HANDLEIDING VOOR DEN DIEHS1 DEI HtllSZEI IN Nederlandsch-Indië met den tekst der op de accijnzen-heffing betrekking hebbende algemeene verordeningen. UITGEGEVEN DOOR HET HOOFDBUREAU DER IN- EN UITVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN. BATAVIA G. KOLFF & Co. 1916. 11031 HANDLEIDING VOOR DEN DIENS! DER ACCIJNZEN IN Nederlandsch-Indië met den tekst der op de accijnzen-heffing betrekking hebbende algemeene verordeningen. UITGEGEVEN DOOR HET HOOFDBUREAU DER IN- EN UITVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN. BATAVIA G. KOLFF , K. t>. „ » ,, » " i .. . dert is gewijzigd ] en aangevuld. I. R, „ „ de Instructie voor de ambtenaren der I. Uen A. in verband met de bepalingen op de heffing en verzekering van in- en uitvoerrechten. Met O. G. wordt bedoeld de ordonnantie betreffende de accijnsheffing van Inlandsch gedistilleerd op Java en Madoera in Stb. 1898 No. 90. „ I. G. „ „ de Instructie op de verordeningen omtrent het invoerrecht en den accijns op het gedistilleerd 1). „ O. P. „ „de ordonnantie betreffende de accijnsheffing van petroleum in Stb. 1886 No. 249, zooals die sedert is gewijzigd en aangevuld. „ I. P. „ „ de instructie op de bepalingen ter regeling van de heffing en verzekering van den accijns op petroleum 1). „ O. L. „ „ de ordonnantie betreffende de accijnsheffing van lucifers in Stb. 1893 No. 301, zooals die sedert is gewijzigd en aangevuld. „ O. T. „ „ de ordonnantie betreffende de accijnsheffing van tabak in Stb. 1873 No. *248, zooals die later is gewijzigd. „ I. G. „ „ de Instructie omtrent het comptabel beheerder I. U. en A. „ Modellenboek wordt bedoeld het „Modellenboek tevens handleiding „voor het voeren der administratie der „In- en Uitvoerrechten en Accijnzen '. „ Verzameling „ „de verzameling van bepalingen, voorschriften en beslissingen voor de ambtenaren der I. U. en A. 1) Van deze instructie, als zijnde geheel verouderd, worden geen exemplaren meer verstrekt. De nog bruikbare voorschriften dier Instructie zijn echter verwerkt in de onderwerpelijke handleiding. INLEIDING. Een accijns is een belasting gelegd op het verbruik van een bepaald artikel. Het eenvoudigste zou natuurlijk zijn, zoo de belasting kon worden geheven rechtstreeks van den verbruiker van het artikel. Dit is echter praktisch niet doenlijk, en zoo begint de fiscus dus de belasting te vragen aan hem, die het artikel fabriceert of invoert. Deze verhaalt dan echter die betaalde belasting later op den kooper. Kon hij die niet verhalen en zou dus die belasting van de door hem noodig geoordeelde winst afgaan, dan zou hij de fabricatie of den invoer staken. Het is dus beslist de consument, die boven den natuurlijken prijs van het artikel ook de daaraan toegevoegde belasting te betalen heeft. Men kent in Nederlandsch-lndië op het oogenblik vier accijnzen, welke accijnzen echter niet alle in hetzelfde gebied werken: le. een accijns, geheven op de eilanden Java en Madoera, van het inlandsch, d. w. z. binnen Nederlandsch-lndië vervaardigd, gedistilleerd; 2°. een accijns op petroleum, welke geheven wordt in de verschillende gewesten en deelen van gewesten behoorende tot het tolgebied; 3e. een accijns op lucifers, welke evenzeer geheven wordt in de gewesten en deelen van gewesten behoorende tot het tolgebied ; 4e. een accijns op sommige soorten van tabak uit zee aangevoerd in de gewesten Westerafdeeling van Borneo en Zuideren Oosterafdeeling van Borneo. Karakter der accijnzen, t De accijnzer in Ned. Indië EERSTE HOOFDSTUK. Accijnsheffing van Inlandsch gedistilleerd. Naast het invoerrecht op van het buitenland ingevoerd gedistil- c leerd en tot een zelfde bedrag als dat invoerrecht wordt op Java en Madoera geheven een accijns van het aldaar in gebruik gebracht zoogenaamd Inlandsch gedistilleerd, d. i. gedistilleerd binnen Nederlandsch-lndië vervaardigd. De bepalingen daaromtrent zijn vervat in de ordonnarTtie van 27 Februari 1898 (Staatsblad No. 90), gewijzigd en aangevuld bij Stbl. 1915 Nos. 224 en 352, hieronder nader aangeduid als O. G. Onder gedistilleerd verstaat die ordonnantie: x) a. alle onvermengde, door overhaling verkregen alcoholhoudende vloeistoffen, b. likeuren, bitters en andere dergelijke dranken, c. vernis en alle andere met alcohol bereide vloeistoffen, geen dranken zijnde, voor zoover zij meer dan vijf liters zuiveren alcohol op den hectoliter bevatten bij eene temperatuur van 15 graden van den honderddeeligen thermometer. Met de onder a bedoelde „onvermengde door overhaling verkregen alcoholhoudende vloeistoffen" worden bedoeld die, welke enkel bestaan uit alcohol en water. De onder b en c bedoelde vloeistoffen zijn „vermengd gedistilleerd", d. w. z. gedistilleerd, dat na overhaling is vermengd met suiker, kruiden of andere stoffen. Dit gedistilleerd wordt weder verdeeld in twee soorten, t. w. dat, hetwelk als drank is te beschouwen (likeuren, bitters, enz.), en dat, hetwelk geen drank is (vernis, reukwaters, enz.). De accijns van het Inlandsch gedistilleerd, waarvan het bedrag, zooals gezegd, gelijk is aan het invoerrecht op buitenlandsch « gedistilleerd, wordt geheven naar den maatstaf van vijf en zeventig gulden per hectoliter bevattende vijftig liters alcohol bij eene temperatuur van vijftien graden van den honderddeeligen thermometer '). iebied, wa« de accijns werkje VerschuS ligdheid e berekening v/d. accijn 1) art. 1 O. G. Voor de berekening van den accijns moet dus in de eerste plaats worden nagegaan hoeveel alcohol het aangemaakte, c. q. ingevoerde, Inlandsche gedistilleerd bij de hier boven aangegeven temperatuur bevat, m. a. w. om den accijns te kunnen berekenen moet de sterkte van het gedistilleerd worden opgenomen. De wijze, waarop zulks geschiedt, is aangegeven in de door den Gouverneur-Generaal uitgevaardigde, in Stbl. 1898 No. 92 opgenomen voorschriften. Aangezien niet bij alle tolkantoren personeel aanwezig is, aan hetwelk het opnemen van de sterkte van gedistilleerd kan worden toevertrouwd, is bepaald, dat indien invoer van gedistilleerd, afkomstig van een plaats, waar geen accijns op dat artikel wordt geheven, plaats vindt langs een kantoor, hetwelk niet in het bijzonder voor den invoer van gedistilleerde dranken is aangewezen, het ingevoerde Inlandsche gedistilleerd voor de heffing van den accijns, geacht wordt eene sterkte van 100 pCt. te hebben. Wegens overtreding aangehaald gedistilleerd wordt, om bij openbaren verkoop den accijns te kunnen berekenen, geacht eene onveranderlijke sterkte van 50 pCt. te hebben, indien ter plaatse, waar het zich bevindt, geen gelegenheid bestaat om de werkelijke sterkte door een ambtenaaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen te doen opnemen en de werkelijke sterkte niet voor de bestraffing der overtreding bekend behoeft te zijn '). Voor op Java en Madoera vervaardigd gedistilleerd, dat wordt uitgevoerd naar de buitenbezittingen of naar buiten het tolgebied, is geen accijns verschuldigd. Vrijdom van accijns kan worden verleend voor gedistilleerd: 2). a. dat bestemd is tot vervaardiging van azijn of van glycerineof transparantzeep; b. dat voor de consumptie is ongeschikt gemaakt (gemethyleerd); c. dat voor wetenschappelijke doeleinden bestemd is; d. dat bestemd is voor de zuivering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kina-alcoloïd-zouten. Bij het te loor gaan van gedistilleerd kan door den Directeur van Financiën teruggaaf van den accijns worden verleend of worden bepaald, dat de accijns niet gevorderd zal worden 3). ]) art. 3 O. G. 2) art. 5 „ „ 3) art. 81 „ „ De accijns van het op Java en Madoera vervaardigde gedistilleerd i is verschuldigd, zoodra het gedistilleerd voorhanden is; zoolang het reeds geproduceerd gedistilleerd nog niet in het vrije verkeer is overgegaan, wordt echter, onder voldoende zekerheidstelling, voor den accijns krediet verleend. Een en ander volgt uit art. 32 O. Q. Die zekerheid kan bestaan in het deponeeren van geld of wel — en dan ten genoege van den ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnzen — in verband van vaste goederen of personeelen borgtocht '). Bijaldien de zekerheid in geld wordt gesteld, wordt de te deponeeren som tegen afgifte van een bewijs uit register No. 21 door den ontvanger in ontvangst genomen. Van dat geld wordt geen rente tegoed gedaan 2). Bij aanbieding van een verband van vaste goederen zal de ontvangèr er zich van overtuigen, dat de waarde der panden het bedrag der te stetlen zekerheid met minstens één vijfde overtreft. De vaste goederen mogen niet ten behoeve van anderen zijn verbonden en de gebouwen moeten tegen brandschade verzekerd zijn. Het is zaak, dat de ontvanger nagaat of de betrekkelijke assurantie-premie wel op tijd wordt voldaan. Voor borgtocht mogen alleen soliede personen, derhalve geen firma's of vennootschappen, worden aangenomen 3). Voor het formulier voor eene acte van borgtocht wordt verwezen naar Bijblad op het Staatsblad No. 4441 (formulier sub. D.). De ontvanger kan, indien hij dit noodig acht, vervanging van de borgen of van één hunner vorderen. De borgen zeiven hebben niet de bevoegdheid (zulks in tegenstelling met het bepaalde bij de petroleum-accijnsordonnantie: zie art. 19 dier ordonnantie en bij de lucifers-accijns-ordonnantie: zie art. 13 dier ordonnantie) om hunne borgstelling op te zeggen. De ontvangers behooren er voor te waken, dat het bedrag van de gestelde zekerheid steeds voldoende, dus minstens gelijk zij aan den accijns van het gedistilleerd, dat volgens de hierna te bespreken kredietrekening aanwezig behoort te zijn, vermeerderd met dien van de volgens de aangiften tot stoken vervaardigde, maar nog niet gedebiteerde en nog te vervaardigen hoeveelheden, van de hoeveelheden waarvoor is gecrediteerd, maar waarvan de vervoerbiljet- 'ijdstip van verschuldigdheid. 1) art. 34 O. G. 2) art. 35 „ „ 3) art. 37 „ „ De controle op het stoters- en distilleerdersjedrijf en of het bedrijf van handelaar. ten nog niet zijn terug ontvangen, en van de hoeveelheden, waarvoor machtiging tot inslag is verzocht. Voor Inlandsch gedistilleerd, afkomstig van gedeelten van Nederlandsch-Indië waar geen accijns op dat artikel geheven wordt, moet de accijns ten kantore en volgens berekening van den ontvanger ter plaatse, waar dat gedistilleerd uit zee aankomt, worden voldaan vóórdat het gedistilleerd wordt weggevoerd van de plaats, waar het volgens de R. A. en R. B. opgeslagen of overgebracht moet worden, — of, indien volgens artikel 13, laatste lid, van R. A. geen uitlading behoeft plaats te hebben, vóórdat het ter beschikking van belanghebbenden komt. De Eerstaanwezend ambtenaar kan echter vergunning tot afwijking van deze bepaling verkenen '). Om zeker te zijn, dat werkelijk voor al het op Java en Madoera in gebruik gebracht gedistilleerd accijns wordt betaald, zijn bij de ge• distilleerd-accijns-ordonnantie verschillende waarborgen getroffen. Vooropgesteld zij dat te onderscheiden vallen stokerijen, dis. tilleerderijen en bergplaatsen. Stokerijen zijn inrichtingen, waarin gedistilleerd vervaardigd wordt uit gegiste grondstoffen 2). Met „stokerijen onder verscherpt toezicht" worden bedoeld stokerijen, ten aanzien waarvan bijzondere maatregelen zijn getroffen om het doen van te lage aangiften van het te verkrijgen gedistilleerd te voorkomen. Stokerijen, welke voorzien zijn van vergaderbakken, welke door de ambtenaren worden afgesloten, kunnen niet onder verscherpt toezicht worden gesteld 3). Distilleerderijen zijn inrichtingen uitsluitend bestemd om gedistilleerd door overhaling te zuiveren of gedistilleerd tot drank te stoken 4). In eene distilleerderij mag vermenging van gedistilleerd, bijvoorbeeld met schellak en kleurstof ter vervaardiging van politoer, niet plaats hebben 5). 1) art. 4 O. O. 2) art. 6 „ „ Zie bijlage A op blz. 51 hierachter ter beantwoording van de vraag, op welke wijze reukwaters, uit Inlandsch gedistilleerd vervaardigd, vrij van accijns builen Java en Madoera zijn te leveren. 3) art. 28 O. O. 4) art. 7 „ „ 5) Zie ook bijlage A blz. 5i hierachter. De distilleerderijen worden verdeeld in twee klassen: 1°. distilleerderijen der le klasse, waartoe behooren de distilleerderijen, waarin gedistilleerd nader wordt verwerkt zonder dat er nog accijns voor is betaald, dus onder genot van krediet voor dien accijns; 2°. distilleerderijen der 2e klasse, waar uitsluitend nader wordt verwerkt gedistilleerd, waarvan de accijns reeds betaald is- Eene distilleerderij mag gelijktijdig slechts tot ééne klasse behooren '). Het kan dus niet voorkomen, dat in eene zoodanige inrichting gelijktijdig veraccijnsd en nog niet veraccijnsd gedistilleerd verwerkt wordt. Bergplaatsen zijn pakhuizen of lokalen, welke uitsluitend dienen tot den opslag van gedistilleerd onder genot van krediet voor den accijns 2). De waarborgende bepalingen strekken zich nu uit over de stokerijen en de distilleerderijen der eerste klasse. Indien het mogelijk ware steeds met juistheid na te gaan hoeveel arak in stokerijen was aangemaakt of hoeveel verlies bij overhalingen en andere nadere bewerkingen was geleden, dan zou natuurlijk de controle op vrij eenvoudige wijze kunnen plaats vinden. Een en ander is echter niet het geval. In de eerste plaats is de inrichting der stokerijen, wat betreft de opvanging van het gedistilleerd, niet overal dezelfde en de wetgever meende niet zoover te kunnen gaan, dat voor alle stokerijen te dien opzichte een en dezelfde inrichting werd voorgeschreven. Voor de verschillende wijzen van inrichting zijn alsnu de controle-maatregelen ook verschillende. Er bestaan stokerijen, alwaar het vervaardigd gedistilleerd in door de met het accijnstoezicht belaste ambtenaren verzegelde bakken wordt vergaderd. In dergelijke stokerijen kan zelfs niet de geringste hoeveelheid arak aan het accijnstoezicht worden onttrokken, wijl die vergaderbakken onder geen voorwendsel door den stoker zelf of door zijn personeel mogen worden ontsloten en de ontsluiting steeds door de ambtenaren moet geschieden. Het is duidelijk, dat het toezicht op dergelijke stokerijen weinig moeite veroorzaakt. Naast de stokerijen met afsluitbare vergaderbakken staan stokerijen, alwaar het gedistilleerd in open ruimten wordt opgevangen. 1) art. 7 O. G. 2) art. 8 „ „ Op dergelijke stokerijen moet wèl een geregeld toezicht worden uitgeoefend om te voorkomen, dat vervaardigd gedistilleerd zonder betaling van accijns in het vrije verkeer wordt gebracht. Wel is waar moet de stoker in zijne, hierna nog uitvoerig te bespreken, aangifte van werkzaamheden opgeven hoeveel gedistilleerd hij dagelijks gedurende den tijd, waarover de aangifte loopt, zal vervaardigen, doch de opgave van die hoeveelheid is slechts eene raming, omdat niet met zekerheid kan worden opgegeven, hoeveel arak uit eene zekere hoeveelheid grondstof zal worden verkregen. Indien blijkt dat, niettegenstaande een geregeld toezicht van de accijnsadministratie, de arakstoker toch nog gelegenheid weet te vinden zijn product clandestien uit te slaan, dan geeft de gedistilleerd-accijns-ordonnantie de bevoegdheid op dergelijke stokers nog scherpere maatregelen toe te passen. Die stokerijen worden dan „onder verscherpt toezicht" gesteld. De bepalingen in de gedistilleerd-accijns-ordonnantie stellen aan stokers, die het gedistilleerd in door de ambtenaren afgesloten vergaderbakken verzamelen, minder eischen dan aan stokers, die het gedistilleerd in open bakken opvangen. De verwachting intusschen dat alle stokers er toe zouden overgaan in hunne inrichtingen afsluitbare vergaderbakken aan te brengen, is niet verwezenlijkt geworden. De praktijk heeft geleerd, dat de Chineesche stokers zich liever aan de oude, van de zijde der administratie veel controle eischende, werkwijze houden. Zij worden daarbij geleid door de meening, dat, indien het gedistilleerd in open bakken wordt opgevangen, een beter product wordt verkregen dan wanneer het verzamelen van het product in afgesloten bakken plaats vindt. Bij het toezicht op de arakstokerijen hebben de ambtenaren dus onderscheid te maken tusschen stokerijen met- en die zonder afsluitbare vergaderbakken. Om dat toezicht mogelijk te maken en ook om controle uit te oefenen op het bedrijf in de distilleerderijen le klasse zijn in de gedistilleerd-accijns-ordonnantie verschillende voorschriften gegeven nopens het oprichten en in werking brengen van stokerijen en distilleerderijen, het in gebruik nemen van bergplaatsen, den uit- en den inslag van gedistilleerd, het controleeren van de in eene stokerij, distilleerderij of bergplaats aanwezige voorraden (het z. g. aanpeilen), terwijl tot meerdere zekerheid yoor de nakoming van de gestelde verplichtingen en ook met het oog op de mogelijkheid van het bestaan van niet wettig toegelaten stokerijen, bovendien nog bepalingen zijn gesteld op het vervoer van gedistilleerd en op het houden van neringen, waarin arak in het klein wordt verkocht. De verschillende verplichtingen aan stokers, distillateurs en handelaren gesteld, zoomede de aan de ambtenaren toegekende bevoegdheden, worden hierna besproken. Wil iemand eene stokerij of distilleerderij oprichten, dan is hij verplicht van zijn voornemen kennis te geven aan den ontvanger, vóórdat met de oprichting wordt begonnen '). Het is aan een ieder, zonder daarvan op wettige wijze aangifte te hebben gedaan of uitdrukkelijk van het doen van aangifte te zijn vrijgesteld, verboden werktuigen te bezitten, waarvan uit hun aard of bestemming gebruik zou kunnen worden gemaakt om den accijns te ontduiken 2). Van het doen van aangifte zijn alleen vrijgesteld verkoopers, vervaardigers en herstellers van dergelijke werktuigen, voor zoover deze zich bevinden in hunne verkoop- en werkplaatsen, zoomede apothekers en scheikundigen voor zoover aangaat in hunne laboratoria aanwezige distilleerketeltjes van minder dan tien liters inhoud 3). Zoodra de ambtenaren de mededeeling hebben ontvangen, dat kennis is bekomen van de oprichting eener stokerij of distilleerderij, zullen zij van tijd tot tijd het in aanbouw zijnde perceel bezoeken, om te waken dat de pijpen en buizen, die dienen of kunnen dienen tot het geleiden van stoom of gedistilleerd, zoodanig worden gelegd of geplaatst, dat zij over de geheele oppervlakte kunnen worden onderzocht en dat alleen stoompijpen buiten het fabrieksgebouw worden geleid. Vervolgens moet binnen 24 uren nadat de werktuigen zijn opgesteld, door den stoker of distillateur ten kantore van den ontvanger worden ingeleverd eene behoorlijk gedagteekende en onderteekende aangifte bevattende, behalve de benaming der stokerij of distilleerderij en hare ligging, den naam en de woonplaats van den eigenaar, de panden en erven, die tot de stokerij of distilleerderij behooren, de aanwezige ingangen en de be- Verplichtingen opgelegd bij de oprichting van stokerijen of distilleerderijen. 1) art. 10 O. G. 2) ait. 15 „ „ 3) art. 12 al. 2. O. G. staande gemeenschap met andere panden, de gedeelten der stokerij of distilleerderij en daartoe behoorende panden, die tot opslag van gedistilleerd zullen worden gebezigd, eene beschrijving van de fabriek en — zoo de aangifte eene stokerij betreft—de wijze waarop het vervaardigd gedistilleerd wordt opgevangen '). Voor deze aangifte is geen model vastgesteld; zij kan dus naar goedvinden van den aangever worden ingericht, mits zij aanwijze wat bij artikel 10 der gedistilleerd-accijns-ordonnantie is voorgeschreven. Een voorbeeld van zulk eene aangifte is opgenomen op pag. 241 van het Modellenboek. . De ontvanger is gehouden om, mits geen gemeenschap bestaat tusschen: a. stokerijen en distilleerderijen, b. distilleerderijen van verschillende klassen, c. stokerijen en distilleerderijen eenerzijds en bergplaatsen anderzijds, en mits de stokerijen en distilleerderijen der le klasse zijn opgericht op een afstand van minstens 100 meter van iedere nering of verkoopplaats, waar Inlandsch gedistilleerd in het klein wordt verkocht2), en overigens de aangifte aan de gestelde eischen voldoet, deze in ontvangst te nemen. Van de eerste aangifte voor iedere fabriek en van den daarvan aan te houden hierna te noemen legger model No. 51, wordt door den ontvanger terstond een afschrift aan den Directeur van Financiën toegezonden, waarbij tevens wordt overgelegd een proces-verbaal van waterijking of meting model No. 52. Na daartoe van den Directeur voornoemd vergunning te hebben bekomen, reikt de ontvanger aan den aangever uit het register No. 20 (blz. 251 van het Modellenboek) een bewijs van ontvangst der gedane aangifte uit, welk bewijs strekt tot toelating van de stokerij of distilleerderij. Is evenwel de opgerichte stokerij niet voorzien van inrichtingen om al het vervaardigde gedistilleerd in afgesloten vergaderbakken of dergelijke op te vangen, dan mag vorenbedoeld bewijs eerst worden afgegeven als eene door den Directeur van Financiën voor ieder geval te bepalen geldsom (van minstens ƒ 500.— en hoogstens ƒ 5000.—), bij den ontvanger is gedeponeerd. Van 1) art. 10 O. G. 2) art. 9 „ „ deze som, welke wordt geboekt in reg. No. 21, wordt geen rente te goed gedaan. Met den afstand van 100 meter wordt bedoeld de lengte der denkbeeldige rechte lijn tusschen eene arakstokerij of distilleerderij en eene nering of verkoopplaats, de afstand dus, gemeten in rechte richting, ongeacht de al of niet aanwezigheid van aangrenzende erven. Tot het vaststellen van eene bepaalde tusschenruimte tusschen de inrichtingen, waarin gedistilleerd vervaardigd of verwerkt, en die, waarin gedistilleerd in het klein wordt verkocht, is overgegaan, omdat verkoopplaatsen, te dicht bij stokerijen en distilleerderijen der le klasse gelegen, al te gemakkelijk debouché's voor clandestien ingeslagen overmaten zouden kunnen zijn. Ter voorkoming van frauduleuzen uitslag moet voorts nog boven eiken naar den openbaren weg gekeerden ingang eener stokerij of distilleerderij een opschrift zijn geplaatst houdende de aanwijzing „stokerij" of „distilleerderij der le (c. q. 2e) klasse" benevens den naam van den stoker of distillateur '). * Aan werktuigen, slangen, buizen, vergaderbakken en vast vaaten kuipwerk of dergelijke voor de berging van gedistilleerd, mogen geen heimelijke openingen worden gemaakt, waardoor afleiding van gedistilleerd mogelijk is2). De ontvanger zal den aangever van eene stokerij — en ook den aangever eener distilleerderij der eerste klasse of bergplaats — er opmerkzaam op maken, dat in de panden alleen gedistilleerd behoort aanwezig te zijn, waarvan nog accijns verschuldigd is. Bij het voorhanden zijn van ander gedistilleerd zou dit bij eene peiling mede onder den voorraad worden begrepen en daarvan de accijns verschuldigd worden 3). Van iedere aangegeven fabriek — niet dus van eene bergplaats — wordt een legger No. 51 (blz. 247 van het Modellenboek) aangehouden. Deze legger wordt voortdurend bijgehouden en blijft met de aangifte ten kantore van den ontvanger berusten. De inhoudsruimte der werktuigen wordt aan de binnenzijde van den legger ingevuld volgens de processen-verbaal van waterijking of meting model No. 52 (zie blz. 245 van het Modellenboek) en het exemplaar dier processen-verbaal, dat bij den ontvanger moet wor- 1) art. 14 O. G. 2) art. 25 „ „ 3) § 15 I. Q. Verplichtingen opgelegd bij ingebruikneming van pakhuizen of lokalen tot bergplaats. den ingeleverd, wordt mede in den legger No. 51 bewaard '). Van de ontvangst van eene aangifte van personen, die eene buiten werking zijnde stokerij of distilleerderij in bezit hebben, dan wel werktuigen, geschikt om in eene stokerij of distilleerderij te worden gebruikt, wordt mede in het register No. 20 aanteekening gehouden. Van de inlevering van zulk eene aangifte behoort de ontvanger onmiddellijk kennis te geven aan de ambtenaren voor het actief toezicht om tegen overtredingen te kunnen waken en eventueel verzegeling toe te passen. Het van de verzegeling op te maken proces-verbaal model No. 52 wordt ter plaatse, waar de aangifte in het register No. 20 is ingeschreven, aan den stok van dat register gehecht2). Bij overgang van eene stokerij of distilleerderij moet opnieuw eene aangifte worden ingediend. Wil de stoker of distillateur verandering brengen in zijne inrichting, dan levert hij deswege weder eene aangifte in. Het bewijs van ontvangst dier aangifte, hetwelk door den ontvanger wordt afgegeven uit het register No. 53 (zie blz. 255 van het Modellenboek) 3) strekt alsdan tot machtiging om de veranderingen aan te brengen. De ontvanger geeft aan de ambtenaren van het actief toezicht kennis van de inlevering der aangifte, opdat dezen, indien naar aanleiding daarvan eene nieuwe waterijking of meting noodig wordt, met den fabrikant in overleg kunnen treden over het tijdstip, waarop die opname zal worden verricht. Noodzakelijke herstellingen, waarmede niet kan worden gewacht tot het bewijs van gedane aangifte is ontvangen, kunnen met voorkennis van de ambtenaren al dadelijk worden verricht. Hij, die een pakhuis of lokaal tot bergplaats wil bestemmen, doet daarvan aangifte in gelijker voege als voor de oprichting van eene stokerij is voorgeschreven. 4) De bergplaats mag geen gemeenschap hebben met stokerijen en distilleerderijen, moet op een afstand van minstens 100 meter van iedere nering of verkoopplaats van gedistilleerd gelegen zijn, terwijl voorts boven eiken naar den openbaren weg gekeerden ingang een opschrift 1) § 16 I. G. 2) § 17 I. Q. 3) § 20 I. G. 4) art. 13 O. G. moet zijn geplaatst houdende de aanwijzing „Bergplaats van gedistilleerd" en den naam van den handelaar '). Bij de ontvangst van eene aangifte voor het in gebruik nemen van een bergplaats wordt op gelijke wijze gehandeld als voor de aangifte tot oprichting van eene stokerij is voorgeschreven. Het bewijs van inlevering dier aangifte wordt niet afgegeven dan nadat daartoe van den Directeur van Financiën vergunning bekomen is 2). In een bergplaats mogen geen andere goederen dan accijnsplichtig gedistilleerd worden opgeslagen. De grondstof, waaruit gedistilleerd wordt verkregen, is het z. g. „beslag". Dit bestaat uit verdunde stroopsuiker, die met behulp van gist (ragi) en gekookte rijst tot gisting is gebracht. Nadat het van zijne vaste bestanddeelen ontdane beslag is uitgegist, wordt het met behulp van pompen of op andere wijze in den ruwketel overgebracht. Deze handeling noemt men „opladen". Daarna wordt het beslag verhit, welke bewerking met de benaming „stoken" wordt aangeduid. De bij het stoken verkregen dampen worden gecondenseerd en het aldus verkregen vocht (gedistilleerd) opgevangen. Het gedistilleerd kan vervolgens nog worden gezuiverd door overhaling. Dit geschiedt in een z. g. distilleerketel, welke op geheel dezelfde wijze is ingericht als een ruwketel. Ter verzekering van 's lands rechten moeten de werktuigen in stokerijen en distilleerderijen aan bepaalde eischen voldoen: 1°. de ruw- of distilleerketels moeten zijn ingemetseld of aan den muur of vloer der fabriek zijn bevestigd, omdat door licht verplaatsbare ketels het toezicht zeer zou worden bemoeilijkt, zoo niet onmogelijk gemaakt; 2°. de ruwketels, waarop een zekere hoeveelheid grondstof in eens geladen en afzonderlijk afgestookt wordt — in tegenstelling van ruwketels met geleidelijken toevoer van grondstof — mogen geen kleinere inhoudsruimte dan van vijf hectoliter hebben, tenzij door den Directeur van Financiën afwijking hiervan wordt toegestaan, zulks omdat het ruwkstoken in kleinere ketels bij die wijze van oplading zóó spoedig zou zijn afgeloopen, dat moeilijk zou kunnen worden nagegaan hoe dikwijls opgeladen is geworden; 1) art. 14 O. G 2) § 16 I. G. Verplichtingen opgelegd bij inrichting van stokerijen en distilleerderijen. 3°. het voortbrengsel der ruwstoking moet alléén door de slang, die tot den ketel behoort, kunnen worden afgeleid, zulks om heimelijke afleiding van alcoholdampen te voorkomen; 4°. het overgehaalde vocht moet alleen binnen de stokerij of distilleerderij kunnen worden opgevangen; 5°. het uiteinde der slang van een ruw- of distilleerketel moet zóó geplaatst zijn, dat het uitvloeiende vocht kunne worden onderzocht en afzonderlijk opgevangen, zulks teneinde proefstokingen in stokerijen onder verscherpt toezicht mogelijk te maken; 6°. de pijpen en buizen, die dienen of kunnen dienen tot het geleiden van stoom of gedistilleerd, moeten zoodanig worden gelegd of geplaatst, dat zij over de geheele oppervlakte kunnen worden onderzocht, en mogen, met uitzondering van stoompijpen, niet buiten het fabrieksgebouw worden geleid (tenzij door den Eerstaanwezend ambtenaar afwijking hiervan is toegestaan), aangezien eene andere inrichting zeer gemakkelijk dienstbaar zou kunnen worden gemaakt tot geheime afleiding van gedistilleerd; 7°. ieder afzonderlijk werktuig moet voorzien zijn van een opschrift, houdende in duidelijk zichtbare letters en cijfers de aanwijzing van de bestemming en het nummer, dat voor dezelfde soort van werktuigen doorloopend moet zijn, een en ander om het toezicht op de stokerij te vergemakkelijken '). Voor het geval het vervaardigd gedistilleerd wordt opgevangen in vergaderbakken of andere, denzelfden dienst verrichtende ruimten, die door de ambtenaren kunnen worden afgesloten, behoeft — omdat alsdan van het stellen onder verscherpt toezicht van de stokerij geen sprake kan zijn — het uiteinde van de slang van een ruw- of distilleerketel niet zóó geplaatst te zijn, dat het uitvloeiende vocht kan worden onderzocht en afzonderlijk opgevangen, doch alsdan gelden nog de volgende eischen: 1°. de werktuigen moeten ten genoege van den Eerstaanwezenden ambtenaar aldus zijn ingericht, dat geen overgehaald vocht ergens anders dan in eene als vergaderbak dienst doende ruimte kan terecht komen of wel, dat daartegen middels verzegeling als anderszins voldoende voorzorgsmaatregelen kunnen worden genomen ; 2°. het toestel der ruwstoking moet met den vergaderbak, of wat daarvoor in de plaats treedt, verbonden zijn door eene metalen 1) art. 17, al. 1. O. G. buis, waarin een glazen kastje of stolp voor een vochtvveger of thermometer geplaatst kan worden; 3°. de als vergaderbak te bezigen ruimte moet, wat grootte en afsluiting betreft, voldoen aan de door den Eerstaanwezend ambtenaar te stellen eischen '). In iedere stokerij en distilleerderij der le klasse moet bij elk grondvat, eiken vergaderbak en alle vast vaat- of kuipwerk voor de berging van gedistilleerd bij de hand zijn een door de ambtenaren goedgekeurde en gewaarmerkte peilstok, en moeten zoomede ten gebruike van de ambtenaren worden gereed gehouden eenige vochtmaten en een handlantaarn 2). Vóór den aanvang der werkzaamheden in eene stokerij levert de stoker ten kantore van den ontvanger eene aangifte in duplo in (zie blz. 259 van het Modellenboek), bevattende, behalve eene aanwijzing van de stokerij, voor den tijd van hoogstens een maand (tenzij de Eerstaanwezend ambtenaar voor stokerijen met onder ambtelijke sluiting staande vergaderbakken een langeren termijn stelt) nog een soort van werkplan, o.a. vermeldende de tijdstippen van aanvang en van afloop der ruwstokingen en de hoeveelheid te verkrijgen gedistilleerd uit gegiste grondstoffen uitgedrukt in liters van 50 pCt. sterkte. Dit laatste behoeft voor stokerijen, waarin al het verkregen gedistilleerd wordt opgevangen in onder ambtelijke sluiting staande vergaderbakken, niet te worden vermeld, kunnende voor dergelijke stokerijen door den Eerstaanwezenden ambtenaar nog andere vereenvoudiging van de aangifte worden toegestaan 3). Opgaaf van de te bezigen beslagbakken en hunne inhoudsruimte is mede verplichtend gesteld, omdat het, schoon het op het beslag niet zóó nauw aankomt, toch niet van belang ontbloot is den stoker in dit opzicht te binden aan eene aangifte, ten einde te voorkomen dat in eene stokerij straffeloos grondstof vervaardigd kunne worden om elders, of ook binnen de stokerij, doch buiten den aangegeven tijd, clandestien te worden afgestookt. Voor den accijns van het volgens de aangifte te vervaardigen gedistilleerd moet zekerheid worden gesteld 4). 1) art. 17, al. 2, O. G. 2) art. 18 en 19 O. G. 3) art. 20 al. 1, 2 en 3. O. G. 4) art. 20 al. 4. O. G. Verplichtingen opgelegd ten aanzien der werkzaamheden. (aangifte enz.) De aangifte wordt in het register No. 54 (zie blz. 261 van liet Modellenboek) ingeschreven, het volgnummer der inschrijving op beide exemplaren aangeteekend en één daarvan na invulling der dagteekening en onderteekening aan den stoker teruggegeven '). Dit exemplaar moet gedurende den daarop vermelden duur van stoken in de stokerij aanwezig zijn en op eerste aanzegging van de ambtenaren kunnen worden vertoond 2). De stoker mag van de eenmaal ingediende aangifte van werkzaamheden niet afwijken dan na indiening van eene nieuwe aangifte. Blijkt de gestelde termijn van 24 uren, gedurende welken de oorspronkelijke aangifte nog na de inlevering der nieuwe aangifte blijft gelden, te lang te zijn, dan is de Eerstaanwezende ambtenaar bevoegd dien termijn te bekorten. De bepaling, dat verhooging in de nieuwe aangifte van de te verkrijgen hoeveelheden gedistilleerd, mits met goedvinden van den Eerstaanwezenden ambtenaar, door den stoker kan worden bedongen, spruit voort uit den wensch om eerlijke stokers, die zoo goed mogelijk willen aangeven, in dit streven te steunen. In bijzondere gevallen, na machtiging van den Eerstaanwezenden ambtenaar, kan verlaging van de te verkrijgen hoeveelheden gedistilleerd in eene nieuwe aangifte worden opgenomen, ten einde een eerlijk stoker, die van eene bepaalde hoeveelheid beslag minder gedistilleerd kreeg dan hij verwacht had, voor overschrijding van de boetevrije speling voor ondermaat te behoeden 3). Van storingen in de werkzaamheden gedurende het tijdvak eener loopende aangifte, welke storingen van invloed zijn op de volgens de aangifte te vervaardigen hoeveelheid gedistilleerd, moet, onder opgaaf van redenen, aan de ambtenaren kennis worden gegeven. Dit moet ook geschieden ingeval van lekkages en defecten van tijdelijken aard 4). Bij het ontvangen van het bericht dat in eene stokerij een ongemak aan een of meer der werktuigen is ontstaan, moet zich onmiddellijk een ambtenaar daarheen begeven om den staat van zaken op te nemen. Hij geeft daarvan een kort verslag op het in de stokerij aanwezige exemplaar-van de aangifte tot stoken en stelt daarop, zoonoodig, nog eene aanteekening of hetverkre- 1) § 2t I. G. 2) art 20 al. 5. O. G. 3) art. 21 O. G. 4) art. 22 „ „ gen oponthoud door het ongemak van invloed zal zijn op de volgens de aangifte te vervaardigen hoeveelheid gedistilleerd. In het laatste geval zal de duur van het ongemak nauwkeurig op de aangifte moeten worden aangeteekend. Als ongemak aan de stokerij moet ook worden beschouwd het rijp worden (uitgegist zijn) van het beslag, later dan vermoed werd of het ontbreken van stroop om de aangegeven werkzaamheden voort te zetten '). De ruw- en distilleerketels, die in eene in werking zijnde stokerij of distilleerderij voor slechts weinige dagen worden buiten gebruik gesteld, behoeven, behoudens wanneer daarvoor bepaalde redenen bestaan, niet verzegeld te worden. Vindt verzegeling plaats, dan moet deze met oordeel geschieden en wel zoodanig, dat de werktuigen niet zonder schending der zegels gebruikt kunnen worden en de zegels geen gevaar loopen •om zonder opzet geschonden te worden. Van ver- en ontzegeling wordt een proces-verbaal model No. 52 opgemaakt en een afschrift daarvan aan belanghebbenden uitgereikt. Met het opladen van een ruwketel mag niet vroeger worden begonnen dan dertig minuten vóór het aangegeven tijdstip van aanvang van ruwstoken. Het ruwstoken wordt geacht te zijn aangevangen, zoodra vuur onder den ketel is gebracht of zoodra de kraan van de leiding geopend is, waardoor aan stoom toegang tot den ketel wordt verleend, zoomede wanneer uit de slang reeds gedistilleerd vloeit. Bijvulling van grondstof in ruwketels, waarop eene zekere hoeveelheid grondstof in ééns geladen en afzonderlijk afgestookt wordt, mag, nadat het stoken is aangevangen, niet meer plaats hebben 2). Na afloop van iedere ruwstoking, met een door een helm gedekten ketel, moet de helm worden afgenomen. Deze mag eerst worden herplaatst als met eene nieuwe stoking wordt aangevangen. Ongeacht het afnemen van den helm wordt de ruwstoking niet als afgeloopen aangemerkt, wanneer uit de slang nog gedistilleerd vloeit 3). Waar het vervaardigd gedistilleerd in door de ambtenaren afgesloten vergaderbakken of dergelijke wordt opgevangen, mogen die ruimten alleen worden ontsloten op tusschen den stoker en den Eerstaanwezenden ambtenaar overeengekomen tijdstippen of op 1) § 35 I. G. 2) art. 23 O. G. 3) art. 24, al. 1 en 2 O. G. 2 verlangen van dezen of van een hoogeren ambtenaar. Van elke sluiting en ontsluiting wordt een relaas model No. 14 opgemaakt waarin o. m. de hoeveelheid en de sterkte van het gedistilleerd wordt vermeld, dat uit de ruimten genomen is '). Ten aanzien van stokerijen, waar het gedistilleerd in niet door de ambtenaren afgesloten vergaderbakken wordt opgevangen, gelden de navolgende bepalingen 2). De emmers of andere denzelfden dienst verrichtende voorwerpen, waarin het ruwstooksel uit het grondvat wordt overgeschept, moeten na vulling in de onmiddelijke nabijheid van het stooktoestel blijven geplaatst. Met het verwijderen van die emmers en met het overstorten van het vocht in de tot bewaring van het gedistilleerd dienende kuipen, enz., moet worden gewacht, totdat het stoken geheel is afgeloopen 3). De Eerstaanwezende ambtenaar kan bepalen, dat door den stoker een register wordt aangehouden betreffende den voorraadgedistilleerd van 50 pCt. in ieder der tot de stokerij behoorende vaste kuipen, leggers, tempajans en dergelijke. De opname der hoeveelheden en der sterkte geschiedt mede door den stoker, tenzij een van de met de bewaking der stokerij belaste ambtenaren die taak op zich neemt, kunnende alsdan door de ambtenaren worden bepaald, dat aan die partijen niets wordt veranderd zonder hunne voorkennis. Voorts kunnen de ambtenaren vorenbedoelde partijen gedistilleerd onder verzegelde sluiting of plombeering leggen, dan wel, indien zulks mogelijk is, de toegangen van het lokaal, waarin het gedistilleerd is opgelegd, verzegelen. Ontsluiting of ontzegeling van het lokaal mag alleen geschieden door den met de bewaking der stokerij belasten ambtenaar, zijnde de stoker evenwel bevoegd om de zegels of looden, die op afzonderlijke partijen gedistilleerd zijn gelegd, te verbreken, ingeval de ambtenaar twee uren na het ontvangen der waarschuwing, dat ontsluiting of ontzegeling behoort plaats te hebben, nog niet in de stokerij aanwezig is. leder ambtenaar, die eene in werking zijnde stokerij bezoekt, moet daarvan eene aanteekening stellen op het exemplaar der aangifte tot stoken, dat in de stokerij aanwezig is. Daarin wordt in het kort de stand der werkzaamheden en het tijdstip van het bezoek vermeld 4). 1) art 26 O. G. 2) art. 27 „ 3) art. 27 „ „ 4) § 34 1. G. Om tegen te lage aangiften van de zijde der stokers te kunnen optreden en derhalve het indienen van de controle bemoeilijkende aangiften tot stoken tegen te gaan, kunnen, op voorstel van den Eerstaanwezenden ambtenaar, door den Directeur van Financiën bepaalde stokerijen onder verscherpt toezicht worden gesteld '). Behalve de voor de gewone stokerijen vastgestelde voorschriften gelden voor stokerijen onder verscherpt toezicht nog de volgende bepalingen. Bij ontvangst van de aangifte, welke door tusschenkomst van den Eerstaanwezenden ambtenaar moet worden ingediend, kan door dezen, indien het hem voorkomt dat te laag is aangegeven en de stoker geen andere aangifte wenscht op te maken, worden bepaald, dat de stoker een geldsom deponeere, het bedrag van ƒ 5000.— niet te boven gaande, waarvan geen rente wordt te goed gedaan 2). De stoker wordt dus voor de keuze gesteld door het indienen van eene nieuwe — overeenkomstig de wenschen van den eerstaanwezenden ambtenaar opgemaakte — aangifte de beschikking over de door dien ambtenaar bepaalde som te behouden en zich voor renteverlies te behoeden. Wenscht de stoker geen nieuwe aangifte in te dienen, bij voorbeeld in de verwachting méér gedistilleerd te zullen verkrijgen dan de aangifte aangeeft en in de hoop dat meerdere clandestien te kunnen uitslaan, dan verliest hij in elk geval de rente van het gedeponeerd bedrag, terwijl het nog te bezien staat of het hem gelukken zal clandestien uit te slaan, aangezien, uit den aard der zaak, op die stokerij bijzonder scherp zal worden toegezien, i De ambtenaren kunnen de aangiften controleeren door — mits voorzien van eene schriftelijke machtiging van den Eerstaanwezenden ambtenaar — proefstokingen te houden. Daarvoor nemen zij het stooksel van één of meer vullingen van den gewonen ruwketel of van één of meer uren stokens met den samengestelden ruwketel geheel onder hun beheer en vergelijken het resultaat met de aangifte. Bedraagt het verschil tusschen de bevinding der ambtenaren en de aangifte meer dan 10 pCt., dan wordt de overbevinding op de debetzijde van de hierna te noemen krediet-rekening geboekt; is het verschil meer dan 25 pCt., dan bestaat overtreding 3). 1) art. 28 O. G. 2) art. 29 „ „ 3) art. 30 „ „ Verplichtingen opgelegd aan stokerijen onder verscherpt toezicht. De Kredietrekening. Aangezien een gedeelte van het met gewone ruwketels vervaardigde ruwnat altijd nog eens moet worden overgehaald om een voor de consumptie geschikt product te verkrijgen en overhaling immer een zeker verlies oplevert, doordat een gedeelte vervliegt en het in den ruwketel achterblijvende vocht moet worden weggeworpen, wordt, indien de proefstoking met een gewonen ruwketel plaats heeft, het overgehaalde vocht van minder dan 40 pCt. afzonderlijk opgenomen, en bij de herleiding daarvan tot gedistilleerd van 50 pCt. een aftrek toegepast als door den Directeur van Financiën bepaald zal worden '). De vorenbedoelde aftrek is nog niet vastgesteld, aangezien nog nimmer eene stokerij onder verscherpt toezicht is gesteld geworden en het zich laat aanzien dat zulks ook wel nimmer zal plaats vinden. Het doel dat men met proefstokingen zich voor oogen stelde, n. 1. het verkrijgen van een goeden grondslag voor het controleeren van de ingediende aangifte van werkzaamheden, kan op eenvoudiger wijze worden bereikt. De ambtenaar zorgt slechts bij den aanvang van eene ruwstoking in de stokerij aanwezig te zijn; hij blijft daarbij totdat zij geheel is afgeloopen, om vervolgens het resultaat der stoking op te nemen. De basis van de controle op het bedrijf is de kredietrekening tusschen de administratie en den stoker, distillateur of handelaar. In die rekening wordt op de debetzijde al het aangemaakte, c. q. ingeslagen gedistilleerd vermeld, terwijl op de creditzijde alle veranderingen, welke het gedistilleerd ondergaat, worden aangeteekend. Voor de kredietrekening wordt gebruik gemaakt van model No. 55 (zie blz. 291 van het Modellenboek). Op de debetzijde van die rekening worden gebracht 2): a. het saldo van vorige rekening; b. de hoeveelheden gedistilleerd van elders ingeslagen; c. de hoeveelheden gedistilleerd, door den stoker volgens gedane aangiften uit de ruwstokingen te leveren, en die, welke volgens de betrekkelijke ambtelijke relazen uit afgesloten vergaderbakken of denzelfden dienst verrichtende ruimten genomen zijn; d. de verhoogingen bij proefstokingen bevonden; e. de bevonden overmaten. 1) art. 3) O. G. 2) art. 38 „ „ Als credit worden op de rekening gebracht: a. de uitgeslagen hoeveelheden gedistilleerd, waarvan de accijns is betaald; b. de hoeveelheden gedistilleerd, uitgeslagen met bestemming om elders onder krediet voor den accijns of in entrepot te worden opgeslagen; c. de hoeveelheden gedistilleerd uitgeslagen ter verzending naar buiten Nederlandsch-Indië of naar gedeelten van NederlandschIndië, waar geen accijns voor Inlandsch gedistilleerd wordt geheven; d. de hoeveelheden gedistilleerd, uitgeslagen om met vrijdom van accijns te worden ingeslagen; e. de kortingen, verleend na eene aanpeiling in eene stokerij of distilleerderij; ƒ. de bevonden ondermaten, nadat daarvan de accijns is betaald; g. het op de nieuwe rekening over te brengen saldo. De rekening wordt afgesloten '): a. na iedere aanpeiling; b. telkens wanneer belanghebbende dit verzoekt; c. op 31 December van ieder jaar. Voor eene distilleerderij der 2e klasse wordt geen rekening aangehouden, omdat aldaar, zooals hiervoren werd opgemerkt, alléén veraccijnsd gedistilleerd wordt verwerkt. De debiteering der rekening voor de hoeveelheden gedistilleerd door den stoker volgens gedane aangifte uit de ruwstokingen te leveren, geschiedt onmiddellijk, nadat de werkzaamheden, die in de aangifte tot stoken zijn omschreven, afgeloopen zijn, voor de geheele hoeveelheid, welke volgens die aangifte zoude worden vervaardigd 2). Indien echter gedurende den loop eener aangifte tot stoken eene aanpeiling wordt verricht of zoodanige aangifte door eene nieuwe wordt vervangen, dan geschiedt de debiteering op het oogenblik der aanpeiling of op het tijdstip van ingang der nieuwe aangifte voor de hoeveelheid, die volgens de aangifte tot op dat oogenblik of dat tijdstip zoude worden verkregen. De overige volgens de aangifte te vervaardigen hoeveelheid wordt in het 1) art. 41 O. G. 2) § 23 al. 2 I. G. eerste geval op de nieuwe rekening gedebiteerd en in het tweede geval niet in de rekening opgenomen '). Een voorbeeld moge dit duidelijk maken. Een stoker geeft aan, dat hij vanaf den len tot en met den 15en van eene zekere maand alle dagen zal stoken; overdag één stooksel met 4, des nachts één stooksel met 2 ketels, en per stooksel van iederen ketel 250 L. gedistilleerd van 50 pCt. zal vervaardigen. Op den 6en dier maand levert hij eene nieuwe aangifte in, volgens welke hij vanaf den 8en tot en met den 15en overdag slechts met 3 en des nachts met 2 ketels zal stoken. In den morgen van den 1 len wordt zijn voorraad aangepeild. Alsdan zou volgens de aangifte vervaardigd zijn: tot en met den 7en na afloop van de nachtstoking 7 X (4 + 2) X 250 L. = 10500 L.; van den 8en tot en met den 10en na afloop van de nachtstoking 3 X (3 + 2) X 250 L. = 3750 L.; van den llen tot en met den 15en na afloop van de nachtstoking 5 X (3 + 2) X 250 L. = 6250 L. De rekening wordt dus gedebiteerd: op den 8en met 10500 L., op den llen met 3750 L., op den 16en met 6250 L. Wordt bij het stoken gebruik gemaakt van ruwketels met geleidelijken toevoer van grondstof (samengestelde ruwketels), dan worden bij de debiteeringen de becijferingen geregeld naar het aantal uren stokens. In de rekening worden niet opgenomen de hoeveelheden gedistilleerd, aanwezig in de woningen of andere panden welke, zonder van de stokerij, distilleerderij der le klasse of bergplaats deel uit te maken, daarmede op hetzelfde erf of in gemeenschap staan. Het aldaar aanwezige gedistilleerd moet evenwel gedekt zijn door één of meer consenten uit de registers 18 of 58, welke niet ouder dan één jaar mogen zijn en aan de ambtenaren op aanvraag moeten worden vertoond 2). Indien het „gedekt zijn" van die voorraden niet was voorgeschreven, zouden die panden allicht kunnen worden dienstbaar gemaakt tot het clandestien opschuren van verkregen overmaten. 1) § '23 I. G. 2) art. 46 O. G. Omtrent de rekening met den stoker, distillateur of handelaar wordt nog opgemerkt, dat zij met groote duidelijkheid en nauwkeurigheid moet worden aangelegd en bijgehouden. Een titelvel en het noodige aantal inlegvellen van het model No. 55 worden in een stevigen omslag ingenaaid en daarna doorloopend gefolieerd. Vervolgens wordt het hoofd der rekening ingevuld en daarbij — al naar de vermoedelijke behoefte — een vijftal of meer achtereenvolgende bladen voor eiken kredietgenietende opengelaten '). Bij het afsluiten eener rekening moeten de totalen van debetzijde en creditzijde met elkaar overeenstemmen en de afsluiting moet zóó plaats vinden, dat die totalen op dezelfde lijn voorkomen. Onder die optellingen wordt de verklaring gesteld als op de bladzijden 292 en 293 van het Modellenboek is aangegeven. Van iedere afsluiting geeft de ontvanger aan den kredietgenietende kennis, door middel van eene kennisgeving model No. 16 (zie blz. 305 van het Modellenboek 2). Belanghebbende is verplicht de afsluiting in de rekening binnen acht dagen te teekenen. Voldoet hij daaraan niet, dan verliest hij de bevoegdheid om tegen de uitkomsten in verzet te komen 3), wordende alsdan door den ontvanger in de rekening eene nadere verklaring onder de eerste gesteld. Ter bemoeilijking van den afzet van gedistilleerd van clandestienen oorsprong zijn voor den uitslag, het vervoer en den inslag van gedistilleerd verschillende regelen gesteld, welke, voor zooveel noodig, ook van toepassing zijn op het niet aan accijns onderworpen buitenlandsch gedistilleerd 4), omdat, indien het buitenlandsch gedistilleerd in alle hoeveelheden, zonder eenige controle, zou mogen worden uit- en ingeslagen of vervoerd, bij iedere bekeuring ter zake van niet specifiek buitenlandsch ge- 1) § 22 I. G. 2) § 26 al. 2, 3, 4 I. G. 3) art. 41 al. 2 O. G. 4) Volgens de Indische Tariefwet wordt van reukwerken en parfumerieën uit of met alcohol bereid een invoerrecht geheven als van gedistilleerd Bedoelde reukwaters worden dus bij den invoer met gedistilleerd op ééne lijn gesteld, zonder evenwel onder het begrip „gedistilleerd" te vallen. Deze reukwerken vallen dan ook niet onder de bepalingen omtrent het vervoer van gedistilleerd. Missive Gouv. Secretaris 8 Juli 1886 No. 455 C. Regelen voor uitslag, vervoer en inslag. Geëischte documenten. distilleerd, de vermeende binnenlandsche herkomst, c. q. tegen het beweren van den bekeurde, door de administratie zou moeten worden bewezen, hetgeen menigmaal wel niet zou kunnen plaats vinden. Voor eene goede contröle is dan ook bepaald, dat door een document gedekt moet zijn: het Inlandsch en buitenlandsch gedistilleerd dat: a. . uit eene stokerij, distilleerderij der le klasse of bergplaats of uit panden en van erven, die daarmede gemeenschap hebben, wordt uitgeslagen of aldaar wordt ingeslagen (alzoo elke hoeveelheid) '); b. uit andere panden of van andere erven wordt uitgeslagen of aldaar ingeslagen tot eene hoeveelheid van twee liter en daarboven 2); c. wordt vervoerd in eene hoeveelheid van twee liter of daarboven a). Om evenwel voor zooveel mogelijk te voorkomen dat clandestiene arak in eene hoeveelheid van minder dan twee liter ongestraft zal worden vervoerd, kan door de Hoofden van Gewestelijk bestuur worden bepaald, dat binnen bepaaldelijk aangewezen kringen het vervoer van een geringere hoeveelheid gedistilleerd, dan wel het vervoer van gedistilleerd, in welke hoeveelheid ook, door een document gedekt moet zijn. Voorts is aan de Hoofden van Gewestelijk bestuur de bevoegdheid toegekend om bepaalde wegen of omtrekken aan te wijzen, waarlangs of waarbinnen geenerlei vervoer van gedistilleerd mag plaats hebben en zulks om, indien gewenscht, voor het documentenstelsel een verbod in de plaats te stellen, dat gemakkelijker gehandhaafd kan worden door Inlandsche politiebeambten, die somtijds niet kunnen lezen en daarom gemakkelijk met een ongeldig consent of desnoods een willekeurig briefje te bedriegen zouden zijn. Door een en ander wordt evenwel niet te kort gedaan aan de bepalingen opgenomen in de ordonnantie van 1 October 1882 (Stbl. No. 240) of de daaraan gehechte reglementen letter A en B. Is daarbij voorgeschreven, dat vervoer, lossing of inlading door een document gedekt moet zijn, dan behoort dit ook, ongeacht de accijnsbepalingen, plaats te hebben. De documenten, welke geëischt worden, zijn 4): 1) art. 50 O. G. 2) art. 51 „ „ 3) art. 52 „ „ 4) art. 53 „ „ a. voor uitslag, vervoer en inslag van Inlandsch gedistilleerd, waarvan de accijns betaald is, van buitenlandsch gedistilleerd, van gedistilleerd, waarvoor vrijdom van accijns is toegestaan (gedistilleerd bestemd voor wetenschappelijke doeleinden en gemethyleerd gedistilleerd '), of in het algemeen van gedistilleerd, dat niet of niet meer accynsplichtig is, een consent; b. voor uitslag, vervoer en inslag van in een stokerij, distil- leerderij der le klasse of bergplaats aanwezig en zonder voorafgaande betaling van den accijns uitgeslagen gedistilleerd een vervoerbiljet of een document tot opslag in entrepot; c. voor uitslag, vervoer en inslag van in entrepot aanwezig en zonder voorafgaande betaling van accijns uitgeslagen Inlandsch gedistilleerd, een vervoerbiljet. De consenten worden afgegeven uit het register No. 18 (zie blz. 109 van het Modellenboek) of uit het register No. 58 (zie blz. 281 van het Modellenboek), de vervoerbiljetten uit het register No. 56 (zie blz. 269 van het Modellenboek). Aan te goeder naam en faam bekend staande stokers, wier fabrieken zoodanig gelegen zijn, dat het bezwaarlijk is om de uitgeslagen hoeveelheden telkenmale na te gaan, kan worden vergund om vervoerbiljetten zelf af te geven 2). In dat geval wordt een register No. 57 (zie Modellenboek blz. 277) verstrekt. De aandacht wordt er op gevestigd, dat het verleenen van eene vergunning tot het gebruik maken van een register No. 57 tot de uitzonderingen dient te behooren en dat zulk een register nimmer zal mogen worden uitgereikt aan stokers, wier inrichting niet voorzien is van afsluitbare vergaderbakken, omdat op de debetzijde der kredietrekening van dergelijke personen niet de bij het stoken werkelijk verkregen hoeveelheid wordt gesteld maar de volgens de aangifte tot stoken vermoedelijk te verkrijgen hoeveelheid. De documenten moeten worden afgeteekend door de daarop aangegeven ambtenaren en het gedistilleerd moet worden ingeslagen binnen den op de documenten aangegeven termijn. Bij het niet voldoen aan de gestelde verplichtingen wordt het document niet als geldig erkend, tenzij door een daartoe bevoegd ambtenaar afwijking is toegestaan en daarvan op het document eene aanteekening is gesteld. De documenten moeten den uitslag, het vervoer of den inslag dekken, alzoo bij het gedistilleerd, waar- 1) art. 60 O. G. 2) § 27 I. G. Uilslag. op zij betrekking hebben, aanwezig zijn '). Gedistilleerd, dat vervoerd of ingeslagen wordt, wordt niet als gedekt beschouwd, indien bij de verificatie een grooter verschil bevonden wordt dan 5 pCt. op de hoeveelheid of de sterkte, in het document vermeld 2). De ambtenaren weigeren de-afteekening der documenten, indien het ten uit- of inslag bestemd gedistilleerd hun niet afgezonderd van andere partijen wordt aangewezen 3). Uitslag van onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd, zoomede van in entrepot opgeslagen accijnsplichtig gedistilleerd, geschiedt 4): (i. hetzij met bestemming om elders opnieuw onder krediet te . worden opgeslagen en alsdan bij hoeveelheden van minstens vijf hectoliter van 50 pCt.; b. hetzij na betaling van den accijns en alsdan bij hoeveelheden van minstens vijftien liter van 50 pCt.; c. hetzij ter verzending naar buiten Nederlandsch-Indië of gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar geen accijns op Inlandsch gedistilleerd wordt geheven, en alsdan bij hoeveelheden van minstens twee hectoliter van 50 pCt.; d. hetzij met vrijdom van accijns. De wetgever heeft voor den uitslag bepaalde minima aangegeven, opdat van het krediet geen gebruik zou worden gemaakt om zeer geringe hoeveelheden uit te slaan. Het bepaalde omtrent die minima geldt echter niet, indien mindere hoeveelheden als laatste restant mochten zijn overgebleven. In de gevallen sub a en c wordt eene aangifte (zie blz. 264 van het Modellenboek) bij den ontvanger ingediend, die daarop den aangever een vervoerbiljet in duplo verstrekt, waarop een termijn wordt gesteld binnen welken het bewijs moet zijn geleverd, dat het gedistilleerd de aangegeven bestemming heeft bereikt 5). Het vervoer van het gedistilleerd moet door het vervoerbiljet worden gedekt; het duplicaat blijft onder berusting van den afzender van het gedistilleerd. 1) art. 54 O. G. 2) art. 55 „ „ 3) art. 54, 5e alinea O. G. 4) art. 56 O. G. 5) art. 57 en 59 O. G. Op gelijke wijze wordt gehandeld in het geval sub d (zie blz. 265 van het Modellenboek) ') met dien verstande, dat, indien het gedistilleerd is gemethyleerd, dan wel voorwetenschappelijke doeleinden bestemd (in welk laatfcte geval de aangifte voor gezien moet zijn geteekend door den persoon, ten wiens behoeve de vrijdom is toegestaan), geen vervoerbiljet doch een consent (uit het register No. 18, zie blz. 109 van het Modellenboek) wordt uitgereikt. Om gedistilleerd ten verbruik uit te slaan (geval sub b, zie blz. 265 van het Modellenboek), moet eveneens aangifte worden gedaan. De betaling van den accijns geschiedt bij de aangifte tegen ontvangst van een consent uit het register No. 58 (zie blz. 281 van Modellenboek) 2). Met de in de aangifte vermelde hoeveelheden gedistilleerd wordt de rekening model No. 55 (zie blz. 291 van het Modellenboek) gecrediteerd, indien de hoeveelheid en de sterkte niet door een ambtenaar zijn geverifieerd. Heeft de uitslag in tegenwoordigheid van een ambtenaar plaats, dan geschiedt de crediteering naar de uitkomsten van zijne bevinding. Blijkt uit zijne kennisgeving uit het register No. 17 (zie Modellenboek blz. 295) dat een verschil omtrent de hoeveelheid is bevonden, dan wordt de crediteering in verband daarmede gewijzigd. Om die uitkomsten te bepalen wordt '/io a V20 van de partij opgenomen en de sterkte der geheele partij naar de uitkomsten van die opneming berekend 3). De kennisgeving uit het register No. 17 wegens uitslag wordt aan den stok van het register No. 56 of No. 58 gehecht 4). Ingeval uit eene stokerij uitgeslagen hoeveelheden gedistilleerd bestemd zijn om naar eene distilleerderij der le klasse of naar een entrepot overgebracht te worden, behoort door den ontvanger op het vervoerbiljet te worden aangeteekend, of er recht op korting bestaat 5). De zuivering der documenten geschiedt op de wijze als in de §§ 12, 43, 44 en 49 I. R. is aangegeven (zie blz. 307 t/m 312 van het Modellenboek). Voor de aanzuivering van vervoerbil- 1) art. 60 O. G. 2) art 58 „ „ 3) art. (>l „ „ 4) § 27 al. 3 I. G. 5) art. 42 O. G. Vervoer. jetten betreffende naar buiten het accijns-gebied verzonden Inlandsch gedistilleerd wordt verwezen naar de Verzameling 1914 No. 54. Voor het vervoer van Inlandsch gedistilleerd, waarop de accijnsplicht niet meer rust, zoomede van buitenlandsch gedistilleerd, is — indien het vervoer niet reeds door een voor den uitslag afgegeven document wordt gedekt — eveneens een bewijs noodig. Zij, die het gedistilleerd wenschen te vervoeren of te doen vervoeren, vragen, onder overlegging van een bewijs waaruit blijkt, dat het te vervoeren gedistilleerd wettig is ingeslagen geweest, een consent aan den ontvanger, of als ter plaatse geen ontvanger aanwezig is, aan den voor het afgeven van consenten door het Hoofd van Gewestelijk bestuur aangewezen ambtenaar. Een zoodanig consent wordt afgegeven uit het register No. 18 (zie blz. 109 van het Modellenboek). Op het bewijs van wettigen inslag wordt de te vervoeren hoeveelheid afgeschreven '). Wordt gedistilleerd uit zee aangevoerd, dan wordt een consent eerst afgegeven als het invoerrecht of de accijns is betaald dan wel als is aangetoond, dat geen invoerrecht of accijns meer verschuldigd is 2). Is invoerrecht betaald geworden, dan geschiedt de afgifte van het consent mede uit het register No. 18; bij betaling van accijns wordt evenwel een consent uit het register No. 58 (zie blz. 281 van het Modellenboek) afgegeven. Blijkt geen invoerrecht of accijns verschuldigd te zijn dan wordt een consent afgegeven uit het register No. 18. Voor het plaatselijk vervoer van gebotteld buitenlandsch gedistilleerd kan, op plaatsen waar een tolkantoor is gevestigd, aan te goeder naam en faam bekend staande handelaren worden vergund zelf consenten voor het vervoer af te geven, mits dat vervoer op den dag van uitslag afloopt. De vergunning wordt verleend onder voorwaarde dat het consentenregister getrouwelijk moet worden bijgehouden en minstens ééns per maand met de bewijzen van wettigen inslag aan den ontvanger moet worden vertoond '3). Die bewijzen worden ingetrokken, indien al het daarop vermeld gedistilleerd is vervoerd. Is nog een deel van het op die bewijzen vermeld gedistilleerd in voorraad, dan worden daarop de vervoerde hoeveelheden afgeschreven. 1) art. 63 O. G. 2) art. 64 „ „ 3) art. 67 „ „ Voor den inslag van gedistilleerd onder genot van krediet voor den accijns, wordt, behalve een document tot dekking, nog de machtiging van den ontvanger ter plaatse, waar de inslag zal geschieden, vereischt, omdat tot die verrichting eerst kan worden overgegaan als de noodige zekerheid voor den verschuldigden accijns gesteld is '). Na den inslag wordt ten kantore van den ontvanger het betrekkelijk vervoerbiljet ingeleverd, voorzien van eene verklaring, dat de inslag heeft plaats gevonden en wordt de kredietrekening met de hoeveelheid gedistilleerd gedebiteerd. Heeft de inslag in tegenwoordigheid van een ambtenaar plaats gehad, dan wordt de kennisgeving uit het register No. 17 aan de kredietrekening gehecht ter plaatse waar de debiteering geschiedt 2). Aan den accijns onderworpen gedistilleerd kan in de bestaande publieke entrepots worden opgeslagen en mag aldaar gedurende onbepaalden tijd verblijven. Hiervoor zijn dezelfde formaliteiten noodig als voor den opslag van gewone goederen in entrepot zijn aangegeven (art. 20 en 21 van het reglement letter A, gehecht aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Stbl. No. 240) 3), met dien verstande evenwel, dat nog moet worden overgelegd het vervoerbiljet, krachtens hetwelk de uitslag uit de stokerij, distilleerderij der le klasse of bergplaats en het vervoer hebben plaats gehad 4). De bepalingen in vorenvermelde ordonnantie betreffende het toegankelijk zijn van de publieke entrepots voor belanghebbenden (art. 22), het aanhouden door den ontvanger van eene rekening voor ieder belanghebbende (art. 23), en het berekenen van de pakhuishuur (art. 24), gelden mede voor het Inlandsch gedistilleerd; het overschrijven van gedistilleerd van den naam van den een op dien van den ander is mede vergund, behoudens beperking van dat recht tot partijen van geene geringere hoeveelheid dan vijf hectoliter van 50 pCt., tenzij eene geringere hoeveelheid nog als restant aanwezig is. Voor den uitslag van gedistilleerd uit het publiek entrepot worden de formaliteiten verricht, welke hiervoren voor den uit- Inslag. Entrepots. (pubieke en particuliere) 1) ^rt. 65 O. G. 2) § 27 I. Q. 3) art. 47 O. G. 4) arf 66 „ „ slag van onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd zijn aangegeven. Het betrekkelijk document wordt den ambtenaar, die met de verificatie belast is, aangeboden. De te verifieeren hoeveelheid gedistilleerd moet den ambtenaar afgezonderd van andere partijen worden aangewezen. Heeft de uitslag plaats met eene bestemming, welke den accijnsplicht niet opheft of de opheffing van een nader te leveren bewijs afhankelijk maakt, dan kan de ontvanger, indien hem zulks gewenscht voorkomt, zekerheid voor den eventueel verschuldigden accijns vorderen, bestaande in het deponeeren van geld of in persoonlijken borgtocht '). Op een plaats, waar een particulier entrepot aanwezig is voor den opslag van petroleum, kan ook voor accijnsplichtig gedistilleerd een particulier entrepot worden toegestaan. De vergunning daartoe wordt verleend door den Directeur van Financiën, die bevoegd is aan die vergunning nog bijzondere voorwaarden te verbinden 2). Voor deze entrepots gelden de bepalingen, welke voor de particuliere entrepots voor petroleum zijn vastgesteld (art. 25 van het regl. Lr. A gehecht aan de ordonnantie in Stbl. 1882 No. 240), met dien verstande, dat ook hier bij den opslag van gedistilleerd het verVoerbiljet moet worden overgelegd en dat voor het recht van overgang van het opgeslagen gedistilleerd gelijke restrictie geldt als te dien aanzien voor publieke entrepots is bepaald. De entrepositaris is accijns verschuldigd voor het gedistilleerd, dat blijkens proces-verbaal te min wordt bevonden, voor zoover de tekortkomst een door den Directeur van Financiën bepaald maximum voor intering, gewone lekkage of verlies bij aftapping te boven gaat en niet ten genoege van dien Directeur bewezen wordt het gevolg te zijn van rampen .van hooger hand, overmacht of buitengewone lekkage (zie hieronder de missive van den Directeur van Financiën van 26 November 1874 No 19685). 1) art. 47 O. G. 2) art 48, al. 1 „ „ Missive van den Directeur van Financiën van 26 November 1874 No. 19685. Met uw schrijven van — ontving ik het rekest \ an—, arakhandelaar te—, om kwijtschelding van den accijns van twee fusten arak, die volgens daarbij overgelegde processen-verbaal geheel ledig zouden zijn geloopen. Uitslag uit een particulier entrepot geschiedt op de wijze als voor publieke entrepots is voorgeschreven '). De voorgeschreven minimum hoeveelheden voor uitslag van onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd gelden ook voor entrepots 2). Het oversteken, versnijden, verlengen en vermengen van gedistilleerd in entrepot mag alleen geschieden met vergunning van den Eerstaanwezenden ambtenaar 3). Met „oversteken" wordt bedoeld het overtappen in andere fusten, zoomede het aftappen op flesschen; met „versnijden" het vermengen van gedistilleerd van verschillende sterkten; met „verlengen" het vermengen van gedistilleerd met wateren met „vermengen" het bijvoegen van suiker, kruiden of andere stoffen. Het opmaken van een proces-verbaal is terecht geschied, maar er is verzuimd tevens den voorraad aan te peilen om in verband daarmede het te kort volgens de rekening te constateeren. Dit moet voortaan in dergelijke gevallen steeds geschieden. Ook zijn de processen-verbaal aan den belanghebbende afgegeven, wat nagelaten had behooren te worden, daar dit stukken van geheel administratieven aard zijn. Doch die processen-verbaal geven, zooals die daar liggen, nog geen aanleiding tot kwijtschelding of teruggave; wel wordt beweerd dat beide leggers tengevolge van een lek zijn leeggeloopen en wordt daaruit ten aanzien van één der leggers afgeleid, dat de hoeveelheid, die daarin aanwezig geweest is, verloren is gegaan, maar er wordt geene enkele omstandigheid vermeld, waaruit blijkt, dat de arak werkelijk te loor is gegaan. Daar de handelaar dadelijk na het ontdekken van het ongeval aan de ambtenaren kennis heeft gegeven en deze zeker onverwijld het onderzoek hebben gedaan, moeten deze naar het voorkomt den bodem van het pakhuis in een buitengewoon vochtigen toestand gevonden en in het pakhuis eene ongewoon sterke araklucht opgemerkt hebben- Daarvan blijkt niets, ook niet of het voorkomen der fusten het vermoeden wettigt, dat ze met arak van dezelfde kwaliteit als de overigen waren gevuld geweest en geheel gevuld geweest. Het valt gemakkelijk een oud vat te vertoonen, dat desnoods geheel in elkaar is geslagen, en daarbij eenige liters arak te verspillen, vooral wanneer het erom te doen is om afschrijving of kwijtschelding van accijns of van boete wegens ondermaat te verkrijgen. Hieromtrent wensch ik dus nadere inlichtingen te ontvangen- De accijns van die arak komt voor rekening van dengene wiens rekening is gecrediteerd krachtens het vervoerbiljet van — en deze zal zich dus tot mij moeten wenden om kwijtschelding. 1) art. 48, al 3 O. G. 2) art. 56 „ „ 3) art. 49 „ „ Controleering van aanwezige voorraden. (aanpeilin gen). Onder „aanpeilen" wordt verstaan het opnemen van den aanwezigen voorraad. Het aanpeilen is een belangrijke controlemaatregel voor de ambtenaren tegen het clandestien uitslaan van gedistilleerd en tegen het doen van te lage aangiften van werkzaamheden. De aanpeilingen behooren met onregelmatige tusschenpoozen en zonder dat de stoker, distillateur, of handelaar daarvan te voren, kennis krijgt, plaats te hebben. Voor het doen van die verrichting moeten de ambtenaren door den controleur of waar deze niet aanwezig is door het Hoofd van Plaatselijk bestuur van eene schriftelijke machtiging worden voorzien, welke machtiging ook een doorloopend karakter kan dragen '). Heeft de aanpeiling ten doel om na te gaan of in de aangifte tot stoken wel juist is aangegeven hoeveel gedistilleerd zal worden verkregen, dan wordt eene aanpeiling verricht vóór den aanvang van het stoken en eene andere daarna, of, indien het stoken doorloopend plaats vindt met een samengestelden ruwketel, eene peiling in den morgen en eene andere in den avond van denzelfden dag 2). Voor het relaas van peiling wordt gebruik gemaakt van het model No. 14 (zie blz. 285 van het Modellenboek), terwijl van het verrichten der peiling aanteekening wordt gehouden in het „Aanteekeningsboek van verrichte peilingen" model No. 15 (blz. 287 van het Modellenboek). Het relaas moet steeds zoo spoedig mogelijk ten kantore van den ontvanger worden bezorgd 3). In het relaas wordt de hoeveelheid en de sterkte van elke partij of de inhoud van eiken vergaderbak aangeteekend; bovendien wordt in de relazen betrekkelijk peilingen in eene distilleerderij der eerste klasse nog vermeld welke hoeveelheden de distillateur als onverwerkt beschouwt 4). Indien zich in stokerijen, waarin het vervaardigde gedistilleerd niet wordt opgevangen in door de ambtenaren afgesloten vergaderbakken, onder het aanwezige gedistilleerd hoeveelheden bevinden in vaste kuipen, leggers, tempajans, enz., onder verzegelde 1) art. 39, al. 1 O. G. 2) § 36 al. 1 I. G. 3) art. 39 al. 2 O. G. 4) § 36 al. 3 I. G. sluiting of plombeering, waarvan de ambtenaren reeds vroeger hoeveelheid en sterkte hebben opgenomen en waarvan zij de overtuiging hebben dat bedoeld gedistilleerd sedert niet is aangeroerd, dan kunnen de ambtenaren die partijen zonder nader onderzoek in het relaas van peiling opnemen voor de hoeveelheid en de sterkte, waarvoor zij bij hen te boek staan. Van die handeling wordt in het relaas van peiling melding gemaakt onder aanteekening tevens hoelang het is geleden, dat de opneming, waarvan de uitkomsten in dat relaas zijn overgenomen, heeft plaats gehad ')• Afzonderlijk wordt in dat relaas nog vermeld welke hoeveelheden zich tijdens de aanpeiling in een afgesloten lokaal bevonden. Tot dekking van verliezen bij overhaling, inzuiging als anderszins, wordt zoo noodig eene korting verleend van hoogstens: a. in eene stokerij: le. 5pCt. van de hoeveelheid gedistilleerd, die sedert de vorige peiling is vervaardigd, voor zoover die hoeveelheid tot eene sterkte van minstens 85 pCt. is gebracht; 2e. '/2 pCt. 's maands van de hoeveelheden gedistilleerd, welke in de rekening eener stokerij, waar de van oudsher te Batavia gebruikelijke werkwijze gevolgd wordt, zijn begrepen en in door de ambtenaren afgesloten lokalen zijn opgelegd 2). Deze korting wordt verleend in navolging van hetgeen voor particuliere entrepots is aangenomen krachtens art. 25 van het Reglement letter A, gehecht aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Stbl. No. 240). Zie ook § 93 I. R. Voor de berekening dezer korting wordt nog verwezen naar de ter zake vastgestelde voorschriften bij de beschikking van den Directeur van Financiën van 27 Juni 1899 No. 10461, zooals deze is gewijzigd bij de beschikking van 20 Juni 1913 No. 2437 H, hierachter (blz. 54) als bijlage letter B opgenomen. b. in eene distilleerderij der le klasse le. 5 pCt. van de hoeveelheid gedistilleerd, die sedert de vorige peiling is ingeslagen, voor zoover die hoeveelheid tot eene sterkte van minstens 85 pCt. is gebracht, en 2e. 2 pCt. van de overige hoeveelheid gedistilleerd, die sedert de vorige peiiing is verwerkt, 1) art. 40 O. G. 2) art. 42 „ „ 3 1 Speling bij aanpeiling. met dien verstande, dat de bovenvermelde kortingen voor de iistilleerderijen alleen worden berekend over de hoeveelheden, lie uit eene stokerij rechtstreeks of over entrepot, tot eene sterkte ran hoogstens 65 pCt. zijn ingeslagen. Door deze restrictie wordt 'oorkomen dat distillateurs, door voortdurend gedistilleerd aan alkander over te doen, meer korting zouden genieten dan in de jedoeling ligt. Voorts wordt alléén het gedeelte van den vooraad, dat bij .de laatste peiling als onverwerkt is opgegeven, )ij eene volgende peiling in aanmerking genomen; de overige, eeds bij vorige peiling in de distilleerderij aanwezige hoeveelleden, blijven dientengevolge buiten beschouwing '). Bij eene aanpeiling behoort dan ook de distillateur aan te geven .velke partijen als onverwerkt moeten worden beschouwd. Al de n de stokerij, distilleerderij oi bergplaats aanwezige hoeveelheden noeten aan de ambtenaren worden vertoond -). Deze verplichting is den stoker, distillateur of handelaar opgelegd om te voorkomen, dat bezwaar tegen de afsluiting der rekening gegrond zou kunnen worden op het beweren, dat een gedeelte van den voorraad niet is opgenomen. Uit den aard der zaak wordt, indien behalve de aangewezen hoeveelheden, nog meer gedistilleerd aangetroffen wordt, ook dit in het relaas van peiling opgenomen. Een paar dagen na de aanpeiling behooren de ambtenaren, die haar bewerkstelligden, zich bij den ontvanger te vervoegen om te vernemen, welke resultaten bij de afsluiting der rekening verkregen zijn, om daaruit na te gaan of er al dan niet overtreding bestaat. Bij de aanpeiling mag de bevonden hoeveelheid met hetgeen volgens de rekening aanwezig moet zijn a. in eene bergplaats niet meer dan 3 pCt. verschillen, b. in eene distilleerderij der eerste klasse niet meer dan 5 pCt. verschillen, c. in eene niet onder verscherpt toezicht gestelde stokerij, voor zoover betreft het sedert de vorige peiling volgens aangifte vervaardigd gedistilleerd, niet meer dan 10 pCt. en wat aangaat het uit anderen hoofde in de rekening begrepen gedistilleerd, niet meer dan 5 pCt. verschillen, 1) art. 42 O. G. 2) art. 39 „ „ d. in eene onder verscherpt toezicht gestelde stokerij niet meer verschillen dan het bedrag der sub c. bedoelde spelingen verminderd met 5 pCt. over het gedistilleerd, dat bij de peiling is opgenomen voor de hoeveelheid en de sterkte waarvoor het te boek staat volgens de uitkomsten van een vroeger onderzoek, hetwelk niet korter geleden dan de vorige peiling heeft plaats gehad '). Er wordt dus, ten aanzien van. de hoeveelheden gedistilleerd in stokerijen, zoowel voor sedert de laatste peiling aangemaakte als voor reeds vroeger aanwezige voorraden, boetevrije speling toegekend. Met betrekking tot de stokerijen, die onder verscherpt toezicht zijn gesteld, strekt de boetevrije speling zich evenwel niet uit over die voorraden, welke door de ambtenaren niet opnieuw zijn opgenomen. De boetevrije speling is alzoo bij een teveel en bij een tekort gelijk. Is het teveel of het tekort, dit laatste na aftrekking van de eventueel toegestane korting, grooter dan die speling, dan bestaat er overtreding. Er bestaat „overmaat" wanneer bij peiling de bevonden voorraad gedistilleerd méér bedraagt dan noodig is om het verschil tusschen het debet en het credit der rekening te dekken. „Ondermaat" daarentegen bestaat, wanneer de bevonden voorraad gedistilleerd minder bedraagt dan het verschil tusschen het debet en het credit der rekening, c. q. nadat de wettelijke kortingen ten volle zijn verleend. Zijn die kortingen dus niet geheel noodig of juist toereikend om het verschil te dekken, dan bestaat er geen ondermaat. Wil men zich rekenschap geven van de reden van bestaan van boetevrije speling bij aanpeiling, dan vermijde men te denken aan spillageoorzaken, die zich sedert de vorige peiling hebben doen gelden. De eenige reden, waarom boetevrije speling op reeds vroeger aanwezige voorraden toegestaan moet worden, is hierin gelegen, dat de bevinding bij aanpeiling het resultaat van menschelijk, dus onvolmaakt, werk is, hetgeen vooral klemt voor gedistilleerd, waarbij het gebruik der instrumenten tot temperatuursopname en bepaling van het soortelijk gewicht zoo nauw luistert, dat zelfs twee onmiddellijk na elkander door denzelfden persoon verrichte aanpeilingen eener zelfde partij altijd eenig verschil zullen opleveren. Daarbij komt voor het gedistil- 1) art. 43 O. G. Verplichtingen opgelegd aan houders van neringen. leerd, dat sedert de laatste peiling aangemaakt is, nog, dat het resultaat der opneming daarvan vergeleken wordt met de hoeveelheid volgens aangifte tot stoken, welke op nog onvolmaaktere wijze wordt gevonden. In geval van overmaat wordt dadelijk bij de afsluiting der rekening, en vóórdat de debetzijde wordt opgeteld, de overmaat op de debetzijde der rekening geboekt. Is evenwel een tekort geconstateerd, dan wordt de te verleenen korting, c. q. de ondermaat, vóórdat de afsluiting der creditzijde plaats heeft, op die zijde geboekt. Door eene voorloopige optelling moet dus worden onderzocht of er overmaat- dan wel een tekort bevonden is. Het relaas van peiling moet met eene draad aan de debetzijde der rekening worden gehecht, ongeveer ter plaatse waar de verklaring van afsluiting wordt geschreven. Ingeval van ondermaat—afgescheiden van het feit of deze al dan niet de boetevrije speling overtreft—moet de accijns daarvan binnen acht dagen ten kantore van den ontvanger worden voldaan. Ter bemoeilijking van den afzet van gedistilleerd van clandestienen oorsprong zijn ook aan houders van neringen, waarin inlandsche gedistilleerde dranken verkocht worden, anders dan bij hoeveelheden van minstens 10 liters tegelijk, eenige verplichtingen opgelegd ')• Wil een handelaar Inlandsch gedistilleerd in het klein verkoopen, dan behoort hij bij den ontvanger, of bij een door het Hoofd van Gewestelijk bestuur aangewezen ambtenaar, eene schriftelijke aangifte in te dienen, waarin, behalve naam, beroep en woonplaats van den aangever, nog moet worden aangegeven welke panden en erven, geheel of gedeeltelijk, als nering zullen worden gebezigd, met bijzondere aanwijzing nog van de lokalen voor den verkoop en die voor de nederlegging van voorraden bestemd. Hebben de aangegeven panden en erven geen gemeenschap met eene stokerij, distilleerderij der le klasse of bergplaats en zijn zij op minstens 100 meter daarvan verwijderd, dan geeft de ontvanger van de aangifte een bewijs af uit het register No 20, welk, bewijs tot toelating der nering strekt2). 1) Hoofdstuk X § 1 O. G. 2) Art. 70 O. G. In de toelating tot het drijven van eene nering als hier bedoeld moet gcene op zich zelf staande vergunning tot verkoop van sterken drank, uit- De ambtenaren kunnen, mits voorzien van eene schriftelijke machtiging van den Controleur, c. q. van het Hoofd van plaatselijk bestuur, den voorraad gedistilleerd in eene nering aanpeilen. De neringdoenden zijn verplicht al het in hun bezit zijnde gedistilleerd aan te wijzen en de betrekkelijke documenten te vertoonen. Van hunne bevinding maken de ambtenaren een relaas op, waarvoor het model No. 14 gebruikt wordt, hetwelk, tegen intrekking van de documenten die den voorraad dekken, aan den neringdoende wordt uitgereikt. Hebben de ambtenaren zich eventueel op eenvoudiger wijze van de sedert hun laatste bezoek verkochte hoeveelheden overtuigd, dan maken zij geen relaas op, doch schrijven die hoeveelheden op de konsenten af '). Deze konsenten zijn alsdan nog geldig voor de daarop vermelde hoeveelheid na aftrek van de afgeschreven hoeveelheden, doch alleen — evenals konsenten waarop geen afschrijvingen hebben plaats gevonden — gedurende den tijd van hoogstens drie maanden en mits de inslag der daarop vermelde hoeveelheden na de laatste ambtelijke opname heeft plaats gevonden. Hoewel verlenging van den termijn van drie maanden kan worden toegestaan, zal hiertoe wel hoogst zelden behoeven te worden overgegaan, omdat in den regel de tot verkoop in het klein bestemde arak niet bij zulke groote hoeveelheden tegelijk ingeslagen zal worden, dat in de betrokken neringen de aanwezigheid verwacht kan worden van restanten voorraden, die ouder dan drie maanden zijn. Verlenging van den termijn kan dan ook gaande van den accijns-ambtenaar, gezien worden. Staatsblad 1836 No. 10, zooals het o. m. luidt ingevolge Staatsblad 1910 No. 375, (vergelijk ook Stbld. 1866 No. 27) toch is voor die neringen eveneens van kracht. De betrekkelijke bepaling in de gedistilieerd-accijns-ordonnantie moet derhalve aldus worden verstaan, dat, indien de vergunning tot het oprichten van eene nering van het plaatselijk bestuur uitgegaan en verkregen is, men toch niet eerder tot den verkoop, tot het drijven van de nering mag overgaan, dan wanneer toelating daartoe door aangifte aan den accijns-ambtenaar bekomen is, en aldus door die aangifte controle van wege dien ambtenaar op het in de verkoopplaats aanwezig gedistilleerd mogelijk is geworden. De accijnsbepaling bedoelt het brengen onder toezicht speciaal van den accijnsdienst van de neringen in Inlandsch gedistilleerd in het klein Het politie-strafreglement straft den verkoop van sterken drank in een gebouw, daartoe niet door het Plaatselijk bestuur toegestaan, de accijnswetgever den verkoop van Inlandsch gedistilleerd zonder dat de ambtenaar der accijnzen de uitoefening van dat bedrijf op de aangegeven plaats heeft toegelaten 1) art. 71 O. G. Bevoegdheden van de ambtenaren. V' ge aa v worden geweigerd, indien tegen den aanvrager vermoedens van kwade trouw bestaan. Onoordeelkundig gebruikt, zou de bevoegdheid tot verlenging den weg openen om documenten machtig te worden tot dekking van voorraden, waarvan de inslag op onwettige wijze heeft plaats gehad. In de woningen en andere panden en op de erven, die tot eene stokerij, distilleerderij der le klasse of bergplaats behooren, mag geen gedistilleerd worden verkocht in eene mindere hoeveelheid dan 15 Liters van 50 pCt. ■). Ten aanzien van ;den gedistilleerd-accijns zijn mede van toepassing verklaard enkele der bepalingen op de heffing en verzekering van in- en uitvoerrechten. Daaronder zijn de voornaamste die betreffende de bevoegdheid der ambtenaren in geval van verdenking van overtreding, bij verificatie of opneming van goederen, zoomede die betreffende het verzegelen van vervoermiddelen, het aanhalen van goederen, het bijvorderen van te weinig en het teruggeven van te veel betaalde rechten, zoomede het niet instellen of het buiten gevolg laten van bekeuringen 2). De ambtenaren hebben c. q. vergezeld van iemand, daartoe door het Hoofd van plaatselijk bestuur aangewezen, toegang tot de gebouwen en erven, welke bij de administratie bekend moeten zijn en waarin gedistilleerd bewerkt of handel in dat artikel gedreven wordt. Andere gebouwen en erven kunnen bij vermoeden, dat daarin onwettig bezeten werktuigen geborgen zijn of dat aldaar misbruik gemaakt wordt van den vrijdom van accijns, mede worden onderzocht doch alleen tusschen zonsop- en zonsondergang 3). De ambtenaren zijn bevoegd de afmetingen en inhoudsruimte van werktuigen, vast vaat- en kuipwerk en de hoeveelheden grondstof of gedistilleerd op te nemen, zoomede tegen afgifte van een bewijs proeven te nemen van grondstoffen en van gedistilleerd 4). Zij kunnen, indien daartoe aanleiding bestaat, c. q. op schriftelijken last van den Eerstaanwezenden ambtenaar, ruw- en distilleerketels door verzegeling onbruikbaar maken. Bij verzegeling en ontzegeling van werktuigen in eene wettig geoorloofde inrichting wordt belanghebbende uitgenoodigd tegenwoordig te 1) art. 73 O. G. 2) art. 74 „ „ 3) art. 75 „ „ 4) art. 7C „ „ zijn en het op te maken proces-verbaal, waarvan hem een afschrift wordt uitgereikt, mede te teekeijen '). Belanghebbende bij eene verificatie of opneming kan herverificatie of heropneming verzoeken. Deze werkzaamheden worden zoo mogelijk verricht door een ander ambtenaar dan die de oorspronkelijke verificatie of opneming heeft gedaan, en, indien een ander ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen ter plaatse niet aanwezig is, in tegenwoordigheid van een door het Hoofd van plaatselijk bestuur aan te wijzen ambtenaar 2). Uitvoerig regelt de gedistilleerd-accijns-ordonnantie 3) de wijze, £ waarop de verschillende overtredingen van die ordonnantie worden gestraft. Naar mate van omstandigheden komt de boete ten laste van den stoker of distillateur, van den onwettigen bezitter, van den aangever, van den verkooper of neringdoende, van dengene die het pand, waarin de overtreding is begaan, in gebruik of in bezit heeft, of van den vervoerder. Voor bepaalde gevallen is een vast bedrag als boete bedreigd, voor andere gevallen een minimum en maximum bedrag, terwijl voor enkele gevallen toepassing van de maximum boete is voorgeschreven, indien bewezen is dat ontduiking van accijns heeft plaats gehad. De boete, gesteld op het onwettig in- of uitslaan of vervoeren van gedistilleerd wordt verdubbeld, indien de overtreding tusschen zonsonder- en zonsopgang heeft plaats gevonden. Naast een bedrag als boete is in bepaalde gevallen nog verbeurdverklaring van werktuigen of van het gedistilleerd met de voorwerpen, waarin het gedistilleerd zich bevindt, voorgeschreven. Boeten, opgelegd aan personen die zekerheid hebben gesteld, kunnen op de verbonden geldsommen, goederen of borgen worden verhaald 4). Aangehouden goederen, mits geen werktuigen van clandestiene stokerijen, kunnen, na zekerheidstelling in geld of in personeelen borgtocht, aan de eigenaren worden teruggegeven 5). De Directeur van Financiën kan, ter voorkoming van gerechtelijke vervolging, wegens alle overtredingen in schikking treden of doen treden 6). 1) art. 78 O. G. 2) art. 77 O. G. 3) Hoofstuk XII O. G. 4) art. 88 O G. 5) art. 85 al. 3 O. G. 6) art. 87 O. G. Strafbepalingen. Vrijdom van accijns. Vrijdom van accijns voor gedistilleerd, bestemd tot het vervaardigen van azijn. Zooals hiervoren (blz. 4) werd aangeteekend kan vrijdom van accijns worden verleend voor gedistilleerd: ci. dat bestemd is tot vervaardiging van azijn of van glijcerineof transparantzeep, b. dat voor gewoon gebruik is ongeschikt gemaakt (gemethyleerd), c. dat bestemd is voor wetenschappelijke doeleinden, d. dat bestemd is voor de zuivering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kina-alcaloïd-zouten '). De op het verleenen van vrijdom van accijns gegeven voorschriften zijn opgenomen in Stbl. 1898 No. 93, (zie de Staatsbladen hierachter). Vrijdom van accijns voor gedistilleerd, dat tot het vervaardigen van azijn bestemd is, kan slechts worden verleend als de azijnmakerij minstens 100 meter verwijderd is van een eventueel door den azijnmaker gedreven wordende stokerij, distilleerderij, of handel in gedistilleerd of van een door dezen a-ls bergplaats voor gedistilleerd geoccupeerd gebouw en de azijnmakerij geen gemeenschap heeft met of niet grenst aan eene stokerij of distilleerderij of aan het terrein, waarop eene zoodanige inrichting gelegen is 2). Wenscht een azijnmaker vrijdom van accijns te genieten voor het gedistilleerd, dat hij voor de vervaardiging van azijn noodig heeft, dan levert hij bij den ontvanger — tegen ontvangst van een bewijs uit het register No. 20 — eene aangifte in vermeldende de gebouwen, welke tot de azijnmakerij behooren en de grondstoffen, welke voor de azijnbereiding zullen worden gebezigd 3). Hierop wordt door den Directeur van Financiën eene acte van vrijdom verleend, waarin wordt aangegeven voor hoeveel gedistilleerd per jaar vrijdom kan worden genoten en op welke wijze het gedistilleerd moet worden vermengd om het voor gewoon gebruik ongeschikt te maken, zoomede of de voor de vermenging te bezigen zelfstandigheden door den azijnmaker dan wel voor diens rekening door de administratie zullen worden verstrekt4). De ontvanger, in wiens ressort de vrijdom van accijns wordt genoten, houdt met iederen azijnmaker eene doorloopende reke- 1) art. 5 O. O. 2) art. 13, al. 2, Ordie. in Stbl. 1898 No.93. 3) art. 13, al. 1, „ „ „ » „ » 4) art. 14, „ » » » » » ning aan wegens de door dezen gedurende elk dienstjaar ingeslagen partijen gedistilleerd. De rekening wordt jaarlijks vernieuwd en volgens onderstaand model ingericht. Rekening met te wegens het gedistilleerd door hem krachtens acte van den No. ingeslagen in de azijnmakerij genaamd en gelegen Bij die acte is voor het jaar toegestaan de inslag vrij van invoerrecht en accijns van hectoliter gedistilleerd van 50 pCt. Deze hoeveelheid is bij beschikking van den Directeur van Financiën ver-^-derd tot hectoliter. Document, waarop de inslag is of De vergunning tot .2 2 zal worden verricht. inslag is verleend ■£ .5 o AANTEEKE- u. CO CJ 52 « «o .. :=* O N1NGEN SOORT Kantoor Dagteeke- | 0p DEN ^ £ I | Z j van afgifte ning = g £ > 5 5 ! > £ > __J 1 2 3 4 5 6 7 8 De verschillende rekeningen worden aangehouden in een met de pen te trekken register waarvan de bladzijden van een doorloopend volgnummer moeten zijn voorzien. Daarin wordt aangeteekend hoeveel gedistilleerd in de twee voorgaande jaren is verbruikt. Dat register wordt na afloop van het jaar met de overige stukken van het kantoor ter verificatie ingezonden '). Inslag van gedistilleerd in eene azijnmakerij onder vrijdom mag slechts geschieden als de ontvanger, blijkens eene op het betrekkelijk document gestelde aanteekening, daarvoor vergunning heeft verleend. De ontvanger verleent die vergunning niet, zoolang de hierna te noemen, op het einde van het afgeloopen jaar in te dienen, opgave betreffende de verbruikte hoeveelheden gedistilleerd nog niet is ontvangen en alléén na zich te hebben overtuigd, dat de 1) § 56 I. G. voor het loopende jaar ten inslag toegestane hoeveelheid niet zal worden overschreden. Hij vult daarbij de kolommen 1 t/m 6 der rekening in en is aansprakelijk voor den accijns—c.q. het invoerrecht—wegens vergunningen, waardoor de hoeveelheid overtroffen is '). Nadat de hoeveelheid en de sterkte van het gedistilleerd door de ambtenaren zijn opgenomen, wordt het door de zorg van den azijnmaker, overeenkomstig de aanwijzingen van de ambtenaren, met de voorgeschreven zelfstandigheden vermengd. De ambtenaren zijn bevoegd van het gedistilleerd en van de stoffen voor de vermenging proeven te nemen; zij teekenen op het document de bevonden hoeveelheid en de sterkte aan, onder verklaring, dat de vermenging is verricht volgens de acte; zij zullen echter de afteekening van het document, waarop de inslag plaats vond, weigeren als de azijnmaker in de hem gestelde verplichtingen te kort is geschoten 2). Van de verrichte verificatie geeft de ambtenaar den ontvanger voorts nog kennis door afgifte van een biljet uit het register No. 17. Zoodra de ontvanger het dokument behoorlijk afgeteekend heeft terug ontvangen, vult hij ook de 7e kolom der rekening in en zendt hij het dokument naar het kantoor van afgifte terug 3). Ten einde te kunnen nagaan of het verbruik van het gedistilleerd gemotiveerd wordt door de azijnproductie, moet de azijnmaker aan het einde van ieder jaar eene schriftelijke opgave indienen van de hoeveelheid en de soort azijn, dien hij in het afgeloopen jaar vervaardigd heeft, en daarin tevens vermelden het restant vermengd gedistilleerd, dat hij nog in voorraad heeft. Dit restant strekt in mindering van de hoeveelheid gedistilleerd, waarvoor in een volgend jaar vrijdom van accijns k'an worden genoten. Bij staking van het bedrijf, om welke reden ook, of bij overgang van de azijnmakerij op een ander, moet de azijnmaker daarvan kennis geven aan den ontvanger en aan dezen eene opgave indienen als in de vorige alinea aangegeven. Het restant vermengd gedistilleerd kan, mits gedekt door een dokument, naar eene andere azijnmakerij worden overgebracht of aan den nieuwen azijnmaker worden overgedaan, indien deze eene vrijdomsacte heeft bekomen 4). 1) § 57 al. 1. I. G. 2) art. 15 Ord'e in Stb. 1898 No. 93. 3) § 57 al. 2 I. G. 4) art. 16 Ordie in Stb. 1898 No. 93- De ambtenaren van het actief toezicht kunnen na bekomen machtiging van hun controleur of van den ontvanger, in de eerste helft van Januari, zoomede bij staking van het bedrijf, de restanten vermengd of onvermengd gedistilleerd opnemen '). Zij teekenen den uitslag hunner bevinding op vorenbedoelde opgave aan, zoo deze is ingeleverd, en berichten dien uitslag anders aan den ontvanger. Deze teekent de opgegeven hoeveelheid in het betrekkelijke register aan. De door den azijnmaker over het afgeloopen jaar ingediende opgave, wordt door den ontvanger nog voorzien van een aanteekening, welke als volgt wordt ingericht: liter a 50 pCt. Voorraad op 1 Januari 1915 13,29 Ingeslagen in 1915 159,26 Totaal 172,55 Voorraad op 31 December 1915 7,10 Verbruikt in 1915 165,45 „ 1914 155,14 „ 1913 153,12 De acte is verleend voor 200,00 De ontvanger stelt onder die aanteekening de verklaring of door den azijnmaker al dan niet misbruik is gemaakt van de hem verleende acte van vrijdom en zendt vervolgens de opgave — zoo noodig voorzien van een voorstel om de hoeveelheid, bij de acte toegestaan, te wijzigen — door tusschenkomst van den Controleur, c. q. het Hoofd van Gewestelijk bestuur, naar het Hoofdbureau der in- en uitvoerrechten en accijnzen. De ambtenaren kunnen in azijnmakerijen, waarin met vrijdom ingeslagen gedistilleerd wordt verwerkt, de aanwezige voorraden vermengd gedistilleerd, de overige grondstoffen, de azijnen, zoomede de ruimten tot berging van die stoffen opnemen en proeven nemen tot het bewerkstelligen van een onderzoek 2). De azijnmaker kan in of naast de azijnmakerij een lokaal inrichten voor den opslag van gedistilleerd, hetwelk bestemd is om met vrijdom te worden verwerkt, mits hij zich voor die lokalen onderwerpt aan de bepalingen, welke in de gedistilleerd-accijnsordonnantie betreffende bergplaatsen zijn opgenomen. In die lo- 1) art. 17 al. 1, Ordie in Stb. 1898 No 9;!. 2) art. 17 al. 2, „ „ „ „ — 44 — kalen mag echter alleen gedistilleerd worden opgeslagen, dat voor de azijnbereiding is bestemd en nog niet met grondstoffen voor de azijnbereiding is vermengd. Bij staking van het bedrijf kan het in eene zoodanige bergplaats voorhanden gedistilleerd worden uitgeslagen hetzij met betaling van den accijns, hetzij om elders onder krediet of met vrijdom te worden ingeslagen, hetzij om in entrepot te worden opgenomen '). De bedoeling van het vergunnen tot het oprichten van eene bergplaats is, om den azijnmaker gelegenheid te geven het gedistilleerd, dat hij in groote hoeveelheid inslaat, naar gelang van de behoefte te vermengen en te verbruiken. Hij moet dus zekerheid stellen voor den accijns — of het invoerrecht — van het gedistilleerd, dat in zijne bergplaats wordt opgeslagen en niet dadelijk vermengd wordt. Wil hij een gedeelte van zijn voorraad vermengen, dan moet hij voor die hoeveelheid een vervoerbiljet aanvragen. Voor den inslag van het gedistilleerd in de azijnmakerij is ook in dit geval vergunning van den ontvanger noodig. Ingeval de azijnmaker niet voldoet aan de hein opgelegde verplichtingen, dan wel de ambtenaren tracht te misleiden of misbruik maakt van den verleenden vrijdom, kan, onverminderd nog de op die handelingen gestelde straffen, de acte van vrijdom door den Directeur van Financiën worden ingetrokken 2). Behalve in het vorenvermeld geval vervalt de acte van vrijdom: a. indien de azijnmaker binnen een afstand van 100 Meter van zijne azijnmakerij eene stokerij, distilleerderij of handel in gedistilleerd of bergplaats voor gedistilleerd opricht dan wel indien het terrein, waarop de azijnmakerij gelegen is, gemeenschap krijgt met of begrensd wordt door eene stokerij of distilleerderij of het terrein, waarop deze zich bevinden; b. bij het laten varen van het azijnmakersbedrijf, hetzij door opheffing of slooping der azijnmakerij, hetzij om eenige andere reden, als bijv. faillissement; c. bij het overbrengen der azijnmakerij, naar eene plaats behoorende tot een ander kantoor van ontvangst; d. bij [het niet hervatten der werkzaamheden, nadat die gedurende één jaar of langer zijn gestaakt geweest; 1) art. 18 Ordie in Stb. 1898 No. 93. 2) art. 19, laatste alinea, „ „ „ „ „ „ e. bij het overgaan van de azijnmakerij in andere handen; ƒ. indien gedurende twee achtereenvolgende jaren geen gedistilleerd is ingeslagen '). Ten aanzien van den vrijdom van accijns voor gedistilleerd, dat tot het vervaardigen van glijcerine — of transparantzeep bestemd is gelden, behoudens eenige voor zich zelf sprekende uitzonderingen, dezelfde voorschriften als die voor den vrijdom van accijns voor gedistilleerd tot vervaardiging van azijn. De houtgeest benoodigd voor de methyleering van gedistilleerd wordt door de administratie aan den eigenaar van het gedistilleerd geleverd tegen betaling van den daarvoor door den Directeur van Financiën vastgestelden prijs. De ontvanger opent over het aantal van den algemeenen pakhuismeester ter plaatse ontvangen liters houtgeest eene rekening in het register No. 12 onder het hoofd „Administratie der in- en uitvoerrechten en accijnzen" (zie blz. 313 van het Modellenboek). De uitslag uit het lokaal, waarin de houtgeest is opgelegd, geschiedt zonder pas of consent doch onder bewaking. In geval van uitslag of vermenging in een der lokalen van het tolkantoor, wordt in plaats van het document, waarop de uitslag geschiedt, in de kolommen 20 en 21 van het register No. 12 de dagteekening en het nummer vermeld, waaronder de voor den houtgeest ontvangen som in het register No. 27 is geboekt. Bij afsluiting der rekening wordt eene kennisgeving model No. 16 (zie blz. 316 van het Modellenboek) gezonden aan het Hoofdbureau der in- en uitvoerrechten en accijnzen; zoodanige afsluiting moet in elk geval worden voorafgegaan door eene opname van den voorraad. In de eerste helft van de maand Januari van ieder jaar moet voorts aan den Hoofdinspecteur der in- en uitvoerrechten en accijnzen worden gezonden eene opgaaf van de hoeveelheid houtgeest en terpentijnolie, welke in het afgeloopen jaar voor het methyleeren van gedistilleerd is verbruikt en van de hoeveelheid houtgeest, welke op den l'n Januari van het loopende jaar nog voorhanden was (zie blz. 317 van het Modellenboek). De vermenging kan geschieden, voor zooveel buitenlandsch gedistilleerd betreft, bij het tolkantoor en, wat inlandsch gedistilleerd aangaat, bij het tolkantoor, in een particulier entrepot, in Vrijdom van accijns voor gedistilleerd, bestemd tot het vervaardigen van glijcerine of transparantzeep Vrijdom van accijns voor gedistilleerd, waarop hier te lande vermenging met houtgeest of terpentijnolie wordt toegepast. 1) art. 20 en 21, Ordie in Stb. 1898 No. 93. eene stokerij, distilleerderij der eerste klasse en in eene bergplaats. Het gedistilleerd, waarvoor vrijdom wordt verlangd, moet: le eene sterkte hebben van minstens 85 pCt. 2e opgeslagen zijn in een lokaal, waarin zich geen ander gedistilleerd bevindt, tenzij het in entrepot is opgeslagen '). Ingeval misbruik bij de vermenging van het in entrepot aanwezige gedistilleerd wordt gevreesd, kan het gedistilleerd worden overgebracht naar een lokaal, waarin geen gedistilleerd aanwezig is, 3e in eene hoeveelheid van minstens 10 hectoliter aanwezig zijn 2). 4e vrij van vreemdsoortige bestanddeelen zijn 3). Voor het doen overbrengen van het gedistilleerd, dat met houtgeest moet worden vermengd, naar een lokaal, waarin zich geen ander gedistilleerd bevindt, wordt door belanghebbende bij den ontvanger eene aangifte tot uitslag (zie blz. 265 van het Modellenboek) ingediend, aangevende de hoeveelheid, de soort en de sterkte van het gedistilleerd. De ontvanger geeft hierop een vervoerbiljet uit het register No. 56 af (zie blz. 275 van het Modellenboek). Tevens behoort te worden ingediend eene aangifte tot methyleering (zie blz. 267 van het Modellenboek), waarin mede van de hoeveelheid, sterkte en soort van het gedistilleerd melding wordt gemaakt. De ontvanger stelt laatstbedoelde aangifte in handen van den ambtenaar, die met het toezicht op de vermenging zal worden belast en geeft last om den benoodigden houtgeest ter beschikking van dien ambtenaar te stellen. Die hoeveelheid wordt onder bewaking van dien ambtenaar overgebracht naar het lokaal, waarin de vermenging zal geschieden. De eigenaar van het gedistilleerd is verplicht om het te vermengen gedistilleerd over te brengen naar het lokaal, waarin de vermenging zal plaats hebben, en voor die bewerking het noodig vaatwerk te verschaffen 4). De vermenging geschiedt onmiddellijk na aankomst van den houtgeest in vorenbedoeld lokaal en nadat de hoeveelheid en sterkte van het ter vermenging aangeboden gedistilleerd door den ambtenaar zijn opgenomen, in tegenwoordigheid en volgens de aanwijzing van dezen in verhouding van een liter houtgeest op elke zestien liter gedistilleerd na herleiding tot eene sterkte van 50 pCt. 5). Bij de vermenging moet worden zorggedragen, dat de 1) art. 5 Ord'e in Stb. 1898 No. 93. 2) „ 6, al 1 „ „ „ „ „ „ 2) ti 9 ,, „ „ ,, ,, ,, 4) „ 6, al. 3 „ „ „ „ „ „ 5) „ 7, al 1 en 3. „ „ „ „ „ „ houtgeest gelijkmatig over het te vermengen gedistilleerd wordt verdeeld en dat dit na de vermenging goed wordt omgeroerd. Alleen ingeval bij het tolkantoor geen houtgeest meer aanwezig is en de ontvanger nog geen bericht heeft ontvangen betreffende de toezending van nieuwen voorraad, kan het methyleeren van het inlandsch gedistilleerd geschieden door middel van terpentijnolie, welke door den aangever moet worden geleverd '). Alsdan geschiedt de vermenging in verhouding van een liter terpentijnolie op elke honderd liter gedistilleerd na herleiding tot een sterkte van 50 pCt. De ambtenaren zijn bevoegd proeven met de terpentijnolie'te nemen2). Van de opname van de hoeveelheid en de sterkte van het gedistilleerd, stelt de ambtenaar eene verklaring op vorenvernielde aangifte (zie blz. 268 van het Modellenboek), terwijl hij mede op het vervoerbiljet (zie blz. 276 van het Modellenboek) van zijne bevinding en van de methyleering eene aanteekening stelt. Van de verrichte verificatie geeft de ambtenaar den ontvanger voorts nog kennis door afgifte van een biljet uit het register No. 17 (zie blz. 301 van het Modellenboek). De hoeveelheid gedistilleerd, die blijkens de verklaring der ambtenaren met houtgeest vermengd is, wordt na herleiding tot 50 pCt. op de betrekkelijke entrepot- of kredietrekening afgeschreven (zie blz. 293 van het Modellenboek). Het gemethyleerd gedistilleerd mag niet worden uitgeslagen, vóórdat de prijs van den houtgeest, volgens de berekening van den ontvanger, aan dezen is betaald. De uitslag kan gedurende acht dagen na de vermenging vrij van accijns geschieden mits in hoeveelheden van minstens één hectoliter. De ontvanger geeft hiervoor een consent uit het register No. 18 (zie blz. 109 van het Modellenboek) af en verwijst in den stok van dat register naar de betrekkelijke aangifte tot methyleering. De afgifte van een consent moet ook plaats vinden, als het gedistilleerd in een gebouw blijft, dat met het pand, waarin de vermenging plaats vond, gemeenschap heeft. Ten aanzien van het gemethyleerd gedistilleerd is voorts nog bepaald, dat iemand, die 25 L. wil inslaan of voorhanden hebben hetzij om daarin handel te drijven, hetzij voor eigen gebruik, van het voor den inslag te bezigen pand aangifte moet doen aan den 1) art. 6, al. 2, Ord'e in Stb. 1898 No. 93. 2) art. 7, al. 1 en 4, „ x„ „ „ „ Vrijdom van accijns voor gedistilleerd, bestemd tot wetenschappelijke doeleinden. ontvanger '). Deze schrijft die aangifte in het register No. 20 (blz. 251 van het Modellenboek) in en geeft van de ontvangst der aangifte kennis aan de ambtenaren, die bevoegd zijn dergelijke panden te visiteeren en van het daarin aanwezig gedistilleerd en alle andere aanwezige vloeistoffen proeven te nemen. Uitslag en inslag van hoeveelheden van 10 L. of meer gemethyleerd gedistilleerd uit of in panden, niet zijnde stokerijen, distilleerderijen der le klasse of bergplaatsen, moeten gedekt zijn door een dokument. Dit heeft mede plaats bij het vervoer van hoeveelheden van 10 L. of meer, tenzij het betrokken Hoofd van Geweslelijk bestuur die hoeveelheid voor bepaaldelijk aangewezen kringen lager heeft gesteld of vervoer heeft verboden 2). Ten einde aanwending van gemethyleerd tot ontduiking van de accijnsbelasting te voorkomen, is het verboden gemethyleerd gedistilleerd over te halen of het mengmiddel of een bestanddeel daarvan geheel of gedeeltelijk af te scheiden dan wel gegemethyleerd gedistilleerd door toevoeging van water te brengen op eene sterkte van minder dan 75 percent of eene andere zelfstandigheid dan water (b.v. een sterk aromatische stof die de eigenaardige reuk en smaak van den houtgeest in zekere mate zou dekken) daaraan toe te voegen, tenzij tot bereiding eener kennelijk tot niet-inwendig gebruik bestemde vloeistof 3). Onverminderd.de straf, welke op dergelijke handelingen is gesteld, kan door den Directeur van Financiën aan overtreders van het verbod de bevoegdheid worden ontzegd gedistilleerd met houtgeest of terpentijnolie te doen vermengen of gemethylleerd gedistilleerd in voorraad te hebben of in te slaan 4). Vrijdom van accijns ter zake van het bestemd zijn van gedistilleerd tot wetenschappelijke doeleinden wordt alleen toegestaan op voorwaarde: dat het van het gedistilleerd te maken gebruik zuiver wetenschappelijk zal zijn (b. v. zal beoogen het conserveeren van naturaliën); dat het gedistilleerd een sterkte van minstens 85 pCt. hebbe 5). 1) art. 10, al. 1, Ordie in Stbl 1S98 No. 93. 2) art. 10, al. 3, „ „ „ „ „ „ 3) art. 11, Ord^ in Stbl. 1898 No. 93 j°. Stbl 1912 No. 523 4) n 12, n n » » » n 5) „ 22, „ „ „ „ „ „ ' De Directeur van Financiën bepaalt, na ontvangst van een aanvraag van belanghebbende, de hoeveelheid waarvoor vrijdom wordt toegestaan, wijst het accijnskantoor aan, binnen welks ressort van het recht van vrijdom kan worden gebruik gemaakt en stelt, zoo noodig, een termijn vast, binnen welken de uitslag moet hebben plaats gehad '). Voor den uitslag van bedoeld gedistilleerd wordt bij den ontvanger eene aangifte ingediend, welke voor gezien moet zijn geteekend door den persoon, ten wiens behoeve de vrijdom is toegestaan. Tot dekking van het vervoer van het gedistilleerd wordt een consent afgegeven 2). Voor den vrijdom van accijns voor gedistilleerd voor de zuivering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kina-alcaloïdzouten zijn in het algemeen dezelfde voorschriften gegeven als voor den vrijdom van accijns voor gedistilleerd tot vervaardiging van azijn zijn gesteld 3). Het onder vrijdom ingeslagen gedistilleerd moet alzoo bij den inslag door ambtenaren opgenomen en onder hun toezicht vermengd worden met de zelfstandigheden, in de door den Directeur van Financiën verleende acte van vrijdom aangegeven, terwijl voorts op het einde van het jaar de door den kininefabrikant verbruikte hoeveelheden gedistilleerd moeten worden verantwoord. De kinine-fabrikant, die vrijdom van accijns wenscht te genieten, moet in zijne fabriek distilleertoestellen bezitten om het reeds bij de kininefabrikatie gebezigd gedistilleerd opnieuw voor de zuivering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kinaalcaloïdzouten geschikt te maken. Die toestellen mogen voor geen ander doel worden aangewend en daarmede mag niet gewerkt worden zonder voorafgaande indiening bij den ontvanger van eene schriftelijke aangifte van werkzaamheden met die machines. Het voor hernieuwd gebruik geschikt gemaakt gedistilleerd moet weder op de in de acte van vrijdom aangegeven wijze in het bijzijn van ambtenaren worden vermengd, kunnende, in afwachting van die vermenging, door de ambtenaren het gedistilleerd onder verzegeling worden gelegd. Vrijdom van accijns voor gedistilleerd voor de zui vering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kina-alcaloïdzouten. 1) art 23, Ord'e in Stbl. 1898 No. 93. 2) „ 60 O. G. 3) » 24 » » „ 11 n tt 4 Bijlage La. A. NOTA betreffende de vraag, op welke wijze eene firma in de gelegenheid kan worden gesteld om Eau de Cologne, uit Inlandsch gedistilleerd vervaardigd, vrij van accijns buiten Java en Madoera te leveren. In Nederland worden reukwaterfabrikanten voor de buitenlandsche markt tegemoet gekomen door artikel 86 der accijnswet van 1862, in zoover daarbij teruggaaf is toegelaten van den accijns op het gedistilleerd, tot de vervaardiging van uitgevoerde reukwaters gebezigd, mits de uitvoer geschiede in eene hoeveelheid, die bij herleiding minstens 50 Liters gedistilleerd van 50 pCt. bevat. Hier te lande bestaat geene bepaling, welke bevoegdheid verleent tot dusdanige terugbetaling, doch dit wil nog niet zeggen dat er geen weg op zou zijn om hier te lande uit Inlandsch gedistilleerd vervaardigd reukwater vrij van accijns buiten het accijnsgebied te leveren. Bij de regeling van den accijns hier te lande is niet, zooals in Nederland, de noodzakelijkheid ingezien, om uit de inrichtingen, waarin gedistilleerd uit gegiste grondstoffen wordt vervaardigd en die men in Nederland branderijen, hier stokerijen noemt, te weren alle niet tot het eigenlijke brandersvak behoorende werkzaamheden, door welke het opnemen van de juiste hoeveelheid of het bepalen van de sterkte met den vochtweger wordt verhinderd, zooals in het algemeen het geval is, wanneer vermenging met suiker of andere zelfstandigheden (in casu vluchtige olie) plaats heeft. Vandaar dat, terwijl het vervaardigen van reukwaters in eene Hollandsche branderij niet mag, in de Indische accijns-voorschriften geene enkele bepaling wordt aangetroffen, die eenig jbezwaar in den weg legt aan het vervaardigen van reukwaters in eene stokerij. In distilleerderijen eerste klas en bergplaatsen mag het niet, omdat de definities der artikelen 7 en 8 van onze accijns-verordening zich er tegen verzetten, maar artikel 6 doet zulks voor de stokerijen niet, zoodat hier te lande zoo al niet voor andere personen, dan toch tenminste voor de stokers de gelegenheid openstaat om voor de vervaardiging van reukwaters gedistilleerd te bezigen, waarvan de accijns nog niet is voldaan en dientenge- volge vatbaar is voor afschrijving van de accijnsrekening in geval van verzending naar buiten Nederlandsch-Indië of gedeelten van Nederlandsch-Indië, die buiten de accijnsheffing staan. Ander gevolg van het hier gezegde: voor stokers, tevens reukwaterfabrikanten kan het in geen geval een bezwaar worden geacht, dat het Hollandsche restitutiestelsel niet door den Indischen wetgever is overgenomen. De zaak blijkt uit een wettelijk oogpunt dus zeer eenvoudig. De stoker verricht de vermenging van het gedistilleerd met de vluchtige olie, welke er Eau de Cologne van maakt, en de verpakking in Eau de Cologne-flesschen eenvoudig in de stokerij en vraagt ten behoeve van den voorwaardelijk accijns-vrijen uitslag een vervoerbiljet aan op den voet van artikel 59 der accijnsordonnantie. Kunnen zich in de uitvoering wellicht bezwaren voordoen? Men gelooft het niet, mits op het volgende worde gelet. De uitslag hebbe immer plaats onder toezicht, en de met het toezicht belaste ambtenaar verzegele of plombeere iedere kist, opdat dan aan den uitersten wachtpost ter plaatse van afscheping geene opneming der verpakking ter controleering van den inhoud behoeve plaats te hebben. De Ambtenaar beschouwe de bij artikel 59 der accijnsordonnantie o.a. voorgeschreven aangifte van de sterkte als de bij de tweede alinea van artikel 2 der in Staatsblad 1898 No. 92 vervatte „Voorschriften voor de sterktebepaling" bedoelde eigen opgaaf van belanghebbende. Dan heeft hij volgens de duidelijke bedoeling van die tweede alinea (waaraan het voorschrift, dat bij uitslag in tegenwoordigheid van ambtenaren minstens '/20 der partij moet worden opgenomen, niet te kort doet) geene eigen opname der sterkte, waarvoor in casu verwijdering der bijgevoegde zelfstandigheden zou moeten plaats hebben, te verrichten, wanneer hij de opgaaf van belanghebbende wel meent te mogen vertrouwen. Dat hij er zijn vertrouwen aan kan schenken, daarvoor te zorgen heeft de stoker in zijne macht. Deze vrage steeds de tegenwoordigheid van den Verificateur telkens, wanneer Eau de Cologne gemaakt en de sterkte bepaald wordt: want natuurlijk lossen vervaardiging en sterktebepaling door belanghebbende zich in elkaar op. De Verificateur, die bij de vermenging tegenwoordig is, kan dan steeds, waar hij het wenschelijk acht, de opgegeven sterkte controleeren. Bovendien kan hij na de vermenging altijd nog eens zien, wat zijn vochtweger hem zegt. Feitelijk toch heeft eene vermenging met minder dan 2 pCt. vluchtige olie, — en meer zal in den regel wel niet worden gebezigd — geen noemenswaardigen invloed op de inzinking, wat o.a. blijkt uit de voorschriften, welke aan de ambtenaren in Holland zijn gegeven betreffende de verificatie van ten uitvoer bestemde reukwaters, waarvoor accijnsrestitutie wordt verlangd. De Verificateur, zijne gewone instrumenten bezigende, mag echter niet vergeten dat hetgeen hij in casu verricht nooit een ambtelijke sterktebepaling zijn kan, want zoodra er na de overhaling vermenging heeft plaats gehad met iets anders dan alcohol, houtgeest of water, verlangen de voorschriften voor een ambtelijke sterktebepaling verwijdering der bijgevoegde zelfstandigheden. Wel mag hij bij twijfel of al dan niet tot eene ambtelijke sterktebepaling behoort te worden overgegaan, den vochtweger te hulp roepen om tot eene conclusie te geraken, maar strekt de conclusie tot het aannemen van de wenschelijkheid eener ambtelijke bepaling van de sterkte, dan moet die alsnog volgen op den eenig toegelaten voet van artikel 2 der Voorschriften in Staatsblad 1898 No. 92. Ten slotte zij aangestipt, dat in de bepaling, dat nooit minder dan 200 Liter tegelijk ter verzending naar buiten het accijnsgebied mag worden aangegeven (behalve ingeval van een laatste restant) wel geen bezwaar van eenige beteekenis kan worden gezien, vooral niet wanneer bedacht wordt dat, zoo de reukwaterfabrikanten in Nederland in dit opzicht in iets betere conditie zijn, doordien zij ter erlanging van restitutie zich te houden hebben aan een niet hooger minimum dan van 50 Liter, hunne conditie in zoover weer slechter dan die van een stoker-reukwaterfabrikant in Indië is, dat zij den accijns moeten voorschieten en zulk een fabrikant in Indië niet. Bijlage La. B. VOORSCHRIFTEN voor de berekening der korting van een half ten honderd 's maands, voor gedistilleerd in afgesloten lokalen, als bedoeld bij de vijfde alinea van artikel 27 der ordonnantie in Staatsblad 1898 No. 90. (Vastgesteld bij de beschikking van den Directeur van Financiën van 27 Juni 1899 No. 10461 en gewijzigd bij de beschikking van 20 Juni 1913 No. 2437 H.) § 1. Voor de toepassing der korting op den voet van artikel 42, letter c, der ordonnantie van 27 Februari 1898 (Stb. No. 90) is het niet voldoende, dat bij aanpeiling minderheid is bevonden op den voorraad eener stokerij, waar een of meer door de ambtenaren afgesloten berglokalen worden aangetroffen, doch geldt als vereischte, dat minderheid bevonden zij op het gedistilleerd, dat zich in een dergelijk afgesloten berglokaal bevindt. Tot minderheden, buiten zoodanige lokalen ontstaan, strekt de korting zich niet uit. § 2. In ieder relaas van peiling betreffende de aanpeiling van den voorraad eener stokerij, alwaar een of meer afgesloten lokalen worden aangetroffen, worden de partijen gedistilleerd, die zich tijdens de aanpeiling in een zoodanig lokaal bevonden, met vermelding van dat feit afzonderlijk opgegeven. In herinnering wordt gebracht het voorschrift van artikel 40 om, ingeval niet al het gedistilleerd in een afgesloten lokaal bij de peiling inderdaad op nieuw is opgenomen, daarvan in het relaas van peiling melding te maken voor iedere niet op nieuw opgenomen partij in dier voege, dat tevens blijke hoelang geleden de laatste werkelijke opneming heeft plaats gehad. § 3. Leidt de vergelijking van het relaas van peiling met de rekening van den ontvanger tot het constateeren van minderheid, dan wordt allereerst nagegaan of het relaas van peiling melding maakt van in een afgesloten lokaal aanwezig gedistilleerd, waarvan bij gelegenheid der aanpeiling werkelijke opneming heeft plaats gehad. Zoo neen, dan blijft toepassing der hierbedoelde korting buiten sprake. Zoo ja, dan geeft de ontvanger aan den ambtenaar, die de aanpeiling verricht heeft, schriftelijk kennis van het aanwezig zijn van minderheid met verzoek om schriftelijk bericht: a. of al dan niet minderheid is bevonden op het in een afgesloten lokaal aanwezig gedistilleerd; b. zoo ja, hoeveel die bevonden minderheid bedraagt; c. indien onder het in een afgesloten lokaal aanwezig en in werkelijkheid opgenomen gedistilleerd een of meer partijen zijn begrepen, die reeds tijdens de vorige peiling aanwezig waren en toen in het relaas van peiling volgens de uitkomsten eener vroegere opneming vermeld zijn,—op welke tijdstippen de laatste werkelijke opneming dier partij of partijen heeft plaats gehad. § 4. De ambtenaren van het actief toezicht maken voor de verschaffing der sub a, b en c in § 3 bedoelde gegevens gebruik van het in artikel 27 der ordonnantie in Staatsblad 1898 No. 90 bedoeld register, waarvan de aanhouding in iedere stokerij, alwaar eene afgesloten berglaats wordt aangetroffen, stilzwijgend ondersteld wordt. § 5. Na ontvangst der sub a, b en c in § 3 bedoelde gegevens vergelijkt de ontvanger de volgens opgaaf van den ambtenaar van het actief toezicht werkelijk bevonden minderheid met de uitkomst, welke verkregen wordt, indien van het volgens relaas van peiling in het afgesloten lokaal aanwezige gedistilleerd, voor zoover dit bij de peiling—(naar aanleiding van welke de rekening moet worden afgesloten)—werkelijk is opgenomen, vermeerderd met de werkelijk bevonden hiervoren bedoelde minderheid, 1/2 percent 's maands berekend wordt over het tijdvak, verloopen sedert de laatste werkelijke opneming van dezelfde op nieuw werkelijk opgenomen partij. Indien de opneming van verschillende gedeelten van die partij te voren niet bij dezelfde peiling heeft plaats gehad, dan wordt voor elk gedeelte het percentage als voren afzonderlijk berekend, en worden de verkregen cijfers te zamen getrokken. De maand wordt bij die percentsberekening gesteld op 30 dagen, zoodat het percentage voor gedeelten van eene maand 1/60 percent per dag bedraagt. Het bedrag, hetwelk bij de vergelijking van de op laatstbeschreven wijze verkregen uitkomst met de werkelijk bevonden minderheid het kleinste wordt bevonden, wordt als korting in mindering van de geconstateerde minderheid geleden. TWEEDE HOOFDSTUK. Accijnsheffing van Petroleum. De bepalingen omtrent deze accijnsheffing zijn vervat in de ordonnantie in Staatsblad 1886 No. 249, gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantie in Staatsblad 1892 No. 153, 1893 No. 308, 1899 No. 1, 1907 No. 410, 1908 No. 48 en 1910 No. 622. Zij worden hieronder bij aanhaling aangeduid als O. P. (ordonnantie petroleumaccijns). Oorspronkelijk was de accijns in zijne werking beperkt tot die gewesten, waar van wege het Nederlandsch-lndisch bestuur invoerrechten werden geheven volgens het tarief vastgesteld bij de wet van 16 April 1886 (Stb. No. 107). Geleidelijk, bij verschillende ordonnantiën ')» werd echter het accijnsgebied uitgebreid, zoodat het thans samenvalt met het gezamenlijke tegenwoordige tolgebied. De accijns wordt geheven zoowel van de uit het buitenland aangevoerde als van de in Indië zelf gewonnen petroleum. Voor wat de uit het buitenland aangevoerde petroleum betreft, heeft die heffing van accijns plaats naast het invoerrecht van ƒ0.25 per hectoliter. De accijns wordt geheven naar den maatstaf van ƒ 2.50 per hectoliter. Onder petroleum wordt verstaan de gewone lichtpetroleum of kerozine, maar voor de heffing van den accijns worden met petroleum gelijkgesteld gazoline, petroleumbenzine en al die andere aardolie-distillaten, welke met de evengenoemde gemeen hebben, dat zij vluchtiger zijn dan petroleum. Ook in deze handleiding worden met den naam petroleum aangeduid niet alleen de gewone lichtpetroleum, maar evenzeer de met petroleum gelijkgestelde aardolie-distillaten, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk gezegd wordt of duidelijk uit het zinsverband blijkt. De accijnsplicht ontstaat: le voor petroleum van buiten het tolgebied aangevoerd door het feit van invoer ten verbruik of dat van opslag in entrepot; Gebied, waar de accijns werkt. Object en bedrag v, d. accijns. Tijdstip var verschuldigd heid. 1) Zie Staatsbladen 1894 No. 267, 1898 Nos. 121, 130 en 134, 1899 Nos. 75 en 170, 1901 No. 413, 1903 No. 423, 1906 No. 298, 1907 No. 335, 1908 Nos. 151, 193 en 204 en 1910 No. 249. 2e voor binnen het tolgebied gewonnen petroleum door het feit der winning als voor de consumptie geschikt product '). Als regel geldt dus dat alle voor gebruik geschikte petroleum, ten gevolge van invoer of winning aanwezig binnen het tolgebied, zoolang daarvoor nog geen accijns is betaald, accijnsplichtig is. De verplichting tot betaling van den accijns kan echter tijdelijk worden opgeschort of definitief opgeheven. De verplichting tot betaling wordt tijdelijk opgeschort bij opslag van petroleum onder genot van krediet. De accijnsplicht wordt definitief opgeheven, indien de petroleum eene accijnsvrije bestemming volgt: bij uitvoer of bij vervoer naar een fabriek, ten opzichte waarvan is bepaald, dat het voorschrift der O. P. nopens het ontstaan van accijnsplicht niet van toepassing zal zijn (zie blz. 78 hierachter), dan wel bij verleenden vrijdom als bedoeld op blz. 79 hierachter 2). De reden, welke aan die tijdelijke of definitieve opheffing van de verplichting tot accijnsbetaling ten grondslag ligt, is deze, dat men slechts die petroleum wil treffen, welke werkelijk hier te lande zal worden geconsumeerd. Wordt petroleum aangevoerd van buiten het tolgebied, dan zal deze wel meestal bestemd zijn voor verbruik hier te lande en zal daarvoor meestal al dadelijk bij den invoer en tegelijk met het invoerrecht de accijns worden voldaan 3). Tot dekking van verliezen wordt dan een korting verleend van 2 pCt. 4). Wat is de reden van bestaan dier korting? Petroleum is een artikel, waarvan niet zelden belangrijke hoeveelheden verloren gaan door lekkage. Het zou dus niet meer dan billijk zijn, dat voor die hoeveelheden geen accijns werd betaald. Het is echter niet mogelijk die hoeveelheden te constateeren en eene teruggave van accijns op een ongecontroleerde opgave van te loor gegane petroleum zou tot fraude aanleiding kunnen geven. Daarom wordt eene bepaalde korting voor spillage toegestaan. Bovendien wordt aan h'en, die petroleum onder krediet van den accijns opslaan, eene korting toegestaan, zoodat het niet meer dan billijk is, dat eene korting ook wordt verleend aan degenen, die van dat voorrecht geen gebruik maken, maar den accijns bij den invoer betalen. 1) art. 3, al. 1 O. P. 2) art. 3, al. 2 en art. 6b O- F. 3) art. 4. al. 1 O. P. 4) art. 5, al. 3 „ „ De wensch tot gereede accijnsbetaling bij aanvoer van buiten het tolgebied moet op de aangifte tot invoer ten verbruik worden vermeld (zie de aangifte op blz. 13 van het Modellenboek). Opmerking verdient dat voor petroleum, welke in een entrepot wordt opgeslagen, de accijns vóór den opslag moet worden voldaan. Art. 3 O. P. bepaalt o. m. uitdrukkelijk dat de accijnsplicht ontstaat door het feit van invoer ten verbruik of dat van opslag in entrepot, terwijl in de O. P. geen bepaling voorkomt welke het mogelijk maakt voor petroleum in entrepot krediet voor den accijns te verleenen. Maakt men echter een entrepot tevens bergplaats, dan wordt voor de petroleum, als opgeslagen in een entrepot, krediet voor het invoerrecht en, als opgeslagen in een bergplaats, krediet voor den accijns verleend. De binnen het tolgebied gewonnen petroleum is — gegeven de reusachtige in dat gebied geproduceerde hoeveelheden, — natuurlijk voor het overgroote deel aangewezen op uitvoer naar het buitenland. Voor de binnen het tolgebied gewonnen petroleum ligt dus uitstel van de accijnsbetaling tot op het oogenblik, dat beslist wordt of de petroleum wel hier te lande zal worden verbruikt, in den aard der zaak. Ook voor dat gedeelte der buitenlandsche petroleum, hetwelk niet dadelijk ten verbruik wordt ingevoerd, kan uitstel van accijnsbetaling gewenscht zijn. In dit geval dient de petroleum te worden opgeslagen in een bergplaats. Zoolang nu de petroleum aanwezig is op de onderneming, in de fabriek of in de bergplaats wordt aan den betrokken ondernemer, fabrikant of handelaar krediet verleend voor den accijns. Dit krediet verleenen geschiedt eerst, nadat voldoende zekerheidstelling heeft plaats gehad '). Onder ondernemingen worden verstaan de gebouwen, loodsen en dergelijke inrichtingen, behoorende bij de bronnen, waaruit de binnenlandsche petroleum wordt gewonnen 2). Petroleumfabrieken zijn de inrichtingen, waarbinnen ruwe aardolie of niet-accijnsplichtige aardolie-distillaten tot accijnsplichtige petroleum worden verwerkt 3). Onder bergplaatsen worden verstaan die bewaar- Kredietve leening v« den versct digden a< cijns teg« zekerhei< stelling 1) art. 14 O. P. 2) art. 9 „ „ 3) art. 8 „ „ plaatsen van petroleum, welke uitsluitend dienen tot den opslag van petroleum onder genot van krediet voor den accijns '). De te stellen zekerheid kan bestaan in gedeponeerd geld of wel — en dan ten genoege van den ontvanger 2) — in verband van vaste goederen of in personeelen borgtocht 3). De te deponeeren som wordt — tegen afgifte van een bewijs uit het reg. No. 21 —door den ontvanger in ontvangst genomen. Van dat geld wordt geen rente te goed gedaan 4). Bij aanbieding van een verband van vaste goederen zal de ontvanger zich ervan overtuigen, dat de waarde der panden het bedrag der te stellen zekerheid met minstens een vijfde overtreft. De vaste goederen mogen niet ten behoeve van anderen zijn verbonden en de gebouwen moeten tegen brandschade verzekerd zijn 5). Met het oog op het laatste is het zaak dat de ontvanger nagaat of de betrekkelijke assurantie-premie wel op tijd wordt voldaan. Voor borgtocht mogen alleen soliede physieke personen, derhalve geen rechtspersonen (firma's of vennootschappen) worden aangenomen 6). Voor het formulier van een acte van borgtocht wordt verwezen naar No. 4441 van het Bijblad op het Staatsblad (formulier sub. D.) De ontvanger kan, indien hij dit noodig acht, vervanging van de borgen of van een hunner vorderen. De borgen hebben de bevoegdheid om hunne borgstelling op te zeggen, doch die opzegging heeft eerst dertig dagen na de beteekening der kennisgeving aan den ontvanger kracht7). Het is duidelijk, dat er petroleumpakhuizen kunnen bestaan, waarin uitsluitend petroleum geborgen wordt, waarop de accijnsplicht niet meer rust. Fabrikanten en ondernemers kunnen echter niet anders dan onder krediet van den accijns werken en zijn 1) art. 7 O P. 2) Hier en in het vervolg wordt onder „ontvanger" verstaan : die der in- en uitvoerrechten en accijnzen of hij, die met de functiën van evengenoemde belast is of aangewezen wordt voor de administratie van den petroleum-accijns. (art. 45b O. P.) 3) art. 16 O. P. 4) art. 17 „ „ 5) art. 18 „ „ 6) art. 19 al. 1 O. P. 7) art. 19 al. 4 „ „ dus verplicht op een der boven aangegeven wijzen zekerheid te stellen '). De ontvanger zal er voor moeten waken, dat de gestelde zekerheid voldoende is. Zij moet zóó groot zijn, dat daarmede de accijns van de volgens de—hierna te noemen—kredietrekening aanwezige hoeveelheden is gedekt. Voor het bepalen van het bedrag der zekerheid wordt verwezen naar het opgemerkte ten aanzien van het bedrag der zekerheid in zake den gedistilleerdaccijns [zie blz. 5 hiervoren|. Om zeker te zijn dat de binnen het tolgebied gewonnen petroleum, zoomede de buitenlandsche petroleum, waarvoor de accijns bij den invoer niet is betaald niet aan de accijnsbetaling zullen ontsnappen, heeft men verschillende waarborgen getroffen. Vooreerst zijn verplichtingen opgelegd bij de ingebruikstelling van bergplaatsen en bij de oprichting van fabrieken. Aldus zal de belastbare vloeistof zich slechts bevinden op plaatsen aan de administratie bekend. Den hoofdwaarborg echter heeft de belastingwetgever gezocht in de kredietrekening, met de daaraan verbonden verplichtingen, waardoor hij het geheele bedrijf van den petroleumhandelaar of fabrikant onder controle van de administratie der accijnzen bedoelde te brengen. De controle-maatregelen, betrekking hebbende op petroleum, waarop de accijnsplicht nog rust, worden hieronder behandeld. Allereerst worden in beschouwing genomen de verplichtingen opgelegd bij de ingebruikstelling van bergplaatsen en bij de, oprichting van fabrieken. i Wil iemand een pand bestemmen tot bergplaats of wel een bestaande bergplaats in bezit of gebruik nemen, dan heeft hij i daartoe bij den ontvanger eene aangifte 2) in te leveren, houdende opgave van naam en woonplaats van den eigenaar of bezitter, van de ligging van de bergplaats en van de daartoe behoorende panden en erven. De ontvanger is gehouden om, mits er geen gemeenschap bestaat tusschen de op de aangifte bedoelde bergplaats en eene De in h belang d controle i\ handelar en fabrik ten opgei de verpli tingen Verplich jen opge jij in gebr neming bergplaat 1) § 14 I. P. 2) Hiervoor zijn geen bepaalde modellen voorgeschreven. fabriek of de gebouwen eener onderneming, een bewijs van ontvangst der aangifte uit te reiken, welk bewijs strekt tot toelating van de bergplaats '). Bergplaatsen worden toegelaten in alle voor den algemeenen invoer en algemeenen uitvoer opengestelde havens. Voor de toelating op andere plaatsen is eene bijzondere vergunning van den Directeur van Financiën vereischt 2). Voor het verkrijgen van deze vergunning hebben belanghebbenden, door tusschenkomst van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, een verzoekschrift in te dienen; laatstgenoemde autoriteit voegt daarbij eene opgave van de hoeveelheden petroleum, die gedurende het laatste jaar ter. verkoop aan kleinhandelaren uit de bewaarplaatsen, die men als bergplaatsen zou willen zien toegelaten, zijn uitgeslagen en deelt den Directeur van Financiën mede, of het toezicht op den uitslag van petroleum uit die bewaarplaatsen, op plaatsen, waar geen ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen is bescheiden, zonder bezwaar voor den dienst of bijzondere uitgaven met vertrouwen aan een ambtenaar van een anderen diensttak kan worden opgedragen 3). Boven de naar den openbaren weg gekeerde ingangen van iedere bergplaats wordt een opschrift geplaatst, houdende de aanwijzing „Petroleumbergplaats" en den naam van den handelaar of de firma 4). • De ambtenaren zullen den aangever van een bergplaats — zoomede den aangever van een fabriek of tmderneming — opmerkzaam maken, dat in de aangegeven panden alleen petroleum aanwezig behoort te zijn, waarvan accijns verschuldigd is. Bij het voorhanden zijn van andere petroleum zou deze mede onder den voorraad worden begrepen en daarvan de accijns verschuldigd worden en bovendien nog overtreding kunnen bestaan, daar een overmaat boven de boetevrije speling strafbaar is gesteld 5). Van de inlevering der aangifte van de bergplaats wordt dadelijk aanteekening gehouden in een afzonderlijk register No. 20 (zie blz. 329 van het Modellenboek) en uit dat register wordt een 1) art. 11 jo. art. 10 O. P. 2) art. 21 O. P. 3) Missive Directeur v. Financiën van 18 Januari 1887 No. 759. Bijblad No. 4408. 4) art. 13 O. P. 5) § 13 I. P. bewijs van die inlevering afgegeven. De stok van dit register behoeft in dit geval niet door den aangever onderteekend te worden, doch de ingeleverde aangifte kan daaraan worden gehecht '). Hij, die eene fabriek wil oprichten, doet daarvan aangifte 2) in gelijker voege als voor het in gebruik nemen eener bergplaats wordt geëischt. Mede moet dan aan den ontvanger worden ingediend in duplo (waarvan een exemplaar bestemd is voorden Directeur van Financiën) (zie het voorbeeld op blz. 321 van het Modellenboek) eene duidelijke en volledige beschrijving 3) der fabrieksinstallatie, vergezeld van eene schetsteekening tot opheldering dier beschrijving en van eene uitvoerige teekening op schaal van de agitators, waarop de plaatsing en bestemming van iedere zich aan die toestellen bevindende of daarop uitmondende buis, pijp of kraan duidelijk moet zijn aangegeven. Tevens moet in de aangifte opgave worden gedaan van den literinhocld der ketels voor de distillatie van ruwe aardolie en der reservoirs, agitators en bleekpannen voor de verzameling dan wel zuivering van ruwe lichtpetroleum 4). De ontvanger zendt een exemplaar der aangifte aan den Directeur van Financiën, die, na in orde bevinding, den ontvanger machtigt tot uitreiking van een bewijs uit het register No. 20 (blz. 329 van het Modellenboek) 5). De stok van dit register behoeft niet door den aangever onderteekend te worden, doch de ingeleverde aangifte moet daaraan worden gehecht. Het ontvangen bewijs strekt den fabrikant tot toelating van het bedrijf. Boven de naar den openbaren weg gekeerde ingangen van de fabriek moet een opschrift worden geplaatst, houdende de aanwijzing „Petroleumfabriek" en den naam van de firma of van den fabrikant 6). De met het toezicht op de fabriek belaste ambtenaar zal, voor zooveel noodig, den inhoud der verschillende reservoirs voor 1) § 15 I. P. 2) Hiervoor zijn geen bepaalde modellen voorgeschreven. 3) Hiervoor zijn geen bepaalde modellen voorgeschreven. 4) Onder ruwe lichtpetroleum te verstaan de tot petroleum, geschikt voor gewoon gebruik tot verlichting, te verwerken distillatieproducten der ruwe aardolie. Agitators zijn de toestellen, waarin de behandeling met zwavelzuur en loog of met een van die beide zelfstandigheden plaats heeft. 5) art. 11a O. P. 6) art. 13 O. P. Verplichtingen opgelegd bij de oprichting van fabrieken. petroleum nagaan en van zijne verrichting een proces-verbaal (model No. 52, blz. 323 van het Modellenboek) opmaken. De fabrikant zal worden verzocht dit proces-verbaal mede te onderteekenen, wordende aan hem een afschrift van het proces-verbaal uitgereikt. De aangifte betrekkelijk de fabriek wordt door den ontvanger nog ingeschreven in een legger (model No. 51a, blz. 325 van het Modellenboek), van welken legger een afschrift, tegelijk met de aangifte tot oprichting der fabriek, aan den Directeur van Financiën wordt aangeboden. Indien in hetgeen is aangegeven eenige verandering moet worden gebracht, behoort daarvan vooraf kennis te worden gegeven door middel eener vervolg-aangifte, vergezeld van eene ophelderende teekening ')• Een bewijs van ontvangst van deze aangifte wordt afgegeven uit het register No. 20 (blz. 329 van het Modellenboek), wordende van de veranderingen aanteekening gehouden in den legger Model No. 51a. De aangifte moet de vorenvermelde gegevens bevatten om de ambtenaren op de hoogte te stellen van de inrichting en de werkwijze van de fabriek en om hen in de gelegenheid te stellen, vóórdat zij eene hun nog niet bekende fabriek bezoeken, de inrichting der fabriek te bestudeeren. De eischen, waaraan de aangifte moet voldoen, strekken voorts om te kunnen optreden tegen het bezigen voor de bewerking van petroleum van werktuigen, die quasi uitsluitend voor de vervaardiging van nevenproducten bestemd zouden zijn, maar ook wel zouden kunnen dienen om petroleum te zuiveren, terwijl de literinhoud der agitators, voor de controle van het na te noemen register model No. 86 (blz. 343 van het Modellenboek) bekend moet zijn, en het nuttig kan zijn de inhouden van de distilleerketels, reservoirs en bleekpannen te kennen. Bij de eischen, waaraan de teekeningen van de agitators moeten voldoen, worde gedacht aan de mogelijkheid, dat de-waterkraan van een agitator gebezigd wordt om petroleum te laten wegvloeien, die er niet in mag zijn. Om hiertegen te kunnen optreden dient de bestemming van elke kraan of pijp aan een agitator aangegeven te zijn. Bij de oprichting van eene fabriek kunnen de beschrijving en teekeningen worden ingediend staande de werkzaamheden, mits 1) art. llö al 5 O. P. de indiening plaats hebbe, vóórdat een aanvang gemaakt wordt met het opstellen der agitators voor ruwe lichtpetroleum, opdat kunne worden gewaakt tegen het maken van geheime afvoerkanalen en dergelijke. Het voorschrift, dat op eiken distilleerketel en agitator en elk reservoir of ander in eene fabriek aanwezig werktuig voor de verzameling dan wel bewerking van petroleum, een opschrift moet zijn geplaatst en de werktuigen, waarvan meer dan één aanwezig is, van een doorloopend volgnummer moeten zijn voorzien, heeft ten doel, de controle te vergemakkelijken. Hierboven werd gezegd, dat de belastingwetgever den hoofd- i waarborg tegen het onttrekken van belastbare petroleum aan den accijns heeft gezocht in de kredietrekening. Tusschen de administratie namelijk en den handelaar, fabrikant of ondernemer wordt ten kantore van den ontvanger, wegens de in iedere bergplaats, fabriek of onderneming onder krediet van den accijns voorhanden petroleum, eene rekening gehouden (model No. 55a. Zie blz. 375. van het Modellenboek). Daarop worden als debet gebracht: a. het saldo van vorige rekening, b. de hoeveelheden petroleum van elders ingeslagen, c. de hoeveelheden, die door een fabrikant of ondernemer door zuivering van ruwe aardolie verkregen zijn, d. de bij peiling bevonden overmaat '). Als credit worden op de rekening gebracht: a. de ten uitslag of als uitgeslagen aangegeven hoeveelheden petroleum, waarvan de accijns is betaald, b. de hoeveelheden petroleum, uitgeslagen met bestemming om elders te worden opgeslagen onder krediet voor den accijns, c. de hoeveelheden petroleum, uitgeslagen met bestemming naar buiten het tolgebied, d. de hoeveelheden petroleum, uitgeslagen met vrijdom van accijns, e. de bij peiling bevonden ondermaat, ƒ. eene korting in mindering van bij peiling bevonden tekorten van hoogstens een half ten honderd 's maands van de bij de vorige peiling bevonden petroleum en van de hoeveelheden, waarmede de voorraad sedert is aangevuld, )e krediet rekening. 1) art 29 O. P. 5 Gegevens noodig voor het juist voeren der rekening. Controle op opslag, uitslag en vervoer. g. het op nieuwe rekening over te brengen saldo '). De rekening behoort met duidelijkheid en nauwkeurigheid te worden aangelegd en bijgehouden. Een titelvel en het noodige aantal inlegvellen van het model No. 55a worden in een stevigen omslag ingenaaid en daarna doorloopend gefolieerd. Vervolgens wordt het hoofd der rekening ingevuld en het voor eiken kredietgenietende benoodigd aantal vellen opengelaten of wel wordt voor elk een afzonderlijk register aangelegd 2). Vermelding verdient nog, dat de rekening wordt afgesloten telkens na iedere aanpeiling; alsmede wanneer belanghebbende dit verzoekt en op den 31 sten December van elk jaar. Belanghebbende is verplicht de afsluiting binnen acht dagen mede te teekenen. Mocht hij hieraan niet voldoen, dan verliest hij het recht om tegen de uitkomsten in verzet te komen, wordende alsdan door den ontvanger in de rekening eene nadere verklaring onder de eerste gesteld. De afsluiting der rekening geschiedt op de wijze als voor eene rekening betreffende eene stokerij, distilleerderij of bergplaats voor Inlandsch gedistilleerd is aangegeven (blz. 23 hiervoren). Wat moet worden verstaan onder „overmaat" en „ondermaat" is aangegeven onder accijnsheffing van Inlandsch gedistilleerd (blz. 35 hiervoren). Het is duidelijk, dat het van overwegend belang is de hier bedoelde rekening, welke den grondslag vormt voor de heffing van den petroleum-accijns, steeds zuiver te kunnen voeren. Daartoe is het noodig drieërlei zaken te weten en wel: le. welke hoeveelheden petroleum worden op- en uitgeslagen, 2e. welke de resultaten zijn der gehouden peilingen en 3e. welke hoeveelheden petroleum door zuivering van ruwe aardolie worden verkregen. Ten einde de hoeveelheden petroleum te leeren kennen, welke worden op- en uitgeslagen, zijn verschillende regelen gesteld. Opslag in eene bergplaats geschiedt na indiening ten kantore van den ontvanger van eene aangifte 3) in duplo, welke de noodige aanwijzingen bevat. Het vervoer der petroleum naar de bergplaats 1) art 30 O. P- 2) § 17 I P 3) Voor deze aangifte is geen bepaald model voorgeschreven moet gedekt zijn door een exemplaar van bedoelde aangifte, nadat daarop door den ontvanger een consent tot opslag is gesteld '). De aangifte wordt echter niet aangenomen, als er geen zekerheid voor den accijns is gesteld, of de gestelde zekerheid niet voldoende is. Is dit het geval, dan wordt de aangifte ongewaarmerkt teruggegeven 2). Uitslag van onder genot van accijnskrediet voorhanden petroleum geschiedt: a. ten einde de petroleum elders onder genot van accijnskrediet op te slaan, b. tegen betaling van den accijns (uitslag ten verbruik), c. ter verzending naar buiten het tolgebied, d. met vrijdom van accijns en e. indien de petroleum wordt vervoerd naar eene fabriek, ten opzichte waarvan het voorschift der O. P. nopens het ontstaan van accijnsplicht voor binnenlandsche petroleum buiten werking is gesteld 3) (zie hierachter blz. 78). In de gevallen, sub a en d bedoeld, wordt bij den betrokken ontvanger eene aangifte 4) in duplo ingediend (zie de voorbeelden op blz. 349 en 355 van het Modellenboek), waarvan één exemplaar wordt teruggegeven tot dekking van het vervoer, nadat daarop een consent is gesteld en is aangegeven binnen welken termijn, ten genoegen van den ontvanger het bewijs moet zijn geleverd, dat de aangegeven petroleum ter plaatse van bestemming op wettige wijze is opgeslagen 5). Om petroleum ten verbruik uit te slaan — geval sub b — (zie het voorbeeld op blz. 357 van het Modellenboek), moet evenzeer aangifte worden gedaan ten kantore van den ontvanger. Het bedrag van den accijns moet bij de aangifte worden voldaan 6). De ontvanger geeft voor dat bedrag uit het register No. 58a (zie blz. 153 van het Modellenboek) eene kwitantie af. Uitslag ten verbruik kan uit een bergplaats zonder document geschieden, indien de ontvanger daartoe schriftelijk vergunning geeft, welke vergunning wordt verleend onder voorwaarde, dat geregeld op den eersten werkdag van iedere maand, vóór des middags 1) art. 21 al. 1 en 2 O. P. 2) § 16 1 P. 3) art. 22 O. P. 4) Voor deze aangifte is geen bepaald model aangegeven. 5) art. 23 en 26a O P. 6) art. 24. O. P. twaalf ure, door den aangever eene aangifte wordt ingediend van de in de vorige maand krachtens de vergunning ten verbruik uitgeslagen petroleum. De accijns wordt alsdan bij de inlevering der aangifte voldaan. Op den eersten werkdag van iedere maand is de uitslag, zonder vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar, verboden, opdat deze, door aanpeiling van den voorraad, kunne nagaan of de aangifte van de hoeveelheid, met vergunning van den ontvanger zonder document uitgeslagen petroleum, naar behooren is verricht '). Wordt aanpeiling onnoodig geacht, dan wordt de vergunning tot uitslag op den eersten werkdag van iedere maand steeds verleend. Dit geschiedt schriftelijk 2). Van de bevoegdheid om vergunning te verleenen, dat de uitslag kan plaats hebben zonder document, mag alleen gebruik worden gemaakt ten behoeve van soliede personen. Er bestaat niet het minste bezwaar tegen om van die bevoegdheid een ruim gebruik te maken, aangezien eventueel voor den accijns van de zonder document uitgeslagen petroleum over de zekerheid zou kunnen worden beschikt. Aan ondernemers en beheerders van fabrieken kan door den Directeur van Financiën, tot wederopzeggens, worden vergund den uitslag ten verbruik zonder voorafgaande betaling van den accijns te doen plaats hebben op biljetten, door hen zeiven uit een register genomen 3). (Het model van dit register is opgenomen op blz. 363 van het Modellenboek en het bewijs, waartegen dat register wordt afgegeven, op blz. 368 van dat boek). Die biljetten dekken tevens het vervoer van de petroleum. Elk gebruikt biljet moet, voor de ontvangst geteekend door den ontbieder van de petroleum, ten kantore van den ontvanger bezorgd worden voor de ommekomst van een termijn, waaromtrent de ontvanger en de beheerder of ondernemer zich voor elke plaats, waarheen de ondernemer of beheerder pleegt te vervoeren, vooraf verstaan zullen hebben 4). Die termijn moet zoodanig gesteld worden, dat een zelfde biljet 1) art. 25 O. P. 2) § 12 I. P. 3) art. 25a al 1 O. P. Voor de petroleumfabriek te Ngareng is het gebruik «an dit register toegestaan bij beschikking van den Directeur van Financiën van 27 December 1894 No. 21484 en voor de petroleumfabriek te Wonokromo bij de beschikking van den Directeur van Financiën van 15 Augustus 1892 No 11817. 4) art. 22a al. 3 O. P. niet tweemaal kan worden gebruikt. Ingeval eene vergunning als hierbedoeld wordt verleend, moet het register op den eersten werkdag van iedere maand vóór des middags twaalf ure worden vertoond aan den ontvanger en dan, met betaling van den verschuldigden accijns, tevens aangifte worden gedaan van de gedurende de afgeloopen maand ten verbruik uitgeslagen hoeveelheden petroleum '). Bij de betaling van den accijns in de bovenaangegeven gevallen wordt de korting, welke is toegestaan bij den aanvoer van buitenlandsche petroleum, wanneer het invoerrecht tegelijk met den accijns betaald wordt, niet verleend, omdat voor de in bergplaatsen, fabrieken en ondernemingen opgeslagen hoeveelheden petroleum reeds — zoo noodig—een hierna (blz. 71) te noemen korting wordt verleend. De Directeur van Financiën kan aan beheerders van petroleumfabrieken vergunnen den accijns van tot vervoer over zee in ketelschepen uitgeslagen petroleum, niet bestemd om weder te worden opgeslagen in een kredietbergplaats, te betalen in de haven van aankomst, doch altijd volgens de berekening van den ontvanger ter plaatse, waar de kredietrekening met den fabrikant wordt gehouden, en met inachtneming van de door genoemden Departementschef aan de vergunning verbonden voorwaarden 2). Die vergunning kan een doorloopende zijn, geldt slechts voor de uitdrukkelijk aangewezen havenplaats of havenplaatsen en is voor opzegging vatbaar 3). In het hierbedoelde geval is echter geen accijns verschuldigd over de bij lossing geconstateerde minderheid tot een maximum van twee ten honderd der bij den uitslag uit de fabriek geconstateerde hoeveelheid 4). Deze korting wordt verleend, omdat bij vervoer in ketelschepen door verschillende oorzaken op de plaats van lossing zoo dikwijls minder wordt uitgeleverd, dan volgens de bevinding op de plaats van inlading het geval zou moeten zijn geweest. Niet te vergeten is, dat het hier geen korting geldt, die altijd genoten wordt, doch eene, die slechts gegeven wordt indien — en voorzoover werkelijk — verlies is geleden. 1) art. 25a al 2 O. P. 2) art. 4 al. 2 O. P. 3) art. 4 al. 3 „ „ 4) art. 6a „ „ Aanpeilingen. In de hiervoren sub c. en e. bedoelde gevallen wordt almede een aangifte ') in duplo ingediend (zie blz. 353 van het Modellenboek), waarop de ontvanger — tot dekking van het vervoer — een pas stelt, terwijl die ambtenaar tevens een termijn aangeeft, binnen welken het bewijs moet zijn geleverd, dat de petroleum is uitgevoerd of de aangegeven bestemming heeft bereikt 2). Er bestaat overtreding, indien op de hoeveelheid petroleum, die ten op- of uitslag is aangegeven, een grooter verschil bevonden wordt dan van vijf ten honderd van de aangegeven hoeveelheid 3). Alle hiervoren bedoelde aangiften, met uitzondering van de aangiften tot uitslag ten verbruik, worden ingeschreven in een register No. 2 (zie blz. 359 van het Modellenboek), waaruit ze een volgnummer krijgen. Tot het doen van aanpeilingen van den voorraad petroleum, zijn de ambtenaren der douane bevoegd, na bekomen machtiging van den betrokken Controleur der tolrechten en, waar deze niet is, van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur. Van hunne bevinding maken de ambtenaren een relaas op (model No. 14a, blz. 369 van het Modellenboek), hetwelk wordt ingediend ten kantore van den ontvanger 4). Het verrichten der peiling wordt nog vermeld in een afzonderlijk register No. 15, (zie blz. 371 van het Modellenboek). Aan belanghebbenden wordt verzocht het relaas mede te teekenen, terwijl aan hen een afschrift daarvan wordt uitgereikt. Is belanghebbende niet genegen het relaas mede te teekenen, dan wordt dit door de ambtenaren daarop aangeteekend 5). De handelaar, fabrikant of ondernemer is verplicht de ambtenaren bij de peiling al de voorhanden petroleum aan te wijzen en in de fabrieken en onderneming tevens op te geven wat als onverwerkt moet worden beschouwd. Het staat aan de ambtenaren vrij die opgaaf aan te nemen, of wel de verdere afwerking van de ruwe lichtpetroleum, voor zoover noodig van een zuivere peiling te kunnen bewerkstelligen, onder hunne bewaking te nemen 6). De opname van den voorraad geschiedt door telling of meting. 1) Voor deze aangifte is geen bepaald inoc'el aangegeven. 2) art. 26 en 26b O. P. 3) art. 27 O. P. 4) art. 31 al. 1 en 2 O. P. 5) § 4 1. P. 6) art. 33 al. 1 en 2 O. P. Volle kisten of andere colli van oogenschijnlijk gelijke zwaarte of inhoud worden geteld. Het aantal te openen colli bedraagt hoogstens twee van de duizend. Een grooter aantal colli mag slechts worden geopend na bekomen vergunning van hem, die de machtiging tot de aanpeiling gaf. Deze behoort hiervan in de machtiging tot aanpeiling mededeeling te doén. Voor het bepalen van den inhoud van kisten en blikken wordt verwezen naar de Herdrukken van de Verzameling blz. 183 t/m. 187, Verzameling 1914 No. 46 en 1915 No. 16. Wordt een tekort geconstateerd, dan wordt eene korting verleend van hoogstens een half ten honderd 's maands van de bij de vorige peiling bevonden petroleum en van de hoeveelheid, waarmede de voorraad sedert is aangevuld ')• Is deze korting niet voldoende om het te kort te dekken, dan moet over dat verschil de accijns binnen acht dagen worden betaald 2). In dat geval wordt aan belanghebbende eene kennisgeving model No. 16 (zie blz. 374 van het Modellenboek) gezonden. Op blz. 58 hiervoren werden de gronden vermeld, welke tot het verleenen van 2 pCt. korting bij gereede accijnsbetaling bij den invoer van buitenlandsche petroleum leiden. De bepaling, dat voor die petroleum 2 pCt. korting wordt genoten, houdt verband met de bepaling, dat voor onder krediet van den accijns opgeslagen petroleum bij aanpeiling eene korting van hoogstens'/2 pCt. 's maands kan worden toegekend. Men is n. 1. van de veronderstelling uitgegaan, dat eene opgeslagen hoeveelheid niet langer dan vier maanden wordt aangehouden. Bij aanpeiling in een bergplaats, mag de bij aanpeiling aanwezig bevonden hoeveelheid niet meer dan 5 pCt. verschillen met hetgeen er volgens de rekening aanwezig moet zijn. Bij aanpeiling in eene fabriek of onderneming is een verschil van hoogstens 2 pCt. toegelaten tusschen de aangepeilde hoeveelheid en hetgeen er aanwezig moest zijn volgens de laatstelijk plaats gehad hebbende debiteeringen, vermeerderd met de hoeveelheid petroleum, sedert de laatste debiteering verkregen volgens de daaromtrent door den beheerder op de aangifte van werkzaamheden gestelde aanteekeningen. Zijn de verschillen grooter, dan bestaat er overtreding 3). 1) art. 32 O. P. 2) art. 37 „ „ 3) art. 34 „ „ De controle op de zuivering der ruwe aardolie. Een paar dagen na de aanpeiling zullen de ambtenaren ten kantore van den ontvanger inlichtingen inwinnen omtrent de afsluiting der rekening, ter beoordeeling of er al dan niet overtreding bestaat '). Thans blijft nog over na te gaan, op welke wijze de ontvanger kennis krijgt van de hoeveelheden petroleum, die door een fabrikant of ondernemer door zuivering van ruwe aardolie zijn verkregen. Vooropgesteld worde dit: het is verboden om elders dan in eene petroleumfabriek, waarvoor op machtiging van den Directeur van Financiën door den ontvanger een bewijs van indiening der noodige stukken is uitgereikt, ruwe aardolie te distilleeren of te filtreeren of daaruit producten te bereiden, die in meerdere of mindere mate de geschiktheid van petroleum hebben om als verlichtingsmiddelen te worden gebezigd of, bij petroleum gevoegd, die geschiktheid daaraan niet ontnemen. Ook het nogmaals distilleeren, rectificeeren of op andere wijze tot een hoogeren graad van zuiverheid brengen van aardolie-distillaten, mag alleen in eene petroleumfabriek plaats hebben. Het bezit van werktuigen van hoe eenvoudigen aard ook, blijkbaar gediend hebbende voor eene der genoemde verboden handelingen of hunne bestemming daartoe op andere wijze verradende, wordt met de handeling zelve gelijk gesteld 2). Tot recht verstand van de bepalingen der petroleumaccijnsordonnantie, voor zoover die dienen om aan de administratie de juiste hoeveelheid in de fabriek afgewerkte petroleum te leeren kennen, volgt hier een enkel woord nopens de fabriekmatige wijze van zuivering van ruwe aardolie. In het bereidingsproces zijn de volgende hoofdmomenten te onderscheiden: a. distillatie, b. behandeling met zwavelzuur, c. behandeling met loog, d. bleeken. De distillatie heeft ten doel om van de ruwe aardolie—een mengsel van een zeer groot aantal koolwaterstoffen van verschillend kookpunt en soortelijk gewicht—af te scheiden de koolwaterstoffen, geschikt om tot petroleum verwerkt te worden; deze 1) § 5 I.P. 2) art. 13a O. P. stoffen, na door distillatie van de te lichte en te zware gescheiden te zijn, vormen de ruwe lichtpetroleum. Daaruit worden de nog overgebleven teerachtige stoffen verwijderd met zwavelzuur, dat ook de bruine kleur wegneemt, welke die stoffen veroorzaken. Deze handeling heeft plaats in z.g. agitators. Nadat het zwavelzuur door nawasschen met water voor het grootste deel verwijderd is, volgt de behandeling met loog, dienende om de verwijdering van het zwavelzuur te voltooien. Het bleeken geschiedt in open bakken, met het doel om een gedeelte van het Avater en de zwevende stoffen gelegenheid te geven zich af te zetten en de kleur te verbeteren. Een rustig verblijf in de bakken is al wat deze bewerking eischt. Na deze uiteenzetting van de wijze van werken kan thans eene bespreking volgen van de door den belastingwetgever noodig geoordeelde bepalingen. De beheerder eener fabriek heeft voor den aanvang zijner werkzaamheden bij den ontvanger eene aangifte (') in duplo in te leveren (zie het voorbeeld op pag. 337 van het Modellenboek), bevattende een soort van werkplan o.a. vermeldende de dagen, waarop zal worden gedistilleerd, het aantal der te verrichten zuiveringen met zwavelzuur en loog en de uren, gedurende welke gewerkt zal worden. De aangiften loopen over hoogstens dertig dagen. Er bestaat overtreding, wanneer een distilleerketel of agitator gebruikt wordt op andere tijden dan daarvoor in de aangifte zijn vermeld 2). , Een exemplaar geeft de ontvanger, na net van jaar- en dagteekening voorzien te hebben, aan den aangever terug. Deze aangifte moet gedurende het tijdvak, waarover zij loopt, in de onderneming of de fabriek aanwezig zijn en op eerste aanvrage aan de ambtenaren worden vertoond. Alvorens de aangifte wordt aangenomen, moet worden nagegaan of er zekerheid is gesteld en of die zekerheid voldoende is voor den accijns. Is een of ander niet het geval, dan wordt de aangifte ongewaarmerkt teruggegeven. Blijkt het, dat er geen bezwaar is tegen het aannemen van de aangifte, dan wordt deze ingeschreven in een afzonderlijk regis- 1). Van deze aangifte is geen bepaald model voorgeschreven. 1) art. 20a O. P. ter No. 54a (zie blz. 339 van het Modellenboek). Het volgnummer der inschrijving wordt op beide exemplaren gesteld '). Ontvangt de ontvanger van den fabrikant eene aangifte tot het maken van veranderingen in de werktuigen, dan zal hij daarvan aanteekening houden in een register No. 53 (blz. 333 van het Modellenboek). Voorts is de fabrikant verplicht om, telkens als eene hoeveelheid ïuwe lichtpetroleum aan de behandeling met zwavelzuur onderworpen wordt, in een daartoe aan hem uitgereikt register No. 86 (zie blz. 343 van het Modellenboek) aanteekening te houden van het tijdstip, waarop de vulling van den agitator aanvangt, van de hoeveelheid in den agitator gebrachte ruwe lichtpetroleum en van het tijdstip, waarop het ledigen van den agitator aanvangt 2). Vóór de uitreiking van het register zal voor eiken agitator door de ambtenaren onderzocht zijn, hoeveel tijd noodig is om hem bij verschillende hoogten en geheel geopende afvoerkraan te doen ledig loopen. Van het resultaat van het onderzoek wordt door den ontvanger in het register in het eerste open vak aanteekening gehouden 3). Deze aanteekening is noodig om den stand der werkzaamheden met de inschrijvingen in het register te kunnen controleeren. De hoeveelheid afgewerkte petroleum, die in den agitator aanwezig is, moet gelijk zijn aan de hoeveelheid ruwe lichtpetroleum, die volgens het register aanwezig moet zijn, behoudens eene speling van 2 pCt. voor verlies. Is er een grooter verschil, dan moet er worden gedacht aan eene bijvulling of een aftapping, welke in het register verzwegen is en is er alzoo overtreding gepleegd. Er bestaat evenzeer overtreding, wanneer de kranen in een toestand verkeeren, niet overeenkomende met den stand der werkzaamheden volgens de inschrijvingen in het register, of wel wanneer de agitator ledig is of petroleum bevat op een tijdstip, waarop hij volgens de aanteekeningen in het register gevuld of ledig moest zijn 4). De aanteekeningen in dit register maken het mogelijk eenigermate de op de achterzijde der aangifte vermelde verkregen hoeveelheden petroleum te controleeren, aangezien de bewerking in 1) § 16 l.P. 2) art. 20b al. 1 O. P. 3) art. 20b al. 2 en 3 O. P. 4) art. 20b al. 7 O. P. de agitators met weinig verlies gepaard gaat. Een fabrikant, die heimelijk zou willen uitslaan, zou met zijne aanteekeningen in het register No. 86 moeten knoeien, hetgeen, daar de behandeling in de agitators verscheidene uren duurt, veel kans zou hebben van ontdekt te worden. Voor de invulling van dit register moet van door de administratie te verstrekken inkt worden gebruik gemaakt '). Die inkt moet van eene soort zijn, die eerst na eenigen tijd zwart opdroogt, opdat het in het oog valle, wanneer eene inschrijving zeer kort geleden gedaan is, bijv. eerst op het in de verte zien aankomen van een ambtenaar. Van de hiervoren bedoelde, door den beheerder eener fabriek vóór den aanvang der werkzaamheden in duplo in te dienen aangifte, wordt een exemplaar aan dien beheerder teruggegeven 2). Op de keerzijde daarvan wordt dagelijks aanteekening gehouden van de sedert de vorige aanteekening verkregen hoeveelheid geheel afgewerkte petroleum. Onmiddellijk nadat de op de aangifte vermelde werkzaamheden zijn afgeloopen, wordt de rekening model 55a gedebiteerd met de geheele hoeveelheid verkregen petroleum 3). Voor elke onderneming of fabriek wordt, in verband met de uitkomsten van gedane proefnemingen, door den Directeur van Financiën vastgesteld, welke hoeveelheid geheel afgewerkte petroleum minstens moet worden verkregen van eiken aan de behandeling met zwavelzuur onderworpen hectoliter ruwe lichtpetroleum 4). De bepalingen aangaande de indiening van aangiften der werkzaamheden en de verdere door beheerders eener fabriek te verrichten formaliteiten gelden alleen dan ook voor ontginners of beheerders van aardoliebronnen, indien deze tevens de aardolie zuiveren. Is dit laatste niet het geval, dan behoeft de ontginner of beheerder der bronnen alleen een opgave in te dienen van de 1) art. 20b al. 4 O. P. 2) art. 20a al. 3 O P. 3) §. 19 I.P. 4) art. 20c P. O. Voor de petroleumfabriek te Ngareng is die hoeveelheid vastgesteld op 93 liters (beschikking van den Directeur van Financiën van 27 December 1894 No. 21484) en voor de petroleumfabriek te Wonokromo op 92 liters (beschikking van den Directeur van Financiën van 11 Augustus 1892 No. 11587). Voorzieningen bij een eventueel ïieuw bereidings-procé dé. Voorzieninen van algeleenen aard. plaats of plaatsen, waar de boringen zullen worden verricht, en van het tijdstip, waarop de werkzaamheden zullen aanvangen '). Deze verplichting is gesteld om de ambtenaren te waarschuwen dat werkzaamheden zullen worden verricht, die het begin eener exploitatie kunnen zijn. Mocht een ondernemer of beheerder eener fabriek wenschen over te gaan tot de bereiding van petroleum uit ruwe aardolie volgens een ander procédé dan dat, waarop de bepalingen van de petroleumaccijns-ordonnantie gegrond zijn, dan worden de bijzondere verplichtingen, welke terzake in acht te nemen zijn, nader bij ordonnantie geregeld 2). In afwachting van het tot stand komen van zulk eene regeling is de Directeur van Financiën bevoegd om, onder waarborgen voor de behoorlijke betaling van den accijns op petroleum, afwijkingen toe te staan van de bestaande bepalingen 3). Van hetgeen de petroleumaccijns-bepalingen verder nog voorschrijven, verdient vermelding, dat alle vergunningen geacht worden te zijn verleend tot wederopzeggens 4), dat de ambtenaren tot de bergplaatsen, fabrieken en ondernemingen toegang hebben tusschen zonsop- en zonsondergang en gedurende den tijd dat in de gebouwen of op de erven wordt gewerkt 5), dat de noodige meetwerktuigen en peilstokken steeds in de fabriek aanwezig moeten zijn 6), dat de ambtenaren bevoegd zijn proeven te nemen omtrent de hoeveelheid petroleum, die uit ruwe lichtpetroleum verkregen wordt 7). Uit den aard der zaak mag het nemen van proeven alleen geschieden in het belang van den dienst 8). Verder is bepaald, dat belanghebbenden herverificatie kunnen verzoeken, welke verrichting moet plaats hebben door andere ambtenaren dan die, welke de oorspronkelijke opname verrichtten. De uitslag van die herverificatie is beslissend. Is op plaatsen 1) art. 20 O P. 2) art. £0d. O. P. 3) Slb. 1SC0 No. CG. 4) art. 40 al 1 O. P. 5) art. 42 al. 1 en 2 O. P. 6) art. 42 al. 3 en 4 O. P. 7) art. 43 O. P. 8) § 7 1. P. slechts één ambtenaar van den dienst der douane aanwezig, dan wordt door het hoofd van plaatselijk bestuur een ambtenaar van een anderen diensttak voor de herverificatie aangewezen ')■ Ten aanzien van den petroleumaccijns zijn mede van toepassing verklaard enkele der bepalingen op de heffing en verzekering van inen uitvoerrechten 2). Daaronder zijn de voornaamste die betreffende de bevoegdheid der ambtenaren ingeval van verdenking van overtreding en bij verificatie of opneming van goederen, voorts die betreffende aangehaalde goederen, die betreffende vrijdom van zegelrecht en het waarmerken van op te maken stukken, die nopens het verwaarloozen bij berekeningen van onderdeelen van deciliters en centen. Wat de teruggave van petroleum-accijns betreft, daaromtrent geeft de O. P. zelf afzonderlijke bepalingen. De Directeur van Financiën is bevoegd teruggave te verleenen van den accijns, die tengevolge van ten onrechte ingeleverde of van onjuiste aangiften of verkeerde berekeningen te veel is betaald 3). Bij het teloorgaan van petroleum kan hij 'evenzeer teruggaaf van den accijns verleenen of, is de accijns nog niet betaald, bepalen dat de accijns niet gevorderd wordt 4). Uitvoerig regelt de O. P. de wijze, waarop behooren te worden gestraft de verschillende overtredingen van hare voorschriften, welke kunnen voorkomen5). Is er geen opzet tot ontduiking van den accijns aanwezig, dan wordt een boete van tien gulden toegepast 6). Zij, in wier dienst anderen werkzaam zijn, of die door gemachtigden worden vertegenwoordigd, zijn verantwoordelijk voor de met dien dienst in betrekking staande of naar aanleiding der machtiging verrichte handelingen 7). De Directeur van Financiën, voor zooveel Java en Madoera aangaat, en overigens de Hoofden van gewestelijk bestuur, kunnen ter voorkoming van gerechtelijke vervolging, wegens alle overtredingen in schikking treden of doen treden 8). Strafbepa lingen. 1) art. 44 O. P. 2) art. 46 „ „ 3) art. 33 „ „ 4) art- 6 „ „ 5) art. 47, Ma en 476. O. P. 6) art. 48 O. P. 7) art. 50 „ „ 8) art. 51 „ „ Buitenwerkingstelling voor sommige petroleumfabrieken van de bepaling ^ nopens het ontstaan van g accijnsplicht. li d V e Afzonderlijke vermelding verdient de aan den Gouverneur Generaal bij de ordonnantiën in Staatsblad 1894 No. 267, § IV, jo. 1908 No. 362, in Stbl. 1908 No. 364, en in Stbl. 1901 No. 413, § 111, jo. 1908 No. 362 verleende bevoegdheid om voor het product van fabrieken of ondernemingen in de residentiën Ooskust van Sumatra, Palembang en Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, buiten werking te stellen de bepaling der petroleumaccijnsordonnantie (art. 3 letter b), welke voorschrijft dat voor binnen het tolgebied gewonnen petroleum de accijnsplicht ontstaat door het feit der winning als voor de consumtie geschikt product. Van deze bevoegdheid heeft de Gouverneur-Generaal tot dusverre gebruik gemaakt ten aanzien van de fabrieken: a te Pangkalan Brandan (Oostkust van Sumatra), b. nabij de Besitan (Oostkust van Sumatra), c. te Balik-Papan (Zuider-en Ooster afdeeling van Borneo) en d. te /yloeara Pladjoe en te Bagoes Koening (Palembang) '). Zoodanige buitenwerkingstelling heeft ten gevolge: a. ontheffing voor den fabrikant of ondernemer van alle hem in die hoedanigheid opgelegde verplichtingen; b. dat van zulk een fabriek of onderneming [in de bepalingen van Stb. 1894 No. 267 (voor de Oostkust v. Sumatra) is hier opgenomen het woord „petroleum"] niet over land mag worden afgevoerd; c. dat bij afvoer van petroleum over zee naar een plaats, waar de fabrikant of ondernemer een stapelplaats heeft, moeten worden nageleefd de regelen, welke de Directeur van Financiën, zulks geraden achtende, zal vermogen te stellen; d. dat de petroleum bij aanvoer over zee op plaatsen binnen het tolgebied, zal worden beschouwd als van buiten dat gebied afkomstig te zijn; en e. dat moeten worden nageleefd de door den Directeur van Financiën te stellen regelen ter zake van de betaling van den accijns over de petroleum of daarmede gelijk gestelde distillaten, op de fabriek of onderneming zelve in gebruik gebracht, of verkocht aan in de onmiddellijke nabijheid gevestigde kleinhandelaren of andere personen 2). 1) Gvt. Bt van 10 Dec. 1891 No 2 31 Dec. 1902 No. 7 11 Mei 1908 No. 32. 2) In de bepalingen van Stb. 1894 No. 267 (voor de Oostkust van Sumatra) komen de woorden „of andere personen niet" voor. In hoofdzaak komen dus de gevolgen van de buitenwerkingstelling hierop neder, dat aan den eenen kant volkomen vrijheid van werken in de fabriek en van uitslag van het product genoten wordt, maar daartegenover dan ook het product, bij aanbrengst op andere plaatsen, volkomen moet worden gelijkgesteld met buitenlandsche petroleum (dus heffing van accijns bij de toelating tot invoer ten verbruik). De gedachtengang bij het nemen van den hier bedoelden maatregel was deze. In gewone gevallen, als een petroleumfabriek ligt midden in een petroleum consumeerende streek, of daarmede door middel van landwegen of rivieren in gemakkelijke verbinding staat, zijn natuurlijk bepalingen noodig, welke het accijnsplichtig product, van het oogenblik af, waarop het verkregen is, onder ambtelijk toezicht brengen. Indien echter eene fabriek zoodanig gelegen is, dat het product zijn weg naar de verbruikers binnen het tolgebied moeilijk anders kan vinden dan over zee, indien dus de petroleum om tot de gebruikers te komen denzelfden weg moet volgen als van het buitenland aangevoerde petroleum, dan zal datgene, wat voor de handhaving van den accijns van buitenlandsche petroleum gedaan wordt, ook voor de handhaving der belasting op het binnenlandsch product, aan het doel moeten kunnen beantwoorden. Hiervoren werd, bij de bespreking van de petroleumaccijnsordonnantie, ook gewag gemaakt van de daarin opgenomen bepaling '), volgens welke bij ordonnantie vrijdom van accijns kan worden verleend voor petroleum, die gebezigd wordt als grondstof of voornaam hulpmiddel voor de fabriekmatige vervaardiging van tot verkoop bestemde producten. Dit verkenen van vrijdom heeft plaats gehad bij de ordonnantie in Staatsblad 1908 No. 361. De ter zake uitgevaardigde voorschriften hebben sedert de wijziging in genoemde ordonnantie gebracht bij de ordonnantie in Staatsblad 1913 No. 424 betrekking zoowel op de eigenlijke petroleum zelf, de zoogenaamde lichtpetroleum of kerozine, als op gazoline, petroleumbenzine en andere voor de toepassing der petroleumaccijns-ordonnantie met lichtpetroleum gelijkgestelde aardoliedistillaten. Deze distillaten zijn accijnsvrij, voor zoover zij uitsluitend ten behoeve van de fabriekmatige vervaardiging van tot verkoop bestemde producten gebezigd worden: ]) art. 6b O. P. Vrijdom van accijns. a. als oplossingsmiddel; b. als brandstof; c. tot het drijven van motoren '). Op petroleumondernemingen kan mede vrijdom van accijns worden genoten voor de zooeven genoemde aardoliedistillaten 2), welke gebezigd worden voor het reinigen van de pijpleidingen, ketels, reservoirs en andere toestellen 3). Uitgegaan is van het beginsel, dat ieder, die vrijdom geniet, in één jaar slechts over een zekere, door de administratie te bepalen, hoeveelheid petroleum mag beschikken. Ten einde de administratie in staat te stellen die maximum hoeveelheid te bepalen, wordt belanghebbende verplicht een aangifte in te dienen en daarbij al de gegevens te verstrekken, welke een oordeel mogelijk maken nopens de behoefte aan petroleum van het bedrijf. Zoo is bij het bezigen als oplossingsmiddel op te geven hoeveel petroleum noodig is om zekere eenheid van het product te verkrijgen; zoo moet, bij het bezigen van petroleum als brandstof, opgave worden gedaan van het getal en de inhoudsruimte der ketels of reservoirs en is, bij het gebruik van petroleum als drijfkracht voor motoren, opgave voorgeschreven van het getal, de soort en het maximale arbeidsvermogen der motoren, zoomede van de hoeveelheid petroleum, welke elk der motoren per uur ten hoogste verbruikt 4). Wordt de petroleum gebezigd voor het reinigen van pijpleidingen, ketels, reservoirs en andere toestellen, dan kan worden volstaan met eene aangifte van de hoeveelheid benoodigd voor het opgegeven doel. De aangifte wordt gedaan twee maanden vóór den aanvang van een jaar of, indien de behoefte aan den vrijdom van' accijns in den loop van een jaar ontstaat, zoo spoedig mogelijk na dat ontstaan. De vrijstelling van accijns blijkt uit eene acte van vrijdom. De bemoeiingen betreffende het verleenen daarvan zijn opgedragen aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, van wier beslissingen echter hooger beroep is toegelaten op den Directeur van Financiën. In het belang van de boekhouding en de administratie 1) art. 1, al 1, Ord'e in Stb. 1908 No 361 jo Stb. 1913 No 424. 2) Hier en verder hierachter worden de vorenbesproken aardolie-distillaten aangeduid met den naam van petroleum. 3) art. 1 al. 2 Ord'e in Stb. 1908 No. 361. 4) art. 2 Ordie in Stb. 1908 No. 3G1. is bepaald, dat de acte geldig is voor één geheel kalenderjaar of tot het einde van het kalenderjaar, waarin de aangifte wordt gedaan. Van de acten en de daarin te brengen wijzigingen wordt afschrift gezonden aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor. Aan hen, die voor meer dan één doel petroleum wenschen te gebruiken, wordt voor elk der wijzen van aanwending eene afzonderlijke acte van vrijdom verleend '). Ingeval van misbruik of van niet-nakoming der opgelegde verplichtingen, bij staking van het bedrijf, bij faillissement en indien de petroleum wordt betrokken uit een andere fabriek of bergplaats, gelegen buiten het ressort van het aangewezen accijnskantoor, vervalt de acte van vrijdom. Van het vervallen van eene acte van vrijdom wordt kennis gegeven aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor 2). De bepalingen omtrent het aanhouden van eene rekening tusschen de administratie en den bezitter van eene acte van vrijdom komen overeen met de voorschriften omtrent het aanhouden van eene rekening ten behoeve van een azijnmaker, wien vergund is gedistilleerd onder vrijdom van den accijns voor zijn bedrijf in 'te slaan. Ter zake wordt dan ook v. z. n. verwezen naar het daaromtrent medegedeelde hiervoren op blz. 40 en 41. De betrokken ontvanger opent eene rekening voor iederen ondernemer of beheerder van eene onderneming of bedrijf, die een acte van vrijdom bekomen heeft. In die rekening wordt aanteekening gehouden van de hoeveelheid petroleum, welke ten hoogste gedurende het tijdvak, waarop de acte betrekking heeft, mag worden ingeslagen en van de hoeveelheden petroleum, welke geleidelijk worden ingeslagen. De ontvanger draagt zorg, dat de maximum-hoeveelheid niet worde overschreden 3). Van den inslag van petroleum wordt den ontvanger mededeeling gedaan, terwijl voor den uitslag van petroleum uit de petroleumfabriek de daaromtrent in de petroleumaccijns-ordonnantie gestelde bepalingen moeten worden nageleefd 4). Het bezigen van accijnsvrije petroleum op petroleumondernemingen voor het reinigen van pijpleidingen, ketels, reservoirs, enz. _ mag alleen geschieden onder controle van 1) art 3 Ordie in Stb. 1908 No. 3G1. 2) art. 5 j° art. 3 al. 7 Ordie in Stb. 1908 No. 351. 3) art. 4 Ordie in Stb. 1908 No. 361. 4) art. 6 „ „ „ „ „ „ 6 een ambtenaar '). Alsdan wordt onder inslag verstaan het brengen van de petroleum in de voor de accijnsvrije petroleum bestemde reservoirs en onder uitslag het nemen van petroleum uit de onder genot van krediet voor den accijns opgeslagen voorraden. Nog is de bezitter van een acte van vrijdom verplicht zelf een rekening aan te houden. De eischen, waaraan die rekening moet voldoen, zijn zoodanig gesteld, dat ten allen tijde daaruit moet kunnen blijken, hoeveel petroleum is verbruikt en hoeveel nog aanwezig behoort te zijn. Van deze rekening wordt, binnen veertien dagen na afloop van het jaar, door tusschenkomst van het Hoofd van gewestelijk bestuur, afschrift gezonden aan den betrokken ontvanger 2). Is de acte van vrijdom komen te vervallen binnen het kalenderjaar, zoo moet een afschrift van de rekening binnen veertien dagen na den dag, waarop de acte verviel, op evengenoemde wijze worden ingediend 3). De ambtenaren der in- en uitvoerrechten en accijnzen, die daartoe eene machtiging hebben bekomen van den Controleur of ontvanger van dien dienst, of wel door het Hoofd van gewestelijk bestuur zijn aangewezen, zijn bevoegd den voorraad petroleum aan te peilen en de rekening, welke door den bezitter van eene acte van vrijdom wordt aangehouden, te verifieeren. Zoo noodig zijn zij mede bevoegd inzage te nemen van de boeken der onderneming, doch alleen op speciale machtiging van het Hoofd van gewestelijk bestuur. Van de verrichte aanpeiling en verificatie maken de ambtenaren een proces-verbaal op, noodigen den betrokken bezitter van de acte van vrijdom uit het mede te teekenen en zenden het aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, dat een afschrift daarvan doet toekomen aan den ontvanger, die de rekening afsluit en daarop vermeldt den datum van aanpeiling en verificatie, de resultaten daarvan en den datum en het nummer van het proces-verbaal4). Een speling van 5 pCt. tusschen den bij aanpeiling bevonden voorraad petroleum en de hoeveelheid, welke er volgens de rekening moet zijn, wordt gelaten voor verliezen wegens verdamping en lekkage als anderszins. Overigens zal over hetgeen niet verantwoord wordt, accijns moeten worden betaald, tenzij eene aannemelijke verklaring van het grootere" verschil kan worden 1) art. 7 Ordie in Stb 1908 No. 361 2) art. 8 „ „ „ 3) art. 10 „ „ „ 4) art. 11 „ „ „ „ gegeven, in welk geval ook dat grootere verschil van accijns kan worden vrijgesteld ')• In afwijking van de algemeene accijnswetgeving op dit pnnt is niet als eene strafbare overtreding aangemerkt het bestaan van een grooter dan het toegelaten verschil tusschen het saldo der rekening en de werkelijk aanwezige hoeveelheid petroleum. Er is volstaan met het heffen van accijns over het niet te verantwoorden verschil en casu quo met de toepassing der bepaling, welke de bevoegdheid geeft om in gevallen van misbruik den vrijdom in te trekken. Deze laatste bepaling kan geacht worden eene grootere preventieve kracht te hebben dan eene strafbepaling. Verboden is het doen van valsche opgaven, het vervreemden van accijnsvrije petroleum of het bezigen daarvan op andere wijze dan de acte van vrijdom aangeeft, voorts het belemmeren of misleiden van de ambtenaren bij het doen van aanpeilingen en het verifieeren der rekening, alsmede het reinigen door middel van accijnsvrije petroleum op eene petroleumonderneming van pijpleidingen, ketels, reservoirs, enz., buiten tegenwoordigheid van een der daartoe aangewezen ambtenaren 2). Het overtreden dier verbodsbepalingen en het niet nakomen van de bij de hier besproken ordonnantie opgelegde verplichtingen, is strafbaar gesteld met eene geldboete. Het Hoofd van gewestelijk bestuur kan, ter voorkoming van gerechtelijke vervolging, in schikking treden of doen treden 3). 1) art. 12 Ordic in Stb. 1C0S No. 361. 2) art. 13 „ „» ■» » v 3) art. 14 DERDE HOOFDSTUK. Gebied, waa de accijns werkt; objec en bedrag v/d accijns. Accijnsheffing van lucifers. r De heffing van den accijns op lucifers is geregeld bij de ordonnantie in Staatsblad 1893 No. 301, gewijzigd en aangevuld bij de 'ordonnantiën in Staatsblad 1899 No. 2, 1902 No. 17 en 1910 No. 430. De ordonnantie, zooals zij is gewijzigd en aangevuld, wordt hieronder bij aanhaling aangeduid als O. L. (ordonnantie lucifersaccijns). Oorspronkelijk was de accijns in zijne werking beperkt tot die gewesten, waar vanwege het Nederlandsch-Indisch bestuur invoerrechten werden geheven volgens het tarief vastgesteld bij de wet van 16 April 1886 (stb. No. 107). Geleidelijk, bij verschillende ordonnantiën '), werd echter het accijnsgebied uitgebreid, zoodat het thans samenvalt met het gezamenlijke tegenwoordige tolgebied. De bepalingen, welke de heffing van den accijns op lucifers regelen, komen in hoofdzaak overeen met die van de petroleumaccijns-ordonnantie behoudens enkele afwijkingen, waarop bij de hierondervolgende behandeling speciaal de aandacht zal worden gevestigd. De accijns bedraagt 2) voor lucifers van de thans in gebruik zijnde soorten, op de tot dusver gebruikelijke wijzen verpakt in doosjes: a. indien de lucifers zijn voorzien van één kop: ƒ 0.70 per gros doosjes, elk doosje niet meer inhoudende dan 79 lucifers; ƒ 0.05 per gros doosjes meer voor elk vijftal lucifers of gedeelte daarvan, dat de doosjes meer inhouden dan 79 per doosje; b. indien de lucifers zijn voorzien van twee koppen: ƒ 1.40 per gros doosjes, elk doosje niet meer inhoudende dan 79 lucifers; 1) Zie Staatsbladen 1894 No. 2G8, 1898 Nos. 121, 130 en 134, 1899 Nos. 75 en 170, 1901 No. 411, 1903 No. 423, 1906 No. 299, 1907 No. 335, 1908 Nos. 151, 193 en 204 en 1910 No. 2-19. 2) art. 1, al. 1, O. L. ƒ 0.10 per gros doosjes meer voor elk vijftal lucifers of gedeelte daarvan, dat de doosjes meer inhouden dan 79 per doosje. Hierachter op blz. 101 is als bijlage een staat opgenomen, waarin de accijns voor lucifers met één kop is berekend, al naar mate de belaste hoeveelheid bedraagt een gros, dan wel een blik van 8'/3 gros, dan wel twee, drie, vier, vijf of zes van zoodanige blikken, terwijl de doosjes inhouden van 79 tot 149 stokjes per doosje. Onder „lucifers van de thans in gebruik zijnde soorten" dienen te worden gerangschikt zoowel de gewone als de was- en windlucifers, alsmede de lucifers met Bengaalsch vuur. Echter moeten niet als zoodanig worden aangemerkt Aluminium Blitzhölzchen en Cracker Blitzzündhölzer en soortgelijke, welke laatste soorten dus vrij van betaling van accijns kunnen worden ingevoerd. Worden lucifers met meer dan twee koppen ingevoerd, of lucifers, vervaardigd met het kennelijk doel om in het gebruik in twee of meer afzonderlijk te bezigen deelen te worden gespleten, dan wel lucifers op andere dan de tot dusver gebruikelijke wijze verpakt — zooals b. v. niet verpakt in doosjes maar in papier of los in kisten — dan dient het bedrag van den te betalen accijns nader te worden vastgesteld, zooveel mogelijk met inachtneming van den hooger aangegeven maatstaf '). Zoo is b. v. bij den invoer van lucifers in boekjes (merk Jupiter o. a.), welke gewoonlijk niet meer inhouden dan 28 stokjes per boekje, en waarvan 10 boekjes tot één pakje zijn vereenigd, bepaald 2), dat elk pakje van 10 boekjes zal worden aangemerkt als één doosje, inhoudende zooveel lucifers als die 10 boekjes bevatten. De accijns is verschuldigd zoowel voor de van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers als voor die, welke binnen het tolgebied worden gefabriceerd. Wat den accijns betreft voor van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers, deze is verschuldigd bij den invoer ten verbruik 3), < tenzij gebruik wordt gemaakt van de in de ordonnantie opengestelde gelegenheid om die lucifers onder genot van krediet voor den accijns op te slaan, in welk geval van de betrekkelijke aangifte tot opslag wordt aanteekening gehouden op den invoerpas (zie blz. 17 van het Modellenboek). 1) art. 1, al. 2 O. L. 2) Besch. Dept. van Financiën van 9 Augustus 1906 No. 16237. 3) art. 2 O. L. Accijnshefing van van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers. Betaling van accijns bij den invoer. Gebeurt dit echter niet en wordt dus de accijns tegelijk met het invoerrecht voldaan, dan wordt op het bedrag van den accijns eene korting verleend van 1 pCt. '), welke korting dient te worden beschouwd als eene premie voor de gereede betaling van den accijns; die gereede betaling levert uiteraard voor de administratie een zeker gemak op, omdat daardoor de aan den opslag van lucifers onder genot van krediet voor den accijns verbonden boekhouding, alsmede het op de aldus opgeslagen hoeveelheden lucifers uit te oefenen toezicht kunnen achterwege blijven. In den als bijlage hierachter blz. 101 opgenomen staat is ook de accijns berekend voor lucifers met één kop, met inachtneming van de korting, per gros en voor één blik van 8 '/3 gros tot zes blikken of één kist van 50 gros voor doosjes inhoudende van 79 tot 149 stokjes per doosje. Is het de wensch van den importeur om den accijns tegelijk met het invoerrecht te voldoen, dan dient van dien wensch door hem bij -) de aangifte tot invoer ten verbruik uitdrukkelijk melding te worden gemaakt, terwijl in dat geval tevens alle gegevens dienen te worden verstrekt, welke noodig zijn om den accijns te kunnen berekenen 3) (zie de aangifte op blz. 15 van het Modellenboek). In het bedrag van den accijns worden breuken van een cent voor een geheelen cent gerekend '). De accijns wordt bij den ontvanger5) betaald volgens diens berekening 6), voor welke berekening deze derhalve op kantoren, 1) art. 2 O. L. 2) In artikel 3, al. 2 der lucifersaccijns-ordonnantie staat instede van „bij" de aangifte, „op" de aangifte, waardoor de indruk zou kunnen worden gewekt, dat de aangifte tot invoer ten verbruik van lucifers altijd schriftelijk zou dienen te geschieden. Dit zou ook volgen uit de laatste zinsnede van bedoelde alinea. Het spreekt echter van zelf, dat hier aan eene onwillekeurig begane vergissing moet worden gedacht, daar nergens blijkt van de bedoeling om de met betrekking tot de indiening der aangifte tot invoer ten verbruik in artikel 8 juncto artikel 3 R. B. gegeven voorschriften, ten aanzien van de aangifte tot invoer ten verbruik van lucifers ter zijde te stellen. 3) art. 3, al. 2, O. L. 4) art. 34 O. L. 5) Hier en in het vervolg moet onder „Ontvanger" worden verstaan die der in- en uitvoerrechten en accijnzen, of hij, die met de functie van evengenoemden belast is of aangewezen wordt voor de administratie van den accijns op lucifers (art- 35 O. L.). 6) art. 3, al. 1, O. L. waar het bij de ordonnantie in Stb. 1882 No. 240 behoorend reglement A. werkt en waar de betaling onmiddellijk bij de indiening der aangifte plaats heeft, gebruik maakt van de door den aangever op de aangifte vermelde gegevens, terwijl op de kantoren, waar het reglement B werkt, rekening wordt gehouden met de bij de verificatie verkregen uitkomsten. Van de betaling, welke door den ontvanger geboekt wordt in register No. 58b, wordt uit dat register een bewijs afgegeven (zie blz. 159 van het Modellenboek). Eventueel te weinig betaalde accijns kan van dengene, door of namens wien betaald werd, worden bijgevorderd '). De Directeur van Financiën kan teruggaaf verleenen van bedragen, die tengevolge van ten onrechte ingeleverde of van onjuiste aangiften of verkeerde berekeningen te veel zijn betaald. Teruggaaf of kwijtschelding van accijns ter zake van beschadiging of bederf van lucifers wordt slechts verleend, indien de aangifte ten invoer tot verbruik door eene nieuwe wordt vervangen 2). Ten aanzien van de verificatie van lucifers valt op te merken, dat daarbij in de allereerste plaats door de ambtenaren de noodige aandacht dient te worden geschonken aan het aantal gros doosjes, hetwelk de kisten, c.q. de blikken, inhouden, want hoewel de gewone verpakking is in kisten van 50 gros doosjes, bevattende elke kist 6 blikken, dus ieder blik 8'/3 gros doosjes, komen toch ook lucifers voor in kisten van 60 of van 75 gros doosjes en is het zelfs voorgekomen, dat getracht is lucifers van die soorten met een inhoud van 60 of 75 gros doosjes per kist in te voeren op den voet van lucifers met slechts 50 gros doosjes per kist (zie de circulaires opgenomen in de Herdrukken van de Verzameling blz. 188 en 189). Vervolgens dient te worden beoordeeld, of de hoeveelheid lucifers, in eene aangifte begrepen, één dan wel meer partijen vormen, waarbij niet alleen met de uiterlijke kenteekenen, zooals b. v. de wijze van verpakking, de fabrieksmerken, enz. rekening dient te worden gehouden, doch evenzeer met den omvang der doosjes, de dikte der stokjes en in het algemeen met die factoren, welke doen vermoeden, dat ze van invloed zijn op den inhoud der doosjes. 1) art. 36 O. L. j° art. 20, al. 1 O. R. 2) art. 37 O. L. De Verifi catie. Heeft tengevolge van dergelijke, anders dan met behulp van telling der stokjes verzamelde gegevens eenmaal een verdeeling in partijen plaats gehad, dan is deze bindend en mag daarop niet worden teruggekomen, wanneer bij de telling zelf van de stokjes blijkt, dat er toch nog grootere verschillen bestaan tusschen den inhoud van verschillende doosjes, dan waarop men gerekend had. Bij eene juiste aangifte dienen de daarop vermelde gegevens overeen te komen met de bij de verificatie verkregen uitkomsten, d. w. z. dat het op die aangifte vermeld aantal doosjes, het getal' lucifers per doosje en het aantal koppen per lucifer moet overeenkomen met de bij de verificatie daaromtrent bevonden hoeveelheden, waarbij als aantal lucifers dient te worden genomen, het algemeen gemiddelde van den inhoud van al de bij de verificatie geopende doosjes'), welk gemiddelde steeds in een geheel getal wordt uitgedrukt, met verwaarloozing van breuken van '/2 en minder en met aanneming voor een geheel van breuken van meer dan >/2 2). Stokjes zonder kop worden bij de telling niet medegerekend, terwijl stokjes met gedeelten van een kop of gedeelten van stokjes met een kop worden beproefd, om te zien of ze als lucifers dienst kunnen doen. Blijken ze voor dat doel geschikt, dan worden ze medegeteld en anders bij de berekening verwaarloosd. Voorbeeld; Zijn op de aangifte aangegeven 6 kisten inhoudende elk 50 gros doosjes = 300 gros doosjes lucifers, houten, Japansche, gewone verpakking, elk doosje niet meer inhoudende dan 89 lucifers met één kop, en wordt bij de verificatie als algemeen gemiddelde bevonden 893/6 stokjes, dan moet dit worden aangenomen als 89 en is dus de aangifte als zoodanig juist. Dit neemt niet weg, dat niettegenstaande op die gronden de aangifte als juist dient te worden erkend, toch een hooger bedrag aan accijns kan verschuldigd zijn, dan volgens de aangifte is voldaan. Een voorbeeld hiervan vindt men gegeven in de circulaire van den Directeur van Financiën van 4 Juli 1910 No. 23/1701 H., opgenomen in de „Herdrukken van de Verzameling" bldz. 126 t/m 131 In dat geval heeft bijbetaling van accijns plaats (zie de aangifte tot invoer ten verbruik op blz. 15/16 van het Modellenboek). 1) Zie de circulaire opgenomen in de „Herdrukken van de Verzameling" blz. 126 t/m. 131. 2) art. 1 slot. O. L Wordt bij de verificatie als algemeen gemiddelde van den inhoud van al de geopende doosjes een grooter aantal bevonden dan in de aangifte vermeld, dan kan de aangifte niet als juist worden erkend. Zou in andere omstandigheden eene dergelijke bevinding aanleiding geven tot het instellen eener bekeuring tegen den aangever, ten aanzien van den accijns van lucifers is den aangevers nog een middel aan de hand gedaan om de al of niet juistheid der aangifte minder afhankelijk te doen zijn van de uitkomsten van één enkele verificatie. Toegestaan is nl. eene herverificatie '), welke dient te worden verricht door andere ambtenaren, dan die de opneming hebben gedaan. Is ter plaatse slechts één ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen in dienst, dan wordt door het hoofd van plaatselijk bestuur een ambtenaar van een anderen diensttak aangewezen voor het bewerkstelligen der herverificatie. De wensch tot eene herverificatie dient echter altijd van den belanghebbende zelf uit te gaan en niet van de ambtenaren; belanghebbende dient daarom uitdrukkelijk zelf te verzoeken, welk verzoek echter steeds za! dienen te worden ingewilligd. Wordt door belanghebbende herverificatie verzocht en derhalve daartoe overgegaan, dan is de uitkomst van deze herverificatie op zich zelf beslissend, en wordt dus geen rekening meer gehouden met de uitkomst van de oorspronkelijke verificatie. Voorbeeld: De aangifte luidt: 6 kisten, inhoudende elk 50 gros doosjes —300 gros doosjes lucifers, houten, Japansche, gewone verpakking, elk doosje niet meer inhoudende dan 89 lucifers met één kop. Bij de verificatie door den ambtenaar A. wordt als algemeen gemiddelde bevonden 915/e stokjes, welk aantal derhalve als 92 behoort te worden aangenomen. Na deze bevinding, tengevolge waarvan de aangifte als niet juist zou dienen te worden erkend, wordt door belanghebbende herverificatie verzocht, welke, verricht door den ambtenaar B., eene uitkomst geeft van een gemiddeld aantal van 892/e stokjes, dus aan te nemen voor 89 stokjes. Tengevolge van deze bij de herverificatie verkregen uitkomst behoort dan de aangifte als juist te worden erkend. Het geval kan zich echter voordoen, dat niet door belanghebbende, doch door den Eerstaanwezenden ambtenaar geen genoegen genomen wordt met de bij de verificatie verkregen uitkomst. In 1) art. 33 O. L. Opslag van lucifers oner genot van rediet voor len accijns. dat geval kan hij in de eerste plaats voortzetting van die verificatie gelasten; de inhoud van meerdere doosjes wordt dan geteld en het afgemeen gemiddelde genomen van de bij de verificatie en bij de voortzetting daarvan in totaal geopende doosjes. In de tweede plaats kan de Eerstaanwezend ambtenaar, indien de geheele verificatie reeds als afgeloopen werd beschouwd, doch de lucifers nog niet zijn weggevoerd van de plaats of urt het lokaal van verificatie, heropneming en herverificatie gelasten '), terwijl het dan ter beslissing van dien ambtenaar staat, of de oorspronkelijk verkregen uitkomsten als beslissend zullen gelden, dan wel de uitkomsten van evenbedoelde herverificatie. Is met inachtneming van al de hiervoren uiteengezette omstandigheden ten slotte een resultaat bereikt en wordt als resultaat een aantal lucifers gevonden, grooter dan bij de aangifte is vermeld, dan dient, ook al is dit verschil slechts één stokje of zelfs een deel van een stokje grooter dan 'ƒ2, de aangifte als onjuist te worden aangemerkt en tegen den aangever bekeuring te worden ingesteld wegens onjuiste aangifte van de gegevens, vereischt voor de berekening van den lucifersaccijns. Wordt daarentegen als resultaat gevonden een aantal stokjes kleiner dan bij de aangifte is vermeld, en wel zooveel kleiner, dat daardoor het bedrag van den accijns minder zou hebben bedragen, dan reeds voldaan is, dan kan (Joor belanghebbende restitutie van dezen te veel betaalden accijns worden verzocht aan den Directeur van Financiën. Deze teruggaaf van accijns wordt door geen ander dan door bedoelden departementschef verleend 2). Wenscht de importeur den accijns van de lucifers niet tegelijk met het invoerrecht te voldoen, dan kan hem tegen voldoende zekerheidstelling krediet voor den accijns van die lucifers worden verleend. De lucifers dienen daartoe, na op de gewone wijze te zijn ingevoerd, waarbij verificatie volgens de hiervoren aangegeven regelen plaats heeft gevonden, te worden opgeslagen in bergplaatsen 3), welke in een groot aantal van de voor den algemeenen handel geopende havens zijn toegelaten 4). 1) art. 8 laatste lid O. R. juncto artikel 36 O. L. 2) art. 37 O. L. 3) art. 4 „ „ 4) art. 6 „ „ Wil iemand een pand bestemmen tot, of in gebruik stellen als bergplaats, dan wel eene bestaande bergplaats in bezit of gebruik nemen, dan dient hij daarvan bij den ontvanger eene gedagteekende en onderteekende aangifte ') in, inhoudende eene duidelijke opgaaf van: a. den naam en de woonplaats van den eigenaar of bezitter; b. de ligging van de bergplaats; c. de panden en erven, die tot de bergplaats behooren 2). Van de inlevering van deze aangifte wordt door den ontvanger aanteekening gehouden in een afzonderlijk register No. 20 (zie blz. 391 van het Modellenboek) en uit dit register wordt een bewijs van ontvangst van die aangifte afgegeven, welk bewijs strekt tot toelating van de bergplaats. Boven den naar den openbaren weg gekeerden ingang van zulk eene bergplaats, dient een opschrift te worden geplaatst, houdende de aanwijzing „Bergplaats voor lucifers" en den naam van den handelaar of de firma 3). Wat de te stellen zekerheid betreft, kan worden verwezen naar hetgeen daaromtrent hiervoren op blz. 60 is opgemerkt bij de bespreking der petroleumaccijns-ordonnantie. Om zeker te zijn, dat de lucifers, waarvoor de accijns bij den K invoer niet is voldaan, door de accijnsbelasting worden getroffen, wordt tusschen de administratie en den handelaar in lucifers, ten kantore van den ontvanger, wegens de in iedere bergplaats onder krediet van den accijns aanwezige voorraden, eene rekening gehouden (model 55b, zie blz. 411 van het Modellenboek). Daarop worden als debet gebracht: a. het saldo van vorige rekening; b. de voorraden van elders ingeslagen; c. de bij peiling bevonden meerderheden 4). Als credit worden op de rekening gebracht: a. de ten uitslag of als uitgeslagen aangegeven lucifers, waarvan de accijns is betaald; b. de lucifers, uitgeslagen met bestemming om elders te worden opgeslagen onder krediet voor den accijns; Bergplaatsen. .redietreke ning. 1) Hiervoor is geen bepaald model voorgeschreven. 2) art. 5 O. L. 3) art. 7 „ „ 4) art. 21 „ „ Opslag. c. de lucifers, uitgeslagen niet bestemming naar buiten hettolgebied; d. de bij peiling bevonden minderheden; e. het op nieuwe rekening over te brengen saldo >). Dat ten aanzien van de in rekening van accijns loopende lucifers geen korting wordt verleend of speling wordt toegestaan voor verliezen of voorraden in bergplaatsen als anderszins, zooals dit bij petroleum plaats heeft, vindi zijn oorzaak hierin, eensdeels dat lucifers eene vaste zelfstandigheid zijn en de opgeslagen voorraad dus niet zooals bij petroleum bloot staat aan vermindering wegens lekken of leegloopen der vaten, en voorts, dat gevreesd werd, dat met het toestaan van eene zekere speling voor beschadiging of bederf van lucifers misbruiken in het leven zouden worden geroepen, waartegen moeilijk te waken zou zijn. Daarom is ten aanzien van lucifers dan ook uitdrukkelijk bepaald, dat teruggaaf of kwijtschelding van accijns ter zake van beschadiging of bederf van lucifers niet wordt verleend, behalve in het hiervoren op blz. 87 bedoeld geval. Wat voorts het bijhouden en afsluiten der kredietrekening betreft, dit geschiedt geheel op dezelfde wijze als aangegeven is bij de hiervoren besproken petroleumaccijns-ordonnantie (zie blz. 66). Waar deze rekening den grondslag vormt voor het te innen bedrag aan lucifersaccijns, waarvoor krediet is verleend, is het van groot belang deze rekening steeds zuiver te kunnen voeren. Daartoe is het noodig te weten: le hoeveel lucifers worden open uitgeslagen en 2e welke resultaten de gehouden peilingen hebben opgeleverd. Teneinde de hoeveelheid lucifers te leeren kennen, welke worden opgeslagen in eene bergplaats, wordt daarvan ten kantore van den ontvanger eene aangifte ingediend in duplo 2), welke dient te bevatten: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing der bergplaats; c. het aantal, de soort en de merken der colli; d. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in letters) 3) (zie de aangifte op blz. 395 van het Modellenboek). 1) art. 22 O. L. 2) Voor deze aangifte is geen bepaald model voorgeschreven. 3) art. 14 O. L. Deze aangifte wordt door den ontvanger ingeschreven in een register No. 2 (zie blz. 403 van het Modellenboek), waarna een exemplaar van die aangifte door hem, nadat hij daarop een consent tot opslag heeft gesteld, aan belanghebbende wordt teruggegeven, om daarmede het vervoer van de lucifers naar de bergplaats te dekken. Na aankomst in de bergplaats kunnen, indien de opslag onder toezicht van ambtenaren geschiedt, de colli lucifers door die ambtenaren worden verzegeld en voorzien van ingebrande, geschilderde of aangehechte merkteekenen, betrekking hebbende op het in de doosjes bij de bij den invoer plaats gehad hebbende verificatie bevonden aantal lucifers, waarna van een en ander aanteekening wordt gehouden op de aangifte (zie blz. 396 van het Modellenboek). Vervolgens wordt belanghebbende in zijne kredietrekening gedebiteerd voor de hoeveelheid opgeslagen lucifers, waarvoor de opgave sub d. van de ingediende aangifte tot grondslag strekt, tenzij de opslag onder toezicht van een ambtenaar heeft plaats gehad, in welk geval de aangever wordt gedebiteerd overeenkomstig de op de aangifte door dien ambtenaar te stellen bevinding. Voorts wordt in die rekening melding gemaakt van de eventueel aangebrachte merkteekenen (zie blz. 412 van het Modellenboek). De vorenbedoelde bevoegdheid tot verzegeling bij den opslag in eene bergplaats levert een groot gemak op voor de controle op de in die bergplaats aanwezige voorraden, terwijl daardoor de verificatie, welke bij den invoer van die lucifers heeft plaats gevonden, niet meer bij den uitslag van die lucifers behoeft té worden herhaald, indien slechts wordt geconstateerd, dat de aangebrachte verzegelingen niet geschonden of verwijderd zijn en evenmin de merkteekenen onleesbaar zijn geworden of verwijderd. Ook het openen van colli en doosjes bij de aanpeiling zal daardoor tot de uitzonderingen kunnen behooren, daar slechts op de verzegelingen en de merkteekenen behoeft te worden gelet. De aan het verzegelen enz. verbonden ambtelijke omslag weegt dus ruimschoots op tegen de later daarvan te trekken voordeelen. Uitslag van onder genot van accijnskrediet voorhanden lucifers geschiedt: a. teneinde de lucifers elders in eene bergplaats onder genot van krediet voor den accijns op te slaan, Uitslag, Uitslag met bestemming Dm elders on der accijnskrediet te worden opgeslagen. b. na betaling van den accijns, (uitslag ten verbruik) of, c. ter verzending naar buiten het tolgebied ')• In het geval sub a. wordt ten kantore van den ontvanger eene aangifte2) ingediend in duplo, vermeldende; a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. aanwijzing van het pand, waarin de iucifers geborgen zijn; c. den naam, het beroep en de woonplaats van dengene, voor wien de lucifers bestemd zijn; d. de aanwijzing van de plaats van bestemming, alsmede van het pand, waarin de opslag zal geschieden; e. het aantal, de soort en de merken der colli; ƒ. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in letters); g. de namen van den vervoerder en van het vaar- of voertuig, of wel een andere voldoende aanwijzing van het middel van vervoer, ter beoordeeling van den ontvanger; h. het tijdstip, waarop de uitslag zal plaats vinden3) (zie de aangifte op blz. 397 van het Modellenboek). De ontvanger schrijft de aangifte in een register no. 2 (zie blz. 403 van het Modellenboek), terwijl hij een exemplaar der aangifte teruggeeft aan belanghebbende om het vervoer der lucifers naar de nieuwe opslagplaats te dekken, op welk exemplaar te voren door den ontvanger een consent tot .uitslag is gesteld, waarin tevens een termijn wordt aangegeven, binnen welken te zijnen genoegen het bewijs moet worden geleverd, dat de in de aangifte vermelde lucifers in de bergplaats, waarheen zij vervoerd zullen worden, op wettige wijze zijn opgeslagen. Deze termijn kan door den Eerstaanwezenden ambtenaar ter plaatse van aangifte of door dien ter plaatse van bestemming worden verlengd. Buitendien wordt op de aangifte het bedrag aan accijns vermeld, dat de aangever verplicht is te voldoen, indien die termijn (c. q. verlengde termijn) is verstreken, zonder dat het vorenbedoeld bewijs is geleverd. Ten aanzien van dit accijnsbedrag kan de Directeur van Financiën beslissen, dat er termen zijn om dit niet in te vorderen. Van den uitslag wordt op de rugzijde aanteekening gehouden door den'toezicht houdenden ambtenaar, terwijl 1) art. 15 0. L. 2) Voor deze aangifte is geen bepaald model voorgeschreven. 3) art. 16 O. L. indien de colli zijn verzegeld en van merkteekenen voorzien op de wijze als aangegeven bij den opslag hiervoren, daaromtrent mede eene aanteekening op die rugzijde wordt gesteld. Van den uitslag wordt aanteekening gehouden op de creditzijde van de kredietrekening, waarvoor de opgave sub ƒ van de ingediende aangifte tot grondslag strekt '). Om lucifers ten verbruik uit te slaan moet evenzeer ten kantore van den ontvanger daarvan aangifte 2) worden gedaan, welke dient te bevatten: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de lucifers geborgen zijn; c. het aantal, de soort en de merken der colli; d. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in letters) 2) (zie -de aangiften op blz. 399 en 400 van het Modellenboek). Het bedrag van den accijns moet bij de aangifte worden voldaan, waarvan door den ontvanger eene kwitantie wordt afgegeven uit het register No. 58b (zie blz. 157 van het Modellenboek). Voor de hoeveelheden op deze wijze uitgeslagen lucifers wordt de betrekkelijke kredietrekening gecrediteerd, waarvoor de opgave sub d. van de ingediende aangifte tot grondslag strekt 3). Uitslag ten verbruik uit eene bergplaats kan zonder document geschieden 4), indien de ontvanger daartoe schriftelijk vergunning geeft, welke vergunning wordt verleend onder voorwaarde dat geregeld op den eersten werkdag van iedere maand, vóór des middags twaalf ure, door den aangever eene aangifte wordt ingediend van de in de vorige maand krachtens de vergunning ten verbruik uitgeslagen lucifers. Deze aangifte wordt op dezelfde wijze opgemaakt als de vorenbedoelde aangifte tot uitslag ten verbruik, terwijl de accijns bij de inlevering der aangifte wordt voldaan. Geschiedt dit niet, dan vervalt de verleende vergunning. Op den lsten werkdag van iedere maand is de uitslag zonder document verboden, tenzij de Eerstaanwezend ambtenaar daartoe vergunning verleent. Door den voorraad op dien dag aan te peilen 1) art. 20 O. L. 2) art. 17 „ „ 3) art. 20 „ „ 4) art. 18 „ „ Uitslag ten verbruik. i k Uitslag naar 5r buiten het c tolgebied. 1 AanpeiJingen. I I kan worden nagegaan of de aangifte van de met vergunning van den ontvanger zonder document uitgeslagen hoeveelheden lucifers naar behooren is verricht. Voor den uitslag van lucifers ter verzending naar buiten het tolgebied wordt almede ten kantore van den ontvanger eene aangifte ') ingediend in duplo, bevattende: o. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de lucifers geborgen zijn, alsmede van het vaartuig, waarmede de door- of uitvoer zal geschieden; c. de plaats van bestemming; d. het aantal, de soort en de merken der colli; e. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in letters)2) (zie de aangifte op blz. 401 van het Modellenboek). Deze aangifte wordt inutatis mutandis op dezelfde wijze behandeld, als die ingediend voor den uitslag van lucifers met bestemming om elders onder accijnscrediet te worden opgeslagen (zie hiervoren), behoudens dat de aanteekeningen op de rugzijde van de aangifte zich bepalen tot die, voorgeschreven ten aanzien van den afscheep van goederen3) en dat voor de crediteering der kredietrekening de opgave sub e van de ingediende aangifte tot grondslag strekt4). Ter controle van den voorraad lucifers, in eene berplaats aanwezig, dienen de aanpeilingen, tot het verrichten waarvan de ambtenaren der douane bevoegd zijn na bekomen machtiging van den controleur der tolrechten en, waar deze niet is, van het hoofd van plaatselijk bestuur5). Van de bevinding maken de ambtenaren een relaas op volgens model No. 14 (zie blz. 406 van het Modellenboek), hetwelk wordt ingediend ten kantore van den ontvanger, terwijl het verrichten der peiling vermeld wordt in een afzonderlijk register No. 15a (zie blz. 407 van het Modellenboek). Aan belanghebbende wordt verzocht het relaas mede te teekenenen, 1) Voor deze aangifte is geen bepaald model voorgeschreven. 2) art. 19 O. L. 3) § 136 I. R. 4) art. 20 O. L. 5) art. 23 „ „ terwijl aan hem een afschrift daarvan wordt uitgereikt. Is belanghebbende niet genegen het relaas mede te teekenen, dan wordt dit daarop door de ambtenaren aangeteekend. De handelaar is verplicht de ambtenaren bij de peiling al de voorhanden lucifers aan te wijzen en de colli te openen en zoo te plaatsen en te ontpakken als de ambtenaren dit noodig achten. De wederinpakking en sluiting der colli wordt aan den handelaar overgelaten '). Wordt na de aanpeiling door de ambtenaren gebruik gemaakt van het bestaande recht tot verzegeling der colli, dan wordt daarvan aanteekening gehouden op het betrekkelijk relaas van peiling, alsmede in het register van verrichte peilingen. Van eventueele bij de aanpeiling bevonden meerderheden wordt aanteekening gehouden op de debetzijde der kredietrekening, waardoor deze hoeveelheden dus onder geregelde contröle worden gebiacht om zeker te zijn, dat zij door de accijnsbelasting zullen worden getroffen, alles behoudens de strafschuldigheid van den belanghebbende wegens de bevonden overmaat. Eventueel bevonden minderheden bij de aanpeiling worden ingeschreven aan de creditzijde der rekening, terwijl de daarover verschuldigde accijns binnen acht dagen wordt ingevorderd 2). Korting bij de bevonden ondermaat, zooals die bij de petroleum wordt verleend, kent men bij de lucifers niet toe, hetgeen uiteraard verband houdt met de omstandigheid, dat het lekken of leegloopen van colli, zooals dit bij petroleum kan voorkomen, bij lucifers is uitgesloten. Teneinde de rekening te kunnen afsluiten, hetgeen telkens na iedere aanpeiling plaats vindt 3), worden de bij de peiling bevonden hoeveelheden lucifers aan de creditzijde der rekening als sluitsaldo geboekt, waarna de rekening wordt afgesloten. Deze afsluiting is belanghebbende verplicht binnen acht dagen mede te teekenen. Mocht hij aan deze verplichting niet voldoen, dan verliest hij het recht om tegen de uitkomsten in verzet te komen, wordende in dat geval door den ontvanger in de rekening eene aanteekening daaromtrent gesteld. 1) art. 24 O. L. 2) art. 27 „ „ 3) art. 25 „ „ 7 Accijnsheffing van binnen het tolgebied vervaardigde lucifers. Het saldo der afgesloten rekening wordt vervolgens op de nieuwe rekening aan de debetzijde ingeboekt. • Behalve na iedere aanpeiling heeft afsluiting der kredietrekening plaats telkens wanneer belanghebbende dit verzoekt, alsmede op den 31 sten December van ieder jaar. Worden bij eene aanpeiling colli aangetroffen met verwijderde of geschonden verzegeling of waarvan de ambtelijk aangebrachte merkteekenen, betrekking hebbende op het in de doosjes bevonden aantal lucifers, zijn verwijderd of onleesbaar geworden, dan kunnen deze behandeld worden als niet aanwezig te zijn en onmiddellijk uit de bergplaats worden verwijderd '). Wordt van deze bevoegdheid door de ambtenaren gebruik gemaakt, hetgeen tengevolge heeft, dat voor die colli de accijns tot het bedrag, waarvoor zij in de debetzijde der rekening voorkomen, binnen acht dagen dient te worden ingevorderd, dan kunnen belanghebbenden daartegen opkomen bij den controleur der tolrechten, en, waar deze niet is, bij het hoofd van plaatselijk bestuur2). Wordt van de vorenbedoelde bevoegdheid door de ambtenaren geen gebruik gemaakt, dan wordt de inhoud der colli opnieuw opgenomen op de wijze als tevoren ten aanzien van het verifieeren van lucifers werd aangegeven en tevens met inachtneming van zoodanige bijzondere bevelen als de controleur of het hoofd van plaatselijk bestuur mocht noodig achten. Na deze opneming kunnen de colli opnieuw verzegeld worden en van merkteekenen voorzien 3). Mocht bij den opslag van de lucifers wegens bijzondere omstandigheden het verzegelen van de colli achterwege zijn gelaten, dan behooren deze colli bij de aanpeiling opnieuw geverifieerd te worden op dezelfde wijze, als bij opslag plaats heeft4). Evenals de van buiten het tolgebied ingevoerde lucifers onderworpen zijn aan de betaling van accijns, zijn dat de lucifers, welke binnen het tolgebied worden gefabriceerd. Bij het vaststellen der lucifersaccijns-ordonnantie heeft men echter niet, zooals in de petroleumaccijns-ordonnantie is geschied, de fabricatie in Nederlandsch-Indië van het accijnsplichtig product gereglementeerd. Alle 1) art. 23 al. 3 O. L. 2) art. 23 „ 4 „ „ 3) art. 23 „ 5 „ „ 4) art. 23 „ 6 „ „ bepalingen, welke men in de O. P. vindt met betrekking tot de vervaardiging van het belaste artikel binnen het tolgebied, zijn uit de O. L. zorgvuldig weggelaten, hetgeen gemakkelijk kon geschieden, omdat bij de totstandkoming der O. L. nog geen lucifers binnen het tolgebied werden gefabriceerd. Men bepaalde zich derhalve tot het vastleggen der accijnsplichtigheid van de binnen het tolgebied vervaardigde lucifers, terwijl men het reglementeeren van de fabricatie daarvan heeft overgelaten aan eene nadere verordening, welke eerst zou behoeven te worden vastgesteld, indien de noodzakelijkheid tot regeling dezer aangelegenheid mocht komen te bestaan. In verband hiermede treft men dan ook in de O. L. geen bepalingen aan, zooals voorkomen in Hoofdstuk IV der O. P. (Aangifte der werkzaamheden van de ontginners, beheerders en fabrikanten), terwijl de bijzondere bepalingen omtrent van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers en omtrent binnen het tolgebied vervaardigde lucifers in afzonderlijke hoofdstukken, (nl. Hoofdstuk 11 en Hoofdstuk VII) zijn neergelegd. Zoodra tot de oprichting van eene lucifersfabriek binnen het tolgebied wordt besloten, dient daarvan kennis te worden gegeven aan den Directeur van Financiën, die, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal, ter zake van die oprichting de noodige voorwaarden kan stellen in afwachting van de bij algemeene verordening vast te stellen bijzondere verplichtingen '). Worden bedoelde voorwaarden niet nagekomen, dan kan de fabriek worden gesloten. Ook op het huidige oogenblik worden nog geen lucifers binnen het Nederlandsch-Indisch tolgebied vervaardigd. De overige in de O. L. voorkomende voorschriften bevatten vooreerst nog enkele algemeene bepalingen, welke o. m. voorschrijven, dat alle vergunningen worden geacht tot wederopzeggens te zijn verleend 2), alsmede dat de ambtenaren tot de gebouwen en erven, waarvan het bezit of gebruik bij de administratie bekend moet zijn, toegang hebben tusschen zonsop- en zonsondergang en ten allen tijde wanneer er gewerkt wordt3). Voorts zijn ten aanzien van den lucifersaccijns enkele bepalin- Voorzieningen van algemeenen aard. 1) art. 28 al. 3 O. L. 2) art. 30 O. L. 3) art. 32 „ „ Strafbepalingen. gen op de heffing en verzekering van de in- en uitvoerrechten toepasselijk verklaard '), waaronder de voornaamste zijn die betreffende de bevoegdheid der ambtenaren ingeval van verdenking van overtreding en bij verificatie of opneming van goederen, voorts die betreffende aangehaalde goederen, alsmede die betreffende vrijdom van zegelrecht en het waarmerken van op te maken stukken, benevens de tot die bepalingen betrekkelijke strafbepalingen. Ten slotte zijn in de ordonnantie zelf nog de straffen aangegeven op overtreding van de daarbij gegeven voorschriften gesteld -). Is geen opzet tot ontduiking van den accijns aanwezig, dan wordt eene boete van tien gulden opgelegd 3). Ter voorkoming van gerechtelijke vervolgingen kan de Directeur van Financiën, voor zooveel Java en Madoera betreft, in schikking treden of doen treden wegens alle overtredingen in verband staande met den accijns op lucifers, welke bevoegdheid, voor zooveel de buitenbezittingen aangaat, toekomt aan de hoofden van gewestelijk bestüur4). Zij, in wier dienst anderen werkzaam zijn, of die door gemachtigden worden vertegenwoordigd, zijn verantwoordelijk voor de met dien dienst in betrekking staande of naar aanleiding der machtiging verrichte handelingen 5). 1) art. 36 O. L. 2) art. 38 „ „ 3) art. 39 „ „ 4) art. 42 „ „ 5) art. 41 „ „ Bijlage. STAAT aangevende het bedrag aan accijns, uitgedrukt in guldens, verschuldigd voor lucifers met één kop, al naar mate de belaste hoeveelheid bedraagt één gros, dan wel één blik van 8'/3 gros, dan wel twee, drie, vier, vijf of zes van zoodanige blikken, terwijl de doosjes inhouden van 79 tot 149 stokjes per doosje. De getallen in de kolommen gemerkt 1 geven aan het bedrag van den accijns zonder, die in de kolommen gemerkt II het bedrag van den accijns met aftrek der korting van 1 pCt. ■ — Aantal Bedrag verschuldigd aan accijns. Aantal per blik per2blik- per3blik- per4blik- per5blik- oer fihlikstokjes PCrgr0S 81,3 gros ken:'62/l ^en: 25 'ken: 33'/3 ken: 41?3 ken=l kist 1 1 gr0S gros gros gros gros j=: 50 gros Stokjes i ii i ii i ii i i ii i ! ii | i | ii j i j, i : j | 79 0.70 0.70 5.84 5.79 11.67 11.56 17.50 17.33 23.34 23.11 29.17 28.88 35.- 34.65 79 80/84 0.75 0.75 6.25 6.19 12.50 12.38 18.75 18.57 25. 24.75 31.25 30.94 37.50 37.13 80/84 0.80 0.80 6.67 6.61 13.34 13.21 20.- 19 80 26.67 26.41 33.34 33.01 40.- 39.60 85/89 90/94 0.85 0.85 7.09 7.02 14.17 14.03 21.25 21.04 28.34 28.06 35.42 35.07 42.50 42.08 90/94 95 99 0.90 0.90 7.50 7.43 15.- j 14.85 22.50 22.28 30.- 29.70 37.50 37.13 45.- 44.55 95,99 100 104 0.95 0 95 7.92 7.85 15.84 15.69 23.75 23.52 31.67 31.36 39.59 39.20 47.50 47.03 j 100,104 105/109 1.00 0.99 8.34 8.26 16.67 16.51 25.- 24.75 33.34 33.01 41.67 41.26 50.- 49.50 , 105/109 110/114 1.05 1.04 8.75 8.67 17.50 17.33 26.25 25.99 35.- 34.65 43.75 43.32 52.50 51.98 110/114 115/119 1.10 1.09 9.17 9.08 18.34 18.16 27.50 27.23 36.67 36.31 45.84 45.39 55.- 54.45 115 119 120/124 1.15 1,14 9.59 9.50 19.17 18.98 28.75 28.47 38.34 37.96 47.92 47.45 57.50 56.93 120/124 125/129 1.20 1.19 10.- 9.90 20.-' 19.80 30.- 29.70 40.- 39.60 50.- 49 50 60.- 59.40 125/129 130 134 1.25 1.24 10.42 10.32 20.84 20.64 31.25 30.94 41.67 41.26 52.09, 51.57 62 50 61.88 130 134 135/139 1.30 1.29 10.84 10.74 21.67 21.46 32.50 32.18 43.34 42.91 54.17; 53.63 65.- 64.35 ' 135 139 140/144 1.35 1.34 11.25 11.14 22.50 22.28 33.75 33.42 45.- 44.55 56.25 55.69 67.50 f 6.83 140 144 145/149 j 1.40 1.39 11.67 11.56 23.34 23.11 35- 34.65 46.67 46.21 58.34 57.76 70.- 69.30 145,149 VIERDE HOOFDSTUK. Gebied waar de accijns werkt. Object en bedrag van den accijns Accijnsheffing van tabak. De bepalingen omtrent de heffing van accijns van tabak zijn vervat in de ordonnantie in Staatsblad 1873 No. 248, gewijzigd bij de ordonnantiën in Staatsblad 1882 No. 296 en 1896 No. 266. Zij worden hieronder bij aanhaling aangeduid als O. T. (ordonnantie tabaksaccijns). Ingevolge artikel 1 dier bepalingen wordt in de Westerafdeeling van Borneo en in de Zuider- en Oosterafdeeling van dat eiland van bepaalde soorten van tabak, over zee in die gewesten aangevoerd, behalve het eventueel, namelijk van tabak komende van buiten het tolgebied, verschuldigde invoerrecht'), accijns geheven. Men heeft hier te doen me't een accijns van een zeer bizonderen aard. Het verbruik wordt hier belast van een speciaal artikel in een onderdeel van het gebied der kolonie, maar slechts het verbruik van bepaalde soorten van bedoeld artikel, niet van alle soorten. Bovendien is het bedrag van den accijns, die van de belaste soorten tabak wordt geheven, verschillend. De tabaksaccijns in kwestie dagteekent reeds van het jaar 1829. De aanleiding tot het leggen speciaal in de twee Borneo'sche gewesten van eene belasting op het verbruik, van tabak schijnen eenvoudig geweest te zijn de wensch deze gewesten ook daarmede eenigermate te doen bijdragen tot de bestrijding der uitgaven der kolonie en de overweging dat de consumptie van ingevoerde tabak wel een geschikt belasting-object was. Waarom van de in de twee Borneo'sche gewesten ingevoerde tabak slechts sommige soorten werden belast en waarom dan nog voor die belaste soorten verschil in heffing werd voorgeschreven, is uit de stukken, voor zoover die nog in de archieven terug te vinden zijn, niet na te gaan. Waarschijnlijk waren het, toen de belasting werd ingesteld, juist die soorten, welke in die twee gewesten toentertijd voornamelijk pleegden te worden verbruikt, welke ook werden belast, en stonden die soorten in elk gewest tegenover elkaar in een zoodanige waardeverhouding, dat zij met het aangegeven 1) Art. 2 O. T. recht destijds gelijkmatig werden getroffen. Op het huidige oogenblik is die verhouding echter te loor gegaan, terwijl naast de aangegeven soorten thans onderscheidene andere soorten worden ingevoerd. In de Westerafdeeling van Borneo worden door den accijns getroffen de Java-tabak en de Chineesche en andere vreemde tabak, in het gewest over zee aangevoerd. Onder Java-tabak wordt thans in de praktijk verstaan de tabak afkomstig van het eiland Java en van het daarbij liggend eiland Madoera. De accijns bedraagt voor Java-tabak ƒ 4.— en voor de Chineesche en andere vreemde tabak ƒ 16.— per 100 kilogram '). Accijnsvrij in de Westerafdeeling van Borneo is dus: lo. de in het gewest zelf geteelde tabak, 2o. de uit andere deelen van den NederlandschIndischen archipel dan Java afkomstige tabak, als b.v. de Balische, de Boegineesche, de Pajacombo en de Palembang tabak, 3o. de over land in het gewest aangevoerde tabak. In de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo worden, zoo zegt artikel 1 der O. T., door den accijns getroffen de Java-tabak, de Katopong-takak, de Balische tabak en de Cheribonsche en Chineesche rooktabak, in het gewest over zee aangevoerd. Waar de ordonnantie echter het bedrag van den accijns bepaalt, daar doet zij dit in artikel 3 aldus: voor de Balische tabak en de Cheribonsche rooktabak ƒ 5.—, voor de Chineesche rooktabak ƒ 6.50 en voor de Java- of Kedoetabak en de Katopong-tabak ƒ 8.— alles per 100 kilogram. Hier wordt dus Java-tabak ook genaamd Kedoe-tabak, terwijl daarnaast wordt gesteld als niet vallende onder de benaming Java-tabak: Cheribonsche tabak en Katopong-tabak. Met den naam Katopong-tabak wordt een soort uitgezochte Java-tabak aangeduid, welke verpakt is in twee op elkaar gebonden mandjes, waarvan de inhoud 1/5 tot 3 kilogram bedraagt. Deze tabak, ook wel Katipoong-tabak of verkort Tipoong-tabak genoemd, wordt uitsluitend voor geschenken gebruikt (zie ook „Verzameling" 1911 No. 4). Waar de Katopong-tabak gelijk belast is als de Java-tabak, heeft de onderscheiding met de Java-tabak weinig waarde. 1) art. 3 O. T. Welke beteekenis echter heeft eenerzijds de gelijkstelling in de ordonnantie van Java-tabak met Kedoe-tabak en de tegenstelling anderzijds tusschen Java-tabak en Cheribonsche tabak? De ordonnantie in Staatsblad 1873 No. 248 heeft, wat belastingobject en belastingbedrag aangaat, eenvoudig overgenomen den sedert 1829 bestaanden toestand. Waarschijnlijk is het, dat destijds—in 1829—slechts twee soorten tabak, Kedoe-tabak, ook genaamd Java-tabak en Cheribonsche tabak, in Zuid-Oost Borneo werden ingevoerd. Dat de Kedoe-tabak, voornamelijk geteeld op de hellingen van het Diëng-gebergte, ook Java-tabak werd genoemd, zal wel liggen aan de omstandigheid dat met Java in den Compagnie's tijd en ook nog geruimen tijd daarna werd bedoeld speciaal de Noordkust van Midden-Java of MiddenJava zelf, in tegenstelling met het reeds vroeger door het rijk van Mataram aan de Nederlanders afgestane West-java tot en met Cheribon. Maar dit staat vast, dat op het oogenblik en sedert onheuglijken tijd in het gewest Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo alle van het eiland Java (daaronder begrepen Madoera) komende tabak, dus ook Oost-Java tabak, Vorstenlanden tabak, Preanger-tabak, belast wordt als Java-tabak met ƒ8.—, behalve wanneer de tabak (rooktabak) van Cheribon komt, als wanneer zij met ƒ 5 belast wordt. Die Cheribonsche tabak is dadelijk herkenbaar aan den vorm (langwerpige blokjes), waarin zij is samengeperst, en aan de verpakking. Accijnsvrij in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo is dus lo. de in het gewest zelf geteelde tabak, 2o. de tabak afkomstig van andere deelen van den Nederlandsch-Indischen archipel dan Java en Bali, 3o. de Chineesche pruim- of bladtabak (Cheribonsche pruim- of bladtabak wordt nooit in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo ingevoerd, doch zoude bij invoer worden behandeld als Java-tabak), 4o. de van andere vreemde landen dan China afkomstige tabak, 5o. de overland in het gewest aangevoerde tabak. Met Balische tabak wordt slechts die tabak bedoeld, welke op het eiland Bali is geteeld. Lombok-tabak valt hieronder dus niet en dient vrij van accijns te worden toegelaten. Daar de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat Balische tabak via het nabij gelegen Lombok naar de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo wordt verzonden met het doel, haar in dit gewest als Lombok-tabak vrij van accijns in te voeren, behoort de douane-ambtenaar ter plaatse van invoer van tabak van Lombok aangebracht, er goed op te letten of men inderdaad met Lombok-tabak, dan wel met Balische tabak te doen heeft. Desnoods zal hij bij twijfel certificaten van oorsprong kunnen eischen. De tabaksaccijns-ordonnantie spreekt van in de twee Borneo'sche gewesten uit zee „aangevoerde" tabak. Onder aanvoer moet hier worden verstaan zoowel invoer van buiten het tolgebied als aanvoer van binnen dat gebied. Wordt echter tabak, waarvan de accijns reeds betaald is, van eene plaats, in een der genoemde gewesten gelegen, naar een andere in hetzelfde gewest gelegen plaats over zee vervoerd, dan is in de haven van tweeden aanvoer geen accijns meer verschuldigd. Het komt meermalen voor, dat Java-tabak via Singapore op Borneo wordt aangebracht, hetzij al dan niet voorzien van een ■ bewijs van uitvoer uit Nederlandsch-Indië. Wordt een dergelijk ■ bewijs bij den aanvoer op Borneo overgelegd, dan dient die tabak ten aanzien van de accijnsheffing als Java-tabak te worden beschouwd. Ontbreekt echter een dergelijk bewijs, doch wordt door den douane-ambtenaar ter plaatse van aanvoer bij verificatie geconstateerd, dat de tabak in quaestie inderdaad Java-tabak is, dan mag het ontbreken van zoodanig bewijs bij de beoordeeling van de vraag, of de tabak als vreemde dan wel als Java-tabak moet worden veraccijnsd, geen gewicht in de schaal leggen. Hoewel dus in zoodanig geval, ingevolge het bepaalde bij artikel 2, sub 2e a, der Indische tariefwet over die tabak invoerrecht dient te worden geheven, wordt de tabak ten aanzien van de accijnsheffing beschouwd te zijn Java-tabak en alzoo in de Westerafdeeling van Borneo met fl. 4.—, in de Zuider- en Oosterafdeeling van dat eiland met fl. 8.— per honderd kilogram veraccijnsd. Kan echter ter plaatse van aanvoer niet met zekerheid worden vastgesteld, dat de tabak in quaestie Java-tabak is, dan mag zij niet als zoodanig worden aangemerkt, doch moet zij als vreemde tabak worden beschouwd. In het laatste geval wordt die tabak dus in de Westerafdeeling van Borneo met een accijns van fl. 16.— per honderd kilogram belast en in de Zuider- en Oosterafdeeling van dat eiland, voor zoover zij niet tot een der andere accijnsplichtige tabakssoorten behoort, vrij van accijns toegelaten. Vaststelling /.d. soort var langevoerde tabak- Tijdstip v. betaling v d. accijns. Teruggaaf v d. accijns. De betaling van den accijns voor niet uit het tolgebied aangebrachte tabak geschiedt bij de inlevering van de aangifte tot invoer ten verbruik, bedoeld bij artikel 8 R. B. Indien de tabak van binnen het tolgebied wordt aangevoerd, heeft de invordering dier belasting plaats bij de inlevering van de documenten, waarop de goederen ter plaatse van verzending zijn ingeladen, tenzij de betaling van den verschuldigden accijns bereids ter plaatse van uitvoer is geschied. Teneinde den handel zooveel mogelijk tegemoet te Komen is n. 1. bepaald, dat op Java en Madoera de accijns voor naar Borneo te verschepen tabak vóór de inlading kan worden voldaan. De betaling geschiedt alsdan bij de inlevering der aangifte, die ingevolge artikel 51 R. A. of artikel 9 R. B. moet worden gedaan vóór de inlading der goederen in het vaartuig, waarmede de verzending zal geschieden, of vóórdat dit vaartuig de voor het doen dier aangifte aangewezen plaats voorbij vaart '). Indien betaling van den accijns bij den aanvoer op Borneo plaats vindt, wordt het bedrag van den accijns in het register No. 3a (Modellenboek blz. 59) geboekt en eene kwitantie uit dat register afgegeven. Wordt daarentegen de accijnsbelasting bij den uitvoer op een der tolkantoren op Java en Madoera voldaan, dan wordt de betrekkelijke aangifte ingeschreven in het register No. 4 of 4a en een pas zoomede eene kwitantie uit dat register uitgereikt. Het volgnummer dier inschrijving wordt op de aangifte vermeld. Indien tabak, waarvan de accijns betaald is, teloor gaat, kan de Directeur van Financiën teruggaaf van dien accijns verleenen 2). Mede kan teruggaaf van accijns plaats hebben, zoo deze geheven is van tabak, aangebracht in de Residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, en die tabak later weder uit dat gewest is uitgevoerd, onder voorwaarde echter, dat die tabak van af het tijdstip der lossing tot dat der inlading onder verzegeling is geweest en de inlading plaats hebbe binnen één jaar na de lossing. Echter wordt in dit geval niet het volle bedrag, doch slechts SO pet. van den betaalden accijns gerestitueerd3). In de Westerafdeeling van Borneo bestaat eene zoodanige bepaling niet, i/ermoedelijk omdat daaraan nimmer behoefte is gevoeld. 1) art. 5 al. 2 O. T. 2) art. 6 O. T. 3) art. 7 O. T. Ten einde eene behoorlijke heffing en verzekering van den accijns mogelijk te maken, is bepaald, dat de ordonnantie van , 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) en de daaraan gehechte reglementen mede van toepassing zijn op de heffing en verzekering van den accijns op tabak '); voor de toepassing dier ordonnantie en dier reglementen wordt deze accijns op Borneo als invoerrecht beschouwd 2). Daar het van belang is te kunnen controleeren, of voor alle van Java en Madoera naar Borneo verscheepte en voor alle op laatstgenoemd eiland over zee aangevoerde, accijnsplichtige tabak behoorlijk accijns is betaald, rust op de ontvangers der op die eilanden gelegen tolkantoren de verplichting om maandelijks aan den Hoofdinspecteur eene opgave in te dienen van alle partijen tabak, die aan accijns onderworpen zijn, en, voor zoover betreft de tolkantoren op Java en Madoera, van daar naar Borneo zijn verzonden, en wat betreft de tolkantoren op Borneo, aldaar zijn aangebracht. Eerstbedoelde opgave wordt ingericht volgens het hierachter op blz. 108 opgenomen model letter A., laatstgenoemde volgens het mede hierachter op blz. 109 opgenomen model letter B. Eindelijk zijn in het belang van eene behoorlijke controle op de aanvoeren van Bali-tabak (d. i. op het eiland Bali geteelde tabak) in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en de daarmede verband houdende heffing van accijns, de ontvangers en fungeerende ontvangers op het eiland Bali verplicht, maandelijks aan het hoofdbureau in den vorm eener opgaaf, ingericht overeenkomstig het hierachter op blz. 110 opgenomen model letter C, mededeeling te doen van de verschepingen van bovenbedoelde tabak naar voornoemde Residentie. Toepassing jp de heffing v. d. bepalingen der O. R. In te dienen opgaven. 1) art. 4 O. T. 2) art. 5 al. 1 O. T. Model A. Kantoor Maand STAAT van ingeladen aan accijns onderworpen tabak. Datum en num- TABAK Plaats van Ontvangen mer van het document ') soort- gewicht, j bestemmmg- accijns. __j | i i j ; j ' I den 19 De Ontvanger, 1) Aangifte tot inlading, pas afgegeven uit register 4 of 4a. Model B. Kantoor Maand STAAT van ingevoerde aan accijns onderworpen tabak. Datum en num- TABAK Plaats ~ , Ontvangen mer van het van Toelichting. document '). soort. gewicht, herkomst. , den 19 De Ontvanger, 1) Aangifte tot inlading, aangifte tot invoer ten verbruik, pas afgegeven uit register 4 of 4a. Model C. Kantoor Maand STAAT van ingeladen Bali tabak. Datum en nummer van het document. Hoeveelheid tabak. t_ .. _A_ .. riddib van uesiemmin , den De Ontvanger, 19 VIJFDE HOOFDSTUK. De zekerstelling van de heffing der accijnsbelastingen. In de vorige hoofdstukken werden achtereenvolgens een voor een de verschillende algemeene verordeningen behandeld, welke de vier accijnsbelastingen regelen. Behoudens enkele bepalingen omtrent object en bedrag der belastingen, gebied waar zij werken, en vrijstellingen, welke zij meebrengen, hebben overigens die verordeningen slechts één doel: voor zoover dat mogelijk is de nijverheid en handel met faciliteiten tegemoet komend de heffing der belastingen te verzekeren. Het schijnt wenschelijk—tot besluit—de bepalingen, welke die verzekering beoogen, nog eens in verband met elkaar en systematisch in beschouwing te nemen en tevens de overwegingen, welke aan die bepalingen ten grondslag liggen, naar voren te brengen. Men heeft dan die bepalingen te onderscheiden, al naarmate de goederen, waarvan zij de accijnsbetaling willen zekerstellen, van buiten het accijnsgebied worden aangevoerd of binnen het accijnsgebied worden gewonnen. A. Grondslagen van de bepalingen ter verzekering van den accijns van accijnsgoederen van buiten het accijnsgebied aangevoerd. Is het accijnsobject een goederensoort, die binnen het accijnsgebied niet kan worden voortgebracht, dan zijn alleen bepalingen noodig ter voorkoming van het overschrijden der grens van dat gebied voor bedoelde goederensoort, alvorens de terzake verschuldigde belasting is voldaan, m. a. w. de verzekering van dien accijns vereischt dan feitelijk geen andere bepalingen dan de verzekering der invoerrechten doet. Zoo is dan ook ten aanzien van de verzekering van de heffing van den accijns op tabak in onze bezittingen op Borneo kunnen worden volstaan met de toepasselijkverklaring op dien accijns van de ordonnantie op de heffing der in- en uitvoerrechten van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) en van de daaraan gehechte reglementen. Die ordonnantie op de heffing van in- en uitvoerrechten eischt intusschen de invordering van die rechten dadelijk bij den in- of uitvoer. Het bedrag van den accijns kan, bij een eenigszins grooten invoer tegelijk, nogal oploopen. En om het nu den handel gemakkelijk te maken, heeft de belastingwetgever voor den belastingschuldige de gelegenheid opengesteld den accijns niet dadelijk te behoeven te betalen, doch uitstel van die betaling te genieten, totdat het betrekkelijke artikel in verbruik zal worden gebracht. Voor bedoeld geval waren, zooals van zelf spreekt, ook al kan het accijnsobject niet binnen het belastinggebied worden voortgebracht, alsnog nadere bepalingen ter verzekering van den accijns noodig. Die bepalingen betreffen den opslag in bergplaatsen, de kredietrekening, de regelen voor den op- en u'tslag gesteld, de aanpeilingen, de zekerheidstelling. § 1. Opslag in bergplaatsen. De toelating van accijnsgoederen onder genot van krediet voor den accijns brengt in de eerste plaats mede, dat op die goederen na den invoer nog controle moet worden uitgeoefend ten einde te voorkomen, dat deze in verbruik worden gebracht, zonder dat de verschuldigde accijns wordt voldaan. En nu behoeft het wel geen betoog, dat de uitoefening dier controle alleen dan mogelijk is, wanneer men weet waar de goederen na den invoer blijven, terwijl het mede voor de hand ligt, dat de uitoefening der controle ondoenlijk zou zijn, indien het aan den kredietgenietende vrij zou staan de goederen op te slaan overal waar hem zulks maar zou goeddunken. De hier te lande vigeerende bepalingen openen dan ook alleen de gelegenheid tot het genieten van accijnskrediet na den invoer voor de van buiten het tolgebied herkomstige accijns-goederen, voor zoover deze in z.g. bergplaatsen worden opgeslagen d.z. aan de douane bekende bewaarplaatsen, welke uitsluitend dienen tot den opslag van accijnsgoederen onder genot van krediet voor den accijns '). Dl bepalingen eischen voor elke soort van accijnsgoed afzonderlijke bergplaatsen. Daarbij stellen zij, wat aangaat bergplaatsen voor petroleum en gedistilleerd, voorts nog als algemeene voorwaarde voor de toelating van een gebouw als bergplaats, dat er geen gemeenschap besta tusschen dat gebouw en eene inrichting tot voortbrenging van de goederensoort, die in dat gebouw onder accijns- 1) art. 8 O. O., art. 7 O. P., art. 4 O. L. krediet zal worden opgeslagen '). Evenbedoelde voorwaarde is gesteld om te voorkomen, dat clandestiene uitslag uit deze gebouwen zonder gevaar voor ontdekking zou kunnen plaats vinden. Immers, het is duidelijk dat bij het bestaan van de verboden gemeenschap tekorten in de bergplaatsen ongemerkt van uit de fabriek, onderneming of wat dies meer zij, zouden kunnen worden aangevuld. § 2. De Kredietrekening. Het behoeft wel geen betoog, dat op de bergplaatsen geen controle mogelijk is, bijaldien niet steeds dadelijk nauwkeurig kan worden nagegaan de hoeveelheid der daarin onder genot van krediet voor den accijns opgeslagen goederen, ten aanzien waarvan de accijnsplicht nog niet op wettige wijze werd opgeheven. Immers, hoe wil men nagaan of de op zeker oogenblik in eene bergplaats aanwezige voorraad die is, welke bij eene behoorlijke naleving der bepalingen daarin aanwezig moet zijn, zoo men niet weet hoe groot die voorraad op het oogenblik behoort te zijn. Er dient dus een stuk te zijn, waarin zoowel van den opslag in als van den uitslag uit de bergplaatsen nauwkeurig aanteekening wordt gehouden. Bovendien behoort er een in rechten geldig stuk te zijn, waaruit, ingeval eener procedure als gevolg van eene vordering terzake van onder accijnskrediet in eene bergplaats opgeslagen goederen, de wettigheid der vordering kan blijken. Een en ander nu is belichaamd in de zoogenaamde kredietrekening. Deze rekening 2) wordt gehouden tusschen de administratie en de bezitters der bergplaatsen, waarbij de aangiften tot op- en uitslag tot basis dienen, behoudens voor het geval de opslag onder ambtelijk toezicht geschiedt, als wanneer de bevinding van den ambtenaar, die het toezicht verrichtte, tot grondslag voor de rekening wordt genomen. Daar de rekening slechts een overzicht behoeft te geven van hetgeen eenerzijds op wettige wijze is opgeslagen, anderzijds op wettige wijze is uitgeslagen, is hare inrichting weinig ingewikkeld. § 3. Regelen voor op- en uitslag. Het is duidelijk dat, om de kredietrekening ordelijk te kunnen voeren, de administratie van den op- en uitslag in en uit de berg- 1) art. 9 O. G. art. 10 O. P. 2) art. 38 O. G., art. 29 O. P, art. 21 O. L. 8 plaatsen voortdurend volkomen op de hoogte moet zijn, terwijl het belang van den fiscus voorts zoodanige bepalingen vordert, dat geen uitslag uit de bergplaatsen mag plaats hebben alvorens de accijns is voldaan ') of, ingeval van het volgen eener accijnsvrije bestemming dan wel eene zoodanige, welke de accijnsplicht niet opheft, de berekening van den accijns mogelijk is gemaakt voor het geval het bewijs niet tijdig wordt geleverd, dat de goederen inderdaad de opgegeven bestemming hebben gevolgd of op wettige wijze zijn opgeslagen. Te dien einde zijn voor den op- en uitslag in en uit bergplaatsen bepaalde regelen gesteld, hierop neerkomende: a. dat geen op- of uitslag mag geschieden anders dan krachtens een door den betrokken ontvanger verleende schriftelijke vergunning in den vorm van een consent of wat dies meer zij, ter verkrijging waarvan te diens kantore c. q. onder gelijktijdige accijnskwijting eene aangifte (voor elk geval afzonderlijk) moet worden ingediend, houdende naast vermelding van den naam en het beroep van den aangever en aanwijzing van de bergplaats, al die gegevens, welke in verband met de opgegeven bestemming ter heffing c. q. verzekering van den accijns bekend moeten zijn 2). b. dat uitslag alleen mag geschieden ten verbruik, als wanneer tevoren de accijns moet worden voldaan, of tot het volgen eener accijnsvrije bestemming, dan wel eene zoodanige, welke de accijnsplicht niet opheft, in welke gevallen binnen een door den ontvanger te stellen, zoo noodig door den eerstaanwezend ambtenaar te verlengen termijn, moet zijn aangetoond, dat de goederen inderdaad de vrije bestemming hebben gevolgd of op wettige wijze zijn opgeslagen. Verstrijkt de gestelde termijn zonder dat bedoeld bewijs is geleverd, dan is de aangever verplicht tot betaling van den accijns, tenzij de Directeur van Financiën mocht beslissen, dat er termen zijn om geen vordering in te stellen 3). Het is uiteraard gewenscht, dat de op- en uitslag in en uit de bergplaatsen naar behooren geschiedt. In het belang hiervan bevatten de betrekkelijke bepalingen daarom terzake nog eenige voorschriften op het vervoer, daarheen leidende dat, ingeval van 1) Behoudens de uitzondering voor den uitslag ten verbruik bedoeld bij art. 18 O. L. en art. 25 O. P. 2) art. 50 j°- art. 53, 56 t/m 59 O.G., art. 21 t/m 24 O. P., art. 14, 16 17 en 19 O. L. 3) art. 57 en 59 O. G., art. 23 en 26 O. P., art. 16 en 19 O. L. opslag en van uitslag, anders dan ten verbruik, het vervoer gedekt moet zijn door het document krachtens hetwelk de op- c. q. uitslag plaats heeft. Ook openen evenbedoelde voorschriften de gelegenheid om den opslag onder ambtelijk toezicht te doen geschieden en bepalen zij voorts, dat, ingeval van uitslag ten verbruik, de uitslag binnen een door den ontvanger op het betrekkelijk consent te stellen en zoo noodig te verlengen termijn moet zijn afgeloopen. Het laatste uiteraard, om te voorkomen, dat van het betrekkelijke document meer dan eens gebruik kan worden gemaakt. Ten slotte bevatten de onderwerpelijke voorschriften ter verzekering van een goeden op- en uitslag nog strafbepalingen op het onjuist aangeven der ten op- of uitslag in of uit eene bergplaats aangegeven accijnsgoederen, op het onwettig uitslaan uit bergplaatsen, op het aanwezig zijn van andere zelfstandigheden dan accijnsgoederen in als deza bevattende, ten uit- of doorvoer aangegeven colli, terwijl zij tevens het aanwezig zijn van meerdere of mindere hoeveelheden, dan volgens de aangiften tot opslag in verband met die tot uitslag in de bergplaatsen aanwezig zouden moeten zijn, strafbaar stellen. § 4. Aanpeilingen. Wil men kunnen constateeren of ten aanzien van bergplaatsen de bepalingen op den op- en uitslag naar behooren werden nageleefd, dan dient men den werkelijk in de bergplaatsen aanwezigen voorraad van tijd tot tijd te vergelijken met den voorraad, die volgens de rekening in de bergplaatsen aanwezig moet zijn. Te dien einde is bepaald '), dat de in bergplaatsen aanwezige voorraden van ambtswege kunnen worden opgenomen, kunnen worden „aangepeild", zooals de technische uitdrukking hiervoor luidt. Hierbij nu kan zich het geval voordoen, dat in de bergplaats minderheden worden aangetroffen op den voorraad, die volgens de rekening aanwezig zou moeten zijn. Echter kan zich omgekeerd ook het geval voordoen, dat de in de bergplaats aanwezige voorraad grooter blijkt te zijn, dan de wettige. En zoo moet dus de gelegenheid bestaan om den voorraad volgens de rekening al naar de bij aanpeiling verkregen uitkomsten te verminderen of te verhoogen. Bij het voeren der rekening der bergplaatsen voor petroleum dient bovendien nog met een anderen factor rekening te worden 1) art. 39 O. G., art. 31 O. P., art. 23 O. L. gehouden, nl. met de korting, welke voor verliezen tijdens den opslag onder genot van accijnskrediet wordt verleend '). Ten einde deze korting tot haar recht te doen komen, wordt zij in de rekening in mindering gebracht van de bij aanpeiling bevonden minderheid, zoodat met opzicht tot de te voeren rekening van ondermaat eerst sprake kan zijn, wanneer het bij peiling bevonden te min grooter is dan de korting, waarop op het tijdstip der aanpeiling aanspraak kan worden gemaakt. Met het oog op een en ander is de rekening zoo ingericht, dat op de debetzijde worden gebracht2): a. de op het tijdstip van opening der rekening aanwezige voorraad m. a. w. het. saldo van vorige rekening, want na elke aanpeiling, alsmede telkens wanneer belanghebbende dit verzoekt en op den 31 sten December van ieder jaar wordt de loopende rekening afgesloten en een nieuwe begonnen; b. de voorraden van elders ingeslagen; c. de bij peiling bevonden meerderheden; terwijl daarin als credit worden geboekt3): ci. de met betaling van den accijns uitgeslagen hoeveelheden; b. de hoeveelheden uitgeslagen met eene accijnsvrije bestemming tot doel, zoomede de hoeveelheden uitgeslagen om elders te worden opgeslagen onder genot van krediet voor den accijns; c. (alleen bij petroleum) de kortingen voor verliezen; d. de bij peiling bevonden ondermaat [bij petroleum de geconstateerde minderheden na aftrek der korting]; e. het op nieuwe rekening te brengen saldo. Tot grondslag voor de berekening van de eventueele onderof overmaat dient een relaas, hetwelk, naar de bepalingen voorschrijven 4), bij de aanpeiling der bergplaatsen door de ambtenaren, die deze verrichten, van hunne bevinding moet worden opgemaakt en dat door hunne bemoeienis bij de administratie wordt ingeleverd. Tevoren wordt belanghebbende uitgenoodigd dit stuk mede te teekenen en wordt dezen een afschrift uitgereikt. Bij sommigen zal wellicht de vraag rijzen, of het wel met de verzekering der accijnzen vereenigbaar kaa worden geacht, om den rekenplichtige al dadelijk te crediteeren voor de accijns- 1) art. 32 0. P. 2) art. 38 O. G., art. 29 O. P„ art. 21 O. L. 3) art. 38 „ „ art. 30 „ „ art. 22 „ „ 4) art. 39 „ „ art. 31 „ „ art. 23 „ „ goederen, die op grond van hunne bestemming zonder voorafgaande betaling van den accijns worden uitgeslagen. Voor dezen zij in herinnering gebracht, dat de rekenplichtige door de bepalingen voor den accijns terzake eventueel verschuldigd aansprakelijk is gesteld, terwijl, zooals mede reeds hiervoren aangeteekend, ingeval van uitslag zonder voorafgaande accijnskwijting, in de betrekkelijke aangiften een termijn wordt gesteld binnen welken moet zijn aangetoond, dat de goederen de bestemming, op grond waarvan de accijnsvrije uitslag werd toegestaan, inderdaad hebben gevolgd, bij gebreke waarvan de accijns invorderbaar wordt. De accijns wegens ondermaten is binnen acht dagen na bevinding vorderbaar gesteld '), zoodat ook ten aanzien hiervan de rekenplichtige, in verband met diens aansprakelijkheid voor den accijns daarvan, zonder bezwaar dadelijk bij het afsluiten der rekening kan worden gecrediteerd. De bevonden overmaten worden bij den volgens rekening aanwezigen voorraad gevoegd. Dit geschiedt, opdat belanghebbende mede voor den accijns daarvan aansprakelijk worde. Met betrekking tot de rekening zij ten slotte nog opgemerkt, dat het voor den kredietgenietende verplichtend is gesteld om, telkens wanneer afsluiting der rekening plaats heeft, deze binnen acht dagen te teekenen. Voldoet hij hieraan niet, dan verliest hij de bevoegdheid om tegen de uitkomsten in verzet te komen 2). § 5. Zekerheidstelling. Daar de bergplaatsen niet van wege de douane worden bewaakt, spreekt het van zelf, dat de eisch tot opslag in zoodanige gebouwen op zich zelf geen voldoenden waarborg tegen accijnsontduikingen zou bieden. Het genot van uitstel van de betaling van den accijns is daarom door de bepalingen verder afhankelijk gesteld van de verschaffing ten genoegen van den betrokken ontvanger van voldoende zekerheid voor den accijns door het deponeeren van geld, verband van vaste goederen of borgtochtJ), terwijl, teneinde het den lande toekomende zoo noodig op die zekerheid te kunnen verhalen, de kredietgenietende tevens aansprakelijk is gesteld voor het bedrag van den accijns, waarvoor hij in de kredietrekening is aangeslagen. 1) art. 45 O. G., art. 37 O. P., art. 27 O. L. 2) art. 41 „ „ art. 35 „ „ art. 25 „ „ 3) art. 34 „ „ art. 16 „ „ art. 10 „ „ Deze aansprakelijkheid is echter nog niet voldoende. Indien nl. uit eene bergplaats goederen zonder betaling van den accijns worden uitgeslagen, omdat zij heeten eene accijnsvrije bestemming te zullen volgen, bijv. om weder te worden uitgevoerd, eischt de verzekering van den accijns voorts, dat er zekerheid besta, dat het eventueel niet volgen dier goederen van de opgegeven bestemming niet tot accijnsontduiking kunne leiden. Immers, zonder nog direct aan kwade trouw te willen denken, is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat men aan deze goederen, bijv. als gevolg van eene zich plotseling biedende gelegenheid om de goederen voordeelig van de hand te zetten, achteraf eene andere, niet accijnsvrije, bestemming wenscht te geven. En nu ligt het voor de hand, dat de belangen van den fiscus hierbij allicht in het gedrang zouden komen, indien deze vooraf niet zouden zijn verzekerd. De bepalingen stellen daarom den kredietgenietende mede aansprakelijk en de gestelde zekerheid blijft mede verbonden voor den accijns der op den hier bedoelden voet uitgeslagen accijnsgoederen, zoomede voor den accijns van goederen, die met eene bestemming om elders onder genot van krediet voor den accijns te worden opgeslagen zijn uitgeslagen, totdat ten kantore van den betrokken ontvanger het bewijs is ontvangen, dat de goederen inderdaad de accijnsvrije bestemming hebben gevolgd of op wettige wijze zijn opgeslagen of wel de verschuldigde accijns is voldaan '). Ten slotte stellen de bepalingen den kredietgenietende nog aansprakelijk voor den accijns van minderheden op den voorraad, die volgens de vorenbedoelde rekening in de bergplaats aanwezig moet zijn, de onvermijdelijkheid van welken maatregel wel geen toelichting behoeft. § 6. Rechten van de ambtenaren. Verplichtingen van de kredietgenietenden. Het ligt voor de hand, dat de aanpeiling van den voorraad, in eene bergplaats aanwezig, zonder medewerking van belanghebbende in vele gevallen ondoenlijk zou zijn. Men denke slechts aan een bergplaats met een voorraad van eenige duizenden kisten petroleum. Mede is het van zelf sprekend, dat de controle op de bergplaatsen weinig intensief zou kunnen zijn, 1) art. 33 O. G, art. 15 O. P., art. 9 O. L. bijaldien de ambtenaren de bevoegdheid zouden missen om, wanneer zulks geboden voorkomt, deze gebouwen en de daartoe behoorende panden en erven te onderzoeken ')• Ook eischt de verzekering der accijnzen uiteraard, dat de ambtenaren het recht hebben tot constateering van overtredingen en tot aanhouding der accijnsgoederen, die onwettig uit eene bergplaats werden uitgeslagen. Behalve de boven weergegeven bepalingen dienen de voorschriften op de toelating van goederen onder accijnskrediet, dus in het belang van de verzekering van den accijns nog andere te omvatten evenbedoelde onderwerpen regelende. Zoo zijn dan ook de kredietgenietenden bij bedoelde voorschriften o. a. op staffe van boete verplicht geworden tot aanwijzing aan de ambtenaren bij de aanpeiling van de aanwezige voorraden 2), zoomede, indien het natte waren betreft, tot het aanwezig hebben in de bergplaatsen ter beschikking van de ambtenaren van de noodige werktuigen tot meting dier waren en tevens tot opening der colli en tot zoodanige plaatsing en ontpakking daarvan, als de ambtenaren noodig achten. Voorts is hun daarbij de verplichting opgelegd ten alle tijde, wanneer er in de bergplaatsen gewerkt wordt, en bovendien steeds tusschen zonsop- en zonsondergang, desverlangd aan de ambtenaren toegang te verleenen tot bedoelde gebouwen en de daartoe behoorende panden en erven, terwijl tevens de ambtenaren bevoegd zijn verklaard, alsdan deze gebouwen, panden en erven te onderzoeken. Den ambtenaren is bij de betrekkelijke voorschriften verder het recht toegekend tot het constateeren van overtredingen er van middels proces-verbaal en bij die voorschriften zijn al verder de verschillende bepalingen van de O. R. op het stuk van onderzoek van vervoermiddelen en vervoerd wordende goederen, het achtervolgen van personen, het aanhouden en in bewaring nemen enz. van voorwerpen, waarmede of te welker opzichte eene overtreding is begaan, op de accijnsmiddelen toepasselijk verklaard. Hiermede zijn de hoofdbepalingen ter verzekering van den accijns van hier te lande onder genot van accijnskrediet ten invoer toegelaten goederen weergegeven. Alleen de petroleum- t) art. 75 O. Q., art. 42 O. P., art. 32 O. L. 2) art. 39 O. G., art. 33 O. P., art. 24 O. L. en lucifers-accijns-voorschriften kennen toelating van buiten het accijnsgebied aangevoerde accijnsplichtige goederen onder genot van krediet voor den accijns. De bepalingen op den tabaksaccijns kennen geen bergplaatsen, terwijl die ter verzekering van den accijns op Inlandsch gedistilleerd op Java en Madoera bepalen '), dat ingeval van herkomst van Inlandsch gedistilleerd van gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar geen accijns op dit artikel geheven wordt, de accijns ten kantore en volgens berekening van den ontvanger ter plaatse, waar dat gedistilleerd uit zee aankomt, moet wórden voldaan en dit vóór dat het gedistilleerd wordt weggevoerd van de plaats, waar het, volgens de douanereglementen Lett. A en B, opgeslagen of overgebracht moet worden,— of, indien volgens artikel 13, laatste lid, van bedoeld reglement Lett. A geen uitlading behoeft plaats te hebben, vóór dat het ter beschikking van belanghebbenden komt. De Eerstaanwezend ambtenaar kan echter vergunning tot afwijking van deze bepaling verleenen. B. Grondslagen van de bepalingen ter zekerstelling van den accijns van binnen het accijnsgebied gewonnen accijns-goederen. De accijns van binnen het accijnsgebied gewonnen accijnsgoederen is verschuldigd van het oogenblik af, dat die goederen geproduceerd zijn, d. w. z. dus van het oogenblik af, dat het gedistilleerd of de petroleum is gewonnen als een voor de consumtie geschikt product, de luciferstokjes voorzien zijn geworden van luciferskoppen. Om de nijverheid tegemoet te komen en vooral uit overweging, dat de binnen het accijnsgebied geproduceerde accijnsgoederen voor een groot deel niet binnenslands worden verbruikt, heeft de belastingwetgever uitstel van betaling aan den fabrikant verleend tot op het oogenblik, dat de goederen werkelijk in verbruik komen. Ter zekerstelling nu echter, dat geen accijnsplichtig goed in verbruik worde gebracht, waarvan accijns niet zou zijn voldaan, is de geheele voortbrenging en afzet van de accijnsplichtige goederen onder controle gebracht. Bij het in oogenschouw nemen der desbetreffende bepalingen kan men onderscheiden de bepalingen tot tegengang van de 1) art. 4 O. Q. clandestiene voortbrenging van accijnsgoederen buiten de wettig toegelaten inrichtingen en die tot tegengang van de clandestiene voortbrenging binnen de wettig toegelaten inrichtingen en van de clandestiene in gebruik brenging dier goederen. 1. Tegengang van clandestiene voortbrenging buiten de wettig toegelaten inrichtingen; daartoe strekkende voorschriften en verbodsbepalingen van diversen aard. De bepalingen veroorloven de winning of verwerking der accijnsgoederen binnen het accijnsgebied alléén in bepaald omschreven inrichtingen (petroleumfabrieken, lucifersfabrieken '), stokerijen en distilleerderijen), die wettig zijn toegelaten 2). Voorts is aan de toelating eener inrichting tot voortbrenging of verwerking van accijnsgoederen de voorwaarde verbonden, dat eene aangifte worde ingediend 3) houdende, naast bekendstelling o.m. van naam en woonplaats van den eigenaar of bezitter, mededeeling van de ligging der inrichting zoomede van de daartoe behoorende panden en erven. Terwijl de gedistilleerdbereiding met weinig omvangrijke zeer primitieve werktuigen kan geschieden, is voor de petroleumbereiding een ingewikkelde installatie noodig. Bovendien zijn de grondstoffen voor de petroleumbereiding veel moeilijker verkrijgbaar dan voor de gedistilleerdbereiding. De kans van voort- 1) Ofschoon de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat ook lucifers binnen het accijnsgebied zullen worden voortgebracht, bestaan ten aanzien van de controleering van dit bedrijf nog geen wettelijke voorschriften. Inmiddels is het verboden om eene fabriek of inrichting tot het vervaardigen van lucifers in werking te hebben of te brengen zonder voorkennis van den Directeur van Financiën, en zijn fabrikanten van lucifers in afwachting van de regeling hunner bijzondere verplichtingen bij algemeene verordening, gehouden tot naleving van de in ieder geval door genoemden Directeur, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaa! te stellen voorwaarden en zulks op straffe van sluiting der fabriek. Voor de toepassing der betrekkelijke accijnsbepalingen wordt de vervaardiging van lucifers geacht daar plaats te hebben, waar de stokjes worder voorzien van luciferskoppen 2) art. 15 O. Q-, art. 13a O. P. 3) art. 10 „ „ art. 11a „ „ Beperking VI h winnings- gebied. Voor de toelating van elke winningsinrichting verplichte aangifte. Controle op alle werktuigen geschik voor de gedistilleerdbereiding. brenging vaji het accijnsgoed buiten de wettige accijnsinrichtingen is dientengevolge veel grooter wat betreft'het gedistilleerd dan wat aangaat de petroleum. Daarom kan tot tegengang van de petroleumbereiding buiten de wettige inrichtingen in hoofdzaak met een verbod en de strafbaarstelling van de overtreding van dat verbod ') worden volstaan 2), terwijl, naast verbodsbepalingen op de voortbrenging, het zuiveren door overhaling en het tot drank stoken van gedistilleerd buiten de wettige inrichtingen3), men bij den gedistilleerdaccijns nog andere bepalingen tot tegengang van voortbrenging buiten de f wettige inrichtingen aantreft. Deze bepalingen beoogen het onder controle brengen ook van de binnen het accijnsgebied, doch buiten de aangegeven inrichtingen tot voortbrenging of verwerking van gedistilleerd aanwezige werktuigen, geschikt voor de gedistilleerd-bereiding een en ander om tegen de vervaardiging daarmede van gedistilleerd te kunnen waken. le dien einde verplichten de gedistilleerd-accijns-voorschriften aan den eenen kant een ieder, die ook zonder eenig voornemen tot opvatting van het bedrijf van stoker of distillateur, eene buiten werking zijnde stokerij of distilleerderij, dan wel werktuigen geschikt om een dier bedrijven uit te oefenen, in zijn bezit krijgt, vóór de inbezitneming of dadelijk bij het in bezit treden, tot aangifte daarvan op denzelfden voet als voor stokerijen is voorgeschreven 4) en verbieden zij aan den anderen kant het bezit, zonder dat daarvan op wettige wijze aangifte is gedaan, van werktuigen, waarvan uit hun aard of bestemming, gebruik zou kunnen worden gemaakt om den accijns te ontduiken. In het belang van de verzekering van den accijns is tevens de grens van hetgeen onder laatstbedoelde werktuigen voor de toepassing van evengenoemde verbodsbepaling moet geacht worden te vallen, zoo wijd getrokken, dat daaronder ook vallen toestellen die, ofschoon door toevoeging van een of meer verbindingsstukken nog niet geheel geschikt om er gedistilleerd t) art. 13a O. P. _) Het bezit van werktuigen, van hoe eenvoudigen aard ook, blijkbaar gediend hebbende tot de verboden handeling of de bestemming daartoe op indere wijze verradende, wordt met de handeling zelve geliik gesteld [art 13a O. P.) 3) Dit verbod is niet toepasselijk op het gebruik door apothekers en icheikundigen van distilleerketeltjes, als waarvan hierna sprake. (O. G. art. 15) 4) art. 12 O. G. mede te vervaardigen en ofschoon geheel verschillend van werktuigen zooals bij stokers of distillateurs in gebruik, hunne bestemming tot ontduiking van den accijns verraden door de aanwezigheid : hetzij van gegiste grondstof in een der werktuigen zelf; hetzij van beslagen," bereide, gistende of uitgegiste grondstof (wijn en bier uitgezonderd) in of op hetzelfde pand of terrein, waar de werktuigen zich bevinden, of wel in een pand of op een terrein, dat met het zooeven bedoelde gemeenschap heeft; hetzij van vaatwerk, waarin duidelijk sporen van grondstof als evenbedoeld zijn overgebleven, in een pand of op het terrein, waar de werktuigen zich bevinden, of in een pand of op een terrein', dat daarmede gemeenschap heeft ')• Van de verplichting tot aangifte zijn echter vrijgesteld de verkoopers, vervaardigers en herstellers van werktuigen als vorengenoemd, voor zoover deze zich bevinden in hunne verkoopen werkplaatsen, zoomede apothekers en scheikundigen ten aanzien van in hunne laboratoria aanwezige distilleerketeltjes van minder dan tien liter inhoud 2). Volledigheidshalve zij ten slotte nog vermeld het verbod omtrent het aanwezig hebben van distillatiegrondstoffen op plaatsen — geen stokerijen— waar zich overigens wettig toegelaten distilleerwerktuigen bevinden 3). II. Tegen gang van clandestiene voortbrenging binnen de wettig toegelaten inrichtingen en voorkoming van clandestiene in gebruik brenging dier goederen. § 1. Tegengang van clandestiene voortbrenging. a). Daartoe strekkende voorschriften en verbodsbepalingen van diversen aard. Vermeld zij in de eerste plaats het voorschrift dat de hiervoren op blz. 121 besproken aangifte tot toelating van een fabriek moet vergezeld gaan van eene schetsteekening van de werktuigen, c. q. t installatie. Voorts is bepaald, dat de werktuigen tot voortbren- 1) art. 15 O.G. 2) art. 12 „ „ 3) art 16 „ „ Dit verbod geldt niet voor het voorhanden hebben van bier of wijn in uitsluitend tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen van een gedistilleerd-inrichting. Inrichting van werkuigen, enz ging, bewerking of verzameling moeten worden voorzien van een opschrift, aanwijzende de bestemming, terwijl de werktuigen, waarvan meer dan één aanwezig is, bovendien een doorloopend volgnummer moeten dragen <). Aldus heeft de administratie een overzicht van de mechanische middelen tot voortbrenging. Bovendien eischen de bepalingen opgaaf bij voormelde aangifte, naast vermelding van de inhoudsruimte, van de bestemming van alle aan de werktuigen aanwezige openingen, pijpen en buizen, terwijl de bepalingen ten aanzien van de werktuigen v-oor de gedistilleerdbereiding nog bijzondere eischen aan de inrichting daarvan stellen, wat betreft derzelver capaciteit, de afleiding en opvanging van het gewonnen product. Een andere maatregel tot tegengang van de clandestiene voortbrenging in de wettig toegelaten inrichtingen is neergelegd in een vei bod om veranderingen in de inrichting der werktuigen aan te brengen zonder voorkennis der ambtenaren. Dat al deze voorschriften noodzakelijk zijn, zal een ieder duidelijk zijn, wanneer bedacht wordt, dat bij gemis daarvan de producenten hunne toestellen zoodanig zouden kunnen inrichten, dat een gedeelte van het geproduceerde of gerectificeerde langs heimelijken weg zou worden afgeleid, of wel, bijv. voor de gedistilleerdbereiding, hunne ruwketels zoo klein zouden kunnen maken, dat clandestiene ruwstokingen, d. w. z. ruwstokingen buiten die op het werkplan aangegeven om, wegens den korten tijd in verband met de kleinheid der toestellen daartoe vereischt, gemakkelijk en zonder veel gevaar voor ontdekking zouden kunnen plaats hebben. Het ligt intusschen voor de hand, dat de accijnscontröle zich niet met het bedrijf in al zijn onderdeelen zou kunnen inlaten, zonder daarop belemmerend te werken en dit is voor bedoelde controle trouwens ook niet noodig, waar slechts het eindresultaat bekend behoeft te zijn. Zoo concentreert zich dan ook de hoofdcontröle bij den gedistilleerdaccijns wat de voortbrenging aangaat op de toestellen, waarin de afscheiding van de door gisting gevormde alcohol van de gegiste grondstof plaats heeft, d. z. de ruwketels en, bij den petroleumaccijns, op den agitator, d. i. het toestel, waarin de door gefractioneerde distillatie uit de ruwe aardolie afgescheiden 1) art. 17 O. G„ art. 11b O. P. ruwe lichtpetroleum of kerosine door de behandeling met zwavelzuur en loog geschikt wordt gemaakt voor lampgebruik. Voor de controle op die toestellen is in de eerste plaats noodig vastlegging van de tijdstippen, waarop de voortbrenging moet b geacht worden te zijn begonnen en waarop te zijn geëindigd, v terwijl daarbij natuurlijk zoodanige tijdstippen behooren te worden gekozen, dat het feit der voortbrenging in zijn geheel binnen die tijdstippen valt. Zou een en ander te bepalen aan den goeden wil van belanghebbenden worden overgelaten, dan zouden door hen wellicht zoodanige tijdstippen worden aangewezen, waarop de voortbrenging respectievelijk reeds begonnen of nog niet geëindigd was. Van daar dat in de betrekkelijke voorschriften ') o. a. is bepaald, dat het ruwstoken wordt geacht te zijn aangevangen, zoodra met de verhitting van den met grondstof gevulden ketel begonnen is, dan wel, bij het ontbreken van dit kenteeken, wanneer uit de slang (afvoerbuis van den ruwketel) reeds gedistilleerd vloeit, terwijl eene ruwstoking niet als afgeloopen wordt aangemerkt, zoolang nog gedistilleerd uit de slang vloeit. Van de maatregelen tot tegengang van de clandestiene gedistilleerdbereiding in stokerijen verdient ten slotte nog vermelding het voorschrift, dat met de oplading van een ruwketel niet mag worden begonnen, dan dertig minuten vóór het tijdstip, waarop de ruwstoking volgens het werkplan zal aanvangen. Een verdere bepaling tot tegengang van de hier bedoelde clandestiene voortbrenging is het verbod 2) tot het in gisting brengen of uitgegist voorhanden hebben van grondstoffen, zoomede het afstoken daarvan elders dan in de aangegeven werktuigen in stokerijen of in daarmede gemeenschap hebbende panden of erven 3). Tijdstippen eginen einde an de voort brenging. Voorbande hebben vat grondstoffe. 1) art. 23 en 24 O. G. 2) art. 20 O. G. 3) In het werkplan door de stokers in te dienen moet niet alleen melding worden gemaakt van te bezigen ruw- en distilleerketels, doch ook van de te bezigen beslagbakken. In verband met de vermelding alhier van distilleerketels zij opgemerkt, dat in stokerijen distillatie van het gewonnen gedistilleerd kan plaats hebben teneinde hetzelve tot hoogere sterkte te brengen. Van de distilleerketels moet op denzelfden voet aangifte worden gedaan als van de ruwketels. b. De Kredietrekening en de daarmede samenhangende controle op de voortbrenging zelve. De hiervoren onder a vermelde bepalingen mogen al krachtig medewerken om de clandestiene voortbrenging binnen wettig toegelaten inrichtingen tegen te gaan, de hoofd-waarborg daartegen ligt in het stel bepalingen, welke thans in beschouwing dienen te worden genomen en welke ten doel hebben, dat al wat in die inrichtingen wordt voortgebracht of verwerkt,' worde voortgebracht of verwerkt met volledig medeweten van de administratie. Ook hier rust het geheele systeem in de eerste plaats op het openen door de administratie met elke inrichting tot voortbrenging en verwerking van accijnsgoederen, van eene kredietrekening, eene rekening, welke er evenzoo uitziet als de hiervoren vermelde kredietrekening voor bergplaatsen (de bepalingen betreffende het aanhouden der rekening zijn nagenoeg dezelfde), alleen met dit onderscheid, dat daarin op de debetzijde, instede van of naast de hoeveelheden van elders ingeslagen, komen te staan de hoeveelheden door winning verkregen product '). Indien al het geproduceerde nu maar op die rekening terecht komt, dan is het doel bereikt. De aangewezen weg daartoe zou natuurlijk zijn, dat bij elke plaats hebbende productie of zuivering de hoeveelheid verkregen c. q. gezuiverd product ambtelijk werd vastgesteld en in de kredietrekening overgenomen. Dit gebeurt ook in de stokerijen met verzegelbare vergaderbakken,"'waarbij het product op zoodanige wijze wordt opgevangen, dat de hoeveelheid daarvan ten allen tijde met zekerheid kan worden vastgesteld 2). Waar dit stelsel niet bestaat, zou echter, om telkens ambtelijke vaststelling der productie te verkrijgen, een voortdurende bewaking der betrekkelijke toestellen noodzakelijk zijn. Deze bewaking zou te veel kosten met zich brengen en zoo kwam men er toe den producenten van accijnsplichtige goederen zeiven de geproduceerde hoeveelheden te doen aangeven (bij de petroleumwinning), dan wel zelf de te produceeren hoeveelheden te doen ramen (bij de gedistilleerdwinning) en deze aangiften 1) art. 38, I, letter c. O. Q. art. 29, letter c. O. P. 2) Het gedistilleerd wordt in de hierbedoelde stokerijen opgevangen in vergaderbakken, die ambtelijk zijn afgesloten en verzegeld, terwijl die ruimten onder geen voorwendsel door den stoker zelf of diens personeel ontsloten mogen worden. en ramingen als grondslag voor de kredietrekening te nemen onder zekere waarborgen van controle. Hieronder volgt een nadere uiteenzetting zoo ten aanzien van de gedistilleerdwinning als ten aanzien van de petroleumwinning. Gedistilleerdwinning. Aan de producenten der accijnsplichtige goederen is de verplichting opgelegd ') tot indiening, in duplo, vóórdat tot de voortbrenging wordt overgegaan, van eene c. q. gedurende de voortbrenging met nadere gegevens aan te vullen aangifte, in wezen een soort van werkplan, als hoedanig die aangifte hieronder ter onderscheiding van andere ook zal worden aangeduid, behelzende gegevens betreffende de productie, zoomede — voor de controleering dier productie — vermelding van de toestellen, welke zullen worden gebruikt en van de inhoudsruimte dier toestellen 2). Een stoker weet over hoeveel beslag hij gedurende den tijd, dat de aangifte tot stoken loopt, de beschikking heeft of zal krijgen en tevens hoeveel ruwstokingen door hem gedurende zeker tijdvak per ketel zullen kunnen worden verricht, zoomede de tijdstippen van aanvang en afloop der ruwstokingen. Voorts wordt aangenomen, dat hij, door zijne ervaring op dit gebied, vrijwel kan nagaan, hoeveel gedistilleerd hij uit zijn beslag zal verkrijgen. Immers de grondstof, d.i. het beslag, wordt dooiden stoker zelf bereid, terwijl hem de capaciteit zijner toestellen uiteraard bekend is en het aantal van de te verrichten ruwstokingen, voor zoover niet afhankelijk van de capaciteit der toestellen, door hemzelf kan worden bepaald. Verplicht men nu den stoker voor zijne stokerij, vóór het begin der werkzaamheden, tot opgaaf van een en ander en stelt men tevens afwijkingen van de opgaaf zonder voorkennis der met de controle belaste ambtenaren strafbaar, zooais bij de betrekkelijke bepalingen dan ook is geschied, dan is het duidelijk, dat de controle der stokerijen zich, althans in hoofdzaak, kan bepalen tot eene vergelijking van den toestand, waarin de aanwezige werktuigen op zeker oogenblik verkeeren, met meerbedoelde opgaaf en tot opneming van den voorraad gedistilleerd. t) art. 20 O. G. 2) Van het werkplan wordt een exemplaar na waarmerking door den betrokken ontvanger aan belanghebbende teruggegeven. Het teruggegeven exemplaar van het werkplan moet gedurende het tijdvak waarover het loopt (hoogstens eene maand bij gedistilleerd en 30 dagen bij petroleum) steeds in de fabriek of stokerij aanwezig zijn en den ambtenaren op hunne eerste aanvraag worden vertoond. Verzegclbare vergaderbakken. Stokerijen onder ver- ■ scherpt toe- i zicht. ( ( Op de debetzijde der kredietrekening komen nu als geproduceerde hoeveelheden de hoeveelheden verkregen door vermenigvuldiging van het aantal stooksels of het aantal uren stoken met de in het werkplan opgegeven hoeveelheid gedistilleerd, welke werd geraamd per stooksel of voor ieder uur stokens te zullen worden verkregen ')• Doordat de cijfers tot grondslag zullen hebben een raming, de raming van den stoker in het werkplan, zal het kunnen voorkomen, dat in werkelijkheid meer gedistilleerd zal zijn verkregen dan de cijfers van de kredietrekening aangeven. Alsdan zullen — daargelaten de bewaking der stokerij — de in de gedistilleerd-accijns-ordonnantie gestelde regelen ten opzichte van den uitslag daar zijn 0111 te voorkomen, dat het meerdere clandestien wordt uitgeslagen, terwijl voorts het op ongeregelde tijden doen aanpeilen van den voorraad een maatregel is, welke den ambtenaren de eventueele overproductie doet kennen en hen in de gelegenheid stelt, die overproductie alsnog op de debetzijde der kredietrekening te boeken. Hiervoren is ïeeds melding gemaakt van stokerijen, werkende met (verzegelbare) afgesloten vergaderbakken of denzelfden dienst verrichtende ruimten. Het product wordt hier op zoodanige wijze opgevangen, dat de hoeveelheid daarvan ten allen tijde met zekerheid kan worden vastgesteld. Bij deze stokerijen wordt door den stoker geen opgaaf van de te verkrijgen hoeveelheden gedistilleerd per stooksel of voor ieder uur stokens in het werkplan gedaan, doch worden de hoeveelheden-gedistilleerd, die uit de bakken genomen worden, ambtelijk opgenomen, waarvan aanteekening wordt gehouden in de relazen, welke van elke sluiting en ontsluiting der bakken door de ambtenaren ingevolge de bepalingen 2) moeten worden opgemaakt. Deze relazen dienen dan tot debiteering van de kredietrekening van den betrokken stoker 3). Hier steunt de kredietrekening onmiddellijk op de werkelijkheid. Ten slotte zij hier nog in herinnering gebracht de bepaling4), Jat stokerijen onder z. g. verscherpt toezicht kunnen worden geplaatst. Tot laatstbedoelden maatregel wordt uiteraard alleen avergegaan, indien men gegronde redenen heeft om te vermoeden, lat een stoker knoeit. 1) art. 38, I, letter c. O. G. 2) art. 26 O. G. 3) art. 38, I, letter c. O. G. 4) art. 28 O. G. Deze maatregel, waartoe de voorafgaande goedkeuring van den Directeur van Financiën wordt vereischt, brengt o.a. mede, dat de e.a. ambtenaar eene aangifte van den betrokken stoker niet geldig kan verklaren, alvorens door dezen eene geldsom, het bedrag van ƒ 5000 niet te boven gaande, ten kantore van den ontvanger is gedeponeerd en dat door de ambtenaren, mits voorzien van eene schriftelijke machtiging van den e.a. ambtenaar, teneinde de aangifte der te verkrijgen hoeveelheden gedistilleerd te controleeren, proefstokingen kunnen worden gehouden. Geeft nu de bevinding der ambtenaren met het werkplan een verschil in meer, grooter dan tien ten honderd, dan wordt het debet op de kredietrekening bij afzonderlijken post verhoogd met de overbevinding, beperkt altijd tot het tijdsverloop of het aantal stooksels, waarover de proefstoking zich in werkelijkheid heeft uitgestrekt. Een bevinding van een verschil in meer grooter dan 25 pCt. wordt als eene overtreding aangemerkt. Petroleumwinning. Ook bij de petroleumbereiding heeft men in hoofdzaak slechts " met een overhalingsproces te maken. Als gevolg van de weinig constante samenstelling van de grondstof, de ruwe aardolie, varieeren echter ook telkens de resultaten van de overhaling dezer stof, zoodat hierbij op het aantal c. q. den duur der overhalingen, de capaciteit der distilleerketels, hier „stills" geheeten, geen controlesysteem kan worden gebouwd. Ook kan in Verband met een en ander de petroleum-fabrikant niet, evenals bij den gedistilleerdaccijns, tot opgaaf vóór het begin der werkzaamheden van de te verkrijgen hoeveelheden petroleum worden verplicht. Intusschen moet de uit de ruwe aardolie door gefractioneerde distillatie verkregen ruwe licht— petroleum, alvorens geschikt te zijn voor lampgebruik, zooals boven reeds aangeduid, in den z.g. agitator ter verwijdering o. m. van roetverwekkende onzuiverheden aan eene zuivering worden onderworpen. Deze zuivering komt hierop neer, dat eene zekere hoeveelheid ruwe lichtpetroleum, afhankelijk van de inhoudsruimte van den agitator, in dit toestel wordt gepompt, alwaar zij alsdan gedurende een zekeren tijd aan de inwerking van zwavelzuur of loog wordt blootgesteld. Bij de zuivering heeft altijd eenig verlies plaats of beter, een hectoliter ruwe lichtolie levert bij zuivering geen hectoliter zuivere lichtolie 9 op, doch iets minder. Is nu dit verliespercentage bekend en weet men de hoeveelheid ruwe lichtolie, die aan de zuivering is onderworpen, dan is de hoeveelheid verkregen zuivere lichtolie uiteraard mede bekend. Het verliespercentage laat zich natuurlijk door proefnemingen gemakkelijk bepalen, doch hoe komt men aan den anderen factor zonder de agitators onder voortdurende bewaking te behoeven te houden? Op de volgende wijze. De bepalingen verplichten den petroleumfabrikant: le. tot opgaaf vóór het begin der werkzaamheden middels het werkplan van het aantal te verrichten agitatorzuiveringen, met vermelding van de daarvoor te bezigen agitators en voor eiken agitator van de dagen, waarop hij in gebruik zal zijn1); 2e. tot inschrijving in een hem ambtelijk uitgereikt register, het z. g. agitatorregister (model No. 86), telkenmale wanneer eene hoeveelheid ruwe lichtpetroleum aan de behandeling met zwavelzuur onderworpen wordt, van het tijdstip, waarop het vullen van den voor die bewerking gebezigden agitator aanvangt, van „ de hoeveelheid in den agitator gebrachte ruwe lichtpetroleum in litermaat en van het tijdstip, waarop met het ledigen van den agitator wordt begonnen, welke aanteekeningen, voor zooveel betreft de aanvangs-tijdstippen der vulling en lediging, gesteld moeten worden vóórdat met die werkzaamheden wordt aangevangen, en wat de hoegrootheid der vulling aangaat, onmiddellijk nadat het vullen is afgeloopen 2). En nu komt het er verder nog maar op aan te zorgen, dat niet op andere tijdstippen dan aangegeven wordt gezuiverd en voormeld register behoorlijk wordt bijgehouden. Om het laatste te kunnen controleeren, is het intusschen noodig te weten hoeveel tijd vereischt wordt om den agitator bij verschillenden hoogtestand der vloeistof te doen ledigloopen. Immers, andefs is het niet wel mogelijk aan de hand van de op zeker oogenblik in den agitator aanwezige hoeveelheid lichtpetroleum de juistheid van de bijhouding van het agitatorregister na te gaan. Vóór de uitreiking van meerbedoeld register wordt daarom ambtelijk onderzocht voor iederen agitator hoeveel tijd vereischt wordt om dit toestel, bij verschillende hoogten — het aantal hiervan naar omstandigheden en in overleg met den fabrikant te bepalen — en geheel 1) art. 20a O. P. 2) art. 20b O. P. geopende afvoerkraan, te doen ledigloopen, het resultaat van welk onderzoek door den betrokken ontvanger in het eerste open vak van het register in quaestie wordt opgeteekend '). De controleering van het agitatorregister is overigens zeer eenvoudig: immers, men behoeft daartoe slechts na te gaan of de inschrijving op zeker oogenblik overeenkomt met den toestand der agitators. Uit het agitatorregister is, zooals uit het voorgaande volgt, gemakkelijk na te gaan hoeveel de productie van lichtolie heeft bedragen bijaldien bekend is, hoeveel verlies bij de zuivering in den agitator wordt geleden. Intusschen worden de cijfers van gewonnen product voor de debetzijde der kredietrekening door de ambtenaren niet in eerste instantie geput uit het agitatorregister. Den petroleumfabrikant is, behalve de verplichting tot indiening van een werkplan en de verplichting van inschrijvingen in het z. g. agitatorregister, nog een derde verplichting opgelegd 2), namelijk die om dagelijks aan te teekenen de sedert de vorige aanteekening verkregen geheel afgewerkte petroleum, waarbij voor elke aan de behandeling met zwavelzuur onderworpen hectoliter ruwe lichtpetroleum geene mindere hoeveelheid geheel afgewerkte petroleum mag worden opgegeven, dan door den Directeur van Financiën, voor elke onderneming of fabriek, in verband met de uitkomsten van gedane proefnemingen, zal zijn vastgesteld. Deze aanteekeningen, waarvan de juistheid uiteraard aan het agitatorregister te controleeren is, althans voor zooveel de kerosine betreft 3), en waarvan de juistheid voorts nog door aanpeiling aan den aanwezigen voorraad kan worden getoetst, moeten door den fabrikant worden geschreven op de rugzijde van het exemplaar van het werkplan, hetwelk hem na waarmerking door den betrokken ontvanger is teruggegeven en dat terstond na verloop van het tijdvak, waarover het loopt, ten kantore van den ontvanger moet worden ingeleverd. Door samentelling van de dagelijks door den beheerder der fabriek op de achterzijde der aangifte vermel- 1) art. 20b O. P. 2) art. 20c O. P. 3) Op de juiste opgaaf van de gewonnen hoeveelheden der met petroleum gelijkgestelde aardoliedistillaten als bijv. petroleumbenzine en-gazoline bestaat op het oogenblik geen ander controlemiddel dan de aanpeiling, weshalve het uiteraard zaak is nauwlettend op de opschuring daarvan toe te zien. Regelen bij uitslag. Verbod van oprichting iccijnsinrich- tingen in bepaalde rayons. Andere verbodsbepalingen. de hoeveelheden worden de productiecijfers van de debetzijde der kredietrekening verkregen '). § 2. Tegengctng van den clandestienen afzet. Daartoe strekkende voorschriften en verbodsbepalingen van diversen aard; de zekerheidstelling. Ook de bepalingen tot voorkoming van de clandestiene ingebruikbrenging (in gebruikbrenging zonder voldoening van den verschuldigden accijns) van binnen de wettig toegelaten inrichtingen voortgebrachte accijnsgoederen zijn vele. Vooreerst heeft men de bepalingen op den uitslag uit eene inrichting tot voortbrenging of verwerking van accijnsplichtige goederen; deze zijn dezelfde als die op den uitslag uit eene bergplaats. Bovendien is het bestaan van gemeenschap tusschen de verschillende accijnsinrichtingen, als tusschen petroleumfabrieken en petroleumbergplaatsen en tusschen stokerijen, distilleerderijen en bergplaatsen, verboden. Voorts is in de gedistilleerdaccijns-ordonnantie bepaald 2), dat stokerijen, bergplaatsen en distilleerderijen der eerste klasse niet mogen worden opgericht dan op een afstand van minstens 100 meter van iedere verkoopplaats van inlandschen gedistilleerden drank in het klein. Verder strekken ter bemoeilijking van den afzet van clandestien bereid gedistilleerd eenige bepalingen van verschillenden aard, welke neerkomen op een verbod: 1°. van den in- en uitslag van gedistilleerd (inlandsch zoowel als buitenlandsch) in of uit erven of panden, geen stokerijen, distilleerderijen tot verwerking van accijnsplichtig gedistilleerd of bergplaatsen zijnde of daarmede gemeenschap hebbende 3), in eene hoeveelheid van twee liter of daarboven anders dan gedekt door een consent 4). 1) Art. 29 letter c■ O. P. 2) art. 9 O. O. 3) Dat wat de hiergenoemde inrichtingen en de daarbij behoorende panden en erven aangaat, uitslag dan wel inslag van ook de geringste hoeveelheid gedistilleerd zonder document absoluut verboden is, spreekt van zelf (vergelijke hetgeen hiervoren omtrent den uit- en inslag uit en -in bergplaatsen is opgemerkt) en kan hier dus buiten beschouwing blijven (art. 50 O. G.). J 4) art. 51 O. G. 2°. van het vervoer van gedistilleerd als sub 1° bedoeld en in eene hoeveelheid als aldaar genoemd ') anders dan gedekt door een document 2); 3U. van het tot den verkoop in het klein voorhanden hebben van inlandschen gedistilleerden drank, zoomede van zoodanigen verkoop anders dan in panden, waarvoor op wettige wijze toelating tot het drijven eener nering 3), verkregen is, ten opzichte van welk verbod iedere kleinhandelaar, die inlandschen gedistilleerden drank als handelswaar voorhanden heeft, wordt beschouwd dien drank voorhanden te hebben ten verkoop in het klein4); 4°. van het voorhanden hebben van gedistilleerd, hetzij inlandsch, hetzij buitenlandsch, anders dan gedekt door een of meer geldige documenten (concenten of peilbewijzen) in eenig pand of binnen de grenzen van eenig erf, waarin eene nering is gevestigd, of wel in een daarmede gemeenschap hebbend pand of op zulk een erf aanwezig 5). Wanneer men zich het doel voor oogen roept, waarmede de even opgesomde verbodsbepalingen in het leven zijn geroepen, behoeft een en ander zeker geen toelichting, ook niet het feit, dat de 1) Voor gemethyleerd gedistilleerd is deze hoeveelheid op 10 liter gesteld (art. 10 Stb. 1898 No. 93.) 2) art. 52 O. Q. De Hoofden van gewestelijk bestuur kunnen deze hoeveelheid binnen bepaaldelijk aangewezen kringen in het belang van den accijns lager stellen, dan wel kringen vaststellen waarbinnen elk vervoer van gedistilleerd, in welke hoeveelheid ook, gedekt moet zijn, zoomede wegen of omtrekken aanwijzen waarlangs of waarbinnen geenerlei vervoer van gedistilleerd mag plaats hebben. 3) Onder neringen worden verstaan de verkoopplaatsen van inlandschen gedistilleerden drank in het klein, terwijl verkoop in het klein voor de toepassing der gedistilleerdaccijns bepalingen geacht wordt te geschieden overal, waar de verkoop niet uitsluitend plaats heeft bij hoeveelheid van tien liter en hooger (art. 68 O. G.). Voor de wettige toelating eener nering wordt eene aangifte bij de betrokken ambtenaren vereischt, vermeldende, naast naam, beroep en woonplaats van den aangever, al datgene dat noodig is oin op de neringen controle te kunnen uitoefenen. Eene nering wordt, uiteraard tot tegengang van accijnsontduiking, niet toegelaten, indien de aangegeven panden of erven op de eene of andere wijze gemeenschap hebben met eene stokerij, distilleerderij, waarin accijnsplichtig gedistilleerd wordt verwerkt, of bergplaats, of wel indien zij minder dan honderd meter daarvan verwijderd zijn 4) art. 69 O. G. 5) art. 71 „ „ De zekerheidstelling evenbedoelde bepalingen ook het buitenlandsch gedistilleerd omvatten, daar het duidelijk is, dat men anders zou trachten de betrekkelijke bepalingen te ontgaan door het clandestiene inlandsche gedistilleerd voor buitenlandsch te doen doorgaan. Met het oog op het gestelde doel is het voorts ook duidelijk, dat de gedistilleerd-accijns-voorschriften eene bepaling moeten bevatten, hetgeen dan óok het geval is, dat niet tot de afgifte van documenten tot vervoer enz. mag worden overgegaan, alvorens van de wettige herkomst van het gedistilleerd op voldoende wijze is gebleken '). Ten slotte valt nog als waarborg tegen clandestiene ingebruikbrenging van de binnen wettig toegelaten inrichtingen voortgebrachte accijnsgoederen te vermelden de zekerheidstelling. De bepalingen betreffende de zekerheidstelling voor accijnsgoederen binnen wettig toegelaten inrichtingen voortgebracht zijn m. m. dezelfde als die betreffende de zekerheidstelling voor accijnsgoederen in bergplaatsen opgeslagen. Evenals n. 1. alvorens tot den opslag in eene bergplaats mag worden overgegaan zekerheidstelling voor den accijns -moet plaats hebben, mag niet tot de inwerkingbrenging eener'inrichting tot voortbrenging van accijnsplichtige goederen worden overgegaan, alvorens voor den accijns, verschuldigd terzake van het te winnen product, zekerheid is gesteld 2). Ook is de fabrikant of wat dies meer zij, evenals de bergplaatshouder, aansprakelijk gesteld voor het volle bedrag van den accijns, waarvoor hij in rekening wordt aangeslagen, terwijl hij voorts, evenzeer als deze, aansprakelijk is en de door hem gestelde zekerheid mede verbonden blijft voor den accijns der uit zijne inrichting uitgeslagen goederen met eene accijnsvrije bestemming of eene zoodanige welke de accijnsplicht niet opheft, totdat het bewijs geleverd is, dat de goederen inderdaad de accijnsvrije bestemming volgden of op wettige wijze opgeslagen zijn, zoomede voor den accijns van ondermaten 3). III. Rechten van de ambtenaren; strafbepalingen. Dat de ambtenaren ter handhaving der boven besproken bepalingen met verschillende bevoegdheden moeten zijn uitgerust 1) art. 63 O. G. 2) art. 20 O. G., art. 20a O. P. 3) art. 33 O. G., art. 15 O. P. en dat ten slotte ter verzekering van de goede werking der accijnsvoorschriften de wettelijke sanctie daarop (strafbepalingen op de overtreding daarvan e. d.) niet mag ontbreken, behoeft geen betoog. De bepalingen op de controle der bergplaatsen, welke hierboven reeds werden weergegeven, betreffende onderzoek der betrekkelijke inrichtingen, aanpeiling en aanhouding van onwettig uitgeslagen goederen, zijn mede toepasselijk op de inrichtingen tot voortbrenging van accijnsgoederen. Overigens zijn de terzake aan de ambtenaren toegekende bevoegdheden voor wat den gedistilleerdaccijns aangaat, in verband met hetgeen vroeger omtrent de clandestiene voortbrenging is opgemerkt, uiteraard ruimer dan voor wat den petroleumaccijns betreft. Zijn n. 1. de bevoegdheden ten deze aan de ambtenaren ten aanzien van den petroleum-accijns toegekend, nagenoeg dezelfde als die, hun geschonken met opzicht tot de petroleumbergplaatsen, de op dit punt met opzicht tot den gedistilleerdaccijns in het leven geroepen bepalingen geven den ambtenaren boven de bevoegdheid tot onderzoek der gebouwen en erven, waarvan het bezit of gebruik bij de administratie bekend moet zijn, nog de bevoegdheid tot onderzoek van gebouwen en erven, niet tot de evengenoemde behoorende, waarin gedistilleerd wordt bewerkt, of handel in dat artikel wordt gedreven, zoomede ook nog van andere gebouwen en erven, indien zij vermoeden, dat daarin onwettig bezeten werktuigen geborgen zijn of dat aldaar misbruik wordt gemaakt van verleenden vrijdom van accijns '). Ook zijn de ambtenaren bij de gedistilleerd-accijns-bepalingen bevoegd verklaard 2) tot onbruikbaarmaking door middel van verzegeling van ruw- en distilleerketels met toebehooren, in de gevallen, waarin zulks ter voorkoming van accijnsontduiking noodzakelijk voorkomt 3). De verzegelde werktuigen moeten den ambtenaren steeds op hunne eerste aanvraag vertoond worden. Het niet aanwezig zijn of niet vertoonen daarvan wordt met het schenden der zegels gelijkgesteld. De ambtenaren zijn verder nog in het belang van de handhaving der bovenbedoelde bepalingen bevoegd verklaard bij alle 1) art. 75 O. G., art. 42 O. P. 2) art. 78 O. G. 3) De verschillende gevallen, waarin verzegeling kan worden toegepast, zijn in de betrekkelijke voorschriften nader omschreven. visitatiën de afmetingen of inhoudsruimte van werktuigen, vast vaat- en kuipwerk en dergelijke, zoomede de daarin aanwezige hoeveelheid grondstof en gedistilleerd op te nemen, tegen afgifte van een bewijs, proeven mede te nemen van grondstoffen of wat zij daarvoor houden en van gedistilleerd, waarbij belanghebbende verplicht is de vereischte hulp te verleenen of aanwijzingen te doen '). Eene soortgelijke bepaling bestaat overigens ook ten aanzien van den petroleumaccijns 2). Verder behoeft het zeker nauwelijks opmerking dat, om de instelling der neringen aan haar doel te doen beantwoorden, is bepaald, dat de voorraad gedistilleerd in eene nering of een daartoe behoorend of daarmede gemeenschap hebbend pand onderworpen is aan aanpeiling door de ambtenaren 3). Immers, anders zou bedoelde instelling absoluut geen zin hebben. Omtrent de verschillende strafbepalingen in beschouwing te treden mag uiteraard overbodig heeten. 1) art. 76 0. G. 2) art. 43 O. P. 3) art. 71 O. G. BEPALINGEN TER REGELING VAN DE HEFFING EN DE VERZEKERING VAN DEN ACCIJNS OP HET INLANDSCH GEDISTILLEERD OP JAVA EN MADOERA. (Ordonnantie van 27 Februari 1898, Staatsblad No. 90). HOOFDSTUK 1. Bedrag en heffing van den accijns. Sterktebepaling en herleiding. Betaling. Vrijdom. Art. 1. (Stbl. 1915 No. 224). Op Java en Madoera wordt een accijns van het inlandsch gedistilleerd geheven naar den maatstaf van vijf en zeventig gulden per hectoliter, bevattende vijftig liters alcohol bij eene temperatuur van vijftien graden van den honderddeeligen thermometer. Onder gedistilleerd worden voor de toepassing dezer ordonnantie verstaan: a. alle onvermengde, door overhaling verkregen alcoholhoudende vloeistoffen; b. likeuren, bitters en andere dergelijke gedistilleerde dranken; c. vernis en alle andere met alcohol bereide vloeistoffen, geen dranken zijnde, voor zoover zij meer dan vijf liters zuiveren alcohol op den hectoliter bevatten bij eene temperatuur als bovenbedoeld. Art. 2. De accijns is niet alleen verschuldigd van het binnen het gebied, waar deze ordonnantie van toepassing is, vervaardigd en aldaar in verbruik gebracht gedistilleerd, maar ook van het inlandsch gedistilleerd, hetwelk van gedeelten van NederlandschIndië, waar geen "accijns op dit artikel geheven wordt, op plaatsen, waar deze ordonnantie van toepassing is, wordt aangebracht. Art. 3. De opneming van de sterkte van gedistilleerd en de herleiding van gedistilleerd van eene andere sterkte, dan de in de eerste alinea van artikel 1 bedoelde, tot gedistilleerd van die sterkte, geschieden volgens door den Gouverneur-Generaal vastgestelde voorschriften. Inlandsch gedistilleerd, afkomstig van gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar geen accijns geheven wordt, en aangevoerd langs een tolkantoor niet in het bijzonder voor den invoer van gedistilleerde dranken aangewezen, wordt echter voor de heffing van den accijns steeds geacht eene sterkte van 100 pCt. te hebben. Wegens overtreding aangehaald gedistilleerd wordt, om bij openbaren verkoop den accijns te kunnen berekenen, geacht eene onveranderlijke sterkte van 50 pCt. te hebben, indien ter plaatse, waar het zich bevindt, geen gelegenheid bestaat om de werkelijke sterkte door een ambtenaar der in-en uitvoerrechten en accijnzen te doen opnemen en de werkelijke sterkte niet voor de bestraffing der overtreding bekend behoeft te zijn. Art. 4. Alle betalingen wegens verschuldigden accijns geschieden, tegen bewijs, ten kantore en volgens berekening van den ontvanger ter plaatse, waar de nader te vermelden kredietrekening wordt aangehouden, of — ingeval van herkomst van het gedistilleerd van gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar geen accijns op dit artikel geheven wordt — ten kantore en volgens berekening van den ontvanger ter plaatse, waar dat gedistilleerd uit zee aankomt. In het laatste geval moet de betaling verricht zijn, vóórdat het gedistilleerd wordt weggevoerd van de plaats, waar het, volgens de aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) gehechte reglementen letters A en B, opgeslagen of overgebracht moet worden,—of, indien volgens artikel 13, laatste lid, van bedoeld reglement letter A geen uitlading behoeft plaats te hebben vóórdat het ter beschikking van belanghebbenden komt. De eerstaanwezend ambtenaar kan vergunning tot afwijking van deze bepaling verleenen. Art. 5. (Stbl. 1915 No. 352). Vrijdom van accijns wordt volgens door den Gouverneur-Generaal vastgestelde voorschriften genoten voor gedistilleerd: a. tot vervaardiging van azijn of van glycerine- of transparantzeep. b. dat voor gewoon gebruik ongeschikt gemaakt (gemethyleerd) is; c. voor wetenschappelijke doeleinden; d. voor de zuivering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kina-alcaloïd-zouten. HOOFDSTUK II. Stokerijen, distilleerderijen en bergplaatsen. Toelating. Bezit van werktuigen. Stoken buiten eene wettige inrichting en andere verboden daden. Art. 6. Stokerijen zijn de inrichtingen, waarin gedistilleerd vervaardigd wordt uit gegiste grondstoffen. Art. 7. Distilleerderijen zijn de inrichtingen uitsluitend bestemd om gedistilleerd door overhaling te zuiveren of gedistilleerd tot drank te stoken. Zij worden verdeeld in twee klassen. Tot de eerste klasse behooren die, waarin gedistilleerd onder genot van krediet voor den accijns wordt verwerkt. Tot de tweede klasse behooren de overige distilleerderijen. Eene distilleerderij mag gelijktijdig slechts tot ééne klasse behooren. Art. 8. Bergplaatsen zijn de pakhuizen of lokalen uitsluitend dienende tot opslag van gedistilleerd onder genot van krediet voor den accijns. Art. 9. Er mag, hetzij rechtstreeks, hetzij door gebouwen of over erven, geen gemeenschap bestaan tusschen. a. stokerijen en distilleerderijen; b. distilleerderijen van verschillende klassen; c. stokerijen en distilleerderijen eenerzijds en bergplaatsen anderzijds. Stokerijen, distilleerderijen der eerste klasse en bergplaatsen mogen niet worden opgericht dan op een afstand van minstens 100 meter van iedere nering of verkoopplaats, als bij artikel 68 dezer ordonnantie bedoeld. Art. 10. Alwie eene stokerij of distilleerderij wil oprichten, is verplicht zijn voornemen ter kennisse van den ontvanger te brengen, voordat met de oprichting begonnen wordt. Binnen 24 uren, nadat de werktuigen zijn opgesteld, levert hij tegen bewijs ten kantore des ontvangers eene behoorlijk gedagteekende en onderteekende aangifte in, houdende eene duidelijke opgaaf van: a. de benaming der stokerij of distilleerderij en hare ligging, met vermelding van de klasse, zoo de aangifte eene distil leerderij betreft; • den naam en de woonplaats van den eigenaar of bezitter fe, pande" en erve»> die tot de stokerij of distilleerderij thooren, de aanwezige ingangen en de bestaande gemeenschap met andere panden en erven; d. de gedeelten der stokerij of distilleerderij en daartoe behoorende panden en erven, die gebezigd zullen worden tot het opslaan van gedistilleerd; e. de te bezigen werktuigen, met vermelding van de inhoudsruimte, waar mogelijk, en van de aan de werktuigen aanwezige openingen, pijpen en buizen, alles zoo volledig mogelijk omschreven en toegelicht door eene teekening; e wijze, waarop —zoo de aangifte eene stokerij betreft — het vervaardigd gedistilleerd zal worden opgevangen met name of daartoe gebruik zal worden gemaakt van vergaderjakken, of andere denzelfden dienst verrichtende ruimten, die door de ambtenaren kunnen worden afgesloten. Het bewijs van gedane aangifte strekt tot toelating der stokerij ° distilleerderij en wordt niet afgegeven, tenzij deze voldoen aan 'ir ' e ' 00r zoovee' betreft stokerijen, niet voorzien van inrichtingen om al het vervaardigde gedistilleerd in afgesloten vergaderbakken of dergelijke op te vangen, moet bovendien, vóór de uitreiking van het hierbedoelde bewijs, eene voor ieder geval c oor den Directeur van Financiën nader te bepalen geldsom van minstens vijf honderd en hoogstens vijf duizend gulden bij den c n vanger, gedeponeerd worden; deze geldsom, waarvan geene renten te goed gedaan worden, blijft onder berusting van den ontvanger, zoolang de toelating op ongewijzigden voet wat het ontbreken eener inrichting als evenbedoeld betreft, van kracht blijft. e toelating vervalt door overgang der stokerij of distilleerderij in andere handen. De nieuwe eigenaar of bezitter gedraagt zich opnieuw naar de bepalingen van dit artikel, behoudens het bepaalde i] het eerste lid van alinea één en met dien verstande, dat de aangifte moet zijn ingediend, voordat de overgang een voldongen feit is. Art. 11. Hij, die eenige verandering wenscht te brengen in etgeen bij de aangifte ter voldoening aan artikel 10 is aangegeven, levert deswege vooraf eene nadere aangifte in, ten aanzien waarvan dezelfde bepalingen gelden als voor de oorspronkelijke aangifte. Het bewijs strekt in dit geval tot machtiging om aan het voornemen uitvoering te geven. Noodzakelijke herstellingen, die niet op het bewijs van gedane aangifte kunnen wachten, mogen met voorkennis der ambtenaren terstond worden uitgevoerd. Het niet vertoonen aan de ambtenaren op hunne aanvraag van werktuigen, pijpen of buizen wordt met overtreding van de eerste alinea van dit artikel gelijkgesteld. Art. 12. Alwie, ook zonder eenig voornemen tot opvatting van het bedrijf van stoker of distillateur, eene buiten werking zijnde stokerij of distilleerderij, dan wel werktuigen, geschikt om een dier bedrijven uit te oefenen, in zijn bezit krijgt, doet daarvan vóór de inbezitneming of dadelijk bij het inbezittreden tegen bewijs ten kantore des ontvangers aangifte op den voet van artikel 10, behoudens weglating uit de aangifte van hetgeen ten deze niet toepasselijk kan worden geacht. Van deze verplichting zijn vrijgesteld de verkoopers, vervaardigers en herstellers van zoodanige werktuigen, voor zoover deze zich bevinden in hunne verkoop- en werkplaatsen, zoomede apothekers en scheikundigen ten aanzien van in hunne laboratoria aanwezige distilleerketeltjes van minder dan tien liter inhoud. Art. 13. Alwie een pakhuis of lokaal tot bergplaats wil bestemmen, doet daarvan tegen bewijs aangifte ten kantore des ontvangers op den voet van artikel 10 behoudens weglating uit de aangifte van hetgeen ten deze niet toepasselijk kan worden geacht. Het eerste lid der voorlaatste en de laatste alinea van dat artikel gelden ook voor de toelating van bergplaatsen. Art. 14. Boven elk van de naar den openbaren weg gekeerde ingangen eener stokerij, distilleerderij of bergplaats wordt een opschrift geplaatst, houdende in duidelijk zichtbare letters, in olieverf de aanwijzing „Stokerij", „Distilleerderij der eerste klasse", „Distilleerderij der tweede klasse" of „Bergplaats van gedistilleerd", benevens den naam van den stoker, distillateur of handelaar. Art. 15. Buiten de wettig toegelaten inrichtingen voor het vervaardigen uit gegiste grondstoffen, het zuiveren door overhaling en het tot drank stoken van gedistilleerd, mag niemand een dier werkzaamheden verrichten. Dit verbod is niet toepasselijk op het gebruiken door apothekers en scheikundigen van distilleerketeltjes, als aan het slot van artikel 12 bedoeld. Niemand mag, zonder daarvan op wettige wijze aangifte te hebben gedaan of uitdrukkelijk van het doen van aangifte te zijn vrijgesteld, werktuigen in bezit hebben, waarvan uit hun aard of bestemming, gebruik zou kunnen worden gemaakt om den accijns te ontduiken. Als overtreders van dit verbod worden, zonder uitsluiting van anderen, aangemerkt de onwettige bezitters van: a. werktuigen, zooals bij stokers of distillateurs in gebruik zijn; b. andere werktuigen dan de sub a bedoelde, wanneer zij de geschiktheid bezitten om er gedistilleerd uit gegiste grondstoffen mede te vervaardigen, of wanneer, om die geschiktheid in het leven te roepen, niet meer dan de toevoeging van één of meer verbindingsstukken vereischtwordt; c. andere dan de sHb a bedoelde werktuigen, die, ofschoon door toevoeging van één of meer verbindingsstukken, nog nfet geheel geschikt om er gedistilleerd mede te vervaardigen, hunne bestemming tot ontduiking van den accijns verraden door de aanwezigheid: hetzij van gegiste grondstof in een der werktuigen zelf; hetzij van beslagen, bereide, gistende of uitgegiste grondstof (wijn en bier uitgezonderd) in of op hetzelfde pand of terrein, waar de werktuigen zich bevinden, of wel in een pand of op een terrein, dat met het zooeven bedoelde gemeenschap heeft; hetzij van vaatwerk, waarin duidelijke sporen van grondstof als evenbedoeld zijn overgebleven, in het pand of op het terrein, waar de werktuigen zich bevinden, of in een pand of op een terrein, dat daarmede gemeenschap heeft. Art. 16. Het is verboden in eene wettig toegelaten distilleerderij, in een gebouw waarin zich op den voet van artikel 12 aangegeven of van de verplichting tot aangifte vrijgestelde werktuigen bevinden, of in een gebouw dan wel op een erf, dat met een van beiden gemeenschap heeft, gedistilleerd uit gegiste grondstoffen te vervaardigen, of voor de wijngisting geschikte grondstof te bereiden, of beslagen, bereide, gistende of uitgegiste grondstoffen voorhanden te hebben. Bier en wijn, voorhanden in uitsluitend tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen, zijn van het tweede lid van dit verbod uitgezonderd. HOOFDSTUK III. Stokerijen en distilleerderijen. Inrichting der werktuigen. Art. 17. De werktuigen in stokerijen en distilleerderijen moe- ten, behoudens het bepaalde bij de tweede alinea van dit artikel, aan de volgende eischen voldoen: 1°. de ruw- oi distilleerketels moeten zijn ingemetseld ot aan den muur of vloer der fabriek zijn bevestigd; 2° ruwketels, waarop een zekere hoeveelheid grondstof in eens geladen en afzonderlijk afgestookt wordt-in tegenstelling van ruwketels met geleidelijken toevoer van grondstof — mogen geene kleinere inhoudsruimte dan van vijf hectoliter hebben, 3». het voortbrengsel der ruwstoking moet alleen door de slang, die tot den ketel behoort, kunnen worden afgeleid; 40. het overgehaalde vocht moet alleen binnen de stokerij of distilleerderij kunnen worden opgevangen; 5° het uiteinde der slang van een ruw- of distilleerketel moet zóó geplaatst zijn, dat het uitvloeiende vocht kunne worden onderzocht en afzonderlijk opgevangen; 6° de pijpen en buizen, die dienen of kunnen dienen tot het geleiden van stoom of gedistilleerd, moeten zoodanig worden gelegd of geplaatst, dat zij over de geheele oppervlakte kunnen worden onderzocht, en mogen, met uitzondering van stoompijpen, niet buiten het fabrieksgebouw worden geleid; 7°. ieder afzonderlijk werktuig moet voorzien zijn van een opschrift, houdende in duidelijk zichtbare letters en cijfers, hetzij ' in olieverf of wel ingebrand of ingesneden, de aanwijzing van de bestemming en het nummer, dat voor dezelfde soort van werktuigen doorloopend moet zijn; voor zooveel noodig beslist de eerstaanwezend ambtenaar welke zaken als afzonderlijke werktuigen zijn aan te merken. Wanneer eene stokerij voorzien is van een of meer afsluitbare vergaderbakken of dergelijke, als bedoeld sub ƒ van de eerste alinea van artikel 10, vervalt het hiervoren sub 5° gezegde en zijn in stede daarvan de volgende eischen in acht te nemen: 1°. de werktuigen moeten ten genoege van den eerstaanwezend ambtenaar aldus zijn ingericht, dat geen overgehaald vocht ergens anders dan in eene als vergaderbak dienst doende ruimte kan terecht komen, of wel dat daartegen middels verzegeling als anderszins voldoende voorzorgsmaatregelen kunnen genomen worden; 2°. het toestel der ruwstoking moet met den vergaderbak, of wat daarvoor in de plaats treedt, verbonden zijn door eene metalen buis, waarin een glazen kastje of stolp voor een vochtweger en thermometer geplaatst kan worden ; 3°. de als vergaderbak te bezigen ruimte moet, wat grootte en afsluiting betreft, voldoen aan de door den eerstaanwezend ambtenaar te stellen eischen. Afwijking onder de noodige waarborgen tegen misbruik kan worden toegestaan van het bepaalde sub 2° van de eerste alinea van dit artikel door den Directeur van Financiën, van dat sub 6° dier alinea door den eerstaanwezend ambtenaar. Art. 18. Bij elk grondvat, eiken vergaderbak en alle vast vaat- of kuipwerk voor de berging van gedistilleerd—een en ander voor zooveel deel van eene stokerij of distilleerderij der eerste klasse uitmakende — moet aanwezig en steeds bij de hand zijn een door de ambtenaren goedgekeurde en gewaarmerkte peilstok, voorzien van zoodanige, voor zooveel noodig ook op de betrokken bakken, vaten en zoo voorts aangebrachte teekenen, dat verwisseling van den eenen met d^en anderen peilstok niet aan de aandacht ontsnappen kan. Art. 19. In iedere stokerij en in iedere distilleerderij der eerste klasse moeten steeds ten gebruike der ambtenaren gereed gehouden worden een dubbele en een enkele decaliter — en een litermaat, geschikt voor het meten van natte waren, zoomede een handlantaarn met voldoende lichtkracht. HOOFDSTUK IV. Stokerijen. Aangifte van werkzaamheden. Andere regelen voor het bedrijf. Art. 20. Vóór den aanvang der werkzaamheden in eene stokerij levert de stoker ten kantore des ontvangers eene behoorlijk gedagteekende en onderteekende aangifte tot stoken in duplo in, houdende eene duidelijke aanwijzing van : a. naam en ligging der stokerij; b. naam en woonplaats van den aangever; c. de te verrichten werkzaamheden met opgaaf van de te bezigen beslagbakken, ruw- en distilleerketels en de inhoudsruimte dier werktuigen ; d. de tijdstippen van aanvang en van afloop der in de sub c bedoelde werkzaamheden begrepen ruwstokingen ; e. de hoeveelheid te verkrijgen gedistilleerd uit gegiste grondstoffen,—en zulks, naar den aard der te bezigen werktuigen, voor ieder stooksel of voor ieder uur stokens met eenzelfden ketel afzonderlijk,—in het eene en het andere geval in liters van vijftig percent sterkte uitgedrukt. Ingeval al het verkregen gedistilleerd wordt opgevangen in onder ambtelijke sluiting staande vergaderbakken of dergelijke, bevat de aangifte tot stoken alleen de sub a tot en met d vermelde gegevens of slechts zooveel daarvan, als de eerstaanwezend ambtenaar, indien hij verdere vereenvoudiging oirbaar acht, vordert. De aangiften tot stoken loopen over hoogstens ééne maand, behoudens bevoegdheid van den eerstaanwezend ambtenaar om in het bij de vorige alinea bedoeld geval een langeren uitersten termijn te stellen. Zij worden niet aangenomen, indien voor den accijns van het krachtens de aangiften te vervaardigen gedistilleerd geen voldoende zekerheid is gesteld. Een gewaarmerkt exemplaar der aangifte wordt den stoker teruggegeven. Dat exemplaar moet van het begin tot het einde van het tijdvak, waarover de aangifte loopt, in de stokerij aanwezig zijn en den ambtenaren op hunne eerste aanvrage vertoond worden. Behoudens het bepaalde bij de volgende artikelen mag van eene eenmaal ingediende aangifte tot stoken niet afgeweken worden. Het in gisting brengen en gistend of uitgegist voorhanden hebben van grondstoffen zoomede het afstoken daarvan, elders dan in de aangegeven werktuigen, geldt als eene door den stoker begane overtreding, ook dan, wanneer het plaats heeft in een pand of op een erf, niet tot de stokerij zelve behoorende doch daarmede gemeenschap hebbende. Uitgezonderd hiervan is de aanwezigheid, zonder meer, van wijn en bier in uitsluitend tot woning dienende gebouwen of gedeelten van gebouwen. Art. 21. Wanneer de stoker verandering wenscht te brengen in hetgeen door hem in eene loopende aangifte tot stoken is opgegeven, levert hij eene nieuwe aangifte in, welke voor de oor- 10 spronkelijke in de plaats treedt en waarop het bepaalde bij het voorgaand artikel van toepassing is, met dien verstande, dat: a. de oorspronkelijke aangifte, behoudens het sub b ene dezer alinea bepaalde, nog 24 uren na de inlevering der nieuwe aangifte blijft gelden, tenzij de stoker zelf de nieuwe aangifte nog later wenscht te doen ingaan, of de eerstaanwezend ambtenaar bedoelden termijn van 24 uren op verzoek van den stoker bekort; b. bij verhooging in de nieuwe aangifte van de te verkrijgen hoeveelheden gedistilleerd, door den stoker, mits met goedvinden van den eerstaanwezend ambtenaar, kan worden bedongen, dat de verhooging gerekend worde op een eerder tijdstip dan dat van inlevering der nieuwe aangifte te zijn ingegaan; c. verlaging van de te verkrijgen hoeveelheden gedistilleerd middels eene nieuwe aangifte niet mag plaats hebben, dan in bijzondere gevallen krachtens machtiging van den eerstaanwezend ambtenaar, die het tijdstip van ingang der verlaging bij de machtiging daartoe vaststelt. Art. 22. Storing van werkzaamheden gedurende het tijdvak eener loopende aangifte tot stoken, waarvan onder opgaaf van aanneembare oorzaken en met voldoende diligentie — een en ander ter beoordeeling van den eerstaanwezend ambtenaar — aan de met het toezicht in de stokerij belaste ambtenaren is kennis gegeven, heeft ten gevolge, dat de aangifte, voor zoover bij de storende oorzaken betrokken, van den aanvang der storing af buiten werking treedt. Bij naar zijn oordeel onvoldoende diligentie van de zijde des stokers of gerezen vermoedens van misleiding, beslist de eerstaanwezend ambtenaar naar goedvinden omtrent de gevolgen der storing ten aanzien van de loopende aangifte. Het vorenstaande is niet van toepassing op ongemakken van zóó tijdelijken aard, dat zij op de hoeveelheid volgens aangifte te vervaardigen gedistilleerd geen invloed uitoefenen, of waarvan dit kan worden voorkomen door op den dag van het ontstaan van het ongemak de werkzaamheden op een later uur te eindigen. Tot dit laatste kunnen de ambtenaren middels eene op het gewaarmerkt exemplaar der aangifte gestelde aanteekening vergunning geven. Art. 23. Met de oplading van een ruwketel mag niet vroeger worden begonnen, dan dertig minuten vóór het aangegeven tijdstip van aanvang van het ruwstoken. Bijvulling van grondstof in ruwketels, als sub 2° van artikel 17 bedoeld, mag, nadat het ruwstoken is aangevangen, niet meer plaats hebben. Het ruwstoken wordt geacht te zijn aangevangen zoodra het vuur onder den met grondstof gevulden ketel ontstoken is, of, ingeval tot het verwarmen van het beslag stoom gebruikt wordt, zoodra de kraan van de pijp of buis, waardoor aan den stoom toegang tot den ketel wordt verleend, geopend is. Intusschen wordt eene ruwstoking, in weerwil van het ontbreken van een dezer kenteekenen, als aangevangen beschouwd, wanneer uit de slang reeds gedistilleerd vloeit. Art. 24. Na den afloop van iedere ruwstoking met een door een helm gedekten ketel moet de helm verwijderd worden en de ketel ongedekt blijven, totdat eene nieuwe stoking herplaatsing van den helm noodig maakt. De ruwstokingen worden intusschen, ongeacht het bepaalde bij de vorige alinea, niet als afgeloopen aangemerkt, wanneer uit de slang nog gedistilleerd vloeit. Er bestaat geen overtreding, wanneer het tijdstip, voor den afloop van het ruwstoken aangegeven, met niet meer dan dertig minuten is overschreden en het alsdan uit de slang vloeiend vocht geene hoogere sterkte heeft, dan van vijf percent voor ruwketels, waarop de grondstof voor een stooksel in eens geladen en afgestookt wordt, en twintig percent voor ruwketels met geleidelijken toevoer van grondstof. » Art. 25. Aan werktuigen, slangen, pijpen, buizen, vergaderbakken en vast vaat- en kuipwerk of dergelijke voor de berging van gedistilleerd, mogen geene heimelijke openingen gemaakt worden, waardoor afleiding van gedistilleerd mogelijk is. Als heimelijke openingen worden aangemerkt alle openingen, door ambtenaren zonder medehulp van den stoker ontdekt, tenzij deze ten genoege van den eerstaanwezend ambtenaar aantoont, dat zij buiten iemands toedoen ontstaan en voor hem, stoker, en zijn personeel tot het oogenblik van ontdekking verborgen gebleven zijn. Van lekkages en defecten van toevalligen aard aan de werktuigen en zoo voorts, bij de vorige alinea bedoeld, moet bij ontdekking door den stoker of iemand van zijn personeel, terstond aan den naastbijzijnden ambtenaar kennis gegeven worden. Art. 26. Waar het vervaardigde gedistilleerd in door de ambtenaren afgesloten vergaderbakken of dergelijke wordt opgevangen, mogen die ruimten onder geen voorwendsel door den stoker zelf of zijn personeel ontsloten worden. De ontsluiting geschiedt ambsthalve en alleen: a. op tusschen den stoker en den eerstaanwezend ambtenaar overeengekomen tijdstippen, mits de aanvraag daartoe aan den met de bewaking der fabriek belasten ambtenaar minstens 24 uur te voren geschiede. b. op verlangen van evenbedoelde of een hoogeren ambtenaar. Van elke sluiting en ontsluiting wordt door de ambtenaren een relaas opgemaakt, waarin behalve de dagteekening en het uur dier verrichtingen, de hoeveelheid en de sterkte van het gedistilleerd vermeld worden, dat uit de afgesloten ruimten genomen is. Belanghebbende wordt uitgenoodigd het relaas mede te teekenen, wordende een afschrift daarvan aan hem uitgereikt en het origineel ten kantore van den ontvanger ingeleverd. Art. 27. In stokerijen, waar de van oudsher te Batavia gebruikelijke werkwijze gevolgd wordt, moeten de houten emmers, of andere denzelfden dienst verrichtende voorwerpen, waarin het ruwstooksel, na er gaandeweg uit het grondvat in te zijn overgeschept wordt overgebracht naar de tot bewaring van het gedistilleerd dienende vaste kuipen, leggers, tampajans of wat dies meer zij, na vulling in de onmiddellijke nabijheid van het stooktoestel opgesteld worden en aldaar blijven staan, totdat het stoken geheel is afgeloopen. Is op het oogenblik, dat het wegbrengen geoorloofd wordt, een ambtenaar tegenwoordig, dan moeten zijne bevelen dienaangaande nageleefd worden. Indien de eerstaanwezend ambtenaar zulks eischt, wordt in de in dit artikel bedoelde stokerijen door of van wege den stoker een register aangelegd en volgens de aanwijzingen der ambtenaren bijgehouden, betreffende den voorraad gedistilleerd van 50percent in ieder der tot de stokerij behoorende vaste kuipen, leggers, tempajans of wat dies meer zij. De aanteekeningen in dat register moeten worden gesteld door of van wege den stoker, die ook de daartoe vereischte opname van hoeveelheid en sterkte verrichten moet, een en ander tenzij de met de bewaking der stokerij belaste ambtenaren die taak op zich nemen. De bijhouding geschiedt in dier voege, dat het register eiken dag vóór het tijdstip, waarop de werkzaamheden zijn afgeloopen, in overeenstemming met den werkelijken toestand gebracht zij. Ten aanzien van bepaaldelijk door hen aangewezen, in vaste kuipen, leggers, tempajans of wat dies meer zij geborgen partijen gedistilleerd, waarvan de ambtenaren hoeveelheid en sterkte opgenomen en in het hierbedoeld register opgeteekend hebben, zijn dezen bevoegd het beding te stellen, dat aan die partijen niets veranderd worde zonder hunne voorkennis. Zij vermelden dat beding in het register. De stoker is gehouden tot het verschaffen van houten of blikken deksels en wat de ambtenaren meer mochten noodig hebben om partijen gedistilleerd, als bedoeld bij de voorgaande alinea, onder verzegelde sluiting of plombeering te leggen. Bevinden die partijen zich in een lokaal, dat behoorlijk kan worden afgesloten, dan treedt — mits de eerstaanwezend ambtenaar het lokaal vooraf goedgekeurd hebbe — ambtelijke afsluiting of verzegeling van de toegangen van het lokaal in de plaats van verzegeling van iedere zich daarin bevindende kuip of wat dies meer zij. De stoker, die eene partij gedistilleerd, als hierbedoeld, wil aanroeren, moet den met de bewaking zijner stokerij belasten ambtenaar waarschuwen, opdat deze de ontzegeling der partij of de ontsluiting van het lokaal kunne verrichten. Er bestaat geen overtreding, wanneer de bij de vorige alinea bedoelde ambtenaar twee volle uren na het ontvangen der waarschuwing nog niet in de stokerij aanwezig is en de stoker zelf alsdan de zegels of looden verbreekt, die op afzonderlijke partijen gedistilleerd gelegd zijn. Lokalen, als waarvan in de vijfde alinea van dit artikel sprake, mogen in geen geval door den stoker zelf ontsloten worden. HOOFDSTUK V. Stokerijen onder verscherpt toezicht. Art. 28. Wanneer de eerstaanwezend ambtenaar het noodig acht eene stokerij onder verscherpt toezicht te stellen, doet hij een voorstel ter zake aan den Directeur van Financiën, die, zoo hij in het voorstel kan treden, de bepalingen van dit hoofdstuk op de betrokken stokerij toepasselijk verklaart. Van die beslissing wordt den belanghebbende aanzegging gedaan. Gemelde toepasselijkverklaring blijft van kracht, zoolang zij niet uitdrukkelijk is ingetrokken. Zij doet niet te kort aan de verplichtingen, bij andere hoofdstukken dezer ordonnantie opgelegd. Stokerijen met door de ambtenaren afgesloten vergaderbakken zijn van het bij dit artikel bepaalde uitgezonderd. Art. 29. De aangifte tot stoken wordt ingediend door tusschenkomst van den eerstaanwezend ambtenaar. Deze kan bepalen, dat de aangifte tot stoken niet als geldig wordt aangenomen, tenzij de stoker vooraf ten kantore van den ontvanger eene geldsom deponeere, het bedrag van vijf duizend gulden niet te boven gaande, doch overigens voor ieder geval door den eerstaanwezend ambtenaar te bepalen. Die geldsom, waarvan geen rente te goed gedaan wordt, blijft onder bewaring van den ontvanger, totdat de eerstaanwezend ambtenaar teruggave gelast. Art. 30. Teneinde de aangifte der te verkrijgen hoeveelheden gedistilleerd te controleeren, kunnen door de ambtenaren, mits voorzien van eene schriftelijke machtiging van den eerstaanwezend ambtenaar, proefstokingen gehouden worden. Zoodra eene proefstoking is aangekondigd, hebben alle werkzaamheden plaats volgens de aanwijzingen der ambtenaren, aan wie de stoker en zijn personeel gehouden zijn volle medewerking te verleenen, zoo wat betreft het verschaffen van vaatwerk, als anderszins. De eerstaanwezend ambtenaar bepaalt bij de machtiging tot proefstoking, over hoeveel stooksels of welk tijdsverloop in uren de proef zich zal uitstrekken. De ambtenaren vergelijken hunne bevinding, wat de bij proefstoking in doorslag per stooksel of per uur verkregen hoeveelheid gedistilleerd van vijftig percent betreft, met die hoeveelheid volgens aangifte. Zij maken van hunne bevinding een relaas op, tot medeteekening waarvan de stoker wordt uitgenoodigd en een afschrift waarvan hem wordt uitgereikt. Geeft de bevinding der ambtemaren met de aangifte een ver- schil in meer, grooter dan tien ten honderd, dan wordt het debet der krediet-rekening, bedoeld bij artikel 38, verhoogd met de overbevinding, beperkt tot het tijdsverloop of het aantal stooksels, waarover de proefstoking zich in werkelijkheid heeft uitgestrekt. Er bestaat overtreding, wanneer de bevinding met de aangifte een grooter verschil in meer dan vijf en twintig ten honderd geeft. Art. 31. Bij het houden van proefstoking in eene stokerij, waar gewerkt wordt met toestellen tot afstoking eener in eens op den ruwketel geladen hoeveelheid grondstof, wordt het overgehaalde vocht van minder dan veertig percent sterkte afzonderlijk opgenomen en, bij de herleiding daarvan tot gedistilleerd van 50 percent, een aftrek toegepast van zooveel ten honderd op de gevonden hoeveelheid, als door den Directeur van Financiën bepaald zal worden. HOOFDSTUK VI. Stokerijen, distilleerderijen der lste klasse bergplaatsen. Krediet en aansprakelijkheid. Zekerheidstelling. Art. 32. Aan den stoker, distillateur of handelaar wordt onder voldoende zekerheidstelling krediet verleend voor den accijns van het gedistilleerd, dat in zijne stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats volgens rekening voorhanden is. Art. 33. De stoker, distillateur of handelaar, die krekiet geniet, is aansprakelijk voor het volle bedrag van den accijns, waarvoor hij, volgens de bepalingen dezer ordonnantie, in rekening wordt aanslagen. De stoker, distillateur of handelaar is mede aansprakelijk, en de door hem gestelde zekerheid blijft verbonden, voor het bedrag van den accijns, verschuldigd wegens elke hoeveelheid gedistilleerd, uitgeslagen zonder voorafgaande betaling van accijns, zoolang, in verband met het bepaalde bij een der artikelen 57, 59 of 60, nog van de invordering van accijns sprake zijn kan. Deze aansprakelijkheid geldt ook voor den accijns wegens ondermaten. Art. 34. De zekerheid, bedoeld bij dit hoofdstuk, kan gesteld worden door: a. deponeeren van geld ; b. verband van vaste goederen of c. borgtocht. Art. 35. Hij, die de eerste soort van zekerheid vvenscht te stellen, deponeert het gevorderde bedrag, tegen bewijs, ten kantore van den ontvanger. Er wordt geene rente of vergoeding wegens het gedeponeerd bedrag uitgekeerd. Art. 36. Verband van vaste goederen wordt niet aangenomen, dan indien ten genoege van den ontvanger bewezen is, dat de waarde daarvan de te stellen zekerheid met minstens een vijfde van het bedrag overtreft, dat de goederen piet zijn verbonden ten behoeve van anderen, en dat de gebouwen tegen brandschade verzekerd zijn. De waarde der te verbinden onroerende goederen wordt geschat door den ontvanger, die ook bevoegd is de verbonden goederen nader te schatten. Bij vermindering van waarde, volgens het oordeel van den ontvanger, wordt de gestelde zekerheid aangevuld. In geval van verschil omtrent de waarde der te verbinden, of ten behoeve van den accijns verbonden goederen, wordt beslist door den Directeur van Financiën. Art. 37. Voor borgtocht moeten ten genoege van den ontvanger worden aangewezen twee soliede personen, die zich hoofdelijk en onder afstand van het voorrecht van schuldsplitsing bij notariëele akte verbinden voor de betaling van den verschuldigden accijns. Wanneer de ontvanger het noodig acht, dat de aangenomen borgen of een hunner wordt vervangen, is de schuldenaar verplicht aan diens vordering binnen acht dagen na kennisgeving te voldoen. De ontvanger kan vorderen, dat eene verklaring van gegoedheid van den borg, afgegeven door het Hoofd van plaatselijk bestuur, bij de akte van borgtocht worde overgelegd, en dat die verklaring jaarlijks worde vernieuwd. Bij het niet voldoen aan de vorderingen, bedoeld in het derde lid van artikel 36 en de alinea's 2 en 3 van dit artikel, wordt de schuld, waarvoor zekerheid is gesteld, terstond in haar geheel opvorderbaar. HOOFDSTUK VII. Stokerijen, distilleerderijen der lste klasse, bergplaatsen. Voorraad. Krediet-rekening, Peilingen. Art. 38. Tusschen de administratie en den stoker, distillateur of handelaar in gedistilleerd wordt ten kantore van den ontvanger, wegens het in iedere stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats onder genot van krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd, over de hoeveelheid in liters van vijftig percent, eene rekening gehouden, waarop gebracht worden: I. als debet: a. het saldo van vorige rekening; b. de hoeveelheden gedistilleerd van elders ingeslagen; c. de hoeveelheden gedistilleerd, door den stoker volgens gedane aangiften uit de ruwstokingen te leveren en die, welke, volgens de betrekkelijke ambtelijke relazen, uit afgesloten vergaderbakken of denzelfden dienst verrichtende ruimten genomen zijn; d. de verhoogingen volgens artikel 30; e. de bevonden overmaten. II. als credit: a. de uitgeslagen hoeveelheden gedistilleerd, waarvan de accijns is betaald; b. de hoeveelheden gedistilleerd, uitgeslagen met bestemming om elders onder krediet voor den accijns of in entrepot te ' worden opgeslagen; c. de hoeveelheden gedistilleerd uitgeslagen ter verzending naar buiten Nederlandsch-Indië of naar gedeelten van NederlandschIndië, waar deze ordonnantie niet van toepassing is; d. de hoeveelheden gedistilleerd, uitgeslagen om met vrijdom van accijns te worden ingeslagen; e. de kortingen volgens artikel 42; ƒ. de bevonden ondermaten, nadat daarvan de accijns is betaald; g. het op nieuwe rekening over te brengen saldo. Art. 39. De voorraden, waarover ten kantore van den ontvanger rekening wordt aangehouden, worden door de ambtenaren aangepeild zoo vaak op plaatsen, waar een controleur gevestigd is, deze en elders het Hoofd van plaatselijk bestuur zulks noodig acht. De controleur of het Hoofd van plaatselijk bestuur voorziet de ambtenaren daartoe van eene schriftelijke machtiging, welke ook een doorloopend karakter kan hebben. De ambtenaren maken van hunne bevinding een relaas op en noodigen belanghebbende uit dit mede te teekenen, reiken dezen een afschrift daarvan uit en leveren het relaas ten kantore van den ontvanger in. De stoker, distillateur of handelaar is verplicht, den ambtenaren bij de peiling al het voorhanden gedistilleerd aan te wijzen; de distillateur bovendien om op te geven, wat daarvan voor de toepassing van artikel 42 als onverwerkt moet worden beschouwd. Art. 40. Bevinden zich onder den aan te peilen voorraad in eene stokerij partijen gedistilleerd, als bedoeld bij de vierde en volgende alinea's van artikel 27, dan kunnen de ambtenaren, voorzoover zij zulks verkiezen en de overtuiging hebben, dat bedoeld gedistilleerd sedert de laatste opneming van hoeveelheid en sterkte niet is aangeroerd, die partije'n zonder nader onderzoek in het relaas van peiling opnemen voor de hoeveelheid en de sterkte, waarvoor zij bij hen te boek staan. Ten opzichte van elke partij, waarmede zulks heeft plaats gehad, wordt van die handeling melding gemaakt in het relaas van peiling, waaruit tevens moet blijken, hoelang geleden de opneming, waarvan de uitkomsten in dat relaas zijn overgenomen, heeft plaats gehad. Art. 41. Na iedere aanpeiling wordt de rekening afgesloten, Afsluiting van de rekening heeft mede plaats telkens, wanneer belanghebbende dit verzoekt, en op den 31sten December van ieder jaar. De belanghebbende is verplicht de afsluiting binnen acht dagen mede te teekenen. Voldoet hij daaraan niet, dan verliest hij de bevoegdheid om tegen de uitkomsten in verzet te komen. Art. 42. Bij het afsluiten eener rekening na eene peiling wordt, zoo noodig, eene korting verleend van hoogstens: a. vijf ten honderd van de hoeveelheid gedistilleerd, die sedert de vorige peiling in eene stokerij is vervaardigd, of in eene distilleerderij der eerste klasse is ingeslagen, in beide gevallen voor zoover die hoeveelheid tot eene sterkte van minstens vijf en tachtig percent is gebracht; b. twee ten honderd van de overige hoeveelheid gedistilleerd, die sedert de vorige peiling in eene distilleerderij der eerste klasse is verwerkt; c. een half ten honderd 'smaands van de in de rekening eener stokerij begrepen hoeveelheden gedistilleerd in afgesloten lokalen, als bedoeld bij de vijfde alinea van artikel 27. Voor de berekening dezer korting worden de noodige voorschriften gegeven door den Directeur van Financiën. De sub a en b bedoelde kortingen worden voor de distilleerderijen alleen berekend over de hoeveelheid, die uit eene stokerij, rechtstreeks of over entrepot, tot eene sterkte van hoogstens vijf en zestig percent is ingeslagen, terwijl wijders alleen dat gedeelte van den voorraad, dat bij de peiling als onverwerkt is opgegeven, bij eene volgende peiling in aanmerking genomen wordt. Art. 43. Er bestaat overtreding : a. in dien op de hoeveelheid gedistilleerd, die volgens de rekening in eene bergplaats aanwezig moet zijn, een grooter verschil bevonden wordt dan van drie ten honderd; b. indien op de hoeveelheid gedistilleerd, die volgens de rekening in eene distilleerderij der eerste klasse aanwezig moet zijn, een grooter verschil bevonden wordt dan vijf ten honderd ; c. indien op de hoeveelheid gedistilleerd, welke volgens de rekening in eene niet onder verscherpt toezicht gestelde stokerij aanwezig moet zijn, een grooter verschil bevonden wordt dan van tien ten honderd over het sedert de vorige peiling volgens aangifte vervaardigd, en vijf ten honderd over het uit anderen hoofde in de rekening begrepen gedistilleerd, d. indien op de hoeveelheid gedistilleerd, welke volgens de rekening in eene onder verscherpt toezicht gestelde stokerij aanwezig moet zijn, een grooter verschil bevonden wordt' dan het bedrag der sub c bedoelde spelingen, verminderd met vijf ten honderd over het gedistilleerd, dat met toepassing van artikel 40 in het relaas van peiling is opgenomen volgens de uitkomsten van een vroeger onderzoek, hetwelk niet korter geleden dan de vorige peiling heeft plaats gehad. Art. 44. Het gedistilleerd, onder krediet aanwezig, kan op naam van een anderen persoon worden overgeschreven, mits deze voldoende zekerheid heeft gesteld en de stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats door hem is aangegeven overeenkomstig het daaromtrent bepaalde bij het tweede hoofdstuk. De overdracht geschiedt krachtens eene door den vorigen en den nieuwen eigenaar of gebruiker van het pand onderteekende en bij de administratie in te leveren verklaring. Art. 45. Accijns wegens ondermaten wordt binnen acht dagen na bevinding ingevorderd. Art. 46. De bij artikel 38 bedoelde rekening laat zich niet in met de voorraden gedistilleerd, aanwezig in de woningen of andere panden, welke, zonder van de stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats deel uit te maken, daarmede op hetzelfde erf of in gemeenschap staan. In zoodanige woningen of panden en op erven, die met de gebouwen of het erf eener stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats in gemeenschap staan, mag geen gedistilleerd, hetzij inlandsch of buitenlandsch, aanwezig zijn, dan gedekt door een of meer bewijzen van wettigen inslag (konsenten) niet langer dan een jaar jgeleden afgegeven. De bewijzen van wettigen inslag moeten aan de ambtenaren op hunne aanvraag vertoond worden. Dezen teekenen den aanwezig bevonden voorraad aan op die dokumenten, die alsdan nog slechts voor de bevonden hoeveelheid geldig zijn. HOOFDSTUK VIII. Entrepots. Art. 47. Aan den accijns onderworpen gedistilleerd kan in de bestaande publieke entrepots worden opgeslagen en mag aldaar gedurende onbepaalden tijd verblijven. Voor zoover ter zake niet bij artikel 66 dezer ordonnantie is voorzien, geldt voor den opslag in publiek entrepot het bepaalde bij de artikelen 20 en 21 van het reglement letter A, gehecht aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240). De bepalingen van de artikelen 22, 23 en 24 van dat reglement zijn ter zake van toepassing; wat artikel 23 betreft, behoudens beperking van het recht tot overdracht tot partijen van geene geringere hoeveelheid dan vijf hectoliter van vijftig percent, tenzij eene geringere hoeveelheid mocht zijn overgebleven. De uitslag geschiedt op den voet van het bij § 2 van het volgende hoofdstuk dezer ordonnantie daaromtrent bepaalde. De aanbieding ter verificatie heeft plaats door overlegging van het betrekkelijk dokument, terwijl het gedistilleerd den met de verificatie belasten ambtenaar afgezonderd van andere partijen moet worden aangewezen. Bij aangifte tot uitslag met eene bestemming, welke den accijnsplicht niet opheft of de opheffing van een nader te leveren bewijs afhankelijk maakt, kan de ontvanger in bijzondere gevallen, waarin de invordering van het eventueel verschuldigde moet geoordeeld worden niet voldoende verzekerd te zijn, zekerheidstelling ten zijnen genoege vorderen, bestaande in het deponeeren van geld of in persoonlijken borgtocht. Art. 48. Particulier entrepot kan voor accijnsplichtig gedistilleerd worden toegestaan op plaatsen, waar krachtens artikel 25 van het reglement letter A, gehecht aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240), particuliere entrepöts voor petroleum toegelaten zijn en voorts, onder de voorwaarden door den Directeur van Financiën te stellen, daar waar deze vergunning daartoe geeft. De bepalingen van voormeld artikel 25 zijn ter zake van toepassing: wat den opslag betreft, voor zoover artikel 66 dezer ordonnantie ten deze niet voorziet; wat het negende lid betreft, met dien verstande, dat het daarbij bepaalde ook geldt ten aanzien van den accijns voor het gedistilleerd, dat in particulier' entrepöt te min bevonden wordt; wat het recht tot overdracht betreft, met gelijke beperking als bij de derde alinea van het voorgaand artikel dezer ordonnantie bedoeld. Ten aanzien van den uitslag zijn de voorlaatste en laatste alinea's van dat artikel van toepassing. Art. 49. Het oversteken, versnijden, verlengen en vermengen van gedistilleerd in entrepöt valt onder de toepassing van artikel 22, alinea 2] van het reglement letter A, gehecht aan de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240). HOOFDSTUK IX. Uitslag. Vervoer. Inslag. § 1. Inlandsch en buitenlandsch gedistilleerd, . Algemeene voorschriften. Art. 50. Geen gedistilleerd, hetzij inlandsch of buitenlandsch, mag, in welke hoeveelheid ook, uit eene stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats of uit panden en van erven, die daarmede gemeenschap hebben, worden uitgeslagen of aldaar ingeslagen, dan gedekt door het vereischte dokument. Art. 51. Geen gedistilleerd, hetzij inlandsch of buitenlandsch, mag in eene hoeveelheid van twee liter of daarboven uit andere panden of van andere erven, dan de in het voorgaand artikel bedoelde, worden uitgeslagen of aldaar ingeslagen, dan gedekt door het vereischte dokument. Art. 52. Geen vervoer van gedistilleerd, het zij inlandsch of buitenlandsch, is in eene hoeveelheid van twee liter of daarboven veroorloofd, dan gedekt door het vereischte dokument. Zoo noodig kunnen de Hoofden van gewestelijk bestuur, ieder binnen het door hem bestuurd gewest: a. de bij de eerste alinea van dit artikel bedoelde hoeveelheid binnen bepaaldelijk aangewezen kringen lager stellen; b. kringen aanwijzen, waarbinnen het vervoer van gedistilleerd, in welke hoeveelheid ook, door het vereischte dokument gedekt moet zijn; c. wegen of omtrekken aanwijzen, waarlangs of waarbinnen geenerlei vervoer van gedistilleerd mag plaats hebben. Het bepaalde bij de eerste alinea van dit artikel is niet van toepassing in de gevallen, waarin volgens de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) of de daaraan gehechte reglementen vervoer, lossing of inlading van goederen door een dokument gedekt moet zijn. Art. 53. De vereischte dokumenten, bij de drie voorgaande artikelen bedoeld, zijn: voor uitslag, vervoer en inslag van inlandsch gedistilleerd, waarvan de accijns betaald is, of van buitenlandsch gedistilleerd, een konsent-, voor uitslag, vervoer en inslag van in eene stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats aanwezig en zonder voorafgaande betaling van den accijns uitgeslagen gedistilleerd, een vervoerbiljet of dokument tot opslag in entrepöt; voor uitslag, vervoer en inslag van in entrepöt aanwezig en zonder voorafgaande betaling van accijns uitgeslagen inlandsch gedistilleerd, een vervoerbiljet. Inlandsch gedistilleerd, waarvoor uit hooide van zijne bestemming tot wetenschappelijk gebruik vrijdom van accijns is toegestaan, wordt voor de toepassing van het voorgaande gelijk gesteld met gedistilleerd, waarvan de accijns betaald is. Art. 54. De ambtenaar, die een dokument tot uitslag, vervoer of inslag van gedistilleerd afgeeft, vermeldt daarin of het al dan niet bij den uitslag, op de daartoe aan te wijzen plaatsen onderweg en bij den inslag door ambtenaren moet worden afgeteekend, alsmede ingeval afteekening bij uitslag niet tot eisch gesteld wordt, den termijn, binnen welken het vervoer en de inslag moeten geschieden. Ingeval de uitslag in tegenwoordigheid van ambtenaren plaats heeft, vullen dezen den termijn in, die, gerekend van het door hen op het dokument aangeteekend uur van uitslag, voor het vervoer en den inslag wordt toegestaan. De termijn kan worden verlengd en verandering van bestemming, verpakking of vervoermiddel kan, zoo die noodig is, worden toegestaan door den eerstaanwezenden ambtenaar ter plaatse, waar het gedistilleerd zich bevindt, of — indien aldaar geen ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen gevestigd is — door den daartoe door het Hoofd van plaatselijk bestuur aan te wijzen ambtenaar. Hij, die den termijn verlengt of de verandering toestaat, houdt daarvan op het dokument aanteekening. De dokumenten zijn niet geldig, indien de daarin voorgeschreven afteekeningen niet geschied zijn, of de tijd, voor het vervoer toegestaan, overschreden is. De ambtenaren, die met de afteekening bij uitslag of bij inslag belast zijn, weigeren de afteekening, indien het ten uit- of inslag bestemd gedistilleerd hun niet, afgezonderd van andere partijen, wordt aangewezen. De dokumenten moeten, om geldig te zijn, steeds bij het uitgeslagen, vervoerd of ingeslagen wordende gedistilleerd aanwezig zijn en met dat gedistilleerd den ambtenaren op hunne eerste aanvraag vertoond worden. Art. 55. Gedistilleerd, dat vervoerd of ingeslagen wordt, wordt niet als gedekt beschouwd, indien bij verificatie een grooter verschil bevonden wordt dan van vijf ten honderd op de hoeveelheid of de sterkte, in het dokument vermeld. § 2. Uitslag van onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd. Art. 56. Uitslag van onder krediet .voor den accijns voorhanden gedistilleerd — waaronder voor de toepassing van dit artikel en de volgende artikelen dezer paragraaf ook verstaan wordt gedistilleerd, dat in entrepot opgeslagen en nog accijnsplichtig is — geschiedt: hetzij met bestemming om elders opnieuw onder krediet te worden opgeslagen en alsdan bij hoeveelheden van minstens vijf hectoliter van vijftig percent-, hetzij na betaling van den accijns en alsdan bij hoeveelheden van minstens vijftien liter van vijftig percent; hetzij ter verzending naar buiten Nederlandsch-Indië of gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar deze ordonnantie niet van toepassing is. en alsdan bij hoeveelheden van minstens twee hectoliter van vijftig percent; hetzij met vrijdom van accijns, op den voet der ter zake geldende bijzondere voorschriften. Het bepaalde bij de vorige alinea, omtrent de daarbij bedoelde minimum hoeveelheden, vervalt, bijaldien mindere hoeveelheden, als laatste restant, mochten zijn overgebleven. Art. 57. Hij, die onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd wenscht uit te slaan, met bestemming om elders onder genot van dat krediet te worden opgeslagen, levert ten kantore van den ontvanger eene behoorlijk gedagteekende en onderteekende aangifte in, vermeldende: a. naam, beroep en woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin het gedistilleerd geborgen is; c. naam, beroep en woonplaats van den ontbieder; d. aanwijzing van de plaats van bestemming, alsmede van het pand, waarin de opslag zal geschieden; e. het aantal, de soort en de merken der colli; ƒ. de litermaat, soort en sterkte van het gedistilleerd, alles in letters; £. de namen van den vervoerder en van het vaar- of voertuig, of wel eene andere voldoende aanwijzing van het middel van vervoer, ter beoordeeling van den ontvanger; /;. het tijdstip, waarop de uitslag zal plaats vinden. De aangever ontvangt een vervoerbiljet, waarop de ontvanger een termijn heeft gesteld, binnen welken ten zijnen genoege het bewijs moet geleverd zijn, dat het gedistilleerd op wettige wijze is opgeslagen. De termijn kan worden verlengd door den eerstaanwezend ambtenaar ter plaatse van aangifte of van bestemming. De aangever betaalt den accijns, zoodra de termijn is verstreken, zonder dat het gevorderd bewijs geleverd is, tenzij de Directeur van Financiën anders beslist. Indien het ingeleverde bewijs van wettigen opslag een tekort op de hoeveelheid aanwijst, betaalt de aangever den accijns over het tekort binnen acht dagen na de inlevering. Art. 58. Om onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd uit te slaan ten verbruik, wordt ten kantore van den ontvanger eene behoorlijk gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte ingediend, bevattende: a. naam, beroep en woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin het gedistilleerd geborgen is; c. naam, beroep en woonplaats van den ontbieder; d. de aanwijzing van de plaats van bestemming; e. het aantal, de soort en de merken der colli; ƒ. de litermaat, soort en sterkte van het gedistilleerd, alles in letters; g. de namen van den vervoerder en van het vaar- of voertuig, of wel eene andere voldoende aanwijzing van het middel van vervoer, ter beoordeeling van den ontvanger; h. het tijdstip, waarop de uitslag zal plaats vinden. De betaling van den accijns geschiedt bij de aangifte. De aangever ontvangt een konsent. Art. 59. Voor den uitslag van onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd naar buiten Nederlandsch-Indië of gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar deze ordonnantie niet van toepassing is, wordt ten kantore van den ontvanger eene behoorlijk gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte ingeleverd, bevattende: a. naam, beroep en woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin het gedistilleerd gebor- n gen is, alsmede van het vaartuig, waarmede het vervoer over zee zal geschieden; c. de plaats van bestemming en die van laatste inlading; d. het aantal, de soort en de merken der colli; e. de litermaat, soort en sterkte van het gedistilleerd, alles in letters; ƒ. de namen van den vervoerder en van het vaar- of voertuig, of wel eene andere voldoende aanwijzing van het middel van vervoer, ter beoordeeling van den ontvanger — alles voor zooveel het transport tot aan de plaats van laatste inlading betreft; g. het tijdstip, waarop de uitslag zal plaats vinden. De aangever ontvangt een vervoerbiljet, waarop de ontvanger een termijn heeft gesteld, binnen welken ten zijnen genoege het bewijs moet geleverd zijn, dat het gedistilleerd de aangegeven bestemming gevolgd heeft. De eerstaanwezend ambtenaar kan den termijn verlengen. De aangever betaalt den accijns, zoodra de termijn is verstreken, zonder dat het gevorderd bewijs geleverd is, tenzij de Directeur van Financiën anders beslist. Art. 60. Hij, die onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd wenscht uit te slaan om met vrijdom van accijns te worden opgeslagen, ontvangt, behoudens het bepaalde bij de volgende alinea's, na aangifte op den voet der eerste alinea van artikel 57 een vervoerbiljet, als bedoeld bij de tweede alinea van dat artikel, waarvan de alinea's 3 en 4 mede van toepassing zijn. Is het gedistilleerd echter gemethyleerd, dan geschiedt de aangifte op den voet der eerste alinea van artikel 58, behoudens weglating uit' de aangifte van de sterkte van het gedistilleerd. Mede op den voet dier alinea geschiedt de aangifte in het geval van vrijdom wegens wetenschappelijke doeleinden, met dien verstande echter, dat alsdan de aangifte voor gezien moet zijn geteekend door den persoon, ten wiens behoeve de vrijdom is toegestaan. In de gevallen, bij de vorige twee alinea's bedoeld, wordt geen vervoerbiljet, doch een konsent uitgereikt. Art. 61. De hoeveelheid gedistilleerd, in eene aangifte tot uitslag vermeld, strekt tot grondslag voor de crediteering der rekening, tenzij de uitslag in tegenwoordigheid van ambtenaren verricht wordt, als wanneer de crediteering voor zooveel noodig naar de uitkomsten hunner bevinding gewijzigd wordt. In evenbedoeld geval wordt minstens een twintigste en hoogstens een tiende gedeelte van de partij, door de ambtenaren te kiezen, opgenomen en worden hoeveelheid en sterkte der geheele partij naar de uitkomst van die opneming berekend. Art. 62. Er bestaat overtreding, indien bij opneming eener ten uitslag op den voet van een der artikelen 56, 57, 58, 59 en 60 aangegeven hoeveelheid — voor zooveel ongemethyleerd gedistilleerd betreft ter sterkte van vijftig percent of daartoe herleid — een grooter verschil wordt bevonden dan van twee ten honderd voor gedistilleerd op fust en van vier ten honderd voor gedistilleerd op andere wijze geborgen. § 3. Vervoer. Art. 63. Aan hem, die gedistilleerd, hetzij inlandsch of buitenlandsch, wenscht te vervoeren of doen vervoeren en niet reeds uit kracht van het bepaalde bij de vorige paragraaf van dit hoofdstuk van een dokument voorzien is, wordt, op zijne onder overlegging van een bewijs van wettigen inslag van het te vervoeren gedistilleerd gedane aanvraag, een konsent afgegeven door den ontvanger of —op plaatsen, waar geen ontvanger gevestigd is —een daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen of van een anderen diensttak. De ten uitslag en vervoer bestemde hoeveelheid wordt op het vertoonde bewijs afgeschreven. De ambtenaar, voor de afgifte van konsenten aangewezen, kan, ingeval van overlijden of bij verhuizing of opbreking van het huisgezin van de zoodanigen, die niet aan peiling onderworpen zijn, konsenten afgeven ook zonder dat hem een behoorlijk bewijs van wettigen inslag wordt overgelegd, mits van de herkomst van het gedistilleerd op voldoende wijze blijke. Art. 64. Bij aanvoer uit zee van gedistilleerd, dat zonder .accijnsdokument aankomt, geeft de ontvanger voor het verder vervoer een konsent af, indien hem blijkt, dat geen invoerrecht of accijns verschuldigd of nadat het invoerrecht of de accijns betaald is. § 4. Inslag. Art. 65. Inslag van gedistilleerd onder krediet voor den accijns vereischt, behalve het toepasselijke dokument tot dekking, de machtiging van den ontvanger ter plaatse, waar de inslag zal plaats hebben. De machtiging wordt geweigerd, indien de gestelde zekerheid ontbreekt of tengevolge van den voorgenomen inslag ontoereikend zou worden. Nadat de inslag is geschied, levert hij, die den inslag deed, het vervoerbiljet in ten kantore des ontvangers, voorzien van eene verklaring, dat hij erkent den inslag te hebben verricht. Die verklaring en de in het biljet vermelde hoeveelheid strekken tot grondslag voor de debiteering van de rekening, tenzij de inslag in tegenwoordigheid van ambtenaren verricht wordt, als wanneer de debiteering voor zooveel noodig naar de uitkomst hunner bevinding gewijzigd wordt. Art. 66. De opslag in entrepot van onder krediet voor den accijns voorhanden gedistilleerd geschiedt door het gedistilleerd aan de ambtenaren, met het toezicht bij den opslag belast, ter verificatie aan te bieden onder overlegging van het vervoerbiljet, krachtens hetwelk de uitslag uit de stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats en het vervoer hebben plaats gehad. § 5. Faciliteit voor plaatselijk vervoer van gebotteld buitenlandsch gedistilleerd. Art. 67. Aan ter goeder naam en faam bekend staande handelaren op plaatsen, waar een tolkantoor gevestigd is, kan door den ontvanger vergund worden, voor het plaatselijk vervoer van gebotteld buitenlandsch gedistilleerd, dat op den dag van uitslag zelf afloopt, dokumenten te nemen uit een register van in blanco geteekende en aan een stok bevestigde konsenten. De vergunning wordt verleend onder voorwaarde, dat de gebruiker het register getrouwelijk bijhoude volgens het door den Directeur van Financiën vastgesteld model en de door hem te geven voorschriften en dat het register met tusschenpoozen van hoogstens ééne maand door of van wege den gebruiker aan den ontvanger ten zijnen kantore worde vertoond, vergezeld van de in bezit van den gebruiker zijnde bewijzen van wettigen inslag, waarop, voor zoover zij niet voor intrekking vatbaar zijn, de uitgeslagen hoeveelheden worden afgeschreven. De vergunning is ten allen tijde voor opzegging vatbaar. Er bestaat overtreding, wanneer volgens in het register achtergebleven aanteekeningen, betreffende gebruikte konsenten, meer gedistilleerd van vijftig percent blijkt te zijn uitgeslagen, dan waarvan de wettige inslag bewezen wordt, zoomede wanneer gebruikte konsenten uit het register eene grootere hoeveelheid gedistilleerd van vijftig percent of een ander tijdstip van uitslag, dan de onder hetzelfde nummer in het register achtergebleven aanteekeningen aanwijzen, dan wel in het geheel geen tijdstip van uitslag vermelden. HOOFDSTUK X. Verkoop in het klein. § 1. Neringen. Art. 68. Onder neringen worden verstaan de verkoopplaatsen van inlandschen gedistilleerden drank in het klein. Verkoop in het klein wordt voor de toepassing dezer paragraaf geacht te geschieden overal, waar de verkoop niet uitsluitend plaats heeft bij hoeveelheden van tien liter of hooger. Art. 69. Het is verboden inlandschen gedistilleerden drank in het klein te verkoopen of ten verkoop in het klein voorhanden te hebben elders dan binnen een pand, waarvoor op wettige wijze toelating tot het drijven eener nering verkregen is. Ten opzichte van dit verbod wordt iedere kleinhandelaar, die inlandschen gedistilleerden drank als handelswaar voorhanden heeft, beschouwd dien drank voorhanden te hebben ten verkoop in het klein. Art. 70. Hij, die eenig erf, gebouw, lokaal, of gedeelte van een van allen tot het drijven eener nering wil bezigen, levert, tegen bewijs, ten kantore van den ontvanger, of bij een door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen of van een anderen diensttak, eene behoorlijk gedagteekende en onderteekende aangifte in, houdende eene duidelijke opgaaf van : a. naam, beroep en woonplaats van den aangever; b. de panden en erven, die geheel of gedeeltelijk als nering zullen worden gebezigd, met bijzondere aanwijzing van de lokalen voor den verkoop en die, voor de nederlegging van voorraden bestemd. Het bewijs van gedane aangifte strekt tot toelating der nering. Het wordt niet afgegeven, indien de aangegeven panden en erven, hetzij rechtstreeks hetzij door gebouwen of over erven, gemeenschap hebben met eene stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats, of wel indien zij minder dan 100 meter daarvan verwijderd zijn. Art. 71. Alle gedistilleerd, hetzij inlandsch of buitenlandsch, in eenig pand of binnen de grenzen van eenig erf, waarin eene nering is gevestigd, of wel in een gemeenschap hebbend pand of op zulk een erf aanwezig, moet ten allen tijde gedekt zijn door een of meer geldige konsenten of een ten name van den betrokken neringdoende staand peilbewijs. De voorraad in zulk een gebouw of op een zoodanig pand is onderworpen aan aanpeiling door de ambtenaren, mits zij voorzien zijn van eene schriftelijke machtiging van den controleur of, waar geen controleur is, van het Hoofd van plaatselijk bestuur. De neringdoenden zijn verplicht aan de ambtenaren al het voorhanden gedistilleerd aan te wijzen en de in hun bezit zijnde dokuinenten te vertoonen. De ambtenaren maken van hunne bevinding een relaas op, dat als peilbewijs aan den belanghebbende tegen intrekking der vertoonde dokumenten wordt uitgereikt. Zij kunnen, waar zulks naar hun oordeel mogelijk is, in stede van den voorraad aan te peilen in eigenlijken zin, zich ook op eenvoudiger wijze vergewissen van de sedert hun laatste bezoek verkochte hoeveelheden gedistilleerd en die op de konsenten afschrijven. Een relaas wordt van die verrichting niet opgemaakt. Eene bevonden overmaat van minder dan één ten honderd op den geheelen voorraad geldt niet als overtreding van de eerste alinea van dit artikel. Art. 72. Konsenten, waarop afschrijvingen, als bedoeld bij de voorlaatste alinea van artikel 71, gedaan zijn, gelden nog slechts voor de daarin uitgereikte hoeveelheid na vermindering met het bedrag der afschrijvingen. Niet meer geldig tot het dekken van den voorraad in de bij de eerste alinea van het voorgaand artikel bedoelde panden met hunne erven zijn konsenten, indien de inslag vroeger dan de laatste ambtelijke opname, hetzij door peiling, hetzij op de bij de voorlaatste alinea van artikel 71 bedoelde wijze, geschied is of moest zijn, of indien die konsenten langer dan drie maanden geleden zijn afgegeven. De bij de vorige alinea bedoelde termijn van drie maanden kan, mits voor zijn afloop, worden verlengd door hem, die ter plaatse met het afgeven van konsenten belast is. § 2. Verkoop van gedistilleerd in de aanhoorigheden van stokerijen, distilleerderijen der lste klasse en bergplaatsen. Art. 73. In de woningen en andere panden en op de erven, die tot eene stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats behooren, mag geen gedistilleerd worden verkocht in eene mindere hoeveelheid, dan het bij artikel 56 bepaalde minimum van vijftien liters van vijftig percent voor uitslag na betaling van den accijns van onder krediet voorhanden gedistilleerd. HOOFDSTUK XI. Verschillende onderwerpen. Art. 74. De bepalingen van de artikelen 5, 7 tot en met 18, 20, 21, 24, 27 en 28 van de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) en de daartoe betrekkelijke strafbepalingen zijn mede van toepassing ten aanzien van den accijns op gedistilleerd. Art. 75. De gebouwen en erven, waarvan het bezit of gebruik bij de administratie bekend moet zijn of waarin gedistilleerd wordt bewerkt of handel in dat artikel wordt gedreven, kunnen door de ambtenaren worden onderzocht. Voor de uitoefening dezer bevoegdheid worden de woningen en andere panden en dQ erven, welke met eene stokerij, distilleerderij of bergplaats in gemeenschap staan, geacht tot de stokerij, distilleerderij of bergplaats te behooren. Andere gebouwen en erven kunnen bij vermoeden, dat daarin ontwettig bezeten werktuigen geborgen zijn of dat aldaar misbruik gemaakt wordt van den vrijdom van accijns, krachtens deze ordonnantie toegekend, mede, doch alleen tusschen zonsop- en zonsondergang door de ambtenaren worden onderzocht. De ambtenaren moeten bij het onderzoek der in het eerste lid bedoelde gebouwen en erven, indien dit geschiedt tusschen zonsonder- en zonsopgang en er alsdan in die gebouwen niet gewerkt wordt, — en bij het onderzoek tusschen zonsonder- en zonsopgang in de gedeelten dier gebouwen, die tot woning dienen, — vergezeld zijn van iemand, daartoe het Hoofd van plaatselijk bestuur aangewezen. Tusschen zonsop- en zonsondergang alsmede gedurende den tijd, dat in de in het eerste lid bedoelde gebouwen en erven gewerkt wordt, moet de toegang tot die gebouwen en erven voor de ambtenaren onbelemmerd zijn en moet zich in die gebouwen of erven de stoker, distillateur, handelaar of neringdoende, of iemand van zijnentwege bevinden om den ambtenaren de door hen verlangde aanwijzingen te doen. Voor de toepassing van dit artikel wordt aangenomen, dat in eene stokerij gewerkt wordt gedurende het geheele tijdvak, waartoe de loopende aangifte tot stoken betrekking heeft. Art. 76. De ambtenaren zijn bevoegd bij alle visitatiën de afmetingen of inhoudsruimte van werktuigen, vast vaat- en kuipwerk en dergelijke, zoomede de daarin aanwezige hoeveelheid grondstof of gedistilleerd op te nemen en, tegen afgifte van een bewijs, proeven mede te nemen van grondstoffen of wat zij daarvoor houden en van gedistilleerd. De belanghebbende is gehouden daarbij de vereischte hulp te verleenen of aanwijzing te doen. Art. 77. Belanghebbende bij eene verificatie of opneming is bevoegd herverificatie of heropneming te verzoeken. De herverificatie of heropneming wordt zoo mogelijk verricht door andere ambtenaren dan die de oorspronkelijke verificatie of opneming hebben gedaan; hare uitkomst is beslissend. Op plaatsen, waar slechts één ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen den dienst waarneemt, wordt door het Hoofd van plaatselijk bestuur een ambtenaar van een anderen diensttak aangewezen om bij de herverificatie of heropneming tegenwoordig te zijn. Art. 78. De ambtenaren zijn bevoegd door middel van verzegeling de ruw- en distilleerketels met toebehooren onbruikbaar te maken die : a. zich bevinden in eene stokerij of distilleerderij, welke niet voldoet aan, of opgericht dan wel ingericht is in strijd met artikel 9 of artikel 17 sub 6°; b. niet voldoen aan de alinea's één, sub 1° tot en met 5°, en twee van artikel 17, of die zonder de vereischte aangifte bijgeplaatst of veranderd zijn ; c. zich bevinden in een buiten werking zijnde stokerij of distilleerderij of in eene in werking zijnde stokerij tijdelijk buiten gebruik worden gesteld, of waarvan aangifte is gedaan naar artikel 11; d. die vallen in de termen van verbeurdverklaring. De verzegeling geschiedt, waar eene aangifte op den voet van artikel 10 of artikel 11 bestaat, op schriftelijken last van den eerstaanwezend ambtenaar, de ontzegeling steeds op last van hem, die de verzegeling heeft voorgeschreven of op zich genomen. De verzegelde werktuigen moeten den ambtenaren steeds op hunne eerste aanvraag vertoond worden. Het niet aanwezig zijn of het niet vertoonen daarvan wordt met het schenden der zegels gelijk gesteld. Bij verzegeling en ontzegeling van werktuigen in eene wettig geoorloofde inrichting wordt belanghebbende uitgenoodigd tegenwoordig te zijn en het op te maken proces-verbaal, waarvan hem een afschrift wordt uitgereikt, mede te teekenen. Art. 79. Stokers en distillateurs zijn verplicht om eene proef van het vocht, dat aanwezig is in een ketel, waarmede gedistilleerd heet te worden overgehaald, aan de ambtenaren te verstrekken binnen twintig minuten, nadat deze hun verlangen ter zake hebben te kennen gegeven. Art. 80. De verschillende bij de ordonnantie voorgeschreven aangiften moeten, voor zooveel de Directeur van Financiën het noodig acht modellen daarvoor vast te stellen, naar die modellen worden ingericht. Art. 81. De Directeur van Financiën kan bij het te loor gaan van gedistilleerd teruggaaf van den accijns verleenen of bepalen, dat de accijns niet gevorderd zal worden. Art. 82. In deze ordonnantie wordt, tenzij het tegendeel bepaaldelijk uit het zinsverband blijke, bedoeld: a. met controleur, ontvanger, ambtenaar, eerstaanwezend ambtenaar, administratie: die der in- en uitvoerrechten en accijnzen, hetzij hun hoofdambt hen tot dien diensttak doet behooren,' hetzij de bedoelde functie hun, al dan niet uitsluitend met opzicht tot den accijns op gedistilleerd, wettelijk als bijbetrekking is opgedragen; b. met gedistilleerd van vijftig percent: gedistilleerd van die sterkte of tot die sterkte herleid; c. met ruwketels: de toestellen, waarmede beslagen, gistende of uitgegiste grondstoffen worden afgestookt; d. met distilleerketels: de toestellen, waarmede gedistilleerd wordt overgehaald. HOOFDSTUK XII. Strafbepalingen. Art. 83. De volgende overtredingen worden, behoudens het bepaalde bij artikel 84, gestraft als volgt: 1°. Het in werking hebben of brengen van eene stokerij of distilleerderij zonder dat daarvan de voorgeschreven aangifte gedaan is, — het verzwijgen in aangiften tot erlanging van toelating voor stokerijen en distilleerderijen van werktuigen, waarvan uit hun aard of bestemming gebruik gemaakt kan worden om den accijns te ontduiken, — het verzwijgen in zoodanige aangiften van het bestaan of daarstellen van gemeenschap met andere panden of van openingen, pijpen of buizen aan werktuigen, — het niet inleveren of ten aanzien der werktuigen onvolledig invullen der bij artikel 12 bedoelde aangifte, voor zoover dit zich niet in overtreding van het tweede lid van artikel 15 oplost, — en het overtreden van laatstgenoemd artikel: met eene boete van acht honderd tot twee duizend gulden ten laste van den clandestienen stoker of distillateur, ontwettigen bezitter, dan wel aangever, benevens verbeurdverklaring der werktuigen, ten opzichte waarvan de overtreding begaan is. Het maximum der boete wordt steeds toegepast, indien bewezen is, dat ontduiking van accijns heeft plaats gehad. 2°. Het begaan van andere dan de voormelde afwijkingen van het voorgeschrevene, bij het doen der bij de artikelen 10, 12 en 13 verplichtend gestelde aangiften: met eene boete van vijftig gulden ten laste van den aangever. 3°. Het afstoken van grondstof of het voorhanden hebben daarvan in strijd met artikel 16 en het afwijken eener aangifte tot stoken door in de stokerij zelve of een daarmede gemeenschap hebbend pand of erf grondstoffen in gisting te brengen, gistend of uitgegist aanwezig te hebben of, uitgegist zijnde, af te stoken, elders dan in de daartoe aangegeven werktuigen: met eene boete van twee duizend tot vijf duizend gulden en bovendien vijfmaal den accijns van het gedistilleerd, dat voorhanden is of, zoo daarvan eene rekening bestaat, voorhanden is boven de hoeveelheid, die aanwezig mag zijn, — alle speling in overmaat in dit geval buiten rekening gelaten —, benevens verbeurdverklaring van dat gedistilleerd. De boete komt ten laste van den stoker, distillateur of wie anders het pand, waarin de overtreding begaan is, gebruikt of in bezit heeft. 4°. Het afwijken eener aangifte tot stoken door vooruit te loopen op, of te overschrijden de voor het ruwstoken aangegeven tijdstippen en overtreding van artikel 23, eerste lid: met eene boete, ten laste des stokers, van acht honderd gulden ingeval de werkzaamheden met meer dan één uur zijn vervroegd of de toegestane tijd met meer dan één uur is overschreden en van twintig tot een honderd gulden bij eene geringere afwijking. 5°. Het begaan van andere dan de sub 3° en 4° bedoelde afwijkingen van eene aangifte tot stoken: met eene boete van twintig tot twee honderd gulden ten laste van den stoker. 6°. De overtreding bedoeld bij het laatste lid van artikel 30: met eene boete, ten laste van den stoker, van vijfmaal den accijns over het verschil tusschen de aangifte en de bevinding, berekend over alle stooksels of uren stokens in de aangifte begrepen. 7°. Het bestaan van een tekort op den volgens rekening onder krediet voor den accijns aanwezigen voorraad gedistilleerd: met eene boete ten laste van hem, met wien de rekening gehouden wordt, tot het bedrag van den accijns van het gedistilleerd, dat boven de toegestane speling te kort is bevonden. 8°. Het bestaan van overmaat op den volgens rekening onder krediet voor den accijns aanwezigen voorraad gedistilleerd: met eene boete ten laste van hem, met wien de rekening gehouden wordt, van vijfmaal het bedrag van den accijns van het gedistilleerd, dat boven de toegestane speling te veel is bevonden.. 9°. Het in- of uitslaan of vervoeren van gedistilleerd op onwettige wijze: met eene boete van vijfmaal het bedrag van den accijns daarvan en bovendien vijftig of twee honderd gulden, al naar mate een der artikelen 51 en 52 of artikel 50 overtreden is, benevens verbeurdverklaring van het gedistilleerd. De boeten worden verdubbeld, indien de onwettige in- of uitslag of het onwettig vervoer is geschied tusschen zonsonder- en zonsopgang, en komen ten laste van den gebruiker van het pand of erf, waar de verboden in- of uitslag plaats had — en, ingeval van verboden vervoer, ten laste van den vervoerder, bij onbekendheid van den persoon voor wiens rekening het vervoer geschied is, — anders ten diens laste. 10°. De overtreding, bedoeld bij artikel 62: met eene boete van vijfmaal den accijns over het verschil boven de toegelaten speling, ten laste van den aangever. 11°. Overtreding van artikel 69, juncto artikel 68, en het niet inleveren of in strijd met de waarheid invullen van de bij artikel 70 voorgeschreven aangifte: met een boete van twee honderd gulden ten laste van den verkooper of neringdoende. 12°. Het ongedekt voorhanden hebben van ander, dan onder krediet voor den accijns aanwezig gedistilleerd in de gevallen, waarin dekking van den voorraad is voorgeschreven: met eene boete ten laste van hem, in wiens pand de overtreding plaats vindt, van vijfmaal het bedrag van den accijns van het ongedekt gedistilleerd, boven de toegelaten speling, benevens verbeurdverklaring van dat gedistilleerd. 13°. Het niet toelaten der ambtenaren tot eene stokerij, distilleerderij, bergplaats of nering of tot een aanhoorig pand of erf; met eene boete van tien tot vijf honderd gulden ten laste van den gebruiker of bezitter van het pand of erf, waarbinnen de ambtenaren verlangen te worden toegelaten. 14°. Het bemoeilijken of ondoenlijk maken van peilingen, opnemingen, visitatiën en verificatiën en het belemmeren van proefstokingen : met eene boete van tien tot vijf honderd gulden, ten laste van den houder of aanbieder der goederen of dokumenten, of. ingeval van belemmering eener proefstoking, van den stoker bij wien proefstoking gehouden wordt. 15°. Het ontbreken, drie dagen na ontvangen waarschuwing om het verzuim te herstellen, der bij de artikelen 14 en 17, eerste lid, sub 7°, bedoelde opschriften en, waar voorgeschreven, van bruikbare peilstokken of van de bij artikel 19 bedoelde voorwerpen : met eene boete van tien gulden voor den eersten, en drie gulden voor iederen verderen dag, dat het verzuim voortduurt, ten laste van den gebruiker of bezitter van het pand of de werktuigen als anderszins, ten aanzien waarvan de overtreding geconstateerd wordt. 16°. Het schenden van zegels of looden, op andere zaken dan vervoerd wordende goederen, vervoermiddelen of laadruimen gelegd : met eene boete van vijftig tot acht honderd gulden, ten laste van den stoker, distillateur of anderen bezitter der zaken, welker verzegeling of plombeering geschonden is. 17°. Alle andere overtredingen van deze ordonnantie : met eene boete van tien tot één duizend gulden. Alle boeten, opgelegd aan personen, door wie ingevolge het zesde hoofdstuk dezer ordonnantie zekerheid is gesteld, kunnen op de verbonden geldsommen, goederen en borgen verhaald worden. Art. 84. Inlanders en daarmede gelijkgestelde personen worden, wanneer zij zich aan de na te noemen feiten schuldig maken, niet op den voet van het voorafgaand artikel, doch als volgt gestraft: 1°. Wie zich schuldig maakt aan overtreding van artikel 15 door het onwettig gebruiken of bezitten van werktuigen, waaraan, naar schatting van twee daartoe door het Hoofd van plaatslijk bestuur aangewezen personen, geene hoogere waarde dan drie honderd gulden kan worden toegekend: met eene boete van een honderd gulden of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor minstens ééne maand en hoogstens drie maanden, benevens verbeurdverklaring van de werktuigen en grondstoffen en het gedistilleerd, ten aanzien waarvan de overtreder als clandestiene gebruiker of bezitter aan te merken is. 2°. Wie zich schuldig maakt aan overtreding van artikel 51, van de bepalingen op het vervoeren van gedistilleerd of van eene der bepalingen van de eerste paragraaf van hoofdstuk X dezer ordonnantie: met eene boete van vijf en twintig tot een honderd gulden of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor minstens acht dagen en hoogstens drie maanden, benevens verbeurdverklaring, ingeval van onwettig vervoer van het vervoerde — ingeval van ontwettigen verkoop, van het voorhanden — en ingeval van aanwezigheid van niet gedekte hoeveelheden, van het ongedekte gedistilleerd. Art. 85. De fusten, manden, kruiken, flesschen en andere voorwerpen, waarin zich het gedistilleerd bevindt, dat in de termen van verbeurdverklaring valt, zijn mede verbeurd. De goederen, die in de termen van verbeurdverklaring vallen, kunnen door de ambtenaren aangehouden en na inventarisatie in bewaring genomen worden. Wordt gedistilleerd aangehouden wegens onwettigen of ongedekten voorraad, dan is de bekeurde verplicht behoorlijke fusten of andere voorwerpen voor het bewaren daarvan te verschaffen; deze voorwerpen zijn alsdan in de verbeurdverklaring begrepen. De krachtens de vorige alinea aangehouden goederen worden, voor zoover zij niet als stukken van overtuiging behoeven te dienen en niet bestaan uit werktuigen van clandestiene stokerijen, afgegeven na zekerheidstelling ten genoege van den ontvanger voor hunne door dezen geschatte waarde. Deze zekerheidstelling bestaat öf in het deponeeren van geld öf in personeelen borgtocht. Na verbeurdverklaring bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis worden werktuigen van clandestiene stokerijen vernietigd. Het derde, het vierde en het voorlaatste lid van artikel 13 der ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) zijn ook op krachtens de tweede alinea van dit artikel aangehouden goederen van toepassing. In de gevallen, bedoeld bij artikel 34 van het Strafwetboek voor de Europeanen en artikel 37 van dat voor de Inlanders, kan de rechter de verbeurdverklaring volgens deze ordonnantie vervangen door een geldboete tot zoodanig bedrag, als hij zal vermeenen te behooren. Art. 86. Overtreding van bepalingen, door den GouverneurGeneraal of eene andere autoriteit naar aanleiding van deze ordonnantie vastgesteld, wordt gestraft met de boeten en straffen tegen eene gelijke ot gelijksoortige overtreding dezer ordonnantie bedreigd. Overtreding dier bepalingen, voor zoover niet vallende onder de eerste alinea van dit artikel, wordt gestraft met eene boete van één honderd tot acht honderd gulden. Art. 87. De Directeur van Financiën kan, ter voorkoming van gerechtelijke vervolging, wegens alle overtredingen in schikking treden of doen treden. HOOFDSTUK XIII. Overgangsbepalingen. Art. 88. Behoudens het bepaalde bij de volgende alinea's van dit artikel, worden alle vóór de inwerkingtreding dezer ordonnantie wettig toegelaten stokerijen, distilleerderijen en bergplaatsen en alle vóór die inwerkingtreding op wettige wijze aangegeven neringen zonder nadere aangifte als wettige stokerijen, distilleerderijen, bergplaatsen en neringen voor de toepassing dezer ordonnantie beschouwd. Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding dezer ordonnantie levert de eigenaar of bezitter eener wettige stokerij ten kantore van den ontvanger, tegen bewijs, eene schriftelijke verklaring in omtrent zijn voornemen om zijne stokerij al dan niet alsnog te voorzien van eene inrichting om al het vervaardigde gedistilleerd in door de ambtenaren af te sluiten vergaderbakken of denzelfden dienst verrichtende ruimten op te vangen. Waar zoodanige inrichting reeds bestaat wordt dit zonder meer in de verklaring medegedeeld. Waar het voornemen om de inrichting der stokerij in bedoelden zin te veranderen te kennen wordt gegeven, staat de Directeur van Financiën een bekwamen termijn voor de uitvoering toe. In het tegenovergestelde geval is de stoker gehouden tot het deponeeren eener geldsom, als bedoeld bij de tweede alinea van artikel 10, uiterlijk eene maand nadat de beslissing van den Directeur van Financiën omtrent het bedrag te zijner kennisse zal zijn gebracht, tenzij de Directeur van Financiën vrijstelling van die verplichting geeft op grond der overweging, dat de verandering te bezwarend voor den stoker zoude zijn of om andere redenen achterwege kan blijven. Indien een stoker meent op zoodanige vrijstelling aanspraak te kunnen maken, zet hij de gronden voor die meening in de bij alinea 2 bedoelde verklaring uiteen. Verleende vrijstellingen kunnen eene maand vooruit worden opgezegd. Alle tekortkomingen met betrekking tot het bij deze alinea voorgeschrevene hebben, wanneer de Directeur van Financiën zulks bepaalt, intrekking der toelating ten gevolge. Wettig aangegeven neringen, die minder dan 100 meter verwijderd zijn van eene bestaande stokerij, distilleerderij der 1ste klasse of bergplaats behouden hun wettig bestaan nog zes maanden na de inwerkingtreding dezer ordonnantie. Zijn zij na afloop van dien termijn niet opgeruimd, dan worden zij als neringen zonder wettige toelating aangemerkt. Art. 89. Alle vóór de inwerkingtreding dezer ordonnantie ingediende geldige aangiften tot stoken en verkregen geldige dokumenten behouden hunne geldigheid gedurende den termijn, waarvoor zij strekken, behoudens het intreden van omstandigheden welke ongeldigheid ten gevolge hebben volgens deze ordonnantie. Verplichtingen en aansprakelijkheden, uit deze ordonnantie buiten werking gestelde bepalingen voortgesproten, blijven zonder uitdrukkelijke vernieuwing voortbestaan. De oorsprong dier verplichtingen en aansprakelijkheden stelt hen, op wie zij rusten, niet vrij van de naleving dezer ordonnantie in zoover nieuwe verplichtingen of aansprakelijkheden voor hen daaruit voortvloeien. Slotbepalingen. Art. 90. Deze ordonnantie treedt, behoudens het bepaalde bij de volgende alinea, in werking op den lsten Juli 1898. Artikel 5 treedt in werking op den dag van afkondiging dezer ordonnantie. VOORSCHRIFTEN OMTRENT de sterkte-bepaling van gedistilleerd, omtrent de werktuigen en de tafels, welke bij het opnemen van de sterkte worden gebezigd en omtrent de herleiding van de hoeveelheid gedistilleerd van eene andere sterkte dan van vijftig percent tot die sterkte. ') (Ordonnantie van 27 Februari 1898, Staatsblad No. 92). % Art. 1. De sterkte van gedistilleerd, dat na de overhaling niet is vermengd met andere zelfstandigheden dan alcohol, houtgeest en water, of waarvan zoodanige vermenging niet wordt vermoed, wordt opgenomen met behulp van een honderddeeligen thermometer, een vochtweger, eene sterktetafel en eene uitzettingstafel. De opneming wordt verricht in eene proef van het te onderzoeken gedistilleerd, welke proef daartoe, zoo noodig, voor rekening van den belanghebbende, tot 10° of hooger wordt verwarmd of tot 40° of lager wordt verkoeld. Door warmtegraden worden hier en in de volgende artikelen verstaan de graden van den voormelden thermometer. Art. 2. Uit ander gedistilleerd worden, behoudens het bepaalde bij artikel 3, in de gevallen, waarin de sterkte daarvan opgenomen moet worden, de zelfstandigheden, die de opneming van de sterkte, door middel van een vochtweger, verhinderen, door overhaling of op andere wijze verwijderd. De wijze, waarop dit geschiedt en waarop de sterkte wordt bepaald, blijft ter keuze van hem, die met de opneming belast is. De belanghebbende kan in die gevallen echter zelf de sterkte bepalen en opgeven. Doet hij die opgave niet of wordt bij onderzoek een verschil van meer dan vijf ten honderd boven de opgave bevonden, dan is hij eene vergoeding verschuldigd van vijf gulden 1) Zie alinea 1 v d. „Bizondere bepalingen" betreffende den post „gedistilleerd'' van het tarief van invoerrechten der Indische tariefwet. 12 voor elke opneming, welke vergoeding als toevallige bate onder de landsinkomsten wordt verantwoord. De kosten van het bedoeld onderzoek worden elk half jaar door hem, die dat onderzoek instelde, in rekening gebracht bij eene declaratie, die op den eed, aan den Lande gedaan, wordt opgemaakt. Art. 3. Indien het gedistilleerd bestaat uit arak, met eene zekere hoeveelheid gebrande stroop doch overigens niet met vreemde zelfstandigheden vermengd (zoogenaamde roode arak), en bestemd is om te worden uitgeslagen ten vervoer naar buiten Java en Madoera, kan de eerstaanwezend ambtenaar toestaan, dat de opneming der sterkte niet plaats heeft volgens artikel 2 doch volgens artikel 1, behoudens toepassing op de met den vochtweger enz. verkregen uitkomsten eener door proeven vooruit bepaalde, met de kleur van het mengsel verband houdende correctie. Art. 4. De honderddeelige thermometer is zoodanig ingericht, dat de daarin aanwezige schaal den warmtegraad in geheele en in halve graden aanwijst. Art. 5. De vochtweger bestaat uit twee afzonderlijke glazen werktuigen, in wier steel eene schaal is aangebracht. De hoofddeelstrepen van de schaal zijn bij het eene werktuig met 0—9, bij het andere met 8—29 of 30 gemerkt; de ruimte tusschen die hoofddeelstrepen is bij het eerste in twintig, en bij het andere in tien gelijke deelen onderverdeeld, en wordt graad genoemd. Het nul- of aanvangspunt der schaal is het punt, tot hetwelk de vochtweger zinkt in eene vloeistof, die eene warmte heeft van 15° en bij die warmte eene dichtheid, gelijk aan die van zuiver water bij eene warmte van 4°. De lichamelijke inhoud van eiken graad is gelijk aan een honderdste deel van dien van het gedeelte van den vochtweger, dat in die vloeistof ondergedompeld is. Art. 6. De sterktetafel is zoodanig ingericht, dat zij voor eiken vochtweger- en thermometer-graad met de onderdeelen daarvan, gelijktijdig opgenomen in eene proef, die eene warmte heeft van minstens 10° en hoogstens 40°, de percenten sterkte van het onderzocht gedistilleerd aanwijst. Bevat dat gedistilleerd houtgeest, dan wordt de sterkte volgens de tafel, verminderd met tien ten honderd, als de werkelijke sterkte aangemerkt. Art. 7. De uitzettingstafel dient om, indien het volumen van het op te nemen gedistilleerd gemeten wordt bij een anderen warmtegraad dan dien, waarbij de proef is onderzocht, dat volumen te herleiden tot dat, hetwelk het gedistilleerd zou verkrijgen, indien het werd gebracht op den warmtegraad, waarbij de proef is onderzocht. Art. 8. De hoeveelheid gedistilleerd wordt, desnoods na herleiding op den voet van het vorig artikel, tot eene sterkte van vijftig percent herleid, door die hoeveelheid zoo veel maal te nemen als het opgenomen aantal der sterktepercenten van dat gedistilleerd, dit produkt door 50 te deelen en van de aldus verkregen hoeveelheid de onderdeelen van een deciliter tot een geheel op te voeren. Art. 9. De sterkte-tafel en de uitzettingstafel, waarvan voor de opnemingen gebruik gemaakt wordt, zijn die, vervat in de bijlagen A, B en C der ordonnantie van 2 April 1874 (Staatsblad No. 100). VOORSCHRIFTEN OMTRENT het verleenen van vrijdom van invoerrecht of accijns voor houtgeest en gedistilleerd. ') (Ordonnantie in Staatsblad 1898 No. 93, zooals die sedert is gewijzigd.) A. Vrijdom van invoerrecht voor houtgeest. Art. 1. De houtgeest, waarvoor vrijdom wordt verlangd, moet in eene hoeveelheid van minstens twintig hectoliter in publiek entrepot opgeslagen, en dat verlangen moet in de aangifte tot opslag uitgedrukt worden. Art. 2. Bij den opslag in het entrepot nemen de ambtenaren proeven van den houtgeest, waarvoor vrijdom van invoerrecht wordt verlangd, en verzegelen die. De aangever is verplicht daartoe flesschen te leveren, die naar het oordeel der ambtenaren geschikt zijn; voldoet hij niet aan die verplichting, dan worden zoodanige flesschen te zijnen koste door den ontvanger aangeschaft. Hij wordt uitgenoodigd het papier, waarop het cachet der ambtenaren is geplaatst, door zijne handteekening of op andere wijze te waarmerken. Eene der proeven wordt door tusschenkomst van den Directeur van Financiën aan een scheikundig onderzoek ten koste van den aangever onderworpen. Blijkt daarbij, dat de proef werkelijk houtgeest is, dan wordt den aangever daarvan schriftelijk mededeeling gedaan, waarna op zijne aangifte tot uitslag van de onderzochte partij of een gedeelte daarvan en na uitreiking van een konsent, de invoer zonder betaling van invoerrecht plaats heeft. 1) Zie alinea 5 v d. „Bizondere bepalingen" betreffende den post „gedistilleerd" van het tarief van invoerrechten der Indische tariefwet. B. Vrijdom van invoerrecht of accijns voor gedistilleerd, dat voor gewoon gebruik ongeschikt gemaakt is. a. Vrijdom van invoerrecht voor gedistilleerd dat in Nederland, overeenkomstig de aldaar geldende bepalingen omtrent den vrijdom van accijns, met houtgeest is vermengd. Art. 3. Het gedistilleerd, waarvoor vrijdom wordt verlangd op grond, dat het in Nederland, overeenkomstig de aldaar geldende bepalingen omtrent den vrijdom van accijns, met houtgeest vermengd zoude zijn, moet in publiek entrepot opgeslagen en in de aangifte tot opslag, waarin dat verlangen moet uitgedrukt worden, als gemethyleerd gedistilleerd aangeduid worden. Art. 4. Bij den opslag in het entrepot nemen de ambtenaren van het aldus aangegeven gedistilleerd proeven, waarop het bepaalde bij artikel 2 toepasselijk is. Blijkt bij het scheikundig onderzoek, dat de proef werkelijk kan zijn gedistilleerd, dat in Nederland met houtgeest is vermengd, overeenkomstig de bepalingen, die aldaar omtrent den vrijdom van accijns geldende waren gedurende het jaar, aan de inlading in het vaartuig, waarmede de aanvoer plaats vond, voorafgaande, dan wordt den aangever daarvan schriftelijke mededeeling gedaan, waarna op zijne aangifte tot uitslag van de onderzochte partij of een gedeelte daarvan en na uitreiking van een konsent, invoer zonder betaling van invoerrecht plaats heeft. b. Vrijdom van invoerrecht en accijns voor gedistilleerd, waarop hier te lande vermenging met houtgeest of terpentijnolie wordt toegepast. Art. 5. Het gedistilleerd, waarvoor vrijdom verlangd wordt, moet eene sterkte hebben van minstens vijf en tachtig percent, en, tenzij in een publiek entrepot, opgeslagen zijn in een lokaal, waarin zich geen ander gedistilleerd bevindt. Art. 6. Hij, die gedistilleerd wil doen vermengen met houtgeest, om het met vrijdom uit te slaan, levert bij den ontvanger eene aangifte van het voornemen daartoe en van de hoeveelheid, sterkte en soort van het gedistilleerd in; die hoeveelheid mag niet minder bedragen dan tien hectoliter. Alleen iniandsch gedistilleerd kan met terpentijnolie vermengd worden en deze zelfstandigheid mag slechts worden gebezigd, indien, blijkens eene door den ontvanger op de aangifte te stellen verklaring, de voorraad houtgeest uitgeput en ten tolkantore nog geen bericht, betreffende de toezending van nieuwen voorraad, ontvangen is. De aangever is verplicht om het gedistilleerd te doen overbrengen naar het lokaal, waarin de vermenging zal geschieden, en het noodige vaatwerk voor die vermenging ten genoege van de ambtenaren te verschaffen. Art. 7. De vermenging geschiedt in verhouding van een liter houtgeest op elke zestien liter gedistilleerd en die met terpentijnolie in verhouding van een liter op elke honderd liter gedistilleerd na herleiding tot de sterkte van vijftig percent. De houtgeest wordt door de administratie der accijnzen ten koste van den aangever en de terpentijnolie door dezen geleverd. De Directeur van Financiën bepaalt den prijs, waarvoor de houtgeest geleverd wordt, stelt dien niet hooger dan tot dekking van de kosten van aanschaffing en bewaring, in verband met lekkage en intering, noodig is, en maakt dien in de Javasche Courant bekend. Onmiddellijk nadat de hoeveelheid en sterkte van het ter vermenging aangeboden gedistilleerd door de ambtenaren zijn opgenomen, wordt overeenkomstig deze aanwijzing de vermenging door of van wege den aangever verricht. Het alzoo vermengd gedistilleerd wordt gemethyleerd gedistilleerd genoemd. Ingeval van vermenging met terpentijnolie, zijn de ambtenaren bevoegd proeven met die zelfstandigheid te nemen en is de aangever verplicht daartoe de noodige flesschen te verstrekken. Ingeval van vermenging met houtgeest wordt de prijs daarvan, volgens berekening van den ontvanger, aan dezen betaald vóór den uitslag uit het lokaal, waarin de vermenging is verricht. Art. 8. Het gemethyleerd gedistilleerd kan, gedurende acht dagen na de vermenging, vrij van invoerrecht en accijns, uit het lokaal, waarin die is verricht, mits in hoeveelheden van minstens een hektoliter, uitgeslagen worden. Art. 9. Het is verboden om gedistilleerd, vermengd met vreemdsoortige bestanddeelen, aan te bieden ter vermenging volgens artikel 7. c. Nadere bepalingen betreffende het sub a en b bedoeld gedistilleerd. Art. 10. Ieder, die tegelijk vijf en twintig liter gemethyleerd gedistilleerd wil inslaan of voorhanden hebben, hetzij om daarin handel te drijven, hetzij voor eigen gebruik, is verplicht van de daartoe te bezigen panden aangifte te doen bij den ontvanger der accijnzen, onder wiens ressort die panden gelegen zijn. Bij het in gebruik nemen van andere panden moet daarvan eene nadere aangifte gedaan worden. De hoeveelheden, bedoeld bij art. 51 en 52 der ordonnantie van heden ') (Staatsblad No. 90), worden voor het gemethyleerd gedistilleerd verhoogd tot tien liter. De ambtenaren zijn bevoegd om bij visitatie van panden, waarin gemethyleerd gedistilleerd is ingeslagen, proeven te nemen zoowel van zoodanig gedistilleerd als van alle andere vloeistoffen, welke in die panden aanwezig zijn. De gebruiker van het pand is gehouden aan de ambtenaren flesschen te verschaffen, geschikt om de hoeveelheid vloeistof te bevatten, die zij voor de proeven noodig achten. Art. 11. (Zie Stb. 1912 No. 523). Het is verboden: le. gemethyleerd gedistilleerd over te halen of het menginiddel of een bestanddeel daarvan geheel of gedeeltelijk af te scheiden; 2e. gemethyleerd gedistilleerd door toevoeging van water te brengen op eene sterkte van minder dan 75 percent of eene andere zelfstandigheid dan water daaraan toe te voegen, tenzij tot bereiding eener kennelijk tot niet inwendig gebruik bestemde vloeistof. Met overtreding van dit verbod wordt gelijk gesteld het verkoopen, te koop aanbieden, afleveren of ter verkoop in voorraad hebben van gedistilleerd, dat houtgeest of terpentijnolie bevat, zonder te zijn hetzij gemethyleerd gedistilleerd als bedoeld bij het derde lid van artikel 7 der hooger genoemde voorschriften, hetzij eene met zoodanig gemethyleerd gedistilleerd bereide vloeistof, die in den handel bekend is als niet tot inwendig gebruik bestemd. Art. 12. Onverminderd het beloopen van straf kan, in geval van misbruik, door den Directeur van Financiën aan den betrokken persoon, maatschappij of vereeniging de bevoegdheid worden 1) 27 Februari 1898. ontzegd, om gedistilleerd met houtgeest of terpentijnolie te doen vermengen of gemethyleerd gedistilleerd in te slaan of voorhanden te hebben. C. Vrijdom van invoerrecht of van accijns voor gedistilleerd, dat tot het vervaardigen van azijn bestemd is. Art. 13. De azijnmaker, die verlangt vrijdom van invoerrecht of accijns te genieten voor het gedistilleerd, dat hij voor de vervaardiging van azijn gebruikt, levert bij den ontvanger der accijnzen, in wiens ressort de tot die vervaardiging gebruikt wordende gebouwen gelegen zijn, eene aangifte omtrent die gebouwen en omtrent de voor de azijnbereiding te bezigen grondstoffen in. Er kan geen vrijdom genoten worden door azijnmakers, die binnen een afstand van honderd meter van hunne azijnmakerij een stokerij, distilleerderij of handel in gedistilleerd drijven of eene bergplaats voor gedistilleerd hebben, alsmede indien de azijnmakerij of het terrein, waarop zij gelegen is, gemeenschap heeft met of grenst aan een stokerij of distilleerderij of het terrein, waarop die gelegen is. Art. 14. De directeur van Financiën verleent den azijnmaker, naar aanleiding van de in het vorige artikel bedoelde aangifte, eene akte van vrijdom, waarin de hoeveelheid wordt vermeld, waarvoor jaarlijks vrijdom kan worden genoten en die door hem bepaald wordt in verhouding tot de bekende of vermoedelijke uitgebreidheid der azijnmakerij, en in welke akte tevens wordt aangewezen hoedanig het gedistilleerd vermengd moet worden, om het voor gewoon gebruik ongeschikt te maken, en of de zelfstandigheden, voor die vermenging te bezigen, door den azijnmaker of voor diens rekening door de administratie der accijnzen geleverd zullen worden. Hij is bevoegd die akte te wijzigen. ' Art. 15. Inslag van gedistilleerd in eene azijnmakerij, onder vrijdom, kan niet geschieden, dan nadat daartoe door den ontvanger, blijkens eene op het betrekkelijk dokument gestelde aanteekening, vergunning is verleend. Onmiddellijk nadat de hoeveelheid en sterkte van het gedistilleerd zijn opgenomen door de ambtenaren, wordt, overeenkomstig deze aanwijzing, door of van wege den azijnmaker, de vermenging, met de in de akte voorgeschreven zelfstandigheden verricht. De ambtenaren zijn bevoegd proeven van die zelfstandigheden en van het gedistilleerd te nemen, en de azijnmaker is verplicht daartoe de noodige flesschen te verstrekken. De afteekening van het dokument, waarop de inslag is geschied, wordt geweigerd, indien de azijnmaker niet voldoet aan de voorgaande alinea, of indien hij aan de eventueele verplichting, om de zelfstandigheden voor de vermenging te verschaffen, niet voldoet of die niet levert van zulke hoedanigheid, als bij de akte is voorgeschreven. Art. 16. De vrijdom genietende azijnmaker levert jaarlijks, op den 30s,en of 31sten December, ten kantore van den ontvanger, onder wiens ressort de azijnmakerij gelegen is, eene schriftelijke opgave in van de hoeveelheid en soort van den azijn, dien hij in dat jaar vervaardigd heeft, en van de hoeveelheid vermengd gedistilleerd, die op het einde van het jaar onverwerkt voorhanden is. Die hoeveelheid strekt in mindering van de hoeveelheid, waarvoor in het volgend jaar vrijdom kan worden genoten. Ingeval van staking van het bedrijf of van faillissement, of indien de azijnmakerij aan een ander wordt overgedaan, levert de vrijdom genietende azijnmaker of de beheerder der azijnmakerij dadelijk eene kennisgeving in bij den ontvanger, onder wiens ressort de azijnmakerij gelegen is, en doet hij daarbij voor het verloopen deel des jaars eene gelijke opgave, als bij de eerste alinea is voorgeschreven; terwijl het voorhanden vermengd gedistilleerd op konsent naar eene andere azijnmakerij kan worden overgebracht of aan den nieuwen verkrijger worden overgedaan, zoo deze eene vrijdomsakte heeft bekomen. Art. 17. De ambtenaren zijn bevoegd, mits daartoe door hun controleur of den betrokken ontvanger gemachtigd, om jaarlijks in de eerste helft van Januari, alsmede in de gevallen, bij de tweede alinea van het vorig artikel voorzien, het onder vrijdom ingeslagen vermengd of onvermengd gedistilleerd op te nemen, onverschillig of de bij dat artikel voorgeschreven opgave of kennisgeving reeds is ingeleverd of niet. Zij zijn mede bevoegd, in de azijnmakerijen, waarin met vrijdom ingeslagen gedistilleerd wordt verwerkt, steeds het voorhanden vermengd gedistilleerd, de overige grondstoffen, de azijnen en de inhoudsruimte der fusten, kuipen, bakken of grondvaten op te nemen en proeven te nemen tot het bewerkstelligen van een onderzoek. Art. 18. De vrijdom genietende azijnmaker is bevoegd, in of naast de azijnmakerij een bergplaats in te richten tot den opslag van gedistilleerd, dat bestemd is om door hem met vrijdom te worden verwerkt en daarin het met die bestemming ingeslagen gedistilleerd tijdelijk op te slaan, mits hij zich ten aanzien dier bergplaats onderwerpt aan de bepalingen der ordonnantie van heden (Staatblad no. 90). In die bergplaats mag bovendien geen ander gedistilleerd worden opgeslagen dan dat, wat voor de azijnbereiding. bestemd is, en geen gedistilleerd aanwezig zijn, dat in meerdere of mindere mate vermengd is met grondstoffen voor de azijnbereiding of zelfstandigheden, als bedoeld in artikel 14, of waarin bewijsbare sporen van een dergelijke vermenging voorhanden zijn. Wordt bij het aanpeilen der bergplaats dergelijk vermengd gedistilleerd bevonden, dan wordt dit, onverminderd de toepassing van artikel 19, niet in de peiling begrepen. Het gedistilleerd, in die bergplaats voorhanden, kan in de gevallen, bedoeld bij artikel 16, 2e alinea, met betaling van het invoerrecht of den accijns of tot inslag onder krediet of vrijdom of in entrepot uitgeslagen worden. Art. 19. Het is verboden: a. om bij inslag onder vrijdom, den ambtenaren, tot verificatie en vermenging aan te bieden gedistilleerd, dat in meerdere of mindere mate op de bij het voorgaand artikel bedoelde wijze vermengd is, of waarin bewijsbare sporen van eene dergelijke vermenging aanwezig zijn ; b. om anders dan op den voet van de artikelen 16 of 18, vermengd of onvermengd gedistilleerd uit te slaan uit eene azijnmakerij, ten behoeve waarvan vrijdom wordt genoten of uit eene der in artikel 18 bedoelde bergplaatsen ; c. om in eene azijnmakerij, elders dan in zoodanige bergplaats, ander dan behoorlijk vermengd gedistilleerd voorhanden te hebben ; en d. om de ambtenaren te misleiden door hun voor de vermenging valsche of andere dan de voorgeschreven grondstoffen, azijnen of zelfstandigheden aan te bieden. Onverminderd het beloopen van straf kan de Directeur van Financiën, in geval van misbruik, den vrijdom intrekken. Art. 20. Eene akte van vrijdom vervalt: wanneer een der gevallen, voorzien bij artikel 13, 2de alinea, zich later voordoet; bij het intrekken van den vrijdom krachtens de laatste alinea van het vorig artikel; bij het laten varen van het azijnmakersbedrijf of bij het overgaan daarvan aan een ander; alsmede indien gedurende twee achtereenvolgende jaren geen gedistilleerd is ingeslagen. Art. 21. Behalve het geval van staking van het azijnmakersbedrijf tengevolge van het opheffen of sloopen der azijnmakerij of van eenige andere oorzaak, welke het laten varen van het bedrijf noodwendig tengevolge heeft, wordt met het laten varen daarvan gelijk gesteld: het overbrengen der azijnmakerij naar eene plaats, behoorende tot een ander kantoor van ontvangst; het niet hervatten der werkzaamheden, nadat die achtereenvolgend een jaar of langer zijn gestaakt geweest; en faillissement. D. Vrijdom van accijns voor gedistilleerd, dat tot wetenschappelijke doeleinden bestemd is. Art. 22. Het gebruik, dat van het gedistilleerd, waarvoor vrijdom verlangd wordt, zal gemaakt worden, moet zuiver wetenschappelijk zijn. Het gedistilleerd moet eene sterkte van minstens vijfentachtig percent hebben. Art. 23. Het genot van vrijdom moet door hem, die het wetenschappelijk gebruik van het gedistilleerd maken wil onder nauwkeurige opgaaf van den aard van dat gebruik, worden aangevraagd aan den Directeur van Financiën. Deze beschikt op de aanvraag naar goedvinden. Hij bepaalt, al of niet in overeenstemming met de aanvraag, voor ieder geval de hoeveelheid waarvoor vrijdom wordt toegestaan, wijst het accijnskantoor aan, binnen welks ressort het recht op vrijdom geldend kan worden gemaakt, en stelt zoo noodig een uitersten termijn vast voor den uitslag van het gedistilleerd op den voet van Hoofdstuk IX, § 2, der ordonnantie van heden (Staatsblad no. 90). De toegestane vrijdom is personeel en niet voor overdracht vatbaar '). E. Vrijdom van accijns voor gedistilleerd voor de zuivering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kina-alcaloïd-zouten. Art. 24. Ten aanzien van den hierbedoelden vrijdom gelden de artikelen 13 tot en met 21 dezer ordonnantie met inachtneming, dat: a. overal gelezen wordt: voor azijnmaker(s): kininefabrikant(en); „ azijnmaker ij(en): kininefabriek(en); „ (den) azijn en azijnen: (de) kinine; » bet azijnmakersbedrijf: het bedrijf van kinine-fabrikant; „ azijnbereiding: kininefabricatie; „ grondstoffen voor de azijnbereiding: kina-alcaloïden; b. uit artikel 13, alinea 1, wegvallen de woorden: „en omtrent „de voor de azijnbereiding te bezigen grondstoffen" c. de vrijdom genietende kininefabrikant verplicht is in zijne fabriek disti 1 leertoestellen" te bezitten voor het opnieuw voor de zuivering en bereiding van zwavelzure kinine en andere kina-alcaloid-zouten geschikt maken van daarvoor reeds gebezigd gedistilleerd, onder voorwaarde evenwel, dat die toestellen voor geen ander doel gebezigd worden en dat daarmede niet worde gewerkt zonder voorafgaande, ten kantore des ontvangers gedane schriftelijke aangifte van werkzaamheden, houdende opgaaf van de tijdstippen van aanvang en afloop daarvan, zoomede van de over te halen hoeveelheden vloeistof, alles onverminderd de naleving der ordonnantie van heden (Staatsblad no. 90); d. de bij artikel 14 bedoelde vermenging op de in de akte van vrijdom voorgeschreven wijze en op dag en uur, door de ambtenaren te bepalen, mede wordt toegepast op reeds ge- 1) Bij het Gouvernements besluit van 27 Mei 1915 no. 59 (Staatsblad 1915 no. 378) is bepaald, dat bij invoer in het tolgebied in de bezittingen buiten Java en Madoera van gedistilleerd, waarvoor op den voet van de artikelen 22 en 23 van de ordonnantie van 27 Februari 1898 (Staatsblad no. 93) vrijdom van accijns is verleend, geen invoerrecht verschuldigd is. bezigd en voor hernieuwd gebruik geschikt gemaakt gedistilleerd; e. de ambtenaren bevoegd zijn gedistilleerd, als sub d bedoeld in afwachting der vermenging onder verzegeling te stellen, waartoe het noodige vaatwerk door den fabrikant verschaft moet worden; ƒ. uit de tweede alinea van artikel 17 wegvallen de woorden: „de overige grondstoffen, de azijnen en de inhoudsruimte „der fusten, kuipen, bakken of grondvaten"; g. uit de laatste alinea van artikel 18 de woorden: „hetinvoerrecht of" wegvallen; h. het sub c van artikel 19 bedoeld verbod als opgeheven geldt gedurende den tijd, dat op wettige wijze gewerkt wordt met toestellen tot het weder bruikbaar maken van gedistilleerd, dat reeds eenmaal voor de kininefabricatie gediend heeft. F. Vrijdom van invoerrecht of accijns voor gedistilleerd dat tot het vervaardigen van glycerine- of transparantzeep bestemd is (Stbl. 1915 No. 353). Artikel 25. Ten aanzien van den hier bedoelden vrijdom gelden de artikelen 13 tot en met 21 dezer ordonnantie met inachtneming, dat: a. overal gelezen wordt: voor azijnmaker(s): zeepfabrikanten). „ azijnmakerij(en): zeepfabriek(en). „ (den) azijn en azijnen: (de) zeep. „ het azijnmakersbedrijf: het bedrijf van zeepfabrikant. „ azijnbereiding: zeepfabricatie. „ grondstoffen voor de azijnbereiding: grondstoffen voor de zeepbereiding. b. uit artikel 19 sub d wegvalt het woord „azijnen". BEPALINGEN TER REGELING VAN DE HEFFING EN VERZEKERING VAN DEN ACCIJNS OP PETROLEUM. (Ordonnantie van 27 December 1886, Staatsblad No. 249, gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantiën in St. 1892 No. 153, St. 1893 No. 308, St. 1899 No. 1, St. 1907 No. 410, St. 1908 No. 48 en St. 1910 No. 622). HOOFDSTUK I. Bedrag en heffing van den accijns. Art. 1. In de gewesten, waar van wege het NederlandschIndisch bestuur invoerrechten geheven worden volgens het tarief, vastgesteld bij de wet van 16 April 1886 (Staatsblad No. 107), wordt geheven een accijns van petroleum naar den maatstaf van twee gulden vijftig cent per hectoliter (zie Stbl. 1899 No. 1.) Art. 2 (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 1). Onder petroleum wordt verstaan de gewone lichtpetroleum of kerozine. Voor de toepassing dezer ordonnantie worden met petroleum gelijkgesteld : gazoline, petroleumbenzine en al die andere aardolie-distillaten, welke met de evengenoemde gemeen .hebben, dat zij vluchtiger zijn dan petroleum. De Directeur van Financiën beslist in alle gevallen van twijfel of verschil van gevoelen, zoo betreffende de toepasselijkheid der benamingen petroleum, gazoline, benzine en aardolie-distillaat, als betreffende de aanwezigheid van de eigenschap, welke andere aardolie-distillaten dan petroleum, gazoline en petroleumbenzine accijnsplichtig maken. Tenzij het tegendeel uitdrukkelijk gezegd wordt of op onmiskenbare wijze in het zinsverband ligt opgesloten, heeft in het vervolg van deze ordonnantie de naam petroleum de beteekenis van petroleum en voor de toepassing dezer ordonnantie met petroleum gelijkgestelde aardolie-distillaten. Art. 3. (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 1). De accijnsplicht ontstaat: o. voor petroleum, van buiten het tolgebied aangevoerd, door het feit van invoer ten verbruik of dat van opslag in entrepot: b. voor binnen het tolgebied gewonnen petroleum door het feit der winning als voor de consumptie geschikt product '); alles behoudens de mogelijkheid tot wederopheffing van den belastingplicht wegens het volgen eener accijnsvrije bestemming (uitvoer, vervoer naar een fabriek, waarop het bepaalde bij punt b hiervoren tot wederopzeggens is buiten werking gesteld, vrijdom) en het genot van krediet, een en ander op den voet en binnen de grenzen van het ter zake bij deze ordonnantie verordende. (Stbl. 1910 No. 622, Ten eerste, § 1). Art. 4. (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 1). Alle accijnsbepalingen geschieden tegen bewijs en, behoudens het bepaalde bij het volgend lid, ten kantore en volgens berekening van den ontvanger ter plaatse, waar de nader te vermelden kredietrekening wordt gehouden, of — ingeval van aanvoer van buiten het tolgebied en gereede accijnsbetaling — ten kantore en volgens berekening van den ontvanger ter plaatse, waar het invoerrecht moet worden voldaan. De Directeur van Financiën kan aan beheerders van petroleumfabrieken vergunnen den accijns van tot vervoer over zee in ketelschepen uitgeslagen petroleum, niet bestemd om weder te worden opgeslagen in een kredietbergplaats, te betalen in de haven van aankomst, doch altijd volgens berekening van den ontvanger ter plaatse, waar de kredietrekening met den fabrikant wordt gehouden, en met inachtneming van de door genoemden Departementschef aan de vergunning verbonden voorwaarden. De vergunning kan eene doorloopende zijn, geldt slechts voor de uitdrukkelijk aangewezen havenplaats of havenplaatsen en is voor opzegging vatbaar. Art. 5. (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 1). De wensch tot gereede accijnsbetaliug bij aanvoer van buiten het tolgebied wordt vermeld op de aangifte tot invoer ten verbruik. De betaling van den accijns geschiedt alsdan tegelijk met die van het invoer- 1) Den Gouverneur-Generaal is de bevoegdheid verleend deze bepaling van art. 3 letter b ten aanzien van bepaalde fabrieken buiten werking te stellen; zie blz. 78 hiervoren. recht en wordt door den ontvanger aangeteekend op het exemplaar der aangifte, hetwelk de aangever terugontvangt. Ingeval de aangifte tot invoer ten verbruik door eene nieuwe vervangen wordt en bijbetaling of teruggaaf van invoerrecht naar het verschil tusschen de oude aangifte en de nieuwe het gevolg daarvan is, heeft naar dat verschil mede bijbetaling of teruggaaf plaats van accijns. Bij gereede betaling wordt tot dekking van verliezen eene korting verleend van twee ten honderd der hoeveelheid, waarvan de accijns tegelijk met het invoerrecht wordt betaald. Van den accijns van petroleum, waarvoor korting bij gereede betaling is genoten, wordt geen teruggaaf wegens verlies meer verleend. Art. 6 (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 1). De Directeur van Financiën kan, behoudens het bepaalde aan het slot van artikel 5, bij het teloorgaan van petroleum teruggaaf van den accijns verleenen of bepalen, dat de accijns niet gevorderd wordt. Art. 6a (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 2). In het bij het tweede lid van artikel 4 bedoelde geval is geen accijns verschuldigd over de bij lossing geconstateerde minderheid tot een maximum van twee ten houderd der bij den uitslag uit de fabriek geconstateerde hoeveelheid. Art. 6b (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste § 2). Vrijdom van accijns kan bij ordonnantie, op daarbij ter wering van misbruik te stellen voorwaarden, worden verleend voor petroleum, die gebezigd wordt als grondstof of voornaam hulpmiddel voor de fabriekmatige vervaardiging van tot verkoop bestemde producten '). HOOFDSTUK II. Bergplaatsen, fabrieken en ondernemingen. Art. 7. Onder bergplaatsen worden verstaan diegene der in de ordonnantie van 7 November 1871 (Staatsblad No. 166) bedoelde bewaarplaatsen, welke uitsluitend dienen tot den opslag van petroleum onder genot van krediet voor den accijns. Art. 8 [zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste § 3], Petroleumfabrieken zijn de inrichtingen, waarbinnen ruwe aardolie of niet- 1) Zie bladzijde 214. accijnsplichtige aardolie-distillaten op accijnsplichtige petroleum worden verwerkt, elke inrichting genomen met geheel haar terrein en al hare gebouwen, ketels, toestellen, verbindingen en wat dies meer zij. Art. 9. Onder ondernemingen worden verstaan de gebouwen, loodsen en dergelijke inrichtingen, behoorende bij de bronnen, waaruit de binnenlandsche petroleum wordt gewonnen. Art. 10. Er mag geen gemeenschap bestaan tusschen een fabriek of de gebouwen eener onderneming, en eene bergplaats. Art. 11 (zie Stbl. 1892 No. 153, I. §1). De handelaar, fabrikant of ondernemer, die een pand wenscht te bestemmen tot bergplaats of hij, die eene bestaande bergplaats in bezit of gebruik neemt, levert vóór het bezigen daarvan ten kantore van den ontvanger, tegen bewijs, eene gedagteekende en door hem onderteekende aangifte in, houdende eene duidelijke opgaaf van: a. den naam en de woonplaats van den eigenaar of bezitter; b. de ligging van de bergplaats; c. de panden en erven, die tot de bergplaats behooren. Het bewijs strekt tot toelating van de bergplaats en wordt niet afgegeven, tenzij deze aan artikel 10 voldoet. Art. 11a (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 1). Hij, die op het tijdstip, dat deze ordonnantie in werking treedt, eene onderneming met daaraan verbonden fabriek of eene op zich zelf staande fabriek heeft, levert uiterlijk 30 dagen na dat tijdstip eene gedagteekende en door hem onderteekende aangifte in, houdende eene duidelijke opgaaf van: a. den naam en de woonplaats van den eigenaar of bezitter; b. de ligging der onderneming of fabriek; c. de panden en erven, die tot de fabriek behooren. Hij voegt daarbij eene duidelijke en volledige beschrijving der fabrieksinstallatie, aangevende de soort of benaming, de bestemming en het getal der ketels, werktuigen, reservoirs en wat dies meer zij — daaronder begrepen de ketels, enz., bestemd voor de vervaardiging van nevenproducten — zoomede den literinhoud der ketels voor de distillatie van ruwe aardolie en der reservoirs, agitators en bleekpannen voor de verzameling dan wel zuivering van ruwe lichtpetroleum. Onder ruwe lichtpetroleum worden verstaan de tot petroleum, geschikt voor gewoon 13 gebruik tot verlichting, te verwerken distillatieproducten der ruwe aardolie; onder agitators de toestellen, waarin de behandeling met zwavelzuur en loog of met een van dig beide zelfstandigheden plaats heeft. De aangifte gaat verder vergezeld van een schetsteekening tot opheldering der bij de vorige alinea bedoelde beschrijving en van eene uitvoerige teekening op schaal der bij die alinea bedoelde agitators, waarop de plaatsing en bestemming van iedere zich aan die toestellen bevindende of daarop uitmondende buis, pijp of kraan duidelijk moet zijn aangegeven. Bij de oprichting eener fabriek doet hij, die tot de oprichting overgaat, daarvan aangifte in gelijker voege, als bij de voorafgaande alinea's bepaald is, met dien verstande, dat de bij de eerste alinea bedoelde gegevens moeten worden verstrekt, voor dat met de werkzaamheden der oprichting begonnen wordt, kunnende de bij de tweede en derde alinea bedoelde beschrijving en teekeningen worden ingediend staande die werkzaamheden, mits de indiening plaats hebbe, voordat een aanvang gemaakt wordt met het opstellen der agitators voor ruwe lichtpetroleum. Hij, die verandering wenscht te brengen in hetgeen hij volgens de voorafgaande alinea's heeft aangegeven, geeft daarvan vooraf kennis door middel eener vervolg-aangifte, vergezeld van eene ophelderende teekening. De indiening van alle ingevolge dit artikel in te leveren stukken heeft in duplo plaats ten kantore des ontvangers. Een exemplaar wordt door den ontvanger gezonden aan den Directeur van Financiën, die, na in orde bevinding, den ontvanger machtigt tot uitreiking van een bewijs, dat de indiening behoorlijk heeft plaats gehad. Zoolang dat bewijs niet is uitgereikt, mogen de handelingen, die volgens dit artikel door de indiening voorafgegaan moeten worden, niet plaats hebben. Art. 116 (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 1). Op eiken distilleerketel en agitator en elk reservoir of ander in eene fabriek aanwezig werktuig voor de verzameling dan wel bewerking van petroleum, onverschillig in welk stadium van zuivering dienende, moet een opschrift geplaatst worden, houdende in duidelijk zichtbare letters en cijfers, in olieverf, de aanwijzing van de bestemming en voor werktuigen, waarvan meer dan één aanwezig is, van een doorloopend volgnummer. Op de ketels, enz., waarvan bij de in de tweede alinea van artikel llö bedoelde beschrijving de liter-inhoud moet worden opgegeven, wordt in gelijker voege die inhoud bekend gesteld. Art. 12 (zie Stbl. 1908 no. 48, Ten eerste, § 3). Bergplaatsen worden toegelaten in alle voor den algemeenen invoer en algemeenen uitvoer opengestelde havens. Voor de toelating op andere plaatsen wordt eene bijzondere vergunning vereischt van den Directeur van Financiën, die daaraan voorwaarden verbinden kan. Art. 13. Boven de naar den openbaren weg gekeerde ingangen eener bergplaats of fabriek wordt een opschrift geplaatst, houdende in duidelijk zichtbare letters, in olieverf, de woorden „Petroleumbergplaats" of „Petroleumfabriek", benevens den naam van den handelaar, de firma of den fabrikant. Art. 13a (zie Stbl. 1907 no. 410). Het is verboden elders dan in eene petroleumfabriek, waarvoor een bewijs is uitgereikt als bedoeld in artikel llo, ruwe aardolie te distilleeren, te filtreeren of daaruit op welke wijze ook producten te bereiden, die in meerdere of mindere mate de geschiktheid van petroleum hebben om als verlichtingsmiddel te worden gebezigd, of bij petroleum gevoegd, die geschiktheid daaraan niet ontnemen. Het is mede verboden elders dan in eene petroleumfabriek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, aardolie-distillaten door nogmaals distilleeren, rectificeeren of op welke wijze ook tot een hoogeren graad van zuiverheid te brengen. Voor de toepassing der voorafgaande alinea's wordt het bezit van werktuigen, van hoe eenvoudigen aard ook, blijkbaar gediend hebbende voor eene bij die alinea's verboden handeling of bestemming daartoe op andere wijze verradende, met de handeling zelve gelijk gesteld. HOOFDSTUK III. Krediet en aansprakelijkheid. Zekerheidstelling. Art. 14. Aan den handelaar, fabrikant of ondernemer wordt onder voldoende zekerheidstelling, krediet verleend voor den accijns van de petroleum, die in zijne bergplaats, fabriek of onderneming volgens de in hoofdstuk VI bedoelde rekening voorhanden is. Art. 15. De handelaar, fabrikant of ondernemer is aansprakelijk voor het bedrag van den accijns, waarvoor hij, overeenkomstig de bepalingen dezer ordonnantie, in rekening wordt aangeslagen. De handelaar, fabrikant of ondernemer is mede aansprakelijk, en de door hem gestelde zekerheid blijft verbonden voor het bedrag van den accijns, verschuldigd wegens elke hoeveelheid petroleum, uitgeslagen met bestemming ten uitvoer, doorvoer of vervoer naar een elders gelegen bergplaats, totdat ten kantore van den ontvanger ter plaatse van uitslag het bewijs is ontvangen, dat de uitvoer, doorvoer of opslag naar behooren is geschied, of wel de verschuldigde accijns is voldaan. Deze aansprakelijkheid geldt ook voor den accijns wegens ondermaten en de hoeveelheden petroleum uitgeslagen overeenkomstig artikel 25 dezer ordonnantie. Art. 16. De zekerheid kan gesteld worden door: a. deponeeren van geld ; b. verband van vaste goederen ; of c. borgtocht. Art. 17. Hij, die de eerste soort van zekerheid wenscht te stellen, deponeert het gevorderd bedrag, tegen bewijs, ten kantore van den ontvanger. Er wordt geene rente of vergoeding wegens het gedeponeerd bedrag uitgekeerd. Art. 18. Verband van vaste goederen wordt niet aangenomen, dan indien ten genoegen van den ontvanger bewezen is, dat de waarde daarvan de te stellen zekerheid met minstens een vijfde van het bedrag overtreft; dat de goederen niet zijn verbonden ten behoeve van anderen en dat de gebouwen tegen brandschade verzekerd zijn. De waarde der te verbinden onroerende goederen wordt geschat door den ontvanger, die ook bevoegd is de verbonden goederen nader te schatten. Bij vermindering van waarde, volgens het oordeel van den ontvanger, wordt de gestelde zekerheid aangevuld. Ingeval van verschil omtrent de waarde der te verbinden, of ten behoeve van den accijns verbonden goederen, wordt beslist door den Directeur van Financiën. Art. 19. Voor borgtocht moeten ten genoegen van den ontvanger worden aangewezen twee soliede personen, die zich hoofdelijk en onder afstand van het voorrecht van schuldsplitsing bij notariëele acte verbinden voor de betaling van den verschuldigden accijns. Wanneer de ontvanger het noodig acht, dat de aangenomen borgen of een hunner wordt vervangen, is de schuldenaar verplicht aan diens vordering binnen acht dagen na kennisgeving te voldoen. De ontvanger kan vorderen, dat eene verklaring van gegoedheid van den borg, afgegeven door het hoofd van plaatselijk bestuur, bij de acte van borgtocht worde overgelegd, en dat die verklaring jaarlijks worde vernieuwd. De borg en zijne erfgenamen hebben de bevoegdheid de borgstellingen op te zeggen, welke opzegging echter geen kracht heeft dan na verloop van dertig dagen na de beteekening der kennisgeving aan den ontvanger. Bij het niet voldoen aan de vorderingen, bedoelde in het 3e lid van artikel 18 en de alinea's 2 en 3 van dit artikel, wordt de schuld, waarvoor zekerheid is gesteld, terstond in haar geheel opvorderbaar. HOOFDSTUK IV. Aangifte der werkzaamheden van de ontginners, beheerders en fabrikanten. Art. 20 (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 2). De ontginner of beheerder van aardoliebronnen levert voor den aanvang zijner werkzaamheden ten kantore van den ontvanger eene door hem onderteekende aangifte in, houdende eene duidelijke aanwijzing van de plaats of plaatsen, waar de boringen zullen worden verricht en van het tijdstip, waarop de werkzaamheden zullen aanvangen. Ingeval de ontginner of beheerder van aardoliebronnen de aardolie tevens zuivert, voldoet hij ter zake aan dezelfde formaliteiten als de beheerder eener fabriek. Art. 20a (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 2). De beheerder eener fabriek levert voor den aanvang zijner werkzaamheden ten kantore des ontvangers eene door hem onderteekende aangifte in duplo in, houdende opgave, voor het tijdvak, waarover de aangifte loopt: a. van de dagen, waarop ruwe aardolie zal worden gedistilleerd en van de daarvoor te bezigen distilleerketels; b. van het aantal te verrichten zuiveringen van ruwe lichtpetroleum met zwavelzuur, met vermelding van de daarvoor te bezigen agitators en voor eiken agitator van de dagen waarop hij in gebruik zal zijn; c. van het aantal te verrichten zuiveringen van ruwe lichtpetroleum met loog met vermelding van de daarvoor te bezigen agitators en voor eiken agitator van de dagen, waarop hij in gebruik zal zijn. Bijaldien de zuivering met loog in denzelfden agitator plaats heeft, waarin de zuivering met zwavelzuur geschiedt, wordt de hierbedoelde opgaaf met de sub b bedoelde samengevat; d. van de uren gedurende welke overdag en des nachts in de fabriek gewerkt zal worden. De in dit artikel bedoelde aangiften loopen over hoogstens dertig dagen en worden niet als geldig aangenomen, wanneer geen behoorlijke zekerheid voor den accijns is gesteld of niet voldaan is aan de bij artikel 11a. opgelegde verplichtingen. De ontvanger geeft een gewaarmerkt exemplaar der aangifte terug. Dat exemplaar moet gedurende het tijdvak, waarover de aangifte loopt, aanwezig zijn op de onderneming of de fabriek en aan de ambtenaren op hunne eerste aanvraag vertoond worden. Het wordt na verloop van bedoeld tijdvak terstond ten kantore des ontvangers, voorzien van de bij artikel 20c. voorgeschreven aanteekeningen, ingeleverd. De ontvanger kan vergunnen, dat eene ingediende aangifte door eene andere vervangen wordt. Er bestaat overtreding, wanneer een distilleerketel voor het afstoken van ruwe aardolie of eene agitator voor het zuiveren van ruwe lichtpetroleum gebezigd wordt op een dag, waarop hij volgens aangifte niet in gebruik zou zijn, zoomede wanneer op andere uren, dan is aangegeven, in de fabriek gewerkt wordt. De werkzaamheden in de fabriek worden geacht jn gang te zijn, zoodra onder een distilleer- of stoomketel vuur is aangemaakt of vocht uit een kraan vloeit, en niet te zijn geëindigd alvorens alle vurên gedoofd zijn en alle kranen hebben opgehouden te vloeien. Art. 20b (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 2). Aan den beheerder eener fabriek wordt door den ontvanger, tegen bewijs, een gewaarmerkt register uitgereikt om — overeenkomstig de modellen, door den Directeur van Financiën vast te stellen — te worden gebruikt tot het inschrijven door of van wege den beheerder, telkenmale wanneer eene hoeveelheid ruwe lichtpetroleum aan' de behandeling met zwavelzuur onderworpen wordt, van het tijdstip, waarop het vullen van den voor die bewerking gebezigden agitator aanvangt, van de hoeveelheid in den agitator gebrachte ruwe lichtpetroleum in litermaat en van het tijdstip, waarop het ledigen van den agitator aanvangt. Voor de uitreiking van het register zal voor eiken agitator, al dan niet uitsluitend bestemd voor de behandeling van ruwe lichtpetroleum met zwavelzuur, door de ambtenaren onderzocht zijn, hoeveel tijd vereischt wordt om hem bij verschillende hoogten — het aantal hiervan naar omstandigheden in overleg met den fabrikant te bepalen — en geheel geopende afvoerkraan, te doen ledigloopen. Het resultaat van dit onderzoek wordt door den ontvanger in het eerste open vak van het register opgeteekend. De inschrijvingen in het register moeten met daartoe door de administratie verstrekten inkt — de getallen voluit in letters — geschieden en wel die, betreffende de aanvangtijdstippen van elke vulling en lediging, vóór dat met die werkzaamheden wordt aangevangen, die betreffende de hoegrootheid der vulling onmiddellijk, nadat het vullen is afgeloopen. Bijaldien eene lediging tijdelijk gestaakt wordt, moet daarvan en van het hervatten dier werkzaamheid in het register aanteekening worden gehouden, met vermelding van de tijdstippen, waarop de afvoerkraan gesloten en weder geopend is. Het register moet steeds op de fabriek of onderneming voorhanden zijn en den ambtenaren op hunne eerste aanvraag worden ter hand gesteld. Het wordt na volschrijving ingetrokken tegen uitreiking van een ander. Er bestaat overtreding: a. wanneer de toestand van de kranen, waarmede de ruwe lichtpetroleum in den agitator gebracht en daaruit gelaten wordt, voor beiden of een van beiden niet overeenkomt met de laatste inschrijving in het register; b. wanneer de agitator ledig is op een oogenblik, dat hij volgens de laatste inschrijving in het register niet ledig zijn kan ; c. wanneer, de afvoerkraan voor petroleum volgens het register niet open geweest zijnde na de laatste vulling, de hoeveelheid petroleum, die, onverschillig in welk stadium van zuivering, in den agitator aanwezig is, met de hoeveelheid, die volgens het register aanwezig moet zijn, een grooter verschil dan van twee ten honderd oplevert. Ingeval de petroleum in den agitator met zwavelzuur, loog of water gemengd is, staat het aan den visiteerenden ambtenaar vrij de aanwezige hoeveelheid petroleum te bepalen door aftrek van het bijmengsel volgens opgave van belanghebbenden of de aftapping van het bijmengsel af te wachten; d. wanneer petroleum, onverschillig in welk stadium van zuivering, aanwezig is in den agitator op een tijdstip, waarop deze, rekening houdende met de desbetreffende aanteekeningen in het register, ledig moest zijn. Art. 20c (zie Stbl. 1892 No. 153, 1, § 2, J° Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 4). De beheerder eener fabriek houdt op de keerzijde van het terugontvangen exemplaar der bij artikel 20a. bedoelde aangifte dagelijks aanteekening van de sedert de vorige aanteekening verkregen hoeveelheden geheel afgewerkte petroleum en zulks voor zooveel betreft de lichtpetroleum of kerozine met dien verstande, dat, zoolang eene blijkens het bij artikel 20b. bedoeld register aan de behandeling met zwavelzuur onderworpen hoeveelheid ruwe lichtpetroleum nog niet in haar geheel is afgewerkt, die geheele hoeveelheid als onverwerkt wordt beschouwd. Voor eiken aan de behandeling met zwavelzuur onderworpen hectoliter ruwe lichtpetroleum mag geene mindere hoeveelheid geheel afgewerkte petroleum worden opgegeven, dan door den Directeur van Financiën, voor elke onderneming of fabriek, in verband met de uitkomsten van gedane proefnemingen zal zijn vastgesteld. ') De in dit artikel bedoelde aanteekeningen moeten geschreven worden met daartoe door de administratie verstrekten inkt en telken dage een half uur vóór zonsondergang gesteld zijn. De getallen worden voluit in letters geschreven. Indien sedert de vorige aanteekening geene nieuwe van eene zelfde agitator-vulling afkomstige hoeveelheid in haar geheel is afgewerkt, wordt een nihil-aanteekening gesteld. 1) Voor de petroleumfabriek te Ngareng is die hoeveelheid vastgesteld op 93 liters (beschikking van den Directeur van Financiën van 27 December 1894 No. 21484) en voor de petroleumfabriek te Wonokromo op 92 liters (beschikking van den Directeur van Financiën van 11 Augustus 1892 No. 11587). Art. 20d (zie Stbl. 1892 No. 153, 1, § 2). Bijaldien een ondernemer of de opzichter of beheerder eener fabriek mocht wenschen over te gaan tot de bereiding van petroleum uit ruwe aardolie volgens een ander procédé dan dat, waarop de bepalingen van dit hoofdstuk gegrond zijn, worden de bijzondere verplichtingen, welke ter zake in acht te nemen zijn, nader bij ordonnantie geregeld 1). HOOFDSTUK V. Op- en uitslag. Vervoer. Art. 21. Tot opslag van petroleum in eene bergplaats wordt ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte in duplo ingediend, bevattende: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing der bergplaats; c. het aantal, de soort en de merken der colli, indien de petroleum verpakt is, en anders de aanwijzing, dat zij niet verpakt is; (zie Stbl. 1908 No 48, Ten eerste, § 5). d. de hoeveelheid petroleum in liters (in letters). De ontvanger geeft een exemplaar der aangifte terug, na daarop een consent tot opslag te hebben gesteld. Het vervoer der petroleum naar de bergplaats moet gedekt zijn door dat consent. De aangegeven hoeveelheid petroleum strekt tot grondslag voor de debiteering der rekening. De opslag wordt gerekend te zijn verricht op den datum, der aangifte. 1) Staatsblad 1900 No. 66. De Directeur van Financiën is bevoegd om, bijaldien een ondernemer voor het winnen van binnenlandsche petroleum of de opzichter of beheerder eener fabriek tot zuivering van ruwe aardolie wenscht over te gaan tot de bereiding van petroleum uit ruwe aardolie volgens een ander procédé dan dat, waarop de bepalingen gegrond zijn van hoofdstuk IV der ordonnantie van 27 December 1886 (Staatsblad No. '249) zooals zij zijn gewijzigd bij de ordonnantie van 1 Juli 1892 (Staatsblad No. 153), in afwachting van de nadere regeling, bedoeld bij artikel 20fü dier bepalingen, onder waarborgen voor de behoorlijke betaling van den accijns op petroleum, afwijkingen van die bepalingen toe te staan. De ondernemer, oprichter of beheerder is alsdan, op straffe van staking der onderneming of sluiting der fabriek, gehouden tot naleving van de door den Directeur van Financiën, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal, te stellen voorwaarden. De eerstaanwezend ambtenaar kan voorschrijven, dat de opslag onder toezicht van ambtenaren worde verricht, in welk geval de aangever wordt gedebiteerd op den door de ambtenaren op de aangifte, tevens consent, bekend gestelden datum en overeenkomstig de uitkomsten hunner bevinding. Indien bedoeld toezicht wordt voorgeschreven op verzoek van belanghebbende, wordt dezen ten behoeve van de ambtenaren, behalve de noodzakelijke kosten voor vervoer, een vacatieloon in rekening gebracht voor eiken ambtenaar van één gulden per uur of gedeelte daarvan, behoudens een maximum van tien gulden per dag voor eiken ambtenaar. Art. 22 (zie Stbl. 1908 No. 98, Ten eerste, § 6). Uitslag van onder genot van accijnskrediet voorhanden petroleum geschiedt: hetzij met bestemming om elders opnieuw onder genot van accijnskrediet te worden opgeslagen, hetzij tegen betaling van den accijns (uitslag ten verbruik), hetzij ter verzending naar buiten het tolgebied, hetzij met vrijdom van accijns op den voet van de daarvoor geldende bepalingen, (Stbl. 1910 No. 622, Ten eerste, § II), hetzij met bestemming om te worden vervoerd naar een fabriek, voor welker product, op den voet van het bepaalde bij § IV van de ordonnantie van 10 December 1894 (Staatsblad No. 267), § III van de ordonnantie van 14 November 1901 (Staatsblad No. 413), of artikel 1 van de ordonnantie van 11 Mei 1908 (Staatsblad No. 364), het bepaalde bij artikel 3, sub b, tot wederopzeggens buiten werking is gesteld. Art. 23. Hij, die petroleum, onder krediet voor den accijns voorhanden, wenscht uit te slaan, met bestemming om elders onder genot van dat krediet te worden ingeslagen, levert ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door hem onderteekende aangifte in diplo in, vermeldende : a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de petroleum geborgen is ; c. den naam, het beroep en de woonplaats van dengene, voor wien de petroleum bestemd is ; d. de aanwijzing van de plaats van bestemming, alsmede van het pand, waarin de opslag zal geschieden; e. het aantal, de soort en de merken der colli, indien de petroleum verpakt is en anders de aanwijzing, dat zij niet verpakt is (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 5). ƒ. de hoeveelheid petroleum in liters (in letters); g. de namen van den vervoerder en van het vaar- of voertuig, of wel een andere voldoende aanwijzing van het middel van vervoer, ter beoordeeling van den ontvanger; h. het tijdstip, waarop de uitslag zal plaats vinden. Een exemplaar der aangifte wordt teruggegeven, nadat de ontvanger daarop een consent heeft gesteld, waardoor het vervoer moet worden gedekt, benevens een termijn, binnen welken te zijnen genoegen het bewijs moet geleverd zijn, dat de petroleum op wettige wijze is opgeslagen. De termijn kan worden verlengd door den eerstaanwezenden ambtenaar ter plaatse van aangifte of van bestemming. De aangever betaalt den accijns, zoodra de termijn is verstreken, zonder dat het verlangd bewijs geleverd is, tenzij de Directeur van Financiën beslist, dat er termen zijn om geen vordering in te stellen. Art. 24. Om uit eene bergplaats, fabriek of onderneming petroleum uit te slaan ten verbruik, wordt ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte ingediend, bevattende: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de petroleum geborgen is; c. het aantal, de soort en de merken der colli, indien de petroleum verpakt is en anders de aanwijzing, dat zij niet verpakt is; (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 5). d. de hoeveelheid petroleam in liters (in letters). De betaling van den accijns geschiedt bij de aangifte tegen een bewijs, waarop de ontvanger een termijn stelt, binnen welken de uitslag moet zijn geschied. De ontvanger kan den termijn verlengen. Het bewijs van betaling is niet geldig, indien de uitslag niet binnen den gestelden termijn is geschied. Art. 25. Zij, die daartoe van den ontvanger schriftelijk vergunning hebben bekomen, kunnen den uitslag ten verbruik uit eene bergplaats verrichten zonder document, (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 3). De vergunning wordt verleend onder voorwaarde, dat op den eersten werkdag van iedere maand, vóór des middags twaalf ure, eene door den aangever onderteekende aangifte van de in de vorige maand krachtens die vergunning ten verbruik uitgeslagen petroleum bij den ontvanger worde ingeleverd, bevattende de opgaven, bij a, b, c en d van artikel 24 voorgeschreven. Ingeval geen petroleum is uitgeslagen, wordt een nihil-aangifte ingediend. De accijns voor de bij alinea 2 bedoelde petroleum wordt voldaan bij de inlevering der aangifte. Indien op den eersten werkdag van de maand de aangifte niet wordt ingeleverd of de accijns niet wordt voldaan, wordt de vergunning ingetrokken. Op den eersten werkdag van iedere maand is de uitslag volgens alinea 1 van dit artikel, zonder vergunning van den eerstaanwezend ambtenaar, verboden. Art. 25a (zie Stbl. 1892 No. 153, 1, § 4). Aan ondernemers en beheerders van fabrieken kan door den Directeur van Financiën tot wederopzeggens worden vergund, den uitslag ten verbruik zonder voorafgaande betaling van den accijns te verrichten op biljetten, door hen zeiven genomen uit een register, ingericht en bij te houden overeenkomstig een door den Directeur van Financiën vastgesteld model. Voor de ingebruikstelling van het register moet elk daarin voorkomend biljet door den ontvanger zijn gewaarmerkt '). De vergunning wordt verleend onder voorwaarde, dat de ondernemer of beheerder of iemand van zijnentwege op den eersten werkdag van iedere maand vóór des middags twaalf ure met het hierbedoeld register ten kantore des ontvangers verschijne, om aangifte te doen van de gedurende de afgeloopen maand ten verbruik uitgeslagen hoeveelheden petroleum en den accijns daarover te voldoen. Het vervoer van de op den voet van dit artikel ten verbruik uitgeslagen petroleum moet door het biljet, waarop de uitslag heeft plaats gehad, gedekt zijn, totdat de petroleum door den 1) Voor de petroleumfabriek Ngareng is het gebruik van dit register toegestaan bij de beschikking van den Directeur van Financiën van 27 December 1894 No. 21484 en voor de petroleumfabriek te Wonokromo bij de beschikking van den Directeur van Financiën van 15 Augustus 1892 No. 11817. ontbieder in ontvangst is genomen. Elk gebruikt biljet moet, voor de ontvangst geteekend door den ontbieder, ten kantore van den ontvanger bezorgd worden vóór de ommekomst van een termijn, waaromtrent de ontvanger en de beheerder of ondernemer zich voor elke plaats, waarheen de ondernemer of beheerder pleegt te vervoeren, vooraf verstaan zullen hebben. Art. 26. Voor den uitslag van petroleum uit bergplaatsen, fabrieken of ondernemingen naar buiten het tolgebied wordt ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte in duplo ingeleverd, bevattende: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de petroleum geborgen is, alsmede van het vaartuig, waarmede de door- of uitvoer zal geschieden ; c. de plaats van bestemming; d. het aantal, de soort en de merken der colli, indien de petroleum verpakt is en anders de aanwijzing, dat zij niet verpakt is; (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 5). e. de hoeveelheid petroleum in liters (in letters). De ontvanger stelt op de aangifte een pas en geeft een exemplaar daarvan terug, nadat daarop een termijn is gesteld, binnen welken te zijnen genoegen het bewijs moet geleverd zijn, dat de door- of uitvoer heeft plaats gehad. De eerstaanwezend ambtenaar kan den termijn verlengen. De aangever betaalt den accijns, zoodra de termijn verstreken is zonder dat het verlangd bewijs geleverd is, tenzij de Directeur van Financiën beslist, dat er termen zijn om geene vordering in te stellen. Het vervoer der petroleum uit de bergplaats, fabriek of onderneming naar het vaartuig, waarmede zij uit het tolgebied zal worden uitgevoerd, moet gedekt zijn door den op de aangifte gestelden pas. Art. 26a [zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 7], Hij, die onder genot van accijnskrediet voorhanden petroleum wenscht uit te slaan om met vrijdom van accijns te worden opgeslagen, ontvangt na aangifte op den voet van artikel 23 een consent, als bedoeld bij het tweede lid van dat artikel, waarvan ook het derde en vierde lid van toepassing zijn. Art. 26b (zie Stbl. 1910 No. 622, Ten eerste, § 111). Uitslag van petroleum uit bergplaatsen, fabrieken of ondernemingen naar een fabriek, voor welker product het bepaalde bij artikel 3, sub b, tot wederopzeggens is buiten werking gesteld, geschiedt op den voet van de voorschriften in artikel 26. Art. 27. Er bestaat overtreding, indien op de hoeveelheid petroleum, die ten op- of uitslag is aangegeven, een grooter verschil bevonden wordt dan van vijf ten honderd van de aangegeven . hoeveelheid. Art. 28. De hoeveelheid petroleum, in eene aangifte tot uitslag vermeld, strekt tot grondslag voor de krediteering der rekening. HOOFDSTUK VI. Voorraad. Kredietrekening. Art. 29 (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 5). Tusschen de administratie en den handelaar, fabrikant of ondernemer wordt ten kantore van den ontvanger, wegens de in iedere bergplaats, fabriek of onderneming onder krediet van den accijns voorhanden petroleum, over de hoeveelheid in liters, eene rekening gehouden, waarop als debet worden gebracht: a. het saldo van vorige rekening; b. de hoeveelheden petroleum van elders ingeslagen; c. de hoeveelheden, die volgens de aanteekeningen op de keerzijde der bij artikel 20c. bedoelde aangiften door een fabrikant of ondernemer door zuivering van ruwe aardolie verkregen zijn; d. de bij peiling bevonden overmaat. Art. 30. Op de rekening worden als credit gebracht: a. de ten uitslag of als uitgeslagen aangegeven hoeveelheden petroleum, waarvan de accijns is betaald; b. de hoeveelheden petroleum, uitgeslagen met bestemming om elders te worden opgeslagen onder krediet voor den accijns; c. de hoeveelheden petroleum, uitgeslagen met bestemming naar buiten het tolgebied; ci. de hoeveelheden petroleum, uitgeslagen met vrijdom van accijns; (zie Stbl. 1908 No. 48, Ten eerste, § 8). d. de kortingen volgens artikel 32; e. de bij perling bevonden ondermaat; ƒ. het op nieuwe rekening over te brengen saldo. Art. 31. De ambtenaren zijn bevoegd met machtiging van den controleur en, waar deze niet is, van het hoofd van plaatselijk bestuur, den voorraad petroleum aan te peilen. Zij maken van hunne bevinding een relaas op en noodigen belanghebbende uit dit mede te teekenen, reiken dezen een afschrift daarvan uit en leveren het relaas ten kantore van den ontvanger in. De hoeveelheid petroleum wordt, voor zoover deze zich bevindt in volle kisten of andere colli van één soort, die oogenschijnlijk dezelfde inhoudsruimte of zwaarte hebben, bepaald door telling der colli of meting van iedere partij van één soort colli, in verband tot de opname van den inhoud in liters van enkele door de ambtenaren te kiezen colli. Het getal te openen colli bedraagt hoogstens twee van de duizend. De controleur, of waar geen controleur is, het hoofd van plaatselijk bestuur, kan de opening van een grooter getal colli voorschrijven, mits het getal colli, waarvan de inhoud moet worden opgenomen, in de machtiging tot aanpeiling wordt bekend gesteld. Op verzoek van belanghebbende wordt bovendien de inhoud opgenomen van de door hem aangewezen colli. Art. 32. In mindering van de bij peiling bevonden ondermaat wordt eene korting verleend van hoogstens een half ten honderd 's maands van de bij de vorige peiling bevonden petroleum, en van de hoeveelheden, waarmede de voorraad sedert aangevuld is. Art. 33. De handelaar, fabrikant of ondernemer is verplicht de ambtenaren bij de peiling al de voorhanden petroleum aan te wijzen en in fabrieken of ondernemingen tevens op te geven, wat als onverwerkt moet worden beschouwd. Het staat aan de ambtenaren vrij die opgaaf aan te nemen of, indien zij dit noodig oordeelen, de verdere afwerking van de ruwe lichtpetroleum, voor zoover noodig om een zuivere peiling te kunnen bewerkstelligen, onder hunne bewaking te nemen [zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 6). Hij is tevens verplicht de colli te openen en zoo te plaatsen en te ontpakken, als de ambtenaren dat noodig achten; terwijl de wederinpakking of sluiting aan hem wordt overgelaten. Opent hij de colli niet of worden zij niet geplaatst of zoo ontpakt, als verlangd wordt, dan wordt daarin té zijnen koste voorzien, onverminderd de toepassing van straf. Art. 34. Er bestaat overtreding: a. indien op de hoeveelheid petroleum, die volgens de rekening in eene bergplaats aanwezig moet zijn, een grooter verschil bevonden wordt dan van vijf ten honderd; b. indien in eene fabriek of onderneming een grooter verschil dan van twee ten honderd bevonden wordt op de gezamenlijke hoeveelheid der sedert de vorige peiling volgens letter c van artikel 29 plaats gehad hebbende debiteeringen en der sedert de laatste debiteering der rekening verkregen hoeveelheden geheel afgewerkte petroleum, zooals zij in de desbetreffende, c. q. door de ambtenaren bijgewerkte aanteekeningen op de keerzijde der bij artikel 20c, bedoelde aangiften zijn opgegeven, (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 7). Art. 35. De rekening wordt afgesloten telkens na iedere aanpeiling, alsmede wanneer belanghebbende dit verzoekt, en op den 31etl December van ieder jaar. Belanghebbende is verplicht de afsluiting binnen acht dagen mede te teekenen. Voldoet hij daaraan niet, dan verliest hij de bevoegdheid om tegen de uitkomsten in verzet te komen. Art. 36. De geheele voorraad in een bergplaats, fabriek of onderneming, kan op den naam van den een op dien van een ander worden overgeschreven, mits deze voldoende zekerheid heeft gesteld en de bergplaats, fabriek of onderneming door hem is aangegeven overeenkomstig het daaromtrent bepaalde bij deze ordonnantie. De overdracht geschiedt krachtens eene door den vorigen en den nieuwen eigenaar of gebruiker van het pand onderteekende en bij de administratie in te leveren verklaring. Art. 37. De accijns wegens ondermaten wordt binnen acht dagen na bevinding ingevorderd. Art. 38. De Directeur van Financiën is bevoegd teruggave te verleenen van den accijns, die ten gevolge van ten onrechte ingeleverde of van onjuiste aangiften of verkeerde berekeningen te veel is betaald. HOOFDSTUK .VII. Algemeene bepalingen. Art. 39. De ambtenaren maken van de overtredingen dezer ordonnantie proces-verbaal op, op den eed aan den lande afgelegd. Art. 40. Alle vergunningen worden geacht te zijn verleend tot wederopzeggens, Zij vervallen door niet-inachtneming van de gestelde voorwaarden of voorzorgen. Art. 41. Op plaatsen, waar zulks noodig is, in verband met de heffing van den accijns op de petroleum, kan door den Directeur van Financiën de algemeene ontvanger van 's Lands kas of een als zoodanig fungeerend ambtenaar dan wel een ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen, worden belast met de functiën van ontvanger dier middelen. Op plaatsen, waar voormelde ambtenaren niet geplaatst zijn, wordt door het Hoofd van gewestelijk bestuur een ambtenaar van een anderen diensttak daarmede belast. Art. 42. De gebouwen of erven, waarvan het bezit of gebruik bij de administratie bekend moet zijn, kunnen door de ambtenaren worden onderzocht tusschen zonsop- en zonsondergang en gedurende den tijd, dat in de gebouwen of op de erven wordt gewerkt. De handelaar, fabrikant of ondernemer is verplicht te allen tijde wanneer er gewerkt wordt en bovendien steeds tusschen zonsop- en zonsondergang, desverlangd, aan de ambtenaren toegang te verleenen tot de bij alinea 1 bedoelde panden. Hij is tevens verplicht binnen een maand na inwerkingtreding dezer ordonnantie in deze gebouwen ter beschikking van de ambtenaren te hebben een behoorlijk geijkten dubbelen decaliter en liter, geschikt tot het meten van natte waren. In de fabrieken en op de ondernemingen, die tevens (fabrieken zijn, moeten bovendien voorhanden zijn zooveel door den fabrikant verstrekte en van wege de administratie gewaarmerkte peilstokken, geschikt om de hoogte der vloeistof in de agitators voor ruwe lichtpetroleum in centimeters op te nemen, als het getal dier agitators bedraagt, (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 8). Art. 43. De ambtenaren zijn bevoegd, bij alle visitatiën de afmetingen der werktuigen en de daarin aanwezige aardolie of 14 petroleum op te nemen, en proeven te nemen omtrent de hoeveelheid petroleum, die uit de ruwe lichtpetroleum verkregen wordt. De fabrikant of ondernemer is verplicht daartoe de vereischte hulp te verleenen en aanwijzing te doen. (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 9). Art. 44. Belanghebbende is bevoegd herverificatie te verzoeken. Die herverificatie wordt verricht door andere ambtenaren, dan die de opname hebben gedaan; hare uitkomst is beslissend. Op plaatsen, waar slechts één ambtenaar in dienst is, wordt door het hoofd van plaatselijk bestuur een ambtenaar van een anderen diensttak aangewezen tot de herverificatie. Art. 45. In deze ordonnantie wordt bedoeld: a. met tolgebied: het gedeelte van Nederlandsch-Indië, waar inen uitvoerrechten worden geheven van wege het NederlandschIndisch bestuur volgens het tarief, vastgesteld bij de wet van 16 April 1886 (Staatsblad No. 107); b. met controleur, ontvanger, ambtenaar, eerstaanwezend ambtenaar of administratie: die der in- en uitvoerrechten en accijnzen, of zij, die met de functie van evengenoemden belast zijn of aangewezen worden voor de administratie van den accijns op de petroleum. Art. 46. De bepalingen van de artikelen 5, 7, 8, 12, 13, 14, 16, 17, 18, het le lid van artikel 20 en het bepaalde bij artikel 21 van de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) en de daartoe betrekkelijke strafbepalingen zijn mede van toepassing ten aanzien van den accijns van petroleum. HOOFDSTUK VIII. Strafbepalingen. Art. 47. De volgende overtredingen worden gestraft als volgt: 1° Het bestaan van een tekort op den volgens de rekening onder krediet voor den accijns aanwezigen voorraad petroleum, met eene boete ten laste van hem/ met wien de rekening gehouden wordt, tot het bedrag van den accijns van de petroleum, welke boven de toegestane speling tekort is bevonden. 2° Het bestaan van overmaat op den volgens de rekening onder krediet voor den accijns aanwezigen voorraad petroleum, met eene boete ten laste van hem, met wien de rekening gehouden wordt, van vijfmaal het bedrag van den accijns, welke boven de toegestane speling te veel wordt bevonden. 3° Het onjuist aangeven der ten op- of uitslag aangegeven hoeveelheid petroleum, met eene boete ten laste van den aangever, van tienmaal den accijns van de hoeveelheid, die te weinig of te veel is aangegeven beneden of boven de toegestane speling bij artikel 27. 4° Het uitslaan van petroleum uit bergplaatsen, fabrieken of de pakhuizen of lokalen eener onderneming zonder bezit van een document of vergunning tot uitslag zonder document, met eene boete van tweemaal den accijns van de onwettig uitgeslagen petroleum, ten laste van den gebruiker of bezitter van het pand, waaruit de uitslag geschiedt. 5° Het niet toelaten der ambtenaren tot eene bergplaats, fabriek of onderneming of de daartoe behoorende panden en erven, met eene boete van tien tot vijf honderd gulden, ten laste van den gebruiker of bezitter van het pand, waar de ambtenaren verlangen te worden toegelaten. 6° Het bemoeilijken of ondoenlijk maken van aanpeilingen, opnamen, visitatie of verificatie en het nemen van proeven, bedoeld bij artikel 43, met eene boete van tien tot vijfhonderd gulden, ten laste van dengene, die de goederen of documenten onder zich heeft of aanbiedt. 7° Het aanwezig zijn van andere vloeistoffen of zelfstandigheden dan petroleum in als petroleum bevattende, ten uit- of doorvoer aangegeven colli, met eene boete van honderd tot duizend gulden, ten laste van den aangever. 8° Het niet aanwezig hebben van een dubbelen decaliter, van een litermaat of van den gewaarmerkten peilstok in de gevallen, waarin artikel 42 de aanwezigheid daarvan eischt, en het ontbreken van de opschriften, bedoeld in de artikelen 11 b en 13: met eene boete van tien gulden voor den eersten dag en drie gulden voor iederen volgenden dag, dat bedoelde voorwerpen of opschriften niet aanwezig zijn. (zie Stbl. 1892 no. 153, I, § 10). Deze boeten komen ten laste van den gebruiker of bezitter van het pand, ten aanzien waarvan de overtreding geconstateerd wordt. 9°. Het in werking hebben of brengen van een fabriek om ruwe aardolie te verwerken, al dan niet verbonden aan eene onderneming tot exploitatie van aardoliebronnen, zonder dat daarvan de voorgeschreven aangifte gedaan is; het in eene fabriek of op eene onderneming, tevens fabriek, voorhanden hebben van niet aangegeven distilleerketels of agitators en het bezigen van werktuigen of kranen voor een ander doel dan het aangegevene : met eene boete van vijf honderd tot duizend gulden, ten laste van den bezitter of gebruiker van de fabriek of onderneming, benevens verbeurdverklaring van de werktuigen, die op onwettige wijze gebezigd zijn of waaraan de onwettig gebezigde kranen zich bevinden en de voorradige petroleum, (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 10). 10°. Het niet voldoen aan of overtreden van de artikelen 20tf, 20b en 20c, met eene boete van vijf honderd tot duizend gulden. (zie Stbl. 1892 No. 153, I, § 10). 11°. Alle andere overtredingen dezer ordonnantie — behoudens die van artikel 13a — met eene boete van tien tot duizend gulden, (zie Stbl. 1908 No. 48, ten eerste, § 9). Art. 47a. (zie Stbl. 1907 No. 410). Behoudens het bepaalde bij artikel 47b, wordt overtreding van artikel 13o gestraft met eene boete van vijf honderd gulden tot duizend gulden, benevens verbeurdverklaring van de installatie, die — en het vaatwerk, dat voor het onwettige doel gebezigd is en de aanwezige bewerkte of onbewerkte olie of distillaten. Art. 47b (zie Stbl. 1907 No. 410). Inlanders en daarmede gelijkgestelde personen worden wegens overtreding van artikel 13ö met behulp van eene installatie, welker waarde door twee door het Hoofd van plaatselijk bestuur aangewezen personen op niet meer dan 300 gulden wordt geschat, gestraft, niet op den voet van artikel 47a, doch met eene boete van een honderd gulden of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor minstens een maand en hoogstens drie maanden, benevens verbeurdverklaring van de installatie, die — en het vaatwerk, dat voor het onwettig doel gebezigd is, en de aanwezige bewerkte of onbewerkte olie of distillaten. Art. 48. Indien de eerstaanwezend ambtenaar of, in hooger beroep, de Directeur van Financiën van oordeel is, dat in geval van onjuistheden in aangiften of opgaven er geen opzet tot ont- duiking van den accijns aanwezig is, wordt de overtreding gestraft met eene boete van tien gulden. Art. 49. Bekeuring wordt niet ingesteld of, ingesteld zijnde, buiten gevolg gelaten: a. indien bij verschil van merken, de goederen blijkbaar dezelfde zijn en het verschil geene verdenking van ontduiking van den accijns oplevert; b. indien het niet bezitten of niet vertoonen van een dokument, naar het oordeel van den controleur, of waar geen controleur is, van het hoofd van plaatselijk bestuur, verschoonbaar is wegens bijzondere omstandigheden en geene verdenking van ontduiking van den accijns bestaat. Art. 50. Zij, in wier dienst anderen werkzaam zijn of die door gemachtigden vertegenwoordigd worden, zijn voor de met dien dienst in betrekking staande of naar aanleiding der machtiging verrichte handelingen van die andere, of van de gemachtigden, verantwoordelijk. Art. 51. De Directeur van Financiën, voor zooveel Java en Madoera aangaat, en de hoofden van gewestelijk bestuur, voor zooveel betreft de bezittingen daar buiten, kunnen ter voorkoming van gerechtelijke vervolgingen, wegens alle overtredingen in schikking treden of doen treden. HOOFDSTUK IX. Overgangsbepalingen. Deze zijn thans niet meer van kracht en daarom hier weggelaten. VOORSCHRIFTEN OMTRENT HET VERLEENEN VAN VRIJDOM VAN ACCIJNS VOOR PETROLEUM (KEROZINE) EN MET PETROLEUM GELIJKGESTELDE AARDOLIEDISTILLATEN. (Ordonnantie van 11 Mei 1908, No. 361, gewijzigd bij de ordonnantie in Staatsblad 1913 No. 424). Art. 1. (1) Vrijdom van accijns kan worden genoten voor lichtpetroleum (kerozine), zoomede voor gazoline, petroleumbenzine en andere voor de toepassing der ordonnantie van 27 December 1886 (Staatsblad No. 249), zooals deze gewijzigd is bij de ordonnantie van 17 Januari 1908 (Staatsblad No. 48), met lichtpetroleum (kerozine) gelijkgestelde aardoliedistillaten, voor zoover zij uitsluitend ten behoeve van de fabriekmatige vervaardiging van tot verkoop bestemde producten gebezigd worden: a. als oplossingsmiddel; b. als brandstof; c. tot het bedrijven van motoren. (2) Op petroleumondernemingen kan mede vrijdom van accijns worden genoten voor de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aardoliedistillaten, welke gebezigd worden voor het reinigen van de pijpleidingen, ketels reservoirs en andere toestellen. (3) In het vervolg van deze ordonnantie worden de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aardoliedistillaten aangeduid met den naam „petroleum". Art. 2. (1) Hij, die den in het vorig artikel bedoelden vrijdom van accijns wil genieten, geeft van dat verlangen twee maanden vóór den aanvang van een jaar, of, indien de behoefte aan den vrijdom van accijns in den loop van een jaar ontstaat, zoo spoedig mogelijk na dat ontstaan, kennis aan het Hoofd van het gewest, waarin de onderneming is gevestigd of het bedrijf wordt uitgeoefend, ten behoeve waarvan de vrijdom zal moeten gelden. (2) Bij die kennisgeving voegt hij eene aangifte, waarin worden vermeld: le. de aard van de onderneming of het bedrijf; 2e. de plaats, waar de onderneming gevestigd is of het bedrijf wordt uitgeoefend; 3e. op welke van de vier in het vorige artikel genoemde wijzen de petroleum zal worden gebezigd; 4e. de hoeveelheid petroleum, welke gedurende [het eerstvolgend jaar of, indien de aangifte in den loop van een jaar wordt gedaan, gedurende den overblijvenden tijd van het jaar, voor het opgegeven doel ongeveer benoodigd zal zijn; 5e. de petroleumfabriek of de bergplaats, waaruit de benoodigde petroleum zal worden aangevoerd; en bovendien: ci. indien de petroleum gebezigd wordt als oplossingsmiddel: 6e. de hoeveelheid tot verkoop bestemd product, welke bij de bestaande installatie in één jaar ten hoogste kan worden voortgebracht; 7e. voor zoover mogelijk de hoeveelheid van dat product, welke in het eerstvolgend jaar of, indien de aangifte in den loop van een jaar wordt gedaan, in den overblijvenden tijd van het jaar naar schatting zal worden voortgebracht; 8e. de wijze van technische aanwending van het oplossingsmiddel; 9C. de hoeveelheid van het oplossingsmiddel, welke benoodigd is om eene zekere eenheid, bv. 100 K.G., van het product te verkrijgen; 10e. indien het de bedoeling is om de als oplossingsmiddel gebezigde petroleum door een reinigingsproces voor eene nieuwe aanwending geschikt te maken, eene nauwkeurige beschrijving van dat proces; b. indien de petroleum als brandstof moet worden gebezigd: 6e. het getal ketels of reservoirs, ten behoeve waarvan petroleum als brandstof zal worden aangewend, zoomede de inhoudsruimte van elk; 7e. de hoeveelheid petroleum, welke gedurende den tijd, dat gestookt wordt, gemiddeld per etmaal naar schatting als brandstof benoodigd zal zijn; c. indien de petroleum tot het drijven van motoren wordt aangewend: 6l. het getal, de soort en het * maxiniaal-arbeidsvermogen der motoren, zoomede de hoeveelheid petroleum, welke elk der motoren per uur ten hoogste verbruikt (moetende een en ander, voor zoover mogelijk, blijken uit eene verklaring van den machinefabrikant, van wien de motoren afkomstig zijn; 7e. het gemiddelde getal uren, gedurende welke elk der motoren in den tijd, dat zij voor het bedrijf noodig zijn, per etmaal naar schatting in werking zal zijn. (3) De Directeur van Financiën kan afwijking van de bepalingen van dit artikel toestaan. Art 3. (1) Naar aanleiding van de in artikel 2 dezer ordonnantie bedoelde aangifte verleent het Hoofd van gewestelijk bestuur — behoudens het bepaalde bij alinea 4 van dit artikelindien de aanvrage voldoet aan de vereischten, gesteld in artikel 1 dezer ordonnantie, en zoo mogelijk vóór den aanvang van het betrokken jaar, of wanneer de aangifte in den loop van een jaar wordt gedaan, zoo spoedig mogelijk na ontvangst dier aangifte eene akte van vrijdom, welke tot het einde van bedoeld jaar geldig is. (2) Aan hen, die de petroleum op meer dan één van de in artikel 1 dezer ordonnantie genoemde wijzen wenschen te gebruiken, wordt voor elk dier wijzen van aanwending eene afzonderlijke akte van vrijdom verleend. (3) De akte van vrijdom vermeldt: le. het jaar of het gedeelte van een jaar, waarvoor zij geldig is; 2e. den naam van den ondernemer, of van den beheerder van de onderneming of het bedrijf; 3e. de plaats, waar de onderneming gevestigd is of het bedrijf wordt uitgeoefend; 4e. de wijze van aanwending der petroleum; 5e. de hoeveelheid petroleum, welke hoogstens in het sub le bedoeld tijdvak voor de onderneming of het bedrijf met vrijdom van accijns mag worden ingeslagen; 6e. de petroleumfabriek of de bergplaats, waaruit de petroleum moet worden betrokken; 7e. het accijnskantoor, tot welks ressort die petroleumfabriek of die bergplaats behoort. (4) Aan niet te goeder naam en faam bekend staande personen wordt geen akte van vrijdom verleend. (5) Het Hoofd van gewestelijk bestuur is bevoegd op verzoek van belanghebbenden de akte van vrijdom te wijzigen, behoudens dat verandering in de aanwijzing van de petroleumfabriek of de bergplaats alleen mag geschieden binnen de grenzen van het ressort van hetzelfde accijnskantoor. Bij het verzoek om wijziging wordt eene nadere aangifte gevoegd op den voet van artikel 2 dezer ordonnantie. (6) In geval de aanwijzing van eene andere, buiten het ressort van het aangewezen accijnskantoor gelegen petroleumfabriek of bergplaats wordt verlangd, wordt c. q. eene nieuwe akte van vrijdom verleend. (7) In geval van misbruik of van niet-nakoming der opgelegde verplichtingen kan, onverminderd het beloopen van straf, het Hoofd van gewestelijk bestuur den vrijdom intrekken. (8) Van de beslissingen van het Hoofd van gewestelijk bestuur op grond van dit artikel is hooger beroep bij den Directeur van Financiën toegelaten. Aan de beslissing van dien Departementschef wordt door het Hoofd van gewestelijk bestuur uitvoering gegeven. Art. 4. (1) Van elke verleende akte van vrijdom wordt door het Hoofd van gewestelijk bestuur een afschrift gezonden aan den Ontvanger van het betrokken accijnskantoor, aan wien tevens van wijzigingen der akte zoo spoedig mogelijk mededeeling wordt gedaan. (2) Deze ontvanger opent een rekening voor iederen ondernemer of beheerder van eene onderneming of bedrijf, die eene akte van vrijdom bekomen heeft, met dien verstande dat, wanneer aan zoodanigen ondernemer of beheerder meer dan één akte van vrijdom is verleend, ten aanzien van elke akte eene afzonderlijke rekening wordt aangehouden. In die rekening wordt aanteekening gehouden van de hoeveelheid petroleum, welke ten hoogste gedurende het tijdvak, waarop de akte betrekking heeft, mag worden ingeslagen, en van de hoeveelheden petroleum, welke geleidelijk worden ingeslagen. (3) De Ontvanger draagt zorg dat de maximum hoeveelheid niet worde overschreden. Art. 5. (1) De akte van vrijdom vervalt: le. bij het intrekken van den vrijdom krachtens alinea 7 van artikel 3 dezer ordonnantie; 2e. bij het staken van de onderneming of het bedrijf; 3e. bij faillissement; 4e. bij het doen van het verzoek door belanghebbende tot aanwijzing van eene andere, buiten het ressort van het aangewezen accijnskantoor gelegen, petroleumfabriek of bergplaats. (2) In geval van staking van de onderneming of het bedrijf of van faillissement is de ondernemer of beheerder verplicht binnen veertien dagen daarvan kennis te geven aan het Hoofd van gewestelijk bestuur. (3) Van het vervallen van eene akte van vrijdom wordt aanteekening gehouden bij een besluit van het Hoofd van gewestelijk bestuur, waarin tevens het tijdstip van het vervallen wordt aangegeven. (4) Een extract uit het bij de vorige alinea bedoeld besluit wordt gezonden aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor. Art. 6. (1) Wanneer een ondernemer of een beheerder van eene onderneming of een bedrijf, die in het bezit is van eene akte van vrijdom, petroleum met vrijdom van accijns wil inslaan, doet hij aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor desgewenscht door tusschenkomst van den beheerder der betrokken petroleumfabriek of bergplaats, eene mededeeling toekomen van de hoeveelheid in liters, welke hij wenscht in te slaan. (2) Voor den uitslag van die hoeveelheid petroleum uit de petrouleumfabriek of uit de bergplaats wordt dan door den beheerder daarvan gehandeld overeenkomstig artikel 26ö der ordonnantie van 27 December 1886 (Staatsblad No. 249), zooals deze gewijzigd is bij de ordonnantie van 17 Januari 1908 (Staatsblad No. 48). (3) De hier gestelde regelen gelden ook als de onderneming eene petroleumonderneming is en de petroleum binnen de grenzen van de onderneming moet worden aangewend. Onder inslag wordt in dat geval verstaan het brengen van de petroleum in de voor de accijnsvrije petroleum bestemde reservoirs, en onder uitslag het nemen van petroleum uit de onder genot van krediet voor den accijns opgeslagen voorraden. Art. 7. Het bezigen van accijnsvrije petroleum voor het reinigen van de pijpleidingen, ketels, reservoirs en andere toestellen van eene petroleumonderneming, als bedoeld in alinea 2 van artikel 1 dezer ordonnantie, mag alleen geschieden onder controle van een ambtenaar van het accijnskantoor, tot welks ressort de petroleumonderneming behoort, of bij verhindering van dezen, van een door het Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen ambtenaar. Art. 8. (1) De bezitter van eene akte van vrijdom is verplicht mede eene rekening aan te houden. (2) Deze rekening vermeldt: a. de op het einde van het vorige jaar overgehouden hoeveelheid petroleum; b. bij eiken inslag, als bedoeld bij artikel 6 dezer ordonnantie, den dag van ontvangst en de hoeveelheid van de petroleum, waaronder te verstaan de hoeveelheid, welke op den voet van dat artikel uit de petroleumfabriek of uit de bergplaats is uitgeslagen; c. bij eiken inslag, als bedoeld in de alinea's 4 en 6 van artikel 10 dezer ordonnantie, den dag van ontvangst (in het geval 6 van dat artikel, den dag, waarop de nieuwe akte van vrijdom ingaat) en de hoeveelheid van de petroleum; d. op het einde van het jaar, de totale hoeveelheid van de in het afgeloopen jaar op den voet van artikel 6 dezer ordonnantie uit de petroleumfabriek of uit de bergplaats uitgeslagen petroleum, en van de petroleum, bedoeld" sub c hiervoren; e. de na afloop van het jaar overgehouden hoeveelheid petroleum; en bovendien: 1. indien de accijnsvrije petroleum gebezigd wordt als oplossingsmiddel: ƒ. na afloop van eiken dag, de hoeveelheid petroleum, welke gedurende dien dag is genomen uit den opgeslagen voorraad tot aanwending voor het doel; g. na afloop van elke maand de totale hoeveelheid product, welke in die maand is verkregen; h. indien de gebruikte petroleum door reiniging voor eene nieuwe aanwending geschikt gemaakt wordt, de hoeveelheid petroleum, welke aldus in elke afgeloopen maand is verkregen, en op het einde van het jaar, de totale aldus verkregen hoeveelheid ; i. op het einde van het jaar, het totaal van de hoeveelheden sub ƒ en sub g hiervoren bedoeld; II. indien de accijnsvrije petroleum gebezigd wordt als brandstof: ƒ. na afloop van eiken dag, de hoeveelheid petroleum welke op dien dag als brandstof is gebezigd; g. op het einde van het jaar, het totaal van de hoeveelheden bedoeld sub ƒ hiervoren; III. indien de petroleum tot het drijven van motoren wordt gebezigd: ƒ. na afloop van eiken dag, de hoeveelheid petroleum, welke op dien dag tot het drijven van de motoren is aangewend; g. op het einde van het jaar, het totaal van de hoeveelheden bedoeld sub ƒ hiervoren; IV. indien de petroleum gebezigd wordt voor het reinigen van de pijpleidingen, ketels, reservoirs en andere toestellen op eene petroleumonderneming: ƒ. den dag of de dagen, waarop de reiniging heeft plaats gehad, en de hoeveelheid petroleum, welke daarvoor gebezigd is (deze aanteekening moet voor conform worden geteekend door den ambtenaar, in wiens tegenwoordigheid de reiniging heeft plaats gehad); g. op het einde van het jaar, het totaal van de hoeveelheden bedoeld sub ƒ hiervoren. (3) Binnen veertien dagen na afloop van het jaar zendt de bezitter der akte van vrijdom een door hem gewaarmerkt volledig afschrift van de door hem aangehouden rekening, waarin casu quo tevens opgenomen zijn de aanteekeningen van de ambtenaren, als bedoeld in alinea 3 van artikel 11 dezer ordonnantie, door tusschenkomst van het Hoofd van gewestelijk bestuur aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor. (4) De Directeur van Financiën kan afwijking van de bepalingen van dit artikel toestaan. Artikel 9. (1) De op het einde van een jaar overgehouden hoeveelheid petroleum wordt in mindering gebracht van de maximum hoeveelheid, welke volgens de nieuwe akte van vrijdom in het volgende jaar mag worden ingeslagen. (2) Te dien einde houdt de ontvanger van het betrokken accijnskantoor daarvan onmiddellijk aanteekening in de rekening,welke door hem krachtens alinea 2 van artikel 4 dezer ordonnantie wordt aangehouden, en wel in dier voege dat de overgehouden hoeveelheid petroleum wordt beschouwd als een inslag in het nieuwe jaar. Artikel 10. (1) Bij het vervallen van eene akte van vrijdom is hij, op wiens naam die akte stond, of zijn gemachtigde, of in geval van faillissement de curator, verplicht de rekening, bedoeld in artikel 8 dezer ordonnantie, af te sluiten op den dag, waarop de akte is vervallen, met bekendstelling daarbij van de overgehouden hoeveelheid petroleum, en van die rekening binnen veertien dagen na den evenbedoelden dag een door hem gewaarmerkt volledig afschrift, waarin casu quo tevens opgenomen zijn de aanteekeningen van de ambtenaren, als bedoeld in alinea 3 van artikel 11 dezer ordonnantie, door tusschenkomst van het Hoofd van gewestelijk bestuur aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor te zenden. (2) In geval de akte vervallen is als gevolg van intrekking van den vrijdom, is over de overgehouden hoeveelheid petroleum accijns verschuldigd. (3) Is de akte vervallen ten gevolge van staking van de onderneming of het bedrijf, of van faillissement, dan kan de overgehouden hoeveelheid petroleum worden vervreemd aan personen, die öf in het bezit zijn van eene akte van vrijdom, öf petroleum onder genot van krediet voor den accijns mogen opslaan. (4) Heeft de in de vorige alinea bedoelde vervreemding plaats gehad aan personen, die in het bezit zijn van eene akte van vrijdom, dan is de vervreemder verplicht daarvan, met bekendstelling van de namen dier personen, binnen veertien dagen mededeeling te doen aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, dat een en ander zoo spoedig mogelijk ter kennis doet brengen van den ontvanger van het accijnskantoor, of van de ontvangers der accijnskantoren, bij wie de vervreemder en de evenbedoelde personen voor den vrijdom in rekening staan. In de door de ontvangers aan te houden rekeningen van laatstgenoemden wordt de verkrijging als inslag geboekt. (5) Heeft er geen vervreemding plaats gehad, als bedoeld in de 3e alinea van dit artikel, dan is over de overgehouden hoeveelheid petroleum accijns verschuldigd. (6) Is de akte vervallen tengevolge van het verzoek tot aanwijzing van eene andere, buiten het aangewezen ressort van het aangewezen accijnskantoor gelegen petroleumfabriek of bergplaats, dan boekt de ontvanger van het in de nieuwe akte van vrijdom vermelde accijnskantoor de overgehouden hoeveelheid petroleum in de door hem te openen rekening als eersten inslag. Art. 11. (1) De ambtenaren der in- en uitvoerrechten en accijnzen, voorzien van eene machtiging van den controleur of ontvanger van dien dienst, onder wiens bevelen zij staan, zoomede de daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen ambtenaren zijn bevoegd de terreinen en gebouwen te bezoeken, waar de onderneming is gevestigd of het bedrijf wordt uitgeoefend, ten behoeve waarvan eene akte van vrijdom is verleend, teneinde den aldaar aanwezigen voorraad petroleum aan te peilen en de rekening, waarvan sprake in artikel 8 dezer ordonnantie, te verifiëeren. Als zij het voor eene behoorlijke verificatie noodig achten, zijn zij mede bevoegd inzage te nemen van de boeken, betrekking hebbende op de onderneming of het bedrijf, doch alleen op speciale machtiging van het Hoofd van gewestelijk bestuur. (2) De bezitters van eene akte van vrijdom zijn verplicht de ambtenaren, die van hunne in de vorige alinea omschreven bevoegdheid wenschen gebruik te maken, daarbij behulpzaam te zijn, o. a. desgevraagd de noodige hulpmiddelen te verschaffen voor de opneming van den voorraad petroleum en op vertoon van de speciale machtiging van het Hoofd van gewestelijk bestuur inzage te geven van de boeken betreffende de onderneming of het bedrijf. (3) De ambtenaren maken op den eed, bij de aanvaarding hunner betrekking afgelegd, van de verrichte aanpeiling en verificatie een proces-verbaal op, noodigen den betrokken bezitter van de akte van vrijdom uit het mede te teekenen, en zenden het aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, dat een afschrift daarvan doet toekomen aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor. Zij sluiten de rekening af en stellen in duidelijk schrift op de rekening eene aanteekening, vermeldende den datum van de aanpeiling en de verificatie en in het kort de resultaten daarvan, zoomede datum en nummer van het betrekkelijk proces-verbaal. Art. 12. (1) Als het verschil tusschen den voorraad petroleum, die er volgens de rekening moet zijn, en den bij de aanpeiling — 223 — bevonden voorraad of, indien er in den loop van het jaar geen aanpeiling heeft plaats gehad, de op het einde van het jaar overgehouden hoeveelheid, niet grooter is dan 5 pCt. van de eerstbedoelde hoeveelheid, dan is over dat verschil geen accijns verschuldigd. (2) Bedraagt dat verschil meer dan 5 pCt., dan is over het meerdere dan 5 pCt. accijns verschuldigd, tenzij de belanghebbende naar het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur eene aannemelijke verklaring van het grootere verschil kan geven. Door dien hoofdambtenaar wordt dan beslist, dat er over het grootere verschil in het geheel geen accijns verschuldigd is, of wel hij bepaalt de hoeveelheid, waarover accijns betaald moet worden. Van zijne beslissing in deze doet het Hoofd van gewestelijk bestuur kennisgeven aan den ontvanger van het betrokken accijnskantoor. (3) Heeft in den loop van het jaar eene aanpeiling of meer dan één aanpeiling plaats gehad, dan wordt voor de constateering van het verschil op het einde van het jaar de rekening opgemaakt van af den dag der laatste aanpeiling. Art. 13. Het is verboden: a. valsche opgaven te doen in de aangifte, waarvan sprake in artikel 2 dezer ordonnantie, voor zooveel betreft de gegevens, bedoeld in alinea 2 sub a ten 6e, 8e en 9e, sub b ten 6e en sub c ten 6e; b. valsche opgaven te doen in de rekening, bedoeld bij artikel 8 dezer ordonnantie; c. de accijnsvrije petroleum te bezigen op eene andere wijze dan in de akte van vrijdom is aangegeven; d. de accijnsvrije petroleum te vervreemden anders dan op de wijze omschreven in alinea 3 van artikel 10 dezer ordonnantie ; e. de ambtenaren bij het doen van aanpeilingen en het verifieeren van de rekening te belemmeren, te bemoeilijken of te misleiden; ƒ. op eene petroleumonderneming de reiniging van pijpleidingen, ketels, reservoirs en andere toestellen door middel van accijnsvrije petroleum te doen plaats hebben buiten tegenwoordigheid van een der daartoe aangewezen ambtenaren. Art. 14. (1) Niet-nakoming van de verplichtingen, omschreven in alinea 2 van artikel 5, de alinea's 1 en 3 van artikel 8, de alinea's 1 en 4 van artikel 10, en overtreding van artikel 13 dezer ordonnantie worden gestraft met eene boete van tien tot duizend gulden. (2) Het Hoofd van gewestelijk bestuur kan, ter voorkoming van gerechtelijke vervolging, wegens alle overtredingen in schikking treden of doen treden. Art. 15. De verschillende in deze ordonnantie voorgeschreven aangiften en rekeningen moeten, voor zooveel de Directeur van Financiën het noodig acht, modellen daarvoor vast te stellen, naar die modellen worden ingericht. Art. 16. Deze ordonnantie treedt in werking op dendagharer afkondiging. Zij is niet van toepassing op de petroleumondernemingen, ten opzichte waarvan artikel 3, sub b, der ordonnantie van 27 December 1886 (Staatsblad No. 249) door den Gouverneur-Generaal buiten werking is gesteld. BEPALINGEN TER REGELING VAN DE HEFFING EN DE VERZEKERING VAN DEN ACCIJNS OP LUCIFERS. (Ordonnantie van 14 December 1893, Staatsblad No. 301, gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantiën in St. 1899 No. 2, St. 1902 No. 17 en St. 1910 No. 430). HOOFDSTUK I. Bedrag en heffing van den accijns. Art. 1 (zie Stbl. 1902 No. 17, § I). In de gewesten, waar van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur invoerrechten geheven worden volgens het tarief, vastgesteld bij de wet van 16 April 1886 (Indisch Stbl. No. 107), wordt een accijns van lucifers geheven '), welke accijns bedraagt voor lucifers van de thans in gebruik zijnde soorten, op de tot dusver gebruikelijke wijzen verpakt in doosjes: a. indien de lucifers zijn voorzien van één kop: ƒ 0.70 (zeventig cent) per gros doosjes, elk doosje niet meer inhoudende dan 79 (negen en zeventig) lucifers; ƒ 0.05 (vijf cent) per gros doosjes meer voor elk vijftal lucifers of gedeelte daarvan, dat de doosjes meer inhouden dan 79 (negen en zeventig) per doosje; b. indien de lucifers zijn voorzien van twee koppen: ƒ 1.40 (een gulden veertig cent) per gros doosjes, elk doosje niet meer inhoudende dan 79 (negen en zeventig) lucifers; ƒ 0.10 (tien cent) per gros doosjes meer voor elk vijftal lucifers of gedeelte daarvan, dat de doosjes meer inhouden dan 79 (negen en zeventig) per doosje. 1) Van lucifers, die tot op een nader bij ordonnantie te bepalen dag, van eenige plaats in het Gouvernement Celebes en Onderhoorigheden worden aangebracht in andere gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar accijns op lucifers geheven wordt, wordt geacht geen accijns geheven te zijn, tenzij van die heffing uitdrukkelijk blijkt uit eene verklaring van den Ontvanger of fungeerenden Ontvanger der in- en uitvoerrechten en accijnzen van het kantoor, waaronder de plaats van afscheep dier lucifers behoort. (St. 1906 No. 299 en St. 1908 No. 656). 15 Voor lucifers met meer dan twee koppen, voor lucifers, vervaardigd met het kennelijk doel om in het gebruik in twee of meer afzonderlijk te bezigen deelen te worden gespleten, zoomede voor lucifers op andere dan de tot dusver gebruikelijke wijze verpakt, wordt het bedrag van den te betalen accijns nader vastgesteld, met inachtneming, zooveel mogelijk, van den maatstaf, in de voorgaande alinea aangegeven. indien van eene hoeveelheid lucifers, in eene aangifte begrepen en naar het oordeel der ambtenaren één partij vormende, bij verificatie of opneming de inhoud van slechts één doosje wordt nageteld, wordt voor de berekening van den verschuldigden accijns aangenomen, dat alle doosjes van die partij een gelijk aantal lucifers inhouden als het in het geopende doosje bevonden aantal. Worden twee of meer doosjes geopend, dan wordt voor de berekening van den verschuldigden accijns aangenomen, dat het gemiddelde aantal lucifers, in de geopende doosjes aangetroffen, het aantal der lucifers is van elk doosje der geheele partij, zulks met dien verstande, dat het gemiddelde aantal lucifers steeds in een geheel getal wordt uitgedrukt, met verwaarloozing van breuken van ^ en minder en met aanneming voor één geheel van breuken van meer dan y2. HOOFDSTUK II. Bijzondere bepalingen omtrent van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers. Art. 2. De accijns van de van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers is verschuldigd bij den invoer ten verbruik; behoudens bevoegdheid tot opslag onder genot van krediet voor den accijns op den voet van de artikelen 8 tot en met 13 van deze ordonnantie, en met dien verstande, dat bij gelijktijdige voldoening van den accijns met het invoerrecht eene korting van één ten honderd op het bedrag van den accijns genoten wordt. Art. 3. De betaling van den accijns geschiedt tegen bewijs, ten kantore van den ontvanger en volgens diens berekening. Hij, die den accijns tegelijk met het invoerrecht wenscht te voldoen, vermeldt zulks op de aangifte ten invoer tot verbruik en vult die aangifte aan met de gegevens, welke vereischt wor- den om den accijns te berekenen. Op het exemplaar, dat teruggegeven wordt, wordt de betaling van den accijns aangeteekend. Ingeval de aangifte ten invoer tot verbruik door eene nieuwe vervangen wordt en bijbetaling of teruggaaf van invoerrecht naar het verschil tusschen de oude aangifte en de nieuwe het gevolg daarvan is, heeft naar dat verschil mede bijbetaling of teruggaaf van accijns plaats. HOOFDSTUK III. Bergplaatsen. Art. 4. Onder bergplaatsen worden verstaan de pakhuizen of lokalen, uitsluitend dienende tot den opslag van lucifers onder genot van krediet voor den accijns. Art. 5. De handelaar, die op het tijdstip, dat deze ordonnantie verbindend wordt, een pand wenscht te bestemmen tot bergplaats, of hij, die later eene bergplaats in bezit of gebruik neemt of later een pand als bergplaats in gebruik wenscht te stellen, levert daarvan vóór het bezigen van de bergplaats ten kantore van den ontvanger, tegen bewijs, een gedagteekende en door hem onderteekende aangifte in, houdende eene duidelijke opgaaf van: a. den naam en de woonplaats van den eigenaar of bezitter; b. de ligging van de bergplaats; c. de panden en erven, die tot de bergplaats behooren. Het bewijs strekt tot toelating van de bergplaats. Art. 6. Bergplaatsen voor van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers worden toegelaten te Batavia, Cheribon, Tegal, Pekalongan, Semarang, Djoewana, Soerabaja, Pasoeroean, Probolinggo, Panaroekan, Tjilatjap, Padang, Siboga, Baros, Singkel, Palembang, Muntok, Tandjoeng Pandan, Pontianak, Sambas, Sinkawang en Bandjermasin '). 1) Bergplaatsen voor den opslag onder genot van krediet voor den accijns van lucifers, van buiten het tolgebied aangevoerd, worden sedert mede toegelaten in de residentie Oostkust van Sumatra op iedere plaats, waar een tolkantoor onder Europeesch beheer gevestigd is (St. 1894 No. 268), en verder te Menado, Gorontalo (St. 1898 No. 121 en St. 1899 No. 170), Rengat (St. 1898 No. 130), Ampenan, Pabean (St. 1898 No. 134 en St. 1908 No. 204), Oleh-leh (St. 1899 No. 75), Kota Baroe, Samarinda (St. 1901 No. 411), Ternate, Amboina, Neira (Banda), Koepang (St. 1903 No. 423) en Makasser (St. 1908 No. 299). De Directeur van Financiën kan, op door hem gestelde voorwaarden, vergunnen, dat ook elders bergplaatsen worden toegelaten. Art. 7. Boven den naar den openbaren weg gekeerden ingang eener bergplaats wordt een opschrift geplaatst, houdende in duidelijk zichtbare letters, in olieverf, de woorden „Bergplaats voor lucifers", benevens den naam van den handelaar of de firma. HOOFDSTUK IV. Krediet en aansprakelijkheid. Zekerheidstelling. Art. 8. Aan handelaars wordt, onder voldoende zekerheidstelling, krediet verleend voor den accijns van de lucifers, die in hunne bergplaatsen voorhanden zijn. Art. 9. De handelaar is aansprakelijk voor het bedrag van den accijns, waarvoor hij, overeenkomstig de bepalingen dezer ordonnantie, in rekening wordt aangeslagen. De handelaar is mede aansprakelijk, en de door hem gestelde zekerheid blijft verbonden, voor het bedrag van den accijns, verschuldigd wegens elke hoeveelheid lucifers, uitgeslagen met bestemming ten uitvoer, doorvoer of vervoer naar een elders gelegen bergplaats, totdat ten kantore van den ontvanger ter plaatse van uitslag het bewijs is ontvangen, dat de uitvoer, doorvoer of opslag naar behooren is geschied, of wel de verschuldigde accijns is voldaan. Deze aansprakelijkheid geldt ook voor den accijns wegens minderheden en de hoeveelheden, uitgeslagen overeenkomstig artikel 18 dezer ordonnantie. Art. 10. • De zekerheid kan gesteld worden door: a. deponeeren van geld; b. verband van vaste goederen; of c. borgtocht. Art. 11. Hij, die de eerste soort van zekerheid wenscht te stellen, deponeert het gevorderd bedrag, tegen bewijs, ten kantore van den ontvanger. Er wordt geene rente of vergoeding wegens het gedeponeerd bedrag uitgekeerd. Art. 12. Verband van vaste goederen wordt niet aangenomen, dan indien ten genoegen van den ontvanger bewezen is, dat de waarde daarvan de te stellen zekerheid met minstens een vijfde van het bedrag overtreft; dat de goederen niet zijn verbonden ten behoeve van anderen en dat de gebouwen tegen brandschade verzekerd zijn. De waarde der te verbinden onroerende goederen wordt geschat door den ontvanger, die ook bevoegd is de verbonden goederen nader te schatten. Bij vermindering van waarde, volgens het oordeel van den ontvanger, wordt de gestelde zekerheid op diens schriftelijke vordering binnen zes weken aangevuld. In geval van verschil omtrent de waarde der te verbinden, of ten behoeve van den accijns verbonden goederen, wordt beslist door den Directeur van Financiën. Art. 13. Voor borgtocht moeten ten genoegen van den ontvanger worden aangewezen twee soliede personen, die zich hoofdelijk en onder afstand van het voorrecht van schuldsplitsing bij notarieele akte verbinden voor de betaling van den verschuldigden accijns. Wanneer de ontvanger het noodig acht, dat de aangenomen borgen of een hunner wordt vervangen, is de schuldenaar verplicht aan diens schriftelijke vordering binnen acht dagen te voldoen. De ontvanger kan vorderen, dat eene verklaring van gegoedheid van den borg, afgegeven door het hoofd van plaatselijk bestuur, bij de akte van borgtocht worde overgelegd, en dat die verklaring jaarlijks worde vernieuwd. De borg en zijne erfgenamen hebben de bevoegdheid de borgstelling op te zeggen, welke opzegging echter geen kracht heeft dan na verloop van dertig dagen na de beteekening der kennisgeving aan den ontvanger. Bij het niet voldoen aan de vorderingen, bedoeld in het 3de lid van artikel 12 en de alinea's 2 en 3 van dit artikel, wordt de schuld, waarvoor zekerheid is gesteld, terstond in haar geheel opvorderbaar. HOOFDSTUK V. Op= en uitslag. Vervoer. Art. 14. Tot opslag van lucifers in eene bergplaats wordt ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte in duplo ingediend, bevattende: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing der bergplaats; c. het aantal, de soort en de merken der colli; (zie Stbl. 1902 No. 17, § II). d. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in letters), (zie Stbl. 1902 No. 17, § II). De ontvanger geeft een exemplaar der aangifte terug na daarop een consent tot opslag te hebben gesteld. Het vervoer naar de bergplaats moet gedekt zijn door dat consent. De opgave sub d strekt tot grondslag voor de debiteering der rekening. De opslag wordt gerekend te zijn verricht op den datum der aangifte. De eerstaanwezend ambtenaar kan voorschrijven, dat de opslag onder toezicht van ambtenaren worde verricht, in welk geval de aangever wordt gedebiteerd op den door de ambtenaren op de aangifte, tevens consent, bekend gestelden datum en overeenkomstig de uitkomsten hunner bevinding. Indien bedoeld toezicht wordt voorgeschreven op verzoek van belanghebbende, wordt dezen ten behoeve van de ambtenaren, behalve de noodzakelijke kosten voor vervoer, een vacatieloon in rekening gebracht voor eiken ambtenaar van één gulden per uur of gedeelte daarvan, behoudens een maximum van tien gulden per dag voor eiken ambtenaar. De toezicht houdende ambtenaren hebben het recht de colli te verzegelen en te voorzien van ingebrande, geschilderde of aangehechte merkteekerien, betrekking hebbende op het in de doosjes bevonden aantal lucifers. Van hetgeen ingevolge die bevoegdheid geschiedt, wordt aanteekening gehouden op de aangifte (zie Stbl. 1902 No. 17, § II). Art. 15. Uitslag van lucifers uit eene bergplaats geschiedt hetzij door vervoer naar eene bergplaats; hetzij door verzending naar buiten het tolgebied; hetzij na betaling van den accijns. Art. 16. Hij, die lucifers, onder krediet voor den accijns voorhanden, wenscht uit te slaan, met bestemming om elders onder genot van dat krediet te worden ingeslagen, levert ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door hem onderteekende aangifte in duplo in, vermeldende: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de lucifers geborgen zijn; c. den naam, het beroep en de woonplaats van dengene, voor wien de lucifers bestemd zijn; d. de aanwijzing van de plaats van bestemming, alsmede van het pand, waarin de opslag zal geschieden; e. het aantal, de soort en de merken der colli; (zie Stbl. 1902 No. 17, § II). ƒ. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in letters); (zie Stbl. 1902 No. 17, §11). g. de namen van den vervoerder en van het vaar- of voertuig, of wel een andere voldoende aanwijzing van het middel van vervoer ter beoordeeling van den ontvanger; h. het tijdstip, waarop de uitslag zal plaats vinden. Een exemplaar der aangifte wordt teruggegeven, nadat de ontvanger daarop een consent heeft gesteld, waardoor het vervoer moet worden gedekt, benevens een termijn, binnen welken te zijnen genoegen het bewijs moet geleverd zijn, dat de lucifers op wettige wijze zijn opgeslagen. De termijn kan worden verlengd door den eerstaanwezenden ambtenaar ter plaatse van aangifte of van bestemming. De aangever betaalt den accijns, zoodra de termijn is verstreken, zonder dat het verlangd bewijs geleverd is, tenzij de Directeur van Financiën beslist, dat er termen zijn om geen vordering in te stellen. Art. 17. Om uit eene bergplaats lucifers uit te slaan ten verbruik, wordt ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte ingediend, bevattende: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de lucifers geborgen zijn; c. het aantal, de soort en de merken der colli;' (zie Stbl. 1902 No. 17, § II). d. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in lettprs). (Zie Stbl. 1902 No. 17, §11). De betaling van den accijns geschiedt bij de aangifte tegen een bewijs, waarop de ontvanger een termijn stelt, binnen welken de uitslag moet zijn geschied. De ontvanger kan den termijn verlengen. Het bewijs van betaling is niet geldig, indien de uitslag nie binnen den gestelden termijn is geschied. Art. 18. Zij, die daartoe van den ontvanger schriftelijk vergunning hebben bekomen, kunnen den uitslag ten verbruik verrichten zonder document. De vergunning wordt verleend onder voorwaarde, dat op den eersten werkdag van iedere maand, vóór des middags twaalf ure» eene door den aangever onderteekende aangifte van den in de vorige maand krachtens die vergunning ten verbruik uitgeslagen lucifers bij den ontvanger worde ingeleverd, bevattende de opgaven, bij a, b, c en d van artikel 17 voorgeschreven. Ingeval niet is uitgeslagen, wordt een nihil-aangifte ingediend. De accijns voor de bij alinea 2 bedoelde lucifers wordt voldaan bij de inlevering der aangifte, bij gebreke waarvan de vergunning vervalt. Op den eersten werkdag van iedere maand is de uitslag volgens alinea 1 van dit artikel, zonder vergunning van den eerstaanwezend ambtenaar, verboden. Art. 19. Voor den uitslag van lucifers uit bergplaatsen naar buiten het tolgebied wordt ten kantore van den ontvanger eene gedagteekende en door den aangever onderteekende aangifte in duplo ingeleverd, bevattende: a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever; b. de aanwijzing van het pand, waarin de lucifers geborgen zijn, alsmede van het vaartuig, waarmede de door- of uitvoer zal geschieden; c. de plaats van bestemming; d. het aantal, de soort en de merken der colli; (zie Stbl. 1902 No. 17, § II). e. het aantal doosjes, het getal lucifers per doosje en het getal koppen per lucifer (in letters), [zie Stbl. 1902 No. 17 § II]. De ontvanger stelt op de aangifte een pas en geeft een exemplaar daarvan terug, n-adat daarop een termijn is gesteld, binnen welken te zijnen genoegen het bewijs moet geleverd zijn, dat de door- of uitvoer heeft plaats gehad. De eerstaanwezend ambtenaar kan den termijn verlengen. De aangever betaalt den accijns, zoodra de termijn verstreken is, zonder dat het verlangd bewijs geleverd is, tenzij de Directeur van Financiën beslist, dat er termen zijn om geene vordering in te stellen. Het vervoer der lucifers uit de bergplaats naar het vaartuig, waarmede zij uit het tolgebied zullen worden uitgevoerd, moet gedekt zijn door den op de aangifte gestelden pas. Art. 20. De sub ƒ van artikel 16, sub d van artikel 17 en sub e van artikel 19 bedoelde opgaven strekken tot grondslag voor de crediteering der rekening. HOOFDSTUK VI. Voorraad. Kredietrekening. Art. 21. Tusschen de administratie en den handelaar in lucifers wordt ten kantore van den ontvanger, wegens de in iedere bergplaats aanwezige voorraden, eene rekening gehouden, waarop als debet worden gebracht: a. het saldo van vorige rekening; b. de voorraden van elders ingeslagen; c. de bij peiling bevonden meerderheden. Art. 22. Op de rekening worden als credit gebracht: a. de ten uitslag of als uitgeslagen aangegeven lucifers, waarvan de accijns is betaald; b. de lucifers, uitgeslagen met bestemming om elders te worden opgeslagen onder krediet voor den accijns; c. de lucifers, uitgeslagen met bestemming naar buiten het tolgebied; d. de bij peiling bevonden minderheden; e. het op nieuwe rekening over te brengen saldo. Art. 23. De ambtenaren zijn bevoegd met machtiging van den controleur en, waar deze niet is, van het hoofd van plaatselijk bestuur, bergplaatsen aan te peilen. Zij maken van hunne bevinding een relaas op en noodigen belanghebbende uit dit mede te teekenen, reiken dezen een afschrift daarvan uit en leveren het relaas ten kantore van den ontvanger in. Onverminderd de toepassing van straf, hebben de ambtenaren het recht, colli, die zij met verwijderde of geschonden verzegeling aantreffen of waarvan de bij de zevende alinea van artikel 14 bedoelde merkteekenen verwijderd of onleesbaar geworden zijn, voor de opmaking van hun relaas als niet aanwezig te beschouwen, als wanneer zoodanige colli zonder verwijl door den houder der bergplaats of op zijn kosten door de ambtenaren uit de bergplaats verwijderd worden. Tegen de uitoefening van het in de derde alinea omschreven recht kan bij den Controleur of, waar geen Controleur is, het Hoofd van plaatselijk bestuur in hooger beroep gekomen worden. Ingeval van het in de derde alinea omschreven recht geen gebruik wordt gemaakt, heeft heropneming van den inhoud der betrokken colli plaats met inachtneming van de laatste alinea van artikel 1 en van zoodanige bijzondere bevelen, als den Controleur of het Hoofd van plaatselijk bestuur mocht raadzaam achten te geven. De colli kunnen daarna op nieuw verzegeld en van merkteekenen, als vorenbedoeld, voorzien worden. Bij de aanpeiling van voorraden, die bij den opslag onverzegeld gebleven zijn, wordt hetzelfde in acht genomen, als bij de in de vorige alinea bedoelde heropneming, (zie voor de 3de, 4de, 5de en 6de alinea's Stbld. 1902 No. 17, § III). Art. 24. De handelaar is verplicht de ambtenaren bij de peiling al de voorhanden lucifers aan te wijzen en de colli te openen en zoo te plaatsen en te ontpakken, als de ambtenaren dat noodig achten; terwijl de wederinpakking of sluiting aan hem wordt overgelaten. Opent hij de colli niet of worden zij niet geplaatst of zoo ontpakt, als verlangd wordt, dan wordt daarin te zijnen koste voorzien, onverminderd de toepassing van straf. Art. 25. De rekening wordt afgesloten telkens na iedere aanpeiling, alsmede wanneer belanghebbende dit verzoekt, en op den 31sten December van ieder jaar. De belanghebbende is verplicht de afsluiting binnen acht dagen mede te teekenen. Voldoet hij daaraan niet, dan verliest hij de bevoegdheid om tegen de uitkomsten in verzet te komen. Art. 26. De geheele voorraad in een bergplaats kan van den naam van den een op dien van een ander worden overgeschreven, mits deze voldoende zekerheid heeft gesteld en de bergplaats door hem is aangegeven overeenkomstig het daaromtrent bepaalde bij deze ordonnantie. De overdracht geschiedt krachtens eene door den vorigen en den nieuwen eigenaar of gebruiker van het pand onderteekende en bij de administratie in te leveren verklaring. Art. 27. De accijns wegens minderheden wordt binnen acht dagen na bevinding ingevorderd. HOOFDSTUK VII. Bijzondere bepalingen omtrent binnen het tolgebied vervaardigde lucifers. Art. 28 (zie Stbl. 1910 No. 430, Ten eerste). De accijns van binnen het tolgebied gefabriceerde lucifers is, behoudens bevoegdheid tot opslag onder genot van krediet op gelijken voet als voor van buiten het tolgebied aangevoerde lucifers, verschuldigd zoodra zij vervaardigd zijn, met dien verstande evenwel, dat de Gouverneur-Generaal aan fabrikanten van lucifers, indien daartoe door hen het verzoek wordt gedaan, onder voldoende zekerheidstelling te Zijnen genoegen, uitstel kan verleenen voor de voldoening van den verschuldigden accijns. De bijzondere regelen voor de heffing en verzekering van den accijns van binnen het tolgebied vervaardigde lucifers worden nader bij algemeene verordening vastgesteld. Inmiddels is het verboden om eene fabriek of inrichting tot het vervaardigen van lucifers in werking te hebben of te brengen zonder voorkennis van den Directeur van Financiën, en zijn fabrikanten van lucifers, in afwachting van de regeling hunner bijzondere verplichtingen bij algemeene verordening, gehouden tot naleving van de in ieder geval door genoemden Directeur, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal, te stellen voorwaarden en zulks op straffe van sluiting der fabriek. Het vervaardigen van lucifers elders dan in eene met voorkennis van den Directeur van Financiën in werking gebrachte fabriek wordt gestraft met eene geldboete van achthonderd tot twee duizend gulden en verbeurte der werktuigen, der aanwezig be. vonden lucifers, grondstoffen, chemicaliën, verpakkingsmiddelen en van alles, wat verder de kenmerken draagt voor de vervaardiging van lucifers in den ruimsten zin des woords gediend te hebben of bestemd te zijn. (zie Stbl. 1899 No. 2. § II). Voor de toepassing dezer ordonnantie wordt de vervaardiging van lucifers geacht daar plaats te hebben, waar de stokjes voorzien worden van lucifer-koppen; (zie Stbl. 1899 No. 2, § II). HOOFDSTUK VIII. Algemeene bepalingen Art. 29. De ambtenaren maken van de overtredingen dezer ordonnantie proces-verbaal op, op den eed bij den aanvang van hunne bediening gedaan. Art. 30. Alle vergunningen worden geacht te zijn verleend tot wederopzeggens. Zij vervallen door niet-inachtneming van de gestelde voorwaarden of voorzorgen. Art. 31. Op plaatsen, waar zulks noodig is in verband met de heffing van den accijns op lucifers, kan door den Directeur van Financiën de algemeene ontvanger van 's Lands kas of een als zoodanig fungeerend ambtenaar dan wel een ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen, worden belast met de functiën van ontvanger dier middelen. Op plaatsen, waar voormelde ambtenaren niet geplaatst zijn, wordt door het hoofd van gewestelijk bestuur een ambtenaar van een anderen diensttak daarmede belast. Art. 32. De gebouwen of erven, waarvan het bezit of gebruik bij de administratie bekend moet zijn, kunnen door de ambtenaren worden onderzocht tusschen zonsop- en zonsondergang en gedurende den tijd, dat in de gebouwen of op de erven wordt gewerkt. De handelaar is verplicht ten alleen tijde, wanneer er gewerkt wordt, en bovendien steeds tusschen zonsop- en zonsondergang, desverlangd, aan de ambtenaren toegang te verleenen tot de bij alinea 1 bedoelde panden. Art. 33. Belanghebbende is bevoegd herverificatie te verzoeken. Die herverificatie wordt verricht door andere ambtenaren dan die de opneming hebben gedaan; hare uitkomst is beslissend. Op plaatsen, waar slechts één ambtenaar in dienst is, wordt door het hoofd van plaatselijk bestuur een ambtenaar van een anderen diensttak aangewezen tot de herverificatie. Art. 34. Het oorspronkelijk le lid is vervallen; [zie Stbl. 1902 No. 17, § IV], In het bedrag van den accijns worden breuken van een cent voor een geheelen cent gerekend. Art. 35. In deze ordonnantie wordt bedoeld: a. met tolgebied: het gedeelte van Nederlandsch-Indië, waar in- en uitvoerrechten worden geheven van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur volgens het tarief, vastgesteld bij de wet van 16 April 1886 (Staatsblad No. 107); b. met controleur, ontvanger, ambtenaar, eerstaanwezend ambtenaar of administratie: die der in- en uitvoerrechten en accijnzen, of zij, die met de functie van evengenoemde belast zijn of aangewezen worden voor de administratie van den accijns op lucifers. Art. 36. De bepalingen van de artikelen 5, 7, 8, 12, 13, 14, 16, 17, het le lid van artikel 20 en het bepaalde bij artikel 21 van de ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) en de daartoe betrekkelijke strafbepalingen zijn mede van toepassing ten aanzien van den accijns op lucifers. Art. 37. De Directeur van Financiën kan teruggaaf verleenen van bedragen, die tengevolge van ten onrechte ingeleverde of van onjuiste aangiften of verkeerde berekeningen te veel zijn betaald. Teruggaaf of kwijtschelding van accijns ter zake van beschadiging of bederf van lucifers wordt niet verleend, anders dan in het geval, bedoeld in de laatste alinea van artikel 3 dezer ordonnantie. HOOFDSTUK IX. Strafbepalingen. Art. 38. De volgende overtredingen worden gestraft, als volgt: 1°. Het bestaan van een tekort op den volgens de rekening onder krediet voor den accijns aanwezigen voorraad lucifers: met eene boete ten laste van hem, met wien de rekening gehouden wordt, tot het bedrag van den accijns van de lucifers, welke te kort bevonden zijn. 2°. Het bestaan van overmaat op den volgens de rekening onder krediet voor den accijns aanwezigen voorraad lucifers: met eene boete ten laste van hem, met wien de rekening gehouden wordt, van vijfmaal het bedrag van den accijns der lucifers, welke te veel bevonden zijn. 3°. Het onjuist aangeven der ten op- of uitslag aangegeven hoeveelheid lucifers: met eene boete ten laste van den aangever, van tienmaal den accijns van de hoeveelheid, die te weinig of te veel is aangegeven. 4°. Het uitslaan van lucifers uit bergplaatsen, zonder bezit van een document of vergunning tot uitslag zonder document: met eene boete van tweemaal den accijns van de onwettig uitgeslagen lucifers, ten laste van den gebruiker van het pand, waaruit de uitslag geschiedt. 5°. Het niet toelaten der ambtenaren tot eene bergplaats of de daartoe behoorende panden en erven: met eene boete van tien tot vijfhonderd gulden, ten laste van den gebruiker van het pand, waar de ambtenaren verlangen te worden toegelaten. 6°. Het bemoeielijken of ondoenlijk maken van aanpeilingen, opnemingen, visitatie of verificatie: met eene boete van tien tot vijfhonderd gulden, ten laste van dengene, die de goederen of documenten onder zich heeft of aanbiedt. 7°. Het aanwezig zijn van andere zelfstandigheden dan lucifers in als lucifers bevattende, ten uit- of doorvoer aangegeven colli: met eene boete van honderd tot duizend gulden ten laste van den aangever. 8°. Het onjuist vermelden der gegevens, bedoeld in het 2de lid van artikel 3, met eene boete ten laste van den aangever van tienmaal den accijns van de hoeveelheid, die te weinig is aangegeven (zie Stbl. 1902 No. 17, § V). Alle andere overtredingen dezer ordonnantie: met eene boete van tien tot duizend gulden. Art. 39. Indien de eerstaanwezend ambtenaar of, in hooger beroep, de Directeur van Financiën van oordeel is, dat in geval van onjuistheden in aangiften of opgaven er geen opzet tot ontduiking van den accijns aanwezig is, wordt de overtreding gestraft met een boete van tien gulden. Art. 40. Bekeuring wordt niet ingesteld of, ingesteld zijnde, buiten gevolg gelaten: a. indien bij verschil van merken de goederen blijkbaar dezelfde zijn en het verschil geene verdenking van ontduiking van den accijns oplevert; b. indien het niet bezitten of niet vertoonen van een dokument, naar het oordeel van den controleur, of, waar geen contro- leur is, van het hoofd van plaatselijk bestuur, verschoonbaar is wegens bijzondere omstandigheden en geene verdenking van ontduiking van den accijns bestaat. Art. 41. Zij, in wier dienst anderen werkzaam zijn of die door gemachtigden vertegenwoordigd worden, zijn voor de met dien dienst in betrekking staande of naar aanleiding der machtiging verrichte handelingen van die anderen of van de gemachtigden, verantwoordelijk. Art. 42. De Directeur van Financiën, voor zooveel Java en Madoera aangaat, en de hoofden van gewestelijk bestuur, voor zooveel betreft de bezittingen daarbuiten, kunnen ter voorkoming van gerechtelijke vervolgingen, wegens alle overtredingen in schikking treden of doen treden. SLOTBEPALING. Deze is van geen belang meer en daarom hier weggelaten. BEPALINGEN OMTRENT DE HEFFING VAN ACCIJNS OP TABAK. (Ordonnantie van 19 December 1873, Staatsblad No. 248, gewijzigd bij de ordonnantiën in St. 1882 No. 296 en St. 1896 No. 266). Art. 1. De belasting, bekend als consumtierecht, wordt onder den naam van accijns geheven: a. vervallen; (zie Stbl. 1896 No. 266, ten tweede, § I) b. van de Java- en de Chineesche en andere v-reemde tabak, die uit zee wordt aangevoerd in de W'esterafdeeling van Borneo en c. van de Java-tabak, de Ka Topong-tabak, de Balische tabak en de Cheribonsche en Chineesche rooktabak, die uit zee wordt aangevoerd in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo '). Art. 2. De accijns is verschuldigd ook dan, wanneer de aangevoerde tabak aan de betaling van invoerrecht is onderworpen. Art. 3. De accijns bedraagt per honderd kilogram: a. voor de Java-tabak, bedoeld bij art 1, lett. b. vier gulden; [zie Stbl. 1896 No. 266, Ten tweede, § II], b. voor de Chineesche en andere vreemde tabak, bedoeld bij art. 1, lett. b, zestien gulden; c. voor de verschillende soorten van tabak, bedoeld bij art. 1, lett. c, als volgt: voor de Balische tabak en de Cheribonsche rooktabak, . vijf gulden; 1) Aanvankelijk was de ordonnantie van 19 December 1873 (St. No. 248) in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo alléén van toepassing in die gedeelten, welke tot het rechtstreeksch Qouvernementsgebied behooren, doch sedert 1 Januari 1903 geldt die verordening ook voor het overige tot die residentie behoorend gebied (St. 1901 No. 412 juncto St- 1902 No. 387). voor de Chineesche rooktabak, zes gulden vijftig cent; en voor de Java-of Kedoe-en de Ka Topong-tabak, acht gulden. Art. 4. (Zie Stbl. 1882 No. 296). De ordonnantie van 1 October 1882 (Staatsblad No. 240) en de daaraan gehechte reglementen zijn mede toepasselijk op de heffing en verzekering van den accijns op tabak. Art. 5 (zie Stbl. 1882 No. 296 J°. Stbl. 1896 No. 266, Ten tweede, §§ 111 en IV). Voor de toepassing van de in het vorig artikel bedoelde ordonnantie en reglementen wordt de accijns op tabak op Borneo als invoerrecht beschouwd. Op Java en Madoera kan van de tabak, die van daar naar Borneo zal worden verzonden, de aldaar verschuldigde accijns worden betaald bij het inleveren der aangifte, die volgens de bedoelde reglementen moet worden gedaan vóór de inlading in het vaartuig, waarmede de verzending zal geschieden, of vóór dat dit vaartuig de voor het doen dier aangifte aangewezen plaats voorbij vaart. Art. 6 (zie Stbl. 1882 No. 296). De Directeur van Financiën kan bij het te loor gaan van tabak, waarvan accijns betaald is, teruggaaf van dien accijns doen verleenen. Art. 7. Bij vervoer van tabak, in art. 1, lett. c, bedoeld, uit de Zuider- en Ooster af deeling van Borneo naar eene plaats buiten die residentie, wordt teruggave verleend van tachtig ten honderd van den bij den aanvoer van die tabak betaalden accijns, mits die tabak van het tijdstip der lossing tot dat der inlanding onder verzegeling zij geweest en die inlading plaats hebbe binnen een jaar na de lossing. Die verzegeling wordt bij de lossing niet toegepast dan na verkregen vergunning van den eerstaanwezenden ambtenaar der in- en uitvoerrechten en accijnzen.