REGLEMENT VOOR HET WEDUWEN- EN WEEZENFONDS VAN MILITAIREN BENEDEN DEN RANG VAN OFFICIER BIJ DE KOLONIALE TROEPEN ZOOMEDE VERSCHILLENDE OP DAT REGLEMENT BETREKKING HEBBENDE VOOR NEDERLANDSCH-iNDJÊ GELDENDE BESLUITEN, VOORSCHRIFTEN ENZ. BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1909. 9318 1 REGLEMENT VOOR HET WEDUWEN- EN WEEZENFONDS VAN MILITAIREN BENEDEN DEN RANG VAN OFFICIER BIJ DE KOLONIALE TROEPEN ZOOMEDE VERSCHILLENDE OP DAT REGLEMENT BETREKKING HEBBENDE VOOR NEDERLANDSCH-INDIË GELDENDE BESLUITEN, VOORSCHRIFTEN ENZ. BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1909. Koninklijk besluit van 24 Juni 1908, n°. 78 (Ind. Staatsblad 1908 n°. 608). 24 Juni 1908 N°. 78. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van 3 Januari 1908, Afdeeling C, Iste Bureau, n°. 32; Den Raad van State gehoord (advies van 24 Maart 1908, n? 23); Gelet op het nader rapport van Onzen Minister van Koloniën, dd°. 19 Juni 1908, afdeeling G. lste Bureau, II' 3; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1. Er wordt opgericht een weduwen- en weezenfonds van militairen beneden den rang van officier, behoorende tot de koloniale troepen, welk fonds beheerscht wordt door het Reglement, dat bij dit Besluit gevoegd is en op een nader door Ons te bepalen tijdstip in werking treedt. Wat het leger in Nederlandsch-Indië betreft, worden in dit Besluit en in het Reglement onder militairen alleen de Europeesche militairen verstaan. Artikel 2. Militairen, die vóór de inwerkingtreding van het Reglement in dienst zijn getreden en van dat tijdstip af volgens de bepalingen van het Reglement deelgenoot en derhalve contributieplichtig aan het fonds zouden zijn, kunnen van dat deelgenootschap worden vrijgesteld, indien zij in Nederlandsch-Indië ten genoegen van den Com- mandant van het leger, in Suriname en Cura§ao van den Gouverneur en in Nederland van den Minister van Koloniën kunnen aantoonen, dat zij de toekomst van hunne vrouwen en kinderen voldoende verzekerd hebben. Het verzoek daartoe moet worden gedaan vóór het tijdstip, waarop het eerste contributiebedrag invorderbaar zou zijn. Artikel 3. Wij behouden Ons voor, voor elk bijzonder geval, waarin dit Reglement niet voorziet, bij een met redenen omkleed besluit eene afzonderlijke regeling te maken. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit Besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onze Ministers van Oorlog, van Marine en van Financiën, aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer en dat in het Staatsblad zal worden geplaatst. Soestdijk, den 24 Juni 1908. WILHELMINA. De Minister van Koloniën, Idenburg. REGLEMENT voor het Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen. Samenstelling van het fonds. Artikel 1. Het fonds bestaat uit bijdragen van de deelgenooten en zoodanige subsidiën ten laste van de geldmiddelen van Nederlandsch-Indië en van Nederland, als bij de Indische en bij de Staatsbegrootingen zullen worden toegestaan. Deelgenootschap en contributieplicht. Artikel 2. Met uitzondering van hen, die den leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, zijn deelgenoot in en derhalve contributieplichtig aan het fonds: а. bij de landmacht in Nederlandsch-Indië met inbegrip van de Koloniale Reserve: 1°. de gehuwde militairen beneden den rang van officier; 2°. de ongehuwde onderofficieren; 3°. de ongehuwde militairen beneden den graad van onderofficier, die kinderen hebben, welke bij hun overlijden aanspraak op onderstand zouden kunnen doen gelden; б. bij de landmacht in Suriname en in Curagao: de gehuwde en ongehuwde militairen overeenkomstig de onder a gemaakte onderscheidingen en bovendien de korporaals en soldaten, dienstdoende als tijdelijk politieagent. Artikel 3. § 1. Militairen, die bij het verlaten van den dienst betrekkingen hebben, welke bij hun overlijden aanspraak op pensioen of onderstand kunnen doen gelden, blijven ten behoeve van die betrekkingen, zoomede ten behoeve van de latere uit het op dat tijdstip bestaande huwelijk geboren kinderen deelgenoot in en derhalve contributieplichtig aan het fonds, als en zoolang zij in het genot zijn van (voortdurend of tijdelijk) pensioen of gagement. § 2. Het deelgenootschap kan bij opvolging van de voorschriften der volgende paragraaf door de in de vorige paragraaf genoemden behouden worden: 1°. wanneer zij bij het verlaten van den dienst geen recht hebben op pensioen of gagement, 2°. wanneer hun tijdelijk pensioen of gagement niet door voortdurend pensioen of gagement wordt gevolgd, of wanneer hun pensioen of gagement vervalt. § 3. Wie overeenkomstig § 2 deelgenoot wenscht te blijven moet zich daartoe, onder opgaaf van zijn werkelijke of gekozen woonplaats en van de plaats, waar zijne contributie zal worden voldaan, schriftelijk wenden in Nederlandsch-Indië tot het Departement van Oorlog, in Suriname en in Curagao tot den Gouverneur, in Nederland tot den Minister van Koloniën binnen drie maanden na den datum van ingang van het ontslag of na den dag, waarop de laatste termijn van het pensioen (gagement) of tijdelijk pensioen (gagement), vorderbaar was (1). Zij, die binnen dezen termijn overlijden en zich nopens het behoud van hun deelgenootschap niet hebben verklaard, worden geacht deelgenoot te zijn gebleven. De facultatief-deelgenooten zijn bij verandering van woonplaats of van de plaats, waar de contributie wordt voldaan, verplicht om telkens hiervan kennis te geven aan het Departement van Oorlog, aan den Gouverneur of aan den Minister van Koloniën, al naar gelang de contributie wordt voldaan in Nederlandsch-Indië, in Suriname of Curagao of in Nederland. § 4. De gewezen militair, die ophoudt betrekkingen te hebben, welke bij zijn overlijden aanspraak op uitkeering zouden kunnen doen gelden, is van de verplichting tot bijdrage aan het fonds ontheven. (') Noot van het D. v. 0. Zie het voorkomende onder I en II. van de Voorschriften, hierachter als bijlage l®tter B opgenomen Artikel 4. § 1. De contributie is verschuldigd over het nominale bedrag van: a. de militaire traktementen of verlofstraktementen; ö. de soldijen; c. de verhoogde soldijen; d. de toelagen en andere buitengewone inkomsten, welke daarvoor worden aangewezen (2), in de koloniën door het koloniaal bestuur, in Nederland door den Minister van Koloniën; e. de toelagen of gagementen, welke door vrouw en kinderen van den weder in dienst getreden militair worden genoten; ƒ. de door gewezen militairen genoten wordende pensioenen of gagementen. § 2. Militairen, tijdelijk zonder militaire inkomsten, contribueeren over het inkomen, dat zij van landswege genieten, of, indien zij zonder zulk een inkomen zijn, over het normale militair activiteitstraktement of de normale soldij, laatstelijk door hen genoten. § 3. De facultatief-deelgenooten, behalve die, wier wegens volbrachten diensttijd toegekend pensioen of gagement is vervallen, contribueeren over hét normale militair activiteitstraktement of de normale soldij, laatstelijk door hen genoten. Zij zullen daarmede zooveel tijd moeten doorgaan, als ontbrak aan hunnen diensttijd om hen aanspraak te doen verkrijgen op pensioen of gagement wegens volbrachten diensttijd, met dien verstande, dat de jaren na afloop van hun dienstverband als enkele zullen gelden. Yan dat tijdstip af zijn zij contributie verschuldigd, alsof zij den dienst hadden verlaten met het voor hun laatstbekleeden graad vastgestelde normale pensioen of gagement. De deelgenoot, wiens wegens volbrachten diensttijd toegekend pensioen of gagement vervallen is, contribu- (') Noot van het D. v. O. Zie art. 1 van het G-. B. van 7 Juni 1909, n". 1„ hierachter als bijlage letter A opgenomen. eert over een bedrag gelijk aan het vervallen pensioen; of gagement. Artikel 5. § 1. De contributie bedraagt: A. van de inkomsten, bedoeld in artikel 4 § 1 onder a—e, en § 2: 1°. voor onderluitenants en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden 6% 2°. voor militaire opzichters, adjudant-onderofficieren en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden 5% 3°. voor sergeant-majoors en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden .... ^°fo 4°. voor sergeanten en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden 3°fo 5°. voor korporaals en soldaten en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden .. 2% B. van de inkomsten, bedoeld in artikel 4 § 1 onder ƒ: 1°. voor onderluitenants en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden 5% 2°. voor militaire opzichters, adjudant-onderofficieren en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden 4% 3°. voor sergeant-majoors en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden .... 4°. voor sergeanten en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden 2% 5°. voor korporaals en soldaten en ten aanzien van pensioen of gagement met hen gelijkgestelden .. 1% § 2. Wanneer de deelgenoot wordt gepensionneerd of gegageerd naar een lageren graad dan laatstelijk door hem in het leger bekleed werd, wordt over het toegekend pensioens- of gagementsbedrag het percentscijfer geheven, vastgesteld voor den lageren graad. § 3. Wordt een deelgenoot op verzoek in graad teruggesteld, of treedt een deelgenoot of gewezen deelgenoot op nieuw in dienst in een lageren graad dan laatstelijk door hem bekleed werd, dan staat het hem vrij de contributie over het militair activiteitstraktement of de soldij in den laatstelijk door hem bekleeden graad te voldoen, teneinde aan zijn gezin bij zijn overlijden aanspraak op uitkeering uit het fonds naar dien graad te verzekeren (3). Artikel 6. De contributie, verschuldigd door een deelgenoot, die van landswege inkomsten geniet, wordt voldaan door inhouding bij de uitbetaling van die inkomsten. Artikel 7 (*). In geval de deelgenoot geen inkomsten van landswege geniet, moet de verschuldigde contributie gestort worden. in Nederland bij een der Rijksbetaalmeesters, in Nederlandsch-Indië bij een der algemeene ontvangers van 's Lands kas, in Suriname of Curagao bij een der Koloniale ontvangers en betaalmeesters. De storting geschiedt per kalenderkwartaal en moet voor elk kwartaal, waarover de contributie verschuldigd is, geschied zijn vóór het einde van het volgende kwartaal. Indien de deelgenoot zich bevindt in Nederlandsch-Indië kan de Commandant van het leger, bevindt hij zich in Suriname of in Curagao de Gouverneur, en wanneer hij zich elder bevindt de Minister van Koloniën vergunnen, dat de verschuldigde contributie wordt afgedragen, in de koloniën aan de administratie van het fonds aldaar, in Nederland aan de Directie van het fonds, die voor de storting van die gelden in de schatkist zorg dragen. Artikel 8 (4). Wanneer een militair, die tijdelijk zonder landsinkomsten is, verzuimt aan zijn contributieplicht te voldoen, wordt de achterstallige contributie met bijberekening van rente naar reden van 5 pet. 's jaars ingehouden, zoodra weder uitbetaling van zoodanige inkomsten geschiedt. (*) Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onder III van de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. (') Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onüer IY t/m VI. van de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen Artikel 9 (4). W anneer een facultatieve deelgenoot een jaar achterstallig is in de betaling van zijne contributie, vervalt zijn deelgenootschap in het fonds. Drie maanden voor het verstrijken van dien termijn wordt aan den belanghebbende eene waarschuwing gezonden, met dien verstande, dat hij zich niet kan beroepen op het niet ontvangen van de waarschuwing. Overlijdt een deelgenoot, die in de betaling van zijne contributie minder dan een jaar achterstallig is, dan heeft de invordering van het niet aangezuiverde plaats door eene inhouding ten bedrage van ten hoogste 10 pet. op de uitkeeringen uit het fonds aan het gezin. De hoegrootheid van die inhouding wordt in Nederland vastgesteld door de Directie van het fonds, in Nederlandsch-Indië door den Commandant van het leger, in Suriname en in Curagao door den Gouverneur. Artikel 10. Het deelgenootschap in het fonds vervalt eveneens, wanneer deelgenootschap in eenig ander onder Regeeringstoezicht gesteld weduwen- en wezenfonds wordt verkregen. Artikel 11 (°). § 1. Wanneer een militair eene vrouw huwt, die vijftien of meer jaren jonger is dan hij zelf, is hij verplicht om binnen één maand na de voltrekking van het huwelijk eene som in eens ten bate van het fonds te storten ten bedrage van een percentage van het voor zijn graad vastgesteld weduwenpensioen, als is aangegeven in de bij dit Reglement behoorende tabel. De leeftijd der echtgenooten wordt daarvoor gesteld op het getal levensjaren, volbracht op den dag van het huwelijk. § 2. De bepaling, vervat in de vorige paragraaf, geldt mede voor personen, die gehuwd in militairen dienst tre- (*) Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onder IV t/m VI van de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. (*) Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onder VII van de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. den, met dien verstande, dat het huwelijk wordt geacht te zijn voltrokken op den dag van indiensttreding. Deze bepaling is niet van toepassing op de militairen, die voor hetzelfde huwelijk bedoelde som reeds hebben gestort. § 3. Wanneer niet is voldaan aan de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde verplichting, wordt het verschuldigde bedrag met bijrekening van rente naar reden van 5 pet. 's jaars ingehouden op de inkomsten van den militair door extra-korting van 20 pet. § 4. Indien de deelgenoot overlijdt voordat de huwelijks-contributie geheel is voldaan, wordt het onaangezuiverde door eene korting van tien ten honderd van het pensioen der weduwe en van den onderstand van de kinderen ingehouden. Artikel 12. Behoudens de uitzondering, bedoeld in § 1 van artikel 13, zijn alle bijdragen, die verschuldigd waren op het tijdstip van hare voldoening, onherroepelijk eigendom van het fonds. De vorderingen ten behoeve en ten laste van het fonds verjaren door verloop van vijf jaar, te rekenen van den dag, waarop de vordering is ontstaan. Artikel 13 (6). § 1. Indien een deelgenoot niet behoord heeft tot de categorieën van militairen, die ingevolge de militaire voorschriften in het algemeen vergunning tot het aangaan van een huwelijk kunnen krijgen en geen betrekkingen heeft of gehad heeft, die ingeval van zijn overlijden aanspraak op uitkeering uit het fonds hadden kunnen doen gelden, worden de door hem betaalde contributiën met bijberekening van rente naar reden van 3 pet. 's jaars gerestitueerd, een jaar nadat hij den dienst zal hebben verlaten, tenzij hij weder in dienst is getreden. Wanneer een deelgenoot, als in deze paragraaf bedoeld, gedurende zijn diensttijd of binnen het jaar na het verlaten van den dienst overlijdt, worden de door hem be- (•) Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onder VIII en IX van de Yoorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. taalde contributiën met bij berekening Tan rente naar reden van 3 pet. 's jaars aan zijne erfgenamen uitgekeerd. De in deze paragraaf bedoelde rente wordt enkelvoudig berekend over geheele jaren en geheele maanden en loopt telkens van het einde van elk kalenderjaar af, waarin de inhoudingen hebben plaats gehad. § 2. Gewezen deelgenooten, die weder in militairen dienst treden, zijn verplicht om de hun eventueel gerestitueerde contributiepenningen met de rente bij de nieuwe indiensttreding in het fonds terug te storten. Wanneer zij daartoe niet in staat zijn, wordt het verschuldigde gekort op de engagementspremie, en bij onvoldoendheid daarvan het resteerende ingehouden op de inkomsten door een extra-korting van ten hoogste 20 pet. met een minimum van 5 pet., derwijze, dat de aanzuivering zoo mogelijk binnen den tijd van twee jaren zij afgeloopen. Artikel 14. Bij de berekening van de contributiën worden deelen van een cent kleiner dan een halve cent verwaarloosd, en halve centen en grooter deelen van een cent als een volle cent aangemerkt. üitkeeringen uit het fonds. Artikel 15. Aanspraak op uitkeering uit het fonds hebben de weduwen en de weezen der deelgenooten. Onder weezen worden verstaan de ongehuwde wettige (ook gewettigde) kinderen beneden den leeftijd van achttien jaar, nagelaten door een deelgenoot in het fonds. Artikel 16. Indien de deelgenoot in het huwelijk treedt, nadat hij den militairen dienst heeft verlaten, hebben zijne weduwe en zijne bij haar verwekte kinderen bij zijn overlijden geen aanspraak op uitkeering uit het fonds. Hetzelfde geldt ook voor kinderen van den deelgenoot, die eerst na het verlaten van den dienst worden gewettigd. Artikel 17. Het pensioen bedraagt voor de weduwe van den militair, die I. als dienende of gediend hebbende bij de landmacht in Nederlandsch-Indië met inbegrip van de Koloniale Reserve, laatstelijk contribueerde naar den graad: a. van onderluitenant of van een ten aanzien van het maximum-pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde ƒ 420 's jaars ö. van militair opzichter lste of 2de klasse of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde .. „ 348 „ c. van militair opzichter 3de klasse of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde „ 312 „ d. van de overige adjudant-onderofficieren of van ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelden „ 288 „ e. van sergeant-majoor of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde „ 264 „ ƒ. van sergeant of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde „ 240 „ g. van korporaal of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde „ 168 „ h. van soldaat of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde „ 144 „ II. als dienende of gediend hebbende bij de landmacht in Suriname of in Curagao, laatstelijke contribueerde naar den graad: a. van adjudant-onderofficier of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde ƒ 228 's jaars &. van sergeant-majoor of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde „ 204 „ c. van sergeant of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde ƒ 180 's jaar» d. van korporaal of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde 132 „ e. van soldaat of van een ten aanzien van pensioen of gagement met dezen gelijkgestelde „ 108 „ Artikel 18. Wanneer de deelgenoot gepensionneerd of gegageerd wordt naar een lageren graad, dan laatstelijk door hem in het leger bekleed, wordt het pensioen der weduwe en de onderstand der weezen geregeld naar den lageren graad. Artikel 19. § 1. Yoor de weezen, wier moeder aanspraak heeft op pensioen, bedraagt de onderstand: voor één kind: 0,4 van het weduwenpensioen, voor twee kinderen: 0,55 van het weduwenpensioen, voor drie kinderen: 0,70 van het weduwenpensioen, voor vier kinderen: 0,85 van het weduwenpensioen, voor vijf of meer kinderen: het volle bedrag van het weduwenpensioen. § 2. Voor de weezen, wier moeder geen aanspraak op pensioen heeft of overleden is, bedraagt de onderstand: voor één kind: de helft van het weduwenpensioen, voor twee kinderen: % van het weduwenpensioen, voor drie of meer kinderen: het volle bedrag van het weduwenpensioen. § 3. Toekenning van onderstand aan weezen. die nit verschillende moeders geboren zijn — waarbij de gewettigde kinderen, wier ouders geen huwelijk hebben aangegaan. te zamen gerekend worden als te zijn gesproten uit één huwelijk —, geschiedt voor elke groep afzonderlijk. § 4. Het totaal bedrag van de onderstanden kan het bedrag van het weduwenpensioen niet overschrijden. Indien het gezamenlijk bedrag van de onderstanden van uit verschillende huwelijken van den deelgenoot nagelaten weezen het maximum zou overschrijden, geschiedt de vermindering op die wijze, dat de verhouding, die volgens de aanvankelijke berekening tusschen de verschillende onderstanden bestaat, dezelfde blijft. Artikel 20. Het jaarbedrag van de onderstanden wordt in guldens afgerond. Onderdeelen van guldens komen daarbij voor een gulden in aanmerking. Indien onderstanden bij elkaar worden gevoegd, wordt de afronding op het totaal van de bij elkaar gevoegde onderstanden toegepast. Artikel 21. De aanspraak op uitkeering uit het fonds vervalt: a. voor eene weduwe, wanneer zij tot gevangenisstraf van drie jaren of tot eene zwaardere straf is veroordeeld en die veroordeeling in kracht van gewijsde is gegaan. De aanspraak herleeft zoodra de straf ondergaan of gratie daarvan verkregen is. Wanneer de weduwe, tegen wie zoodanige veroordeeling is uitgesproken, hare straf ondergaat in Nederland, kan door den Koning, en wanneer zij hare straf ondergaat in de koloniën, kan door het koloniaal bestuur gedurende dien tijd over het pensioen van de veroordeelde beschikt worden ten behoeve van hare kinderen. Geschiedt dit niet, dan genieten zij gedurende dien tijd onderstand, niet overeenkomstig § 1, maar overeenkomstig § 2 van artikel 19. b. wanneer de betaling gedurende vijf achtereenvolgende jaren niet is gevorderd. De aanspraak herleeft met ingang van den eersten der maand, volgende op die, waarin een verzoek tot hervatting van de uitkeering is ingekomen. c. voor eene weduwe, wanneer zij een nieuw huwelijk aangaat. Wordt liet huwelijk ontbonden, dan herleeft voor de weduwe de aanspraak op het laatstelijk genoten pensioen, tenzij zij aan haar later huwelijk aanspraak kan ontleenen: 1°. op een hooger pensioen uit het fonds of op een gelijk of hooger pensioen uit eenig ander onder Staatstoezicht gesteld weduwen- en weezenfonds; 2°. op een lager pensioen uit een ander soortgelijk fonds, in welk geval slechts het nadeelig verschil uit het fonds wordt aangevuld. Zoolang de weduwe door een nieuw huwelijk het genot van pensioen mist, genieten hare kinderen onderstand, niet overeenkomstig § 1, maar overeenkomstig § 2 van artikel 19. Artikel 22. Wanneer uit eene verklaring, afgegeven door het Hoofd van plaatselijk bestuur der woonplaats van een uit het fonds bedeelde weduwe, blijkt, dat zij die woonplaats heeft verlaten, zonder volmacht tot het waarnemen van hare zaken gegeven of orde op het beheer van dezelve gesteld te hebben, of dat zij vermist wordt, genieten hare kinderen, zoolang zij zich niet voor eene uitkeering aanmeldt, onderstand, niet overeenkomstig § 1, maar overeenkomstig § 2 van artikel 19. Meldt de weduwe vóór de verjaring van hare aanspraak -op uitkeering zich weder aan, dan wordt haar het pensioen over den verloopen tijd uitgekeerd onder aftrek van hetgeen hare kinderen meer hebben genoten dan hun volgens § 1 van artikel 19 zou zijn toegekomen. Artikel 2.3 (T). De regeling van de pensioenen en onderstanden ^geschiedt in Nederland door den Minister van Koloniën, in Nederlandsch-Indië door den Commandant van het leger, in Suriname of Curagao door den Gouverneur, na- -ƒ') Noot van het D. v. 0. Zie het voorkomende onder X van de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. dat de door die autoriteiten te vorderen bewijsstukken aan haar zijn overgelegd. Artikel 24. Wanneer pensioenen of onderstanden, ter beoordeeling van de autoriteit, die ze verleende, in strijd met de bepalingen van het Reglement zijn toegekend, kunnen zij worden herzien. Het te weinig genotene over de laatste vijf jaren wordt aan de rechthebbenden uitbetaald zonder bijberekening van rente; het te veel genotene niet teruggevorderd, tenzij de fout is toe te schrijven aan bedrog of arglist, gepleegd bij de aanvraag van pensioen of onderstand. Artikel 25 (T). Wanneer de weduwen of weezen zich in NederlandschIndië buiten Java en Madoera bevinden, kunnen de pensioenen en onderstanden, onder nadere goedkeuring, verleend worden door het Hoofd van het gewest, waarin zij verblijf houden. Artikel 26 (7). Wanneer een deelgenoot, naar het oordeel in de koloniën van het koloniaal bestuur, in Nederland van den Minister van Koloniën, als vermoedelijk overleden moet worden beschouwd, kan tot regeling en uitbetaling van het pensioen of den onderstand worden overgegaan. Artikel 27. De uitkeeringen uit het fonds gaan in met den eersten der maand, waarin het recht daarop is ontstaan, of waarin overeenkomstig het vorig artikel uitspraak is gedaan omtrent het vermoedelijk overlijden van den deelgenoot, wordende voor een kind, geboren na het overlijden van den vader, de onderstand toegekend met ingang van de maand, waarin het geboren is. Voor de na het overlijden des vaders gewettigde kin- (') Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onder X van ■de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. 2 deren wordt de aanspraak op onderstand geacht te zijn ontstaan bij dat overlijden. De nitkeeringen houden op met den eersten der maand, volgende op die, waarin het recht daarop is verloren gegaan. Artikel 28 (8). De pensioenen en onderstanden worden maandelijks uitbetaald. De autoriteit, die ze verleent, bepaalt welke bewijsstukken daarvoor moeten worden overgelegd. Artikel 29. § 1. De pensioenen en onderstanden zijn onvervreemdbaar. De rechthebbende kan daarover op geenerlei wijze beschikken, ook niet door verpanding of beleening. Indien de rechthebbende last geeft om het pensioen of den onderstand te ontvangen, kan die lastgeving altijd worden herroepen. Alle hiermede strijdige overeenkomsten zijn nietig. Behoudens het voorschrift van art. 30 worden kortingen ten behoeve van particulieren daarop niet verleend. Schulden aan den Lande kunnen te allen tijde op het pensioen en op den onderstand verhaald worden. § 2. Onder de bij § 1 verboden beleeningen zijn niet begrepen de voorschotten, door gemeentebesturen, liefdadige of tot algemeen nut werkende instellingen, hetzij renteloos, hetzij tegen matige rente verschaft, een en ander ter beoordeeling in Nederland van den Minister van Koloniën, in de koloniën van het ko oniaal bestuur. Artikel 30. § 1. Zoolang een pensioen genietende weduwe is opgenomen in eenig door het openbaar gezag erkende stichting of instelling van weldadigheid of op welke wijze ook door zoodanig gesticht of zoodanige in stelling of door eene burgerlijke gemeente wordt verpleegd, worden de (') Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onder XI van de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. verpleegkosten, zooveel mogelijk, doch in geen geval tot een hooger bedrag dan ƒ 0,55 per dag, uit het pensioen betaald. Bedraagt het pensioen minder dan ƒ 0,55 per dag, dan worden die kosten slechts vergoed met het beloop van het pensioen over het tijdvak der verpleg In geval over het tijdvak der verpleging reeds uitkeering plaats vond, worden de kosten verhaald op het pensioen over de eerstvolgende maand of maanden. De kosten van verpleging in een Landskrankzinnigengesticht worden voldaan overeenkomstig de daarvoor uitgevaardigde bepalingen. De voorgaande bepalingen zijn van toepassing op den onderstand of op het aandeel in een gemeenschappelijken onderstand van een wees, die verpleegd wordt, als in het eerste lid bedoeld is. Zoolang een wees ingevolge rechterlijk vonnis in eene Rijksinstelling wordt verpleegd, wordt zijn onderstand of zijn aandeel in een gemeenschappelijken onderstand ingehouden. § 2. Heeft de verpleging van eene weduwe of een wees, die pensioen of onderstand geniet, plaats in eenige maritieme of militaire zii-keninrichting in de koloniën, dan wel op eenigerlei wijze ten laste van de geldmiddelen dier gewesten — tenzij als gevolg van eene veroordeeling, als bij artikel 21 sub a bedoeld, — dan wordt die verpleging mede op den voet van § 1 van dit artikel zooveel mogelijk uit de uitkeeringen bekostigd. § 3. In Nederland is de Minister van Koloniën, in de koloniën is het koloniaal bestuur bevoegd om de kosten van verpleging van pensioen of onderstand genietende weduwen en weezen in buitenlands gevestigde ziekeninrichtingen of andere openbare en bijzondere instellingen van weldadigheid, welke — naar zijn oordeel — daarvoor in aanmerking komen, tot ten hoogste ƒ 0,55 per hoofd en per dag van de pensioenen en onderstanden der verpleegden te doen inhouden en aan de besturen dier inrichtingen of instellingen te doen uitbetalen. De verpleegkosten zullen echter nimmer tot een hooger bedrag dan bet beloop van het pensioen of den onderstand over het tijdvak der verpleging vergoed worden. Is het pensioen of de onderstand over het tijdvak der verpleging reeds uitbetaald, dan worden geen verpleegkosten te goed gedaan. Artikel 31 (9). Bij vertrek van eene weduwe of een wees, die pensioen of onderstand geniet, uit Nederland naar de koloniën of omgekeerd zorgt de Minster van Koloniën, in^ Nederlandsch-Indië de Commandant van het leger en in Suriname of Curagao de Gouverneur er voor, dat het pensioen of de onderstand betaalbaar worde gesteld daar, waarheen de verhuizing plaats vindt. Alsdan kan een t oorschot van twee maanden worden verleend boven het toekomende over de maand van vertrek. Door stilstand van uitkeering wordt dat voorschol aangezuiverd. Ingeval van overlijden wordt het echter niet teruggevorderd. Artikel 32 (10). Bij het overlijden van een deelgenoot zal, wanneer de begrafenis niet op kosten van den Lande plaats heeft en ook geen geldelijke vergoeding of tegemoetkoming wegens dit overlijden van Landswege wordt genoten, aan zijne nagelaten betrekkingen of boedelberedderaars tot o-eheele of gedeeltelijke vergoeding van de begrafeniskosten ten laste van het fonds worden uitgekeerd een bedrag gelijk aan twee maanden weduwenpensioen. Beheer van het fonds en toezicht op . dat beheer. Artikel 33. Het fonds wordt, onder het oppertoezicht van den Minister van Koloniën en onder het toezicht van commissarissen, beheerd door een Directeur in Nederland, met eene administratie in Nederlandsch-Indië, in Suriname en in Curagao. , De Directie is te 's Gravenliage gevestigd. De Minister van Koloniën benoemt en ontslaat don Directeur en de commissarissen en voor zooveel noodig ook de plaatsvervangers en ondergeschikte ambtenaren. n Noot van het D. v. O. Zie het voorkomende onder XII van de Voorschriften, hierachter als bijlade letter B opgenomen. (10) Idem. Zie als voren onder XIII. De Minister van Koloniën stelt de wijze vast, waarop het beheer in Nederland wordt gevoerd. Hij regelt de bezoldiging van den Directeur en van de ondergeschikte ambtenaren en de aan de commissarissen voor hunne bemoeiingen toe te kennen geldelijke vergoedingen en bepaalt de sommen, waarover de Directeur ten behoeve van daggelders, bureauhuur en andere bureaukosten mag beschikken. De inrichting der administratiën in de koloniën, zoomede de wijze, waarop aldaar het beheer wordt gevoerd, wordt door de koloniale besturen vastgesteld in overleg met den Minister van Koloniën. De kosten van beheer komen ten laste van het fonds. De Minister vau Koloniën beslist hoe de gelden zullen worden belegd en waar en hoe de geldswaardige papieren, eigendom van het fonds, worden bewaard. Artikel 34 ("). In Nederland worden alle baten van het fonds in 's Rijks schatkist gestort en geschieden de betalingen uit die schatkist door tusschenkomst van de Directie. In Nederlandsch Indië zijn de algemeene ontvangers van 's Lands kas, in Suriname en Curagao de koloniale ontvangers en betaalmeesters, belast met de ontvangsten en uitgaven van het fonds. De regelen, bii het ontvangen en betalen in acht te nemen, worden vastgesteld in Nederland door den Minister van Koloniën, voor zoover noodig in overleg met den Minister van Financiën, in de koloniën door het koloniale bestuur. , De wijze van verantwoordig aan de Directie van de in de koloniën gedane uitgaven en ontvangsten voor het fonds wordt door den Minister van Koloniën geregeld. De Directeur is uitsluitend rekenplichtig aan den Minister van Koloniën. Artikel 35. Voor het einde van elk jaar zendt de Directie van het fonds aan den Minister van Koloniën een omstandig verslag van den staat van het fonds en van haar werkzaamheden in het afgeloopen jaar. (") Noot van het D. v. 0. Zie het voorkomende onder XIY van de Yoorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. Artikel 36. Om de vijf jaren stelt de Directie van het fonds een nauwkeurig onderzoek in, in hoeverre de op het fonds rustende verplichtingen door de inkomsten en bezittingen van het fonds worden gedekt en wordt in verband daarmede een wetenschappelijke balans opgemaakt. Artikel 37 (12). In het belang van het in artikel 36 bedoelde onderzoek zijn de deelgenooten, die niet meer in militairen dienst zijn, verplicht om uiterlijk op 31 Maart van ieder jaar vragenlijsten omtrent de mutatiën in hun gezin in te vullen en in te dienen, in Nederland aan het Departement van Koloniën, in Nederlandsch-Indië aan het Departement van Oorlog, in Suriname en in Cura§ao aan den Gouverneur. Na den 31steQ Maart wordt den deelgenooten, die verzuimden hunne opgaven in te zenden, een termijn tresteld, binnen welken zij als nog aan hunne verplichting hebben te voldoen. Wordt hieraan dan nog niet voldaan, dan kan in Nederland door de Directie van het fonds, in NederlandschIndië door den Commandant van het leger en in Suriname en Cura^ao door den Gouverneur, al naarmate de nalatige in Nederland of buiten de koloniën, dan wel in de koloniën verblijf houdt, eene boete worden opgelegd van vijftig cent per maand, zoolang de deelgenoot in gebreke blijft de opgaaf in te zenden. Slotbepaling. Artikel 38. Wanneer geschil ontstaat over de toepassing van dit Reglepient, wordt daarin door den Koning voorzien bij een met redenen omkleed besluit. (") Noot van het D. v. 0. Zie het voorkomende onder XV van de Voorschriften, hierachter als bijlage letter B opgenomen. TABEL. Tabel behoorende bi artikel 11 van het Reglement. Ouderdom Ouderdom van de vrouw in jaren. van den man —- ■, ; r — in jaren. 15 i6 17 18 19 20 21 22 23 24 ' 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 , jh — — 30 25 31 27 25 32 80 28 26 33 88 31 29 26 34 36 84 32 80 27 35 40 38 86 34 31 28 36 44 42 40 38 35 32 28 37 49 47 45 42 39 36 32 28 38 54 52 49 46 48 40 37 33 29 39 59 57 54 51 48 45 42 38 84 30 40 65 62 59 56 53 50 47 44 40 35 30 41 70 67 64 61 58 55 51 47 43 39 34 30 42 75 72 69 66 63 60 56 52 47 42 38 34 31 43 80 77 74 71 68 65 62 57 52 47 42 38 35 32 44 85 82 79 76 73 70 65 60 55 50 46 42 39 36 33 45 90 87 84 81 78 75 70 65 60 55 50 46 43 40 37 34 46 96 93 90 87 84 80 75 70 65 60 55 51 48 : 45 42 89 35 47 108 99 96 93 89 85 80 75 70 65 60 56 53 50 47 44 40 36 48 110 106 102 99 94 90 85 80 75 70 65 61 58 55 52 49 45 41 37 49 117 113 109 105 100 95 90 85 80 75 70 66 63 : 60 57 54 50 46 42 38 50 125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 75 72 69 66 63 60 56 52 48 44 40 51 134 129 124 118 113 109 104 99 94 89 84 80 76 73 70 66 62 58 54 50 46 42 52 144 139 134 128 123 119 114 109 104 99 94 89 84 80 76 72 68 64 60 56 52 47 43 53 155 150 145 139 134 130 125 120 115 110 105 100 94 88 83 78 74 70 66 62 58 53 48 44 54 167 162 157 152 147 142 137 132 127 122 117 110 103 96 90 84 80 76 72 68 64 59 54 49 45 55 180 175 170 165 160 155 148 141 134 127 120 114 108 102 96 90 86 82 78 74 70 66 61 56 51 46 56 193 188 183 178 173 167 160 153 145 137 130 124 118 112 106 100 95 90 86 82 78 73 68 62 57 52 47 57 207 202 196 190 184 178 171 164 156 148 140 133 127 121 115 110 105 101 96 91 86 81 76 71 65 59 53 48 58 221 215 209 202 195 188 181 173 165 157 149 142 136 < 130 125 120 115 110 105 100 94 89 84 78 72 66 60 54 49 59 235 228 221 213 205 197 189 181 173 165 157 150 144 139 134 130 125 119 113 107 102 97 91 85 79 73 67 61 55 50 60 250 241 232 223 214 205 196 188 180 172 165 159 154 149 145 140 134 128 122 116 jllO 104 98 92 86 80 74 68 62 56 50 Behoort bij het Koninklijk besluit dd. 24 Juni 1908 (Staatsblad II- 211). Mij bekend, De Minister van Koloniën, IDENBURGr. ■ Bijlage letter A. Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indië van 7 Juni 1909 n°. 1 (Staatsblad n° 309). Gelet op het Koninklijk besluit van 24 Juni 1908 n; 78 (Indisch Staatsblad Il! 608), enz. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstel ijk: Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 § 1 punt d van het Reglement voor hot Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen (Staatsblad 1908 n? 608), vast te stellen den aan dit besluit gehechten staat houdende aanwijzing van de toelagen en andere buitengewone inkomsten, waarover contributie verschuldigd is. Ten tweede: Te bepalen dat, voor zooveel aangaat de bij het Leger voor memorie gevoerde, tijdelijk in 's Lands burgerlijken dienst geplaatste militairen, die deelgenoot in vorengenoemd fonds zijn, alsook aangaande de uit dat fonds bedeeling genietende weduwen en weezen, door de betrokken ordonnateurs en hulpordonnateurs zoo spoedig mogelijk na afloop van elke maand aan het Departement van Oorlog (Ye Afdeeling) eene opgave zal worden gezonden van alle veranderingen betreffende den burgerlijken stand van die personen en hun gezin, alsmede, voor zooveel vorenbedoelde militairen aangaat, betreffende alle mutatiën van invloed op het bedrag hunner inkomsten en alle mutatiën van overgave en overname. Ten derde: Te bepalen dat dit besluit in werking zal treden gelijktijdig met het in artikel 1 genoemd Reglement. Extract enz. STAAT, behoorende bij het besluit van den GouverneurGeneraal van 7 Juni 1909 n! 1 (Staatsblad II- 309). Aanwijzing van de toelagen en andere buitengewone inkomsten, bedoeld in artikel 4, § 1, punt d van het Reglement voor het Weduwen- en Weezenfonds van militairen,beneden den rang van Officier bij de koloniale troepen (Staatsblad 1908 n? 609). Door militairen, deelgenooten in het fonds, is contributie verschuldigd over: o De toelagen, toegekend krachtens het militair tarief ff 46a (Staatsblad 1878 ff 111), zooals dat tarief is of nader zal worden gewijzigd of aangevuld. 5. De inkomsten, toegekend krachtens het militair tarief ff 46ö (Staatsblad 1882 ff 99), zooals dat tarief is of nader zal worden gewijzigd of aangevuld, me t uitzondering van de inkomsten vermeld in: af deeling E (laboreergelden); „ I, § 20, voor zooveel betreft de werkgelden voor arbeid aan de geniewerken van militairen, niet behoorende tot of gedetacheerd bij het korps geniewerklieden; afdeeling K, voor zooveel betreft de aan gedetineerden toegekende dag- of werkgelden; en afdeeling M, § 23; en voorts met dien verstande, dat van de krachtens afdeeling G toegekende daggelden de contributie steeds wordt geheven van het % gedeelte van i het volle daggeld, ook al wordt dit slechts gedeeltelijk genoten. « De inkomsten, toegekend krachtens het militair tarief ff 46c (Staatsblad 1882 ff 99), zooals dat tarief is of nader zal worden gewijzigd of aangevuld, voor zooveel betreft de inkomsten bedoeld bij: afdeeling D (remuneratie voor betaalmeesters bij de geniewerken); afdeeling F (werkloon voor hoefbeslag en hoevensnijden); afdeeling G (indemniteit voor het doen van reparatiën aan harnachement bij de Cavalerie en het Remonte-depót); afdeeling K (betaling voor het scheren en voor aanschaffing van scheerbehoeften in de militaire h°spi" talen), mét dien verstande, dat de contributie slechts wordt geheven over het % gedeelte van het genoten bedrag; afdeeling X1 (toelagen voor bij den Trein verrichten zadelmakers- en wagenmakersarbeid en voor het beslaan en het hoevensnijden van de treinpaarden); afdeeling AA (toelagen aan koks en bijkoks in de militaire hospitalen); en afdeeling HH (toelagen aan remonteberijders der Cavalerie en der Artillerie). d. Alle reparatieloonen, na aftrek van het c. q. daaronder begrepen bedrag der kosten van de vereischte door den rechthebbende te betalen grondstoffen en verwisselstukken. e. Alle overige, niet in de militaire tarieven opgenomen inkomsten (1), welke geregeld, dus niet wisselvallig (nu en dan voor enkele dagen), worden genoten en met uitzondering van die, welke zijn verbonden aan ordeteekenen, dan wel zijn of worden toegekend: le. ter voorziening of tegemoetkoming in uitgaven voor voeding, kleeding, uitrusting, huisvesting of reis- en verblijfkosten van den deelgenoot of diens gezin; 2°. als vergoeding of als restitutie van ten behoeve van 's lands dienst uit te geven of uitge'geven bedragen. (') Noot van het D. v. 0. Van inkomsten, opgenomen in andere dan de sub a t/m d bedoelde tarieven, is dus geen contributieverschuldigd. Bijlage, letter B (met 6 modellen). VOORSCHRIFTEN ter uitvoering van verschillende bepalingen van het Reglement voor het Weduwen-en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen, voor zooveel aangaat de in Nederlandsch-lndië aanwezige deelgenooten en deelgerechtigden en voor zoover de vaststelling dier regelingen door den Commandant van het Leger behoort te geschieden. (Vastgesteld bij Kabinetsbeschikking van den Commandant van bet Leger dd°. 4 Mei 1909). I. Alle aan den Commandant van het Leger of aan de administratie van het fonds in Ned.-Indië gerichte verzoeken, mededeelingen enz., betreffende het fonds, behooren te worden geadrcsserd aan: „het Departement van Oorlog (Vde Afdeeling); „Administratie van het Weduwen- en Weezenfonds van „militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen te Batavia". II. Reglement art. 3 § 3. De verklaring van den belanghebbende, nopens zijn wensch om (facultatief) deelgenoot te blijven, behoort te worden opgemaakt, volgens bijgaand model I. Aan deelgenooten, die in Nederlandsch-Indië het Leger met paspoort verlaten en deelgerechtigde betrekkingen hebben wordt door den korps- of detachementscommandant een formulier der verklaring uitgereikt. Voor de overigen wordt bij de ontvangers van 's Lands algemeene kassen zulk een formulier verkrijgbaar gesteld. Een extract uit de naar aanleiding van die verklaring door het Departement van Oorlog genomen beschikking, houdende tevens de regeling van de betaling der door den deelgenoot verschuldigde contributiën (w.o. c.q. ook schulden aan het fonds), wordt gezonden aan den ontvanger der landskas, aangewezen voor de storting der contributiën. Ook de deelgenoot ontvangt een extract als vorenbedoeld, welk stuk door hem bij elke storting wordt overgelegd en waarop door den ontvanger der landskas d& gestorte bedragen telkens worden gecertificeerd. In de door den deelgenoot, bij verandering van woonplaats in Ned.-Indië, bij verandering van de landskas waar de contributie wordt voldaan, alsook bij vertrek naar Nederland, aan het Departement van Oorlog te zenden door hem onderteekende kennisgeving, behooren te zijn vermeld zijn naam, voornamen en het algemeen stamboek nummer waaronder hij laatstelijk bij het Leger heeft gediend, en voorts: a. bij verandering van woonplaats in Ned.-Indië: de nieu we woonplaats en het gewest, waarin zij is gelegen, 5. bij verandering van de landskas voor de storting, de nieuwgekozen landskas; c. bij vertrek naar Nederland: de datum van vertrek en de naam van het stoomschip, waarmede de reis zal worden aanvaard. De deelgenoot moet bovendien, onder overlegging van vorenbedoeld extract, van eikeverandering van landskas en eveneens van vertrek naar Nederland, vóór zijn vertrek kennis geven aan den voor de inning zijner contributie aangewezen ontvanger, dieop het extract de mutatie vermeldt en de c. q. nog onaangezuiverd gebleven restanten schuld aan het fonds certificeert. Uit Nederland aangekomen facultatieve deelgenooten, behooren van hunne aankomst zoo spoedig mogelijk kennis te geven aan het Departement van Oorlog, onder opgave van de plaats van vestiging in Ned.-Indië en van de landskas, bij welke zij hunne contributie wenschen te storten. . Door facultatieve deelgenooten is contributie verschuldigd van en met den dag, volgende op dien waarover liet laatst contributie als gewoon deelgenoot verschuldigd was. In het geval, bedoeld in artikel 3, § 3, abnea van het Reglement, n.1. dat een binnen den gestelden termijn van 3 maanden overleden deelgenoot zich nog niet no pens het behoud van het deelgenootschap heeft verklaard, wordt de gewone contributie, door hem als facultatief deelgenoot tot aan zijn overlijden verschuldigd, ingevorderd door inhouding ten bedrage van ten hoogste 10 procent op de uitkeeringen uit het fonds aan het gezin. De hoegrootheid der inhouding wordt vermeld in het besluit, waarbij de uitkeeringen worden geregeld. III. (Reglement art. 5 § 3). Bij het kennisgeven van hunne terugstelling aan deolgenooten, die in graad worden teruggesteld, zoomede bij het weder in dienst treden van deelgenooten of gewezen deelgenooten in een lageren dan den laatstelijk door hen bekleeden graad, behoort hun, indien zij alsdan in de termen vallen om deelgenoot te kunnen blijven (weder te kunnen worden), dadelijk te worden afgevraagd of zij wenschen te (blijven) contribueeren naar den vroegeren hoogeren graad. Latere verzoeken dienaangaande blijven buiten beschouwing. IV. (Reglement art. 7). De contributie, verschuldigd door facultatieve deelgenooten, wordt gestort in de daarvoor aangewezen landskas. Van militairen (deelgenooten), die zeer t ij d e1 ij k geen ink omsten van landswege genieten, wordt de over dien tijd verschuldigde contributie ingevorderd, zoodra zij weder in het genot van zoodanige inkomsten zijn getreden. De invordering heeft plaats door extra-inhouding van 20 procent op de inkomsten. Is echter het tijdvak, waarover door een militair geen inkomsten van,landswege worden genoten, van zoo langen duur, dat hij, door gedurende dien tijd geen contributie te betalen, in die betaling achterstallig zou zijn, dan kan hij naar verkiezing de contributie kwartaalsgewijze storten bij de administratie waatoe hij behoort, dan wel bij eene algemeene landskas. Bij nalatigheid iri de storting der contributie door facultatieve deelgenooten of door militairen als vorenbedoeld, gaat de achterstalligheid in de betaling in met den eersten dag van het tweede kalenderkwartaal, volgende op dat, waarin het tijdvak valt waarover de contributie verschuldigd is. y. (Reglement art. 8). De invordering van door militairen verschuldigde achterstallige contributie (c.q. + rente)^ heeft plaats door extra-inhouding van 20 procent op de inkomsten. De rente wordt enkelvoudig en over geheele kalenderkwartalen berekend, nl. elk kwartaal over het bedrag dat aan het einde van datzelfde kwartaal nog van de achterstallige contributie onaangezuiverd is gebleven en met dien verstande dat, bij overlijden van den deelgenoot, over het kwartaal van overlijden geen rente in rekening wordt gebracht. VI. (Reglement art. 9). De waarschuwing van facultatieve deelgenooten, die negen maanden achterstallig zijn in de ^ betaling van hunne contributie, geschiedt schriftelijk door den ontvanger der voor de storting dier gelden aangewezen landskas. . Het, bij overlijden van een in de betaling der contributie achterstallige (gewone of facultatieve) deelgenoot, op de uitkeeringen uit het fonds aan zijn gezin in te houden bedrag, zoomede de hoegrootheid der inhouding, worden vermeld in het besluit waarbij die uitkeeringen geregeld worden. VII. (Reglement art. 11). De rente van niet binnen een maand na de voltrekking van het huwelijk betaalde huwelijkscontributie wordt enkelvoudig en over geheele kalenderkwartalen berekend, nl. elk kwartaal over het bedrag dat aan het einde van datzelfde kwartaal nog onaangezuiverd is gebleven en met dien verstande, dat over het kwartaal waarin het huwelijk is voltrokken, alsook, bij overlijden van den deelgenoot, over het kwartaal van overlijden, geen rente in rekening wordt gebracht. Het, bij overlijden van een deelgenoot, nog als huwelijkscontributie (c. q. + rente) onaangezuiverd gebleven en op de uitkeeringen uit het fonds aan het gezin in te houden bedrag wordt vermeld in het besluit, waarbij die uitkeeringen geregeld worden. VIII. (Reglement art. 13 § 1). Ten behoeve van iederen militair, die deelgenoot in het fonds wordt (of op nieuw wordt) en alsdan behoort tot de deelgenooten bedoeld in artikel 13 § 1, le alinea, van het Reglement, wordt aangelegd, een contributieboekje, volgens bijgaand model II, waarin alle door hem aan het fonds betaalde gelden worden ingeschreven. Het boekje wordt aangehouden, totdat de deelgenoot ophoudt te behooren tot de militairen hiervoren bedoeld, naar Nederland vertrekt, den militairen dienst in Xed.-Indië verlaat, dan wel het deelgenootschap verliest. Gelijkerwijze wordt gehandeld met in Nederland aangelegde contributieboekjes van de in Xed.-Indië aangekomen militairen. In Januari van elk jaar en bovendien bij overgang van den militair naar een ander troepengedeelte of naar een andere administratie, behoort het boekje door den contribuant te worden afgeteekend. Heeft de betrokkene bij het verlaten van den dienst nog aanspraak op restitutie van de betaalde contributiën, dan wordt hem het laatste blad van dat boekje (d. i. het formulier der aanvrage om terugontvangst der gelden) uitgereikt. De contributieboekjes van onderofficieren, die gedegradeerd dan wel tot den graad van korporaal of tot soldaat teruggesteld zijn, worden, voor zoover daarin geen verdere boeking van gestorte bedragen (tot aanzuivering van schuld aan het fonds) behoeft plaats te hebben, bewaard bij de administratie, waartoe de betrokkene behoort en 3 bij overgave van dien militair naar eene andere administratie mede overgegeven, totdat hij, mits nog aanspraak hebbende op restitutie van de betaalde gelden, op nieuw den graad van onderofficier bereikt (in welk geval het boekje weder op de gewone wijze wordt aangehouden), dan wel totdat hij de aanspraak op restitutie verliest, naar Nederland vertrekt, overlijdt of in NederlandschIndië den militairen dienst verlaat. De contributieboekjes, welke, om de hiervoren vermelde redenen, niet langer moeten worden aangehouden of bewaard, worden, na afsluiting en na onderteekening door den contribuant, opgezonden aan het Departement van Oorlog, uitgezonderd die van naar Nederland vertrekkende bij het leger dienende militaire n. Laatstbedoelde boekjes worden gevoegd bij de overige aan het Ministerie van Koloniën te zenden stukken (o. a. bedoeld bij de Algemeene Order 1900, II5 31, art. 38, punt g). Het vorenstaande geldt mede ten aanzien van militaire deelgenooten, die in 's Lands burgerlijken dienst zijn geplaatst en als zoodanig bij het Leger voor memorie worden gevoerd. In dat geval is de betrokken ordonnateur of hulpordonnateur belast met de aanhouding en opzending van het boekje en met de uitreiking van het laatste blad daarvan. De door gewezen deelgenooten in Nederlandsch-Indie aan de administratie van het fonds in te zenden aanvrage om restitutie der betaalde contributiegelden behoort niet vroeger te worden ingediend dan 14 dagen vooi 35 „ 1 » ® " „ „ 20 „ 6 „ dat is gelijk (ƒ 70 + 75 + 52.50 + 10) of ƒ 207.50 gedurende 1 jaar, gevende ƒ 6.22» rente, zoodat totaal kau ■worden uitbetaald ƒ 105 + ƒ 6.225 = ƒ 111.-^2 . WEDUWEN- EN WEEZENFONDS VAN MILITAIREN BENEDEN DEN RANG VAN OFFICIER BEHOORENDE TOT DE KOLONIALE TROEPEN. De ondergeteekende (*) die op (2) 19.... den militairen dienst als (3) stamb. no heeft verlaten, verzoekt uitbetaling van de contributiën, die van zijn inkomsten ten behoeve van het bovengenoemde fonds zijn ingehouden (4) (°) Plaats I Straat of gracht in Nederland | Nummer in Ned.-Indië: Gewest In te vullen: (') Naam en voornamen. (') Datum. (') Laatst bekleede graad. (*) In Nederland te vermelden op welke wijze hij het geld wenscht te ontvangen, persoonlijk of per post. In Nederlandsch-Indië te vermelden bij welke algemeene landskas de uitbetaling gewenscht wordt. (') Handteekening. HIEK LANGS AF TE SNUDKN. Deze aanvraag te zenden aan de administratie van het fonds in Indië of de Directie in Nederland 14 dagen voor den datum waarop uitbetaling mag plaats hebben, onder bijvoeging door gegageerden of gepensionneerden van hunne gagements- of pensioens-akte, door gepaspoorteerden van hun paspoort, dan wel, indien hun ter vervanging van die stukken andere mochten zijn uitgereikt, deze laatste. Ten einde vertraging in de uitbetaling te voorkomen wordt den gewezen contribuant aanbevolen voor het geval hij na het verlaten van den dienst van Indië naar Europa of van Europa naar Indië vertrekt, daarvan kennis te geven aan de administratie of aan de Directie van het fonds. P.M. Bij weder in diensttreden vervalt het recht op de resititutie. Model III. VERKLARING. De ondergeteekende (a) verklaart dat de op den (&) 19.... te (c) overleden (d) , (e) bij zijn overlijden deelgenoot was in het Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen en als zoodanig laatstelijk contribueerde naar den graad van (f) Te , den 19.... (Handteekening) (a) Kwartiermeester of administrateur van het of Gewestelijk Intendant van of omschrijving van de ambtelijke betrekking van den betrokken ordonnateur of hulpordonnateur (Directeur van Resident van enz.). (b) Datum waarop de militair is overleden. (c) Plaats van overlijden. (id) Door wijlen den deelgenoot bij zijn overlijden bekleeden militairen graad. (e) Naam en voornamen van wijlen den deelgenoot. (f) Militaire graad, naar welke door wijlen den deelgenoot laatstelijk contributie verschuldigd was. Model IV. VERKLARING. De ondergeteekende, Ontvanger bij 's Lands algemeene kas te (a) verklaart dat (j) bij het Leger laatstelijk gediend hebbende onder algemeen stamboek nummer (c) bij zijn overlijden op den (d) .... 19 te (e) pensioen ... in het genot was van militair ment • hem blJ Gouvernements Besluit van (ƒ) 19.... No toegekend naar den militairen graad van (g) en °P tijdstip deelgenoot was in het Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen. Te den 19.... (Handteekening) (a) Standplaats der landskas. (b) Namen en voornamen van wijlen den deelgenoot. (c) Algemeen stamboek nummer, waaronder wijlen de deelgenoot laatstelijk bij het Leger heeft gediend. (id) Datum van overlijden. (e) Plaats van overlijden. , (f) Daateekening en nummer van het besluit, waarbij het door wijlen den deelgenoot tot aan zijn overlijden genoten pensioen (gagementHs toegekend. ^ ƒ bedoelde pensioen (gagement) was toegekend. Model V. VERKLARING. De ondergeteekende, Ontvanger bij 's Lands algemeene kas te (a) verklaart dat (6) bij het Leger laatstelijk gediend hebbende onder algemeen stamboek nummer (c) , bij zijn overlijden op den (d) .... 19.... te (e) : was facultatief deelgenoot in het Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen; aan genoemd fonds contribueerde naar den militairen graad van (f) ; —nog geen jaar achterstallig was in de betaling van niet zijne contributie. Te den 19.... (Handteekening) (a) Standplaats der landskas. (ft) Namen en'voornamen van wijlen den deelgenoot. (c) Algemeen stamboek nummer, waaronder wijlen de deelgenoot laatstelijk bij het Leger heeft gediend. (d) Datum van overlijden. (e) Plaats van overlijden. (f) Graad, naar welke het bedrag der door wijlen den deelgenoot te betalen contributie was geregeld. Model VI. WEDUWEN- EN WEEZENFONDS VAN MILITAIREN BENEDEN DEN RANG VAN OFFICIER BIJ DE KOLONIALE TROEPEN. VRAGENLIJST voor deelgenooten in het fonds, die niet meer in militairen dienst zijn. VRAGEN. BEANTWOORDING. I. Over welk kalenderjaar loopt I. de beantwoording van deze lijst? II. Welke zijn Uw naam en II. voornamen? III. Onder welk alg. stamb. II' III. hebt gij laatstelijk bij het Leger gediend? IV. (Alleen te beantwoorden door IV. hen, die bij hun ontslag uit den militairen dienst eene vrouw hadden, met wie zij op dat tijdstip wettig gehuwd waren). 1. Indien Uwe hiervorenbedoel- 1. de vrouw in het laatste kalenderjaar is overleden, op welke plaats en op* welken datum heeft dat plaats gehad? 2. Indien Uw huwelijk met vo- 2. renbedoelde vrouw in het laatste kalenderjaar door echtscheiding of andere redenen is ontbonden, op welken : j VRAGEN. BEANTWOORDING. datum, krachtens welk vonnis en om welke redenen is dat geschied? 3. Indien in het laatste kalen- 5. derjaar een of meer kinderen uit vorenbedoeld huwelijk zijn geboren, van welk geslacht is ieder dier kinderen, welke zijn zijne voornamen, op welken datum en op welke plaats is het geboren? 4. Indien in het laatste kalen- 4. derjaar een of meer uit vorenbedoeld huwelijk geboren kinderen gehuwd of overleden zijn, vóórdat zij den leeftijd van 18 jaar bereikt hadden, van welk geslacht is ieder dier kinderen, welke zijn zijne voornamen, op welken datum en op welke plaats is het gehuwd of overleden? V. (Alleen te beantwoorden door V. hen, die bij hun ontslag uit den militairen dienst hadden wettige kinderen uit een of meer vroegere huwelijken en -j, gewettigde kinderen). Indien in het laatste kalenderjaar een of meer van de hierbedoelde kinderen gehuwd of overleden zijn vóórdat zij den leeftijd van 18 jaar bereikt hadden, van welk geslacht is ieder dier kinderen, welke zijn zijne VRAGEN. BEANTWOORDING. . voornamen, op welken datum en op welke plaats is het gehuwd of overleden? Aldus naar waarheid beantwoord door den deelgenoot, Te (a) , den (&) 19.. (Handteekening) (а) Plaats van indiening. (б) Datum „ „ TOELICHTINGEN. § 1. Iedere niet meer in militairen dienst zijnde deelgenoot is verplicht uiterlijk op 31 Maart van elk jaar eene door hem ingevulde vragenlijst omtrent de in het laatstvoorgaande kalenderjaar in zijn gezin voorgevallen veranderingen aan het Departement van Oorlog in te dienen. § 2. Deelgenooten, die bij het verlaten van den militairen dienst wettig gehuwd waren en bovendien op dat tijdstip hadden wettige kinderen uit een vroeger huwelijk en • — gewettigde kinderen, behooren zoowel de vragen onder IV als die onder V te beantwoorden. Voor zoover in het laatst voorgaande kalenderjaar geen veranderingen in het gezin hebben plaats gehad, wordt achter de betrekkelijke vraag als antwoord gesteld: „geen verandering". Elke vraag behoort evenwel afzonderlijk te worden beantwoord. § i5. In de beantwoording behoort niets te worden vermeld aangaande de vrouw van een deelgenoot met wie hij eerst na het verlaten van den militairen dienst wettig is gehuwd en evenmin aangaande de uit dat huwelijk geboren kinderen. De op te geven veranderingen aangaande gewettigde kinderen mogen uitsluitend betreffen de kinderen, welke door den deelgenoot reeds waren gewettigd vóórdat hij den militairen dienst verliet. § i. Een volledige en juiste opgave der veranderingen is van groot belang voor de rechthebbende betrekkingen van den deelgenoot. Vóór de toekenning van uitkeering aan door overleden deelgenooten nagelaten betrekkingen^ moeten nl. hun bestaan en aanspraken steeds door wettige bewijzen gestaafd worden, zoodat alsdan blijkende verschillen met vroeger door wijlen den deelgenoot verstrekte opgaven oorzaak kunnen zijn van belangrijke vertraging in de toekenning der uitkeeringen aan liet gezin. § 5. De ingevulde vragenlijst behoort te worden verzonden in gesloten omslag (ongefrankeerd) met het adres: Departement van Oorlog (Vde Afdeeling) Administratie van het Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang Van officier bij de koloniale troepen te BATAVIA. Bijlage letter C. TOELICHTINGEN EN BIJZONDERE BEPALINGEN van den Commandant van het Leger, in verband met het reglement voor het Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen. I. KONINKLIJK BESLUIT YAN 24 JUNI 1909, 11? 78. ad Artikel 2. (1) De aandacht wordt er op gevestigd, dat uitsluitend aan militairen, die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Reglement in aanmerking komen om deelgenoot in het fonds te worden, vrijstelling van het deelgenootschap kan worden verleend. II. REGLEMENT VOOR HET FONDS, ad Artikel 2. (2) Voor zooveel Nederla.ndsch-Indië betreft kunnen voor het verkrijgen van het deelgenootschap in aanmerking komen alleen militairen behoorende tot de landmacht in Nederlandse h-Indië (met inbegrip van de Koloniale Reserve), met uitsluiting van de slechts t ij d e 1 ij k bij die landmacht ingedeelden (gedetacheerden van het Nederlandsche Leger). (3) De kinderen, die bij eventueel overlijden van den militair (deelgenoot in het fonds) aanspraak op onderstand kunnen doen gelden (in deze bijlage verder aangeduid als deelgerechtigde kinderen), zijn diens wettige en gewettigde kinderen, zoolang zij ongehuwd en beneden den leeftijd van 18 jaren zijn (Vergelijk art. 15, 2de alinea). Vorenbedoelde kinderen zoomede de wettige vrouw van den militair zijn diens deelgerechtigde betrekkingen. ad Artikel 3. (4) Gewone deelgenooten zijn de militairen, bedoeld in artikel 2 en de gewezen (J) militairen, bedoeld in artikel 3 § 1. Facultatieve deelgenooten zijn de gewezen (*) militairen, bedoeld in artikel 3, §§ 2 en 3. (5) Deelgenooten, die bij het verlaten van den militairen dienst geen deelgerechtigde betrekkingen hebben, houden alsdan op deelgenoot te zijn. Zij behouden niettemin hunne c. q. bestaande aanspraak op restitutie van contributiegelden, bedoeld in artikel 13 § 1. (6) Wanneer gepensionneerde of gegageerde militairen het genot van hun pensioen of gagement t ij d e 1 ij k missen (wegens veroordeeling tot gevangenisstraf enz.), wordt dientengevolge het (gewone) deelgenootschap in het fonds niet door hen verloren. (Zie ook toelichting 17). (7) Het ligt in de bedoeling, dat ook de deelgenooten (met deelgerechtigde betrekkingen), die, ofschoon bij hun ontslag uit den militairen dienst recht op pensioen of gagement kunnen doen gelden en nochtlians het Leger met paspoort verlaten en dus niet in het genot van pensioen of gagement worden gesteld, hun (gewone) deelgenootschap behouden. Zij zullen echter voorloopig als facultatief deelgenoot zijn aan te merken, tot tijd en wijle zij in het genot van pensioen of gagement worden gesteld en dus voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het slotgedeelte van artikel 3 § 1; alsdan worden zij aangemerkt als gewoon deelgenoot, gerekend van af het tijdstip van ingang van hun pensioen of gagement. Treedt echter een gewezen militair, alsvoren bedoeld, op nieuw in dienst, zonder in het genot van pensioen of gagement te zijn gesteld, dan blijft hij over den tijd gedurende welke hij tiit den dienst is geweest, aangemerkt als facultatief deelgenoot. (Zie ook toelichting 8). O Gewezen militairen, die vóór het verlaten van den dienst geen deelgenoot waren, kunnen nimmer deelgenoot worden. (8) Met de in artikel 3, aan het slot der le alinea van § 3, voorkomende woorden: „den dag, waarop de laatste termijn van het enz. vorderbaar was", wordt bedoeld: de eerste dag der laatste maand, waarover aanspraak op pensioen of gagement bestond. Ook door deelgenooten, als bedoeld in de toelichting 7 hiervoren, behoort de verklaring omtrent het behoud van het deelgenootschap te worden ingediend. Militairen, aan wie bij het verlaten van den dienst een formulier der verklaring wordt uitgereikt, kunnen dat stuk desverkiezende reeds dadelijk invullen en afgeven aan den korps- of detachementscommandant, die het overlegt bij den betrekkelijken maandelijkschen mutatiestaat, betreffende deelgenooten in het fonds. (9) Uit het bepaalde in artikel 3 § 4 volgt, dat een gewezen militair, die ophoudt deelgerechtigde betrekkingen te hebben, ook ophoudt deelgenoot in het fonds te zijn. ad Artikel 4. (10) Met de in den aanhef van § 1 voorkomende woorden „het nominale bedrag" wordt bedoeld het bruto bedrag. Van met provoost of cachot gestrafte soldijgenietende militairen wordt dus de contributie geheven van de volle soldij en c. q. verhoogde soldij. (11) In artikel 4, § 1, punten b en c, zijn de s o 1 d ij e n en de verhoogde s o 1 d ij e n elk afzonderlijk genoemd, weshalve de verder in het Reglement voorkomende woorden „soldij" of „normale soldij" geen betrekking hebben op de verhoogde soldij. De in punt e aangegeven toelagen zijn die, bedoeld in artikel 30 § 2 van het Pensioensreglement, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 17 Februari 1905, n? 8 (Indisch Staatsblad li! 299) en opgenomen in de Algemeene Order 1905 n? 82. (12) Militairen, t ij del ij k zonder militaire inkomsten, als bedoeld in den aanhef van § 2 van artikel 4, zijn zij, die geen militaire doch wel civiele inkomsten van Landswege genieten (de bij het Leger voor memorie gevoerde iii 's Lands burgerlijken dienst geplaatste militairen). De verder in diezelfde § bedoelde militairen zonder inkomen van Landswege zijn b.v. de militairen met binnen- of buitenlandsch verlof zonder behoud van traktement of . van soldij, vermisten enz. Militairen op soldij, die zonder behoud daarvan in eene militaire ziekeninrichting worden verpleegd, zijn over den tijd der verpleging geen contributie verschuldigd. De aandacht wordt er voorts op gevestigd dat, afgescheiden van het bepaalde in artikel 4 § 2, ook contributie verschuldigd is van de (pensioens) toelagen en gagementen, genoten door de vrouwen en kinderen der in die § bedoelde militairen. (13) Voor zooveel aangaat de militairen, die, ingevolge het voorgeschrevene in de 2e alinea van punt & der bijzondere bepalingen en toelichtingen in afdeeling A van het militair tarief n! 3, bij overgang naar een Subsistentenkader of eene Subsistentencompagnie op de laagste infanteriesoldij zijn gebracht, wordt, bij de toepassing van het bepaalde in artikel 4 §§ 2 en 3 (le alinea) van het Reglement, als „het normale militair activiteitstraktement of de normale soldij, laatstelijk door hen genoten" aangemerkt het normale activiteitstraktement of de normale soldij, toegekend naar den graad (c. q. de positie of de betrekking) van den betrokkene en volgens het wapen of dienstvak (c. q. onderdeel daarvan) waartoe hij onmiddellijk voor den overgang bij het Subsistentenkader of de Subsistentencompagnie behoorde (dus niet dat, waarbij hij c. q. t ij d e 1 ij k was geplaatst of ingedeeld). (14) Wanneer militairen den dienst verlaten onder omstandigheden, welke het recht op verkrijging van pensioen of gagement verloren hebben doen gaan, wordt voor de toepassing van het bepaalde in artikel 4, § 3, lp alinea, hun geheele diensttijd mede in rekening gebracht. ad Artikel 5. (15) De contributie, bedoeld in artikel 4, §3, eerste alinea wordt geheven naar den maatstaf, vermeld in artikel 5, § 1, sub A. (16) Voor de toepasselijkheid van het bepaalde in artikel 5 § 3 is het geen vereischte dat de deelgenoot een gezin heeft. Ongehuwde onderofficieren echter, zonder deelgerechtigde kinderen, die tot korporaal of soldaat worden teruggesteld of ongehuwde gewezen onderofficieren zonder deelgerechtigde kinderen, die als korporaal of soldaat op nieuw in dienst treden, kunnen het deelgenootschap niet behouden (weder verkrijgen), zoodat de bepaling te hunnen aanzien uiteraard niet toepasselijk is. De hoogere contributie wordt geheven tot het percentage in artikel 5 § 1 sub A aangegeven voor den laatstelijk bekleeden hoogeren graad en uitsluitend van het bedrag dat de deelgenoot als activiteitstraktement dan wel als (gewone) s o 1 d ij in dien hoogeren graad zou genieten, bij het wapen of dienstvak en onderdeel daarvan, waartoe hij na zijne terugstelling (weder indiensttreding) behoort en c. q. verder gaat beliooren. Van de overige (belastbare) inkomsten, is de contributie verschuldigd naar den nieuwen (lageren) graad. De naar een hoogeren graad contribueerende deelgenoot, die zonder pensioen of gagement het Leger verlaat en (facultatief) deelgenoot blijft, kan, indien en zoolang hij de in artikel 4, § 3, eerste alinea bedoelde contributie moet betalen, blijven doorgaan met naar dienzelfden hoogeren graad te contribueeren en daardoor gedurende dien tijd aan zijn gezin, bij zijn overlijden, aanspraak op uitkeering naar den hoogeren graad verzekeren. ad Artikel 7. (17) Het t ij del ij k gemis (wegens veroordeeling tot gevangenisstraf enz.) van het genot van pensioen of gagement is door den deelgenoot (gepensionneerde of gegageerde) ook geen contributie verschuldigd. Wanneer echter van bedoeld pensioen of gagement uitkeering plaats vindt, hetzij ten behoeve van de vrouw enz. van den deelgenoot, hetzij aan hemzelf, is van het uit te keeren bedrag contributie verschuldigd naar het bepaalde in artikel 5 § 1, sub B. ad Artikel 8. (18) Een militair, tijdelijk zonder inkomsten van landswege, blijft dus deelgenoot, ongeacht hoe lang hij verzuimt aan zijn contributieplicht te voldoen. (Zie echter ook toelichting 19). ad Artikel 9. (19). Wanneer een deelgenoot als militair reeds achterstallig is in de betaling van zijne contributie (zie artikel 8) en, zonder achterstallige te hebben aangezuiverd, den dienst verlaat en facultatief deelgenoot wordt, wordt de duur dier achterstalligheid mede in rekening gebracht bij de toepassing van het bepaalde in de 1L* alinea van artikel 9. Wanneer dus een deelgenoot bij het verlaten van den dienst b.v. reeds 9 maanden achterstallig was in de betaling en daarna achterstallig blijft, verliest hij na 3 maanden zijn deelgenootschap. Was hij voor het verlaten van den dienst reeds een jaar of langer in verzuim en voldoet hij het verschuldigde niet voor of op den dag van ontslag, dan verliest hij reeds dadel ij k het deelgenootschap. Met het oog daarop behooren militairen alsvoren bedoeld, bij hun ontslag uit den dienst, door den korps of detachements-commandant te worden herinnerd aan hun contributieplicht en met nadruk te worden gewezen op de nadeelige gevolgen ingeval van blijvend verzuim. Yan de door een deelgenoot bij ontslag uit den dienst onvoldaan gebleven contributie wordt ook over den tijd van achterstalligheid na het ontslag rente in rekening gebracht. (20) Het in de 3e alinea van artikel 9 genoemde tijdvak „minder dan een jaar" heeft betrekking op facultatieve deelgenouten. Overigens is bedoelde alinea toei)asselijk ten aanzien 'alle deelgenooten, die bij huu overlijden achterstallig zijn in de contributiebetaling. ad Artikel 13. / (21) Het in den aanhef der le alinea van § 1 gestelde woord „deelgenoot" doelt ook op de gewezen deelgenooten, die door degradatie of door terugstelling tot korporaal of soldaat het deelgenootschap verloren hebben. De aandacht wordt er voorts op gevestigd, dat voor de toepasselijkheid der bepaling vereischt wordt, dat de belanghebbende, tij dens hij deelgenoot in het fonds was, niet heeft behoord tot de aangegeven categorie van militairen (*) enz. (22) Het bepaalde in § 2 van artikel 13 geldt ook ten aanzien van gewezen deelgenooten, die bij het weder in dienst treden niet in aanmerking komen om (op nieuw) deelgenoot te worden (korporaals en soldaten zonder deelgerechtigde betrekkingen). (23) De contributie wordt berekend over het totale nominale (d.i. bruto) bedrag van de op het betalingsbewijs voor den deelgenoot uitgetrokken belastbare inkomsten. Op de uitkomst dier berekening wordt de in artikel 14 voorgeschreven afronding toegepast. ad Artikel 15. (24) W e 11 i g e kinderen van een deelgenoot zijn ook diens natuurlijke kinderen, die door zijn opvolgend huwelijk met de (eigen) moeder gewettigd zijn "(u.1. in de huwelijksakte zijn opgenomen). Die kinderen worden dan aangemerkt als uit dat huwelijk geboren. G ewettigde kinderen van een deelgenoot zijn diens natuurlijke kinderen, ten behoeve van wie hem brieven van wettiging zijn verleend. Wanneer de deelgenoot huwt met de (eigen) moeder van zijn reeds gewettigd kind, wordt dit een uit dat huwelijk geboren wettig kind. Stiefkinderen van overleden deelgenooten hebben geen aanspraak op uitkeering. ad Artikel 16. (25) Ten opzichte van bet bepaalde in het slotgedeelte van artikel 16, zie ook artikel 27, 26 alinea, en de toelichting 29 hierna. ad Artikel 18. (26) Het in dit artikel bepaalde heeft betrekking op (*) Militairen, die ingevolge de militaire voorschriften in het algemeen vergunning tot het aangaan van een huwelijk kunnen krijgen, zyn die, bedoeld in de Algem. Order 1904, n°. 16, sub C, ad I, punten a en b. deelgenooten, die bij hun overlijden nog gepensionneerd of gegageerd militair waren, dus niet op (facultatieve) deelgenooten, wier pensioen of gagement reeds vervallen was of wier tijdelijk pensioen of gagement niet door voortdurend idem werd gevolgd. De uitkeerlngen aan de door bedoelde facultatieve doelgenooten nagelaten deelgerechtigde betrekkingen worden geregeld naar den graad, volgens welke door wijlen den deelgenoot laatstelijk moest worden gecontribuceerd. ad Artikel 19. (27) Wanneer de weduwe van een deelgenoot met een anderen deelgenoot is gehuwd en daarna op nieuw weduwe is geworden en aanspraak heeft op uitkeering uit het fonds, zijn zoowel de wettige kinderen uit eerstbedoeld huwelijk als die uit het tweede huwelijk weezen wier moeder aanspraak heeft op pensioen. De grondslag van de berekening van den onderstand der weezen is echter voor de kinderen uit elk huwelijk a f z o n d e r 1 ij k het pensioensbedrag in art. 17 aangegeven voor de weduwe van hun vader. De onderstand van gewettigde kinderen wordt steeds berekend volgens het bepaald^ in artikel 19, § 2. De onderstanden zijn het eigendom der kinderen. De voogd (dus ook de m< eder, als zij niet uit de voogdij ontzet of daarvan ontheven is) kan er over beschikken voor het onderhoud der kinderen. ad Artikel 20. (28) De aandacht wordt er op gevestigd, dat de in dit artikel bedoelde afronding uitsluitend betreft de jaarbedragen van den (totalen) onderstand der gezamenlijke kinderen van een deelgenoot, dus niet het maandelijks uit te betalen %/12 gedeelte van dien onderstand. ad Artikel 27. (29) Het in 'de 2® alinea voorkomende knn, met het oog op het bepaalde in art. 16, uitsluitend betrekking hebben op het geval dat een militair overlijdt, vóórdat is beschikt op zijn reeds ingediend verzoek om wettiging der kinderen. INHOUDSOPGAVE. BLZ. C4. t ?,0n,inko1"k besluit van 24 Juni 1908, n° 78 (Indisch staatsblad n . 608), houdende vaststelling van het Reglement voor het Weduwen- en Weezenfonds van militairen beneden den rang van Officier by de Koloniale troepen 3 t,i IJ' Gouvernements besluit van 7 Juni 1909, n°. 1 (Staatsblad n . 309), houdende Voorschriften ter uitvoering van- of betrekking hebbende op bepalingen van vorengenoemd Reglement (Bijlage L» A) b ° 26 III. "V oorschriften, vastgesteld door den Commandant van net Leger ter uitvoering van verschillende bepalingen van vorengenoemd Reglement (Bijlage La B 29 IV. Toelichtingen en bijzondere voorschriften van den Commandant van het Leger, in verband met vorengenoemd Reglement enz. (Bylage La CJ 60 ♦ 2