1436 Aan den Handel! MEMORIE IN ZAKE DE VESTIGING EENER NEDERLANDSCHE HANDELSHOOGESCHOOL TE ROTTERDAM B. 14 ROTTERDAM. April 1913 Aan den Handel Steeds meer wordt zoowel in binnen- als buitenland de behoefte gevoeld den toekomstigen kooplieden eene meer wetenschappelijke opvoeding te geven. De enorme ontwikkeling van handel en industrie, de groote uitbreiding, die het wereldverkeer heeft verkregen, hebben in de maatschappij een geweldigen omkeer teweeggebracht. Door de verbeterde verkeersmiddelen gaat alles veel sneller in zijn werk en geschieden belangrijke transacties, waarmede vro'eger maanden gemoeid waren, thans in evenveel uren. Het is natuurlijk, dat door de veranderde tijdsomstandigheden aan de leidende mannen op het gebied van handel en industrie geheel andere eischen dan voorheen gesteld worden en dat deze niet meer kunnen volstaan met de in de praktijk verkregen vakkennis, welke vroeger voor hen toereikend was. Zoo heeft in het bijzonder de uitbreiding van den buitenlandschen handel, de ontwikkeling van het bank- en beurswezen en de toenemende ingewikkeldheid der rechtsverhoudingen de noodzakelijkheid medegebracht, zich meer met economische en juridische vraagstukken bezig te houden. Daarenboven komt voornamelijk door het ontstaan der grootbedrijven de opleiding der toekomstige kooplieden in de praktijk steeds minder tot haar recht. Vroeger toen op de kantoren het personeel over het algemeen veel minder talrijk was, toen de bedienden meest hunne werkzaamheden in hetzelfde vertrek als hunne chef verrichtten, toen om een voorbeeld te noemen de uitgaande brieven nog met de pen gecopieerd werden, kwam de aanstaande koopman veel meer met de leiders van het bedrijf in directe aanraking en was hij veel beter in dé gelegenheid zich van den gang der werkzaamheden op de hoogte te stellen. Doordat de arbeid in de bedrijven meer dan vroeger gespecialiseerd is, blijft de bediende in een klein bepaald onderdeel daarvan werkzaam, mist hij het overzicht over het geheele bedrijf en moet hij zich met het verrichten van zuiver mechanische werkzaamheden tevreden stellen. Van systematisch onderricht is geen sprake en de jonge man is in den aanvang van zijn loopbaan voor de verkrijging van de noodige kundigheden aangewezen op de bereidwilligheid van den bediende, die direct boven hem staat, en misschien zelf slechts enkele maanden eerder op de kantoorkruk heeft plaats genomen. Zoo heeft dan ook de overtuiging veld gewonnen, dat tegenwoordig met een uitsluitend praktische opleiding — hoe nuttig en noodzakelijk deze overigens ook moge zijn — niet volstaan kan worden en dat aan aanstaande kooplieden de gelegenheid behoort gegeven te worden, door een verblijf op een daarvoor bijzonderlijk ingerichte hoogeschool meer theoretische kennis op te doen en zich eene meer algemeene ontwikkeling te verschaffen. Deze overtuiging heeft in het buitenland tot de oprichting van talrijke handelshoogescholen geleid, zoodat men thans kan zeggen, dat deze in bijna alle cultuurlanden behalve in het onze gevonden worden. Sommige dezer handelshoogescholen zijn verbonden aan bestaande universiteiten, andere zijn geheel zelfstandig. Tot de eerste behooren de handelshoogescholen te Brussel, Leuven, Oent, Luik, Bergen, Leipzig, Zürich, Birmingham, Manchester en New York, tot de tweede soort, die te Keulen, Berlijn, Mannheim, München, Frankfort a/M., Antwerpen, Luik, Parijs, Milaan, Venetië, Bari, Genua, Rome, St. Gallen en Weenen (Export Academie). Dat deze hoogescholen voldoen aan eene bestaande behoefte blijkt wel het best uit het groot aantal studenten, dat deze bezoekt. Wij voegen hierbij een tweetal staatjes, waaruit blijkt hoezeer het aantal studenten te Keulen en Berlijn, niettegenstaande de oprichting van andere handelshoogescholen, is toegenomen. Keulen. 1901 1905/6 1910/11 1912/13 le Sem. 106 Sem. 20* Sem. 24e Sem. Studenten 86 304 470 532 Hospitanten 44 46 68 163 Hoorders en deelnemers aan speciale cursussen en seminaria 633 1426 1764 1847 763 1776 2302 2542 Berlijn. 1906/7 1908/9 1910/11 1912/13 1» Sem. 5« Sem. 9» Sem. 13e Sem. Studenten 213 402 448 509 Hospitanten 263 274 220 236 Hoorders 917 1350 1278 832 1393 2026 1946 1577 In Duitschland waar de oprichting der eerste handelshoogescholen niet dan na overwinning van veel tegenstand tot stand is gebracht, verheugen deze instellingen zich in de algemeene waardeering, wat dan ook tengevolge heeft, dat telkens nieuwe handelshoogescholen worden opgericht. Ook in ons land is reeds geruimen tijd geleden het denkbeeld opgekomen een Handelshoogeschool te stichten. In 1898 verscheen de brochure „Handelsonderwijs" van den Heer W. Kreukniet, te Rotterdam, waarin deze betoogde, dat de oprichting eener Handelshoogeschool dringend noodzakelijk was. Kort daarop benoemde de Maatschappij van Nijverheid een commissie inzake het handelsonderwijs, die in haar verslag tot dezelfde conclusie kwam. In November 1901 bracht de Heer C. A. P. van stolk te Rotterdam, in de Nationale Vereeniging voor Handelsonderwijs de vraag ter sprake, wat gedaan zoude kunnen worden ter bevordering van het hooger handelsonderwijs in Nederland. Dit gaf tot een nader onderzoek aanleiding, wat ten gevolge had de verschijning van eenige geschriften, waarvan wij noemen het in October 1902 verschenen rapport der Heeren BoiSSEVAlN en Dr. HULSMANN te Amsterdam en de „Handelingen der Commissie benoemd door de Nationale Vereeniging voor Handelsonderwijs tot het samenstellen eener Schets van Lessen, welke aan een Nederlandsche Handelshoogeschool kunnen gegeven worden", verschenen in October 1904. In 1904 noemde de toenmalige minister van Binnenlandsche Zaken A. KUYPER het een onloochenbaar feit, dat landbouw en handel in het buitenland tot hoogere wetenschappelijke beoefening zijn gebracht, zoodat Nederland niet langer mocht weigeren zich aan die hoogere ontwikkeling aan te sluiten. Dat onze Regeering ook overigens hare aandacht aan het bovenvermelde vraagstuk gewijd heeft, blijkt uit het door Mr. EVERWIJN samengestelde geschrift „Handelshoogescholen in Duitschland en Oostenrijk-Hongarije", verschenen in de Verslagen en Mededeelingen van de Afdeeling Handel van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, Jaarg. 1909, No. ij waarin een zeer belangwekkend overzicht van de in bovenvermelde landen bestaande hoogescholen gegeven wordt. Vermelding verdient, dat te Amsterdam en Rotterdam door Vereenigingen voor Voortgezet Handelsonderwijs avondcursussen worden gegeven, welke zich in een levendige belangstelling verheugen. Deze avondcursussen kunnen echter niet voldoen aan datgene, waaraan onze toekomstige leiders van handel en industrie behoefte hebben. Deze toch hebben noodig: a. theoretische koopmanskennis, die zij later in de praktijk zullen kunnen toepassen; b. eene zekere mate van algemeene ontwikkeling, die hun niet alleen als koopman, maar ook als mensch en staatsburger zal ten goede komen. Het bovenstaande nu is niet alleen door het volgen van avondcursussen te bereiken. Daarvoor is het noodig, dat de jonge mannen, nadat zij eene 5-jarige inrichting van middelbaar onderwijs afgeloopen hebben, gedurende enkele jaren in de gelegenheid zijn, om vrij van dagelijksche kantoorwerkzaamheden zich geheel aan studie en ontwikkeling te wijden. Het verkeer met hunne medestudenten zal zeker daarenboven hunne vorming ten goede komen. Wil Nederljnd niet in den wedloop der volkeren op handelsgebied achter blijven, dan is het noodzakelijk, dat zijne aanstaande kooplieden en industrieelen eene, niet minder goede, wetenschappelijke opleiding zullen ontvangen dan die van de omliggende landen. JW*» Weliswaar is wetenschappelijke vorming ook door studie aan bestaande universiteiten te verkrijgen, doch deze geven niet die speciale kennis, die in den handel vereischt wordt. Daarom achten de ondergeteekenden de oprichting van een Nederlandsche Handelshoogeschool gewenscht. Doel. Zij meenen, dat die Hoogeschool ten doel zal moeten hebben: 1°. aan volwassen jongelieden, die in den handel wenschen te gaan, zoowel algemeene ontwikkeling als de noodige vakkennis te geven; 2°. toekomstige leeraren van handelsscholen op te leiden; 3\ kooplieden en personen, die een aan den handel verwant vak uitoefenen de mogelijkheid te openen, zich in bepaalde onderdeden van de handelswetenschap verder te bekwamen; 4°. consulaire en diplomatieke ambtenaren, journalisten, juristen e.a. in de gelegenheid te stellen kennis van de handelswetenschappen te verwerven. Plaats van De ondergeteekenden achten Rotterdam, de stad waar het denkbeeld vestiging. om eene j-jandeishoogeschool te vestigen het eerst wortel heeft geschoten, de aangewezen plaats om eene dergelijke instelling te vestigen. Dit centrum van handel en verkeer vormt een uiterst geschikte omgeving voor eene instelling, waar aanstaande kooplieden hunne opleiding zullen ontvangen. Daar zullen de studenten immers van zelf met handel en industrie in aanraking komen, terwijl de groote bedrijvigheid, die er op elk gebied heerscht, bezielend op hen zal werken. Daarenboven zou voor een stad als Rotterdam, die binnen niet al te langen tijd waarschijnlijk een half millioen inwoners zal tellen, de stichting van eene inrichting van hooger onderwijs in eene door velen gevoelde behoefte kunnen voorzien. In deze groote handelsstad zou een dergelijk middelpunt van intellectueel leven een hoogst gewenscht tegenwicht kunnen vormen tegen een al te eenzijdige materieele ontwikkeling. Waar de ondervinding aan de Duitsche hoogescholen opgedaan leert, dat deze behalve de eigenlijke studenten, een groote schaar hoorders en hospitanten Studietijd. Vakken van Onderwijs. I. II. III. trekken, die zonder naar de verkrijging van een diploma te streven, zich slechts in enkele vakken wenschen te bekwamen, zoo zal eene Handelshoogeschool te Rotterdam in breeden kring nut kunnen stichten. De studietijd zal — zooals dit ook aan verschillende in het buitenland gevestigde handelshoogescholen het geval is — als regel niet langer dan twee jaar mogen duren, opdat de studenten niet te laat in de praktijk zullen komen en nog gelegenheid zullen hebben een tijd lang naar het buitenland te gaan. • De mogelijkheid zal echter niet uit het oog verloren moeten worden, dat de opleiding der handelsleeraren en wellicht ook van sommige andere categoriën langeren tijd zal vereischen. Als leidend beginsel is aangenomen, dat aan de studeerenden zóó groot mogelijke vrijheid in de keuze der leervakken moet worden gelaten. Het is daartoe noodig, dat de verplichte vakken niet talrijk zijn. Aan de andere zijde is het noodzakelijk te voorkomen, dat de studie op een speciaal gebied geen voldoenden steun zou vinden in de kennis van aanverwante vakken. Daarom moeten de examenvakken met zorg gekozen worden. Geëischt mag worden, dat de student +_ 18 voordrachten 's weeks volgt en 8 è 10 uren doorbrengt in de verschillende oefeningszalen. Het werken daar is zoo nuttig, omdat het contact tusschen docent en studeerende er nauwer wordt; hoogleeraar en student elkander leeren kennen. Meer dan 25 uren per week mag het officieele onderwijs echter niet in beslag nemen; omdat anders de tijd tot verwerking van de stof en tot zelfstandige studie ontbreekt. Staathuishoudkunde, staatsinrichting en recht a. Algemeene staathuishoudkunde; b. Statistiek; speciaal met het oog op de statistiek van handel en nijverheid; c. Bijzondere onderwerpen der staathuishoudkunde, als: munt-, crediet- en bankwezen, verkeerswezen, sociologie, belastingen; d. Het bestuur van Nederland en Koloniën; e. Algemeene rechtsbeginselen; ƒ. Handels- en burgerlijk recht (incl. faillissementswetgeving en enkele deelen van de burgerlijke rechtsvordering); g. Nijverheids- en arbeidswetgeving, octrooien auteursrecht; h. Consulair recht; /. Beginselen van het internationaal recht. Aardrijkskunde en geschiedenis, natuur- en technische wetenschappen. a. Algemeene handelsaardrijkskunde (handelsartikelen en handelsverkeer); b. Handelsaardrijkskunde van de belangrijkste handelsstaten, in het bijzonder van Nederland en Koloniën; c. Bijzondere onderwerpen (klimatologie, oceanographie, kust- en havenbeschrijving, geologie en karteering); d. Algemeene handelsgeschiedenis; e. Oeschiedenis van den Nederiandschen handel; ƒ. Bijzondere onderwerpen (geschiedenis van den handel in enkele artikelen, van sommige landen of voor een bepaald tijdvak); g. Chemie voor den handel; — hoofdzaken der chemische technologie; h. Hoofdzaken der mechanische technologie; i. Cultures; k. Warenkennis; /. Beginselen der micro-biologie; m. Natuurkunde voor den handel (in het bijzonder warmte en electriciteit); n. Beginselen der werktuigbouwkunde (incl. scheepsbouw en transportinrichtingen). Handelswetenschappen in engeren zin. A. Huishoudkunde der ondernemingen van handel en nijverheid. a. Algemeene bedrijfsleer; b. Ondernemersvereenigingen (kartels en trusten); c. Arbeidersvereenigingen (syndicaten, trade-unions, enz.); d. Techniek van den wereldhandel; e. Techniek van het bankwezen; ƒ. Techniek van het transportwezen; g. Techniek van het verzekeringsbedrijf; h. Comm. organisatie der industriëele ondernemingen; L Journalistiek; j. Andere dergelijke onderwerpen. B. Comptabiliteit a. Inleiding tot de leer van het boekhouden; b. Algemeene leer van het boékhouden, omvattend: systeem- en stelselleer, de leer van de balans, de bedrijfsstatistiek, de controle en de balanskritiek; c. De boekhouding van speciale bedrijven, als van: 1. den groothandel; 2. banken; 3. reederijen en scheepvaartondernemingen; 4. expeditiezaken; 5. industrie; 6. staat en gemeente, enz d. De beroepmatige controle. C. Wiskunde en Handelsrekenen. a. Algebra (voortgezette studie); b. Inleiding tot het handelsrekenen; c. Berekeningen in den groothandel en het bankbedrijf; d. Arbitrage; e De Rekening-courant; ƒ. Techniek der leeningen; g. Kansrekening en de berekeningen in het verzekeringsbedrijf. D. Talen en correspondentie. a. De technische en commercieele correspondentie; b. Stenographie; c. Bureauorganisatie, archief en secretariaat; d. Talen: Fransch, Duitsch, Engelsch, Spaansch, Italiaansch, Maleisch, Noorsch, Russisch e. a. IV. Algemeene vorming. a. Vakken voor algemeene ontwikkeling; b. Methodiek van het handelsonderwijs; c. Hygiëne en sanitaire hulp, speciaal ook voor de tropen. Wat de verdeeling van de leerstof betreft zijn de ondergeteekenden van meening, dat getracht moet worden in het eerste halfjaar het verschil in opleiding zooveel mogelijk te nivelleeren, terwijl in ieder volgend semester de tijd, welke de studie der verplichte examenvakken in beslag neemt, behoort minder te worden. De studie van de beroepmatige controle, het internationaal recht, de opvoedkunde, zoomede de voortgezette economische en rechtsstudie zal in den regel in het derde of vierde studiejaar moeten geschieden; wat natuurlijk niet belet, dat hun die in een vroeger studiejaar die lessen wenschen te volgen, dit zal kunnen worden toegestaan. Het jus docendi in het bijzonder zal slechts verkregen worden na een voorbereiding, die bij de universitaire niet ten achter staat. Studenten, die van eenig examenvak bij hunne inschrijving reeds voldoende kennis bezitten, kunnen na een afgelegd examen ontslagen worden van het volgen der voordrachten en oefeningen in dat vak. Diploma. Al zal het den meesten studenten niet zoozeer om het verkrijgen van een graad dan wel van praktische kennis en algemeene ontwikkeling te doen zijn, zoo zal toch de gelegenheid behooren gegeven te worden om na afloop van den studietijd van twee jaar zich aan een examen te onderwerpen en een diploma te verwerven. Wij stellen ons voor, dat het examen de navolgende onderwerpen zal betreffen: I. Staathuishoudkunde met inbegrip van statistiek en handelspolitiek. II. Rechtswetenschap. Inleiding in deze wetenschap, handelsrecht, industriëele en arbei d s wetgev ing. III. Handelswetenschappen, boekhouding, bedrijfsleer, handelsrekenen, handelsaardrijkskunde en handelsgeschiedenis. IV. Moderne talen. V. Naar keuze, hetzij: a. Chemische of mechanische technologie; b. Assurantiewezen; , 1$~«oo c. Transportwezen; d. Bankwezen; e. Journalistiek; ƒ. Zulke andere onderwerpen, als waaraan eventueel behoefte zal blijken. Het zal gewenscht zijn een afzonderlijk examen met daaraan verbonden diploma vast te stellen: a. voor de consulaire en diplomatieke ambtenaren; b. voor de handelsleeraren. Tevens zal er naar gestreefd moeten worden aan het sub b genoemde diploma het jus docendi te verbinden. Toelating. De eigenlijke studenten, die later een diploma wenschen te verkrijgen, zullen alvorens te worden toegelaten, behooren aan te toonen, dat zij eene voldoende opleiding hebben genoten, om de colleges met vrucht te kunnen volgen. Daarvoor zal voldoende zijn overlegging van een eindexamendiploma van eene Hoogere Burgerschool, Gymnasium of Middelbare Handelsschool. Echter zullen ook andere personen toegelaten kunnen worden, mits zij eene proeve hebben afgelegd, waaruit blijkt, dat zij eene voldoende mate van ontwikkeling bezitten. Behalve aan de bovengenoemde studenten zal echter ook aan hospitanten en hoorders onderricht gegeven worden, terwijl voor de laatstgenoemden in het algemeen alleen de daarvoor bestemde avondcursussen en lezingen toegankelijk zullen zijn. Leerkrachten. Onderricht zal gegeven worden: 1. Door aan de Hoogeschool geheel verbonden hoogleeraren; 2. Door hoogleeraren van andere inrichtingen van hooger onderwijs, (b.v. van Delft, Leiden, Utrecht); 3. Door mannen van de praktijk, advocaten, rechters, bankdirecteuren en -beambten, accountants enz. Met het oog op de kosten zal men het aantal der sub 1 genoemde docenten zeer moeten beperken, weshalve wij ons voorstellen, dat gedurende den eersten tijd het meerendeel der docenten uit de sub 2 en 3 genoemde categoriën zal voortkomen en dat deze hunne functie naast een ander hoogleeraarsambt of naast andere beroepswerkzaamheden zullen vervullen. Wanneer de Hoogeschool na eenige jaren getoond heeft levens- Rectoraat. Curatoren. Huisvesting. Kosten. vatbaarheid te bezitten en hare finantieele draagkracht grooter geworden is, zal men het aantal vaste hoogleeraren naar behoefte kunnen uitbreiden. Een der hoogleeraren zal als rector de algemeene leiding krijgen en steeds bereid moeten zijn de studenten voor te lichten. Daar het vooral gedurende de eerste jaren van het bestaan van de Hoogeschool zeer gewenscht zal zijn dat «r bij de leiding een vaste gedragslijn gevolgd wordt zal het noodig zijn den eerst benoemden rector gedurende een termijn van 5 jaren te doen aanblijven. Later kan de rector telkens voor een korter tijdvak b.v. van twee jaren gekozen worden. Het beheer der Hoogeschool zal toevertrouwd worden aan een College van Curatoren, op wier benoeming de Kamer van Koophandel een overwegenden invloed zal uitoefenen. In dit College kunnen tevens vertegenwoordigers van Rijk en Gemeente zitting hebben. Het zal aanbeveling verdienen de Hoogeschool in den aanvang zoo eenvoudig mogelijk te huisvesten. Het gebouw zal echter als zetel van eene instelling van hooger onderwijs een zeker cachet moeten bezitten en in het centrum van de stad gelegen zijn. Wellicht ware een der deftige oude koopmanshuizen van onze stad daarvoor in te richten. Gedurende de eerste jaren, dat de nieuwe instelling nog een tijdvak van wording doormaakt, zal waarschijnlijk met een gehuurd huis kunnen worden volstaan, teneinde met de definitieve stichting van een hoogeschoolgebouw te wachten tot uit de practijk gebleken is, aan welke vereischten dit zal hebben te voldoen. De ondergeteekenden meenen, na eene gespecificeerde berekening gemaakt te hebben, de kosten verbonden aan de Hoogeschool voor het eerste jaar van haar bestaan, op ongeveer ƒ 52,000.— en voor het tweede en volgende jaren op ƒ 60,000.— te moeten schatten. De ondergeteekenden hebben hierboven uiteengezet om welke redenen zij de oprichting van eene Nederlandsche Handelshoogeschool gewenscht achten en hebben tevens gepoogd in hoofdtrekken te schetsen, hoe zij zich een dergelijke instelling zouden voorstellen. Zij meenen, te mogen verwachten, dat waar het hier een algemeen belang geldt het bij de uitvoering van hunne plannen niet aan medewerking van Rijk en Gemeente zal ontbreken. Voor alles moet naar hunne meening de Nederlandsche en in het bijzonder de Rotterdamsche handel in deze aangelegenheid gekend worden en in staat gesteld worden van zijne sympathie daarvoor te doen blijken. Wan neer deze bereid is de tot standkoming van de Handelshoogeschool daadwerkelijk te steunen, dan zal het naar hunne overtuiging mogelijk zijn te Rotterdam eene instelling te vestigen, die in lengte van dagen zoowel den Nederlandschen handel als de stad harer vestiging ten goede zal komen. S. van den beroh jr. Mr. K. P. van der mandele. D. O. van beuninoen. PH. mees. W. C. Bolle. Mr. R. Mees. p. bredius. Mr. W. C. mees. W. S- burger. Mr. O. moll. M. taudin chabot. E. p. de monchy. Mr. g. H. M. Delprat. Jac. Musly. A. E. Dinoer. phs. van Ommeren Jr. W. A. engelbrecht. A. plate. g. L. M. van Es. l. van der Pol. Mr. th. A. fruin. Mr. th. reepmaker. A. üle1chman. A. RüOFF. Mr. Joh. Havelaar. Bern. E. Ruys. Mr. j. van Hoboken. j. a. Ruys. Mr. g. g. van der Hoeven. L. Stokvis. Dr. D. p. hoyer. C. A. p. van stolk. W. T. Klaare. Mr. W. Suermondt Lzn. H. j. Knottenbelt Azn. w. Toose. W. Kreukniet. b. Vlielander Hein. A. g. Kröller. Prof. j. g. Ch. Volmer. C. van Lede. g. Voorhoeve. Mr. Dr. H. j. D. van Lier. w. Westerman. f. Meerkamp van Embden. j. V. Wierdsma. DRUKKERIJ J. DE JONQ - ROTTERDAM