"r HENRY BEETS I I ■ ABRAHAM LINCOLN, ZIJN TIJD EN LEVEN. Copyright 1906, by Krancis D. Tandy Compagny. ABRAHAM LINCOLN ZESTIENDE PRESIDENT DER VEREENIGDE STATEN r Abraham Lincoln =zijn tijd en leven= HENRY BEETS GRAND RAPIDS MICH. 1909 J. B. HULST B. SEVENSMA I EEN WOORD VOORAF. Het werk, dat hierbij den lezer wordt aangeboden, werd in hoofdzaak geschreven in de snipperuren van het laatste winterseizoen. Het is bedoeld als een „companion volume" van ons „Leven van President Mc. Kinley", dat in 1901 bij den heer Holkeboer te Holland, Michigan, het licht zag. Het huidig onderwerp trok aan, ja, het bezielde. Reeds vroeger achtten wij Lincoln hoog als een van de beste, edelste en meest wijze zonen onzer groote Republiek, een man met recht genaamd: de eerste, groote, ware Amerikaan. Maar onder het schrijven leerden wij hem des te beter waardeeren als een volksman in den besten zin van het woord, een eerlijk man als slechts weinigen, een eenvoudig man, een verstandig man, altijd nederig en liefhebbend, en vanwege zijn zedelijken moed een van de grootste helden der menschheid, in de verheven beteekenis dier uitdrukking. Het doel was om hem te teekenen in het raam van zijn tijd en vooral om ons Hollandsch volk een meer helderen kijk te geven op de historie onzer Amerikaansche natie, die voor zoovelen nog als een gesloten boek is. Daarom geven we telkens kijkjes niet alleen op het gebied van de staatkundige geschiedenis, maar ook op het terrein van het dagelijksch leven, en op dat van het eigenaardige godsdienstige leven, zooals het gevonden wordt onder het gewone volk. En wij hebben getracht om overal de hand des Heeren op te merken in de historie van Lincoln, gelijk hij zelf meer dan eens het bestier des Allerhoogsten in zijn zoo wonderlijk leven gewaar werd. Wij hebben gebruik gemaakt van de beste bronnen over het leven en streven van onzen held. Met name de standaardwerken van Nicolay en Hay en Miss Tarbell, en het uitnemend werk van Noah Brooks. Wij vertrouwen dat ons werk in een leemte voorziet in de historische literatuur in de Nederlandsche taal. Zoover wij ontdekten is het eenig populair boek over president Lincoln een werkje voor jongelieden, dat echter zoo romantisch is opgesmukt dat de geschiedkundige waarheid er onder lijdt in bedenkelijke mate. Wij bedoelen het werkje van Zwart. Als aanhangsel geven we de namen van onze jongelingen en mannen van Hollandschen bloede, die vanuit den staat Michigan en Iowa zich aansloten bij het leger der Unie gedurende den grooten Burger-oorlog. Zeer spijt het ons, dat we niet in staat zijn deze lijsten volledig te maken. Natuurlijk dat, met name New York en New Jersey, vele krijgers leverden van den Hollandschen stam. En sommigen hunner, zooals b.v. generaal Sickels, klommen op tot hoogen rang. Maar het was eenvoudig ondoenlijk om hunne namen te verzamelen, daarom beperkten we ons tot hen die in het midden der negentiende eeuw zich in Michigan en Iowa vestigden en hoewel nog slechts kort in hun nieuw vaderland, reeds zoo vroeg en in zulke groote getale bewezen dat ze Amerika hartelijk beminden en goed en bloed veil hadden voor het behoud der Unie en de bevrijding der slaven. De God der natieën, onzer Vaderen God, doe ook dit werkjegedijen tot eer Zijns Naams en tot heil van land en volk. HENRY BEETS Qrand Iiapids, Mich., 7 April 1909. \ KAAR T \ .// ♦' X ka? VAN DE OOSTELIJKE HELFT DER VEREENIGiE STATEN J&qv&c ü». ter OpfceMcTir.g van het lever. y;ir. \ S' • „ *. \ / dDfr *ii IO.WA »•« «♦"!£/ / r - ^ M *T\ r K ,f OHio !y. ( < \J^ILIN0I7 w ^•m(jj0_ \\ 1 )) H)v.*v NIB'VIK.wuj ■ WcH'r'V"' >> n V /T''"'/ \ ' \ " £ T^SST;^ .«Ac^iW^V- — -/J- - ■ -\m »™v™kv'%g.''' } ƒ TEMESSEE T'-'-ï'" U\ •* v 13 Q? i r'-^A 4 A^n+VV^C AROL TNA^ M i; V ! // jteias- H \ pn 1 j i »im*w i v>L V»"<» x \ -J ; \ 'jWkiti^ ! | «.;«{—<7 J J ^\J \ P\\ / MISS IS-' \ i ) / 4 ^ \ / 3ippi'. —-y rsxAtn Xr4--'-(^Aj\5L-F |JU DV"H \ / BatonR^Tof \u/ ^ V \ \ ^ \ \ ? \ \\ < \ jfefelfc» V \ S U*"?» GOLF VAN MEXICO \ \ \ ' \ \ o «o ... im myftnflif) \ ^ |tSAi5> -4r 7 5 x _2£ — — S5 HOOFDSTUK I. Een kind van kleine luyden. Die, van een afkomst kleyn, klimt tot een grooten staet, Veel meer te achten is, als die van aenbeginne Sicli op syn ouders roem, of afkomst groot, verlaet, Want, 't geen een ander erft hy selver moet gewinnen. Casper van Baerle. Het waren maar donkere dagen en dure tijden voor de jeugdige Republiek der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, die eerste kwart eeuw na het verkrijgen harer onafhankelijkheid, den derden September 1783. Het Statenverband was in het eerst zeer los. „Wij zijn", zeide Washington, „vandaag één natie en morgen dertien". De oude ellende der Zeven Provinciën met hare soevereine gewesten ! In Nieuw Engeland weigerde men belasting te betalen en Shay's rebellie werd slechts met moeite gedempt. Ook na het aanvaarden van de nieuwe Constitutie, die in 1789 in werking kwam, was de staatkundige positie zeer netelig. De Bondsschatkist was ledig en het land had geen crediet. De Indianen waren vijandig binnen het eigen grondgebied en daarbuiten namen de zeeroovers van Noord-Afrika schip na schip, zoodat menig Amerikaansch zeeman smachtte in Algerijnsche kerkerholen. Spanje verbood de vrije vaart op de Mississippirivier en het hoogmoedig Albion had zich nog niet verwaardigd om een vertegenwoordiger naar de nieuwe Republiek te zenden. In westelijk Pennsylvania waren velen oproerig, wegens taxatie van sterken drank en allerwegen leed het geheel door zelfzuchtig particularisme. Toen John Adams in 1797 Washington opvolgde als president was er groot gevaar dat een opstand zou losbreken, wegens sympathie met het revolutionaire Frankrijk, en gevaar van oorlog met dat rijk daarenboven. Gedurende Jetfersons presidentschap, van 1801 tot 1809, leed het Amerikaansche volk zeer, als een indirect gevolg van de worsteling tusschen Engeland en Napoleon. Britsche schepen hielden de Amerikaansche aan en ontnamen hen vele zeelieden, onder het voorwendsel dat zij Engelsche onderdanen waren. Om eenigzins vrede te bewaren met Engeland nam het Congres de „Embargo wet" aan, die de Amerikaansche schepen verbood om onze havens te verlaten, waardoor handel en scheepvaart natuurlijk tot stilstand kwam. Zóó groot was de malaise en de armoede in vele steden en dorpen der nieuwe Republiek dat vele huisgezinnen begeerig het oog sloegen naar het westen van het gemeenschappelijk grondgebied, over de Allegheny Bergen. Het groote breede Westen, met zijn lachende heuvelen, zijn vruchtbare landouwen, zijn machtige rivieren en ontelbare stroompjes ; het veelzins onbekende, geheimzinnig Westen, met zijn overvloed van hout en visch en wild en alles wat noodig was om gemakkelijk in de dringendste behoeften van het leven te voorzien. Velen uit Virginië en Pennsylvania begaven zich naar de landstreek die thans Kentucky heet. In 1769 was de beroemde pionier Daniël Boone hier het eerst gekomen en in 1783 begon de groote trek der blanken naar dit gewest. Vergeefs was het dat de Indiaan weerstand bood en het land maakte tot wat Kentucky beteekent: „bloedige grond." De stroom der landverhuizing was niet te keeren en reeds in 1792 werd Kentucky als staat in de Unie opgenomen, de vijftiende in de rij der Amerikaansche Staten. Onder hen die Boone waren gevolgd in Kentucky behoorde een zekeren Abraham Lincoln, die 400 akkers vruchtbaren grond opnam in het hartje van de landstreek, niet ver van waar thans de groote stad Louisville ligt. Hij was een loot van een Engelschen stam waarvan sommigen in Nieuw Engeland zich hadden neergezet, en anderen, zijn eigen onmiddelijke voorvaders, in Virginië. Hij was een stoer man, een echt pionier. Niet lang echter mocht hij voortgaan zich een tehuis te kerven uit de wildernis. Want reeds in het tweede jaar na zijn aankomst, toen hij met zijn zoontje Thomas bezig was in het veld, sloop een bloeddorstig roodhuid tot in zijne nabijheid en velde hem verraderlijk terneer. Juist was de Indiaan gereed om met den kleinen Thomas op zijne schouders weg te snellen, toen een van de oudste kinderen van Abraham Lincoln den euveldader bemerkte, naar het blokhuis snelde om een geweer, en hem daarmee ten doode trof. Die kleine Thomas, toen slechts zes jaren oud, werd later de vader van het beroemde onderwerp van deze schets: Abraham Lincoln. In betrekkelijke armoede werd Thomas Lincoln opgebracht. Zijne moeder was niet in staat de vruchtbare 400 akkers, de oorspronkelijke heemstede, te bewaren. Hare kinderen moesten voor haar worstelen om het dagelijksch brood. Er waren toen geene scholen in Kentucky, tenminste geen scholen dien kostelijken naam waard- Het lezen en schrijven was voor velen eene onbekende kunst, en dientengevolge groeide Thomas Lincoln op in het harde, ruwe leven der frontieren, in onkunde en armoede, als een der „kleijne luijden" der arme blanken van Kentucky. Thomas Lincoln wies voorspoedig op naar het lichaam. Hij was lang, welgebouwd, sterkgespierd, vaardig met het geweer, een goed jager, en betrekkelijk zachtmoedig van karakter, ofschoon hij, als hij geplaagd werd en gesard, kon strijden als een verwoede leeuw. Hij was weibegaafd wat spraakvermogen betreft en wist op zeer onderhoudende manier allerlei vertellingen en anecdoten op te disschen als uit een onuitputtelijken schat, en meer dan eens was hij het middelpunt van een schare jongen en ouden, die als aan zijne lippen hing, bij zijn vertellen. Doch, het spijt ons zulks te moeten zeggen, Thomas Lincoln had meer voorliefde tot dergelijken lichten arbeid met de tong, dan tot zwaar werk met zijne gespierde armen. Misschien had het klimaat er invloed op. Zeker is het, dat het verkrijgen van de noodige levensbehoeften weinig moeite eischte door overvloed van wild, dat niet alleen het lichaam spijzigde met vleesch, maar ook dekte met zijne pelzen. In elk geval, Thomas Lincoln had den naam van ietwat lui te zijn, en het schijnt dat zijne leerjaren, doorgebracht met het timmermansambacht te leeren, hem geen grooten meester hebben gemaakt in het edele vak, dat hij het zijne noemde. Wat aan de leerjaren als timmerman ook ontbrak, in één opzicht boden zij hem eene groote schat, daar hij in 1805 of 1806, toen hij bij Josepli Hanks in Elizabethtown in de leer was, bekend werd met diens schoone nicht, Nancy Hanks, die hij huwde op den 12den Juni 1806. Jesse Head, een diaken van de Methodist Episcopaalsche Kerk vereenigde Thomas Lincoln en Nancy Hanks in het huwelijk. Nancy was destijds een schoone jonge vrouw van 2-i jaren, gemiddeld van statuur, met schoone, donkere oogen. Zij had een degelijk karakter en was een groote liefhebster van lezen, die boek na boek als het ware verslond, en daardoor uitmuntte in wetenschap, boven velen van haar plaatsgenooten. Zij was eene vrouw die God vreesde en in des Heeren wegen trachtte te wandelen. Zij, zoowel als haar echtgenoot, waren belijdende leden van de Baptisten kerk. Dominé Elkin, die destijds rondreizend leeraar was in die streken, predikte van tijd tot tijd voor hen en de andere nederzetters. Hun tempel was de tempel der natuur, daar kerkgebouwen toen zoo goed als onbekend waren in Kentucky. Ook Nancy Hanks behoorde tot de „kleyne luyden". Als Bunyan's huisvrouw zijner jeugd, kon zij haar man weinig anders medebrengen dan een deugdzaam gemoed, een liefhebbend hart, eene goede reputatie en — enkele kostbare boeken, waaronder haren Bijbel allereerst, en Bunyan's Pelgrimsreize; daarnevens Esopus leerrijke fabelen, en misschien enkele andere boekjes bovendien. Thomas Lincoln voerde zijne jeugdige huisvrouw allereerst naar eene kleine loggen woning in het gehucht Elizabethtown, misschien hopende dat hij door timmerwerk zijn huisgezin kon mainteneeren. In die nederige woning werd hun eerste kind, Sarali, geboren. Er was echter niet genoeg werk in Elizabethtown en omstreken, of misschien werd de arbeid niet betaald gelijk het behoorde, in elk geval, twee jaren na zijn huwelijk begaf hij zich met vrouw en kind naar eene kleine boerderij, enkele mijlen van Elizabethtown en drie mijlen van Hodgenville, aan een der takken van de Nolen Creek, thans Hardin County in 't hartje van Kentucky. Wij zullen hopen dat hij in staat was om met Borger te zeggen : „Een morgen gronds, een kleine woning, „Verheerlijkt door de liefde en trouw, „Was mij en mijner brave vrouw „De lusthof van den rijksten koning". Maar naar onze wijze van zien verkeerden Lincoln en zijne vrouw maai in zeer povere omstandigheden. Denk eens aan hun woninkje. Het was een gebouwtje van misschien 16 bij 12 voet, een blokhuis van ruwe loggen, de ruimte tusschen de maar schaars behouwen loggen aangevuld met boomschors en modder. Het dak liet zoowel zonneschijn als regen door; de deur was vol kieren en spleten, en er was slechts één enkel venster van misschien drie voet hoog en twee voet breed. Dat was het weinig aanlokkend uitwendige van de schamele woning, waarin een der grootste mannen uit de Amerikaansche geschiedenis zou geboren worden. En het binnenste van het blokhuis was niet veel aantrekkelijker dan het buitenste. De bedstede in een der hoeken, was gevormd door twee planken tusschen de loggen in gestoken, zoo dat één poot kon dienen om de beide' uiteinden der planken tot steun te dienen en heel de bedstede te schragen. Op deze planken en dwarsleggers was eene zak, met drooge bladeren ge\ uld, die tot matras diende, en op dat primitief matras waren slechts gelooide dierenhuiden, die dienden tot dekens. De stoelen waren een stuk boomstam rustende op drie pooten ■en zonder ruggen ; de tafel was een langer stuk boomstam met vier ruwe pooten daaronder. Het huisraad bestond uit enkele blikken schotels, kannen en eenige kopjes. Bij de haardstede hing of stond een pannekoekspan, die zoo wat diende voor het braden van alles wat te braden viel, en het meeste was wild-braad. Koffie en thee waren schier onbekende artikelen. Men fabriceerde hare plaatsvervangsters uit graan en planten. Een tafelkleed was onbekende weelde; zelfs lezen wij bij de boedelbeschrijving van geen vorken of lepels- Misschien dienden de messen bij den maaltijd voor alles en alles. De vloer was van hardgestampte klei; heel het inwendige predikte armoede, bittere armoede. En de „morgen gronds', die deze schamele woning omringde, was grootendeels nog eene steenachtige heuvelzijde zonder eenige aantrekkelijkheid, behalve een fontein aan den voet des heuvels, naar welke de boerderij genaamd werd „Rocky Spring Farm". Onze lezers moeten niet te groote gedachte hebben van dat woord „boerderij". Zij bestond .grootendeels uit een paar schapen en geiten, enkele scherp gerugde varkens en een of twee koeien; dat was zoo \\ at heel de veestapel van Thomas Lincoln. Een paard bezat hij niet, zelfs geen ossen om een ruwen pionierswagen te trekken. Wat hij het zijne kon noemen boven velen, waren eenige timmermansgereedschappen en die nog niet eens van de beste soort. Heel de bouwgrond bestond misschien uit één of twee akkers, die wat tabak opleverden en slechts enkele groenten, "zoo dat zelfs aard- De hut waarin Lincoln geboren werd. Hoofdst. I. appelen een weeldeartikel waren en er slechts tarwe werd' geteeld om liet huisgezin te voorzien van een koek als hoofdgerecht op Zondag. Het Indiaansche koren of maize, met de hand gestampt of door een handmolentje gemalen, was de hoofdschotel van bijna eiken maaltijd. Natuurlijk dat de kleedij zeer primitief was en meest bestond uit eigen gemaakt linnen en katoenen weefsel, terwijl de dierenhuiden dienden tot mantels voor de vrouwen en tot broeken en kielen voor de mannen. In zulk een levenskring was het dat Abraham Lincoln werd geboren op twaalf Februari 1809, een kind inderdaad van „kleine luyden"- HOOFDSTUK II. Al vroeg in de school des lijdens. Hoe zalig, als de jongenskiel Nog om de schouders glijdt! Dan is het hemel in de ziel, En alles even blijd'. Hölty. Het jaar 1809 zou beroemd worden als liet geboortejaar van vele mannen en vrouwen van beteekenis. In Januari van 1809 werd Poe geboren, de welbekende dichter In Februari de beroemde natuurkundige, Charles Darwin. In Maart de dichteres, Mrs. Browning, in Augustus de beroemde Lord Tennyson en de bekende Oliver Wendel Holmes. In September van datzelfde jaar aanschouwde William Ewart Gladstone, die als Christen-staatsman overwelkelijken roem zou behalen, het levenslicht. Ook Horatius Bonar, Mendelsohn en Chopin waren kinderen van 1809. Maar wie der stervelingen aan de wieg dezer beroemdheden hunne grootheid had voorspeld, zeker had niemand dit gedaan, of durven doen, in betrekking tot Abraham Lincoln. Het arme pionierskind had zelfs geen wieg om in te sluimeren. Het schoone vers van Nicolaas Beets was dan ook niet op hem toepasselijk: \ „Wat slaapt het zacht, op 't blauwsatijnen kussen, 't Onschuldig kind in 't derde levensjaar! Hoe geestig dringt zich 't poezel handje tusschen 't Azuur der zijde en 't goud van 't vochtig haar: Wat schuilt er glad een voorhoofdje in die lokken; Hoe kleurt de slaap die wangen gloeiend rood, En heeft, als hij het mondje half ontsloot, De kleine lip ten glimlach opgetrokken!" En nog minder paste Hölty's vers, dat we hier boven schreven, op de jeugd van dezen toekomstigen President toepasselijk. Zijn jeugd beschreef hij later als „the short and simple annals of the poor". En wel mogen wij zeggen dat hij reeds vroeg werd gebracht in de school van het lijden. Velerlei omstandigheden droegen daar toe bij. Daar waren allereerst de ontberingen van het frontier's leven, ontberingen zoo talrijk dat het moeielijk is ons die thans voor te stellen. Er was schier geene medische hulp voor de krankheden, geen goede verzorging voor de ouden van dagen. Medicijnen waren zeldzaam en duur. G-eld was bijna niet in omloop en menig kind der wouden groeide op tot mannelijken leeftijd eer een stuk geld werd gezien. De toestand van de schamele woning, zooals boven beschreven, voegde menigmalen aan de ellende toe, vooral in den winter en in een regenachtig getij. Daarbij kwam de welbekende luiheid van Thomas Lincoln. Hij had meer genot in het vertellen van geschiedenissen dan in eerlijken arbeid en verwaarloosde huis en hof. De moeder van Lincoln ging spoedig gebukt onder haar huiselijk leed en grievende teleurstelling. De smart ploegde vorens op haar voorhoofd en boog vroegtijdig hare jeugdige gestalte. Meer dan eens zag zij zich genoodzaakt om zelve het geweer te nemen en het woud te doorkruisen om beer of heit terneei te schieten voor voedsel. Niet alleen was haar taak het gevelde dier naar hare schamele woning te sleepen, maar zij moest liet ook slachten en koken. Zij was gedwongen om de huiden der herten te bereiden en tot kledingstukken voor man en kinderen te fatsoeneeren. Lincoln bezat dan ook in de eerste jaren niet in letterlijken zin een „jongenskiel die om de schoudeis glijdt . Op zijn hoofd was jaren lang geen beter deksel dan de huid van een raccoon met de breede staart naar achteien, als een soort versiersel. Barrevoets te gaan, zelfs in het koudste jaargetij, was meer dan eens noodzakelijk, en het beste wat moeder Lincoln voor haar kinderen kon maken was een soort sokken, van dierenhuiden. Des avonds was er in de schamele woning geen beter licht, dan wat het vuur in den haard verspreidde. Toen Abraham Lincoln vier jaren oud was, wist zijn vader zich op de een of andere manier een betere boerderij te verschaften, gelegen aan Knob Creek. Twee honderd vruchtbare akkers noemde hij de zijne, en een beter huis werd hun tot woning. Maar Thomas Lincoln had geen lust om de vlijtige hand te leggen aan deze akkers, en verbouwde slechts genoeg om zijn huisgezin te voorzien van een weinig meel en een weinig melk, en eer de kleine Abraham zeven jaren oud was, was zijn vader genoodzaakt om de veelbelovende plaats aan anderen over te t oen. Al wat hij voor zijne rechten kreeg bestond uit 20 dollais ia contant geld en tien vaten whisky. Met de vaten en heel zijne bezittingen begaf Thomas Lincoln zich op een eigen gemaakte platgeboomde boot naar Indiana. Maar toen zijne primitief vaartuig kwam aan de plaats waar het riviertje, dat hij bevoer, zich uitstort in de groote Ohio Rivier, vermeesterde c e sterke'stroom het lompe vaartuig, en Thomas Lincohi kwam met last en vracht in het schuimende water terecht. Gelukk g waren er enkele lieden aan den oever die Thomas Lincoln en een -edeelte van zijne goederen wisten op te visschen, en de man vervolgde zijnen tóch. op de Ohio Eivier tot aan Thompson'. Ferry. Daar huurde hij eeu ossenwagen, laadde er zijne goederen op en ging noordwaarts door de wildernis tot dat hij eindelijk, na eene moeielijke reis, een plaats in Spencer County (zuidelijk Indiana), vond, die hij uitkoos als zijne nieuwe woning. Spoedig daarna begaf hij zich naar zijn huis te Kentucky, waar moeder en kinderen met nieuwsgierigheid zijn komst verbeidden. De kleine Abraham en zijne zuster hadden in de laatste weken wat ter school gegaan bij een zekeren Zacherias Riney, een Boomsch Katholiek, en later bij diens opvolger, Caleb Hazel. De kinderen begonnen op veelbelovende wijze te leeren, daarin vlijtig geholpen door vrouw Lincoln. Maar, helaas, nu kwam ook aan dat weinig en gebrekkig schoolonderwijs een einde, om in het hartje van Indiana, ver van school en kerk, opnieuw de worsteling met de wildernis aan te vangen. De laatste herinnering, die Lincoln als kind en man het langst bij bleef, was dat zijne goede moeder vóór hun vertrek naar Indiana hem mede nam naar de kleine grafterp, die het stoffelijk overschot bedekte van Abrahams jonger en eenigst broertje, dat reeds op den leeftijd van twee jaren bezweken was door de ontberingen van het pioniersleven. De tranen en gebeden der diepgeschokte, zielsbedroefde moeder maakten zulken diepen indruk op het jongske, dat op zijne knieën aan hare zijde lag geknield, dat hij later telkens en telkens daarvan gewag maakte. Maar was hij als knaap in Kentucky reeds in de lijdensschool, de eerste jaren der nederzetting in Indiana waren niet minder moeizaam en pijnlijk. Toen Thomas Lincoln met vrouw en kroost de door hem uitgekozen plaats bereikte, kampeerde men eerst nacht en dag in de open lucht. Daarna bouwde hij een kamphuis van wat dunne planken en boomschors, waarvan de kieren met klei werden aangevuld. Thomas Lincoln had geen ijver genoeg om de primitieve woning aan alle zijden dicht te maken want één der vier zijden was open, gelijk de beschutting, die aan het vee in het 2 Westen wordt geschonken, ten dage van regen en wind. Die opening werd eenigzins toegemaakt door dierenhuiden, maar de beschutting was zeer onvolkomen, als die van een zigeunertent. En in zulk een stulp, den naam van hut niet waardig, werd niet alleen de zomer doorgebracht, maar zelfs de winter, met al de guurheid, de stormvlagen en sneeuw er van. Naar het uitwendige was de toestand in het eerst ellendig. In 1816 kwamen de Lincolns in Indiana aan, en nog altijd gevoelde heel het land de naweeën van den oorlog met Engeland, den oorlog van 1812. In het Oosten fabriceerden de nijverheidsinrichtingen weinig, en geld tot importeeren van goederen was schier niet in omloop. Zelfs zaken, die thans zoo goed als niets kosten, waren schier niet voorhanden. Doornen verrichtten het werk van spelden, stukjes kurk of been dienden als knoopen; korsten van brood namen de plaats van koffie in, en gedroogde bladeren van zekere groenten dienden als thee. Vervoer van handelsartikelen uit het Westen naar het Oosten der Unie was zoo goed als onbekend, daar destijds geenstoombooten de wateren der Westersche rivieren doorploegden. Het Eriemeer zag het eerste stoomschip niet vroeger dan in 1818. De kleine Abraham werd reeds dadelijk door zijn vader aan den arbeid gezet. Met zijn wat oudere zuster moest hij geregeld water halen, ruim één Engelsche mijl van het kamp dat woning heette. Door modder en sneeuw, bij regen en zonneschijn, zag men de arme kinderen barrevoets het lange en modderige pad bewandelen. In het jaar 1817 verzamelde Thomas Lincoln genoeg energie om een blokhuis te bouwen, en zijn zoontje moest hem ook daarin ter hulpe wezen. Dat het harde arbeid was met al die zware loggen, is gemakkelijk te begrijpen. Het schoolgaan was in die eerste jaren een onmogelijkheid. Van kerkgaan kwam al bitter weinig. Onderwijs in den godsdienst, door Gods knechten, had evenmin plaats. Zoo al een prediker in Spencer County kwam was het slechts voor korten tijd, als doortrekkend leeraar. Thomas Lincoln, ofschoon hij den kleinen Abraham beminde in zijn hart, behandelde hem menigmaal ruw met hand en tong, zoodat de kleine knaap meer dan eens bitter schreide vanwege de behandeling van zijn vader. Slechts ééne ster schitterde er aan Abrahams hemel te midden van al de nachtelijke duisternis van ontbering en lijden, en die ster was zijne lieve moeder. Met wat zorge verzorgde zij haar knaapje en dochtertje! Met wat liefde zette zij hem op haren schoot en streek hare vermagerde handen door het dikke, zwarte haar op het hoofd van haar jongske. Met wat liefde keek haar donker en treurig oog in de donkere en droomachtige kijkers van haren kleinen Abraham. Hoe smartte het haar dat op zijn jeugdig gelaat reeds dezelfde lijnen van smart stonden gedrukt, die haar eigen aangezicht zoo ontijdig ontsierden. Vrouw Lincoln bad veel met hare kinderen en wees hen menigmaal op het Vaderhuis dat daar boven is. Zij onderrichtte hen gedurig uit Gods Woord en vertelde hen uit Bunyan's Pelgrimsreize; zij moedigde aan hen in het leeren lezen en schrijven, ook al waren de leesboeken weinig en geen beter leien voorhanden dan dunne plankjes, waarop 's avonds met houtskool werd geschreven bij het flikkerend en onzeker licht van den haard. Zij vertrooste haren „Abe" wanneer hij ruw werd behandeld door zijnen vader. Zij heelde zijne wonden en onderwees zijne handen. De kleine knaap waardeerde reeds toen wat zijne moeder voor hem was en deed, en later sprak hij meer dan eens met tranen in zijne oogen: „Al wat ik heb en ben, dat heb ik te danken aan mijn engel van een moeder!" Maar, helaas, al spoedig zou ook deze ééne blinkende ster verdwijnen in duisternis. Abraham's moeder werd krank in den herfst van 1818. De gevreesde „melkziekte", een soort vliegende tering, maakte zich meester van de arme vrouw, en binnen een week rustte zij van haren arbeid op aarde. Eer Nancy Hanks henen ging naar een betere wereld, plaatste zij hare bevende hand op Abraham's donker hoofd en sprak hem aan. „Abe, wees goed voor uw vader en uwe zuster; weest goed voor elkander, bid ik u. Ik heb getracht om u te onderwijzen om alzoo te doen. Abraham, ik hoop dat gij zult leven en uwe moeder gedenken, en uw volk liefhebben en vergeet niet om tot b-od te bidden! En toen stierf zij zacht en kalm. \ oorwaar, het sterfbed eener christinne! Eene ruwe houten kist was hare laatste woning. Haar man dolf haar graf. Geen gebed werd opgezonden boven de groeve der vertering, want er was geen leeraar in die streken. Smart vermeesterde het hart van Thomas die, helaas te laat, begon te beseffen wat een kostelijk juweel hij had bezeten in zijne Xancy. Dikke tranen biggelden over de wangen van de kleine elfjarige Sarah. Maar wie bovenal treurde was het negenjarige knaapje, dat het meeste had verloren in de dierbare moeder, en telkens, en telkens, in den kouden winter die volgde, ging het kind naar den kleinen heuvel waar moeder lag begraven, en schreide tranen zoo bitter, en zoo treurig als nimmer te voren. En meer dan eens op kinderlijke wijze tot God roepende om ontferming, betoonde hij dat moeders lessen niet te vergeefs waren vernomen. Waarlijk, waarlijk, het kon gezegd worden: boven duizend andere kinderen was Lincoln reeds vroeg in de school des lijdens. Gij kinderen, die dit leest, die overvloed bezit van alles wat uw hart begeert, waardeert het toch. Waardeert het ouders die uw kroost bemint, en meer kunt geven aan uwe kinderen op één dag, dan Lincoln's ouders hem konden geven in een week. HOOFDSTUK III. Een pioniersjongen in Indiania's achterhoek. Gij, zult gij nooit als stugge of woeste knaap Hen grieven die u 't leven, alles gaven? Als jongling aan geen hartstocht u verslaven Die u de deugd zou rooven met den slaap? Nooit schandlijk vuur in stinkend water blusschen ? Gods wetten nooit verloochnen in uw hart? Nicolaas Beets. Het was Ten Kate die in zijn schoon dichtstuk: „De kleine Savoyaart" zoo roerend zong: „Wat zult gij, halve wees! als niet de hand des Heeren U door de wereld leidt ? Heur wegen zijn zoo ruw . . Do jonge Lincoln mocht ervaren dat zijne vrome moeder hem niet te vergeefs aan den Heere had toevertrouwd en dat zijne eigene kindergebeden gehoord werden door Hem, Die zelfs luistert naar geschreeuw der jonge raven. Al ging het menigmalen door donkere dalen, het pad leidde toch langzamerhand naar boven op maatschappelijk terrein. Het eerste wat de geschiedenis van hem mededeelt in de dagen na moeders overlijden, was dat het knaapje een briefje schreef naar Ds. Elkin, den Baptisten leeraar van Kentucky, met het verzoek om over te komen en een lijkrede te houden op het graf der onvergetelijke dierbare, wier stof rustte op den heuvel achter Thomas Lincolns blokhuis. Nauw was het voorjaar in het land en de wegen eenigzins begaanbaar of de trouwe zielenherder kwam te paard aan bij het klaaghuis. Haastig en met een verheugd hart ging de kleine Abraham langs heg en steg, om de nederzetters in den geheelen omtrek te vertellen dat er den volgenden dag predikdienst zou zijn bij zijn moeders graf. Reeds vroeg op den bestelden dag kwamen de pioniers-families opdagen, uit alle richtingen van het boschveld. Een predikbeurt in die dagen was een groot feest, waarnaar verlangend en met een heilbegeerig hart werd uitgezien. Hoeveel anders dan thans, nu velen walgen van het Evangeliemanna! Ongeveer twee honderd mannen, vrouwen en kinderen zetten zich neder op omgehouwen of omgevallen boomstompen, en ruwe banken. De prediker kwam uit de ruwe hut, geleid door Thomas Lincoln en zijne kinderen en een weesjongen, die destijds bij de Lincolns inwoonde, de latere metgezel van Abrahams jongelingsjaren, Dennis Hanks. Bezielend sprak de eenvoudige prediker. Hij had Nancy Hanks zoo lang gekend en haar lijden en strijden zoo telkens gadegeslagen. Hare ruste in het Vaderhuis daarboven werd geschetst en jong en oud opgewekt om toch haar na te volgen in het zoeken der dingen die boven zijn, waar Christus is aan de Rechterhand Gods. Menig oog werd een bron van tranen en vooral op den armen hal ven wees, die het meeste had verloren in de dierbare moeder, maakte het gesprokene een indruk die nimmer uitgewischt werd. Zoo menig woord Gods aan de groeve der vertering is tot zegen. Welgelukzalig die aan alle wateren zaait, zegt degroote profeet-dichter van oude dagen. Doch niet alleen het gesprokene Woord oefende een invloed ten goede uit op den armen jongen in den achterhoek van Indiana, ook het gedrukte. Moeders oude bijbel werd in die dagen en gedurende het grootste gedeelte van Lincolns leven, telkens gelezen en zoo diep werden de uitdrukkingen en spraakfiguren der Heilige Schrift in zijn geheugen ingegrift, dat hij later op uitstekende wijze ervan gebruik gemaakt in zijne toespraken tot het volk, veelzins gelijk aan wat Bryan, de groote „Commoner", zulk een indruk doet maken op de groote menigte der Amerikaansche natie, van welke partijkleur ook. Een ander boek dat de jeugdige Lincoln zeer ijverig las was het welbekende en terecht zoo algemeen beroemde werk van Bunyan: „De Pelgrimsreize naar de Eeuwigheid". Ook daarin werd hij zoo goed thuis, dat hij met groote vaardigheid er beelden aan kon ontleenen. Er was een derde boek dat hem misschien in die jonge jaren het meeste aantrok: „De Fabelen van Esopus". Dat oude en aangename, maar van practische wijsheid zoo volle, boek deed hem vooral de aangename verteller worden, waarvoor hij later zoo algemeen, en terecht, bekend stond. AVel mogen wij de wijze Voorzienigheid des Heeren er in bewonderen dat juist een drietal boeken, zoo kostelijk als die welke Lincoln bezat, hem ten deel gevallen waren als de moederlijke erfenis. Maar nog op andere wijze werd het merkbaar dat de Heere ten goede gedacht aan Abe Lincoln en zijn zusje. In den herfst van het jaar 1819 verliet Thomas zijne kinderen om zich naar zijn vorige woonplaats, Elisabethtown, te begeven. Hoe de arme kleinen het maakten, geheel alleen in de wildernis en in het koude seizoen, is niet beschreven. Denkelijk schier even goed als in de aanwezigheid van den luien vader. Want boven alles waakte de Vader in de hemelen. Doch wie beschrijft de verrassing van den kleinen kleuter en het meiske, toen zij op een zekeren Decembermorgen een grooten wagen door vier paarden getrokken voor hun deur zagen stilhouden, op den wagen — wie anders dan hun eigen vader met eene deftige vrouw van middelbaren leeftijd aan zijne zijde? Thomas Lincoln had zich eene tweede vrouw gezocht in Kentucky. Die tweede gade was de weduwe Sally Johnston, vroeger de jongejuffrouw Sally Bush. De geschiedenis verhaalt dat zij eene goede vriendin der jeugd van Thomas was geweest. Haar man was reeds een paar jaren geleden gestorven, haar een drietal kinderen nalatende, John, Sarah en Matilda Johnston. Toen Thomas Lincoln om haar hand vroeg nu hij zelf weduwnaar was geworden, had zij niet geweigerd om hem ter zijde te staan en hem ter hulpe te wezen in het opvoeden van het drietal dat in Thomas woning was, Abraham, Sarah en den pas genoemden Dennis Hanks. Sally Lincoln was eene waardige opvolgster van Nancy Hanks. Hoe menigwerf is de naam „stiefmoeder" gebruikt als synoniem van liefdeloosheid. Hoe menige tweede vrouw, zelfs onder de belijders van den Christus, bleek dien dierbaren naam „moeder" geheel onwaard te zijn. En altijd is de positie eener stiefmoeder eene moeilijke. Maar meer dan eens heeft de ervaring met feiten gelogenstraft, de kwade gedachten omtrent ieder die stiefmoeder heet. Telkens en telkens vertoont het leven kostelijke en hartroerende exempelen van tweede moeders, die de eerste zelfs overtroffen in verstandige toewijding en liefderijke verzorging van het vreemde kroost. En zulk een juweeltje onder de stiefmoeders bleek Sally Lincoln te zijn. Als eene goede en zegenende fee trad zij de armoedige stulp binnen en met haar liefderijk en wijs woord veranderde zij, als met een tooverstaf, heel het blokhuis en deszelfs inwoners. Lincoln's stiefmoeder. Hoofdst. III. Zij bracht allerlei kisten en kasten mede, en tafels en stoelen, „huisraad" dien naam waardig, om het ruwe en onbeholpen gerij van Thomas Lincoln te vervangen. Het eerste, wat hare vaardige handen deden, was Sarah en Dennis en Abraham een flink bad te geven, zooals ze in geen jaar gehad hadden; en een goed bed om op te slapen was binnen korten tijd gereed. Daarna hanteerde zij de naald tot midden in den nacht en fatsoeneerde kleeding voor de kinderen, die hen tienmaal beter voorkomen gaf, dan sinds geruimen tijd het geval was geweest. Ook de hut onderging zeer gewenschte en hoogst noodzakelijke verbeteringen. Thomas had het maar laten gaan met wat geolied papier voor het raam, en de deur was een armzalig samenlapsel van enkele ellendige plankjes en latten. Maar het duurde niet lang of moeder Lincoln had haar man overreed om wat glas te koopen en een fatsoenlijke deur te maken. Een houten vloer bedekte eerlang den leemen bodem der behuizing, een verbetering die de huiselijkheid ten zeerste verhoogde. Er kwam zelfs een tafelkleed over den disch en de kopjes en schotels werden beter gewasschen dan ooit. Het wijs beleid der goede vrouw des huizes wist het zóó te besturen dat de verschillende kinderen opgroeiden in de beste harmonie. \ an stonde af aan waren Abe en zijne stiefmoeder op goeden voet. Van haar getuigde hij op lateren leeftijd: „Zij was eene edele vrouw, liefhebbend, goed en vriendelijk en andere vrouwen verre overtreffend." Dat was een schoon en loffelijk woord, dat beiden eer aandoet. En zij sprak meer dan eens van hem als „een kind dat haar nimmer onvriendelijk had toegesproken, noch met norschen blik aangezien en nooit geweigerd had om het een of ander huishoudelijk werk voor haar te verrichten." Kinderen die dit leest, in hoever is de toekomstige president der Vereenigde Staten een beschamend voorbeeld voor u in dit opzicht, zelfs tegenover uwe eigene lieve moeder? Het schijnt dat de verstandige Sally Lincoln reeds spoedig bemerkte, dat haar stiefzoon bijzonderen lust had tot studie en aanleg om het geleerde zich zóó eigen te maken, dat hij het aan anderen kon vertellen op onderhoudende manier. Zij hielp hem daarom gedurig om goede boeken machtig te worden. Het leven van Washington, beschreven door Weems, was het eerste boek dat Lincoln door eigen arbeid verdiende in die dagen. Hij had het werk geleend van een buurman, die Crawfort heette, naar het schijnt een soort Nabal die met een Abigaïl gehuwd was. Het boek lag des nachts op een plankje, aan een der zijden van het blokhuis. De regen kwam onverwachts het huis binnen door een lekke plaats in het dak en bedierf het boek. Abe was ten einde raad en met bevend hart begaf hij zich naar Crawfort om van het onheil verslag te doen. Crawfort keek den armen knaap aan met dreigende blikken en vroeg hem wat hij zich nu voorstelde te doen. Abe bood aan eenig werk voor hem te doen om het verlies te vergoeden. De man eischte drie dagen arbeids in het korenveld. „En betaalt dat dan voor het boek, zoodat ik het mede naar huis nemen kan en houden?" vroeg de pioniersjongen. In spanning wachtte hij op bescheid. Het schijnt dat Crawfort wat zachter gestemd werd door Abe's eerlijke belijdenis van het onheil en zijne gewilligheid om de schade te vergoeden en daarom beloofde hij van alle verdere aanspraken op het bedorven werk af te zien. En zoo werd Lincoln eigenaar van zijn eerste boekwerk. En zoo trouw gebruikte hij het, dat hij later, op het slagveld van Trenton staande, het gevecht dat aldaar plaats greep in Washington's dagen, nauwkeurig beschrijven kon. Cooper's „Leather Stocking Tales," vol geschiedenissen der Indianen, werd in dien tijd ook een bekende in het blokhuis en met veel ijver gelezen, zoo ook de gedichten van den Schotschen auteur Burns, van welke verzen de jeugdige student in den achterhoek er heel wat van buiten leerde. Na gedanen arbeid op het veld lag Abraham des avonds languit op den vloer der hut, vlak bij het haardvuur en studeerde zonder ophouden tot laat in den nacht. Menigmaal ook wist hij een boek mede te moffelen naar het land, en in de een of andere laagte, of achter een boomstam verborgen, zat hij uren aaneen te lezen terwijl zijn vader meende dat hij druk aan het graven of wieden was. Het gebeurde weieens dat vader Thomas zijn weetgierigen zoon in zulk een positie aantrof en de rug des knaaps kwam dan meer dan eens op onzachte wijze in aanraking met de ruwe hand van den pionier, die meende dat zijn toorn in dergelijke gevallen billijk ontstoken was. „Er komt niets van dien jongen terecht," bromde hij dan in zijn baard. Ook de buren, voor welke Abe meer dan eens werkte, als er op de eigen boerderij niets te doen was, klaagden er wel eensover dat die lange slungel van Thomas Lincoln meer zin had aan een Hinken boterham en aan een goed boek, dan aan handenarbeid, en daar was wel wat van aan. Het kind was ook niet voor boerenarbeider in de wieg gelegd en zijn werkzaam brein was met heel iets hoogers bezig dan met planten en rooien. Dat bewees hij door het houden van een soort dagboek, waarin hij alles aanteekende wat hem als wetenswaardig voorkwam in zijn lezen. Wanneer geld ontbrak om papier te koopen gebruikte hij dunne plankjes, waarop hij met houtskool schreef. Later copiëerde hij. het aldus opgeteekende in het nieuw aangeschafte boek. In die „Indiana-dagen" ging hij ook zoo nu en dan ter school. Hazel Dorsey was zijn eerste leermeester, die aan Little Pigeon Creek, anderhalve mijl van het huis der Lincolns, enkele weken lager onderwijs gaf. Vrouw Lincoln zorgde er getrouw voor dat heel haar zestal er van profiteerde. Toch moet men van dat schoolgaan niet te hooge gedachte vormen. Later vertelde de president Lincoln dat hij, alles te saam genomen, èn in Kentucky èn in Indiana niet meer dan één jaar naar school was geweest; en wel mogen wij de energie bewonderen van dat kind uit het ruwe boschveld, dat met zulk kort schoolgaan zóóveel leerde te doen. Voorbeeldig was de jonge knaap reeds vroeg in zijn optreden tot bescherming van weerlooze dieren. Hij, die zich later zoo heldhaftig in de bresse stelde voor den armen negerslaaf, die de gebondene handen naar het Noorden uitstrekte, schreef reeds vroeg, op kinderlijke wijze, een opstel over dierenbescherming, en deed wat hij kon om ruwe makkers te verhinderen voort te gaan in hunne wreede pret om heete kolen te leggen op den rug van landschildpadden, opdat de dieren te harder zouden loopen. De knaap was de vader van den man. Eigenaardig is het ook en zeer opmerkelijk dat hij niet hield van de jacht, waarvan toch zoo menig kind der wouden een hartstochtelijk liefhebber is. Het scheen hem ruw toe en wreed om het wild te dooden in een ongelijken strijd waarin de mensch den voorsprong had van zijn geweer, op het ongewapend redeloos slachtoffer. Zelfs in het visschen had hij weinig lust, misschien wel om dezelfde reden. Meer. lust had hij in het debatteeren en zoo vaardig werd hij daarin mettertijd dat er in heel Gentryville en omtrek, (Gentryville was een nieuw dorp niet ver van het huis van Lincoln) geen vaardiger voor-de-vuist spreker was, dan hij, dien men weieens „dien lummel van een Abe" noemde. Zelfs over zaken, die de regeering des lands raakten, vooral den Kepublikeinschen regeeringsvorm betreffende, schreef hij in dien tijd een opstel dat in een der weekbladen van den omtrek werd opgenomen en den lof des jeugdigen auteurs heel wat verbreidde. Men moet nu echter uit dit een en ander niet afleiden dat de toekomstige president een engel was zonder menschelijke gebreken. Verre van daar. Het „echt menschelijke" was ook hem niet vreemd. Hij kon stoeien en spelen zoo goed als de beste. En hij deed het ook. Eerlang werden zijn lange armen zoo gespierd, dat hij lasten kon torschen tot verwondering van jong en oud. Eens droeg hij een geheel kippenhok dat de krachten van drie mannen had geischt tot vervoer. Als het op een vechten en worstelen aankwam kon niemand hem verslaan. Maar in alles en bij alles was hij eerlijk als goud, en bediende zich van geen listige streken, zoodat hij zelfs bij den tegenstander achting verwierf. En nimmer zocht hij den strijd om als vechtersbaas te schitteren. De verwerende strijd slechts was de strijd, die hij aanbond. bterke drank, die vloek van zooveel nieuwe nederzettingen in die dagen, vond een vijand in den jongen pionier. Zijne moeder had hem daarvoor afkeer ingeboezemd, naar het schijnt. Alleen bij groote uitzondering gebruikte hij van het vocht en dan onder protest. Medelijden vervulde hem met de slachtoffers der onmatigheid. Op zekeren nacht gedurende het koude wintergetij gingen Abraham en een kameraad van Gentryville naar huis. Zij vonden het paard van een buurman ruiterloos aan den weg staan. Dat spelde een ongeluk. Abe zocht in de duisternis naar den voormaligen berijder en vond hem ten slotte beschonken in den modder liggen. „Kom, ga mee naar huis. het is uw zaak niet indien hij om- komt," sprak de ongevoelige metgezel van den toekomstigen president. „Ja, maar hij bevriest hier stellig van nacht, indien wij hem aan zijn lot overlaten", pleitte Lincoln. De kameraad ging henen, verontwaardigd over Abe's overgevoeligheid, zoo hij het noemde. Maar de jonge pionier nam den armen dronkaard op zijne, nu alreeds stoere, schouders en droeg hem naar eene woning tachtig roeden verwijderd van de plaats des onheils en verpleegde hem den ganschen nacht, totdat de man in staat was om huiswaarts te keeren. Lincoln haatte de zonde, maar hij trachtte den zondaar te redden. Welk schoon voorbeeld van menschlievendheid! Misschien was het ook menschenmin, ten minste eenigszins, die den leergierigen jongeling aandreef tot het bestudeeren der wetten des lands. Op de een of andere manier, op wat wij kinderen der menschen eene toevallige wijze achten, viel Lincloln een exemplaar in handen van de statuten van den staat Indiana. Uit louteren leerlust begon hij de studie ervan en straks had hij zich zoovele wetsbepalingen eigen gemaakt, dat het de verwonderihg opwekte van den vrederechter van Gentryville. Nu begeerde Lincoln ook eens een rechtsgeding te zien, zooals dat wordt gehouden in de gerechtshoven. Op zekeren tijd, gedurende Lincolns zeventiende levensjaar, vernam hij dat er in de hoofdplaats der county, genaamd Booneville, een man terecht zou staan, die van moord beschuldigd wasDe beroemde advocaat Breckenridge zou hem verdedigen. Dat was eene gelegenheid, die de jeugdige liefhebber van de studie der wet niet voorbij kon laten gaan om eens een heusch gerechtshof te zien en een voornaam advocaat te hooren pleiten. Te voet ging hij naar Booneville en met opgesperden mond luisterde hij naar den welbespraakten verdediger. Zoo iets had Lincoln nog nooit gezien, noch gehoord. De Engelsche taal verkreeg nieuwe aantrekkelijkheid voor hem, toen hij hoorde hoe die gekneed en bezield kon worden door een meester in de welsprekendheid. Het verdedigen van een mensch, wiens leven en het geluk van al zijne dierbaren op het spel staat, kwam hem gewichtiger voor dan ooit te voren. Een nieuwe wereld opende zich voor hem in dat rechthuis te Booneville en Lincoln besloot om, zoo de Heere den weg baande, mettertijd advocaat te worden. De bewoner van Indiana's achterhoek was zóó vervuld met bewondering voor den weisprekenden Breckenridge, dat hij de vrijmoedigheid nam om hem op zijn weg naar zijn hotel toe te spreken en zijne bewondering uit te drukken. Maar de trotsche advocaat, sloeg, toen hij een langen, mageren en zeer armoedig gekleeden boerenjongen voor zich zag staan, een verachtelijken blik op zijn ontgoochelden bewonderaar en zonder hem eenig antwoord waardig te keuren, wendde Breckenridge zich van Lincoln af. Jaren daarna, toen die lompe jongen uit het hartje van Indiana in het \\ itte Huis zetelde als de machtige president van een groote republiek, verscheen diezelfde Breckenridge bij hem ter audiëntie. Lincoln herinnerde hem aan het voorval te Booneville en de hoogmoedige advocaat leerde eene beschamende les, die hem, naar wij zullen hopen, een beter mensch maakte. Hoe noodig dat elk ter harte neemt het woord van Paulus: „Uwe bescheidenheid zij allen menschen bekend." HOOFDSTUK IV. Lincoln begint wat meer van de wereld te zien. Ach, hoe snelt ons leven Als een stroom gedreven Die van rotsen schiet! Blijde en droeve jaren Vluchten met de baren En zij keeren niet. Kindsheid ijlt in 't krieken, Jonglingschap heeft wieken, Kommer zweept den man .... Rhijnvis Feith. Het stadje, dat dichtst bij de boerderij der Lincolns lag, heette Gentryville, een naam meer dan eens door ons genoemd. Het had meer van een gehucht dan van een stad, want het bestond slechts uit een paar winkels, een smederij en enkele woningen. De heer Jones, de eigenaar van een dier winkels, gebruikte Lincoln meer dan eens om allerlei werkzaamheden voor hem te verrichten, vooral in den winter. Des zomers arbeidde Abe natuurlijk op de boerderij, hetzij van zijn vader, hetzij van de buren. Mettertijd deed hij zoowat alles en alles, van hout hakken en waterputten tot het voeren van een pont over een rivier. Maar de arbeid in den winkel van Jones was vooral een kolfje naar zijn hand, want het vertellen van allerlei vermakelijke geschiedenissen, waarin hij zoo n meester was, kon goed gepaard gaan met het uitwegen van koffie en suiker en het afmeten van wat ellewaren. De vaardigheid en vriendelijkheid van den jongen bediende, zoowel als zijne gave van vertellen trokken heel wat begunstigers en Jones wreef zich de handen meer dan eens uit loutere vergenoegdheid dat hij zoo'n populairen winkeljongen had. Daar kwam een ander winkelier achter, de heer Gentry, naar welken het dorp genoemd was, en hij huurde Lincoln nu om een schuit vol landbouwproducten naar New Orleans, de groote stapelplaats van den westersche handel in die dagen, te brengen. Abiaham was toen 19 jaren oud, sterk als een reus en behendig als een aap. Zijn lust om de wereld eens te zien was sterker dan ooit en hij aanvaardde het aanbod. Hij zou acht dollars per maand verdienen en de kost. _ Het was eene langzame reis langs Pidgeon Creek naar de Chio-rivier, met den stroom afzakkend. Maar echt interessant begon het te worden toen men den „Vader der wateren", de beroemde Mississippi bereikte. Dat zou me een tocht worden'van duizend Engelsche mijlen en altijd maar stroomafwaarts drijvend . De stoere armen van Lincoln en zijn varensgezel, een zoon van den heer Gentry, waren in staat om het lompe platboomde schip recht te houden en zonder ongelukken kwam men tot aan de stad Baton Rouge in, den staat Mississippi. Doch toen men daar gedurende den nacht aan wal lag, was het bijna gedaan geweest met het leven van den held van ons verhaal, want een troepje negerslaven, op roof uit, sloop aan boord. Lincoln en de jonge Gentry maakten gerucht en trachtten de zwarten te verdrijven, doch deze lieten zich zoo maar niet verjagen. In de schermutseling die volgde, en die op het wegloopen der negers uitliep, bekwam Abraham een wonde aan het 3 voorhoofd, waarvan hij al zijn leven het lidteeken moest omdragen. De ellendelingen hadden bijna, onwetend, hun grooten toekomstigen weldoener vermoord! Wat doet de mensch soms niet in zijn blindheid. De Joden deden nog erger toen zij den Christus kruisigden, hun besten Vriend en eenigen Helper. Lincoln keerde goed en wel van de reis naar het Zuiden terug en kon zijn patroon een welgevulden geldbuidel overhandigen. Zijn eigen loon kwam in de zakken van zijn vader Thomas. En zoo ging het met alles wat hij verdiende. Want in die dagen had men in Amerika nog niet de slechte gewoonte dat opgeschoten jongens aan vader en moeder slechts wat kostgeld betalen, zooals het nu, helaas, zelfs in christelijke kringen, wel eens gebeurt, tot groote schade van alles wat tot een recht christelijk gezinsleven naar den Woorde Gods, behoort. Het is echter zeer te bejammeren dat Thomas Lincoln niet beter met het zuur verdiende geld van zijne kinderen wist om te gaan. Hij was een man die verre van voorbeeldig was als een huisverzorger, ook al ging hij nog al trouw ter kerk met vrouw en kroost bij de Presbyterianen, want destijds was hij lid van hunne kerk. Zijn wandel stemde niet geheel overeen met zijn belijdenis. Door dat slechte beheer van zijne geldmiddelen was Thomas zelfs niet in staat om zijn land af te betalen aan de regeering, hoewel hij slechts twee dollars per akker had te geven. Na verloop van elf jaren had hij het niet verder gebracht dan tot het betalen van de helft der oorspronkelijke koopsom en dat eigenlijk ook nog niet eens, want hij had eerst 160 akkers opgenomen en later waren slechts tachtig akkers zijn gedeeltelijk eigendom. En zooveel losse schulden had hij, dat hij groot gevaar liep om zelfs zijne rechten op deze tachtig akkers te verliezen. Toen deed Thomas Lincoln wat menig ander onvast pionier heeft gedaan: hij sloeg zijne oogen wederom westwaarts, naar €en nieuw land van belofte, gelijk hij dat vroeger had gedaan in betrekking tot Indiana. De jonge staat Illinois, west van Indiana, begon hem aan te trekken als een ander en beter aardsch Kanaan. Illinois was in 1818 toegelaten tot de Unie als de eenentwintigste staat. De naam is afgeleid van dien van de rivier, die de voornaamste is van alle stroomen die den staat doorsnijden en „Menschen rivier" beteekent. Dit grondgebied was eerst een deel van het groote Noord West Territoor, waartoe ook Ohio, Indiana en Michigan behoorden. Toen de pas genoemde staten daarvan waren afgenomen, werd het overblijvend deel, dat de tegenwoordige staten Illinois, Wisconsin en een deel van Minesota omvat, het Territoor van Illinois genoemd. Vijandelijkheden met de Indianen beletten eerst het bevolken van den nieuwen staat. Het noordelijkste deel, dat uit schoone prairies bestaat, werd eerst na 1850 ingenomen door nederzetters uit het Noorden van Europa en door bewoners uit de noordelijkste streken van de toenmalige staten der Unie. Het zuidelijk deel, dat veel hout en wild bevatte, werd al vroeger bevolkt, meest door lieden uit de meer zuidelijke streken der Yereenigde staten. Het was naar dezen staat dat Thomas Lincoln besloot te verhuizen. In het vroege voorjaar van 1830 maakte hij zich voor den tocht gereed. Zijn doel was om zich neder te zetten in Macon county, waar een familielid, Thomas Hanks, alreeds woonde en vanwaar de beste berichten kwamen wat stoffelijke vooruitzichten betrof. Of dit nu al insloot om weer jaren van ontbering te doorworstelen, en zonder kerk en kluis zijn gezin op te voeden, daarover bekommerde Thomas Lincoln zich schijnbaar niet zoo veel, precies zooals meer dan een van den Hollandschen stam, die maar de wildernis ingaat zonder te vragen naar het mogelijk schade lijden der ziel. De geheele familie der Lincolns en Johnstons ging op reis, op de maaier der trekboeren in Zuid-Afrika: een gioote wagen door vier span ossen getrokken. Dat was me echter een reisje, van Gentryville naar Decatur in Macon county! Het ging direct westwaarts, altijd westwaarts — maar o die wegen! Eigenlijk waren het geen wegen, meer wagensporen dan iets anders. Modderig waren ze, tot diep in den grond, zoodat de wielen tot aan de assen er in zakten en de arme ossen hadden heel wat moeite om den wagen met zijn vracht van menschen en goederen voort te trekken. Abe Lincoln was de voerman die de stomme dieren leidde met zijn luid „haw" en „gee", zooals dat de gewoonte is onder degenen in Amerika, die nog van die logge, maar sterke, trekdieren gebruik maken. Een paar keer, bij het doorrijden van opgezwollen stroomen,, liep de geheele onderneming gevaar van mislukking. Weinig scheelde het of rijders, vracht en vee waren medegesleept door den sterken vloed der wateren. Maar de Heere, die een groot plan voor had met ten minste één van dit klompje emigranten, bewaarde hen genadiglijk totdat ze allen ten slotte, na een reis. van vijftien dagen, konden afstappen bij Thomas Hanks. Het duurde niet lang of Thomas Lincoln had eene plaats uitgekozen aan een der takken van de Sangamon-rivier, tien mijlen west van de stad Decatur. De zonen des huizes spanden zich er voor om ten spoedigste een blokhuis op te richten voor vader en moeder. Ook rustten ze niet met ijverigen arbeid totdat ongeveer vijftien akkers, boschgrond ontdaan waren van het houtgewas en zoodoendekonden strekken tot bouwgrond en weide. Dat was een heeletaak. De lezer kan zich dat best voorstellen, want die „Enakskinderen" van boomen, zooals de Hollandsche pelgrims in de wouden van Michigan de reuzen in het bosch noemden, lieten zich maar niet vellen met één slag en evenmin uit den weg ruimen met één schop. En nadat de boomen waren verwijderd, was er nog heel wat te doen om een aantal van de stammen te splijten tot dunne ruwe balken, die men in Amerika „rails"" noemt, en waarmede de Lincolns een liek bouwden om de geheele vijftien akkers bouwland heen. Maar Abraham was voor geen kleintje vervaard, vooral als het op een ,,railsplitten' aankwam, en hij kon de bijl hanteeren, vlugger en beter dan honderd anderen. Men noemde hem zelfs een meester op dat gebied. Inmiddels was onze held een-en-twintig jaar oud geworden en dus volgens de wet meerderjarig. Hij besloot van nu af aan voor eigen rekening uit te gaan in de wijde, wijde wereld. Niet dat hij zich aan zijn vader en moeder •geheel onttrok wat finantieelen steun aanging. Lincoln was een man met een echt kinderhart, die besefte hoeveel het kroost te danken heeft aan de ouders. En daarom zorgde hij voor hen op stoffelijk gebied tot het einde zijns leven. En niet alleen deed hij aan zijne ouders wel; ook meer dan een van de overige familieleden klopte nimmer te vergeefs aan bij hun „Abe", hoewel deze nooit een rijk man naar de wereld werd. Maar zijn hart was groot in den edelen zin van die uitdrukking; hij leefde voor hoogere belangen dan stoffelijke, en daarom was zijne hand mild tegenover den arme. In het eerst arbeidde de toekomstige president op verschillende naburige boerenplaatsen. Geen werk was hem te gering, zoolang het eerlijk werk was, waarmede hij wat kon verdienen. Zoo was hij bij beurte slachtersjongen, veerman, ossenhoeder, boomkapper en boerenknecht. En het duurde niet heel lang of hij zag den weg open om een tweede reis te maken naar NewOrleans. Een zekere heer Offut, een man die allerlei zaken dreef, nam hem in dienst om met John Hanks en John Johnston een schuit, met spek en andere producten beladen, naar die groote, zuidelijke handelsstad te brengen. Abe zou vijftig cent per dag ontvangen als loon, met den kost erbij, en daarenboven twintig dollars, als een extraatje, zoo de tocht goed afliep. Het begin der reis op de wateren van de Sangamon-rivier ging goed, want de stroom was vol tot boven aan de oevers door de vele voorjaarsregens. Maar toen men een mijl of wat stroomafwaarts was gezakt en nabij het kleine dorpje New-Salem kwam, o wee, toen begon de moeite! Verbeeld u, men had aldaar een dam door de rivier heen gelegd om het water ter zijde af te leiden, om een molen in beweging te zetten. Daar zat nu de boot van Abraham Lincoln in duizend nooden. De voorsteven was eenigszins over den dam heen geschoten, de achtersteven werd door het water overspoeld. Het middenste gedeelte zat zoo vast als een muur. En ten overvloede stond oud en jong van de inwoners van New-Salem aan den oever, het drietal ongelukkige bootslieden uitlachend en uitjouwend vanwege hun domheid. Maar vreemd keken die wijze New-Salemmers op hun neus, toen de langste van de arme schippers een toestel aan de zijde van zijn vaartuig vastbond, waardoor de boot eenigzins gelicht werd, en ziedaar, de schuit schoot over den dam heen en vervolgde ongehinderd haar weg. Later heeft Lincoln een octrooi aangevraagd voor zijne uitvinding, maar tot hiertoe is er geen gebruik van gemaakt. Het was echter bewijs genoeg dat Abe Lincoln een recht practisch Amerikaan was, voor geen kleintje vervaard en door alle moeielijkheden zich een weg banend. In de maand Mei van het jaar 1831 kwam Lincoln te New Orleans aan. En toen hij daar toefde in die schoone oude stad van „de Halve Maan", zooals zij genoemd werd, zag hij daar dingen gebeuren en leerde hij daar lessen die hem bijbleven al zijne levensdagen. Abraham Lincoln bracht een bezoek aan de slavenmarkt van New Orleans, de grootste slavenmarkt van Amerika in de dagen vóór den Burgeroorlog. Bij lieel deze zaak van het slavenhouden moeten wij wat langer stil staan om het verloop der geschiedenis van Lincoln en zijn tijd recht te leeren verstaan. Gedurende de maand Augustus van het jaar 1619 werden de eerste negerslaven in Amerika verkocht. Het spijt ons het te moeten zeggen, maar het was een Hollandsch schip, dat het eerst die ongelukkige wezens binnen bracht. De kapitein maakte goede zaken met het negentiental, dat hij aan den man bracht. Weldra volgden anderen hem na en binnen enkele jaren waren er duizenden van die ellendige schepsels in de verschillende kolonies aan de westelijke kust van den Atlantischen Oceaan, de kolonies die later de Vereenigde Staten zouden vormen. In die dagen zag niemand kwaad in het slavenhouden. Men meende dat de wet van Mozes zulks toeliet en de advocaatgeneraal van Engeland had het officieel uitgesproken dat de negers, daar zij heidenen waren en het vervloekte zaad van Cham, gekocht en verkocht mochten worden als vee. De koningen van Engeland trokken zelfs voordeelen uit den verkoop van slaven en moedigden dezen handel op Amerika aan. Toch waren er bij lange niet zooveel slaven bij het einde van den Onafhankelijkheidsoorlog, dan in de jaren die volgden op 1793. In dat pasgenoemde jaar vond Eli Whitney, uit den staat Massachusetts, eene machine uit om den katoendraad op snelle wijze te bevrijden van de zaadjes die aandien draad vast zitten. De katoen tierde alleen in de heete zuidelijke staten, maar tot dien tijd toe was ze nog niet het groote landbouwartikel dat ze later werd, omdat het teveel kostte aan arbeidsloon om de katoen te bereiden voor het weefgetouw. Een slaaf moest een geheelen dag arbeiden om één pond katoen marktvaardig te maken. Doch toen Whitney's machine was uitgevonden en dat kostbare schoonmaken met de menschenhand niet langer noodig was, kwam er plotseling een groote ommekeer in het profijtelijke van de zaak. De katoenteelt werd een van de meest winstgevende takken van nijverheid. De prijs der slaven, die in het Zuiden waren, ging direct in de hoogte, en de planters kochten zooveel slaven als zij machtig konden worden. De Noordelijken, die ze lang niet met zooveel profijt konden houden als de Zuidelijken, stonden hunne slaven grootendeels af tegen de hooge prijzen die hunne zuidelijke landgenooten boden voor deze menschen. die het konden uithouden in de katoenvelden waarin de blanken niet in staat waren te arbeiden, vanwege de uitputtende hitte, doch de kinderen van het zonnige Afrika waren hieraan gewoon. Het Zuiden werd het land der slaven, door dezen vooruitgang op 't gebied der nijverheid. Een levendige handel in die lijfeigenen kwam op, en van dien handel was New-Orleans de groote centrale markt. Met open oogen en met een bloedend hart stond de jonge man uit de vrije wouden van het vrije Illinois de gevloekte slaven-negotie aan te zien. Hij zag hoe mannen en vrouwen door kooper en verkooper werden gegeeseld met vlijmende zweepslagen, om te laten zien hoe vlug ter been en rap van ledematen zij waren. Hij bemerkte hoe vaders en moeders, vrouwen en kinderen ruw en meedoogenloos van elkander werden gescheiden door de gril des handelaars of door zijn duivelsch winstbejag, dat voor een dollar de teerste banden des bloeds roekeloos verscheurde. Hij werd in het diepst zijner ziel geschokt door het gekerm der ongelukkigen als ze werden voortgesleept of voortgezweept door den stok des drijvers, om nieuwe eigenaars te dienen met hun zweet en hun bloed. Het bloed stolde in Lincolns aderen bij het beschouwen van al dien gruwel, zoo vol onmenschelijkheid, en men zegt (lat hij toen daar uitriep: „Als ik ooit in de gelegenheid kom dat ding den kop in te drukken, reken er op, dat ik het hard zal raken!" Maar er zou nog heel wat gekrijt en weeklage aan de harten en lippen der arme kinderen van Cham ontsnappen, eer de man uit Illinois dien gruwel der onmenschelijkheid zou bekampen als een andere Hercules, in geweldigen kamp met den Hydra der slavernij. Lincoln op de slavenmarkt te New Orleans. Hoofdst. IV. Lincoln keerde terug tot zijn zender Offut en deze was zoo met zijn knecht tevreden, dat hij hem in dienst nam om in een nieuw op te richten winkel in datzelfde New Salem, dat hem zoo belachen had, als winkelier op te treden. En het duurde niet lang of de lieden van dat dorpje begonnen hem te achten als een bekwaam en eerlijk jonkman. Eerlijkheid vooral was een zijner sterke karaktertrekken, vandaar dat men hem eerlang allerwege „eerlijke Abe" noemde. Zóó sterk was zijne begeerte om elk precies het zijne te geven dat hij soms mijlen te voet ging om een vergissing van enkele centen of enkele onsen gewichts in orde te maken. Zelfs de ruwste gasten kregen respect voor den langen dunnen winkelbediende, vooral ook door de geweldige lichaamskracht, die hij destijds had en zijne behendigheid in het vechten. Onderscheidene bewijzen hiervan leverde hij, want, ofschoon niet bijzonder gesteld op vechtpartijen, weigerde hij nooit een uitdaging. Onderscheidene staaltjes van zijne fameuse kracht en behendigheid worden verhaald. Ziehier een paar: Lincoln stond in den winkel, waar hij eenige vrouwen zijn waren liet zien. Een jonge kerel kwam in, en wierp hem allerlei beleedigende uitdrukkingen toe, vloekte en daagde hem uit. Lincoln verzocht hem te wachten tot de vrouwen weg waren en tot zoo lang zich wat in te binden. Hij kon er op rekenen, hij zou dan satisfactie krijgen. De vrouwen gingen heen. 't Gevecht ging aan. Niet lang, daar spartelde de beleediger op den grond. Lincoln hield hem daar met zijn ijzeren vuist, met een gemak als ware het een kind. Daarop nam hij eenige struiken stekend onkruid en wreef hem dat in het gezicht, zoodat de kerel jankte van pijn. Lincoln deed dat alles met de grootste bedaardheid en toen de knaap genoeg had, ging Abe naar de pomp, wiesch zijn gelaat met frisch water en deed alles om zijn pijn te verzachten. De man werd een van Lincoln's grootste vrienden en was sedert dien dag een beter man. Op een anderen keer had hij het te stellen met den kampioen van Coles County, Daniël Needham. Deze vechtersbaas dacht dat er in de gansche Unie niemand was dien hij niet staan kon. Ruw en beleedigend klonk zijn uitdaging. Eerst een worstelpartij. Twee keer legde Lincoln hem neer. Daarop eene formeele hokserij. Met een bloedende neus en een blauw oog droop Needham af. Dan was er Jack Armstrong, een groote vierkante kerel. Geen man aan de Sangamon rivier, die het met succes tegen hem kon opnemen. Lincoln werd gedwongen met hem aan den dans te gaan. Ze vochten. Green van beiden behaalde eenig voordeel. Daarop beging Armstrong een gemeene streek. Met al zijn kracht greep Lincoln hem bij den stierennek en hield hem, als ware hij een jongen, op armslengte van zich af. Maar Armstrong was er niet alleen. Een geduchte bende „Clary Grove Boys" hadden de nederlaag van hun hoofdman gezien en drongen nu op Abe aan. Deze retireerde heel bedaard, tot hij met zijn rug tegen een winkel stond, afwachtende wat de boys zouden doen. Dit was het eergevoel van Jack Armstrong te veel. „Jongens", zei hij, „Abe Lincoln is de beste kerel, dien wij ooit ontmoet hebben. Hij zal een der onzen zijn." Yan dien tijd was Jack Armstrong een van Lincoln's beste vrienden. In de buurt zijner woonplaats, geen opstootje dat hij niet stillen kon, geen gevecht dat hij niet beslissen kon, maar ook geen man meer populair dan hij. HOOFDSTUK Y. Soldaat, Candidaat, Winkelier, Landmeter en Postmeester. Godt ghevet al zijn ampt en tijt Al wat hij schickt en weert En menght zich. niet verkeert. Zoo wie zijn schiokingli teghenstrijt En 'twerok poocht te verhaasten Betreurt zjjn doen ten laatsten. Dikk Volkertsz. Coobnhert. Dat een spreekwoord niet altijd een waar woord is, werd bewezen in het leven van Abraham Lincoln. „Een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken" scheen hij te zijn. in het tijdperk van zijn bestaan dat we thans behandelen. Maar het liep toch beter uit dan menigeen verwachtte, zelfs het oude spreekwoord ten spijt. Hoe dat al zoo te werk ging zullen wij nu verhalen. In het voorjaar van 1832 was Lincoln buiten betrekking. Zijn patroon, de heer Offut, was bankroet gegaan, gelijk in die dagen van „wild cat" geld en allerlei dwaze ondernemingen met het geld van anderen begonnen, zoo telkens gebeurde. Wat moest Lincoln nu doen? Hij besloot om naar een politiek ambt te staan, en wel dat van afgevaardigde van zijn district in de Wetgevende Vergadering van den staat Illinois. Hij was thans iemand, die boven de meesten, zoo niet boven allen, van zijne medeburgers in New Salem en Sangamon county uitstak in kennis. Vooral had hij zich toegelegd op de studie der wet. Een paar boekdeelen, die hij had opgevischt uit een oud vat in Offuts winkel, hadden hem daarin geholpen. Hij was een populair jongmensch, zooals reeds uit het voorgaand hoofdstuk bleek. In het vertellen van geschiedenissen en anecdoten had hij zijns gelijke niet. Als spreker had hij zich een zeer goeden naam verworven bij allerlei gelegenheden. Geen wonder, dat hij begon te denken dat er wel wat kans bestond dat hij tot lid der Wetgevende Vergadering kon worden gestemd. En zoo annonceerde hij ten slotte, op de gewone Amerikaansche wijze, dat hij zich, (natuurlijk „op raad zijner vrienden"!) candidaat stelde. In eene circulaire, gedateerd 9 Maart 1832, trad hij voor de kiezers van zijn district voor het voetlicht als een „Whig", een volgeling van den grooten Henry Clay. Misschien vraagt de een of ander lezer zich af: wat is dat toch wel, een „Whig"? Die naam beteekende oorspronkelijk in de Engelsche staatkundige geschiedenis eene partij van het gewone volk, tegenover de „Tory" partij der hovelingen. In de Amerikaansche historie duidde de term eerst iemand aan die Engeland tegenstond gedurende den Revolutionairen oorlog, terwijl de „Tory's" het met Engeland hielden. Wat later werd „Whig" een politieke partijnaam. „Whig" noemden zich sinds 1834 de opvolgers van de Nationale Republikeinen, de tegenstanders van de Democraten. De „Whigs" hadden in hun program vooral drie voorname zaken: allereerst inwendige verbeteringen, n.1. van wegen en rivieren in het binnenland, ter bevordering van handel en nijverheid; vervolgens, een beschermend tarief, om het Amerikaansche fabriekwezen te steunen en aan te moedigen en ongewenschte concurrentie van het buitenland te voorkomen. Dat was iets dat vooral de noordelijkste staten begeerden, daar deze het meest van fabriekswerkzaamheden afhingen, terwijl het meer landbouwend Zuiden de buitenlandsche goederen gaarne zag ingevoerd, als goedkooper. En ten derde begeerden de „Whigs" een sterk nationaal en centraal goevernement, terwijl de Democraten sterk stonden op de soevereiniteit van de enkele staten. De groote redenaar en staatsman, Henry Clay van Kentucky, Avas in den tijd waarvan we nu spreken de leider van de Whigs, en het was onder zijn banier dat Lincoln aan de stembus wenschte te overwinnen en in de Tweede Kamer van Illinois begeerde te strijden. Doch, de mensch overdenkt zijn weg en de Heere bestiert zijn gangen! Eer de politieke veldslag geleverd werd, marcheerde Abraham Lincoln onder een veel meer letterlijke banier dan die welke men bezigt in het Amerikaansche staatkundig leven. Lincoln werd soldaat! En in één uur klom hij zelfs op tot den rang van kapitein! Hij die zelfs geen korporaal, sergeant of luitenant was geweest! Het kan soms raar gaan in de wereld, vooral in Amerika. Er was in het voorjaar van 1832 een opstand uitgebroken onder de Indianen van den stam der Sac en Fox (Zak en Vos) roodhuiden. Hun opperhoofd heette „Black Hawk" dat is, de Zwarte Havik. De Indianen hebben veelal de gewoonte om hunne zonen te noemen naar de een of andere bizonderheid, gehoord of gezien ter gelegenheid der geboorte. Zoo wordt een kind soms genaamd „Little Smoke", omdat de moeder wellicht op het oogenblik der geboorte een weinig rook ergens zag opstijgen. \ooral naar de dieren, die men ziet op dat moment, worden de nieuwe wereldburgers genaamd. B.v. Sitting Buil, Old Buil, Red Eagle, Black Eagle, enz. *) Toen nu het toekomstig opper- *) Vertaling: Zittende Stier, Oude Stier, Eoode Arend, Zwarte Arend. hoofd der Zak-en-Yos-Indianen omtrent 1768 het eerst het levenslicht aanschouwde, zag zijn moeder misschien een zwarte havik vliegen, en ziedaar, het kind had een naam! En die naam zou leven ook in de geschiedenis der Amerikaansche natie. Vooral door den opstand, dien men op de gewone wijze van het spraakgebruik der Nieuwe wereld met den hoogdravenden naam bestempelde van oorlog, („Black Hawk War"), waarvan Lincoln een der veteranen zou worden. Waarom de Zwarte Havik en de zijnen toch wel het oorlogspad kozen? Ach, lezer, dat is tot op zekere hoogte de gewone geschiedenis, zoo treffend gebrandmerkt in Helen Hunt s „Een Eeuw van Onrecht." In 1804 had men de hoofden van den stam van Black Hawk eerst dronken gemaakt en hen toen een papier laten teekenen waarbij zij al hunne rijke landerijen langs de oostzijde van de Mississippi rivier, 700 mijlen lang, afstonden voor een jaargeld van 1.000 dollar een recht koopje. In 1831, toen men het land waarop hunne dorpen lagen had verkocht aan blanke nederzetters, ploegden deze het koren van de Indianen. Black Hawk dreigde om wraak te nemen, en de militie van Illinois werd te wapen geroepen. Het roodhuiden-opperhoofd vluchtte westwaarts over de Mississippi. Maar in het voorjaar van 1832 kwam hij in Illinois terug met een vijftigtal dapperen en natuurlijk werd de krijgstrom geroerd in den betrokken staat om den roodhuid tegen te staan. Vrijwilligers werden opgeroepen om den lande een maand te dienen in den verdelgingskrijg. Men meende toen algemeen in de Vereenigde Staten dat de eenige goede Indiaan een doode Indiaan was, en dus trok men met enthusiasme den soldatenrok aan. Ook Lincoln en heel wat van de jonge lieden van Sangamon county, waaronder bijna al de „Clary Grove" jongens. In Rushville, in Schuyler-county, kwamen de recruut-vrijwilligers samen en het eerste wat men deed was: zijne eigene „officieren" kiezen. Men zou de verkiezing houden op een eigenaardige wijze, destijds in zwang onder de dienstdoende schutterij. Er waren twee candidaten in het veld voor de eer om kapitein te worden van de compagnie der Sangamon county strijders-in-den-dop. De een was de heer Kirkpatrick, een gegoed handelsman van New Salem. En de ander onze Abraham Lincoln, de doodarme winkelbediende. Elk der recruten zou zich voegen öf achter Kirkpatrick, indien men hem als kapitrein prefereerde, öf achter Lincoln. En ziedaar, toen de vrijwilligers zich opstelden in het gelid, bleek het dat de rij die achter Lincoln aankwam driemaal zoo lang was als de linie die zijn medestander achter zich had. En zoo werd Lincoln voor het eerst van zijn leven gekozen tot een publiek ambt. En op één dag was hij van een ongeoefend recruut bevorderd tot kapitein. Dat was nog eens een snelle promotie! Maar de soldaten die Lincoln kozen hadden er geen berouw van dat zij hem hadden gestemd, want kapitein Lincoln, al maakte hij soms militaire misslagen, trad toch in velerlei opzicht op als een wijs officier, wiens practische blik op zaken van den krijg meer dan eens merkbaar was. En ook betoonde hij zich als een vader zijner compagnie, bij eene gelegenheid toen een hoofdofficier van het staande leger, die de boeren-vrij willigers minachtte, hen op een onbillijke manier bij de andere soldaten achteruit zette. Maar hoewel kapitein Lincoln harten won door goedheid, wist hij toch genoegzaam streng te zijn om krijgstucht te bewaren. Op zekeren dag kwam er een oud Indiaan in het kamp. De man bezat een vrijgeleidebrief van generaal Cass en was dus een bevriend roodhuid. De arme zwerver was halfverhongerd en geheel uitgeput. Zelfs al ware hij een vijand geweest, hij had weinig kwaad kunnen doen in zijn erbarmelijken toestand. En toch wilden de soldaten van Lincolns compagnie hem direct dooden, verwoed als zij waren over het feit dat enkelen van de krijgers van Black Hawk sommigen van de nederzetters wreedaardig hadden omgebracht. Dat deze grijsaard zulks niet helpen kon, wilden de op bloed beluste dapperen van Lincoln, naar het schijnt, maar niet begrijpen. Zij hieven dus hunne geweren op en mikten op den armen roodhuid. Deze schreeuwde om hulp. Lincoln, die zulks hoorde, snelde uit zijn tent en onderzocht de zaak. Maar de soldaten stoorden zich niet aan het schrijven van den generaal Cass en bleven dreigend het geweer omhoog houden. Ten einde raad stelde Lincoln zich toen vóór den bevenden en doodsbenauwden Indiaan en riep zijne oproerige mannen toe dat zij den roodhuid alleen zouden kunnen doodschieten dóór het lichaam van hun kapitein heen. Voor een oogenblik scheen het dat de verwoede en teleurgestelde krijgers hun plan wilden uitvoeren, zelfs ten koste van Lincolns leven. Maar ook slechts voor een oogenblik, want toen begonnen zij respect te gevoelen voor hun hoofdman en zagen het verkeerde van hun drijven zóó in, dat de een na den ander het moordend wapen liet zakken en met beschaamde kaken afdroop. Lincoln had het pleit gewonnen, ook al was het eene zeer gewaagde onderneming geweest. Veel kwam de compagnie anders niet te zien van den werkelijken krijg met al de gruwelen er van. Lincoln vertelde later in het Congres en met een lachend gelaat, dat zijne meest bloedige gevechten in den Black-Hawk-oorlog werden gevochten met mosquitoes, de venijnig bijtende vliegen, die de plaag zijn van lage en waterrijke landstreken in Amerika. Inmiddels was de maand verloopen waarvoor de vrijwilligers van Lincolns compagnie zich hadden verbonden. De meesten keerden weder tot haardstede en altaren en zoo bleef de kapitein over zonder soldaten, als een generaal zonder een leger. Dat was wel eene pijnlijke positie, want met het vertrek van de soldaten verviel ook zijn rang als kapitein... Maar Lincoln was een van die groote zielen die men niet vaak aantreft, die gewillig zijn te dienen zoowel als om gediend té worden. En daar er voor hem op dat tijdstip weinig uitzicht was op eene betere maatschappelijke positie, maar het land wel behoefte had om krijgsvolk op de been te houden, teekende hij wederom, ditmaal om als gewoon soldaat te dienen. Doch spoedig daarna kwam het roemlooze einde van den roemloozen krijg en Abraham Lincoln werd afgemonsterd te Whitewater in den staat Wisconsin op 16 Juni 183-2. Met George W. Harrison, een krijgsmakker die ook uit New Salem kwam, begon Lincoln de reize naar het verre Illinois tehuis, voor zoover hij van een tehuis kon spreken. Eerst gin» huiswaarts tijgen nog al gemakkelijk, daar de beide veteranen samen éen rijpaard mochten medenemen naar hunne woning als eene soort oorlogsbuit. Maar o wee, het bleef niet heel lang een triomftocht van, om beurte, vroolijk rijdende helden! Want Gedurende zekeren nacht ontstal men aan het slapend tweetal hun gemeenschappelijk krijgsros, en te voet, als een paar landIoopers, moest men verder. Doch ze hadden het geluk dat ze een deel van hun reis konden afleggen in een bootje, dat ze voor een prijsje kochten en zoo kwamen ze ten slotte te New Salem arm in geld, maar rijk in ervaring en hongerig als een paar leeuwen die in geen twee dagen vleesch hebben geroken. Er was echter één geluk bij: Lincoln had in New Salem een overvloed van vrienden, die hem gaarne herbergden en hielpen. An daar kwam, zoo meende hij althans, nog een gelukje bij. Lincoln kwam in het eerst van Augustus te New Salem aan Z? dat was n°S Precies tien dagen vóór de verkiezing voor de Wetgevende Vergadering van Illinois, waarvoor hij candideerde eer hij ter oorlog was getogen, zooals wij hierboven reeds beschreven. De oud-kapitein-candidaat wierp zich nu met hart en ziel in den politieken strijd en hield overal toespraken tot de kiezers van zijn district. En tot op zekero hoogte met een succes dat luide sprak van zijne populariteit, want zijn eigen wijk gaf hem, den Whig candidaat, 277 van de 280 stemmen. 4 Toch werd hij niet gekozen, daar een viertal andere candidaten in de andere gedeelten yan het district veel beter bekend en dus veel sterker waren dan Lincoln, die daarenboven slechts tien dagen tijd had gehad om het kiezersvolk te bewerken. En daarenboven ... hij was een arm en penningloos candidaat; en vooral zoo iemand die zich nog eene politieke reputatie moet scheppen, maakt in het democratisch Amerika in den regel geen bijzonder grooten opgang. Maar, Lincolns naam kwam toch onder de aandacht van het volk van Sangamon county; hij was beter bekend geworden, in ruimer kring dan te voren, en de toekomst zou openbaren dat Lincolns optreden niet vergeefs was geweest. Inmiddels was het voor den ex-soldaat en verslagen candidaat een levensvraag geworden hoe verder door de wereld te komen. En gelukkig kwam er eene gelegenheid om wederom geregeld te arbeiden. Op grond van zijne welbekende reputatie van eerlijkheid kon hij een aandeel koopen in den winkel van de gebroeders Herndon te New Salem. Geld was er destijds bijzonder weinig in den omloop. Trouwens, Lincoln was zoo arm als Job. Maar eene belofte op papier, een schuldbrief, kon voorloopig volstaan, en zoo werd de vroegere winkelbediende nu een koopman voor eigen rekening. Een koopman op crediet. En al de klanten kochten op crediet, of verruilden landbouwproducten, zooals boter en eieren, voor wat de winkelier voorradig had. Zulke primitieve toestanden van ruilhandel vond en vindt men overal in de nieuwe nederzettingen in het Westen der Yereenigde Staten. De begunstigers maakten het aan de nieuwe firma niet overdruk. Dat gaf Abraham echter tijd om voort te gaan met de bestudeering van wetboeken, want zijn oud ideaal om nog eens advocaat te worden, stond hem aanhoudend voor den geest en kwam steeds meer op den voorgrond. Reeds begon het publiek daarvan te profiteeren, want meer dan een New Salemmer maakte destijds gebruik van Abe Lincolns kennis van wettige papieren en van door de wet vereischte formaliteiten. Soms maakte men wel eens misbruik van zijne goedheid door te trachten met een vriendelijk „dankje" te volstaan. Alsof de jonge arme adspirant-advocaat daarvan leven Het ging hem met de studie van de wetten echter meer voorspoedig dan met zijne handelszaak. De arme Lincoln werd zelfs geruïneerd! u Dat kwam doordat een van zijne compagnons te verkwistend leefde en veel te veel speculeerde. Het zal den eerlijken Lincoln wel zeer hard hebben gevallen, maar hij moest het aanzien dat al zijne goederen onder den hamer werden gebracht en voor spotprijs verkocht. en^WipÏT if,erJatld °f hij e6n man van "twaalf ambachten en dei tien ongelukken zou worden. Wat nu te doen? Naai- de boerderij terugkeeren en wederom knecht worden? Daar had Lincoln al bitter weinig zin i„. ziin w- T 8 tem' zijne ideaIen daa™' te hoog. den " Pe" "at hlJ' 00'C deS"i ondischten daar hunne armoede niet toeliet hem beter o halen De armste nabestaande gevoelde zich op zijn gemak de tegenwoordigheid van den voornamen bloedverwant, die al redenaar en politicus, zoowel als advocaat, gestadig oei vermaand? Lincoln was de eenvoud zelve onder zijn een- V°ofzekeïfdag, toen hij zich gereed maakte om zijne colleges in een aangenaam hotel te verlaten, om zich naar eene arm bloedverwante te begeven om er tT1bDjven"'" ^ zon breken indien zij hoorde dat .k deze sUd bad verlaten, obolen inVnne sebame.e woningen, noch nitnoodigen in hnnne ^Conscierme, de Vlaamsche schrijver, schreef boven zijn bekend „Baas Gansendonck": „Als niet komt tot iet, Dan kent iet zichzelven niet." Nu dat gebeurt wel eens met menschen die wat beteekenen in de maatschappij, en is vooral dan nog te schandelijker, wanneer zulke verwaande parvenue's zich scharen onder de volgelingen van den Heerlijke Israels, Die Zich niet schaamde om arme menschenkinderen Zijne broeders te noemen! HOOFDSTUK XI. Het bloedend Kansas roept. Wijl tweedracht, uit de Hel ontsloten, En tussohen krijg en wraak gezet, Door hare toorts, en 't bloed vergoten, Rivieren, Kust en Dampkring smet... O. Z. vas Haren. In het jaar 1850 scheen het voor het oog der menschen alsof de slavernij eene eeuwige instelling zou wezen w het vrije Amerika. Want het Congres nam enkele wetten aan, die daaiop schijubaar waren aangelegd. Het was geroepen om de brandende vraag te beantwoorden of het grondgebied, door Mexico afgestaan, een domem zou zijn waarin het houden van slaven geoorloofd zou wezen, al dan niet. Lewis Cass, dien we reeds hebben ontmoet als Democratisch candidaat voor het presidentschap, meende dat de nederzetters in die streken zelf deze kwestie moesten uitmaken. Deze idee werd genaamd: „Squatter Sovereipty . dat is, de soevereiniteit of het oppergezag van degenen die zich al hadden nedergezet op het land, vóór dat ze hunne gronden op wettige wijze hadden aangekocht. Stephen A. Douglas van Hlinois, een man bestemd om L colns groote tegenvoeter te worden, nam dat denkbeeld van Cass over in gewijzigden vorm en noemde het „Popular Sovereignty," het oppergezag des volles. Henry Clay, de groote „Vredemaker", zooals hij wel eens genoemd werd, ofschoon hij soms vrede maakte door schipperen, trachtte ook hier tusschen Zuid en Noord te bemiddelen. Het gelukte hem om een wetsontwerp aangenomen te krijgen dat Californië als vrijen staat tot de Unie toeliet, maar in NewMexico en Utah zoude de vraag: „slavernij of geen slavernij", beslist worden door „Squatter Sovereignty". Doch alleen ten tijde dat ze als staten konden toetreden, zou de stemming aangaande deze zaak beslissen. Er was dus een schuiven op de lange baan. In het District Columbia zou wel de slavenhandel woiden afgeschaft, doch niet de slavernij zelf. En ten slotte zou men strenge wetten maken tegen het ontvluchten van slaven, iets wat vooral het Zuiden naar den zin was Want daar de slavenhoudende staten onmiddelijk grensden aan de noordelijke staten, die de lijfeigenschap hadden afgeschaft, gelukte het vele negers om over de grenzen te komen. Waren ze eenmaal op noordelijk grondgebied, dan waren er vele haters der slavernij gewillig om ze voort te helpen. Vooral in den nacht bracht men de vluchtelingen noordwaarts, van stad tot stad en van dorp tot dorp, tot men eindelijk het geheel vrije Canada bereikte. Men noemde dit stelsel van nachtelijk vervoer want het was een soort stelsel, „den onderaardschen spoorweg Vooral de zoogenaamde Kwakers of „Vrienden", verleenden vele diensten op dit terrein. In het eerst meenden de groote partijen, de Whigs en de Democraten, dat door dit schipperend voorstel van Clay het groote negerprobleem was opgelost, en dat voor goed. Hoe kortzichtig zijn menigmaal die voorzichtige staatslieden, die soms zoo weinig hooren en voelen van den hartklop van de kern der natie! laar ze zouden spoedig gewaar worden dat het vraagstuk nog verre van zijn beslissing was, zoo niet verder dan ooit te voren! In de noordelijke staten was er allerwege groote opgewondenheid van wege de nieuwe „Vlucliteling-slaven wetten". Op verschillende plaatsen hield men publieke vergaderingen om openlijk zijn verontwaardiging uit te spreken, over wat men te Washington had gedaan. Monsterpetities werden aan het Congres aangeboden door duizenden uit de vrije staten, met de dringende bede om de wet te herroepen, die gekwalificeerd werd als ..afschuwwekkend voor het zedelijk gevoel." De uitvoering van zulk een wet werd gestempeld als „doodslag, en men «af de verzekering dat geen slavenhouder de vrije mannen van het Koorden zou noodzaken om den hijgenden vluchteling te achterhalen. Eerlang namen verschillende noordelijke staten wetten aan om negers te beschermen, van wie men beweerde dat zij weggeloopen slaven waren. Ook Lincoln was zeer ontevreden over wat de regeering te Washington had gedaan. Op zekeren dag, toen hij met zijn compagnon over deze zaken sprak, zeide hij: „Herndon. hoe zwaar, o hoe zwaar is het te moeten sterven en zijn vaderland te verlaten, zonder dat het door ons leven verrijkt en verbeterd is geworden. De wereld is doof voor het geroep dat allerwege opstijft. Wat moet er toch gedaan worden? Kan iets gedaan worden ? Wie kan iets doen ? En hoe kan het geschieden. Ziedaar het hart van waar patriot, een oprecht vaderlander, waarde lezer. Wie onzer is zoo begaan met het lot van land en volk . Het zou eerlang bhjken, dat wie er ook het oor sloot voor het geroep der duizenden en tienduizenden arme slaven, Lincoln het niet zou doen. Maar nog was de tijd niet daar om de tienduizenden te doen ontwaken, die noodig waren om een man als Lincoln te zetten in het gestoelte der machtigen. Toen" het jaar 1852 wederom de groote nationale conveiuies samenbracht, om candidaten te stellen voor het presidentschap, zwegen de „platforms", beide van de Whigs en van de Democraten, over het slavenvraagstuk. Ja, de Whigs beleden te buigen voor wat het Congres had gedaan! Geen wonder dat een man als Lincoln weinig deel nam aan de politieke campagne van dat jaar. Zijn hart was meer met de „Free Soilers", die ook ditmaal weer luide spraken van : „Geene vermeerdering van slavenstaten geene vermeerdering van slaven-territories, ') geene nationaliseering der slavernij, en geene nationale wetgeving voor de uitlevering van slaven". Maar ook ditmaal verkregen de mannen van den vrijen grond maar een betrekkelijk klein getal stemmen. Ook de „Whig" candidaten werden verslagen, en Franklin Pierce, de Democraat, nam plaats in het Witte Huis, reeds door zoovelen zijner partijgenooten bewoond in vroeger dagen. Het zag er donker uit voor die de vrijheid minden! Maar, waar de grooten der aarde en die in hoogheid zaten, meenden dat zij er wel in zouden slagen om de gemoederen te sussen, daar wrocht de God der natiën, door een nieuw en onverwacht instrument, om het Noorden te bereiden voor de groote worsteling om den Hydra der knechtschap van de zwarten te overweldigen. Er was eene zwakke vrouw, van God gezonden, en haar naam was Harriët Beecher Stowe. Uit de volheid van rijke ervaring en met eene pen door menschenliefde voortgestuwd, schreef zij een boek dat den nederigen titel voerde van „Uncle Tom's Cabin", „De Negerhut van Oom Tom." Zij koesterde geen haat tegen het Zuiden. Zij schreef meer met smart, dan in toorn. Haar eenig oogmerk was, zooals zij zeide, om hare landgenooten te laten zien en voelen welk eene vervloekte instelling de slavernij ') In de V. S. is een „territory" een publiek domein der Unie, georganiseerd met het doel dat het eerlang, geheel of een deel er van, tot staat zal worden verheven. De Bondsregeering stelt den goeverneur ervan aan, en een „territory" heeft geene representatie in 't Congres met beslissende stem, gelijk met de staten het geval is. was. Het boek werd over het geheele land verspreid als door een wervelwind. Binnen acht weken tijds werden er in de Vereenigde Staten honderd duizend exemplaren verkocht en dat was nog maar het begin. i , Eer een jaar verloopen was, had men er in Engeland een millioen aan den man gebracht en het werk werd overgezet in de meeste, zoo niet in alle, Europeesche talen. Het boek van de talentvolle christelijke schrijfster gaf aan de slavernij den eersten grooten slag, die op hare ontzieling zou uitloopen. Als een stem die dag nacht riep om mededoogen met het zuchtend kroost van Cham klonk „De Negerhut", en duizenden tot hiertoe doof en gevoelloos aangaande dezen gruwel der menschheid, ontwaakten om niet meer te kunnen rusten voor en aleer het pleit was beslecht. Daarbij kwam nog een ander geroep, en wel uit het Westen, uit het nieuwe grondgebied ten westen van Missouri. Het was, zooals we boven dit hoofdstuk schreven, het was het „Bloedend Kansas" dat luide riep, en steeds luider noodkreet deed hooren. , „ , . „Hoe dat toch wel kwam?" vraagt de belangstellende lezer. Laat ons dat mededeelen. In 1854 begonnen de landstreken, die thans de staten Kansas en Nebraska zijn, aan te kloppen om als territones toegang tot de Unie te verkrijgen. Dit grondgebied lag noordwestelijk van den staat Missouri en zou dus volgens de zoogenaamde „Missouri Compronnse , waarvan in Hoofdstuk IX spraken, een vrij lana zijn, waaim uC we verboden zou wezen- . , Maar ziet, en daarin komt het onrechtvaardige uit van de zaak, Stephen A. Douglas van Illinois, die we reeds eerder noemden, introduceerde een wetsontwerp in den Senaat te Wash,ngton om Kansas en Nebraska als territories te organiseeren - waar natuurlijk niets tegen was - en om dan de kwestie va» slaverng te laten beslissen door de stem des volks in die gewesten. D noemde hij „Populaire soevereiniteit", alsof deze van generaal Cass geleende uitdrukking het schreeuwend onrecht kon bedekken dat er onder verscholen was. Woorden kunnen onmogelijk uitdrukken hoe het voorstel van Douglas, de z.g.n. „Kansas-Nebraska bill," het Noorden in rep en roer bracht. Elk gevoelde direct dat dit wetsontwerp geheel en al het Zuiden begunstigde en misschien het middel zou wezen om de slavenstaten een blijvend overwicht te geven in het Congres. Want het voorstel van Douglas opende een grondgebied voor de slavernij, veel grooter dan de oorspronkelijke Dertien Koloniën der Unie te zamen. Te midden van de grootste opwinding nam het Congres het ontwerp van Douglas aan, op den achtsten Mei 1845. Als een jubelteeken dat het ontwerp tot wet was verheven, werd er van den Capitoolheuvel te Washington een artillerie salvo gelost. Dat zoude de doodsklok worden voor de slavernij! „Voorwaar, er is een God die leeft En op de aard' gerichten geeft." Oogenblikkelijk was geheel het Noorden in vuur en vlam. Overal werd senateur Douglas scherp veroordeeld als een Ezau, die voor een schotel moeskruiden het eerstgeboorterecht had verkocht. Want men geloofde dat hij het gedaan had om de gunst van het Zuiden te verwerven, opdat hij daardoor zich den weg zou banen tot den presidentszetel. Met groote geslepenheid, verdedigde Douglas zich voor het volk. Hij beriep zich op het Republikeinsch beginsel van Volkssoevereiniteit en beweerde, dat het de meest rechtvaardige zaak van de wereld was, dat het volk van het nieuw grondgebied zelf zou beslissen of het slavernij zou toestaan, al dan niet. Natuurlijk verzweeg hij geheel en al, dat dit in het onderhavig geval woordbreuk inhield, daar men, ten tijde der Missouri Compromise, het woord verpand had dat die streken vrij zouden zijn. En Douglas werd eerlang gewaar dat men zich maar zoo niet liet overtuigen door zijne schoonklinkende argumenten. Van uit Illinois, dat hem had afgevaardigd, klonk hem het geroep in de ooren van een verontwaardigd volk. Daarom spoedde hij zich, toen het Congres voor den zomer verdaagde, naar zijnen staat. Op reis derwaarts werd hij overal met schimp en spot overladen. Hij beweerde later dat hij van New York naar Chicago had kunnen reizen bij het licht van stroopoppen, die hem voorstelden en die allerwege werden verbrand, als een teeken van afkeer voor een Noordelijke, die zijn volk had veriaden en aan de Zuidelijken verkocht. Te Chicago weigerde het volk om naar hem te luisteren, toen hij aldaar zijn standpunt trachtte te verdedigen. De muren waren bedekt met vijandelijke plakkaten tegen hem gericht en hem op het scherpst veroordeelend. Toen de groote najaarstentoonstelling in October van het jaai 1854 te Springfield werd gehouden, nam Douglas de kans waar om het volk, dat haar bezocht, toe te spreken over zijne houding en handelwijze. Onwillekeurig vestigde zich aller oog op Lincoln, als den eenigen redenaar, die in staat zou wezen om te debatteeren met den kleinen „Reus van het Westen", zooals Douglas werd genoemd. En terecht, want in zijn klein lichaam woonde een energieke persoonlijkheid en achter zijn fonkelende zwarte oogen was een ongewoon intellect verborgen. Hij was daarom allerwege bekend als de Democratische leic er van het Westen en het hoofd van zijne partij in het Noorden. Zelfs begonnen zijne aanhangers zich al naar hem te noemen: „Douglas-Democraten" met de uitdrukking van „Popular Sovereignty" als hunne schoonklinkende leuze. Douglas was een trotsch man, vol zelfvertrouwen, somtijds ten hoogste verwaand, maar ter zelfder tijd een sluw volksmenner, die met holle, maar schitterende, phrasen het gewone volk om den tuin wist te leiden. Geen wonder dat men als instincmatig uitzag naar een even scherpzinnig, maar terzelfdertijd eerlijk, redenaar, die desophismen, die men van Douglas verwachtte, kon dóórzien en aan de kaak stellen. Op den bepaalden dag sprak Douglas met groot redenaarstalent. Hij begreep zelf wel dat er, wat zijne politieke toekomst aanging, veel, zoo niet alles op het spel stond, of hij zich voor zijne kiezers zou kunnen verdedigen en vrijspreken, al dan niet. En alles wat hem ten dienste stond wendde hij dan ook aan om zich voor zijn volk te rechtvaardigen. Den volgenden dag beklom Lincoln de tribune op de tentoonstellingsgronden om, als de tolk van een verontwaardigd volk, de rede van Douglas te beantwoorden. Hij hield eene keurige redevoering, die vele hoorders nimmermeer uit het geheugen ging. Met zijne gewone oprechtheid, begon hij te zeggen dat hij niets anders wenschtte te spreken dan de waarheid en de geheele waarheid, en indien senateur Douglas, die tegenwoordig was, hem op een onjuistheid betrapte, gaf hij hem het recht om hem in de rede te vallen. De sluwe Douglas was dadelijk bij de hand om van deze vergunning gebruik te maken, en telkens en telkens onderbrak hij het spreken van Lincoln met allerlei tegenwerpingen. De meesten daarvan hadden zoo goed als niets te maken met het onderhavig onderwerp, tenminste niet met het hoofdgeschil, maar waren, zooals Lincoln en de hoorders begonnen te gevoelen, er op aangelegd om hem in de war te brengen en de aandacht van redenaar en toehoorders af te leiden op bijzaken. Ten slotte verloor Lincoln dan ook zijn geduld en riep zijne hoorders toe : „Mijne heeren, ik kan niet toelaten om mijn tijd te verspillen met allerlei spitsvondigheden. Ik neem de verantwoordelijkheid op mij om zelf in te staan voor de waarheid van wat ik zeg, en onthef rechter Douglas van alle verantwoordelijkheid dienaangaande." Dat was eene heel beleefd uitgedrukte, maar heel duidelijke, aanwijzing voor den senateur om zich vooreerst stil te houden. En hij deed het ook. Ongestoord, behalve door herhaald applaus, voerde Lincoln toen het woord en hield een redevoering van drie uren en tien minuten lang. En de lange magere advocaat, door Douglas zoo ver beneden zich geacht, sprak als hij nog nooit te voren had gesproken. Het Springfield Journal" van den volgenden dag getuigde ervan: „Lincoln trilde van gevoel en aandoening. Het geheele gehoor was bladstil, behalve wanneer het in lang en luid applaus uitbarstte. Lincoln viel het wetsontwerp van Douglas aan met ongewone warmte en energie en allen gevoelden dat het een reus was die de wet tegenstond, en dat het zijn toeleg was om haar, zoo mogelijk, te vernietigen. En hij slaagde daarin ten volle. Het gehoor keurde de waarheid en den triomf zijner gezegden goed met luide en lange hoera's. De vrouwen wuifden met hare zakdoeken als een teeken van hare hartelijke instemming met wat de spreker beweerde. Lincoln toonde aan hoe het wetsontwerp vol onwaarheid en „humbug" was *, hij scheurde heel de wet in flarden, en toen hij zulks gedaan had en die ellendige flarden aan het volk vertoonde, was er op aller gelaat verontwaardiging te lezen over de handelingen van Douglas en de Bondsregeering. Aan het einde van Lincoln's rede gevoelde iedereen dat zij niet weerlegd kón worden, en dat geen menschelijke macht de oratie krachteloos zou kunnen maken- Het langdurig applaus openbaarde de gevoelens der menigte en elk die tegenwoordig was boog in vereering voor den man, „die het hart gevangen had genomen, en het verstand des volks verlicht gelijk een zon.' In het verloop van zijne redevoering uitte Lincoln een groot aantal van die korte, maar krachtige, kernachtige, gezegden, die zijn naam zoo onsterfelijk zouden maken. Douglas had b.v. gezegd, dat het eene beleediging was voor de emigranten van Kansas en Nebraska, te veronderstellen, dat zij niet in staat waren om zich zelf te regeeren. Hierop antwoordende, sprak Lincoln: „Ik stem toe dat de emigrant van Kansas en Nebraska in staat is om zichzelf te regeeren; zeker, maar", en hier verhief hij zich tot zijne volle hoogte, „ik ontken dat hij het recht heeft om een ander te regeeren zonder de toestemming van dien anderen persoon." Dat was juist een van de groote punten waarover het dispuut ging. Waar Douglas had beweerd dat de landsregeering gemaakt was voor de blanken en niet voor negers, toonde Lincoln aan dat de spreker, naar het scheen, geheel geen besef had van het feit dat ook de neger een mensch was en dat er, wat de wetgeving omtrent hem betrof, ook zedelijke factoren waren die men in het oog moest houden. Douglas besefte dat hij zijn meester had ontmoet. Hij trachtte eerst om Lincoln terstond te beantwoorden, maar slaagde daarin zoo uitermate slecht, dat hij beloofde aan den avond van dien dag uitvoeriger antwoord te geven. De avond brak aan, maar... Douglas verscheen niet op de tribune. Op den 16den October sprak Lincoln te Peoria in Illinois. Des namiddags had Douglas het woord gevoerd, drie uren lang. Des avonds trad zijn tegenstander op, en het tooneel van Springfield werd herhaald. ,.Ik haat die wet," zoo sprak hij, „omdat zij de slavernij schijnbaar beperkt, maar inderdaad voorstaat. Ik haat haar vanwege de gruwelijke onrechtvaardigheid der slavernij zelve. Ik haat haar omdat de wet ons berooft van den invloed, dien wij als eene republiek behooren uit te oefenen op de wereld. Zij stelt onze vijanden in staat om ons, met al ons gepoch op vrijheid en gelijkheid, als huichelaars te brandmerken. Zij veroorzaakt, dat zelfs de vrienden onzer vrijheid, onze oprechtheid verdenken. En vooral haat ik de wet, omdat zij zoovelen dwingt om openlijk den oorlog te verklaren aan de fundamenteele beginselen van burgerlijke vrijheid, aldus onze „Verklaring van Onafhankelijkheid" aanvallend." Aan het einde van deze redevoering was Douglas edel genoeg om Lincoln toe te voegen: „Gij verstaat deze kwestie van het verbieden der slavernij in deze territories beter dan al mijne opposanten in den Senaat. Het baat mij niet om met U te debatteeren. Gij, Lincoln, geeft mij meer moeite, dan alle tegenkanting in den Senaat te zamen." In November van het jaar 1845 werd Lincoln wederom gekozen als lid van de Wetgevende Vergadering van zijn staat, en het volgende jaar, in Januari, tóen deze Volksvertegenwoordiging samen kwam, om een Vereenigde Staten-senateur te verkiezen, kreeg Lincoln reeds bij de eerste stemming niet minder dan U stemmen voor zich. Later klom dit getal zelfs tot 47. Dat hij desniettegenstaande niet gekozen werd kwam hoofdzakelijk door zijne edelmoedigheid tegenover zijne mede-candidaat, Trumbull, die ook een tegenstander was van Douglas en zijne wet en taktiek. Lincoln, die inmiddels zijn lidmaatschap voor de Wetgevende Vergadering had moeten neerleggen, om als candidaat te kunnen optreden, trok zich toen wederom terug in zijne practijk. Maar het zou hem niet gelukken om zich op den duur alzoo schuil te houden. Want het land riep. De nood der slaven riep. En met name, en steeds luider en luider, het grondgebied zoo dicht bij Illinois, het „Bloedend Kansas." „Maar wat maakte toch dat grondgebied tot zulk een buitengewoon voorwerp van mededoogen en tusschenbeide-treding. vraagt de lezer misschien. En ons antwoord is: de geheel bijzondere omstandigheden, waarin dat territoor destijds verkeerde. Men moet weten dat, zoodra het wetsontwerp van senateui Douglas in onzekerheid stelde of het nieuwe grondgebied wel vrij zou zijn, er terstond een soort wedren volgde tusschen de mannen van het Noorden, die de vrijheid voorstonden, en een groot aantal Zuidelijken, die het land in bezit wilden nemen om straks te kunnen stemmen ten gunste van de slavernij. Uit Illinois en Iowa gingen scharen vrijheidlievende emigranten op weg om vooral Kansas te bezetten, met name het oostelijk deel, waar klimaat en grond het gunstigst waren voor den landbouw en de bodem kostbare delfstoffen bevatte. Zelfs uit het verre Nieuw Engeland, waar de tegenstanders der slavernij het talrijkst waren, kwamen geheel gezelschappen van landbouwers en handelslieden om het land te bezetten, ten bate der vrijheid. Onder die nederzetters waren vier stoere zonen van John Brown, een man in 1800 in den staat Connecticut geboren, een man die een leven vol avonturen achter den rug had, maar terzelfder tijd een begaafd en godvruchtig mensch, met een hart dat overvloeide van liefde voor de vrijheid en voor de bevrijding der arme slaven. Met een voorraad wapentuig en ammunitie begaf John Brown zich in 1855 op weg naar zijne zonen, die plaatsen hadden bezet nabij het dorp Ossawatomie, naar hetwelk ieder hem eerlang noemde: John Brown van Ossawatomie. Maar ook uit het slavenhoudend Zuiden kwamen er scharen nederzetters. Vooral kwamen deze uit de staten Arkansas en Missouri, die het dichtst aan Kansas grensden. Het was veelzins de heffe des volks uit deze twee staten, die de grenzen van Kansas overstroomde. Er waren zoovele ruwe klanten onder dit element, dat het niet lang duurde of zij verwierven zich den naam „grenzenwoestaards." En ruimschoots verdienden zij dezen veelzeggenden titel. Tot allerlei daden van onrecht gingen zij gaarne over. Zij vulden de stembussen met onwettige biljetten, nadat zij zich met geweld hadden opgeworpen als opzichters over de verkiezingen. Bij ééne gelegenheid namen de woestelingen een adresboek van de stad St. Louis en copieerden geheele bladzijden daarvan om er de kiezerslijsten mede te verrijken, en in naam van die lieden werden stemmen uitgebracht op de candidaten, die de slavernij begunstigden. Natuurlijk werden dezen, door dit bedrog, met groote meerderheid gekozen! In één kiesdistrict vormden deze wetteloozen een haag, vanaf den publieken weg tot aan de deur van het blokhuis, waar de stembus stond. Daagde een kiezer op om zijn stem uit te brengen, dan noopte men hem om zijn biljet vooraf te laten inzien. Indien het een stem was ten gunste van voorstanders der slavernij, dan liet men den kiezer ongehinderd zijn gang gaan, maar bleek het een stem vóór de vrijheid der negers te zijn, dan greep men den man met groote luidruchtigheid vast en zette hem op het dak van de hut. Daar bevonden zich een aantal ruwe gasten, die den armen stemmer over de nok van het dak lichtten en hem dan naar beneden duwden. Natuurlijk was zulk een kiezer, indien hij ten minste geen groot held was, al blijde dat hij het leven er nog afbracht. Velen durfden zich dan ook vooreerst niet weer aan de stembus vertoonen. Van werken waren deze woestelingen afkeerig, daarin zeer veel verschillende van de „Vrijstaat mannen", die zich op het land vestigden, als werkelijke nederzetters. Zij bouwden hunne logden huizen en poogden Kansas te ontwikkelen. De .grenzen-woestaards" daarentegen waren meest ruwe menschen die in jagen en rijden en rossen hun vermaak zochten. Zij brachten hunnen tijd meestal door met zwelgen en brassen, afgewisseld met dobbelen- Meermalen schoten zij voor de grap, zoo het heette, maar inderdaad uit duivelsche wreedheid, op weerlooze vrouwen en kinderen van de Noordelijken. Zij pochten er openüjk op dat zij het „heet zouden maken vo de afschaffers der slavernij" en dat zij „het hart zouden snijden uit het lijf van ieder, die voor die afschaffers zijn stem uitbracht En zij deden, helaas, hun woord gestand! Zij verbrandden liet rijpende koren op de velden der „vrije" mannen. Hunne blokhuizen verwoestten zij met vuur, en hun vee dreven ze met geweld voor zich henen, over de grenzen van Kansas, in Missouri. Meer dan eens pleegden zij moord, soms op groote schaal. Het nieuwe territoor werd als met bloed gedoopt. Een van de zonen van John Brown werd gedood en de vader zwoer een duren eed dat hij het slachtoffer bloedig zou wreken. En hij hield woord. Met slechts vijftien man verdedigde hij zich een uur lang tegen vijf honderd woestelingen van Missouri en redde zich ten slotte door de vlucht, toen er slechts zes of zeven van zijne mannen nog ongedeerd waren. Maar inmiddels had hij een groot aantal van zijn tegenstanders in het stof doen bijten. Zes weken later was Brown met een paar honderd man in de stad Lawrence, toen hem een groot aantal vijanden omsingelde. Maai zooveel schrik had de oude Abolitionist reeds aan zijn tegenpartij ingeboezemd, dat heel de overmacht van de voorstanders der slavernij des nacht met stillen trom aftrok en aan John Brown van Ossawatomie het veld liet. Eens toen zijn generaal, J. H. Lane, hem opriep om een krijgsraad bij te wonen, liet de grijze vuurvreter hem de boodschap brengen : „Zeg den generaal dat, als hij wil dat ik vechten zal, hij maar heeft te gebieden, maar anders ontvang ik seene bevelen." Zelfs begaf Brown zich naar het Noordoosten van de Unie om vrijwilligers aan te werven om in Kansas te strijden. „Bloedend Kansas" werd het wachtwoord van de voorstanders van de afschaffing der slavernij. En meer en meer begon men te beseffen dat het zóó niet langer kon gaan, maar dat moest worden beslist of de natie geheel vrij zou zijn, of overal de slavernij toelaten. Ook Lincoln besefte het hoe langs hoe beter, en hij gevoelde dat het ap den weg lag der nationale politiek om de zaak te beslechten. Tot hiertoe was hij een „Whig" geweest. Doch we zagen hoe deze partij het negervraagstuk op den achtergrond had geschoven. Maar juist dit voorzichtig verdrag met het kwade deed 9 de partij overgaan tot de ontbinding. Den Zuidelijken was het niet genoeg. Den Noordelijken was het te veel. Men gevoelde, een nieuwe partij moest in het leven worden geroepen om de zaak te beslissen. En die partij trad te voorschijn Met onzen held als haar leider. Wat die partij was en wilde, leert ons het volgend hoofdstuk. HOOFDSTUK XII. De nieuwe Republikeinsche partij treedt op. Algemeen begon men in het noorden der Yereenigde Staten te beseffen dat de tijd rijp was om allen, die de uitbreiding der slavernij tegenstonden, in ééne nationale partij te zamen te brengen. De man, die den eersten practicalen stap nam om dit te bewerkstelligen, was Alvan E. Bovay te Eipon, in den staat Wisconsin. In het begin van 1852 gevoelde hij reeds dat de schipperende „Whig" partij het einde nabij was. Hij sprak over het scheppen van eene nieuwe politieke richting met Horace Greeley, den beroemden New Yorker redacteur, en noemde reeds toen den naam „Republikeinsch" als een gepasten titel. Aan Michigan komt de eer toe dat het de eerste staat der Unie was, die op den zesden Juli van het jaar 1854 „onder de eiken te Jackson, een staatsconventie hield, die openlijk optrad als de „Republikeinsche partij". Daar werd een lijst opgemaakt van candidaten voor de hoogste ambten van den staat, en ziet — in de Novemberverkiezing werden al de candidaten der nieuwe partij reeds gekozen. In Illinois werd de eerste stap tot het formeeren van eene nieuwe partij genomen op 22 Februari 1856, toen enkele ïedacteurs van voorname bladen in dien staat te Decatui samen kwamen en eene commissie benoemden om eene staatsconventie bijeen te roepen te Bloomington, op 29 Mei. De leden dier commissie werden grootendeels door Lincoln aangewezen, want van stonde af aan erkende men hem als den leider der nieuwe partij in Illinois. Op denzelfden dag dat deze redacteurs te Decatur aan het delibereeren waren, was er te Pittsburg, in Pennsylvania, eene conventie in zitting, die hetzelfde beoogde en waarop afgevaardigden van verschillende staten tegenwoordig waren. Onder de leden der vergadering waren mannen van nationale reputatie, zooals Francis P. Blair van Maryland, die presideerde, goeverneur Morgan van New "Vork, Horace Greeley, Oliver P. Morton, Zachariah Chandler, enz. Deze vergadering belegde eene nationale conventie, die 17 Juni 1856 te Philadelpliia zou samen komen, om candidaten te stellen voor het presidentschap der Unie. Yóór de Bloomington-conventie werd gehouden was de gisting in heel het Noorden al heviger geworden. Want in Kansas heerschten de voorstanders der slavernij met ruw geweld; ze hadden den goeverneur gevangen genomen, de hoofdstad verbrand en de kiezers, die de vrijheid voorstonden, met geweld onderdrukt. In den Senaat der Unie had een zuidelijke onverlaat den senateur Sumner, die de slavernij tegenstond, bijna ten doode toe mishandeld. En Paul Selby, van wien men verwachtte dat hij een leider zou zijn op de Bloomington-conventie, was door een politiek tegenstander zoo geslagen, dat hij weken lang het bed moest houden. In onze rustige dagen heeft men er geen recht besef van hoe rumoerig het toe ging in Amerika, gedurende de opwinding over de slavernij. Er werd wat geleden door hen, die het welzijn der arme negers zochten! Toen men te Bloomington afgevaardigden had verkozen voor de nationale conventie te Philadelphia, riepen de deputaten om toespraken over de gewichtige problemen, waarover heel de natie zoo ernstig nadacht. Men gevoelde de behoefte aan een machtigen invloed om de verschillende elementen, op de conventie vertegenwoordigd, tot één geheel samen te smelten. De één was nog altijd een Whig in zijn hart, en de ander Democraat, en een derde een Abolitionist. Men besefte, waar men met elkander één was, in het verweer tegen de uitbreiding der slavernij, was men nog niet waar men behoorde te zijn op andere hoofdpunten, die toch ook van gewicht waren voor het nationale leven. Een platform met één plank, om zoo te zeggen, was te eng. En om wien riep men, toen men omzag naar een krachtigen geest om de zoo noodige eenheid te bewerkstelligen? Om Abraham Lincoln. In antwoord op aanhoudend roepen, trad hij naar voren. Hij begon te spreken. In het eerst langzaam en eenigzins stootend. Maar langzamerhand won hij in gloed, in kracht, in ware welsprekendheid. Zijne oogen begonnen vuur te schieten. Zijn stem klonk helder en klaar, met de ernstigste overtuiging in woord en klank. Als een reus die begeesterd wordt, stond hij daar te oreeren. Rechter Scott getuigde er later van, dat Lincoln hem op dat oogenblik als een van de schoonste onder de mannen had toegeleken. Heel het gehoor hing aan zijne lippen. Een donderend applaus klonk telkens en telkens; vrouwen en kinderen en zelfs de ernstigste mannen sprongen op hunne stoelen, wuifden met hunne zakdoeken en deden het gebouw daveren van hunne toejuichingen. De rapporteurs der groote bladen vergaten hun plicht om verslag te leveren, zóó werden ook zij medegevoerd door Lincolns welsprekendheid. Jaren lang heette de rede, die hij te Bloomington hield, zijn „verloren oratie", juist omdat niemand er aanteekeningeu van had kunnen maken, vanwege het opgaan in het luisteren er naar. Toch was er een man, die genoeg tegenwoordigheid van geest bezat om liet een en ander op te teekenen, en aan Miss Tarbell, die Lincolns leven later beschreef, gelukte het, in 1896, om die aanteekeningen machtig te worden en te publiceeren. Daaruit blijkt dat Lincoln er allen nadruk op legde dat de „Verklaring van Onafhankelijkheid" de basis van de partij behoorde te zijn. „De Missouri-Compromise," zoo sprak hij, „moet in weiking treden en Kansas moet vrij zijn." „De bijl moet gelegd aan den wortel des booms", zoo nep hij" uit. „De slavernij is een verkrachting van het recht. Zoo waar als God regeert, de zwarte leugen dat de slavernij noodzaak is, kan nimmer worden uitgelegd als eene heilige waarheid Gods! Wij moeten ons land een land der vrijheid maken, in daad zoowel als in woord." De Republikeinsche partij was tot de geboorte gekomen m Illinois. ' . Toen de nationale conventie te Philadelphia vergaderde in de maand Juni van 1856, werd John. C. Frémont gecandideerd voor het presidentschap en W. L. Dayton voor het vice-presidentschap. Eén honderd en tien stemmen werden uitgebracht op Lincoln, als candidaat voor liet laatstgenoemde ambt. Onze held begon een nationaal figuur te worden. En hij werd het meer en meer gedurende den pol itieken veldtocht, die in den nazomer werd gehouden, om stemmen te winnen voor de gewone Novemberverkiezing. De Democraten hadden James Buchanan genomineerd voor het presidentschap. Zij hadden zich uitgesproken ten gunste van de populaire soevereiniteit der territories. Dat bedoelde natuurlijk om de voorstanders der slavernij vrij spel te laten. Daartegenover hadden de Republikeinen in hun platform geschreven: „De Constitutie des lands geeft aan het Congres het oppergezag over de territories en het is beide, de plicht en het recht, van het Congres om de tweeling-overblijfselen van het barbarisme: veelwijverij en slavernij, te verbieden in het publiek domein.'' Lincoln sprak allerwege in Illinois. Op zekeren keer, toen hij in een der zuidelijke county's van zijn staat optrad, was een van zijne toehoorders zoo brutaal om hem toe te voegen: „Is het waar, mijnheer Lincoln, dat U barrevoets dezen staat zijt binnen gekomen, een paar ossen drijvend?" Lincoln aarzelde eerst of hij den onbeschaamden vrager al of niet te woord zou staan. Maar met zijn buitengewone tegenwoordigheid van geest, had hij al spoedig een krachtig antwoord gereed. „Tot uw dienst, mijnheer", riep hij uit, „ik zou U dat kunnen bewijzen door wel een dozijn getuigen in deze vergadering en elk hunner is meer respectabel dan gij zijt". Of de onbeschaamde rekel ook op zijn neus keek! Maar daarmede was de zaak nog niet uit. Gevat als Lincoln was, maakte hij juist uit dit onverwacht incident een pleitrede voor de afschaffing der slavernij. „Ja mijne hoorders", zoo sprak hij, „arm als de armste, en onwetend als de onwetendste, kwam ik in Illinois aan. Doch ziet wat de vrijheid van dezen staat van mij heeft gemaakt. En ziet daarentegen in het Zuiden hoe de lijfeigenschap zwarten en blanken ten onder houdt. Is het dan niet eene natuurlijke zaak dat ik tegen de slavernij ijver en haar haat, en hijgend verlang naar de uitroeiing van dien gruwel?" „Ja, ik' zal vóór de vrijheid en tegen de slavernij spreken, zoolang onze Grondwet het vrije woord toelaat, tot ten slotte overal in ons ruim land de zon zal schijnen en de regen vallen en de wind waaien op geen enkel mensch die uitgaat tot onbeloonden arbeid." Dat waren echt welsprekende woorden, niet waar, lezer? De politieke veldtocht van 1856 was vol van allerlei hatelijkheden. Waar de voorstanders der slavernij geen beter argumenten hadden tegenover hunne opponenten, gebruikten zij deleelijkste uitdrukkingen, die maar te bedenken waren, om de Republikeinen in een kwaad daglicht te stellen. Frémont was de eerste geweest die, aan het hoofd eener expeditie, de groote vlakten der zoogenaamde Amerikaansche woestijn had doorkruist en den weg naar Californië gebaand. Vroeger ging men steeds over zee derwaarts. Hij had onnoemelijke hinderpalen ontmoet op zijne lange reis door de bergstreken en over de onafzienbare, dorr zandvlakten van het Westen. Maar hij had alles overwonnen en Californië voor de Unie verzekerd. Zijn volgelingen bewonderden hém en gaven hem den titel van „Padvinder." Maar de oppositte noemde Frémonts partij: „Mnilezel-etende-zwarte-repnbhketnen." Dat eerste had betrekking op wat de „Padvinder en zq legertje hadden moeten doen, toen hongersnood hen dreigde en er -een beter voedsel was dan het vleesch der muildieren. Het tweede deel der benaming, „zwart" had natuurlijk trekking op hun pleiten voor de negers. Ook noemde men de Republikeinen wel de „wollige paard partij», naar eene vertelling meldend dat Frémont op zijn tocht een paard had ontdekt, dat met wol bekleed was, in stede van met haar. Wel een eigenaardige naam om op eene staatkundige richting toe te passen. Maar de Amerikanen zijn in zulke titelatuur zeer vin ingrij . ZoTwerd eene partij, die destijds streed tegen het verenen van stemrecht aan de nitlanders, en wier lenze was. voor de Amerikanen", bestempeld met den naam van „Weet nieten » omdat hare leden, wanneer men hen vroeg naar hunne beginselen en doeleinden, steeds ten antwoord gaven: „Ik weet ' Andere partijen of fracties zijn er geweest, die men „Schuurbranders", de „Locofoco partij», de „Groene Rug en Ten"1 ook de Republikeinen tegenwerkte, toen in November de stemmen werden geteld, bleek het dat de nieuwe partij een verbazende kracht had ontwikkeld in het Noorden "men haar ook had trachten te brandmerken als ,£e nieuwe geographische partij", (omdat er alleen mannen van het Noorden toe behoorden) hoe luid men ^ Unie in gevaar bracht, ja, hoe men voorspeld had dat de verkiezing van iiémont ongetwijfeld zou uitloopen op de zekere enonmiddelijke verbreking der Unie, niettegenstaande dat al, bleek het dat 11 émont niet minder dan 114 electorale stemmen op zich had vereenigd en bijna anderhalf millioen stemmen des volks. Toch droegen de Republikeinen ditmaal de zege niet weg, want de Democraat, Buchanan, verwierf 174 keurstemmen en' had over de één millioen en acht honderd duizend volksstemmen. Nog was het de ure der duisternis, wat betrof het arme kroost van Cham. Nog bleef het land allerwege in spanning. Het bloedend Kansas en het zuchtend en voortgesleept en voortgezweept negervolksken, zou troost hebben kunnen putten uit het beroemde ,,Christelijck Liet" van Marnix: „Lijdt U, mijn ondersaten, Die oprecht sijt van aard, God sal U niet verlaten, Al sijt ghy nu beswaart... Oorlof, mijn arme schapen, Die sijt in grooten nood, U herder sal niet slapen Al sijt ghij nu verstroit. Tot God wilt U begeven, Sijn heylsaam Woort neemt aan, Als vrome Christen leven, 't Sal hier haast sijn gedaan." HOOFDSTUK XHI. Een worsteling om het senateurschap- De nieuwe president, James Buchanan, zetelde nog maar twee dagen in het Witte Huis, als het hoofd van het uitvoerend bewind der Unie, toen het Hooge Gerechtshof der Vereenigde Staten, als het voornaamste lichaam van het Rechterlijk departement der Bondsregeering, een uitspraak deed, die heel de Wetgevende Vergadering der Republiek en al het volk in Zuid en Noord in de grootste opgewondenheid bracht. Wij bedoelen de welbekende „Dred Scott uitspraak". Dred Scott was een negerslaaf, uit den slavenstaat Missouii. In 1834 had zijn meester hem mede genomen naar Illinois, zooals wij zagen, een vrijen staat, en later naar het Upper Louisiana territoor, thans Minnesota genaamd. In 1838 liet Scotts meester hein terugkomen naar Missouri en verkocht hem aldaar aan een man, genaamd Sanford. Scott was hier niet mede tevreden en beweerde voor den rechter, dat zijn verblijf in een vrijen staat en in een territoor, waar de slavernij was uitgesloten door de Missouri Compromise, hem een vrij man had gemaakt. Deze zaak kwam ten slotte voor het Hoogste Gerechtshof te Washington en op 6 Maart 1857 werd de beslissing hierover publiek gemaakt. Over twee zaken deden de rechters uitspraak. Allereerst over de vraag of Dred Scott een burger was der Vereenigde Staten en als zoodanig recht had om een rechtszaak aanhangig te maken, in een van de gerechtshoven der Unie. En ten tweede, of Scotts verblijf op vrijen grond hem vrij had gemaakt. De hoofdrecliter Taney wijdde, er over uit, dat, toen de Constitutie werd aangenomen, de negers geene rechten bezaten, die de blanken behoefden te respecteeren. Want zij waren niet begrepen in den naam „burger", zooals de Grondwet des lands dien term opvatte. Derhalve was ook Dred Scott geen burger van den staat Missouri en dies niet gerechtigd tot beroep op de gerechtshoven des lands. Wat het tweede punt aanging, beweerde de rechter dat de aanklager niet vrij was geworden door zijn verblijf in Illinois en evenmin door zijn vertoeven in een noordelijk territoor, want, zoo werd er beslist — en daarop mag alle nadruk worden gelegd — de handeling van het Congres in 1820, de Missouri Compromise (zie Hoofdstuk IX) was ongrondwettig en krachteloos Het Congres had geen recht om burgers te verbieden slaven te houden in grondgebied dat ten noorden lag van de breedtegraad 36.30, de zuidelijke grens van den staat Missouri. Zes van de acht opperrechters stemden in deze uitspraak met elkander in. Binnen korten tijd was beel het Noorden in rep en roer. Dit was nog veel erger dan de gehate Kansas-Nebraska bill van senateur Douglas, waarvan we in afdeeling XI spraken. Dat wetsontwerp deed de deur open voor de slavernij in een beperkt grondgebied, en dan alleen indien de meerderheid der bevolking er voor stemde. Maar nu had het Oppergerechtshof uitgesproken dat elk slavenhouder het grondwettig recht had om zijne negers allerwege te brengen op het publiek domein, evenals men zijn hoornvee en paarden overal heen kon vervoeren. Velen in het Noorden spraken het onverholen uit, dat een partijgeest zich had meester gemaakt van het Hooggerechtshof •en dat het tijd was om het te reorganiseeren. Telkens werd de vrees geuit dat de opperrechters het land erop voorbereidden om straks de slavernij eene nationale instelling te maken, over het gansche land verspreid, en niet langer, zooals thans, tot het Zuiden beperkt. Deze overtuiging dreef eene groote menigte in de armen der Republikeinsche partij, die het woord had verpand om alle uitbreiding der slavernij op vrij grondgebied tegen te staan. En te meer had zulks plaats toen de Senaat zijn instemming betuigde met de „Dred Scott uitspraak." In het Zuiden echter werd er luide gejubeld dat de Hoogste Rechtbank der natie aan de slavenhouders zulke ruime rechten schonk. Vooral versterkte deze actie de voorstanders der slaverij in Kansas. Daar was middelerwijl weer heel wat voorgevallen. De „grenzenwoestaards" hadden het zoo ver gekregen met het vrije element van de stembussen weg te houden, dat zij een zoogenaamde Wetgevende Vergadering konden beleggen te Lecompton. Deze stelde eene constitutie op, die de slavernij wettigde. De „Vrijstaatmannen" weigerden natuurlijk om deze vergadering en haar werk te erkennen. Te Topeka belegden zij eene groote volksvergadering en formeerden een grondwet, die de lijfeigenschap verbood. Voortaan werden de politici verdeeld in Lecompton- of AntiLecompton-lieden, al naar dat zij de slavernij in Kansas voorof tegenstonden. De Topeka-constitutie werd door het volk van Kansas met groote meerderheid van stemmen aangenomen, en spoedig koos men de hooge ambtenaars door de nieuwe grondwet vereischt. Beide ontwerpen werden naar Washington gezonden om de goedkeuring van het Congres te ontvangen, opdat Kansas als een staat tot de Unie mocht worden toegelaten. K. J. Walker, de goevemeur van het territoor, spoedde zich naar Washington om aan de liooge regeering duidelijk te maken dat de Lecomptonconstitutie onwettig was, het maaksel van een handvol avonturiers, en dat de Topeka-grondwet de eigenlijke keus was van het volk. Doch, hij kwam te laat. President Buchanan had zich door zijn Democraten, door slavemij-voorstanders, en zijn eigene voorkeur laten verleiden om het frauduleuze Lecompton-ontwerp aan het Congres ter aanneming aan te bevelen. De liooge ambtenaren van Kansas, die volgens de Topeka-grondwet optraden, werden in de gevangenis geworpen, en beschuldigd van hoogverraad en de Wetgevende Vergadering werd door troepen van de Vereenigde Staten uiteen gedreven. Deze beide zaken, de Dred Scott uitspraak en de Kansasaffaire, gaven aan Lincoln veel ammunitie in den nazomer van het jaar 1858. De Eepublikeinen van zijn staat hadden liem wederom gecandideerd voor het senateurschap der Vereenigde Staten, en ditmaal als de opponent van Stephen A. Douglas zelf, wiens zesjarige termijn ten einde spoedde. Douglas was zeer begeerig om te worden herkozen. Hij had meer dan eens uitgezien naar eene nominatie voor den presidentszetel, en had reeds op de nationale conventie van 1856 niet minder dan 122 stemmen op zich vereenigd. Drie en zeventig van die stemmen kwamen van vertegenwoordigers van slavenstaten. Wel een blijk dat hij, een Noordelijke, met zijn Kansas-Nebraska-ontwerp, de gunst der Zuidelijken had verworven. Zoo hij nu in zijn eigen staat in aanzien bleef, dat gevoelde hij wel, stonden zijne kansen voor de conventie van 1860 tamelijk gunstig. En hij hoopte op de gunst van het Noorden, zoowel als op de hulp van het Zuiden. Want waar hij met het Kansas-Nebraska-wetsontwerp het Zuiden in het gevlei kwam, daar meende hij de Noordelijken aan zich te verbinden, door als tegenstander van de Lecompton-constitutie op te treden, zelfs ten koste van het misnoegen van president Buchanan. Wel legde hij zich op kansberekening toe! De Republikeinen gevoelden dat hij een politicus was, wiens kracht niet licht te achten was. Daarom zagen zij uit naar den man, den eenigen man, in heel Illinois, die het bewijs had geleverd van te zijn opgewassen tegen den kleinen „Reus van het Westen", zooals Douglas, gelijk we reeds zagen, menigmaal genoemd werd. Lincoln nam de nominatie aan en bereidde zich met ernst voor, voor den politieken veldtocht dien hij ging ondernemen. Dat hield in om geheel den staat af te reizen, van het een tot het andere einde. Want hoewel de senateurs, gelijk we reeds mededeelden, door de Wetgevende Vergadering van een staat worden gekozen, moesten er datzelfde najaar heel wat leden voor dat staatsbestuur worden gestemd, en het hing er dus veel van af welke afgevaardigden de kiezers deputeerden. Al dat reizen en trekken was geen kleinigheid voor onzen man. Daarbij kwam dat Lincoln ten volle besefte, dat hij met een niet te verachten tegenstander te doen had. Douglas was een ervaren staatsman, die nu reeds zoo goed als twaalf jaren in den Senaat had gediend. Hoewel Douglas in het debat zich vertoonde als hoogmoedig en sluw, behandelde hij zijne vrienden op de meest innemende manier. Hij had daarenboven een imponeerend voorkomen, ten minste veel meer aantrekkelijk dan dat van Lincoln, met zijne grove handen en lange armen en zijn donker gelaat, alreeds met diepe vorens doorploegd. Ook wist Lincoln maar al te goed, dat het volk van Illinois ternauwernood rijp was om zich ten volle te scharen aan de zijde der nieuwe partij. Velen hadden een afkeer van het woord „Abolitionist" en er waren er heel wat, vooral van zuidelijke afkomst, die meenden dat het niet zoo erg kwaad was omeene plantage te bezitten met een groot aantal negers, als zoovele werktuigen om den eigenaar rijk te maken, tegen geen hooger onkosten dan wat voedsel en kleederen. Voeg daarbij dat Lincoln zicli in de conscientie gebonden achtte om beslist voor den dag te komen, wat het negervraagstuk en en finale oplossing ervan betrof. Hij was een te eerlijk man om te schipperen, een te ver ziende om te meenen dat zulks het vaderland eenigszins zou baten. Eeeds op den dag, waarop hij zijne nominatie voor den Senaat aanvaardde, kwam hij onbewimpeld te voorschijn met zijne diepste overtuiging aangaande het groote probleem der slavernij. AIzoo sprak hij tot de vergadering, die hem met veel enthusiasme tot haar banierdrager had gekozen : „Een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, kan niet bestaan. Ik geloof dat dit goevernement niet voort kan duren, half slaaf en half vrij. Ik verwacht niet dat de Unie wordt opgelost • ik verwacht niet dat het huis zal vallen, maar ik verwacht dat'het zal ophouden verdeeld te zijn; het wordt óf het een, óf het ander. De tegenstanders der slavernij zullen de uitbreiding ervan beletten en de slavernij plaatsen daar, waar de publieke opinie vei trouwt dat zij op weg is van eindelijke uitroeiing, — óf de voorstanders zullen haar voortstuwen tot zij wettig is in alle staten — de oude zoowel als de nieuwe, Noord zoowel als Zuid !" Deze uitspraak trok de aandacht van heel het land- Sinds jaren hadden vele oprechte vaderlanders nagedacht over de oplossing van het moeilijk vraagstuk, maar niemand had den moec. gehad, of het rechte inzicht, om de zaak voor te stellen gelijk Lincoln het deed. ' Zijne vrienden, die hem gaarne tot senateur zagen verkozen, waren ontsteld over zijn onomwonden verklaring. „Gij hebt een t,ioote fout gemaakt," zeiden ze. Gij hebt uwe kansen geruïneerd en politieken zelfmoord gepleegd." „Het spijt me zoo" sprak een zijner vrienden, „ik wenschte dat uw uitspraak kon worden ingetrokken en uitgewischt." Lincoln legde zijn pen neer. Hij lichtte zijn bril wat op, want destijos gebruikte hij reeds een bril bij zijn werk, en zeide: „Indien ik de pen moest halen door heel mijn leven en ik had de keuze om één ding te redden uit de scmporeuK van wijn bestaan, dan zou ik deze rede uitkiezen om voort te blijven leven en ze der wereld na te laten! Dat was een teeken van vaste overtuiging, niet waar, en een blijk van zedelijken moed. En hoewel het eerst scheen dat de uitspraak zijn carrière schade deed, was dit toch niet meer dan schijn. Want zij deed het volk peinzen over het brandend vraagstuk, gelijk nimmer te voren. — zij baande voor hem den weg tot het presidentschap. Doch niet dadelijk. Eerst kwam een strijd om het voormanschap met Douglas. De bekende worsteling om het senateurschap. Deze twee mannen besloten om een debat-reis te houden door heel den staat, om hunne argumenten voor al het volk van Illinois neer te leggen en hun candidatuur voor de kiezers zeiven te bepleiten. Dat werd een debat van nationale reputatie en verreikende gevolgen. Zij reisden den staat op en af, in allerlei richting en overal kwamen er groote scharen van landvolk en stedelingen om de twee groote redenaars te hooren. Zij spraken in de open lucht, of in publieke vergaderplaatsen of in groote tijdelijke hallen, die men met den naam „wigwams" had bestempeld. Douglas ging gewoonlijk van plaats tot plaats met een extra trein en een groot gevolg van muzikanten. Hij reed in het prachtigste rijtuig waarop de plaats kon bogen, en in elk opzicht spreidde hij weelde ten toon. Was hij niet de voornaamste der Democraten van het Westen, een man die straks zeker president zou worden? .... , Lincoln daarentegen, reed, zooveel hij eenigzms kon, met de gewone treinen mede en was de eenvoudigheid zelve, gelijk hij altijd de man des volks was geweest. Zijn vrienden om het contrast tusschen Douglas en Lincoln te duidelijker te doen uitkomen overdreven de eenvoudigheid wel eens, door soms hooiwagens te huren om hun candidaat en zijn volgelingen daarmede door de stad te voeren in feestelijken optocht. Als de twee aan het debatteeren waren, werd met veel aandacht geluisterd. Want Douglas was een interessant spreker. Naar woorden behoefde hij nooit te zoeken. Op twee punten legde hij allen nadruk. Lincoln, zoo beweerde hij, predikte sectionalisme, een geest van gewestelijkheid, die het Noorden opzette tegen het Zuiden en op een vieeselijken oorlog zou uitloopen. Maar hij, daarentegen, streed voor het groote, ware, Republikeinsche en Democratische beginsel van de soevereiniteit des volks, gelijk zijn KansasNebraska-wetsontwerp zoo klaar aantoonde. Natuurlijk dat deze twee groote argumenten heel wat menschen naar de zijde van Douglas deden overhellen. Had Douglas daaienboven niet betoond dat hij de worstelaars voor de vrijheid in Kansas wilde steunen, door tegen de Lecompton-constitutie te ijveren? Geen wonder dat de kleine „Reus van het Westen" applaus inoogste. Vooral ook wanneer men in het oog houdt, dat hij de Republikeinen beschuldigde van maatschappelijke gelijkheid tusschen blanken en zwarten voor te staan, zoodat het ten slotte op vermenging der rassen zou uitloopen. Maar hoewel hij soms tijdelijk toejuiching verwierf, als Lincoln aan het woord was, bleek het al spoedig dat de kleine „Reus van het Westen" een waardig tegenvoeter had gekregen in den langen mageren volkstribuun uit Springfield. Lincoln plaatste zich van stonden af aan op het standpunt van de door de Amerikanen zoo geliefde „Verklaring van Onafhankelijkheid", op 4 Juli 1776 uitgevaardigd door de destijds worstelende Dertien Koloniën, die zoo plechtig getuigt: „Wij achten deze waarheden door zichzelf bewezen: dat alle menschen gelijk geschapen zijn; dat zij door den bchepper zijn begiftigd met zekere onvervreemdbare rechten, onder welke deze: het leven, de vrijheid en het najagen van geluk." Dat was een postvatten in een oninneembare vesting, waaruit Douglas hem moeilijk kon lokken, zonder zichzelf in het uiterst 10 gevaar te brengen. Verder beweerde Lincoln dat de vaderen der Constitutie verwacht hadden dat de slavernij in den loop des tijds zou worden uitgeroeid, gelijk bewezen werd, uit hun besluit om de instelling niet in te voeren in nieuw grondgebied. Hij bewees dat Douglas' Kansas-Nebraska-wet een verkia ting was van vroeger plechtig E ° T)0Uglas betuigde het eens te zijn met de Dred Scott uit SDraak toonde Lincoln het folk door glasheldere, logische redeneering aan dat zijn opponent door deze betuiging met zichzelven in tegenspraak was. Want, waar hij in zgn eigen wetsontwerp aan het volk der nieuwe staten de beslissing wilde laten over vrijheid of slavernij, daar liet hij de slavernij reefe de^natuurlijke wettige instelling zijn in bet nieuw gebied, door zijn accepteeren van de Dred Scott uitspraak, die de slaverng wet- ''Ïet' vo'lk zag^ weldra de inconsequentie van Douglas' redenen in en begon z|i schipperen te beschouwen in bet rechte licbL Toen in November van het jaar 1858 de stemmen werden geteld, bleek het dat Lincoln de meerderheid op zich ve. Er waren 126.048 stembriefjes ingeleverd ten zijne gunste. Het^volk^van' Ilhnois liad^ gesproken. De lange, moei,p. reizen van Lincoln hadden vrucht gedragen m de r^"drjs^^n£ï gelezen van de worsteling tusscben de twee reuzen van Ilhnois, °"^rUS. werd niet verkozen doo,r deWetge- van stemmen. Want nog altijd waren de Democraten in —r jrrzzzzszsz -... Douglas wederom in het zadel. Maar, hoewel verslagen door het partijdig drijven in de Wetgevende Vergadering, Lincoln had den zedelijken triomf behaald. Elk gevoelde, niet hij, maar Douglas was de verslagene. Aangaande Lincoln, elk besefte: hij is op weg naar een hooger zetel dan dien van senateur. hoofdstuk xiv. Lincoln tot President der Unie verkozen- Amerika! Durft gg u 't land der vrijheid heeten, Waar 't schoonst haar tempel is gestiont r Zoolang de negerslaaf, zich wringende in zijn keten, Zieltogend aan uw voeten ligt ? Durft gij Gods vredewoord aan d'Afrikaan verkonden, Wiens rug gij hebt doorploegd met striemen en met (wonden ? Bernard Ter Haar. Ja de begaafde Nederlandsche dichter had wel recht om het boven geschreven woord aan de Vereenigde Staten toe te roepen. Het scheen een booze spotternij te wezen, dat in de Nieuwe Wereld zoo werd geboogd op de vrijheid, terwijl juist Amerika Zoo achterstond bij natiën van Europa, die de slavernij geleidelijk hadden afgeschaft in hunne koloniën. Maar, het zou niet veel jaren meer duren, of die smaad zou van Amerika worden afgewasschen, ook al koste het stroomen menschenbloed; ook al moest er, zooals Lincoln het later uitdrukte, voor eiken zweepslag op den rug der zwarten, een druppel bloeds worden gestort door de blanken. En de man, die ons land zou zuiveren van den vloek der dienstbaarheid, was Lincoln, als president der Unie. Hoe hem den weg werd gebaand tot dat hooge eereambt? Hoe het kwam dat de arme pioniersjongen straks autoriteit zou ontvangen, zooals vóór hem geen president der Unie nog ontving en na hem aan geen enkel opvolger werd geschonken, autoriteit als dié van een alleenheerscher? Onder het opperbestuur des Heeren kwam dat op heel eenvoudige en natuurlijke wijze. Want men gevoelde, Lincoln was de logische candidaat voor het ambt. De Illinoische Republikeinen hielden hunne jaarlijksche conventie om candidaten te stellen voor staatsambten op 10 Mei 18o9, en wel te Decatur in Macon county. Lincoln was tegenwoordig en zoodra het publiek zijn lange gestalte op de tribune bemerkte, stond het als één man op en begon te jubelen en hem met hoera's te begroeten, zonder einde. Het scheen of er aan hun vreugdebetoon, op het zien van den grooten volksleider, geen einde kon komen. Nog nimmer was een verslagen candidaat zoo toegejuicht als Lincoln. Ten slotte gelukte het aan den president der samenkomst, den Republikeinschen gouverneur van Illinois Richard Oglesby, de luidruchtigheid te bedwingen en den' menschen mede te deelen dat er een man aan de deur stond een oud Democraat van Macon county, die de vergadering een geschenk wilde brengen. De nieuwsgierigheid der deputaten werd opgewekt, zii keken hpl^no-ctoiianrï a ~ j ut; ueur, en ziet, wat geschiedde er? Thomas Hanks, een bejaard neef van Lincoln kwam binnen met twee oude en verweerde balken of „rails , die voor hek hadden gediend. Aan die rails waren allerlei a"^000' Wlt en bkuW' en een ^roote kaart met het opschrift: ABRAHAM LINCOLN, DE RAIL CANDIDAAT VOOR HET PRESIDENTSCHAP IN 1860. En daaronder de woorden: „deze rails komen van een hoop van drie duizend rails, in 1830 gespleten door Thomas Hanks en Abe incoln, wiens vader de eerste pionier was van Macon county." De vergadering was als geëlectriseerd met wonderbaarlijk en overweldigend entliusisstoe» .. jsjofmir Dat was de eerste publieke aankondiging van zijn candidatuu en de Ser waarop zij werd ontvangen bewees, op onbetw.stbare wiize hoe Lincoln de harten zijns volks in beslag had genome5 . Lincoln zelf, ofschoon hij diep getroffen werd door het spontaan enthusiasme van zijne partijgenooten. was met al te zeer gesticht over het inbrengen der rails. Hij had een natuurlijken afkeer van theatraal gejaag naar effect. Niet dat hij zich zqn^ ofi-nmcr schaamde. Hij erkende dat hij vroeger veel rails had gespleten- En, zoo zeide hij, met zijn onnavolgbaren humor, hq S « »«•raas r sp,iiKiïrr*rÏ T)och hij liet er op volgen dat het hem zeer speet dat hq de jaren, die hij op de schoolbanken had beliooren door te breng , niet nuttiger had kunnen besteden dan hq gedaan had. H totóërMet van den nederigen man, die zuOTerre was van onchristelijke hooggevoelendheid: Direct werd zijn candidatuur met ernst opgenomer ^Dr Theodoor Canisius, een Duitscher uit Wisconsin polste hem al dadelijk oyer zijn hending omtrent genaturaliseerde ^Linajln antwoordde dat de instellingen Tan Amerika bedoeld zijn om de mensctteid op te heffen en dat Mi gekant wasmm X wat deze opheffing tegenhield. „Waar het welbekend,a, ^g £fvoort, „da. ik de onderdrnkking der parten ten«T stè betreur. zon het zeer ongerijmd Tan mij ajn indien ik met Ïn Toorstander was Tan de onvervreemdbare rechun « hUnk-Pn hetzii in ons land geboren of met." Dat was een ruim opvatting van het burgerschap, en vierkant tegen c e eng 1 2 in van de ..Weetnieten partij", met haar leuze: Amerika voor de Amerikanen! En die snuiters sloteni nog ™ " huiden, de eenige oorspronkelijke en „volblo van het burgerrecht uit! Dat was nog eens inconsequentie! Eere aan den vrijzinnigen Lincoln, die ook in deze ruime opvatting zoovelen zijner landgenooten vooruit was. Gedurende den winter van 1859—60 bezocht onze held Kansas en werd er met liet grootste enthusiasme ontvangen. Ook het Oosten riep om zijn optreden. Henry Ward Beecher, de beroemde Congregationalisten-prediker te Brooklyn, (het OudHollandsche Breukelen) bij New York, noodigde hem uit om in zijne Plymouth-kerk op te treden. Later werd de vergaderplaats Cooper Union in New York geprefereerd, als een van de grootste gehoorzalen des lands. En heel de groote ruimte was bezet toen Lincoln optrad, op 27 Februari 1860. De faam was hem vooruit gesneld. William Cullen Bryant, de beroemde dichter, stelde Lincoln voor aan de vergadering. Kondom hem zaten beroemde mannen, juristen, geleerden, redenaars, redacteurs, allen met nationale reputatie. Welk een indruk zou de ongeletterde westerling maken op zulk een ontwikkeld gehoor, hij die nog geen vol jaar op de schoolbanken had gezeten ? Velen die de vrijheid minden hielden hun hart vast, in bange vreeze dat de kampioen uit Illinois niet zou voldoen in het critieke Oosten, waar vreemde vertelsels en koddige geschiedenissen geen opgeld zouden doen, maar veeleer van zich vervreemden. Iemand die tegenwoordig was op de samenkomst in Cooper Union verhaalde: „Toen Lincoln opstond was ik zeer teleurgesteld. Hij was lang, o zoo lang, en zoo hoekig dat ik medelijden kreeg met den boerschen man. Zijne kleederen pasten hem slecht en zij waren geheel en al gekneukeld. Zijn haar was lang en boschachtig, zijne handen zoo groot en zijne armen zoo lang." „Hij sprak het woord voorzitter, „chairman" uit, als of het „cheerman" was, enkele andere woorden sprak hij op zoo ouderwetsche wijze uit, dat ik tot mijzelven zeide : „oude man, gij zijt goed genoeg voor het Westen, maar hier zal het heusch niet gaan!" „Maar, het werd spoedig anders. Het onderwerp pakte Lincoln beet, hij strekte zich uit in zijne volle lengte, zijne zwarte oogen begonnen vuur te schieten, zijne gebaren werden natuurlijk en indrukwekkend: Lincoln stond daar als getransfigureerd. Ik vergat zijn kleeren, zijn voorkomen, zijn eigenaardigheden van uitspraak, en zóó sleepte hij mij mede dat, eer ik het zelf goed wist, ook ik met heel het gehoor opstond en hem toejuichte entoejubelde tot wij er heesch van werden. Toen hij voortging met zijn argumenteeren was het zoo stil in het gebouw dat men het gesis der gaslichten wel kon hooren en toen hij het slot zijner rede had uitgesproken, begroette het meest donderend applaus den begaafden spreker. Het was een magnifieke oratie. Toen ik het gebouw verliet, met gloeiende wangen en bevend van opwinding, vroeg mij een vriend wat ik dacht van den „Railsplitter . En ik zeide: „Hij is na Paulus de grootste redenaar." „En ik denk er nog zoo over." Lincoln werd de man des volks, ook in het Oosten van de Unie. Het Noordoosten, natuurlijk. Wat het Zuiden betrof, men begon hem daar te vreezen, met groote vreeze, omdat men wel wist, waar hij stond, in betrekking tot het slavernij-vraagstuk. Want ook te New-York had hij uit de geschiedenis bewezen, dat verreweg de meesten der „vaderen des lands", de onderteekenaars van de lands-Constitutie, aan de Bondsregeering de macht hadden toegekend om de slavernij in rijksdomein te controleeren. „Indien de slavernij eene wettige instelling is , zoo had hij gezegd te New-York, en hij herhaalde de verklaring in andere plaatsen in het Noordoosten des lands, „indien de slavernij een wettige instelling is, zijn alle hinderpalen, die men haar in den weg stelt, onwettig. Maar is zij onwettig, dan heeft niemand het recht om haar uit te breiden! En reeds vroeger had hij te Columbus, in den staat Ohio, uitgeroepen, in de woorden van Jefferson: „Ik beef voor mijn vaderland wanneer ik bedenk dat God rechtvaardig is. Want Gods rechtvaardigheid is er in betrokken wanneer men een heel menschenras onder het juk brengt; en wanneer men alzoo den arm des Almachtigen trotseert en tart, heeft elk vriend zijner natie inderdaad oorzaak om den toorn Gods te vreezen!" Het Zuiden wist dus heel goed waar Lincoln stond, ook al üad hij nooit gesproken van met geweld te zullen of te mosen ingrijpen in de grondwettige rechten der zuidelijke staten, waarin de slavernij eene instelling was geweest van geslacht tot geslacht en als zoodanig beschermd door de wet des lands. Waar Lincoln aldus stormenderhand de harten dergenen had ingenomen, die in Oost en West de uitbreiding der slavernij tegenstonden, daar was het eene zaak die als van zelf sprak dat hij op de nationale conventie van de Republikeinen, die op Juni 1860 te Chicago vergaderde, van den beginne af genoemd wercl als een der voornaamste candidaten voor het presidentschap. De Democraten hadden reeds hunne conventies gehouden en hunne partij had schipbreuk geleden op den rots van het slavenprobleem. De noordelijke Democraten hadden Stephen A. Douglas genomineerd voor het ambt van president der ünie. Zij spraken zich uit ten gunste van diens wachtwoord: populaire soevereiniteit, oc e Dred Scott uitspraak weigerden ze te erkennen. Die insteUin»00 ™ de deur te veel °*en voor de zuidelijke Verbitterd hierdoor, stelden de Democraten van de slavenstaten candidaten, die voorstanders waren van het beginsel door het Hoog Gerechtshof aanvaard iu de Dred Scott decisie: de slavernij is geoorloofd in heel het publiek domein. Met de Democratie aldus hopeloos verdeeld, gevoelde elk dat de Republikeinsche partij, die zich op de Onafhankelijkheids erklanng plaatste, nu beter kans had dan ooit te voren om den man harer keuze te Washington te doen zetelen. Aller oog was dus gericht op de Chicago conventie. Deze nam een „platform" of verklaring van beginselen aan, die klonk als een klok. Alle dreigementen om de Unie te verlaten (het Zuiden deed ze luide hooren) werden gebrandmerkt als voorgenomen hoogverraad. De Dred Scott uitspraak ^erd veroordeeld als eene gevaarlijke politieke ketterij. De rechten van eiken staat om zijn eigen huishoudelijke instellingen te controleeren werden erkend, maar het beginsel van populaire soevereiniteit werd verworpen, en de woorden der Onafhankelijkheids-Verklaring werden er, met name, in opgenomen : „dat de Schepper alle menschen gelijk geschapen heeft en begiftigd niet de onvervreemdbare rechten van het leven, de vrijheid en het najagen van geluk". , ,, , Toen het platform was aangenomen, met een applaus dat heel de groote „wigwam" deed daveren, van de grondvesten tot het gewelf, begon het stemmen van candidaten om de banier, door deze conventie ontrold, overal rond te dragen, kon het zijn ter overwinning. New York's deputatie stemde eerst. Zij verklaarde zich ten gunste van den beminden zoon van dien grooten staat: Wiiliam Seward. Met gejuich werd de naam begroet, want Seward was een bekwaam en geoefend staatsman. Maar er werd even zoo gejubeld, toen de heer Judd, van Illinois, Abraham Lincoln nomineerde. Nog een vijftal andere candidaten werden genoemd, doch reeds bij de eerste stemming bleek het dat Seward en Lincoln de voornaamste mededingers waren voor het ambt van president. Want Seward had direct 173 stemmen op zich vereenigd en Lincoln 102. Bij de tweede stemming verwierf Seward 184 stemmen en klom Lincoln op tot 181. Daar de volstrekte meerderheid minstens 233 was, (er waren 465 stemgerechtigden) moest er ten derden male worden gestemd. En toen kwam Lincoln als overwinnaar te voorschijn met een stemmental dat 235 bedroeg. Hij was wettiglijk genomineerd als de candidaat der Republikeinsche partij, om naar het ambt van president te staan ! Hij, de arme pioniersjongen uit het Westen ! Groot was opwinding binnen en buiten den „wigwam" toen de uitslag bekend werd. Een orkaan van enthusiasme scheen te zijn losgebroken. Men wierp hoeden en petten in de hoogte, men danste rond van vreugde, men omarmde elkander, en telkens en telkens daverde alles van het luid gejubel van jong en oud. In Springfield, in een eenvoudig courantenkantoor, had Lincoln, door een aantal vrienden omringd, de uitkomst verwacht. Een boodschapper van de telegrafie spoedde zich tot hem met de tijding van Chicago. Met gemaakte plechtigheid begaf hij zich naar Lincoln. „De conventie heeft eene nominatie gemaakt, en Seward ... is de tweede ', sprak de guit. Toen sprong hij op een tafel en riep op blijden jubeltoon: „Hoera voor Abraham Lincoln, den volgenden president der Vereenigde Staten!" Weldra weergalmde de blijde boodschap door heel Springfield. En Lincoln ? Nadat zijn naaste omgeving hem van harte had gefeliciteerd, stak hij het telegram in den zak en zeide : „Vrienden, er is een klein vrouwtje in de Achtste straat, dat dit nieuws ook behoort te vernemen." En hij ging naar huis om het vrouw en kroost mede te deelen. Eerlang arriveerde een commissie van de conventie om Lincoln formeel bericht te geven van de keuze zijner partij. Een goed patriot, die meende dat zulke hooge heeren wel op den besten wijn behoorden onthaald te worden, zond Lincoln een hoeveelheid likeuren. Zij werden prompt terug gezonden met een beleefd briefje, meldend, dat hij zijn vrienden nog nooit wijn had aangeboden en het ook nu niet wilde doen. Dat was een koene daad in dagen toen de Matigheidsbeweging nog in de verachting was. En wat antwoordde Lincoln, toen hem kond was gedaan van wat er te Chicago was verricht? Dat hij de nominatie aannam, de hulpe des Heeren inroepend, opdat hij mochte handhavende rechten van staten en territories en van heel de natie ; de Constitutie ongeschonden bewaren, en de voortdurende unie, harmonie en voorspoed van allen zoeken, volgens de beginselen door de conventie aanvaard en uitgesproken. Dat was kort doch krachtig. De verkiezingsstrijd, die in den nazomer en den herfst volgde, was ten hoogste bitter en pijnlijk. Men schold Lincolns partijgenooten uit voor „zwarte Republikeinen" en „Negerbeminnaars" en nog veel erger. Men riep luide en schier allerwege dat Lincoln de Unie zou splijten, gelijk hij vroeger met de rails had gedaan. Het Zuiden bedreigde het Noorden met uittreding uit de Unie, zoo Lincoln verkozen werd, want men wilde nooit buigen, zoo getuigde men, voor een zwarten Republikein, hoewel Lincoln zelf een man van zuidelijken stam was. Zelfs zond de goeverneur van Zuid Carolina een schrijven rond aan de andere gouverneurs in het Zuiden, meldend dat zijn staat gereed stond om uit den statenbond te gaan, zoodra het bleek dat de meerderheid van stemmen op Lincoln was gevallen. En Lincoln kreeg de meerderheid der electorale stemmen ! Hij kreeg 180 keurstemmen, allen van noordelijke staten, en 1.866.452 populaire stemmen. Douglas, de candidaat van de noordelijke Democraten, verwierf slechts een twaalftal keurstemmen. Het volk had genoeg van zijn schipperen. Breckenridge. de candidaat der zuidelijke Democraten, had 7-2 electorale stemmen op zich vereenigd en ruim een half mil- lioen volksstemmen. Met Hannibal TTamlin van Maine, den candidaat voor het vice-presidentschap, trad Lincoln dus als overwinnaar uit den heeten strijd en op den vierden Maart 1861 zou hij openlijk worden geïnstalleerd, als de opvolger van James Buchanan, om als de zestiende president der Vereenigde Staten van NoordAmerika het bewind te voeren. _ , , *°u "og heel wat gebeuren eer hij te Washington werd ingehuldigd en de beroemde Unie zou feitelijk verbroken zijn eer hij als het hoofd der natie zou kunnen optreden gen/hollf'iU''')e T66r ^ inaUg,,ratie' Zie° in ™s TO|" hoofdstuk xv. Wat er al gebeurde voor de inhuldiging. Er gebeurde heel wat. „ Zoodra het bericht van Lincolns verkiezing het Zuiden bereikte werd er alom op de straten van Charleston, in Zui Carolina, een groot geroep vernomen om een^ zulde^CTl 1 * bond te vormen en het Noorden vaarwel te zeggen. Dadelijk belegde de Wetgevende Vergadering van dien staat eene conventie om te delibereeren over verlating der Unie. De president, Buchanan, verklaarde in zijn jaarlijksche boo schap aan het Congres, dat geene enkele staat grondwettig recht had om uit den statenbond te treden. Hij haalde president Jacksons woorden met goedkeuring aan, woorden uugesproken in 1839 toen datzelfde Zuid Carolina gereed stond om den band met"'de Unie te verbreken: „Te beweren dat eemge staat het recht heeft om naar willekeur zich af te scheiden van de Lme st^t gelijk met de bewering dat de Vereenigde Staten geene ^Buchanan verklaarde voorts dat de Bondsregering zou zorgen dat de bezittingen der Unie, voor zoover in Zuid Carolina aanwezig eigendom der Bondsregeering bleven. zeide hij ten slotte, en daarmede deed Inj de zaak der Unie in het Zuiden enorm veel kwaad: „de regeering bezit geen grondwettig recht om een staat te dwingen, om in het verband der staten te blijven." Dat stond feitelijk gelijk met de verklaring, dat een rechter wel een misdadiger ter dood veroordeelen mag, doch geen recht of macht bezit om het vonnis uit te voeren. Hierdoor werden de getrouwe elementen in het Zuiden met lamheid geslagen. Voor velen in het Noorden was het optreden van Zuid Carolina eene verrassing. Sommigen riepen luide om toch concessies te maken om de Zuidelijken te bevredigen en gerust te stellen. Twee groote New Yorksche bladen verklaarden dat het Zuiden hetzelfde recht had om de Unie te verlaten, als de oorspronkelijke Dertien Koloniën in het opzeggen der gehoorzaamheid aan Engeland, bij het begin van den oorlog voor de Onafhankelijkheid. Een wondere redeneering, voorwaar, die wederom bewees hoe „de koningin van de aarde", de pers, niet altijd te vertrouwen is. Zelfs in het Zuiden gingen velen lang niet zoo ver. Alexander H. Stephens, die we vroeger reeds ontmoetten in ons hoofdstuk over Lincoln in het Congres, verklaarde aan de Wetgevende Vergadering van zijn staat, Georgia, dat het Zuiden verplicht was om in Lincolns verkiezing te berusten en dat afscheiding, ter wille van die verkiezing, een verkeerde daad was. Senator Crittenden van Kentucky beproefde om den stroom der secessie te keeren door nieuwe Compromise-voorstellen in den Senaat, namelijk om de lijn der Missouri Compromise, breedtegraad 36.30, door te trekken tot den Stillen Oceaan. En evenzeer om de „Vluchteling-slaven wetten" beter te handhaven. Maar het Zuiden wilde van geene bemiddeling hooren. Gedeeltelijk wegens de vreeze dat Lincoln de slavernij zou annen uit zijn midden, gedeeltelijk wegens economische redenen. Waar het Noorden een beschermend stelsel noodig had voor zijn nijverheid, had het Zuiden juist behoefte aan vrijen handel. Gedeeltelijk wegens verschil van volksaard. In het Zuiden stuwde er veel heet Spaansch en Hugenootsch bloed door de aderen. In het Noorden had het kouder, trager, karakter van noordelijk Europa meer de overhand. En daarbij kwam nog een andere zaak van groot gewicht: de lust van vele volksleiders in het Zuiden om staatsambten te bekleeden. Zooals Stephens het publiek verklaarde: „Sommigen onzer Zuidelijken hebben gefaald in hunne politieke aspiraties , daarin ligt de groote oorzaak van onze moeilijkheden." Met groot applaus was deze verklaring begroet geworden. Wel een bewijs dat velen in het Zuiden er mede instemden. Ook later werd zulks wel beweerd en bewezen, o.a. door den heer Pollard. En dan kwam daar nog de gedachte bij dat het Noorden wel in de afscheiding zou berusten. Want hadden niet de president en de pers in het Noorden zich in dien geest geuit? En — mocht het op het ergste uitloopen en het zwaard de scheidsrechter zijn — och, zoo meenden velen, het Zuiden was eigenlijk het krijgshaftige deel der natie. Het zou wel spoedig zegevieren over het Noorden, waar men zoo was opgegaan in handel en nijverheid. Wat zou een volk van kruideniers en grutters kunnen doen tegen de kinderen der Cavaliers en Grandees? En daarom en daardoor kreeg het element in het Zuiden, dat voor de verbreking der Unie was, de overhand. Op 20 December 1860 trok men over de Rubicon der afscheiding. Zuid Carolina verbrak officieel allen band met de regeering te Washington en van stonden aan drukten de couranten van dien staat de berichten uit het Noorden als „Buitenlandsch Nieuws.' Twee redenen werden aangegeven door de conventie, die de secessie bewerkstelligde: dat de Yluchteling-wetten te niet waren gemaakt door de noordelijke staten, en dat eene sectie-partij een president had verkozen, van wien men wist dat hij een vijand was der slavernij, een man die verklaard had, dat de nationale Tf/ebmirii^L^Tt beStaa" "ha" Slaa'' half r rs ^z: echte 6 eTml"/ Z' "r11 UildrUkkel«k bes^meS ootr;:,^ SLSs,1Temij eene "«-»■* „Confederatie" noemden zij hun statenbond. kozen ervoorDriS' ™ Miss[ssi^ werd tot president ervan vertot vice-president. ^ " Ataa"der H' S'^ens hun^rondgebied^n tn'lT" eige°<1<"1' derU"ie' bi°"e» al rlpn ir ' bezit genomen; forten en arsenalen met fca aneëf,rr?ad' Z°°W .