Verteld door fi TH- CHAPPUIS. DE FRANSCH-DUITSCHE OORLOG 1870—1871 DE FRANSCH-DÜITSCHE OORLOG 1870/71, AAN HET VOLK VERHAALD DOOI! H. Th. CHAPPÜIÖ, GepJ. Luit'.-kolonel, Ridder der Orde van de Eikenkroon, enz. TWEEDE HERZIENE UITGAVE. JVIet talrijke Illustratiën, Portretten enz. ROTTERDAM. — D. DOLLE. SrOOW-SNKLPEIlSntlUK — KOCH S. KNUTÏKL GOUDA EERSTE HOOFDSTUK. OORZAKEN EN AANLEIDING. Reeds het jaar 1867 dreigde voor de rust van Europa rampspoedig te worden. Een van die vraagstukken op staatkundig gebied, welke bij de minste aanleiding, dikwerf slechts door een „noodlottig toeval," alleen op het slagveld een oplossing schijnen te kunnen vinden, was in die dagen in de eerste plaats ,,de Luxemburgsche Quaestie." Zelfs in den dienst vergrijsde staatslieden van naam achtten het uitbreken van een oorlog met die quaestie ten grondslag onvermijdelijk. Nog eenmaal, oogenschijnlijk te elf¬ der ure, traden de Europeesche mogendheden bemiddelend op en, wonder boven wonder, Napoleon III, die het zwaard reeds half uit de scheede had getrokken, zwichtte vooi Fr. D. Oorl. 2(le dr de verzoenende nota's. Hij nam genoegen met het hem aangeboden vergelijk, al moest hij zich het zoo lang en zoo vurig begeerde Luxemburg zien ontgaan. De eenige troost, welke hem, terwijl hij zelf zwichtte, hierbij overbleef, was, dat Pruisen, het sinds zijn overwinning, in 1866 op Oostenrijk behaald, door de Fransche grootheidskraaiers zoo gehate Pruisen, zijn militaire bezetting uit Luxemburg moest terugtrekken. Hoe meer Pruisen in de Duitsche organen der pers ten gevolge van dat „wijken zonder strijd" aangevallen, ja, zelfs gehoond werd, hoe hooger en hoe scheller de Fransche pers haar stem verhief om Op dien „bloedeloozen oorlog* te pochen en de gematigdheid van den keizer overal rond te bazuinen. Over de indirecte voordeelen, welke Pruisen bij dit vergelijk verkregen had, was ze echter wel zoo wijs het stilzwijgen te bewaren. Zoo wachtte diezelfde pers zich bijvoorbeeld ook wel te vermelden, dat de Noordduitsche Bond, door de gebeurtenissen van 1866 ontstaan, juist door diezelfde Luxemburgsche quaestie veel krachtiger was geworden. Vóór alles vermeed ze zorgvuldig de eigenlijke reden van Napoleon's gematigdheid te noemen. Ze vergenoegde zich met die gematigdheid voor te stellen als een gevolg van 's keizers vredelievende gezindheid. Feitelijk was zeniets anders dan een zwijgend erkennen van eigen zwakheid. Alleen door den nood gedwongen, had Napoleon het in 1867 niet tot een oorlog laten komen. Hij wist zeer goed, dat hij niet in staat was met eenige kans op succes den strijd te beginnen tegen een uitstekend toegeruste tegenpartij, die uit een veldtocht, zoo bezwaarlijk als die van 1866, zegepralend teruggekeerd, thans door haar verbond met al de Noordduitsche staten nog zooveel aan kracht had gewonnen. Hoewel de keizer de oostelijke grenzen van zijn rijk gaarne verder uitgebreid, beter „afgerond" had gezien, was het resultaat der onderhandelingen over Luxemburg hem zelf dus zeer welkom geweest. De overprikkelde bevolking, die, — voor het grootste gedeelte zelfs zonder te weten waarom, — voortdurend „Wraak voor Sadowa!" riep, had hij een soort van genoegdoening verschaft, nu hij kon wijzen op de overwinning, door zijn diplomaten behaald. Het „terugtreden" van Pruisen deed hij duidelijk en onverholen voorstellen als een zege voor Frankrijk; aan de Fransche natie schonk hij opnieuw de overtuiging, dat alleen vrees voor Frankrijk Pruisen tot toegeven had bewogen. De „gematigdheid," door hem aan den dag gelegd, werd zoodoende door velen geprezen en op hoogen prijs gesteld op 't zelfde oogenblik, dat hij reeds peinsde over een gunstiger tijdstip voor de verwezenlijking zijner plannen. Met den meesten ijver begon hij tegelijkertijd aan de verbetering van zijn leger te arbeiden. Sedert de mislukte expeditie naar Mexico, stellig een der somberste bladzijden uit de Napoleontische geschiedenis, een expeditie, welke aan keizer Maximiliaan het leven, aan rliens gemalin het verstand had gekost, had dit leger veel van zijn wapenroem verloren. Daargelaten nog de omstandigheid, dat de expeditie was teruggeroepen, — een zedelijke nederlaag dus — had het in Mexico zware verliezen geleden. Onder zulke ongunstige omstandigheden was het niet tegen Pruisen's macht opgewassen. Ook bij het uitbreken van den oorlog in 1870 was het nog volstrekt niet „gereed," volstrekt niet „volkomen uitgerust", zooals enkele Fransche generaals durfden beweren. Den keizer kan dit onmogelijk onbekend zijn gebleven. Andere machten, waaraan hij geen weerstand vermocht te bieden, gevoegd bij den haat der roomsche geestelijkheid in Frankrijk tegen het Protestantsche Pruisen, hebben dus stellig hun invloed doen gelden, anders is het bijna niet te verklaren, dat Napoleon een oorlog begon met zijn oostelijken nabuur, terwijl de middelen, om dezen voort te zetten en zoo mogelijk tot een goed einde te brengen, niet alleen niet „volkomen", doch zelfs maar hoogst gebrekkig voorhanden waren. Nauwkeurig aangeven welke bovenbedoelde machten waren, moeten wij aan de geschiedschrijvers van lateren tijd overlaten. Het blootleggen van al de geheime drijfveeren, welke Napoleon tot een oorlog hebben gedwongen, die zijn land in 't verderf stortte, zal op dit oogenblik nog wel onder niemands bereik liggen; maar dat onder meer de vrees voor het toenemende aanzien van Pruisen en de vrees voor het verminderen van Frankrijks prestige ook onder die drijfveeren hebben behoord, staat nu reeds vast. Toen de keizer na den slag bij Sedan zeide, dat men hèm voor dezen oorlog niet moest verantwoordelijk stellen, omdat de druk der chauvinisten op de stemming der natie hem gedwongen had het zwaard te trekken, gaf hij niet de geheele waarheid. Het woord van Napoleon den Eersten: „II faut avilir la Prusse et puis alors la détruire," was door den neef niet vergeten; niet onmogelijk is 't, dat de Luxemburgsche quaestie reeds de eerste stap is geweest om in elk geval tot dit „avilir' te geraken. Reeds bij de vredesonderhandelingen van Nicolsburg, die aan den oorlog van 1866 een einde maakten, had Napoleon van zich doen hooren. „Stemrecht voor Sleeswijk" had toenmaals zijn eisch geheeten. Zelfs was hij verder gegaan, want toen koning Wilhelm van zijn vordering betredende een vergoeding in grondgebied op den linkeroever van den Rijn blijkbaar volstrekt niets wilde weten, had hij gedreigd met geweld. Reeds in die dagen was er in Duitschland een partij geweest, die een nieuwen veldtocht van 1866, een herfstveldtocht dus, in 't verschiet zag. Gelukkig echter had Napoleon ten slotte van zijn eischen afgezien. De vrede was gesloten. Op den eenmaal ingeslagen weg, was het stellen van de Luxemburgsche quaestie voor hem de tweede schrede geweest. Het oogenschijnlijke succes, hierbij behaald, moge de Franschen hebben verblind, Napoleon zelf zal wel hebben ingezien, hoe weinig dat zoo opgehemelde succes in werkelijkheid te beteekenen had. Een nieuw gevaar, dat de dingen toch eenmaal tot het uiterste zouden gedreven worden, — en vóór alles mag dit gevaar niet uit het oog worden verloren; — was intusschen aan den horizont der toekomst opgedoemd, n.1. de na het jaar 1866 hoe langer hoe krachtiger haar stem verhelfende publieke opinie in Frankrijk. Deze stelde zich thans niet meer tevreden met raad geven en voorstellen doen; ze begon te eischen. — Van dezen omkeer was de keizer zelf de schuld. Wat zijn aanhangers tot zijn rechtvaardiging mogen aanvoeren, een feit blijft het, dat hij zelf de man is geweest, die in den loop der drie volgende jaren de blikken van de opgewonden menigte wendde naar den Rijn. Waarom? — Omdat hij zijn troon, zijn dynastie hechter grondvesten, de gevaren, die in het binnenland dreigden en een omwenteling voorspelden, naar buiten afleiden wilde. Het thema van „de natuurlijke grenzen van Frankrijk" had hij reeds geruimen tijd met allerlei variaties laten afspelen. De jaloezie der Duitsche staten onderling had daarbij telkens dienst gedaan, en niet onmogelijk, zelfs zeer waarschijnlijk is het, dat Napoleon, die anders altoos zoo scherp en juist berekenende kop, ditmaal faalde, toen hij ook nu weder rekende op de oneenigheid, welke tusschen de verschillende staten in Duitschland onderling heerschte. De opgewondenheid van het Fransche volk werd zoodoende geprikkeld op een wijze, die verontrustend werd; de stemming voor een oorlog tegen Pruisen werd op die wijze voortdurend levendig gehouden, en dit nog wel terwijl de keizer de wereldtentoonstelling te Parijs in 1867 een „feest des vredes" had durven noemen. Ook koning Wilhelm was toen te Parijs verschenen; met liem zijn zoon, de kroonprins, graaf Bismarck en generaal von Moltke. Om de natie nog meer zand in de oogen te strooien en Europa toch vooral aan zijn vredelievende gezindheid te doen gelooven, had Napoleon zich in diezelfde dagen niet ongenegen getoond om zijn land een eenigermate constitutioneelen regeeringsvorrn te schenken. De voormalige republikein, thans bonapartist Emile Ollivier was verkozen tot minister-president, en het plebiscit had moeten bewijzen, dat de gansche natie met deze wijziging en met het beheer des keizers was ingenomen. De stemmachine was voor deze gelegenheid buitengewoon goed gesmeerd. Meer dan zeven millioen stemmen verklaarden door haar „ja," dat „de nieuwe constitutie" een ieder zeer bevredigde. Slechts anderhalf millioen briefjes kwamen met „neen" uit de stembus. Dat deze minderheid door het grootste gedeelte van de beschaafde klasse in Frankrijk werd gevormd, behoefde de buitenwereld niet te weten; en dat het leger zich met veertig duizend stemmen tegen het regeeringsbeleid van zijn opperbevelhebber had verklaard, werd ook zooveel mogelijk bemanteld. — In ditzelfde leger, den hoeksteen van het gebouw, was immers zooveel ontuig verborgen, heette het nu, zooveel slechte elementen herbergde het, dat er tegen deze kankerachtige plekken geen ander geneesmiddel te bedenken viel dan — een oorlog. Licht ontvlambaar, sinds eeuwen strijdlustig, door het telkens weder wijzen op de glorierijke daden van zijn voorvaderen bewierookt, zich bewust, dat het over schier onuitputtelijke hulpbronnen kon beschikken, had het Fransche volk, dat door den Duitscher, heette het, in zijn wapenroem naar de kroon werd gestoken, dezen Duitscher dus in zijn diepste diep reeds den oorlog verklaard, nog voordat de keizer hiertoe een passend voorwendsel had gevonden. Naar dit laatste zou hij echter niet lang behoeven te zoeken. Zoo naderde de zomer van 1870. In Duitschland leefde men intusschen in vollen vrede. Zelfs in de hoogste kringen te Berlijn, — von Bismarck met zijn duistere politiek er buiten gelaten; — dacht men niet aan een oorlog. De koning was geheel vervuld met de toebereidselen tot de onthulling van het gedenkteeken, dat hij ter eere van wijlen zijn vader te Berlijn in den Lustgarten (openbaren tuin) had doen plaatsen, en met de toebereidselen voor de aanstaande herfstmanoeuvres; zelfs werd het vraagstuk eener transformatie van het zünd- nadelgeweer onder handen genomen, een en ander vrijwel aanwijzingen dat aan den oostelijken Rijnoever, voorloopig ten minste, het uitbreken van een oorlog niet werd voorzien. Doch wat gebeurde? — Ver weg, in 't zuiden, in 't heerlijke land van Spanje, greep op staatkundig terrein een gebeurtenis plaats, die gansch Europa in rep en roer zou brengen. Nog altijd was de troon van Isabella onbezet; nog altijd wachtte Spanje een koning. In weerwil van het groote aantal candidaten had nog niet één hunner genade gevonden in de oogen van de natie, en mogelijk ook wel _ van den Spaanschen minister-president Prim; maar ziet! Op den llen Juni 1870 kwam deze laatste in de Cortes met de niet geheel van geheimzinnigheid ontbloote mededeeling, dat er thans eindelijk een candidaat was gevonden, die stellig de eer zou hebben aan allen te behagen, namelijk prins Leopold van Hohenzollern. Dat deze prins op den Spaanschen troon lang geen slecht figuur zou maken, was reeds vroeger door de pers half en half te kennen gegeven, doch toenmaals had men te Parijs hierop weinig achtgeslagen; zelfs toen in 't begin van Juni 1870 in Engelsche en Fransche bladen op deze candidatuur werd gezinspeeld, had dit het Fransche kabinet aanvankelijk, naar 't scheen, vrij koud gelaten. De hertog de Gramont,, de toenmalige minister van buitcnlandsche zaken, had het zeker raadzaam geacht, voordat hij er zich mede bemoeide, die quaestie eerst tot rijpheid te laten komen. De door het Spaansche gouvernement openbaar gemaakte bescheiden bewijzen oogenschijnlijk zonneklaar, dat de Pruisische regeering zich met het geheele vraagstuk dezer troonsopvolging niet heeft bemoeid; alleen Bismarck's houding in deze is raadselachtig geweest. — Prins Leopold was volkomen meester over zijn doen en laten. Uitsluitend in zijn hoedanigheid als hoofd van het stamhuis der Hohenzollerns en als chef van den prins, die kolonel was in Pruisisc.hen dienst, ontving de koning dus van hem kennis van het hem gedaan en vroeger reeds driemaal door hem afgeslagen aanbod. Terwijl in Madrid openlijk over deze candidatuur werd gesproken, liet koning Wilhelm, wien deze zaak in 't geheim was medegedeeld en die van den beginne af tegen de candidatuur bezwaar had gemaakt, zich hierover voorloopig niet uit. Alleen von Bismarck had hij in het vertrouwen genomen. In de Fransche couranten daarentegen begonnen enkele aanvankelijk zwakke stemmen deze quaestie in het laatst der maand Juni hoe langer hoe luider uit te bazuinen. Den naam van Hohenzollern wees immers rechtstreeks in Pruisische richting! — Dat de prins als kleinzoon van een prinses Murat en van de stiefdochter van Napoleon I, burggravin Stephanie de Beauharnais, even goed met Napoleon I was vermaagschapt en de Napoleontische dynastie dus veel nader stond dan de Hohenzollernsche. wist men in de redactie-bureaux dier bladen niet öf — wilde men liever niet weten. Den 4en Juli 1870 bevatte het Parijsche blad le Constitutionnel eensklaps een opmerkelijk bericht. Een zaakgelastigde van generaal Prim zou namelijk naar Pruisen zijn gereisd om den prins van Hohenzollern de Spaansche kroon aan te bieden. Dit bericht, door niemand tegengesproken, baarde geweldig veel opzien. Nu begonnen ook de overige Parijsche couranten tegen de candidatuur te velde te trekken. Den 5en Juli kwam de afgevaardigde Cochery in het Wetgevend Lichaam met een interpellatie „betreffende een prins van het Pruisische koningshuis, die candidaat zou wezen voor den troon van Spanje. — Een diep stilzwijgen volgde op deze woorden. Den volgenden dag betrad de Gramont de tribune om deze interpellatie te beantwoorden. — „Het bericht, dat maarschalk Prim den prins van Hohenzollern de Spaansche kroon heeft aangeboden, en dat deze ze aangenomen heeft, is juist," zeide hij. De onderhandelingen zijn voor ons geheim. Hoe die geleid worden, is ons dus niet bekend. Welke beslissing het Spaansche volk nemen zal, is nog een open vraagstuk. Ik verzoek u dus. mijne heeren, de discussie over dit punt te verdagen. Ze zou niet leiden tot eenig resultaat. Frankrijk heeft altoos bewezen, dat het voor Spanje sympathie gevoelt; het zal alles vermijden wat ook slechts eenigermate aan een inmenging onzerzijds in de aangelegenheden van deze groote en edele natie zou kunnen doen denken. „Maar," ging de hertog voort, „deze achting voor de rechten van een naburigen staat kan ons daarom nog niet dwingen lijdelijk toe te zien, dat een vreemde mogendheid een harer prinsen plaatst op den troon van Karei V, het evenwicht van Europa hierdoor in haar eigen belang verstoort en de belangen, de eer van Frankrijk in gevaar brengt. „Nog altijd koesteren wij de hoop, dat wij ons over dit een en ander slechts noodeloos ongerust hebben gemaakt, en dat de wijsheid van het Duitsche volk en de vriendschap tusschen Spanje en Frankrijk die vreeswekkende spooksels weldra zullen verjaagd hebben. Mocht de loop der zaken anders wezen, dan rekenen wij op uw steun, mijne heeren, en op dien van de natie. Door deze beide krachtig gemaakt, zullen wij dan zonder aarzelen, zonder zwakheid onzen plicht weten te vervullen." Deze woorden werden met een oorverdoovend gejuich begroet. Het slot er van toch liet geen twijfel over; het wees op een oplossing door de wapenen. Door het geweldige rumoer, dat bijna een half uur aanhield, werden de weinige stemmen, die bij het begin van het debat een vreedzame oplossing hadden aangeraden, zoo goed als gesmoord. 't Geen Ollivier daarna van de tribune sprak, „zijn tot kalmte stemmend woord," was dubbelzinnig. „De hertog de Gramont had Frankrijks vreedzame bedoelingen sterk genoeg doen uitkomen, maar wanneer Frankrijks eer daarbij werd betrokken, hadden ook deze vreedzame bedoelingen haar grenzen. De regeering was altoos recht door zee gegaan. Als zij den oorlog wilde, had zij geen reden dit te verbloemen. Zoodra het gevaar voor een beslissing door de wapenen onvermijdelijk scheen, zou de regeering aan het Wetgevend Lichaam dienaangaande ruiterlijk zijn meening vragen." Dat ook deze redevoering luide werd toegejuicht, behoeft geen betoog. Te vergeefs verhief Arago zijn stem tegen de woorden van de chauvinisten aan de ministerstafel; hij werd letterlijk door gebrul overstemd. Het onweder pakte zich samen. In de verte hoorde men den donder reeds rollen. Voor het juiste begrip van liet thans volgende is het van het grootste belang, dat nauwkeurig op de data der feiten worde gelet. Op den 4en Juli kwam de Constitutionnel met zijn eerste alarmeerende artikel; op den 5en diende Cochery zijn interpellatie in; op den 6en beantwoordde de Gramont deze onder den luiden bijval van de Kamer en de tribunes. Toevallig ook liet de plaatsvervangende gezant van Frankrijk te Berlijn, de heer Le Sourd, zich den 4™ Juli aandienen bij den Pruisischen staatssecretaris, den heer von Thille, die graaf Bismarck tijdelijk verving. Le Sourd gaf den staatssecretaris over het voorgevallene met prins Leopold zijn bevreemding te kennen en voegde er bij, dat deze zaak te Parijs een pijnlijken indruk had teweeggebracht, die met ieder uur toenam. Volkomen terecht kon de heer von Thile antwoorden, dat het Pruisische kabinet met de Spaansche troonsopvolgingsquaestie niets had te maken niet alleen, maar dat Pruisen zich daarmede ook volstrekt niet had bemoeid. Denzelfden dag nog had er te Parijs een samenkomst plaats tusschen de Gramont, Ollivier en den Pruisischen gezant, den heer von Werther. Hier sprak de eerstgenoemde niet alleen van „een pijnlijke indruk", van „een opgewonden stemming", enz., maar wees hij ook op den sluier van geheimzinnigheid, welke al de onderhandelingen met prins Leopold omgaf, een sluier, wel geëigend om tegen Pruisen wantrouwen te kweeken. .Besteeg de prins werkelijk den troon, dan was dit alleszins voldoende KONING WILHELM. om 't behoud van den vrede in de waagschaal te stellen, — een casus belli (reden tot oorlog) dus. Von Werther antwoordde, dat hij zijn souverein van deze mededeelingen zou kennis geven, doch dat de zaak zelve hem zoo goed als geheel onbekend was, en hij dienaangaande ook geen uitsluitsel kon geven. Daarna ging hij op reis naar de badplaats Ems. Hier bevond zich koning Wilhelm. De samenkomst der diplomaten had dus de zaak zoomin in goeden als in kwaden zin een enkele schrede verder gebracht; alleen had ze ten gevolge, dat ze de aandacht van geheel Europa begon te trekken. Uit Spanje kwamen tijdingen onder dagteekening van den 5en Juli. Prim's maatregelen in zake de troonsopvolging waren door den regent, maarschalk Serrano, goedgekeurd. Tegen den 20en Juli zouden de Cortes worden bijeengeroepen. Tegelijkertijd gaf het Spaansche gouvernement te kennen, dat het de keuze van prins Leopold volstrekt niet beschouwde als een vijandige handeling tegenover Frankrijk. Ook zou Prim zich volstrekt niet met graaf Bismarck in verbinding hebben gesteld, om door dezen de toestemming van den koning van Pruisen te verkrijgen. Rechtstreeks met Spanje's gezant had prins Leopold onderhandeld. Thans meende ook de Pruisische pers zich van een behandeling van het hangende vraagstuk niet langer te mogen onthouden; het publiek verlangde te worden ingelicht. De toon van de dagbladen was in Duitschland echter nog zeer gematigd, zelfs terughoudend. Terwijl de Constitutionnel den 8en Juli een tweede officieus artikel bevatte, waarin kortaf werd gezegd, „dat het niet voldoende was, wanneer Pruisen verklaarde met de candidatuur niets te maken te hebben," bepaalden de Duitsche couranten zich nog altijd tot mededeelingen, uit de organen van naburige rijken overgenomen. Zelfs de regeeringsbladen hadden voor hun berichten geen andere bron, want Benedetti, de Fransche zaakgelastigde te Berlijn, was tot herstel van gezondheid uit zijn standplaats naar Wildbad vertrokken, en alle verkeer tusschen de beide kabinetten stond hiermede tijdelijk stil. Nog op den 6en Juli schreef de officieuse yorddeutsche Allgemeine Zeitung: „Het Spaansche volk alleen moet hierin beslissen, anders niemand. Het Duitsche volk heeft uitsluitend tot taak zich verstandig te gedragen, met andere woorden; onzijdig te blijven. Willen andere natiën ingrijpen, dan moeten zij dit zeiven weten. Wij houden ons zooveel mogelijk er buiten." TWEEDE HOOFDSTUK. GRAAF BENEDETTI TE EMS. Dat er te Parijs drukte en rumoer werd gemaakt, kwam zoo vaak voor, dat de buitenwereld ook ditmaal hiervan bijna geen notitie nam. Hoe kon dit anders, daar de ofiicieele pers te Berlijn in baar mededeelingen nog altijd volkomen rustig was? Teekenend voor den toestand mag het stellig worden genoemd, dat koning Wilhelm zich in die dagen te Ems bevond, terwijl von Bismarck, von Roon en von Moltke zich ophielden op hun landgoederen. Aan de mogelijkheid van een oorlog schenen die mannen dus zelfs niet te denken. Graaf Benedetti bevond zich dus te Wildbad. Veel rust zou hij er echter niet smaken. Het Fransche kabinet gelastte hem zich onverwijld te begeven naar Ems naar koning Wilhelm, om dezen een categorisch antwoord te vragen. — „Het eenige, dat ons bevredigen en den oorlog voorkomen kan, is het volgende: „De Pruisische regeering keurt de candidatuurvan den prins af en beveelt dezen zijn woord terug te nemen. Herroept de koning zijn verlof om de candidatuur aan te nemen, dan is dit een succes van belang. Doet hij dit niet, dan volgt er oorlog." — Zoo ongeveer luidde Benedetti's instructie. Vóór hem was von Werther reeds te Ems gekomen, n.1. den 6en Juli.— Ongeveer op hetzelfde oogenblik, dat deze gezant zijn vorst mededeeling deed van 't geen er door hem met de Gramont was besproken, werd te Ems liet draadbericht ontvangen van de redevoering, welke de Fransche minister in den middag van den 6en Juli te Parijs in het Wetgevend Lichaam had gehouden. Op dat oogenblik was het von Werther niet meer mogelijk de Gramont nadere mededeelingen te doen toekomen. Hij zond aan zijn plaatsvervanger te Parijs dus alleen nogmaals de voor den Franschen minister bestemde verzekering, ,,dat het Pruisische kabinet met de Spaansche troonsopvolging niets had te maken, en dat het deze quaestie geheel overliet aan het Spaansche volk." Den 8on Juli arriveerde Benedetti te Ems en liet "terstond verzoeken om een audiëntie. Dat hij bij het ontwerpen van zijn plan van aanval poosje ter zijde schuivende, was de koning dagelijks op hetzelfde uur in blijmoedige stemming te midden der badgasten op de promenade te vinden Den 9e» Juli werd Benedetti door hem ontvangen. Het resultaat van de audiëntie was een verklaring, dat de koning als „regeerend vorst" met de hangende quaestie niets had te maken, en dat hem alleen in zijn hoedanigheid van .,hoofd van zijn geslacht" toestemming was gevraagd. Op het besluit, door den prins te nemen, kon noch wilde hij invloed uitoefenen. Overigens zou hij den gezant zijn eindbeslissing eerst mededeelen, nadat hij van den vader des prinsen, den vorst van Hohenzollern—Sigmaringen, nadere mededeelingen had ontvangen. Mocht de prins, die op dat oogenblik een reis maakte door Zwitserland," zelf besluiten terug te treden, dan zou de koning hieraan zijn goedkeuring hechten. had gerekend op de bezadigheid en de vredelievendheid des konings, kan men vrijwel aannemen. In weerwil van het krijgsgeschreeuw te Parijs, had Wilhelm blijkbaar nog niet willen of kunnen gelooven, dat Frankrijks oorlogzuchtige plannen een voldongen feit zouden worden, want nog niet één zijner raadslieden had hij naar Ems ontboden. Hij bevond zich met zijn gevolg op een badplaats, waar letterlijk de halve wereld haar vertegenwoordigers ziet komen, en waar GRAAK BENEDETTI. men stellig evenveel toeristen als zieken vindt. De etiquette gaarne eens voor een In den loop van den 9en en den 10™ Juli had het telegraafpersoneel te Parijs en te Ems de handen vol. Benedetti vroeg en verkreeg nieuwe orders. Een dag — en een nacht gingen voorbij. De door Benedetti gevraagde orders schijnen in den nacht van den 10on op den llen Juli Ems te hebben bereikt; in elk geval kwam de Fransche gezant in den voormiddag van den 11™ weder bij den koning aankloppen. Deze ontving hem Thans trachtte Benedetti hem te bewegen om den prins van Hohenzollern te verwittigen, dat deze voor eens en voor altoos van iedere candidatuur naar den troon van Spanje moest afzien. — In weerwil van zijn rechtmatigen wrevel bleef de koning nog altijd binnen de perken, welke zijn lankmoedigheid en mogelijk ook wel zijn aangeboren hoffelijkheid hem stelden. Met andere woorden herhaalde hij 't geen hij reeds eenmaal gezegd had; alleen betoogde hij nogmaals in nu scherpomlijnde volzinnen, dat de prins in zijn handelingen volkomen vrij was, en voegde er bij, dat hij niet eens wist waar de prins zich op dat oogenblik bevond. Benedetti, vrijwel met zijn figuur verlegen, ging heen. Intusschen namen de zaken te Parijs een voortdurend dreigender vorm aan. Den llen Juli werd de Gramont in het Wetgevend Lichaam nogmaals over den stand van zaken geïnterpelleerd; doch de hertog achtte het geraden voorloopig slechts ontwijkende antwoorden te geven. „Het ongeduld der kamerleden en der patriotten in den lande vond hij zeer verklaarbaar, doch voor het oogenblik was hij nog niet bij machte bepaalde ophelderingen te geven. Zelfs de regeering bezat geen nadere tijdingen. Weldra echter dacht ze deze te ontvangen. Voor heden hoopte de minister, dat de kamerleden zich als echte vaderlanders vol tact met zijn woorden zouden vergenoegen, te meer omdat het al den schijn had, alsof de overige kabinetten van Europa Frankrijks bezwaren gegrond achtten." Hierop stelde Arago de vraag, of er thans nog alleen quaestie was van de Holienzollernsche candidatuur, dan wel of het kabinet nog andere, in elk geval meer op den achtergrond liggende vraagstukken in de onderhandelingen had opgenomen. — „Is dit laatste geschied", vervolgde Arago, „dan moeten, mijn partijgenooten en ik zulk een handelwijze beschouwen, als een voorwendsel om den oorlog te doen ontbranden." De meerderheid in de Kamer, die een geweldig rumoer begon te maken, was oorzaak, dat de Gramont van 't geven van een antwoord op die vraag werd ontheven. De pers te Parijs deed intusschen haar best om den strijdlust bij het publiek voortdurend aan te wakkeren. Tegenover al dit geraas scheen men te Berlijn een afwachtende houding aan te nemen. Daar heerschte nog altijd bijna volkomen rust. Dat een groote, door niemand bedreigde natie enkel en alleen ter wille eener candidatuur, welke toch feitelijk alleen Spanje betrof en alleen door Spanje behoorde te worden uitgemaakt, zich zou storten in een bloedigen oorlog met schier onberekenbare gevolgen, scheen men daar nog altoos niet te kunnen begrijpen. Dit belette niet, dat men in de toongevende kringen den toestand te Parijs thans nauwkeuriger begon gade te slaan. Den 1len Juli had er onder presidium van den minister van oorlog von Hoon, die hiertoe zijn landgoed had verlaten, een samenkomst plaats van de te Berlijn aanwezige ministers. Voor graaf von Bismarck, die afwezig was, trad de staatssecretaris von Thile op. De vraag werd thans gesteld of het tegenover Frankrijks krijgstoerustingen voor Pruisen niet noodzakelijk was buitengewone militaire maatregelen te nemen. Deze vraag werd door de ministers ontkennend beantwoord. Niet onwaarschijnlijk is het, dat door hen rekening werd gehouden met de reusachtige maatregelen tot mobilisatie, die reeds lang te voren waren getroffen, en met de inrichting van het leger, welke een snel samentrekken der onderdeelen op ieder gewenscht strategisch punt binnen betrekkelijk korten tijd mogelijk maakte. Het spreekt van zelf, dat dit antwoord, eenmaal ter kennis gebracht van het publiek, niet weinig medewerkte om de gemoederen, die het kanon reeds in de verte meenden te hooren dreunen, tot kalmte te stemmen. Nog meer werd men gerustgesteld door het bericht, dat giaaf von Bismarck door den koning naar Ems was ontboden en in den avond van den 12en Juli te Berlijn zou arriveeren. De morgen van den 12en brak aan. Een ieder haalde weder vrij adem, toen de telegraaf de tijding bracht, dat „de prins voor de candidatuur naar den Spaanschen troon had bedankt, in de eerste plaats om de Spaansche regeering zoodoende haar volkomen vrijheid van handelen terug te geven, vervolgens, omdat hij stellig besloten had te voorkomen, dat een ondergeschikte familiequaestie het voorwendsel tot een oorlogkon worden." Tegen het middaguur kwam er uit Parijs een tweede bericht, een, dat niet minder geruststellend moest werken. ,,De Spaansche gezant Olozaga heeft den hertog de Gramont hedenmiddag officieel medegedeeld, dat de prins van Hohenzollern voor de candidatuur bedankt." Dus was ieder, zelfs het onbeduidendste voorwendsel tot een oorlogsverklaring weggevallen; zelfs de grootste ongeluksprofeten schenen nu gerustgesteld. In de badplaatsen pakte men de reeds tot vertrek gereedgemaakte koffers weder uit. Nieuwe reizigers begonnen hun toer; graaf von Moltke verleende den 13en Juli zelfs nog verlof aan stafofficieren van zeer hoogen rang, en de vloot onder den prins-admiraal Heinrich ontving -order haar oefeningstocht naar de Stille Zuidzee te beginnen. Licht te begrijpen is 't, dat de loop, dien de zaken thans zoo eensklaps hadden genomen, Napoleon en zijne omgeving volstrekt niet welkom was. Men had gerekend op Pruisens hardnekkigheid. Zoodra het Fransche kabinet begon te dreigen, zou deze immers stellig op den voorgrond treden. Dan zou Pruisens vredelievende gezindheid moeten wijken, had men gedacht. Op grond van het bovenstaande waren de onderhandelingen als men het voorgevallene dezen naam wil geven, reeds dadelijk gevoerd op een toon, die een zekere mate van gekrenktheid moest verraden, en met een drang, die niet geheel van onbeschaamdheid was vrij te pleiten. Nudeprinsofficiëel van zijn candidatuur had afgezien, was deganschequaestie, die een bedreiging met oorlog waard had kunnen schijnen, weggevallen. Maar de kwaad- en onruststokers gaven hun duistere plannen hierom nog niet op. Parijs achtte de quaestie nog niet beslist. Nauwkeurig lettende op de data der verschillende feiten, mag men met zekerheid aannemen, dat Benedetti tegelijk met het bericht, dat de prins had afgezien van zijn candidatuur, te Ems bevelen had ontvangen om de zaak tot het uiterste door te drijven. Den 13en wandelde de koning met graaf Lehndorff, zijn adjudant, weder als naar gewoonte te Ems rond. Het ontvangen telegram had hem in een hoogst opgeruimde stemming gebracht. De vrede zou niet worden verstoord. — Daar trad aan het einde van de promenade graaf Benedetti hem te gemoet. Vriendelijk reikte de vorst, die nooit lang boos kon blijven, hem de hand. Op dit oogenblik waren de koning en de gezant een weinig van graaf Lehndorff verwijderd. Terstond kwam Benedetti met zijn nieuwe orders voor den dag. Lachend viel de koning hem in de rede en haalde het extra-nommer van de Kölnische Zeitung, waarin het telegram stond afgedrukt, uit den zak. Dit telegram was uit Sigmaringen gedagteekend. De koning zeide tevens, dat hij uit deze plaats nog wel geen brief had ontvangen, maar dat hij dezen toch in den loop van den dag verwachtte. Benedetti aarzelde even. Toen scheen hij een aanloop te nemen. Hij begon den koning mede te deelen, dat hij deze tijding reeds den vorigen avond, dus den 12en, had ontvangen. — Er volgde een korte pauze De koning knikte een paar maal. Benedetti scheen zijn krachten te willen verzamelen voor het volbrengen zijner laatste opdracht. Hij kuchte even en begon toen nog nader bij den koning aan te dringen. Kortaf luidde het antwoord van dezen, dat hij de quaestie beschouwde als afgedaan. Thans kwam Benedetti voor den dag met zijn ware opdracht: „De koning moest hem de verzekering geven, dat als het vraagstuk van deze zelfde candidatuur ooit opnieuw te berde mocht worden gebracht, hij nimmer zijn toestemming zou geven." Een paar seconden scheen de vorst als met stomheid geslagen. Door 't geen daar van hem werd verlangd, was hij zoo driftig geworden, dat hij geen woord kon uitbrengen. Toen zeide hij, oogenschijnlijk volkomen bedaard, dat hij aan dezen eisch onder geen vorm kon voldoen. De gezant werd dringender. — Ten slotte zeide de monarch, nog altoos kalm maar met nadruk, dat hij het Fransche kabinet een dergelijke nieuwe concessie onmogelijk kon doen. Tevens gaf hij Benedetti zijn afscheid. Tegen het middaguur verzocht deze niettemin nogmaals om een audiëntie. Hoewel de koning volkomen gerechtigd was geweest deze na het voorgevallene niet te verleenen, zond hij toch prins Radziwill, zijn vleugeladjudant, om twee uur naar het hotel van den gezant met de kennisgeving, dat de schriftelijke inededeeling, dat de prins van zijn candidatuur afzag, thans was ontvangen. — Benedetti antwoordde, dat hij van de Gramont een telegram had ontvangen met den last nogmaals een audiëntie te verzoeken. Hierbij zou hij den koning het verlangen der Fransche regeering nogmaals kenbaar maken, nl. dat de koning het terugtreden van den prins openlijk goedkeuren zou. Voorts wilde de gezant den koning verzoeken om de verzekering, dat deze elk later optreden van den prins als candidaat voor den Spaanschen troon zou verhinderen. De koning deed hierop ten antwoord geven, dat hij dit bedanken van den prins in denzelfden zin en in dezelfde mate goedkeurde als het aannemen der candidatuur kort te voren. Wat betrof de waarborgen, te geven voor de toekomst, beriep hij zich op 't geen hij den graaf dien morgen op de •promenade had gezegd. Graaf Benedetti was met dit antwoord van Prins Radziwill oogenschijnlijk zeer in zijn schik; hij zeide, dat bij die woorden terstond naar Parijs zou seinen, en voegde er bij, dat hij, wat het tweede punt betrof, echter nogmaals om een audiëntie moest verzoeken. Hierop liet de koning den graaf omstreeks zes uur in den namiddag voor de derde maal, weder door prins Radziwill, berichten, dat hij beslist weigeren moest betreffende dit punt nogmaals in discussie te treden. — ,,'t Geen hij dienzelfden morgen had gezegd, was in deze zijn laatste woord." Deze voorvallen deed de koning aan graaf Bismarck, die intusschen te Berlijn was aangekomen, telegrafisch mèdedeelen, hem vrijlatende om den eisch van Benedetti en zijn eigen antwoord hierop zoowel aan den Pruisischen gezant te Parijs als aan de pers bekend te maken. In overleg met von Roon en von Moltke, die bij de ontvangst van dit telegram toevallig bij den graaf dineerden, schreef Bismarck terstond het volgende hoogst gewichtige bericht: „Nadat de Fransche regeering door de Spaansche van het terugtreden van den prins van Hohenzollern officieel had kennis ontvangen, heeft de Fransche gezant te Ems den koning alsnog den eisch gesteld, dat Zijne Majesteit zich verbond nooit weder zijn toestemming te verleenen, als Hohenzollern op zijn candidatuur mocht willen terugkomen. — Zijne Majesteit heeft den gezant daarop niet weder willen ontvangen en heeft hem door den adjudant van dienst doen weten, dat hij hem verder niets mede te deelen had." Dit telegram werd terstond in de kolommen van de Norddeutsche Zeitung opgenomen en tevens aan de Pruisische gezanten in het buitenland toegezonden. Nog laat in den avond van den 13en Juli werd het door een extra-blad aan de bevolking van Berlijn bekend gemaakt. De uitwerking er van op de harten was enorm. Men herademde. „De gezant van dat opgeblazen Fransche hof had zijn verdiend loon; hem was de deur gewezen," hoorde men zeggen. Freiherr von Werther, uit Ems te Parijs teruggekeerd, had hierintus- Fr.-D. Oorl. 2 soldaat waren noodig om dezen onder zulk een kogelregen nog rustig voorwaarts te doen gaan. Evenals in 1-859 bij den oorlog tegen Oostenrijk, had de keizer ook nu weer gezorgd voor een verrassing. Toenmaals waren het de nieuwe getrokken kanonnen geweest, welke de militaire wereld verbaasd hadden doen staan. Thans zou het revolverkanon, de mitrailleuse, een echt product van Satan, zooals velen het noemden, in den strijd tegen Duitschland debuteeren. Het werd omhuld met een sluier van geheimzinnigheid; alleen de mannen, die onmiddellijk met de bediening er van waren belast, leerden dien vuurmond wat nader kennen. In Duitschland was het revolverkanon reeds in 1869 beproefd en voor den dienst te velde — afgekeurd. Een voordeelige uitwerking kon het hebben, wanneer het op smalle toegangen of accessen, zooals vóór onze forten, gebezigd werd tegen troepen, die uit een bepaalde richting aanrukten; beperkt was en bleef de uitwerking toch altijd. Dat het vreemdsoortige, knetterende geluid der salvo's — een geluid, dat veel overeenkomst heeft met dat van een zwaren ankerketting, die zeer snel over een ijzeren plaat wordt gesleept, — in den beginne op de stormende afdeelingen indruk maakte, valt intusschen evenmin te loochenen, als dat het revolverkanon in enkele gevechten op bepaalde punten zware verliezen heeft toegebracht. Laten wij thans zien op welke wijze Duitschland zich toerustte tot den krijg. \ Terwijl generaal von Roon, de toenmalige minister van oorlog, zooals wij weten, reeds in vredestijd alles had aangewend om het leger volgens de aanwijzingen van den opperbevelhebber, koning Wilhelm, voor te bereiden voor zijn taak in oorlogstijd, was evenals in 1866 aan generaal von Moltke, den chef van den generalen staf, opgedragen een operatieplan te ontwerpen, dit uit te voeren, de groote legerverbanden te scheppen en deze tot gemeenschappelijk handelen te doen in elkander grijpen. Reeds in den winter van 1868 op 1869 had von Moltke zijn souverein een uitvoerig plan voorgelegd van 't geen er zou moeten geschieden, om in geval van een oorlog met Frankrijk al de duitsche strijdkrachten te concentreeren en de op zich zelf staande legers zoodanig op te stellen, dat zij een hechte basis vormden voor alle volgende oorlogshandelingen. Geheel in overeenstemming met het beginsel om een beslist aanvallenden krijg te voeren was evenals in 1866 de hoofdmacht der tegenpartij het eerste doel van alle operaties. De leidende gedachte daarbij was het streven om, eenmaal op die hoofdmacht gestooten, deze zoo mogelijk in noordelijke richting van haar verbindingen met Parijs af te dringen. Uitgaande van het standpunt, dat de sterkteverhoudingen Duitschland gunstig waren, legde dit plan vooral den nadruk op het gebruik van dit numerieke overwicht. GRAAF HELMUTH VON MOLTKE. Dat de Franschen zich in de lijn Metz—Straatsburg zouden concentreeren, dat ze niet op het sterke Rijnfront aanrukken, doch liever, dit links latende liggen, naar de Main zouden trekken, om zoodoende Noordvan Zuid-Duitschland te scheiden en met dit laatste zoo mogelijk tot een verdrag te komen, had de groote strateeg volkomen begrepen. Maar dan moesten alle beschikbare strijdkrachten van Duitschland ook ten zuiden van den Moezel, in de Beiersche Palts, worden bijeengebracht om een dergelijk plan te verijdelen. „Wel is het mogelijk," las men in 't plan; „wel is bet mogelijk, dat de Franschen, met het vooruitzicht op eenige gemakkelijk te behalen voordeelen, tot het besluit komen met een deel hunner macht van Straatsburg op te rukken tegen Zuid-Duitschland, doch een operatie van onze zijde den Rijn op, dus in de flank dezer beweging, zal elk voortdringen aan gene zijde van het Schwarzwald beletten en de tegenpartij dwingen front te maken naar het noorden. — De verzameling van alle krachten in de Palts beschermt zoowel den Boven- als den Beneden-Rijn; zij veroorlooft een aanvallende beweging in 's vijands land, die, tijdig genoeg ondernomen, waarschijnlijk zal verhinderen, dat de Franschen den voet zetten op Duitschen bodem." Scherpzinnig berekend, met een ruimen, vèrzienden blik opgezet, was dit plan een meesterstuk; dat het stipt, ja, letterlijk van uur tot uur werd uitgevoerd, eischte als opperbevelhebbers mannen, toegerust met groote militaire bekwaamheden. De ondervinding 1 leeft bewezen, dat Duitschland deze mannen in 1870 bezat. Zoodra den 23en Juli de eerste Duitsche troepenafdeelingen haar mobilisatie hadden voltooid, begonnen de reusachtige transporten langs al de negen tot aan de grenzen doorgaande spoorbanen, en den 3en Augustus stonden de drie machtige legers op de hun aangewezen punten ten strijde gereed. Op alle gebeurlijkheden bedacht, waren nog drie legerkorpsen ter gezamenlijke sterkte van 88 bataljons, 80 escadrons en 300 stukken in het land achtergebleven. Toen in de volgende weken ook deze troepen naar het oorlogstooneel werden ontboden, en zelfs eenige landweerdivisiën derwaarts werden getrokken, bleven er in het land zelf nog slechts 200 landweerbataljons circa 105,000 man, benevens de reservetroependeelen over. Zij werden als bezettingstroepen en kustbewaking gebezigd en stonden onder bevel van den generaal Vogel von Falckenstein. VIJFDE HOOFDSTUK. HET OORLOGSTOONEEL DER EERSTE DAGEN. De grens tusschen de oorlogvoerende mogendheden werd voor een aanzienlijk deel gevormd door den Rijn. Reeds in vroeger eeuwen is om het bezit van deze rivier verwoed gestreden; haar oevers zijn op verschillende plaatsen met Fransch, Spaansch, Duitsch en Zwitsersch bloed gedrenkt. In 1870 scheidde de Rijn bij 't verlaten van Zwitserland Baden van Frankrijk. Van het punt, waar de rivier tusschen Duitsche oevers begon te stroomen, liep de Fransche grens zuidwaarts om de Rijn-Paltz tot bij het oude Trier en dan noordwaarts naar Luxemburg. Dit scheidde Fransch van Duitsch grondgebied. Nog verder noordwaarts lag België tusschen de beide landen in. — Tusschen Luxemburg en de Rijn-Paltz lag grondgebied van Pruisen tot tegen de Fransche grens aan; van de Duitsche plaatjes Saarlous en Saarbrücken keek men op Thionville, Boulay en St. Avold. De reuzenveste Metz (la pucelle) lag op den achtergrond. Een deel van Frankrijk lag wigvormig tusschen het Duitsche grondgebied ingeklemd. De zijden van dezen driehoek werden gevormd door Forbach, Bitsch, Weissenburg, Hagenau, Straatsburg, Schlettstadt, Kolmar en Mühlhausen. De spits van dezen driehoek droeg Lauterburg. Al deze punten waren in den loop der jaren door Frankrijk minder of meer versterkt. Achter hen verhieven zich de blauwe lijnen der Vogezen. Aan de Duitsche zijde vormen de passen en bergen van liet Schwarzwald een natuurlijke vesting, terwijl de gansche streek tusschen de Vogezen en het Schwarzwald beschouwd kan worden als een reusachtig dal, dat met steden, bosschen, dorpen, kleine bergruggen en hier en daar steil opgaande rotspartijen is bezaaid. De geografische ligging van het terrein was geheel in 't voordeel van Frankrijk. De reusachtige vestingen Straatsburg en Metz, dikwerf niet ten onrechte „uitvalspoorten tegenover Duitschland" genoemd schonken Napoleon gelegenheid aan de tegenpartij zoowel in noordelijke als in oostelijke richting een rechtstreekschen, gevaarlijken stoot toe te brengen. Geen enkele Duitsche vesting van beteekenis toch lag zóó dicht bij de grenzen, dat ze een bolwerk tegen den eersten aanloop had kunnen wezen. Eerst Mainz en Koblentz konden aan een aanval van die zijde paal en perk stellen. Tot zoover lagen Pruisen en Beieren dus voor den vijand open ; ook met Zuid-Duitschland was dit het geval. Zooals ons reeds is bekend, had Napoleon, met het oog op zijn voordeelige strategische positie de troepen snel bij Straatsburg willen bijeen trekken om dan verrassend op te treden tegen de Main. Op het beslissende oogenblik van handelen miste hij hiertoe echter zoowel de kracht als den moed. De Napoleon van 1870, de door verschillende kwalen geplaagde man, was lang niet meer de man van den coup d'état van den 2en December 1851. bi veiband met von Moltke s plannen moesten de drie Duitsche legers in de lijn Koblentz—Mainz—Mannheim—Karlsruhe worden geconcentreerd. Wilde Napoleon nu in Zuid-Duitschland vallen, dan ontblootte hij zijn linkerflank; verkoos hij daarentegen een inval in de Palts of in frijn-Piuisen, dan stuitte hij hier weldra op overmachtigen tegenstand. Uit een en ander viel met eenige zekerheid af te leiden, dat die oostwaarts uitspringende hoek van Frankrijk, dus de Elzas en Lotharingen, mogelijk ook wel de Palts, het tooneel der eerste gevechten zou wezen. Geven wij nu in groote trekken aan, waar reeds den 25cn Juli de voorste P iansche korpsen stonden, dan vinden wij dicht bij de grenzen een langen keten met het 1•'" Augustus, om nog meer troepen bij zich aan te trekken. Wij weten ecliter reeds, dat dit hem niet gelukte. Toch zou de beslissende slag niet den 7en vallen. In den vroegen morgen van den öen namelijk meende generaal Walther, commandant der voorhoede van het 5e korps, bij de Franschen veel beweging te bespeuren, 't Kwam hem voor, dat de tegenpartij aanstalten maakte tot den aftocht. — 't Was een regenachtige morgen; het gezichtsveld was beperkt. Om zekerheid te hebben, liet de generaal dus om zeven uur een bataljon infanterie, door een batterij ondersteund, tegen Wörth oprukken. Dit bataljon drong door het stadje heen, vond de brug versperd en half vernield, stiet aan de overzijde van de Sauer op sterke afdeelingen des vijands en werd met granaten begroet. Het baltaljon ging dus terug. De geschutstrijd duurde voort tot half negen. Bij Wörth, in 't centrum, was het gevecht op dit uur dus afgebroken, Op den rechtervleugel daarentegen begon het thans eerst recht te ontbranden. Indachtig aan de order, den vorigen dag ontvangen, om ,als 't kanon zich bij Wörth deed hooren, met een divisie in het gevecht in te grijpen," had de generaal von Hartmann van het 2e Beiersche korps, bij Wörth zwaar hoorende vuren, de divisie von Bothmer bevolen, richting nemende op Froschwiller, tegen den franschen linkervleugel vooi te gaan. In het zeer geaccidenteerde, boschrijke, heuvelachtige terrein begon zich daarop een gevecht, zeer rijk aan verliezen, te ontspinnen tegen troepen van de divisie Ducrot. Op den linkervleugel der Pruisen bij Gunstett, bij het lle korps, zag men tegelijkertijd ongeveer hetzelfde gebeuren. Het dreunen van't kanon bij Wörth was oorzaak geweest, dat dit geheele korps van zijn oorspronkelijke marschlijn was afgeweken, de richting rechtstreeks op Gunstett had genomen en de voorposten van het 5" korps met zijn voorhoede was komen ondersteunen. Tegelijkertijd reed zijn divisie-artillerie bij Gunstett op en opende het vuur. Terwijl, zooals wij zeiden, het gevecht in 't centrum om half negen tot staan was gekomen, was het op beide vleugels dus heftig ontbrand. Dat het onder deze omstandigheden ook in 't centrum terstond moest worden voortgezet, begreep de kolonel von Esch, chef van den staf van het 5e korps, maar al te wel. Aan den vijand mocht geen gelegenheid worden gegeven zich met overmacht tegen het 1le korps of tegen de Beieren bij Langensulzbacli te wenden. — Met goedvinden van den generaal von Schmidt, van de 10e divisie, — generaal von Kirchbach was achteruitgegaan naar zijn reserve, de 9e divisie; — werd tot een nieuwen aanval besloten. De gansche artillerie van bet 5e korps, — 84 stukken of 14 batterijen; — kwam dus dwars over den straatweg Wörth-Preuschdorf in stelling en nam den strijd op tegen de Fransche vuurmonden. De meerderheid der Duitsche artillerie bleek weldra. Omstreeks tien uur zweeg de Fransche in 't centrum zoo goed als overal. Wat was intusschen gebeurd bij het hoofdkwartier van den kroonprins? — Daar had deze den majoor von Hahnke naar Wörth gezonden, om te informeeren wat dat deftige vuur beduidde. Om negen uur terugkeerende, meldde genoemde majoor, dat èn de Beieren èn het 5e en het 11e korps in gevecht stonden. Dewijl de kroonprins zich niet krachtig genoeg achtte om met eenige kans op succes nu reeds een beslissing te zoeken, deed hij generaal von Kirchbach het bevel overbrengen „het gevecht niet door te zetten, doch het af te breken en alles te vermijden wat tot een tweede leiden kon." — Om half twaalf werd dit bevel ontvangen. Door een vergissing kwam bet echter ook bij den commandant van het 2e Beiersche korps terecht. Het gevolg hiervan was, dat deze liet uitputtende boschgevecht zoo spoedig mogelijk afbrak en zijn sterk gedunde bataljons, die ten gevolge van het zeer bedekte terrein niet of niet voldoende door artillerie konden worden ondersteund, langzamerhand naar Langensulzbacli deed teruggaan. In het centrum, bij Wörth dus, bij het meer zuidelijk gelegen dorpje Spachbach (ook aan de Sauer) zoowel als bij Gunstett, was dit afbreken echter niet meer mogelijk, zonder dat de tegenpartij zich met recht de eer van den dag kon toekennen. Want wel had de Duitsche artillerie de Fransche in 't centrum voor 't grootste gedeelte tot zwijgen gebracht, — tegen den vèrdragenden Duitschen vuurmond was de zooveel korter schietende Fransche niet opgewassen; — wel had de Duitsche infanterie reeds vasten voet gekregen op den westelijken oever van de Sauer, — de Galgenberg, ten westen van het plaatsje, was zelfs reeds voor een deel in haar handen; — doch het gevecht af breken en teruggaan stond thans gelijk met erkennen, dat men een nederlaag had geleden, te meer omdat het gevecht bij Gunstett bij het lle korps, voor de Duitschers nu reeds heel wat ongunstiger stond dan in 't midden. Daar toch waren de Pruisen door de herhaalde aanvallen van dichte Fransche stormcolonnes, die uit Eberbach en Morsbronn, uit het heuvelachtige terrein dus op den rechtervleugel der stelling van Mac-Mahon, te voorschijn waren gekomen, ten deele over de Sauer teruggeworpen en zelfs in de richting van Gunstett achtervolgd; daar was het slechts aan enkele kleine afdeelingen Pruisen gelukt zich op de weilanden tusschen de Sauer en den reeds vroeger genoemden straatwegdijk staande te houden; daar was al het succes dus aan de zijde der Franschen. Afbreken van het gevecht op dit oogenblik zou dus niet alleen een moreele nederlaag, maar ook nog grootere verliezen ten gevolge hebben gehad. Met dezen toestand voor oogen dorst de generaal von Kirchbach eengroote verantwoordelijkheid op zich te nemen. Hij volgde het ontvangen bevel namelijk niet op, deed den kroonprins hiervan verwittigen en verzocht aan de commandanten van het 2e Beiersche en het 1le Pruisische korps hem met kracht te ondersteunen. Beiden beloofden dit. De bataljons van het 2e Beiersche korps, die nog in het gevecht waren geweest, werden in de voorste linie gebracht, en de generaal von Bose, commandant van het lle korps, deed zijn gansche korps-artillerie bij Gunstett oprijden en gaf aan zijn 22e divisie last nogmaals over de Sauer te gaan en te trachten 's vijands rechterflank, dus de reeds genoemde dorpen Morsbronn en Eberbach, te bestormen en te nemen. Met welk een drift, met welk een snelheid werd intusschen door het le Beiersche korps en door de Wurtembergers en de Badensers gemarcheerd, om toch nog deel aan den strijd te kunnen nemen! Ginds vooruit bij Wörth donderde het kanon reeds uren; daar vochten de kameraden, daar ging het leven om leven, daar snakten mogelijk allen naar hulp, en de weg was zoo lang en zoo zwaar, en de regen had de kleeding zoo geducht doorweekt! Toch stond om één uur von der lann met de voorhoede van zijn Beieren reeds ten zuiden van Görsdoi'f; hij reikte het 5e korps dus de hand en deed zijn artillerie oogenblikkelijk aan t gevecht deelnemen; — en om twee uur stond de 2" Wurtembergsche brigade reeds bij Gunstett aan de Sauer, terwijl de beide andere afdeelingen van von Werder hun marsch nog zooveel mogelijk versnelden. Zóó stond het toen bij den aanvaller; en bij den verdediger? — Tevergeefs zag Mac-Mahon den ganschen morgen en voormiddag uit naar versterking door het 5e korps, de Failly. Dit korps verscheen niet. De maarschalk zou het gevecht dus alleen moeten voeren, alleen tegen een geduchte overmacht, die was toegerust met een artillerie, welke de zijne blijkbaar verreweg in kracht overtrof, die binnen anderhalf uur reeds verscheiden zijner batterijen tot zwijgen had gebracht, die in afstanden van 2500 tot 4000 pas geen bezwaar zag om treffers te verkrijgen, en die door zijn geweldige artillerielinie op 't bergvlak ten oosten van Würth en de Sauer nu reeds voor het lle korps den weg begon te banen naar den rechtervleugel, naar het zwakke punt van de stelling, en van hier naar Froschwiller, den sleutel er van. 't Is één uur. De kroonprins galoppeert de hoogte op tegenover Wörth. Hij weet, dat al zijn korpsen binnen enkele uren onder zijn onmiddellijk bereik zullen zijn, dat bijna het gansche IIIe leger dan aan de Sauer zal staan. Hij billijkt de handeling van von Kirchbach, die het gevecht doorzette en een reeks van kleine gevechten hervormde tot één grooten veldslag, en geeft voor 't geheel bevel tot den aanval op Froschwiller. Dit bevel wordt ontvangen; maar nog voordat de Wurtembergers hun kameraden van het 11° korps bij Gunstett steun kunnen geven, moet de 21fi divisie hier een ontzettenden aanval doorstaan. Gansche drommen turco's en zouaven zijn na hun aanvankelijk succes de Sauer gepasseerd en stormen nu, met dichte tirailleurliniën, die aanhoudend vuren, voor zich uit, op de Pruisen in. Deze weten, dat zij een goed gedrilden, uitstekend aangevoerden vijand tegenover zich hebben. Ver in 't rond klinkt het afschuwelijke, oorverscheurende Ohi-i! waarmede de zwarte soldaten ten aanval gaan. Nog enkele minuten, en daar vliegt de veelkleurige drom op de omheiningen van Gunstett aan. Bajonet en kolf sabel en yatagan doen weder hun vreeselijk werk. — De kans staat slecht voor de Pruisen. De aanval is letterlijk onwederstaanbaar. Nieuwe vijandelijke drommen stormen aanhoudend naderbij. Daar duiken van achter de heggen in den hollen weg, die naar de Sauer voert, de zwarte kepi's der Hessische jagers op. De majoor von Johnston voert ze aan, die jagers; zij zijn in allerijl naar voren gezonden om den woedenden aanval der turco's af te slaan. Nu knalt en knettert het uit de buksen, met vaste hand gevoerd, en als kaf schuiven de aanvallers uiteen. Hun dooden en gewonden bedekken bij tientallen het slagveld. * Weldra echter hebben de wilde scharen zich herzameld. Onder een woedend gehuil herhalen zij den storm, doch het rustige vuur der jagers drijft ze nogmaals terug, ditmaal tot over de Sauer. Ginds wordt de strijd om de hoogten ten westen van Wörth niet minder verwoed gevoerd. De gansche 10e divisie van het 5e korps staat hier reeds sinds uren in een gevecht, dat behoort tot de hardnekkigste, welke in de jaarboeken der krijgsgeschiedenis staan opgeteekend. Bij honderden bedekken de dooden en gewonden den met hop en wijnstokken begroeiden, heuvelachtigen grond. Voet voor voet moet hier terrein worden gewonnen. Telkens stormen Fransche afdeelingen op den aanvaller in en werpen hem terug. — 't Kan zoo niet langer! De verliezen worden te zwaar. Hulp, ondersteuning moet er komen. Met achterlating van slechts drie bataljons als reserve, passeert thans ook de gansche 9e divisie de Sauer. Deze versche krachten brengen eindelijk een wijziging in den stand der zaken in 't centrum. De Galgenberg wordt ditmaal voor goed genomen. De generaal von Kirchbach doet over een in Wörth geslagen brug artillerie avanceeren. Ze neemt stelling op den Galgenberg. Een andere batterij komt ten noorden van Wörth in 't vuur, en eindelijk, nu het lc Beiersche korps zoo nabij is, worden ook de laatste drie bataljons van het 5e korps over de Sauer gevoerd. De geweldige massa artillerie, — 84 stukken; — op de hoogten ten oosten van Wörth was middelerwijl nog krachtiger gemaakt door de artillerie van het lle korps, die ten noorden van Gunstett had stelling genomen. Deze bereidde den aanval voor, welke hetzelfde korps op Morsbronn en de pachthoeve Albrechtshauserhof wilde ondernemen. De 21e divisie was, zooals wij weten, reeds geruimen tijd in een hardnekkig gevecht gewikkeld, waarbij het voordeel nu aan deze dan aan gene zijde was. Thans ontving de 22e divisie van dat korps, — twaalf bataljons, — order om, met haar linkervleugel de richting nemende op Morsbronn, een aanval van uit het zuiden tegen Froschwiller te doen. Weldra werd er terrein gewonnen. Met dichte tirailleurliniën voorop, drong de infanterie vooruit, vermengde zich met afdeelingen van de 21° divisie en maakte zich meester van een deel van het Niederwald, een zeer groot bosch, dat zich tusschen den straatweg Wörth-Hagenau en het dorp Elzashausen uitstrekt en door de Franschen hardnekkig «werd verdedigd. Bij den aanval op Albrechtshauserhof, een reusachtige pachthoeve, stieten de Pruisen echter op geduchten wederstand. Telkens deden de F ransel i en een meestal zeer goed gëleiden tegenaanval en sloegen de bestormers voor een wijle terug, tot nieuwe versterking kwam en er wederom werd vooruitgedrongen. Juist was Morsbronn zonder veel wederstand genomen; juist waren de uit elkander geraakte Pruisische compagniën, die aan het dorpsgevecht hadden deelgenomen, bezig de orde en het verband weder eenigermate te herstellen, toen de fransche generaal de Lartigue zich trachtte los te wringen uit den doodelijken druk, welke hem op die wijze uit het zuiden begon te bedreigen. De brigade Michiel, het 8e en 9e regiment kurassiers, met deelen van het 6e lanciers, zou hiertoe trachten de naderende infanterie te chargeeren en onder den voet te rijden. — Slecht aangezet, ondernomen op een niet behoorlijk verkend terrein, kwam van deze chaige, hoe dapper ze ook werd gereden, niets terecht. Wat niet viel onder het vuur der Pruisen, die zich niet eens verzamelden of carré formeerden doch, waar en zooals zij stonden, de charge afwachtten, werd opgevangen door drie escadrons huzaren, die oostelijk om Morsbronn waren heengereden. In weerwil van de telkens herhaalde tegenaanvallen der Franschen, aan wie het eenmaal zelf gelukte Albrechtshauserhof te hernemen, was het omstreeks half twee eindelijk met zware verliezen aan de Pruisen mogelijk den noordelijken zoom van het Niederwald te bereiken; het hardnekkige, langdurige boschgevecht had de bataljons echter geducht door elkander doen geraken, Nu de Wurtembergers naderen, laat de generaal von Bose, commandant van het lle korps, ook zijn laatste reserve-bataljon over de Sauer gaan. Weldra zijn ook zeven batterijen de beek gepasseerd; ze beginnen Elzashausen onder vuur te nemen. Gemakkelijk is het passeeren van de beek door de infanterie niet gegaan. Boomen, balken, ladders, staldeuren, in één woord allerlei materiaal is aangedragen en aangesleept moeten worden, om onder het hevige vuur der verdedigers van den straatwegdijk en de hierachter liggende holle wegen overgangen te maken. Eenmaal aan de overzijde, wordt ijlings de orde hersteld. Dan gaat het met Hoera! Marsch! Marsch! over de weilanden tegen den straatweg op. De verdedigers, voor 't meerendeel turco's en zouaven, vluchten. Een vuurmond en twee mitrailleuses worden genomen; daarna wordt een kleine schans bestormd en in den eersten aanloop vermeesterd. Maar nu zijn de'' mannen ook ademloos. Ze kunnen letterlijk niet meer. Gelukkig, dat op dit oogenblik de brigade Scheler, — Wurtembergsche cavalerie, — bij de hand is, om een nieuwen tegenaanval der Franschen paal en perk te stellen. Uit het oosten wordt Elzashausen nu eveneens bedreigd. Ook de Beieren op den rechtervleugel tegenover de soldaten van Ducrot hebben over hun succes thans niet meer te klagen. Mocht het hun in de morgenuren niet gelukt zijn in de richting van Froschwiller veld te winnen, thans - 't is circa half twee - begint de divisie Ducrot te wijken. Niet voldoende ondersteund, verzwakt door detacheeringen naar 't centrum bij Wörth, waar het 5* Duitsche korps, in weerwil van zijn kolossale verliezen, voortdurend meer terrein wint, beginnen de bataljons langzaam hun stellingen te verlaten. Zij moeten terug; de drang van uit het oosten en noordoosten wordt te sterk. Mac-Mahon, staande onder een historisch geworden boom, voelt dien drang. Hij voelt den ijzeren gordel, die hem reeds omgeeft, voortdurend nauwer worden; hij begrijpt, dat de slag is verloren, ten minste indien het hem niet gelukt dien gordel uiteen te rukken. Nog heeft hij hiertoe een geduchte kracht in de hand, zijn cavalerie. Vier kurassierregimenten de gansche divisie de Bonnemains, zullen het beproeven. Een prachtig schouwspel is 't, die drom van ruiters met hun in het zonlicht blinkende helmen, hun reuzenfiguren gedekt door het stalen kuras, hun zware paarden, stampend en snuivend van drift. Ze zwaaien den geduchten pallas. Ze doen hun donderend: „Vive l'Empereur!" over het slagveld klinken. Als een orkaan jagen ze in op den vijand. Nu zijn ze er dichtbij, nog maar vierhonderd pas van hem af. Daar kraakt en bliksemt het uit honderde geweren. Paarden storten, ruiters vallen. — „En avantl Vive l'Empereur/" — Nog een salvo en nog een. — Thans slingert ook een Duitsche batterij haar dood en verderf brengende granaten in de ruitermassa. In een wild golvend kluwen geraken deescadrons door elkander. Bruinen en vossen, schimmels en zwarten steigeren met hun bloedende ruiters hoog in de lucht. Nog een salvo, en de escadrons maken keert en slaan, door moordend vuur vervolgd, op de vlucht of jagen tusschen de voorste liniën des vijands door, om hier door de Thuringers, die zich omkeeren en zoodoende front maken naar achteren, in den rug te worden beschoten. Van de divisie de Bonnemains was den avond van dien dag nog maar een klein hoopje ruiters over. De wanhopige aanval dezer dappere schaar, een echte chevauchade de mort, was ongeveer een der laatste pogingen, door Mac-Mahon aangewend, om de kans nog te zijnen gunste te doen keeren, — Klzashausen wordt genomen. Wel heeft een retour offensif der Franschen den aanvaller nog een korte poos in zijn overwinnend voortgaan gestuit; wel is de toestand bij dezen een oogenblik zóó hachelijk geweest, dat alles begon te wijken en de Duitsche batterijen, in de voorste liniën der infanterie strijdende, verplicht waren met kartetsen te laden en in stap met de infanterie terug te gaan; wel hebben de Franschen in hun doodsverachting den vijand met de bajonet bijna in de ribben gezeten en zijn zij doorgedrongen tot op 50 pas van de vuurmonden, maar dit aanvankelijk succes is niet blijvend geweest. Bij de tegenpartij zijn de reserves opgerukt. Deze hebben de wijkende afdeelingen, de verwarde slaghoopen, - want meer zijn ze thans niet; — tot staan, even daarna zelfs weder tot voorwaarts gaan gebracht. Nu wijken de Franschen. Zij voelen 't; de slag is onherroepelijk verloren. Aan 't hoofd zijner sterk gedunde bataljons maakt de generaal von Bose zich gereed tot den laatsten storm, — nog altijd is Froschwiller niet genomen; — als hij voor de tweede maal wordt gewond. Dit schot door den enkel, hoe pijnlijk ook, belet hem echter niet het bevel te blijven voeren. Fluks laat hij zich verbinden, en, als het signaal: „Voorwaarts voor het geheel!" langs de gansche aanvallende linie weerklinkt, zit hij reeds weder in den zadel. Met het gansche 5° korps van uit het oosten, het lle en de Wurtembergsche brigade Starkloff uit het zuiden, met het '2e Beiersche korps uit het noorden dringt nu de gansche macht des aanvallers op tegen het laatste steunpunt der verdedigers, 't Is een helsch concert, dat over liet slagveld dreunt, dat, door geweervuur, kanongedonder, gegil, gejuich en smartketen voortgebracht, door dof tromgeroffel en scherp hoorngeschetter nog ondersteund wordt. Met de woede der vertwijfelingvechten de Franschen in en om het dorp. Uit de tuinen, uit de straten, uit de huizen, kortom uit alle richtingen kraken hun schoten, bliksemt hun geweervuur. Dooden en gekwetsten vallen er bij hoopen. Hoogop schieten de vlammen uit de in brand geschoten huizen. De kamp om Froschwiller is het laatste moment van de worsteling. Huis voor huis moet worden bestormd. Hebben geweerkolf en bijl de deur opengerammeid, dan begint de bajonet haar werk, en raast het handgemeen in de kamers, in de tuinen. Om half vijf eindelijk is het dorp in de handen der aanvallers. Meer dan 500 gevangenen worden door dezen gemaakt; onder hen behoort de generaal Raoult. De Franschen vluchten naar alle zijden. Zoo hardnekkig is er gestreden, zóólang heeft Mac-Mal.on den ongelijken kamp voortgezet, dat, wanneer eindelijk tot den aftocht wordt besloten, deze ontaardt in een wilde vlucht. De artillerie der Pruisen jaagt haar granaten in dat weerlooze, rampzalige menschenkluwen, scheurt er gaten in en maakt de paniek nog grooter. Alles wat bij Elzashausen en Reichshofen GENERAAL VON BOSE BIJ FROSCHWIU.ER GEWOND. gevochten heeft, loopt en rent voort in de richting van dit dorp. De rechtervleugel zoekt door het dichte woud naar Hagenau te ontkomen. De vluchtelingen achterna, jagen Pruisische dragonders, Hessische huzaren en Beiersche chevau-legers, eindelijk Wurtembergsche reiter. Alleen de divisie Guyot de Lespart van het 5« korps, die in de laatste uren van den slag per trein werd aangevoerd, doch die te laat, veel te laat kwam om de kans nog te doen keeren, biedt eenigen wederstand en geeft aan het 1" korps gelegenheid eenigszins minder in wanorde terug te gaan. Eindelijk ziende, dat alles is verloren, verdwijnt ook deze divisie in de richting van Bitsch. Zoo ooit ergens dan is het hier de plaats even stil te staan bij enkele episoden uit het gevecht aan de zijde der verdedigers, episoden, die bewijzen, dat, mocht de hooge bevelvoering bij de Fransche legers gebrekkig zijn, de troepen zeiven streden als leeuwen. Het 1e regiment turco's moest onder anderen aan den ingang van Frosehwiller vier fanions (vaandels) in de handen des aanvallers laten blijven; veroverd werden die faninions echter niet; ze werden gevonden op de lijken van de mannen, die ze tot het laatste toe hadden gedragen. — Het 2" regiment turco's heeft zijn vaandel weten te redden. Toen zij zagen, dat alles was verloren, verzamelden een drie- of viertal tirailleurs zich met een ouden sergeant om dit zinnebeeld van trouw en eer. Nog enkele manschappen sloten zich aan, en vechtend, stekend, schietend wist dit troepje door het handgemeen heen te breken, tot het in de schaduw van hét Grosse Wald even adem scheppen kon. Na twee dagen lang zwerven door een hun volslagen onbekende landstreek, waarvan zij de taal niet eens verstonden, kwamen die zwarte krijgers, uitgeput van vermoeienis en honger doch mèt hun vaandel, te Straatsburg en werden hier met uitbundig gejuich ontvangen. En de maarschalk nu? — Door zijn eigen adjudanten van het slagveld weggevoerd, letterlijk gedwongen hen te volgen, reed hij midden in den chaos den weg op naar Reichshofen. Zijn paard was één schuim en bloed, 't Was dien dag zijn derde reeds. Zijn uniformjas hing hem in flarden aan 't lijf; zijn epauletten waren losgerukt, afgescheurd. Nog begroeten zijn soldaten hem met een: „Viue Mac-Mahon!" Te vergeefs trachtte hij in de vluchtende massa de orde een weinig te herstellen. Met het gevest van den degen ranselde hij op de mannen in, doch het baatte niet. Blijmoedig hadden zijn krijgers voor hem, voor den ouden held uit Afrika's woestijnen, voor den bestormer van den Malakoff, voor den hertog van Magenta, in den dood willen gaan, maar thans was de paniek in de troepen geslagen. Ze dachten aan niets meer dan aan de vlucht. Voor de Duitsche wapenen bracht de slag bij Wörtli een grootsche overwinning. Niet minder dan 9000 gevangenen, 1 adelaar, 5 mitrailleuses en 98 vuurmonden werden buitgemaakt. Meer dan 8000 doode en gekwetste Franschen bedekten den met bloed gedrenkten bodem: — maar Fr.-D. Oorl. 2de dr. 6 duur gekocht was die overwinning toch ook. Niet minder dan tienduizend dooden, gewonden en vermisten en hieronder 500 officieren, Pruisen, Beieren en Wurtembergers, lagen uitgestrekt op de wegen, die naar het brandpunt van den strijd, naar Froschwiller voerden. Het 5e korps alleen verloor 21%, van dit korps de 101' divisie bijna 31 % van baaisterkte. De derde man was dus gevallen. 't Werd avond. Bij de Duitschers werd de overwinning met zekere MAC-MAHON BIJ WÖRTH. plechtigheid gevierd. De muziekkorpsen speelden het volkslied, de vaandels wapperden; duizende soldaten verdrongen elkander bijna op de hoofdpunten der verdediging en lieten den blik vol weemoed en ernst weiden over het rookende, van bloed doortrokken slagveld, over dat uitgestrekte veld der vernietiging, over de hoopen gevallenen. Wat zouden er ginds in 't vaderland bittere tranen worden geschreid de volgende dagen, als de verlieslijsten bekend werden, als blijken zou, dat zooveel duizenden nimmer zouden terugkeeren! Onder het doffe gonzen dier menschenmassa werden de gewonden aangedragen. Bij de kerk van Froschwiller, van welke de half stukgeschoten vensters gloeiden in 't licht der ondergaande zon, werden de gevangenen bijeengebracht. 't Werd nacht. Diepe duisternis legde zich over de nog rookende puinhoopen, over het omgeploegde gevechtsveld. Alles daarginds scheen te rusten. Slechts het kermen der gekwetsten, het aanroepen der posten verbrak de stilte. In Froschwiller zelf echter en onder de schaduwrijke boomen van den slottuin aldaar bleef het nog druk en levendig. Hier hadden de overwinnaars de particuliere bagage van Mac-Mahon en zijn staf ontdekt. Toiletartikelen, schommelstoelen, photografieën van dames uit de demi-monde, vrouwenkleederen, waaiers, handschoenen, poederdoozen en kwasten, kortom allerlei artikelen van den meest uiteenloopenden aard bewezen hier, dat de tradities van Soubise nog niet uit het Fransche leger waren verdwenen, en dat de lichtekooi en de soldaat daar ook thans nog hand in hand te velde trokken. Van veel meer gewicht was de vondst van den stafwagen met MacMahon's gansche correspondentie en een brief, waarin de slag bij Weissenburg onder anderen „une petite affaire" werd genoemd. Laat in den avond keerden de Wurtembergers terug van de vervolging, die zij voor een deel op zich hadden genomen. De voelingmet den vijand was wel verloren gegaan, doch de krijgskas met 360,000 francs was door hen buitgemaakt. Ook de Badensers brachten heel wat mede terug, een groot aantal wagens met allerlei voorwerpen namelijk en wel honderd paarden; maar — de vervolging was slechts voortgezet tot Reichshofen; een groote fout was begaan. Waarheen de vijand was gevlucht, wist men nu niet. Terwijl de overwinnaar rust op de duurgekochte lauweren, terwijl de toren en de kerk van Froschwiller in vlammen opgaan, het Roode Kruis op 't Witte veld overal is te vinden, om troost en hulp en lafenis te brengen aan zooveel versmachtenden, terwijl de lijkendragers met hun karren en baren bij fakkellicht hun sombere taak beginnen en de gevallenen in lange, zwijgende rijen naast elkander nederleggen, terwijl Fransche gevangenen die rijen naderen en zacht, schier eerbiedig de namen noemen van eenige hunner officieren, van een d'Epeuilles, een Vassart, een Septeuil, allen als helden gevallen bij de verdediging van hun land, stormen de geslagen afdeelingen, ruiters, infanterie, wagens met vluchtelingen en gewonden, losloopende, wild geworden paarden, als een bont, verward kluwen door den donkeren nacht voort in de lichting van Hagenau. Dicht opeengepakt, schreeuwend en gillend over de akkers voortrennende, komt die bende de stad binnen. De gansche weg is met geweren, met vaandels en proviand, met patronen letterlijk bezaaid. Hier drie turco's op één ros, daar twee artilleristen op een trekpaard, de doorgesneden strengen achter zich aansleepend, verderop een wagen, waarop marketensters en stafofficieren bont dooreen zijn gezeten, terwijl eenige doodelijk vermoeide vluchtelingen zich aan de treeplanken hebben vastgeklemd, ziedaar het tooneel; — daarbij overal bloed, overal ellende. Zoo is de oorlog. Eerst te Savern gelukte het Mac-Mahon den dag na den slag de overblijfselen van zijn leger eenigermate te verzamelen en te ordenen. Een nachtmarsch, — een geslagen leger marcheert ongeloofelijk snel; — een nachtmarsch van vele uren bracht de moedeloos geworden mannen naar Saarburg. Van hier over Luneville naar Chalons was een groote afstand; toch kwam het le korps, nog circa 20000 man sterk, tusschen den 15en en den 18en Augustus hier reeds aan. In het hoofdkwartier te Metz heerschten den dag na den slag onzekerheid en zorg, later diepe verslagenheid, zelfs angst. Wat zou de toekomst baren ? — Weldra zou het antwoord op die vraag worden gegeven. Den 6en Augustus, den dag van den bloedigen worstelstrijd bij Wörth, waren de Franschen ook bij Spicheren ongelukkig geweest. ZEVENDE HOOFDSTUK. BIJ SPICHEREN. Napoleon beeft in een later door hem uitgegeven vlugschrift gezegd, dat het gevecht op den 2en Augustus bij Saarbrücken alleen door hem was gevoerd om van de voornemens en de opstelling der tegenpartij wat meer te weten te komen, om deze te verkennen dus. 't Is niet onmogelijk, dat dit gevecht inderdaad om die reden is begonnen, maar dan kan men het resultaat dezer verkenning toch niet anders noemen dan „zeer onvoldoende," want de Franschen bleven daarna tot den 6en Augustus zoo goed als werkeloos in hun stellingen. Aan een tweede verkenning op ietwat grootere schaal naar gene zijde van de Saar werd, schijnt wel, zelfs niet gedacht. Den 6en Augustus waren de hoogten van Spicheren, front naar Saarbrücken, door het 2e korps (Frossard) ongeveer bezet als volgt: Op den linkervleugel, dwars over den straatweg van hier naar Forbach, die le divisie (Bergé), op den rechtervleugel, op en vóór genoemde hoogten de 3e (Laveaucoupet), terwijl de 2e (Bataille) de reserve vormde en bij Forbach en Ötingen stond. „Werkeloos," zeiden wij daareven. Dit woord is echter niet volkomen juist; véél werd er zelfs gewerkt om deze geduchte, reeds door de natuur zoo sterke positie tot een schier onneembare veste te maken. Tirailleur- loopgraven, étagesgewijze boven elkander uitgebroken, geschutstellingen, verbakkingen en andere versperringen werden op de zwakste punten aangebracht. In diezelfde dagen verkenden de Pruisen echter wèl. Zij zetten dit werk zelfs door tot in Saarbrücken zelf. — Wil men deze stad, alsmede de hoogten, waarom het gevecht zich later zou ontspinnen, goed kunnen overzien, dan doet men het beste ongeveer met den rug naar het oosten te gaan staan. De steenen brug over de Saar ligt dan vóór ons. De stad strekt zich met haar groene tuinen uit langs de boorden der rivier; achter haar rijzen de heuvels op. Op een hoogte dicht achter de stad ligt het exercitieveld. Hierachter ziet men de hellingen van den Galgenberg, den Reppertsberg en de Folster Höhe. Deze drie zijn echter slechts uitloopers van den Spichererberg, den zoogenaamden Roten Berg, een circa 350 voet hooge, het geheele voorliggende terrein beheerscliende hoogte met dikwerf steile wanden, een hoogte, die voor een aanvaller nog zooveel bezwaarlijker te bestijgen wordt, omdat aan haar voet een breed dal ligt, dat haar scheidt van de te voren genoemde toppen. Slechts weinig begroeid, is de Rote Berg van de zijde van Saarbrücken niet ongezien te naderen, terwijl vier breede kloven dwars er doorheen haar verdedigingsvermogen nog verhoogen. Dit terrein nu hadden de Franschen, meesters in de kunst van pionieren, door kunstmatige hindernissen, zooals wij reeds opmerkten, tot een bijna onneembare veste gemaakt. Vooral tegenover Stiring was veel gewerkt, omdat, dit plaatsje eenmaal in 't bezit des aanvallers, het forceeren der stelling langs die zijde onmogelijk was, doch ook niet meer dan dit. Als eerste verdedigingslinie hadden de Franschen een lange terreinplooi gekozen vóór de populieren, die den straatweg van Saarbrücken naar Forbach omzoomen. Ook deze plooi was nog verder tot verdediging ingericht; ze dekte de schutters tot aan de oogen. De straatweg liep ten deele vóór langs den Roten Berg heen. Deze laatste was de plaats voor de opstelling der tweede gevechtslinie, terwijl nog verder achteruit, op de kam van eenige lage heuvels, de vuurmonden in positie waren gebracht. Geen vijftien kilometer achterwaarts en zijwaarts van de plaats, door Frossards korps ingenomen, was het 3" korps (Bazaine) thans opgesteld. De maarschalk had St. Avold verlaten. Zijn linkervleugel alleen leunde nog aan dit plaatsje. Zijn rechtervleugel, vooruitgeschoven tot Saargemünd, had hier voeling met het 5e, korps. Bazaine had de opdracht Frossard zoo noodig bij tijds te ondersteunen. Thans een blik op de tegenpartij. Wij hebben ons tot heden hoofdzakelijk, ja, bijna uitsluitend beziggehouden met de bewegingen van het IIIe leger, dat op den linkervleugel stond. Den 4sn Augustus had dit, als het dichtste bij den vijand, dezen bij Weissenburg teruggeworpen. — Het IIe leger nu, dat van prins Frederik Karei, het centrumleger, zou dwars door de Palts naar de grenzen rukken-, het Ie, onder generaal von Steinmetz op den ïechteivleugel, zou voortmarcheeren naar de Saar, hier blijven staan en nadere bevelen afwachten. De reden hiertoe was, dat het IIe leger nog niet geheel was opgesloten; verscheiden regimenten waren nog ver achter, en vooral de verschillende treinen, als de munitie-, de verplegingsen de veldbruggentrein, de telegraafafdeeling enz., alle samengesteld uit talrijke voertuigen met hun bespanningen, waren nog lang niet zoo dicht bij de troepen, dat daarover binnen betrekkelijk korten tijd kon worden beschikt; — en gemist konden die treinen niet worden, dewijl een voortrukkende legermacht juist uit deze telkens weder aanvulling ontvangt, uit deze van de benoodigde munitie, levensmiddelen, enz. moet worden voorzien, of bij haar verdere operaties hun hulp onmogelijk missen kan, wil ze beweegbaar en slagvaardig blijven. Het Ie leger zou dus aan de Saar blijven staan, was bevolen; maar in een grooten oorlog als deze staat elke aanvoerder bloot aan zóóveel wisselvalligheden en toevalligheden, dat het geringste incident dikwerf in staat is een gansch vooraf beraamd plan omver te stooten. Dat het Ic leger den 6en Augustus zou slag leveren, lag bij voorbeeld volstrekt niet in de bedoeling van het groote hoofdkwartier. Toch zou het zoover komen. In den nacht van den 5en op den &n Augustus begon Frossard van de hoogten achter Saarbrücken het spoorwegstation te St. Johann eensklaps met granaten te beschieten. — Mogelijk was dit wel eene kleine wraakneming voor 't bij Weissenburg geleden verlies. — Tegelijkertijd werd waargenomen, dat die generaal de troepen deed teruggaan, die het exercitieveld tot nog toe hadden bezet gehouden. Om ruimte te maken voor de voorste afdeelingen van het IIe leger en aan deze gelegenheid te geven Saarbrïicken te bereiken, deed von Steinmetz daarop in den morgen van den 6en het 7e korps (von Zastrow) tot aan de Saar vooruitgaan. Het 8 korps (von Göben) marcheerde links naast het 7°. Zoo naderden die Duitsche regimenten ook hier langs verschillende wegen de grenzen. Het diepe Köllerthalerbosch was oorzaak, dat de bewegingen dezer afdeelingen verborgen bleven voor de Franschen. — Ware door dezen behoorlijk verkend, dan hadden die bewegingen niet onopgemerkt kunnen plaats grijpen. — Met de 5e cavalerie-divisie (von Rheinbaben) bevond de 14e infanterie-divisie, von Kameke, (12 bataljons van het 7e korps) zich thans het dichtste bij den vijand. Eensklaps komt door patrouilles der divisie Rheinbaben, die tot vlak vóór de Fransche stellingen hebben verkend, het bericht bij von Kameke, dat „de vijand een achterwaartsche beweging maakt, dat er aan gene zijde van Forbach een massa ledige spoorwegwaggons gereed staan, dat Frossard zijn troepen dus schijnt terug te nemen en dat twee bataljons infanterie en een batterij de achterhoede zullen vormen." ,.Dan kan den retireerenden vijand mogelijk nog een geduchte stoot worden toegebracht," denkt generaal von Rheinbaben. Om negen uur passeeren zijn regimenten, ulanen, kurassiers en huzaren, de stad en worden overal met gejuich en gejubel begroet. Nog een minuut of wat later, en de Pruisische escadrons staan op het exercitieveld. Twee granaten door een Fransche batterij hun toegeslingerd, snorren de ruiters over het hoofd zonder schade aan te richten. De divisie rukt verder voort; weldra heeft ze genoeg waargenomen. De vijand heeft zijn stemmingen nog niet verlaten. De bergen en de dalen bij Spicheren zijn nog dicht door hem bezet. Frossard gaat dus niet terug. Half tien, — met slaande trom rukt de 14e infanterie-divisie door Saarbrïicken. Aan een ernstig gevecht, denkt nog niemand. De vijand moet bij zijn aftocht alleen worden verontrust; de voeling, met hem verkregen, mag niet meer verloren gaan. — De bataljons naderen het exercitieveld; een paar batterijen rijden op en openen het vuur tegen de hoogten. Thans verlaten de Franschen hun legerplaatsen en nemen de hun aangewezen positiën in. Het kanonvuur wordt beantwoord. Er ontspint zich hier blijkbaar een ernstig gevecht. Von Zastrow, die nog achter is, ontvangt door een ordonnans het be- richt, dat zijn 14e divisie in een vuurgevecht is gewikkeld met een vijand, die de hoogten van Spicheren heeft bezet. Ook bij de Franschen jagen ordonnansen in verschillende richtingen over 't terrein. — „Daar zijn de Pruisen!" is de melding, die Frossard ontvangt. Weldra bevinden de twee elkander vijandige korpscommandanten, von Zastrow en Frossard, zich op de plaats der handeling. Intusschen is de 14e divisie reeds dadelijk, zoodra zij zich op en naast den straatweg naar Forbach begon te ontwikkelen, heftig onder vuur genomen. Het knalt en knettert en dondert aanhoudend van de hoogten. De granaten suizen door Saarbrückens straten. Hier vlucht alles; — en tegenover al dit vuur staat de 14® divisie alleen. Maar dat heftige schieten der Franschen werkt als een machtige roepstem op de nog ver van het gevechtsveld marcheerende Duitsche afdeelingen. Overal waar het kanon wordt gehoord, versnellen die thans het marschtempo; en na eenig tijdsverloop dagen ze reeds op, de donkere infanteriedrommen, niet alleen van het le, maar ook van het lle leger. Bataljons van het 8e en bataljons van het 3e legerkorps gaan dadelijk op marsch naar Saarbrïicken. om de in de engte gedreven kameraden van het 7e te helpen; want hulp is zeer noodig. Generaal von Kameke heeft de krachten van zijn tegenpartij onderschat, en zijn gansche 13e divisie is zóó ver verwijderd, dat ze het dreunen van de schoten niet eens hoort. De geheele 27e brigade — zes bataljons; — moest reeds opgelost worden in de voorste gevechtslinie. Weldra moet ook de 28e in 't vuur, want de frontuitgebreidheid, die de divisie thans heeft, is te groot. Intusschen brengt Frossard aldoor meer troepen in 't vuur, en bij Stiring rijden twee nieuwe batterijen op. 't Is reeds drie uur, doch dadelijke hulp voor den aanvaller laat zich nog altijd wachten. Eindelijk! — Ginds naderen de voorste bataljons der 16e divisie en daar op die hoogte, op den Winterberg, verschijnen twee ruitergestalten. 't Zijn de generaals von Stülpnagel en von Döring; dus kan de5e divisie ook niet meer veraf zijn. Een trein brengt te St. Johann twee bataljons van het 12e regiment. Zij worden over den Reppertsberg naar den Roten Berg gedirigeerd. Zes en dertig vuurmonden van het Ie leger rijden achtereenvolgens op en openen blijkbaar met goed gevolgliet vuur tegen de hoogten. Maar de divisie Laveaucoupet geeft de divisie Bergé niets in dapperheid toe; zij wijst dan met heldenmoed en doodsverachting ondernomen frontaanval dapper af. De omvatting van den Franschen rechtervleugel zal dus, wil ze succes hebben, met heel wat meer krachten ondernomen moeten worden, dan er nu nog bij de hand zijn. Daar verschijnt generaal von Göben, commandant van 't 8e korps, de lieveling zijner soldaten, op 't slagveld en neemt het commando over. De aanval zal worden vernieuwd. — Van het 5e korps zijn pas 4 bataljons aanwezig. Generaal von Döring zal ze aanvoeren. Generaal von Franyois zal met zijn brigade, de 27e, nogmaals het front der Franschen AANVAT. OP DEN SPICHEREN BERG ONDER BEVEL VAN GENERAAL VON FRANQOIS. aangrijpen; op den rechtervleugel zal de '28° brigade van het 7e korps mede vooruitdringen. „Voorwaarts!" roepen de hoornsignalen. Een geduchte linie van bataljons, met dichte zwermen tirailleurs voorop, begint den zwaren tocht door het zoo moeilijk te passeeren terrein. Nauwelijks verspreiden zich de tirailleurs, of elke hoogte, elke heuvelrug wordt letterlijk een vuurspuwende krater. Met volle kracht werken de batterijen; uit iedere groeve, uit al de loopgraven licht en bliksemt het. Toch zetten de Pruisen, al vallen er bij tienvallen, den aanval door. — Even staan zij om adem te scheppen; dan gaan ze weder, elkander aanmoedigende» vooruit tegen de steilten op, generaal Frangois vooraan, een roffelende tamboer naast hem. Op hun achterlieden storten de doodelijk getroffenen neder. Steunen en kermen, vermengd met een toornig; „Vooruit, kerels! Wreekt me!" klinkt door tusschen het knallen der schoten, den slag der springende granaten, het ratelen der mitrailleuses. —- „Vooruit, brave Negen en dertigers?" roept Franor den verdediger met de bajonet aangegrepen. — „Halt! Salvovuur!" — De zündnadel breekt baan. De Franscben wijken op dat punt. 't Is vier uur. Nog is de strijd niet beslist. Nog handhaven de Franschen zich met voorbeeldelooze taaiheid in hun stellingen; de verliezen der Duitschers zijn reusachtig, maar ook de zes Duitsche batterijen bij en op den Galgenberg hebben een vernietigende werking. Onder haar geducht vuur houdt de verdediger niettemin nog een vol uur stand. Ten slotte nadert tegen 5 uur de generaal von Alvensleben met versche troepen van het 3e korps. — Een nieuwe kampstrijd ontbrandt, want deze bataljons grijpen het Gifert- en het Pfati'enwald, den rechtervleugel der Franschen, aan. Een uur lang raast en woedt de strijd in het bosch. Langzamerhand zijn 32 Duitsche compagnieën van vijf verschillende regimenten hierin opgelost, de Franschen ontvangen versterking. Toch wordt de zuidelijke boschrand eindelijk door de tegenpartij bereikt en bezet; doch lang kan hier niet worden halt gehouden. Die boschrand ligt onder het werkzame, heftige artillerievuur des verdedigers, en deze heeft nu ook zijn reserve, de divisie Bataille, in gevecht gebracht en dringt naar alle richtingen vooruit. De voorste Duitsche afdeelingen worden hier en daar teruggeslingerd; het gevecht staat. Tot een beslissing is men nog niet gekomen. Een voorbeeldeloos vermetel waagstuk moet ten slotte ondernomen om over het lot van den dag te beslissen. Geschut moet er gebracht op de ternauwernood vermeesterde hoogten! — Onder den majoor von Lyncker arbeiden twee batterijen van het 3e korps zich vooruit. Welk een ontzettende taak! Geschoven, gedragen, getrokken door de infanteristen komen de kanonnen onder het vuur des vijands nader. De paarden, voor het meerendeel reeds gewond, spannen iedere zenuw in; de manschappen helpen ze trekken. Paarden en mannen storten naast den steilen weg in den afgrond, 't Is een werk van reuzen, dat brengen van slechts enkele vuurmonden op die steile kam; toch gelukt het. Weldra slaan de Duitsche granaten in de nog altijd dicht bezette liniën der verdedigers. Het dreunen van 't kanon, zoo dicht in hun nabijheid, schenkt aan de doodelijk vermoeide aanvallers nieuwe krachten. De tot kleine slaghoopen weggesmolten compagnieën stormen in weerwil van zware verliezen nogmaals vooruit. Zij winnen terrein. Toch is 't hun tot nu toe niet mogelijk geweest den vijand te verdrijven van den noordelijken rand van den Forbacherberg, welken rand hij van af het bosch van Spicheren tot aan het dorp van dien naam nog altoos HET BATALJON BRANDENiiURGSCHE JAGERS N°. 3 ONDER MAJOOR VON JENA IN HET BOSCH VAN SPICHEREN. bezet houdt, terwijl zijn herhaalde tegenaanvallen duidelijk verraden, dat hij den met zooveel bloedige offers verdedigden bodem wil terugwinnen. Naarmate het aantal bataljons van den aanvaller op het slagveld aangroeit, krijgt de generaal von Alvensleben, commandant van het3e korps, de handen ruimer. Hij besluit den zoo hardnekkigen vijand ook van uit het westen aan te grijpen. Het fuselierbataljon van het het jagerbataljon onder majoor von Jena, het 52e regiment en liet 2e bataljon van het 8e zullen deze taak op zich nemen. Deze aanval zal de beslissing brengen. Hij voert over het bosch van Spicheren naar den Forbacherberg — en gelukt. De tegenpartij had haar laatste krachten besteed aan een vergeefschen tegenaanval op den Roten Berg en het Gifertbosch. Voor de verdediging van liet bosch van Spicheren had ze geen troepen meer beschikbaar. 't Is donker geworden. De bataljons van Frossard beginnen uit hun verband te geraken; in de kloven en de struiken worden ze thans door de aanvallers opgezocht. Hun kracht is eindelijk gebroken. De signaalhoorn schalt: „Retireeren!" De bloedige dag behoort aan de l'ruissen; maar vraagt niet tot welken prijs! Ook de 13e divisie van het 7° korps, die omstreeks twee uur in den namiddag in Ludweiler rustte, heeft nog een korte poos aan het ge veel it deelgenomen. Omstreeks dat uur toch ontving haar commandant, generaal von Glümer, van von Zastrow bericht van het treffen bij Spicheren. De voorhoede, — twee bataljons en een batterij; — begaf zich terstond weder op marsch in de richting van Forbach, om den vijand in de linkerflank te vallen. Reeds spoedig kregen de tirailleurs vuur; vóór hen lag de overal met loopgraven bedekte Konijnenberg. Het donderen van 't geschut bij Saarbriicken was hier reeds duidelijk hoorbaar. De loopgraven werden met storm genomen; de vijand werd in de richting van Forbach teruggeworpen. De artillerie volgde in draf en kwam tegenover dit plaatsje in batterij. Fransche reserves brachten echter steun aan de wijkende troepen. De Duitsche granaten vielen reeds in Forbach en tusschen de Fransche bataljons, doch de duisternis maakte ook hier een einde aan den strijd. 't Was dien nacht helder maar koud weder; de sterren fonkelden aan den hemel, terwijl een scherpe wind joeg over veld en bosch. De gansche omtrek wemelde van donkere gestalten; overal bewogen zich lichten. Lange treinen gewonden reden weg in de richting van Saarbriicken. In de kerk van Spicheren lagen ze in dichte rijen, de steunende, bloedende soldaten, vriend en vijand bont dooreen. Een groot aantal geneesheeren waren druk in de weer; de ziekendragers hadden de handen vol werk. De- heiligenbeelden waren in witte doeken gewikkeld; op het altaar brandde een stallantaarn; bij dit licht werden de rapporten geschreven. Onvermoeid droegen de inwoners van Saarbriicken gekwetsten aan; vrouwen en meisjes niet alleen, kinderen zelfs boden hulp. De morgenzon, welke een dichten, natten nevel deed optrekken, bestraalde een lijkenveld, te afgrijselijk om aan te zien. Alom verspreid lagen de dooden, op enkele plaatsen zooals bij Stiring, letterlijk bij hoopen. Vooral de wegen en paden, die bergopwaarts voerden, maakten een ontzettenden indruk. Als één lange, donkere streep, waartusschen geweren en ander wapentuig glinsterden, lagen daar de dooden; ook hingen daar de lijken der Franschen, die in de heggen en de loopgraven of op den kant van deze neergeveld waren, in de struiken. Het stationsgebouw van St. Johann krioelde van menschen. De granaten hadden hier geducht huisgehouden. Het station was letterlijk een ruine. De beide torens hadden veel geleden; de rechtervleugel was zwaar beschadigd De groote kroon in de zaal was vernield: geen spiegelruit was er meer heel. Het dak was doorschoten als een zeel. Toch huisvestte het gebouw een groot aantal gekwetsten, die door de inwoners van Saarbriicken voorbeeldig werden verzorgd. Een schitterende zegepraal was behaald, doch met het verlies van 223 officieren en bijna 5000 minderen was ze duur, zeer duur, bijna tè duur gekocht. Ook zonder gevecht toch zou Frossard gedwongen zijn geworden die sterke stelling te verlaten; de Duitschers hadden hem er uit kunnen manoeuvreeren. Maar —- ten wille van den moreelen indruk op de tegenpartij was ze niet te duur gekocht. In drie dagen drie glansrijke overwinningen op troepen, die gevochten hadden als leeuwen, die? als echte zonen van Gallië, dikwerf hadden standgehouden tot de laatste man viel, wier heldenmoed in dezen ontzettenden kamp boven onzen lol is verheven, in drie dagen drie glansrijke overwinningen, herhalen wij, was meer dan door de Duitschers ooit verwacht had kunnen worden. Als een bliksemstraal uit een wolkenloozen hemel werkte die tijding op de Parijsche bevolking, die heel wat anders had gedroomd, en op het keizerlijke hoofdkwartier. Hier werd aan offensief optreden thans zelfs niet meer gedacht. Zooals de zaken nu stonden, lag de weg naar den Moezel reeds voor de Duitsche legers open. Een opmerking over een aanmerkelijk verschil in de wijze van aanvoering bij de twee strijdvoerende legers mag hier haar plaats vinden. — Terwijl Frossard bleef zonder ondersteuning, hoewel Bazaine hem deze zeer goed had kunnen verleenen, terwijl de Fransche divisie-generaals Metman, Castagny en Montaudon, die hun vechtende makkers zeer wel vroegtijdig genoeg hulp hadden kunnen verleenen, zich hiertoe veel te laat in beweging stolden, ijlde bij de Duitschers, zoodra men daar het kanon hoorde dreunen, elke afdeeling, elk troependeel, zonder verdere bevelen af te wachten naar het tooneel van den strijd. Dit noemt men initiatief; dit noemt men durven handelen naar de omstandigheden; dit BIVAK DIJ SAARBRilCKEN. is kameraadschap. — Toen generaal von Zastrovv met de li' divisie bij Spicheren den strijd begon, bleef hij uren met die twaalf bataljons alleen staan; dit is zoo; het kon niet anders; doch toen de avond viel, stonden er zeven en twintig bataljons in de eerste linie en nog vele daarachter in reserve. Het kanon was het sein geweest: Maakt voort! — Al die duizende krijgers juichten nu en zongen en bestormden letterlijk de proviandwagens der marketensters, die naar schnaps (jenevei) ïiekende heeren, welke met hun sluwe, hunner waardige helpsters altoos bij den bagagetrein volgden, die, zoodra de slag geëindigd was, met hun karren de bivaks opzochten en met den verkoop van een homp brood, een borrel en een stuk worst uitstekende zaken maakten. Met de drie voorgaande gevechten was, als men 't zoo wil noemen, het voorspel afgesloten van het grootsche drama van dezen volkerenkrijg. Nog een korte spanne tijds, en liet tweede bedrijf zou aanvangen met de reuzenveldslagen om Metz. Fr.-D. Oorl. 2de ilr. 7 ACHTSTE HOOFDSTUK. BIJ HET FRANSCHE LEGER EN TE PARIJS. In redelijk goede orde was Frossard, door de duisternis van den nacht beschermd, met zijn geslagen troepen naar Saargemund afgetrokken. Dewijl vijandelijke patrouilles zich den 7™ 's morgens reeds voor deze stad vertoonden, achtte hij zich hier echter niet veilig genoeg; hij ging omstreeks één uur in den namiddag dus weder op marsch en ontving onderweg uit het hoofdkwartier bevel om, evenals al de troepen van den linkervleugel, terug te trekken op Metz. — Zooals wij reeds weten, waren het 1« korps (Mac-Mahon) en het 5« (de Failly) op weg naar Chalons. Later, den 20en, kwam hier ook het 7e (Felix Douay). Bij de Fransche korpsen hadden het verband, de orde en de krijgstucht reeds veel geleden. Van de geslagen regimenten kwamen berichten in, die bij de soldaten schrik en ontsteltenis verwekten. Langzamerhand nam het aantal uitrustingstukken, legerwagens, munitiecaissons en zelfs vuurmonden, die in den steek werden gelaten, onrustbarend toe. Hielen daar'zag men reeds groepen soldaten achterblijven; in de boschrijke streken begonnen zich de verdachte gestalten van marodeurs en lijkenplunderaars te vertoonen. Overal begon ontsteltenis te heerschen. Dicht achter de achterhoede, bij welke het verband ook reeds heel wat te wenschen overliet, naderde intusschen snel de vijandelijke cavalerie, welke van de vleugels der Duitsche legers was afgezonden om de tegenpartij te verontrusten en met haar voeling te houden. Een hoogst gewichtig resultaat had de aanvaller door zijn aanvankelijk succes dus reeds verkregen. Hij had zijn tegenpartij een geduchte moreele nederlaag toegebracht. Ook in het hoofdkwartier te Metz was de ontsteltenis groot. Reeds in die dagen moet de keizer den stand van zaken juist hebben beoordeeld en moet hij overtuigd zijn geweest, dat deze eerste nederlagen, niet alleen van een militair maar ook van een politiek standpunt beschouwd, voor hem doodend waren. Hij zag bleeker dan gewoonlijk; zijn houding was gebogen. — „Neen," luidde met een diepen zucht zijn antwoord op de vraag, of hij zich wel in staat voelde de vermoeienissen van een veldtocht nog langer te doorstaan. Intusschen had de regeering te Parijs door leugenachtige, dubbelzinnige proclamaties en telegrammen al het mogelijke gedaan, om den waren toestand zoolang mogelijk verborgen te houden. Zelfs hadden enkele vermetele beursspeculanten de verregaande brutaliteit gehad, het treffen bij Weissenburg voor te stellen als een groote overwinning, waarbij niet minder dan 25000 Duitschers, en zelfs prins Frederik Karei, gevangen genomen zouden zijn. Enkele uren was de bevolking dol van vreugde. Arpoul, de tenor van de Opéra-comique, moest midden op het beursplein boven op een omnibus gaan staan en de Marseillaise zingen. Op den boulevard moest madame Sasse, de welbekende zangeres, hetzelfde doen. Weldra echter bleek de waarheid, en daarmede kwam de omkeer in de gemoederen. —• De beurs werd letterlijk bestormd; verscheiden speculanten kregen een pak slaag, zooals zij 't mogelijk in hun gansche leven nog niet hadden „genoten". Vloeken en verwenschingen werden „dat laffe, laaghartige leger", dat zich door „die Pruisische benden" had laten verslaan, naar 't hoofd geslingerd.—-„Wij zijn verraden!" hoorde men alom. Een telegram uit Metz trachtte den waren toestand ook nu nog te verbloemen. — „Wij worden op een ernstige proef gesteld. Ons vertrouwen op de toekomst en onze koelbloedigheid zijn echter nog geenszins verloren gegaan. Na den slag bij Reichshofen trok Mac-Mahon terug om Nancy te dekken. Het korps van Frossard heeft veel geleden. Krachtige verdedigingsmaatregelen worden genomen. De chef van den staf is bij de voorposten", heette het daarin. Een tweede telegram gaf al evenmin de waarheid. — „Mac-Mahon dekt Nancy. De troepen bij Metz verkeeren in een uitmuntende stemming. Wij worden op een harde proef gesteld, doch deze gaat niet boven 't geen de vaderlandsliefde der natie vermag. Het cijfer der verliezen kan voorshands onmogelijk worden bepaald. Generaal de Cofïinières (de commandant van Metz) neemt maatregelen ter verdediging." Keizerin Eugénie, een moedige vrouw, kwam terstond naar Parijs, riep in haar hoedanigheid van regentes den ministerraad bijeen en kondigde een proclamatie af, onder anderen luidende: „Laat er in deze ure der beproeving in Frankrijk slechts één partij wezen, die van alle Franschen, slechts één banier, die onzer nationale eer! Deze banier wappere voor ons uit! Ik bezweer alle oprechte staatsburgers de orde te bewaren. Wie ze stoort, heult met den vijand." De ministerraad bleef dien dag (7 Augustus) permanent. Tegen den Hen Augustus werden de Kamers bijeengeroepen; tevens werd het Seinedepartement verklaard in staat van beleg. Den 8en volgden er meer decreten. Nog vijf andere departementen werden in staat van beleg verklaard; de burgers tusschen de 30 en 40 jaar werden opgeroepen voor de nationale garde; de mannen beneden de 30 en niet bij de nationale garde ingedeeld, werden er bij ingelijfd. In den ministerraad werd nu reeds gesproken van een levée en masse, evenals in de omwentelingsoorlogen. De opgewondenheid onder de bevolking was tevens zóó hoog gestegen, dat de ministers trilden op hun zetels. Alleen gevoelden zij zich niet sterk genoeg meer. Niet tegen den llen, tegen den 9en reeds werden dus de Kamers bijeengeroepen. De zitting was meer dan stormachtig. Onbewimpeld werd door graaf Kératry onder meer gezegd: „Napoleon is niet in staat geweest ons leger ter overwinning te voeren; hij moet dus aftreden en zijn plaats inruimen voor de Kamer." — Op Jerome David's: „Wij hebben een leger, dat men, de omstandigheden in aanmerking genomen, overwinnend kan noemen, liet Jules Favre koel zijn: „Geeft het een waardigen aanvoerder," volgen. Er broeide een onweder voor het ministerie, Clement Duvernois, de voormalige vertrouwde des keizers, gaf het den genadestoot. Hij stelde als motie voor: „De Kamer, besloten een ministerie te steunen, dat in staat is de verdediging des lands te organiseeren, gaat over tot de orde van den dag." Ollivier noemde deze motie met het volste recht een motie van wantrouwen en verzekerde, dat het ministerie ze niet kon aannemen; de Kamer nam ze wèl aan, en liet ministerie, dat over Frankrijk zooveel ongeluk had gebracht, nam zijn ontslag. — Frankrijk achterlatende op den rand van den afgrond, togen de twee raddraaiers in het politieke voorspel van den oorlog, Ollivier en de Gramont, naar 't buitenland; de eerste zocht Italië op; de laatste ging een poosje in Engeland vertoeven. Generaal Montauban, graaf van Palikao, een creatuur des keizers, werd door de keizerin belast met de vorming van een nieuw kabinet. Dit was het beruchte Mamelukkenkabinet en bestond uitsluitend uit Bonapartisten, uit mannen tevens, die, zoolang het leger hun gehoorzaamde, voor geen coup d'état, voor geen barricadengevecht zouden terugdeinzen. Die keuze was de laatste kaart, welke het reeds wankelende keizerrijk uitspeelde. Niet alleen het ministerie was gevallen, ook het opperbevel over het leger kwam in andere handen. Den 12en .Augustus droeg de keizer het over aan maarschalk Bazaine, commandant van het 3<- korps. Ook de maarschalk Le Boeuf, uit zijn betrekking ontslagen, verdween van het tooneel. Palikao, de nieuwe minister van oorlog, tevens minister-president, en Bazaine, de opperbevelhebber, waren nu de twee mannen, op wie Frankrijk zijn hoop had gevestigd. Van den eersten echter zeide men, dat hij in China geplunderd en het geplunderde later in Frankrijk verschaggerd had, van den anderen, dat hij eerst keizer Maximiliaan in Mexico verschaggerd en toen daar geplunderd had. De generaal Baraguay d'Hilliers, die in 1859 in Italië niet met Palikao had willen dienen, „omdat een fatsoenlijk man met zoo'n individu niet kon dienen zonder te kort te doen aan de eer," werd nu terstond als gouverneur van Parijs ontslagen en enkele dagen daarna vervangen door Trochu, een vriend van Thiers, een officier, toegerust met groot organiseerend talent en grondige kennis doch met republikeinsche beginselen. Den 10en Augustus reeds was het nieuwe kabinet gevormd, en in de eerstvolgende zitting der Kamers stelde de minister van binnenlandsche zaken Chevreau voor alle Duitschers, die in Frankrijk verblijf hielden, zelfs huisgezinnen, die hier al twintig en meer jaren woonden, het land uit te zetten, „als maatregel van veiligheid." Alleen Camille Pelletan verhief zijn stem tegen dezen onbillijken, wreeden maatregel, welke binnen de eerstvolgende weken met even groote hardheid als willekeur werd toegepast. Zoo was er dus een zuiver Napoleontisch kabinet aan 't roer gekomen; onmiddellijk begon het met de Kamer maatregelen te beramen om in den nood des lands te voorzien. — Zoo werden o. a. alle niet-dienende, ongehuwde soldaten van de lichtingen 1858—1863 opgeroepen; alle ongehuwde burgers van 25 tot 35 jaar moesten worden geoefend; het crediet tot ondersteuning der huisgezinnen van de mobiele garde werd tevens van vier op twintig millioen francs gebracht. De troepen in den Kerkelijken Staat werden teruggeroepen; die, bestemd voor een landing in Pruisen, werden niet ingescheept. (Hierdoor kreeg Pruisen meer de handen vrij en kon het de kustbewaking voortaan overlaten aan de landweer.) — En terwijl dit kabinet van Bonapartisten dat alles deed, geraakte de persoon des keizers zelf hoe langer hoe meer op den achtergrond. Den 13en Augustus deed de advocaat Gambetta in de Kamer zelfs het voorstel, hem van den troon vervallen te verklaren; en de president riep hem niet tot de orde. Glais-Bizoin sprak reeds van „den man," die Frankrijk zoo diep rampzalig had gemaakt. Gambetta verweet het kabinet, dat het zich schier uitsluitend bezighield met het bedenken van middeltjes om de dynastie te redden. — „Alleen volkeren, die door onbekwame handen worden bestuurd, kunnen in een toestand geraken, gelijk aan die, waarin het vaderland zich thans bevindt," zeide hij, en toen de rechterzijde — de Bonapartisten, — hiertegen wilde protesteeren, slingerde hij haar een dreigend: „Zwijgt!" toe. „Ulieden past alleen zwijgen en boete doen." De keizerin ontving van bevriende zijde reeds de waarschuwing zich liever niet in 't publiek te vertoonen. De revolutie zat blijkbaar in de lucht. Nog enkele dagen, en de omwenteling zou van Frankrijk een republiek maken. Onder al die berichten uit Parijs, berichten, die hem oogenblikkelijk moesten doen gevoelen, dat de troon onder hem wankelde, was Napoleon schier verpletterd. Na de gevechten van den 6en Augustus had hij het plan gevormd het geheele leger te doen teruggaan tot Chalons en zoodoende de hoofdstad, natuurlijk het object, het doelwit der aanvallers, te dekken. Al de toebereidselen hiervoor waren reeds gemaakt; hij zelf was aanvankelijk voornemens dadelijk naar Parijs terug te keeren. — Thans echter met die zoo geheel veranderde stemming bij de bevolking dorst hij dit niet meer; men zou hem verwijten, dat hij, op Chalons teruggaande, een groot deel van Frankrijks grondgebied zonder slag of stoot prijs had gegeven; het leger zou in dien terugmarsch niets anders zien dan een goed georganiseerde vlucht; eindelijk beweerde generaal de Coffinières, dat hij, aan zijn lot overgelaten, Metz geen veertien dagen zou kunnen houden. Dus werd nu door Napoleon besloten niet terug te gaan, doch de linie van den Moezel te bezetten. De troepen van Chalons konden dan mogelijk nog dichterbij worden getrokken. — Hoelang men in het hoofdkwartier bij dit besluit bleef, zal weldra blijken. De man, die het zoogenaamde Rijnleger thans aanvoerde, was een soort van pendant van Palikao. Zooals deze in China, had Bazaine zich in Mexico een allesbehalve gunstige reputatie verworven. Dapper doch voor den overwonneling zonder genade, van den overwinnaar alleen de rechten kennende, had hij zich reeds vroeger, zoowel in Algerië en in Spanje als in Italië en in de Krim, doen kennen als een gewetenloos soldaat, die wel wat deed denken aan de zoo beruchte condottieri der 16e eeuw. — Eerlang zullen wij hem aan 't werk zien. In 't bedreigde land was intusschen alles ingespannen bezig het ten deele geslagen en half gedemoraliseerde leger in een beteren staat te brengen; even hard werkte men in DuitsChland om de zegevierende troepen weder op hun sterkte te brengen, verliezen aan te vullen en opengevallen officiersplaatsen opnieuw te bezetten. Tegelijkertijd was de bevolking daar schier onuitputtelijk in haar bewijzen van sympathie met het leger. Waggons vol pakjes met allerlei eetwaren, zelfs snoeperijen, als ook ,,Li eb es cig ar ren", — somtijds echte A mersfoorters, derde qualiteit, maar te velde kijkt men niet zoo nauw; — werden uit het vaderland gezonden naar de troepen in Frankrijk. Ginds wist een ieder, dat het pleit nog lang niet was beslecht, dat de zwaarste dagen nog moesten komen, dat er nog veel Duitsch bloed zou moeten vloeien, voordat aan den vrede zelfs maar kon worden gedacht; doch juist dit bewustzijn was voor jong en oud, voor rijk en arm een reden te meer, om den zoon, den broeder, den vader daarginds op het bivak in 't vreemde land, een bewijs te zenden, dat men thuis aan hem dacht —? Och, neen, dat hij thans de eenige was, aan wien men dacht. Doch niet alleen in dezen, in een veel edeler vorm toonde zich schier overal de sympathie met de strijdvoerenden. Bewonderenswaardig was de houding van gansch Duitschland bij voorbeeld in 't verleenen van hulp, in 't verplegen van gewonden. Menig klein vrijwilligerskorps, van al het benoodigde, mogelijk alleen niet van de noodige kennis voorzien, toog met wagens vol verbandmiddelen onder het doorstaan van de grootste gevaren en ontberingen naar de kampplaats. Alle onderscheid van stand en rang verdween bij dien edelen, boven onzen, lof verheven drang om gemeenschappelijk en eendrachtelijk zoowel het met bloed bedekte landskind als den beklagenswaardigen vijand hulp te verleenen, te laven en moed in te spreken. Op elke halte van spoorwegen werd steeds in ruime mate voor ververschingen gezorgd. Volgens de verklaring van ooggetuigen was het schier aandoenlijk te zien, hoe zelfs in de kleinste dorpjes en stadjes de bevolking aanhoudend naar de stations liep, hoe de een een brood, de ander een flesch landwijn, een derde zelfs maar een handvol bloemen naar de treinen kwam dragen, om de soldaten toch iets tot verkwikking, tot opvroolijking aan te bieden. Wijn, tabak, sigaren, brood, kaas, vruchten, in één woord allerlei versnaperingen werden onder de troepen uitgedeeld door een bevolking, die ter eere van den dag zelfs haar zondagsche kleeding had aangetrokken. Op 't gebied van de geneeskundige hulp en ziekenverpleging was het vooral Wurtemberg, dat voorging. Daar waren in 't begin van Augustus reeds over de 5000 bedden ter opname van gekwetsten in particuliere inrichtingen gereed, inrichtingen, die zich niet minder door haar uitstekende uitrusting dan door haar practische bruikbaarheid onderscheidden. Ook van regeeringswege werd veel voor de gekwetsten gedaan. Vergezeld door een staf van 2000 ervaren artsen benevens door een klein leger van apothekers, assistenten, studenten-vrijwilligers, enz. verscheen Dr. Grimm als hoofd van den geneeskundigen dienst van den Noordduitsclien Bond op de kampplaats. Tegelijkertijd regelde de koning het werk der vrijwillige ziekenverpleging, de taak der Johanniter- en Malthezerorde en van de talrij ke andere hulpvereenigingen en benoemde den vorst von Plesy tot commissaris van toezicht over het geheel. Terwijl bij de Franschen gedurende hun teruggaande beweging in de richting van Metz en van Chalons elke voeling met de hoofdmacht des vijands verloren ging; terwijl men in 't Fransche hoofdkwartier volslagen onkundig was en bleef omtrent, 't geen de door een scherm van cavalerie- regimenten verborgen tegenstanders uitvoerden, bestond er in de dagen tnsschen den 7en en den 12en Augustus bij liet Duitsche hoofdkwartier omtrent de voornemens der tegenpartij reeds weinig twijfel meer. Aangezien het hoofddenkbeeld „Verspreid marcheeren, vereenigd strijden," evenals eenmaal bij Napoleon I, thans ook bij von Moltke voorzat, lag het in den aard der zaak, dat, wilde hij dit „vereenigd strijden" consequent toepassen, terwijl de tegenpartij zich verplaatste naar 't noordwesten, met name naar Metz, dan door de gansclie Duitsche legermacht een zwenking naar rechts moest worden gemaakt, een zwenking dus, waarbij het le leger de spil vormde en het llle leger den uitersten, omzwenkenden vleugel. Het Ile , dat nog het verste achter was, — den 6en Augustus stond zijn hoofdkwartier nog pas te Homburg; — zou dan tusschen de twee andere inschuiven. Aan het llle leger, met uitzondering van de Badensche divisie, die naar Hagenau en van hier naar Straatsburg zou rukken, om deze vesting in te sluiten, aan het IIIe leger dus, dat nu van Wörth over Saarunion naar üieuze en Nancy werd gedirigeerd, vielen hierdoor de langste en de gevaarlijkste marschen ten deel, want de Vogezen moesten thans worden gepasseerd, en de passen door dit gebergte werden alle door kleine vestingen en sterkten beschermd en beheerscht. Het bleek echter weldra, dat de bezetting van vele dezer laatste begreep, van hoe weinig beteekenis ze waren tegenover zulk een overmacht. Lichtenberg en Petite Pierre capituleerden. Het van nature sterke Bitsch werd evenals Marsal en het rotsennest Pfalzburg ingesloten. Den 13en Augustus bevond het hoofdkwartier van den kroonprins zich te Saarburg, den 15en kwam het te Luneville. — Op den 12en Augustus werd Nancy reeds door Duitsche ulanen bezet. De wijze, waarop dit geschiedde, is te tragi-komisch en voor den toestand, — Nancy telde 54000 zielen; — te kenschetsend, om ze hier niet te vermelden. Op genoemden datum kwamen vier, zegge vier Pruisische ulanen doodbedaard de stad binnenrijden en namen haar in bezit. Een half uur later reed een peloton dier zoo gevreesde ruiters naar bet spoorwegstation en handelde hiermede op dezelfde manier, bekeek toen de stad. eischte haver voor de paarden en voor zich zelf 300,000 francs doch vergenoegde zich later met 50,000 francs, „hoewel dat sommetje voor zoo'n groote stad wel wat weinig werd gevonden." — Twintig arbeiders uit de stad werden daarop geprest om onder militair toezicht de rails op te breken tot bij Maxeville en ze in 't water te werpen; vervolgens moesten die arbeiders ook de telegraafpalen omkappen. Het aantal ulanen was intusschen gestegen tot circa een escadron; deze bestelden in twee hotels een diner, bestaande uit soep, rundvleesch, groenten, een liter wijn en zes sigaren per hoofd, en tegen den volgenden morgen om vier uur koffie. — De eigenlijke bezetting had eerst twee dagen later plaats. In en om Nancy hield het IIIe leger eenige dagen rust. Na zooveel vermoeiende marschen had het die eerlijk verdiend. Bij dezen grooten tocht, dwars door het vijandelijke land, was na het passeeren van de Vogezen het opzoeken en daarna onderhouden van het verband met het IIe leger van het hoogste gewicht geweest. Gingen het Ie en het lle leger over tot den frontaanval, dan zou het IIIe met volle kracht tegen den vijandelijken vleugel moeten drukken. — Voor het onderhouden van dit verband nu werd door het oppercommando uitstekend gezorgd. Dewijl de mogelijkheid nog altijd niet was buitengesloten, dat de bij Wörth geslagen tegenpartij, met welke men de voeling verloren en nog niet teruggevonden had, den straatweg van Wörth naar Saargemund zou trachten vast te houden, zond het IIe leger bij voorbaat het 4e korps af ter beveiliging van het in drie colonnes door de Vogezen voortrukkende IIIe leger. Doch weldra bleek dit een overbodige voorzorg. Hoever de ruiters van Bredow hun verkenningen ook uitstrekten, nergens vonden zij een spoor van den vijand; — wij weten dat deze al doorgemarcheerd was naar Chalons; — wel troffen ze reeds deelen van het IIIe leger aan. Het verband hiermede was dus gevonden. Op den 12en Augustus kwam het IIIe leger eindelijk, zonder op den vijand te zijn gestooten, in breed front aan de Saar. Alleen de 12e divisie was bij Saarunion achtergebleven. Intusschen rukte ook het IIe leger in twee hoofdcolonnes voorwaarts, door een machtig gordijn van verkennende cavalerie gedekt. Alom schrik en ontsteltenis verspreidende, trok dit gordijn, deze lange, buigzame linie van ruiters, voortdurend dieper Frankrijk binnen en was weldra door haar in alle richtingen krachtig doorgezette verkenningen in staat het groote hoofdkwartier in te lichten, omtrent de juiste plaats, waar de vijandelijke hoofdmacht zich ophield. Van Fransche zijde werd hiertegenover zoo goed als niets gedaan, om betreffende de naderende tegenpartij en betreffende de punten, waar deze zich bevond, gegevens te verkrijgen. Al die dagen bleef het leger onder de muren van Metz in dezen zin schier werkeloos. Toch stond een deel van die tegenpartij den 12en Augustus waarlijk reeds dicht genoeg in de nabijheid. De le cavaleriedivisie dekte haar front. Het le legerkorps (von Manteuffel) was het Ie leger onderwijl komen versterken. Bij het IIe leger was het 2e korps (Fransecky) met hetzelfde doel uit het vaderland op weg; zoo was ook het 6e (von Tiimpling) op marsch om zich bij het IIIe leger te voegen. Den 13en Augustus stonden de voortroepen van het Ie leger reeds in de lijn Les Etangs-Courcelles aan de oostzijde van Metz. De Nied was hierbij op verschillende punten overschreden, onder anderen door de voorhoede van het 7e korps. In de richting van Marsilly willende voorwaarts gaan, werd de generaal von der Goltz, commandant dezer voorhoede, in de nabijheid van Courcelles-sur-Nied, enkele kilometers van Metz, uit de daargelegen boschranden door hevig infanterievuur ontvangen. Waar de hoofdmacht der tegenpartij zich bevond, was voor die voorhoede nu weldra geen geheim meer. De Fransche tentenkampen werden in de verte, op de hoogten ten óósten en zuidoosten van Metz, LEGERKAMP DER FRANSCHEN VOOR METZ. langzamerhand zichtbaar. — Von der Goltz nam liet gevecht niet aan. Weldra verstomde het vuur. Laten wij hier in hoofdtrekken aangeven waar en hoe het leger van Metz, circa 180000 man sterk, onder Bazaine den 13en was opgesteld. Aan een machtigen arm gelijk, die een dierbaar kleinood omslingert, lag het, met het front naar het zuiden en oosten, om de stad gekampeerd. Ter hoogte van het dorp Peltre dekte het 2e korps (Frossard) den straatweg naar Straatsburg; bij Grigy, Colombey en Nouilly legerde, met het front naar het oosten, het 3e korps; het 4e (Ladmirault) stond schuins links achter het 3C; tusschen de Seille en den Moezel, dus ten zuiden der stad, bevond zich Canrobert met het 6e korps; generaal Ëourbaki, commandant van de garde, vormde achter het midden de reserve. De reuzen vesting Metz, het aloude Divodurum, ligt op den rechteroever van den Moezel op twee eilanden. In 1048 werd ze aan Frankrijk afgestaan en in den loop der tijden veel verfraaid en vergroot. Lommerrijke lanen, breede wandelpaden en sierlijk aangelegde tuinen wisselen elkander daar af. Binnen de stad valt de Seille in den Moezel. De omstreken zijn eenig schoon. Groote bosschen, hooge bergen en lage heuvels, voor 't meerendeel met wijnstokken beplant, strekken zich uit, zoover het oog reikt, en geven van de Esplanade vóór de geniekazerne een zeldzaam prachtig panorama te aanschouwen. JBij deze moderne wapenplaats eerste klasse nu, die door de Franschen ten overvloede door een keten van veelal hooggelegen forten was omgeven, zouden de veldslagen worden geleverd, welke den val der Napoleontische dynastie voorafgingen. In ronde cijfers telde het Fransche Rijnleger den 13en Augustus 201 bataljons, 126 escadrons en 76 veldbatterijen. Het had het voordeel eener sterke stelling; een groot deel der troepen was nog niet in 't vuur geweest en brandde van verlangen op den vijand los te gaan en voor de reeds geleden nederlagen wraak te nemen. Tegenover den aanrukkenden vijand stond hier dus onder alles behalve ongunstige omstandigheden een indrukwekkende strijdmacht tot handelen gereed. Veel, zoo niet alles zou afhangen van de wijze, waarop deze macht werd gebruikt. NEGENDE HOOFDSTUK. TE METZ EN BIJ COLOMBEY. Den 12™ Augustus had Napoleon het commando dus overgegeven aan maarschalk Bazaine. — Zich in geenen deele ontveinzende, dat de taak, hem op de schouders gelegd, vooral onder deze omstandigheden meer dan zwaar was, trad de maarschalk terstond in functie. Tevens werd te elfder ure besloten niet om en bij Metz te blijven staan, doch hier een bezetting van circa 34000 man achter te laten en terstond met de rest terug te gaan, voorloopig naar Verdun, achter de Maaslinie. Dat er in Metz reeds wanorde heersclite, bleek, toen in den voormiddag van den 13en de order kwam, dat den volgenden morgen om vijf uur ieder man, voor drie dagen van mondvoorraad voorzien, marschvaardig moest zijn. — De manschappen, die dan niet marschvaardig mochten wezen, zouden in de vesting achtergelaten en tol afzonderlijke korpsen vereenigd worden! (sic) — De intendance ontving tevens bevel zooveel mogelijk proviand mede te voeren en niet meej' achter te laten dan het garnizoen behoefde. De divisie Laveaucoupet, eenige bataljons mobiele garde, de genietroepen en enkele infanteriebatalj ons, die men bezig was te formeeren, zouden onder commando van generaal de Coffmières de bezetting uitmaken. De verdedigingswerken waren met ruim 700 vuurmonden bewapend. Weldra echter bleek, dat de uitrusting aan munitie voor al dit geschut lang niet voorhanden was, zoomede dat men voor de infanterie niet over vijftig- doch slechts over vijf millioen patronen kon beschikken. Onder de vele uitspattingen, waaraan de troepen zich in de stad toen reeds schuldig maakten, hield de bevolking zich tamelijk kalm. De tijding, dat de keizer het commando had overgegeven, maakte nauwelijks eenigen indruk; zelfs terwijl hij zich nog in de stad bevond, werd in de koffiehuizen aldaar hardop over zijn afzetting gesproken. Uit Parijs had men reeds bericht, dat de minister Chevreau een oproeping voor de volkswapening had gedaan, waarin de naam des keizers niet eens genoemd en alleen van „de natie" gesproken was. Toch onderteekende Napoleon alle bevelen nog tot den 42™ 's nachts om twaalf uur, o. a. die. waarbij Bazaine tot zijn opvolger werd benoemd. Trochu werd chef van een te Chalons te vormen nieuw korps (het 42e), generaal \inoy op dezelfde wijze chef van een 43e korps, dat bij Parijs moest blijven. Voor den aftocht naar Verdun was alles dus voorbereid (?) De keizer zou den 44™ Metz verlaten, te Longeville het leger zien passeeren na zijn overgang over den Moezel en daarop naar Chalons vertrekken. Contrasten! — Terwijl Napoleon dus het leger verliet, toog koning Wilhelm, door von Bismarck, von Roon en von Moltke vergezeld, juist naar zijn troepen op marsch en vaardigde, te Homburg gekomen, een legerorder uit. Onder meer zeide hij hierin, dat hij rekende op de gestrengste handhaving der krijgstucht bij de troepen, „omdat er niet. tegen de vreedzame inwoners van het land werd oorlog gevoerd." — Later, toen hij na den val van het keizerrijk den oorlog bleef voortzetten, zijn deze woorden hem wel eens van Iransche zijde verweten. Den 44™ Augustus hield de grijze monarch te St. Avold voor het eerst nachtkwartier op Franschen bodem; den volgenden dag zag men hem te Falquemont te midden van zijn legerscharen, geen vijf en dertig kilometer van Metz. De morgen van den 14™ Augustus brak aan. Ingevolge de order van Bazaine stond het Fransche leger klokslag vijf uur op den rechteroever van den Moezel gereed, om over te gaan op den linker- en te marcheeren naar Verdun. \an den vijand waren geen nadere berichten ingekomen. Hij scheen nog veraf. De in zeer kleinen getale op verkenning gezonden cavaleriepatrouilles waren teruggekeerd met het rapport, dat er van de Duitschers geen nieuws was, „terwijl ook uit niets bleek, dat deze voornemens waren dichter te naderen." Om half zes reed Bazaine zelf nog even langs een deel van de voorpostenketen, welke langzaam terugging op het gros. Dat de vijand met groote macht geen uur meer van hem verwijderd stond, was den maarschalk blijkbaar onbekend. Het gordijn van Duitsche cavalerie belette hem dit waar te nemen, en in 't verkennen was de Fransche ruiterij in die dagen mogelijk wel eenigszins, in elk geval niet genoegzaam geoefend. Ook bij het Duitsche hoofdkwartier heerschte betreffende de plannen der tegenpartij nog onzekerheid. Ging deze terug, dan zou hij op den rechteroever van den Moezel wel een voldoende macht achterlaten, om dezen terugtocht te dekken. Bleef hij met het geheele leger ten oosten van Metz staan, dan moest het hier stellig tot een gevecht komen. Op beide gebeurlijkheden diende dus door het hoofdkwartier te worden gerekend. Gingen de Franschen uit hun stellingen over tot den aanval, dan moest er een sterke macht bijeen wezen om hun het hoofd te bieden; trokken zij terug, dan moest men hen op hun terugtocht nog in de flank trachten te vallen; dan moest Pont-a-Mousson met zijn brug over den Moezel dus vóór alles in handen der Duitschers zijn, wilden deze de linkerflank der Franschen vroegtijdig genoeg kunnen bereiken. Door zijn gebrekkig uitgevoerde verkenningen in de meening, dat er voor een aanval geen gevaar dreigde, deed Bazaine den aftocht beginnen ; maar zelfs een leek kan terstond begrijpen, dat, wanneer zulk een reusachtig leger met zijn onafzienbare reeks van voertuigen van allerlei aard verplicht is zijn weg te kiezen door een stad met meestal nauwe straten en over slechts twee, drie bruggen, er met zulk een beweging uren en nogmaals uren zijn gemoeid, en dat het minste ongeluk, als het storten van een paard, het breken van een rad, voldoende is om de beweging oogenblikkelijk te doen ophouden. Voegen wij nu hierbij, dat de bewoners der omstreken sinds den vorigen avond met een deel van hun have en hun vee begonnen waren zich bij de nadering des vijands naar de stad te spoeden, dan is het voor een ieder duidelijk, dat er weldra verwarring moest ontstaan, dat de troepen tusschen al die voertuigen in geraakten, en dat de straten al spoedig op verschillende plaatsen waren verstopt. Toch ging alles nog sneller in zijn werk dan men gedacht zou hebben. Tegen het middaguur waren het 2e en het 6e korps benevens een deel der veldartillerie reeds op den linkeroever. In Metz zelf begon eenige orde te komen in den chaos. Nog wat later stonden alleen de garde, het 3e korps, — dit laatste het dichtste bij den vijand; — en een deel van het 4e nog op de hoogvlakten ten oosten van Metz. — Ook de keizer begaf zich nu op weg. Bijna niemand sloeg acht op den bleeken man met zijn somber gezicht, die met zijn zoontje naast zich in een rijtuig was gezeten. Een paar straatjongens, die: Vive l'Empereur! riepen, werden uitgelachen. Te Metz was de neef van Napoleon den Grooten reeds onttroond. De proclamatie, vóór zijn vertrek afgekondigd, een stuk, waarin hij de verdediging der stad zeide toe te vertrouwen aan de vaderlandsliefde der inwoners, werd ternauwernood gelezen. Om één uur had de keizer de muren van Metz achter zich. Onafgebroken marcheerden de troepen onderwijl door Metz. Zelfs de voorhoede van het 3e korps was reeds binnen het rayon der vestingwerken teruggegaan. Twee uren waren sinds 't vertrek des keizers verloopen. — Daar vaart eensklaps een schok door de bataljons. — Vuur in den rug! Eerst een paar geweersalvo's dan enkele kanonschoten. Bij het plateau van Aubigny ten zuidoosten van de stad stijgen rookwolken 0p_ „Halt!" wordt gecommandeerd. Midden in de stad blijven de troepen staan. Angstig dringen de inwoners om hen heen. Adjudanten banen zich een weg door liet menschenkluwen. Signalen klinken van buiten de stad. — „Rechtsomkeert, marsch!" - Met een luid hoera beantwoorden de soldaten dit commando. Eindelijk zullen zij dan toch eens kunnen vechten. — „Alles terug naar den rechteroever!" klinkt het volgende bevel, want — de vijand valt aan. Het eerste oogenblik meende een ieder, dat dit slechts een loos alarm was, dat er hoogstens een voorpostengevecht, een schermutseling, evenals den vorigen dag bij Jury, plaats had; doch geen half uur later bleek heel wat anders. In goede orde toch kwam de vijand opzetten met tirailleurs voorop, daarachter half gesloten compagniescolonnes, om niet te veel te lijden door het ver dragende geschut der forten. Wat was nu de oorzaak, dat zoo laat op den dag, terwijl het Ie legei nog lang niet was opgesloten, en de troepen reeds voor een deel het bivak hadden betrokken, nog tot den aanval werd overgegaan? Den vorigen avond omstreeks negen uur had von Molkte aan de 'velschillende legercommando's het volgende bevel uitgegeven: „Volgens ingewonnen berichten stonden groote vijandelijke afdeelingen heden in den voormiddag, — den 18<"> dus; — nog bij Servigny en Borny. De koning beveelt daarom, dat het 1° leger morgen in zijn stellingen aan de Fransche Nied blijft staan en door vooruitgeschoven troepen waarneemt of de vijand terug- dan wel tot den aanval overgaat. Met het oog op deze laatste gebeurlijkheid, rukt van het IIe leger het 3e korps morgen niet verder vooruit dan tot Pange, het 9e tot Bucky. Vroegtijdig genoeg opbrekende, zijn deze troepen, die dan slechts circa zeven kilometer van het Ie leger verwijderd staan, bij een ernstig gevecht bij machte nog in te grijpen. Omgekeerd kan het Ie leger elk voortdringen eens vijands in zuidelijke richting dan door een flankaanval verhinderen. „De overige korpsen van het IIe leger zetten den marsch naar den Moezel in de strook van Pont-a-Mousson tot Marbache voort. Het 10e korps komt westwaarts van eerstgenoemde plaats te staan. ,,De cavalerie der beide legers moet zoo ver doenlijk vooruitgeschoven worden en moet een mogelijken terugtocht des vijands langs den straatweg naar Verdun verontrusten." Het Ie leger bleef den 14en dus staan; het IIe zette zijn rechtszwenking voort. Von Steinmetz, de commandant van het Ie leger, begreep uit het bovenstaande, dat hij de opdracht had zuiver defensief te handelen; aan een aanval op het front des vijands dacht hij misschien zelfs niet eens. De eerste uren van den morgen en den voormiddag verliepen zeer rustig. Bij den vijand was geen verandering of beweging te bespeuren. Eensklaps echter kregen de zaken daar een heel ander aanzien. Na elven toch begonnen bij de verschillende hoofdkwartieren achtereenvolgens hoe langer hoe meer rapporten in te komen, dat Bazaine scheen terug te gaan. De luitenant Stumm van het 8e huzaren bracht het eerste bericht. Om half één rapporteerde de commandant der 2e divisie van de hoogte van Chateau Gras. dat het kamp bij Borny werd afgebroken. Om drie uur nam een stafofficier dezer divisie waar, dat verderop noordelijk, in de richting van het fort St. Julien tot aan den Moezel, geen enkele Fransche soldaat meer te zien was. Andere officieren maakten dezelfde opmerking. — De generaal von Manteuffel, beducht dat de vijand een aanval op het 7e korps op het oog had, deed het zijne dus alarmeeren. Het beste van allen had de reeds vroeger genoemde generaal von der Goltzr de commandant der voorhoede van het 7e korps, kunnen waarnemen wat er bij de tegenpartij voorviel. Dat deze terugging naar de vesting, stond bij hem weldra vast. Fr. B. Oorl. 2e (lr. 8 Reeds in den vroegen morgen van dien dag had die opperofficier bericht ontvangen, dat de voorhoede van liet IIe leger bij Pont-a-Mousson den Moezel was gepasseerd. Niet onmogelijk was 't, redeneerde hij nu, dat het Fransche hoofdkwartier, hiervan eveneens kennis gekregen hebbende en beducht voor een omtrekking van zijn rechtervleugel, nog ter elfder ure had besloten dit gevaar te ontgaan en daarom dezen terugtocht had bevolen. — Dat Napoleon en Bazaine hiertoe reeds vroeger hadden besloten, hoofdzakelijk op raad van den ouden generaal de Changarnier, die het gevaar had gezien, waardoor het leger van die zijde werd bedreigd, kon aan von der Goltz natuurlijk niet bekend zijn. — Wel echter begreep hij, dat hij, den vijand terstond met kracht aangrijpende, dezen dwingen zou naar hem front te maken; dat de terugtocht der Franschen hierdoor mogelijk gestaakt, in elk geval vertraagd zou worden, en dat het IIe leger hierdoor tijd zou winnen om zijn omtrekkende beweging door te zetten, de flank van het teruggaande leger te bereiken en met deze voeling te krijgen. Fluks heeft von der Goltz zijn besluit genomen. Hij zal den vijand aangrijpen. — Om half vier klinken in de lijn Laquenexy-Jury overal de alarmsignalen. Tegelijkertijd wordt aan het le en aan het 7e korps zoowel als aan de le cavalerie-divisie van dit voornemen kennis gegeven en om hulp gevraagd. Ook naar het IIe leger wordt een ordonnans gezonden. Als de beloften van onmiddellijken steun terugkomen, is het gevecht reeds in vollen gang. Met drie bataljons in voorste en met het gros, — vier bataljons en een batterij, ,— in tweede linie, op den rechtervleugel gedekt door vier escadrons cavalerie, rukt de brigade in de richting van Marsilly en Chateau Aubigny stoutmoedig voorwaarts. Dat ze niet dadelijk ondersteuning krijgen kan, is aan von der Goltz bekend. — De Franschen maken weldra halt. Hun vuurmonden komen tegenover Marsilly in batterij. Het vuurgevecht begint. De Fransche divisiën de Castagny en Metman beantwoorden het vuur uit zeer goed gedekte stellingen, doch beginnen weldra voor de sterk opdringende brigade terug te gaan. Voorloopig is deze nog slechts met de voortroepen des vijands in gevecht, en tegen deze is zij wel opgewassen. Weldra echter verandert de toestand geheel, want ook de divisie Grenier, die reeds op den terugmarsch was, alsmede de troepen, die de stad reeds hadden bereikt, maken eerst halt en keeren dan terug op hun schreden. Aan gene zijde van Aubigny ontstaat groote beweging, Ordonnansen jagen terug naar de stad; zij melden, dat de aanval met kracht wordt doorgezet. In de stad maakt nu alles rechtsomkeert. De Franschen gaan terug op den rechteroever van den Moezel, zooals wij een weinig vroeger reeds vermeldden. De brigade von der Goltz heeft reeds dadelijk onmiskenbaar succes hierin, dat bij de Franschen, voorloopig althans, aan teruggaan niet meer wordt gedacht; maar — tevens begint ze in dezelfde positie te verkeeren als de 14e divisie von Kameke den 6en Augustus voor de Spicherer hoogten; ze moet namelijk langen tijd alleen den strijd voortzetten. Tot bij Colombey is de vijand teruggeweken; thans houdt hij stand. Een hagel van projectielen slaat neêr op den aanvaller, die Colombey wil nemen. Aan vooruitgaan is weldra niet meer te denken; duidelijk valt waar te nemen, dat de vijand in massa, met dichte tirailleurliniën voorop, naderkomt. Een tweede poging van de voortroepen der brigade om den rand van Colombey met storm te veroveren wordt nogmaals afgeslagen. Uit iedere heg, van achter elke schutting, van achter de verhakkingen tusschen de huizen vallen schoten. De gansche dorpsrand is één lijn van vuur. Wel gelukt het aan de brigade eenige malen een tegenaanval des vijands af te slaan, doch een feit blijft het niettemin, dat zij in een zeer hachelijke positie verkeert. Slechts zeven bataljons infanterie, vier escadrons en een batterij is ze sterk; dringen de Franschen thans krachtig met voldoende macht vooruit, dan is ze verloren. Toch geeft de brigade den strijd niet op. Zelfs gelukt het den majoor von Wichmann nog een boschje op den rand der Vallièresbeek stormenderhand te nemen, en zulks in weerwil van het heftige vuur der verdedigers, van de granaten uit het fort Bellecroix en enkele meer noordwaarts gelegen kleine schansen. Thans voert de generaal Ladmirault de bataljons van zijn korps, het 4e, evenzeer over den Moezel terug. Voortdurend komt er ook meer artillerie in stelling. De positie van de brigade, waarbij de verliezen nog aanhoudend toenemen, wordt letterlijk onhoudbaar. Eindelijk, tegen vijf uur, komt er lucht. Uit de richting van Saarbrücken, langs den straatweg, naderen de beide divisiën van het le korps. Haar vooruit, komt de 1® lichte batterij aanvliegen om, ten oosten van Colombey stelling nemende, de zwaar beproefde kaïneraden hulp te bieden; doch ook bij haar zijn de ver- liezen weldra groot; een der eersten, die valt, is de commandant zelf. de kapitein Hofbauer. Thans komen aanhoudend meer Pruisische bataljons uit het oosten opdagen, de 13* divisie naast de le; met slaande trom worden de voor het front der Franschen gelegen dorpen Montoy, Servigny en Noisseville door haar genomen. Hier krijgt de Fransche divisie Grenier het blijkbaar te kwaad; ze vraagt hulp om den druk van zooveel bataljons te kunnen weerstaan. Twee divisiën van het korps Ladmirault worden in het gevecht geworpen. Nu reeds is 't geen gevecht meer; een formeele slag is 't geworden op de oevers van de Vallièresbeek, een watertje, stroomende tusschen zeer steile, hier en daar met wijnstokken beplante oevers, waarover slechts twee overgangen bestaan. 't Is half zes geworden. De batterijen van de 13e divisie hebben zich bij die van het V Duitsche korps aangesloten. Zestig vuurmonden zenden hun granaten thans midden onder de Fransche bataljons. De ondergaande zon wordt in een sluier van damp gehuld; ze doet zich aan het oog voor als een bloedroode bal. Het gewoel in de nabijheid van de beek óp den straatweg naar Saarbrücken en op dien naar Saarlouis is ontzettend. Zoover het oog reikt, ontwaart men niets dan het woeste, wilde heen- en weder golven van strijdende mannen. Verjaagt een windvlaag voor een oogenblik den kruitdamp, dan wordt een woelende massa helmen, bajonetten, sabels en andere hel lichtende punten even zichtbaar. In een woedend gevecht van meermalen man tegen man heelt zich de le divisie vooruitgewerkt; ze heeft de tegenover haar staande divisie Grenier teruggeworpen; reeds hebben de stormende Pruisen de donkere omtrekken van het fort St. Julien duidelijk zichtbaar vooi zich. Maar koelbloedig raapt de Fransche generaal zijn bataljons weder samen. Twee brigades van het korps Ladmirault en een divisie van het 4e korps (Lorencez) ontwikkelen thans haar krachten. Twee mitrailleusebatterijen rijden voor het fort op. De divisie Lorencez tracht blijkbaai den rechtervleugel van de tegenpartij te overvleugelen; met volle kracht stort zich deze versche krijgsmacht op de uitgeputte Pruisische liniën. Deze beginnen dus in tamelijk goede orde terug te gaan, maar de drang is zoo sterk, dat ze eerst bij Montoy en Noisseville weder standhouden. Verder dan tot daar is Grenier echter niet bij machte ze terug te diingen. Een breed, vreeswekkend, veelzeggend spoor wijst den \\eg aan, door de wijkenden van 't boschje van Mey tot Noisseville afgelegd.- He le divisie heeft bijna al haar officieren verloren; vooral het 43e regiment heeft ontzettende verliezen geleden. Enkele minuten wordt er zwaar en diep ademgehaald; dan gaat het met ongekende doodsverachting weder voorwaarts. Het ontzettende vuur doet de Pruisen nogmaals een oogenblik halt houden. Zullen ze weder teruggaan, dan mogelijk zelfs op de vlucht slaan? — De generaal von Bentheim, commandant der le divisie, rijdt naar hen toe. Hij ziet, dat de troep van bijna al zijn officieren is beroofd, maar ook ziet hij, dat een soldaat in dit critieke oogenblik koelbloedig een sigaar op- GENERAAL VON ZASTROW, COMMANDANT VAN HET 7e KORPS, BIJ COI.OMBEY. steekt. — „Geef mij ook een beetje vuur, jongen," zegt hij, en terwijl de granaten en de chassepotkogels in 't ronde vliegen en telkens nog meer offers vorderen, steekt ook de generaal bedaard een sigaar op en wel aan die van den soldaat. — »Dank je, mijn zoon." — Dan gaat het, met de sigaar in den mond en de sabel getrokken, onder een luidklinkend: „Voorwaarts, jongens!" weder op den vijand in. Oostelijk van Colombey raast en woedt de strijd niet minder heftig. Hier is het de grijze veteraan von Zastrow, de commandant van het 7e korps, die alles in 't werk stelt om zijn dappere, zoo zwaar in het nauw gebrachte brigade von der Goltz ijlings te hulp te komen. De gansche 13e divisie komt in gevecht; salvo op salvo slaat in de gelederen der Franschen. Deze wijken echter geen voet niet alleen, oogenblikken zelfs zijn er, waarin zij de divisie van drie zijden insluiten; de verliezen nemen hier voortdurend toe. Op een hoogen hoop steenen wappert de vaan van het derde of fuselierbataljon van het 5oe regiment in den avondwind. De sectie, welke de vaan bewaakt, is gedecimeerd; op haar heeft de vijand hoofdzakelijk het vuur gericht, Driemaal gaat het kleinood in andere handen over; al de vorige dragers zijn gewond of dood. — Nog eenmaal tracht het bataljon terrein naar voren te winnen, doch te vergeefs. De 13e divisie mag blij zijn, dat zij zich in haar stelling bij Colombey kan handhaven. — 't Is zeven uur geworden. Ha, ginds nadert hulp! De blikken der vechtenden bij Colombey wenden zich naar 't^zuidwesten. Daar komen ze, de helden van de Spicherer hoogten! Met slaande trom en ontplooide vanen zien wij ze aansnellen, vier bataljons van de 14e divisie von Kameke. Ze grijpen den vijand in de rechterflank. Binnen enkele minuten wordt 't ook hier een wanhopige worsteling, want de tegenpartij heeft het dreigende gevaar gezien en nieuwe troepen in 't gevecht gebracht, afdeelingen van het 2e korps (Frossard). Von Kameke, die zijn troepen zelf aanvoert, werpt deze echter terug. De brigade von Osten-Sacken ziet, dat er in 's vijands slaglinie een opening ontstaat, 't Bosch van Colombey ligt daar. IJlings werpt de brigade zich in die open ruimte. De Franschen kunnen het hier niet langer houden; zij wijken in de richting van Borny, en een donderend, driewerf hoera, dat het slaggewoel zelfs een oogenblik overstemt, geeft konde, dat de mannen van von der Goltz eindelijk van den doodelijken druk. die hen uren- en urenlang omsloten hield, zijn verlost. Nu gaat het er op in met teugellooze woede; met woeste zegekreten stormt al wat op den linkervleugel nog adem heeft mede voorwaarts. Het bosch van Borny wordt in één aanloop genomen. De le cavaleriedivisie dekt den linkervleugel en draaft mede vooruit in de richting van Mercy le Haut en Grigy, en in 't centrum néémt de 4" zware batterij te voet het op 1500 pas afstand koelbloedig en onversaagd op tegen de mitrailleuses van het korps Ladmirault. Reeds valt de sluier van den nacht over het van bloed doorweekte slagveld; nog komt aan den strijd geen einde. — Met slaande trom en gedekt door cavalerie en artillerie voert Ladmirault zijn brave soldaten aan den straatweg naar Saarbrücken nogmaals vooruit tegen Noisseville. In den eersten aanloop dringt deze macht alles terug. De jagers van de brigade Pajol maken terstond gebruik van de dekkingen, welke het zeer golvende terrein hun aanbiedt.; hun kogels slaan in de liniën der 2e divisie von Manteufïel, die in allerijl komt aanrukken. Onder het heftige vuur der stukken ontwikkelen zich de bataljons dezer divisie nog eenmaal tegenover den vijand, die tracht een omtrekking te verrichten. De duisternis wordt telkens door salvo's van 't kleingeweer verlicht. Sissend en gonzend beschrijven de granaten der forten vurige banen in de lucht, doch langzamerhand verstommen toch ook deze dreigende geluiden. Bij de Franschen hoort men vPrends casquette" (retireeren) blazen. Het gevecht wordt gestaakt. Ook bij Colombey scheidt de nacht ten slotte de strijdende partijen. Om hun vaandel verzamelen zich de fuseliers van het 55e. Sinds vier uur waren zij van hun regiment gescheiden; in hevig gevecht met den vijand hebben zij twee uur lang alleen den kampstrijd moeten volhouden. Het bloedige werk is afgeloopen, maar het oorverdoovende rumoer, het gegons van zooveel duizende menschen zwijgt nog lang niet. Overal hoort men signalen blazen, trommelen, roepen, schreeuwen. Tallooze lichten bewegen zich over 't uitgestrekte veld; 't zijn de flambouwen der mannen, die de gewonden opzoeken. De ziekendragers, dokters en liefdezusters beginnen hun zware taak. Steunen en kermen vervult de lucht en klinkt somtijds op hartverscheurende wijze uit boven het gejubel der overwinnaars. Langzaam beginnen de Duitsche troepen hun stellingen te ontruimen; ze keeren ten deele naar hun bivakplaatsen terug; hun voorposten blijven staan in de lijn La Planchette-Laquenexy. Dit teruggaan van de Pruisen is oorzaak geweest, dat de Franschen zich de overwinning hebben toegeschreven, dat Bazaipe zich hiermede door den keizer heeft laten gelukwenschen en dat er in Metz een opgewekte, vroolijke stemming ontstond. Waar is 't, dat de Franschen op den avond van den 14en het centrum hunner hoofdstelling op de hoogten van Borny en Bellecroix nog in hun bezit hadden, dat de Fransche troepen weder met waren heldenmoed hadden gestreden en dat zij op enkele punten, waar zij goed werden aangevoerd, groote voordeelen hadden behaald. Hiermede was echter alles gezegd. Overwonnen had geen van beide partijen. Het meeste succes was behaald door de Duitschers. Wel kostte het gevecht van Borny aan liet leger 222 officieren en 4684 man; wel hadden enkele regimenten zelfs ontzettende verliezen geleden, — het 43e onder anderen 32 officieren en 735 man; — maar het stoutmoedige HET SLAGVELD VAN 14 AUGUSTUS. optreden van von der Goltz, zijn onversaagd voorwaarts gaan, hoewel hij wist, dat hij het gevecht geruimen tijd alleen zou moeten voeren, had ten gevolge gehad, dat de afmarsch der Franschen voorloopig was gestaakt niet alleen, maar dat geheele korpsen op hun schreden waren teruggekeerd en zelfs, tegen de bedoelingen en de bevelen .van Bazaine in, zoo heftig aan den strijd hadden deelgenomen, dat hun regimenten voor een deel uit hun verband waren geraakt. Het IIe leger had hierdoor tijd gewonnen. De mogelijkheid, dat het de tegenpartij, die door dit gevecht een ganschen dag had verloren, nog aantreffen zou, als ze bij haar voornemen bleef om af te marcheeren naar Verdun, was aanzienlijk grooter geworden. Den 15en Augustus verlichtte de opkomende zon een ontzettend schouwspel. In lange rijen lagen de gevallen strijders, bleek en koud en dikwerf met pijnlijk verwrongen gelaatstrekken, op de hoogten van Montoy en Noisseville naast elkander. Op enkele plaatsen vormden zij zelfs lijkenhoopen, en lagen vriend en vriend in een afzichtelijke massa op en over elkander. Vooral bij Colombey in de loopgraven had de dood zijn sikkel gezwaaid; in één sloot ten noorden van het dorp lagen 300 dooden en gewonden. Er werd een parlementair naar Bazaine gezonden om te onderhandelen over het begraven der lijken, en het antwoord van den maarschalk was zoo beleefd mogelijk. Dus zag men op den 15en Augustus, op den geboortedag van Napoleon I, voorheen in Frankrijk in hooge eere gehouden, beide partijen vreedzaam bezig hun dooden toe te vertrouwen aan den schoot der aarde. Eerst in den loop van den nacht had koning Wilhelm van het gevecht bericht ontvangen. In den vroegen morgen steeg hij te paard en reed, overal door zijn soldaten met gejuich begroet, over het slagveld van Colombey, dat in den voormiddag weder door de Pruisen was bezet. Zwijgend staarde de vorst op het tooneel van vernietiging. Zijn oogen waren vochtig. Aan gene zijde van de stad zag men, op de hoogten staande, lange grauwe stofwolken opstijgen. Trok de vijand dus toch af naar 't westen ? 't Zou weldra blijken. TIENDE HOOFDSTUK. DE SLAG BIJ VIONV'ILLE—MARS-LA-TOUR. Zooals ons reeds uit de vorige bladzijden is bekend, was de voorhoede van het lle leger onder bevel van prins Frederik Karei den 14en bij Pont-a-Mousson den Moezel gepasseerd. Op denzelfden datum trok de kroonprins met het III" leger door de stad Blamont, om den volgenden dag Luneville binnen te rukken. Het verband tusschen de genoemde legers was gevonden; de ruimte er tusschen aangevuld. De vijand werd in een wijden boog omgetrokken; deze boog moest zooveel mogelijk worden gesloten. Tot het welslagen van dit plan had het gevecht van den 14«>n zeer veel bijgedragen. Met de 5e cavalerie-divisie vooruit, daarachter het 10e korps benevens de 13e cavalerie-brigade, vervolgde het leger van prins Frederik Karei den 15'n al vroeg zijn voorwaartschen marsch. Betrekkelijk stonden de korpsen van dit leger nog vrij ver van elkander; het 2e (von Fransecky), dat, zooals wij reeds weten, eerst later voor het IIe leger was bestemd geworden, bevond zich zelfs nog bij Han aan de Nied; het was dus ver, zeer ver zelfs achter. Het le legerkorps bleef den 15en in de positie, welke het den morgen van dien dag, ten oosten van Metz had ingenomen. Alleen schoven het 1* en het 8e korps meer zuidwestelijk uit, om de reuzenvesting ook van deze zijde te omsluiten. Volgens von Moltke's bevelen zouden deze laatste korpsen den 16en zich opstellen tusschen de Seille, een rechter zijrivier van den Moezel, en deze rivier zelve. Het IIe leger zou tegelijkertijd krachtig optreden tegen de terugtochtswegen der Franscben. Terwijl het 10e korps en de 5- cavalerie-divisie in westelijke richtingdus reeds het verste vooruit waren gedrongen en den last hadden ontvangen verder door te gaan, moesten het 3e korps en de 6e cavaleriedivisie den 16en beneden Pont-a-Mousson den Moezel overgaan en langs Novéant en door de diepe dalwegen van Gorze trachten te komen op den straatweg, die van Metz over Gravelotte en Mars-la-Tour voert naar Verdun. Het 12e korps, de Saksers, zou dan naar Pont-a-Mousson oprukken, terwijl de garde, die ver ten zuiden van deze stad, namelijk bij Dieulouard, den Moezel was overgegaan, in bijna westelijke richting zou doormarcheeren. Het 9e korps moest volgens een later ontvangen bevel het 3e op den voet volgen. Het 2e zou eerst den 17en, dus den volgenden dag, te Pont-a-Mousson kunnen arriveeren. Reeds in den vóórnacht van den 16en begonnen het 3e korps en de 6e cavalerie-divisie hun marsch over den Moezel; zij waren het dichtste bij den vijand. De cavalerie reed door 't bergachtige terrein voorop; het legerkorps volgde langs twee wegen. In den loop van den 15en hadden er, onder anderen bij Mars-la-Tour. tusschen de wederzijdsche cavaleriepatrouilles reeds schermutselingen plaats gegrepen. De Franschen wisten dus, dat de vijand zich in de nabijheid en wel op hun linkerflank bevond. Toen de generaal von Alvensleven, commandant van het 3e korps, ver genoeg doorgemarcheerd meende te zijn, liet hij halt houden en rusten. Van de Franschen waren de bivakvuren in de verte reeds zichtbaar; de vijanden waren op die plaats door een afstand van hoogstens een uur gaans van elkander gescheiden. — Aan giridsche zijde lag alles nog in diepe rust, toen de beide divisiën van het 3e korps om halfvijf reeds weder op marsch gingen. Men moest den vijand vóórkomen; aan slapen werd dus niet veel gedacht. In de steile bergwegen ten westen van Gorze was 't den 16en al vroeg warm. Later op den dag werd het zelfs snikheet. De weg, dien de Pruisen moesten volgen, was smal, veelal tusschen steile rotspartijen ingesloten en voor groote troependeelen dus moeielijk begaanbaar. Van de zuidzijde was het gansche plateau van Gravelotte alleen langs zulke steile bergwegen te bereiken. De troepen begonnen dorst te krijgen. Op de bespanningen der vuurmonden begonnen de zweepslagen hoe langer hoe dichter te vallen. Allen smachtten naar een koelen dronk uit een der langs den weg voortbruisende beekjes, maar tijd tot drinken kon niet worden gegeven; er was te veel haast bij 't werk. De vijand was, zoo werd beweerd, in vollen aftocht, en von Alvensleben hoopte hem nog vroegtijdig genoeg te bereiken. —- Boven op het plateau bleef echter alles raadselachtig stil; daar zong nog de vogel in 't hout zijn morgenlied. Eensklaps komt ter hoogte van Buxières een officierspatrouille bij den generaal; ze rapporteert: „De vijand heeft zijn voorposten tot in de lijn Vionville-Tronville vooruitgeschoven. Daarachter is duidelijk een tentenkamp zichtbaar. Daar legert in tentes d'abri*) een groote troep. »Dan is de tegenpartij wel reeds op den terugmarsch, maar kan door mij nog worden aangegrepen en vastgehouden; dan moet het hier op dezelfde wijze en zoo mogelijk nog beter gaan dan eergisteren bij Colombey", heeft de generaal von Alvensleben mogelijk wel gedacht. Evenals door von der Goltz, is het besluit om stoutweg aan te vallen ook door hem weldra genomen. Den 15en, na den slag bij Borny hadden de Franschen den terugtocht hervat. Het 2e korps stond zoodoende in den morgen van den 16en ten westen van Rezonville aan den straatweg naar Verdun, het 6e ten noorden van dezen straatweg, beide korpsen met elkander ongeveer op dezelfde hoogte. Nog meer noordelijk en een weinig vooruit, stond bijna het geheele 3e korps; het 4e was nog ver achter. Bij Gravelotte, dus ten oosten van Rezonville en achter het 2e korps, legerde de garde. De cavalerie-divisiën bivakkeerden vóór de troepen uit en heetten het front en de linkerflank er van te beschermen. Het gevoel van teruggaan en van geleden nederlagen drukte reeds loodzwaar op de troepen en was, om zoo te zeggen, zelfs reeds in hun bewegingen merkbaar. Wat gebeurde intusschen bij het 10e korps (von Voigts Rhetz), dat met de 5e cavalerie-divisie reeds het verste vooruitwas? Daar ging den löen omstreeks zes uur in den morgen deze cavalerie, vergezeld van viei batterijen, uit het bivak van Xonville in de richting van Vionville, aan den straatweg naar Verdun ten westen van Rezonville gelegen, vooruit 1) Kleine, linnen, in lappen gedeelde tenten, die door de soldaten zeiven worden gedragen en op eveneens mede te voeren stokken rusten. ter verkenning. Ze vond de cavalerie-brigade Murat van de Franschen rustig aan 't soepkoken en verraste haar met granaten zóó geducht, dat de ruiters voor een deel in wilde vlucht dekking zochten bij Rezonville achter de infanterie van Frossard. Bijna op hetzelfde oogenblik kwam de 6C cavalerie-divisie uit den bergweg van Gorze, reed het plateau op, kreeg voeling met rle 5e en begon op haar beurt met de bij haar ingedeelde batterijen het bivak bij Rezonville zeer werkzaam te beschieten. In een oogwenk stonden de Fransche bataljons achter de geweren en rukten, met dichte tirailleurliniën voorop, naar de positie der Duitsche artillerie, die op dat oogenblik nog geen enkelen infanterist doch alleen cavalerie tot haar dekking had. Het 7e korps (Canrobert) schaarde zich, half links zwenkend, weldra naast het 2e; de positie der Duitsche artillerie, — zes batterijen, — werd hierdoor op het plateau van Vionville zóó gevaarlijk, dat ze verplicht was terug te gaan tot aan den rand der hoogvlakte. Weldra echter begon de 5e infanterie-di visie van het 3e korps zich nu uit den engen bergweg van Gorze te ontwikkelen, en nam in weerwil van haar geringe getalsterkte tegenover die zooveel grootere krachten den strijd dadelijk onverschrokken op. De 5e divisie, later door een paar bataljons infanterie en een batterij onder den kolonel von Lyncker van het 10c korps ondersteund, won aanvankelijk wel terrein, doch leed ontzettende verliezen; eerst toen de 6e, haar zusterdivisie, links naast haar trad, dwars over den straatweg naar Verdun kwam staan, den terugweg langs die zijde aan de Franschen dus totaal afsloot en door het uitvoeren eener rechtsche zwenking eveneens krachtig in 't frontgevecht kon treden, - 10 uur, — werd de positie van de 5e divisie wat minder gevaarlijk. — Met geringe tusschenruimten opgesteld, vormden de batterijen der Duitschers omstreeks dienzelfden tijd drie gevechtsgroepen, gezamenlijk tellende 21 batterijen of 126 stukken. — Vionville werd nu door de aanvallers genomen. De afdeelingen van het Fransche 2e en 6e korps ten noorden van den straatweg weken terug en werden opgenomen door de artillerie, welke voor het grootste gedeelte op de heuvels ten zuiden van Rezonville en ten noorden van den straatweg in stelling was gekomen. Maarschalk Bazaine was intusschen zelf op het slagveld verschenen. Hij begreep thans, dat 't geen hij aanvankelijk voor een „verkenning" had aangezien, tot een veldslag was aangegroeid, en zag, dat twee zijner legerkorpsen reeds weken. Tot dekking van dezen terugtocht slingerde hij twee regimenten cavalerie in den strijd. Slechts enkele Pruisische compagnieën waren 't, die dezen stoot moesten doorstaan; in dezelfde formatie, waarin zij zich bevonden, wachtten zij de charge af, en de escadrons werden bijna vernietigd. De cavaleriebrigade von Redern hieuw ten slotte nog op deze in, drong in een batterij van de garde, welke Bazaine persoonlijk vooruitvoeren wilde, vermeesterde die batterij en sloeg den staf van den maarschalk uiteen. Bazaine BAZAINE HANDGEMEEN MET HUZAREN VAN DE BRIGADE VON REDERN. was een oogenblik verplicht zelf den degen te trekken, en alleen aan een toeval was 'tte danken, dat hij niet werd gevangen genomen. De generaal von Alvensleben had intusschen aan de 6e cavalerie-divisie, die achter den linkervleugel der artillerie gedekt stond, bevel gegeven de wijkende Franschen te vervolgen. De divisie kwam echter niet tot de charge. Ontvangen door hevig artillerie- en infanterievuui, dit laatste van de grenadiers-divisie Picard van de garde; — was ze gedwongen onder groote verliezen achter de vuurlinie der infanterie terug te gaan. 't Is reeds twaalf uur. Als een gloeiende bol staat de zon aan den staalblauwen hemel en schiet haar vurige stralen op het plateau en op de woelende menschenzee, welke het bedekt. Vionville is voor goed in handen van de Duitschers; zoo ook het gehucht Flavigny. In beide woelt een chaos van soldaten en vuurmonden. Rook en stof onttrekken de dorpjes aan het oog; alleen de torenspits steekt er glinsterend boven uit. Langs den rand van het plateau wemelt het van Duitsche uniformen; hier heeft de aanvaller, die weet, die gevoelt, dat hij op dezen dag sterk in de minderheid is, zich letterlijk aan den bodem vastgeklemd. Telkens en telkens weder dringen de Fransche reserves, waaronder garde-troepen, tegen de ondiepe Duitsche stellingen op, doch telkens weder slingert het snelvuur van den zündnadel ze terug. Het slagveld daar op die plaats is met lijken bedekt; doch als een muur van menschen staat de divisie von Stuipnagel. Van wijken weet ze niet, te meer omdat intusschen weder eenige versterking is gekomen in den vorm van de brigade Lehmann van het 10e korps. Deze wordt opgesteld achter de linie, welke het 3e korps thans vormt. Och, zoo dun en och, zoo lang is deze linie, wel bijna een uur gaans; de compagnieën, welke ze bezetten, zijn door de geleden verliezen reeds zoo zwaar gehavend; maar hoe kan het anders? Aanhoudend verder noordwaarts begint de generaal Canrobert zijn rechtervleugel uit te breiden; tevens laat hij ze nog meer rechts zwenken. Langs de oude Romeinsche heirbaan ten noorden van den straatweg naar Verdun naderen thans, door een geduchte artillerie-massa gesteund, nog twee divisiën van het korps Leboeuf en marcheeren op, front naar het zuiden. De toestand op den linkervleugel wordt kritiek. Alleen de brigade Lehmann is hier ter plaatse om dien geweldigen druk te weerstaan. Terwijl de linkervleugel van het 3e korps dus op die wijze met overvleugeling werd bedreigd, nam de drang tegen den rechter- eveneens sterk toe, want voortdurend schoof Bazaine ook meer troepen naar links. De divisie voltigeurs van de garde had het Bois des Ognons reeds bezet; de divisie Montaudon was bij 't dorp Gravelotte in reserve gebracht; de maarschalk scheen bevreesd voor zijn linkervleugel. Zou de vijand mogelijk trachten hem van uit het dal van den Moezel van Metz af te snijden? In geen geval mocht dit geschieden. De gemeenschap met de HET SLAGVELD VAN VI0NV11.LE EN VAN GRAVELOTTE". stad moest in elk geval worden opengehouden. Metz was in de oogen van den maarschalk de spil, waarom alles draaide, van welke hij zich onder geen vorm mocht laten afsnijden. — Toch wilde hij teruggaan op Verdun, beweerde hij! Zoodra de brigade Lehmann, slechts vier bataljons sterk, in de gevechtslinie van het 3e korps is getreden, deelt ook zij in de groote verliezen, welke dit korps reeds heeft geleden. Tevens wordt het gevaar, dat den linkervleugel bedreigt, met elke minuut grooter. Oogenblikken zijn hier, waarin alleen enkele tirailleurliniën met haar soutiens stoutweg oprukken tegen batterijen, die in positie willen komen; het zeer golvende, boschachtige terrein is oorzaak, dat de partijen elkander vaak zeer dicht naderen, zonder dat ze betreffende elkanders sterkte ook maar eenigermate ingelicht zijn. 't Is twee uur geworden. — Aanhoudend dichter dringen de Franschen op. De generaal von Buddenbrock, commandant der 6e divisie, weet, dat hij, voorloopig althans, niet op hulp kan rekenen; hij voelt den ijzeren druk van de geweldige overmacht, die hem weldra overvleugelen en te pletter drukken zal. Eén middel slechts bestaat er om die overmacht misschien een korte poos in haar opmarsch te belemmeren. Met een deel zijner sterkte zal hij hiertoe uit zijn verdedigende stelling moeten te voorschijnkomen. — 't Zal geschieden;'t moet.— Twee bataljons van het 35e regiment onder commando van den overste von Alten breken uit en grijpen een batterij aan, welke bij de Romeinsche heirbaan is opgereden en groote verliezen toebrengt. De stoutmoedige daad gelukt. De artillerie wijkt. Voor een oogen blik is er lucht gemaakt; maar den sterk opdringenden vijand beletten telkens opnieuw aan te grijpen, kan deze daad toch niet. Voortdurend duidelijker worden door de stofwolken heen de sabelbajonetten zichtbaar van de versterkingen van het 6e Fransche korps, die snel op den Duitschen linkervleugel aanrukken. Hier moet tot eiken prijs nog méér lucht worden gemaakt! — Dit heeft ook het oppercommando begrepen. De cavalerie-brigade von Bredow staat ten westen van het plateau van Vionville, zes escadrons sterk, in reserve. In galop rijdt de kolonel von Voigts-Rhetz naar den brigadecommandant. — «Ginds bij het bosch zou u doorbreken, generaal." — „Moet die infanterie daarginds onder den voet worden gereden?" vraagt von Bredow veelbeteekenend. — „Het lot van den dag hangt er van af," Fr.-D. Oorl. 2de dr. 9 luidt het antwoord. — Hiermede is alles gezegd. Om het moorddadige vuur des vijands te dempen bestaat er slechts één middel, zijn batterijen nemen. 't Zijn zes escadrons, drie kurassiers, drie ulanen. Daar schettert de trompet: Galop! — De ruiterdrommen zetten zich in beweging, eerst noordwaarts den straatweg over, dan rechts gezwonken, met het front naar den vijand. De helmen der kurassiers, de lanspunten der ulanen flikkeren in 't zonlicht. — „Trekt sabel!" Dof dreunt er weder een salvo uit de batterijen. Ratelend slaan de granaatkartetsen in de escadrons, die in lange liniën, elkandei 1 echts overvleugelende, in galop op de stukken losjagen. De kurassieis zijn voorop. Zij attakeeren en houwen de bediening neêr. Hun hoera klinkt uit boven het slaggewoel. Nu zijn zij bij de infanterie. Links en rechts, voor- en achterwaarts vallen de houwen en de steken. Gillen en brullen en hoera met 't knallen der mitrailleuses en het suizen der granaatkartetsen vormen een helsch orkest. Reeds is de voorste linie overhoop gereden; reeds zijn de bedieningsmansehappen in de batterijen neêrgehouwen; reeds kunnen nog maar twee stukken vuur geven. De kurassiers zijn in een tweede batterij. Een bloedig handgemeen ontstaat. De helm van den majoor von Schmettau van de kurassiers wordt door twee kogels doorboord. Voor dien woedenden ruiteraanval wijkt alles. — „Opsluiten!" schettert de trompet. De escadrons rijden al wat vóór hen komt onder den voet; als een stormwind jagen ze verder. Tlians zijn zij de achterste slaglinie des vijands bijna genaderd. — Twee duizend meter in draf en galop zijn afgelegd, vechtend, houwend, stekend, 't Was een taak van reuzen. De paarden hijgen naar adem; ze steunen; ze trillen op de beenen. Plotseling ziet men een lijn van vuur. Een salvo slaat kletterend nedei op de kurassen. De voorste ruiters gaan over den kop; maar de volgende zijn met één sprong over hen heen. De zware rossen hinniken van pijn onder de spoor; enkele seconden nog, en kurassiers en ulanen zitten tnsschen de vijandelijke infanterie; dicht als hagel vallen desabelhouwen, de lansslagen; elke slag velt een vijand ter aarde. Door de kogels der chassepots en mitrailleuses achtervolgd, breken de zoo goed als geheel uit hun verband geraakte escadrons door de bataljons heen. Drieduizend pas ver voerde hen die Todes7'itt. Daar klinkt opeens vreemd trompetgeschal luid en dreigend voor de linkerflank der ruiters! 't Is het 7e regiment kurassiers van de Franschen. In ren stormt het uit het hosch bij de Romeinsche heirbaan te voorschijn; daarachter in wilden galop komen dragonders. Troepen zijn het van de divisie de Forton. De Pruisen zijn reeds met hen in een verwoed handgemeen gewikkeld, als nog meer dragonders en ook huzaren op de ulanen injagen. V an alle kanten wordt de brigade Von Bredow besprongen. — „Terug!" — Het commando klinkt; de trompetter blaast appèl. De aan den dood gewijde schaar sluit zich nog eenmaal aanéén. Stijgbeugel aan stijgbeugel gaat het met een geweldigen ruk, in het vuur des vijands, in één zwaai ..rechtsomkeert". — In 't gewoel gelukt het den luitenant Campbell toch nog een vijandelijken standaard te grijpen. Hij worstelt met den kornet. Nog één enkele minuut, en hij heeft den buit. Plotseling vallen tien, twaalf vijandelijke ruiters hem op 't lijf. Hij moet het doorschoten doek loslaten om zich te kunnen verdedigen; bijna is hij verloren; doch zijn kurassiers zien hem. Rechts en links houwt de zware pallas alles neti. De „kerels" zijn bij hun luitenant en sleuren hem uit 't gedrang. Nu jaagt alles terug, vriend en vijand, houwend en stekend en vechtend en schietend, terwijl de hoeven der ademlooze rossen de ongelukkige infanteristen. die zich in den weg bevinden, zonder genade vertrappen. Het noodlottigste oogenblik voor de heldenbrigade nadert. I)p 1 ransche infanterie heeft achter haar rug de liniën weder gesloten en, door een ganschen drom dragonders, huzaren en kurassiers vervolgd, wordt de brigade hierheen gedreven. Terug, nog eens terug moet ze denzelfden langen, met bloed gemerkten weg, altijd door in razenden ren op hijgende, ademlooze paarden, vervolgd door een woedenden vijand, overstelpt door het vuur der infanterie! Met iedere seconde nemen de verliezen toe. Ritmeester Heister stort gekwetst van het paard; met een houw over thoofd doolt luitenant Friese, door zijn ros afgeworpen, te voet tusschen de strijdenden rond. Ginds gaat de majoor von der Dollen met zijn gewond paard in ren over den kop en wordt gevangengenomen; luitenant von Gellhorn valt doodelijk getroffen, en met hem nog velen; maar al de anderen, die in de vuist nog kracht genoeg hebben om een paard te besturen en een pallas of lans te zwaaien, houwen zich er doorheen. De vijandelijke drommen worden lichter. — „Er op in! Er op in! Den rijand op tlijf. is 't parool, en het overschot der ruiterschaar komt achterom Flarignj langzamerhand weder bijeen. Met 800 paarden is de charge gereden; 16 officieren en 363 man bedekken thans het slagveld. „Appèl!" beveelt graaf Schmettau, doch geen trompetter is er meer te zien. Eindelijk, ja; ginds is er één. Tien trompetters zijn gevallen of dwalen zonder paard rond in 't gewoel. — „Blaas appèl!" beveelt de majoor. De trompetter brengt het instrument aan de lippen. Er volgt een oorverscheurende, krijschende toon, een kreet van ontzetting, 'tls een zoo huilend, akelig, merg en been doordringend geluid, alsof het koper eensklaps leven en gevoel heeft gekregen en in een smartelijke jammerklacht zich wil uiten over al het ontzettende, het afgrijselijke, dat in het dichte kampgewoel voorvalt. Een kogel heeft ook de trompet doorboord. Elk regiment in drie zwakke pelotons geformeerd, zóó keeren de helden der 12e cavalerie-brigade terug. Hun bloedige opdracht hebben zij eervol vervuld. — Daar op die plaats valt de Fransche infanterie dien dag niet meer aan! Aan de 6e divisie is lucht verschaft. Door deze charge was ze tevens ontsnapt aan een gevaar, nog grooter dan zij zelve te voren nog wist, dan zelfs de aanvoerders vermoedden. — Vóór de charge van von Schmettau toch was de generaal Henry van het 6e korps (Canrobert) onopgemerkt met een batterij in de flank der Duitsche artilleriestelling gekomen. Door het hout gedekt, wilde hij juist het vuur doen openen, toen de charge als een lawine op hem aankwam. Wij zullen den generaal zelf laten spreken. — „Toen ik met de stukken in stelling kwam, was er geen enkele Pruisische cavalerist te zien. Waar, voor den duivel, kwamen die kurassiers dan nu zoo plotseling vandaan? Als een stormwind waren ze in mijn batterij en reden al mijn artilleristen neder op één na". — Dezen eenen redde von Schmettau. — „ Je me rends! Je me rends!" riep de arme drommel; maar de kurassiers verstonden geen Fransch en hadden den man zeker nedergesabeld, als Schmettau ze niet had tegengehouden. —- Hoe prachtig aangevoerd, hoe uitmuntend gereden de charge zelve was, verklaart dezelfde generaal ook. — „Ik kon mij ternauwernood bergen, toen de ruiterdrom dicht langs mij en mijn adjudant heenstormde en mijn artilleristen onder den voet reed; maai' zulk een prachtig militair schouwspel was 't, dat ik in weerwil van 't gevaar niet nalaten kon aan mijn bewondering lucht te geven. Terugjagende, riep ik mijn adjudant toe: ,,Regardez! Quelle attaque magnifique!" Een der bloedigste episoden van den ganschen oorlog was afgespeeld; meer dan talrijk waren de offers. Toch brachten enkele der deelnemers liet er als door een wonder bijna heelhuids af. Een enkel voorbeeld strekke tot bewijs. De Fransclie sergeant Eugène Delpêche van het 31e werd door een granaatsplinter gewond. Terwijl hij nederzonk, ontwaarde zijn reeds half benevelde blik door stof en rook heen een naderstormende ruitermassa, wier helmen en kurassen bliksemstralen schoten. Niet in staat uit den weg te kruipen, zag hij, klappertandend en volkomen machteloos, de vernietiging op zich toe vliegen. Geen drie minuten later waren de ruiters vlak vóór hem. Het gillen der vallenden, het kraken der schoten raasde als een stormwind om hem heen; dicht boven zijn hoofd sprong een granaat en nam twee Pruisische ruiters mede. Het half verpletterde ros van den eenen stortte dicht bij den sergeant neder; hij dook weg onder den hals er van. De volgende seconde raasde de gansche drom reeds over hem heen. Hij zag fladderende vaantjes; nóg twee ruiters sloegen uit den zadel. Een er van scheen niet gekwetst, want hij liep weg, zoo hard hij slechts kon. — De sergeant was van bloedverlies en angst zoo totaal verlamd, dat hij zelfs nu nog niet bij machte was zich uit de voeten te maken. De Fransclie infanterie week; het veld werd vrij; hij zag en hoorde alleen het rollen van het salvovuur der als een straat zich voor de ruiters openende infanteriecolonnes. Toen verzonk hij in een staat van gevoelloosheid, die hem echter niet belette al die ontzettende voorvallen met starre, strakke blikken te zien. De "door doodsangst gefolterde man moest de terugjakkerende escadrons, thans Pruisen èn Franschen in wild handgemeen door elkander, nogmaals op zich zien losstormen. Hij kreeg een gewaarwording, alsof de grond onder het stampen der rossen als bij een aardbeving begon te golven. Een donderend geraas, door de hoefslagen voortgebracht, kwam als een stormwind op hem af. Een ontzettend, woest gebrul en gehuil verscheurde zijn oor. Onwillekeurig dook hij weg voor die steigerende, donkere gedaanten, en voor de tweede maal raasde de menschenstroom over hem heen. Als heet water sloeg het zweet der paarden hem in het o-elaat. Van dit oogenblik af hoorde of zag hij niets meer; toen hij tot O ° bewustzijn kwam, lag hij in een Fransche ambulance; alleen aan tlinkerbeen had hij een paar kneuzingen opgedaan. ELFDE HOOFDSTUK. DE SLAG BIJ VIONVILLE—MARS-LA-TOUR. ( Vervolg). 't Is drie uur geworden. — Aan de 6e divisie is een korte verademing bezorgd, maar de keten van Fransche bataljons, die den linkervleugel der Pruisen hoe langer hoe nauwer in zijn levende schakels sluit, wordt intusschen nog aanhoudend sterker. Omstreeks datzelfde uur is het front der Franschen geheel naar het zuiden gekeerd. De Tronvillerbosschen, tot nu toe door de brigade Lehmann onder enorme verliezen vastgehouden, moeten worden ontruimd. De brigade Barby van de 5e cavaleriedivisie dekt zoo goed mogelijk nog den linkervleugel van 't geheel. Op dat oogenblik, tegen drie uur dus, staan tien Fransche divisiën infanterie tegenover twee en een halve divisie Pruisen. Deze laatsten zijn zoo goed als geheel tot aan de zuidzijde van den straatweg Vionville-Marsla-Tour teruggedrongen. Daar verschijnen in de verte de voorste afdeelingen der 39e infanteriebrigade, behoorende tot de 20e divisie. Ze komen van Chamblay, die bataljons; ze behooren tot het 10e korps en hebben een snellen marsch gemaakt; het dreunen van 't kanon heeft ze naar 't slagveld geroepen. Voor hen uit komen in vollen galop de batterijen der korps-artillerie van het 10e korps aanjakkeren. Aan den straatweg tusschen de bosschen en Mars-la-Tour in positie gebracht, openen zij terstond het vuur op een deel van het korps Ladmirault. dat ten westen der Tronvillerbosschen avanceert. Generaal von Kraatz-Koschlau, de commandant der 20e divisie, zendt drie bataljons af tot steun van de divisie Stülpnagel, de 6e, die reeds van dien morgen tien uur in gevecht staat en zoo goed als al haar munitie heeft verschoten. Twee andere bataljons voert de brigade-generaal von Woyna zelf aan tegen de Tronvillerbosschen, die thans van Franschen wemelen. Daar tasschenin schuift zich het 17" regiment, het voorste van de 40e brigade. Acht bataljons versterking dus hebben de Duitschers ontvangen, maar die infanterie heeft een langen, zwaren marsch achter den rug. Het dreunen van 't kanon, de vurige begeerte om de in 't nauw gebrachte kameraden te helpen heeft de mannen onophoudelijk doen voorwaarts gaan. Zonder rusten is de marsch tegen het plateau op met zijn steile bergwegen voortgezet, en hoe is de stemming der troepen daarbij ? — Op de wegen wemelde het van duizende menschen. Gewonden in menigte, colonnes met munitie, draagbaren met zieltogenden, daartusschen vluchtend landvolk waren de troepen tegengekomen. — „Och, och, ze schieten toch zoo! Ze schieten toch zoo!" had het uit een met bloed bespatten wagen geklonken. — „God sta u bij!" hadden anderen geroepen. — „Ze gaan niet terug," was door eenige gewonden klagend gezegd. — Onder den indruk van zulke ontmoedigende woorden en tooneelen hadden die troepen het kale plateau bestegen. In elk dorp, in elk gehucht wapperde de vlag met het Roode Kruis. —- Hier liggen reeds de eerste lijken! De geheele colonne heeft even te voren man voor man een smalle kloof moeten passeeren en is nu tegen den steilen wand van 't plateau opgeklauterd. Eindelijk zijn allen boven. De aanvalscolonne wordt geformeerd. Het vaandel wordt ontrold; het wappert in den wind. „Versnelde pas!" — Kolonel von Block springt voor het front van zijn regiment, het 56e. „Denkt aan '66!" roept hij. Een donderend hoera is 't antwoord. — Ginds is de vijand; circa 900 pas van hen af breidt hij zijn lange liniën uit. — De kogels van 't chassepotgeweer fluiten de mannen reeds om de ooren. Nieuwe vijandelijke drommen komen opdagen. Een ontzettend salvo van geweervuur en mitrailleuses begroet de troepen; daartusschen gonzen en suizen de granaten. — Even terug, doch slechts één oogenblik; dan, niettegenstaande den kogelregen, weder vooruit Bij tientallen vallen de mannen, doch Voorwaarts! luidt het commando, en de Tronvillerbosschen worden met storm hernomen; de Franschen worden teruggeslingerd. 't Is kwart voor vijven. De reserve van de 20e divisie rukt vooruit tot aan de zuidwestzijde van het bosch; de toestand der Duitschers is op den linkervleugel minder hopeloos geworden. Prins Frederik Karei, die van Pont-a-Mousson omstreeks vier uur op 't slagveld is gekomen, hoopt zich te kunnen handhaven, te meer omdat van uit het westen, van Mars-la-Tour, nu ook de 38e infanterie-brigade (von Wedell) naderbij komt, om het 4e korps (Ladmirault), dat op den uitersten rechtervleugel staat, aan te grijpen. Zooals wij reeds vroeger vermeldden, had het 10e korps voor den 16cn Augustus van von Moltke bevel ontvangen zijn marsch dien dag voort te zetten in de richting van Mars-la-Tour om, mocht de vijand den weg naar Verdun meer in noordelijke richting hebben gezocht, hem dan in de llank te verontrusten. Naar aanleiding van dien had de 19e divisie van dit korps zich reeds in den vroegen morgen van den 16en op marsch begeven en was door de directie, die zij had ontvangen, tegen twaalf uur reeds tamelijk ver van het slagveld verwijderd. — De 38e brigade (von Wedell) onder anderen was reeds bij St. Hilaire gekomen, toen de order van den korpscommandant von Voigts-Rhetz werd gebracht, de zeer in de engte gedreven troepen van het 3e korps ijlings hulp te gaan verleenen. Terstond waren de bataljons weder aangetreden. De marsch ging over Mars-la-Tour. — Aanvankelijk had de divisiecommandant het voornemen den vijand met de 38e brigade in de rechterflank te vallen. Toen hij omstreeks half vier het slagveld dicht genoeg was genaderd, om eenigermate over den stand van zaken te kunnen oordeelen, werd hem echter duidelijk, dat, wilde hij met de vijf bataljons van de 38e brigade werkelijk oogenblikkelijk hulp verleenen, een aansluiting aan de andere troepen zijner divisie, die voor een deel reeds vochten in de Tronvillerbosschen, vóór alles noodig was. Dringend werd hulp vereischt. Tijdverlies mocht er niet plaats hebben. Dicht in de nabijheid reeds dreunde het geschut. De troepen van von Wedell waren door den over 't geheel zeer snel afgelegden marsch echter zoo zwaar vermoeid, dat een korte rust bepaald gegeven worden móest. Om kwart voor vijven is de brigade echter reeds op 't terrein en heeft den vijand vlak voor zich. De brigade garde-dragonders draaft tegelijkertijd naderbij en neemt haar richting op Mars-la-Tour. Die brigade zal den linkervleugel dekken. Generaal von Schwartzkoppen, — 10e korps, — ontwikkelt de vijf bataljons met compagniescolonnes in één linie; twee compagnieën pioniers sluiten zich op den rechtervleugel er bij aan. Het Pruisische oppercommando en ook de onder aan voerders van het IIe leger waren op dit uur van den dag nog alleen bezield met die ééne gedachte, den vijand, zelfs ten koste van de zwaarste offers, vast te houden en hem te beletten af te trekken naar Verdun. Van eenig ander succes was door hen voorloopig geheel afgezien. Wel hartverheffend, maar diep weemoedig tevens was dus de gedachte, dat zooveel bloed moest worden vergoten, enkel en alleen om de Franschen op die plek gronds tegen te houden. Daar komt voor de brigade von Wedell het bevel tot den aanval. De veldprediker der divisie verschijnt; aan ieder bataljon geelt hij met luider stem den zegen. Hij spreekt een gebed uit, en bij het „Amen," dreunt een salvo van den vijand. Op die wijze voorbereid, stort de brigade zich in den strijd. Dat het er spannen zou ginds op die hoogten, in de richting van het bosch ten noordoosten van den straatweg naar Mars-la-Tour, hadden de mannen wel gedacht. De divisie Grenier had daar stelling genomen. Ze stond tusschen Gi'eyère en St. Marcel, en was alleen niet tot den aanval overgegaan, omdat de korpscommandant, generaal Ladmirault, de Pruisen hier veel sterker in aantal achtte, dan ze feitelijk waren. — Deze divisie, 12 bataljons, moesten die vijf andere, zonder één enkel als reserve achter zich, thans aanvallen en zoo mogelijk terugwerpen! Reeds hebben de voorste tirailleurpelotons zich ontwikkeld, als een ontzettend vuur van de voorliggende heuvels op hen neerslaat. De afstand is 1200 a 1500 pas; zoover draagt de zïindnadel niet. Die afstand ongeveer, over zoo goed als open terrein, dat daarbij door ijzerdraadafsluitingen moelelijk is te passeeren, moet dus worden afgelegd, vooidat dit vuur kan worden beantwoord. De stormloop begint. Bij tientallen vallen de Pruisen, doch dit houdt de anderen niet op; ze stormen door, en met donderend hoera worden de hoogten ginds bestegen. Onder het vuur des vijands wordt even uitgeblazen, want vóór de gedunde bataljons gaapt een diepe kloof, die niet te voren is gezien. — In deze wordt afgedaald, aan den anderen kant weder tegen de steile wanden op; — een gevaarlijk werk is 't, maar 't gelukt. Reeds is een gedeelte boven. — Daar kraakt en knalt en knettert het op eens in de onmiddellijke nabijheid van alle kanten. De divisie Cissey is de mannen van Grenier ter zijde gesprongen, en onder het razende snelvuur van zes en twintig bataljons, een vuur, dikwerf op nog geen 150 pas afstand afgegeven, smelten de compagnieën weg als sneeuw voor de zon. Toch is 'taan enkele groepen der Westphalingers gelukt den vijand nog dichter te naderen; ze zijn handgemeen met tirailleurs van Grenier. Te vergeefs roept de signaalhoorn ze terug; ze weten van geen wijken; eerst den volgenden dag zal men hun lijken vinden, — in hun midden vijf officieren en een vaandrig; allen zijn daar gebleven. Met elke seconde wordt de positie der brigade hachelijker. De Franschen trekken partij van 't behaalde voordeel. ,,En avant! — En avantl" klinkt het over de gansche linie; in weerwil van de verliezen, welke de zündnadel hun berokkent, dringen ze voorwaarts. Een kwartier lang woedt de strijd op die kleine plek; dan moeten de Duitschers terug. De druk wordt te zwaar. Tegenover zulk een zee van vijanden is geen standhouden mogelijk, te minder omdat die vijanden hun gelederen plotseling als een wig tusschen de verspreide compagnieën beginnen in te schuiven. — Terug moet alles! Alles gaat terug, maar hoe? De kapitein Honig, die den kamp medemaakte, schildert dit retireeren aldus: „Officieren en kader vallen; lijken storten op lijken. Het overschot der brigade tuimelt terug; de vijand ijlt het achterna. Alle vorm, alle verband is verdwenen; overal grijnst het verderf; redding is nergens. Ginds wankelt ook een jong officier terug. Nog eenmaal slaat hij een blik achter zich; nog geen vijf en twintig pas van hem af, ziet hij een vaandeldrager neerzinken. De Fransche tirailleurs zijn vlak bij. 't Wordt een wedloop om die banier. De officier is 't vlugste; hij grijpt het doek. Van alle kanten schalt een: „Vive l' Empereur!" hem in de ooren; van alle kanten spelen de muziekkorpsen der Franschen bij den aanval. Het gevaar stijgt met elke minuut. Het ratelt, kraakt en sist om hem heen. Paarden, van hun ruiters beroofd, jagen over het veld. De officier is uitgeput. De vaan redden is zijn eenige gedachte. Achter hem komen de Franschen aanstormen. Honderde kogels worden hem nagezonden; geen enkele treft. Hijgend, half ademloos, sleept hij het vaandel mede, tot dragen ontbreekt hem de kracht. De regimentscommandant, — zonder regiment, — neemt het doek eindelijk van hem over. Zwijgend rijdt de kolonel er mede terug. Nu is de kracht van den jeugdigen held ook volslagen uitgeput. Snikkend valt hij zijn zooveel ouderen kameraad in de armen. Schimmen nog slechts zijn 't, die zich achteruit bewegen, krijgers, waaruit de ziel is ontvloden.' Eerst achter Tronville en Mars-la-Tour verzamelen zich de overblijfselen der brigade. Hun trouw hebben haar bataljons bezegeld met hun bloed. Van de 95 officieren en 4500 man mankeeren 71 officieren en circa 2000 man. Bijna al deze zijn dood of gewond; slechts 3o0 zijn er in 's vijands handen gevallen; maar ook het korps Ladmirault heeft dien dag een verlieslijst van 200 officieren en 2300 man. Terwijl de brigade von Wedell retireerde, bleef de korpsartillerie ondanks het heftige granaat-vuur des vijands koelbloedig in batterij. Maar de Franschen zetten den aanval voort, ook aan deze zijde \an de bovenbedoelde kloof, 't Is wederom cavalerie, die moet lucht maken. Ten zuiden van den straatweg tusschen Tronville en Mars-la-Tour staat de brigade von Brandenburg. 't Kan zes uur zijn geweest, toen deze cavalerie voorw aai ts ging. Het le regiment gardedragonders onder commando van den kolonel von Auerswald en den brigadecommandant zelf zal aan het voortdringen dei Franschen paal en perk stellen. Het jaagt in escadronscolonnes met pelotons achter om Mars-la-Tour heen, over een door den vijand bestreken défilé, over heggen en slooten, een woeste, wilde rit. Graal Brandenburg laat „Opmarcheeren!" blazen. De escadrons formeeren zich tot de charge, en in gestrekten galop, door geschut- en geweervuur ontvangen, gaat het in op de infanterie. — Het 13e regiment wordt als kaf uiteengeslagen; een aantal krijgsgevangenen worden bevrijd; een woedend handgemeen begint. - Sabel en bajonet komen knarsend op elkander. Slagen, steken, houwen en schoten vallen woest dooreen. Doch alleen de voorste infanterielinie vermag het dragonderregiment te doorbreken. Door de volgende linie wordt het met salvovuur ontvangen. Terug moeten de Pruisen, terug! 't Gelukt den ritmeester prins von Hohenzollern zijn verstrooide ruiters te verzamelen, en hij, de eenige oveigebleven officier, — al de anderen zijn gewond of gedood, — voert de kleine schaar uit den geweldigen strijd terug. De kolonel is zwaar gewond; bloedend wordt hij weggedragen. Geducht toegetakeld, bloedend, niet stof en zweet overdekt, zóó komt het overschot van het regiment terug bij het standaard-escadron, dat de charge niet heeft medegemaakt. Als er „Verzamelen!" wordt geblazen, komen er van de 19 officieren slechts zes, allen gewond, opdagen. Maar ook hier is door die met doodsverachting gereden charge over „onmogelijk" terrein het doel der dragonders bereikt. De aanval der Franschen op de brigade von Wedell wordt niet doorgezet. De vervolgers houden halt. Telkens wanneer een groot succes is te behalen, schijnt het noodige volhardingsvermogen aan die troepen te ontbreken. CHARGE VAN HET lsle REGIMENT GARDEDRAGONDERS ONDER DEN KOLONEL VON AUÉRSWALD. Even kranig als de kameraden van het 1% hebben de ruiters van het 4e escadron, 2e regiment gardedragonders zich intusschen gehouden, toen de batterij der dragonderbrigade, in stelling willende komen, door vijandelijke infanterie van zeer nabij werd bedreigd. Toch waren deze beide charges slechts het voorspel van nog grooter ruitergevechten. Generaal Lamirault wil de geweldige massa cavalerie, welke op den rechtervleugel zijner stelling op de hoogvlakte bij Greyère is opgemarcheerd, thans eveneens gebruiken. De infanterie heeft succes behaald. De ruiterij zal dit voltooien. In voorste linie rijdt de liuzarenbrigade Montaigu; hierop volgt het 3e regiment dragonders; meer noordelijk komen de chasseurs d'Afrique der divisie du Barail en de garde-brigade de France. Samen vormen zij vier en twintig escadrons. — Twee en twintig escadrons Duitschers, huzaren, dragonders en de brigade von Barby jagen ze te gemoet. Van alle kanten duiken nog meer Fransche escadrons op. Op tien, twaalf plaatsen te gelijk volgt de schok. Vijf duizend ruiters houwen en steken op elkander in. Als een lawine raast het gevecht in een stofwolk over het veld. De sloot naast den straatweg neemt tallooze gewonden op. Hals over kop storten de paarden in de gaten en holten, begraven hun ruiters onder zich en slaan hun de hersens uit het hoofd. Daar wijkt de linie der Franschen. De cavalerie-divisie de Clérembault,—drie jager- en twee dragonderregimenten, — wil ze te hulp komen, doch de aanstormende, ordelooze ruitermassa der wijkenden, die hun generaals Legrand en Montaigu hebben zien vallen, brengt haar in wanorde, Ook zij maakt weldra „keert". Onder een dreunend, juichend hoera jakkeren de Pruisen, de sabel hoog in de lucht zwaaiende, de vluchtenden na. Eerst infanterie en artillerie, van alle zijden te hulp geroepen, zijn bij machte tegen dien doldriesten aanval een dam op te werpen. Bij de Pruisen, die een groot aantal officieren hebben verloren, wordt appèl geblazen. Langzaam ordenen de escadrons zich weder; langzaam gaan zij, zonder te worden vervolgd, naar Mars-la-Tour terug. Aan den horizon achter de heuvels verdwijnen de Franschen. Van het einde van dezen ruiterkamp zegt het ofïicieele Fransche bericht zoo goed als niets. — „De generaal Ladmirault zag in, dat de positie bij. Vionville te sterk was om haar met zijn. twee divisiën te kunnen nemen. Hij moest zich dus bepalen tot het vasthouden des vijands op het door hem veroverde terrein". — Het korps bivakkeerde ongeveer op de plaats, waar het dien dag had gestaan. Zooals wij reeds ten deele vermeldden, had Bazaine in het centrum tegenover Vionville en de Tronvillerbosschen het 0° korps (Canrobert) staan; op den linkervleugel bevonden zich liet 2U korps (Frossard), de garde, één divisie van het 3e korps en de brigade Lapasset. Rezonville hadden de grenadiers en twee regimenten voltigeurs van de garde bezet. De twee andere voltigeurregimenten stonden nog meer achterwaarts links, bij haar twee divisiën cavalerie. — Hoewel Bazaine beweerde volstrekt (?) naar Verdun te willen trekken, moesten al deze troepen tot eiken prijs beletten, dat zijn leger werd afgesneden van Metz. Vandaar dan ook zeker, dat hij, hoewel verreweg de overhand hebbende, zoo goed als geen enkele groote offensieve beweging deed uitvoeren — die stellig succes had gehad; — maar dat hij zich bleef verdedigen en zijn artillerie telkens van plaats deed verwisselen, om ze minder verliezen te doen lijden, terwijl die van de Duitschers onwrikbaar op hetzelfde punt, waar zij zich eenmaal had ingeschoten, staan bleef, tot overmacht ze dwong te wijken. In dezen toestand in den omtrek van Rezonville begon bij de Franschen tegen zes uur verandering te komen. Groote ruiterdrommen vertoonden zich op den straatweg. Groote infanteriemassa's zetten zich van bovengenoemd punt in beweging; blijkbaar zou er een geduchte aanval worden ondernomen. — De 2e brigade voltigeurs begon de beweging en drong de voorste afdeelingen der Pruisen met volle kracht terug. De toestand voor deze werd weldra uiterst critiek. Daar op eens schalt een jubelend hoera door hun gelederen. Ginds uit het bosch van St. Arnould komen helmen te voorschijn; 't zijn die der voortroepen van het 8e korps. Kort daarop dreunt en dondert het ook uit het bois des Chevaux. Naar 't bois des Ognons dringen donkere massa's vooruit, 't Zijn Hessen van het 9e korps. Hun hoera is hun groet aan de zwaargeteisterde kameraden. De vijand staat. — Het 8e korps van het Ie leger zou, zooals wij weten, Metz meer van 't zuiden omklemmen, toen generaal von Göben, de korpscommandant, op den oever van den Moezel gekomen, het donderen "van 't kanon bij Vionville hoorde. Evenals later bij deelen van het 9e korps geschiedde, werd deze waarschuwing terstond begrepen. Over Gorze marcheerende en daarna door zeer moeilijk terrein, komen op den rechtervleugel der strijdende kameraden het 72e, het lle, het 46e, de fuseliers van liet 40°, kortom zoowel deelen van het 8° als van het 9e korps achtereenvolgens te hulp. Tot driemaal toe worden de geduchte hoogten van Rezonville nu van uit het zuiden door hen aangegrepen; maar ook tot driemaal toe worden de aanvallers met zwaar verlies teruggeworpen. Aan den noordelijken rand van het bosch van St. Arnould nestelen de zeer gedunde compagnieën der drie genoemde regimenten zich ten slotte vast, en Montaudon's dappere infanterie, die telkens en telkens weer aanvalt, is niet bij machte ze vandaar te verdrijven. Voortdurend meer troepen van het 9e korps zijn intusschen over Corny naderbij gekomen, zoo onder anderen de 25e Hessische divisie onder prins Ludwig van Hessen. De troep heeft de ransels afgeworpen; met hoera gaat ze voorwaarts, op het bois des Ognons aan. Daar vecht het 52e regiment; de verliezen zijn blijkbaar groot, getuige het aantal gewonden, die de aanrukkende Hessen ontmoeten. — 't Duister begint reeds te vallen in de steile bergpaden, welke de infanterie moet volgen; die paden zijn zelfs hier en daar bijna niet begaanbaar, doch „Vooruit!" roept generaal von Wittich, de commandant der 49e Hessische brigade, „Vooruit!" commandeeren de officieren, en „vooruit!" gaan de „kerels", rechtstreeks aan op de plaats, waar de mitrailleuses haar knetterende salvo's doen hooren. Tegen den drang van al die troepen, ten slotte nog door de 50e brigade versterkt, zijn de Franschen eindelijk niet meer bestand. Zij wijken, de Hessen zijn meester van den noordelijken rand van het bosch, waarin een tijdlang heftig is gevochten; zij richten thans hun vuur op de Fransche reserves, die terugwijken naar Rezonville. — Eerst tegen tien uur verstomde het gevecht op dit gedeelte van het terrein. Met het geweer in den arm bivakkeerde de brigade von V\ ittich in liet bosch. In den noordelijken rand er van stonden de voorposten. 't Is avond geworden; 't is donker geworden; nog altijd blijft de beslissing uit. De positie der Franschen met hun ontzettende overmacht is te sterk. De Pruisen hebben dien morgen een stout stuk durven bestaan; zij hebben den aftrekkenden vijand durven aanvallen, aanvankelijk zelfs uitsluitend met artillerie en cavalerie; hun succes is in den beginne groot geweest. Zij hebben de cavaleriebrigade Murat verrast, overvallen; zij hebben de tegenpartij in haar geheel zelfs belet aan haar voornemen gevolg te geven en naar Verdun te trekken. Hierbij zal het ook blijven. Beslist zal de strijd niet worden. Toch wil prins Frederik Karei hiertoe nog een poging doen. De gansche artillerie, de öe cavalerie-divisie en het 10e korps zullen hiertoe nog een laatste voorwaartsche beweging maken. Van het ÏO korps is dit echter niet meer te vorderen. De mannen kunnen niet meer; ook is 't verband te veel verloren gegaan; alleen infanterie-afdeelingen van het 35" en het 20" regiment vergezellen de batterijen. Om acht uur bekronen deze werkelijk den zoo herhaaldelijk aangegrepen heuvelrug ten zuiden van Rezonville. Weldra echter slaat op de uitgeputte menschen en paarden uit het noorden en oosten een hagel van chassepotkogels neêr; van gene zijde van Rezonville slingeren ten overvloede 54 stukken der keizerlijke garde hun granaten in de avanceerende massa. Een tijdlang beantwoorden de Duitschers dit vuur, dan wijken ze. De positie is daar volslagen onhoudbaar. Vijandelijke infanterie dringt de wijkende afdeelingen achterna. Daar klinkt het nogmaals: „Cavalerie vóór!" — 't Schijnt wel, dat bij de Duitschers dien dag tot de laatste ademtocht van man en paard moet worden verbruikt. — Uit het zuiden draaft de brigade von Grüter vooruit, langs den straatweg van Mars-la-Tour de brigade von Schmidt. Doodaf zijn de paarden, letterlijk uitgeput de ruiters, die sedert dien morgen half drie niet uit den zadel zijn geweest, maar met klinkende fanfares en kletterende sabels komt er toch weêr wat gang, weêr wat leven in. — Door de eigen artilleriestelling, door de eigen tirailleurs gaat het heen, met hoera tegen den vijand in, in den donkeren avond. Nog eenmaal voor dien dag maakt de Fransche infanterie kennis met de Duitsche sabels; nog eenmaal worden eenige tirailleurliniën overhoop gereden, doch meer succes kan niet worden behaald. Als de beide aanvoerders gewond zijn, wordt'door de escadrons „keert" gemaakt. 't Is nacht geworden; 't is negen uur door. Het vuur verstomt. Van alle kanten klinken de hoornsignalen: „Ophouden met vuren!" Daartusschen hoort men het luide commando: „Verzamelen!" —• Aan den strijd is een einde gekomen. De maan verlicht de plaatsen van gruwzame verwoesting, de hoopen overal in 't rond liggende lijken; onder het om hulp vragen der gekwetsten beginnen de mannen van de ambulance hun zware taak. Te moede, te uitgeput om nog een voet te kunnen verzetten, bivakkeereri beide legers op het slagveld te midden van al die dooden en stervenden. Door het duister van den nacht rijden de veldgendarmen om de gewonden te beschermen tegen de hyena's van 't slagveld, tegen het roofzuchtige gespuis, dat de dooden en geblesseerden uitschudt en ze desnoods een vinger afsnijdt om een ring machtig te worden. Wat den gruwelijken worstelstrijd gelukkig heeft overleefd, dankt God en drukt elkander de hand. Niet minder dan 145.000 Franschen hadden dien dag gevochten tegen circa 62.000 Duitschers. Van de eersten bedroeg het verlies circa 10. van de laatsten 25 procent. Het 52e Duitsche regiment alleen verloor 52, het 16e alleen 66 procent van zijn sterkte. De slag bleef onbeslist. Bazaine was eerlijk genoeg zelf te erkennen, dat „beide legers bivakkeerden in hun stellingen." — Aangezien „een leger alleen dan de overwinning heeft behaald, wanneer het zich na den slag Fr. D. Oorl. 2e dr. | q kan bewegen waarbeen het wil", — Bazaine s eigen woorden, en het Fransche leger dit niet kon, was bet voordeel dus stellig niet aan zijn zijde. Waar was Napoleon al dien tijd gebleven? — Ben 14en had hij Metz verlaten en te Gravelotte den nacbt doorgebracht. Den 16en echter had hij het leger den rug toegekeerd en was, door de 2,le garde-cavaleriebrigade begeleid, naar Etain gereden. In de nabijheid van deze plaats was het kanongebulder duidelijk hoorbaar geweest. De brigade was daarom terug-, de keizer doorgereden! Hoe hooger de zon den 17en aan den hemel steeg, hoe duidelijker zichtbaar al het afgrijselijke der aangerichte verwoesting aan 't licht kwam. Op verscheiden plaatsen, voornamelijk daar, waar de garde met de Hessen was slaags geweest, lagen de lijken zóó hoog op elkander gestapeld, dat smalle wegen hierdoor totaal waren versperd. In en om Gorze alleen lagen 18000 Duitsche en Fransche gekwetsten. Er was gebrek aan proviand, in den vroegen morgen zelfs aan water. Oorverdoovend was het rumoer, door al die duizende menschen, door ratelende wagens en alle mogelijke andere zware geluiden voortgebracht. Overal zag men groepen, die zich met geblesseerden en dooden bezighielden. Daartusschen lagen slapenden, die in weerwil van 't ontzettende leven door doodelijke vermoeienis nog rust hadden gevonden, en gewonde Franschen, die het reserveration uit den ransel haalden en dit begonnen op te eten. In den rand van het bois des Ognons waren stroolegers gemaakt voor de tallooze gekwetsten, die daar in den omtrek nog den bodem bedekten. Op het slagveld zelf zag men de boeren reeds bezig met het graven van kuilen voor de dooden. Hadden de Duitschers zware verliezen geleden, niet minder was dit het geval bij de tegenpartij. Bazaine geeft zelf op, dat de slag van den 16™ Augustus hem op een verlies van 879 officieren en ruim 16000 man is te staan gekomen. In taaiheid, in dapperheid, in doodsverachting hadden zijn soldaten volstrekt niet bij den vijand achtergestaan; alleen had het bij hen ontbroken aan die hoogere leiding, aan dat groote militaire beleid, dat in ruimen zin weet partij te trekken van de fouten der tegenpartij en van de gunstige conditie, waarin men zich zelf bevindt. De maarschalk had zich dien dag een kranig, onverschrokken soldaat betoond. Tot tweemaal toe had hij groot gevaar geloopen levend of dood in 's vijands handen te vallen. Tot lijfsbehoud was hij eenmaal zelfs vei plicht geweest den degen te trekken; zijn staf was gedecimeerd. Toen hij den avond na den slag kwam te Plappeville, waarheen hij zijn hoofdkwartier had verlegd, was hij van zweet en stof bijna onkenbaar. Een dapper soldaat had hij zich getoond, zeiden wij, maar in den opperbevelhebber van een groot, strijdend leger is dit een grove fout. Persoonlijken moed betoonen, zichzelf in 't gevecht wagen is niet zijn taak. Zijn plaats rs niet daar, waar het hevigste wordt gestreden, wel daar, waar hij vóór alles zijn kalmte en zijn koelbloedigheid, de eerste voorwaarden voor een helder inzicht in den toestand, kan bewaren, vanwaar hij bevelen geven en het geheel overzien kan, vóór alles, waar hij door de ordonnansen kan worden gevonden. Andere groote fouten van den maarschalk waren, 1°. dat hij, wetende, dat zich bij Gorze de voorhoede van een groote legermacht bevond, niet beter naar die zijde had doen verkennen, — hiertoe had hij cavalerie genoeg bij de hand; 2°. dat hij den linkervleugel van zijn leger niet vroeger, dus terwijl het nog niet te laat was, op marsch deed gaan; 3°. dat hij reeds bij het begin van het gevecht zijn plan om terug te gaan naar Verdun uit het oog verloor, ja, het zelfs losliet en zich schier angstig maakte over zijn linkervleugel, dus over zijn verbinding met Metz, getuige de massa troepen, welke hij op dien vleugel samentrok. Een eenmaal opgevat plan mag zonder dringende noodzakelijkheid niet zoo spoedig worden losgelaten. Zonder gevecht kon de weg MetzMars-la-Tour niet meer worden gepasseerd; dit was bekend. Den vorigen dag reeds hadden er ten zuiden van dezen weg, o.a. bij Mars-la-Tour schermutselingen plaats gegrepen. De tegenpartij had met de linkerflank van het leger dus reeds voeling. De weg Metz-Etain bleef nog open. De afmarsch daarlangs was den 16en nog zeer goed mogelijk geweest, als Bazaine vroegtijdig genoeg op marsch was gegaan, als hij zich door een krachtige voorwaartsche beweging op zijn linkervleugel lucht verschaft, en den vijand aan die zijde teruggeworpen had. Het 2e en 6e korps hadden later dan, desnoods over Bruville, kunnen volgen. Het omgekeerde echter deed Bazaine. Hij liet door het 2° en öe korps, later bovendien door de garde, het gevecht aannemen, en het 3e en 4e korps een linksche zwenking maken. Slag leveren wilde hij dus; dan moest hij ook overwinnen en, — de overwinning behaalde hij niet, voor een groot deel door eigen schuld. In den morgen van den 17en rapporteerden de Pruisische voorposten, dat er in het vijandelijke leger duidelijk beweging was waar te nemen. Reeds spoedig bleek, dat de Franschen overal, behalve bij Rezonville, hun stellingen verlieten en teruggingen. Wat Bazaine's bedoeling hiermede was, of hij zijn troepen bijeentrekken en opnieuw aanvallen, dan wel of hij langs een der noordelijke wegen den aftocht naar Verdun voortzetten wilde, was niet oogenblikkelijk te zeggen. Dit zou eerst latei' blijken. TWAALFDE HOOFDSTUK. GRAVELOTTE—ST. PRIVAT LA MONTAGNE. Wat de Franschen voornemens waren: standhouden onder de forten van Metz of terugtrekken op de linie van de Maas, in de richting van Verdun derhalve, was bij de tegenpartij dus nog niet bekend. — Hoewel de koning van Pruisen, die om 6 uur in den morgen bij de troepen op het slagveld verscheen, de verwachting uitsprak, dat de vijand dien dag niet meer zou aanvallen, dienden toch alle maatregelen genomen om elk korps, elk regiment, dat tijdig genoeg bij het IIe leger kon worden aangetrokken, zoo dicht mogelijk te brengen bij het gevechtsterrein van den vorigen dag. In den loop van den I7en, terwijl men omtrent de plannen des vijands nog altoos in 't onzekere bleef, werd daarom aan dit voornemen uitvoering gegeven. Zoodoende kwam van het Ie leger het 7e korps bij Ars aan den Moezel en het 8e bij Oorze te staan. Van het IIe leger bereikte het 9e korps nu Flavigny, het 10" Tronville, het 12e Mars-laTour, de garde het meer zuidelijk gelegen Hannonville; al die korpsen maakten front naar het noorden, op een lijn ten zuiden van den straatweg Metz-Verdun. Het 2e korps, de reserve, stond nog bij Pont-aMousson; het 4e was nog veel te ver achter; hierop mocht niet worden gerekend. De rechtervleugel bleef den 17en voortdurend in voeling met den linker- der Franschen. Op den linker der Duitschers was die voeling verloren gegaan. Bij Bazaine schijnt het plan om met zijn leger stelling te nemen en slag te leveren op de hoogten ten westen van Metz, in een lijn, dooi de dorpen St. Privat la Montagne, Amanvillers en Rozerieulles aangegeven, front naar Parijs derhalve, reeds dadelijk na den slag bij Yionvüle te hebben vastgestaan; en zulks in weerwil van tgeen hij den 17en aan den keizer rapporteerde, namelijk, dat hij den 196", nadat de troepen weder voldoende van levensmiddelen en munitie waren voorzien, den marsch naai- Chalons hoopte (?) te kunnen voortzetten. — ..Desnoods zou hij hiertoe eene meer noordelijke richting inslaan, voegde hij er bij, „voor 't geval de vijand hem den terugweg over Verdun mocht hebben afgesneden." — Voor dit plan tot tijdelijk standhouden was wel iets te zeggen. — Dat hij een groot deel van het Duitsche leger tegenover zich haX was den maarschalk den 16™ gebleken; dat zijn troepen veel munitie hadden verbruikt viel niet te loochenen; dat hierin vóór alles moest worden voorzien, stond vast, en dat het onder zulke omstandigheden dus raadzamer was tijdelijk een door de natuur alleen reeds sterke stelling te bezetten, tot in een en ander was voorzien, dan wel af te marcheeren naar het westen of te blijven op een minder gunstig terrein, waarop reeds slag geleverd was, sprak van zelf. — Maar niet minder zeker is t, dat het plan tot den terugtocht zoodoende werd losgelaten. — De genoemde stelling werd in den loop van den 17™ en in den vroegen morgen van den 18en door de Franschen geducht versterkt, doch hoe vreemd! De maarschalk trad niet met zijn korpscommandanten in overleg over de wijze, waarop hij den 19™ den bovenbedoelden afmarsch zou aanvangen; en dit was toch vóór alles noodig. Zou het plan om naai Verdun te marcheeren dus nog wel zoo zeker bij hem hebben vastgestaan? — De keizer had Metz verlaten; hij controleerde den maarschalk dus niet meer; mogelijk heeft deze wel heel andere plannen gevormd, toen hij van die controle op zijn handelingen was ontslagen. — Ook is 't denkbaar, dat Bazaine een ander doel nog beoogde, n.1., dat hij zijn vijand gelegenheid heeft willen geven hem nogmaals aan te vallen; dat hij gehoopt heeft hem dan door overmachtig vuur uit zijn zoo geduchte stelling zóóveel verliezen toe te brengen, dat de ander niet meei tot krachtigen wederstand in staat was, om, dit succes eenmaal \eikiegen, dan door een met al zijn krachten op één oogenblik ondernomen tegenaanval de Pruisen te vernietigen en zichzelf zoodoende den weg naar Chalons open te breken. Hoe het zij, den 18en stond Bazaine met zijn leger van nog circa 130000 man in de genoemde stelling en wachtte op een villa bij Plappeville den loop der dingen oogenschijnlijk vrij kalm af. Om de nu volgende gebeurtenissen beter met de gedachten te kunnen volgen, zal een kleine beschrijving van 't terrein hier zeker niet ongewenscht zijn. — Ten westen van den hoogen rug, waarop de geduchte forten St. Quentin en Plappeville zijn gelegen, door een diep dal met zeer steile wanden van dezen rug gescheiden, daarbij zoo goed als geheel met haar flauwe glooiingen naar het westen gekeerd, vindt men de rij lage heuvels, welke door de Fransche troepen in eerste linie waren bezet. Op die heuvels zelf en ook nog iets meer westelijk lagen de herberg St. Hubert, de pachthoeven le Point du Jour, Moscou, Leipzig, La Folie, Montigny la Grange en het reeds genoemde dorp Amanvillers. Meer noordelijk nog trof men op een vrij hoogen top St. Privat. — Westelijk van die flauw glooiende heuvels vond meti het diepe dal van de Mance, een breede beek, die ontspringt in het bois de la Cusse. Voor het passieve verdedigingsvermogen van de stelling was die beek met haar veelal steile wanden van groot belang, daar ze behalve bij Verneville en bij St. Hubert geen ontwikkeling van groote troepenmassa's toeliet. Verneville lag ongeveer midden vóór de positie tusschen het bois de la Cusse en het bois des Genivaux. Langs de herberg St. Hubert voerde de straatweg van Metz naar Mars-la-Tour; vrij steil afloopende, passeerde hij het dal van de Mance over een steenen brug. Oostwaarts van de herberg lag le Point du Jour aan een scherpe bocht van den weg, die kronkelend den heuvel afvoerde naar Metz. - Het plateau van Rozerieulles, ten zuidoosten van le Point du Jour en hieraan grenzende, heeft een omtrek van circa 5000 pas en is ongeveer zoo groot als het plateau van Verneville. Staande bij Gravelotte, kan men de dichtbegroeide randen van de Mance en den boven deze uitstekenden heuvelrug duidelijk zien. Naar deze stelling had het Fransche leger zich reeds in den vroegen morgen van den 17en begeven. Tusschen 't dorp Rozerieulles en le Point du Jour stond het 2e korps met detachementen bij St. Hubert en in het voorgelegen bois des Genivaux, dus ook aan de westzijde der Mance. De brigade Lapasset, aan het korps toegevoegd, had het dorpje Ste. Ruffine ten zuiden van Rozerieulles bezet. De cavalerie-divisie de Forton stond achter dezen vleugel. De garde had haar plaats ten oosten van het fort St. Quentin. Het 3e korps (Leboeuf) nam het centrum in; met den linker- vleugel leunde het aan le Point du Jour en aan Moscou, aan de noordzijde van den straatweg Metz-Gravelotte; de rechtervleugel had de pachthoeve la Folie tot steunpunt. Moscou, Leipzig en la Folie, drie zeer sterk tot verdediging ingerichte boerderijen, lagen midden voor het front dezer positie. Het 4e korps (Ladmirault) sloot niet onmiddellijk aan bij liet 3e. Het had naar Champenois, een pachthoeve ten noorden van Verneville, een GEZICHT l'IT 'T ZUIDEN OP GRAVELOTTE. detachement vooruitgeschoven en had bij Montigny la Gratige zijn linker-, bij Amanvillers zijn rechtervleugel. Verneville lag dus tegenover die opengebleven ruimte, met het bois de la Cusse tegenover het 4e korps. Op den rechtervleugel eindelijk had het 6e korps (Canrobert) zijn positie met de recliterflank bij Roncourt; de linkervleugel strekte zich uit nog tot ten zuiden van St. Privat. Hier bevond zich het sterkste punt van de gansche stelling. Evenals de Mance voor den linkervleugel, liep hier de rivier de Orne voor het front langs en verzwaarde den opmarsch van troepen uit liet westen. Dicht achter dit water lagen Ste. Marie aux Chênes, St. Ail en Habonville. Het eerste, een mooi dorpje, was goed versterkt en dekte den straatweg Metz-Auboué. De pachthoeve Jeruzalem bij St. Privat vormde een tweede voorgelegen, sterk punt. Het 94e regiment bezette later op den dag Ste. Marie aux Chênes. St. Privat met zijn honderd massieve huizen en zijn zware veldsteenmuren rondom de akkers en tuinen geleek wel wat op een citadel' Eenmaal besloten zich voorloopig tot de verdediging te bepalen, had Bazaine geen betere stelling kunnen kiezen. Door zijn artillerie, zijn mitrailleuses en zijn chassepotgeweren kon hij een ontzettende vuuruitwerking verkrijgen; door den toestand van het terrein was hij bij machte zoowel met zijn geschut als met zijn infanterie op verschillende plaatsen étagevuur te doen afgeven. Dwars over de met hout begroeide wanden der Mance, uit de goed bevestigde pachthoeven en uit verscheiden andere punten kon hij. drie hoog, dit vuur doen werken uit tirailleurloopgraven. Voor den aanvaller, die een grootendeels open. tlauw glooiende terreinstrook van circa 1600 meter breedte moest passeeren, voordat er voor hem ook zelfs maar de mogelijkheid ontstond den verdediger aan te grijpen, kon de uitwerking van al dat vuur met vernietiging gelijkstaan. Reeds vroeg in den morgen van den 17en liet Bazaine beginnen met het versterken van de stelling; deze had een lengte van circa tien kilometer. Evenals het groote hoofdkwartier in 't onzekere omtrent de juiste plaats, waar de tegenpartij zich toen bevond, deed de generaal von Steinmetz in den morgen van dien dag in de richting van Rozerieulles een verkenning doen. Hierdoor bleek, dat er in de nabijheid van Gravelotte een Fransch tentenkamp stond, dat de pachthoeven St. Hubert en le Point du Jour sterk waren bezet, dat het fort St. Quentin met een groot aantal vuurmonden werd bewapend, zoomede dat het plateau van Rezonville door de tegenpartij was ontruimd, terwijl er door deze ook aanstalten werden gemaakt de hoogvlakte ten zuiden van Gravelotte te verlaten. De troepen, die van het aanbreken van den dag af in rendez-vousstelling den gang van zaken hadden afgewacht, d. w. z. met het geweer bij den voet gereed hadden gestaan om een nieuwen aanval des vijands het hoofd te bieden, kregen thans verlof aan den inwendigen mensch te denken. Op den 17en zelf aanvallen lag niet in de bedoeling van het groote hoofdkwartier. Die dag moest veeleer besteed worden om de troepen bijeen te brengen en voor de munitieaanvulling te zorgen. Om twee uur gaf de koning de bevelen uit voor den 18en. ..Het Ile leger treedt morgenochtend om 5 uur aan en trekt in algemeenen zin tusschen Yille-sur-Yron en Rezonville met échelons voorwaarts. Bij deze beweging sluit zich het 8e korps rechts aan. Het 7e zorgt voorloopig, dat deze marsch van de zijde van Metz niet wordt gestoord. Nadere bevelen zijn afhankelijk van de handelingen des vijands. Alle rapporten voorloopig te zenden naar de hoogte ten zuiden van Flavigny." Hierdoor ontving generaal von Steinmetz dus het bevel over den rechtervleugel, het 7e en 8e korps, prins Frederik Karei over het centrum en den linkervleugel. Dewijl de prins reeds den 17en een hernieuwd treffen had venvacht, was de kroonprins van Saksen met zijn korps, het 12e, op dringend verzoek van den prins reeds dien nacht om half drie van Pont-a-Mousson op marsch gegaan. Zoodoende kwam het den 17en reeds tegen half drie bij Mars-la-Tour en betrok hier bivaks naast het 9e en het 3e korps. Nog vermoeiender was de tocht van de garde. — Deze had reeds een paar lange dagmarschen achter den rug, toen haar den 17en 's morgens om 3 uur namens prins Frederik Karei werd bevolen weder op weg le gaan. Met haar treinen en ambulance legde het korps in negen en een half uur in zeer bergachtig terrein toen niettemin ruim 33 kilometer afstand af. Links van de Saksers, tusschen Mars-la-Tour en Hannonville, kwam het op bivak. Toen de koning den 17e» 's avonds in zijn kwartier was teruggekeerd, ontving hij bericht, dat het 2e korps onder generaal von Fransecky reeds tegen den middag te Pont-a-Mousson was gekomen. Deze ijzeren mannen, allen Pommeren, hadden in zes dagen 124 kilometer afstand zonder rustdag afgelegd. De drommen, die hun waren voorafgegaan, hadden den in de steden en dorpen aanwezigen mondvoorraad uitgeput; in de korte rustpauzen, terwijl de drukkende hitte mensch en dier kwelde, de tong smachtte naar een koelen dronk en de maag luide om voedsel riep, hadden de brave „kerels" menigmaal slechts half genoeg water en eten gekregen; staande of liggende, hadden zij het beetje voedsel, dat zij in den broodzak mededroegen, opgegeten, en nauwelijks hadden zij deze hoogst sobere verkwikking genoten, of het Voorwaarts! had weder geklonken, en allen waren toch weder opgeruimd verder gemarcheerd, tot Pont-a-Mousson was bereikt. Hier monsterde Fransecky zijn troepen. In weerwil van den zwaar vermoeienden marsch waren zij nog frisch. opgewekt en van begeerte brandende om den vijand onder de oogen te zien. Te Pont-a-Mousson had de generaal het bevel gevonden, om den 18en des morgens om vier uur op te breken, naar Buxières te marcheeren en hier te koken. — Dit bevel maakte hem ongerust. Dat het op zijn laatst den 18en tot een treffen zou komen, voelde hij; dat het IIe leger dus reeds in 't vroege morgenuur verder marcheeren en dat zijn korps dus achterblijven zou, hinderde hem geducht. Van Pont-a-Mousson naar Buxières was 30 kilometer; zijn mannen waren nog frisch en haakten naar den strijd. Mocht hij dus een paar uur vroeger, bijvoorbeeld om twee uur, afmarcheeren, dan zou hij nog juist bij tijds ter plaatse kunnen zijn. Hij vroeg en verkreeg van den koning verlof vroeger op marsch te gaan. Reeds te middernacht bewoog zich een lange, donkere colonne uit de kantonnementen naar Pont-a-Mousson. Deze colonne, de 4e divisie van het 2e korps, moest vooraf reeds zeven kilometer marcheeren om op de verzamelplaats te komen. Een zware weg was 't, welke het korps nu moest volgen, een hoogst bezwaarlijke marsch was 't ook, dat smalle pad langs, met hier en daar een klein dal er tusschen in. Toch stond het korps met de spitsen der 3e divisie om tien uur bij Buxières. Om elf uur volgde de 4e divisie. „Water! Water!" riepen de mannen. De zon stak ontzettend. De bronnen werden letterlijk belegerd. Het kleinste plasje regenwater werd begeerig opgeslurpt; doch overal in 't ronde was verder geen droppel water meer te vinden, want reeds vele duizenden hadden hier een dronk gezocht. De 4e divisie maakte hier, zoo goed en zöo kwaad als 't ging, het eten gereed, doch de 3e marcheerde verder. Zij had zelfs den tijd niet zich een weinig te verkwikken. Erger nog dan de honger folterde de dorst; toch snelden de Pommeren weder voort. Vooruit waren de kameraden; mogelijk hadden ze hulp noodig. Voor zulke taaie, volhardende, onvermoeide troepen moet zelfs een leek, een anti-militairist, eerbied gevoelen. De opmarsch van het IIe leger had den 18™ plaats, overeenkomstig de bevelen, welke prins Frederik Karei dien morgen reeds om 5 uur op 't slagveld van den löen had gegeven. De Saksers zouden aanrukken op Jarny, dus in de richting van den straatweg van Metz naar Conflans. Dit was noodig, wilde men de Franschen, als zij naar Verdun mochten trekken, nog inhalen. Had de vijand ergens stelling genomen, dan was dit bovendien de marschrichting om zijn rechtervleugel te omvatten. — Wat de vijand deed of voornemens was, wist liet hoofdkwartier nog niet. Alleen was door cavaleriepatrouilles bekend geworden, dat ten oosten van Gravelotte groote massa's troepen stonden en dat Moscou en Leipzig waren bezet. Bovendien hingen er groote stofwolken boven den weg naar Conflans, terwijl eveneens een sterke afdeeling scheen te rukken naar Verneville. Terwijl de garde van Mars-la-Tour op marsch ging, vertoonden zich de veldpredikers te paard bij de troepen. Een ieder gevoelde, dat er groote gebeurtenissen op til waren, dat de eerstvolgende uren waarschijnlijk tot een bloedige beslissing zouden voeren. Hoewel al die mannen verlangend uitzagen naar den strijd, teekende hun houding toch diepen ernst. Menig oog keek op naar de geestelijken, die, luide sprekende in opwekkende taal, tusschen de bataljons reden. Wie niet luisterde, was bezig in allerijl een briefje te krabbelen; anderen tastten half werktuiglijk naar het blikken plaatje, dat ieder Pruisisch soldaat, die te velde gaat, ontvangt, een plaatje met een doorloopend nommer en met de aanwijzing der compagnie. *) Op verkenning gereden patrouilles brachten reeds vroeg de tijding, dat er verderop naar 't noorden niets van den vijand was te zien. De marsch in deze richting werd dus voortgezet, dwars over het nog altijd met lijken en overblijfselen van den slag van den 16*n bezaaide terrein. Bij en naast lange rijen gevallen Franschen lagen képi's, ransels, geweren, stukken van wapens en doode paarden verward door elkander. — Doncourt werd bereikt. Hier werd halt gemaakt en gerust, üe manschappen haalden water uit het dorp. Wel was er nog geen vijand te zien, toch lag er over de le divisie der garde een niet te miskennen gedruktheid. Om 6 uur was het 9e korps (von Manstein) afgemarcheerd, de richting nemende op St. Marcel. Evenals bij de andere korpsen rukte men ook hier niet in de marschcolonrie voorwaarts, maar waren de divisiën dicht opgesloten. Om half negen werd bij Caulre-ferme de straatweg Metz-Conflans bereikt. Geen vijand was te zien; het voorgelegen \erneville was onbezet bevonden. Op een tamelijk goed beschaduwde plek grond in een laagte begon de troep reeds het eten te bereiden, toen het commando „Voor- 1) Deze plaatjes dienen om bij 't opzoeken der dooden de identiteit vast te stellen. waarts!" weder klonk. Van eten zou dien dag voor dat korps geen sprake meer zijn. Ongeveer op hetzelfde uur kwam het 12° korps bij Jarny, het 3e bij Vionville, maakte het 10e zich bij Tronville gereed tot den afmarsch verzamelde het 7e korps zich zuidwaarts van Gravelotte en het 8e bij Rezonville. De koning had thans het rapport ontvangen, dat de vijand stellingen op het plateau van Rozerieulles had bezet en dat hij ook in 'tbosch van Genivaux troepen had vooruitgeschoven. Dit rapport, in verband gebracht met het ongehinderde voortrukken der Saksers naar den straatweg Metz-Conflans, verschafte de zekerheid, dat Bazaine niet was afgemarcheerd naar Verdun doch positie had genomen op de hoogten ten westen van Metz. Naar aanleiding van dien werden om half elf nieuwe orders gegeven. Door onvolledige berichten in den waan gebracht, dat 's vijands rechtervleugel stond bij Amanvillers, ontving' het 9e korps, bij den aanvankelijken marsch naar het noorden als rechtervleugelkorps der eerste linie van het IIe leger aangewezen, den last van Verneville uit des vijands stelling voorloopig alleen met artillerie aan te grijpen; het 7e en het 8e van het Ie leger zouden dan rechts naast het 9e inzwenken. Het 12e en het gardekorps zouden doormarcheeren naar Batilly, om öf des vijands rechtervleugel te omvatten öf hem bij Ste. Marie aux Chênes aan te vallen, als hij naar het noorden mocht willen uitwijken. Weldra echter bleek, dat de vijandelijke rechtervleugel zich nog veel verder noordwaarts uitstrekte, zelfs tot en met St. Privat, en dat ook Ste. Marie aux Chênes vol troepen was. In de aanvankelijk gegeven bevelen moest dus opnieuw een wijzigingworden gebracht. Zoo werd nu ook aan het 8e en het 7e korps last gegeven om het gevecht voorloopig alleen met artillerie in te leiden. Want, eenmaal bekend, dat des vijands rechtervleugel bij en zelfs voorbij St. Privat stond, dat het vijandelijke front dus veel grooter uitgestrektheid had dan men aanvankelijk had ondersteld, moest, met het 7e korps van het Ie leger tot spil. thans eerst door al de aanwezige korpsen een reusachtige zwenking naar rechts worden gemaakt, voordat er sprake wezen kon van overgaan tot een gemeenschappelijken aanval. Hadden al de korpsen tot nu toe ongeveer front gemaakt naar het noorden, thans moest door allen het gelaat naar het oosten worden gewend. Uren zouden verloopen, voordat die zwenking was volbracht, en voordat de geheele macht der Duitschers naar den vijand had front gemaakt. In dien tusschentijd, — om 12 uur, — was bij het 9e korps tegenover Montigny la Grange het gevecht niettemin reeds ontbrand. De generaal von Manstein had met zijn korps-artillerie en met de batterijen zijner 18e divisie op den heuvelrand ten noordoosten van Verneville het vuur geopend, nog voordat er infanterie in de nabijheid was, om de stukken te dekken. Dadelijk nam het 4" korps (Ladmirault) den kamp aan; binnen weinige minuten ontwikkelde zich tegenover Verneville een krachtige artilleriemassa, waarbij zelfs eenige batterijen van het 3e korps zich aansloten. De infanterie der divisie de Cissey naderde uit de richting van Amanvillers het bois de la Cusse ten noorden van Verneville-, de divisie Grenier rukte op tegen Champenois. Zoo werd het bois des Genivaux ook dadelijk door troepen van het 3e korps bezet. Vooral de linkervleugel der artillerie van von Manstein, die het dichtste bij den vijand en ook het meeste blootgesteld stond, leed dien ten gevolge zoomede door het vuur der batterijen bij St. Privat, — Canrobert had hier 74 vuurmonden; — al zeer spoedig zware verliezen. De afstand van haar stelling tot aan de voorste Fransche infanterieliniën bedroeg slechts 1000 pas. Om zijn artillerie hulp te bieden en te ontlasten, zond de commandant der 18e divisie nu in allerijl eenige bataljons naar het bois de la Cusse en naar 1'Envie, een voorgelegen pachthoeve. Een gevolg hiervan was, dat ook het infanteriegevecht op dit gedeelte van het terrein hevig werd en weldra ontbrand was over de geheele strook grond van Chantrenne over 1'Envie naar het bois de la Cusse. — Omstreeks twee uur werd de linkervleugel dezer Duitsche artillerie, die nog altijd slechts ten halve door infanterie werd gedekt, door een batterij mitrailleuses zóó werkzaam beschoten, tevens deed een bataljon Fransche infanterie, dat ongezien had kunnen naderen, een zóó heftigen aanval, dat een batterij vier stukken verloor en dat twee er van in Fransche handen bleven. — Eerst bij de overgave van Metz werden ze teruggegeven. — De ontzettende verliezen van de artillerie van het 9e korps waren oorzaak, dat een deel er van zelfs een tijdlang het vuur moest staken. Hoewel dit zoo stoutmoedige maar tevens hoogst gevaarlijke optreden der artillerie van von Manstein volstrekt niet strookte met de plannen van prins Frederik Karei en van het groote hoofdkwartier, lag het onder deze omstandigheden, bij de kranige houding dezer artillerie, die in weerwil harer ongehoorde verliezen geen pas week, lag het, zeggen wij, voor de hand, dat voortdurend meer infanterie moest worden aangevoerd om het gevecht ten oosten van Verneville te kunnen volhouden. Na eenigen tijd was hier dus de gansche 18e divisie in 't vuur gebracht. Aan afbreken van 't gevecht viel niet eens meer te denken — Om echter nog zooveel doenlijk te handelen in den geest van het veel te laat ontvangen bevel, om den kamp voorloopig alleen met artillerie te voeren, liet von Manstein thans de groot-hertoglijke Hessische divisie, de zusterdivisie dus van de 18e, ten noorden van het bois de la Cusse een rendezvousstelling innemen, en vijf batterijen, door de voorhoede gedekt, in stelling komen bij Habonville, vooral met het doel de Fransche vuurmonden bij St. Privat en Amanvillers de handen vol te geven en de aandacht af te leiden van de reeds zoo geducht geteisterde andere batterijen. Om en bij deze werd het gevecht echter ten laatste zóó heftig, zulk een hagel van chassepotkogels kletterde voortdurend op de vooruitgeschoven compagnieën neêr, dat verreweg het grootste gedeelte der vuurmonden met de infanteriebedekking ten slotte moest wijken en een schuilplaats zoeken in 't hout. Dewijl het gevecht bij Habonville onderwijl ook voortdurend heftiger werd en meer troepen eischte, kan gezegd worden, dat om drie uur, op enkele bataljons na, het gansche 9e korps in een levendig gevecht was gewikkeld. Omstreeks dienzelfde tijd was het 3e korps, — het overschot der helden van Vionville, — bij Verneville opgemarcheerd en had zes batterijen terstond in stelling doen komen, enkel en alleen om het zwaarbeproefde 9e korps eenigszins lucht te geven. Staande op de hoogte bij Habonville, had prins Frederik Karei den ongunstigen loop van het gevecht bij von Manstein vol aandacht gadegeslagen en, nu hem de gansche uitgestrektheid der Fransche stellingvrij nauwkeurig bekend was geworden, bevel gegeven, — om 2 uur, — dat het gardekorps St. Privat aangrijpen, maar tegenover deze stelling aanvankelijk eveneens slechts met artillerie optreden zou, tot de Saksers, die eerst Ste. Marie aux Chênes zouden nemen, hun omtrekkende bewegingop den rechtervleugel der tegenpartij hadden volvoerd. Uren nog zouden hiermede gemoeid zijn. Vóór zessen kon de druk der Saksers op 's vijands rechtervleugel zich stellig niet doen gevoelen. — Tevens kreeg een brigade van de garde last de zwaar geteisterde Hessen van het 9e korps steun te verleenen. Ingevolge de ontvangen bevelen bracht de generaal-majoor prins von Hohenlohe-Ingelfingen, commandant van de artillerie der garde, nu weldra tusschen Habonville en St. Ail 54 stukken in batterij. Onder de bescherming van dit vuur begonnen de bataljons der garde daarop hun verdere bewegingen, echter niet zonder dat ze nu reeds verliezen leden, want uit de richting van Amanvillers suisden de granaten hun reeds over 't hoofd. Hoewel de afstand, waarop de Fransche infanterie vuurde, meer dan 1200 pas was, vielen er zelfs reeds verscheiden gewonden bij de garde-jagers, die door een kloof bij St. Ail tegelijk met Saksische bataljons op Ste. Marie aux Chênes losgingen. De krachtige artilleriestelling der garde bij Habonville, weldra door nog 36 stukken, drie rijdende en drie veldbatterijen, tot 90 vuurmonden aangegroeid, deed haar werking op de Fransche artillerie bij St. Privat inmiddels weldra gevoelen. Het vuur van die zijde scheen zwakker te worden, en terwijl de 2e divisie der garde haar gevechtsveld al meer en meer naderde, kon de voorhoede van de le zich gereedmaken tot den aanval op Ste. Marie aux Chênes. Zoodra prins Frederik Karei, die aan de spits reed van de 2e garde-divisie, bij deze troepen verscheen, werd hiertoe last gegeven. Om half drie reeds had de prins het volgende rapport ontvangen: .Het 12e korps (de Saksers) rukt met de 24'' divisie op tegen het dorp Ste. Marie aux Chênes. Met de 23e divisie (van dit korps) wordt over Coinville en het tusschen deze plaats en Roncourt gelegen boscbje de rechtervleugel der Franschen omgetrokken. — Albert, kroonprins van Saksen". Dat het Saksische korps den rechtervleugel der Franschen aanvallen zou, was derhalve te verwachten. Maar — zooals wij reeds zeiden, uren zouden nog moeten verloopen, voordat deze omtrekking kon zijn volbracht. De af te leggen afstand bedroeg ongeveer vijftien kilometer. Generaal von Pape, commandant der le garde-divisie, had intusschen liet bevel gegeven: ,,De voorhoede zal Ste. Marie aux Chênes nemen.' Gedekt door de granaten van enkele batterijen, die den sterk bezetten dorpsrand onder vuur namen, ontwikkelden zich de tirailleurliniën, door gesloten afdeelingen gevolgd. Het terrein was vrijwel overal open. Nauwelijks zagen de Franschen, in het dorp het üie regiment, deze voorbereidingsmaatregelen, of zij openden weder op grooten afstand het vuur. maar met weinig resultaat; de mannen waren niet koelbloedig genoeg om rustig hun schot af te geven. In weerwil van het ontzettende geknal, waren de verliezen bij den aanvaller dus betrekkelijk gering. Met hun hoofdofficieren voor 't meerendeel aan de spits, met den kolonel der fuseliers von Erckert te paard op den linkervleugel zijner tirailleurs, stormden de Pruisen en de Saksers ten slotte gezamenlijk met zooveel geweld het dorp binnen en wierpen den vijand met zulk een vaart terug, dat enkele compagnieën in eens zelfs de andere zijde van het dorp bereikten en ook hier het terrein schoonveegden. Aan den oostelijken uitgang van het dorp, aan de zijde van St. Privat, was het succes lang niet zoo groot. Daar had de 10e compagnie der garde-fuseliers het zelfs zeer hard te verantwoorden. Wel week de vijand ook hier, doch hij verdedigde hardnekkig iederen voet gronds en gaf bij eiken sprong achterwaarts een salvo af. De compagnie leed hierdoor een gezamenlijk verlies van zeventig man. Tevens ontstond een. gevecht in de huizen. Hier was 't blanke wapen weder aan het woord. Schreeuwen, schieten, gillen, 't klonk alles wild door elkander. — Eindelijk was het dorp toch genomen — half vier; — maar voorloopig bleef het bij dit succes, want het terrein tusschen het dorp en St. Privat was nog vol Franschen. Telkens naderden hun tirailleurliniën t,pt op 600 of 700 meter den oostelijken uitgang, gaven hier salvo's af en liepen dan weder terug. Daarbij was de toestand der troepen in 't dorp zelf zeer critiek, want door het gevecht waren de compagnieën geducht uit en door elkander geraakt, en ieder oogenblik kon een tegenaanval plaats hebben om het dorp te hernemen. — Tot een geregelden. goed ingeleiden aanval scheen het bij de Franschen echter niet te kunnen komen; kanon en geweer bleven wel voortdurend in heftige werking, maar tot een stoot werd niet meer overgegaan. De garde-artillerie, moet gezegd worden, deed trouwens ook haar uiterste best om zulk een beweging te doen mislukken; ze had hierbij ruimschoots gelegenheid op te merken, dat geen Fransche afdeeling, in gesloten of in opgeloste orde, twee treffers (granaten) achter elkander vermocht te weerstaan. Dan spatte de troep uiteen en zette 't op een loopen. Het dorp Ste. Marie was ten slotte dus wel genomen, doch in de richting van St. Privat kon door de garde voorloopig nog geen pas worden gedaan. Alleen gelukte het aan de Saksers, die langs den noordwestelijken Pr.-D. Oorl. 2de dr. L 1 uitgang van het dorp het open terrein aldaar hadden bereikt, met enkele batterijen in stelling te komen en het vuur te openen tegen artillerie ten noorden van St. Privat. Een aanval der Franschen, uit de richting van St. Ail tegen Ste. Marie ondernomen om het dorp te hernemen, werd met salvovuur afgewezen. Het 1e bataljon garde-fuseliers onder majoor Feldmann, die het commando over het regiment had aanvaard, nadat de kranige kolonel von Erckert even te voren door het hoofd was geschoten, werd met hoera ontvangen, nadat het zich van Habonville dwars door het granaat- en het geweervuur naar Ste. Marie een weg had gebaand, en nu? — Nu begonnen de Saksers, op eigen gezag en alleen door hun geestdi'ift geleid, zich aan de noordwestzijde van het dorp in de richting van Auboué en Roncourt te bewegen. Hun groote verliezen hier waren intusschen oorzaak, dat ze voorloopig naar Ste. Marie teruggingen. Zoodra dit dorp was genomen, was de artillerie der garde vooruitgegaan naar een nieuwe stelling en was van hier, in vereeniging met de Saksische batterijen bij dit dorp zelf, begonnen St. Privat en Jeruzalem zóó krachtig en met zóóveel uitwerking onder vuur te nemen, dat het grootste gedeelte van de daar geplaatste Fransche batterijen weldra zweeg. Zooals wij reeds zeiden, had Canrobert bij St. Privat 74 vuurmonden in batterij gebracht.. Van zijn troepen stonden de divisie Villiers en de brigade Pèchot in de lijn Roncourt-St. Privat. In dit dorp zelf en in de stellingen ten zuiden er van bevonden zich de divisie Levassor Sorval, een regiment der divisie Rrissot en een brigade der divisie Tixiei. üe rechtervleugel van het 4e korps kon eveneens tot de verdediging van dit zoo hoogst gewichtige punt medewerken. De helft der Duitsche % garde-divisie, — één brigade was immers ter beschikking gebleven van het 9e korps; — was Ste. Marie intusschen ook meer genaderd en bevond zich bij St. Ail, terwijl de gansche le divisie tegen vijf uur om en in en bij Ste. Marie was samengebracht. — De artillerie der »arde bij St. Ail had den aanval op St. Privat thans wel reeds ingeleid, doch had deze nog lang niet voldoende voorbereid, had nog volstrekt niet genoeg uitwerking verkregen, om thans reeds met infanterie tegen die geduchte stelling te kunnen opgaan. Rovendien was ei van de omvattende beweging der Saksers nog niets te bespeuren, want, aangezien de linkervleugel der 2# Saksische brigade tusschen Auboué en °Roncourt ook nog op vijand was gestooten, en laatstgenoemd dorp tevens sterk scheen bezet, had de kroonprins Albert van Saksen bevel gegeven nog verder noordwaarts om te trekken, ten einde zeker te zijn, dat de voorgenomen omvatting werkelijk dezen naam verdiende. Na vijf uur ontstond er das in 't infanteriegevecht bij het garde- en liet 0° korps een pauze. De artillerie zette den strijd langzaam voort. Het 3e korps had zich in dien tijd naar Verneville, het 10e in de richting van Batilly in beweging gesteld. Te zamen vormden ze de reserve achter het centrum en den linkervleugel der Duitschers. DERTIENDE HOOFDSTUK. IN DK MIDDAGUREN. 't Is gewenscht, dat wij thans nagaan wat in diezelfde tijdruimte, van twaalf tot vijf uur, op den rechtervleugel, dus bij het 7e en 8e korps, was gebeurd. Hier had volgens de ontvangen bevelen de commandant van het Ie leger, generaal von Steinmetz, zijn korpsen zoolang in hun stellingen doen blijven, tot omstreeks kwart over twaalven het voortdurend heviger dreunen van het kanon bij Verneville hem in de ooren klonk. Toen deed de generaal von Göben door zijn 15e divisie Gravelotte bezetten, en achtte de legercommandant het noodzakelijk ook door zijn artillerie een woord te doen medespreken. Door de geopende liniën van de infanterie joegen de batterijen dus naar de hoogten ten noorden van Gravelotte, om circa 800 pas ten westen van den weg naar Malmaison in positie te komen. Reeds op marsch daarheen werden de batterijen heftig onder handen genomen door een lange linie van vuurmonden, welke achter de kam der heuvels bij Rozerieulles stonden. Die vuurmonden hadden veel uitwerking. De strijd had hier nog niet gewoed; de Franschen ontwikkelden nieuwe, nog niet door zware vermoeienissen geschokte krachten. Tevens begon het uit St. Hubert en le Point du Jour geweer- en mitrailleusekogels te hagelen. — De paarden der bespanningen vielen, en van de bedieningsmanschappen werden velen gekwetst, maar hierin was spoedig voorzien. De aangewezen positie werd bereikt, en weldra bliksemde ook van bier het vuur der stukken, sloegen de granaten in St. Hubert. en werden ook Moscou en le Point du Jour onder schot genomen. Zoo koelbloedig en bedaard, alsof de batterijen stonden op het exercitieveld, werden de eerste schoten geobserveerd en gecritiseerd. Ze »zaten« goed; dus volgde er «Voortgezet vuur." — Weldra stonden de voorgelegen pachthoeven in brand. Fransche batterijen, die wilden oprijden, werden terstond zóó heftig en met zóóveel succes beschoten, dat zij verdwenen. Maar het bois des Genivaux was bezet door vier bataljons Franscben, die den linkervleugel der batterijen met hun kogels overstelpten. Dit nu konden de voorste afdeelingen der 15e divisie niet dulden; uit eigen beweging gingen zij in 't gevecht; andere bataljons volgden. In den stormpas drong alles het hout in, en zóó heftig werd die eerste aanval doorgezet, dat het geheele zuidelijke gedeelte van het bosch reeds in den eersten aanloop in Duitsche handen kwam. De jagers van het 8e korps zonden, van den eenen boom naar den anderen sluipende, hun wisse schoten in de vijandelijke drommen; hier in dit dicht met slooten en kreupelhout bedekte boschterrein vond de dood weldra een rijken oogst. Van weerszijden hoopten de verliezen zich spoedig op. Verder voortdringen was echter voorloopig niet mogelijk. Verhakkingen, dicht met tirailleurs bezette slooten, tot op manshoogte tegen de boomen gespijkerde, zware latten stremden de beweging, en van achter die dekkingen vuurde de vijand niel alleen, maar deed telkens met kleine en groote massa's uitvallen. In de struiken ontstond een woest gevecht. De Pruisen hadden 't daar meer dan hard te verantwoorden, want de Franschen weken geen voet doch grepen telkens nog krachtiger aan en ontvingen voortdurend versterking. Nu en dan mocht het schijnen, alsof die van zoo nabij besprongen bataljons der 15e divisie zich met geweld lucht wilden verschaffen, alsof zelfs het ademhalen in dat met rook en damp overvulde houtgewas hun niet meer mogelijk was. Dan brak midden in den hoog opbruischenden, overal in 't ronde woedenden kamp een dichte zwerm Pruisische tirailleurs uit het hout. kwam op de vlakte aan gene zijde en wilde zich met doodsverachting op den vijand storten; maar een hagelbui van kogels uit St. Hubert en Moscou joeg ze ook telkens even snel in het hout terug. Zoomin hier als ginds bij Gravelotte zou de aanvaller vooreerst één enkelen voet grond winnen. Ook de artillerie van het 7e korps was in dien tusschentijd in gevecht gekomen. De lie divisie had aanvankelijk op den weg van Ars naar Gravelotte in 't Moezeldal gestaan, doch hier had het dreunen van 't kanon eveneens een ieder in beweging doen komen. Ten zuiden van den straatweg Metz-Gravelotte reden al zeer spoedig drie batterijen op, begonnen de artillerie bij Rozerieulles onder vuur te nemen en dwongen haar front te maken naar dezen nieuwen vijand. Hierdoor kregen de afgematte bataljons van de 15p divisie wat lucht; ze konden adem scheppen en zich zoo goed en zoo kwaad mogelijk verzamelen. Eenmaal zoover, ging het weder vooruit, weder het bosch binnen, dat door den verdediger met dezelfde taaiheid en hardnekkigheid van daareven werd vastgehouden. Omstreeks twee uur was in het gevecht op den linkervleugel der Franschen een pauze gekomen. In hun voortreffelijke stellingen stonden de verdedigers als een muur; ze vielen doch weken niet. Feitelijk voerde daar tot nu toe alleen de artillerie het gevecht. Van «Ie infanterie streed slechts één divisie, de 15e. Hoe stond het nu bij de zoo jammerlijk toegetakelde artillerie van het 9* korps? — Vijftien vuurmonden waren buiten gevecht gesteld: de kogels der mitrailleuses hadden de bedieningsmanschappen weggeschoten. maar deze waren vervangen; in de slooten van den bosch rand lagen de trouwe, ellendig gewonde paarden der bespanningen bij tientallen te stuiptrekken en te zieltogen, en met onwrikbare kracht zette de vijand het vuur voort. Bij de batterijen begon gebrek aan munitie te komen; de voorwagens waren totaal ledig: de caissons hadden haar ganschen voorraad projectielen uitgeput; tevens scheen de vijand iets hiervan te bespeuren, want met dichte zwermen drong hij tegen Verneville op; ook over de weilanden van St. Privat en uit den hollen weg vóór Amanvillers naderden dichte liniën tirailleurs. Er moest hulp komen. — Daar waren de Hessische jagers reeds van het le bataljon! Hoera! — Door het le bataljon van het 2e regiment gevolgd, kwamen zij ijlings door het bois de la Cusse bij de plaats der zwaar bedreigde artillerie. Een moorddadig snelvuur, door het meer links staande 2e jagerbataljon krachtig ondersteund, wierp den vijand tot driemaal toe terug. Het 2' jagerbataljon verbruikte in dit heete gevecht zoo goed als al zijn patronen. Intusschen was de artillerie, hoewel spaarzaam, weder van munitie voorzien. Het vuur werd dus weder geopend. Van deze hulp maakte het 1" bataljon van het Hessische regiment gebruik om de hoeve Cliampenois aan te vallen. Heftig was die aanval, hardnekkig de verdediging. Uit de huizen, uit de slooten, van achter de heggen vielen de schoten bij, honderden. Een tijdlang stond het gevecht. Eindelijk gelukte het een poortdeur open te rammeien; op de binnenplaats begon een verwoed handgemeen, waarbij bajonet en kolf weder gruwelijk huishielden. Ten slotte werden de verdedigers uit hun positie geslagen; door liet vuur uit de zïindnadels geducht achtervolgd, vluchtten zij over 't vlakke veld naar hun reserves. De hoeve Champenois was en bleef nu in de handen der Hessen; ze dekte den rechtervleugel der artilleriestelling van het 9e korps, welke tegelijkertijd door batterijen van het 3e korps werd verlengd, zoodat hier omstreeks vier uur 109 vuurmonden in batterij stonden. Vatten wij in een paar woorden samen hoe omstreeks vijf uur bij het 9e korps de toestand was, dan had dit toen ongeveer tegenover zich het gansche 4e en de helft van het 3P korps benevens batterijen van hel 6e korps, in 't geheel 49 bataljons met 1 40 stukken. — Chantrenne met het zuidelijke deel van het bois des Genivaux, 1'Envie, Champenois. het bois de la Cusse en de tusschen deze punten gelegen terreinen waren in 't bezit der Duitschers. Op dit deel van het slagveld hadden ze den aanval echter niet doorgezet; ze bewaarden een afwachtende houding, tot de linkervleugelkorpsen van het II" leger, met name de Saksers en de garde, meer handelend optraden. Reeds te veel had het 9e korps geleden; de krachten der nog beschikbare bataljons moesten voorloopig gespaard blijven. De dag was nog lang niet ten einde. Bij het 8C korps stond de 15e divisie nog altijd in het bois des Genivaux. Geweer, bajonet, sabel en kolf waren hier om beurten aan het woord. Op het eene punt hadden de Pruisen, op het andere de Franschen veld gewonnen; aan beide zijden waren de verliezen groot. De onvermoeide, onverzettelijke volharding der Pruisen, die telkens en telkens weder aanvielen, was eindelijk toch oorzaak, dat de tegenpartij begon te wijken. De jagers voorop, naast hen tirailleurs van het 67e regiment, stormden de aanvallers over 't open terrein in oostelijke richting vooruit. Daar lag St. Hubert. Dat moest genomen! — Met dal van de Mance ilus door, aan de andere zijde tegen den steilen rotswand opgeklauterd. Nu zijn de dappere mannen op den rand van 't plateau! Een overweldigend snelvuur ontvangt hen. Maar de trom roffelt, en met hoera gaat het voorwaarts. De rand van de hoogvlakte wordt veroverd; — in ren gaat het over het open terrein, er valle wie valt! Tot op twee honderd pas komen kleine afdeelingen van de jagers de goed gesloten en goed versterkte pachthoeve nabij; hier slaat hun een zoo ontzettend massavuur tegen, dat er aan standhouden daar geen denken zelfs is. Onder verliezen, welke bijna grenzen aan vernietiging, loopen de aanvallers terug naar de Mance-kloof, om hier adem te scheppen en onder het vijandelijke vuur geduldig versterking af te wachten. Eindelijk naderen de fusiliers van het 60' regiment. Bijna op 't zelfde oogenblik springen al de tirailleurs weder op; de meesten bereiken de hofstede. Nog altoos vuurt de vijand hevig. — maar als ten slotte een der groote poortdeuren is opengerammeid, blijkt het nest ledig. Met achterlating van veertig niet gewonde gevangenen heeft de tegenpartij, een bataljon, den laatsten storm niet afgewacht, maar is dwars door de tuinen — weggeloopen. Dadelijk wordt de hofstede ingericht tot verdediging. Van vier verschillende regimenten zijn hier afdeelingen bijeen, zooals een alle verband, alle eenheid vernietigend gevecht in zulk terrein de mannen heeft samengebracht. Weldra staan er zeventien compagnieën ter verdediging van dit gewichtige punt weder tot het gevecht gereed. Pogingen door andere gedeelten der 15p divi-ie gedaan, om de hoogten van Moscou en le Point du Jour te naderen, leden schipbreuk op het ontzettende vuur, dat telkens weder begon, zoodra een Pruisisch bataljon zich op de vlakte dorst vertoonen. Van half vier af ontstond hier dus een staand vuurgevecht. Geen voet grond werd gewonnen. Het gros deiofficieren was gewond of gedood. De krachten der Oost-Pruisen waren letterlijk uitgeput. Op hetzelfde tijdstip, dus ongeveer terwijl de garde en de Saksers Ste. Marie aux Chênes bestormden, trad op den linkervleugel der Franschen, en ook bij de Duitschers er tegenover, een soort van pauze in. Men had zich kunnen verbeelden, dat beide partijen even uitblazen, even rusten, even op adem komen wilden. Plotseling zweeg zelfs het geschutvuur. Na het heftige gedonder, dat zonder ophouden al zooveel uren alles had doen dreunen, veroorzaakte deze stilte een benauwend gevoel. De generaal von Steinmetz bevond zich juist op den straatweg naar Gravelotte. Zooals wij weten, stond hier de gansche artillerie van het 7e en van het 8e korps reeds uren in batterij en had volgens de verklaring der Franschen zeiven een ontzettende uitwerking gehad. In het geheel hadden hier 192 vuurmonden samen gewerkt. Die plotselinge stilte bij de tegenpartij nu bevreemdde den generaal. — St. Hubert was genomen. Op het plateau ten zuiden van die hoeve waren reeds verscheiden bataljons van het 7e korps vooruitgedrongen: bij de hoofdreserves van den verdediger werden, zoo meende de generaal. evenals in zijn voorste linie duidelijk teekenen van afmatting en uitputting zichtbaar; — dan kon een inet volle kracht ondernomen aanval tegen zijn front en linkerflank zeer wel een groot succes hebben. Naar aanleiding van deze overweging deed von Steinmetz door generaal von Sperling, den chef van zijn staf. het mondelinge bevel geven. »dat de cavalerie-divisie von Hartmann. die stond achter den linkervleugel der artillerie, over het défilé ten oosten van Gravelotte zou rukken om bij de hand te zijn.« — Tegelijkertijd zou de gansche korps- artillerie van het 7e korps ditzelfde défilé passeeren. Voornamelijk op den linkervleugel des vijands scheen thans sterk gedrukt te moeten worden. Het 7e korps moest dus 'ook met volle kracht op de sterke stelling van le Point du Jour aanrukken. Om de 15e divisie, die het bij St. Hubert en in 't bois des Genivaux nog steeds zwaar had te verantwoorden, wat lucht te geven, had generaal von Göben intusschen aan de 31e brigade bevel doen toekomen over de kloof te gaan en op het plateau in de richting van Moscou voort te dringen. Dus rukte het 69e regiment ten noorden van het défilé, het 29° in dit laatste zelf vooruit en was omstreeks vier uur met het spitsen er midden in. Naar den westelijken ingang van het défilé, waarin het 29e regiment juist was verdwenen, kwamen nu schier op één en hetzelfde oogenblik uit het zuiden batterijen van het 7e. uit het westen de rijdende batterijen van het 8e korps benevens de 20 escadrons van von Hartmann opzetten. Ook het 9** en het 15° regiment huzaren snelden uit hun rendez-vousstelling ten westen van Gravelotte naar het smalle défilé om het plateau aan gene zijde eveneens te bereiken en een lauwer te plukken, »want de vijand hield daar immers geen stand meer!« — Dit meende generaal von Steinmetz ten minste. Om zijn batterijen bij haar opmarsch door eigen troepen eenige dekking te verschaffen, had de generaal von Zastrow, zooals wij weten, commandant van het 7e korps, een brigade doen plaats nemen op den oostelijken rand van de Mance-kloof. Van deze zijde passeerden juist twee bataljons van het 39l' de kloof, toen reeds batterijen van het 7e korps het défilé bereikten, 't Waren er vier; generaal Zimmermann. de commandant der artillerie van het 7e korps, reed aan 't hoofd. Maar nu volgde dadelijk de cavalerie en vulde met haar twintig escadrons geruimen tijd den smallen straatweg, die hoog boven het bed der Mance een smal défilé vormt. Generaal von Sperling gaf den generaal von Hartrnann inlichtingen omtrent den «onderstelden« toestand. Op den »feitelijken« geleek deze intusschen niet het minste, want — wel waren de voorste liniën der Franschen vernield en teruggedreven, maar achter uitstekende dekkingen stonden nog volkomen slagvaardige massa's in menigte gereed. Tegenover deze kon cavalerie niets, niets ter wereld uitrichten. Artillerie, cavalerie en infanterie des aanvallers waren thans bont dooreen in 't lange défilé opeengedrongen. Nog had de vijand betrekkelijk weinig teekenen van leven gegeven. — Daar werd het in alle stellingen bij hem eensklaps levendig! Een nieuwe hagel van kogels overstelpte het kale plateau en sloeg ook neêr in 't défilé; doch vastberaden joegen de drie voorste batterijen er doorheen, jakkerden het bergvlak op, kwamen onder groote verliezen in batterij en openden terstond het vuur. — En nu de cavalerie? Onder de bundels mitrailleuse- en chassepotkogels zakten in 't défilé zelf ruiters en paarden in elkander. Weldra was die smalle, door een ontredderden vuurmond nog enger geworden toegang zoo goed als totaal door de lijken van mannen en paarden verstopt. Om den ernst van den toestand nog te vergrooten, joeg de dol geworden bespanning van een voorwagen ook nog de engte iu. Toch gelukte het aan de energie van het ¥ regiment ulanen. dat aan 't hoofd was, den oostelijken uitgang van 't plateau te bereiken en op te marcheeren. Een doel voor een aanval bestond hier echter niet. Onder het overweldigende massavuur werden de verliezen thans met iedere seconde grooter. Geen cavalerie kon het daar uithouden in dien oven; ze móést terug. De Franschen beschoten haar in den rug. Een massa paarden sloegen op hol en brachten schrik en verwarring onder de talrijke voertuigen, die op den straatweg met munitie en andere benoodigdbeden gereed stonden. Toch werd de orde betrekkelijk spoedig hersteld; de cavalerie reed terug naar een punt, ten noordwesten van Gravelotte en was hier ondanks haar groote verliezen weldra weder in orde geschaard. Bij de drie batterijen op de hoogte bij St. Hubert werden de verliezen intusschen weldra zeer groot. Ten gevolge van de talrijke verwondingen bij de paarden gingen op één oogenblik van de batterij Humann vier bespannen voorwagens naar 't défilé door. Yan dezelfde batterij stonden weldra nog maar vier man benevens de beide luitenants overeind; de rest was gewond of dood. Twee vuurmonden werden met de nog overgebleven voorwagens achteruitgebracht, de andere volgden eerst zeer laat in den avond. Paarden waren er niet meer. Ook de rijdende batterij van den kapitein Hasse leed terstond zware verliezen. Op 900 pas werd een dicht met tirailleurs bezette holle weg. op 1100 pas werden Moscou. de tirailleurloopgraven en de mitrailleuses rechts en links er van met zeer veel succes beschoten. — Een generaal deed den eveneens gewonden batterij commandant bevelen terug te gaan, maar dit was al niet meer mogelijk. Bovendien verklaarde de kapitein Hasse liever te willen sterven dan te wijken zonder bepaalde noodzakelijkheid. Het vuur werd dus voortgezet. Weldra kon nog maar één enkele vuurmond met vier man worden bediend; de hedieningsmanschappen der vijf andere waren öf dood öf gewond. Al de munitie der batterijen was eindelijk verschoten. Meer was er voor het oogenblik niet voorhanden. Weder kwam het bevel tot teruggaan. Drie paarden waren in allerijl van achteren aangevoerd: zij werden voor de stukken gespannen, en nu ging het terug door het défilé. De voorwagens als een zeef doorschoten: de stukrijders te voet; de stukken met twee en vier paarden bespannen en met de zwaar gewonden beladen, ■ zóó bewoog die batterij zich langzaam en in stap achteruit. Voortdurend leed ze ook nu nog verhezen: plotseling had een der stukken nog maar één paard. Zwaar met gewonden bepakt, moest het blijven staan, tot er weder hulp naderde. Met een donderend hoera werd de kranige batterij bij Gravelotte ontvangen. Ook de laatste batterij, die van kapitein Gnügge, had het terstond zeer hard te verantwoorden gehad. Ook hier werden de verliezen weldra enorm. Binnen weinige minuten lagen ook bij deze een groot aantal paarden en mannen dood of gekwetst op den steenachtigen grond. Gelukkig stonden de stukken achter den lagen tuinmuur van St. Hubert eenigermate tegen het vuur uit Moscou gedekt, maar hun rechterflank lag open. Toch nam de kapitein Gnügge koelbloedig den strijd op. Afdeelingen van het 39e, 29" en 69e regiment trachtten wel den rechtervleugel te dekken, maar bij tientallen werden de mannen als weggemaaid door 't geweldige vuur. Toch hielden de 39ers stand en behoedden dé batterij, die Moscou in brand schoot en Fransc.he batterijen belette in stelling te komen, tegen volkomen vernietiging. Ten koste van zware verliezen had de generaal von Steinmetz thans de overtuiging opgedaan, dat de Fransehen alleen even hadden gerust, dat zij aan teruggaan nog zelfs niet dachten. Als 't ware om zich over die verliezen te wreken, was de lange, geduchte Duitsche artillerielinie ten westen van de Mance-kloof het vuur terstond heftiger dan ooit weder begonnen. Zulk een vernietigenden granaathagel slingerde ze naar de vijandelijke stellingen, zóó bliksemsnel volgden de projectielen elkander op. in zulke massa's vlogen de scherven in 't rond. «lat geen enkele Fransche afdeeling zich waagde op de ruimte, welke door dit vuur werd bestreken. Op die wijze, al werd er geen direct voordeel behaald, werd aan de tegenpartij toch belet uit haar stellingen naar voren te komen en van de verwarring, welke bij den aanvaller op het plateau was ontstaan, gebruik te maken. Niet minder verderfelijk werkten de Duitsche granaten tegen de door de Franschen nog altijd even taai als hardnekkig verdedigde pachthoeven vóór het front. De artillerie schoot deze thans in brand, en weldra omhulden dichte rookwolken de in die ruimte geposteerde soldaten, schoten vlammentongen en een regen van vonken hoog de lucht in, en ontrolde zich een zwaar nevelgordijn tusschen de strijdende afdeelingen. dat voor een deel belette elkanders bewegingen waar te nemen. 't Is vijf uur door. Bij het le leger treedt wederom een gevechtspauze in. De troepen scheppen even adem; ook de Franschen nemen weder een afwachtende houding aan. Het granaatvuur heeft ze geducht geschokt. Eerst na zessen wordt het in de richting van le Point du Jour weder levendig. Wederom naderen groote massa's Pruisen het plateau van Rozerieulles; 't zijn troepen van het 7? korps. Ter hoogte van St. Hubert nemen ze stelling. Wat is 't geval? — Koning Wilhelm is omstreeks dien tijd met zijn staf bij Gravelotte gekomen; hij is van meening, dat, aangezien de avond nadert, er thans op den rechtervleugel een beslissing moet vallen. Diensvolgens krijgt, met uitzondering van vijf bataljons als reserve, al de infanterie van het 7e korps last nogmaals over de Mance-kloof tot den aanval op te rukken. Al de overige in gevecht staande afdeelingen . moeten hierbij aansluiten. — Voorwaarts gaat het dus nogmaals met Marsch, marsch! Hoera! en slaande trom. Een overweldigend vuur begroet de troepen. Uit elke loopgraaf, van achter iederen heuvelrug, uit elke dekking slaan de chassepotkogels de Pruisen tegen. Tevens ontwikkelen zich ginds boven, langs den straatweg en uit het kreupelhout er vóór, geduchte infanteriemassa's. 't Zijn de reserves van Frossard en Leboeuf. Tot nog toe waren ze gedekt opgesteld; nu de beslissing nadert, komen ook zij in 't gevecht. Het vuur, dat zij afgeven, is zóó geweldig, dat de kogels zelfs de standplaats van von Steinmetz bereiken. Ook tegen St. Hubert en de boschjes ten zuiden er van dringen sterke Fransche tirailleurzwermen vooruit. De zwakke, door het lang- D durige gevecht uitgeputte voorste liniën van het 7e korps beginnen te wijken, hoe langer hoe meer. De hier en daar op het vrije veld genestelde afdeelingen, die voor het meerendeel al hun officieren hebben verloren, loopen mede terug; en dit teruggaan van al die vormlooze slaghoopen ontaardt weldra in een wilde vlucht, die zelfs de batterij Gnügge een korte poos voor een deel medesleurt, die tot ver achter de Duitsche liniën, in den rug der in gevecht staande armee haar panische werking doet gevoelen, die onder de geleiders der honderde voertuigen een schromelijke verwarring teweeg brengt. — Doch de Franschen zien de grootte van hun succes op dat punt blijkbaar niet in: zij zetten den aanval niet door, zij houden halt! De zoo krachtig aangezette tegenaanval gaat niet tot aan den rand van 't plateau. De liniën deinzen weder af. Voor de Pruisen nadert tegelijkertijd hulp, zeker niet vóór den tijd. — Vier bataljons der 32e brigade rukken aan; de 25e brigade snelt van uit het zuiden naar den rand van de kloof. Andere troependeelen, die zich niet door de paniek lieten medesleepen, sluiten zich aan; door de artillerie gesteund, nestelen deze afdeelingen zich eindelijk dicht tegenover de sterke stellingen der tegenpartij en houden hier in weerwil van de heftigste tegenaanvallen kloekmoedig stand. Aan nog verder voortdringen op dien ganschen vleugel valt echter niet te denken, t Is daai in één woord onmogelijk. — »Er is te veel lood in de lucht.« Alleen aan den voet van 't plateau, bij Jussy, is reeds lang te voren eenig succes verkregen. Daar is de 26e brigade om half vier opgerukt. De hoogten van Rozerieulles, het dorp Ste. Ruffine en de wijnbergen tusschen Jussy en Vaux waren door de Fransche brigade Lapasset dicht bezet geweest. Vaux werd thans onbezet gevonden. Jussy, dat wèl bezet was. werd onder hevig vuur der verdedigers met de bajonet genomen. In de straten en huizen ontstond een verwoed handgemeen, waaraan ook de inwoners deel namen. Bajonet en kolf hielden verschrikkelijk huis. en moordgeschreeuw en gegil om hulp klonken uit boven het gev\eei\uui Sterke Fransche afdeelingen hadden zich intusschen geworpen in de wijnbergen, in de onmiddellijke nabijheid van het dorp. Toen de Pruisen uit Jussy te voorschijn kwamen, ontvingen zij een zóó heftig vuur m de flank, dat aan vooruitdringen niet eens meer viel te denken. Tevens begon het fort St. Quentin zijne geweldige granaten naar de brigade te slingeren. Jussv bleef dus wel in handen van de Duitschers, maai hieibij bepaalde zich ook het succes. Terrein winnen naar voren was verder volslagen ondoenlijk; het werd hier een staand vuurgevecht, waaraan ook nog een batterij deelnam. In Jussy gekomen, beschermde de brigade den rechtervleugel der Duitschers, belette groote tegenaanvallen der Franschen en bleet voor deze verder een dreigend opgeheven zwaard. Willen wij nu een eenigszins nauwkeurig beeld geven van den toestand tegen half zes, dan moeten wij beginnen te zeggen, dat er met uitzondering van enkele punten, die in handen der Duitschers waren gekomen, door deze betrekkelijk nog weinig voordeel was behaald. Onwrikbaar als een muur stond Canrobert nog altijd met het 6e korps tusschen Roncourt en St. Privat, op den rechtervleugel der stelling. Het 4e korps, ten gevolge van zijn zware verliezen door de divisie Lorencez versterkt, hield de hoogten bij Amanvillers en Montigny nog altijd in zijn bezit. Ook de linkervleugel wist nog van geen wijken, al waren ook hier de verliezen groot. De reserve was nog bijna intact, en wat het '2e korps (Frossard) op den linkervleugel betreft, dit had de gansche divisie Bastoul nog grootendeels achter zich, zooals het 3e korps ook nog de volle beschikking had over de divisie Metman. De Franschen hadden dus nog geen enkel punt van hun hoofdstelling verloren, en hun generaals hadden niet geheel ongelijk, toen zij begonnen te denken, dat de zegepraal dien dag aan hen zou ten deel vallen. Hoe stond het bij de tegenpartij? Op den rechtervleugel was in den bloedigen kamp door haar nog zoo goed als geen enkel voordeel van belang behaald; alleen had de artillerie, evenals in de vroegere gevechten, ook hier weder haar meerderheid bewezen. De verbitterde, verwoede worsteling der infanterie was hoe langer hoe meer overgegaan in een staand vuurgevecht. Alleen bij Jussy was terrein gewonnen. In het centrum had het 9e korps, dat zoo ontzettend veel had geleden, de 3e garde-brigade ter ondersteuning ontvangen; hier was onder groote verliezen langzaam eenig succes behaald. Op den linkervleugel hadden de Saksers en de garde Ste. Marie aux Chênes genomen. De storm op St. Privat was wel reeds ingeleid, maaide omtrekking door de Saksers nog niet ver genoeg gevorderd. Hiervoor was, zooals wij weten, de te doorloopen afstand te groot. De koning stond, door zijn staf omgeven, midden tusschen de troepen bij Gravelotte. — Bazaine daarentegen stond zeer ver van zijn troepen op de hoogte van Plappeville; zelfs bevond hij zich een tijdlang op het fort St. Quentin. Als reden van zijn plaatsnemen zoover achterwaarts heeft hij later opgegeven, dat hij zich daar vlak bij een telegraafstation bevond, dat in gemeenschap stond met een observatiepost op den toren van Metz. — De keuze van die standplaats was zeer ongelukkig. Ongeveer in 't midden der slaglinie, bij Leipzig bij voorbeeld, had Bazaine moeten zijn. 't Geen op den linkervleugel plaats greep, zag hij nu zelf: 'tgeen op den rechter- geschiedde, moest hem worden overgebracht door een observatiepost, die door middel van een verrekijker St. Privat zoowat kon zien. Deze zoo ongelukkig gekozen plaats was thans oorzaak, dat een garde-voltigeurbrigade van de reserve reeds in den middag ter ondersteuning van het 3e korps naar St. Chatel rukte, waar ze niet noodig wa»; dat batterijen uit de legerreserve naar den linkervleugel werden gezonden, toen Jussy werd aangegrepen, en eindelijk dat de rechtervleugel, die circa elf kilometer van de reserve stond verwijderd, of geen óf veel te laat hulp ontving, terwijl deze juist daar dringend noodig was geweest, om de beslissing in 't voordeel der Franschen te doen uitvallen. De Fransche garde-regimenten deden den 18en Augustus zoo goed als niets. Vroegtijdig genoeg naar den rechtervleugel gebracht, hadden zij daar de overwinning kunnen schenken. ,,Les extrêmes se louchent," zou men hier bijna mogen zeggen. Bij Vionville waagde de maarschalk zich zoover vooruit, dat hij als een gewoon soldaat tot zelfverdediging van leer moest trekken en bijna werd gevangen genomen; bij Gravelotte daarentegen bleef hij zoover achteruit, dat hij letterlijk onbereikbaar was en op den gang van zaken slechts uit de verte invloed kon uitoefenen. De Franschen begonnen zich met het vooruitzicht op de zegepraal dus reeds te vleien, en redenen hiervoor hadden zij te over, toen er binnen betrekkelijk korten tijd in den stand van zaken een groote verandering kwam. Bij het 9e korps, von Manstein, dat- den ganschen dag door reeds zooveel had geleden, was de kamp langzamerhand overgégaan in een vuurgevecht. Na een duurbetaalde doch mislukte poging om zich meester te maken van den voor langs het front heenloopenden spoorwegdam, hadden de Hessisclie jagers en het & regiment, zoo goed en zoo kwaad als dit ging, dekking moeten zoeken in het bijna geheel open terrein vóór de stelling der Franschen. Daar verschijnen omstreeks half zes de zeven bataljons van de 3" gardebrigade. Een dreunend hoera begroet die zoo welkome versterking. Alles springt op! Alles wat nog adem en patronen heeft, loopt mede voorwaarts. Het slot is. dat de verliezen ook nu weder groot zijn, doch dat er in de richting van Amanvillers weldra een breede strook terrein wordt gewonnen, waardoor de artillerie nu ook dichter bij de tegenpartij stelling kan nemen. Fr. D Oorl. 2e dr. 12 VEERTIENDE HOOFDSTUK. NA VIJF UUR BIJ ST. PRIVAT. Omstreeks vijf uur was de maarschalk Canrobert, terwijl hij zich op den uitersten rechtervleugel bij Roncourt bevond, tot de ontdekkinggekomen, dat groote vijandelijke massa's uit de richting van Auboué naderden, en dat deze, nog voordat cavalerie ze naar behooren had kunnen verkennen, Roncourt heftig met artillerie begonnen te beschieten, 't Waren troepen van het 12u korps, van deSaksers; 't was de 23e divisie. Zooals wij reeds weten, had de kroonprins van Saksen van een rechtstreekschen aanval op het geduchte St. Privat voorloopig afgezien en was, door zijn artillerie gedekt en, steunende op het door de garde en zijn eigen troepen bezette Ste. Marie aux Chênes, in een wijden boog om 'svijands rechterflank heengemarcheerd. De garde had het dreunen van het geschut ginds in de verte bij Roncourt terstond gehoord. De vierde garde-brigade was tot St. Ail genaderd. De artillerie onder generaal von Hohenlohe, had, zooals reeds vermeld werd, onafgebroken krachtig gewerkt. De andere garde-bataljons lagen al sinds vier uur bij Ste. Marie op het commando Voorwaarts te wachten. — Ginds bij St. Ail was een geduchte artilleriemassa tegen St. Privat in stelling gekomen; vuurmonden van het 9e , garde- en 12° korps svaren 't. Ze slingerden, in échelons vooruitgaande, bedaaitl als op het exercitieterrein hun granaten onder den vijand. Veertien batterijen van de garde waren begonnen St. Privat zelf eindelijk ook onder schot te nemen. Het vuur des vijands was hier oogenschijnlijk reeds verzwakt; het doofde ten slotte geheel uit. Op de hoogten ginds in de verte waren groote troepenverplaatsingen in de richting van St. Privat duidelijk zichtbaar. De vijand scheen Roncourt te verlaten; tegenover Amanvillers scheen de 3e garde-brigade Knappe von Knappstadt in vereeniging met de Hessen bij haar aanval nog niet goed op gang te kunnen komen. Dan zou een aanval op St. Privat. den sleutel deistelling. wel de beslissing brengen! Als de klok kwart over vijven wijst, hebben de garden het bevel tot den aanval ontvangen. De drie brigades stellen zich in beweging. Ten oosten van Ste. Marie aux Chênes. in de richting van St. Privat. rijst het volkomen open terrein aanvankelijk schier onmerkbaar, een weinig verder, — circa 700 meter van het dorp, — eensklaps echter tamelijk sterk. op. St. Privat zelf verheft zich op een hoogte, welke het omliggende terrein beheerscht; evenals de meeste groote Fransche dorpen heeft het meestal massieve, steenen. door muren omgeven huizen. Deze muren, van talrijke schietgaten voorzien, vormden bastions, waarboven de zware hoogere gebouwen als citadellen uitstaken. Aan de zijde der Pruisen bood het glooiende terrein geen andere dekking dan het aardappelloof, dat de akkers bedekte. — Tegenover de stelling der Duitsche artillerie lag een rij bijzonder zware gebouwen. De zes voet liooge. uitstekend ter verdediging ingerichte muren van het kerkhof op den rand der hoogte vormden op zichzelf reeds een geduchte positie. De straatweg van Metz naar Auboué liep langs dit kerkhof heen en had aan weerskanten boomen. De massieve, statige dorpskerk lag op 't kerkhof een weinig hooger. Over een geheel open. etïen. letterlijk naakte glooiing van circa 2000 meter lengte moest de garde dus oprukken tegen zulk een ontzettende stelling! Met verbazingwekkende kalmte en met een orde. welke op het exercitieterrein niet beter verlangd had kunnen worden, ontwikkelden de regimenten Keizer Frans en Koningin Augusta (4* brigade, generaal Berger) zich bij Habonville tot den aanval. De le garde-divisie (generaal von Pape) kwam links van de 4e brigade een kwartier later tot ontwikkeling. Ze had de voorhoede, — een regiment, — voorloopig als bezetting in Ste. Marie achtergelaten. Aan beide zijden van den straatweg avanceerden de garden, voorop de le brigade, met het le en 3° regiment benevens de pioniercompagnie in eerste linie, 600 pas daarachter het 2>' regiment. De voorste brigaden vormden twee slagliniën met dichte tirailleurzwermen \oorop. Het aanvalsfront was slechts 2000 pas breed, zoodat op eiken pas ciica tienman kwamen, een veel te dichte formatie dus. waarop de tegenpartij met zijn vèr dragend geweer van achter zijn massieve dekkingen op dit open en bloot liggend terrein een prachtig schot had. In de eerste gevechtslinie viel van de voorste troepen des vijands op het met damp en stof bedekte veld slechts weinig te zien. Alleen verder achteruit waren sterke colonnes duidelijk zichtbaar. Do in en om het dorp staande talrijke Fransche compagniën waren slechts op enkele punten ten deele waarneembaar door de roode képi s, welke boven de tirailleuiloopgraven en de dekking gevende muren uitstaken. Nauwelijks hadden de aanvallers de onmiddellijke omgeving van St. Ail en Ste. Marie verlaten, of een moorddadig snelvuur, een -ware lood- en ijzerhagel sloeg hen tegen. Nu reeds bleek terstond, dat de korpscommandant, prins August van Wurtemberg, een groote misrekening had begaan, toen hij' onderstelde, dat deze stormloop door de eigen artillerie voldoende was voorbereid. Zelfs de vijandelijke vuurmonden waren niet eens tot zwijgen gebracht, en de infanterie? — Deze was volkomen strijdvaardig en ongeschokt. In dat zware, uitermate bestrijkende vuur rukt de garde voort, al de hoofd- en opperofficieren met hun adjudanten te paard naast en voor hun afdeelingen, met roffelende trom en ontrold vaandel. — Weldra echter worden aan de meeste officieren de paarden onder het lijf doodgeschoten: reeds ziet men in de soutiens en in de voorste tirailleurliniën o-aten vallen. Reeds wentelen de gekwetsten zich bij tientallen in hun bloed. Met elke schrede neemt het vuur des vijands in hevigheid toe. Wel tracht de garde-artillerie haar infanterie te steunen, maar de Franschen hebben het getal hunner vuurmonden nog vermeerderd en antwoorden met volle kracht. Toch dringen de grenadiers vooruit. De weg wordt met gevallenen als bezaaid. Zelfs in de achterste pelotons slaan de kogels. Onophoudelijk rolt het salvovuur. St. Privat is in een rookwolk gehuld; alleen de spits van den toren is nog zichtbaar; alleen door het licht der schoten is de stelling des vijands waar te nemen. De mitrailleuses ratelen mede in 't oorverdoovende geweld. Het donderen van 't geschut overstemt elk commando; alleen het signaal der hoornblazers geeft nog de noodige aanwijzingen. — Nog altijd is de afstand voor den zündnadel veel te groot. Xog altoos moet er worden vooruitgegaan, aldoor vooruit zonder een schot te doen. — „Voorwaarts! Voorwaarts!" schreeuwen de garden elkander toe. Er liggen reeds vier, vijf hoofdofficieren gewond of dood op den grond. De vaandeldrager van het 3e regiment zinkt gewond neêr. Dadelijk grijpt een ander de vaan. Zonder hoera, zwijgend, niet in den looppas, doch in den gewonen, met woedenden blik den onzichtbaren vijand zoekende, rukken de heldenscharen voort. Geen oogenblik wordt de orde vestoord. De gaten, door de gevallenen ontstaan, sluiten zich dadelijk weder, en over de kermende gewonden, over de dooden, dooide bloedplassen stappen de overblijvenden. Bij de 4e brigade is thans nog maar één hoofdofficier niet gewond; ook bij de K de noordelijkste, nemen de verliezen schrikwekkend toe. Doch altijd maar vooruit, vooruit, dichter naar den vijand toe! Dan is de beslissing weldra gevallen, zuo is aller gedachte. Nog enkele minuten, en het prachtige regiment Keizer Frans is half vernietigd. De overblijfselen kunnen niet verder vooruit; met moeite schuiven zij eenigermate bijeen, waar zij staan. Meer zuidwaarts is liet regiment Koningin Augusta tot den heuvelrug ten zuiden der vijandelijke positie doorgedrongen. Hier wijkt de vijand in de richting van St. Privat. Wel jagen twee garde-batterijen met doodsverachting vooruit om de voorste linie steun te geven, doch zij mogen van geluk spreken, dat zij eenigermate kunnen medehelpen om het eenmaal veroverde terrein te behouden! Verder naar voren komen is volslagen onmogelijk. Hoewel ouk het 2e garde-regiment in de voorste linie is gebracht, stokt de aanval ook eindelijk bij de 1"' brigade. Plotseling klinkt het signaal: Halt! — Halt in dit vuur, halt in dezen kogehegen, halt in t vrije veld tegenover dit op een- vesting gelijkende dorp, dat de vijand zoo heldhaftig verdedigt? — Ja, want 't moet! Om en bij de 0000 man liggen na de eerste tien minuten dood of gewond op 't veld. De aanval moet worden gestaakt. Wel hooren allen het geweervuur der Saksers ginds bij Roncourt. maar voordat de druk van deze troepen sterk genoeg werken zal op den verdediger, moet van een verderen stormloop op St. Privat worden afgezien. De infanterie moet in het vuur des vijands balt houden; met het geweer bij den \oet moet ze den dood bedaard in 't aangezicht zien. Eerst zal de artillerie nog haar werk moeten doen. Dit doet ze dan ook met onwrikbaren heldenmoed. In 't chassepotvuur jaagt ze naar voren, overstelpt St. Privat met granaten, trekt het schot des vijands op zich en beantwoordt dit met volle kracht. Reeds zwijgen de vuurmonden des vijands ten deele. Uit Jeruzalem en St. Privat stijgen reusachtige vlammentongen ten hemel. Maar welk een positie is 't daar in 't open veld! In dit ontzettende oogenblik, als er halt wordt geblazen, wedijveren bij de infanterie de officieren om hun soldaten pen voorbeeld te ge\tn. Maar de verliezen nemen nog aldoor toe. Van het le bataljon zijn thans al de officieren gevallen. Ziet! Er komt eenige afwisseling. Cavalerie wil die verspreide, gruwelijk gedunde slaghoopen aanvallen. Het vuur uit den zündnadel jaagt ze terug. Het parool is wachten, volhouden in 't geduchte vuur. Intusschen heeft de kroonprins van Saksen zich na een kortstondig gevecht van Roncourt meester gemaakt. Maarschalk Ganrobert heeft dit dorp ontruimd. Enkele Saksische bataljons hebben, van den gevaaivollen toestand der garde kennis krijgende, als trouwe wapenbroeders reeds naar St. Privat front gemaakt. Ten slotte ontwikkelt zich ook de rest van het 12* korps tegen de noordzijde van dit dorp. Aan de spits der 45e brigade rijdt de generaal von Craushaar. Hem vergezellen al de batterijen der 23e divisie en de korpsartillerie. Nu richten ook die het vuur op het dorp. Zonder ophouden knetteren daarbij de salvo's. Op drie, vier plaatsen tegelijk is brand ontstaan. \an alle kanten dringen , Saksers en garden thans naderbij. Geschreeuw, gekraak van schoten, tromgeroffel, hoorngeschal, commando's, alles klinkt wild door elkander. Van alle kanten rukken de reserves aan. De garde-fuseliers komen van Ste. Marie. Daarachter verschijnt in dichte drommen, — 't is zeven uur reeds; — de tot St. Ail genaderde 20" divisie van het lÜe korps als laatste reserve. Nog eenmaal bruist het slaggewoel hoog op. Bij tientallen stormen de gekwetsten op eens uit de tirailleurlinie terug. IJzer en lood wedijveren in 't toebrengen van de afgrijselijkste verwondingen; zelfs in de achterste gelederen der reserven slaan de kogels en scheuren groote gaten in de compagniën, doch zonder wankelen, onwrikbaar, avanceeren de garde-fuseliers; zij maken op dat ontzettende lijkenveld den indruk van troepen, die manoeuvreeren op het exercitieterrein. Daar vliegt de generaal von Pape vóór 't front en houdt ze tegen. Halt moeten ze houden. Ginds vooruit, bij St. Privat, schijnt de aanval nogmaals tot staan te komen. Men had gehoopt, dat Canrobert het dorp zou ontruimen, maar neen! De maarschalk toont zich ook hielden roep, welke van zijn dapperheid uitgaat, waardig. Het dorp staat rondom in vlammen; zonder ophouden slingeren de vuurmonden der Duitschers hun granaten onder de verdedigers; zwaar zijn de verliezen, GENERAAL VON PAPE EN DE GARDE VOOR ST. PRIVAT. die ook hier worden geleden, maar de Franschen wijken geen voet; met bajonet en kolf moet het in een bolwerk hei-schapen dorp hun worden ontwrongen. Aan maarschalk Bazaine is de hoogst gevaarlijke positie van zijn rechtervleugel niet geheel ontgaan. Hij zendt reserven af ter ondersteuning, de garde-grenadierdivisie Picard voorop met de artillerie dei- reserve; maar die troepen, die urenlang hebben staan stampvoeten van ongeduld om deel te mogen nemen aan de worsteling, die instinctmatig hebben begrepen, dat bij St. Privat het lot van den slag zal worden beslist, die troepen komen _ te laat. Elf kilometer, twee uur gaans, stonden ze van bet dorp verwijderd. Ze komen te laat, veel te laat! Thans nadert de omvattende aanval het dorp voortdurend meer. Nog eenmaal avanceeren de batterijen der garde en der Saksers. \ uurmonden van het ltC korps schuiven zich ook reeds in de lange linie. Met ddnderend gedreun vallen de schoten; hoog door de lucht suizen de granaten. Bloedrood neigt de zon ter kimme. Vier regimenten Saksers in voorste linie, de gansche 4üe brigade als reserve hierachter bij Roncourt. zóó stormen de Saksers op de noorden noordwestzijde van het bergdorp aan, generaal von ('raushaar vooruit. Over de slooten aan den voet der hoogte springen zij heen; nu gaat liet in den looppas verder. Nog eenmaal even halt en snelvuur op de kortste afstanden, dan: „Op! — Voorwaarts!" Over de muren en heiningen klauterend, door de weldra geopende straten het dorp binnendringend, winnen de Saksers terrein. Metiederen voetstap vallen er mannen, want met leeuwenmoed verdedigen de Franschen het brandende dorp tot het uiterste. Van de daken, uit de vensters, van achter elke heining knallen de schoten. Met bajonet en koli gaan de verdedigers de Saksers te lijf. Doodelijk getrollen slaat generaal von Craushaar van het paard. Nog wordt er in 't noordelijke gedeelte van het dorp met ontzettende verbittering gestreden, als van de westzijde de schoten der Pruisen reeds knallen. Terwijl de Franschen. tot kleine slaghoopen bijeengedreven, hier om een vuurmond geschaard, ginds uit een gedekte stelling vurende op de mannen, die over de muren klauteren, zich als wanhopigen te weer stellen, zijn de Pruisen het dorp eindelijk tot op driehonderd pas genaderd. Een woedend vuurgevecht is ontstaan. Granaten, kartetsen, chassepots en mitrailleuses werken voor 't laatst om t hardste. \oor de tweede maal scheuren zij gansche rijen der garde weg en slaan zelfs in de voertuigen en in de populieren langs den straatweg. ..Op! — Voorwaarts!" is ook hier weder telkens het commando. De trommen rotïelen en. de wapperende vaandels achterna, stormen de tirailleurs over den kleinen heuvel vóór den straatweg; tusschen de populieren door dringen de bataljons. Wel is t vuur der Franschen op het kerkhof nog ontzettend, maar de garden zijn boven. Eenmaal nog poogt cavalerie de aanvallers overhoop te rijden. Spahi's zijn 't; hun witte mantels fladderen in den kruitdamp, maar kletterend slaan de kogels van de garde in de escadrons; deze stuiven uit elkander en verdwijnen achter het brandende dorp. Van dit oogenblik af stormt alles den heuvel op; de woede van het gevecht heeft allen aangegrepen; in één wilden aanloop werpen de garden den vijand terug uit de loopgraven en dringen met hem tegelijk het dorp binnen. De dappere, taaie, geoefende vijand verdedigt huis voor huis. Elke woning moet worden veroverd. Ginds op dien muur staan twee infanteristen; ze vuren nog naar omlaag, hoewel ze reeds van alle kanten door vijanden zijn omringd; van pardon willen ze niet weten; ze moeten worden neergeschoten. De k erk staat in brand; de deuren, de vensters, de grafgesteenten op het kerkhof, in één woord alles is verpletterd, vernield; zelfs het gebladerte van de boomen is door vuur en damp geblakerd en verkoold. Aldoor dichter worden de drommen der het dorp binnenstroomende vijanden; wel richt een batterij nog groote verwoestingen onder hen aan. maar reeds beginnen de Franschen te wijken. De deuren der binnenpleintjes worden opengerammeid; waar een gemeenschap te maken is, geschiedt dit in allerijl; meermalen van drie kanten tegelijk besprongen, worden de verdedigers na wanhopigen weerstand neergestoken. De lijken en gewonden hoopen zich opeen; in de kamers, op de pleintjes, op het kerkhof, in de gelagkamer van de herberg, kortom overal woedt het handgemeen. Daar knetteren van 't noorden twee. drie regelmatige salvo's. — t Zijn de Saksers der tweede linie! Ontzettend is de uitwerking van hun vuur. Wel staat de vijand nog eenmaal pal, maar met volle kracht drukt de garde reeds van den anderen kant op dien verwilderden menschenhoop. Nog één stoot, en alles rent vurend en stekend het dorp uit, de aanvallers die bonte massa ruiters, infanteristen en voertuigen achterna. De vluchtende menschenhoop dringt den weg op naar Metz. De garde-fuseliers en nog andere bataljons willen de vluchtelingen nazetten, maar bij de steengroeven van Jaumont staat artillerie in batterij; deze en de bezetting van het Hois de JSaulny en van het Bois de Jaumont dekken met haar krachtig vuur den aftocht. Op den rechtervleugel is de strijd beslist. In dienzelfden tijd ongeveer was het in liet centrum aan de Hessen, ondersteund door de 3e garde-brigade, gelukt de stelling bij Amanvillers onder geduchte verliezen tot op 600 pas te naderen. Vooral de tirailleurs van de garde en het regiment Alexander hadden hierbij ontzettende offers gebracht. Van het eerstgenoemde bataljon waren al de officieren gevallen: een piepjong vaandrig voerde het bevel over het overschot der compagniën. Ook het regiment Alexander had veel geleden. Hierbij werden enkele compagniën reeds door onderofficieren aangevoerd. Om 7 uur kwam het gevecht tot staan. Zelfs de steun van het regiment Koningin Elisabeth was niet in staat de aanvallers daar nog verder voorwaarts te brengen. Het vuur was te .heftig, te vernietigend. Een uur later echter werd het bij St. Privat behaalde succes bij den verdediger ook op dat punt voelbaar. Telkens verwoede tegenaanvallen doende om die beweging te dekken, begon het zeer gedunde ie korps langzaam te retireeren. Thans achtte generaal von Manstein, de commandant van het 9" korps, liet oogenblik gekomen om den strijd ook in t centrum tot een beslissing te brengen. — Nog eenmaal gingen de Hessen en de garden, ondersteund door de zeer gedunde bataljons, die rechts en links neven hen hadden gestreden, met hoera en tromgeroffel tot den storm vooruit. Nog eenmaal kwam het vlak bij Amanvillers tot een bloedig gevecht, maar het dorp werd ten slotte toch genomen. In wanorde weken de Franschen op Metz terug. Ook hier hadden de Duitsche wapenen dus gezegevierd. Lang niet zoo gunstig nog stonden de zaken op den rechtervleugel, bij het Ie leger. Daar hebben wij gezien, dat na de paniek bij het 7e korps versche bataljons, door hun artillerie gesteund, zich snel aan den westrand van het plateau hadden vastgeklemd. In weerwil van 't hevige geweervuur der Franschen verloren zij hier wel geen voet grond maar wonnen er ook geen enkelen. De toestand was daar nog steeds uiterst critiek. De uitmuntende stelling van den vijand, die eiken aanval op 't bergvlak van Moscou en le Point du Jour tot nog toe had afgewezen en die de met voorbeeldige hardnekkigheid strijdende troepen van het Ie leger zeer in de engte had gedreven, de naderende nacht, kortom al deze omstandigheden bijeen maakten, dat het doen van een groote, nieuwe krachtsontwikkeling, wilde men vóór den nacht nog een beslissing zoeken, voor de Duitschers gebiedend noodzakelijk werd. — Van het 2e korps (von Fransecky) had de artillerie de hoogten van Rezonville reeds bereikt; ook de voorste bataljons er van hadden die hoogten reeds betreden, maar de afstand tot Gravelotte was nog groot. De opmarsch van dat korps moest dus zooveel doenlijk versneld worden; en dit werd gevorderd van een troepen korps, dat van den vorigen nacht één uur schier onophoudelijk op marsch geweest was,.dat bijna niets te eten gehad en ook bijna niet de minste rust genoten had! Von Fransecky beveelt: „Al de batterijen naar voren; zoover daar nog plaats is te vinden, naast de artillerie van het 7C korps. De 3° divisie terstond op marsch naar Gravelotte en zuidwaarts van dit dorp opgemarcheerd; de ¥ volgt onmiddellijk. Als de artillerie in gevecht treedt, dekken de dragonders den vleugel." — 't Is een geweldig zware opdracht voor de paarden na den achttien uur langen marsch, maar 't moet; er dreigt gevaar. Opnieuw dringen de Franscben krachtig tegen den Duitschen rechtervleugel vooruit. Om het gansche gewicht der nu volgende gebeurtenissen op zijn juiste waarde te kunnen schatten, is 't noodig, dat wij een enkelen blik werpen op de voornemens en bevelen van Ëazaine. —- In den loop van den namiddag had de maarschalk een deel van de garde naar den rechtervleugel en ook naar het centrum gezonden. Zoodoende beschikte hij hier nog altijd over aanzienlijke strijdkrachten. Mocht hij thans besluiten tot een energieken, met volle kracht ondernomen tegenaanval, — uit de uitnemend gelegen, vaste posities op de hoogten tegenover Gravelotte kon die geheel worden gedekt; — dan bestond er groot gevaar, dat de rechtervleugel der Pruisen hier nogmaals en nog veel beslissender werd teruggeworpen dan kort te voren het geval was geweest. Dat Bazaine het bevel hiertoe niet zou geven, dat hij te ver van het brandpunt van den strijd verwijderd was. om den toestand met juistheid te kunnen beoordeelen, was voor het Duitsche hoofdkwartier een geheim; doch dat een forsche maatregel, om dit gevaar af te wenden, genomen moest worden, was zonneklaar; daarom was aan het 21' korps bevel gegeven snel voorwaarts te komen en deel te nemen aan het gevecht. Toen dit korps begon te avanceeren, begaf de koning zich op de hoogte van Gravelotte en bleef hier in weerwil van het vijandelijke vuur. Reeds kort te voren waren de voorste bataljons van Fransecky bij Rezonville langs hem heen gemarcheerd. In zijn onmiddellijke nabijheid waren doodgravers en ziekendragers reeds druk aan den arbeid. — Vol angstige belangstelling volgde de grijze monarch de herhaalde, doch telkens met te geringe krachten ondernomen aanvallen der Franschen. Eenmaal werd het vuur zoo heftig, dat de plaats, waar hij stond, door de projectielen werd bereikt. Toch waagde niemand den koning te naderen met het voorstel terug te gaan om dekking te zoeken. Eindelijk, in de verte nadert de infanterie van het 2e korps, voorop de jagers, dan het 54e. De ransel is afgelegd om vlugger te kunnen vooruitkomen. Reeds bij den opmarsch naar het défilé ontvangen de bataljons heftig vuur; slechts twee batterijen hebben nog plaats kunnen vinden. Langzamer, veel langzamer dan allen wenschen, vooral dan von Moltke wenscht, naderen de troepen. Rij Rezonville heeft de 3e divisie nog moeten wachten, tot de 4e dichter was opgesloten. — Met iedere minuut klimt de onrust; zelfs de blikken der beproefde oppercommandanten teekenen diepen ernst; allen begrijpen, dat hier op dit punt alles afhangt van minuten. Wel komen er gunstige berichten in van den linkervleugel, waar de garde en de Saksers goed staan tegenover St. Privat. doch ook daar is de beslissing nng lang niet gevallen; en hier op den rechtervleugel is de toestand zeer ernstig, zeer bedenkelijk, want zonder ophouden richten de Franschen uit hun schier onneembare posities hun vuur op de doodelijk afgematte strijders, die den ganschen dag reeds gemarcheerd en gestreden hebben, de meesten zelfs zonder een slok water te hebben genoten. De schaduwen van den nacht beginnen te dalen. — Zeven uur! Eensklaps ontstaat bij de Franschen een groote beweging; door overmachtig vuur gedekt, stormen zij in dichte drommen vooruit. Uit de struiken, uit de slooten, uit de holle wegen dagen groote infanteriemassa's op; ondersteund door het vuur hunner artillerie rennen zij vooruit, tegen de stellingen op van den Pruisischen rechtervleugel. Een vernietigend geweervuur ratelt. Dezen ontzettenden druk kunnen de door den strijd, de marschen en het urenlange afmattende standhouden uitgeputte troepen niet wederstaan. Vechtend beginnen zij terug te gaan. Met een daverend: „Vive VEmpereur!" dringen de Franschen hen na in de richting van de Mance-kloof. Het gevaar is groot. Rij de munitiecolonnes, die ver naar voren zijn gerukt, zijn schrik en ontsteltenis duidelijk zichtbaar. Bij honderden stormen eensklaps de Duitsche soldaten, van hun oflicieren beroofd, uitgeput, bloedend en alle leiding missende, achteruit. Een paniek dreigt. Daar slingert de artillerie haar dood en verderf brengende projectielen met doffen dreun in de drommen der aanvallers. — „Snelvuur!" — Een ontzettende granaathagel slaat neer. Het regent scherven. Diepe voren worden in de Fransche colonnes getrokken. Zij houden halt; ze wijken in wanorde terug. Tijdens dien aanval der Franschen is de koning niet van zijn plaats geweken. Granaten slaan in zijn nabijheid in. Verscheiden paarden worden zwaar gewond. Eindelijk laat de monarch zich door von Roon bewegen die gevaarlijke plaats te verlaten. Dicht bij Gravelotte, achter een half in puin geschoten muur, zet hij zich neder op een plank. Von Moltke is hem niet gevolgd; bij Malmaison is hij gebleven. De Franschen maken zich gereed tot een nieuwen aanval; bij de intredende schemering kan deze mogelijk gelukken, en nog altijd is het gios van het 2e korps niet ter plaatse. Zóó heftig wordt de anders zoo koelbloedige man door onrust gefolterd, dat hij in galop den straatweg oprijdt, waarlangs de Pommeren moeten naderen. Iedere minuut is er hier één. 't Is half acht. Daar dondert hem een duizendwerf hoera tegen, 't Is het hoera der Pommeren, met Fransecky aan de spits. Het hoera geldt den grooten generaal, den commandant der grenadiers van Kolberg. Als von Moltke die bataljons ziet, wordt het lichter in zijn binnenste. Het gevaar is verdwenen. Dringt de vijand thans door, dan vindt hij een macht, die hem het hoofd kan bieden. Zelf geleidt hij de voorste bataljons der 3e divisie naar den ingang van t half verstopte defdé; een andere weg is er niet. Dan klinkt zijn luid: „Und jetzt, Kinder, mit Gott für König und Vaterland!" en de voorste liniën verdwijnen in de kloof. De ¥ divisie blijft voorloopig met de cavalerie in reserve, doch volgt voor een deel ook al zeer spoedig. Uit de reeds met de schaduwen van den nacht gevulde kloof duiken de dapperen op, de jagers vooraan, dan het 54e, vervolgens het 2' ïegiment, later ook regimenten van de 14e divisie, — voor allen uit. met getrokken degen, von Fransecky. Als de vijand dien geduchten drom nieuwe vijanden ziet, 2.) bataljons; _ is hij een oogenblik ontsteld. Dan echter is hij zich zelf weêr meester. Zulk een ontzettende orkaan van vuur breekt nu los, als den ganschen dag nog niet werd gehoord. Snelvuur is t over de gansche linie. Uit de twee-, zelfs driehoog boven elkander liggende tirailleurloopgraven, uit de huizen, uit de struiken, uit de slooten knettert het vuur der chassepots en mitrailleusen. Een hel is die stelling geworden. Zelfs op den straatweg slaan de kogels in. Dicht aaneen sluiten zich de Pommeren; gelukkig voor hen schieten de Franschen veelal te hoog. Toch zijn de verliezen groot. Over de hoofden der infanterie slingeren de volkomen juist ingeschoten Duitsche vuurmonden hun granaten opnieuw in de Fransche stellingen. In weerwil van hun gevecht van uren, sluiten enkele afdeelingen van het 8e korps zich bij de Pommeren aan, om deel te nemen aan de beslissing. — Vuurmonden der 4® divisie verschijnen in de colonnes. Overal hoort men niets dan schreeuwen, jammeren, zuchten. Op de flanken is 't een chaos van verwarring. Daar liggen zooveel honderde gekwetsten zonder hulp! — De toenemende duisternis doet de afgrijselijkheid van 't gansche tooneel nog toenemen. De hoornblazers doen over de gansche linie onophoudelijk het signaal: „Voorwaarts!" hooren. Daar krijgen de stormcolonnes eensklaps vuur in de linkerflank! — Is de vijand ook daar nog? Och neen; een bonte hoop Pruisen is 't, die heeft geschoten. Reeds zóó donker is 't, dat niemand meer in staat is te zeggen wie vriend is, wie vijand. Fransecky is te paard boven allen uit zichtbaar, maar de dichte drommen houden hem omklemd; voortdurend dringen zij hem verder naar boven, dichter naar de Fransche stellingen, en van hieruit wordt nog aldoor als razend gevuurd. De vlammen verlichten dit bonte, huiveringwekkende tooneel. Er ontstaat wanorde overal, maar de generaal behoudt zijn kalmte. Wat de discipline in Pruisen is, weet hij; deze zal orde brengen. „Hoornblazer, blaas: ..Ophouden met vuren." — Dit signaal mist zijn werking niet. Terstond wordt het vuren gestaakt; geen enkele man schiet meer. Vreemd genoeg verstomt ook het vuur des vijands een korte poos. Van dit oogenblik maken de officieren gebruik; voordat er vijf minuten zijn verloopen, is de stormcolonne weder geformeerd. — Voorwaarts! — Een luid hoera beantwoordt dit signaal, en met. nieuwe kracht dringt alles weder naar boven. — Drie regimenten hebben hier reeds stelling genomen en een nieuwen aanval des vijands afgewezen. Wederom klinken de salvo's van twee, drie kanten tegelijk. Wederom ontstaat verwarring, wederom doet von Fransecky halt blazen — en „Ophouden met vuren." Dit middel werkt; — en dan eindelijk met den stormpas er op in! In 't nachtelijke duister woedt de laatste kamp. Vol vertwijfeling vechten de Franschen; hun vuur verlicht den gansclien omtrek, maar de Pommeren zijn boven. Ze werpen zich nu ook op Leipzig en op Moscou, doch dit is te vergeefs. De verbitterde strijd eindigt hiermede, dat de Franschen. behalve daar, hun positiën ontruimen. Tegenover het brandende le Point du Jour hebben de tirailleurs zich vastgezet. Alleen in de hofsteden blijft de tegenpartij nog meester, doch tot het doen van een krachtigen tegenaanval is ze niet meer bij machte; de hoogten van Gravelotte zijn door de Pommeren genomen! „Majesteit, de slag is ook op den rechtervleugel beslist. De Pommeren hebben de hoogten vermeesterd. De zege is ons," komt von Moltke zijn vorst melden, en een donderend: „Leve de koning! Hoera! is het antwoord. — Den volgenden morgen eerst zou blijken hoe groot die zege, ook hoe duur ze gekocht was. Kerst tegen tien uur kon men zeggen, dat aan den bloedigen arbeid, ook op den rechtervleugel, een einde was gekomen. Het dichtste bij den vijand staande, had het ~2<- korps den veiligheidsdienst op den rechtervleugel op zich genomen. In weerwil van al de krachtsinspanning van den afgeloopen dag, was dit korps toch dadelijk weder gereed tot het gevecht. — De troepen hadden tot aan het defdé van Gravelotte met pak en zak. langs slechte, bergachtige wegen vijf en dertig kilometer afgelegd. Van eten of drinken was al dien tijd zoo goed als geen sprake geweest. — Daarna hadden de mannen drie uur in 't gevecht gestaan. Toen de slag was geëindigd, waren die krijgers negentien uren achtereen marcheerende of vechtende niet uit het gelid gekomen. Wordt gevraagd: Wat kan men met zulke troepen niet doen? Bij het schijnsel van een bivakvuur, dat met de sporten van een ladder werd gevoed, zat de koning. Het eene einde van de plank, waarop hij gezeten was, lag op een dood paard, het andere op een bascule. I lier dicteerde hij von Bismarck zijn telegram voor de koningin. ..Bivak bij Rezonuille 18 Augustus 9 uur 's avonds. Het Fransche leger in zeer sterke stelling ten westen van Metz heden ieden van Parijs en op Metz teruggeworpen. Wilhelm." DE KERK VAN ST. PRIVAT OP DEN 19" AUGUSTUS. Fr.-D. Oorl. Jdc dr. 13 Te vergeefs werd voor den grijzen monarch naar een verkwikking gezocht. Zelfs een glas wijn was voor hem niet te krijgen. Naar het met gekwetsten overvolle Gorze wilde hij niet terug; hij kon best bivakkeeren bij zijn troepen, meende hij. Eindelijk werd er te Rezonville een armoedig, klein kamertje voor hem gevonden: een draagbaar uit een ziekenkar diende hem dien nacht tot legerstede. Ook was men ten slotte zoo gelukkig een stuk vleesch voor hem machtig te worden; in een glas zonder voet bracht een zoetelaarster hem een teug wijn. Dit was na den slag bij Gravelotte het souper des konings. Den ganschen voornacht door kwamen de tijdingen en rapporten in over de behaalde overwinning, en toen er eindelijk van rusten sprake kon wezen, want zelfs nog diep in den nacht verbraken salvo's de stilte, en vielen er schoten van 't fort St. Quentin. wist de koning, dat Bazaine niet alleen op Metz teruggeworpen, doch dat hij van nu af binnen deze veste opgesloten was. Al de troepen bivakkeerden op 't slagveld, de garde, de Saksers en de 20* divisie van 't 10* korps bij St. Privat en Batillv, de Hessen bij 't bois de la Cusse, het 3e korps bij Verneville, het 8e en de '27" brigade bij Gravelotte. de 26* brigade bij Jussy. Op dat gansche, uitgestrekte gevechtsveld kon men letterlijk geen schrede doen zonder op een lijk. een gewonde of een ander beeld van vernieling te stooten. In St. Privat ontmoette het oog een waar tooneel der verschrikking: hoopen meubelen, kleederen. huisraad en daai tusschen lijken, afgrijselijk verminkt; de kerk totaal verwoest; de lichtkronen verpletterd; alle deuren en vensters aan splinters: de toren ingestort. In zijn val had hij de klok medegenomen. Massa's kalk, balken en puin bedekten het plaveisel. Het bedehuis lag propvol met gekwetsten; \ooitdurend werden er nog meer aangedragen. Op de trappen van het altaar werd verbonden; geen seconde rust hadden de doctoren; vriend en vijand lagen bloedend naast elkander. Na het staken van den strijd hadden het Fransche 0° en het i* korps zich bij Woippv en Plappeville verzameld; bij Ban St. Martin stond \\edei de garde. Zooals wij weten, was deze bij St. Privat te laat gekomen. — In de grootste wanorde was het 6" korps teruggegaan. Het had het 4e medegesleurd. zoodat het geheele kamp, dat opgeslagen was bij Aman vil Iers. nu ook in handen des vijands viel. — Nog in den loop van den nacht werden Moscou en le Point du Jour, die zoo heldhaftig verdedigde punten, door de bezetting ontruimd: het 2e korps bivakkeerde bij Longeville, het 6e ging terug tot bij het fort la Moselle, het 4e bleef bij Sansonet. de cavaleriedivisie de Forton kwam naar het Moezeldal. Al deze bewegingen werden op Bazaine's last in de diepste stilte uitgevoerd. V IJ F T I E N D E HOOFDSTUK. I)E MORGEN VAN DEN 19en AUGUSTUS. Eerst bij het morgengrauwen was het mogelijk een algemeen overzicht te krijgen van den ontzettenden kampstrijd, die den vorigen dag had gewoed. Lange rijen dooden en verminkten lagen langs de wegen, bij de vertakkingen, in de tuinen. Veel wegen waren door de lijkenhoopen niet begaanbaar; ieder huis, iedere hut, ieder afdak, elke kerk en iedere schuur was gevuld met gewonden. Ontzettend was het schouwspel in de tirailleurloopgraven; vele hadden granaten ontvangen, die de tirailleurs gruwelijk hadden verminkt. In St. Pnvat hingen de lijken hier en daar op de muren; op verschillende plaatsen lagen Pruisen en Saksers en Franschen kruiselings «.ver elkander op dezelfde plaats, waar zij elkander hadden neergestoken. Reeds waren veel boeren geprest om de dooden te begraven, want de verpestende stank, die zich verspreidde, werd al spoedig ondraaglijk. - Uit een der huizen kwam een man loopen. - „Waar moet ik met al die lijken heen? Gisteren onder het gevecht hebben ze negen gekwetsten bij me in huis gedragen; acht zijn er van nacht gestorven. De negende leeft nog, maar zal ook wel gauw dood zijn. Hij doet niets dan roepen om zijn moeder. Ik moet gaan begraven en kan hem niet meer helpen." — Dergelijke tooneelen kwamen telkens voor. 't Was hartverscheurend. Niet zonder reden schreef de koning den 19en aan zijn gemalin, dat hij huiverde om te vragen naar de geleden verliezen en —• naar namen. Maar al te veel bekenden werden toen reeds genoemd! Tevens bracht hij oprecht gemeende hulde aan zijn eigen leger en aan dat der zoo heldhaftige tegenpartij. Voor zoover hem dit mogelijk was, bezocht hij op zijn rit over het slagveld de ambulances en tijdelijke veldhospitalen. Bij St. Hubert lagen menschen en paarden, zelfs honden in bloedige kluwens bijeen, granaatscherven er tusschen, bebloede helmen, kèpi's en wapens overal er omheen. Zwijgend reed de monarch voort; de tranen stonden hem in de oogen. In Gorze was elk plekje belegd met gewonden. Veel werd er voor hen gedaan, maar duizenden lagen nog ginds op 't slagveld; daar werkten de brandende gebouwen de verpleging zeer tegen. Bij tientallen reeds waren de dragers van de edelste namen van Frankrijk en Duitschland dood en gekwetst bij elkander gelegd, en telkens nog weder werden er onder uit de diepe kloven en boven van de hoogten nieuwe aangevoerd. Prins, noch graaf, noch hertog had zich ontzien om aan de troepen het voorbeeld te geven. Toen eindelijk na eenige dagen de ontzettend lange verlieslijsten te Berlijn en te Parijs bekend werden, toen bleek hoeveel edel bloed er bij Gravelotte-St. Privat was gevloeid, hoeveel zonen der eerste geslachten van beide landen daar' het leven hadden gelaten of zwaar verminkt op een strooleger lagen te kermen, toen steeg een lange, droeve jammerklacht op naar Gods troon. In zijn „Dagboek van een officier van gezondheid" geeft de chirurgijnmajoor Dr. Richter een reeks van levendige beelden en tooneelen uit die dagen. Zoo o. a. schrijft hij : „In één woord allesoverweldigend. verpletterend was de indruk, dien St. Privat zelf teweegbracht. Van alle zijden stegen de vuurzuilen deibrandende huizen en schuren ten hemel en verlichtten de lange hoofdstraat zoo goed alsof het helder dag ware geweest. Ginds stonden reeds de voertuigen van het le hospitaal-detachement. Jammerend en schreiend verzochten de gewonden, die op weg naar 't dorp reeds waren opgenomen, om verlossing uit hun hoogst smartelijken toestand, want zonder eenig verband waren zij overal op de wagens geladen, waar men ze had gevonden. Door omverliggende, stukgeschoten en ineengezakte kanonnen, voorwagens en voertuigen, zoowel als door omlaag gestorte balken uit de brandende huizen was de straat zoodanig versperd, dat de detachementen niet voor- of achteruit konden. Aan beide zijden langs de huizen lagen massa's gewonden, die om hulp smeekten; uit de brandende huizen klonken luide noodkreten; van alle kanten schreeuwden de voerlieden; 't was in één woord een gruwelijke warboel. — Juichend en zingend drongen afdeelingen Duitsche soldaten door dien chaos, en voor 't meerendeel luide jammerend: „Nous sommes perdus! Quel malheur pour nous slopen kleine troepjes gevangengenomen Franschen met bleeke, wanhopige gezichten voort. „Hier vielen een paar vrienden elkander snikkend van blijdschap om den hals; daar vond een lichtgewonde een stervenden ouden bekende, ot' riep een gekwetste zijn voorbijspoedende kameraden een groet na voor de zijnen. Daartusschen siste en knapte het vuur, en kraakten de balken de. brandende huizen; dan klonken weder opeens luide, scherpe commando's door de straten ; ordonnansen naderden in galop door een zijstraat; hier klonk opwekkende vreugdemuziek, ginds een flauw gerochel. Een onbeschrijfelijk droevig door elkander golven was 't van de aangrijpendste, sterkste contrasten. „In allerijl werden eenige tegen brandgevaar verzekerde, grootere verblijven ontruimd, en de vloeren uit de gevulde schuren met een dikke laag stroo bedekt. Ook in de open lucht langs de huizen werden s-troolegers gereed gemaakt, aangezien zich in 't dorp nog maar enkele woningen bevonden, waarin de gekwetsten zonder gevaar voor verbranden nedergelegd konden worden. Thans eerst konden de gewonden uit de wagens van het voorste hospitaal-detachement verwijderd, en deze wagens zeiven tot het afhalen van een nieuwe vracht naar het slagveld teruggezonden worden. In welk een poel van ellende, smart, lijden en ongeluk staarden wij de eerstvolgende uren! Welk een reeks van hartverscheurende tooneelen trokken ons oog voorbij, maar ook hoeveel voorbeelden van geduld, standvastigheid, berusting en wilskracht wekten hier onze bewondering! — Onder die allen staat er mij één nog levendig voor den geest. _ In een der bovengenoemde ruime vertrekken lag. zorgvuldig op een met matrassen bedekte sponde uitgestrekt, een piepjonge gaideofticier met een schotwond in den buik, waardoor de ingewanden waren beleedigd; de uitdrukking van zijn gelaat alleen reeds verried, dat hij niet lang meer zou lijden. ,,Toen ik naar hem toetrad om zijn wonde te onderzoeken en te ver- binden, trachtte hij zich in weerwil van de hevige pijn, die hij leed, op te richten, en stelde hij zich even bedaard en vormelijk voor. alsof wij in een salon met elkander kennis gemaakt zouden hebben. Terwijl ik zijn toestand onderzocht, vroeg hij of hij levensgevaarlijk gewond was. Daar het zoo goed als niet denkbaar was, dat ik of een mijner collega's in de eerstvolgende uren naar hem kon komen zien. achtte ik mij verplicht den armen jongen, hoe zwaar mij dit ook viel. openhartig te zeggen, dat hij den morgen waarschijnlijk niet meer zou halen. Hij bedankte mij, dat ik de waarheid niet voor hem had verzwegen, ging daarop, zonder een enkelen zucht te slaken en zonder den minsten doodsangst te toonen. in de kussens achterover liggen en verzocht mij alleen aan zijn compagnie kennis te geven, dat hij hier in St. Privat zwaargewond nederlag; bij 't appèlhouden zou men de reden zijner afwezigheid dan dadelijk weten. — Niet om zijn ouders, niet om zijn naaste bloedverwanten, niet om zijn broeders en zusters dacht die jeugdige. dappere officier in zijn stervensuur het eerste, alleen aan zijn eer, zijn dienst, zijn regiment, zijn naam. ,.Ik zorgde, dat hij met de minstmogelijke pijn kon inslapen; toen ik den volgenden morgen in de vroegte zijn sponde naderde, kon ik den held nog slechts de oogen toedrukken. Zijn lijden was geëindigd. ..Terwijl de wagens naar het slagveld reden om bij fakkellicht zooveel gewonden als mogelijk was nog naar St. Privat te transporteeren. begonnen wij zeiven de in de nabijheid van het dorp liggende geblesseerden op te zoeken. Voor het grootste gedeelte waren dit Franschen: en van dezen begonnen er velen, zoodra zij ons zagen naderen, hardop te jammeren. Die Pruisen, die barbaren kwamen immers alleen bij hen om hen te plagen, te mishandelen en hen zelfs naar de andere wereld te helpen! Vandaar, dat er aanvankelijk velen geen onderzoek wilden toelaten. Op veler gelaat waren daarna verwondering en eerbiedige verbazing te lezen, toen zij tot de ontdekking kwamen, dat zij met even groote zorg en welwillendheid verpleegd en behandeld werden als onze eigen gewonden. „Een jong Fransch officier, die zwaar gekwetst in een houding lag. welke hem hevige smart moest veroorzaken, verzocht dringend, dat wij niet hem doch eerst de andere gewonden zouden helpen. Zijn laatste uur was toch geslagen. Weldra had hij inderdaad opgehouden te lijden. Toen hij nu opgenomen werd, bleek om welke reden voornamelijk hij ons dit vreemdsoortige verzoek had gedaan. Onder hem toch lag een stuk van een totaal aan flarden geschoten Duitsch vaandel. Mogelijk had de verovering van dit stuk doek, dat hij zelfs nog in den dood in de verstijfde vuist hield geklemd, hem het doodelijke schot bezorgd. ,,'t Was- vinnig koud dien nacht, en een fijne regen maakte dezen nog onaangenamer. Toch werd er onafgebroken, rusteloos doorgewerkt, tot tegen twaalf uur de laatste fakkels uitgebrand, en menschen en paarden tot verdere krachtsinspanning niet meer in staat waren. Door al die uren van zwaar werk, schrik en ontsteltenis totaal uitgeput, lag ik weldra in een soort van verdooving, die mij wel voor een kort poosje het tegenwoordige deed vergeten, maar op een vasten, verkwikkenden slaap volstrekt niet geleek. „Het eerste lichten van den nieuwen dag deed ons wakker schrikken. Huiverend, stijf, koud en nog half soezend, togen wij weder aan den arbeid. Aangezien de voorraad van het detachement zelf volkomen was uitgeput, kwam het er vóór alles op aan, dat wij de noodige levensmiddelen aanvoerden, niet alleen voor al de arme drommels, die bij ons reeds onder behandeling waren, maar ook voor het nog grootere aantal, dat nog bij ons gebracht zou worden. Met een stuk of wat treinsoldaten begon ik de verlaten huizen dus te doorzoeken en vond weldra in de kelders niet alleen een aanzienlijken voorraad meel, spek, aardappelen, wijn, enzoovoorts maar tevens een groot aantal ongedeerde Fransche soldaten, die zich daar hadden verstopt. „De eerste twee drie keeren was 't een lachwekkend tooneel, als de soldaat, die het eerste in den kelder was afgedaald, meestal doodsbleek van schrik naar boven kwam rennen met de boodschap: ,.Dat 't daaronder vol Franschen zat." — Gring daarop een onderofïicier met getrokken sabel voor het luik staan, en riep deze die wegloopers een luid: ,.Allons! Allons! Marche!" toe, dan was 't grappig te zien hoe de eene roodbroek na den anderen in volle wapenrusting door het luik te voorschijn kwam en dadelijk begon te jammeren: „Ah, quel malheur! Nous sommes perdus /" —■ In den kelder van het huis, waarin wij zei ven eenige uren rust hadden genoten, vonden wij ook het oude moedertje, dat even te voren nog een kop smakelijke koffie voor ons had gezet. Met de handen in den schoot gevouwen en diep ineengedoken, zat zij beneden in het donker naast een wijnvat. Ze was dood. De angst en de ont- steltenis van den vorigen dag en den afgeloopen nacht hadden zeker haar laatste krachten gebroken. ..Onbeschrijfelijk schrikwekkend was liet schouwspel, dat St. Privat bij dag aanbood. Nog sloegen overal de vlammen uit de brandende huizen: uit de rookende puinhoopen staken de verkoolde, zwarte of nog glimmende balken spookachtig ten hemel: in de muren gaapten geduchte spleten en gaten, door de granaten geboord: enkele binnenmuren waren door de geweerkogels letterlijk als een zeef doorschoten. De met bloedplassen bedekte straten verrieden in welk een wilde vlucht deFranschen de plaats hadden ontruimd. Weggeworpen wapenen, schako's, ransels, kookgereedschap. gebroken wagens en voertuigen, doode paarden, afgescheurde tuigen, pakjes patronen bedekten met dakpannen en puin van ingestorte huizen allerwege de straten. In de tuinen vond men op enkele plaatsen nog tenten staan met koffers, mantels, toiletartikelen, kleedingstukken van allerlei aard. kaarten, schrijfgereedschap, glazen, üesschen, in één woord met allerlei zaken er in, die bewezen, dat de Franschen van het 6e korps, even goed als hun makkers den 16"1. midden in het vroolijke bivakleven waren overvallen, en dat zij op een aanval niet hadden gerekend. „Nadat in St. Privat de noodige beschikkingen voor het onder dak brengen der gewonden waren gemaakt, reden wij voor het indienen van het rapport terug naar het bivak bij St. Ail. waar onze bagage reeds was aangekomen. Nauwelijks was ik een onzer gemakkelijk ingerichte wagens binnengeslopen, om mij voor den eersten keer in driemaal vierentwintig uur eens van mijn laarzen te ontdoen, toen ik reeds weder bevel ontving, met een order terug te rijden naar St. Privat. Terstond moest ik dus weder te paard. ,.Bij 't verlaten der stad trof ik den adjudant van den staf deipioniers aan en bezichtigde met hem een deel van het slagveld. — In de eerste plaats zochten wij ten westen van St. Privat de plaats op, waar wij onze granaten den vorigen dag met zulk een ontzettende uitwerking in de voorwaarts dringende vijandelijke massa's hadden zien slaan. Hier lag voor en achter een smalle met water gevulde sloot een volslagen dam van gevallen Franschen. dikwerf drie of vier over elkander heen. de meesten door granaatscherven ontzettend verscheurd en vaneengereten. Daartusschen jammerden en weeklaagden een paar zwaargekwetsten, die onder hun doode makkere lagen en die door onze ziekendragers nog niet waren gevonden. Dat steunen en klagen was zóó hartverscheurend, dat ik, hoewrl niet voorzien van verbandmiddelen, van het paard sprong, den adjudant de teugels overgaf, die zwaargewonden van den druk hunner doode makkers bevrijdde en ze beter legde. Hun doorschoten ledematen gaf ik namelijk een zoodanigen steun, dat de menschen zoo weinig mogelijk pijn leden: tevens laafde ik de half versmachtenden uit mijn veldtlesch. „Terwijl ik weder naast een gewonde nederknielde, hoorde ik naast mij een schot; tevens vloog mij een kogel rakelings langs het hoofd, terwijl de adjudant mij toeriep vlug bij hem terug te komen. Thans hoorde en zag ik. dat een Fransch soldaat, dien ik zooeven, een pas ol tien verder achteruit, zoo gemakkelijk mogelijk had gelegd, bij wijze van dankbetuiging zijn geweer op mij had afgeschoten. Natuurlijk verging mij de lust nog eenmaal zulk een bedankje te ontvangen. Mug sprong ik dus weder in den zadel en draafde weg, het aan een op het schot toesnellend troepje soldaten en ziekendragers overlatende met dien verraderlijken sinjeur af te rekenen. ..Den straatweg Amanvillers-St. Privat naderende, zagen wij tot onze verrassing ten noorden van dien weg een uitgestrekt tentenkamp, dat, zooals mij later bleek, eveneens aan het 6e korps had behoord. „Dat ook deze troepen door ons overvallen, in elk geval verrast waren geworden, en dat ook zij liet bivak in allerijl hadden verlaten, bleek hier uit alles. Zoo bij voorbeeld stonden er nog potten en pannen, met eten gevuld, op de reeds lang uitgedoofde kolen der kookgaten ; in de tenten lagen uitgepakte ransels, uniformen, schoenen en onderkleederen bont door elkander. In de oflicierstenten stonden open koffers, waaruit nieuwe uniformen, burgerkleederen. linnengoed en allerlei toiletartikelen te voorschijn kwamen. In verscheidene vond men zelfs dameskleederen. waschgereedschap en allerlei potjes, fleschjes en doosjes benevens honderd andere zaken van dien aard: naast schrijfgereedschap, papier en sierlijke snuisterijen waren glazen, half volle wijntlesschen. borden en eetwaren op tafels, veldstoelen en kisten of op den grond verspreid. Alles gaf in één woord den indruk, dat de eigenaar van al die weelde zich tot het laatste oogenblik aan behaaglijke rust en gemoedelijke zorgeloosheid had overgegeven en aan alles had gedacht, behalve aan de kans op een zoo onverwachten aanval des vijands. „Aan het hoofdkwartier gaf ik kennis van mijn vondst. Toen er een BESTORMING VAN ST. PRIVAT DOOR AEDEELINGEN VAN DB GARDE EN VAN IIK SAK8ERS IN' DEN AVOND VAN DEN 18"» AUGUSTUS BARRIKADE OP DEN WEG NAAR STE. MARIE AUX CIlfiNES. onderzoek werd ingesteld, waren de tenten echter reeds grootendeels leeggestolen. „Vervolgens reden wij naar het terrein, waarover de garden hadden stormgeloopen. Wel waren de meeste gewonden reeds weggevoerd, toch zag het er daar nog droevig genoeg uit. Hier eerst was het duidelijk zichtbaar, hoe uitmuntend gedekt de Franschen in hun stellingen hadden gelegen. Achter de van schietgaten voorziene, zeer zware muren van het dorp, bij de alleenstaande boerderijen, achter de door uitgraving nog dieper gemaakte slooten en achter de muren van veldsteen, welke de akkers omsloten, lagen nog een menigte doode Franschen. Bijna allen hadden een schot door het hoofd. Daarvóór lagen, als gezaaid op dat reusachtige lijkenveld, de gevallen garden. Meer dan 7000 man had het keurkorps op het bed van eer achtergelaten." Doch 't wordt hoog tijd, dat wij van de nu volgende krijgsgebeurtenissen beginnen te verhalen. In den loop van den morgen van den 19-'" eerst was het eenigermate mogelijk de geleden verliezen bij benadering te bepalen : ook buiten het eigenlijke ^evechtsveld was heftig gestreden. Zoo waren van het le korps het 5e en het 45c regiment op den rechterover van den Moezel ernstig in gevecht gewest, en hadden deze troepen van den St. Quentin zwaar vuur ontvangen. Zoo bleek nu ook, dat bij het voortdringen der Pommeren in de duisternis veel officieren en soldaten door de verwarring in den afgrond rechts van het défilé waren gestort: terwijl zelfs nog den 21cn uit de struiken gekwetsten werden te voorschijn gebracht. Eindelijk, na eenige dagen, was het geheele verlies vrijwel bekend. Aan dooden en gekwetsten bedroeg dit bij de Duitschers 819 officieren en 19260 man; van deze waren 328 officieren en 4909 man dood. Bazaine gaf later op. dat zijn verliezen den 18e" Augustus hadden bedragen 002 officieren en 11705 minderen. De slag bij G-ravelotte was de eerste in dezen oorlog, welke naar een nauwkeurig, goed overwogen, vastgesteld plan van het oppercommando der beide legers was geleverd. De voorafgegane gevechten waren meer ontmoetingsgevechten geweest, die plotseling groote uitbreiding hadden verkregen. Uit schijnbaar kleine verkenningen waren groote veldslagen ontstaan. Het aanhoudende streven van het Duitsche hoofdkwartier om, eenmaal den vijand vastgegrepen, dezen hoe langer hoe meer van zijn terugtochtslijnen. met andere woorden van Chalons en Parijs af te dringen, was tot twee dier gevechten de hoofdaanleiding geweest. O ' Ditmaal, bij Gravelotte, hadden de aanvallers gestreden met den rug naar Frankrijk, d. w. z. naar de hoofdstad. Een gewaagd stuk was het zeker geweest, zeer gewaagd zelfs, want de stellingen der Franschen waren schier onneembaar: en voordat het tot een geregeld gevecht kon komen, hadden verscheiden Duitsche korpsen uren- en urenlang moeten marcheeren. Yersche troepen konden deze dus niet meerheeten. Maar von Moltke wist welke soort van troepen hij bezat en hoeveel hij van hen kou vorderen; ook wist hij. dat alle door hem gegeven bevelen stipt werden uitgevoerd en dat. daar waar de omstandigheden dit onmogelijk maakten, door de aanvoerders zei ven nieuwe bevelen gegeven werden, die het beste bij den toestand pasten. Ten slotte had de tegenwoordigheid van den koning en van zijn naaste mannelijke bloedverwanten bij de troepen stellig veel bijgedragen in het volksleger der Duitschers een hoogeren geest te brengen dan bij de tegenpartij, die in zijn gelederen duizende huurlingen telde. Hoe het zij. deze drie groote veldslagen om Metz hadden wel ontzettend veel bloed geëischt. doch tevens voor de Duitschers iets groots tot stand gebracht. Gezamenlijk hadden ze een in den aanvang onmogelijk te verwachten succes ten gevolge gehad, want marschalk Bazaine was teruggeworpen binnen de forten, welke Metz omringden, zijn gemeenschap met Mac-Mahon en met Parijs was verbroken, en voor de Duitschers lag de weg naar Parijs thans zoo goed als geheel open. Hoe was 't in de dagen van 1 i tot 19 Augustus intusschen te Parijs gegaan ? — Dat het ministerie Gramont-Ollivier reeds na de eerste nederlagen was gevallen, dat het ministerie Palikao aan het bewind gekomen en generaal Trochu gouverneur van Parijs geworden was. is ons reeds bekend. In de Kamers hadden telkens woelige tooneelen plaats gehad. Betreffende de gebeurtenissen op het oorlogsveld had de minister zich niet uitgelaten. — ..Ik mag niets zeggen, doch alles staat goed." moesten zeker het geheimzinnige knipoogje en het raadselachtige knikje beteekenen, waarmede hij nu en dan een minister ter zijde genomen en hem iets ingefluisterd had. In de stad zelve heerschte in die dagen onrust. Keeds den 11'" hadden in de voorstad La Villette ongeregeldheden plaats gehad. Men wilde ze toeschrijven aan Duitsche invloeden, en de Figaro was zoo geestig het voorstel te doen om de belhamels, voordat zij werden gefusilleerd, eerst Duitsche namen te geven, om op die wijze tegenover het buitenland verantwoord te zijn. Ook Gambetta wierp de schuld op de Duitschers. Zeer spoedig werd echter bewezen, dat niet de Duitschers doch wel de roode republikein Flourens die standjes in 't leven had geroepen, terwijl er onder de negen en tachtig hierbij gevangen genomenen slechts twee Duitschers waren aangetroffen. Deze werden ter dood veroordeeld; de Franschen werden gestraft met gevangenis of vrijgesproken. Den löen eindelijk was men begonnen Palikao in de Kamer over den stand van zaken bij Metz te interpelleeren. Wel had Bazaine over het gevecht bij Borny getelegrafeerd, dat hij had gezegevierd; doch de Parijzenaars begonnen wantrouwend te worden. Toen ook de beroemde 15e Augustus, de welbekende Napoleonsdag, zonder eenige nadere tijding was voorbijgegaan, was Palikao letterlijk wel tot spreken gedwongen geworden. „Groote slagen hadden er eigenlijk nog niet plaats gehad," beweerde hij"; „wel afzonderlijke gevechten. De Pruisen hadden groote verliezen geleden en hadden den terugtochtsweg voor de Franschen moeten vrijlaten." Ten slotte verzocht hij vertrouwen te stellen in het leger. Tevens deelde hij mede, dat er een nieuwe krijgsmacht werd samengesteld om Bazaine krachtig bij te staan. Den 17en nam te Parijs de onrust nog toe. Betreffende het gevecht van den 16en bij Vionville waren geruchten in omloop, doch de regeering kon noch wilde de waarheid mededeelen. In 't Wetgevend Lichaam kwam de mogelijkheid van een beleg der hoofdstad reeds ter sprake, en werd bij voorbaat de raad gegeven levensmiddelen in te koopen. Thiers, de schepper van de reusachtige vestingwerken om Parijs, sprak zelfs reeds als zijn gevoelen uit, dat onder de muren der hoofdstad een geweldig groot succes kon worden behaald, maar dat, „wanneei de verdedigers der hoofdstad uit alle oorden van het land kwamen opdagen, zij ook zeker moesten zijn daar levensmiddelen te vinden." De minister van koophandel antwoordde, dat hiervoor alle maatregelen reeds \varen_ genomen. Terwijl de onrust te Parijs dus nog voortdurend toenam, terwijl allei lei onheilspellende geruchten de ronde deden, terwijl een ieder letterlijk begreep, dat hij door de regeering werd misleid, hield Palikao de bevolking nog met allerlei praatjes en uitvluchten in de onzekerheid, tot den 22en eindelijk in den Monileur de eerste bekentenis der geleden nederlagen verscheen. De indruk, hierdoor bij de bevolking teweeggebracht, was zoo geweldig groot, dat Palikao al het mogelijke moest doen om den storm te bezweren. — In zijn jongste berichten zou Bazaine. heette het, hebben medegedeeld, dat hij geen versterking noodig had, en dat hij in een uitmuntende positie stond bij Montmédy. — Toen de Engelsche bladen ten slotte het Duitsche oflicieele bericht bevatten, dat Bazaine in Metz was opgesloten, waagde Palikao het zelfs nog aan de Parijzenaars wijs te maken, dat dit bericht een krijgslist van de Duitschers was, om op die wijze te weten te komen waar Bazaine zich werkelijk bevond. — „Maar geen rechtgeaard vaderlander zal zich laten verleiden dit geheim thans te openbaren." dorst hij aan 't slot zelfs zeggen. Wij weten reeds, dat twee dagen na den slag bij Gravelotte de reusachtige vesting Metz aan alle zijden door de Duitsche troepen was ingesloten. Tevens hadden deze bij Gorze de leiding afgesneden, die de stad van drinkwater voorzag. Vooreerst zou men zich hier dus met Moezelwater moeten behelpen. ZESTIENDE HOOFDSTUK. OP MARSCH NAAR PARIJS EN NAAR SEDAN. Het IIIe leger, het leger van rlen kroonprins van Pruisen, dat de gevechten bij Weissenburg en Wörth zoo glansrijk had gewennen, hebben wij door den loop der gebeurtenissen een tijdlang uit het oog verloren. Wij weten, dat de Badensche divisie onder bevel van generaal von Beijer last had ontvangen over Hagenau te- marcheeren naar Straatsburg; ook is ons reeds bekend, dat enkele Fransche vestingen door Wui tembergsche en Beiersche troepen waren genomen of ingesloten, en eindelijk vermeldden wij, dat de kroonprins den 15en zijn intocht had gehouden in Luneville. Slechts onbeduidende voorvallen hadden den zoo gevaarlijken marsch dwars door de Vogezen gekenmerkt. Uitzelstein had men door de bezetting verlaten gevonden. Het fort Lichtenberg had slechts enkele uren weerstand geboden. Alleen Bitsch en Pfalzburg hadden van geen overgave willen weten. Den löen Augustus had de kroonprins zijn vader van uit Nancy, waarheen zijn hoofdkwartier dien dag verlegd zou worden, per rijtuig te Pont-a-Mousson willen opzoeken; maar te Nancy reeds tijding ontvangen hebbende van de eerste gevechten bij Metz. had hij natuurlijk moeten blijven waar hij was, om nadere berichten af te wachten. Eindelijk, den 20e", kon hij zijn plan volvoeren. — \ader en zoon hielden elkandei langen tijd omarmd. In de weinige dagen na de scheiding was reeds zoo machtig veel gebeurd. — Toen kwamen de zaken, ernstige, hoogst ernstige vraagstukken aan de orde. — Bazaine was opgesloten in Metz; Bazaine had nog een leger van bijna 130.000 man tot zijn beschikking; Bazaine moest dus in Metz opgesloten blijven. Hem moest voor eens en voor altijd belet worden zich in verbinding te stellen met Mac-Mahon, die, na den slag bij Wörth op Chalons teruggegaan, hier bezig was in allerijl een nieuw leger bijeen te brengen. In de tweede plaats moest er een legermacht worden gevormd, sterk genoeg om naar Parijs te marcheeren en Mac-Mahon, die dit stellig zou willen beletten, aan te grijpen en te verslaan. Naar aanleiding van het bovenstaande en volgens het plan van von Moltke. had de koning besloten tot de vorming van een vierde leger. \ an het Ie en IIe. die gezamenlijk bestemd werden om Metz in te sluiten. werden de garde, de Saksers en het 4e korps, zoomede drie cavaleriedivisiën, de 5C, de 6e en de garde-divisie, vereenigd tot een IVe leger, de zoogenaamde Maas-armée. Onder het commando geplaatst van den kroonprins van Saksen, was het reeds den dag na den slag bij Gravelotte gevormd en waren zijn voortroepen, met sterke cavalerieafdeelingen voor zich uit, op marsch gegaan, ten deele naar 't westen. Eerst den 23en echter ving het gros den marsch naar Chalons aan; het had de aanwijzing ontvangen om met het IIIe leger ongeveer op gelijke hoogte te blijven. Inziende van hoeveel belang het was, dat het commando over al de troepen om Metz in één krachtige hand berustte, droeg de koning het opperbevel over deze strijdmacht, die, weldra door troepen van de landweer, de 3e reserve-divisie, versterkt, circa 150.000 man zou tellen, op aan prins Frederik Karei. De generaal voh Steinmetz. de voormalige commandant van het Ie leger, werd benoemd tot gouverneur van Posen. Den 23™ Augustus ging ook het IIP leger, dat rustdagen had gehad om de Maas-armée op dezelfde hoogte te laten komen, weder op marsch. Het doel was voorloopig Chalons. Hier dacht men Mac-Mahon met zijn leger te vinden en — ook Napoleon. De zware verliezen, in bijna alle groote families van Duitschland en Frankrijk vooral door de twee laatste veldslagen geleden, hadden — hoe kon het anders? — in beide landen een kreet van smart, van rouw Fr.-D. Oorl. 2e druk. 14 doeri slaken. Zelfs in de kleinste dorpen, in de afgelegenste gehuchten zag men de in zwaren rouw gehulde moeders en zusters en vrouwen der gevallenen opgaan naar de kerk, om hier onder een vloed van tranen gebeden uit te storten voor den zoon, den broeder of den echtgenoot, die ginds, och, zoover weg van ouders en bloedverwanten, met wonden overdekt, een dikwerf naamloos graf had gevonden. Naast dit bittere zieleleed kwam bij de Duitsche vrouwenwereld echter ook weldra het gevoel van trots en rust, dat de zegepraal schenkt. Dat er op den geduchten, zoo machtigen vijand nu reeds zulke groote voordeelen waren behaald, was meer dan men bad kunnen verwachten. Dit gevoel lenigde de smart. — Arme Fransche vrouwen! Zij misten iederen troost van dien aard. In eiken vorm gaf de Duitsche natie aan haar gevoel van zegepraal uiting. Er werd geïllumineerd, gedanst en gezongen, in één woord feestgevierd, maar — tegelijkertijd werd de soldaat, het landskind, niet vergeten. Wijd openden zich de beurzen; en de rijke geschenken van allerlei vorm, welke het leger werden nagezonden, doch vóór alles de bejegening en de verzorging, welke de zieken en gekwetsten van de zijde van allerlei vereenigingen ten deel vielen, bewezen hoe diep het bewustzijn van groote verplichtingen tegenover de dappere strijders bij allen was doorgedrongen. Intusschen deed het gouvernement reeds stappen om in de zoo snel veroverde streken in den rug van de Duitsche legers een eenigermate geregelden toestand te scheppen. In Duitschland beschouwde men het reeds blijkbaar als een voldongen feit, dat de Elzas en Lotharingen van nu af Duitsch zouden wezen en — blijven. Het nieuwverworven land ontving al zeer spoedig een Duitsch bestuur, dat alle verhoudingen regelde en orde schiep in de wanorde. Zoo werd de generaal von Bonin, die te Nancy zijn zetel koos, gouverneur van Lotharingen; zoo werd de luitenant-generaal von Bismarck-Bohlen met het bestuur over den Elzas belast, terwijl de stad Hagenau hem voorloopig tot standplaats werd aangewezen. Met een vlugheid en een werkzaamheid, die vooral onder omstandigheden zooals deze bijzonder in 't oog moesten vallen, regelde de postadministratie den dienst van het verkeer in de bezette streken, een taak, daarom vooral zoo vol bezwaren, omdat het personeel ten deele met Fransche ambtenaren moest samenwerken. Welk een contrast met hetgeen men in diezelfde dagen te Parijs en in Frankrijk zag! Hier begon het gesternte van de Napoleontische dynastie snel naar de kim te zinken. De verbittering tegen den keizer, een verbittering, welke ieder oogenblik tot een uitbarsting dreigde te komen, steeg na de nederlagen' bij Metz ten top. De opgewondenheid streefde het doel, dat enkele partijmannen zich hadden gesteM, zelfs voorbij ; ze keerde zich weldra niet alleen meer tegen den keizer, maar greep in haar machtelooze woede zelfs weerloozen aan. De Pruisenhaat werd in die dagen zoo groot, dat een volbloed Franschman voorheen slechts met een Duitscher omgang behoefde te hebben gehad, om onder verdenking te geraken een vijand des lands te zijn. Ongehinderd trok het gepeupel reeds bij troepen door de straten. De revolutie zat in de lucht. Den 14en had Gambetta immers reeds openlijk van de tribune de gronden betoogd. waarop de keizer moest worden onttroond! — Ondertusschen deden de bevelvoerende generaals hun uiterste best om hun troepen te reorganiseeren en weder strijdvaardig te maken: tevens verscheen van Trocliu reeds den *19*" een decreet, waarin hij, als gouverneur van Parijs, de mogelijkheid van een beleg der hoofdstad openlijk behandelde. Toen de gansche omvang der geleden verliezen en nederlagen eindelijk te Parijs bekend werd, stak er in de Kamer letterlijk een storm op. Keiler, Gambetta en Arago vielen de regeering heftig aan. Aan den keizer en aan de keizerin, welke laatste nog altijd te Parijs vertoefde en zelfs nog de decreten teekende, dacht op dit oogenblik niemand meer. Hoogstens redekavelde men nog over den verderfelijken invloed, welke zulke verbleekte figuren op den gang van zaken te velde uitoefenden. De nederlagen, daar geleden, vervulden aller gedachten. Middelerwijl rukten het IIle en het IVe Duitsche leger met elkander op één hoogte onafgebroken verder door naar Chalons. Wel weigerde de vesting \erdun, die op den weg lag van het IVe leger en reeds door de cavalerie was verkend, zich over te geven; wel werd de stad daarop den 2iendoor dertien Saksische batterijen een tijdlang tamelijk doelloos beschoten, en werd er later door het 108e regiment een aanval gewaagd op de voorstad Bavé; wel was de wederstand hier zeer hardnekkig, en verkoos de commandant der citadel niet te capituleeren; wel werd de sommatie hiertoe zelfs met een salvo uit zijn vuurmonden beantwoord, maar belemmering in den marsch bracht dit verzet niet veel. De kroonprins van Saksen besloot zich door die stad niet lang te laten ophouden. Boven en beneden Verdun werd de Maas gepasseerd, terwijl de 48° brigade achterbleef om de stad te observeeren. Enkele dagen later sloot zich dit troependeel echter weder bij het hoofdkorps aan. Den 24en reeds bevond de Maas-armée zich met het IIIe leger ongeveer op dezelfde hoogte in de lijn Vitry-Clermont. De cavalerie breidde baar verkenningen reeds uit tot Chalons. Thans echter greep een gebeurtenis plaats, welke in het gansche marsch tableau een volslagen wijziging zou brengen niet alleen, maar die ook de plannen van het groote hoofdkwartier voorloopig althans vooreen deel deed vervallen. De cavalerie bracht namelijk de tijding, dat Mac-Mahon het kamp van Chalons had verlaten en was weggetrokken. — Waarheen? Was hij afgemarcheerd naar Parijs, om in elk geval de hoofdstad te dekken, of deed hij een poging om door een flankmarsch in noordelijke richting, dus tusschen den rechtervleugel van het IVe leger en de Belgische grenzen door, Bazaine te naderen, om dezen de hand te reiken en Metz te ontzetten? — Wel was dit laatste een wanhopige onderneming, welke voor de tegenpartij onmogelijk lang verborgen kon blijven; toch deed alles vermoeden, dat Mac-Mahon die poging waagde, dat hij plan had over Bheims naar het noorden te trekken. Een artikel in de Indépendance Beige, met mededeelingen uit Mézières betreffende de bewegingen van het Fransche leger, liet weldra geen twijfel meer over betreffende de plaats, waar de maarschalk moest worden gezocht. Laten wij even nagaan wat er na den slag bij Wörth bij Mac-Mahon was voorgevallen. — In allerijl naar het kamp van Chalons teruggetrokken, was de maarschalk den 15''» Augustus met de voorste troepen van zijn geslagen leger daar aangekomen. Gedurende de gevechten om Metz was ook het 7e korps (Douay) derwaarts getrokken, en eindelijk was daar terstond een nieuw korps, het 12e, gevormd en gesteld onder de bevelen van Trochu. Voor een deel bestond dit laatste korps uit uitstekende troepen, o. a. uit de marine-divisie Vassoignes. Van het 5e korps waren de divisie de Lespart den 20en, de divisie Goze en de brigade 1 Abadies den 2len Augustus in 't kamp aangekomen. De keizer was reeds den 17™ hier gearriveerd en had er een zitting van den krijgsraad bijgewoond, waarbij ook Trochu tegenwoordig was geweest. Bij deze gelegenheid had de keizer de benoeming van dezen generaal tot gouverneur van Parijs onderteekend. Mac-Mahon was met het bevel over het leger van Chalons belast geworden. — Op dat oogenblik was de maarschalk nog stellig voornemens naar Parijs te marcheeren. De inmiddels opgeroepen mobiele garde zou in 't kamp van Yincennes en St. Maur worden gelegerd; ook de keizer zou weldra naar Parijs terugkeeren. Onder den indruk van dè intusschen ontvangen berichten betreffende den slag van den 18en, wilde de regeering te Parijs van deze plannen echter volstrekt niets hooren. Het leger van Chalons moest en zou naar Metz worden gedirigeerd tot ontzet van Bazaine. Nog altijd leefde men te Parijs in de hoop, dat Bazaine zich door de Pruisische liniën heenslaan en zich dan met Mac-Mahon ergens aan de Maas vereenigen zou. Het leger van Chalons moest den maarschalk hiertoe de hand reiken. Onder de gegeven omstandigheden was dit een bespottelijke eiscb, blijkbaar gesteld door menschen. die, zooals er zooveel zijn, van strategie en militaire aangelegenheden zelfs geen flauw begrip hebben en toch op meesterachtigen toon in deze hun gevoelen zeggen. Met een zegevierend, uitmuntend ingericht, goed gedisciplineerd leger was tegenover een besluiteloozen, zwakkeren vijand zulk een waagstuk mogelijk te ondernemen geweest, met een leger, zooals het Fransche toenmaals reeds was, tegenover troepen als de Duitsche, stond het gelijk met het ten olïer brengen van een geheele strijdmacht. De keizer oefende intusschen op geen enkel besluit eenigen invloed uit. Hij liet Mac-Mahon in zijn doen en laten geheel vrij. Den 20n zond de maarschalk dus, na eerst te hebben aangestipt, dat zijn leger nog lang niet aan billijke eischen voldeed, het volgende telegram aan de regeering: „Morgen trek ik naar Rheims. Breekt Bazaine door naar het noorden, dan kan ik hem vandaar beter te hulp komen; breekt hij door naar het zuiden, dan zal dit op veel te grooten afstand zijn om hem te kunnen helpen. Hier blijft een cavaleriedivisie om te dekken en nog na te zenden wat mogelijk is. Geeft bevel, dat de communicatiemiddelen over Soissons of over Epernay worden hersteld." In Chalons zelf heerschte nog grenzenlooze verwarring. — Ontzettende massa's wagens, paarden, vuurmonden en menschen verstopten de straten. Naast de geregelde troepen waren groote afdeelingen mobiele garden uit Parijs gekomen, die in plaats van geoefend te worden, voor hun plezier uit rijden gingen en het uitvaagsel der vrouwelijke bevolking van Parijs op sleeptouw hadden genomen. De keizer, die zich zelfs op marsch naar 't kamp reeds tusschen zijn soldaten een vreemdeling had gevoeld, achtte het raadzamer zich niet op straat te vertoonen. Hij bleef in zijn kwartier; alleen een wacht der Cent-Gardes deed zijn aanwezigheid daar vermoeden. Toch scheen een groot deel van het leger nog wel aan hem gehecht; alleen de mobielen" veroorzaakten veel last en moeite, want aan woedende demonstraties liet dit gespuis het niet ontbreken, zoodra het van 's keizers aanwezigheid te Chalons iets had vernomen. Een proclamatie, den 15en Augustus aan de mobielen bekend gemaakt, baatte niets, 't Werd tijd dat volkje weg te zenden. Den 18en gelukte dit inderdaad; toen hoorde men in de verte liet kanon dreunen. — Parijs, niet den keizer wilden zij beschermen, riepen de „moblots." —„A Paris! A Paris!" klonk het overal. Het oproer nam hand over hand toe. Vele officieren maakten met de kerels gemeene zaak; en toen ten slotte de order kwam, dat de mobiele garde naar Parijs, en wel meer bepaald naar 't kamp van St. Maur, zou terugkeeren, vielen de ellendelingen elkander huilend van pret in de armen. Terwijl zij nog bezig waren de ransels te pakken, kwam het bevel, dat zij deze stukken moesten achterlaten voor de geregelde troepen. De „mobielen" namen er genoegen mede en trokken, hun eigendom in dekens gewikkeld medenemende, het kamp uit. Zoodoende was het niet te verwonderen, dat de velden rondom Chalons met voorwerpen van allerlei aard waren bedekt, toen de Duitsche cavalerie die plaats naderde. Den 2ten nu brak de maarschalk eindelijk op en ging met den keizer, die zeer was terneergeslagen, op marsch naar Rheims. Hier gekomen, was hij nog altijd meester over zijn doen en laten. Van hier kon hij over Soissons naar Parijs retireeren of, als men dit laatste te Parijs nog altijd bleef eischen, over Vouziers en Stenay in de richting van Metz marcheeren. Bij Rheims bleef de maarschalk staan, — doch niet lang. De minister Rouher kwam zelf uit Parijs met de stellige order het verband met Bazaine tot eiken prijs te herstellen en dezen zoo mogèlijk zelfs te out- zetten. — Mac-Mahon werd volstrekt niet bereid gevonden aan dit bevel te voldoen; met nadruk kwam hij er tegen op; ten slotte verklaarde hij, dat, wanneer hij vóór dien datum van Bazaine geen tijding had ontvangen, welke hem dwong tot andere maatregelen, hij den 23en Augustus op marsch zou gaan naar Parijs. — ..De Rijn-armée is ingesloten door een leger van 200,000 DuitsChers," betoogde hij. „De kroonprins van Saksen staat met 80.000 man tusschen Metz en Verdun; de kroonprins van Pruisen heeft met 150.000 man de omstreken van Vitry bereikt; dan is een onderneming, zooals men die te Parijs van mij verlangt, onuitvoerbaar." Reeds den 22en werden dus toebereidselen gemaakt voor den afmarsch naar Parijs, en Rouher keerde naar de hoofdstad terug om de bevolking daar nopens dezen terugtocht gerust te stellen. Dienzelfden middag echter kwam een van den 19"' gedagteekend telegram van Bazaine uit Metz en wierp dit gansche plan weder in duigen. — Met een enkel woord slechts repte Bazaine daarin van de nederlaag bij Gravelotte. Hij had, zoo beweerde hij, zijn positie met succes verdedigd. Zijn troepen hadden slechts een dag of drie rust noodig. Den 20Pn verwachtte hij een nieuwen slag. Dan echter zou hij opbreken naar het noorden, om zich over Montmédy, op den weg van St. Menehould naar Chalons, door den vijand heen te slaan. Mocht deze weg door den vijand echter te sterk zijn bezet, dan dacht hij over Sedan of zelfs over Mézières het kamp van Chalons te bereiken. Met dit telegram in handen moest Mac-Mahon thans wel onderstellen, dat Bazaine reeds op marsch was; hij voelde zich dus verplicht zijn krijgsmakker bij deze gevaarlijke onderneming de hand te reiken. In den avond van den 22en gaf de maarschalk daarom bevel den volgenden morgen op marsch te gaan naar Stenay. Reeds stond dit plan bij hem vast, toen hij ten overvloede een depêche van Rouher. uit Parijs ontving, waarbij de marsch tot vereeniging met Bazaine als dringend noodzakelijk werd voorgesteld, omdat te Parijs andei's een revolutie zou uitbarsten. Intusschen was ook het 12e korps (Lebrun) Rheims genaderd. Den 23en ging het geheele leger op marsch naar de Suippe. Bij het le korps bevond zich Napoleon met de leden van zijn militair huis. De afmarsch des legers uit Rheims kenmerkte zich door schandelijke tooneelen. — „Nauwelijks hadden de regimenten de stad verlaten," schreef de correspondent van de Gdulois, „of honderde fricateurs, vuile, liavelooze, in uniform gekleede kerels, die zonder ransel of geweer achteraan kwamen, vertoonden zich. Dien avond vielen zij het goederenmagazijn van 't station aan en begonnen de waggons met levensmiddelen voor het leger te plunderen. Zelfs van de kruitvaten, die, meenden zij, sterken drank of wijn bevatten, sloegen zij den bodem in. Niet uit honger of armoede geschiedde dit, want een oogenblik later werd er bij 't station een soort van markt gehouden, waar de buitgemaakte eetwaren voor spotprijzen werden verkocht. Een bataljon mobiele garde maakte aan de ongeregeldheden een einde en nam zestig man gevangen, waaronder veertig soldaten." Niet minder kras schreef de Figaro. — „Gisteravond tusschen zessen en negenen werd de goederentrein te Rheims door circa vierhonderd achterblijvers van 't korps de Failly geplunderd. Deze soldaten behoorden tot verschillende wapens; de meesten waren artilleristen. Zij braken wel honderdvijftig wagens open en wierpen de wijn- en de kruitvaten, de patroon- en - beschuitkisten, ja, zelfs een groot deel van de bagage des keizers op den grond. Nu kwamen de opkoopers. Ik zag een baal koflie voor één franc negen centimes, een kleedingstuk des keizers voor twintig centimes verkoopen. Eindelijk werd aan dit schandaal door de spoorwegbeambten zeiven voor een groot deel een einde gemaakt. Zestig man, waaronder veertig soldaten, werden gevangen genomen." Dat de tucht bij de troepen reeds veel had geleden, behoeft onzes inziens thans geen betoog meer. Evenmin zal het iemand nu nog verbazen, wanneer hij leest, dat ook de snelheid van beweging, welke bij een zoo gevaarlijke onderneming een hoofdvoorwaarde had moeten wezen, zoo goed als totaal ontbrak. De maarschalk had in de meening verkeerd, dat het leger voor verscheiden dagen van vivres was voorzien, en dat hij dus niet langer aan de spoorwegen was gebonden ; maar reeds den 24cn bleek, dat het 5e en het 12« korps zoo goed als niets met zich voerden. Dientengevolge ging een gansche dag, de 25e Augustus, verloren om die beide afdeelingen te Rethel van het noodige te voorzien. Eerst den 29en Augustus kwamen het hoofdkwartier en het 12e korps zoodoende te Le Chesne Populeux in de Argonnen. Men had voor dezen marsch van nog geen zestig kilometer vijf dagen noodig gehad. Te le Chesne werd rust gehouden. De troepen waren zwaar vermoeid. Juist zat de maarschalk aan zijn doodeenvoudig middagmaal, toen een ordonnans van het 5C korps binnentrad met de tijding, „dat er bij Buzancy een scherp gevecht tusschen de cavalerie van de beide partijen had plaats gehad, dat de vijand in 't zuiden met de Fransche llankdetachementen voeling had gekregen, en dat de rechterflank van het leger werd bedreigd." Dat zijn plan schipbreuk had geleden, was voor Mae-Mahon thans met één slag duidelijk ; tevens moest hij begrijpen, dat zijn eigen leger in gevaar verkeerde. De vijand had het van hem in snelheid gewonnen; het IIIe en het IVe Duitsche leger hadden zich mogelijk reeds vereenigd ; al 't geen hij van Bazaine's bewegingen had gehoopt was een hersenschim gebleken. — Slechts één middel bestond er nu nog om zijn troepen aan dat dreigende gevaar te ontrukken: ze moesten teruggevoerd, het noordoosten in, naar Mézières bijvoorbeeld, en vandaar naar Parijs. Reeds had de maarschalk hiertoe orders gegeven, toen de telegraaf een nieuw, zeer gebiedend bevel bracht uit Parijs: „Laat gij Bazaine in den steek, dan breekt hier stellig een omwenteling uit. Metz en Bazaine moeten ontzet worden. Neem hiertoe terstond de noodige maatregelen. Niet den kroonprins van Pruisen hebt gij tegenover u, maar een zijner onderbevelhebbers. Gij hebt twee, mogelijk wel drie dagen voorsprong op hem." — Wat was men te Parijs slecht ingelicht! De grijze maarschalk wierp het telegram op tafel, verscheurde het bevel, dat hij reeds had gegeven, en besloot den weg naar Montmédy weder in te slaan. Den 28en 's morgens reeds vroeg was hij op marsch naar Stonne. Den 29eu begon het 12* korps bij Mouzon over de Maas te trekken ; het 5e, dat een zwaren marsch had te maken om van Belval te Beaumont te komen, en dat daarbij al zijn bagage medevoerde, werd onder weg telkens verontrust; het 7e, dat naar Buzancy moest marcheeren, hield halt te Oches. Het had honderde gerequireerde voertuigen bij zich, die zijn marsch belemmerden, en de Duitsche granaten brachten onophoudelijk wanorde in de konvooien. De positie van het Fransche leger begon gevaarlijk te worden; de beide Duitsche legers stonden reeds van Grandpré tot Stenay; de voorhoede had reeds telkens voeling met de Franschen; uitwijken of ontkomen was voor Mac-Mahon reeds zoo goed als niet meer mogelijk. Hem werd alleen nog de keus gelaten of hij slag wilde leveren op den rechter- dan wel op den linker-Maasoever; maar slag geleverd moest er worden, en dit nog wel onder zulke omstandigheden, dat een verloren slag öf de vernietiging öf den overgang over de Belgische grenzen moest ten gevolge hebben.. Laten wij thans nagaan door welke geweldige krachtsinspanning het aan liet III0 en IVe Uuitsche leger was gelukt den maarschalk voor dit ontzettende alternatief te stellen. Den 2ien, zoo vermeldden wij reeds, stonden de beide legers met elkander ongeveer op één hoogte in de lijn \ itry-C lermont. Het hoofdkwartier van den kroonprins van Pruisen had dienzelfden dag Ligny bereikt. De koning werd in het hoofdkwartier van zijn zoon verwacht, AANKOMST VAN DEN DEN KONING TE LIGNY. toen een ordonnans van de vooruitgezonden, verkennende cavalerie in galop door de wachtende menigte kwam jagen met een rapport voorden prins. — „De Franschen hebben Chalons verlaten en zoo goed als allen daar aanwezigen voorraad vernield." — Om kwart over tweeën kwam de koning; door de troepen met gejuich ontvangen, nam hij dadelijk kennis van dit rapport. Daarna werd krijgsraad gehouden. — De kwartiermeester-generaal von Podbielski was van meening, dat de Franschen wel om staatkundige redenen naar Rheims konden zijn gemarcheerd, en stelde dus voor de legers alleen wat meer rechts te doen aanschuiven. Voorloopig werd dit voorstel echter niet gevolgd. De marsch zou in de eenmaal aangegeven richting worden voortgezet. Maar toen nog dienzelfden avond nieuwe tijdingen inkwamen, toen de ^'cavaleriedivisie den aftocht meldde uit Chalons, toen een toevallig gevonden Parijsch blad de mededeeling behelsde, dat Mac-Mabon bij Rbeims had stelling genomen, toen eindelijk een van Parijs over Londen gekomen telegram berichtte, dat Mac-Mahon zich met Bazaine trachtte te vereenigen, moest de marseh naar Parijs voorloopig wel worden gestaakt, moesten er wel andere maatregelen worden genomen. — Dus werd in den voormiddag van den 25en bevolen, dat de richting van den marsch meer naar 't noordwesten verlegd en dat die lichting behouden zou worden, tot men nadere berichten had. Denzelfden avond werd het rapport der cavalerie bevestigd. Yon Moltke en Podbielski begaven zich naar Bar le Duc, naar het hoofdkwartier des konings. om te overleggen. Het gevolg der beraadslagingen was. dat tot een reusachtige frontverandering naar het noordoosten bevel werd gegeven. Mac-Mahon zou worden vervolgd. In de jaarboeken der krijgsgeschiedenis zal het marschtableau van de troepen der IIIe en IVe armee altoos een eervolle bladzijde blijven beslaan, want in de nu volgende dagen, tusschen den en den Hlen Augustus, werden door hen, in dikwerf hoogst ongunstig terrein, onder zeer bezwarende omstandigheden, marschen gemaakt, die de bewondering van het gansche militaire Europa ten volle verdienen. Hierbij toch mag niet uit het oog worden verloren, dat deze verandering in de marschrichting niet alleen rechtstreeks betrekking had op de troepen zeiven, op de mannen dus, maar dat ook de gansche reeks van munitie-, verplegings- en hospitaaltreinen, vau telegraaf- en veldbruggenafdeelingen, enz., dienzelfden langen marsch eveneens moest maken, dat al de tot voor enkele uren gegeven bevelen waren vervallen en door nieuwe vervangen, terwijl al die groote marschlichamen toch dicht genoeg bijeen gehouden moesten worden, om ze op een gegeven oogenblik te kunnen gebruiken op één punt. In weerwil van deze groote bezwaren werd die gansche frontverandering tijdig in goede orde volbracht. Storingen in de beweging kwamen bijna niet voor. — Wat den marsch van het IIIe leger nog gevaarlijker maakte, was, dat men van Vitry naar Chalons voor een gedeelte door het Argonnerwoud moest rukken. Dit woud. dat een lengte heeft van circa vijfenzeventig kilometer, telt verscheiden moeilijk begaanbare passen, van welke die van Le Chesne Populeux de noordelijkste is. Tusschen de dicht met hout begroeide, lage bergen door. bewoog de III- armee zich in ten deele gesloten formatie. Het l\'e leger, de Maas-armée onder den kroonprins van Saksen, trof betere wegen; het rukte over Dun, Stenay en Mouzon naar het noorden. Juist deze geweldige marschen van de beide Duitsche legers hebben voor een groot deel den slag bij Sedan ten gevolge gehad. Zij toch maakten het voor het Duitsche hoofdkwartier mogelijk Mac-Mahon daar te omsingelen. Reeds in den avond van den 26en kwamen bij het hoofdkwartier van het IVC leger betreffende den vijand rapporten in. Deze was op marsch naar Mézières. De cavalerie-patrouilles hadden lange rijen wachtvuren gezien. Bij Buzancy kwam het, zooals wij reeds vermeldden, den volgenden morgen om tien uur tot een schermutseling tusschen Saksische en Fransche cavalerie-regimenten, waarbij deze laatste werden teruggeworpen. Den 27en 's avonds kreeg het hoofdkwartier van het IIIe leger, dat St. Menehould was genaderd, hiervan bericht. De vijand was dus gevonden. — Nu was 't zaak hem vast te houden. In de drie volgende dagen naderden de korpsen der beide Duitsche legers elkander voortdurend meer. Een kort doch verliesrijk gevecht bij Nouart schonk daarop den 29en de zekerheid, dat Mac-Mahon Bazaine wilde ontzetten, en dat hiertoe langs den weg Vouziers-Stenay twee korpsen over Beaumont de andere vooruitrukten. Hoewel Mac-Mahon door de te Le Chesne ontvangen berichten van het gevaarlijke zijner positie overtuigd was geworden, scheen hij toch nog in de meening te verkeeren, dat hij alleen het Maas-leger, dus slechts circa (30.000 man, tegenover zich had. Van de nabijheid van de korpsen der IIIe armée scheen hij nog niets te hebben bespeurd; voorloopig bleef hij dus bij zijn plan om langs een omweg naar Metz te rukken. Hiertoe moest hij op den rechteroever van de Maas overgaan; bij Sedan zoowel als bij Mouzon, ten zuiden van deze vesting, kon dit in een tamelijk breed front geschieden. Voor den 30en was die overtocht vastgesteld. Daarna zou naar Montmédy worden gemarcheerd. Het groote hoofdkwartier der Duitschers wist intusschen reeds den 2öen, dat de tegenpartij in noordoostelijke richting naar de Maas rukte en op dat oogenblik stond tusschen Le Chesne en Beaumont, met het front naar het zuiden. De morgen van den 30en brak aan. — \ an de Franschen zou het 5e korps op marsch gaan naar Mouzon, het 7e naar \ illers, liet le met de cavalerie-divisie de Bonnemains naar Remilly. — De beide andere cavalerie-divisiën waren de Maas reeds gepasseerd. Maar in dienzelfden morgen had er bij het 5e korps, dat de terreinen om en bij Beaumont nog niet had verlaten, een brooduitdeeling plaats, t ^as ..rust. Over de gansche linie tegenover het bosch van Beaumont waren honderde soldaten bezig hun geweren te poetsen, t Werd twaalf uur; het uur van appèl sloeg. De bataljons traden aan. Als in vollen vredestijd begonnen de officieren hun inspectie. Daarna begonnen de soldaten voor hun middagmaal te zorgen. Eensklaps dreunt er uit den boschrand een kanonschot; een huilend gesuis trilt door 't luchtruim, en midden tusschen de troepen springt een granaat. Er ontstaat een paniek. — ..Daar is de vijand! De Pruisen komen!" — Reeds worden bij den boschrand geweerschoten gewisseld. In het bosch zelf bliksemt het artillerievuur thans onophoudelijk. — In de daarop ontstaande, hopelooze verwarring ontbrak het volslagen aan eenige bevelvoering. Aan geen enkel bataljon was te voren een bepaalde stelling aangewezen. Geheele zwermen infanteristen zag men bij de stad tegen de hoogten oploopen; doch ook hier sloegen de granaten weldra neder. V olslagen radeloos liepen afdeelingen van het 1 le, 46e en 48e regiment rond. Tusschen hen in zag men jagers van het 4e bataljon deidivisie de Lespart. Niet één van al die mannen wist waar hij heen moest, en tusschen die baiidelooze horden floten de kogels, en uit het hout gonsden de granaten. Slechts met groote moeite werd het verband eindelijk eenigermate hersteld. Het gevecht begon. \an alle kanten kwam de tegenpartij in dichte tirailleurzwermen uit den boschrand. uit de struiken en tusschen de verspreid staande huizen door te voorschijn. Zoo goed mogelijk begonnen de Fransclie compagnieën zich eenigermate in slagorde te scharen. Wat had deze overvalling, — want dit was ze in den volsten zin des woords; — mogelijk gemaakt ? Ingevolge de bevelen des konings waren het 4® en het 12c Duitsche korps reeds vroeg, om twee uur, op marsch gegaan, het 4e hunkerende naar het oogenblik, waarop het eindelijk ook eens zou kunnen vechten. — Belval, een plaatsje circa zeven kilometer ten zuiden van Beaumont, was reeds door de voorhoede van de 8e divisie, ¥ korps, bereikt, maar geen vijand vertoonde zich hier. Zou 't ook dien dag weder zonder vechten afloopen ? — Het dichte bosch van Beaumont lag voor hen; de wegen er doorheen waren slecht, moerassig, somwijlen zelfs half weggespoeld. Hier en daar begonnen de bataljons om die reden reeds rechts en links er van door het struikgewas ie marcheeren; daar was de bodem ten minste hard. Eindelijk werd het hout wat lichter. De pachthoeve La petite Forèt was bereikt. — Hier had dien morgen een Saksisch ulanen-regiment reeds vroeg zijn verkenningen gedaan en de Fransche jagers bij Beaumont waargenomen. — Een korte pauze ontstond, t Was over half één. Voorposten scheen de vijand niet te hebben uitgezet. Alleen een paar vijandelijke ruiters waren teruggejaagd. Op hun rapport in 't kamp scheen niet gelet. — Nu naderde een batterij in galop den boschrand en legde hier af; dadelijk daarop sloeg de eerste granaat in 't Fransche bivak. De infanterie begon zich te ontwikkelen ; de heuvels vóór den boschrand werden door haar bezet. Weldra was naast de 8e ook de 7e divisie in de voorste linie gerukt. Rechts naast de voorhoeden van deze beide divisiën begonnen de Saksers ook reeds vooruit te dringen. Na een kort vuurgevecht wierp zich alles met een luid hoera op den vijand ; deze werd na heftigen weerstand met zóóveel kracht teruggeworpen, dat de Pruisen reeds bij den eersten aanloop het kamp vermeesterden. Zóó veilig hadden de Franschen zich daar gerekend, dat zij zelfs de bespanningen der vuurmonden afgetuigd hadden. — Thans stormden zij, bagage, vuurmonden, wapens, paarden, in één woord alles achterlatende, in wilde vlucht naar Beaumont. Het was twee uur geworden ; maar hoewel er reeds groot succes behaald was. de slag was nog niet gewonnen. Ten noorden van Beaumont toch had zich onder die bedrijven een sterke Fransche artilleriemassa ontwikkeld. Deze nam de vluchtende bataljons van de Failly op. Tevens voerde de generaal Lebrun een brigade infanterie, een brigade cavalerie, benevens eenige batterijen van het 12e korps, dat de Maas reeds was overgegaan, naar den linkeroever terug. Op de hoogten van Mouzon kwamen mitrailleusebatterijen opdagen. — Een tweede kampstrijd, veel bloediger nog dan de eerste, begon. . Eerst tegen half zes, nadat een door den vijand sterk bezette stellingten noorden van Beaumont bij Yoncq was genomen, en nadat het 93" regiment hierbij vier mitrailleuses en acht kanonnen had buitgemaakt, kon er aan gedacht worden den rechtervleugel van de hoofdstelling zoowel in het front als in de rechterflank aan te grijpen. Aan de regimenten 93 en 27 viel deze bloedige taak ten deel. Met de regimentscomman- danten aan het hoofd, wierpen de tirailleurs, door gesloten compagniescolonnes gevolgd, zich op de tegenpartij. Deze week en liet tien vuurmonden in handen des vijands. Een tegenaanval werd afgewezen. Eensklaps daagde er cavalerie op in de linkerflank der aanvallers. — ,.Geeft acht! Vierhonderd pas. — Aan ! — Vuur!" 't Was het 5® regiment kurassiers, dat kwam aanjagen. De kolonel de Contenson zat zelf met getrokken sabel voor zijn escadrons. Het vernietigende snelvuur van de compagnie Helmuth echter deed in één enkele minuut elf officieren en meer dan honderd gepantserde ruiters in 't stof bijten. De kolonel stortte, geen twintig pas van de tirailleurs, doodelijk getroffen neder. De rest van het regiment joeg in wilde vlucht naar de Maas. Hier waren de bruggen en waadbare plaatsen intusschen reeds dermate door vluchtelingen verstopt, dat veel kurassiers zwemmende den overkant trachtten te bereiken en dat verscheidene bij dit waagstuk verdronken. 't Werd zes uur. Nog altoos slingerde de Duitsche artillerie haar granaten in de vijandelijke drommen. Vereenigd gordden de 7e en het gros der 8e divisie zich aan tot den beslissenden aanval, doch de Fratischen wachtten dezen niet af. Zij ontruimden zelfs hun laatste stellingen: na heftigen tegenweer bezetten compagnieën van het 4e korps der Pruisen tot zelfs de Maasbrug bij Mouzon. De duisternis daalde neder. De Franschen waren, door het vuur hunner batterijen gedekt, in vollen aftocht naar de Maas. In 't brandende Beaumont wemelde het van gekwetsten en gevangenen. De kerk was tot tijdelijk hospitaal ingericht. Op de openbare straat werden de geblesseerden verbonden, zelfs menigmaal geamputeerd. Vlak achter de kerk gingen verscheiden huizen in vlammen op. Wederom konden de Pruisen, de Saksers en de Beieren (1e korps) een overwinning in hun vaandels schrijven. Tweeënveertig vuurmonden en mitrailleuses, een massa voorraad van allerlei aard en 3000 gevangenen waren hun in handen gevallen. De verliezen der Franschen waren zwaar. Het lle regiment infanterie had 35 officieren dood of gewond in Beaumont liggen; het 68'' verloor er 26: van het 4e bataljon van het 46° kwamen 21 man terug. Van de overigen waren slechts 82 man gevangengenomen, de anderen — dood. Van uit de verte, van een hoogte in 't zuiden, bij Sommanthe, had koning Wilhelm den strijd aanschouwd; bij Stonne, ten westen van Beaumont, had de kroonprins den terugtocht der Franschen waargenomen en zijn gevolgtrekkingen gemaakt. Van de troepen, die niet aan den strijd hadden deelgenomen, kwam de garde den 30en 's avonds bij Beaumont, het 2<= Beiersche korps bij Sommanthe, het 5« bij Stonne, het 9® te Le Besace. Het le Beiersche, het 4° Pruisische en het Saksische korps stonden op 't slagveld. De zeven groote legerafdeehngen bevonden zich dus thans op den linkeroever van de Maas dicht bij elkander. De Saksische cavalerie was de Maas echter reeds gepasseerd en marcheerde in de richting van Carignan. Nog dienzelfden avond trokken de Franschen af, over Carignan en Brevilly den rechteroever opzoekende van de Chiers, een rechterzijrivier van de Maas. Hun doel was de vesting Sedan. Hier hoopte Mac-Mahon zijn uitgeputte en reeds ten deele ontmoedigde troepen opnieuw van levensmiddelen en munitie te kunnen voorzien. Dat de maarschalk plan had bij Sedan een slag aan te nemen, mag uit het bovenstaande echter niet worden afgeleid. Uit het werk „Belfort, Rheims, Sedan", van prins Bibesco, een der hoofdofficieren van het 7e Fransche korps, die aan den slag bij Sedan deelnamen, mag zelfs worden afgeleid, dat de maarschalk het hachelijke van zijn toestand niet eens goed inzag. Het aantal vijanden, dat hij tegenover zich had, schatte hij, volgens den prins, op niet meer dan 70,000 man. Dat Mac-Mahon zijn toestand niet kende, wordt bevestigd door den generaal Lebrun. In zijn rapport zegt deze, dat de maarschalk, te Stonne zijnde, niet meer dan bovengenoemd aantal vijanden tegenover zich meende te hebben. Nog altijd toch verkeerde hij in de meening, dat hij na een kortstondige rust, gesteund door het 13" korps (Vinoy), dat later gevormd en naar hem op marsch was, ongehinderd naar Mézières zou kunnen afmarcheeren. — Een andere uitweg stond hem trouwens al niet meer open, namelijk zoolang nog, tot de Duitsche legerkorpsen ook dezen voor hem sloten en hem dwongen slag te leveren of — op Belgisch grondgebied uit te wijken, om hier te worden gevangengenomen. Volgens bovengenoemden prins Bibesco was de toestand, waarin de Fransche korpsen in den loop van den 31en Sedan naderden, meer dan treurig. — „Mannen en paarden waren uitgeput van vermoeienis, bongelen koude. Al 't geen zij de laatste vier en twintig uur zonder op- houden geleden en doorgestaan hadden en de voortdurende marschen heen en weder hadden hun moreel geducht geschokt. De paarden waren tot schimmen afgevallen en konden zich ternauwernood meer op de beenen houden. Bij de soldaten had de oververmoeidheid het toppunt bereikt; zelfs de llinksten, de kranigsten vielen terstond in slaap, zoodra zij maar even gingen zitten." — Dit w;is het natuurlijke gevolg van al de marschen en contremarschen, welke Mac-Mahons troepen dooide onverstandige, onoordeelkundige bevelen van een minister als Palikao, die den toestand niet kende én rustig te Parijs zat, hadden moeten maken, terwijl bij allen de overtuiging vaststond, dat al die marschen tot niets dienden, en dat het einde ook nu weder een jammerlijk fiasco zou zijn. Arm leger! De manier, waarop de slecht ingelichte Palikao thans om politieke redenen omsprong met een leger als dat van Mac-Mahon, een leger, waarvan de voornaamste elementen volstrekt niet slecht waren, is een waardige pendant van de wijze, waarop enkele maanden later de ad vocaat Grambetta ,,generaaltje" speelde. Nogmaals: Arm leger! Op uitdrukkelijk verzoek van Mac-Mahon, die den 30en op de hoogten van Mouzon met hem was samen geweest, had keizer Napoleon besloten naar Carignan te gaan. Toen de generaal Ducrot hem, geen uur na zijn aankomst aldaar,, de tijding bracht van 't geen bij Beaumont was voorgevallen en hem tevens het dringende verzoek deed zijn hoofdkwartier wederom te verplaatsen, en wel naar Sedan, omdat ook het geheele leger hierheen terugging, liet de keizer zich nogmaals raden. Omstreeks elf uur in den avond kwam hij in de vesting en ging, te voet als een gewoon burgerman, — een rijtuig was er niet; — door zijn stafoflieieren gevolgd, naar het hotel der prefectuur. Aan de keizerin had hij vooraf getelegrafeerd, dat er een gevecht „van weinig beteekenis" had plaats gehad. Het le en het 5e korps rukten den 3ten des morgens reeds om vier uur eveneens de vesting binnen. Het gansche leger van Mac-Mahon was hier thans bijeen. Fr. D. Oorl. 2e dr. 1 5 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. UK SLAG BIJ SKDAN. In den morgen van den 31™ stond het grootste gedeelte der üuitsche strijdkrachten nog op den linkeroever van de Maas. Om 9 uur echter passeerde de garde deze rivier bij Pouilly en rukte naar Garignan. Saksische cavaleriepatrouilles hadden de aanwezigheid van vijandelijke troepen aldaar gesignaleerd. - (Bij hun nachtmarsch naar Garignan waren de Franschen zoo onvoorzichtig geweest door het aansteken van fakkels de richting te verraden, waarin zij zich bewogen). Het 1- korps toog naar Douzy aan de Maas. doch schoof zijn voorhoede reeds over die rivier vooruit; het ¥ bleef voorloopig bij Mouzon. Welk oordeel de vervolgende Duitsche troepen zich toen reeds over hun tegenpartij moeten gevormd hebben, is niet moeilijk na te gaan. 't Geen zij op hun marschroute vonden, sprak duidelijk genoeg, n.1. onbeheerde paarden in massa, geweren, die dezen naam niet meer mochten dragen, kepi's, die alle vorm en kleur hadden verloren, duizende ransels, door den regen tot zakken misvormd, wagens en karren, waarvan de inhoud ten deele er nog in, ten deele er naast op den weg lag, daartusschen champagnellesschen, teervaten, papieren, zakken meel en hoefijzers, schoenborstels, toiletartikelen, photographie-albums, stukgescheurde schoenen, in één woord een baaierd van millioenen voorwerpen van alle grootte en soort, weggeworpen, achtergelaten om spoediger vooruit te kunnen komen of omdat de dieren, die al deze vrachten moesten verder brengen. waren gevallen. Tezamen verrieden ze overhaasting, wanorde, in één woord demoralisatie bij den vijand. Vóór het gros der Maas-armée uit. draafden de Saksische cavaleriedivisie en die van de garde. Weldra vertoonden zij zich in 't dal van de Maas. die hier tusschen tamelijk kale heuvels doorstroomt. Een met echte ruiterbravoure ondernomen aanval van het 17e regiment Saksische ulanen op het door de Franschen bezette dorpje Douzy. in verband met een charge van het regiment garde-reiter, dat bij Brévilly over de Chiers was gegaan, op troepen, die van C'arignan naar Sedan trokken, was oorzaak, dat nog veertig wagens met vivres en vele gevangenen aan de Saksische escadrons in handen vielen. De batterij, die de cavalerie vergezelde, had onder die bedrijven een groote massa geladen spoorwagens bij Carignan in brand geschoten. Xa dit tamelijk scherpe gevecht, dat de ulanen slechts een verlies van twee officieren en negen man met achttien paarden had doen lijden, reden de garde-reiter terug naar Douzy en hielden dit plaatsje bezet tot de 24e divisie van de Saksers hen om 6 uur kwam aflossen. Bijna terzelfder tijd donderde het kanon nog weder eens heftig op den linkervleugel. Hier was het le Btdersche korps (von der Tann) bij Remilly, een plaatsje aan de Maas len zuiden van Sedan, op de Franschen gestooten. Er ontstond een geweldige geschutstrijd, waarbij de aanvaller door zijn positie op den rand van een bergvlak zeer in het voordeel was en uitwerking verkreeg. Toch werd de ongelijke strijd door de Franschen voortgezet tot bij twaalven. Om half twee begonnen zij hun posities echter te ontruimen. Von der Tann liet het dorp Bazeilles op den rechteroever van de Maas thans reeds tijdelijk bezetten. De groote verliezen, welke twee zijner jagerbataljons hierbij leden, waren echter oorzaak, dat hij zijn troepen later naar den linkeroever van de Maas deed teruggaan! en dat hij zich vergenoegde met het bezetten en barricadeeren van de spoorbrug aldaar. Te Chémery had thans op last van den koning tusschen von Moltke. Podbielski en von Blumenthal een bespreking plaats over 't geen hun den volgenden dag te doen stond. — Aanvankelijk was de koning voornemens geweest eerst den 2°11 September slag te leveren, om zijn soldaten aldus een welverdienden rustdag te geven; maar de voorvallen van den 30- bij Beaumont en daarop de gevechten bij Remilly, Caragnan en Douzy hadden zoowel hem als von Moltke van gedachte doen veranderen. — Met één slag moest de tegenpartij thans worden vernietigd. Nog was de kring, waarin Moltke haar wilde sluiten, niet overal dicht; nog stonden verscheiden korpsen lang niet op de plaats, welke hij hun had toegedacht; maar de overijling, waarmede de tegenpartij terugging, de rapporten, dat deze gansche bagagecolonnes in den steek liet, dat er belangrijke teekenen van demoralisatie aanwezig waren, konden als zooveel bewijzen worden aangemerkt, dat de vijand zeer was ontmoedigd, dat er nog slechts één laatste stoot noodig was om zijn COI.ONNE PONTONNIERS OP MARSCH. legerverband, om den samenhang zijner troependeelen te doen verloren gaan. Door langer wachten werd bovendien aan Mac-Mahon de gelegenheid gegeven, gedurende den nacht nog een poging te doen tot ontkomen naar 't westen. De groote, beslissende slag, die in eens aan den veldtocht een einde kon maken, zou dan mogelijk niet geslagen kunnen worden. Het slot van de beraadslagingen te Chémery was derhalve, dat de tegenpartij den volgenden morgen tusschen de Maas en de Ardennen zou worden aangegrepen. Bevelen werden gegeven, om den marsch van al de troepen in 't duister van den nacht te bespoedigen. Huilend joeg de wind over 't land; aan den donkeren hemel was o-een enkele ster te zien, toen eenige lange, donkere, bewegende massa s door de plaatsjes Dom le Menil en Donchery trokken, 't Waren troepen van het 1le korps en van de Wurtembergsche divisie, op marsch naaide bruggen over de Maas. De pontonniers van het llc hadden deze in den loop van den 31en bij Donchery geslagen. De Wurtembergers zorgden in 't donker voor een overgang bij Dom le Menil. Aan de Fransche regimenten was voor den 31en alleen bevel gegeven zich om en bij Sedan te concentreeren. Met het oog op de nadering eens vijands uit het noordwesten of over Donchery stond op den morgen van den len September het 7e Fransche korps, drie divisiën sterk, tusschen Floing en Calvaire d'Illy met het front naar 't noorden. De cavalerie-divisiën Margueritte en de Bonnemains rustten in de laagten bij Floing; de divisie Ameil stond achter het midden van het 7e korps verzameld. Het 1e korps, vier divisiën sterk, was nog in den avond van den 31en uit Carignan gedirigeerd naar een stelling langs de Givonne, een beek die ten zuiden van de vesting door een diep dal loopt, langs de dorpjes Givonne, Daigny, la Moncelle en Bazeilles en boven Sedan in de Maas valt. Het nieuwgevormde korps van Lebrun, het 12e, had een haakstelling ingenomen ten zuiden van Sedan, en wel met de divisie Lacretelle bij La Moncelle, front naar het oosten, en met de divisie infanterie der marine (Vassoignes) bij het dorp Bazeilles, front naar het zuiden. — Bij Fond de Givonne stond de divisie Grandchamp in reserve. Het 5e korps, thans gecommandeerd door den enkele dagen te voren uit Afrika teruggekeerden generaal de Wimpffen, in plaats van door de Failly, was in het zoogenaamde Oude Kamp ten noordoosten van de stad verzameld, en maakte als algemeene reserve front naar het noorden. Het Fransche leger was op die wijze verdeeld over de drie zijden van een vierhoek, van welke de vierde zijde werd gevormd door Sedan en de Maas. Sedan, op den rechteroever van de rivier, heette nog een vesting, maar had geen enkel buitenwerk en niets dan ouderwetsche vuurmonden; het was slecht van proviand en munitie voorzien en werd door de ver dragende artillerie der Duitschers van de omliggende hoogten geheel beheerscht. De beekjes de Floing ten noordwesten en de Givonne ten oosten van de stad, beide komende uit het noorden en beide vallende in de Maas, omsloten met deze rivier ongeveer het terrein, waarop de Franschen positie hadden genomen. De beheerschende punten waren de Calvaire d'Illy (Calvariënberg), de sleutel van de positie, dicht bij het dorpje van dien naam, en het bois de la G ar enne, ten westen van het dorp Givonne. De eenige opengebleven gemeenschapsweg tusschen Sedan en Mézières was de straatweg over Floing. Vrigne aux Bois en Tamicourt. Had Mac-Mahon willen terugtrekken op Mézières, dan had hij Sedan moeten loslaten en, met den linkervleugel steunende op de hoogten van Illy en Givonne, het zeer enge défilé, dat zich tusschen Floing en Vrigne aux Bois uitstrekt, reeds vroeg moeten bezetten. De generaal Ducrot, chef van den staf van den maarschalk, had den toestand volkomen juist begrepen, toen hij niet van Sedan maar wèl van dt-n Calvariënberg van Illy het centrum van weerstand wilde maken. Maar niet aldus werd beschikt. Den 31en werden de troepen opgesteld in een halven cirkel met een straal van circa drie duizend meter, met Sedan als middel-, met Bazeilles en Floing respectievelijk als rechter- en als linkersteunpunt. Door deze half cirkelvormige opstelling lag het in den aard der zaak. dat de terugtochtsweg voerde naar het centrum, en dat, wanneer de troepen werden teruggeworpen, zij instinctmatig naar de stad moesten snellen. Deze werd dan een soort van reuzenketel, waarin allen werden verzwolgen. Ten noorden van de stad en hoogerop gelegen vond men het daareven reeds genoemde Oude Kamp, de overblijfselen van een versterkte legerplaats, die de omliggende ravijnen beheerschte. Al het terrein ten zuiden van dit kamp was met scheidingsmuren, tuinen, heggen en huizen, aansluitende aan die van Fond de Givonne zóó dicht bezaaid, dat men ei tusschen verdwaald geraakte. Door goede troepen verdedigd, was die plek zeer moeilijk te vermeesteren; kwamen teruggeworpen, in wanorde gebrachte afdeelingen hier een schuilplaats zoeken, dan echter werd het bijna ondoenlijk ze weder bijeen te brengen en te reorganiseeren. Op dit zeer afwisselende terrein begon den len September al zeei vroeg de worsteling. De Duitschers vielen de beide vleugels der stelling bijna gelijktijdig aan. Blijkbaar bestond bij hen dus het stellige voornemen de tegenpartij in te sluiten en haar eiken terugtochtsweg af te snijden. Zoo volkomen overtuigd van zijn succes scheen het Duitsche hoofdkwartier te Yendresse te wezen, dat het had bevolen om den wijkenden vijand desnoods tot op Belgisch grondgebied te vervolgen, ingeval deze, de grens overschreden hebbende, op dit neutrale terrein niet oogenblikkelijk werd ontwapend. Zoodra hij het vuren hoorde, reed Mac-Mahon naar de voorposten bij Balan. Een |»oosje later steeg ook de keizer te paard en verliet, door zijn staf en een peloton guides gevolgd, de stad in de richting van Bazeilles. waar de strijd reeds sinds vier uur in den morgen tusschen de marinesoldaten van generaal Yassoignes en de Beieren lievig was ontbrand. Nauwelijks was de keizer een straat ver. 't was circa 6 uur. of hij kwam een ziekenwagen tegen, waarin Mac-Mahon lag. door een granaatsplinter in de dij ernstig gekwetst. De generaal Ducrot had het commando overgenomen. Te Balan. een plaatsje gelegen tusschen Sedan en Bazeilles. ontving de keizer van den generaal Yassoignes mededeeling omtrent den stand van zaken en reed toen, uithoofde van het heftige vuur door slechts twee of drie officieren vergezeld, nog verder naar voren. Verscheiden uren achtereen bleef hij nu tusschen Givonne en La Moncelle den gang van 't gevecht gadeslaan. In dien tijd wilde de generaal Ducrot door de troepen bij Bazeilles en Balan zoowel als door die aan de Givonne een achterwaartsche beweging doen uitvoeren, om het gevecht zoo mogelijk nog af te breken en zich zoodoende te ontwringen aan den ijzeren druk. dien hij hoe langer hoe meer om zich heen begon te gevoelen. Die teruggaande beweging werd echter weldra gestaakt op bevel van den generaal de Wimptïen. Voorzien van een dienstbrief van de Parijsche regeering en door zijn anciënniteit hiertoe gerechtigd, had hij na Mac-Mahon's verwonding het commando overgenomen. Hij wilde van geen teruggaan weten, was slechts zeer onvolkomen bekend met de plannen en disposities van zijn voorganger, was ook niet op de hoogte van de stellingen des vijands en verkoos stand te houden. Na een vergeefsche poging om de troepen te bereiken, welke het bergvlak van Illv hadden bezet, besloot de keizer naar de stad terug te keeren. In het ravijn bij Fond de Givonne waren de wegen toen reeds zoodanig verstopt met gekwetsten, die naar de ambulances werden vervoerd. en met een artillerie-munitiecolonne, dat er aan dóórkomen schier niet was te denken. Eindelijk, bij het Oude Kamp beland, zag de keizer, dat de verdedigers van dezen post reeds in goede orde in de richting van de stad teruggingen, terwijl gansche drommen infanteristen, die voorgaven geen patronen meer te bezitten, eveneens de eenige opengebleven poort van de stad trachtten te bereiken. — Beeds toen was de toestand der Franschen hopeloos. Napoleon schijnt dit te hebben begrepen. Omstreeks drie uur kwam een adjudant van generaal de WimplTen bij hem met liet verzoek zich te stellen aan liet hoofd van al de troepen, die nog bijeen te brengen waren, en dan te trachten zich hiermede naar Carignan door te slaan. Napoleon weigerde. Zijn leger in den steek laten en zich met enkele duizenden mogelijk door den vijand heenslaan, wilde hij niet. Om half vier ontving de Wimpiïen dit antwoord. Hij stond toen aan den zuidelijken uitgang van Balan. — „Zouden wij met de drie of vierduizend man, die wij hier bij elkander hebben, nog iets kunnen uitrichten?" vroeg hij kort daarop aan den generaal Lebrun, die juist bezig was zijn positie tot een wanhopige verdediging te doen inrichten. — „Ja stellig!" luidde liet antwoord. „We kunnen al onze mannen opofferen, zonder eenig nut; doch mij is 't wel." — Lebrun zette zijn paard in galop. Enkele groepen riepen : „Vooruit! Vooruit!" en ook de Wimpiïen reed mede met de weinige compagnieën, die aan Lebrun's roepstem gevolg hadden gegeven. Nauwelijks echter hadden die afdeelingen enkele honderde passen gedaan, of het vuur der artillerie van de garde onder prins Hohenlohe en van de Saksers had onder haar zulk een geduchte opruiming gehouden, dat de generaals eindelijk zoo goed als alleen bleven. Wat niet gekwetst was of dood had achter een muur, in een sloot, achter een struik dekking gezocht. — „Ik zie 't. We kunnen niets meer uitrichten," zeide de Wimpiïen. Had de keizer zijn voorstel aangenomen, dan had die het even ver kunnen brengen, verder niet. Laten wij thans nagaan, welke posities de Duitschers vóór den slag bij Sedan reeds in den avond van den 3tcn Augustus hadden ingenomen. Een slagplan voor den le" September heeft er nooit bestaan. Ook schriftelijke bevelen voor dien dag zijn door het groote hoofdkwartier niet uitgegeven. De op den 30™ Augustus reeds verstrekte orders hadden de verdere troepenbewegingen in algemeene bewoordingen ongeveer aangegeven; bij de bovenbedoelde bespreking te Chémery was vastgesteld wat er verder moest gebeuren. — Men vermoedde, dat het Fransche leger zich door een afl.ocht naar Mézières aan de dreigende omsingeling zou trachten te onttrekken ; deze onderstelling had den grondslag gevormd voor de maatregelen der IIIe armée. Den 31en 's avonds had de kroonprins dus bevel gegeven, dat het 5* en het lle korps bij Donchery de Maas overgaan en van hier naar Vrigne aux Bois marcheeren zouden. De Wurtembergsche divisie moest deze rivier dan overgaan bij Dom le Menil en daar een zoodanige stelling innemen, dat zij zoowel tegenover Vinoy en zijn korps als tegenover Mac-Mahon kon front maken. Het 2e Beiersche korps zou met één divisie bij Donchery op den linker Maasoever, met de andere bij Frénois en Wadelincourt in positie komen. Om den vijand vast te houden, ontving ten slotte het le Beiersche korps last. den volgenden morgen al zeer vroeg tot den aanval over te gaan. Yan deze bevelen ontving de kroonprins van Saksen, commandant van het IYe leger, een afschrift. De prins nu beval, dat de garde oogenblikkelijk gealarmeerd en naar het noordoosten, naar Yillers-Cernay en Francheval. gedirigeerd zou worden, terwijl het 12e korps tegen La Moncelle zou voorgaan. Een divisie van het 4* korps bleef bij Bemilly als reserve voor de Beieren, de andere bij Mairy als algemeene reserve. Dichte nevel bedekte nog de heuvels en de rivier; het gezichtsveld was nog zeer beperkt, toen de commandant van het le Beiersche korps den len September omstreeks half vijf over de reeds den vorigen dag geslagen pontonbrug infanterie tegen Bazeilles deed voorgaan. Aanvankelijk vond deze in dit zeer versterkte dorp alleen de brigade Martin des Pallières. Weldra echter kwamen meer troepen de marine-bataljons versterken, en stonden eerlang de geheele Beiersche divisie von Stephan en de Fransche divisie Yassoignes (marine-soldaten) tegenover elkander. In het dorp zelf werd daarop uren achtereen gevochten. In hoofdzaak draaide de strijd om 't bezit van een enkel hoofd steunpunt, de villa Beurmann. Aanvallen en tegenaanvallen wisselden elkander telkens af; enkele vuurmonden werkten in de hootdstraat zelfs op afstanden van nog geen 200 pas. Geruimen tijd was het den Beieren niet mogelijk terrein te winnen; hun verliezen waren groot. Geheel in overeenstemming met de bedoeling van het hoofdkwartier, bracht generaal von der Tann (le Beieren) hier langzamerhand het grootste gedeelte van zijn korps in 't gevecht, zoodra de 8e divisie bij Bemilly te zijner ondersteuning was aangekomen. Tussclien Bazeilles en La Moncelle, waar vooral het kasteel Monvilliers een der brandpunten was. breidde het gevecht zich nu hoe langer hoe meer uit. Omstreeks zes uur namen de Saksers, die weldra met de Beieren voeling hadden gekregen, het dorp La Moncelle, zonder veel tegenstand te ontmoeten. Omstreeks dienzelfden tijd werd Mac-Mahon gewond, en gaf zijn opvolger, de generaal Ducrot, zooals wij weten, het bevel tot teruggaan in de richting van llly en Floing, welk bevel daarop door den generaal de Wimplfen werd te niet gedaan. Deze generaal toch hoopte „de Beieren in de Maas te werpen" en hierdoor vrijheid van beweging te verkrijgen. Intusschen was de divisie Lacretelle tegen het reeds veroverde La Moncelle opgerukt en had, krachtig door artillerie gesteund, de zwakke Saksische afdeelingen (de voorhoede der 24e divisie) zeer in 't nauw gebracht. Het gros der Saksers kon geen steun bieden, omdat het zich had moeten keeren naar Daigny. Hier toch was de divisie Lartigue de Givonne gepasseerd, om volgens de aanvankelijke aanwijzingen van Ducrot het voorgelegen bosch te bezetten en zoo mogelijk te behouden. Weldra echter kwam een brigade der Saksische 23e divisie eveneens bij La Moncelle; de Beiersche divisie Schuhmacher werd tot ondersteuning der Saksers nu ook op dit plaatsje gedirigeerd, terwijl de artillerie aan den oostelijken rand der Givonne spoedig tot 96 vuurmonden aangroeide. Door deze versterkingen werd de kans om hier terrein te winnen voor de Franschen aanzienlijk verminderd. Dewijl de divisie Vassoignes van generaal de Wimplfen order had ontvangen niet terug te gaan, en door enkele nieuwe bataljons ondeisteuning had ontvangen, kon zij in Bazeilles aanvankelijk eenig succes behalen. Dit laatste ging echter' weldra weder verloren, want de voorhoede der Duitsche divisie (4e korps) was thans ook over de Maas gekomen, had ter ondersteuning der Beieren het station van Bazeilles bezet en von der Than hierdoor gelegenheid gegeven over zijn gansche macht te beschikken. De 7e divisie was nog ver achter. Omstreeks tien uur was de divisie Lartigue over de Givonne teruggeworpen, en hadden de Franschen. op wie verscheiden vuurmonden werden veroverd, zelfs Oaigny moeten ontruimen, terwijl het aan de bij La Moncelle strijdende Duitsche troepen, — Beieren en Saksers, te zamen vier regimenten; — verbonden met afdeelingen v:in het korps, tegen 't middaguur geheel gelukte om. uit La Moncelle en Monvillers vooruitdringende. liet ten noorden vau Bazeilles gelegen liooge. heuvelachtige terrein te vermeesteren. Het 12e Fransche korps, dat herhaaldelijk zoowel van het le als van het 5* korps ondersteuning had ontvangen, werd hierdoor verplicht onder zware verliezen terug te gaan naar Balan. Dit was een groot succes voor de Beieren. Oogenblikkelijk werd door hen alles in 't werk gesteld om de uit haar verband gerukte afdeelingen weder te ordenen, en werden maatregelen genomen, dat het eenmaal veroverde terrein niet meer kon verloren gaan. Nadat het dal van de Givonne door de garde en de Saksei's was genomen, begon de kroonprins van Saksen te streven naar een aansluiting met het TIle leger, noordwaarts om de Fransche stellingen heen. Het 12e korps (Saksers) ontving dus bevel, bij zijn flankmarscli door het le Beiersche korps en de 8e divisie gedekt, de richting te nemen op llly. Tevens begon de garde op den uitersten rechtervleugel, met de le divisie aan 't hoofd, over Yillers Cernay te marcheeren naar Givonne. Dit dorp werd weldra genomen, terwijl zeven batterijen ten oosten er van tot ontwikkeling kwamen. Ook La Chapelle viel spoedig in handen der garde: en reeds om half twaalf was door de cavalerie de verbinding met het III- leger noordwaarts om llly heen verkregen. Aan de garde-cavalerie was te voren de richting op llly aangewezen; de artillerie bij 't Givonnedal was tot veertien batterijen versterkt: ze ha<1 de divisiën Wolff en Pelet geducht onder vuur genomen, en de infanterie handhaafde zich tegen het middaguur in ditzelfde dal tegenover de herhaalde tegenaanvallen des vijands. Bij het 2e Beiersche korps. dat. zooals wij weten, bij Frénois en Wadelincourt zou plaats nemen, was vroeg in den morgen in zooverre in de opstelling verandering gebracht, dat alleen de 4P divisie en de artillerie bij genoemde plaatsen in positie kwamen, terwijl de 3e divisie tot steun der Beieren van het ie korps, die bij en in Bazeilles nog altijd in een scherp gevecht waren gewikkeld, eveneens de Maas overschreed. ten westen van Bazeilles avanceerende. tegen Balan oprukte en dit dorp benevens het park aldaar na een heftigen kamp vermeesterde. Langzaam vooruitdringende. begonnen de Beieren van het 2e korps reeds dicht onder de wallen van Sedan een langdurig, verliesrijk vuurgevecht. 0 » Door deze geduchte machtsontwikkeling, zoomede door de zware artilleriestelling van zestig stukken op den rechteroever van de Givonne bij La Moncelle, had het 12e Fransche korps in weerwil van de versterkingen, welke het voortdurend van het le en 5e korps had ontvangen. tegen één uur tot dicht onder de vesting moeten teruggaan. Reeds begonnen de Beiersche batterijen bij Wadelincourt op dat uur de Fransche stelling bij Floing ten noorden van de stad in den rug te beschieten. ACHTTIENDE HOOFDSTUK. de slag bij sedan. (Vervolg). Het 5e en li*1 Pruisische korps zouden, zooals boven reeds werd aangegeven, zeer in de vroegte bij Donchery, de Wurtembergers bij Dom le Menil over de Maas gaan. Toen nu bleek, dat de straatweg Sedan-Mézières vrij was van vijanden, beval de kroonprins om half acht. dat het 5® en Me korps noordelijk om de Maas zouden heen marcheeren om den \ ij and, die nu of bij Sedan stond öf wel naar Carignan getogen was, in tlank en rug aan te grijpen. Door generaal von Kirchbach (5e korps) werd het dorp Fleigneux daarop als richtingspunt aangewezen, om den vijand te beletten naar België uit te wijken. Om negen uur had de voorhoede der 21e divisie (1le korps) Saint Menges bereikt. Drie batterijen ontwikkelden zich bij dit dorp tegen Floing. Levendig werd dit vuur beantwoord ; de Duitsche batterijen leden zware verliezen ; zelfs werden enkele vuurmonden onbruikbaar geschoten. — Weldra echter nam het aantal Duitsche batterijen, die met buitengewone stoutmoedigheid vooruitsnelden haar infanterie te hulp, zóó groot, dat de Fransche vuurmonden het hard te verantwoorden kregen. Tot dekking van de zich nu vormende, uitermate groote artilleriestelling waren aanvankelijk slechts enkele escadrons cavalerie bij de hand. Niettemin werd een aanval der cavalerie-divisie Margueritte uit de richting van den Calvaire d'Illy glansrijk afgeslagen. Reeds aan de bruggen van Donchery. later bij den hollen weg van La Falizette waren oogenblikken voorgekomen, waarin afdeelingen der twee Duitsche korpsen elkander kruisten. Ook vergissingen in de marschrichting konden niet worden vermeden. Hierdoor kwam de infanterie eerst zooveel later in gevecht, en dit nog wel juist daar, waar zij tot dekking der artillerie het dringendste noodig was. Een gevolg van de ontstane vertragingen was thans ook. dat de 21e divisie ten deele bij Floing, ten deele bij llly optrad. SKDAN. Reeds op dat oogenblik, tegen den middag dus, trachtten afdeelingen van het te Fransche korps te ontsnappen naar België. Zij werden dooide cavalerie van de 10e divisie echter uiteengejaagd. Aan een ernstigen aanval der Duitschers bij llly had generaal de Wimplïen aanvankelijk niet willen gelooven, tot hij zich omstreeks twaalf uur bij Floing zelf van den toestand had overtuigd. Toen riep hij de divisiën Pelé en L'hériller van het 1° korps in de eerste slaglinie. Deze stelden zich op bij 't l'ois de la G ar enne, front naar llly. De geweldige artillerielinie, door het 5e en lle korps te zamen gevormd, was intusschen tot *26 batterijen, zegge 150 vuurmonden, versterkt. Haar granaten kruisten zich reeds met die van de garde bij het dorp Givonne en bestreken den Calvaire d'Illy, het Bois de la Garenne en de hoogvlakte van Floing geheel. De artillerie van het le en 7e Fransche korps werd letterlijk vernietigd ; de vuurmonden werden aan stukken geschoten. Tal van caissons vlogen in de lucht. De zwaargeteisterde infanterie ontruimde nu den CHARGE LIER FRANSCHE CAVALERIE TEGEN DE BATALJONS VAN HET 32e REGIMENT INFANTERIE OP DE HOOGTEN VAN FLOING-ILLY. Calvaire d'Illy en drong voor een deel het Bois de la Garenne binnen, waar ze echter evenmin dekking vond. Langzamerhand kreeg de kring van vuur. waarbinnen het rampzalige Fransche leger werd opgesloten, nog meer kracht; eindelijk stonden op al de punten van de thans cirkelvormig geworden slaglinie gezamenlijk 71 batterijen, dus 456 vuurmonden, tegen het Fransche leger in werking. Vervolgens werd door de 22'' divisie, die in het Maasdal was opgemar- cheerd, ook de linkervleugel der tegenpartij bij Cazal bedreigd. De divisie Liébert, die zich in haar voortreffelijke stelling bij Floing nog altijd met leeuwenmoed had staande gehouden, werd hierdoor in den rugbedreigd, terwijl de 21e divisie haar in front aanviel. Werd hier voor de Fransche infanterie geen lucht gemaakt, dan werd ze omsingeld. Daar klinken op eens hoog boven het donderen van 't geschut uit schetterende trompetsignalen. Door de rook- en de stofwolken heen ontwaart men dicht opeengepakte drommen, die snel naderen; daarboven bliksemt en fonkelt het. Witte mantels, roode kepi's en fladderende paardenstaarten golven door elkander. De grond dreunt en trilt. In razenden galop stormen uit het Bois de la Garenne de escadrons van Margueritte en de Bonnemains op de Duitsche infanterie van het 5e en lle korps in. Wel scheuren de granaten geweldige, bloedige voren in die ruiterscharen, doch ze zijn niet bij machte hun élan te verminderen. Een bres willen zij door dien levenden menschenmuur maken, deze escadrons; zij willen zich opofferen voor hun kameraden der infanterie. In razende vaart stormen zij los op de compagnieën van de 43" brigade. Een prachtig schouwspel is 't, die woeste, manmoedige ruiters, kurassiers, dragonders, Afrikaansche jagers en spahis, met hoog opgeheven sabel vol doodsverachting te zien voortstormen, vastbesloten zich baan te breken. Tot driemaal toe wordt de aanval herhaald. Maar de Duitsche infanterie weerstaat ze. Met vaste hand gevoerd, slingeit de ziïndnadel zijn doodend lood in de drommen. Ontzettend, verpletterend is het vuur. Bij hoopen worden de brave ruiters neergeschoten. Een deel jaagt door naar het dal, naar den rechteroever van de Maas. Hier vinden de mannen den dood in 't water of worden door de huzaren van het 13° regiment uiteengehouwen. Na het mislukken van deze ruiteraanvallen slaagde de Duitsche infanterie er in aanhoudend meer grond te winnen. Het plateau van Floing werd genomen en Cazal veroverd; doch eerst omstreeks vijf uur was de infanterie bij machte den taaien wederstand van de divisieLiébert geheel te breken en ook deze divisie terug te werpen in het Bois de la Garenne. De verovering van dit zeer uitgestrekte, dichte bosch gelukte dooiden gelijktijdigen aanval der infanterie van het lle en van een deel van het 5e korps uit de richting van Floing en Illy, dus van uit het noordwesten, terwijl de le garde-divisie van uit Givonne, dus van uit het noordoosten, er binnendrong. De aanval was door de artillerie voorbereid op een wijze, die in de krijgsgeschiedenis zeker eenig is. In het bosch bevonden zich deelen van het le, 7e en 5e Fransche korps. In weerwil van het helsche vuur, waaraan de soldaten waren blootgesteld, werd hier en daar in 't hout door hen nog verwoed gevochten. Eerst bij de hoeve Quérimont kwam hieraan een einde. Een zeldzaam schouwspel gaf dit stuk boschgrond toen te zien. De massa's dooden en gewonden, die den grond bedekten, niet eens medegerekend, bevonden zich toen binnen die ruimte circa 15,000 Franschen, die zich voor 't meerendeel gedwee lieten ontwapenen of zeiven de wapens reeds hadden weggeworpen, benevens ongeveer 25,000 Duitschers, die het hout van alle kanten waren binnengedrongen. Voeten hoog lagen (ie chassepots op elkander. Groote hoopen gevangenen stonden op enkele punten als schapen opeengedrongen, terwijl op enkele andere nog een korten tijd geweerschoten werden gewisseld. Reeds in de laatste uren van den slag was de vlucht van veel troependeelen naar Sedan begonnen; hier meenden zij tegen het moorddadige vuur der Duitsche artillerie eenige beschutting te vinden. Achter Floing en in de dalen en klovén in de nabijheid van het llois de In Garenne wemelde het van Franschen; niet minder talrijk waren de vluchtelingen, die zich stortten in een groote kloof, welke langs het dorp Cazal loopt. Op het glacis van Sedan drong alles wild en woest door elkander. Vluchtend kwamen de in oplossing geraakte bataljons naar de stad. Vertrapte, gekwetste, gekneusde soldaten en zwaargewonden lagen overal in 't rond, hieronder ook een groot aantal manschappen der divisie L'hériller. De escadrons van de Bonnemains en Margueritte hadden ze in hun razenden aanval totaal onder den voet gereden. Dewijl de Duitsche vuurmonden hun granaten nu reeds tot in de vesting wierpen, nam de afgrijselijke verwarring hier nog toe. Een ieder wilde het eerste binnen de muren zijn; in de poorten verdrongen de menschen elkander. Honderden klauterden tegen de walmuren op. Cavaleristen zag men met paard en al van boven neder in de grachten springen, waarbij de arme dieren de beenen braken en zich half te pletter vielen. Door dat menschenkluwèn, door dien chaos kwamen Fr.-D. Oorl. 8de (lr. 16 nog kanonnen aanrollen en braken zich baan er doorheen; vraagt niet tot welken prijs. De granaten sprongen midden in dit kluwen. Rondom Sedan dreunde nog aldoor het kanon zóó ontzettend, dat iemand hooren en zien schier vergingen. In de stad zelve woelde alles vol angst door elkander. De vijandelijke kogels suisden reeds door de straten; reeds stiet men hier op lijken van menschen en dieren. De levenden verstopten de straten, vast op elktffider gepakt, drongen de woeste, verwilderde hoopen voetje voor voetje voorwaarts. En terwijl al het bovenbeschrevene voorviel, en de vesting Sedan hoe langer hoe nauwer werd ingesloten, terwijl nog op verschillende punten hardnekkig werd gestreden, werd in den rug der strijdende paitijen een afschuwelijk drama afgespeeld, de brand en de vernieling van het dorp Bazeilles. Omstreeks drie uur, dus nadat zij het dorp reeds in hun bezit hadden gekregen en zich tegen de aanhoudend hernieuwde tegenaanvallen der Franschen moesten verdedigen, werden de Beieren bij hun herhaaldelijk voor- en achterwaarts gaan uit de huizen beschoten. In den rug dus aangegrepen, snelden de het meest nabij zijnde manschappen de huizen binnen, om die verborgen schutters op te zoeken. Zoodra de eerste schoten vielen, werden allen, die met het geweer in de hand werden gegrepen, zonder genade nedergestooten. Van dit oogenblik verdubbelden nu de aanvallen van de zijde der bevolking. Uit de kelders, uit de vensters, zelfs uit de kerk vielen schoten. Onder de kreet: „Mort aux Prussiens!" vuurden de verwoede inwoners uit alle hoeken. Dit vuur, met vrij groote nauwkeurigheid afgegeven, veroorzaakte tamelijk belangrijke verliezen. Voornamelijk het huis van den smid was een brandpunt van verdediging; zelfs de dochter des huizes moet aan den stiijd hebben deelgenomen. De alleenstaande Beieren moesten beginnen verscheiden gewonden te verwijderen, die volgens de verklaring van ooggetuigen dooi de bevolking werden mishandeld. Overal tegelijk hulp verleenen was hun echter niet mogelijk. Aanvankelijk weken daarom de Beieren, doch weidia in giooteren pe tale terugkeerende, "stormden zij, door wraakzucht verwoed, de huizen binnen en ontzagen niemand meer, die met de wapens in de vuist werd gegrepen. Dat hierbij ook wel eenige onschuldigen gevallen zullen zijn, ligt voor de hand. Niemand zal deze wandaad vergoelijken of verontschul- De beieren in bazeilles in gevecht. digen; maar vordert eens kalmte en bezadigdheid van een soldaat, die, verhit' door 't gevecht, door een verborgen vijand in den rug wordt beschoten! -In die dagen werd van Fransche en van Engelsche zijde in de dagbladen van het „uitmoorden" van Bazeilles geweldig veel ophef geJak, Dadelijk na den veldtocht zijn officieele opgaven gevraagd van het aantal „slachtoffers", op den September in Bazeilles gevallen. De Fransche maire van het dorp, de heer Bellemont, gaf toen zeil op, dat van de 2048 inwoners 3 mannen, 2 vrouwen en 3 kinderen door den brand, 30 mannen en 1 vrouw in 't gevecht omgekomen waren. Toen Bazeilles reeds weinig meer was dan een door de rosse vlammen blekte puinhoop, werd er in de richting van Balan nog altoos hevig gevochten. De Fransche brigade de Carteret wist hier van geen wijken. Eindelijk viel echter ook dit plaatsje in handen der Beieren, en vloden de verdedigers naar Sedan, waarvan de generaal Lebrun de poorten reeds had doen sluiten. Van dit oogenblik af was de ijzeren ring om Sedan geheel dicht, an de hoogte bij Frénois, waar koning Wilhelm met zijn staf was gaan staan kon men de drommen duidelijk naar één richting zien stroomen. Een ontzettend grootscl, schouwspel was \ die woelende, tot wanhoop gevoerde, hier en daar nog strijdende massa, door brandende huizen en dorpen omgeven en telkens achterhaald door een granaat uit een er honderde vuurmonden, welke zonder genade en zonder ophouden hun projectielen op de rampzaligen slingerden. Een veldslag mocht dit reeds niet meer heeten, een slachting veeleer. Achtereenvolgens hadden de Fransche hoogere bevelhebbers als Lebrun, Donay en Dncrot, het slagveld verlaten en zich naar Sedan „anr den keizer, begeven, om dezen te rapporteeren, dat alle weerstan onmogelijk was geworden, dat de soldaten den moed geheel hadden verloren, dat allen, die niet in de stad hadden kunnen komen, in . e grachten opeengehoopt, noodeloos het doelwit waren van de Durtsche «ranaten, en dat er dus een besluit moest worden genomen. Napoleon begreep dit zelf eveneens. Een adjudant, naar (le citade gezonden, kwam weldra terug met het rapport, dat 't geen de generaals hadden "ezegd de waarheid was. Dus belastte de keizer den generaal Lebrun met een brief voor de Wimplfen, een brief, dien deze teekenen moest, om hem dan naar het oppercommando van het Duitsche leger e doen brengen. Die brief luidde als volgt. „Op last van den ondergeteekende, opperbevelhebber van het Fransche leger, zal de generaal Grelley, chef van den staf van het 12e korps, zich als parlementair begeven naar den opperbevelhebber van de Duitsche troepen en dezen verzoeken het vuur onmiddellijk te doen staken en een wapenstilstand te sluiten. Van dezen zal dan door de beide opperbevelhebbers gebruik gemaakt kunnen worden, om voor beide partijen aannemelijke voorwaarden vast te stellen." Tegelijkertijd werd op de citadel de witte vlag gehesclien. De dichte rook, die boven de stad hing, was echter oorzaak, dat men die vlag bij de Duitschers niet dadelijk zag. De generaal Lebrun ontmoette de Wimpffen ongeveer- bij Balan en stelde hem den brief ter hand. De witte vlag ziende, dien een cavalerist dicht achter generaal Lebrun aandroeg, riep de Wimpffen: „Neen, neen ! 't Gevecht zal niet worden afgebroken. Ik ben hier meester van de positie! Wij gaan zoo dadelijk weder over tot den aanval. f Geen wapenstilstand." — De Wimpffen greep den brief en reed naar Sedan. Welk een geweldige verantwoordelijkheid hij door het voorstellen van dezen wapenstilstand op zich nam. terwijl hij toch zelf het commando niet meer voerde, begreep Napoleon volkomen. In het oog van de wereld bleef hij alleen aansprakelijk voor al de rampen, welke de oorlog nog ten gevolge kon hebben. Als 't ware om den toestajid nog hachelijker te maken, zond de Wimpffen den keizer nu zijn ontslag. Juist terwijl de grootst mogelijke energie dus noodig was, om de orde eenigermate te herstellen en zoo gunstig mogelijke voorwaarden te bedingen, zou dat ontredderde, uit zijn verband gerukte leger nu zelfs zijn hoofd missen! — Het ontslag werd echter niet aangenomen, en de Wimpffen begreep, dat, daar hij tijdens den slag het bevel had willen voeren, zijn plicht hem thans ook gebiedend voorschreef onder zulke hachelijke omstandigheden zijn post niet te verlaten. Terwijl de witte vlag nogmaals werd geheschen, — een tijdlang was ze op last van de Wimpffen weder weggenomen; — kwam een Pruisisch officier, de luitenant-kolonel Bronsart von Schellendorf, als parle- • • mentair namens den koning verzoeken bij het Fransche hoofd kwartier te worden toegelaten. Door hem vernam men thans, dat de koning voor de stad stond. — Blijkbaar was het in het Duitsche leger niet be- kend, dat de keizer zich binnen Sedan bevond, want de overste Bronsart 'keek verbaasd op, toen hij eensklaps tegenover Napoleon werd gebracht. Onder deze omstandigheden meende de keizer, dat hem slechts een weg openstond, namelijk zich rechtstreeks tot den koning te wenden. Had hij zich aan den overwinnaar overgegeven, was hij verdwenen van 't tooneel, dan bestond er kans, dat er voor het leger gunstiger voorwaarden werden bedongen, terwijl aan het regentschap hierdoor tevens gelegenheid werd gegeven te Parijs vrede te sluiten. Een Fransche parlementair was intusschen reeds lang bij de voorste Duitsche afdeelingen verschenen en begonnen in naam des keizers met de Beiersche generaals von Bothmer en Maillinger te onderhandelen. Het geschutvuur werd gestaakt, en één lange, daverende juichkreet werd door de Duitsche troepen, zelfs door de gewonden geslaakt, toen men eindelijk de witte vlag van de citadel zag wapperen. De slag was gewonnen Het Fransche leger was totaal ingesloten en zou zich moeten overgeven. Nu zou de oorlog ook weldra zijn gedaan, de vrede gesloten! 't Begon reeds te schemeren, toen de overste Bronsart bij den koning terugkwam met de mededeeling, dat hij weldra door een parlementair des °keizers zou worden gevolgd. Thans eerst vernamen de Duitschers met zekerheid, dat ook de keizer zich binnen Sedan bevond. Een nieuw gejubel steeg op uit de dichte drommen der aanvallers, die in groote spanning en hoopvolle verwachting den loop der onderhandelingen daarginds op de hoogte van Frénois met de oogen volgden. " 't Was bij zevenen, toen de Pruisische troepen een kleinen stoet de stad zagen verlaten en zich begeven in de richting van den weg, die voert naar de hoogten ten zuiden van Donchery. Hier stond de koning met den kroonprins, Moltke, von Boon. Bismarck, Podbielski en zijn geheelen staf. Die stoet bestond uit den majoor von ^ Winterfeld, den Franschen generaal Beille en een trompetter der lansiers met de parlementaire vlag. Toen de koning de heeren gewaar werd, ging hij hen enkele schreden te gemoet. Dichterbij gekomen, hielden de ruiters halt. Beille, de borst met ridderorden bedekt, steeg af, wierp den trompetter de teugels van zijn paar.l toe, begaf zich, leunende op een stok, naar den koning, die uit achting voor zijn gevallen vijand dezen het eerste groette, nam de kepi af en haalde uit zijn borstzak een brief te voorschijn. „Sire, een andere opdracht dan deze heeft mijn keizer mij niet gegeven," volgde er toen met bevende lippen. De koning nam den brief aan. — „Generaal, mijn eerste voorwaarde is, dat het leger de wapens neerlegt," zeide hij minzaam doch ernstig, opende toen ijlings den brief, sprak den generaal eenige opbeurende woorden toe, wendde zich om naar zijn staf en las hier het schrijven. Dit was even kort als veelzeggend: „Mijnheer en broeder, dewijl het mij niet is gelukt den dood te vinden te midden mijner troepen, rest mij niets anders dan mijn degen af te geven in handen van Uw Majesteit. „Ik ben van Uw Majesteit de welmeenende broeder Napoleon." „Sedan, 1 September 1870. Dit lezende, was de koning van blijde verbazing een oogenblik sprakeloos ; toen drukte hij zijn getrouwen hartelijk de hand, had een kort onderhoud met Moltke en von Bismarck en schreef daarna, zittende op een stoel, met een houten bankje als tafel, het antwoord. „Mijnheer en broeder, terwijl ik de omstandigheden betreur, waaronder wij elkander ontmoeten, neem ik uw degen aan en verzoek u een oflicier aan te wijzen, voorzien van een volmacht om te onderhandelen over de capitulatie van het leger, dat onder uw bevelen zoo dapper heeft gestreden. Door mij is de generaal von Moltke hiertoe aangewezen. ,.Ik ben van Uw Majesteit de welmeenende broeder Wilhelm." „Vóór Sedan, den len September 1870. Dit schrijven overhandigde de majoor van Alten, die het bankje had vastgehouden, aan generaal Reille, die het met ongedekten hoofde aannam. Hierop traden de koning, de kroonprins, Moltke, von Roon en Bismarck naar den Franschen generaal toe en spraken eenige oogenblikken met hem. Vervolgens reed de generaal terug naar Sedan. —- Hier was het onderwijl tusschen de generaals des keizers en de Wimpffen, die tot in het kabinet van dezen was doorgedrongen, tot een heftige woordenwisseling gekomen ; de heeren hadden elkander allerlei doellooze verwijten gedaan. Vooral generaal Dncrot was driftig. Het slot was nu, dat de Wimpffen den lijdensbeker tot op den bodem moest ledigen, want hem werd thans opgedragen over de capitulatie met von Moltke te onderhandelen. Toen de generaal dienzelfden avond nog te Doncherv in tegenwoordigheid van von Moltke was gevoerd, begon hij de belangen van zijn troepen vol vuur te bepleiten, maar het antwoord van Moltke was vrij kort: „Uw leger telt op dit oogenblik nog hoogstens 80,000 man. Wij hebben er 200.000, die het van alle zijden omsluiten. Al onze artillerie staat in stelling en kan de stad binnen een paar uur platschieten. Uw troepen kunnen enkel en alleen door de poorten naar buiten komen en verkeeren in de onmogelijkheid zich voorwaarts te formeeren; zij hebben slechts voor één dag vivres en bijna geen munitie. Onder deze omstandigheden zou een voortzetten van den strijd niets anders dan een noodelooze moord zijn; de verantwoordelijkheid komt dan voor rekening van hen. die dezen niet hebben voorkomen." Zoowel von Bismarck, die het onderhoud bijwoonde, als von Moltke was vol lof over het Fransche leger; maar, terwijl beiden uitgingen van het standpunt, dat Duitschland stellig vrede verlangde, vorderden zij uitdrukkelijk, dat het leger zich als gevangen zou beschouwen en dat het naar Duitschland zou worden weggevoerd, om aan de Fransche natie iedere poging tot voortzetten van den krijg onmogelijk te maken. — WimptTen protesteerde en verlangde vrijen aftocht met slaande trom en vliegende vaandels. Von Moltke gaf niet toe; ook voor een langen wapenstilstand wilde hij niet instaan. Tot den volgenden morgen negen uur werd tijd tot bedenken gelaten. De Wimpffen wilde deze voorwaarden niet aannemen, keerde terug naar Sedan en had een onderhoud met den keizer. „Morgenochtend om vijf uur rijd ik naar het koninklijke hoofdkwartier. Ik zal gunstiger voorwaarden van den koning trachten te bedingen." zeide deze. — Nog eenmaal verzamelde de Wimpffen de generaals, twee en dertig in getal, om zich heen. Op twee na, Pellé en Bellemare, verklaarden allen, dat zij de capitulatie wilden aannemen, omdat iedere verdere strijd nutteloos was; alleen zou de Wimpffen nog een poging moeten doen om betere condities te verwerven. In den loop van den nacht waren op bevel des konings al de troepen tot dicht bij de stad vooruitgeschoven. Hoewel het bijna niet was aan te nemen, dat de Franschen den 2en September nogmaals weerstand zouden willen bieden, was men van Duitsche zijde op een voortzetting van den strijd toch voorbereid. Het uitgestrekte, met gevallenen bezaaide slagveld was eerst bij het aanbreken van den dag uit enkele bepaalde punten behoorlijk te overzien. Eindelooze reeksen wagens met het Roode Kruis reden den dalketel in en uit. Elk plekje, dat ook maar eenige beschutting aanboor!, was met gekwetsten, vriend en vijand, opgepropt. De kerk van La Chapelle, het station der Nederlandsche Vereeniging, de kerk van Givonne en de fabrieken van Sedan waren in groote veldhospitalen herschapen. Op het terrein lagen in chaotische verwarring overal hoopen voorwerpen, ieder voor zich de stomme getuigen van een bloedig, op die plek afgespeeld drama. Aan den oever van de Maas, waar die afgrijselijke kamp tegen de cavalerie had plaats gegrepen, ontwaarde men een bloedigen hoop lijken harnassen, helmen, kepi's en wapenen, en de wateren van de rivier voerden in massa de lijken mede van de paarden, die daarin den dood hadden gevonden. Ijzingwekkende groepen lagen over elkander gewenteld in de kloof van Cazal. In Floing vond men de gevallenen voetenhoog liggen tegen het in puin geschoten huis, waarin Napoleon zich een koite poos had opgehouden. Het grusvelijkste beeld van ontzetting echter leverde Bazeilles. Naakt en als een zeef doorschoten, staken de zwartgeblakerde muren omhoog. Nog sloegen de vlammen hier en daar uit de puinhoopen, die de straat en tevens een menigte half verkoolde lijken bedekten. In de tuinen van het park Monvillers, om welks bezit zoo lang en zoo verbitterd was gestreden, hingen de lijken van Beieren en Franschen in de heggen. Zelfs die van ziekendragers en hospitaalsoldaten vond men daar. In Balan s straten zag het er niet minder vreeselijk uit, vooral bij de barricade in de hoofdstraat. Hier hadden twee escadrons kurassiers onder den overste Arlincourt in galop alles onder den voet gereden, tot ze voor de barricade kwamen. Bij hoopen waren de mannen hier gevallen onder het vernietigende vuur der Beiersche geweren. De overste was over de barricade heengesprongen, doch met zijn paard gevallen en gewond gevangen genomen. Niet minder verwoed was te La Moncelle gekampt. Het eene huis na het andere hadden de Saksers moeten veroveren, en de holle weg bij Daigny, dien zij als toegangsweg naar dit dorp met de bajonet hadden genomen, was opgevuld met dooden, gekwetsten en voorwerpen van allerlei soort. Vóór Bazeilles, op het letterlijk door granaten omgeploegde terrein vond men de dooden in de meest verwrongen houdingen. Lang en ontzettend had hun lijden moeten zijn, voordat de «lood hen verloste. Velen had men den ransel onder het hoofd geschoven, om hun in de laatste oogenblikken nog een kleine verlichting te verschaffen. Enkelen hadden de vingers in den grond vastgegraven; nog anderen hadden den mond vol aarde gestopt; deze aarde was bloederig en kleverig van schuim en slijm. Van woedende pijn hadden de ongelukkigen in die aarde de tanden gezet. Op de hoogten bij de batterijen waren dergelijke tooneelen eveneens niet zeldzaam; hier hadden de projectielen gansche bedieningen met één slag weggescheurd. Op een der vooruitspringende heuvels had de commandant der 5e batterij van de garde, de zoon van von Roon, den minister van oorlog, den dood gevonden. Veel slagvelden moet men hebben gezien, als, men. eenige uren nadat het gevecht is gestaakt, wil begrijpen wat hier en daar en ginds is geschied. — Deze groep doode paarden hier met een paar helmen, een dozijn kurassen, een gebroken trompet en drie doode kurassiers er bij is een teeken. dat er een ernstige strijd is gevoerd; de donkere, roodachtige strepen op den grond zijn de plekken, waar de gewonden, die reeds zijn weggevoerd, hebben gelegen. Ginds, waar dat hoopje wapenen ligt, heeft een kleine afdeeling, die haar paarden had verloren, zich gevangen gegeven. Verderop liggen Pruisische helmen, vertrapt en verbrijzeld, enkele door kogels en granaatscherven getroffen, andere met bloed bevlekt. Daar, waar zwarte plekken omgeven zijn van een ransel, een geweer, een kapotjas en een eetketel, hebben soldaten gelegen, die, hoewel zwaar gewond, nog van hun flinke kameraden eenige hulp ontvingen. Eén heeft een klein dak van takken boven zich om de zonnestralen te keeren, een ander een deken, op twee geweren gespannen, tot beschutting en zijn ransel tot peluw; maar in den loop van den nacht is hij gestorven, en met de kapotjas over 't gelaat blijft hij daar nu liggen, tot de doodgravers hem vinden. Verderop, waar ransels en trommen liggen en dooden op hun gelaat, omringd door plassen bloed, heeft een infanterieregiment het hard te verantwoorden gehad; de mannen zijn door tirailleurvuur gevallen; de lijn der dooden wijst aan, waar zij gestaan hebben. Wat meer naar achteren ziet men ook eenige soldaten, doodgeschoten terwijl zij vluchtten, en een aantal ongebruikte geweren over den grond verspreid. Hier is een regiment uit elkander gestoven; hier zijn er eenigen gevallen door een kogel in den rug; daar hebben anderen de wapenen weggeworpen. — Zoo teekenen enkele hoofdmomenten van den strijd zich den eersten dag nog tamelijk scherp af; den tweeden, als de dooden begraven en de wapens opgezameld zijn en dikwerf reeds weggevoerd, zijn die niet meer zoo gemakkelijk aan te geven; den derden, als de doode paarden tot ontbinding beginnen over te gaan, is het op het slagveld bijna niet meer uit te houden door den verpestenden stank. Ook ten noordwesten van Sedan was het terrein met doode paarden en menschen bedekt. Hier lag op de eene plaats een dood ros, zooals 't was gevallen, met zadel en toom ; ginds was 't een Fransche infanterist, door het hoofd geschoten achter een hoopje aarde, vanwaar hij zijn schoten had gelost; verderop paarden en soldaten op een hoop, eindelijk in een kleine, nieuw opgeworpen schans lijken bij tientallen, allen Franschen. bij de verdediging gesneuveld. Hier was de grond door de granaten letterlijk opengescheurd. Een mitrailleusebatterij van vier stukken was met dooden omringd. Op één enkel punt was de grond zóó dicht bedekt met doode paarden, dat er telkens twee op elkander lagen. V'erder naar het westen, wat meer in de laagte, hadden de jagers te paard en de Afrikaansche jagers zeker een charge gemaakt. Door hevig snelvuur ontvangen, lagen ze daar nu, die beroemde lichte cavaleristen in hun kleurrijke uniformen, rood van 't bloed, en hun vurige, kleine paarden te pletter geschoten, vernietigd door de Duitsche granaten. Bijna allen waren dood; enkele gewonden lagen nog te zieltogen met stokken, voorzien van witte ringen naast hen; dan kon de officier van gezondheid ze niet vergeten, als hij zijn patiënten op het slagveld bezocht. De zwaargekwetste paarden, gelukkiger dan de in eenzelfden toestand veikeerende soldaten, had men den kogel gegeven, om de arme dieren langer lijden te besparen; en slechts een enkel afgedwaald, licht gewond dier stond alleen rond te kijken, alsof het van dat gansche schouwspel niets begreep. Op gindsche plaats weder, doch vooral in de bosschen, gaf alles het bewijs van een overhaaste vlucht. Hier lagen geweren, kepi's, degens, ransels bij honderden. De ontzettende wonden, hier toe- gebracht, de verminkte lijken, enkelen zonder hoofd, anderen zonder beenen, nog anderen met wijd opengescheurden buik en borst, verrieden, dat hier de granaten haar bloedigen arbeid hadden verricht; overal lagen de scherven in 't rond. Om vier uur in den morgen van den 2en September toog Napoleon met een klein gevolg uit. om de stellingen der Duitsche troepen in oogenschouw te nemen. Nadat hij zich had overtuigd, dat langer weerstand bieden eenvoudig onmogelijk was, liet hij zijn rijtuig komen, steeg met drie officieren, waaronder Reille. in en reed, door zes andere officieren gevolgd, naar de Duitsche voorposten. De keizer droeg de generaalsuniform en had een mantel omgeslagen; hij wilde trachten te volvoeren 't geen hij aan de Wimpffen had beloofd, en betere voorwaarden zien te bedingen. De Duitsche voorposten lieten het rijtuig passeeren. — ,.Waar is de koning?" vroeg Napoleon aan een paar officieren, die hem herkenden. Donchery werd genoemd. — Nu zou daarheen worden gereden; doch onderweg vernemende, dat de koning te Yendresse en alleen graaf Bismarck te Donchery was. ijlde Reille nu naar dit plaatsje om den graaf te verwittigen, dat de keizer hem wenschte te spreken. Terstond ging de ,.ijzeren" graaf, „ongewasschen en nuchter," zooals hij later aan zijn vrouw schreef, naar Napoleon op weg. Reille voor hem uit. 't Was een onvriendelijke morgen. De landstreek was in nevelen gehuld. Bismarck in de uniform der kurassiers, met sabel en revolvèr gewapend, was zonder eenig geleide, den met populieren omzoomden straatweg tusschen Frénois en Sedan opgereden, toen hij het daar staande rijtuig in 't oog kreeg. — ..Ik steeg af. groette den keizer even hoffelijk als indertijd in de Tuilerieën en vroeg zijn bevelen." schreef Bismarck later naar huis. De keizer en zijn generaals Castelnau. Ney en Yaubert brachten de hand aan de kepi. Napoleon wenschte den koning te spreken. Nu deze te Vendresse bleek te logeeren. verlangde liij een onderhoud te hebben met von Bismarck. Dit onderhoud volgde weldra in de vrijwel afgelegen woning eens wevers. „In een vertrekje van tien voet in 't vierkant, aan een withouten tafel zaten wij een uur lang op twee matten stoelen," schreef von Bismarck later aan zijn vrouw. „Welk een verschil met ons laatste samenzijn in de Tuilerieën in 1867! Ons gesprek vlotte slecht. Liefst toch roerde ik geen punten aan, die den door Gods almachtige hand vernederden man smartelijk moesten aandoen." Het gesprek draaide om de voorwaarden der capitulatie van het leger, doch Bismarck ontweek dit onderwerp, zeggende, dat dit een zuiver militaire quaestie was, die door von Moltke en de Wimplten moest worden afgewikkeld. Wel vroeg hij den keizer of deze genegen was vrede te sluiten. Napoleon verwees hem naar 't gouvernement te Parijs, üe graaf gaf den keizer nu te verstaan, dat bij de capitulatie alleen het militaire element ter sprake kwam, en dat dus alle panden van materieelen aard in Pruisische handen komen moesten. Met de den vorigen avond opgestelde voorwaarden bij zich, was von Moltke intusschen te Donchery gekomen. Tevens had Bismarck laten onderzoeken, of er voor de ontmoeting tusschen de beide voreten niet een zooveel mogelijk voegzaam huis was te vinden. Verscheiden olficieren en ook eenige kurassiers waren naderbij gekomen. Weldra ontving von Bismarck de tijding, dat het kasteel Bellevue bij Frénois geheel verlaten en voor de ontvangst der vorsten wel geschikt was. Derwaarts reed nu de keizer, door Bismarck en een escorte kurassiers voorafgegaan. Toen de koning van het onderhoud tusschen Napoleon en Bismai ck kennis kreeg, bevond hij zich op de hoogten van Cheveuge. Een blijder boodschap had hij onmogelijk kunnen ontvangen. Niet alleen was de zegepraal hierdoor volkomen geworden, maar nu kon het bloed van duizenden gespaard worden, als de keizer te bewegen was de voorwaarden onveranderd aan te nemen. Voordat dit het geval was, verkoos de koning Napoleon echter niet te ontmoeten, had hij aan von Moltke doen weten, voordat deze naar Donchery naar Bismarck reed. In Sedan scheen het intusschen niet zoo bijzonder veilig meer, want nauwelijks was de keizer op Bellevue gekomen, of men zag zijn rijtuigen met gevolg alsmede vele officieren opdagen, die de vesting hadden verlaten. De Wimpffen verscheen ook, later von Moltke. Voordat deze kwam, werd door von Podbielski in tegenwoordigheid van den luitenantkolonel von Verdy en den Franschen stafofficier Dejean met de Wimpffen onderhandeld. Deze was te voren bij den keizer toegelaten. „Wat heeft Uw Majesteit gedaan gekregen?" had hij gevraagd. „Niets. Ik heb den koning nog niet gesproken." ,,Dan is het hoog tijd, dat ik de capitulatie sluit." zeide de generaal en begaf zich naar 't salon, waar alles voor de onderteekening in gereedheid was gebracht. Toen de grijze de Wimpffen, letterlijk alleen uit Afrika overgekomen om zulk een verdrag te moeten sluiten, de pen greep om zijn naam onder die geduchte capitulatie te zetten, stonden de tranen hem in de oogen. Buiten en behalve den keizer leverde zijn handteekening 1 maarschalk (Mac-Mahon), 39 generaals, 230 staf- en 3000 andere officieren, 83,000 valiede en 14.000 gewonde soldaten, al de adelaars, vaandels en standaarden van het leger van Sedan, 419 veldvuurmonden en mitrailleuses, 39 vestingvuurmonden en 10,000 paarden aan de Duitschers over. De massa's, die in den slag waren gevangen genomen, circa 21.000 man, waren eveneens onder die voorwaarden begrepen. Twintig duizend dooden en gekwetsten lagen op de terreinen en in de ambulances voor, bij en in Sedan. Meer dan 140,000 man had MacMahon's leger geteld; ongeveer dertig duizend waren over de Belgische grenzen ontsnapt en in België ontwapend. Als een hulde aan hun betoonde dapperheid mochten de Fransche officieren het zijdgeweer behouden; het leger met inbegrip van de officieren, die niet op hun woord van eer de vrijheid hadden willen aannemen, ging naar Duitschland in krijgsgevangenschap. De zegepraal was duur gekocht. Bij Sedan hadden de Duitschers 465 officieren en 8459 man aan dooden en gewonden verloren. Zoodra de Wimpffen de capitulatie had onderteekend, ging hij weder naar den keizer. „Sire, alles is afgeloopen." Weenend drukte de ander hem de hand. A Nog altijd verwijlde de koning op de hoogte van Cbeveuge, toen de door von Moltke en de Wimpffen onderteekende capitulatie hem werd gebracht. De generaal von Tresckow moest ze terstond voorlezen. Een hartelijk, welgemeend woord van dank richtte de koning daarna tot de aanwezigen. — „Dergelijke zegepralen zijn zeker wel het beste in staat om den band nog hechter te maken, die de hoofden der Noordduitsche staten en de verdere bondgenooten, wier vorstelijke medeleden ik in dit plechtige oogenblik in zoo grooten getale om mij heen verzameld zie, tot elkander heeft gebracht," zeide hij luide. — Den kroonprins van Beieren en dien van Wurtemberg drukte de grijze monarch daarna ernstig, vreugdevol en dankbaar de hand. Even daarna steeg hij met zijn gansche gevolg te paard en reed eveneens naar het kasteel Bellevue. bijeenkomst van koning wilhelm en napoleon op het kasteel bellevue bij sedan, den 2BS september 1870. In het middelste salon van dit kasteel, het eigendom van zekeren heer Amour, volgde nu het gesprek tusschen de twee souvereinen. De keizei- was koning Wilhelm, die met den kroonprins door den tuin naderkwam, tot aan de trap tegemoetgegaan. De [beide vorsten bleven alleen; in een der voorkamers vertoefde de kroonprins. Wat er besproken werd. is voor 't grootste gedeelte niet bekend geworden. De keizer was kalm, waardig en gelaten, de koning diep getroffen in dezen toestand een man terug te zien. dien hij drie jaar te voren op het toppunt van glorie en macht had gekend. De keizer had zich, zooals hij zeide, als diens persoonlijke gevangene aan den koning overgegeven; hij voerde het commando niet meer; al het overige liet hij aan de regeering te Parijs ter behandeling over. Aan den hoogen krijgsgevangene werd Wilhelmshöhe bij Kassei als tijdelijk verblijf aangewezen. Toen het onderhoud was afgeloopen, drukte de keizer den kroonprins de hand en betuigde hem zijn erkentelijkheid voor de welwillende bejegening, welke hij van diens vader had mogen ondervinden. Na dit gedenkwaardige gesprek was alles afgeloopen. De koning steeg weder te paard om een rit te maken door de stellingen van zijn leger. Hoe hij daar werd ontvangen, kan men zich gemakkelijk voorstellen. Dien avond werd in alle bivaks geïllumineerd; vreugdevuren vlamden allerwege. Door het duister heen zag men overal blijdschap en licht, tot ook deze vreugdevuren uitdoofden, en in den pikdonkeren nacht alleen die gloeiende plekken nog licht verspreidden, waar de brand nog altoos langzaam doch verterend woedde. Heel uit de verte klonk het koraal: „Nun danket alle Gott." Toen deze tonen weggestorven waren, volgde er een diepe, doodsche stilte, alleen nu en dan door het doffe rammelen van wagens en karren gestoord. Overwinnaar en overwonnene rustten eindelijk. In 't bewustzijn, dat daar om Sedan geen nieuwe kamp zou ontbranden, sluimerden allen in den donkeren nacht. Fr -D. Oorl. 2de dr NEGENTIENDE HOOFDSTUK. DE REPUBI.IEK WORDT GEPROCLAMEERD. — STRAATSBURG. Generaal de Wimpfien was terstond na 't sluiten der capitulatie naar Sedan teruggekeerd. Toen de proclamatie den volgenden morgen werd bekend gemaakt, schuimbekten de soldaten van woede, sloegen de geweren stuk, braken de sabels in tweeën en trokken onder luide verwenschingen tegen den keizer en bun generaals, en onder woest geschreeuw in troepen door de stad. Vele vaandels werden heimelijk verbrand, verscheiden adelaars begraven of verborgen. Inzonderheid op de Failly waren de troepen verwoed; zijn kwartier werd met steenen gebombardeerd. Toen het uur naderde, waarop het leger de stad zou verlaten, lierademde de bevolking, want deze was voortdurend voor een vreeselijk oproer beducht geweest. De gevangen armée trok tusschen de op twee gelederen opgestelde Duitsche troepen door naar een kale, naakte, drassige vlakte, die van Vilette en Iges, voor het grootste gedeelte door de Maas omsloten. Het lle Pruisische en het V Beiersche korps zorgden voorloopig voor de bewaking. Toen de Franschen tusschen de gelederen der Duitschers door marcheerden, gaf hun toorn zich in woeste gebaren, zelfs in bedreigingen en scheldwoorden lucht. Tegenover den generaal de Wimpfien waren de gemoederen niet ver- bolgen; een ieder had eerbied voor zijn smart. — In den loop der eerstvolgende weken werden de gevangenen in dagelijksche transporten van circa 10,000 hoofden naar Duitschland vervoerd, een zeer moeilijk vraagstuk, waarvan de spoorwegmaatschappijen echter even practisch als bevredigend de oplossing wisten te vinden. Dat het donderende hoera, waarmede de Duitsche troepen om Sedan het bericht der capitulatie hadden ontvangen, ook voor een groot deel een uiting was geweest van de hoop, dat de oorlog hiermede tevens was geëindigd, wie zal 't betwijfelen? — Die hoop werd echter bitter teleurgesteld. Den 4en September brak te Parijs een omwenteling uit. De Napoleontische dynastie werd vervallen verklaard; in de grootste overhaasting vluchtte keizerin Eugénie naar Engeland; het volk drong de Tuilerieën binnen; de adelaars en de keizerlijke wapenborden werden overal afgerukt; Frankrijk werd tot een republiek verklaard. — Jules Favre, Gambetta en Trochu stonden aan de spits dezer beweging. De laatste werd benoemd tot gouverneur van Parijs. De Kamer en de Senaat werden ontbonden; bij acclamatie werd een regeering samengesteld, bestaande uit de „burgers" Emanuel Arago, Cremieux, Jules Favre, Jules Ferry, Gambetta, Garnier-Pagès, Glais-Bizoin, Pelletan, Picard, den pas uit de gevangenis bevrijden Henri Rochefort en Jules Simon. Trochu werd belast met de taak Parijs te verdedigen; hij werd tevens president der regeering, terwijl deze, zooals in een proclamatie aan de burgers van Parijs werd bekend gemaakt, vóór alles zou wezen „een regeering der nationale verdediging." Aan vrede sluiten werd dus niet eens gedacht. Zelfs kwam bij Jules Favre het denkbeeld op een verbond tot stand te brengen tusschen de volkeren van den Romaanschen stam. — Spanje en Italië waren voor een dergelijk verbond echter evenmin te vinden, als de andere groote mogendheden voor een gewapende interventie, toen Thiers, de oudgevangene van Mazas, namens de regeering der Fransche Republiek met dit verzoek te Londen, te Florence, te Weenen en te St. Petersburg kwam. Wilde Frankrijk den oorlog voortzetten, dan zou het dezen dus alléén moeten voeren. Hiertoe was men te Parijs trouwens van het eerste oogenblik af vast besloten. „Geen voetbreed van ons grondgebied, geen steen van onze vestingen," zal de vijand hebben, proclameerde Jules Favre; en de Fransche chauvinisten, waaronder in de eerste plaats Victor I lugo mag worden genoemd, lieten met hun geschriften geen oogenblik af, de gemoederen in de hoofdstad op te zweepen en ze tot een combat a outrance aan te zetten. Tegelijkertijd begon Trochu met krachtige hand aan de organisatie der verdediging van Parijs te werken. Ontzettende massa's levensmiddelen en proviand werden binnen de stad gebracht, kanonnen gegoten, de vestingwerken bewapend en al wat buiten de wallen lag, zelfs een deel van het prachtige bois de Boulogne, als zijnde schadelijk voor de verdediging, vernield en met den grond gelijk gemaakt. Uit de overblijfselen' der voormalige legers, uit het 13* korps (Vinoy), dat zich aan de ramp van Sedan had weten te onttrekken, doordien het den marsch naar deze plaats niet had voortgezet, doch van Mézières naar Parijs was teruggegaan, uit marinebataljons en marschregimenten, uit mobiele garden en vrijkorpsen werd weldra een legermacht bijeengebracht, die in ronde cijfers honderdduizend man telde, terwijl hierbij nog circa 200,000 zoo goed als volslagen onbruikbare nationale garden konden worden gerekend. Onder deze omstandigheden begreep de tegenpartij, dat alleen de val van Parijs, van den hoofdzetel der nationale verdediging, in staat zou wezen aan den oorlog een einde te maken. Hoewel het Duitsche legercommando zich de geweldige bezwaren volstrekt niet ontveinsde, aan de insluiting van zulk een reuzenstad verbonden; hoewel het wist, dat ook Metz zich nog in weken niet zou overgeven, en er dus ook hiertegenover een krachtige troepenmacht noodig was; hoewel het zich volkomen bewust was van de ongehoorde krachtsinspanning, welke er noodig zou zijn om voor het insluitingsleger de noodige proviand en krijgsvoorraad aan te voeren, besloot het toch terstond tot den marsch naar Parijs. Reeds op den 4en September, op den dag dus, die Frankrijk in een republiek zag herscheppen, ontvingen het llle en het Maasleger bevel tot oprukken. Van deze legers bleven alleen het 1" Beiersche en het lle korps onder opperbevel van Von der Tann bij-de gevangenen achter. Tellen wij bijeen 'tgeen aan de Duitsche legers na den slag van Sedan te doen stond, dan zien wij, dat zij Metz en verscheiden andere vestingen ingesloten moesten houden; voorts, dat zij Straatsburg belegeren, den Elzas, Lotharingen en een deel van Champagne verder bezetten, het vormen van legers in de provinciën verijdelen, — aan de Loire was men met die legervorming druk bezig; — alle tot ontzet van Parijs aanrukkende krachten verslaan en eindelijk Parijs zelf insluiten moesten. — Een grootsche, een reuzentaak was 't, die het Duitsche oppercommando zich had gesteld, vooral daar het wist, dat het voor de insluiting van Parijs voorloopig over nauwelijks 150,000 soldaten kon beschikken, dat de omstreken der hoofdstad voor zulk een massa monden onmogelijk de noodige levensmiddelen konden blijven leveren, dat dus vóór alles in dezen zoo hoogst gewichtigen tak van dienst, de verpleging, moest worden voorzien, en zulks nog wel onder zeer bezwarende omstandigheden, dwars door een met vijanden dicht bezet land en langs één enkele spoorbaan, dewijl de vesting Toul nog niet in Duitsche handen was gevallen. Van den aanvoer van oorlogsmaterieel kon voorloopig dus zelfs geen sprake wezen. Enkele regels hooger stipten wij reeds aan, dat ook Straatsburg moest worden belegerd, terwijl wij nog wat vroeger, nl. na den slag bij Wörth reeds vermeldden, dat de Badensche velddivisie onder bevel van generaal von Werder na den generaal Beijer, die ziek werd, was aangewezen om deze opdracht te vervullen. Slechts enkele dagen echter, van 11 tot 17 Augustus, stond deze geringe macht voor die zware taak alleen. Toen werd het belegeringskorps, dat den 24e" d. a. v. de vesting geheel had ingesloten, versterkt door de le garde-landweerdivisie en de 1e reserve-divisie, te zamen 24 bataljons infanterie, 16 escadrons en 36 vuurmonden. Uit Rastadt werd voorts het infanterieregiment No. 34, uit Maintz het regiment No. 36 bij de belegeringstroepen gevoegd. Nog drie cavalerieregimenten sloten zich hierbij aan, terwijl aan Pruisische, Badensche en Wnrtembergsche artillerie ten slotte 33 compagnieën beschikbaar werden (ongeveer 7,000 man). Het belegeringspark, waarvan de spits den 19en Augustus voor Straatsburg aankwam, telde 200 getrokken vuurmonden, 88 mortieren en 50 achterlaad-walgeweren. Opmerkelijk is 't, dat door den commandant van de stad, generaal Uhrich, een man, die wel reeds acht en zestig jaar oud maar nog krachtig en energiek was, tijdens de insluiting zoo goed als niets werd gedaan om dit werk zooveel mogelijk in zijn voortgang te vertragen. Zoo werden de beide voorsteden Königshoflen en Schiltigheim onbezet gelaten ; zoo werd ook het kerkhof van St. Helena, vlak voor de Steenpoort, een punt,-dat reeds in 1814 een zou gewichtige rol had gespeeld, niet door de belegerden bewaakt. Een gevolg hiervan was, dat van uit dit punt reeds den 12en Augustus door Badensche patrouilles op de Fransche schildwachten werd geschoten. Als vesting eerste klassse had Straatsburg een geruimen tijd tot stapelplaats van materieel gediend ; zoo vond men er o. a. niet minder dan 1200 vuurmonden. De bezetting telde echter slechts 1200 artilleristen, voor dien overvloed van vuurmonden veel te weinig; daarbij waren het meerendeels slecht geoefende manschappen. In 't geheel kon de generaal Uhrich bij 't begin van het beleg slechts rekenen op circa 17,000 man troepen, waaronder 500 pontonniers, 120 mariniers, 2 escadrons lansiers, 3,000 nationale en evenveel mobielt garden en ongeveer 5,000 soldaten van verschillende regimenten, die na den slag bij Wörth naar Straatsburg gevlucht en hier, zoo goed en zoo kwaad als dit ging, geëncadreerd en tot bataljons samengevoegd waren. Veel samenhang bestond er in die troepen dus niet; daarbij was een deel er van niet veel beter geoefend dan onze plattelandsche schutterij. De geest onder de bevolking daarentegen was uitmuntend. Te Straatsburg was men zelfs bepaald krijgszuchtig en tot hardnekkigen weerstand bereid; en nu mogen de Duitschers beweren, dat ze feitelijk een Duitsche stad was, in 1870 was hiervan bij de bevolking niets te bespeuren, integendeel. Door deze bevolking toch is een weerstand geboden, zoo taai, zoo roemrijk, dat men in later eeuwen nog er van zal gewagen en dat Uhrich's proclamatie: ,Straatsburg zal zich verdedigen zoo lang er nog een soldaat, een beschuit en een patroon over zijn," bijna is bewaarheid. Straatsburg is gevallen, ja; Straatsburg heeft gecapituleerd; het heeft zich aan den vijand overgegeven, maar niet voordat er op twee plaatsen in den hoofdwal was bres geschoten, niet voordat de rampzalige stad dagen en weken achtereen was gebombardeerd, niet voordat ze totaal was uitgehongerd. Zelfs toen waren er onder de buro-erij nog honderden, die zich verwoed toonden over de overgave, die niet konden begrijpen, dat men zich overgeven kon, voordat er door den vijand ten minste eenmaal was storm geloopen. Waar een stad zooveel ellende, zooveel jammer had doorstaan; waar van de 80,000 inwoners eenige duizenden waren gekwetst of door 't vijandelijke vuur en door gebrek gedood, daar had van een capitulatie geen sprake mogen zijn, beweerden zij, voordat alle middelen tot verdediging volslagen waren uitgeput. Reeds den 15en Augustus begon von Werder, die zulk een hardnekkigen weerstand volstrekt niet bad verwacht, met veldbatterijen de stad te beschieten. Het geschut der vesting antwoordde. Het doel, door von Werder zoowel hiermede als ook later met bet bombardement beoogd, was de burgerij tot de overgave te dwingen, zoodoende het leven van velen te sparen en tevens te voldoen aan den wensch van het Duitsche hoofdkwartier, om met ile inname zooveel mogelijk spoed te maken. Een leger van 50,000 man, — want tot deze sterkte groeide de macht der belegeraars allengs aan; — uitsluitend tegenover één enkele vesting te moeten bezigen, was op dat oogenblik wel wat veel gevorderd van de krachten, die Duitschland in 't veld kon brengen. Met het beleg moest dus spoed worden gemaakt, om deze troepen weldra weder beschikbaar te hebben. Den '18en begonnen drie Badensche batterijen ook uit de richting van Kehl de stad te beschieten. Tegelijkertijd begon de generaal Uhrich met 't geen hij vroeger had verzuimd, nl. met het doen van groote en kleine uitvallen, zoowel om den vijand te verontrusten als om terreinvoorwerpen te vernielen, hoornen om te kappen en huizen in brand te steken, die liet vrije uitzicht van den hoofdwal en van de voorwerken belemmerden en die de tegenpartij gelegenheid gaven gedekt te naderen. Zoo werd den 17en Ruprechtsau, den I 8en Schiltigheim en het kerkhof van St. Helena door de Franschen aangegrepen en ten deele verwoest. Het schieten der Duitschers hield intusschen aan en werd door de belegerden beantwoord met het bombardement van Kehl, een nuttelooze wreedheid, die door niets werd gerechtvaardigd, waartegen door von Werder tevergeefs werd geprotesteerd en waardoor werd veroorzaakt, dat de aanvaller van nu af ook geen noodzaak meer zag de stad te sparen. In den avond van den '27011 begonnen 68 Duitsche vuurmonden hun metalen stem te doen hooren ; ze vuurden bijna tien uur achtereen. Von Werder had verboden de kathedraal tot mikpunt te nemen ; dit kunstwerk bleef behoudens enkele kleine beschadigingen dus gespaard ; maar zooveel te meer leed het overige gedeelte der stad. Voor de belegerden was 't een ontzettende nacht; op verschillende plaatsen ontstond brand; vurige bogen beschreven de granaten door het luchtruim, kwamen op een huis, in een straat, op een plein neder en richtten geweldige verwoestingen aan. De inwoners dachten, dat hun laatste uur geslagen was, en verborgen zich in kelders en kuilen. Den volgenden morgen deed von Werder de vesting nogmaals op- NOODWONINGEN IN STRAATSBURG. eischen. Evenals de eerste maal, toen zij was ingesloten, luidde het antwoord ook nu ontkennend; aan de overgave dacht niemand; wel namen allen, burgers en soldaten, zich voor tot het uiterste hun plicht te doen. Natuurlijk begonnen er al spoedig armoede en gebrek te ontstaan; om deze zoolang mogelijk te lenigen en zoodoende in de eerste plaats verzet en oproer te voorkomen, werden spijskokerijen ingericht, waaide behoeftige klasse zich van het noodige kon voorzien. Tevens begon men, nu de woningen door de vijandelijke granaten werden vernield, op de het minst blootgestelde punten van balken en planken noodwoningen te bouwen. Zoo werd er ook voor de gewonden op voorbeeldige wijze gezorgd. Zoowel de naam van den prefect Valentin als die der maires Human en Küss zullen, alleen hierom reeds, altoos met eere worden genoemd. Moge hun handelend optreden tegen het einde van het beleg niet meer getuigen van zooveel energie als in den beginne, wie zal dit die mannen euvel duiden, waar zooveel factoren samenwerkten om hun geestkracht te dooden ? Den volgenden nacht werd het bombardement voortgezet. Was de Thomaskerk reeds den vorigen dag in brand geschoten, thans ging de stadsbibliotheek met haar schat van incunabelen en oude kunstwerken in vlammen op. De Nieuwe kerk brandde eveneens geheel uit; van het prachtige orgel van Silbermann bleef letterlijk niets over. Den volgenden dag trachtte de bisschop verlof te krijgen om den groothertog van Baden te spreken. Hij wilde dezen smeeken het bombardement zooal niet te staken, dan toch aan de vrouwen, kinderen en ouden van dagen gelegenheid te geven de stad te verlaten. Dit verzoek werd van de hand gewezen. Den nacht daarop werd het bombardement weder voortgezet. Op verschillende plaatsen brak opnieuw brand uit. Tweemaal werd nu ook de Dom getroffen; hij leed echter, zooals wij reeds zeiden, geen noemenswaardige schade. Het spoorwegstation en het gymnasium daarentegen brandden tot den grond toe af. In weerwil van de boven allen lof verheven zelfopoffering, waarmede de vrijwillige brandweer haar taak vervulde, mocht het haar niet gelukken al die branden meester te worden. Den nacht daarop stonden niet minder dan twintig huizen in één enkele straat in vlammen. Nogmaals zond von Werder een parlementair; tot twaalf uur in den middag werd aan Uhrich tijd gegeven tot beraad, maar Uhrich weigerde zich over te geven. In de stad deed het stedelijke bestuur afkondigen, dat er, zoodra de dagen van beproeving voorbij zouden zijn, schadevergoeding zou worden gegeven voor de geleden verliezen, wel een bewijs, dat ook bij de burgerij het vaste voornemen bestond, in weerwil van alles tot het einde toe te volharden. Von Werder begreep, dat, aangezien het bombardement hem niet tot zijn doel leidde, hij tot een geregeld beleg zou moeten overgaan. Met het oog op deze mogelijkheid was bij Vendenlieim, circa 10 kilometer van de stad, reeds vroeger een groot belegeringspark bijeengebracht; bij Mundolsheim werd een depót opgericht, en in den nacht van den 26°" op den 27un, terwijl er slechts een matig vuur werd onderhouden, werd de eerste parallel geopend tegenover het noordwestelijke front van de stad,^ op een plaats, vanwaar de belegerden een geregelden aanval volstrekt niet hadden verwacht, en waar de bewapening van den hoofdwal en van de voorgelegen werken nog zoo goed als alles te wenschen overliet. 't graven van de eerste parallel. Toen de morgen van den 30en Augustus aanbrak, was de eerste parallel voltooid, en waren achter haar elf nieuwe batterijen bewapend, zonder dat de tegenpartij van dien nachtelijken arbeid iets had bespeurd of door het werpen met lichtkogels pogingen had aangewend, om te weten te komen wat de vijand in zijn schild voerde. Geen achthonderd pas van 't glacis der voorwerken, in de lijn Schiltigheim-Königshoffen, hadden de Duitschers een loopgraaf geopend van ruim vier voet diepte en voldoende breedte, benevens de gemeenschapsaangen naar de nieuwe batterijen; het beleg voet voor voet was dus O o begonnen. Deo ten September was er wederom een batterij gereed, die evenals de andere haar vuur op de voorgelegen werken opende, terwijl tevens een begin werd gemaakt met de zigzags, die de gemeenschap zouden vormen met de tweede parallel. Als met het uitgraven van deze zal worden begonnen, is de vijand echter beter op zijn hoede. Uit lunet 44 vliegt een granaat midden in een compagnie werklieden: deze stuiven uit elkander; weldra echter is de orde hersteld. Hoewel de vijand zijn vuur voortzet, de regen nedervalt in stroomen, de arbeiders in 't drasse terrein in het water staan, wordt met het werk onverdroten voortgemaakt. Reeds nu wordt bepaald, dat in de rechterface van bastion No. 11 bres zal worden geschoten. Zelfs een uitval der Franschen, met volle kracht begonnen en doorgezet, is niet in staat het werk in zijn voortgang te hinderen; den öe" September is de 2e parallel voltooid. Er zal nu worden voortgegraven naar den voet van 't glacis. Om aan het vuur uit de batterijen nog meer kracht bij te zetten, worden van Berlijn en Spandau monstermortieren aangevoerd en in batterij gebracht. Ze hebben een gewicht van 150 centenaars; hun projectiel heeft een middellijn van 21 centimeter. Voor Straatsburg zullen die mortieren hun proefstuk afleggen. Lunet 44 wordt met hun granaten overstelpt. Onder dezen geweldigen ijzerhagel kan de bezetting het op den wal niet meer uithouden; zij zoekt dekking waar zij kan. Pogingen om nieuwe vuurmonden in batterij te brengen ter vervanging der vernielde leveren geen of zoo goed als geen resultaat. Nog voordat zij in batterij staan, worden zij gewoonlijk reeds onbruikbaar geschoten. Het geschutvuur op de wallen is reeds bijna zoo goed als half uitgedoofd; komt er geen hulp, dan moet de stad eerlang vallen. Uhrich ziet dit zelf ook in, telegrafeert den toestand aan het ministerie van oorlog en vraagt hulp. — Doch vanwaar had die hulp moeten komen? Frankrijk bezat geen legers meer. Het beschikte nog slechts over het 13e korps (Vinoy), dat Parijs moest helpen verdedigen, en over het handjevol soldaten, dat later de kern zou vormen van liet Loire-leger. Reeds den 4en September deed von Werder aan Uhrich kennis geven van de ramp, welke het Fransche leger bij Sedan liad getroffen. Ook zelfs die tijding was niet bij machte den Franschen bevelhebber tot de overgave te bewegen. Intusschen werkten de Duitschers onafgebroken door aan liun parallellen. In den nacht van den llen op den 12en September werd de derde geopend. Aangezien de vijand zoo weinig van zich deed hooren en zoo weinig weerstand bood, werd nu met de vliegende sappe naar voren gewerkt, een waagstuk, dat hier echter met succes werd bekroond, dewijl de vijand zoo goed als geen enkele poging deed om den voortgang van het werk door telkens herhaalde, kleine uitvallen tegen de hoofden der sappen te stuiten, in elk geval te bemoeilijken, hen krachtdadige, actieve verdediging werd niet gevoerd. Uhrich hield wel vol, doch bepaalde zich grootendeels hiertoe. Intusschen begon het oogenblik, waarop bres zou zijn geschoten, snel te naderen. Het kruis op de kathedraal, door een granaatscherf getroffen, waggelde op zijn hooge standplaats, letterlijk als een zinnebeeld van den ondergang der stad, wanneer de bestorming na het beschieten mocht volgen. Alleen door inspanning van alle krachten gelukte het te voorkomen, dat de vijand, die de sluisdeuren van de 111 onder vuur had genomen om deze te vernielen, het water uit de grachten aftapte en den toegang tot de stad zoodoende nog gemakkelijker maakte. Door middel van het indirecte bresschot met vier korte kanons van 15 c.m. — een toen nog nieuwe methode, die gebezigd wordt, wanneer zooals hiei het doel niet zichtbaar is; — door middel van dit schot dus begonnen de Duitsche artilleristen den bekleedingsmuur der rechterface van lunet 53 thans met hun ijzeren projectielen te beuken. De stad staat in brand; de bevolking is de wanhoop nabij; de ellende stijgt met den dag; wel heeft een deputatie van het internationale congres van Genève eindelijk van von Werder gedaan gekregen, dat ciica 800 vrouwen, kinderen en grijsaards de stad hebben mogen verlaten, doch wat beteekent zulk een luttel hoopje mensclien tegenover de duizenden, die achterblijven, die half verhongerd zijn en zelfs geen dak meer hebben boven het hoofd? Zal Uhrich blijven standhouden? Ja; hij houdt stand. Van een capitulatie schijnt nog niemand te willen hooren. Den 15en September begon het vuur opnieuw met volle kracht, liet werd wel vrij hevig beantwoord doch berokkende weinig schade, terwijl van de tegenpartij elk schot „zat." Uit de citadel werd op dienzelfden dag een uitval ondernomen, die echter geen resultaat had. De bekioning van den bedekten weg vóór de lunetten 52 en 53 werd voltooid, de nacht van den 18en September bestemd tot het veroveren dezer voorgelegen werken. De natte gracht belette dit laatste echter nog; maar reeds was de aanvaller zóó dicht genaderd, dat de commando's der Fransche officieren duidelijk hoorbaar waren. In de stad begonnen schrik en ontsteltenis te heerschen. De vijand reeds zoo dichtbij; astille langs de boulevards tot aan den Triomfboog, en in de rue Rivoli tot aan 't stadhuis. Een geweldige menschenmassa was 't, o, stellig; maar de uitrusting dier mobielen, welke, zooals wij reeds zeiden, in gehalte \aak niet veel hooger stonden dan onze plattelandsche schutterij, liet meer dan veel te wenschen over; vele van die jonge mannen droegen alleen een kiel, zoodat er van een uniform zells geen sprake was. Ook met het kader was het allerdroevigst gesteld ; de meeste officieren hadden ternauwernood de eerste beginselen eener militaire opvoeding genoten; de onderofficieren wisten — bijna niets. Toch was en bleef 't een geduchte macht, waarvan met ijver, goeden wil en energie door goed kader weldra wel iets zou zijn te maken; want 't waren allen jonge mannen, sterk, forsch en taai genoeg om met kracht in 't militaire gareel te worden gedrongen. Vóór alles was bij hen echter discipline noodig; en dat zelfs de mobiele garden van Parijs deze niet kenden, was reeds gebleken in 't kamp van Chalons en zou blijven blijken tot aan 't einde van den oorlog toe. Terwijl een ieder kan begrijpen hoe zwaar het aan de officieren en vooral aan generaal Trochu vallen moest, om in dien bandeloozen tioep eenige krijgstucht te brengen, kwam het comité der nationale verdediging met zijn gewone onhandigheid, waar het militaire aangelegenheden betrof, den 17en September voor den dag met een decreet, waarbij al de bij vroegere decreten benoemde officieren der mobiele garde, de mannen dus, die al deze bataljons toch bij elkander gebracht en naar Parijs gevoerd hadden, werden ontslagen en vervangen door andere, die door de mobielen zeiven zouden worden gekozen. Die verkiezingen zouden den 19en plaats hebben. De gevolgen van dezen groven misslag hebben zich. zoolang de oorlog duurde, doen gevoelen. \ iel hier dus veel te laken, aan den anderen kant moeten wij de wijze bewonderen, waarop het comité der nationale verdediging Parijs wist te voorzien van een voorraad levensmiddelen veel, o, veel grooter dan de Duitschers zich dien hadden voorgesteld, een voorraad, zóó enorm, dat tot verbazing van de gansche wereld Parijs met zijn twee millioen te voeden monden het bijna vijf maanden lang heeft volgehouden. De approviandeering eener zoo reusachtige stad voor langen tijd had men voor onmogelijk gehouden. Toch was dit vraagstuk, door den verdediger met groote vindingrijkheid opgelost, in één woord een meesterstuk. al mag hierbij niet uit het oog worden verloren, dat men reeds bij het uitbreken van den oorlog op de mogelijkheid van een beleg was bedacht geweest en dus over wat meer tijd had kunnen beschikken. Het was in hoofdzaak het werk van den hoofd-intendant WolfT, die reeds in Augustus met de approviandeering een aanvang had gemaakt en daarmede krachtig was voortgegaan. Spoorwegen, schepen, wagens, alles moest hulp bieden. Zonder genade werd het vee uit de omstreken naar Parijs gedreven, en werd de voorraad graan en paardenvoeder weggehaald. Te Vincennes, in den Plantentuin en in 't Bosch van Boulogne, waarvan later een deel werd omgekapt, werden reusachtige kudden vee onderhouden; — tot op 19 September waren 30,000 stuks runderen, 6.000 varkens en 18,000 schapen bijeengedreven. Bakkerijen verrezen allerwege. Woltf had op dezelfde wijze een plan uitgewerkt naar 't welk de verdeeling der levensmiddelen moest plaats hebben. De ontzettende voorraad wijn, in de stad aanwezig, was voldoende voor nog langeren tijd dan 't beleg duurde, en ook brood was er genoegzaam voorhanden. Groote openbare gebouwen wrerden in voorraadschuren herschapen. Minder gunstig zag^het er uit met de brandstof. Al spoedig brandde b.v. het gaslicht niet meer. — Ook voor de onderlinge verbinding tusschen de hoofddeelen der stad had de opperbevelhebber voldoende zorg gedragen. Brandpiketten en brandsignalen vond men op verschillende punten, en de telegrafische gemeenschap was overal hersteld. Tevens werd door de Parijzenaars voortdurend ijverig gezocht naar middelen om met de buitenwereld in verbinding te blijven. De luchtreiziger Nadar organiseerde de ballonpost, een wel wat onzeker en ge- vaarlijk middel, maar dat toch zelfs door Gambetta werd gebezigd, toen hij zich in 't begin van October naar Tours wilde begeven, om vandaar uit den weerstand ten platten lande te organiseeren en aan de heeren gedelegeerden, die zich reeds hier bevonden, aan 't verstand te gaan brengen, „dat zij eigenlijk maar een heel klein beetje hadden te vertellen, en dat zij alleen hadden uit te voeren, 't geen door het hoofdcomité te Parijs werd bevolen, terwijl hij zelf zoo noodig al t werk wel alleen zou doen." — Erkennen moeten wij, dat hij een man was van meer dan groote werkkracht en energie en dat hij als agitator meesterlijk de kunst verstond, de bevolking een tijdlang in geestdrift te houden. Hoe hielden de Parijzenaars zich aanvankelijk onder het naderen des vijands? Waren ze verslagen, ontmoedigd? In 't minste niet. Integendeel! Van de tweedracht, van de onlusten, welke het Duitsche hoofdkwartier verwacht had te Parijs terstond te zien uitbreken, was niets te bespeuren. De vaderlandsliefde der bevolkingoverwon dit alles. De onafgebroken arbeid aan de verdedigingswerken onder het vuur der forten verried den aanvaller ook weldra, dat hij buiten den waard had gerekend, toen hij meende, dat de Parijzenaai, dat wufte, lichtzinnige wezen, zijn stad niet zou verdedigen. Dat Metz en Straatsburg zouden vallen, dacht te Parijs in die dagen nog niemand; de vorming van nieuwe legers werd onverdroten voortgezet. Dat de hoofdstad kon vallen, achtte men kortweg onmogelijk; de Parijzenaars keken dan ook niet weinig verbaasd op, toen de insluiting een feit werd. Daarvoor was, meenden zij, minstens een millioen soldaten noodig geweest. Een deel der bevolking bleef voortleven bijna als vroeger. In de belegerde stad heerschten aanvankelijk nog drukte en bedrijvigheid genoeg. De schouwburgen en theaters waren goed gevuld; op de openbare wandelplaatsen wemelde het van boemelaars, liefst in uniform, en deze dan tevens hoe bonter hoe mooier. Allerlei vrijkorpsen met weidsch klinkende namen, als: les Francs-tireurs de la Seïne, les compagnons de la Mort, les Francs-tireurs de la Presse, enz., vormden zich, de officieren met gouden galons schier op eiken naad van de attila of de jas. Het nieuwe van den toestand had voor de Parij zenaars zelfs een groote bekoorlijkheid. De menschen vroegen elkander op „belegeringsdiners en op „belegeringsdéjeuners," amuseerden zich met allerlei verhaaltjes van heldenfeiten, die bij de voorposten zouden zijn gepleegd, en eenige slimme knapen hadden overal verrekijkers geplaatst, door welke men „voor twee sous een kijkje kon krijgen op de Prussiens." Naarmate het beleg langer duurde, ontstond er onder de bevolking echter een zekere mate van prikkelbaarheid, die eindelijk tot hal ven waanzin overging. De „spionnenjacht" begon een ontzettenden omvang aan te nemen; men behoefde maar een eenigszins vreemd kleedingstuk te dragen, een bankje van 1000 francs te wisselen in een café of iets dergelijks te doen, dat de aandacht trok, om de kreet van: 1'espion! A mort! A la Seine!" door de lucht te hooren klinken; en de rampzalige, wien dit trof, mocht den hemel danken, als hij, door de politie ontzet, met gehavende en gescheurde kleederen benevens een paar blauwe oogen en dito schenen naar huis kon komen, om hier aan zijn wettige wederhelft onder de heftigste gebaren te vertellen, „dat dit was gebeurd aan hem, Anselme Bonhomme, Parijzenaar van eeuwen her, aartsvijand van al wat Pruis was en zelfs uitvinder van stankbommen, om dien gehaten vreemdeling daarmede van Frankrijks grondgebied te verjagen!" Bereidde de Parijzenaar zich dus voor op een hardnekkige verdediging, gaf hij door 't trouw betrekken van de wacht op de wallen bewijs, dat hem dit voornemen ernst was, en bleef hij daarbij, vooral zoolang het weder medewerkte, welgemoed en zelfs opgeruimd, niet minder deed een deel der bevolking in de nabijheid van de hoofdstad en in den rug des vijands zijn best om te bewijzen, dat het zijn leven veil had om den gehaten Duitscher door elk denkbaar middel afbreuk te doen, schade toe te brengen en te verdelgen. Of de middelen, welke hiertoe werden gebezigd, voor de rechtbank der menschelij kheid ook zelfs maar eenigszins waren te verdedigen, werd niet gevraagd. De gehate Pruis moest vernietigd worden; elk middel was hiertoe heilig. Behalve het leger, dat aan de Loire en ook nog op andere plaatsen, bij Lyon b.v. en in 't noorden werd gevormd, begonnen zich allerwege doch vooral in de omstreken der hoofdstad vrijkorpsen, groote en kleine, te vormen. Beeds in de laatste helft van September hadden de troepen van het insluitingsleger veel te lijden door het optreden van dergelijke benden, waaronder vooral die van den kolonel Moceau zich kenmerkten. In de bosschen van Bambouillet en Chartres werd de guerilla-oorlog volslagen georganiseerd. Wie te Parijs niet kon worden gebruikt, sloot zich aan bij de francs-tireurs en bracht den vijand uit een hinderlaag menigmaal groot nadeel toe. Het eerste werd de 5e cavalerie-divisie von Rheinbaben, die, zooals wij reeds weten, ten westen van Parijs eclaireerde, met deze nieuwe soort van vijanden handgemeen. Bij Maule en Aulnay kwam het tot kleine gevechten. Mézières werd verbrand. Mantes weerstond zelfs een aanval met artillerie, tot een vliegende colonne onder bevel van den generaal von Bredow aan 't verzet een einde maakte. In Aulnay kwam het tot een scherp gevecht; bij Evreux hielden de francs-tireurs stand, tot er artillerie in batterij kwam. Houdan en Dreux, beide aanvankelijk eveneens door partijgangers verdedigd, vielen den üuitschers in handen. Als een bewijs voor de kracht, waarmede de francs-tireurs hiei optraden, kan dienen, dat bij laatstgenoemd plaatsje 5000 man bij elkander waren. Vooral ten zuidwesten van Parijs, in de richting van Bambouillet en Versailles, waar de 6e cavalerie-divisie stond, werd de toestand met iederen dag ongunstiger. Dagelijks vielen patrouilles, op zichzelf staande veldwachten en fourageerende soldaten als otters van in hinderlaag liggende schutters. Was 't te verwonderen, dat heel wat van die sluipfhoordenaars, — want veel meer waren ze niet; — als de vijand ze vond, op staanden voet doodgeschoten of aan den eersten boom den besten opgeknoopt werden ? 't Ergste was, dat, zooals te St. Leger en te Condé, het fanatisme der roomsch-katholieke geestelijken de mannelijke bevolking nog trachtte op te hitsen. Hoe langer hoe verder breidde deze guerilla-oorlog zich zoodoende uit. 't Scheelde weinig of Bambouillet was in handen der francs-tiieurs gevallen; Chartres was in vollen opstand. Epernon kon eerst worden bezet, nadat de Duitsche huzaren een scherp gevecht te voet hadden gevoerd. Bij Ablis werd een escadron huzaren onder den ritmeester Uhrich in den slaap in de stallen door mobiele garden en francs-tireurs overrompeld. Mannen en paarden werden afgemaakt. Van 't geheele escadron bleven slechts veertig man over; de anderen vielen. Zulks geschiedde nog wel in de nabijheid van een Beiersche veldwacht van 60 man. Aan deze werd echter belet hulp te verleenen. Het stadje moest tot straf 5,000 francs oorlogsschatting betalen en twintig burgers als gijzelaars afstaan. Was 't te verwonderen, dat de maatregelen van représaille, dooi de Duitschers genomen, afschrikwekkend waren ? Alleen door vrees en schrik was 't mogelijk zich die ongeordende, niet tot het leger behoorende moordenaarsbenden van 't lijf te houden. Vallen met het gezicht naar den vijand is een eerlijke soldatendood, maar vallen 's nachts in 't donker, onder 't mes van een sluipmoordenaar, die vaak begon u een slaapplaats te geven, is de dood van een hond. De onmenschelijke wijze, waarop door die vrijsóharen tegenover den vijand is opgetreden, werpt een smet op de Fransche natie, een smet, die door niets kan worden uitgewischt. Dat de positie van het insluitingsleger met zijn geringe sterkte, — 125,000 man infanterie en 25,000 ruiters; — en met zulke vijanden in den rug het Duitsche hoofdkwartier vaak zorg baarde, ligt voor de hand. Tot bespoediging der legervorming' had het rusteloos werkzame comité der nationale verdediging de nog niet bezette gedeelten van Frankrijk verdeeld in vier vakken. Bij Le Mans was generaal Fiéreck, bij Conlie graaf Kératry, bij Lille generaal Bourbaki, bij Besangon generaal Cambriels bezig de kern te vormen van nieuwe legers, die volgens Gambetta weldra in voldoende mate geoefend zouden wezen om tegenover den vijand te worden gebracht. Zelfs aan liet Duitsche hoofdkwartier dwong die snelle troepenformatie bewondering af; dat er met zooveel energie weerstand zou worden geboden. had niemand daar verwacht. Maar, — en hier zetten wij een reusachtig vraagteeken, — maar mochten die menschenhoopen, want meer waren 't niet, den naam van legers eigenlijk wel dragen ? De lezer kan deze vraag zelf beantwoorden. Geweren hadden die legers aanvankelijk bijna niet, patroontasschen evenmin. Hoe kon 't anders ? In de groote depots, Metz, Straatsburg en Parijs w7aren de wapens opgelegd, en deze vestingen waren ingesloten. Men was dus nu verplicht nieuwe geweren van allerlei kaliber en model te gaan koopen met munitie, welke geheel van die van 't chassepotgeweer afweek. Vraagt niet welk een zorg en een oplettendheid de verzending van het artikel munitie alleen reeds vorderde! — Ontving een met Snidergeweren gewapende afdeeling munitie voor den Remington, dan kon ze die niet gebruiken en stond dus weerloos. Tegenover dergelijke moeilijkheden stond het comité natuurlijk vrijwel machteloos. Het had hieraan geen schuld. Schuldig werd het ecbter, toen het door zijn onkunde en onervarendheid in dergelijke zaken begon af te wijken van de reeds zooveel jaren lang proefondervindelijk doeltreffend gebleken opleidingswijze van jonge soldaten. In plaats van de ollicieren en onderofficieren bij de depóts der regimenten in bun functie te laten, hieibij door een gedwongen lichting en door vrijwilligers nieuwe bataljons te vormen, waarvan de indeeling en de opleiding uitsluitend aan die mannen van het vak werd toevertrouwd, tot de jonge soldaten rijp waren om tot regimenten te worden vereenigd, begon men een geheel nieuwe methode te volgen. De afzonderlijke manschappen werden te Tours en te Lyon dadelijk tot korpsen vereenigd; zoodoende had de eene troep overvloed van officieren, en had de andere er in 't geheel geen. Daarbij geschiedde de vorming van reserves met de grootste overhaasting. Nauwelijks had de man een geweer ontvangen, of hij werd, zonder dat er verder aan zijn oefening of uitrusting werd gedacht, naar Tours, naar Lyon, naar Langres of naar Havre gezonden. Wat kreeg men op die wijze ? Wel vormlooze massa's, menschenlioopen, bestaande uit Irancstireurs. uitgediende manschappen, reserve-soldaten en recruten, bruikbare troepen echter niet. Hiervan was ook het gevolg, dat duizende jongelieden als bandieten rondzwierven in de bosschen en door hun verraderlijk, moordzuchtig optreden de Duitsche troepen dreven tot die verbitterde en barbaarsclie weerwraak, waarvan de geschied bladen van dien oorlog maar al te vaak getuigen, doch dat de legerformatie ellendig van stapel liep. Met de verdeeling van de wapens en de uitrustingstukken onder die massa's werd eveneens volslagen onoordeelkundig en stelselloos omgesprongen. De nationale garden uit de verst afgelegen steden bij voorbeeld liepen rond in prachtige uniformen en hadden goede geweren, terwijl de in 't veld staande vrijwilligers het met een snaphaan van oude constructie moesten doen en somtijds zelfs geen schoenen aan de voeten hadden. Zoo kwam het, dat de nationale garden van Toulouse, waar nooit een vijand zich heeft vertoond, een goed geweer hadden, terwijl de buigers van Orleans de Duitschers met de hooivork tegemoet gingen; zoo kwam het, dat honderde jongelieden op eigen hand oorlogje speelden, in plaats van tot bataljons vereenigd, llink gedrild te worden. De geheele gang van zaken verried, dat, hoewel met den besten wil bezield, de „heeren" te Tours, Gambetta en de Freycinet hieronder begrepen, te weinig kennis van het vak, te weinig bekwaamheid bezaten om een dergelijke reuzenorganisatie tot stand te brengen. Met de oude, proel- ondervindelijk goed gebleken methode was gebroken, en de mannen, die nn aan 't hoofd stonden, waren veel te onervaren en veel te onbeholpen om een nieuwe te scheppen. Toch is 't verre van ons om hier, zooals voorheen door zoovelen geschied is. den staf te breken over de mannen, die gepoogd hebben om. steunende op Frankrijk's schier onuitputtelijke bronnen, den gehaten vijand door een levée en matse van het grondgebied van den staat te verdrijven. Frankrijk heeft deze heldhaftige poging op hoogen prijs gesteld: bij zijn dood is Gambetta als een der grootste mannen van Frankrijk geëerd, en is hem op kosten van den staat een vorstelijke begrafenis toegekend, waarbij half het land was vertegenwoordigd; maar, koelzinnig redeneerende en niet door hartstocht of geestdrift gebracht in een toestand, waarbij het gezonde verstand ophoudt te werken en de mensch half wordt verblind, vragen we alleen: Bestond er eenige kans, dat groote benden bijna ongeoefende, jonge soldaten, slecht geëncadreerd, slecht gewapend, slecht gekleed, slecht gedisciplineerd en zonder voldoende artillerie, het in een winterveldtocht ooit zouden kunnen opnemen tegen de geharde, uitstekend gedrilde, uitstekend gedisciplineerde troepen van Frederik Karei? Bestond die kans niet of zoo goed als niet, dan was het van het comité der nationale verdediging onverantwoordelijk, dat liet zooveel duizende menschenlevens opgeofferd, zooveel honderde huisgezinnen diep ongelukkig gemaakt, dat het een oorlog doorgezet heeft, waarvan het einde reeds dadelijk was te voorzien. VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. DE EERSTE GEVECHTEN VOOK PAKIJS TOT 10 OCTOBER. Dat de generaal Trochu, president van 't comité en gouverneur van Parijs, den met eiken dag naderrukkenden vijand bij zijn opmarsch niet ongehinderd zou lal en, dat hij alles in t werk zou stellen om dien opmarsch te vertragen, kon een ieder begrijpen. — Om te beginnen, had hij dus iri de richting van Meaux twee divisiën cavalerie afgezonden. (Deze troepen werden echter weldra teruggedrongen.) — Tevens werd liet 13e korps (Vinoy) aangewezen om ten zuidoosten van de stad, tusschen Vincennes en Charenton, bivaks te betrekken. Den 17"" kwam het bij Creteil reeds tot een kort maar scherp gevecht met de voortroepen van het 5e korps, dat op zijn marsch naar Versailles eerst door het le Beiersche, dan door het 6'= korps gevolgd werd. Natuurlijk moet 't geen er nu gebeurde op rekening worden geschreven van den angst en de zenuwachtigheid der wachthebbenden, doch in den daarop volgenden nacht ontvingen de troepen van Vinoy, die onder de wallen van de stad bivakkeerden, herhaalde malen vuur in den rug van de schildwachten (nationale garden) op den hoofdwal; liet verblijf in deze bivaks werd dus gevaarlijk; er vielen dooden. Den volgenden dag gingen die burgers in een soldatenpak in hun ijver en hun wantrouwen nog wat verder, want de maarschalk \ aillant, lid van liet comité van defensie, en in die hoedanigheid het recht hebbende zich vrij op de wallen te bewegen, werd door hen vastgegrepen en als spion behandeld. De wacht liet zelfs toe, dat het grauw hem mishandelde, en bracht hem eindelijk bij den gouverneur van de stad. Deze had heel wat moeite om den grijzen maarschalk aan de woede der dolzinnige mannen te ontrukken. De 19e was voor de belegerden een ongelukkige dag, die door al 't geen toen voorviel op den verderen loop der verdediging een noodlottigen invloed zou uitoefenen. De generaal Ducrot, door Trochu belast met het bevel over het 13e en het 14e korps, had zeker besloten zijn nieuw commando door een overwinning in te wijden. Hij wilde het le Beiersche korps, dat door het dal van de Bièvre over Villeneuve BEIERSCHE ARTILLERIE EN CHEVAll-LEGERS GRIJPEN DEN 19eil SEPTEMBER DE SCHANS M0UI.1N LA-TOUR AAN. St. > (Ieoi'ges en Choisy le Roi naar Versailles marcheerde, hiertoe in de rechterflank te grijpen, en steunde hierbij met den linkervleugel op Sceaux, met den rechter- op het bosch van Meudon. De Franschenstieten echter niet op de Beieren doch wel de voorhoede van het 5e korps, overstelpten deze met granaten en hadden aanvankelijk eenig succes. Toen de 3e divisie Beieren het 5° korps te hulp kwam en haar artillerie voorbracht, veranderde de toestand echter. De Franschen moesten de nog niet voltooide redoute van Chatillon benevens die van Bagneux en Moulin-de-Pierre loslaten; een deel der jonge soldaten stormde tevens terug naar Parijs en verspreidde hier schrik en verwarring. Hadden de Duitschers hun succes op dit punt vervolgd, wie weet of zij niet, den doorgang tusschen de forten Issy en Vanves forceerende, tegelijk met de vluchtelingen tot aan den hoofdwal waren doorgedrongen. Thans geschiedde dit niet. Het verlies van de bovengenoemde positie alleen was voor de verdedigers reeds nadeel genoeg. Was die positie in hun bezit gebleven, dan had Parijs niet zoo gemakkelijk gebombardeerd kunnen worden. Tengevolge van dit scherpe gevecht van Chatillon moesten nog meer stellingen door den verdediger worden verlaten. De bruggen bij Sèvres, Billancourt, St. Cloud, de Bineau-brug in t park van Neuilly, benevens de brug bij Asnières, bij Clichy en die bij St. Ouen werden vernield. Alleen de brug bij Neuilly vormde van nu af nog de vrije gemeenscha]) tusschen de beide oevers der Seine, en alleen de Mont Valérien bleef nog als een vooruitgeschoven post staan, voorwaarts van de natuurlijke verdedigingslinie, door de Seine gevormd. Een divisie van het 13H korps werd nu aangewezen om het vak tusschen de Bièvre en de Seine te bewaken. Het Duitsche hoofdkwartier had bepaald, dat de insluiting van Parijs den 19en September zou zijn voltooid. Den 19en was ze dit! Zelfs \ ersailles was reeds bezet, en de.bewoners keken de vreemde soldaten, die zich met de grootste vrijmoedigheid tusschen de menigte dooi' bewogen of met open monden de prachtige bouwwerken stonden te bewondeien, aan, alsof ze wezens waren van een andere planeet. In de lijn Bougival-Choisy le Roi-Bonneuil logeerde het 5e korps, dekte Versailles en had zijn voorposten staan tot bij Sevres en Bougival. De linkervleugel van het 5e leunde tegen den rechter- van het 4e korps der Maas-armée, de rechter- tegen den linkervleugel van het 2e Beiersche korps. Dit kwam den 19en in de lijn van 't park Meudon tot 1'Hay aan de Bièvre en reikte zoodoende op zijn beurt weder de hand aan het 0' ; hiernaast schaarde zich de Wurtembergsche divisie. Ook het Maasleger had den 19en zijn stellingen ingenomen. De voorposten van het ¥ korps bezetten het terrein van af den molen Haut Roi' tot Montagny-Pierrelitte. Beneden Argenteuil, dat door een brigade (6 bataljons) was bezet, vormden de ulanen een lange keten van posten, die van Argenteuil liep tot voorbij St. Germain en zoodoende verband bracht met de 6e cavalerie-divisie, welke stond bij Chevreuse en gemeenschap onderhield met de '2e cavalerie-divisie. Bij Poissy, dus ten noorden van Saint-Germain, kreeg de 5" cavalerie-divisie haar kwartieren. Pierrefitte vormde dus den linkervleugel van het >ie korps. Hierbij sloot zich aan het gardekorps in de lijn Stains-Aulnay les Bondv. Dicht naast het gardekorps bevond zich het 12c korps; het had zijn stellingen bij Sevran, Livrv, Clichy en Montfermeil-Chelles. Het 11e en het le Beiersche korps bereikten eerst den 22en Monthéry en St. Leger. Het eerste kwam te staan in de lijn Choisy le Roi-Bonneuil; later zal blijken waarom. Het Maasleger had zijn standplaatsen zoo goed als onbelemmerd bereikt. Alleen den 18en had er bij Pierrefitte een onbeduidende schermutseling plaats gehad. De insluiting eenmaal volbracht, stond het Duitsche leger over een lijn van circa zevenentwintig kilometer uitgestrektheid verspreid; er kwamen dus nog geen twee man op den strekkenden pas. Yan hoeveel belang het dus was, de gemeenschap tusschen de standplaatsen der verschillende korpsen te verzekeren, kan zelfs een leek begrijpen. Dat alle krachten tegelijkertijd moesten worden ingespannen om de insluitingslinie zóó sterk te maken, dat ze niet licht door een coup de main te doorbreken was, behoeft stellig ook geen betoog. Het natuurlijke gevolg hiervan was, dat de lachende, heerlijke omstreken van Frankrijks hoofdstad met haar bekoorlijke, schilderachtig gelegen dorpjes en stadjes, villa's en landhuizen binnen enkele weken letterlijk in één reusachtig Duitsch legerkamp werden herschapen. Zelfs de namen der straten in de plaatsjes werden verduitscht; men zag er een Kronprinzstrasse, een Wörtherslrasse en zelfs een Reegengasse, welke naam sterk deed denken aan de Berlijnsche achterbuurt. Nauwkeurig werden de alarmplaatsen aangegeven; stram-duitsch werd de orde overal gehandhaafd. Iedere toegang naar de zijde van Parijs werd gebarricadeerd, en voor de patrouilles slechts een smalle doorgang opengelaten, die zoo noodig terstond met een in de nabijheid geplaatste zware deur, een ijzeren hek of eenige schanskorven kon worden gesloten. Aangezien op dat terreingedeelte de meeste villa's en tuinen door muren waren omgeven, kostte bet niet veel moeite deze reeds bestaande hindernissen tot een hardnekkige verdediging in te richten. In de huizen werden de tusschenmuren overal doorgeslagen, om gemeenschap te \eikrijgen en zoo noodig gemakkelijk materialen aan te voeren of terug te kunnen gaan. Voor dit laatste' waren op de buitenmuren zelfs overal pijltjes of handwijzers aangebracht. Zoo waren in de dorpen de voornaamste huizen, bij voorbeeld de alarmhuizen, eveneens door merken duidelijk kenbaar gemaakt. Üp zeer eenvoudige, doch tevens zeer practische manier weid vooits gezorgd, dat men te allen tijde in de geheel door de bewoners verlaten dorpen en stadjes om Parijs, zelfs bij nacht, behoorlijk den weg vinden kon. Aan den ingang van elk dorp, op eiken viersprong vond men hiertoe wel ruwe maar zeer voldoende handwijzers, meestal niet meer dan een paal met een hiertegen gespijkerde lat, waarop de weg stond aangegeven. In dien tweeden kring van voorposten rondom Parijs heerschten veel leven en bedrijvigheid; daar ging het dikwerf zelfs zeer vroolijk toe. Dichter bij de stad echter, in de voorste linie, zoover vooruit, dat zij door den nevel bijna niet meer te zien waren, stonden de waakzame, altijd ver voor zich uit turende schildwachten. Tegenover hen vond men de Fransche posten. In den beginne kwam het veel voor, dat Fransche soldaten, in te grooten getale op de velden naar aardappelen en kool komende zoeken, de Duitsclie postenlinie alarmeerden, en dat er schoten vielen. Langzamerhand echter geraakte dit gedaan; de posten lieten de arme, hongerige drommels ongestoord aardappelen zoeken en schoten niet meer op hen. Achter de voorpostenlinie, in de dorpjes en stadjes, werd weldra oen toestand geboren, die, de ontberingen buiten rekening latende, niet zooveel van 't garnizoensleven verschilde. Daar werd geëxerceerd, gepoetst, theorie gehouden, wacht gedaan en voorts druk „gecorveed," d. w. z. druk gewerkt met den bezem en de schop, om de straten, pleinen en stallen" in zindelijken staat te houden. Zelfs zag men nu en dan een corvee uitrukken om — schoorsteenen te vegen, want ook alle brandgevaar moest worden voorkomen. Wanneer wij nu hierbij voegen, dat de intendance en de geneeskundige dienst terstond alle middelen in 't werk stelden, om de voeding en de verpleging hier zoo goed te doen wezen, als onder dergelijke omstandigheden in redelijkheid kon worden verlangd, dan komen wij tot de slotsom, dat het leven der troepen in de tweede linie vóór Parijs in den beginne niet zóó ellendig was als wel eens is beweerd. Boter en melk, ja, die waren zelfs voor geen goud te verkrijgen; sigaren, bier, suiker en dergelijke weelde-artikelen moest men zich zelf aanschaffen of ze van huis laten komen, maar de voeding was goed; de intendance zorgde braaf voor het noodige brandhout; bovendien zit de soldaat te velde niet „bij moeders pappot." Dit weet hij en hierin schikt hij zich. Maar, — en dit was een factor, die een groot gewicht in de schaal legde, — 't leven was er bitter vervelend! Slechts een enkele maal verbrak een alarmeering, — en meestal was 't dan nog een loos alarm; — de eentonigheid van den toestand. De vijand alarmeerde gaarne. De tegenpartij uit den slaap houden en afmatten, was een tactiek van Trochu. De Mont Valéi'ien begon al zeer spoedig zijn vuur te openen, doch OPWERPEN VAN BARRICADEN BIJ 'T KASTEEL MEUDON. weldra maakte zelfs dit onafgebroken schieten op de belegeraars geen indruk meer. De soldaten noemden de sterkte „Oom Bulderbast", oog- ' O den de gonzende „suikerbrooden" na en berekenden dan samen waar die reuzengranaten zouden nederkomen. De projectielen van den Mont Valérien en van de torten, die eveneens aan dit doellooze vuur deelnamen, hebben meer Fransch eigendom vernield dan Duitsche soldaten getroffen of aan het tijdelijk onderkomen van deze nadeel toegebracht. Natuurlijk werd ook voortdurend druk geredekaveld over de quaestie, of en hoe en wanneer de stad zich zou overgeven, alsmede langs welken weg het hoofdkwartier, dat eerst te Ferrières, later te Versailles was gevestigd en waarbij na 5 October ook de koning zich ophield, plan had de stad tot overgave te dwingen. — Doch het Duitsche hoofdkwartier was wijzer dan de burgerstrateeg Gambetta; het hulde zich in een veistandig en voorzichtig zwijgen. Gambetta bazuinde echter overal rond, dat het thans nieuwgevormde Loireleger dienen moest om Parijs te ontzetten. — Parijs! Alsof niet eerst aan Metz met zijn groot, nog goed georganiseerd en gedisciplineerd leger gedacht had behooren te worden; maar — Parijs lag dichterbij. Parijs was de hoofdstad, het palladium van het Fransche volk, dus Parijs ! Het Duitsche hoofdkwartier zweeg. Reeds stond hier echter vast, dat, mocht tot een werkelijke belegering worden overgegaan, de terreinstrook tusschen de Bièvre en de Seine, - dus het zuidwestelijke front der stad, met de voorgelegen forten lssy en Vanves hiertoe het eerste in aanmerking kwam. Die forten lagen dicht bij den hoofdwal en werden beheerscht door de hoogten van Clamart, Chatillon en Meudon. Met het doel den vijand aan die zijde terug te dringen en tevens de brug te vernielen, die, bij Choisy le Roi gelegen, hem van zeer veel nut scheen te zijn, werd den 30™ op last van Trochu door het 13" korps met een in vier colonnes verdeelde troepenmacht, die over slechts weinigartillerie beschikte, een aanval gedaan op Thiais, Ghoisy le Roi en Chevilly. Van het plateau van Villejuif, waarop de troepen zich hadden verzameld, werd in goede orde en langs de door Trochu zelf aangegeven wegen naar de bedoelde punten voorwaarts gerukt, nadat de artillerie der forten, welke gezicht op die punten hadden, deze een half uur lang had beschoten. Ongeveer om vier uur in den morgen werd de beweging begonnen. Maar de tegenpartij, door het dreunen der vuurmonden op den straatweg naar Italië vroegtijdig gewaarschuwd, dat er bij de belegerden iets bijzonders plaats greep, was waakzaam. Hoewel een deel der troepen van Vinoy met den eersten aanloop Chevilly nam, en de toestand deiPruisen een oogenblik zelfs kritiek begon te worden, deden de artillerie en de voortdurend aangevoerde versterkingen de kans hier weldra keeren. Generaal Guilhem, door tien kogels in de borst getrotfen, viel aan 't hoofd zijner troepen ; Chevilly moest weder worden ontruimd, en om negen uur begonnen de Franschen in goede orde den terugtocht naar t plateau van \illejuif, welk dorp vol gewonden lag, want er was scherp gevochten. Zoodra de Fransche troepen voldoende waren teruggegaan, opende het fort Montrouge het vuur op het dorpje 1'Hay, dat sterk door Duitsche reserven was bezet, en bracht hier dood en verderf. De brug bij Choisy le Roy was echter niet vernield; de Pruisen waren niét teruggedreven; het doel van de onderneming was dus niet bereikt. Daarbij waren de verliezen groot, ruim P200 man. De troepen hadden als eerlijke, trouwe soldaten hun plicht gedaan; op enkele uitzonderingen na hadden ook de mobiele garden zich vrij goed gehouden. Generaal Vinoy had zeil het commando gevoerd, en Trochu betuigde hem zijn tevredenheid over de houding der soldaten bij den terugtocht. Van Fransche zijde waren circa 40,000 man in 't vuur geweest; bij de Pruisen hadden al de regimenten van het 6S korps, later door eenige bataljons Beieren versterkt, den aanval doorstaan, Deze door een zoo groote troepenmacht ondernomen uitval deed het Duitsche hoofdkwartier zien, dat Parijs nog genoeg geregelde en goed gedrilde soldaten bevatte, dat men dus op zijn hoede moest wezen. Terstond werd daarom bevel gegeven de reeds bestaande posities nog meer te versterken en ze bijna onneembaar te maken. Veel is er indertijd over en weer geschreven over het vandalisme, dooide Duitschers tijdens het beleg van Parijs aan den dag gelegd, en de laatsten zullen wij zijn om dit vandalisme te vergoelijken ; maar onbillijk achten wij het hun alleen de schuld te geven van 't geen in de huizen en de villa s om Parijs tijdens de insluiting bedorven, vernield of verdwenen is. De troepen deden schier onafgebroken dienst maar maakten het zich, een oogenblik rust hebbende, natuurlijk zoo gemakkelijk mogelijk. Alle huizen, alle villas, bijna al de dorpen waren geheel verlaten. Wie wilde het nu een schildwacht, die, om niet in 't oog te vallen, op zijn post achter een barricade mocht zitten, kwalijk nemen, dat hij naast deze uit balken, planken en rijshout samengestelde afsluiting een tafel zette en een vergulden stoel uit een naburige villa; dat hij, niet dadelijk een lamp vindende, om zijn donker wachtlokaal te verlichten, ook weder even naar dezelfde villa liep eri er een prachtige lamp haalde, met het wapen van den eigenaar er op? Wie zal het een veld wachtcommandant en zijn manschappen euvel duiden, dat zij, om de verveling van de lange Fr. D. Oorl. 2e dr. nn D wachturen te verdrijven, uit de bibliotheek eenige prachtig gebonden boeken met platen medenamen? Waren de bewoners in hun buizen gebleven, dan zou dit zeker niet zijn gebeuld. In de tweede linie van verdediging waren de troepen in de huizen en villa's zeiven onder dak gebracht. De geweren stonden naast de prachtigste zetels; midden in de kamer vond men vaak een kunststuk van een tafel, beladen met de meest uiteenloopende voorwerpen. Een chineesch - vuurscherm, mogelijk wel een geschenk van een der hovelingen van Lodewijk XV aan een markiezin, een voorwerp dus, dat voorheen nooit anders dan hoogadellijke neuzen tegen tocht had beschermd, hield dezen thans uit den nek van een baardigen Sakser, die voor t gemak de hakken zijner beslijkte laarzen wel eens op den rand van genoemde tafel liet rusten. Wij geven toe, dat het voor den eigenaar dier voorwerpen van smaak en kunst niet aangenaam was, als hij al dat moois bevlekt, gescheurd, gehavend en bedorven terugvond, als zijn bibliotheek was leeggehaald, zijn wijn, — deze was in massa aanwezig en dikwerf op de vindingrijkste wijze verborgen tevens; - was opgedronken, en als zijn kelders en provisiekasten geplunderd waren; maar van al dit bedrijf en van nog heel wat meer aangerichte schade zijn de bewoners voor t grootste gedeelte toch zeiven de schuld geweest. Wie in oorlogstijd, — vergeten wij dit niet; — wie in oorlogstijd, als de vijand in aantocht is, van zijn recht op eenig voorwerp vrijwillig afstand doet, stelt zich hierdoor bloot aan de willekeur van hem, die dit voorwerp te recht of ten onrechte 111 zijn bezit krijgt. Waar de inwoners waren gebleven, hadden zij volgens hun eigen verklaring zeer weinig over de Duitsche troepen te klagen, in elk geval veel minder dan over de nationale en mobiele garden, die vroeger bij hen in kwartier hadden gelegen. „Liever twintig Duitschers dan vijf mobielen!" was een uitroep, die in de dorpen om Parijs in die dagen menigmaal werd geslaakt. -En die mobielen waren nog wel landaenooten ! Voor enkele uitspattingen, — en deze zijn in weerwil van de gestrenge, daarop gestelde straffen stellig voorgekomen; - voor enkele uitspattingen, herhalen wij, gaat het niet aan een geheel le0ei aanspia kelijk te stellen. — Doch verder! Zooals wij boven reeds met een enkel woord aangaven, stond het msluitingsleger in drie kringen of liniën om de stad. De buitenste linie, die, welke het verste was verwijderd, had, zooals later bleek, het meeste geleden - dit lag trouwens voor de hand. Op deze was de aanrukkende vijand het eerste gestooten, en in hun belachelijken angst voor „de barbaren" waren de bewoners allen gevlucht. Hun woningen waren dus verlaten gevonden. Geen bed, geen tafel, geen stoel zelfs trof men er somtijds nog in aan. Een doodmoede soldaat, in zulk een verlaten huis komende, maakt gewoonlijk niet veel omslag doch brengt vlug zijn kwartier in orde. Thans begint de wanorde reeds, want hij pakt en grijpt en neemt wat hij vindt en bezigt dit voor zijn eigen tijdelijk gerief. Van de derde naar de tweede linie oprukkende, naderkomende dus bij Parijs, moesten de troepen die geschonden woningen overlaten; aan talrijke scharen van allerlei gespuis, dat die omstreken onveilig maakte. Deze vagebonden, een der onvermijdelijke slechte gevolgen van den oorlog, achtten zich volkomen gerechtigd, bezit te nemen van een nalatenschap, die reeds niet meer in al te besten toestand verkeerde. Al wat door dit canaille werd geroofd, gestolen of vernield, werd dus — hoe kon het anders? — ten slotte gesteld op rekening van het insluitingsleger. Voor een struikroover van beroep was 't daar toen een goddelijke tijd ! In den tweeden kring was de toestand juist andersom. Nadat de bewoners van die linie gevlucht en vóórdat de Düitschers hier binnengetrokken waren, hadden daar marodeurs huis gehouden; ook hadden hier de mobiele garden de diepe sporen van hun verblijf achtergelaten. Toen de Düitschers kwamen, vonden deze dus volslagen vernielde en onder den voet gehaalde woningen, waarin letterlijk niets was ontzien; en welk nadenkend mensch wil nu den gewonen soldaat, een man, die vaak uit de heffe des volks is voortgesproten en die, — niet te vergeten, — door een langen veldtocht reeds eenigszins verwilderd is, verantwoordelijk stellen, dat hij een eigendom niet eerbiedigde, 't welk hij reeds half vernield vond, toen hij er bezit van nam ? Een enkel voorbeeld tot opheldering zal wel voldoende wezen. — Te Villeneuve Saint Georges kwam een kleine afdeeling Beieren "op het bekoorlijke buiten van een gevluchten Parijschen bankier. De tuin met zijn heerlijke bloempartijen was totaal verwoest; in de prachtige, geheel in style renaissance gemeubelde zalen gelijkvloers was zou goed als alles vernield. Voor den zeven voet hoogen spiegel stond een met fluweel bekleede sopha; op deze rustte de haverbak van de in die zaal gestalde pakpaarden. De drinkemmers hingen aan de bronzen luchters; op een kostbaar biljart sliepen op een paar bossen stroo twee cavaleristen. Glas, keukengereedschap, koperwerk, een prachtige bibliotheek alsmede beelden en vazen van allerlei vorm en soort, onder- en bovenkleedingstukken en papieren lagen in een chaos door elkander. De koffie, die de mannen den volgenden morgen kregen, werd gekookt op de kachel in t veinielde boudoir van mevrouw ; het vuur was aangemaakt met de gebeeldhouwde paneelen der boiserie, die de wanden bedekte. „Wat een verwoesting!" riep een der officieren. — ,-We hebben t allemaal zoo gevonden," klonk het antwoord van de manschappen. Tevens wezen zij naar een hoop kleingehakt hout, dat achter de kachel lag opgestapeld en uit stukken dier lambriseering bestond. — Die Beieren kwamen van Lagny. Vóór hun komst had dit buiten nog geen enkelen Duitschen soldaat gezien. Is 't te verwonderen, dat de krijgsman voor zulke door afschuwelijk vandalisme ontwijde verblijven ook geen eerbied meer koestert, dat hij die op zijn beurt ook niet meer verschoont ? Die marodeurs, waarvan wij boven spraken, schenen in de eerste plaats te hebben gezocht naar geld. Dit bleek uit de afgerukte paneelen en lambriseeringen, die bijna alle van boven in den rand waren weggebroken, 't Was een bekend feit, dat veel vluchtelingen hun baaigeld achter de randen der tapijten hadden verstopt, en in een menigte gevallen waren de lambriseeringen juist daar vernield. Soldaten hadden dit niet kunnen doen; daarvoor stouden zij te scherp onder toezicht; zulk een vondst had den vinder bovendien niet gebaat. De meubels daarentegen werden den soldaat ten gebruike gegeven, doch niet meer dan hij noodig had. Voor de officieren werden de verlangde voorwerpen uit een der kasteelen in de nabijheid aangedragen. Een kachel, een hier maar zelden voorkomend artikel, verhuisde natuurlijk wel eens mede van het eene kwartier naar het andere. Gemakkelijk maakten allen het zich; waarom ook niet? De zware dienst alleen reeds was hiervoor verontschuldiging genoeg. Nu spreken wij nog niet eens van de ellendige kwartieren, die aan enkele afdeelingen waren toegewezen. Zoo lagen de Maagdenburger jagers tegenover den Mont Valerien in een steengroeve, tusschen de spleten der kalkrotsen, in voortdurend schemerdonker. Als kaboutermannetjes slopen zij, aanhoudend bedreigd door de granaten van het geduchte fort, gestadig op hun hoede tegen een aanval, in die bedompte holen rond. Wien zal 't bevreemden, dat zij zulk een afschuwelijk verblijf door middel van tapijten en gemakke- lijke stoelen, door sopha's en tafels eenigermate bewoonbaar maakten? \erwisselde een troep voor Parijs van kwartier, dan werden de meubels dikwerf medegenomen, omdat men in het nieuwe kantonnement meestal niets vond. De voorwerpen, die men voor eigen gebruik noodig had, werden natuurlijk zooveel mogelijk ontzien; maar als men weet, dat bij Ville d'Avray zelfs pianino's werden gebezigd om een barricade te bouwen, zoodat de schildwacht op zijn post desnoods die Wacht arn Rhein had kunnen spelen, begrijpt een ieder, dat het denkbeeld van „iets moois in eere houden" bij de soldaten spoedig er uit was. Nog in de eerste dagen der insluiting werd door Jules Favre, minister van buitenlandsche zaken, een poging gedaan om met von Bismarck te onderhandelen. Hij begaf zich hiertoe naar Villeneuve, vond den generaal von Tiïmpling en had lateimet den kanselier tot driemaal toe een onderhoud. Het sluiten van een wapenstilstand was het eerste punt, waarover werd onderhandeld. Gedurende dezen zou de Parijsche regeering de gelegenheid hebben de verkiezingen te doen plaats vinden voor de constitueerende vergade¬ ring. Door deze zou dan een wettig erkende regeering worden ingesteld, waarmede Duitschland een volkenrechterlijken vrede kon sluiten. Over de vredesvoorwaarden werd slechts terloops gesproken. De bondskanselier gaf aan Jules Favre te kennen, dat hij ten behoeve van die verkiezingen een wapenstilstand zou kunnen toestaan van hoogstens drie weken, onder voorwaarde, dat de militaire toestand, zooals die op dat oogenblik in en vóór Parijs was, geheel zou gehandhaafd blijven, dat de vijandelijkheden bij Metz binnen een bepaald rayon zouden voortduren en dat de vestingen Straatsburg, Toul en Bitsch zich moesten overgeven; alleen de bezetting der eerste plaats zou krijgsgevangen worden gehouden. Reeds bij die gelegenheid deed de kanselier duidelijk doorschemeren, dat, als er daarna vrede werd gesloten, Duitschland den Elzas en een groot deel van Lotharingen, in elk geval Metz, zon eischen; en aangezien Favre wel geld geven doch geen grondgebied afstaan wilde, liepen de onderhandelingen uit op niets. Het gedeelte van het comité der nationale verdediging, dat, zooals wij reeds weten, sinds 13 September te Tours had zitting genomen, zond in antwoord op Favre's rapport van de gevoerde besprekingen met Bismarck de volgende proclamatie de wereld in: „Wij weten thans wat Pruisen s bedoelingen zijn. Het wil den oorlog voortzetten en Frankrijk verlagen tot een mogendheid van den tweeden rang. Liever laat Parijs zich onder zijn puinhoopen begraven. Dergelijke onbeschaamde eischen beantwoordt men slechts met een strijd tot het uiterste." Bismarck toonde in zijn nota van 1 October het belachelijke aan van de bewering, dat Frankrijk met zijn 42 millioen inwoners door een verlies van drie kwart millioen zielen een mogendheid van den tweeden rang zou worden, en betoogde een paar dagen later nog, dat, als Parijs thans door den hongersnood werd bedreigd, het Duitsche hoofdkwaïtiei hiervoor niet kon worden aansprakelijk gesteld, wel de Fransche regeering, die door het niet aannemen der voorwaarden van een wapenstilstand het thans tot 't uiterste liet komen. t De oorlog a outrance zou dus worden doorgezet. Een andere niet minder gewichtige gebeurtenis was de reis van Thiers naar de neutrale hoven, zoogenaamd om de nieuwe regeering door deze te doen erkennen, waarschijnlijk echter met nog andere bedoelingen, om bij voorbeeld een interventie te verkrijgen. Thiers werd zeer beleefd, doch tevens zeer koel ontvangen; ook deze reis leidde dus niet tot een bevredigend resultaat. Zooveel te beter slaagden de Duitschers daarentegen in hun plan om door middel van het water uit het canal de VOurcq een strook van het terrein ten noordwesten van Parijs onder water te zetten en zoodoende een deel hunner stellingen tegen een coup de main te beveiligen. Tevens beroofden zij de belegerden hiermede van een aanzienlijke hoeveelheid drinkwater. Den 5en October hield koning Wilhelm zijn intocht in Versailles. Gaan wij thans na hoe de toestand van de twee oorlogvoerende partijen ongeveer was in de eerste dagen van October, dan vinden wij Parijs zóó nauw ingesloten, dat de stad slechts bij tusschenpoozen en dan nog alleen door buitengewone middelen, als luchtballons en postduiven, met het overige gedeelte van Frankrijk gemeenschap kon onderhouden. Maarschalk Bazaine, zooals wij weten, nog altoos in Metz opgesloten, had de vijandelijkheden gestaakt en maakte reeds aanstalten tot een capitulatie. Straatsburg had zich den 28en September overgegeven; von Werder had zich na den val der stad met zijn korps gericht tegen het korps van den generaal Cambriels, het zoogenaamde leger van Lyon, een der eerste producten van de volkswapening, en had dit teruggedrongen, zóó ver, dat Cambriels, wiens troepen door het vuur des vijands doch vooral door vermoeienis en desertie veel hadden geleden en nog maar vierentwintig duizend man sterk waren, de Vogezen moest verlaten en naar Besangon een goed heenkomen zocht. GENERAAL D'AURELLE DE PALAD1NES. In het westen tusschen Chartres en Evreux stonden mogelijk dertig duizend mobiele garden. Zooals wij reeds vroeger zeiden, waren die mannen slecht uitgerust, slecht gewapend, enkelen zelfs bijna niet gewapend en niet eens behoorlijk ingedeeld. Voorts misten ze cavalerie en artillerie. In het noorden waren alleen de vestingen bezet. Hier stond nog geen leger in 't veld. Eindelijk bevonden zich aan de Loire circa vijfentwintig duizend man troepen, het 15e korps, aanvankelijk onder commando van den generaal de la Motterouge, later onder dat van den generaal d'Aurelle de Paladines. Van de samenstelling en de sterkte dier zoogenaamde legers was in 't Duitsche hoofdkwartier niet veel bekend; alleen wist men, dat bij het Loireleger ook troepen uit Afrika waren ingedeeld, en dat het voortdurend in sterkte toenam. Tevens begreep men, dat het gevaar vooral van die zijde dreigde, omdat Orleans, het centrale punt, op niet te grooten afstand van Parijs in den rug der belegeraars was gelegen. Wel misten de daar bijeengeloopen troepen nog eenheid, oefening en samenhang maar, in samenwerking met de vrijkorpsen, kon van de zijde van Orleans toch ernstig gevaar beginnen te dreigen. Zooals wij reeds weten, was de ¥ cavalerie-divisie, gesteund door een paar bataljons Beieren en twee batterijen, daarom reeds den 17en September ter verkenning naar de Loire vooruitgeschoven. Bij Melun de Seine gepasseerd, had die krijgsmacht onder gestadige gevechten met de 11ET 2e REGIMENT (ZWARTE) I.IJFHUZAREN RU ARTENAY TERUGKEEREND MET EEN VEROVERD STUK GESCHUT. francs-tireurs Pithiviers bereikt en was van hier in westelijke richting afgebogen om zoodoende den straatweg Etampes-Orleans te bereiken. Dewijl ze bij Artenay, ten noordoosten van deze laatste plaats, stiet op sterke afdeelingen, uit de drie wapens bestaande, — 25 en 26 September. — nam ze stelling bij Toury, rapporteerde een en ander naar 't hoofdkwartier en wachtte, voortdurend voeling houdende met den vijand, den loop der dingen af. Toen de Franschen den 5en October echter met een sterke voorhoede tegen Toury oprukten, begreep prins Albrecht van Pruisen, de commandant, terecht, dat achter deze sterke voorhoede waarschijnlijk ten noorden van Orleans groote afdeelingen moesten staan. Nadat hij zich hiervan voldoende had overtuigd, trok hij vechtende naar Etampes terug. Terstond werd nu van het IIIe leger een sterk korps naar 't zuiden gezonden. — Met het bevel aanvallend te werk te gaan en liet land tot aan de Loire van vijanden te zuiveren, marcheerde generaal von der Tann dus af aan het hoofd van het le Beiersche korps, de 22e divisie van liet 1 le korps en de 2e cavalerie-divisie, terwijl ook de 4e onder zijn bevelen werd gesteld. Zonder ernstigen tegenstand te ontmoeten, kon tot den 10en worden voortgerukt tot bij Artenay. Hier vond de voorhoede, de le Beiersche brigade, de Franschen in een sterke stelling. Zonder aarzelen werd deze aangegrepen ; na een hardnekkig gevecht, waaraan zoo goed als het geheele le Beiersche korps benevens de beide cavalerie-divisiën deelnamen, terwijl de '2'2(i divisie in reserve bleef, werd de stad stormenderhand genomen. Wel poogde een afdeeling zouaven bij Creuzy nog wederstand te bieden, en ontstond er nogmaals een kort, wanhopig gevecht met bajonet en kolf, doch de Beieren drongen den vijand weldra terug naar den straatweg van Orleans; hier geraakten de vluchtelingen onder de hoeven der paarden van de vervolgende Duitsche cavalerie. De zware sabel kwam met geduchte houwen neder in den hoop; eerst toen het woud van Orleans zich beschermend achter de vluchtelingen sloot, werd de vervolging gestaakt. Duizend man werden bij deze gelegenheid gevangen gemaakt. Reeds ditmaal was duidelijk gebleken, hoe weinig eenheid en samenhang er nog in die nieuw gevormde Fransche krijgsmacht bestonden en hoe slecht deze was geoefend. Dit hardnekkige gevecht had de Beieren slechts een paar honderd man aan dooden en gewonden gekost. De eerstgenoemde omstandigheid rechtvaardigt in menig opzicht de meer dan vermetele wijze, waarop von der Tann den I1en October zijn succes voortzette, nadat zijn zwaar vermoeide mannen zich te Artenay eerst Hink hadden te goed gedaan aan den voorraad levensmiddelen, welken de aftrekkende Franschen hier hadden achtergelaten. Voornemens de stad Orleans van de noord- en de oostzijde aan te grijpen, deed von der Tann zijn commando den volgenden morgen langs drie wegen voorwaarts trekken; de eerste colonne, — de 22" divisie en 5 batterijen, — rukte op langs den straatweg van Chateaudun, de ie Beiersche brigade marcheerde over Gidy, de 3e brigade, en achter haar de geheele le divisie als"reserve, langs den straatweg Parijs — Orleans. Generaal de la Motterouge, de commandant van het 15e korps, zooals wij weten, was voor alle zekerheid met zijn hoofdmacht nog in den loop van den nacht over de Loire gegaan, doch had een sterke achterhoede van circa 15,000 man in een uitstekende positie ten noorden van Orleans achtergelaten. Al spoedig werden van de rechtercolonne der Duitschers drie vuurmonden onbruikbaar geschoten; bij de 22e divisie werd de positie een oogenblik zelfs zóó hachelijk, zóóveel versche troepen bracht de tegenpartij telkens in 't gevecht, zóó hardnekkig hield hij zijn veldschansen bij Ormes vast, dat de kurassiers werden voorgeroepen om een tegenaanval af te wijzen. Toch gelukte het eindelijk aan de rechtercolonne het dorp Ormes te nemen en tegelijk met den terugtrekkenden vijand de voorstad te bereiken, die zich tot Orleans uitstrekt. Hier ontstond nu in het zeer bedekte terrein een hardnekkig huizengevecht. Vóórdat het donker begon te vallen, gelukte het ook niet aan de 2° divisie van het Beiersche korps om de stellingen te vermeesteren, welke de Franschen bij Saran en les Aides hadden ingericht. Na een woedend gevecht ontruimden de verdedigers ten slotte het stationsgebouw en de nabijgelegen gasfabriek. Tegen vijf uur beval von der Tann daarop aan een der reservebrigades, de eerste Beiersche, zich tusschen de 22e divisie en de 4e Beiersche brigade in te schuiven en tegen de voorstad St. Jean op te rukken. Uithoofde van den heldhaftigen wederstand was hier het persoonlijke voorbeeld van den chef van den staf der Beieren, den overste von Heinleth, noodig om de troepen nog eenmaal vooruit te krijgen, nadat zij den eersten keer door zwaar chassepotvuur en handgranaten waren teruggeworpen. De Duitsche artillerie was intusschen begonnen de stad onder vuur te nemen. De springende projectielen veroorzaakten een paniek onder de burgerij. Bij honderden vluchtten de menschen het vrije veld in. De tegenstand nam aanmerkelijk af in kracht, en zoodra de artillerie ook die had gebroken, welke nog aan de zuidpoort werd geboden, viel Orleans in handen der Duitschers. De maire kwam von der Tann smeeken de stad te sparen. Het vuur werd gestaakt; de Fransche afdeelingen waren alle op den linkeroever van de Loire overgegaan; de brug aan die zijde werd evenals de stad bezet, en met recht kon de overwinnaar thans rusten op zijn lauweren. De geslagen Fransche afdeelingen trokken den volgenden dag diep in de Sologne terug, om zich daar te reorganiseeren en uit te rusten. De gevechten van den 10™ en den 11en hadden haar 'circa 3000 man aan dooden en gekwetsten en ruim 1800 gevangenen gekost, Ongeveer 40,000 man hadden aan den strijd deelgenomen. De verliezen der Duitschers waren aanmerkelijk veel geringer. — Voor de Franschen was dit échec in zijn beteekenis groot. Het Loireleger, waarop Gambetta. die opzettelijk naar Tours was gekomen om de volkswapening in de departementen te reorganiseeren, zoo stellig had gerekend, had te veel geleden om vooreerst weder handelend te kunnen optreden. ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. VÓÓR EN IN PARIJS. Na dezen blik op de toestanden bij Orleans en aan de Loire, noodig voor liet verband van 't geheel, keeren wij terug naar Parijs. In den nacht van den 12en op den 13en October ontving generaal Vinoy bevel het plateau van Chatillon den volgenden morgen te verkennen. Trochu scheen zich alleen te willen overtuigen of dit plateau nog sterk door den vijand was bezet. Volgens de genomen beschikkingen zou de slaglinie een uitgestrektheid hebben van 6 kilometer, nl. van het fort Issy tot aan het dal van de Bièvre. Gesteund door de forten Montrouge, Issy en Vanves zouden vier brigades, te zamen circa 20,000 'man, die verkenning verrichten. Twee kanonschoten, door het fort Vanves den 13,,n om negen uur in den morgen af te geven, zouden het sein wezen tot voorwaarts rukken. [Iet fort Montrouge opende het vuur terstond op het dorp Bagneux en bereidde zoodoende den aanval voor van de brigade la Charrière, die bevel had dit dorp te nemen en hiertoe een kale, open vlakte van circa duizend meter lengte onder het vuur der Duitschers moest oveischrijden. In weerwil van den heldhaftigen tegenstand, door het 5e baltaljon jagers van het 2e Beiersche korps geboden, werd aan het bevel voldaan. Bij Chatillon, tegen welk dorp de brigade Susbielle in drie colonnes oprukte, was het succes lang zoo groot niet. Eerst moesten een drietal gecreneleerde muren worden genomen; toen moest bij de kerk een bijzonder sterk reduit worden veroverd; dit laatste kostte zware verliezen, omdat de tegenpartij niet anders dan sappeerende en dwars door de huizen heen kon worden genaderd. De Duitschers kregen hierdoor tijd hun reserves te laten oprukken en hun artillerie in batterij te brengen. Thans ontstond er tusschen de veldstukken der Duitschers en D~L.it MtiCut PARIJS EN OMSTREKÉN. het positiegeschut der Franschen een langdurige artilleriestrijd, die echter onnoodig was, omdat Trochu, zooals later bleek, Bagneux niet bezet wTilde houden en ook den aanval op Chatillon niet wilde doorzetten. Na een vrijwel doelloos gevecht, dat eenige honderde dooden en gekwetsten had doen vallen, gingen de Franschen omstreeks drie uur in goede orde terug. Terwijl dus ten zuiden van Parijs bij herhaling werd gevochten, gebeurde er ten westen van de stad iets, dat vriend en vijand leed moest doen. Een compagnie jagers onder den kapitein von Strantz had den 41™ October het kasteel van St Cloud bezet; dienzelfden dag begon men uit de Fransche posities dit prachtstuk in brand te schieten. Wel bluschten de jagers het vuur bij herhaling, maar den 18en hagelde het zooveel projectielen op het kasteel, dat het dak in brand geraakte. Geholpen door zijn compagnie, trachtte von Strantz de heerlijke kunstschatten, boeken en meubels, welke het bevatte, ten minste ten deele te redden; de wind dreef de vlammen echter zóó krachtig voort, dat het vuur weldra den gevel had bereikt en dat ook de linkervleugel geheel in gloed kwam. Met inspanning van alle krachten trachtten de jagers ten minste de bibliotheek te behouden en sleepten zij al wat zij bovendien nog konden weghalen naar den tuin; maar dien avond was liet eenmaal zoo prachtige slot een rookende bouwval, waarnaast de jagers hun bivak hadden betrokken. De geredde bibliotheek werd lateinaar de prefectuur te Versailles gebracht. De zoogenaamde Lanterne de Diogène in het park, een hoog en zeer gelukkig gelegen observatiepunt voor de aanvallers, was reeds vroeger vernield. Dat de belegerden zich niet lang rustig zouden houden, en dat er door hen weldra nogmaals een poging zou gedaan worden om een deel der insluitingslinie terug te drijven, was te verwachten. Terwijl de Duitschers den kring om de stad voortdurend nauwer maakten, — van het dorp Vitry hadden de Franschen de noordelijkste, de Duitschers de zuidelijkste huizen reeds met hun voorposten bezet, en dit gaf wel eenr aanleiding tot dwaze verhoudingen; — terwijl de Duitschers den kling dus steeds vernauwden, besteedden zij tevens bijna ieder uur om hun posities nog beter in staat van tegenweer te brengen. Dit bleek noodig door de telkens herhaalde kleine uitvallen, tegen de voorposten ondernomen. Wel werden die niet met kracht doorgezet, maar niettemin hadden ze ten gevolge, dat ook de achterstaande afdeelingen steeds gealarmeerd werden, dat minstens een deel van deze in de nachtelijke uren geruimen tijd onder de wapens moesten blijven, en door gebrek aan nachtrust dus werden vermoeid en uitgeput, juist 't geen Trochu wenschte. Nu en dan kwam het intusschen ook wel tot een gevecht, dat grootei afmetingen aannam; zoo onder andere ook weder den 21en October,toen het nieuw gevormde 44e korps onder generaal Ducrot een poging deed om zich van Malmaison, Bougival en Buzenval meester te maken. In 't ge- heel brachten de Franschen circa 30,000 man en 120 vuurmonden in 't gevecht, terwijl de stukken van den Mont Valérien en die van eenige geblindeerde vaartuigen op de Seine den aanval ondersteunden. De 10e divisie van het 5e korps ontving den eersten stoot. Vooral in 't park van Malmaison was het gevecht weldra zeer hevig, nadat de Franschen. die eenige tnet buskruit gevulde zakken hadden medegevoerd, de muren van dit park hiermede in bres hadden gelegd. Weldra lagen de prachtige grasvelden om de villa bezaaid met lijken van beide partijen. Bij la Celle St. Cloud ging het niet minder heet toe. Merkwaardig was bij dit gevecht de Aankaan val van het 2e bataljon van het 50e regi- HET 2e BATALJON VAN HET 50e REGIMENT RUKT OP TEGEN BUZENVAL. ment. Toen de vijand tegen la Celle opdrong, greep dit bataljon tot steun der brigade het dorp Buzenval met de bajonet aan, drong in één aanloop door tot bij de daarachter staande batterij, nam deze en wierp de Franschen onder zwaar vuur uit Buzenval terug. Tegen zes uur was 't gevecht geëindigd. — In de meening, dat de Franschen de zegepraal hadden behaald, — bij 't begin van 't gevecht waren de Pruisen een oogenblik teruggeweken; — begonnen de bewoners van Bougival deze uit te jouwen; zelfs werden er enkele schoten op hen gelost. Het plaatsje boette echter zwaar voor dien hoon, want verscheiden inwoners werden nedergestoken; voorts kwam later bevel, dat het door zijn inwoners moest worden ontruimd. Bij het begin van den uitval werd de geheele omtrek tot bij Versailles gealarmeerd, en was de ongerustheid hier niet gering, want de mogelijkheid was niet uitgesloten, dat de uitval de plaats gold. waar het hoofdkwartier Was gevestigd. Koning Wilhelm woonde het gevecht bij, staande op de viaduct van Marly. Ook Trochu was bij dezen uitval tegenwoordig. In dezelfde uren hadden eenige bataljons mobielen de voorposten der Wurtembergers bij Champigny op het oostfront aangegrepen, doch waren na een kortstondig gevecht teruggeworpen. Beeds eenige bladzijden vroeger repten wij met een enkel woord van de zorg, waarmede de aanvaller zijn verdedigingswerken aanlegde en voortdurend nog verbeterde. Vooral aan de noordzijde der stad, meer bepaald bij en om het dorp Le Bourget, was dit het geval. Le Bourget ligt circa een uur gaans van St. Denis; een breede, goed onderhouden straatweg voert over Pont Iblon dwars er doorheen. Evenals de meeste Fransche dorpen om Parijs, kenmerkt zich ook dit door zijn groote, stevige, massieve huizen en meerendeels door muren ingesloten tuinen. Beeds den 20™ September was het door de Duitschers veroverd op een bataljon mobielen en sinds dien tijd ook in hun handen gebleven. Aangezien het bijna het eenige vóór hun front gelegen waarnemingspunt was, mochten zij het niet meer loslaten, omdat de verdediger, eenmaal weder er van meester, hier batterijen in stelling kon doen komen, die de positie der garde ernstig bedreigden. Het plaatsje had echter het nadeel geheel te liggen onder 't werkzame vuur van het fort de 1'Est, van St. Denis, Aubervilliers en Bomainville. Van hoeveel gewicht het was, had Trochu zeer goed doch te laat begrepen; eerst den 27en October dus deed hij het met een aanzienlijke macht van de zijde van Aubervilliers aangrijpen. De verdediger, een compagnie van het garderegiment Koningin, wachtte den storm niet af, doch ontruimde het vlek. Een poging, den volgenden dag met 2 bataljons garde ondernomen, om het weder in handen te krijgen, mislukte. De tegenpartij had zijn tijd goed besteed, al de huizen in staat van verdediging gebracht, de muren van schietgaten, de uitgangen van geduchte barricaden voorzien en de sterkte des verdedigers gebracht op 5000 man en een mitrailieusebatterij. Dienzelfden dag kwam de tijding, dat Metz was gevallen. — De bevolking te Parijs was diep ternedergeslagen. Metz gevallen, bleef alleen de hoofdstad nog over. Tweemaal honderdduizend soldaten kreeg de aanvaller thans tot zijn beschikking om op te rukken tegen de Loirearmée en tegen de troepen, die zich in 't noorden bij Amiens begonnen te vormen. Het insluitingsleger kreeg de handen dus ruimer. Voor de Parijzenaars was dit een ware ramp. Verraad was er gepleegd, riep men alom. Door Duitsch goud had Bazaine zich laten omkoopen. Uit Tours slingerde Gambetta een proclamatie de wereld in, welke, zooals wij reeds van vroeger weten, Bazaine brandmerkte als het werktuig van „dé man van Sedan" en aan de prefecten bevel gaf den maarschalk te grijpen en naar Tours te doen voeren. Tevens riep Gambetta de Franschen op tot verzet tot het uiterste. En het insluitingsleger? — Dit werd door al die berichten nog meer op zijn hoede, want, — voordat het groote leger van Frederik Karei van Metz naar Parijs was overgebracht, zou Trochu, die reeds lang had begrepen, dat niet een geregeld beleg, wèl een uithongeringsproces in 't plan des aanvallers lag, zeker nog menige stoutmoedige poging doen om door de insluitingslinie heen te breken. Doch laten wij naar Le Bourget terugkeeren. Generaal de Bellemare, commandant van St. Denis, had tot bezetting van het dorp 10 bataljons, — marschbataljons en mobielen, — benevens het bataljon Francs-tireurs de la Presse, bijna allen jongelieden, journalisten en „mannen van de krant," aangewezen. Kolonel Henrion en generaal Martin commandeerden daar. Den 29611 openden de Duitschers, die het dorp tot eiken prijs weder in hun bezit wilden zien, een ontzettend vuur ei' tegen. Daar dit niet baatte, — want de verdedigers vertoonden zich niet, doch kropen, zoolang de beschieting duurde, in de kelders der huizen; — werd besloten het dorp met de 2e garde-divisie te bestormen. De vijand scheen zich in Le Bourget te willen vastzetten; tot eiken prijs moest dit worden belet. Maar — bloed, veel bloed zou dit kosten. Le Bourget is letterlijk een hoofd- Ft. 1). Oorl. 2Jc dr. * 2'i schedelplaats geworden van vriend en vijand; veel beter dan woord of beeld dit vermogen, spreken de talrijke graven langs den grooten weg van de bloedige offers, die daar zijn gebracht. Generaal von Budritzki, commandant der '2e garde-divisie, had zijn troepen verdeeld in drie stormcolonnes, wier marsch zoodanig was geregeld, dat zij alle drie ongeveer op 't zelfde oogenblik den dorpsrand konden bereikt hebben. Een vierde colonne, de 1° brigade der garde, vormde de reserve. Om acht uur opende de artillerie dus het vuur. Zooals in dezen oorlog nog wel eens meer is voorgekomen, trof het den vijand juist aan de soep! Thans begonnen de vuurmonden der forten te antwoorden en hun granaten over het nog half in een natten nevel gehulde terrein te slingeren. De linkercolonne der garde, circa drie bataljons sterk, had den langsten weg, moest de Morée, een modderige beek met slappe oevers, over en ging dus het eerste op marsch. Een half uur later volgden de twee andere colonnes. Zwijgend en stil, zonder een schot te doen, in dichte tirailleurzwermen opgelost, de reserves ver daarachter, beginnen de garde-bataljons het dorp te naderen. Nog is hier alles stil. Eensklaps hult de buitenomwalling zich in een rookwolk, waaruit het knalt en bliksemt. Geen schot doet de aanvaller, al tuimelen verscheiden tirailleurs in het stof om nooit meer op te staan. Hoog boven de hoofden der mannen wappert hun vaandel. Luid klinkt de muziek. Die Wacht am Rhein speelt ze; de trom accompagneert, en nu: „Zur Attaque Gewehr rechts!"-Een dreunend, donderend hoera, en in den stormpas, met von Budritzki te paard aan de spits, stormt alles naar de muren van t dorp. Doch recht vooruit is nergens een toegang te vinden; onder geweldige verliezen moet de aanval naar links worden verschoven. Hier wordt eindelijk een zware tuindeur gevonden. De bijlen der pioniers doen ze aan splinters vliegen; de garden stormen naar binnen, maar ze stormen letterlijk in een helsch vuur, want uit alle ramen en vensters, uit elk kelderluik, ja, zelfs van de daken slaat hun een hagel van kogels tegen. Toch houden ze vol en dringen ze door, al vallen hun kameraden bij tientallen, al kost elke voetstap verliezen. De verdedigers van een groot huis schijnen zich te willen overgeven. Uit de vensters wuift men met witte doeken. Graaf von Waldersee, kolonel van 't regiment Königin, rijdt naar voren om het vuur op die plaats te doen staken. Daar treft hem de doodende kogel; hij zakt ineen. Duitschland telt weder een held minder. Onder zwaar vuur had de middelste stormcolonne, waarbij generaal von Budritzki zich bevond, intusschen een barricade bereikt, welke den noordelijken dorpsrand versperde en afsloot. Hier viel schot op schot; herhaalde malen waren de grenadiers verplicht de buiten de schietgaten uitstekende geweren met de hand vast te pakken en zich letterlijk tegen de muren der huizen te drukken, terwijl de kogels rechts en links van hen tegen de steenen plat sloegen. Op dit punt stond het gevecht weldra; de aanvallers konden voor- noch achteruit. Dit oogenblik van rust bezigde kolonel von Zaluskowsky, commandant van het regiment Königin Elisabeth, om vijf compagnieën van zijn regiment onder een geweldig vuur wat verder naar rechts en tegenover een andere barricade te voeren- — Wel slaan de kogels onophoudelijk in de reeds sterk gedunde gelederen der aanvallende compagnieën; wel zinken achter elkander drie, vier vaandeldragers gekwetst of dood op de steenen; wel verdwijnt de vaan zelfs eenmaal onder een hoop lijken, doch volgehouden wordt er. Boven op de barricade liggen reeds stapels garden, waaronder verscheiden officieren. De aanval dreigt te zullen mislukken. Daar grijpt von Budritzki, wien het paard onder het lijf is doodgeschoten, zelf de vaan. — „Voorwaarts, kinderen! Voorwaarts!" en met het doek in de linker-, het zwaard in de rechtervuist, springt hij op de barricade. Drie hoofdofficieren volgen hem op den voet. Terstond dringen de soldaten na; de barricade wordt genomen, en als een levende stroom storten de compagnieën zich uit over de dorpsstraat, om hier een woedend huizengevecht te beginnen. Ook aan de derde colonne was het eindelijk gelukt, na groote verliezen door te dringen tot in het dorp. Het doel van den aanval was dus bereikt. Ontzaglijk veel moeite kostte het nu de verdedigers voor goed uit het dorp te verdrijven. Elk huis werd een kampplaats. Zelfs in de nauwste steegjes en gangetjes, in de kamers, in de kelders, op de trappen, kortom overal waar Fransch en Duitsch bloed elkander vonden, werd gevochten met een woede, die aan wilde dieren deed denken. In de straten woedde de strijd ook heftig. Bajonet en kolf, faschinemes, sabel en revolver volbrachten er hun bloedig werk; tusschen het knallen en kraken der schoten door hoorde men liet kennen en gillen der mannen, die vielen onder 't staal. Zóó gruwelijk was de verbittering, dat zelfs zwaargewonden nog met elkander worstelden. De kerk werd eerst genomen, nadat de garden in de vensters waren geklommen en van daar hun doodend lood naar binnen begonnen te zenden. Eindelijk toch was Le Bourget in handen der Duitschers; de verdediger vluchtte naar St. Denis. Met het geweer bij den voet konden de overwinnaars, doodaf van vermoeienis, nederzien op de veroverde ruimten. Overal trof hun oog op lijken, vlammen, vuur en vernielde huizen; overal verwoesting, voor elke barricade stapels dooden, een groote plas bloed er naast. Die dag kostte de garde vijfhonderd man aan dooden en gekwetsten, hieronder vierendertig officieren. Bij de Franschen waren de verliezen nóg grooter; daarbij hadden zij vèel gevangenen moeten achterlaten. DE HOOFDSTRAAT VAN LE BOURGET NA DEN STRIJD. De val van Le Bourget tegelijk met de tijding, dat Metz had gecapituleerd, was te Parijs bij velen, die zich met den tegenwoordigen gang van zaken volstrekt niet konden vereenigen, — en hieronder behoorde een groot deel van het gepeupel uit de voorsteden Belleville en Montmartre, — een reden om het bestuur aan te klagen van slecht beheer. Daar het gepeupel tevens had vernomen, dat er voorstellen waren gedaan tot liet sluiten van een wapenstilstand, en een groot aantal kielemannen uit diezelfde voorsteden in nationale garden waren herschapen, die eiken dag hun soldij ontvingen van ruim een franc benevens de noodige vivres, wilden vooral die kerels, die 't hun leven lang nog niet zoo best hadden gehad, van geen wapenstilstand of vrede hooren. Van deze stemming van 't janhagel maakten mannen als een Felix Pyat, Blanqui en Flourens gebruik. In den nacht van den 30°" October op den len November klonk de alarmtrom door de straten. De bataljons mobielen kwamen in 't geweer; gansche benden rukten naar 't stadhuis, bestormden dit. schoten door de vensters, beleedigden Trochu en wierpen hem eindelijk zelfs in de gevangenis. TV eldra natuurlijk werd hij door de goedgezinde garden bevrijd; maar - dit oproer was voor Trochu toch het bewijs, dat er vooral onder de kielemannen een sterke gisting heerschte. De vraag of hij bij dreigend gevaar wel op de bataljons van Belleville zou kunnen rekenen, is toen zeker reeds bij hem opgekomen. — Overdreven berichten van succes bij het Loireleger waren oorzaak, dat er te Parijs in de volgende dagen aan alles behalve aan nieuwe onderhandelingen met den vijand werd gedacht. Om op alles voorbereid te wezen, ook omdat er geruchten liepen, dat een groote uitval werd voorbereid, spande het Duitsche hoofdkwartier intusschen alle krachten in om de door den val van Metz vrijgekomen troepen zoo spoedig doenlijk bij het observatiekorps aan de Loire of bij de insluitingsarmée aan te trekken. In 't begin van November kwam zoodoende onder anderen de 3e divisie infanterie (2e korps) voor Parijs. Andere deelen van dit korps volgden weldra; den 19en November werd ook de VVurtembergsche velddivisie bij het Maasleger ingedeeld. Ook een deel der garde-landweer was reeds aangekomen. In die dagen. — half November, — kan men zeggen, stonden voor Parijs, van het UI het 2e, 5e en öe korps, van het 106 korps de 2e divisie, het 2° Beiersche korps, de Wurtembergsche divisie en de 1" divisie gardelandweer. Deze troepenmassa bewaakte het terrein op den linkeroever der Seine. Het Maasleger, de garde, de Saksers en het 4e korps hielden de omstreken tusschen de Seine en de Marne bezet. — Dat het le Beiersche korps benevens de 17* divisie en al de cavalerie-divisiën voor een groot deel óf aan de Loire stonden óf het leger vóór Parijs in den rug dekten, werd reeds vroeger gemeld. Vooral in November begonnen schier dagelijks kleine schermutselingen voor te komen met partijgangerskorpsen en mobiele garden. Bij Chantillv hadden deze zich eenmaal zelfs in zóó grooten getale verzameld, dat de \ liegende colonnes, welke telkens tegenover hen optraden, moesten worden versterkt, voordat het hoofdkwartier het wagen dorst op die plaats een magazijn aan te leggen. Begrijpende, dat die oorlog nog niét zoo spoedig zou zijn gedaan, als zij zich in den beginne hadden voorgesteld, waren de Duitschers tevens begonnen hun kwartieren in te richten tegen het slechte weder en de naderende winterkoude. Vooral met de villas, kasteelen en groote huizen was dit het geval. Met de bewoners, die niet waren gevlucht, begonnen de troepen ook reeds op een minder vijandigen voet te komen. Alleen in de dorpen, die het dichtste bij Parijs lagen, werden de bewoners voorzichtigheidshalve als gevangenen behandeld. Dit was onder andere het geval te Carrières, omdat was gebleken, dat daar in t donker ontstoken lichten door de artilleristen op den Mont Valérien herhaaldelijk tot mikpunt waren genomen, en hier dus blijkbaar kwade trouw in KONING "WILHELM EN ZIJN PALADIJNEN VOOR PARIJS. 't spel was. Te Carrières was men de stad trouwens reeds zóó dicht genaderd, dat men de Fransche posten met ongewapend oog duidelijk kon onderscheiden. Wegens het veelvuldige inslaan van granaten waren de standplaatsen der posten en veldwachten hier ook weinig meer dan gaten* in den grond, die met planken en latten waren beschoten en een zeer laag deurtje hadden benevens hier en daar een luchtgat om te kunnen ademhalen. De verblijven der officieren-wachtcommandanten waren gewoonlijk niet beter. Uit \ersailles ging dè koning schier dagelijks een bezoek brengen aan de hospitalen of aan een deel zijner troepen. Dat hij hier vijf maanden verblijf zou houden, had de grijze monarch zeker ook niet voorzien, toen hij den 5en October van uit Ferrières, waar eerst zijn hoofdkwartier was geweest, in allen eenvoud bezit nam van het kasteel van Versailles, en zeer zeker zal hij niet hebben verwacht, dat weldra in datzelfde trotsche gebouw de Duitsche vanen voor de eerste maal zich buigen zouden voor hem als Duitschlands keizer. Evenals altijd was de levenswijze van den vorst ook hier hoogst eenvoudig. Een ijzeren veldbed meteen dunne sprei tot dek vormde zijn slaapplaats. Den geheelen dag bleef hij in uniform. Zijn toilet vorderde geen half uur tijd. Na een zeer licht ontbijt toog hij 's morgens naar zijn schrijfvertrek voor de behandeling en afdoening der staatszaken. Om vier uur werd gewoonlijk gedineerd. Ook het diner was meestal zeer eenvoudig. Hoewel de koning van champagne volstrekt niet afkeerig was, werd deze wijn aan zijn tafel toch aanvankelijk slechts weinig gedronken; meestal bepaalde men zich tot gewonen Bordeaux. Na tafel ging de koning weder aan 't werk. Meermalen gebeurde het, dat von Bismarck dan 's avonds nog bij hem kwam met een portefeuille, boordevol met stukken. Anders hield de vorst zich bezig met het doorlezen van de rapporten en de gevechtsberichten. die in den loop van den dag waren ingekomen. Omstreeks negen uur werd in gezelschap van zijn naaste omgeving door den koning thee gedronken, terwijl hij meestal tegen elf uur verdween, om dan nog tot middernacht te werken. Dit was zoo zijn gewone levenswijze, doch vaak kwam hierin verandering, bij voorbeeld als hij naar de troepen reed, op de hoogten van St. Cloud uren en uren bleef staan kijken naar den loop van een gevecht aan die zijde van Parijs, of als hij een der lange reeksen van veldhospitalen ging bezoeken, waar zijn krijgers van pijn lagen te krimpen. Halt \ ersailles was één groot lazareth; de geheele benedenverdieping van het kasteel was tot het ontvangen van gewonden ingericht. Dat de koning den gemoedstoestand der bewoners begreep, verried hij onder anderen ten duidelijkste, toen in zijn omgeving iemand de quaestie ter sprake bracht, of men niet eens een paar kleine tooneelvoorstellingen zou geven. — „Een stad, die in haar hospitalen zóóveel gekwetsten huisvest, is niet gestemd tot 't bijwonen van amusementen, zeide de vorst. Het leven van 's konings omgeving daar was dus vrijwel eentonig. Dit was vooral het gevoelen van al de nieuwsgierigen en belangstellenden, die in den vorm van Roode-Kruismannen, toeristen, photografen en dergelijke lieeren bij tientallen naar die stad togen, ,.om er toch eens alles van te zien." — Nu ja, ze zagen ook wel wat, een massa soldaten van allerlei wapens en in allerlei uniformen namelijk, en een massa officieren, zelfs eenige der beroemdste mannen van Duitschland; hierbij bleef het echter, want de bevolking was volkomen rustig; ook Parijs verroerde zich in die dagen bijna niet. Er was niets van belang te doen. Die lieeren bezoekers verveelden zich dus gruwelijk. Vooral de troep verveelde zich. Dag in, dag uit liggen kijken of de Mont Valérien nog niet weer eens met „suikerbrooden" zou beginnen te gooien, of deze dan wel gene niet eens weder een luchtballon zou oplaten, en of de Franschen nog niet eens wat meer van zich zouden laten zien, was meer dan geestdoodend; dat was eigenlijk geen leven voor een soldaat, vooral wanneer de plek, van waar hij observeerde, zoo dras was als slijk, en het wachtvuur door het vochtige hout niet verkoos te branden. Gelukkig bleef de goede geest toch bewaard; ook werd aan den humor en aan grappen van allerlei aard vrij spel gegeven. Zoo vond men hier en daar een barricade met een paar poppen er op, zoo mal toegetakeld, als' men verlangen kon. Verderop stond quasi een vuurmond, bestaande uit een kachelpijp en een paar wagenraderen, en in Groslay had een fuselier van de garde zelfs de aardigheid bedacht de bevolkingschrik aan te jagen door te hameren op een groot vat, zoodat het klonk alsof er in de verte schoten vielen. "Wat een gejuich ging er op, als de soldaten dan zagen, dat de quasi-vuurmond door Fransche officieren met den kijker nauwlettend werd begluurd! De „gemoedelijkheid" nam ten slotte in zoo hooge mate toe, dat de schildwachten elkander over en weder begonnen te groeten en uit de veldllesch elkanders gezondheid dronken. Waartoe de verveling den mensch al niet brengt! Alleen de veld- en de pakketpost brachten hierin nu en dan een weinig afwisseling. Bewonderenswaardig zijn de bewijzen van vlugheid, vaardigheid en werkzaamheid, door dezen gewichtigen tak van dienst tijdens den oorlog gegeven. Natuurlijk is er wel eens een enkele brief verloren gegaan; natuurlijk heeft ook wel een enkel pakje nooit zijn adres bereikt, doch dergelijke nietigheden moet men over 't hoofd zien. als men verneemt, dat van 16 Juli 1870 tot 31 Maart 1871 door diezelfde veldpost bezorgd werden: bijna 2'/j millioen couranten, ruim i3 millioen thaler voor den dienst en bijna 17 millioen thaler voor bijzondere personen bij de troepen zeiven. dat ze ruim honderdduizend dienstpakketten en bijna 2 millioen groote en kleine pakjes hun bestemming deed bereiken. Daarvoor alleen reeds verdiende de postmeester-generaal von Stephan een woord van waardeering. Vraagt dan daarbij eens aan hoeveel gevaren die veldpost, door een vijandelijk land trekkende te midden van benden francs-tireurs, voortdurend was blootgesteld! ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. DE MONT AVRON, CHAMPIGNY EN BRIE. Op welke wijze dit geschiedde, welke middelen en welke personen hiertoe werden gebezigd, zal wel altoos een geheim blijven, doch het is een feit, dat het Duitsche hoofdkwartier van 't geen er binnen Parijs voorviel voortdurend vrij goed op de hoogte bleef. Zoo ontving het reeds den 18cn November bericht, dat de troepen voor zes dagen van levensmiddelen voorzien en dat ook de bespanningen compleet gemaakt zouden worden. Blijkbaar was er dus weder een groote uitval te wachten. — Zooals wij later zien zullen, hield dit tijdperk vrijwel verband met dat, waarop generaal d'Aurelle de Paladines van Orleans uit zijn bewegingen begon. Den llen November toch was von der Tann ten westen van Orleans bij Coulmiers geslagen en in noordelijke richting teruggegaan, en Gambetta had verlangd, dat generaal d'Aurelle dit succes zou vervolgen en aanrukken op Parijs. Tevens had Trochu in die dagen een geheel nieuwe indeeling van zijn troepen gemaakt, en had hij generaal Vinoy onder anderen het commando opgedragen over het 111° leger. — Dit leger van zes divisiën was „op papier" 70,000 man sterk doch over de halve verdedigingslinie verspreid; het miste dus alle eenheid en bezat zelfs geen enkele veldbatterij. — Eindelijk was er gedurende dien tijd onafgebroken doorgearbeid aan de voorgeschoven werken, die het verdedigingsvermogen der stad nog konden verhoogen. Stilgezeten werd er bij de verdediger dus evenmin als bij den aanvaller. Toch werd het 26 November, voordat er naar buiten van toebereidselen op groote schaal iets merkbaar werd. Toen echter ontving het hoofdkwartier der Maas-armée de tijding: „Gisteren hebben de voorposten den vijand bezig gezien met toebereidselen voor een bruggenbouw. Dit werk schijnt bij St. Denis en Bezon te zullen plaats vinden." — Vrijwel sloot dit bericht aan bij 't geen de garde had waargenomen. Den 19™ reeds was door deze een groote troepenverzameling gezien aan de porte de Neuilly. — In den morgen van den 26en meldden nog de voorposten, dat ook op het schiereiland Gennevilliers druk werd gewerkt. Nu en dan werd tevens geweervuur vernomen. Kort daarna werd door de garde te Groslay gezien, dat uit het fort de l'Est en uit dat van Aubervilliers werd gevuurd. Overal werd de generale marsch geslagen; men rekoide op een uitval. Niets van aanbelang gebeurde er echter. Den 27en kwam de tijding, dat de vijand nog een brug sloeg, en wel bij Choisy. Zooals later bleek, werden in de dagen van 27 tot 29 November in 't geheel acht bruggen geslagen over de Marne ; ook vernam men, dat de uitval, die reeds vroeger had moeten plaats hebben, alleen vertraagd werd door den was van het water. Deze toch belette, dat de pontons onder de vernielde en slechts ten deele herstelde brug bij Joinville doorvoeren. Aan voorbereiding bij de Franschen ontbrak het ditmaal dus niet. De Mont-Avron ten oosten van Parijs werd in den nacht van den 28en op den 29en door de geheele divisie Hugues, sterk 10,000 man, en door een afdeeling van 3.000 oorlogsmatrozen en drie veldbatterijen bezet; in den volgenden nacht werd hij met vierentwintig stukken positiegeschut bewapend, alles onder de leiding van den contre-admiraal Saisset. De geheele divisie Bellemare van het 3e korps, IIe leger, kwam in reserve tusschen het fort Rosny en een voorgelegen redoute. Op den rechteroever van de Marne werden tevens batterijen aangelegd. In afwachting van 't geen er volgen zou. — dat er in oostelijke richting stellig een geduchte uitval zou worden gedaan, stond bij de Duitschers dadelijk vast; — hadden de Saksers reeds van af den 260n den ganschen dag op de alarmplaatsen doorgebracht. Vóór den 29"n gebeurde er echter niets. Terwijl de forten hevig vuurden, werd toen, behalve nog op vele andere punten, voornamelijk op het zuiderfront tegen het 6e korps een aanval gedaan in de richting van 1'Hay en la Gare aux Boeufs. Niet krachtig doorgezet, bewees deze aanval, dat hij slechts een demonstratie, een inleidingsgevecht was. De aandacht van het Duitsche hoofdkwartier bleef dus op het oostelijke front gevestigd. Reeds vroegtijdig werden aan de Maas-armée (Sak-sers, garde en 4e korps) bevelen gegeven dichter aansluiting te zoeken en in het geheel wat meer naar links te schuiven, omdat een aanval op de stellingen der Wurtembergsche divisie werd verwacht. Deze order eindigde met de woorden : »Amiens gisteren genomen. Doorbreking naar 't noorden dus doelloos. Wurtembergsche divisie met alle beschikbare krachten ondersteunen." Zooals wij later zullen zien, trof de voorgenomen uitval bijna samen met den slag bij Beaune la Rolande in 't zuiden. De nacht van den 29en op den 30en November was buitengewoon donker en voor de voltooiing der aarden werken des verdedigers dus zeer gunstig; tevens was hij zeer koud. Deze omstandigheid werkte niet opwekkend op de troepen van generaal Vinoy, die den vorigen dag een uitval hadden gedaan in de richting van 1'Hay en Chevilly, en door dit langdurige, verliesrijke gevecht toch al niet te best in staat waren den 30en handelend op te treden op den rechtervleugel der troepen van het IIe leger, die tot den grooten uitval zouden medewerken. De omstandigheden, waaronder de Duitschers dien dreigenden aanval afwachtten, waren echter eveneens verre van gunstig. Een groot deel van den nacht brachten de regimenten met het geweer bij den voet op de alarmplaatsen door, elk oogenblik gereed den naderenden vijand te ontvangen. Waar de troepen in de kwartieren bleven, was voor hen toch ook geen sprake, van rusten, want reeds tegen middernacht begon het van al de voorliggende forten zoo geducht te lichten en te donderen, dat de glazen er van dreunden en de lucht er van daverde, 't Wasvoor beide partijen een bange nacht. Eerst tegen den morgenstond begon het geschutvuur in hevigheid af te nemen. Om zeven uur zweeg het een oogenblik; weldra echter begon het weder even hevig, zoo niet nog heviger dan te voren. Volgens het aanvalsplan van generaal Ducrot, commandant van het IIe, nieuwgevormde Fransche leger, zouden de forten, die op de Duitsche stellingen aan de oostzijde der stad gezicht hadden, een langzaam doch goed onderhouden vuur tegen deze openen, dus tegen Ville Evrart, Brie, Champigny en de hoogvlakte ten noorden van Chennevières. Onder bescherming van dit vuur zouden de voortroepen van het 1° korps dan " tegen Coeuilly, die van het 2e tegen Villiers vooruitdringen. Anderhalf uur later, terwijl de forten al dien tijd onophoudelijk bleven vuren, zouden op een signaal, gegeven door het fort Nogent, de infanteriecolonnes zich op de nabijgelegen aanvalspunten werpen en deze nemen. Intusschen zou het vuur worden gestaakt. Na tien minuten pauze zou dit echter weder beginnen en vooral op Noisy, Villiers en Chennevières worden gericht. Precies een uur later zou het geschut dan weder zwijgen om den aanval der infanterie op die tweede rij punten mogelijk te maken. Het 3e korps zou in den loop van den voormiddag onder bescherming van het vuur van den Mont Avron bij Neuilly en Brie bruggen slaan over de Marne, dan Noisy le Grand aangrijpen en nemen, ten slotte van hieruit \ illiers, dat volkomen terecht als de sleutel van de Duitsche stellingen werd beschouwd, in de rechterflank grijpen. — Zooals men ziet, was alles zeer nauwkeurig voorbereid. — Het 1f en 2e korps kwamen op hun tijd te bestemder plaatse, het 3e kwam echter te laat. Als schijnbeweging, dienende om te beletten, dat de Duitschers hun troepen verplaatsten, zou in 't noorden de divisie Hugues van den Mont Avron tegen Chelles, in 't zuiden de divisie Susbielle tegen de hoogten bij Mesly oprukken; ook zou het zoogenaamde leger van St. Denis een uitval doen in noordelijke richting. De aanval der Franschen op Champigny en Villiers zoomede op den Mont Mesly was zóó hevig en werd door de artillerie, door het vuur der forten en door dat van de kanonneerbooten op de Marne zóó krachtig ondersteund, dat alle weerstand hopeloos was en dat de, Wurtemburgers ten slotte werden teruggeworpen, terwijl een Fransche batterij op den Mont Mesly in stelling kwam. Weldra echter kregen de Duitschers versterking, onder anderen van de 7e infanteriebrigade van het 2e korps en van het 6e korps. Een verwoed gevecht, waaraan ook Wurtembergsche Beiter deelnamen, volgde, en 't slot was, dat de Mont Mesly werd hernomen. De hoofdaanval was, zooals wij reeds weten, echter meer op Champigny, Brie en op Villiers gericht. Terwijl de fort vuurmonden de door de Saksèrs bezette dorpen met hun granaten overstelpten, gepantserde waggons, langs de spoorbaan vooruitgebracht, hun licht geschut lieten spelen, en het zware scheepsgeschut uit de stellingen op den Mont Avron zijn geweldige projectielen in de gelederen der Saksers slingerde, had de aanval der Franschen met zóóveel kracht plaats, dat de Saksers in den beginne voor dien drang zwichtten. Met ware doodsverachting had hun artilllerie den aanvaller echter weldra weder tot staan gebracht. — In den loop van den dag wordt het dorp Champigny nu herhaaldelijk genomen en hernomen. Telkens voeren de Franschen nieuwe reserves in 't vuur, maar hoewel het terrein, waarop de Saksers vechten moeten, door de granaten der forten wordt doorploegd, wijken He mannen niet. Den ganschen dag, tot het donker viel, woedde dit hardnekkige ge- DE WURTEM BERGERS OP DEN 30eil NOVEMBER. MESLY WORDT HERNOMEN. vecht, waaraan tegen den middag ook nog zelfs door troepen van Vinoy bij Tliiais en Chevilly werd deelgenomen. Eerst tegen zes uur, toen het dus reeds lang volslagen donker was. staakten ook de forten hun vuur. Aan een behoorlijk bivak viel voor geen van beide partijen te denken. Na dien zoo bloedigen dag moesten de doodmoede troepen te midden van dooden en stervenden, op den met bloed bevlekten grond, in den ijskouden nacht, zoo goed als zonder vuur zelfs een rustplaats zoeken. De voorposten der beide partijen stonden dicht tegenover elkander. Alles rustte of trachtte te rusten, om het gevecht den volgenden morgen opnieuw te beginnen. Die nacht mocht te recht vreeselijk worden genoemd. Zoover het oog reikte, bespeurde men de lantaarns der ziekenwagens en hospitaalsoldaten. De wagens reden de vlakte van Champignv op, en uit de boschjes en de slooten kwamen massa's gewonden te voorschijn. Al de huizen in den omtrek lagen vol kermende en steunende mannen. Aan den dorpsrand van Champigny lagen de dooden in gansche rijen, en telkens nog weder werden gekwetsten te voorschijn gebracht, die hun tegenwoordigheid alleen door hun gekerm hadden verraden. De dag van den 30en was voor de Franschen een gedeeltelijk succes geweest. Brie en Champigny waren in hun handen gevallen, maar de hoofdpunten Villiers en Coeuilly niet. De voorwaartsche beweging was gestaakt. Beide partijen hadden geduchte verliezen geleden. Yan het Saksische korps waren 29 officieren en 1000 man dood of zwaar gewond. De Wurtembergers hadden 1500 man verloren. Den len December was 't wapenstilstand om de dooden te begraven. Reeds om vier uur echter dreunde weder het kanon der forten. Een lange rust werd aan de zwaar vermoeide krijgers niet gegund. Champigny en Brie moesten worden hernomen, had het hoofdkwartier te \ersailles besloten; de 2e December was hiertoe aangewezen. Het 2e korps (von Franseckv), de dappere Pommeren van Gravelotte, was dichterbij gebracht. De Saksers zouden Brie aangrijpen, de Wurtembergers Champigny. Op den 2en December stonden derhalve tot den aanval gereed zestien bataljons Saksers, de Wurtembergsche divisie en achttien bataljons van het 2e korps. In reserve stonden bovendien zes bataljons van het 0e korps. Prins George van Saksen zou persoonlijk den aanval leiden. In Champigny en Brie hadden de Franschen zich terdege versterkt, en niet zonder reden, want hun positie halverwege een bergvlakte, waarvan de tegenpartij de hoogstgelegen punten bezette, was uitei-st gevaarlijk. De Marne stroomde langs den voet van die hoogvlakte. Werden de Franschen teruggeworpen, dan was het aantal bruggen over het water voor een geregelden terugtocht te gering, en liepen de mannen dus gevaar in de rivier te worden gedrongen. Trochu had dit zelf blijkbaar ook zeer goed ingezien en dus vóór alles voor versterking gezorgd. Hij had de divisie Susbielle hiertoe bij zich aangetrokken benevens enkele bataljons van het llle leger (Vinoy). Tevens had hij dezen generaal doen weten dat, mocht Champigny worden aangevallen, deze over zijn geheele front een krachtige demonstratie zou doen tegen 1'Hay, Chevilly en Choisy le Roi. Met klokslag vier uur, bij pikdonkeren nacht, iraden de Puitsche bataljons aan. Van het 2" korps, zou voorloopig alleen de brigade du Trossel in de gevechtslinie treden, en wel bij Chennevières achter den linkervleugel. Pe rest van dit korps bleef voorloopig in de kwartieren. Vóór zevenen zou de aanval niet beginnen; wegens de duisternis konden de troepen niet vroeger tegen de dorpen oprukken. 't Was nog schemering, toen de Saksers, met tirailleurs voorop, onder een donderend hoera op Brie aanvielen. Zóó vroeg hadden de F ranschen den vijand natuurlijk niet verwacht; zij werden overrompeld en dooi* twee bataljons van het regiment 107 in den eersten aanloop tot midden in 't dorp teruggeworpen. Wel vielen bij 't nu volgende stratengevecht de meeste officieren dier bataljons, maar zóóveel versterking drong van achteren op, dat de Franschen ten slotte het gansche dorp moesten ontruimen. Pe Saksers stormden in één adem zelfs door tot aan de Marnebruggen en tot midden in de Fransche bivaks. Mier werden hun verliezen echter zóó groot, dat er aan staan blijven zelfs geen denken was, en allen ijlings op Brie terugweken. Met evenveel dapperheid werd Champigny door de Wurtembergers aangevallen. — Hier was de vijand beter op zijn hoede. Al de huizen waren versterkt; en in weerwil van de kracht, waarmede de aanvaller opdrong, was het hem niet mogelijk zich onder het moorddadige vuur van de forten en de bezettingstroepen staande te houden. Hij moest zonder genade terug. De 7e Pruisische brigade kwam ijlings te hulp; nog verwoeder werd thans het gevecht. Tot op dertig, veertig pas alstand van elkander werd door beide partijen geschoten. Pe Fransche bataljons in de bivaks op den rechteroever van de Marne, door het geraas van den slag opmerkzaam geworden, werden thans gealarmeerd, over de Marne gevoerd en tot steun der bezetting van de beide dorpen gebezigd. Tegen een zóó geduchte overmacht waren de Puitschers niet opgewassen. Brie moest door de Saksers worden verlaten ; de Wurtembergers hielden zich in een deel van Champigny nog wel staande, maar voor de aanvallers was dit geen beletsel. Met ware doodsverachting zetten zij den stormloop door, thans tegen Villiers en Coeuilly. — Hier echter geboden de Duitsche granaten halt. — Mocht het den lezer verwonderen, dat hij in de hier besproken gevechten zoo weinig van de artillerie des aanvallers hoort gewag maken, dan dient tot zijn inlichting, dat aan optreden van veldartillerie op deze terreinen niet viel te denken. Totale vernietiging toch dreigde elke batterij, die het mocht wagen deze voor het vuur van de forten en van den Mont Avron geheel open liggende bergvlakten te betreden. In het dorp Villiers zelf, doch niet minder in liet park van dien naam, ontstond thans weder een van die verwoede gevechten, welke wij reeds kennen uit vroegere beschrijvingen. Den ganschen dag tot de schemering inviel, — half vier, — duurde de strijd met afwisselend geluk voort, tot Brie evenals de helft van Champigny eindelijk bleef in de handen der Franschen. — Dien dag was het succes wederom niet aan de zijde der Duitschers; wederom bivakkeerden beide legers dicht tegenover elkander op den naakten grond. De verliezen, door de Duitschers geleden, waren zóó groot, het aantal troepen, waarover de tegenpartij aan de oostzijde van de Marne nog beschikte, was zóó talrijk, en al de aanvallen waren door de belegerden met zóóveel taaiheid en energie doorgezet, dat het Duitsche hoofdkwartier zich over het gevaar van een nieuwen aanval op den 3en December zeer bezorgd begon te maken. Nog in den loop van den nacht hadden daarom zulke belangrijke troepenverschuivingen plaats, dat de kroonprins van Saksen de beschikking kreeg over circa nog vijftien bataljons. Maar tot een grooten slag zou het den 3en niet meer komen. — Wel werd er dien dag in het door beide partijen bezette Champigny en ook in Villiers nog gevochten; wel openden de forten het vuur ook weder, doch hierbij bleef het. Ieder leger bleef binnen zijn stellingen, terwijl de Franschen ingespannen bezig waren om den Mont Avron, van welke positie zij het gewicht thans eerst schenen in te zien, in geduchten staat van tegenweer te brengen. Zou de strijd dan mogelijk den 4en weder worden aangebonden ? — Ook niet. Den morgen van dien dag zagen de Duitschers. dat de Franschen hun stellingen hadden ontruimd en op den rechteroever van de Marne waren teruggegaan. Of dit noodzakelijk was? Ja. — De vorst was ingevallen ; 't was vinnig koud. Op de kale bergvlakten hadden de jonge yr.-D. Oorl. 2de dr. 2-i Fransche troepen de laatste drie dagen veel geleden en veel ontberingen doorstaan; en al mochten de rapporten den toestand veel rooskleuriger voorstellen, een feit bleef het, dat de geduchte uitval, dien Trochu had beraamd om de troepen van de Loire de hand te reiken, niet het beoogde resultaat had gehad. In weerwil van het aanvankelijk behaalde succes had zijn leger zich niet door de insluitingslinie kunnen heenslaan. Bovendien konden de Franschen niet werkeloos blijven liggen in een positie, welke aanhoudend gevaarlijker werd. Het gevecht van den vorigen dag, toen de Saksers zelfs over de bruggen van de Marne waren gedrongen, had Trochu duidelijk ,doen zien, dat de stelling van zijn leger op den linkeroever van de rivier zeer ongunstig was, en dat hij dus verstandig zou doen zijn macht weder op den rechter- over te brengen. Voor de soldaten was dit echter hard, zeer hard zelfs; dat deze terugtocht ontmoedigend en demoraliseerend op hen werkte, staat vast. Door dit aanhoudende terugtrekken na scherpe gevechten, -waarin zij hadden getoond wat ze waard waren, waarin zij met doodsverachting hadden gestreden, werd hun het vertrouwen ontnomen, dat zij in t succes der verdediging mogelijk nog hadden. Was al dat bloed dan nutteloos vergoten, vroegen zij. Waren al die menschenlevens dan doelloos ten offer gebracht, terwijl de overwinning aan hunne zijde was? Waartoe dan nog langer gestreden ! A quoi bon9 — En die olfers waren geducht groot! Twaalfduizend man had Trochu verloren, benevens vijftienhonderd gevangenen. Ook bij de Duitschers waren de verliezen in die drie dagen niet gering, want meer dan zesduizend doode en gewonde soldaten en bijna driehonderd officieren hadden hun trouw aan het vaderland met hun bloed bezegeld. Dienzelfden dag, 4 December, had het 9" korps, dat wij nog kennen door het hardnekkig volhouden zijner artillerie bij Verneville in den slag van Gravelotte, met prins Frederik Karei aan 't hoofd Orleans aan liet Loireleger ontwrongen. Von Moltke deed Trochu hiervan kennis geven. Deze bedankte voor die beleefdheid. - „In weerwil van de geleden nederlagen zou hij Parijs toch niet overgeven. Een wending in den loop der gebeurtenissen achtte hij volstrekt niet onmogelijk; dan zou hij terstond van deze gebruik maken." Het leger, dat zoo dapper had gestreden, nam nu stellingen in op het bero-vlak van Vincennes. De Mont Avron bleef door de divisie llugue bezet. — Een poging, in diezelfde dagen in 't werk gesteld, om de mobiele bataljons der nationale garde voortaan evenals de geregelde troepen ook voor den voorpostendienst te bezigen, viel zeer ongelukkig uit. In den nacht van den 7en December werd het bataljon van den beruchten majoor Flourens door een paniek getrotlen. Het verliet zijn post en ging. zelfs zonder te zijn aangevallen, schandelijk aan den haal. Thans vond liet gouvernement het toch maar beter dien „schreeuwer" te arresteeren. Om die bataljons eenigszins aan hun militaire plichten en aan de krijgstucht te gewennen, werden ze naar de voorposten gezonden. Wegens dronkenschap op wacht werden twee er van echter dadelijk ontbonden; en dit waren nog wel juist de bataljons, die het hevigste er op hadden aangedrongen tegen den vijand te worden aangevoerd! Welk een verschil met de Fransche matrozen en mariniers! — Zoo ellendig als die dronkaards van de mobielen zich op de voorposten gedroegen, zoo fier en flink hielden zich „de Jantjes". Niets was hun te veel; zeer gehecht aan hun officieren, matig, rustig en trouw, deden die mannen van de zee in verschillende gevechten, onder anderen bij Le Bourget, zelfs meer dan hun plicht; als artilleristen waren zij onbetaalbaar. Op de gestrenge vorst in de eerste dagen van December, een vorst, waaronder vriend en vijand veel leden, volgde weldra een even sterke dooi, die de kampementen der troepen wel in één reusachtigen slij kpoel deed verkeeren, maar die tevens aan de belegerden de gelegenheid gaf de werken op den Mont-Avron te voltooien. Drieënzestig stukken stonden daar thans in batterij, waaronder ook een zeker aantal van 7 c.M., zeer aardige achterlaadvuurmonden, die hun projectiel met vrij voldoende zekerheid tot op 6500 meter brachten, maar waarbij vaak klemming van het sluitstuk voorkwam. Intusschen begon te Parijs gebrek te ontstaan. De mindere klasse leed hieronder niet minder dan de soldaat. Het ration vleesch werd hoe langer hoe kleiner; ook het brood, nu reeds een mengsel van zemelen en meel van geringe hoedanigheid, werd in afgepaste porties uitgedeeld; FRANSCHE MATROZEN IN EEN BATTERIJ VAN EEN FORT BIJ PARIJS. tot overmaat van ramp moest men bij de bakkers en de slagers dikwerf eindeloos lang wachten om die onvoldoende hoeveelheid voedsel machtig te worden. Och, wat een droevig schouwspel leverden die lange reeksen arme, door vermoeienis en gebrek half tot geraamten uitgeteerde v 1 ouwen, die op 't trottoir uren en uren achtereen geduldig en gedwee, — ja, dit is 't woord; — bij de magazijnen stonden te wachten op haar beurt, om op de haar verstrekte bon voor levensmiddelen een schamel portietje vleesch en brood te ontvangen! Nationale garden er naast om de orde te bewaren ! — De sterfte onder die klasse nam hand ovei hand toe. Vooral veel kleine kinderen bezweken. 't Zooveel zachtere weder was oorzaak, dat nu ook weder postduiven aankwamen met berichten uit de provincie. Deze bevestigden t geen het Duitsche hoofdkwartier reeds aan Trochu had doen weten, namelijk, dat Orleans den 4en was gevallen, dat het Loireleger was teruggetrokken en dat Amiens en Rouaan in handen des vijands waren gekomen. W el werden die verliezen niet voorgesteld als groote rampen, maar te Pai ijs bestond bij de mannen van het vak van nu af reeds geen twijfel meer of Parijs zou, wilde het worden bevrijd, voortaan alleen mogen rekenen op zich zelf. Bij hen was de hoop op hulp van buiten verdwenen. Zooals van zelf spreekt, brachten al die berichten in de verdediging zelve echter geen verandering. Een belegerde stad moet weerstand bieden tot den laatsten dag; heeft ze, zooals Parijs, slechts een insluiting te doorstaan, dan mag ze, nadat alle middelen van tegenweer zijn beproefd en alles tot haar bevrijding is aangewend, haar poorten voor den vijand eerst dan openen, wanneer al haar hulpbronnen totaal zijn uitgeput. Niet onwaarschijnlijk is 't, dat de in de laatste dagen door Clambetta te Tours gemaakte opmerking, als zou Parijs zeil zoo werkeloos blijven, oorzaak is geweest, dat Trochu besloot tot het doen van nog een uitval op groote schaal. De Parijsche couranten uit die dagen wijzen hier trouwens ook op; in het Journal Öfficiel van den 20- December werd die uitval zelfs aan de bevolking beloofd. Van dit voornemen bleven de Duitschers echter geenszins onkundig. De observatieposten hadden waargenomen, dat een groot aantal Fransche stafofficieren op verkenning waren geweest. Voorts was het hoofdkwartier rechtstreeks te weten gekomen, dat de troepen binnen Parijs den 18e" December voor acht dagen van levensmiddelen waren voorzien, len slotte meldde een waarnemingspost den 20", dat „groote troepenmassa's bij Courneuve werden bijeengetrokken." Reeds den 18en had Trochu generaal Vinoy bij zich ontboden, en hem den last gegeven met het llle leger, voor zoover hij dit bij elkander en beschikbaar had, — wij weten, dat dit leger vrijwel over de terreinen om Parijs was verdeeld ; — een diversie te maken in de richting van den Mont-Avron, en den rechtervleugel van het IIe leger, dat onder commando van generaal Ducrot op Le Bourget zou aanrukken, op die wijze te ondersteunen. t Werd echter de 21e, voordat deze order tot uitvoering kwam, voordat de brigades Blaise en Salmon Ville Evrart begonnen te naderen. Het vuur van den Mont-Avron ondersteunde die beweging, terwijl de artillerie der Duitschers bij Noisy Ie Grand niet bij machte was de Fiansche infanterie te doen wijken. Ville Evrart werd aangegrepen en genomen; de Saksische compagnieën, die het plaatsje hadden bezet, weken. In den laten avond van dien dag deden die compagnieën een poging om de verloren positie te herwinnen. Aanvankelijk met succes bekroond, — de Franschen werden overvallen, terwijl zij bezig waren het eten te bereiden; — werd die beweging, door de volslagen onzekerheid, waarin de troepen zich omtrent elkanders standplaatsen bevonden, door den aanvaller gestaakt. De Franschen bleven ten slotte dus meester van het dorp, doch ontruimden het den volgenden morgen. Waarom? Den 2h» waren door enkele bataljons van de mobiele garde zóóveel treurige bewijzen van gebrek aan orde en krijgstucht geleverd, dat generaal Trochu besloten had die zoo slecht gedisciplineerde troepen naar Parijs te doen teruggaan. — Ouk bij het staande leger kwamen tegenwoordig jammerlijke dingen voor. Bij den nachtelijken aanval der Saksers waren zelfs enkele ofïicieren gevlucht en hadden in 't fort Rosny schrik en verwarring doen ontstaan, terwijl de luitenant Schanz naar den vijand was overgeloopen. De troepen van generaal Vinoy hadden zich dus in Ville Evrart gehandhaafd. Laten wij thans zien hoe die van het II* leger (Ducrot) bij hun aanval op Le Bourget waren ontvangen. Prins August van Wurtemberg had van 't eerste oogenblik af Le Bourget een gevaarlijk punt geacht. Evenals de dorpjes Stains, Pierrefitte en Dugny was het. sinds zijn bezetting door de garde, voortdurend door de Franschen beschoten. Den 21™ was het bezet door vijf com- pagnieën. De le divisie van de garde stond reeds zeer vroeg ten oosten van Gonesse gereed. Volgens de bevelen des konings was ook de rest der Maas-armée op een aanval des vijands voorbereid, want reeds vroegtijdig was van de nadering van drie vijandelijke brigades met artillerie kennis gegeven. Had de garde van ieder beschikbaar oogenblik gebruik gemaakt om het half vernielde dorp steeds meer verdedigingsvermogen te doen krijgen, waren hiertoe barricaden, tirailleurloopgraven en doorgangen gemaakt, en waren punten, als het kerkhof en het zoogenaamde park met zijn aangrenzende gebouwen, hiervoor in de eerste plaats in aanmerking gekomen, niet minder hadden de Franschen van 't nachtelijke duister gebruik gemaakt om gedekte naderingswegen te maken. Dat enkele huizen, op eenigen afstand tegenover de zuidelijkste barricade gelegen, voortdurend in hun bezit waren gebleven, was zeer in hun voordeel. De tijding van naderend gevaar was oorzaak geweest, dat de verdedigers van 't dorp den ganschen voorafgaanden nacht op hun hoede waren gebleven. Nog terwijl diepe duisternis het gansche landschap bedekte, hadden de posten in het park in de richting van Aubervilliers verdachte geluiden vernomen en ook hier en daar een licht zien verschijnen en weder verdwijnen; blijkbaar was de vijand druk aan 't werk. In het dorp zelf stond reeds alles tot het gevecht gereed. — Daar treft op eens, — 't is nog altoos schemerdonker; — een dof gesuis het oor der scherp luisterende schildwachten. Achter een voorgelegen terreinafscheiding stijgen kleine, ballonvormige rookwolken op. De schildwachten bij de bouwvallen van 't vernielde spoorwegstation zien die eveneens. Ginds zijn locomotieven in beweging! Schoten vallen. — Een windvlaag jaagt het nevelgordijn weg; thans blijkt het geheele veld bedekt met Fransche tirailleuis, die in een langen boog met den looppas naar Le Bourget stormen, t Zijn zeven bataljons marine-troepen onder commando van den kolonel ter zee Lamothe-Tenet. Het vuur der verdedigers schrikt ze met af; gesteund door de projectielen, waarmede eenig gepantserde spoorwegwaggons den dorpsrand van Le Bourget overstelpen, dringen zij, telkens opspringende en zich na een sprong voorwaarts weder nederwerpende, aanhoudend naderbij. Dit is echter nog slechts het voorspel van den aanval, want, naarmate de zon thans hooger uit de kimmen rijst, beginnen de forten, die op Le Bourget gezicht hebben, dit dorp onder een hagel van ijzer als te begraven. De granaten jagen gonzend door.de straten, slaan bres in de zwakke muren van het park, kwetsen en dooden een deel der verdedigers en doen door de bataljons van den generaal Lavoignet, die de marine tot reserve dienen, de gegronde hoop reeds koesteren, dat het dorp ditmaal wel in hun bezit zal komen. Aan den westelijken dorpsrand wordt de strijd reeds met de grootste verbittering gevoerd; aan den zuidelijken werken reeds bajonet en kolf. In de nabijheid van een daar staande en door de garden bezette parfumeriefabriek dringen de SCHERPSCHUïTERS VAN DE GARDE IN LE BOURGET. Franschen, met breede scharen turco's als tirailleurs voorop, zóó krachtig door, dat alleen een salvo, waardoor de mannen bij tientallen neerploffen, in staat is de opdringende tegenpartij eenige minuten te doen aarzelen. Tevergeefs zien de verdedigers reikhalzend uit naar versterking; bun positie wordt aanhoudend kritieker. Viermaal reeds zijn de matrozen teruggeworpen. De nog staan gebleven huizen storten door 't granaatvuur der forten en der gepantserde waggons boven de hoofden der verdedigers inéén. Een oogenblik meenen de garden, dat er versterking nadert. Toch niet! 't Zijn Fransche mariniers. Bij den westelijken dorpsuitgang terugge- worpen, zijn deze, door een terreinplooi aan 't oog onttrokken, langs een omweg de hier bijna geheel openliggende dorpsomheining genaderd. Eenklaps krijgt de verdediger kogejs in front en rug. Wel werpt een geduchte aanval met de bajonet den vijand voor een oogenblik terug, maar de zeeofficieren vliegen voor 't front. De aanval wordt doorgezet, de noordelijke straat genomen, en in een ommezien hebben de matrozen de kerk en de aangrenzende huizen bezet. Dicht bij deze huizen ligt het park. Hier, in 't voorste gedeelte, hebben de garden nog altijd vasten voet. Met bewonderenswaardige taaiheid hebben ze dat punt tegen den aanhoudend opnieuw vooruitdringenden vijand weten vast te houden; maar de munitie begint uitgeput te geraken. De officier, die daar commandeert, luitenant Knappe, zinkt zwaar gewond neder. De matrozen slaan een bres in den parkmuur, en de garden geven zich over. Le Bourget is niet meer te houden; de Franschen hebben te veel de overmacht. — Eensklaps echter brengen deze zeiven den verdediger hulp; het Fransche artillerievuur toch wordt verkeerd geleid! De granaten treffen vriend en vijand. Alles zoekt een schuilplaats tegen de scherven, die door de dorpsstraten gieren, de kalk van de muren slaan en bij beide partijen een paniek doen ontstaan. Een tijdlang bleef deze zonderlinge toestand voortduren. De grappigste tooneelen waren 't gevolg er van. In één en denzelfden kelder bij voorbeeld zaten Franschen en Duitschers, beide partijen gewapend, gezamenlijk nedergehurkt, zonder dat zij elkander te lijf gingen, 't Gemeenschappelijke gevaar was hiervan de oorzaak. Eindelijk nadert toch werkelijk hulp. Te Pont Iblon heeft men, al bleven de berichten uit, ten slotte toch begrepen, dat de zaken in Le Bourget niet goed gaan. Artillerie komt in batterij en neemt het dorp onder vuur. Tevens dringt een bataljon der garde vooruit en wordt aanvankelijk hardnekkig door vriend en vijand beschoten. — De nevel is hiervan oorzaak. — Tegen tien uur ontbrandt de strijd in het dorp opnieuw. Een verwoed huizengevecht volgt, en 't slot is toch ook hier weder, dat de Franschen in weerwil van hun taaiheid en hun doodsverachting uit het dorp geworpen worden, en dat de garden zelfs nog heel wat gevangenen maken. Deze dag kostte aan het garderegiment Elisabeth elf officieren en bijna driehonderd man. — Het gevecht om Le Bourget levert voor de krijgsgeschiedenis een voorbeeld op, hoe nog geen zevenhonderd man zich vier uur aan één stuk tegen een tiendubbele overmacht hebben weten te verdedigen. — De verwondingen, welke men op dezen dag in de veldhospitalen te zien kreeg, waren afzichtelijk. In de dorpsstraten toch had elk denkbaar vernielingswerktuig slachtoffers gemaakt. De kleine demonstraties, dien dag door Fransche troepen op andere punten, zooals tegen Montretout, Buzenval en Epinay ingeleid, kunnen wij wel met stilzwijgen voorbijgaan. Van veel energie getuigden de.aanvallen der Franschen bij Le Bourget niet; alleen de marine soldaten hadden met meer dan gewone dapperheid gestreden. "Wie weet of de berichten uit de provinciën, die aldoor ongunstige berichten, de troepen niet moedeloos hadden gemaakt ? Bij den vijand was van moedeloosheid intusschen niets te bespeuren. Daar werd het werk der insluiting niet alleen onafgebroken verbeterd, doch voordat Nieuwjaar in 't land was, waren daar tegenover het zuiderfront de emplacementen afgebakend en gedeeltelijk reeds ontgraven, voor de belegeringsbatterijen, die de stad moesten bombardeeren. De taaiheid der verdediging begon het hoofdkwartier te Versailles te vervelen. Geweld zou thans hieraan een einde maken. Reeds dreunde Frankrijks bodem onder 't gewicht der treinen, beladen met de geweldige vuurmonden, die uit Duitschland waren ontboden om dit barbaarsche vonnis ten uitvoer te brengen. AG1IT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. IN OCTOBER EN NOVEMBER AAN DE LOIRE. Reeds in een voorgaand hoofdstuk vermeldden wij, dat Orleans dooi de Duitschers onder commando van von der Tann den lle" October was genomen, en dat de Franschen, toén nog onder de la Motterouge, weldra echter onder d'Aurelle de Paladines, in de Sologne waren teruggegaan, 't Wordt tijd, dat wij vermelden welke feiten van aanbelang hierop volgden. Reeds den 16en October was generaal von Wittich met de l22e infanterie- en de 4e cavaleriedivisie in noordwestelijke richting van Orleans over Chateaudun naar Chartres gemarcheerd, met den last de streek aldaar van vijanden te zuiveren. Rij Chateaudun, dat sterk wns gebarricadeerd en zoowel door francs-tireurs als door een deel der inwoners hardnekkig werd verdedigd, had men weder getuige kunnen zijn van een dier verwoede huizen- en stratengevechten, waaraan vooral dit gedeelte van den oorlog zoo rijk is. Door de artillerie gebombardeerd en in brand geschoten, daarna door de vijandelijke infanterie in diepe duisternis, negen uur 's avonds, — bestormd, verweerde de rampzalige stad zich tot laat in den nacht. Huis voor huis moest genomen; kwartier werd niet gegeven of gevraagd; 't gevecht werd grootendeels gevoerd man tegen man. Eerst nadat al de huizen bij de hoofdpunten der verdediging in brand stonden, en de gansche stad een gloeiende oven geleek, dacht de verdediger aan teruggaan. — Chateaudun is door den oorlog ontzettend bezocht geworden. Veel inwoners, vooral vrouwen en kinderen, zijn door den rook in de kelders gestikt. Den 18en brandde de stad nog altijd; aan blusscben viel niet te denken. Circa drie duizend francstireurs onder commando van den Pool Lipowski hadden de verdediging gevoerd. Den volgenden dag poogde een nieuwe afdeeling, door een regiment cavalerie gesteund, de plaats te hernemen, doch de artillerie wees dezen aanval terug. Aan het lot van Chateaudun had Chartres zich zeker gespiegeld, want zonder slag of stoot gaf die plaats zich over, terwijl de bezetting capituleerde en aftrok naar het westen. Reeds stond generaal von Witticb den 22en gereed om aan een reeds vroeger ontvangen order gevolg te geven en naar het leger voor Parijs terug te keeren, toen hij tegenbevel ontving. Hij zou te Chartres blijven en door zijn cavalerie doen verkennen in de richting van Le Mans en Tours. Dreux was bezet door de 6I! cavaleriedivisie. Bij Chartres blijvende, kon generaal Witticb nu zoo noodig generaal von der Tann ondersteunen en tevens verkennen naar 't westen. Hier scheen de vijand weder groote troepenmassa's samen te trekken; en uit de wijze, waarop deze zich voordeden, meende het Duitsche hoofdkwartier volkomen terecht te moeten afleiden, dat hier een nieuw leger werd gevormd, 't welk Versailles als object had en in zijn bewegingen uitsluitend van uit Orleans niet naar behooren kon worden gadegeslagen. Zooals weldra bleek, was het hoofdkwartier te Versailles in die dagen over den toestand aan de Loire slechts zeer onvolledig ingelicht, en zulks, hoewel het in de lijn Dreux-Chartres-Orleans drie zelfstandige divisiën cavalerie had staan. Eerst later toch kwam men te Versailles te weten, dat de slag bij Orleans (11 October) het Loireleger volstrekt niét had vernietigd, en dat versche troepen uit Algerië als kern dienden voor nieuw te vormen regimenten. Bewonderenswaardig mogen de voortvarendheid, de energie en het organiseerende talent van Gambetta in die dagen worden genoemd. In het noorden, bij Lille, was de voormalige commandant der keizerlijke garde Bourbaki door hem aangewezen om een nieuw leger te vormen; in het westen was 't de Kératry, in het oosten waren 't Cambriels en de oude partijganger Garibaldi, die troepen bijeenbrachten, terwijl de generaal d'Aurelle de Paladines aan de Loire alles in 't werk stelde om de ongeregelde, ongeoefende, ongewapende, slechts gekleede menschenhoopen, die hem van alle kanten toestroomden, zoo goed en zoo kwaad als dit met hoogst beperkte middelen mogelijk was. in te deelen, te oefenen, te wapenen en eenigermate soldaat te maken. Het leger van de Loire bestond in de laatste dagen van October reeds uit het 15® en het 16e korps, het eerste onder bevel van d'Aurelle, het andere onder dat van Chanzy. In de omstreken van Blois werd het 17e korps geformeerd, bij Nevers het 18', terwijl bij Le Mans, de hoofdplaats van het departement Sarthe, en in 't kamp van Conlie eveneens onverdroten aan 't samenvoegen en ordenen van nieuwe afdeelingen werd gearbeid. Welk een omvang de verpleging van zulk een reusachtig, over een groote uitgestrektheid verspreid aantal menschen, — circa zeshonderdduizend, — in een ten deele door den vijand bezet land moest aannemen, kan het beste blijken, wanneer wij hieronder een klein overzicht geven van de verschillende benoodigdheden, in het tijdsverloop tusschen 15 October 1870 en 31 Januari 1871 aan die troepen uit de magazijnen toegezonden: 779200 dekens, 677400 kapotjassen, 1.157300 llanellen lijfgordels, 957200 pantalons. 714500 korte jassen, 008000 wollen vesten, 1.805000 hemden, 1.813700 paren schoenen, 732000 onderbroeken, 385000 schapenvachten, 697000 ransels, 17.000000 rations beschuit, 40.000000 rations rijst, 11.000000 rations spek, 35,000000 rations zout, 35.000000 rations suiker en koffie, 12.000000 rations brandewijn, 6.400000 rations haver. Hierbij valt nog op te merken, dat de mobiele en gemobiliseerde garden niet eens door het departement van oorlog gekleed en onderhouden werden; dit was de taak van het departement van binnenlandsche zaken. Of al de bovengenoemde artikelen hun bestemming hebben bereikt, is een andere vraag. Wij durven zelfs gerust te zeggen, dat dit volstrekt niét het geval is geweest, dat honderde waggons met levensmiddelen en kleeding zijn blijven staan op de rails en óf door den vijand genomen en vernield óf verloren gegaan zijn, voor een deel het gevolg van onvoldoende middelen om ze te bestemder plaatse te brengen, voor het meerendeel echter door de onbekwaamheid der mannen, die aan het hoofd der regimenten en brigades stonden. — Juist door dit laatste punt te noemen, komen wij op het cardinale gebrek, dat die gansclie volkswapening in October 187U in Frankrijk aankleefde. De troepen misten bruikbare aanvoerders, zelfs in de lagere rangen. Van een soldaat, al heeft hij gediend, maakt men maar niet op eens een onderofficier, van een jong luitenant een compagniescommandant, van een majoor een divisiegeneraal. van een generaal-majoor een legerbevelhebber. Toch moest dit vaak gebeuren, eenvoudig omdat men over geen andere stof kon beschikken. Karakteristiek zijn de woorden van den gedelegeerde van Oorlog, den heer de Freycinét, waarmede hij aan een der legerhoofden kennis geeft van een toezending van troepen en materieel: ,,Ik zend u morgen toe vijf kolonels of ,,als zoodanig dienstdoenden." — Zoo miste het 18* korps, dat bij Gien zou worden geformeerd, een tijdlang zelfs een commandant. Bourbaki was hiervoor aangewezen, doch bevond zich nog te Lille. — Al dien tijd werd dit nieuw te vormen leger gecommandeerd door een pas benoemden kolonel, den Heer Billot. afkomstig van den generalen staf. Geen maand later werd die officier voorloopig chef van dit korps en bij een eerstvolgend gevecht divisie-generaal. Alles hing bij dergelijke snelle bevorderingen samen met de vraag of men een weinig succes had en — of men het den dictator Gambetta naar den zin kon maken. Wie dit laatste niet kon, of wie niet verkoos de inzichten van dezen doldriftigen commissionnair in tactiek en krijgszaken te volgen, ook daar waar deze indruischten tegen alle regelen van legeraanvoering, werd eenvoudig naar huis gezonden en door een ander vervangen. Dit lot is onder anderen te beurt gevallen aan de Kératry en aan den talentvollen commandant van het Loireleger, generaal d'Aurelle de Paladines, een man van onbetwistbaar groote militaire bekwaamheden, een man, wiens veldheerstalenten zelfs door de tegenpartij werden gehuldigd. Na deze kleine uitweiding, die, meenen wij, hier niet ten onpas kwam, keeren wij terug naar 't tooneel des oorlogs. Door de hooge regeering was op 15 October in overleg met enkele korpscommandanten besloten, na 't verlies van Orleans stelling te nemen in 't hart van de Sologne, bij Salbris, achter de Sauldre. Het 16e korps zou zich dan tusschen Blois en Vendóme plaatsen en het woud van Marchenoir sterk bezetten. De kolonel Lipowski, die Chateaudun zoo heldhaftig had verdedigd, zou den linkervleugel dezer positie beveiligen, de kolonel Cathelineau met een nieuw opgericht vrijkorps het park van Chambord op den linkeroever van de Loire bezetten en dus den rechtervleugel dezer stelling dekken. Op die wijze was voor het voorloopige bestuur te Tours tevens de vrees weggenomen, dat de Duitschers verder zuidwaarts doordringen, Tours bezetten en datzelfde bestuur van hier verdrijven zouden. Van het 15e korps, dat o. a. ook 't kamp van Salbris had betrokken, stond de derde divisie onder commando van generaal Martin des Pallières verder oostwaarts bij Argent. Enkele duizende manschappen hadden bovendien post gevat bij Gien aan de Loire, om een verrassinglangs deze rivier te voorkomen. Zoodoende werd dus een dun gordijn van slecht georganiseerde, slecht geëncadreerde, slecht uitgeruste, slecht gedisciplineerde troepen tusschen den vijand en het hart van Frankrijk geschoven. Lang zou het echter niet duren, of in dezen treurigen toestand van de troepen zou verbetering komen. Met een energie en een doortastendheid, welke boven onzen lof zijn verheven, begon generaal d'Aurelle die reuzentaak. Wel behelsde de Moniteur schier dagelijks een door den krijgsraad uitgesproken doodvonnis; wel vorderde de hervorming van een bandeloozen troep mannen in een ordelijken troep soldaten groote wilskracht, maar geen veertien dagen waren de troepen in 't kamp van Salbris, of orde en krijgstucht begonnen hier te heerschen. Het 1 r>e korps begon reeds eenigermate op een troep soldaten te gelijken. En dadelijk werd door Gambetta nu ook weder gedacht aan offensieve bewegingen in de richting van Parijs! Parijs moest bevrijd ! Parijs was het groote doel. Was Parijs bevrijd, dan was Frankrijk gered! Het Loire-leger stond het dichtste bij de hoofdstad; dit leger was dus het eerste geroepen om haar te ontzetten. Politiek, slim of zelfs maar gewoon verstandig van Gambetta was 't volstrekt niet, dat hij dit: „Parijs moet bevrijd worden !" zoo luid en zoo telkens weder deed weerklinken, dat hij telkens opnieuw bewijzen gaf hoe alleen deze gedachte hem vervulde, want in de eerste plaats hieven heel wat Franschen uit de departementen, die door hem voor de levée en masse werden opgeroepen, deze leuze niet met hem aan en kwamen dus niet op voor den dienst; in de tweede plaats was het hoofdkwartier te Versailles hierdoor dadelijk bekend met s mans bedoelingen en behoefde het deze niet eerst, — wat anders heel wat tijd zou gekost hebben; — Ie gaan uitvorschen. Eenmaal door Gambetta het plan gevormd om met dat bijeengeloopen leger van meerendeels recruten tot den aanval over te gaan, — Trochu. de verdediger van Parijs, heette nog maar tot den 15en November van levensmiddelen voorzien; er moest dus haast worden gemaakt; — eenmaal dus tot den aanval besloten, was 't de vraag in welke richting. — Metz ontzetten, met Bazaine vereenigd prins Frederik Karei verslaan en daarna aanrukken op Parijs was wel een prachtig plan, maar de te doorloopen afstand was geducht groot; de kans van slagen met een slecht uitgerust leger, dat bovendien niet over voldoende cavalerie en artillerie kon beschikken, was zeer klein. Dus werd dit plan al spoedig losgelaten, te meer omdat er reeds geruchten liepen van een capitulatie. Dus naar Parijs! Hiertoe diende in de eerste plaats Orleans weder in Fransche handen te zijn; dan bleven Tours en Bourget bovendien gedekt. Eenmaal te Orleans, bood het reusachtige bosch aldaar gelegenheid tot het kiezen van prachtige stellingen. Werd hier een groot kamp aangelegd, e korps en de 2(1 en 3P divisie van het 15" korps, ter gezamenlijke sterkte van circa 70.000 man onder d'Aurelle over Tours langs den rechteroever der Loire naar Orleans te marcheeren, terwijl de 1e divisie van het 15p korps onder de Pallières bij Gien deze rivier passeeren en aldus in den rug dei- Duitschers vallen zou, aan generaal d'Aurelle voorgelegd. Deze had er heel wat tegen in te brengen. De troepen, vooral die van het 16° korps, waren nog te jong, te slecht uitgerust, te ongeoefend. Door de bij Chartres en Cliateaudun staande Duitsche afdeelingen kon hun linkervleugel worden omgetrokken. Mislukte de beweging, dan waren de gevolgen hiervan niet te berekenen ; beter was het dus voorloopig in de stelling bij Salbris te blijven. — D'Aurelle somde in één woord al de bezwaren op, welke een ervaren krijgsoverste, die den toestand niet door een rooskleurigen bril bekijkt, opgeven móet. Het antwoord van Gambetta luidde echter, dat „er iets moest worden gedaan, want dat Parijs honger had en wachtte." — „Naar Parijs!" moest dus het parool wezen. Jules Favre had den 23en te voren immers zelf getelegrafeerd dat, Parijs eenmaal ontzet, de oorlog ook was geeindigd. Generaal d'Aurelle liet zich overhalen. Den 26en werd het plan te Tours in tegenwoordigheid van Gambetta nogmaals besproken; den 29en zou het leger zijn stellingen voorwaarts van Blois verlaten en oprukken naar Orleans, Den 28en 's avonds ontving Gambetta van den generaal echter de 'tijding, dat deze niét op marsch zou gaan. 't Was hondenweer; de wegen waren zeer slecht; een deel der nationale garde had niet eens een bajonet. Onder zulke omstandigheden zou het onvoorzichtig wezen doortastend te. willen optreden. — De zaak was waarschijnlijk, dat Thiers, die zich van Tours naar Parijs begaf, om hier verslag te doen van zijn rondreis bij de hoven van Europa, de tijding van den val van Metz onder de troepen had verspreid, terwijl tevens geruchten van een wapenstilstand de ronde deden. Dit een en ander vooropstellende, was 't nogal begrijpelijk, dat de opperbevelhebber nog minder dan te voren genegen was tot een voorwaartsche beweging, welke hij in beginsel toch reeds afkeurde en waarvan hij alleen de volle verantwoordelijkheid droeg. De drang van Gambetta werd echter te sterk. — „Hij was minister van oorlog," schreef hij aan de Freycinet, zijn gedelegeerde, in antwoord op diens vraag wat er nu moest worden gedaan; „hij kende alleen zijn mandaat, en dit was de oorlog a outrance. Of de regeering te Parijs wilde onderhandelen, was hem onbekend. Pogingen tot onderhandelen van welken aard ook zouden hem niet afhouden van 't vervullen van zijn plicht. Vooruit lag de weg! Geen oogenblik was er te verliezen. Gehandeld moest er worden, voordat prins Frederik Karei hem met zijn 200,000 man geoefende soldaten op 't lijf kon vallen." — Dit schreef Gambetta den 4e» November te Tours; den 7en toog het gansche Loireleger in de reeds boven aangegeven formatie op marsch. Den 8en hadden er verschillende kleine schermutselingen plaats met de voortroepen der Beieren van von der Tann, die Orleans nog altijd hield bezet. Het naderende gevaar vroegtijdig genoeg inziende en begrijpende, dat d'Aurelle met zijn leger een poging zou doen om hem van zijn verbindingen met von Wittich bij Chartres af te snijden, liet von der Tann dezen waarschuwen hem te hulp te komen. Tevens liet hij in Orleans zelf slechts één regiment infanterie als bezetting achter en nam ten noordwesten van de stad, bij Coulmiers en Onnes, front naar t westen, een stelling in. Hier werd hij in den morgen van den 9™, voordat hij zich met von Wittich had kunnen vereenigen, zóó onstuimig aangevallen, dat hij na een gevecht van zeven uur voor de overmacht moest zwichten. Jn tamelijk goede orde gingen zijn troepen, door artillerie gedekt en dooiden zwaar vermoeiden vijand zoo goed als niet achtervolgd, in de richting O " van St. Péravy terug. Door een nachtmarsch in den ijskouden regen, bij scherpen wind en slechte wegen in de richting van Artenaj bevrijdde hij zich daarop van zijn vijanden. Voor de eerste maal in den ganschen oorlog hadden de Franschen dus beslist de overwinning behaald! Orleans, waarin von der Tann duizend zieken had moeten achterlaten, was weder in hun handen, en de vijand was achteruitgeworpen met een verlies van circa twaalfhonderd dooden en gekwetsten, van twee vuurmonden, een konvooi munitie en van honderd gevangenen, waaronder vijf officieren. De vruchten van deze overwinning, welke bij het Duitsche hoofdkwartier ontsteltenis en in gansch Europa groote verbazing verwekte, waren echter zeer gering, want een vervolging van eenige beteekenis had niet plaats; hiervoor beschikte d'Aurelle over te weinig cavalerie. De marsch naar het noordoosten, naar Parijs, werd niet voortgezet. De troepen van het Loireleger hadden te veel geleden, Zelfs was generaal d Aurelle van gevoelen, dat men 't verstandigste zou doen, indien men naai de stellingen van Salbris in de Sologne terugkeerde, om hier de regimenten weder te organiseeren. Hiervan wilde Gambetta echter volstrekt niets liooren. Dan ging al het voordeel van deze zegepraal verloren; de zedelijke indruk, hierdooi op de bevolking en op Parijs teweeggebracht, zou bovendien geweldig zijn. 't Slot was derhalve, dat Orleans moest bezet blijven, dat de positie aldaar zeer versterkt zou worden, en dat bij de eerstvolgende aanvallende beweging Parijs wederom het hoofddoel moest wezen. Om den vijand dit laatste toch vooral duidelijk te maken, vaardigde Gambetta een proclamatie uit, waarin hij de overwinning bij Coulmiers tot in de wolken verhief, en waarin hij het Loireleger de voorhoede noemde van het gansche land, op dit oogenblik staande op den wegnaar Parijs met het bewustzijn, dat de hoofdstad reikhalzend naar de komst van dat Loireleger uitzag, terwijl dit laatste zelf begrijpen moest, dat zijn eer gebood de hoofdstad te ontrukken aan de doodeliike Fr.-D. Oorl. 2e druk. 2^ omhelzing der barbaren, die haar met plundering en brandstichting bedreigden. Gambetta had wel den slag de gemoederen door zijn taal op te zweepen en de bevolking der departementen aan te vuren tot een verzet, dat zelfs op dit oogenblik reeds door velen als hopeloos werd gedoodverfd, en dat Frankrijk in nog ongunstiger omstandigheden bracht, nu bij het ellendig slechte winterweder, dien geesel van alle nieuwgevormde legers, prins Frederik Karei naderkwam met het 3", het 9e en het ÏO korps benevens de cavaleriedivisie. Door den val van Metz beschikbaar geworden, was deze macht thans naar de midden-Loire op marsch met een snelheid, die door Fransche troepen in elk geval nog nooit werd geëvenaard, en met een eenheid van handelen en optreden, die de bewondering gaande maakte van 't geheele militaire Europa.. Een derde nadeelige factor voor de Fransche troepen was, dat Frederik Frans, groothertog van Mecklenburg-Schwerin, de overweldiger van Toul en Soissons, terstond met de 17" divisie infanterie van voor Parijs naar het oorlogstooneel aan de Loire werd gezonden, om het bevel op zich te nemen over al de zich daar bevindende Duitsche troepen, en „met deze alle pogingen tot ontzet, door den vijand te ondernemen, met nadruk terug te wijzen." — Het le Beiersche korps, de 17" en de 22e divisie infanterie, zoomede de 2", 4", oe en 6e cavaleriedivisie, kwamen hierdoor dus onder één hoofd, den groothertog. Dat het Loireleger na de zegepraal bij Coulmiers niet terstond nog krachtiger offensief zou optreden, achtten het Duitsche hoofdkwartier en ook üe groothertog niet wel aannemelijk. Toen een gedeelte van het nieuwgevormde 17" korps, dat bij Mer en Blois was samengevloeid, dus westwaarts van het bosch van Marchenoir begon te demonstreeren tegen Chateaudun; toen tegelijkertijd kennis werd ontvangen, dat zich bij Artenay Fransche troepen hadden vertoond; toen vervolgens den 14"" 's avonds van de 5" cavaleriedivisie de onrustbarende tijding kwam, dat „sterke vijandelijke afdeelingen over Dreux oprukten naar Houdan, een plaats, slechts enkele Duitsche mijlen van Versailles verwijderd; toen er ten slotte rapport kwam, dat de spoortreinen in de buurt van Dreux voortdurend troepen aanbrachten, terwijl er van de sterkte der Fransche strijdkrachten in 't westen bij 't hoofdkwartier zoo goed als niets was bekend, begon men hier te vreezen liet gansche Loireleger voor zich te hebben, dat een poging deed om Versailles te nemen. — De groothertog verliet dus Chartres en wendde zich naar het noorden om op de rechterflank des vijands te komen. Hij kreeg echter weldra bericht, dat zich ten oosten van Houdan geen vijand vertoonde, en dat de troepen in Houdan zelf alleen uit vrijkorpsen hadden bestaan. Toen wendde hij zich naar Dreux en sloeg hier een korps van circa 1200 man francstireurs uit elkander, waarvan de overblijfselen, door de 5e cavaleriedivisie vervolgd, in de richting van Evreux terugweken (17 November). Nu was de weg naar Chateauneuf ook vrij geworden. Generaal Wittich rukte hierheen met de 22° divisie infanterie. — De eerstvolgende dagen, kunnen wij zeggen, verliepen nu onder voortdurende kleine gevechten en schermutselingen met Fransche marinetroepen, francs-tireurs en mobiele garden, die bij St. Jean, bij Digny, bij Illiers en op nog andere door hen versterkte punten nu eens met wat meer dan weder met wat minder hardnekkigheid standhielden en bij den ellendigen toestand der wegen, de sombere, mistige weersgesteldheid en de slechte bivaks de Duitsche troepen geducht afmatten. Hiertegenover stond echter, dat de groothertog voortdurend verder liet hart van Frankrijk binnendrong, dat hij Le Mans begon te bedreigen en Gambetta den schrik om 't hart deed slaan. Eenmaal toch te Le Mans, zou het den groothertog geen moeite kosten door te dringen naar Tours en hier het gedelegeerde bestuur op te lichten. Tot eiken prijs moest dit voortdringen dus worden belet, en de eenige weg hiertoe lag volgens Gambetta in een nieuw, krachtig offensief van generaal d'Aurelle uit zijn stellingen bij Orleans. Om zich van den stand van zaken te Le Mans persoonlijk te overtuigen, toog Gambetta den 22en zelf naar die stad. 't Geen hij thans zag moet hem echter geen hoog denkbeeld hebben gegeven van 't geen de volkswapening daar was. Om aan dien bijeengeloopen troep gediende soldaten, francs-tireurs, vrijwilligers, nationale garden, boschwachters, enz. eenigen samenhang te geven, was men begonnen dien menschenhoop te organiseeren (?) en had dien gedoopt met den naam van het 21" korps. Maar een groot deel van 't kader mankeerde; hoofd- en subalterne otlieieren waren er niet, artillerie en cavalerie evenmin. Zelfs de bevelhebber. generaal Jaurès, was nog niet aanwezig. Toch waren deelen dier troepen reeds hier en daar voor den vijand geweest en hadden zelfs gestreden, zoo goed zij konden, met wapenen, die zij dikwerf nog maar enkele malen in handen hadden gehad. Thans, na dien marsch van de Duitschers in de richting van Le Mans, bedekten reeds duizende vluchtelingen van dit 21e korps de wegen. Een gedeelte was zelfs naar het departement van de Orne en van Calvados teruggeworpen en voor het '21° korps dus volslagen verloren gegaan *). Zeer weinig scheelde het, of het gansche korps was opgelost. Het moest letterlijk onder het vuur des vijands worden gereorganiseerd. — Gelukkig kwam generaal Jaurès, een voormalig zeeofficier, thans te Le Mans en begon, door Gambetta's aanwezigheid geschraagd, den reuzenarbeid eener organisatie. Binnen zesendertig uur werden hem- door het legerbestuur toegezonden circa 12,000 man geregelde troepen benevens dertien batterijen, voor welker bespanningen hij zelf door requisitie moest zorgen. Tevens kreeg hij de beschikking over eenige bataljons nationale garden uit het kamp van Conlie. Op die wijze werd binnen een dag of drie een legermacht (?) gevormd van circa 35,000 man, die den hertog van Mecklenburg zou tegenhouden. Eindelijk ontving de oeneraal de Sonis, commandant van het \le korps, last Chateaudun te bezetten, terwijl circa tienduizend man geregelde troepen, uit Tours gezonden, Vendóme en Montoire moesten bewaken. Zoodoende was Tours dan eenigermate beveiligd, maar dat de linkervleugel van het Loireleger nog gevaarlijk stond, bleef een feit. 1) ' Zooals aan den groothertog door verkenningen later bleek, behoorden de troepen, die luj de laatste dagen tegenover zich had gehad, tot een westleger, dat door generaal Fiéreck bij Le Mans was bijeengebracht, in samenwerking met de afdcelingen francs-tireurs en nationale garden, die tusschen Evreux en Chartrcs een dun gordijn van troepen vormden, doch die allen samenhang, alle deugdelijke organisatie misten en, krachtig aangegrepen, ook door gebrek aan artillerie, onmogelijk langdurigen weerstand konden bieden. NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. PRINS FREDERIK KAREL YOOR ORLEANS. Om dit gevaar af te wenden, den vijand zijn aandacht niet langer op Le Mans en Tours doch nu op een ander punt te doen vestigen, aan Parijs te bewijzen, dat het Loireleger voortdurend werkzaam bleef, om dus, zooals Gambetta het uitdrukte, iets te doen, werd aan generaal d'Aurelle door het departement van oorlog daarop herhaaldelijk gevraagd of hij geen plan had thans weder voorwaarts te gaan. Toen de generaal dit blijkbaar niét van plan scheen, maar het raadzamer achtte in zijn sterke positie bij Orleans zijn nieuw leger krachtiger te maken, gaf Gambetta aan het 18e korps, dat nog niet officieel tot het Loireleger behoorde en dat nog niet eens een commandant had, —' want bij afwezigheid van IJourbaki voerde, zooals wij weten, een jong kolonel het bevel: — dat zelfs nog niet eens behoorlijk uitgerust en gewapend was. last zich bij Gien te concentreeren. Aan het "20- korps, generaal Crouzat, waarvan de bataljons en regimenten voor 't meerendeel door geïmproviseerde majoors en kolonels gecommandeerd werden, terwijl ook daaraan nog zeer veel. vooral wapens, ontbrak, gaf Gambetta order in verband met het I8e korps een diversie te maken in de richting van Pithiviers en Montargis. De divisie Martin des Pallières van het 15e korps, die. zooals wij reeds weten, op den rechtervleugel van dit korps stond ont- ving tevens bevel den 24en voort te rukken naar Chilleurs aux Bois ten noordoosten van Orleans en zoodoende den linkervleugel te dekken van het 20° korps, dat op den avond van dienzelfden dag in de omstreken van Beaune la Rolande zou bivakkeeren. Ook tegen dit plan van Gambetta had d'Aurelle heel wat bedenkingen. De wegen waren afschuwelijk slecht, zoodat de ellendig bespannen voertuigen bijna niet waren te bewegen; de vijand had overal de meerderheid. Beter achtte hij het dus gunstiger omstandigheden af te wachten. Vooral speet het hem, dat de divisie des Pallières hem werd afgenomen, omdat de rechtervleugel zijner stelling bij Orleans hierdoor werd verzwakt. De opmerkingen, door den generaal betretïende deze divisie gemaakt, waren oorzaak, dat de beweging in de richting van Pithiviers door deze afdeeling niét werd ondernomen, en dat alleen het 18e en het 20e korps deelnamen aan deze diversie, welke, ongehoord feit in de krijgsgeschiedenis, van uit Tours door den advocaat Gambetta en den gedelegeerde van Oorlog de Freycinet, een voormalig hoofdingenieur bij de spoorwegen, werd geleid. Dat Pithiviers den '20en November reeds was bezet door het 3°, zoomede Montargis door het 40 korps van prins Frederik Karei, en dat deze troepen bezig waren met versnelde marschen aan te sluiten bij het O korps aan den straatweg Parijs-Etampes-Artenay-Orleans, schijnt Gambetta toen niet te hebben geweten. Omgekeerd wisten de Duitschers niets van de formatie van een 20'' korps bij de tegenpartij. Om onze lezers duidelijk te maken, hoe de stand der Duitschers tegenover het Loireleger in die dagen was, stippen wij hier aan: K dat aan prins Frederik Karei het commando was opgedragen over al de'troepen ten zuiden der insluitingslinie van Parijs; dat hij met versnelde marschen langs ellendige, overal vernielde wegen, bij voortdurend slecht weder, onder zeer ongunstige verplegingsomstandigheden en onder herhaalde schermutselingen met francs-tireuis, den 20™ niettemin reeds gekomen was ter hoogte van Angerville aan den straatweg Parijs-Orleans en wel met het 9" korps bij eerstgenoemde plaats, met het 3e bij Pithiviers en met het 10' bij Montargis, terwijl de 1' cavaleriedivisie voor dit breede front verkende, en 2e. dat de groothertog van Mecklenburg-Schwerin op dienzelfden datum bezig was over La Loupe en Nogent le Rotrou, dus van uit het noord- oosten, op te rakken tegen het riviertje de Huisne, beter gezegd tegen de positie van Le Mans, om zekerheid te verkrijgen omtrent de stelling des vijands aldaar. Toen zijn vooruitgeschoven cavalerie den prins nu kwam berichten, dat de Franschen aan de Loire een lijn hadden bezet, die liep van Orgères tot aan Beaune la Rolaride (hier stonden voor 't meerendeel slechts partijgangerskorpsen), voorts, dat de vijand vooral bij Artenay en Chevilly, dus aan den straatweg Parijs-Orleans, groote troepenmassa's had samengebracht; toen de prins door eigen waarneming en door berichten van overloopers en gevangenen die rapporten daarop bevestigd zag, achtte hij het niet raadzaam deze stelling aan te grijpen, voordat hij al zijn op dat oogenblik beschikbare strijdkrachten dichter had bijeengetrokken. Om dezelfde reden ontving de groothertog van Mecklenburg-Schwerin van den prins thans order den marsch naar Le Mans niet door te zetten, doch terstond bij diens leger aan te sluiten. Als algemeene marschlijn zou hij voorloopig hiertoe bezigen die, welke van Nogent le Rotrou voert naar Beaugency aan de Loire. (Later ontving de groothertog nog bevel deze marschroute te verleggen over ChateaudunOrleans). Terwijl het 9e korps den 22en dus enge kantonnementen betrok bij Toury en Allaines, en het 3e korps Basoches en Pithiviers bereikte, verzameMe het ÏO zich bij Montargis, en marcheerde de commandant van dit korps, generaal von Voigts-Rhetz, met de ons uit den slag bij Mars le Tours nog zoo welbekende 38e brigade von Wedell en de aan hem toegevoegde Hessische Beiter den 23en over Ladon naar Beaune la Rolande. De 40e brigade stond nog ten deele voor de vesting Langres, de 37e en 39e zouden op den 24eu November de 38e volgen. Toen die beide brigades op dezen datum den marsch wilden vervolgen, stieten zij bij Ladon en Maizières op het 20e korps (Crouzat). Deze eerste kennismaking met de Duitschers viel de Franschen niet mede; zij werden met kracht teruggeworpen. Ondanks een heftig, doch tamelijk doelloos geweervuur des verdedigers werden de bosschen bij Maizières daarna genomen. In den avond van den 2ien bevond het geheele ÏO korps, de 40e brigade voor Langres uitgezonderd, zich bij Beaune la Rolande. In de eerstvolgende dagen kwamen daarop voor het front derFransche stellingen herhaaldelijk schermutselingen voor. Dagelijks hadden verken- ningen plaats. De zware voorpostendienst bij liet voortdurend slechte weder en de onmiddellijke nabijheid des vijands maakten, dat aan weerszijden door de troepen weinig rust genoten en veel ellende geleden werd. Zoodra het 18'' korps (Billot) aan het 20e (Crouzat) de hand had gereikt (28 November), werd de linkervleugel van het Duitsche 10' korps aangegrepen. Met zijn 38e brigade stond dit bij Beaune la Rolande; door de omstandigheden gedwongen, had het een zeer uitgebreide voorpostenstelling moeten innemen. 't Was het 20'' korps, dat omstreeks 10 uur in den morgen tot den aanval overging. — Voor dezen weken de Duitsche voorposten terug. Eerst toen de artillerie haar werking begori te doen gevoelen, kwam die aanval tot staan. Toch bleef de positie der Duitschers hachelijk door de groote massa's, die de aanvaller in 't vuur bracht. De bezetting van Beaune, het 16e regiment (elf compagnieën), benevens twee compagnieën van het 57e. die dadelijk naar de stad waren teruggeweken, was weldra geheel van de rest van het korps afgesneden. Het stadje had voor de verdediging betrekkelijk veel voordeelen; het was voor een groot deel omringd door een drie meter hoogen muur; waar deze ontbrak, flankeerde het kerkhof met zijn één meter hoogen muur de stelling benevens de boerenhoeven hiervóór. Reeds sinds enkele dagen lag het 16" regiment daar in kwartier; het kende het plaatsje dus door en door en had alles gedaan om liet door barricaden af te sluiten, de muren van schietgaten te voorzien, hier en daar gemeenschapswegen te maken. enz. Ook hier bleek weder wat een kleine doch goed gedisciplineerde, goed aangevoerde troep vermag tegenover een vijand, die wel veel sterker in getal is doch deze hoofdfactoren grootendeels mist. De circa vijftienhonderd verdedigers, — de Duitsche bataljons telden in die dagen voor 't meerendeel geen 500 man meer; — hielden het van tien uur in den morgen uit tot het donker viel. Van drie kanten tegelijk aangevallen met een dapperheid, die men van zulke jonge troepen stellig niet zou hebben verwacht, door artillerie heftig beschoten, in den rug zelfs door mitrailleusevuur begroet, bleven de mannen van liet 16° regiment niettemin onwrikbaar op hun post aan de buitenomwalling, lieten de aanvalscolonnes rustig tot binnen den werkzamen geweerschotsafstand naderen en velden dan gansche rijen met één salvo neder. Toen de Franschen eindelijk aflieten na een laatsten wanhopigen stormaanval in 't donker, waarbij alleen nog de commando's aan de verdedigers ver- rieden, dat zij den vijand tegenover zich hadden, bezaten de eersten ieder nog maar één of twee patronen. Hoe dapper de Franschen zich dien dag hadden gehouden, bleek den volgenden morgen bij een bezichtiging van het slagveld. Daar lagen ze in dichte rijen, de mobiele garden, maar vooral ook vele soldaten van de marschregimenten. Het lijkenveld deed aan den dag van Vionville denken. Tot vlak onder den bovenbedoelden muur waren enkele krijgers doorgedrongen. In wanorde was het 20" korps teruggeweken. Zeker heeft het verlies der Franschen dien dag aan dooden, gewonden en krijgsgevangenen bij de drie duizend man bedragen. — En Gambetta schreef zich nog wel de overwinning toe! De Duitschers daarentegen waren van oordeel, dat het 18e en '20e korps na de bovengenoemde gevechten zeker wel veertien dagen noodig hadden, voordat zij weder strijdvaardig konden heeten. Toch hadden hier veel soldaten uit Afrika en mobiele garden uit Bretagne. de beste van 't geheele leger, in de voorste liniën gestreden. — Maar ..de mennekes alleen doen t niet. De aanvoering is 't. die den troep brengt, waar hij wezen moet, die de eenheid en 't verband er in houdt, die voorgaat en raad geeft, die den soldaat vertrouwen schenkt. Ook bij de Pruisen, in de groote gevechten om Metz. is 't herhaaldelijk voorgekomen, dat compagnieën, van al hun officieren, van al hun kader beroofd, als een schip zonder roer een korte poos op 't slagveld ronddwaalden en dan uiteenspatten. — Juist die aanvoering misten Gambetta's scharen veelal: en Gambetta zelf scheen niet te kunnen begrijpen, dat men met t verleenen van een graad of een rang aan een individu, dus met t geven van de galons en den mooien rok. nog niet bij machte is ook de bekwaamheid en den tact te schenken, die vóór alles daarbij behooren. Toch vertegenwoordigden die half gedisciplineerde, slecht gewapende massa's een zekere, hier en daar zelfs een groote kracht, en niet onwaarschijnlijk, ja. bijna zeker is 't, dat het hoofdkwartier te Versailles, met name von Moltke en zijn omgeving, zich van deze kracht niet voldoende rekenschap gaven, dat zij zich ook geen juiste voorstelling maakten van den toestand, toen zij de meening uitspraken, dat het verzet van de tegenpaitij sneller kon worden onderdrukt dan hier 't geval was. Enkele militaire autoriteiten te \ ersailles gaven zelfs als hun zienswijze te kennen, dat die snelheid ook zeer wel te bereiken was. Volgens hen zond prins Frederik Karei ook niet voldoende berichten in omtrent den waren toestand en verkende hij niet genoeg. — Maar die lieeren hadden goed praten. — Het weder, de toestand der wegen, die dikwerf zoo glad waren, dat de paarden aan de hand moesten worden geleid, de vijandige gezindheid der bevolking, die telkens deelnam aan de verdediging, en eindelijk de omstandigheid, dat de troepen zich bevonden in een door francs-tireurs onveilig gemaakt, den Duitschers volkomen vreemd terrein, waarvan dikwerf niet eens een behoorlijke kaart was te krijgen, maakte dit verkennen uiterst moeilijk, somtijds ondoenlijk. Alle reden bestaat er om aan te nemen, dat de grijze koning Wilhelm nog het beste van allen den toestand inzag, toen hij het wederstandsvermogen van de Fransche natie hooger schatte dan zijn omgeving en, niet met zoo groot optimisme vervuld als deze, een snel en krachtig olïensief optreden wel wenschelijk doch niet geraden achtte, voordat de hiertoe benoodigde krachten waren bijeengebracht. Buiten von Moltke om voegde hij dus aan den staf van [>rins Frederik Karei den overste von Waldersee toe en liet zich door dezen op de hoogte houden van 't geen aan de Loire voorviel. En prins Frederik Karei nu? — Ook deze schijnt zeer goed te hebben ingezien, dat het weerstandsvermogen van die vijandelijke massa's grooter, veel grooter zelfs was dan velen dachten; dat overijling en onvoldoende voorbereiding de oorzaken konden worden van een échec, 't welk door Grambetta oogenblikkelijk zou worden gebezigd om nog heftiger tot den strijd a outrance aan te vuren, redenen te over waarom ook hij verlangde, dat eerst alle beschikbare troepen bij de hand waren, voordat door hem aanvallend kon worden te werk gegaan. Om deze samenwerking te verkrijgen, kwam de groothertog van Mecklenburg-Schwerin in den loop van den 30en November met zijn troepen te staan in de lijn Orgères-Toury, terwijl het O korps 1'itliiviers had bezet en het 3e en ÏO korps om en bij Beaune la Rolande zich ophielden, met de cavaleriedivisiën vóór dit front verkennende. Dewijl Parijs volgens ontvangen berichten in diezelfde dagen aanstalten maakte tot een grooten uitval, die allicht in zuidelijke richting zou worden ondernomen, om bij welslagen het bosch van t ontainebleau te bei eiken en aan de troepen van de Loire op die wijze de hand te reiken; dewijl een met dezen uitval gepaard gaande voorwaartsche beweging van het Loireleger noodzakelijk in de richting Orleans-Etampes-Parijs of in de richting Orleans-Pithiviers-Malesherbes-Parijs moest voeren, had de prins deze positie gekozen. De sterkte van zijn geheele macht bedroeg daar hoogstens 75.000 man infanterie, 15,000 ruiters en 460 stukken. Hiertegenover kon het leger van d'Aurelle om en bij Orleans wel op 200,000 man worden geschat. Naar verhouding telde deze macht echter veel minder cavalerie en artillerie. Terwijl bij prins Frederik Karei dus het voornemen bestond te handelen in den geest van het groote hoofdkwartier en de Fransche posities bij Orleans achter de Conie (een linker zijriviertje van de Loir) en achter de moerassen tusschen Patay en Orleans aan te grijpen, terwijl de prins zijn gansche macht hiertoe bijeentrok, had Gambetta, in weerwil van d'Aurelle's vertogen, besloten het succes (?), bij Beaune la Rolande, Maizières en Ladon behaald, te vervolgen, doch eerst af te wachten welke berichten hij uit Parijs ontving. Reeds had hij van Trochu een depêche ontvangen, gedagteekend van den 18en, waarin de gouverneur hem de redenen uiteenzette van de vertraging, ontstaan in zijn pogingen tot verbreking der insluitingslinie, terwijl het slot van de depêche luidde: „Ik heb uw bericht van den 13"> jl. aan Jules Faure, heden ontvangen, juist in handen (tijding der overwinning bij Coulmiers). Mijn ijver en mijn belangstelling worden er in de hoogste mate door opgewekt. Maar ik heb het vijf dagen te laat ontvangen, en waarschijnlijk heb ik acht dagen noodig om marschvaardig te zijn. Ik zal echter geen minuut laten verloren gaan. Uw stelling voorwaarts van Orleans is goedgekozen; uw maatregelen daar zijn goed genomen. Wij hebben hier levensmiddelen genoeg om het einde van het jaar te halen, maar de geest van 't publiek wil ons mogelijk niet tot zoover volgen; het vraagstuk moet dus lang vóór dien tijd zijn opgelost." Deze depêche was van den 18e"; de bedoelde acht dagen strekten tot den 26en; de tijding van den grooten uitval kon door Gambetta dus ieder oogenblik worden ontvangen. Ze werd ontvangen. De uitval, waarnaar zoo vurig door den dictator was verlangd, zou eindelijk plaats hebben. Een luchtballon, den 24en te Parijs opgelaten, was belast geworden met het overbrengen van de gewichtige tijding. Die ballon kwam echter terecht in Noorwegen ! De depêche had hier- door zes dagen noodig om Gambetta te bereiken, vier dagen dus te veel. In dit stuk meldde Trochu: ..De van het Loireleger ontvangen berichten hebben mij natuurlijk doen besluiten een uitval te ondernemen in zuidelijke richting om, het koste wal het wil, dat leger de hand te reiken. Maandag 38 November ben ik met mijn toebereidselen gereed. Dinsdag zal het leger, dat buiten den hoofdwal staal en wordt aangevoerd door Ducrot, den energieksten van ons allen, de versterkte stellingen des vijands aangrijpen en, als hij die vermeestert, naar de Loire rukken, waarschijnlijk in de richting van Gien. Mocht uw leger door de bewegingen van den groothertog van Mecklenburg gedwongen worden, meer front te maken naar links (dus naar 't noordwesten), dan moet het de Loire overgaan en over Lamothe-Beuvron en Vierzon retireeren naar llourges Den 30en November kwam de heer de Freycinet met dit bericht in 't hoofdkwartier van d'Aurelle te Saint-Jean-la-Ruelle (Orleans). Al de generaals waren terstond vol geestdrift en aarzelden geen seconde in hun besluit om generaal Ducrot tegemoet te gaan. Wel werden de hieraan verbonden bezwaren door niemand hunner licht geteld; wel waren allen overtuigd, dat een zoo overhaaste afmarsch hoogst ongunstig moest werken op verschillende zaken, als: verpleging, vervoer van munitie, zorg voor gewonden enz., maar allen vereenigden zich toch ten slotte met het plan om over Pitliiviers en Beaune la Rolande te trachten f1 ontainebleau te bereiken. Vier korpsen, het 15% 16% 18« en 20% te zamen ongeveer 170,060 man, zouden het leger vormen, dat voorwaarts rukte. Het 17° zou bij Orleans blijven en zoo noodig worden ondersteund door het 21% dat onder bevel van den generaal Jaurès bij Vendóme in wording was. Het 16e korps zou. met Orleans tot spil, tussch'en Artenay en Toury den straatweg Orleans-Parijs passeeren en Pitliiviers aanvallen van uit de vlakte. Deze beweging zou worden gesteund door de 2C en de 3e divisie van het 15" korps. Van uit Artenay zouden deze divisiën een frontverandering maken naar rechts, terwijl de Ie divisie van het 15e korps onder bevel van den generaal Martin des Pallières, die op dat oogenblik ten noordoosten van Orleans bij Loury stond, naar Chilleurs-aux Bois en van hier naar Pithiviers rukken en deze stad zoodoende van de zuidzijde bedreigen zou Het 181' en 20e korps (waarvan het laatste bij Beaune la Rolande zooveel had geleden,) zouden naar Beaune marcheeren en in elk geval den rechtervleugel der beweging dekken. • Den 1™ December begon deze thans. Het 16* korps (Chanzy) stiet reeds tegen het middaguur op de door al hun marschen doodelijk vermoeide divisiën van von der Tann. Voor het meerendeel hadden de bataljons van deze de helft hunner sterkte niet meer. Bij Villepion behaalden de Franschen dus wederom de overwinning, Hierdoor en door de tijding, dat Ducrot vóór Parijs eveneens de zege had behaald, tot nieuwe krachtsinspanning aangevuurd, zette de linkervleugel van 't Loireleger zijn zwenkende beweging naar rechts den 2™ December krachtig voort. Generaal Chanzy stiet hierbij met zijn 2e divisie op het le Beiersche korps, dat ten deele bij 't kasteel Goury en bij Loigny stond. Bij liet nu volgende hardnekkige gevecht, waarin de jonge Fransche troepen aanvankelijk met ware doodsverachting streden, waren de -sv~' w LOIGNY AAN DEj ZUIDZIJDE, DEN'j2,:> DECEMBER. TERUGTOCHT DER PAUSELIJKE ZOUAVEN. Beiersche bataljons, die 't kasteel en Loigny hadden genomen, de vernietiging nabij. Chanzy behaalde reeds groote voordeelen, toen de artillerie van de 17e divisie met al haar kracht begon te werken. Tevens kwamen gansche bataljons dezer divisie de zoozeer in 't nauw gebrachte Beieren te hulp. De Franschen begonnen te wijken. Wel trachtte de kolonel Charette met zijn pauselijke zouaven de kans nog te doen keeren, doch de drang der Pruisen was te sterk. Gansche rijen vijanden slingerden hun granaten ter aarde, en de slag van Loigny was voor de Franschen verloren. Met ongeveer hetzelfde resultaat had het 15e korps het dorp Poupry bij den straatweg van Artenay naar Chartres aangegrepen en hier de 22e divisie tegenover zich gevonden. Hoewel het gevecht urenlang met de grootste hardnekkigheid voortduurde, en de jonge soldaten van generaal Peytavin zoo braaf streden als oudgediende troepen, bleef het succes aan de Duitschers. Aan weerszijden waren de verliezen groot; ze beliepen duizenden. Het grootste verlies, ook in zedelijken zin, leden echter de Franschen, want bij Loigny en bij Poupry hadden zij nog slechts tegen de soldaten van den groothertog van Mecklenburg gestreden. Niet meer dan een deel der vijandelijke macht had d'Aurelles dus tegenover zich gehad; toch viel voor zijn leger nu reeds aan een marsch naar Fontainebleau niet meer te denken. Het 17« korps (Sonis), dat op den linkervleugel had gevochten, had al zijn divisie-generaals en zelfs zijn chef verloren; en andere opperof'ficieren verklaarden, dat hun regimenten te veel hadden geleden, te zeer uit hun verband waren gerukt en te zwaar waren vermoeid, om opnieuw krachtig voorwaarts te kunnen gaan. Noodig was dat hun soldaten eerst eenige dagen rust hadden genoten en weder van het noodige waren voorzien. Met zulke gegevens vóór zich was t volkomen verklaarbaar, dat d'Aurelle besloot achter zijn stellingen ten noorden van Orleans terug te gaan. Had hij dit besluit niet genomen, dan zou de tegenpartij hem hiertoe toch hebben gedwongen. Voortdurend rusteloos bezig om aan zijn opdracht om Orleans te nemen, zoo volkomen mogelijk te voldoen, had prins Frederik Karei in den nacht van den 2cn op den 3en December een nauwere verbinding weten te verkrijgen met het korps van den groothertog. Thans eerst kon gemeenschappelijk gehandeld, gemeenschappelijk opgetreden worden. Terstond werden hiertoe bevelen gegeven. Om met den groothertog in nauw verband te komen en rechtstreeks op Orleans te kunnen aanrukken, was noodig, dat de prins, die zijn hoofdkwartier had te Pithiviers, met een deel zijner troepen vóór langs het front van het 18° en het 20e korps, die ten zuiden van Beaune la Rolande stonden, heenmarcheerde. Deze stoute zet werd echter even vlug uitgevoerd als beraamd. Van het verdwijnen van het gros der Duitsche troepen van vóór hun front bespeurden de Fransche voorposten aldaar zoo goed als niets. In den middag van den 2en December begonnen, in den nacht voortgezet, was dit bijeenbrengen van de Duitsche afdeelingen vóór Orleans in den vroegen morgen van den 3en reeds zoo goed als geheel afgeloopen. Thans gaat het op tegen de verschillende posities vóór Orleans! Eerst werpt het 3e korps, — het middenkorps van het Ile leger, zooals wij weten; — den vijand uit zijn stellingen bij Santeau ; dan slingert het 9e de troepen van d'Aurelle terug uit Artenay. Ook Chevilly zal den 3en nog worden genomen, maar 't wordt te laat. Het donker valt, en de prins, die evenals zijn dappere maar ongelukkige tegenstander, generaal d'Aurelle. den ganschen dag op 't gevechtsveld is geweest, beveelt den strijd te staken. Chevilly zal dus den 4en worden aangevallen. Maar den 4*'n blijkt die plaats reeds door de Franschen verlaten. Generaal d'Aurelle heeft zijn soldaten nog in den nacht doen teruggaan, om hun de stelling bij Orleans te doen innemen, een stelling, door schansen die met scheepsgeschut zijn bewapend, door barricaden, verhakkingen, tirailleurloopgraven en kleine veldwerken in geduchten staat van tegenweer gebracht. Deze gebogen verdedigingslijn werd in den morgen van den 4en December langzamerhand geheel door de Duitsche strijdkrachten omspannen, door het korps van den groothertog op den uitereten rechtervleugel en door het 9- korps, voortrukkende langs den straatweg Parijs-EtampesOrleans, met den prins aan de spits. Eerst ligt de positie Gidy-Cercottes aan de beurt. De Fransche batterijen op den molenberg bij Gidy scheuren diepe voren in de aanrukkende regimenten. Fransche cavalerie tracht deze in de flank te grijpen ; in Cercottes zelf begint een verwoed huizengevecht; maar de Hessen van von Manstein en diens dappere jagers hebben zich nu eenmaal voorgenomen de verderop gelegen voorstad St. Jean te bestormen; zij doen dit dan ook. al vallen de jagers bij tientallen onder het doodende lood der chassepots. Niet zonder reden worden de terreinen rondom Orleans „de bloedise" " O genoemd, want. zooals het gevecht verliep bij de Hessen in de voorstad St. Jean, verliep het vóór St. Loup bij liet 3C korps en, in de wijngaarden ten noorden van de stad, bij de 17e divisie van den groothertog. Overal waren 't weder bajonet en kolf en het gevecht man tegen man, die bij den aanval den strijd beslisten. Bij St. Péravy trachtten eenige escadrons Afrikaansche cavalerie (spahis) 't geluk van den dag nog te doen keeren. Zóó verwoed was zelfs de aanval dezer zonen der woestijn in hun vreemdsoortige uniform, met den witten burnous om de schouders fladderende; in zóó toomelooze vaart stormden zij op hun kleine, brieschendt; hengsten vooruit, dat een paar escadrons Duitsche ulanen er voor uiteenspatten. Weldra echter deed de generaal von Bernhardi met zijn Reiter de kans keeren. Tegen de geduchte houwen van het Duitsche rapier waren de Fransche schedels niet bestand; in verwarring joegen de spahis terug naar de stad. De zon neigde reeds ter kimme, en nog was Orleans niet genomen; den gansclien dag door was de strijd in de huizen, in de straten, in de wijnbergen met ongekende woede en volharding door den verdediger gevoerd. — Om verder noodeloos bloedvergieten bij een nachtgevecht te voorkomen, had de prins reeds besloten onder de muren der stad te bivakkeeren en den dag af te wachten, toen generaal d'Aurelle begon te onderhandelen. — Aan de Fransche troepen zou twee uur tijd worden gegeven om de stad te ontruimen. De groothertog, die de onderhandelingen voerde, nam dit voorstel aan. Om half twaalf rukten de Duitschers de stad binnen. In de straten was 't een chaotische verwarring; al de pleinen lagen vol gewonden; de inwoners vluchtten jammerend en weeklagend in alle richtingen weg; en tusschen bergen rommel en overblijfselen van allerlei aard zaten Fransche soldaten in stomme gelatenheid bij een vuurtje te staren naar hun menageketel, waarin hun avondeten stond te koken. Eerst in den morgenstond was 't mogelijk dat geheele tooneel van verwoesting beter te overzien. Groote bloedplassen stonden op de trottoirs ; de lange, dichte troepencolonnes met al die gewonden, welke ze achternastrompelden, het doffe geroffel der trommen en de gehavende gescheurde uniformen der soldaten maakten een allesoverweldigenden indruk. Alle huizen en kerken lagen vol geblesseerden; daartusschen dwaalden dronken kerels en bedelaars rond. Bij 't zien der eindelooze rijen Duitsche soldaten, die de stad binnentrokken, schenen de inwoners letterlijk met stomheid geslagen. Was de inname van Orleans voor prins Frederik Karei een feit van groote beteekenis, — niet minder dan 18,000 gevangenen toch benevens 74 vuurmonden en vier kanonneerbooten vielen daarbij in zijn handen; van niet minder groote beteekenis, doch in tegenovergestelden zin, was ze voor het Loireleger. Dit was zoo goed als geheel uit zijn verband gerukt; het 18e en 20e korps waren in oostelijke, het 16e en 17e over Beaugency in westelijke richting afgetrokken: alleen het 15* korps, trouwens de eenige afdeeling. die in en om Orleans zelf gestaan en daar gestreden had, had in zuidelijke richting een goed heenkomen gezocht. Ook dit had gruwelijk veel geleden. Fr. D. Oorl. 2e dr. 26 DERTIGSTE HOOFDSTUK. CHANZY EN HET IIe LOIRELEGER. Dat het Loireleger bij Orleans de nederlaag had geleden, was voor Frankrijk een geduchte slag, voor Gambetta een bittere teleurstelling. In zijn verbolgenheid op d'Aurelle, wien hij de schuld gaf, ontnam hij dezen opperofficier zijn commando en belastte hem met het bevel over het kamp bij Cherbourg. Voor deze eer bedankte de ander echter. Dit afzetten van opperoffieieren, als zij niet handelden in den geest van den advocaat-legerbevelhebber of diens dikwerf hoogst onvoorzichtige en onoordeelkundige bevelen niet opvolgden, was niets nieuws. De eenheid van het Loireleger ging thans ook verloren, want oogenblikkelijk hief Gambetta het opperbevel over dit leger op en vormde drie geheel nieuwe massa's, die op zich zelf stonden. Hij voegde het 16" en 17e korps bijeen onder commando van den reeds meer genoemden generaal Chanzy, bracht het 18" en 20" onder dat van den generaal Bourbaki, en stelde het 15", dat dus op zich zelf bleef, onder de bevelen van den generaal Martin des Pallières. De eerste groep trok terug naar Blois, de tweede naar Vierzon, de derde naar Gien. Zoodra Bourbaki de Loire was gepasseerd om over te gaan in de Sologne, kreeg hij ook het 15" korps onder zijn orders. Het 15", 18* en 20" korps ontvingen nu vereenigd den naam van Ie Loireleger, terwijl het 16", 17e en het 21" korps, welk laatste in het bosch van Marchenoir stond, te zamen onder Chanzy het IIe Loireleger zouden vormen. Toen al de vermisten en gevluchten terug en de opengevallen plaatsen aangevuld waren, telden die twee legers ieder circa 120,000 man. De terugtocht van het Ie leger werd niet bijzonder bemoeilijkt. De Duitschers zeiven waren te zeer uitgeput, de wegen waren te slecht. \oorts schoven de horden francs-tireurs dadelijk een zóó dicht gordijn achter de aftrekkende troepen, dat het hoofdkwartier te Versailles het spoor van dit leger een tijdlang zelfs geheel bijster was en niet wist of het dit in de richtiny, van \ierzon dan wel in die van Tours moest zoeken. Van dit leger, later het Oosterleger genaamd, onder bevel van Bourbaki, was het 15e korps zóó volslagen gedemoraliseerd, dat er in dagen niet aan te denken viel, het weder te kunnen bezigen. De generaal des Pallières diende zijn ontslag in, dat niet werd aangenomen. Met het leger van generaal Chanzy, het IIe Loireleger, zullen wij ons nu het eerste bezighouden. Van deze troepen hadden de Duitschers het spoor niet verloren. Alleen was de doodelijke vermoeienis der aanvallers, door 't barre winterweder, de gladde wegen en voortdurende gevechten ontstaan, oorzaak, dat een korte rust voor het gros gebiedend noodzakelijk was, voordat hier opnieuw kon worden voorwaarts gegaan. Terwijl het 9e en 10e korps dus voorloopig bij Orleans bleven, en het 3e stroomopwaarts ging in de richting van Chateauneuf, ontving de groothertog van Mecklenburg last de Loire te volgen stroomafwaarts en al 't geen er van het volgens het hoofdkwartier te Versailles „zoo gedemoraliseerde en bevreesd geworden Loireleger" in die streken was overgebleven uiteen te slaan en zoo mogelijk te vernietigen. Dit laatste was echter gemakkelijker bevolen dan uitgevoerd, want in de eerste plaats had de onder zijn bevelen staande macht, vooral dooide groote verliezen, die de Beieren hadden geleden, een sterkte van slechts even 25,000 man; in de tweede vond de groothertog in generaal Chanzy, den nieuwen Franschen legercommandant, een man, die zich niet zoo spoedig bevreesd liet maken en voor zijn taak volkomen was berekend. Na een paar kleine gevechten, den 7'» bij Meung, den 8en bij Cravant, stiet de groothertog den 8f'n met zijn hoofdmacht bij Heaugency op de stellingen, door Chanzy hier ingenomen. Thans bood die zoogenaamd „zoo gedemoraliseerde en bevreesd geworden" vijand een zoo hardnekkigen wederstand, dat de Duitschers geen duimbreed grond konden winnen, en dat Chanzy in zijn stellingen bivakkeerde. Op zulk een gang van zaken volstrekt niet voorbereid, beval prins Frederik Karei terstond, dat het 9« korps van uit Orleans op den linkeroever van de Loire overgaan en het detachement van den groothertog langs die zijde ondersteunen zou. Tevens werd het 10' korps rechtstreeks onder de bevelen van den groothertog gesteld om langs den rechteroever der rivier voort te rukken. Ook den 9en en den 10e" werd nu in de terreinen vóór Beaugency met de grootste verwoedheid gestreden. Op verschillende punten was het voordeel hierbij herhaaldelijk aan Fransche zijde. Meermalen grepen de troepen van Chanzy zóó onstuimig en doortastend aan, dat alleen granaatvuur de stormende colonnes kon tegenhouden. Toen in den morgen van den llen het geheele 10® korps op 't gevechtsveld kwam, bleek Chanzy echter afgetrokken naar Vendóme. De beweging, door het 9" korps langs den linkeroever der Loire ondernomen, en door de francs-tireurs bij Chambord niet belet, bedreigde zijn rechterflank, die bij Beaugency aan de rivier was geleund. Raadzaam had de generaal het dus geacht terug te gaan en zich zoodoende aan een minder gewenschte omarming te onttrekken. Tevens had het comité te Tours het veiliger geacht haar bureaux over te brengen naar Bordeaux. Door de beweging van het 9e korps toch stond Tours bloot aan een coup de main, en vóór alles behoorde de zetel van het bestuur veilig te wezen. Aan Chanzy's dringend, door Gambetta ondersteund verzoek om hem van uit Blois te hulp te komen, kon door Bourbaki niet worden voldaan. Waarom niet? Omdat de toestand van het 1' Loireleger in die dagen genoegzaam bleek uit het antwoord, den 12en door Bourbaki gezonden: „ Wilt gij het leger (het zij-ne) redden, laat het dan teruggaan. Verlangt gij, dat het onder de omstandigheden, waarin het zich thans bevindt, een aanvallende beweging zal doen, dan loopt gij gevaar het totaal te verliezen. Mocht gij niettemin bij uw eisch blijven, dan ben ik van de gevolgen, welke daaruit kunnen voortvloeien, zóó volkomen overtuigd, dat ik u verzoeken moet die taak aan een ander op te dragen." Chanzy begreep dit antwoord volkomen. Gambetta drong niet verder aan. In tamelijk goede orde kwam liet II" Loireleger in den avond van den 11"" te Vendóme en betrok een stelling achter de Loir, een rechterzijrivier van de Loire. Betreffende den afmarsch der Franschen eenmaal behoorlijk ingelicht, besloot prins Frederik Karei hen wel tot het uiterste te vervolgen, maar — tevens op zijn hoede te zijn voor Bourbaki. Volgens zijn meening toch was deze met zijn leger een nog altoos niet te minachten tegenpartij, die, terwijl Chanzy hem de handen vol gaf bij Vendóme, zeer wel over Montargis en Fontainebleau naar Parijs kon rukken. Om dit gevaar te ontkomen, besloot de prins voorloopig niet verder aanvallend te werk te gaan, doch bij Orleans een centrale stelling in te nemen. Van hier kon hij alle van 't zuiden naar de hoofdstad voerende wegen dan gadeslaan. Gien werd dus bezet door een detachement; het Je korps kwam te staan bij en in Blois; het 3e bereikte den 15en Villetrun, een plaatsje ten zuidoosten van Vendóme, terwijl de 17® divisie, een deel van 't korps van den groothertog, bij laatstgenoemde plaats met Chanzy bleef schermutselen. Door een Duitschen telegraafbeambte te Blois kwam de prins tevens (den 15e" December) te weten, dat Chanzy voornemens was naar Le Mans en het kamp van Conlie terug te gaan. Weldra bleek dit bericht juist, want den 16»" begon Chanzy den afmarsch. — Hij was beducht geworden, dat de vijand hem langs den rechtervleugel omtrekken en hem zoodoende van Le Mans afsnijden zou. Door deze beweging rukte hij nu zoo ver het westen in, dat de prins het gevaarlijk achtte hem met zijn betrekkelijk geringe strijdkrachten te vervolgen. Hij besloot dus het 10" korps op Tours, en de legerafdeeling van den groothertog, die hierdoor weder zelfstandig werd, op Chartres te dirigeeren. Zelf wilde hij met het 9e korps teruggaan naar Orleans, — het grootste gedeelte van het 1" Beiersche korps stond hier reeds; — en de (5* cavaleriedivisie met het 3" korps achter zich zoover mogelijk n;iar het oosten schuiven. Dit alles diende enkel en alleen, omdat hij nog altijd vreesde voor een poging van Bourbaki om door te breken naar Parijs, wel een bewijs, dat men in die dagen betreffende den toestand der troepen, welke deze generaal onder zijn bevelen had, bij het hoofdkwartier te Versailles zoo goed als in 't geheel niet op de hoogte was. H Thans brak aan de Loire een tijdperk van betrekkelijke rust aan, meer dan hoog noodig om de soldaten op adem te doen komen, de ontstane gaten aan te vullen en te voorzien in het groote gebrek aan schoeisel en kleeding. Wanneer wij nagaan, dat Metz den 28"" October had gecapituleerd, en dat het leger van den prins op enkele uitzonderingen na vanaf 1 November gestadig gemarcheerd, gebivakkeerd en gevochten had; dat het weder in November en 't begin van December allerellendigst was geweest; dat de wegen, waarlangs de soldaat zich bewegen moest, vaak met sneeuw en ijs bedekt of door de francs-tireurs onbruikbaar gemaakt waren; dat er menige nacht in de open lucht was gebivakkeerd, en dat de troepen eerst den 15e* December weder eens naar behooren konden worden onder dak gebracht, zal het niemand veiwonderen, dat verscheiden Duitsche compagnieën in de zonderlingste kleedij waren gehuld. Zoo had men menigmaal moeite, in zoo'n vreemdsoortig toegetakelden krijgsman een Duitschen soldaat te herkennen; want menige soldaat had, daar zijn eigen uniform tot op den draad versleten was, zich in de plunje van een gevallen Fransohen piou-piou (infanterist) gestoken, zelfs diens geweer genomen en voorzichtigheidshalve alleen de roode broek gelaten, waar ze was. Wie nu echter in de meening mocht verkeeren, dat beide partijen gedurende dien zoogenaamden rusttijd werkeloos in hun kantonnementen bleven, zou zich van den toestand een valsche voorstelling maken. Telkens werden van weerszijden met kleine en groote afdeehngen verkenningen gedaan; hierbij kwam het dan dikwerf tot een scherp gevecht, onder andere den '2(5™ December, toen de overste von Boltenstern met twee bataljons infanterie, een escadron ulanen en een sectie artillerie een verkenning maakte naar Montoire; zoo ook op Oudejaarsdag, toen een Fransch verkenningsdetachement bij Vendome slaags raakte met deelen van de divisie Kraatz-Koschlau en met bebloede koppen moest af- Terwijl de prins door die verkenningen nauwkeuriger gegevens wilde verkrijgen betreffende de stelling zijner tegenpartij in 't westen, was het generaal Chanzy meer te doen om een voortdurend verontrusten en op het dwaalspoor brengen van den vijand. In dien tusschentijd reorganiseerde hij zijn korpsen, voorzag ze van munitie en vivres, vulde hun kaders zoo goed mogelijk aan, oefende ze in 't schieten en maakte zich, zooals hij ook aan Gambetta mededeelde, gereed om tegen den deinzen. 8on Januari op te rukken in de richting van Chartres en Versailles. — Wanneer, zoo redeneerde de generaal, Bourbaki dan tegelijkertijd van Bourges over Chatillon en Montargis (dus van uit het zuiden) met zijn leger naar Parijs rukte, kon er succes worden verkregen. — Voor generaal Bourbaki was echter reeds een andere taak gevonden. Hij was, zooals wij weldra zien zullen, naar 't oosten op marsch. In verband hiermede stelde Gambetta aan Chanzy voor, met de uitvoering van zijn plan te wachten tot den en dan in de richting van Dreux vooruit te gaan. — „In dien tijd waren dan tevens twee nieuwe korpsen, het 19e en het 25% gevormd; die zouden hem bij zijn opmarsch steunen. Deze hulp zou de generaal ook zeer noodig hebben, want volgens ingewonnen berichten trok prins Frederik Karei aanhoudend meer versterkingen tot zich." Zelfs tot een begin van uitvoering zou dit plan van Chanzy niet eens komen, want op Nieuwjaarsdag 1871 ontving de prins uit Versailles bevel het IIe Loireleger van uit Vendöme aan te grijpen. Volgens het groote hoofdkwartier was dit het eenige middel om te weten te komen wat de tegenpartij in zijn schild voerde. Het 7e korps werd door von Moltke tevens naar Auxerre aan de Yonne tegen Bourbaki vooruitgeschoven. De prins kon dus over zijn gansche macht beschikken; ook werd de legerafdeeling van den groothertog van Mecklenburg, herdoopt in het 13e korps, weder te zijner beschikking gesteld. Alleen de Hessische divisie zou te Orleans blijven en een detachement naar Blois zenden; het le Beiersche korps moest naar Etampes rukken en de insluitingsarmée tot algemeene reserve dienen. Den 5en Januari toog het gros van 's prinsen leger op marsch, en wat thans volgde was voor Frankrijk een onherstelbare ramp. In de terreinen van Les Perches, in één woord aan weerszijden van den straatweg Vendóme—-St. Calais—Ardenay—-Le Mans en aan het riviertje de Huisne werd zeven dagen lang hardnekkig gevochten. Voor het meerendeel eindigden deze gevechten in het voordeel des aanvallers. Het slot was, dat Le Mans, de hoofdplaats van het departement der Sarthe, den 12en na een woedenden kamp, die tot laat in den avond duurde, den Duitschers in handen viel, Had de kapitein ter zee Jaurès, aan wien het commando over het 2le korps was opgedragen, de herhaalde'aanvallen van het 13e korps onder den groothertog, die hem van uit het noordoosten bedreigde, niet zoo heldhaftig twee dagen lang weerstaan, dan waren de gevolgen van den val van Le Mans voor Chanzy's leger mogelijk niet te overzien geweest. Thans kon dit leger terugtrekken naar Mayenne en Laval, maar in welk een toestand? De Courrier de la Gironde, een Fransch blad dus nog wel, verhaalt er het volgende van: „Aan het spoorwegstation van Le Mans waren hospitaaldetachementen bezig om de talrijke gekwetsten uit het laatste gevecht in te laden, toen in wilde vlucht dichte drommen soldaten kwamen aanstormen, de wagens binnendrongen en de zieken er uitsleurden, terwijl anderen in 't water sprongen. Tevergeefs schoten de olïicieren met de revolver onder dien razenden hoop; de paniek was BIJ LE MANS. algemeen. Toen de laatste trein omstreeks dri,e uur met medeneming van den stationchef en zijn beambten uit de stad vertrok, bleven vijl locomotieven en 460 waggons achter. Wel een bewijs met welk een overhaasting de plaats werd ontruimd. Generaal Chanzy zegt in zijn rapport aan Gambetta: ,,Toen ik den lle" omstreeks zes uur in den avond het slagveld verliet,, om mijn hoofdkwartier weder op te zoeken, was ik over mijn dag in hooge mate voldaan. Met recht kon ik het gevecht gewonnen CHANZY EN HET IIe LOIRELEGER. achten, terwijl ik volkomen gereed was het den volgenden morgen voort te zetten. „Al die inspanning zou echter weldra nutteloos blijken. — Het eerste rapport, dat ik ontving, was, dat de generaal Lala?ide, die door den admiraal Jauréguiberry op het plateau der Tuileries was opgesteld en met bataljons mobiele garde en artillerie hel centrum vormde van de slag linie, die prachtige stelling in 't donker eensklaps had verlaten; dat voorts de mobielen van Ille et Villaine bij het eerste granaatschot op de vlucht waren geslagen, en dat de vijand zich in 't duister zonder slag of stoot van de Tuileries had meester gemaakt. „Ik gaf den admiraal last die stelling denzelfden nacht nog tot eiken prijs te hernemen. Om twee uur in den nacht kwam de admiraal mij rapporteeren. dat de troepen, met groote moeite verzameld, en naar voren gebracht, bij het eerste geweerschot, dat viel. in wanorde waren gevlucht; dat de divisie Jouffrog, die links van hem stond, gedurende den nacht haar stellingen had verlaten en uiteen was gegaan; dal, uitgezonderd de diuisie Roquebrune. al de soldaten, door een panischen schrik bevangen en op onbegrijpelijke wijze lafhartig geworden, in groolen getale uit de gelederen liepen en dat er niet meer op hen viel te rekenen." Wanneer een legeraanvoerder zelf zulk een rapport schrijft, behoeft men niet te vragen hoe de toestand was in werkelijkheid. Twintig duizend gevangenen, een aanzienlijke massa oorlogsmaterieel, zeventien vuurmonden en twee vaandels waren de laatste buit. door den aanvaller behaald. Ook het kamp van Conlie met al zijn voorraad werd genomen, en met het zwaard in de vuist dreef de generaal von Schmidt den geslagen vijand tot in Bretagne terug. Wij meenen niet te overdrijven, wanneer wij zeggen, dat het IIe Loireleger in die dagen zoo goed als ontbonden was, al vormden kleine afdeelingen der zoogenaamd teruggaande „armée ' nog een kern van wederstand. Duizende soldaten zwierven van nu af rond in de bosschen en vielen, door den honger gedreven, zelfs hier en daar een dorp aan. Met sabelslagen moesten de menschen vaak op den weg bijeen worden gehouden. Met den val van Le Mans was het lot van het zuiden van Frankrijk beslist. Frederik Karei zond het 9e korps naar Orleans, het 13e toog naar Rouaan om daar tegen het leger van Faidherbe te helpen ageeren, het 10e kwam naar Le Mans, terwijl het 3e korps en de cavalerie- divisie in de richting van Mayenne voor de veiligheid aan die zijfle moesten zorgen. Wat vriend en vijand gedurende dien zevendaagschen veldtocht hebben geleden, gaat alle beschrijving te boven. Voortdurend vechtend in een terrein, dat, eerst door vorst en sneeuw bezocht, daarna door het dooiweder bijna grondeloos was geworden, voortdurend gehuld in een natten nevel, die elk voorwerp op eenigen afstand aan het oog onttrok en allen tot op de huid toe nat maakte, den 9en Januari een sneeuwstorm doorstaande, zoo hevig als weinigen zich herinnerden, en dan des nachts aanhoudend moetende bivakkeeren op den blooten grond, die dikwerf weinig beter was dan een modderpoel, was 't te verwonderen, dat het aantal zieken dagelijks onrustbarend steeg? Voor de onervaren Fransche officieren was het bijna onmogelijk hun even onervaren en niet aan den oorlog gewende manschappen al die ellende, waarbij dikwerf nog de honger kwam, geduldig en moedig te doen dragen, en vreemd was 't niet, dat ook de Duitsche soldaat vurig begon te verlangen naar het einde van een oorlog, die al zoo vreeselijk lang duurde en al zooveel offers had gekost. EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. FAIDHERKE EN VON MANTEUFFEL. Reeds vroeger vermeldden wij, dat de generaal Rourbaki, die na zijn vergeefsche zending naar de keizerin te Hastings in Engeland niet naar Metz had kunnen terugkeeren, van de regeering te Tours tot taak had gekregen in 't noorden van Frankrijk, met name bij Amiens en Lille, een legermacht bijeen te trekken en hiermede de insluitingsarmée vóór Parijs te bedreigen. Door den weldra tot brigade-generaal benoemden kolonel der genie Farre hierin krachtig bijgestaan, gelukte het aan Rourbaki weldra een afdeeling troepen bijeen te brengen, die wel niet groot was, — hoogstens achttien of twintig duizend man, — maar die meer innerlijke waarde bezat dan de soldatenbenden aan de Loire, en wel omdat ze voor een groot deel bestond uit officieren en soldaten, die zich aan de capitulatie van Metz en van Sedan hadden weten te onttrekken. Natuurlijk echter was het troepenverband ook bij hen aanvankelijk vrij gering. Om aan deze krijgsmacht, die voortdurend in gehalte en sterkte verbeterde, die steunde op de vestingen Arras, Lille, Cambrai en Amiens, voor welke groote leveringscontracten werden gesloten en wier verpleging behoorlijk geregeld werd, ontzag in te boezemen en tegen haar op te treden, was reeds vóór den val van Metz een gedeelte van het Ie Duitsche leger aangewezen. Op den 27en October was liet bevel over dit 1° leger, —■ thans bestaande uit het le, 7e, en 8e korps met de 3e landweerdivisie en de 3e cavaleriedivisie, —- opgedragen aan den generaal der cavalerie von Manteuffel met den last Metz te bezetten, Thionville en Montmédy te belegeren, de gevangenen van Metz te bewaken en deze door troepen van de landweer te doen wegvoeren, eindelijk met twee korpsen terstond naar de linie St. Quentin—Compiègne op te rukken. GEVECHT BIJ LE QUESNEL. Aangezien het 7e korps (von Zastrow) gedeeltelijk in Metz en vóór Thionville en Montmédy werd achtergelaten en met de landweer zorgde voor de gevangenen, de le divisie van het le korps ter atlossing van een ander troependeel naar Mézières werd gezonden, en ook de belegering van La Fère troepen vorderde, was het le leger bij zijn afmarsch van Metz den 7en November niet veel sterker dan 25,000 man infanterie, 5000 man cavalerie en 180 vuurmonden. Het bestond uit deelen van het te korps (generaal von Bentheim), het 8e korps (generaal von Göben) en de 3° cavaleriedivisie (graaf Gröben). Na een tocht van circa veertien dagen, waarbij de troepen gemiddeld tweeëntwintig kilometer per dag hadden afgelegd, zou von Manteulïel juist zijn geheele macht aan de Oise, een rechter zijrivier van de Seine, tusschen Compiègne en Noyon bijeentrekken, toen hij uit Versailles bevel ontving om in de richting van Rouaan verder te rukken. De vraag, of met de hoofdmacht naar Amiens moest worden afgebogen, zou de generaal afhankelijk maken van de positie, welke het Fransche Noorderleger daar mogelijk had ingenomen. — „In elk geval was Amiens belangrijk genoeg, om die plaats door een sterk detachement te doen bezetten." 't Was 21 November, toen von Manteulïel dezen last ontving. Reeds twee dagen te voren had Bourbaki, zoogenaamd wegens een misverstand met de bevolking, het Noorderleger verlaten en was vertrokken om het commando over het 18* korps bij Orleans op zich te nemen. De aanwezigheid van den generaal, chef van den staf, Farre was oorzaak, dat door dit vertrek in de organisatie van het jeugdige leger echter geen stoornis ontstond. Aangezien von Manteulfel betreffende den stand en de sterkte der tegenpartij zoo goed als geen enkel juist gegeven bezat, — ook in 't noorden wemelde het van francs-tireurs, die elke verkenning op kleine schaal belemmerden; — zond hij reeds den 22™ November zoo goed als de geheele 3« cavaleriedivisie op marsch naar Amiens en naar St. Quentin om dienaangaande zekerheid te verkrijgen. Thans bleek reeds spoedig, dat de hoofdmacht der tegenpartij zich bij Amiens bevond, dat ook bij Rouaan wel troepen stonden doch weinig in aantal, dat de tegenpartij gebrek had aan cavalerie, en dat ook aan de artillerie nog heel wat mankeerde. Den 23en reeds werd weder opgebroken, en terwijl de 3" cavaleriedivisie bij le Quesnel met de mobiele garden schermutselde, rukte de generaal naar Amiens (27 November). Dij Villers-Bretonneux, ten zuidoosten van de stad, had het eerste ernstige trefTen plaats. Op de tijding, dat de Duitschers de stad naderden, had generaal Farre, die tijdelijk het opperbevel voerde, al de beschikbare troepen hier ijlings in een uitmuntende stelling bijeengetrokken. 't Was een nevelachtige, mistige dag. Den vorigen nacht had het zwaar geregend, en de damp, die over het terrein hing, belemmerde geruimen tijd de positiën der tegenpartij te onderscheiden, 't Was dus reeds over negenen, voordat het 8e korps in een ernstig gevecht werd gewikkeld. Gesteund door het 20e jager bataljon, hield het 2e bataljon van het 43" Fransche regiment den strijd tegen den aanvaller geruimen tijd vol; eindelijk werd het dorp Cagny door de Pruisen toch met de bajonet genomen. — Ook in dit gevecht was 't weder de geweldige overmacht der artillerie des aanvallers, die ten slotte de beslissing gaf. — Villers-Bretonneux, eerst door de Duitschers bezet, werd door Fransche mariniers en jagers met zooveel onstuimigheid aangegrepen, dat de tegenpartij na een verwoed huizengevecht het dorp moest ontruimen, en dat er twee escadrons huzaren noodig waren om de infanterie uit het handgemeen los te houwen; doch weldra moest Villers-Bretonneux weder door de Franschen worden ontruimd. Hiermede begon voor hen over de gansche linie de terugtocht; alleen de artillerie was door heftig vuur uit haar achterwaarts gelegen stelling bij machte de nastormende Duitsche infanterie halt te gebieden. De Franschen bezetten thans de bij Dury opgeworpen schansen; en aangezien von Manteulïel, nu het duister reeds begon te vallen, begreep, dat deze schansen, door krachtig artillerievuur geflankeerd, niet zonder zware verliezen te nemen zouden zijn, terwijl er door het langdurige gevecht ook in zijn afdeelingen veiwarring was ontstaan, besloot hij den strijd af te breken en den dag van den 28en November te kiezen voor de beslissing. Deze wachtte de vijand echter niet af; hij verliet nog in denzelfden nacht Amiens en trok af in de richting van Corbie en Arras. De Duitschers vervolgden hem niet, vooreerst omdat zij zeiven te zwaai waien vermoeid, dan omdat generaal Farre den spoortrein tot zijn beschikkinghad, eindelijk omdat de Franschen de brug aan gene zijde van de stad hadden doen springen. De verliezen stonden aan weerszijden ongeveer gelijk, — twaalf- a veertienhonderd dooden en gekwetsten ; — doch de jonge, ten deele slecht geoefende, slecht gewapende troepen van het Noorderleger hadden bij deze gelegenheid een taaiheid en een doodsverachting aan den dag gelegd, welke zelfs aan de tegenpartij bewondering afdwongen. Den dag van den slag bij Villers-Bretonneux capituleerde de vesting La Fère, nadat een bataljon mobiele garden met vier vuurmonden den '20'» had getracht de plaats te ontzetten. Voor de Duitschers was de val van die veste van groot gewicht, omdat La Fère de spoorbanen van Rheims naar Creil en naar Amiens beheerschte. Thans kon het Ie leger van uit Rheims behoorlijk van al het benoodigde worden voorzien. De val van Thionville op den 24en na een hevig bombardement was van niet minder gewicht, want hierdoor kreeg generaal von Kameke de handen vrij om het beleg te slaan voor Longwy en Montmédy. Thionville was van de linie van den Moezel het laatste punt geweest, dat zich nog in Fransche handen bevond. Dat Toul, Soissons en Schlettstadt zich reeds vóór den val van Metz hadden overgegeven, is ons bekend, zoo ook dat Verdun reeds in Duitsche handen was. Met het 8e korps op den rechter-, met het le korps op den linkervleugel rukte von Manteuffel den 29™ November op naar Rouaan. Hij was thans meester over het geheele gebied ten zuiden van de Somme. \an het Xoorderleger had hij na dat scherpe gevecht voorloopig niet veel te vreezen; aan de belegering van Péronne kon voorshands evenmin worden gedacht als aan die van Lille en Arras, en — Rouaan was, niet te vergeten, de stapelplaats van een groote hoeveelheid krijgsvoorraad. Bij een koude van 10° C werd zoo goed als onafgebroken doorgemarcheerd langs wegen, welke de vijand op alle denkbare manieren getracht had onbruikbaar te maken, midden door kleine vijandelijke afdeelingen, die telkens, nu hier dan daar, standhielden en de Duitschers tot gedeeltelijke ontwikkeling dwongen. Bijna gestadig werd in die dagen onder den blooten hemel gebivakkeerd. Hartelijk werd dus (5 December) door de troepen naar een rustdag verlangd, toen de verkenningspatrouilles de tijding brachten, dat de vijand met een sterke macht van de zijde van Rouaan naderde. Dit bleek echter slechts een loos alarm, want Rouaan verdedigde zich niet. De met geschut bewapende schansen om de stad hadden zelfs geen enkelen man tot bezetting, en Manteuffel trok den öen December, zooals men dit wel eens uitdrukt, „met schoenen en kousen" de stad binnen. Terwijl rondom deze plaats met haar zeer groote arbeidersbevolking batterijen opgeworpen en, tegen 't gevaar van mogelijk verzet, ook bewapend werden, begon men van uit Rouaan straalsgewijze kleine vliegende colonnes af te zenden om in den omtrek alle verzet te breken. Meer kon voorshands ook niet worden gedaan, want, hoewel von Manteuffel de Saksische cavaleriedivisie en de Pruisische garde-dragonderbrigade nog tot zijn beschikking had gekregen, was zijn macht toch niet groot genoeg om naar Havre te rukken en deze stad in te sluiten en te nemen, vooral niet omdat Havre door den officier van de marine Mouchez uitmuntend in staat van tegenweer was gebracht. Wel werden Dieppe en Evreux den 14en December bezet. Eensklaps ontving bet 8e korps echter bevel zoo snel mogelijk naar Amiens terug te keeren. Hier waren de toestanden onverwachts zeer veranderd, De generaal Faidherbe, een der eerste dagen van December aan 't hoofd van het Noorderleger getreden, was de vijandelijkheden reeds den 10e" December begonnen door het hernemen van het stadje Ham, welbekend door het feit, dat Napoleon III daar een tijdlang heeft GENERAAL FAIDHERBE. gevangen gezeten. Tegelijkertijd hadden verschillende kleine aanvallen op konvooien plaats gegrepen. Aangezien Faidherbe de telegrafische gemeenschap overal had doen verbreken, was er niet zonder ïeden bij 't hoofdkwartier van von Manteulïel groote bezorgdheid ontstaan. Afdeelingen, afgezonden om het te Ham gevangen genomen detachement van bijna 300 man te bevrijden, werden met kracht teruggeworpen; den 14™ meldden de patrouilles, dat groote troepenkorpsen van de zijde van Cambrai over Bapaume naderden. Het leed dus geen twijfel, of von Manteuffel had zich schromelijk vergist, toen hij zich na den slag bij Amiens of Villers-Bretonneux voor langen tijd van het Noorderleger ontslagen achtte. Dit Noorderleger bestond nog en rukte aan op Amiens. Met een snelheid en een voortvarendheid, die in hooge mate getuigden voor zijn wilskracht en zijn organiseerend talent, had de pas uit Afrika teruggekeerde generaal Faidherbe, een man met een uitstekenden naam, tevens een wetenschappelijk hoogst ontwikkeld officier, de vormlooze menschenhoopen, waarover hij te beschikken had, binnen weinige dagen in twee korpsen, het 22e en het 23®, herschapen en was met deze macht, die 60 vuurmonden medevoerde en circa 50,000 man sterk was, in den rug der Duitschers op Amiens aangerukt, op een oogenblik, dat van deze alleen de 15e divisie beschikbaar was om hem den marsch van hier naar Compiègne te belemmeren. Een depêche, door von Manteuffel den 15en van het hoofdkwartier te Versailles ontvangen, waarschuwde hem voor het dreigende gevaar en beval hem met het Ie leger naar Beauvais te marcheeren en de mogelijkheid niet uit het oog te verliezen, dat ook van uit de Fransche vestingen aan de Belgische grenzen een poging kon worden gedaan om Parijs te ontzetten. De fortuin was den Duitschers gunstig. Den 13en had Montmédy gecapituleerd. Yon Manteuffel kreeg dus de handen vrijer. De 16e divisie rukte van Dieppe naar Beauvais, en den 19en stond het 8e korps tusschen Breteuil en Roye, het le korps bij Amiens. Een verkenning, hoofdzakelijk door cavalerie en artillerie den 20e" van uit Amiens in de richting van Arras en meer bepaald naar Querrieux ondernomen, leverde het bewijs, dat hier een aanzienlijke massa vijandelijke troepen stonden, want het verkenningsdetachement werd krachtig teruggeworpen. In 't hoofdkwartier kreeg men nu voldoende zekerheid, dat de Franschen hadden stelling genomen tusschen Péronne en Corbie, ten noorden van de Somme. De geheele omtrek daar wemelde van partijgangers; overal waren de bruggen afgebroken; slechts over smalle loopbruggen onderhield men nog de gemeenschap met den rechteroever. Von Manteuffel besloot de tegenpartij in zijn stellingen aldaar aan te vallen. Zoodoende kwam het den 23en bij Pont Noyelles aan de Hallue tot een scherp gevecht, dat aan de Franschen circa twaalfhonderd dooden en gekwetsten kostte, onbeslist bleef en den 14en, nadat de troepen bij een koude van 7° of 8° C. op het slagveld hadden overnacht, niet werd voortgezet. In den namiddag van dezen dag retireerde Faidherbe, om zijn troepen in kantonnementen onder te brengen en hun eenige rust te gunnen. Fr. D. Oorl. 2de dr. 27 Den 25"n brak von Manteuffel weder op om den wijkenden vijand in de richting van Arras te vervolgen. Twee dagen later werd Péronne door hem ingesloten en gebombardeerd. —Den 10en Januari, nadat er zeventig huizen in puin geschoten en vijfhonderd half vernield waren, gaf de stad zich over. 't Was niet de eerste maal, dat de Pruisen door het bombardement eener stad de bezetting ervan tot de overgave dwongen; door velen werd deze even wreedaardige als tegen het volkenrecht indruischende geweldmaatregel dan ook scherp afgekeurd. Hieraan stoorden de Duitschers zich echter niet. Volgens hen werd op deze wijze minder bloed vergoten dan bij een langdurig, geregeld beleg. Op zijn marsch naar Arras werd door von Manteuffel bij Bapaume, aan 't punt van samenkomst der wegen van Arras en Cambray naar Amiens, met het 8e korps halt gemaakt Terwijl generaal von Bentheim den vijand in bedwang hield, die uit Havre Rouaan bedreigde, en terwijl Mézières den len Januari 1871 zich overgaf, zond generaal von Göben uit zijn stellingen ten noorden van de Somme in verschillende richtingen detachementen af, om den vijand op te zoeken en terug te drijven. Aangenomen mag worden, dat het Duitsche hoofdkwartier, — doch vooral von Manteuffel zelf; — zich schromelijk vergiste in de meening, dat het Noorderleger na den slag aan de Hallue was vernietigd. Niets was minder waar. De slag bij Bapaume zou dit weldra bewijzen. Had von Manteuffel geweten, wat hij niét wist, dat Faidherbe na den slag aan de Hallue alleen was teruggegaan om zijn jonge troepen te kantonneeren en ze dus te beschermen tegen de felle koude van het bivak, om hun tevens een paar rustdagen te gunnen, die zij noodig hadden, en hen weder van al 't noodige te voorzien, dan had hij zijn regimenten stellig niét over zulk een lange lijn als van Rouaan tot aan Bapaume geëchelonneerd, maar zou hij ze zeker bij elkander hebben gehouden. Toen Faidherbe dus den 3en Januari langs vier wegen oprukte om Péronne, dat al dagen lang gebombardeerd werd, te ontzetten, stiet hij hierdoor bij Bapaume alleen op het 8e korps, dat eveneens veel jonge manschappen telde. Zonder aarzelen viel hij aan, en het gevecht in de voorsteden van Bapaume en in de nabijgelegen dorpen werd weldra zóó verwoed, dat de dood en en gekwetsten in de straten vier, vijf man hoog op elkander lagen; zóó onstuimig herhaalden de Franschen hierbij telkens den aanval, dat de Duitschers de voorsteden moesten ontruimen. 't Was reeds geruimen tijd donker, — zeven uur; — toen Faidherbe 't gevecht afbrak en vlak tegenover zijn tegenpartij een bivak betrok, terwijl de Duitschers, beducht voor een hernieuwden aanval, den volgenden morgen Bapaume ontruimden. Met het oog op den overmachtigen vijand, die zoo hardnekkig had gevochten, dan op het ingetreden gebrek aan munitie, eindelijk op de omstandigheid, dat voorloopig op geen enkelen man versterking meer kon worden gerekend, werd zelfs bevel gegeven om. gedekt door cavalerie, terug te gaan tot achter de Somme. Deze beweging bleek den echter niet meer noodig, want Faidherbe keerde zelf naar zijn kantonnementen terug, volgens eigen verklaring, omdat een retour offensif van uit Amiens zeer goed mogelijk was, omdat hij rapport had ontvangen, dat Péronne op den Oude- en op den Nieuwjaarsdag niet meer was beschoten, en omdat hij het bivakkeeren in de open lucht voor zijn vermoeide troepen zeer onraadzaam achtte. Dat zijn leger echter nog volkomen slagvaardig was, bleek toen een paar escadrons Pruisische kurassiers het wilden vervolgen. Het eene werd totaal vernietigd, het andere toog op de vlucht. Het bataljon, dat de escadrons op die wijze ontving, een van de divisie Bressol. had de 1 uiters tot op dertig pas laten naderen en toen snelvuur afgegeven. Péronne gaf zich dus 10 Januari over. Hierdoor kreeg von Göben, die intusschen von Manteuffel als commandant over het Ie leger was opgevolgd, de handen eensklaps veel ruimer. Von Göben was thans meester over de gansche stelling aan de Somme; hij kon voor- en achtei uit en kon zijn krachten concentreeren om zijn tegenpartij te beletten over Péronne naar Parijs te marcheeren. Amiens bezittende, belette hij Faidherbe de Somme over te gaan. Mocht deze over St. Quentin en Laon naar Rheims, dus naar de Duitsche operatielijnen, willen trekken, dan kon hij hem thans op verschillende punten tegentreden. Om zijn gevaarlijken, ondernemenden en talentvollen tegenstander, die stellig wel spoedig weder aanvallend zou optreden, naar behooren het hoofd te kunnen bieden, nam von Göben met het 8e korps dus positie tusschen Péronne en Bray achter de Somme en met de P2C cavaleriedivisie te St. Quentin; de 3e reservedivisie stond in en om Péronne. Toen von Göben meende, dat Faidherbe niet lang wachten doch het offensief weldra hernemen zou, zag hij den toestand zeer juist in. — Aan generaal von Manteuffel was, zooals wij weldra meer in bijzonderheden zullen hooren, het bevel opgedragen over de zuid-armée, die tegenover Bourbaki en het Ie Loireleger moest optreden. 't Was reeds bijna half Januari. Dat Parijs het nog langer dan enkele dagen zou kunnen uithouden, geloofde niemand. Aangezien Faidherbe tijding had ontvangen, dat Trochu eerstdaags een laatste, wanhopige poging zou doen om zich door den vijand heen te slaan, benevens een telegram uit Bordeaux van de Freycinet, meldende, dat het oogenblik van krachtig optreden was gekomen, terwijl van Faidherbe vóór alles werd gevorderd, zooveel mogelijk vijandelijke troepen tot zich te trekken om de macht der belegeraars van Parijs te verzwakken, was voor dezen generaal, zooals hij zelf het beste inzag, energiek handelen plicht. Van Albert, waar hij toen (15 Januari) stond, — Bapaume was reeds lang weder door de Duitschers ontruimd; — besloot hij daarom door een paar geforceerde marschen naar het oosten, met een grooten boog om Péronne heen, naar de zuidzijde van St. Quentin te rukken en zoodoende den weg naar La Fère en Compiègne, dus naar 's vijands operatielijnen, te bedreigen. Dat hij hierbij weldra een overmachtigen vijand tegenover zich vinden zou, wist hij even stellig als dat hij dezen marsch naar St. Quentin niet onopgemerkt zou afleggen, maar hij achtte het oogenblik gekomen om aan Parijs een offer te brengen. Werd hij door een al te groote macht aangegrepen, dan stond hem altijd nog de terugtocht open naar den vestingvierhoek Cambray, Bouchain, Douai en Valenciennes, waarbinnen de vijand zich wel wachten zou hem te vervolgen. Den 16en werd de marsch aangevangen van Albert naar Sailly-Saillisel, en den 17en bij spiegelgladde wegen, — het had zwaar geijzeld; — naar Vermand vervolgd. Hier reeds kregen afdeelingen van de divisie von Barnekow, die voor Péronne hadden gestaan, met zijn macht voeling. In den vroegen morgen van den 18™ werd de achterhoede der divisie Bressol voortdurend lastig gevallen door escadrons der 3e cavaleriedivisie; tegen den middag werd die achterhoede ook aangegrepen dooide voorhoede der 15e divisie (von Kümmer). Generaal Paulze d'Ivoy DE LINKERVLEUGEL DER PRUISISCHE STELLINO IN DEN AVOND VAN DÉN SLAG BIJ ST. QUENTIN DEN 19en JANUARI 1871. was met de 2e divisie van het 22e korps zelfs verplicht bij Vermand in stelling te komen en een gevecht aan te nemen. Uit alles bleek, dat von Göben zijn tegenstander met zijn gansche macht was gevolgd, en dat geen enkele van diens bewegingen hem was ontgaan. — Van een terugmarsch naar't noorden was voor Faidherbe thans zelfs geen sprake meer; dit teruggaan, met den vijand vlak achter zich, zou met volslagen vernietiging hebben gelijk gestaan. Op denzelfden dag, dat Trochu vóór Parijs zijn grooten uitval deed naar Montretout, nam Faidherbe daarom den slag aan bij St. Quentin. Aan de west- en de zuidzijde van deze stad, en circa vijf kilometer van haar verwijderd, had hij aan weerszijden van het kanaal een zeer goede stelling gevonden. Het dorp Fayet vormde het rechtersteunpunt, het dorp Grugis het linker. In een llauwen boog stond zijn circa 40,000 man sterk leger om de stad. Den vorigen nacht had het vrij zwaar geregend, zoodat wegen en akkers, aanvankelijk met ijs bedekt, nu een modderpoel vormden, en groote strooken weiland aan een meer gelijk waren geworden. Om acht uur begonnen, werd het gevecht over de gansche linie weldra algemeen. Later op den dag draaide het voornamelijk om de hoogten van Gauchy op den linkervleugel. In de nabijheid van den molen A tout vent staande, had Faidherbe een goed overzicht over den loop er van. Op alle voorname punten, onder andere bij Savy en op en bij den straatweg naar Ham, werd door zijn troepen met de grootste taaiheid en hardnekkigheid gestreden.- Eerst tegen zes uur in den avond, toen eenige compagnieën van het 41e regiment het stationsgebouw bestormd en zich in een gedeelte deistad vastgezet hadden, begon de weerstand der Franschen te verzwakken. Op den rechtervleugel duurde de strijd nog geruimen tijd. Hier ontvingen de Franschen versterking en wisten zij het dorp Fayet den aanvaller weder te ontwringen, — de invallende duisternis was hun hierbij gunstig; — maar een alles overweldigende bajonetaanval van liet 41 regiment smeet hen ten slotte toch achter hun barricaden terug, en onder het kraken der schoten, het gegil en gekerm der gewonden en het dreunende hoera der Duitschers moest de terugtocht ten sjotte worden aangenomen. Wel stelden Faidherbe en zijn stafofficieren alles in 't werk om dezen geregeld en ordelijk te doen plaats hebben, maar de springende granaten brachten de vluchtelingen weldra in verwarring. De colonnes stoven uiteen. Wagens, karren, ruiters, infanteristen, in één woord een dichte drom van menschen, dieren en voertuigen begon om half acht de wegen naar Cambray te vullen. — „De Pruisen komen !" was de kreet, waarmede enkele uren daarna gansche scharen met slijk en zweet bedekte mannen hijgend en ademloos deze stad binnenstormden. — „De Pruisen komen!" — Als een loopend vuurtje plantte die angstkreet zich in den omtrek voort. Honderde voertuigen, ten deele met gewonden beladen, joegen in razenden galop op de straatwegen voort; als dolzinnig ranselden de voerlieden los op de paarden, en deze renden zonder genade NA DEN SLAG BIJ ST. QUENTIN. voort over de lichamen van och, zooveel gewond langs den weg liggende, zieltogende krijgers. Voor dit wanhopig geworden mensclienkluwen sloot Cambray zijn poorten; maar ook weigerde het zich over te geven, toen de Pruisen den volgenden morgen de stad naderden. De slag van St. Quentin had het leger van Faidherbe doen uiteenspatten. Von Göben maakten 0000 gevangenen en nam zes vuurmonden, terwijl circa 3000 dooden en gewonden het slagveld bedekten; ook de Duitschers hadden zware verliezen geleden. Voordat het lot van het Noorderleger was beslist, was er zeven uur lang van beide zijden met grenzenlooze hardnekkigheid gestreden. 't Geen de slag bij Le Mans een week tevoren was geweest voor Chanzy, was die bij St. Quentin thans voor Faidherbe. Voor geruimen tijd waren de legers van beide generaals tot een nieuwen veldtocht ongeschikt gemaakt. Toch bleef von Göben op zijn hoede; terwijl de '15e divisie en een regiment cavalerie Amiens dekten en Cambray, dat niet werd belegerd, benevens Arras in 't oog hielden, nam een deel van het le korps en van de cavaleriedivisie Gröben, front naar Cambray, stelling ten noorden van Péronne. De 16e divisie kwam op de lijn Clary-Prómont-Brancourt, terwijl graaf Lippe Cateau Cambresis bezette. Hier rustten de troepen uit van hun zware vermoeienissen, terwijl vliegende colonnes het land doortrokken, in de dorpen en de steden oorlogschatting hieven, graan en slachtvee samendreven en elk verzet terstond onderdrukten. r Rondom de steden Cambray, Douai, Valenciennes, Arras en Lille gekantonneerd, werd het Noorderleger door Faidherbe's wilskracht toch betrekkelijk spoedig weder georganiseerd, zoodat het den 10en Februari bijna weder een even groote getalsterkte had als in 't midden van januari. De wapenstilstand en de vrede waren echter oorzaak, dat die troepen niet meer te velde gebezigd doch per scheepsgelegenheid over Duinkerken naar Cherbourg getransporteerd werden, om de garnizoenen van de vestingen in dat gedeelte van het land te versterken. TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. VON WERDER. GARIBALDI EN BOURBAKI IN 'T OOSTEN. Reeds vroeger, bij 't beleg van Straatsburg immers, maakten wij kennis met den man, wiens naam het eerste boven dit hoofdstuk is vermeld. Rij die gelegenheid en ook later nog, stipten wij aan, dat wij hem eerlang op een ander gedeelte van het oorlogstooneel zouden wedervinden. De omstandigheden hebben gemaakt, dat wij onze belofte thans eerst kunnen vervullen, dat wij thans eerst kunnen verhalen van de omvangrijke, grootsche taak, welke dezen uitstekenden Pruisischen generaal na den val van Straatsburg te verrichten werd gegeven. In algemeene trekken luidde zijn opdracht, dat hij den marsch naar Troyes en Chatillon terstond aanvangen, elke verzameling van vijandelijke troepen in de departementen Vogezen, Boven-Marne en Aube uiteenjagen, de daar vernielde gemeenschapsmiddelen herstellen, de reeds met den Elzas en Lotharingen bestaande in stand houden en met generaal von Schmeling, den commandant der nieuwgevormde ¥ reservedivisie, als veiligheidsmaatregel tegenover de sterke vesting Belfort, in verbinding blijven moest. Hem weid hiertoe het commando gegeven over het nieuwgevormde 14e korps, met de Badensche veld-divisie er bij gerekend, sterk 23 bataljons infanterie, 20 escadrons ruiters en 72 vuurmonden. Hier zij opgemerkt, dat von Schmeling tusschen 1 en 3 October bij Neuenburg over den Rijn was gegaan, Schlettstadt en Neu-Breisacli had ingesloten en nu bezig was den Boven-Elzas door vliegende colonnes van francs-tireurs te zuiveren, waartoe hij 15 bataljons infanterie, 8 escadrons en 36 stukken onder zijn bevelen had. Zooals ons ook reeds bekend is, had generaal Cambriels in 't begin van October een legertje van circa 15,000 man tot aan de Meurthe vooruitgeschoven, en was hij bezig achter dit troepengordijn bij Dijon, Besangon en Lyon grootere afdeelingen samen te stellen. Bovendien bevonden zich in 't zuiden van Frankrijk een massa, min of meei georganiseerde, op zich zelf staande detachementen, die aanhoudend in sterkte toenamen, benevens de vrijscharen van den welbekenden partijganger Garibaldi, die slechts op de komst van hun chef wachtten, om handelend op te treden. Von Werder kon dus veilig zeggen, dat hij bij den opmarsch naar 't zuiden de hand stak in een wespennest; dat hem van alle kanten gevaar dreigde; dat van achter iedere heg, iedere struik, ieder rotsblok het geweer blonk van een franc-tireur, van een man dus, die zonder te vragen naar het meer of minder geoorloofde of onedele van zijn daad, zonder te vragen naar 't geen hiervan voor hemzelven het gevolg kon wezen, zijn vijand belaagde en afbreuk poogde te doen, van een man, die de smalle bergpassen, welke de Duitschers moesten doortrekken, door verhakkingen en diepe sleuven telkens versperde, die de kanten der bergwanden afstak en het passeeren van voertuigen en vuurmonden op die plaatsen tot een uiterst gevaarlijk werk maakte, die in één woord alles deed om de tegenpartij nadeel toe te brengen en uit te putten. Gestadig schermutselend met zulk een vijand, die nu eens in kleinen getale dan weder, zooals bij Etival en Nompatelize, met grootere macht optrad, brak generaal von Degenfeld, commandant der Badensche' veldtroepen, tegelijk commandant van von Werders voorhoede, zich een baan naar St. Dié, waar bijna het geheele korps den 9- was vereenigd, om den 13en Epinal te bereiken. Geheel in overeenstemming met het gevoelen van het groote hoofdkwartier was von Werder thans voornemens, de lijn Dijon-Mühlhausen te bezigen als operatiebasis. Eenmaal hier gekomen, dekte hij de aanvoerlijn Straatsburg-Luneville-Nancy-Chalons tegen een ernstigen aanval uit het zuiden. Tevens maakte hij, dat von Schmeling ongestoord tegen- over de vestingen in den Boven-Elzas kon opereeren. — Op hooger last zette hij den 16en echter den marsch voort naar Vesoul. Hier, luidden de rapporten, hadden zich veel troepen verzameld. Deze eenmaal teruggeworpen, was 't von Moltke's bedoeling, dat von Werder zijn aanvallende beweging zelfs tot aan het nog zooveel zuidelijker gelegen Besangon zou vervolgen. Zonder dat de tegenpartij een enkele poging had gedaan dit te beletten, kwam Vesoul den 18en in 't bezit van het 14e korps. Thans begonnen de berichten omtrent generaal Cambriels en Garibaldi een wat meer stelligen vorm te krijgen. Een van Besan^on vertrokken en voor Vesoul bestemde Fransche veldpost werd opgelicht. Uit bij hem gevonden brieven bleek, dat bijna al de vijandelijke afdeelingen op Besanpon en Belfort waren teruggegaan, dat Cambriels zijn soldaten ten westen van eerstgenoemde plaats had gekantonneerd, en dat Garibaldi, die eerst ook te Besangon was gekomen, van hier weder naar 't zuiden was getrokken, omdat zeer veel mobiele garden niet onder ,,een Italiaan" "verkozen te dienen. Voorts bleek, dat „de oude van Caprera" zijn beide zonen Menotti en Ricciotti bij zich had, dat een voormalige apotheker, een zekere Bordone, zijn chef van den staf was, en dat het in de meer zuidwaarts geleden steden wemelde van allerlei fantastisch uitgedoste kerels met roode hemden en zwarte gezichten, met een gepluimde baret op 't hoofd en met geweren van allerlei soort en kaliber, terwijl men te Lyon een werfbureau vond met een vlag, waarop de woorden: „Armée des Vosges de la République frangaise. Enrölements volontaires. Garibaldi général en chef." Op den 22en, terwijl von Werder op marsch was naar den Ognon, een linkerzij riviertje van de Saöne, kwam het bij Etuz of Cussey aan dat riviertje, ten noorden van Besangon, tot een scherp gevecht met de troepen van Cambriels. De brug bij Cussey werd na een gruwelijk handgemeen genomen, en de Franschen bij 't invallen der duisternis op Besangon teruggedrongen. Den volgenden morgen brachten kleine cavaleriepatrouilles, die zich stoutmoedig vooruit hadden gewaagd, de tijding, dat Garibaldi zich te Dole ophield om vrijkorpsen te vormen, en dat Auxonne ook fransche bezetting had. Von Werder vervolgde zijn geslagen tegenstander niet. Van verschillende zijden toch dreigde gevaar. Op alle wegen vertoonden zich vrij- scharen, en de troepen hadden zware marschen door moeilijk, bergachtig terrein achter den rng. De generaal besloot dus zijn mannen te Gray met de Saone in den rug eenige rust te gunnen en, zooals het groote hoofdkwartier had bevolen, van hieruit op te rukken naar Dijon. Terwijl zijn korps nog te Gray rust hield, ontving hij de tijding, dat Schlettstadt had gecapituleerd (24 October). Neu-Breisach lag thans aan de beurt. Door gevangenen, bij kleine schermutselingen gemaakt, te weten komende, dat Cambriels bij Besanpon was blijven staan, en dat Garibaldi zich nu te Dijon bevond en hier dagelijks meer versterking kreeg, besloot von Werder den tocht naar deze stad terstond te beginnen. Terwijl zijn korps zich onder afschuwelijk weder op marsch bevond, kwam het voor de troepen zoo verblijdende bericht, dat Metz zich den 27en had overgegeven. Thans kreeg men tevens een bewijs hoe hard bij het groote hoofdkwartier werd gewerkt, hoe alles daar reeds zooveel mogelijk vooruit werd gereed gemaakt, want reeds den 29en had von Werder nieuwe instructies, waarin nog zelfs van de belegering van Schlettstadt werd gesproken, — van Schlettstadt dat den 24™ reeds was gevallen! Volgens deze instructies moesten Neu-Breisach en Belfort worden belegerd, moest de linkervleugel van het IIe leger bij zijn marsch naar Parijs worden beveiligd, moesten Vesoul en Dijon bezet en moest de vijand vastgehouden worden, alles te zamen gevat een buitengewoon zware taak, te meer omdat Belfort met zijn sterke bezetting, — 17,000 man, — en ook Langres scherp in 't oog gehouden moesten worden, en de le reservedivisie, welke evenals de 4e thans onder de orders van von Werder werd gesteld, Belfort waarschijnlijk niet vóór den 6en November kon hebben ingesloten. Volgens de bevelen van hoogerhand zouden nu eerst Vesoul en Dijon worden bezet. Dijon viel na een heftig gevecht, dat den ganschen dag duurde, reeds den 31en den Duitschers in handen. Nog in dienzelfden nacht vernielden deze een groot gedeelte van het baanvak Lyon—Auxonne. Vesoul viel den 2en November. Dat Dijon was genomen, had voor von Werder groote beteekenis; hierdoor toch verloor de tegenpartij zijn middel- en steunpunt van verdediging. — Thans Dole bezet en naar Dijon terug! Toen Neu-Breisach den 10611 November had gecapituleerd, kreeg von Werder weder de beschikking over de 4e reservedivisie; ook kwam het belegeringspark nu vrij, dat tegen Belfort moest worden gebezigd. Deze sterke vesting, door den kolonel Denfert de Rocherau verdedigd, was namelijk reeds den 3en November, dus drie dagen vroeger dan men verwacht had, door de le reservedivisie onder generaal von Tresckow I ingesloten; tevens had deze divisie de stad Montbéliard en het daarbij gelegen groote kasteel aan den spoorweg Besanfon—Belfort sterk bezet. Met zijn hoofdmacht blijvende ten zuidoosten van Dijon, dekte von Werder nu met een deel der 4e reservedivisie de lijn Vesoul—Gray, en ondersteunde met een ander deel de troepen vóór Belfort. Yoorloopig was thans zijn taak van uit deze stellingen naar alle zijden front te maken naar de vrijscharen en francs-tireursbenden, die de geheele streek van de Cöte d'Or, van Langres af tot Chalons sur Saóne, afliepen, telkens de voorposten aangrepen, onder meer het landweerbataljon Unna overvielen en een groot deel van de manschappen in koelen bloede in hun slaap afmaakten, in één woord een oorlog voerden, die aan de jammerlijkste dagen van Napoleons kampstrijd in Spanje deed denken. Was deze taak in een geheel vijandig gezinde landstreek op zich zelve reeds zwaar genoeg, nog moeilijker werd ze, toen bleek, dat Garibaldi met een aanzienlijke doch ongeregelde macht bij Autun stond, dat ten zuiden van Dijon bij Chagny en Chalons sur Saöne groote massa's bijeenliepen, in één woord, dat von Werder letterlijk van alle zijden door vijanden was ingesloten. Een moedige uitval in de richting van de Cóte d'Or, een scherp gevecht bij Pasques, een heftige schermutseling bij Chateauneuf en Vandenesse, en de generaal had zich voor een korten tijd lucht gemaakt en kon zijn soldaten een weinig rust gunnen. Deze was hoog noodig, want, hoe onvermoeibaar en krijgsvaardig ook, hadden zijn troepen dooide vinnige koude, — 18° Reaumur, — de voeten diepe sneeuw, die velden en wegen bedekte, en de aanhoudende, zware marschen veel geleden. Die sneeuw was tevens oorzaak, dat de transporten kleedingstukken en vivres zeer ongeregeld aankwamen, dat er vaak gebrek heerschte en dat er vooral in de behoefte aan winterkleederen niet naar behooren kon worden voorzien, In die dagen, begin December, kwamen ook weder wat nauwkeuriger berichten omtrent den vijand in. Zoo werd vernomen, dat de generaal Cambriels door generaal Michel was vervangen, en dat de generaal Cremer, een voormalig kapitein, die bij Metz gevangen genomen, uit Mainz ontsnapt en in weerwil van zijn jeugdigen leeftijd door Gambetta bij het Oosterleger tot divisie-generaal benoemd was, nieuwe troepenkorpsen vormde. Ook was bekend geworden, dat het Loireleger na den slag bij Orleans (4 December) in tweeën was gesplitst, alsmede dat Bourbaki de eene helft, het 15e, 48» en 20 korps, commandeerde en thans waarschijnlijk stond bij Bourges en Nevers. Nauwkeurige berichten omtrent dit laatste ontbraken echter nog. Eveneens kreeg von Werder thans de zekerheid, dat het 7° korps (von Zastrow), in 't laatst van November door von Moltke naar Troyes gezonden, om de aanvoerlijnen van het IIe leger tegenover den vijand in 't zuiden te beschermen, in 't begin van December reeds met zijn voortroepen bij Chaumont aan de Marne was gekomen. Den 15e" December had dit korps, front naar het zuiden makende, de lijn Chatillon sur Seine—Ba\ ières aan de spoorbaan Parijs—Dijon bereikt, en trad met de bataljons van von Werder in nauwe verbinding. Intusschen bleef de toestand van dezen toch nog altijd kritiek, niet zoozeer omdat hij stond tegenover een geregelde troepenmacht, die hem ieder oogenblik kon aanvallen en slag leveren, als wel omdat Garibaldi en zijn zonen hem voortdurend met hun francs-tireurs het leven lastig maakten en oorzaak waren, dat telkens vliegende colonnes tegen hen afgezonden moesten worden. Neemt men nu in aanmerking, dat deze telkens herhaalde, kleine aanvallen eener tegenpartij, omtrent wier sterkte en vaste standplaatsen men geen of slechts weinig vertrouwbare gegevens bezat, een voortdurende troepenverplaatsing noodzakelijk maakten; dat het gansche drama aan de Saóne en in de Cóte d'or binnen enkele weken werd afgespeeld, en dat hooge sneeuw, grondelooze wegen en vinnige koude het marcheeren zeer belemmerden, dan weet men bijna niet wat men meer moet bewonderen, de vlugheid en de koenheid van den aanvoerder, die zijn omvangrijke taak behoorlijk wist te volbrengen, of de taaiheid en het volhardingsvermogen zijner soldaten. Doch verder! Dewijl de brigade von der Goltz, door von Werder naar Langres gezonden, den 16°" December in den omtrek van deze plaats eenige benden francs-tireurs van Garibaldi had teruggeworpen, besloot generaal Cremer dezen uit Lyon met eenige troepen te hulp te komen. O . Hij stiet hierdoor op de Badensche divisie. Nu volgde het gevecht bij Nuits ten zuiden van Dijon, een gevecht, dat met den aftocht der Franschen en de inbezitneming dezer stad door de Duitschers eindigde. Wel behaalden deze ook hier weder de zege, wel vielen veel wapens, vooral geweren van allerlei fabrikaat, een massa munitie en affuiten in hun handen, maar, evenals wij reeds vroeger bij Orleans zagen, was ook nu weder een heftig gevecht aan dit succes voorafgegaan. In de wijnbergen van Nuits was een verwoede strijd gevqerd, en verschillende Duitsche opper- en hoofdofficieren, onder anderen de ridderlijke prins Wilhelm van Baden en de generaal von Gliïmer hadden de overwinning met hun bloed betaald. In de laatste dagen van December begonnen daarop hoe langer hoe onrustbarender berichten bij von Werder in te komen. In Autun zou Garibaldi een nieuw legertje samenstellen; Cremer commandeerde stellig wel 20,000 man ongeregelde troepen; het leger van Lyon nam aanhoudend in sterkte toe, enz. — De mogelijkheid was dus volstrekt niet uitgesloten, dat al die massa's von Werder op één oogenblik van verschillende zijden aangrijpen, hem met vereenigde krachten slaan en daarna tot ontzet van Belfort oprukken zouden. Nog onrustbarender tijdingen, namelijk, dat ook bij Besancon aanzienlijke troepenmassa's werden bijeengetrokken, dat men bij Clerval aan de Doubs ten noordoosten van Besangon ook op vijanden was gestuit, en eindelijk, dat het baanvak Lyon-Besangon van af den 27en December uitsluitend voor 't vervoer van Fransche troepen beschikbaar was gesteld, deden het groote hoofdkwartier zeker begrijpen, dat von Werders geïsoleerde positie in 't zuiden thans toch wat al te gevaarlijk werd. De generaal kreeg dus bevel zijn geheele macht te vereenigen om en in Vesoul en, wat meer zegt, zelfs het zoo gewichtige Dijon tijdelijk te ontruimen. Terwijl het 7e korps nu in de lijn Montbard—Nuits sur Armangon ten noordwesten van Dijon, staan bleef, had von Werder den 30en December zijn geheele macht bij Yesoul en Gray aan de Saöne bijeengetrokken en bij Villersexel aan de Ognon een deel der divisie Schmeling gebracht. In dien stand bedreigde hij de linkerflank van elke armée, die uit de richting Dole-Besangon tot ontzet van Belfort mocht willen oprukken. Ten overvloede had hij uit Straatsburg het detachement Debschiitz (8 landweerbataljons, 2 escadrons en 2 batterijen) ontboden en die ten zuidoosten van Belfort, aan de grenzen bij Delle opgesteld. Betrekkelijk rustig ging het nieuwe jaar in, doch den 5en Januari veranderde de toestand eensklaps. De voorposten werden gealarmeerd. Groote vijandelijke drommen naderden; gevangenen verklaarden, dat ze behoorden tot een leger, bestaande uit het 15", 18e en 20e korps, gecommandeerd door Bourbaki en op marsch naar Belfort. De verplaatsing en concentratie van die groote krijgsmacht, — ze telde wel 100,000 man, — was het resultaat van een avontuurlijk plan van den advocaat Gambetta en den gedelegeerde de Freycinet, een plan, dat ook wel kans van slagen had gehad, wanneer slechts één enkel der zake kundig man aan het hoofd had gestaan, wanneer niet de gansche regeling der onderdeelen aan verschillende niét deskundige personen was overgelaten geworden, en — wanneer de Fransche generaals beter bewust waren geweest van de waarheid, dat een spoorlijn met haar materieel een prachtig middel tot snel vervoer van troepen is, doch, — en hierin werd juist de groote, de onvergeeflijke fout begaan; — doch dat men de beheerders van zoo'n spoorlijn dan ook den tijd moet laten het noodige materieel bijeen te brengen en een gedétailleerde regeling van den loop der treinen samen te stellen. Doet men dit niet, waagt men het bovendien roekeloos en onhandig in het lijne, nauwluisterende raderwerk van zulk een treinenvervoer in te grijpen, zooals hier bij herhaling geschiedde, dan blijven de gevolgen, als: groote verwarring, eindelooze vertragingen, niet uit, en is een totale mislukking van het geheele plan het einde. Het te Bordeaux uitgewerkte operatieplan luidde: „Het 15c korps dekt Bourges en Nevers; het 18e en 20« worden ijlings per trein vervoerd naar Beaume (aan de spoorbaan Lyon-Dijon). Hier vereenigen zij zich met de legers van Garibaldi en Cremer en vermeesteren gezamenlijk Dyon. Intusschen spoort het leger van Lyon (20,000 man) naar Besangon, trekt het garnizoen (15,000 man) bij zich aan, vereenigt zich met het andere leger, dat Dijon heeft genomen, rukt hiermede op naar Belfort, ontzet deze vesting en werpt zich dan op de Duitsche communicatie- en aanvoerlijnen. Het gevolg hiervan zal dan wezen, dat het beleg van al de vestingen in 't noorden terstond wordt opgebroken, en dat mogelijk later zelfs aan Faidherbe de hand kan worden gereikt." Voor een leek was dit, zóó gezien, een prachtig plan: de „mennekes" hier in-, ginds uitladen, ze vereenigen met andere „mennekes" en dan met die gezamenlijk tegen een vijand op, die veel zwakker was, die nog geen 40,000 man telde; wel 't kon haast niet mooier! Een kind zelfs had kunnen begrijpen, dat dit plan slagen moest. — Stellig! Slagen kón het, wanneer voldaan werd aan de volgende voorwaarden: a. dat de NACHTGEVECHT BIJ V1LLERSEXEI. VAN DEN 9en OP DEN 10en JANUARI. beweging zóó snel werd uitgevoerd, dat de tegenpartij er niets van bespeurde; — hier echter begon het vervoer bij Bourges en Vierzon den 20en December en eerst den 5en Januari, dus vijftien dagen later, was het ongeveer voltooid; — b. wanneer één hoofd alles bestuurde; — hier yr.-D. Oorl. 2de dr. 28 echter waren vier hoofden, Cremer, Garibaldi, Bressolles uit Lyon en Bourbaki; c. wanneer de troepenaanvoerders begrepen hadden, dat een troep noodzakelijk ook genoeg vivres en krijgsvoorraad moet medevoeren. en dat de treinen niet uitsluitend voor de soldaten doch ook voor het vervoer van deze inpedimenta moeten dienen; — wat hier maar al te vaak uit het oog werd verloren; — d. wanneer alle omstandigheden, dus ook het weder en het jaargetijde, medewerkten. Van al deze voor het welslagen der onderneming, vooral bij jonge troepen, zoo dringend noodzakelijke factoren nu was bij deze expeditie niet één enkele aanwezig. Daarbij had het Oosterleger een wel niet groote maar geharde, goed gedisciplineerde troepenmacht tegenover zich onder een energieken, genialen aanvoerder, die den ganschen toeleg van zijn tegenpartij weldra had doorzien, die door het groote hoofdkwartier wist, dat hem terstond versterking zou worden toegezonden (het 2e en het 7e korps onder commando van von Manteuffel), en die tevens had begrepen, dat er slechts één afdoend middel bestond om den toeleg van Bourbaki en zijn hulplegers te doen mislukken. Hij moest zijn tegenpartij omtrent zijn eigen voornemens en opstelling trachten te misleiden, dan zijn tegenwoordige posities verlaten, ijlings aftrekken naar het oosten en stelling nemen achter de Lisaine, een riviertje, dat ten zuidwesten van Belfort langs Frahier en Héricourt naar Montbéliard stroomt. Werd deze stelling dan met alle voorhanden middelen, zelfs door zwaar geschut uit 't belegeringspark van Belfort, zoo sterk mogelijk gemaakt, en werd hier dan standgehouden, desnoods tot de laatste man was gevallen, wel, dan was er veel kans, dat de zege ten slotte toch nog door hem werd behaald. — Doch voor dit alles en voor 't bezetten dezer stelling was tijd noodig, en de weg van Vesoul naar Belfort was zeer lang. Was het niet mogelijk de tegenpartij van zijn marschlijn af te leiden, dan was de kans groot, dat de tijd tot het in gereedheid brengen der stelling te klein was. Dus trachtte von Werder zijn vijand te verlokken om met zijn hoofdmacht van zijn marschlijn af te wijken. Deze toeleg gelukte (9 Januari). De stad Villersexel met haar sterk kasteel op den oever van de Ognon, aanvankelijk door Fransche voortroepen bezet, werd door de 4e reservedivisie aangegrepen en genomen. De Fransche bezetting werd naar 't zuiden en zuidwesten teruggejaagd; en thans viel Bourbaki in den hem gespannen strik. — In de meening, dat Villersexel bij het middelpunt lag van een groote slaglinie, deed hij omstreeks één uur in den namiddag van den 9-n Januari artillerie voorkomen en aanhoudend meer troepen tegen het stadje zich ontwikkelen, terwijl von Werder, om zijn tegenstander volkomen te verschalken, zijn slaglinie ook eenigszins uitbreidde, waartoe het terrein in hooge mate in zijn voordeel was. — Langdurig en verwoed werd gestreden. Toen de nacht aanbrak, bestormden versche Fransche troepen nog telkens weder het brandende kasteel. Terwijl kleine voorpostenafdeelingen van hem het gevecht den ganschen nacht voortzetten, trok von Werder bij schemerachtig maanlicht met 't gros zijns legers at' naar de lijn Montbéliard-Héricourt. Voorloopig waren het thans alleen de krachtig gespierde beenen der Duitsche soldaten, die hun chef de overwinning konden bezorgen. Met zijn logge afdeelingen jonge troepen, die na 't gevecht eerst weder marschvaardig gemaakt dienden te worden, kon Bourbaki onmogelijk zoo snel volgen. Eerst den llen ging hij dus weder op marsch. Volle vierentwintig uren had hij bij Villersexel moeten blijven, omdat de aanvoer van levensmiddelen, enz. nu reeds veel te wenschen overliet, een gevolg van de slechte regeling van den treinenloop, waardoor honderde waggons in de bergstations bleven staan. Na een kort gevecht bij Arcey den 13en tegen verkenningstroepen van von Werder, kwam Bourbaki eindelijk eerst in den avond van den 14en vóór Héricourt. — „Was deze plaats genomen, dan moest 't beleg voor Belfort worden opgebroken, dan moest von Tresckow zijn toevlucht zoeken in den Elzas, mogelijk zelfs wel aan gene zijde van den Rijn," zoo redeneerden Gambetta en de Freycinet. Doch Héricourt werd niét genomen en Montbéliard ook niet, en van dat gansche, zoo zonnige visioen werd niets tot werkelijkheid, want in de thans volgende gevechtenreeks aan de uitgestrekte Lisainelinie, — van Frahier tot Delle was ze zesendertig kilometer lang; — was het geluk de Fransche wapenen wederom geen enkele maal gunstig. Toch was Bourbaki's leger nog wel met het 15e korps versterkt. Terwijl over dag met de grootste verbittering en, volgens de verklaring van Duitsche officieren, door de Franschen met bewonderenswaardigen heldenmoed werd gestreden, moesten die jonge troepen zonder vuur, zonder beschutting de nachten doorbrengen op de kale, met diepe sneeuw bedekte bergplateaux bij een koude van lfi tot 18 graden vorst. Een scherpe, snijdende wind joeg over die vlakten en deed wolken sneeuw opgaan, die de soldaten bijna blind maakten en hen half als onder een lijkkleed begroeven. Bij de meer achterwaarts gelegerde troepen werden van groene takken vuren aangemaakt; en om deze kon men generaals, subalterne officieren en soldaten in een bonten hoop zich zien verdringen. Zittende op den ransel en met de voeten half in 't vuur, om toch een weinig warmte in 't lichaam te houden, daarbij gekweld door den honger, want de transporten levensmiddelen lieten zich wachten, brachten de arme soldaten de lange, nachtelijke uren door. "Vraagt nu eens wat er van een jong leger, dat drie dagen en nachten onder zulke hoogst ongunstige omstandigheden doorgebracht heeft, dat hierbij geen enkele maal eenig succes van beteekenis mocht behalen, VERDEDIGING VAN HET KASTEEL VAN MONTBÉLIARD DOOR 2 COMPAGNIEËN LANDWEER. nog te verwachten is. als de opperbevelhebber eindelijk, den hopeloozen strijd moede, het sein geeft tot teruggaan! Maar vraagt dan tevens eens of er reden bestond voor het donderende hoera, waarmede eindelijk, den 18en Januari, bij de eveneens zwaar gehavende en uitgeputte verdedigers het bericht ontvangen werd, dat de Franschen over de gansche linie teruggingen. \ ooral de landweermannen, die 't kasteel van Montbéliard te bewaken hadden gehad, mochten verheugd zijn, want tallooze malen hadden de salvo's der mitrailleuses over hun hoofden heengegonsd, terwijl de aanvalscolonnes de stad binnenstormden en zich tevens van het kasteel trachtten meester te maken. Dood af van vermoeienis hadden ook zij die nachten wakend in hun stel- lingen doorgebracht, terwijl een dichte nevel alles om hen heen als in een lijkkleed hulde, en de koude zóó hevig werd, dat de sluitstukken der vuurmonden en de grendels der geweren bijna niet meer geopend konden worden. Onder de Duitsche landweermannen even goed als onder de Fransche mobielen bevonden zich heel wat burgers, die thuis vrouw en kinderen hadden achtergelaten, en door hun positie in de maatschappij zoowel als door hun fortuin, aan zulk een ruw, hard leven volstrekt niet waren gewend. Menigen landweerman rezen de haren te berge, toen hij, ten slotte van achter zijn verschansingen te voorschijn gekomen, het slagveld der laatste drie dagen betrad. Hier waren plaatsen, waar vier, vijf aanvallers in een afgrijselijk kluwen dood op een hoop lagen. Over de slootranden hingen de lijken der gevallenen bij tientallen met het hoofd omlaag in de sneeuw. Meer dan 5000 dooden vond men daar, en ruim 3000 gewonden had de vijand zonder voedsel, zonder eenig verband op het slagveld in handen der overwinnaars achtergelaten! Voor de belegeraars van Belfort, voor den Elzas en voor Duitschland was het gevaar, dat uit het zuiden had gedreigd, thans geweken. Met nauwelijks 45,000 man en circa 140 vuurmonden had von Werder het drie dagen lang tegen 120,000 vijanden uitgehouden. Zijn kalmte in 't gevaar, zijn helder doorzicht hadden hiertoe stellig evenveel bijgebracht als de heldenmoed en de doodsverachting zijner soldaten. De hooge onderscheiding, welke zijn koninklijke meester hem weldra deed toekomen, was waarlijk verdiend. Zoo ooit, dan was vooral hier, aan de Lisaine, het bewijs geleverd hoe weinig waarde zulke jonge, nieuwgevormde troepen als Bourbaki in 't gevecht voerde, bezitten tegenover in vredestijd goed gedrilde, uitmuntend gedisciplineerde krijgers, en hoeveel waarheid er ligt in de bewering, dat lang niet altoos de overmacht de overwinning schenkt, alsmede dat tot het vormen van een „leger" nog iets meer noodig is dan een troep mannen, die allen hetzelfde wapen voeren en dezelfde uniform dragen. Nauwelijks had von Werder de zekerheid, dat zijn tegenstander in vollen aftocht was, of hij deed de belegering van Belfort weder met kracht voortzetten. Tevens ging hij tot de vervolging over. Dewijl hij met zijn korps door een besluit van het groote hoofdkwartier van nu af onder het opperbevel van den generaal von Manteuffel werd gesteld, was hij reeds den 18en begonnen met dezen opperofficier depêches te wisselen. Den 22en met zijn korps in de lijn 1'Isle sur Doubs—Montbozon gekomen, kon hij hem thans rapporteeren, dat Bourbaki naar Besanfon terugging. — ,,De vervolging met alle kracht voortzetten, luidde het antwoord van von Manteuffel, die intusschen reeds zoo dichtbij was gekomen, dat zijn cavaleriepatrouilles die van het 14e korps bij Rougemont hadden ontmoet. De toestand, waarin Bourbaki thans was geraakt tegenover drie Duitsche korpsen, welke hem van verschillende zijden bedreigden, was zeer gevaarlijk. Wel kon hij zijn leger, nog circa 100,000 man sterk, binnen vierentwintig uur om en bij Besangon hebben bijeengetrokken; jTOCHT OVER DE JURA, IN DEN OMTREK VAN ETERNGZ. wel was naar het noorden zijn front gedekt, want de overgangen over de Ognon bij Voray, Cussey en Pin waren door hem bezet, maar tusschen den 16en en den 22en, dus terwijl hij voor de Lisaine stond en terwijl hij op den terugtocht was, hadden in zijn rug, met name bij Dijon, Dole en Gray gebeurtenissen plaats gegrepen, die in den ganschen toestand een geweldige verandering brachten. Tot goed begrip van 't geen er thans volgt is het noodig een blik te slaan op de marschbewegingen van het 2e en het 7e korps onder von Manteuffel. Den 14en was het 2e korps van Montbard, het 7e van Chatillon opgebroken en. telkens met francs-tireurs schermutselende, door de met sneeuw bedekte bergwegen der Cöte d'Or naar 't zuidoosten gemarcheerd, von Werder te hulp. Op den 17en waren de uitloopers der Cöte d'Or bereikt, en stonden de korpsen op de lijn Longeau—Is sur Tille, aan den straatweg van Langres naar Dijon, front naar 't zuidoosten, terwijl de generaal-majoor von Kettler met de 8e infanteriebrigade van het 2e korps, twee escadrons en twee batterijen gedetacheerd was naar Dijon, om deze stad, waar Garibaldi zich met circa 25.000 man vrijscharen en francs-tireurs bevond, in 't oog te houden. Zwaar, zeer zwaar was de marsch, welke de troepen van von Manteuffel na den 17den wachtte, en met ieder uur namen de zwarigheden nog toe. Het 2e korps toch trok voort, nu eens door lange, met sneeuw bedekte en door hooge bergen ingesloten passen, dan weder door diepe dalen. De koude werd voortdurend vinniger; de wegen waren spiegelglad, en overal zag men de veldsmidsen rooken, om het beslag der paarden „scherp" te houden. Slechts met inspanning van alle krachten was het mogelijk de wagens over de gladde wegen voort te schuiven. Telkens moesten hier de soldaten helpen. Bovendien werd er voortdurend met den vijand gevochten. Den 18en stonden de twee korpsen in de lijn Is sur Tille—Champlitte (op den weg van Gray naar Langres), toen laat in den avond eensklaps het bevel kwam, dat het geheel thans een groote rechtszwenking moest maken! — Von Manteuffel had namelijk van von Werder GENERAAL BOURBAKI. bericht ontvangen, dat Bourbaki aan de Lisaine geslagen en op den terugtocht was. Terstond had toen de grijze cavaleriegeneraal een plan beraamd, dat, stout en vermetel, een reusachtig succes kon hebben, als het gelukte, maar dat tevens van zijn troepen ongehoorde krachtsinspanning zou vorderen. Hij had besloten van Besangon een twee editie van Sedan te maken en, doordringende tusschen Dijon, dat hij door von Kettler deed observeeren, en Besanpon, zijn tegenstander den weg naar het zuiden af te snijden, hem te dwingen onder de muren van deze stad een slag aan te nemen, die voor Bourbaki bijna niet anders dan een nederlaag kon wezen, of zich te laten terugdringen tot over de Zwitsersche grenzen, om hier te worden geïnterneerd. —- Bourbaki was zelf oorzaak, dat dit plan veel kans had van slagen. Voordat hij op marsch toog naar de Lisaine met het 18e, 20e en het nieuwgevormde 24° korps, waaraan echter nog heel wat haperde, had hij verzocht om het 15e korps, het voormalige korps van d'Aurelle, ook aan hem toe te voegen, en wel „om daaruit een zelfstandige afdeeling te vormen, die voor de veiligheid zijner verbindingslijnen kon zorgen." — Het 15c korps was den generaal dus uit Bourges nagezonden; en aangezien deze den 18en Januari, den laatsten gevechtsdag aan de Lisaine, nog aan Gambetta geschreven had, „dat hij alle noodige beschikkingen had genomen om de Saöne en de Ognon te bezetten; dat hij het garnizoen van Auxonne had doen versterken, en dat hij den generaal Rolland had aangewezen om het riviervak Voray-Marnay (aan de Ognon) te bewaken," mocht aangenomen worden, dat hij ook de steden Dole en Gray had doen bezetten. Juist dit echter was door den generaal verzuimd. De schuld van deze nalatigheid schoof hij op rekening van Garibaldi, die stond te Dijon; doch dit is onzes inziens niet billijk, want Auxonne, op den weg van Dijon naar Dole, door den generaal bezet zijnde, had het dichterbij liggende Dole nog zooveel te eer door hem bezet moeten wezen. Hoe dit zij, voor de oorlogshandelingen zeiven doet dit weinig af. Het feit blijft bestaan, dat von Manteuffel, die zijn groote rechtszwenking met tamelijk veel succes volbracht, Gray verlaten vond en van Pontaillier, waarin hij troepen wierp, tusschen het sterk bezette Auxonne en Besanfon door, naar Dole lukte en ook deze plaats zonder slag of stoot in bezit nam. Dit laatste geschiedde in den avond van den 21en, dus terwijl Bourbaki zijn geslagen leger om en bij Besangon begon samen te trekken. Lezende van de rechtszwenking van een leger, zal menigeen, die vroeger ook wel eens aan het commando: „Rechts zwenkt, marsch!" gehoorzaamde, denken, dat zulk een beweging tamelijk gemakkelijk is uit te voeren. Niets echter is minder juist. Hier was 't een reuzenwerk. Te midden der verschrikkingen van een door een gestrengen winter en een mededoogenloozen vijand (de francs-tireurs) onveilig gemaakte, onherbergzame landstreek, moest het geheele leger eensklaps uit de vroeger aangegeven richting in een andere, volmaakt nieuwe worden gebracht. De korpscommandanten, die hun aanvankelijke marschrichting geheel hadden ingestudeerd en daarmede overeenkomstige bevelen hadden gegeven, moesten thans op eens in een tegenovergestelde richting nieuwe wegen opzoeken en nieuwe bevelen geven, waarbij het verband tusschen de onderdeelen echter geen seconde mocht verloren gaan en elke gaping moest worden vermeden, terwijl van den kostbaren, krap toegemeten tijd geen minuut mocht worden verspild; — en dit alles, terwijl het gansche leger zich bewoog op smalle, vaak spiegelgladde wegen, terwijl de vijand telkens stoornis bracht in den marsch, terwijl de vuurmonden, vivrestreinen, in één woord de ganschen mijlenlange voertuigensleep diezelfde zwenking ook moest maken. Zóó voorgesteld, zal men begrijpen, dat zulk een zwenking met enorme zorg en zaakkennis moest worden geleid, wilde ze niet totaal mislukken. Na deze kleine uitweiding, welke onze lezers ons zeker niet euvel zullen duiden, gaan wij weder verder. Terwijl het 2e en 7e korps den 21en den marsch voortzetten, terwijl Bourbaki werkeloos staan bleef en zelfs niets deed om zich aan de naderende, doodelijke omhelzing zijner tegenpartij te onttrekken, greep de generaal von Kettler met zijn brigade Dijon aan. Zijn doel was niet zoozeer deze stad te veroveren, — met haar bezetting van circa 25,000 (xaribaldianen en francs-tireurs was hieraan zelfs geen denken; — doch hoofdzakelijk om de aandacht van von Manteuffels bewegingen af te leiden en de groote bezetting der stad vast te houden. Het gevecht van den 21en was voor de Duitsche wapenen gelukkig; den 23en echter ging het vaandel van het 2e bataljon van het Pommersche regiment No. 61 verloren bij een vergeefschen aanval op een sterk bezette, groote fabriek. Het doek, eerst door sergeant Pionke, daarna door luitenant Schulze, vervolgens door verschillende musketiers, eindelijk door den luitenantadjudant von Puttkammer bij den aanval vooropgedragen, ging, nadat al deze dragers dood of gewond waren, zonder dat iemand dit be- speurde, in 't duister van den avond verloren. Den volgenden morgen deed Ricciotti Garibaldi aan von Kettler weten, dat het doek onder een heuvel van lijken, met bloed bevlekt en gescheurd was gevonden. Dit is het eenige vaandel, dat de Duitsche armée in den ganschen veldtocht verloor. Dole bezet, een deel van de spoorbaan naar Lons le Saulnier, dus naar Lyon, opgebroken, de telegrafische gemeenschap tusschen Besangon en deze stad vernield, Dampierre, tusschen deze stad en Dóle aan de Doubs gelegen, in zijn handen, en von Manteuiïel begon te begrijpen, dat zijn stout opgevat, stout uitgevoerd plan reeds voor twee derden was gelukt. Tot nog toe had hij alleen francs-tireurs, ongeregelde troepen en partijgangerskorpsen tegenover zich gehad; thans echter bracht de luitenant von Massow, die bezig was ten noorden van den Ognon verband te zoeken met de cavalerie van von Werder, groot nieuws en — gevangenen. Deze waren bij Rioz door hem gemaakt. Zij verklaarden te behooren tot het korps van den generaal Cremer, dus tot het leger van Bourbaki, en zeiden, dat dit leger in vollen terugtocht was naar 't zuiden. In de volgende dagen werd het net, dat von Manteuffel om zijn tegenstander spande, hoe langer hoe kleiner. Achtereenvolgens bezitnemende van Quingey, Mouchard, Arbois, Salins, Champagnole en Levier. drong de generaal het Fransche leger onder gestatige gevechten hoe langer hoe meer van het zuiden af, tot Bourbaki zelf inzag, dat alleen een snelle aftocht langs een grooten omweg over Pontarlier (niet te verwarren met Pontaillier; het eerste ligt vlak bij de Zwitsersche grenzen, het laatste bij Dijon;) hem mogelijk nog redden kon, want — von Werder drong reeds sterk op van uit het noorden en noordoosten, had den 25en Beaume les Dames aan de Doubs bezet en schoof met zijn korps nu noordwaarts aan op den rechteroever van die rivier, om aan het 7e korps de hand te reiken. Tevens rukte de generaal Hann von Weyhern met een divisie tegen Dijon op, om af te rekenen met Garibaldi, die in deze dagen wel ernstig ziek was, maar zich hierdoor niet had laten weerhouden om, in een rijtuig gezeten, bij 't gevecht zijn troepen aan te vuren. Toen Gambetta den 25en Januari Bourbaki's besluit las om op Pontarlier terug te gaan, was de burgerstrateeg woedend. „ Wat is dat?" schreef hij ongeveer. „Acht dagen geleden bij Héri- court waart ge vol vuur; en verklaart ge thans, zonder dat ge nog een enkel gevecht meer hebt geleverd, na een paar bewegingen, die op de kaart gezien, bijna niet van beteekenis zijn, dat uw leger niet langer in staat is te marcheeren en te vechten, dat het geen 30,000 valiede soldaten meer telt; dat de marsch, dien ik u naar 't zuiden of 't westen aanbeval, onuitvoerbaar is, en dat er geen andere keuze overblijft dan de afmarsch naar Pontarlier ?" en een weinig verder: ,.Bij mij bestaat de innige overtuiging, dat, wanneer gij al uw krachten verzamelt en desnoods met Garibaldi in overleg treedt, gij voldoende sterk zijt om over Dole, over Mouchard, over Gray of over Pontaillier u er doorheen te slaan. Gij zoudt het 24e korps en het korps Cremer dan met Garibaldi in verband kunnen doen blijven, en als de toestand van uw leger geen DE FRANSCHEN OP DEN TERUGTOCHT DOOR DE JURA. lange marschen veroorlooft, naar Chagny (aan de lijn üijon—Lyon) kunnen rukken, om daar te blijven staan of uw troepen daar in te laden. Bedenk wel, dat gij, naar Pontarlier rukkende, Lyon zelfs niet meer dekt. „Ziedaar mijn zienswijze, generaal; maar nogmaals zeg ik, dat de beslissing is aan u, want alleen gij weet precies in welken toestand, zoo moreel als physiek, uw leger en zijn aanvoerders zich bevinden." Geen drie uur later zond hij den generaal een tweede depêche. „Hoe meer ik nadenk over uw plan om naar Pontarlier te marcheeren, hoe minder ik hiervan iets begrijp. „Ik heb dit plan daareven besproken met de generaals aan het minis- terie, en zij begrepen er evenmin iets van. Hebt gij u niet vergist in den naam9 Hebt ge wel Pontarlier bedoeld9 Pontarlier aan de Zwitsersche qrenzen 9 Zoo ja, hebt gij dan wel rekenschap gehouden met de gevolgen 9 Waarvan zult gij daar leven 9 Stellig komt gij daar van honger om. Gij zult dan moeten capituleeren of wel overgaan op Zwitsersch grondgebied, want een kans om te ontkomen zie ik niet. Overal zult gij den vijand tegenover u en vóór u vinden. Stellig is voor u alleen heil te zoeken in een van de door mij aangegeven richtingen, al zoudt gij hiertoe al uw treinen, enz. moeten achterlaten en alleen uw vallede troepen medenemen. Tot eiken prijs moet gij u er door slaan. Zonder dat gaat gij uw verderf te gemoet.v AANVAL OP DE FRANSCHE ACHTERHOEDE BIJ I.E SOUILLOT DEN 29EN JANUARI, DOOR HUZAREN VAN HET 15DE REGIMENT. Niettemin bleef Bourbaki bij zijn besluit; den 26en begon de terugtocht naar Pontarlier 1). Von Manteuffel trok mede. Terwijl vori Werder met het 14e korps de Doubs bleef bewaken, met het front naar Besangon, stond het 7* korps den 27en tusschen Quingey en Salins, en het 2e van Arbois naar Pont d'Hery geëchelonneerd. Tevens begon 1) Bourbaki liet zijn leger voorbij zich heen defileeren, zag de doodmoede, wankelende colonnes, die in lange rijen, vergezeld van eindelooze wagenreeksen, door zieken en gewonden omgeven, voortstrompelden over de met sneeuw bedekte vlakte, ging naar zijn kwartier en deed een poging tot zelfmoord. de 4e reservedivisie reeds voort te dringen op den straatweg BesangonPontarlier. Die raarsch door de bergen was geweldig afmattend. In de dalen mocht het reeds zoel wezen, in de bergpassen vertoonde de natuur zich nog in haar volle, ijzige winterkleedij. Spiegelglad waren de bergpaden. Op GEVECHT BIJ LA CLUSE IN DEN NAMIDDAG VAN DEN 1BN FEBRUARI. deze kwam de troepen slechts langzaam vooruit. Bij le Souillot hielden enkele Fransehe afdeelingen nog stand. Granaatvuur dreef hen echter weldra terug, en wat bleef staan werd door de huzaren van het 15e regiment over de kling gejaagd. Bij Sombacourt en Chatlois ontbrandde de strijd opnieuw, doch ook hier werden de Fransclien weldra in de richting van Pontarlier teruggeworpen. Reeds bij 't gevecht van Chaffois op 29 Januari had de tijding, dat een wapenstilstand was gesloten, de gelederen der Franschen doorloopen. Die tijding was oorzaak geweest, dat vele soldaten onder den roep van: „Armistice!" zich hadden laten ontwapenen. In den avond van den 29en ontving ook von Manteuffel bericht van 't sluiten van een wapenstilstand, maar — deze bepaalde uitdrukkelijk, dat het gansche gebied der departementen Cóte d'or, Doubs en Jura daarin niet was begrepen. Tevergeefs trachtte de generaal Clinchant, Bourbaki's opvolger, met von Manteuffel te onderhandelen; deze was onverzettelijk; van voorwaarden stellen wilde hij niets weten. — „Onvoorwaardelijk nederleggen van de wapens," vorderde hij; het Oosterleger was niet in den wapenstilstand begrepen; het moest zich dus overgeven of zich doodvechten. — De door von Manteuffel beraamde aanval op Pontarlier zou over het lot der Fransehe troepen beslissen. Den len Februari begon het gevecht bij 't fort La Cluse. De tweehonderd voet hooge rotspartijen met haar steile wanden waren door de overblijfselen van de Afrikaansche regimenten dicht bezet; met de wanhoop der vertwijfeling vochten deze, als in 't nauw gedreven wilde dieren. Uit elke bergspleet, van achter ieder rotsblok kraakten en bliksemden de schoten; doch al viel menige soldaat onder 't doodende lood in den afgrond te pletter, de Pommeren klauterden tegen de klippen op. Een woedend handgemeen in de bergpaden en op de rotsen ontstond; de Franschen dolven nogmaals het onderspit. Door de duisternis beveiligd, trokken zij in de bergen terug. Hun laatste tegenstand was gebroken. Meer dan 1600 gevangenen, honderde wagens, vele kanonnen en mitrailleuses vielen den Duitschers in handen. Het waagstuk van von Manteuffel was gelukt. Reeds enkele dagen te voren had Clinchant met Zwitserland over een interneering onderhandeld. Thans volgde deze. Langzaam begonnen de gedemoraliseerde colonnes over 't grensgebergte te trekken, t Waien 80,000 man, 266 vuurmonden, 19 mitrailleuses en 10,000 paarden, die onder toezicht van den generaal Herzog op Zwitsersch grondgebied overgingen. Geschaard op twee gelederen, zagen de Zwitsersche soldaten dien langen, eindeloozen stoet van bleeke, vermagerde gestalten, voor een groot deel in lompen gehuld, met gebroken wapentuig en kreupele paarden naderkomen, turco's, zouaven, kielemannen, francs-tireurs en mobiele garden, daarachter honderde wagens, volgepakt met gekwetsten en zieken. Onloochenbaar is het echter, dat enkele afdeelingen, gansche bataljons zelfs, in weerwil van al de doorgestane ellende nog een goed figuur maakten, behoorlijk waren gevoed, gewapend en gekleed, maar — die hadden het geluk gehad te worden gecommandeerd door flinke, ervaren officieren, die voor hun soldaten zorgden, die hart hadden voor hun troep. Juist dit laatste haperde maar al te dikwerf bij de Fransehe legers, getuige een deel van Gambetta's schrijven aan Bourbaki, gedagteekend: Bordeaux, 26 Januari: „Generaal, al mijn opmerkingen te zamen genomen, ben ik gekomen tot het besluit, dal de officier niet genoeg met den soldaat medeleeft en zich niet voldoende met hem bemoeit. „In strijd met de bestaande bepalingen en de nog onlangs uitgegeven bevelen, ziet men de officieren verblijf houden in de stad, terwijl de DE FRANSCHEN GEVEN HUN WAPENS OVER AAN DE ZWITSERS. troep onder de tenten ligt in 't kamp. Op een ganschen dag komen de officieren slechts nu en dan met hun inferieuren in aanraking; 't is precies, alsof zij niet bij den troep behoorden. Dit kan, dit mctg zoo niet langer, enz." Zoo waar en gegrond als deze opmerking is, zoo dwaas volgt dan later, dat de hoofd- en opperofficieren toch vooral dikwerf een revue over hun troepen moeten houden om dan tevens dagorders en proclamaties voor te lezen en toespraken te houden, hierdoor de vaderlandsliefde der soldaten op te wekken en het innige verband tusschen de aanvoerders en deze te verhoogen. — Nu, aan proclamaties heeft het de Fransehe legers onder Gambetta nooit ontbroken. Naar onze be- scheiden meening ontstaat er tusschen den soldaat en zijn chef alleen dan een innige band, wanneer de eerste ziet, dat de laatste hem steeds voorgaat in alles, dat hij zijn ontberingen te velde met hem deelt en, last not least, in alles goed voor hem zorgt. Bij den vermoeiden, hongerigen soldaat te velde werkt een stuk brood, dat zijn officier hem verschaft, tienmaal beter op zijn moreel dan honderd bluffende proclamaties. Zoo hadden von Werder en von Manteulïel de hun gestelde taak dus glansrijk volbracht. Zij hadden een groot Fransch leger gedwongen de wapens neder te leggen; hun troepen hadden hen hiertoe in de gelegenheid gesteld door een mate van taaiheid, van volharding en van doodsverachting, die de bewondering uitmaakten van gansch Europa !). Eerlijk verdiend was dan ook de lof, waarmede koning Wilhelm zijn dank begeleidde : „Een reusachtig succes werd behaald. Het behoort tot de grootste wapenfeiten van de laatste eeuwen." Generaal Hann von Weyhern was intusschen Dijon genaderd. Nadat den dag te voren een licht gevecht had plaatsgegrepen, stond hij den len Februari voor de stad. Garibaldi was door zijn ziekte verplicht geweest het commando tijdelijk over te geven aan zijn chef van den staf Bordone en had zijn ontslag ingediend. Bordone trok met het leger der Vogezen thans af naar Chalons aan de Saóne, en de generaal Hann, die hem met zijn kleine macht zoover naar het zuiden niet wilde volgen, bezette Dijon. Niet onmogelijk is 't, dat, wanneer Garibaldi na 't gelukkige gevecht bij Dijon op den 23en het leger van Bourbaki in zijn linkerflank ondersteund en dezen vleugel dus gedekt had, Bourbaki met zijn maclit had kunnen doorbreken naar het zuiden. Thans nog een oogenblik stilgestaan bij het zoo merkwaardige beleg van Belfort. Zooals wij reeds vroeger vermeldden, was generaal von Tresckow I reeds den 3en November voor de vesting gekomen, had haar terstond ingesloten, ook Montbéliard bezet en deze plaats met het oog op een poging tot ontzet terdege versterkt en bewapend. 1) Bij den marsch van von Manteuffel waren er van het 2e korps, de Pommeren van Fransecky, regimenten, die onder 't overwinnen van talrijke hinderpalen in zesendertig dagen ruim G50 kilometer, dus gemiddeld achttien kilometer daags, hadden afgelegd. Belfort is door het omliggende terrein alleen reeds voor de verdediging uitstekend geschikt. Het enge dal draagt den naam van la Trouée de Belfort en wordt gedekt door de vesting, die de stad geheel beheerscht en de omstreken op circa 5000 meter afstand onder vuur kan houden. Yauban reeds legde de grondslagen voor de omwalling. De citadel of .,het slot" vormt het voornaamste deel der verdedigingswerken. Gelegen op den Rocher de Belfort had ze in 1871 drie gebastionneerde fronten en was ruimschoots van bomvrije ruimten en kazematten voorzien. Verschillende andere verdedigingswerken, als de met de citadel verbonden forten la Justice en la Miotte, die den omtrek beheerschten, alsmede de op zichzelf staande redouten les Basses Perches en les Hautes Perches, binnen den boog gelegen, welken de spoorbaan hier beschrijft, brachten tot het verdedigingsvermogen niet weinig bij. Beter dan eenige andere vesting was Belfort uitgerust; toch moest de kolonel der genie Denfort de Rocherau, die den 19en October met het commando was belast, nog met inspanning van alle krachten doen arbeiden, om de plaats bij de nadering der Pruisen tegen een stormenderhandschen aanval te vrijwaren. Geheel voor zijn taak berekend, doortastend en omzichtig tevens, verzuimde de kolonel niets wat aangewend kon worden om de verdediging hardnekkig en langdurig te doen zijn Levensmiddelen werden in overvloed bijeengebracht. Gezouten vleesch en een kudde van 1000 stuks vee vormden den vleeschvoorraad; voor honderdtachtig dagen meel, beschuit, Fr.-D. Oorl. 2e druk. 29 groenten en rijst waren voorhanden; voorts waren er zout, koffie, wijn en andere artikelen in overvloed. Alleen was er weinig hooi voor de paarden. De bezetting, 17,000 hoofden sterk, bestond uit verschillende elementen, soldaten, mobielen en ge mobiliseerden, terwijl 350 vuurmonden in batterij konden gebracht worden. Volgens krijgsgebruik werd de vesting terstond na de insluiting opgeëischt. Dat Denfert zou bedanken voor de eer van zich terstond over te geven, was te verwachten; wat meer zegt, reeds in de eerste dagen na de insluiting, den 7e" en den 10en November, liet hij kleine uitvallen doen, den 15en zelfs een grooten, die echter door de vlucht van enkele nog niet aan 't vuur gewende afdeelingen mobiele garden met groot verlies werd afgeslagen. Drie hoofdofficieren werden hierbij gedood of gewond. Nu begonnen de belegeraars de vesting snel te naderen. Verschillende aanvankelijk door de Fransche voorposten bezette punten werden genomen ; weldra bestond er bij Denfert geen twijfel meer, of de aanvaller zou tot een bombardement overgaan. Nacht op nacht ontwaarde men door zoeklicht, dat de Duitschers druk aan den arbeid waren; blijkbaar bouwden zij batterijen. Reeds den 2en December werd aan de bevolking', die voor t meerendeel stellig had geloofd, dat er geen bombardement volgen zou, op smartelijke manier bewezen, dat zij zich hierin had vergist. Om aclit uur in den morgen begon het vuur. Huilend joegen de granaten door de lucht, vernielden daken en muren en waren oorzaak, dat de inwoners jammerend en weeklagend in de kelders vluchtten. Van dezen dag af kan gezegd worden, dat het vuur van weerszijden, want de citadel en de forten gaven terstond antwoord, tot in Februari onafgebroken is voortgezet. Von Tresckow zag echter weldra in, dat hij, in weerwil van den hagel van ijzer, dien hij in de stad slingerde, deze toch niet zou meester worden, zoolang de beide redouten van les Perches niet in zijn handen waren. Vóór deze lag het dorp Danjoutin, door de Franschen onder den kapitein Vassières bezet en door veldschansen versterkt. Eerst moest Danjoutin dus worden veroverd; hiertoe behoorde dit dorp krachtig onder vuur te worden genomen, nadat de aanvalsweiken de vesting dichter genaderd zouden zijn. Zoodoende werd het de avond van den 7™ Januari, voordat zeven compagnieën, hoofdzakelijk landweermannen, tot den storm op het versterkte dorp werden aangewezen. Zonder een schot te lossen drongen de mannen in eens door tot aan het dorp. Thans ontstond in 't donker een woedend handgemeen; met grenzenlooze verbittering werd van beide zijden gestreden, en in de diepe duisternis van den winternacht hadden bajonet en kolf in de huizen weder het hoogste woord. Met een verlies van vijfhonderd dooden en circa zevenhonderd gevangenen verlieten de Franschen hun stellingen. Thans lagen les Perches aan de beurt. Dag en nacht donderde het kanon tegen de beide redouten; even krachtig deed Denfert dit vuur beantwoorden. Waren die beide redouten genomen, dan lag de vesting, doch vooral de citadel, open voor den vijandelijken artillerieaanval. Aan de overgave dacht Denfert echter nog evenmin als de inwoners. De onderhandelingen, door Zwitserland met von Tresckow gevoerd, om vrouwen, grijsaards en kinderen de stad te doen verlaten, waren afgesprongen; dan moest er ook maar worden gevochten tot het laatste toe, dachten velen. Den 9™ Januari werd het geschutvuur bij Villersexel duidelijk binnen Belfort gehoord. Zou er hulp naderen ? Zou de stad worden ontzet ? Bij de bevolking herleefde de hoop. Geruchten van een naderend leger hadden reeds de ronde gedaan. Nog meer steeg die hoop, toen den 15en het dreunen van 't geschut hoe langer hoe naderbij scheen te komen. Ginds was Bourbaki met zijn leger! Dien dag werd Belfort slechts zwak onder vuur genomen; — we weten, dat verscheiden afdeelingen van het belegeringskorps en ook een aantal vuurmonden naar de Lisaine waren getransporteerd. — Om Bourbaki de hand te reiken, liet Denfert uitvallen doen, maar — deze misten de noodige kracht; het noodige élan ontbrak er aan. Een groote aanval met minstens één vierde van de bezetting werd niet ondernomen. Terwijl de inwoners den 15en nog vreugdeschoten losten, begon den 17en de zoo hoog gespannen verwachting reeds te verminderen; tevens begonnen de granaten der Duitschers met vernieuwde woede door de lucht te gonzen. Een der monstermortieren van Krupp slingerde een projectiel met zooveel kracht tegen de kazerne van de citadel, dat de geheele bekleedingsmuur van het officierskwartier werd doorgeslagen, nadat het aarden masker er vóór bij 't springen deigranaat was uiteengescheurd. Den 19en Januari wist gansch Belfort, dat de hoop op ontzet was vervlogen. Het vuur daarginds bij Hericourt en Montbéliard was verstomd; Bourbaki was verslagen en teruggeworpen. — Aan capituleeren dacht echter nog niemand; toch woedden de pokken reeds geducht in de zwaar bezochte stad, en was een groot deel der huizen reeds beschadigd en aan een bouwval gelijk. In den nacht van den 20''n op den 21en Januari had von Tresckow het dorp Perouse tegenover les Hautes Perches doen nemen; tegenover de beide forten waren de parallellen geopend; letterlijk als paddestoelen kwamen de belegeringsbatterijen uit den grond op. In den avond van den 26en zouden beide forten worden bestormd. 't Waren voor een groot deel landweermannen, die het waagstuk zouden ondernemen. — „Ransels af! De schansen worden bestormd! klonk het commando zacht door de gelederen. De landweermannen keken elkander eens aan en wisselden een handdruk; enkelen gaven VERVOER VAN GESC.HUT VÓÓR BELFORT. hun beurs en hun horloge in bewaring. Ze kenden dien bloedigen arbeid reeds. Och, uit de sappen kwamen telkens zoo weinig arbeiders terug! Zoovelen waren daar reeds gebleven! Om zeven uur in den avond snelden de stormcolonnes uit de parallellen, één tegen ieder van de beide hoofdpunten, één tegen de schans, die de twee werken verbond. — Maar de Franschen waren op hun hoede. Met een moorddadig vuur uit het kleingeweer, met granaten, kartetsen en mitrailleusekogels werden de colonnes ontvangen. Een hagel van lood kletterde neder op de landweermannen. Vreeselijk was de uitwerking, want in de beperkte ruimte was uitwijken ondoenlijk. Overal hoorde men gillen en kermen. Telkens werd het donker van den nacht door het licht der schoten verscheurd. Bij tientallen lagen de gewonden weldra in de hoeken der schansen. — „Terug!" luidde het commando eindelijk. Tegen dat helsche vuur kon niet worden ingegaan. Het hoornsignaal schetterde derhalve; vurend gingen de Duitschers terug. — Eensklaps echter, terwijl het vuur even zwijgt en de gedunde compagnieën zich verzamelen, stormen donkere drommen tegen haar flanken. Met gevelde bajonet gaat het op de landweer in, die zich woedend ver- DENFERT OP DE BRUG AAN DEN INGANG DER CITADEI.. OP DEN ACHTERGROND DE PERCHES. dedigt. Eindelijk neemt de parallel de doodelijk vermoeide, met bloed en slijk bedekte mannen op. Het waagstuk is mislukt. Von Tresckow deed zulk een aanval niet weder; deze had hem bijna 500 man gekost. Den len Februari werd daarom de eerste parallel tegen les Perches geopend. In den rotsachtigen bodem moest ze met het houweel worden uitgehouwen, terwijl de in stroomen nedervallende regen oorzaak was, dat de arbeiders dikwerf tot halverwege de knieën in 't water stonden. De vijand wachtte den storm echter niet geheel af; toen de Pruisen den 8en na een dagenlang hevig vuur op de beide werken ten aanval oprukten, vonden zij deze reeds zoo goed als ontruimd. Dat de Franschen ze hadden verlaten, was te begrijpen; les Perches waren niet meer dan een puinhoop. Met het nemen dezer voorgelegen werken was het beleg zijn laatste tijdperk ingetreden; met onbezweken kracht konden de Duitsche vuurmonden de muren der citadel thans beginnen te beuken. Reeds vertoonden zich hierin breede scheuren; reeds wankelden ze, wanneer een granaat in de nabijheid insloeg. Ook in de stad nam de verwoestingmet iederen dag grooter afmetingen aan. Thans kwamen geruchten van een wapenstilstand; een en ander maakte, dat de inwoners van den kolonel Denfert eveneens een wapenstilstand begonnen te vorderen. Denfert deed dus aan von Tresckow vragen wat er van die geruchten waar was. — Ja, den 28en Januari was te Parijs wel een wapenstilstand gesloten, maar deze gold Belfort niét. Als de kolonel de vesting wilde overgeven, dan —. Van zich overgeven wilde Denfort echter niet hooren, zelfs niet, nadat hij uit Bazel de stellige verzekering had ontvangen, dat von Tresckow hem de waarheid had gezegd, en nadat hem namens dezen was aangekondigd, dat hij twaalf uur tijd tot nadenken had, doch dat de achtentwintig belegeringsbatterijen dan met nog grooter kracht zouden vuren. Eerst den 13e" kwam er van den minister Picard de machtiging de vesting over te geven. Het vuur werd gestaakt. Met slaande trom en vliegende vaandels, met wapens en bagage verliet het garnizoen door de porte de France de tot een puinhoop geschoten vesting. Voor hun heldhaftige tegenpartij presenteerden de Duitsche troepen het geweer. DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. PARIJS GEBOMBARDEERD. DE WAPENSTILSTAND. Wij weten het reeds. In 't laatst van December was door het groote hoofdkwartier besloten, dat Frankrijks hoofdstad ondanks Favre's vertoogen zou worden gebombardeerd. Tot aanvalslinie was het zuiderfront tegenover de forten Issy en Vanves gekozen, terwijl een beschieting van het noordelijke en noordwestelijke front hiermede zou gepaard gaan. Reeds in 't begin van Wintermaand was met den arbeid begonnen, doch weken en weken verliepen, vóórdat het eerste schot viel. Een ieder zal dit intusschen begrijpen, als hij weet, dat voor eiken belegeringsvuurrnond eerst 500 schoten moesten aanwezig zijn, voordat met de beschieting een aanvang werd gemaakt, en dat alleen het transport van het geschut, 250 vuurmonden, en van de projectielen van het naastbijgelegen spoorwegstation Nanteuil naar Villacomblay, waar het belegeringspark lag, dagelijks 5000 voertuigen eischte, en dit in een streek, waaruit alle paarden en voertuigen zoo goed als verdwenen waren, terwijl die van de belegeringstroepen te veel hadden geleden om die zware vrachten langs de nu eens spiegelgladde dan weder grondelooze landwegen te vervoeren! Het eerst lag de Mont-Avron aan de beurt. Dewijl de belegerden in den loop van December den kring hunner verdedigingswerken hoe langer hoe meer naar buiten hadden uitgelegd, en de batterijen van dat plateau den Duitschers veel overlast aandeden, werd den 27en het vuur hiertegen geopend en van nu af onafgebroken voortgezet. Dat plotseling openen van het vuur uit punten, die, volgens hun DE MONT AVRON NA DE BESCHIETING. eigen verklaring, door de Fransche officieren niet eens bij benadering waren te bepalen, een reden waarom dit vuur bijna niet kon worden beantwoord, sloeg den verdediger letterlijk met verstomming. Van hoog gelegen punten was met den kijker duidelijk zichtbaar, dat overal in de Fransche kampen werd gealarmeerd. Wel antwoordden de batterijen van het plateau zelf en van de forten Rosny en Nogent aanvankelijk heftig, doch den 30en December bleek- het plateau toch door zijn verdedigers verlaten. Van de hierop gelegen verdedigingswerken waren nog slechts puinhoopen overgebleven. De zedelijke indruk, door den val van dit sterke punt op de bevolking uitgeoefend, was geweldig groot. Reeds werd het woord „capitulatie" uitgesproken. Thans werden de forten Issy, Yanves en Montrouge onder vuur genomen; uit reuzenmortieren werden granaten van eenentwintig centimeter in de werken geslingerd. Borstweringen, muren, kazernen, in één woord alles werd vernield. Wel werd zelfs van den stadswal krachtig geantwoord; wel dreunde en donderde het kanon van alle punten, die ongeveer op de belegeringswerken gezicht hadden, doch het hiermede behaalde succes was gering. In een wijden boog stonden de Duitsche vuurmonden zoo goed als geheel aan het oog der belegerden onttrokken en zetten hun vernielingswerk onder leiding van den generaal von Kameke iederen nacht door. Mézières had zich intusschen ook overgegeven. Het hiertegen gebezigde belegeringspark werd nu eveneens naar Parijs overgebracht, om het aantal vuurmonden tegen het zuiderfront nog te vergrooten. Dit belette niet, dat de belegerden met onbezweken moed bleven antwoorden, en dat het aan enkele batterijen, onder andere aan die bij Moulin Saquet, die voortreffelijk waren ingeschoten, gelukte aan de Duitsche posities groot nadeel toe te brengen. Terwijl dit alles in 't begin van Januari buiten de omwalling plaats greep, begonnen zich binnen deze, vooral bij de bewoners der arbeiderswijken, teekenen van gisting te vertoonen, die de rustige burgerij den schrik om 't hart deden slaan. In den nacht van 8 en 9 Januari trokken dichte drommen gewapend gepeupel door de uit gebrek aan brandstof reeds lang niet meer met gas verlichte straten. Alom ontwaarde men onrustbarende samenscholingen, te midden van welke volksmenners met boeventronies onder heftige gebaren stonden te redeneeren. Het woord „verraad" klonk reeds luid van hun lippen. Allerlei valsche berichten deden de ronde. Op eens schiet hoog in de lucht een vuurstraal over de hoofden der samengepakte menschenmassa heen. Een sissend geluid vergezelt deze vuurstraal, die aanhoudend langer wordt en thans over den koepel van het Pantheon heenvaart. Nu dooft ze uit; — de granaat slaat in! Huilend, vloekend en doodelijk ontsteld stuift de menigte uit elkander. PARIJS GEBOMBARDEERD. DE WAPENSTILSTAND. Wat niemand kon gelooven, wat niemand voor mogelijk hield, is gebeurd. Parijs wordt gebombardeerd; de „heilige stad," het „centrum der moderne beschaving" ontvangt granaten van den gebaten vijand! Weldra volgen meer ijzeren boden des verderfs; de wijken Grenelle, Montrouge, St. Germain, zelfs Passy en Auteuil worden onder vuur genomen. Voortdurend enger wordt de ijzeren ring, die de stad omspant, want thans (10 Januari) beginnen de batterijen bij Le Bourget, Stains en Pierrefitte, ten slotte zelfs die bij Ormesson, baar dreunenden knal eveneens te doen hooren. Op de bevolking had dit bombardement, waartegen door Gambetta en Favre uit naam van gansch het beschaafde Europa heftig doch zonder resultaat werd geprotesteerd, op de bevolking, herhalen wij, had dit bombardement intusschen niet de uitwerking, welke men van Duitsche zijde mogelijk had verwacht. Geen zwakheid verried die bevolking, maar ook onthield ze zich van alle snoeverij. Een ieder bleef zijn plicht doen. De bewoners der onder vuur genomen wijken verhuisden tijdelijk naar een ander deel van de stad. Had het woord capitulatie aanvankelijk reeds hier en daar de ronde gedaan, had het oproer den kop reeds hier en daar dreigend opgestoken, door het bombardement scheen dit alles eensklaps bezworen. Dit plotseling toenemen van 't gevaar deed den drang om weerstand te blijven bieden tot het uiterste even sterk aangroeien; het gemeenschappelijk te dragen gevaar verstikte de reeds ontstane verdeeldheid. Van de forten had Montrouge in die dagen door zijn heftigen weerstand het meeste te lijden. Een der kazernes werd in brand geschoten, de andere zwaar beschadigd. Zoo had ook Vanves het hard te verantwoorden, en eindelijk Issy. Hier begonnen de belegeringsbatterijen den 15en Januari reeds bres te schieten ; tevöns werden twee kazematten vernield vlak naast een derde, die 8000 gevulde projectielen huisvestte. Werd deze kazemat getroffen, dan zou ze in de lucht vliegen, dan zou in de courtine van het fort een onherstelbare bres worden gemaakt; dan konden de aanvallers stormloopen. Gelukkig voor de belegerden, werd die kazemat in één nacht door 4000 arbeiders van haar inhoud ontlast. Een plan van generaal Vinoy om uit de loopgraven bij nacht een aanval te doen op de batterijen bij Chatillon en dien aanval te doen gepaard gaan met een tweeden van den voet van den Mont Valérien in de richting van Versailles werd wel besproken, doch kwam niet tot uitvoering. Met zoo weinig betrouwbare troepen, als Parijs nog tot zijn beschikking had, werd een nachtelijke onderneming hoogst bedenkelijk geacht. De minste stoornis in de uitvoering, de kleinste paniek kon oorzaak zijn, dat de troepen in 't duister op elkander schoten, en dan was de ramp niet te overzien. Werd het plan om op de batterijen bij Chatillon een aanval te doen dus losgelaten, dat van den generaal Schmitz, om over het plateau van Bougival bij dag een uitval ondernemen, werd aangenomen, doch zou eerst later, den 19en Januari, tot uitvoering komen. Na een perfode van negentien dagen vorst kwam er den 8en eindelijk een weinig zachter weder. Daarmede herleefde bij de Parijzenaars de hoop op berichten van buiten. Thans zouden de duiven, die met de in dien tusschentijd opgelaten luchtballons waren medegevoerd, wel naar hun slag terugkeeren, meenden zij ; en terecht, want den 9en reeds kwam er één aan. Ze bracht de tijding van het voordeel, door Faidherbe bij Bapaume behaald, en van de beweging, in 't oosten door Bourbaki begonnen. Deze berichten, geweldig overdreven en verfraaid aan de bevolking bekend gemaakt, waren oorzaak, dat de drang tot verzet nog toenam. Wat kwam het er op aan of er elke week bijna vier duizend menschen stierven ? De meesten waren toch slechts kinderen. Wat maakte het uit of een pond hondenvleesch reeds met bijna twee gulden werd betaald? Weldra zou Parijs worden ontzet. Faidherbe had von Manteuffel immers geslagen. Chanzy hield zich kranig bij Le Mans. Bourbaki en Garibaldi bedreigden immers de Duitsche operatielijnen ! Den 15en deed het gerucht de ronde, dat Bourbaki Belfort had ontzet. Een ieder maakte zich reeds vroolijk om den omweg, dien de omnibus moest maken, als de koetsier op den hoek van een straat de waarschuwing las: „Omkeeren ! Hier vallen granaten." In de wijken, waar geen granaten terecht kwamen, was men aan 't schieten reeds gewoon geworden ; dag en nacht immers hoorde men niet anders, en in de bedreigde wijken waren de kelders ingericht tot woningen. Alleen dan kwam de angst weder boven, als er projectielen begonnen te vallen bij de openbare slachterijen, waar gansche drommen arme, schamel gekleede vrouwen vaak uren achtereen queue moesten maken, tot de beurt kwam aan haar, om in ruil voor een bon een klein stukje taai, dor rundvleesch te ontvangen. Op zulke dagen bleven er honderden weg. Jammer genoeg deden al de bovenbedoelde overdreven berichten bij de lagere klassen een geweldige gisting ontstaan. Ook bij het leger openbaarde zich een geest van wantrouwen tegen Trochu en zijn raadslieden; het woord verraad klonk weder. Waarom deed Trochu geen Hinken, grooten uitval met volle kracht? Hij heulde met den vijand, beweerden de kielemannen weder. BON VOOR EEN VLEESCHPORTIE, TE PARIJS IN GEBRUIK GEDURENDE HET BELEG. In Belleville, Montmartre, Batignolles en la Villette begonnen gestalten rond te waren met borstelig haar en bleeke gezichten. Die hielden vergaderingen, die spraken van de anarchie, die kwamen de hongerige arbeidersklasse influisteren: „Houdt je gereed! Zorgt, dat je wapens bij de hand hebt. Het uur van de commune zal weldra zijn geslagen." Wijkende voor dezen drang, voor dezen wensch der volksmenigte om een uiterste poging te wagen tot doorbreking van des vijands liniën, gaf Trochu eindelijk toe. Reeds den 13en, 14en en 15en hadden in verschillende richtingen uitvallen op kleine schaal plaats gehad, die de tegenpartij bloedig had teruggewezen. Den 19en zou een groote uitval plaats grijpen. Wel noemde Trochu dezen een noodelooze menschenslachting, wel waren verscheiden leden van 't comité van defensie dit met hem eens, maar de bevolking verlangde nu eenmaal naar dien uitval. — „Trochu zou Faidherbe immers de hand reiken." — De nevel- GEDEELTE VAN DE STAD ST. CLOUD NA DEN SLAG VAN 19 JANUARI. achtige morgen van den 19en Januari zag dichte drommen Fransche troepen over een breed front van den voet van den Mont Valérien tegen de vijandelijke stellingen oprukken. Terwijl generaal Ducrot op den rechtervleugel met een macht van circa 27,000 man, de helft mobielen, naar het kasteel Buzenval werd gedirigeerd, zou generaal de Bellemare met 34,000 man, grootendeels mobielen en nationale garden, zijn macht in drieën deelende, het plateau van les Garches veroveren, terwijl de generaal Vinoy met circa 22,000 man de hoogten van Montretout moest nemen. Drie kanonschoten van den Mont Valérien zouden het sein tot den gemeenschappelijken aanval geven. Van dezen kwam echter niets! Alleen de colonnes Vinoy en Bellemare vielen op 't aangegeven uur krachtig aan en wierpen de Duitschers aanvankelijk terug; doch, door allerlei hinderpalen in haar opmarsch vertraagd, kwam de colonne Ducrot veel te laat. Ook ondersteunde de Fransche artillerie den aanval lang niet krachtig genoeg. Op den avond van dien voor Parijs zoo rampspoedigen dag kon de hongerende bevolking, die van dezen monsteraanval met ruim 80,000 man alles had verwacht, een bericht van Trochu lezen, dat er te Sèvres noodzakelijk over een tweedaagschen wapenstilstand moest worden geparlementeerd, „en dat er veel tijd, veel inspanning, doch vooral veel ziekendragers noodig waren." Den volgenden morgen eerst bleek hoe hardnekkig en verwoed er op verschillende punten was gestreden. Het stadje St. Cloud was half een puinhoop. Meer dan 3000 doode en gekwetste Franschen, onder deze veel mobiele garden uit den deftigen stand, werden door de Duitschers op 't slagveld gevonden. Weder hadden de Duitsche wapenen dus gezegevierd, als ware het om den eed van trouw, aan den nieuwen Duitschen Keizer afgelegd, met bloed te bezegelen. Honderd zeventig jaar was 't geleden, dat een zoon uit het doorluchtige stamhuis van Hohenzollern zich te Koningsbergen de koningskroon op 't hoofd zette; thans, den dag vóór den slag bij den Mont Valérien, had een andere zoon uit dit huis, had koning Wilhelm in de groote spiegelzaal van het trotsche kasteel der Fransche koningen te Versailles zich de Duitsche keizerskroon zien aanbieden. Beierens koning had hiertoe vroeger reeds den eersten stoot gegeven; in de spiegelzaal was 't de groothertog van Baden, die met den helm hoog boven het hoofd het eerste een luid: „Lang leve Zijne Majesteit keizer Wilhelm!" langs de hooge gewelven deed daveren. Duitschland had weder een keizer. Na den slag van den 19en begon in 't Duitsche hoofdkwartier de meening hoe langer hoe meer veld te winnen, dat die uitval de laatste groote krachtsinspanning der tegenpartij was geweest. In de stad nam de wanorde hand over hand toe; reeds werden de deuren der gevange- nissen hier en daar met geweld geopend; het grauw wapende zich en begon de broodmagazijnen te plunderen. Letterlijk brak het oproer reeds uit, terwijl de troepen nog op den terugmarsch waren van 't slagveld. Het zien van die afgematte, gewonde, bloedende soldaten was niet eens bij machte het janhagel tot bezinning te brengen. De slag was verloren, Trochu moest afgezet! — Bij het stadhuis kwam het tot een heftig vuurgevecht; uit de vensters werd gescholen, en eerst door de komst van eenige bataljons mobiele garde werd de orde eenigermate hersteld. Trochu legde zijn waardigheid neder; generaal Vinoy nam terstond zijn plaats in. De laatste dagen van het beleg waren aangebroken. Den 23en Januari vroeg en verkreeg Jules Favre een vrijgeleide om zich naar Versailles te kunnen begeven; daarop had er tusschen hem en von Bismarck een langdurig onderhoud plaats. Toch werd het nog de 28^, voordat de onderhandelingen afgeloopen, en de partijen tot overeenstemming gekomen waren. Te Parijs was de gisting onder het gepeupel intusschen nog toegenomen ; reeds drong het door ellende en honger tot wanhoop gevoerde janhagel de woningen der welgestelde burgers binnen. Niettemin nam het van de voorwaarden der conventie van Versailles veeleer met woede dan met blijdschap kennis. Hoewel Jules Favre aanvankelijk alleen naar Versailles was getogen om over de capitulatie van de stad te onderhandelen, was hij al spoedig tot het besluit gekomen met von Bismarck de voorwaarden van een wapenstilstand te bespreken. In dit tijdsverloop konden in Frankrijk dan de verkiezingen plaats hebben; een Nationale Vergadering kon worden samengeroepen, welke over het staken der vijandelijkheden beraadslagen zou. Den 26en waren de onderhandelaars eindelijk zoover gevorderd, dat het vuur bij de Duitschers kon ophouden. Den 28en werd de conventie onderteekend. De voorwaarden waren de volgende: Er zou een wapenstilstand worden gesloten voor den tijd van drie weken. Op uitdrukkelijk verlangen van de regeering te Parijs zou echter het oorlogstooneel in het zuidoosten, de departementen Doubs, Cöte d'Or en Jura zoomede Belfort, hiervan zijn uitgesloten. Blijkbaar hoopten de heeren dus nog altoos op een gelukkige wending, welke in de kansen des oorlogs op dat terrein door Bourbaki mogelijk kon worden verkregen, zoodat de vredesvoorwaarden hierdoor gunstiger konden worden. — De forten om Parijs werden overgegeven; de linietroepen en de mobiele garde der bezetting, uitgezonderd één divisie, welke voor het bewaren van de orde en de rust haar wapens behield, werden krijgsgevangen, en Parijs zou 200 millioen francs oorlogsschatting betalen. Hiertegenover gaf het Duitsche legercommando verlof Parijs van levensmiddelen te voorzien. Na een beleg te hebben doorstaan van 132 dagen was de Parijsche bevolking dus weder vrij geworden. Terstond maakte ze van deze vrijheid gebruik; jong en oud stroomde de poorten der stad uit, om de verwoestingen te gaan aanschouwen, voor een groot deel ook door de Fransche granaten in de omstreken teweeggebracht. Menigeen kromp het hart samen, als hij zag hoe gruwzaam zwaar de oorlog zijn stempel hier op alles had gedrukt, hoe ontzettend veel hier was vernield en verwoest, dat weinige maanden te voren nog een lust der oogen mocht heeten. Toch vermoedde niet één van al de duizenden, die in de eerste dagen na den wapenstilstand buiten Parijs ronddoolden, dat er voor hen weldra nog veel ontzettender dagen zouden aanbreken, dan toen „de barbaren" voor de stad lagen. Niet één van die allen had er een voorgevoel van, dat binnen de muren van diezelfde stad, welke zich zoo heldhaftig zooveel maanden lang had verdedigd, weldra een burgeroorlog zou losbarsten, die al de verschrikkingen van 't geen was voorafgegaan nog ver zou overtreffen; dat de roode vaan van de commune, van de anarchie, zou wapperen van 't stadhuis; dat de prachtigste openbare gebouwen, de schoonste voortbrengselen van bouwkunst, door de hand van pétroleuses in brand gestoken, weldra in vlammen zouden opgaan. Den 12en Februari kwam de Nationale Vergadering te Bordeaux bijeen. Thiers en Jules Favre werden door haar afgevaardigd naar Versailles om met den vijand te onderhandelen over den vrede. Frankrijk was den oorlog moede. De legers van het Keizerrijk bevonden zich in krijgsgevangenschap; die, welke de leuée en masse had bijeengebracht, waren vernietigd; zelfs de vloot had geen bemanning meer. Wat kon het zoo diep, zoo gruwelijk zwaar beproefde land dus nog hopen? "Waarlijk, Thiers had gelijk,-toen hij reeds te Bordeaux uitriep: „Vrede sluiten, reorganiseeren, het crediet opbeuren, den arbeid doen herleven, dat is voor Frankrijk op dit oogenblik de eenig mogelijke politiek!" Tegen een voorstel om den wapenstilstand te verlengen tot den 26en Februari werd door von Bismarck geen enkel bezwaar gemaakt; iets anders was 't, toen Thiers op verschillende manieren, eenmaal zelfs door een toespeling op Engelands tusschenkomst, op de hoofdvoorwaarden van den vrede trachtte af te dingen. Op enkele ondergeschikte punten werd toegegeven, ja; zoo zouden de oorlogskosten bij voorbeeld geen zes doch slechts vijf milliarden francs bedragen; zoo zou Belfort aan Frankrijk blijven ; maar overigens liet de rijkskanselier. — sinds den 19en Januari voerde von Bismarck dezen titel; — niets van zijn voorwaarden vallen. De oude Thiers, die zoo dapper en zoo hardnekkig de belangen van zijn vaderland had verdedigd, was eindelijk dus wel gedwongen in die voorwaarden, al waren ze nog zoo hard, te berusten. Zondagavond den 26en Februari tusschen vijven en zessen werd de historische oorkonde namens Duitschland door von Bismarck, den Beierschen minister Bray, de Wurtembergsche ministers Wachter en Mittnacht en den Badenschen minister Jolly, namens Frankrijk door Thiers en Favre onderteekend. - „Met een hart vol erkentelijkheid tegenover de Voorzienigheid," aldus luidde het telegram van den Keizer aan de overige Duitsche vorsten; •^deel ik U mede. dat gisteren namiddag de vredespreliminairen hier zijn onderteekend. waardoor de Elzas doch zonder Belfort, en DuitschLotharingen met Metz aan Duitschland worden afgestaan, vijf milliarden francs betaald worden en enkele gedeelten van Frankrijk bezet blijven, tot deze som is afgedaan. Parijs wordt ten deele bezet. Indien de bekrachtiging te Bordeaux volgt, staan wij aan het einde van dezen roemrijken maar bloedigen oorlog, die ons met voorbeeldelooze lichtzinnigheid werd opgedrongen en aan welken Uw troepen op zulk een eervolle wijze hebben deelgenomen. Moge Duitschlands grootheid zich van nu af in vrede kunnen bevestigen." Van al de voorwaarden viel die der gedeeltelijke bezetting van Parijs door de Duitschers, een eisch, dien de keizer niet had willen loslaten, aan liet Fransche volk nog het zwaarste te vervullen. Thiers en Favre beproefden al het mogelijke om deze „vernedering" te voorkomen, maar juist de omstandigheid, dat Parijs en zijn vertegenwoordigers den overwinnaar door de pers hadden getart, maakte die bezetting noodzakelijk. Aan de stad moest het bewijs worden geleverd, dat de Fr. D. Oorl. 2c dr overwinnaar het volkomen in zijn macht had haar geheel te bezetten. Van die macht en van dit recht werd echter slechts spaarzaam gebruik gemaakt. — Den len Maart bezetten 30,000 man troepen het westelijke deel der stad tusschen de Seine en de Faubourg St. Honoré. De gewichtige dag begon met een wapenschouwing op de terreinen van Longchamp over troepen van het 0e en lle en het 2e Beiersche korps. De keizer keerde na het défilé terug naar Versailles; de troepen rukten door den Triomfboog de stad binnen, nadat de kar was verwijderd, INTOCHT IN PARIJS. LUITENANT VON BERNHARDI (14de REGIMENT llUZAREN) RIJDT HET EERST DOOR DEN TRIOMFBOOG. waarmede deze, kinderachtig genoeg, door enkele Parijzenaars was gebarricadeerd. In de Champs Elysées bevond zich aanvankelijk slechts weinig publiek. Eenige schimpscheuten aan 't adres der soldaten buiten rekening gelaten, keek dit zwijgend doch verbaasd naar de fiere, krachtige gestalten, die, recht als een kaars, met den strammen pas, aan de Pruisen zoo eigen, voorbij rukten. Dien avond werd door de troepen, op de place de la Concorde en in de Champs Elysées gebivakkeerd. Onder de artikelen van den wapen- stilstand was o. a. ook opgenomen, dat de soldaten de Louvre zouden mogen bezoeken. Toen dit geschiedde, waren van de meeste huizen de gordijnen voor de ramen nedergelaten. De soldaten gedroegen zich overal volkomen rustig. Op de scheldwoorden, die hun hier en daar naar 't hoofd werden geslingerd, gaven zij schijnbaar geen acht; zelfs verlieten zij den tuin der Tuilerieën terstond, toen een kapitein van de nationale ^arde hun dit verzocht uit vrees, „dat hij zijn manschappen anders niet in toom zou kunnen houden." De krijgshaftige, forsche gestalten der Duitsche soldaten wekten algemeene verbazing en — bewondering. Dat de afdeelingen, door de levée en masse onder de wapenen geroepen, het in weerwil van hun doodsverachting en hun heldenmoed tegen zulke krijgslieden hadden moeten afleggen, begon de Parijzenaars thans duidelijk te worden. Lang duurde het verblijf van de Duitsche troepen binnen de muren der hoofdstad niet, want reeds in den avond van den lon Maart kwam de tijding, dat de Nationale Vergadering te Bordeaux de vredespreliminairen had aangenomen. Dus verzocht Jules Favre de stad te doen ontruimen; op den 3cn Maart werd aan dit verzoek gevolg gegeven. Dien avond was de bevolking letterlijk door een roes van dolle blijdschap en vroolijkheid bevangen, 't Was prachtig weder, en bij den helderen maneschijn en liet licht der weder ontstoken gaslantarens dansten, zongen en jubelden duizende menschen. De Champs Elysées geleken wel een groote jaarmarkt: men ontving den indruk, alsof er een groote overwinning was behaald. Wie al die blijmoedige, lachende gezichten daar bijeen had gezien zou stellig niet hebben vermoed, dat achter die drommen, in de wijken van Belleville, La Villette en Montmartre, het oproer reeds grijnzend den drakenkop opstak, dat Parijs weldra, in rook en vlammen gehuld, een prooi zou zijn van de gruwelijkste anarchie. Nog geruimen tijd bleef het Duitsche leger op Frankrijks bodem, want hoewel artikel 111 van het voorloopige vredesverdrag, bepaalde, dat de troepen Parijs en de aan den linkeroever van de Seine gelegen forten terstond na de aanneming van het verdrag door de Nationale Vergadering zouden ontruimen, kwam in ditzelfde artikel alsnog voor, „dat de ontruiming der departementen, gelegen tusschen den rechteroever der Seine en de oostelijke grenzen, eerst zou plaats grijpen na de betaling van het eerste halve milliard," en zóó spoedig geschiedde dit niet. Kr-1). Oorl Ml' ilr. 30* Zoodra twee milliarden betaald waren, zouden alleen de departementen Marne, Ardennes, Haute Marne, Meuse, Vosges, Meurtlie benevens de vesting' Belfort met omliggend gebied nog „geoccupeerd" blijven, als onderpand voor de dan nog te betalen drie milliarden. Artikel IV zeide, dat de Duitsclie troepen in de bezette departementen alle requisities moesten staken, maar dat zij op kosten van Frankrijk zouden worden onderhouden. Eerst op den 28en Maart werden de eigenlijke vredesonderhandelingen te Brussel geopend, en niet vóór den 19en Mei d.a.v. werd de definitieve vrede gesloten, dewijl de Fransche onderhandelaars door hun pogingen om milder voorwaarden af te dwingen oorzaak waren, dat men niet vorderde. — In hoofdzaak waren de artikelen van dit verdrag vrijwel gelijk aan die van het voorloopige; alleen in de grensregeling was ten gunste van Frankrijk nog eenige verandering gerfiaakt. Voorts bevatte artikel Vil eenige bepalingen betreffende de te betalen oorlogskosten. Binnen dertig dagen, nadat het wettige gezag te Parijs hersteld zou wezen, moest het eerste halve milliard worden betaald; het volgende milliard moest in den loop van 1871, nóg een half milliard op 1 Mei '1872 afgedaan worden. Tot 1 Maart 1874 bleven de laatste drie milliarden betaalbaar. Reeds schreef men '20 Mei, voordat de ol'ficieele en goedgekeurde verdragen te Frankfort tnsschen vorst von Bismarck en Jules Favre, den Franschen minister van Buitenlandsche Zaken, werden uitgewisseld. Met de overgave van Belfort, dus sedert den 15en Februari, was de strijd op het oorlogsveld geëindigd; ook formeel was thans aan den krijg een einde gemaakt. • Ruim vijfentwintig jaren zijn sinds dien dag voorbijgegaan. De vrede tusschen de twee machtige rijken is in dien tijd niet verstoord. De bevolking der nieuwe „Rijkslanden," zooals de Elzas en Lotharingen thans worden genoemd, heeft zich in den gewijzigden toestand leeren schikken. Nog klinkt wel eens een wraakkreet van de lippen van enkele Fransche chauvinisten, maar weerklank vindt die kreet niet. In Frankrijks leger is veel veranderd; ook hierbij is de persoonlijke dienstplicht thans ingevoerd; ook in Frankrijk leeft de natie thans mede met het leger, en deze natie heeft haar zonen te lief, om ze zonder gewichtige redenen opnieuw bloot te stellen aan al de verschrikkingen eens oorlogs. Aan den oostelijken oever van den Rijn staat, als uit graniet gebouwen, het Duitsche Rijk met zijn groot, strijdbaar leger, met zijn jeugdigen, energieken, talentvollen keizer. In zijn rustige, zich zelf bewuste kracht wenscht dit Rijk ook met zijn westelijken nabuur in vrede te leven. — Moge deze toestand tot heil en zegen van beide volken en van gansch Europa eeuwen blijven bestaan! De Fransch - Duitsche Oorlog van 1870/71 aan kt volk verhaald door H. Tli. CHAPPUIS. Overzichtskaart van het Oorlogstooneel in Frankrijk 1870/71, met aanwijzing van de voornaamste Marschroutes der Duitsche Legers. Schaal van ° *- 2 a i ö -f- ♦ -+-Jlfiger Steunnpti ontbonden.'2 1 Duitsche Mijlen L iUt . tt. rR. Casparie- d: Zoon Oroninjg& Z LegerPnFrederik ïïccrel UletjerKroonpr. v, PrniselF4Letj?rv.Melz (jerormdr Kr-oonprins v.Sa/{st>nj- 14XoorddmLsehLegerkorps von Werdtr* . . , jf00rderle4&,Manlaifftl,(rfbe****m J3yoordd.Armeec.GroolhfrtYJtedtIerihar(f>-++- Zulderhyer vJilantmffël - Grenzen. vauTpajiknpc IJOeiBveGrenzm tuHKcinfïi^rajikrrjkeiO^uifsciilioir] INHOUD. EERSTE HOOFDSTUK. Bh,lz' Oorzaken en Aanleiding \ TWEEDE HOOFDSTUK. Graaf Benedetti te Ems \\ DERDE HOOFDSTUK. Te Parijs en te Berlijn 26 VIERDE HOOFDSTUK. De beide Legers yg VIJFDE HOOFDSTUK. liet Oorlogstooneel der eerste Dagen 46 ZESDE HOOFDSTUK. Het treilen bij Wörth. — 6 Augustus gg ZEVENDE HOOFDSTUK. Bij Spicheren ACHTSTE HOOFDSTUK. Bij liet Fransche Leger en te Parijs 9g NEGENDE HOOFDSTUK. Te Metz en bij Colombey Iqq Bladz. TIENDE HOOFDSTUK. De slag bij Vionville—Mars-La-Tour 122 ELFDE HOOFDSTUK. De slag bij Vionville—Mars-La-Tour. (Vervolg) '135 TWAALFDE HOOFDSTUK. Gravelotte—St. Privat La Montagne 149 DERTIENDE HOOFDSTUK. In de Middaguren 164 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Na vijf Uur bij St. Privat '178 VIJFTIENDE HOOFDSTUK. De Morgen van den 19pn Augustus 1^ ZESTIENDE HOOFDSTUK. Op inarscli naar Parijs en naar Sedan 208 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. De Slag bij Sedan 226 ACHTTIENDE HOOFDSTUK. De slag bij Sedan. (Vervolg/ 237 NEGENTIENDE HOOFDSTUK. De Republiek wordt geproclameerd. — Straatsburg 258 TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Metz ingesloten ^74 EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vóór . Ie Vesting TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Bazaine's Handelingen 300 DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Aan de Kust en op de Vloot 31 i VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. 'JA O Om en in Parijs 010 Bladz. VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De eerste Gevechten voor Parijs tot 10 October 330 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vóór en in Parijs 348 ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Mont Avron, Champigny en Brie 362 ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. In October en November aan de Loire 378 NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Prins Frederik Karei voor Orleans 389 DERTIGSTE HOOFDSTUK. Chanzy en bet IIe Loireleger 402 EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Faidherbe en von Manteuffel \\\ TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Von Werder. Garibaldi en Bourbaki in 't Oosten 425 DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Parijs gebombardeerd. De Wapenstilstand. Vrede 455 * Uitgaven van D. BOLLE te Rotterdam. ERCKMANN- CHATRIAN's WERKEN. Q-oedkoope XJitg-ave. Ieder Werk is in 1 deel compleet- I. DE LOTELING VAN 1813. II. WATERLOO. III. JUFPER THERESA. IV. HUIG DB WOLF. V. DOKTER MATHEÜS. VI. VRIEND FRITS. Frijs van iecler werk: Ingenaaid f0,50_ jn Pra^^and f03?5. ERCKMANN-CHATRIAN GESCHIEDENIS DER FMffiH REVOLUTIE DOOR GROOTVADER MICHEL VERHAALD. Nieuwe Uitgave in O-root Formaat, versierd met 140 G-ravuren. ^ Afdeelinaen. bijeengebonden in Rijken Prachtband f4.OO, Door D. BOLLE te Rotterdam zijn mede verkrijgbaar gesteld: DE «««««« TOONTJE POLAND, 2 oeeien. NEDERLANDSCHINDISCHE « « « Met illustratiën van G. B. HOOYER. HERINNERINGEN UIT DE LOOPBAAN VAN EEN INDISCH OFFICIER, 2 iwi™. NOVELLEN « « « Met illustratiën van G. B. HOOYER. VERMEULEN KRIEGBR, i neei. KRIJGSVERHALEN Met illustratiën mn G• B- hooyer. MAJOOR « « « « m INDISCHE TYPEN EN KRIJGSTAFEREELEN, 1 n«i. Met illustratiën van g. b. HOOIER. W A VAN REES PrijS ,lezor volk'lllgu Selie: 6 Deelen, ingenaaid f>50. GEÏLLUSTREERD. » O • • 6 Deelen, in 3 Prachtbanden . . f" 9,£»0. De ze FracTatig-e Nieuwe Uitgave d.er CUerken Van JVÏajoor W.fl. VR|^ H^ES geïllustreerd door Luit. Kolonel G B. HOOYER, verdient een plaats in ieder Nederlandsch gezin. Uit eene recensie door Gerard Keller: „Van Rees is een stylist zooals er niet velen „zijn. Met benijdenswaardige gemakkelijkheid drukt hij uit wat hij zeggen wil; het verhevene „wordt nooit gezwollen, het eenvoudige nooit plat; het geestige is nooit gezocht en nergens „vindt men een volzin die den indruk maakt dat 'de schrijver zijne pen tweemaal moest „indoopen vóór hij hem neerschreef of zich er voor gezet heeft om nu eens iets „heel „moois" te zeggen." „Daarom leest men de Indische schetsen en verhalen van Van Rees met zooveel „genot; zij blijven door vorm en door afwisseling van inhoud aantrekken. Vraagt men wat .zij nalaten? .... Aangename herinneringen; een rijkdom van tafereelen, toestanden