ónder de berusting dier ontvangers zijnde kohieren der verponding en dat de Algemeene Ontvangers van 's Lands kassen, aangeduid in den hierbij overgelegden staat lett. B, van de te hunnen kantore berustende verpondingskohieren afschriften doen toekomen aan die ambtenaren. Verder zal van de in het vervolg door TJ ontvangen wordende kohieren, voor zooveel betreft de in den staat lett. B, genoemde kassen, door TJHEdG. ten behoeve van het kadaster afschrift te verleenen zijn, vóórdat zij aan de Ontvangers worden doorgezonden, terwijl, zoowel van de wijzigingen, welke ingevolge §§ 1 en 3 van artikel 21 der ordonnantie in Staatsblad 1886, N°. 78, zooals zij is aangevuld bij Staatsblad 1891, N°. 169, door TJHEdG. in de kohieren worden aangebracht, als van de aanteekeningen, voorgeschreven aan het slot van de dezerzijdsche circulaire van 6 October 1890, N°. 14885, telkens kennis gegeven zal moeten worden aan de betrokken ambtenaren van het kadaster. Voldoende aan eene ter zake van 'mijn ambtgenoot van Binnenlandsch Bestuur ontvangen uitnoodiging, heb ik de eer TJHEdG. te verzoeken, voor zooveel het gewest onder Uw beheer betreft, terzake wel het noodige te willen verrichten en doen verrichten. De Directeur van.Pinanciën, (w. g.) VAN DOBSSEB. Staat lett. A, behoorende bij de circulaire van den Directeur van Financiën van 12 Februari 1894, N°. 2558. Algemeene Ontvangers van 's lands kassen te: Batavia, Buitenzorg, Serang, Bandong, Poerwokarta, Cheribon, Tegal Pekalongan, Magelang, Semarang, Pati, Soerabaja, Pamekassan, Pasoeroean, Probolinggo, Bondowosso, Banjoemas, Poerworedjo, Madioen, Kediri. Staat lett. B, behoorende bij de circulaire van den Directeur van Financiën van 12 Februari 1894 N°. 2558. Algemeene Ontvangers van 's lands kassen te: Pandeglang, - Tjiandjoer, Soemedang, Garoet, Manondjaja, Bandjar, Madjalengka, Indramajoe, Tjiamis, Salatiga, Japara, Rembang, Toeban, Grissee, Bangkalan, Soemenep, Sampan g, Afschrift te zenden aan het kadastraal bureau te: Serang. Soekaboemi. Bandong. Cheribon, Semarang. Pati. Soerabaja. Pamekasan. Malang, Pasoeroean. Besoeki, Bondowosso. Banjoewangi, Tjilatjap, Banjoemas. Keboemen, , t, Poerworedjo. Wonosobo, Patjitan, Madioen. Toeloengagoeng, Kediri. U037 Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. Declaraties. N°. 158. Batavia den 13 Maart 1894. Declaraties van Met referte aan Uwe missive van den 26en Februari j.1. N°. 193/G bet inlandsen ^eb ik de eer het volgende te doen dienen. PeIdo"rde00k Ofschoon de aanleiding tot de circulaire van den Directeur van Afdeeiings- Binnenlandsch Bestuur dd°. 31 Augustus 1883, N°. 6063 geen twij- ingenieurs te ,. , tl_üjj. Téekenen. fel toelaat, omtrent het verlangen van dien departementschef, dat zoowel declaraties van reis-, verblijf- en transportkosten van ambtenaren als die van beambten van het kadaster door de betrokken ingenieurs moeten worden geviseerd, is, met betrekking tot het Inlandsche personeel, en zulks op grond van art. 16 van het reglement, vastgesteld bij het Gouvernements besluit dd°. 17 December 1862, N°. 32 (Staatsblad N°. 153"), eene afwijking, als door den Chef van het kadastraal bureau te Madioen in het leven geroepen, wel te rechtvaardigen. Nochtans komt het mij in het belang eener richtige administratie wenschelijk voor, streng de hand te doen houden aan het bij bedoelde circulaire voorgeschrevene, in zoodanigen zin, dat ook declaraties van het Inlandsche personeel van Uw visum moeten worden voorzien. Mijns inziens is deze de eenige weg, waarlangs de afdeelings-ingenieurs kunnen komen tot de kennis van het juiste totaal, dat jaarlijks door het personeel in hun ressort wordt gedeclareerd. De betrokken chefs hebben er in zooverre bemoeienis mee, dat zij op de declaraties het visum dienen te stellen, betrekkelijk de lastgeving tot de reis. Onder mededeeling van het vorenstaande heb ik de eer UEdG. te verzoeken, de in Uw ressort werkzaam zijnde ambtenaren van het kadaster (chefs van kadastrale bureaux) ter zake van instructies te voorzien, .een en ander overeenkomstig mijn in deze ontwikkeld gevoelen. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. Missive van den Inspecteur van Financiën te Soerabaja. N°. 38. N°. 29. Soerabaja 3 Aprü 1894. StorMigs- bew ijzen. Het is bij mijn onderzoek zoowel te Grissee als te Soerabaja indiening van gebleken, dat verschillende ambtenaren in deze residentie, aan wie 5uadraPlicaat- slortingsbe- voorschotten ter goeder rekening zijn verleend, in 1894 niet vol- wijzen bij daan hebben aan het voorschrift, vervat in artikel 2 van het Gou- tern8slor,m8 Tan koelie- vernements besluit van 1 October a°. p°., N°. 4, om evenals de comp- gelden, voortabelen, die niet tot overstorting op vaste tijdstippen verplicht „1^^^°? zijn, bij het terugstorten van de ongebruikt gebleven gedeelten en dergelijke, der hun verstrekte gelden, een exemplaar (het quadruplicaat) der betrekkelijke opgave van storting rechtstreeks aan het Hoofd van gewestelijk bestuur in te dienen. Tot enz. Beleefd verzoek ik UHEdG. de bovengenoemde en alle verdere ambtenaren, die voorschotten ter goeder rekening mochten hebben ontvangen, v. z. n. te willen uitnoodigen of doen uitnoodigen, het bedoelde voorschrift stipt op te volgen, en, voor zoover zij in 1894 reeds gelden hebben overgestort, alsnog een quadruplicaat der stortingsopgaven aan UHEdG. in te dienen. Indien sedert den datum der storting de betrekking in andere handen mocht zijn overgegaan, dan zoude, naar mij voorkomt, voor ditmaal met een afschrift der stortingsopgaven genoegen kunnen worden genomen. De Inspecteur van Financiën in de IVe afdeeling, . (w. g.) STEUICK DU MOULIN. Bij overgave van den dienst zal de boekerij met den catalogus moeten worden overgegeven bij een kort proces-verbaal, vermeldende het getal nummers van de boekerij, of deze overeenkomen met de nummers van den catalogus en van de volgens den catalogus ontbrekende nummers. Door de mededeeling van het vorenstaande met verzoek daaraan het vereischte gevolg te willen geven en doen geven, heb ik de eer van een door den Landvoogd verstrekte opdracht mij te kwijten. De lste Gouvernements Secretaris, (w. g.) O. B. NEDERBURGH. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 43 N°. 946. Batavia den 25 December 1897. • Ik heb de eer UEdG. hieronder opgave te doen van het aantal Conduitestaten Tan het der jaarlijks aan mij in te dienen exemplaren van den conduite- Europeesch Staat: personeel. betreffende het Europeesch personeel t. w.: door elk der Ingenieurs drie exemplaren (blanco). „ „ „ Bewaarders en Chefs vier exemplaren (waarvan 3 blanco en 1 met beoordeeling van den betrokken ingenieur). „ „ „ ondergeschikte ambtenaren en beambten vijf exemplaren (waarvan 3 blanco 1 met beoordeeling van den betrokken chef en 1 met die van den betrokken ingenieur). Met het woord „blanco" wordt uitsluitend verstaan „zonder beoordeeling". De Ingenieur der le klasse van het kadaster in Nederlandsch-Indië, (w. g.) W. VAN DER REST. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, ^ ^ N°. 486. ' Batavia 2 Mei 1898. Bij de examinatie van de conduitestaten over bet dienstjaar Magangs 1897, betreffende het Inlandsch personeel van het kadaster, is bij mij het vermoeden gerezen, dat sommige chefs zich zoo al niet, dan toch zeer weinig aan de vorming van de op hunne bureaux werkzaam gestelde magangs gelegen laten liggen. Onder andere viel het mij op, dat sommige magangs, ondanks bij hen geconstateerde energie, hun goeden wil en aanleg in de onderscheidene onderdeelen van den kadastralen arbeid geene vorderingen hadden gemaakt, terwijl weer andere, ondanks hunne intellectueele ontwikkeling, nog maar alleen geschikt waren voor schrijfwerk en niet de minste kennis hadden van meten, kaarteeren, berekenen e. m. a. Als zijnde niet in overeenstemming met het doel, waartoe het zoogenaamde magangstelsel werd in het leven geroepen, zou ik gaarne zien, dat voortaan meer zorg werd besteed aan de opleiding • der magangs. Te dien einde wordt UEdG. mits deze uitgenoodigd, den onderscheidene in Uw ressort werkzaam zijnde en aan het hoofd van eenig bureau staande ambtenaren van het kadaster, voor zooveel noodig, in herinnering te willen brengen, dat de magangs de betrekking van mantri bij het kadaster ambiëeren en hunne aanneming in hoofdzaak ten doel heeft hunne vorming tot geschikte opmeters en teekenaars, met verzoek wijders om bedoelde categorie van personen zooveel mogelijk in de gelegenheid te stellen, zich met betrekking tot den kadastralen arbeid te ontwikkelen. De Ingenieur der le klasse van het kadaster in Nederlandsch-Indië, (w. g.) W. VAN DER REST. Bijblad N°. 5813. N°. 45. Missive van den Gouvernements Secretaris dd. 24 Mei 1898 N°. 1150 aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur. Oppassers Op last van den Gouverneur-Generaal heb ik de eer UHEdG. Benoeming en mede te dee]en dat Zijne Excellentie geene termen heeft kunnen ontslag van ' * bureau-oppas- vinden om ten aanzien van de benoeming en het ontslag van de bij Se^hapP!re.d" artikel 1 § A van Staatsblad 1897 N°. 65 en bij Staatsblad 1898 staande mede te deelen, met verzoek de onder Uw Departement resorteerende Dienstcbefs en andere Autoriteiten, bevoegd om Landsdienaren uit hunne betrekking te ontslaan, daarmede in kennis te willen stellen. De lste Gouvernements Secretaris, (w. g.) COHEN STUART. UT. 50. Missive van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. 3 October 1900 N°. 4857 aan den Besident van Soerabaja. Salaris. Met referte aan Uwe missive van 10en September j.1. N°. Trage6»"»!! 14555/70-16, heb ik de eer UHEdG. mede te deelen, dat n. m. m. kosteloos ten de bewaarder van het kadaster te Soeraba ja, op grond van artikel behoeve Tan den lande op 2 van de ordonnantie van 22en Juni 1892 (Staatsblad N°. 144), ten te maken onrechte bezwaar maakt, om den bij dat schrijven bedoelden meet- stukken. brief kosteloos af te geven. De bedoeling van evengemeld artikel is, dat landmeterskennissen, benoodigd voor de in- of overschrijving ten name van het Gouvernement van onroerende zaken en schepen, door landsdienaren in het genot van activiteitstraktement, aan wie de verrichtingen der Gouvernements-landmeters zijn opgedragen, derhalve door de ambtenaren van het kadaster, vrij van zegel en kosteloos moeten worden uitgereikt, onverschillig of de afgifte daarvan ge: vraagd wordt door het Gouvernement, dan wel door den eigenaar dier zaken of schepen. Wat evenwel de eventueel in zoodanige gevallen vereischte meetbrieven betreft, zal m. i. de betrokken ambtenaar van het kadaster op grond van de ordonnantie in Staatsblad 1881, N°. 188, regelende het salaris voor de verrichtingen van de ambtenaren van het kadaster op aanvraag en ten gerieve van het publiek, het in artikel 1 sub b dier verordening bedoelde salaris moeten vorderen, bijaldien de afgifte van den meetbrief door den particulieren eigenaar gevraagd wordt. . Waar evenwel zooals in casu door U de aanvraag geschiedt ten behoeve der Regeering en zulks om uitvoering te kunnen geven aan de U bij artikel 2 van het Gouvernements besluit van 13°° Januari j.1. N°. 10 verstrekte opdracht, is het n. mi. m. aan geen twijfel onderhevig, of de bewaarder van het kadaster zal den benoodigden meetbrief al dadelijk kosteloos kunnen afgeven. Op grond van het vorenstaande komt het mij dan ook onnoodig voor, om overeenkomstig Uw voorstel ter zake de machtiging der Regeering te provoceeren. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w. g.) P. C. ARENDS. Circulaire van den Ingenieur, Chef van den kadastralen H". 51. dienst dd. 13 December 1900 N°. 3866. Bijlage 1. Meermalen komt het voor, dat door verschillende autoriteiten Salaris, bij de als fungeerend Gouvernementslandmeter aangewezen ka- Slnkkea- die kosteloos voor dasterambtenaren meetbrieven worden aangevraagd ten behoeve den lande van de Regeering en zulks om uitvoering te kunnen geven aan worden opg*' maakt, behoo- opdrachten hen van Regeeringswege gedaan. ren schriftelijk Hoewel het uit den aard dier opdrachten in den regel genoeg- te worde° ° ° " aangevraagd. zaam blijkt, dat voor het afgeven van dergelijke stukken geen salaris kan worden gevorderd, als bedoeld bij Staatsblad 1881, N°. 188, kan ik mij voorstellen dat er gevallen zijn, waarbij de betrokken kadasterambtenaar in het onzekere verkeert of zulke stukken al dan niet kosteloos mogen worden afgegeven. Zulk een geval heeft zich onlangs voorgedaan te Soerabaja, waarbij door den Bewaarder aldaar bezwaar werd gemaakt, het verlangde stuk kosteloos aan den Resident van Soerabaja te verstrekken. Naar aanleiding van die quaestie heeft de Directeur van Binnenlandsch Bestuur bij zijn aan den Resident van Soerabaja ge richt schrijven van 3 October 1900, N°. 4857 zijne meening te dien opzichte uitgesproken. Een afschrift van die missive wordt UWEdG. hierbij aangeboden met opdracht bij voorkomende ge- . legenheden daarnaar te handelen. In het belang der administratie acht ik het echter gewenscht, dat dergelijke aanvragen schriftelijk geschieden en bij de betrokken posten in het salarisregister door aanhaling van datum en nommer daarvan blijk wordt gegeven. Ter voorkoming van misverstand'. teeken ik hierbij aan, dat onder de voorbedoelde stokken, die kosteloos moeten worden verstrekt, niet gerekend mogen worden de meetbrieven, die door of namens particulieren worden aangevraagd, om te dienen bij de teruggave aan het Gouvernement van gedeelten van door hen in opstal of erfpacht bezeten perceelen, tenzij in het betrekkelijk Gouvernements besluit speciaal is bepaald, dat alle onkosten, vallende op de teruggave dier gronden, voor rekening van den Lande zullen komen. De Ingenieur der le klasse van het kadaster, (w. g.) W. VAN DER REST. U", 52. Extract uit het Gouvernements besluit dd. 5 Februari 1901, N°. 44. Ambtsvel- Vaststelling van een „Leidraad voor de regeling van het ambteden, lijk grondbezit van het dessabestuur in de Gouvernementslanden op Java en Madoera". Art. 1. Onder „ambtelijk grondbezit" of „ambtsvelden" worden in dezen leidraad verstaan de bouwgronden of vischvijvers, aan het dessahoofd en de leden van het dessabestuur uit hoofde van hun ambt ten gebruike afgestaan, afgescheiden van het aandeel, c. q. aan die personen bovendien toegekend in de overige bouwgronden of vischvijvers der dessa. Art. 2 enz. Art. 7. (1) Terstond na de totstandkoming der in alinea 1 van artikel 5 bedoelde verdeeling, wordt het ambtelijk grondbezit, verbonden aan elke betrekking in het dessabestuur, gemeten en in kaart gebracht en, binnen een naar gelang der omstandigheden door het plaatselijk bestuur voor elk geval te bepalen tijdsverloop, op de daartoe aangewezen punten door de zorg van het dessahoofd op duurzame wijze afgebakend. • (2) In het geval, vermeld in alinea 2 van voornoemd artikel, heeft voorshands alleen meting, kaarteering en afbakening plaats voor die betrekkingen, welker ambtelijk grondbezit bij de latere invoering der bij die bepaling bedoelde verdeeling geene wijziging meer ondergaat. (3) Van de vervaardigde kaarten wordt aan het bestuur eene calqne uitgereikt, welke naderhand onderdistrictsgewijze tot bundels vereenigd in het archief O wordt bewaard. Art. 8. enz. Art. 9. Na de meting en kaarteering van het voor eenige betrekking in het dorpsbestuur vastgesteld ambtelijk grondbezit, worden de uitgestrektheid en de aard daarvan aangeteekend in het Nominatief register van het dessabestuur, zoomede op het bewijs van inschrijving van den betrokken persoon (*). Wijzigingen, van welken aard ook, in die gegevens worden eveneens onverwijld ingeschreven. Art. 10. enz. Accordeert met voors. Register: De Gouvernements Secretaris, (w. g.) PAULTJS. Extract uit de Circulaire dd. 5 Februari 1901, N°. 331d van fj°. 53. den wd. le Gouvernements Secretaris. De in het jaar 1898 ingestelde onderzoekingen, enz. AmbtsvelAfgescheiden van een en ander is het te betreuren, dat bij de (Toelichting). uitvaardiging der regelingen te weinig rekening is gehouden met de beschikbare middelen, namelijk allerwegen maatregelen zijn verordend, waarvan eene behoorlijke verwezenlijking, binnen een redelijk tijdsverloop, alleen daar mogelijk was, waar het Bestuur tot dat doel de beschikking had, zoo niet over een voldoend personeel van den Kadastralen dienst, althans in genoegzame mate over andere min of meer technisch gevormde werkkrachten. Ofschoon toch elders in enkele streken met toewijding door het O Het districtsarchief, het archief van den betrokken Controleur of welk ander archief daarvoor het doelmatigst wordt geacht. (*) Dit laatste voor gewesten, waar dergelijke bewijzen aan de leden van het dessabestuur worden uitgereikt. 16 Inlandsen bestuur zoo goed mogelijk aan het gemis daarvan is tegemoet gekomen, was de algemeene bevinding bij het in hoofde bedoeld onderzoek deze, dat de opvolging der bepalingen omtrent de afbakening, opmeting en kaarteering der ambtsvelden over het algemeen veel, in sommige gewesten alles, te wenschen had overgelaten en slechts in enkele residentiën de uitvoering boven het middelmatige was geweest, en dat, tegenover enkele, welke vrij goede kaarten van de ambtsvelden binnen hun ressort hadden vervaardigd, een veel grooter aantal Inlandsche ambtenaren, om niet te spreken van oppassers en dessaschrijvers, stond, die nutteloos tijd en arbeid hadden besteed aan de samenstelling van kaarten, welke slechts als waardeloos zijn te qualificeeren. Waar de hoofdpunten in de meeste residentiën reeds tot bedenkingen van zoo ernstigen aard aanleiding gaven, is het duidelijk dat alleen eene grondige, oordeelkundig geleide algemeene herziening der zaak tot een bevredigenden toestand zal kunnen voeren. In zeker opzicht zijn echter aan zoodanige herziening thans grooter bezwaren verbonden, vereischt deze althans meer omzichtigheid, dan bij de oorspronkelijke regelingen gevorderd werd. Terwijl de ontwerpers hiervan schier overal op als het ware nog geheel open terrein zich bewogen, zal men — hier in meerdere, daar in mindere mate — thans in de meeste gewesten rekening hebben te houden met hetgeen inmiddels reeds tot stand is gekomen, zij het ook naar grondslagen of met gebruikmaking van middelen, welker deugdelijkheid niet boven bedenking verheven was. Een der eerste vereischten zal dus daarbij zijn, aanpassing, zooveel mogelijk, aan hetgeen van Bestuurswege reeds is tot stand gebracht. Gewesten, waar het ambtelijk grondbezit van zoo weinig beteekenis is, dat feitelijk van regelingen ter zake aldaar nauwelijks sprake kan wezen, zullen, vermoedelijk al aanstonds buiten beschouwing kunnen blijven. Elders, waar de tot apauage beschikbaar gestelde complexen reeds geheel of grootendeels met behulp van het Kadaster zijn gemeten en gekaarteerd, is het uit dien hoofde niet te verlangen, dat ook voor de in zoover bereids afgehandelde streken eene alge- heele herziening zal worden verordend, welke het verrichte werk misschien geheel te niet zou doen. Of en in hoever met omstandigheden van dien aard te rade is te gaan, zal voor elk gewest op zich zelf overwogen moeten worden. Naar het oordeel enz. Wat aangaat de tenuitvoerlegging der gewenschte nieuwe régelingen, is het standpunt der Eegeering hiervoren in hoofdzaak kenbaar gemaakt. Ofschoon geenszins geheel verwerpend wat zonder technische hulp met de plaatselijk beschikbare middelen tot stand is gebracht, is Zij nochtans van meening, dat bevredigende resultaten in deze alleen zijn te verwachten, wanneer de uitvoering wordt opgedragen aan personeel van voldoende opleiding. Op zich zelf behoeft dit niet mede te brengen, dat de hnlp der Inlandsche opmeters van het kadaster per se onmisbaar zou zijn. In casu toch geld het geene metingen, welke eene rijpe practische ervaring vereichen, doch eenvoudig de opmeting en kaarteering van betrekkelijk kleine, meerendeels vlakke stukken grond, waarbij ten overvloede met een vrij ruim gestelde nauwkeurigheidsgrens genoegen is te nemen, vermits het in deze er feitelijk weinig tot afdoet of de afgebakende apanages eenige roeden grooter of kleiner zijn dan het register aanwijst, doch fixiteit in ligging en grenzen hoofdzaak is. Ook de verbinding der metingen aan vaste terreinvoorwerpen — bovendien alleen noodig waar niet de ligging aan wegen, rivieren of leidingen, aan den rand eener kampong of van gronden van anderen cultuurtoestand, de plaats van het veld reeds genoegzaam doet kennen — is in den regel geen zaak, welke bijzondere bedrevenheid vordert. Evenmin echter zij daarmede gezegd, dat de hier besproken werkzaamheden aan de bemoeienis van het kadaster onthouden zouden moeten worden. Integendeel ligt het in de eerste plaats op den weg van dien tak van dienst om in deze het Bestuur met alle beschikbare middelen ter zijde te staan. Waar echter de krachten van het Kadastraal personeel te kort schieten om binnen enkele jaren de hierbedoelde taak ten einde te brengen, behoeft deze omstandigheid op zich zelf nog geene reden te zijn om voorshands van eene wederopvatting van het Vraagstuk af te zien, daar toch ander Inlandsen personeel, mits goed gekozen, in korten tijd door een deskundige voldoende is te bekwamen om, onder toezicht der Europeesche ambtenaren van het Kadaster, met een eenvoudig instrument — een met zorg vervaardigd planchet zal ongetwijfeld reeds meer dan voldoende kunnen zijn — de vereischte opnemingen behoorlijk te verrichten. Uit den aard der zaak geldt deze laatste beschouwing niet voor de gewesten, waar de kadastrale landrentemetingen zijn aangevangen en dus de opneming der ambtsvelden tegelijkertijd met die der overige dessagronden geleidelijk zal geschieden, noch ook voor de residentiën, waar het apanagebezit van het dessabestuur weinig of niets te beteekenen heeft. Met het niet te verhelen, door de ondervinding reeds te zeer gestaafde feit voor oogen, dat het maken van regelingen, zonder voor eene geleidelijke, goede uitvoering te kunnen instaan, in deze niets dan eene nuttelooze bemoeilijking voor het Europeesch en Inlandsch bestuurspersoneel en eene kwelling voor de bevolking is, worde evenwel elders, waar uit de hierbedoelde herzieningen der apanage-bepalingen omvangrijke werkzaamheden van den bovenomschreven aard zouden voortvloeien, vooraf nauwgezette overweging geschonken aan de vraag óf en tot welke grens het ter plaatse beschikbaar kadastraal personeel bij machte zal zijn om binnen een redelijk aantal jaren die taak ten uitvoer te brengen. Voorts, indien ten deele de tijdelijke hulp van speciaal daarvoor aan te wijzen personeel mocht worden vereischt — in welk geval aan de betrokken personen, voor zooveel buiten hun ambtelijk ressort werkzaam gesteld of bepaaldelijk voor dat doel in dienst genomen, zekere vergoeding of bezoldiging uit 's Lands kas zou behooren te worden verstrekt, — welke, vermoedelijk met goeden uitslag in korten tijd daarvoor op te leiden, werkkrachten ter plaatse aanwezig zijn en welke kosten aan het gebruik daarvan en de aanschaffing der c. q. ontbrekende instrumenten en andere benoodigdheden verbonden zouden wezen. Waar de slotsom dier overwegingen van dien aard blijkt te zijn, dat, in verband met andere belangen, de Eegeering tot de geraamde uitgaaf geene termen zou kunnen vinden, bepale men voorshands zich tot dat gedeelte van het gewest of van de bevolen maatregelen, waarvoor de uitvoering der metingen enz. bin- N°. 56. Gouvernements besluit dd. 7 Mei 1901 N°. 36. Gelezen: Contributies. le. het rekest, gedagteekend Soerabaja 12 Augustus 1898, van L. aan het M- Knaud, Bewaarder van het Kadaster aldaar, houdende verweduwen en zoek om te worden ontheven van de verplichting tot betaling weezenfonds voor emolu- van contributie aan het Weduwen en Weezenfonds van bur- menten genoten gerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië over de door hem als fnngeerend landmeter. als fungeerend landmeter genoten wordende emolumenten; 2*. de missives: o. van het bestuur over voormeld fonds van 29 Augustus 1898 N°. 1338; ö. van de Algemeene Rekenkamer van 12 Januari 1901 en 27 April d. a. v. N08. 231 en 4201; 3e. hét rapport van den Directeur van Financiën van 21 September 1900 N°. 800 en zijne missive van 1 April 1901 N°. 4716, de laatste in voldoening aan de missive van den Gouvernements Secretaris van 4 Februari t. v. N°. 321^ «oomede de overgelegde missive van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 12 j^;" Juli 1900 N°. 3129; Is goedgevonden en verstaan: Aan den adressant te kennen te geven, dat zijn verzoek voor inwilliging niet vatbaar is. Extract enz. Accordeert met voorz. Begister: De Gouvernements Secretaris, (w. g.) PAULTJS. ij° 57 Missive van den Algemeenen Secretaris dd. 10 Juni 1901 N°. 1660 aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur. Admini- Het heeft de aandacht van den Gouvèrneur-Generaal getrokken, stratie. dat stukken soms zeer lang bij de departementen van burgerlijk Over diligente . afdoening van bestuur in behandeling blijven. stukken aan de Het is zelfs geen zeldzaamheid, dat aan die bureaux herinnedepartementen , , , „„ , . , , ,, van algemeen ringsbrieven gericht moeten worden betreffende stukken, welke bestuur, daar reeds langer dan één jaar in bewerking zijn. Zijne Excellentie acht het hoogst noodig, en ook volstrekt niet onmogelijk, daarin verbetering te brengen en verlangt daarom dat als regel geen stuk langer dan drie maanden bij een departement wordt aangehouden. Mocht in sommige gevallen die termijn te kort blijken, dan verlangt Zijne Excellentie dat Haar vóór het verstrijken daarvan mededeeling worde gedaan van de redenen, welke de afdoening verhinderen, onder opgaaf van een nieuwen termijn, binnen welken men denkt gereed te kunnen komen. Wordt de gevraagde verlenging toegestaan, dan zal op den nieuwen termijn hetzelfde van toepassing zijn als op den oorspronkelijk gestelden. Door UHEdG. te verzoeken aan bovenvermeld verlangen van den Gouverneur-Generaal gevolg te willen geven, heb ik de eer van een van Zijne Excellentie ontvangen opdracht mij te kwijten. De Algemeene Secretaris, (w. g.) NEDERBUBGH. Circulaire van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur f»am «yj. dd. 11 Juni 1901 N°. 3144. Aangezien de nieuwe landrente-regeling volgens de Preanger- Grondvermethode, tot de voorbereiding waarvan in Uw gewest een begin anderiioen. Opgave van tot is gemaakt, eerst over 2, 3 of meer jaren na afloop der metingen stanQ getomen en het in kaart brengen van de landrenteplichtige gronden kan6ronaTCranae- ringen. worden ingevoerd en gedurende dien tijd belangrijke veranderingen — ook door nieuwe ontginningen — kunnen hebben plaats gehad, ligt het voor de hand, dat, willen de kaarten voor bedoelde regeling van nut blijven, deze ook steeds behooren te worden bijgewerkt. Mitsdien heb ik de eer UHEdG. te verzoeken, den betrokken! plaatselijke bestuurshoofden op te dragen van elke grondverandering, hoe gering ook, zoowel in de reeds opgemeten districten als in die waar de meting nog wordt voortgezet, binnen één maand, nadat deze te hunner kennisse is gekomen, door Uwe tusschenkomst bij maandstaat, opgave te doen aan den Chef van de in het gewest betrokken kadastrale sectie, dan wel, indien deze er niet meer werkzaam is, aan den chef van het kadastraal-bureau, aan wien de bewaring der kaarten, registers en andere bescheiden voor de landrente-regeling is opgedragen. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w. g.) P. ABENDS. li*. 59. Circulaire van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. 9 Augustus 1901 N°. 4251. Reisdecla- De Ingenieur, Chef van den Kadastralen dienst in Neder- raties. landsch-Indië, heeft, naar aanleiding van de door hem op zijne fooruitbetaling. . . , . , , , , , , , ., - ■ j i laatste inspectie schier overal vernomen klachten van de mantri s op reisdecla- r raties van over het lang uitblijven van de voldoening hunner reisdeclaratiën, mijne tusschenkomst ingeroepen om de eene of andere regeling te treffen, opdat die beambten, die van hun gering inkomen de kosten hunner dienstreizen zelf vooruit moeten betalen, niet al te lang op de uitbetaling hunner pretentiën behoeven te wachten, en deelde mij daarbij tevens mede, dat door enkele hulp-ordonnateurs, — omdat de bedragen dier reisdeclaratiën soms maar enkele guldens beloopen, — geweigerd wordt de gebruikelijke 80% vooruitbetaling daarop te verleenen, terwijl, wanneer belanghebbenden dat gedeelte al dadelijk ontvingen, zij gebaat zouden zijn, al mocht de eindverevening dan ook wat lang duren. Aangezien de eindverevening dier vorderingen van zoo velerlei factoren afhankelijk is, geloof ik dat aan het geopperde bezwaar zou kunnen worden tegemoet gekomen door aan belanghebbenden de gebruikelijke 80%, na voorloopige examinatie der betrekkelijke declaratiën op de gewestelijke of plaatselijke bureaux, zoo spoedig mogelijk uit te betalen, en zulks ongeacht de hoegrootheid der vordering, en wanneer de declaranten zelf daartoe het verlangen te kennen geven. Ik heb mitsdien de eer TJHEdG. te verzoeken dienovereenkom-. stig te willen handelen en doen handelen. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w. g.) P. ABENDS. Circulaire van den Ingenieur, Chef van den kadastralen N°. 60. dienst, dd. 20 Augustus 1901 N°. 2653. Bij de samenstelling dér artikelen 120, 121, 122 en 123 van de rjverzichts„Voorschriften der Landrente-metingen" (V. L.), betreffende de kaartenvervaardiging van overzichtskaarten is blijkbaar van de veronderstelling uitgegaan, dat die kaarten steeds op één blad zouden kunnen worden geteekend. De ervaring heeft echter geleerd, dat bij toepassing van de schaal van 1 a 20000 in vele gevallen één blad van het voorgeschreven formaat niet voldoende is voor de samenstelling dier kaarten. De algemeene opvatting schijnt te zijn, dat in die gevallen slechts op één der bladen de naam van het betrekkelijke district moet worden gesteld op de in artikel 121 aangegevene wijze, zonder dat op de overige bladen daarvan wordt melding gemaakt. Dit moet aanleiding tot verwarring geven, wat kan worden voorkomen, wanneer die naam wordt herhaald aan den rechterbovenhoek van elk blad, op de volgende wijze b. v. „Bedjasa in 2 bladen, le blad". Mocht daartoe geen gelegenheid bestaan, dan kan daarvoor eene andere geschikte plaats worden gekozen, hetzij boven de lijst of boven de aansluitingslijn der bladen. De nommering der verschillende bladen kan dan plaats vinden op de wijze, als in de 2* alinea van artikel 62 is voorgeschreven ten aanzien van het minuutplan: terwijl de omschrijving, bedoeld in artikel 121, alleen moet worden gesteld op het eerste blad of, indien daartoe de noodige ruimte ontbreekt, op een der overige bladen, waar zulks het geschiktst wordt geacht. Ik verzoek UEdG. bij de vervaardiging van meerbedoelde overzichtskaarten met het hier voorafgaande rekening te willen houden of doen houden en tevens zorg te willen dragen, dat de reeds vervaardigde kaarten, voor zoover noodig, op de vooromschrevene' wijze alsnog worden aangevuld. De Ingenieur der le klasse van het kadaster, (w. g.) W. VAN DER REST. HOOFDSTUK III. ALGEMEEN REGISTER VAN FORMÜLIERS. Formulier N°. 1. (1&). Kadaster. (Vastgesteld bij art. 125 der voorschriften gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 18 Juni 1890 N°. 6, Bijbl. N°. 4576). Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING DISTRICT DESSA AANWIJZEND TABLEAU. Kadastrale kaart. Inhoudsgrootte . . te trekken voor Belastbare De oppervlakte van ael 0r*eplante gronden : Verwijzing naar het w™™^ t i-i. „ Plaatselijke perceelen. rjirm„ u x 1 oppervlakte. kolom 8 herleid tot: Nommers Letters en v Aard van - möen het perceel. F^ Nommers benamine - iF", i :— F i der bladen nommers c ë bebouwing. Toelichtingen. van het der of bloknaam. Nieuwe , Vervallen perceelen. H- A- . H. | a C. H. A. C. Bouws. □ B. R. minuut-plan. vierkanten. nommer. nommer. j 1 | 2 3 4 5 6 ^ 7 g 9 10 11 12 Formulier N°. 2. Kadaster. Residentie (Vastgesteld bij art. 1 § & van het Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijblad N°. 3308). Afdeeling Kennisgeving betrekkelijk *) van De Ingenieur van liet kadaster in Ned.-Indië te Batavia brengt ter Uwer kennisse: 1°. Dat bij de kadastreering voorloopig te uwen name zijn gebracht de in deze kennisgeving vermelde eigendommen. 2°. Dat de kadastrale kaarten van den 18 tot en met den 18 ter inzage zullen liggen om te kunnen wor¬ den geraadpleegd. 3°. Dat ambtenaren van het kadaster gedurende den vermelden tijd dagelijks van des morgens 7 tot des middags 1 ure ter plaatse vermeld zitting zullen houden ten einde behulpzaam te zijn bij het aanwijzen der eigendommen op de kaart en om inlichtingen te geven en te ontvangen. Wordende U uitgenoodigd: 1°. Om deze kennisgeving persoonlijk of bij gemachtigde op de aangegeven zittingsdagen te komen inleveren, ten einde er uwe bezwaren bekend te maken omtrent de tenaamstelling, de plaatselijke benaming, de inhoudsgrootte, de afmetingen der perceelen, enz. 2°. Om kennis te geven of al uwe eigendommen hierop zijn vermeld en of er perceelen zijn opgegeven, die U niet toebeliooren, deze laatsten aan te wijzen en zoo mogelijk den naam van den rechten eigenaar op fte geven. 3°. Om uwe eigendomsbewijzen aan de ambtenaren van het kadaster te ver- (*) In te vullen naar den aard van het zakelijk recht. toonen, ten einde te vergelijken of zij overeenstemmen met dë perceelen, die bij bet kadaster te uwen name zijn gesteld. Om deze kennisgeving, indien U geene aanmerkingen heeft of anders na de oplossing der bezwaren, hetzij door toelichting, hetzij door verbetering der kadastrale stukken, te onderteekenen. Ten einde U in het vervolg de meest mogelijke zekerheid voor het rustig bezit uwer eigendommen en de onaantastbaarheid hunner grenzen te verschaffen en door de meest zekere aanduiding en juiste opgave omtrent de uitgebreidheid, aard en ligging het krediet van den eigendom te verhoogen, beeft de Regeering dit omvangrijk en kostbaar werk tot stand gebracht. Zij verwacht dan ook van allen de meest mogelijke belangstelling en medewerking, ten einde de moeielijkheden en nadeelen, die het gevolg zouden zijn van verkeerde tenaamstellingen en andere onnauwkeurigheden te vermijden. Batavia, den 18 . De Ingenieur van het kadaster in Ned.-Indië, Volgnommer. r Aanmerkingen Plaatselijke „ ö Aard van ^ j ! Grootte. ] van den eigenaar, benaming. \ 6 B § bebouwing. +3 fi ti enz. j i I g& j 1 | De ondergeteekende verklaart dat de in deze kennisgeving voorkomende omschrijving van de door hem bezeten perceelen behoudens de hiervoren gestelde aanmerkingen juist is. Forumlier N°. 3. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § a, 1 van het Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 5!), Bijbl. N°. 3308). Bewaring van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING SECTIE HOOFDREGISTER DER KADASTRALE BOEKHOUDING. 18 ! Plaatselijke Kadastrale kaart. ! benaming. Nommers der perceelen. Nommers der bladen. Letters en ce nommers der ruiten. *. Wijk of buurt. Plein, straat of gang' enz. i : [ a 3 *i o J= 0} ifi d ■O | 1 6 1 [Omschrijving van! Namen en voornamen j Omschrijving der Inhouds- ! den laatsten rechtstitel. Namen en voornamen der houders van het bescheiden tengevolge grootte van ! ; 1 j 9 der eigenaren, recht van opstal, waarvan de oude ieder perceel.; •§ j§ '~ volgens de officieele erfpachters en vrucht-' perceelen door nieuwe % S ts, S bescheiden. gebruikers. worden vervangen. H. A. C. p | 7 1 8 1 9 j 10 J~\ t 12 Nommers der oude 2 iperceelen waaruit de i j 00 nieuwe getrokken zijn. Nommers der nieuwe | perceelen waarin de *■ oude zijn opgenomen. Omschrijving der | ' bekende erfdienstbaar- Aanmerheden op de ; kingen. perceelen gevestigd. 15 { 16 Formulier N°. 3a. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § III der voorschriften gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 30 April 1883 N°. 30, Bijbl. N°. 3881; afgeschaft bij Gouvernements besluit dd. 6 December 1884 N°. 10, Bijbl. N°. 4141). Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE REGENTSCHAP DISTRICT DESSA in bladen KADASTRAAL GRONDREGISTER AANTOONENDE DE GRONDEN IN GEREGELDE CULTUUR BIJ DE INLANDSCHE BEVOLKING, ZOOMEDE DE OVERIGE GRONDEN, TE ZAMEN UITMAKENDE HET GEHEEL GEBIED DER DESSA. Totale uitgestrektheid van het dessagebied Kadastrale aanduiding. Volgnummer. Sectie. Liggingop de dessakaart. Landrenteplichtige gronden. Nommers der perceelen. Nommers der bladen. Letters en nommers der ruiten. Sawahs. Van levend water voorzien, Bouws en vierk Bijnl. Boeden. Van den regen afhankelijk. Sawa's. Bouws en vierk, Rrjnl. Boeden. Bouws en vierk, Bijnl. Boeden. Tegalvelden. Visch- ! Nipabos- vijvers. Bouws en vierk, Bijnl. Boeden. Bouws en vierk. Bijnl. Boeden. schen. Bouws en vierk. Bijnl. Boeden. Tuinen. Bouws en vierk Rrjnl. Boeden. Erven. Bouws en vlerk- Bijnl. Boeden- Vernon- dins? Püchtiee bonden. (Eto'An. F°m, erf¬ pacht enz.) Koffietuinen. Bouws Pi vierk. Rijm. hoeden. Gouvernements. Bouws en vierk. Bijnl. Boeden. Eigen tuinen der bevolking. Bouws en vierk Bijnl. Boeden. Bosschen. Djati. Bouws >n vierk. Bijnl. Boeden. en vierk. Wildhout. Bouws en vierk, Bijnl. Boeden. Wegen, begraafplaatsen, waterleidingen. Bouws m vierk. Bijnl. Boeden. en vierk. Onbebouwde gronden, Ver wij- zing naai' het Bouws en vierk. Bijnl. Boeden. Nieuwe volgnommer. Oude volgnommer. Aanmerkingen. Formulier N°. 31). Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § IV der voorschriften gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. April 1883 N°. 30, Bijbl. N°. 3881). Kantoor van bet kadaster te RESIDENTIE REGENTSCHAP AFDEELING DISTRICT DESSA STAAT AANGEVENDE DE VERZAMELDE OPPERVLAKTEN DER VOOR ELKE CULTUUR BESTEMDE GRONDEN, ZOOMEDE DER VERSCHILLENDE ONGECULTIVEERDE GRONDSOORTEN. - m I Dagteekening waarop de totair seering der laatste uitkomsten heeft plaats gehad. Landrenteplichtige gronden. Sawah's. Van Van re- • levend j gen af water voorzien. Bouws. Vierk. Bijnl. Boeden. Bouws. Vierk. Bijnl. Boeden. Bouws. Vierk. Bijnl. Roeden. Bouws. Vierk. Rijnl. Roeden. Bouws. Vierk. Bijnl. Roeden. Bouws. Vierk. Bijnl." Boeden. Bouws. Vierk. Bijnl. Boeden. Bouws. Vierk. Rijnl. Boeden. Bouws. l Vierk. Rijnl. Bouws. Vierk. Rijnl. Boeden. Bouws. Vierk. Rijnl. Boeden. Bouws. Vierk. Bijnl. Boeden. Bouws. Vierk. Rijnl. Roeden. Bouws. Vierk. Rijnl. Roeden. Bouws. Vierk. Bijnl. Boeden. Bouws. Vierk. Bijnl. Boeden. hankelijk. Rawa's. Tegalvelden. Vischvijvers. Nipabosschen. Tuinen, j Erven. Verponding pliclitige grondeö' Eigen¬ dommen'; Ei-fj inen¬ ten, erof Kofhetuinen. Bossohen. Eigen Ver- 1 fninAn nements.i der be¬ volking. Djati. Wildhout. Wegen, begraaf¬ plaatsen, rivieren, meeren en waterlei¬ dingen. Onbebouwde gronden. Totale uitgestrekt¬ heid van het des¬ sagebied. TViolii-litiTlOYMl Formulier N°. 3c. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE REGENTSCHAP DISTRICT KADASTRALE AFDEELING DESSA HULPSTAAT VOOR DE VERZAMELING DER GEGEVENS BENOODIGD VOOR DE OPMAKING EN BIJHOUDING VAN FORMULIER N°. 3b. Kadastrale aanduiding Volgnummer Sectie. Nommers de: perceelen. Nommers der bladen. Letter en nom mer der ruit Landrente-pliehtige gronden. Sawah's. Van levend water voorzien. Van den regen af¬ hankelijk.; Rawa's Tegalvelden. Vischvijvers. Nipabosschen. 10 11 12 ! 6 I ' I * I tf I 10 I 11 I lZ J 13 14 15 1 16 17 18 | 19 20 21 I h. ja.|c.| h. |a.jc.| h. |a.|c.| h. I a.lc. | h. |a.|c.| h. |a.|c.| h. I a.|4J h. aJc I n> lalc I h. la.lc.l h. la.lc.l h. la.lc.l h. ta.lc.l h. la.tc.l h. la.lc. Erven. Koffietuinen. Verpon- dingplich-1- i ■ tige gronden. — Gtouver- (Eigen- ! dom, erf- nements. !der bevolpacht enz. | Eigen tuinen Bosschen. Djati. Wildhout. Wegen, begraafplaatsen, waterleidingen, Onbebouwde gronden. Aanmerkingen. a. c. h. a. c. h. a. c. h. a. c. h. a. c Formulier N°. 2. (M). Kadaster. (Vastgesteld bij art. 138 van de voorschriften gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 18 Juni 1890 N°. 6, Bijbl. N°. 4576). Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING DISTRICT DESSA KADASTRAAL GRONDREGISTER AANTOONENDE DE UITGESTREKTHEID DER LANDRENTE-PLICHTIGE GRONDEN. 19 i—1 Volgnommer. co Nommers der perceelen. Plaatselijke benaming of bloknaam. Liggingop de dessakaart. Uitgestrektheid aer gronden. Sawah's. Nommers der ^ bladen. Letters en nommers dei vierkanten. Van levend water voorzien. bouws 5 □ r. r. Van den regen afhankelijk. bouws □ r. r Rawa. bouws 7 □ r. r Af te trekken voor bouws □ r. r, Restant. bouws □ r. Tegalvelden in geregelde cultuur. Tuinen en erven. Volgens het kadastrale plan. doüws □ r. r. Af te trekken voor bouws 11 □ r.r, bouws 12 Restant. Volgens het kadastrale plan. Af te trekken voor □ r. r. bouws 13 □ r. r. bouws 14 □ r. r Restant. bouws 1B □ r. r Verwh'zing naar het ^ jNieuwe voig03 nommer. Oude volgnommer. Toelichtingen. Formulier N°. 4. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 1 § a, 2 van liet Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijbl. N°, 3308). Bewaring van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING ALPHABETISCHE NAAMLIJST DER EIGENAREN, HOUDERS VAN HET RECHT VAN OPSTAL, ERFPACHTERS EN VRUCHTGEBRUIKERS VOOR EUROPEANEN EN DAARMEDE GELIJKGESTELDE. N. B. Een dergelijke naamlijst afzonderlijk aan te leggen voor: a. Inlanders, Arabieren en andere vreemde oosterlingen, uitgezonderd Chineezen. ö. Chineezen. VOOR DEN AANLEG DER BOEKHOUDING. Volgnommer. Namen en voornamen der oorspronkelijke eigenaren enz. in alphabetische volgorde. Sectie, letters en nommers der aan eiken eigenaar enz. toebehoorende perceelen. 3 Formulier N°. 5. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § a, 3 van het Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijbl. N°. 3308). Bewaring van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING REGISTER VAN VERWIJZING DER OODE VERPONDINGNUMMERS NAAR DE SECTIE EN NUMMERS VAN DE DAARMEDE OVEREENSTEMMENDE PERCEELEN BIJ HET NIEUWE KADASTER. Oude verpondingnommers in volgorde. co Sectie letter. I ^ 'an het nieuwe kadaster de: Nommers der perceelen. 3 Oude verpondingnommers in volgorde. Van het nieuwe \ kadaster de: [ % co Sectie letter. i f Nommers der! j? perceelen. | c 3 i mers in volgorde. Van het nieuwe kadaster de: èo Sectie letter. Nommers der perceelen. 2 njiA j 1 [ 1 = 11 . 1 ~== \ t 3 1 - ? I * * ! Formulier N°. 6. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § b, 1 van het Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijbl. N°. 3308). Bewaring van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING AANTEEKENINGSREGISTER VAN DE MUTATIËN IN DEN EIGENDOM, ENZ. • Qver te ' boeken i Namen en voor- 1 Namen en voor- Dagteekening en perceelen. namen der namen der | nommer van den vervreemders verkrijgers i rechtstitel tengevolge a 33 s ö ® S waarvan waarop I waarvan de overboe- t> m >§ af te schrijven. over te boeken. [ king geschiedt. 1 , 2 1 3 4 | 5 6 ! | i Formulier N°. 7. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § b, 2 van het Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijbl. N°. 3308). Bewaring van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING AANTEEKENINGSREGISTER VAN DE MUTATIËN IN DEN BODEM. Kadastrale aanduiding. ^ Volgnommei to Sectie, co Nommer. Namen deieigenaren enz. 4 Beknopte omschrijving deiplaats gehad hebbende verandering. K Verwijzing naar den metingsstaat. as Dienstjaar. Volgnommer. Dagteekening van den rechtstitel of vermelding van andere bescheiden tengevolge waarvan de splitsing of andersints moet plaats hebben. ÉS Formulier X". ~u. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 11 der voorschriften gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 30 April 1883 N°. 30, Bijbl. N°. 3881). Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE REGENTSCHAP KADASTRALE AFDEELING AANTEEKENINGSREGISTER VAN DE BEKEND GEWORDEN MUTATIËN IN DEN BODEM. Kadastrale aanduiding. Volgnommer. Sectie. Nommer. Namen der dessa's. Namen der bezitters waardoor de grondverandering is bewerkstelligd. Beknopte omschrijving der plaats gehad hebbende grondverandering. Verwijzing naar de hulpkaart. Jaartal. Volgnommer. Vermelding der bescheiden waarbij de grondveranderingen gerapporteerd zijn, en andere toelichtingen. 0-S Formulier N°. 8. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § b, 3 van het Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijbl. N°. 3308). Bewaring van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING STAAT HOUDENDE DE UITKOMSTEN DER METING, TENGEVOLGE VAN MUTATIËN IN DEN BODEM. i-1 Volgnommer. Volgnommer van co Iret aanteekeningsregister. Te vervangen kadastrale perceelen. iectie. Nommer. 4 Aard van bebou wing. Inhoudsgrootte der perceelen. ; H. A. C [ 6 Nieuwe perceelen waarin de oude zijn opgenomen. Nommer. 7 Inhoudsgrootte. H. A. C. Namen en voorname11 der eigenaren, houder? van het recht van opstal, erfpachters eO vruchtgebruikers, del nieuwe perceelen. | j/ Nommers der nieu;'° we perceelen. Plaatselijke benaming. Aard van ViJk ofstraafof bebo™g11 12 13 Inhoudsgrootte van elk nieuw perceel. H. A. C. 14 Oude perceelen waaruit de nieuwe gevormd zijn. Nommer. 15 Inhoudsgrootte. H. A. 16 C. Aanmerkingen. 17 Formulier N°. 9. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 2 § b, 4 van het Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijbl. N°. 3308). M RESIDENTIE AFDEELING SECTIE BLAD SCHAAL van 1 a Laatste toestand. Tegenwoordige toestand. Letter en nommer No. Grootte. No. Grootte. der ruit. I | =====_^=_== I ~~ I h. a. c. h. a. c. Kadaster. 18 Opgemaakt en deugdelijk verklaard: den 18 . De Gezien en goedgekeurd: De Ingenieur, Formulier N° 9a. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 16 der voorschriften gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 30 April 1883 N°. 30, Bijbl. N°. 3881). Kantoor van het kadaster te DEUGDELIJK OPGEMAAKT den 18 De GEZIEN EN GOEDGEKEURD De Ingenieur, OP DE VERSCHILLENDE PLANS BIJGEWERKT den 18 De M KADASTRALE AFDEELING DISTRICT DESSA SCHAAL Oude perceelen. Nieuwe perceelen. £ ^ _£ | y van ® g 'g | | soort van :|| |a bebouwing. H.A. A. C.A.fo| || bebouwing. H.A. A. CA. S § 1 I 2 | 3 4 I 5 | 6 | 7 8_ I i j 18. Model. III. Formulier N°. 10. Kadaster. (Vastgesteld bij besluit van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. 7 December 1S81 N°. 780). Kantoor van het kadaster te REGISTER VAN gedane aangiften wegens eigendomsveranderingen ter bekoming van landmeters kennissen, (art. 66 Staatsblad 1880 N°. 148). aangehouden door den te Dagteekening Volgnommer van dit register. der aangifte. der akte en naam van den notaris waarbij die is verleden of van het besluit waarbij afstand is toegezegd. van het overlijden der erflaters. Aard van den overgang en waarde der breuk bijaldien de overgang een onverdeeld gedeelte betreft. Aangegeven waarde of koopprijs. Namen der vervreemders of erflaters. Aanwijzing der per- m oeelen volgens het Taxatie oi waarde Kadastrale Namen nieuw oud ka. volgens de loopende dan wel der kadaster. daster. verponding van het bestuurs- verkrijgers. ^ Verpon- . afdeeling. Sectie Nom- ding- geheele betrokken mers. nom- perceel. gedeelte. | | | mers. | j^ j Volgnommer der landmeterskennis. Aanmerkingen. f c f c Model N°. IV. Formulier N°. 11. Kadaster. (Vastgesteld bij besluit van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. 7 December 1880 N°. 780). Kantoor van het kadaster te REGISTER VAN ontvangen salaris- en zegelgelden, (art. 68 Staatsblad 1880 N°. 148) aangehouden door den te Dagteekening. Ij Volgnommer van dit register.!! Maand. Dagen. Namen der aanvragers. Aard of benaming der afgegeven stukken of deiverrichtingen. Bij inzage of extract. Aantal. Namen. Perceelen Bladen. Oppervlakte van opgemeten landerijen, grooter dan 35 hectaren. H. A. C 31-pondings nommer. Kadastrale aanduiding. Sectie. Nommer. Meetbrieven. Landmeterskennissen. Certificaten. Nommers van de Taxatie, of waarde volgens de loopende verponding van het: geheele perceel. f betrokken gedeelte. Breuk bij overgang vaneen onverdeeld gedeelte. Kadastrale dan wel Bestuurs afdeeling. Ontvangen salaris. Bedrag der gebezigde zegelgelden. Aanmerkingen. Formulier N°. 12. Kadaster. (Vastgesteld bij besluit van den Directeur van Binn. Bestuur dd. 20 Augustus 1883 N°. 269). EXTRACT uit het Hoofd Register der Kadastrale boekhouding (formulier N°. 3). REGENTSCHAP KADASTRALE AFDEELING Naam of namen der eigenaren en andere zakelijke rechthebbenden. ö Kadastrale £ | Overschrijving P Plaatseüjke aanduiding | ^ | van den laatsten g sh , • van elk +? g, g g benaming. g , re0htstitel. | H H — " ' i >- . 02 H § * Wijk of Plein> Nom- .fl || Nom- S ia straat of Sectie. h % j Datum. g £ buurt. gang< mer. ^ ö mer. > Minuutplan. Nommers. Bladen. Letters en nommers der vierkanten. Perceelnommers der dessakaart. Formulier N°. 27. Kadaster. (Vastgesteld dooi' den Ingenieur, Chef van den dienst). I , | | 1—_ | | ± Oost j ± Noord j log. (y + x) j log. y j log. y log. x ord. b ; abc. b log. (y — x) i log. x | log. sin. A i log. cos. A. Volgnommer De eoördina- ord. a abc. a (-) (-) — - (-) (-) l'unt B ten te vinden i . (-) (-) l'unt A ]m form y x log. tg. (45° + A) log. tg. A j log. L log. L District. bladz y + xy — x 45° + A i L L Azimuth ab i | Formulier N°. 28. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). l log. (1 - 2) a. log. ctg. (45° + O) / \ log. sin. b. b. log. tg. */« (w + z) f w \ —1 + \ c. log. (2-3) 2 log. tg. 72 (w - z) \ h / \ c. log. sin. a. a + b + 2 + */» (w — Z) — / \ / a V log. tg. O. 360° - (a + b + 2) + »/, (w + z) + P( )2 2 \ D / O. 7, (w + z) w = \ / 45° + O. = z / a + w \ z / b + z 2 1 2 3^ 4^ _.. . 1 I , Kadaster. A (3 — 2) A (1 - 2) log. dY (1 - P) dY (1 - P) z w log. sin. A (1 - P) Yl Yp 1- h A (3 - P) A (1 - P) log. (1 - P) a + b log. cos. A (1 - P) XI log. (1 - 2) log. (2 - 3) log. dX (1 - P) dX (1 - P) Xp + c. log. sin. a o. log. sin. b log. dY (3 - P) dY (3 - P) log. sin. (a + w) log. sin. (b + z) log. sin. A (3 - P) Y3 Yp h 1- h log. (1 - P) log. (3 - P) log. (3 - P) log. oos. A (3 - P) X3 log. dX (3 - P) dX (3 - P) Xp + 5 6 7 8 9~~ ±| ± o ' j » | ° •• | " I ; i \ I j ' i & I . ' ' i i 1 ——L Formulier N°. 29. Kadastrr. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). RESIDENTIE AFDEELING DISTRICT MEETBOEK Behoorende bij Veldwerk N° Gemeten door den inantri Gebruikte boussole N° Declinatie Az. en Lijnen. Az. ± Lengten. Schets van het gemetene. 180°. J - I """ | i 1 j ! ! j . i i [ Formulier N°. 30. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Staat tot berekening van de rechthoekige coördinaten k gew|zjg|Ie prfljectie van piamsteci Nommers of namen der punten. B B' M = B - B' M in secunden. B + B' B + B' L L' d = L' — L' d in secunden. log. p log. d log. y = log. p + log. d y M in secunden. log. M log m log.S=log.M+log.m S !og. N log. cot. B log. N + log. cot. B ^ X cot. B S r = N X cot. B ± S r log. r. log. y 2 log. y arm. compl. log. 2 arm. compl. log. r log. v. 2 log. y + a.c.1.2 + a.c.Lr. v = S = x = S - v Rechte coördinaten. of afstanden tot de X-as ( + ) Oost. (-) West. ofafstandentotde Y-as (+) Noord. (-) Zuid. Toelichtingen. Model N°. I. Formulier Nu. 31. Kadaster. (Gewijzigd model vastgesteld bij Stb. 1823 N°. 5). Kantoor van liet kadaster te VERPONDIiNGS-KOHIER. REGISTER VAN ONROERENDE GOEDEREN, WAARVAN VOLGENS ALGEMEENE VERORDENINGEN BEWIJZEN VAN EIGENDOM OF VAN EEN OF ANDER ZAKELIJK RECHT ZIJN OPGEMAAKT. RESIDENTIE Formulier N°. 38. Kadaster. (Vastgesteld bij Gouv. besluit dd. 23 Januari 1877 N°. 9, Bijbl. N°. 3147). DEPARTEMENT VAN BINNENLANDSCH BESTUUR. COMPTABILITEIT N°. 15. TOELICHTING VAN DE JA A RREKENING VAN DEN BEWAARDER OF LANDMETER VAN HET KADASTER TE OVER 19 Rubriek der rekening'. Aanwijzing deivordering. Verschijndag of tijdvak. Vorderbaar bedrag. Achterstallig op uit. Dec. 19 . Vorderbaar geworden in 19 Totaal. Aanzuivering. Ontvangen. Dagteekening. Bedrag. Vernietigd afgeschreven. Totaal. Achterstand op uit. Dec. 19 . Aanmerkingen. Formulier N°. 39. Kadaster. (Vastgesteld bij besluit van den Directeur van Binn. Bestuur dd. 7 December 1881 Nu. 780). BEWIJS VAN STORTING. De Algemeene Ontvanger van 's Lands kas te gelieve in ontvang te nemen de som van ƒ (Zegge: )• zijnde de over de maand 19 ontvangen salarisgelden bij , den 190 Afgegeven voor De De laatst vorige opgaaf (J) is van den (2) 190 .... De Voor de ontvangst van het hierboven genoemd bedrag ad ƒ (Zegge: ). , den De Algemeene Ontvanger. Vergeleken met het door den aangehouden register van salarisgelden (Formulier N°. 11) en daarmede in overeenstemming bevonden. , den 190 De Ingenieur der klasse van het kadaster, (') Voor de eerste opgaaf van storting, dient in de plaats van deze verklaring te worden bekend gesteld, dat de opgaaf is de eerste van'denzelfden aard, C) In letters. Model VIIbls. Formulier N°. 40. Kadaster. (Vastgesteld bij Gouv. besluit dd. 21 Januari 1881 N°. 12). Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING STAAT AANTOONENDE DE UITGESTREKTHEID DER IN DE VERPONDING VALLENDE GRONDEN EN VAN DIE DOOR HET GOUVERNEMENT UITGEGEVEN IN HUUR. Gronden in het bezit van Inlanders. Met recht van Met recht van T . T » eigendom. opstal. In huul' In erfpacht. Afdeeling. I Aantal percee| len. Uitgestrektheid in bouws. Aantal percee- I -len. Uitgestrektheid in bouws. : Aantal percee• len. Uitgestrektheid in bouws. ! Aantal jjerceelen. Uitgestrektheid in bouws. ■ Gronden in liet bezit van niet-Inlanders. Met recht van i Met recht van i In hl]m, m erfpacht, eigendom. opstal. F Aantal percee- j len. Uitgestrektheid in bouws. Aantal perceelen. Uitgestrektheid in bouws. Aantal perceelen. Uitgestrektheid in bouws. Aantal perceelen. Uitgestrektheid .in bouws. i -i - j ~— r - i Totaal. Uitgestrekt- Aantal heid perceelen. | in bouws. Formulier N°. 41. Kadaster. (Vastgesteld dooi- den Ingenieur, Chef van den dienst). STAAT VAN DE COÖRDINATEN DER HOEKPUNTEN VAN DEN OPMETINGSPOLYGOON. Aanduiding der punten. Afstanden tot den | de PerpenMeridnan. I diculair. + (Oost.) - (West.) + (Noord.) - (Zuid.) Aanmerkingen. Aanduiding der pun- ; ten. Afstanden tot j den J de PerpenMeridiaan. [ diculair. + (Oost.) - (West.) + (Noord.) (Zuid.) Aanmerkingen. Formulier N°. 42. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Geleidelijst N°. van Meetbrieven gezonden aan den met beleefd verzoek die te willen doen uitreiken aan belanghebbenden en de kosten tot een totaal bedrag van f in ontvangst te willen doen nemen. Nommer van den Meetbrief. Naam Kosten ; I I , ,„ , , ! , „ , , ' Te veel j Te weinig- van den Woonplaats. : v. d. : Voorschot, i . „ betaald, i betaald. aanvrager. | Meetbrief. ^ Totalen. . . Voor de ontvangst De den 19 De Chef van het kadastraal bureau, Voor de ontvangst N°. De Chef van het kad. bureau Hiernevens ingesloten een bedrag van ƒ bedoeld bij geleidelijst van meetbrieven dd. N°. den 19 De van i Formulier N°. 43. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). den 10 • Kantoor van hel kadaster te M Indien TJwelEdele tijdig in het bezit wilt komen van kaart en meetbrief der door- TI verlangde gronden, toegestaan bij Gouv. besluit dd° 19 , verzoek ik beleefd de aanvraag tot opmeting spoedig te willen doen. Die aanvraag moet vergezeld gaan: le. Van de kennisgeving, dat langs de grenzen van het perceel de noodige verkappingen zijn verricht, zooals is bepaald bij Staatsblad 1882 N°. 311 art. 2. 2e. Van ƒ , in voorschot der geraamde kosten op de meting vallende. Na ontvangst van het bovenstaande zal II kennis worden gegeven, wanneer een der ambtenaren van het Kadaster met de opmeting zal kunnen beginnen. Tijdens de opmeting zult TJ of een door II schriftelijk gemachtigd persoon, zich op het perceel moeten bevinden om nauwkeurig aanwijzing der grenzen te doen. Die grenzen zullen dezelfde moeten zijn als aan de Commissie van onderzoek zijn aangewezen en door haar zijn goedgekeurd. Aan Tevens zullen er koelies voor de meting en werklieden met materialen voor de plaatsing der merkteekens aanwezig moeten zijn, opdat onmiddellijk kan worden verklaard, dat de pilaren behoorlijk zijn gesteld. Tot besparing van tijd zouden voorat' op de meest gemarkeerde punten reeds eenige dier merkteekens kunnen geplaatst worden. Voor de goede bewaring en rechtszekerheid der grenzen, wijs ik er op, dat daar, waar geen natuurlijke grenzen gevonden worden, het zeer wenschelijk is het aantal pilaren ruim genoeg te nemen en die zooveel mogelijk in de nabijheid van kali's, wegen, enz. te plaatsen, opdat zij zonder bezwaar kunnen worden teruggevonden. Verder breng ik onder Uwe aandacht dat het den ambtenaar met de opmeting belast verboden is de meting te verrichten, wanneer aan de voorgeschreven bepalingen niet behoorlijk is voldaan. Ingevolge Staatsblad 1883 N°. 156, komen dan de reis- en verblijfkosten van dien ambtenaar voob Uwe rekening. Ten slotte verzoek ik üwEdele beleefd er voor te willen zorg dragen, dat op of in de nabijheid der op te meten gronden een geschikt verblijf of pondok tot huisvesting van het personeel aanwezig zij. De van het Kadaster, HOOFDSTUK IV. 1. KOELIEGELDEN. 2. BUREAUTIJD. 3. REISKOSTEN. i KOELIEGELDEN ENZ. A a d chefs var. opmetingssectië n, bewaarders en ingenieurs worden, op last van den Directeur van binnenlandsch bestuur, door de Residenten voorschotten verstrekt ter bestrijding van koelieloonen en andere noodzakelijke uitgaven bij de nietingen, en voor de verzending van instrumenten enz. tot bedragen van hoogstens ƒ 500. Herhaalde voorschotten worden gegeven, nadat de vorige behoorlijk, zooveel mogelijk onder overlegging van quitantiën, zijn verantwoord. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, dd. 13 Juni 1879 N°. 460/12, houdende vaststelling van een koeliegeld-verantwoording en staat, en regelen in acht te nemen bij . het verantwoorden van koeliegelden. Zie hoofdstuk II. Missive van den Directeur van binnenlandsch bestuur 'dd. 15 September 1880 X°. 9391. Aan den ingenieur van het kadaster te Soerabaja wordt een voorschot van ƒ 100 verleend voor de verzending van instrumenten, meubilair, teekenbehoeften, pakketten enz. Missive dd. 29 Maart 1882 N°. 158/4. De Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, deelt mede, , dat volgens oordeel van den Directeur van binnenlandsch bestuur er geen koeliegelden of andere onkosten in rekening mogen gebracht worden bij het meten van kleine perceelen (waarvan meetbrieven worden aangevraagd), doch dat die uit de zoogenaamde koeliegelden moeten worden voldaan. Zie hoofdstuk II. Circulaire van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd. 20 Maart 1884 N°. 2065. Koeliegeld-verantwoordingen voor- taan in duplo in te dienen met staten in simplo door tusschenkomst van de ingenieurs van het kadaster. Zie hoofdstuk II. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, dd. 16 April 1885 N°. 192/11. De koeliegeld-verantwoordingen door de chefs in te dienen aan de Residenten, ter verdere voortschikking aan de ingenieurs van het kadaster. Zie hoofdstuk II. Missive van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd. 13 Januari 1887 N°. 284. Met referte aan Uwe missive dd. 17 December 1886 N°. 5676/9267 heb ik de eer UHEdG. mede te deelen, dat de daarbij bedoelde kadastrale triangulatie-pilaren worden gebouwd en onderhouden overeenkomstig de voorschriften vervat in het Gouvernements besluit dd. 4 Augustus 1879 N°. 7. De daaruit voortvloeiende uitgaven behooren te worden bestreden uit de post „voor koelieloonen, baken, piketten en verdere uitgaven" bij de begrooting van het jaar 1887 uitgetrokken overeenkomstig artikel 18 der begrooting van 1886. Gouvernements besluit dd. 1 October 1893 N°. 4 waarbij is bepaald: I. dat zij, die niet op vaste tijdstippen storten, eene opgave in quadruplo indienen, waarvan het quadruplicaat rechtstreeks aan het Hoofd van gewestelijk bestuur in te dienen. dat voor zooverre betreft overstortingen van denzelfden aard op één dag niet meer dan ééne opgave mag worden verzonden. dat aan den voet dier opgaven, bij afzonderlijke onderteekende noot, in letters vermeld moet worden de datum van laatst vorige opgaaf, dan wel de verklaring gesteld, dat, voor zooverre den overstortende comptabele bekend, de opgave de eerste is van denzelfden aard. II. te bepalen, dat bij over storting van ongebruikt gebleven gedeelten van verleende voorschotten ter goeder rekening, door de terugstorters opgaven worden opgemaakt en ingezonden, waaromtrent van toepassing is het bij art. 1 van dit besluit bepaalde ten opzichte van de opgaven op te maken en in te zenden bij de overstorting van ontvangsten bij algemeene ontvangers door comptabelen, die niet op A'aste tijdstippen tot overstorting verplicht zijn. - C i r c u 1 a i r e van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd. 16 December 1895 N°. 6068, waarbij is bepaald, dat de bij circulaire van 12 October 1895 N°. 4885 voorgeschreven driemaandelijksche verantwoording van ter goeder rekening verleende voorschotten geacht moet worden niet van toepassing te zijn op voorschotten verstrekt aan de ambtenaren bij het kadaster. Van de voorschotten verleend aan de chefs der kadastrale bureaux t?n van de opmetingssectiën behoort voor ieder mandaat afzonderlijk eene verantwoording te worden ingediend en wel zoodanig, dat geen nieuw voorschot wordt verstrekt, voor dat het voorlaatste verantwoord is. De inzending der verantwoordingen van bovenbedoelde voorschotten aan mijn departement zal, evenals mede tot dusver heeft plaats gehad, behooren te geschieden door tusschenkomst van den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst. Circulaire van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd. 26 Januari 1898 N°. 353, waarbij wordt opgemerkt en bepaald: Bij de examinatie van de verantwoordingen der houders van sommen ter goeder rekening is het herhaaldelijk gebleken, dat vele •dier verantwoordingen niet geteekend zijn door degenen, die de sommen ontvangen hebben, terwijl van de aftreding der betrokken comptabelen niet blijkt uit eenig proces-verbaal van overgave en overname, dat volgens art. 17 der bepalingen in Staatsblad 1875 N°. 23 als rekening van het beheer van die comptabelen geldt. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer UEdG. beleefd te verzoeken er voor te willen zorgen, dat de verantwoordingen als de bovenbedoelde voortaan worden onderteekend door de comptabelen, die de gelden ontvingen en, voor het geval zij voor het einde van het tijdvak, waarvoor de rekeningen loopen, mochten zijn afgetreden, door degenen, die, blijkens een bij de verantwoording over te leggen proces-verbaal, het saldo hebben overgenomen. 2. BUREAU-UREN EN WERKTIJD. Sluiting der landsbureaux op feestdagen. B ij b 1. N°. 2815. Gouvernements missives dd. 30 Juni 1869 N°. 1106 en 5 Juni 1874 N°. 1107. Bij art. 2 van het besluit van 26 Januari 1869 N°. 3 zijn de Hoofden der departementen van algemeen bestuur er indachtig op gemaakt, dat het buiten de bevoegdheid van eenig ambtenaar, onverschillig van welken rang of staat hij moge zijn, gelegen is, om zijne bureaux op de dagen, voor hunne opening bepaald, gesloten te houden; met ernstige waarschuwing om zich voor den vervolge van verdere daarmede strijdige handelingen te onthouden. Op bureaux, ten aanzien waarvan niet is bepaald op welke dagen de opening verplicht of de sluiting geoorloofd is, behoort men zich, mits de dienst niet gestremd worde, te houden aan de usance, die medebrengt, dat de bureaux, behalve op Zondagen, ook niet geopend zijn op den verjaardag van Zijne Majesteit den Koning, den dag waarop het nieuwe jaar invalt, den Hemelsvaartdag, den tweeden Paasch- en Pinksterdag en de Kerstdagen. Vaststelling der bureauuren. Circulaire van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, dd. 5 November 1884 N°. 659/10. Wordt bepaald, dat op de kadastrale bureaux zal worden gewerkt van des morgens 7 tot des middags 2 uren en gedurende die 7 uren geen etenstijd wordt toegestaan. Zie hoofdstuk II. Bijbl. N°. 4576. Gouvernements besluit van 18 Juni 1890 N°. 6. Werktijd aan Art. 16. De uren, dagelijks door het personeel aan het terrein de kadas- ()f iiant00rwerk te wijden, worden vastgesteld door den Chef der trale opme- tings-sectiën. landrente metingen, na gehouden overleg met den Inspecteur. Wanneer de belangen van het werk dit eischen, kan ieder ambtenaar het aantal werkuren zijner ondergeschikten te allen tijde vermeerderen. Van de gevallen, waarin dit heeft plaats gehad, wordt door hem aanteekening gehouden in zijn dagboek. OVERZICHT DER BEPALINGEN BETREFFENDE REIS- EN VERBLIJFKOSTEN. Rubriek. Omschrijving. Staatsblad. Jaar. Nommer. ! Bijbladnommer. Toelichtingen. Reglement. Reglement betreffende reisen verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in Ned.- Indië. 1862 153a , Zooals het is aangevuld ongewijzigd bij Stb". 1866 N°. 102,1872 N". 147, 1873 N°. 200, 1877 N«. 12 en 161, 1882 N». 180, 190 en 285, 1883 N°s. 160 en 275, en 1886 Nos. 229 en 246. Verklaring dat art. 6, II, 6" ook van toepassing is by overvoer met stoomschepen van de gouvernements marine. 1866 102 Zie Stb. 1862 N°. 153a. Wijziging van art. 9. 1872 147 Idem. Aanvulling van art. 7. 1873 210 Idem. Id. id. art. 6 en 18. 1877 12 Idem. Wyziging van art. 6, I, 7= en aanvulling van art. 6, I met eene nieuwe paragraaf 11, en 6 II met eene nieuwe paragraaf 7. „ 161 Idem. Wijziging van § 6, I. 1882 180 Idem. Aanvulling van art. 7, h, en Stb. 1873 N". 200. „ 190 Idem. Wijziging van § 6,1, bedoeld bij Stb. 1882 N°. 180, alleen van toepassing verklaard voor Java en Madoera. „ 285 Idem. Staatsblad. [3 a ! § Rubriek. : Omschrijving. g Toelichtingen. . I 1 Ja B 3 i-5 !zi PQ Wijziging van art. 18. 1883 j 160 Zie Stb. 1862 N". 153a. Id. id. art. 6, § 7, ten aanzien van de koelieloo- nen op Biliton. „ 275 Idem. Wijziging van het tarief van klein transport bedoeld bij art. 6, I, Stb. 1882 N". 180. 1886 ■ 229 Idem. Bepaling van de termijn van ingang van het bepaalde bij Stb. 1882 N". 180, art. I, § B. „ 246 ' Idem. (Nieuw) reglement op het reizen in Ned.-Indië van Europeesche burgerlijke landsdienaren en andere personen. 1890 209 Reizen per Reglement op het reizen spoor. van landsdienaren langs spoor¬ den- 1872 77 Gewijzigd bij Stb". 1885 N°. 10, 1886 N°. 72, en 1889 N\ 179. Aanvulling van het reglement. Bepaling omtrent het tarief voor vervoer van Europeesche landsdienaren gerangschikt in de 4e klasse van gouv. reizigers, en dat hunne declaraties, wat betreft uitgaven per spoor, moeten voorzien zijn van eene verklaringonder aanbod van eede. 1873 166 (f) Aanvulling van de noot, behoorende bij den staat zie art. 5, § 1 van het reglement. 1885 10 Zie Stb. 1872 N°. 77. (t) N.B. De bepalingen met een kruisje aangeduid zijn in deze niet opgenomen. Rubriek. Diverse bepalingen. Omschrijving. Aanvulling van de noot, behoorende bij den staat zie art. -5, § 1 van het reglement. Het reglement van toepassing verklaard op dooi' den Gouverneur-Generaal aan te wijzen stoomtramwegen. Aanwijzing van den stoomtramlijn Semarang—Djoewana. Nieuw tarief bedoeld bij art. 5, § 1. van het spoorwegreglement, te voren reeds gewijzigd bij Stb». 1885 N°. 10 en 1886 N". 72. Regeling van het vervoer van personen op Sumatra, zoolang geen 3e klasse aanwezig is, en wijziging van Stb. 1882 N°. 80. Bepalingen omtrent reisdeclaratiën. Bepaling dat de gezaghebbers van de gouvernements marine zorgen voor de voeding van de kajuitspassagiers. Aanvulling van Stb. 1861 N". 67. Reiskosten naar plaatsen waar geneeskundige commissies vergaderen en terug. Wijziging van Stb. 1861 N°. 67, en verklaring dat het bepaalde bij art. 6, II, 6° van " ~~"'I Staatsblad. Jaar. Nommer. Bijbladnommer. 1886 I 72 1887 1889 1891 1853 1862 25(1 179 14 (t: 40 153a 1861 1863 1885 67 (f) 63 (f) 70 (f) Toelichtingen. Zie £tb. 1872 N°. 77. Idem. Art. 11. Art. 13 tot en met 17. Zie reglement. Eubriek. Omschrijving. Staatsblad. Jaar. Nommer. Bijbladnommer, Toelichtingen. Stb. 1862 N°. 153a ook van toepassing is bij overvoer met vaartuigen van de gouvernements marine. Geen daggeld en reiskosten bij reizen van Batavia en Weltevreden naar TandjongPriok en terug. Beis- en verblijfkosten van examen-commissien. Regeling van de aanspraken op daggeld voor verblijf op plaatsen, waar inscheping of overscheping noodig is. Bepalingen betreffende het verleenen van vergunningen om zich bij reizen door zijn wettig gezin voor rekening van den lande te doen volgen. Reizen van tijdelijk aangestelde Europeesche landsdienaren voor rekening van den lande, volgens het bepaalde bjj Stb. 1890 N". 209. Vaststelling van het scheepsvoedingsreglement. Aanvulling van art. 2 van dat reglement. Bepaling, dat het vervoer langs spoor- of tramwegen van gepensionneerde landsdienaren en hunne gezinnen, en van weduwen en weezen, zoomede van ambtenaren op wachtgeld, geschiedt tegen afgifte van een door het Hoofd van gewestelijk of 1886 I 102(f) 156 (t) 1887 j 241 (t) 1889 1895 1896 154 (f) 56 (f) 111 (f) 122 (f) 155 (f) Rubriek. Omschrijving. Jaar. | Nommer. Staatsblad. Bijbladnommer. Toelichtingen. plaatselijk bestuur verstrekte reisaan vraag. Verklaring van § 3, art. 11, van Stb. 1853 N°. 40. Bedoeling van het bepaalde bij § 9, van art. 7, van Stb. 1862 N°. 153a. Tijdelijke waarneming van eene betrekking kan niet geacht worden eene commissie te zijn bedoeld bij § c, van art. 7, Stb. 1862 N". 153a. Tegemoetkoming van verblijfkosten, wanneer ter plaatse wel een hospitaal aanwezig is, maar men daarin wegens plaatsgebrek niet is opgenomen kunnen worden. Affectatie der reiskosten van verplaatste ambtenaren. Reizen van landsdienaren van Banjoemas naar elders. Eene nieuwe declaratie aan te leggen bij reizen voor langer dan eene maand. Reis- en verblijfkosten, bij ruil van standplaats op verzoek, worden door belanghebbenden gedragen. Bepaling dat voortaan de kosten voor het noodzakelijk vervoer van reisrijtuigen van landsdienaren, op de lijnen waar geen gouvernements postpaarden zijn gestation- 1900 95 (f) 504 (f] 1758 (f) 3417 (f) 1773 (f) 1813 (f) 2181 (f) 2762 (f) 2799 (f) 2836 (f) Rubriek. Omschrijving. Staatsblad. Jaar. Nommer. Bijbladnommer. Toelichtingen. neerd, worden gedragen door den lande. Geen vergoeding wordt ver¬ leend voor lokaal vervoer op plaatsen, waar ambtenaren onder genot van daggeld tijdelijk verblijven. Verplicht gebruik van binnenlandsche postpaarden voor reizende ambtenaren in de 3 eerste klassen van gouvernements reizigers gerangschikt. Berekening der daggelden wegens reizen langs spoorwegen naar werkelijk afgelegde afstanden. Het reglement niet van toepassing op te Batavia of te "Weltevreden geplaatste landsdienaren, wanneer zij zich, tot het verrichten van werkzaamheden, naar Priok begeven. Bijzondere bepalingen betreffende het vervoer van 's lands reizigers en goederen op de Staatsspoorwegen in Ned.-Indië. Reisaanvragen. Vervoer van goederen. Bevoegdheid tot verzending van 's lands goederen. Voorschriften voor het viseeren en examineeren van declaraties van landsdienaren. Aanvulling en wijziging der 3696 (f) 4052 (t) 4084 (f) 4227 (f) 4289 (f) 4242 (f) 4292 (f) 4515 Rubriek. Omschrijving. Staatsblad. Jaar. Nommer. Bijbladnommer. Toelichtingen. Speciale bepalingen betreffende ambtenaren van het kadaster. bijzondere bepalingen in Bijb. N". 4292. Beperking der verblijfkosten van in dienst reizende ambtenaren van binnenlandsch bestuur. Vervoer langs spoorwegen van gepensioneerden, weduwen, weezen en wachtgelders. Reizen met klein transport van genoemde personen. Vrij vervoer van Europeesche en Inlandsche ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur bij dienstreizen langs spoorwegen. Nieuwe voorschriften betreffende het viseeren van reisdeclaraties. Circulaire van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd 25 Juni 1901 N°. 3424. Reis- en verblijfkosten van adjunct landmeters, die voor de eerste maal afleggen het examen van landmeter 3« klasse. Indemniteit voor reiskosten voor eenige ambtenaren van het kadaster. Bepaling dat de sectiechefs van de kadastrale opname vrij gebruik hebben van gouvernements postpaarden, ook binnen de kadastrale afdee- 4820 (t) 5443(f) 4586 (f) 5506 (f) 1883 1885 123 Zooals het is gewijzigd bij Stb. 1900 N°. 137. Rubriek. Omschrijving'. Staatsblad. Jaar. Nommer, Bijbladnommei Toelichtingen. Inlandsche ambtenaren. lingen, waarin zij geplaatst zijn, mits op meer dan 6 paal afstand van hun standplaats. Reis- en verblijfkosten van ambtenaren van het kadaster door den Ingenieur, chef van den kadastralen dienst opgeroepen, tot bespreking van dienstaangelegenheden. Visa's van de afdeelingsingenieurs op declaraties van de ambtenaren van het kadaster vereischt. Circulaire van den Directeur vanbinnenl. bestuur dd. 31 Augustus 1883 N°. 6063. Aanvulling van Stb. 1885 N°. 80, houdende toekenning van indemniteit voor reiskosten. Opdracht aan hoofden van gewestelijk bestuur tot classificatie van de Inlandsche ambtenaren aan boord van particuliere stoomschepen. Bepalingen betreffende het vervoer van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen in Nederlandsch-Indië. Bovenstaande bepalingen van toepassing verklaard op de mantri's van de kadastraal statistieke opname. Reglement voor reis- en verblijfkosten van hetlnlandsch 1900 1861 1875 1876 137 10 277 3816 3839 Zie boven Stb. 1885 N". 80. Rubriek. Omschrijving. Staatsblad. Jaar. Nommer. Bijbladnommei Toelichtingen. personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en vetérinairen dienst. Verplichting van Inlandsche landsdienaren om van spoorwegen op reizen gebruik te maken. Voeding van mindere Inlandsche hoofden en ambtenaren op vaartuigen der gouvernements marine. Het reisreglement, bedoeld bij Stb. 1882 N\ 187, van toepassing verklaard voor het Inlandsen personeel van het kadaster. Vaste indemniteit voor reiskosten toegestaan aan de mantri's der kadastraal statistieke opname, belast met terreinwerkzaamheden. Reis- en verblijfkosten van Inlandsche ambtenaren. Regelen voor de beoordeeling van reisdeclaraties van Inlanders en vreemde oosterlingen. Regelen voor het verleenen van vrije overtocht aan Inlandsche landsdienaren. Aanwijzing van scheepsgelegenheid aan Inlandsche ambtenaren. Voorschotten op reiskosten aan Inlandsche ambtenaren. Geen reiskosten voor ver- 1882 1883 1885 187 221 307 231) 485 (f) 715 (f) 3932 (f) 3933 (f) 4457 5059 Sub e. Zie boven speciale bepalingen enz. Rubriek. I Omschrijving. Staatsblad. laar. I Nommer. Bijbladnommer, Toelichtingen. plaatsing van Inlandsche ambtenaren binnen een gewest meer uit te keeren, en geheel af te schaffen de valideering van daggelden. Circulaire van den Directeur van binnenl. bestuur dd. 10 Maart 1886 N". 1660. Mededeeling, dat het voorgeschrevene bij bovengenoemde circulaire niet van toepassing is voor de mantri's van het kadaster. Missive Ingenieur, chef van den kadastralen . dienst, dd. 27 April 1886 N°. 216 12. 3. REIS- EN VERBLIJFKOSTEN. Reglement op Staatsblad 1862 N°. 153» aangevuld en gewijzigd bij Stb. reis- en ver- lg66 N„ 1()2 18?2 No_ 147; 1873 No. 200; 1877 N08. 12 en 161; 1882 blijf kosten van burger- ^os- 180, 190 en 285; 1883 Nos. 160 en 275 en 1886 Nos. 229 en 246. lijke (Europeesche) p burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië worambtenaren ° J in Ned.-lndië. den, met betrekking tot hunne reis- en verblijfkosten, verdeeld — volgens den maatstaf hunner vaste maandelijksche bezoldigingen — in deze vier klassen: 1°. klasse: bezoldiging van ƒ 1000 en daar boven. 2e. klasse: bezoldiging van ƒ 500 tot en met ƒ. 999. 3e. klasse: bezoldiging van ƒ 150 tot en met ƒ 499. 4°. klasse: bezoldiging van minder dan ƒ 150. Art. 2. Dooi- vaste maande!ijksche bezoldiging wordt verstaan tractement en doorloopende daggelden of andere inkomsten, voor zoover die het tractement vervangen. Art. 3. Die meer dan ééne bezoldigde betrekking bekleedt, geniet tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten in de klasse, waartoe de li oogst bezoldigde behoort. Art. 4. Die buiten activiteit, met verlof of gepensioneerd is, geniet tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten, voor zooveel hij daarop volgens art. 7 aanspraak heeft, in de klasse, waartoe hij volgens de laatst door hem bekleede betrekking behoorde. Bij verplaatsing wordt de tegemoetkoming genoten in de klasse, waartoe men volgens de aanvaard wordende betrekking behoort. Art. 5. Militairen, met eene burgerlijke betrekking bekleed, genieten tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten in de klasse waartoe zij volgens de burgerlijke betrekking behooren. Art. 6. De tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten bestaat in: la. B ij reizen te land. Reizen te land buiten Java en Madoera. Stb. 1862 N°. 153a gewijzigd bij Stb. 1877 Nos. 12 en 161 en Stb. 1883 N°. 275 voor plaatsen buiten Java en Madoera, zie Stb. 1882 N°. 285. A Postpaarden. B Heeren rijpaarden. C Bedienden rijpaarden. D Koelies. E Reisgeld. F Daggeld. alles overeenkomstig het aan dit reglement gehecht tarief en onder de navolgende bepalingen: le. Postpaarden worden alleen verstrekt aan reizigers der 1°, 2" en 3° klasse. 29 Ondergeschikte ambtenaren, die met hunne chefs reizen en derhalve geen afzonderlijk rijtuig gebruiken, hebben geen aanspraak op de verstrekking van postpaarden; 2C. Heeren rijpaarden worden verstrekt: a. aan reizigers le, 2e en 3C klasse, wanneer geen postpaarden kunnen worden verstrekt; b. aan reizigers der 4e klasse; 3". Bedienden rijpaarden worden alleen verstrekt bij reizen zon der postpaarden; 4C. Koelies worden alleen verstrekt bij reizen zonder postpaarden; 5e. Reisgeld strekt tot goedmaking der kleine uitgaven, aan het reizen met postpaarden verbonden, en wordt alleen te goed gedaan bij gebruik van postpaarden; 6e. (aangevuld bij Stb. 1877 N°. 12). Daggeld wordt genoten voor al de dagen, op welke de reizigers, in het belang zijner dienstreis, buiten zijne standplaats is verbleven, onverschilligof hij op die dagen gereisd heeft of niet, behoudens het bepaalde bij art. 18, al. 3. Wanneer bij plaatsing of verplaatsing (waaronder hielen in de volgende §§ mede begrepen is het reizen tengevolge van op wachtgeldstelling, bij het toekennen van verlof buiten Nederlandsch-Indië of van pensioen) gereisd wordt met vrouw en wettige kinderen, wordt het daggeld alleen voorden man te goed gedaan; 7e. (aangevuld bij Stb. 1877 N°. 161). Voor het gebruik der regents- of van particuliere postpaarden, van heeren- of van bedienden-rijpaarden, en van koelies, welke de reiziger volgens tarief vordert, moet hij — behoudens het geval, dat die transportmiddelen worden verkregen door middel van levering door eenen aannemer, overeenkomstig van landswege daarvoor gesloten overeenkomst, als wanneer daarvan steeds gebruik moet gemaakt worden — vóór zijn vertrek aan den verstrekker betalen en mag hij daarvoor aan den lande in rekening brengen: voor een stel regents- of particuliere postpaarden den prijs, bepaald bij de voor elk gewest bestaande of nader vast te stellen tarieven: voor een heeren rijpaard per paal ƒ 0,20, „ „ bedienden „ „ „ „ 0,075, „ koelie „ „ „ 0,025, ten ware dat voor deze bij afzonderlijke besluiten of tarieven voor sommige gewesten eene hoogere betaling mocht zijn vastgesteld. De betaling voor regents- en voor particuliere postpaarden en voor rijpaarden moet gestaafd worden door quitantiën van den verstrekker. Stb. 1883 N°. 275. In de assistent-residentie Billiton is het koelieloon voor transport van Gouvernements reizigers gesteld op ./' 0.10 (tien centen) per koelie en per paal; 8e. In stede van koelies kan den reiziger het gebruik van karren worden verleend, berekend naar den maatstaf van eene kar voor G koelies; 9e. Op plaatsen, waar het reizen te paard niet gebruikelijk of niet mogelijk is, of de reiziger daarvan geen gebruik wenscht te maken, worden in de plaats van heeren-rijpaarden, dragers voor draagstoelen verstrekt, Sn verhouding van acht dragers voor een heeren rijpaard; 10' . Wanneer bij plaatsing of verplaatsing gereisd wordt met vrouw en wettige kinderen, wordt daarvoor bij reizen over land zonder postpaarden te goed gedaan een gedeelte van de aan den reiziger zelf voor heeren-rijpaarden, bedienden-rijpaarden en koelies toegestane gelden, als: voor de vrouw, vier/vijfde; voor elk kind boven de 12 jaren, drie/vijfde; voor elk kind beneden de 12 jaren, twee/vijfde; lle. (Stb. 1877 N°. 161). In de residentie Palembang worden aan de reizigers, langs de wegen, waar de bruggen en overvaarten daartoe geschikt zijn en de transportaannemer in het vervoer voorziet, uitsluitend karren op veeren met twee paarden of twee ossen bespannen verstrekt, met dien verstande, dat eene kar als transportmiddel geldt voor een reiziger en een bediende als alleen — en voor twee reizigers als met wettig gezin gereisd wordt. Tandoes worden langs deze wegen slechts verstrekt aan zieke personen of in bijzondere gevallen aan de vrouwen der reizigers. Voor bedienden alleen worden geene karren maar bediendenpaarden beschikbaar gesteld. TARIEF der tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten, bedoeld bij art. 6 van het reglement op reis- en verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië. Met postpaarden. Zonder postpaarden. Klasse. Stellen Heeren Bedien- Reisgeld Koelies, post- Daggeld. rij- den rij- Daggeld, per paal. (*) paarden. paarden, paarden. le. 1 12 centen, ƒ 10 1 2 12 ƒ 10 2e. 1 12 „ „ 8 1 2 8 „ 8 3°. 1 12 „ „6 1 1 6 „6 4*. - 1 1 4 „ 5 Reizen te land Bjj reizen te land. op Java en Madoera. Stb. 1882 N°. 180 gewijzigd bij Stb. 1886 N°. 229, bij Stb. 1882 N°. 285 alleen van toepassing verklaard voor Java en Madoera. a. postpaarden, ö. reisgeld, c. transportkosten, d. daggeld, alles overeenkomstig het aan dit reglement gehecht tarief en onder de volgende bepalingen: le. Postpaarden worden alleen verstrekt aan reizigers der lste, 2ae en 3d0 klasse. Ondergeschikte ambtenaren, die met hunne chefs reizen (*) Bij reizen in commissie of tot herstel van gezondheid worden van het vermelde aantal koelies slechts te goed gedaan: aan de reizigers der 1° en 2e klasse 4 koelies; aan de reizigers der 3" en 4° klasse 2 koelies. N.B. Zie ook tarief vastgesteld bij art. 11, van Stb. 1890 N°. 209. en derhalve geen afzonderlijk rijtuig gebruiken, hebben geen aanspraak op de verstrekking van postpaarden. Waar geen postpaarden van Gouvernementswege gestationneerd en particuliere postpaarden aanwezig zijn, volgens de daarvoor gesloten overeenkomst door den aannemer te leveren, moet daarvan steeds worden gebruik gemaakt ; 2e. Reisgeld strekt tot goedmaking der kleine uitgaven aan het reizen met postpaarden verbonden en wordt alzoo alleen te goed gedaan bij gebruik van postpaarden; 3e. Transportkosten worden te goed gedaan aan reizigers der lste, 2(le en 3dc klasse, wanneer geene postpaarden kunnen worden verstrekt, en aan reizigers der 4rt0 klasse; 4e. Daggeld wordt genoten voor al de dagen, op welke de reiziger in het belang zijner dienstreis buiten zijne standplaats ATerbleven is, onverschillig of hij op die dagen gereisd heeft of niet, behoudens het bepaalde in art. 18, alinea 3 (§ a van het besluit van 13 Januari 1877 N°. 11, Staatsblad N°. 12). Aan reizende ambtenaren, die op tusschenliggende plaatsen wegens ziekte verblijf moeten houden, wordt eene tegemoetkoming in de verblijfkosten toegekend, ten bedrage van hetgeen zij bij verpleging in het hospitaal zouden moeten betalen, ingeval zij zich bevinden op eene plaats, alwaar een hospitaal is, welk bedrag zij op hunne declaratiën kunnen in rekening brengen; op plaatsen waar geen hospitaal is, wordt aan de zoodanigen toegestaan in rekening te brengen, voor de eerste tien dagen het daggeld volgens reglement, en voor de meerdere dagen van verblijf eene tegemoetkoming ten bedrage van de helft van dat daggeld; 5°. Wanneer bij plaatsing of verplaatsing (waaronder mede begrepen is het reizen tengevolge van opwaclitgeldstelling, bij het toekennen van verlof buiten Nederlandsch-Indië of van pensioen) gereisd wordt met vrouw en wettige kinderen, wordt daarvoor bij reizen over land, zonder postpaarden te goed gedaan een gedeelte van de aan den reiziger zelf toegestane transportkosten ais: voor de vrouw vier/vijfde; voor elk kind boven de 12 jaren drie/vijfde; voor elk kind beneden de 12 jareu twee/vijfde. TARIEF der tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten bedoeld bij art. 6 § I van liet reglement op de reis- en verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1862 N°. 153a), zooals die § gewijzigd is bij art. 1 § B van Staatsblad 1882 2sT°. 180 en bij Staatsblad 1886 N°. 229. Met post- Zonder postpaarden. paarden. m Transportkosten per paal. : 3* Eeisgeld BlJ reizen wegens Bij reizen in commissie '& §> plaatsing of ver- of met binnenlandsch A is Per paal. , . . 0 p plaatsing. verlof wegens ziekte. == = V: f 10 12 centen. f 0.8O f n.BO 2e- 8 12 „ „ 0.65 „ 0.50 3e- » 6 12 „ „ 0.55 „ 0.35 4"- n 5 ~ » 0.45 „ 0.35 1 I e,zcnte II. Bij reizen te water: water. A Overtocht voor rekening van den lande, met of zonder voeding, B Overtocht voor bedienden, C Scheepsruimte voor bagage, D Daggeld, E Tafelgeld, alles overeenkomstig het aan dit besluit gehecht tarief en onder de volgende bepalingen: 1°. Onder reizen te water zijn begrepen alle reizen op rivieren, zoogenaamde binnenwateren en over zee; 2e. De scheepsgelegenheid wordt door het plaatselijk bestuur aangewezen op aanvrage van den belanghebbende, gestaafd door de lastgeving tot de reis; 3U. De wijze van overtocht wordt bepaald door de bestaande reglementen en tarieven en door de plaatselijke gebruiken en omstandigheden, alles zoo veel mogelijk met inachtneming van den rang en den stand des reizigers; 4e. Daggeld wordt genoten voor al de dagen die de reiziger aan boord heeft doorgebracht; 5e. Tafelgeld wordt alleen te goed gedaan, wanneer geene voeding voor 's lands rekening verstrekt wordt; Ke. Wanneer bij plaatsing of verplaatsing gereisd wordt met vrouw en wettige kinderen, wordt bij reizen te water te goed gedaan verblijf aan boord voor de vrouw en kinderen met voeding. Wanneer geene voeding voor 's lands rekening verstrekt wordt, worden voor de vrouw en ieder kind boven de 15 jaren de volle-, voor ieder kind tusschen de 15 en 2 jaren de helft der bij de vorige § bedoelde tafelgelden te goed gedaan. Stb. 1866 N°. 102. Het bepaalde sub lc en 6P is ook van toepassing bij overvoer met vaartuigen der gouvernements marine (kruisbooten daarvan uitgezonderd). T'. (Stb. 1877 N°. 161). In de residentie Palembang is bij reizen te water, daar, waar de transportaannemer de vervoermiddelen levert, het hieraangehechte tarief, voor zooverre betreft de scheepsruimte voor bagage, niet van toepassing, maar wordt aan eiken reiziger scheepsruimte voor bagage verleend, naar den maatstaf van het aantal koelies, waarop hij volgens zijnen rang, overeenkomstig de bestaande bepalingen, bij reizen over land recht heeft, elke koelie, d. i. koelievracht, berekend tegen een halven pikol. TARIEF der tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten bedoeld bij art. 6 § II van het reglement op reis- en verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië. Scheepsruimte j Scheepsruimte Klasse. Daggeld. Tafelgeld, voor bedienden. voor bagage. kojangs. | kojangs (*). 1« o g g f 5.- ƒ 5.- ■ 1 2 2f. §5® „ 4.- ) „ 4.- , 1 1 k 3". 'f 1'Ijf . 3.- I » 3-- ; 'U 1 4*. I „ 2.50 j „ 2.50 I % 'I, (*) Aan gehuwden, die met hun gezin reizen, wordt in alle klassen, boven Art. 7. Tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten wordt genoten: «. door nieuw benoemden, wanneer zij met eene aanstelling uit Nederland zijn aangekomen, van Batavia of van de plaats, waar zij zich na aankomst uit Nederland met goedkeuring der Begeering gevestigd hebben, naar de plaats van bestemming. Wanneer zij in Indië gevestigd zijn, van de plaats van verblijf naar die van bestemming; ö. bij verplaatsing: van de plaats van vestiging naar die van de nieuwe bestemming ; c. bij reizen in commissie: van de plaats van vestiging tot de terugkomst aldaar of wel tot de aankomst ter plaatse, waar de reizende zich op nieuw moet vestigen; d. bij ontslag uit de betrekking onder toekenning van wachtgeld: van de plaats van vestiging naar die (binnen XederlandschIndië), waar de eerste betaalhaarstell ug van het wachtgeld verlangd wordt; e. bij weder in activiteitstelling: van de plaats van verblijf naar die van bestemming; f- bij pensionneering: van de plaats, waar men het laatst actief gediend heeft, naar die, waar men zich binnen Nederlandsch-Indië wenscht te vestigen, mits zulks geschiede binnen het jaar na de toekenning van het pensioen; of van eerstgenoemde plaats naar de meest nabij gelegen haven, waar gelegenheid bestaat ter inscheping naar plaatsen in Nederlandsch-Indië; g. bij toekenning van verlof buiten Nederlandsch-Indië: van de plaats van verblijf naar de meest nabij gelegen haven, waar gelegenheid bestaat ter inscheping naar plaatsen buiten Nederlandsch-Indië; gekenf68^116 SCheepSrUimt°' óén ko^ voor hun meerdere bagage toeBij reizen in commissie of tot herstel van gezondheid hebben de reizigers slechts aanspraak op de helft der toegestane scheepsruimte voor bagag behoudens het maximum van één halve kojang Bij reizen met particuliere stoomschepen wordt van de toegestane scheens■ ruimte voor bedienden en voor bagage zooveel gekort, als dooi de onde . nemingen voor beide is toegestaan en begrepen onder de passagegelden. h. (gewijzigd bij Stb. 1882 N°. 190) bij toekenning van binnenlandsch verlof wegens ziekte: van de plaats van vestiging tol die, alwaar de zieke zich, volgens geneeskundig certificaat, tot genezing van zijne ziekte moet ophouden en van daar terug naar de plaats van zijne vestiging. Daggeld wordt bij reizen niet verlof wegens ziekte niet te goed gedaan. Stb. 1873 N°. 200 gewijzigd bij Stb. 1882 N°. 190. Krachtens machtiging des Konings, met uitbreiding van art. 7 van het reglement op de reis- en verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1862 N°. 153a) te bepalen, dat tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten met uitzondering van daggeld, ook wordt genoten door hen, die ingeval van ziekte, bij afwezen of ontstentenis van een geneesheer op hunne standplaats zich met toestemming van hunnen chef, of, waar plaatselijk geen hoogere autoriteit aanwezig is, op eigen gezag naar de naaste plaats, alwaar een geneesheer gevestigd is, begeven, om zich onder geneeskundige behandeling te stellen; met dien verstande evenwel, dat zij, na aankomst te dier plaatse, ten spoedigste een geneeskundig certificaat aanvragen, constateerende hun ziekeljken toestand en de noodzakelijkheid van het verlaten hunner standplaats, en dit overleggen bij hunne reisdeclaratie. Art. 8. De tegemoetkoming voor reis-en verblijfkosten wordt berekend naar de afstanden, bij de officieele afstandwijzers aangewezen. Bij ontstentenis van zoodanige aanwijzing, wordt de juistheid der afstanden gecertificeerd door het Hoofd van gewestelijk bestuur. _ Abt. 9. (Gewijzigd bij Stb. 1872 N°. 147). Het is aan burgerlijke ambtenaren en militairen met eene burgerlijke betrekking bekleed, die voor rekening van den lande reizen, verboden, om zonder eene bijzondere vergunning van den Chef van het departemenl van algemeen bestuur, waaronder het postwezen behoort, andere personen (lijfbedienden uitgezonderd) mede te nemen of transport te verleenen met de middelen van vervoer bun van Gouvernementswege verstrekt, anders dan in de gevallen bij dit reglement toegestaan, op straffe van betaling van de kosten dier middelen voor den afgelegden afstand. Abt. 10. Bij het te goed doen van daggelden wordt zooveel mogelijk tot maatstaf genomen, dat bij reizen over land met postpaarden ten minste 35 en met andere transportmiddelen ten minste 18 palen, van 400 Rijnlandscke roeden, per dag afgelegd moeten worden. Art. 11. De geldelijke gevolgen van het moedwillig verzuim door den reiziger, om van eene hem ten minste 24 uren vóór het vertrek aangewezen scheepsgelegenheid gebruik te maken, blijven voor zijne rekening. Daarenboven worden hem, van den dag van verzuim tot dien der nadere inscheping, geene daggelden te goed gedaan. Art. 12. Aan den reiziger wordt, indien hij zulks verlangt, een voorschot verleend op de door hem te goed te maken reis- en verblijfkosten, ten bedrage van twee derden van het vermoedelijk eindcijfer der declaratie, of, wanneer de reis langer moet duren dan één maand, van twee derden van het over de eerste maand te goed te maken bedrag. Art. 13. Vóór het vertrek legt de reiziger eene declaratie aan, overeenkomstig het aan dit reglement gehecht model. Die declaratie wordt vóór het vertrek, ter viseering en ten einde daarop aan te teekenen of al dan niet voorschot verleend is, aangeboden te Batavia aan den directeur van financiën en elders aan het Hoofd van het gewestelijk of plaatselijk bestuur. Art. 14. In de lastgeving tot reizen wordt tevens het doel der reis kort vermeld. Indien echter de zaak geheimhouding vordert of eenige andere reden de vermelding van het doel der reis verhindert, wordt zulks uitdrukkelijk in de lastgeving verklaard, Art. 15. Het origineel of een gewaarmerkt afschrift der last geving wordt bij de declaratie overgelegd. Indien de reis is geschied op mondelingen last, moet daarvan blijken door eene verklaring van den lastgever op de declaratie, met korte vermelding van het doel der reis, behoudens de toepassing van het tweede lid van het voorgaande artikel. Indien de reis is geschied uit kracht van eene instructie of doorloopende machtiging, wordt die instructie, niet verwijzing naar het artikel of die doorloopende machtiging, bij de declaratie aangehaald. Art. 16. De ambtenaar of het collegie, waaraan de reiziger rechtstreeks ondergeschikt is, ziet toe, dat de tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten niet verder te goed gedaan worde, dan voor zoover de betrokkene diligent is geweest, en doet van zijn gevoelen deswege blijken, door eene verklaring op de declaratie te stellen bij de doorzending van dat stuk ter verevening naar de algemeene rekenkamer. Art. 17. De declaratie wordt binnen eene maand na afloop van de reis door den belanghebbende ingediend aan zijnen onmiddellijken chef, ter verdere doorzending aan de autoriteit in artikel 16 bedoeld. Art. 18. (Gewijzigd bij Stb. 1877 N°. 12 en Stb. 1883 1601. Voor reizen, welke zich niet verder uitstrekken dan tot eenen afstand van zes palen van 400 Rijnlandsche roeden, voor reizen met de zoogenaamde groote of kleine transportmiddelen, en van negen kilonieters bij reizen met stoomspöorwagens, buiten de plaats van Vestiging, word! geene tegemoetkoming voor reiskosten verleend. Daggelden, wegens verplicht verblijf binnen zes palen van de plaats der vestiging, worden te goed gedaan voor al de dagen, gedurende welke de in commissie reizende verplicht is geweest ter plaatse te vernachten. Bij reizen in dienst, waarbij de reiziger in één en denzelfden dag van- en naar zijne standplaats heen- en terug reist, mits den minimum afstand overtreffende van zes palen van 400 Rijnlandsche roeden voor reizen met de zoogenaamde groote of kleine trans- ] I ( 1 < ■\ ( 1 i ! i c Reglement op het reizen in NederlandschIndië van ; Europeesche burgerlijke 5 landsdiena- 1 ren en andere personen. ( ( 1 : ( tori middel en en van negen kilometers voor reizen met stoomspoorvagens buiten de plaats van vestiging, wordt, behalve transporttosten, te goed gedaan de helft van het bij het betrekkelijk tarief vastgesteld daggeld, terwijl dit eveneens wordt toegestaan voor len dag der terugkomst, wanneer de reis meer dan één dag duurt. Aet. 19. Dit reglement is van toepassing op van 's landswege >ezoldigde godsdienst-leeraars en geestelijken, op vrouwen met 'enig ambt bekleed en op de officieren van het sedentaire zeevezen. Het reglement is niet van toepassing op zoodanige ambtenaren, lie voor hunne reizen bij speciale beschikkingen door indemniteien of op eene andere wijze worden schadeloos gesteld. De personen, die geene bezoldiging van 's landswege genieten, vorden in ieder bijzonder geval door den Gouverneur-Generaal gerangschikt onder eene der klassen, vermeld in art. 1 van dit eglement, wanneer zij tot eenige tijdelijke of doorloopende dienstverrichting ten behoeve van den lande worden geroepen. Art. 20. De Gouverneur-Generaal is bevoegd in buitengewone f dringende omstandigheden van de bepalingen van dit reglement f' te wijken. STAATSBLAD 1890 N°. 209. Art. 1. Aan van landswege bezoldigde Europeesche burger ijke landsdienaren worden, voor zoover zij de kosten hunner reien niet uit indemniteiten of andere bijzondere toelagen moeten testrijden, transportmiddelen verstrekt en tegemoetkoming voor eis- en verblijfkosten toegekend, in de gevallen en op de wijze in lit reglement en de krachtens hetzelve door den Gouverneuricneraal te maken regelingen omschreven. Hetzelfde geldt voor andere personen, die krachtens algemeene tepalingen of' bijzondere beschikkingen voor 's lands rekening rei;en doen, waarvoor de militaire reisregelen niet toepasselijk zijn. Het regiement is niet van toepassing op Inlanders, noch op Europeanen en met hen gelijkgestelden, die betrekkingen bekleelen, welke gemeenlijk aan Inlanders worden opgedragen. Art. 2. Met betrekking tot hunne aanspraken op transportmiddelen en tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten worden de Europeesche burgerlijke landsdienaren, volgens den maatstaf van hunne maandelijksche bezoldiging, verdeeld in vier klassen, als: 1° klasse: bezoldiging van ƒ 1000 en daarboven. 2° „ „ „ „ 500 of meer, doch minder dan ƒ 1000. 3e „ „ „ „ 150 of meer, doch minder dan ƒ 500. 4l' „ „ „ minder dan ƒ 150. Art. 3. Onder bezoldiging wordt verstaan traktement, of, indien dat niet genoten wordt, inkomen, traktement vervangende. Art. 4, Die meer dan een bezoldigde betrekking bekleedt, wordt gerangschikt in de klasse, waartoe hij volgens de hoogst bezoldigde behoort. Art. 5. Bij eerste plaatsing en bij verplaatsing wordt de reiziger gerangschikt in de klasse, waartoe hij volgens de aanvaard wordende betrekking behoort. Hetzelfde geldt voor ambtenaren, die — al dan niet in activiteit zijnde — belast worden met de waarneming eener betrekking, hooger dan de vorige door hen krachtens benoeming bekleed:', zoomede voor militairen, aan wie de waarneming eener burgerlijke betrekking wordt opgedragen. Art. 6. Zij, die buiten activiteit, met verlof of gepensionneerd zijn en zij die, niet in activiteit zijnde, worden werkzaam gesteld, anders dan in het geval bedoeld in de tweede alinea van artikel 5, worden gerangschikt in de klasse, waartoe zij volgens de laatst door hen krachtens benoeming bekleede betrekking behoorden. Art. 7. In alle hiervoren niet genoemde gevallen worden de reizigers met betrekking tot hunne aanspraken op transportmiddelen en tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten door den Gouverneur-Generaal gerangschikt in eene der klassen vermeld in artikel 2. Art. 8. De reizen worden onderscheiden in: a. reizen bij eerste plaatsing en bij verplaatsing; b. commissie- en andere reizen. De Gouverneur-Generaal bepaalt in welke rubriek de reizen moeten worden gerangschikt. Alleen voor de reizen, sub a bedoeld, worden ook ten behoeve van het wettig gezin van den reiziger transportmiddelen verstrekt en tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten toegekend, volgens de bepalingen door den Gouverneur-Generaal vast te stellen. Art. 9. Tenzij anders is of wordt bepaald, of de belangen van den dienst afwijking noodzakelijk maken, wordt gereisd langs den weg, die in den korsten tijd en met de minste kosten voor het Land kan worden afgelegd en overeenkomstig regelen door den Gouverneur-Generaal, met inachtneming zooveel mogelijk van dit beginsel, te stellen. Art. 10. Voor zoover zij zijn gelegen in de richting der plaats van bestemming van den reiziger, worden steeds gebruikt de door of van wege den staat geëxploiteerde spoor- en stoomtramwegen, zoomede de particuliere spoor- en stoomtramwegen, die door den Gouverneur-Generaal daartoe worden aangewezen; kunnende in 's lands belang voor bijzondere gevallen door den GouverneurGeneraal afwijking van den regel worden toegestaan. Overigens worden, voor zooveel dit mogelijk en noodig wordt geacht, op de wijze door den Gouverneur-Generaal met inachtneming van plaatselijke gebruiken en omstandigheden en van den rang en den stand van den reiziger te bepalen, van Gouvernementswege gratis of tegen betaling van den aan het Land in rekening te brengen prijs, transportmiddelen verstrekt aan de reizigers, die hunnerzijds verplicht zijn van die transportmiddelen in de aan te wijzen gevallen gebruik te maken, zullende slechts aan reizigers, behoorende tot de eerste, tweede en derde klasse de van Gouvernementswege gestationneerde of op contract met het Gouvernement door aannemers te leveren postpaarden worden verstrekt. Art. 11. Op de bezittingen buiten Java en Madoera worden, voor zoover geen reizen per spoor of stoomtram mogelijk en het transport van reizigers en goederen niet op andere wijze geregeld is, in verband tot de verordeningen op de heerendiensten, aan de reizigers koelies verstrekt volgens onderstaand tarief, kunnende door den Gouverneur-Generaal voor bijzondere gevallen en in door hem aan te wijzen gewesten afwijkingen van dat tarief worden toegestaan. Koelie's. Klassen I van Reizen bij eerste plaatsing Commissie en andore leizigeis. en ^ verplaatsing. reizen. h. 26 18 2'. 22 18 3'. 17 13 4«. 15 13 Art. 12. De Gouverneur-Generaal bepaalt bij reizen over land de klassen waarvan de reizigers, bij gebruik van spoor of stoomtram, den prijs mogen in rekening brengen, de hoeveelheden bagage, die zij op :s lands kosten mogen medenemen en het aantal bedienden, waarvan de kosten in de aan te wijzen klassen mede voor 's lands rekening komen, zoomede de gevallen, waarin transportkosten voor het vervoer van een reiswagen per spoor of stoomtram worden te goed gedaan. Art. 13. Voor reizen te water stelt de Gouverneur-Generaal mede eene regeling vast op de verdeeling van de reizigers in klassen en bepaalt hij de scheepsruimte voor bagage, zoomede het aantal bedienden, waarvoor overvoer op 's lands kosten is toegestaan. De kosten voor transport van een reiswagen over zee worden niet vergoed, tenzij de Gouverneur-Generaal in bijzondere omstandigheden daartoe machtiging mocht verleenen. Art. 14. Wanneer van de van Gouvernementswege gestationneerde of op contract niet het Gouvernement door aannemers te leveren postpaarden gebruik wordt gemaakt, wordt aan den reizi- ger toegekend eene betaling van ƒ 0.12 per paal, zoomede vergoeding van de kosten van vervoer van een reiswagen voor die gedeelten zijner reis, waarop geen postpaarden aanwezig zijn. Art. 15. Voor zooveel niet van spoor- of stoomtram moet worden gebruik gemaakt en geen transportmiddelen van G-ouvernementswege worden verstrekt, wordt op Java en Madoera aan de reizigers tegemoetkoming voor transportkosten toegekend volgens onderstaand tarief. Koelie's. . Klassen I " van Reizen bij eerste plaatsing Commissie en andere ïeizigeis. j en ^ verplaatsing. reizen. 1«. f 0.80 f 0.50 2«. „ 0.65 „ 0.50 3-=. „ 0.55 „ 0.35 4". „ 0.45 „ 0.35 en zulks berekend per paal naar de afstanden bij de officieele afstandwijzers aangewezen, of, waar deze aanwijzing ontbreekt, door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur opgegeven. Op de bezittingen buiten Java en Madoera mogen de reizigers, die op de bij artikel 11 bedoelde verstrekking van- koelies aanspraak hebben, aan den Lande voor eiken koelie ƒ 0.025 per paal in rekening brengen, ten ware bij afzonderlijke besluiten of tarieven voor sommige gewesten eene hoogere of op andere wijze geregelde betaling mocht zijn vastgesteld. Art. 16. Van de in het vorig artikel bedoelde betalingen wordt ten behoeve van de vrouw en de kinderen van den reiziger, zoomede van weduwen en weezen te goed gedaan: voor de vrouw (of weduwe) vier/vijfden; „ elk kind (of wees) boven de 12 jaren drie/vijfden; „ elk kind (of wees) beneden de 12 jaren twee/vijfden. Met kinderen (of weezen) worden in dit reglement alleen bedoeld de ongehuwde wettige (ook gewettigde) kinderen en stiefkinderen, uitgezonderd zoons of stiefzoons, die op den dag der aanvaarding van de reis den vollen ouderdom van 23 jaren hebben bereikt. Art. 17. Waar het aanhouden van transportmiddelen onvermijdelijk is, kan door den Gouverneur-Generaal voor de daaraan verbonden kosten eene tegemoetkoming worden toegekend. Art. 18. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om te bepalen, dat in sommige door hem aan te wijzen gevallen de in artikel 12 bedoelde betalingen voor de reizen per spoor of stoomtram en de tegemoetkomingen voor transportkosten, bedoeld in de artikelen 14 en 15, niet of slechts gedeeltelijk worden toegekend. Art. 19. Voor de reizen, ten behoeve waarvan ingevolge dit reglement transportmiddelen worden verstrekt of geldelijke tegemoetkoming wordt verleend, wordt bovendien aan de reizigers, zoowel voor den duur der reis als voor de dagen die zij buiten hun standplaats moeten doorbrengen, een daggeld toegekend, dat bij reizen over land wordt berekend volgens onderstaand tarief: 1" klasse , ^ 2e „ 8.— 3K „ „ 6.— * " „5.- De Gouverneur-Generaal bepaalt de minimum afstanden, die met de verschillende transportmiddelen per dag moeten worden afgelegd, om op de toekenning van het daggeld aanspraak te kunnen maken. Art. 20. De in het vorig artikel bedoelde daggelden worden mede toegekend voor reizen te water, doch slechts voor de helft, tenzij de reiziger zelf in de voeding aan boord moet voorzien. In het laatste geval wordt voor de vrouw (of eene weduwe) zoomede voor elk kind (of wees), ouder dan vijftien jaren, half daggeld en voor elk kind (of wees), van 2 tot 15 jaren oud, een/vierde gedeelte van het daggeld te goed gedaan. bt. 21. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om voor bijzon- dere, door hem aan te wijzen gevallen, het genot van het daggeld geheel of gedeeltelijk op te heffen. Art. 22. De tegemoetkomingen bij of krachtens dit reglement bepaald, worden aan de reizigers toegekend na afloop der reizen en worden berekend overeenkomstig dit reglement en de krachtens hetzelve door den Gouverneur-Generaal te maken regelingen, zonder overigens rekening te houden met het aantal dagen, waarin de reis volbracht is. Art. 23. De reizigers moeten van hun recht op de hun ingevolge dit reglement toekomende tegemoetkomingen doen blijken door de overlegging van declaratiën met verklaringen en bewijsstukken, op te maken volgens door den Gouverneur-Generaal te geven voorschriften. Art. 24. De Gouverneur-Generaal is bevoegd in buitengewone of dringende omstandigheden van de bepalingen van dit reglement af te wijken. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit. Reglement op STAATSBLAD 1872 N°. 77, GEWIJZIGD BIJ STB. 1899 N°. 179. het reizen per spoor. Art. 1. Van het vervoer door middel van spoorwegen moet steeds gebruik worden gemaakt, wanneer en zoover als zij zijn gelegen in de richting van het oord van bestemming der Gouvernements-reizigers. De plaatsen in de spoortreinen worden genomen voor den geheelen afstand, dien de reizigers in eens kunnen afleggen. Art. 2. Behoudens de gevallen, waarin, op grond van reeds verleende of nader te verleenen concessiën, of krachtens de bepalingen in het algemeen reglement voor de spoorwegdiensten in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1866 N°. 132), vervoer tegen verminderde prijzen of kosteloos vervoer plaats heeft, wordt voor het vervoer van Gouvernementsreizigers, hunne gezinnen, bedienden, goederen, enz. betaald volgens de voor het gewoon personen- en goederenvervoer door de betrokken spoorwegondernemingen vastgestelde en door den Gouverneur-Generaal goedgekeurde tarieven. Art. 3. De vracht, voor het spoorwegvervoer verschuldigd, wordt voorgeschoten door de Gouvernements-reizigers, voor zoover zij niet zijn militairen of zeelieden beneden den graad van adjudant-onderofficier, of beambten der justitie en politie. Voor de aldus voorgeschoten sommen wordt op de gewone wijze gedeclareerd. Echter moeten de declaratiën zijn voorzien van eene verklaring der reizigers, op den eed aan den Lande afgelegd, dat de opgebrachte sommen werkelijk door hen zijn besteed. Art. 4. In de spoorwegrijtuigen der eerste klasse wordt gereisd : 1°. door de burgerlijke ambtenaren, die bij het reglement op de reis- en verblijfkosten, vastgesteld bij het besluit van 17 December 1862 N°. 32 (Staatsblad N°. 153a), zijn gerangschikt in de eerste en tweede klasse van Gouvernements-reizigers; 2°. door Luitenant-generaals, Vice-Admiraals, Generaals-majoor, Schouten-bij-nacht en Kolonels; en door Luitenant-kolonels, Majoors, Auditeurs-militair, Substituut-auditeurs-militair, Veld predikers, en de gelijke rangen bekleedende of daaraan geassimileerde officieren der zeemacht. In de rijtuigen der tweede klasse: 1°. door de burgerlijke ambtenaren, die bij genoemd reglement zijn gerangschikt in de derde klasse van reizigers, en voorts door hen, die, ofschoon niet tot deze of tot eene hoogere klasse van reizigers behoorende, ingevolge het besluit van 15 Maart 1861 N0. 6 (Staatsblad N°. 10) en de wijzigingen en aanvullingen, daarin sedert gebracht of nog te brengen, met particuliere stoombooten in den Indischen archipel worden vervoerd als passagiers der eerste klasse; 2°. door Kapiteins en Luitenants der landmacht, militaire ambtenaren der l8te, 2ie en 3de klasse en de die rangen bekleedende of daaraan geassimileerde officieren der zeemacht, benevens adelborsten en scheepsklerken, en het opzicht voerend perso- neel bij den artillerie-construktiewinkel op eene bezoldiging van ƒ 150 's maands of daarboven. In rijtuigen der derde klasse: door alle overige landsdienaren. Art. 5. Aan de Gouvernements-reizigers worden voorts, bij reizen langs de spoorwegen, vergoed de kosten van vervoer: 1°. van bedienden en goederen door ben mede te nemen, een en ander naar het aan dit reglement gehecht tarief; 2°. van dienstpaarden, zooveel als worden medegenomen, mits niet meer dan waarvoor als rijpaard fourage genoten wordt; 3°. van een reiswagen, wanneer de reis moet worden aangevangen of voortgezet met postpaarden; 4°. van het wettig gezin des reizigers, wanneer hij reist tot bereiking van zijne eerste of van eene nieuwe standplaats, in de klasse van rijtuigen, waarin hem zeiven eene plaats toekomt. In dat geval wordt bovendien vracht vergoed: a. voor een bediende in een rijtuig van de 3de klasse voor de vrouw, wanneer zij zelve aanspraak heeft op vervoer in een rijtuig der lste klasse; b. voor de goederen van de vrouw en de kinderen, naar de reden van vier/vijfde voor de vrouw, drie/vijfde voor een kind boven de 12 jaren en twee/vijfde voor een kind beueden de 12 jaren, van het gewicht, voor den man of vader aangewezen in het tarief, bedoeld bij § 1 hierboven. Art. 6. Om op den voet der bestaande bepalingen daggeld in rekening te kunnen brengen, moeten op de dagen, dat per spoortrein is gereisd, minstens 100 kilometers of 67 palen van 400 Rijnlandsche roeden met die gelegenheid per dag zijn afgelegd, of, wanneer de afgelegde afstand minder bedraagt, maar op denzelfden dag tevens andere transportmiddelen zijn gebezigd, moet met die transportmiddelen van het aantal ontbrekende kilometers de helft of een/vierde gedeelte zijn volbracht, naar gelang al dan niet van postpaarden is gebruik gemaakt. De dag van aankomst ter plaatse van bestemming of van ontscheping wordt evenwel steeds voor een vollen reisdag geteld. Bijlage van Stb. 1872 N°. 77, vervangen bij Stb. 1889 N°. 179. Vergoeding voor vervoer van: Aan reizigers Bedienden Goederen, naar het gewicht in kilogrammen. in rijtuigen in ^tui&6n Bij reizen in Gommis- L reizen fer bereiking der sie of krachtens | eener of eener d6r 3e ^0 binnenlandsch verlof ; e stand laats. 6 Klasse- wegens ziekte. j 1« klasse ! 2 130 430 (1) of 280 2^ „ .... 1 130 210 3e 1 of 0 (2) i 65 of 30 (2) j 140 of 30 (2) i Aanmerkingen. (1) Voor 430 kilogrammen wordt alleen vracht vergoed aan opper- en hoofdofficieren der land- en zeemacht, en aan burgerlijke ambtenaren bij het reglement in Stb. 1862 N°. 153a, gerangschikt in de eerste klasse van Gouvernements-reizigers. (2) Vracht voor een bediende en voor goederen tot de in de 3e en 4e kolom vermelde gewichten van 65 en 140 kilogrammen, mede te nemen door reizigers in de rijtuigen der 3e klasse, wordt alleen vergoed aan burgerlijke landsdienaren, die bij het hooger aangehaald reglement op de reis- en verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren gerangschikt zijn in de 4e klasse van Gouvernements-reizigers, zoomede aan de adjudanten-onderofficieren, militaire geëmployeerden beneden den rang van militair ambtenaar en aan de met die beide categorieën van landsdienaren in rang gelijkstaande schepelingen der Zeemacht. N. B. De in dit tarief voorkomende gewichten worden toegestaan met inbegrip van de hoeveelheden bagage, waarvoor aan gewone reizigers langs spoorwegen vrijdom van transport wordt verleend. Waar op spoorwegen de berekening van het vervoer van bagage per ruimte eenheid geschiedt, worden twee kubieke decimeters gelijkgesteld met een kilogram. STAATSBLAD 1887 N°. 250. Reglement betreffende hst rBiz6n Is goedgevonden en verstaan: , . * & van lands- Eerstelijk: Het reglement op het reizen van landsdienaren dienaren langs door den Gouver neur-Generaal aan te wijzen stoomtramwegen. Aanwijzing van den stoomtramweg Semarang— Djoewana. Maatregelen tot bespoediging van kwijting van vorderingen ten laste van den lande, voortvloeiende uit dage- lijksche overeenkomsten. langs spoorwegen, — vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 25 April 1872 N°. 7 (Staatsblad N°. 77), en aangevuld bij artikel 1 van het besluit van 30 Augustus 1873 N°. 5 (Staatsblad ïsT°. 166) en bij besluit van 6 April 1886 N°. 2/c (Staatsblad N°. 72), — voor zooveel mogelijk van toepassing te verklaren op het reizen van landsdienaren langs door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen stoomtramwegen, met dien verstande evenwel, dat: a. de personen, die volgens de thans bestaande of nader aan te wijzen voorschriften bij reizen met spoortreinen recht hebben op vervoer in rijtuigen der 2de of 3de klasse, bij reizen langs stoomtramwegen, waar geen rijtuigen der 3de klasse in gebruik zijn, respectievelijk plaats nemen in rijtuigen der lste of 2de klasse; ö. de minimum-afstand, welke op één dag moet worden afgelegd, om op den voet der bestaande bepalingen daggeld in rekening te kunnen brengen, bij reizen langs stoomtramwegen wordt bepaald op 75 afstandskilometers of 50 palen van 1507 meters. Ten tweede: In verband met artikel 1 hier voren te bepalen, dat bij reizen langs het traject Semarang—Djoewana en omgekeerd, met ingang van 1 Januari 1888, gebruik behoort te worden gemaakt van den bestaanden stoomtramweg. STAATSBLAD 1883 N». 40. In aanmerking, enz. Art. 11. De voorschriften, betrekkelijk het viseeren en aftee kenen van declaratiën, wegens reis- en verblijfkosten voor dienstreizen, worden vervangen door de volgende: 1°. bij de declaratiën moet in originale of kopielijk worden overgelegd, de aanschrijving of lastgeving tot de reis, waarin steeds het doel van de reis moet zijn vermeld; 2°. op declaratiën, wegens verplaatsing, zal door den declarant moeten worden opgegeven, of zijne echtgenoote en kinderen hebben mede gereisd, met vermelding tevens van het getal kinderen en hunnen ouderdom; 3°. voor declaratiën wegens verplaatsing is voldoende het visum van den Chef van het departement, het college of de admini- stratie, waartoe de declarant behoort; doch wegens reizen in commissie of inspectie, zal door dien Chef tevens verklaard moeten worden, of hij al dan niet bedenkingen heeft tegen het opgebrachte getal verblijfdagen voor de reis besteed. BIJBLAD N°. 4515. Circulaire dd. 27 Augustus 1884 N°. 6259, van den Directeur van binnenlandsch bestuur. Het besluit van 16 Maart 1838 N°. lp, waarbij de regel werd gesteld, dat steeds langs den kortsten weg gereisd moet worden, is niet in het Staatsblad of in het Bijblad opgenomen, terwijl het besluit van 6 October 1863 N°. 20, waarbij dat beginsel gehand haafd werd, zelfs niet ter kennisse is gebracht van alle plaatselijke autoriteiten. Het gevolg van een en ander is, dat dikwerf door hoofden var gewestelijk bestuur, ten behoeve van landsdienaren, passage wordi aangevraagd over zee voor eene reis, die over land met mindei kosten had kunnen geschieden. Bij eene letterlijke opvatting van bedoeld voorschrift van 183S kan bovendien in sommige gevallen twijfel rijzen, omtrent de be antwoording der vraag, of de reis over land korter is dan die ovei zee. Een en ander heeft de wenschelijkheid doen inzien, om de ver ouderde bepalingen ten aanzien der reisdeclaratiën, door nieuwe voorschriften met betrekking tot het viseeren, indienen, enz. dei declaratiën van reizende landsdienaren te vervangen, waarbij ir het algemeen als regel wordt voorop gesteld, dat de reis moet vol bracht worden langs den kortsten weg en met de minste koster voor het Land, terwijl afwijkingen van dien regel steeds behoor lijk gemotiveerd moeten worden. Onder aanteekening, dat de regelingen voor reizen naar en vai de residentie Banjoemas, vervat in de artikelen II van de Gouver nements besluiten van 10 September 1873 N°. 14 en 11 Novembei 1879 N°. 13, opgenomen respectievelijk in de Nos. 2762 en 3494 vai het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië, bij he Gouvernements besluit van 8 Augustus 1884 N°. 36 zijn ingetroli Voorschriften voor het viseeren en examineeren van reisdeclaratiën van landsdienaren. I t ken, zullen mitsdien voortaan, behalve de reeds bestaande, in het reisreglement (Staatsblad 1862 N°. 158a en de ampliaties daarop) terzake voorkomende voorschriften, de navolgende behooren te worden opgevolgd: le in verband met artikel 16 van evengenoemd reglement moet de noodzakelijkheid van het verblijf door de bevoegde autoriteit worden gecertificeerd, wanneer verblijfkosten worden gedeclareerd; 2e de door declaranten af te geven verklaringen ten aanzien der opgebrachte spoorkosten moeten beantwoorden: wat betreft ambtenaren, aan artikel 3 van Staatsblad 1872 N°. 77 (op den eed aan den Lande afgelegd) en wat aangaat landsdienaren, die nog geen ambtseed hebben afgelegd, aan artikel 2 van Staatsblad 1873 N°. 166 (onder aanbod van eede); 3e op de declaratie behoort te worden melding gemaakt van het bedrag van het traktement op het tijdstip dat de reis aanvaard werd, wanneer de declarant een ambt bekleedt, waaraan periodieke traktementsverhooging verbonden is; zijnde de wetenschap daarvan dienstig ter beoordeeling van het bedrag van het daggeld; 4e alle landsdienaren moeten bij het deen van reizen over zee, langs de contractueele lijnen, gebruik maken van de schepen van de Nederlandsch-Indische Stoomvaart-Maatschappij, behoudens hoogst bijzonder en zeer urgente gevallen; 5°. de kosten voor het noodzakelijk vervoer van reisrijtuigen van landsdienaren, aan wie het kosteloos gebruik van postpaarden is toegekend, op de lijnen, waar geen postpaarden zijn gestationneerd, worden door den Lande gedragen, mits het vervoer daarvan op de minst kostbare wijze geschiede en het in rekening gebracht transportloon worde goedgekeurd op door de bevoegde autoriteit af te geven verklaring, dat de gereclameerde betaling volgens plaatselijk gebruik is en ter plaatse voor niet minder kan worden bedongen; 6fi. ten aanzien van reisdeclaratiën van Inlandsche ambtenaren, die daggelden declareeren, moet speciaal worden gelet op de Circulaire van den 1™ Gouvernements Secretaris dd. 12 Juli 1877 N» 1599a (N°. 3200 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië); ouder mededeeling hiervan en met het oog op de voorschriften, vervat in het Koninklijk besluit van 27 Augustus 1880 N°. 19 (Indisch Staatsblad N°. 198), heb ik de eer UHEdG. te verzoeken om voortaan, zoowel bij het viseeren en examineeren van declaratiën van landsdienaren, als bij het doen van aanvragen om passage te hunnen behoeve, het vorenstaande te willen inachtnemen en doen opvolgen. Circulaire dd. 25 Juni 1901 N°. 3424 van den Directeur van binuenlandsch bestuur. Naar aanleiding van het door een der Residenten gedaan voor-Nieuwe voorstel om den Hoofden van plaatselijk bestuur de bevoegdheid te scnriften in x -. ■ ■ ,, . betreffende geven tot het certificeeren van de juistheid der op reisdeclaratiënhet vj8eeren opgebrachte, niet op de officieele gewestelijke afstandwijzers voor- van reisdekomende afstanden, heeft de Regeering mij opgedragen UHEdG. claratienin afwachting dat te zijnertijd dien overeenkomstig eene wijziging van artikel 15 van het Reisreglement in Staatsblad 1890 N°. 209 in overweging zal worden genomen, daaromtrent in te lichten, in verband met het ter zake door de Algemeene Rekenkamer uitgebrachte advies. Aan deze Regeeringsopdracht gevolg gevende, heb ik de eer U te verzoeken, de in Uw gewest bescheiden Hoofden van plaats:'!ijk bestuur van zoodanige instructiën te willen voorzien, dat zij de verklaring betreffende de afstanden, voor zoover die noodig is, op declaratiën stellen en parafeeren, ieder voor zooveel zijn ressort aangaat. „De onderteekening der betrekkelijke verklaring, welke door de Hoofden van gewestelijk bestuur behoort te blijven geschieden, kan dan later plaat s hebben, wanneer de declaratiën ten Residentiekantore worden ontvangen, waar de stukken — (ook de aannemersrekeningen) — het aan de viseering of aan de verkrijging van 80% vooruitbetaling, en alsdan ook aan de onderteekening van meerbedoelde verklaring, voorafgaand onderzoek moeten ondergaan. Om de behandeling en afdoening dier vorderingen evenwel nog meer te vereenvoudigen en te bespoedigen, noodig ik U voorts uit, aan de Chefs der Departementen van algemeen bestuur en de Algemeene Rekenkamer eene met de meeste zorg samen te stellen opgave in te zenden van de afstanden, tusschen plaatsen welke niet op de officieele gewestelijke afstandwijzers voorkomen, doch die niettemin, bijvoorbeeld bij reizen in commissie, dikwijls worden aangedaan, welke opgave, voor zooveel noodig, steeds zal behooren te worden aangevuld, zullende voor die afstanden alsdan niet telkens eene afzonderlijke verklaring op de reisdeclaratiën of de aannemersrekeningen behoeven te worden gesteld. Reis- en verblijfkosten van adjunct landmeters van het kadaster, die voor de eerste maal afleggen het examen van landmeter der 3e klasse. STAATSBLAD 1883 N°. 123. Is goedgevonden en verstaan: Ten derde: Te bepalen, dat de adjunct-landmeters van hel kadaster in Nederlandsch-Indië, die buiten de hoofdplaats Batavia wonen en voor het eerst het examen afleggen voor de betrekkingvan landmeter 3e klasse bij dien tak van dienst, reis- en verblijfkosten zullen worden toegestaan op den voet van de daarop staande bepalingen, onverschillig of zij al dan niet in het examen slagen. STAATSBLAD 1885 N°. 80. Indemniteit van reiskos¬ ten voor eenige ambtenaren van het kadaster. Gewijzigd bij Staatsblad 1900 N°. 137. Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging des Konings, met intrekking van de besluiten van 3 Januari 1881 N°. 4 (Staatsblad N°. 1), 18 Januari 1881 N°. 17 en 4 September 1881 F. 12 (Staatsblad N°. 187), te bepalen, dat aan de na te noemen ambtenaren bij den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië. de volgende vaste indemniteiten voor reisen verblijfkosten worden toegekend: a. aan eiken chef eener opmetings-sectie ƒ 50 (vijftig gulden) 's maands, voor dienstreizen in de kadastrale afdeeling waarin zijne standplaats gelegen is, zoomede in andere kadastrale afdeelingen, voor zoover daarop de ordonnantie van 8 Augus tus 1880 (Staatsblad N°. 147) nog niet van toepassing verklaard is; ö. (Gew. bij Stb. 1900 N°. 137) aan eiken ondergeschikten land- meter of adjunct-landmeter dan wel tijdelijk ambtenaar bij de kadastrale metingen, belast met terreinwerk, ƒ 25 (Vijf en twintig gulden) 's maands, voor dienstreizen in de kadastrale afdeelingen, waarin hij is werkzaam gesteld; e. aan eiken ambtenaar van het kadaster, belast met de functién van Gouvernements landmeter en tevens met het kadastreeren van steden en nederzettingen, zonder aan het hoofd eener opmetings-sectie te staan ƒ 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, voor dienstreizen in de kadastrale afdeeling, waarin zijne standplaats gelegen is, zoolang het nieuwe kadaster in die afdeeling nog niet zal zijn voltooid; d. aan eiken bewaarder, staande aan het hoofd van een bureau van bewaring te Batavia, Semarang of Soerabaja ƒ 50 (vijftig gulden) 's maands, en aan eiken bewaarder of anderen ambte naar van het kadaster, staande aan het hoofd van een bureau van bewaring elders, ƒ 20 (twintig gulden) 's maands, voor dienstreizen in de kadastrale afdeeling, waarin zijne stand plaats gelegen is; met dien verstande, dat wanneer de aan hei hoofd van het bureau van bewaring staande ambtenaar aan ondergeschikten terreinwerk binnen die kadastrale afdeeling opdraagt, hij hun de voor de uitvoering daarvan noodige reis en verblijfkosten moet verstrekken; e. aan eiken mantri of élève-mantri bij de bureaux van het kadas ter, belast met het opmeten van grondveranderingen voor d( bijhouding van de kaarten der voormalige statistieke opneming / 10 (tien gulden) 's maands, voor dienstreizen naar- en in d( hem ter bijhouding aangewezen of aan te wijzen districten en van daar naar zijne standplaats terug, daaronder begrepen de reizen naar- en van het kantoor van den mantri-teekenaar dei afdeeling. Afschrift enz. BIJBLAD N°. 3816. Eerstelijk: Te bepalen, dat de chefs der secties van de kadas trale opname het vrij gebruik hebben van Gouvernements en par tieuliere postpaarden voor hunne dienstreizen binnen de kadastrah afdeeling, waarin zij zijn geplaatst in gevallen, dat die reizen ziel verder uitstrekken dan zes palen van hunne standplaats; Sectie-chefs hebben vrij gebruik van postpaarden. i Zullende zij alsdan tevens bevoegd zijn, om zich op die reizen te doen vergezellen door een of meer van de aan hen ondergeschikte Europeesche of Inlandsche ambtenaren van het kadaster. Ten tweede: enz. Oproeping van ambtenaren van • het kadaster naar Batavia door den Ingenieur chel van den dienst. BIJBLAD N°. 3839. Bij Gouvernements besluit van 1 December 1881 N°. 13 is bepaald, dat de Ingenieur belast met de leiding van den kadastralen .dienst bevoegd is, om de aan hem ondergeschikte ambtenaren naar Batavia op te roepen, wanneer de belangen van den dienst zulks vereischen. Visa's der afdeeling ingenieurs van het kadaster op reisdeclaratiën. Classificatie van Inlandsche ambtenaren. Circulaire van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. 31 Augustus 1883 N°. 6063. De wenschelijkheid is gebleken, om de declartiên voor reis- en verblijfkosten van de ambtenaren van het kadaster in de eerste plaats te doen viseeren door de betrokken ingenieurs bij dien tak van dienst. Deze zijn toch uit den aard van de zaak het best in staat om te beoordeelen, dat het verblijf van die ambtenaren op de eene of andere plaats inderdaad noodazkelijk was in het belang van de verrichtte metingen. Waar die noodzakelijkheid niet blijkt, zullen de in rekening gebrachte kosten niet worden te goed gedaan. Ik heb daarom de eer UEdG. te verzoeken, om voortaan declaratiën voor reis- en verblijfkosten van de ambtenaren bij het kadas ter niet dan voorzien van het vereischte certificaat van den betrokken ingenieur aan mij in te dienen. STAATSBLAD 1861 N°. 10. Het bepalen van de klasse in welke Inlandsche vorsten, grooten, gezanten en ambtenaren, benevens hunne vrouwen, bloedverwanten en volgelingen behooren te worden overgevoerd, wordt overgelaten aan de beoordeeling van het Hoofd van gewestelijk bestuur, welke de passage voor die personen bespreekt. STAATSBLAD 1875 N°. 1. Inlandsche onderwijzers en kweekelingen, hetzij van gewone openbare Inlandsche scholen, dan wel van kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië, genieten bij eene eerste aanstelling en bij verplaatsing, van de plaats van verblijf naar die van bestemming, voor het geval de afstand tusschen die plaatsen meer dan zes palen bedraagt: 1°. bij reizen over land: eene tegemoetkoming van ƒ 0.20 (twintig cent) per paal, voor een heeren-rijpaard, zoomede de volgende koeliegelden, als: een ongehuwd onderwijzer der eerste klasse ƒ 0.18 (achttien cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der eerste klasse ƒ 0.24 (vier en twintig cent) per paal; een ongehuwd onderwijzer der tweede klasse ƒ 0.12 (twaalf cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der tweede klasse ƒ 0.18 (achttien cent) per paal; een ongehuwd onderwijzer der derde klasse ƒ 0.0G (zes cent] per paal; een gehuwd onderwijzer der derde klasse ƒ 0.12 (twaalf cent' per paal; een ongehuwd kweekeling ƒ 0.03 (drie cent) per paal, en een gehuwd kweekeling ƒ 0. Oti (zes cent) per paal; 2°. bij reizen over zee: vrij transport voor hen zeiven en hun wettig gezin voor reke ning van den lande; de onderwijzers der eerste, tweede en derd< klasse als passagiers der tweede klasse, en de kweekelingen ab passagiers der derde klasse. Ten derde: enz. STAATSBLAD 187!» N°. 277. Eerstelijk: enz. Ten tweede: De bepalingen nopens het vervoer van het Ir landsch onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche schc len in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1875 N°. 1 art. 2, § B), onde Bepalingen nopens het /ervoer van riet onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen in Ned.-lndië. Bepalingen nopens het vervoer van Inlandsche .onderwijzers van toepas'" sing verrklaard op de mantri's der nadere goedkeuring des Konings, van toepassing te verklaren; die kadastraal , , statistieke ^pens het vervoer: opname. «• van de ouderwijzers der lstc en 2de klasse, respectievelijk op de mantri's bij de statistieke opname der lste en 2de klasse; l>. van de onderwijzers der 3de klasse, op de mantri's der 3d0 klasse en Inlandsche schrijvers bij de statistieke opname; c. van de kweekelingen, op de élève-mantri's bij de statistieke opname. Ten derde: enz. Reglement STAATSBLAD 1882 N°. 187. voor reis-en verblijfkos- . ten van het T' L Aan doctors-djawa, kweekelingen van de school tot Inlandsch opleiding van Inlandsche geneeskundigen, vaccinateurs, hulp- en personeel by élève-vaccinateurs, Inlandsche veeartsen en kweekeling-veeartsen den burger- ° lijken genees-wor(it biJ dienstreizen, die zich verder uitstrekken dan tot eenen kundigenen afstand van zes palen buiten hunne verblijf- of standplaats, toe- veterinairen , -, gekend: dienst. a. te land: bij reizen in commissie, eene tegemoetkoming voor transportkosten van ƒ 0.33 (drie en dertig cent) per paal aan doctors-djawa, vaccinateurs, hulp-vaccinateurs en Inlandsche veeartsen, en van ƒ 0.20 (twintig cent) per paal aan kweekelingen der school tot opleiding van Inlandsche geneeskundigen, élève-vaccinateurs en kweekeling-veeartsen; bij reizen ter bereiking der bestemming, zooals bij overplaatsing of eerste aanstelling, worden de boven vastgestelde bedragen respectievelijk verhoogd: voor ongehuwden tot ƒ 0.36 (zes en dertig cent) en ƒ 0.23 (drie en twintig cent); voor gehuwden tot ƒ 0.42 (twee en veertig cent) en ƒ 0.26 (zes en twintig cent); ö. te water (waaronder begrepen alle reizen op rivieren, binnenwateren en over zee): bij reizen in commissie, vrij transport voor zich zeiven, en bij reizen ter bereiking der bestemming ook voor hun wettig gezin, aan doctors-djawa, vaccinateurs, hulp-vaccinateurs en Inlandsche veeartsen als passagiers der tweede klasse, en aan kweekelingen der school tot opleiding van Inlandsche geneeskundigen, élèvevaccinateurs en kweekeling-veeartsen als passagiers der derde klasse; dan wel, zoo zij zelf in de noodige transportmiddelen voorzien, eene tegemoetkoming, die het bij tarief of door gebruik vastgestelde bedrag voor prauwhuur niet overschrijdt, hetgeen telkens door het Hoofd van gewestelijk- of plaatselijk bestuur op de declaratie gecertificeerd wordt. Aet. 2. Bij reizen te land langs wegen, waarvoor geene afstandwijzers zijn aangenomen, wordt het aantal afgelegde palen telkens door het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur op de declaratie bekend gesteld, waarbij voor wegen, op -welke de afstanden niet in palen zijn aangeduid, tot maatstaf wordt genomen dat een afstand, die gewoonlijk te voet in één uur wordt afgelegd, gelijk aan drie palen is. Voorts is nog bij reizen te land van toepassing het reglement op het reizen langs spoorwegen, bedoeld bij Staatsblad 1872 N°. 77, aangevuld bij Staatsblad 1873 iv0. 166; zullende, zoo van dit middel van vervoer wordt gebruik gemaakt, de in art. 1 genoemde personen worden overgevoerd als reizigers in rijtuigen der 3de klasse, met dien verstande evenwel, dat hun de kosten van vervoer van bedienden en bagage niet worden vergoed. Aet. 3. Daar waar door het Gouvernement overeenkomsten zijn of mochten worden getroffen met aannemers voor het vervoer van Gouvernements reizigers en hunne bagage, wordt door de in artikel 1 genoemde personen, voor zooveel zij vallen in de termen van die overeenkomsten, van de diensten en transportmiddelen van die aannemers gebruik gemaakt; wordende alsdan niet toegekend de bij dat artikel bedoelde tegemoetkoming. Aet. 4. Aan de in artikel 1 bedoelde personen kan, zoowel bij reizen te land als te water, bij uitzondering in bijzondere gevallen een daggeld worden toegelegd van hoogstens ƒ 1 (een gulden) voor hen, die onbezoldigd zijn, en van hoogstens ƒ 0.50 (vijftig cent) voor hen, die bezoldiging, toelage of onderstand uit 's lands kas genieten; zullende de noodzakelijkheid tot het toekennen van daggeld en het bedrag daarvan telkens op de declaratie moeten blijken uit eene met redenen omkleede verklaring van het Hoofd van gewestelijk bestuur, bij reizen ter bereiking der bestemming ter plaatse, waar de reis aanvangt, en bij reizen in commissie van dezelfde autoriteit in de bereisde streken. Bij reizen te land, waarbij de reiziger op één en denzelfden dag van- en naar zijne standplaats heen en terug reist, wordt hem de helft te goed gedaan van het daggeld, dat hij bij eene langere reis zou hebben genoten, welke helft eveneens wordt toegestaan voor den dag van terugkomst, wanneer de reis meer dan een dag geduurd heeft. Aet. 5. Bij het toekennen van daggelden wordt zooveel mogelijk tot maatstaf genomen, dat per dag ten minste moet worden afgelegd een afstand van 18 (achttien) palen en, langs spoorwegen reizende, minstens 100 (één honderd) kilometers of 07 (zeven en zestig) palen van 400 Rijnlandsche roeden. Art. 6. Doctors-djawa en Inlandsche veeartsen kunnen, bij reizen wegens overplaatsing of in commissie, de kosten van het transport der door hen mede te voeren medicijnkisten, geneesmiddelen en instrumenten den lande in rekening brengen; zullende de be trekkelijke vorderingen zooveel mogelijk moeten gestaafd « orden door bewijsstukken in originali. Art. 7. Aau de in artikel 1 bedoelde personen kunnen voorschotten op hunne reis-, verblijf- en transportkosten worden toegekend, op den voet als bij artikel 12 van het regiement op de reisen verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in NederlandschIndië (Staatsblad 1862 N°. 158») voor Europeesche ambtenaren is vastgesteld. Art. 8. Vóór het vertrek legt de reiziger eene declaratie aan overeenkomstig het model, vastgesteld bij het in artikel 7 bedoeld reglement. Die declaratie moet voor vertrek en aankomst ter viseerino- wor- den aangeboden aan bet betrokken Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur. Op die declaratie wordt tevens aangeteekend of daarop al dan niet voorschot is verleend. Art. 9. Dit reglement is niet van toepassing op vaccinateurs, hulp- en élève-vaccinateurs, reizende binnen hun vaccine-district voor de verrichting van hun gewoon dienstwerk. STAATSBLAD 1882 N°. 221. Ten tweede: Te bepalen, dat art. 1, lst0 alinea, van het reglement op het reizen van landsdienaren langs spoorwegen (Staatsblad 1872 N°. 77), luidende: „Van het vervoer door middel van spoorwegen moet steeds gebruik worden gemaakt, wanneer en zoover als zij zijn gelegen in de richting van het oord van bestemming der Gouvernements-rei zigers", geldt voor alle Inlandsche landsdienaren zonder ouderscheid, ook voor hen, op wie dat reglement in zijn geheel niet uitdrukke lijk van toepassing is verklaard. Ten derde: enz. STAATSBLAD 1882 N°. 307. Is goedgevonden en verstaan: A. dat door de gezaghebbers van stoomschepen van de Gouver nements-niarine zal gezorgd worden voor eene betamelijke voeding van met hunne bodems vervoerd wordende tolken, Inlandsche se li rij vers, mindere Inlandsche hoofden en andere personen, die, tei beoordeeling der betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur, niel aan de kajuitstafel behooren deel te nemen, maar toch, wat voe ding betreft, niet onder de dekpassagiers gerangschikt kunnei Avorden. B. dat daarvoor in rekening gebracht zal worden ƒ 3.50 (dri( gulden vijftig cents) per hoofd en per dag; zullende voor de hier voren bedoelde personen de gezaghebbers niet gebonden zijn aai Verplichting van Inlandsche landsdienaren om van spoorwegen op reizen gebruik te maken. Voeding van mindere Inlandsche hoofden aan boord van s.s. der Gouv. marine. i i 51 Het reisreglement van toepassing verklaard voor het Inlandsen personeel van het kadaster Aanwijzing der scheeps gelegenheid voor reizen de Inlandsche ambtenaren. Geen reiskosten voor verplaatsinc van Inlandsche ambtenaren binnei een gewest het tarief voor voeding vastgesteld bij besluit van 6 Januari 1880 N°. 1, (BijbL N°. 3524). STAATSBLAD 1883 N°. 236. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens machtiging des Konings, met intrekking van alle strijdige bepalingen, het reglement op de reis-, verblijfen transportkosten van het Inlandsen personeel bij den burgerlijken geneeskundigen- en veterinairendienst (Staatsblad 1882 N°. 187) van toepassing te verklaren op het Inlandsen personeel van het kadaster in Nederlandsch-Indië, met dien verstande, dat de hoofd mantvrs en mantri's der lste, 2de en 3'le klasse worden gelijkgesteld met de doctors-djawa, vaccinateurs, hulp-vaccinateurs en Inlandsche veeartsen en de élève-mantri's met de kweekelingen der school tot opleiding van Inlandsche geneeskundigen, élève-vaccinateurs en kweekeling-veeartsen, en dat in artikel 6 van bedoeld Reglement, bij toepassing op het Inlandsen personeel van het kadaster, instede van: „medicijnkisten, geneesmiddelen en instrumenten", gelezen wordt: „meet- of andere instrumenten". Ten tweede: Te bepalen, dat de beschikking, vervat in artikel 1 van dit besluit, in werking treedt op den dag der uitgifte van het Staatsbladnummer, waarin zij voorkomt. BIJBLAD N°. 4457. Gouvernements besluit dd. 22 Januari 1888 N°. 1. Hierbij wordt bepaald, dat de scheepsgelegenheid voor Inlandsche ambtenaren, die krachtens eenige algemeene bepaling of Gouvernements beschikking reizen, zoomede voor hun gezin, wordt aangewezen door het plaatselijk bestuur, op aanvrage van den belanghebbende, gestaafd door de lastgeving tot de reis. C i r c u 1 a i r e van den Dir ecteur van binnenlandsch bestuur dd. 10 Maart 1886 N°. 1660. De Regeering heeft mij medegedeeld, dat zij als regel heeft aangenomen om: 1 le. geen vergoeding van kosten meer toe te kennen bij gewone dienstreizen binnen het ariibtsressort en bij plaatsing of ver plaatsing binnen hetzelfde gewest aan Inlandsche landsdiena-en geen dagren, met uitzondering evenwel voor zeereizen met opzettelijk 9e,aeningehuurde vervoermiddelen; geheel af te schaffen de valideering van daggelden aan Inlandsche declaranten, in verband waarmede de circulaire van den le Gouvernements Secretaris dd". 12 Juli 1877 N°. 1599% in het Bijblad op het Staatsblad opgenomen onder N°. 3200, als vervallen moet worden beschouwd. Zij behoudt zich evenwel voor, om afwijkingen op dien regel toe te laten, wanneer de noodzakelijkheid daartoe op Haars inziens afdoende wijze door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur is aangetoond. UEdG. met het vorenstaande in kennis stellende, heb ik de eer D te verzoeken voor het vervolg U daarnaar te willen gedragen. M i s s i v e van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, Het voorge- dd. 27 April 1886 N°. 216/12. schrevene bij boven- Xa bij dezerzijdsche nota dd°. 10 April j.1. N°. 191/12, bij denstaantje Cjr. Directeur van binnenlandsch bestuur mijne bezwaren te hebben culaire niet ingebracht, omtrent de toepassing van zijne circulaire dd°. 10 *an *oepB* b sing voor de Maart j.1. N°. 1660 op de mantri's van het kadaster, heb ik de mon-mantri's van delinge mededeeling ontvangen, dat de inhoud dier circulairenetkaaastergeacht moet worden niet van toepassing te zijn op genoemde mantri's. Zij blijven dus evenals vroeger declareeren volgens de op dat stuk bestaande bepalingen, (die trouwens niet ingetrokken zijn) zooals zij tot nu toe gedaan hebben. Mochten er tengevolge van genoemde circulaire bij sommige Residenten zwarigheden geopperd worden bij het vereffenen derdeclaraties, dan gelieve UEdG. mij daarvan mededeeling te doen, len einde de tusschenkomst van den Directeur van binnenlandsch bestuur te kunnen inroepen. Voor zooATer noodig verzoek ik UV\rEdG. dit schrijven ter kennis ie brengen van de sectie-chefs. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Ned.-Indië, (w. g.) F. VERSTIJNEN. ë V»OR DEN DIENST. KADASTER. INSTRUCTIE BETREKKING HEBBENDE KADASTRALEN DIENST. (STAATSBLAD 1879 N°. 164 SÜB II TEN 1E EN TEN 2E). SAMENGESTELD OP HET HOOFDBUREAU VAN HET KADASTE* TE BATAVIA TEN BEHOEVE VAN DE AMBTENAREN VAN HET KADASTER IN NEDERLANDSCH-INDIE. DEEL I. BIJGEWERKT TOT I SEPTEMBER 1901. BATAVIA LANDSDRUKKERIJ 1902. INHOUD. BLADZ. Hoofdstuk I. Algemeene bepalingen en voorschriften betreffende den kadastralen dienst j 1 „ II. Dienstvoorschriften, circulaires, missives en adviezen 171 „ III. Algemeen register van formuliers. 255 „ IV. Koeliegeld, bureautijd en reiskosten r 433 LIJST VAN VERKORTINGEN. A. V. Algemeene Voorschriften betreffende de kadastrale metingen. W. v. h. K. Regering van den Werkkring van het Kadaster. V. M. B. Voorschriften voor de Metingen in de Binnenlanden. R. Gr. K. Regelen tot Gebruik van de uitkomsten der Kadastrale metingen in gerechtelijke akten. I. B. K. Instructie voor de Bewaarders van het Kadaster. K. T. Kadastrale Tarieven. V. B. K. Voorschriften voor de Bij houding van het Kadaster. V. V. T. K. Voorschriften voor de Vervaardiging van Topographieche Kaarten. V. L. Voorschriften voor de Landrente-metingen. G-. V. Gewijzigde Voorschriften voor de landrente-metingen. INHOUD EN BLADWIJZER. HOOFDSTUK L Bladzijde. Oorspronkelijke bepalingen. Aanvullingen en wijzigingen van het voorgaande. Korte inhoud. 5 Stb. 1872, N°. 19. i Stb. 1872, N°. 65. Gewijzigd bij Stb. 1882, N°. 269. 5 . - Stb. 1897, N°. 258. Gewijzigd bij Stb, 1900, N°. 256. 7 Stb. 1874, N". 37. Gewijzigd bij Stb. 1879, N°. 336; aangevuld bij Stb. 1899, N°. 154. 9 Besluit van den Directeur van binn. best. dd. 5 Juli 1897, N°. 464. 9 j Stb. 1874, N°. 156. Ingetrokken bij en vervangen I door: 9 - Stb. 1883, N°. 121. Gewijzigd bij Toelichtingen. 9 Het kadaster gebracht onder het departement van binnenlandsch bestuur. Toelating van de ambtenaren van het kadaster tot de erven van particulieren. Wijziging van artikel 8, en strafbepalingen tegen het schenden van triangulatie-pilaren, merkteekens enz. Organisatie. Vaststelling van rangen en bezoldiging van het Europeesch en Inlandsch personeel van het kadaster. De benoeming, plaatsing en het ontslag van de Inlandsche ambtenaren van het kadaster aan den Ingenieur van het kadaster opgedragen. Voorwaarden van benoembaarheid tot adjunct-landmeter. Voorwaarden van benoembaarheid tot. adjunct-landmoter 3e klasse en landmeter 3° klasse en programma II Bladzijde. I Aanvullingen' j ;"* Oorspronkelijke \ m wijzigingen , ^ Korte inhoud. Toelichtingen. bepalingen. Tan net | voorgaande. ^ i 1 1 1 Stb. 1887, ET. 19 van het examen van ad' . en Stb. 1899, N°. junct-landmeterenvanland- | 153. meter 3e klasse. 11 - Stb. 1883, N°. Bepaling, dat het voorge- | 122. schrevene bij Stb. 1883, N°. 121 in werking treedt op den dag van uitgifte van * het staatsblad. 11 — — Programma voor het exa- men van adjunct-landmeter 3' klasse van het kadaster, j 13 — Programma voor het over- I gangsexamen van adjunctlandmeter tot landmeter 3e j j klasse bij het kadaster. 14 — Bjjbl.ïT.4446, Reglement voor het af- gewijzigd bij nemen van het examen van Bjjbl. N°. 4685. adjunct-landmeter en landI meter 3e klasse. 29 BrjbL.N°.4515. Benoeming en ontslag j van de tijdelijke ambtenaren van het kadaster. 30 Stb. 1883, N°. Reiskosten van adjunct- 123. landmeters, die voor de eerste maal afleggen het j examen van landmeter 3« klasse. 30 Stb.1875,N°. 183. Gewijzigd bij Algemeene voorschriften A. V. Stb. 1878, N°. betreffende de kadastrale 104. metingen. 41 - BijbLNo.3308. Vaststelling van de mo¬ dellen en registers van de kadastrale boekhouding. 43 Stb.1879, N°. 164. Opheffing van de kadas- j W. v. h. K. traal statistieke opname en 'regeling van den werkkring | van het kadaster. Bladzijde. I Aanvullingen Oorspronkelijke | en wijzigingen Korte inhoud. I Toehchtingen. bepalingen. van het voorgaande. 45 _ Stb. 1884, N°. Uitbreiding van den werk- 21. kring van het kadaster. 45 Gouv. besluit Tijdelijke uitbreiding van Tandjoeng ff dd. 17 Juli 1894, den werkkring van het ka- nang. N°. 12. daster. 45 Gouv. besluit Als boven. Afdeeling Tand- dd. 5 September Joeng Pinang en 1896, N°. 5. Eingat. 45 _ Gouv. besluit Als boven. Padang. dd. 3 December 1894, NV 10. 46 _ Gouv. besluit Als boven. Soerakarta. dd. 25 Juli 1895, N°. 49. 46 Gouv. besluit Als boven.# Djokdjakarta. dd. 17 October 1898, N°. 2. 46 Gouv. besluit Als boven. Afdeeling Noor- dd.l3September der districten, Ce- 1895, N°. 1. lebes- 46 Gouv. besluit Als boven. Afdeeling Madd. 29 Februari kassar, Celebes. I 1896, N°. 23. 47 Gouv. besluit Als boven. Hoofdplaats Madd. 23 Juli 1896, kasser> Celebes. N°. 11. 47 Gouv. besluit Als boven. Gouv. landen dd. 9 Augustus Celebes. 1899, N°. 13. 47 BijbL N\ 3431. Ingetrokken Goedkeuring der voor- V. M. B. bij BijbL N°. schriften voor de metingen, 4576. bedoeld bij art, 1, sub H, ten 2' van Stb. 1879, N°. 164. 48 _ BijbL N°.3431, Voorschriften voor dere- i gewijzigd bij geüng van de details der | BijbL N°. 3881. kadastrale metingen bedoeld Bladzjjde. i i " j Aanvullingen Oorspronkelijke en wijzigingen Korte inhoud. Toelichtingen. bepalingen. van het voorgaande. bij art. 1, sub II, ten 2« van | Stb. 1879, N°. 164. 58 BijbL N°. 3881, Wijziging der voorschrifingetrokken bij ten gegeven bij BijbL N°. BijbL N°. 4576. 3431. 59 — Besluit van Vaststelling van hetaan- den Directeur wijzend tableau bedoeld bij van binn. best. art. 36. dd. 21 April1883, W. 30. 59 Stb.1880, N". 147. Eegelen van het gebruik R. G. K. van de uitkomsten der kadastrale metingen in gerechtelijke akten. 60 Stb. 1890, N". Wijziging van het boven130. staande in verband met het bepaalde bij Gouv. besluit dd. 18 Juni 1890, N°. 6, Bübl. N°. 4576. 62 Stb. 1901, N\ Aanvulling van het be- 217. paalde bij Stb. 1890, N°. 130. 62 — . Opgave van de kadastrale afdeelingen, waarop het bepaalde bij Stb. 1880, N°. L47 is van toepassing verklaard. 70 Stb. 1880, N°. 148. Gewijzigd bij Instructie van de bewaar- I. B. K. Stb. 1887, N°. 9. ders van het kadaster. 84 — Besluit van Vaststelling van de for- den Directeur muliers N°. 12 en 13. * :. { van binn. best. dd. 20 Augustus 1883, N°. 269. 84 Stb.l881,N°.188. Gewijzigd bij Vaststelling van het ta- K. T. Stb. 1883, N°. rief van salarissen voor de Zie hiervoor In156 en Stb. 1897, verrichtingen van de amb- structie, Deel 2, N°. 219. I tenaren van het kadaster Hoofdstuk LH. Bladzijde. Aanvullingen Oorspronkelijke en wijzigingen Littoi Korte inhoud. Toelichtingen. bepalingen. Tan üe* voorgaande. op aanvraag en ten gerieve van het publiek. 84 — Besluit van Vaststelling van een re¬ den Directeur gister van aangiften (form. | van binn. best. n°. 10). een salarisregister j dd. 7 December (form. n°. 11), en van een 1881, N°. 780. stortingsbewijs. 86 j — Missive van De toezending van de j ! den Directeur stortingsbewijzen en dupL v •'■".' van binn. best. salarisregisters kan drie- ! dd. 24 Februari maandelijks blijven geschie1887, N°. 1182. den. 86 BijbL N°. 3881. ■ Ingetrokken | Sub ten 2e. Goedkeuring bij BijbL N°. der voorschriften tot rege- I i 4576. ling van de bij houding der kadastrale metingen, bei . doeld bij art. 1, sub II, ten 2« van Stb. 1879, N°. 4. 87 BijbL N°. 3881, Vooi-schriften tot regehng V. B. K. gewijzigd bfl van de bijhouding der ka- Bijbl. N°. 4141. dastrale metingen, bedoeld bij art. 1, sub II, ten 2e van Stb. 1879, N°. 4. 95 " — BijbLN". 4141, ' Wijziging van de voor¬ ingetrokken bij schriften gegeven bij BijbL j BijbL N-. 4576. N°. 3881. 96 | Gouv. besluit dd. Ingetrokken Voorschriften voordever- V. V. T. K. 20 Mei 1883, N°. j bij Gouv. besluit vaardiging van topographi! -16. dd. 10 Septem- sche kaarten.' I ber 1897, N°. 50. 96 > Gouv. besluit i (Nieuwe) Voorschriften % dd. 10 Septem- als boven, ber 1897, N°. 50. 97 BübL N°. 4576. — Goedkeuring van de (nieu- ! we) voorschriften tot regeI ling van de details der kadastrale metingen, bedoeld || Bladzijde. Aanvullingen i Oorspronkelijke en wijzigingen m , Korte inhoud. Toelichtingen. bepalingen. Tan net voorgaande. bij art. 1, sub II, ten 2e van j Stb. 1879, N°. 164. 98 BijbL N\ 4576. Voorschriften tot regeling van de details der kadastrale metingen, bedoeld bij art. 1, sub II, ten 2e van Stb. 1879, *N°. 164. (Land| rente-metingen). 126 •— Gouv. besluit Houdende goedkeuring, dd. 5 November dat van de voorschriften 1896, N°. 4. j in BijbL N°. 4576 is afgeweken. 127| Missive van Machtiging om de nieuw den w*. Hoofd- ontworpen voorschriften inspecteur van bindend te verklaren. Cultures, dd. 4 Februari 1900, N°. 25. 127 Missive van Uitreiking • van een exem-' den Ingenieur, plaar der nieuwe voorsehrifChef van den ten voor de landrente-mekadastr. dienst, tingen. dd. 19 Maart 1900, N°. 1035. 128 — — (Nieuwe) Voorschriften V. L. tot regeling van- de details " der kadastrale metingen, j bedoeld bij art. 1, sub II, ' ten 2« van Stb. 1879, N°. I 164. (Landrente-metingen). 163 — Gewijzigde voorschriften G. V. • voor de opmaking van het landrente-kadaster van disI tricten of gedeelten van dis. I tricten, welke niet in aanmerking komen voor kadastreering volgens de V. L. j HOOFDSTUK TT. I Bladzijde. Volgnommer. Autoriteit. Vorm. Datum. " Dag. Maand. Jaar. Nommer. Inhoud. 173 1 Ingenieur, Chef; Missive. 13 Juni 1879 460/12 Verantwoording van koe- | van het kadaster. 1 Uegelden en vaststelling van | modellen der verantwoorI dingen. 174 2 ld. Id. 114 „ . „ 470/1 j Vaststelling van een model inventaris-verantwoording. 175 31 ld. Id. j 1 Juli „ 528/2 I Vaststelling van een model maandverslag der kadastrale j metingen. 1751 4 ld. i Circulaire. 4 Aug. 1880 527/10! Toezicht op het personeel en controle der werkzaamheden. 178 5 ld. Missive. j 6 Oct. „ 717/4 | Over het declareeren van | de ambtenaren der kadastrale opmetings-sectiën buij ten de kadastrale afdeelin. ! gen. 179 6. Id. Circulaire. ]10 „ „ 412/4 j VaststeUing van een model | maandverslag der kadastrale I bewaringen. 181 7 ld. Missive. 17 Nov. j „ 1464/2 Kwartaalverslagen van de ingenieurs. 183 8 ld. Id. 2 Dec. 1881 484/10 Zorg in zake de adminis* tratie der verponding. 184 9 ld. Id. 29 Maart 1882 158/4 Koeliegeld wordt niet in rekening gebracht bij het opmeten van kleine perceelen. 18410 ld. Circulaire. 13 April „ 194/11 Over het opzenden van kaarten.ouder dan anno 1835. 18511 ld. Missive. 12 Mei „ 285/4 Taxaties voor de bereke¬ ning van het salaris. * 18612 ld. Voor- 14 Aug. 1883 490/3 | Voorschriften voor de ver- ■ schriften. vaardiging van dessa- en ver¬ zamelkaarten. Bladzijde. Volgnommer. Autoriteit. Vorm. Datum. Dag. Maand. Jaar. Nommer. Inhoud. 19113 Directeur van Circulaire. 20 Maart 1884 2065 ! Koeliegeld-verantwoordinbinn. bestuur. gen voortaan in duplo in te I dienen. 19214 Ingenieur, Chef ld. 5 Nov. „ 669/lot Vaststelling van de buvan het kadaster. reau-uren. 19215 ld. Missive. 16 April Il885 192/12] Koeliegeld-verantwoordin- gen in te dienen door tusschenkomst van de residenten. 19316 ld. Id. 23 Nov. „ j 505/3 j Verzekering van triangu¬ latie- en veelhoekspunten. 19417 ld. Circulaire. 26 Maart 1886[ 168/10 Voorschriften betreffende het aannemen en ontslaan van magangs. 19518 ld. Missive. 4 Mei „ 230 3 Geen bijbladen aan te leg¬ gen voor dat die noodig zijn. 19519 ' ld. Id. j 8 Febr. 1887 101/3 Formulier n°. 6 niet meer aan te houden. 196 20 ld. Circulaire. ! 3 Maart „ 162/1 ■ Zorg voor de instrumenten. 197 21 -t; ld. Missive. |27 April „ 265/1 Inventarisstaten éénmaal 'sjaars in te dienen. 197 22 Gouvernements . Id. '24 Jan. 1888 38c Ambtenaren van de in- en Secretaris. overschrijving niet bevoegd de deugdelijkheid of waarde van de overgelegde stukken te beoordeelen. 198 23 Ingenieur, Chef Circulaire- 2 Febr. „ 102/4 Over de noodzakelijkheid van het kadaster. en de wettigheid van het afgeven van verbeterde meetbrieven. 206 24 ld. Missive. 115 „ „ 144/1 Zorg voor de instrumenten. 207 25 ld. Id. 24 „ „ 171/1 Inventaris. Begelen voor de afvoering en afschrijving uit den inventarisstaat. 207 26' pi' ld. Id. 30 Juni „ 455/4 Meetbrieven bij overgang van gedeeltelijke kadastrale perceelen. Bladzjjde. Volgnommer. Autoriteit. Vorm. Datum. : : Dag. Maand. Jaar. Nommer. Inhoud. 209 27 Ingenieur, Chef Missive. 28 Juli il888j 513;3 Meetbrieven van gedeeltevan het kadaster, lrjke kadastrale perceelen. 21128 ld. Id. 22 Febr. 1889 172/11 Opdrachten van residenten. - 212 29 ld. Advies. 15 Maart „ 305/3 Advies in zake splitsing van perceelen binnen eene kadastrale afdeeling gelegen. 214 30 ld. Missive. 11 Mei ,, 330/3 Werkzaamheden ten ver¬ zoeke van de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur. 215 31 ld. . Id. 23 „ „ 369/4 Verzoeken om advies en salaris van meetbrieven als bedoeld bij art. 2 van Stb. 1880 N°. 147. 216 32 0 ld. Id. 29 Juli „ 511/3 Staten van de griffiers der landraden. 219 33 ld. Id. 28 Mei 1890 535/10 Bevordering van mantri's. 219 34 ld. Id. 12 April 1893 284 Verloven. Aanvragen om verlof in te dienen doortusschenkomst van de afdeehngs-ingenieurs. 21935 ld. Apostille. 2 Febr. 1894j 83 Resumé van het behan¬ delde op de vergadering te Salatiga op 16 December 1893. 225 36 ' Directeur van Circulaire. 12 „ „ i 2558 Aan' de chefs der kadasFinanciën. trale bureaux te verstrekken kopieën der verpondings-kohieren. 228 37 Ingenieur, Chef Missive. 13 Maart „ 158 Reisdeclaratiën van het van het kadaster. Inlandsen personeel door de afdeelings-ingenieurs te teekenen. 229 38 Inspecteur van ld. 3 April „ | .29 Over de indiening van Financiën. quadruplicaat stortingsbe¬ wijzen. 230 39 Ingenieur, Chef ld. 13 Maart 1896 228 Visa's op de reisdeclaraties van het kadaster. van de afdeelings-ingenieurs. 230 40 Regeering. Besluit. 4 Febr. 23 Regeling omtrent de af- Bladzijde. Volgnommer. 1 Lutoriteit. Vorm. Datum. Dag. Maand. Jaar. Nommer. Inhoud. I schrijving van verloren, gebroken of op andere wijze onbruikbaar geworden goederen. 23141 Regeering. Besluit. i29 Sept. 1896 13 j Machtiging tot verkoop of I vernietiging van inventarisgoederen, alsmede van zoogenaamde emballage-artikelen. 23142 Gouvernements Circulaire. 3 Nov. „ 2292 Boekwerken; verantwoorSecretaris. ding van aan ambtenaren verstrekte boekwerken. 233 43 Ingenieur, Chef Missive. 25 Dec. 1897 946 Conduite-staten van het van het kadaster. Europeesch personeel. 233 44 ld. Id. 2 Mei jl898 486 Magangs. 234 45 Gouvernements ld. 24 „ „ 1150 Benoeming en ontslag van Secretaris. bureau-oppassers. 236 46 ld. Id. 20 Aug. „ 1958 Regeling van de préséance van ondergeschikte ambtenaren door de Hoofden van gewestelijk bestuur. 236 47 Regeering. Besluit. 12 Sept. 1899 34 Regeling omtrent de af¬ schrijving van verhezen in materieel beheer. 237 48 Directeur van Missive. 5 Mei 1900 1951 Voorloopig kan geen ver- binn. bestuur. goeding worden opgelegd voor verloren gemaakte in verantwoording zijnde inventaris-goederen. 237 49 Gouvernements Circulaire. 24 Aug. „ 2185 Ontslag wegens dienst- Secretaris. weigering van ambtenaren die eigenmachtig hunne betrekking hebben verlaten.. 238 50 Directeur van Missive. 3 Oct. - „ 4857 Over de aanvrage van kos; binn. bestuur. teloos, ten behoeve van den lande, op te maken stukken. 239 51 Ingenieur, Chef Circulaire. 13 Dec. „ (3866 Stukken, die kosteloos, ten van hetkadaster. behoeve van den lande, wor- I I I y> .1 11 ' i Bladzijde. Volgnommer. Autoriteit. 'Vorm. 1 Datum. Maand. Jaar. Nommer. Inhoud. den opgemaakt, behooren schriftelijk te worden aangevraagd. 240 52 Regeering. Besluit. 5 Febr. 1901 44 Leiddraad voor de regeling van het ambtelijk grondbezit van het dessabestuur. 24153 Gouvernements! Circulaire. 5 „ „ 331d Toelichting op bovenstaanSecretaris; de leiddraad voor de regeling van het ambtehjk grondbezit van het dessabestuur. 247 54 Inspecteur van [ Missive. 9 April „. 213 Over de indiening op één Financiën. dag van meer dan ééne op¬ gaaf van storting door den Chef van het kadastraal bureau te Djokdjakarta. ■ 249 55 Directeur van j Circulaire. 11 „ „ ' 1988 | Geen dessagrenzen mogen binn. bestuur. worden veranderd dan ' na bekomen vergunning van het Hoofd van gewestelijk bestuur. 250 56 Regeering. j Besluit. 7 Mei „ 36 Afwijzing van het verzoek van een bewaarder tot ontheffing der verpUchting tot betaling der contributie aan het civiel weduwen-en weezenfonds voor genoten emolumenten. 250 57 Gouvernements Missive. 10 Juni „ 1660 Over diligente afdoening Secretaris. van stukken. 25158 Directeur van Circulaire. 11 „ '„ 3144 Over het rapporteeren van binn. bestuur. grondveranderingen. 252 59 ld. Id. 9 Aug. „ 4251 . Over het uitkeeren van 80°'B vooruitbetaling opreisdeclaraties van mantri'svan het kadaster. 25360 Ingenieur, Chef ld. 20 „ „ 2653 Over de verwijzing der blavan het kadaster. I [ den van overzichtskaarten. HOOFDSTUK III. I Bladzijde. Volgnommer. Oude aanduiding. Waarbij Toelich- Naam. Autoriteit. voorgeschreven, j tingen. 257 1 1 Aanwn'zend tableau. | Regeering. ] Besluit 5 Septèm- A. V. | ber 1878 N°. 59, art. ! 1 § a, Bijbl. N°. 3308. 261 la la ld. Directeur van | Besluit 21 April V. M. B. binn. bestuur. 1 1883 N°. 30. 265 16 1 ld. j Regeering. Besluit 18 Juni V. L. 1890 N°. 6, art. 125, I Bijbl. N°. 4576. 2691 2 ! 2 Kennisgeving. Id. Besluit 5 Septem- A. V. ber 1878 N°. 59, art. 1 § b, Bijbl. N". 3308. 273 3 3 Hoofdregister. Id. Besluit id., art. 2 A. V. | § a, sub 1. 277 3a 3a Grondregister. Id. i Besluit 30 April V. B. K. Af- 1883 N°. 30, BijbL -geschaft N°. "3881. bij Gouv. besluit 6 j . December 1884 N3. 10, Bijbl N°. 4141. 281 36 86 Verzamelstaten. Id. Id. . id. V. B. K. 285 3c — Hulpregister voor de Ingenieur, Chef — opmaking van 36. kadaster. 289 3d\ 2 Kadastraal grondre- Regeering. Besluit 18 Juni V. L. gister (Dessa-regis- 1890 N°. 6, art. 138, ter). Bijbl. N°. 4576. 293 4 4 Naamlijst. Id. Besluit 5 Septem- A. V. ber 1878 N°. 59, art. 2 § a sub 2, BijbL N°. 3308. 295 6 5 Verwijzingsregister. Id. Besluit id., art. 2 A. .V. § a sub 3. Bladzijde. Volgnommer. Oude aanduiding. 297 6 6 299 7 7 301 7a 7a < 303 8 8 ^ 306 9 9 309 9a 9a V 313 10 III < 317 11 IV 320 12 12 321 13 13 323 14 - Naam. Autoriteit. Register van mutatiën in den eigendom. Regeering. Register van mutatiën in den bodem. Id. Metings-staat. Hulpkaart. Id. Register van aangifte wegens eigendomsverandering. Salaris-register. Extract hoofdregister. Extract alphabetische naamlijst. Inventaris verantwoording. Waarbij voorgeschreven. Besluit 5 September 1878 N°. 59, art. 2 § b sub 1. BijbL N°. 3308. Toelichtingen. Id. Id. Id. Id. Id. Directeur van binn. bestuur. Id. Id. Id. Ingenieur, Chef kadaster. Besluit id., art. 2 § b sub 2. Besluit 30 April 1883 N° 30, art. 11, BijbL N". 3881. Besluit 5 September 1878 N°. 59, art. 2 § b sub 3, Bijbl. N°. 3308. Besluit id., art. 2 § b sub 4. Besluit 30 April 1883 N°. 30, art. 19, BijbL N°. 3881. Besluit 7 Decem¬ ber 1881 N°. 780. Id. Besluit 20 Augustus 1883 N°. 269. Id. id. Missive 14 Juni 1879 N". 470/1. A. V. Buiten gebruik gesteld ingevolge missive van den Ingenieur, C. v.d.D.dd 8 Februari 1887 N°. 101/3. A. V. V. B. K. A. V. A. V. V. B. K. I. B. K. I. B. K. I. B. K. I. B. K. Sedert gewijzigd. II Bladzijde. Volgnommer. Oude aanduiding. Waarbij Toelich- Naam. Autoriteit. voorgeschreven. tingen. 331 14a — Groote inventaris- Ingenieur, Chef — staat. kadaster. 335 15 ' — Bijdrage tot het Ko- ld. - Sedert her- loniaal verslag. haaldeüjk gewijzigd. 339 16 - Koeliegeld verant- ld. Missive 13 Juni woording. 1879 N°. 460/12. 342 17 — Koehegeld staten. Id. Id. id. 343 18 — Register van bere- ld. — kening der driehoeksmeting. 347 19a — Register van coör- ld. — dinaten van drie- en veelhoekspunten. 349 196 19 Register van coör- ld. — dinaten der drie- hoekspunten. 351 20a — Register van veel- ld. — hoeksmeting. 352 206 — Register van veel- ld. — %,i4i hoeksberekening. 353 20c — Staat voor de bere- ld. — kening van gedeeltelijke coördinaatverschillen. 354 21 — Register van poli- ld. — goonmeting en berekening. 355 22a — Maandverslagen der ld. Missive 1 Juli 1879 Sedert ge- kadastrale metin N°. 521. wijzigd. gen. 359 226 — Maandverslagen der ld. Missive 10 October kadastrale bewa- 1880 N°. 412/4. ringen. 367 22c 22 Maandverslagen der ld. — opmetingssectiën. Bladzijde. Volgnommer. Oude aanduiding. 373 375 379 381 383 385 387 388 391 394 23a 236 24a 246 25 26 27 28 29 30 397 31 401 32 * 405 33 Naam. Autoriteit. Waarbij voorgeschreven. Toelichtingen. lila IV Conduite-staten van het Europeesch personeel. Conduite-staten van het Inlandsch personeel. Register van inhoudsberekening. Id. Register van hoekmetingen voor de triangulatie. Verwij zingsregi ster van het minuutplan naar de dessa- kaart. Staat voor de afleiding van afstand en azimuth. Staat voor de berekening volgens het probleem van Snellius. Meetboekjes. Staat voor de berekening van de rechthoekige coördinaten volgens de gewijzigde projectie methode van Plamsteed. Kohier der verponding. Register van aangevraagde metingen. Meetbrieven. Ingenieur, Chef kadaster. Id. Id. Id. Id. Id. Id. Id. Id. Id. Id. Regeering. Staatsblad N°. 17. 1842 Bladzijde. Volgnommer. Oude aanduiding. 409, 34 ^ 410 35 V Va 411 36 VII 413 36a 415 37 419 38 ■ Naam. Autoriteit. Landmeterskennissen. Certificaten. Begister van briefwisseling. Agenda van briefwisseling. Jaarrekening. 422 39 - 423 40 VIIbis 427j 41 | 429j 42 - ^ 430 43 ¥* ; ]*{] IV4! Ingenieur, Chef kadaster. Id. Id. Id. Rekenkamer. Toelichting op de Regeering. jaarrekening. Stortingsbewijzen. Directeur van binn. bestuur. Staat aantoonende Regeering. enz. Staat van coördina- Ingenieur, Chef v ten. kadaster. Geleideliisten van ld. meetbrieven. Circulaires aan erf- ld. pachtaanvragers. Waarbij Toelichvoorgeschreven. tingen. Besluit 31 Mei 1875 N°. 4398, Bijbl. N . 4016. Besluit 23 Januari 1877 N°. 9, BijbL N°. 3147. Besluit 7 December 1881 N' . 780. Besluit 21 Januari 1881 N°. 12. HOOFDSTUK IV. Bladzijde Oorspronkelijke bepalingen. Aanvullingen en wijzigingen van het voorgaande. Korte inhoud. 4351 435 435 435 435 436 436 436 Missive Ingenieur Chef dd 13 Juni 1879 N°. 460/12. Missive Directeur binn. bestuur dd 15 September 1880 W. 9391. Missive Ingenieur Chef dd 29 Maart 1882 N°. 158/4. Circulaire Directeur binn. bestuur dd 20 Maart 1884 N°. 2065. Missive Ingenieur Chef dd 16 April 1885 N°. 192/11. Missive Directeur binn. bestuur dd 13 Januari 1887 N°. 284. Gouv. besluit dd 1 October 1893 ÏP. 4. 437 Circulaire Directeur binn. bestuur dd 16 1 KOELIEGELDEN. Verstrekking van voorschotten tot bestrijding van koelieloonen en andere kleine uitgaven. Vaststelling der modellen van koeliegeldverantwoording en staten. Aan den Ingenieur van het kadaster te Soerabaja wordt f 100 voorschot verleend voor de verzending van instrumenten enz. Geen koeliegeld in reke¬ ning te brengen bij het meten van kleine perceelen. Koeliegeldverantwoordin- gen voortaan in duplo in te dienen met staten in simplo. De koeliegeldstaten voortaan in te dienen door tusschenkomst van de Residenten. Triangulatie pilaren te bouwen en te onderhouden uit de fondsen voor koelieloonen enz. Over de terugstorting in 's lands kas van ter goeder rekening verleende voorschotten. De bij Circulaire dd 12 October 1895 N°. 4885 voor- Toelichtingen. Bladzijde. Oorspronkelijke bepalingen. Aanvullingen en wijzigingen van het voorgaande. Toelioh- Korte inhoud. tingen. 437 December 1895 N° 6068. Circulaire Directeur binn. bestuur dd 26 Januari 1898 N°. 353. geschreven driemaandelijksche verantwoording is niet van toepassing op voorschotten verstrekt aan ambtenaren van het kadaster. Proces-verbaal van overgave en overname over te leggen bij verantwoording van gelden in voorschot ter goeder rekening verstrekt. 2. BUREAU-UREN EN WERKTIJD. 4381 438 438 Bijbl. N°. 2815. Circulaire Ingenieur Chef dd 5 November 1884 N°. 659/10. BijbL N". 4576. Vaststelling der speciale feestdagen, waarop Gouvernements bureaux gesloten mogen zijn. Bepaling, dat aan de kadastrale bureaux zal gewerkt worden van 7 uur tot 2 uur. V. L. art. 16. Regeling van den werktijd bij de kadastrale opmetingssectiën. ]. REISKOSTEN. 4391 448 460 Stb. 1862 N°. 153a. Stb. 1890 N°. 209. Zie overzicht. Overzicht der bepalingen betreffende reis- en verblijfkosten. Reglement betreffende reis- en verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in Ned.-Indië. Reglement op het jeizen in NecL-Indie van Europee- | Bladzijde. Aanvullingen Oorspronkelijke en wijzigingen Toelich- Korte. inhoud. bepalingen. van net tingen. voorgaande. sche burgerlijke landsdienaren en andere personen. 466 Stb. 1872 N . 77. Zie overzicht. Reglement op het reizen van landsdienaren langs spoorwegen. 470 — — Diverse bepalingen. Zie over¬ zicht blz. 441. 474 — — Speciale bepalingen be- ld. blz. 445. treffende ambtenaren van het kadaster. 476 — Reis- en verblijfkosten ld. blz. 446. voor Inlandsche ambtenaren. I. VERBETERINGEN EN BIJVOEGINGEN. Blz. 8 alinea 7 v. o. staat: dienstak lees: diensttak 12 5 „ „ hoofstukken „ hoofdstukken 20 5 t. b. , tot te kennen „ toe te kennen 88 „ 12 „ „ verbouwing „ bebouwing 116 „ 4 „ „ wijzingen „ wijzigingen 147 16 „ „ geplaats ,, geplaatst 149 „ 10 „ „ nommmers , nommers 185 „ 16 v. o. „ waar nu „ waarvan 206 $ 18 jj „ opgenomen „ opgezonden 208 „ 27 „ „ bevreemd „ bevreemdt 18 „ „ voorschreven „ voorgeschreven 218 „ 13 „ „ staatsblad 1880 N°. 27 „ staatsblad 1880 N\ 147 als bij staatsblad 1834 N°. 27 219 7 „ „ kadastralen „ kadastralen dienst 221 10 „ „ erpachtsperceelen „ erfpachtsperceelen " 231 jj 23 ^ „ 29 1896 N°. 13 „ 29 September 1896 N°. 13 ^ 243 jj 22 jj „ vereichen „ vereischen jj 249 jj 6 „ „ dessagronden „ dessagrenzen 300 kolom 8 „ andersints. „ anderzins „ 359 alinea 2 „ „ vorige „ overige 470 14 „ „ staatsblad 1883 N°. 40 „ staatsblad 1853 N\ 40 476 jj ij 7) » noodazkelijk „ noodzakelijk n 13 B „ verrichtte „ verrichte 477 staatsblad 1876 N°. 277 is vervallen zie staatsblad 1883 N°. 236 blz. 482. HOOFDSTUK L ALGEMEENE BEPALINGEN EN VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DEN KADASTRALEN DIENST. ALGEMEENE BEPALINGEN EN VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DEN KADASTRALEN DIENST. STAATSBLAD 1872 No. 19. Ordonnantie dd. 27 Januari 1872. Het Kadaster Dat Hij, het noodig oordeelende, voor zooveel betreft het kadas- oenracht ter. gebruik te maken van de bevoegdheid, verleend bij artikel 1 onder het , _ ,. , departement van het Koninklijk besluit, dd. 31 Januari 1871 N°. 14 (Indisch ^ ^ Staatsblad N°. 92); Bestuur. Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië; Heeft goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat het kadaster wordt gebracht tot den werkkring van het departement van Binnenlandsch Bestuur. STAATSBLAD 1872 N°. 65. Ordonnantie dd. 3 April 1872. Toelating Gewijzigd bij Stb. 1882 N°. 269 en Stb. 1897 N°. 258. van de ambtenaren Gelet op de art. 20, 29, 31 en 33 van het reglement op het beleid 7 van net der Regeering van Nederlandsch-Indië; Kadaster tot Heeft goedgevonden en verstaan: de erven van Vast te stellen de navolgende bepalingen: particuliet (gewijzigd bij Stb. 1882 N°. 269). De ambtenaren en beamb- ren. ten van den geographischen dienst, zoomede die van het kadaster, zijn bevoegd zich met de arbeiders, die hun behulpzaam zijn in hunne ambtelijke verrichtingen, tot het doen van geodetische triangulatiën of kadastrale opnamen en metingen, te begeven op alle erven, die zij daartoe noodig oordeelen. De eigenaren, bezitters en houders dier erven zijn verplicht voornoemde ambtenaren en beambten met hunne arbeiders op hunne erven toe te laten, wanneer ten minste vier en twintig uren te voren van wege het Hoofd van plaatselijk bestuur aan hunne woningen van de komst van gemelde ambtenaren en beambten schriftelijk is kennis gegeven en mits die ambtenaren en beambten vergezeld zijn van het Hoofd van plaatselijk bestuur of den ambtenaar, daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen. 2. De eigenaren, bezitters en houders van erven, die weigeren den toegang in het vorig artikel bedoeld, te verleenen, worden gestraft met eene geldboete van vijf en twintig tot honderd gulden. 3. Het Hoofd van plaatselijk bestuur of de ambtenaar, daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen, maakt procesverbaal op wegens de in het vorig artikel vermelde weigering en handelt verder ingevolge de voor den betrokken persoon geldende voorschriften van strafvordering. 4. De Ambtenaar, die overeenkomstig artikel 1 de aldaar be doelde ambtenaren en beambten vergezelt, draagt zorg, dat ingeval van weigering van den eigenaar, bezitter of houder van het erf, de noodige middelen, des vereischt ook bet verbreken of uit den weg ruimen van afsluitingen of andere beletselen, worden aangewend, bm de ambtenaren en beambten van den geographischen dienst en van het kadaster in staat te stellen hunne werkzaamheden te verrichten. Tot die verbreking of wegruiming mag niet worden overgegaan, dan ten minste vier en twintig uren nadat de weigerachtige eigenaar, bezitter of houder gesommeerd zal zijn den vereischten toegang tot zijn erf te verleenen. De schade, uit de verbreking of wegruiming voortgevloeid, blijft ten laste van den weigerachtige, die daarentegen aansprakelijk is voor al de kosten, door zijne weigering veroorzaakt. 5. De eigenaren, bezitters of houders van erven zijn verplicht te gedoogen, dat merkteekenen ten behoeve der geodetische triangulatie zoomede van het kadaster op de erven worden geplaatst. Deze merkteekenen mogen niet boven den beganen grond uitsteken, daar waar hunne tegenwoordigheid voor den eigenaar, bezitter of houder van het erf hinderlijk is. Indien tusschen dezen en de ambtenaren en beambten van den geographischen dienst of van het kadaster geschil ontstaat over het punt, alwaar een merkteeken zal worden geplaatst, zoomede over de al of niet optrekking van het merkteeken boven den beganen grond, beslist het Hoofd van gewestelijk bestuur op het verzoekschrift der meest gereede partij, nadat de wederpartij zal zijn gehoord of daartoe geroepen. In afwachting der beslissing wordt tot de plaatsing van het merkteeken niet overgegaan. 6. Het Hoofd van plaatselijk bestuur draagt zorg, des noods met inroeping van de hulp van den sterken arm, dat de arbeiders, die met de plaatsing van een merkteeken belast zijn, in de uitroering hunner taak niet worden gestoord. 7. Ingeval de eigenaar, bezitter of houder, op wiens erf een merkteeken is geplaatst, daardoor schade lijdt, kan hij daarvoor vergoeding vragen. Ingeval van weigering of verschil wordt het bedrag door den bevoegden Rechter bepaald. 8. (Vervangen door de ordonnantie in Stb. 1897 N°. 258. Zie beneden). STAATSBLAD 1882 N°. 269. Ordonnantie dd. 31 October 1882. Wijziging van Wijzigt de voorgaande bepalingen als volgt: hel boTen_ _ .„ staande. Te bepalen, dat de in de ordonnantie van 3 April 187.4 (Staatsblad N°. 65) voorkomende woorden: „het Hoofd van plaatselijk bestuur of de ambtenaar, die hem vervangt" worden vervangen door de woorden: „het Hoofd van plaatselijk bestuur of de ambtenaar, daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen". STAATSBLAD 1897 N°. 258. Strafbepalingen tegen het schenden van triangulatie- strafbepa- pilaren en andere merkteekens, driehoeks- of hoogtepunten. lingen tegen Vastgesteld bij ordonnantie dd. 2 November 1897. het schenden Gewijzigd bij Stb. 1900 N°. 256. van trta"' ,. . gulatie pila- Dat Hij, het wenschelijk achtende eene algemeene regeling in " •" J . ren, merk- de plaats te stellen van die, getroffen bij artikel 8 der ordonnantie feekens Mz van 3 April 1872 (Staatsblad N°. 65); Heeft goedgevonden en verstaan: Met intrekking van artikel 8 der bepalingen, betrekkelijk de bevoegdheid van de ambtenaren en beambten van het Kadaster tot het binnentreden in- en het verrichten van werkzaamheden op de erven van particulieren in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij de ordonnantie van 3 April 1872 (Staatsblad N°. 65) en bij de ordonnantie van 22 Juli 1876 (Staatsblad N°. 187) ook van toepassing verklaard op het personeel van den Topographischen dienst, te bepalen: 1°. (Gew. bij Stb. 1900 N°. 256). Signaalhoornen, pilaren en andere inerkteekens, dienende om de ligging van driehoeks- of andere, door eenigen tak van openbaren dienst, bepaalde punten, hetzij blijvend, hetzij tijdelijk op het terrein aan te geven, mogen niet geveld, geringd, ontschorst, gesnoeid of getopt, dan wel verplaatst, uitgehaald, gesloopt, van gedaante veranderd of door andere vervangen worden zonder vergunning, wat de blijvende merkteekens betreft, van het Hoofd van het gewest waarin zij voorkomen en wat de tijdelijke aangaat, van de autoriteit, die het merkteeken heeft doen aanwijzen of stellen. 2°. (Gew. bij Stb. 1900 N°. 256). Het Hoofd van gewestelijk bestuur verleent zijné vergunning niet, dan na verkregen machtiging van den Chef van het Departement, waaronder de dienst, die het merkteeken deed aanwijzen of stellen, behoort of die daarvoor in de plaats is gekomen. 3°. Hij, die moedwillig in strijd met het bepaalde bij de lste alinea handelt, wordt, tenzij de handeling elders is strafbaar gesteld, getraft: Wanneer het blijvende merkteekens geldt, met geldboete van acht tot honderd gulden en, naar gelang hij al dan niet tot de Europeanen en met hen gelijkgestelden behoort, met gevange nisstraf of dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van zes dagen tot twee maanden; en wanneer het tijdelijke merkteekens geldt, met geldboete van één tot honderd gulden of, naar gelang hij al dan niet tot de Europeanen en met hen gelijkgestelden behoort, met gevangenisstraf van één tot acht dagen of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van zes dagen tot één maand. 4°. Indien de handeling het kenmerk mist van boos opzet^ wordt zij gestraft met eene geldboete van één tot vijftig gulden, ongerekend de gehoudenheid tot vergoeding der aangebrachte schade. STAATSBLAD 1900 N°. 256. Ordonnantie dd. 25 September 1900. tSS Dat hij een aanvulling noodig acht der ordonnantie van 2 No- ordonnantie, veinber 1897 (Stb. N°. 258) ten einde allen twijfel weg te nemen, dat signaalboomen zijn te rangschikken onder de hierbij bedoelde merkteekens. Zie hierboven art. 1 en 2 van Stb. 1897 N°. 258. STAATSBLAD 1874 N°. 37. Organisatie van het personeel van het kadaster in Neder- Rangen en bezoldiging laudsch-Indië. van net Vastgesteld bij Gouvernements besluit dd. 30 Januari 1874 N°. 9. Europeesch Gewijzigd bij Stb. 1879 N°. 336 en Stb. 1899 N°. 154. en Inlandsen J . .... personeel. Eerstelijk: Krachtens machtiging des Konings, met wijziging in zoover van artikel 1 van het besluit van 30 Januari 1874 N°. 9 (Staatsblad N°. 37) en met intrekking van alle toelagen, onder den vorm van wisselvallige inkomsten of veranderlijke belooningen aan de Inlandsche ambtenaren bij het kadaster in Nederlandsch- Indië toegekend, de bezoldigingen van het ambtelijk personeel bij dien tak van dienst vast te stellen als volgt: EUROPEESCH PERSONEEL. Ingenieur der l8te klasse ƒ 1000 (één duizend gulden) 's maands, 2de „ „ 850 (acht honderd vijftig gulden) 's maands, 3de „ 700 (zeven honderd gulden) 's maands, Bewaarder,, l8te „ „ 800 (acht honderd gulden)'s maands, 2de „ „ 700 (zeven honderd gulden) 's maands, 3de . é 600 (zes honderd gulden) 's maands, Landmeter „ lstc „ „ 600 (zes honderd gulden) 's maands, „ 2de „ n 525 (viJf honderd vijf en twintig gulden) 's maands, Landmeter der 3de klasse ƒ 450 (vier honderd vijftig gulden) 's maands, Adj. „ „ lste „ „ 300 (drie honderd gulden) 's maands, n n 2de „ „ 250 (twee honderd vijftig gulden) 's maands, n „ 3de „ „ 200 (twee honderd gulden) 's maands, Tijdelijk ambtenaar „ 150 (honderd en vijftig gulden) 's maands. onder dien verstande, dat zij, die thans aan traktement en toelage voor. veranderlijke belooningen meer genieten dan de voor hunnen rang vastgestelde bezoldiging zal bedragen, dat meerdere zullen blijven genieten in den vorm van eene personeele toelage, welke bij bevordering of ontslag komt te vervallen. INLANDSCH PERSONEEL. bij de opname. Hoofdmantri ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands, Mantri der l8te klasse „ 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, „ „ 2de „ „ 60 (zestig gulden) 's maands, „ „ 3de „ „ 45 (vijf en veertig gulden) 's maands, Elève-mantri „ 20 (twintig gulden) 's maands, bij de bureaux. Hoofdmantri ƒ 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, Mantri der lste klasse „ 55 (vijf en vijftig gulden) 's maands, „ „ 2de „ „ 40 (veertig gulden) 's maands, „ „ 3de „ „ 30 (dertig gulden) 's maands, Elève mantri „ 15 (vijftien gulden) 's maands. teu le, 2e en 3e vervallen; 4C. de titularissen, die bij de organisatie van dezen dienstak worden aangesteld, kunnen bij gebleken ijver en bekwaamheid, — indien zich na drie jaren actieven dienst nog geen vacature heeft opgedaan, — tot eene hoogere klasse bevorderd worden; 58. bij vacatures, hetzij dat deze terstond of later invallen, worden de hoogere rangen bij opklimming door ambtenaren van het vak aangevuld. Besluit van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd. Benoeming, plaatsing en 5 Juli 1879 N°. 464. ontslag van het , Inlandsen Gelezen enz.: . personeel. Heeft besloten: I. enz.; II. enz.; III. Aan te teekenen dat voortaan de benoeming, plaatsing of verplaatsing en het ontslag van de mantri's van het kadaster zal geschieden door den Ingenieur van het Kadaster. STAATSBLAD 1874 N°. 156. Ingetrokken bij Stb. 1883 N°. 121. Voorwaarden voor de benoembaarheid tot adjunct-landmeter bij het kadaster. STAATSBLAD 1883 N°. 121. Regeling van de voorwaarden van benoembaarheid tot de Voorwaar- betrekking van Adjunct-Landmeter en van Landmeter 3e klasse den van be" ° J noembaar- bij het kadaster in Nederlandsch-Indië. heid tot ad- Vastgesteld bij Koninklijk besluit van 21 December 1882 N°. 19. junot-land- meter en Gewijzigd bij Stb. 1887 N°. 19 en Stb. 1899 N°. 153. landmeter Overwegende, dat de wenschelijkheid is gebleken om de voor- der 3de waarden van benoembaarheid tot de betrekking van adjunct-land- klasse, meter bij het kadaster in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij besluit van 16 April 1874 N°. 49 (Ind. Stb. N°. 156), te vervangen door eene nieuwe regeling en om de adjunct-landmeters, die voor de betrekking van landmeter der 3e klasse in aanmerking wenschen te komen, aan een overgangsexamen te onderwerpen: Hebben goedgevonden en verstaan: met intrekking van Ons besluit van 16 April 1874 N°. 49 (Ind. Stb. N°. 156), te bepalen als volgt: Art. 1 (Gewijzigd bij Stb. 1899 N°. 153). Behoudens het geval bedoeld in artikel 5 zijn benoembaar: I. tot adjunct-landmeter der 3de klasse bij het kadaster in Nederlandsch-Indië: a. Zij, die geslaagd zijn in het eerste gedeelte van het groot-amb- tenaarsexamen voor den Indischen dienst, zooals het is geregeld bij het Koninklijk besluit van 20 Juli 1893 N°. 29 (Indisch Staatsblad N°. 257) of zooals het nader geregeld zal worden en daarna gedurende ten minste één jaar op door den GouverneurGeneraal te regelen wijze, onafgebroken werkzaam zijn geweest als tijdelijk ambtenaar bij het kadaster en als zoodanig blijken van geschiktheid voor de betrekking van adjunct-landmeter hebben gegeven. Voor eene aanstelling tot tijdelijk ambtenaar komen slechts in aanmerking zij, die hun 248te jaar nog niet zijn ingetreden, tenzij zij ook in het tweede gedeelte van het groot-amtbenaarsexamen geslaagd zijn, in welk geval zij in aanmerking kunnen komen, zoolang zij hun 268te jaar nog niet zijn ingetreden; ft. zij die voldaan hebben aan een examen volgens het programma voor de bedoelde betrekking, vastgesteld bij dit besluit. Tot dat examen worden slechts toegelaten zij, die 18 jaar oud zijn en hun 238te jaar nog niet zijn ingetreden. De bij sub ft genoemden zullen slechts benoemd worden, wanneer geen personen als de sub a genoemden beschikbaar zijn. II. tot landmeter der 3de klasse bij het kadaster in Neder- landsch-Indië. Zij die voldaan hebben aan een overgangsexamen volgens het programma daarvoor vastgesteld bij dit besluit. Abt. 2. (gewijzigd bij Stb. 1887 N°. 19). Wanneer de Gouverneur-Generaal het noodig acht, dat de in het vorig artikel vermelde examens worden afgenomen, benoemt hij daartoe commissiën, die ter hoofdplaats Batavia op den door hem telkens vast te stellen tijd bijeenkomen. Art. 3. Tot het afleggen van het in artikel 1 bedoelde examen, voor benoeming tot landmeter, worden slechts toegelaten adjunctlandmeters bij het kadaster in ÏTederlandsch-Indië, die gedurende drie jaren in die betrekking werkzaam zijn geweest. Zij mogen zich slechts drie malen aan dat examen onderwerpen. Wie zich zonder geldige reden staande het examen terugtrekt, wordt geacht het examen te hebben gedaan met onvoldoenden uitslag. Abt. 4. De bevordering tot landmeter regelt zich, behoudens de voorwaarden van ijver en geschiktheid, naar de anciënniteit in den rang van adjunct-landmeter. Abt. 5. Wanneer het vereischte aantal adjunct-landmeters en landmeters bij het kadaster in Nederlandsch-Indië niet op de wijze in de vorige artikelen aangegeven, kan worden verkregen, dan wel indien dit in bijzondere gevallen om andere redenen wenschelijk is, worden die adjunct-landmeters en landmeters gekozen uit de adspirant -landmeters en landmeters bij het kadaster in Nederland en door Onzen Minister van Koloniën ter beschikking gesteld van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië. De voordeelen en verplichtingen aan de uitzending uit Nederland verbonden worden telken malen door Ons geregeld. Abt. 6. Het tijdstip, waarop dit besluit in Indië in werking treedt, wordt door den Gouverneur-Generaal bepaald. Staatsblad 1883 N°. 122, bepaalt, dat Staatsblad 1883 N°. 121 in werking treedt op den dag der uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst. BIJLAGE VAN HET STAATSBLAD 1883 N°. 121. PROGRAMMA van het examen voor adjunct-landmeter der 3de Programma, klasse bij het kadaster in Nederlandsch-Indië. examen adjunctlandmeter. o. Nederlandschetaal. Kennis van de hoofdregels der spraakkunst. Vaardigheid om zich schriftelijk en mondeling ordelijk en duidelijk zonder grove taal- en stijlfouten uit te drukken. b. Gewijzigd bij Stb. 1899 N°. 153. Maleische en Javaansche talen. Spreken en met gewone karakters schrijven; zooveel als noodig tot het geven en verkrijgen van inlichtingen over het werk en wat daarmede in verband staat, aan en van inlanders en hunne hoofden. c. Rekenkunde. Grondige kennis van de hoofdregels van het Nederlandsch stelsel van maten en gewichten en van de voornaamste in Indië gebruikelijke lengte- en vlaktematen. Vierkants- en kubiek-worteltrekking. De leer der logarithmen, rekenkundige en meetkundige reeksen. Bij het oplossen van vraagstukken zal in het bijzonder op de nauwkeurigheid der berekeningen en op het vaardig gebruiken der logarithmentafels gelet worden. d. Stelkunde. Herleiding van sommen, verschillen, producten en quotiënten van geheele en gebroken stelkundige vormen. De wortelvormen. Vergelijkingen van den lsten en van den 2den graad met één onbe kende. e. Meetkunde. Grondige kennis van de meetkunde van het platte vlak, van de goniometrie en de rechtlijnige driehoeksmeting. Kennis van de voornaamste stellingen uit de meetkunde der vlakken, inzonderheid van de meetkundige eigenschappen van den bolvormigen driehoek. Eenige kennis van de bolvormige driehoeksmeting strekt tot aanbeveling. f. Natuurkunde. Voldoende kennis van de hoofstukken over de zwaartekracht, de warmte en het licht, om de inrichting en het gebruik der verschillende meetinstrumenten te kunnen begrijpen. g. Cosmographie. Eenige kennis der Cosmographie en natuurkundige aardrijks- kunde, voor zoover die noodig is om van lengte- en breedtebepaling en barometrisch hoogte meten een goede verklaring te geven. h. Schrift en teekenen. Het schrijven van een nette en duidelijke hand. Eenige oefening in het schrijven van rondschrift en het zetten van eenvoudige drukletters. Eenige bedrevenheid in het rechtlijnig- en handteekenen en het gelijkmatig leggen van tinten. PROGRAMMA voor het overgangsexamen van Adjunct-Landme- Programma, ter tot Landmeter 3e klasse bij het kadaster in . . . landmeter. Nederlandsch-Indië. Ei Vaardigheid om zich schriftelijk en mondeling ordelijk en Nederiandsche duidelijk uit te drukken zonder grove taal- en spelfouten. II. De inrichting en vereischten, het gebruik en de regeling van instrumenten, de hoek- en andere instrumenten, die bij de kadastrale metingen, de samenstelling van kaarten en de berekening van inhouden worden gebezigd. III. De landmeetkunde, meer bepaald grondige kennis van de Landmeetverschillende methoden welke bij het opmeten, in kaart brengen knn e" en het bepalen van de oppervlakte van terreinen van verschillende gesteldheid en uitgebreidheid kunnen worden gevolgd, en van de hulpmiddelen, waarmede daarbij voorkomende hindernissen en moeielijkheden kunnen worden overwonnen. De candidaat zal in deze blijken van bekwaamheid moeten geven door het opmeten en in kaart brengen van een hem daartoe aangewezen terrein en het mondeling beantwoorden der door de commissie te stellen vragen en te maken bemerkingen naar aanleiding van het gemetene. IV. De kennis der berekeningen betreffende de herleiding van Herleidingen, de hoeken tot de as van het signaal en tot den horizon. Van de kennis zal moeten blijken door het practisch oplossen van één geval voor elk onderdeel. V. Het uitvoeren van een triangulatie, zooals voor de kadas- Triangulatie, trale metingen vereischt wordt, in haren geheelen omvang d. i. Kaarteeren. het waarnemen van de hoeken, het vereffenen van de verschillen, het berekenen van de zijden, het afleiden van eene basis uit de gegevens der triangulatie van eene hoogere orde, waarmede moet worden aangesloten, het afleiden en overbrengen van het azimuth tegen eene zijde van de uitgevoerde triangulatie, het berekenen van de coördinaten, het vereffenen van de voorkomende verschillen fusschen de uitgevoerde triangulatie en die, waarmede moet worden aangesloten. Door practische toepassing op een daartoe gegeven driehoeksnet van minstens 7 driehoeken zal de candidaat in deze van zijne kennis moeten doen blijken. Projecüelecr. VI. De toepassing van de gewijzigde kegel-projectie van Flamsteed bij het projecteeren van driehoekspunten. Vila. Het aanleggen van kadastrale kaarten en het met de meeste juistheid daarop uitzetten van triangulatie- en hoofdlijnen door middel van coördinaten, ft. Het nauwkeurig samenstellen en met netheid teekenen en beschrijven van kadastrale kaarten. VIIIo. Bekendheid met de nieuwe kadastrale boekhouding en met alle op het kadaster betrekking hebbende voorschriften. 6. Bekendheid met de ordonnantiën op de in- en overschrijving, de verponding, de ontginningen en met de voorschriften voor de gouvernements landmeters. c. Eenige kennis van het tweede boek van het Burgerlijk Wetboek. Van de sub ft en c bedoelde vakken zal niet meer gevraagd worden, dan hetgeen den ambtenaren van het kadaster bij de uitoefening van hunne betrekking kan te pas komen. Boekhouding. Kennis van wetten en bepalingen. BIJBLAD N°. 4446. Gouvernements besluit dd. 24 December 1888 N°. 17. Gewijzigd bij Gouvernements besluit dd. 13 November 1801 N°. 11. Bijblad N°. 4685. Examen, Reglementen. A. voor het examen van adjunct-landmeter der 3e klasse bij het kadaster in Nederlandsch-Indië. B. voor het overgangsexamen van adjunct-landmeter tot landmeter 3° klasse bij dien dienstak. Reglement A. Reglement, examen adjunct- ARTIKEL 1. landmeter. Zoodra door den Gouverneur-Generaal, overeenkomstig art. 2 alinea 1 van het Koninklijk besluit van 21 December 1882 N°. 19 (Indisch Staatsblad 1883 N°. 121), zooals het is gewijzigd bij dat van 29 November 1886 N°. 28 (Indisch Staatsblad 1887 N°. 19), het tijdstip is vastgesteld, waarop gelegenheid zal worden gegeven tot het afleggen van het examen, wordt daarvan door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur aankondiging gedaan in het officieel nieuwsblad, onder opgaaf van den tijd, binnen welken zij, Rekest, die aan het examen wenschen deel te nemen, zich deswege bij gezegeld verzoekschrift tot hem, Directeur hebben te wenden. Artikel 2. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur wijst het lokaal aan, waarin het examen wordt afgenomen. Artikel 3. Het examen is vergelijkend; de Gouverneur-Generaal bepaalt bij vergelijkend elk examen het aantal der geslaagden, dat in volgorde van de rang- eiamen. lijst, bij eventueele vacatures, voor plaatsing in aanmerking zal komen. Artikel 4. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4686). De commissie voor het afnemen van het examen bestaat uit 7 leden, waarvan één — en wel een ambtenaar van het kadaster — Uitsluitend voor het examen in schrift en teekenen. Aan eén der leden wordt bij den benoeming het voorzitterschap opgedragen. Artikel 5. Oproeping. Te bekwamer tijd worden de candidaten door den voorzitter der commissie opgeroepen, met opgave van de plaats waar en den tijd waarop het examen zal worden gehouden. Artikel 6. Keuring. Alvorens tot het examen te worden toegelaten, zullen de candidaten zich door een geneeskundige commissie doen onderzoeken of zij vrij zijn van voor den kadastralen dienst hinderlijke gebreken. Door den voorzitter der examencommissie wordt hun tijdig kennis gegeven tot welke geneeskundige commissie zij zich hebben te wenden. Artikel 7. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). Regeling. De examen-commissie vergadert zoo dikwijls als zulks door den voorzitter wordt noodig geoordeeld en wordt daartoe door dezen opgeroepen. In de eerste vergadering worden uit de leden der commissie voor elk onderdeel van het programma, waarin examen wordt afgenomen, sub-commissiën aangewezen van ten minste twee leden. In die vergadering wordt bij meerderheid van stemmen een lid tot Secretaris aangewezen. Bij staking der stemmen, beslist de voorzitter. In dezelfde vergadering wordt, met inachtneming van het in de artikelen 8 en 9 voorgeschrevene, de duur zoowel van het mondeling als van het schriftelijk examen in elk vak vastgesteld. Artikel 8. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). Het examen wordt in alle vakken van het programma, vastgesteld bij het Koninklijk besluit in Staatsblad 1883 N°. 121, behalve in het vak h, zoowel mondeling als schriftelijk afgenomen. Het schriftelijk examen in de vakken a tot en met g duurt hoog- SchrifteHjk stens 16 uren, verdeeld over vier dagen en wordt door alle candi- «"ro*"daten, of, bij toepassing van artikel 8a, door alle candidaten eener afdeeling, tegelijkertijd afgelegd. Voor het schriftelijk examen in het vak h wordt tijdens het mondeling examen voor eiken candidaat hoogstens een gelijk aantal uren, verdeeld over eenzelfde getal dagen, beschikbaar gesteld. Het schriftelijk examen geschiedt steeds onder toezicht van een lid der commissie, en wel, voorzooveel het vak h betreft, onder toezicht van het lid voor het examen in het schrift en teekenen. Artikel 8a. (Bijbl. N°. 4685). Indien het aantal candidaten meer dan 20 bedraagt, heeft de commissie de bevoegdheid om hen in twee afdeelingen te splitsen. Het schriftelijk examen der tweede afdeeling neemt voor zooveel mogelijk reeds tijdens het mondeling examen der eerste afdeeling een aanvang en geschiedt in dat geval onder toezicht van het lid der commissie, belast met het examen in het schrift en teekenen. Het werk mag niet hetzelfde zijn, maar moet zooveel doenlijk van gelijken omvang en van gelijke beteekenis zijn. Artikel 9. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). Voor het mondeling onderzoek, dat aanvangt op den dag, vol- Mondeling gende op dien, waarop het schriftelijk examen in de vakken a tot examen, en met g is geëindigd, wanneer die dag geen zon- of feestdag is, worden de candidaten door den voorzitter verdeeld in ploegen, elk van zooveel candidaten als met een goeden gang der werkzaamheden is overeen te brengen. Elke candidaat wórdt afzonderlijk ondervraagd. Bij het mondeling examen in elk vak zijn steeds beide examinatoren in dat vak tegenwoordig. Het mondeling examen duurt voor eiken candidaat niet langer dan 6 uren en loopt voor elke ploeg in twee dagen af. De candidaten, die buiten Batavia wonen, worden zooveel mogelijk bij de eerste ploegen ingedeeld. 2 Artikel 10. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). Regeling, Overeenkomstig hetgeen in de eerste vergadering omtrent den duur van het examen in elk vak is vastgesteld, maakt de secretaris, in overleg met den voorzitter, roosters op voor het schriftelijk en mondeling examen en regelt de voorzitter verder, in overleg met den secretaris, zoowel de orde der werkzaamheden van de geheele commissie als van de sub-commissiën. Artikel 11. (Gewijzigd, Bijbl. N° 4685). De opgaven voor het schriftelijk werk zijn voor alle candidaten dezelfde, behoudens in het geval van artikel 8a, en worden vooraf, in overleg met den voorzitter, vastgesteld. Voor de vakken, waarin een opstel gevorderd wordt, heeft de candidaat de keus tusschen drie onderwerpen. Boeken. Bij het schriftelijk werk is het gebruik van boeken, behalve de door de commissie te verstrekken tafelen, verboden. Artikel 12. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). Bij tijdelijke ontstentenis van een der leden wijst de Voorzitter een ander lid aan om hem te vervangen of vervult hij persoonlijk diens plaats. Artikel 13. Verhindering. Indien een candidaat door welbewezen ongesteldheid of om andere wettige redenen, ter beoordeeling van den voorzitter der commissie, verhinderd is bij het schriftelijk examen in eenig vak tegenwoordig te zijn, zal hem tijdens de mondelinge examens nog gelegenheid gegeven worden tot het afmaken van dat schriftelijk werk, onder toezicht der commissie. Dat werk mag niet hetzelfde wezen als dat, hetwelk de andere candidaten hebben gehad, maar moet zooveel mogelijk van gelijken omvang en gelijke beteekenis zijn. Artikel 14. Bedrog. De candidaten, die zich bij het schriftelijk werk aan eenig be- drog schuldig maken of daarin anderen behulpzaam zijn, worden niet verder tot het aangevraagd examen toegelaten. Artikel 15. Het eindoordeel over de kennis der candidaten in elk onderdeel Eindcflfer. van het programma (vastgesteld bij het aangehaald Koninklijk besluit in Staatsblad 1883 N°. 121) wordt uitgedrukt door de cijfers 0 tot 10, aan welke de volgende beteekenis gehecht wordt: 0, volslagen onkunde 1 en 2, slecht 3 en 4, onvoldoende 5 en 6, voldoende 7 en 8, goed 9 en 10, uitmuntend; met dien verstande, dat het hoogere cijfer een hoogeren graad van kennis aanduidt dan het lagere. Artikel 16. De leden der sub-commissie, met het afnemen van het examen Vakcflfers. in eenig vak belast, verstaan zich omtrent het cijfer voor dat vak aan den candidaat toe te kennen. Tegen de beoordeeling kunnen echter bedenkingen worden geopperd door den voorzitter of de andere leden der commissie, die bij het mondeling examen zijn tegenwoordig geweest, dan wel van het schriftelijk werk hebben kennis genomen. Wanneer de leden eener sub-commissie zich onderling omtrent eenig toe te kennen cijfer niet kunnen verstaan of wanneer daaromtrent verschil blijft bestaan met den voorzitter of een ander lid der commissie, dat ingevolge de vorige alinea recht heeft in deze eene stem uit te brengen, wordt door elk der betrokken leden een afzonderlijk cijfer toegekend en de som dier cijfers gedeeld door het getal der stemgerechtigde leden. Artikel 17. (Gewijzigd, Bijbl. N°, 4685). Voor elk in het programma genoemd en met een letter aange- duid vak, worden afzonderlijk punten toegekend, met dien verstande evenwel, dat het cijfer, in de onder letter e van het programma genoemde „meetkunde", wordt bepaald door het gemiddelde van de afzonderlijk voor goniometrie, rechtlijnige driehoeksmeting en het overig gedeelte van de meetkunde tot te kennen punten. Bij de beoordeeling van het vak h kunnen mede vroegere door den candidaat vervaardigde teekeningen in aanmerking genomen worden, mits tijdig ingeleverd en naar het oordeel der commissie voldoende waarborgen opleverende van door den inzender zei ven te zijn vervaardigd. Artikel 18. Aan de verschillende vakken worden specifieke waarden toegekend in dier voege, dat de cijfers, verkregen in de vakken c, 6 en g van het programma, opgeteld worden bij het dubbele der cijfers in de sub c, d en f en het drievoud van die in de sub e en h omschreven vakken behaald. Deze som door 15 gedeeld wijst het gemiddeld eindcijfer aan. Artikel 19. De breuken, welke door deelingen of combinatiën ontstaan, worden tot in 100stc deelen uitgedrukt, zoodanig dat 5 of meer 10003tc deelen voor één 100ste deel gelden. Artikel 20. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). Uitsla» ^e candidaat, die, over alle vakken van het programma berekend, gemiddeld het cijfer 6 of hooger behaalt, wordt geacht aan het examen te hebben voldaan, met dien verstande nochtans dat, wanneer — in verband tot het in artikel 15 omschreven stelsel van cijfers — bij het examen in één vak slecht, in twee vakken onvoldoende of in de vakken c, d, e en h van het programma gemiddeld minder dan het cijfer 6 behaald mocht worden, de candidaat geacht wordt niet te zijn geslaagd. Artikel 21. Zoowel de afgewezen candidaten als zij, wier examen voldoende is geweest, ontvangen van de commissie zoo spoedig mogelijk schriftelijk mededeeling van den uitslag van hun examen, met opgave van de hun voor elk vak toegekende cijfers. Van het voldoend afgelegd examen wordt den candidaat boven- Getuigschrift, dien door de commissie een getuigschrift uitgereikt, vermeldende of de uitslag van het examen voldoende, goed dan wel uitmuntend is geweest. Artikel 22. Van het afgenomen examen brengt de commissie aan den Direc- Verslag, leur van Binnenlandsch Bestuur een omstandig verslag uit, onder aanbieding tevens van alle daarop betrekking hebbende bescheiden, zoomede van een lijst der geëxamineerden en een ranglijst der geslaagden, beide naar volgorde van het verkregen totaalcijfer en met vermelding van de in elk vak behaalde cijfers. Artikel 23. De voor het examen benoodigde instrumenten, schrijf- en tee-instrumenten, kenbehoeften worden door het bureau van den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst, verstrekt. Reglement B. Reglement, examen landmeter 3de Artikel 1. klasse. Zoodra door den Gouverneur-Generaal, overeenkomstig art. 2 al. 1 van het Koninklijk besluit van 21 December 1882 N°. 19 (Indisch Staatsblad 1883 N°. 12^ zooals het is gewijzigd bij dat van 29 November 1886 N°. 28 (Indisch Staatsblad 1887 N°. 19), het tijdstip is vastgesteld, waarop gelegenheid tot het afleggen van het examen zal worden gegeven, doet de Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, daar- van mededeeling aan de adjunct-landmeters, die ingevolge art. 3 van eerstgemeld Koninklijk besluit tot bet examen kunnen worden toegelaten. Artikel 2. Rekest. De in het vorig artikel bedoelde adjunct-landmeters, die aan het examen wenschen deel te nemen, wenden zich daartoe, binnen 10 dagen na ontvangst der aan hen gedane mededeeling, bij gezegeld rekest tot den Directeur van Binnenlandsch Bestuur. Artikel 3. Lokaal. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur wijst het lokaal aan, waarin het examen wordt afgenomen. Artikel 4. De commissie voor het afnemen van het examen bestaat uit 7 leden. Aan een der leden wordt bij de benoeming het voorzitterschap opgedragen. Artikel 5. Oproeping. Te bekwamer tijd worden de candidaten door den voorzitter der commissie opgeroepen, met opgave van de plaats waar en den tijd waarop het examen zal worden gehouden. Artikel 6. Regeling. De commissie vergadert zoo dikwijls als zulks door den voorzitter wordt noodig geacht en wordt daartoe door dezen opgeroepen. I ln de eerste vergadering worden uit de leden der commissie voor elk onderdeel van het programma, waarin examen wordt afgenomen, sub-commissiën aangewezen van ten minste twee leden. De voorzitter wordt bij die sub-commissiën niet ingedeeld. In die vergadering wordt tevens bij meerderheid van stemmen een lid tot secretaris aangewezen. Bij staking der stemmen beslist de voorzitter. Artikel 7. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). De voorzitter regelt in overleg met den secretaris het aantal afdeelingen, waarin de candidaten, in verband met den goeden gang van den dienst, worden gesplitst, alsmede de orde der werkzaamheden van de geheele commissie en van de sub-commissiën en wel zoodanig, dat alle candidaten van dezelfde afdeeling tegelijkertijd het schriftelijk gedeelte voor hetzelfde vak verrichten en dat het geheele schriftelijk werk, waaraan 28 uren besteed worden, uiterlijk in vijf dagen afloopt. Artikel 8. In de onderdeelen II, III en VIIIc van het programma voor het overgangsexamen van adjunct-landmeter tot landmeter 3de klasse, vastgesteld bij het Koninklijk besluit in Staatsblad 1883 N°. 121, wordt, behoudens het bepaalde bij de 2de alinea van § III, het examen alléén mondeling, in alle andere onderdeelen mondeling en schriftelijk afgenomen. Artikel 9. Voor het mondeling onderzoek, dat een aanvang neemt op den Mondeling . -,. . - j . examen. dag, waarop het schriftelijk gedeelte is geëindigd of, zoo daartoe tijd ontbreekt, den daarop volgenden dag, wanneer die geen Zonof feestdag is, — worden de candidaten verdeeld in ploegen, elk van zooveel candidaten als er sub-commissiën gevormd worden. Elke candidaat wordt afzonderlijk ondervraagd. Bij het mondeling examen is behalve de ondervrager nog minstens één lid der betrokken sub-commissie tegenwoordig. liet mondeling examen duurt voor eiken candidaat 20 uren en loopt voor elke ploeg in hoogstens 5 dagen af. Artikel 10. Bii de ploegen, welke het eerst na het schriftelijk werk aan de SchrifteUjk J examen. beurt komen, worden zooveel mogelijk ingedeeld: a. de candidaten die voor het eerst aan het examen deelnamen; 6. de candidaten die bniten Batavia wonen. Artikel 11. (Gewijzigd, Bijbl. N°. 4685). De opgaven voor het schriftelijk en, zooveel mogelijk, de vragen voor het mondeling werk worden vooraf in overleg met den voorzitter vastgesteld. Het schriftelijk werk mag voor de verschillende afdeelingen niet hetzelfde zijn, maar moet zooveel mogelijk van gelijken omvang en van gelijke beteekenis zijn. Het schriftelijk werk in eenig vak wordt verricht onder toezicht van al de leden der sub-commissie voor dat vak. Van het verrichte werk wordt door elk van die leden kennis genomen. Bij het schriftelijk onderzoek worden aan alle candidaten van dezelfde, afdeeling dezelfde vragen gesteld. Ook de mondelinge vragen worden zooveel mogelijk gekozen van dezelfde soort en een gelijke mate van kennis van het onderwerp ter beantwoording vorderend. Voor de vakken, waarin een opstel gevorderd wordt, heeft de candidaat de keus tusschen drie onderwerpen. Bij tijdelijke verhindering van een der leden van een sub-commissie, wijst de voorzitter een ander lid der commissie daarvoor aan of vervult hij persoonlijk die plaats. Artikel 12. Boeken. Bij het schriftelijk examen is het gebruik van boeken, behalve de door de commissie te verstrekken tafelen, verboden. Artikel 13. Verhindering. Indien een candidaat door welbewezen ongesteldheid of om andere wettige redenen, ter beoordeeling van den voorzitter der commissie, verhinderd is bij het schriftelijk examen in eenig vak tegenwoordig te zijn, zal hem tijdens de mondelinge examens nog gelegenheid worden gegeven tot het afmaken van dat schriftelijk werk, onder toezicht der commissie. Dat werk mag niet hetzelfde wezen als dat, hetwelk de andere candidaten hebben gehad, doch moet zooveel mogelijk van gelijken omvang en gelijke beteekenis zijn. Artikel 14. De candidaten, die zich bij het schriftelijk werk aan eenig be- Bedrog, drog schuldig maken of anderen daarin behulpzaam zijn, worden niet verder tot het aangevraagd examen toegelaten. Artikel 15. Het eindoordeel over de kennis der candidaten in elk onderdeel Eindcijfer, van het programma, wordt uitgedrukt door de cijfers 0 tot 10, aan welke de volgende beteekenis gehecht wordt: 0, volslagen onkunde 1 en 2, slecht 3 en 4, onvoldoende 5 en 6, voldoende 7 en 8, goed 9 en 10, uitmuntend; met dien verstande dat het hoogere cijfer een hoogeren graad van kennis aanduidt dan het lagere. Artikel 16. De leden der sub-commissie, met het afnemen van het examen vakcijfcrs. in eenig vak belast, verstaan zich omtrent het cijfer voor dat vak aan den candidaat toe te kennen. Tegen de beoordeeling kunnen echter bedenkingen worden geopperd door den voorzitter of de andere leden der commissie, die bij het mondeling examen zijn tegenwoordig geweest, dan wel van het schriftelijk werk hebben kennis genomen. Wanneer de leden eener sub-commissie zich omtrent eenig toe te kennen cijfer onderling niet kunnen verstaan of wanneer daaromtrent verschil blijft bestaan met den voorzitter of een ander lid der commissie, dat ingevolge de vorige alinea recht heeft in deze een stem uit te brengen, wordt door elk der betrokken leden een afzonderlijk cijfer toegekend en de som dier cijfers gedeeld door het getal der stemgerechtigde leden. Artikel 17. Terreinwerk. Het examen in de vakken, sub III en V van het programma om- ff. door de candidaten, die bij eene opmetingssectie geplaatst zijn, in de afdeeling waarin zij werkzaam zijn, onder direct toezicht van den sectie-chef; &. door de overige candidaten, zooveel mogelijk in de nabijheid van hun standplaats, onder door den Ingenieur, Chef van het kadaster, te regelen toezicht. De keuze van het terrein geschiedt in overleg met den Ingenieur, Chef van het kadaster, door de met het toezicht belaste ambtenaren. Deze dragen tevens zorg dat de candidaten bij het werk niet door anderen voorgelicht of geholpen worden. Het terrein-werk, bedoeld sub V van het programma, wordt te Batavia onder toezicht van de daarvoor aangewezen sub-commissie verricht. De resultaten van het in het eerste gedeelte van het vorig artikel bedoelde werk, — d. z. de veldaanteekeningen en de kaart van het opgemeten terrein, — worden door den ambtenaar, onder wiens toezicht het werk is verrjcht, met de resultaten zijner proefmetingen aan den voorzitter der examencommissie gezonden. schreven, bestaat gedeeltelijk uit terreinwerk. Dat zal, voor zoover het op III betrekking heeft, worden verricht: Artikel 18. Artikel 19. Aan de candidaten, die reeds een vorige keer aan het examen hebben deelgenomen, wordt de keus gelaten om op nieuw het in artikel 17 bedoelde terreinwerk uit te voeren, dan wel het vroeger verrichte te doen gelden bij het alsnog door hen af te leggen examen; zullende in het laatste geval het toen daarvoor verkregen cijfer behouden blijven. Artikel 20. De cijfers voor het mondeling en voor het schriftelijk werk SpeciQeke waarde der worden afzonderlijk bepaald. vakcjjfers. Aan die cijfers wordt een door de commissié te beoordeelen specifieke waarde toegekend en daaruit het eindcijfer voor elk onderdeel vastgesteld. Bij de beoordeeling van het werk over de vakken, sub I, II, IV en VI van het programma omschreven, worden de cijfers in eens toegekend. Bij de beoordeeling van het sub III omschrevene worden afzonderlijke cijfers gegeven voor: a- het veldwerk, b. de kaarteering, c. den aan het werk besteeden tijd, d. netheid en duidelijkheid. Het eindcijfer voor het practisch meet- en kaarteerwerk wordt uit de vier genoemde onderdeelen op de volgende wijze verkregen: Het voor a toegekend cijfer wordt met 4, dat voor b met 3 en dat voor c met 2 vermenigvuldigd, de som van die producten vermeerderd met het voor d toegekend cijfer en deze som door 10 gedeeld. Bij de beoordeeling van het werk over de sub V en VII van het programma bedoelde vakken, wordt het eindcijfer, verkregen uit het gemiddelde der cijfers, voor de in het programma genoemde onderdeelen toegekend. Bij de beoordeeling van het sub VIIIo, b en c, van het programma omschrevene, wordt voor elk van die onderdeelen een afzonderlijk cijfer toegekend en het eindcijfer, verkregen door het voor a behaalde cijfer met 2 te vermenigvuldigen, de voor b en c toegekende cijfers bij dat product op te tellen en die som door 4 te deelen. Artikel 21. Eindcijfer. Om uit de gevonden cijfers voor elk vak het eindcijfer voor het geheele examen te bepalen, wordt gehandeld als volgt: Het cijfer voor artikel I van het programma verkregen wordt eenmaal genomen; dat voor artikel II tweemaal; dat voor artikel III driémaal; dat voor artikel IV eenmaal; dat voor artikel V viermaal; dat voor artikel VI eenmaal; dat voor artikel VII tweemaal; dat voor artikel VIII driemaal. De som van de aldus gevonden cijfers wordt gedeeld door 17, dat is de som der cijfers waarmede het cijfer voor elk artikel vermenigvuldigd is. Artikel 22. De breuken, welke door deelingen of combinatiën ontstaan, worden tot in ÏOD8** deelen uitgedrukt, zoodanig dat 5 of meer 10008tR deelen voor één 1008te deel gelden. Artikel 23. Uitslag. De candidaat, die, over alle vakken berekend, gemiddeld het cijfer 6 of hooger behaalt, wordt geacht aan het examen te hebben voldaan, met dien verstande nochtans, dat, wanneer — in verband tot het in artikel 15 aangegeven stelsel van cijfers — het examen in één vak slecht of in twee vakken onvoldoende is geweest, hij beschouwd wordt als niet te zijn geslaagd. Artikel 24. In geval echter het examen in geen van de vakken slecht en in niet meer dan een vak onvoldoende is geweest, terwijl het eindcijfer niet minder dan 5,9 bedraagt, wordt door de commissie, na herziening van het werk, over de toelating van den candidaat be- . raadslaagd. Bij staking van stemmen wordt beslist in het voordeel van den candidaat. Artikel 25. Zoowel de afgewezen candidaten als zij, wier examen voldoende is geweest, ontvangen van de commissie zoo spoedig mogelijk schriftelijk mededeeling van den uitslag van hun examen, met opgave van de hun voor elk vak toegekende cijfers. Van het voldoend afgelegd examen wordt den candidaat boven- Getuigschrift, dien door de commissie een getuigschrift uitgereikt, vermeldende of de uitslag van het examenvoldoende, goed dan wel uitmuntend is geweest. Artikel 26. Van het afgenomen examen brengt de commissie aan den Direc- Verslag, teur van Binnenlandsch Bestuur een omstandig verslag uit, onder aanbieding tevens van alle daarop betrekking hebbende bescheiden, zoomede van een lijst der geëxamineerden en een ranglijst der geslaagden, beide naar volgorde van het verkregen totaalcijfer en met vermelding van de in elk vak behaalde cijfers. Artikel 27. De voor het examen benoodigde instrumenten, schrijf- en tee- Instrumenten, kenbehoeften worden door het bureau van den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst, verstrekt. BIJBLAD N°. 5415. Benoeming en ontslag van de tijdelijke Gouvernements besluit dd. 14 Juni 1899 N°. 16. ambtenaren Gelet op art. 1 van het Koninklijk besluit van 25 Februari 1899 J»° hel , Kadaster. N°. 42 (Stb. N°. 153). Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: te bepalen: o. dat de aanstelling der tijdelijke ambtenaren bij het Kadaster geschiedt naar gelang van de behoefte, binnen de grenzen van de bij de begrooting voor het personeel van dien tak van dienst toegestane fondsen; Keuring, b. dat geen benoeming tot tijdelijk ambtenaar plaats heeft, dan nadat uit een onderzoek door een geneeskundige commissie, aan te wijzen door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, gebleken is, dat de candidaat vrij is van voor den kadastralen dienst hinderlijke gebreken. Ten tweede: Den Directeur van binnenlandsch bestuur bevoegd te verklaren tot de benoeming en het ontslag van de bij art. 1 van dit besluit bedoelde tijdelijke ambtenaren. STAATSBLAD 1883 N°. 123. Examen, Gouvernements besluit dd. 20 April 1883 N°. 16. Reiskosten. Gelezen; Is goedgevonden en verstaan: Ten derde: Te bepalen, dat aan de adjunct-landmeters van het kadaster in Nederlandsch-Indië, die buiten de hoofdplaats Batavia wonen en voor het eerst het examen afleggen voor de betrekking van landmeter der 3° klasse bij dien tak van dienst, reis- en verblijfkosten zullen worden toegestaan op den voet van de daarop bestaande bepalingen, onverschillig of zij al dan niet in het examen slagen. STAATSBLAD 1875 N°. 183. Algemeene Algemeene Voorschriften betreffende de kadastrale Voorsohrif- metingen in Nederlandsch-Indië. ten betreffen Gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 12 Augustus 1875 de de Kada- J & strale metin- N°. 1. gen. Gewijzigd bij Gouvernements besluit dd. 2 Maart 1878 N°. 4, (Verkort A. ■ .To ... v. Stb. N°. 104. N. B. Deze voorschriften, oorspronkelijk gegeven voor de vervaardiging van kaarten voor de drie hoofdplaatsen van Java, zijn bij Stb. 1879 N°. 164 eerstelijk sub I ten le van toepassing verklaard voor de opmaking van kaarten van hoofdplaatsen van gewesten en afdeelingen. Art. 1. De Ingenieur, belast met het toezicht op de metingen, maakt, alvorens die te doen aanvangen, van de grenzen der op te meten afdeeling eene omschrijving en onderwerpt het concept der omschrijving aan de goedkeuring van het Hoofd van gewestelijk bestuur. Na verkregen goedkeuring, wordt van die omschrijving één exemplaar gedeponeerd in het archief van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en één in dat van den bewaarder van het kadaster. (Stb. 1878 N°. 104). Onder afdeeling wordt in kadastralen zin Kadastrale afdeeling. verstaan, elk zooveel mogelijk door blijvende grenzen ingesloten terrein, waarvan dé Regeering de kadastrale opmeting bevolen heeft. Art. 2. De ingenieur maakt vervolgens van het grondgebied Sectie vcrdec- ling. der op te meten afdeeling een ontwerp van verdeeling in sectiën. Hij neemt daarbij in acht: le; dat terreinen, die dezelfde plaatselijke benaming dragen, zoo min mogelijk in verschillende sectiën voorkomen; 2C. dat de sectiën onderling niet te veel in getal perceelen verschillen; 3e. dat tot limiten der sectiën, scheidingen worden aangenomen, die niet licht aan veranderingen onderhevig zijn, zooals rivieren, wegen, enz. Een weg, rivier of gracht, die tot grensscheiding eener sectie dient, wordt gerekend te behooren tot de sectie, waarin die weg, rivier of gracht, naar volgorde van het alphabet, het eerst voorkomt. Nadat dit ontwerp door het Hoofd van gewestelijk bestuur is goedgekeurd, wordt een proces-verbaal van sectieverdeeling opgemaakt, hetwelk, na mede voorzien te zijn van het bewijs van goedkeuring van het Hoofd van gewestelijk bestuur, in het archief van den bewaarder van het kadaster wordt gedeponeerd. Art. 3. De sectiën worden aangeduid door de opvolgende letters van het alphabet, beginnende met de letter A. Drie- en Teel- Abt. 4. De perceelsgewijze meting moet worden voorafgegaan, hoeksmeting. hetzij door eene driehoeksmeting, hetzij door eene veelhoeksmeting, naar gelang de toestand van den bodem zulks vordert. Nulpunt van Abt. 5. (Oude redactie). De meridiaan over een punt, dat uit het assenstelsel. aar)j nje^- iicht aan verplaatsing onderhevig is, wordt als eerste meridiaan; de lijn, loodrecht door dat punt op dien meridiaan getrokken, als eerste perpendiculair aangenomen. (Nieuwe redactie Stb. 1878 N°. 104). De in het vorige artikel bedoelde driehoeks- of veelhoeksmeting wordt verbonden aan de driehoeksmetingen van den geographischen dienst of van die der militaire verkenningen, door ten minste twee punten daarvan in eerstgenoemde op te nemen. De punten van de driehoeks- of veelhoeksmeting worden naar dezelfde coördinaten-assen berekend en in kaart gebracht, als gebruikt zijn voor den geographischen dienst of voor die der militaire verkenningen. Waar geene metingen van den geographischen dienst of militaire verkenningen hebben plaats gehad, wordt de meridiaan over een punt, dat uit zijn aard niet licht aan verplaatsing onderhevig is, als eerste meridiaan, — de lijn loodrecht door dat punt op dien meridiaan getrokken, als eerste perpendiculair aangenomen. Plans en Abt. 6. Na afloop der voor de driehoeks- of veelhoeksmeting registers van vereischte werkzaamheden, worden de volgende, voor het kantoor driehoeksmeting, van bewaring bestemde, stukken vervaardigd, als: le. een plan van driehoeks- of veelhoeksmeting; 2e. een register van driehoeks- of veelhoeksmeting. Het register vermeldt de coördinaten van al de getrianguleerde of gepolygoneerde punten. Veldwerk. Abt. 7. De veldaanteekeningen worden op papier van goede hoedanigheid gesteld; zij worden met de meest mogelijke duidelijkheid geschetst en in zwarten inkt overgetrokken. Minuutplan. Abt. 8. Van elke sectie wordt een afzonderlijk minuütplan op gemaakt. De bladen, waaruit het bestaat, worden naar volgorde genummerd. De nummering der bladen van elke sectie begint met het cijfer 1. m Abt. 9. De kaarteering geschiedt op vellen deugdelijk papier van gelijke grootte en behoorlijk met linnen omzoomd. Abt. 10. Het minuutplan wordt, naarmate de bodem meer of Schaal, minder sterk is geparcelleerd, gekaarteerd op de schaal van 1 a 1000 of 1 a 2000. Blijkt het echter, dat voor sommige terreinen eerstgenoemde schaal niet voldoende is voor een behoorlijk overzicht en voor de bijwerking, dan wordt op de schaal van 1 a 500 gekaarteerd. Abt. 11. Al de bladen worden zooveel mogelijk ten volle Noord Aanleg van de gericht. blïdenHet Noorden wordt aangeduid door een pijl. Abt. 12. Elk blad van het minuutplan wordt voorzien van in blauwen inkt te trekken ruiten (vierkanten), elk ter grootte van een vierkante decimeter. De zijden der ruiten worden gevormd door den eersten meridiaan, door de eerste perpendiculair en door aan deze evenwijdige lijnen. Abt. 13. De afstand tot den meridiaan en tot de perpendiculair wordt bij elk der bij het voorgaande artikel bedoelde lijnen aangeteekend. De aanteekening geschiedt met rooden inkt. Abt. 14. De ruiten op elk blad worden voorzien: le. van den linker- naar den rechterbovenhoek der kaart van de letters A, B, enz.; 2e. van den linkerbovenhoek naar den linkerbenedenhoek van de cijfers 1,2, enz. De letters en cijfers worden rechtstandig geplaatst. Abt. 15. De punten van driehoeks- of veelhoeksmeting worden Coördinaten, met behulp van de zijden der ruiten, volgens hunne coördinaten op de bladen van het plan gebracht. Abt. 16. De in het voorgaande artikel bedoelde punten worden Aanduiding der in blauwen inkt op het perceelsgewijze minuutplan met het tee- panlea' ken * aangeduid.' Meetlijnen. Abt. 17. Op de bladen worden geene meetlijnen overgebracht, dan na verificatie door den ingenieur van de wijze en de juistheid van den aanleg. Abt. 18. De meet- en andere lijnen, gaande over bladen naar punten, welke niet op die bladen voorkomen, worden daarop ge«• bracht door de abcissen en ordinaten te berekenen van de punten, waar die lijnen de buitenste ruitlijnen van het blad snijden. Aanduiding der Abt. 19. De scheidingen der perceelen worden met volle lijnen scheidingen. (Q j Perceelen. Abt. 20. Als afzonderlijke perceelen worden beschouwd die stukken grond, welke door dezelfde personen worden bezeten of althans waarop dezelfde zakelijke rechten worden uitgeoefend. Hoewel aan denzelfden persoon behoorende, worden evenwel als afzonderlijke perceelen opgemeten zoodanige gedeelten van het terrein, die bepaald zijn door vaste of natuurlijke scheidingen of die een verschillenden cultuurtoestand hebben, zoomede de gedeelten van wegen en wateren, die een afzonderlijken naam dragen. Gedeelten van perceelen in verschillende sectiën gelegen, worden elk als afzonderlijk perceel beschouwd. Woningen van bamboe opgetrokken, worden niet op de kaart gebracht. Wat zyn geen Art. 21. Als scheidingen worden niet beschouwd wegen of voetscheidingen. paden) niet door 8iooten van de aangrenzende landen afgescheiden, en alleen dienende tot uit- of overweg, evenmin greppels, dienende tot afwatering of besproeiing, noch kaden, indien deze niet tevens de grenzen der eigendommen aanduiden. Vestingwerken. Abt. 22. Van vestingwerken en gronden daartoe behoorende, wordt alleen de omtrek in kaart gebracht. Aanduiding van Abt. 23. Gebouwen, wateren en openbare wegen worden met gebouwen eeQ ^ gekleurd te weten: bruggen enz. gebouwen, rood (karmijn); water, blauw (pruis. blauw); wegen, geelachtig bruin. Abt. 24. Sluizen, bruggen en dergelijke worden geteekend op dezelfde wijze als dit op het topographisch bureau van het Departement van Oorlog te Batavia plaats heeft. Abt. 25. De sectie- en bladscheidingen, alsmede de grenzen der Sectie- en bladplaatselijke benamingen worden van kleuren voorzien of door kleu- SCBeidln6enren aangeduid. / 1 f De kleuren worden zoodanig gekozen, dat de afscheiding der sectiën duidelijk is. De kleuren der sectiescheidingen worden wel, die der bladscheidingen en der grenzen van plaatselijke benamingen niet uitgewasschen. De kleur, bij bladscheidingen aan te brengen, moet de dubbele breedte hebben van die, waarmede de plaatselijke benamingen worden aangeduid. Abt. 26. De grenzen der afdeeling worden van eene paarse uit- Afdeelin»gewasschen kleur voorzien. grenzen. De plaats, waar twee aangrenzende afdeelingen te zamen komen, wordt duidelijk door het teeken —.—.—. aangewezen. Abt. 27. De aanduiding van aangrenzende afdeelingen, sectiën schrift en en bladen; de letters der sectiën; de namen van buurten, kam beschrijving, pongs, wegen, rivieren, vaarten, enz. worden géschreven met eenvoudige, nette letters (druk of batard schrift), in grootte verschillende, naarmate van hetgeen zij aanwijzen. Abt. 28. Het gebruiken van letters van buitengewone grootte verbod tot of van bijzonderen vorm is evenals het gebruiken van versierde m>°delooze 14-1. u a opsiering, letters verboden. Het aanbrengen van schaduwkanten langs gebouwen, wateren, wegen, enz. of het aanduiden van schaduwzijden door dikkere lijnen dan de overige, het gebruik van kleuren voor andere aanwijzing dan bij art. 23, 24 en 25 is bedoeld, in één woord al hetgeen zonder eenig nut slechts strekken kan tot opsiering van het plan, hetwelk alleen door nauwkeurigheid en netheid'zich moet onderscheiden, wordt achterwege gelaten. Nommering Abt. 29. De perceelen worden sectiesgewijze genummerd, zooer perceeen. ^&n^ ^ de nummering, aanvangende met N°. 1, een onafgebroken volgorde uitmaakt. Het gebruik van bisnummers is verboden. Het nummer wordt zooveel mogelijk in het midden van het perceel geplaatst. Aet. 30. De perceelen, welke op meer dan één blad voorkomen, worden genummerd op het blad, dat het laagste volgnummer draagt. Op de volgende plans, waarop mede een gedeelte van zoodanig perceel is afgebeeld, wordt het nummer herhaald in rooden inkt. In perceelen, welke op meer dan een blad voorkomen, wordt het nummer niet in het midden, maar nabij de bladscheiding gesteld. Schaal. Aet. 31. Elk blad wordt voorzien van eene schaal van twee decimeters lengte. Die schaal wordt verdeeld in vakken, vertegenwoordigende honderd meters. Het linkervak wordt verdeeld in vakken van 10 tot 10 meters, waarvan het meest rechts geplaatste nog wordt gesplitst in afdeelingen van meter tot meter. De schaal wordt geplaatst aan de benedenzijde der kaart. Verklaringen. Art. 32. Aan de linkerbovenzijde van elk blad wordt geschreven: Gewest Afdeeling in sectiën. Sectie in bladen. Blad De naam der afdeeling, de letter der sectie en het nummer van het blad'der sectie worden herhaald in den rechterbovenhoek der kaart. Art. 33. Aan de beneden linker- en rechterzijde van het blad worden, indien de ruimte zulks toelaat, geschreven de volgende verklaringen: a. aan de linkerzijde: Opgemeten en gekaarteerd door of onder toezicht van mij landmeter der klasse van het kadaster; den 18 b. aan de rechterzijde: Onderzocht en goedgekeurd door mij ingenieur der klasse van het kadaster. den 18 Abt. 34. Nadat al de kaarten der afdeeling zijn voltooid, wor- Doorloopend den al de bladen naar volgorde genummerd, beginnende met sectie """"dM** A le blad. Het nummer wordt geplaatst in den linkerbovenhoek van de keerzijde der kaart. Abt. 35. Dadelijk na de voltooiing van het plan eener sectieinhoudsberekedoet de ingenieur de berekening van den vlakken inhoud verrich- nmg' ten. Die berekening geschiedt perceels- en bladsgewijze. Tusschen beide berekeningen mag hoogstens een verschil van 1/400 bestaan. De uitkomsten der berekeningen, alsmede de gegevens, waardoor die uitkomsten verkregen zijn, worden in een register verzameld. Abt. 36. Na afloop dier berekening stelt de landmeter, die met Aanwijzend de meting der sectie belast was, een aanwijzend tableau samen. tabIean- Dit tableau moet voor elk perceel bevatten: 1*. het nummer; 2e. de ligging op de kaart; 3e. de plaatselijke benaming; 4e. de soort van eigendom; 5e. den vlakken inhoud; 6e. de opgave omtrent de personen, die zakelijk recht op het goed uitoefenen, voor zoover daarvan den landmeter gebleken is. Abt. 37. Van elk blad van het minuutplan, bedoeld bij art. 8, Kopieën, worden dadelijk na zijne voltooiing 3 kopieën vervaardigd, t. w.: le. het bijblad; 2e. het nette plan; 3e. de zak- of veldatlas. Bijblad. Art. 38. Het bijblad (vervolg van het minuutplan) strekt, om met de meest mogelijke nauwkeurigheid den actueelen omtrek en de actueele gedaante weêr te geven van al de perceelen, welke sedert het arresteeren van het minuutplan een of meermalen veranderingen hebben ondergaan. Art. 39. Op elk aan te leggen bijblad moeten voorkomen: le. de omschrijving; 2*. de ruiten met de letters, cijfers en afstanden; 3e. in licht grijzen inkt, de omtrek van al de perceelen. Nette plan en Art. 40. Het nette plan en de zakatlas zijn volkomen kopieën zakatlas. van het minuutplan, met uitzondering van de verklaring aan den voet der bladen van het minuutplan, bedoeld bij art. 33, welke op al de bovenbedoelde kopieën vervangen wordt door: Voor kopie conform den 18 De landmeter der klasse van het kadaster. Het nette plan en de zakatlas worden steeds in overeenstemming gehouden met het terrein. Art. 41. Het nette plan strekt tot raadpleging voor het publiek en tot de vervaardiging van aangevraagde kopieën of uittreksels. Art. 42. De zakatlas is bestemd ten gebruike van de landmeters en van de schatters bij hunne opnemingen te velde. Art. 43. In den rechterbovenhoek onder de verkorte aandui ding, bedoeld in art. 32, wordt geschreven op het nette plan „Nette plan", op den zakatlas „Zakatlas". verzamelkaart Art. 44. Nadat de kaarteering van al de sectiën is afgeloopen, wordt een verzamelkaart der afdeeling vervaardigd. Art. 45. De verzamelkaart moet bevatten eene duidelijke voor- stelling van den omtrek der afdeeling, van de indeeling in sectiën en bladen en van de voornaamste wegen, rivieren, vaarten, gebouwen, enz. Zij wordt gekaarteerd op één blad en op eene schaal, die alsdan zal blijken de meest geschikte te zijn. Abt. 46. De verzamelkaart wordt, in tegenstelling met de perceelsgewijze plans, topographisch opgewerkt en ten volle Noord gericht. • Abt. 47. Aan de linkerbovenzijde van de verzamelkaart wordt een titel geplaatst van den volgenden inhoud: Verzamelkaart van de afdeeling der residentie opgemeten in de jaren door de landmeters van het kadaster Aan de rechterbenedenzijde wordt geplaatst de volgende verklaring: Onderzocht en goedgekeurd: den 18 De Ingenieur, Abt. 48. Op de verzamelkaart wordt op ongeveer een decimeter, onder de namen der landmeters, een schaal geplaatst van twee decimeters lengte en verdeeld in vakken aangevende honderd meters; het linkervak wordt.nog verdeeld in tien gelijke deelen. Abt. 49. De verzamelkaart wordt niet voorzien van ruiten. Alleen wordt daarop de eerste meridiaan en de eerste perpendiculair in blauwen inkt aangeduid. Abt. 50. De perceelsgewijze meting geschiedt door landmeters Perceelsgewijze en adjunct-landmeters. me Ing" De laatstgenoemden worden zooveel noodig door den ingenieur aan de landmeters toegevoegd. Abt. 51. Ieder adjunct-landmeter is ondergeschikt aan den land-Ondergeschiktmeter, bij wien hij is werkzaam gesteld. Verantwoorde- Aet. 52. De landmeters zijn verantwoordelijk voor de deugdee' lijkheid van het werk der aan hen toegevoegde adjunct landmeters. Conduitestaten. Jaarlijks zenden eerstgenoemden aan den ingenieur een rapport in omtrent den ijver, de geschiktheid, den aanleg en de bekwaamheid van ieder der onder hun toezicht werkzaam zijnde adjunctlandmeters. Sectiesgewijzc Art. 53. De perceelsgewijze meting geschiedt sectiesgewijs. De ingenieur draagt zorg, dat sectiën, waarvan in het belang van den staat en van het publiek eene spoedige behandeling wenschelijk is, het eerst worden afgedaan. Kennisgeving Abt. 54. Alvorens met de opmeting eener sectie aan te vaügen, aan het bestuur. geeft de ingenieur hiervan kennis aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, onder opgave van den naam van den landmeter met de meting belast en van de grenzen binnen welke de sectie is begrepen. Tusschenkomst Abt. 55. Wanneer de hulp of inlichting van hoofden der Inland vanhet tuur. 8c^e bevolking of van vreemde oosterlingen of van andere ambtenaren, ondergeschikt aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, noodig wordt geacht, wordt aan dien hoofdambtenaar verzocht de noodige bevelen daaromtrent te geven of te doen geven. Bgstand in Art. 56. Bij het bestaan van verschil over de grens tusschen grensgeschillen. perceelen, tracht de landmeter de eigenaren tot eene minne lijke schikking te bewegen. Boeking in Indien de daartoe aangewende pogingen vruchteloos blijven, consorten. worden Deide perceelen onder één nummer op de kaart gebracht en in het later te omschrijven aanwijzend tableau geboekt ten name van één der eigenaren en consorten. Afscheiding van Abt. 57. De grenzen der Bijksgronden en der onbeheerde eigenRjjksgrondcn. dommen woraen, voor zooverre zij te velde onzichtbaar zijn, door den betrokken landmeter in overleg met den ingenieur en na raadpleging der titels van eigendom, door blijvende teekenen op het terrein zichtbaar gemaakt, BIJBLAD N°. 3308. Gouvernements besluit dd. 5 September 1878 N°. 59. Modellen en Gelet op het besluit van 15 Maart 1876 S», 32, waarbij "'^^'2?^" ging werd verleend om exemplaren te doen drukken van twee derDoekhouding. destijds aan de Begeering door den Directeur van binnenlandsch bestuur bij zijne missive van 1 Februari 1876 N°. 1065 ter arresteering aangeboden modellen voor de registers der kadastrale boekhouding, ontworpen door den bewaarder van het kadaster; Gelezen de missives: o. van den Directeur van binnenlandsch bestuur van 11 April 1878 N°. 3884, waarbij de hiervoren bedoelde modellen weder worden aangeboden met die, welke sedert zijn ontworpen door den Ingenieur van het kadaster en toegelicht in diens aan den Directeur van binnenlandsch bestuur gericht schrijven van 16 November 1877 N°. 90; b. van den Directeur van justitie van 23 Mei 1878 N°. 2833, naar aanleiding van den brief van den Gouvernements-secretaris van 4 Mei te voren N°. 698; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Overwegende: dat de denkbeelden, door den Ingenieur van het kadaster in zijn aangehaald schrijven ontwikkeld, ten aanzien van het doel, dat met de daarstelling van een kadaster in Nederlandsch-Indië voorloopig wordt beoogd, namelijk de meest mogelijke rechtszekerheid aan den eigendom te verschaffen, alleszins juist zijn, en dus de daarop gegronde voorstellen ten zeerste aanbeveling verdienen; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen: a. dat in het hierbij vastgestelde formulier N°. 1 zullen worden Form. 1. opgenomen de in art. 36 van Staatsblad 1875 N°. 183 bedoelde ^mIT*1 gegevens voor het aanwijzend tableau, welke door den landmeter verzameld worden, benevens de volgende door den bewaarder in te vullen gegevens, als: 1°. verwijzing naar het oude verpondingsnummer en de overeenkomstige kenmerken van het oude kadaster, of, waar geene blokkaarten bestaan, van die, voorkomende op de betrekkelijke meetbrieven; 2e. dagteekening en nummer van den laatsten rechtstitel; 3e. de namen van hen, die volgens de officieele bescheiden een zakelijk recht op den grond uitoefenen; Fonn. 2. ö. dat, alvorens tot de definitieve invulling der kadastrale boek- ■nnisgcving. houding wordt overgegaan, aan de voorloopig te boek gestelde eigenaren enz. door den Ingenieur van het kadaster zal worden uitgereikt eene kennisgeving in den vorm van het hierbij vastgestelde formulier N°. 2, waarbij de bedoelde eigenaren enz. worden uitgenoodigd, om, na in die kennisgeving te hebben ingevuld wat van hen volgens aanwijzing wordt verlangd, het stuk in persoon of door tusschenkomst van een gemachtigde in te leveren ter plaatse en ten tijde, als daarin wordt vermeld, en tevens inzage te geven van alle bewijzen van eigendom of andere zakelijke rechten, die betrekking hebben op de in de kennisgeving bedoelde perceelen; zullende de hiervoren bedoelde kennisgeving voor vreemde oosterlingen en inlanders gesteld worden in het maleisch. Ten tweede: Vast te stellen: o. voor de kadastrale boekhouding: Form. 3. le. een hoofdregister der kadastrale boekhouding, bevattende Hoofdregister. secties- en volgnummersgewijze eene volledige omschrijving der kadastrale perceelen (formulier N°. 3); Form. 4. 2e. een alphabetische naamlijst der eigenaren, houders van het Naamlijst. recht van opstal, erfpachters en vruchtgebruikers, bevat¬ tende bij ieders naam de sectie, letters en nummers der daarop geboekte perceelen (formulier N°. 4), welke naamlijst in drie afdeelingen zal worden opgemaakt als: één voor Europeanen en daarmede gelijkgestelden; één voor Inlanders, Arabieren en andere vreemde oosterlingen, uitgezonderd Chineezen, en één voor Chineezen; 3e. een register voor de verwijzing, bij elk oud verpondings- Form; 5 a Verwijzingsnummer, naar de overeenkomstige kadastrale perceelen (for- register. muiier N°. 5); 6. voor de bijhouding van het kadaster: 1°. een aanteekeningsregister van de mutatiën in den eigendom form. 6enz. (formulier N°. 6); 2e. een aanteekeningsregister van de mutatiën in den bodem Form. 7. (formulier N°. 7); 3°. een staat, houdende uitkomsten der metingen, tengevolge Form. 8. van mutatiën in den bodem (formulier N°. 8); 4C. een hulpkaart,. houdende de teekening enz. der nieuwe per- Form. 9. ceelen (formulier N°. 9). Afschrift, enz. STAATSBLAD 1879 N°. 164. Opheffing van de statistieke opname. Werkkring B e g e 1 i n g van den werkkring van het kadaster. * itodaeter Gouvernements besluit dd. 10 Mei 1879 N°. 4. (Verkort W. v. De statistieke opname wordt opgeheven en het technisch perso- Q- K) neel bij het kadaster ingedeeld. Eerstelijk: Krachtens machtiging des Konings, met intrekking van de besluiten van 2 November 1864 N°. 31 (Staatsblad N°. 166) • en 6 Mei 1867 N°. 29 (Staatsblad N°. 63), te bepalen: f. De statistieke opname van Java en de kadastraal-statistieke bureaux worden opgeheven. II. Tot den werkkring van het kadaster behoort: 1°. De vervaardiging van kaarten van hoofdplaatsen van gewesten Hoofdplaatsen, en afdeelingen op Java en Madoera op den voet van de bepalingen in Staatsblad 1875 N°. 183 en 1878 N°. 104. 2°. De vervaardiging van kaarten van de overige gedeelten van Binnenlanden. Java en Madoera (de residentiën Djokjakarta en Soerakarta en de regentschappen Madoera en Soemenep uitgezonderd); met dien verstande, dat de grenzen der individueel bezeten gronden alleen dan op de kaarten worden gebracht, wanneer op die gronden een zakelijk recht is gevestigd, hetzij op de wijze bepaald in Staatsblad 1834 N°. 27, hetzij op die bepaald in Staatsblad 1872 N°. 117. Voorschriften omtrent deze kaarten worden nader vastgesteld. Dienst Tan 30. jje werkzaamheden, voor zooveel betreft Java en Madoera, op- Gouvernements r landmeter. gedragen aan de gouvernements landmeters bij de instructie in Staatsblad 1837 N°. 3 en 1863 N°. 158. De sommen voor die werkzaamheden in rekening te brengen worden in 's lands kas gestort. Voor elk gewest of voor een gedeelte daarvan wordt afzonderlijk bepaald op welk tijdstip de overgang van de functiën dezer landmeters op het kadaster plaats heeft. Bpouding der 4°. De bijhouding van de kaarten der statistieke opname en der kaarten daarbij behoorende stukken. III. De verzameling van statistieke gegevens, opgedragen aan het personeel van de statistieke opname of van de kadastraal statistieke bureaux, voor zoover zij niet betreft de gegevens door meting verkregen, geschiedt voortaan door de zorg van de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur, volgens nader te geven voorschriften. Plaatsing Tan Ten tweede: De Directeur van binnenlandsch bestuur bepaalt de ambtenaren . . Tan hetKadas- m welke der door de Kegeermg voor de kadastrale opneming aanter door den gewezen gewesten of in welke der gewesten, waar de bijhouding Directeur Tan Binnenlandsch moet plaats hebben, de ambtenaren en beambten van het kadaster Bestuur, werkzaam worden gesteld. Ten derde: enz. N. B. § III sub 3 van bovenbedoeld Gouvernements besluit is niet in het Staatsblad opgenomen en luidt: Ten derde: Met de leiding der werkzaamheden van het kadaster wordt onder de bevelen van den Directeur van binnenlandsch bestuur belast, de Ingenieur der le klasse van het kadaster F. Vebstltnen. STAATSBLAD 1884 N°. 21. Kadastreering van Madoera. üitbreidiBgTan den werkkring Gouvernements besluit dd. 16 Februari 1884 N°. 12. ym net Eerstelijk: Onder nadere goedkeuring des Konings, met aan- Kadaster, vulling van art. 1 § II ten 2e van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Stb. N°. 164), te bepalen, dat ook de vervaardiging van kaarten van de regentschappen Madoera en Soemenep der residentie Madoera tot den werkkring van het kadaster behoort. Ten tweede: Te bepalen, dat de residentie Madoera kadastraal zal worden opgemeten. Gouvernements besluit dd. 17 Juli 1894 N°. 12. TSdeUjke uit- . breidingen van Den Directeur van binnenlandsch bestuur te machtigen om, inQen webring overleg met den Ingenieur belast met de leiding van den kadastra- Tan net KadasUr. len dienst in Ned.-Indië, een landmeter of adjunct-landmeter van het kadaster en een drietal mantris tijdelijk te plaatsen in de residentie Riouw en Onderhoorigheden ten behoeve van de kadastrale opname der hoofdplaats Tandjoeng Pinang, met uitnoodiging enz. Gouvernements besluit dd. 5 September 1896 N°. 5. Eerstelijk: Den Directeur van binnenlandsch bestuur te machtigen om door het krachtens het besluit van 17 Juli 1894 N°. 12 tijdelijk in de residentie Riouw en Onderhoorigheden geplaatst personeel van het kadaster het rechtstreeks Gouvernements grondgebied in de afdeeling Tandjoeng Pinang buiten de hoofdplaats van genoemd gewest en dat ter hoofdplaats Ringat en omstreken (afdeeling Indragiri) kadastraal te doen opnemen, met uitnoodiging enz. Gouvernements besluit dd. 3 December 1894 N°. 10. Den Directeur van binnenlandsch bestuur te machtigen om het thans met het opmeten en in kaart brengen van de apanages der dessahoofden in de residentie Bantam belaste personeel van het kadaster, na afloop dier werkzaamheden, tijdelijk te plaatsen in het gouvernement Snmatra's Westkust ten behoeve van de kadastrale opneming der hoofdplaats Padang, met uitnoodiging enz. Gouvernements besluit dd. 25 Juli 1895 N°. 19. Eerstelijk: Te bepalen dat in de residentie Soerakarta de hoofdplaats, met uitzondering van den kraton en zijne ap- en dependenties en van de Mangkoe Negaran, zoomede de afdeelingshoofdplaatsen kadastraal zullen worden opgemeten. Ten tweede: enz. Gouvernements besluit dd. 17 October 1898 N°. 2. Eerstelijk: Te bepalen, dat in de residentie Djokdjakarta de hoofdplaats kadastraal zal worden opgemeten, voor zooverre betreft de perceelen, waarvan volgens algemeene verordeningen bewijzen van eigendom of een of ander zakelijk recht zijn opgemaakt. Ten tweede: enz. Voor zooverre betreft het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden is bepaald bij: Gouvernements besluit van 13 September 1895 N°. 1. Eerstelijk: Den Directeur van binnenlandsch bestuur te machtigen om, in overleg met den Ingenieur chef van den kadastralen dienst in Ned.-Indië, 5 Mantris tijdelijk te plaatsen in het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden ten behoeve van de kadastrale opmeting der zoogenaamde kasoegian-velden in de onderafdeelingen Pangkadjene, Maros en Segeri (Afdeeling Noorderdistricten). Ten tweede: enz. Gouvernements besluit van 29 Februari 1896 N°. 23. Machtiging te verleenen om door het krachtens art. 1 van het besluit van 13 September 1895 N°. 1 ten behoeve van de kadastrale opname der zoogenaamde kesoegian-velden in de onderafdeelingen Pangkadjene, Maros en Segeri, afdeeling Noorderdistricten van het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden, geplaatst per soneel van het kadaster, gedurende den tijd dat dit geene met. bedoelde kadastrale opname in verband staande werkzaamheden kan verrichten, aan het gouvernement toebehoorende sawahs in de afdeeling Makasser, onmiddellijk buiten de hoofdplaats van genoemd gewest, zoomede de aan die sawahs grenzende particuliere landerijen, kadastraal te doen opmeten, met uitnoodiging enz. Gouvernements besluit dd. 23 Juli 1896 N°. 11. Ten vervolge van het besluit van 29 Februari 1896 N°. 23 machtiging te verleenen om door het in art. 1 van het besluit van 13 September 1895 N°. 1 vermeld personeel van het kadaster de hoofdplaats Makasser kadastraal te doen opmeten gedurende den tijd, dat het personeel geene werkzaamheden kan verrichten in verband staande met de bij de aangehaalde besluiten bedoelde kadastrale opname der zoogenaamde kesoegian-velden in de onderafdeelingen enz. en die aan het gouvernement toebehoorende sawahs in de afdeeling Makasser onmiddellijk buiten de hoofdplaats van genoemd gewest, zoomede die aan die sawahs grenzende particuliere landerijen, met uitnoodiging enz. Gouvernements besluit dd. 9 Augustus 1899 N°. 13. Ten vervolge van het besluit van 23 Juli 1896 N°. 11, machtiging te verleenen om door het daarbij bedoeld personeel van het kadaster de buiten de afdeeling Noorderdistricten in de Gouvernementslanden van het gouvernement Ce 1 ebes en Onderhoorigheden gelegen, den lande toebehoorende ornaments-velden, tuinen, vijvers, bosschen en dergelijke te doen opmeten, in kaart brengen en registreeren, met uitnoodiging enz. BIJBLAD N°. 3431. Gouvernements besluit dd. 4 Augustus 1879 N°. 7. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte voorschriften tot regeling van de details der kadastrale metingen, bedoeld bij II, N°. 2 van artikel 1 van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Staatsblad N°. 164). Afschrift enz. N. B. Alhoewel ingtrokken zijn deze voorschriften hier opgenomen, daar zij ten grondslag hebben gestrekt van de kadastreering in de meeste residenties en, in afwijking van het bepaalde bij Stb. 1879 N°. 164 eerstelijk sub I ten le, ook van de meeste hoofdplaatsen van gewesten en afdeelingen. Voorschrif- VOORSCHRIFTEN tot regeling van de détails der kadastrale me ten voop ?e tingen, bedoeld bij II N°. 2 van artikel 1 van metingen in de binnen- het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 Staatsblad landen. N°. 164. (Verkort V. M. B.) Gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 4 Augustus 1879 N°. 7, Bijbl. N°. 3431, gewijzigd bij Gouvernements besluit van 30 April 1883 N°. 30, Bijbl. N°. 3881; ingetrokken bij Gouvernements besluit dd. 18 Juni 1890 N°. 6, Bijbl. N°. 4576. Art. 1. Kadastrale metingen in het binnenland worden alleen bewerkstelligd in de residentiën, waar de triangulatiën van de geographische en topographische diensten hebben plaats gehad, en de punten van driehoeksmeting zijn verzekerd. Kadastrale Art. 2. Zooveel mogelijk zal elke kadastrale afdeeling bestaan a ee mg. ^ gen district of onderdistrict. üessagrenren. Art. 3. Aan de opmeting daarvan gaat vooraf de afbakening en vaststelling van de grenzen van het gebied der verschillende dessa's. Die afbakening geschiedt door de dessahoofden in tegenwoordigheid van een der ambtenaren of beambten van het kadaster, die van den loop der grenslijnen een proces-verbaal met daarbij behoorend schetskaartje opmaakt. Dit proces-verbaal wordt in het Maleisch geschreven en getee- kend door de betrokken dessahoofden en den ambtenaar of beambte van het kadaster. Art. 4. Op plaatsen waar de dessagrenzen door wildernis, moeras, enz. loopen, en derhalve slechts bij benadering zijn bepaald, moet, zoowel om de meting te vereenvoudigen, als om het behoud der grenzen gemakkelijk te maken, bij de afbakening er naar gestreefd worden, de grenzen zoo veel mogelijk uit rechte lijnen te doen bestaan. Art. 5. De kadastrale afdeelingen worden onderverdeeld in SectieTerdee- .... ling. sectiën. Als grenzen der sectiën worden zoo veel mogelijk aangenomen scheidingen, die niet licht aan veranderingen onderhevig zijn, zooals: rivieren, waterleidingen, wegen, enz. Een weg, rivier of waterleiding, die tot grensscheiding eener sectie dient, wordt gerekend te behooren tot de sectie, waarin zij naar volgorde van het alphabet het eerst voorkomen. De verdeeling in sectiën wordt ontworpen door den landmeter met de leiding der opmeting belast. Dit ontwerp wordt den ingenieur van het kadaster toegezonden, die het, van zijne bemerkingen voorzien, aan het Hoofd van gewestelijk bestuur doet toekomen. Na goedkeuring van het Hoofd van gewestelijk bestuur wordt het proces-verbaal definitief opgemaakt en door de drie betrokken ambtenaren ter vaststelling geteekend. Art. 6. De sectiën worden aangeduid door de opvolgende letters van het alphabet, beginnende met de letter A. Art. 7. De perceelsgewijze meting moet worden voorafgegaan Driehoeksme hetzij door eene driehoeksmeting, hetzij door eene veelhoeksme- ll"g "' veel hoeksmelin; ting naar gelang de toestand van den bodem zulks vordert. Art. 8. De in het vorige artikel bedoelde driehoeks- of veelhoeksmeting wordt verbonden aan de driehoeksmetingen van den geographischen dienst of van die der militaire verkenningen, door ten minste twee punten daarvan in eerstgenoemde op te nemen. Art. 14. Van vestingwerken en gronden daartoe behoorendev«*,ingw*r,ieowordt alleen de omtrek in kaart gebracht. Art. 15. Het minuutplan wordt, naarmate de bodem meer of Schaal, minder sterk is geparcelleerd, gekaarteerd op de schaal van 1/10000, 1/5000, 1/2000 of 1/1000. Art. 16. Al de bladen worden zooveel mogelijk ten volle Noord Aanleg der . , , blad™, gericht. Het Noorden wordt aangeduid door een pijl. Art. 17. Elk blad van het minuutplan wordt voorzien van in blauwen inkt te trekken ruiten (vierkanten), elk ter grootte van een vierkante decimeter. De zijden der ruiten worden gevormd door den eersten meridiaan, door den eersten perpendiculair en door aan dezen evenwijdige lijnen. Art. 18. De afstand tot den meridiaan en tot den perpendiculair wordt bij elk der bij het voorgaande artikel bedoelde lijnen aangeteekend. De aanteekening geschiedt met rooden inkt. Art. 19. De ruiten op elk blad worden voorzien: le. van den linker- naar den rechterbovenhoek der kaart van de letter A. B. enz.; 2e. van den linkerbovenhoek naar den linkerbenedenhoek van de cijfers 1, 2, enz. De letters en cijfers worden rechtstandig geplaatst. Art. 20. De punten van driehoeks- of veelhoeksmeting worden coördinaten, met behulp van de zijden der ruiten volgens hunne coördinaten op de bladen van het plan gebracht. Art. 21. De in het voorgaande artikel bedoelde punten worden in blauwen inkt op het perceelsgewijze minuutplan met het teeken * aangeduid. Art. 22. Op de bladen worden geene meetlijnen overgebracht, Meetlijnen. dan na verificatie door den ingenieur van de wijze en de juistheid van den aanleg. Art. 23. De meet- en andere lijnen, gaande over bladen naar punten, welke niet op die bladen voorkomen, worden daarop gebracht door de abcissen en ordinaten, te berekenen van de punten, waar die lijnen de buitenste ruitlijnen van het blad snijden. Aanduiding der Art. 24. De grenzen der perceelen of blokken worden op de grenzen. ^ (() j inkt) aangeduid. Aanduiding van Art. 25. Gebouwen, wateren en openbare wegen worden met brCren, een lichte tint gekleurd, te weten: gebouwen rood (karmijn), water, blauw (pruis. blauw), wegen, geelachtig bruin. Art. 26. Sluizen, bruggen, kaden, voetpaden en dergelijke, worden opgemeten en op de kaarten aangeduid op dezelfde wijze als dit op het topographisch bureau van het departement van oorlog te Batavia plaats heeft, doch vormen geene afzonderlijke perceelen of blokken. Secüe-.blad-en Art. 27. De sectie- en bladscheidingen alsmede de grenzen der andere dessagebieden en plaatselijke benamingen worden van kleuren scheidingen. & voorzien of door kleuren aangeduid. De kleuren worden zoodanig gekozen, dat de afscheiding der sectiën duidelijk is. De kleuren der sectie-scheidingen worden wel, die der blad-scheidingen en der grenzen van plaatselijke benamingen niet uitgewasschen. De kleur, bij bladscheidingen aan te brengen, moet de dubbele breedte hebben van die, waarmede plaatselijke benamingen worden aangeduid. Art. 28. De grenzen der afdeeling worden van eene paarse uit gewasschen kleur voorzien. De grenzen der dessagebieden worden door eene niet uitgewas- • schen paarse kleur aangeduid. De plaats, waar twee aangrenzende afdeelingen te zamen komen, wordt duidelijk door het teeken —.—.—. aangewezen. Abt. 29. De aanduiding van aangrenzende afdeelingen, sec- Schrift en beschrijving. tien en bladen; de letters der sectiën; de namen van buurten, kampongs, wegen, rivieren, vaarten enz. worden geschreven met eenvoudige, nette letters (druk of batard schrift) in grootte verschillende, naarmate van hetgeen zij aanwijzen. Abt. 30. Het gebruiken van letters van buitengewone grootte Verbod tot of van bijzonderen vorm is evenals het gebruiken van versierde opsiering letters verboden. Het aanbrengen van schaduwkanten langs gebouwen door dikkere lijnen dan de overige, het gebruik van kleuren voor andere aanwijzing dan bij artikelen 25, 26, 27 en 28 is bedoeld, in één woord al hetgeen zonder eenig nut slechts strekken kan tot opsiering van het plan, hetwelk zich alleen door nauwkeurigheid, duidelijkheid en netheid moet onderscheiden, moet worden achterwege gelaten. Abt. 31. De perceelen en blokken worden sectiesgewijze ge-Nommeringder nummerd, zoodanig dat de nummering aanvangende met N°. 1 een fe™e*en en ° blokken. onafgebroken volgorde uitmaakt. Het gebruik van bis-nummers is verboden. Het nummer wordt zooveel mogelijk in het midden van het perceel of blok geplaatst. Abt. 32. De perceelen, welke op meer dan een blad voorkomen, worden genummerd op het blad, dat het laagste volgnummer draagt. Op de volgende plans, waarop mede een gedeelte van zoodanig perceel is afgebeeld, wordt het nummer herhaald in rooden inkt. In perceelen, welke op meer dan één blad voorkomen, wordt het nummer niet in het midden maar nabij de bladscheiding gesteld. Abt. 33. Aan de linkerbovenzijde van elk blad wordt geschre- Verklaringen, ven: Gewest .. Afdeeling in sectiën sectie in bladen Blad op de schaal van: De naam der afdeeling, de letter der sectie en het nummer van het blad der sectie worden herhaald in den rechterbovenhoek der kaart. Art. 34. Aan de beneden linker- en rechterzijde van het blad worden, indien de ruimte zulks toelaat, geschreven de volgende verklaringen: a. aan de linkerzijde: Opgemeten en gekarteerd door of onder toezicht van mij lcndmeter der klasse van het kadaster. den L» .... b. aan de rechterzijde: Onderzocht en goedgekeurd door mij ingenieur der klasse van het kadaster. den 18 .... inhondsbereke- Art. 35. Dadalijk na de voltooiing van het plan eener sectie nin"5- doet de ingenieur de berekening van den vlakken inhoud verrichten. Die berekening geschiedt perceelsgewijze. De contróleberekening geschiedt door middel der ruiten, waarvan de volle volgens hunne wiskundig juiste grootte, en de gedeeltelijke volgens nauwkeurige uitpassing worden in rekening gebracht. Tusschen beide berekeningen mag hoogstens een verschil van 1/400 bestaan. De uitkomsten der berekeningen, alsmede de gegevens, waardoor die uitkomsten verkregen zijn, worden in een register verzameld. Aanwijzend Art. 36. Na afloop der inhoudsberekeningen wordt voor elke taï)le,u- sectie een aanwijzend tableau samengesteld, volgens een door den directeur van binnenlandsch bestuur vast te stellen formulier, hetwelk moet bevatten voor elk perceel of blok: Het nummer van ieder perceel of blok in volgorde. De ligging op de kaart. Den aard van bebouwing. De plaatselijke benaming. Den vlakken inhoud in hektaren, aren en centiaren en in bouws en o Rijnl. roeden. Voor elk perceel, waarvan een rechtstitel verleend is, den naam van den rechthebbende. De aanduiding van den laatsten rechtstitel door aanhaling van datums en nummers. Verwijzing naar de nieuwe perceelen, waardoor bij mutatie in den bodem de oude vervangen worden, en naar de oude waaruit de nieuwe getrokken zijn. Art. 37. (Vervallen Bijbl. N°. 3881). Art. 38. Het bijblad (vervolg van het minuutplan) strekt, om Bijblad, met de meest mogelijke nauwkeurigheid den aktueelen omtrek en gedaante weêr te geven van al de perceelen, welke sedert ijhet arresteeren van het minuutplan, een of meermalen veranderingen hebben ondergaan. Art. 39. Op elk aan te leggen bijblad moeten voorkomen: le. de omschrijving; 2e. de ruiten met de letters, cijfers en afstanden; 3e. in hard potlood scherp afgetrokken de omtrek van al de perceelen en blokken. Art. 40. (Gewijzigd Bijblad N°. 3881). De zakatlas is een vol- Zakatlas. komen kopie van het minuutplan, met uitzondering van de verklaring aan den voet der bladen van het minuutplan, bij bedoeld artikel 34, welke op de boven bedoelde kopie vervangen wordt door: Voor kopie conform: 18 den De landmeter der .... kl. van het kadaster, De zakatlas wordt steeds in overeenstemming gehouden met het terrein. Abt. 41. (Vervallen Bijbl. N°. 3881). Art. 42. (Gewijzigd Bijbl. N°. 3881). De zakatlassen zijn bestemd voor het gebruik van de ambtenaren van het kadaster en zijn tevens, evenals de minuutplans, ter raadpleging voor het publiek toegankelijk. Abt. 43. (Gewijzigd Bijbl. N°. 3881). In den rechterbovenhoek, onder de verkorte aanduiding bedoeld in art. 33, wordt het woord „zakatlas" gesteld. Verzamelkaart. Abt. 44. Nadat de kaarteering van al de sectiën is afgeloopen, wordt een verzamelkaart der afdeeling vervaardigd. Abt. 45. De verzamelkaart moet bevatten eene duidelijke voorstelling van den omtrek der afdeeling, van de indeeling in sectiën en bladen en van de voornaamste wegen, rivieren, vaarten, gebouwen enz. Zij wordt gekaarteerd op de schaal van 1/10000 of 1/20000, naar gelang van de uitgestrektheid der afdeeling. Abt. 46. Aan de linkerbovenzijde van de verzamelkaart wordt een titel geplaatst van den volgenden inhoud: Verzamelkaart van de afdeeling der residentie opgemeten in de jaren door de landmeters van het kadaster Aan de rechterbenedenzijde wordt geplaatst de volgende verklaring: Onderzocht en goedgekeurd: den 18.... De ingenieur, Art. 47. Op de verzamelkaart wordt, op ongeveer een decimeter onder de namen der landmeters, een schaal geplaatst van twee decimeters lengte en verdeeld in vakken aangevende honderd meters; het linkervak wordt nog verdeeld in tien gelijke deelen. Art. 48. De verzamelkaart wordt niet voorzien van ruiten. Alleen wordt ongeveer in het midden der kaart ééne paralel aan den meridiaan en ééne aan den perpendiculair in blauwen inkt getrokken. Art. 49. Wanneer de hulp of inlichting van hoofden der inland- HulP v»n hel Bestuur. sche bevolking of van vreemde oosterlingen of andere ambtenaren, ondergeschikt aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, noodig wordt geacht, wordt aan dien hoofdambtenaar verzocht de noodige bevelen daaromtrent te geven of te doen geven. Art. 50. Bij het bestaan van verschil over de grens tusschen Bijstand in . , , , , . . , . grensgeschillen. twee perceelen, tracht de landmeter de eigenaren tot eene minnelijke schikking te bewegen. Indien de daartoe aangewende pogingen vruchteloos blijven, Boeking in worden beide perceelen onder één nummer gebracht op de kaart en in het later te omschrijven aanwijzend tableau geboekt ten name van een der eigenaren en consorten. Art. 51. (Gewijzigd Bijblad N°. 3881). Van de triangulatie- Verzekering punten door de kadastrale metingen bepaald, worden alleen de tr p^"^1'6 voornaamste, waarvan het te voorzien is, dat in het vervolg nuttig gebruik gemaakt kan worden, door gemetselde steenen pilaren in den vorm van die van de topogfaphische opname, doch van kleinere afmetingen en met de initialen K T voorzien, verzekerd. De pilaren worden gebouwd op last van de Hoofden van gewestelijk bestuur op aanwijzing van den ingenieur van het kadaster, welke laatste zich overtuigt dat ze ter juiste plaatse zijn gesteld. De ligging der overige punten wordt alleen verzekerd door er hardsteenen ter grootte van + 3 kubieke decimeters tot een hal ven meter beneden den beganen grond te begraven. sa-jajaa Art. 52. De metingen, thans door de gouvernements landmeters Meting buiten verricht, volgens de instructie in Staatsblad 1837 N°. 3 en 1863 Qe kadastrale ' ° afdeelingen. N°. 158, worden, zoodra ze aan het personeel van het kadaster zijn opgedragen, met dezelfde nauwkeurigheid en volgens dezelfde methode verricht, als de overige metingen voor den kadestralen dienst. Verzekering zij worden aan ten minste 3 vaste punten zoodanig verbonden, metendgrenzgen. dat bi.i latere kadastreering van het omliggend terrein deze punten slechts behoeven te worden aangemeten, om het geheel in het nieuwe kadaster te kunnen opnemen. Art. 53. De vaste punten kunnen bestaan in aanwezige triangulatie palen van de geographische en topographische diensten, landhoofden van bruggen, stevige steenen gebouwen, voor dit doel op te riehten steenen pilaren en alle vaste merkteekenen van blijvenden aard. ~ Art. 54. De pilaren worden door belanghebbenden opgericht, bekostigd en onderhouden op den voet van Staatsblad 1874 N°. 262. Veidaanteeke- Art. 55. De hiervan opgemaakte kaarten en veldwerken worBingen en d door den ingenieur onderzocht en bij den landmeter zorgvuldig kaarten van D metingen, bewaard, buiten de kadastrale afdeelingen gelegen. Leiding en ver- Art. 56. Onder den ingenieur wordt een landmeter van het aQlWheid.e^k" kadaster belast met de leiding der werkzaamheden van eene opnemingsectie. De overige daarbij geplaatste ambtenaren en beambten zijn aan hem ondergeschikt. De landmeter met de leiding belast is verantwoordelijk voor den goeden gang en de deugdelijkheid van het werk. Jaarlijks zendt hij aan den ingenieur een rapport omtrent aan leg, ijver, geschiktheid en bekwaamheid van ieder der onder zijne leiding werkzame ambtenaren en beambten. Bepalingen van Eindelijk gedragen zich de chefs der opmetingssectiën, en het hooger hand. oyerige personeel naar de voorschriften, die door den Ingenieur, met de leiding belast, in het belang van den dienst worden gegeven, en niet in strijd zijn met de van hooger hand vastgestelde bepalingen. BIJBLAD N°. 3881. Wijziging. Gouvernements besluit dd. 30 April 1883 N°. 30. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: De voorschriften tot regeling van de details der Kadastrale metingen, vastgesteld bij het besluit van 4 Augustus 1879 N°. 7 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië N°. 3431), te wijzigen als volgt: De artikelen 37 en 41 vervallen; De artikelen 40, 42 en 43 worden gelezen als volgt: Aetikel 40. De zakatlas is eene volkomen kopie van het minuutplan, met uitzondering van de verklaring aan den voet der bladen, welke op de bovenbedoelde kopie vervangen wordt door: Voor kopie conform, den 18 De Landmeter der klasse van het kadaster. De zakatlas wordt steeds in overeenstemming gehouden met het terrein. Artikel 42. De zakatlassen zijn bestemd voor het gebruik van de ambtenaren van het kadaster en zijn tevens, evenals de minuutplans, ter raadpleging voor het publiek toegankelijk. Artikel 43. In den rechterbovenhoek onder de verkorte aanduiding bedoeld in artikei 33 wordt het woord zakatlas gesteld. In de 3de alinea van artikel 51 wordt het woord centimeters vervangen door decimeters. Ten tweede: enz. Bij besluit van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd. 21 Vaststelling van April 1883 N°. 30 is het aanwijzend tableau vastgesteld, bedoeld inhe'™^n'daan" art. 36 van de hier voorafgaande voorschriften. tableau. STAATSBLAD 1880 N°. 147. Regeling van het gebruik, dat van de uitkomsten der kadas- Regelen van trale metingen is te maken in de gerechtelijke akten betrekkelijk Bebruik der , ■itkomsten den eigendom en andere zakelijke rechten op onroerende goederen. van Ka(|a. Ordonnantie van 8 Augustus 1880. «trale metin- (Gewijzigd bij Stb. 1890 N°. 130 en Stb. 1901 N°. 217. Zie be- fl™ i"'6" rechtelijke neden). akten. Te bepalen: [Swkon R. G. K.) eischt. Kadastrale Art. 1. Nadat de opmetingen voor het kadaster in eene kadaskenmerken. afdeeling zijn afgeloopen en het kantoor van bewaring van het kadaster is georganiseerd, worden de in die afdeeling gelegen onroerende goederen, welke het onderwerp uitmaken van eene gerechtelijke akte als bedoeld in artikel 1 der ordonnantie van 21 April 1834 (Staatsblad N°. 27) artikel 1 der ordonnantie van 21 Februari 1873 (Staatsblad N°. 38) en de artikelen 26, 31, alinea 1, en 34 der bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, daarin aangewezen door vermelding van de kadastrale kenmerken, bestaande in: den naam der residentie; den naam der kadastrale afdeeling, en de sectie-létters en nommers, waaronder de perceelen bekend zijn. B8gede.ltelfi.ke Art. 2. Wanneer een onroerend goed bestaat uit een gedeelte kadastrale per-van ^ kadastraal-perceel, behoort tot de stukken, benoodigd voor mê^ri^er-de opmaking der gerechtelijke akte, een meetbrief, zijnde een extract uit het kadastrale plan, waarop de nieuwe grenzen en de meetcijfers, waardoor zij worden bepaald, zijn aangewezen. Die meetbrief wordt vermeld in de gerechtelijke akte en daaraan vastgehecht. Art. 3. De laatst voorgaande omschrijving volgens het nieuwe kadaster wordt vermeld, ingeval een perceel sedert de laatste gerechtelijke akte, waarvan het een onderwerp uitmaakte, een nieuw nommer heeft gekregen. Art. 4. De Gouverneur-Generaal bepaalt voor elke kadastrale afdeeling den dag, waarop de vorenstaande bepalingen in werking treden. Van het onroerend goed, dat voor het eerst na die inwerkingtreding het onderwerp eener gerechtelijke akte uitmaakt, wordt daarin ook het verpondingsnommer vermeld. STAATSBLAD 1890 N°. 130. Ordonnantie dd. 18 Juni 1880, houdende wijziging der ordonnantie in Stb. 1880 N°. 147. (Aangevuld bij Stb. 1901 N°. 217. Zie beneden). Laalstvoorgaande omschrijving. Van toepassing verklaard. Vermelding van het verpondingsnommer. Wijziging. J Eerstelijk: Artikel 1 der ordonnantie van 8 Augustus 1880 (Stb. N°. 147) wordt gelezen als volgt: Nadat de opmetingen voor het kadaster in eene kadastrale afdeeling of in een district zijn afgeloopen en het kantoor van bewaring is georganiseerd, worden de in die kadastrale afdeeling of in dat district gelegen onroerende goederen, welke het onderwerp uitmaken van eene gerechtelijke akte, als bedoeld in artikel 1 der ordonnantie van 21 April 1834 (Stb. N°. 27) artikel 1 der ordonnantie van 21 Februari 1873 (Stb. N°. 38) en de artikelen 26, 31, alinea 1 en 34 der Bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, daarin aangewezen door de vermelding van de kadastrale kenmerken. Die kadastrale kenmerken zijn: le. in de kadastrale afdeelingen, opgemeten ingevolge het bepaalde bij II, sub le, van artikel 1 van het besluit van 10 Mei 1879 N°. (Stb. N°. 164); a. de naam van de residentie; 6. de naam der kadastrale afdeeling, en c. de sectie letters en nommers, waaronder de perceelen bekend zijn; 2e. in de districten opgemeten ingevolge het bepaalde bij II, sub 2* van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Stb. N°. 164); o. de naam van de residentie; Nieuwe kada- b. de naam van de bestuursafdeeling; stralekeu- merken. c. de naam van de dessa, en d. de kadastrale nommers der perceelen. Ten tweede: In de kadastrale afdeelingen, opgemeten volgens Bepalingen van de bij het besluit van 4 Augustus 1879 N°. 7 vastgestelde en bij dat 0Terean«van 30 April 1883 N°. 30 gewijzigde voorschriften en waarop de bepalingen van de ordonnantie van 8 Augustus 1880 (Stb. N°. 147) reeds zijn van toepassing verklaard, worden de kadastrale kenmerken, bedoeld bij artikel 1 van die ordonnantie, bij voortduring gebezigd, tot tijd en wijle de kadastrale stukken dier afdeelingen zijn omgewerkt volgens de voorschriften, vastgesteld blijkens artikel 1 van het besluit van heden N°. 6. STAATSBLAD 1901 N°. 217. Aanvulling. Ordonnantie van 5 Juni 1901, houdende aanvullingen der ordonnantie in Stb. 1890 N°. 130. Te bepalen, dat art. 1 ten 2e, der ordonnantie van 8 Augustus 1880 (Stb. N°. 147), zooals dit artikel thans luidt volgens art. 1 der ordonnantie van 18 Juni 1890 (Stb. N*. 130), wordt gelezen als volgt: 2e. in de districten, opgemeten ingevolge het bepaalde bij II, sub 2e, van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Stb. N». 164); a. de naam van de residentie; b. de naam van de bestuursafdeeling; c. de naam van het district; d. de naam der dessa, en e. de kadastrale nommers der perceelen. Het bepaalde bij Stb. 1880, no. 147 is van toepassing verklaard op navolgende Kadastrale-afdeelingen. Namen der gewesten. Bantam. Batavia. Krawang. Namen der kadastrale afdeelingen. Tijdstip van in werking treding van Stb. 1880 n°. 147, gewijzigd bij Stb. 1890 n°. 130 en Stb. 1901 n°. 217. Java en Madoera. Hoofdplaats Serang. Afdeelingshoofdplaatsen Tjilegon, Pandeglang, Rangkasbetoeng en Menes. Districtshoofdplaatsen Tanara, Anjer-lor, Laboean en de nederzettingen Bantam en Tjaringin. Batavia, Stad- en Voorsteden en Meester-Cornelis. Buitenzorg (land Bloeboer). In het distriet, Sindangkasih, de hoofdplaats Poerwakarta. In het district Krawang de plaatsen Krawang en Kengasdengklok, en 1 Juli 1894. 1 Sept. 1881. 1 Juni 1884. Van toepassing verklaard brj Gouv. besluit, 22 Juni 1894 n". 15. 16 Aug. 1881 n°. 6. 14 April 1884 n°. 18. 1 Oct. 1895. I 9 Sept. 1895 n\ 14. Namen der gewesten. Namen der kadastrale afdeelingen. Tijdstip van in werking treding van Stb. 1880 n". 147, gewijzigd bij Stb. 1890 n°. 130 en Stb. 1901 n*. 217. Krawang. Preanger- Regent- schappen de nederzettingen Tandjoeng-poera, Wanasepi, Kalangsari en Medangasam. In het district Adiarsa de plaatsen Dawoean en Tjüamaja. In het district Tjabangboengin de plaats Tjabangboengin en de nederzettingen Sawah Pisangsambo en Telokbango. In de districten Tjabangboengin en Krawang de nederzetting Tjemara. De hieronder genoemde districten in hun geheel: Van toepassing verklaard hij Gouv. besluit. 1 Oct. 1895. 9 Sept. 1895. n°. 14. Oedj oengbroeng-koelon Oedjoengbroeng-wetan Bandjaran Kopo Tjilokotot Rongga Tjitjalengka Madjalafla Tjipeudjeuh Timbanganten Tjikemboelan Bloeboerlimbangan Maleber Bajabang Peser Tjipoetri Tjiblagoeng Tjikondang Goenoengparang Tjimai Tjitoeroeg 1 Juni 1884. 14 April 1884 n°. 18. Afdeeling Bandoeng. Afdeeling Tjitjalengka Afdeeling Tjiandjoer. 1 April 1887. 16 Feb. 1887 n". 4. 1 Juni 1889. 5 April 1889 n°. 7. 1 Januari 1901. 23 Nov. 1900 n". 26. 1 Juni 1889. 5 April 1889 n°. 7. 1 Januari 1901. 23 Nov. 1900 n°. 26. 1 Juni 1884. 14 April 1884 n". 18. 1 Juli 1894. 22 Juni 1894 n°. 15. 1 Juli 1893. 16 Mei 1893 n\ 23. 1 Januari 1901. 26 Nov. 1900 n". 26. 1 Juni 1884. 14 April 1884 n*. 18. 1 Juli 1893. 16 Mei 1893 n". 23. 1 April 1887. 16 Feb. 1887 n°. 4. 1 Juni 1888. 3 Mei 1888 n°. 1. 1 Januari 1901. 28 Nov. 1900 n°. 26. Namen der gewesten. Namen der kadastrale afdeelingen. Tijdstip van in werking treding van Stb. 1880 n°. 147, gewijzigd bij Stb. 1890 n°. 130 en Stb. 1901 n°.217. Van toepassing verklaard bij Gouv. besluit. Preanger- Tjiheulang Afdeeling Tjiandjoer. Tandjongsari Aiaeemig oubuidu»u6. Regent¬ schappen . Tasikmalaja Singaparna Tjiawi Indihiang Malangbong Soetji Panembong "Wanaradja Afdeeling Tasikmalaja. Afdeeling Limbangan. 1 Juni 1889. 5 April 1889 n°. 7. 1 Jan. 1901. 1 Juli 1893. 1 Juli 1894. Panjeredan Afdeeling Soekapoera- 1 Jan. 1901. KOiOt. en de ondervolgende districten, voor zoover daarvan kadastrale plans zijn vervaardigd: Afdeeling Bandoeng. Afdeeling Tjiandjoer. Tjisondari l Radjamandala I Tjikalong Djampangwetan Plaboean Djampangtengah Djampangkoelon Soemedang Dermaradja Tjonggeang Tjibeureum Dermawangi Pasirpandjang ■Ranrliar Batoewangi Afdeeling Soekapoera- KOlOt. Afdeeling Soemedang. Afdeeling Soekapoera. 1 Jan. 1901. 23 Nov. 1900 n°. 26. 16 Mei 1893 n°. 23. 22 Juni 1894 n°. 15. 23 Nov. 1893 n°. 23. 23 Nov. 1893 n°. 23. Cheribon. .! Tjiamis I Pleret. Dlamblang. . Tjüimoes. Djalaksana. Djatibarang. Hoofdplaats Cheribon. 1 Maart 1886. 1 April 1887. 10 Feb. 1886 n°. 3. 16 Feb. 1887 n°. 4. | | Tfldstip van in werking treding JNamen Namen der kadastrale jan Stb. 1880 Van toepassing der n . 147, gewgzigd vorldnarrl gewesten. afdeelingen. ^8^ 1890 bö Gou™luit. Stb. 1901 n*. 217. Cheribon . . Afdeelingshoofdplaatsen Koeningan j en Indramajoe. Tjiawi-Gebang. I Karang-Ampel. 1 April 1887. 16 Feb. 1887 n°. 4. Kadoe-Gede. Lebak-Wangi. Soember. Afdeelinjgshoofdplaats Madjalengka. Madja. Telaga. ; Radjagaloeh. Djatiwangi. rr' Tjiledoek. Losari. j Loewoeng gadjah. Waled. i 1 1 Sept. 1887. 28 Juli 1887 n°. 2c. Patjinan. Djoendjang. Sindanglaoet. Karang-Soewoeng. Gebang.| i Babekaü-Gebang. Tjilantjang. Tegal . . . . Oeloedjanii. TjomaLj Djatïbarang. Losari. j TandjorL. 1 AP1-il 1887. 16 Feb. 1887 n°. 4. Bqemajóe. I Afdeelingshoofdplaatsen Pemalang | en Bijebes. Hoofdplaats Tegal. | | Nederzettingen Siawi (afdeeUng I Tegal}, Margasari en Lebaksioe 1 Januari 1888- 15 Dec- 1887 n°. 5c. i (afdeeling Brebes). Pekalongan Pekalongan met de hoofdplaats Pekalongan. Batang met deafdeelingshoofdplaats Batarig. 1 Maart 1886- 10 Feb- 1886 n°- 3- Wiradessa. I Soerdjoj I 5 Namen der gewesten. Namen der kadastrale afdeelingen. Pekalongan Semarang. Japara. Rembang. Tijdstip van in werking treding van Stb. 1880 n°. 147, gewijzigd bij Stb. 1890 n. lau en Stb. 1901 n°. 217. Limpong. Kedoengwoeni. Boejaran. Goeboeq. Salatiga. Toentang. Ambarawa. Oengaran. Bawen. KendaL Kaliwoengoe. Bodja. Soekoredjo. Tjipiring. Demak. Dempet. Gebang. Tangoelangin. Wedoeng. Poerwodadi. Stad Semarang en hare Voorsteden. Hoofdplaats Pati. Afdeelingshoofdplaats Koedoe. Nederzettingen Antroe en'landjong- kali. Afdeelingshoofdplaatsen Japara en Djoewana. Nederzettingen Gaboes, Welakan en Pajae. Hoofdplaats Rembang. Afdeelingshoofdplaatsen loeban, Bodjonegoro en Blora. Nederzettingen Lassem (district Benangan), Padangan Kragan, Tandjoengan, Sarang (district Kragan), Pedak, Landop, (district Soelang), Prambonwetan Kengei (district Bangillan, (district Djatirogo), Boeloe, Bantjar, Tambokhojo (district Bantjar), Kapas 1 Maart 1886. Van toepassing verklaard bij Gouv. besluit. 10 Feb. 1886 n°. 3. 15 Aug. 1884. 30 Juli 1884 n°. 4. 1 Januari 1885. 1 Juni 1889. 1 Juli 1890. 25 Nov. 1884 n°. 2. 5 April 1889 n°. 7. 27 Mei 1890 n°. 40. 1 Juli 1892. 14 Juni 1892 n°. 11. Namen der gewesten. Namen der kadastrale afdeelingen. Tijdstip van in werking treding van Stb. 1880 n". 147, gewijzigd brj Stb. 1890 n°. 130 en Stb. 1901 n°. 217. Van toepassing verklaard brj Gouv. besluit. (district Temajang), Sendangwongkrong, Banaran (distrietBanaran), Soemberredjo, Kedoeng Doeri (district Pelem), Pantjoeran-lor (district Ngoempat), Padanhan (district Padangan), Molo (district Tinawoen), Djepon (district Djepon), Ploengoeran (district Panolan) en Ngawen (district Ngawen). Stad en Voorsteden van Soerabaja. Grissee. District Modjokerto met de afdee- lingshoofdplaats van dien naam. Sidajoe. Lamongan. Babat. Sidoardjo. Porrong. Tangoelangin. Modjokasri (n.1. de onderdistricten Kedoengsoro, Gedeh, Kemantren, Djetis en Kemlagi). ModjosarL Krian. Modjoagoeng. Nederzetting Plosso. Pasoeroean. Kraton. Ngempit. Redjasa. Winongan. Kebon Tjandi. Malang met de afdeelingshoofdplaats Malang. WangkaL GempoL Lawang. 1 Juli 1892. 1 Juli 1883. 1 Maart 1886. 1 April 1887. 1 Juni 1889. 1 Juni 1884. 1 Maart 1886. 1 April 1887. 14 Juni 1892 n*. 11. 15 Juni 1883 n°. 54. 10 Feb. 1886 n*. 3. 16 Feb. 1887 n". 4. 5 April 1889 n°. 7. 14 April 1884 n\ 18. 10 Feb. 1886 n*. 3. 16 Feb. 1887 n*. 4. Namen der gewesten. Namen der kadastrale afdeelingen. Tijdstip van in werking treding van Stb. 1880 n°. 147, gewijzigd bij Stb. 1890 n°. 130 en Stb. 1901 n*. 217. Van toepassing verklaard bij Gouv. besluit. Pasoeroean. Nederzettingen Singosari, Sisir, Ngantang, Poedjon, Kepandjen, Soember poetjoeng, Pakis Adji, Kendal Pajaq, Boeloelawang, Gondang-legi, Toeren, Wadjak, Pamotan, Toempang en Pakis, alle in de afdeeling Malang. Bangil (hoofdplaats Bangil bij Gouv. besluit 16 Februari 1887 n°. 4). Gempeng. Nederzetting Prigèn. Probolinggo. 1 Juni 1888. Probohnggo. Dringoe. Soemberkareng. Gending. Padj arakan. Kraksaan. Paiton. Besoeki, 1 Juni 1884. 1 Juni 1889. Afdeelingshoofdplaats Loemadjang. 1 Jan. 1893. Hoofdplaats Besoeki. Afdeelingshoofdplaats Sitoebondo. Panaroekan. Afdeelingshoofdplaats Bondowoso. Afdeelingshoofdplaats Djember. Afdeehngshoofdplaats Banjoewangi. 1 Jan. 1901. Banjoemas.! Hoofdplaats Banjoemas. Afdeelingshoofdplaatsen Poerwokerto, Poerbolinggo, Bandjarnegara en Tjilatjap. Soempioeh. Soekaradja. Poerwaredja. Adjibarang. Djatilawang (verbeterd Gouv. besl. 7 Mei 1893 n°. 5). Boekatedja. Bobotsari. Karangkobar. Batoer. Adiredja. 3 Mei 1888 n\ 1. 1 Juni 1889. | B April 1889 n\ 7. 1 Jan. 1893. 14 April 1884 n". 18. 5 April 1889 n°. 7. Dec. 1892 n" 23 Nov. 1900 n°. 26. 7 Dec. 1892 n". 5. (verb.7Meil893n".5.) Namen der gewesten. Namen der kadastrale afdeelingen. Tijdstip van in werking treding van Stb. 1880 I n°. 147, gewijzigd bij Stb. 1890 n°. 130 en Stb. 1901 n°. 217. Van toepassing verklaard bij Gouv. besluit. Banjoemas. Nederzettingen Mandiredja, Karang- loewas en Sibebek. 1 Januari 1893. Bagelen. Hoofdplaats Poerworedjo. i AfdeelingshoofdplaatsenKoetoardjo, I Keboemen en Karanganjar. 1 Nederzettingen Koetowinangoen en Ambal. 7 Dec. 1892 n\ 5. (verb.7Meil893n*.5). Juni 1889. j 5 April 1889 n*. 7. Kedoe. Djokjakarta Wonosobo. Gombong. Nederzetting Kretek. Hoofdplaats Magelang. Nederzettingen Poetjang, Blabak, Moentüan, Bandongan, Grabak en Krangan. Afdeelingshoofdplaats Temanggoeng. Nederzettingen Setjang, Salaman, Tegalredjo, Parakan enNgadiredjo. Hoofdplaats Djokjakarta. Soerakarta. Hoofdplaats Soerakarta. Afdeelingshoofdplaatsen Klaten en Sragen. 1 Juli 1890. 27 Mei 1890 n*. 40. 1 Juni 1889. 5 April 1889 n". 7. 1 Juli 1890. 27 Mei 1890 n'. 40. 1 Januari 1901. 23 Nov. 1900 n°. 26. Madioen. Kediri. Bojolah, 115 Aug. 1898. 12 Aug. 1898 n". 10. Hoofdplaats Madioen. Afdeelingshoofdplaats Magetan. Tjaroeban. Maospati. Goreng-gareng. Poerwodadi. Afdeelingshoofdplaatsen Ngawi, Po- i norogo en Patjitan. Hoofdplaats Kediri en het geheele I district van dien naam. Hoofdplaatsen Blitar, Toeloenga- goeng en Kertosono. Modjoroto. Ngoenoet. District Papar. 1 Apiil 1887. 16 Feb. 1887 n". 4. 1 Juni 1888. 3 Mei 1888 n°. 1. 1 Maart 1886. 110 Feb. 1886 n". 3. 1 April 1887. 16 Feb. 1887 n*. 4. Tijdstip van in werking treding _ ,T tron Rt.h 1880 van toepassing Namen Namen der kadastrale I n7^Jg°gd verklLd . afdeelingen. brj Stb. 1880 bjj Gouv. besluit, gewesten. n°. 130 en y Stb. 1901 n°. 217. Kediri. . . . Afdeelingshoofdplaats Trenggalek. 1 - a 1887_ 16 Feb> 1887 n.# 4 Paré. I Ngandjoek. | ij Juni 1889> 5 Aprü 1889 n». 7. Berbek. I Madoera. . . Afdeelingshoofdplaatsen Soemenep, Sampang en Bangkalan. Timordaja. Sapoedi. Sotja, 1 April 1887. 16 Feb. 1887 n\ 4. Arosbaja. Sapoeloe. Kamal. Kwanjar. Hoofdplaats Pamekasan. 1 Juni 1889. 5 April 1889 n". 7. Sumatra's Westkust. Riouw en Ond... Celebes en Ond.. . Hoofdplaats Padang. Afdeelingshoofdplaats Priaman. Hoofdplaats Tandjongpinang Hoofdplaats Makasser. Buitenbezittingen. 1 15 Aug. 1898. 12 Aug. 1898 n°. 10. 1 Januari 1900. 4 Nov. 1899 n*. 21. 1 Januari 1900. 4 Nov. 1899 n". 21. STAATSBLAD 1880 N°. 148. Instructie Instructie voor de bewaarders van het kadaster. voor de Vastgesteld bij Gouvernements besluit dd. 8 Augustus 1880 Bewaarders HL N° 12 van het " • Kadaster. Gewijzigd bij Gouvernements besluit dd. 10 Januari 1887 N°. 1, (Verkort I. (gtb N„ 9) Ba Ka) Kantoren yan Akt. 1. Kantoren van bewaring van het kadaster worden opgebewaring. richt, naarmate de werkzaamheden van het nieuwe kadaster vorderen. De kring van elk kantoor van bewaring wordt door den Gouverneur-Generaal bepaald en zooveel noodig later uitgebreid tot andere kadastrale afdeelingen. Aan het hoofd van elk kantoor staat een bewaarder of een ander als zoodanig fungeerend ambtenaar van het kadaster. Ondergeschikt technisch en ander personeel wordt aan het kantoor toegevoegd door den directeur van het departement, waaronder deze dienst ressorteert. Aet. 2. Het algemeen toezicht op die kantoren wordt uitge- Toezicht, oef end door de hoofden van gewestelijk bestuur, daarin bijgestaan door den algemeenen chef van het kadaster en de ingenieurs van dien diensttak, aan welke laatsten tevens is opgedragen de uitoefening van de noodige contróle en het toezicht. Abt. 3. Dit toezicht zal hoofdzakelijk bestaan in het onderzoek naar het in verband brengen van de oude kadastrale omschrijving met de nieuwe; de ineenzetting der nieuwe kadastrale boekhouding, en, of alle werkzaamheden, de instandhouding van het kadaster betreffende, nauwkeurig, ordelijk en op tijd worden uitgevoerd en in het algemeen alles, wat in dit reglement is of zal worden voorgeschreven. Abt. 4. Minstens eens in het jaar en verder telkens, wanneer inspeciies. hij door het hoofd van gewestelijk bestuur, met omschrijving van de daartoe leidende redenen zal zijn aangezocht, of de chef van dien diensttak zulks noodig oordeelt, zal de ingenieur elk kantoor in zijne afdeeling inspecteeren. Abt. 5. De werkzaamheden der bewaarders bestaan in: Werkzaamo. het brengen van verband tusschen de nieuwe en de oude aan- Beaen der bewaarders. duiding van de kadastrale perceelen; b. het ineenzetten van de kadastrale boekhouding; c. het instandhouden van het kadaster, en d. het afgeven van landmeters kennissen en meetbrieven, het verstrekken van extracten uit — het verleenen van inzage in de kadastrale kaarten en in de registers en het geven van mondelinge inlichtingen omtrent den inhoud van deze stukken. Voltooiing Art. 6. Daartoe worden na oprichting van een kantoor van be eener Kada- . , . j- i • . ', strale afdeeling waring en verder telkens, wanneer binnen diens kring eene kadas- Opdracht van trale afdeeling is opgemeten, de kaarten en stukken door den den Resident. ingenieur ter beschikking gesteld van den resident, die den bewaarder opdraagt om ze op den inventaris aan te teekenen en de sub a en 6, van het vorig artikel bedoelde verrichtingen daarop toe te passen. Aanvulling van Art. 7. Het werk bedoeld sub a van artikel 5 bestaat in het form' " invullen der kolommen Nos. 8 tot 13 en N°. 15 van het bij besluit van den Gouverneur-Generaal van 5 September 1876 N°. 59 vastgestelde formulier N°. 1. Zulks geschiedt naar de oude kadastrale bescheiden, als: blokkaarten, blokregisters, verpondings-kohieren en meetbrieven, zooveel noodig aangevuld met behulp van het archief der ambtenaren belast met de in- en overschrijvingen volgens de ordonnantiën van 21 April 1834 (Staatsblad N°. 27) en 21 Februari 1873 (Staatsblad N°. 38). Samenstelling Art. 8. Nadat aldus het verband, bedoeld in artikel 5 sub a der Kadastrale ~evesti„d is gaat „ r» _ . , duidingen van BvO „ „ „ opstal, hetJke|..k B v V „ „ „ vruchtgebruik, recht. BvG „ „ „ gebruik, B v E D „ „ „ erfdienstbaarheid. Abt. 22. Bij overgang van een zakelijk recht wordt gehandeld, Overgang van als in artikel 19 omtrent wijziging in den eigendom is bepaald. ^r^nt'^ Abt. 23. De hermetingen, die de perceelen, geboekt ten gevolge Termijn, opvan de in artikel 15 genoemde veranderingen, moeten ondergaan, melIngen Tan ° ' mutatiën in zullen, behoudens de toepassing van artikel 56 op de hoofdplaats den bodem, tweemaal, en voor de overige gedeelten binnen het gewest eenmaal 's jaars plaats hebben. Abt. 24. Bij de in het vorig artikel bedoelde hermeting mogen Toierans van de gemeten lengten met de afmetingen van het minuutplan niet '^hjnj"" meer verschillen dan: 1Aoo voor groote afmetingen en V200 voor perceelscheidingen. Binnen deze grens worden de gevonden verschillen over de gemeten lengten evenredig verdeeld. Abt. 25. Op de hulpkaart (formulier N°. 9) worden van het Kaaruwring minuutplan de grenzen van het perceel of der perceelen, waarbin-Tan de hnlP" kaart. nen de terreinsverandering heeft plaats gehad, zeer juist overgenomen. De nieuwe grenzen worden, in verband met de overgenomene, op de hulpkaarten gekaarteerd. Abt. 26. Kadastrale perceelen verkrijgen nieuwe nommers, Nieuwe wanneer het bij de hermetingen ingevolge artikel 23 of artikel 56 nommersblijkt, dat de grenzen* van een of meer oude perceelen wijziging hebben ondergaan. De nieuw ontstane perceelen worden zoodanig genommerd, dat ze met de oude, welke in de betrokken sectie reeds bestaan, eene onafgebroken reeks vormen. Veranderingen Veranderingen echter, binnen den omtrek van een oud kadas- die met tot traal perceei ZOoals door stichting, bijbouw en afbraak van gebou vernommering leiden. wen, daarstellen of opheffing van aangelegde werken ontstaan, worden wel in kaart gebracht en kunnen wijziging in de omschrij ving vorderen, doch hebben geene verandering van het kadastraalnommer tengevolge. Tolerans voor Akt- 27- Bij de berekening der inhoudsgrootte van de nieuwe verschillen in perceelen mag met de bekende oppervlakte der oude geen grooter den inbond. verschil bestaan dan: V300 voor perceelen grooter dan een hectare. V100 voor die, welke eene oppervlakte van 10 ares tot 1 hectare hebben, en Vo» voor perceelen beneden de 10 ares. De gevonden verschillen binnen deze grens worden op de nieuwe perceelen evenredig verdeeld, zoodanig, dat de gezamenlijke oppervlakte der nieuwe juist overeenkomt met die der oude perceelen. Opmaking van Art. 28. Op elke hulpkaart mogen slechts perceelen tot éénde hnlpkaarten. ze\fóe sectie behoorende, voorkomen. Art. 29. De nieuwe grenzen worden in rood, de vervallene in licht blauw en de onveranderde in zwart getrokken. Art. 30. De huizen, het water, de wegen enz. worden op de hulpkaarten op dezelfde wijze gekleurd als voor de minuutplans is voorgeschreven bij Staatsblad 1875 N°. 183. Art. 31. De hulpkaarten worden zoo veel mogelijk ten volle Noord gericht, en de ruitlijnen worden van het minuutplan zeer nauwkeurig in blauwen inkt overgenomen. Zoo het plan niet ten volle Noord gericht kan worden, wordt het Noorden door een pijl aangeduid. De nommers en letters der ruiten worden op de hulpkaarten overgenomen. Art. 32. Aan de hulpkaarten wordt, na gemaakt gebruik, met Nommering rooden inkt een doorloopend nommer gegeven, waarna zij secties- "1 de hnlp" ' kaarten. gewijze in afzonderlijke omslagen worden geborgen. De hulpkaarten tot één of meer secties behoorende, worden tezamen in eene portefeuille bewaard. Art. 33. De veldaanteekeningen worden nagenoeg op maat zeer veldaanteekeduidelijk opgemaakt, de nommers der nieuwe perceelen worden er nin6enin rood op ingevuld. Zij worden in afzonderlijke portefeuilles, voor elke afdeeling goed gerangschikt, bewaard. Art. 34. Na het opmaken der hulpkaart wordt formulier N°. 8 IniuUill Tan ingevuld. form. 8. In denzelfden staat mag slechts ééne sectie behandeld worden. Elke post, dat is elke op zich zelf staande verandering binnen de grenzen van een of meer oude perceelen, wordt afgesloten. Art. 35. De inhoudsgrootte van elk oud perceel, vermeld in kolom N°. 6, moet sluiten met de som van de gedeelten der nieuwe perceelen, vermeld in kolom N°. 8, en die van elk nieuw perceel in kolom N°. 14 met de in kolom N°. 16 vermelde gedeelten der oude perceelen. Art. 36. Voor eiken post moet het totaal der oude perceelen in kolom N°. 6 sluiten met het totaal der nieuwe in kolom N°. 14. Art. 37. Onder den laatsten post van den staat moet door den bewaarder de navolgende verklaring gesteld en onderteekend worden: Deugdelijk opgemaakt te den De bewaarder, Art. 38. Nadat de bewaarder de hulpkaarten en metingstatenVerificatie Tan heeft opgemaakt, zendt hij die met het daarbij behoorende veld-dehulpkaartenwerk en een afschrift van formulier N°. 7 aan den ingenieur, die nagaat, of aan alle voorschriften is voldaan, of de kaarteering juist is geschied en de berekening nauwkeurig heeft plaats gehad. Art. 39. Ten blijke, dat het in het vorig artikel bedoelde onderzoek heeft plaats gehad en de stukken in orde zijn bevonden, wordt eveneens onder den laatsten post en op de hulpkaart in den rechteronderhoek door den ingenieur voor „gezien" geteekend en worden de stukken onmiddellijk daarna aan den bewaarder teruggezonden. Termfin, in- Art. 40. De laatst opgemaakte metingstaat met de daartoe bediening van noorende bijlagen moeten vóór den 10en Januari van het jaar, op den laatsten ... metingstaat. het dienstjaar volgende, bij den ingenieur zijn ingekomen en vóór den 20en van dezelfde maand door den bewaarder zijn terugontvangen. Aan den voet van dezen laatsten staat wordt het getal oude en nieuwe perceelen vermeld, dat in het afgeloopen dienstjaar behandeld is. Bijwerking van Art. 41. Na weder ontvangst der metingstaten en hulpkaarten, form. 3. gaat de bewaarder over tot het doorhalen der oude en het boeken der nieuwe perceelen in formulier N°. 3. Art. 42. Van de vervallen perceelen wordt alleen het nommer doorgehaald en in kolom N°. 14 vermeld in welke nieuwe nommers het is overgegaan. Tevens wordt kolom N°. 12 ingevuld, door vermelding der redenen, die tot de verandering hebben geleid. Art. 43. De nieuwe nommers worden in formulier N°. 3 naar rangorde ingeschreven zoodanig, dat het laagste nieuwe nommer volgt op het hoogste oude. In kolom N°. 13 worden de oude perceelen vermeld, waaruit de nieuwe zijn getrokken. Bijwerking Tan Art. 44. Ten blijke, dat de ingeschreven posten behandeld zijn, form. 7. worden in formulier N°. 7 de kolommen N06. 6 en 7 ingevuld. „„ - .. Art 45. De wijzigingen, die het formulier N°. 4 door de toe- Bijwerking Tan |-f^,T' J 6 rorm. 4. passing van de veranderingen in formulier N°. 8 opgenomen, moeten ondergaan, geschieden op dezelfde wijze als in artikel 20 is voorgeschreven. Art. 46. Nadat al de metingstukken van één dienstjaar goed- ïermfln ,oor gekeurd bij den bewaarder zijn teruggekomen, worden de kaarten d" ^"eAin« van de kaa rten in deze volgorde bijgewerkt: eerst de nette plans; daarna de zakatlassen; en eindelijk de bijbladen. _JDe verzamelkaarten behoorende bij de nette plans en zakatlassen worden mede bijgewerkt. De bijwerking moet zijn afgeloopen op ultimo Maart van het nieuwe dienstjaar. Art. 47. Tot het bijwerken der twee eerste stellen worden de Bijwerking tan vervallen nommers voorzichtig en net geradeerd en daarna de den *akatlasnieuwe grenzen van de hulpkaarten overgetrokken en het noodige bijgekleurd. Eindelijk worden de nieuwe nommers in de perceelen gesteld. Op de bijbladen worden de niet vervallen, in grijzen inkt daarop Bijwerking van voorkomende grenzen van de veranderde perceelen in zwart over- bsbl*d• getrokken en daarna de nieuwe grenzen uit het veldwerk gekaarteerd en in inkt gezet. Verder wordt het noodige ingekleurd en eindelijk de nieuwe nommers in de perceelen gesteld. Art. 48. Bij herhaalde verandering, zoodat de veranderde perceelen reeds op het bijblad voorkomen, geschiedt de bijwerking door radeering en in de plaats stelling, doch worden de nieuwe grenzen steeds uit het veldwerk gekaarteerd. Art. 49. Op de minuutplans worden de vervallen nommers metBHwerking van karmijn onderstreept. net minout- plan. Art. 50. De metingstaten (formulier N°. 8) vormen de voortzet- staat 8 als ting van formulier N°. 1, en moeten dus sectiesgewijze gerang-TerTolglorn, de ambtenaren 1834 (Staatsblad N°. 27) en artikel 27 van de ordonnantie van -1 rverschr^ng" Februari 1873 (Staatsblad N». 38) in te dienen opgaven bestaan in extracten uit het register, in het vorig artikel bedoeld. Stthoris register. Art. 68. In een register, vast te stellen als in artikel 66, worden de ontvangen zegel- en salarisgelden geboekt. Abt. 69. Door den bewaarder worden aangelegd en bijgehou- Inventarissen, den twee inventarissen; één van menbelair en instrumenten; een van de aanwezige kaarten en register». Abt. 70. De metingen ingevolge eene op II 3° van artikel 1 van Metingen Staatsblad 1879 N». 164 gegronde opdracht door den bewaarder te verrichten in de nog niet kadastraal opgemeten gedeelten van het «ladingen, gewest, geschieden met dezelfde nauwkeurigheid en volgens dezelfde methode als op dat stuk in Staatsblad 1875 N°. 183 is voorgeschreven. Abt. 71. Wanneer het metingen betreft van 50 bouws of meer (+ 35 hectares) wordt de meting aan drie vaste punten zoodanig verbonden, dat bij latere kadastrale opmeting van het omliggend terrein, deze punten slechts behooren te worden aangemeten, om het geheel in het nieuwe kadaster te kunnen opnemen. Abt. 72. Die vaste punten kunnen bestaan in: triangulatiepalen van den geografischen of topographischen dienst; landhoofden van bruggen; stevige steenen gebouwen; tot dit doel op te richten steenen palen en alle vaste kenteekenen van blijvenden aard. Abt. 73. De noodige op te richten palen worden bekostigd door den aanvrager. Abt. 74. De hiervan op te maken kaarten worden met de daar-0pbeI¥il)g van van duidelijk opgemaakte veldaanteekening zorgvuldig bewaard. «wten en veldwerken van metingen buiten de kadastrale afdeelingen. Abt. 75. De bewaarder kan de metingen, door hem te verrichten, opdragen aan een hem met dat doel toegevoegd ambtenaar van het kadaster, in welk geval hij echter verplicht is de op te maken stukken mede te onderteekenen. Verbod. Abt. 76. Het is den bewaarders en hnnnen ondergeschikten verboden, om, zonder toestemming van den departementschef, waartoe deze diensttak behoort, andere werkzaamheden voor particulieren te verrichten, dan in dit reglement speciaal zijn genoemd. Verstrekking Abt. 77. Al het benoodigde materieel, als gedrukten, teeken- van instromen- j instrumenten en teekengereedschappen, worden den beten enz. waarders verstrekt door den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst. Besluit van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd. 20 Augustus.1883 N°. 269. Heeft besloten: Ter uitvoering van art. 58 van het Gouvernements besluit dd. 8 Augustus 1880 N°. 12 (Stb. N°. 148) vast te stellen de twee hierbij gevoegde formulieren 12 en 13. STAATSBLAD 1881 Hfc 188. Kadastrale Salaris voor de verrichtingen van de ambtenaren van het tarieven, kadaster op aanvraag en ten gerieve van het publiek. (Verkort K. T.) yastgesteld bij ordonnantie van 4 September 1881. Gewijzigd bij Stb. 1883 N°. 156 en Stb. 1897 N°. 219. (Zie Deel 2 Hoofdstuk III). x x-m. Besluit van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. Vaststelling van een 7 December 1881 N°. 780. Bijlagen 3. register van De jjirecteur van binnenlandsch bestuur: (form! 10), Willende, met inachtname van het bepaalde bij artikel 17 van een salaris- de voorschriften, vastgesteld bij artikel 4 van het Gouvernements register besluit dd. i9 januari 1875 N°. 9 (Bijblad op het Staatsblad (feen stor-8" N°. 2814), vast stellen de modellen voor de registers bedoeld bij de tingsbewijs. artikelen 66 en 68 van Staatsblad van 1880 N°. 148 en willende regelen de contróle en het toezicht op de ontvangsten en overstortingen van de ontvangen salarisgelden door de ambtenaren van het kadaster. Gelezen de missive van den Eesident van Batavia dd. 16 Novem- ber jl. N°. 7742 en de nota van den Ingenieur belast met de leiding van den kadastralen dienst dd. 28 November d. v. N°. 477/12. Heeft besloten: Vast te stellen: Ten eerste: De aan dit besluit gehechte modellen voor: Formaliere. a. formulier N°. 10, register van gedane aangiften wegens eigendomsveranderingen ; 6. formulier N°. 11, register van ontvangsten, salaris en zegelgelden; c. de opgaven van de kwartaalsgewijze in 's lands kas over te storten gelden van ontvangen salarissen, geboekt in het hiervoor sub & bedoelde register, formulier N°. 11. Ten tweede: de ondervolgende voorschriften. Voorschriften. Door de ambtenaren van het kadaster, belast met de inning van de bij het Gouvernements besluit van den 4e September 1881 N°. 12 (Staatsblad N°. 188) bedoelde gelden, wordt met ingang van 1 Januari 1882, overeenkomstig het sub & van artikel 1 van dit besluit vastgesteld model, een register in duplo aangehouden, waarin alle ontvangsten nauwkeurig worden geboekt. Driemaandelijks en wel vóór of uiterlijk den 20* dag van de Termijn, maand volgende op elk kwartaal, worden de ontvangen gelden m(ZieSU>. 1887 's lands kas overgestort, onder vertoon aan den algemeenen ont- " ' vanger van eene gedagteekende en door hem onderteekende opgaaf in duplo, volgens het hierboven sub e vastgesteld model. Ingevolge artikel 5 van het Gouvernements besluit van 10 De storting, cember 1873 N°. 6 (Bijblad op het Staatsblad N°. 2718) ontvangt de ambtenaar, die de overstorting doet, het origineel dier opgave gequiteerd terug, welk stuk hij, vergezeld van het duplicaat-register, toezendt aan den betrokken Ingenieur van het kadaster. De Ingenieur van het kadaster onderzoekt, of het overgestorte VeriGcatie van bedrag met het register overeenstemt en of de salarissen volgens het storlin8svastgestelde tarieven zijn berekend. bewijs. Daarvan doet hij blijken door op het origineel stortingsbewijs de volgende verklaring te stellen: „Vergeleken met het door den te v n • " ° L Verklaring. „aangehouden register van salarissen en daarmede in overeenstemming bevonden". Het aldus geverifieerde origineel stortingsbewijs wordt daarna Verificatie van door den Ingenieur zoo spoedig mogelijk aan den Directeur van ^egTster*" binnenlandsch bestuur ingediend, evenals, na afloop van elke in. spectie, het duplicaatregister, dat voorzien moet zijn van de verklaring, dat het door hem met het origineel is vergeleken en dat, voor zooveel kan worden nagegaan, alle posten daarin zijn geboekt. Komen in het origineel register posten voor, die in het duplicaat niet zijn vermeld, of blijkt het, dat er posten niet zijn geboekt, dan wordt hiervan onmiddellijk kennis gegeven aan den Directeur van binn. bestuur door tusschenkomst van den ingenieur, Deiast met de leiding van den kadastralen dienst in Ned.-Indië. Missive van den Directeur van binn. bestuur dd. 24 Februari 1887 N°. 1182. Met referte aan het Gouvernements besluit van 10 Januari 1887 N°. 1 (Stb. N°. 9) heb ik de Eer UEG. mede te deelen, dat de doorzending aan mijn departement van de stortingsbe wijzen van ontvangen salarisgelden en van de betrekkelijke duplicaatregisters driemaandelijks kan blijven geschieden. Termijn indiening stortingsbewijzen. BIJBLAD N°. 3881. Gouvernements besluit dd. 30 April 1883 N°. 30. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte voorschriften tot regeling van de bijhouding der kadastrale metingen, bedoeld bij II N°. 2 van art. 1 van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4, (Stb. N°. 164). N. B. Alhoewel ingetrokken, zijn deze voorschriften hier opgenomen, daar zij ten grondslag hebben gestrekt tot de bijhouding der kaarten in vele residenties en nog gevolgd worden, daar waar de kaarten nog niet zijn omgewerkt volgens de voorschriften goedgekeurd bij Gouvernements besluit van 18 Juni 1890 N°. 6, Bijbl. N°. 4576. VOORSCHRIFTEN tot regeling van de bijhouding der kadastrale Voorschrif- metingen, bedoeld bij II N°. 2 van art. 1 van J8" *°* * houding der het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Stb. N°. 164). kaarten van ■etingen in Gearresteerd bij Gouvernements besluit dd. 30 April 1883 N°. 30, d6 bi',nB'," landen. Bijbl. N°. 3881. (Verkort V. Gewijzigd bij Gouvernements besluit dd. 6 December 1884 N°. 10, K ' Bijbl. N°. 4141. Ingetrokken bij Gouvernements besluit dd. 18 Juni 1890 N°. 6, Bijbl. N°. 4576. Art. 1. Daar, waar nog geene bewaringen zijn opgericht, bedoeld bij art. 1 van Staatsblad 1880 N°. 148, geschiedt de bijhouding der kadastrale metingen in de binnenlanden, nader omschreven sub art. 1, sub II N°. 2 van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Staatsblad N°. 164), door de zorg van de Chefs der kadastrale metingen. Art. 2. Na de algeheele voltooiing eener kadastrale afdeeling Kaarten en (district of onderdistrict), worden ten behoeve der ambtenaren van y^^hct1 het binnenlandsch bestuur de volgende kaarten en bescheiden aan- bestuur, gelegd: (I) (Vervallen Bijbl. N°. 4141). I. (II) verzamelkaarten van de kadastrale afdeeling, zijnde kopieën van de kaarten bedoeld bij art. 44 der voorschriften vastgesteld bij besluit van 4 Augustus 1879-N°. 7; (III) (vervallen Bijblad N°. 4141); II. (IV) verzamelstaten voor elke dessa, bevattende de uitgestrektheden der soorten van bebouwing van de tot het dessagebied behoorende gronden, volgens hierbij gevoegd model (formulier N°. 36). Art. 3. Nadat de Ingenieur van het kadaster de bij art. 2 bedoelde stukken heeft onderzocht en goedgekeurd, worden aan het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur overgegeven: (le) vervallen Bijbl. N°. 4141; le. (2e) de verzamelkaarten; (3e) vervallen Bijbl. N°. 4141; 2e. (4e) de verzamelstaten (formulier N°. 36). De eerstgenoemde, om op het kantoor van genoemd bestuurs hoofd te worden bewaard, de laatste om te worden afgegeven aan den betrokken controleur. Aanvang der Art. 4. Onmiddellijk na deze overgave wordt een begin gebnhon mg. maa^ me^ de bijhouding van alle kadastrale kaarten en registers. Rapport der Art. 5. Ten einde den ambtenaren van het kadaster de tot de gr° ringen"18" bijhouding noodige gegevens te verschaffen, zullen de Hoofden van gewestelijk bestuur zorg dragen, dat de dessahoofden op de rapportdagen bij de districtshoofden aangifte doen van alle tot stand gekomen grondveranderingen binnen hun dessagebied, als: het aanleggen van wegen, groote of kleine waterleidingen; blijvende verandering in de soort van verbouwing, als bijv.: sawahs in erven of omgekeerd, bevloeibare sawahs in van regen afhankelijke sawahs of omgekeerd, woeste terreinen in tegallans, sawahs of tuinen, enz., enz. Art. 6. Den districtshoofden zal materieel, volgens hierbij gevoegd model, worden verstrekt voor het aanleggen der staten van gerapporteerde grondveranderingen, welke staten halfjaarlijks door tusschenkomst van den controleur der afdeeling worden toegezonden aan den ambtenaar van het kadaster belast met de bijhouding. Nieuwe ont- Art. 7. Eveneens door tusschenkomst van den controleer ontginningen, vangt de ambtenaar van het kadaster jaarlijks een extract uit de registers der toegestane ontginningen, bedoeld bij art. 4 van de ordonnantie van 7 Maart 1874 (Staatsblad N°. 79) en door het districtshoofd aan te houden. Splitsing en Art. 8. De Hoofden van gewestelijk bestuur zijn gehouden samentrekking extracten fe verleenen aan den ambtenaar, met dë bijhouding van van dessagebieden, het kadaster belast, van hunne besluiten van splitsing of samenvoeging van dessagebieden. Opgaven van de Art. 9. De rooimeesters zijn gehouden jaarlijks mededeeling rooimeesters. ie ^Qen yan de voorgevallen stichtingen en sloopingen van gebou- wen en van verbouwingen van eenigen omvang, zooveel mogelijk onder aanhaling van de kadastrale kenmerken (sectie en nummer) en in elk geval onder bekendstelling van den eigenaar en de plaatselijke benaming. Art. 10. Van alle perceelen, waarop zakelijke rechten zijn ge ZakeUjke rechten vestigd, geschiedt de samenstelling der kadastrale boekhouding en de bijhouding van het kadaster in overeenstemming met de instructie voor de bewaarders van het kadaster, vastgesteld bij besluit dd. 8 Augustus 1880 N°. 12 (Staatsblad N°. 148), met dien verstande evenwel, dat het aanwijzend tableau wordt aangelegd volgens het bij art. 36 van het besluit van 4 Augustus 1879 N°. 7 vastgestelde formulier. Art. 11. De ambtenaren, belast met de bijhouding, leggen een Form. 7a. mutatieregister aan, volgens hierbij behoorend model (formulier N°. 7a), waarin verzameld worden al de sub art. 6, 7, 8 en 9 vermelde gegevens voor de toepassing der veranderingen. Art. 12. Eenmaal 's jaars, en wel beginnende met 1 April, wor- Meting van den de gerapporteerde grondveranderingen opgemeten. gei apporteerde o x r o o ro grondverando- Vóórdat de ambtenaar, met het opmeten der grondveranderin- ringen, gen belast, zich daarvoor naar het terrein begeeft, neemt hij afschrift van het in 't vorig artikel bedoelde register, voor zoover betreft het hem ter opmeting aangewezen terrein. Van de gedurende zijne aanwezigheid op het terrein nog gerapporteerde grondveranderingen wordt hem een suppletoir extract uit dat register door den ambtenaar, met de bijhouding belast, toegezonden. Deze, hem later bekend wordende grondveranderingen, meet hij tevens op, als zij in een terreingedeelte liggen, dat door hem nog moet worden bereisd. Art. 13. De volgens art. 7 gerapporteerde ontginningen worden netjng Tan pas gemeten, het jaar volgende op dat, waarin de toegestane ter gerapporteerde ontginningen. mijn voor den duur der ontginningen vervalt. Art. 14. Bij het opmeten der grondveranderingen wordt ge- op te sporen bruik gemaakt van den zakatlas, welke tevens dient om het ter- erondverande- ringen. rein, waarlangs gereisd wordt, of dat in de nabijheid van de op te meten grondveranderingen gelegen is, met de kaarten te vergelijken en eventueel niet gerapporteerde grondveranderingen op te sporen en te meten. Abt. 15. De opgespoorde grondveranderingen worden na terugkomst van het terrein in het mutatieregister (formulier N°. 7a) bijgeschreven en daarvan een extract aan het Hoofd van plaatselijk bestuur gezonden, ter bekendstelling van de in het rapporteeren der grondveranderingen nalatige dessahoofden. Afloop tan de Abt. 16. Vóór ultimo October moeten de metingen afgeloopen metingen. en "; c. in art. 18 wegvallen de woorden: „en registers"; d. art. 36 in zijn geheel vervalt; e. de eerste alinea van art. 37 komt te luiden: „De bijwerking van den verzamelstaat (formulier N°. 3&) ge- scbiedt door raadpleging van de hulpkaarten, bedoeld in art. 19". f. art. 38 komt te luiden: „De bijwerking der kaarten geschiedt in deze volgorde: le. de zakatlassen, 2e. de bijbladen. „De verzamelkaarten worden mede bijgewerkt". g. In art. 39 de woorden: „twee eerste stellen" vervangen worden door: „zakatlassen". Voorschrif- Gouvernements besluit dd. 20 Mei 1883 N°. 16. ten voor het ingetrokken bij Gouv- besluit dd. 10 September 1897 N°. 50 vervaardigen van (zie beneden). Topographi- N. B. Dit besluit is hier opgenomen aangezien de daarbij gear- sche kaar- re8teerde voorschriften zijn gevolgd bij de samenstelling van alle ten. (Verkort V. V. kaarten opgemaakt vóór het jaar 1897. *• K) is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met intrekking van alle daarmede strijdige voor schriften, te bepalen, dat de opvolging van het door den Koning goedgekeurde nieuwe „voorschrift ter vervaardiging van topographische kaarten, betreffende de Nederlandsche bezittingen in OosiIndië" verplichtend is bij alle kaarten, die voor 's Rijks dienst in Nederlandsch-Indië vervaardigd, of door het Rijk in NederlandschIndië uitgegeven worden; onder bekendstelling dat later nog een aanvullingsblad bij dat voorschrift zal worden gevoegd, waarop een terrein op de schaal van 1 :100.000 is voorgesteld. Ten tweede: Het sub I genoemde voorschrift (te zamen met het later nog uit te geven aanvullingsblad) voor zoover de voorraad strekt bij het Topographisch bureau te Batavia voor het algemeen verkrijgbaar te stellen, tegen den prijs van ƒ 5 (vijf gulden) per exemplaar. Afschrift enz. Nieuwe voor- Gouvernements besluit dd. 10 September 1897. schriften als Is goedgevonden en verstaan: boven. Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met intrekking van het besluit van 20 Mei 1883 N°. 16 vast te stellen het aan dit besluit gehecht „Voorschrift be- vattende de aangenomen teekens enz., enz., te gebruiken bij het vervaardigen van topographische kaarten benevens algemeene aanwijzingen in hoeverre die teekens ook voor overzichts- en ge drukte kaarten behooren te worden gevolgd". Ten derde: Te bepalen, dat het in artikel 2 bedoelde voorschrift, waarvan de opvolging voor het personeel van den Topographischen dienst en voor het leger i'n het algemeen verplichtend is, als leiddraad zal strekken bij de vervaardiging van alle kaarten, die voor 's Rijks dienst in Nederlandsch-Indië samengesteld, of door het Rijk in Nederlandsch-Indië uitgegeven worden, met dien verstande, dat waar het belang van eenigen dienst afwijking van dat voorschrift bepaald vordert, de van Gouvernements wege vervaardigde of uitgegeven kaarten steeds van eene aanwijzing (legenda) moeten worden voorzien, omtrent de in die kaarten gebezigde teekens, welke afwijken van de in het „Voorschrift" voorkomende of daarin niet zijn vermeld. Ten vierde: Het in artikel 2 genoemde „Voorschrift" (bestaande uit een omslag en twaalf bladen) voor zooverre de voorraad strekt bij het Topographisch-bureau te Batavia voor het algemeen verkrijgbaar te stellen tegen den prijs van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) per exemplaar. Afschrift enz. BIJBLAD N°. 4576. Gouvernements besluit dd. 18 Juni 1890 N°. 6. Nieuwe voor- Gelezen enz.; schriften De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; T, r ? "I6 tingen In de Is goedgevonden en verstaan: binnenlan- Eerstelijk: Met intrekking der besluiten van 4 Augustus 1879 °~en,T _ „ . „ Landrente N°. 7, 30 April 1883 N°. 30 en 6 December 1884 N°. 10 (Bijblad op metingen. het Staatsblad van Nederlandsch-Indië N08. 3431, 3881 en 4141), (Verkort L, V.) voor zooveel noodig goed te keuren de aan dit besluit gehechte Voorschriften tot regeling van de details der kadastrale metingen, bedoeld bij art. 1, § II, ten 2de van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Staatsblad N°. 164); met bepaling, dat de Inspecteur, die met de landrente-regeling is belast, gehouden is de in die Voorschriften vermelde aanwijzing van ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur te doen met goedvinden van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur of anders overeenkomstig de beslissing van het Hoofd van gewestelijk bestuur. Ten tweede: enz. VOORSCHRIFTEN tot regeling van de details der kadastrale metingen, bedoeld bij art. 1 § II ten 2e van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Staatsblad N°. 164). ALGEMEENE BEPALINGEN. Doel. Abt. 1. Het hoofddoel van de werkzaamheden, bedoeld bij II sub 2e van Staatsblad 1879 N°. 164, bestaat in de opmaking van een kadaster ten behoeve van de landrente-regeling. Leiding. Akt. 2. Bij de opmaking van het landrente-kadaster hebben de daarmede belaste ambtenaren, voor zoover het geene zaken betreft van zuiver technischen aard, te volgen de aanwijzigingen en voorschriften hun dienaangaande te geven door den Inspecteur, die met de landrente-regeling is belast. Personeel. Art. 3. De werkzaamheden worden verricht door die ambtenaren en beambten van den kadastralen dienst welke, voor zoover het Europeesche personeel betreft, daartoe door den Directeur van binnenlandsch bestuur en, voor zoover aangaat het Inlandsche personeel, door den Ingenieur, chef van den kadastralen dienst zullen worden aangewezen. Art. 4. De Directeur van binnenlandsch bestuur wijst uit de bij het voorgaande artikel bedoelde ambtenaren dengene aan, die, behoudens het bepaalde bij artikel 2, rechtstreeks ondergeschikt aan den Ingenieur, chef van den kadastralen dienst, belast is met de regeling van- en het toezicht op alle werkzaamheden voor het landrente-kadaster te verrichten, ingevolge de daartoe te gevéü aanwijzingen en voorschriften. (Chef der landrente-metingen). Art. 5. Het overige personeel, in artikel 3' bedoeld, wordt verdeeld over opnemingssectiën. Het aantal en het ressort dier sectiën, alsmede de plaatsen waar de teeken-bureaux zullen zijn gevestigd en het personeel van ieder der sectiën, worden aangewezen door den Directeur van binnenlandsch bestuur op voorstel van den Ingenieur, chef van den kadastralen dienst, die te voren overleg houdt met den Inspecteur. Art. 6. Voor iedere sectie wordt door den Directeur van binnenlandsch bestuur een ambtenaar van het kadaster aangewezen, om als hoofd der sectie op te treden. Art. 7. De werkzaamheden te verrichten voor het in artikel 1 Werkzaamomschreven doel bestaan in: le. het opmaken van het landrente-kadaster van die districten of gedeelten daarvan, welker opneming door het kadaster of de statistieke opname nog niet heeft plaats gehad; 2e. het omwerken van het kadaster der reeds volgens de voorschriften vastgesteld bij het besluit van 4 Augustus 1879 N°. 7 (Bijblad N°. 3431) voltooide districten of gedeelten daarvan, ten einde dit in overeenstemming te brengen met de voorschriften van deze instructie; 3e. de bijhouding van het landrente-kadaster volgens de daaromtrent nader vast te stellen voorschriften; 4e. het opmaken van het eigendoms-kadaster van de perceelen waarop zakelijke rechten zijn gevestigd en die gelegen zijn binnen de districten, waarvan het landrente-kadaster wordt opgemaakt; 5e. alle overige verrichtingen, welke aan het personeel door of van wege den Inspecteur in het belang der beoogde landrente-regeling zullen worden opgedragen. Abt. 8. De Chef der landrente-metingen is verantwoordelijk Toezicht, voor den geregelden gang, de goede verdeeling en de deugdelijkheid in algemeenen zin van het werk. Hij is gehouden zoowel de bureaux als de opmetingspioegen der sectiën zoo dikwijls te inspecteeren als hij in het belang van het werk noodig acht of hem dit door den Inspecteur voornoemd wordt opgedragen. Behalve de opgaven omtrent het technische gedeelte der werkzaamheden, die hij verplicht is, ingevolge de bestaande voorschriften, aan den Ingenieur-chef van den kadastralen dienst in te dienen, zendt hij vóór den tienden van iedere maand aan den Inspecteur, benevens een exemplaar der rapporten in het volgende artikel omschreven, een afzonderlijk rapport, dat bevat: o. eene opgave van de door hem verrichte inspectiën en van zijne bevinding omtrent de deugdelijkheid van het werk; ö. zijn oordeel over den stand en den geregelden gang van het werk bij iedere sectie; c. opmerkingen betreffende het personeel en bijzonderheden van verschillenden aard. Art. 9. De sectie-chefs zenden vóór den vijfden van iedere maand aan den Chef der landrente-metingen een rapport in duplo volgens het aan deze instructie gehecht model. Een exemplaar van dit rapport wordt tegelijk met het rapport in artikel 8 bedoeld aan den Inspecteur toegezonden. Art. 10. De Chef der landrente-metingen houdt een register aan, waarin omtrent ieder der Europeesche en Inlandsche ambtenaren en beambten worden geboekt die feiten en bijzonderheden bij zijne inspectiën waargenomen, waaruit hunne ijver, aanleg, bekwaamheid enz. kunnen worden beoordeeld. Art. 11. De sectie-chefs houden een zelfde register aan als in artikel 10 bedoeld en dragen zorg gedurende den loop van het jaar voldoende feiten te verzamelen om aangaande hun ondergeschikt personeel aan den Chef der landrente-metingen de inlichtingen te kunnen verstrekken, die hij voor een juiste beoordeeling der hierbedoelde personen noodig heeft. Art. 12. Jaarlijks vóór den 208ten December zenden de sectiechefs aan den Chef der landrente-metingen een conduite-staat in duplo, bevattende van ieder der Europeesche en Inlandsche ambtenaren hunner sectiën uitvoerige bijzonderheden omtrent aanleg, ijver, geschiktheid en bekwaamheid. De Chef der landrente-metingen zendt een exemplaar dezer conduite-staten, voorzien van zijne beschouwingen, tegelijk met de door hem op te maken conduite-staten der sectie-chefs, vóór den 10aen Januari van het volgende jaar aan den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië. Art. 13. Ieder der Europeesche ambtenaren bij de sectiën werkzaam; houdt een dagboek aan, waarin omstandig, dag voor dag, wordt vermeld het werk door hem verricht en de opmerkingen, door feiten gestaafd, omtrent het onder zijn toezicht werkende personeel. Op den eersten van iedere maand zenden de ondergeschikte ambtenaren hunne dagboeken aan de sectie-chefs, die ze, voorzien van hunne bemerkingen, aan die ambtenaren terugzenden. De sectie-chefs zenden hunne dagboeken, tegelijk met het maandrapport, aan den Chef der landrente-metingen, die ze, eveneens voorzien van zijne bemerkingen, aan de afzenders retourneert. Bij iedere inspectie wordt door den Chef der landrente-metingen nagegaan of de dagboeken der ondergeschikte ambtenaren met de vereischte uitvoerigheid en accuratesse worden bijgehouden. Hij teekent ze onder den laatst ingevulden datum voor „gezien". Art. 14. Ieder ambtenaar rapporteert onmiddellijk aan zijn directen chef de feiten, bewijzende gebrek aan ijver of belangstelling voor het werk, onbekwaamheid, onwil of andere voor 's lands dienst schadelijke eigenschappen van ieder zijner ondergeschikten. Wanneer voor de eerste maal over een ambtenaar wordt geklaagd, worden de feiten onderzocht door den Chef der landrentemetingen, die den schuldige daarover onderhoudt, en hem de straffen oplegt, die binnen de grenzen zijner bevoegdheid liggen, dan wel de zaak, voorzien van zijne beschouwingen en voorstellen, ter kennis brengt van den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië. Herhaalde klachten over eenzelfden ambtenaar worden steeds ter kennis gebracht van dien Ingenieur, die daarop beschikking neemt of tot bestraffing der schuldigen de noodige voorstellen doet. Herhaaldelijk gebleken onbekwaamheid of herhaald plichtverzuim wordt naar bevind van zaken gestraft met terugstelling in rang, ontslag uit de betrekking of ontslag uit 's Lands dienst. Art. 15. Ieder ambtenaar is verantwoordelijk voor de nadeelen ontstaan uit de gebreken en tekortkomingen zijner ondergeschikten, wanneer daarop niet tijdig door hem de aandacht zijner meerderen is gevestigd. Werktijd. Art. 16. De uren, dagelijks door het personeel aan het terreinof kantoorwerk te wijden, worden vastgesteld door den Chef der landrente-metingen, na gehouden overleg met den Inspecteur. Wanneer de belangen van het werk dit eischen, kan ieder ambtenaar het aantal werkuren zijner ondergeschikten te allen tijde vermeerderen. Van de gevallen, waarin dit heeft plaats gehad, wordt door hem aanteekening gehouden in zijn dagboek. Werkplan. Art. 17. Het werkplan voor iedere opnemingssectie wordt vastgesteld door den Inspecteur, in overleg met den Chef der landrentemetingen. De aanwijzing van het personeel voor ieder onderdeel van het werk en de verplaatsing van het personeel binnen het ressort der sectie geschieden door den Chef der landrente-metingen, in overleg met den sectie-chef. De verplaatsing van Inlandsen personeel binnen hetzelfde res sort, geschiedt door den sectie-chef. Art. 18. Het kadaster wordt districts- en dessa'sgewijze opgemaakt, met dien verstande dat voor de driehoeks- en de detailmeting en voor de kaarteering steeds een of meer geheele districten worden bewerkt, zonder deze werkzaamheden bij de dessagrenzen af te sluiten, en dat alle werkzaamheden dessa'sgewijze worden verricht. WERKZAAMHEDEN TE VELDE. Art. 19. Aan de opmeting van ieder district gaat vooraf de Grensbepaling der dessa's. afbakening en omschrijving van de grenzen van het gebied der verschillende dessa's. Die afbakening geschiedt door het hoofd van de betrokken dessa in tegenwoordigheid van- en in overeenstemming met de hoofden der aangrenzende dessa's en ten overstaan van een der ambtenaren of beambten van het kadaster, die van den loop der grenslijnen een proces-verbaal met daarbij behoorend schetskaartje opmaakt. Ingeval bij de betrokken dessahoofden verschil van gevoelen bestaat omtrent de grens tusschen hun gebied, zoo geeft daarvan de sectie-chef kennis aan den ambtenaar van het binnenlandsch bestuur, die door den Inspecteur voor die sectie is aangewezen. De op het terrein aanwezige ambtenaar of beambte van het kadaster dient er wel op te letten dat de dessahoofden zeiven komen en niet (stilweg) iemand in hun plaats zenden. Desnoods moeten deze hoofden zich doen vergezellen door andere ingezetenen der dessa, die in het bijzonder vertrouwd zijn met het terrein. Art. 20. Het proces-verbaal wordt in het Maleisch geschreven en geteekend door de betrokken dessahoofden en den ambtenaar of beambte van het kadaster. Het wordt mede geteekend door het districtshoofd of onderdistrictshoofd voor de identiteit der personen, die de aanwijzing hebben verricht. Art. 21. Op plaatsen, waar de dessagrenzen door wildernis, moeras, enz. loopen en derhalve ook door de dessahoofden slechts bij benadering zijn aan te geven, moet, zoowel om de meting te vereenvoudigen als om het behoud der grenzen gemakkelijk te maken, bij de afbakening er naar gestreefd worden, de grenzen zooveel mogelijk uit rechte lijnen te doen bestaan. Art. 22. De detailmeting van het terrein moet worden vooraf- Driehoeksgegaan door eene driehoeksmeting, die wordt verbonden aan de mellng' bestaande primaire en secundaire driehoeksmetingen door alle verzekerde punten daarvan in eerstgenoemde op te nemen. Art. 23. De triangulatie-punten worden door pilaren van denzelfden vorm, maar van kleiner afmetingen dan die van den topographischen dienst, verzekerd en voorzien van de initalen T.K., zoomede van het nummer van het punt op hetwelk zij geplaatst zijn. De pilaren worden aangebracht door de zorg van de ambtenaren van het kadaster. Art. 24. Gelijktijdig met de driehoeksmeting worden door de daarmede belaste ambtenaren een groot aantal tusschenpunten op het terrein geplaatst en door hoekmeting aan de driehoeksmeting verbonden, waarbij echter slechts, wanneer geen andere wijze van verbinding mogelijk is, van de problemas van Snellitjs of Hansen mag worden gebruik gemaakt. Aet. 25. De tusschenpunten moeten met de driehoekspunten, voor zoover die daarvoor geschikt zijn, dienen om daaraan de veelhoeken te verbinden. Bij de keuze der eerstgenoemden moet dus uitsluitend op het belang der detailmeting worden gelet. . Abt. 26. Als algemeene regel wordt aangenomen, dat de zijden der driehoeken niet langer zullen zijn dan + 1000 meter, waardoor de afstanden tusschen alle berekende punten niet grooter worden dan ± 500 meter. Abt. 27. De hoeken der driehoeksmeting worden tweemaal met den kijker in den gewonen stand en tweemaal met doorgeslagen kijker gemeten. De hoeken om ieder punt worden alle gemeten; het is streng verboden den laatsten hoek door aftrekking der reeds gemeten hoeken van 360° te vinden. Abt. 28. Wanneer een tusschenpunt uit twee punten van driehoeksmeting is waargenomen, worden aan het punt zelf geen hoeken meer gemeten. Wanneer echter aan een tusschenpunt hoeken moeten worden gemeten, geschiedt dit slechts eenmaal met den kijker in den gewonen stand en éénmaal met doorgeslagen kijker. Abt. 29. De ambtenaar, die de hoekmeting verricht, leidt tevens uit de verkregen noniusaflezingen de waarde der hoeken af, maar brengt daarin geen enkele wijziging aan. Abt. 30. De nommering der punten van driehoeksmeting geschiedt eerst na voltooiing van het geheele net. Een punt, ongeveer in het midden van het net gelegen, krijgt N°. 1 en de overige punten worden spiraalsgewijs daaromheen genommerd. Bij de nommering der driehoeken wordt dezelfde richting gevolgd. Abt. 31. Bij de vereffening der fouten en bij alle andere bewerkingen wordt begonnen met den tour d'horizon om punt N°. 1, daarna volgt die om punt N°. 2 enz. Abt. 32. De basis wordt afgeleid uit de bekende coördinaten van twee der aansluitingspunten. Bij aansluiting aan meer dan drie punten worden voor de afleiding der basis de punten zoodanig gekozen, dat de overige aansluitingspunten ter weêrszijden en zoo mogelijk op ongeveer gelijke afstanden zijn gelegen van de lijn die eerstgenoemde twee punten vereenigt. De aansluiting aan het derde en aan de overige aansluitingspunten geschiedt, voor iederen aansluitingsdriehoek afzonderlijk, volgens de graphische methode van Glbtjns. Abt. 33. De punten van de kadastrale driehoeksmeting worden ten opzichte van hetzelfde assenstelsel berekend als dat hetwelk voor de aansluitingspunten gebruikt is. Abt. 34. Na voltooiing van de berekening der coördinaten dèr driehoekspunten en na aansluiting dier punten aan de punten van hoogere orde, worden alle stukken, op de driehoeksmeting betrekking hebbende, aan den chef der landrente-metingen toegezonden, die zich overtuigt van de deugdelijkheid van alle onderdeelen van het werk, en ten blijke zijner goedkeuring eene verklaring stelt op den staat of in het register, bevattende de coördinaten der punten, zooals die na aansluiting aan de punten van hoogere orde zijn gewijzigd. Art. 35. Na goedkeuring der berekening van de coördinaten der driehoekspunten en na de berekening der tusschenpunten, worden de volgende stukken vervaardigd als: 1°. een plan van driehoeksmeting; 2°. een register van driehoeksmeting. Art. 36. Dadelijk na voltooiing van het plan van driehoeksmeting worden daarop uit de topographische kaart de districtsgrenzen zoo nauwkeurig mogelijk overgebracht. Detailmeting, Art. 37. De bebouwde gronden worden onderscheiden in sawahs, tegelvelden, tuinen en erven. Art. 38. Sawahs zijn terrasvormig aangelegde, ter ophouding van het water afgedijkte bouwgronden, waarop als hoofdproduct rijst geteeld wordt. Zij worden bij de opmeting onderscheiden in de volgende soorten: l8. Sawahs van levend water voorzien, dat zijn sawahs, besproeid met water uit rivieren, meeren of bronnen afkomstig; 2e. Sawahs van den regen afhankelijk, dat zijn sawahs, die geene andere besproeiing hebben dan van den regen; 3e. Sawahs rawa, dat zijn sawahs, aangelegd op laaggelegen terreinstrooken, waarheen het water der omliggende hoogere gronden verzakt, of waar het water op de sawahs zelve uit den grond opwelt en welke door de gesteldheid van den bodem, in den regel niet met ploegvee bewerkt kunnen worden. Art. 39. Tegalvelden zijn alle niet onder de omschrijving van artikel 38 vallende bouwgronden, waarop gewassen worden geteeld, die door periodieke uitzaaiing of uitplanting worden verkregen. Zij worden onderscheiden in: le. Tegalvelden in geregelde cultuur, hetzij die velden jaarlijks, dan wel periodiek beplant worden; 2e. Tegalvelden, die na éénmaal of eenige malen te zijn beplant geweest, weder worden geabandonneerd. Aet. 40. Tuinen zijn gronden, uitsluitend beplant met vruchtboomen of andere gewassen, niet vallende onder de omschrijving der beide vorige artikelen. Abt. 41. Erven zijn gronden, uitsluitend bestemd voor bewoning. Aet. 42. Door het kadaster worden alle bebouwde gronden perceelsgewijze opgemeten, behalve de tweede categorie der in artikel 39 vermelde tegalvelden. De aanwijzing der tegalvelden heeft plaats door de eigenaren onder toezicht van het dessabestuur. Bijaldien op de in artikel 39 bedoelde velden hier en daar ook eenige vrucht- of andere boomen voorkomen, zoo worden ze bij de opmeting toch onder de tegalvelden gerangschikt. Wanneer tusschen erven en tegalvelden geene afscheiding bestaat, worden ze te zamen opgemeten. Evenzoo wordt gehandeld wanneer geene afscheiding bestaat tusschen erven en tuinen. Abt. 43. Onder kadastraal perceel wordt verstaan zoodanig gedeelte van het bebouwde terrein, dat door vaste, natuurlijke grenzen als: wegen, rivieren, waterleidingen enz. is afgescheiden en over zijne geheele oppervlakte in denzelfden cultuurtoestand verkeert. Als perceelgrenzen worden mede beschouwd galengans of andere zichtbare afscheidingen tusschen stukken land van denzelfden cultuurtoestand, maar van verschillende productiviteit. Dergelijke grenzen worden echter alleen opgemeten op aanwijzing van de ambtenaren met de verificatie in loco belast. De onbeplantbare strooken grond langs de bovengenoemde scheidingen worden echter gerekend tot die scheidingen te behooren en dus daarmede vereenigd, zoodat de kadastrale perceelen alleen bevatten de werkelijk beplantbare gronden. Aet. 44. Wegen, rivieren, steenen palen, brughoofden en dergelijke terrein-bijzonderheden van blijvenden aard, die geschikt zijn om als vaste punten te dienen voor de aanmeting van grondveranderingen, worden mede opgemeten. Aet. 45. Van de tusschen de bebouwde gronden zich bevindende slokans, dijkjes en dergelijken, die eene mindere gemiddelde breedte hebben dan vijf meter, wordt alleen het midden opgemeten en op de kaart met ééne lijn afgebeeld. Op de veldwerken wordt de gemiddelde breedte daarbij aangeteekend. Hebben zij eene mindere gemiddelde breedte dan één meter, zoo worden zij niet opgemeten en gerekend bij de bebouwde velden, waartusschen zij gelegen zijn. De breedte in de beide voorgaande alinea's bedoeld wordt gerekend, ten aanzien der slokans, van den binnenkant der kruin van één der galengans tot die van de andere galengan. Ten aanzien der dijken wordt als breedte beschouwd de breedte van het ondervlak. Slokans, die districts- of dessagrenzen vormen, worden steeds met twee lijnen opgemeten en afgebeeld. Aet. 46. Behalve de leidingen, die ingevolge het bepaalde bij artikel 45 worden opgemeten, worden nog op de veldwerken geschetst alle overige waterleidingen, ook die, welke gelegen zijn in het niet in details opgemeten terrein, zoodat het geheele bevloeiingsstelsel der dessa op de veldwerken voorkomt. Bij ieder perceel sawah met levend water moet worden aangeduid uit welke leiding of leidingen dat perceel water ontvangt. Die aanduiding geschiedt, door binnen het perceel, op het punt waar de leiding dit bereikt, aan de lijn, die de leiding voorstelt, twee lijntjes in blauw te trekken in de richting van den stroom, makende met de leiding een hoek van + 30°. Deze lijntjes worden ter lengte van + 5 m. m. getrokken op ± y2 m. m. afstand van elkander. Art. 47. Bij de hoofdleidingen worden de namen vermeld en wordt de stroomrichting door een pijltje aangegeven. Waar twijfel bestaat, welke leiding de hoofdleiding is, worden inlichtingen gevraagd aan het dessabestuur. Bij bruggen of duikers worden mede de namen vermeld der rivieren of leidingen over welke die gelegd zijn. Art. 48. Op de veldwerken worden alle terrein-bijzonderheden zooveel mogelijk aangegeven door de teekens daarvoor voorgeschreven in de „Voorschriften ter vervaardiging van topographische kaarten betreffende de Nederlandsche bezittingen in Oostïndië". Art. 49. De dammen in rivieren en hoofdleidingen, dienende tot aftapping van het water, de aquaducten en bronnen, worden duidelijk aangegeven. Art. 50. Wegen worden steeds in twee lijnen opgemeten, voetpaden worden geschetst en met een stippellijn afgebeeld. Art. 51. In dessa's, waar de op te meten bebouwde gronden in kleine stukken tusschen uitgestrekte gronden verspreid liggen, worden daarvan blokkaarten gemaakt en de grenzen van de gemeten terreinen behoorlijk door merkteekenen of op andere wijze verzekerd. Waar de genoemde blokken niet te zeer verspreid liggen, worden ze door polygoonmeting of door verbinding aan triangulatiepalen (ook tertiaire) in onderling verband gebracht. Eischt ook dit te veel werk en tijd, dan wordt het verband in het belang der verkenning gevormd door wegen of rivieren van de topographische kaart over te nemen. Art. 52. De veldaanteekeningen worden met de grootst mogelijke duidelijkheid en zooveel mogelijk op schaal gemaakt en in zwarten inkt overgetrokken. Abt. 53. De perceelsgewijze meting geschiedt door polygonen, waarvan de zijden met den ketting en de hoeken met de boussole worden gemeten. Op ieder hoekpunt wordt het azimuth van de vorige en dat van de volgende lijn gemeten. Art. 54. Bij de perceelsgewijze meting kan, zoo noodig, het aantal tusschenpunten onbepaald worden vermeerderd. De punten, tijdens de meting bepaald, worden bij voorkeur gekozen in de lijnen van driehoeksmeting. Art. 55. Langs rechte scheidingen, die over hunne geheele of een voldoend gedeelte hunner lengte zichtbaar zijn, worden geen meetlijnen geplaatst, maar die scheidingen of hunne verlengden worden alleen aangeteekend in de polygoonlijnen die zij snijden of waarin zij zichtbaar zijn. Art. 56. Het aantal loodlijnen op de meetlijnen wordt zooveel mogelijk beperkt. Art. 57. De namen van dessa's, kampongs, en blokken (geblègans), alsmede die van rivieren, leidingen enz. worden met de meeste zorg opgenomen en met duidelijk en in het oogloopend schrift vermeld. Art. 58. De landmeters, adjunct-landmeters en mantri's aan het hoofd van opmetingsploegen geplaatst, zijn verantwoordelijk voor den goeden gang en de deugdelijkheid van de meting. Zij zijn gehouden zich zooveel mogelijk dagelijks naar het terrein te begeven en te wonen ter plaatse waar hun dit door den sectie-chef wordt gelast. Art. 59. Bij de driehoeksmetingen, die onder hunne leiding worden uitgevoerd, overtuigen zij zich of de driehoeks- en tusschenpunten met oordeel zijn gekozen, of de signalen goed zijn gebouwd en of vóór de hoekmeting steeds het voetpunt der loodlijn uit het midden der korf met zorg is bepaald en voldoende verzekerd. Zij controleeren de hoekmetingen door periodiek bij de hoek- meting op een der punten tegenwoordig te zijn, waarbij zij zich tevens overtuigen of het instrument steeds voldoet aan alle voorwaarden van opstelling en regeling. Art. 60. Met het aanleggen der veldwerken belasten zij een mantri, die voor dit werk geschikt is en die bedreven moet zijn in het kaarteeren en ook eenigszins in het teekenen. Art. 61. Zij wijzen dien mantri voor ieder terreingedeelte ongeveer de richting aan der polygonen, die voor grenzen van veldwerken zullen dienen. De meting dier polygonen geschiedt met de theodoliet-boussole of met de boussole-tranche montagne, tevens ingericht voor afstandmeter. Art. 62. De lengten volgens den afstandmeter en de azimuthen dezer polygonen worden ingeschreven in staten en de nommers der veldwerken daarbij vermeld. Art. 63. Na de kaarteering der omtrek-polygonen op het papier voor de veldwerken bestemd passen zij die na en doen eventueel gemaakte fouten opsporen en verbeteren. De lengten en azimuthen der omtrek-polygonen worden echter niet op de veldwerken vermeld, maar door hen buiten het bereik der mantri's bewaard, ten einde daarmede het werk der mautri's, met de detailmeting belast, te kunnen vergelijken. Art. 64. Bij hunne inspectiën in loco van het werk der mantri's, met de detailmeting belast, overtuigen zij zich of alle bepalingen dezer instructie door hen goed worden begrepen en uitgevoerd. Door periodiek enkele lijnen in hunne tegenwoordigheid te doen meten, overtuigen zij zich of de opvattingen der mantri's juist zijn en of deze voldoende bekwaam zijn in het gebruik hunner instrumenten. Art. 65. De bij hen ingeleverde voltooide veldwerken worden met zorg door hen nagezien. Zij letten er op of aan alle bepalin gen dezer instructie, voor zoover de meting en het inschetsen van bijzonderheden betreft, is voldaan en controleeren de meting door enkele der door de mantri's geconstrueerde veelhoeken nauwkeurig uit te zetten en na te passen. Abt. 66. Omtrent de beschrijving, nommering en andere bijzonderheden, die op de veldwerken moeten vermeld worden, gedragen zij zich naar de voorschriften hun door de sectie-chefs daaromtrent te geven. Abt. 67. De sectie-chefs bezoeken periodiek ieder der opmetingsploegen hunner sectie en overtuigen zich daarbij of alle voorschriften door het personeel worden begrepen en opgevolgd. De Chef der landrente-metingen doet hetzelfde bij zijne inspectiën in loco. Herziening in Abt. 68. De algemeene herziening in loco van reeds gemeten loco van reeds ...... ,. , , vroeger opge- districten geschiedt dessa'sgewijze. meten De bestaande zakatlassen worden gebezigd voor de veldaantee- districten. keningen. Abt. 69. De opmeting van grondveranderingen geschiedt door verbinding der meetlijnen of, waar geen meetlijnen noodig zijn, door verbinding der nieuwe scheidingen aan de nog bestaande, die reeds vroeger in kaart zijn gebracht. Abt. 70. De uitmeting van de smalle strooken onbeplante grond langs wegen, slokans, enz. geschiedt door uit de lijnen, die reeds op de kaart voorkomen, naar weêrszijden loodlijnen te meten. De plaatsen, waar deze loodlijnen zijn gemeten, worden schetsmatig aangegeven. Waar het terrein te geaccidenteerd of de breedte der strooken te aanzienlijk is, geschiedt de uitmeting op dezelfde wijze als die der grondveranderingen. Abt. 71. Voor alle overige bijzonderheden, die moeten worden gemeten of geschetst, gelden de bepalingen der artikelen 37 t/m 57 dezer instructie. Abt. 72. Voor de herziening van ieder district wordt een zoo groot aantal mantri's aangewezen, als daaraan kunnen arbeiden zonder dat verwarring ontstaat Wanneer geen Europeesch personeel beschikbaar is, wordt een hoofdmantri of een ander daarvoor geschikten mantri met de leiding belast. Het werk der mantri's wordt gecontroleerd door de kaarteering en door de verificatie in loco in artikel 123 bedoeld. WERKZAAMHEDEN TEN KANTORE. Abt. 75. De bladen van het minuutplan worden alle ten volle Kaarteering Noord gericht en geheel vol gekaarteerd, met uitzondering van die ™ f ° mmualplan. op welke districtsgrenzen voorkomen. Deze bladen worden slechts tot aan die grenzen gekaarteerd. Bij de meting van een aangrenzend district wordt zorg gedragen, dat de bladen, op welke in beide districten de grens voorkomt, elkander volkomen bedekken. Abt. 74. De parallellen aan den meridiaan en perpendiculair van het centraalpunt worden op één decimeter afstand van elkaar in blauwen inkt getrokken. Ieder blad van het minuutplan bevat negen vierkanten in de lengte en zes in de breedte. De eerste parallellen van het district worden zoodanig gekozen, dat de afstanden dier lijnen tot het centraalpunt der residentie veelvouden zijn van 500 meters. Abt. 75. De afstanden tot den meridiaan en den perpendiculair van het centraalpunt worden bij ieder dier lijnen in rooden inkt aangeteekend. De vierkanten worden op ieder blad van links naar rechts gemerkt met de letters A, B enz. en van boven naar beneden met de nommers 1, 2, 3 enz. Abt. 76. Na voltooiing van het plan van driehoeksmeting, worden daarop de bladen van het geheele district aangegeven en genommerd. 8 Aet. 77. De nommering der bladen, voor ieder district beginnende met N°. 1, vangt aan met de noordelijkste rij bladen. Alle rijen worden in de richting van het Westen naar het Oosten genommerd. Aet. 78. Het minuutplan wordt gekaarteerd op de schaal van 1 a 5000. Abt. 79. Van ieder veldwerk, dat ten bureele wordt ingeleverd, wordt een staatje vervaardigd, dat dessa'sgewijze gerangschikt alle namen bevat, die op het veldwerk voorkomen. Deze staatjes worden ter correctie toegezonden aan den ambtenaar van het binnenlandsch bestuur, die voor de sectie is aangewezen, die ze na verbetering aan den sectie-chef terugzendt. Abt. 80. Naar gelang de veldwerken binnenkomen, worden de grenzen daarvan op het plan van driehoeksmeting gebracht en met een onuitgewasscheh kleur aangegeven. Nog worden op het plan overgenomen het nommer van het veldwerk en de dessagrenzen. Abt. 81. Zoodra één of meer veldwerken gereed zijn, wordt met de kaarteering aangevangen. Abt. 82. Al de berekende punten worden uit de coördinaten op de bladen gebracht. De snijpunten van driehoeks- en andere lijnen met de bladscheidingen worden steeds door berekening gevonden. Abt. 83. De kaarteering van de azimuthen geschiedt door middel van den transporteur. De beide aansluitingspunten van iederen polygoon worden met de richting der Noordlijn op een stuk dun papier van het minuutplan doorgetrokken. Daarna wordt op dat papier de polygoon gekaarteerd en langs graphischen weg aangesloten. Vervolgens worden de definitieve hoekpunten op het minuutplan overgebracht. Abt. 84. Wanneer het verschil tusschen het eindpunt der poly- goon en het aanslnitingspunt aanleiding geeft tot het vermoeden, dat een fout is gemaakt, wordt deze opgespoord en verbeterd. Art. 85. Het overbrengen der minuutplans van reeds vroeger Overbrengen gekaarteerde districten, op de schaal van 1 a 5000 geschiedt uit de ?er miDnn^ 6 plans van reeds veldaanteekeningen door kaarteering, dan wel uit de oude minnut- vroeger ge- plans door middel van den pantograaf. !ü!!r^e?rde r D districten. De Chef der landrente-metingen bepaalt, welke van deze twee wijzen zal worden gevolgd. Art. 86. Van ieder district, waarvan de minuutplans moeten worden overgebracht, wordt uit de bekende coördinaten der punten van driehoeksmeting een nieuw plan van driehoeksmeting samengesteld. Op dit plan worden de bladen van het geheele district aangelegd, met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 73 t/m 77 van deze instructie. Art. 87. Bij overbrenging met den pantograaf worden eerst alle berekende punten op de nieuwe minuutplans gekaarteerd. Bij de berekening voor de opstelling van den pantograaf wordt de uitzetting of de inkrimping der beide bladen in rekening gebracht. De pantograaf wordt telkens op een berekend punt ingesteld en tot een berekend punt voortbewogen. Zijn de verschillen van het met den pantograaf verkregen eindpunt met het gekaarteerde punt te groot, dan wordt de pantograaf opnieuw ingesteld en dezelfde lijn opnieuw gevolgd, totdat bruikbare resultaten zijn verkregen. Art. 88. De verificatie der overgebrachte minuutplans geschiedt door op ieder blad van het oude minuutplan minstens twee lijnen in verschillende richtingen te trekken. Die lijnen worden door kaarteering uit de driehoekszijden op het nieuwe minuutplan overgebracht en vervolgens op de beide plans, van hetzelfde punt uitgaande, nagepast. Deze verificatie-lijnen worden op het oude minuutplan in rooden inkt getrokken en daarbij vermeld de uitgepaste cijfers op de beide plans. Bij het ontdekken van fouten wordt hunne uitgestrektheid mét zorg opgespoord en worden ze verbeterd. > Art. 89. De in potlood overgebrachte minuutplans worden niet verder afgewerkt dan nadat daarop zijn gekaarteerd alle wijzingen bij de algemeene herziening in loco opgenomen. Art. 90. Alle volgende artikelen dezer instructie zijn mede van toepassing op de afwerking, vervaardiging en opmaking der kaarten en registers van de reeds vroeger gekadastreerde districten. Leiding en Art. 91. Alle berekeningen van driehoeks- en andere punten, verificatie van- de ieiding en de controle van de kaarteering worden uit¬ en toezicht op ° de kaarteering. gevoerd door de Europeesche ambtenaren ten kantore. Aan ieder van hen, die daarvoor de noodige bekwaamheid en ervaring bezit, wordt een deel der mantri's toegevoegd en aan ieder zoodanig gevormde ploeg ambtenaren, zoo mogelijk, de kaarteering en afwerking van een geheel district als taak aangewezen. Art. 92. De berekende punten, alsmede de omtrekpolygonen der veldwerken worden door de Europeesche ambtenaren gekaarteerd of door hen vóór de kaarteering van het veldwerk geheel nagepast. Na de voltooiing der kaarteering van een veldwerk, worden de voornaamste polygonen nagepast en de overige kaarteering nauwlettend geverifieerd. De Europeesche ambtenaar, met het toezicht op de kaarteering belast, teekent ieder veldwerk voor de verificatie der kaarteering en is verantwoordelijk voor de juistheid daarvan. Art. 93. Ten kantore worden uitvoerige staten aangehouden voor alle onderdeelen van het werk, waaruit op ieder oogenblik de stand van het werk, alsmede door wien ieder onderdeel is verricht, duidelijk moet blijken. Art. 94. De sectie-chefs verleenen hunne hulp en voorlichting waar het noodig is; zij controleeren zooveel mogelijk het werk der kaarteering en zijn mede verantwoordelijk voor de deugdelijkheid daarvan. Art. 95. De grenzen der perceelen worden op de kaart met Kleuren en afwerken van volle lijnen (O. I. inkt) getrokken; slokans als perceelgrenzen in net minuuiblanw. PUUL Art. 96. Gebouwen, wateren en openbare wegen worden met een lichte tint gekleurd, te weten: gebouwen, rood (karmijn); water, blauw (Pruis, blauw); wegen, geelachtig bruin. Art. 97. Begraafplaatsen, sluizen, bruggen, kaden, enz. worden op de kaarten aangeduid volgens de „Voorschriften ter vervaardiging van topographische kaarten betreffende de Nederlandsche bezittingen in Oost-Indië". Art. 98. De dessagrenzen worden met verschillende kleuren aangewezen, uitgenomen de paarse (magenta), die voor districtsgrens gebruikt wordt, en de donkergroene (sapgreen) waardoor de omtrek der kampongs wordt aangeduid. De kleuren der dessagrenzen worden uitgewasschen en zoodanig gekozen, dat nimmer aan elkander grenzende dessa's dezelfde kleur hebben. Art. 99. De kamponggrenzen worden door een donkergroene kleur (sapgreen) aangegeven. Daar waar de kamponggrens een slokan is, wordt de kampongkleur op een geringen afstand van dien slokan, en niet onmiddellijk daartegen gelegd, ten einde den aard der scheiding duidelijk in het oog te doen vallen. Art. 100. De beschrijving der kaarten geschiedt met rond-BescnniTen en nommeren van schrift van verschillende grootte naar gelang van de belangrijk- net mmunt_ heid der te beschrijven onderwerpen, met uitzondering van het be- P'*Bpaalde bij het 2e lid van artikel 102. Ook het gebruik van andere letters voor de details is geoorloofd, wanneer door het rondschrift de duidelijkheid der kaart zou worden geschaad. De namen der blokken worden alleen dan op de kaarten vermeld, als dit kan geschieden zonder nadeel voor de duidelijkheid. De nommering der perceelen, die ingevolge artikel 42 worden opgemeten, geschiedt dessa'sgewijze, voor elke dessa beginnende met N°. 1. Bij ieder nommer wordt op het minuutplan in potlood met een enkelen letter de cultuurtoestand vermeld. Sawah m. 1. w. wordt aangeduid door S1. Sawah v. r. a. „ „ „ S*. Sawah rawa „ „ „ Ss. Tuin „ „ „ k. Tegal • „ „ „ t. Art. 101. De nommering van het minuutplan en de invulling van den cultuurtoestand, geschieden in potlood door den sectiechef, daarbij geassisteerd door den ambtenaar, die de kaarteering en afwerking van het betrokken district leidt, en die tegelijkertijd de nommers met rooden inkt op het veldwerk vermeldt. Daarbij wordt ieder perceel met het veldwerk vergeleken en nauwkeurig nagegaan of aan alle bepalingen is voldaan. Art. 102. Op ieder blad wordt een hoofd geplaatst, luidende als volgt: Besidentie Afdeeling District Schaal 1 a 5000. Het woord „district" en de naam van het district worden met bloklétters geschreven, het overige met rondschrift. Art. 103. In het midden van het blad, boven den parellel die de bladgrens uitmaakt, wordt een rechthoek geplaatst, verdeeld in negen kleinere rechthoeken, waarvan de middelste met grijzen O.-I. inkt wordt ingekleurd en het nommer van het blad bevat, terwijl in de overige rechthoeken de nommers der aangrenzende bladen worden geplaatst. Art. 104. Aan de beneden linker- en rechterzijden van het blad worden de navolgende verklaringen geschreven: a. aan de linkerzijde: „Opgemeten en gekarteerd door of onder toezicht van mij, landmeter der klasse van het kadaster. den 18. ■ • • b. aan de rechterzijde: „Onderzocht en goedgekeurd door mij, Chef der landrentemetingen. den 18 Aet. 105. De perceelsgewijze berekening geschiedt door rniddelPerceeisgewijze - , . berekening, van den polar-planimeter. De planimeter wordt steeds gesteld voor de schaal op welke de plans zijn gekaarteerd. De instrumenten worden dagelijks geverifieerd. Abt. 106. Alle perceelen worden tweemaal berekend. Nadat de eerste berekening van een blad is voltooid, wordt de berekeningstaat buiten het bereik der mantri's opgeborgen en het blad voor de tweede' berekening aan een anderen mantri uitgegeven. Tusschen de beide berekeningen mag geen grooter verschil bestaan dan 2 maal de waarde der nonius-eenheid van den planimeter, voor perceelen kleiner dan 400 maal de waarde dier eenheid. Voor grootere perceelen mag het verschil niet meer bedragen dan 1/z00 van het gemiddelde der beide berekeningen. Abt. 107. Na vergelijking der beide berekeningen wordt een staat opgemaakt van perceelen, waarvan de beide berekeningen te veel verschillen en worden deze ter herberekening uitgegeven, totdat geen grooter verschillen bestaan dan de toegestane. De gearresteerde grootten worden onmiddellijk in de daarvoor bestemde staten met zwarten inkt ingeschreven. Abt. 108. Van het minuutplan worden vier kopieën gemaakt, Kopieën van het minuutwaarvan twee doorloopend en twee dessa'sgewijze. . Een der doorloopende kopieën van het minuutplan wordt met de grootste zorg afgetrokken en nagepast en dient voor bijblad. Het bijblad blijft in potlood en wordt niet verder afgewerkt. De andere doorloopende kopie en een der dessa'sgewijze kopieën zijn bestemd ten gebruike der ambtenaren, belast met de landrente-regeling. Deze laatste draagt den naam van dessa-kaart. De andere dessa'sgewijze kopie dient voor veldplan. Dessa-kaart Art. 109. Zooveel mogelijk wordt een geheele dessa op één en veldplan. . ..... blad vereenigd. Waar dit echter met mogelijk is, worden wegen, rivieren of andere gemakkelijk te herkennen terrein-bijzonderheden voor bladscheidingen genomen. Art. 110. De bladen worden, voorzooveel dit met inachtneming van artikel 109 mogelijk is, ten volle Noord gericht en voorzien van de vierkanten van het minuutplan. De lijnen die de vierkanten vormen, worden echter alleen buiten het gebied der dessa getrokken. Daar binnen worden de hoekpunten der vierkanten door een rechthoekig kruisje -j- aangegeven. De richting van het Noorden wordt door een pijl aangeduid en de evenbedoelde vierkanten voorzien van letters en nommers. Art. 111. Alle scheidingen en andere terrein-bijzonderheden worden gekleurd, in inkt getrokken en aangegeven evenals zulks voor de minuutplans is voorgeschreven. De dessa grenzen worden aan de binnenzijde uitgewasschen met de kleur, waarmede de dessa op het minuutplan is aangeduid en aan de buitenzijde met de kleuren der aangrenzende dessa's. Art. 112. Waar de scheidingen tusschen de wegen en de aangrenzende gronden gevormd worden door waterleidingen, worden de grenzen der wegen in zwart getrokken en daarneven op + % m. m. afstand een blauwe lijn. Art. 113. Behalve de leidingen die op het minuutplan voorkomen, worden op de dessakaart schetsmatig uit de veldwerken overgenomen die waterleidingen, welker aanduiding noodzakelijk is ter verkrijging van een volledig overzicht van het bevloeiingsstelsel. Deze leidingen worden door stippellijnen aangeduid. Art. 114. Bij ieder perceel sawah met levend water wordt aangegeven uit welke leiding of leidingen dat perceel water ontvangt. Die aanduiding geschiedt op dezelfde wijze als in artikel 46 voor de veldwerken is voorgeschreven. Art. 115. Wanneer de bevloeiing van een perceel sawah met levend water uit ééne leiding is aangeduid, behoeven de kleinere leidingen, die hun water uit de eerste leiding ontvangen alleen dan van de veldwerken te worden overgenomen, wanneer zij dienen ter bevloeiing van andere sawahs, bij welke anders de bevloeiing niet zou kunnen worden aangegeven. Art. 116. Wanneer sawahs water ontvangen uit een rivier, hoofdleiding, meer of bron, in eene andere dessa gelegen dan de gronden zeiven, wordt daar, waar het water de dessagrens overschrijdt, de herkomst van het water vermeld. Art. 117. Omtrent de hoofdleidingen, bruggen, duikers en hunne namen alsmede omtrent de aquaducten, bronnen, dammen, wegen en voetpaden gelden voor de dessakaarten dezelfde bepalingen als in de artikelen 47 t/m 50 voor de veldwerken zijn voorgeschreven. Art. 118. Op eene geschikte plaats wordt een hoofd ingesteld, luidende als volgt: District Dessa N° (piagem N°.) Schaal 1 a 5000. In den rechterbovenhoek worden de naam der dessa en het piagem nommer herhaald. Wanneer de dessa'sgewijze kopie meer dan één blad beslaat, wordt het hoofd uitgebreid met de woorden: „in bladen ... .e blad" en wordt ook het nommer van het blad in den rechterbovenhoek herhaald. Aan den voet van ieder blad wordt de volgende verklaring gesteld: „Voor kopie conform , den 18 De landmeter der .... klasse van het kadaster". Na de bijwerking der veranderingen, bij de verificatie in loco noodig gebleken, wordt op eene geschikte plaats eene verklaring gesteld, luidende: „Bijgewerkt na de verificatie in loco. , den 18 De Die verklaring wordt gedagteekend op den datum waarop de verificatie in loco is afgeloopen. Abt. 119. De nommering der dessakaart en de invulling van den cultuurtoestand geschieden uit het minuutplan door een der Europeesche ambtenaren. Na de nommering der dessakaart wordt deze door de beide in artikel 101 genoemde ambtenaren gezamenlijk met de veldwerken vergeleken, waarbij wordt nagegaan of aan alle voorafgaande bepalingen is voldaan. Art. 120. De herhaling in inkt der perceelnommers op het minuutplan en de dessakaart geschiedt door één der ambtenaren of mantri's, die daarvoor de noodige bekwaamheid bezit. Art. 121. Het veldplan wordt naar de dessakaart gekopieerd en door een der Europeesche ambtenaren daarmede vergeleken. Hulpregister. Art. 122. Na voltooiing der dessakaart wordt ten behoeve van den ambtenaar, belast met de verificatie in loco, van iedere dessa afzonderlijk een register vervaardigd, bevattende: de nommers der perceelen, de letters en nommers der vierkanten van de dessakaart, de plaatselijke benaming, en den cultuurtoestand der perceelen. Deze laatste wordt uit de veldaanteekeningen ingevuld en gecollationneerd met de dessakaart. De daarbij ontdekte fouten worden, zoo noodig, tevens op het minuutplan verbeterd. VeriBcatie Art. 123. Na voltooiing der dessakaart en van het hulpregister m k)C0' van eene dessa, worden deze stukken, benevens een afschrift van het proces-verbaal der dessa, met bijbehoorende schetskaart en een blanco-register voor de aanteekeningen der veranderingen, terstond toegezonden aan den ambtenaar, door den Inspecteur voor de sectie aangewezen, die zoo spoedig mogelijk de verificatie in loco verricht. Aet. 124. De ambtenaar in het vorig artikel genoemd, geeft aan den sectie-chef tijdig kennis van den dag waarop met de verificatie zal worden aangevangen. Deze stelt tegen dien datum te zijner beschikking een mantri, bedreven in de opmeting van grondveranderingen, om genoemden ambtenaar te vergezellen en alle veranderingen aan te teekenen en op te meten. Abt. 125. Na afloop der inhoudsberekeningen wordt voor iedere Aanwijzend tableau. dessa een aanwijzend tableau samengesteld volgens het hieraanForm No la gehecht model. Abt. 126. De kolommen 1 t/m 5 worden uit het minuutplan en kolom 6 uit de gearresteerde berekeningstaten ingevuld. Abt. 127. Kolom 7 bevat de oppervlakte der slokans, dijkjes enz., bedoeld bij de le alinea van artikel 45. Die oppervlakte wordt berekend door uitpassing der lengten op het minuutplan en verder uit de gegevens op de veldaanteekehingen voorkomende. De berekening geschiedt door één der Europeesche ambtenaren. Abt. 128. Kolom 8 bevat het verschil der kolommen 6 en 7; kolom 9 de tot bouws herleide grootte die in kolom 8 voorkomt. Bedraagt het overschot meer dan een halve □ Rijnl. roe, dan wordt dit voor een geheel gerekend; minder dan een halve □ Bijnl. roe wordt verwaarloosd. Abt. 129. De kolommen 10 en 11 dienen om na de toepassing van de opgemeten grondveranderingen te verwijzen: bij de vervallen nommers naar de nieuwe nommers, waarin zij zijn opgenomen, en bij de nieuwe nommers naar de vervallen nommers, waaruit zij zijn voortgekomen. Het register zoodanig gecollationneerd en geverifieerd, dat de sectie-chef voor de algemeene juistheid kan instaan. Abt. 130. Na afloop der verificatie in loco eener dessa, ont- Bijwerking vervangt de sectie-chef van den ambtenaar, die de verificatie heeft anaf"n«fn> ö verificatie verricht, de stukken en kaarten terug, bedoeld in artikel 123. in loco. Art. 131. Terstond na de terugontvangst dier stukken worden in alle reeds bestaande kaarten en registers der betrokken dessa de veranderingen aangebracht, die door den ambtenaar, in het vorig artikel bedoeld, worden noodig geacht. Art. 132. Bij verschil van meening tusschen dien ambtenaar en den sectie-chef, omtrent de noodzakelijkheid van een of meer der door eerstgenoemden gewenschte veranderingen, beslist de Inspecteur. Art. 133. De veranderingen in de grenzen der perceelen worden op het bijblad gekaarteerd uit de veldaanteekeningen van den mantri, die ze heeft opgenomen. De betrokken perceelen worden in inkt getrokken, gekleurd en beschreven volgens de voorschriften, daaromtrent voor de minuutplans gegeven. De nieuwe perceelen worden zoodanig genommerd, dat het eerst gebruikte nieuwe nommer onmiddellijk volgt op het laatst gebruikte nommer van het minuutplan der dessa. Art. 134. De nieuwe nommers worden berekend en in het formulier N°. 1" ingeschreven. De kolommen 1 t/m 9 van dit formulier worden, voor zoover de nieuwe perceelen betreft, ingevuld op dezelfde wijze als voor de opmaking van dit register is voorgeschreven, terwijl in kolom 11 worden vermeld de vervallen nommers, waaruit de nieuwe zijn ontstaan. Art. 135. De vervallen nommers worden op het minuutplan in rooden inkt onderhaald. In het formulier N°. la worden de kolommen 1 t/m 9 der vervallen nommers doorgehaald en kolom 10 ingevuld. Art. 136. De bijwerking der dessakaarten en der veldplans geschiedt uit de bijbladen en uit de veldaanteekeningen van den mantri, die bij de verificatie in loco is tegenwoordig geweest. Art. 137. Op de veldaanteekeningen, in het vorig artikel be- doeld, worden de vervallen nommers met blauwen, en de nieuwe nommers met rooden inkt ingeschreven. Die veldaanteekeningen worden zorgvuldig opgeborgen en in trommels bewaard. Abt. 138. Na afloop der bijwerking in de artikelen 130 t/m 137Dessa-register. bedoeld of reeds vroeger, wanneer dit voor den voortgang van Fom' N" het werk wordt wenschelijk geacht, wordt het dessaregister (zie het hieraan gehecht model) ingevuld. Abt. 139. Kolom 1 bevat een doorloopend volgnummer, voor iedere dessa beginnende met N°. 1. De kolommen 2 en 3 worden uit het formulier N°. la ingevuld, met dien verstande, dat de vervallen nommers niet in het f ormulie" N°. 2 worden opgenomen. Kolom 4 wordt uit de dessakaart ingevuld. Abt. 140. Het register wordt dessa'sgewijze opgeteld en het totaal ingeschreven op den eersten onbeschreven regel, met vermelding in kolom 3 van den datum waarop de verificatie in loco is geëindigd. Abt. 141. De districtsgewijze kopie van het minuutplan en bij- Doorloopende blad wordt eerst vervaardigd na afloop der bijwerking, bedoeld ^fn„Jtp"ane' in de artikelen 130 t/m 137. Echter kan, in het belang van de verdeeling van het werk, reeds vroeger worden begonnen met het maken van kopieën der minuutplans in potlood. Voor het in inkt trekken, kleuren en afwerken dezer kaarten gelden dezelfde voorschriften als voor de minuutplans. Abt. 142. Nadat het kadaster van een district is voltooid, wordt Verzamelkaart, daarvan een districtskaart opgemaakt op de schaal van 1 a 20000. Die kaart bevat den omtrek van het district, de dessagrenzen, wegen, rivieren enz. Abt. 143. Aan de linkerbovenzijde van de verzamelkaart wordt een titel geplaatst van den volgenden inhoud: „Kaart van het district , afdeeling , residentie , opgemeten in de jaren door en onder toezicht van den landmeter der klasse van het kadaster , Aan de. rechterbenedenzijde wordt geplaatst de volgende verklaring : „Onderzocht en goedgekeurd. den De Chef der landrente-metingen. Abt. 144. De verzamelkaart wordt niet voorzien van vierkanten. Alleen wordt ongeveer in het midden van het blad een Noordlijn getrokken, voorzien van een pijl. Overleg met Abt. 145. Wanneer de hulp of voorlichting van Europeesche of ambtenaren iniandsche ambtenaren, beambten of hoofden, die ondergeschikt van andere dienstukken, zijn aan het Hoofd van gewestelijk bestuur, dan wel van ambtenaren van andere diensttakken, vereischt wordt, zoo wordt daarvan door den sectie-chef mededeeling gedaan aan den Inspecteur of aan den door dezen daarvoor aan te wijzen ambtenaar. Boekhouding Abt. 146. Van alle perceelen, waarop zakelijke rechten zijn ge- eigendoms- Te8tigd, geschiedt de samenstelling der kadastrale boekhouding en kadaster. . , , de bijhouding van het kadaster in overeenstemming met de instructie voor de bewaarders van het kadaster, vastgesteld bij besluit dd. 8 Augustus 1880 N°. 12 (Staatsblad N°. 148) en de daarin reeds aangebrachte of nog aan te brengen wijzigingen. Gouvernements besluit dd. 5 November 1896 N°. 4. Eerstelijk: Goed te keuren, dat bij de kadastrale metingen ten behoeve van de landrente-regeling in de Preanger-Begentschappen door den waarnemenden Hoofdinspecteur der Cultures F. A. Libfrinck en H. J. W. van Lawick van Pabst is afgeweken van de bij artikel 1 van het besluit van 18 Juni 1890 N°. 6 (Bijblad op het Staatsblad van N.-I. N°. 4576) goedgekeurde „Voorschriften tot regeling van de details der kadastrale metingen", bedoeld bij art. 1 § II ten tweede van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Stbl. N°. 164). Ten tweede: Den waarnemend Hoofdinspecteur van Cultures te machtigen van in de Preanger-Regentschappen en districten of onderdistricten, waar een klein aantal ontgonnen stukken grond verspreid liggen tusschen een groote uitgestrektheid woeste gronden, en het ontgonnen gedeelte onderhevig is aan voortdurende verandering van bestemming, de voor de landrente-regeling benoodigde opmeting en waardeering der bouwgronden te doen geschieden door Inlandsche ambtenaren van het binnenlandsch bestuur onder controle van de plaatselijke Europeesche ambtenaren van dien tak van dienst. Ten derde: enz. famË, Missive van den w3. Hoofdinspecteur van Cultures dd. 4 Februari 1900 N°. 25 gericht aan den Chef van den kadastralen dienst te Weltevreden. Met referte aan Uw missive dd. 29 Januari ft, N°. 361, heb ik de Eer UHEd. mede te deelen, dat ik mij volkomen vereenig met den inhoud van Uwen brief, en machtig ik U derhalve aan de onder U staande Ingenieurs van het kadaster en chefs der opmetings-sectiën officieel kopieën uit te reiken van de door ons ontworpen voorschriften, en deze bindend te verklaren. Het enz. De wd. Hoofdinspecteur van Cultures, (w. g.) J. W. VAN DER VALK. Missive van den Ingenieur Chef van den kadastralen dienst dd. 19 Maart 1900 N°. 1035, aan de Ingenieurs van het kadaster en de chefs der opmetings-sectiën. Ter vervanging van de voorschriften, vastgesteld bij het Gouv. besluit van 15 Juni 1890 N°. 6 en de daarin aangebrachte wijzigingen, welke zijn goedgekeurd bij Gouvernements besluit van 5 November 1896 N°.4, is door den wd. Hoofdinspecteur der Cultures, in overleg met mij, eene verzameling gemaakt van de nog van kracht zijnde bepalingen, aangevuld, met eenige details tot de vast stelling waarvan die Hoofdambtenaar krachtens zijne betrekking bevoegd was. Bedoelde verzameling, waarvan hierbij een afschrift wordt aangeboden, is, in afwachting van de daarop gevraagde goedkeuring der Regeering, krachtens het schrijven van meerbedoelden Hoofdinspecteur van 4 Februari 1900 N°. 25, nu reeds bindend verklaard voor de opmaking der gegevens benoodigd voor de landrente-regeling. Ik verzoek derhalve UEG. van dat stuk gebruik te maken en voor zooverre noodig zorg te dragen, dat overeenkomstig het daarin voorkomende wordt gehandeld. Voor het geval wijziging of andere aanvulling van die voorloopig vastgestelde bepalingen wenschelijk mocht worden geacht door in de praktijk opgedane ervaringen of in verband met eigenaardige plaatselijke toestanden, gelieve U mij daarmede in kennis te stellen, ten einde daarmede bij de definitieve vaststelling der voorschriften, zoo mogelijk nog rekening te kunnen houden. De Ingenieur der le klasse, (w. g.) W. VAN DER REST. Nieuwe voor- VOORSCHRIFTEN tot regeling van de details der kadastrale méschriften tingen, bedoeld bij artikel 1 § II ten 2e van het voor de besluit van 10 Mei 1879 N°. 4 (Staatsblad Landrente- - metingen. N°. 164). ALGEMEENE BEPALINGEN. Art 1 Het hoofddoel van de werkzaamheden, bedoeld bij II Doel. . sub 2e van Staatsblad 1879 N°. 164, bestaat in de opmaking van een kadaster, ten behoeve van de landrente-regeling (Landrentekadaster). Art. 2. (1) Het landrente-kadaster wordt naar deze voorschriften opgemaakt van die districten of gedeelten van districten, welke daartoe door den Hoofdinspecteur, belast met de regeling der landrente, worden aangewezen. (2) Binnen deze terreinen kunnen evenwel, mede op aanwijzing van genoemden Hoofdinspecteur, bepaalde categorieën van gronden van de opmaking van het landrente-kadaster worden uitgesloten. (3) Voor dé speciale onderzoekingen en metingen, voor de regeling der landrente vereischt in de categorieën van gronden, bedoeld in de vorige alinea van dit artikel, zullen speciale voorschriften worden verstrekt. Art. 3. Bij de opmaking van het landrente-kadaster hebben de Leiding, daarmede belaste ambtenaren, voor zoover het geene zaken betreft van zuiver technischen aard, te volgen de aanwijzingen en voorschriften hun dienaangaande te geven door den Hoofdinspecteur, die met de landrente-regeling is belast. Art. 4. De werkzaamheden worden verricht door die ambte- Personeel naren en beambten van den kadastralen dienst, welke, voor zoover het Europeesch personeel betreft, daartoe door den Directeur van binnenlandsch bestuur, en, voor zoover aangaat het Inlandsen personeel, door den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, zullen worden aangewezen. Art. 5. (1) Het personeel, in artikel 4 bedoeld, wordt verdeeld over opnemingssectiën. Het aantal en het ressort dier sectiën, alsmede de plaatsen, waar de teeken-bureaux zullen zijn gevestigd en het Europeesch personeel van ieder der sectiën worden aangewezen door den Directeur van binnenlandsch bestuur, op voorstel van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, die te voren overleg houdt met den Hoofdinspecteur. (2) Het Inlandsen personeel van iedere sectie wordt mede in overleg met dien Hoofdinspecteur aangewezen door den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. Art. 6. Voor iedere sectie wordt door den Directeur van binnenlandsch bestuur een ambtenaar van het kadaster aangewezen, om als hoofd der sectie op te treden. Abt. 7. De werkzaamheden te verrichten voor het in artikel 1 Werkzaam omschreven doel, bestaan in: heden. le. Het opmaken van het landrente-kadaster van de districten of gedeelten daarvan, in art. 2 genoemd, welker opneming door het personeel van het kadaster of dat der statistieke opname nog niet heeft plaats gehad; 2e. Het omwerken van het kadaster der reeds volgens de voorschriften, vastgesteld bij het besluit van 4 Augustus 1879 N°. 7 (Bijblad N°. 3431), voltooide districten of gedeelten daarvan, teneinde dit dienstbaar te maken voor de regeling der landrente; 3e. De bijhouding van het landrente-kadaster volgens de daaromtrent nader vast te stellen voorschriften; 4e. Alle overige verrichtingen, welke aan het personeel door of vanwege den Hoofdinspecteur in het belang der beoogde landrente-regeling zullen worden opgedragen. TOEZICHT. Maandrapport Art. 8. (1) De Ingenieur van het kadaster, onder wiens leivan den loge- ding de werkzaamheden, als in art. 2 bedoeld, worden uitgevoerd, "'"Lanter is verantwoordelijk voor den geregelden gang, de goede verdeeling en de deugdelijkheid in algemeenen zin van het werk. (2) Behalve de opgaven omtrent het technische gedeelte der werkzaamheden, die hij verplicht is ingevolge de bestaande voorschriften aan den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, in te dienen, zendt hij vóór den vijftiende van iedere maand aan den Hoofdinspecteur een rapport, dat bevat: o. eene opgave van de door hem verrichte inspectiën; b. een overzicht van den stand van het werk bij iedere sectie en de vorderingen gedurende de afgeloopen maand; c. bijzonderheden van verschillenden aard. Art 9 (1) De sectie-chefs zenden vóór den vijfde van iedere Maandrappor- AK1- w ten der sectie- maand aan den Ingenieur een rapport volgens een door den Chef Cbe6' van den kadastralen dienst voorgeschreven model. „ . l Art 10 De Ingenieur houdt een register aan, waarin omtrent Register be- s treffende het ieder der Europeesche en Inlandsche ambtenaren en beambten personeel, worden geboekt) die feiten en bijzonderheden bij zijne inspectiën waargenomen, waaruit hun ijver, aanleg, bekwaamheid, enz. kunnen worden beoordeeld. Art. 11. De sectie-chefs houden een zelfde register aan als in artikel 10 bedoeld en dragen zorg gedurende den loop van het jaar voldoende feiten te verzamelen, om aangaande hun ondergeschikt personeel aan den Ingenieur de inlichtingen te kunnen verstrekken, die hij voor eene juiste beoordeeling der hierbedoelde personen noodig heeft. Art. 12. (1) Jaarlijks vóór den 20™ December zenden de condoite sectie-chefs aan den Ingenieur van het kadaster een conduite-staat s,atenin duplo, bevattende van ieder der Europeesche en Inlaudsche ambtenaren hunner sectiën uitvoerige bijzonderheden omtrent aanleg, ijver, geschiktheid en bekwaamheid. (2) De Ingenieur zendt een exemplaar dezer conduite-staten voorzien van zijne beschouwingen tegelijk met de door hem op te maken conduite-staten der sectie-chefs vóór den 10™ Januari van het volgende jaar aan den Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst. Art. 13. (1) Ieder der Europeesche ambtenaren bij de sectiën Dagboek, werkzaam, houdt een dagboek aan, waarin omstandig dag voor dag wordt vermeld het werk door hem verricht en de opmerkingen, door feiten gestaafd, omtrent het onder zijn toezicht werkende personeel. (2) Op den eerste van iedere maand zenden de ondergeschikte ambtenaren hunne dagboeken aan de sectie-chefs, die ze, voorzien van hunne bemerkingen, aan die ambtenaren terugzenden. Art. 14. Ieder ambtenaar is verantwoordelijk voor de nadee-Verantwoord len, ontstaan uit de gebreken en tekortkomingen zijner onderge- ,«kbeidschikten, wanneer daarop niet tijdig door hem de aandacht zijner meerderen is gevestigd. Art. 15. (1) De uren, dagelijks door het personeel aan het Werktijd, terrein- of kantoorwerk te wijden, worden vastgesteld door den sectie-chef, in overleg met den Ingenieur. (2) Wanneer de belangen van het werk dit eischen, kan ieder ambtenaar het aantal werkuren zijner ondergeschikten te allen tijde vermeerderen. (3) Van de gevallen, waarin dit heeft plaats gehad, wordt door hem aanteekening gehouden in zijn dagboek. Werkplan. , Abt. 16. (1) Het werkplan voor iedere opnemingssectie wordt in verband met de artikelen 39 en 40 vastgesteld door den Hoofdinspecteur in overleg met den Ingenieur. (2) De aanwijzing van het Europeesch personeel voor ieder onderdeel van het werk en de verplaatsing daarvan binnen het ressort der sectie, geschieden door den sectie-chef in overleg met den Ingenieur (zie art. 49). (3) De verplaatsing van het Inlandsen personeel binnen hetzelfde ressort geschiedt door den sectie-chef. Districts- en Abt. 17. Het landrente-kadaster wordt districts- en dessa'sgedessa-fgewijze opgemaakt, met dien verstande, dat voor de driehoeks- en de opmaking van * *- ° ' het Kadaster, detailmeting en voor de kaarteering steeds één of meer geheele districtén worden bewerkt, zonder deze werkzaamheden bij de dessagrenzen af te sluiten, en dat alle overige werkzaamheden dessa'sgewijze worden verricht. WERKZAAMHEDEN TE VELDE. Grensbepaling Abt. 18. (1) Aan de opmeting van ieder district gaat vooraf ^océssTn- ae °Pname en omschrijving der grenzen van het gebied van elke verbaal. dessa in overeenstemming met de hoofden der betrokken dessa en der aangrenzende dessa's door een der ambtenaren of beambten van het kadaster, die van den loop der grenslijnen een proces-verbaal met schetskaartje opmaakt, dat door hem, de dessahoofden, zoomede door het districtshoofd wordt onderteekend. (2) Vóóraf echter worden enclaves van het eene dessagebied binnen het andere, waar mogelijk, door ruiling weggewerkt, terwijl de grenzen, zooveel noodig, worden gewijzigd en duidelijk afgebakend, behalve daar, waar het afbakenen ondoenlijk of nutteloos blijkt. Abt. 19. De processen-verbaal, in het voorgaande artikel bedoeld, worden aangeboden aan den betrokken afdeelings-controleur, die ze, bij goedbevinding en na raadpleging van den Regent, met dezen mede onderteekent en ze aan den sectie-chef terugzendt. Abt. 20. (1) Het betrokken districts- of onderdistrictshoofd wijst de dessahoofden aan, die den ambtenaar of beambte van het kadaster vergezellen bij de aanwijzing der grenzen. (2) Deze laatste dient er wel op te letten, dat de dessahoofden zeiven komen en niet stilweg iemand in hunne plaats zenden. (3) Zoo noodig moeten deze hoofden zich doen vergezellen door andere ingezetenen der dessa, die in het bijzonder vertrouwd zijn met den loop van de dessagrenzen. Art. 21. (1) Nadat voldaan is aan het bepaalde bij art. 19 Arresieering worden de processen-verbaal der dessagrenzen door den sectie-chef^er 1>r°ci!fe"" verbaal. den Resident ter arresteering aangeboden. (2) Op de overzichtskaart, bedoeld bij art. 120, wordt van dit besluit aanteekening gehouden door de volgende verklaring: De dessagrenzen zijn gearresteerd bij Residentsbesluit van den „.... N° " DRIEHOEKSMETING. Art. 22. De detailmeting van het terrein moet worden vooraf- Aansluiting gegaan door eene driehoeksmeting, die wordt verbonden aan de8"11 Punten T,n hooger orde. bestaande driehoeksmetingen van de geographische, topographische en kadastrale diensten, door zooveel mogelijk alle verzekerde punten daarvan in eerstgenoemde op te nemen. Art. 23.* (1) De driehoekspunten door het kadaster geplaatst, Verzekering worden zooveel mogelijk vóór de hoekmeting door steenen palen Pnnt0Bverzekerd, voorzien van de initialen T. K., zoomede van het nummer van het punt, op hetwelk zij geplaatst zijn. (2) De pilaren worden aangebracht door de zorg van de ambtenaren van het kadaster. Art. 24. (1) Gelijktijdig met de driehoeksmeting worden door Tusschende daarmede belaste ambtenaren een groot aantal tusschenpunten P",nlenop het terrein geplaatst en door hoekmeting aan de driehoeksmeting verbonden, waarbij echter slechts, wanneer geen andere wijze O Dit artikel is ingetrokken bij Gouvernements besluit van 2 November 1897 n". 23 en vervangen door de daarbij gegeven voorschriften. Zie > f BijbL n\ 5211 en Stb. 1897 n*. 258 aangevuld bij Stb. 1900 n'. 256. van verbinding mogelijk is, van de problema's van Snbllitjs of Hansen mag worden gebruik gemaakt. (2) Voor de berekening van punten, door middel van het problema van Snbllitjs, wordt gebruik gemaakt van formr. N°. 28. (3) De tusschenpunten worden eveneens duurzaam verzekerd. Aet. 25. (1) De tusschen punten moeten met de driehoekspunten, voor zoover die daarvoor geschikt zijn, dienen, om daaraan de veelhoeken en meetlijnen te verbinden. (2) Bij de keuze der eerstgenoemde moet dus uitsluitend op het belang der detailmeting worden gelet. Hun aantal kan tijdens die meting onbepaald worden vermeerderd. Afstanden Aet. 26. Bij het bepalen der lengten van de zijden der drie- tusschen drie- jjQgjjgn moet rekening gehouden worden met de terreinformatie; hoeks- en tusschen- er dient echter naar gestreefd te worden, dat de afstanden tusschen punten. alle bereken(je punten niet grooter worden dan + 500 Meter. Hoekmetingen. Abt. 27. (1) De hoeken der driehoeksmeting worden twee- of driemaal met den kijker in den gewonen stand en met doorgeslagen kijker gemeten en ingeschreven in de staten formulier N°. 25, welke, na afloop van elke afzonderlijke driehoeksmeting, worden ingenaaid. (2) De hoeken om ieder punt worden alle gemeten; het is streng verboden den laatsten hoek door aftrekking der reeds gemeten hoeken van 360° te vinden. Abt. 28. (1) Wanneer een tusschenpunt uit slechts twee punten van driehoeksmeting is waargenomen, worden aan het punt zelf eveneens de hoeken gemeten. (2) Wanneer echter aan een tusschenpunt hoeken moeten worden gemeten, geschiedt dit tweemaal met den kijker in den gewonen stand en met doorgeslagen kijker. Afleiding der Abt. 29. De ambtenaar, die de hoekmeting verricht, leidt tevens hoeken. uit de verkregen noniusaflezeingen de waarde der hoeken af, maar brengt daarin geen enkele wijziging aan. Aet. 30. (1) De personen, onder wier leiding de driehoeksme- Toezicht en controle op de tingen worden uitgevoerd, overtuigen zich, of de driehoeks- en tus- ^„^8. Bchenpunten met oordeel zijn gekozen, of de signalen goed zijn ge- meting, bouwd en of voor de hoekmeting steeds het voetpunt der loodlijn uit het midden der korf met zorg is bepaald en voldoende verzekerd. (2) Zij controleeren de hoekmetingen door periodiek bij de hoekmeting op een der punten tegenwoordig te zijn, waarbij zij zich tevens overtuigen, of het instrument steeds voldoet aan alle voorwaarden van opstelling en regeling. Aet. 31. (1) De nommering der punten van driehoeksmeting Nommering geschiedt eerst na voltooiing van het geheele net. yan^dnehoeks- (2) Een punt, ongeveer in het midden van het net gelegen, meting, krijgt N°. 1 en de overige punten worden spiraalsgewijs daaromheen genommerd. (3) Bij de nommering der driehoeken wordt dezelfde richting gevolgd. (4) Punten en driehoeken, reeds in eene vroegere kadastrale, driehoeksmeting genommerd, worden, wanneer zij in een later te berekenen net voorkomen, niet opnieuw genommerd, maar aangeduid door hun vroeger nommer in rood en eene korte verwijzing naar het net, in hetwelk zij het eerst berekend zijn. Aet. 32. (1) Bij de vereffening der fouten en bij alle andere bewerkingen wordt begonnen met den tour d'horizon dm punt N°. 1, daarna volgt die om punt N°. 2 enz. (2) Voor de foutvereffening en de berekening wordt gebruik gemaakt van de formulieren N°. 18, 19 en 27. Aet. 33. (1) De basis wordt afgeleid uit de berekende coördi- Afleiding der naten van twee der aansluitingspunten. b*sis- Aans,ui- ling aan het (2) Bij aansluiting aan meer dan drie punten worden voor de 5, pun(. afleiding der basis de punten zoodanig gekozen, dat de overige aansluitingspunten ter weêrszijden en zoo mogelijk op ongeveer gelijke afstanden zijn gelegen van de lijn, die eerstgenoemde twee punten vereenigt. (3) De aansluiting aan het derde en aan de overige aanslui- tingspunten geschiedt voor iederen aansluitingsdriehoek afzonderlijk volgens de graphische methode van Gleuns, of eene andere methode, die volgens een bijzonder geval wenschelijk wordt geacht, op een daarvoor aan te leggen plan van driehoeksmeting. Assenstelsel. Abt. 34. De punten van de kadastrale driehoeksmeting worden ten opzichte van hetzelfde assenstelsel berekend als dat, hetwelk voor de aansluitingspunten gebruikt is. VeriGcatie »an Abt. 35. Na voltooiing van de berekening der coördinaten van de berekening , . . , ... ... , der driehoeks- de driehoekspunten en na aansluiting dier punten aan de punten meting. Van hoogere orde, worden alle stukken, op de driehoeksmeting betrekking hebbende, aan den Ingenieur toegezonden, die zich overtuigt van de deugdelijkheid van alle onderdeelen van het werk, en ten blijke zijner goedkeuring eene verklaring stelt op den staat of in het register; bevattende de coördinaten der punten, zooals die na aansluiting aan de punten van hoogere orde zijn gewijzigd. Plan Tan drie- Aet. 36. Na goedkeuring van de coördinaten der driehoekspunhoeksmetmg. ^ wordt het plan van driehoeksmeting verder afgewerkt. Daarop worden de lijnen evenwijdig aan den meridiaan en de parallel van het centraalpunt der residentie op een afstand van 2.5 centimeter onderling getrokken en de afstanden dier lijnen tot 't centraalpunt, (die steeds 500 M. of veelvouden daarvan moeten bedragen) aan de zijden van het blad met rooden inkt vermeld. Aet. 37. (1) Het plan van driehoeksmeting wordt zoodanig aangelegd, dat daarop alle driehoekspunten, die binnen een geheel district of onmiddellijk buiten de grenzen daarvan zijn geplaatst, kunnen gekaarteerd worden. Het bestaat uit een of meer bladen, naar gelang der uitgestrektheid van het district. (2) De bladen mogen echter geen grooter afmetingen hebben dan die der bladen van het minuutplan. (3) Op het plan van driehoeksmeting wordt eene verklaring ge steld, vermeldende op welke wijze de driehoeks- en tusschenpunten verzekerd zijn. (4) Het plan van driehoeksmeting wordt bij de minuutplans van het district opgeborgen. Art. 38. Terstond na de voltooiing van het plan van driehoeksmeting worden daarop uit de topographische kaart de districtsgrenzen zoo nauwkeurig mogelijk overgebracht. DETAILMETING. Art. 39. (1) Vóór den aanvang der meting van ieder district Voorafgaand _ , , ,. onderzoek in of van ieder onderdeel daarvan, dat aan een ploeg ter opmeting is loco toebedeeld, begeeft zich de ambtenaar van het binnenlandsch bestuur, die voor de sectie is aangewezen, vergezeld van den Chef der opmetingsploeg, naar het terrein, dat door hen in verschillende richtingen wordt doorkruist, ter verkrijging van een algemeen overzicht in zake de ligging en de verdeeling der gronden. (2) In verband met het bepaalde in de 2e alinea van art. 2 wordt de al of niet noodzakelijkheid van de kadastrale opmeting der aangetroffen gronden besproken. Art. 40. (1) In de terreinen, bedoeld in de le alinea van art. 2, Gronden van wordt, behoudens de uitzondering in de 2e alinea van dat artikel £n'dk"eni*1 genoemd, het landrente-kadaster opgemaakt van alle gronden, diekadaster wordt ingevolge art. 1 van Staatsblad 1896 N°. 126 landrenteplichtig zijn 0P«emaaklen van de vrijwillig met koffie beplante gronden, welke ingevolge het bepaalde bij de 3e alinea van art. 21 van dat Staatsblad door het Hoofd van gewestelijk bestuur worden aangewezen als landrente-plichtige gronden. (2) Wanneer op het terrein moeilijk is na te gaan, welke gronden landrenteplichtig zijn, en welke niet, zoo moet de aanwijzing geschieden door de bezitters onder toezicht van het dessabestuur. Art. 41. De voor het landrente-kadaster óp te meten gronden,Onderscheiding der gronden worden onderscheiden in twee soorten, namelijk: m arU 40 le. sawahs; bedoeld2*. droge gronden, nipabosschen en vischvijvers. Art. 42. (1) Sawahs zijn terrasvormig aangelegde, ter ophou- Omschrijving ding van water afgedijkte bouwgronden, waarop als hoofdproduct^^1^6"^ rijst geteeld pleegt te worden. de rubrieken (2) Onder de rubriek droge gronden worden begrepen alle ove- *rt' x ' aangewezen. rige landrenteplichtige gronden. (3) Plassen, die productief zijn, te midden van sawahs gelegen, worden als sawahs beschouwd. (4) Wanneer twijfel bestaat tot welke der rubrieken, in art. 41 genoemd, dergelijke gronden moeten worden gerekend, wordt steeds die beslissing gevolgd, welke in het voordeel is van de belastingschuldigen. daarvan, plichtige gronden, dat over zijne geheele oppervlakte tot dezelfde rubriek behoort, volgens de onderscheiding in art. 41 aangegeven en ieder onderdeel daarvan, dat van het overige gedeelte geheel is afgescheiden door scheidingen, die ingevolge het bepaalde bij de artikelen 44 en 108 moeten worden opgemeten. (3) Een complex gronden wordt mede geacht over zijn geheele oppervlakte te behooren tot dezelfde cultuursoort, volgens de onderscheiding in art. 41 aangegeven, in de volgende gevallen: le. Wanneer daarin kleine stukken grond voorkomen van andere cultuursoort dan wel niet landrenteplichtig, waarvan de inhoudsvlakte van elk stuk op zich zelf een halve bouw niet te boven gaat. Deze stukken worden ongeveer ter plaatse op de dessakaart aangeduid door het teeken -f- en de letters S. d. of gg; 2e. Wanneer langs de grenzen — dan wel binnen het complex — strooken grond gelegen zijn van andere cultuursoort, of niet landrenteplichtig, en de breedte dier strooken gemiddeld tien meter niet te boven gaat; 3e. Wanneer de beide cultuursoorten, in art. 41 genoemd, dan wel landrenteplichtige en niet landrenteplichtige gronden, daarin zoo grillig en in kleine stukken dooreen gemengd voorkomen, dat de afzonderlijke opmeting van iedere soort te veel kosten zou veroorzaken. Kadastrale eenheid. Omschrijving Abt. 43. (1) De opmeting geschiedt perceelsgewijze. (2) Onder perceel wordt verstaan ieder complex van landrente- Perceelgrenzen Abt. 44. (1) In terreinen, waar de gronden, bedoeld bij art. 40, en andere Hggen, worden opgemeten: terreinvoorwerpen, die ge- le- Districts- en dessagrenzen; meten moeten Rivieren; worden; uil- ..... j zonderingen. 3e. Verkeerswegen, die met de heggen, slooten of dijken, waardoor ze van de aangrenzende gronden zijn afgescheiden, eene gemiddelde breedte hebben van twee meter of meer. (Onder verkeerswegen worden, behalve de groote en tournéewegen, ook verstaan die, welke dienen voor het verkeer tusschen verschillende kampongs, maar nimmer die welke dienen voor het verkeer binnen dezelfde kampongs); 4e. Dijken langs wegen, rivieren, kanalen of waterleidingen, wanneer hun grondvlak eene gemiddelde breedte heeft van drie meter of meer. Smallere dijken worden met die wegen, rivieren, kanalen of waterleidingen opgemeten en gerekend daartoe te behooren; 5e. Waterleidingen'van blijvenden aard, die drie en meer meter breed zijn; 6e. De grenzen tusschen gronden, die wel en die niet landrenteplichtig zijn, overeenkomstig het bepaalde bij art. 40 en met inachtneming van het bepaalde bij de 3" alinea van art. 43. 7e. De grenzen der gronden, waarop een rechtstitel rust; 8e. De grenzen tusschen sawahs en droge gronden met inachtneming van het bepaalde bij art. 42 en bij de 3* alinea van art. 43 ; 9*. Steenen gebouwen, muren, bruggen, aquaducten, palen en andere terreinvoorwerpen van blijvenden aard, die kunnen dienen voor de aanmeting van grondveranderingen, of voor de verkenning van nut kunnen zijn. (2) De tusschen de bouwvelden zich bevindende dijken, wegen en dergelijke, die volgens de bepalingen van de voorgaande alinea van dit artikel niet behoeven te worden opgemeten, worden gerekend tot de bouwvelden te behooren. Art. 45. Op de veldaanteekeningen worden geschetst of aan- veldaanteekeningen. gegeve . je schetsen (1) De gronden, gelegen binnen de op te meten terreinen, maar terreinvoorwelke behooren tot de categorieën van gronden bedoeld bij de 2f werPenalinea van art. 2. (2) De niet gemeten wegen en voetpaden, waarvan de afbeelding wenschelijk is in het belang van eene gemakkelijke verkenning. (3) De stroomrichting van rivieren en waterleidingen en de daarin voorkomende permanente stuwdammen. Vcldaanleeke- ningen. Namen, cultuurlocsland. Art. 46. (1) De namen van dessa's, kampongs en verdere terreinbijzonderheden, zoomede de plaatselijke benamingen der bouwgronden, worden met duidelijk en in het oog loopend schrift vermeld. (2) In ieder perceel wordt de cnltnurtoestand van den grönd volgens de in art. 41 aangegeven onderscheiding ingeschreven. In het geval bedoeld bij art. 43 al. 3 sub 3C worden de namen van beide cultnnreoorten ingevuld, met dien verstande, dat de naam van de soort, die overwegend is, het eerst wordt genoemd. In perceelen als bedoeld bij de le alinea sub ten 7e van art. 44 wordt de aard van het recht en zoo mogelijk het verpondingsnommer en het jaartal en nommer van den meetbrief vermeld. Veldaaniceke- Art. 47. Voor de beschrijving van hetgeen overigens nog op mngen. ^ veldaanteekeningen moet voorkomen, worden door de sectieBeschrijving. chefs de noodige voorschriften gegeven. Veldaanteekeningen. Naamstaaljes. Art. 48. Bij iedere veldaanteekening wordt een staatje vervaardigd, dat dessa'sgewijze en in alphabetische orde gerangschikt alle namen bevat, die in die veldaanteekening voorkomen. Deze staatjes worden toegezonden aan den voor de sectie aangewezen ambtenaar van het binnenlandsch bestuur, die ze na correctie aan den sectie-chef terugzendt. Opmetingsploegen. Art. 49. (1) Voor de uitvoering der detailmeting worden door de sectie-chefs uit hun personeel opmetingsploegen geformeerd. (2) De aan het hoofd daarvan geplaatste landmeters, adj.-landmeters en mantri's zijn verantwoordelijk voor den goeden gang en de deugdelijkheid van de meting. (3) Zij zijn gehouden zich zooveel mogelijk dagelijks naar het tefltéin te begeven en te wonen ter plaatse, waar hun dit door den sectie-chef wordt gelast (zie art. 16). Hoofdpolygonen. Art. 50. (1) De polygonen, vormende de grenzen der veldaanteekeningen, benevens die langs groote wegen en rivieren en die, welke van veel belang worden geacht voor het verband der meting, worden beschouwd als hoofdpolygonen. (2) De meting dier polygonen geschiedt met de theodoliet-bous- sole óf met de boussole tranche-montagne, tevens ingericht voor afstandmeter, en de meetkettingen. (3) De verkregen lengten en azimuthen worden ingeschreven in staten formr. 20a en de nommers der veldaanteekeningen. daarbij vermeld, benevens het nommer en de laatst bepaalde declinatie van de boussole. (4) Het net der hoofdpolygonen wordt in den regel op schaal van 1/20000 op planpapier gemaakt. Daarop worden aangegeven de districtsgrens, triangulatiepunten, waaraan de verschillende hoofdpolygoontrekken zijn verbonden en de nommers der. knooppunten. In het midden van eiken trek wordt verwezen naar de bladzijden van formr. 20o, waar de coördinaten-berekening is. te vinden. Art. 51. Wanneer het district grenst aan een district, dat reeds gemeten is, om het even of dit tot een andere afdeeling of residentie behoort, wordt zooveel mogelijk gebruik gemaakt van de hoofdpolygonen, welke gediend hebben voor de gemeenschappelijke districtsgrens, door de detailmeting te verbinden aan de nog aanwezige piketten. Art. 52. (1) Na de kaarteering der hoofdpolygonen worden Hoofdpolydie nagepast en eventueel gemaakte fouten opgespoord en ver- gonen• Verificatie en beterd. controle. (2) De lengten en azimuthen der hoofd- en omtrekpolygonen worden niet op de veldaanteekeningen vermeld, maar buiten het bereik der mantris bewaard, ten einde daarmede het werk der mantris, met de detailmeting belast, te kunnen vergelijken. Art. 53. (1) ' De detailmeting geschiedt overigens door middel Binnenpoiyvan polygonen, waarvan dé lengten der zijden met den ketting en gonen dé azimuthen met de boussole worden gemeten. Bij de aflezingen op den meetketting worden 1 tot 5 d.M. verwaarloosd en 5 tot 10 d.M. als 1 d.M. beschouwd. (2) Op ieder hoekpunt wordt het azimnth van de vorige en dat Van de volgende lijn gemeten. Abt. 54. (1) Van elk boussole-instrument bij eene sectie in ge- bruik, wordt periodiek de declinatie bepaald en daarvan in de kist van het instrument aanteekening gehouden, met vermelding van tijd en plaats. (2) Op ieder veldaanteekening wordt aangeteekend, welke boussole voor de detailmeting is gebruikt en de laatst bepaalde declinatie van dat instrument daarbij vermeld. Vereenvondi- Art. 55. (1) Langs rechte scheidingen, die over hunne geheele ging der detail-of oyer ^ voldoend gedeelte hunner lengte zichtbaar zijn, worm' den geen meetlijnen geplaatst, die scheidingen of hunne verlengden worden alleen aangeteekend in de polygoonlijnen, die zij snijden of waarin zij zichtbaar zijn. (2) Het aantal loodlijnen op de meetlijnen wordt zooveel mogelijk beperkt. VELDAANTEEKENINGEN. Schaal. Art. 56. (1) De veldaanteekeningen worden met de meeste Afwerking. duidelij-kheid en zooveel mogelijk op schaal vervaardigd en, behoudens het in de 3e alinea van dit artikel bepaalde, in zwarten inkt overgetrokken. (2) Voor de schaal der veldwerken wordt in den regel die van 1 a 5000 gebezigd; alleen in geval van noodzakelijkheid wordt, naar omstandigheden, van andere schalen gebruik gemaakt. (3) Alle op te meten terreinbijzonderheden worden, voor zoover dat zonder bezwaar kan plaats hebben, op de veldaanteekeningen op dezelfde wijze aangeduid als hierna voor de dessakaarten zal worden voorgeschreven. Verine.ti.Yan- Art. 57. (1) De ingeleverde, voltooide veldteekeningen worden en toezicht op met zorg door de chefs der opmetingsploegen nagezien, dedeuiimeti-g. ^ ^ er ^ Qf a&n &Ue ter zake betrekkelijke bepalin¬ gen is voldaan en controleeren de meting door enkele der door de mantris geconstrueerde veelhoeken nauwkeurig uit te zetten en na te passen. (3) Vóór de mievering der veldaanteekeningen aan den sectiechef wordt door hen daarop eene verklaring gesteld en onderteekend, luidende: „Onderzocht en goedgekeurd". den :. „De Art. 58. (1) De sectie-chefs bezoeken geregeld ieder der opmetingsploegen hunner sectie en overtuigen zich daarbij, of alle voorschriften door het personeel worden begrepen en opgevolgd. (2) De Ingenieur doet hetzelfde bij zijne inspectiën. (3) Door periodiek enkele lijnen in hunne tegenwoordigheid te doen meten, overtuigen de sectie-chefs zich, of de opvattingen der mantris juist zijn en of deze voldoende bekwaam zijn in het gebruik hunner instrumenten. WERKZAAMHEDEN TEN KANTORE. Art. 59. (1) Het gemetene wordt districtsgewijze gekaarteerd Minuutplanop een minuutplan, naar de schaal van 1 a 5000. „. s^aa" r 1 ' Richting van (2) Op alle bladen van het minuutplan wordt de bovenkant als het noorden, de Noordzijde aangenomen. Art. 60. (1) De parallellen aan den meridiaan en die aan de Parallel aan perpendiculair op den meridiaan van het centraalpunt der residen- meria'»an en perpendiculair tie worden op één decimeter afstand van elkaar in blauwen inkt Tan het cen(Pruisisch blauw) getrokken. traalpnnt. v ' ö Vierkanten. (2) Ieder blad van het minuutplan bevat negen vierkanten in de lengte en zes in de breedte. (3) De grenzen der bladen van het minuutplan worden zoodanig gekozen, dat die, welke evenwijdig zijn aan den meridiaan van het centraalpunt, op afstanden van 4500 of veelvouden daarvan van dien meridiaan en die, welke evenwijdig aan de perpendiculair in het centraalpunt op dien meridiaan op afstanden van 3000 M. of veelvouden daarvan van die perpendiculair gelegen zijn. Art. 61. (1) De afstanden tot den meridiaan en de perpendicu- Afstanden tot lair van het centraalpunt worden bij ieder der lijnen in de le alinea hel centraalpunt. Fan het vorig artikel in rooden inkt aangeteekend. Aanduiding der (2) De vierkanten worden op ieder blad van links naar rechts Tierkanlengemerkt met de letters A. B. enz. en van boven naar beneden met de nommers 1, 2, 3, enz. Aanleggen en Art. 62. (1) De bladen, waaruit het minuutplan van een dis- nommeren der bladen. wiet zal bestaan, worden op eene kaart der driehoeksmeting aangegeven en genommerd. (2) De nommering der bladen voor ieder district beginnende met N°: 1 heeft, uitgaande van het Noorden, rij'sgewijze plaats in de richting van het Westen naar het Oosten. Overzichtskaart Art. 63. (1) Naar gelang de voltooide veldaanteekeningen en ve wer . wor(jen afgeleverd, worden de grenzen daarvan op de kaart, in de le alinea van het vorig artikel bedoeld, gebracht en met een onuit- gewasschen kleur aangegeven. (2) Bovendien worden op dat plan overgenomen de nommers . der veldaanteekeningen en de dessagrenzen. Kaarteering. Art. 64. Zoodra een of meer veldaanteekeningen gereed zijn, (Aanvang der) wor(jf. me^ de kaarteering aangevangen. Kaarteering van Art. 65. (1) De driehoeks- en tuschenpunten worden door midberekende dunner coördinaten op het minuutplan gekaarteerd en door punten en van snijpunten teekens in inkt aangegeven. van lanen. ^) jje snijpunten van driehoeks- en andere lijnen met de bladscheidingen worden steeds door berekening gevonden. Kaarteering van Art. 66. (1) Van de hoekpunten der hoofdpolygonen, bedoeld hoekpunten der jn de p aiinea van art. 50, worden de coördinaten berekend in polygonen. Aansluiting ra» staten formr. N°. 206 en 20c en die hoekpunten door middel daarpoiygonen. van Q^ minautplan gekaarteerd. (2) De kaarteering van de azimuthen der overige polygonen geschiedt door middel van den transporteur. (3) De aansluitingspunten van laatsgenoemde polygonen worden met de richting der Noordlijn op een stuk dun papier van het minuutplan overgenomen. Daarna wordt op dat papier de polygoon gekaarteerd en langs graphischen weg aangesloten. Vervolgens worden de definitieve hoekpunten op het minuutplan overgebracht. Verbetering van fonten. Art. 67. Wanneer het verschil tusschen het eindpunt der polygoon en het aansluitingspunt aanleiding geeft tot het vermoeden, dat een fout is gemaakt, wordt die opgespoord en verbeterd. MINUUTPLANS. Art. 68. Op het minuutplan worden de scheidingen, terrein-w.t al en wat bijzonderheden en terreinvoorwerpen gekaarteerd die ingevolge niet daaroP het bepaalde bij art. 44 zijn opgemeten, met uitzondering van die, genoemd sub 8" van de 1' alinea van dat artikel, welke daarop met potlood worden gebracht en die daarna op de dessakaart worden overgenomen. Art. 69. (1) Van de tusschen de bouwgronden zich bevin- Minnutplans. dende slooten, die ingevolge het bepaalde bij art. 44 al. 1 sub le Afbeeldin« Tan •fie Te™ op ■• 'slokans, wegen, b , 7 en 8 zijn opgemeten, en die eene gemiddelde breedte hebben enz. van minder dan drie meters, wordt alleen het midden gekaarteerd. (2) Gemeten wegen worden steeds in twee lijnen afgebeeld. Art. 70. Aan ieder der Europeesche ambtenaren ten kantore,Toezicht op de die daarvoor de noodige bekwaamheid en ervaring bezit, wordt kaarleerin«een deel der mantris toegevoegd en aan iedere zoodanig gevormde ploeg ambtenaren zoo mogelijk de kaarteering en afwerking van een geheel district als taak aangewezen. Art. 71. (1) De berekende punten, alsmede de hoekpunten der hoofdpolygonen, worden door de Europeesche ambtenaren gekaarteerd of door hen vóór de kaarteering van dé veldaanteekeningen nagepast. (2) Na de voltooiing der kaarteering van eene veldaanteekening worden de voornaamste polygonen nagepast en de overige kaarteering nauwlettend geverifieerd. (3) De Europeesche ambtenaar, met het toezicht op de kaarteering belast, teekent iedere veldaanteekening voor de verificatie der kaarteering en is verantwoordelijk voor de juistheid daarvan. Art. 72. Ten kantore worden uitvoerige staten aangehouden Staten aantoovoor alle onderdeelen van het werk, waaruit op ieder oogënblik deneBd*den9011(1 stand van het werk, alsmede door wien ieder onderdeel is verricht/8" " duidelijk moet blijken. 10 Toezicht der Art. 73. De sectie-chefs verleenen hunne hulp en voorlichting, rknTnccring. waar het noodig is; zij controleeren zooveel mogelijk het werk der kaarteering en zijn mede verantwoordelijk voor de deugdelijkheid daarvan. In inkt trekken Art. 74. (1) De scheidingen, met uitzondering van die, bevan i doeld in de 2e alinea van dit artikel, worden op het minuutplan met roinuiilplan. volle lijnen (in inkt) getrokken; slokans, die in eene lijn zijn afgebeeld, in blauw (cobalt); muren, mits die hooger zijn dan één meter, in rood (vermiljoen); alle overige grenzen in zwart (O.-I. inkt). De dessagrenzen worden eerst in inkt getrokken, nadat de processen-verbaal van den afdeelings-controleur zijn terug ontvangen. (2) Perceelscheidingen, die op het terrein onzichtbaar zijn, maar zooveel doenlijk op het minuutplan moeten voorkomen, als onteigeningsgrenzen van spoorwegen, grenzen van in eigendom of in zakelijk recht uitgegeven perceelen, enz. worden door roode stippellijnen afgebeeld. Kleuren nn bet Art. 75. Gebouwen, wateren en openbare wegen worden met minnutplan. een li(.hte tint gekleurd, te weten: gebouwen, rood (karmijn); wateren, blauw (pruis. blauw); wegen, geelachtig bruin (oranje mars). De gronden, waarop een rechtstitel rust, worden aan de binnenzijde van een gele bies (jaune d'or) voorzien. Art. 76. (1) De dessagrenzen worden met verschillende kleuren aangegeven, uitgenomen de paarse (magenta), die voor de districtsgrenzen gebruikt wordt en de donkergroene (sapgreen), waardoor op de dessakaarten de omtrek der kampongs wordt aangeduid. De kleuren der districts- en dessagrenzen worden uitgewasschen en die der laatste zoodanig gekozen, dat nimmer aan elkander grenzende dessa's dezelfde kleur hebben. (2) Waar de dessagrenzen door boomen zijn verzekerd, worden deze met hunne namen op het plan aangegeven, n u « Art 77. (1) De beschrijving der kaarten geschiedt met rond- Beschryvenran iu"' ''• \ ' * ° het minnntplan schrift van verschillende grootte naar gelang van de belangrijkeDtoixïr heid der te beschrijven onderwerpen, behoudens het bepaalde bij de 2e alinea van art. 79. (2) Ook het gebruik van andere letters voor de details is geoorloofd, wanneer door het rondschrift de duidelijkheid der kaart zou worden geschaad. (3) De namen, waaronder de complexen bouwgrond bij de bevolking bekend zijn, worden alleen dan op de dessakaarten vermeld, als dit kan geschieden zonder nadeel voor de duidelijkheid. Art. 78. (1) De nommering der perceelen en perceelgroepen,Nommeren van die ingevolge het bepaalde bij art. 68 op de minuutplans zijn afge.hetminuipl»nbeeld, geschiedt districtsgewijze, voor elk district beginnende met N°. 1. (2) De nommering van het minuutplan geschiedt door middel van O.-I. inkt. (3) Daarbij wordt ieder perceel en iedere perceelgroep met het veldwerk vergeleken en nauwkeurig nagegaan, of aan alle bepalingen is voldaan. Art. 79. (1) Op ieder blad wordt een hoofd geplaats, luidende Beschrijven, als volgt: Hoofd- Residentie Afdeeling District Schaal van 1 a 5000. (2) Het woord „district" en de naam van het district worden met blokletters geschreven, het overige met rondschrift..',, Art. 80. In het midden van het blad boven de parallel, die de Aangrenzende noodzakelijke bladgrens uitmaakt, wordt een rechthoek geplaatst, ad<,n' verdeeld in negen gelijke rechthoeken, waarvan de middelste met grijzen O.-I. inkt wordt ingeklenrd en het nommer van het blad bevat, terwijl in de overige rechthoeken de nommers der aangrenzende bladen worden geplaatst. Art. 81. Aan de beneden linker- en rechterzijden van het eerste Verklaringen, blad van het minuutplan worden de navolgende verklaringen geschreven : a. aan de linkerzijde: „Opgemeten en gekaarteerd onder toezicht van mij, landmeter der .... klasse van het kadaster, den 19 •• 6. aan de rechterzijde: „Onderzocht en goedgekeurd door mij, Ingenieur van het kadaster. Berekening van Art. 82. (1) De berekening van de inhoudsvlakten der perceeTtakuToï len en perceelgroepen geschiedt dessa'sgewijze door de mantris. pereeelen. De uitkomsten der berekeningen worden ingeschreven in staten formr. N°. 24. (2) Voor de berekening kunnen de perceelen dessa'sgewijze door voorloopige nummers worden aangeduid, die later ook in de berekeningstaten door de districtsgewijze nommers worden vervangen. Art. 83. (1) Voor perceelen en perceelgroepen van regelmatigen vorm en kleiner dan i/2 bouw (35 are), zoomede voor lange smalle perceelen, heeft de berekening plaats door uitpassing, die van de overige door middel van den polarplanimeter. (2) De planimeter wordt steeds gesteld voor de schaal, op welke de plans zijn gekaarteerd. (3) De instrumenten worden dagelijks geverifieerd. Art. 84. De perceelen van het minuutplan worden tweemaal berekend en wel door verschillende personen. Het verschil tusschen twee berekeningen (F.) van een perceel mag niet meer bedragen dan 0.07 1/ (60 F + 0.02 F2). (*) Bedraagt het verschil meer, dan heeft herberekening plaats; bedraagt het verschil minder, dan wordt het gemiddelde van de beide berekeningen als goed aangenomen (zie art. 99 al. 2) en in inkt in kolom 7 van formulier N°. 24 (le berekening) na afronding op 10 c. A. ingevuld. Art 85 (11 Na afloop der inhoudsberekeningen wordt voor Aanwijzend aB1' W 1 • tableau ieder district een aanwijzend tableau samengesteld, volgens het (Form. NMa). hieraan gehecht model (formulier N°. la). (2) Daarin worden geboekt alle perceelnommers op het minuutplan voorkomende met hunne omschrijving en aanduiding der (*) F is hier in Aren te nemen. dessa, waartoe zij behooren en de verwijzing naar de nommers op de dessakaart. Art. 86. (1) De kolommen 1 t/m 4 worden uit het minuntplan en kolom 5 uit de gearresteerde berekeningsstaten ingevuld. (2) Bij perceelgroepen, die zoowel sawahs als droge gronden bevatten, wordt in kolom 4 het woord „gemengd" ingevuld. Art. 87. (1) De kolommen 6 en 7 dienen, om na de toepassing van grondveranderingen te verwijzen, bij de vervallen nommers naar de nieuwe nommers, waarin zij zijn opgenomen, en bij de nieuwe nommers naar de vervallen nommmers, waaruit zij zijn voortgekomen. In kolom 8 worden de naam der dessa en de perceel-nommers der dessakaart ingevuld, terwijl in kolom 9 de redenen der grondveranderingen worden vermeld, waarvan sprake is in den aanhef van dit artikel. (2) Het register wordt zoodanig gecollationneerd en geverifieerd, dat de sectie-chef voor de algemeene juistheid kan instaan. Art. 88. (1) Van het minuutplan worden twee kopieën ge- Kopieën van maakt, waarvan één doorloopend en één dessa'sgewijze. hel mi,wmV plan. Art. 89. (1) De doorloopende kopie wordt met de meeste zorg afgetrokken en nagepast en dient voor bijblad. Het bijblad blijft in potlood en wordt niet verder afgewerkt, met uitzondering der driehoeks- en tusschenpunten, die door dezelfde teekens in inkt worden aangegeven als op het minuutplan. (2) Het bijblad wordt door den sectie-chef geteekend „Voor kopie". DESSAKAART. Art. 90. (1) De dessa'sgewijze kopie is bestemd voor het ge- Verdeeling in bruik der ambtenaren van het binnenlandsch bestuur en van het bladeB* kadaster en draagt den naam van dessakaart. (2) Zooveel mogelijk wordt een geheele dessa op één blad vereenigd. Waar dit echter niet mogelijk is, worden wegen, rivieren of andere gemakkelijk te herkennen terreinbijzonderheden voor bladscheidhigen genomen. Daarentegen kunnen daar, waar dit mogelijk is en de duidelijkheid niet wordt geschaad, twee of meer kleine dessa's op één blad worden afgebeeld, door een zware inktlijn, zoo mogelijk evenwijdig aan den meridiaan, van elkander gescheiden. Aanleggen der Art. 91. (1) Voor zoover dit met inachtneming van het bebladen. paaide bij art. 90 mogelijk is, wordt de bovenkant der bladen als de Noordzijde aangenomen. De bladen worden voorzien van de vierkanten van het minuutplan. (2) De lijnen, die de vierkanten vormen, worden echter alleen buiten het gebied der dessa getrokken. Daarbinnen worden de • snijpunten door een rechthoekig kruisje -+- (in blauw) aangegeven. (3) De aangenomen richting van het Noorden wordt door een pijl aangeduid en de evenbedoelde vierkanten worden voorzien van letters en nommers. Aanduiding der Art. 92. (1) Alles wat op het minuutplan voorkomt, wordt op verschillende dezeif(je wijze, als daar is geschied, op de dessakaart aangegeven. terreinbij- , . . .. zonderheden. (2) Voorts worden ook alle overige perceelscheidtngen, terreinbijzonderheden (zoowel die, welke gemeten als die, welke geschetst zijn) en namen, die op de veldaanteekeningen voorkomen, op de dessakaart gekaarteerd, geschetst of geschreven. (3) De perceelscheidingen bedoeld bij de le alinea van art. 41 sub 8 worden met zwarte lijnen in inkt getrokken, tenzij die scheidingen door slokans worden gevormd, in welk geval deze in blauw (kobalt) worden afgebeeld. (4) Geschetste wegen en voetpaden worden door bruine stippellijnen (oranje mars) aangeduid. (5) Binnen Gouvernements gronden, welke niet landrente-plichtig zijn, wordt de cultuursoort in loopend schrift aangegeven, b. v. (Djatibosch, Wildhoutbosch, Onbebouwde grond, Moeras, enz.). Art. 93. (1) De dessa-grenzen worden aan de binnenzijde uitgewasschen met de kleur, waarmede de dessa op het minnutplan is aangeduid en aan de buitenzijde met de kleuren der aangrenzende dessa's. (2) Langs de bladscheidingen, in art. 90 bedoeld, wordt aan de buitenzijde een bies gelegd van de kleur der dessa. Art. 94. Van alle kampongs worden de namen vermeld • bovendien worden die, welke het grootste deel beslaan van het perceel, waarin ze gelegen zijn, aangeduid door een donkergroene bies langs de grens van dat perceel. Art. 95. Alle terreinbijzonderheden en terreinvoorwerpen, voor welker afbeelding in deze instructie geen speciale voorschriften zijn gegeven, worden aangeduid volgens het „Voorschrift" bevattende de aangenomen teekens, enz enz. te gebruiken bij het vervaardigen van topographische kaarten, enz. in Nederlandsch-Indië. Art. 96. (1) Op eene geschikte plaats wordt een hoofd gesteld, Dessakaart. lnidende als volst- Hoofd en • »>, verklaringen. Afdeeling District Dessa jt0 : (piagemnommer). (2) In den rechterbovenhoek worden de naam der dessa en het piagemnommer herhaald. (3) Wanneer de dessa'sgewijze kopie uit meer dan één blad bestaat, wordt het hoofd uitgebreid met de woorden: in bladen . .e blad. en wordt ook het nommer van het blad in den rechterbovenhoek herhaald. (4) Aan den voet van ieder blad wordt de volgende verklaring gesteld: Voor de opmaking • den 19 De landmeter der klasse van het kadaster, Art. 97. (1) De landrente plichtige perceelen worden op de Dessakaart, dessakaart van eene afzonderlijke serie nommers voorzien. Nommering. (2) Deze nommering geschiedt dessa'sgewijze, voor iedere dessa beginnende met N°. i. (3) Deze nommers worden tegelijkertijd op de veldaanteekeningen in rooden inkt vermeld, in dier voege, dat zij met de minuut- plan-nommers breuken vormen, waarvan de tellers de nommers van het minuutplan en de noemers die der dessakaart aanwijzen. (4) De overige perceelnommers van het minuutplan worden op de dessakaart in rooden inkt overgenomen. Art. 98. Na de nommering der dessakaart worden in formulier N°. la, in de daarvoor bestemde kolom, de perceelnommers van de dessakaart ingevuld. Berekening na Art. 99. (1) De berekening van de inhoudsvlakte der percee- de inhouds- , , . , ' -■ vlakten der ' Dinnen de grenzen van perceelgroepen van het minuutplan geperceelenopde legen, geschiedt op de dessakaart en wel tweemaal, en wordt hierbij te werk gegaan als in art. 84 voor de perceelen van het minuutplan is voorgeschreven. (2) Het verschil tusschen de som van de voorloopig aangenomen inhoudsvlakten van de perceelen der dessakaart en de vastgestelde inhoudsvlakte van het minuutplan-perceel, wordt over de perceelen van de dessakaart verdeeld in verhouding van hunne grootte, waarna de definitieve inhoudsvlakten, na afronding op 10 c. A., worden ingevuld in kolom 8 van formulier N°. 24 (le berekening). invulling der Art. 100. (1) In ieder perceel wordt met eene enkele letter in cultuur- jukt vermeld, tot welke rubriek de daarin gelegen gronden behootoestand. ren. Sawahs worden aangeduid door s; droge gronden door d. (2) In het geval, bedoeld bij art. 43 al. 3 sub 3 wordt, in overeenstemming met de vermelding op de veldaanteekening, volgens de 3e alinea van art. 46 als cultuurtoestand ingevuld: „sd" of „ds". Verificatie Art. 101. Tijdens de nommering der dessakaart wordt deze met de veldwerken vergeleken, waarbij wordt nagegaan of aan alle voorafgaande bepalingen is voldaan. Proefsnit-en Art. 102. (1) De grenzen der proefsnitvelden worden op de apanagevelden. dessakaart met zwarte stippellijnen in inkt getrokken. Die velden worden met een lichtgroene tint ingekleurd. (2) De apanagevelden worden aangeduid door eene steenroode bies langs de binnenzijde van hun omtrvk niet vermelding van de letter h voor de aandeelen der dessahoofden en de letter 1 voor die der leden van het dessabestuur. Art. 103. (1) De proefsnitvelden worden districtsgewijze in rood genommerd met de nommers, waaronder zij in de registers der ambtenaren van het binnenlandsch bestuur bekend zijn. (2) De berekening van de inhoudsvlakte dier velden geschiedt door uitpassing, na ontwikkeling op de schaal 1 a 1000 of 1 a 500. Art. 104. (1) Na voltooiing eener dessakaart wordt voor ieder Hulpregister. blad daarvan een register vervaardigd, bevattende de nommers en den cultuurtoestand der daarop voorkomende perceelen, zoomede de nommers en letters der vierkanten. (2) De cultuurtoestand wordt uit de veldaanteekeningen ingevuld en gecollationneerd met de dessakaart. Art. 105. De kaart en het hulpregister eener dessa worden Onderzoekin benevens het proces-verbaal der dessagrenzen met bijbehoorende loco 811 werking der schetskaart en een blanco-register voor het aanteekenen der veran- veranderingen deringen, die noodig bevonden mochten worden, zoo spoedig mogelijk toegezonden aan den voor de sectie aangewezen ambtenaar van het binnenlandsch bestuur, die daarna zijn onderzoek in loco houdt. Art. 106. (1) Hij .geeft aan den sectie-chef tijdig kennis van den dag, waarop met dat onderzoek zal worden aangevangen. (2) Deze stelt tegen dien datum een mantri ter zijner beschikking, om hem te vergezellen en alle gewenschte veranderingen aan te teekenen en op te meten en, zoo noodig, onder diens leiding en verantwoording, de klasseering te verrichten. Art. 107. Voor zoover de belangen van den kadastralen dienst dit toelaten, wordt de ambtenaar, met het onderzoek in loco belast, van tijd tot tijd door een der Europeesche ambtenaren van het kadaster vergezeld. Art. 108. (1) Perceelen van te groote uitgestrektheid of te onregelmatigen vorm, dan wel gronden bevattende van verschillende productiviteit, kunnen op aanwijzing der met het onderzoek in loco belaste ambtenaren van het binnenlandsch bestuur worden onderverdeeld. (2) De grenzen dier onderdeelen worden door de genoemde ambtenaren, voor zooveel noodig, op het terrein verzekerd door blijvende merkteekens, welke door de opnemers op de veldaanteekeningen worden aangegeven. (3) In perceelgrenzen, op het minuutplan voorkomende, wordt niet dan in de uiterste noodzakelijkheid, en na voorafgaand overleg met den sectie-chef, verandering gebracht. Abt. 109. Na afloop van het onderzoek eener dessa ontvangt de sectie-chef van den ambtenaar, die dit heeft verricht, de in art. 105 bedoelde kaarten en stukken terug. Abt. 110. Terstond na die terugontvangst worden in alle reeds bestaande kaarten en registers der betrokken dessa de veranderingen aangebracht, die door den ambtenaar, in het vorige artikel bedoeld, worden noodig geoordeeld. Abt. 111. Bij verschil van meening tusschen dien ambtenaar en den sectie-chef omtrent de noodzakelijkheid van een of meer der door eerstgenoemde gewenschtè veranderingen, beslist de Hoofd inspecteur, na gehouden overleg met den Ingenieur. Abt. 112.* De bijwerking van eventueele veranderingen in den loop der dessagrenzen en de grenzen van perceelen of perceelgroepen van het minuutplan geschiedt op het minuutplan, waarbij tevens de aan die grenzen gelegen perceelen in inkt worden genommerd. (2) De nieuwe perceelen of perceelgroepen worden zoodanig genommerd, dat het eerst gebruikte nieuwe onmiddellijk volgt op het laatst gebruikte nommer. (*) Bedoelde bijwerking op het minuutplan heeft betrekking op grenzen die daarop, in verband met het bepaalde bij de le en 2e alinea van artikel 74, niet in inkt zrjn getrokken. Art. 113. (1) De nieuwe perceelen of perceelgroepen worden berekend en in het formulier N°. la ingeschreven. (2) De kolommen 1 t/m 5 van dit formulier worden, voor zoover de nieuwe perceelen of perceelgroepen betreft, ingevuld op dezelfde wijze als voor de opmaking van dit register is voorgeschreven, terwijl in kolom 6 worden vermeld de vervallen nommers, waaruit de nieuwe zijn ontstaan. (3) Bij de vervallen nommers worden de kolommen 1 t/m 5 doorgehaald en kolom 7 ingevuld. Akt. 114. (1) De bijwerking der dessakaarten geschiedt uit het minuutplan en uit de veldaanteekeningen der suppletoire metingen. (2) Voor het in inkt trekken, kleuren, nommeren en beschrijven der in de dessakaart aangebrachte wijzigingen en voor de berekening van de inhoudsvlakten der nieuwe perceelen, gelden de voorschriften voor de dessakaarten gegeven, met dien verstande, dat de nieuwe perceelen worden genommerd in aansluiting met de serie der perceelnommers van de dessakaart. (3) De scheidingen, bedoeld bij art. 108, worden in inkt getrokken, volgens het voorschrift vervat in de 3e alinea van art. 92, en de merkteekenen, waardoor die scheidingen zijn verzekerd, aangeduid door het teeken (in O.-I. inkt). Abt. 115. Op de veldaanteekeningen, in het vorig artikel bedoeld, worden de vervallen nommers met blauwen en de nieuwe nommers met rooden inkt ingeschreven. Die veldaanteekeningen worden zorgvuldig opgeborgen en in trommels bewaard. Art. 116. (1) Nadat alle noodig bevonden veranderingen op de dessakaart zijn aangebracht, wordt daarop eene verklaring gesteld, luidende: Bijgewerkt na het onderzoek in loco. den De (2) Die verklaring wordt gedateerd op den dag, waarop het onderzoek in loco is afgeloopen en onderteekend door den sectiechef. Dessaregister, Art. 117. (1) Na afloop der bijwerking, in de artikelen 110 Form. N". 2). t/m 116 bedoeld, of reeds vroeger, wanneer dit voor den voortgang van het werk wordt wenschelijk geacht, wordt het dessa-register (zie het hieraan gehecht model) ingevuld. (2) Dit register bevat uitsluitend de nommers en de verdere omschrijving der landrenteplichtige perceelen, welke op de dessakaart voorkomen. Art. 118. (1) In kolom 1 worden alle nommers van de op de dessakaart voorkomende landrenteplichtige perceelen ingevuld. In de kolommen 2 en 3 wordt hunne ligging op de dessakaart vermeld. (2) De inhoudsvlakte der perceelen, sawah, droge grond of van gemengde cultuur (sd.) of (ds.), wordt naar gelang van hunnen cultuurtoestand ingeschreven in een. der kolommen 4 tot en met 6, in verband met het hulpregister, zooals dit na het onderzoek in loco eventueel is gewijzigd. (3) De inhoudsvlakte der proefsnitvelden komt in kolom 7, die der apanages in de kolommen 8 en 9 bij de perceelen, waarin zij gelegen zijn. (4) In de kolommen 10 en 11 wordt, na de toepassing van grondveranderingen, verwezen naar de nieuwe of vervallen nommers der dessakaart. In kolom 12 wordt verwezen naar het ndmmer van het minuutplan. Art. 119. Het register wordt dessa'sgewijze opgeteld, het totaal ingevuld op den eersten onbeschreven regel, met vermelding in kolom 1 van het totaal aantal perceelen en in de kolom 13 (Toelichtingen) van den datum, waarop het onderzoek in loco is geëindigd. overzicht*- Art. 120. (1) Nadat het landrente-kadaster van een district is kaart. voltooid, wordt daarvan een overzichtskaart in duplo opgemaakt, op de schaal van 1 a 20000 of 1 a 50000. (2) Die kaart bevat den omtrek van het district, de dessagrenzen, wegen, rivieren, enz. (3) De cultuurtoestand der bouwgronden wordt in hoofdtrek ken aangegeven en de kaart verder z. v. m. volgens het voorschrift bevattende de aangenomen teekens enz. enz. te gebruiken bij het vervaardigen van topographische kaarten in Nederlandsch-Indië afgewerkt. (4) De droge gronden worden aangeduid door de kleur in dat voorschrift bepaald voor tegalans, behalve de kampongs, die met eene donkergroene kleur worden aangegeven. (5) De proefsnitvelden worden op de bij art. 102 alinea 1 aangegeven wijze aangeduid. Art. 121. (1) Aan de linkerbovenzijde van de overzichtskaart wordt een titel geplaatst, luidende: Kaart van het district Afdeeling Residentie Opgemeten in de jaren onder toezicht van den landmeter klasse van het kadaster. (2) Aan de rechter benedenzijde wordt geplaatst de navolgende verklaring: Onderzocht en goedgekeurd, den De Ingenieur van het kadaster. Art. 122. De overzichtskaart wordt niet voorzien van vierkanten, alleen wordt ongeveer in het midden van het blad een Noordlijn getrokken voorzien van een pijl. Art. 123. (1) Een der exemplaren van de overzichtskaart is bestemd ten gebruike der ambtenaren van het binnenlandsch bestuur, het andere blijft ten kantore berusten en wordt bij de minuutplans opgeborgen. (2) Het exemplaar der overzichtskaart, dat ten kantore van het kadaster bewaard blijft, wordt voorzien van rechthoeken, aangevende de bladen van het minuutplan. De richting van het Noorden wordt door een pijl aangeduid. Art. 124. In de districten, waar de statistieke opname gewerkt heeft, alsmede daar, waar reeds kadastrale kaarten vervaardigd zijn, zullen, met behoud van de bestaande schalen, uit de reeds vervaardigde kaarten, dessakaarten en verdere stukken worden samengesteld, op de wijze als is omschreven in de artikelen 90 t/m 123. Slotbepaling. Art. 125. Verwijzing naar deze voorschriften geschiedt door de letters „V. L". Formulier n°. 1". (V. L.) Kadaster. Kantoor van het kadaster te KADASTER. RESIDENTIE AFDEELING DISTRICT AANWIJZEND TABLEAU. MINUUT-PLAN. Nommer der perceelen. 1 to Nommer der bladen. Letter en nommer, 10 der vierkanten. Aard van bebouwing. 4 . Inhoudsvlakte der perceelen h. a. e. 5 Verwijzing naar de os Vervallen nommers, -j Nieuwe nommers. I Naam der dessa en Toelichtingen. I perceelnommers der dessakaart. 8 9 Formulier n°. 2. (V. L.) Kadaster. Kantoor van het Kadaster te RESIDENTIE AFDEELING DISTRICT DESSA KADASTRAAL GrRONDREGISTER AANTOONENDE DE INHOUDSVLAKTE DER LANDRENTE-PLICHTIGE GRONDEN. 11 Dessa kaart. — Hommer der perceelen. is Nommer d-r Maden. M 'Lotter en nommer der vierkanten. Sawahs. b. □ r.r. b. Q r.r. b. □ rj. b. Q r.r. b. □ r.r. b. O r.r. 4. 8. | 6. 1 7. 1 I 8. 1 I 9. Droge gronden. Inhoudsvlakte der Gronden Tan gemengd en cultuurtoestand. Proefsnitvelden. Apanagevelden. hooiden (h). leden (1). Verwijzing naar de g Vervallen nommers. £ Nieuwe nommers. u Verwijzing naar het perceelnomyf> mor van bet minuutplan. 5 Toelichtingen. GEWIJZIGDE voorschriften voor de opmaking van het landrentekadaster van de nader aan te wijzen districten of gedeelten van districten, welke niet in aanmerking komen voor kadastreering volgens de V. L. WAAR DE G. V. WORDEN TOEGEPAST. Aet. 1. In districten of gedeelten van districten, van welke het landrente-kadaster niet volgens de V. L. wordt opgemaakt, en de gronden ook niet van Bestuurswege worden opgenomen, geschiedt de opmeting naar de ondervolgende voorschriften. Art. 2. (1) De opmeting heeft bloksgewijze, zonder verband eioksgewijze tusschen de blokken onderling, plaats. meting. (2) Onder blok wordt verstaan elk complex van gronden, om het even of dit uit één dan wel uit meerdere perceelen bestaat, zoomede elke verzameling van dergelijke complexen, die uithoofde van hunne ligging ten opzichte van elkander en van het tusschenliggend terrein, zonder veel werk in onderling verband kunnen worden opgemeten. Art. 3. Voor den aanvang der opmeting van een terrein worden [„schetsen der de dessagrenzen naar de plaatselijk verkregen inlichtingen met dessa8rensen. roode stippellijnen ingeschetst. Voor streken, waarvan detailbladen van de topographische kaart bestaan, op de kopieën dier kaarten, terwijl daar, waar dergelijke bladen niet bestaan, op eene te ontwerpen kaart van het district op de schaal van 1/20000 of 1/50000. Art. 4. (1) De regel zal zijn, dat de meting van een dessa of Meting der een deel daarvan aan één mantri wordt opgedragen, wien, wanneer gronden Tan . elk dessa- üaarin blokken van groote uitgestrektheid voorkomen, een of meer gebied, mantri's kunnen worden toegevoegd. (2) Wanneer een complex valt binnen het gebied van meerdere dessa's, kan de meting geschieden of door den mantri, die in één dier dessa's een terrein ter opmeting heeft bekomen, of door een speciaal daartoe aangewezen mantri. (3) Van elk onderdeel van het complex, dat in het gebied van Gewijzigde voorschriften voor de landrente metingen. elk dier verschillende dessa's ligt, wordt eene afzonderlijke veldaanteekening aangelegd, ter hand te stellen aan den mantri, wien de meting in elk dier dessa's is opgedragen. Aanduiding van Abt. 5. Voor den aanvang der meting ontvangt de mantri een de ligging der overzichtskaart van het hem aangewezen terrein, getrokken uit de M0kken' kaart, bedoeld bij art. 3, waarop hij de ligging der blokken aanteekent en de wegen inschetst, langs welke die blokken kunnen worden bereikt. Art 6 (1) De blokken van iedere dessa worden doorloopend Nommering "• ^ ' der blokken, genommerd in de volgorde der opmeting. (2) Deze nommers worden zoowel op de veldaanteekeningen als op de overzichtskaart, in art. 3 bedoeld, in rooden inkt vermeld en op de laatste binnen cirkeltjes geplaatst, welke ten naasten bij de ligging der blokken aangeven. Methode van Art. 7. (1) De meting van ieder Wok geschiedt door middel opmeting. van boussole en meetketting. (2) Waar groote complexen of complexen als bedoeld in de 2ae alinea van art. i voorkomen, kan de meting van hoofdpolygonen met behulp van de boussole tranchemontagne of van een ander hoekmeetinstrument door den sectie-chef worden gelast. (3) Terreinvoorwerpen van blijvenden aard, in of nabij het blok gelegen, en alleen staande groote boomen, na van een ingesneden teeken (X) te zijn voorzien, worden, ten behoeve van verkenning en bijhouding, aangemeten en op de later te vermelden blokkaart aangeduid. Art 8 In elk perceel worden de namen van degenen, die er de Middelen in r . bet belang van grootste aandeelen in den grond hebben, aangeteekend, ongeveer de verkenning. terplaatHe> waar hun aandeel ligt. Voor zoover plaatselijke bloknamen bekend zijn, worden ook deze in het belang van de verkenning vermeld. „ u . Art 9 (1) De kaarteering van het opgemetene heeft zoodra Veldaantee- ' v ' keningen, mogelijk na de opname en door den opmeter plaats. (2) De veldaanteekeningen worden vervaardigd op vellen geruit groen papier, naar gelang van de grootte der perceelen op de schaal 1 a 2000 of 1 a 5000. (3) In stede van deze veldaanteekeningen kan echter ook gebruik gemaakt worden van meetboeken, waaruit dan recht sstreeks de blokkaarten (zie art. 12) worden samengesteld. Abt. 10. (1) De veldaanteekeningen worden dessa'sgewijze ingenaaid en op den buitenkant van het eerste vel van een opschrift voorzien, luidende: Bloksgewijze veldaanteekening van de dessa N° district (2) Die veldaanteekeningen of c. q. de blokkaarten, bedoeld in de laatste alinea van art. 9, worden daarna zoo spoedig mogelijk naar het kantoor der sectie opgezonden. Art. 11. (1) De mantris, die de detailmeting Verrichten, zijn Waardeering tevens belast met het verzamelen en opteekenen in een registerder "oowgron- den door den naar het hieraangehecht model, van de gegevens, benoodigd voor opmetende» de waardeering der bouwgronden. mantri. (2) Zij volgen ten deze de voorschriften en instructiën, hun voor den aanvang van het werk in iedere dessa te geven door den controleur i/c voor de sectie aangewezen. Art. 12. Uit de veldaanteekeningen, bedoeld bij art. 10, worden, Blokkaarten. voor zoover dit in verband met de laatste alinea van art. 9 nog niet verricht is, op het kantoor der sectie blokkaarten vervaardigd. Art. 13. (1) De complexen, in de 2e alinea van art. 4 bedoeld, worden gekaarteerd op de schaal 1 a 2000, voor zoover de afmetingen van het papier dit toelaten. Waar dit niet het geval is, wordt de schaal van 1 a 5000 gebezigd. (2) Kan zulk een complex niet op de schaal van 1 a 5000 op één vel papier worden gekaarteerd, dan wordt het over meerdere bladen verdeeld, waarbij zooveel mogelijk wegen, rivieren of perceelscheidingen als bladgrenzen worden aangenomen. Art. 14. (1) Binnen elk blok worden als perceelsgrenzen opge- perceelgrenmeten die, genoemd in alinea 1 van artikel 44 V. L., met uitzondering van sub ten 9e. uiitai (2) Van de te meten grenzen worden alleen de voornaamste hoekpunten opgemeten, zoodat het aantal loodlijnen beperkt wordt. Art. 15. (1) Wanneer echter sawahs en droge gronden onderling of met niet-landrenteplichtigen grond dooreen gemengd voorkomen, worden de grenzen tusschen de beide cultuursoorten en de niet-landrenteplichtige gronden alleen dan opgemeten, zoo de grond onder elk dier cultuursoorten tot aaneengesloten stukken van meer dan twee bouws voorkomt. (2) Stukken, kleiner dan twee bouws, ook al zijn zij van verschillende cultuursoort, of niet-landrenteplichtig, worden bij het aangrenzend perceel samengetrokken. Aandaiding Art. 16. In elk perceel wordt met eene enkele letter in inkt de der cultuur- cuituurtoestand van den grond aangeduid volgens de onderscheitoestand. gub art 41 v. L. en met inachtneming van het bij alinea 1 van het vorig artikel vermelde; zoodat sawahs worden aangegeven door s; droge gronden door d; terwijl daar, waar beide cultuursoorten, in hetzelfde perceel dooreengemengd, voorkomen, deze door sd of ds aangeduid worden, naarmate de sawahs dan wel de droge gronden daarin overheerschend zijn. Art 17 (1) De perceelen worden dessa'sgewijze genommerd Nummering v ' r der perceelen. jn volgorde der blokken. (2) Bij elk blok, doch buiten zijn omtrek, wordt het bloknommer in rooden inkt vermeld. Nummering Art. 18. Wanneer een dessa deels volgens de V. L. en voor een der perceelen ander gedeelte volgens de G. V. is opgemeten, moeten de perceel'de^Tv.^r nommers voor de geheele dessa toch een doorloopende reeks vorv. L. worden men> m ^eF voege, dat de eerste nummers worden toegekend aan oegepas ^ volgens fle G. V. opgemeten gronden. Art 18 (11 De berekening der inhoudsvlakten geschiedt op Berekening der -a-n' v ' perceelen. ">-en overlast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-^SJ d"iet Indië, van 17en September en October dd°. N°*. 562/4 en 630/4, heb deugdelijkheid ik de eer op bekomen last UHEdG. mede te deelen, dat de Regee-0*Zuïn tt* ring, op grond van de in die stukken vervatte beschouwingen in beoordeeien. het bij Uw schrijven van 21 Juli t. v. N°. 8267/24 aangevoerde, geen aanleiding heeft kunnen vinden, om de bij het kadaster gevolgde werkwijze te doen veranderen, wordende tevens, mede ingevolge ontvangen bevelen, onder Uwe aandacht gebracht, dat de ambtenaar, belast met de in- en overschrijving van vaste goederen, eenvoudig functionaris, geen partij bij de in- of overschrijving is en dus slechts te onderzoeken heeft, of de vereischte bescheiden aanwezig zijn, doch niet bevoegd is de deugdelijkheid of waarde dier stukken te beoordeelen. De fd. Gouvernements Secretaris, (w. g.) NETSCHER. N". 23. Circulaire van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 102/4. Batavia 2 Februari 1888. Meetbrieven. Over de nood- Hierbij heb ik de eer UEdG. het afschrift toe te zenden van raak °°de eene door de Regeering genomen beslissing, naar aanleiding van wettigheid van het afgegeven een aan Haar gericht schrijven door den Resident van Madioen. van verbeterde . der Merin Dehandelde zaak acht ik het noo- meetbrieven. J ° . dig, U in hoofdzaak met 's Residents beweringen en de dezerzijds daartegen aangevoerde bedenkingen bekend te maken. De Resident stelde n. L de volgende kwestie. De kadastrale meting heeft als perceelen gemeten de grondstukken volgens de zichtbare tegenwoordige grenzen als paggers, muren, enz. De meeste oude meetbrieven, volgens welke het zakelijk recht op die grondstukken gevestigd is, geven echter andere grenzen aan. Verder zegt de Resident: De eigenaar van een grondstuk heeft den eigendom verkregen volgens de gerechtelijke akte en, om dien eigendom meer te verzekeren, is bij de oorspronkelijke uitgifte daarvan een meetbrief opgemaakt. Nu, redeneert de Resident, wordt door het afgeven van nieuwe verbeterde meetbrieven, overeenstemmende met den terreinstoestand, doch afwijkende van de omschrijving in de oude akte en in den ouden meetbrief, een stuk van een perceel afgenomen of er aan toegevoegd. Daarin ziet de Resident eenige willekeur, want dat mag -— wordt gezegd — alleen plaats vinden, door het aangaan eener overeenkomst tusschen de belendende eigenaren. Volgens 's Residents meening is deze moeilijkheid ontstaan, doordat aan de kadastrale meting geen grondig onderzoek naar de rechtsgeldige grenzen is voorafgegaan en alleen gemeten is, wat op het terrein aan zichtbare grenzen gevonden is. Vóór de meting hadden de grenzen zooveel mogelijk, volgens de omschrijving in de akten uitgezet moeten worden. Verder haalt de Resident aan, dat de oude meetbrieven blijkbaar dikwijls foutief en onvolledig zijn, en dus weinig vertrouwen kunnen inboezemen, maar ZHEdG. is van oordeel, dat zulks niet weg neemt, dat het zakelijk recht wordt uitgeoefend niet op het grondstuk, dat men bedoelde uit te geven, maar op het grondstuk, begrepen binnen de grenzen op het terrein uitgezet volgens den meetbrief, in de gerechtelijke akte aangehaald, zoolang het niet feitelijk onmogelijk is den ouden meetbrief uit te zetten, blijft deze de eenige basis van het zakelijk recht. Naar aanleiding daarvan veroordeelt de Resident het afgeven van verbeterde meetbrieven en vraagt aan de Regeering inlichtingen, hoe te handelen, om binnen den kortsmogelijken tijd de kadastrale kaart te maken tot eene werkelijke weerspiegeling van den rechtstoestand der perceelen, in plaats van eene graphische voorstelling van tijdens de meting bestaande zichtbare grensteekenen. Dezerzijds werd in de aangehaalde nota's onder meer het volgende daartegen aangevoerd: Voordat het nieuwe kadaster tot stand kwam, werden de per-Onde omschrij- i -,. , . , ...... - . .. , , ving van het ceelen, die het onderwerp eener gerechtelijke akte uitmaakten, ,„„„,.„ • ' " ö J ' onderwerp in daarin omschreven volgens door Gouvernements landmeters daar- gerechtelijke akten. van opgemaakte meetbrieven, waarop eene teekening van het perceel, de afmetingen zijner grenzen, enz. voor kwamen. Nadat het nieuwe kadaster is opgemaakt, moeten de perceelen Nieuwe om- schrijving. worden aangeduid door het opnoemen der kadastrale kenmerken, welke verwijzen naar de teekening en afmetingen, welke de kadastrale kaart daarvan oplevert. Nu spreekt het van zelf, dat wanneer thans een perceel overgaat, dat vroeger is gevestigd geworden volgens den destijds afgegeven meetbrief, de nieuwe omschrijving door kadastrale kenmerken hetzelfde stuk grond in juist denzelfden vorm behoort aan te geven. Dit zal echter alleen het geval kunnen zijn, wanneer de eerste meetbrief zeer juist is opgemaakt, de grenzen absoluut geene veranderingen hebben ondergaan en ook de nieuwe kadastrale kaart niets te wenschen overlaat. Het laatste kan in zooverre boven allen twijfel worden gesteld, dat zij den actueelen toestand met de meeste juistheid weergeeft, want, mochten er bij de eerste opmeting al eens misslagen zijn begaan, in gevallen van overgang worden de grenzen der perceelen weer opnieuw met de kaart vergeleken en de laatste zoo noodig vooraf verbeterd. Er blijft dus over, dat bij verschil tusschen de oude meetbrieven en de kadastrale kaart omtrent de afmetingen, den vorm, de richting of de oppervlakte van perceelen, de oorspronkelijke meetbrief foutief moet zijn opgemaakt, dan wel dat de grenzen veranderd zijn: Wanneer er Ingeval de oude meetbrief fout is, kan er m. i. geen bezwaar beeen verbeterde s^aan om |jem door nieuwen te vervangen, waarop de actueele, meetbrief kan worden afge- door den eigenaar en de belendende eigenaren als wettig erkende geTen' grenzen, met juistheid worden weergegeven. Art. 12 en 15 van Staatsblad 1837 N°. 3 zijn daar, om te bewijzen, dat de wetgever in deze ook zoo gedacht heeft. En hoe zou het ook anders kunnen zijn? Zou iemand, die een op het terrein afgepaald en aangewezen stuk grond koopt en in bezit neemt, daarin later gestoord kunnen worden, omdat de landmeter, die geroepen was de grenzen daarvan door een meetbrief te verzekeren, uit onkunde of slordigheid eene figuur heeft omschreven van die op het terrein afwijkende. Dat zou immers strijdig zijn met elk rechtsbegrip. Waartoe die- Meetbrieven moeten m. i. beschouwd worden, als een hulpmiddel nen de meet- Q door afbeelding en omschrijving der grenzen, den rechtstoe- brieven. stand van den eigendom te helpen verzekeren, maar kunnen dien toestand'üiet zoodanig beheerschen, dat er, zooals de Resident aanneemt, geen tegenspraak toegelaten zou kunnen worden. Blijkbaar foutieve meetbrieven kunnen zelfs nooit iets wettigen. Kunnen zij wegens de gebreken, die hun aankleven, niet dienen om de grenzen met zekerheid op het terrein te reconstrueeren enz., dan zullen deze stukken zelfs de meeste onzekerheid en verwarring stichten. Dat die onzekerheid en verwarring voorkomen of, waar zij bestaan, opgeheven worden, kan niet anders zijn dan de verwijdering van eene vicieusen toestand uit eene voor het publiek belang zoo gewichtige administratie. De bedoelde verbetering kan alleen tot stand komen, wanneer door den bevoegden ambtenaar eene betere afbeelding en omschrijving van den eigendom wordt opgemaakt, overeenkomende met den werkelijken rechtstoestand, d. i. met het feitelijk bezit en de erkenning der juistheid en wettigheid daarvan door belanghebbenden. Deze beteekenis nu moet gegeven worden aan de door den Resident van Madioen veroordeelde handelingen van de ambtenaren van het kadaster, waar zij verbeterde meetbrieven afgeven. Het spreekt van zelf, dat geene verbeterde meetbrieven mogen Wanneer geen worden afgegeven, waar het duidelijk of zelfs waarschijnlijk is, nei&Tienn dat de tegenwoordige grenzen aanmerkelijk van die door den oudenm°8en worden meetbrief omschreven afwijken, tengevolge van feitelijke verplaat- 'gegeTeBsing der grenzen op het terrein, omdat men daardoor onwettig verkregen bezit zou helpen bevestigen. Dit gebeurt dan ook niet. Alleen waar de oude meetbrieven blijkbaar onjuist zijn, of zoo onvolledig, dat daarmede de grenzen niet met zekerheid op het terrein kunnen worden uitgezet, wordt aan het feitelijk bezit en de verklaringen der bezitters meer waarde toegekend dan aan de alle vertrouwen missende meetbrieven en dan alleen wordt den feitelijken toestand door nieuwe meetbrieven in overeenstemming met het nieuwe kadaster bevestigd. Langs dezen weg alleen is het mogelijk om overeenstemming te verkrijgen tusschen de wezenlijk verkregen rechten der bezitters, de omschrijving in de gerechtelijke akten en het nieuwe kadaster, welke overeenstemming voor volkomen rechtszekerheid van den eigendom en daarop gevestigde zakelijke rechten absoluut noodig is, terwijl het nieuwe kadaster op de hoofdplaatsen zijne bestemming geheel zou missen, als het in zijne werking, om tot dat resultaat te geraken, belemmerd werd. Ten einde UHEdG. de overtuiging te geven, dat de oude meetbrieven in het algemeen weinig en zeer dikwijls in het geheel geen vertrouwen verdienen, zij er op gewezen: dat er bijna nergens rekening is gehouden met gebogen of kromme grenzen, welke bijna overal eenvoudig door rechte lijnen zijn aangegeven; dat de teekening in zeer veel gevallen niet overeenstemt met de omschrijving; dat in sommige residenties nagenoeg alle perceelen als rechthoeken zijn afgebeeld, terwijl ze dikwijls onmogelijk dien vorm kunnen gehad hebben; dat de grenzen van het eene perceel over die van het andere vallen of dat er onmogelijke hoekjes tusschen de verschillende belendende perceelen blijven liggen, wat feitelijk stellig niet de bedoe ling is geweest; ook nog, dat in vele gewesten, waaronder in de ■eerste plaats Madioen, op de oude meetbrieven geen hoeken of azimuths voorkomen, wat op zichzelf reeds een afdoend beletsel is, om de grenzen op het terrein te reconstrueeren. Hiertegenover zal ik thans trachten in het licht te stellen, ho? te werk is gegaan bij het verzamelen der gegevens voor de daar. stelling der kadastrale kaarten en welk vertrouwen in hare juistheid, ten opzichte van de eigendomsgrenzen, daaruit moet voortvloeien. Wat moet een De kadastrale kaart moet zijn: eene voorstelling van het terrein, kadasiralekaart . ld naar de perceelgrenzen, waarop zakelijke rechten rusten, inhouden. ° benevens naar vaste weinig aan verplaatsing onderhevige terreinafscheidingen en naar de verschillende cultuursoorten. Ten einde de grenzen te verkrijgen van de perceelen, waarop zakelijke rechten gevestigd zijn, was het in vele gevallen niet voldoende alleen de zichtbare grenzen op te meten, maar werd den eigenaren afgevraagd of zij die grenzen als de wettige afscheidingen hunner eigendommen beschouwden. Waar verschil bestond met aangrenzende eigenaren, werd gehandeld overeenkomstig art. 56 van Staatsblad 1875 N°. 183, luidende: „Bij verschil over de grens tusschen twee perceelen tracht de landmeter de eigenaren tot een minnelijke schikking te bewegen. „Indien de daartoe aangewende pogingen vruchteloos blijken, worden beide perceelen onder één nummer op kaart gebracht en geboekt ten name van een der eigenaren en consorten". Ten einde verband te brengen tusschen de oude en nieuwe kadastrale aanduiding, werd hetzelfde op de kaart verricht, wat de Resident op het terrein wenschte uitgevoerd te zien, n.1. de grenzen der perceelen werden met behulp der bestaande meetbrieven en blokkaarten, zoo noodig na raadpleging der eigendoms akten, zoo goed mogelijk overgebracht op eene kopie van de nieuwe kadastrale kaart. Daarna werden de perceelen in de kadastrale registers te naam gesteld, en wanneer men die registers opslaat, zal men uit menige bijvoeging van het woord „Consorten" kunnen zien, dat waar werkelijk verschil tusschen verkregen recht en bezit geconstateerd kan worden, zulks wel degelijk is geschied. Bij het overbrengen der grenzen van de oude meetbrieven op de kadastrale kaart, zonden, ingeval de oude meetbrieven goed waren en de afscheidingen niet veranderd zijn, de grenzen der belendende perceelen elkaar moeten bedekken. Dat doen ze echter in den regel niet, zooals uit de door den ingenieur van Soerabaja overgelegde bijlagen ten duidelijkste blijkt. Wanneer wij b. v. bijlage 8 ter hand nemen, dan blijkt, dat tusschen de perceelen N°. 3 en N°. 157 een stukje blijft liggen; dat een gedeelte van N°. 126 tweemaal zou zijn uitgegeven en er een driehoekje overblijft; dat een gedeelte van Ne. 133 en N°. 134 voor de tweede maal zou zijn afgestaan; bij N°. 140, dat de eigenaren van Nos. 5, 130, 66, 22 en 140 hunne gebouwen gedeeltelijk op de erven hunner buren zouden hebben gesticht enz. enz. Tal van dergelijke ongerijmdheden zouden nog uit dit kaartje gereleveerd kunnen worden, zooals vooral op bladzijde 9 der aangehaalde missive van den ingenieur van het kadaster te Soerabaja kan blijken, en honderden uit de overige bijlagen. Het zou te ver voeren, doch zeer gemakkelijk zijn, aan te toonen, dat het in al de hier besproken gevallen bijna niet denkbaar is, dat de afwijkingen zouden voortvloeien uit op het terrein gewijzigde toestanden, maar wel dat zij het gevolg moeten zijn van leemten in de oude meetbrieven en ik ben overtuigd, dat het zelfs maar zeer zelden voorkomt, dat een oude meetbrief de volmaakt juiste afspiegeling, is van het terrein, dat hij geacht wordt voor te stellen. Men kan dus wel aannemen, dat de kadastrale kaart de werkelijke grenzen van de eigendommen met vrij veel zekerheid vaststelt, en dat zij in verband met de registers bovendien aantoont, welke grenzen niet vastgesteld zijn kunnen worden. Thans zij nog aangetoond tot welke onhoudbare toestanden men met de oude meetbrieven tot basis zou geraken, wanneer 's Residents stelling „dat het zakelijk recht wordt uitgeoefend niet op het grondstuk, dat men bedoelde uit te geven", dus niet op het stuk dat aangewezen, afgepaald en in bezit genomen is „maar op het grondstuk, begrepen binnen de grenzen, uitgezet volgens den meetbrief in de gerechtelijke akten aangehaald", opging en bovendien uitvoerbaar was, wat echter het geval niet is. Waar b. v. van een lang smal perceel bij de grensomschrijving, Noord en Zuid met Oost en West is verwisseld, — wat dikwijls voorkomt, — zou zoo'n perceel dwars door eenige belendende perceelen heenvallen, geheele of gedeeltelijke huizen van eenige buren insluiten enz. Maar ook waar het slechts enkele meters of soms gedeelten van meters verschil geldt, zullen in bebouwde gedeelten door de grensmuren een gedeelte der bijgebouwen, enz. van het eene perceel bij het andere getrokken worden, in strijd dikwijls met onheuglijk lang bezit en met vaste grenzen; herhaaldelijk zou de publieke weg of gedeelten er van, bij de aanliggende perceelen getrokken worden, enz. Dit zijn de sprekendste van honderderlei ongerijmdheden, die door de toepassing van 's Residents denkbeelden zouden ontstaan. De consequenties van deze methode zouden het bezit van den eigendom en de zakelijke rechten daarop dan ook op zóó losse schroeven brengen, dat groote depreciatie het onmiddellijk gevolg zou zijn, instede van door meer, bijna volmaakte zekerheid, welke men daaraan door het nieuwe kadaster dacht te geven, het krediet en daardoor de waarde van den eigendom te verhoogen. Hiermede vermeen ik TJ te hebben aangetoond, dat het vervangen der oude meetbrieven, welke oorspronkelijk kennelijk foutief zijn opgemaakt, door nieuwe, waarin de bestaande en door belangheb- bende eigenaren als wettig erkende grenzen met de meeste zekerheid zijn omschreven, geen inbreuk maakt of wijziging brengt in de wettig verkregen zakelijke rechten op den grond: dat daardoor aan die rechten, de zekerheid wordt gegeven, welke er vroeger ten gevolge van foutief of onvolledig opgemaakte meetbrieven aan ontbrak, en: dat hierin een middel gelegen is, om den werkelijken rechtstoestand der onroerende goederen volmaakt in overeenstemming te brengen, met de gerechtelijke akten en het nieuwe kadaster, waardoor eene rechtszekerheid verkregen zal worden, ver boven die, welke uit de bestaande kadasters in Europa voortvloeit en bijna gelijk aan die, waarnaar de talrijke voorstanders van een rechtsgeldig kadaster der toekomst streven. Verder veroorloof ik mij de vrijheid op te merken, dat de Resident zijne bevoegdheid te buiten gaat, wanneer hij weigert een akte op te maken, volgens de door den ambtenaar van het kadaster opgegeven en door eenen nieuwen meetbrief omschreven kadastrale kenmerken. In zijne kwaliteit van ambtenaar belast met de in- en overschrijving is ZHEdG. nergens voorgeschreven, de door den ambtenaar van het kadaster afgegeven stukken te onderzoeken en casu quo te doen verbeteren. De ambtenaar belast met de in- en overschrijving heeft er op te Bevoegdheid letten of aan alle voorgeschreven formaliteiten is voldaan, niet ofTan den *mb" tenaar belast de daarvan overgelegde bewijzen volgens zijne opvatting juist zijn.met de in- en De landmeter is zelf verantwoordelijk voor de gegeven omschrij-owr8rnr'"ngving van het perceel, de algemeene ontvanger voor de aanteekening, dat de verponding is betaald en voor de deugdelijkheid der kwitantie waaruit blijkt, dat het recht van 5% is voldaan enz. In het voorafgaande acht ik de Regeerings missive van 24 Januari 1888 N°. 38/c voldoende toegelicht, terwijl U daaruit ook duidelijk zal blijken, in welke gevallen het wenschelijk is nieuwe meetbrieven af te geven en in welke niet. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) F. VERSTIJNEN. N°. 24. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 144/L Batavia den 15 Februari 1888. IWtTMMh te"- Referte enz. Zorg voor in- Tevens heb ik de eer op te merken dat door den Chef te Bandong s rumen . naap Bujtenzorg werden mede gegeven 2 kleine theodolieten, die binnen geheel vervuild zijn, zoodat men er haast niet door kan zien en ze als afstandmeters niet kan gebruiken. Ook verscheidene kettingen zijn in slechten staat. Hieruit vermeen ik te moeten afleiden, dat aldaar niet de noodige zorg is of wordt gedragen voor den inventaris, en heeft bij mij vrees doen ontstaan, dat zulks op andere bureaux evenzeer het geval zal zijn. Daarom verzoek ik UEdG. bij Uwe inspecties nauwgezet den inventaris op te nemen en na te gaan of voor het onderhoud van alle instrumenten, groote en kleine, behoorlijk zorg wordt gedragen en mij te rapporteeren wanneer daaraan iets ontbreekt. Instrumenten, die overtollig zijn, moeten naar mijn bureau worden opgenomen, evenals die, welke eenige reparatie moeten ondergaan, die ter plaatse aan geene geschikte ambachtslieden kan worden opgedragen. Het schoonmaken van vervuilde hoekmeetinstrumenten zal in den regel hier moeten plaats hebben, alsook het verzilveren van prisma's en dergelijke. Het slijpen van passers en trekpennen behooren de landmeters, adjuncten en goede mantri's zelf te kennen. Kettingen zullen in den regel ter plaatse gerepareerd kunnen worden en moeten afgekeurd en opgezonden worden, als zij niet goed meer vatbaar zijn voor reparatie. In het algemeen moet alles steeds in goeden staat zijn en niets overtolligs worden aangehouden, omdat juist het langdurig stilliggen hier te lande zoo slecht op de instrumenten werkt. Ik verzoek UEdG. hierop bijzonder Uw aandacht te willen ves^ tigen. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) F. VEBST1JNEN. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 25. N°. 171/1. Batavia den 24 Februari 1888. Ik enz. Inventaris. In mijne verantwoording kan geen rekening worden gehouden Regelen tot afvoering en met tijdelijk door TJ uitgeleende instrumenten, die beschouwd moe- afschrijving, ten worden als behoorende bij Uwen inventaris. Voorloopig verzoek ik U, om in 't vervolg geen last of toestemming te geven tot afschrijving van instrumenten uit den inventarisstaat, hetzij die verloren, onbruikbaar geworden of ontstolen zijn. Ingeval van verlies moeten ze worden vergoed en geschiedt dit op last van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur.. Ingeval van onbruikbaarheid worden ze door de chefs zonder proces-verbaal direct aan mij gezonden tegen verwisseling van andere, terwijl'ingeval van diefstal daarvan door Uwe tusschenkomst mededeeling aan mij dient gedaan te worden, onder overlegging van een proces-verbaal van het betrokken politiehoofd en heeft de afvoering uit den inventaris plaats op mijne lastgeving, nadat de Directeur van Binnenlandsch Bestuur daartoe machtiging heeft verleend. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) F. VERSTIJNEN. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, 2g. N°. 455/4. Batavia den 30 Juni 1888. Gedeeltelijke perceelen Naar aanleiding van Uw schrijven van 22 Juni j.1. N°. 612 heb ik Meetbrieven hu de eer, voor alles UEdGs. aandacht te vestigen op artikel 2 van overgang van Staatsblad 1880 N°. 147. kadastrale per- Het onroerend goed, vroeger aangeduid door verponding N*. 606, ceelen. bestaat uit een gedeelte van het kadastraal perceel Sectie A N°. 330, wijl het aan beschouwing onderhevig kan zijn, of het- ook nog voor een stukje uit het kadastrale perceel-N°. 331 bestaat. Het eerste feit alleen, maakt, volgens het aangehaald artikel 2 van Staatsblad 1880 N°. 147, eenen meetbrief boven allen twijfel noodzakelijk, en die meetbrief moet zijn: „een extract uif het kadastrale plan, waarop de nieuwe grenzen met de meetcijfers, waardoor zij worden bepaald, zijn aange wezen". Nieuwe gren- Nu rijst de vraag wat zijn de nieuwe grenzen? zen ab bedoeld T dit ^ in dg ^j.^ piaatg de oostelijke grens tusschen het bij art. 2 van & r Stb. 1880 eigendom en Gouvernements grond. n". 147. jjeze greng moeten belanghebbenden aanwijzen of doen aanwijzen en afpalen, dat is volgens die aangehaalde ordonnantie zoodanig boven twijfel verheven, dat het mij zelfs bevreemd, dat U, op dien grond alleen, niet geweigerd hebt, eene landmeterskennis zonder meetbrief af te geven. Verder komt in aanmerking de grens op het toegezonden kaartje, door mij met de letters a en b aangeduid. Daar het aangrenzende perceel hier aan dezelfde eigenaars behoort, zouden zij de grens a, b, op het terrein kunnen aanwijzen en dan moet die bij dezelfden meetbrief worden aangeduid, maar dit zou ook weer een nieuwe kadastrale grens zijn en dus is ook hiervoor een meetbrief gebiedend voorschreven, zoodat een landmeterskennis zonder meetbrief, niet kan of mag worden afgegeven. Was hier het belendende perceel 331 van een ander eigenaar, die beweerde dat de bestaande roode lijn o, c, de werkelijke grens is, terwijl de eigenaar van 330 tot a, b, wilde gaan, dan zou ik in het geheel geen landmeterskennis en natuurlijk ook geen meetbrief afgeven voor het grensverschil, hetzij in der minne hetzij gerechtelijk was opgelost. Wat het verpondingsnummer 607 betreft, dat zou ik beschouwen als overeenstemmende met het kadastrale perceel N°. 329 en beide nummers geheel opgeven, in welk geval geen nieuwe meetbrief noodig is.. Voor verponding N°. 609 geldt in alle opzichten alles, wat hiervoor omtrent verpondingsnummer 606 ook in verband met 605 is aangevoerd. Het verpondingsnummer 678 zou ik gerust geheel verwijzen naar het kadastrale N°. 153, althans na mij op het terrein overtuigd te hebben, dat het kadaster juist in overeenstemming is met het ter- rein, en dan kunnen geheele nummers genoemd worden en is er geen meetbrief noodig. De verklaring van den secretaris en ook van den Heer Resident, dat zij in de akten geen gebruik zullen maken van eventueel af te geven verbeterde meetbrieven, hebben natuurlijk geene beteekenis, voor daaraan uitvoering is gegeven. Mocht het echter gebeuren of gebeurd zijn, dan zoude ik daarmede gaarne in kennis gesteld worden, teneinde in de gelegenheid te zijn het noodige te verrichten, om de aandacht der Regeering op zoodanige, m. i. geheel ontwettige handelingen te vestigen en Hare medewerking te verkrijgen, om daaraan een einde te maken. Daarom verzoek ik UEdG. bij Uwe inspecties te Madioen te willen nagaan, in hoever er bij de overschrijvingen Uws inziens van de voorschriften wordt of is afgeweken en mij daaromtrent te rapporteeren. Ik vestig er Uwe aandacht op, dat de in- en overschrijvingsregisters zijn openbare registers en m. i. dus voor een ieder te raadplegen. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) F. VERSTIJNEN. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, 27. N°. 513/3. Batavia den 28 Juli 1888. Gedeeltelijke perceelen. Referte Uwe missive van 22 dezer N°. 733 heb ik de eer het vol- Meetbrieven gende mede te deelen: "n 1«edeelte" hjke kadastrale In mijne missive van 30 Juni j.1. N°. 455/4 is deugdelijk uiteen perceelen. gezet, waarom in het onderwerpelijke geval geene landmeterskennis kan of mag worden afgegeven, zonder dat vooraf een meetbrief van het betrokken perceel is opgemaakt. Ten overvloede zij er nog eens op gewezen, dat artikel 2 der ordonnantie vervat in Staatsblad 1880 N°. 147 uitdrukkelijk zegt, dat, wanneer een onroerend goed bestaat uit een gedeelte van een kadastraal perceel, tot het opmaken der akte benoodigd is een meetbrief en dat deze meetbrief aan de gerechtelijke akte moet worden vastgehecht. Dit is voorgeschreven, opdat alle dubbelzinnigheid omtrent de ligging van het perceel zou ophouden te bestaan, maar vooral ook omdat het zonder dien meetbrief niet mogelijk is, om het perceel in de landmeterskennis met voldoende zekerheid te omschrijven. Om nu dien meetbrief en daarna de landmeterskennis te kunnen opmaken, moeten partijen de grenzen op het terrein aanwijzen of doen aanwijzen, waarbij natuurlijk de ambtenaren van het kadaster, des gevraagd, behulpzaam kunnen zijn. Wijken nu de aangewezen grenzen van die welke het kadaster aangeeft af, dan ontstaan er gedeelten van kadastrale perceelen en is meergenoemd artikel 2 van toepassing; dan kan geene landmeterskennis zonder meetbrief worden afgegeven. Alleen wanneer het blijken mocht, dat er eene fout is gemaakt bij de meting, dan moet natuurlijk redres door wijziging van het kadastrale plan voorafgaan. Wanneer een Weigeren partijen hunne medewerking tot het aanwijzen der landmeters- eIizen en kan de ambtenaar niet met zekerheid uit de kadastrale kennis moet ° worden gewei-stukken beslissen, dan moet hij de afgifte der landmeterskennis gerd- wel weigeren, om de eenvoudige reden, dat hij de noodige gegevens mist, om ze te kunnen opmaken. In het onderhavige geval moet m. i. partijen worden medegedeeld, dat geene landmeterskennis kan worden afgegeven, voor de grenzen op het terrein aangewezen zijn, en dat zij daarna zal worden afgegeven zonder of met eenen nieuwen meetbrief, naar gelang de aan te wijzen grenzen met die van het kadaster al of niet overeenkomen. Voorloopig heeft de Resident met de kwestie niets te maken, wel en alleen partijen. Vragen deze eene landmeterskennis met of zonder meetbrief naar behoefte, dan moet die naar omstandigheden worden afgegeven. Stellen zij daarbij de voorwaarde, dat er geen meting aan mag voorafgaan, of liever, willen zij de kosten van eenen meetbrief, die noodzakelijk blijkt, niet betalen, dan kunnen wij ook geene landmeterskennis afgeven. Willen partijen zich daarover beklagen, dan kan de zaak door de bevoegde autoriteit worden uitgemaakt. Blijkt het later, dat ondanks de aanwezigheid der gevorderde stukken door den ambtenaar, belast met de overschrijving, daarvan geen gebruik wordt gemaakt en daardoor de rechtszekerheid der perceelen en het goede verband met het kadaster verloren gaan, dan kan de zaak door mij worden voorgebracht en daarop eene Hoogere beslissing worden gevraagd. Daartoe zal ik echter de oplossing der zaak afwachten, om haar daarna desnoodig te gelijk te behandelen met die, welke in de missive van den landmeter N. N. dd°. 13 dezer N°. 221/4 zijn gereleveerd. Daarom verzoek ik UEdG.' mij te zijner tijd het verloop dezer zaak, onder wedertoezending van al de hierbij teruggaande bijlagen, mede te deelen. Het komt mij voor, dat een groot gedeelte der door den landmeter N. N. gevoerde uitgebreide correspondentie vrijwel overbodig was. Hij wacht dunkt mij op zijn bureau partijen af, geeft daar de noodige inlichtingen en verricht daarna wat tengevolge van aanvragen en besprekingen noodig is en laat na, wat ze van hem eischen, in strijd met de voorschriften en bepalingen. Dat vele schrijven geeft maar aanleiding tot minder juiste mededeelingen, als het aanhalen van artikel 12 alinea 2 van Staatsblad 1837 N°. 3, in zijne missive van 3e Juli j.1. N°. 210/10, enz. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) F. VERSTIJNEN. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 28. N°. 172/11. Soekaboemi, den 22sten Februari 1889. In enz. Opdrachten Aangaande Uwe mededeeling omtrent de door de Residenten™1 Residenlenvan Soerabaja en Kediri aan de betrokken ambtenaren van het kadaster gedane opdrachten, om de topographische kaarten dier residenties bij te werken en aan te vullen, ben ik 't geheel met U eens, dat dergelijk werk ten koste van het eigenlijke kadasterwerk komt, en om die reden reeds bezwaarlijk is uit te voeren op last der Hoofden van gewestelijk bestuur. De voorschriften voor de door de ambtenaren van het kadaster uit te voeren werkzaamheden zijn opgenomen in Staatsblad 1879 N°. 164, en het komt mij voor, dat op grond van genoemd Staatsblad de Residenten niet de macht of het recht hebben, om die ambtenaren met andere werkzaamheden te belasten. Steeds is dat ook zoo gehandhaafd, uitgezonderd voor werkzaamheden, die niet of weinig tijdroovend, maar toch ten gerieve van den algemeenen dienst waren. In alle andere gevallen is steeds de toestemming van den Directeur van binnenlandsch bestuur door de aanvragers verzocht. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst, (w. g.) P. VERSTIJNEN. N°. 29. Advies van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst in zake splitsing van het land Kapoetranlor (Soerabaja) opgemaakt naar aanleiding van de missive van den Directeur van Justitie dd. 10 December 1889 N°. 8431. N°. 305/3. Batavia den 15 Maart 1889. Splitsing. Meetbrieven bij In voldoening aan Uwe nota dd°. 25 Februari JA ag 2605/90 heb splitsing. ik de ^ onder wederaanbieding der bijlagen UHEdG. beleefdelijk het navolgende mede te deelen. De griffier van den Raad van Justitie te Soerabaja heeft als zijne meening uitgesproken, dat requestrant zich voor zijn verzoek niet kan beroepen op Staatsblad 1886 N°. 114. Dit is volkomen juist en werd ook reeds in mijn advies op de nota Ag. N°. 11662/89 gereleveerd. Verder meent de griffier dat Staatsblad 1880 N°. 147 in niets het bepaalde bij artikel 17 Staatsblad 1834 N°. 27 heeft gewijzigd. Dit is nu naar mijne meening onjuist. Terwijl artikel 17, Staatsblad 1834 N°. 27 in 't algemeen slaat op alle perceelen, vóór het kadaster werd ingevoerd, maakt Staatsblad 1880 N°. 147, wat den inhoud der akten en het opmaken van meetbrieven betreft, eene uitzondering op die perceelen, welke in eene kadastrale afdeeling zijn gelegen. Dit is duidelijk uit art 1, Staatsblad 1880 N°. 147 te lezen, hoewel het misschien nog duidelijker ware geweest, wanneer men in den aanhef van dat Staatsblad had gezegd: „met wijziging van het voorgeschrevene in artikel 17 van Staatsblad 1834 N°. 27, wat het afgeven van meetbrieven, betreft". Neemt men niet aan dat Staatsblad 1880, N°. 147 eene uitzondering daarstelt op Staatsblad 1834 N°. 27, dan zon men bij splitsing van perceelen twee voorschriften hebben, inzake het opmaken van meetbrieven en wel dat bij art. 17 van Staatsblad 1834, N°. 27, hetwelk meetbrieven eischt, zelfs van het resteerend stuk en dat van Staatsblad 1880, N°. 147 alleen in dat geval, wanneer het perceel, waarvan een akte moet worden opgemaakt, uit gedeeltelijke kadastrale perceelen bestaat. De ongerijmdheid van die veronderstelling valt duidelijk in het oog. Om te beslissen of men bij splitsing meetbrieven moet opmaken, dient dus allereerst te worden gevraagd of de onderhavige perceelen al dan niet liggen in eene kadastrale afdeeling. Nu het blijkt, dat het bewuste land Kepoetran lor geheel ligt in de kadastrale afdeeling Soerabaja, is Staatsblad 1880, N°. 147 van toepassing. Nu is ingevolge dit Staatsblad slechts dan een meetbrief van . een perceel noodig, wanneer er eene akte van dat perceel moet worden opgemaakt en het perceel bestaat uit gedeeltelijke kadas trale perceelen. Nu meent de griffier, dat ingevolge artikel 17 van Staatsblad 1834, N°. 27 pertinent wordt geboden, dat er van het restant van het perceel eene akte moet worden opgemaakt. Dit is uit dat artikel niet te lezen en in de geheele ordonnantie niet, zelfs in geene enkele ordonnantie. Wel wordt dit in vele gevallen gedaan, maar het hangt geheel van den eigenaar af, dat van den ambtenaar, belast met de overschrijving, al dan niet te vragen. Zoo wordt ook te Batavia door den griffier gehandeld, wat met voorbeelden zou zijn te staven. Mocht zulks bij meenigvuldige splitsingen van hetzelfde perceel eenige verwarring kunnen opleveren bij perceelen buiten eenige kadastrale afdeeling gelegen, dit is volstrekt niet het geval daar, waar de eigendommen liggen in kadastrale afdeelingen. Nu requestrant volgens het request de opmaking van eene akte van het restant van het perceel niet wenscht, behoeft ook daarvan geen meetbrief te worden opgemaakt en, wenschte hij wel eene akte, dan nog zou er alleen een meetbrief noodig zijn, wanneer het restant uit gedeeltelijke kadastrale perceelen bestond. In dit geval zal dos de ambtenaar belast met de overschrijving zich alleen behoeven te houden aan artikel 30 van Staatsblad 1834, N°. 27 en op de minuut en grosse van het geheele perceel aanteekening houden van de gedane splitsing en overschrijving. De betrokken ambtenaar van het kadaster zal ten overvloede goed doen, mede aanteekening van de splitsing te houden op den meetbrief van het geheele land. De Ingenieur, Chef van het kadaster, (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. Zie voor de beslissing der Regeering in deze het Gouvernements besluit dd. 10 September 1890 N°. 4 in Hoofdstuk IV van Deel 2 dezer verzameling van bepalingen. Zie verder ook Stb. 1897 N°. 265. Vereenvoudiging der bepalingen nopens de opmaking van meetbrieven voor kadastraal op■ gemeten onroerende goederen bij splitsing. N°. 30. Nota van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 330/3. Batavia den 11 Mei 1889. Opdrachten. Werkzaamhe- Onder wederaanbieding van de aan TJHEdG. gerichte missive den tenverzoe-van flgjj Resident van Soerabaja, dd°. 6 April j.1. N°. 4097/A, heb Jenmn^nïik de eer TJHEdG. het navolgende mede te deelen: Binnenlandsch Bij artikel 3 der voorschriften tot regeling van de bijhouding tUUr' der kadastrale metingen, bedoeld bij II N°. 2 van artikel 1 van het besluit van 10 Mei 1879 N°. 4, (Staatsblad N°. 164), is voorgeschreven welke kaarten en registers door de ambtenaren van het kadaster aan de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur verstrekt moeten worden, wanneer eene kadastrale afdeeling geheel voltooid is. il; M ! Aan deze voorschriften wordt steeds voldaan, zoodra de noodige kopieën gereed zijn. Zoo zijn enz. In het algemeen worden aan de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur door het kadaster, behalve de hiervoor bedoelde bescheiden, zonder nadere toestemming veel gegevens verstrekt, die weinig tijdroovend, doch ten gerieve van den algemeenen dienst zijn. Wanneer de aanvragen echter werkzaamheden van eenigen omvang betreffen, buiten den kring der kadastrale werkzaamheden, en die ten koste zouden komen van den voortgang van dien dienst, dan meen ik dat het noodig is, dat voor elk speciaal geval de toestemming van TJHEdG. wordt aangevraagd. De Ingenieur tijdelijk belast met de leiding v/d kadastralen dienst, (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. Missive van den Ingenienr, Chef van den kadastralen dienst. N°. 31. N°. 369/4. Batavia den 23 Mei 1889. Advies. Onder wederaanbieding van het schrijven van den landmeter Verzoeken om N. N. dd». 30 April j.1. N°. 220/1, mij geworden bij Uwe missive rdJ^nJea£ dd°. 8 Mei j.1. N°. 551, heb ik de eer UEdG. het navolgende mede te brieven als deelen. bedo0eld * art. 2 van Stb. Zeer dikwijls doen zich bij de verschillende kantoren kwesties1880 n°- 147voor, zooals die, welke door den landmeter N. N. worden opgegeven; wanneer nu voor elk geval moest worden voorgeschreven hoe te handelen, of door mij een advies moest worden uitgebracht, zoo zou zulks een groot gedeelte van mijnen tijd in beslag nemen. Daarbij zou ook dikwijls blijken, dat geen voldoende raad gegeven kon worden, wegens onbekendheid met het terrein. De landmeter, of wie aan het hoofd staat van een kantoor, moet geacht worden genoegzaam op de hoogte te zijn van de voorschriften en voldoende bedreven in de praktijk, om met de kadastrale kaart en de meetbrieven in de hand en het terrein voor zich, te beslissen, hoe gehandeld moet worden. Wanneer hij nu de overtuiging heeft, dat hij de afgifte van een stuk moet weigeren, omdat de aanvrager geen toestemming wil geven tot hermeting, de kosten niet wil dragen voor stukken, die noodwendig moeten opgemaakt worden, om het gevraagde te kunnen verstrekken of anderzins, dan is hij persoonlijk verantwoordelijk. Bij vonnis van den Raad van Justitie alhier dd°. 22en Juli 1887 is dan ook uitgemaakt, dat bij weigering van afgifte eener landmeterskennis e. a. door den rechter wordt beslist. Bij kwestieuse gevallen zal het, met het oog op het voorgaande, voor degenen, die met de afgifte van stukken belast zijn, dikwijls wenschelijk zijn te weten, of het inzicht, dat zij van de zaak hebben, overeenkomt met de opinie van hunne Chefs, de afdeelingsingenieurs, doch dan dienen zij vooraf duidelijk op te geven hoe zij zelf de zaak opvatten en op grond waarvan zij de afgifte weigeren enz. en niet gemakshalve het advies van de Chefs vragen, zooals hier door N. N. gedaan wordt, want niettegenstaande het advies blijven zij alleen verantwoordelijk.? Salaris van Om voor meetbrieven, die opgemaakt worden ingevolge artikel 2 meetbrieven /g^aatsblad 1880 N°. 147), wanneer het over te dragen goed een opgemaakt in- gevolge art. 2 gedeelte van een of meer kadastrale perceelen uitmaakt, het sala- van Stb. 1880 i Jg Jn pek^ng te brengen als een extract uit het plan, vind ik n . 147. geheel zonder grond en strijdig met Staatsblad 1881 N°. 188. Het komt mij daarom wenschelijk voor, dat voor dergelijke meetbrieven weder hetzelfde salaris in rekening wordt gebracht, als voor andere meetbrieven. Intusschen zal het mij aangenaam zijn, te voren Uwe meening te mogen vernemen. In vele gevallen zal men m. i. de zaak kunnen beschouwen als een redres plan en wanneer men dan vooraf het plan vernummert, kan de meetbrief geheel achterwege blijven. De Ingenieur, tijdelijk belast met de leiding van den kadastralen dienst, (w. g.) J. A. W. VAN BEEGEN. ijo 32 Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. Nó. 511/3. Batavia den 29 Juli 1889. Periodieken. staten Tan de In antwoord op Uwe missive dd°. 30 Mei j.1., N°. 668 heb ik de grilliers der eer UEdG. het navolgende mede te deelen: Landraden, ... , ... . OQ De griffiers van de landraden zijn, ingevolge artikel van Staatsblad 1873, N°. 38, verplicht om vóór den tiende van elke maand aan den landmeter eene lijst te zenden, van de, in de laatst voorgaande maand plaats gehad hebbende, overgangen van eigendom. Wanneer het nu blijkt, zooals te Soerabaja, Kediri en Madioen het geval was, dat vroeger aan die bepaling niet of slecht de hand is gehouden, dan brengt de verplichting der griffiers ook mede, om alle inlichtingen aan den landmeter te verstrekken, die noodig zijn, om de kadastrale boekhouding van de in agrarisch-eigendom bezeten perceelen in goeden staat te brengen. Mocht zich het geval nu voordoen, dat geweigerd wordt de gevraagde inlichtingen te geven, dan verzoek ik UEdG. zich tot den betrokken president van den landraad te wenden, die den nalatigen griffier dan wel gelasten zal, om aan het verzoek van den landmeter gevolg te geven. Mocht zulks niet baten (hetgeen niet denkbaar is) dan eerst kan door tusschenkomst van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur de hulp van het Hooggerechtshof worden ingeroepen. Wat betreft het denkbeeld, om de aanvragen om agrarisch recht eerst in handen te stellen van het Plaatselijk Bestuur, dit verdient m. i, geen aanbeveling. Het Plaatselijk Bestuur namelijk heeft in deze zaak niets te zeggen. Het draagt alleen zorg, dat er gelegenheid gegeven worde aan derden, om tegen de aanvraag verzet aan te teekenen. Wordt er verzet aangeteekend, dan beoordeelt de landraad, of dat kan worden aangenomen of niet, en wordt daarnaar het agrarisch recht niet of wel toegezegd, evenals ook in het geval dat er geen verzet is aangeteekend. De opinie van het Bestuur wordt niet gevraagd en heeft geen invloed. Wanneer dus het Plaatselijk Bestuur vóór de opmeting en vóór de aangifte bij den griffier de aanvrage onderzoekt, dan zou dit niets geen waarde hebben, want hetzij dat er verzet werd aangeteekend of niet, zou de landraad daarvan toch geen nota kunnen nemen, omdat die niet geschied zijn overeenkomstig de formaliteiten door de wet voorgeschreven. Terecht dus hebben de Hoofden van gewestelijk bestuur hunne medewerking in dien zin geweigerd, vooreerst omdat het contra de wet is en ten tweede omdat ze daardoor dubbel werk zouden doen. Maar daarenboven is het eene zeer goede bepaling, dat allereerst een meetbrief moet worden overgelegd, want hoe is het mogelijk een goed oordeel te vellen over de zaak, wanneer men niet voorgelicht wordt door eene kaart met vermelding van grootte, belendingen enz. Naar mijne meening moet dus aan de bestaande bepalingen niets worden gewijzigd. Op de door UEdG. gestelde vraag of het al of niet wenschelijk is, de meetbrieven tot vestiging van agrarisch recht op ongezegeld papier te vervaardigen, zij beleefd medegedeeld, dat daaromtrent geen twijfel kan bestaan. Alle schrifturen, dus ook de meetbrieven, zijn vrij van zegel. Men mag dus de meetbrieven niet op zegel maken, tenzij partijen daarom verzoeken en dan nog zou het m. i. wenschelijk zijn om dat speciaal op den meetbrief te vermelden. Worden de meetbrieven niet gebruikt voor uitwijzing van het recht (Staatsblad 1872 N°. 117) maar bijvoorbeeld bij lateren overgang, dan moeten zij gezegeld zijn. Maar het is volstrekt niet voorgeschreven, dat bij overgang een meetbrief moet worden overgelegd. Ligt het perceel in eene kadastrale afdeeling, dan alleen in geval van artikel 2, Staatsblad 1880, N°. 147, en ligt het perceel buiten eene kadastrale afdeeling, dan behoeft alleen een meetbrief te worden overgelegd, wanneer eene hermeting noodzakelijk is, en dan kan de nieuwe meetbrief natuurlijk op zegel worden gesteld. Er is trouwens weinig gelegenheid, om den ongezegelden meetbrief nog voor iets anders te doen dienen, dan voor de vestiging van het recht, want zoowel bij Staatsblad 1880 N°. 27 moet de ambtenaar van de overschrijving den meetbrief aan de minuutakte hechten en krijgt belanghebbende hem in het geheel niet terug. En eindelijk heeft de zegelwet gelegenheid om. primitief onge zegelde stukken te zegelen, wanneer zulks vereischt wordt. - Dat bij vestiging van agrarisch recht slechts de helft van het kadastersalaris betaald wordt en bij volgende overgangen het volle salaris, ligt ook voor de hand. Voor de verkrijging van het recht is in dit opzicht faciliteit gegeven, die bij lateren overgang geen grond meer heeft. De Ingenieur, tijdelijk Chef van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 33. N°. 535/10. Batavia den 28 Mei 1890. in enz. Bevordering Het principe om mantri's (metingen), die niet meten kunnen, Tan mantn'sniet meer te bevorderen, zoodra zij mantri 2" klasse zijn, is reeds sedert gernimen tijd gevolgd. De Chefs dienen er dus op te letten, dat zij mantri's, die voor bureauwerk zeer bruikbaar zijn en om die reden steeds met kantoorwerk worden belast, op tijd in de gelegenheid stellen, om meten te leeren, teneinde te voorkomen, dat overigens geschikte personen van promoties zijn uitgesloten. De Ingenieur, tijdelijk belast met de leiding van den kadastralen dienst in N.-I., (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. M i s 8 i v e van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. N°. 34. N°. 284. Batavia den 12 April 1893. Ik heb de eer UEdG. beleefd te verzoeken, den onder U dienende Verloven. ambtenaren van het kadaster mede te deelen, dat alle verzoek- AanTra8eI1 m te dienen door schriften om toekenning van verlof, anders als wegens gezond tusschenkomst heidsredenen, door tusschenkomst van den afdeelings-ingenieurTan de afdee" lings inge- aan de betrokken autoriteit dienen te worden aangeboden, terwijl mem-s. in het eerste geval van de indiening van het daartoestrekkend rekest onmiddellijk aan U moet worden kennis gegeven. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. Apostille van den Ingenieur, Chef van den kadastralen tj° 35, N°. 83. Batavia 2 Februari 1894. Gezonden aan den ingenieur der 3e klasse te Soerabaja en den Voorschrifingenieur der 2" klasse te Salatiga. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. RÉSUMÉ van het behandelde op de conferentie gehouden te Salatiga door den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst, J. A. W. van Bergen en de ingenieurs J. C. Bertsch en G. F. Wlemans. 1. Inzake verschil met den chef De Ingenieur Chef is van meening, dat van het Kadastraal bureau te Poer- hier onder kadastrale perceelen geen woredjo N. N. verpondingsperceelen wordt verstaan en Wordt door gedeeltelijke kadas- de gedeeltelijke nommers geen betrekstrale perceelen, voorkomende in king hebben op het splitsen van zoodaart. 2 van Staatsblad 1880 N°. 147 nige perceelen. verstaan „gedeeltelijke verponding- Dat uit art. 20 van de instructie op de nommers" en zijn dus meetbrieven meting van de 3 hoofdplaatsen duidelijk allen benoodigd bij splitsing van blijkt, wat door een kadastraal perceel perceelen (verpondingnommers)? moet worden verstaan. Dat enz. 2. Wordt ter sprake gebracht of De Ingenieur Chef acht het noodig dat ook kosteloos afgegeven stukken alle — dus ook de kosteloos afgegeals certificaten, meetbrieven, kopie ven — stukken in het salaris-register meetbrieven voor den lande, ambts- worden opgenomen. halve verbeterde meetbrieven in het salarisregister behooren te worden opgenomen. 3. Door den Ingenieur G. F. De Ingenieur Chef acht een dergelijk Wiemans wordt voorgestaan, dat journaal niet noodig en het bestaande aan het salarisregister een officieel register van salarissen op zichzelve voljonrnaal van inkomsten en uitgaven doende en is van meening, dat elke chef zoude worden toegevoegd, waarin een eigen register behoorde aan te boude voorschotten en uitgaven zouden den van ontvangsten en uitgaven van kunnen worden geboekt, en dat bij voorschotten en terugbetalingen, welk optelling den juisten stand van de register dan voldoende kan gerekend kas zoude aanwijzen. worden om den stand der geldmiddelen Hij wijst er op dat de chef te aan te geven. Bondowoso tot ƒ 48.000 aan voor- De Ingenieur Chef acht het zeer onschotten in kas heeft gehad, zonder voorzichtig van de chefs te Bondowoso dat dit uit eenig officieel stuk en Kediri om zooveel geld in voorschot bleek; op de gevolgen die daaruit aan te nemen en is van meening, dat het zouden kunnen voortvloeien ingeval voorschot zich behoorde te beperken tot van brand en diefstal en ingeval die perceelen, waarvan de meting dadevan het overlijden van den Chef, lijk aan de beurt was. waarbij een officieele leiddraad tot Dat wanneer bij de meting van groote opname van de kas zoude ontbre- perceelen bleek, dat het ontvangen voorken. schot te klein was, gewacht moest worden met de verdere afwerking van de meetbrieven, dat het suppletoir te heffen salaris gestort was. 4. De vraag enz. 5. Omtrent de verleende vergunningen aan de chefs tot het verrichten van particulier werk wordt beslist dat, wanneer voor de uitvoering daarvan verwijdering van den standplaats van den chef of van zijn ondergeschikten van meer dan een dag benoodigd is, de vergunning van den afdeelings-ingenieur moet worden gevraagd, onder opgave van den aard van het werk en den tijd daarvoor benoodigd, aangezien door dezen moet worden beoordeeld, in hoeverre de dienst niet onder de te verrichten particuliere werkzaamheden zal lijden (Vide voorwaarde opgenomen in alle vergunningen door den Directeur verleend). 6. Voor hermeting van erpachts- perceelen is steeds de vergunning van den Direc¬ teur van binnenlandsch bestuur noodig. Voor de afdeeling Blitar, residentie Kediri is een doorloopende vergunning door de Begeering aan den Besident van Kediri verleend. 7. In zake de werkzaamheden ten behoeve van den aanslag in de verponding is de Ingenieur Chef van meening, dat het aandeel door de chefs van de kadastrale bureaux daarin bestaat in het verstrekken van inlichting omtrent eigenaar, ligging en uitgebreidheid der perceelen, in het collationneeren (zoo noodig aanvullen en verbeteren) van de staten met de bescheiden, berustende bij de kadastrale bureaux, en dat taxatiën te velde niet kunnen gerekend worden tot hunne werkzaamheden te behooren. Dat met den aanvang van 1894 de taxatiën in de verponding uit de verpondingsregisters in de kohieren zullen worden overgebracht of, voor zooverre die daarin reeds mochten voorkomen, zullen worden gecollationneerd, en de verpondingsregisters verder niet meer zullen worden bijgehouden en in 't archief weggeborgen. Wordt in principe aangenomen, dat het in het belang van den dienst is, dat de bijhouding van de kohieren van de ontvangers, bedoeld bij de circulaire van den Directeur van binnenlandsch bestuur dd°. 6 October 1890, N°. 14885, door de ambtenaren van het kadaster plaats heeft, aangezien een periodieke vergelijking van de kohieren der ontvangers met de verpondingskohieren van het kadaster gewenscht is, ten einde beide registers in algeheele overeenstemming te houden. 8. Volgens welke instructie zal de kadastreering der kota's in de residentie Besoeki plaats hebben, nu dat de instructie op de meting De Ingenieur Chef is van meening, dat, aangezien de kadastreering van de residentie Besoeki is aangevangen, voor de intrekking van genoemd besluit, zij in de binnenlanden, Gouvernements volgens die instructie behoort te worden besluit dd°. 4 Augustus 1879 N°. 7, voortgezet vervallen is? In verband daarmede zal als aanwij zend tableau het formulier 1* worden gebezigd en alleen die perceelen in het hoofdregister (f 3) worden opgenomen, waarop een zakelijk recht gevestigd is. 9. Ligt het in de bedoeling van De Ingenieur Chef is van meening dat de gouvernements missive dd°. 18 dit niet uit genoemde missive kan geleNovember 1890 N°. 2758, dat voor- zen worden en acht ook de verkoopers taan alleen de vendukantoren de bevoegd om certificaten aan te vragen, certificaten tot publieken verkoop maar acht het eenen goeden maatregel, mogen aanvragen? dat de overgelegde stukken aan den aanvrager, het certificaat rechtstreeks aan de betrokken vendukantoren wordt gezonden. 10. Moet art. 15 van de Instroc- Neen, het onderzoek naar de grenzen tie voor de landmeters zoo gelezen heeft alleen plaats voor perceelen binworden, dat geen perceel mag ver- nen de kadastrale afdeelingen gelegen, kocht worden of er moet een onder- en heeft hetzelfde doel als het nazien zoek naar de grenzen worden inge van perceelen, waarvan een landmetersstel d? kennis gevraagd wordt n. 1. om ons te overtuigen, dat er-in de kadastrale kaart en verwijzing geen fouten zijn ingeslopen of veranderingen zijn ontstaan. Wanneer geen overeenstemming be staat tusschen de grenzen en die in den ouden meetbrief gegeven en de verkooper niet geneigd is een verbeterden meetbrief vóór den verkoop te doen opmaken, wordt in het certificaat die voorwaarde gesteld aan den kooper op grond van art. 12 der Instructie voor de landmeters of op grond van Staatsblad 1880 N°. 147 art 2. 11. De wensch wordt geuit, dat De Ingenieur Chef is van meening dat voor de landmeterskennissen een re- het register 10 daartoe geschikt is. Bij gister zal worden voorgeschreven, de bespreking blijkt, dat sinds jaren vrij als door den ingenieur W. van der algemeen aan dit register een andere dan Best ontworpen is voor aange- de eigenlijke bestemming gegeven is. vraagde metingen, en zulks ter con- Wordt bepaald, dat voortaan er de troleering van de diligente afdoe hand aan zal worden gehouden, dat dit ning der werkzaamheden aan de be- register wordt ingevuld ep bijgehouden, waringen, die uit den aard van de zooals het in de bedoeling der voorzaak thans niet zoo vaak kunnen schriften dienaangaande ligt, dat is: worden bezocht. le. zoowel mondelinge als schriftelijke aangiften onmiddellijk op datum zullen worden ingeboekt; 2e. dat de landmeterskennissen in het hoofd dien datum als datum van aangifte zullen bevatten en aan den voet op datum van afgifte worden geteekend; 3e. dat de persoon of personen, die aangifte doen, het register af zullen teekenen, en dat, zoo de aangifte per brief geschiedt, hiervan aanteekening moet worden gehouden in het register; 4e. dat de maandelijksche opgaven van den ambtenaar van de in- en overschrijving niet zullen loopen over de in die maand afgegeven landmeterskennissen, maar over de in de maand gedane aangiften; 5e. dat, voor zooverre van sommige posten in die opgave de betrekkelijke landmeterskennissen niet kunnen worden ingevuld, omdat deze nog niet waren opgemaakt, de opgave in de daarop volgende maand zal worden voorafgegaan door een suppletoire opgave over de voorgaande maand. Dat de afdeelings-ingenieurs, die zulks ter contróle van een diligente afdoening van zaken aan enkele of alle bureaux wenschen, zich een afschrift van genoemd register kunnen doen toezenden bij de maandverslagen. 12. Statistiek enz. Voor de opmaking van dit Résumé. Salatiga, denl6 December 1893. De Ingenieur 3e kl. te Soerabaja, (w. g.) G. F. WIEMANS. Gezien en goedgekeurd: De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) J. A. W. VAN BERGEN. Circulaire van den Directeur van Financiën. fj". 36. N°. 2558. Batavia den 12 Februari 1894. Verponding. Sedert de in werking treding der nieuwe bepalingen tot regeling Aan de chef der verpondingsbelasting (Staatsblad 1886, N°. 78) hebben de met ^„^'"r* de functiën van gouvernements-landmeter belaste ambtenaren strekken inzavan het kadaster niet meer de beschikking over de gegevens, welke ^kohie^ door hen benoodigd zijn voor het invullen der cijfers van den aan- •*» der rerslag in de verponding in de betrekkelijke kadastrale registers, ter- p0DMingwijl toch die cijfers bij het kadaster bekend moeten zijn o. a. voor de afgifte van landmeterskennissen en de berekening van het salaris, vastgesteld bij Staatsblad 1881, N°. 188. Om in deze leemte te voorzien is het noodig, dat de betrokken ambtenaren van het kadaster op hunne aanvraag in de gelegenheid worden gesteld om ten kantore van de Algemeene Ontvangers van 's Lands kassen, vermeld in den hierbij gevoegden staat Lett. A, inzage — desverkiezende afschrift — te nemen van de 15 N°. 39. Missive van den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. Declaraties. N„ m Batavia den 13 Maart 1896. Visa op reis- Onder mededeeling dat het de wil van de Algemeene Reken- dcclaraties van. . i . . TT de ingenieurs. kamer 1S> °-at voortaan Uwe declaraties van mijn visum worden voorzien, verzoek ik UEdG. beleefd voor het vervolg de indiening der bescheiden door mij'ne tusschenkomst te doen plaats vinden. De Ingenieur, belast met de leiding van den kadastralen dienst in Nederlandsch-Indië, (w. g.) J. A. W. VAN BEEGEN. Staatsblad 1896, N°. 21. N°. 40. Gouvernements besluit van 4 Februari 1896 N°. 23. Comptabili- Herlezen enz.: teit Regeling om- De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord: irent de af- jg goedgevonden ep verstaan: schrijving van verloren, ge- EersteHjk: enz. broken of op rp.en tweede: Krachtens de tweede alinea van artikel 3 der Be- andere wijze onbruikbaar palingen, vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 4 Augustus geworden 1874 N<, 4 (indiSch Staatsblad 1875 N°. 23), te bepalen als volgt: goederen in materieel Gerekend van het oogenblijk der in werking treding van de beheer, ordonnantie, vastgesteld bij artikel I van dit besluit, worden aanvragen om autorisatie tot afschrijving van verloren, gebroken of op andere wijze onbruikbaar geworden goederen in materieel beheer, evenals tot dusver door tusschenkomst van de autoriteiten, aangeduid onder letter b van artikel 8 der Regelen voor het materieel beheer (Staatsblad 1866 N°. 151), aan de betrokken Hoofden der departementen van algemeen bestuur ingezonden. Deze verleenen alsdan machtiging tot afschrijving, wanneer hun • blijkt, dat het verlies, het bederf of in het algemeen de onbruikbaarheid niet te wijten is aan schuld, verzuim of onachtzaamheid der met de bewaring belaste rekenplichtigen en de boekwaarde der af te schrijven goederen niet hooger is dan vijf duizend gulden. Zij vragen de machtiging van den Gouverneur-Generaal tot afschrijving, wanneer de boekwaarde hooger is dan de in de vorige alinea genoemde som, ffflsp; Van de door den Gouverneur-Generaal verleende machtigingen tot afschrijving wordt afzonderlijk mededeeling gedaan aan de Algemeene Rekenkamer. Ten derde: enz.; Afschrift enz. Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië: De Algemeene Secretaris, (w. g.) A. D. H. HERINGA. B ij b 1 a d N°. 5341. N°. 41. Gouvernements besluit van 29 1896 N°. 13. InventarisGelet enz.; goederen. Gelezen enz.; • Maeh"gin8 lrot Terkoop of Nog gelet op de circulaires van den lsten Gouvernements-Secre- wnieiiging „_ . . _ __.„ ,., _ Tan inventaris- tares van 21 Januari 1883 N°. 125* (Bijblad op het Staatsblad van goederen. N.-I. N°. 3863) en 21 Juli d. a. v. N°. 1220°. Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 28 December 1878 N°. 22, (Bijblad op het Staatsblad van N.-I. N°. 3343) te bepalen, dat de Hoofden der Departementen van algemeen bestuur beslissen over de afvoering uit de betrekkelijke verantwoording van goederen, in gebruik bij bureaux of andere diensten (inventarisgoederen), alsmede van zoogenaamde emballage artikelen, en mitsdien bevoegd zijn om, met inachtneming van het bepaalde bij artikel 17 der Comptabiliteitswet (Staatsblad 1895 N°. 225), machtiging te verleenen tot verkoop of vernietiging van zoodanige goederen en artikelen ; een en ander voor zoover de vorenbedoelde beslissing en bevoegdheid niet bij speciale regelingen aan andere autoriteiten zijn of worden opgedragen en verleend. Afschrift enz. Circulaire van den le Gouvernements-Secretaris dd. 3 No- pj° 49 vember 1896 N°. 2292. • Boekwerken, Bewaring van Uit bet meermalen ontvangen verzoek om nieuwe verstrekking boekwerken aan ambte- van boekwerken, welke van Regeeringswege aan verschillende naren verstrekt, ambtenaren toegezonden zijn, meent de Gouverneur-Generaal te moeten afleiden dat niet door alle ambtenaren, die voor de toezending van dergelijke boekwerken in aanmerking komen, de noodige zorg besteed wordt aan het onderhoud en de bewaring dier werken. Zijne Excellentie acht het niet onwaarschijnlijk, dat sommige ambtenaren de hun toegezonden boeken beschouwen als een persoonlijk geschenk, waarover zij vrijelijk kunnen beschikken en waarvan zij verder geene verantwoording schuldig zijn. Dat zoodanige opvatting niet juist is, behoeft geen uitvoerig betoog. Met de toezending van boekwerken aan de ambtenaren beoogt de Regeering uit den aard niets anders, dan hen in het bezit te stellen van de voor hunne dienstverrichtingen onontbeerlijke of nuttige hulpmiddelen. Hieruit volgt, dat in den regel, d. w. z. in alle die gevallen, waarin het tegendeel niet uitdrukkelijk blijkt of uit de omstandigheden valt af te leiden, de van Regeeringswege aan de ambtenaren toegezonden boekwerken behooren te worden aangemerkt als bestemd voor- en deel uitmakende van -hun archief, en dat dus die boekwerken bij hun vertrek of overlijden met het archief behooren te worden overgegeven aan hunne opvolgers. Ten einde nu voor den vervolge eene behoorlijke zorg voor de hierbedoelde boeken te verzekeren, wenscht de Gouverneur-Generaal de volgende maatregelen te zien ingevoerd. Ambtenaren, die qualitate qua boekwerken van de Regeering ontvangen, moeten een catalogus aanleggen en aanhouden van hunne ambtelijke boekerij, en van elk toegezonden boekwerk, onder bekendstelling van het nummer, waaronder het in den catalogus is opgenomen-, en voorts den catalogus vermelden in de verantwoording der inventarisgoederen, met aanwijzing der na de laatste verantwoording bijgekomen nummers en van de intusschen verloren geraakte of vernielde boekwerken. Ambtenaren, die geen bepaald bureau hebben, zullen de werken, door tusschenkomst van het gewestelijk bestuur ontvangen, op dezelfde wijze behandelen als hiervoren is aangegeven en in plaats van vermelding in den inventaris, jaarlijks omtrent den stand i "■j hunner boekerij berichten aan het bestuurshoofd. N°. 37 sub 6 in dienst gestelde .bureau-oppassers en van de aan de controleurs bij het Binnenlandsch Bestuur, onder den naam van boodschappers of oppassers toegevoegde bureau-bedienden, eene regeling te treffen in den door TJ bij Uwe missive van 6 September 1897 N°. 4078 aangegeven zin, aangezien, naar het oordeel van den Landvoogd, met het oog op den ondergeschikten aard der betrekking en de vele mutaties onder het bureau-oppassers personeel in het algemeen, het aannemen en ontslaan van bureau-oppassers zonder bezwaar mondeling kan geschieden door of namens de autoriteiten, aan wie zij zijn toegevoegd, die tevens, ook zonder dat daaromtrent bepalingen worden gemaakt, bevoegd zijn om aan de betrokkenen bij hun ontslag, desverlangd, een bewijs uit te reiken, dat zij gedurende zekeren tijd den Lande als oppasser hebben gediend. De bijlagen van Uw aangehaald schrijven gelieve UHEdG. voor zooveel noodig, hiernevens weder aan te treffen. De 1° Gouvernements Secretaris, (w. g.) C. B. NEDERBURGH. Bij blad N°. 5321. Missive van den Gouvernements Secretaris dd. 20 Augustus ^0 1898 N°. 1958 aan den Resident van Kediri. Met referte aan Uwe missive van 25 Juli j.1. N°. 5271/16, waarbij _ . . r T6S6 fl IIC 6. door UHEdG. omtrent de rangregeling bij feestelijke gelegen- Regeling Tan heden van ambtenaren in het algemeen en van den houtvester in de Préséance Tan onderhet bijzonder de beslissing der Regeering wordt ingeroepen, heb geschikte ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal, UHEdG. mede ■mD,elMrei1te deelen, dat eene regeling door de Regeering van de préséance van iedere categorie van ondergeschikte ambtenaren Zijner Excellentie onnoodig voorkomt; naar de meening van den Landvoogd kan zulks worden overgelaten aan de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur, die daarbij zoowel met de bezoldiging, de anciënniteit en de maatschappelijke positie van de betrokkenen als met het plaatselijk gebruik zullen hebben rekening te houden. De le Gouvernements Secretaris, (w. g.) C. B. NEDERBUEGH. Bijblad N°. 5429. N°. 47. Gouvernements besluit dd. 12 September 1899 N°. 34. Comptabiliteit Afschrijvingen Tan verliezen in materieel beheer. Gelezen enz.; Gelet enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Onder de toepassing der bij artikel 2 van het besluit van 4 Februari 1896 N°. 23 (Staatsblad N°. 21) vastgestelde regeling omtrent de afschrijving van verloren, gebroken of op andere wijze onbruikbaar geworden goederen in materieel beheer vallen de afschrijvingen a. van verliezen in materieel beheer, welke niet op den voet van het spillagereglement in N°. 1678 van het Bijblad op het Staatsblad* van Nederlandsch-Indië kunnen plaats hebben; b. van de in voorschreven regeling bedoelde goederen, waarvan de aanvraag om autorisatie is ingezonden vóór hare inwerkingtreding. Afschrift enz. N°. 48. Missive van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. 5 Mei 1900 N°. 1951, aan den Ingenieur, Chef van den kadastralen dienst. Inventaris. Met referte aan Uwe missives van 12 December 1899 en 17 Janu- Vergoedihg ari iqqq} ïï<* ^260 en 184, heb ik de eer UHEdG. hierbij in afschrift wegens verloren gaan van aan te bieden de missive van de Algemeene Bekenkamer van 21 landsgoederen jannari i898 jjo 666, waaruit blijkt, dat gemeld college bezwaar kan voorloopig niet worden heeft gemaakt tegen het opleggen van vergoedingen aan ambteopgelegd. naren en beambten wegens het verloren gaan van onder hunne berusting zijnde goederen, met welk bezwaar de Eegeering zich heeft vereenigd (vide het mede in afschrift overgelegd extract uit het Gouvernements besluit van 26 Juni 1898 N°. 11). Op grond daarvan kan, — althans voorshands — geen sprake zijn van het opleggen van vergoeding aan den door TJ bedoelden mantri en élève-mantri van het kadaster wegens het te zoek raken van onder hunne berusting zijnde Landsgoederen, zoolang geene voorziening, als bedoeld in de laatste alinea van artikel 82 van het Staatsblad van 1895, N°. 225, getroffen is. De door TJ gewaagde machtiging tot afschrijving der verloren geraakte goederen uit de betrekkelijke inventarissen, wordt hierbij verleend. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w. g.) P. C. ARENTS. B ij b 1 a d N°. 5519. Circulaire van den le Gouvernements Secretaris dd. 24 ju° 49. Augustus 1900 N°. 2185. Het heeft de aandacht van den Gouverneur-Generaal getrokken, Ontslag dat personen, die eigenmachtig hunne betrekking hebben verlaten,wegens. d,enst- weigering van wegens dienstweigering eervol uit die betrekking ontslagen wor- ambtenaren, . die eigenmach¬ tig hnnne Naar de meening van Zijne Excellentie is dit eene ongerijmdheid, betrekking omdat, om werkelijk eervol te worden ontslagen, een Landsdienaar e*Iale" zich tot het einde toe goed behoort te gedragen en niet mag deserteeren van zijn post, maar moet wachten tot hem wordt toegestaan dien te verlaten. Voor dit laatste is het intusschen niet altijd noodig, dat de beschikking op eene aanvraag om ontslag wordt afgewacht. Wanneer er gegronde redenen bestaan om op die beschikking vooruit te loopen, b. v. omdat het spoedig aanvaarden van eene particuliere betrekking voor den betrokkene van groot belang is, kan voorloopig verlof worden gegeven om de uitoefening der aan de betrekking verbonden functiën te staken. Op last van den Landvoogd heb ik de eer TJHEdG. het voren- nen eenige jaren met de beschikbare werkkrachten van den Kadastralen dienst zal kunnen geschieden, doch onthoude men overigens zich van regelingen, welke, tot grooten last voor Bestuur en bevolking, om hare gebrekkige tenuitvoerlegging vermoedelijk na weinige jaren opnieuw door reorganisatiên gevolgd zouden moeten worden. Artikel sge wij ze toelichting enz. Artikel 7. De voorschriften in dit artikel vereischen slechts bespreking voor zooveel de keuze der wijze van afbakening betreft. Bij die keuze behoort uit den aard der zaak bovenal rekening te worden gehouden met de ter plaatse beschikbare materialen, zoodat ook in dit opzicht geene verbindende voorschriften zijn te geven. Met de verkregen ervaring te rade gaande, kan echter in het algemeen het volgende worden opgemerkt: De tot dusver gebezigde middelen tot afbakening der apanagegronden waren hoofdzakelijk van drieërlei aard, nl.: le. de plaatsing van gemetselde pilaartjes of bekapte wadas-paal- tjes op de hoekpunten; 2e. het graven, in de.galengans aan weerszijden der hoekpunten, van een sleuf van twee voet diepte en eene breedte en lengte, gelijk aan de breedte van het sawahdijkje zelf; voorts het vullen van die sleuf met riviersteenen, bij voorkeur zoo groot mogelijk, waarna het geheel gedekt wordt door een zwaren, platten steen, op welken met teer de richting wordt aangeduid der beenen van den hoek of van' de aangrenzende hoeken en door een enkele letter (c. q. volgnummer) het ambt wordt aangegeven, aan hetwelk het veld verbonden is; 3C. de aanbrenging, op de hoekpunten, van aardhoopen van pijramidalen vorm, op het bovenvlak beplant met eenig boom- of struikgewas en op de zijden met graszoden belegd. Het gebruik van gemetselde pilaartjes is over het algemeen niét zonder bezwaren. Vooreerst wijl, zelfs onder de gunstigste omstandigheden, daaraan veelal nog eene in het oog van den Inlander niet geringe uitgaaf verbonden is. Voorts ligt het voor de hand, dat, waar in vele vlaktestreken de kleibodem gedurende den drogen moesson tot groote diepte pleegt te scheuren en dientengevolge zelfs metselwerk van hechten bouw op den duur zich nauwelijks staande houdt, op zich zelf staande steenen pilaartjes als de hierbedoelde, los gefundeerd en op Inlandsche wijze opgetrokken, veelal spoedig zullen bezwijken, wanneer het vee al niet eerder aan hun bestaan een einde maakt. Bekapte wadas-paaltjes, waar in de nabijheid verkrijgbaar, of, in de streken der djatibosschen, diep ingegraven houten palen, voor niet meer dan een kwart of een halven meter bekapt en boven den grond uitstekend, waartoe het hout verstrekt zou kunnen worden op den voet van artikel 11, sub 1 la, & en sub 2 la, a, van het Boschreglement in Staatsblad 1897 N°. 61, schijnen daarom in vele gevallen te verkiezen boven gemetselde grenspilaartjes. Zoowel om de meerdere duurzaamheid als met het oog op de omstandigheid, dat daarbij alleen arbeid doch geene geldelijke offers worden gevorderd, komt het echter voor, dat, waar slechts eenigszins mogelijk, aan de tweede hierboven omschreven werkwijze de voorkeur is te geven. Beplanting der grensdijkjes of hoekpunten met de eene of andere boomsoort of struik, is een middel, dat tot nog toe veelal faalde. De meeste gewassen toch verlangen in hunne eerste groeiperiode gunstiger levensvoorwaarden en meer bescherming, dan zij op de sawahs vinden. Ook schikken verscheidene zich niet in den drassigen bodem gedurende den West-moesson, terwijl, aan den anderen kant, wanneer men ter vermijding van dat bezwaar ze op de grensheuvels plant, de haarwortels vooral in den Oostmoesson aan uitdroging blootstaan. Waar in den omtrek geene steenen te verkrijgen zijn voor de toepassing der tweede methode van afbakening en, in verband met de grondgesteldheid, de kosten als anderszins, de eïsch van gemetselde pilaartjes onpractisch of te bezwaarlijk moet worden geacht, zal, indien ook de overige aangegeven middelen ontbreken, niettemin met de aanplanting van levende grensteekenen genoegen zijn te nemen. Wil men het welslagen van den arbeid dan zooveel mogelijk verzekeren en de bevolking den last eener eindelooze herhaling van het werk besparen, zoo worde in dat geval inzonderheid acht geslagen op de volgende factoren: de keuze eener krachtige, weinig schaduw gevende boomsoort; de vrijhouding van een plantvak van minstens een meter middellijn; eene stevige omrastering, gedurende de eerste jaren, en vooral een gunstig jaargetijde voor het planten der, vooraf elders tot eene redelijke hoogte gekweekte, jonge boompjes. Met deze voorzorgen ten uitvoer gelegd, zijn ook van die werkwijze bevredigende uitkomsten te verwachten. Wat eindelijk het vaak geopperd bezwaar betreft van vernieling der grensteekenen tijdens het ploegen, ingeval van verhuring aan de suikerindustrie, bij oordeelkundige toepassing van de bepaling sub la, 5 van artikel 8 der grondhuur-ordonnantie in Staatsblad 1900 N°. 240 zullen de fabrikanten weldra die punten doen sparen, wat ook geen enkel beletsel van eenige beteekenis voor hen kan opleveren, mits die teekenen slechts van zoodanigen aard zijn, dat zij voor iedereen duidelijk als zoodanig zijn te herkennen. De 2de en 3de alinea van artikel 7 vereischen geene toelichting. Artikel 8. enz. De Wd. lste Gouvernements Secretaris, (w. g.) VAN REES. Missive van den Inspecteur van Financiën in de IIP afdee- u_ 54 ling dd. 9 April 1901 N°. 213 aan den Directeur van Financiën. Bij de laatste inspectie van den Landsadministratiën te Djokja- stortingskarta kwamen mij onder de oogen eenige gevallen van afwijking bewijzen. Niet meer dai van het voorschrift in de 5e alinea van artikel 1 van het Gouver- éene opgaaf nements besluit dd°. le October 1893, N°. 4, Bijblad 4873, dat voor van storting op één dag in overstortingen van dezelfden aard voor een comptabele op een te aienen dag niet meer dan één opgave in triplo of quadruplo verzonden wordt. De chef der kadastrale metingen te Djokjakarta, — die een tijdlang in 1900 in de opgaven van storting niet verwees naar de dagteekening der laatstvorige opgave, maar naar de dagteekening dér laatstvorige storting in 's Lands kas, die het later echter goed deed — begon in September 1900 de ontvangen salarisgelden alle in het betrokken register van ontvang van den Algemeenen ontvanger geboekt onder eenzelfde hoofd „Kadaster" te splitsen in salarisgelden, betrekking hebbende op het kadastraal-bureau te Soerakarta, en in salarisgelden, verkregen van de kadastrale metingen te Djokjakarta, en voor elke soort van salarissen eene afzonderlijke opgave van storting op te maken. Zoo werden bij twee opgaven bewerkstelligd de stortingen: den 14 September 1900 van salarisgelden over de maand Augustus 1900; den 16 October 1900 van salarisgelden over de maand September 1900; den 15 November 1900 van salarisgelden over de maand October 1900; den 18 December 1900 van salarisgelden over de maand November 1900. De opmaking van twee opgaven wordt naar mijne bescheiden meening door het aangehaalde voorschrift niet toegelaten. Mogen ook al in het eene geval de salarisgelden op eenigszins andere wijze verkregen zijn dan in het andere, de beide soorten salarisgelden blijven er niet minder ontvangsten door „van denzelfden aard". Bovendien schijnt de splitsing op de gevolgde wijze onpraktisch toe. Al mocht, wat ik niet beoordeelen kan, voor de administratie van den Chef der kadastrale metingen te Djokjakarta eene splitsing van de salarisgelden hoogst wenschelijk of onontbeerlijk zijn, die chef had immers met minder moeite en geringer papierverbruik hetzelfde resultaat kunnen bereiken, door telken maand ééne opgave van storting op te maken en op elk exemplaar de splitsing aan te duiden. Daar intusschen het opmaken van twee opgaven van storting elke maand niet schaadt aan de nauwgezetheid der contróle, daar het hier verder een ambtenaar geldt, behoorende tot een ander Departement, meen ik de zaak niet zelfstandig te moeten afdoen. De Inspecteur van Financiën in de III afdeeling, (w. g.) ZWAGER. Bij missive dd. 18 Juni 1901 N°. 11736 van den Directeur van Financiën is voorgaand extractschrijven dd. 9 April 1901 N°. 213 van den Inspecteur van Financiën in de IIP afdeeling ter kennisname aangeboden aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur. Bij missive dd. 2 Augustus 1901 N°. 2479 van den Ingenieur Chef van den kadastralen dienst aan den Ingenieur van het kadaster te Semarang is onder toezending ter kennisname van bovenbedoeld extract schrijven van deninspecteur van Financiën verzocht, er in het vervolg op te willen doen letten, dat de stortingen der salarisgelden, ontvangen voor de residentiën Djokjakarta en Soerakarta, Rembang en de voormalige residentie Japara, niet meer bij twee opgaven geschieden, doch dat elke maand eene opgave van storting wordt opgemaakt en op elk exemplaar de splitsing er van aangeduid. Circulaire van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur N". 55. dd. 11 April 1901 N°. 1988. Bij de herziening der kadastrale kaarten in Oost-Java is geble- Dessaken, dat in de laatst verloopen tien jaren groote veranderingen grenzen hebben plaats gehad in de dessagrenzen, die destijds, evenals "Ie thans, door schetskaarten en proces-verbaal werden geconstateerd»nderd zender , - , bekomen in overleg met de dorpshoofden. vergunning. Daardoor is de herziening der minuutplans zeer bemoeilijkt, terwijl verzwaring van den arbeid voor de bijwerking der kaarten daarvan het gevolg was. Ten einde znlks in den vervolge te voorkomen, heb ïk de eer UHEdG. te verzoeken de noodige bevelen te willen geven, dat geene dessagronden worden veranderd zonder Uwe vergunning, en van iedere vergunning kennis te willen geven aan den betrokken Chef van het kadastraal-bureau en aan den Hoofdambtenaar, belast met de leiding der landrente-werkzaamheden. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w. g.) P. C. ABENDS. Formulier N°. 1. Kadaster. (Vastgesteld bij art. 1 § o van het Gouv. besluit dd. 5 September 1878 N°. 59, Bijbl. N°. 3308). Bewaring van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING SECTIE AANWIJZEND TABLEAU TEVENS OVERGANGSREGrISTER. 17 Kadastrale kaart. jNommers uer perceelen. Nommers der bladen. Letters en nommers der ruiten. Wijk of buurt. Plein, straat of gang enz. 1 | 2 3 | 4 I 5 Plaatselijke benaming. .h g Aard van bebouwing. 6 Inhouds grootte van ieder perceel. Oude verponding nommers. 8 Overeenstemmende kenmerken van de bestaande bescheiden- Blokkaarten en bloK' registers. H. A. 7 C. Sectie. 9 Letters en nommers. 10 Overschrijving , van den Matsten rechtstitel. agteekening. 11 a o 12 Namen en voornamen der eigenaren, houders van het recht van opstal, erfpachters en vruchtgebruikers, volgens de officieele bescheiden. 13 Namen der personen, die zakelijk recht op het goed uitoefenen, voor zoover daarvan den landmeter gebleken is. 14 Aanduiding der bekende erfdienstbaarheden volgens de officieele bescheiden. 15 Formulier N°. la. Kadaster. (Vastgesteld bij besluit van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur dd. 21 April 1883 N°. 30. Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE AFDEELING SECTIE AANWIJZEND TABLEAU. Kadastrale kaart. Nommers der perceelen. Nommers der bladen. Letters en nommers der ruiten. Aard van bebouwing. Plaatselijke benaming. Inhoudsgrootte der perceelen. H. A. A. c. A Bouws. Verwijzing van het VierK: itrjni: roeaen. Nieuwe nommer. Vervallen nommer. Verpondings nommei *n- of overschrijving van rleii laatsten rechtstitel. Dagteekening Nommer. Namen en voornamen der eigenaren of andere zakelijk-rechthebbenden op den grond, met omschrijving van den aard hunner rechten. Namen der dessa's. Toelichtingen. Formulier N°. 14. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Kantoor van het kadaster te INVENTARIS-VERANTWOORDING OVER 19 den 1!) De II Volgnommer. Benaming. I. MEUBILAIR. .1 Copieortoest ellen. 2 Copieerruiten. 8 Geldkisten (ijzeren). 4 Kapstokken. 5 Kasten. 6 Krukken. 7 Muurfonteintjes. voor kaartentrommels. voor veldwerkentrommels. 8 Rakken , , .. . voor het archief. voor instrumenten. voor registers. 9 Schrijflessenaars. 10 Stoelen. iklein, middelsoort, groot. I voor plans. 12 Trommels ,, . , I voor veldwerken. II. MEET- EN TEEKENINSTRUMENTEN EN GEREEDSCHAPPEN. 1 Afstandmeters (Stampfer). 2 Aneroïde barometers. 3 Astrolabiums. 4 Baken v/d afstandmeter. < Becker en Buddingh. smalcalder. 5 Boussoles { Bakken Eenheid. In verantwoording op 1 Januari 19. ... In verantwoording op 1 Januari 19.... Benoodigd voor het jaar 19.. Toelichtingen. groore. tranche montagne. Volgnommer. Benaming. Eenheid. In verantwoording op 1 Ja nuari 19 In verantwoording op 1 Januari 19.... Benoodigd voor het jaar 19.. Toelichtingen. 6 Breekijzers. 7 Carroletten. 8 Coördinatograven. [ caoutchouc. 9] Driehoeken van helios. I houten. I houten. 10| Dubbele paimon , I ivoren. 11 Duimstokken. [ d'arpenteur. 12 lv|Ui''rres I cylindrique. 131 Hamers. 141 Heliotropen. i I patent niveau. 15 Hellingmeters I Maijers. 16 Leesglazen. f houten. 17 Linialen I koperen. 18 Loupes. i 10 Meters. 19 Meetkettingen I 20 Meters. (10 Meters. '20 Meetlinten I 20 Meters. I 10 Meters. 21 Meetveeron 1 20 Meters. 22 Oliesteentjes. groote met cirkelboog, kleine met cirkelboog. 231 Passers gewone. orillon. proportie. I gewone poter vrijzwevende „ 24 Planimoters kogel „ ' kogel rol 25 Prisma's. 26 Schietloodjes. Volgnommer. Benaming. Eenheid. In verantwoording op 1 Januari 19.... In verantwoording op 1 Januari 19 Benoodigd voor het jaar 19.. Toelichtingen. Bijgekomen. Sextanten. Standlibellen. Teekenschalen. Lincke (groote). „ (kleine). Theodolieten Breithaüpt (groote). „ (kleine). Boussole. Transformateurs. I hoornen. 32' Transporteurs koperen. 1 met nonius. 331 Trekpennen. kleine.. groote. 27 28 29 30 31 34 Verrekijkers I. TABELLEN. Defert's. gewone. Oosinustafels. Crelle's multiplicatie tafels. Koorden tafels. B decimalen. 7 Tabel verhouding Bijnl. inhoudsmaat. Tabel herleiding Bijnl. lengtemaat. Tachymetrische tafels. Coördinaten tafels j 2 3 4 5 Logarithmentafels Volgnommer. |j Benaming IV. TEEKENBEHOEFTEN. 1! Calqueerhnnen. 2 Calqueerpapier. I Tndia ruber. 3j Gomelastiek Perry Amsterdam I velvet. 4 Eendenschaehten. I O.-I. 5 Inkt rood. 1 blauw. enkel N". 2. 3. Eenheid. In verantwoording op 1 Januari 19.... 2 W ö: _ & CD In verantwoording op 1 Januari 19.... Benoodigd voor het jaar 19.. Toelichtingen. Bijgekomen. Penseelen dubb. 4. 5. 3. 4. 5. Ponnon Verven Rondschrift N°. 1. » 2. 27. „ „ 3. » 87. „ 4. » 5. „ 6. met dubb. punt N°. 10. „ 20. „ 30. Teekenpennen. Burnt Sienna. ., umber. Carmin. Emeraldgreen (licht). „ (donker). Guttegom. Hemelsblauw. 7 olgnommer. Benaming. Jaune d'or. Magenta. „ (violet). Oranje mare;. Prussianblue. 8 Verven Prussiangreen. Raw Sienna. Sapgreen (vert vegetal). Satarnus rood. Sepia. Vermiljoen. 9 Verfpotjes. ( klein. 10 Portefeuilles middelsoort. I groot. N". 2. „ 3. n 4. 1 H. 11 Potlooden (Faber) ■ 3 H. 4 H. 6 H. H. B. rood en blauw. 12 Punaises. 13 Radeermessen. 14 Radeerstalen. van Gelder, papier sansfin. , _ m , millimeter papier. 15 Teekenpapier groen- (geruit). „ (ongeruit), wit- (geruit). Eenheid. In verantwoording op 1 Januari 19 hj. '. p' cd In verantwoording' op 1 Januari 19 Benoodigd voor het jaar 19.. Toelichtingen. | Volgnommer. Benaming. V. DRUKWERK. 1 D i • 4-4- I omslag v. li Berekemngötaten I inleg v. 2 Aanw. tableau < omslag v. (form. I) I inleg v. 3 Aanw. tableau < omslag v. (form. I") l inleg v. 4 Kennisgevingen (form II). 5 Hoofdregister j omslag v. (form. III) 1 inleg v. 6 Verzamelstaat < omslag v. (form. IIP) I inleg v. 7 Alphab. naamlijst r omslag v. (form. IV) I inleg v. 8 Verwijzing Reg. < omslag v. (form. V) l inleg v. 9 Aanteeken Reg. < omslag v. (form. VII) 1 inleg v. 10 Aanteeken Rog. < omslag v. (form. VII") I inleg v. 11 Staat der metin- < omslag v. gen (form. VIII) l inleg v. 12 Hulpkaarten (form. IX) groot 13 „ „ klein. 14 „ (form. IX°) groot. 15 • „ „ klein. 16 Materieel voor) [ omslag v. afgegeven form X -.li . inleg v. Landmeters k. I I 17 Materieel Salaris registers (form XI). 18 Extracten uit form. III (form XII). 19 „ uit (form IV form. XIII). 20 Koeliegeldstaten. 21 Koeliegeldverantwoordingen. oo n , „ I omslag v. 22 Reg. drie- en veelh. m. I inlog v. Eenheid. In verantwoording op 1 Januari 19.... § 2. a _o 2 e: ,_. " cd cn? ;> • p'2 In verantwoording op 1 Januari 19..... Benoodigd voor het jaar 19.. Toelichtingen. || Volgnommer. Benaming. Eenheid. n verantwoording op 1 Januari 19 Gedurende het jaar 19.... Bijgekomen. Afgegaan. n verantwoording op 1 Januari 19 Benoodigd voo: het jaar 19. Toelichtingen. 23 Conduite St. Europ. pers. ( omslag v. 24 Conduite St. Inl. pers. . , l inleg v. 25 Stortingbewijzen. I omslag v. 26! Reg. gerapp. grondv. { inleg v. ( omslag v. 27 Invent. verantw. . , l inleg v. r omslag v. 28, Maandv. Landr. m. . I inleg v. 29 „ v/d kad. i omslag v. metingen. I inleg v. 30 Maandv v/d Bewaringen. t omslag v. 31 Hulpstaten (form. 3b) • l inleg v. 32 Geleidelijsten. 33 „ v/ meetbrieven. 34 Circulaires v/ Erfpachters. 35 Dienstbriefkaarten. 36 Verpondingskohier (model I). 37 „ (model II). I omslag v. 38 Mutatiestaat (model IIa) . , l inleg v. 39 ' Meetbrieven j binnen de k. afd. (model VI) l buiten „ 40 Reg. Landm. kennissen. 41 Corresp. reg. (model < omslag, v. VII) I inleg v. 42 Staat Coördinaten j omslag v. (Meetbrief) \ inleg v. 43 Materieel opm. woeste gronden. 44 Voorschr. verv. topogr. kaarten. 45 Instructie Landr. m. (Mal. text). 46 Topogr. kaarten (schaal ) Formulier N°. 14a. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef A an den dienst). Kaal oor. I. Meubilair. Copieerkamers mei toestel en ruil. Üo|Hoi'rlnestellen of lateis met ruit. i j Copieërruiten (waarlooze). Geldkisten (ijzeren). I Kapstokken en schutsels. Kasten. Krukken. Muurfonteintjés. étagère. | voor kaarten trommels, voor veldwerken trommels, vuur h.'i arrhiet. voor instrumenten. Schrijflessenaars. Spiegels. Stoelen. Toeken-[ la Iels H kleine. || middelsoort. I groote. Trommels ! vuur plans. ; vuor veld-werken. i vuur liul|ikaarten. Toelichtingen. Verminde- Vermeerde- Verminde- Vermeerde- _ jj Verminde- Vermeerde- j J? ffl ring. ring. JP » ring. ring. S ring. ring. ¥ > •Wig op 30 | , | j j j | Te amen. | j j j ]~\~ | ! j I U I J . _; 11^1 i I . lant op 50 I T j j | j j | Te zamen. j | j jj ,j j j j | [ j | j To zamen. tant op 30 raber 19 ! 1 Tc zamen. I I Te zamen. j tant op 50 mber 19 Kanlunr. I Vermindering. I Vermeerdering. I | Vermindering. Vermeerdering, Vermindering. I Vermeerdering, j > I J , I - ^—L-—U—H H—j Temmen. j ; . j L ! ' lil I ' i I l I I i . | itant op 30 Septatrbet Tc zamcn- I j i I i i Ml i i_ I I i i i J 1 p ■ : j J LU : J I | ^ j j ^ ■ j r ' -j j j-j--j- 1 Itant 3t) Sc|itcmlicr j J j ^ | | l j | ^ | i j j | j j ' j Tc zamcn. 'Tj j | | j~| "j fTl TH ' j VZ JUU-UJ ' I j ^ ^ ^ U J J J J J J J_U - JJ J ^ J L Tezamen. j | j | j j | ^ |vL ! ,_j__!_J_ | \ ; J J J . , -n c , i I I I I I ! I I I ] | 1 I I I I II II I I I | I | I II stant oi> September 'l i . i \\ r r i P I I II i I I I h l I I __ _J_ fi J_ fijifj L_l____. | i j j | ~ p I I I I i III I II , I II I I ! .1 I I ! I I I I I I I «Jnwla ! «*» lil I Afstandmeter, (Stamcel Aucroïdes barometers.- Baken v/d afstandmeter. J Öêckêï en Buddingb. ~~ Smalcalder. ~ _ Carletten. ^ ^ YanTe'ün"0' :li= ivoren. _ Duimstokken: " 10 .Meter. ~ 20 Meter. ~ W Meter. ~ %) Meter. — proportie. ~ diverse. | Prisma's. [ Schietloodjes. "~ | End"'~" —|"KÏTiT diverse. ' Met nonius. _ ~ll 011 gereedschappen. Toelichtingen. 111. Tabellen. Kantoor. Lg°ulh- Coördinatei/- Defert's. talels. gewone, j Co?imistaiels. ~" Crelle's multiplicatie tafels. Kaarten-Topogr. Koorden tafels. 3 decimalen. . Logarithmen- 7 decimalen. j talels. Seiierer's rekentalels. Tabel verhouding Kijnl. inhoudsmaat. Tabel herleiding Bijnl. lengtemaat. Tachymetrische tafels. Tranchetabeis. Voorschriften Topographische kaarten. Voorsclirillen Landrente-metingen. _ _ Toelichtingen. I Vermindering. I Vermeerdering. | m I Vermindering. I Vermeerdering. I ^ I Vermindering. I Vermeerdering. I m anwezig op 30 iptember 19 Te zamen. I Te zamen. Restant op 30 iptember 19.. .. Te zamen. Te zamen. Restant op 30 ïplcmber 19.... Te zamen. Te zamen. Restant op 30 eptetuber 19.... Formulier N0. 15. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Kantoor van liet kadaster te BIJDRAGE TOT HET KOLONIAAL VERSLAG OVEK HET JAAR Aantal bouws (en perceelen) gedurende ■ Gewesten waar kadastrale opnemingen plaats hadden of waar het kadaster is in gebruik gesteld. I'feonilomskadastor. Bouws. Landrente-metingen. In loco herzien van het vroeger gemetene. Bouws. Perceelen. Nieuwe metingen. Bouws. ] Perceelen. Woeste gronden en particuliere landerijen. Bouws. Perceelen. Aantal bouws (en perceelen) waarvan het landrentekadaster in geheel voltooid werd. Bouws. Perceelen. Gedurende ■ Werden afgegeven onderstaand aantal Meetbrieven. Landmeterskennissen. Certificaten. Kopieën en extracten van Meetbrieven. Andere stukken. J werd in onderstaand aantal gevallen inI zage van plans of [ registers verstrekt. Werd aan salaris ontvangen. 22 Formulier N°. 1(>. Kadaster. (Vastgesteld door den Tngenieur, Ohef van den dienst). Kantoor van liet kadaster te VERANTWOORDING DER GELDEN VOOR UIT TE BETALEN KOELIELOONEN ENZ. BIJ DE METINGEN, VERLEEND BIJ MANDAAT VAN DEN RESIDENT VAN DD" 19 N° Gezien: De Resident van den 19 Gezien: De Ingenieur van het kadaster, den 19 Bijlagen. VERANTWOORDING van gedane uitgaven ten behoeve van door den ondergeteekende van het kadaster, Chef der kadastrale ^ Datum. Ontvangsten. I Bedrag. ■ De ondergeteekende verklaart op den eed aan den Lande gedaan, dat de in deze voorkomende uitgaven aan de daarbij vermelde doeleinden zijn besteed. De vrd. ^e kadastrale opmeting der.. opname te. Bewaarder Landmeter der klasse Datum. Nommer der bijlagen. Uitgaven. Bedrag. Afgegeven voor den 189.. De vrd. Nommers der punten. na aansluiting aan twee punten van hoogere orde. Correctie der y voor de aansluiting aan het derde punt. x na aansluiting aan twee punten van hoogere orde. Correctie der x voor de aansluiting aan het derde punt. Coördinaten na de aansluiting aan het derde punt. Oost. West. Noord, i Zuid, Nommers der punten. Formulier N°. 20a. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Nommers dor S landpunten. Waarg. punten. Waarneming. Nonius Nonius il. Grootte der hoeken. Azïmulli volgens boussole. r.euielen alstanden. Alslandmeter. Meiers. Ketting. llellin- hoek. Schets van hel gemeten terrein. Formulier N°. 20ö. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Aan" Azimuth. I Lengte. Coördinaten verschillen uit do \ W'JZ' j Afstanden tot de duiding. ging. -h "n —f- K-- K- 4] il4 Xas. I Yas. _ Der polygoonzijden. («^). Xas. (—) Xas. ■ ( + ) Yas. j (—) Yas. * Y ^ \ ,. i . l . I -1 ii/* 'tv / "''fv '' ■'" .^'-^^f, i r—i r—r—I r— Aanduiding II der punten. • j I I Mi I I ; l i Formulier .N°. 20c. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). Kadaster. Ordinaten-verschil dy = L sin. A. Abseissen-verschil dx = 1. cos. A. i-1 Punten c - — 3ereke- Totaal. Bereke- Totaal. g Bereke- Totaal. Bereke- Totaal, ning. + I ning. + P-> ning. + ning. -+-1 2 |- 3 1 4 - 5 1 | 2 1- 3 14 1-15 j Ordinaten-v srschü dy = 1. sin. A, Abseissen-verschil dx = 1. cos. A. 23 Formulier N°. 21. Kadaster. (Vastgesteld door den Ingenieur, Chef van den dienst). N". DISTEICT BOUSSOLE N°. COBRECTIB AANWIJZENDE HET AZIMUTH. Nommers der Stand- Waar^ punten, punter Boven. Onder. Verschil. Ketting. Hellingshoek. Geproj. lengte. Azimuth. Afstandmeter. Coördinaten-verschillen uit de Xas Oost. West. 4- — Tas Noord. Zuid. + — Afstanden tot de Xas ± AanmerYas. kingen. ± Formulier N°. "sla. Kadaster. (Vastgesteld door den ingenieur, Chef van den dienst). VERSLAG der werkzaamheden betreffende de kadastrale opmetingen in de Residentie over de maand 19 a. Algemeene stand der werkzaamheden op den Kadastrale afdeeling. Drie- Veel- ^ £ tb hoeks- hoeks- g gT'S meting, meting;. £ üca Waarg. standpunten. Berekend. Waarg. standpunten. Berekend. Perceelen. Hectaren. Sectiën. Bladen. Minuutplans. Aangelegd. Gekaarteerd. Gekleurd enz. Beschreven. Genommerd. Berekend. Nette plans. Zakatlassen. Verwijzingskaarten. Aanw. tableau ftn. la. Hoofdregister fm. 3. Naamlijst fin. 4. Verw. register fin. 5. Dessastaten fm. 3b. Kadastrale afdeeling. Drie- Veel- i g ^ hoeks- hoeks- g meting, meting. £ tw^* Waarg. standpunten. Berekend. Waarg. standpunten. Berekend. Perceelen. Hectaren. Sectiën, j Bladen. Minuutplans. . I Aangelegd, i Gekaarteerd. Gekleurd enz. Beschreven. Genommerd. Berekend. Nette plans. Zakatlassen. Verwvjzingskaarten. Aanw. tableau fm. la. Hoofdregister fm. 3. Naamlijst fm. 4. Verw. register fm. 5. Dessastaten fm. 3b. e. Mededeelingen omtrent de werkzaamheden van Gouvernements landmeter. Bedrag der Salarissen gedurende de maand Aard der werkzaamheden. . | Sedert Omschrijving. In de maand. Aanmerkingen. le Januari. T Meetbrieven Landmeterskennissen .... Certificaten Inzagen kaarten „ registers Extracten kaarten „ registers Gedane nametingen Niet afgedane metingen . . . Overgangen in de kohieren. . f. Bijzonderheden van verschillenden aard, personalia, enz. den 19 De Chef der Kadastrale metingen, Beschouwingen en mededeelingen van den Ingenieur. Corr. N°. Aangeboden aan den Ingenieur 1° klasse Chef van den Kadastralen dienst in Ned.Indië. den 189 . De Ingenieur der klasse van het kadaster, Formulier N°. 22&. Kadaster. (Vastgesteld door den ingenieur, Chef van den dienst). VERSLAG der werkzaamheden aan de Bewaring van het Kadaster te over de maand 19 . a. Algemeene stand der werkzaamheden. le. Afgegeven en verstrekt: Meetbrieven tot een bedrag van ƒ Landmeterskennissen Certificaten n Inzagen n ......Kopieën „ Extracten „ Meetkundige verrichtingen „ Totaal bedrag der ontvangsten na aftrek der zegels . . ƒ 2e. Korte algemeene omschrijving der vorige in den loop van het dienstjaar verrichte werkzaamheden. b. Verrichte werkzaamheden gedurende de verslagmaand. le. Afgegeven en verstrekt: Meetbrieven tot een bedrag van ƒ Landmeterskennissen Certificaten ' Inzagen Kopieën Extracten Meetkundige verrichtingen „ Totaal bedrag der ontvangsten na aftrek der zegels . . ƒ Korte algemeene omschrijving der overige in den loop van de verslagmaand verrichte werkzaamheden. c. Bijzonderheden van verschillenden aard, personalia, enz. ie. 2e. Het bedrag aan declaratiên voor verrichtingen buiten de Kadas trale afdeeling is als volgt: d. Globale opgave omtrent de gedurende de volgende maand te verrichten werkzaamheden. e. Aanvraag om opmeting van gouvernements grond. den 19 AFGEGEVEN VOOR De Dienstjaar 19 Algemeene stand der werkzaamheden. STAAT behoorende bij sub. a ten T Volgnommer. Namen der kadastrale afdeelingen. B. Aantal hulpkaarten. Aantal posten. Aantal. ïan- Aantal nieuwe nommers. i eld. be- Opgegeven en geboekt in form. 7. Op het terrein onderzocht. Komen daarvan in aanmerking. Gemeten. Gekaarteerd. Maden met het I terrein vergeleken. )pgespoorde en gemeten grondveranderingen. Sub A en sub. B. Voltooid. 3-oedgekeurd. Dp de plans bel deld. 3ub A en B ontstaan [n form. 8 behand [n de registers handeld. Toelichtingen. Welke staten ! ingekomen zijn van Rooimeesters en Plaatselijke besturen. Welke van deze staten in behandeling genomen zijn. Kantoor T&n het maandverslag over 19 Formulier N°. 22c. Kadaster. (Vastgesteld door den ingenieur, Chef van den dienst). VERSLAG der werkzaamheden voor de opmaking van het landrente-kadaster hij de kadastrale sectie Residentie over de maand 19 . § a. Personeel. § b. Algemeene stand van het werk op uit0 19 . Formulier N°. 24a. Kadaster. (Vastgesteld door den ingenieur, Chef van den dienst). Kantoor van het kadaster te RESIDENTIE KADASTRALE AFDEELING REGISTER VOOR DE BEREKENING VAN DE OPPERVLAKTE DER PERCEELEN EN BLOKKEN. Voor de opmaking van dit Register wordt verwezen naar art. 5,3 der voorschriften tot regeling der détails van de kadastrale metingen vastgesteld bij Gouv. besluit dd. 4 Augustus 1879, N°. 7. SECTIE e BLAD. Vierkant ofruit. m Nommer. bo Letter. os Sectie. Nommer van het perceel. Pactoren (of aflezingen van den „ . . Grootte der Producten , Polar planimeter). perceelen m der factoren ^ oyereenstem- Verme- Verme- van j ming gebracht Qigvuldig mSvuldi- kolommen Producten- j met de bal