HET EEN EN ANDER OVER HET TARIEFWEZEN DER SPOORWEGEN 1798 EENE BEKNOPTE UITEENZETTING VAN DE GRONDSLAGEN VAN HET SPOORWEGTARIEFWEZEN TEN DIENSTE VAN SPOORWEGAMBTENAREN OP JAVA SAMENGESTELD DOOR P. J. D'ARTILLACT BRILL 1 918 081 4 HET EEN EN ANDER OVER HET TARIEFWEZEN * * * * DER SPOORWEGEN * * * * HET EEN EN ANDER OVER HET TARIEFWEZEN DER SPOORWEGEN EENE BEKNOPTE UITEENZETTING VAN DE GRONDSLAGEN VAN HET SPOORWEGTARIEFWEZEN TEN DIENSTE VAN SPOORWEGAMBTENAREN OP JAVA HELDER - C. DE BOER JR. 1908 EEN WOORD VOORAF. Waar over het algemeen bij de spoor- en tramwegen op Java de opleiding van ambtenaren voor den vervoersdienst nog niet volmaakt is, is het geen wonder, dat het meerendeel dier ambtenaren weinig theoretische kennis van het spoorwegtariefwezen bezit. Nu kan men ook zonder die kennis een goed „bevrachter" zijn, doch het valt niet te ontkennen, dat het bezit dier kennis een ambtenaar spoediger in staat stelt verschillende tariefwerkzaamheden naar behooren te verrichten en den geest van de overtalrijke bepalingen te vatten. Geldt dit reeds voor de ambtenaren, die met de expeditie van goederen zijn belast, veel meer is dit het geval met de in hoogere rangen geplaatste ambtenaren, die — hetzij bij den vervoersdienst, hetzij bij den dienst der controle — directe bemoeienis hebben met de constructie en toepassing van tarieven of zich met de ontwikkeling van het vervoer bezig houden, dan wel daarvoor worden opgeleid. Bij gemis aan opleiding kan een ambtenaar — wil hij zich ook theoretisch in die richting bekwamen — het niet zonder ijverige zelfstudie stellen. Zelfstudie is in deze evenwel niet gemakkelijk daar de Nederlandsche vakliteratuur uit den aard der zaak vrij beperkt is en het meerendeel der bijdragen tot de kennis van het tariefwezen bovendien niet in afzonderlijke boekwerken in den handel werden gebracht, doch als opstellen en dergelijkein verschillende tijdschriften verschenen zoodat zij slechts binnen het bereik van enkelen vielen. De buitenlandsche uitgaven (periodieken en boekwerken) ruimen dikwijls in het geheel geene of slechts eene geringe plaats in aan de behandeling van het tariefwezen of zijn te uitgebreid en veelal slechts van nut voor hen, die eene wetenschappelijke opleiding hebben genoten. Afgezien nog van de dikwijls belangrijke kosten van aanschaffing, wordt verder meestal geheel in den blinde getast bij de keuze van uitgaven, welke zich voor het doel eigenen. De lezing en de studie van verschillende werken over het tariefwezen deden bij mij den wensch rijpen eene beknopte uiteenzetting van de grondslagen van het tariefwezen te compileeren en deze gedrukt in den handel te brengen ten gerieve van de bovengenoemde categorieën van spoorwegambtenaren. Aan dit verlangen gevolg gevende, stelde ik dit geschriftje samen. Bij de groote uitgebreidheid en veelzijdigheid van het onderwerp en den grooten omvang van het verwerkte materiaal heb ik mij den dwang van zelfbeperking moeten opleggen. Ik hoop, dat dit streven naar kortheid de volledigheid niet te zeer heeft geschaad en het boekje bruikbaar blijkt voor de bovenbedoelde ambtenaren. Ook voor buiten de spoorwegwereld staanden kan het om verschillende redenen zijn nut hebben eenig begrip van het spoorwegtariefwezen te verkrijgen; het moet b.v. voor vervoerders van belang worden geacht, dat zij begrijpen waarom eene spoor- of tramwegonderneming slechts onder bepaalde voorwaarden hun vervoer tegen verlaagde vrachtprijzen kan bewerkstelligen. Tot het bijbrengen van het begrip der beteekenis van het spoorwegtariefwezen biedt dit werkje hun eene bescheiden gelegenheid. Men verwachte in dit boekje uiteraard geen wetenschappelijk werk, doch hope met mij, dat eene autoriteit op dit gebied lust hebbe en tijd vinde zulk een werk te schrijven. Wanneer de lezing van dit boekje hem, die het ter hand neemt, evenveel genoegen zal doen als de samenstelling mij heeft verschaft en ik door deze bijdrage enkele ambtenaren tot meer belangstelling in dit belangwekkende en voorname onderdeel van het spoorwegvak vermag op te wekken, zal ik mij voor dezen arbeid ruim beloond achten. Utrecht^ i907/'08. Tegal d'A B. INHOUD. Blz. I. Inleiding 1 II. Algemeene beginselen van vrachtprijsbepaling. . . 3 III. Zelfkosten 6 IV. Waardestelsel 14 V. Ruimtestelsel 27 VI. Gemengd stelsel 36 VII. Nadere beschouwingen over de tariefsstelsels ... 37 VIII. Differentieele tarieven 43 IX. Evenredige afstandstarieven 47 X. Tarieven voor bestelgoederen 48 XI. Tarieven voor levende dieren, voertuigen en lijken . 50 XII. Tarieven voor personen 53 XIII. Tarieven voor bagage 68 XIV. Tariefwetgeving 70 XV. Instradeering (leiding van het verkeer) 80 XVI. Verdeeling van het verkeer 83 XVII. Verdeeling van de vrachtopbrengst 88 XVIII. Terminologie 91 XIX. Opgaaf van in den tekst aangehaalde en bij de samenstelling benutte en geraadpleegde werken en studiën. 102 XX. Zaakregister 103 I. INLEIDING. Bij beschouwing van de kaart van het eiland Java moet de aandacht vallen op de vrij groote uitgebreidheid van het net spoor- en tramwegen, welke laatste — met uitzondering van enkele stadstrammen — de rol van lokaalspoorwegen vervullen. Bij eene oppervlakte van 130.546 K.M3. (inclusief Madoera) bedraagt het aantal kilometers spoor- en tramweg in exploitatie 4105 '), dus per 100 K.M3. oppervlakte 3.1 K.M. Tegenover Europeesche staten, als Spanje en Zweden, welke met 2.7 K.M.3) per 100 K.M.2 oppervlakte nummer elf zijn in de vergelijkende lijst van spoorwegdichtheid van Europa, maakt Java dus geen slecht figuur. De omvang van het spoorwegvervoer is op Java echter zeer beperkt zoodat men dan ook met uitzondering van het kleine traject Soerabaja — Wonokromo (7 K.M.) van de Oosterlijnen der Staatsspoorwegen op het geheele eiland geen dubbel spoor aantreft3) en de spoor- en tramwegondernemingen het verkeer tot dusverre zonder nachtdienst kunnen beheerschen. De oorzaak van die beperkte verkeersintensiteit is voor een groot gedeelte gelegen in de omstandigheid, dat Java een eiland is, waardoor van een belangrijk internationaal en transitverkeer, zooals dat in Europa bestaat, natuurlijk geen sprake kan zijn. Ook de vorm en ligging van het eiland zijn een beletsel voor eene groote ontwikkeling van het spoorwegverkeer: Het eiland heeft bij eene groote lengte slechts eene geringe breedte, terwijl de lengte-as nagenoeg parallel loopt met de evennachtslijn. ') Op 31 December 1906. 2) Einde 1903. 3) De railverbinding Tandjong-Priok—Batavia bestaat niet uit een spoorweg met dubbel spoor, doch uit twee lijnen, elk op zich zelf met enkel spoor aangelegd. De stadstrammen te Batavia worden hier buiten beschouwing gelaten. Daardoor bestaan in de onderscheidene deelen van het eiland enkel kleine verschillen in producten en heeft gevolglijk tusschen die deelen slechts in geringe mate wisseling van producten plaats. Groote bevolkingscentra zijn op Java klein in aantal en ook deze omstandigheid is niet zonder invloed op het verkeer.1) Aan het bovenstaande kan nog worden toegevoegd, dat de havens voor in- en uitvoer, meest alle ter Noordkust, op kleine afstanden van elkander liggen, zoodat — ook in verband niet de geringe breedte van het eiland — het transport van in- en uitvoergoederen over het algemeen slechts over korte trajecten geschiedt. Voorts is op Java de toestand op het gebied van handel, nijverheid en landbouw nog zeer ver verwijderd van het tijdstip, waarop van „Hochkonjunktur" kan worden gesproken. Een en ander verklaart genoegzaam het weinig omvangrijke verkeer.2) Met de ontwikkeling van het spoorwegverkeer houdt de ontwikkeling van het tariefwezen gelijken tred, zoodat van zelf het tariefwezen der Europeesche spoorwegen veel gecompliceerder is dan dat dier verkeersmiddelen op Java. Bovendien zijn de toestanden, welke op het spoorwegverkeer en gevolglijk op het tariefwezen van invloed zijn, elders in vele opzichten geheel verschillend van die op Java, waardoor tariefregelingen, welke b.v. in Europa bevorderlijk zijn aan het verkeer, op Java dikwijls zonder succes zouden blijken, zoo niet schadelijk zouden werken. Dan nog dient in aanmerking te worden genomen, dat de Europeesche spoorwegen zooveel ouder zijn dan die op Java, hetgeen natuurlijk evenmin zonder invloed is gebleven op de ontwikkeling èn van het verkeer èn van het tariefwezen beide. i) vgl. J. K. Kempees, „Het een en ander over spoorwegen op Java", Den Haag 1889, blz. 58 en 59. A De gemiddelde afstand, door ijl-en vrachtgoed in het jaar 1900 afgelegd, was volgens de „Statistiek van het vervoer op de spoorwegen en tramwegen met machinale beweegkracht in Nederlandsch-lndie (Batavia, Voor de Staatsspoorwegen op Java, Oosterlijnen 82 K.M., „ „ „ , Westerlijnen 93 „ , " ," Nederlandsch-lndische Spoorweg-Maatschappij, Semarang — Vorstenlanden 80 K.M. en „ „ Nederlandsch-lndische Spoorweg-Maatschappij, Batavia Buitenzorg 48 K.M. Dit is ook de reden, dat in vele opzichten het spoorwegtariefwezen op Java in een stadium verkeert, hetwelk de Europeesche spoorwegen reeds geruimen tijd achter den rug hebben.1) In verband met het doel van dit werkje zal in de volgende bladzijden slechts dan van de toepassingen in Europa van de theorieën van het tariefwezen melding worden gemaakt als dit voor de verduidelijking van de behandelde stof noodig mocht zijn. Waar de beteekenis van het begrip „spoorwegtariefwezen" zeer uitgebreid is — men dient onder dien term te verstaan de samenvatting van alles, wat met betrekking tot spoorwegtarieven theoretisch en practisch van belang is — kan in de volgende hoofdstukken slechts de behandeling van de voornaamste onderdeelen plaats vinden, t. w. in hoofdzaak de theorieën, welke ten grondslag liggen aan de berekening van vrachtprijzen en bijkomende kosten, voorts in meer beknopten vorm de instradeering of verkeersleiding en de verdeeling van het verkeer en van de vrachtopbrengst. Omtrent de indeeling nog het volgende: De goederentarieven, welke bij spoorwegexploitatie van overwegend belang zijn, worden om die reden het eerst behandeld, alsook omdat vele algemeene beschouwingen betreffende die tarieven eveneens voor de andere gelden. II. ALGEMEENE BEGINSELEN VAN VRACHTPRIJSBEPALING. In de taak van een spoorwegbestuur bekleedt de regeling der tarieven, d.w.z. de bepaling van de vrachtprijzen voor het vervoer van personen en goederen en de vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing dier vrachtprijzen eene zeer voorname plaats. Hoe moeten die vrachtprijzen worden bepaald? Hoe hoog moeten zij zijn? Ziedaar vragen, welker beantwoording tot de moeilijkste problemen behoort, welke een spoorwegbestuurder ter oplossing worden voorgelegd. ') Waar men op Java — om een enkel voorbeeld te noemen — no? niet IS frpknmpn (e*ri vprmnpHAliib- nnl/ ninf ml \ i . o *—— .v.mwuvi.jn wv/iy ^di ivuiuciiy iui cenc diyemeene invoering van retourkaarten, heett men deze in 1907 in Duitschland reeds afgeschaft en bestaat in Nederland de drang — in elk geval de wensch — dit goede voorbeeld te volgen. * Ter verklaring van de algemeene beginselen, volgens welke in zake de tariefregeling wordt gehandeld, noodigen wij den lezer uit tot een uitstapje op staathuishoudkundig gebied. 0 Het vervoer van personen en goederen over een door den staat geëxploiteerden spoorweg geschiedt tegen betaling tot dekking van de publieke uitgaven. Men doet echter eveneens betalingen aan den staat bij het voldoen zijner belastingpenningen. Beide betalingen zijn evenwel zeer verschillend in haar wezen: Men betaalt nl. eene spoorwegvracht, omdat men personen of goederen door een der organen van den staat doet vervoeren. De staat bewijst dus een bepaalden dienst, welke door den belanghebbende wordt bezoldigd. Deze betaling geschiedt niet zooals wel met de tweede soort betalingen het geval is — om als staatsburger aan de regeering de geldelijke middelen te verschaffen voor de huishouding van den staat, doch slechts voor hetgebiuik van een der openbare inrichtingen, welke de staat in het leven heeft geroepen. Eene dergelijke betaling noemt men — in tegenstelling met de betalingen van de tweede soort (belastingen, accijnzen enz.) — retributie („Gebühr") wanneer de inrichting door den staat met uitsluitend om fiscale redenen werd tot stand gebracht, doch tot bevordering van andere algemeene belangen. Postporti, tol- en schoolgelden zijn o.a. retributiën, omdat zij slechts worden betaald door hen, die van de posterijen, wegen en scholen gebruik of doen gebruik maken. Niet een ieder maakt gebruik van de diensten der posterijen, van de wegen en van het onderwijs; het zou daarom onbillijk zijn de volle jaarlijksche kosten door allen zonder onderscheid te doen dragen, vooral ook omdat die kosten afhankelijk zijn van het gebruik. „Strekt de inrichting", schrijft Mr. N. G. Pierson 2), „tot bevordering van een zuiver economisch belang, dan zullen economische overwegingen bij de bepaling van het bedrag dei retributie 'iden doorslag moeten geven. Men trachte de inrichting zooveel „mogelijk dienstbaar te maken aan hare bestemming, maar tevens „hare kosten zooveel mogelijk uit hare opbrengst te dekken . ) i) Vgl. Mr. N. G. Pierson, „Grondbeginselen der staathuishoudkunde", Haarlem 1905, blz. 301 e.v. 3) T. a. p., blz. 304 en 305. 3) Wij cursiveeren. Deze regel geldt eveneens voor door den staat geëxploiteerde spoorwegen zoodat de staat bij de exploitatie zijner spoorwegen moet trachten eene opbrengst te verkrijgen, waaruit alle kosten van het bedrijf (inclusief de afschrijvingen en de rente van het aanlegkapitaal) kunnen worden bestreden. Exploiteert eene particuliere onderneming een spoorweg of doet de staat het met het doel winst te maken, dan zal uit den aard der zaak naar eene nog hoogere opbrengst gestreefd moeten worden, wil het doel — winst maken — worden bereikt. In de meeste gevallen zal ook de staat bij de exploitatie van zijne spoorwegen er naar moeten streven winst te behalen uit overweging o.a., dat hij verplicht zal kunnen worden spoorwegen aanteleggen, welker exploitatieverlies oplevert; de winst, behaald met de exploitatie der voordeeliger spoorwegen, zal dan het verlies van de andere lijnen moeten compenseeren. Voor Java klemt dit te meer omdat de fondsen voor den aanleg van het grootste gedeelte der staatsspoorwegen door de bevolking in hare belastingen werden geleverd, terwijl slechts een betrekkelijk klein gedeelte dier bevolking de voordeelen van den aanleg der staatsspoorwegen geniet. Bij verlies op de exploitatie dier spoorwegen zou dus het grootste gedeelte der bevolking, dat geen nut heeft van de staatslijnen, nog belastingen moeten opbrengen tot dekking van dat verlies.') Uit het bovenstaande blijkt, dat de vrachtprijzen niet lager mogen zijn dan de kosten, welke uit het bedrijf voortspruiten, de zgn. zelf kost en. Behalve met die zelfkosten moet echter bij de vaststelling der vrachtprijzen nog rekening worden gehouden met de vervoerswaarde, zijnde de waarde, welke de belanghebbenden (de spoorwegonderneming en de vervoerder) aan het vervoer hechten.2) De vrachtprijzen mogen niet hooger zijn dan de vervoerswaarde, wil het vervoer mogelijk zijn. Lager mogen zij echter ook niet wezen omdat dan de vervoerder wordt bevoordeeld zonder dat het algemeene nut daardoor wordt bevorderd. (Te lage tarieven zijn even schadelijk als te hooge. Werpen tarieven geene winst af, dan vernietigen zij, zooals een Amerikaansch spoorwegexploitant3) het uitdrukt, het eigendom zonder dat tegenover dit nadeel eenig ander voordeel staat). ') Vgl. J. K. Kempees, t. a. p„ blz. 57. '') Zie omtrent het begrip „vervoerswaarde" hoofdstuk IV, blz. 17. 3) Paul Morton, 2") Soms ook hoogere, b.v. in het personentarief van ) De prijzen der bijzondere en algemeene vacantiekaarten der Nederlandsche Staatsspoorwegen zijn vastgesteld volgens het beginsel der zonetarieven. Voor alle afstanden wordt nl. de uniforme prijs van den, als gemiddelden afstand van 40 respectievelijk 85 K.M. aangenomen, vervoersafstand berekend. Uniforme tarieven, vinden dikwijls toepassing bij stadstrammen. Dit kenteeken ontbreekt echter wanneer slechts weinige zonen en vrachtprijzen bestaan en boven een bepaalden afstand de vracht niet meer stijgt of in het geheel slechts één vrachtprijs voor alle afstanden geldt. Is dit het geval, dan is het tarief een werkelijk zonetarief, dat zich in den grond van het afstandstarief onderscheidt doordat boven een bepaalden afstand of in het geheel niet met den afstand rekening wordt gehouden. Dergelijke zone- en uniforme tarieven zijn sedert langen tijd bij het brievenpost- en telegramverkeer verwezenlijkt. Alle voorstellen om die tarieven ook bij de spoorwegen in te voeren zijn daarvan uitgegaan. Eene vergelijking met de brievenposterij gaat echter mank. Allereerst staan de zelfkosten van het brievenvervoer in geenerlei verband met den vervoersafstand. Een brief, welke van Nederland naar Java wordt gezonden te gelijk met duizende andere brieven, kost aan transport vermoedelijk heel wat minder dan een brief, welke (om een plaatselijk voorbeeld te geven) door de paardenposterij van Rantja Ekek naar Soemedang wordt overgebracht. De tarieven van het brievenpostverkeer kunnen verder niet naar de vervoerswaarde worden geregeld omdat — afgescheiden nog van de mogelijkheid — het briefgeheim zich daartegen zou verzetten. De posttarieven voor vele andere verzendingen dan die van gesloten brieven, stellen echter verschillende prijzen vast, welke minder naar de zelfkosten dan wel naar de vervoerswaarde zijn geregeld, hetgeen wel interessant is op te merken. Dan nog, het vervoer van het overgroote deel der brieven kost den posterijen zoo goed als niets omdat de spoorwegondernemingen dit transport kosteloos moeten bewerkstelligen zoodat de postadministratiën uit het porto enkel hebben te bestrijden de kosten van aannemen, laden, begeleiding en bestelling. Deze kosten zijn voor het meerendeel geheel onafhankelijk van den vervoersafstand, het tegendeel dus van de kosten van het personenvervoer. Waar het vervoer van brieven wel kosten met zich medebrengt (op het platteland b.v.), daar behoeven die kosten niet aan het publiek in rekening te worden gebracht omdat dit afwisselend van het duurdere en van het goedkoopere vervoer gebruik maakt. Alle bedoelde voorstellen hadden dit met elkaar gemeen, dat met de invoering van de zonetarieven eene belangrijke verlaging der bestaande tarieven werd bepleit. De buitengewoon groote vrachtprijsverlaging, vooral voor het vervoer over groote afstanden, is mede een kenmerk van de zonetarieven in den engeren zin. De apostelen der uniforme tarieven voorspelden, dat het verlies ten gevolge van de vrachtreductie ruimschoots zou worden gecompenseerd door het overweldigende verkeer, dat er het gevolg van zou zijn. Door het gebruik van slechts één klasse zouden de vervoerskosten verminderen en enkel geheel bezette treinen rijden; deze zouden dan ook geen vaste treinen mogen zijn, doch elkaar met kleine tusschenpoozen als facultatieve treinen volgen.') Evenals bij het goederenvervoer heeft bij het personenverkeer geene algemeene, gelijkmatige verlaging van vrachtprijzen plaats gehad; integendeel, deze werden over het 'algemeen zoo hoog mogelijk gehouden, wat natuurlijk is omdat men zich, zooals van zelf spreekt, niet licht aan proefnemingen met een zoo onzekeren uitslag waagt. Slechts nu en dan werden verlagingen verleend in den vorm van uitzonderingstarieven van den meest verschillenden aard. Deze verlaagde tarieven werden ingevoerd daar, waar men er niet buiten kon, dan wel met zekerheid toeneming van vervoer en eene verhoogde opbrengst waren te verwachten. De meest verbreide en belangrijkste van deze uitzonderingstarieven zijn die van de retourkaarten, waarop aan hem, die hetzelfde traject binnen een bepaald tijdsverloop heen en terug bereist, eene reductie op den vrachtprijs wordt verleend. Men vermeent veelal de vermindering van de normale vrachtprijzen, welke men aan de koopers van retourkaarten verleent, te moeten gelijkstellen met de reductie, welke in het dagelijksche leven wordt toegestaan aan den klant, die twee voorwerpen koopt in plaats van één en den prijs terstond voldoet. Dit is echter niet juist, de retourkaarten werden niet op grond van deze overweging ingevoerd. Men stelde nl. voor het verleenen van de reductie twee voorwaarden, t.w. terugkeer binnen een korten tijdsduur en het gebruik van de retourkaart voor de terugreis door denzelfden persoon.s) Deze voorwaarden vormen den fundamenteelen grondslag van het retourkaartensysteem. Bij vergelijking nl. van de spoorkosten en het totaal van de uitgaven voor de reis en het verblijf buiten de woonplaats, blijkt, dat die kosten bij reizen over kleine afstanden naar verhouding veel ') De apostelen der zonetarieven waren: In Denemarken Dr. W. scharling, in Engeland en Amerika M. J. Parsloe, Brandon en Galt en in Duitschland M. Karfunkel, F. Perrot en Dr. Engel. De Duitschers onder hen waren het meest fanatiek; stelde Dr. Engel nog 3 zonen voor (van 0-25, 25-50 en meer dan 50 K.M.), de heer F. Perrot ging zóó ver om voor alle afstanden één vrachtprijs te eischen, welke zou neerkomen op fr. 7.50, fr. 1.25 en fr. 0.62 voor respectievelijk de le, 2e en 3e klasse. 2) De onmogelijkheid om van de zijde der spoorwegondernemingen daarop controle uit te oefenen is sedert geruimen tijd erkend. hooger zijn dan het geval is bij verplaatsing over groote afstanden. Voor de eerste vormen zij zelfs het grootste gedeelte van het totaal der uitgaven zoodat de spoorwegondernemingen trachten door verlaging daarvan het verkeer te bevorderen. Voor verder uitgestrekte reizen vormen de spoorkosten daarentegen een veel geringer deel der totaal-uitgaaf, waardoor men bij verlaging der spoorkosten niet zeker is van eene toeneming van het verkeer. Ten einde tusschen de spoorkosten en de andere uitgaven voor de reis dezelfde verhouding te handhaven als bestaat bij reizen op beperkten afstand, gesteld dat men dit wilde, zou de geldigheidsduur der retourkaarten voor reizen over groote afstanden natuurlijk verlengd moeten worden. Men heeft dan ook de toepassing van het stelsel niet enkel tot de kleine afstanden beperkt, doch uitgestrekt tot het vervoer over groote afstanden en geleidelijk den geldigheidsduur verhoogd. Het retourkaartensysteem heeft intusschen veel tegen zich, afgescheiden nog van de onmogelijkheid de bedoeling van de oorspronkelijke voorwaarde — gebruik van de kaart voor de terugreis door denzelfden persoon, die de heenreis heeft ondernomen — te verwezenlijken. Het is nl. duidelijk, dat — waar retourkaarten niet enkel als concurrentiemiddel bestaan — de vrachtprijzen voor het personenvervoer nog kunnen worden verlaagd. Waar door verlaging van tarieven nog toeneming van het verkeer — met winst — mogelijk is, moeten die tarieven als te hoog worden beschouwd. In Duitschland schafte men niet ingang van 1 Mei 1907 de retourkaarten af, doch stelde de vrachtprijzen voor enkele reizen op de helft van die voor reizen heen en terug (t.m. voor de 2e en 3e klasse). Het publiek was met deze tariefswijziging niet ingenomen daar het de verleende vrachtsverlaging als rechtmatig zonder meer accepT teerde, doch het gemis van het gemak, dat de vorm der retourkaarten aanbood (het niet behoeven te koopen van een plaatskaart voor de terugreis) het spoorwegbestuur zwaar aanrekende. Wij vinden daaromtrent het volgende, dat, nauw aansluitende aan het bovenstaande, hieronder eene plaats moge vinden.') „Zum Schlusz sei noch eine kurze Bemerkung darüber gestattet, „ob man nicht, wenn man auch die Satze der Reform in groszen „und ganzen beizubehalten hat, doch die jffbfertigung andern und ') Zie S., „Die Wirkungen der Personentarifreform", Zeitung des Vereins deutscher Eisenbahnverwaltungen, No. 72, 18 September 1907, blz. 1092. „insbesondere die vom Publikutn vermiszten Rückfahrkarten allge„mein wieder einführen möchte. Man liest darüber in der Presse ",so mancherlei. Dasz die Rückfahrkarten mit preisermaszigung „zurückkehren sollten, wird nach dem Ausgeführten wohl nicht „ernstlich in Frage kommen. Eine an die Doppelfahrt zwischen "zwei Orten gebundene Preisermaszigung wird jetzt wohl überall „als unbegriindet und ungerecht anerkannt. Wohl aber bliebe die „Wiedereinführung der Rückfahrkarte als Kartenform und ohne „Preisermaszigung erörterungswert, und es tauchen immer wieder „Nachrichten über dahingehende Erörterungen auf. Dasz die laut „gewordenen Klagen zu eingehenden Erörterungen im Schosze der „Verwaltungen über ihre Abhiife geführt haben, ist selbstverstandlich, „und es kann nicht wundernehmen, wenn dabei auch der Weg „der Wiedereinführung der Rückfahrkarten mit in Betracht gezogen "ist. Auch ist es ja bekannt, dasz die Regierungen und nicht zum „wenigsten die führende preuszische Regierung, alles daran setzen, „die Ansprüche des Publikums auf bequeme Abfertigung nach ",Möglichkeit zu erfüllen. Aber ebenso gewisz wird man einge„hend erwagen müssen, ob man im wesentlichen aus Rücksicht „auf eine gewisse Schwerfalligkeit der Reisenden den Rückschritt "machen soll, eine nach langen Erwagungen endlich beseitigte und „mit vielfachen Unzutraglichkeiten verknüpfte Einrichtung wieder 1'ins Leben zu rufen - Unzutraglichkeiten, die neben der Bindung „der Reisenden einerseits in der erheblichen Erschwerung des „Dienstes durch die vielen verschiedenen Kartenarten, ihre ver„wickelte Berechnung und erschwerte Abrechnung und anderseits „in dem geradezu unmoralischen Anreiz zu Hinterziehungen durch „mehrfache Benutzung bestehen. Auch wird ja in der Presse bereits „empfohlen, dasz man die Gültigkeit der Rückfahrkarten nicht etwa „auf 3 oder 10, sondern ohne weiteres wieder wie früher auf 45 ,',Tage verlangern möge, und dasz dagegen im Falie der Nicht„ausnutzung der Rückfahrt der mehrbezahlte Betrag zurückzuer"„statten sei. Damit hatte man also glücklich neben den übrigen ",Schwierigkeiten auch ganz das alte Reklamationselend wieder!" Op Java worden retourkaarten zoo goed als alleen uitgegeven op de lijnen der Nederlandsch-lndische Spoorweg-Maatschappij. De dienst der Staatsspoorwegen op Java verwacht van de retourkaarten geen succes, ook niet voor het vervoer van inlanders. Het ligt nl. niet in den aard van den inlander zich voor de toekomst van een voordeel te verzekeren door eene vervroegde uitgave van geld, terwijl hij bij het aanvaarden der reis in den regel niet de middelen bezit om de dubbele reis te bekostigen, doch die middelen eerst door de reis verkrijgt.') i) vgi. a. W. e. Weijerman, „De tarieven der staatsspoorwegen op Java" (publicatie IVó der „Welvaartcommissie"), Batavia 1906, blz. 5. Toch bestaan bij die Staatsspoorwegen retourkaarten en wel voor de 3e klasse, doch enkel voor afstanden van 30 K.M. en daar beneden, waarvan de prijzen bedragen 2 cent per kilometer over den enkelvoudigen afstand, dus zonder eenige reductie waar het vervoer van inlanders geldt. Aan de retourkaarten sluiten zich aan de seizoenkaarten voor de heen- en terugreis naar en van badplaatsen enz. De reden van de reductie voor deze kaarten is daarin te vinden, dat, waar de hotelkosten voor de betrokken reizigers gewoonlijk worden verlaagd, men in gelijke verhouding de spoorkosten wenscht te verminderen. Voorts de rondreiskaarten, waarop de terugreis over andere lijnen dan de heenreis kan geschieden, alsmede de vaste rondreiskaarten voor bepaalde reizen en de gecombineerde rondreisbilletten, volgens het verlangen der reizigers samen te stellen. ') De instelling dezer kaarten is niet terstond te rechtvaardigen. Men kan nl. vragen: Waarom deze reductie te verleenen aan toeristen, voor het meerendeel welgesteld en van de verleende vrachtsverlaging slechts in dier voege profiteerende, dat zij hunne reizen wat verder kunnen uitstrekken zonder een grooter bedrag te betalen? Het beginsel der reductie is in den grond geen ander dan dat van de retourkaarten: Men staat eene vrachtsvermindering toe aan reizigers, die een betrekkelijk groot aantal kilometers afleggen binnen een betrekkelijk korten tijd.3) Ten slotte de vacantiekaarten, goedkoope en speciale goedkoope uitstapbilletten en kilometerboekjes.3) Het principe dezer boekjes berust niet op de vooruitbetaling van den prijs of op de kans van winst door het onvolledige gebruik, doch op het hooge bedrag, dat wordt betaald. Het is duidelijk, dat slechts de meer bemiddelden de gevorderde bedragen in eens kunnen betalen, evenals dit het geval is met ') De gecombineerde rondreisbilletten zijn eene uitvinding van de Zwitsersche spoorwegondernemingen; zij werden in de jaren 1881/1882 ingevoerd en hebben in bijna geheel Europa ingang gevonden. De Staatsspoorwegen op Java geven door bemiddeling van reisbureaux (als die van Thos. Cook & Son) in verschillende plaatsen in Oost-Azië toeristenbiHetten uit. Het lijkt ons goed gezien, dat voor die billeten geene reductie op de normale tarieven wordt verleend uit overweging, dat toeristen op Java zeker tot de vermogenden moeten worden gerekend. 3) De laatste hebben op Java (bij de Staatsspoorwegen) een slechts kortstondig bestaan gehad. abonnementskaarten en dergelijke zoodat een overgroot deel van het publiek van de voordeelen verstoken blijft. Het valt niet te ontkennen, dat dergelijke kaarten enz. het reizen bevorderen, althans in Europa. In Nederland voerde men de kilometerboekjes in met het doel tegemoet te komen aan reizigers, die een bepaald traject dikwijls afleggen, doch niet voldoende om daarvoor een trajectkaart (abonnementskaart voor een bepaald traject) te nemen, verder aan hen, wier reisgebied te klein is voor eene groepenkaart (abonnementskaart voor eene groep lijnen) en ten slotte aan de reizigeis, die niet aan de lijnen van zulk eene groepenkaart gebonden willen zijn. Op Java zou de invoering der kilometerboekjes alleen ten goede komen aan het Europeesche deel der bevolking. Daar de Europeesche ingezetenen, zooals nader zal worden vermeld, te gering in aantal zijn, dat te hunnen opzichte eene vermeerdering van het vervoer over groote afstanden is te verwachten, kan men zich wel verklaren, dat met de kilometerboekjes geen succes werd behaald. De abonnementskaarten'), rittenkaartjes en rittenboekjes berusten ook op hetzelfde beginsel als de retourkaarten; zij verleenen eene meer of minder groote vrachtreductie, wat de eerste betreft, voor een bepaald of onbepaald aantal ritten binnen eene bepaalde tijdsruimte en, wat de laatste twee betreft, voor een bepaald aantal ritten in een bepaald of onbepaald tijdsverloop. Bij de vrachtreductie voor het vervoer van gezelschappen houdt men rekening met de voordeeliger bezetting der zitplaatsen. Wat aangaat de verlaagde prijzen voor pleizier- en bedevaarttreinen, werd reeds vermeld, dat de spoorwegondernemingen deze moeten vaststellen ten einde het vervoer bij grooten toevloed van reizigers te kunnen regelen in verband met de eischen van den dienst. Buiten deze meer algemeene uitzonderingstarieven worden nog bijzondere vrachtsverlagingen verleend aan verschillende groepen 1) De commerciee/e waarde van abonnementskaarten is niet te bepalen. Het is voor hen, die een geregeld gebruik maken van het spoorwegvervoer, wel gemakkelijk niet voor elke reis een kaartje te moeten nemen, doch dit gemak zou hun evengoed op andere wijze kunnen worden verschaft. Het onbeperkte gebruik, dat van abonnementskaarten kan worden gemaakt, doet elke verhouding tusschen den bepaalden prijs en den door de spoorwegonderneming verrichten dienst verdwijnen. Wel is in de practijk het gebruik van eene abonnementskaart beperkt tot een of twee reizen per dag, doch het is evenzeer waar, dat — indien er slechts abonné's waren een spoorwegondernemer er geen belang bij zou hebben zijne exploitatie zooveel mogelijk te volmaken. Het inleggen van meer treinen b.v. om den reizigers meer gelegenheid tot reizen te geven zou hij zeker nalaten daar hem dit slechts op kosten zou jagen zonder eenige kans op winst. van personen, als kinderen beneden een bepaalden leeftijd, militairen, werklieden, landverhuizers enz. De vrachtreductie voor de twee eerstgenoemde groepen is dikwijls wettelijk voorgeschreven. Men heeft wel eens eene algemeene verlaging der personentarieven bepleit door te wijzen op de mogelijkheid eener belangrijke vermindering der zelfkosten als gevolg van de vereenvoudiging der tarieven en de afschaffing van de eerste klasse (waartoe men in België reeds is overgegaan). In plaats van de thans bestaande drie klassen (in Duitschland en Rusland zelfs vier) zou men slechts eene „Holz-" en eene „Polsterklasse" hebben.') Bij de beoordeeling dezer voorstellen zij men er echter op bedacht, dat een reiziger aan de spoorwegonderneming betaalt zooveel als het vervoer hem waard is, waarbij hij rekening houdt met de waarde van den verloren tijd. Hij is daarom bereid een hoogen vrachtprijs te betalen voor het vervoer over groote afstanden. Op die afstanden is echter geen intensief verkeer te verkrijgen omdat het reizen tijd kost en tijd voor de groote massa, voor welke de tariefsverlaging wordt verlangd, geld beteekent. Alleen onder bijzondere omstandigheden zal een druk verkeer over groote afstanden verkregen kunnen worden (vacantie, verplaatsing voor gezondheid); dit blijkt o.a. uit het succes, dat de Nederlandsche spoorwegen hebben met hunne vacantiekaarten en uitstapbilletten voor de zomermaanden.3) Op de kleine afstanden is het tijdverlies van geringe beteekenis, de waarde der verplaatsing echter eveneens. ') Door het bestaan van vrouwen-, rook- en niet-rookafdeelingen in elke der drie klassen ontstaat verder eene aanzienlijke vermeerdering van het aantal klassen en gevolglijk eene nog slechtere bezetting. Het percentage reizigers le klasse is op Java zeer gering. In 1906 bedroeg het voor de: Oosterlijnen S.S. 0.24 °/0, voor de Westerlijnen S.S. 0.63 °/o, voor de lijn Semarang-Vorstenlanden (N.I.S.) 0.76 °/o, voor de lijn Batavia—Buitenzorg (N.l.S.) 2.27 voor de Semarang-Cheribon 0.9 °/0 en voor de SamarangJoana Stoomtram-Maatschappij (met uitzondering van de stadslijnen te Semarang) 0.5 %. (Als gevolg van het bij de genoemde twee stoomtramdiensten bestaande systeem van verkoop van plaatsbewijzen zijn de voor die diensten genoemde cijfers te laag. Echter is het le klasse vervoer in werkelijkheid toch zonder beteekenis). Ware het niet, dat men op het behoud dier klasse vooral voor de bestuursambtenaren van het Gouvernement prijs stelde, dan zou men haar op Java gevoeglijk kunnen afschaffen! 2) Op Java is het reizen door het klimaat niet zeer aantrekkelijk zoodat van het Europeesche publiek slechts een zeer klein deel uitstapjes maakt, waardoor vacantiekaarten onnoodig zijn. Met lage vrachtprijzen kan dus op kleine afstanden eene groote toeneming van het verkeer worden verwacht (goed bezette treinen door het vervoer in beide richtingen in de nabijheid van groote steden).') Op bovenstaande gronden kan dus voor het ver-verkeer de eerste klasse worden behouden, eventueel met extra-betaling, terwijl zij in het buurtverkeer kan worden afgeschaft.2) Aan het slot van dit hoofdstuk mogen eenige opmerkingen over het reizigersverkeer op Java eene plaats vinden ter verklaring van de zoo zeer van Westersche toestanden verschillende omstandigheden, waaronder dat verkeer plaats heeft. In het reeds aangehaalde gedenkboek der Samarang-Joana Stoomtram-Maatschappij3) treft men een helder overzicht aan van het personenvervoer op Java, in welk overzicht dit vervoer op logische gronden wordt gesplitst in voorstcidsverkeer en afstandsverkeer. Aan dit overzicht4) ontleenen wij (verkort en in eenigszins gewijzigden vorm) het volgende: Op de drie hoofdplaatsen Batavia, Semarang en Soerabaja zijn stadstrammen in exploitatie, welker verkeer niet is te vergelijken met dat van dergelijke ondernemingen in Europa, al zijn de genoemde plaatsen dicht bevolkt. De inlander kent nl. niet de waarde van den tijd en heeft geen geld over voor het vervoer over korte afstanden. De netten der bedoelde tramwegen zijn daarom beperkt en hebben niet die vertakkingen, welke men zou meenen, dat het verkeer in plaatsen met zulk eene groote oppervlakte noodig maakt. Het aantal Europeanen en Vreemde Oosterlingen, dat een op Europeesche wijze ingericht trambedrijf zou weten te waardeeren, is te gering en bovendien maakt een groot gedeelte nog gebruik van huurvoertuigen tegen zulke lage prijzen, dat de trams er bijna niet tegen kunnen concurreeren. Voor de trams blijft dus enkel over het vervoer over eenigszins groote afstanden en in die hoofdrichtingen, waarin zich een voldoend aantal inlanders beweegt. En slechts door zeer lage vrachtprijzen is het dien ondernemingen mogelijk dit vervoer langs de tram te leiden en een uurs-, halfuurs- of kwartiersdienst bestaanbaar te doen zijn. Om deze redenen is het stadverkeer op Java uitsluitend eenvoorstadsverkeer. >) Het buurtverkeer wordt in Nederland vooral door den Centraal-en den Hollandschen Spoorweg bevorderd. 5) Vgl. de noot op blz. 55. ») Blz. 17, noot ')• 4) Gedenkboek, blz. 88 t/m 97. Te Batavia wordt dit voorstadsverkeer behalve door eene stoomen eene electrische tram nog bediend door de Staatsspoorwegen (twee lijnen naar de haven van Tandjong-Priok en de ceintuurbaan om Batavia) en den Nederlandsch-Indischen Spoorweg (tusschen Batavia en Meester-Cornelis). Waar over het algemeen op Java met het 1-cents kilometertarief voor het vervoer van inlanders goede resultaten worden verkregen, is dit tarief voor het verkeer in de steden nog te hoog en wordt daarvoor nog met 20 è 25% verminderd, ook al omdat de reiziger in vele gevallen niet het geheele traject aflegt, waarvoor hij betaalt. Het vervoer over groote afstanden is op Java van geene beteekenis. De inlander verplaatst zich als regel niet op grooten afstand van zijne woonplaats') en de weinige Europeanen en Vreemde Oosterlingen kunnen geen groot aantal reizigers voor die afstanden opleveren3). Het aantal personen, dat — als in Europa — een beroep van reizen maakt (handelsreizigers b.v.) is op Java zoo gering, dat dat pogingen om het verkeer over groote afstanden te bevorderen door sterk differentieerende tarieven en uitzonderingstarieven geen succes zouden hebben.3) Doordat zoo weinigen zich over groote afstanden verplaatsen, ') Dat de inlander over het algemeen slechts kleine trajecten aflegt, blijkt uit den gemiddelden afstand, door iederen reiziger afgelegd. Deze gemiddelde afstand was in 1906 in kilometers: Klasse: 1 11 III inlanders Bij de Oosterlijnen S.S 110 61 80 30 „ „ Westerlijnen S.S 41 35 33 25 „ „ lijn Semarang—Vorstenlanden (N.I.S.) . 69 54 58 24 „ ,, lijn Batavia—Buitenzorg (N.I.S.) ... 23 20 26 30 Dit blijkt ook uit het, in 1905 op de lijnen der Semarang-Cheribon Stoomtram-Maatschappij opzettelijk naar het doel, waarmede de inlander reist, ingestelde onderzoek. Van een duizendtal, daartoe ondervraagde inlandsche reizigers, reisden: A. Om redenen van economischen aard: a. Voor pasarbezoek 19 % b. Voor het doen van inkoopen { . .. n,RarhP7npk 8.9% c. Voor het verkoopen ) Dulten Pasarbezoek. . . 3Q ? d. Om naar het werk te gaan of daarvan terug te keeren . . 9.3% e. Om werk te zoeken 1.6% „ „ 69.5% B. Om redenen van particulieren aard: /. Voor familiebezoek 20.8 % g. Voor oproepingen door politie en justitie 3.6 % h. Voor bédevaarten 3.0% /. Voor genoegen 3.1 % 30.5% De reizen, bedoeld sub a, b, c, d en g, geschieden natuurlijk als regel over kleine afstanden, terwijl van de overige een overgroot deel mede in de naaste omgeving van de woonplaats zal plaats hebben. (Vgl. „Onderzoekingen naar het vervoerwezen" (Publicatie IVc der Welvaartcommissie), Batavia 1907, blz. 59 en 60). 2) Vgl. blz. 65, noot2). 3) Vgl. blz. 64 (kilometerboekjes). kan op Java veelal met eene tramverbinding worden volstaan, waar in Europa niet anders dan met een spoorweg genoegen zou worden genomen. Waren de eerste tarieven voor het personenvervoer op Java hoog, langzamerhand is men er toe gekomen ze geleidelijk te verlagen en voor inlanders te stellen op 1 cent per kilometer, waartoe het voorbeeld werd gegeven door de Nederlandsch-lndische TramwegMaatschappij te Batavia. De inlanders worden over het algemeen tegen dit verlaagde tarief niet vervoerd in eene afzonderlijke klasse, d.w.z., dat wel speciale rijtuigen voor dat vervoer ter beschikking worden gesteld, doch op lijnen met een zwak verkeer of bij groote drukte kunnen zij zonder bijbetaling in de rijtuigen der overeenstemmende klasse voor Europeanen en Vreemde Oosterlingen plaats nemen. Een vast recht wordt meestal bij de personentarieven niet berekend, als gevolg van den wensch die tarieven niet te hoog te doen worden. Een vast recht drukt nl. vooral op het vervoer over kleine afstanden en kan dus de ontwikkeling van het verkeer over die en de middelbare afstanden schaden. Welke zijn trouwens de expeditiekosten van het personenverkeer? In hoofdzaak wel die van de rente van het kapitaal, dat is gestoken in de ontvangstgebouwen en lokalen (wachtkamers en dergelijke). Op Java wordt ten opzichte van de inrichting daarvan over het algemeen groote eenvoud betracht zoodat daar nog minder dan in Europa het vaste recht van eenige beteekenis zou mogen zijn. Met uitzondering van het door enkele Europeesche spoorwegondernemingen vastgestelde stempelloon komen in de personentarieven geene bijkomende kosten voor. XIII. TARIEVEN VOOR BAGAGE. De tarieven voor het vervoer van de door de reizigers medegevoerde en in den bagagewagen medegevoerde bagage zijn bij de verschillende spoorwegdiensten ongelijk, zoowel wat betreft de vrachtprijzen als het te verleenen „vrije gewicht". Deze ongelijkheid is zoowel voor het verkeer als voor de spoorwegondernemingen nadeelig, bemoeilijkt de invoering van rechtstreeksche tarieven en dwingt de spoorwegondernemers dikwijls tot allerlei middelen om aan het bezwaar der ongelijkheid tegemoet te komen, welke middelen weder misstanden ten gevolge hebben. Zoo staan b. v. de spoorwegondernemingen, welke in binnenverkeer geen vrijdom van bagage verleenen, in rechtstreeksch verkeer met spoorwegen, waarbij dit wel geschiedt, ook vrij gewicht toe, doch verhoogen dikwijls de prijzen der plaatskaarten overeenkomstig, waardoor de vrachtprijzen voor het groote aantal reizigers, die geene bagage met zich medevoeren, worden verhoogd. Met uitzondering van de Duitsche (sinds 1 Mei 1907), Zwitsersche, Belgische, Italiaansche en Nederlandsche spoorwegondernemingen verleenen bijna alle Europeesche spoorwegdiensten tot een zeker gewicht vrijdom van bagage. Op Java wordt algemeen 30 K.G. vrij gewicht per reiziger toegestaan. Het vrije gewicht van bagage is waarschijnlijk een overblijfsel van het vroegere postvervoer (diligences), waarbij eveneens een zekere vrijdom van bagage werd toegestaan. De maatregel heeft in zoover wel wat voor, dat de reizigers er door worden bewogen niet te veel handbagage in de rijtuigen mede te voeren. Waar, zooals in Engeland en in Noord-Amerika, het bagagevervoer zeer is vereenvoudigd en de aansprakelijkheid der spoorwegondernemingen voor de vervoerde bagage is opgeheven, of wel belangrijk beperkt, kan het verleenen van „vrije" bagage op dien grond worden aanbevolen. In beginsel echter kan het vrije gewicht niet worden verdedigd omdat de expeditie en het vervoer van bagage in verband met de hoogst ongunstige tarra J) niet dan met belangrijke kosten gepaard gaan, welke bij het verleenen van vrijdom van bagage eigenlijk op de prijzen der plaatskaarten moeten worden verhaald. Ten gevolge hiervan zouden zij, die zonder bagage reizen, moeten mede betalen voor hen, die wel bagage medevoeren. De laatsten zijn in den regel de welgestelden en zij, die op groote afstanden reizen; in het buurtverkeer wordt in den regel zonder bagage gereisd. 3) ') Vgl. blz. 31. 2) Op Java komt de vrijdom van bagage voornamelijk ten goede aan de minst welgestelden, de inlanders. Aan dezen wordt bij enkele ondernemingen, behalve de vrijdom van handbagage en die van 30 K.G. per plaatsbewijs, zelfs vrijdom verleend voor het vervoer van minderwaardige pasargoederen tot een zeker gewicht (30 K.G.; eene draagvracht), te Iaden in een specialen (bak)wagen in de meeste treinen. Deze laatste vrijdom van bagage komt dus overeen met die, welke in Duitschland aan reizigers der IVe klasse wordt toegestaan ten opzichte van handwerksgereedschappen, reiszakken, draagvrachten in korven, krielen en zakken, alsmede andere dergelijke voorwerpen, welke voetreizigers met zich medevoeren. Verder geeft het verleenen van vrij gewicht dikwijls aanleiding tot misbruiken. Daar voorts het aantal met bagage reizenden gering is (in Europa ongeveer 5 °/0 van het totale aantal reizigers), schijnt het beter geen vrij gewicht te verleenen, waarop dan ook dikwijls bij tariefshervormingen wordt aangestuurd. J) Een vast recht wordt voor bagage bijna nergens geheven. Ter vereenvoudiging van de expeditie van bagage, welke gewoonlijk met bijzonderen spoed moet geschieden, is vereenvoudiging van de bagagetarieven gewenscht; de invoering van zonetarieven, zoowel wat betreft den afstand, als het gewicht en de vrachtprijzen, zou daarvoor doelmatig zijn.2) XIV. TARIEFWETGEVING. De tarieven, waaronder te verstaan de tarieven in den ruimeren zin (d.z. de voorwaarden èn de vrachtprijzen), zijn in den regel onderworpen aan de goedkeuring der regeering (voor door den staat geëxploiteerde spoorwegen veelal aan die van het hoofdbestuur dier spoorwegen) ten einde te kunnen toezien, dat de verhouding tusschen den ondernemer als vervoerder eenerzijds en het publiek, dat van den spoorweg gebruik maakt, anderzijds op wettelijken grondslag is geregeld. Dit toezicht kan van tweeërlei aard zijn, nl. repressief of preventief. ■) Op 1 Mei 1907 werd door de Pruisisch-Hessische staatsspoorwegen de vrijdom van bagage ingetrokken. 2) Als voorbeeld van zulk een zonetarief kan het met ingang van 1 Mei 1907 in Duitschland ingevoerde tarief gelden: GEPACKTARIF. Auf Entfernungen von Gepackfracht für Sendungen im Gewicht von 1 bis | 26 bis 25 kg | 35 kg 36 bis 50 kg Auf Entfernungen von Gepackfracht für Sendungen im Gewicht von 1 bis 25 kg 26 bis 35 kg 36 bis 50 kg Nahzone 1 b. 25 km I 26 „ 50 „ II 51 „100 „ III 101 „ 150 „ IV 151 „200 „ V 201 „ 250 „ VI251 „300 „ Mk. 0.20 0.50 Mk. 0.20 0.25 0.50 0.75 1.00 1.25 1.50 Mk. 0.40 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50 3.00 VII 301 b.350 km VIII351 „400 „ IX 401 „ 450 „ X 451 „ 500 „ XI 501 „ 600 „ XII601 „700 „ XIII701 _ 800 „ XIV über800 „ Mk. 1.00 Mk. 1.75 2.00 2.25 2.50 3.00 3.50 4.00 5.00 Mk. 3.50 4.00 4.50 5.00 6.00 7.00 8.00 10.00 Bij een repressief toezicht stellen de ondernemers hunne tarieven vast binnen de grenzen van door de wet of in de concessievoorwaarden bepaalde maxima. De tarieven treden na hunne vaststelling en aankondiging in werking. Door of vanwege de regeering wordt er evenwel toezicht op gehouden, dat de maxima niet worden overschreden. Op welke wijze dit toezicht wordt uitgeoefend, wordt nader geregeld. Bij een preventief toezicht stellen de ondernemers hunne tarieven vast, doch deze treden niet in werking dan na goedkeuring door of van wege de regeering. De goedkeuring door of van wege de regeering is niet slechts voor de oorspronkelijke vaststelling noodig, doch meestal ook voor latere wijzigingen. Zij geschiedt op verzoek van de spoorwegondernemers en verschaft der regeering o.m. binnen zekere grenzen de mogelijkheid het gedurig wijzigen van tarieven te voorkomen. Bovendien bezit de regeering in enkele staten het recht tariefswijzigingen, in het bijzonder verlagingen, te gelasten, b.v. wanneer de netto-opbrengst bepaalde grenzen overschrijdt, alsmede in gevallen van nood tot leniging van de gevolgen van rampen. Om aan een ieder bekend te kunnen zijn, moeten de tarieven vóór hunne in werking treding openlijk worden aangekondigd; nieuwe tarieven, vooral verhoogde, treden veelal eerst na een bepaalden tijd in werking. De verplichting tot gelijke toepassing der tarieven tegenover een ieder en het verbod van bevoorrechting van enkele vervoerders zijn in de meeste wetten of concessievoorwaarden opgenomen. Hieronder volgen de belangrijkste wettelijke bepalingen betreffende het spoorwegtariefwezen in Nederlandsch-Indië. De spoor- en tramwegen, bestemd voor algemeen verkeer, zijn in Nederlandsch-lndië verdeeld in de volgende hoofdgroepen: a. De hoofdspoorwegen, waarop van toepassing is het Algemeen Reglement voor de Spoorwegdiensten in Nederlandsch-Indië (A.S.R. 1), vastgesteld bij ordonnantie van den GouverneurGeneraal van 31 December 1895 (Staatsblad No. 300). b. De secundaire spoorwegen, waarop van toepassing is het Algemeen Reglement voor den dienst en het vervoer op de secundaire spoorwegen in Nederlandsch-Indië (A.S.R. II), vastgesteld bij ordonnantie van den Gouverneur-Generaal van 23 Mei 1902 (Staatsblad No. 218). c. De tramwegen met machinale beweegkracht, bestemd voor algemeen verkeer, waarop van toepassing is het Algemeen Reglement op den aanleg en de exploitatie van tramwegen met machinale beweegkracht, bestemd voor algemeen verkeer in Nederlandsch-Indië (A.T.R.), vastgesteld bij ordonnantie van den Gouverneur-Generaal van 17 October 1905 (Staatsblad No. 516). HOOFDSPOORWEGEN. A.S.R. 1. Art. 7. Verplichting tot vervoer. Behoudens de uitzondering, bedoeld in art. 10, zijn de bestuurders van spoorwegdiensten verplicht tot het vervoer van reizigers en goederen, voor zoover dit niet door de bepalingen van dit reglement is uitgesloten of beperkt, overeenkomstig de openlijk aangekondigde tarieven en voorwaarden, zonder verleening van gunsten aan bijzondere personen, vereenigingen, ondernemingen of zedelijke lichamen. Art. 8. Tarieven en voorwaarden voor het vervoer. (1) De tarieven en voorwaarden van vervoer door de bestuurders van spoorwegdiensten vast te stellen met inachtneming van de voorschriften, welke in de concessie zijn opgenomen, alsmede alle later daarin te maken wijzigingen, worden, alvorens in werking te treden, openlijk aangekondigd en in druk verkrijgbaar gesteld tegen den bij elk tarief te bepalen prijs. (2) Tarieven en wijzigingen worden vóór de openlijke aankondiging aan den Gouverneur-Generaal medegedeeld. Art. 9. Verlaging van tarieven. (1) Verlaging der tarieven kan door den Gouverneur-Generaal worden bevolen. Indien, ten gevolge van de bevolen tariefsverlaging, de zuivere winst der SECUNDAIRE SPOORWEGEN. A.S.R. II. Art. 7. Verplichting tot vervoer. (Gelijkluidend met art. 7 A.S.R. I, behalve de verwijzing naar art. 10, welke in art.7 A.S.R. II luidt: „bedoeld in art. 9"). Art. 8. Tarieven en voorwaarden voor het vervoer. Verlaging van tarieven. (1) (Gelijkluidend met art. 8(1) van het A.S.R. I, met uitzondering van het in den laatsten regel voorkomende woord „bij", waarvoor in art. 8 (1) van het A.S.R. II het woord „voor" is vermeld). (2) (Gelijkluidend met art. 8(2) van het A.S.R. I). (3) (Gelijkluidend met art. 9 (1) van het A.S.R. I). ondernemers vermindert, ontvangen zij schadeloosstelling uit 'sLands kas. (2) Het bedrag der schadeloostelling wordt, bij gebreke van minnelijke schikking, door den rechter bepaald. (3) Die schadeloosstelling wordt in geen geval tot een hooger bedrag toegekend dan noodig is om de zuivere winst van het jaar of de jaren, waarover zij gevorderd is, tot tien ten honderd van het maatschappelijk kapitaal te brengen. Art. 10. Vervoer beneden de vastgestelde tarieven en kosteloos vervoer. (1) Vervoer tegen lagere vrachtprijzen dan die, welke overeenkomen met de vastgestelde tarieven, is alleen geoorloofd: a. voor het vervoer van een groot aantal personen; b. voor het vervoer van groote hoeveelheden goederen, paarden of vee; c. bij abonnementen voor vervoer van één of meer wagenladingen goederen, paarden of vee; d. voor doeleinden van wetenschap en kunst, weldadige doeleinden, tentoonstellingen en wedstrijden; e. voor het vervoer in algemeen verkeer van Landsdienaren en van personeel en dienstgoederen van aansluitende spoor- of tramwegen en van den eigen dienst, voorts ook in bijzondere gevallen van andere personen. (2) Voor de gevallen in de vorige alinea genoemd onder d ene kan ook kosteloos vervoer worden toegestaan. (3) Van de verlagingen krachtens a, b, c en het laatste lid van e verleend, geven de bestuurders van den spoorwegdienst onmiddellijk kennis aan den Gouverneur-Generaal. (4) De verlagingen krachtens b en c verleend gelden dadelijk voor alle goederen en dieren van dezelfde soort, op hetzelfde baanvak en onder gelijke (4) (Gelijkluidend met art. 9 (2) van het A.S.R. I). (5) (Gelijkluidend met art. 9 (3) van het A.S.R. I). Art. 9. Vervoer beneden de vastgestelde tarieven en kosteloos vervoer: (Gelijkluidend met art. 10 van het A.S.R. I). omstandigheden ten vervoer aangeboden. (5) Zij worden door de bestuurders aanstonds openlijk aangekondigd en blijven ten minste voor den tijd van drie maanden van kracht. Art. 11. Aankondigingen betreffende den dienst. Alle door dit reglement gevorderde aankondigingen betreffende den spoorwegdienst geschieden in alle nieuwsbladen, verschijnende op plaatsen, waarlangs de spoorweg loopt, tenzij slechts enkele daarvan door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken tot dat doel zijn aangewezen. Art. 12. Xoste/oos vervoer in het belang van 's Xands dienst. Voor zoover daaromtrent bij de voorwaarden, waarop de vergunning tot uitoefening van den dienst is verleend, niet anders is bepaald, heeft het vervoer van: a. brievenmalen en van de personen met het overbrengen daarvan belast, zoomede van brieven- of telegrambestellers in de uitoefening hunner betrekking, b. personen onder geleide van het openbaar gezag en hunne geleiders, reizende in wagens door de Regeering goedgekeurd of van Regeeringswege ter beschikking gesteld, kosteloos plaats. Art. 13. Vervoer in het belang van 's Xands dienst tegen verminderd tarief. Onder hetzelfde voorbehoud als in artikel 12 geschiedt het vervoer in het belang van 's Lands dienst van krijgsvolk, oorlogstuig en de daarbij behoorende paarden en andere draagen trekdieren tegen de helft van den vrachtprijs. Voor krijgsvolk worden niet gehouden officieren van de Landmacht zonder troepen reizende, zeeofficieren en zeelieden. Art. 17. doorgaand verkeer op aan- Art. 10. Aankondigingen betreffende den dienst. (Gelijkluidend met art. 11 van het A.S.R. I). Art. 11. Kosteloos vervoer in het belang van 's Xands dienst. Voor zoover daaromtrent bij de voorwaarden, waarop de concessie tot den aanleg en de exploitatie van den spoorweg is verleend, niet anders is bepaald, heeft het vervoer van: a. brievenmalen en van de personen met het overbrengen daarvan belast, zoomede van brieven- of telegrambestellers in de uitoefening van hunne betrekking; b. personen onder geleide van het openbaar gezag en hunne geleiders, reizende in wagens door de Regeering goedgekeurd of van Regeeringswege ter beschikking gesteld, kosteloos plaats. Art. 12. Vervoer in het belang van 's Xands dienst tegen verminderd tarief. Onder hetzelfde voorbehoud als in artikel 11, geschiedt het vervoer in het belang van 's Lands dienst van krijgsvolk, oorlogstuig en de daarbij behoorende paarden en andere draagen trekdieren tegen de helft van den vrachtprijs. Onder krijgsvolk worden niet begrepen officieren van de landmacht zonder troepen reizende, zeeofficieren en zeelieden. Art. 15. Soorgaand verkeer op aan- sluitende lijnen. (1) Bestuurders van een spoorwegdienst zijn bij aansluiting van andere spoorwegdiensten verplicht om onder nadere goedkeuring van den Directeur der Bugerlijke Openbare Werken regelingen te maken voor doorgaand vervoer van reizigers en goederen in dier voege dat: le. voor het vervoer van reizigers en hunne bagage doorgaande plaatsbewijzen te verkrijgen zijn tusschen die stations der aansluitende ondernemingen, welke daartoe door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken, de bestuurders gehoord, worden aangewezen; 2e. het vervoer van goederen tusschen de voor goederenvervoer geopende stations geschiede op doorgaande vrachtbrieven en, waar gelijke spoorwijdte bestaat, ook met overgang van wagens. (2) Op plaatsen waar spoorwegen aansluiten zonder gemeenschappelijke stations zijn de bestuurders verplicht de reizigers met doorgaande plaatsbewijzen en hunne bagage tijdig voor het vertrek van den aansluitenden trein en doorgaande goederen binnen den bij algemeene of bijzondere reglementen te bepalen tijd, van het eene station naar het andere over te brengen. (3) De vrachtprijzen voor die overbrenging worden door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken, de bestuurders gehoord, vastgesteld. (4) De bestuurders zijn verplicht rijtuigen, wagens, locomotieven en tenders van andere ondernemingen, waarmede reizigers en goederen voor doorgaand vervoer worden aangebracht, in hunne stations en op de verbindingssporen toe te laten. (5) De kosten van overlading der goederen uit de treinen van den eenen spoorwegdienst in die van den anderen sluitende lijnen. (1) Bestuurders van een spoorwegdienst zijn bij aansluiting aan andere spoorwegdiensten verplicht om onder nadere goedkeuring van den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken regelingen temaken voor doorgaand vervoer van reizigers en goederen, in dier voege dat: le. doorgaande plaatsbewijzen te verkrijgen zijn voor het vervoer van reizigers met hunne bagage tusschen die stations der aansluitende ondernemingen, welke daartoe door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken, de bestuurders gehoord, worden aangewezen; 2e. het vervoer van goederen tusschen de voor goederenvervoer geopende stations der aansluitende ondernemingen geschiedt op doorgaande vrachtbrieven. (3) De kosten van overlading der goederen uit de treinen van den eenen spoorwegdienst in die van den dienst, welke het gevolg zijn van verschil in spoorwijdte, zullen den vervoerders niet in rekening mogen worden gebracht. (6) De vrachtprijzen voor het doorgaand vervoer van personen en goederen zullen niet hoogèr worden gesteld dan de som der vrachtprijzen, verschuldigd voor het vervoer over de doorloopen afstanden op elk der aansluitende spoorwegen. (7) Heeft het overleg van de spoorwegdiensten volgens de bedoeling van dit artikel niet plaats binnen den door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken voorgeschreven tijd, dan regelt de Gouverneur-Generaal het doorgaand verkeer, na zoo noodig, de bestuurders te hebben gehoord. anderen dienst mogen den vervoerders niet in rekening gebracht worden. (2) (Gelijkluidend met art. 17 (6) van het A.S.R. 1). (4) Leidt het overleg van de spoorwegdiensten volgens de bedoeling van dit artikel niet, binnen den door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken voorgeschreven tijd, tot overeenstemming, dan regelt de Gouverneur-Generaal het doorgaand verkeer, na zoo noodig de bestuurders te hebben gehoord. TRAMWEGEN. A.T.R. Art. 5. Tarieven, voorwaarden van vervoer. 1. De tarieven en voorwaarden voor het vervoer van personen en goederen worden door de bestuurders van den tramwegdienst, met inachtneming van de voorschriften, welke in de concessie-voorwaarden zijn opgenomen, vastgesteld. 2. Zij worden, alvorens in werking te treden, openlijk aangekondigd, in alle dagbladen, verschijnende op plaatsen aan den tramweg gelegen, tenzij slechts enkele daarvan door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken voldoende worden geacht. 3. Verschijnt op geen der aan den tramweg gelegen plaatsen een dagblad, dan wijst de Directeur der Burgerlijke Openbare Werken een of meer dagbladen aan, waarin de aankondiging moet geschieden. 4. Vervoer tegen lagere prijzen dan in de tarieven zijn bepaald, is geoorloofd, mits, wat het goederenvervoer betreft, de verlagingen dadelijk gelden voor alle goederen van dezelfde soort, op hetzelfde baanvak en onder dezelfde omstandigheden ten vervoer aangeboden. 5. Deze lagere prijzen worden door bestuurders dadelijk openlijk aangekondigd op de wijze als in de 2de en 3de alinea van dit artikel is aangegeven en blijven minstens drie maanden van kracht. Art. 7. Kosteloos vervoer in hei belang van 's Xands dienst. Voor zoover daaromtrent bij de voorwaarden, waarop concessie voor den aanleg en de exploitatie van een tramweg is verleend, niet anders is bepaald, heeft het vervoer van brievenmalen en van de personen met het overbrengen daarvan belast, kosteloos plaats. Art. 15. doorgaand goederenverkeer met spoor- en andere tramwegen. De Gouverneur-Oeneraal kan aan bestuurders van een tramwegdienst, na hen te hebben gehoord, bij aansluiting aan spoor- of andere tramwegen voor algemeen verkeer, de verplichting opleggen om, onder nadere goedkeuring van den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken, regelingen temaken voor doorgaand vervoer van goederen, in dier voege, dat het vervoer tusschen de voor goederenvervoer geopende stations der door den Gouverneur-Generaal aangewezen lijnen geschiede op doorgaande vrachtbrieven en, zoo de Directeur der Burgerlijke Openbare Werken dit bepaalt, ook met overgang van wagens. Het formulier der in het vorig lid bedoelde doorgaande vrachtbrieven wordt door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken vastgesteld. De vrachtprijzen voor het doorgaand vervoer van goederen zullen niet hooger worden gesteld dan de som der vrachtprijzen, verschuldigd voor het vervoer over de doorloopen afstanden op elk der spoor- en tramwegen, vermeerderd met de kosten van overlading op de aansluitingspunten, waar geen overgang van wagens plaats heeft. Heeft het overleg van de spoor- en tramwegdiensten volgens de bedoeling van dit artikel niet plaats gehad binnen den door den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken voorgeschreven tijd, dan regelt die Departementschef het doorgaand verkeer, na de bestuurders te hebben gehoord. Zooals uit bovenstaande uittreksels blijkt, is de tarief autonomie der spoorweg-ondernemers op Java slechts in geringe mate beperkt, terwijl de ondernemers van tramwegen geheel vrij zijn in de regeling hunner tarieven. Aan deze vrijheid is het dan ook te danken, dat de verschillende groote tramwegondernemingen zich gemakkelijk hebben kunnen aanpassen aan de verkeersbehoeften en van hare lijnen kan worden gezegd, dat „er — wat betreft den omvang van het vervoer—in vele gevallen, uit wordt gehaald, wat er uit te halen is". In Nederland is dit niet het geval, doch de toestand daar steekt nog gunstig af bij dien in andere Europeesche staten, als b. v. Frankrijk, waar de regeering, door verschillende omstandigheden gedwongen, de bevoegdheid der spoorwegondernemers in zake de tariefregeling zoodanig heeft ingekort, dat zelfs de belangen van het verkeer en het publiek daardoor dikwijls ernstig worden geschaad.1) ') Vgl. voor uitvoeriger gegevens: E. A. Pratt, "Railways and their rates", London 1906. Voor wij dit hoofdstuk beëindigen vinde de vermelding van eene uiting van regeeringsbemoeienis in zake het spoorwegtariefwezen nog eene plaats. Indien om redenen van concurrentie de vrachtprijzen voor enkele relatiën niet regelmatig kunnen worden berekend, wordt bij afstandstarieven ') daarin voorzien door het aannemen van kleinere tariefsafstanden (concurrentieafstanden) of men voert voor die relatiën stationstarieven in. Enkele regeeringen nu (als b. v. de Nederlandsche), eischen van de spoorwegondernemingen, dat in de tarieven de afstanden en prijzen van voorgelegen stations naar die van verder gelegen stations worden gereguleerd (tariefreguleering). Door het overnemen van een concurrentieafstand in den eigen afstandswijzer worden als gevolg van bedoelden eisch tot reguleering de afstanden en prijzen van voorgelegen stations kunstmatig verlaagd. Ter verduidelijking wordt verwezen naar onderstaande schets: De afstand A—C via D bedraagt 80 K.M., die via B 100 K.M. De spoorwegonderneming A—B—C stelt haren afstand A—C via B gelijk aan den afstand A—C via D van de spoorwegonderneming A-D—C. De eerste is echter verplicht de afstanden van A en C naar de stations tusschen A en C gelijk te stellen met den concurrentieafstand A—D—C voor zoover de werkelijke afstand niet kleiner is. De werkelijke afstanden zijn: E—C via B = 95 K.M., moet dus worden 80 K.M.; F-C „ B = 85 „ , „ „ „ 80 „ ; G-C „ B = 70 „ , blijft 70 K.M. H—A „ B = 95 „ , moet dus worden 80 „ I-A „ B = 87 „ , „ „ „ 80 ,: K-A „ B = 83 „ , „ „ „ 80 , L-A „ B = 73 „ , blijft 73 K.M. ') Zie hoofdstuk XVIII. Wanneer vele concurrentierelatïèn bestaan, ligt het voor de hand, dat zeer vele afstanden verminderd moeten worden, hetgeen den spoorwegondernemingen belangrijke verliezen berokkent. Het nadeel van de reguleeringen wordt nog vergroot wanneer de spoorwegondernemingen voor de door aanstooting1) der wederzijdsche locale vrachten gevormde rechtstreeksche tarieven eveneens de op de gereguleerde afstanden gebaseerde vrachten ter beschikking moeten stellen. De reguleering geschiedt natuurlijk met het doel te voorkomen, dat voor een absoluut kleineren afstand een absoluut hoogere vrachtprijs wordt berekend („Frachtdisparitat"). De reguleering wordt gemotiveerd, als volgt: le. Wanneer eene spoorwegonderneming voor haar locaal verkeer van A naar C via B een zekeren vrachtprijs berekent, welke door reguleering is verlaagd, dan kan zij voor het vervoer van A naar H, welk station vóór C ligt, niet denzelfden en mag zij in geen geval een hoogeren vrachtprijs vorderen omdat de plaats H daardoor in ongunstiger conditie komt dan de verder gelegen plaats C. 2e. Indien eene spoorwegonderneming uit vrijen wil in haar binnenverkeer de concurrentie tegen de tarieven van andere spoorwegondernemingen opneemt, moet zij de consequentiën daarvan dragen. Tegen deze argumenten kan echter worden aangevoerd, dat de plaats C, rekening houdende met de absoluut kortste route via D, minder ver van A verwijderd is dan de plaats H. Voorts is het onbillijk, dat eene spoorwegonderneming door een maatregel, waarmede het verkeer wordt geriefd, verplicht wordt ook de vrachtprijzen te verlagen van andere stations, welke door hunne minder gunstige ligging daarvoor niet in aanmerking komen. Verder zijn de door reguleering gelijkgestelde afstanden te beschouwen als even zoovele speciale tarieven, ten opzichte waarvan evenmin terugwerking kan worden verwacht.3) ') Onwelluidend germanismef„j7nstosz'y, zooals zoovele andere spoorwegtermen; op Java bezigt men meer de uitdrukking „samenstooting". 3) De beide groote Nederlandsche spoorwegmaatschappijen hebben o.m. op grond van deze overwegingen aan de Nederlandsche regeering voorgesteld de reguleeringen zoodanig te doen geschieden, dat de afstanden van de aan de langere route vóór het concurrentiestation gelegen stations via het concurrentiestation (en dus over de lijnen van de concurreerende XV. INSTRADEERING J) (LEIDING VAN HET VERKEER). Bij het personenverkeer is het in het algemeen aan den reiziger overgelaten den weg, langs welken hij vervoerd wenscht te worden, te bepalen in verband met de openbaar gemaakte dienstregeling van den loop der treinen. Het vervoer van bagage geschiedt over denzelfden weg en met denzelfden trein, welken de reiziger benut. Waar vervoer van bagage is toegestaan zonder dat de reiziger medereist, geschiedt het vervoer langs den weg, welken de trein, waarvoor de goederen worden aangeboden, respectievelijk de aansluitende trein(en) volgens de dienstregeling moet(en) doorloopen. Zijn de stations van vertrek en bestemming slechts door één lijn verbonden, dan is bij het vervoer van ijl- en vrachtgoederen en levende dieren de weg, waarlangs het vervoer moet geschieden, van zelf aangewezen. spoorwegonderneming) worden berekend zoolang de werkelijke afstand niet korter is. In ons voorbeeld zijn de afstanden E—C via A en H—A via L respectievelijk 85 en 85 K.M., dus kleiner dan de locale afstanden E—C via B (95 K.M.) en H—A via B (95 K.M.) zoodat bij gelijkstelling der afstanden A—C via B en A—C via D de spoorwegonderneming A—B—C de afstanden E—C via B en H—A via B volgens het voorstel zou moeten verminderen tot 85 K.M. Op Java worden bij den dienst der Staatsspoorwegen verschillende vrachtprijzen gereguleerd, zóó in het speciale tarief voor het vervoer tusschen Batavia en Tandjong-Priok eenerzijds en de lijnvakken Rangkas Betoeng— Laboean en Rangkas Betoeng—AnjerKidoel anderzijds van provisiën, dranken, tabak (gekorven voor de inlandsche markt), petroleum, gambir, lucifers, kapok (geperst of ongeperst) en inlandsche oliën, bij welk tarief is bepaald, dat voor het vervoer dezer goederen tusschen Batavia en Tandjong-Priok eenerzijds en de stations en halten van het lijnvak Batavia—Rangkas Betoeng anderzijds geen hoogere vrachtprijs in rekening wordt gebracht dan de speciale vrachtprijzen voor soortgelijk vervoer tusschen de beide eerstgenoemde plaatsen eenerzijds en Rangkas Betoeng anderzijds en verder in het speciale tarief voor het vervoer van vee bij wagenladingen van de stations en halten van de lijnvakken Djokjakarta—Maos en Poerworedjo—Koetoardjo naar Buitenzorg, naar Batavia (via Poerwakarta) en naar ten Westen van Batavia gelegen stations en halten (via Poerwakarta). Dit speciale tarief bepaalt, dat voor het vervoer bij wagenladingen van de eerstgenoemde twee lijnvakken naar stations en halten tusschen Maos en Buitenzorg en tusschen Maos en Batavia (via Poerwakarta) geen hoogere vrachtprijs in rekening wordt gebracht dan volgens het speciale tarief is verschuldigd voor soortgelijk vervoer van de plaats van afzending naar Buitenzorg (indien de bestemmingsplaats in het lijnvak Maos-Buitenzorg ligt) of naar Batavia (indien de bestemmingsplaats in het lijnvak Padalarang—Batavia is gelegen). ») Van het Italiaansche „strada" (weg). Zijn die stations echter door meer dan één lijn verbonden, dan moet bij de bepaling van den te volgen weg eerst worden gelet op het belang van den afzender en vervolgens op het belang van de(n) spoorwegdienst(en). Het belang van den afzender vordert, dat zijne goederen worden vervoerd over de lijn met de snelste verbinding en tevens met de laagste tarieven. Aan beide voorwaarden kan evenwel niet steeds te gelijker tijd worden voldaan omdat het vervoer over eene lange lijn ten gevolge van betere treinverbindingen dikwijls sneller kan geschieden, doch in verband met den grooteren afstand hoogere vrachten eischt dan dat over eene kortere lijn. In dit geval is het aan den afzender te beslissen of hij aan het snellere vervoer dan wel aan de lagere vracht de voorkeur schenkt. Dienovereenkomstig is in de meeste staten aan den afzender het recht verleend door een desbetreffend voorschrift op den vrachtbrief (vrachtbriefvoorschrift) den weg aan te wijzen, welke hem het doelmatigst voorkomt. Wanneer de afzender op deze wijze zijn verlangen kenbaar maakt, wordt daaraan gevolg gegeven. Hij is dan de vracht verschuldigd volgens de tarieven van den door hem gekozen verzendingsweg. Voor de hoofd- en secundaire spoorwegen in Nederlandsch-Indië geldt ten deze het bepaalde in art. 206 (sub (2) 3°, laatste zinsnede) van het Algemeen Reglement voor de spoorwegdiensten respectievelijk art. 183 (sub (2) 3°, laatste zinsnede) van het Algemeen Reglement voor de secundaire spoorwegen, zooals beide artikelen zijn gewijzigd bij Staatsblad 1906 No. 415: „Bestaan verschillende wegen tusschen het station van afzending „en dat van bestemming, en wijst het adres in den vrachtbrief „den weg, die gevolgd moet worden aan, dan is de spoorwegdienst „verplicht dat voorschrift op te volgen. „Is geen bepaalde weg aangewezen, dan geschiedt het vervoer „langs den weg, die aan het station van afzending in het belang „van den afzender het geschiktst voorkomt". Wijst de afzender den verzendingsweg niet aan of volgt de spoorwegdienst zijne aanwijzingen (door de ongeldigheid van het vrachtbriefvoorschrift) niet, dan wordt de te volgen weg bepaald door de route- of instradeeringsvoorschriften, welke slechts voor den inwendigen spoorwegdienst zijn bestemd. Deze voorschriften zijn gebaseerd op de — gedeeltelijk met die van den afzender samengaande — belangen van den spoorwegdienst. De belangen der spoorwegondernemingen eischen hoofdzakelijk, dat: le. Het vervoer zoo snel mogelijk geschiedt ten einde de grootst mogelijke benutting van machines en materieel te verkrijgen en 2e. het vervoer plaats heeft langs den weg, welke de laagste zelfkosten eischt. In het binnenverkeer behoeft slechts aan deze beide eischen te worden voldaan daar geene concurrentie aanwezig is; dienovereenkomstig wordt het vervoer in dat verkeer in het algemeen over de kortste verbinding geleid. Van dezen grondregel wordt echter afgeweken wanneer het vervoer ten gevolge van het groote aantal treinen of den snelleren loop der treinen spoediger over eene langere dan over eene kortere lijn kan worden verricht en verder wanneer men aan eene langere verbinding de voorkeur geeft boven eene kortere in verband met steilere hellingen ') en het ontbreken van voor het groote verkeer geschikte inrichtingen (over kleine buurtlijnen kunnen b.v. geene groote internationale treinen worden vervoerd), dan wel indien men speciale lijnen of lijngedeelten met de geheele of gedeeltelijke opbrengst van het vervoer wil begunstigen.3) De instradeering van het vervoer in rechtstreeksch verkeer met andere spoorwegdiensten wordt besproken in het volgende hoofdstuk (XVI). Op Java zijn o.m. routevoorschriften noodig voor het vervoer in binnenverkeer: Bij de Nederlandsch-Indische Spoorweg-Maatschappij voor de lijnen Kedongdjati—Magelang—Djokjakarta—Soerakarta—Kedongdjali; bij de Oosterlijnen der Staatsspoorwegen voor de lijnen Kertosono -Blitar—Malang—Bangil—Sidhoardjo—Kertosono; bij de Samarang-Joana Stoomtram-Maatschappij voor de lijnen Demak—Poerwodadi—Blora—Rembang—Demak. 1) Men slaat dan wel eens bij de vaststelling der routevoorschriften ter bepaling van de te volgen route de lijnen met steilere hellingen voor een grooter aantal kilometers aan dan de werkelijke afstand groot is, b.v. in verhouding tot het maximum-treingewicht, dat over de betreffende lijnen door ééne machine kan worden vervoerd („virtuelle Xdnge , vgl. blz 13). 3) Door al deze omstandigheden kan het voorkomen, dat de route, over welke het vervoer wordt geleid, eene andere is dan die, naar welke het tarief is gevormd. XVI. VERDEELING VAN HET VERKEER. Op Java is het doorgaande vervoer nog van weinig beteekenis zoodat de verdeeling van het verkeer geen onderwerp van overwegend belang is. ') Waar het spoorwegnet echter steeds dichter wordt door den aanleg van nieuwe lijnen, waardoor steeds meer aansluitingspunten en concurrentiestations ontstaan, kan het wenschelijk zijn een en ander omtrent de verdeeling van het verkeer te vermelden. Bij het rechtstreeksche verkeer tusschen aansluitende spoorwegen moet, behalve met de in het vorige hoofdstuk genoemde eischen voor de leiding van de transporten in binnenverkeer, met een ander en wel een overwegend belang rekening worden gehouden, nl. met de vrachtopbrengst. Deze is nl. afhankelijk van den afstand, waarover het vervoer plaats heeft. Daarom moeten ten opzichte van het rechstreeksche verkeer de overwegingen, welke bij het binnenverkeer de keuze der route bepalen, meestal wijken voor het geldelijke belang, in verband waarmede iedere spoorwegondernemer tracht de goederen zoo ver mogelijk over zijne eigen lijnen te vervoeren. Bij het rechtstreeksche verkeer worden de instradeeringsvoorschriften voor de verschillende relatiën vastgesteld bij bijzondere overeenkomsten tusschen de betrokken administratiën, dan wel, waar tariefverbonden3) bestaan, in elk verbond nader geregeld in verband met de concurrentie. De vraag langs welken weg het verkeer moet worden geleid, is voor de spoorwegondernemingen van groot gewicht. Zij trachten daarom de vervoerders te bewegen geen gebruik te maken van ') Verdeeling van vervoer heeft op Java o.m. in hoofdzaak plaats tusschen de Nederlandsch-Indische Spoorweg-Maatschappij (Stoomtram Goendih— Soerabaja) en de Oosterlijnen der Staatsspoorwegen (overeenkomst septeniber 1906 betreffende de regeling van het concurreerende goederenvervoer van of naar Soerabaja), voorts weder tusschen die spoorwegmaatschappij (spoorweg Batavia—Buitenzorg) en de Westerlijnen der Staatsspoorwegen. Op Java zijn de betreffende overeenkomsten of regelingen óf gebaseerd op „uitbesteding van het vervoer" aan eene transitlijn (vervoer in beide richtingen over ééne route) öf op de verdeeling van te bedienen verkeersgebieden öf op het stelsel der kortste route. Het bestek van dit werkje laat niet toe daarop verder in te gaan, waar het onderwerp slechts in algemeenen zin wordt besproken. ') Zie hoofdstuk XVIII. hun recht om den verzendingsweg voor te schrijven, d.w.z. de keus van den te volgen weg aan de spoorwegdiensten over te laten. Daarom is in vele rechtstreeksche tarieven de bepaling opgenomen, dat de rechtstreeksche vrachtprijzen slechts dan worden toegepast wanneer op den vrachtbrief geen routevoorschrift is vermeld. Voor het vervoer van levende dieren en aan bederf onderhevige goederen wordt echter gewoonlijk eene uitzondering gemaakt en aan de afzenders de keus gelaten tusschen de door de spoorwegdiensten onderling vastgestelde verzendingswegen. Indien twee plaatsen door meer dan één spoorweg ') zijn verbonden, rijst terstond de vraag over welken dier wegen het verkeer moet worden geleid. De bepaling van den verzendingsweg kan zóódanig geschieden, dat: a. Eén enkele route voor het verkeer in beide richtingen wordt aangewezen;3) b. voor elke der beide richtingen eene andere route wordt vastgesteld of c. aan twee of meer routen een zeker percentage van het verkeer wordt toegewezen. De verdeeling der transporten, nl. of deze over één of meer spoorwegen (en in het laatste geval in welke verhouding) zullen worden geleid, is in verband met de ontvangsten voor de betrokken ondernemingen eene zaak van groot gewicht. Elke administratie streeft er natuurlijk naar het verkeer tot zich te trekken en het haar toegewezen vervoer zoo ver mogelijk over hare eigen lijnen te verrichten. Dit streven is, zooals van zelf spreekt, strijdig met de belangen der concurreerende administratiën, zoodat het voeren van de betreffende onderhandelingen tot de moeilijkste taken van een spoorwegbestuur is te rekenen. Bij de verdeeling van het verkeer wordt in hoofdzaak rekening gehouden met de lengte van de concurreerende spoorwegen. ') Niet door meer dan ééne lijn omdat de meerdere lijnen tot eenzelfde administratie kunnen behooren en concurrentie dan uitgesloten is. 3) Dit is o.a. het geval met bepaalde transporten, waartoe de NederlandschIndische Spoorweg-Maatschappij met de Samarang-Joana Stoomtram-Maatschappij eene overeenkomst heeft gesloten. Eene zoodanige overeenkomst tusschen genoemde administratiën en de Semarang-Cheribon StoomtramMaatschappij regelt ook het verkeer in meer algemeenen zin. Vgl. blz. 83, noot ). De zelfkosten zijn voor het vervoer over kleine afstanden (absoluut) lager dan voor het vervoer over groote afstanden. Eene korte route kan daarom meestal door het verleenen van reductiën het vervoer gemakkelijker tot zich trekken dan lange routen. De laatste kunnen natuurlijk slechts naar het vervoer mededingen wanneer de verhouding tusschen zelfkosten en vrachtprijzen nog loonend is. Theoretisch zal de uiterste grens dier concurrentie zijn bereikt wanneer de zelfkosten nog juist door de vracht zijn gedekt. Practisch zal eene spoorwegonderneming de concurrentie slechts dan aanbinden wanneer het vervoer haar na aftrek der aangenomen zelfkosten nog eene voldoende netto-opbrengst oplevert. Voorts zal ook het alignement van de betrokken spoorwegen van invloed zijn op de verdeeling van het verkeer in verband met de hoogere exploitatiekosten en den duur van het transport. Met dien duur moet ook rekening worden gehouden omdat hij niet zonder invloed is op het vervoer van levende dieren, artikelen van hooge waarde en aan bederf onderhevige goederen. Afzenders daarvan zullen nl. genegen blijken eene hoogere vracht te betalen voor een sneller vervoer, terwijl voor het transport van minderwaardige goederen het lagere bedrag der vracht den doorslag geeft. Ook kan het bezit respectievelijk het gemis van voldoende exploitatiemiddelen (locomotieven- en wagenpark, aanleg van sporen en stations enz.) van invloed zijn op de verdeeling van het verkeer; spoorwegen met een dicht verkeer zijn uit den aard der ') In de verkeeren, waarbij de Nederlandsche spoorwegen zijn betrokken, wordt aangenomen, dat geene concurrentie wordt toegelaten over omweE gen van meer dan 25 °/0 van de lengte der langere route, waarbij nog is bepaald, dat de fcrriefvormingsroute in de eerste plaats recht heeft op instradeeringendeandere routen eerst daarna in aanmerking komen. Nemen wij aan, dat in nevenstaande schets de route A—C via B 240, de route A—D—C 275, de route A—E—C 300 en de route A— F—C 400 K.M. lang is. Een deel van het verkeer moet over de tariefvormingsroute A— B—C worden geleid, de routen A—D—C en A—E—C mogen de concurrentie opnemen en de route A—F—Cis uitgesloten omdat400— 240 > 25% van 400. zaak beter toegerust dan spoorwegen met een zwak trafiek, zoodat de eerste in dit opzicht tegenover de laatste soms in het voordeel zijn. Zooals van zelf spreekt neemt men ook bij de concurrentie van spoorwegondernemingen onderling den grooten invloed waar van het grootkapitaal ten opzichte van het kleinkapitaal, evenals in den handel en de industrie de groothandelaar respectievelijk grootindustrieel gewoonlijk in het voordeel is tegenover de kleinere ondernemers. Die invloed bestaat daarin, dat het grootkapitaal verliezen gemakkelijker en langer kan dragen dan het kleinkapitaal; eene kleinere spoorwegonderneming zal daarom met betrekking tot de aan te wenden concurrentiemiddelen minder volharding kunnen toonen dan eene grootere. In den concurrentiestrijd der spoorwegen is juist deze omstandigheid van overwegend belang omdat de door den tarievenstrijd veroorzaakte vermindering van opbrengst niet zoo zeer door hare absolute dan wel door hare relatieve grootte wordt bepaald. De invloed van dezen laatsten factor doet zich vooral daar gelden, waar ondernemers van lokaalspoorwegen den stijd met ondernemers van hoofdspoorwegen aanbinden. Dat de laatsten in dit geval er licht toe overgaan zoo scherp mogelijk te concurreeren is duidelijk als men bedenkt, dat hun met betrekking tot den aanleg en de exploitatie veel strenger verplichtingen zijn opgelegd dan met lokaalspoorwegen het geval is. Op Java zijn natuurlijk de gelijkheid respectievelijk het verschil in spoorwijdte en de maxima van het toelaatbare draagvermogen der wagens belangrijke factoren ten opzichte van de verdeeling van het verkeer, vooral voor het vervoer van die goederen, welke schade kunnen lijden door overlading. Wat de verdeeling der transporten zelf betreft: Ter oplossing van de moeilijkheid bij de veelvuldig tegenstrijdige belangen der betrokken spoorwegondernemingen eene schikking te treffen, gaat men er dikwijls toe over eene en dezelfde relatie door verschillende routen te doen bedienen respectievelijk aan elke dezer routen een zeker percentage van het verkeer toe te wijzen. ') Hieruit volgt natuurlijk niet, dat die invloed zich steeds zal doen gelden zoo zullen b.v. staatsspoorwegen meermalen verplicht zijn eigen belangen te doen wijken voor meer algemeene. Deze regeling heeft echter niet alleen eene slechte benutting van het wagenpark en eene moeilijke afrekening ten gevolge, doch zij is ook onaangenaam voor het publiek o.a. doordat de duur van het transport over de verschillende routen niet gelijk is. Men heeft daarom wel, b.v. in België, de verdeeling der transporten gebaseerd op het beginsel der kortste route. Tegen dit stelsel kan echter worden aangevoerd, dat de kortste route dikwijls niet de snelste route is en de laatste is, zoowel voor het publiek als voor de spoorwegdiensten, de meest wenschelijke omdat het vervoer spoediger wordt afgewikkeld en men daardoor binnen korteren tijd de beschikking over het gebezigde materieel herkrijgt. Waar het aantal concurreerende routen buitengewoon groot is beproeft men in enkele gevallen wel eens dit aantal, met of zonder schadeloosstelling in geld aan de uitvallende routen, te beperken.3) Ook komt het voor, dat — waar de betrokken spoorwegbesturen het niet eens kunnen worden over in beide richtingen geldende routen — men die route aanwijst, welke voor de aannemende spoorwegonderneming het voordeeligst is. De toewijzing van het vervoer aan de verschillende routen geschiedt in verschillende verkeeren óf door aan elke route een met haar verkeersaandeel overeenstemmend aantal wagens toe te zenden in eene bepaalde volgorde (\vagenturnusj óf overeenkomstig route- of instradeeringstabel/en, waarin het verkeer in overeenstemming met de respectieve aandeelen volgens bepaalde tijdvakken (weken, maanden) aan de verschillende routen wordt toegewezen ('afwisselende of alterneerende instradeeringsturnusj. Eene wagengewijze verdeeling van het verkeer kan natuurlijk slechts daar plaats hebben, waar een voldoend sterk, gelijkmatig en met betrekking tot de opbrengst gelijkwaardig wagenladingsverkeer bestaat. Waar dit niet het geval is en eene verdeeling in tijdsvolgorde moet worden ingevoerd, heeft de verwisseling van routen zooveel mogelijk plaats op den eersten der maand omdat verwisseling op een anderen datum in verband met de voor elke route afzonderlijk noodig zijnde staten van verzonden goederen eene splitsing der afrekeningsposten zou noodig maken, hetgeen bij het buitengewoon groote aantal posten bezwaar zou opleveren. ') Eene lange lijn, welke door ééne onderneming wordt geëxploiteerd, biedt b.v. meer waarborgen aan voor een snel vervoer dan eene korte route, waarbij verschillende administratiën zijn betrokken. 2) Vgl. de in de noot op blz. 85 vermelde uitsluiting van de langste routen. XVII. VERDEELING VAN DE VRACHTOPBRENGST. Zooals reeds meer werd vermeld, is het doorgaande vervoer op Java nog van geringe beteekenis. Om dezelfde redenen, waarom niettemin aan de verdeeling van het verkeer eenige bladzijden werden gewijd, ') moge hier ook een beknopt overzicht volgen van de regelen voor de verdeeling van de vrachtopbrengst, welke in de verkeeren, waaraan de Nederlandsche spoorwegondernemingen deelnemen, voor de verschillende gevallen worden gevolgd. I. DE TARIEFVORMINGSROUTE VERVOERT ALLEEN, d.w.z. STEMT OVEREEN MET DE INSTRADEERINGSROUTE. a. De totaal-vrachtprijzen zijn uit de overeenkomstige lokale vrachtprijzen gevormd. Elke spoorwegonderneming ontvangt haar ingerekend of normaal aandeel.a) b. De vrachtprijzen zijn volgens een bepaalden eenheidsprijs berekend. B.v.: Bij vervoer van A naar C met overgang te B is de totale afstand 180 K.M., waarvan A—B = 100 en B—C = 80 K.M. Wanneer de totaal-vrachtprijs is / 36.—, dan is het aandeel van de spoorwegƒ 36.— X 5 onderneming A—B g en van de spoorwegonderneming B—C ƒ36. ^ X_4> zjjnde de verhouding der respectieve afstanden 5 : 4. 3) ') Zie blz. 83. 2) Dit is b.v. het geval met het rechtstreeksche verkeer tusschen de Staatsspoorwegen op Java en de Nederlandsch-lndische Spoorweg-Maatschappij, alsmede met het rechtstreeksche stukgoederenvervoer tusschen deSemarangCheribon en Samarang-Joana stoomtramwegen en het rechtstreeksche verkeer tusschen de Semarang-Cheribon Stoomtram-Maatschappij en de Nederlandschlndische Spoorweg-Maatschappij transit de lijnen van de Samarang-Joana Stoomtram, alsook met dat tusschen laatstgenoemden dienst en den Nederlandsch-lndischen Spoorweg (Stoomtram Goendih—Soerabaja). 3) Dit is b.v. het geval met het rechtstreeksche verkeer tusschen den spoorweg Semarang-Vorstenlanden—Willem 1 der Nederlandsch-lndische spoorweg-Maatschappij en enkele stations der Staatsspoorwegen op Java volgens het betreffende rechtstreeksche tarief,alsmede met het rechtstreeksche wagenladingsverkeer tusschen de Semarang-Cheribon en Samarang-Joana stoomtramwegen. DE TARIEFVORMINGSROUTE STEMT NIET OVEREEN MET DE INSTRADEERINGSROUTE. Er bestaat nu verschil in vrachtprijzen over de tariefvormingsroute en de concurreerende route. B.v.: Over de tariefvormingsroute A—B—C is de vrachtprijs ƒ20.—, over de concurreerende route A—D—C volgens de algemeene tarieven ƒ 30.—. Het verschil is ten nadeele van de concurreerende route omdat deze haren vrachtprijs van / 30.— op ƒ 20.—moet brengen. Nu doen zich de volgende gevallen voor: Bij de concurreerende route is geene der spoorwegondernemingen van de tariefvormingsroute betrokken. B De spoorwegondernemingen A—Den C—D nemen het standpunt in, dat zij bij de concurrentie kilometrisch gelijk belang hebben omdat geen harer bij de tariefvormingsroute A—B—C is geïnteresseerd. Zij verdeelen nu den tot ƒ 20.— verlaagden vrachtprijs pro rata van de afstanden A—D en C—D c.q. evenredig met ieders aandeel der normale vrachtprijzen. De spoorwegonderneming, welke betrokken is bij de tariefvormingsroute, is dit ook bij de concurreerende route en wel: Bij beide routen met gelijken afstand of met een gelijk aandeel. B A -B en A—D zijn lijnen van dezelfde onderneming en even lang of met gelijke tarieven. De onderneming, welke de lijnen A—B en A—D exploiteert, ontvangt voor het vervoer over de concurrentie-route A-D—C hetzelfde aandeel als over de tariefvormingsroute A—B—C. De spoorwegondernemingen B—C en C—D verdeelen het restant van den vrachtprijs pro rata van de afstanden B—C en C—D of van hare vrachtaandeelen. 90 2e. Bij de concurrentie-route met een kleineren afstand of geringer aandeel. A—B en A—D zijn lijnen van dezelfde onderneming. A—B = 60, A-D = 25 K.M. Alle betrokken spoorwegondernemingen nemen nu een neutraal standpunt in C„J^sutralstellung"J. De onderneming, welke de lijnen A—B en A—D exploiteert, ontvangt voor het vervoer over de concurrentie-route A—D—C een aandeel, dat kilometrisch evenredig is met den afstand c.q. het aandeel, dat zij zou ontvangen voor het vervoer over de tariefvormingsroute A—B—C. Ware het vrachtaandeel van A naar B over de tariefvormingsroute b.v. ƒ 15.—, dan zou die onderneming voor het vervoer over f j 5_ 25 de concurrentie-route A—D—C ontvangen — 'qq 3e. Bij de concurrentie-route met grooteren afstand of grooter aandeel. B A—B en A—D zijn lijnen van dezelfde onderneming. Bij vervoer over de concurrentie-route A—D—C ontvangt die onderneming vooraf hetzelfde aandeel, dat zij zou ontvangen bij vervoer over de tariefvormingsroute A—B—C. Het restant wordt ... den overschietenden afstand r. r\ / \ c verdeeld naar verhouding van het overschietende aandeel L) (A h = A-B) en H" van de onderneming C-D. Dit noemt men zuivere ,, J/eutralsiellung". Het bovenstaande betreft de verdeeling van de vracht zonder het vaste recht. Dit recht wordt nl. van de vrachtbedragen afgetrokken vóór de verdeeling. De verdeeling van het vaste recht zelf geschiedt volgens bepaalde formules; welke formule zal worden toegepast, wordt bij overeenkomst vastgesteld. Volgens de zgn. Duitsche formule wordt het vaste recht verdeeld in twee gelijke deelen. Elke eind-spoorwegonderneming ontvangt één deel, de transit-spoorwegdiensten ontvangen niets. *) Volgens de zgn. Belgische formule wordt het vaste recht verdeeld onder alle betrokken spoorwegondernemingen; de eind-spoorwegondernemingen ontvangen het dubbele van de transit-spoorwegondernemingen. Zijn slechts twee spoorwegen bij het vervoer betrokken, dan ontvangt elke onderneming de helft; zijn er drie, dan ontvangt elk der eindspoorwegen 2/6, de transitspoorweg V5; zijn er vier, dan ontvangt elk der eindspoorwegen % en de beide transitspoorwegen V6 enz. De verdeeling der kosten van laden en lossen, voor zoover deze loonen in de vracht zijn begrepen en dus niet afzonderlijk worden berekend, worden gelijkelijk door de beide eind-spoorwegdiensten verdeeld. Verdeeling van andere bijkomende kosten heeft niet plaats; deze loonen komen ten bate van de administratie, welke de betreffende verrichting heeft uitgevoerd. XVIII. TERMINOLOGIE. Voor zoover in de vorige hoofdstukken nog geene melding is gemaakt van enkele onderwerpen en benamingen, op het tariefwezen betrekking hebbende, dan wel het wenschelijk schijnt daarop volledigheidshalve nader terug te komen, volgt hier eene opgave van verschillende termen met eene beknopte toelichting. De bijzondere aard en de groote omvang van het spoorwegvervoer, dat een groot aantal kleine transporten in regelmatige vervoersgelegenheden (treinen) samenvat, alsmede de in den regel aan de spoorwegondernemers opgelegde verplichting tot vervoer op dezelfde voorwaarden van alle personen en goederen zonder ') Deze wijze van verdeelen wordt o.a. toegepast in het binnenlandsch rechtstreeksche verkeer in Nederland. onderscheid, maken de vaststelling der vrachtprijzen door middel van tarieven en het sluiten van vervoersovereenkomsten, gebaseerd op de in de tarieven opgenomen bepalingen en voorwaarden, noodig. Het woord „tarief" is van Arabischen oorsprong en beteekent prijslijst. Onder de benaming spoorwegtarief is te verstaan de systematische verzameling van vrachtprijzen, voor welke de spoorwegonderneming het vervoer verricht. Naar den aard van de te vervoeren voorwerpen worden de tarieven onderscheiden in tarieven voor het vervoer van personen (of reizigers), bagage, levende dieren, voertuigen, lijken en goederen. De tarieven worden gevormd volgens bepaalde systemen of stelsels (tariefsstelsels). Het stelsel, volgens hetwelk de vrachtprijsbepaling in hoofdzaak geschiedt naar de vervoerswaarde, noemt men het waardestelsel, de volgens dit systeem gevormde tarieven zijn waarde- of classificatietarieven. Het stelsel, waarbij de vervoerswaarde voor de berekening der vrachtprijzen buiten beschouwing wordt gelaten en de bevrachting is gebaseerd op de zelfkosten en de door de spoorwegonderneming verrichte diensten, heet ruimtestelsel; de betreffende tarieven zijn ruimte- of wagenruimtetarieven. Eindelijk is het gemengde stelsel een tariefssysteem, waarbij rekening wordt gehouden met de vervoerswaarde, het gewicht en den aard van het materieel. Zijn in een tarief ter berekening van de vrachtprijzen over alle afstanden dezelfde eenheidsprijzen per kilometer vastgesteld, dan is dat tarief een evenredig kilometertarief. Zijn daarentegen in een tarief voor verschillende gelijke afstanden ongelijke eenheidsprijzen ter berekening van de vrachtprijzen vastgesteld, dan is het tarief een differentieel tarief. Een staffel-, scala- of trappentarief is een differentieel tarief, waarin voor den toenemenden afstand regelmatig lagere (bij uitzondering hoogere) eenheidsprijzen worden vastgesteld; zulk een tarief wordt ook bestempeld met den naam van tarief met vallende (respectievelijk klimmende) schaal. Een zone-oi kringtarief is een tarief, waarin de vrachtprijzen niet rechtstreeks volgens de kilometrische afstanden worden berekend, doch worden vastgesteld naar de zonen of kringen, waarin de afstanden zijn verdeeld. Bestaat slechts één vrachtprijs voor alle afstanden, dan spreekt men van een uniform of eenheidstarief. Zijn ter berekening van de vrachtprijzen de afstanden verdeeld in sectiën, dan is het betreffende tarief een sectietarief. Naar het gebied, waarvoor de tarieven gelden, spreekt men van tarieven voor lokaal- (of binnen-)verkeer of lokale tarieven ') en van tarieven voor rechtstreeksch verkeer of rechtstreeksche tarieven.") De eerste zijn tarieven voor het verkeer tusschen de stations van éénzelfden spoorweg; de laatste worden toegepast voor het verkeer over twee of meer spoorwegen, gelegen in denzelfden staat of in verschillende staten. Wanneer buitenlandsche administratiën bij het verkeer zijn betrokken, worden de betreffende rechtstreeksche tarieven met den naam van internationale tarieven bestempeld; anders spreekt men van binnenlandsch rechtstreeksche tarieven. Betreffende het rechtstreeksche verkeer het volgende: In den aanvang van het spoorwegwezen bepaalden de spoorwegondernemingen zich tot het samenstellen van tarieven voor hare eigen lijnen en de vervoerders of expediteurs moesten zelfzorgen voor den doorvoer voorbij de eindpunten der spoorwegen. De wagens liepen ook slechts tot die eindpunten en de goederen moesten daar worden overgeladen en op nieuwe vrachtbrieven aan den aansluitenden spoorwegdienst worden overgegeven. Dit veroorzaakte natuurlijk tijdverlies; om dit nadeel te ontgaan moesten in de eerste plaats rechtstreeksche tarieven worden ingevoerd, waarin de totaal-vrachtprijzen tusschen de stations van twee of meer spoorwegen waren opgenomen en welke dus de stations van afzending in staat stelden goederen rechtstreeks tot het station van bestemming te bevrachten. In den regel worden de rechtstreeksche tarieven gevormd volgens één enkel stelsel evenals het tarief van ééne spoorwegonderneming. Meestal bepaalt elke spoorwegonderneming den eenheidsprijs voor het vervoer over haar lijngedeelte, dan wel het haar toekomende aandeel van den totalen eenheidsprijs. Soms worden vooralle betrokken spoorwegondernemingen gelijke eenheidsprijzen aangenomen. Veelal zijn de rechtstreeksche tarieven naar verhouding lager dan de lokale tarieven, hetzij door het aannemen van een Iageren eenheidsprijs, hetzij doordat de spoorwegondernemingen zich met een kleiner aandeel in de vrachtprijzen vergenoegen, dan wel ') Het verkeer tusschen de in Midden- en Oost-Java gelegen spoor- en tramwegen der Nederlandsch-Indische Spoorweg-Maatschappij wordt bij die Maatschappij onderling verkeer genoemd. 3) Vgl. blz. 95, noots). doordat de expeditiekosten ('vast recht) enkel voor de aannemende en afleverende dienstenen dus niet voorde tusschengelegen spoorwegondernemingen worden berekend. Eene onvolkomen soort van rechtstreeksche tarieven zijn de zgn. reëxpeditietarieven, welker vrachtprijzen worden samengesteld uit de lokale vrachtprijzen van de aan het vervoer deelnemende diensten zoodat door aanstooting der vrachtprijzen ~ de betreffende overgangsstations de totaal-vrachtprijzen worden verkregen. Tarieven van deze soort worden dikwijls toegepast wanneer de betrokken spoorwegondernemingen ongelijke tariefsstelsels hebben en het onderling niet eens kunnen worden over een gemeenschappelijk stelstel voor rechtstreeksche tarieven. ]) Verbondstarieven zijn rechtstreeksche tarieven voor het vervoer over de lijnen van verschillende administratiën, welke zich tot een tariefverbond hebben vereenigd. ~) Indien goederen overgaan op een anderen verkeersweg dan een spoorweg, b.v. een kanaal, of omgekeerd van een kanaal op een spoorweg wordt het voor zulk een verkeer toegepaste rechtstreeksche tarief een omslagtarief („Umschlagtarif') genoemd ,s) Zulk een tarief is eigenlijk een reëxpeditietarief. Onder transitverkeer verstaat men het verkeer, dat de lijnen van een spoorweg transiteert, dus het verkeer over een spoorweg, welke een schakel vormt van eene doorgaande spoorwegverbinding, hetzij met, hetzij zonder overlading. De tarieven voor dit verkeer, de transittarieven, zijn tarieven, ') Het rechtstreeksche verkeer op Java geschiedt bijna geheel volgens reëxpeditietarieven; bepaalde rechtstreeksche tarieven zijn er slechts in geringen getale (zie blz. 88, noten 2) en 3). 2) Een tariefverbond beoogt het invoeren van rechtstreeksche tarieven op grond van een tusschen de betrokken spoorwegdiensten getroffen regeling. Die regeling heeft betrekking op de bepalingen voor het vervoer, de grondslagen der rechtstreeksche tarieven, de verdeeling van de vrachtopbrengst en de instradeering. Voorts op de rechtstreeksche bevrachting in de aangewezen relatiën van eindspoorwegen c.q. transit de tot het verbond toegetreden transit-spoorwegondernemingen. Voor een tariefverbond worden statuten opgesteld; gewoonlijk wordt eene transit-administratie tot beheervoerende administratie benoemd. Tariefverbonden in dezen zin kent men op Java niet. *) Als voorbeelden van oms/agverkeer op Java kunnen dienen de transportdiensten (met vrachtkarren), welke op instigatie van de Seniarang-Cheribon Stoomtram-Maatschappij tusschen Kadipaten en Soemedang en van de Serajoedal Stoomtram-Maatschappij tusschen Patikradja en Banjoemas respectievelijk Bandjarnegara en Wonosobo in het leven zijn geroepen. welke het vervoer over de lijnen van een spoorweg leiden zonder dat zijne stations in die tarieven zijn opgenomen. ]) In den engeren zin begrijpt men onder de benaming transittarieven speciale tarieven, welke ten doel hebben een gedeelte van het internationale verkeer over een bepaalden spoorweg te leiden. Op Java wordt in de algemeene spoor- en tramwegreglementen (zie hoofdstuk XIV, blz. 74 en 76) met de benaming „doorgaand verkeer" aangeduid het verkeer met andere diensten in het algemeen, alzoo het verkeer met vreemde lijnen, hetzij daarvoor rechtstreeksche of reëxpeditietarieven worden toegepast, hetzij op de overgangsstations herbevrachting en wederinschrijving moeten geschieden, dus al het verkeer met uitzondering van het binnenverkeer.3) Onder algemeene of normale tarieven verstaat men die tarieven, welke volgens algemeene eenheidsprijzen zijn gevormd en waarop eene algemeene classificatie van toepassing is. Alle hiervan afwijkende tarieven zijn uitzonderingstarieven of speciale of onregelmatige tarieven.3) ') Voor het verkeer tusschen de stations van het lijnvak BuitenzorgRadjamandala van de Westerlijnen der Staatsspoorwegen op Java en het station Tandjong-Priok (eveneens van de Westerlijnen) transit de lijn Batavia-Buitenzorg der Nederlandsch-lndische Spoorweg-Maatschappij heeft de laatste spoorwegonderneming een doorvoertarief ingevoerd, welk tarief zich echter in niets van een reëxpeditietarief onderscheidt. J) Dit doorgaande verkeer omvat, naar onze meening, dus ook het rechtstreeksche en het transitverkeer. De opvattingen omtrent de onderscheidene verkeeren stemmen op Java echter niet geheel overeen. Zoo wordt in afwijking van de bedoelde algemeene reglementen bij den eenen dienst onder „doorgaand verkeer" verstaan het verkeer tusschen twee of meer diensten, waarbij geene rechtstreeksche afrekening der vrachtbedragen tusschen de verschillende diensten plaats heeft, daarentegen bij den anderen dienst het verkeer met eene niet rechtstreeks aansluitende lijn transit een of meer lijnen, waarbij ten minste één vreemde lijn is betrokken. (Dit verschil in opvatting is vermoedelijk de oorzaak, dat in verschillende tarieven der Staatsspoorwegen op Java en der Nederlandsch-lndische Spoorweg-Maatschappij de benaming „doorgaand verkeer" wordt gebezigd waar de uitdrukking „rechtstreeksch verkeer tusschen en transit " o.i. juister zou zijn). Verder wordt onder rechtstreeksch verkeer hier verstaan het verkeer tusschen twee of meer diensten, waarvoor rechtstreeksche of reëxpeditietarieven gelden en waarbij de afrekening rechtstreeks tusschen debetrokken diensten geschiedt, elders begrijpt men onder rechtstreeksch verkeer eenvoudig het verkeer met eene rechtstreeks aansluitende lijn. !) Ten onrechte bezigt men dikwijls de benaming differentieele tarieven, waar uitzonderingstarieven worden bedoeld. In Nederland behooren de uitzonderingstarieven tot de algemeene tarieven en staan de speciale tarieven buiten de algemeene classificatie. In Duitschland en Oostenrijk-Hongarije zijn daareentegen de ,,Special Tarife" verlaagde klassen van het algemeene tarief en verstaat men onder jfiusnahme Tarifen" de buiten de algemeene classificatie staande tarieven. Tot de speciale tarieven behooren ook de verlaagde vrachtprijzen, welke het gevolg zijn van het verleenen van reductiën, restitutiën, bonificatiën of re/actiën. Hieronder verstaat men in engeren zin de terugbetaling van een deel der betaalde vrachten volgens het normale tarief en in ruimeren zin elke, geldelijke waarde hebbende bevoorrechting van enkelen ten opzichte van het vervoer. Terwijl de speciale tarieven bepaalde vervoersartikelen, tariefrelatiën en stations bevoorrechten boven andere vervoersartikelen, relatiën en stations, doet de terugbetaling van een gedeelte der vrachten dit slechts met enkele vervoerders. Onder reductie verstaat men op Java in den regel de terugbetaling van een gedeelte van den vrachtprijs onmiddellijk na afloop van het vervoer of (bij gefrankeerde verzending) terstond bij de vooruitbetaling der vracht. Wordt vastgesteld, dat op bepaalde voorwaarden vrachtsvermindering wordt toegestaan aan een ieder, die eene bepaalde (meestal belangrijke) hoeveelheid tusschen bepaalde stations vervoert, dan wel wiens vervoer eene bepaalde minimum-opbrengst oplevert, een en ander binnen een bepaald tijdsverloop, dan spreekt men van rabat- of detaxatietarieven, terwijl bij refactietarieven aan geheime restitutie moet worden gedacht. De restitutiën hebben in tegenstelling met de reductiën gewoonlijk plaats na een vooraf overeengekomen tijdsruimte en na overlegging der vrachtbrieven. Dikwijls worden restitutiën verleend aan agenten van spoorwegondernemingen, d.z. personen, meestal expediteurs, die door de administratiën worden aangesteld en in opdracht hebben haar een zoo groot mogelijk vervoer te bezorgen, waarvoor hun eene bepaalde procentsgewijze provisie op de betaalde vrachten of een bepaald bedrag voor elke ton, door hen aangebrachte goederen wordt uitbetaald. Die agenten bezigen in den regel met toestemming der administratiën een deel van hunne provisie voor refactiën ten einde op die wijze nog meer vervoer te kunnen aanbrengen. Doen zij dit niet, zooals wel eens door staatsspoorwegbesturen aan hunne agenten wordt voorgeschreven, dan is hune werkzaamheid, ten minste tegenover minder scrupuleus concurreerende spoorwegondernemingen, zeer beperkt en doet men beter het geld voor agentschappen uit te sparen en een bekwamen ambtenaar met de behartiging dier belangen te belasten. Wil men agenten met provisie, dan moet men ook de refactiën willen. Voor zoover de restitutiën in het openbaar geschieden, kunnen zij wel worden verdedigd. De spoorwegbesturen nemen dan eenvoudig een koopmansstandpunt in. Dergelijke rabattarieven zijn inderdaad niet anders dan speciale tarieven. Met de geheime refactiën is het echter anders gesteld, al worden zij (wat niet steeds het geval is) om dezelfde redenen als de openlijke restitutiën verleend, daar zij slechts aan enkelen worden toegestaan. Zij zijn om die reden in vele staten bij de wet of bij concessie verboden. Het verleenen van geheime voordeelen aan enkele vervoerders kan echter op zóóvele wijzen geschieden, dat deze wetsontduikingen aan het staatstoezicht ontsnappen. Refactiën kunnen b.v. door de tweede of derde hand, door de geheime bemiddeling van agenten, alsmededoor deconniventebehandeling van onvoldoend gemotiveerde of van gefingeerde reclames enz. worden verleend en zoo doende aan de controle van het publiek en het staatstoezicht worden onttrokken. De veelvuldige faciliteiten, in welke eene „kaufmannische", coulante behandeling zich uit, het ter beschikking stellen van loodsen en opslagplaatsen, het niet heffen of terugbetalen van staan- en liggelden, het voldoen aan de bijzondere wenschen van vervoerders bij de verstrekking van wagens, zelfs het misbruik van vrijkaarten aan de voornaamste vervoerders en hunne bevoorrechting bij het vergeven van leverantiën aan de spoorwegondernemingen maken verder de onwettige begunstiging van den eenen vervoerder boven den anderen mogelijk. Hoe meer de concurrentie de administratiën dwingt de groote vervoerders zoo welwillend en tegemoetkomend te behandelen, hoe meer dit stelsel van geheime bevoorrechting bloeit.*) Tot de wettelijke tarieven moeten worden gerekend de maximaaltctricven, de militaire tarieven en de reeds vermelde noodtarieven.2) Onder maximaaltarieven zijn te verstaan de bij wetten of concessien vastgestelde hoogste eenheidsprijzen, welke de spoorwegondernemingen bij de vorming harer tarieven niet mogen overschrijden. Maximaaltarieven bestaan in bijna alle cultuurstaten; zij worden speciaal voor particuliere spoorwegondernemingen (soms ook bij de wet voor staatsspoorwegen) vastgesteld ter voorkoming van te hooge, het algemeene belang schadende vrachtprijzen.3) Over het algemeen hebben de maximaaltarieven slechts een problematiek nut omdat de voortdurende verlaging der goederentarieven de beteekenis der maximaaltarieven reeds spoedig na hunne vaststelling doet verliezen. ) In den lateren tijd is dit systeem van exploitatie, ook door de partidoo?rhptP«t°prRpe|g0nider"?m,nge"- hoe langer zoo meer verlaten en vervangen worden verleend W U vrachtsverminderingen °P meer algemeene wijze J) Blz. 23 en 71. v2rJVfZXlT^!tarieVen zeijn op -lava vastgesteld in de concessievoorwaarden voor de spoorwegen Semarang— Vorstenlanden— Willem 1 en Batavia— e Spoorweg-Maatschappij, i k staatss.P°orwegen bestaan zulke tarieven niet; de Regeering zal enwel bezwaarlijk met hare spoorwegtarieven hooger kunnen gaan dan de maximaaltarieven, welke voor genoemde Maatschappij zijn vastgesteld Een militair tarief is een tarief met verlaagde vrachtprijzen voor het vervoer van militairen en militaire goederen. Tarieven van deze soort worden, wat de particuliere spoorwegen betreft, op grond van wettelijke voorschriften of concessievoorwaarden, soms ook op grond van vrijwillige overeenkomsten toegepast.1) Verschillende soorten van tarieven staan nog onder eenige algemeene benamingen bekend. Wij noemen daarvan de volgende: Gewichtstarieven; een gewichtstarief is elk tarief, bij welks toepassing het gewicht van het te vervoeren voorwerp de maatstaf is voor de vrachtberekening, b.v. bij het stukgoederenvervoer de eenheid van een bepaald aantal kilogrammen en bij het vervoer van wagenladingen de eenheid van het laadgewicht van een wagen. Collotarieven; in tegenstelling met het gewichtstarief is een collotarief een tarief, waarbij de vrachtberekening per collo geschiedt. In de practijk is het collotarief in den regel derwijze aan het gewichtstarief verbonden, dat een bepaalde vrachtprijs voor een collo tot een maximum-gewicht wordt berekend, zooals b.v. ook het geval is bij het vervoer van postpakketten. Abonnementstarieven; onder een abonnementstarief verstaat men de verlaagde vrachtprijzen, welke de spoorwegondernemingen in rekening brengen aan vervoerders onder voorwaarde, dat zij zich verplichten al hunne goederen in bepaalde relatiën met uitsluiting van alle andere verkeerswegenover eene bepaalde route te verzenden. Ook worden onder de benaming abonnementstarief begrepen de verlaagde vrachtprijzen, welke den vervoerders voor de geregelde dagelijksche verzending eener bepaalde hoeveelheid goederen (als melk, groenten en andere levensmiddelen) worden toegestaan. Naar gelang van de wijze, waarop de tarieven voor het practische gebruik in de tariefboeken zijn opgesteld, spreekt men van: Stationstarieven. Bij deze tarieven worden voor elk daarin opgenomen station de prijzen naar alle andere, mede daarin opgenomen stations vermeld, uitgerekend voor eene bepaalde hoeveelheid goederen, gewoonlijk een gewicht van 50, 100 of 1000 K.G., dan wel voor wagenladingen of per persoon (eenheidsprijzen). ') Dit laatste is o.a. het geval met de tarieven der Nederlandsch-Indische Spoorweg-Maatschappij voor het vervoer van militaire reizigers voor rekening van hetGouvernement, welke tarieven met toestemming der Maatschappij ook van toepassing zijn op het vervoer in de 3e klasse van militaire verlofgangers beneden den rang van officier en met verlof reizende militaire pupillen. Ter berekening van de vracht van b.v. eene hoeveelheid stukgoederen moet men den in het tarief vermelden eenheidsprijs vermenigvuldigen met het aantal gewichtseenheden (50, 100 of 1000 K.G.) der te vervoeren goederen. Afstandstarieven. Bij deze tarieven moet van twee tabellen gebruik worden gemaakt, waarvan eene de onderlinge afstanden van alle daarin opgenomen stations, de tweede de eenheidsprijzen over alle voorkomende afstanden vermeldt. Om de vracht voor eene hoeveelheid goederen tusschen twee stations te berekenen zoekt men in de eerste tabel den afstand tusschen die stations op en in de tweede den voor dien afstand bepaalden eenheidsprijs. Daarna moet nog eene gelijke berekening volgen als bij de stationstarieven. Is het berekenen van de vrachtprijzen bij de afstandstarieven ook al een weinig omslachtiger, die tarieven bezitten daarentegen het voordeel van eenvoudiger geconstrueerd te kunnen worden en minder omvangrijk te zijn dan de stationstarieven. In een afstandstarief kan een veel grooter aantal stations worden opgenomen dan in een stationstarief van denzelfden omvang. Het is echter noodzakelijk, dat het tarief voor alle opgenomen lijnen gelijke eenheidsprijzen voor dezelfde klassen heeft. (De aandeelen der verschillende spoorwegondernemingen kunnen echter bij rechtstreeksche afstandstarieven ongelijk zijn. Men kan b.v. dezelfde eenheidsprijzen toepassen, doch bij de verdeeling der vracht aan de eene onderneming een hooger aandeel toekennen dan aan de andere). Aangaande de afstanden, welke ter berekening van de vrachtprijzen in de tarieven worden opgenomen, zgn. tariefsafstanden, zij nog medegedeeld, dat deze in vele gevallen niet overeenstemmen met de werkelijke afstanden. Allereerst worden gedeelten van de afstandseenheid op- of benedenwaarts afgerond. Verder komt het voor, dat in verband met kostbare kunstwerken (bruggen, tunnels, verbindingslijnen enz.) en het alignement van een spoorweg (steile hellingen) het aantal kilometers met het oog op de zelfkosten hooger wordt aangeslagen („virtuelle Langen"), zie blz. 13 en 82, noot1). Indien voorts het verkeer in zekere relatiën door meer dan eene spoorwegonderneming elk voor zich in haar eigen binnenverkeer kan worden bediend, zullen de ondernemingen, welke de langere routen exploiteeren, in hare tarieven voor lokaal verkeer de afstanden der kortste route overnemen, indien het verschil niet al te groot is. (Vgl. o.m. blz. 78 en blz. 85, noot!). Op Java worden in verband met de concurrentie der karrenwegen door verschillende tramwegondernemingen de tariefsafstanden in verband met het beloop der karrenwegen afgeleid uit de langs die wegen gemeten afstanden, waarbij rekening wordt gehouden met hellingen, rivierovergangen en andere hinderpalen voor het karvervoer. Dit is het gevolg daarvan, dat de tramwegondernemingen in tegenstelling met de spoorwegen ook het vervoer over kleinere afstanden trachten te bemachtigen, in verband waarmede zij hare vrachtprijzen moeten regelen naar die der vrachtkarren. Omtrent de inrichting der tarieven en tariefboeken nog het volgende: De grondslagen van een tarief, welke de wijze van berekening der tariefsafstanden, de eenheidsprijzen enz. vaststellen, vormen de tariefsbasis of barême. „Barême" is ook een Fransche vakterm voor die tabellen, welke de eenheidsprijzen voor dein arithmetische orde op elkaar volgende afstanden vermelden ('algemeene tarieftabellen, algemeene kilometertarieftabellen enz.).') Met behulp van den afstandswijzer worden uit de barêmes de vrachtprijzen van de verschillende stations berekend. De geheele uiterlijke inrichting van een tarief en zijne indeeling in klassen noemt men het tariefsschema. Voor het aannemen, wegen, laden en lossen (voor zoover de laatste drie verrichtingen door den spoorwegdienst geschieden en niet afzonderlijk in rekening worden gebracht), het gereedmaken der geleidestukken, het opstellen en rangeeren der wagens en de verdere diensten op de stations van afzending, welke noodig zijn om het eigenlijke vervoer voor te bereiden, en het ter beschikking van de geadresseerden stellen van de zendingen op de stations van aankomst, zoomede tot dekking van de kosten der voor die doeleinden noodige inrichtingen, als goederenloodsen, laad- en lossporen enz., zoomede gereedschappen, wordt dikwijls een vast recht (expeditie- of stationskosten) geheven. ') In 1703 overleed de Franschman Barrême, de vervaardiger van boeken met uitgewerkte rekeningen van velerlei aard, naar wien met onjuiste overneming der spelling — dergelijke boeken zijn genoemd. Soms zijn in de expeditiekosten mede begrepen de kosten van het brengen naar en het bezorgen van het station van de te vervoeren respectievelijk vervoerde zendingen. De expeditiekosten zijn dikwijls verschillend voor de onderscheidene tariefklassen; soms ook, doch zelden, voor de verschillende afstanden. Wanneer de expeditiekosten in de eenheidsprijzen zijn begrepen, zijn die eenheidsprijzen samengesteld uit die kosten en de met den afstand grooter wordende vervoerskosten. In het tarief zijn mede opgenomen de bijkomende kosten-, deze kosten zijn in hun wezen geen bestanddeel van het eigenlijke tarief daar zij in tegenstelling met het vaste recht van slechts enkele vervoerders worden geheven. De heffing dezer kosten is te beschouwen als eene vergoeding voor de uitgaven voor de bijzondere diensten, welke door de spoorwegonderneming voor het meerendeel der zendingen worden verricht. Tot de bijkomende kosten behooren in Nederlandsch-Indië, behalve de laad- en losloonen (wanneer deze afzonderlijk worden berekend), voornamelijk het weegloon; het telloon voor het tellen der colli, waaruit eene door den'afzender geladen zending bestaat; de dekkleedenhuur; de provisie voor het innen en uitbetalen van remboursementen; de verschillende boeten wegens onjuiste opgaaf van het gewicht of van den inhoud der zendingen en wegens het overschrijden van het draagvermogen van wagens; de magazijn- respectievelijk lig- en staangelden voor het niet in den bepaalden tijd weghalen van goederen uit de goederenloodsen respectievelijk van de terreinen en van het niet binnen dien tijd lossen van wagens; de verzekeringspremiën en de ontsmettingskosten voor het desinfecteeren van veewagens; voorts de rouwgelden, zijnde vergoedingen voor het terugnemen van zendingen door de afzenders vóór de expeditie en de wagenhuur, zijnde eene vergoeding voor het lokale gebruik van wagens (b.v. op havenemplacementen).' Men kan er verder nog toe rekenen het rangeerloon, ook wel locovracht genoemd, d.w.z. het bedrag, verschuldigd voor het brengen en halen van wagens naar en van raccordementen (laad-, los- en verbindingssporen, pakhuis- en havenlijnen enz.). XIX. OPGAAF VAN IN DEN TEKST AANGEHAALDE EN BIJ DE SAMENSTELLING BENUTTE EN GERAADPLEEGDE WERKEN EN STUDIËN. J. Th. Gerlings, De grondslagen der spoorweg-tarieven („De Economist"), den Haag, Mei/Juni 1883. Welvaartcommissie op Java, Overzicht van de uitkomsten der gewestelijke onderzoekingen naar het vervoerwezen (Publicatie IVa), Batavia 1907. A. W. E. Weyerman, De tarieven der staatsspoorwegen op Java (Publicatie IVó der Welvaartcommissie), Batavia 1906. A. W. E. Weijerman, Het tariefwezen op de spoorwegen in Ned.-lndië (Tijdschrift voor Nijverheid en Landbouw in Nederlandsch-lndië), Batavia, April/Mei 1905. Mr. N. G. Pierson, Grondbeginselen der staathuishoudkunde, Haarlem 1905. J. K. Kempees, Het een en ander over spoorwegen op Java, den Haag 1889. Statistiek van het vervoer op de spoorwegen en tramwegen met machinale beweegkracht in Nederlandsch-lndië over het jaar 1906, Batavia 1907. Samarang-Joana Stoomtram-Maatschappij, De tramwegen op Java, Gedenkboek 1907, den Haag 1907. Nota over goederentarieven (Bijlage van het Verslag over het jaar 1891, door den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten uitgebracht), den Haag 1892. Mr. P. Elias, Wat zijn spoorweggoederentarieven ?, Bussum 1907. Mr. J. L. de Bruijn Kops, Beknopte handleiding tot de kennis der spoorwegen, Amsterdam 1863. F. Ulrich, Das Eisenbahntarifwesen, B!rli!' 1886. Leipzig Dr. V. Röll, Encyklopadie des gesamten Eisenbahnwesens, Wien 1890. Dr. E. Sax, Die Verkehrsmittel in Volks- und Staatswirthschaft II, Wien 1879. W. Cauer, Betrieb und Verkehr der preuszischen Staatsbahnen II, Berlin 1897. Zeitung des Vereins deutscher Eisenbahnverwaltungen. R. Tavernier, Note sur les principes de tarification et d'exploitation du trafic voyageurs (Annales des ponts et chaussées), Paris, Décembre 1889. Mr. W. J. van Overbeek de Meyer, Tarification des marchandises & petite vitesse. (Congrès international des chemins de fer, 7ième session, Washington 1905, Question XIII, Exposé No. 3), Bruxelles. Liharzick, Conférence sur la tarification (Revue Générale des chemins de fer), Paris, Aoüt 1897. J. Grierson, Railway rates: english and foreign, London 1886. E. A. Pratt, Railways and their rates, London 1906. XX. ZAAKREGISTER.1) (De nummers der hoofdstukken zijn door Romeinsche, die der bladzijden door Arabische cijfers aangeduid). A. Abonnementen 56 Abonnementskaarten 64 „ .commercieele waarde van 64 Afstand, gemiddelde vervoers- van reizigers op Java 67 Afstand, gemiddelde vervoers- van ijl-en vrachtgoederen op Java 2 Afstandsverkeer, zie verkeer . . Agenten van spoorwegen ... 96 B. Barême 100 Bedevaarttreinen 64 Bonificatiën 96 Buurtverkeer, zie verkeer . . . C. Concurrentieafstand, zie tariefsafstand Concurrentierelatie 78 Concurrentiestations 19 D. Déclassificatie 23 Differentieele tariefvorming, zie tarief, differentieel .... Eenheid van tarieven 29 Eenheidsprijzen 98 Expediteurswezen . . . . 40, 41 Exploitatiekosten, zie kosten. . Expressgutbeförderung .... 49 F. Formule, Belgische 91 „ , Duitsche 91 Frachtdisparitaten .... 38, 79 G. Gebruik, nuttig — der goederenwagens op Java 31 Gebruik, nuttig — der zitplaatsen op Java 31 Gebühr 4 Gebührenprinzip 42 Gemengd stelsel .... VI, 57, 92 Gewicht, betalend 31 „ , dood, zie tarra. . . . „ , „ , noodzakelijk 31, 32, 55, 57 „ , „ , werkelijk 32, 48, 56, 57 Gewichtssysteem 27 Gezelschappen, vervoer van 56, 64 Goederen, lichte en volumineuse 26, 33, 34 „ , waarop geene andere voorwerpen kunnen worden gesteld 26 Goederen, welke niet in de onmiddellijke nabijheid van andere goederen kunnen worden geladen 26 Indeeling der spoor- en tramwegen op Java .... 71, 72 Instradeering XV, XVI Instradeeringsroute XVII ') In dit zaakregister zijn enkel opgenomen verwijzingen naar hoofdstukken, waarin en pagina's, waarop van de verschillende begrippen en benamingen eene verklaring is gegeven, dan wel waarin (respectievelijk waarop) zij speciaal zijn behandeld. Instradeeringstabellen .... 87 Instradeeringsturnus, afwisselende 87 Instradeeringsturnus, alternee- rende 87 Instradeeringsvoorschriften . 81, 82 Intensiteits-maximum .... 10 K. Kilometerboekjes 63, 64 Klasse, le, afschaffing van de 55, 65 „ ,1e, percentage van de reizigers — (op Java). . . 65 Klasse, 2e — inlanders. . . . 68 „ , Holz- 65 „ , normaal- 26 „ , Polster- 65 Knooppunten 19 Kosten, algemeene 8 „ , bijkomende ... 68, 101 „ , expeditie-, zie vast recht „ , exploitatie- 8 „ goederenverkeer ... 11 „ reizigersverkeer . . . .11 „ , stations- ... 34, 45, 100 „ , trein- 10 „ , vervoers-, evenredige . 8 „ , „ -, werkelijke . . 6 Kringen 92 L. Lange, virtuelle 13 Last, doode, zie dood gewicht „ , nuttige, zie betalend gewicht Leiding van het verkeer, zie in- stradeering Locovracht 101 Luxetreinen 55 M. Materieel, aard van het (invloed van den — op de vrachtberekening) 18, 29 N. Natuurlijk stelsel 27, 29 Neutralstellung 90 Neutralstellung, zuivere. ... 90 Normaalwagen, zie wagen . . . P. Pakkettenvervoer 49, 50 Pleiziertreinen 56, 64 Provisie (agenten) 96 Prijswet van het verkeer ... 15 R. Reductiën ......... 96 Refactiën 96, 97 Regeling der tarieven .... 3 Reizigerskilometer 7 Restitutiën 96 Restitutie, geheime 96 Retourkaarten . . 56, 60, 61, 62, 63 Retributie 4 Rittenboekjes 64 Rittenkaartjes 64 Rondreisbilletten, gecombineerde 63 Rondreiskaarten 63 „ , vaste .... 63 Route, concurreerende . . . XVII „ , concurrentie- .... XVII „ , stelsel der kortste . . 83, 87 Routetabellen 87 Routevoorschriften . . . . 81, 82 Ruimte, welke de goederen innemen, (invloed van de — op de vrachtberekening) ... 29 Ruimtestelsel 24, V, VII, 50, 51, 52, 55, 56, 57, 58, 92 S. Scala 46 Seizoenkaarten 63 Snelvervoer ... 18, 30, 50, XII Speciale wagen, zie wagen. . . Stempelloon 68 Stukgoederen 23, 24, 33 T. Tarief 92 „ in den ruimeren zin. . . 70 „ , abonnements- 98 ,, , af stands- .... 58, 99 Tarief, afstands-, evenredig . . IX , algemeen 19, 95 , as- 52 bagage XIII, 92 bestelgoederen . . . . X binnenverkeer 93 , classificatie- 92 , coëfficiënten- . . 24, 25, 26 , collo- 98 , détaxatie- 96 dieren (levende) . . XI, 92 , differentiëel 12, 18, 19, 39, VIII, 57, 92 , doorvoer- 21, 95 , eenheids- . . 58, 59, 60, 93 , Elzas-Lotharingensch 29, 30, 35 , expediteurs- 41 , gewichts- 98 goederen 92 , groepen- 21 , internationaal 93 .invoer-, . . 21,22,37,38 , kilometer-, evenredig 39, 40, 47, 57, 58, 92 , klassen- 24 , kring- 92 , lokaal 93 lijken XI, 92 , maximaal 71, 97 met klimmende schaal 46, 92 „ vallende „ 46, 92 , militair 97, 98 , mijl-, evenredig .... 47 , nood- 23, 97 , normaal 95 , omslag- 94 , onregelmatig 95 , personen- .... XII, 92 , post- 49, 59 , proportioneel 47 , rabat- 96 , rechtstreeksch . . 28, 93, 94 , „ binnenl. 93 , reëxpeditie- 94 , refactie- 96 , regelmatig 47 , reizigers- .... XII, 92 Tarief, retourlading- 22 , richtings- 19, 20 , ruimte- 92 , samenladings- .... 20 , scala- 46, 92 , sectie- 93 , seizoen- 19, 20 , speciaal 95 , spoorweg- 92 spoorwegmaterieel (rollend) 52 , staffel- . . . . . 46, 92 , stalwagen- 51 , stations- .... 78, 98, 99 , stuks- 50 , transit-, . 21, 37, 38, 94, 95 , transit- in den engeren zin 95 , trappen- . . . . 45, 46, 92 , uitvoer- . . . 21, 22, 37, 38 , uitzonderings- 19 t/m 23, 37, 38, 60, 95 , uniform. . . 58, 59, 60, 93 , verbonds- .... 28, 94 voertuigen . . . . XI, 92 , waarde- 92 , wagenruimte- 92 , werst-, evenredig ... 47 , wettelijk 97 , zeehaven- . .20, 21, 37, 38 , zone- 35, 36, 58, 59,60,70, 92 , „ - in den engeren zin 59 Tariefautonomie 77 Tariefdeel, vast 14, 43 „ , veranderlijk. . . 14, 44 Tariefreguleering ... 38, 78, 79 „ op Java ... 80 Tariefsafstand .... 78, 99, 100 Tariefsbasis 100 Tariefsbepalingen, wettelijkevoor de hoofdspoorwegen op Java 72 t/m 76 Tariefsbepalingen, wettelijkevoor de secundaire spoorwegen op Java . . 72 t/m 76 Tariefsbepalingen, wettelijke- voor de tramwegen voor algemeen verkeer op Java . . . . 76, 77 Tariefsschema 100 Tariefsschema, differentiëele vorming van het 44 Tariefsstelsel 92 Tariefssysteem, zie tariefsstelsel Tariefswijziging ... 40, 41, XIV Tarieftabellen, algemeene . . 100 n f tt kilometer- 100 Tariefverbond 83, 94 Tariefvormende route) 19j82>85>XVII Tariefvormingsroute ) Tariefvorming, differentiëele, zie tarief, differentieel Tariefwetgeving XIV Tariefwezen, spoorweg- ... 3 Tarif, Ausnahme- 95 „ , Special 95 „ , Umschlag- 94 „ , Wagenraum-. ... 29, 30 Tarra 18, 30, 31, 69 „ , absolute, zie noodzakelijk dood gewicht „ , relatieve, zie werkelijk . dood gewicht Tarraclassificatie 32 Tarrasysteem 27 Terminologie XVIII Toeristenbilletten 63 Toezicht, preventief staats- op de tarieven 70, 71 Toezicht, repressief staats- op de tarieven 70, 71 Tonkilometer 7 U. Uitbesteding van het vervoer. . 83 Uitsluiting van routen. . . 85, 87 Uitstapbilletten 65 „ , goedkoope . . 63 „ , „ , speciale 63 Vacantiekaarten 63, 65 „ , algemeene . . 58 „ , bijzondere . . 58 Vast recht. . . 34, 44, 45, 68, 100 Verdeeling van de bijkomende kosten 91 „ van de kosten v/h laden en lossen. . . 91 „ van de transporten 84, 86, 87 „ van het vaste recht 90, 91 „ „ „ verkeer . . XVI „ „ „ „ in tijds¬ volgorde . ... 87 „ van het verkeer, wagengewijze ... 87 „ van de vrachtopbrengst .... XVII Verkeer, afstands- . 55, 57, 66, 67 „ , binnen- 93 „ , buurt- 55, 66 „ , doorgaand 95 „ , lokaal 93 „ , omslag- 94 „ , onderling 93 „ , rechtstreeksch . 93, 94, 95 „ , „ binnenl. 93 „ , transit- .... 94, 95 „ , „ - in den engeren zin 95 „ , vèr- 66 „ , voorstads- . . . . 66, 67 Vervoerseenheid 7 Vervoerskosten, evenredige . w 8 „ , werkelijke. . . 6 Vervoerslengte 10 Vervoerswaarde . . . 5, 17 43, 48 „ op Java .... 17 Verzendingsweg 81 Voorwerpen van buitengewonen omvang 26 Vrachtbriefvoorschrift .... 81 Vrachtgoederen .... 23, 34, 35 Vrijdom van bagage ) Xm Vrij gewicht van bagage $ W. Waardeclassificatie .... 17, 40 Waardeklassen .... 17, 18, 24 Waardestelsel IV, VII, 48 t/m 55, 57, 58, 92 Wagenladingen 23, 24,25, 32,33,34,50 Wagenturnus 87 Wagen, normaal- 33 „ , speciale 33 IJ. IJlgoederen 23, 34, 35 Zelfkosten 5, III, 85 der S.S. op Java . . 11 , vast deel der ... 14 , vaste 9 , veranderlijk deel der 14 , veranderlijke. ... 9 Zonen 92 STORENDE FOUTEN. Blz. 11, 7e regel van boven: Uitgevallen tusschen de woorden „welk" en „van": de woorden „op rekening". Blz. 13, 19e regel van onderen: Uitgevallen tusschen de woorden „zij" en „gebaseerd": het woord „echter". Blz. 49, 3e regel van boven: Het woord „dien" te lezen „den". Blz. 52, 8e regel van boven: Uitgevallen tusschen de woorden „van" en „wagenladingsvracht": het woord „de". Blz. 66, 7e regel van onderen: Het woord „stadverkeer" te lezen „stadsverkeer".