassen de goederen tot de laatste plaats, welke binnen het tolgebied wordt aangedaan, waar alsdan de intrekking geschiedt. De ingetrokken doorvoerpassen worden, ten bewijze dat de doorvoer plaats had, al naarmate de intrekking er van al dan niet ter plaatse van afgifte is geschied, bij den ontvanger ter plaatse van afgifte ingeleverd of aan dezen teruggezonden. De verzendingspassen vergezellen de goederen tot de aangegeven plaats van bestemming. Aldaar worden zij ten aanzien van de aanzuivering op denzelfden voet behandeld als de algemeene aangiften. Na aanzuivering er van worden zij aan den ontvanger ter plaatse van afgifte teruggezonden, wien daaruit alsdan blijkt dat de afzender der goederen zijne verplichting ten deze behoorlijk is nagekomen . Zie § § 44 en 49 der instructie behoorende bij de rechten-ordonnantie. II. Wegvoering uit de opslaglokalen op plaatsen, waar het reglement Lt. B. geldt. Aangifte tot invoer. Op plaatsen, waar evenbedoeld reglement van toepassing is, kan de wegvoering van met handelsvaartuigen over zee aangevoerde goederen uit de opslaglokalen in normale gevallen, zooals boven reeds opgemerkt, alleen geschieden door invoer. Hiertoe wordt evenals op de plaatsen, waar het reglement Lt. A werkt, eene aangifte tot invoer vereischt {art. 6, 2e lid, van het reglement Lt. B). In tegenstelling met het reglement Lt. A eischt het reglement Lett. B echter niet, dat bedoelde aangifte schriftelijk plaats heeft, doch laat toe dat zij mondeling wordt gedaan. Het Hoofd van gewestelijk bestuur kan evenwel bepalen, dat de aangifte door Europeanen of met dezen gelijkgestelden en door vreemde Oosterlingen, voor zooveel andere dan passagiersgoederen betreft, alléén schriftelijk kan geschieden (art. 8, Ie lid, jo. art. 3, 3e lid, van het reglement Lt. B). De schriftelijke aangifte geschiedt evenwel niet in duplo doch in simplo. Heeft zij mondeling plaats, dan wordt zij door den ontvanger kosteloos op een daartoe strekkend model overgebracht en vervolgens door dien ambtenaar en den aangever onderteekend. Ingeval de aangever niet kan schrijven, wordt zulks door den betrokken ambtenaar op de aangifte aangeteekend (art 8, Ie lid, jto. art. 3, 4e lid van het reglement Lt. B. en § 16, le lid, en § 22, 2e lid van de instructie op dat reglement). Ook behoeft de aangifte tot invoer onder vigueur van het reglement Lett. B omtrent de goederen slechts de plaats van herkomst, de soort, het getal, de merken en de nummers der colli en de soort der goederen te vermelden en niet ook, zooals op plaatsen, waar het reglement Lt. A van toepassing is, de hoeveelheid en de waarde der goederen. Deze worden door den verificateur of, waar geen verificateur is, door den ontvanger zelf opgenomen en op de rugzijde van de aangifte aangeteekend, terwijl de rechtenheffing door den ontvanger geschiedt overeenkomstig de aangifte en de uitkomsten der opneming (art. 8, le, 2e en 5e lid van hei reglement Lt. B.). Het invoerrecht moet worden voldaan onmiddellijk nadat het bedrag er van door den ontvanger is vastgesteld (art. 8, 6e lid, van het reglement Lt. B.). Na de betaling van het recht worden de goederen weggevoerd. Eene speciale vergunning tot wegvoeren (soerat djalan) wordt daarvoor niet afgegeven. Van goederen, die bij de algemeene aangifte tevens ten invoer zijn aangegeven, met vermelding ook van de soort der verpakte goederen, of waarvan ten genoegen van den ontvanger wordt aangetoond, dat zij zijn aangevoerd van binnen het tolgebied en dat geen invoerrecht verschuldigd is, wordt geen aangifte tot invoer ten verbruik gedaan (art. 8, laatste lid, van het reglement Lt. B). § 4. Verzekering van de betaling van verschuldigde uitvoerrechten. De reglementen bevatten al verder voorschriften dienende om te voorkomen dat goederen aan uitvoerrecht onderworpen, worden ingescheept zonder dat de rechten zijn voldaan, dan wel de berekening en invordering mogelijk zijn geworden voor het geval de uitvoer plaats heeft. A. Verplichte dekking van vervoer en inlading der goederen door een pas. Ten einde te beletten, dat goederen, aan uitvoerrecht onderworpen, anders dan op den gewenschten voet worden ingeladen, schrijft het douane-reglement Lt. A voor, dat het vervoer naar en de inlading dier goederen in het vaartuig, waarmede zij over zee zullen worden vervoerd, moet gedekt zijn door een door den ontvanger afgegeven en door de ambtenaren van het actief toezicht van een bewijs van verificatie voorzienen pas (art. 55, le lid), terwijl hetzelve het verkrijgen van dien pas afhankelijk stelt van de vervulling van bepaalde ter verzekering van het uitvoerrecht strekkende formaliteiten en tevens de afzenders der goederen aansprakelijk stelt voor de betaling van het uitvoerrecht, dat bij de inlading op grond van de opgegeven bestemming der goederen niet verschuldigd zijnde, later eventueel mocht blijken verschuldigd te zijn. B. Formaliteiten ter verkrijging van den pas. Deze formaliteiten komen neer: le. op de indiening bij den ontvanger van eene schriftelijke aangifte (in simplo), bevattende zekere in het betrekkelijke reglement nader geformuleerde, ter berekening van het uitvoerrecht vereischte gegevens (art. 51, lste en 2e lid van het reglement Lt. -4.); 2e. op de betaling bij het doen der aangifte van het uitvoerrecht, dat volgens de bestemming der goederen verschuldigd is, overeenkomstig de berekening van den ontvanger (art. 52, 2e lid van het reglement Lt. A); 3e. op de aanbieding ter verificatie aan de ambtenaren van het actief toezicht van de betrekkelijke goederen, onder overlegging van den pas, die na de vervulling van de sub le en 2e omschreven formaliteifen door den ontvanger wordt afgegeven (art. 52, laatste en 4e lid van het reglement Lt. A.). Is op grond van de opgegeven bestemming der goederen geen of niet het volle uitvoerrecht verschuldigd, dan is de aangever der goederen gehouden, om binnen een door den ontvanger in dat geval op voormelden pas te stellen termijn, te diens genoegen het bewijs te leveren, dat de goederen de opgegeven bestemming hebben gevolgd. ') Bij gebreke daarvan betaalt de aangever het uitvoerrecht, dat op grond van de opgegeven bestemming niet geheven is, tenzij öf de Directeur van Financiën beslist, dat de invordering van bedoeld recht achterwege moet blijven, öf binnen den ge- ') Afgescheiden van den hierbedoelden termijn bevat de pas steeds een termijn van geldigheid, d. i. een termijn binnen welken de verificatie en de inlading der goederen in het schip, waarmede zij over zee zullen worden vervoerd, moet zijn afgeloopen. Deze termijn is voor verlenging vatbaar (art. 52, 4e lid, van het Reglement Lt. A.). stelden termijn ten genoegen van den ontvanger het bewijs wordt geleverd, dat de wederinvoer der goederen met afwijking van de oorspronkelijke bestemming heeft plaats gehad op eene andere binnen het tolgebied gelegen plaats, waar van de betrekkelijke goederen bij uitvoer eveneens recht verschuldigd is. In laatstbedoeld geval is alléén recht verschuldigd, ingeval op de plaats van wederinvoer de goederen bij wederuitvoer aan een lager recht onderworpen zouden zijn dan bij wederuitvoer ter plaatse van opgegeven bestemming (art. 52,5een 6e lid, van het reglement Lt. A). In gevallen, waarin de invordering van het eventueel verschuldigde uitvoerrecht moet geoordeeld worden niet voldoende verzekerd te zijn, kan de ontvanger zekerheid te zijnen genoegen vorderen ') (art. 52, 3e lid, van het reglement Lt. A.) Het bewijs van verificatie, waarvan hiervoren sprake, wordt door de verificateurs niet op den pas gesteld, alvorens hun door vergelijking van de goederen met dien pas (de pas bevat eene omschrijving der goederen overeenkomende met de betrekkelijke aangifte) gebleken is, dat de goederen juist zijn aangegeven (art. 52, laatste lid, van het reglement Lt. A). Blijken de goederen ten nadeele van den fiscus onjuist te zijn aangegeven, dan worden zij aangehouden en wordt bekeuring ingesteld. Onjuiste aangifte van de waarde in aangiften tot inlading van aan uitvoerrecht onderworpen goederen wordt op dezelfde wijze geconstateerd, als onjuiste aangifte van de waarde in aangiften tot invoer ten verbruik (art. 56, 2e lid, van het reglement Lt. A). De bij het reglement Lt. B ter verzekering van het uitvoerrecht gegeven voorschriften zijn dezelfde, als die vervat in het reglement Lt. A, behoudens dat ten aanzien van den inhoud van de aangiften tot inlading van aan uitvoerrecht onderworpen goederen en de uitvoerrechten-heffing dezelfde verschillen ') In de praktijk wordt zoo goed als altijd zekerheidstelling gevorderd. bestaan als boven met betrekking tot den inhoud der aangiften tot invoer en de invoerrechtenheffing aangegeven {art. 9 en 10 van het reglement Lt. B). Het zonder document innemen anders dan in laadprauwen van goederen in het tarief van uitvoerrecht genoemd, is bij artikel 25, ten 3e, der rechten-ordonnantie strafbaar gesteld met eene boete van ƒ 25. ƒ 1000.—. C. Dekking van vervoer en inlading van rechtvrije goederen. Naast de bepalingen omtrent de inlading van aan uitvoerrecht onderworpen goederen bevatten beide reglementen nog bepalingen ten aanzien van de inlading van niet aan uitvoerrecht onderworpen uit het vrije verkeer binnen het tolgebied afkomstige goederen (art. 48 en 49 van het reglement Lt. A en art. 9 van het reglement Lt. B). Deze voorschriften leiden daarheen dat betreffende die goederen een document wordt opgemaakt, strekkende zoowel tot dekking van het vervoer ter reede ter plaatse van inlading en van bestemming, als ten bewijze van herkomst uit het vrije verkeer der betrekkelijke goederen. § 5. Behandeling van niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen. De bepalingen omtrent de inlading zijn niet toepasselijk bij vervoer binnen Nederlandsch-Indië van niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen met uitzondering van gambir, gedistilleerd en tabak (art. 50 van het reglement Lt. A en art. 13, laatste lid, van het reglement Lt. B. Met uitzondering van deze artikelen behoeft van de niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen ook geen algemeene aangifte te worden gedaan (art. 2, voorlaatste lid, van het reglement Lt. A en art. 3, 2e lid, van het reglement Lt. B), terwijl er van op plaatsen, waar het reglement Lt. B geldt, mede geen aangifte tot invoer behoeft te geschieden (art. 8, le lid, jo art. 3, 2e lid, van laatstgenoemd reglement). Wat de behandeling van meergemelde goederen bij invoer op plaatsen, waar het reglement Lt. A van kracht is, betreft, wordt verwezen naar het bepaalde bij art. 37, laatste lid, van dat reglement, onder aanteekening dat zij — wederom met uitzondering van gambir, gedistilleerd en tabak — ten slotte ook nog vrijgesteld zijn van de bepalingen omtrent het vervoer ter reede bij lossing {art. 10, laatste lid, van het reglement Lt. A). § 6. Formaliteiten by aankomst van schepen van binnen het tolgebied. Het is hier de plaats om de formaliteiten ter sprake te brengen te vervullen bij aankomst van een schip van binnen het tolgebied. Deze zijn niet dezelfde als bij aankomst van buiten het tolgebied, als wanneer slechts sprake kan zijn van de indiening eener algemeene aangifte. Echter hebben zij dezelfde strekking. Dit onderwerp is niet eerder ter sprake gebracht, ten einde den lezer voor een duidelijker begrip van de zaak eerst kennis te doen nemen van de wijze, waarop goederen binnen het tolgebied worden ingeladen. Vroeger (blz. 32 en 33) is bereids gezegd, dat, indien de algemeene aangifte op eene plaats, waar het reglement Lett. B geldt, is gedaan en de goederen bestemd zijn om op meer dan een plaats te worden gelost, aan den gezagvoerder bij zijn vertrek een door den ontvanger geteekend extract uit zijne algemeene aangifte wordt uitgereikt, terwijl hij, ingeval de indiening der algemeene aangifte is geschied op eene plaats, waar het reglement Lett. A vigeert, bij zijn vertrek de voor de volgende losplaatsen bestemde algemeene aangiften terug ontvangt en dat gemeld extract en bedoelde aangiften op de volgende losplaats aan de douane ter plaatse binnen een bepaalden termijn moeten worden overhandigd. De indiening van dat stuk of die stukken moet op plaatsen, waar het reglement Lett. A geldt, geschieden uiterlijk den dag, of, zoo deze een Zondag is, den tweeden dag na dien van aankomst. Tevens moeten alsdan, vergezeld van eene lijst, de documenten worden ingediend, waarop de niet op de algemeene aangifte vermelde aan boord aanwezige goederen in het tolgebied zijn ingeladen, alsmede eene opgaaf van het aantal, de soort, de merken en nummers van de colli handelsgoederen of van de soort en hoeveelheid der niet verpakte handelsgoederen, die in het tolgebied zijn ingeladen, doch waarvoor geen documenten kunnen worden overgelegd, met vermelding van de reden der niet aanwezigheid der documenten en van de plaats van bestemming (art 6, \e lid, van het reglement Lt. A). Evenbedoelde opgaaf moet, voor zooveel de goederen niet voor buiten het tolgebied bestemd zijn, op denzelfden voet worden aangezuiverd als de algemeene aangifte betrekkelijk de voor het tolgebied bestemde goederen (Art. 9 van het reglement Lt. A). Bedoelde goederen worden dus op denzelfden voet behandeld als goederen van buiten het tolgebied aangevoerd. Heeft een schip op de plaats of plaatsen die het, komende van buiten het tolgebied, reeds aandeed, nog geen algemeene aangifte gedaan, dan treedt, in plaats van de indiening van vorenbedoeld extract of van de terugontvangen algemeene aangiften, de indiening van eene algemeene aangifte op denzelfden voet als voorgeschreven voor schepen die rechtstreeks van buiten het tolgebied aankomen (art. 8 van het regl. Lt. j4). Dat een schip, niettegenstaande het reeds een of meer plaatsen binnen het tolgebied aandeed, nog geene algemeene aangifte heeft gedaan, is niet alléén mogelijk doordat schepen, die niet langer dan 48 uur op eene plaats vertoeven en aldaar tevens geene handelsgoederen laden of lossen, zooals vroeger reeds opgemerkt, geene algemeene aangifte behoeven te doen, maar ook doordat de Directeur van Financiën ten behoeve van stoomschepen kan vergunnen geene algemeene aangifte te doen (art. 4 van het regl. Lt. A). Mede kan de Directeur van Financiën ten behoeve van stoomschepen vergunnen op elke plaats alleen aangifte te doen van hetgeen daar gelost moet worden. Is dat het geval, dan treedt natuurlijk bij aankomst van binnen het tolgebied, in de plaats van meergemeld extract of de daarmede overeenkomende aangiften, de indiening van een plaatselijke algemeene aangifte, evenals alsdan bij aankomst rechtstreeks van buiten het tolgebied ook slechts eene plaatselijke algemeene aangifte behoeft te worden gedaan {art. 4 van het reglement Lt. A). Bij aankomst van binnen het totgebied (bij aankomst van buiten het tolgebied echter niet) kan de eerstaanwezend douaneambtenaar toestaan, dat de schepen slechts die stukken indienen, welke betrekking hebben op de ter plaatse te lossen goederen (art. 7, \e lid, reglement Lt. A). Die vergunning kan ook voor een in een geregelden dienst varend stoomschip in het algemeen worden verleend door den Directeur van Financiën, die een zoodanig schip mede kan ontheffen van de verplichting tot indiening bij aankomst van binnen het tolgebied van stukken omtrent de in dat gebied ingeladen goederen (art. 7, 2e lid, reglement Lt. A.) De bepalingen omtrent de indiening, bij aankomst van eene plaats binnen het tolgebied, van stukken behoeven niet te worden nageleefd door schepen, die niet langer "dan 48 uren ter plaatse vertoeven en tevens aldaar geene handelsgoederen laden of lossen (art. 7, laatste lid, reglement Lt. A.) De documenten betrekking hebbende op de elders te lossen goederen worden voor het vertrek teruggegeven (art. 6, 2e lid, en art. 57, \e lid, reglement Lt. A). Ook kan de eerstaanwezend ambtenaar de op de ter plaatse te lossen goederen betrekking hebbende bewijzen van inlading in het tolgebied doen teruggeven om het vervoer beneden den uitersten wachtpost en ter reede te dekken (art. 6, 2e lid, reglement Lt. A). Het reglement Lt. B zegt met betrekking tot de indiening van stukken bij aankomst van schepen van binnen het tolgebied slechts het volgende: „Is elders reeds algemeene aangifte gedaan van de goederen buiten het tolgebied ingeladen, dan vervangt de „inlevering van dat stuk of die stukken de aangifte dier „goederen." „Voor goederen binnen het tolgebied ingeladen, kan de „aangifte vervangen worden door inlevering van de daartoe „betrekkelijke documenten {art. 1, 2e en 3e lid, reglement „Lt B)." In verband met hetgeen hierboven is opgemerkt omtrent de bevoegdheid van den eerstaanwezend douane-ambtenaar op plaatsen, waar het reglement Lt. A vigeert, om bij aankomst van een schip van binnen het tolgebied te vergunnen, dat de indiening der stukken zich bepale tot de ter plaatse te lossen goederen, wordt hier opgemerkt dat op plaatsen, waar het reglement Lett. B werkt, de eerstaanwezend douaneambtenaar evenzeer zoodanige bevoegdheid bezit, doch bovendien eene dergelijke vergunning kan verleenen ten opzichte van schepen, welke rechtstreeks van buiten het tolgebied komen {art. 2, 2e lid, reglement Lt. B). Evenals het reglement Lt. A kent ook het reglement Lt. B aan den Directeur van Financiën de bevoegdheid toe om de hier bedoelde vergunning voor een in geregelden dienst varend stoomschip doorloopend te verleenen {art. 2, 3e lid, reglement Lt. B). Voor een zoodanig schip kan de Directeur van Financiën mede eene doorloopende vergunning tot afwijking verleenen van de bepaling, dat op plaatsen, waar het reglement Lt. B geldt, geen goederen mogen worden gelost vóórdat de algemeene aangifte is gedaan en tusschen zonsondergang en zonsopgang {art. 5, laatste lid, van evenbedoeld reglement.) Dat op plaatsen, waar het reglement Lt. B van toepasis, evenals op plaatsen, waar het andere reglement geldt, geene algemeene aangifte behoeft te worden gedaan voor schepen, die niet langer dan 48 uren ter plaatse vertoeven en tevens aldaar geene handelsgoederen laden of lossen, is reeds vroeger vermeld {art. 2, laatste lid, reglement Lt. B.). Tevens wordt de aandacht gevestigd op het bepaalde bij het laatste lid van artikel 1 van het reglement Lt B, ingevolge waarvan het Hoofd van gewestelijk bestuur eene andere plaats dan het kantoor van den ontvanger als plaats van inlevering van de algemeene aangifte kan aanwijzen, in welk geval de opgemaakte of ingeleverde stukken van daar verzegeld worden medegenomen ter overhandiging aan den ontvanger binnen den termijn voor de inlevering der algemeene aangifte bepaald. Deze bepaling is in het leven geroepen met het oog op plaatsen, die aan eene rivier op betrekkelijk grooten afstand van.de zee liggen en strekt uiteraard om het clandestien lossen van goederen tusschen de zee en het kantoor te kunnen tegengaan. § 7. Vertrek van handelsvaartuigen. Met betrekking tot het vertrek van handelsvaartuigen zij hier ten slotte opgemerkt, dat deze niet mogen vertrekken alvorens gebleken is, dat de gezagvoerder aan zijne verplichtingen ten opzichte der in- en uitvoerrechten heeft voldaan, dan wel de agenten van het schip of anderen ten genoegen van den ontvanger zich aansprakelijk hebben gesteld voor de boeten door hem beloopen. Deze bepaling is niet toepasselijk op inlandsche vaartuigen, op een jaarpas varende, evenmin op schepen, die niet langer dan 48 uren ter plaatse vertoefden en tevens aldaar geene handelsgoederen hebben geladen of gelost. Deze en de verdere bepalingen op het vertrek zijn vervat in de artikelen 57 en 58 van het reglement Lt. A en in de artikelen 14 t/m 16 van het reglement Lt. B. HOOFDSTUK III TAAK EN BEVOEGDHEDEN VAN DE DOUANE-AMBTENAREN, IN HET BIZONDER DE HEFFING DER RECHTEN. De heffing der in- en uitvoerrechten en de tegengang van den smokkelhandel, d.w.z. van den clandestienen invoer of uitvoer van rechtengoederen, geschieden door het korps douane-ambtenaren. Deze ambtenaren, die over de verschillende kantoren verdeeld zijn, worden onderscheiden in twee groepen, t. w. in ambtenaren van den administratieven (sédentairen) dienst en ambtenaren van den actieven dienst (het actief toezicht). § 1. De ambtenaren van den actieven dienst. De taak der ambtenaren van den actieven dienst omvat in hoofdzaak den verificatiedienst, ') de berekening der rechten verschuldigd ter zake van passagiersgoederen, van pakketten (postpakketten en bootpakketten) en van scheeps- ') Onder verificatiedienst is met betrekking tot kantoren, waar het reglement Lett. A van kracht is, hoofdzakelijk te verstaan het controleeren der aangiften tot wegvoering of opslag van goederen op hunne juistheid o.a. door vergelijking v.z.n. van de soort, hoeveelheid en waarde der goederen met die aangiften. Op plaatsen, waar het reglement Lett. B geldt, daarentegen bestaat de verificatiedienst, in verband met de omstandigheid dat aldaar slechts eigen aangifte van de soort verplichtend is gesteld en deze soort in vele gevallen in de praktijk slechts met een collectieve benaming als manufacturen, kramerij, eetwaren, koopmanschappen, wordt aangeduid, bijna uitsluitend in eene opneming van de hoeveelheid, soort en waarde der weg te voeren goederen. provisiën (bij uitvoer) en de inning dier rechten, met uitzondering van die verschuldigd voor postpakketten, ') het in ontvangst nemen van aangiften tot inlading van niet aan uitvoerrecht onderworpen uit het vrije verkeer afkomstige goederen, het toezicht op den tijdigen uitslag der goederen uit de opslaglokalen en in het algemeen op den goeden gang van zaken in de douane-lokalen en op de douane-terreinen en ten slotte den eigenlijken actieven of bewakingsdienst, welke in het kort ten doel heeft den smokkelhandel tegen te gaan door tot naleving van de douanebepalingen, inzonderheid van die betreffende de lossing, de inlading en het vervoer, te dwingen. De uitoefening van den actieven dienst, de eigenlijke bewakingsdienst hieronder niet begrepen, rust voornamelijk op de schouders van de met den naam van verificateurs aangeduide douaneambtenaren. Zij worden hierin bijgestaan door aspirant-verificateurs en opzieners en soms ook wel, bijv. bij de verificatie van vrije goederen als rijst e.d., door hoofdoppassers en oppassers. De eigenlijke bewakingsdienst wordt daarentegen hoofdzakelijk uitgeoefend door de gezagvoerders, kwartiermeesters en matrozen van de vaartuigen van den douanedienst en door opzieners, hoofdoppassers en oppassers. § 2. De ambtenaren van den administratieven dienst. De administratieve (sédentaire) dienst rust in handen van de als „ontvangers" aangeduide douaneambtenaren, die op de grootere kantoren worden bijgestaan door boekhouders en klerken. ') De voor postpakketten verschuldigde rechten worden door de postadministratie rechtstreeks bij de ontvangers (zie hierachter) overgestort. Het reglement Lt. B bevat in tegenstelling met het reglement Lt. A geen voorschiften, waarbij de rechtenheffing van passagiersgoederen, pakketten en scheepsprovisiën (bij uitvoer) aan de ambtenaren van den actieven dienst wordt opgedragen. Intusschen wordt in de praktijk in den regel gehandeld alsof zulks wel het geval ware. De taak van den administratieven dienst, gemeenlijk kortweg „de administratie" geheeten, omvat in hoofdzaak: a. het toezicht op de tijdige indiening der stukken bij aankomst van schepen, het ontvangen dier stukken, zoomede het toezicht op de aanzuivering dier stukken; b. het toezicht op de aanzuivering van de ter plaatse afgegeven bewijzen van overscheping; c. het ontvangen en het toezicht op de juiste inkleeding van de aangiften tot lossing als bedoeld bij artikel 12 van Regl. Lt. A, van de aangiften tot invoer ten verbruik en tot verzending en doorvoer en van de aangiften tot uitvoer van aan uitvoerrecht onderworpen goederen, zoomede op plaatsen, waar entrepots gevestigd zijn, van de aangiften tot opslag in entrepot; d. het beheer van de onbeheerde en aangehouden goederen alsmede op plaatsen, waar entrepots gevestigd zijn, der entrepots; e. de toepassing der tarieven van in-en uitvoerrechten ten aanzien van de ten in- of uitvoer aangegeven goederen '); ƒ. de inning van de rechten, van de pakhuishuur, van de op de bekeuringen gevallen boeten en kosten, in het kort van alle bedragen, waarvan de verschuldigdheid een uitvloeisel is van de heffing der in- en uitvoerrechten 2), de boeking en het beheer dier gelden en de verantwoording daarvan, voor zooveel den Lande toekomende, 3) aan 's Lands kas; g. het beheer der als zekerheidstelling gedeponeerde bedragen ; h. het toezicht op de naleving der termijnen, binnen welke, ingeval van opslag in entrepot, de opslag moet ') In alle andere gevallen dan waarin zulks door den actieven dienst geschiedt. Zie hiervoren. 2) In alle andere gevallen dan waarin zulks door den actieven dienst geschiedt. De door den actieven dienst geïnde rechten worden echter op bepaalde tijdstippen bij de ontvangers overgestort. 3) De ontvangers innen ook vvel bedragen, die den Lande niet toekomen, bijv. vacatieloonen. (Zie hierachter blz. 62). Deze worden zoo spoedig mogelijk aan rechthebbenden uitgekeerd. zijn afgeloopen en, in geval van verzending of doorvoer, of van vervoer van aan uitvoerrecht onderworpen goederen naar eene binnen het tolgebied gelegen plaats, waar van de goederen eveneens uitvoerrecht verschuldigd is, het bewijs moet worden geleverd dat de goederen de opgegeven bestemming hebben gevolgd; de opmaking van de statistiek van den handel. ') Het hiervoren omtrent de taak der administratie aangeteekende, slaat voornamelijk op plaatsen, waar het reglement Lt. A. van toepassing is. Op plaatsen, waar het reglement Lt. B geldt, is de taak van de administratie eenvoudiger, daar dit reglement, zooals vroeger bereids opgemerkt, geen overscheping kent, zoomede ook, voor zoover ter zake voor enkele plaatsen geen speciale uitzondering is gemaakt, geen opslag in entrepot noch doorvoer of verzending, terwijl het toezicht op de inkleeding der aangiften tot in- of uitvoer minder zorg vereischt. Op plaatsen, waar geen verificateur gevestigd is, of ingeval de eenige ter plaatse bescheiden verificateur verhinderd of afwezig is, zijn de ontvangers tevens belast met de taak der verificateurs. § 3. Leiding van den plaatselyken dienst. Overigens rust op de ontvangers, indien zij als eerstaanwezend ambtenaar fungeeren, ook nog het toezicht op en de leiding van den plaatselijken douanedienst. Dit toezicht en die leiding zijn te Batavia, Semarang, Soerabaja, Padang, Belawan en Makasser opgedragen aan afzonderlijke met den naam van controleur aangeduide douane-ambtenaren en te Cheribon aan een afzonderlijken ambtenaar, den aldaar be- ') Vanwege het Departement van Financiën worden ten gerieve van handel en scheepvaart inaand- en jaarstatistieken omtrent den in- en uitvoer van verschillende handelsartikelen gepubliceerd. De verzameling van de voor de samenstelling dezer statistieken vereischte gegevens is, voor zooveel het tolgebied betreft, opgedragen aan de ontvangers van den douanedienst. scheiden hoofdverificateur, echter, voor zooveel Semarang, Soercibaja, Cheribon, Padang, Belawan en Makasser betreft, onder superintendentie van de hoofden van gewestelijk bestuur. § 4. Bevoegdheden der ambtenaren. Opdat zij de hun opgedragen taak, inzonderheid het actief toezicht, naar behooren zullen kunnen uitoefenen, zijn den douane-ambtenaren bij de rechten-ordonnantie in Stbl. 1882 no. 240 bepaalde bevoegdheden toegekend. Ie. De ambtenaren zijn bevoegd, ingeval van verdenking van overtreding, zoo buiten als op hun standplaats, alle vervoermiddelen, de daarop of daarin geladen goederen en alle andere vervoerd wordende goederen te onderzoeken, daartoe de vaartuigen op rivieren en binnenwateren te doen aanleggen en andere vervoermidelen of dragende personen te doen stilhouden, een vervoermiddel op kosten van ongelijk te doen ontlossen en gebruik te maken van al zoodanige dwangmiddelen als dienstig zijn om de visitatiën te bewerkstelligen en ontduikingen te weren. Hiervan zijn uitgezonderd oorlogsschepen en Gouvernements vaartuigen en de zich daarin bevindende goederen, zoomede door de administratie der posterijen gesloten postkarren en postpakketten en door de Justitie verzegelde goederen: art. 7, alinea's 1 en 2, der rechtenordonnantie. 2e. De ambtenaren zijn bevoegd gebouwen en erven te onderzoeken, waar zij personen, die zij achtervolgen, zien binnengaan: art. 7, laatste lid, der rechten-ordonnantie. 3e. De ambtenaren hebben er recht op dat de goederen, die hun ter verificatie of ter opneming moeten worden aangeboden, door den beheerder of vervoerder worden geopend, zóó worden geplaatst en in zooverre worden ontpakt als zij dit noodig achten, terwijl de weder-inpakking of sluiting aan dien beheerder of vervoerder wordt overgelaten. Opent deze de colli niet of worden zij niet zoodanig geplaatst of zoover ontpakt als verlangd wordt, dan kunnen de ambtenaren daarin ten zijnen koste en gevare voorzien, onverminderd de toepassing van straf. In alle andere gevallen, waarin de ambtenaren verpakte goederen willen onderzoeken, worden de colli geopend en zoo noodig verplaatst en de goederen weder ingepakt door of vanwege de ambtenaren, die zooveel mogelijk voor het weder dicht maken der colli zorgen. De Directeur van Financiën beslist op verzoeken om vergoeding van de schade bij dit onderzoek toegebracht. Zoolang de ter verificatie of opneming aangeboden goederen niet zijn weggevoerd van de plaats of uit het lokaal van verificatie of opneming, kan herverificatie of heropneming plaats hebben en beslist de eerstaanwezend ambtenaar welke gelden zal. Art. 8 der rechten-ordonnantie. 4e. De ambtenaren zijn bevoegd vervoermiddelen of laadruimen en vervoerd wordende goederen te verzegelen, indien zij dit voor de verzekering van 's Lands rechten noodig achten. Van de verzegeling wordt melding gemaakt op de documenten, die het vervoer moeten dekken; de documenten zijn niet meer geldig om het vervoer te dekken, indien de zegels zijn weggenomen of geschonden '); art. 9, alinea's 1 en 2, der rechten-ordonnantie. 5e. De ambtenaren kunnen bewaking toepassen, indien de vervoermiddelen niet geschikt zijn voor de verzegeling of ingeval bewaking wordt noodig geacht bij hetverleenen van toestemming tot afwijking van eenige bepaling of bij verlenging van een termijn. Ingeval van zoodanige bewaking is waakloon verschuldigd aan den lande van ƒ 1.— per uur of gedeelte daarvan en voor elk ambtenaar tot een maximum voor ieder van ƒ 10.— per etmaal. Bovendien heeft de ambtenaar recht op restitutie van noodzakelijke kosten van verplaatsing en op eene vergoeding van ƒ 5.— voor eiken dag of gedeelte daarvan, indien hij zich meer dan 6 paal van zijn standplaats moet verwijderen. Aan boord van een vaartuig wordt de ambtenaar behoorlijk van spijs en drank voorzien; alsdan bekomt hij niet de even- ') Het schenden van zegels en looden is bij art. 25 ten 6e der rechten-ordonnantie strafbaar gesteld met eene boete van ƒ 25.— tot ƒ 1000.—. bedoelde vergoeding; art. 9, al. 3, 4 en 5, der rechtenordonnantie. 6e. De ambtenaren hebben er recht op, dat op de terreinen of in de lokalen, van landswege aangewezen of beschikbaar gesteld voor het uitladen, het nederleggen of het entreposeeren van goederen, hunne bevelen omtrent de uitlading, plaatsing of verplaatsing en het wegvoeren der goederen en omtrent het gebruik der van landswege beschikbaar gestelde weegwerktuigen worden opgevolgd. Bij gebreke daarvan kan de ambtenaar ten koste en schade van de belanghebbenden het bevolene doen uitvoeren, onverminderd de toepassing van straf. Art. 10 der rechtenordonnantie. Zie ook art. 15, 3e en 5e lid, Regl. Lt. A. 7e. De ambtenaren maken van de overtredingen betrekkelijk de in- en uitvoerrechten, welke zij constateeren, proces-verbaal van bekeuring op en zulks op den eed bij de aanvaarding hunner bediening aan den lande opgelegd. Is de bekeurde bij het instellen der bekeuring tegenwoordig, zoo wordt hij uitgenoodigd de opmaking van het proces-verbaal bij te wonen en dit mede te teekenen, wordt hem medegedeeld waar en wanneer die opmaking zal plaats hebben en wordt in het proces-verbaal vermeld, dat die uitnoodiging en mededeeling zijn gedaan. Dit behelst verder een beknopte aanwijzing der omstandigheden, waaronder en de personen, door wie de overtreding is begaan. Den bekeurde wordt een afschrift van het procesverbaal ter hand gesteld, tenzij hij niet bij de opmaking tegenwoordig is, in welk geval dat afschrift te zijner beschikking wordt nedergelegd op het naastbij gelegen kantoor van een ambtenaar der douane. Art. 11 der rechten-ordonnantie. 8e. De ambtenaren kunnen alle voorwerpen, waarmede of te welker opzichte eene overtreding is begaan, met uitzondering van openbare vervoermiddelen, aanhouden en na inventarisatie in bewaring nemen. Zij handelen daarmede alsdan verder zooals bij § 2 van hoofdstuk IV' blz. 82 hierachter, aangegeven; art. 13, al. 1, der rechtenordonnantie. Ten aanzien van al deze verrichtingen der douane-ambtenaren geldt dat alle burgerlijke autoriteiten, in het bijzonder de ambtenaren van justitie en politie, zoomede de gewapende macht zijn gehouden den ambtenaren en bedienden der douane in alle zaken betrekkelijk deze dienstverrichtingen voor zooveel noodig de behulpzame hand te bieden en bescherming te verleenen of te doen verleenen. De inlandsche ambtenaren voor het actief toezicht der douane worden, onverschillig welke hun rang of titel zij, gerangschikt onder de personen bedoeld bij art. 158 van het Wetboek van strafrecht voor Europeanen en art. 159 van dat voor Inlanders, {art. 12, al. 2 en 3, der rechten-ordonnantie). § 5. Werktyd van de ambtenaren. De kantoren der ontvangers zijn eiken dag, met uitzondering van den Zondag, geopend van 8 uur des voormiddags tot 3 uur des namiddags. Voor Java en Madoera kan de Directeur van Financiën, in de bezittingen daarbuiten het Hoofd van gewestelijk bestuur, in het belang van den handel een andere regeling der kantooruren vaststellen. ') In spoedeischende gevallen, ter beoordeeling van den controleur der douane — of, waar geen controleur der douane is, van het Hoofd van plaatselijk bestuur — is het kantoor ook des Zondags en buiten de gewone kantooruren geopend, (art. 5 der rechten-ordonnantie). Geeft artikel 5 der rechten-ordonnantie aldus een bepaalden tijd aan voor het geopend zijn van het kantoor van den ontvanger, het spreekt van zelf dat de actieve dienst vaak werkzaamheden zal verrichten ook buiten die uren. Aan de prudentie der beheerders der kantoren blijft overgelaten hieromtrent regelingen te treffen. Verrichten intusschen de ambtenaren werkzaamheden tusschen zonsondergang en zonsopgang of op Zondagen op verzoek van ') Er zijn gevallen, waarin de plaatselijke gesteldheid in verband met eb en vloed de gewone kantooruren zeer ondoelmatig kunnen doen zijn. belanghebbenden, dan mogen zij vacatieloon in rekening brengen, bedragende ƒ 1.— voor ieder uur of gedeelte daarvan en voor elk ambtenaar met een maximum voor ieder van f 10 — per etmaal. Ingeval echter bizondere omstandigheden van plaatselijken aard het onvermijdelijk maken op Zondagen of tusschen zonsondergang en zonsopgang werkzaamheden van de ambtenaren te vragen, kan de Directeur van Financiën, voor zooveel Java en Madoera betreft, en het Gewestelijk bestuurshoofd, voor zooveel aangaat de bezittingen daarbuiten, bepalen dat geen vacatieloon zal worden in rekening gebracht ') {art. 9, al. 6, 7, en 8, der rechten-ordonnantie). § 6. Op te maken stukken. Alle door de douane-ambtenaren zoowel als door anderen ingevolge de rechten-ordonnantie en de daaraan gehechte reglementen op te maken stukken, zijn vrij van zegelrecht (art. 16 der rechten-ordonnantie). In al die stukken moeten alle veranderingen en doorhalingen door den onderteekenaar gewaarmerkt zijn. Die, welke voorkomen in stukken . § 2. Aangehouden goederen. Op alle voorwerpen, waarmede of te welker opzichte eene overtreding is begaan, kunnen de boeten, rechten en kosten 3) worden verhaald. Zooals hiervoren reeds werd vermeld, kunnen die voorwerpen, met uitzondering van openbare vervoermiddelen, door de ambtenaren aangehouden en na inventarisatie in bewaring genomen worden. De voorwerpen worden echter, voor zoover zij niet als stukken van overtuiging behoeven te dienen, afgegeven na zekerheidstelling ten genoegen van den ontvanger voor de daarop te verhalen ') Vergelijke § 46 der instructie op het reglement Lt. A. 2) Onder smokkelhandel wordt verstaan in- of uitvoer buiten de douane om, (door het goed aan de waakzaamheid der douane te onttrekken). 3) Kosten op de bekeuring gevallen; vgl. art. 39, voorlaatste lid, van het reglement Lt. A. sommen. Deze zekerheidstelling bestaat èf in het deponeeren van geld öf in een personeelen borgtocht. Levende dieren, in welker onderhoud niet door belanghebbenden wordt voorzien, zoomede goederen, die naar het oordeel van den eerstaanwezend ambtenaar, aan spoedig bederf onderhevig, schadelijk of gevaarlijk zijn, worden dadelijk in het openbaar verkocht, indien geen zekerheidstelling plaats vindt tegen afgifte. Heeft openbare verkoop plaats, dan treedt in plaats van de teruggaaf van de dieren of goederen de uitkeering der zuivere opbrengst. Nadat de bekeuring is afgedaan bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, heeft tot verhaal van boeten, rechten en kosten, verkoop in het openbaar plaats. Goederen, waaromtrent uitsluitende rechten van verkoop verpacht zijn, worden aan den pachter afgestaan tegen een met hem overeengekomen prijs. Goederen, op onbekende overtreders aangehaald, worden zonder vonnis in het openbaar verkocht of aan den pachter afgestaan. Indien bij openbaren verkoop of bij overeenkomst met den pachter de hoogst te bedingen prijs lager is dan het bedrag der rechten, worden de goederen vernietigd {art. 13 der rechten-ordonnantie). Bij onrechtmatige aanhalingen kan schadevergoeding worden toegekend, maar niet tot een hooger bedrag dan van 1/30 ten honderd van de waarde der aangehaalde goederen, voor eiken dag gerekend van den dag der aanhaling tot en met dien, waarop de goederen ter beschikking van den bekeurde zijn gesteld {art. 14 der rechten-ordonnantie). Met de hoofdstukken II, III en IV hiervoren is de inhoud van de rechten-ordonnantie met name van de daarbij behoorende reglementen volstrekt niet in alle onderdeelen wedergegeven. Sommige punten daarvan zijn in het geheel niet aangeroerd, zooals bijv. de overscheping ten doorvoer {art. 18, 2e lid', van liet reglement Lt. ^4) en de inlading van aan uitvoerrecht onderworpen goederen met gebruikmaking van z. g. voorloopige aangiften (art. 54 van het reglement Lt. A. en art. 11 van reglement Lt. B.). Andere punten zijn slechts zeer vluchtig aangeduid. Voor het doel van de onderwerpelijke handleiding—het geven van een inzicht in den gang van zaken bij de tolkantoren — komt het medegedeelde echter voldoende voor. Voor het overige moeten de ordonnantie en reglementen zelve worden ter hand genomen. INDISCHE TARIEFWET. (.Stbl. 1910 No. 79). Artikel 1. Van alle goederen, welke op Java en Madoera, in het gouvernement Sumatra's Westkust, in de residentie Tapanoeli, in de onderafdeeling Singkel van het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, in de residentie Benkoelen, in de residentie Lampongsche districten, in de residentie Palembang, in de residentie Banka en Onderhoorigheden, in de assistent-residentie Billiton en in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, ten verbruik worden ingevoerd en niet uitdrukkelijk zijn vrijgesteld, is een invoerrecht verschuldigd volgens dit tarief: GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Aardewerk, (gebakken) en porselein waarde 6 pet. „ dakpannen, vloertegels en metselsteenen — vrij. Arakleggers _ ! vrjj. Azijn.... waarde 10 pet. Beenzwart — Vrij. Bier, op fust hectoliter ƒ 5,25. » afgetapt „ / 6,—. Bl'k — vrij. Blikwerk waarde 10 pet. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. I | Boeken, land-en zeekaarten, platen en prenten en muziek in bladen, ingenaaid of ingebonden (1) — vrij. Buskruit waarde 6 pet. Cement — vrij. Dranken, niet afzonderlijk genoemd waarde 12 pet. Eetwaren, niet afzonderlijk genoemd .. waarde 12 pet. Ezels en muilezels — vrij. Fabriek- en stoomwerktuigen, machinerieën, werktuigen, toestellen en gereedschappen ten dienste van landbouw, fabrieken stoomwezen, mijnontginningen en handwerken of ambachten. Alsmede gedeelten daarvan, mits als zoodanig door de ambtenaren erkend.. — vrij. Gambir, Riouw 100 kilogram ƒ 15.—. „ andere „ „ ƒ 20.—. Garen waarde 6 pet. Bijzondere bepalingen. (') Platen en prenten in lijsten. Als meubelen, niet afzonderlijk genoemd.. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Gedistilleerd per hectoliter ƒ 50 of ingeval vloeistof, be- het bedrag van vattende 50 li-den accijns in ters alcohol bij Ned.-Indië van eene tempera- inlandsch getuur van 15 distilleerd gegraden van heven worden honderd-dende meer deeligen ther- bedraagt, zoomometer. (2) veel gulden meer als bij koloniale ordonnantie zal worden vastgesteld . Bijzondere bepalingen. (2) Bij hoogere of mindere sterkte wordt de hoeveelheid herleid tot het alcoholgehalte van vijftig percent. De voorschriften, de werktuigen en de tafels voor de opneming van de sterkte en de herleiding worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld. ') Echter geschiedt de herleiding ten aanzien van likeuren en andere dergelijke gedistilleerde dranken, welke bereid of vermengd zijn met zelfstandigheden, die de rechtstreeksche opneming van de sterkte, enkel door middel van vochtwegers en thermometers verhinderen, steeds in verhouding tot eene sterkte van vijf en zeventig percent, tenzij de ambtenaren vermoeden, dat vloeistoffen, aangegeven als dergelijke dranken, een hooger alcoholgehalte dan van vijf en zeventig percent hebben. In dat geval zijn zij bevoegd de opneming van de werkelijke sterkte te vorderen en geschiedt de herleiding naar de bevonden hoogere sterkte. Gedistilleerd, geen eigenlijke likeur zijnde, dat bereid of vermengd is met zelfstandigheden, die de rechtstreeksche opneming van de sterkte, enkel door middel van vochtwegers en thermometer, verhinderen, en waarvan de ware alcoholsterkte de schijnbare met niet meer dan vijf gehaltepercenten overtreft, wordt niet als „likeuren en andere dergelijke gedistilleerde dranken" doch naar de werkelijke sterkte belast, mits de invoerder bij zijne aangifte niet alleen de schijnbare, maar ook de ware alcoholsterkte juist heeft opgegeven. ') Stb. 1898 No. 92. GOEDEREN. I Maatstaf. I Rechten. Glas en glaswerk van alle soorten waarde 10 pet. Goud en zilver, blad- „ 12 pet. Bijzondere bepalingen Voor vernis en alle andere met alcohol bereide vloeistoffen geen dranken zijnde, zoomede voor houtgeest en alle daaruit bereide of daarmede vermengde vloeistoffen, geschiedt de herleiding in verhouding tot eene sterkte van honderd percent. De Gouverneur-Generaal kan echter, onder de noodige voorzieningen, vrijdom van invoerrecht verleenen: lo. voor houtgeest, en 2o. voor gedistilleerd: a. dat in Nederland, overeenkomstig de aldaar geldende bepalingen omtrent den vrijdom van accijns, is vermengd met houtgeest of eene andere aldaar voor het ongeschikt maken tot gewoon gebruik aangewezen zelfstandigheid; b. dat in Nederlandsch-Indië, volgens de daaromtrent te geven voorschriften, onder toezicht van ambtenaren, door toevoeging van houtgeest of eene andere daarvoor door den Gouverneur-Generaal aangewezen zelfstandigheid voor gewoon gebruik ongeschikt gemaakt wordt; e. tot het vervaardigen van azijn.') Ook kan hij, onder de noodige voorzieningen, bepalen, dat verfwaren en vernissen, welke bereid zijn met tot gewoon gebruik ongeschikt gemaakt gedistilleerd, ten invoer kunnen worden toegelaten tegen betaling van het volgens het tarief voor verfwaren (andere) verschuldigde invoerrecht. 2) Het invoerrecht op aether sulfuricus, chloroform en alle verdere dergelijke uit of met alcohol bereide stoffen wordt door den GouverneurGeneraal bij koloniale ordonnantie geregeld naar de belasting, die bij invoer van gedistilleerd verschuldigd is. 3) Bij invoer van gedistilleerde dranken langs andere kantoren dan die daartoe door den Gouverneur-Generaal in het bijzonder zijn aangewezen, worden zij belast als vernis en daarmede gelijkstaande vloeistoffen. In geval van verhooging van het invoerrecht op gedistilleerd, tengevolge van verhooging van den accijns in Nederlandsch-Indië, kan de Gouverneur-Generaal voorschriften vaststellen tot bijbetaling van het bedrag der verhooging voor het gedistilleerd, dat voorhanden is in eene hoeveelheid, boven het door hem te bepalen maximum. ') Stb. 1898 No. 93. 2) Stb. 1897 No. 338. 3) Stb. 1886 No. 128. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Goud en zilver in staven, baren of stukken, gemunt en stofgoud. — vrij. Goud en zilver, goud- en zilverwerk,galon, passementendraad waarde 12 pet. Hars — vrij. Hout, gezaagd of ongezaagd, scheepsbouw- en timmerhout, daaronder begrepen masten, spieren, riemen en ander rondhout — vrij. Houtwerk waarde 6 pet. 'Js — vrij. Ijzer in staven, stukken, roeden of platen, spoorstaven, laschen verbindingsplaten voor spoorwegen, buizen voor waterleidingen, ijzeren gaspijpen, assen, bussen en wielen (3), gegoten of getrokken, ijzeren laadbooten of prauwen, geraamten van ijzeren gebouwen, loodsen of pakhuizen, ijzeren bruggen en gedeelten daarvan, ijzeren dakbedekking en goten, al dan niet gegalvaniseerd, bouten en spijkers, ijzerdraad, scheepsankers, scheepskettin- Bijzondere bepalingen. (3) Assen, bussen en wielen, behoorende tot rijtuigen, worden bij den invoer belast als rijtuigen. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. gen, scheepsspillen, scheepswant, telegraaf- en telephoon- draad en kabels — vrij. Ijzer, ijzerwerk, gegoten, geslagen, geplet of gesmeed, niet afzonderlijk genoemd waarde 10 pet. Instrumenten, mathematische, phy- sische, chirurgicale en optische. — vrij. Juweelen, paarlen en edelgesteenten, al of niet gezet — vrij. Kaarsen 100 kilogram ƒ 12,—. Kalk — vrij. Klappers en klapperolie — vrij. Kleederen, gemaakt, geweven of gebreid waarde 12 pet. Kolen (steen-) en cokes — vrij. Koper, ruw en gaar, geslagen of geplet, daaronder begrepen platen en bladen voor het koperen der schepen, gemunt koper, muntmetaal, koperen roeden voor binten, bouten en spijkers, zoomede koperen en bronzen telephoondraad en soortgelijk draad voor electri- sche geleidingen — vrij. Koper, opgemaakt koperwerk, al dan niet verlakt, verguld of geschilderd, bronswerk en koperdraad, niet afzonderlijk genoemd waarde 10 pet. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Kramerij (4) waarde 6 pet. Leder en lederwerk „ 10 pet. Lood, ruw, geplet en gestreken.. —' vrij. Lood, bewerkt, niet afzonderlijk genoemd waarde 10 pet. Manufacturen, stoffen (ellegoederen) van katoen en halfwol, imitatiebatiks, geweven katoenen sarongs, kains pandjang en slendangs, katoenen molton dekens, zakken en emballage- goed „ 6 pet. Manufacturen, manufacturen en stoffen van zijde, zijden linten, zijden band, zijden passementwerk en alle andere zijden waren, niet afzonderlijk genoemd, jde fluweelen daaronder begrepen (5) „ 6 pet. Manufacturen, niet anders belaste manufacturen van katoen, linnen, wol of andere vezelstoffen, daaronder begrepen band,veters, lint, passementwerk (niet van echt of nagemaakt goud of zilver), garneersel, borduursel, borduurwerk, kanten en Bijzondere bepalingen. (4) Zoo noodig wordt door den Gouverneur-Generaal nader aangewezen, welke artikelen behooren tot kramerij. (5) Uitsluitend van zijde. Gemengde stoffen als manufacturen van katoen. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten, tulen, kantwerk en wat dies meer zij waarde 10 pet. Meel „ 10 pet. Mest — vrij. Meubelen, lampen, niet dienende voor gas- of electrische verlichting waarde 6 pet. Meubelen, niet afzonderlijk genoemd „ 10 pet. Mineraalwater, bron- of kunstwater 100 kruiken of flesschen ƒ 4,60. Muziekinstrumenten waarde 10 pet. Opium 100 kilogram ƒ 450,—. Paarden waarde 6 pet. Papier van alle soorten. Meubel-, muziek-,chits-, kaart-en bordpapier, schrijfboeken en registers, gelijnd of ongelijnd waarde 10 pet. Pek — vrij. Petroleum hectoliter ƒ 0,25. Photographie-toestellen, alsmede gedeelten daarvan waarde 6 pet. Planten, levend — vrij. Reukwerken en parfumerieën, niet uit of met alcohol bereid waarde 12 pet. Rijst, gepeld of ongepeld — vrij. Rijtuigen, alsmede gedeelten van rijtuigen (6) waarde 10 pet. Bijzondere bepalingen. (6) Spoorwegrijtuigen en gedeelten daarvan zijn vrij van rechten. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Schilderijen — vrij Schrijf- en teekenbehoeften (7). waarde 6 pet. Speelkaarten, Europeesche, los of in bladen kilogram ƒ 1,20. „ , Chineesche, los of in bladen „ ƒ 0,15. Staal, in staven, bladen en platen, staaltrossen, stalen assen, spoorstaven, lasch- en verbindingsplaten voor spoorwegen (8) — vrij. „ , staalwerk, niet afzonderlijk genoemd waarde 10 pet. Stroop, siropen uit vruchten zonder gedistilleerd samengesteld. 100 flesschen ƒ15, — . Tabak, tabak en snuif 100 kilogram. ƒ 8,—. „ , sigaren en sigaretten... „ ƒ 50,—. Teer — vrij. Thee kilogram ƒ 0,25. Touwwerk, kabels of geslagen want en alle andere touwwerk voor scheepsuitrusting of voor de visscherij benoodigd — Vrij. Uurwerken, horloges, klokken en pendules waarde 6 pet. Vee, levend, buffels en runderen stuk ƒ 2,—. „ „ , varkens „ ƒ 0,50. Bijzondere bepalingen. (7) Uitgezonderd papier. (8) Assen behoorende tot rijtuigen, worden bij den invoer belast als rijtuigen. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Vee, levend, niet afzonderlijk genoemd — vrij. Verfwaren, natte in blikken, bus-! sen of flesschen. . . . waarde 8 pet. „ , andere, terpentijn en lijnolie „ 6 pet. Visch, gezouten of gedroogd, niet verpakt in bussen, flesschen, potten of dergelijke „ 10 pet. Vleesch van alle soorten „ 12 pet. Wapens (vuur-), alsmede gedeelten van vuurwapens. ... „ 6 pet. Wijn, op fust hectoliter ƒ 9,—. „ , afgetapt 1 „ ƒ 10,50. „ , mousseerende wijnen.. . . lOOflesschen ƒ 21,—. Zaden, landbouw — vrij. Zeildoek — vrij. Zink, ruw en geplet, daaronder begrepen platen en bladen voor het bekleeden, bouten,en spijkers. — vrij. Zink, werk van zink al dan niet vernist, verlakt of geschilderd waarde 10 pet. Zout, tafelzout van alle soorten, zoomede klip- ofsteenzout. 100 kilogram ƒ 12,—. „ ander dan in de vorige rubriek genoemd, in de residentie Tapanoeli en in de onderafdeeling Singkel van het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden „ ƒ 10,—. GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Zout, id., elders 100 kilogram, ƒ 6,50. „ voor industrieele doeleinden (9) „ ƒ 2,—. Alle andere goederen, niet in het bijzonder genoemd of niet onder de voorgaande begrepen . waarde 6 pet. . I Bijzondere bepalingen. (9) De voorzieningen, noodig voor de toepassing van dit recht, worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld. VERWIJZINGEN ('). Aambeelden. Absinth. Aetlier sulfuricus. Ambachtsgereedschappen Amfioen. Ammunitie. Ankers. Arak. Assen, bussen en wielen. Automobielen. Band (ander dan zijden). Bandijzer. Baren. Batiks (imitatie). Als ijzer in staven enz. Als likeuren. Zie gedistilleerd, Zie gedistilleerd. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. Als opium. Als buskruit. Zie ijzer. Als gedistilleerd. Zie ijzer en staal. Als rijtuigen. Zie niet anders belaste manufacturen van katoen enz. Als ijzer in staven. Zie goud en zilver. Zie manufacturen. ') De afkortingen n. a. b. en n. a. g. beteekenen respectievelijk niet afzonderlijk belast en niet afzonderlijk genoemd. Beddelakens enkussensloopen (afgepaste). Bedden en matrassen. Bessensap. Bijouteriën niet van goud of zilver. Bladen van koper. „ staal. „ zink. „ „ onbewerkt goud in dunne. Bordpapier. Borduursel (ander dan zijden). Borduurwerk (ander dan zijden). Borstelmakerswerk. Boter. Bouten (koperen). Brandbluschgereedschappen en brandreddingstoestellen. Brandewijn. Brandspuiten en hetgeen daartoe hoort. Brillenglazen, glaskoralen en andere snuisterijen van glas. Bronmineraalwater. Bronswerk. Buffels. Bussen, assen en wielen. Chirurgicale instrumenten. Chitspapier. Chloor-calcium (ruw). Chloroform. Cider- of appeldrank. Cognac. Cokes. Dakglas. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als meubelen n. a. g. Als dranken n. a. g. Als kramerij. Zie koper. Zie staal. Zie zink. Als goud in staven, baren enz. Zie goud en zilver. Zie papier. Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als kramerij. Als eetwaren n. a. g. Zie koper. Als fabriek- en stoomwerktuigen. Als gedistilleerd. Als fabriek- en stoomwerktuigen. Als kramerij, Zie mineraalwater. Als koperwerk. Zie koper. Zie vee. Zie ijzer en staal. Zie instrumenten. Zie papier. Als beenzwart. Zie gedistilleerd. Als dranken n. a. g. Als gedistilleerd. Zie kolen (steen-). Als glas en glaswerk. Dakpannen. Dakpannen van glas. Dekens (anderen dan zijden of katoenen molton). Doeken en shawls (andere dan zijden). Draad- (goud-). (ijzer-). (koper-). (staal-). „ (telephoon-). „ (telegraaf-), (zilver-). (zink-). „ voor electrischeg dingen. Drijfriemen. Droogplaten. Drukletters. Drukpersen. Edelgesteenten. Emballagegoed. Extincteurs. Qaarkoper. Galanteriewaren niet van goud of zilver. Galon (echt). „ (valsch). Garneersel (ander dan zijden). Gasmeters. Gaspijpen. Gemunt goud en zilver. Zie aardewerk. Als glas en glaswerk. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie goud en zilver. Zie ijzer. Zie koper. Als staalwerk n. a. g. Zie staal. Zie ijzer en koper. Zie ijzer. Zie goud en zilver. Als werk van zink enz. Zie zink. elei- Zie koper. Als fabriek- en stoomwerktuigen. Als glas en glaswerk. Als gereedschappen. Zie,fabrieken stoomwerktuigen. Als fabriek- eu stoomwerktuigen. Zie juweelen. Zie manufacturen. Als fabriek- en stoomwerktuigen. Zie koper, ruw en gaar. Als kramerij. Zie goud en zilver. Als kramerij. Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als fabriek- en stoomwerktuigen. Zie ijzer. Zie goud en zilver. Gemunt koper. Geraamten voor ijzeren gebouwen, loodsen en pakhuizen. Gereedschappen. Geslagen want. Geslagen of geplet koper. Geweven of gebreide kledingstukken. Glaskoralen. Glaswerk. Gramophonen. Gramophoonplaten. Graslinnen. Guano. Handschoenen. Hoeden. Honden. Horloges. Houtgeest. India-rubber voor fabrieken. IJzerdraad. Ijzerwerk. Jachtgeweren. Jenever. Kaarten (land- en zee-). Kaartpapier. Kaas. Kabels. Kabels (telegraaf-). Kains (geweven katoenen). Kanten en tulen, andere dan van zijde. Kantwerk, andere dan van zijde. Zie koper. Zie ijzer. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. Zie touwwerk. Zie koper. Zie kleederen. Als kramerij. Zie glas en glaswerk. Als muziekinstrumenten. Als muziekinstrumenten. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als mest. Als kleederen. Als kleederen. Als vee n. a. g. Zie uurwerken. Zie gedistilleerd. Als fabriek- en stoomwerktuigen. Zie ijzer. Zie ijzer. Als wapens. Als gedistilleerd. Zie boeken. Zie papier. Als eetwaren n. a. g. Zie touwwerk. Zie ijzer. Zie manufacturen, Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Karotten. Kettingen, (scheeps-). Keukensiroop. Klapperolie. Klokken. Koffermakerswerk. Koperdraad. Koperen munt. Koperen roeden voor bouten. Koperwerk. Kousen. Kristal. Kunstbloemen. Kunstbloemen, geen mode¬ waren zijnde. Kunstwater. Kussensloopen (afgepaste). Laadbooten. Laboratorium-artikelen van aardewerk of porselein. Laboratorium-artikelen van glas. Lakens. Lampen. Land- en zeekaarten. Landbouw-werktuigen. Landbouwzaden. Lederwerk. Lijnolie. Likeuren. Linnen. Lint (ander dan zijden). Machinerieën. Als tabak en snuif. Zie tabak. Zie ijzer. Als eetwaren n. a. g. Zie klappers. Zie uurwerken. Als leder en lederwerk. Zie koper. Zie koper. Zie koper. Zie koper.. Als kleederen. Als glas en glaswerk. Als kleederen. Als kramerij. Zie mineraalwater. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie ijzer. Als aardewerk en porselein. Als glas en glaswei k. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie meubelen. Zie boeken. Zie 'fabriek- en stoomwerktuigen. Zie zaden (landbouw). Zie leder en lederwerk. Zie verfwaren. Zie gedistilleerd. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. Masten. Mathematische instrumenten. Matrassen. Messen en messenmakerswerk. Metaal. Metselsteenen. Meubelpapier. Modewaren. Muilezels. Muziek. Muziekpapier. Naaimachines. Nieuw zilver (zoogenaamd). Olie (klapper-). Olie (lijn-). Optische instrumenten. Paarlen. Paklinnen. Parapluies. Parasols. Parfumerieën. Passementwerk van echt goud en zilver. Passementwerk van nage¬ maakt goud en zilver. Passementwerk, zijden. Passementwerk, ander. Pendules. Perry of perensap. Petten. Phonografen. Phonograafrollen. Photographisch papier. Physische instrumenten. Pianola's en dergelijke. Zie hout. Zie instrumenten. Als meubelen n. a g. Als lcramerij. Als koper. Zie aardewerk. Zie papier. Als kleederen. Zie ezels. Zie boeken. Zie papier. Als fabriek- en stoomwerktuigen. Als koper. Zie klappers. Zie verfwaren. Zie instrumenten. Zie juweelen. Als emballagegoed. Zie manufacturen. Als kleederen. Als kleederen. Zie reukwerken. Zie goud en zilver. Als kramerij. Zie manufacturen. Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie uurwerken. Als dranken n. a. g. Als kleederen. Als muziekinstrumenten. Als muziekinstrumenten. Als papier n. a. b. Zie instrumenten. Als muziekinstrumenten. Pistolen. Platen en prenten. Platen (ijzeren). „ (koperen). „ (stalen). „ (zinken). Pleetwerk. Porselein. Prauwen (ijzeren). Prenten. Provisiën. Registers (gelijnd of ongelijnd). Reukwerken en parfumerieën uit of met alcohol bereid. Reukwerken en parfumerieën, andere. Als wapens. Zie boeken. Zie ijzer. Zie koper. Zie staal. Zie zink. Als kramerij. Zie aardewerk. Zie ijzer. Zie boeken. Als eetwaren n. Zie papier. Als gedistilleerd. Zie reukwerken. a. g. Riemen (houten). Zie hout. Roeden (ijzeren). Zie ijzer. (koperen). Zie koper. Rondhout. Zie hout. Rookmaskers. Als fabriek- tuigen. Rum. Runderen. Sarongs (geweven katoenen). Schapen en lammeren. Scheepskettingen. Schoenmakerswerk. Schrijfboeken. Servetten (afgepaste). Sigaren. Sigaretten. Siropen. Slendangsfgeweven katoenen) Snuif Spek. Spiauter. Als gedistilleerd. Zie vee. Zie manufacturen. Als vee n. a. g. Zie ijzer. Als leder en lederwerk, Zie papier. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie tabak. Zie tabak. Zie stroop. Zie manufacturen. Zie tabak. Als vleesch. Als zink. Spieren. Spijkers. Spillen (scheeps-). Staalwerk. Staven (ijzeren). Staven (gouden). Steenkolen. Stoffen van katoen en halfwol. „ „ zijde en zijden fluweel. Stoffen van andere samenstelling. Stofgoud. Stoomwerktuigen. Stroop, siropen met gedistilleerd samengesteld. Stroop, andere. Tafelkleeden (andere dan zijden). Tafellakens (afgepaste). Tapijten en tapijten behangsels. Teekenbehoeften. Teekeningen. Tegels (vloer). Telegraafdraad. Telephoondraad. Theelood. Timmerhout. Toestellen (fabriek-). Touw, paktouw en ander, niet voor scheepsuitrusting of voor de visscherij. Varkens. Vensterglas. Zie hout. Zie ijzer, koper of zink. Zie ijzer. Zie staal. Zie ijzer. Zie goud. Zie kolen. Zie manufacturen. Zie manufacturen. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie goud. Zie fabriek- en stoomwerktuigen . Als likeuren. Zie gedistilleerd. Zie stroop. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie schrijf- en teekenbehoeften. Als schilderijen. Zie aardewerk. Zie ijzer. Zie ijzer of koper. Als lood ruw en geplet. Zie hout. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. Als alle andere goeder en. Zie vee. Als 'glas en glaswerk. Vernis met alcohol bereid. Veters (anders dan zijden). Vloertapijten. Vruchten op brandewijn of gedistilleerd. Vuurwapens. Want (geslagen). Waren en linten van zijde. Werktuigen. Wielen, bussen en assen. Wollen stoffen (geheel wol). Wollen stoffen (half wol). „ manufacturen (andere dan stoffen). Worst. Zadelmakerswerk. Zakdoeken (andere dan zijden). Zakken (linnen en andere). Zeekaarten. Zijden stoffen. Zijden manufacturen. Zilver. Zie gedistilleerd. Zie n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Als likeuren. Zie gedistilleerd. Zie wapens. Zie touwwerk. Zie manufacturen. Zi efabriek- en stoomwerktuigen. Zie ijzer en staal. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie manufacturen, stoffen van katoen en half wol. Als 77. a. b. manufacturen van katoen enz. Als vleesch. Als leder en lederwerk. Als n. a. b. manufacturen van katoen enz. Zie manufacturen. Zie boeken. Zie manufacturen. Zie manufacturen. Zie goud en zilver. Artikel 2. Behalve de goederen, bij het tarief zelf van invoerrecht vrijgesteld, worden daarvan ontheven: 1°. alle goederen, aangevoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement; 2°. a. alle voortbrengselen der Nederlandsch-Indische bezittingen, waar rechten worden geheven van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur, behalve zout niet uit de gouvernements-pakhuizen afkomstig, mits, voor zooveel betreft katoenen goederen, tabak en sigaren, voorzien van een bewijs van uitvoer uit die bezittingen; b. alle voortbrengselen van andere Nederlandsch-Indische bezittingen en van de inlandsche Staten van den Oosterschen archipel, in vriendschap met de Nederlandsche Regeering, met uitzondering van gambir, van geweven katoenen goederen, tabak, sigaren en zout. 3°. alle goederen, waarvan bij een Nederlandsch-lndisch tolkantoor invoerrecht is geheven. Is echter ter plaatse van tweeden aanvoer een hooger recht verschuldigd, dan worden de goederen niet toegelaten, dan na bijbetaling van het verschil. 4°. lijfsbenoodigdheden van reizigers en regalen door hen aangebracht. Artikel 3. De Gouverneur-Generaal kan vrijstelling of teruggaaf van invoerrecht verleenen op grond dat de invoer geschiedt met een wetenschappelijk doel of dat internationale betrekkingen zulks wenschelijk maken. Artikel 4. Bij den uitvoer uit de gewesten, in art. 1 genoemd, is uitvoerrecht verschuldigd van de goederen, vermeld in het volgende tarief: GOEDEREN. Maatstaf. Rechten. Huiden waarde 2 pet. Tabak, niet bereid voor de inlandsche markt 100 kilogram ƒ 1,—. Tin 100 kilogram „ 3,50(1). Vogelnestjes waarde 6 pet. Bijzondere bepalingen. (') Bij uitvoer van tinerts wordt het recht, overeenkomstig bij koloniale ordonnantie vast te stellen bepalingen, geheven naar verhouding van het in het erts aanwezige tin. *) *) Stb. 1899 No. 25. Artikel 5. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om met inachtneming van Onze bevelen, in de gewesten buiten Java en Madoera in artikel 1 genoemd, of in gedeelten dier gewesten, uitvoerrechten te doen heffen van nog andere goederen dan de in het tarief van artikel 4 genoemde, mits de heffing tien percent der waarde of een daarmede overeenkomend bedrag niet te boven ga en zich tot geene andere goederen uitstrekke dan: benzoë, damar, getah, gomelastiek en andere gom- en harssoorten; hout, met uitzondering van scheepsbouw- en timmerhout, ook van masten, spieren, riemen en ander rondhout; hertehoorns; ivoor en neushoorn; koelit bakau en koelit tengar; rotting van alle soorten; sago; vogelhuiden; tengkawang pitten; was en andere, met name te noemen, boschproducten. ') Artikel 6. Van uitvoerrecht zijn vrijgesteld: 1". de goederen, uitgevoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement; 2°. de goederen, waarvan bij een Nederlandsch-Indisch tolkantoor uitvoerrecht is geheven. Is echter ter plaatse van tweeden uitvoer een hooger recht verschuldigd, dan worden de goederen niet uitgeklaard dan na bijbetaling van het verschil. Artikel 7. Voorloopig blijft te Moeara-Kompeh, ten aanzien der inen uitvoerrechten en der vrijstelling daarvan, gelden het reglement, vastgesteld bij besluit van den Gouverneur-Ge- ') Zie tariefordonnantie hierachter. neraal van Nederlandsch-Indië van 23 April 1847 (Indisch Staatsblad N°. 19). Onder Onze nadere goedkeuring is de Gouverneur-Generaal bevoegd, ter vervanging van het bovenbedoeld reglement, te Moeara-Kompeh deze Wet in werking te brengen behoudens zoodanige uitzonderingen, als noodig mochten worden bevonden. ') Deze uitzonderingen doen echter geen afbreuk aan het beginsel der Wet, dat de heffing plaats heeft, met uitsluiting van alle differentieële in- en uitvoerrechten. Artikel 8. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om, met inachtneming van Onze bevelen, in gedeelten van NederlandschIndië, niet opgenoemd in Artikel 1 dezer wet, in- en uitvoerrechten van wege het Nederlandsch-Indisch Gouvernement te doen heffen, onder hetzelfde voorbehoud als ten aanzien van Moeara Kompeh in de laatste alinea van het voorgaand artikel is gemaakt. 2) Artikel 9. De Gouverneur-Generaal regelt de wijze van toepassing der uitvoerrechtenheffing op het verkeer tusschen verschillende deelen van Nederlandsch-Indië, waar ongelijkheid bestaat, hetzij ten opzichte van de aan uitvoerrecht onderworpen goederen, hetzij ten opzichte van de rechtenbedragen, verschuldigd voor dezelfde goederen. 3) Artikel 10. De Gouverneur-Generaal regelt de tarieven van betaling wegens entrepot-pakhuishuur, kosten van toezicht en andere werkelijk bewezen diensten.4) ') Zie tariefordonnantie hierachter. 2) Zie tariefordonnantie hierachter. 3) Zie art. 4 der tariefordonnantie en artt. 52 en 54 van Regl. Lt. Ajn arth 10 en 11 van Regl. Lt. B. behoorende bij de rechtenordonnantie hierachter. « 4) Zie o. a. rechtenordonnantie (art. 9) hierachter en art. 24 van hetdaaraangehecht Regl. Lt. A. Artikel 11. Op den doorvoer worden geene rechten geheven. Artikel 12. Tot uitvoering van deze Wet en tot waarborg tegen ontduiking der rechten, wordt bij koloniale verordening het noodige geregeld. ') De thans werkende verordeningen op de inkomende en uitgaande rechten en wat daarmede in verband staat, blijven niet langer van kracht dan tot het in werking treden van deze Wet. Artikel 13. De bepalingen dezer Wet doen niet tekort aan de verbodsbepalingen, zoo voor geheel Nederlandsch-Indië als voor sommige gedeelten daarvan, bij koloniale verordeningen met betrekking tot den invoer van sommige goederen uitgevaardigd of alsnog uit te vaardigen. 2) Artikel 14. Deze wet treedt in werkingden lsten Januari 1874. Artikel 15. Deze wet kan worden aangehaald onder den titel van „Indische Tariefwet". ') Dit is geschied bij de rechtenordonnantie hierachter. 2) Zie douaneverzameling 1911 No. 17. TARIEFORDONNANTIE {Stbl. 1910 No. 628). Ten eerste: Met de uitdrukking „tolgebied" worden aangeduid de gezamenlijke gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar vanwege het Nederlandsch-Indisch bestuur in- en uitvoerrechten worden geheven. Ten tweede: I. Behalve de gewesten en gedeelten van gewesten, welke krachtens artikel 1 der Indische tariefwet (Indisch Staatsblad 1910 No. 79) deel uitmaken van het tolgebied, behooren daartoe : le. het gedeelte van het gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden, hetwelk niet reeds krachtens de Indische tariefwet van het tolgebied deel uitmaakt (met uitzondering van het eiland Wè); 2e. het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden; 3e. de residentie Oostkust van Sumatra met uitzondering van de kust van Siak en de daarvoor gelegen eilanden, doch met inbegrip van de Siakrivier en van de Onderhoorigheden Bangka en Koeboe en de daartoe behoorende eilanden ; 4e. de afdeeling Indragiri en het landschap Katëman met Danei van de afdeeling Karimoen der residentie Riouw en Onderhoorigheden ; 5e. de landschappen Kota Waringin, Pagatan en Koesan, Tanah-boemboe, Pasir, Koetei, Goenoengtaboer, Sambalioeng en Boeloengan der residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo ; 6e. de residentiën Djambi, Westerafdeeling van Borneo, Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden, Timor en Onderhoorigheden en Bali en Lombok. II. In de sub I met namen genoemde gewesten en gedeelten van gewesten worden in- en uitvoerrechten geheven volgens de tarieven en bepalingen der voormelde wet, behoudens: A. dat in het tot het tolgebied behoorend gedeelte der residentie Oostkust van Sumatra en in de onderafdeeling Tamiang van het gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden het invoerrecht voor „zout ander dan tafelzout van alle soorten en klip- of steenzout", bepaald blijft op ƒ 10.— per 100 kilogram ; B. dat van invoerrecht blijft vrijgesteld het zout: 1. ingevoerd langs het tolkantoor Bagan Api Api (Oostkust van Sumatra) in het gebied der pacht van het recht tot invoer en verkoop van zout en tot het heffen van belasting op trassi en gedroogde garnalen (Staatsblad 1893 No. 41, artikel 1, A, 2e), anders dan in het geval van opvoer langs de Rokan-rivier naar buiten het pachtgebiedj 2. ingevoerd ten behoeve van de pacht van het recht tot invoer en verkoop van zout, bestemd voor het verduurzamen van visch en andere zeevoortbrengselen en tot het heffen van belasting op trassi en gedroogde garnalen in het landschap Panei (Oostkust van Sumatra),* C. dat bij uitvoer uit de afdeeling Groot-Atjèh (met uitzondering van het eiland Wè) van het gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden huiden onderworpen blijven aan een uitvoerrecht van 5% der waarde en vogelnestjes aan een uitvoerrecht van ƒ 2.25 per kilogram, en dat bij uitvoer uit de overige afdeelingen van genoemd gouvernement (met uitzondering van de onderafdeelingen Singkel en Tamiang) huiden onderworpen blijven aan een uitvoerrecht van 5% der waarde en vogelnestjes aan een uitvoerrecht van 10% der waarde; D. dat, voorzoover betreft de residentiën Ternate en Onderhoorigheden, Timor en Onderhoorigheden, Bali en Lombok en Menado (met uitzondering van de onderafdeelingen Westkust van Midden-Celebes en Paloe) zoomede het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden *) „gedistilleerd" wordt *) Zie Stbl. 1911 No. 289 (art. 2) j°. Stb. 1911 No. 402. uitgezonderd van de vrijstelling van invoerrecht, verleend bij artikel 2, ten 2e, letter a, der Indische tariefwet; E. dat in dèrSub I met namen genoemde gewesten behalve de uitvoerrechten vastgesteld voor de in artikel 4 der Indische tariefwet, vermelde goederen nog de uitvoerrechten worden geheven bedoeld bij artikel 3. Ten derde: In de tot het tolgebied behoorende gewesten en gedeelten van gewesten buiten Java en Madoera, met uitzondering van de residentie Bali en Lombok, worden van de goederen vermeld in de hieronder staande tarieven de uitvoerrechten geheven als mede in die tarieven aangegeven. I. Tarief voor: de gouvernementen Sumatra's Westkust en Celebes en Onderhoorigheden, de residentiën Tapanoeli, Benkoelen, Lampongsche districten, Palembang, Djambi, Banka en Onderhoorigheden, Westerafdeeling van Borneo, Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en de assistent-residentie Billiton. Goederen. Maatstaf Rechten Benzoë, caoutchouc, damar, getahpertja, kamfer en andere gom- en harssoorten waarde 5 pet. Gahroe- en ander reukhout. . . . waarde 5 pet. Hertehoorns waarde 5 pet. Ivoor en neushoorn waarde 8 pet. Koelit bakau en koelit tengar. . . waarde 5 pet. Rotting van alle soorten .... waarde 5 pet. Sago en sagomeel waarde 5 pet. Tengkawangpitten waarde 5 pet. Tengkawang- of soenteivet. . . . waarde 5 pet. Vogelhuiden waarde 10 pet. Was waarde 5 pet. II. Tarief voor: de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Goederen. Maatstaf Rechten Benzoë, caoutchouc, damar, getahpertja, kamfer en andere gom- en harssoorten waarde 8 pet. Gahroe- en ander reukhout. . . . waarde 8 pet. Hertehoorns waarde 8 pet. Ivoor en neushoorn waarde 8 pet. Koelit bakau en koelit tengar. . . waarde 8 pet. Rotting van alle soorten .... waarde 8 pet. Sago en sagomeel waarde 8 pet. Tengkawangpitten waarde 8 pet. Tengkawang- of soenteivet. . . . waarde i 8 pet. Vogelhuiden waarde 10 pet. Was waarde 8 pet. III. Tarief voor: het tot het tolgebied behoorend gedeelte der residentie Oostkust van Sumatra en de afdeeling Indragiri en het landschap Katëman met Danei van de afdeeling Karimoen der residentie Riouw en Onderhoorigheden. Goederen: Maatstaf Rechten Balam- en soenteivruchten . . kojang a 40 ƒ 10.— pikols Benzoë, damar en andere gom- en harssoorten, niet afzonderlijk genoemd ; waarde 5 pet. Caoutchouc, getah-pertja en andere onder de Inlandsche benaming „getah" begrepen stoffen. waarde 8 pet. Goederen. Maatstaf Rechten Koelit bakau en koelit tengar. kojang a 40 /' 2.50 pikols Rotting van alle soorten. . . waarde 5 pet. Sago, gezuiverde 100 kilogram ƒ 0.60 ,, , ruwe 100 kilogram ,, 0.40 Vet van balam- en soenteivruch- ten waarde 5 pet. Was 100 kilogram ƒ 8.— IV. Tarieven voor: het gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden : a. voor de onderafdeeling Singkel, b. voor de onderafdeeling Tamiang, c. voor de afdeeling Groot-Atjèh met uitzondering van het eiland Wè, d. voor het overig gedeelte van het gouvernement met uitzondering van het eiland Wè. Goederen. Maatstaf a. b. c. d. Balam- en soentei- vruchten . . . . kojang a 40 — ƒ10.- — — pikols Benzoë, caoutchouc, damar, getahpertja, kamfer en andere gom-en harssoorten, waarde 5 pet. — — — Benzoë, damar en andere gom- en harssoorten, niet afzonderlijk genoemd. . waarde — 5 pet. 10 pet. 10 pet. Caoutchouc, getahpertja en andere onder de Inlandsche benaming „getah" begrepen stoffen. . waarde — 8 pet 10 pet. 10 pet. Goederen. Maatstaf a. b. \ c. d. Gahroe- en ander reukhout | waarde 5 pet. — — — Hertehoorns .... waarde 5 pet. — — — Ivoor en neushoorn . waarde 8 pet. — 10 pet. 10 pet. Klappernoten . . . lOOOstuks — — ƒ 3.— J 3.— Koelit bakau en koe-, waarde 5 pet. — — — lit tengar. . . . , kojang a 40 — ./ 2.50 — — pikols Peper, witte.... waarde — — 4 pet. — „ , zwarte .' . . waarde — — 4 pet. — Pinang tjang. . . . 100 Kg. — — ƒ 0.38 — „ boelat . . . 100 Kg. — — „0.19 — Rotting van alle soorten waarde 5 pet. 5 pet. — — Sago en sagomeel . . waarde 5 pet. — — — „ , gezuiverde . 100 Kg. — ƒ0.60 — — „ , ruwe . . . 100 Kg. — „0.40 — — Tabak, voor de Inland- sche markt bereid. 100 Kg. — — ƒ 4.— ƒ 4.— Tengkawangpitten. . waarde 5 pet. — — — Tengkawang- of soen- teiveit waarde 5 pet. — — — Vet van balam- en soenteivruchten . . waarde — 5 pet. — — Vogelhuiden .... waarde lOpct — — — ) waarde 5 pet. — — Was I 100 Kg. — ƒ8.—ƒ 8.—ƒ 8.— Bijzondere bepaling betrekking hebbende op alle tarieven voorkomende onder I, II, III en IV hiervoren. Vrijdom van recht wordt genoten voor getah-pertja, welke op fabriekmatige wijze uit de bladeren der getah-pertja boomen getrokken is, zoomede voor getah-pertja en caoutchouc, uitmakende het product van ondernemingen tot den geregelden aanplant van getah-pertja en caoutchouc leverende gewassen, een en ander echter slechts voor zoover van den grond voor de vrijstelling blijkt uit een door een Europeesch besturend ambtenaar afgegeven certificaat. Ten vierde: Het uitvoerrecht volgens de bij artikel 3 vastgestelde tarieven is ook verschuldigd bij vervoer over zee naar binnen het tolgebied gelegen plaatsen, waar van het uitgevoerd wordend artikel geen uitvoerrecht wordt geheven. Geschiedt de uitvoer naar binnen het tolgebied gelegen plaatsen, waar van het uitgevoerd wordend artikel uitvoerrecht wordt geheven volgens denzelfden maatstaf en dezelfde berekening of volgens een anderen maatstaf of andere berekening, dan wordt het uitvoerrecht eerst verschuldigd bij wederuitvoer van de plaats, waarheen de goederen worden uitgevoerd, volgens het aldaar geldend tarief, met dien verstande dat, indien het recht volgens dit tarief lager is dan het ter plaatse van uitvoer geldende, het meerdere dadelijk verschuldigd is. Ten vijfde: Voor zoover het tegendeel niet uitdrukkelijk zal worden bepaald, zullen de wijzigingen, welke zullen worden gebracht in de tarieven en bepalingen der Indische tariefwet verbindend zijn in de gewesten of gedeelten van gewesten, waarvoor de Gouverneur-Generaal die tarieven en bepalingen toepasselijk heeft verklaard of zal verklaren. Ten zesde: Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Januari 1911. RECHTEN-ORDONNANTIE ('). (■Staatsblad 1882 No. 240, zooals dit sedert is Artikel 1. Van de havens, voor den algemeenen handel geopend, zijn: geopend voor algemeenen invoer en algemeenen uitvoer: Batavia, Cheribon, Tegal, Pekalongan, Semarang, Joana, Soerabaja, Pasoeroean, Probolinggo, Panaroekan (Stbl. 1890 No. 217) Banjoewangi (Stbl. 1904 No. 216, Ten eerste), Tjilatjap, Padang, Siboga, Baros, Goenoengsitoli (Stbl. 1911 No. 413, Ten tweede), Singkel (2), Benkoelen (Stbl. 1898 No. 135, Artikel 1), Kroë (Stbl. 1901 No. 150, § 11), Telok Betong (Stbl. 1906 No. 191, Ten eerste), Palembang, Muntok, Tandjong Pandan, Pontianak, Pamangkat, Sambas, Singkawang, Bandjermasin, Sampit (Stbl. 1910 No. 526, Ten eerste), Kota Baroe (Stbl. 1905 No. 374, Ten tweede) en Tanahgrogot (Pasir) (Stbl. 1908 No. 273, Ten tweede); (')• Voor de toepasselijk verklaring van deze ordonnantie op Atjeh en Onderhoorigheden zie Stbl. 1899 No. 74, Stbl. 1901 No. 443 en Stbl. 1910 No. 248, op Djambi zie Stbl. 1907 No. 334, op Indragiri zie Stbl. 1909 No. 306, op Oostkust van Sumatra zie Stbl. 1901 No. 443, op Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo (zelfbesturende landschappen) zie Stbl. 1901 No. 410, op Celebes zie Stbl. 1906 No. 297, op Menado zie Stbl. 1898 No. 120 en Stbl. 1908 No. 150, op Ternate, Amboinaen Timor zie Stbl. 1903 No. 422 en Stbl. 1906 No. 297, op Bali zie Stbl. 1908 No. 203, en op Lombok zie Stbl. 1909 No. 305. Ten aanzien van sommige onderwerpen zijn bij verschillende verordeningen, w.o. de hiervoren aangehaalde staatsbladen, bijzondere voorzieningen getroffen, alleen geldende voor bepaalde havens of bepaalde gedeelten van het tolgebied. Die bijzondere voorzieningen zijn achter de artikelen, waarop ze betrekking hebben, opgenomen en ter onderscheiding dezer laatsten met inspringende regels gedrukt. (") Bij Staatsblad 1905 No. 4-19 werd de onderafdeeling Singkel afgescheiden van de residentie Tapanoeli en gevoegd bij het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden. Zie ook Stbl, 1910 No. 629, Ten eerste. gewijzigd en aangevuld), r HOOFDSTUK I. Havens en kantoren. en geopend voor beperkten invoer en algemeenen uitvoer: Anjer, Bantam, Indramajoe, Rembang, Besoeki, Priaman, Ajer-Bangis, Natal en Stagen (Stbl. 1905 No. 374, Ten tweede). In laatstbedoelde havens mogen buiten Nederlandsch-Indië ingeladen aan invoerrecht onderworpen handelsgoederen (voorwerpen, bestemd om tot emballage te dienen, daaronder niet begrepen), niet gelost worden dan uit inlandsche vaartuigen in den Indischen archipel te huis behoorende. Elders dan in de voor den algemeenen handel opengestelde havens mogen handelsgoederen, buiten NederlandschIndië ingeladen, niet gelost worden uit- en handelsgoederen, bestemd om rechtstreeks te worden vervoerd buiten Nederlandsch-Indië, niet worden geladen in andere dan inlandsche vaartuigen in Nederlandsch-Indië te huis behoorende. Onder de voor algemeenen invoer en algemeenen uitvoer geopende havens worden gerangschikt de volgende voor den algemeenen handel opengestelde havens: Oeléë-Lheuë (opengesteld bij Stbl. 1901 No. 188). (Stbl. 1899 No. 74, Ten tweede, § 1). Sigli (Stbl. 1910 No. 248, Ten tweede, § 1). Lho Seumawé Idem. Idi Idem. Langsa Idem. Tjalang Idem. Meulaboh Idem. Tapa Toean Idem. Sinabang Idem. Djambi (Stbl. 1907 No. 334, Ten tweede, sub I). Makasser (Stbl. 1906 No. 297, Ten tweede, sub I). Menado (Stbl. 1898 No. 120, Ten tweede, § II). Kema Idem. Amoerang Idem. Ratah Totok (Stbl. 1899 No. 169, Ten tweede, § II). Kwandang (Stbl. 1898 No. 120, Ten tweede, §11). Gorontalo (Stbl. 1899 No. 169, Ten tweede, § II). Ternate (Stbl. 1903 No. 422, Ten derde, sub I). Amboina (Stbl. 1903 No. 422, Ten derde, sub I). Neira (Banda) Idem. Dobo (Stbl. 1905 No. 587, Ten tweede). Toeal Idem. Koepang (Stbl. 1903 No. 422, Ten derde, sub 1). Pabean (Boeleleng) (Stbl. 1908 No. 203, Ten derde, sub I). Benoa (Stbl. 1908 No. 444, Ten eerste). Ampenan (Stbl. 1909 No. 305, Ten tweede, sub I). Laboehanhadji Idem. Artikel 2. Kantoren zijn gevestigd in de voor den algemeenen handel opengestelde havens, in het vorig artikel genoemd, — uitgezonderd Besoeki (Stbl. 1910 No. 525) (') — en bovendien te Pamanoekan, Japara, Toeban, Grisee, Bawean, Kraksaan (Stbl. 1898 No. 15), Soemenep, Boender, Kamal (Stbl. 1900 No. 267, § I), Sampang, Poeloe Tello (Stbl. 1898 No. 136, art. 1), Mokko-Mokko, Bintoehan (Stbl. 1901 No. 150, § III), Mengala, Kalianda (Stbl. 1884 No. 198), Tjabang, Kotta Agoeng (Stbl. 1901 No. 134, Ten eerstej, Kangean, Sapoedi (Stbl. 1883 No. 244, art. 3), Ketapang (Stbl. 1895 No. 78, § II), Brakas fStbl. 1903 No. 222), Blinjoe, Soengailiat en Pangkalbalam (Stbl. 1910 No. 632, Ten tweede). Op plaatsen, waar geen kantoor is, mogen aan invoerrecht onderworpen goederen niet worden gelost uit vaartuigen, waarmede zij over zee zijn aangebracht, dan nadat op eene plaats, waar een kantoor gevestigd is, de verplichtingen omtrent de invoerrechten zijn nagekomen. Het inladen van goederen ten vervoer over zee is op plaatsen waar de formaliteiten voor de inlading niet kunnen worden vervuld, alleen toegelaten onder voorwaarde dat het vaartuig, waarmede het vervoer zal geschieden, onverwijld op de naastbij gelegen plaats, waar de formaliteiten vervuld kunnen worden, de verplichtingen nakome als bij inlading aldaar. Atjeh (afd. Groot Atje h). Elders dan te Oleh- leh zijn in de afd. Groot-Atjeh geen tolkantoren gevestigd (Stbl. 1899 No. 74, Ten tweede, § II). (') zoomede Stagen en Kcma. Onderhoorigheden van Atjeh. Kantoren der in- en uitvoerrechten zijn gevestigd te Sigli, Lho Seumawé, Idi, Langsa, Tjalang, Meulaboh, Tapa Toean en Sinabang (Stbl. 1910 No. 248, Ten tweede, § II). Tamiang. Te bepalen, dat een tolkantoor der inen uitvoerrechten en accijnzen is gevestigd aan de Tamiang-rivier (tijdelijke onderafdeeling Tamiang van de tijdelijke afdeeling Oostkust van Atjeh van het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden) (Stbl. 1911 No. 162, Ten derde) ')• Tapanoeli. De ontvanger te Goenoengsitoli kan vergunning verleenen om aangiften van de in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Lahewa, Sirombo, Hinako, Lagoendi en Telok Dalem (Stbl. 1909 no. 351, Ten eerste). Benkoelen. De ontvanger te Benkoelen kan vergunning verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Engano. (Stbl. 1902 No. 105, Ten eerste) en te Ketahoen (Stbl. 1911 No. 115, Ten eerste). Lampongsche districten. Defde ontvanger te Tjabang kan vergunning verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van ') Na de inlijving van de onderafdeeling Tamiang der residentie Oostkust van Sumatra, bij het gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden blijven, behoudens nadere voorziening door de daartoe bevoegde macht, alle voor die onderafdeeling thans geldende regelingen betreffende de heffing van in- en uitvoerrechten en accijnzen, aldaar van toepassing, met dien verstande dat de in die regelingen aan de autoriteiten der residentie Oostkust van Sumatra opgedragen bevoegdheden en verplichtingen ten opzichte van die onderafdeeling worden uitgeoefend en nagekomen door de betrokken autoriteiten van het gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden. (Staatsblad 1908 No. 193, Ten eerste). in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Laboean Maringei en te Djaboeng of Negara Saka. (Stbl. 1901 No. 134, Ten tweede). De fde ontvanger te Mengala kan vergunning verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Soengei Sidang(Stbl. 1901 No. 134, Ten tweede, alinea 2, en Stbl. 1906 No. 278, Ten eerste). De fde ontvanger te Kalianda kan vergunning verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Ketapang. (Stbl. 1901 No. 134, Ten tweede, alinea 2). Palembang. De ontvanger te Palembang kan vergunning verleenen om aangifte der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten en accijnzen verband houdende, te verrichten te Soengsang en te Pladjoe (Stbl. 1908 no. 266, Ten eerste, en no. 666, Ten eerste). Djambi. Te Djambi is een kantoor gevestigd. De ontvanger te Djambi kan echter vergunning verleenen om aangiften der in- of uitgevoerd wordende goederen te doen, de verschuldigde rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten in verband staande, te verrichten te Moeara Saba en te Toengkal (Stbl. 1907 no. 334, Ten tweede, sub II). Indragiri. (') Kantoren zijn gevestigd te Rengat, Prigi Radja, Koeala Mandah, Koeala Gaoeng, Poelau Kidjang en Soengei Goentoeng. De ontvanger te Koeala Mandah kan vergunning verleenen om aangifte der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, de verschuldigde rechten te betalen en () Indragiri staat voor de afdeeling Indragiri, benevens het landschap Katëman met Danei van de afdeeling Karimoen der residentie Riouw en Onderhoorigheden. alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Koeala Igal (Stbl. 1909 no. 306, Ten tweede, sub I). Oostkust van Sumatra. ') Kantoren der inen uitvoerrechten en accijnzen blijven gevestigd te Poelau Moeda (Pelalawan), Pakanbaroe, Bagan Si Api Api, Laboehanbilik, Koealoe, Tandjoengbalai, Tandjoengtiram, Bandarkalipah, Tandjoengbringin, Belawan, Tandjoengpoera en Pangkalanbrandan. De ontvanger te Pakanbaroe kan vergunning verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, de verschuldigde rechten te betalen en alle formaliteiten met de heffing van in- en uitvoerrechten in verband staande te verrichten te Tandjoenglajang en Siak Sri Indrapoera. Gelijke vergunning kan worden verleend : door den ontvanger te Bagan Si Api Api voor Panipahan en Sineboi, door den ontvanger te Laboehanbilik voor Soengai Brombang, door den ontvanger te Koealoe voor Lëdoeng, door den ontvanger te Tandjoengtiram voor Tandjoeng, door den ontvanger te Bandarkalipah voor Pangoerawan, door den controleur te Belawan voor Perbaoengan, door den ontvanger te Tandjoengpoera voor Poelau Tapakkoeda, door den ontvanger te Pangkalanbrandan voor Poelau Koempai en Poelau Sembilan (Stbl. 1911 No. 162, Ten twe.ede, Stbl. 1911 No. 325, Ten eerste). Banka en Onderhoorigheden. De ontvangers der in- en uitvoerrechten en accijnzen te Muntok en Pangkalbalam kunnen vergunning verleenen om aangiften ') Oostkust van Sumatra staat voor de Siakri v'ier en de landschappen Pelalawan, Bangka, Tanah-poetih, Koeboe, Panei, Kotta Pinang, Bila, Koewalo met het daarbij behoorend stroomgebied van de rivier de Leidong, Assahan, Batoe-Bara, Tandjong, Si Paré-Paré, Pagoerawan, Padang, Bedagei, Danai, Serdang, Pertjoet, Deli, Hamperan-Perak en Langlcat der residentie Oostkust van Sumatra. der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten met de heffing van in- en uitvoerrechten en accijnzen verband houdende, te verrichten: de ontvanger van Muntok: te Toboali en te Djeboes en de ontvanger van Pangkalbalam te Koba en te Soengaiselan (Stbl. 1910 No. 632, Ten derde). Westerafdeeling van Borneo. De ontvanger te Pontianak kan vergunning verleenen om aangifte der in- of uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Kwala Mampawa. (Stbl. 1906 No. 240, Ten eerste). De fde ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnzen te Ketapang kan vergunning verleenen om aangiften van de in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in-en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Soekadana (Stbl. 1911 No. 273, Ten eerste). De ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnzen te Pamangkat kan vergunning verleenen om aangiften van de in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten en accijnzen verband houdende, te verrichten te Selakau (Stbl. 1911 No. 241, Ten derde). Zuider- en Oosterafdeel ing van Borneo (zelfbesturende landschappen) (') Kantoren zijn gevestigd aan de Kota Waringin-rivier en te Soekamara (afdeeling Sampit), Kota Baroe en Pasir (Krokot) (afdeeling Pasir en de Tanah Boemboe), Balik Papan, Samarinda, Tandjong Redeb (Beraoe of Ooenoeng Taboer) en Tandjong Seilor Boeloengan) (afdeeling Koetei en de Noord-Oostkust van Borneo) (Stbl. 1901 No. 410, Ten tweede, § I, Stbl. 1905 No. 597, Ten eerste, Stbl. 1906 No. 176, Ten eerste en Stbl. 1910 No. 252). (') Deze zelfbesturende landschappen zijn : Kota Waringin, Pegatan en Koesan, Tanah Boemboe, Pasir, Koetei, Goenoeng Taboer, Sambalioeng en Boeloengan der residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. De ontvanger te Karang Anjer aan de Kota Waringin-rivier kan vergunning verleenen om aangiften der in- of uitgevoerd wordende goederen te doen. rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Koemai (Stbl. 1903 No . 387, Ten tweede). De fde ontvanger te Pasir (Krokot) en de ontvanger dier middelen te Kota Baroe kunnen vergunning verleenen om aangifte der in- of uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten respectievelijk te Telakei en te Stagen. (Stbl. 1905 No. 597, Ten tweede). De fde ontvangers te Pasir (Tanahgrogot) en Tandjoengselor (Boeloengan) kunnen vergunning verleenen om aangifte der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten : de fde ontvanger van Pasir te Landing (Aparbaai) en de fde ontvanger van Tandjoengselor te Noenoekan en te Tarakan (Stbl. 1908 No. 366, Ten tweede). Celebes en onderhoorigheden. Kantoren zijn gevestigd te Makasser, Maros, Pangkadjene, Pare-Pare, Madjene, Takalar, Alloe, Djeneponto, Bonthain, Boeloekomba, Kadjang, Balangnipa, Palima, Kolaka, Malili, Kendari, Boenta, Loewoek, Kolonedale, Baoe-baoe en Saleier. (Stbl. 1906 No. 297, Ten tweede, sub II, Stbl. 1907 No. 272, Stbl. 1908 No. 35, Ten eerste, No. 356, Ten eerste, No. 419, Ten eerste en No. 657, Ten eerste; in verband met Stbl. 1909 No. 129, Ten eerste). De fungeerende ontvanger te Madjene kan vergunning verleenen om aangiften der in- of uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in-en uitvoerrechten en accijnzen verband houdende, te verrichten te Pembaoeang, Balangnipa en Tjampalagiang. (Stbl. 1908 No. 35, Ten tweede)- De ontvanger te Saleier kan vergunning verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten en accijnzen verband houdende, te verrichten te Bonerate. (Stbl. 1908 No. 275, Ten eerste). De ontvanger te Malili kan vergunning verleenen om aangifte der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Paloppo. (Stbl. 1908 No. 657, Ten tweede). M e n a d o. Kantoren zijn gevestigd te Menado, Amoerang, Ratah-Totok, Kwandang, Liroeng, Taroena, Oeloe (Siauw), Tagoelandang, Bolang Mongondo, Bolangltain, Leok, Paleleh, Soemalata, Kottaboena, Gorontalo.Taliboi (Todjo), Posso, Parigi, Oena-Oena (Stbl. 1909 No. 352, Ten eerste, sub I), Donggala en Toli Toli (Stbl. 1908 No. 150, Ten tweede, sub 11). De fde ontvanger te Taroena kan vergunning verleenen om aangiften van de in- of uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Pëta. (Stbl. 1911 No. 408, Ten eerste). Ternate en Onderhoorigheden. Kantoren zijn gevestigd te Ternate, Laboeha, Fakfak, Kokas (Sekar) en Manokwari. (Stbl. 1903 No. 422, Ten derde, sub II, letter a, Stbl. 1908 No. 356, Ten tweede, Stbl. 1909 No. 265, Ten eerste, Stbl. 1911 No. 251, Ten eerste). A m b o i n a. Kantoren zijn gevestigd te Amboina, Neira (Banda), Saparoea, Kajeli, Masarete, Piroe, Wahaai, Gisser, Amahai, Toeal, Elat, Dobo, Lelingloewan, Lakateroe ('Stbl. 1911 No. 158), Tepa, Serwaroe en Ilwaki (Stbl. 1903 No. 422, Ten derde, sub 11, letter b, en Stbl. 1908 No. 124, Ten eerste). Timor en ojiderhoorigheden. Kantoren zijn gevestigd te Koepang, Atapoepoe, Rotti, Savoe, Waingapoe, Endeh, Maoemeri, Larantoeka, Kalabahi (Stbl. 1910 No. 603), Laboean Balat (Stbl. 1903 No. 422, Ten derde, sub II, letter c, en Stbl. 1909 No. 414, Ten eerste), Bima en Soembawa (Stbl. 1906 No. 297, Ten tweede, sub II, in verband met Stbl. 1909 No. 129, Ten eerste). Bali en Lombok. Kantoren der in-en uitvoerrechtenen en accijnzen zijn gevestigd te Pabean (Boeleleng), Loloan, Benoa en Oedjoeng (Karangasem). De ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnzen te Benoa kan vergunning verleenen om aangiften der inen uitgevoerd wordende goederen te doen, de verschuldigde rechten te betalen en alle formaliteiten met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Sanoer, Lebih, Toja Pakek en Koesambe. Gelijke vergunning kan voor Padang worden verleend door den fungeerenden ontvanger te Oedjoeng (Stbl. 1911 No. 230, Ten eerste). Kantoren der in- en uitvoerrechten en accijnzen zijn gevestigd te Ampenan, Laboehanhadji en SoeroengDjoekoeng. De fungeerende ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnzen te Laboehanhadji kan vergunning verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, de verschuldigde rechten te betalen en alle formaliteiten met de heffing van in- en uitvoerrechten verband houdende, te verrichten te Tandjong Loear en te Lombok. Gelijke vergunning kan voor Laboeantjarik worden verleend door den fungeerenden ontvanger te SoeroengDjoekoeng (Stbld. 1911 No. 230, Ten tweede). Besoeki. Te bepalen dat de ontvanger der inen uitvoerrechten en accijnzen te Panaroekan vergunning kan verleenen om aangiften der in- en uitgevoerd wordende goederen te doen, rechten te betalen en alle formaliteiten, met de heffing van in- en uitvoerrechten en accijnzen verband houdende, te verrichten te Besoeki (Stbl. 1910 No. 525, Ten tweede). Artikel 3. Buiten de aangewezen reeden mogen in zee of op de buitengronden geene goederen worden gelost of geladen binnen een afstand van 5.5 kilometer van het zeestrand. Behoudens de bepalingen van deze ordonnantie en van de daaraan gehechte reglementen omtrent het vervoer naar en van de reede, is het Hoofd van gewestelijk bestuur bevoegd land- of waterwegen of streken nabij het zeestand aan te wijzen, waar door hem aangewezen goederen niet mogen worden vervoerd, in één richting of in beide richtingen, zonder gedekt te zijn door een document van door hem aangewezen ambtenaren van de in- en uitvoerrechten of van andere diensttakken. Artikel 4. De bepalingen omtrent de havens en plaatsen, waar geladen en gelost mag worden, zijn niet toepasselijk ingeval van zeeramp of nood. Bovendien kan voor Java en Madoera de Directeur van Financiën, en voor de bezittingen daarbuiten het Hoofd van gewestelijk bestuur, onder de noodige waarborgen tegen ontduiking in bijzondere gevallen afwijkingen van die bepalingen toestaan. De ambtenaren, met het beheer der strandvonderij belast, zorgen, in overleg met den eerstaanwezenden ambtenaar op de naastbij gelegen plaats, dat de verschuldigde invoerrechten voor gestrande of opgevischte goederen worden voldaan. Artikel 5. De kantoren der ontvangers zijn eiken dag, met uitzondering van den Zondag, geopend van 8 uur des voormiddags tot 3 uur des namiddags. Voor Java en Madoera kan de Directeur van Financiën, in de bezittingen daarbuiten het Hoofd van gewestelijk bestuur, in t belang van den handel eene andere regeling der kantoor-uren vaststellen. In spoedvereischende gevallen, ter beoordeeling van den controleur — of, waar geen controleur is, van het Hoofd van plaatselijk bestuur —is het kantoor ook des Zondags en buiten de gewone kantooruren geopend. Artikel 6. Nevens de bepalingen van deze ordonnantie geldt: voor Batavia, Cheribon, Semarang, Soerabaja en Padang het hieraan gehecht reglement la. A; *) *) Voor Menado (Stbl. 1898 No 120, Ten tweede, § I), Belawan (Stbl. 1901 No 443, art 1, § 1) en Makasser (Stbl. 1906 No 297, Ten tweede, sub 111) geldt alsmede het reglement Lett. A. voor de overige plaatsen, waar kantoren zijn gevestigd, het hieraan gehecht reglement la. B. HOOFDSTUK H. Bevoegdheid der ambtenaren. Artikel 7. De ambtenaren zijn bevoegd ingeval van verdenking van overtreding, zoo buiten als op hunne standplaats, alle vervoermiddelen, de daarop of daarin geladen goederen en alle andere vervoerd wordende goederen te onderzoeken, daartoe de vaartuigen op rivieren en binnen-wateren te doen aanleggen en andere vervoermiddelen of dragende personen te doen stil houden, een vervoermiddel op kosten van ongelijk te doen ontlossen en gebruik te maken van al zoodanige dwangmiddelen, als dienstig zijn om de visitatiën te bewerkstelligen en ontduikingen te weren. Hiervan zijn uitgezonderd oorlogsschepen en Gouvernements vaartuigen en de zich daarin bevindende goederen, zoomede door de administratie der posterijen gesloten postkarren en postpakketten en door de Justitie verzegelde goederen. De ambtenaren zijn bevoegd gebouwen en erven te onderzoeken, waar zij personen, die zij achtervolgen, zien binnengaan. Artikel 8. Goederen, die ter verificatie of ter opneming moeten worden aangeboden aan de ambtenaren, moeten door den beheerder of vervoerder worden geopend, zóó worden geplaatst en in zooverre worden ontpakt als de ambtenaar dit noodig acht, terwijl de weder-inpakking of sluiting aan dien beheerder of vervoerder wordt overgelaten Opent deze de colli niet of worden zij niet zoodanig geplaatst of zoo ver ontpakt als verlangd wordt, dan wordt daarin ten zijnen koste en gevare voorzien, onverminderd de toepassing van straf. In alle andere gevallen, waarin de ambtenaren verpakte goederen willen onderzoeken, worden de colli geopend en zoo noodig verplaatst en de goederen weder ingepakt door of van wege de ambtenaren, die zooveel mogelijk voor het weder dicht maken der colli zorgen. De Directeur van Financiën beslist op verzoeken om vergoeding van de schade bij dit onderzoek toegebracht. Zoolang de ter verificatie of opneming aangeboden goederen niet zijn weggevoerd van de plaats of uit het lokaal van verificatie of opneming, kan herverificatie of heropneming plaats hebben en beslist de eerstaanwezend ambtenaar welke gelden zal. Artikel 9. De ambtenaren zijn bevoegd vervoermiddelen of laadruimen en vervoerd wordende goederen te verzegelen, indien zij dit voor de verzekering van 's Lands rechten noodig achten. Van de verzegeling wordt melding gemaakt op de documenten, die het vervoer moeten dekken. De documenten zijn niet meer geldig om het vervoer te dekken, indien de zegels zijn weggenomen of geschonden. Bewaking kan worden toegepast, indien de vervoermiddelen niet geschikt zijn voor de verzegeling. In dat geval en ingeval bewaking wordt noodig geacht bij het verleenen van toestemming tot afwijking van eenige bepaling of bij verlenging van een termijn, wordt waakloon in rekening gebracht zoomede restitutie van noodzakelijke kosten van verplaatsing en eene vergoeding van v ij f gulden daags voor eiken dag of gedeelte daarvan voor ieder ambtenaar, die zich meer dan zes paal van zijne standplaats moet verwijderen. Aan boord van vaartuigen worden de ambtenaren behoorlijk van spijs en drank voorzien; alsdan wordt evenbedoelde vergoeding niet betaald. Vacatie-loon wordt ten behoeve der ambtenaren in rekening gebracht, indien zij op verzoek van belanghebbenden tusschen zonsondergang en zonsopgang of op Zondagen werkzaamheden verrichten. Ingeval bijzondere omstandigheden van plaatselijken aard het o n v e r m ij d e 1 ij k maken op Zondagen of tusschen zonsondergang en zonsopgang werkzaamheden van de ambtenaren te vragen, kan de Directeur van Financiën voor zooveel Java en Madoera betreft, en het Hoofd van gewestelijk bestuur voor zooveel aangaat de bezittingen daarbuiten, bepalen dat geen vacatie-loon zal worden in rekening gebracht. Het waak- en het vacatie-loon bedragen elk één gulden voor ieder uur of gedeelte daarvan en voor elk ambtenaar met een maximum voor ieder van tien gulden per etmaal. Artikel 10. Op de terreinen of in de lokalen, van landswege aangewezen of beschikbaar gesteld voor het uitladen, het nederleggen of het entreposeeren van goederen, moeten de bevelen der ambtenaren omtrent de uitlading, plaatsing of verplaatsing en het wegvoeren der goederen en omtrent het gebruik der van landswege beschikbaar gestelde weegwerktuigen worden opgevolgd. Bij gebreke daarvan, kan de ambtenaar ten koste en schade van de belanghebbenden het bevolene doen uitvoeren, onverminderd de toepassing van straf. Artikel 11. De ambtenaren maken van de overtredingen betrekkelijk de in- en uitvoerrechten op den eed, bij de aanvaarding hunner bediening aan den Lande afgelegd, proces-verbaal op. Indien de bekeurde bij het instellen der bekeuring tegenwoordig is, wordt hij uitgenoodigd de opmaking van het procesverbaal bij te wonen en dit mede te teekenen, hem medegedeeld waar en wanneer die opmaking zal plaats hebben en in het proces-verbaal vermeld, dat die uitnoodiging en mededee- ling zijn gedaan. Dit behelst verder eene beknopte aanwijzing der omstandigheden, waaronder- en der personen, door wie de overtreding is begaan. Den bekeurde wordt een afschrift van het proces-verbaal ter hand gesteld, tenzij hij niet bij de opmaking tegenwoordig is, in welk geval dat afschrift te zijner beschikking wordt nedergelegd op het naastbij gelegen kantoor van eqrt ambtenaar der in- en uitvoerrechten. A r t i k e 1 12. De toekenning van bevoegdheden bij deze ordonnantie doet niet te kort aan de bevoegdheid van anderen ingevolge het reglement op de strafvordering enz. en het regie- ment op de uitoefening der politie enz. onder de inlanders of andere wettelijke bepalingen. Alle burgerlijke autoriteiten, in 't bijzonder de ambtenaren van justitie en politie, zoomede de gewapende macht zijn gehouden den ambtenaren en bedienden der in- en uitvoerrechten in alle zaken betrekkelijk deze dienstverrichtingen voor zooveel noodig de behulpzame hand te bieden en bescherming te verleenen of te doen verleenen. De inlandsche ambtenaren voor het actief toezicht betrekkelijk de in- en uitvoerrechten worden, onverschillig welke hun rang of titel zij, gerangschikt onder de personen bedoeld bij artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht voor Europeanen en artikel 159 van dat voor inlanders. HOOFDSTUK III. Aanhaling en onbeheerde goederen. Artikel 13. Op alle voorwerpen, waarmede of te welker opzichte eene overtreding is begaan, kunnen de boeten, rechten en kosten worden verhaald. Met uitzondering van openbare vervoermiddelen, kunnen zij door de ambtenaren aangehouden en na inventarisatie in bewaring genomen worden. Die voorwerpen worden, voor zoover zij niet als stukken van overtuiging behoeven te dienen, afgegeven na zekerheidstelling ten genoegen van den ontvanger voor de daarop te verhalen sommen. Deze zekerheidstelling bestaat öf in het deponeeren van geld öf in een personeelen borgtocht. Levende dieren, in welker onderhoud niet door belanghebbenden wordt voorzien, zoomede goederen, die, naar het oordeel van den eerstaanwezenden ambtenaar, aan spoedig bederf onderhevig, schadelijk of gevaarlijk zijn, worden dadelijk in het openbaar verkocht, indien het vorig lid niet wordt toegepast. In plaats van de teruggaaf van die dieren of goederen, treedt dan de uitkeering der zuivere opbrengst. Nadat de bekeuring is afgedaan bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, heeft tot verhaal van boeten, rechten en kosten, verkoop in het openbaar plaats. Goederen, waaromtrent uitsluitende rechten van verkoop verpacht zijn, worden aan den pachter afgestaan tegen een met hem overeengekomen prijs. Goederen, op onbekende overtreders aangehaald, worden zonder vonnis in het openbaar verkocht of aan den pachter afgestaan. Indien bij openbaren verkoop of bij overeenkomst met den pachter de hoogst te bedingen prijs lager is dan het bedrag der rechten, worden de goederen vernietigd. Artikel 14. Schadevergoeding wegens onrechtmatige aanhalingen wordt niet toegekend tot een hooger bedrag dan van V30 *en honderd van de waarde (volgens de in artikel 13 bedoelde inventarisatie) der aangehaalde goederen, voor eiken dag gerekend van den dag der aanhaling tot en met dien, waarop de goederen ter beschikking van den bekeurde zijn gesteld. Artikel 15. Onbeheerde goederen worden door den ontvanger in bewaring gesteld in het publiek entrepot of een ander Gouvernements lokaal en zoo spoedig mogelijk geïnventariseerd. De bedorvene worden vernietigd. Die, welke, naar het oordeel der ambtenaren, aan spoedig bederf onderhevig, schadelijk of gevaarlijk zijn, worden zoodra mogelijk verkocht. De overige blijven gedurende een jaar ter beschikking van den rechthebbende en worden, indien zij alsdan niet zijn opgeeischt, mede verkocht. De verkoop van goederen, waaromtrent uitsluitende rechten van verkoop verpacht zijn, geschiedt aan den pachter tegen een met hem overeengekomen prijs; de verkoop van andere goederen geschiedt in het openbaar. De opbrengst, na aftrek van het bedrag van rechten, pakhuishuur en kosten, wordt in 's Lands kas gedeponeerd en blijft drie jaren na het in bewaring nemen der goederen ter beschikking van den rechthebbende. Heeft deze dan nog niet over de zuivere opbrengst beschikt, zoo wordt zij onder de landsinkomsten verantwoord. Indien bij openbaren verkoop of bij overeenkomst met den pachter de hoogst te bedingen prijs van goederen, die niet schadelijk of gevaarlijk zijn, lager is dan het bedrag der rechten, worden de goederen vernietigd drie jaren na het in bewaring nemen. Pakhuishuur voor onbeheerde goederen wordt in rekening gebracht volgens het tarief voor de publieke entrepots. De Directeur van Financiën maakt om de drie maanden in de Javasche Courant bekend welke goederen en bedragen op den voet van dit artikel sedert de vorige bekendmaking ter beschikking van rechthebbenden bij de verschillende ontvangers aanwezig zijn. Oostkust van Sumatra. Het voorlaatste lid van dit artikel wordt, voor de residentie Oostkust van Sumatra, vervangen door de volgende vier alinea's: Te Belawan wordt pakhuishuur voor onbeheerde goederen in rekening gebracht volgens een telkens voor zes maanden door het Hoofd van gewestelijk bestuur vast te stellen tarief, hetwelk op door hem te bepalen wijze wordt bekend gemaakt. Voor de eerste maal kan de vaststelling van het bedoelde tarief geschieden voor meer dan zes, doch voor niet meer dan twaalf maanden. Elders wordt als pakhuishuur voor onbeheerde goederen in rekening gebracht drie cent per honderd kubieken decimeter en per dag. De kubieke inhoud wordt berekend uit de grootste lengte, breedte en hoogte van eik collo of elk stuk, of, indien de goederen gestort zijn, van elke partij. Gedeelten van een kubieken decimeter worden tot een geheel ongevoerd. De dagen van opslag en van uitslag worden als volle dagen gerekend, behoudens een minimum voor elke kwijting van tien cent en aanvulling der breuken van centen tot een geheelen cent. (Stbl. 1901 no. 443, art. 1, § III). HOOFDSTUK IV. Op te maken stukken. Artikel 16. Alle stukken, op te maken volgens deze ordonnantie of de daaraan gehechte reglementen, zijn vrij van zegelrecht. Artikel 17. In alle stukken, volgens deze ordonnantie of de daaraan gehechte reglementen op te maken, moeten alle veranderingen en doorhalingen door den onderteekenaar gewaarmerkt zijn. Die, welke voorkomen in stukken aan een ambtenaar ingediend, worden mede door deze gewaarmerkt voordat de stukken worden teruggegeven. Bij gebreke van een of ander gelden de doorhalingen of veranderingen niet. Stukken, waarvan gedeelten onleesbaar zijn gemaakt, worden niet als geldig erkend, dan met toestemming van den eerstaanwezenden ambtenaar. HOOFDSTUK V. Berekening, invordering, teruggaaf en vrijdom van rechten, vergunningen. Artikel 18. Bij het bepalen van het gewicht, de maat of de waarde, waarnaar het in- of uitvoerrecht wordt berekend, worden de onderdeelen van een hectogram, deciliter of gulden als een geheel gerekend. In het bedrag van het recht worden breuken van een cent voor een geheelen cent gerekend. Artikel 19. Driemaandelijks stelt de Directeur van Financiën, na raadpleging der binnen het tolgebied gevestigde kamers van koophandel en nijverheid, ter berekening van het in- of uitvoerrecht, eene prijs-courant vast van de waarde der artikelen, welke hem voorkomen te kunnen worden gewaardeerd naar de maat, het gewicht of den maatstaf van verkoop volgens handelsgebruik. De prijs-courant wordt in de Javasche Courant opgenomen. Een exemplaar is ten kantore van den ontvanger aanwezig ter raadpleging van belanghebbenden. Artikel 20. Alle te weinig betaalde rechten kunnen van dengene, door of namens wien betaald werd, worden bijgevorderd. De Directeur van Financiën kan teruggaaf verleenen van: a. bedragen, die tengevolge van onjuiste of ten onrechte ingeleverde aangiften, onjuiste opnemingen of berekeningen, te veel zijn betaald; b. invoerrecht van goederen, die blijken vóór de uitlading aan den wal verloren te zijn gegaan, of die uit plaatsen, waar de rechten zijn betaald en waar geen entrepot is, zonder eenige bewerking of verpakking te hebben ondergaan, weder uitgevoerd zijn; c. van uitvoerrecht van goederen, die tengevolge van zeeramp weder ingevoerd zijn, of die niet uitgevoerd zijn, daaronder begrepen die, welke op de kusten van het tolgebied zijn vergaan. Ingeval de sub a bedoelde bedragen tengevolge eener kennelijke vergissing te veel zijn betaald of wanneer de aan uitvoerrecht onderworpen goederen vergaan ter reede, kan de teruggaaf bevolen worden door den controleur of, waar deze niet is, door het Hoofd van gewestelijk bestuur. . Artikel 21. De schulden wegens rechten, pakhuishuur, waak- en vacatie-loonen, boeten en kosten zijn bevoorrecht op alle roerende en onroerende goederen van den schuldenaar en nemen rang onmiddellijk na die, in artikel 1149 van het burgei lijk wetboek en artikel 317 van het wetboek van koophandel genoemd. Het voorrecht houdt stand gedurende twee jaren nadat de schuld opeischbaar is geworden. Artikel 22. Geraffineerde salpeter en zwavelzuur kunnen in bij de administratie der in- en uitvoerrechten in gebruik zijnde lokalen, voor zoover deze, naar het oordeel van den eerstaanwezenden ambtenaar, de noodige ruimte aanbieden, en met vergunning van dien ambtenaar onder de noodige voorzorgen elders, met vreemde bestanddeelen worden veimengd, ten einde daarna als mest tot invoer ten verbruik te worden toegelaten. De vermenging geschiedt in tegenwoordigheid der ambtenaren, wat geraffineerde salpeter betreft met zand, bouwaarde of asch, ter keuze van den aangever, of met vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar ook met andere zelfstandigheden, en in de verhouding van minstens twee kilogram op elke honderd kilogram salpeter, en wat zwavelzuur betreft met guano in de verhouding van minstens twee kilogram guano op elke honderd kilogram zwavelzuur. Dadelijke verwijdering uit de Gouvernements lokalen kan na de vermenging worden bevolen. ^ Artikel 23. (Zie Stbl. 1902 No. 337, en Stbl. 1909 No. 205, Ten eerste). (1) Van goederen, bestemd voor tentoonstellingen, of bestemd om, na eenige bewerking te hebben ondergaan, uj_t het tolgebied te worden uitgevoerd, alsmede van goederen met blijkbare bestemming tot wederuitvoer, wordt geen invoerrecht geheven, bijaldien dit artikel door de betrokken, in de volgende alinea bedoelde autoriteit toepasselijk is verklaard, en overigens binnen de door die autoriteit aangewezen termijnen aan de door haar gestelde voorwaarden is voldaan» (2) De Directeur van Financiën beoordeelt de toepasselijkheid van dit artikel op alle goederen, behalve op die, vervat in postpakketten, op die, door handelsreizigers aangebracht onder de benaming van monsters en stalen, en op die, behoorende tot den inventaris van ondernemers van publieke vermakelijkheden, in welke drie gevallen de toepasselijkheid wordt beoordeeld door den eerstaanwezend ambtenaar. (3) Het invoerrecht wordt ingevorderd, voor zoover niet binnen den gestelden, zoo noodig te verlengen, termijn het bewijs geleverd wordt, dat de goederen voor het vooropgestelde doel en geen ander gebezigd en daarna weder uitgevoerd zijn. Voor zooveel Makasser betreft, wordt ingelascht het volgende artikel: (Zie Stbl. 1909 No. 205, Ten tweede). Artikel 23ü. (1) Ten aanzien van goederen, bestemd om, na eenige bewerking te hebben ondergaan, uit hettolgebfed te worden uitgevoerd, kunnen, indien de opvolging van het bepaalde in artikel 23, ter beoordeeling van den Directeur van Financiën, aan te groote bezwaren onderhevig is, instede van artikel 23 de in de volgende alinea's voorkomende bepalingen door hem toepasselijk worden verklaard. (2) In dat geval bepaalt de Directeur van Financiën, voor zooveel noodig, dat over een zeker door hem aan te wijzen deel der goederen dadelijk bij den invoer invoerrecht wordt betaald. Hij kan in de aanwijzing van dat deel wijziging brengen, zoomede de toepasselijkverklaring van dit artikel intrekken, het eene zoowel als het andere met ingang van een doorhem te bepalen datum. In dringende gevallen kunnen deze beschikkingen door het Hoofd van gewestelijk bestuur, onder nadere goedkeuring van voormelden Departementschef, worden genomen. (3) Van de goederen wordt eene aangifte gedaan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 27 tot en met 31 van het hieraan gehechte reglement letter A, en, indien bepaald is dat dadelijk bij den invoer over een deel der goederen invoerrecht moet worden betaald, het invoerrecht voldaan volgens de berekening van den ontvanger. Op vordering van den ontvanger worden monsters van de goederen tijdelijk te zijner beschikking gesteld. (4) Voor de goederen worden geen verdere formaliteiten met betrekking tot de invoerrechten geeischt. Artikel 24. Alle vergunningen worden geacht tot wederopzeggens te zijn verleend. Zij vervallen door niet inachtneming van de gestelde voorwaarden of voorzorgen. HOOFDSTUK VI. Strafbepalingen. Artikel 25. De navolgende overtredingen worden gestraft als volgt: 1°. het niet- of niet tijdig voldoen aan de voorschriften tot indiening van stukken bij aankomst van schepen met eene boete van f 50.— tot ƒ 2000.— ten laste van den gezagvoerder; 2°. het verzwijgen van goederen bij de in N°. 1 bedoelde aangiften of opgaven, daaronder begrepen het meer dan 10 °/0 te min aangeven van de hoeveelheid niet verpakte goederen, het niet aanzuiveren van de algemeene aangifte of bewijzen van overscheping der binnen het tolgebied te lossen goederen, het vóór het vertrek naar buiten het tolgebied niet op de eerste vordering vertoonen van goederen, die volgens algemeene aangifte, gedane opgaaf of bewijzen van overscheping voor buiten het tolgebied bestemd zijn, het afleggen eener valsche verklaring omtrent aan boord gebleven lading, het bestaan van een tekort op de aangegeven hoeveelheid provisiën, dat geoordeeld wordt de consumtie aan boord sedert de aangifte te overtreffen met eene boete ten laste van den gezagvoerder van ƒ 25.— tot ƒ 500.— voor elk collo of elke partij niet verpakte goederen; 3°. overtreding van de bepalingen omtrent het dekken van het vervoer, ook van die, gemaakt ingevolge art. 3, het invoeren van goederen zonder inachtneming der bepalingen van deze ordonnantie en van de daaraan gehechte reglementen of de poging daartoe, het zonder document innemen anders dan in laadprauwen van goederen in het tarief van uitvoerrechten genoemd, het niet binnen den gestelden termijn opslaan in entrepot of ter verificatie aanbieden, het niet juist aangeven van de hoeveelheid of de soort der goederen in aangiften anders dan in het geval van nos. 2, 4 en 5, het niet binnen den gestelden termijn inleveren van het bewijs van vervoer van goederen buiten het tolgebied of van wettigen opslag binnen het tolgebied, het verhinderen, bemoeielijken en ondoenlijk maken van visitatiën of van andere werkzaamheden, die de ambtenaren mogen of moeten verrichten, het belemmeren van toegang, onverminderd de straffen bij de wetboeken van strafrecht bedreigd wegens beleedigingen of gewelddadigheden met eene boete van ƒ 25.— tot ƒ 1000.—. Met het ontbreken van een document wordt gelijkgesteld het niet vertoonen op de eerste aanvraag of het vertoonen van een niet geldig document. De hierbedoelde boeten wegens het niet binnen den gestelden termijn opslaan, aanbieden of inleveren zijn ten laste van hem, door of namens wien de aangifte is gedaan, die tot het stellen van den termijn aanleiding gaf. 4 . onjuiste opgaaf van de hoeveelheid, soort of waarde in aangiften tot invoer ten verbruik volgens het reglement 1'. A, tot opslag in particulier entrepot of tot uitvoer of vervoer van aan uitvoerrecht onderworpen goederen met eene boete van tien maal of twee maal het bedrag, dat volgens de aangifte minder zou verschuldigd ^ijn dan werkelijk behoorde berekend te worden naar mate het verschil meer of niet meer bedraagt dan een twaalfde van laatstbedoeld bedrag; wordende de onjuistheid van de waarde geconstateerd door de prijs-courant of de schatting der daartoe aangewezen commissie en de onjuistheid der soort door de beslissing dier commissie; 5°. het verzwijgen in eene aangifte van goederen, die met andere zijn verpakt met twintig maal het recht van de verzwegen goederen volgens berekening van den ontvanger; 6°. het schenden van zegels en looden, het maken van veranderingen, doorhalingen of bijvoegingen in documenten, waarop de handteekening van een ambtenaar is geplaatst, voor zoover dit een of ander niet valt in de termen van de wetboeken van strafrecht met eene boete van ƒ 25.— tot ƒ 1000.— ten laste van dengene, die de goederen of documenten onder zich heeft of aanbiedt; 7°. alle hiervoren niet genoemde overtredingen van deze ordonnantie of van de daaraan gehechte reglementen met eene boete van ƒ 10.— tot ƒ 1000.—. Artikel 26. Indien de controleur of, waar geen controleur is, het Hoofd van gewestelijk bestuur, of, in appèl van hunne uitspraak, de Directeur van Financiën, van oordeel is dat ingeval van onjuistheden in aangiften of opgaven, geen opzet tot fraude of tot ontduiking van 's Lands rechten aanwezig is, wordt de overtreding gestraft met eene boete van J' 10.-. Artikel 27. Bekeuring wordt niet ingesteld, of ingesteld zijnde, wordt zij tegen betaling der kosten buiten gevolg gelaten, indien: a. bij verschil van merken of nummers, de goederen blijkbaar dezelfde zijn en het verschil geene verdenking van ontduiking oplevert; b. het niet bezitten of niet vertoonen van een document, naar het oordeel van den controleur, of, waar geen controleur is, van het Hoofd van plaatselijk bestuur, verschoonbaar is wegens bijzondere omstandigheden en er geen verdenking van ontduiking bestaat. Artikel 28. Zij, in wier dienst anderen werkzaam zijn of die door gemachtigden vertegenwoordigd worden, zijn voor de met dien dienst in betrekking staande of naar aanleiding der machtiging verrichte handelingen van die anderen of van die gemachtigden, verantwoordelijk. Artikel 29. De Directeur van Financiën voor zooveel Java en Madoera aangaat, en de Hoofden van gewestelijk bestuur voor zooveel betreft de bezittingen daarbuiten, kunnen wegens alle overtredingen, die hun voorkomen niet met smokkelhandel in verband te staan, in schikking treden of doen treden. Slot- en overgangsbepalingen. Artikel 30. In deze ordonnantie en in de daaraan gehechte reglementen worden bedoeld: met t o I g e b i e d: het gedeelte van Nederlandsch-Indië, waar van wege het Gouvernement van Nederlandsch-lndië in- en uitvoerrechten worden geheven; met controleur, ontvanger, ambtenaar, eerstaanwezend ambtenaar: die der in- en uitvoerrechten of zij, die met de functiën der evengenoemden belast zijn. Artikel 31. Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Januari 1883. Op dien dag vervallen: de ordonnantie van 13 December 1873 (Staatsblad No. 241); » » van 25 December 1873 (Staatsblad No. 264); van 2 Maart 1874 (Staatsblad No. 75); » » van 21 Maart 1875 (Staatsblad No. 81); van 9 Juni 1878 (Staatsblad No. 171); van 9 September 1879 (Staatsblad No. 272); van 1 October 1882 (Staatsblad No. 239); Documenten, vóór genoemden datum afgegeven, blijven geldig voor het doel der afgifte en voor gelijken tijd als waarvoor zij onder de oude bepalingen konden gelden. Goederen op dien datum in een dépötpakhuis worden gerekend in een opslaglokaal te zijn. Pakhuishuur is te rekenen van dien dag daarvoor niet meer verschuldigd. Goederen, in het Gouvernementspakhuis aanwezig, worden behandeld als onbeheerde goederen. Verplichtingen en aansprakelijkheid, uit reeds ingediende aangiften voortvloeiende, worden beheerscht door de bepalingen tijdens de indiening geldende. Overtredingen, vóór de in werking treding van deze ordonnantie begaan, worden gestraft volgens de toen bestaande bepalingen. Indien de rechter oordeelt dat volgens deze ordonnantie eene minder zware straf moet worden opgelegd, wordt zij toegepast. De entrepots te Siboga, Baros en Singkel blijven voorloopig bestaan als plaatsen, waar, onder bewaking der ambtenaren, goederen in plaats van ten kantore des ontvangers te blijven, tijdelijk kunnen worden opgeslagen tegen betaling der pakhuishuur voor de entrepots bepaald. REGLEMENT La. A. HOOFDSTUK I. Aankomst van buiten het tolgebied. Artikel 1. Bij aankomst van een handelsvaartuig van buiten het tolgebied wordt ten kantore van den ontvanger tegen regu eene in de Nederlandsche of Maleische taal met Latijnsche karakters geschreven en door den gezagvoerder of de agenten van het schip onderteekende algemeene aangifte ingeleverd van de aan boord aanwezige handelsgoedederen en provisiën. De inlevering geschiedt: voor schepen, varende op Nederlandsch-Indische jaarpassen, uiterlijk op den dag na dien der aankomst en voor alle andere uiterlijk op den tweeden dag na dien der aankomst. De Zondag telt niet mede. De eerstaanwezend ambtenaar kan den termijn verlengen. Artikel 2. De algemeene aangifte wordt ingericht overeenkomstig een door den Directeur van Financiën vastgesteld model. Zij bevat: a. de soort, den naam en de vlag van het schip, den naam van den gezagvoerder en het land of de landen, waar de goederen zijn ingeladen; b. het aantal, de soort, de merken en de nummers der colli; c. de soort en de hoeveelheid (in letters) der niet verpakte handelsgoederen; d. in een afzonderlijk stuk: de soort der provisiën en de hoeveelheid van elke soort. Van de niet aan in-of uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen behoeven alleen te worden vermeld gambier, gedistilleerd en tabak. Fouten kunnen worden hersteld na machtiging van den eerstaanwezenden ambtenaar. Artikel 3. Zijn de handelsgoederen bestemd om op meer dan één plaats te worden gelost, dan wordt voor elke plaats eene afzonderlijke algemeene aangifte opgemaakt — voor de verschillende plaatsen buiten het tolgebied te zamen echter slechts één — en worden alle tegelijk ingeleverd. Overbrenging van de eene aangifte op de andere kan geschieden op de wijze, door den Directeur van Financiën te bepalen. Artikel 4. De algemeene aangifte behoeft niet te worden gedaan voor schepen, die niet langer dan 48 uren ter plaatse vertoeven en tevens aldaar geene handelsgoederen laden of lossen. De Directeur van Financiën kan ten behoeve van stoomschepen vergunnen geene algemeene aangifte te doen of op elke plaats alleen aangifte te doen van hetgeen daar gelost moet worden. Tandjong-Priok (Haven van Batavia). Voor stoomschepen behoeft geene algemeene aangifte gedaan te worden van de handelsgoederen, bestemd voor buiten het tolgebied, indien zij rechtstreeks derwaarts vertrekken. (Stbl. 1887 No. 29, art. 1, § 1). A r t i k e 1 5. De algemeene aangifte betrekkelijk de goederen, die opgegeven zijn als bestemd voor het tolgebied, wordt aangezuiverd: door aanbrengst van de goederen aan den wal, of door inlevering van het bewijs van overscheping naar eene voor den algemeenen invoer opengestelde haven, een en ander met inachtneming der daaromtrent gemaakte bepalingen. HOOFDSTUK II. Aankomst van binnen het tolgebied. Artikel 6. Bij aankomst van een handelsvaartuig van eene plaats binnen het tolgebied wordt door of namens den gezagvoerder uiterlijk den dag, of, zoo deze een Zondag is, den tweeden dag, na dien der aankomst, tegen regu, ten kantore van den ontvanger, of op eene andere door den eerstaanwezenden ambtenaar aangewezen en algemeen bekend gemaakte plaats, ingeleverd: a. voor de van buiten het tolgebied aangebrachte handelsgoederen, de algemeene aangifte, tot de plaats en de volgende losplaatsen betrekkelijk, met de lijst der provisiën, een en ander gewaarmerkt overeenkomstig artikel 57; b. de documenten, waarop de overige handelsgoederen in het tolgebied zijn ingeladen, vergezeld van eene lijst; c. eene opgaaf van het aantal, de soort, de merken en nummers van de colli handelsgoederen of de soort en hoeveelheid (in letters) der niet verpakte handelsgoederen, die in het tolgebied zijn ingeladen, doch waarvoor geen documenten worden overgelegd, met vermelding van de reden der niet aanwezigheid der documenten en van de plaats van bestemming. De documenten, in letter b bedoeld, worden teruggegeven vóór het vertrek van het schip, voor zooveel zij elders moeten dienen. Ook die, welke op ter plaatse te lossen goederen betrekking hebben, kunnen op machtiging van den eerstaanwezenden ambtenaar worden teruggegeven om het vervoer beneden den uitersten wachtpost en ter reede te dekken. De lijst en de opgaaf, bedoeld in letter b en c, worden opgemaakt volgens een door den Directeur van Financiën vastgesteld model in de Nederlandsche of Maleische taal met Latijnsche karakters en onderteekend door den gezagvoerder of de agenten van het schip. Fouten in de sub c bedoelde opgaaf kunnen worden hersteld na machtiging van den eerstaanwezenden ambtenaar. A r t i k e 1 7. De eerstaanwezend ambtenaar kan den termijn van inlevering verlengen, en vergunnen dat de in te leveren stukken zich bepalen tot die, welke betrekking hebben op de ter plaatse te lossen goederen. Die vergunning zoomede ontheffing van artikel 6 letter b en c kan ook voor een in eene geregelde dienst varend stoomschip in het algemeen worden verleend door den Directeur van Financiën. Artikel 6 is niet toepasselijk op schepen, die niet langer dan 48 uren ter plaatse vertoeven en tevens aldaar geene handelsgoederen Iaden of lossen. Artikel 8. Wanneer op de plaats of plaatsen, die het vaartuig, komende van buiten het tolgebied, reeds aandeed, nog geene algemeene aangifte als bedoeld in artikel 1 is gedaan, geschiedt zulks alsnog ten aanzien der zich nog aan boord bevindende goederen met inachtneming van artikel 1—4, en worden bovendien artikel 5 en artikel 6 letter b en c opgevolgd. Artikel 9. De aanzuivering van de sub c bedoelde opgaaf, voor zooveel de goederen niet voor buiten het tolgebied bestemd zijn, geschiedt op de wijze bepaald bij artikel 5. HOOFDSTUK III. Lossing en overscheping. Artikel 10. Vervoer van handelsgoederen terreedeof beneden den uitersten wachtpost mag, behalve met een uit zee komend of naar zee vertrekkend schip, geen plaats hebben zonder document. Bij vervoer uit het vaartuig, waarmede zij van elders zijn aangebracht, moeten de handelsgoederen gedekt zijn: hetzij door eene loslijst, hetzij door een pas tot lossing afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 12, 20 en 34 van dit reglement, hetzij door de documenten, waarop zij elders binnen het tolgebied zijn ingeladen. Dt eerstaanwezend ambtenaar kan een document geldig verklaren tot dekking niettegenstaande verschillen met de goederen. Met handelsgoederen worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld de passagiersgoederen, die niet tegelijk met de passagiers worden overgevoerd. De bepaling van dit artikel is niet toepasselijk op niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen, uitgezonderd gambier, gedistilleerd en tabak. Tandjong Priok. Het overbrengen van goederen uit een in de binnenhaven liggend schip of vaartuig naar een der opslaglokalen kan zonder document geschieden. (Stbl. 1887 No 29, art. I, § 2). Emmahaven (Haven van Padang). Het overbrengen van goederen uit een schip of vaartuig naar een der opslaglokalen zonder voorafgaande lossing in prauwen kan zonder document geschieden. (Stbl. 1892 No. 206, art. I, § 1). B e 1 a w a n. Het overbrengen van goederen uit een schip naar een der opslaglokalen, zonder voorafgaande lossing in prauwen, lichters enz., kan geschieden zonder document. (Stbl. 1901 No 443, art. 1, § IV). Makasser. Het overbrengen van goederen uit een schip of vaartuig naar een der opslaglokalen zonder voorafgaande lossing in prauwen kan zonder document geschieden (Stbl. 1906 No 297, Ten tweede, sub III, § A). Artikel 11. De loslijst wordt met Latijnsche karakters geschreven, gedagteekend en door den gezagvoerder van het vaartuig, waaruit gelost wordt, of namens hem door een der scheepsofficieren, onderteekend en vermeldt: o. den naam van het vaartuig, waaruit wordt gelost en den naam van den gezagvoeder; b. eene aanwijzing van het vervoermiddel, zoo mogelijk door middel van een nummer of ander herkenningsteeken; c. het aantal (in cijfers en letters), de soort en de merken en nummers der colli; d. de hoeveelheid (in cijfers) en de soort der niet ver- pakte goederen, het totaal der hoeveelheden, in cijfers en letters; e. de bestemming naar den wal of naar een ander met name genoemd vaartuig en in 't laatste geval ook de plaats van bestemming der goederen. Artikel 12. Een pas tot lossing wordt, behalve op eene aangifte, als bedoeld in hoofdstuk IV en V, ook verleend op eene aangifte in de Nederlandsche taal opgemaakt volgens een door den Directeur van Financiën vastgesteld model, en door den aangever, of namens hem door een gemachtigde, onderteekend. Zij bevat het in het vorig artikel sub a, c, d en e bedoelde en wordt ingeleverd ten kantore van den ontvanger. Artikel 13. Alle voor den wal bestemde goederen worden dadelijk rechtstreeks en langs de gewone wegen overgebracht naar de gebruikelijke losplaats, ten ware de eerstaanwezend ambtenaar uitlading op een andere dan de gebruikelijke plaats vergunt of voorschrijft. Zonder vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar mag op Zondag of van zonsondergang tot zonsopgang geen vervoer van handelsgoederen langs de uiterste wachtposten of uitlading aan den wal plaats hebben. Vóór de uitlading of, waar deze geen plaats heeft, bij het onderzoek door de ambtenaren, worden de in artikel 10 bedoelde stukken, waardoor het vervoer was gedekt, aan de ambtenaren afgegeven; zij worden teruggegeven als zij nog verder in handen van belanghebbenden dienst moeten doen. Uitlading behoeft geen plaats te hebben wanneer de eerstaanwezend ambtenaar die niet noodig acht voor het onderzoek. Zij mag alsdan niet geschieden op de van Gouvernementswege beschikbaar gestelde plaatsen, indien de ambtenaren dit met het oog op de beschikbare ruimte niet wenschelijk achten. Tandjong-Priok. Het eerste en tweede lid van dit artikel worden vervangen door de volgende : Alle voor den wal bestemde goederen worden dadelijk rechtstreeks overgebracht naar de losplaats aan de kade van de binnenhaven, ten ware de eerstaanwezend ambtenaar uitlading op eene andere plaats vergunt of voorschrijft. Op Zondag of tusschen zonsondergang en zonsopgang mag zonder vergunning van den hoogsten ambtenaar der wacht geen uitlading aan den wal, en zonder vergunning van den eerstaanwezend ambtenaar geen vervoer van handelsgoederen langs de wachtposten van de Zuideren de Westergracht plaats hebben. (Stbl. 1887 No. 29, art. I, § 3). Emma haven. Het eerste en tweede lid van dit artikel worden vervangen door de volgende : Alle voor den wal bestemde goederen worden dadelijk rechtstreeks overgebracht naar de losplaats aan het afgesloten douaneterrein, ten ware de eerstaanwezend ambtenaar uitlading op eene andere plaats vergunt of voorschrijft. Op Zondag of tusschen zonsondergang en zonsopgang mag zonder vergunning van den hoogsten ambtenaar der wacht geen uitlading aan den wal plaats hebben. (Stbl. 1892 No. 206, art. 1, § 2). Makasser. Het eerste en tweede lid van dit artikel worden vervangen door de volgende alinea's: Alle voor den wal bestemde goederen worden dadelijk rechtstreeks overgebracht naar de losplaats aan het afgesloten douaneterrein, ten ware de eerstaanwezend ambtenaar uitlading op eene andere plaats vergunt of voorschrijft. Op Zondag, of tusschen zonsondergang en zonsopgang mag zonder vergunning van den hoogsten ambtenaar der wacht geen uitlading aan den wal plaats hebben (Stbl. 1906 No. 297, Ten tweede, sub III, § B). Artikel 14. De uitgeladen goederen worden opgeslagen in de van Gouvernementswege beschikbaar gestelde opslaglokalen, behalve wanneer zij aan zelfontbranding blootstaan of uit anderen hoofde schadelijk of gevaarlijk zijn voor het lokaal of andere goederen of, niet aan invoerrecht onderworpen zijnde, naar het oordeel der ambtenaren kunnen en met het oog op de ruimte dadelijk weggevoerd moeten worden. Met de goederen, die blijken schadelijk of gevaarlijk te zijn, wordt gehandeld overeenkomstig de aanwijzing van den eerstaanwezenden ambtenaar. Artikel 15. Voor het gebruik der Gouvernements opslaglokalen wordt geene vergoeding betaald. De noodige weegwerktuigen voor het onderzoek naar de hoeveelheid der goederen worden kosteloos ter beschikking van 'belanghebbenden gesteld. De lokalen zijn, zonder vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar, voor het publiek alleen toegankelijk gedurende de gewone diensturen der ambtenaren. Hij, die de goederen heeft opgeslagen, wordt, zoolang de lokalen geopend zijn, in de gelegenhied gesteld ze te bewaken en de wegvoering door niet gerechtigden te beletten. In de opslaglokalen mag zonder vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar niets worden ontpakt of verpakt, dan voor zooveel dit noodig is voor het onderzoek der ambtenaren. De vergunning wordt altijd verleend als zij noodig is voor het doen eener aangifte. T andjong-Priok. Het eerste lid van artikel 15 wordt vervangen door het volgende : Voor het gebruik der Gouvernements opslaglokalen wordt, behoudens het bepaalde bij artikel 15c, geene vergoeding betaald. (Stbl. 1895 No. 142, Ten eerste, § 1). Artikel 15c. Ingeval ten gevolge eener op den voet van het tweede lid van artikel 13, zooals het luidt krachtens § 3 van artikel 1 der ordonnantie van 5 Februari 1887 (Staatsblad No. 29), verleende vergunning tot uitlading aan den wal na zonsondergang, bij avond of bij nacht goederen in de electrisch verlichte opslaglokalen worden opgeslagen, wordt aan hem of hen, op wiens of wier verzoek de vergunning verleend is, per ontstoken licht en per uur of gedeelte van een uur, een bedrag van negen cent in rekening gebracht. Het aantal te ontsteken lichten, en het tijdstip van ontsteking en dat van uitdooving staan ter beoordeeling van de ambtenaren. Op reclames over de in rekening gebrachte bedragen beslist de controleur. Het bezigen van eigen verlichtingsmiddelen door het publiek is in de electrisch verlichte opslaglokalen niet anders toegestaan dan in geval van defect raken der electrische verlichtingsmiddelen (Stbl. 1895 No. 142, Ten eerste, § 2). Artikel 16. Voor zoover de Iocaliteit het naar het oordeel van den eerstaanwezenden ambtenaar toelaat, worden aan stoomvaartmaatschappijen afzonderlijke gedeelten der Gouvernements opslaglokalen aangewezen, tot opslag van de door haar aangebrachte goederen. Aan stoomvaartmaatschappijen kan voorts, wanneer het beschikbare personeel daartoe voldoende is, door den Directeur van Financiën worden vergund, om een eigen opslaglokaal instede van de Gouvernementslokalen te gebruiken. In bijzondere gevallen kan dit door den eerstaanwezenden ambtenaar voor een bepaald doel ook aan anderen worden toegestaan. De in de beide vorige alinea's bedoelde lokalen worden èn van wege het Gouvernement èn van wege de maatschappij of dengene, die volgens het vorig lid vergunning verkreeg, gesloten. Artikel 17. De goederen moeten uit de Gouvernements opslaglokalen worden weggevoerd dadelijk nadat de verificatie heeft plaats gehad en de toestemming gegeven is. Bij gebreke daarvan kan de eerstaanwezend ambtenaar de goederen ten koste en schade van belanghebbenden doen verwijderen. In elk geval moeten de goederen uit de Gouvernements opslaglokalen uiterlijk op den achtsten en uit de andere uiterlijk op den vijftienden dag na dien van den opslag worden weggevoerd: hetzij door opslag in entrepot (hoofdstuk IV), hetzij door invoer ten verbruik (hoofdstuk V), hetzij door wederinvoer — rechtvrij geschiedende — vanuit het vrij verkeer afkomstige goederen krachtens de documenten, waarop zij elders in het tolgebied zijn ingeladen, hetzij door verzending naar buiten het tolgebied (doorvoer of uitvoer) (hoofdstuk VI of VII), hetzij door verzending naar eene andere plaats binnen het tolgebied (hoofdstuk VI). Bij gebreke hiervan worden zij als onbeheerd beschouwd. De termijnen kunnen door den eerstaanwezenden ambtenaar worden verlengd. B e 1 a w a n. De goederen moeten uit de opslaglokalen worden weggevoerd dadelijk nadat de verificatie heeft plaats gehad en de toestemming gegeven is. Bij gebreke daarvan kan de eerstaanwezend ambtenaar de goederen ten koste en schade van belanghebbenden doen verwijderen. In elk geval moeten de goederen uit de opslaglokalen uiterlijk op den achtsten dag na dien van den opslag worden weggevoerd: hetzij door invoer ten verbruik (hoofdstuk V); hetzij door wederinvoer — rechtvrij geschiedende — van uit het vrij verkeer afkomstige goederen krachtens de documenten, waarop zij elders in het tolgebied zijn ingeladen; hetzij door verzending naar buiten het tolgebied (doorvoer of uitvoer) (hoofdstuk VI of VII); hetzij door verzending naar eene andere plaats binnen het tolgebied (hoofdstuk VI). Bij gebreke hiervan worden zij als onbeheerd beschouwd. De termijn kan door den eerstaanwezenden ambtenaar worden verlengd (Stbl. 1901 No. 443, art. 1, § IV.) Artikel 18. In geval van overscheping van goederen, afkomstig van buiten het tolgebied of vermeld in de opgaaf bedoeld in artikel 6, letter c, wordt de loslijst in duplo opgemaakt en voor ontvangst geteekend door den gezagvoerder van het vaartuig, waarin wordt overgescheept, of namens hem dooreen der scheepsofficieren. • Door zijne zorg wordt één exemplaar ingeleverd aan de ambtenaren van den uitersten wachtpost. Ingeval de goederen bestemd zijn om naar buiten het tolgebied te worden vervoerd, mag geene overscheping worden gedaan zonder voorafgaande kennisgeving, schriftelijk tegen regu te doen aan den eerstaanwezenden ambtenaar, die in het re?u kan bepalen, dat de overscheping geen plaats mag hebben buiten tegenwoordigheid van een ambtenaar. Is dit laatste het geval, dan wordt het bewijs van overscheping niet als geldig beschouwd, zoo het niet door den ambtenaar mede geteekend is. De gezagvoerder, in wiens schip het goed is overgescheept, is gehouden tot aanzuivering van het bewijs van overscheping op gelijke wijze als in artikel 5 is bepaald. Wordt slechts een gedeelte der in eene loslijst vermelde goederen overgescheept, dan moet dit uit het door of namens den gezagvoerder geteekend regu blijken door vermelding van de overgescheepte of van de niet overgescheepte goederen. De niet overgenomen goederen worden bij het terugvaren naar het schip of bij het vervoer naar den wal gedekt door dat re?u. Tandjong-Priok. De laatste zinsnede van het lste lid van artikel 18 wordt vervangen door het volgende: Door zijne zorg wordt een exemplaar ingeleverd aan een der dienstdoende ambtenaren (Stbl. 1887 No. 29, art. 1, § 4). Emmahaven. De laatste zinsnede van het lste lid van dit artikel wordt vervangen door het volgende: Door zijne zorg wordt een exemplaar ingeleverd aan een der dienstdoende ambtenaren (Stbl. 1892 No. 206, art. I, § 3). B e 1 a w a n. Ten behoeve van Belawan wordt voor „de ambtenaren van den uitersten wachtpost" aan het slot van het lste lid van dit artikel gelezen „een der dienstdoende ambtenaren" (Stbl. 1901 No. 443, art. 1,§IV). Makasser. De laatste zinsnede van het lste lid van dit artikel wordt vervangen door het volgende: Door zijne zorg wordt een exemplaar ingeleverd aan een der dienstdoende ambtenaren. (Stbl. 1906 No. 297, Ten tweede, sub III, § c). HOOFDSTUK IV. Entrepots. Artikel 19. In het publiek entrepot worden de goederen van Gouvernements wege bewaard. Het Gouvernement is voor vermissing, bederf, beschadiging of waarde-vermindering der goederen aansprakelijk, ingeval verzuim, nalatigheid of slordigheid der ambtenaren bewezen wordt. Goederen, die bloot staan aan zelfontbranding of uit anderen hoofde gevaarlijk of schadelijk zijn voor het lokaal of andere goederen, worden niet toegelaten dan voor zooveel daarvoor speciale lokalen zijn beschikbaar gesteld en deze de vereischte ruimte aanbieden. B e 1 a w a n. Te Belawan bestaat geen gelegenheid tot opslag van goederen in publiek entrepöt, zoodat de daarop betrekking hebbende bepalingen in het reglement Lett. A aldaar niet van toepassing zijn (Stbl. 1901 No. 443, art. 1, § IV). A r t i k e 1 20. Ten einde goederen in het publiek entrepöt te doen opnemen, wordt ten kantore van den ontvanger ingediend eene aangifte in duplo, in de Nederlandsche taal opgemaakt volgens een door den Directeur van Financiën vastgesteld model en onderteekend door den aangever of namens hem door een gemachtigde. De aangifte bevat: a. naam, beroep en woonplaats van den aangever; b. aanwijzing van het vaartuig, waaruit de goederen zijn of zullen worden gelost, en naam van den gezagvoerder; c. het land, van waar de goederen zijn aangebracht en, ingeval zij waren overgescheept, de plaats van overscheping; d. de plaats, waar de goederen zich bevinden; e. ten wiens name de opslag in entrepöt wordt verlangd; ƒ. het getal (in letters), de soort en de merken en nummers der colli of stukken of de hoeveelheid (naar handelsgebruik en in letters) der niet verpakte goederen; g. de soort der goederen naar handelsgebruik. De eerstaanwezend ambtenaar is bevoegd afwijkingen van de bepalingen van dit artikel te vergunnen. Een exemplaar der aangifte wordt teruggegeven, nadat daarop eene verklaring van inlevering dan wel, als de goederen nog gelost moeten worden, des verlangd een pas tot lossing (artikel 10) is gesteld. De pas of het bewijs van inlevering bevat een termijn, binnen welken de opslag in entrepöt moet zijn volbracht en die door den eerstaanwezenden ambtenaar kan worden verlengd. Bij overschrijding van den termijn houden die stukken op van kracht te zijn, en wordt het invoerrecht ingevorderd volgens berekening of schatting van den ontvanger, ten ware ten genoegen van den eerstaanwezenden ambtenaar — of, in appèl, van den Directeur van Financiën — bewezen worde, dat de goederen nog in het opslaglokaal of nog aan boord aanwezig zijn, of dat de overbrenging in het entrepöt onmogelijk is geweest wegens de niet aanwezigheid aan boord of omdat zij bij de lossing, het vervoer of de ontlading zijn vergaan. De aangifte kan door eene nieuwe vervangen worden zoolang de goederen niet ter verificatie aan de ambtenaren zijn aangeboden en de termijn voor opslag niet is verstreken; en met vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar daarna, ingeval van veranderde bestemming of ingeval van blijkbare vergissing ten nadeele van den aangever. Artikel 21. De goederen worden, onder overlegging van het teruggegeven exemplaar der aangifte, ter verificatie aangeboden aan de ambtenaren. Met toestemming van deze en onder hun toezicht worden zij daarna in het pupliek entrepot opgenomen. Voor het ingeleverde exemplaar der aangifte wordt, na opslag, des verlangd, een re^u afgegeven. Artikel 22. Zonder vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar zijn de publieke entrepots voor belanghebbenden alleen toegankelijk gedurende de gewone diensturen der ambtenaren. De goederen, daarin opgenomen, mogen, zonder vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar, niet worden verpakt of ontpakt. De vergunning, in het vorig lid bedoeld, wordt altijd verleend als zij noodig is voor het doen eener aangifte, voor het nemen van monsters of voor de aflevering van goederen. Artikel 23. Van de goederen, in publiek entrepot opgeslagen, wordt door den ontvanger voor ieder belanghebbende eene rekening aangehouden, volgens door den Directeur van Financiën te geven voorschriften. Goederen worden van den naam van den een op dien van den ander overgeschreven ingevolge eene door beiden onderteekende aanvraag en na betaling der pakhuishuur tot en met den dag der overschrijving. Artikel 24. (Zie Stbl. 1891, No. 212, § I). De pakhuishuur der goederen, in publiek entrepot opgeslagen, bedraagt per kubieken meter en per dag, behoudens een minimum voor elke kwijting van tien cent en aanvulling der breuken van centen tot een geheelen cent: a. zes cent voor goederen, die aan zelfontbranding onderhevig of uit anderen hoofde gevaarlijk of schadelijk zijn voor de entrepots of daarin opgeslagen goederen — met uitzondering van Adrianopel- en alizarine-roodgeverfde goederen en van petroleum; b. twee en een halven cent voor Adrianopel- en alizarineroodgeverfde goederen en voor petroleum; c. drie cent voor gambier, huiden, indigo, koffie, suiker, tabaksbladeren en thee; d. vier cent voor alle andere goederen. De dagen van opslag en uitslag worden elk voor een vollen dag gerekend. De eerstaanwezend ambtenaar, van wiens beslissing bij den Directeur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen, beoordeelt, voor zooveel noodig, welke goederen moeten worden geacht aan het gevaar van zelfontbranding onderhevig of uit anderen hoofde gevaarlijk of schadelijk te kunnen zijn voor de entrepots of daarin opgeslagen goederen. Voor de onder c genoemde goederen wordt slechts opslag verleend voor zooverre de entrepots daartoe ruimte aanbieden. De kubieke inhoud wordt berekend uit de grootste lengte, breedte en hoogte van elk collo of, voor niet verpakte goederen, van elke partij — een gedeelte van een kubieken decimeter voor een vollen gerekend. Als dag van uitslag wordt beschouwd die, waarop de aangifte daartoe is gedaan, bij welke aangifte de betaling der pakhuishuur moet plaats hebben. Indien de uitslag niet plaats heeft uiterlijk op den tweeden dag na dien der betaling — de Zondag niet medegerekend — moet bijbetaling plaats hebben vóór den uitslag. Voor goederen, die bij het einde van het jaar in het entrepot aanwezig zijn, is de pakhuishuur tot en met 31 December vorderbaar op 1 Januari daaraanvolgende. Bij niet betaling binnen drie maanden daarna kunnen de goederen als onbeheerd worden beschouwd. T a n d j o n g-P r i o k. Het lste en 2de lid van dit artikel worden vervangen door het volgende: De pakhuishuur der goederen, in publiek entrepot opgeslagen, bedraagt per kubieken meter en per dag — de dagen van opslag en uitslag elk voor een vollen dag gerekend — behouders een minimum voor elke kwijting van tien cent en aanvulling der breuken van centen tot een geheelen cent: a. een en een halven cent voor petroleum; b. twee cent voor gambier, huiden, indigo, koffie, suiker, tabaksbladeren en thee; c. twee cent voor Adrianopel- en alizarine-rood geverfde goederen; d. vier cent voor alle andere goederen. Vergunning tot opslag wordt alleen verleend voor zoover de gebouwen daartoe ruimte aanbieden. De kubieke inhoud wordt berekend uit de grootste lengte, breedte en hoogte van elk collo of, voor niet verpakte goederen, van elke partij — een gedeelte van een kubieken decimeter voor een vollen gerekend. Voor de berekening van den kubieken inhoud van een partij tin wordt één kubieke meter gesteld op twee honderd vijf en dertig blokken of schuitjes (Stbl. 1887 No. 29, art. 1, § 5 en Stbl. 1891 No. 212, § II.) Emmahaven. Het eerste lid van dit artikel wordt vervangen door het volgende: De pakhuishuur der goederen, in publiek entrepot opgeslagen, bedraagt per kubieken meter en per dag —de dagen van opslag en uitslag elk voor een vollen dag gerekend — behoudens een minimum voor elke kwijting van tien cent en aanvulling der breuken van centen tot een geheelen cent: a. twee en een halven cent voor Adrianopel- en alizarineroodgeverfde goederen en voor petroleum; b. twee cent voor gambier, huiden, indigo, koffie, suiker, tabaksbladeren, thee, benzoë, gomdammar, getah en peper; c. vier cent voor alle andere goederen. Vergunning tot opslag wordt alleen verleend voor zoover de gebouwen daartoe ruimte aanbieden (Stbl. 1892 no. 206, art. I, § 4). Makasser. Het vierde lid van dit artikel wordt gelezen als volgt: Vergunning tot opslag wordt alleen verleend voor zooverre de entrepots daartoe ruimte aanbieden (Stbl. 1906 no. 297, Ten tweede, sub III, § D). Artikel 25. (Zie Stbl. 1889 no. 171, § I). Particuliere entrepots worden alleen toegelaten voor den opslag van petroleum. Zij worden gesloten èn van Gouvernementswege èn door belanghebbenden. Vergunning om lokalen als particulier entrepot te bezigen kan aan handelaren worden verleend: door den eerstaanwezenden ambtenaar, indien de lokalen voldoen aan de algemeene eischen door den Directeur van Financiën gesteld; anders door dien Directeur zeiven. De vergunning kan door den Directeur van Financiën worden ingetrokken, indien daarvan misbruik wordt gemaakt. De petroleum, aanwezig op den vijftienden dag na dien der mededeeling van de intrekking aan den entrepositaris, kan, behoudens het bepaalde in de laatste alinea van artikel 19, op zijne kosten en risico in het publiek entrepot worden overgebracht. De bepalingen omtrent de wijze van opslag in publiek entrepot en omtrent de gevolgen van het overschrijden van den gestelden termijn gelden ook voor den opslag in particulier entrepot met dien verstande : dat de aangifte aan dezelfde vereischten moet voldoen als die tot invoer ten verbruik en bovendien het als particulier entrepot te bezigen lokaal moet aanwijzen; dat geen regu wordt afgegeven voor den opslag. Artikel 22, tweede lid is mede toepasselijk. De door de ambtenaren noodig geachte maten, gewichten en werktuigen voor het onderzoek naar de hoeveelheid der petroleum in het particulier entrepot worden aldaar door den entrepositaris kosteloos beschikbaar gesteld. Voor het toezicht der ambtenaren bij overbrenging van petroleum in het particulier entrepot, bij verrichtingen aldaar en bij den uitslag wordt waakloon in rekening gebracht. De entrepositaris is invoerrecht verschuldigd voor de petro- leum, die blijkens proces-verbaal in particulier entrepot te min wordt bevonden, voor zoo ver de tekortkomst een door den Directeur van Financiën bepaald maximum voor intering, gewone lekkaadje of verlies bij aftapping te boven gaat, en niet ten genoegen van dien Directeur bewezen wordt het gevolg te zijn van rampen van hoogerhand, overmacht of buitengewone lekkaadje. Van de petroleum, in een particulier entrepot aanwezig, wordt door den ontvanger een rekening aangehouden met inachtneming der voorschriften van den Directeur van Financiën. De geheele voorraad, in een particulier entrepot aanwezig, kan van den naam van den een op dien van den ander worden overgeschreven, ingevolge een door beiden onderteekend verzoek — mits ook aan laatstbedoelde vergunning is verleend om het lokaal als particulier-entrepot te bezigen. Artikel 26. De uitslag uit entrepot geschiedt: hetzij door invoer ten verbruik (hoofdstuk V); hetzij door verzending naar buiten het tolgebied (doorvoer of uitvoer, hoofdstuk VI of VII); hetzij door verzending naar eene plaats binnen het tolgebied (hoofdstuk VI). Verwisseling van entrepot op dezelfde plaats geschiedt met inachtneming der voorzorgen en formaliteiten, door den eerstaanwezenden ambtenaar noodig geacht. Tandjong-Priok. Artikel 26ö. Bij tijdige aanvraag kunnen voortbrengselen van het tolgebied in het publiek entrepot worden opgeslagen tegen betaling van de huur, bij letter b van het 1ste lid van artikel 24 bepaald, en voorts op den voet der voorschriften van dit hoofdstuk; met dien verstande, dat voor die goederen: a. het zesde lid van art. 20 wordt gelezen: Bij overschrijding van den termijn houden die stukken op van kracht te zijn; b. verwisseling van entrepot niet is toegelaten. De uitslag voor vervoer over zee geschiedt op de in artikel 51 omschreven aangifte, aangevuld met de vermelding der plaats, waar de goederen zich bevinden (Stbl. 1887 No 29, art. I, § 6). Emma haven. Artikel 26a. Bij tijdige aanvraag kunnen voortbrengselen van het tolgebied in het publiek entrepot worden opgeslagen tegen betaling van de huur, bij letter b van het lste lid van artikel 24 bepaald en voorts op den voet der voorschriften van dit hoofdstuk; met dien verstande, dat voor die goederen: a. het zesde lid van art. 20 wordt gelezen: Bij overschrijding van den termijn houden de stukken op van kracht te zijn; b. verwisseling van entrepot niet is toegelaten. De uitslag voor vervoer over zee geschiedt op de in art. 51 omschreven aangifte, aangevuld met de vermelding der plaats, waar de goederen zich bevinden (Stbl. 1892 No 206, art. I, § 5). Voor producten, op het havenemplacement aanwezig en bestemd om met een in de haven liggend of binnen enkele dagen aldaar verwacht schip te worden vezonden, kan de eerstaanwezend ambtenaar, indien de ruimte het toelaat, voorloopige opberging in een entrepotlokaal zonder voorafgaande vervulling van formaliteiten en betaling van pakhuishuur, maar dan ook buiten alle aansprakelijkheid van den Lande, toestaan. Vertrekt het schip zonder de goederen mede te nemen of zijn de goederen 4 maal 24 uren na de vergunning nog in het entrepot-lokaal aanwezig, dan worden zij daaruit verwijderd, tenzij belanghebbende te voren eene behoorlijke aangifte tot opslag in entrepot gedaan hebbe. In dit geval telt de tijd van voorloopige opberging mede voor de berekening van pakhuishuur (Stbl. 1894 No 3, art. 1). HOOFDSTUK V. Invoerten verbruik en berekeningvan het invoerrecht. Artikel 27. Ten einde goederen ten verbruik in te voeren, wordt ten kantore van den ontvanger ingediend eene aangifte in duplo, in de Nederlandsche taal opgemaakt volgens een door den Directeur van Financiën vastgesteld model, en onderteekend door den aangever of namens hem door een gemachtigde. De aangifte bevat: a. naam, beroep en woonplaats van den aangever; b. aanwijzing van het vaartuig, waaruit de goederen zijn of zullen worden gelost en naam van den gezagvoerder; c. het land, van waar de goederen zijn aangebracht en, ingeval zij waren overgescheept, de plaats van overscheping; d. de plaats, waar de goederen zich bevinden; e. het getal (in letters), de soort, de merken en nummers der colli of stukken; f. de soort der goederen en van elke soort: de hoeveelheid (in letters) en de waarde (in letters) voor zoo ver naar de waarde de berekening van het invoerrecht geschiedt. De vermeldingen sub b en c blijven achterwege, indien de goederen in entrepot zijn. A r t i k e 1 28. De soort der goederen, voorkomende in de driemaandelijksche prijscourant, wordt omschreven zooals zij daarin staat. Overigens wordt de soort zoo volledig omschreven als naar het oordeel van den ontvanger noodig is. Artikel 29. De hoeveelheid der goederen wordt aangegeven als volgt: voor goederen, genoemd in de driemaandelijksche prijscourant naar den daarin voorkomenden maatstaf der waardebepaling; voor goederen, waarvan het invoerrecht anders dan naar de waarde wordt berekend, naar den maatstaf voor de berekening van het recht aangewezen, wat gedistilleerd betreft, zonder de sterkte in aanmerking te nemen; voor alle andere goederen naar handelsgebruik. Artikel 30. Het op te geven gewicht is het nettogewicht, ten ware de driemaandelijksche prijscourant het brutogewicht vermeldt. Voor vloeistoffen op fust, die naar de maat belast zijn, wordt de inhoudsruimte der fusten opgegeven. Artikel 31. De aan te geven waarde .is die vermeld in de door den Directeur van Financiën vastgestelde prijscourant voor het loopende kwartaal. Voor goederen, daarin niet vermeld, de waarde in entrepot. Van goederen, die bedorven of beschadigd zijn, kan, onder vermelding van het bederf of de beschadiging, de waarde in entrepot worden opgegeven, al zijn zij vermeld in de prijscourant. Is het invoerrecht verschuldigd naar een anderen maatstaf dan de waarde, dan wordt nevens de waarde in entrepot, die de goederen hebben in den staat, waarin zij verkeeren, de gaarde in entrepot aangegeven, die de goederen zouden hebben in onbeschadigden of onbedorven toestand. Artikel 32. De eerstaanwezend ambtenaar kan afwijkingen toestaan van de bepalingen omtrent den inhoud der aangifte en vergunnen te doen wat noodig is om bedorven of beschadigde goederen vóór de betaling van het invoerrecht publiek te verkoopen, ten einde de opbrengst der vendutie, verminderd met de invoerrechten, zoo deze niet ten laste van den kooper komen, te kunnen aangeven als de waarde in entrepot dier goederen. Artikel 33. De betaling van het invoerrecht volgens de berekening van den ontvanger geschiedt bij de aangifte—wat gedistilleerd betreft nadat de sterkte door de ambtenaren is opgenomen en op de aangifte vermeld. De sterkte van gedistilleerd kan voor elke partij van dezelfde soort door de ambtenaren worden bepaald naar de uitkomsten van de opneming van een gedeelte door hen te kiezen. Indien aanspraak wordt gemaakt op vrijdom van recht, moeten bij de inlevering der aangifte, op de vordering van den ontvanger, stukken worden overgelegd, waaruit de gegrondheid der aanspraak ten zijnen genoegen blijkt. Artikel 34. Een exemplaar der aangifte wordt teruggegeven na aanteekening daarop van de gedane betaling of van de verklaring dat geen recht verschuldigd is geacht. Indien de goederen nog gelost moeten worden en een pas tot lossing (artikel 10) wordt verlangd, wordt ook deze op evenbedoeld exemplaar gesteld onder bijvoeging van een termijn, binnen welken de goederen met inachtneming van hoofdstuk III ter verificatie moeten worden aangeboden, welke termijn door den eerstaanwezenden ambtenaar kan worden verlengd. Artikel 35. De aangifte kan door eene nieuwe vervangen worden, zoolang de goederen niet ter verificatie aan de ambtenaren zijn aangeboden en de termijn bedoeld in artikel 34 niet is verstreken, zoomede, met vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar, ingeval beschadiging, bederf of eene kennelijke vergissing ten nadeele van den aangever geconstateerd wordt. Bijbetaling of teruggaaf van rechten heeft plaats naar het verschil tusschen de oude aangifte en de nieuwe. Artikel 36. De goederen worden aan de ambtenaren ter verificatie aangeboden door overlegging van het exemplaar van de aangifte, waarop de kwitantie is gesteld of wel de verklaring dat geen recht verschuldigd wordt geacht. Niet dan met toestemming der ambtenaren worden de goederen ingevoerd. Artikel 37. Voor passagiersgoederen, aan invoerrecht onderworpen, en voor zoodanige kleine pakketten, als naar het oordeel van den eerstaanwezenden ambtenaar daarvoor in aanmerking komen, wordt aan de ambtenaren van den betrokken wachtpost eene aangifte in s i m p 1 o gedaan, bevattende hetgeen deze voor de berekening der rechten noodig achten. Zij kan mondeling geschieden, in welk geval de ambtenaar eene verklaring daarvan opmaakt en onderteekent. Het invoerrecht wordt volgens zijne berekening en in zijne handen betaald. Ook van de niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen in- landsche voortbrengselen, met uitzondering van gambier, gedistilleerd en tabak, wordt — zoo zij niet met andere goederen worden gelost—aan den betrokken wachtpost aangifte gedaan, desverkiezende mondeling, in welk geval de ambtenaar daarvan eene verklaring opmaakt en onderteekent. Artikel 38. (Zie Stbl. 1906 No. 330, § 1). De waarde, die voor elke berekening van invoerrecht in aanmerking komt, is die bedoeld in artikel 31. Het recht wordt berekend overeenkomstig de aangifte, behoudens bijvordering in geval bij verificatie of door de uitspraak der commissie, bedoeld in artikel 39, blijkt, dat te weinig is betaald. Bij de berekening van het invoerrecht van in houten vaten, flesschen of kruiken aangevoerde vloeistoffen, welke naar de maat of naar het aantal kruiken of flesschen belast zijn, wordt eene korting verleend : 1°. op de inhoudsruimte der niet aangevulde fusten: van drie ten honderd of van zooveel meer als de eerstaanwezend ambtenaar zal bevinden te behooren; 2°. op het aantal niet ontpakte flesschen of kruiken: a. van twee ten honderd voor niet mousseerende vloeistoffen ; b. van drie ten honderd voor mousseerende vloeistoffen, andere, dan die hierna bedoeld sub c, en c. van vijf ten honderd voor mineraalwater (bron- of kunstwater), zoomede voor de door den Directeur van Financiën aan te wijzen biersoorten. Van anders dan naar de waarde belaste goederen, die bedorven of beschadigd zijn, staat het verschuldigd invoerrecht tot het bij het tarief bepaalde in evenredigheid als de waarde in entrepot der goederen tot die, welke zij in onbedorven of onbeschadigden toestand zouden gehad hebben. Artikel 39. Wanneer de eerstaanwezend ambtenaar van oordeel is, dat de waarde van goederen, niet in de prijscourant vermeld, of de soort van goederen ten nadeele van 's Lands schatkist onjuist is aangegeven, dan wordt beslist door eene commissie van drie leden, en worden de goederen aangehouden ten ware een monster door beide partijen als voldoende wordt erkend en genoeg zekerheid voor eventueele betalingen bestaat. Zoodanige commissie wordt benoemd op elke der plaatsen, waar dit reglement geldt. Acht de Directeur van Financiën de benoeming van eene commissie te Cheribon niet mogelijk, dan treedt die te Batavia op. Het voorzittend lid wordt benoemd door den Directeur van Financiën; één lid door de kamer van koophandel en nijverheid ter plaatse gevestigd; één lid (of zoo ter plaatse geen kamer van koophandel en nijverheid is gevestigd, twee leden) door den raad van justitie. Dezelfde autoriteit of collegiën benoemen een of meer plaatsvervangers van het door hen benoemde lid. Elke benoeming geschiedt voor den tijd van één jaar; de aftredenden zijn dadelijk op nieuw benoembaar. De leden en plaatsvervangende leden leggen in handen van het Hoofd van gewestelijk bestuur den eed (belofte) af dat zij eerlijk, zoo nauwgezet mogelijk en onpartijdig zullen te werk gaan. De leden en plaatsvervangende leden, die geen ambtenaar in activiteit zijn, genieten een presentiegeld, waarvan het bedrag door den Gouverneur-Generaal wordt bepaald (') De commissie vergadert zoo dikwijls het voorzittend lid het noodig acht. Ontbreken een lid en zijne plaatsvervangers, of is de te beoordeelen aangifte gedaan door of namens dengene hunner, die zou kunnen optreden, dan wijst het voorzittend lid een deskundige ter vervanging aan, die in zijne handen den vorenbedoelden eed (belofte) aflegt. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Indien ieder der leden een verschillend gevoelen uitspreekt, wordt het gevoelen gevolgd, dat noch het hoogste noch het laagste bedrag der rechten tengevolge heeft. (') Het in dit artikel bedoeld presentiegeld bedraagt ƒ 15.— per zitting voor elk lid of plaatsvervangend lid (Stbl, 1882 No. 290). Beslist de commissie dat de aangifte onjuist was ten nadeele der schatkist, dan betaalt de aangever de kosten van verplaatsing der goederen, en bovendien voor kosten van het onderzoek, indien omtrent de soort is beslist, ƒ 15, anders een vierde ten honderd van de geschatte waarde der goederen met een minimum van één gulden. De Directeur van Financiën beslist op verzoeken om schadevergoeding wegens het aanhouden der goederen, indien de beslissing in het voordeel van den aangever is geweest. Men ad o. De benoeming van het voorzittend lid der Commissie, bedoeld bij artikel 39 van het reglement Lett. A, en die van een of meer plaatsvervangers voor dat lid geschieden te Menado door het Hoofd van gewestelijk bestuur. Wordt de eerstaanwezend ambtenaar der tolrechten te Menado niet als zoodanig benoemd, met den in rang op hem volgenden ambtenaar dier rechten aldaar als plaatsvervanger, dan zijn zij ambtshalve lid en plaatsvervangend lid. In dit geval benoemt de Raad van Justitie te Makasser slechts één lid en diens plaatsvervanger of plaatsvervangers, en geschiedt het samenroepen der commissie zoomede het aanwijzen en beëedigen van een deskundige in de gevallen, bedoeld bij het achtste lid van artikel 39, in stede van door het voorzittend lid, door het Hoofd van gewestelijk bestuur (Stbl. 1898 No. 120, Ten tweede, § V). Oostkust van Sumatra. De benoeming van het voorzittend lid der Commissie, bedoeld bij artikel 39 van het reglement Lett. A, en die van een of meer plaatsvervangers voor dat lid geschieden voor Belawan door het Hoofd van gewestelijk bestuur. Wordt de eerstaanwezend ambtenaar der tolrechten te Belawan niet als zoodanig benoemd, met den in rang op hem volgenden ambtenaar dier rechten aldaar als plaatsvervanger, dan zijn ze ambtshalve lid en plaatsvervangend lid. In dit geval benoemt de Raad van Justitie te Medan slechts één lid en diens plaatsvervanger of plaatsvervangers, en geschiedt het samenroepen der commissie zoomede het aanwijzen en beëedigen van een deskundige in de gevallen, bedoeld bij het achtste lid van artikel 39, instede van door het voorzittend lid, door het Hoofd van gewestelijk bestuur (Stbl. 1901 No. 443, art. 1, § V, en Stbl. 1908 No. 672, Ten eerste). HOOFDSTUK VI. Doorvoer en vervoer van goederen uit het opslaglokaal en entrepot. Artikel 40. Even als de overgescheepte goederen (artikel 18) kunnen ook de aan invoerrecht onderworpen goederen, in het opslaglokaal of in entrepot aanwezig, worden doorgevoerd (naar eene plaats buiten het tolgebied) of vervoerd naar eene binnen het tolgebied gelegen haven voor algemeenen invoer opengesteld. Ten dien einde wordt van goederen, in het opslaglokaal of entrepot aanwezig, ten kantore van den ontvanger ingediend eene aangifte in duplo, in de Nederlandsche taal opgemaakt volgens een door den Directeur van Financiën vastgesteld model en onderteekend door den aangever of namens hem door een gemachtigde. De aangifte bevat: a. naam, beroep en woonplaats van den aangever; b. aanwijzing van het vaartuig, waaruit de goederen zijn gelost en naam van den gezagvoerder; c. het land, van waar de goederen zijn aangebracht en, ingeval zij waren overgescheept, de plaats van overscheping; d. de plaats, waar de goederen zich bevinden; e. de plaats van bestemming en de aanwijzing van het vaartuig, waarmede de goederen zullen worden doorgevoerd of vervoerd en den naam van den gezaghebber; ƒ. het getal (in letters), de soort, de merken en nummers der colli of stukken; g. de soort der goederen (zoo volledig omschreven als naar het oordeel van den ontvanger noodig is); li. voor elke soort: de hoeveelheid naar handelsgebruik of het brutogewicht of den kubieken inhoud (een en ander in letters). De vermeldingen sub b en c blijven achterwege, indien de goederen in entrepot zijn. De eerstaanwezend amtenaar kan afwijkingen van de bepalingen van dit artikel toestaan. Artikel 41. Een der exemplaren van de aangifte wordt door den ontvanger teruggegeven, nadat daarop de termijn is vermeld, binnen welken ten zijnen genoegen het bewijs moet zijn geleverd, dat de goederen uit het tolgebied uitgevoerd, of binnen het tolgebied zijn opgeslagen op wettige wijze. Die termijn kan worden verlengd door den eerstaanwezenden ambtenaar ter plaatse, waar de aangifte is gedaan of waar het vaartuig, waarin de goederen zijn geladen, zich bevindt. A r t i k e 1 42. De goederen worden door vertooning van het in artikel 41 bedoeld exemplaar der aangifte aan de ambtenaren ter verificatie aangeboden en kunnen worden doorgevoerd of vervoerd nadat daarop een pas is gesteld, waardoor het vervoer naar en op de reede moet worden gedekt. Het vervoer naar het vaartuig, waarin zij over zee zullen worden vervoerd, moet onverwijld na afgifte van den pas rechtstreeks en langs de gewone wegen plaats hebben. Vervoer langs den uitersten wachtpost mag op Zondagen en tusschen zonsondergang en zonsopgang niet plaats hebben dan met vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar. Artikel 43. De aangever betaalt het invoerrecht volgens berekening of schatting van den ontvanger, bij wien de aangifte is ingediend, zoodra de in artikel 41 bedoelde termijn is verstreken zonder dat aan de verplichting is voldaan en de Directeur van Financiën niet beslist, dat er termen zijn om geene vordering in te stellen. Artikel 44. Wanneer ter reede slechts een gedeelte der goederen wordt ingeladen, kan het overige naar den wal worden teruggevoerd, gedekt door eene naar den pas verwijzende verklaring, onderteekend door den gezagvoerder van het schip, waarin de inlading moest plaats hebben of, namens hem, door een der scheepsofficieren. Die goederen worden rechtstreeks naar het opslaglokaal teruggevoerd. Artikel 45. De aangifte kan door eene nieuwe worden vervangen, zoolang de goederen niet ter verificatie zijn aangeboden, en ook daarna met vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar ingeval van veranderde bestemming of blijkbare vergissing ten nadeele van den aangever. A r t i k e 1 46. De goederen mogen na het verlaten van het opslaglokaal of entrepot niet worden verpakt dan indien de eerstaanwezend ambtenaar ter plaatse, waar zij zich bevinden, daartoe vergunning verleent op grond van beschadiging of dergelijke reden. De verandering in de colli, merken of nummers wordt door den ambtenaar aangeteekend op den pas. Zoo de goederen onderweg gelost moeten worden, worden zij opgeslagen op de plaats en de wijze, door den eerstaanwezenden ambtenaar te bepalen. Artikel 47. Ten aanzien van de weder inlading van bij vergissing geloste goederen kan de eerstaanwezend ambtenaar afwijking van de bepalingen toestaan. HOOFDSTUK VII. In lading en vervoer over zee van goederen uit het vrij verkeer. Uitvoer en berekening van het uitvoerrecht. Artikel 48. Niet aan uitvoerrecht onderworden handelsgoederen, te wier opzichte aan geene formaliteit betrekkelijk de invoerrechten meer behoeft te worden voldaan, wor- den vóór de inlading in het vaartuig, waarmede zij over zee zullen worden vervoerd, ter verificatie aan de ambtenaren aangeboden door overlegging van eene in de Nederlandsche of Maleische taal met latijnsche karakters geschreven, door den afzender of namens hem door een gemachtigde onderteekende aangifte of lijst in duplo, bevattende: naam, beroep en woonplaats van den afzender; aanwijzing van het vaartuig, waarmede de goederen zullen worden verzonden; de plaats of het land van bestemming; het aantal (in letters), de soort, de merken en de nummers der colli of stukken; de soort der goederen en de hoeveelheid (in letters) van elke soort naar handelsgebruik. Na verificatie wordt één exemplaar der lijst teruggegeven, voorzien van een pas, waardoor het vervoer beneden den uitersten wachtpost en ter reede moet zijn gedekt. Artikel 49. Wordt slechts een gedeelte der in eene lijst vermelde goederen overgenomen aan boord van het vaartuig, waarvoor zij bestemd waren, dan moet de terugvoer van het overige gedekt worden door een bewijs, onderteekend door den gezagvoerder van dat vaartuig of namens hem door een der scheepsofficieren, bevattende, onder verwijzing naar bedoelde lijst, eene opgaaf, hetzij van het overgenomene, hetzij van het niet overgenomene, omschreven als in de lijst zelve. Die opgaaf wordt aan de ambtenaren van den uitersten wachtpost afgegeven. Artikel 50. De twee vorige artikelen zijn bij vervoer binnen Nederlandsch-Indië niet toepasselijk op niet aan inof uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen, met uitzondering van gambier, gedistilleerd en tabak. Artikel 51. Voor goederen, in het tarief van uitvoerrecht genoemd, wordt ten kantore van den ontvanger ingediend eene aangifte, in de Nederlandsche taal opgemaakt volgens een door den Directeur van Financiën vastgesteld model en onderteekend door den afzender of namens hem door een gemachtigde. De aangifte bevat: a. naam, beroep en woonplaats van den afzender; b. aanwijzing van het vaartuig, waarmede de goederen naar elders zullen worden vervoerd; c. de plaats of het land van bestemming der goederen ; d. het aantal (in letters), de soort, merken en nummers der colli of stukken; e. de soort der goederen, de hoeveelheid (in letters, uitgedrukt in den maatstaf bij het tarief der uitvoerrechten aangewezen) en, voor goederen, naar de waarde belast, de waarde (in letters) volgens de door den Directeur van Financiën vastgestelde driemaandelijksche prijscourant of, zoo de goederen daarin niet voorkomen, volgens schatting van den aangever. Voor scheepsprovisiën kan de aangifte geschieden aan de ambtenaren van den uitersten wachtpost, met gelijktijdige betaling van het uitvoerrecht volgens hunne berekening. Zij kan mondeling geschieden, in welk geval de ambtenaar eene verklaring daarvan opmaakt en onderteekent. iC? k, 7 es . ^ Artikel ^2. (Zie Stbl. 1910 no. 630, Ten tweede). Indien aanspraak wordt gemaakt op vrijdom van recht, moeten bij de inlevering van de aangifte, op vordering van den ontvanger, de stukken worden overgelegd, waaruit de gegrondheid der aanspraak te zijnen genoegen blijkt. Bij het doen van de aangifte wordt het uitvoerrecht, dat volgens de opgegeven bestemming verschuldigd is, betaald volgens de berekening van den ontvanger. Is volgens de opgegeven bestemming geen of niet het volle uitvoerrecht verschuldigd, dan kan de ontvanger in gevallen, waarin de invordering van het eventueel verschuldigde of nog verschuldigde moet geoordeeld worden niet voldoende verzekerd te zijn, zekerheidstelling te zijnen genoegen vorderen, bestaande in het deponeeren van geld of van door den Directeur van Financiën aanneembaar verklaarde geldswaardige papieren, of in personeelen borgtocht. Na de betaling van het verschuldigde uitvoerrecht of, zoo geen uitvoerrecht verschuldigd is, na indiening der aangifte geeft de ontvanger, indien geen zekerheidstelling gevorderd wordt, en anders na de zekerheidstelling, een pas af, vermei" dende den termijn, waarvoor hij geldig is, welke termijn door den eerstaanwezenden ambtenaar kan worden verlengd. Indien op grond van de opgegeven bestemming der goederen, geen of niet het volle uitvoerrecht geheven is, wordt in den pas een termijn gesteld, binnen welken ten genoegen van den ontvanger de invoer op de aangegeven plaats van bestemming moet zijn aangetoond, bij gebreke waarvan het uitvoerrecht, voor zoover nog niet betaald, van den aangever wordt ingevorderd, ten ware de Directeur van Financiën beslist, dat de invordering moet achterwege blijven. Wordt binnen den bij het voorgaande lid bedoelden termijn, ten genoegen van den ontvanger, het bewijs geleverd, dat met afwijking van de in de aangifte vermelde bestemming, de invoer geschied is op eenige andere binnen het tolgebied gelegen plaats, waar van de uitgevoerde goederen uitvoerrecht wordt geheven, dan heeft alleen invordering plaats, indien — en van het bedrag dat — ter plaatse van invoer bij wederuitvoer der goederen minder aan uitvoerrecht verschuldigd is, dan het volle uitvoerrecht ter plaatse van uitvoer bedraagt, na aftrek van hetgeen over de goederen aldaar eventueel reeds aan uitvoerrecht betaald is. De goederen worden ter verificatie aangeboden door overlegging van den pas, nadat daarop, indien bij de inlading van laadprauwen wordt gebruik gemaakt, de nummers of andere onderscheidingsteekenen dier laadprauwen zijn vermeld. De ambtenaar stelt een bewijs van verificatie op den pas. A r t i k e 1 53. De aangiften kunnen door nieuwe worden vervangen of ingetrokken, zoolang de goederen niet ter verificatie zijn aangeboden, en ook daarna met vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar in geval van veranderde bestemming of blijkbare vergissing ten nadeele van den aangever. IS UuL~~ A r t i k e 1 54. (Zie Stbl. 1910 No. 630, Ten tweede). Zij, die daartoe van den ontvanger vergunning hebben bekomen, kunnen instede van eene aangifte te doen, als bedoeld in artikel 51 en een pas als bedoeld in artikel 52 te vragen, bij de verificatie eene voorloopige aangifte in duplo aanbieden, door hen genomen uit een daartoe bestemd register, waarvan het model wordt vastgesteld door den Directeur van Financiën en dat wordt ingevuld en aangehouden met inachtneming der voorschriften op het model vermeld. Vóór de ingebruikstelling van het register moet elke daarin voorkomende aangifte door den ontvanger zijn gewaarmerkt. Het wordt elk jaar vernieuwd, en onmiddellijk na buiten gebruikstelling of nadat alle aangiften verbruikt zijn, ten kantore van den ontvanger ingeleverd. Een der exemplaren van de in het voorgaande lid bedoelde aangiften wordt na verificatie teruggegeven, voorzien van een pas, vermeldende den termijn, waarvoor hij geldig is, welke termijn door den eerstaanwezenden ambtenaar kan worden verlengd. Voor elke op den voet van dit artikel ter verificatie aangeboden partij goederen wordt uiterlijk op den achtsten dag na dien der aanbieding ter verificatie eene aangifte gedaan, als bedoeld in artikel 51 en vermeldende de voorloopige aangiften, waarop zij betrekking heeft. Het uitvoerrecht, dat volgens de opgegeven bestemming verschuldigd is, moet bij het doen dier aangifte overeenkomstig de berekening van den ontvanger worden betaald. Indien volgens de opgegeven bestemming geen of niet het volle uitvoerrecht verschuldigd is, wordt de in het voorgaande lid bedoelde aangifte gedaan tegen een bewijs van den ontvanger, vermeldende een termijn als bedoeld in het vijfde lid van artikel 52. De heffing van het uitvoerrecht van op den voet van dit artikel ter verificatie aangeboden goederen geschiedt overeenkomstig de op den dag van aanbieding ter verificatie geldende wettelijke bepalingen en voorschriften. Artikel 55. Door de passen vermeld in artikel 52 of 54, tweede lid, moet het vervoer beneden den uitersten wachtpost en ter reede, zoomede de inlading zijn gedekt. De passen zijn echter alleen geldig om het vervoer met en de inlading uit de aangewezen laadprauwen en binnen den voor de geldigheid gestelden termijn te dekken. Vervoer langs den uitersten wachtpost en inlading aan den wal in andere vaartuigen dan laadprauwen mag op Zondagen en tusschen zonsondergang en zonsopgang alleen geschieden met vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar. Zonder gelijke vergunning mag geene inlading in andere vaartuigen dan laadprauwen plaats hebben op andere dan de gebruikelijke plaatsen. Artikel 56. Het uitvoerrecht wordt berekend overeenkomstig de aangifte, behoudens bijvordering, in geval bij verificatie of door de uitspraak der commissie, bedoeld in artikel 39, blijkt dat te weinig is betaald. Wanneer de eerstaanwezend ambtenaar van oordeel is, dat de waarde van goederen, niet in de prijscourant vermeld, onjuist is aangegeven, dan wordt gehandeld overeenkomstig artikel 39 en beslist de daar bedoelde commissie op de wijze en met de gevolgen daar bepaald. Ook het laatste lid van dat artikel is toepasselijk. HOOFDSTUK VIII. Vertrek. Artikel 57. Vóór het vertrek van een handelsvaartuig wordt door den gezagvoerder, of namens hem door de agenten van het schip van het voornemen kennis gegeven ten kantore van den ontvanger, onder mededeeling werwaarts hij zich zal begeven, en neemt hij de algemeene aangiften betrekkelijk de elders te lossen goederen en de lijst der provisiën terug, nadat zij van de handteekening van genoemden ambtenaar zijn voorzien. Vóór zijn vertrek naar buiten het tolgebied moet hij des gevraagd de goederen vertoonen, die hij overeenkomstig gedane aangiften — zoo veel noodig aangevuld overeenkomstig artikel 3, tweede lid — en door of namens hem afgegeven bewijzen van overscheping nog aan boord moet hebben. Artikel 58. Een handelsvaartuig mag niet vertrekken vóórdat den havenmeester is overhandigd een bewijs van den ontvanger, dat de gezagvoerder aan zijne verplichtingen ten opzichte der in- en uitvoerrechten heeft voldaan, dan wel dat ten genoegen van laatstgenoemden ambtenaar de agenten van het schip of anderen zich aansprakelijk hebben gesteld voor de boeten door hem beloopen. Deze bepaling is niet toepasselijk op inlandsche vaartuigen, op een jaarpas varende, evenmin op schepen, die niet langer dan 48 uren ter plaatse vertoefden en tevens aldaar geene handelsgoederen hebben geladen of gelost. REGLEMENT La B. HOOFDSTUK I. Aankomst. Artikel 1. Bij aankomst van een handelsvaartuig uit zee wordt tegen regu eene algemeene aangifte van de aan boord aanwezige handelsgoederen en provisiën gedaan. Is elders reeds algemeene aangifte gedaan van de goederen buiten het tolgebied ingeladen, dan vervangt de inlevering van dat stuk of die stukken de aangifte dier goederen. Voor goederen, binnen het tolgebied ingeladen, kan de aangifte vervangen worden door inlevering van de daartoe betrekkelijke documenten. De inlevering van de in dit artikel bedoelde stukken heeft plaats ten kantore van den ontvanger. Het Hoofd van gewestelijk bestuur kan eene andere plaats voor de inlevering aanwijzen, in welk geval de opgemaakte of ingeleverde stukken van daar verzegeld worden medegenomen ter overhandiging aan den ontvanger, binnen den bij het volgend artikel bepaalden termijn. Artikel 2. De aangifte of overhandiging, bedoeld in het vorig artikel, geschiedt vóór dat de plaats, waar zij moet worden gedaan, wordt voorbij gevaren en in elk geval uiterlijk op den dag na dien van aankomst. De eerstaanwezend ambtenaar kan den termijn verlengen en vergunnen dat de aangifte zich bepale tot de ter plaatse ten invoer aan te geven goederen. Die vergunning kan ook voor een in geregelden dienst varend stoomschip doorloopend worden verleend door den Directeur van Financiën. De algemeene aangifte behoeft niet te worden gedaan voor schepen, die niet langer dan 48 uren ter plaatse vertoeven en tevens aldaar geene handelsgoederen laden of lossen. Artikel 3. De algemeene aangifte bevat: de plaats, van waar het vaartuig komt, het getal, de merken en nummers der colli en de soort en hoeveelheid der onverpakte goederen en provisiën. Van de niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen inlandsche voortbrengselen behoeven alleen te worden vermeld gambier, gedistilleerd en tabak. De aangifte geschiedt in de Nederlandsche ofMaleische taal, mondeling of schriftelijk. Het Hoofd van gewestelijk bestuur kan bepalen dat zij door Europeanen of met dezen gelijkgestelden en door vreemde Oosterlingen alleen schriftelijk kan geschieden. Indien zij mondeling geschiedt, wordt het daarvan op te maken stuk door den ambtenaar geteekend ; de aangever teekent het mede of verklaart niet te kunnen schrijven, in welk laatste geval de ambtenaar daarvan melding maakt. Fouten in de algemeene aangifte kunnen worden verbeterd met machtiging van den eerstaanwezenden ambtenaar. A r t i k e 1 4. De algemeene aangifte wordt op elke plaats aangezuiverd: door aanbrengst der goederen ter aangewezen plaats, en door eene aan den ontvanger gedane opgaaf van de nog aan boord aanwezige goederen. HOOFDSTUK II. Lossing. Artikel 5. Handelsgoederen mogen niet worden gelost: vóór dat de algemeene aangifte is gedaan; tusschen zonsondergang en zonsopgang. De lossing moet geschieden binnen acht dagen na aankomst. De schepen moeten daartoe liggen op de gebruikelijke plaatsen. Alle geloste goederen zonder onderscheid moeten dadelijk rechtstreeks en langs de gewone wegen worden overgebracht naar het kantoor van den ontvanger of naar eene andere door dezen aangewezen plaats. Aan ondernemers van geregelde stoomvaartdiensten kan echter door het Hoofd van gewestelijk bestuur worden vergund de geloste goederen eerst op te slaan in panden of op erven, die èn van wege de ambtenaren èn van wege de ondernemers gesloten worden, of in lichters. De eerstaanwezend ambtenaar is bevoegd afwijking van de in dit artikel bedoelde bepalingen toe te staan onder de noodige voorzorgen tegen misbruik. Ten behoeve van stoomschepen, varende in geregelden dienst, kan de Directeur van Financiën eene doorloopende vergunning tot afwijking verleenen van de bepaling van het eerste lid. Artikel 6. De goederen moeten door de belanghebbenden binnen acht dagen worden weggevoerd van het kantoor van den ontvanger of de andere in alinea 3 van het vorig artikel bedoelde plaats. Vooraf moet van de goederen de noodige aangifte ten invoer zijn gedaan. De ontvanger is bevoegd den termijn te verlengen. Goederen, die niet tijdig zijn weggevoerd, worden als onbeheerd beschouwd. Qorontalo. De aangifte, vereischt om geloste goederen weg te voeren van het kantoor van den ontvanger te Go- rontalo, kan, met afwijking voorzooveel deze plaats betreft van artikel 6 van het aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) gehecht douane-reglement Lett. B, ook zijn eene aangifte tot opslag in publiek entrepöt op den voet van Hoofdstuk IV van het aan evengemelde ordonnantie gehecht douane-reglement Lett. A, zooals het luidt ingevolge de ordonnantiën van 5 Augustus 1889 (Staatsblad No. 171) en 30 September 1891 (Staatsblad No. 212). De uitslag uit entrepot geschiedt te Gorontalo: hetzij door invoer ten verbruik (artikel 8 van genoemd reglement Lett. B), hetzij door verzending naar buiten het tolgebied (Hoofdstuk III *) van dat reglement) (Stbl. 1899 No. 169, Ten tweede, § IV). Ternate, Amboina en Neira (Banda). De aangifte, vereischt om geloste goederen weg te voeren van het kantoor of de plaats, waarvan sprake in de eerste alinea van artikel 6 van het reglement letter B, gehecht aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240), kan op de drie genoemde plaatsen ook zijn eene aangifte tot opslag in publiek entrepöt op den voet van Hoofdstuk IV van het aan evengemelde ordonnantie gehecht reglement letter A, zooals het luidt ingevolge de ordonnantiën van 5 Augustus 1889 (Staatsblad No. 171) en 30 September 1891 (Staatsblad No. 212). De uitslag uit entrepot geschiedt alsdan: hetzij door invoer ten verbruik (artikel 8 van genoemd reglement letter B), hetzij door verzending naar buiten het tolgebied (Hoofdstuk III *) van dat reglement) (Stbl. 1903 No. 422, Ten derde, sub III). Oelèë Lheuë. De aangifte, vereischt om geloste goederen weg te voeren van het kantoor van den ontvanger te Oelèë Lheuë, kan, met afwijking voor zooveel *) Op de aangifte tot inlading ware met rooden inkt aan te teekenen dat de goederen in entrepót zijn opgeslagen geweest en daarvoor nog geen invoerrecht is betaald geworden. deze plaats betreft van artikel 6 van het aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) gehecht douane-reglement Lett. B, ook zijn eene aangifte tot doorvoer en vervoer op den voet van Hoofdstuk VI van het aan evengemelde ordonnantie gehecht douane-reglement Lett. A. De uitslag uit het opslaglokaal of lokaal van onbeheerde goederen te Oelèë Lheuë geschiedt: hetzij door invoer ten verbruik (artikel 8 van genoemd reglement Lett. B), hetzij door verzending naar eene binnen het tolgebied gelegen voor algemeenen invoer opengestelde haven of door verzending naar een plaats buiten het tolgebied (Hoofdstuk VI van genoemd reglement Lett. A) (Stbl. 1901 No. 73). , Lang sa. De aangifte, vereischt om geloste goederen weg te voeren van het kantoor van den ontvanger te Langsa kan, met afwijking voor zooveel deze plaats betreft van artikel 6 van het aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) gehecht douanereglement Letter B, ook zijn eene aangifte tot doorvoer en vervoer op den voet van Hoofdstuk VI van het aan evengemelde ordonnantie gehecht douanereglement Letter A. De uitslag uit het opslaglokaal of lokaal van onbeheerde goederen te Langsa geschiedt: hetzij door invoer ten verbruik (art. 8 van genoemd reglement Letter B); hetzij door verzending naar eene binnen het tolgebied gelegen voor algemeenen invoer opengestelde haven, of door verzending naar eene plaats buiten het tolgebied (Hoofdstuk VI van genoemd reglement letter A) (Stbl. 1910 No. 248, ten Tweede, § III). Artikel 7. Van goederen, bestemd om met het vaartuig, waarmede zij over zee zijn aangebracht, te worden vervoerd naar eene plaats, waar geen kantoor gevestigd is, geschiedt de aangifte ten invoer tot verbruik vóór het vertrek van het vaartuig en in elk geval binnen acht dagen na aankomst. Het schip moet ten anker komen of vastgelegd worden op eene door den ontvanger aangewezen plaats. Deze kan vorderen dat de goederen worden gelost. Hij is bevoegd, onder de noodige voorzorgen tegen misbruik, afwijkingen van dit artikel toe te staan. A r t i k e 1 8. De aangifte tot invoer ten verbruik wordt gedaan op de wijze in artikel 3 bepaald, met dien verstande, dat zij voor passagiersgoederen altijd mondeling kan geschieden. Zij bevat de plaats, van waar de goederen zijn aangevoerd, de soort, het getal (in letters), de merken en de nummers der colli en de soort der goederen. Daarna worden de hoeveelheid en de waarde der goederen en zoo noodig de sterkte van het gedistilleerd dooreen der ambtenaren opgenomen. Bij de bepaling der waarde wordt tot leidraad genomen de driemaandelijksche prijscourant, vastgesteld door den Directeur van Financiën, en worden de door het Hoofd van gewestelijk bestuur gegeven voorschriften opgevolgd. De sterkte van gedistilleerd kan voor elke partij van dezelfde soort door den ambtenaar worden bepaald naar de uitkomsten van de opneming van een gedeelte door hem te kiezen. Het invoerrecht wordt door den ontvanger berekend overeenkomstig de aangifte en het resultaat der opneming in de vorige alinea's bedoeld- Het invoerrecht moet onmiddellijk daarna worden voldaan. Voor anders dan naar de waarde belaste goederen, die bedorven of beschadigd zijn, staat het verschuldigd'invoerrecht tot het bij tarief bepaalde in evenredigheid als de waarde der goederen tot die, welke zij in onbedorven of onbeschadigden toestand zouden gehad hebben. Van goederen, die bij de algemeene aangifte tevens ten invoer zijn aangegeven, met vermelding ook van de soort der verpakte goederen, of waarvan ten genoegen van den ontvanger wordt aangetoond, dat zij zijn aangevoerd van binnen het tolgebied en dat geen invoerrecht verschuldigd is, wordt geen aangifte ten invoer tot verbruik gedaan. Atikel 8a. (Zie Stbl. 1906 No. 330, § 2). Bij invoer ten verbruik van in houten vaten, flesschen of kruiken aangevoerde vloeistoffen, welke naar de maat of naar het aantal flesschen of kruiken belast zijn, wordt echter, met afwijking in zoover van het bepaalde bij het voorgaand artikel, aan belanghebbenden toegestaan in de aangifte ook de inhoudsruimte der fusten dan wel het aantal flesschen of kruiken te vermelden, in welk geval de berekening van het invoerrecht geschiedt met toepassing van de korting, bedoeld bij het derde lid van artikel 38 van het reglement letter A. HOOFDSTUK III. I n 1 a d i n g. Artikel 9. Van handelsgoederen, bestemd om over zee naar elders te worden verzonden, wordt eene aangifte gedaan aan den ontvanger of voor zooveel betreft goederen, niet in het tarief voor uitvoerrecht genoemd, aan een ander door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen ambtenaar. De aangifte bevat: de plaats van bestemming, de soort, het getal (in letters), de merken en nummers der colli en de soort der goederen naar handelsgebruik. Zij geschiedt mondeling of schriftelijk in de Nederlandsche of Maleische taal. Het Hoofd van gewestelijk bestuur kan bepalen dat zij door Europeanen en met dezen gelijkgestelden en door vreemde Oosterlingen alleen schriftelijk kan geschieden. Indien zij mondeling geschiedt, wordt het daarvan op te maken stuk door den ambtenaar geteekend; de aangever teekent het mede of verklaart niet te kunnen schrijven, in welk laatste geval de ambtenaar daarvan melding maakt. De aangifte wordt gedaan vóór de inlading der goederen aan den wal of — wat goederen betreft elders geladen — vóór dat het vaartuig de plaats, voor het doen der aangifte aangewezen, voorbij vaart. Het vaartuig moet ten anker komen of vastgelegd worden op eene door den ambtenaar daarvoor aangewezen plaats. Deze kan vorderen dat de goederen worden gelost. De ontvanger is bevoegd afwijkingen van dit artikel toe te staan. Artikel 10. (Zie Stbl. 1910 No. 630, Ten derde). Na de aangifte wordt zooveel noodig de hoeveelheid en de waarde door den ambtenaar opgenomen, en wordt uitvoerrecht betaald dat volgens de opgegeven bestemming verschuldigd is. Is volgens de opgegeven bestemming geen of niet het volle uitvoerrecht verschuldigd, dan kan de ontvanger in gevallen, waarin de invordering van het eventueel verschuldigde of nog verschuldigde moet geoordeeld worden niet voldoende verzekerd te zijn, zekerheidstelling te zijnen genoegen vorderen, bestaande in het deponeeren van geld of van door den Directeur van Financiën aanneembaar verklaarde geldswaardige papieren of in personeelen borgtocht. Na de betaling van het verschuldigde uitvoerrecht of, zoo geen uitvoerrecht verschuldigd is, na opneming der goederen, wordt, indien geen zekerheidstelling gevorderd wordt, en anders na de zekerheidstelling, een pas afgegeven, vermeldende den termijn, waarvoor hij geldig is, welke termijn door den eerstaanwezenden ambtenaar kan worden verlengd. Indien op grond van de opgegeven bestemming der goederen, geen of niet het volle uitvoerrecht geheven is, wordt in den pas een termijn gesteld, binnen welke ten genoegen van den ontvanger de invoer op de aangegeven plaats van bestemming moet zijn aangetoond, bij gebreke waarvan het uitvoerrecht voor zoover nog niet betaald, van den aangever wordt ingevorderd, ten ware de Directeur van Financiën beslist of de invordering moet achterwege blijven. Wordt binnen den bij het voorgaande lid bedoelden termijn, ten genoegen van den ontvanger, het bewijs geleverd dat, met afwijking van de in de aangifte vermelde bestemming, de invoer geschied is op eenige andere binnen het tolgebied gelegen plaats, waar van de uitgevoerde goederen uitvoerrecht wordt geheven, dan heeft alleen invordering plaats indien-en van het bedrag dat — ter plaatse van invoer bij wederuitvoer minder aan uitvoerrecht verschuldigd is, dan het volle uitvoerreeht ter plaatse van uitvoer bedraagt, na aftrek van hetgeen voor de goederen aldaar eventueel' reeds aan uitvoerrecht betaald is. De pas moet het vervoer dekken naar — en de inlading in — het vaartuig, waarmede de goederen over zee zullen worden vervoerd. > Artikel 11. (Zie Stbl. 1910 No. 630, Ten derde). Zij, die daartoe van den ontvanger vergunning bekomen, kunnen, voor zoo veel betreft goederen in het tarief van uitvoerrecht genoemd, instede van eene aangifte te doen als bedoeld in artikel 9, bij de verificatie eene voorloopige aangifte in duplo aanbieden, door hen genomen uit een daartoe bestemd register, waarvan het model wordt vastgesteld door den Directeur van Financiën en dat wordt ingevuld en aangehouden met inachtneming der voorschriften op het model vermeld. Vóór de ingebruikstelling van het register moet elke daarin voorkomende aangifte door den ontvanger zijn gewaarmerkt. Het wordt elk jaar vernieuwd en onmiddellijk na buitengebruikstelling of nadat alle aangiften verbruikt zijn, ten kantore van den ontvanger ingeleverd. Een der exemplaren van de in het voorgaande lid bedoelde aangiften wordt na verificatie teruggegeven, voorzien van een pas, dienende voor het in artikel 10, laatste lid, genoemde doel, en vermeldende den termijn, waarvoor hij geldig is, welke termijn door den eerstaanwezenden ambtenaar kan worden verlengd. Voor elke op den voet van dit artikel ter verificatie aangeboden partij goederen wordt uiterlijk op den achtsten dag na dien der aanbieding ter verificatie ten kantore van den ontvanger eene aangifte gedaan als bedoeld in artikel 9 en vermeldende de voorloopige aangiften, waarop zij betrekking leeft. Het uitvoerrecht dat volgens de opgegeven bestemming verschuldigd is, moet bij het doen dier aangifte overeenkomstig de berekening van den ontvanger worden betaald. Indien volgens de opgegeven bestemming der goederen geen of niet het volle uitvoerrecht verschuldigd is, wordt de in het voorgaande lid bedoelde aangifte gedaan tegen een bewijs van den ontvanger, vermeldende een termijn als bedoeld in het vierde lid van artikel 10. De heffing van het uitvoerrecht van op den voet van dit artikel ter verificatie aangeboden goederen geschiedt overeenkomstig de op den dag van aanbieding ter verificatie geldende wettelijke bepalingen en voorschriften. A r t i k e 1 12. Op Zondagen en tusschen zonsondergang en zonsopgang mogen geene goederen worden afgescheept of ingeladen zonder vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar. Zonder gelijke vergunning mag inlading aan den wal in andere vaartuigen dan laadprauwen alleen geschieden op de gebruikelijke plaatsen. Artikel 13. (Zie Stbl. 1904 No. 440, Ten eerste). Met inachtneming van de voorschriften van den eerstaanwezenden ambtenaar kunnen weder worden ingeladen: a. goederen, die bij vergissing zijn gelost; b. goederen, die wegens onstuimigheid van de reede der plaats van bestemming op eene andere plaats zijn gelost, om van daar naar de plaats van bestemming te worden overgebracht. De bepalingen van de artikelen 9 en 10 zijn bij vervoer binnen Nederlandsch-Indië niet toepasselijk op inlandsche voortbrengselen, niet aan in- of uitvoerrecht onderworpen, met uitzondering van gambier, gedistilleerd en tabak. HOOFDSTUK IV. Vertrek. Artikel 14. Vóór het vertrek van een handelsvaartuig wordt door den gezagvoerder of namens hem door de agenten van liet schip van het voornemen kennis gegeven ten kantore van den ontvanger, onder mededeeling waarheen hij zich begeven zal, en neemt hij de ingevolge artikel 1 alinea 2 ingeleverde algemeene aangiften betrekkelijk de elders te lossen goederen terug of ontvangt hij een door den ontvanger geteekend extract uit zijne algemeene aangifte bevattende de niet geloste goederen. Vóór zijn vertrek naar buiten het tolgebied moet hij desgevraagd, de goederen vertoonen, die hij nog aan boord moet hebben. Artikel 15. Een handelsvaartuig mag niet vertrekken, vóórdat den havenmeester is overhandigd — of waar geen havenmeester is of de ontvanger tevens diens functiën uitoefent — vóórdat de gezagvoerder in het bezit is van een bewijs van den ontvanger, dat voldaan is aan de verplichtingen ten opzichte der in- en uitvoerrechten, dan wel dat ten genoegen van den ontvanger, de agenten van het schip of anderen zich aansprakelijk hebben gesteld voor de beloopen boeten. Deze bepaling is niet toepasselijk op inlandsche vaartuigen, op een jaarpas varende, evenmin op schepen, die niet langer dan 48 uren ter plaatse vertoefden en tevens aldaar geene handelsgoederen hebben geladen of gelost. Artikel 16. Ter plaatse, waar het kantoor gevestigd is, en tusschen die plaats en de zee mogen tusschen zonsondergang en zonsopgang handelsgoederen niet worden vervoerd met vaartuigen, waarvoor de in het vorig artikel bedoelde verklaring niet is afgegeven.