i BIJDRAGEN VAN HET PROVINCIAAL GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN IN NOORDBRABANT 1918 I-V ZUID-NEDERL.ANDSCHE DRUKKERIJ, 'B-HERTOGENBOSCH /*T BIJDRAGEN VAN HET PROVINCIAAL : GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN : WETENSCHAPPEN IN NOORDBRABANT : 1918 . : I AUTOBIOGRAPHIE VAN MR. J. F. R. VAN HOOFF DOOR JHR. MK. A. F. O. VAN SASSE VAN YSSELT /llUNiVA. BIBLIOTHEEK VlElDW . ZUID-NEDERLANDSCHE DRUKKERIJ, 's-HERTOGENBOSCH M Autobiographie van Mr. J. F. R. VAN HOOFF De partij der Patriotten, die als tegenstandster der Stadhoudersgezinde of Orangistische partij, hier te lande omstreeks het jaar 1750 was ontstaan, telde vooral in Staatsbrabant, waarvan de tegenwoordige provincie Noordbrabant, op eene kleine uitzondering na, de voortzetting is, zeer vele aanhangers. Dit was geen wonder, omdat Staatsbrabant, sedert dat dit gewest was gekomen onder de heerschappij van de Staten Oeneraal van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, steeds was behandeld geworden als een wingewest, zoodat het geen invloed kon hebben op 'sLands regeering maar wel buitengewoon hooge belastingen moest betalen zonder dat eenige contrapraestatie van beteekenis daar tegenover stond; bovendien werd de uitoefening van den R. Katholieken godsdienst, waaraan bijna zijne geheele bevolking was getrouw gebleven, er door de Staten Oeneraal slechts geduld en mochten zij, welke dien godsdienst beleden, niet tot openbare bedieningen worden benoemd, zoolang althans Protestanten daarvoor beschikbaar waren. Welk eene groote ontevredenheid dat had teweeggebracht in de gemoederen der anders zoo kalme Brabanters moge blijken uit de navolgende proclamatie, welke Pieter Vreede, S. van Bronkhorst, W. van Lelyveld van Cingelshouck, J. J. Havermans, L. Brederode,J. A. Krieger, E, Heijmans, W. J. Heeren, F. Deckers en H. Verhagen als „Gedeputeerden provisioneel representerende Bataafsch Brabant" den 6 juni 1795 van uit de eerste parochiekerk van Tilburg, welke tot een tempel der vrijheid was geimproviseerd, tot de Staten Generaal richtten : „Overwinnaars van Filips, gij wien de vrijheid dierbarer is dan het leven, zoudt gij de pogingen niet goedkeuren, die wij aanwenden om een juk te breken, waaronder wij sinds bijna twee eeuwen gebukt gingen ? Zoo ooit eenig volk mishandeld is en geteisterd; zoo ooit eenig volk onregtvaardigheden en knevelarijen ondervond; zoo ooit eenig volk vertrapt werd en veracht, het waren de bewoners der Generaliteitslanden. Met schrik zien wij nog terug en herdenken nog met afgrijzen alle die harde behandelingen, die wij toen hebben moeten ondergaan, toen de heeren der Heerlijkheden, de drosten, de kwartierschouten; toen de domeinraden, de Leen-en Tolkamer, de Admiraliteit, de Raad van Staten de handen ineen sloegen, malkander den bal toekaatsten ; en de arme ingezetenen aan alle kanten werden uitgezogen. En zouden wij nu weder alles op den ouden voet moeten hersteld zien ? De enkele gedachte doet ons sidderen. Waar zoude dan bij ons de oppermagt des Volks te vinden zijn, indien wij weder door een vreemde magt, die wij niet verkozen noch aanstelden, bestuurd werden? Dit toch is het eenig onderscheid tusschen vrijheid en slavernij, dat het Volk zich zelf bestuurt door het kiezen zijner Vertegenwoordigers, of dat het bestuurd wordt door meesters, die men het geeft. Bataven, gij zelve hebt door den mond van uwe Vertegenwoordigers bij resolutie van H.H. M.M. op den 16 Februarij en daarop gevolgde publicatie van 4 Maart (1795) ons vrij verklaard en ons onze volksregten verzekerd; enzoudt gij terugnemen wat gij eerst ongevraagd hebt weggeschonken? Zou men kunnen oordeelen aan geene bepalingen te onzen aanzien gebonden te zijn, zoodat men ons geen drie maanden daarna bij publicatie weder zoude kunnen het juk op den hals werpen ? Neen, wij zullen ons zelve inwendig naar eene welgeëvenredigde Volksrepresentatie besturen; wij zullen ieder bij zijne burgerlijke regten en godsdienstige vrijheid handhaven, niet, door een heerschende godsdienst, welke die zij, te dulden, maar door het uitoefenen van algemeene broederliefde, volkomen gelijkheid en ongekrenkte regtvaardigheid. Onze lasten zullen wij naar ons vermogen, door ons zelve mede berekend en bepaald, in de gemeene belangen brengen, en ter staatsvergadering van het Bondgenootschap ingelijfd, het volk van Bataafsch Brabant trachten aandeel te geven in het gemeen bestuur van het Vaderland. Wij zullen in dezer voege de bijeenroeping der Nationale Conventie inwachten met vrije handen en in gelijkheid met u, Bataven, onze broeders. En wij zullen dan weder met u de handen ineen slaan om met den meesten spoed liet versleten gothisch gebouw onzer staatsregering tot in zijne afzigtige fundamenten om te werpen, om het met een nieuw te verwisselen, dat op regt en geregtigheid gegrond is en dus onwrikbaar staan zal." Het waren alleen de Patriotten, die in dat alles voorziening beloofden, die toezegden vrijheid van godsdienst, gelijk recht voor allen; invloed van eiken burger op de regeering; vandaar de groote aanhang, dien zij in het verdrukte Staatsbrabant vonden. Maar het was niet alleen onder de Katholieke Brabanters, dat zij grooten aanhang kregen; zij verwierven dien ook onder vele niet-Katholieke Brabanters, zooals reeds uit de namen van voornoemde Gedeputeerden zal gebleken zijn, doch natuurlijk niet onder de meesten van hen, die in Staatsbrabant in de regeering zaten ; daartoe waren dezen te graag op baantjes dan dat zij die met Katholieken en Dissenters zouden willen deelen. De ziel van de niet-Katholieke Brabantsche Patriotten was de reeds genoemde Pieter Vreede, een Leidsche Mennoniet, die zich in 1790 te Tilburg als lakenfabrikant had gevestigd. In een rapport: sur Ie Personnel, geschreven kort vóór de komst van Koning Lodewijk Napoleon hier te lande en medegedeeld door Dr. H. T. Colenbrander, Gedenkstukken der Algem. geschied, van Nederland V p. 368, werd van hem gezegd, dat hij was: „le premier ennemi des oligarques, des fédéralistes dans l'assemblée nationale batave. II les foudroya par son éloquence, et surtout par ses réparties spirituelles. L'un des auteurs du 22 Janvier; chassé le 12 Juin. II a de plus de talens naturels que d'instruction; mais il connait trés bien les intéréts du commerce de son pays. II connait aussi tout ce qui a rapport aux manufactures; il a lui-même une grande fabrique de draps a Tilburg. II s'est miné dans la révolution. II est ami des Francais, détesté par 1'oligarchie, anabaptiste tolérant". In het jaar 1795 werd hij benoemd tot president der Provisioneele Representanten des Volks van Bataafsch Braband, welk college was ingesteld bij een verdrag, op 11 Juli van laatstgemeld jaar te's Hertogenbosch gesloten tusschen de Gedeputeerden der Staten Generaal eenerzijds en de Gecommitteerden van de Municipaliteiten der Generaliteitslanden of van Bataafsch Braband anderzijds en waarbij was bepaald, dat het dat gewest zoude beheeren tot 31 December d. a. v., als wanneer het zoude worden bestuurd door de Representanten van Bataafsch Braband, die inmiddels door het volk zouden gekozen worden. Pieter Vreede droeg dat bestuur aan dezen op laatstgemelden datum^over in de Groote Kerk te Breda met eene toespraak, waarbij hij hun vroeg: „Zal ik u herinneren aan de eerste vonken van vrijheid, die in Breda, in Bergen, in den Bosch, in de Meijerij, in de Graaf, in Cuijk, als op één oogenblik ontgloeiden? aan de Tilburgsche vergadering, waarin Bataafsch Braband zich onafhankelijk verklaarde ? Zal ik hier die zwarte pogingen van het geweld afschilderen, die zijn aangewend om onze vrijheidszucht in hare geboorte uit te dooven? die bange dagen, toen in de Meijerij benden Huzaren met de ketenen der onderdrukking werden rondgezonden, met de sabels boven onze hoofden opgeheven? Zal ik dat alles intreden? Neen, Broeders, zulks zoude mij heenleiden tot het aandenken aan een onzalige Broedertwist, die daaruit geboren is, die na dezen dag in een eeuwige vergetelheid moet gedompeld blijven. ') Was Pieter Vreede de voornaamste der niet-Katholieke Brabantsche Patriotten, van de Katholieke was dat zeker Mr. Johannes Franciscus Rudolphus van Hooff. Hij was den 26en Augustus 1755 te Eindhoven geboren uit het huwelijk van Martinus van Hooff Martinuszn met Anna Elisabeth Bols van Arendonck. Zijne humaniora deed hij op de school, die destijds door geestelijke broeders gehouden werd in het huis Padua, dat te Boekei stond, een dorp, hetwelk destijds tot de vrijheerlijkheid Ravenstein behoorde; daarna studeerde hij in het buitenland, het laatst te Nancy in de rechtswetenschap en promoveerde daarin ook. Door zijn verblijf in Frankrijk werd hij een revolutionnair en tevens aanhanger der denkbeelden, die de zoogenaamde Philosophen aldaar destijds omtrent den godsdienst verkondigden; dit laatste bleek ten duidelijkste uit de rede, die hij in 1797 te 's Gravenhage in de Nationale vergadering hield, want hij zeide daarbij het volgende: „Het is tijd, ja meer dan tijd, dat dien, welke de oude kronkelwegen willen inslaan, de pas worde afgesneden; ik voor mij, als philosooph en menschenvriend, welke alle religieuse gevoelens in een ander eerbiedig, ik heb onveranderlijk gezworen alle geestdrijvers en verdrukkers, hetzij geestelijke, hetzij politieke goochelaren, tegen te gaan en mijn pligt als Representant vordert alles te braveren zoo dikwijls het op het mainteneren van het natuurregt of op de politieke gelijkheid zal aankomen, want zonder deze gelijkheid stiptelijk te handhaven zal nooit of nimmer de maatschappelijke band van broederschap kunnen worden toegehaald; wij zullen nimmer die affectueuse gevoelens, welke alle de harten der lidmaten onzer maatschappij, allen als kinderen van één eenige familie moeten vereenigen, kunnen smaken. Dat dan alle geloofsgenootschappen ieder afzonderlijk den algemeenen ') Men zie over het vorenstaande nog Handelingen van het Prov. Gen. van K. en W. in Noordbrabant 1859 p. 43 en vlgd. en Mr. O. Vreede Een blik op Noordbrabants materiëelen vooruitgang enz. p. 2 en vlgd. Schepper ongestoord loven en eeren, maar dat zij alle, na hunne eeredienst op hunne manier aan het Opperwezen bewezen te hebben, zich zonder onderscheid met eendankbaar en broederlijk hart rondom de vrijheid en het Gouvernement scharen om als vrienden van regtvaardigheid en orde zich als kinderen, die maar ééne familie uitmaken, te vereenigen in alles wat de civiele en politieke zaken betreft en zij zullen alle ter prosperiteit van het Vaderland en tot behoud der vrijheid medewerken." Pater Allard in zijn Antonius van Gils p. 115 noot 1 drukte zich alzoo niet geheel juist uit, toen hij over van Hooff, voor wat diens godsdienstige richting betrof, schreef, dat deze was „un bon cathölique, qui ne pratiquait pas." Van Hooff was daarom nog niet anti-clericaal, zooals men thans zegt, want hij beschermde blijkens denzelfden Schr. de R. K. geestelijken Moser en van Gils en blijkens hetgeen ik in de Bossche Bijdragen I p. 261 meedeelde ook nog de Abdijheeren van Berne. Daarentegen was wel juist wat pater Allard t. a. p. verder over hem mededeelde, dat hij „overigens was het beste en oprechtste en dienstvaardigste hart, dat men uitdenken kan". Dit bleek toch o. a. uit de bescherming, die hij, ondanks zijne liberaal-godsdienstige opvattingen, aan voornoemde geestelijken verleende en uit zijn optreden als commissaris-generaal van Oostfriesland, daar toch Wiarda in zijne Neueste Ostfriesische Geschichte X" Bd. 2e Abth. p. 414 hem noemde: „ein alter, ehrwürdiger Mann, der wahrend seiner ganzen hiesigen Anwesenheit wegen seiner Aufrichtig keit und Rechtschaffenheitallgemein geschatzt wurde. fn de „Karakterschets der Volksvertegenwoordigers, zitting hebbende in de Nationaale Vergadering" (Taxandria XIV p. 254) wordt verder van hem gezegd, dat hij was: „een eerlijk man, die het wel meent, maar geen meester zijner driften; een blind navolger der Franschen en daarom een speelpop der intriguanten; hij is een volksvriend en evenwel vervoert zijn afkeer van terrorisme hem zoo ver, dat hij alle volksvergaderingen haat; hij is geen aristocraat en echter een dweepend voorstander van den Staatsraad, advocaat der nieuw ontworpen constitutie. Intusschen is hij ver verheven boven de Brabandsche vooroordeelen en een groot ijveraar voor de eenheid en amalgame." Houben in zijne Geschiedenis van Eindhoven II p. 283 schreef nog van hem: „van Hooff was meer dan een gewoon man. Aan ver uitstekende talenten paarde hij een buitengewone wilskracht en sterke passiën. Welbespraakt, diepzinnig, vast in zijne redeneeringen, stond hij immer pal op zijne beginselen en won zijne toehoorders. Maar, zijne beginselen, geput in de school der philosophen, die Frankrijk ongelukkig maakten, droegen ook het kenmerkdierzelfde beginselen." Houbendeelt daar verder mede zijne loopbaan gedurende den tijd, dat hij, na zijn terugkeer uit Frankrijk, te Eindhoven verbleef. Wij zien daaruit, dat van Hooff toen aldaar aanstonds burgemeester werd, wat destijds was het ambt van gemeeneontvanger, en er eene Vaderlandsche Societeit onder den naam van Concordia oprichtte, waaruit bleek, dat hij een groot aanhanger was van de partij der Patriotten; ') dat hij vervolgens met eenige Eindhovensche Patriotten naar Waalwijk trok en van daar naar Utrecht om er de Patriottische partij te versterken; dat Mr. H. J. van Adrichem, de gemachtigde van den Advocaat fiskaal van Brabant, hem deswege, na het herstel van het Stadhouderlijk bewind van prins Willem V, door Huzaren te Eindhoven, waarheen hij was teruggekeerd, deed gevangen nemen en naar den Haag overbrengen; dat men hem aldaar echter uit de gevangenschap ontsloeg, waarna hij weder naar Eindhoven ging en er met gejuich werd binnengehaald; dat hij daarop Eindhoven verdedigde tegen een deel van het muitend garnizoen van den Bosch; dat Spoor, de Orangistische stadhouder te Eindhoven, hem vervolgens gevangen nam op grond dat hij in geheime verstandhouding zoude staan met de Franschen, doch dat hij uit zijne gevangenschap wist te ') Zie nog Handelingen alsvoren 1885 p. 45 en vlgd. ontvluchten, eerst naar de Zuidelijke Nederlandenen vervolgens naar Frankrijk; dat hij van daar met de Franschen Republikeinen onder Dumourier naar Breda trok, welke stad door dezen werd ingenomen ; dat toen de Franschen die vesting aan de Stadhoudersgezinden hadden moeten overgeven, hij met hen naar Parijs ging, alwaar hij zich bij de Club der Jacobijnen aansloot; dat het Schrikbewind hem er ter dood veroordeelde, aan welk vonnis hij echter ontkwam doordien hij daarin Howe was genoemd geworden en dat hij na den val van Robespierre zich weder te Eindhoven vestigde. Den verderen levensloop van van Hooff deelt Flouben echter niet mede. De beschrijving daarvan kan men zien in de hierna volgende Mémoire, die hij aan Keizer Napoleon I deed ter hand stellen nadat deze Noordbrabant bij het Fransche Keizerrijk had ingelijfd. Daaraan zij volledigheidshalve nog toe te voegen wat zijne tijdgenooten als volgt over hem schreven: Ducange aan Delacroix 6 Jan. 1798 (Colenbrander t. a. p. II p. 164.) Le nouveau président van Hooff était en 1792, etmême plus tard encore, un excellentissime patriote; aujourd'hui on ne peut se dissimuler qu'il a été porté a la présidence (de la République batave) par les aristocrates et par les fédéralistes. Je 1'ai autrefois beaucoup connu a Paris; sa tête s'aliéna réellement un peu lors de son emprisonnement sous Robespierre ; il s'était ensuite relevé de la plus fort et plus estimable que jamais ; aujourd'hui, nous avons le malheur de le voir I'instrument de nos ennemis. Het was evenwel niet uit beginselverzaking, dat van Hooff, die, zooals Colenbrander het t. a. p. blz. LVI uitdrukt, tot de ultra's had behoord, na 1795 zich meer en meer bij de gematigde Unitarissen begon te scharen, maar het was, omdat het toenemen zijner jaren hem meer en meer gematigd deed worden, waarbij dan zijne ter dood veroordeeling onder Robespierre ook wel niet zonder een calmeerenden invloed zal gebleven zijn. In het hiervoren op biz. 5 aangehaald rapport wordt dan ook gunstig over hem bericht; het luidt toch als volgt: Conseiller d'état. Ancien patriote catholique, réfugié en France, retourné avec 1'armée franqaise, membre de plusieurs comités. Persécuté en 1798 pas son modérantisme. En qualité de directeur, après le 12 juin, il se conduisit trés bien. Résista a la Régence d'Etat avec efficacité, rentra au Corps législatif sous Schimmelpenninck, etc. II est catholique tolérant, beaucoup d'imagination, instruction médiocre; des vues tantöt excellentes, tantöt mesquines. II est d'un caractère ferme, d'une morale sévère. II a de 1'ambition au-dessus de ses moyens; il est trés attaché a 1'ordre de schoses actuel; grand ami des Francais. De reden waarom hij aan Keizer Napoleon I voorbedoelde Mémoire deed ter hand stellen was omdat hij toen zonder eenig fortuin meer was, want nooit had hij van de hooge posities, welke hij in Nederland bekleedde, gebruik gemaakt om zich te verrijken; hij had ze alleen bekleed om zijn Vaderland te dienen en daardoor bewaarheid wat J. Scheltema onder een zijner portretten als volgt dichtte: Dit eerbiedwekkend beeld vertoont van Hooff, Bataven ! Die bij 't Romeinsch gelaat Romeinsche deugden voegt; Een ziel, gevoelloos voor den glans van goud of gaaven, Maakt hem, als Curius, met weinig vergenoegd ; Gewoon in eiken stand zijn eerlijkheid te toonen Zag hij zijn deugd en trouw driewerf met boeien loonen. Uit zijne Mémoire blijkt verder, dat hij van republikein een monarchaal was geworden, wat hij zeker ook uit overtuiging zal hebben gedaan. Louis Bonaparte (Koning Lodewijk Napoleon) getuigde dan ook van hem in zijne Documents historiques sur le gouvernement de la Hollande I p. 175: „c'était celui qui témoignait le plus d'attachement et de dévouement". Een gelijktijdig afschrift van de Mémoire berust thans onder Mevrouw Augustè Joanne Wilhelmine Frederike Losecaat van Nouhuys, echtgenoote van Hajonides Isaac Bolman, rijksbetaalmeester te's Hertogenbosch. Zij is eene dochter van Willem Losecaat van Nouhuys en Auguste Wilhelmine Norberte Christine Winter, die wederom eene dochter was van Friedrich Winter, majoor der Infanterie te Echternach en Joanna Vulgo Jeannette Janssen, welke 7 Juni 1812 geboren werd uit het huwelijk, dat 6 October 1787 gesloten was door Norbertus Johannes Janssen, commies aan het Ministerie van Justitie en Politie te 's Hage en hoofdcommies van toezicht over het Departement Oostfriesland, (geboren te Eindhoven 7 Juni 1777), met Aletta Christina de Wall, geboren te Embden 6 October 1787; laatstgenoemde Janssen was weder een zoon van Antonius Janssen, geboren te Eindhoven en Johanna Marcella van Hooff, de zuster van den schrijver der Mémoire. * * * Deze Mémoire of beter gezegd autobiographie luidt als volgt: A Sa Majesté VEmpereur et Roi. Sire ! Le désir et Pespoir si flatteur de pouvoir joindre a 1'estime de ses concitoiens la considération bienveillante de son Souverain justifiera sans doute aux yeux de Sa Majesté 1'Empereur la démarche franche et respectueuse d'un de ses nouveaux sujets, qui s'approche avec vénération au pied du Tröne pour Lui offrir 1'état de son service et 1'exposé succint de sa malheureuse mais gloirieuse carrière politique. Vingt six ans de sacrifices, de revers et des persécutions inouies, endurées pour la cause de Ia France et celle de Ia Patrie; ces mêmes années caracterisées par un dévouement sans bornes, un courage inébranlable et une persévérence & toute épreuve intéresseront sans doute assez 1'ame grande et généreuse de Sa Majesté Imperiale pour daigner jetter un coup d'oeil gracieux sur un mémoire, qui n'est devenu si volumineux que paree que i'histoire et les faits y exposés sont trop intimement liés et entrelassés avec les événemens, qui depuis vingt six années se sont si rapidement succedés et pressés tant en France qu'en Hollande pour pouvoir en être separés. Sa Majesté verra par PEtat de service, placé a la tête de ce Mémoire, qu'elles ont été les places éminantes et les dignités, auxquelles 1'exposant a ét éappellé 16 ans consécutifs tant par la confiance publique que par la bienveillance du Roi. Si après avoir developpé le but de sa démarche respectueuse au prés de Sa Majesté, 1'exposant donne une legére esquise de I'histoire de la Révolution de 1787 en Hollande, c'est pour constater son attachement invariable a la France et justifier les efforts multipliés et constans qu'il fit durant son exil auprès du Gouvernement Frangois pour la délivrance de sa Patrie. Ces efforts seront amplement justifiés par 1'exposé de sa conduite et de ses persécutions, essuiées pour la cause Publique en 1787, lors de la marche des Prussiens en Hollande et le triomphe du Parti Anglo-Stadhouderien. La seconde époque de sa vie, si remplie de zêle, de dévouement et des désastres, prouvera, ainsi que les extraits des dépêches du Ministre des affaires étrangères, qu'en 1792 et 1793 le Gouvernement Franqois encourageoit ses vues et soutenoit ses moiens; sa conduite a Breda, oü il étoit resté avec six mille Fran^ois lors de la défection de 1'armée Franijaise dans Ia Belgique; la lettre que lui écrivit encore le général Dumourier le 22 de Mars 1793, la veille de sa fuite ou de sa trahison, concernant la défense de cette ville et du pais qu'on y occupoit encore ; sa proscription a cette époque par les Etats-generaux et par toutes les Puissances coalisées ; la demande de sa tête lors de Pinvestissement de Breda; la capitulation honorable de cette ville; son retour avec les six mille hommes de garnison de cette place en France le 20 Avril 1793; son rapport et ses justes réclamations auprès du Gouvernement a Paris; 1'approbation de sa conduite par le conseil exécutif, qui déclara que 1'exposant depuis six ans n'avoit cessé de bien mériter de la France et que le Gouvernement lui devoit une protection spéciale, seroient déja des faits assez remarcables si 1'intérêt de tant de dévouement et de malheur n'étoit encore augmenté par la plus affreuse des ingratitudes, puisque par les suites orageuses de la Révolution du 31 Mai 1'exposant après avoir vu disparoitre tous ses amis, qui étoient dans la commission diplomatique et du Gouvernement, ne trouva lui même plus sous le gouvernement hideux de Robespierre, pour toute protection et tout asile qu'un affreux cachot a la consiergerie. Le 9 Termidor le rends a la Liberté et a sa Patrie oü 1'estime et la confiance publique lui ouvra une brillante et honorable carrière, qui fait la 3me époque de sa vie politique. Sa Majesté y verra que 1'exposant repondit constamment & Ia confiance et ü 1'attente qu'on eut de lui; la démarche qu'il fit en 1796 auprês du Gouvernement Fran^ois démontre son desir pour 1'établissement d'un gouvernement concentré et le sistème unitaire, tandisque les détails qu'il expose sur la division des esprits & eet égard prouvent sa sollicitude pour un ordre des choses stable et s'il entre plus amplement dans les faits de 1'histoire de la révolution, qui eut lieu le 22 de janvier 1798, operée par 1'Ambassadeur de France, Monsieur La Croix, en Hollande et celle qui la suivit le 12 Juin de la même année, c'est qu'en faisant son devoir il en devint 1'honorable victime jusqu'a ce que les résultats de ce cercle de sottises, après avoir eclairés tous les yeux, ramènent 1'exposant de sa détention de la maison du Bois ') d'une manière légale et constitutionelle a la première dignité de 1'Etat. Het huis Ten Bosch te 's Qravenhage. Sa conduite comme Directeur de la République Batave, surtout lors de 1'invasion des Anglais et des Russes en Nord-Hollande; la confiance générale dont il fut honoré et qu'il justifia par sa fermeté, sont des choses trop notoires pour les analer, pour devoir être attestées, car autrement il invoqueroit le témoignage de tous les Franqois alors en Hollande, dont quelques uns se trouvent a Paris, tels que les généraux et sénateurs Kellerman et Valence. Si 1'exposant glisse légèrement sur les événements d'une autre Révolution qui se fit contre son gré en 1801, c'est paree qu'il se réfère a son ample mémoire, que le conseiller d'Etat Bonaparte remit 1'an 10 au premier consul, Sa Majesté 1'Empereur. Sa conduite comme Président du Corps Iégislatif lors de 1'élection du Grand Pensionaïre; sa manière de voir et de se prononcer a 1'égard du voeu, qu'émit Sa Majesté 1'Empereur de voir élever un de ses Frères au Tröne de Hollande; sa mission pour aller recevoir le Roi et la Familie Roiale sur les frontières du Roiaume; les différentes places auxquelles le Roi 1'appelle jusqu'au moment de la cession de son Pais natale, le Brabant Batave; le désir que le Roi lui montra alors dans sa bienveillance en lui donnant connoitre qu'il devoit demander a sa Majesté 1'Empereur la permission de pouvoir rester a son service; la démarche respectueuse que 1'exposant fit a eet égard par obéissance et dans la perspective heureuse de se voir après tant de travaux et tant de désastres dans ses vieux jours dignement recompensé par la considération et 1'aisance, évanouie par 1'abdication de la couronne'; Pétat de sa fortune dans sa position actuelle, nonobstant tous ses sacrifices et les services qu'il a pu rendre, sont les titres honorables que presente avec une confiance respectueuse en garantie de sa fidélité a son Souverain un fidéle et soumis sujet, qui ose réclamer la protection et cette bienveillance de Votre Majesté Imperiale et Roiale, dans laquelle le sousigné met avec pleine confiance toute sa gloire et toutes ses espérances. Sire! de votre Majesté imperiale et Roiale le trés humble, trés soumis et fidéle sujet VAN HOOFF. MÉMOIRE. coutenant 1'état de service et le narré rapide de la vie politique de Jean Fran^ois Rudolphe van Hooff, ancien bourguemaitre d'Eyndhoven. Depuis 1787 jusqu'en 1795 magistrat Batave refugié en France. En 1795 membre de leurs hautes Puissances les Etats généraux. En 1796 membre de la Convention Nationale. Depuis le 31 du mois d'Aoust 1798 jusqu'au 10 Juinde Pan 1800 il fut Directeur de la République Batave. En 1802, 1803, 1804 et 1805 constamment Membre de la Législation. En 1806 et 1807 Ministre de la Justice et de Police du Roi et nomtné Commandeur de POrde de 1'Union. En 1807, 1808 et 1809 Conseiller d'Etat, Président de la première Section du susdit Conseil, puis Gouverneur Général du Roi en Oostfriese et actuellement encore Président de la commission Temporaire, établie pararrêté Roiale du 19février 1809, pour subvenir aux besoins et soulagement des malheureux ruinés par les désastres de 1'innondation et la répartition de Pargent collecté a eet effet. Comme la position dans laquelle la réunion de la Hollande a PEmpire Frangoise mette tous les hommes publics, qui sont jaloux de joindre è Pestime de leurs compatriotes la considération et Ia bienveilance de leur nouveau Souverain, le soussigné Jean Franijois-Rudolphe Van hooff croit se devoir a lui même, d'exposer avec la plus respectueuse soumission, aux yeux de Sa Majesté 1'Empereur et Roi, le narré succint de sa vie Politique: mais comme cette carrière politique, dont les deux premières époques sont honorées de vingt six ans de dévouement, de sacrifices, de revers, de présévérence et de tous les genres de persécutions, est trop remarcablement liée aux événements précédents et que la dernière époque de sa vie est trés honorablement marquée par toutes les grandes Places et les dignités qu'il a remplies avec gloire en hollande, jusqu'au moment de la Réunion a 1'Empire, il croit qu'il est utile, de donner d'abord une légère esquise de 1'histoire de la Révolution, qui eut lieu en 1787 en hollande; son but est de prouver 1'aversion constante des Patriotes Bataves contre 1'alliance et les menées de 1'Angleterre, leur attachement invariable a la France, de tous tems leur alliée naturelle, et de développer surtout les motifs qui 1'ont engagé personnellementdans une carrière, oü l'amourdeses concitoiens, la haine de 1'injustice et surtout ses devoirs comme Magistrat, 1'ont entrainé irrésistiblement. Toute 1'Europe a été témoin des efforts courageux et constants que le Parti patriotique en Hollande a fait contre 1'ambition de la maison d'Orangp et contre ses Partisans, de tout tems dévoués a 1'Angleterre. Leur attachement a la France, dont 1'apui seul sembloit pouvoir garantir ce qu'ils avoient conservé de leur ancienne indépendence, determinèrent les Etats des Provinces Patriotes a faire les plus grands sacrifices: rien ne leur a couté pour empêcher la Hollande de se joindre a 1'Angleterre, lorsque cette nation ambitieuse vouloit étouffer les efforts de 1'Amérique pour secouer le joug anglais et paraliser la France, qui soutenoit les Américains. Si en 1779 la Hollande ne. s'est point unie aux ennemis de la France, le dévouement seul des Patriotes a la France 2 en fut la cause, et c'est a ce dévouement, que 1'Amérique dut peut-être son indépendence et la France ses succès. Les Patriotes, il est vrai, ne pouvoient que gemir, lorsqu'en 1781 et 1782 1'Angleterre, d'accord avec le Stadhouder, forga leur Païs a prendre une part active dans cette guerre; ils sentoient que leur neutralité aurait mieux servi la France, car le Stadhouder aïant en sa qualité d'amiral-général toute Ia marine a sa disposition et comme général toutes les troupes de terre, il lui auroit été aisé de trahir la France en entravant les mesures des Etats Patriotes en livrant même leurs vaissaux aux ennemis; que pouvoient les Etats des Provinces patriotes dans cette position? rien, mais n'étoit ce pas beaucoup que d'empêcher que les forces maritimes de la Hollande ne fussent emploiées contre la France en attendant que leur précévérence eut levé les obstacles que I'intrigue du Parti Anglomane opposait a une alliance si désireé. Cette alliance avantageuse fut enfin contracteé entre les deux nations au mois de Novembre 1785. Mais pour recueillir les fruits d'une traité réciproquement aussi précieux, il importait de mettre des bornes aux entreprises astucieuses de la maison d'Orange et de contenir ses creatures lachement vendus a 1'Angleterre; pour parvenir a ce but il s'agissoit d'éclairer la nation sur ses vrais intéréts, afin de pouvoir déraciner les abus du Gouvernement, que le Stadhouder avait eu soin de multiplier dans toutes les administrations pour augmenter le nombre de ses partisans. Les vues secrètes de Nassau; les vexations qu'on exercoit partout en son nom ; la profondeur de 1'abime dans lequel on vouloit engloutir 1'Etat, tirèrent Ia Nation enfin de sa létargie; réveilleé a Ia voix des Etats des Provincès patriotes qui avoient fait Ie traité d'alliance avec la France elle demanda Ia réstitution de ses droits, mais sa voix plaintive fut étouffée, les réclamations les plus justes furent taxeés de jébellion; le sentiment du malheur, la haine de 1'injustice ne firent qu'irriter le courage des Etats des Provinces, 1'indignation fut bientöt a son comble et les Etats Patriotes de la Hollande excitèrent a prendre les armes pour opposer la résistance aux entreprises hostiles de Nassau. Alors rien ne sembla plus pouvoir faire douter du triomphe de ce Parti; la justice de sa cause, les promesses solemnelles de la France, 1'intérêt majeure qu'elle avoit de détacher pour jamais de 1'Angleterre un allié puissant par sa marine; le désir que la France sembla montrer de vivifier son commerce par la regéneration de sa marine, tout garantissoit aux Etats des provinces Patriotes le succès de leur entreprise, tout presageoit la réussite da la chute du parti Anglo-Stadhouderien. En effet, 1'Ambassadeur de France a la Haye, fut autorisé au mois de Mars 1786 a assurer aux Etats Patriotes: „Que „la France prenoit un vif intérêt a leurs personnes et a leur „cause et qu'ils pouvoient compter sur sa protection. L'Am„bassadeur fut également chargé de sa cour d'agir de concert „avec Ie Parti Patriotique et de suivre les mesures qu'ils „jugeroient devoir prendre pour le succès de leurs entreprises, „de faire tout ce qu'ils pouroient pour augmenter leur nombre „et de leur assurer la sureté de leur Personne, et de leur „déclarer que le Gouvernement frangois les prenait en tout „état de cause sous sa protection immédiate et que la France „regarderoit comme une offence personnelle tout ce qu'on „entreprendrait contre leur liberté." Ces assurances, si propres a enhardir les Patriotes et a relever le courage des plus timides, firent qu'il n'y eut bientöt plus que deux partis bien proiioncés dans le Païs, 1'un pour 1'alliance de Ia France, Pautre pour 1'Angleterre et le Stadhouder. Le mois suivant 1'Ambassadeur de France remit aux Etats Généraux un memoire contenant: „Que la France formoit des „voeux pour qu'on parvint a réformer les abus qui pouvoient „avoir occasionné des défections intestines dans la République „et que la tranquilité peut être rétablie sur des principes „puisés dans la constitution; que confiant ces voeux aux „Etats Généraux, elle ne prétendoit pas s'émisser dans la „direction des affaires de la République; que bien loin d'avoir „cette intention le Gouvernement Franqois donneroit les soins „les plus actifs pour empêcher que les Etats Oénéraux y fussent „troublés intérieurement comme extérieurement." „Sur ces nouvelles assurances le nombre des Patriotes croissoit chaque jour; chaque jour leurs ames s'agrandissoient par le sentiment delaforceque leur donnoit 1'appui delaFrance et les armes qu'ils avoient en mains; aussi luttoient-t-ils avec fierté contre les prétentions du Stadhouder, contre l'aristocratie de quelques provinces, attachées au sistème du Prince et contre les manoeuvres plus astucieuses du parti anglomane; ils contenoient les émeutes qu'on excitoit contre eux par 1'apas de 1'or, par 1'impunité du pillage de ceux, qui se sentant soutenus par une soldatesque stipendiée, se livroient impunement a tous les excès de la brutalité et de la scélératesse. Mais tant de difficultés ne faisoient qu'animer davantage des hommes qui s'étoient armés pour une si bonne cause et qui avoient juré le renversement de tous les abus. Le Prince d'Orange, chargé seulement du premier röle dans ce vaste sistème de 1'intrigue anglaise contre la France, vit que c'en étoit fait de ces projets ; l'aristocratie de quelques Régens fut également allarmeé; ils s'unirent au Prince pour soutenir leurs prétentions, firent marcher les troupes de 1'Etat contre quelques villes et notamment contre la ville d'Utrecht-, heureusement ces troupes y furent battues; leur défaite, 1'indignation qu'inspira cette violation du territoire, décida les Patriotes des Provinces; ils accourent sur la demande des Etats Patriotes au secours de leurs frères dont ils vouloient imiter le courage et partager les dangers. Sans doute que la victoire et la consolidation de leur bonheur ainsi qu'une alliance plus étroite avec la France, auroit été immancablement le prix de leur dévouement, s'ils n'avoient eu a combattre que le Stadhouder et ses partisans; mais ce fut en 1787 qu'une force étrangère, soutenue par la trahison, devoit écraser ce parti si intéressant du Peuple Batave, si digne de ses Encètres, si digne d'un meilleur sort, et leur perte devint inévitable, dès que le cabinet de Versailles, méconnoissant les vrais intéréts de la France, oubliant sa gloire et sa dignité, sacrifia avec pussilanimité 1'alliance des hollandois et manqua aux engagements les plus solemnels en abandonnant des amis, des alliés fidèles, au moment que la Prusse marchait contre eux. Cependant le cabinet de Versailles er.tretint jusqu'au dernier moment 1'espoir des Patriotes; les Prussiens étoient déja en Hollande; Amsterdam se défendoit encore contre eux, lorsque le Ministre, Monsieur de Montmorin, fut autorisé a écrire le 17 Septembre 1787 „Que le Gouvernement Franqois „etoit trés décidé de faire tout ce qui seroit humainement „possible pour délivrerla Province d'Hollande, et que Monsieur „Lembert, officier général, étoit chargé de constater le véritable „état des choses relativement a la partie militaire, de déterminer „les secours nécessaires a la Province d'Hollande et de recon„noitre les moïens d'en assurer 1'effet". Vers la fin de la lettre, Monsieur de Montmorin ajoutoit, en s'adressant aux Etats Patriotes: „Messieurs la détermination invariable que je suis „chargé de vous transmettre, vous leur direz (aux Patriotes) „que si 1'Etat des choses actuelles les déterminent a la retraite, „le Gouvernement Frangois se fera un devoir de les recueillir „et qu'il les dédommagera de leurs pertes et de leurs sacrifices"; AAonsieur Ouignart de St. Priest, nommé ambassadeur a Ia Haye, fut également autorisé d'assurer les Patriotes que la France pourvoiroit a leur sort. Mais que le Roi se trompa et que ses Ministres étoient petits, lorsqu'en manquant a leurs engagements, ils croient pouvoir indemniser les malheureux Patriotes de la perte de leur Patrie, rien ne pouvoit les consoler d'avoir, par trop de confiance appesenti le joug de leurs concitoiens qu'ils croioient briser, comment réparer les crimes que le parti triomphant inventa pour assouvir sa haine? des secours promis étoient seuls en état de réparer tant de désastres et une alliance plus étroite entre la Hollande et la France en auroit été le prix. Si 1'espoir donc de venger uil jour tant d'outrages a seul pu rendre supportable les malheurs des Bataves aux milieu des horreurs de Pexil oü ils languissoient éloignés de leur Patrie, de leurs families et de tout ce qui leur étoit chèr, on n'imputera sans doute plus a crime les efforts courageux et constans que le soussigné a fait pour affranchir sa Patrie, ainsi qu'il constera par les faits qu'il allèguera dans 1'exposé de sa vie politique et qui sont constatés tant par les anales que par les pièces autentiques qu'il a en mains. Jean Frangois Rudolphe Van Hooff est né dans la commune d'Eyndhoven, cituée dans la mairie de Bois le cLuc, maintenant, depuis la cession du Brabant Batave, dans Ie Département des Bouches du Rhin, le 22 Aoust 1755. En 1785 il fut nommé Bourguemaitre de sa ville natale. Soutenu par les encouragements des Etats généraux, il maintint comme premier Magistrat, les droits de ses concitoïens contre toute usurpation, et triompha dans plusieures procédures, que soutenoient la ville contre le Prince d'Orange, qui étoit Seigneur de la ville. Lorsqü'en 1787 lamaison d'Orange,appuiéesur 1'Angleterre et la Prusse, sembla vouloir décider tout par la force des armes, il prêta 1'oreille a 1'appel que faisoient les Etats de la Province d'Hollande et marcha a la tête des volontaires des Païs de la Généralité au secours de la Ville d' Utrecht, déja investie par Nassau; il y resta trois mois lorsque ni le courage des Patriotes, ni la bonté de leur cause, ne purent résister aux efforts combinés du Stadhouder et du Prussien Bronswijk, dès qu'ils furent abandonnés par le Gouvernement Franqois, qui n'avoit cessé de les encourager et qui leur avoit promis si solemnellement des secours. Aprés cette défaite Van Hooff, au lieu d'abandonner avec tant de milliers de ses compatriotes sa Patrie, fort de sa conscience et fidel a ses devoirs, retourne dans sa ville, oü il etoit aimé; il pouvoit encore y être utile et ce sentiment le détermine a y attendre 1'orage et a le braver. Comme il avoit formé le projet bien déterminé de s'opposer dans son département contre Ie pillage et contre tous les excès qui accompagnoient partout si horriblement le parti triomphant, il craignit cependant que ses proches ne devinssent les premiers victimes de son zèle pour le maintien de 1'ordre, ce qui le détermina a faire fuire sa mère respectable avec toute sa familie dans la Belgique. Van Hooff resta seul et maintint la süreté et la tranquilité publique, lorsque le 8bre 1787 on expédia un escadron de cavallerie pour 1'arrêter. Après avoir appaisé ses concitoïens qui vouloient prendre sa défense, il se présente a celui qui avoit requ eet ordre. Arreté sans mandat ') il fut gardé par ce détachement sans lui communiquer ce qu'il y avoit a sa charge et transferé le llme jour d'Eyndhoven a la Haye dans une prison d'Etat, dite la Chatellenie. Du sein de sa captivité il ose invoquer les droits des habitans des Païs de la Généralité, nommement les droits de la joieuse entrée, garantis par la capitulation de Bois le duc, insolemment violés dans sa Personne, — cette lutte du patriotisme dans les cachots contre le parti triomphant, fixe tous les esprits, intéresse tous les coeurs, il sort vainqueur de ce combat et rentre dans sa cité au milieu de 1'alégresse de ses concitoïens, mais la justice qu'il obtint a cette occasion, devint par 1'éclat dont elle fut accompagné 1'origine et peutêtre le signale des nouvelles persécutions. 11 étoit a peine rendu a son poste que le Parti triomphant M Le Fisca! de Brabant Mr. Witte Tullino avoit donné arbitrairement eet ordre et mandia par après auprès du Conseil du Brabant le mandat d'arrêt contre lui. Ce conseil résidant a Ia Haye et qui étoit le seul tribunal devant lequel on pouvoit le traduire et dont le premier devoir étoit de veiller a ce qu'aucun habitans de la Mairie de Bois le duc ne fut arreté sans mandat delivré par lui, au lieu de reprimer son fiscal sur une action aussi attentatoire aux droits de ces Païs, eut la tnaladresse de lui accorder sa demande le 18e 7bre 1787, par consequent 10 jours après son arrestation et se rendit par cette complaisante bevue, en gravissant contre lui, incompétent pour le juger. dont la fureur ne sembloit pouvoir s'assouvir pour se venger du Patriotisme constant des Pafs de la Généralité, commanda secrètement 1'horrible et trop fameux pillage de la ville de Bois le duc. Van Hooff, indigné de tant d'exès et voiant sa propre ville menacée du même sort, se met a la tête de tous les hommes courageux et marchant une seconde fois contre les suppos du désordre, qui portoient leurs ravages jusqu'a dans le plat Païs de la Généralité, en arrêta une centaine et parvint de cette manière a sauver sa ville natale des fureurs d'une soldatesque, stipendiée pour le pillage, et a retablir la paix dans les campagnes. ') Quoique sa conduite fut hautement applaudie on jura sa perte. Le 12 Février 1788 sous pretexte qu'il entretenoit une correspondance en France, il est enlevé une seconde fois a 1'hötel de ville même, et au moment qu'il présidoit Ie corps municipal en sa qualité de Bourguemaitre. Les vives sollicitations de ses concitoïens, les sollicitudes de sa familie déja de retour, et surtout la certitude de ne pouvoir dorénavant être utile a ses concitoïens, joint a 1'espoir que la France reconnaitroit et vengeroit un jour sa propre injure, 1'enhardisse a briser ses fers; fier de son exil, il se retire dans la Belgique oü, accueilli de ses proches, il se détermina a rester pour diriger ses moïens de défense dans les procédures qu'on allait intenter contre lui. Mais cette inique procédure dans laquelle il se défendit avec la fermeté de la justice outragée et Ia dignité d'un magistrat vaincu par la force des armes, aiant bientöt absorbé une partie de sa fortune, il prit le parti de se retirer en France dès qu'on la laissa tranquil et arriva a Lille en 1789.2) 1) C'étoient les deux régimens de Monster et de Hardenbroek qui coiTjmirent ces horreurs; il est vrai qu'ils regurent ordre de marcher a Maastricht oü, a leur arrivée, ils furent désarmés et cassés par ordre des Etats généraux. 2) La maison d'Orange forcée par son arnbitioii a se ménager un parti dans Ia Belgique Autrichienne, ne peut s'attacher le chef de parti H. VAN Après tant de sacrifices, après tant de dévousment et de dangers il lui étoit permis sans doute d'espérer une part dans les indemnités si solennellement promises, si legitimement dues par le Gouvernement Franqois aux Hollandois refugiés; en conséquence il s'adresse au Ministre des affaires étrangères, Monsieur de Lessard, pour eet effet et celui-ci repond: „Que quoique sensible a ses malheurs il ne pouvoit que regretter de ne pouvoir 1'obliger jusqu'a ce que 1'assemblée nationale de ce teins eut prit une résolution définitive a 1'égard des Hollandois refugiés en France. ') Dans eet état de choses, la commission qui avoit été chargée de ces indemnités, s'adresse a Passemblée Legislative, elle demande qu'on fit participer aux secours et indemnités que Ia France avoit si généreusement accordé, tous ceux de leurs compatriotes qui jusqu'alors n'avoient pu réclamer paree qu'ils languissoient dans les prisons de la Hollande ou dans les cachots de la Prusse au moment de la répartition. Cette Pétition fut renvoiée au commité de Liquidation; le Représentant, Monsieur Ramel, fut chargé du Rapport; ce rapport, reculé jusqu' en Janvier 1792 sous différens prétextes, fut imprimé en Juillet de la même année et la question renvoiée par 1'assemblée Législative le 17 7bre suivant par devant la convention qui alloit s'ouvrir.2) der Noot, que par la maintien de la joieuse entrée et 1'édit perpétuel du jus de non evocando, droits du Peuple Beige, Van Hooff réclamoit auprès les Etats -Généraux ces mèines droits, du moins il les avoit toujours emploié comme ses moïens de defénse contre son arrestation illégale, car la capitulation de Bois le duc, qui garantissoit ces droit a son Pais, devoit être aussi sacrée, que le sernient de l'inaugaration de l'Enipereur; on vouloit donc éviter le schandale d'une contradiction et les Etats Généraux ordonnèrent de suspendre les prodédures contre lui. ') Le Gouvernement avoit fait annoncer. que passé le l^r Avril 1788 aucun Hollandois refugié ne seroit plus admis aux indemnités, le Roi se réservant seulement de faire éprouver ses bontés a ceux des Patriotes hollandois, qui auroient été détenus dans leur Patrie par des emprisonnemens ou autres motifs, faits pour mériter des exceptions. 2) Dans le discours, prononcé par Monsieur Neckek a 1'ouverture des Etats généraux le 4 Mai 1789, ce Ministre porta parnii les dépenses ordinaires de l'Etat la somme de 829000 livres pour les hollandois réfugiés Les grands événemens, qui se sont succedés et pressés depuis firent perdre de vue cette juste réclamation, aussi si Van Hooff en parle il n'en fait mention que comme d'une de ces fatalités dont sa vie est si remplie, avant été presque le seul magistrat hollandois réfugié, qui dans sa détresse n'a pas participé aux indemnités en France car tous ceux qui les ont réclamé, ont jouis depuis 1787 jusqu' en 1795 de 3, 4, et jusqu'a 10 mille livres annuellement, tandis que lui n'en fut exclut que paree que, fidel a son devoir, il était resté a son poste et qu'il languissoit dans les Prisons de la Hollande lorsque les autres qui avoient fuis aux premiers dangers, en obtenoient si facilement. Condemné par cette fatalité a une existance trés mediocre, il se console de ce revers et la possibilité de rentrer un jour victorieusement dans sa Patrie ranime toutes ses espérances. S'il est vrai que Van Hooff a debuté par le dévouement et par le malheur dans la première époque de sa vie politique, il a droit de s'attendre que son zèle et ses désastres de la seconde époque n'intéresseront pas moins toute ame sensible et généreuse. SECONDE EPOQUE. Van Hooff, qui pendant son séjour a Paris, s'étoit fait connoitre, fut bientöt recherché de tous les Partis; il ne vouloit être d'aucun, trop d'Etrangers se méloient des affaires publiques, lui qui ne cherchoit que protection dans son exil, se contenta de faire personnellement le service qu'on exigeoit en France et en 1790 Pexamen de cette dépense des hollandois réfugiés aiant été renvoié au coinmité des finances, celui-ci s'est expliqué a ce sujet page 75 de son rapport, au mois de Mars 1790 dans ces termes: dépense des hollandois réfugiés en France 829000 ; il n'y a pas d'economie a proposer sur eet art. et la Nation ne peut que se plaindre des circonstances qui ne lui permettent pas de plus grands sacrifices». Sur ce rapport 1'Assemblée Nationale, par son Décret du 3 Aoust 1790, se réserva, titre 2 art. 14, de prendre en considération ce qui regardoit les hollandois retirés en France et que ces secours continueroient d'être distribués comme par le passé. de tous les Citoiens sans vouloir être d'aucune Societé, de Section ou de Club. Cependant les Principes consacrés par la convention Nationale dans la déclaration de Guerre contre la Maison d'Autriche; le Décret qui promettoit assistance et protection aux peuples qui voudroient recouvrir leur indépendance; la marche triomphante de 1'artnée Frangoise dans la Belgique et le Païs de Liège, achevèrent de le rassurer sur Ie sort futur de sa Patrie et le déterminèrent a faire usage des connoissances qu'il avait faites, tant avec le Ministre des affaires etrangères, Monsr Le Brun, qu'avec quelques Membres du Commité diplomatique pour la délivrance de sa Patrie. Après la conquête entière de la Belgique et du Païs de Liège, il présente un mémoire au Conseil exécutif et aux Membres du Commité diplomatique de ce tems, par lequel il tache de prouver la nécessité de consolider la conquête de la Belgique et du Païs de Liège par Ia prise de possession des Villes frontières de la Hollande et le triomphe du Parti patriote en Hollande; — ses vues furent accueillies et après avoir eu quelques conférences avec les Ministres et quelques Membres du Commité diplomatique et autres tels que Messieurs Caillard et Maret il fut autorisé de s'associer quelques Patriotes de son Païs pour y operer avec 1'assistance de l'armée Franqoise la Révolution; a eet effet il s'associe cinq de ses compatriotes, qui lui furent en quelque faqon désignés; ils présentent ensemble le Plan de Révolution et de conduite; ce plan fut approuvé et ils signent après le 22 8bre 1792 le Pacte d'union, destiné a servir de base a la régéneration politique de la Hollande, qui ne devoit faire des 7 Provinces et des Païs de la Généralité qu'un Tout, gouverr.é par des loix uniformes. Sans perdre de tems ils partent avec 1'agrément du Ministre des affaires étrangères et du Conseil, accompagnés d'un commissaire Fran^ois pour Anvers enfin de rendre en se rapprochant de la Hollande leur correspondance plus active et combiner plus sürement et plus efficacement de ce point de centralité les opérations de 1'intérieur de Ia Hollande et qui devoient être concertées avec Ia marche de 1'armée Franqoise. Sentant Ia nécessité d'une prompte invasion et étant instruit que le cabinet de Saint James ne faisoit sembiant de vouloir encore negocier la paix, que pour avoir le temps d'équiper quelques fregates pour venir croiser devant Vlissingue et pour ménager a la Hollande le tems de faire quelques préparatifs de défense, ils ne cessoient d'insister sur la nécessité d'accelerer la marche de 1'armée en Hollande lorsque le Ministre des affaires etrangères, Monsr Le Brun, tpar sa dépêche du 1 fevrier 1793 écrivit: „qu'il avoit fait „passer au Général Dumourier copie de nos reflections sur „1'utilité de hater le moment de 1'invasion; que ce moment „n'étoit pas éloignéet qu'il nous invitoit a redoubler d'activité „pour préparer par nos intelligences Fexplansion qui devoi „contribuer au succès des opérations militaires, de favoriser de „tous nos moïens la désertion, de se concerter avec DUMOURIER „sur le genre de service auquel on emploieroient ceux qui „viendroient se renger sous nos drapeaux et d'assurer tous „ceux de nos concitoïens qu'ils n'auront rien a craindre de „leurs oppresseurs; que leur cause étoit celle de la France „et que jamais la République Franqoise n'abandonneroit ceux „qui se déclareroient pour la bonne cause." A la déclaration de guerre le gouvernement fran^ois envoie auprès d'eux Monsr Noel, ci-devant chargé d'affaires prés de la République d'Hollande, pour remplir auprès d'eux, écrivit le Ministre, les „mêmes fonctions qu'il avoit rempli en Hol„lande; celui-ci, écrivit le Ministre, n'aura pas changé d'eniploi, „puisque vous formez maintenant le noiau de la nouvelle „et seule véritable République hollandoise; vous trouverez, „ajoutoit le Ministre, dans le citoien Maret, précedemment „envoié a Londre, et maintenant dans la Belgique, tous les „secours et renseignemens ultérieurs dont vous pourez avoir „besoin dans le cours de vos opérations". Enfin 1'armée frangoise s'ébranle; quelques Proclamations avoient précédé cette attacque si impolitiquement différée; Van Hooff, spécialement chargé des opérations politiques dans le Païs de la Généralité, accompagne le 2 Fevrier 1793 la division, qui marche sur Breda; tout y étoit disposé; aussi cette ville ouvre le 20 Fevrier ses Portes et les Franqois y trouvent Ie plus loial acceuil. Les Franqois n'occupoient encore qu'une Porte de Breda, lorsque le commandant, Moris1" de Byland, d'après un article de la capitulation, qui stipuloit que la garnison hollandoise pouroit amener tout ce qui lui appartiendroit, vint réclamer auprès du général Westermann la valeur des fourages, appartenant a son régiment de cavallerie ou les moiens de les transporter. Le Commissaire de guerre, Monsr Boucher, qui se trouvoit la, fut autorisé par le général Westermann de les acheter, mais n'aiant pas d'argent a Breda, il en demanda au général Westermann, qui s'adressa a Van Flooff, qui sur son crédit personnel engagea Monsieur Timmermans, habitant du Faubourg de la ville de Breda, d'avancerle montant convenu de 8608 florins d'Hollande, mais Ie général Westermann et le commissaire Boucher, qui par leur réconnoissance qu'il a encore en mains, promirent de rembourser cette somme sous deux fois vingt quatre heures, furent obligés de quitter Breda, le lendemain, et Van Hooff en resta responsable. Après la prise de possession de la Viile, il en convoque les habitans pour 1'élection d'une administration provisoire; comme le choix tombat sur les Notables de la ville, il les assermente et les charge de toute l'administration de la Baronnie de Breda et de la comptabilité. Van Hooff, qui suivant les instructions du Ministre des affaires étrangères. s'etoit concerté avec Ie général Dumourier sur le genre de service auquel on emploieroit ceux qui viendroient se renger sours leur drapeaux, fut chargé d'en former deux nouveaux Bataillons; les fonds nécessaires a cette formation, devoient être fournis par la Baronnie de Breda; a eet effet Dumourier autorisa la nouvelle Administration provisoire, qui venoit d'être organisée, a lever sur les biens du prince cent mille florins en hypotequant, y etoit-il dit, les biens de la Baronnie de Breda, a la condition: „que „aussitöt notre entrée dans la Hollande, le nouveau Gouver„nement de la République se chargera de prendre ce „cautionnement pour rendre libres les biens fonds de la „Baronnie de Breda pour en compter ensuite avec la République „franqoise qui est personnellement en Guerre avec le Stadhouder „et sa maison"; mais cette somme ne pouvant être levée a cause du peu de séjours des Franqois dans le Païs et que par le retraite des Franqois les Membres de la nouvelle administration en auroient été personnellement responsables, puisqu' Elle n'avoit pas un ordre, mais une simple autorisation de lever cette somme, laisse Van Hooff dans un nouvel embaras. Cependant 1'ordre et l'harmonie régnoient a Breda lorsque Dumourier quitta son quartier général du Mourdyk et abandonna ses conquêtes de la Hollande pour aller réparer, disoit-il, les désastres de Ia Belgique. — La nouvelle de la défaite des troupes Franqoises auprès d'Aix la chapelle, le départ Dumourier, jettent la consternation et 1'épouvante; la crainte d'être coupé a Breda fit, que le Confédérés Bataves ainsi que le chargé d'affaires, Monsr Noel, prévoiant avec raison les suites facheuses que pourroit avoir une défaite de Nirwinde, se décidèrent le 12 Mars 1793 a mettre le correspondance en sureté et se retirèrent plus en avant dans la Belgique, mais comme Van Hooff étoit plus spécialement chargé des opérations politiques de ces Païs, il resta invariable dans ses principes et fidel a ses sermens, quoique proscrit et signataire des Proclamations qui, s'il etoit tombé au pouvoir des Ennemis, lui auroit mérité les honneurs de nouvelles persécutions; il prend la résolution de s'immoler et d'affronter encore ses Ennemis et les dangers pour s'ensevelir sous les ruines de Breda. II communiqué par sa lettre du 14 Mars sa résolution a Dumourier et demande de vouloir prendre les nouveaux Bataillons a la solde de la France. ') DUMOURIER par sa réponse, datée du quartier général de Louvain le 22 Mars 1793, lui répond: „J'approuve votre „courage mon cher Van Hooff et comme il est accompagné „de sang froid je ne doute pas que vous ne réussissiez a „maintenir Breda, Geertruidenberg et le Païs que nous occupons „jusqu' a ce que je puisse marcher a votre secours; je vous „laisse des gamisons imposantes dans ses deux places et le „Général Fiers pour y commander; tachez avant que 1'Ennemi „vienne vous attaquer, de faire entrer dans ces deux Places „tout I'argent et toutes les subsistances que vous pourez tirer „des Païs voisins, je vous ferai passer tout celui dont on „poura disposer sans faire tort au besoin de 1'armée pour la „levée des deux Bataillons que je vous ai proposés; continuons „avec lamêmefermeté et sur tout avec les mêmes principes, le „Gouvernement doit toujours être fondé sur des vertus, „surtout le Gouvernement républicain; je vous embrasse mon „cher Van Hooff; il faudroit que tout fut perdu si je ne „secourois pas Breda, qui doit faire une longue résistance". Van Hooff dénué d'argent et voiant Breda menacé d'une attaque prochaine, fait partir le dernier Bataillon, nouvellement formé pour Anvers, le recommandant au général Marassé par sa lettre du 23 Mars.2) En effet Breda fut bientöt investi; un officier prussien, accompagné d'un trompette, vint sommer le général Fiers de rendre la Place; le général en demandant son avis, Van 1) Le 12 Mars les Confédérés résolurent de se transfèrer a Anvers; j'ai donné mon assentiment a cette mesure, mais en même tems j'ai juré de rester a Breda avec la dernier Fran^ois, ne voulant pas abandonner cette ville oü j'avois la confiance des habitans et de la garnison. 2) Comme ces Bataillons étoient nouvelicnient formés des déserteurs et autres fugitifs de la hollande, il auroit été impolitique de les exposer dans la ville au moment de siège ou d'investissement. Hooff répond a haute voix, qu'aïant re?u des ordres positifs de Dumourier de faire une longue résistance, il ne pouvoit être question que de se battre; qu'il avoit une trop haute idéé des Fran^ois pour croire qu'ils abandonneroient des amis malheureux et que les remparts d'une ville telle que Breda, défendus par des Franqois, ne devoient pas tomber au son d'une trompette; qu'il falloit renvoier 1'officier avec cette réponse a son maitre. Sur cette réponse 1'officier, qui étoit venu pour sommer la Place, demanda assez brusquement son nom et déclara d'avoir ordre de ne traiter qu'avec des officiers Frangois et non pas avec lui. Quelques jours par après le Général Fiers lui communiqué que le général Tilly, qui commandoit a Geertruidenberg, avoit fait une capitulation honorable et qu'il venoit de recevoir 1'ordre du général Dumourier de capituler pour la garnison de Breda. Van Hooff seul et sans défense ne pouvoit savoir depuis 1'investissement de Breda ce qui se passoit au dehors, étonné de tout ce qu'il voiait et entendoit, tente de faire parvenir au général Dumourier dont il ne soup^onnoit pas la fuite ou la trahison, une depêche en date du 28 Mars 1793, dont il conserve la copie mais a laquelle il n'eut aucune réponse. Enfin la ville de Breda capitule; qu'on se peint 1'indignation et la douleur qu'il resenti lorsqu'on lui communiqué cette nouvelle; 1'Ennemi demanda sa Tête; la garnison témoin de sa conduite et de 1'estime, dont 1'honnoroient les habitans, jura de ne pas 1'abondonner et voulut qu'il seroit compris nomminativement dans la capitulation; on le refuse, mais on lui propose de se cacher dans un des chariots couvers qu'on avoit accordé au général Fiers par la capitulation sans pouvoir être visitée, — ennuié de tant de pourparlers a son égard, il écrit qu'attaché a 1'armée Franqoise et fran?ois depuis 6 ans il s'etoit mis sous la sauvegarde de 1'honneur franQois, que par consequent il sortiroit de la ville a cheval a la tête de la collone ne voulant pas se cacher devant 1'Ennemi, que c'étoit la qu'on pouvoit le prendre mais qu'il rendoit le général Fiers responsable de la süreté de sa personne. Avant d'abandonner cette ville, Van Hooff est obligé d'emploier le crédit de ses amis pour satisfaire aux engagemens qu'il avoit contractés pour les besoins de ceux qui étoient restés avec lui et pour la levée des nouveaux Bataillons; il part è la tête de la colonne & cheval sous 1'habit militaire et comme attaché Ü 1'armée, versant des larmes de sang, 1'ame navrée de douleur; il s'arrache de sa triste Patrie et arrivé avec les six milles hommes de la garnison de Breda a Lille le 20 Avril 1793. ') Victime constante de son dévouement, Van Hooff fut proscrit dans toute 1'Europa sur la demande que les Etats genéraux en firent a toutes les Puissances coalisées, pour avoir signé les Proclamations et manifestes lors de la marche de 1'armée Fran^oise en Hollande.2) De retour a Paris Van Hooff qui outre ses avances n'avait joui d'aucun traitement, se voiant denué de tout, présente au Ministre des affaires étrangères et au conseil exécutif provisoire le récit de tous ces evènemens et de ses malheurs; il demande une Patrie, le remboursement de ses avances et une part sijustement méritéesurles fonds consacrés au soulagement des hollandois refugiés. Monsr Otto fut chargé par le Ministre des affaires étrangères du Rapport et le conseil exécutif provisoire, après 1'examen le plus scrupuleux de sa conduite et de ses papiers, déclara le 23 Aoust 1793: „Que depuis 6 ans Van Hooff n'avoit cessé de bien mériter „de la France et que le Gouvernement Frangois luidevoitsa „protection, mais que le Gouvernement ne pouvant statuer „sur ses demandes, 1'adresse a la Convention". En conséquence ') D'après le dire du général Flers, 1'Ennemi a eu la lacheté de lui offrir une somme d'argent pour pouvoir 1'enlever en route. 2) Voiez le Moniteur du 19 Avril 1793 n°. 109, la note d'Aukland présentée le pr Avril aux Etats Généraax et la reponse a cette note en date du 5 Avril. Voiez Moniteur Ier Mars 1793 N. 121. 3 il s'adresse a la Convention, qui renvoia le 19 Pluviöse suivant son inémoire et les Pièces y jointes, au Commité de Salut public et de Liquidation. Sur ces entrefaits, Van Hooff devoit-il s'attendre, que, muni d'une garantie aussi respectable, il seroit arrêté le 29 Oerminal, en vertu d'un ordre signé d'un seul membre du Commité de Sureté générale a la suite du Décret du 17 contre les Etrangers et les Nobles; que de nouvaux fers plus pesans que ceux qu'il avait brisés dans sa Patrie et des plus sanglantes injures 1'attendent ?; oui malgré la conduite honnorable qu'il présentoit a la France, il se voit, saus interrogatoire préalable, trainé de prison en prison ; on le dépouille de tout; enfin un horrible cachot a la consiergerie semble devoir épuiser la longanimité de son courage et mettre Ie comble a son désespoir. ') II a donc fallu un 9 Termidor pour exhumer Van Hooff avec tant de milliers d'autres victimes de cette enceinte cadavreuse d'oü il n'avait cessé mais en vain de s'adresser au Commité de Salut Public, et au bout de tant de mois de souffrances, d'humiliation et de la plus affreuse misère, le rendre a la clarté du jour et a sa Patrie. Sans doute que le chef d'ceuvre de la Politique des Coalisés, qui avoient juré sa perte, a été de 1'atteindre en France nonobstant qu'il y étoit sous la sauvegarde du Droit des gens et de 1'hospitalité et de I'y voir immoler a leur vengeance, en effet rien ne leur étoit si facile dans ces tems de vendalisme et de torpeur oü les emissaires et les complices des Ennemis de la France se cachoient si souvent sous le masqué du Patriotisme pour usurper le pouvoir et proscrivoient impunément, tandis que personne n'osoit défendre ceux qu'ils avoient résolu de perdre; mais heureusement que les ') Mis dans la maison dite des Irlandais Ie 29 Qerminal, transferé avec tous les détenus de la susdite inaison au Luxembourg le 28 Floréal et conduit a la consiergerie sous le faux nom de Van hove, horloger, il fut transferé après la chute de Robespierre Ie 19 Termidor au Plissis pour ne recevoir sa rtiise en liberté que le 8 Brumaire l'an 3. Armées franqoises avoient déjè affranchies la terre natale de Van Hooff, lorsque les Refugiés Bataves ainsi que les habitans des Païs de la Généralité le réclamèrent pour lui confier leurs intéréts les plus chers; enfin tous les Membres du Commité de Salut Public et du Commité de Sureté Générale signent sa mise en liberté, sans qu'aucun n'aie jamais pu savoir ce qu'il y avoit eu a sa charge. Rendu a la liberté, Van Hooff réclame ses avances; les Ambassadeurs de la Hollande, ainsi que les Etats Généraux appuient ces réclamations; la légitimité de sa demande fut même reconnue par le Commité de Salut public, mais des nouvelles entraves, nées des circonstances de ces tems, retardèrent trop la décision définitive de cette affaire et Van Hooff voulant obéir a la voix de ses concitoiens fut forcé d'abandonner la France et ses propres intéréts pour se rendre en 9bre 1795 dans sa Patrie a des nouveaux devoirs, étant nommé par le voeu et la confiance de tous les habitans des Païs de la Qénéralité comme leur représentant etle 10 janvier 1796 le corps administratif de ces Païs le députa de son sein aux Etats Oénèraux è la Haye, tant pour aller régler avec les Etats généraux la quotité que ces Païs, rendus libres et indépendens, paieroient dorenavant dans les impositions générales pour subvenir aux besoins de 1'Etat que pour faire reconnoitre ces Païs, qui jusqu'alors avoient toujours été considérés et traités en pais conquis par les autres Provinces, comme une partie intégrante de la nouvelle République Batave sous la dénomination du Département du Brabant Batave et de prendre en conséquence au nom de ces Païs place en qualité de membre de leurs Hautes Puissances dans les assemblées des Etats Généraux. Van Hooff remplit cette mission honorable aux vceux de ses concitoiens. 11 fit reconnoitre les Païs de la Généralité par les autres Provinces comme une partie intégrante de la République d'Hollande. 11 fut admis comme Députédu Brabant Batave et resta par conséquent Membre de leurs Hautes Puissances jusqu'a ce que cette assemblee des Etats généraux fut dissoute et remplacée par la Convention Nationale. Après la dissolution des Etats généraux Van Hooff étant nommé par les Assemblées Electorales du Brabant Batave è la Convention Nationale, sentoit, que pour éviter tous les désastres dont il avoit été témoin en France dans ces époques oü tous les pouvoirs étoient réunis sans aucune division dans un seul corps, il importoit d'avoir de suite un Gouvernement et une Constitution basée sur le sistème unitaire; en conséquence. 11 insistoit toujours a la Convention Nationale sur eet objet, ainsi que sur la nécessité d'amalgamer les dettes des différentes Provinces pour soutenir le crédit de L'Etat. 11 combattit sans crainte et avec succès a 1'Assemblée Nationale le parti du sistème fédératif que 1'esprit de souveraineté des Provinces et même des villes entretenoit malheureusement, ainsi que Panarchie de ceux, qui, faute de vouloir admettre la division des Pouvoirs en un Gouvernement concentré, auroient empêché 1'établissement d'un ordre des choses stable ; cependant malgré son opposition constante contre tous les Partis, ainsi qu'il conste par les Débats et les procèsverbaux oü ses discours et propositions sont imprimés, tous ses collégues, de quelqu' oppinion qu'ils fussent, 1'honnorèrent constamment de leur confiance et le nommèrent presque toujours dans les affaires les plus critiquesetles plusimportantes. En 8bre 1796 la Commission des 22 Membres, nommée hors du sein de la Convention Nationale, laquelle, d'après un règlement que leurs Hautes Puissances avoient laissé en disposition testamentaire avant leur dissolution, étoit chargée de projetter et de présenter un Plan de constitution, venoit d'achever ce trevail; le 10 de 9bre suivant ce projet de constitution, qui contenoit au de lè de six cent articles, devoit être lu a la Convention Nationale, qui suivant le même règlement de leurs Hautes Puissances et sur lequel la Convention Nationale avoit été si impolitiquement convoquée, devoit décider dans le jour même, si les bases de eet acte constitutionnel, qui étoient tout a fait fédératives, seroient admises et pouvoient devenir 1'objet de déliberation. Tous ceux, qui parmi les Membres de la Convention Nationale redoutoient le retour du sistème fédératif, sistème que la Convention Nationale avoit abjuré solennellement dans sa première séance, voiant que le Projet a discuter n'offroit aucun ensemble et qu'il ne présentoit qu'une organisation de gouvernement sans force et sans moiens, d'oü il naitroit que des conflicts et des divisions même entre les autorités constituées, sentirent toute 1'urgence de s'élèver contre 1'admission d'un acte constitutionnel aussi incohérent et qui, s'il étoit admis a la discussion par une majorité, auroit porté la division dans la Convention Nationale et de la parmi la Nation entière, prièrent Van Hooff d'aller a Paris, pour mettre sous les yeux du Gouvernement franqois leurs sollicitudes a eet égard. En conséquence il part pour Paris et présente le 2 de 9bre 1796 un mémoire au Ministre des affaires étrangères, dans lequel, après avoir développé que les vices attachés au Gouvernement fédératif dans les Sept Provinces ont toujours été la source de ses malheurs et de sa faiblesse, ainsi que des désastres affreux, qui y ont constamment provoqué et même rétabli le Stadhouder, il demande que le Gouvernement franqois dans sa sollicitude pour le bien être de la Hollande (sans compromettre cependant cette délicatesse qui 1 avoit toujours caracterisé a ne vouloir porter la moindre atteinte a 1'indépendance de 1'assemblée Nationale Batave dans ses discussions) veuille faire encourager par son Ministre Monsieur Noel les bonnes dispositions d'une grande partie des Membres de la Convention Nationale, qui désiroient avoir une Constitution fondée sur Punité de Gouvernement, 1'unité politique d'administration de justice, de Police et surtout 1'unité des Finances. Cette mission eut le succès désiré; a son retour la Convention Nationale, convaincue, que les Bases du Projet de Constitution, présenté a sa discussion, étoient inadmissibles, le rejetta; en conséquence Elle nomme le 2 Xbrc 1796 sept de ses membres pour modifier le Projet rejetté ou pour présenter un autre Plan de Constitution, basé sur 1'unité; Van Hooff fut nommé dans cette commission, qui présenta le 20eme jour de 22 Xbre suivant a la discussion de la Convention Nationale un Projet, dont 1'organisation étoit un Gouvernement de cinq membres, des Ministres, a Ia Place des Commités de 21 personnes, qui existoient malheureusement pour chaque branche du Pouvoir exécutif et pour les conseils des deux Indes; deux .chambres pour la législation; des administrations départementales tout a fait dépendentes de 1'Autorité centrale du Gouvernement et auprès desquelles il y avoient des Commissaires du Gouvernement, etc. Les discussions a 1'assemblée Nationale furent longues et quelquefois trés orageuses; cependant au bout de quelques mois de débats le tout formoit encore un assez bon ensemble et la majorité des Membres de 1'Assemblée Nationale 1'aiant accepté, il fut présenté a la sanction Nationale ou du Peuple. Malheureusement Pesprit de souveraineté des Provinces et des Villes, 1'intérêt personnel des Membres des différens commités et autres colléges et surtout les viles intrigues d'une faction anarchiste, qui ne s'étoit élevée dans la Convention contre 1'établissement d'un Gouvernement concentré et la division du Corps Législatif en deux chambres, que paree qu'ils ne vouloient que la constitution de 1793 de France, parvinrent par leurs périphrases et mémoires, adressées au peuple, imprimées et signées par eux, a aveugler la nation sur ses vrais intéréts, de sorte que la Constitution présentée par la Convention Nationale fut rejettée en 1797 par le Peuple. Cependant un seul corps tel que la Convention Nationale, qui réunissoit tous les pouvoirs et dont les Membres étoient trés divisées entre eux sur le sistème a adopter pour base d'une constitution n'étoit propre qu'a éteindre i'esprit de division et de discorde; aussi dans différens endroits et surtout dans le Province de Frise, 1'anarchie étoit è son comble ; des émeutes affreuses troubloient cette Province ; 1'autorité Départementale dont les membres étoient élus et soutenus par d,es clubistes réfusoit même d'obéir aux decrets de la Convention Nationale, et prétendant être Souverain dans leur Province avoit arrêté entre autre arbitrairement qu'une forte somme seroit Ievée sur les biens des enciens Régents de cette Province pour indemniser les Patriotes, qui avoient été pillés et ruinés lors de la Révolution de 1787. La Convention Nationale, gémissant de ces excès, y avoit déja envoié successivement deux commissions hors de son sein, mais sans succès, lorsque Van Hooff fut chargé avec deux autres Membres de la convention d'y aller rétablir 1'ordre et faire respecter les Décrets de la Convention Nationale ; 1'ordre fut bientöt rétabli; les clubs furent dissous et la Frise fut contante et tranquile, lorsqu'il retourna a la Haye. Sur ces entrefaits une autre commission, composée de vingt deux membres de 1'Assemblée Nationale, chargée de projetter un autre Plan de constitution, avoit été nommée, et s'occupoit encore de ce travail. Van Hooff élu a la Présidence de 1'Assemblée Nationale occupoit encore le fauteuil lorsqu'en Janvier 1798 Monsieur La Croix, Ambassadeur de France, récemment venu en Hollande, s'adresse a lui pour lui apprendre: „que le Directoir „de France 1'avoit envoié en Hollande afin d'établir les principes du sistème Unitaire; qu'il savoit que Van Hooff avoit „toujours défendu ce sistème, mais qu'il étoit trés inutile de „vouloir espérer 1'établissement de 1'unité de la République „et de 1'Egalité en droits sans des mesures fortes et répres„sives, surtout contre les arristocrates fédéralistes, qui suivant „lui n'étoient que des Anglomanes masqués ; qui étoient cause „de 1'anéantissement de notre flotte". Après que Monsieur La Croix eut finit son assertion et développé tous ses projets, il finit par lui dire: „qu'il espéroit que dans son patriotisme „il voudroit bien comme Président de la Convention emploier „tout son crédit pour seconder ses Projets", quoiqu'autant révolté de sa confidence injurieuse que de ses vues impo- litiques, et ultra-révolutionaires, puisque Monsieur La Croix exigea outre bien des choses, qui ne sembloient être propres qu'è compromettre la gloire du Gouvernement franqois et les intéréts et le bonheur de la Hollande, exportation de tous „les membres de la Commission diplomatique, la proscription „de plus d'un tiers des membres de 1'Assemblée Nationale, „et une taxe arbitraire de vingt cinq millons de florins & „prélever sur ce qu'il appelloit les ennemis riches de la France, „pour pouvoir reconstruire la Flotte, qu'ils avoient préten„dument livrée". Van Hooff, qui se contenoit-a peine, répondit cependant avec assez de sang froid, qu'il sentoit la nécessité de voir s'établir un Gouvernement, dont 1'absence occasionoit tous nos maux et une constitution basée sur le sistéme unitaire, mais qu'il ne désiroit pas que ses principes ni la constitution rejettée fussent introduits d'une manière convulsive; qu'il y avoit moien d'établir tout cela par des mesures reglées et méthodiques; qu'il ne s'agissoit que de savoir précisément 1'intention définitive du Gouvernement fran