1434 E 52 1434 52 MODELLEN voor te maken rapporten ten dienste van hen die zich bekwamen voor het examen ter verkrijging van het * „FOLITIE-DIPLO/^A". 50 MODELLEN over verschillende onderwerpen, samengesteld door een Gediplomeerde. tmmm WH0 MODELLEN voor te maken rapporten ten dienste van hen die zich bekwamen voor het examen ter verkrijging van het „POLITIE-DIPLOAA". 50 MODELLEN over verschillende onderwerpen, samengesteld door een Gediplomeerde. SCHAAFSMA & BROUWER — Docküm. 1908. VOORBERICHT. Op het examen van den Algemeenen Nederlandschen Politiebond ondervond ik van hoeveel waarde behoorlijke leiding bij de voorbereiding tot dat examen is, inzonderheid bij het schriftelijk werk, en ik zie dat bevestigd in het verslag der Examen-Commissie over 1907, waarin er op gewezen wordt, dat op het examen in dat jaar vooral het schriftelijk werk het zwakke punt bleek te zijn. Dat bracht mij er toe om, daar tot het schriftelijk werk op dat examen ook het maken van een opstel of rapport behoort, een bundeltje modellen voor het maken van rapporten saam te stellen, in de veronderstelling dat dit dienstig kan zijn, inzonderheid voor hen, wien het bij hun studie aan voldoende leiding ontbreekt. Moge het boekje aan zijn doel beantwoorden. EEN GEDIPLOMEERDE. April 1908. MODEL I. Berooving. Heden namiddag te omstreeks .... uur mij bevindende in de ... . straat alhier, werd ik aangesproken door een mij onbekend manspersoon, zooals mij later bleek den heer oud . . . jaar, wonende te die mij mededeelde dat hij kort tevoren van zijn gouden horloge met ketting was beroofd. Volgens hem was hij hedenmorgen met den trein van A . . naar hier gereisd en had bij zijn aankomst aan het Station alhier aan een zich aldaar bevindend persoon den weg gevraagd naar eenige alhier bekende ingezetenen, die hij moest bezoeken. Die persoon was daartoe met hem opgeloopen en den geheelen dag in zijn gezelschap gebleven, met, zooals hij begreep, de bedoeling een daggeld te verdienen. Nadat deze hem, zoo verklaarde genoemde verder, de woonplaatsen van verschillende klanten had aangewezen, bracht hij hem in een afgelegen straat, volgens zijn later aan mij gedane aanwijzing den Achterweg alhier, en was die persoon hem aldaar onverhoeds aangevallen en had hem van zijn gouden horloge met ketting beroofd. De aanranding had volgens hem zoo plotseling plaats, dat de dader met één ruk het horloge met ketting in zijn bezit had, waarna hij met de voorwerpen op de vlucht gegaan en in een der zijstraten verdwenen was. Voor zoover door hem was opgemerkt was tijdens het gebeurde niemand in de nabijheid geweest. Hoewel genoemde een zoo duidelijk mogelijk signalement van dien persoon gaf, leidde dit niet tot eenig spoor noch aanwijzing van den verdachte. Hij verklaarde dien persoon wel terug te zullen herkennen. Bij mijn onderzoek bij de alhier ter stede wonende personen, die door genoemden 's morgens waren bezocht en waarbij de verdachte als gids had gediend, vernam ik, dat enkelen in laatst- bedoelden persoon wonende alhier, hadden herkend. Het opgegeven signalement kwam met dien persoon overeen. Ik heb genoemden kort daarna opgespoord en aangehouden, terwijl ik de ontvreemde voorwerpen in zijn bezit bevond. Dez,e voorwerpen werden door den heer als zijn eigendom herkend, terwijl hij in den aangehoudene den persoon herkende, die 's morgens hem den weg had gewezen en hem later Van zijn horloge met ketting beroofde. De aangehoudene ontkende een en ander, verklarende deh heer nimmer te voren te hebben gezien en voorgevende de op hem bevonden voorwerpen den vorigen dag van een hem onbekend persoon te hebben gekocht. Bedoelde voorwerpen zijn door mij in beslag genomen, terwijl tegen proces-verbaal zal worden opgemaakt. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL II. Bedrijfsongeval met doodeljjken afloop. Heden namiddag te omstreeks . . . uur mij bevindende in de straat alhier, zag ik, dat voor het aan die straat in aanbouw zijnde perceel, waarvan oud . . jaar, wonende alhier aannemer is,' een talrijk publiek aanwezig was, naar aanleiding zooals ik inmiddels vernam, dat kort tevoren een aan dat gebouw werkzaam zijnde opperman van den steiger was gevallen en ernstig verwond de op het terrein aanwezige keet was binnengedragen. Mij daarheen begevende zag ik, terwijl de geneeskundige Dr. . . alhier, die blijkbaar reeds ontboden was, inmiddels aldaar eveneens verscheen, dat de mij welbekende 20-jarige opperman wonende aan de straat alhier, in de achter bedoeld gebouw staande keet in bewusteloozen toestand op een tafel lag. Aan zijn achterhoofd had hij een bloedende wond, zooals mij werd medegedeeld, bekomen tengevolge den val, waardoor zooals genoemden geneeskundige bij zijn onderzoek bleek, schedelbreuk was ontstaan zoodat de geneeskundige zijn toestand levensgevaarlijk bevond en opname in het ziekenhuis noodzakelijk oordeelde. Deze overbreiiging had zoo spoedig mogelijk onder mijn toezicht per ziekenwagen plaats, doch kort na aankomst in het ziekenhuis overleed reeds de getroffene. Genoemde geneeskundige, die daarbij tegenwoordig was, verklaarde nog dit reeds dadelijk te hebben voorzien. Bij onderzoek naar de oorzaak van dit ongeval vernam ik van oud . . . jaar, en oud . . . jaar, beiden van beroep metselaar en wonende alhier, dat genoemde terwijl zij zich op den steiger bevonden, een bak met kalk naar boven had gebracht en daarna toen hij van den steiger op de daartegen geplaatste ladder wilde stappen, waarschijnlijk was misgestapt, daar zij plotseling iets hadden hooren vallen en naar beneden ziende hem op den grond zagen liggen. Volgens hen was die persoon, toen zij bij hem kwamen reeds bewusteloos, waarna zij hem, na den aannemer, die zich binnen in het gebouw bevond, te hebben gewaarschuwd, hadden opgenomen en in de keet gedragen. Een der andere arbeiders had inmiddels geneeskundige hulp ingeroepen. • Van schuld of nalatigheid in dezen is mij niet gebleken, zoodat het gebeurde aan een ongeluk moet worden toegeschreven. den 19 . . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL III. IJsschuiving en overstrooming. Hedenmorgen te omstreeks . . . uur werd mij door een van de richting .... komenden persoon medegedeeld, dat hij zooeven den weg van A ... . naar hier passeerende gezien had, dat het in de rivier de ... . tengevolge den ingevallen dooi losgekomen ijs begon te schuiven en dit op verschillende plaatsen over den daarlangs gelegen dijk werd gedreven, waardoor de dijk op korten afstand van deze plaats zoodanig was beschadigd, dat naar zijne meeaing gevaar voor doorbraak niet was buitengesloten. Ik stelde den alhier wonenden dijkgraaf, den heer .... onmiddellijk hiermede in kennis, die zich met mij naar de aangeduide plaats begaf. Aldaar gekomen bleek ons, dat zich aan den voet van den dijk groote ijsschollen hadden opgestapeld, die tot boven den dijk reikten. Tengevolge den sterken Noord-Westen wind werden de in de rivier drijvende ijsschotsen met kracht over de zich tegen den dijk vastgezette ijsmassa gedreven, zoodat daardoor van boven in den dijk een gat was ontstaan. Deze doorbraak eenmaal ontstaan, nam, door de steeds aanhoudende ijsschuiving, en mede doordat het tengevolge de ongustige windrichting steeds wassende water met geweld door die opening stroomde, waardoor telkens stukken grond afbrokkelden, in korten tijd een bedenkelijken omvang aan. Teneinde hierin te voorzien, daar een overstrooming aldus onvermijdelijk was, liet genoemde dijkgraaf door eenige werklieden het noodige materiaal aanvoeren. Met haken slaagde men er in, de bovenstukken der zich tegen den dijk vastgezette ijsmassa weg te trekken, terwijl men er voor zorgde, dat de telkens aandrijvende ijsschotsen zich niet opstapelden. Hierdoor werd het mogelijk het gat in den dijk dicht te maken, waarin men door houtwerk, zeilen, stroo en steenen voorzag. Tengevolge van een gunstige wending van den wind daalde de waterstand in den middag aanmerkelijk, waardoor het drijfijs mede van den dijk werd afgevoerd, zoodat verder gevaar voor ïjsschuiving en doorbraak van den dijk werd afgewend. Hoewel een belangrijke hoeveelheid water den polder is binnengestroomd, zal dit op de daarin gelegen landerijen, den tijd van het jaar in aanmerking genomen, van weinig invloed zijn. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening). MODEL IV. Zelfmoord. Heden namiddag te omstreeks . . . uur, mij bevindende in de . . . . straat alhier, werd mij door de vrouw van den aldaar wonenden medegedeeld, dat zij, zooeven op den zolder komende, de deur van een daar gelegen slaapkamertje gesloten had gevonden, terwijl haar man kort tevoren door haar werd gemist en zij, daar deze in de laatste dagen niet goed bij zijn hoofd was, vermoedde, dat hem een ongeluk was overkomen, waarom zij mij verzocht dit met haar te onderzoeken. Ik ging daartoe met deze vrouw haar woning binnen en toen bleek mij, dat de deur van een op den zolder aanwezig kamertje van binnen gesloten was. Op mijn herhaald geklop werd deze niet geopend, terwijl mijn roepen onbeantwoord bleef. Op aandringen van genoemde vrouw heb ik daarna de deur van dat vertrek met geweld geopend en daarbinnen gaande, zag ik, dat haar man zich in een daarin aanwezige bedstede aan het koord van een beddek wast geworgd had. Na het om zijn hals gebonden koord te hebben doorgesneden, verwijderde ik dit en plaatste den geworgde voor een in dat vertrek aanwezig geopend raam, waarna ik met inachtneming der daaromtrent bekende voorschriften tot voorloopige hulpverleening, pogingen heb aangewend de levensgeesten van dien persoon weder op te wekken. De onderwijl door een der huisgenooten ontboden geneeskundige Dr alhier, inmiddels verschenen, hield zich, na zich omtrent 's mans toestand overtuigd te hebben, nog geruimen tijd bezig hem tot bewustzijn te brengen, wat echter niet tot het gewenschte resultaat leidde. Van de vrouw van den overledene vernam ik, dat haar man met de overige huisgenooten te omstreeks . . . uur dien dag het middagmaal nog gebruikt had, waarbij het haar echter wel was opgevallen, dat hij stil en in zich zeiven gekeerd was, wat overigens een gesvoon verschijnsel was in den laatsten tijd, daar hij ziekelijk was en somwijlen blijken gaf van krankzinnigheid. Na afloop van het middagmaal was hij volgens haar van tafel gegaan en terwijl zij eenige huiselijke bezigheden had verricht, had zij hem kort daarna gemist en naar hem zoekende had zij het zolderkamertje op voormelde wijze gesloten gevonden. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL V. In een brug vastgeraakt vaartuig. Heden namiddag te omstreeks . . uur zag ik, dat de over de gracht alhier liggende brug voor het doorlaten van een tjalkschip geopend was, welk vaartuig daarbij, doordat dit naar het bleek breeder was dan de doorvaartwijdte der brug, daarin vastraakte. De schipper, zooals mij later bleek genaamd en gedomicilieerd te trachtte nog, na eerst een staal- tros te hebben uitgebracht, met behulp van de lier het vaartuig door de brug te werken, waarin hij echter niet slaagde en wat tengevolge had, dat het schip zoodanig tusschen de kolommen van de brug en gording bekneld raakte, dat het niet meer voor- noch achtèruit kon. Genoemde schipper, ziende dat hij in zijn pogen om het vaartuig los te krijgen in 't geheel niet vorderde, liet zich raden dit te lichten, waarna hij met behulp van eenige omstanders aanving een gedeelte der lading, bestaande uit steenen, in een ander vaartuig over te laden. Het verkeer werd daardoor op die plaats, zoowel op straat als te water, gestremd en had tengevolge, dat zich voor de brug een talrijk publiek verzamelde, zoomede rij- en voertuigen, waardoor de openbare veiligheid aldaar bijzondere zorg vereischte. Ik voorzag hierin door voetgangers over de op korten afstand over die gracht liggende loopbrug te laten passeeren, terwijl ik de rij- en voertuigen die bleven wachten totdat het verkeer over die brug weer vrij was, in volgorde achter elkander in de straat liet plaats nemen. De schippers van een tweetal vaartuigen, die onderwijl van verschillende richtingen die brug waren genaderd en tengevolge de stremming van de doorvaart stil moesten houden, namen op mijn verzoek een ligplaats aan den wal in, zoodat men aan het overladen van de vracht van het vastgeraakte vaartuig ongehinderd kon doorwerken. Nadat dit vaartuig voldoende gelicht was, kwam het los, en werd daarna met behulp van een inmiddels ter plaatse aangekomen sleepboot uit de brugopening verwijderd. De voor de brug saamgekomen vaartuigen konden daarna passeeren. De brug is daarna gesloten, waardoor het verkeer daarover te omstreeks . . . uur weer geheel vrij was. Bedoeld vaartuig is later, nadat de zwaarden daar af waren genomen, zonder verdere moeite de brug doorgevaren. Voorzoover ik heb kunnen nagaan is aan de brug geen schade toegebracht, terwijl schip en lading evenmin schade opliepen. De lading, zooals vermeld bestaande uit steenen, was bestemd voor den heer handelaar in bouwmaterialen alhier. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL VI. Inbraak inet diefstal. Hedenmorgen te omstreeks .... uur het aan de ... . straat alhier gelegen kantoor van den heer • passeerende, trok het mijne aandacht dat het gordijn hangende voor een der ramen van dat gebouw, omhoog was getrokken, terwijl die der overige ramen alle waren neergelaten, en naderbij komende zag ik, dat bedoeld raam geopend stond en dat daaruit een ruit verwijderd was, die van buiten onder het raam stond en blijkbaar uitgesneden was, daar sporen daarvan aan het raam duidelijk zichtbaar waren. Voorts bleek mij, dat in het kantoor de boel wanordelijk dooreen lag, waarom ik vermoedde dat aldaar was ingebroken. Ik stelde daarom genoemden , die naast bedoeld kantoor woonachtig is en nog te bed lag, met mijne bevinding in kennis. Naar deze mij mededeelde had hij zelf den vorigen avond te omstreeks . . uur zijn kantoor gesloten, terwijl het volgens hem regel is dat tevoren de gordijnen naar beneden worden gelaten, wat ook nu het geval moet zijn geweest, en dat voor zoover hem bekend van binnen op de ramen de pennen gestoken waren. Met genoemden dat kantoor binnengaande werd mijn vermoeden dat aldaar was ingebroken bevestigd. Het geheele kantoor scheen doorzocht, terwijl kasten en laden openstonden. Een aldaar aanwezig schrijfbureau was door verbreking van het slot opengemaakt, waaruit volgens genoemden een zwart leeren portefeuille waarin zich twee bankbiljetten van tien gulden bevonden, was verdwenen, terwijl mede een vierkant cartonnen doosje, inhoudende eenige postzegels, werd vermist. De brandkast, waarin een aanzienlijk bedrag aan geld en andere waarden aanwezig was, was onbeschadigd. Bij het onderzoek bleek, dat de inbreker(s) zich bij den diefstal van kaarslicht moet(en) hebben bediend, althans dat op verschillende plaatsen op den vloer van dat kantoor vlekken van kaarsvet aanwezig waren. Voorts dat men zich toegang tot dat gebouw heeft verschaft door het uitsnijden van een glasruit, waarna door de aldus verkregen opening waarschijnlijk de van binnen op dat raam gestoken pennen zijn verwijderd en het raam opengemaakt. Overigens waren, met uitzondering van het opengebroken schrijfbureau, geen sporen van braak aanwezig. In meergenoemd schrijfbureau werd door mij de punt van een afgebroken beitel gevonden, met welk voorwerp dit blijkbaar is opengemaakt, en dat daarbij is afgebroken. Het afgebroken stuk beitel bleek bij onderzoek te passen in de versche indrukken in het bureau aanwezig, ter plaatse waar dit was opengebroken. Ik heb dit in beslag genomen, terwijl ik den eigenaar heb verzocht het schrijfbureau voorloopig te laten in den door mij bevonden toestand. Laatstbedoelde verklaarde mij nog op niemand verdenking te hebben. Van de beide ontvreemde bankbiljetten wist hij geen nadere aanduiding te geven, daar hij daarvan de letters noch de nummers wist. Het voorloopig ingesteld onderzoek leidde niet tot eenig spoor van de(n) dader(s). . . . . den . . , . 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL VIL Het vinden van een lyk. Heden morgen te omstreeks . . . uur, zag ik in de gracht alhier, nabij de daarover liggende brug iets in het water liggen, dat zooals mij inmiddels bleek, het lijk van een mensch was. Ik ben daarop onmiddellijk met een-aan den wal gemeerd liggend roeibootje naar die plaats gevaren en heb met een haak, aanwezig in dat vaartuig, uit het water getrokken het lijk van een vrouwspersoon, wat ik terstond herkende als dat van huis- en echtgenoote van wonende aan bedoelde gracht. Na het lijk in het vaartuig te hebben gelegd, roeide ik daarmede naar den wal. Op mijn verzoek stelde die aldaar passeerde, den geneeskundige Dr alhier met het geval in kennis, terwijl ik onderwijl overging tot het aanwenden der eerste hulp bij drenkelingen voorgeschreven. De inmiddels ter plaatse verschenen ontboden geneeskundige, verklaarde echter, nadat hij zich van den toestand der drenkeling overtuigd had, dat pogingen om de levensgeesten weder op te wekken vruchteloos waren. In de op korten afstand van die plaats gelegen woning van de overledene zag ik, vermits het nog donker was, licht branden, en mij daarheen begevende om van het gebeurde kennis te geven en daaromtrent inlichtingen in te winnen, vond ik de voordeur van die woning ongesloten, en niemand ziende noch hoorende, ben ik daarbinnen gegaan. Van den echtgenoot van de verdronkene, die nog te bed lag en volgens zijn zeggen ongesteld was, vernam ik, dat zijn vrouw kort tevoren was opgestaan, en gelijk zij gewoon was naar buiten gegaan om een emmer water uit de . . . gracht te halen, waarvan zij niet was teruggekeerd. Naar mij door genoemden geneeskundige werd medegedeeld was door hem op het lijk geen enkel spoor van uiterlijk geweld ontdekt. en vermits ook aan mij, zoo naar aanleiding der bovenstaande verklaringen van den echtgenoot van de overledene, als der verdere omstandigheden, duidelijk bleek, dat hier niet aan misdaad, doch aan een ongeluk te denken valt, zoo heb ik het lijk met behulp van een paar omstanders gebracht naar de woning van de overledene. Vermelding verdient nog, dat door mij ter plaatse van het ongeluk een houten emmer is gevonden, welke dicht aan den kant onder water stond, en die door meergenoemden als zijn eigendom is herkend. Het vermoeden bestaat dat zijn vrouw bij het halen van een emmer water voorover in die gracht is gevallen. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL VIII. Aanrijding van een lantaarnpaal. Heden namiddag te omstreeks . . . uur zag ik een met een paard bespannen tweewielige venterskar in matigen draf de . . . straat alhier passeeren, terwijl van tegenovergestelde richting een met honden bespannen woonwagen kwam aanrijden. Een dien woonwagen begeleidend persoon deed dit voertuig, blijkbaar voor het passeeren van bedoeld gespan, dat inmiddels op korten afstand genaderd was, stilhouden en plaatste zich naast de honden, en toen daarna het voor de kar gespannen paard naast den woonwagen gekomen was, sprong dit plotseling ter zijde, waardoor de kar in aanraking kwam met een aldaar staanden lantaarnpaal, welke tengevolge die aanrijding even boven den grond afbrak. De bestuurder, zooals mij bleek genaamd oud jaar, wonende alhier, viel daarbij tengevolge den schok voorvover van het voertuig, terwijl het paard, dat door een en ander op hol dreigde te slaan, door mij bij de teugels gegrepen en tot staan gebracht werd. Genoemde die inmiddels weer was opgestaan, had zich tengevolge den val aan zijn linkerbeen zoodanig bezeerd dat hij dientengevolge niet loopen kon. Na hem in een aan die straat staande woning te hebben binnengebracht en den geneeskundige Dr alhier te hebben ontboden, die spoedig ter plaatse aanwezig was, verklaarde deze dat 's mans been ter hoogte van den enkel gekneusd was. Op diens advies is de gevallene later per brancard naar zijne woning aan de straat alhier vervoerd. Naar genoemde geneeskundige mij verzekerde zou het ongeval waarschijnlijk geen blijvend letsel tengevolge hebben. Het gespan, dat geen schade had opgeloopen, en in eigendom toebehoorde aan genoemden was inmiddels reeds op mijn verzoek door den stalhoudersknecht naar zijne woning overgebracht. Het bovenstuk van den lantaarnpaal, die, zooals gemeld even boven den grond was afgebroken, was daarbij door de ruiten van den onmiddellijk daarnevens gelegen sigarenwinkel bewoond door . . . . . . . gevallen, waardoor twee glasruiten in dat raam verbrijzeld werden. Genoemde deed toezegging de schade daarvan, aan den bewoner te vergoeden. Op mijn verzoek is vanwege de gasfabriek de omgevallen lantaarnpaal, die gevaar voor het openbaar verkeer opleverde , opgeruimd. Van schuld of nalatigheid in dezen is mij niet gebleken, zoodal de aanrijding als een ongeluk moet worden beschouwd. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL IX. Beschonken koetsier. Heden namiddag te omstreeks . . . uur mij bevindende in de - . . . straat alhier, zag ik dat eenige zich in die straat bevindende personen plotseling verschrikt naar beide kanten uitweken, zooals mij inmiddels bleek voor een uit de richting van het station naderenden met een paard bespannen omnibus, met welk rijtuig zoo woest werd gereden en 't welk zoo van de eene zijde der straat naar de andere slingerde, dat daardoor de openbare veiligheid werd bedreigd. Bij het passeeren van een venterskar, welke echter tijdig zoover mogelijk aan den kant der straat voor bedoeld gespan had stilgehouden, kwam de omnibus in aanraking met een aan die straat staanden telephoonpaal, en tengevolge van den schok viel de bestuurder voorover uit dat rijtuig op den grond. Het paard, hoewel tengevolge dier aanrijding geschrokken, verminderde in vaart en werd door mij met behulp van den bestuurder der stilgehouden venterskar gegrepen en tot staan gebracht. De bestuurder van den omnibus, die inmiddels was opgestaan en zich bij mij had vervoegd om het paard met rijtuig van mij over te nemen, bleek toen zoodanig beschonken te zijn, dat hij zich slechts met moeite kon verplaatsen. Ik heb ter voorkoming van verdere ongelukken den eigenaar van bedoeld gespan, dat zooals mij bleek toebehoorde aan den aan de . . . . straat alhier wonenden stalhouder, met het gebeurde in kennis doen stellen, die het daarna liet afhalen. De beschonken koetsier, genaamd oud . . jaar, wonende alhier, is door mij in bewaring genomen en gehouden tot hij ontnuchterd was. Hij bleek tengevolge van den val uit het rijtuig geen letsel te hebben bekomen, alleen had hij aan zijn aangezicht eenige ontvellingen opgeloopen. — Van zijne dronkenschap zal procesverbaal worden opgemaakt. 2 De omnibus was tengevolge van de aanrijding met den telephoonpaal aan een der achterwielen beschadigd. Aan den telephoonpaal zelf waren de sporen van de aanrijding nauwelijks zichtbaar. Voorzoover mij is gebleken hadden overigens geen ongelukken plaats. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL X. Rumoerige Vergadering. Heden avond werd in de concertzaal van den heer alhier eene openbare vergadering gehouden van de hier ter stede gevestigde afdeeling van den Nederlandschen Metaalbewerkersbond, onder leiding van den Voorzitter dezer afdeeling, den alhier aan de straat wonenden In die vergadering, welke zeer druk was bezocht, zoodat de zaal en de galerijen geheel bezet waren, werd, nadat zij te ruim . . . uur door genoemden Voorzitter was geopend, door den bondspropagandist wonende te het onderwerp „Vakorganisatie" behandeld. Na afloop daarvan bestond in de pauze gelegenheid zich voor debat op te geven, waarvoor zich niet minder dan negen personen opgaven. Met het oog op het reeds vergevorderde uur, het was inmiddels . . uur geworden, gaf de Voorzitter in overweging, dat voor het debat in 't geheel anderhalf uur beschikbaar zou worden gesteld. Hiermede konden zich de voor debat opgegeven personen niet vereenigen, zij verlangden onbeperkt debat, terwijl een groot deel der vergadering, die onderwijl vrij rumoerig was geworden, daarmede instemde. Sommigen uit het aanwezige publiek gingen op stoelen en tafels staan en gaven door luidruchtig geschreeuw hun afkeuring over deze, naar zij het noemden geknotte vrijheid, te kennen, terwijl anderen naar voren drongen en zich in heftige bewoordingen, waarbij het aan persoonlijke hatelijkheden tegen den Voorzitter en den spreker niet ontbrak, rondom de bestuurstafel schaarden. Hierdoor ontstond een groot rumoer, waarbij stoelen en tafels onderstboven werden geloopen. — De Voorzitter was niet in staat de orde te handhaven en riep mijne hulp in. Ik had tijdig nabij de bestuurstafel weten te komen en toen'mijne hulp aldaar noodig bleek te zijn, mengde ik mij tusschen de rumoer makende personen. Terwijl ik dezen tot kalmte aanmaande verlieten de Voorzitter en de spreker van dien avond door een zijdeur de zaal. Het aldaar aanwezige publiek trok toen mede naar buiten. Ik volgde beide eerstbedoelde personen tot aan de woning van die zij ongehinderd bereikten. Het talrijk publiek dat hun daarbij was gevolgd verspreidde zich daarna. Ongeregeldheden vielen daarbij niet voor. • • • • den . . . . 19 , . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XI. Volksoploop tengevolge eener verkiezing. Hedenavond te omstreeks . . . uur mij bevindende in de . . . . straat alhier, zag ik, dat zich voor den aldaar gevestigden boekwinkel van een talrijk publiek had verzameld, naar aanleiding, zooals mij inmiddels bleek, dat van binnen voor een der ramen van dien winkel de uitslag van de op heden gehouden stemming van leden voor werd bekend gemaakt. Het telkens veranderen en aanvullen dier bekendmaking hield de belangstelling van de steeds talrijker wordende volksverzameling gainde, waardoor de veiligheid van het verkeer in die straat, doordat deze door het publiek geheel was ingenomen, bijzondere zorg vereischte. Mede was dit het geval met de openbare orde, temeer daar sommigen in de vensterbanken en op de stoephekken klommen, terwijl de verschillende berichten door sommigen met „hoera" geroep en door anderen met gefluit ontvangen werden. In het eerste voorzag ik door het midden der straat voor het verkeer zooveel mogelijk vrij te maken, en rij- en voertuigen stapvoets te doen passeeren, terwijl ik het klimmen in vensterbanken en op de stoephekken tegenging en het publiek tot kalmte bleef aanmanen welke maatregelen hunne uitwerking niet misten, zoodat geen ongeregeldheden plaats hadden. Op een gegeven oogenblik echter naderde in die straat een troep luidruchtig zingende en schreeuwende schooljongens, met zich voerende een transparant, waarop aan de voorzijde de woorden „vrouwenkiesrecht" voorkwamen, zoomede eenige lampions, en een deel van het voor genoemden boekwinkel saamgekomen publiek dit ziende, sloot zich daarbij aan, zoodat de openbare orde een oogenblik dreigde verstoord te worden, doch nadat de stoet verder was getrokken, keerde in die straat de rust terug. Het kwam mij echter gewenscht voor dien stoet te volgen en dit doende zag ik, dat voor de woning van den heer wonende aan de ... straat alhier, halt werd gehouden en toen bleek mij, dat dezen blijkbaar dit bezoek gold, daar men op minder gepaste wijze zich voor diens woning heen en weer bleef bewegen. Ik maakte daaraan een einde door de jongens de transparant en de lampions bijeen te doen pakken, waarna ik hen uiteendreef. De volksverzameling voor den boekwinkel in de . . . straat was inmiddels, zooals ik bij mijn terugkeer aldaar zag, mede uitelkander gegaan. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XII. Insmijten ruiten politiebureau. In de . . . . straat alhier ontmoette ik heden nacht te omstreeks . . uur, twee mij onbekende personen, waarvan een door luidkeels te zingen en te schreeuwen de nachtrust verstoorde en daarom door mij naar zijnen naam gevraagd, weigerde dien op te geven, waarom ik hem aanhield en overbracht naar het bureau van politie. Nauwelijks daarbinnen zijnde, werd van buiten een ruit van het bureau ingeworpen, zooals mij bleek met een steen, die achter in het wachtlokaal terecht kwam. Ik begaf mij, den aan het bureau gebrachten persoon aldaar onder toezicht latende, naar buiten, en hoorde toen, dat. iemand hard weg liep, terwijl ik bij het licht van een straatlantaarn zag, dat deze persoon, die ik inmiddels achtervolgde, in de richting van het plantsoen verdween, alwaar ik door de duisternis zijn spoor kwijt raakte. De pet, op zijn vlucht door hem verloren, nam ik mede. Ongeveer een uur daarna werd door mij in de ... . straat alhier een persoon aangetroffen, die zonder hoofddeksel was, en dezen aansprekende, herkende ik in hem den persoon, dien ik tevoren in gezelschap van den gearresteerden persoon in de . . . straat ontmoette. Ik bracht een en ander in verband met het insmijten der ruit van het politiebureau, terwijl bedoelde persoon naar de oorzaak van zijn blootshoofds loopen gevraagd, mij daaromtrent een niet geloofwaardig verhaal deed. Hij ontkende echter kort tevoren de ruit van het politiebureau te hebben ingesmeten, en tevens dat de pet, door mij gevonden en die ik hem vertoonde, door hem was verloren. Hem aan het bureau van politie, waarheen ik hem overbracht, nader hoorende, verklaarde hij mij genaamd te zijn oud . . jaar, van beroep , wonende aan de straat alhier. Hij bekende toen dien nacht te omstreeks . . uur de ruiten van het politie-bureau te hebben ingesmeten, naar hij zeide om geen andere reden dan dat hij zich boos had gemaakt, dat zijn kameraad daarheen was overgebracht. Volgens hem was hij daarna hard weggeloopen en had daarbij zijn pet verloren, die naar hem was gebleken in mijn bezit was en waarin hij dan ook zijn eigendom herkende. Na verhoor is hij op vrije voeten gesteld. De vernieling, waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt, betreft één ruit, zoodat de schade niet groot is. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XIII. Vinden van een geldtasch. Hedennamiddag te omstreeks . . . uur mij bevindende in de . . . straat alhier, zag ik dat aldaar door den van tegenovergestelde richting komenden wonende aan de . . . straat alhier, een voorwerp werd gevonden, dat, zooals ik inmiddels van hem vernam, een geldtasch was. Genoemde 'droeg deze geldtasch aan mij af, die, zooals ons bleek, behalve een spoorkaartje . . klasse halfretour en gedateerd aan zilvergeld bevatte f ... . benevens twee bankbiljetten ieder van f . . . waarvan op het eene de letters ... en het No. . . . en op het andere de letters ... en het No. . . voorkwamen. Met goedvinden van den vinder heb ik deze tasch met den inhoud in bewaring genomen. Kort daarna werd ik aangesproken door een heer, zooals mij later bleek den koopman wonende te , die mij mededeelde, dat hij zijn geldtasch verloren had. Ik vernam van hem, dat hij hedenmorgen per spoor van . . . naar hier was gereisd en na verschillende ingezetenen alhier te hebben bezocht, in het middaguur in het nan de . . . straat staande hótel komende, bemerkt had, dat hij zijn geldtasch niet meer bezat. Volgens hem moest hij deze uit den binnenzak van zijn overjas even tevoren hebben verloren, waarschijnlijk met het daaruit nemen van een portefeuille, waarin hij in de . . . straat aanteekeningen had gemaakt. Daar in de verloren geldtasch naar hij zeide een bedrag aanwezig moest zijn overeenkomstig den inhoud van de gevondene, en mede, dat die een spoorkaartje bevatte gelijk door hem werd vermist, terwijl bovendien de sluiting en de kleur met zijne opgave overeenstemden, heb ik aan genoemden de door gevonden geldtasch vertoond, die daarin zijn eigendom herkende, en verklaarde, dat daaruit niets ontbrak. Van de twee bankbiljetten waren hem de letters en de nummers niet bekend, naar hij zeide, omdat hij die niet genoteerd had. Tegen een bewijs van ontvangst heb ik het verlorene aan hem teruggegeven. Voor den vinder van de geldtasch gaf hij mij een belooning van , wat ik dezen heb ter hand gesteld. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XIV. Omgevallen teleplioonpaal. Hedennamiddag te omstreeks . . . uur, mij bevindende in de straat alhier, zag ik een telephoonpaal dwars over die straat liggen, waarvan het eene einde door de ruit stak van het aan die straat staande winkelhuis, bewoond door , zoodat het verkeer aldaar voor rij- en voertuigen gestremd was, en voetgangers, mede doordat de aan die paal bevestigde draden naar alle kanten over de straat verspreid lagen, slechts met moeite konden passeeren. In dit laatste voorzag ik dadelijk door met behulp van een voorbijganger die draden bijeen te verzamelen en aan den paal te binden, zoodat de passage, door over den paal te stappen, zonder veel moeite te voet weer kon plaats hebben. Op mijn verzoek plaatste de aldaar wonende zich voorloopig aan den ingang der straat om bestuurders van rijen voertuigen op de versperring van den weg opmerkzaam te maken, terwijl de enkele voor mijne aanwezigheid daarvoor verzamelde voerlieden inmiddels met hunne gespannen waren teruggekeerd, waardoor verdere storing in het verkeer werd voorkomen. De beheerder der telephoon, de heer .... . . onderwijl door mij met het geval in kennis gesteld, liet den omgevallen paal, die bij den grond was afgebroken, spoedig opruimen, zoodat de weg te omstreeks . . uur weer geheel vrij was. Genoemde . . . . . . verklaarde mij, dat hem niet bekend was wat de aanleiding tot het breken van dien paal geweest kon zijn, en evenmin zeide hij te hebben geweten, dat te voren van de daarop gespannen draden gebroken waren, wat hem echter zeer aannemelijk voorkomt nu tengevolge van den rijp de telephoondraden op verschillende plaatsen zijn afgebroken, waardoor, wanneer die draden over één kant breken, de paal gevaar loopt over den anderen kant af te breken. Aan voornoemd winkelhuis werd, behalve de verbrijzelde ruit, ook nog eenige schade toegebracht doordat het raamkozijn uit den muur werd losgerukt, terwijl de schade aan de daarbinnen uitgestalde winkelwaren aanzienlijk is. Door den Heer werd daarvoor bereids schadevergoeding toegezegd. Van schuld of nalatigheid in dezen is mij niets gebleken, en moet, voorzoover ik heb kunnen nagaan, het geval aan den rijp die zich op de draden had vastgezet, worden toegeschreven. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XY. Onzedelijke bioscoop-vertooning. Mij heden avond te omstreeks . . uur bevindende in de alhier op het kermisterrein staande tent van oud . . jaar, gedomicilieerd te zag ik, dat onder de bioscoop- vertooningen die aldaar voor een talrijk publiek, waaronder zich ook kinderen bevonden, werden gegeven, werd afgebeeld een met een woonwagen reizende troep zigeuners, waarbij dronken manspersonen, die, woedend dat hun paard niet verder kon, dit dier zoodanig met stokken ranselden, dat het neer viel en op de plaats dood bleef. Het kwam mij voor, dat die vertooning onzedelijk was. Inmiddels hoordé ik een deel van het publiek zijne afkeuring over deze vertooning te kennen geven, terwijl ik zag, dat de mij welbekende oud . . jaar, en oud . . jaar, beiden \an beroep wonende alhier, van hunne zitplaatsen opstonden blijkbaar voornemens die inrichting te verlaten, en zich wendende tot den ondernemer, hun plaatsgeld van dezen terug verlangden. Toen meerderen hen daarin volgden, ontstond een zoodanige verwarring dat het mij ter voorkoming van ongeregeldheden gewenscht voorkwam de lichten, die tijdens de voorstelling gebluscht waren, te doen ontsteken, waaraan op mijn verzoek onmiddellijk werd voldaan. Nadat van de zijde des ondernemers was verzekerd, dat herhaling van soortgelijke vertooningen niet meer zou voorkomen en hij zich niet ongenegen toonde aan diegenen, die zulks verlangden, het plaatsgeld terug te geven, waarop toen slechts alleen de twee genoemde personen bleven aandringen, aan wier verzoek werd voldaan en die zich daarna verwijderden, had de verdere afwerking van het programma van dien avond zonder stoornis plaats. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XVI. Werkstaking. Hedenmorgen te omstreeks . . uur, mij bevindende in de . . . straat alhier, zag ik dat, hoewel in den regel op dat uur de werkzaamheden voor ambachtslieden reeds zijn aangevangen, de aan het aan die straat in aanbouw zijnde perceel, waarvan wonende alhier aannemer is, werkzaam zijnde timmerlieden nog aan den ingang daarvan stonden, en met eenige stucadoors een luidruchtig gesprek voerden, naar • aanleiding, zooals ik inmiddels vernam, dat eerstgenoemden wegens een geschil met den aannemer, over het plotselinge ontslag van een der timmerknechten, weigerden den arbeid te hervatten, waartoe zij laatstgenoemden, die naar het scheen zich daarbuiten wilden houden, ook trachtten over te halen. Dit, en mede doordat de tot staking gezinde timmerknechten zich hinderlijk aan de stucadoors opdrongen, gaf laatstbedoelden, die mijne aanwezigheid inmiddels bemerkten, blijkbaar aanleiding mijne tusschenkomst in te roepen om ongehinderd hun werk te kunnen bereiken. Ik voorzag daarin door den toegang naar het werk vrij te maken, waardoor de werkwilligen in de gelegenheid werden gesteld ongehinderd den arbeid te kunnen hervatten en het onderwijl op straat steeds talrijker wordende publiek, waardoor de veiligheid van het verkeer in genoemde straat bijzondere zorg vereischte, tot doorloopen aan te manen en rij- en voertuigen langzaam te doen paseeeren, zoodat ook deze verkeersweg spoedig geheel vrij was. Te omstreeks . . uur hadden allen, met uitzondering van de timmerlieden, die zich inmiddels verwijderd hadden, den arbeid hervat. Van den aannemer vernam ik, dat hij den timmerknecht . . . . - oud . . jaar, wonende alhier, omreden deze den vorigen da? beschonken op het werk was gekomen, heden morgen voor den aanvang van het werk had ontslagen, waarna de overige timmerlieden, na bij hem vergeefsche pogingen te hebben aangewend om dat ontslag in te trekken, allen het werk verlieten en daarna getracht hadden ook de stucadoors en andere werklieden tot staken over te halen, waartoe deze echter niet genegen bleken te zijn. Ter voorkoming van mogelijke herhaling van het gebeurde is ter plaatse voormeld bijzonder politietoezicht gewenscht. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XVII. Aanrijding. Heden namiddag te omstreeks . . uur zag ik een met een paard bespannen rijtuig stapvoets den hoek der . . . straat en de . . straat omrijden, toen tegelijkertijd van tegenovergestelde richting in laatstgenoemde straat een met twee paarden bespannen vrachtwagen dien hoek was genaderd,welk voertuig tengevolge van het sterk afhellen van de straat aldaar niet kon stilhouden, zoodat een aanrijding met het rijtuig, dat bij den draai om den hoek vóór den vrachtwagen was gekomen en niet tijdig kon uitwijken, onvermijdelijk was. De bestuurder van het rijtuig, dit ziende, trachtte nog door een ruk aan de teugels zijn paard naar rechts te doen uitwijken, wat hem in zooverre gelukte dat dit van den inmiddels in vollen gang voorbijrijdenden vrachtwagen vrijkwam, welk voertuig echter met zooveel kracht tegen bedoeld rijtuig reed, dat de bestuurder daarvan tengevolge van den schok voorover op den grond viel. Het paard, hierdoor geschrokken, werd door mij gegrepen en staande gehouden. Een zich mede in dat rijuig bevindend persoon was inmiddels daaruit gestapt. In laatstbedoelden persoon herkende ik den heer wonende alhier, eigenaar van het gespan en in den uit het rijtuig gevallene diens 25-jarigen knecht mede alhier woonachtig. Laatstgenoemde had, tengevolge van den val, in zijn voorhoofd een bloedende wond bekomen, echter van zoo weinig beteekenis dat het inroepen van heelkundige hulp overbodig werd geacht. Bij onderzoek van het rijtuig bleek mij, dat een der voorwielen was afgerukt, terwijl een der achterwielen mede belangrijk beschadigd was, en daardoor zoodanig gehavend, dat het voor dadelijk gebruik ongeschikt geworden was. De bestuurder van den vrachtwagen had dit voertuig zoodra doenlijk tot staan gebracht en geen letsel bekomen. Van schuld of nalatigheid van hem of van den bestuurder van het aangereden rijtuig is mij niets gebleken, zoodat het ongeval aan het toeval, dat beiden zich gelijktijdig met hunne gespannen op den hoek der straat bevonden, moet worden toegeschreven. Het onklaar geworden rijtuig, dat een gedeelte der straat in beslag nam, waardoor de veiligheid van het verkeer aldaar ■ bijzondere zorg vereischte, is op mijn verzoek uit den weg geruimd, en na van een ander wiel voorzien te zijn, van die plaats vervoerd, zoodat te omstreeks . . . uur het verkeer in gemelde straat weder vrij was. den . . . . . 19 . . (Qualiteit) (Handteekening). MODEL XVIII. Woeste Koe. Heden namiddag te omstreeks . . uur zag ik, dat de alhier aan de . straat wonende slager .... aldaar aan een om de horens vastgemaakt touw een koe geleidde, waarmede hij blijkbaar moeite had die vast te houden. Bij het passeeren van een van tegenovergestelde richting komenden verhuiswagen, die echter op geruimen afstand voldoende uitweek, sprong het dier plotseling ter zijde, waardoor de geleider kwam te vallen, en, doordat de koe inmiddels zeer woest was geworden, het touw losliet, waarna het, dier door de ... . straat in de richting van de Oude gracht holde. Ik trachtte nog, door mij met omhoog geheven armen op den weg te plaatsen, de losgeraakte koe tegen te houden, welke pogingen ook door verschillende voorbijgangers werden aangewend, doch zonder succes. De op den grond gevallen slager, die inmiddels was opgestaan, en zooals bleek geen letsel had bekomen, trachtte de koe terug te krijgen, daartoe geholpen door zijn knecht .... en een aantal andere personen. Op de Oude gracht, waarheen het dier geloopen was, ontmoette men de koe, welke naar het scheen reeds zoover was gekalmeerd, dat waarschijnlijk bij eenig overleg het opvangen daarvan zonder moeite had plaats kunnen hebben, doch het dier zich omsingeld ziende door een troep luidruchtige personen, ging opnieuw op de vlucht, maar liep daarbij in genoemde gracht te water. Door den lagen waterstand was gevaar voor verdrinken niet aanwezig, doch de hooge walmuren waren voor een spoedige redding van het te water geloopen dier niet zonder bezwaar, waarom naar middelen moest worden omgezien om dit mogelijk te maken. Hierin slaagde men spoedig door in de aldaar staande boomen talies te bevestigen, en nadat men de koe met een roeibootje was genaderd, werd het dier met het hijschtoestel op het droge gebracht, en daarna onder voldoend geleide naar de slachtplaats van voornoemden vervoerd. Een en ander bracht een talrijk publiek op de been, dat zich eerst verspreidde nadat de koe voor goed in veiligheid was gebracht. Van meergenoemden slager vernam ik, dat deze het dier van den alhier wonenden veehouder had gekocht en dit van daar naar zijn slachtplaats wilde overbrengen, en het dier hem daarbij; zooals vermeld was ontsnapt. • • • • den .... 19 , . (Qualiteit) (Handteekening). MODEL XIX. Niet afsluiten yan een overweg. Heden namiddag te omstreeks . . uur, mij bevindende in de straat alhier, zag ik dat de afsluitboomen van den overweg der btaatsspoor aldaar, terwijl een trein, zooals mij later bleek No. . . van de richting in aantocht was, niet gesloten waren. Ik maakte het aldaar passeerende publiek daar opmerkzaam op en trachtte nog door mij midden op den spoorweg te plaatsen en met mijn zakdoek te zwaaien, den machinist te beduiden, dat de weg onveilig was, wat mij echter niet gelukte, waarom ik mij, nadat ik inmiddels een der afsluitboomen naar beneden had getrokken, aan den anderen kant voor het opengebleven gedeelte van den overweg plaatste, zoodat de trein die blijkbaar in vaart verminderde, zonder ongelukken te veroorzaken voorbijreed. De trein stopte juist voorbij den overweg, en van den daarop dienst- doenden machinist genaamd oud . jaar wonende te vernam ik, dat toen hij het door mij gegeven sein bemerkte hij reeds op te korten afstand van den overweg was om tijdig te kunnen stoppen. — Volgens hem passeerde hij den overweg precies op den daarvoor aangegeven tijd van . . uur. Daarna vertrok de trein weer. Onderwijl kwam de wisselwachter oud . . jaar, wonende alhier, buiten adem op den overweg loopen, en deelde mij desgevraagd mede, dat hij met de bediening daarvan was belast en verzuimd had dien overweg voor het passeeren van trein No. . . te sluiten, naar hij zeide, omdat hij met den tijd in de war was geraakt daar zijn horloge was blijven staan. Volgens hem had hij omstreeks een halfuur te voren met voorkennis van den Stationschef alhier zijn post verlaten om een lantaarn in de stad te laten repareeren en daarvan terugkeerende had hij bemerkt, dat zijn horloge onklaar was geworden. Ik heb den Stationschef met het geval in kennis gesteld en zal nader onderzoeken in hoeverre hier aan schuld of nalatigheid moet gedacht worden. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XX. Instorting riool. In de ... straat alhier zag ik heden namiddag te omstreeks . . uur, omringd door een talrijk publiek, een met twee paarden bespannen vrachtwagen staan, welk voertuig, zooals ik inmiddels naderbij komende zag, met de beide achterwielen tot de assen in den grond was gezakt, blijkbaar doordat een in die straat liggend riool was ingestort. Van den bestuurder van den vastgeraakten wagen, genaamd . • . . . wonende aan de ... straat alhier, eigenaar van dat gespan, vernam ik, dat de paarden onder het rijden plotseling hadden stil gehouden en hij toen bemerkt had, dat de wagen was vastgeloopen doordat de straat was ingezakt. Doordat het vastgeraakte voertuig het midden der straat in beslag nam, was het verkeer aldaar voor rij- en voertuigen gestremd. Op mijn verzoek plaatsten de gebroeders en zich voorloopig ieder aan een ingang van die straat om bestuurders van bedoelde verkeersmiddelen op de versperring van den weg opmerkzaam te maken, waardoor verdere stoornis in het verkeer werd voorkomen. Het ter plaatse van het ongeval saamgekomen publiek maande ik tot doorloopen aan, waartoe voorbijgangers, die zonder gevaar aldaar konden passeeren, eveneens werden aangespoord, zoodat het verkeer in die straat voor voetgangers vrij bleef. Onderwijl was de vracht, bestaande uit eenige ijzeren balken, geladen op den vastgeraakten wagen, overgeladen op een ander voertuig, waarna de wagen spoedig weder vrij kwam. , Nadat was gebleken, dat dit voertuig onbeschadigd was, is de eigenaar daarmede weggereden. Bij onderzoek naar de oorzaak van het inzakken der straat bleek, dat een der daarinliggende rioolbuizen was gebroken en ingestort. Op mijn verzoek is genoemde straat van gemeentewege voor het verkeer met rij- en voertuigen afgesloten, terwijl het ingestorte gedeelte voor mogelijk gevaar, van de noodige kenteekenen is voorzien, waardoor de weg voor voetgangers vrij is gebleven. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXI. Treinongeluk. Hedennamiddag mij bevindende op het perron van het station alhier, zag ik dat de van de richting .... komende sneltrein No. . . van . . uur spoortijd, met een ongewone vaart binnen kwam en ongeveer . . Meter voorbij het station stoomende met kracht op een aldaar staanden ledigen goederenwagen liep, waardoor deze laatste van de rails sprong. De locomotief was daarbij met de buffers in dien wagen geloopen en blijkbaar mede daardoor tot staan gekomen, waarna de zich in dien trein bevindende reizigers de portieren openden en uitstapten. Een tweedeklasse-passagier, de heer wonende te , had aan zijn rechterhand eenig letsel bekomen, doordat hij, naar hij zeide, bemerkende, dat de trein het station Voorbij liep, het portierraampje had willen openen, waarin hij niet slaagde, toen inmiddels de botsing ontstond, waarom hij met zijn hand het glas van bedoeld raampje had ingeslagen en daarbij een schram aan die hand had opgeloopen, welke schram echter van geen noemenswaardige beteekenis was, zoodat het inroepen van geneeskundige hulp overbodig werd geacht. Overigens kwamen allen er zonder ongelukken af. Van den machinist, genaamd , oud . . jaar, wonende te , die met den stoker , oud . . jaar, eveneens aldaar woonachtig, op de locomotief was gebleven, vernam ik, dat de rem niet had willen werken, wat eerst door hem was opgemerkt toen hij reeds op betrekkelijk korten afstand het station alhier was genaderd en daardoor, hoewel door het afsluiten van den stoom de snelheid van den trein belangrijk verminderde, niet tijdig had kunnen stoppen, zoodat het ongeval volgens hem daaraan moet worden toegeschreven. Bij onderzoek van de rem werd dit door den alhier wonenden opzichter-machinist bevestigd, waaruit bleek, dat dit toestel aan de machine zoodanig defect was, dat deze buiten gebruik moest worden gesteld, zoomede het rijtuig waarin een raampje was verbrijzeld. Nadat hierin door ander materiaal was voorzien, vertrok de trein te . . uur van hier. De wagen, waarmede de trein in botsing kwam en daardoor zooals hierboven vermeld van de rails raakte, bleek belangrijk beschadigd 3 te zijn. Het voornemen bestaat dit rijtuig op de rails terug te brengen, waarmede bereids is aangevangen en daarna naar de werkplaats te vervoeren. Volgens het treinpersoneel alhier is het voorschrift, dat de wissel, waarover de sneltrein op het spoor liep, waarop de goederenwagen stond, eerst wordt omgetrokken nadat de binnenkomende trein voor het station stil staat, zoodat mij van schuld of nalatigheid niet is gebleken. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXII. Gasontploffing. Heden avond te omstreeks . . . uur mij bevindende in de straat alhier, hoorde ik, vooraf gegaan door een hevige knal, glasruiten rinkelen, zooals mij inmiddels bleek in de aan die straat gelegen woning van den heer waarvan de bewoners ontsteld naar buiten vluchtten, naar aanleiding, zooals mij werd medegedeeld, dat in die woning een gasontploffing had plaats gehad. De . . jarige dienstbode genaamd had daarbij naar ik vernam aan haar aangezicht en handen brandwonden bekomen, die van zoodanige beteekenis bleken te zijn dat geneeskundige hulp noodzakelijk werd geacht, welke haar door den in die nabijheid wonenden Dr is verleend, die echter die wonden minder gevaarlijk noemde. Bovendien was het hoofdhaar van bedoelde dienstbode een weinig geschroeid, doch overigens bekwam zij geen letsel, terwijl, naar het zich liet aanzien, de overige huisgenooten er met den schrik waren afgekomen. Bij onderzoek naar de oorzaak van de gasontploffing bleek mij, dat meergenoemde dienstbode het gaslicht had willen ontsteken in de kinderslaapkamer, die gelegen is boven de woonkamer, waar zich de andere huisgenooten tijdens het ongeval bevonden, en dat bij het aansteken van een lucifer onmiddellijk de ontploffing was gevolgd, waarna de overige lichten waren uitgegaan en de bewoners allen verschrikt naar buiten waren geloopen. Na te hebben vernomen waar zich de hoofdkraan der gasleiding in dat gebouw bevond, die nog openstond, heb ik die kraan afgesloten. Het in die woning aanwezige gas was inmiddels door de openstaande deuren naar buiten getrokken. Bij onderzoek bleek, dat in bedoelde slaapkamer de glasruiten, zoomede een spiegel en een paar schilderijen verbrijzeld waren, terwijl de muren van dat gebouw blijkbaar op verschillende plaatsen door de ontploffing hebben geleden. Het vermoeden bestaat, dat de gaskraan dien dag bij het schoonmaken was opengeraakt, waardoor het vertrek tegen den avond met gas was gevuld, wat, toen de dienstbode in die kamer het licht wilde ontsteken, ontplofte. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XXIII. Storing tramverkeer. Heden namiddag te omstreeks . . uur mij bevindende in de . . . . straat „ILiier, zag ik, dat een met een paard bespannen tweewielige venterskar bij het uitwijken voor een ander rijtuig met een der wielen in één van de in die straat gelegen tramrails vastraakte. De bestuurder, zooals mij later bleek genaamd : , wonende alhier, dit bemerkende, trachtte nog door het paard naar rechts te houden, dat wiel uit het spoor te krijgen, waardoor plotseling het inspan brak. 'Het paard sprong daardoor verschrikt ter zijde, doch werd dooiden bestuurder, die inmiddels van de kar was gesprongen, spoedig tot staan gebracht en na gekalmeerd te zijn, met behulp van mij uitgespannen. Een der wielen van het voertuig bleek echter zoodanig in het tramspoor te zijn vastgeloopen, dat dit zelfs niet met een paal, waarmede een voorbijganger te hulp kwam, daaruit was te krijgen, zoodat de onklaar geworden kar niet dadelijk verwijderd kon worden. Hierdoor ontstond stoornis in het tramverkeer, daar de inmiddels aankomende tramrijtuigen niet konden doorrijden en moesten wachten tot de weg vrij was. Van de passagiers stapten enkelen uit en vervolgden te voet hun weg. Doordat zich inmiddels aldaar een talrijk publiek had verzameld, vereischte de openbare veiligheid in die straat bijzondere zorg. Ik voorzag daarin door het publiek op een afstand te houden en rij- en voertuigen stapvoets te doen passeeren. Onderwijl was men vanwege de tram aangevangen he.t vastgeraakte voertuig te verwijderen, waarin men eerst slaagde, nadat het bedoelde wiel van de as was genomen. Te omstreeks . . uur kon het tramverkeer weer op de gewone wijze plaats hebben. Aan den weg werd geen schade toegebracht. Op mijn verzoek verwijderde bovengenoemde de kar van de straat, zoodat het verkeer aldaar toen weer vrij was. Aan het toeval, dat de smalle wielen van dit voertuig in het tramspoor pasten, moet het ongeval worden toegeschreven. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXIV. Ordeverstoring. Heden avond te omstreeks . . uur mij bevindende in de straat alhier, zag ik een mij onbekend manspersoon, die, omringd door een talrijk publiek, op een stoep van een woning aldaar, stond en onder luidkeels roepen en schreeuwen eenige geschriften aan den man trachtte te brengen, terwijl hij een aan een stok bevestigd, boven zijn hoofd reikend, reclamebord droeg. Een groot deel van het publiek, dat naar het scheen niet op zijn hand was, trachtte door zingen en schreeuwen hem onverstaanbaar en daardoor het verkoopen onmogelijk te maken, waardoor de openbare orde in die straat verstoord, en het verkeer mede belemmerd werd. Ik voorzag daarin door den colporteur, zooals mij later bleek genaamd oud . . jaar, wonende te tot doorloopen aan te manen, waartoe hij zich echter aanvankelijk ongenegen toonde, doch nadat ik hem duidelijk had gemaakt, dat ik verlangde, dat hij zich verwijderde, voldeed hij daaraan, terwijl het publiek zich daarna verspreidde. Kort daarna zag ik, dat bedoelde persoon in die straat terugkeerde en op dezelfde wijze als tevoren zijn koopwaar aanbood, waartoe hij op de stoep van een aldaar staand winkelhuis opnieuw een vaste standplaats innam. Spoedig bleek mij, dat zich daarbij van de zijde van het publiek, dat rondom hem geschaard stond, dezelfde wanordelijkheden van tevoren herhaalden, terwijl hij er zelf blijkbaar op uit was, door het bezigen van verschillende smalende woorden, dit aan te moedigen. Aan mijn verzoek om zich te verwijderen voldeed hij niet, terwijl hij door mij naar zijn naam gevraagd, weigerde dien op te geven, waarom ik hem, teneinde hem voor den heer alhier te geleiden, verzocht mij daarheen te volgen, en toen hij zich daarin eveneens onwillig toonde, heb ik hem aangegrepen en overgebracht naar het bureau van politie. Een en ander had onder grooten toeloop van het publiek plaats, dat zich verspreidde, nadat bedoelde persoon van de straat was verwijderd. Daardoor werd meteen een einde gemaakt aan de ordeverstoring. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XXV. Storm. Heden namiddag te omstreeks . . uur mij bevindende in de . . . . straat alhier, zag ik, dat een boom midden op den weg lag, welke zooals ik inmiddels van eenige omstanders vernam, tengevolge den storm was omgewaaid en daarbij op de telephoondraden was gevallen, waardoor die gebroken waren. Hierdoor vereischte de openbare veiligheid aldaar bijzondere zorg, en konden rij- en voertuigen, doordat de omgevallen boom bijna de geheele straat in beslag nam, slechts met moeite passeeren, terwijl zich onderwijl aldaar een talrijk publiek verzameld had. De stoornis in het verkeer werd nog verergerd, toen de bestuurder van een met een paard bespannen tweewielige bakkerskar, hoewel tijdig op het gevaar opmerkzaam gemaakt, trachtte aldaar in draf te passeeren, waarbij diens voertuig zoodanig met den boom in aanraking kwam, dat het onderstboven sloeg. Hij zelf geraakte, doordat hij op de kar was blijven zitten, daaronder, terwijl het paard, dat ik onmiddellijk bij de teugels had gegrepen, door mij tot staan werd gebracht. Nadat de bestuurder, die naar het zich liet aanzien geen letsel had bekomen, op de been was geholpen, kon deze met zijn inmiddels weer op de wielen gebracht voertuig zijn weg vervolgen. Op mijn verzoek is de omgevallen boom door twee aldaar passeerende plantsoenwerkers uit den weg geruimd, zoodat het verkeer in die straat te omstreeks . . uur weer geheel vrij was. Kort daarna zag ik dat het aan de ... . straat alhier staande aanplakbord omver waaide, wat ik met behulp van eenige voorbijgangers van den weg heb verwijderd. Voorts bekwamen een aantal particuliere gebouwen stormschade, waardoor mede op verschillende plaatsen gevaar voor de openbare veiligheid van het verkeer te duchten was, doordat afgewaaide voorwerpen op de straat terecht kwamen, zonder echter, voor zoover mij is gebleken, ongelukken te veroorzaken. Aan het bolwerk vielen twee boomen om, waarbij het aldaar staande perceel, bewoond door den heer beschadigd werd, doordat een der boomen op het dak daarvan kwam te vallen, waardoor eenige dakpannen vernield werden. Persoonlijke ongelukken vielen overigens niet voor. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXVI. Zigeuners. Heden voormiddag te omstreeks . . uur mij bevindende op den . . . . weg alhier, zag ik in de verte eenige woonwagens naderen, waarmede, zooals ik inmiddels van een uit die richting komenden wielrijder vernam, een troep zigeuners naar deze plaats optrok. Ik ging dit gezelschap tegemoet en daarbij gekomen zijnde, hield ik dit staande, waarna mij bleek dat deze troep uit ongeveer . . personen bestond, waarvan de mannen naast de drie met paarden bespannen woonwagens liepen, terwijl de vrouwen en kinderen zich in die voertuigen bevonden. Ik maakte den hoofdman van dien zigeunertroep duidelijk, dat ik verlangde, dat teruggekeerd werd, doch deze stoorde zich daaraan niet en gaf bevel, dat verder gereden moest worden, waarna de stoet zich weer in beweging zette. Deze troep met geweld tegen te houden scheen mij vruchteloos en daarom waren pogingen daartoe niet raadzaam, waarom ik van het geval kennis liet geven aan het bureau van politie en om versterking verzocht. Ik zelf hield mij bij het gezelschap, waarmede ik opliep. Onderwijl waren wij tot dicht bij de in dien weg gelegen brug genaderd en toen zag ik, dat deze voor het doorlaten van een vaartuig geopend was. Op mijn verzoek hield de brugwachter de brug geopend, waardoor de inmiddels voor die brug tot staan gekomen zijnde zigeunertroep belet werd verder te trekken. De hoofdman, en andere tot die troep behoorende personen, ziende, dat hun de vrije doortocht verhinderd werd, verlangden onder dreigementen dat de brug gesloten werd, daar anders de ophaalkettingen van de brug zouden worden stuk gekapt, waartoe men bereids een paar bijlen uit een der wagens te voorschijn haalde. Inmiddels kwam van het bureau versterking en toen ook daarna de troep op herhaald verzoek weigerde vrijwillig terug te keeren, zijn deze personen door de politie met hunne voertuigen buiten de gemeente gebracht. Bedoeld gezelschap bleef zich daarna in het naburige ophouden, waarom verwacht wordt, dat dit, de kans daartoe ziende, opnieuw zal trachten alhier binnen te komen, zoodat bijzonder politietoezicht daarop gewenscht is. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXVII. Instorting pand in aanbouw. Heden voormiddag te omstreeks . . uur mij bevindende in de . . . . straat alhier, trok het mijne aandacht, dat voor het aan die straat staande in aanbouw zijnde winkelhuis van alhier, waarvan oud . . jaar, wonende alhier, aannemer is, een ongewone bedrijvigheid heerschte, en vernam ik van het zich ter plaatse ophoudende talrijke publiek, dat even tevoren de kap van dat pand, welke den vorigen dag daarop was geplaatst, zoomede een gedeelte van den zuidelijken zijmuur, waren ingestort, waarvan ik mij, nadat ik mij op het terrein had begeven, kon overtuigen. Van den aannemer van het in aanbouw zijnde perceel die, zooals ik zag op het werk aanwezig en volgens zijn mededeeling ooggetuige van het ongeval geweest was, vernam ik, dat hem van noemenswaardige persoonlijke ongelukken niets was gebleken, alleen voorzoover hij wist had de opzichter mede alhier woonachtig, tengevolge het naar beneden vallen van een stuk steigerhout, in *,ijn achterhoofd een bloedende wond bekomen, wat de getroffene, die zich inmiddels bij mij had vervoegd, bevestigde, onder mededeeling dat de wonde van zoo weinig beteekenis was, dat het inroepen van heelkundige hulp overbodig werd geacht. Beide bouwkundigen deelden mij omtrent de oorzaak van het ongeval mede, dat zij hedenmorgen te . . uur op het werk komende gemerkt hadden, dat de kap welke den vorigen dag op de gebruikelijke wijze op dat gebouw was geplaatst, aan de noordzijde, waarschijnlijk tengevolge den storm in den afgeloopen nacht, een paar centimeters van de muurplaat was geschoven, niettegenstaande zij daarop goed was bevestigd. Dat daarna met kracht werktuigen, na eerst de kap van alle kanten goed geschoord te hebben, getracht is deze in den vorigen stand terug te brengen, waarin men meende bijna te zijn geslaagd toen plotseling een der schoorbalken door midden was gebroken, wat tengevolge had, dat de geheele kap van de muurplaat week en naar beneden stortte, waarbij een gedeelte van den anderen zijmuur, waarop de kap nog was bevestigd, mede instortte. Aan de omstandigheid, dat al het werkvolk buiten het gebouw zelf bezig was met het opwerken der kap en dat deze, zoomede het gedeelte muur, binnen in het gebouw stortten, moet het worden toegeschreven, dat geen persoonlijke ongelukken plaats hadden. Ter plaatse van het ongeval en mede op het terrein zelf had zich een talrijk publiek verzameld, waardoor de veiligheid bijzondere zorg vereischte. Ik voorzag daarin door ieder, wiens aanwezigheid daar niet noodzakelijk was, van het terrein te verwijderen. Gevaar voor mogelijke verdere gevolgen werd niet waarschijnlijk, en daarom voorzorgsmaatregelen dienaangaande niet noodzakelijk geacht. Aan belendende perceelen is geen sphade toegebracht. Het laat zich aanzien dat de instorting niet aan schuld of nalatigheid is te wijten. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XXVIII. Gevallen ruiter. Te omstreeks . . uur, zag ik hedennamiddag den smidsknecht wonende alhier, in matigen draf te paard de . . . . straat alhier passeeren, terwijl van tegenovergestelde richting, langzaam rijdende, een automobiel naderde, waarvan de bestuurder op voldoenden afstand over de halve breedte der straat naar rechts uitweek, toen het paard, blijkbaar aan dit voertuig niet gewend, verschrikt ter zijde sprong, steigerde en plotseling rechtsomkeert maakte. De ruiter, blijkbaar het paardrijden niet gewoon, viel op den grond, waarna het paard, dat niet was tegen te houden, hoewel ik daartoe nog pogingen deed, door mij met opgeheven handen daarvoor te plaatsen, in woeste vaart terug galoppeerde. Onderwijl had de bestuurder der automobiel dit voertuig doen stilhouden, en was met den mede zich daarin bevindenden persoon uitgestapt. Zij overtuigden zich met mij van den toestand van den van het paard gevallen ruiter, die inmiddels reeds weer was opgestaan en het bleek ons, dat deze zich tengevolge den val aan zijn rechterknie bezeerd had, echter van zoo weinig beteekenis dat het inroepen van heelkundige hulp, althans voorloopig, overbodig werd geacht. Daar hem het kwetsuur evenwel in het loopen hinderlijk was, is hij op voorstel van den eigenaar der automobiel, den heer wonende alhier, naar zijne woning aan de ... . straat alhier overgebracht. Van hem vernam ik, dat het paard toebehoorde aan den stalhouder alhier, en dit in de smederij van alhier, bij wien hij in dienstbetrekking is, van hoefbeslag was voorzien, waarna hij het dier naar den eigenaar terug zoude brengen, en daar hij in het paardrijden nog slechts weinig geoefendheid had verkregen, was hij toen het paard voor de automobiel was geschrokken en terzijde gesprongen, daaraf gevallen. Op de automobiel was het nummer . . en de letter . . aangebracht, terwijl de bestuurder genaamd oud . . jaar, wonende alhier, van een rijbewijs was voorzien. Van schuld of nalatigheid van dezen of van iemand anders is mij niets gebleken. Het paard had inmiddels, zooals mij later bleek, zonder verdere ongelukken den stal van den eigenaar alleen teruggevonden. Het ter plaatse van het ongeval saamgekomen talrijke publiek verspreidde zich spoedig, nadat de gevallen ruiter naar zijne woning was vervoerd, zoodat een en ander binnen een kwartier afliep. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening.) MODEL XXIX. Locomobiel, gebruikt by heiwerk, gesprongen. Heden voormiddag te omstreeks . . uur mij bevindende in de nabijheid van de over de . . . gracht alhier in aanbouw zijnde basculebrug, waarvan het heiwerk met behulp van een locomobiel wordt uitgevoerd door den heibaas , oud . . jaar, wonende te , hoorde ik, voorafgegaan door een doffen knal, een ongewone stoomontsnapping, terwijl op het werk zelf een verwarring ontstond, zooals ik inmiddels zag, naar aanleiding dat de locomobiel, die onder geraas den stoom liet loopen, plotseling onklaar was geworden. Inmiddels was men reeds bezig den putbaas, genaamd . . . oud . . jaar, wonende te , zooals mij later bleek, die naar het scheen tijdens het gebeurde beneden werkzaam was geweest, naar de op het werk aanwezige keet over te brengen, daar hij door het op den grond liggende heiblok, zooals ik vernam aan zijn rechterbeen was getroffen. Volgens verklaring van den in de nabijheid wonenden geneeskundige, Dr , dien ik met het ongeval in kennis deed stellen, was het rechterbeen van den getroffene boven de knie verbrijzeld en daarom diens opname in het ziekenhuis noodzakelijk, wat door het personeel dier inrichting onder mijn toezicht plaats had. De getroffene bleek omtrent het ongeval geen inlichtingen te kunnen geven. Van den machinist, genaamd die mede belast was met bediening van het over de poelie loopende touw, vernam ik, dat hij bij het aanzetten der machine een schok had waargenomen en de poelie met ongewone kracht in beweging werd gebracht, wat tengevolge had dat het heiblok, doordat het touw zich snel om de poelie wentelde, met een ruk omhoog werd getrokken en losraakte van het aan de zoogenaamde rammelschijf loopende touw, naar beneden viel, waardoor de putbaas werd getroffen. Volgens hem had hij onderwijl getracht de machine stop te zetten, wat hem gelukte, doch bemerkte hij toen, dat de stoomklep niet wilde werken, zoodat het afsluiten van den stoom niet mogelijk was, en deze daardoor een uitweg naar buiten zocht, wat, zooals hem inmiddels was gebleken, een gevolg was, dat die afsluiting gesprongen was, waarschijnlijk toen door hem bij het aanzetten der machine een schok werd gevoeld. Ik kon mij, nadat de stoom van den ketel der locomobiel en deze afgekoeld was, van den toestand daarvan overtuigen, terwijl nader door mij zal worden onderzocht, in hoeverre hier door schuld of nalatigheid aan een strafbaar feit moet worden gedacht. Met uitzondering van den putbaas bekwam niemand letsel. Aan het gebruikte materiaal bemerkte ik geen spoor van ondeugdelijkheid, en wordt het ongeval toegeschreven aan het plotseling onklaar worden der locomobiel en de daardoor ontstane onregelmatige werking daarvan. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXX. Ontsnapping uit het arrestantenlokaal. Hedennamiddag te omstreeks . . uur den zich in het arrestantenlokaal bevindenden metselaar ( 0ud . . jaar, wonende te daaruit willende overbrengen naar . . tot het ondergaan van zijn straf . . dagen hechtenis, waarvoor hij in het Algemeen Politieblad was gesignaleerd en diens volgens aangehouden, wist deze bij het openen der celdeur onverhoeds te ontsnappen, wat ik, hoewel ik daartoe pogingen deed, niet kon beletten, en zette het, buiten gekomen zijnde op een loopen. Dit, en mede doordat hij zonder hoofddeksel was, en door mij als het ware op den voet werd gevolgd onder het roepen : „houd hem ! houd hem !" trok al spoedig de aandacht van het publiek, dat van alle kanten kwam toeloopen, en waarvan sommigen wel pogingen deden den vluchteling tegen te houden, doch zoodra hij hen genaderd was, blijkbaar bevreesd voor zijn dreigende en woeste houding, terzijde sprongen. Doordat hij zich van de hem in zijn vlucht hinderlijke kleedingstukken, zoo als jas en halsdoek ontdeed, en deze wegwierp, wist hij niet alleen te voorkomen, dat hij gegrepen werd, doch zag tevens de kans op het behoud van zijn vrijheid toenemen, doordat zijn vervolgers op steeds grooter wordenden afstand achter hem bleven, terwijl deze kans zoo goed als zeker was toen hij eindelijk den eenzamen landweg naar '. insloeg. Onderwijl zag ik voor het aan de ... . straat staande café van een rjjwiel staan, waarop ik den vluchteling spoedig achterhaalde, doch deze, ziende dat zijn verdere pogingen om te ontkomen aldus verijdeld werden, sprong in het langs dien weg loopende vrij diepe kanaal en bereikte zwemmende den overkant, doch bleek toen afgemat en niet in staat te zijn den steilen wal op te klimmen. Ik had mij inmiddels over de op zeer korten afstand van die plaats over dat kanaal gelegen brug eveneens naar den overkant begeven waarna de vluchteling, dien ik nog behulpzaam moest zijn om op het droge te komen, zich zonder verderen tegenstand overgaf. Na hem voorzooveel mogelijk van droge kleeren te hebben voorzien is hij door mij te . . uur tot het ondergaan van zijn straf naar overgebracht. Dit geval had een talrijk publiek op de been gebracht, dat zich eerst verspreidde, nadat de vluchteling voor goed ingesloten was. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XXXI. Naaktlooper. Hedennamiddag te omstreeks . . uur mij bevindende op de . . straat alhier, zag ik een volksoploop, waaronder een troep luidruchtig zingende en tierende schooljongens, zich snel voortbewegen in de richting van de ... . brug waarvoor, doordat deze voor het doorlaten van een vaartuig was geopend, halt werd gehouden. Van deze gelegenheid maakte ik gebruik mij tusschen de menschen te begeven, teneinde mij omtrent de oorzaak van die volksverzameling te overtuigen en toen bleek het mij, dat zich te midden daarvan, in zeer opgewonden en overspannen toestand, geheel ontkleed bevond de mij welbekende stucadoor wonende aan de . . . straat alhier. Ik wist hem zonder tegenstand binnen het in die onmiddellijke nabijheid staande brugwachtershuisje te krijgen. Daar ik van omstanders vernam, dat deze man reeds eenige dagen tevoren blijken had gegeven van krankzinnigheid en daarom onder geneeskundige behandeling van Dr alhier was, heb ik dezen laten ontbieden, terwijl ik inmiddels de noodige kleedingstukken voor 's mans vervoer noodzakelijk, van zijne woning liet halen. Met het oog op de veiligheid van het verkeer in dit drukke stads- • gedeelte, en temeer doordat een vrij talrijk publiek zich ter'plaatse had verzameld, was mijne aanwezigheid buiten zeer gewenscht. Aan de zorg van den brugwachtersknecht die zich daarvoor welwillend ter mijner beschikking stelde, liet ik daarom de bewaking van den aangehoudene over, terwijl ik het uiteengaan van de volksmenigte bevorderde. Inmiddels had de ontboden geneeskundige zich omtrent den toestand van overtuigd, wiens terugkeer en verblijf in zijn eigen woning onder voortdurend toezicht door hem voldoende werd geacht. Nadat deze door zijn onderwijl verschenen vrouw spoedig was gekalmeerd en gekleed, is hij door haar zonder eenige moeite naar zijne woning teruggebracht, terwijl het nog ter plaatse aanwezige publiek zich daarna verspreidde. Omtrent dit geval vernam ik van de vrouw, dat haar man op geneeskundig advies sedert een paar dagen het bed had gehouden, zij hem heden namiddag eenigen tijd alleen in huis had gelaten, meenende dat hij sliep en in huis terugkeerende bemerkte, dat hij zich ongekleed moest hebben verwijderd. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening.) MODEL XXXII. Beschonken geraakte kantoorlooper. Heden namiddag te omstreeks . . uur een der in het openbaar Plantsoen alhier staande zitbanken passeerende, zag ik, dat een manspersoon daarop blijkbaar in slaap was gevallen, terwijl een aan een riem bevestigde zwartleeren tasch hem over een der schouders hing, welke, zooals mij later bleek een aanzienlijk bedrag aan papiergeld en een aantal nog niet ingevorderde wissels ten name van bekende ingezetenen bevatte. In bedoelden persoon herkende ik inmiddels den kantoorlooper der alhier aan de ... . straat kantoorhoudende firma genaamd oud . . jaar, wonende alhier, die, nadat ik hem gewekt had, zoodanig beschonken bleek te zijn, dat hij zich slechts met moeite kon oprichten. Ik begreep van hem, dat hij door anderen was getracteerd met het gevolg dat hij beschonken was geworden, en hij, zijn toestand inziende, zich naar het Plantsoen had begeven, daar hij bevreesd was, zich op straat in het openbaar te vertoonen. Daar het mij voor zijn veiligheid gewenscht voorkwam, l;em in bewaring te nemen, temeer met het oog op het hem toevertrouwde geld en andere papieren van waarde, heb ik hem overgebracht naar het bureau van politie. De tasch bleek, behalve een controleboekje en een aantal door bedoelde firma onderteekende, nog niet ingevorderde wissels, ter waarde van f . . ., aan papiergeld te bevatten de som van ƒ...., terwijl ik bij fouilleering een portemonnaie op hem bevond, waarin aan specie aanwezig was voor een bedrag van f . In hoeverre dit geld overeenkwam met het door hem voor de firma geïnde bedrag, wist hij niet met zekerheid op te geven, en evenmin wist hij, of het aantal niet ingevorderde wissels al dan niet in de tasch aanwezig was. Van zijne aanhouding gaf ik onderwijl kennis aan het kantoor van genoemde firma, waarna de chef-boekhouder van dat kantoor, de heer , in mijne tegenwoordigheid het op den beschonken kantoorlooper bevonden geld, zoomede de wissels, controleerde en verklaarde, dat daaraan niets ontbrak. Een en ander is met goedvinden van den in bewaring gestelde aan de firma teruggegeven, terwijl hij zelf na ontnuchtering is ontslagen. Van zijne dronkenschap op den openbaren weg zal door mij procesverbaal worden opgemaakt. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXXIII. Wielerwedstrijd zonder vergunning-. Hedennamiddag te omstreeks . . uur mij bevindende op den binnen deze gemeente gelegen rijksstraatweg genaamd , zag ik, dat deze over een afstand van ongeveer .... Meter met palen en voorts door middel van aan de daaraan staande boomen 4 bevestigd touw was afgezet, terwijl aan beide einden een vlag was geplaatst, naar aanleiding, zooals mij inmiddels bleek, dat aldaar een snelheidswedstrijd met rijwielen werd gehouden. Van eenige toeschouwers, waaronder de mij welbekende wonende alhier, vernam ik, dat deze wedstrijd door den rijwielhandelaar alhier was uitgeschreven en gehouden werd, dat hiermede te . . uur was aangevangen en dat zich daarvoor . . . deelnemers hadden aangemeld. Inmiddels zag ik, dat twee mij onbekende personen, die zooals mij later bleek genaamd zijn en beiden van beroep wonende te over dat gedeelte des wegs op hunne rijwielen om het snelst tegen elkander reden en dat dit plaats had onder leiding van genoemden rijwielhandelaar. Ik vernam, dat beide deelnemers tegen elkander om den uitgeloofden prijs van f . . . reden, die aan eerstgenoemde werd toegekend, waarna deze wedstrijd was geëindigd, en het publiek zich verwijderde. Voorzoover mij bekend, was aan genoemden geen ontheffing van het verbod tegen het houden van een wielerwedstrijd verleend, terwijl de deelnemers daaraan dit evenmin hadden bekomen. Door allen werd dit aan mij bevestigd, terwijl eerstgenoemde tevens erkende, dat deze wedstrijd door hem was gehouden, naar hij zeide om geen andere reden dan om eenige jongens een aangenamen Zondagnamiddag te verschaffen. Van ongelukken of klachten omtrent het veroorzaken van hinder of belemmering van het verkeer op dien weg tengevolge het houden van dien wedstrijd, is mij niets gebleken, en evenmin dat aan dien weg of aan de daaraan geplaatste bootnen schade is toegebracht. Door mij zal nader worden onderzocht in hoeverre en door wien in het hierbedoelde geval overtreding van wet of verordening is gepleegd" den 19. • (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XXXIY. Schipbreuk. Hedenmorgen te omstreeks . . uur mij bevindende op het havenhoofd alhier, bemerkte ik aldaar een ongewone belangstelling, naar aanleiding, zooals ik inmiddels vernam, van een in den afgeloopen nacht op de ... . zee in de zoogenaamde .... gronden plaats gehad hebbende schipbreuk van het ... . stoomschip „Katros", wat met het aanbreken van den dag eerst opgemerkt scheen te zijn. Hooge zeeën sloegen voortdurend over het achterschip, terwijl alleen het voorschip boven het water uitstak, waarop de bemanning die in nood verkeerde en door met hoeden en andere kledingstukken te wuiven, blijkbaar te kennen wilde geven dat zij dringend hulp noodig had, duidelijk zichtbaar was. De reddingboot „ » bemand met het daarvoor aangewezen voltallige personeel, was onderwijl reeds naar het wrak vertrokken en slaagde er in . . van de opvarenden behouden aan wal te brengen. Van de bemanning der reddingboot vernam men toen, dat deze niet in staat was geweest alle schipbreukelingen van het wrak te halen en dat nog . . . daarvan in een allerhachelijkste positie bijeen, met den dood voor oogen daarop waren achtergebleven. Dezen, een kans op redding willende wagen, hadden, nadat de reddingboot verdere pogingen om allen van boord te halen had opgegeven, hun sloep gestreken om daarin den tocht door de hevige branding te ondernemen. Kapitein vernemende wat er gaande was, toog met de sleepboot „Jonge Jan", bemand met allen wonende alhier, onmiddellijk op redding uit en kwam zooveel mogelijk in de nabijheid van het wrak, dat de achtergeblevenen, niettegenstaande hunne pogingen daartoe, niet hadden verlaten en naderde het tot op zeer korten afstand, daarbij van groote zeemanschap blijk gevende. Hij moedigde, zooals ik later vernam, de schipbreukelingen aan, in de sloep naar de sleepboot te komen en spoedig waren de overige menschen nu in veiligheid aan boord van de „Jonge Jan". De reddingboot .... was inmiddels ten tweeden male naar het wrak vertrokken, maar de redding had toen, dank zij het spoedige en flinke optreden der bemanning van de sleepboot, juist plaats gehad. De. geredde schepelingen zijn door de zorg van de alhier bestaande vereeniging voor schipbreukelingen in het logement van aan de ... . straat alhier onder gebracht en van het noodige voorzien. Het laat zich aanzien, dat allen het er vrij goed hebben afgebracht, waarom het inroepen van geneeskundige hulp overbodig werd geacht. Van den kapitein van het op zee gebleven schip vernam ik, dat tengevolge het stormweer het roer plotseling onklaar was gewoiden, het°schip daardoor ten prooi aan wind en golven werd, en te omstreeks uur hedennacht zoodanig lek geworden was, dat het achterschip geheel vol water liep. Schip en lading, bestaande uit behooren toe aan te waar de bemanning mede thuis behoort. Van deze plaats was men op den afgevaren met bestemming naar . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXXV. In brand geraakt kind. Heden namiddag te omstreeks . . uur mij bevindende in de . . straat alhier, zag ik de dienstbode van den heer onder het roepen van „brand, brand" diens aan die straat gelegen woning verlaten en de straat inloopen. Ik ging die woning binnen, terwijl een meisje, zooals mij later bleek het tien-jarig dochtertje genaamd van genoemden mij in de gang tegemoet kwam loepen, terwijl haar kleeren in brand stonden. Ik sloot de deur, ontdeed mij onmiddellijk van mijn overjas en sloeg die om liet in brand geraakte kind. Het vuur werd daardoor gebluscht. Dr ontboden door de dienstbode, door wier brand- geroep mijne aandacht op dit ongeval was gevestigd, inmiddels verschenen verleende, geneeskundige hulp en noemde de door het kind bekomen brandwonden minder gevaarlijk. Het bleek, dat de bovenkleeren grootendeels verbrand waren, op enkele plaatsen tot op het lichaam, evenwel zonder ernstige wonden te veroorzaken. Omtrent het ontstaan van het ongeval vernam ik van de huisgenooten dat, terwijl dezen om de tafel waren gezeten, het kind met den rug naar de kachel gekeerd en prenten in een illustratie beziende, onbewust met haar kleeren met de kachel in aanraking was gekomen, waardoor het schortje vlam had gevat en voorts de overige kleeding in brand was geraakt. Volgens hen was het kind, haar toestand bemerkende de kamer rondgeloopen, waarna de aanwezigen getracht hadden haar het vuur van de kleeren te slaan, waarin men niet slaagde, waarna de in brand geraakte in haar angst naar de keuken liep, wat tengevolge had dat het vuur aanwakkerde. De moeder van het meisje, inmiddels toegeschoten, had getracht, door haar tegen zich aan te drukken, de vlammen te blusschen. Dit mislukte evenwel. Ja, zelfs liep deze mede gevaar in brand te geraken, doordat haar kleeren eveneens vuur hadden gevat, zoodat zij het meisje losliet. Laatstbedoelde was daarna de gang ingeloopen met het voornemen, zooals ik later van haar zelf vernam, de dienstbode die naar buiten liep, te volgen, wat ik evenwel met het hierboven gemelde gevolg wist te voorkomen. Nog werd brandschade bekomen doordien afgeslagen brandende stukken kleeren op verschillende plaatsen in het vloerkleed waren ingebrand. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXXVI. Onhebbelijkheden jegens vreemdelingen. Te omstreeks . . uur heden namiddag, mij bevindende in de . . . straat alhier, zag ik, dat een viertal schooljongens, onder het maken van allerlei aanstootelijke gebaren en andere onhebbelijkheden, al zingende en schreeuwende een aldaar passeerend gezelschap dames en heeren, die naar hun kleeding te oordeelen vreemdelingen waren en zich in de richting van het station begaven, naliepen. Ik trachtte hen ongemerkt te naderen, doch mijne aanwezigheid werd hun door anderen medegedeeld, waarop zij zich plotseling verwijderden en langs de ... . straat verdwenen, zoodat de jongens mij onbekend bleven. Van een der heeren van het gezelschap, dat zooals mij toen bleek uit drie dames en drie heeren bestond, en Duitschers waren, vernam ik, dat zij hedenmorgen met den trein van . . uur van A. . . . . naar hier waren gereisd, teneinde eenige inrichtingen van kunst en wetenschap te bezoeken, thans voornemens waren zich naar het station te begeven, om met den trein van . . uur naar A. . . . terug te keeren en den weg niet kennende, aan eenige op den hoek der .... straat staande jongens in het Duitsch den weg hadden gevraagd, wat die jongens waarschijnlijk niet hadden begrepen, daar zij hardop waren begonnen te lachen en nadat het gezelschap zich verder had begeven, dit op voormelde wijze waren nageloopen. Ik wees dezen vreemdelingen den weg naar het station en overtuigde mij, dat dit verder ongehinderd werd bereikt. Bedoelde jongens behoorden, zooals mij later bleek tot de leerlingen van school alhier, waarom ik het hoofd dier school er mede in kennis stelde ; deze heeft hen in mijne tegenwoordigheid ernstig over hunne bovenbedoelde onhebbelijkheden onderhouden. . - . . . . den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XXXVIT. Luchtballon. ' Hedennamiddag te omstreeks . . uur mij bevindende op bet plein alhier, zag ik dat boven de stad in noordelijke richting zich langzaam voortbewegende een luchtballon dreef, op zoo korten afstand van den grond, dat het aan den ballon bevestigde schuitje of mand gevaar liep met de hooge gebouwen in aanraking te komen. De zich daarin bevindende luchtreizigers, die duidelijk te onderscheiden waren en twee heeren bleken te zijn, deden blijkbaar moeite den ballon op een gunstig oogenblik te doen landen. Boven genoemd plein komende, kwam de ballon, die zichtbaar daalde, in aanraking met een der aldaar staande boomen, met het gevolg dat hij daarin verward en vast raakte. Hoewel niet zonder gevaar, hadden de inzittenden daardoor de gelegenheid om uit den ballon in den boom te stappen, waardoor de grond kon worden bereikt. Dezen, de kans daartoe ziende, deden dit, terwijl de ballon, waaruit men inmiddels het nog aanwezige gas had laten ontsnappen, en die men van den boom had losgemaakt, op den grond viel. Het onderwijl aldaar verzamelde talrijke publiek had ik tevoren op een behoorlijken afstand gehouden, zoodat ongelukken voorkomen werden. Met een ladder, mij verstrekt door een aldaar aan een der gebouwen werkzaam zijnden schilder, was ik beide uit den ballon gestapte personen behulpzaam uit den boom te komen. Een en ander liep zonder ongelukken af, alleen bekwamen zij aan aangezicht en handen eenige onbeduidende schrammen en ontvellingen, zoodat geneeskundige hulp overbodig werd geacht. Van deze heeren, die Duitschers bleken te zijn en genaamd waren en , wonende te vernam ik, dat zij hedenmorgen te omstreeks . . uur in hunne woonplaats, voor een onderlingen afstandswedstrijd met nog . andere ballons waren opgestegen en zij er op gerekend hadden te kunnen bereiken, doch dat de ballon, toen deze plaats in 't gezicht kwam, reeds zoodanig begon te dalen, dat men het voortzetten van den tocht niet wenschelijk achtte, en door gas te laten ontsnappen de landing verhaast had. De ballon is, na saamgepakt te zijn, op een wagen naar het station vervoerd, terwijl den beiden reizigers op hun verzoek door mij de weg naar het hotel alhier is gewezen. Het publiek verspreidde zich daarna. Aan den boom, waarin de ballon vastraakte, werd eenige schade toegebracht, die echter van weinig beteekenis is. . . . . den .... 19 • ■ (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXXVIII. Lotingsdag militie. In de ... • straat alhier hoorde ik hedenamiddag te omstreeks . . uur luidruchtig zingen en schreeuwen, terwijl ik, naderbij komende, een volksoploop zag, veroorzaakt zooals mij inmiddels bleek, door eenige lotelingen die den aldaar met een bakkerskar passeerenden broodventer .... wonende alhier, molesteerden, door zich voor dat voertuig te plaatsen en dit daarna in andere richting trokken dan waarheen de bestuurder wilde gaan. Mijn komst bemerkende, verwijderden zij zich haastig, waarna genoemde . . . . die het geval als een grap opnam, verder ongehinderd zijn weg kon vervolgen. \T r\r\y 7nnupr iV kon waarnemen was niemand der lotelmgen e- schonken en het geval meer aan brooddronkenheid te wijten, hoewel het mij echter wel wenschelijk voorkwam hen in het oog te houden. Dit doende zag ik, dat zij in de ... . straat gekomen, e aldaar gelegen tapperij van binnengingen, terwijl een ander, van tegenovergestelde richting in die straat naderend troepje lotelingen onder luidruchtig zingen en schreeuwen eveneens die tapperij binnentrok. Een en ander gaf mij aanleiding in de omgeving te blijven surveilleeren, temeer daar de laatsten er blijkbaar op uit waren met de eersten met minder goede bedoelingen in aanraking te komen, en een botsing tusschen beide groepjes lotelingen reeds des voormiddags in de ... . straat alhier door mij was voorkomen. Kort daarna werd door den kastelein mijn hulp ingeroepen, naar aanleiding dat het, naar hij vreesde, tusschen de even te voren in zijn tapperij gekomen lotelingen een onderlinge vechtpartij zou worden en twee hunner reeds handgemeen waren geweest, welke hij verzocht had zijne tapperij te verlaten, waaraan zij echter geen gevolg hadden gegeven. Ik ging met hem die localiteit binnen en bleek mij dat het aldaar zeer woest en rumoerig toeging. Een groot deel der bezoekers, die onderling heftig tegen elkander te keer gingen, stonden op tafels en stoelen, terwijl anderen met stoelen en bierflesschen woest heen en weer sloegen. De tapper, den toestand inziende, verzocht allen die tapperij te verlaten, waaraan na eenig tegenpraten en nadat ik hun op de gevolgen had gewezen, werd voldaan. Op straat gekomen zijnde, scheen het aanvankelijk dat zij den twist aldaar zouden voortzetten, doch toen ik hen aanmaande uiteen te gaan, verspreidden zij zich, zoodat geen verdere ongeregeldheden voorvielen. Volgens den tapper had bij hem geen vernieling plaats, alleen waren een paar tafels en eenige stoelen beschadigd, echter van zoo weinig beteekenis, dat hij een vervolging daaromtrent het liefst achterwege zag gelaten. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XXXIX. Brand door kortsluiting. Heden nacht te omstreeks . . uur, mij bevindende in de . . . straat alhier, zag ik, dat uit het dak van het aan die straat staande winkelhuis, in huur bewoond door oud . . jaar, rook opsteeg, naar aanleiding zooals mij uit de inmiddels daaruit slaande vlam bleek, dat daarbinnen brand was. Na de bewoners, die zich blijkbaar nog te bed bevonden en sliepen, gewekt te hebben, maakte ik; daar de brand zich ernstig liet aanzien, door middel van mijn signaalfluit alarm. De daarop afkomende nachtwaker stelde op mijn verzoek de brandweer met den brand in kennis, terwijl ik onderwijl de bewoners wekte van de belendende gebouwen, wier perceelen door den sterken wind mede gevaar zouden kunnen loopen door den brand te worden aangetast. Aangewende pogingen om door middel van eenige emmers water zelf den brand te blusschen mislukten. Naar het zich toen reeds liet aanzien, scheen de brand in een benedenvertrek te zijn ontstaan, daar dit nagenoeg was uitgebrand, terwijl het vuur zich daarna aan den zolder en het dak had medegedeeld. De inmiddels verschenen brandweer, die met twee slangen op de waterleiding spoedig water gaf, was binnen een half uur het vuur zoover meester, dat het gevaar voor de naastgelegen perceelen geweken was, zoodat de brand tot bedoeld winkelhuis bepaald bleef en te ongeveer . . . uur geheel gebluscht was, waarna de brandweer inrukte. Behalve het benedenvertrek, dat als bergplaats van winkelwaren in gebruik was en hetwelk reeds moet zijn uitgebrand voordat de brand door mij werd opgemerkt, is de zolder geheel uitgebrand. De kap bekwam mede belangrijke brandschade, terwijl de waterschade aanzienlijk is. Volgens den bewoner was hij verzekerd bij de brandwaarborgmaatschappij voor een totaal bedrag van f . . terwijl het gebouw, dat in eigendom toebehoort aan den heer alhier, was verzekerd bij de brandwaarborgmaatschappij voor een bedrag van f . . zooals ik van dezen vernam. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XL. Instorting van een brug. Hedennamiddag te omstreeks . . uur zag ik twee aan elkander gekoppelde vierwielige vrachtwagens, zooals mij later bleek met steenen beladen, bespannen met twee paarden, stapvoets over de in de straat alhier gelegen brug rijden. Nauwelijks waren de paarden de brug gepasseerd, toen deze, terwijl de achterste wagen nog midden daarop was, onder geweldig gekraak plotseling instortte, waardoor de zich daarop bevindende wagen mede naar beneden viel, wat de paarden met een ruk deed stilhouden. De voerman, die op den wagen zat, bemerkende wat er gaande was, sprong er af, en trachtte de paarden met kracht aan te zetten, welke echter niet in staat bleken de wagens, die achteruit liepen, tegen te houden ; zij begonnen te steigeren en sprongen daarbij door het gareel, zoodat de paarden van de wagens los raakten. Het voorste voertuig liep daardoor inmiddels met de achterwielen op den daar achter gekoppelden wagen, welke laatste halverwege tusschen de beide muren der ingestorte brug was blijven hangen, zoodat alleen de voorste wielen van eerstbedoeld voertuig op de straat waren blijven staan. De voerman, zooals mij bleek genaamd oud . . jaar, wonende alhier, had de paarden, nadat die op voormelde wijze van de wagens waren losgeraakt, zonder veel moeite tot staan gebracht. Van hem vernam ik, dat bedoeld gespan toebehoorde aan den stalhouder alhier, en hij daarmede steenen vervoerde naar het aan de ... . straat alhier in aanbouw zijnde winkelhuis, waarvan alhier aannemer is. Laatstgenoemde door mij met het gebeurde in kennis gesteld, verklaarde zich bereid de met de brug naar beneden gevallen wagens op te mimen, waarin hij voorzag door de daarop aanwezige steenen in een vaartuig over te laden en daarna met behulp van krachtwerktuigen en een hijschtoestel de wagens op straat terug te brengen. Deze voertuigen, die op verschillende plaatsen belangrijk beschadigd waren, zijn daarna door den eigenaar van den openbaren weg verwijderd. Op mijn verzoek is de brug van gemeentewege behoorlijk afgesloten en van de gebruikelijke teekenen voorzien. In de daardoor ontstane stremming van het verkeer is door mij voorzien, door zoowel voetgangers als rij- en voertuigen over de in nabijheid gelegen . . - brug te laten passeeren. Ter plaatse van het ongeval had zich een talrijk publie verzame , dat zich eerst verspreidde nadat de brug voorgoed was afgesloten. Bij onderzoek naar de oorzaak van het instorten der brug, ee mij, dat twee fundeeringpalen, die blijkbaar vergaan, doch waaraan uitwendig geen sporen zichtbaar waren, juist boven het water waren afgebroken, zoodat, naar het zich laat aanzien, het ongeval daaraan moet worden toegeschreven. . . den .... 19 (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XLI. Aandrijving van een houtvlot. Heden morgen te omstreeks . . uur, mij bevindende aan den havenkant alhier, zag ik uit richting komende, stroomafwaarts een houtvlot aandrijven, dat zich voor den mond der haven aan een der aldaar staande meerpalen vastzette, zoodat het binnenkomen van schepen niet zonder gevaar was. Op mijn verzoek roeide de alhier wonende schippersknecht genaamd mij in een vlet naar het aangedreven houtvlot, wat ik, na dit van den meerpaal te hebben losgemaakt, met behulp van genoemden door middel van een aan dat vlot bevestigden ketting aan de vlet vast maakte, en in de haven bracht. Bedoeld houtvlot, dat uit ongeveer . . zware balken bestaat, die naar het mij toescheen alle van grenenhout zijn, en naar schatting van . . . voet lengte, is door mij in de havea aan een der steigers met ketting en slot vastgelegd. De balken zijn aan het hoofdeinde meerendeels gemerkt . . . , terwijl enkele van een voorzien zijn, blijkbaar met een bijl daarin gehakt. Naar ik vernam was dit houtvlot reeds den vorigen dag in de nabijheid van drijvende gezien, waarom het vermoeden bestaat dat het van daar is afgedreven. In den namiddag van dien dag vervoegde zich bij mij de kapitein van een even tevoren alhier binnengekomen sleepboot, zooals mij later bleek genaamd die naar hij mij mededeelde den vorigen dag tijdens het vervoer van eenige houtvlotten van naar een houtvlot had verloren en vermoedde, dat dit stroomafwaarts naar hier was gedreven. Volgens zijn aanduiding kwam dit overeen met het alhier hedenmorgen aangedreven houtvlot, door mij in de haven vastgelegd, 't welk hij dan ook, nadat ik hem dit had aangewezen, als het door hem bedoelde weggedreven houtvlot herkende. In overleg met den heer Strandvonder dezer gemeente, wien ik reeds kennis had gegeven van het aandrijven van bedoeld houtvlot, is dit weer ter beschikking van genoemden gezagvoerder gesteld. De gemaakte onkosten, bedragende . . . zijn door hem vergoed. Ik stelde dit bedrag ter hand aan alhier, die mij met zijn vaartuig behulpzaam was om meergenoemd houtvlot binnen te brengen, en die daarmede genoegen nam. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XLII. Hollend Paard. In de V ... . straat alhier zag ik heden . . . middag te omstreeks . . uur het daar passeerend publiek plotseling naar weerszijden dier straat vluchten, zooals mij inmiddels bleek voor een hollend paard, gespannen voor een tweewielige venterskar. Een smidsknecht, genaamd , wonende aan de ... . straat alhier, zooals ik later vernam, die het gevaar mede zag; trok zijn werkkiel uit en plaatste zich, dat kleedingstuk steeds in het rond zwaaiende, midden op den weg vóór het hollende paard, dat daardoor steigerde en aldus zijn vaart verminderde, van welke gelegenheid ik gebruik maakte om het dier bij de teugels te grijpen en het gelukte mij met behulp van genoemden persoon het tot staan te brengen. Kort daarna vervoegde zich bij het gespan .... oud . . jaar, broodventer van beroep, wonende aan de . . . straat in deze gemeente. Volgens hem behoorden paard en kar hem toe, had hij het paard, vastgebonden met een touw aan een lantaarnpaal in de " * s^raat laten staan, terwijl hij een huis aan die straat was binnen gegaan om brood te bezorgen, en daarna weder op straat komende was het gespan verdwenen geweest. Hoe het paard was los geraakt, verklaarde hij niet te weten. Voor zoover ik heb kunnen nagaan, zijn geen persoonlijke ongelukken voorgekomen, terwijl evenmin schade is teweeggebracht. Het paard was spoedig gekalmeerd, waarna de eigenaar van het gespan daarmede in goede orde wegreed, en het publiek, dat zich ter plaatse had verzameld, zich verspreidde. Door mij zal nader worden onderzocht in hoeverre in het hierbedoelde geval aan overtreding van wet of verordening moet worden gedacht. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XLIII. Automobielongeluk. Hedenvoormiddag te omstreeks . . uur mg bevindende in de . . . . straat alhier, zag ik een automobiel, waarmede in het midden van die straat met gewone snelheid werd gereden, plotseling naar rechts uitwijken en tegen den gevelmuur van het aan die straat staande winkelhuis, bewoond door .... aanrijden met zooveel kracht, dat de bestuurder van het voertuig tengevolge den schok achterover viel met het bovenstuk van het stuurtoestel, dat blijkbaar afgebroken was, in zijn handen. Een zich mede in dat voertuig bevindend persoon bracht inmiddels den motor in rust, waardoor het voertuig tot staan werd gebracht. In laatstbedoelden persoon herkende ik den heer wonende .... straat alhier, eigenaar van den automobiel, en in eerstbedoelden diens 20 jarigen knecht mede alhier woonachtig. Deze had, tengevolge den val, in zijn achterhoofd een bloedende wond bekomen, echter van zoo weinig beteekenis, dat het inroepen van heelkundige hulp overbodig werd geacht. Bij onderzoek van het voertuig bleek mij, dat van het stuurtoestel een stang doormidden was gebroken, dit daardoor onklaar moet zijn geraakt en dus het ongeval daaraan moet worden toegeschreven. Van schuld of nalatigheid van den bestuurder of van iemand anders is mij niet gebleken. Op de automobiel was het nummer . . . en de letter . . . aangebracht, terwijl de bestuurder van een rijbewijs was voorzien. Ter plaatse van het ongeval had zich inmiddels een talrijk publiek verzameld, waardoor, en mede doordat de onklaar geworden automobiel een gedeelte van de straat in beslag nam, de veiligheid van het verkeer in genoemde straat bijzondere zorg vereischte. Ik voorzag daarin, door rij- en voertuigen stapvoets te doen passeeren en het publiek tot doorloopen aan te manen. De automobiel is op mijn verzoek naar een particulier terrein aan die straat vervoerd. Een en ander liep binnen een half uur af, zoodat te omstreeks uur het verkeer in gemelde straat weder vrij was. De schade aan den gevelmuur van voormeld perceel, tengevolge het aanrijden ontstaan, is weinig beteekenend. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XLIV. Onverwacht Koninklijk bezoek. Heden namiddag te omstreeks . . uur mij bevindende in de . straat alhier, zag ik een automobiel, die blijkbaar door de zich daarin bevindende personen, de bijzondere aandacht van het aldaar passeerende publiek trok, naar aanleiding zooals ik inmiddels vernam, dat men daarbij Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden herkende, wat mij juist bleek te zijn. Teneinde dit Hooge gezelschap te volgen, werd mij op mijn verzoek door den aan die straat wonende een rijwiel verstrekt terwijl deze tevens namens mij van dit onverwacht Koninklijk bezoek per telephoon kennis gaf aan het bureau van politie. Voor het aan de ... . straat staande .... werd stilgehouden en nadat de Hooge bezoeker met Zijn Adjudant . . . . zooals ik later van den bestuurder vernam, waren uitgestapt, ging men voornoemde inrichting binnen. Van den bestuurder der automobiel, die met dit voertuig op straat bleef wachten, vernam ik, dat hem het doel van het bezoek niet bekend was en dat hij evenmin wist wanneer en waarheen de reis zou worden voortgezet. Volgens hem was men te ongeveer • . . uur uit vertrokken, terwijl alhier voor het eerst was stilgehouden. Voor het gebouw had zich inmiddels een talrijk publiek verzameld, dat blijkbaar de terugkomst van Z. K. H. afwachtte, waardoor, en mede doordat de automobiel een gedeelte van de straat inbeslag nam, de veiligheid in genoemde straat bijzondere zorg vereischte. Ik voorzag daarin door het publiek zooveel mogelijk aan beide kanten der straat te doen opstellen, waardoor de straat in het midden voor het passeeren van rij- en voertuigen vrij kwam. Na een oponthoud van ongeveer werd te omstreeks . uur de terugtocht aanvaard, waarbij langs denzelfden weg werd gereden. Bij het instappen werd Z. K. H. geestdriftig toegejuicht door het voor het gebouw saamgestroomde publiek, dat' zich spoedig verspreidde nadat het hooge gezelschap was weggereden. Ik volgde dit op een afstand tot buiten de kom der gemeente. Voorzoover mij is gebleken gold dit bezoek aan voornoemde inrichting speciaal het bezichtigen van den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) 5 MODEL XLV. Man over boord. Hedenmiddag te omstreeks . . uur, zag ik dat bij het binnenhalen der touwen van het aan de kade alhier, voor vertrek losgemaakte stoomschip één van de opvarenden zooals mij later bleek genaamd die zich over de verschansing had begeven om een van den steiger toegeworpen m het water hangenden tros op het vaartuig te trekken, doordat hij uitgleed, over boord viel. , , Hü wist echter den reeds door hem vastgegrepen tros, die aan het eene einde aan het vaartuig was bevestigd, vast te houden, en zich aanvankelijk aldus boven water te houden, doch liet dien, waarschijnlijk door het met kracht aanzetten der machine en de daardoor ontstane bewegin" van het water, terwijl de kapitein niet dadelijk het ongeval bemerkte, spoedig los. Onmiddellijk trachtte ik hem de in mijn bezit zijnde dreg toe te werpen, welke het hem echter niet wilde gelukken teDerlJd7ar aanwezige sluisknecht dit ziende, roeide met zijn havenschuitje naar den over boord gevallene, die, zoodra dit onder zijn bereik was, het ranke vaartuigje aan een der zijden vastgreep, met het gevolg dat dit kantelde en met den zich daarin bevindende omsloeg. .. . De kapitein van het stoomschip, die inmiddels opnieuw zijn vaartuig aan den wal had doen aanleggen, liet onderwijl een op het schip aanwezige sloep in het water zakken, waarmede twee der schepelingen ei in slaagden beide drenkelingen, die zich op het omgeslagen schuitje drijvende hadden gehouden, behouden aan wal te brengen. De sluisknecht voorzag zich in zijn op korten afstand gelegen womn,, van dmge kleeren, waartoe genoemde aan boord van Dat^was^naar het zich liet aanzien, voor beiden het eenige nadeelige gevolg van het ongeval. Na een oponthoud van ongeveer een half uur kon het vaartuig de reis verder voortzetten. Het in het water di-ijvend schuitje, dat de scheepvaart belemmerde, is op mijn verzoek aan den wal gehaald en vastgelegd. * Het ter plaatse van het ongeval saamgekomen talrijke publiek verspreidde zich daarna. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XLVI. Poging tot verdrinking. Heden voormiddag te omstreeks . . uur, mij bevindende op de . gracht alhier, zag ik op den wal daarvan een manspersoon, zooals mij later bleek genaamd wonende aan de straat alhier, die naar alle kanten uitkijkende, blijkbaar om te zien of hij ook werd-opgemerkt, zich van zijn jas en hoed ontdeed, doch mij bemerkende, zich ijlings verwijderde. Ik wist hem ongezien te volgen tot de gracht, toen ik zag, dat hij zich opnieuw van die kleedingstukken ontdeed en voordat ik hem was genaderd, aldaar te water sprong. Ik begaf mij met die het geval van uit zijne woning had waargenomen en inmiddels naar buiten was gekomen, in diens aldaar aanwezig vaartuig naar den drenkeling, en wist hem met behulp van een haak waarmee ik hem in zjjn kleeren greep, boven water te houden, waarna wij hem in het vaartuig trokken. Aangezien de drenkeling aanvankelijk alle hulp weigerde en zelfs pogingen deed om zich van den haak los te maken, gelukte een en ander eerst na veel inspanning. Tengevolge den lagen waterstand, en mede door dat spoedig hulp werd verleend, was oogenblikkelijk gevaar voor verdrinken niet te duchten. Het bleek dan ook, hoewel de drenkeling een hoeveelheid water naar binnen had gekregen, dat het inroepen van geneeskundige hulp niet noodzakelijk was. Met goedvinden van voornoemden is hij in diens woning binnengebracht, en aldaar van droge kleeding voorzien, welke inmiddels door zijn vrouw, die ik met het geval in kennis had doen stellen, waren gebracht. Van deze vernam ik, dat haar man den laatsten tijd zonder werk en daardoor zonder verdienste was. Volgens haar was hij heden voormiddag te omstreeks .... uur in huis gekomen, en had, zooals haar bleek, sterken drank gebruikt, waarover tusschen hen beiden ongenoegen was ontstaan, met het gevolg dat haar man de woning had verlaten, te kennen gevende daarin niet levend terug te zullen keeren. Nadat de drenkeling gekalmeerd was, is hij niet zijn vrouw naaide echtelijke woning teruggekeerd. Het ter plaatse saamgekomen talrijke publiek verspreidde zich spoedig daarna, zoodat een en ander binnen een uur afliep. . . . • . den .... 19 . . (Qualit6it). (Handteekening). MODEL XL VIL Door het ijs gezakt. Heden voormiddag te omstreeks . . uur, zag ik dat twee manspersonen, zooals mij later bleek de gebroeders . beiden wonende ten huize van hunne ouders aan de ... . straat alhier, op schaatsen over de ... gracht alhier reden. In plaats echter dat zij aan den kant op de baan bleven, namen zij achter elkander rijdende het midden der gracht, en zakten plotseling* door het daar ter plaatse nog broze ijs. Een derde persoon, hun spoor volgende, doch het gevaar tijdig inziende, keerde onmiddellijk op de baan terug, waardoor hij voorkwam het lot te deelen van eerstgenoemden. Dit tweetal hield zich door met de armen op het ijs te steunen boven water, doch blijkbaar met groote moeite, daar het ijs niet tegen hunne zwaarte bestand, telkens afbrokkelde. Ik wendde aanstonds pogingen tot redding aan, door mij zoover mogelijk op het ijs te wagen en hun de in mijn bezit zijnde dreg toe te werpen ; beiden gelukte het die te grijpen. Inmiddels verscheen de aldaar wonende timmerman die het ongeval uit zijn werkplaats waarnam, met een ladder, welke wij over het ijs tot voor de drenkelingen schoven eu waaraan deze zich vastklemden, waardoor het mogelijk werd hen met behulp van een paar mede ter hulp gekomen personen uit het water te trekken. De geredden, blijkbaar uitgeput en overmand door angst, verloren weldra hun bewustzijn en in dien toestand zijn zij in de woning van genoemden timmerman binnengedragen. Aldaar liet ik hen van de nauwsluitende kleedingstukken ontdoen maakte hals en borst bloot, en begon inmiddels het voorhoofd, dé slapen en de borst met azijn te wrijven, terwijl ik hen hiervan tevens het ruiken, met het gevolg dat zij spoedig weer tot bewustzijn kwamen. De geneeskundige, Dr. ...... a]hieri die ik inmiddels had laten ontbieden, onderwijl verschenen, kon den toestand gunstig noemen, en achtte zijn hulp overbodig. Wel hadden de door het ijs gezakten eenige ontvellingen aan handen en voeten, doch overigens naar het zich liet aanzien, geen letsel bekomen. Beiden zijn, na van droge kleeren te zijn voorzien, naar de ouderlijke woning teruggekeerd. * De plaats van, het ongeval heb ik van een kenteeken doen voorzien, om schaatsenrijders voor een mogelijk gevaar te waarschuwen. den .... 19 • • (Qualiteit). (Handteekening). MODEL XLVIII. Schouwburg-paniek. Hedenavond te omstreeks . . uur mij bevindende in de aan de . straat alhier gelegen schouwburg, waarin door .... met de cinematograaf een kindervoorstelling tegen verminderde prijzen werd gegeven, waardoor dezen in groote getale waren toegestroomd, zoodat de beschikbare plaatsen zoowel in de zaal als op de daarboven gelegen galerijen alle bezet waren, zag ik dat het toestel, op het oogenblik dat de voorstelling zou aanvangen, in brand geraakte. Dit veroorzaakte een paniek, doordat de kinderen van hunne zitplaatsen opstonden, en in de duisternis, daar de lichten tevoren met uitzondering van die aan de hoofd- en nooduitgangen gebluscht waren, de verschillende uitgangen trachtten te bereiken. Aan mijn aanmaning om te blijven zitten werd geen gevolg gegeven, en hoewel de brand onderwijl reeds was gebluscht, verplaatste de wringende en duwende kinderhoop zich naar den hoofd in- en uitgang. Slechts enkelen verwijderden zich door de nooddeuren, die, zooals gezegd, verlicht waren. Van de bovengelegen galerijen trachtten de kleinen te vergeefs naar beneden te gaan, daar de ruimte onder aan de trap geheel was ingenomen door den uit de zaal nog steeds aangroeienden stroom kinderen. Daardoor werd een drukking merkbaar, waardoor, zoowel op de trap als daaronder op den grond, het eene na het andere kind kwam te vallen. Na groote inspanning slaagde ik er in daar tusschen te komen, waarna ik de gevallenen overeind hielp, en de zich op de trap bevindenden belette verder naar beneden te gaan. Nadat inmiddels op mijn verzoek in de zaal enkele lichten waren ontstoken, keerde de kalmte spoedig terug, waarna de kinderen grootendeels allen naar hunne zitplaatsen in de zaal terug keerden. Wel liepen enkelen eenige kwetsuren aan handen en beenen op, echter van zoo weinig beteekenis dat het inroepen van geneeskundige hulp overbodig werd geacht, en overigens laat het zich aanzien dat geen noemenswaardige ongelukken zijn voorgekomen. Na mij van de veiligheid van het toestel te hebben overtuigd, had de voorstelling zonder verdere stoornis plaats. Het ongeval moet, naar mij mededeelde hieraan worden toegeschreven, dat bij het ontsteken der gaslamp, de vlam in aanraking kwam met den om het toestel geslagen doek, welke daardoor in brand geraakte. De brand bepaalde zich daartoe, zoodat de schade onbeduidend is. den 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL XLIX. Verstikking door kolendamp. Heden voormiddag te omstreeks .... uur mij bevindende in de straat alhier, werd mij door den aldaar wonenden medegedeeld, dat de naast hem gelegen woning, bewoond door en diens vrouw, den geheelen morgen gesloten was gebleven en hij op zijn herhaald geklop geen gehoor had gekregen, terwijl het hem onwaarschijnlijk voorkwam dat de bewoners afwezig waren, daar hij den vorigen avond, naar hij zeide, in die woning nog laat licht had zien branden. Dit laatste werd mij door anderen in die buurt wonenden bevestigd, terwijl ik zag, dat de vensterluiken, die van buiten niet te openen waren, gesloten waren, wat ook het geval met de deur bleek te zijn. Op mijn verzoek is daarna door den aan die straat wonenden sm;d de deur van die woning opengestoken, waarna ik naar binnen ging. Na de kamerdeur te hebben geopend, ontdekte ik daarbinnen een sterken kolendamp die mij het ademhalen bijna belette, waarom ik een zakdoek voor mgn mond bond en daarna de kamer binnenging. Bij het licht van een lucifer bemerkte ik, dat de bewoner in een stoel bij de tafel zat, en nadat ik de luiken had geopend, zag ik dat de vrouw zich in een in de kamer aanwezige bedstede te bed bevond, en zij, zooals bet mij voorkwam door het inademen van kolendamp beiden reeds waren overleden. Met behulp van een paar buren bracht ik beiden zoodra doenlijk in de open lucht, waartoe ik achter die woning gelegenheid vond, doch de inmiddels verschenen geneeskundige Dr alhier, dien ik onderwijl met het geval in kennis had doen stellen, constateerde, dat zij reeds geruimen tijd overleden waren en achtte daarom verdere pogingen om de levensgeesten weder op te wekken, overbodig, waarna de lijken in de woning zijn teruggebracht. Inmiddels was de kolendamp door de geopende deuren en ramen naar buiten getrokken. Op mijn verzoek zijn door de hier ter stede wonende familieleden van de slachtoffers met het gebeurde in kennis gesteld, die spoedig aan de woning verschenen. Bij onderzoek bleek mij, dat de pijp van de in dat vertrek staande kachel, die met briquetten en steenkool half gevuld en nog smeulende was, geheel was afgesloten, wat mede het geval met den schoorsteen bleek te zijn, zoodat de ontstane kolendamp in die afge sloten kamer niet kon wegtrekken. Het vermoeden bestaat, dat de man reeds bedwelmd is opgestaan en op de stoel verder bewusteloos is geworden en overleden, welk lot de vrouw te bed overkwam. den . . • . . 19 . . (Qualiteit) (Handteekening) MODEL L. Omgeslagen vaartuig. Heden namiddag te omstreeks . . uur zag ik twee personen, zooals mij later bleek de gebroeders en wonende aan de ... . straat alhier, die op de rivier de . . . alhier een zeiltochtje maakten. Toen de wind allengs heviger werd en in een storm veranderde, werden de jongelingen, die het ranke vaartuigje blijkbaar met moeite meester bleven dat somwijlen dreigde om te slaan, door meer ervaren schippers, die een en ander van den wal gadesloegen, bij herhaling op het gevaar gewezen, waaraan zij zich echter niet stoorden. Bij het laveeren liep het vaartuig door een rukwind door den wind, schepte water en sloeg om. De zich daarin bevindende personen, die luidkeels om hulp riepen, klemden zich aan het omgeslagen vaartuig vast, terwijl dit door wind en stroom onderwijl steeds verder van den wal dreef. De terstond door den alhier wonenden schipper en diens knecht die ik daartoe aanmoedigde en waai mede ik uitvoer, aangewende pogingen om de drenkelingen met een roeiboot te naderen, waren echter vruchteloos, wijl het door den hevigen golfslag en wind niet mogelijk was hen te naderen. Eensklaps zag ik een der drenkelingen, zooals later bleek . . . ., die zich tot dusver aan het vaartuig had weten vast te houden, in de diepte verdwijnen. Inmiddels naderde van tegenovergestelde richting een ander vaartuig, waarmede zooals ik later van hen vernam de alhier wonende visschers van de vischvangst terugkeerden, wier aandacht wij op het omgeslagen vaartuig wisten te vestigen en wien het gelukte dit te naderen, waarna zij er in slaagden den zich daaraan vasthoudenden schipbreukeling door middel van een haak, dien zij hem toestaken, te grijpen en in hun vaartuig te trekken. Met den geredde werd daarna naar den wal gevaren, die, na voor- loopig in de woning van te zijn binnengebracht daarna op advies van den inmiddels ontboden geneeskundige Dr. alhier, per rijtuig naar de woning van zijne ouders aan de straat alhier is vervoerd. Zijn toestand laat zich gunstig aanzien. Door tusschenkomst van een familielid had ik tevoren de ouders op de tijding van het ongeluk, hunnen kinderen overkomen, voorbereid. Ik vernam nog dat het omgeslagen vaartuigje toebehoorde aan den vader der beide jongelingen en dat deze er onkundig van was dat zijn beide zoons uit zeilen waren gegaan. Het lijk van den verdronkene is tot heden niet gevonden. . . . . den .... 19 . . (Qualiteit). (Handteekening)