van geschikte leerkrachten ervoor, ofschoon dus onze Indische M.U.L.O. scholen onmogelijk zijn kunne n, wat dergelijke inrichtingen moeten zijn, heeft men toch het einddiploma ervan gelijkgesteld aan dateener H.B S. met 3 j. c. en aan het overgangsbewijs naar de vierde klasse eener H.B.S. met 5 j.c., behalve dan dat het geen toegang verleent tot de hoogere klassen van laatstgenoemde inrichtiDg. Meer nog, voor post- en telegraphie, voor toelating tot den zeevaartcursus is voldoende einddiploma van een M.U.L.O. school of van een H.B.S. met driejarigen cursus, dan wel overgangsbewijs van de vierde naar de v ij f d e klasse eener H.B.S. met vijfjarigen cursu9. Het einddiploma der M.U.L.O. scholen is geworden een getuigschrift voor eindonderwijs, tevens toelatingsbewijs voor voortgezet onderwijs. Waar de particuliere scholen in Holland ten minste nog twee eindexamens voor M.UL.O. hebben geeft hier één papier bevoegdheid èa om betrekkingen te bekleeden èa om de studie voort te zetten. Toch is tot heden de toeloop tot de H. B. S.n niet verminderd! Om dit aan te toonen, moeten we nagaan het aantal der jonge lui, die zich aangegeven hebben voor de middelbare scholen, niet dat der gesiaagdeD, zooals veelal gebeurt. Dit laatste hangt voor een groot gedeelte af van de opvatting der examen.commissie en die opvatting kan verschillend zijn in opeenvol. gende jaren. Aangegeven nu hebben zich in 1910; 770 candidaten, in 1911 ongeveer hetzelfde aantal, in 1912 : 800 examinandi, in 1913: 797. De H. B. S.n b ij ven de inrichtingen, waaraan door het groote publiek de voorkeur gegeven wordt. Da Indische Regeering is tegen uitbreiding van ons M. O., de Regeering in Nederland eveneens, daarin druk gesteund, door het Kamerlid Bogaardt. Men wil de resultaten van het M.U.L.O. afwachten, alsof die slecht kunnen zijn, als men eenvoudig bevoegdheden toekent aan de bezitters van het einddiploma en er nergens sprake is van, noch gelegenheid gegeven wordt tot een vergelijking tusschen middelbaar en meer uitgebreid.! Want, als jonge lui langs deze twee verschillende wegen in het praktische leven gekomen, eenigen tijd gewerkt hebben, wie kan en zal ze dan beoordeelen met het oog op het vroeger genoten onderwijs? Alleen zij, die overgaan naar inrichtingen van voortgezet onderwijs leveren waarnemings materiaal. Maar niemand gaat van een hoogere buigerschool naar zulk een inrichting, als men er komen kan langs het M.U.L.O. nu de Regeering zulke duidelijke blijken geeft van voorliefde voor dezen laatsten tak van onderwijs, vooral ook omdat de toelating tot een M.U L.O. school zooveel gemakkelijker is dan die tot een middelbare en men er voor verschillende betrekkingen komen kan in een jaar minder. VergelekeD, grondig vergeleken, zullen de H. B. S. en de M.U.L.O. scholen dus nooit kunnen wornen. Resultaten zal men bijgevolg alleen beoordeelen naar de aan de bezitters van het einddiploma toegekende voorrechten en — deze schenkt de R°geering zooveel za wil aan de oud leerlingen der M.U.L.O. scholen! Iotusschen geloof ik, dat op kantoren en bij verschillende takken van dienst de M. U. L. O. ers zeer goed op hun plaats zullen zijn. Ik wraak dan ook het M. U. L. O. niet als opleiding voor de praktijk, maar ik betwijfel of het ooit kan worden voorbereiding tot voortgezet onderwijs. Die twijfel berust voor het oogenblik grootendeels nog op theoretische gronden, die ik straks aan zal geveD. Als motief, genomen uit de praktijk, heb ik alleen de getuigenis van Dr. Noordhoek Hegt, directeur der S. t. o. v. i. a. Deze krijgt zijn leerlingen voor de Geneeskundige Afdeeling uit den aan de S. t. o. v. i. a. verbonden voorbereidenden cursus, welke vergel-ken kan worden met een M. U.L. O. school. Het programma ervan omvat niet zooveel vakken als dat der M.U. L. 0. scholen, doch in de vakken, die er onderwezen wordeD. gaat men veel verder, Dr. Noordhoek Hegt nu geeft als zijnonder- vinding, dat, hoezeer hij ook den arbeid waardeert van ben, die er les geven, de voorbereiding totaal onvoldoende is; hij verkiest verreweg de kennis en de ontwikkeling, opgedaan aan een H. B. S. met 3j.c. Het zou hier de plaats zijn na te gaan. waarom de Regeering is tegen M.O., vóór M.U.L.O. Het kan zijn om financieële redenen ; want, 't is waar, een H.B.S. is duurder dan een M.U.L.O. school. Waar echter de Minister van Koloniën bij de jongste begrootingsdebatten gezegd heelt, dat hij gaarne subsidie zal geven aan particuliere H.B.S. " waar men daarmee zoo mild te werk gaat, dat te Batavia alleen drie betrekkelijk kleine bijzondere H.B.S. n gesubsidieerd worden met tezamen ruim drie kwart ton 's jaars, daar mag men bet geldmotief niet aannemen. Is het uit een politiek oogpunl? Moet het openbaar onderwijs naar beneden, ot liever wil men het bijzonder onderwijs naar boven werken? Want iedere bijzondere school kan wel M.U.L.O. doen geven, doch geen M.O. Maar waarom die vragen te steller-? 't Is voldoende te weten, dat Rugeering tegen uitbreiding van M.O. is vóór M.U.L.O. en 't is dus zaak op overtuigende wijze aan te toonen, dat M.U.L.O. nooit M.O. zal kunnen en ook niet mogen vervangen Ik wil trachten dit te doen. Maar vooruit zal ik zoo scherp mogelijk definiësren de begrippen: „eindonderwijs" en „voorbereiding tot voortgezet onderwijs". Bij de debatten in de Tweede Kamer zijn die twee zoo geheel verschillende zaken niet uit elkaar gehouden; onze onderwijsspecialiteiten onder de Kamerleden hebben verzuimd te wijzen op de begripsverwarring en zelfs de deskundigen, die de eischeu omschreven voor de bovengenoemde diploma's A. en B. vonden ter onderscheiding niet veel meer dan voor diploma B: „wat meer kennis van grammatica en van de wiskundige vakken.'' Het Lager Onderwijs, zoo heelt men lang geroepen, geeft niet genoeg voor het leven. Dat is in vele opzichten waar, zelfs tegen- woordig, nadat de lagere scholen uitgebreid zijn met een zevende klas. De vraag dient nu beantwoord, wat daarvan de oorzaak is? Want wie met alleen lager onderwijs het leven ingaat, komt in betrekkingen, waarvoor hij vooral lezen, rekenen en schrijven behoeft en dit hebben leerlingen van dertien, veertien, vijftien, soms zestien jaar — zoo oud zijn de jonge lui voor wie het KleinAmbtenaarsexamen de baton de maréchal is—in voldoende mate geleerd. Ja,dat hebben ze geleerd, maar uit den aard der zaak in meer schoolschen vorm, ik zou haast zeggen als theorie. Ze hebben leeren lezen uit hun leesboekjes over onderwerpen, die binnen den gezichtskring van den schooljongen vallen, die hem boeiden door inhoud en vorm. Ia het leven, dat wil zeggen in zijn betrekking, krijgt hij heel andere lectuur onder de oogeD. Er is een groot hiaat tusschen deze en de schooliectuur en dat hiaat moet aangevuld worden onder leiding van den onderwijzer. De leerling van de lagere school schrijft zijn opstelletjes over dingen, geheel en al binnen hst bereik van een kind: hij geeft een verhaaltje weer, schrijft een brief aan oom ot tante; maar zoodra hij de school achter den rug heeft, krijgt hij zeer hiervan afwijkende onderwerpen te behandelen, onderwerpen uit het praktische leven en ook dit moet hem geleerd worden, opdat er een overgang kome tusschen school en leven. Met rekenen is het evenzoo. Een jongen heeft optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en deelen geleerd met geheeie, decimale en gebroken getalleD, leeren cijferen uit zijn rekenboek sommen gemaakt, die toepassingen zijn van het geleerde, maar zoodra hij in betrekking is, heeft hij wat andera noodig: hij moet kwitanties schrijven, postwissels invullen, berekeningen maken over levensverzekering, belasting, renten, enz. al naar gelang zijn werkkring dat meebrengt. Kennis van al die zaken moet bijgebracht worden ; de jongen moet leeren, wat hij van rekenen weet, daarop toe te passen. Zoo zou ik voort kunnen gaan met de andere vakken, die in de la gere school onderwezen worden, maar 't zou me te ver voeren. Bovenstaande is dunkt me, voldoende om aan te geven, wat de leerlingen der lagere scholen, na het daar genoten onderwijs, nog noodig hebben om met zekere praktische geschiktheid het leven in te kunnen gaan. In het kort geformuleerd: die leerlingen moeten niet meer weten dan ze op de lagere school geleerd hebben, maar ze moeten het daar geleerde in toepassing weten te brengen. Het onder, wijs nu, dat hen daarheen voert, dat als het ware de brug is tusschen de lagere scbool en het leven, dè,t is het eindonderwijs van de lagere school. Deze zelf mag en kan de praktische bekwaamheid, waarop ik doel, niet geven. Een deel der leerlingen behoeft ze niet en al de beschikbare tijd is noodig om er de gronden voor te leggen. Dat is, zoo komt het me voor, de reden waarom men het lager onderwijs onvoldoende acht. Voorbereiding voor voortgezet onderwijs is geheel iets anders. Wie dat geniet, b.yft voorloopig buiten de maatschappij, heeft er althans weinig mee te maken. Hij zet zijn theoretische studie voort. Liter zal hij een geheel anderen werkkring hebbeD, in een geheel andere omgeving komen dan wie alleen een lagere school heefü afgeloopen; nij moet beter zijn gedachten uit kunnen drukken dan deze, moet ook over geheel andere onderwerpen schrijven, dient dus meer taaien stelonderwijs te hebben. Zijn rekenen behoort, met het oog op latere studie, uitgebreid te worden met wetenschappelijke wiskunde—deze term genomen als tegenstelling van de populaire meetkunde, die het eindonderwijs der lagere schooi behoeft — hij moet meer aan vreemde talen doen, daarbij niet enkel doelende op de praktijk, in het kort, hij moet geschikt gemaakt worden voor den hoogeren arbeid, die hem wacht en voor de gehetl andere kringen, waarin hij verkeeren zal. Met bovenstaande heb ik niet in bijzonderheden willen typeeren de meer uitgebreid lagere en de middelbare school. Ik heb alleen getracht het onderscheid duidelijk te maken tusschen „eindonderwijs" en » voorbereiding voor voortgezet onderwijs'*, om dan dadelijk de conclusie te trekken, dat beide onmogelijk in één scbool samen kunnen gaan. Dat de Hollandsche instituteurs dat wel mogelijk achten, ik begrijp het Diet 6n moet het alleen toeschrijven aan de zucht om hun scholen, ongeveer alle particuliere inzichtingen, sterker te bevolken. Maar, zou men tegen kunnen werpen, als nu ionge lui een H. B. S. bezoeken, driejarig of vijfjarig, en na het derde jaar de school verlaten om het leven in te gaan, zooals er velen doen, dan is voorbereiding voor voortgezet onderwijs voor hen toch eindonderwijs. Zeker, maar die jonge lui hadden eigenlijk geen H. B. S. bebooren te bezoeken; ze hadden M. U. L. O. moeten volgen. Tenzij ze nog konden meemaken een cursus van twee, drie jaar waar eindonderwijs gegeven werd van de driejarige H. B. S., welk eindonderwijs een meer speciaal karakter zou moeten hebbeD, minder algemeen dan dat van de lagere school, omdat de leerstof uit den aard der zaak uitgebreider is. Naast lessen, voor allen bestemd, bijv. in talen, zouden er moeten gegeven worden voor bijzondere beroepen. 't Is al wel twintig jaar geleden, dat in Nederland sommigen uit het leeraarscorps zijn begonnen met een splitsing te vragen van de twee hoogste klassen der H. B. S. met 5j.c.; ééa afdeeling zou eindonderwijs geven van den driejarigen cursus, één voorbereiding tot voortgezet onderwijs aan de universiteit of techuische hoogescbool, toen polytechnische school. Dat eindonderwijs van driejarigen cursus of van derde klasse van den vijfjarigen cursus is er tot nu toe nog niet. Het volgen van de eerste drie klassen der hoogere burgerscholen met 5j.c. of van den driejarigen cursus, zonder meer, heeft dus eigenlijk geen zin. Alleen, en dit blijkt altijd de groote moeilijkheid, wie zal uitmaken of een twaalfjarige knaap slechts drie jaar op school zal blijven dan wellangei? alleen zullen de leerlingen uit de Preanger niet meer naar het Gymnasium gaan, maar ook een niet onbeduidend aantal van de buitenbezittingen, die ongetwijfeld aan het koelere klimaat van Bandoeng de voorkeur zullen geven boven het zooveel warmere van Batavia. Het zou me niet verwonderen als daardoor genoeg leeraren vrij kwamen om personeel te vormen voor een nieuwe H. B. S. Zoodat de kosten zich zouden bepalen tot die van eerste inrichting en het salaris van een directeur. Na deze kleine uitweiding kom ik terug tot mijn onderwerp. Het M. U. L. O. moet dus zijn eindonderwijs van de lagere school, bestemd voor jonge lui, die al spoedig in eigen onderhoud willen voorzien. Het heeft daarmee een mooie, veelomvattende taak, die van een groot aantal onderwijzers, theoretici als de meeste zijn, nog heel wat van hun vrijen tijd zal vragen tot prepareeren voor goed lesgeven. Men late aan het M. O. de voorbereiding tot voortgezet onderwijs. Belast men het M. U. L. O. met beide, eind en voorbereidend onderwijs, dan geeft men het 't amphibiekarakter der middelbare school, dat de wetgever niet gewild heeft, maar,'t welk langzamerhand door den tijd geworden is en wat de opeenvolgende R9geeringen niet gekeerd hebben. Da vraag is nu gewettigd: Kan M. U. L. 0. niet gesplitst worden in twee parallel-inrichtingen, ééa voor eindonderwijs, ééa tot voorbereiding voor voortgezet onderwijs? Twee diDgen verzetten zich daartegen. Ten eerste de onmogelijkheid om een voldoend aantal leerkrachten te krijgen. Men heeft nu al moeite om het corps M. U. L. onderwijzers op sterkte te brengen en bij eventueele splitsing zouden er aan iedere school twee, drie onderwijzers meer moeten zijn. Ten tweede, de akten lager onderwijs waarborgen geen voldoende kennis bij de bezitters, dan dat deze na de lagere school nog drie jaar les kunnen geven in de meeste der vakken, welke aan de M. U. L. O. school onderwezen worden. „De Algemeeue Vergadering van „Leeraren en Leeraressen by het „M O. en d> gasten gehoord de me„dedeclingou van de Afgevaardigden van hi t Comité van Actie te „Handoeng is van nieening, dat „liet Algemeen Belang van Indië „vordert, dat het M.O. worde nit,.gobicid, in do eerste plaats door „de oprichting van een Openbare „II. B. S. mot 5 Jarigen Cursus te „Handoeng" Met algemeeue slem men werd deze motie aangenomen. Tenslotte zij nog vermeld, dat op voorstel van den Voorzitter de Leeraarsvereeniging zich bij de beweging, welke door het Actie Comi é geleid wordt, aansloot en ook verder de actie ticantieel zal steunen. w . Comité H. B. S. Actie BANDOENG. OO No. 8. „De Algemeene Vergadering van Leeraren en Leeraressen bij het M. O. en de gasten gehoord de mededeelingen van de Afgevaardigden van het Comité van Actie te Bandoeng is van meening, dat het Algemeen Belang van Indië vordert, dat het M.O. worde uitgebreid, in de eerste plaats door de oprichting van een Openbare H. B. S. met 5 jarigen cursus te Bandoeng". HET MIDDELBAAR EN HET MEER UITGEBREID LAGER ONDERWIJS. • VERSLAG DER COMITÉ-LEDEN VAN DE LEERAARSVERGADERING TE BATAVIA OP 16 MEI 1913. Preanger Bode 29 Mei e.v. Middelbaar Onderwijs en Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. (Geschreven voor de PreaDger Bode) Er is in de laatste jaren, zoowel in Nederland als in Indië een streven merkbaar om het M.U.L.O. in de hoogte te stekeD, het de plaats te doen innemen van het M.O. en dit laatste dus in een hoek te drukken. In Holland is men van particuliere zijde begonnen het meer uitgebreid lager te organiseeren. Drie vereenigingen, de „Vereeniging voor M.U.L.O.", die van Instituteurs in Nederland en de derde „tot behartiging der belangen van Christelijke Scholen voor M.U.L.O." hebben in onderling overleg eischen vastgesteld voor het eindexamen hunner scholen en twen diploma's in het leven geroepen, een voor M.U.L.O. a!s eindonderwijs, diploma A en diploma B., dat toegang geeft tot voortgezet onderwijs. Ten gevo'ge van de actie der voormannen bij het meer uitgebreid lager onderwijs zijn aan beide dip;oma'3 belangrijke voorrechten toegekend. Zoo hecht de Raad van Beheer der Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij er dezelfde waarde aan als aan het einddi. ploma eener H. B. S. met 3j.c. of aan het bewijs van overgang naar de vierde klasse eener H. B. S. met 5j.c. en wordt het diploma B. voor toelating tot de M dde:bare koloniale Landbouwschool te Deventer eveneens gelijkgesteld met de beide andere genoemde getuigschriften. Over het geheel kunnen oud-leeriingen der M.U.L.O. scholen langs meer dan twintig wegen profijt hebben van hun afgelegd eindexamen en is dus feitelijk, zoowel van staatswees als door bijzondere maatschappijen, het M.U L O. door het diploma B. op dezelfde lijn geplaatst als het M. O. , De Ineenschakelingscommissie daarentegen wil de H.B.S. op een dood spoor zetten. Volgens haar moeten alle H.B.S.n driejarig zijn en voor wie ze doorloopen heelt is de weg tot verdere studie afgesloteD. Eigenlijk: nemen in het Rapport van genoemde commissie de H.BS.n de plaats in van wat we nu verstaan onder M.U.L.O. scholen — anders en ik moet zeggen beter ingericht dan deze nu zijn —en wordt het M.O., zooals wij het kennen, geheel uitgeschakeld. In Indië wil men denzelfden kant uit als in Nederland, met dit verschil echter, dat in patria de actie vóór M. U. L. O. vooral uitgaat van de M.U.L.O. onderwijzers zelf, terwijl bier de Regeering zich tot taak gesteld schijnt te hebben het M.O., althans het openbaar, te drukken, daarentegen het M.U.L.O. op allerlei wijzen te begunstigen. Een tiental jaren geleden werden te Bandoeng, Djocjakarta, Madioen en Padang cursussen opgericht voor Voortgezet en Uitgebreid Lager Onderwijs, die geen opgang maakten om de eenvoudige reden, dat ze tot niets leidden ; dat zij, die ze doorloopen hadden geheel gelijk stonden met de zoogenaamde Klein-Ambtenaren. De middelbare scholen daarentegen liepen zóó geweldig vol, dat ze, bestuurd als hoogere burgerscholen worden, niet meer te overzien waren en genoeg leerlingen telden om ieder een schoolbevolking te leveren voor twee, drie drukbezochte H. B. S.n zooals deze in Holland zijn. Het lag in de richting meer middelbare scholen te stichten, liefst in anderen bevolkingscentra dan de drie hoofdplaatsen aan de kust. Maar ondanks de vele malen, dat door deskundigen gewezen is op de noodzakelijkheid daarvan, ondanks den drang, die uitging van de bevolking, vooral van Bandoeng, liet men het aantal H. B. S.n gelijk het was en werden daarentegen cursussen voor V.en U.L.O. vervangen door M.U.L.O. scholen, voorloopig tien, met de belofte van meer. Verder, ofschoon deze nieuwe scholen van den beginne af op zeer onvoldoende wijze ingericht waren, ofschoon men sukkelde en nog sukkelt met het krijgen Dit brengt me tot het bepalen van de plaats, die de M.U.L.O. scbool dient in te nemen in ons onderwiisorganisme, voor zoover er van onderwiisorganisme, zoowel in Nederland als in Indië gesproken kan worden. Er is beweerd, dat de meer uitgebreid lagere school de middelbare zal ontvolken en zuiveren van de elementen, die er niet thuis behooreD, dat wil zeggen van diejongelui, wier aanleg niet groot genoeg is om eindexamen te doen en daarna door te studeeren. Dit zou kunnen, als alleen het intellect bepaalde tot welke soort school kinderen toegelaten worden. Vooralsnog is dit echter niet het geval. In onze maatschappij geeft de positie der ouders en toevallige omstandigheden, vooral de woonplaats der ouders aan, of de kinderen zullen doorstudeeren dan wel vroeg in betrekking gaan. Zoons van vermogende ouders bezoeken de H.B.S., ook al zijn ze minder goed aangelegd, doubleeren desnoods eenige klassen of worden door speciale hulp bevonderd, doen eindexamen en gaan ook nog naar de universiteit, waar ze met geduld en een beetje ijver wel een graad halen, 't Is alleen maar de vraag, of papa het liedj9 uit kan zingen. Op de hoofdplaatsen trekt bijna alles naar de H. B. S. Kinderen van vermogende ouders, dat spreekt; ook die van minder vermogende. Ten eerste is een hoogere burgerschool deftiger eu al is ze de duurste inrichting voor onderwijs, omdat ze de eenige in Iudië ia —voor zoover betreft de scholen metöj.c. —waar g*en progressief schoolgeld g6heven wordt, d&ar heeft men wat voor over. Ten tweede hebben de meeste ouders geen voldoenden blik op da toekomst, geen goed begrip van het onderscheid tus^chen H.B.S. en M. U. L. 0. school. Ten derde, zoo redeneert men altijd, men kan nooit weten, wat er gebeurt. Io steden, waar geen H. B. S. gevestigd is, bezoeken de kinderen een M. U. L. O. school, als ten minste de ouders ze niet gaarne vroeg uit huis doen of het niet kunnen van wege het kostgeld. Wat volet nu uit het bovenstaande? Dat de M. CJ. L, O. scholen niet moeten zijn : scholen voor minder begaafden, maar eer voor minder vermogenden ; voor degenen, die na de lagere school nog wel eenige jaren op school blijven, doch dan, zooals het in Indië heet, „gaan werken". Verder, dat het een groote onbillijkheid is de hoogere burgerscholen te beperken tot Batavia, Semarang en Soerabaja, omdat men daardoor honderden jongelui de gelegenheid onthoudt het onderwijs te genieten, dat hun ouders voor hen verkiezen. Ea waar het 't beginsel is van onze Regeering om aan ieder te geven het onderwijs, dat hij verlangt uit een godsdienstig oogpunt, kan ze toch niet zoo inconsequent zijn te weigeren het onderwijs 'twelk begeerd wordt om maatschappelijke redenen. Dat middelbaar onderwijs gewenscht wordt, het blijkt genoeg uit de aanvragen om een H. B. S., die inkwamen van Bandoeng, Djocjakarta en Padang, van Bandoeng vooral, dat nu reeds zoo lang en met zooveel kracht ijvert om wat onderwijs betreft niet meer achter gesteld te worden bij Batavia, Semarang en Soerabaja, stedeD, die het in belangrijkheid evenaart, zoo niet overtreft. Diarbij komt nog, het is niet alleen de plicht der Regeering te geven, wat de bevolking vraagt, als het goed en nuttig is, maar ongevraagd te brengen, wat voor de maatschappij dienstig kan zijn. Ea zeker is dat een middelbare school te Bandoeng. Men heeft in de verschillende betogen gewezen op het groote aantal leerlingen uit de Preanger, die de H. B. S. te Batavia bezoeken. Men heeft vergeten de velen, die nu in Bandoeng en omgeving niet denken aan middelbaar onderwijs, omdat het er niet is, maar die zeker ervan profiteeren zouden als hun de gelegenheid geboden werd. Lag Bandoeng in Holiand, het had al lang een H. B. S. Te meer om. dat in dit geval de kosten zullen blijken minder te zijn dan men vermoedt. Een H. B. S. te Bitidoeng, dat is het eenige middel om de andere middelbare scholen, met name het overvolle Gymnasium, te ontlasten. Niet Laat ik er onmiddellijk bijvoegen, dat ik hiermede niets bedoel ten nadeele der onderwijzers. Zij toch, die alle vakken moeten onderwijzen, die door bun opleiding en de taak, die ze te volbrengen hebben, zich moesten ontwikkelen in de breedte, konden dat niet tegelijk doen in de diepte. E?n dergelijke studie in twee dimensies gaat boven de intellectueele en phyaieke kracht van ieder gewoon mensch en gewone menschen toch zijn we allen. Daarbij komt, dat voor de school zulk een veelomvattende studie niet wenschelijk zijn zou. Indien de onderwijzers, die, als ze hun taak ernstig opvatten, op de hoogte moeten blijven van nieuwere methoden, nieuw uitgekomen boeken op allerlei gebied, die hun vak- en tijdschriften moeten lezen — want dat is noodig zelts voor een gewone lagere school — indien zij zich verder wilden bekwamen in zooveel vakken, het zou zijn ten nadeele van hun schoolarbeid. Vraag het maar aan de hoofden van scholen, die bij hun personeel dames of heeren hebben, welke zich voor het een of ander eximen voorbereiden. Maar. zegt men misschien, leerlingen van de M. U. L. O. Scholen behoeven bij lange na niet zooveel te weten als hun onderwijzers. Is de kennis van die onderwijzers dan niet voldoende? Mijn antwoord hierop is beslist: neen. Voor een enkel vak misschien, maar in het algemeen niet. Bewijzen voor die stellige ontkenning ? Z9 zijn de volgende: mijn eigen ondervinding eerst als studeerend onderwijzer, later als examinator. De getuigenis van vele onderwijzers, die voor het een of ander vak doorgewerkt hebben en bijvoorbeeld eximen M. O. deden. Het feit, dat men in Holland aan de meeste M. LJ. L. O. scholen bezitters van akte A. voor talen of K' voor wiskunde heeft. Ean ander feit, dat hier in Indië Cursussen op. gericht zijn (Besluit van 26 April 1913) voor natuurkennis. Ten slotte de uitspraken van tal van voorstanders van M. U. L- O. in Nederland, van welke ik er hier eenige laat volgen. In 1906 was het plan geopperd om af- wonderlijke akten voor talen, ten behoeve van het M. U. L. O. in het leven te roepeD. Het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap zond toen aan de Afdeelingen een reeks vragen, waarop antwoorden inkwamen, die ik hier gedeeltelijk laat volgen. De Afd. Leeuwarden nam deze conclusies aan: 1 Het scheppen van meer uitgebreide akten voor L. O. voor talen acht de vergadering niet aan te bevelen en wellicht prak. tisch onuitvoerbaar. 2 Voor talen moet als eisch gesteld worden akte A. 3 Kennis van geschiedenis en aardrijkskunde, zelfs al is die op het examen voor de hoofdakte met 8 beloond, acht de vergadering een onvoldoenden waarborg voor goed onderwijs in die vakken aan leerlingen van 12-15 (16) jaar. In de Afdeeling Goes werd door den voorzitter, hoofd eener lagere school, voorgesteld en door de vergadering aangenomen de volgende conclusie: Degelijke kennis is zelfs voor zeer eenvoudig onderwijs noodig. Er mogen bij het lager onderwijs nog zulke bekwame mannen zijn, alleen de bevoegdheid voor M. O. geeft voldoenden waarborg voor kennis, waar het geldt onderwijs aan jonge lui van 12-15 (16) jaar. Da Afdeelingen I en II te Almelo gaven in gecombineerde vergadering de volgende uitspraak : 1 Voor wiskunde is de akte L. O. voldoende. 2 E&n deel der vergaderden vond voor talen de akte L. O. onvoldoende. Zij meenden, dat akte A. beslist noodig wa?. De overigen achtten de akte L. O. voldoende, mits veel hoogere eischen gesteld werden. 3 voor natuurkunde meende de vergadering, dat het onderwijs in de kennis der natuur het best toevertrouwd was aan onderwijzers, die een meer gezette studie van dat vak gemaakt hebben. De Heer A. M. Borren, voorzitter der Vereeniging voor M, U. L. O. onderwijzers in Nederland, gaf in 1912 op de Algemeene Vergadering der Leeraarsvereeniging als zijn meening te kennen: 1. dat hij voor talen op de M. U. L. O. scholen de akte A. zou willen, die vele onderwijzers reeds bezitten. 2. dat voor wiskunde de akte L. O. voldoende is. 3. dat voor natuurkennis de hoofdakte voldoende is, mits voor dat vak een goed cijfer is behaald. Is dat alles geen bewijs genoeg voor de waarheid mijner bewering? Nu zou men hier tegenover kunnen plaatsen de meening van M. U. L. O. onderwijzers zelf die zich wel bekwaam achten voor hun taak. Ik aarzel niet hierop te antwoor. den, dat zij daarvan onmogelijk de juiste beoordeelaars kunnen zijn. Als zij beweren, dat ze over het algemeen — ik maak uitzondering voor enkele vakken — voldoende kennis bezitten om hun lessen te geven, dan stel ik er mijn bewering tegenover, dat ze geen begrip hebben van wat er noodig is. Blijft nog het volgend punt: ComDenseeren het klasseonderwijs bij het M. U. L. O. en de paedagogische bekwaamheid onderwijzers niet de nadeelen van 't vakonderwijs der middelbare school het gemis aan vakopleiding der leeraren en de mindere kennis der onderwijzers van ieder vak afzonderlijk, vergeleken met die der leeraren? Het klasse onderwijs is niet geheel door te voeren aan de M. U. L. O. scholen. Reeds nu zijn er in iedere klasse drie, vier onderwijzers, in Holland aan sommige inrichtigen zes, terwijl daarentegen aan de H.B.S. zooveel doenlijk er naar gestreefd wordt, althans in de lagere, om meer vakken in ééa hand te geven. Zoo heel veel uiteenloopen doet d&t niet bij beide soort inrichtingen. Bovendien, nemen we eens aan, dat de M.U.L.O. school voor iedere klasse ééa onderwijzer heeft. Hem mee laten gaan met zijn klasse zou zijn taak zeer verzwaren, daar ieder studiejaar afzonderlijke, telkens weer nieuwe eischen sttlt. Terwijl aan de middelbare school, behoudens enkele uitzonderingen, het gevolg van onze te groote scholen, de leerlingen gedurende eenige jaren, soms vijf jaar lieg, voor hetzelfde vak denzelfden leeraar hebben. Bij de eene soort inrichtingen is er dus stabiliteit in de lengte, bij de andere in de breedte. Maakt dat zoo'n verschil ? Klassenonderwijs is bij de scholen, waarmee we ons hier bezig houden, meer een naam dan iets werkelijk bestaand?. Ook hieromtrent Iaat ik eenige uitspraken volgen, alle van onderwijzers. Afd. Leeuwarden : Da vergadering acht doorvoering van het klasse-onderwijzerssysteem een onmogelijkheid. Afd. G)es: Verschi.lende omstandigheden nemen de nadeelen van het vakonderwijs weg, en wel, dat dezelfde leeraren een zelfde vak blijven onderwijzer); dat door vergaderingen en besprekingen er eenheid komt in het onderwijs. Afd. Almelo : Klasse-onderwijs kan niet streng doorgevoerd worden bij M. U.L.O. De Heer A. M. Borren : Het systeem van het klassen-onderwijzersschap is bij M.U.L.O. reeds een getemperd vakonderwijzersschap geworden. Rest nog de paedagogische bekwaamheid der onderwijzers, de paedagogische onbekwaamheid der leeraren. Mijn ondervinding, opgedaan gedurende een bijna veertigjarig-zijn, zoowel in de lagere als in de middelbare school, heeft me geleerd, dat percentsgewijze er evenveel paedagogisch bekwame leeraren als onderwijzers zijn. Dat is te verklaren. Een onderwijzer begint paedagogiek te bestudeereo, als hij in de school komt. Da leeraar ook. Wat de bagage van zielkunde, onderwijskunde en methodiek betreft, die de onderwij. zer meebrengt, 't is grootendeels een van buiten geleerd lesje, dat eerst waarde krijgt, als hij in de school weet op te merken. Opmerken doet de leeraar ook. Wat deze tegen heeft door zijn gemis aan voorberei- diDg, wordt vergoed door zijn meergevorderden leeftijd en zijn grootere ontwikkeling. Daarenboven, onderwijzen is een kunst, die een zeker aangeboren talent behoeft, dat ontwikkeld kan worden, maar niet aan geleerd. Waarom zouden leeraren, alweer percentsgewijze, dat talent minder hebben dan onderwijzers? 't Is immers niet aan te nemen. Zoodat, resumeerend, ik tot deze cocc'usie kom: het M. U. L. 0. heeft een eigen, zeer mooie taak, namelijk dat van eindonderwijs te geven voor de lagere school. Daardoor kan het van buitengewoon nut zijn voor de maatschappij. Maar men zette het niet in de plaats van M. O. M«n houde niet de uitbreiding van M. O. teger, die dit zoo zeer in Iadië behoeft. Men late niet de bevolking van deze koloniën, met name die van Bacdoeng, reikhalzend uitzien naar een H. B. S. tot men resultaten van het M. U.L.O. gezien heeft, welke resu taten nooit te beoordeelen zijn. M. U. L. O. kan noch mag M. Ó. vervangen. Ea wie het toch daarheen stuurt, hetzij om financieele, hetzij om politieke, hetzij om andere redeneE; wie M. U.L.O. voortdringt, alleen om de H.B.S. te ontlasten, alleen om vermeerdering van het aantal burgerscholen te beletten, alleen om de ontwikkeling van het middelbaar onderwijs tegen te gaan, hij begaat een misdaad aan de jeugd en dus aan de maatschappij, die komen zal. Want al heeft de middelbare school haar gebreken—niemand is daar meer van overtuigd dan ik — gebreken, die alieen door den wetgever te verhelpen zijn, toch, zooals Z9 is, is ze een zegen geweest voor velen en dat zal ze blijven voor haar tegenwoordige en toekomstige leerlingen. L. P. J. VERMEULEN. Leeraar Gymnasium Willem III. Verslag der Gomitéleden van de Leeraarsvergadering te Batavia op 16 Mei 1913. Nadat van de Vereeniging van Leeraren en Leeraressen bij het Middelbaar Onderwijs in N. I. bij het Actie Comité voor eene H.B.S. te Bandoeng een uitnoodigicg was ontvangen tot bijwoning van de jaarvergadering op Vrijdag 16 Mei 1913 in de Loge te Weltevreden, werd besloten deze invitatie aan te nemen en de heeren J. B. Kampschuur en S. A. Reitsma naar deze bijeenkomst at te vaardigen. Hiervoor bestond gereede aanleiding, daar de L°eraarsvereeniging op haren beschrij. vingsbrief voor de slgemeeene vergadering als punt 1 der te bshandelen onderwerpen een inleiding van den heer L P. J. Vermeulen over M.U.L.O. en M.O. gebracht had en de 4 stellingen verdedigd zouden worden : I. M.U.L.O. moet zijn eindonderwijs van de lagere school. II. Eindonderwijs en voorbereiding voor voortgezet onderwijs moeten gescheiden zijn. III. M.O. door zijn ontwikkeling is geworden voorbereiding voor voortgezet onderwijs. IV. M.U.L.O. kan M.O. niet vervangen. Den 16ien Mei waren de afgevaardigden te half zes in den namiddag in de Loge aanwezig. Door den Voorzitter der L-ieraarsvereeniging, dr. J. Koltboff, leeraar aan het Gymnasium Willem III, werden zij welkom geheeten. Naar aanleiding der rede van den heer Vermeulen, eveneens leeraar aan genoemde inrichting van M.O., waarvan de quintessens in het artikel „het Middelbaar Onderwijs en het Meer Uitgebreid Lager Onderwijs" (') is weergegeven, ontstond een opgewekt debat over het wezen van M.U.L.O. en M.O. waarbij duidelijk bleek, dat het M.U.L.O. zich in de algemeene sympathie mocht verheugen, mits men dit onderwijs (1) Hiervoor opgenomen. beschouwde a!s voortgezet lager en niet als verkapt middelbaar onderwijs. Zoowel bij de aanwezige leeraren als bij de onderwijzers (uitgezonderd den heer M. Kooit) bleek hierover geen verschil van meening te bestaan. Da Voorzitter van het Actie-Cjmi!é, de heer J. B. Kampschuur sprak ongeveer het volgende: „Ia de eerste plaats zeg ik de Vereenigin'g van Leeraren dank voor de uitnoodiging aan het Actie Comilé, vooral omdat daaruit duidelijk spreekt een bewijs van tympathie met ons streven. „Met het meeste geno'-gen heb ik de rede van den heer Vermeulen en de daarop gevolgde besprekingen aangehoord. Volkomen ben ik het met den heer Vermeulen eens, dat M. U. L O. onmogelijk het M.O. kan vervangen. Toch schijnt dit wel in de bedoeling der Regeering te liggen, tenminste op de audientie, deelde Z. E. de Gouverneur-Generaal ons mede, dat de M. U. L. O. scho en zouden worden uitgebreid en dat uit dat instituut een Indische H B. S. zou moaten groeien. „Op deze middelbare scholen der toekomst zouden enkele vakken van de tegenwoordige H. B. S. moeten wegvaller —»ballast" noemde Z. E. die vakken—en daarvoor zouden anderen in de plaats moeten komen speciaal op de Indische toestanden berekend. De „Indische H. B. S." zou mede opleiden voor het Hooger Onderwijs en de leerlingen met het einddiploma zouden toegang moeten krijgen tot de Nederlandsche Universiteiten. De bestaande H. B. S. zouden dan meer in het bijzonder bestemd zijn voor die leerliDgen, welke liter wellicht hunne studiëa zouden moeten vervolgen aan een Hollandsche H. B. S. , waarom die H. B. S.n zouden moeten blijven aansluiten aan de Nederlandsche inrichtingen. „Het gevolg hiervan zal zijn dat men in Indië zal krijgen twee verschillende soorten aan H. B. S. Worden nu aan de te scheppen »Indische H. B. S." voordeelen verbonden—de speciaal Iadische behoefte waar- van op die scholen zou worden voldaan, wettigt dit vermoeden— daa zou men het verschijnsel zien, dat ouders te Bandoeng woonachtig hunne kinderen naar de H. B. S. te Batavia zouden moeten zenden en omgekeerd." Na eenig debat kreeg de Secretaris van het Actie Comité, de heer Rïitsma, het woord. Na een korte inleiding, waarin betoogd werd, waarom hij als eenige niet-onderwijsman in deze vergandering niet wiide spreken over de details van onderwijs, die door de ter zake deskundigen moesten worden uitgemaakt, doch dat hij als goed staatsburger zijne opinie ten beste meende te moeten geven, waar het de groote lijnen betrof, deed hij uitkomeD, dat het geen eigenbelang was, dat hem en de medecomitéleden dreef z ch aan het hoofd eener onderwijsbeweging te stelleD. Hierbij legde spreker er den nadruk op, dat niemand van het Actiecomité van de oprichting der 41e H. B. S. te Bandoeng persoonlijk eenig voordeel zou trekken. Bij allen gold slechts het algemeen belang van Ind ë ; dat maakte de motieven zóó zuiver, daardoor kon de strijd zóó waardig zijn, ondanks de moeilijkheden, die in den weg gelegd werden. De heer Reitsma ging ongeveer als volgt voort: „Da Gouverneur-Generaal heeft op de audientie gezegd dat het M.O. in Ind ë goed was. We zijn het hiermede geheel eers. Het MO. is goed, evenals het in Nederland goed is. Niet dat het onverbeterlijk is. Neer ! Iedereen heeft z'n grootere en kleinere wenschen, gij en ik, daarvoor is alles menschenwerk. Naar verbetering te streven is dus wenschelijk, dit neemt echter niet weg, dat ik de woorden van den heer Idenburg geheel ouderschrijf. Waarom zou ik dit niet, waar ik dagelijks dankbaar herdenk, de mannen, die op de H.B.S. mijne eerste wankele schreden op het pad der wetenschap leidden en thans nog eiken dag ervaar, dat de kennis daar vergaard een degelijk fundament bleek om later op voort te bouwen? „Uit deze gevoelers spruit mijne waardeericg voor het M.O. voort, waarmede ik niet zeggen wil, dat ik daarom het M.U.L.O. veroordeel. Het tegendeel is het geval. „In mijn tegenwoordigen werkkring ben ik af en toe in de gelegenheid ondergeschikten te taxeeren, wier opleiding geschiedde aan een M.U.LO. school en ik moet zeggen, dat er geen redenen zijn om dan ongunstig over dit onderwijs te spreken. Hetgeen echter niet wegneemt, dat „de proet met M.U L 0." waarvan de Minister van Koloniën vroeger gewaagde, nooit in het voordeel van M.U.L.O. kan spreken, le. omdat twee ongelijksoortige grootheden zich niet laten vergelijken; 2e. omdat de voordeelen aan het volgen van een M.U.L.O.-cursus verbonden zóó kwistig worden uitgedeeld, dat deze cursussen— gesteld dat vergelijking mogelijk waren—een belangrijken voorsprong zouden krijgen. De geachte inleider heeft van dit laatste eenige voorbeelden gegeven, ik kan er nog dit aan toevoegen, dat bij de S. S. het lagere personeel in twee categoriëa is verdeeld, tot de le categorie behooren o. a. zij, die den M.U.L.O. cursus afliepen, 2e zij, die eindexamen deden vaneen H.B.S. met driejarigen cursus, 3a zij, die van het 4 d e tot het 5 d e studiejaar op een H.B.S. met 5 jarigen cursus bevorderd werdeD. D=ze eifchen staan, zooals de inleider heeft opgemerkt, niet gelijk; op die manier doorgaande kan de H.B.S. zeer gemakkelijk in den grond geboord worden en zou men dan kuonen zeggen: de proef met M.U.L.O. is zelfs boven verwachting geslaagd, de volkomen overbodigheid der H.B.S. met 5 jarigen cursus is aangetoond. „De redenen, die den G. G. bewogen, Bindoeng een H. B. S. te weigeren, waren van finantieelen aard; de eischen op onderwijsgebied in geheel Indië stegen in die mate, dat Z. E. eene uitgave voor een 4ie H.B.S. niet verantwoord achtte. Wel zwaar doen z ch dus de gevolgen gevoelen, wanneer een koloniseerende mogendheid een klein land is, waaraan de koloniën ontgroeien en bezuinigd moet worden op uitgaven van onderwijs, dat met den dag in belangrijkheid stijgt. „Te trachten het z.g. dure M. O. te vervangen door een surrogaat, omdat dit goedkooper is, moet tot een debacle leiden, de ir.leider heeft het zoo juist gezegd, degeeü, die daaraan meewerkt „begaat een misdaad aan de jeugd en dus aan de maatschappij, die komen zal." „Helaas hebben we in Ind.ë op onderwijsgebied niet de m nste medezeggenschap, enkele bureauambtenaren bedisselen die zaken bij ons, met ons en zonder ons. Was dit laatste niet het geval, we zouden er van verzekerd kunnen zijn, dat de aaiulig op het M.O. zonder eenig resultaat zou zijn en dat Indie weldra z'n 4de H B.S. in Bandoeng zou krijgen. „Nu dit echter niet het geval is zullen we duldend moeten leiden? Neen M. d. Y. Het ligt m.i. op den weg der leeraren bij het M. O. dat onderwijs tegen aanvallen te verdedigeü. Doch de beste verdediging is de aanval. Dat is een sxioma in de strategie, welks waarheid mij uit mijn vroegere betrekking is bijgebleven. Als dit zoo is — en M. d. V. het is zoo — dan is het aan de Leeraarsvereeniging om te vechten voor uitbreiding van M. 0. Dan is haar eerste einddoel hetzelfde als dat van het Actie Comité te Bandoeng, dan is aaneensluiting tusschen Leeraarsvereeniging en Actie Comité gewenscht niet alleen, maar noodzakelijk." Hierop bracht de Voorzitter op voorstel van den heer Z. Stokvis, directeur der Semarangsche H. B. S., de volgende motie in stemming: „De Algemeene Vergadering van Leeraren „en Leeraressen bij het M.O. en de gasten, „gehoord de besprekingen naar aanleiding „van de rede van den heer Vermeulen is „van meening, dat M. U. L. O. moet zijn „eindonderwijs van de Lagere School en M.O. „niet kan ot mag vervangen." Deze motie werd met op één na algemeene stemmen aangenomen. Vervolgens stelde de heer R9itsma de volgende motie voor: