1 C ri n II 1' ' =■ i . t>> 7 iW ^ m} lm I f'"' DE ZEGEL ORDONNANTIE I s-'Ê % .?. -' IwMJ >>T>.I benevens een Lijst van M Zegelrechtvrijstellingen bij Bepalingen in Algemeene Verordeningen, alles tot 51 December 189U bijgewerkt DOOR IK. 1. IIOI1III 1SL\. Notaris te Semarans:. E. 65 G. C. T. VAN DORP & Co. Semarang. ï&i I «*[_ V-«1 ■ jv'-J'LV>„• 7230 tfyo EU . DE ZEGEL ORDONNANTIE benevens een Lijst van Zegelrechtvrijstellingen bij Bepalingen in Algemeene Verordeningen, alles tot 51 December 1899 bnge^ DOOR 18. 1. Notaris te Semarang. G. C. T. VAN DORP & Co. Semarang. ZEGEL-ORDONNANTIES. (Stbl. 1885 No. 131 en 132; 1886 No. 25; 1892 No. 148 en 260; 1893 No. 112; 1894 No. 38 en 280; 1897 No. 54. en 1898 No. 171). Art i. Onder den naam van zegelrecht wordt eene belasting geheven van alle akten en andere geschriften, voorzien van een of meer geschreven of door middel van een stempel gestelde handteekeningen of andere daarvoor in de plaats tredende waarmerken en bestemd om bewijs op te leveren, zoomede van verzoekschriften (in welken vorm ook. zelfs in dien van brieven of memoriën) gericht aan de Regeering, aan landsdienaren of op hoog gezag ingestelde colleges. Art. 2. Het zegelrecht van de akten van aanstelling of bewijzen van verhooging van bezoldiging, uit te reiken aan burgerlijke ambtenaren, die benoemd of bevorderd zijn of wier bezoldiging is verhoogd, bedraagt één percent, te berekenen: in geval van eerste aanstelling, over de bezoldiging voor één jaar; anders, over hetgeen de bezoldiging voor één jaar de hoogste vroeger genotene overtreft. Onder burgerlijke ambtenaren en onder bezoldiging wordt verstaan wie en wat als zoodanig beschouwd wordt volgens de bepalingen op het verleenen van pensioen. Art. 3. Het zegelrecht van de minuten der akten van hypotheekstelling of van verband van schepen, verleden voor commissarissen uit de raden van justitie, presidenten van landraden of andere daarvoor aangewezen ambtenaren, bedraagt één half percent van het bedrag of de geschatte waarde, waarvoor de hypotheek of het verband wordt gevestigd. Art. 4. Het zegelrecht van de minuten der akten van over schrijving van den eigendom of andere zakelijke rechten op onroerende goederen en op schepen ter inhoudsgrootte van 12 kubieke meters en daarboven, verleden voor commissarissen uit de raden van justitie, presidenten van landraden of andere daarvoor 'aangewezen ambtenaren, bedraagt één vierde percent van de som, waarover het recht van overschrijving verschuldigd is, of, indien geen recht van overschrijving verschuldigd is, van de waarde van het recht, waarvan overschrijving geschiedt volgens den laatst bekenden aanslag in de verponding, dan wel indien zoodanige aanslag niet bestaat, naar de schatting van den commissaris of anderen ambtenaar bovenbedoeld. Art. 5. Het zegelrecht van de minuten der akten van verpachting van 's Lands middelen bedraagt één vierde percent van het totaal bedrag der pachtsom voor den geheelen duur van de overeenkomst. Art. 6. Het zegelrecht van de van Regeeringswege of door vendumeesters afgegeven acceptatiën voor de opbrengst van vendutiën, bedraagt één vijfde percent van het bedrag der acceptatie. Art. 7. Het zegelrecht van de minuten der processen-verbaal of akten van aanbesteding voor 's Lands rekening en van de akten van afstand van de exploitatie van 's Lands bosschen, bedraagt één tiende percent van het totaal der te betalen sommen. Zoo het onzeker is, wordt dit totaal begroot door den landsdienaar, die namens de Regeering handelt, met inachtneming der publiek gemaakte ramingen. Van de onderscheiden exemplaren eener onderhandsche akte is slechts één, namelijk het voor de Regeering bestemde, aan het evenredig zegelrecht onderworpen. Art. 8. Het zegelrecht van zeebrieven en jaarpassen, bedraagt twintig cent per kubieken meter inhoud van het vaartuig volgens den meetbrief. Voor buitengewone of voorloopige zeebrieven, één zesde van dat bedrag voor elk halfjaar of gedeelte daarvan, waarvoor zij geldig zijn. Van het „voorloopig" certificaat—bedoeld bij art. 10 al. 2 en 3 van Staatsblad 1894 No. 278, Stoomvaart, Herziening der Bepalingen op het vervoer van personen — worden het origineel en duplicaat geschreven op een zegel van f 1.50. f 7.—. f 8.—, ƒ 10.—. f 15.—» f 20.—, f 25—, ƒ 30.—, /' 35—, f 40.-, /' 45--, f 5°— f 6o--- ^ 70.-, f 8o.-; ƒ 90.-, ƒ ioo. , of—boven de ƒ 100.—, een veelvoud bedragende van ƒ 25.—, wordt gesteld op het naast hoogere dier bedragen of veelvouden, (l) Het zegelrecht van wissels en alle ander papier aan order, waarop de eerste alinea van dit artikel niet toepasselijk is, en van papier (l 1 Het zegelrecht van orderbriefjes of promessen aan order [zoogenaamde acceptatiên] en assignatiën wordt in dezer voege geheven: Tot en met op een zegel van Tot en met opeen zegel van f '200- f 0.10 f 30.000.- f 15.- 300— » 0.1 ï * 40.000.— » 20. „ 400.- • 0.20 • 50-°00-- * 500.— » 0.25 • 60.000. • 30— » 10'tO. — » 0.50 < 70.000.— - 35— 4500 —' » 0.75 * 80.000.— » 40— » 2000.- . 1— » 90.000.- • 4d.- 05OO.— » 1-25 " 100.000.— » 50— , 3000.— '» 1-50 » 120.000.— • 60— 4000 „ 2. » 140.000.— • 70.— 5000 » 2 50 • 160.000.— • 80— 6000- 3- • 180.000.- • 90- , soOO 4 . 200.000— - 100— I 10 000- . 5- » 250.000 - » 125- » 12.000— » 6— * 300.000— » lo0. .11 (\m ,7^. » 350.000.— » 17o.— » 16.000— » 8.— » 400.000— » 200— . 20.000— . 10— . en f 25 voor elke f 50.000, of minder, daarboven Hieruit blijkt dus, dat een accept, of assignatie groot f 20-00. moet worden gesteld op 2 plakzegels : 1 ad f 10— en 1 ad f 5. -samen ƒ lo. Het spreekt echter van zelve, dat het belanghebbenden volkomen v„"SatPóm zoo'n geschrift va» , *00- te ,p.U«n ,n ï.t^ke.: het eene groot f 20 000—, op een zegel van f 10—en het andere groot ƒ 200— op een zegel van f 0.10; waardoor f 4.90 aan zegelrecht W°Het evenredig recht is alléén verschuldigd van zoogenaamd^njTdoch niet van kort" papier, d. w. z. van de stukken, die hetzij uiterlijk binnen drie dageS na zicht of vertoon of wel binnen acht dagen na T» dweepten „f a^n.Sen ook ..er toxf ™ en sffSfözgf.— di°'d en dan nog alleen, wanneer zij ,,lang papier zij r Van alle ander papier aan order-bijv. wissels, polissen enz — of toonder, zoomede van quitanties; deposito-bewijzen enz. wordt een vas recht van 10 cent geheven. aan toonder, voor zoover niet reeds in artikel 10 bedoeld, bedraagt tien cent voor elk exemplaar of elk afschrift. Art. 12. (Gewijzigd bij Staatsblad 1894 No. 280 Eerstelijk b. en 1898 No. 141 art. elf.) Het zegelrecht van alle niet vrijgestelde en niet in de. artikelen 2 tot en met 8, 10, io«, 10b, en 11 bedoelde geschriften, bedraagt een gulden vijftig cent. Art. 13. Van zegelrecht zijn vrijgesteld de geschriften genoemd in de aan deze ordonnantie gehechte lijst, en alle geschriften, waarvoor vrijstelling van zegelrecht is verleend bij bepalingen, deel uitmakende van bestaande algemeene verordeningen tot regeling van eenig onderwerp. Een vrijstelling, afhankelijk van de bestemming van het geschrift, wordt bij de opmaking alleen genoten als van die bestemming uit het stuk blijkt. Geschriften, van zegelrecht vrijgesteld op grond van de bestemming, worden aan de belasting onderworpen bij gebruik voor eene andere bestemming of door anderen, dan waarvoor of te wier behoeve de vrijstelling werd verleend. Art. 14. Het zegelrecht wordt voldaan: a. hetzij door voor het geschrift te bezigen gezegeld papier van landswege uitgegeven of papier of andere stof op verzoek van landswege gezegeld, een of ander tot een bedrag niet lager dan het verschuldigde: b. hetzij door het gebruik van plakzegel; c. hetzij door betaling aan een der door den Gouverneur-Generaal aangewezen ambtenaren, die van de betaling doet blijken door aanhechting van gezegeld papier of van een plakzegel een of ander voorzien van eene verklaring volgens een door den Gouverneur-Generaal vastgesteld formulier- (i). (1) Art. 8. Stbl. I88Ö No. 130. De betaling van zegelrecht op de wijze, bedoeld bij art. 14 letter c van de ordonnantie van Staatsblad 1885 No. 131 en van vrijwillig betaalde boeten wegens overtreding dier ordonnantie geschiedt aan de bij art. 6 bedoelde ambtenaren en aan de verder bij de daar vermelde post- en hulppostkantoren werkzaam gestelde ambtenaren van den post- en telegraafdienst. Art. 15. (Gewijzigd bij Staatsblad 1894 No. 280, Eerstelijk b. en 1898 No. 141 art. 11). Voorin Nederlandsch-Indië opgemaakte geschriften, andere dan die bedoeld in de artt. 16 en 20 wordt het zegelrecht voldaan op de wijze aangegeven in letter a van art. 14 of—voor zooveel betreft quitantiën, wissels en andere in de art. 10, 10a, 10b en 11 genoemde geschriften — des verkiezende door gebruik van plakzegel. Overtreding van deze bepaling wordt gestraft: a. wat authentieke akten betreft met eene boete van honderd gulden voor elke akte, ten laste van den ambtenaar door of ten overstaan van wien zij werd verleden, onverminderd zijne aansprakelijkheid voor het verschuldigde reent; b. wat andere geschriften (met uitzondering van verzoekschriften) betreft, met eene boete van vijftig gulden, ten laste van elk van wiens geschreven of door middel van een stempel gestelde handteekening of daarvoor in de piaats tredend waarmerk het geschrift voorzien is. Deze zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het verschuldigde recht. De in het vorig lid aangewezen ambtenaren stellen ip elk der ten blijke der betaling aan het betrekkelijk geschrift gehechte vellen gezegeld papier de volgende verklaring: Dit zegel is gehecht aan [omschrijving van de akte of het geschriitj het ■, ij- j zegelrecht. ter voldoening van— verschuldigde —j— [ambtstitel]. [plaats en dagteekening]. [ ' j | [handteekening]. Wordt er in het geval van gemeld art. 14, letter c. een plakzegel gebezigd, dan schrijft de ambtenaar, met inachtneming der voorschriften van art. 28 der gemelde ordonnantie, over het zegel de volgende verklaring: , Aangehecht door mij: [ambtstitel]. [plaats en dagteekening]. [handteekening]. Ingeval zegelrecht en boete gelijktijdig worden voldaan, wordt aan de verklaring toegevoegd: Pe boet- is gelijktijdig voldaan. HeisZegrrvoÓr het plakzegel op het geschrift geene voldoende ruimte dan wordt daaraan een stuk papier gehecht en het zegel zoo geplakt dat het gedeeltelijk aan dat papier, gedeeltelijk aan het geschrift zelt vast is. Ingeval eene overtreding van dit artikel is begaan, kan het verschuldigde zegelrecht op de wijze bij letter c van art. 14 bedoeld, worden voldaan, mits, behalve in de gevallen van het volgende lid van de artt. 19 en 20, vooraf of tegelijk alle boeten ter zake van het stuk beloopen zijn of worden betaald. Voor quitantiën en andere geschriften, genoemd in art. 10, kan het zegelrecht zonder voorafgaande of gelijktijdige betaiing van of eenige aansprakelijkheid voor boete worden voldaan binnen één jaar na dagteekening of, zoo zij niet gedagteekend zijn, na den dag door den houder daarop aangeteekend als dag der betaling. Art. 16. Het zegelrecht van de processen-verbaal van openbare aanbesteding en van de minuten van vonnissen of rechtelijke uitspraken in het audiëntieblad of een register voorkomende kan, behalve op de wijze in letter a van art. 14 bedoeld, worden voldaan door aanhechting dadelijk na de onderteekening van één of meer zegels, waarop door den landsdienaar, die de aanbesteding hield, of den griffier eene verklaring is gesteld, vermeldende het proces-verbaal of het vonnis waaraan de aanhechting plaats heeft. Het zegelrecht van de akten van bewaargeving van olographische en besloten of geheime uiterste willen, gesteld op die stukken of op de omslagen als deze ongezegeld zijn, wordt door den notaris op straffe eener boete van honderd gulden voldaan door de aanhechting binnen vier-twintig uren van gezegeld papier, voorzien van eene door hem gedagteekende en onderteekende verklaring omtrent het stuk, waarbij het behoort. Art. 17. Voor wisselbrieven of ander papier aan order of papier aan toonder, buiten Nederlandsch-Indiè opgemaakt, moet het zegelrecht zijn voldaan voordat daarop binnen Nederlandsch-lndiè eene handteekening wordt gesteld of voordat daarvan op de wijze bij art. 23 bedoeld wordt gebruik gemaakt. Voor zoover het zegelrecht niet is voldaan als voor een geschrift binnen Nederlandsch-Indiê opgemaakt, wordt het betaald op de wijze bedoeld bij letter c. van art. 14. Indien de eerste handteekening binnen Nederlandsch-Indië wordt gesteld door den acceptant, een endossant of den houder die quiteert, kan echter de voldoening geschieden door gebruik van plakzegel. Art. 18. Voor elke handteekening binnen Nederlandsch-Indië geschreven of door middel van een stempel gesteld op een wissel of ander papier aan order, opgemaakt hetzij binnen, hetzij buiten Nederlandsch-Indië, waarvoor het verschuldigd zegelrecht nog niet is voldaan, wordt eene boete beioopen van vijftig gulden. Art. 19. Iedere houder van een wissel of ander papier aan order, hetzij in, hetzij buiten Nederlandsch-Indië opgemaakt, die zelf geene overtreding beging door zijne handteekening te stellen, kan het verschuldigde zegelrecht voldoen op de wijze bij art. 14, letter c bedoeld, zonder betaling van of aansprakelijkheid voor boeten door anderen beioopen. Stelt hij zijne handteekening op het stuk voordat het zegelrecht is voldaan, dan is hij niet alleen strafbaar volgens art. 18, maar ook aansprakelijk voor alle boeten ter zake van hetzelfde stuk door anderen reeds beioopen en kan hij het zegelrecht niet meer voldoen dan met gelijktijdige betaling van de boeten, door hem en anderen beioopen. De aanwijzing zonder kosten en elke andere, daarvoor in de plaats tredende vermelding, alsmede iederen overeenkomst ten doel hebbende den houder te ontheffen van zijne verplichting om protest te doen opmaken, is nietig, indien zij betrekking heeft op een stuk. waarvoor het zegelrecht niet is voldaan. Art. 20. (Gewijzigd bij Staatsblad 1892 No 260). Voor brieven (behoudens de toepassing van art. 10), huiselijke papieren en dergelijke geschriften, niet opgemaakt om tot bewijs te dienen, zoomede voor geschriften, bedoeld in het laatste lid van art. 13, en voor geschriften, buiten Nederlandsch-Indië opgemaakt, andere dan de in art. 17 bedoelde, moet het zegelrecht zijn voldaan voordat daarvan woidt gebruik gemaakt op eene der wijzen in art. 23 bedoeld. Voor zoover het niet is voldaan door het gebruik van gezegeld papier, wordt het betaald op de wijze bedoeld bij letter c van art. 14. Het zegelrecht van tien cent, betaald volgens artikel 10, komt niet in mindering van het te betalen bedrag. Art. 21. Elke onderteekening van de in de art. 10 en 11 bedoelde geschriften, en elke handteekening op de in art. 11 genoemde geschriften gesteld door in Nederlandsch-Indië wonende personen, worat Dehouaens tegenDewijs geacht in iveaerianascnTndiê te zijn gesteld, al is daarbij het tegendeel vermeld. Art. 22. Vpor de boeten beloopen door het stellen als handteekening van den naam eener vennootschap onder eene firma, is elk der vennooten hoofdelijk aansprakelijk. Alle overeenkomsten of bedingen, volgens welke boeten worden gedragen door anderen dan door wie zij zijn verbeurd, zijn van rechtswege nietig. Art. 23. Door de Regeering, door in naam des Konings rechtsprekende rechters of rechterlijke colleges, door andere colleges, op hoog gezag ingesteld, door andere landsdienaren en door scheidsmannen wordt geene beschikking genomen, wordt geene handteekening gelegaliseerd en wordt geen recht gedaan of acht geslagen op geschriften, waarvoor het verschuldigde zegelrecht niet is voldaan. Notarissen, griffiers, deurwaarders en andere openbare ambtenaren mogen een geschrift, waarvoor het verschuldigde zegelrecht niet is voldaan, op straffe eener boete van vijftig gulden voor elk zoodanig geschrift niet in bewaring nemen, aan hunne akten vasthechten of als aan hen vertoond in eene akte vermelden, noch daarvan afschriften of uittreksels maken of daarop eene verklaring stellen, dan wel daaruit den inhoud geheel of gedeeltelijk in eene akte overnemen. Is voor het geschrift, waarvan het in het vorig lid bedoeld gebruik wordt gemaakt, zegelrecht voldaan, dan wordt dit door den openbaren ambtenaar, op straffe eener boete van vijftig gulden voor elke verzuimde vermelding, in de akte of op het afschrift of uittreksel vermeld, ten ware bedoeld geschrift onder den openbaren ambtenaar moet blijven berusten. Dit artikel is niet toepasselijk op de rechtspraak, het in bewaring nemen of opmaken van geschriften in strafzaken. Art. 24. Bij uitzondering op de bepalingen van het vorig artikel mag, zonder dat het zegelrecht is voldaan, of zonder dat van die voldoening wordt melding gemaakt: 10. een geschrift in rechten worden overgelegd om te dienen als stuk van vergelijking in geschillen over de echtheid of onechtheid van geschriften, of als bijlage tot staving van het verzoek om tot gerechtelijken boedelafstand te worden toegelaten; 20. een geschrift, tot den boedel behoorende of daarin gevonden, worden beschreven in processen-verbaal van ver- en ontzegeling en in akten van boedelbeschrijving of boedelscheiding. Art. 25. I Gewijzigd bij Staatsbladen 1892 No. 260 en 1894 No. 280 Eerstelijke c.) De Gouverneur-Generaal bepaalt: de afmetingen en de bedragen van het gezegeld papier van landswege uit te geven: de grootte en vorm der zegelstempels en hetgeen zij aanwijzen; de afmetingen benevens de bedragen der plakzegels en hetgeen daarop voorkomt; de ambtenaren, bij wie gezegeld papier en plakzegels verkrijgbaar zijn of tegen betaling het op verzoek te zegelen papier of andere op verzoek te zegelen stof kan worden ingeleverd. Papier op verzoek met een hooger bedrag dan tien cent gezegeld moet de handteekening dragen van een der evenbedoelde ambtenaren. Bij gebreke hiervan wordt het als ongezegeld beschouwd. Art. 26. Indien het bedrag in den afdruk van een zegelstempel of de handteekening van den debitant onkenbaar is, wordt de stemDel geacht niet op het papier aanwezig te zijn. Art. 27. Het stellen van een geschrift op van landswege uitgeven gezegeld papier of op papier of eene andere stof op verzoek gezegeld,0 zoomede het stellen eener verklaring omtrent de aanhechting van gezegeld papier, moet zoodanig geschieden, dat daarvan na afscheiding van het geschrift niet andermaal gebruik kan worden gemaakt, als ware het nog niet gebruikt. Bij gebreke hiervan wordt eene boete van tien gulden beloopen (l). Art.°28. Het plakzegel wordt op het aan zegelrecht onderwoipen geschrift geheel en al vastgeplakt, gaaf en ongeschonden, zooals (i De inhoud van art. 27 komt hierop neder, dat het begin van een geschrift moet worden gesteld naast den stempel-afdruk en met daarzonder. zoo als zeer dikwijls gebeurt. Het gevolg hiervan is. dat de strook papier rechts van den stempelafdruk "met het zegel, van het overige papier kunnen gescheiden worden en op nieuw gebruikt', omdat de waarde van het gezegeld papier juist in die rechterstrook met de stempel-afdruk gelegen is. Die afscheiding wordt vooral zeer gemakkelijk gemaakt wanneer, zoo als vaak gebeurt, omslagzegels, om aannemings-contracten, sLechts midden in het papier beschreven worden. het van landswege is uitgegeven, en zonder dat papier of eene andere stof tusschen het stuk en het zegel aanwezig zij. Het wordt vastgeplakt daar, waar de handteekening moet worden gesteld van hem, die het gebruikt. Deze stelt zijne handteekening met inkt op of over het zegel, en wijst daarop tevens en mede met inkt, den dag, de maand en het jaar van het gebruik aan. Zijn niet alle bij dit artikel gegeven voorschriften nagekomen, dan wordt het geschrift beschouwd alsof het zegel daarop niet geplakt ware (1). Art. 29. Hij, die. wetende dat een plakzegel reeds gebruikt is het andermaal gebruikt, het verkoopt of te koop aanbiedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaren, als hij is Europeaan of met dezen gelijkgestelde, en met dwangarbeid buiten den ketting van gelijken duur, als hij is inlander of met dezen gelijkgestelde, en eene boete van f 25 tot ƒ 500, te zamen of afzonderlijk. Hij, die een plakzegel namaakt of wel een nagemaakt plakzegel des bewust gebruikt, verkoopt of te koop aanbiedt, wordt gestraft (iiOok art. 28 wordt vaak overtreden door of den datum geheel weg te laten of slechts gedeeltelijk op het plakzegel testellen, zoodat bijv. het jaartal niet op maar naast het plakzegel gesteld wordt. Bespeurt de onderteekenaar zijn vergissing, dan is redres zeer gemakkelijk : hij zette nogmaals den datum, doch nu in zijn geheel op het plakzegel. Heeft hij dit verzuimd, dan wordt in beide gevallen „het geschrift beschouwd alsof het zegel daarop niet geplakt ware!" Wil men nu van zulk een geschrift gebruik maken, zoo moet vóóraf het recht op nieuw betaald worden benevens een boete van ƒ 50 voor elke handteekening iart. 18). Wordt méér dan één plakzegel gebruikt, zoo moet op elk zegel de geheele datum worden gesteld. Anders overtreedt men art. 28. Dat art. wordt niet overtreden indien onder een geschrift, bijv. een accept, 2 of meer handteekeningen voorkomen en slechts één daarvan op of over het plakzegel wordt gesteld, met den datum daarop. Een handteekening kan öf geheel öf slechts gedeeltelijk op het plakzegel voorkomen; maar dit is niet het geval met den datum, die in zijn geheel daaroD moet worden gesteld, doch waarvoor naar verkiezing, letters of cijfers worden gebruikt. met de straffen bedreigd bij art. 87 van het Wetboek van Strafrecht voor Europeanen en bij art. 94 van Wetboek van Strafrecht voor Inlanders. Art. 30. (Gewijzigd bij Stbl. 1886 No. 25; 1892 No. 148 en 1898 No. 171). Het zegelrecht van quitantiën, de op binnenlandsche aan recht onderworpen postwissels gestelde daaronder niet begrepen, en van andere in art. 10 genoemde geschriften wordt, voor zoover niet anders is overeengekomen, gedragen door en in rekening gebracht aan den schuldenaar. Voorts wordt het zegelrecht voor zoover niet anders is overeengekomen, gedragen: 10. dat van de akten van hypotheekstelling en verband, bedoeld in art. 3, door degenen, die het recht verleenen; 20. dat van de akten van overschrijving, bedoeld in art. 4. door degenen, te wier name de overschrijving geschiedt; 30. dat van de akten van verpachting, bedoeld in art. 5, door de pachters; 40. dat van de acceptatiën voor de opbrengst van vendutiën, door degenen, te wier name zij worden afgegeven; 50. dat van de processen-verbaal en akten van aanbesteding en exploitatie, bedoeld in art. 1, door de aannemers of ondernemers; 60. dat van op binnenlandsche postwissels gestelde quitantiën. door hem die den postwissel ter betaling aanbiedt; 70. dat van wissels en ander papier aan order of toonder, vallende onder de bepaling van art. 11, indien het stuk binnen Neder landsch-Indiê is opgemaakt, door den trekker of onderteekenaar, en indien het buiten Nederlandsch-Indiè is opgemaakt, door hem die het recht betaalt: 80. dat van alle andere geschriften, door degenen, aan wie zij tot bewijs strekken voor zooverre het tegendeel niet wettelijk bepaald is. Het zegelrecht, te weinig betaald voor de akten, bedoeld in de art. 2—8, kan worden bijgevorderd van degenen, die het volgens wettelijke bepalingen moeten dragen. Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk» Mede zijn voor het te weinig betaalde aansprakelijk degenen»door of te wier overstaan de akten zijn verleden of opgemaakt. Art. 31. Hetgeen betaald is voor gezegeld papier, van landswege uitgegeven, voor zegeling op verzoek of voor plakzegels, wordt niet teruggegeven dan alleen, indien: hetzij ten gevolge van onjuiste berekening, hetzij ten gevolge eener, naar het oordeel van den Gouverneur-Generaal hooge schatting, te veel is gevorderd en betaald; de ambtenaar de betrekking niet aanvaardt of niet in het genot treedt der verhooging, ter zake waarvan het in art. 2 bedoelde recht is betaald; te veel recht is betaald voor de akte, bedoeld in art. 5 of op de in art. 7 bedoelde aanbesteding de vereischte goedkeuring niet wordt verleend. Inwisseling van onbruikbaar geworden — nog ongebruikt — gezegeld papier, kan worden toegelaten op de wijze en onder de voorwaarden door den Gouverneur-Generaal te bepalen. (1). Art. 32. Vorderingen tot betaling of terugbetaling van zegelrecht verjaren drie jaren na de dagteekening der akten. Art. 33. De verjaring der vervolging ter zake van overtreding dezer ordonnantie, volgens de algemeene bepalingen op de strafvordering, heft de bij de artt. 15 en 19 opgelegde verplichting tot betaling van boete als voorwaarde voor de betaling van het recht, niet op. Art. 34. Zij, die belast zijn met de naziening van nrotocollen of akten en de ambtenaren bedoeld in art. 23 alsmede in art. 14^zien toe op de naleving van de bepalingen dezer ordonnantie en maken van de overtreding proces-verbaal op, een en ander onver minderd de bevoegdheid en de verplichtingen van hen, die bij de voorschriften op de strafvordering met het opsporen van misdrijven en overtredingen zijn belast. Ingeval van toepassing van de artt. 15 en 19 neemt de ambtenaar den letterlijken inhoud van het stuk, ten aanzien waarvan één of 11). Art. 9 van Staatsblad 1885 No. 133. De inwisseling bedoeld aan het slot van art. 31 der ordonnancie van heden (Staatsblad 1885 No. 131), geschiedt bij alle zegeldebitanten tegen ander gezegeld papier van gelijk bedrag en tegen betaling van twintig cent voor ieder ingewisseld stuk gezegeld papier. meer overtredingen zijn begaan, met al de daarop gestelde verklaringen en handteekeningen in zijn proces-verbaal over, dat ook te dien aanzien volledig geloof zal verdienen, behoudens tegenbewijs. Art 35. Deze ordonnantie treedt in werking op den 1 en Januari 1886 Art. 36. Op het in het vorig artikel bedoelde tijdstip vervallen de publicatie van commissarissen-generaal van 16 October 1817 [Staatsblad no. 50) en alle verdere bepalingen op het recht van klein zegel, behoudens het bepaalde bij art. 13 dezer ordonnantie en art. 1 der ordonnantie van 17 October 1869 (Staatsbladno. 85), welke laatste, behoudens verhooging van het recht tot f 60. voorioopig van kracht blijft, daar waar de ordonnantie van 22 Januari 1880 (Staatsblad no. 17) niet werkt. Geschriften, waarvoor bij "net in werking treden dezer ordonnantie het zegelrecht is voldaan volgens de vroegere bepalingen of die volgens de bepalingen onder welker werking zij zijn opgemaakt van zegelrecht waren vrijgesteld, zijn niet onderworpen aan het zegelrecht dezer ordonnantie. Andere geschriften, opgemaakt vóór het in werking treden dezer ordonnantie zijn: 10. van zegelrecht vrijgesteld, indien zij vallen onder de bij deze ordonnantie van zegelrecht vrijgestelde; 20. onderworpen aan het zegelrecht bij deze ordonnantie vastgesteld, indien zij aanvankelijk op ongezegeld papier konden worden gesteld en daarvan na het in werking treden dezer ordonnantie het zegelrecht moet worden betaald, om van de geschriften gebruik te kunnen maken volgens art. 20. Voor geschriften, waarbij de vroegere bepalingen zijn overtreden, kan het zegelrecht volgens die bepalingen verschuldigd, alsnog worden voldaan, met toepassing van de verhooging bepaald bij art. 9 mits gelijktijdig of vooraf zijn betaald de boeten, bepaald bij de art. 15 en 18 dezer ordonnantie. Door die betaling wordt de toepassing van de strafbepalingen van de publicatie van 16 October 1817 (Staatsblad no. 50) uitgesloten. Overigens blijven die bepalingen met inachtneming van de beginselen van art. 1 der overgangsbepalingen van de Wetboeken van Strafrecht voor Europeanen en voor Inlanders toepasselijk. Geschriften zonder dagteekening worden behoudens tegenbewijs geacht na het inwerking treden dezer ordonnantie te zijn opgemaakt. De Gouverneur-Generaal stelt bepalingen vast omtrent de inwisseling van het gezegeld papier, dat ongebruikt voorhanden is, of voor de teruggave van hetgeen daarvoor is betaald, zoomede omtrent de tijdstippen, waarop met het debiet van gezegeld papier of met het zegelen op verzoek volgens deze ordonnantie zoomede met de inwisseling of teruggaaf een aanvang kan worden gemaakt. Zoolang de bij art. 27 no. 62 der wet van 30 October 1843 {Nederlandsch Staatsblad no. 47) bepaalde vrijstelling van Nederlandsch zegelrecht voor wisselbrieven, briefjes aan order of toonder en ander handelspapier in de overzeesche bezittingen van het Rijk wordt gehandhaafd, wordt voor het zegelrecht van die geschriften, voor zooveel zij in Nederlandsch-Indië opgemaakt, in Nederland betaalbaar en aldaar aan evenredig zegelrecht onderworpen zijn, door' den Gouverneur-Generaal van NederlandschIndië bij afzonderlijke ordonnantie eene regeling getroffen. Lijst van vrijstellingen van het zegelrecht in NederlandschIndië, bedoeld bij artikel 13 van de nieuwe regeling der zegelbelasting. 1. Hetgeen ingevolge wettelijke bepalingen naast of achter een ander geschrift wordt gesteld, quitantiën daaronder niet begrepen. 2. De akten van beteekening, met of zonder bevel, de legalisaties van handteekeningen en de vermelding der verrichting van formaliteiten gesteld op de geschriften, die beteekend worden, waarop de handteekeningen voorkomen of welke de formaliteit ondergaan. 3. De quitantiën, endossementen, acceptatiën, visa's, avals en verlengingen van den termijn van betaling, gesteld op wisselbrieven en ander papier aan order of papier aan toonder. De op polissen of bewijzen van verzekering gestelde aanteeke- ningen omtrent wijziging of aanvulling van de bepalingen der overeenkomst van verzekering of omtrent het verzekerde voorwerp. 4. Quitantiën en andere geschriften, bedoeld in art. 10, voor niet meer dan tien gulden, en niet strekkende in mindering of ter eindvoldoening hetzij van eene grootere schuld dan van /' 10 of van een in het geschrift niet vermeld bedrag. 5. Quitantiën voor betalingen uit 's lands schatkist of uit van landswege beheerde fondsen. 6. Quitantiën voor belastingen en verhooging daarvan als boete. 7. Quitantiën voor bedeeling of onderstand door liefdadige instellingen, vereenigingen of commissiën, en de stukken over te leggen tot het verkrijgen van zoodanige bedeeling of onderstand. 8. De bewijzen van inleg in spaarbanken en van terugneming van daarin gestorte gelden, of van renten op die gelden te goed gedaan. 9. Vrachtlijsten, vrachtbrieven, cognossementen en re?us voor de ontvangst van goederen. 10. Declaratiën of rekeningen voor verricht werk, gedane diensten, leveringen en voorschotten met uitzondering van die, welke ter begrooting of taxatie worden ingediend, van die, welke voorzien worden van eene goedkeuring of erkenning door den schuldenaar, en van die welke vallen in de termen van art. 10. 11. Rekeningen-courant, alleen geteekend door hen die haar opmaakten, met uitzondering van die, welke vallen in de termen van art. 10. 12. Pandbrieven, afgegeven door of namens pachters van het recht tot het houden van pandhuizen, mits het geleende bedrag niet hooger is dan f 100. 13. Inschrijvingsbiljetten bij openbare verkoopingen, verhuringen, of aanbestedingen. 14. Inteekenlijsten. 15. Bewijzen van lidmaatschap van vereenigingen welke niet het behalen van winsten voor de leden beoogen, de verklaringen van toetreding tot of aanvragen van lidmaatschap van, en verbintenissen tot het geven van bijdragen aan die vereenigingen. 16. Olographische en besloten of geheime testamenten, met de daarop of op het tot omslag dienende papier gestelde aanteekenin- gen van den erflater, zoomede de stukken bedoeld in de artt. 935, 946, 947, 948, en 951 van het Burgerlijk Wetboek. 17. De aangiften, kennisgevingen en andere geschriften, welke voor de regeling van belastingen door of namens de belastingschuldigen worden gedaan of opgemaakt, de verzoekschriften en bezwaarschriften betrekkelijk den aansiag of de heffing, de aanslagbiljetten, en andere kennisgevingen, de akten van beëediging en waardeering en daartoe betrekkelijke geschriften in belastingzaken. 18. De aangiften, kennisgevingen en andere geschriften vereischt voor de verkrijging van passen of vergunningen tot vervoer of opslag, die passen of vergunningen zelve met de aanteekeningen daarop te stellen en de bewijzen van inlevering dier stukken. 19. De opgaven en kennisgevingen, welke ter voldoening aan verordeningen aan het openbaar gezag worden gedaan. 20 (Gewijzigd bij art. IVvan Staatsblad 1897 No. 54.) De geschriften vereischt voor de opneming van of het ontslag uit gestichten bedoeld in art. 134 van het Reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie. 21. Bewijzen van vaccinatie of re vaccinatie en gezondheidspassen. 22. Briefjes van ontslag en verklaringen van goed gedrag of verrichten dienst door bijzondere personen afgegeven. 23. De minuut van hetgeen ingevolge wettelijke bepalingen in een register geschreven wordt, met gelijke uitzondering als in no. 38, litt. b. 24. De origineelen, afschriften of uittreksels van geschriften der Regeering, van landsdienaren of van colleges op openbaar gezag ingesteld (andere dan rechters, rechterlijke colleges en hunne griffiers); met uitzondering van: a. die, welke worden uitgereikt aan bijzondere personen, landsdienaren in hun persoonlijk belang of colleges, niet op openbaar gezag ingesteld; b. die, welke worden ingediend door landsdienaren in hun persoonlijk belang; c. de minuten van akten opgemaakt met medewerking der in letter a genoemden of waarbij de aldaar genoemden compareeren. 25. (Gewijzigd bij Staatsblad 1894 No. 280, Ten tweede A.) Alle afschriften en uittreksels van besluiten, bevelende de teruggaaf van onverschuldigd betaalde sommen of bevattende eene afwijzende beschikking of eene verwijzing tot anderen, een niet eervol ontsla* eene aanstelling tot of een ontslag, hetz.j ai dan met eervol, uit°'eene betrekking of dienstverrichting, waaraan geen inkomsten verbonden zijn, of eene overplaatsing in dezelfde betrekking of dienstverrichting zonder vermeerdering van inkomsten. 26 Alle afschriften en uittreksels van besluiten der Algemeene Rekenkamer, de controle betreffende, en de geschriften ingevolge comptabiliteits-bepalingen aan ambtenaren te hunner decharge uitgereikt. . . 27 Ordonnanties en mandaten van betalingen ten laste van 's Landsschatkist of van fondsen, van landswege beheerd wordende, daaronder niet begrepen de in artikel 6 bedoelde geschriften. 28. De geschriften dienende ter uitvoering van de bepalingen omtrent de zekerheidsstelling voor het beheer van gelden of goederen van het land of van op openbaar gezag ingestelde fondsen. 20. De geschriften over te leggen voor de toekenning van pensioen, gagementen en onderstanden ten laste van 's Lands kas of van op openbaar gezag ingestelde fondsen, de aan belanghebbenden uit te reiken besluiten of bewijzen van toekenning. 10 De geschriften, over te leggen voor de uitbetaling van e- zoldiging, wachtgeld, nonactiviteits-traktement, pensioen gagemen en onderstand ten laste van 's lands kas of van op openbaar gezaD ingestelde fondsen. . . , r " 1 De ^schriften, vereischt voor de dienstneming bij de zee- landmachten verder alle geschriften opgemaakt ter mtvoenng van wettelijke bepalingen of administratieve voorschriften betrekkelijk Ie zee en landmacht, schutterijen en gewapende korpsen; met mindering van dietothetconstateeren van overeenkomsten of kwijtin ^ 32. Kaarten en teekeningen en de daarop gestelde waanneren dergelijke verklaringen. De extracten uit kadastrale registers. 34. De stukken, opgemaakt ter bekoming en de bewijzen van grchXntnïrkelijke autonteiten, met mtzondenng van die, constateerende overeenkomsten of kwijtingen. 36. Alle geschriften in rechtsgedingen: a. voor rechters of rechterlijke colleges, die niet rechtspreken in naam der Koningin; b over vorderingen, die de som of waarde van f 100 niet te boven gaan; zoomede de geschriften tot tenuitvoerlegging van de vonnissen in die rechtsgedingen gewezen. 37. De geschriften tot tenuitvoerlegging van dwangschriften voor een bedrag de som van f 100.— niet te boven gaande. 38. De minuten van de navolgende geschriften van rechterlijke autoriteiten: a. beschikkingen van rechters en rechterlijke colleges betrekkelijk den inwendigen dienst; b. audiëntiebladen en andere notulen of processen-verbaal van beraadslagingen of terechtzittingen of van handelingen van rechters, met uitzondering van vonnissen, uitspraken in kort geding en beschikkingen op requesten; c. rapporten van rechters: d. conclusiën en requisitoiren en verdere stukken van het Openbaar Ministerie uitgaande en exploiten te zijnen verzoeke gedaan; e. arresten op en voorzieningen in cassatie in het belang der wet; ƒ. beëediging van rechterlijke ambtenaren en andere landsdienaren en adviseurs bij rechters of rechterlijke colleges; g. processen-verbaal van ambtshalve verzegeling. 39. De afschriften en uittreksels van geschriften van rechterlijke autoriteiten en akten ter griffie van rechterlijke colleges, behalve die, welke worden uitgereikt aan bijzondere personen of landsdienaren in hun persoonlijk belang en andere dan op hoog gezag ingestelde colleges. 40. Geschriften in strafzaken, daaronder niet begrepen: a. verzoekschriften om kwijtschelding of vermindering van straf; b. de geschriften, atkomstig van de beleedigde partij of de aan haar uit te reiken afschriften of uittreksels van vonnissen. Voor de afschriften en uittreksels uit te reiken aan andere dan de partijen geldt no. 39. 41. De geschriften opgemaakt om te geraken tot verklaring in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen, het vonnis daarop gewezen, en alle geschriften betrekkelijk het beheer en de vereffening van boedels van in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verklaarde personen, of van onbeheerde nala tenschappen, met uitzondering van: a. de akte van accoord en het vonnis van homologatie; b. de akte, waarbij eene overeenkomst geconstateerd of kwijting verleend wordt; c. de akten van overschrijving van tot den boedel behoorende onroerende goederen of schepen. 42. De geschriften, vereischt om toelating tot kosteloos procedeeren te verkrijgen, het vonnis op het verzoek daartoe gewezen, de beteekening van dat vonnis, de geschriften opgemaakt in rechtsgedingen welke van een zijde of van beide zijden kosteloos worden gevoerd en de geschriften tot uitvoering van de in die rechtsgedingen gewezen vonnissen. ° De geschriften over te leggen in rechtsgedingen als boven bedoeld, indien het zegelrecht eerst door de overlegging in rechten verschuldigd wordt. 43. Geschriften betrekkelijk de wraking van rechters. 44. Certificaten van onvermogen en de verzoekschriften van of ten behoeve van onvermogenden, mits daarop gesteld of daarbij gevoegd is een certificaat van onvermogen afgegeven door een daartoe door den Gouverneur-Generaal aangewezen ambtenaar, de verzoekschriften van besturen van liefdadige instellingen en de op voormelde verzoekschriften te nemen beschikkingen of uittreksels aan de verzoekers uit te reiken. 45. De akten, die ingevolge art. 8 van het reglement op het notaris-ambt voor onvermogenden en de aldaar genoemde instellingen kosteloos worden opgemaakt en de afschriften of uittreksels aan die onvermogenden of instellingen uit te reiken. 46. De geschriften noodig voor het aangaan van huwelijken en die betrekkelijk de voorziening in voogdij of curateele, de opheffing van curateele, handlichting, verbeteringen van akten van den burgerlijken stand, erkenning oi wettiging van natuurlijke kinderen, ontslag uit de gijzeling, verklaringen van goed gedrag, een en ander indien de persoon in wiens belang de geschriften worden opgemaakt of afgegeven, onvermogend is blijkens certificaat afgegeven door een der door den Gouverneur-Generaal daarvoor aangewezen ambtenaren 47- De ten behoeve van 's lands dienst uitgereikte uittreksels uit de registers van den burgerlijken stand en de uittreksels uit de scheepsdagregisters, bedoeld in de art. 47—52 en 77—van ^et reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand en afschriften of uittreksels van de aan die registers gehechte stukken. 48. De geschriften opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen van de artt. 17, 18 en 19 van het reglement op het houden van de registers van den burgerlijken stand en de artt. 37, 48, 49, 63 en 64 van het reglement op het notaris-ambt, betrekkelijk de overneming of overbrenging van akten en registers of betrekkelijk de toezending van afschriften en uittreksels of opgaven. 49. (Gewijzigd bij Staatsblad 1892 No. 148 en 1898 No. 171). Alle geschriften opgemaakt ingevolge de reglementen op den posten telegraafdienst, de op binnenlandsche, aan recht onderworpen, postwissels gestelde quitantiën daaronder niet begrepen. 50. Geschriften in Neder land of in eene andere kolonie of bezitting van Nederland gesteld op gezegeld papier of aldaar van zegel voorzien. 51. (Gewijzigd bij Staatsblad 1894 No. 38). De kennisgevingen, welke ingevolge de artt. 6, 7 sub 5e, 8, 9 en 10 van de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (Nederlandsch Staatsblad 1892 No. 268) aan de Hoofden van Plaatselijk Bestuur worden gedaan, en de daarvoor, alsmede voor de mondeling gedane kennisgevingen, uit te reiken bewijzen. 52. (Staatsblad 1893 no, 112). De overeenkomsten tot verhuring van grond door Inlanders aan niet-Inlanders, bedoeld bij artikel 5 van het Koninklijk besluit van 20 Juli 1870 no. 15 (Indisch Staatsblad no. 118). 53. (Staatsblad 1894 no. 280. Ten tweede A.) De akten van aanstelling van alle dorpshoofden op de particuliere landerijen, zoowel bewesten als beoosten de Tjimanok, onverschillig of zij al dan niet bezoldiging of toelage genieten. Het zegelrecht van wisselbrieven, briefjes aan order of toonder en ander handelspapier, voor zooveel die geschriften in Nederlandsch-Indië opgemaakt en in Nederland betaalbaar gesteld worden. (Staatsblad 1885 No. 132. gewijzigd bij Staatsblad I892 No. 260). Art. 1. Wissels, briefjes aan order of toonder en ander handelspapier, in Neder landsch-Indiè opgemaakt doch in Nederland betaalbaar (met uitzondering van de stukken, die hetzij op zicht of vertoon, hetzij uiterlijk binnen drie dagen na zicht of vertoon betaalbaar zijn gesteld), alsmede de duplicaten of kopijen zijn, behalve aan het zegelrecht bepaald in de laatste alinea van artikel 11 der ordonnantie van 11 Augustus 1885 (Staatsblad No. 131), zoo als zij is gewijzigd en aangevuld bij artikel 1 der ordonnantie van 10 December 1892 in Staatsblad 1892 No. 260 ten tweede, bovendien onderworpen aan een evenredig zegelrecht, bedragende vijf cent van iedere honderd gulden. Voor dit evenredig zegelrecht gelden wel de bepalingen van art. 9 en art. 14, litt. a der aangehaalde ordonnantie, maar niet die van de artt. 15, 18, 19, en 23. Art. 2. Deze ordonnantie is niet toepasselijk op de wissels, door of van wege den Gouverneur-Generaal of het Departement van Koloniën, noch op die, door den Commandant der Zeemacht op den Minister van Marine getrokken. Art. 3. Deze ordonnantie treedt in werking op den isten Januari 1886. Het vervallen van de vrijstelling van zegelrecht verbonden aan de vergunningen voor vreemde Oosterlingen om op plaatsen, waar geene wijken voor hen zijn aangewezen, zich neder te zetten en elders zich buiten aangewezen wijken te vestigen. Eerstelijk: In te trekken het tweede lid van artikel 3 der ordonnantie van 6 Juni 1866 (Staatsblad no. 57). Ten tweede: Te bepalen, dat deze ordonnantie in werking treedt op den isten Januari 1886, met dien verstande, dat de vrijstelling van zegelrecht voor de vergunningen, welke voor dien dag krachtens de artt. 2 en 3 der ordonnantie van 6 Juni 1866 (Staatsblad no. 57) zijn verleend, blijft gehandhaafd. Zegelrecht-vrijstellingen bij bepalingen in algemeene verordeningen. Burgerlijk Wetboek arlt. 343. Acten tot het vestigen der hypothecaire inschrijvingen en de doorhalingen derzelve ten behoeve van minderjarigen. 372. De summiere rekening en verantwoording jaarlijks aan de Weeskamer door een voogd af te leggen. 452. Artt. 343 en 372 gelden insgelijks bij de curateele. 465. De summiere rekening en verantwoording jaarlijks door de Weeskamer af te leggen aan het openbaar Ministerie bij den Raad van Justitie, die haar benoemd heeft. 1075. Het procesverbaal van den Notaris en de ontworpen boedelscheiding: Wetboek van Koophandel art. 774. Het verzoekschrift waarbij de, aan de Weeskamer, in een faillieten boedel, toegevoegde raadsman of raadslieden, ingeval van verschil van gevoelen met de Weeskamer zich wenden tot den Raad van Justitie. Reglement Burgerlijke Rechtsvordering artt. 433. Een authentiek afschrift van het beklaagde vonnis overgelegd bij de voorziening in cassatie van den ProcureurGeneraal bij het Hoog-Gerechtshof in het belang der Wet. 434. Een authentiek afschrift van 's Hofs arrest, dat in alle ge vallen voor geheele of gedeeltelijke vernietiging in het belang der Wet toegezonden wordt aan den rechter die het vernietigde vonnis heeft gewezen. 884. Het vonnis van toelating om kosteloos te procedeeren, mitsgaders alle de acten, welke hetzelve zijn voorafgegaan. 888. a. De eenvoudige requesten of andere aanvragen van behoeftigen, voorzien van het bewijs van onvermogen bij art. 875 R. V. vermeld, tot het bekomen, buiten eigenlijk rechtsgeding van eenige gerechtelijke machtiging, goedkeuring of andere rechterlijke beschikking. b. de beschikking op de sub a bedoelde requesten of aanvragen. 890. Art. 888 van toepassing op armeninric'ntingen, besturen van Gods- en gasthuizen, benevens de kerkbesturen der verschillende Godsdienstige gezindheden binnen N. I., zonder verplicht te zijn tot overlegging van een bewijs van onvermogen. 891. Ook wees- en boedelkamers, zoo eischender als verweeren der wijze voor onvermogende boedels of personen. Stb. 1863 No 83, \ „ 1864 „ 137, (reispassen). „ 1865 „ 141, ) » l863 » ^4> / (vervoer van buffels en runderen). „ 1875 „ 226, ) „ 1864 „ 6. art. 30 (onteigening). „ 1869 85, art. 4 (pandbriefjes!. 1870 ,, 39, art. 7 (aanbestedingen). 1871 „ 49, art. 3 (Slachtbriefjes in de Preanger Regent¬ schappen). 1871 „ 181, (verboden kringen bij vestingen). 1872 117, (vervanging van erfelijk individueel bezit door eigendom). 1873 ,, 240, art. 37 (accijns op gedistilleerd). „ 1874 „ 79. art- 7 (ontginning). 1874 „ 94', art. 2 (rechtswezen Sumatra's Westkust). 1874 „ 110, art. 69 en de modellen (boschwezen). 1874 „ 113 en 152 (jaarpassen), zie Stb. 1895 No. 254. 1874 „ 1191 (ontslag politie oppassers enz). „ 1875 „ 140, (Slavernij Celebes). 1875 „ 272, art. 30 (in- en uitvoerrechten Oostkust van Sumatra). Stb. 1878 No. 47, art. 5 (aanstelling dorpshoofden). „ 1878 „ 349, art. 37 (personeele belasting!. „ 1878 „ 350, art. 33 (patentrecht). „ 1879 „ 66, art. 6 (procedure voor proatins in de Lampongsche districten). „ 1879 ., 89, art. 4 (wetgeving Menado). „ 1879 » 2^7, (dwangschriften). „ 1879 „ 286, (koffiepassen). » !^79 „ 310. (inschrijvingsbiljetten bij vendutiëni. ., 1880 „ 133, art. 3 (werkcontracten Oostkust van Sumatra). ,, 1880 „ 208, art. 33 (in- en uitvoerrechten Djambi). ,, 1881 „ 66, art. 56 (Scheepsmeting). „ 1881 ., 206, (inschrijvingsbiljet bij verpachting). „ 1882 „ 240, art. 16 (algemeen reglement in-en uitvoerechten). „ 1883 „ 188, art. 27 (uitlevering van vreemdelingen). „ 1883 „ 192, (aanneming van een geslachtsnaam door personen met Europeanen gelijk te stellen). ., 1884 „ 28a. art. 3 (werkcontracten Banda-eilanden). „ 1886 „ 223, art, 3 (id. Sumatra's Westkust). „ 1887 „ 201, art. 3 (id. Palembang). „ 1888 „ 77, Amboina Landbouw Mijnbouw Werkcontract model. „ 1889 „ 138, Oostkust van Sumatra Landbouw, Herziening Mijnbouw; Contracten art. 3 al. 9. „ 1889 „ 139, Oostkust van Sumatra. Landbouw, Mijnbouw, model werkcontract. „ 1889 „ 209, Westerafdeeling van Borneo. Landbouw Mijnbouw. Model werkcontract. ., 1890 „ 77, Spoor-en Tramwegen. Sumatra's Westkust art. 3: Werkcontracten. Wijziging van Stb. 1886 No. 223. „ 1891 „ 49, Javasche Bank. Nieuw octrooi. Art. 17: De biljetten die de Bank mag uitgeven ter waarde respectievelijk van f 1000, f 500, /' 300, f 200, f 100, f 50, f 25, ƒ 10 en ƒ 5. „ 1891 „ 134, Tin Reglementen Banka. Algemeen Reglement voor de tin winning op het eiland Banka: aanvragen en andere geschriften vermeld in art. 35 a, b, en c. Stb. 1892 No. 44. Besmettelijke ziekten. Geneeskundige dienst. Bepalingen ter voorkoming van het overbrengen van besmettelijke ziekten over zee in N. I. art. 4 Gezondheidspassen. „ 1892 139, Verpachtingen. In-en uitvoerrechten Riouw en Onderhoorigheden. Bepalingen omtrent de in het landschap Indragiri van Landswege te verpachten middelen en omtrent de heffing aldaar van in- en uitvoerrechten. Bijlage letter C, Reglement art. 29: alle stukken, die ten gevolge van dit Reglement worden opgemaakt. „ 1892 „ 144. In- en overschrijvingen. Onroerende zaken. schepen. Landmeterskennissen. In- en overschrijvingen van onroerende zaken en van schepen ten name van het Gouvernement. „ 1893 .. 18, Menado, Landbouw-Mijnbouw: Model-werkcontract. „ 1895 „ 118, In-en uitvoerrechten. Bali en Lombok: alle stukken opgemaakt ten gevolge van 't Reglement op de heffing van in- en uitvoerrechten in de afdeeling Lombok, art. 30. 1895 „ 198, Huwelijken en verstootingen onder Moham¬ medanen, art. 3: bewijs van het voltrokken huwelijk of de geconstateerde verstooting. ., 1895 » 2 54' Scheepvaart. Bepalingen ter uitbreiding en verscherping van het toezicht op de Scheepvaart met de vaartuigen genoemd in artikel 1 van het Koninklijk besluit in staatsblad 1874 No. 113. voor zooveel betreft Java en Madoera art. 7: alle uit te reiken schrifturen. 1896 ,, 44, Agrarische aangelegenheden. Herziening der regelen omtrent de Mandsche grond-ontginningen op Java en Madoera. Art. 9: alle op deze ordonnantie betrekking hebbende of op den voet daarvan op te maken geschriften. Stb. 1896 No. 95, Verpachtingen Zuider-en Ooster afdeeling van Borneo. Regeling van de pacht van het recht tot het doen van heffingen bij het graven naar goud in de onder-afdeeling Tanah-Laoet van genoemd gewest. Tenvierde: alle stukken, opgemaakt ingevolge het bij artikel II vastgesteld reglement en ingevolge artikel VII. „ 1896 „ 107, Grond-ontginning. Menado. Herziening der regelen omtrent de ontginning van woesten grond door Inlanders in de Gouvernementslanden binnen het gewest Menado; art. 9: alle op deze ordonnantie betrekking hebbende of op den voet daarvan op te maken geschriften. „ 1896 „ 234, Billiton. Landbouw, Mijnbouw, model contract voor de overeenkomsten tusschen werkgevers en van buiten het gewest afkomstige werklieden. „ 1897 „ 54, Krankzinnigenwezen. Reglement op het krankzinnigen wezen in N. I. Art. 52: De stukken vereischt tot de opneming, het verblijf, de verplaatsing, het verlof en het ontslag van personen in en uit krankzinnigen gestichten. „ 1897 „ 61, Boschwezen. Reglement voor het beheer der bosschen van den Lande op Java en Madoera: de vergunnigsbewijzen bedoeld in art. 24 benevens de passen en certificaten in art. 27. „ 1897 „ 122, Suiker, Serehziekte. Herziening van de bepalingen tot beteugeling van de Serehziekte op Java: het bewijs van de aangifte bedoeld in art. 3 c. al. 2. „ 1897 „ 234, Agrarische aangelegenheden. Grondbezit. Wijziging van de artt. 5, 6, 9, 13, 14 en 22 van het Konninklijk besluit in Staatsblad 1872 Nó. 117, VI: art. 22 : alle schrifturen en akten in dit besluit genoemd. „ 1897 „ 296, Postspaarbank. Art. 19: alle akten en stukken, noodig voor den inleg van gelden in- en de terugbetaling daarvan door de postspaarbank, mits in of op die akten of stukken van die bestemming melding worde gemaakt. Stb. 1898 No. 348, Rundslacht. Belastingen. Invoering eener rechtstreeksche heffing van de belasting op het slachten van runderen, buffels, paarden en veulens op Java en Madoera. art 5 al 3: de vergunningsbewijzen tot het slachten. „ 1899 „ 44. Belastingen. Varkensslacht. Vervanging van de pacht van het slachten van varkens op Java en Madoera door eene directe heffing van de belasting op het slachten van varkens. Art. 5 al. 2: de vergunningsbewijzen. K' É E AU' y- zegeirecm, volgens ae artt. 2 tot en met 8 berekend, niet juist bedragende f 1.50, / 2, f 4, f 6, f 8, f 10, f 15, f 20, t 25> 1 3°> f 35) f 4°" f 45' f 5°; f 60, f 70, f 80, f 90, f 100, of—boven de f 100 — een veelvoud van f 25, wordt gesteld op het naast hoogere dier bedragen of veelvouden. Art. 10. (Gewijzigd bij Staatsblad 1892 No. 260). Het zegelrecht van de zonder tusschenkomst van een openbaar ambtenaar opgemaakte quitantiën en andere eenzijdige geschriften, bevattende, in welken vorm ook, zelfs in dien van een brief of bericht, de erkenning door of namens den schuldeischer van het geheel of gedeeltelijk te niet gaan eener geldschuld, zoomede van door bankiers of kassiers afgegeven deposito bewijzen van geld, of van papier aan toonder bedraagt tien cent. Onder vorenstaande bepaling vallen alle erkenningen van de ontvangst van geld of van papier aan order of toonder, indien daaruit niet blijkt, dat zij schuldbekentenissen of schuldbewijzen zijn, zoomede alle niet door een openbaar ambtenaar afgegeven afschriften van de bedoelde stukken. Dit artikel is niet toepasselijk als een geschrift meer bevat dan de quitantie of erkenning bovenbedoeld, en ter zake van dat meerdere, zegelrecht moet worden betaald. Art. 100. (Ingelascht bij Stbl. 1894 No. 280, Eèrstelijk a.) Het zegelrecht van binnenlandsche reispassen voor Inlanders en met hen gelijkgestelden bedraagt tien cent. Art. \ob. {Ingelascht bij Stbl. 1898 No. 141 art. 11.) Hetzegelrecht van in het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheaen afgegeven buitenlandsche reispassen. behalve voor die naar Mekka, bedraagt tien cent. Art. 11. [Gewijzigdbij Staatsblad 1892 No. 260.) Het zegelrecht van orderbriefjes of promessen aan order (zoogenaamde acceptatiën) en assignatiën, met uitzondering van de stukken, die hetzij op zicht of vertoon, hetzij uiterlijk binnen drie dagen na zicht of vertoon of wel binnen acht dagen na hunne dagteekening betaaibaar zijn gesteld, bedraagt een half per mille van het bedragin het stuk uitgedrukt. Het zegelrecht, volgens de vorige alinea berekend, niet juist bedragende f o. 10, f 0.15, f 0-20, f 0.25, f 0.50, f 0.75, f 1.—, f 1.25, f 1.50. f 2.—, f 2.50, f 3.—, f 4.—, f 5.—, f 6.— ,