ft II ft. II N. C. G. O. V. 1881-190 6. DE LIEFDE VAN CHRISTUS DRINGT ONS. II Corinthe 5:14. BIBLIOTHEEK ,£jD£M> * * Dag van herdenken! m m Dag van herdenken en van vroolijk hopen, Na vijf en twintig jaar van trouwen, zwaren strijd, Vind oog en oor, vind onze zielen open, En leer ons wat ge ons zijn moet, wat ge ons geeft en zijt! Schenk geesteslicht ons, dat wij zien de scharen, Het machtig leger, duizendtal bij tal, Die mèt ons zijn, die eenmaal met ons waren; Geef ons geloof voor 't heir, dat met ons wezen zal | Twee legers! En de feestzon werpt haar glansen rn bundels louter goud op jong'ren vol van moed, Op enkele oud'ren nog: vlecht hun uw groene kransen, Op 't zilvergrijs der zorg rust groene eerpalm goed. Ons jong'ren past de dank en 't plechtig trouw beloven: Hun feest is énkel feest; óns geve 't nieuwe kracht, Door 'tzien op hèn, door 't vroomlijk zien naar Bóven, Waar de oudste garde èn God op onze daden wacht! Want ja, 't verblindt ons niet, 't zacht licht van Gods genade En liefde, dat Zijn gunst ook tot óns feestlicht maakt. Geen zorgloos: 't is bereikt! Nog slaan we een leger gade In schaüw van smart en rouw, ellendig, arm en naakt. Onterfden, schuldigen en toch zoo kostbre zielen, Al zuchten ze in 'tgeweld des Demons van den drank; Gaat uit, heft ze uit het slijk, tot ze eens voor Jezus knielen, Ons zeegnend bij het staamlend: »U Heer, U zij dank!* St. h. Gordeau Jr. Hoofdbestuur der N. C. G. O. V op 18 Mei 1906. £ Ds. C L. van den Broek, voorzitter; 2. Ds. D. van Krevelen, secretaris; 3. Ds. J. Henri Ledeboer, pennin gmeester; 4. Mr. J. M. Hoog ; 5. C. O. Crone (overleden 27 Juni 1906); 6. Ds. A. H. Roose; 7. Mej. H. W. Crommelin; 8. Prof. Dr. Is. van Dijk; 9. Dr. M.A Brants; 10. Ds. C. Beets; 11. Dr. C. D. Cramer; 12. Mr. A. R. van der Laar ; 13. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine; 14. J Huizinga; 15. Ds. A. J. Montijn. Prof. J. J. P. Valeton. Ds. C. S. Adama van Scheltema. Mej. M. W. de Ranitz. VAN VIJF EN TWINTIG JAREN. 1881—1906. Nierrftnd bouwt op de grondslagen, door hem zelf gelegd. Wie een arbeid aanvangt, vindt het werk, dat zijne voorgangers hebben verricht en bouwt daarop voort. Geschiedenis schrijven is het waardeeren van wat door de voorgangers is tot stand gebracht. Dat is ■vooral in de nuchterheidsbeweging zoo. 't Is betrekkelijk nog zoo kort geleden, dat ons vader- | land voor het eerst den eisch der geheelonthouding vernam. En wat is er in dien korten tijd een ontzaglijke verandering gekomen in de wijze, waarop die geheelonthouding wordt bejegend. De verguizing en de verachting hebben plaats gemaakt voor vriendelijke waardeering in I vele kringen, 't Is nü niet zoo moeilijk meer den bedwelmenden drank af te wijzen. Maar die groote verandering danken wij aan hen, die den smaad en de vijandschap kloekmoedig hebben verdragen. Wij plukken de vruchten | van hun werk. Wij oogsten wat zij hebben gezaaid. I Daarom — het is mij een vreugde en een eere hier van hun werk te mogen getuigen, zij het ook zeer gebrekkig. Eigenlijk moest aan de beschrijving van de geschiedenis | der Nationale Christen Geheelonthouders Vereeniging een j tweevoudige voorgeschiedenis voorafgaan. Eene uit de dagen van omstreeks 1842. Eene die met 1862 zou aanvangen. De eerste zou verhalen wat de mannen der afschaffing | hebben verricht. Ze zou de edele figuren van Dr. W.Eoelinq, Ds. T. C. R. Huydecoper en anderen op den voorgrond i brengen. Ze zou ons herinneren, dat ook van onze eerste strijders Ds. C. S. Adama van Scheltema, H. B. Breijer en velen meer, vurige aanhangers en ijverige leden waren van I de Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank. De tweede zou ons voor den geest brengen, hoe Ds. Adama | van Scheltema kennis maakte met het geschrift van Mevrouw Wiqhtman van Shrewsbury en hoe dit hem de oogen opende voor de beteekenis der geheelonthouding van alle bedwelmende dranken. Zij zou ons eerst een wijle doen vertoeven in Amsterdam. Van de oprichting van het Christelijk Geheelonthouders Verbond (22 Maart 1862) zouden we er hooren. Wij zouden tegenwoordig zijn bij de eerste-steenlegging (18 November 1863) en straks bij de plechtige opening (8 Mei 1864) van het Koning Willemshuis. Van Amsterdam zou ze naar Groningen ons voeren. En 't zou ons blijken, dat ook daar inmiddels de arbeid begonnen was. Mej. M. W. De Ranitz zouden wij er ontmoeten en Prof. Dr. J. J. P. Valeton. En we woonden er een vergadering bij van het Christelijk Kluftverbond tot onthouding van alle bedwelmende dranken, dat den 25 October 1863 was gesticht, nadat juist acht maanden te voren Mej De Ranitz met haar eersten medeonthouder een geheelonthouders-vereeniging had opgericht. Maar over deze tweevoudige voorgeschiedenis ga ik niet uitvoerig spreken. Van vijf en twintig jaren verhaal ik. De 18de Mei 1881 was aangebroken. In het lokaal » Eensgezindheid « te Amsterdam waren samengekomen zeventien mannen, die voor 't meerendeel reeds geruimen tijd te voren den strijd hadden aanvaard tegen den bedwelmenden drank Reeds dien 18den Mei is het onveranderlijk beginsel der Vereeniging vastgesteld. De eerste twee artikelen van het reglement luidden aldus: Het doel der vereeniging is, onder den drang der liefde van Christus, overeenkomstig de roeping der Christelijke Ook de pioniers waren er bij, Ds. C. S. Adama van gemeente, den strijd te voeren tegen de heerschende SrlnK- Scheltema en Prof J. J. P. Valeton. Met moed en volharding hadden ze nu bijna twintig ja¬ ren gearbeid. gewoonten, in welke een der machtigste hinderpalen voor den bloei dier gemeente en haren invloed naar buiten gevonden wordt. En: De leden der Vereeniging achten het De groote menigte haalde spottend de schouders op'; als middel tot het voorgestelde doel volstrekt noodzakelijk «dwepers en dwazen!« De goedgezinden] schudden hef hoofd; »'t helpt toch niet,« zeiden zij, »% is alles vruchteloos]Jwerk!« En de jarenlange ervaring riep het na in vele echo's: »vruch teloos werk!« Maar toch hadden ze volgehouden, die mannen, in de kracht Gods. Daar waren wel oogenblikken van moedeloosheid geweest. Doch aan opgeven dachten ze niet. En nu — 't was 18 Mei 1881. Tot nog toe was de strijd plaatselijk ge weest. Maar was het »drinken« een volkszonde, het alcoholis me een volksziekte, De «Eensgezindheid» waar de N. C G.O. V. werd opgericht dezen strijd te voeren door geheelonthouding van alle bedwelmende dranken. In die eerste vergadering werd ook een bestuur gekozen. Het bestond uit de heeren Ds. C. S. Adama van Scheltema, voorzitter; A. Merkelbach, Secretaris; J. F. A. du Mée, penningmeester; Ds. E. W. Heinecken en Ds. S.H.J.de Wolff. De eerste jaren gingen kalm voorbij. Toch is uit dien tijd een en ander op te merken. Toen de vereeniging werd opgericht, bestond zij etfkel uit personen, niet uitafdeelingen. Maar het duurde niet zoo lang, of de eerste afdeeling dan werd het hoog tijd, dat van de bestrijding der drinkgewoonten een volkszaak werd gemaakt. Daartoe was dan ook besloten bij gelegenheid van de meldde zich aan. Dat was in 1882 Woudsend, waar toen Ds. A. H. Roose predikant was. Spoedig voegde Helder zich daarbij. Amsterdam (Koning Willemshuis> volgde. vierde Algemeene Samenkomst voor Inwendige Zending, Groningen schaarde zich 2 November 1883 in de rij. Aan 2 Juni 1880 te Amsterdam gehouden. Een nationale vereeni- het einde van 1889 bestond de Vereeniging uit elf afdee- ging zou worden opgericht. Een commissie voor het ontwerpen van een reglement werd benoemd. En bijna een jaar later, op den hierboven aangeduiden dag, werd de ar- lingen, of ruim duizend leden. Jaarlijks waren intusschen de Algemeene Vergaderingen gehouden. Druk werden ze niet bezocht, ten hoogste door beid van die Commissie onderworpen aan het oordeel der vijf en twintig leden. Maar reeds in 1883 liet men op zeventien Christen-mannen, die toen de Nationale Christen deze huishoudelijke morgenbijeenkomst een openbare mid- Geheelonthouders Vereenioino hebben gesticht. Het begin was wel klein. Maar 't was als het plantje, dat uit de aarde komt kijken en dat zal opgroeien, langzaam maar gestadig, tot een hoogen boom. En de vogelen maken straks in de takken hun nest. En> gevleugelde zaden worden door den wind gedragen her- en derwaarts, en ze zoeken een stil plekje in den donkeren grond, en ze wachten, wachten, wachten, totdat Gods licht ze trekt naar omhoog, uit de zwarte aarde. Ja, zoo is 't gegaan. Langzamerhand won de Vereeniging in kracht en omvang. Het aantal leden wies. De enkelen werden tientallen, de tientallen honderdtallen. Arme drankslaven vonden in den boezem der Vereeniging een veilige schuilplaats. En de N. C. G. O. V. werd df moeder van verschillende kinderen, sommige met haar in elk opzicht van éénen geest, andere glimlachend om moeders ouderwetsche begrippen, schouderschokkend om haar godsdienstigen zin, verachtend somwijlen haar werk. Maar moeder wist, wat ze wilde. En daar hield ze zich bij. dagsamenkomst volgen. En een jaar later voegde men er nog een avondvergadering in de Schotsche Zendingskerk bij. De heer C. Mulder van Kampen sprak toen ovar De Geheelonthouding en de Heilige Schrift Van niet geringe beteekenis was ook geweest de oprichting van het Maandschrift De Stem der Liefde in Mei 1883, al had dan de ijverige redacteur Ds. Adama van Scheltema meer over vijandschap te klagen, dan in sympathie te roemen. Nog in 1889 dekte het de kosten niet. Vermelding verdient een poging, om door middel van De Stem der Liefde onder de predikanten invloed te winnen. De vijfde jaargang werd namelijk geregeld aan alle zeventien honderd predikanten in ons vaderland gratis toegezonden. Het was een kostbare proefneming en Ds. Adama van Scheltema klaagde nog lang over het uitblijven van vrucht. Toch — de vrucht was er. Zoo verklaarden later de predikanten Van den Broek en Hoek, dat ze op deze wijze waren gewonnen. Toen het ledental grooter werd, was telkens het verlangen naar een insigne uitgesproken. Ten gevolge hiervan deden in 1886 de blauwe knoopen uit Engeland hun intocht in ons land. Met den aanvang van 1890 begint een geheel nieuw tijdperk in de geschiedenis onzer Vereeniging. Het is het jaar der reorganisatie. De voorzitter had met het oog op de uitbreiding een belangrijke Statutenwijziging voorgesteld. Hij zelf wilde meer op den achtergrond treden. Want tot de N. C. G. O. V. behoorden nu tal van kloeke mannen, die den arbeid konden voortzetten. Zoo had dan Ds. Adama van Scheltema voorgesteld dat het Hoofdbestuur voortaan zou bestaan uit vijftien leden, zoo veel mogelijk uit alle deelen van het land gekozen en dat uit hun midden een Dagelijksch Bestuur zou worden benoemd. Ook de uitgave van geschriften moest worden geregeld door de benoeming van een Commissie van Redactie. Voorts zou den afdeelingen meer invloed gegeven worden op den gang der zaken. En bovendien zou de gelegenheid worden geopend voor het stichten van algemeene G. O. Vrouwen-, Kinder-, Jongelings- en Jongedochtersvereenigingen. Den 28ste» Januari 1890 werd te Amsterdam een buitengewone Algemeene Vergadering gehouden, waarin de voorgestelde Statutenwijzigingen werden aangenomen. Het nieuwe Hoofdbestuur werd gekozen, En dit aanvaardde — toen 20 Maart de nieuwe Statuten koninklijk waren goedgekeurd — zijn veelomvattende taak. Ds. Adama van Scheltema werd eere-voorzitter. De Commissie van Dagelijksch Bestuur werd aldus samengesteld: Ds. Heinecken, voorzitter; Ds. A. H. Roóse, secretaris; Overste G. van Herwaarden, penningmeester; Mr. J. M. Hooo en J. M. Heijbrock. Ook werd een Commissie van Redactie gekozen, bestaande uit Ds. Adama van Scheltema, Mr. Hooo en Ds. Roose. Was er in de laatste jaren een streven op te merken, om de vereeniging nauwer aan Amsterdam te verbinden, waren tot heden toe al de algemeene vergaderingen in de hoofdstad gehouden, nu werd de zetel der vereeniging naar de hofstad verlegd en in's Gravenhage de (gewone) algemeene vergadering van 1890 gehouden. In deze vergadering was het, dat voor het eerst het twistpunt werd aangeroerd, dat een jaar later de aanleiding zou zijn tot scheuring. Het was de oude strijd uit de gemeenten van Galatië: wet of vrijheid. Bij het oprichten der Vereeniging had men zich geplaatst op het doorPaulus verdedigde standpunt. Nu nog wilde geen van de voormannen aan een der broeders een juk opleggen Maar de Haarlemsche afdeeling meende den eersten stap. te móeten zetten op den weg van het: «gebod op gebod, regel op regel«. Zij nam namelijk in haar reglement de bepaling op: niet drinken, niet schenken. En toen het Hoofdbestuur weigerde het veranderde reglement goed te keuren, en een voorstel dienaangaande van de agenda der Algemeene Vergadering weerde, scheidde Haarlem zich af en de Nederlandse/te Christen Geheelonthouders Bond werd gesticht. Gelukkig is van het jaar 1891 nog wel iets beters mede te deelen. Vooreerst, dat het toen reeds bleek, hoe goed Ds. Adama van Scheltema gezien had, toen hij de reorganisatie voorstelde. In het begin van 1890 waren er twaalf afdeelingen. En op de algemeene vergadering, 8 October 1891 te Utrecht gehouden, konden er twee en dertig vermeld worden Ook was de jeugdige Commissie van Redactie moedig aan den arbeid getogen. Voor hare rekening kwam nu in de eerste plaats De Stem der Liefde. Wat heeft zij ge¬ werkt, om het aantal inteekenaars te doen stijgen. In acht maanden klom het van 200 op 330. En weer een jaar later waren er 458. Ook traktaatjes werden door de Commissie de wereld ingezonden. En laat ons den Almanak niet vergeten. De eerste jaargang verscheen in 1891. Daarvan werden 4000 exemplaren geplaatst. Daar evenwel in weerwil van den vooruitgang het orgaan een aanzienlijk tekort bleef opleveren, achtte Ds. Adama van Scheltema het verkieslijker, dat een particulier uitgever zich belastte met het in 't licht geven der bladen en geschriften. In Th. J. Kousbroek vond hij den man, dien hij zocht. Bij hem verscheen in November 1891 het weekblad De Wereldstrijd. En toen dit 1 Mei 1892 orgaan der vereeniging werd, hield De Stem der Liefde od te bestaan. Ds. Roose en Mr. Hooo meenden thans uit de Commissie van Redactie te moeten uittreden. In hunne plaats kwamen Prof. Valeton en Ds. C. Beets. Van het allergrootste belang was in dit zelfde jaar 1892 het op¬ treden van Ds. John van Burk als afgevaardigde van het Hoofdbe stuur, reizend spreker der N. C. G. O. V. Reeds in 1887 had Prof. Valeton de wenschelijkheid betoogd van de aanstelling van een reizend agent. In beginsel werd toen zijn voorstel aangenomen. Geld gebrek verhinder- Ds john van Burk. de echter de uitvoering ervan. In 1891 te Utrecht deed de afdeeling 's Gravenhage hetzelfde voorstel en de Algemeene Vergadering nam het aan, op voorwaarde dat de middelen ervoor gevonden konden worden. Toen geschiedde het, dat in een vergadering van het Hoofdbestuur Dr. Brants de aandacht vestigde op Ds. J. van Burk uit Oberlin in Amerika, toen in Nederland werkzaam vnnrrl? Christelijke Jongelingsvereenigingen. Het Hoofdbestuur I trad met hem in onderhandeling. En de uitslag was, dat hij den l*en April 1892 als afgevaardigde van het Hoofdbestuur optrad. Op vele plaatsen voerde hij het woord Bestaande afdeelingen werden door zijne bezielende taal opgewekt en versterkt. Nieuwe afdeelingen werden door /jem gesticht o. a. te Heerenveen, Nijmegen, Velp, Workum» Woudsend en Zeist. Een jaar lang arbeidde hij voor de N. C. G. O. V. In April 1893 keerde hij naar Amerika terug. Inmiddels was de uitgever Kousbroek begonnen, behalve De Wereldstrijd, allerlei geschriften, tractaten en brochures te doen verschijnen. De Geloofs- en Strijdzangen, die in October 1892 voor 'teerst het licht zagen, mogen met name genoemd worden. Zij kwamen het werk zeer ten goede- De Commissie van Redactie zat echter ook niet stil. In 1893 begon Prof. Valeton namens de N. C. G. O. V. De Baanbreker en de bekende Maandblaadjes uit te geven. De arbeid werd toen in dier voege gesplitst, dat hij in dit wetenschappelijk tijdschrift zich zou uitspreken, terwijl Ds. Adama van Scheltema de zorg voor De Wereldstrijd op zich nam. j In de samenstelling der Commissie kwam in den loop van j dat jaar een niet geringe verandering. Ds. Adama van Scheltema en Ds. Beets traden er uit. Ds. Keers en , Ds. Pont kwamen in hunne plaats. Als feiten van beteekenis in 1893, die — al behooren ze niet tot de geschiedenis der N. C. G. O. V. — toch ook voor die Vereeniging niet zonder belang waren, verdienen te worden vermeld het Internationaal Congres te 's Hage en de oprichting der Vrouwen Unie (N. C. V. G. O. U.) Trouwens laatstgenoemde was een echte dochter der N. C. G. O. V., vrucht der Statutenwijziging van Jaunari 1890. De 19de" Maart 1894 leed de Vereeniging een zwaar verlies door het overlijden van Ds.Heinecken. Reeds twee jaren vroeger had hij den, voorzittershamer in de handen van den heer Heijbrock overgegeven, maar hij was toch gebleven in de Commissie van Dagelijksch Bestuur. Nu moest de Vereeniging hem missen voorgoed. Ach, reeds geruimen tijd was hij lijdende geweest. Maar ook dat lijden was evenals zijn leven eene prediking van dien Christus, wiens liefde hem drong. In de Commissie van Dagelijksch Bestuur werd Ds. C. L. van den Broek zijn opvolger. Een tweetal belangrijke besluiten werden genomen in de Hoofdbestuursvergadering van 30 Augustus 1894. Het eerste werd uitgevoerd, het tweede niet. Besloten werd namelijk een Bibliotheek over het Alcoholvraagstuk op t« richten. Ds. Van den Broek werd tot boekenbeheerder benoemd, en zag tot October 1900 de boekenverzameling aan zijne zorg toevertrouwd. Toen werd Ds. Van Krevelen zijn opvolger. Het tweede besluit gold de samenstelling van een Handboek voor het onderwijs in het Alcoholvraagstuk. Dr. J. H. Gunnino Wzn. werd benoemd tot redacteur en een Commissie van medewerkers hem ter zijde gesteld. Herhaalde malen werd de Commissie diligent verklaard. Het jaar 1895 kenmerkte zich door veel merkwaardigs. Daar was in de eerste plaats het jubileum van Ds. Adama van Scheltema. Met blijde opgewektheid werd zijn tachtigste verjaardag gevierd. Talloos waren de blijken van belangstelling. De Wereldstrijd verscheen in feestgewaad: een Adama van ScHELTEMA-Nummer. Ook uit den vreemde werd hem daar de feestgroet gebracht. Vele schoone woorden staan er in. Nicolaas Beets schreef er: Den wakkren Scheltema, na tachtig levensjaren Den strijd noch d'arbeid moe, waarvoor zijn ijver brandt. Ds. E. W. Heinecken. Verbeeld hem met de rol der Evangelieblaren, Zijn wijsheid en zijn kracht, in de eene, in de andere hand Den beker, omgekeerd, der zielemoordenaren; En zette een dankbaar Nederland Een kroon van levend groen op 't zilver van zijn haren. Ook was van zeer groot belang de aanstelling van S. Mets als agent der Vereeniging, bij gelegenheid der Algemeene Vergadering te 'sGravenhage op 10 October. De uitbreiding der N. C. G. O. V. maakte den arbeid van een reizend agent meer en meer noodzakelijk. Er waren nu 68 afdeelingen met 5000 leden. De ervaring zou leeren, dat Mets de rechte man was op de rechte plaats. De provinciale organisatie werd steeds meer een voorwerp van de zorg des Hoofdbestuurs. Jaren s. Mets. lang was er over gesproken. De Algemeene Vergadering van 1893 te Arnhem had besloten, dat er provinciale correspondenten zouden worden benoemd. Dit was geschied, doch slechts in ééne provincie wilde in den eersten tijd dit werk vlotten. Dat was Groningen, 't Hoofdbestuur had daar den heer J. T. van Bruooen benoemd, en deze was met grooten ijver en toewijding aan den arbeid getogen. Onder 'twerk evenwel voelde hij behoefte aan organisatie. Vandaar dat hij zich (April 1895) tot het Hoofdbestuur wendde met het verzoek, voor de provincie Groningen een Provinciaal Comité te kiezen en bepalingen voor dergelijke Comité's vast te stellen. Over dit verzoek is lang en breed gesproken. Het voor en tegen is overwogen. Maar het slot van de zaak was, dat op Oudejaarsdag van 1895 voor Groningen-Drente een Provinciaal Comité werd benoemd. Na korter of langer tijd zijn de andere provincies gevolgd. In 1896 werd een nieuwe provinciale organisatie in de Statuten vastgelegd. Werd de N. C. G. O. V. aldus een georganiseerden kring rijker, een andere — de Commissie van Redactie — verdween van het tooneel. In 't vorige jaar 1894 had zij zich nog verdienstelijk gemaakt door het uitgeven van Brieven aan de leden, die zij maandelijks gratis aan de afdeelingen zond. Maar in 1895 werd zij ontbonden en een nieuwe werd niet benoemd. Voor Prof. Valeton beteekende dit echter niet: ophouden met arbeiden. Juist in dit jaar begon de ruim tachtigjarige uit te geven het maandschrift Het Werk der Liefde, een arbeid, dien hij nog jaren behartigen zou. Ook met de Maandblaadjes, die in een oplaag van 10.000 exemplaren verschenen, bleef hij vooreerst nog voortgaan. Overigens werd Kousbroek meer en meer de uitgever der Chr. G. O. literatuur. De Algemeene Vergadering van 1895 mag ook niet vergeten worden. Zij werd te 's Hage gehouden, 't Verdient de aandacht, dat nu voor het eerst aan haar een bidstond werd verbonden. Ook besloot zij, dat de Ver- eeniging zich zou wenden tot de Regeering met het verzoek: verwijder den alcohol uit de cantines; en tot de besturen der Zendingsfeesten met de vraag: doe gij desgelijks. Terwijl aan de Kerkbesturen de wensen zou worden overgebracht, dat zij den predikanten zouden verzoeken eenige belangstelling te blijven wijden aan de drankkwestie. Het richten van verzoekschriften aan Regeering, Volksvertegenwoordiging, Spoorwegmaatschappijen, verschillende vereenigingen, is sedert herhaaldelijk voorgekomen. De Christen-onthouders ontwaarden natuurlijk telkens, hoe in een of ander opzicht het alcoholisme kon worden te keer gegaan door bepaalde lichamen en personen. Als wij er hunne aandacht eens op vestigden, zoo dachten ze. Als wij hun eens vroegen: doe wat uwe hand vindt om te doen! Zal 't niet helpen? Neen, als een of weinige personen het vragen, dan zeker niet. Maar als de N. C. G. O. V. het nu verzoekt? Dan is er meer kans van slagen. En zoo kwamen de afdeelingen met hare voorstellen in de Algemeene Vergadering en deze gaf herhaalde malen aan het Hoofdbestuur een opdracht. Zoo te Haarlem in 1896. Verzoek aan de Volksvertegenwoordiging, te willen bevorderen, dat met 1901 de vergunningen op het maximum -worden gebracht; en dat het beginsel van Plaatselijke Keuze in onze drankwet worde opgenomen. En verzoek aan den Militairen Bond, de vraag aan de orde te stellen, of de verkoop van bier in de Militairen Tehuizen in het belang der bezoekers is. Zoo te Groningen in 1897. Verzoek aan al de reeders van Nederland, geen bedwelmenden drank aan de bemanning hunner schepen te doen uitreiken. Zoo te Amsterdam in 1899. Verzoek aan de Regeer ing, dat geen drank worde toegelaten op rijkswerken. En te Schiedam in 1900. Verzoek aan de Spoorwegmaatschappijen, dat aan de buffetten in de wachtkamers alcoholvrije dranken goedkooper verkrijgbaar gesteld worden. En zoo voort! Of al dat verzoeken veel gebaat heeft? Nu, directe, zichtbare gevolgen waren er zelden of nooit. Maar de aandacht was ten minste op de zaak gevestigd. En — geen boom en valt ten eersten slag. Doch met al dat aanhalen van adressen liep ik vooruit. Keeren we even op onze schreden terug, dan bemerken we dat de N. C. G. O. V. ook op andere wijze optrad naar buiten. Ik denk van zelf aan het » Volkspetitionnement* van 1896. De Ned. Vereen, tot afsch. v. sterken drank wenschte de meening te kennen, die in de N. C. G. O. V. heerschte ten opzichte van de wenschelijkheid van een algemeen petitionnement voor verbod van drankhandel, productie en invoer. In een vijftal vragen was een leiddraad gegeven. Onze afdeelingen werkten ijverig mee. Ook denk ik aan het manifest, dat het Hoofdbestuur bij gelegenheid van de kroning onzer Koningin in September 1898 uitvaardigde. Dat de toen gevierde kroningsfeesten zich zoo gunstig onderscheidden van vele andere volksfeesten in ons vaderland, is voor een deel ook aan dit optreden te danken. Nogmaals moeten een tweetal gebeurtenissen worden vermeld, die niet rechtstreeks tot de geschiedenis ónzer Vereeniging behooren. In januari 1896 werd het eerste Nationale Congres voor Geheelonthouding te Utrecht gehouden. De N. C. G. O. V. toonde hare belangstelling door begunstigster te worden. Het zij al of niet tengevolge van dit Congres, maar bij gelegenheid van de Algemeene Vergadering te Apeldoorn werd voor 'teerst een tweede dag, en daarop een klein congres, aan de vergadering toegevoegd. Dat was in 1898. Den 27s,en December van dat zelfde jaar werd na voorbereidende vergaderingen (7 Januari 1897 en 9 Maart 1898) te Utrecht de Nederlandsche Vereeniging »Hoop der Toekomst* gesticht, nogmaals een vrucht van de Statutenwijziging van 1890. Droeviger be richten moeten nu volgen. Den 12d«> Augustus 1897 overleed Ds. Adama van Scheltema, twee en tachtig jaren oud.Neen hij stond in den laatsten tijd niet meer zoo op den voorgrond. Dat lieten zijn afnemende krachten niet toe. Maar hij arbeidde toch tot zijn laatsten levensdag, en hij werd noode gemist. Duidelijker dan ooit bleek bij zijn sterven, door hoe velen Koning Willemshuis en IJmuiden, Ned. Godsd. Tractaatgenootschap en Bijbelsche Almanak, Ned. Zondagsschoolvereeniging en Chr. Familiekring, Volkszang en Chevémethode, N. C. G. O. V. en Wereldstrijd. En zoo voort, ik wilde nog titels van geschriften gaan noemen, vertaald —sf«es?w9«N^ of oorspronkelijk: Bun- J0y yan's Christenreis en De Grondvesters van het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap, maar ik weet dan geen einde te vinden. Hoe rijk was dit leven! Nu ik gewag maakte van het overlijden van Ds. Adama van Schelxema, volge hier een tweede en een derde doodsbericht. Eerst noem ik den heer Th. J. Kousbroek. Met hechte banden van Th. Kousbroek. vriendschap en hoog- schatting was hij aan Ds. Adama van Scheltema verbonden. En de waardeering was wederkeerig. Want de laatstgenoemde had in Kousbroek den man gevonden, die zich als uitgever in den dienst der Christelijke nuchterheidsbeweging wilde stellen. En wie zal zeggen, van hoe veel invloed en beteekenis dit werk is geweest. De geschriften ten bate der geheelonthouding, door hem in 't licht gezonden, zijn zeer verscheiden en zeer talrijk, 't Aantal exemplaren bedraagt honderdduizenden. Kousbroek is zijn ouden vriend spoedig gevolgd en op jeugdigen leeftijd: hij bereikte slechts de helft van diens jaren. Den 13den Januari 1900 stierf hij 41 jaren oud. Ongeveer drie maanden later, den April, overleed op bijna zes-en-zeventigjarigen leeftijd de heer H. B. Breijer te Arnhem. Van den aanvang af had hij den strijd meegemaakt. Hij had in de samenkomst voor Inwendige Zending te Amsterdam de leiding van Wj/' de sectie geheelonthouding. Iv/ll'1 waarin tot de oprichting uer in. ^. u. U. V. werd besloten. De oprichtingsvergadering zelf en de eerste h. b. Breijer. algemeene vergaderingen woonde hij niet bij, maar hij leefde met zijn hart mee. En bij de reorganisatie in 1890 werd hij in het nieuwe Hoofdbestuur gekozen, waarin hij tot zijn dood zitting had. Hij nam steeds een werkzaam aandeel in de beweging. Ook zijn pen stelde hij in haar dienst. In De Wereldstrijd kwam meermalen iets van zijne hand voor. Het laatste jaar der negentiende eeuw weet, gelukkig, van betere dingen te verhalen dan van verlies op verlies! 't Hoofdbestuur deed in 1900 een eerste poging om veld te winnen bij de Christelijke onderwijzers. Hun werd een rondschrijven gezonden, dat hen opwekte zich aan te sluiten bij de N. C. O. O. V. En in de Algemeene Vergadering te Schiedam werd een collecte gehouden, waarvan de opbrengst zou dienen voor de uitgave van een nieuw geschrift, aan hen gericht. Dit verscheen als No. 4 van Hoenderloo's Blauwe Boekjes onder den titel: Een vijand der School door D. Wouters. Enkele besluiten van de zelfde Alp-emepno VpfMH«in„ verdienen vermelding. Zoo zouden adressen gericht worden aan de Regeer ing j betreffende den verkoop van alcoholhoudende dranken in de militaire cantines (voor de tweede maal), en aan de Spoorwegmaatschappijen in zake verlaging van den prijs der alcoholvrije dranken in de wachtkamers. Ook zou door het Hoofdbestuur worden uitgegeven een Zangbundel vooral voor zangkoren. Nieuw* Cielnnf*. Strijdzangen. Dit besluit was voornamelijk hierom van gewicht, wijl nu de Algemeene Vergadering, juist in het jaar van Kousbroek's heengaan, de Vereeniging weder terugvoerde op den vroeger verlaten weg van zelf als uitgeefster op te treden. Nog werd op voorstel van Prof. Valeton eene commissie benoemd voor de stichting eener Christelijke Inrichting voor drankzuchtigen onder leiding van een geneeskundige. Deze commissie heeft het niet tot daden kunnen brengen. Trouwens dit werk was door de Christenen geenszins uit het oog verloren. Met den aanvang der twintigste eeuw zouden we gevoegelijk een nieuw tijdperk in de geschiedenis der N. C. O. O. V. kunnen beginnen. Verschillende veranderingen toch vielen toen samen. In het jaar 1900 had de Vereeniging voor het eerst een toelage uit de Rijkskas ontvangen. Dit gaf het Hoofdbestuur den moed, om, op 28 Augustus 1901, naast broeder Mets, wiens kraehten begonnen te verminderen, een tweeden agent aan te stellen. De aandacht werd gevestigd op Joh. Schurink te Steenwijk, en het Hoofdbestuur vond in hem den man, dien het zocht. Met grooten ijver heeft hij gearbeid. Jammer genoeg slechts korten tijd. Reeds den 13d«" Jan. 1902 nam hij zijn ontslag. Maar — al bleef de zaak eenigen tijd slepende — uitbreiding van 'twerk d?r agenten stond nu op 't program. Den 25ste" November 1901 verloor de N. C. G. O. V. haar derden voorzitter, den heer li M. Hfiirrop-k- Nno- niet zoo lang geleden had hij zijn zeventigsten verjaardag I mogen vieren, nij Denoorde tot de oprichters der VerI eeniging en had zitting in de Commissie, die haar eerste reglement ontwierp. Op de eerste Algemeene Vergadering in 1882 werd hij aan het Bestuur der Vereeniging toegevoegd. Toen Ds. Heinecken in April 1892 als voorzitter aftrad, werd diens plaats gekozen, en hij heeft ook als zoodanig met liefde en toewijding aan den bloei der Ver¬ eeniging medegearbeid. Trouwens daar was geen werk van Inwendige Zending, dat zijn hart niet had. Hij heeft veel gearbeid en werd zeer gemist. j. m. Heijbrock. De dood van den heer Heijbrock bracht wijziging in de Commissie van Dagelijksch Bestuur. Bovendien gaf Ds. A. H. Roose te kennen, dat hij het werk aan het secretariaat verbonden uit de handen wenschte te geven. Ongeveer twaalf jaren was hij secretaris van het Hoofdbestuur geweest en sedert den dood van Ds. Adama van Scheltema ook redacteur van De Wereldstrijd, en de Vereeniging had hem te danken voor veel arbeid, door hem in den loop van dien tijd voor haar gedaan, voor veel toewijding, haar in de moeilijkste jaren van haar bestaan betoond. Het Hoofdbestuur koos hem tot voorzitter in de plaats van den overledene. Ds. D. van Krevelen werd secretaris. Een andere gewichtige verandering was een gevolg van het overlijden van den heer Kousbroek, spoedig door dat zijner weduwe gevolgd. Er waren allerlei omstandigheden, die in 't einde van 1902 het Hoofdbestuur drongen tot het besluit, dat'de Vereeniging zelve weer als uitgeefster zou optreden. Zoo hield dan met den aanvang van 1903 De Wereldstrijd op, het orgaan der N. C. G. O. V. te zijn, en De Nationale Onthoudersbode kwam er voor in de plaats. De nieuwe Zang- De Commissie van Redactie. Ds. P. Veen. Ds." D? van Krevelen, secr Ds. a. Montijn, voorz. bundel was inmiddels begonnen in afleveringen te verschijnen. Ook waren reeds een paar brochures gedrukt. Zoo bleek het noodig, den toestand van 1890 weder te herstellen en een Commissie van Redactie te benoemen. Dit geschiedde 4 Augustus 1903. Deze tweede Commissie van Redactie bestond uit vijf leden, te weten: Ds. A. H. Roose, voorzitter; Ds. D. van Krevelen, secretaris; Mej. H. W. Crommelin, penningmeesteresse; Dr. J. H. Adriani en Ds. A. J. Montijn. In April 1904 trad de voorzitter er uit, in de opengevallen plaats werd Ds. P. Veen gekozen. Deze Commissie van Redactie heeft nu drie jaren gearbeid. Niet vruchteloos besloeg zij hare plaats. Zij gaf uit het weekblad De Nationale Onthoudersbode en het maandschrift Het Werk der Liefde, den nieuwen Zangbundel en den Almanak, verder tal van geschriften, en ook insignes, de blauwe kruisjes, door de jaarvergadering te Zwolle in 1902 als officieel insigne der Ver¬ eeniging aangenomen. In 't jaar 1903 leed de N. C. G. O. V een dubbel verlies. Den 20sten April overleed de man, die sedert 1892 haar penningmeester was geweest, de heer G. van Herwaarden. De Vereeniging had veel aan hem te danken. Hij was een Uitgaven der nco. o.^v. Mej H. W, Ciommelin,^ | penn. man van karakter," een beginselvast belijder van Christus, stellig en beslist in zijn geheele optreden, nooit moede er den nadruk op te leggen, dat het Christelijk beginsel der Vereeniging in geen enkel opzicht mocht worden losgelaten, een man van rusteloozen arbeid en met milde hand. En ruim een half jaar later, den 26sten November, riep God den trouwen agent der N. C. G. O. V. Samuel Mets, van zijn post op. Acht jaren had hij haar gediend. En dit werk had al zijn liefde. 'tAX^ashem een werk des Heeren. God had hem zelf door middel der Christelijke geheelonthouding rijk gezegend. Hij wilde zoo gaarne door die zelfde onthouding zegen verspreiden in ruimen kring. En dat heeft hij gedaan, trekkend door ons vaderland van Oost naar West en van Noord naar Zuid, hier een spreekbeurt waarnemend, daar in een huishoudelijke vergadering de broeders aansporend tot den arbeid, ginds met den tact en de menschenkennis, die hem eigen waren, den twist bezwerende, die deze of gene afdeeling dreigde te verwoesten. Ofschoon nog niet bejaard — Mets was 30 December 1836 geboren — viel hem toch in den laatsten tijd het reizen al moeilijker. Maar thuis was ook werk. Moest niet week aan week gezorgd worden voor de ver- o. van Herwaarden zending van de Onthoudersbode en van andere geschriften ? Welnu, ook dat werk was aan br. Mets opgedragen, en hij heeft het verricht bijna tot het einde zijns levens. Mets stierf juist in den druksten tijd des jaars. De Almanak voor 1904 lag ter verzending gereed. En met het afdrukken van 't Kerstnummer der »Bode« was men bezig. Zonder verwijl moesten dus maatregelen worden genomen, om het werk geregeld te doen voortgaan. De voorzitter vond in den heer M. J. van Zomeren den man, die bereid was dadelijk den arbeid der verzending op zich te nemen en hij stelde hem voorloopig daartoe aan. Later werd aan br. van Zomeren tevens agentenwerk opgedragen. Mets was echter ook de rechterhand van den secretaris allerlei schrijfwerk werd door hem verricht. En de arbeid aan het secretariaat verbonden vermeerderde, naarmate de Vereeniging zich uitbreidde. Dus werd 1 Juli 1904 de heer H. J. Bulten benoemd als agent-adjunct-secretaris. Tusschen de beide agenten is het land zoo verdeeld, dat eerstgenoemde in het Westen en Zui¬ den, laatstgenoemde in het Noorden en Oosten werkt. Met een enkel woord dient ook te worden vermeld, dat Ds. Roose zich in het voorjaar van 1904 gedrongen voelde, meer op den achtergrond te treden. In. Januari van dat jaar had hij de redactie van het orgaan der Vereeniging overgedragen aan den secretaris. In April legde hij ook den voorzittershamer neer. Zijne verdiensten ten opzichte derN. C. G. O. V. — wij spraken er reeds van —waren zeer groot. In zijne plaats werd Ds. C. L. van den Broek gekozen als voorzitter, na eerst eenigen tijd waarnemend voorzitter te zijn geweest. H. j. Bulten. Dat de nuchterheidsbeweging in ons vaderland ouder is dan onze Vereeniging, werd ons in de herinnering gebracht door den blijden feestavond, dien op 21 October 1903 de afdeeling Groningen mocht vieren, 't Was toen omstreeks veertig jaren geleden, dat Mej. M. W. de Ranitz haar gezegenden arbeid ter bevordering van de Christelijke nuchterheid aanving. Zelve mocht ze op dien feestavond de aandoenlijke geschiedenis van de «verleed de heer c. o. crone, lid van de Commissie van Dage- ... ,, , . >••, , , Hjksch Bestuur, den 27sten Juni 1.1. Zijn heengaan werpt over onze feestvreugde de Algemeene Vergadering bij. Jaren lang was hij lid van | die hij hoopte te deelen, een donkeren n=vei. Overzicht van den toestand der N. C. G. O. V. S 5? MaS\ g tel * Ü »ö I -2 *S c a •3 «'8 S^- Sa o »3 s I Sis I ■< *■ »&! •< 9.80 Amsterdam. 1881 9.46 1 Amsterdam. 1882 9.40 3 Amsterdam. 1883 9.46 5 Amsterdam. 1884 9.16 Amsterdam. 1885 8.99 Amsterdam. 1886 9.01 4 Amsterdam. 1887 8.89 9 Amsterdam. 1888 8.78 12 Amsterdam. 1881) 1384 8.93 15 12 Den Haag. 1890 1888 8.99 32 22 Utrecht. 1891 2722 8.94 37 24 Zwolle. 1802 4044 8.97 45 23 Arnhem. 1893 4747 8.86 57 30 Rotterdam. 1894 5212 8.65 68 29 Den Haag. 1895 6016 8.66 85 Haarlem. 18JM5 6157 8.46 91 Groningen. 1897 6837 8.28 96 Apeldoorn. 1S9S 6785 8.05 103 33 Amsterdam. 1899 6318 8.23 97 Schiedam. 1900 6665 8.22 108 39 aütrecht. 1901 6514 8.05 116 38 Zwolle. 1903 6936 7.82 127 Arnhem. 1903 7350 7.65 137 41 Den Haag. 190* 7500 7.44 150 45 Steenwgk. 1905 162 Amsterdam. 1906 I I I I T meerderde het aantal afdeelingen met slechts vijf. Maar na 1901 kwam er weer schot in. Op de laatste Algemeene Vergadering, September 1905, waren er honderd en vijftig afdeelingen. En op den vijf en twintigsten verjaardag onzer Vereeniging, 18 Mei 1906, telden wij er honderden zestig. Laat ons dankbaar zijn voor dezen zegen Gods! Onze voorgangers hebben vertrouwd op Hem. Diep in hun hart leefde de overtuiging, dat de strijd des Heeren is en dat zij niets vermochten, indien Hij niet met hen was. Maar even vast waren ze ervan verzekerd, dat het ons geloof is, onze afhankelijkheid van God, ons vertrouwen op God, onze gemeenschap met God, waardoor de wereld overwonnen wordt. En die zekerheid heeft hen staande gehouden, ook als alles zich tegen hen scheen te keeren. En hun vertrouwen op den Heer is niet beschaamd. Laat ons het voorbeeld volgen van hen, die ons voorgingen ! De strijd, die nu in ons vaderland gedurende vijf en wintig jaren gestreden is in het groot, wordt in iederet afdeeling in het klein herhaald. En niet in iedere afdeeling zijn de broeders en zusters tegen dien strijd bestand. /Laat ons zien op hen, die ons voorgingen, en laat ons hun geloof navolgen, aanschouwende de vruchten van hunnen arbeid. Maar bovenal — laat ons, naar het voorbeeld door hen gegeven, zien op den Aanvanger en Voleinder des geloofs, Jezus, buiten wien wij niets kunnen doen! Hij zal ons werk zegenen. En wij geven Hem de eere! Beekbergen. D. van Krevelen. UIT DEN ARBEID. VAAN DE>L5TAN D. • Klein maar Dapper* is een goede bekende geworden in Apeldoorn sedert de laatste paar jaren. Oeen wonder ook! 't Is niet alleen een leuk en alleraardigst gezicht, dat dat helderwitte kostuum met blauwe kokarde en ceintuur van een honderdtal jongens ons biedt, maar iedereen heeft het gevoeld, zelfs velen buiten onzen kring: dat is een zeer uitnemende wijze om onze jongens op dien leeftijd iets te geven waarin ze met hun geheele jonge ziel kunnen meeleven. Meer dan eenige andere vereeniging is > Klein maar Dapper* de lieveling van geheel Apeldoorn. Letterlijk werd deze arbeid geboren. Men gevoelde, de jongens op dien leeftijd mochten niet losgelaten, wanneer zij van >de Hoop der Toekomst* kwamen en zoo begon het turnen met 'n tiental knapen, zonder dat men eigenlijk eerst zelf nog recht wist, hoe men 'tzou aanvangen. Weldra bleek dat men het gevonden had! Nu wordt doorgaans een half uur of twintig minuten, soms langer nog naar gelang het onderwerp is, gesproken over den drank en zijn invloed, op zoo'n varieerend mogelijk manier. En het blijft niet zonder vrucht! Ik geloof dat in deze geschiedenis een vingerwijzing ligt voor vele onzer afdeelingen, een aanwijzing niet alleen wat kleine maar ook wat groote jongens kunnen doen. Dat zou nog eens weer kleur en frischheid geven aan onzen arbeid! B. Van deze vier is Groningen het oudste en Schiedam het jongste en tusschen deze vormen die te 's Oravenzande en Zutphen als 'tware de schakel. Reeds in 1864 werd Groningen haar lokaal rijk, nog slechts zeer bescheiden, maar — zoo als te begrijpen is — werd met veel dank de inwijding den 7den September van dat jaar gevierd. Later werd het herbouwd en in 1894 kreeg het zijn tegenwoordig aanzien en werd het tevens voor logement ingericht en bewijst daardoor goede diensten. Het is een monumentaal gebouw in de Kostersgang, een zeer nauw en onaanzienlijk straatje bij de Radermarkt. De vreemdelingen verwonderen er zich over, dat er menschen gevonden werden, die op zoo'n plaats 'n flink koffiehuis, vergaderlokaal enz. oprichtten; de leden — de oudere vooral — vinden het niets vreemd, maar vinden er iets eigenaardigs in op dat historische plekje tegenwoordig nog samen te komen. De Schiedamsche afdeeling verliet pas haar ouden >graanzolder«, zooals elders in ons feestboek blijkt, en verhuisde naar dit keurig huis. 't Laat zich aanzien dat het de geschiedenis van Groningen zal volgen: eerst vergaderlokaal, later tevens koffiehuis en logement. Wie door 't Westland een voetreisje maakt, vindt te *s Oravenzande gelegenheid zich in een alcoholvrije inrichting te verkwikken. I Is een net, eenvoudig koffiehuis, dat aan de voornaamste eischen van 'n dergelijke inrichting voldoet. Een lid onzer afdeeling te Zutphen exploiteert sedert eenige jaren een keurig net melksalon op »de Overwelving* zeer gemakkelijk te vinden, links op + 3 minuten afstand van het Spoorstation. Een flink -hoekhuis, ongeveer naast-het in 'toog vallend badhuis, 't Mag zich in alle opzichten laten zien! B. E NAAM DES HEEREN ZIJ GELOOFD! groningen. M. W. de Ranitz. at de Nationale Christengeheelonthouders - Vereeni- L ging gedurende het vierde jfo eener eeuw staande hield; wat haar onder goed gerucht en kwaad gerucht deed voortarbeiden; wat haar, ook wanneer soms alles haar tegen scheen te zijn, het hoofd deed ophouden, was de innige overtuiging van de groote beteekenis van haar beginsel voor de komst van het Koninkrijk Gods. God legde die overtuiging in de harten en hield haar levend. Wat ons dan, bij den terugblik op hetgeen verricht werd, voegt, is, bij diepe verootmoediging over het verkeerde, dat onzen arbeid aankleefde, te roemen in Hem, van wien de roepstem was, maar ook de zegen, de drang, maar ook de kracht. Gode alleen komt de eer toe! c. L. van den Broek. Schiedam, 17 Mei 1906. iet [alleen in beginsel, maar ook door eene ondervinding van vijf-en-twintig jaren is de grondslag van onze Vereeniging: drankbestrij ding onder den heiligen drang der liefde van Christus gebleken de juiste, de werkzaamste en de duurzaamste te zijn. Die liefde in haar diepte en omvang te ken¬ nen en te bekennen,*^worde door ons steeds meer als het hoogste nagejaagd ook om van bestrijding der drinkgewoonten goede vruchten te kunnen verwachten. J. M. HOOG. Christen-geheelonthouder. Wij, tegenwoordige drankbestrijders, staan nu zoo veel sterker dan zij, die begonnen den strijd aan te binden. Immers, dank zij het werk, dat zij verrichtten, kunnen wij wijzen op de heerlijke vruchten van hunnen arbeid. Waar toch naast God zoo velen aan de onthouding het te danken hebben, dat zij van drankzuchtigen thans eerbare leden der maatschappij geworden zijn, ja, dat zij, ontslagen van de boeien der drankzucht, hunnen Heer en Heiland gevonden hebben, daar verbazen wij ons er slechts over, dat nog zoo vele Christenen verre blijven staan. Maar, waar de Heer het werk 'der onthouding zoo zichtbaar gezegend heeft, daar vertrouwen wij, dat, vóór er weer 25 jaar verloopen, alle Christenen als één man aan onze zijde zullen staan, zoodat het woord »Chr\sttn-geheelonthouder« als verouderd in onbruik zal raken, daar in het woord «Christen» reeds het begrip «geheelonthouder» zal zijn opgesloten. Breedevoort, 18 Mei 1906. J. Henri Ledeboer. DE;STERKSTE DIJK. Het kost veel geld om een sterken dijk te leggen, die een land tegen overstrooming behoedt. Is de dijk niet bestand tegen de kracht van het water, dan ontstaat er eene ramp, die ontzettend groot en zelfs voor een deel onherstelbaar is. Welnu, erger schade nog dan zulk een watervloed, brengt de vloed der bedwelmende dranken aan, waarin jong-en-oud gevaar loopt te verdrinken. Zou er een sterker dijk denkbaar wezen om dit gevaar af te wenden dan de Geheelonthouding, vooral wanneer deze de Christelijke gezindheid als steenglooiing heeft? Ik geloof, dat, als dan het dijkleger in Gods kracht waakzaam Is en werkt, niets daarboven gaat. Amsterdam, Mei 1906. C. G. CRONE, Lid v. h. Hoofdbestuur der N. C. O. O. V. IN DOORGAANDE OPVOLGING. In het vereenigingsleven ziet ge de wet der continuïteit openbaar worden. Ook in onze N. C. G. O. V. ziet gij haar. Ik zie de gestalten van vroeger en van later voor mij voorbijgaan en het woord des Heeren komt mij voor de aandacht: ^Hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het die zaait, en een ander die maait. Ik heb u uitgezonden om te maaien hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hunnen arbeid ingegaan.« Joh. 4:37 en 38. Rotterdam, 13 Mei 1906. A. H. ROOSE. De drankellende bestaat voor vele Christenen slechts theoretisch, sleehts in cprs, misschien ook uit enkele dronkaardsgevallen. Hun eigen levenskring staat te ver af van het gewone maatschappelijke leven om de werkelijkheid der drankellende mede te gevoelen en mede te dragen. Het is nog niet ingebrand in hun geweten, dat duizenden van hun eigen volk, hun eigen kerk, vaak hun eigen verwanten openlijk of heimelijk door aleohol geestelijk en lichamelijk verzwakken of ondergaan. Maar weten moeten zy het, zóó weten, dat hunne ziel wordt ontroerd, dat het hen niet meer loslaat. Dit te brengen tot hun geweten, telkens en telkens weer, zy mede het werk onzer vereeniging. A. R. VAN DE LAAR. Ik vond ergens dronkaards, in 't algemeen verslaafden aan den drank, ^defecte exemplaren" van ons geslacht genoemd. Men vraagt wel eens wat men aan den Bijbel heeft. Practisch kan hier het antwoord luiden: Wie de Heilige Schrift in zich opgenomen heeft, kan, zelfs gedachteloos, zulk wreed spraakgebruik niet volgen. Reeds het Oude Testament zegt zoo heer tijk: »het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken. (Ezechiël 34:16, vergel. vs 4). Ood kent gelukkig geen »defecte exemplaren" in de wegwerpende beteekenis van die uitdrukking. Diep gevallen zondaars, die men bovendien niet enkel onder dronkaards moet zoeken, kunnen parelen worden aan de kroon des Heilands. Groningen. IS. VAN DIJK- HET KOMT. Wat wij in onze beste oogenblikken hopen en droomen, waarvoor wij strijden en bidden en onze krachten geven jaren lang, het komt. Het komt, omdat dit alles niet is uit ons, maar uit God. Het onze, het haastige, het zelfzuchtige, het wereldsch-schitterende, dat komt niet. Maar wat uit God is, dat komt, omdat Hij komt, Die is, en Die was, en Die komen zal. H. ¥. GROMMELIIT. 2)e 31. 6. S. &. 77. een ^ideens-iende. Hotel ELIM, Oprit 135, Vlissingen. Logement en Restaurant, Kamers van f 0.50 af met ontbijt, f 0.80 en hooger. Zeer ruime gelegenheid tot het huren van vergaderzalen. 6 Zalen 18 kamers ZOO EENVOUDIG. •Gedrongen door de liefde van Christus.» t. Christus heeft mij liefgehad; Hij overtuigde mij van Zijne liefde; Ik heb Hem lief. II. Velen kennen Christus' liefde niet; De drinkgewoonten belemmeren die kennis; De drinkgewoonten moeten weg. III. De drinkgewoonten moeten weg; Ik heb Christus lief; Ik word Christen-geheelonthouder. S. D. B. In mijne tienjarige praxis herhaalt zich bijna ^dagelijks de waarneming, dat het sympathisch (Gal. 6:2) voorbeeld der geheelonthouding van alle alcoholische dranken in den strijd tegen het alcoholisme een doeltreffend dus onmisbaar wapen is van ons) medisch armamentarium. Geldermalsen, Juni 1906." C. D. CRAMER. ons jubileum. Allen die voor de Christelijke Geheelonthouding een ijverig aandeel nemen in dezen arbeid, zien verlangend uit naar de jaarvergadering van onze Vereeniging. En wij die door ons lidmaatschap deel uitmaken van de N. C O. O. V., zullen den Heere danken voor het heuglijk feit, dat Hij die Vereeniging 25 jaren heeft willen gebruiken als middel om Zijn Koninkrijk uit te breiden. God heeft groote dingen onder ons volk gedaan. 25 jaren van arbeid. Niet allen die thans het feest vieren hebben dezen tijd geai beid er zijn slechts weinigen van de grondleggers der Vereeniging nog in leven, fcerst sporadisch, later wat sneller nam het aantal toe dergenen die onvermoeid werken. Sedert het begin is er een reuzentaak verricht, ziende op alles wat tegen was. De mannen en vrouwen die begonnen, hebben zich niet afgevraagd voor hoe lang |hun arbeid; zou wezen, zij zijn begonnen om dien machtigen iwt^l vijana, net aicononsme te oeuampen. v\f En wat zullen wij jongeren ? Het hierbij laten ? \V 25 jaren van strijd. \*J Het was niet (gemakkelijk zoo bijna geheel alleen te beginnen. Velen stonden spottend naar den aanval op drankmisbruik en drinkgewoonten te zien, en hadden voor onze voormannen slechts een schouderophalen over. Erger nog, door vrienden en broeders naar den geest, werd men op de meest bittere wijze tegengestaan. Hoe moeilijk werd hierdoor de arbeid. Hij werd een zware strijd. En wij jongeren, wat zullen- wij ? Daaraan niet meer denken ? 25 jaren van gebed. Wanneer onze voormannen in den strijd niet hadden kunnen bidden, dan was er niéts van hun arbeid terecht eekomen. dan had de Christrliiln. ri»i„..>i„„*i,„.. zich geen baan gebroken. Niet als zouden wij meenen dat hun arbeid goed ging omdat zij gebeden hebben? Maar omdat het gebed alleen kan stalen in den strijd, en de Heere zijnerzijds aan het gebed alles heeft verbonden. Dat de strijd georganiseerd is voortgezet en zulk eenen grooten omvang heeft gekregen, is het gevolg geweest van hun gebed. Er is veel geworsteld voor den troon der genade, opdat God den slaven van den drank de oogen mocht openen, en de verdedigers der matigheid zoude beschamen. En- wat zullen wij jongeren ? Met het gebed ophouden ? 25 jaren van zegen. Hunne gebeden zijn verhoord geworden. Er is onder de Christenen een kentering ten goede gekomen. Wij zijn nog wel niet van den drank verlost, en de drinken helaas zijn allerminst verdwenen, doch God heeft ons menigmaal een weg gebaand, als vrucht van den arbeid dergenen die begonnen zijn. Daarvoor danken wij den Heere, want Hij zegende — voor menigen drankslaaf — den arbeid der Christen-geheelonthouding. En wij jongeren, laten wij door dien zegen aangemoedigd, ons sterken in 't gebed, met iiver den arbeid onzer Vcreenieintr vnnrfeptfpn ai ^^..a^^i. voordat wij de overwinning hebben behaald in den naam des Heeren. Dat is de ware dankbaarheid, en handelen in den geest van de grondleggers onzer N. C. O. O. V. Watergraafsmeer. j. HUIZINOA De nadruk blijft liggen op het woordje „Christen" in den naam onser vereeniging. Die naam bemoedigt ons, omdat hij ons zegt dat onze strijd in beginsel is een gewonnen strijd. Maar die naam ziet ook steeds vragend aan alle onthouders die tot onze vereeniging behooren, en alle Christenen die er niet toe behooren. Toor de eerstgenoemden beduidt die TragecJe Wik: ^gH onthouder, zijt gij ook een Christen V' En voor de laatstgenoemden beduidt die vragende blik: „gij Christen, waarom nog geen onthouder!" En niemand minder dan Hij, naar wien onze vereeniging zich een »Christen"-Tereeniging noemt, wacht het antwoord. HET RECHTE BEGINSEL. Wie gedrongen wordt door de liefde van Christus, handelt uit het rechte, levende beginsel. Immers Christus' liefde wekt 'schristens liefde. En wie door liefde gedreven wordt, doe rustig en moedig zijn werk, ook al wanhoopt hij zelf aan den goeden uitslag, en al is van ae zijae der wereld, en somwijlen ook der gemeente, spot en geringschatting zijn deel. De waarachtig godsdienstigen, als hun de oogen opengaan, volgen van zelf. De edelsten der niet-godsdienstigen zijn altijd weer gedetermineerd om de slippendragers te worden van het Christelijk beginsel, al mag dan bij hen de geringschatting blijven. Neem als voorbeeld de beweging voor Zondagsrust. Haar oorsprong is het godsdienstig beginsel. Haar ervaring in den eersten tijd niet anders dan spot en hoon: 't was bekrompenheid en kleinzieligheid. Haar vooruitzicht in onze zelfzuchtige maatschappij donker gansch zeer. Maar die Christus eerden, hielden den strijd vol. En uit hetnietChristelijk kamp kwam een keurcorps van kloeke mannen hun te hulpe, al vergeten velen van dezen het, dat zij hun sociaal voelen van het Christendom leerden. En de beweging wint veld. Ik had ook den strijd voor de geheelonthouding als voorbeeld kunnen nemen. D. VAN KREVELEN. Haarlem. A. J. MOïïTIJlï. n een schoon land was een moeras. Dat moeras werd al grooter en telkens brokkelden geheele stukken van 't omliggende land af en verdwenen in het water. Verstandige mannen zagen met groote bezorgdheid dit vernielingswerk; zij besloten het moeras droog te maken, opdat 'tland behouden kon worden. Eerst moest er een dijk gemaakt worden om een gedeelte af te dammen. Er werden planken gelegd over den weeken grond en toen begonnen de mannen het zware werk. Kleine kruiwagens met zand gevuld werden gereden tot aan 't water, daar werden ze leeggestort — een plof — wat opspattend water — en weg was 'tzand. 't Scheen een onbegonnen werk, vol teleurstelling. Soms kwam 't zand even boven 't water, dan was er vreugde in de harten der stoere werkers — doch telkens werd 'tzand weggespoeld. Toch hielden zij vol, zij moesten 't water de baas worden, en hun ijver werd steeds grooter, zij werkten voor 't behoud van hun heerlijk land. Eindelijk kwam er een kleine dam; de planken werden iets naar voren geschoven en de vreugde der mannen was zeer groot; zij wisten: »'t werk zal slagen, beleven wij 'tniet, dan onze kinderen. « Vele jaren hebben de Christen-geheelonthouders gewerkt en telkens was 't, alsof hun werk wègzonk in 't moeras, dat zij wilden herscheppen in een schoon land. nun arbeiden is niet vergeefs geweest; wij mogen de planken al verder schuiven en eenmaal zal de dam gereed zijn. Over vele jaren zullen de menschen tot elkander zeggen: «Was dit schoone land vroeger niet bijna een moeras geworden? Wie heeft dat verhoed?" Dan zullen de menschen dankbaar antwoorden: »God heeft 't verhoed. Hij gaf de kracht om dit werk tot stand te brengen.» En de arbeiders, die rusten van hun werk, zullen bij 't vernemen van dit antwoord, zich nederbuigen voor den troon van Goden juichend met eng'Ienstemmen zullen zij 't woord der menschen herhalen: O Heer, onze Ood! Oij hebt alles wel gemaakt, geprezen zij Uw naam tot in eeuwigheid! Lichtenvoorde. p. Veen. DE DAGERAAD. Volkskoffiehuis van de Vrouwen Chr. Oeh. Onth. Unie. Assendelftstraat 18, 's Gravenhage. (Voorgevel, groote zaal en koffiekamer.) Ook in het meest gewone kracht openbaren, wanneer en uitgaat naar een hoog leven kan een inspiratie zijn van bedwelmende dranken missen om de werkelijkheid licht te zien. Ons beginsel onzen strijd. leven kan zich een groote het gedragen wordt door ideaal. Zulk een bezield voor anderen, wier gebruik toont, dat zij den moed van het leven in onbeneveld is de wezenlijke krachtin Dr. J. H. ADRIAN1. De Christen-geheelonthouder beoogt geen „raak niet, en smaak niet, en roer niet aan", dat in strijd is met het evangelie der vrijheid. Ook btoefent hij geen „ascese", waarvan Paulus als van de „lichamelijke oefening" zou zeggen dat zij tot weinig nut is. En allerminst meent hij door zijne geheelonthouding een hoogere mate van heiligheid verkregen te hebben. Maar „gedreven door de liefde van Christus", en zelf de verlossing, welke in Jezus Christus is, deelachtig zijnde, teekent hij, staande in de vrijheid waarmede Christus hem vrij gemaakt heeft, protest aan met woord en DAAD tegen een der grootste kankers waaraan onze maatschappij lijdende is. In dien geest heeft mijn vader meer dan 40 jaren getuigd en gearbeid. . Zijne nagedachtenis blijve in zegening en zijn voorbeeld worde door velen gevolgd 1 Utrecht. J. J. P- VALETON Jr. 39 en 30 Augustus 1906. Hoe meer men met de drankellende in aanraking komt, hoe dankbaarder men wordt van zelf geheelonthouder te mogen zijn en hoe inniger men gaat begeeren dat de Christenen zich aaneen mogen sluiten om eenparig den strijd tegen dien ontzettenden vijand te voeren! Op dezen feestdag gedenken wij met eerbied en dankbaarheid hen die in ons land het eerst begrepen hebben, van hoe groot en invloed de persoonlijke geheelonthouding kan zijn In den strijd tegen drankzonde en drinkgewoonten en die gedrongen door de liefde van Christus, zich op gansch bijzondere wijze het lot hebben aangetrokken van de arme drankslaven ! Veel werd in de afgeloopen 25 jaren gedaan, doch oneindig veel meer moet nog gedaan worden! Veel werd verkeerd aangepakt, de liefde van velen verkoelde, het hooge beginsel door de stichters 'Lder Vereeniging op den voorgrond gesteld, werd dikwijls uit het oog verloren. O laten wij ons daarover willen verootmoedigen, om dan met nieuwen moed en heiligen ernst de hand weer aan den'jttoeg te staan en het nieuwe tijdperk in te gaan één doel voor oogen hebbende: De redding van zondaren — één voorbeeld navolgende, het voorbeeld van Hem die ons liefhad tot het einde toe! Ood zegene onze Nat. Chr. Oeh. Onth. Ver. en allen die daarin arbeiden en ons voorgaan. H. HARTSEN Hilversum. QODE ALLEEN ZIJ D' EER! Heilzaam treft het mij telkens, dat alle bedenkingen tegen ons ingebracht wel onze gebrekkige personen, maar nooit ons diepst beginsel raken. Hoe kan het ook anders? Door de liefde van Christus gedrongen den 2ich bedwelmenden 5n 'sHeilands kracht waarachtige redding te brengen, is het niet een vrucht van het Kruis? Met den gekruisigden, verrezen, verheerlijkten Heiland, met onzen Profeet, Hoogepriester, Koning, met Hem, die ons zoo onuitsprekelijk liefheeft, zijn wij overwinnaars. Halleluja! Arnhem. E. SNELLEN. (Wlen fleefï tneertnat'en opgenterftt', oaf oromatre ztefen, toen %t eenmaal tof onzen firma; ingaan waren, Begonnen te fmtefen t>an geeetortft voor 0e* 0ooa;e en 0etftge. |oo te 0et moeroaao: afe £0mtu0 tn natuur* ftjft op3tc0t onzen wijn tn water verandert, ver? anoert %\\ tevene naar §tt tnwenoure oe oröt* ttatre wateren on?ee feoeno in fonMenben, epran* ftefenben wijn. (Bron. 3- 3. Neem den drank weg, en de criminaliteit zal met sprongen dalen. Men moet het gezien hebben om bet te gelooTen in hoe ontzettend veel strafzaken de dronk oorzaak der ellende is. Geene mishandeling bijna en wat daaruit voortvloeit, of de drank was in letterlijken zin de drijfveer. Mn dat vrij met eene volkszonde te doen hebben, blijkt -wel hieruit, dat de meesten zich door hunne dronkenachapwillen verontschuldigen, alsof het geene zonde ware. Zwolle. air H. de BIB Jzn. 1881 - 1906. afleer, onze klacht was klein, C(3ns werk niet altijd rein, loeh mocht het Us behagen — vVij cSmeeken CLL te zaam: Verheerlijk 'Uwen ^Naam, "En blijf ons eerder dragen I -* in. w. m. £ö3 VORSTELIJKE LEVENSSPREUKEN, welke de N. C. 0.0. V. na 25 jaren in haar vaandel schrijft. Ziet zij op haar klein begin, dan neemt zij dankbaar de levensspreuk over van Prins maurits: Tandem fit surculus arbor. (Het rijsken wordt eindelijk een boom.) Ziet zij op haar gestadigen voortgang, dan neemt zij de levensspreuk over van Prins Philips Willem van Oranje: Sustinendo progredior. (Door geduld vorder ik.) * * * Ziet zij op haar heerlijke ervaring, dan schrijft zij in haar vaandel de levensspreuk van H. M. Emma, Koningin-Moeder: Palma sub pondere crescit. (De palmboom groeit tegen de verdrukking in). * * * Ziet zij op haren zwaren kamp, dan heft zij den wapenkreet aan van het Huis van Oranje: ■ Je Maintiendrai. (Ik zal handhaven.) Ziet zij op hare zwakke krachten en eindelijke overwinning, dan buigt zij zich geloovig neer en zingt op haar feest het koninklijke woord van den Godsman: Immanuel — God met ons. Velp. j. c. Montijn. tongen do-o-t des Cn ezcands CzeCcLe. ,,. Z7edto.no> ntto-intig iaat d. 3)it zv-as de macdt waatdoot uiLi uxa.nrLe.rL ■ 2)it &&j$t &U 't ztoatwaatts aaan de deus. ,,^&é.dto.rLgen doot des C^ieiiands óie&le'' LUo-tdt steef ons ttietden Cfew-Ma ; <~^Cet zat* tot wxo.ttg.aan v-eetdtacdt scdenden, CsCei d&f/ft ons staten in den sttiid. „~&edto-ncfen doot des <£%ei£ands tiende" „ -&ed\ — U t .tl oum ac o-ns vxicce en o-ns met tongen doot des zuzt mo-eaz f 2)an zU.n <£%ei£ands Sierde", W>, Vtv-WUt- tilt. »6W, y. 2)a£iiricja. UIT ONS WERK. Straatcolportage. P DE HEIDE BEDREIGT HET DUIVELSNAAIGAREN MET ZIJN DICHT NET VAN KRONKELENDE DRADEN SLECHTS IN ENKELE KRINGEN DEN PLANTEN- IGROEI; HET NIET MINDER DICHTE NET DER WOEKE¬ RENDE DRINKGEWOONTEN OMSPANT EN BEDREIGT [BIJNA DE GANSCHE MAATSCHAPPIJ EN LAAT SLECHTS ENKELE KRINGEN SVRIJ. ÉÉN DIER bVEILIGE JPLAATSEN IS DE N. C. G. O. V. ATNIEUWENHUIS. ,pE AANHOUDER WINT", WIJ STRIJDEN VOORT! fïL SCHIJNT NOG DE UITSLAG VER GELEGEN, P De zege komt en brengt een zegen; e onthouding wint! wij strijden voort ! •Rotterdam J R, pALLENBACH. Een paar theoretische bezwaren tegen de Hoop der Toekomst en praktische wederleggingen daarvan. THEORIE. 1. Wat moet dat worden, als Vader of Moeder drinkt en de kinderen naar de Hoop der Toekomst zouden gaan? PRAKTIJK. 1. Een dronken Vader brengt zijn jongen naar de H. der T. en antwoordt op de vraag, hoe hij er toe komt zjjn jongen daar te brengen: Ik ben ongelukkig genoeg, als je hem voor zoo 'n lot bewaren kunt — graag. Vrouw, 't is toch een wonder, hoe dat kind kan navertellen, wat hij op de Hoop der Toekomst hoort. Wil je gelooven, dat ik me soms schaam over mijn eigen bittertje, als ik dat kind hoor praten. — 'k Wou, dat ik zoo sterk was als hij, en er af kon blijven, 'k Moest het toch eens probeeren. 2. Waarom kinderen tot onthouders te maken? Ze weten toch niet, wat dat beteekent; het is toch niet iets blijvends ! 2. Bij een onderzoek in Engeland hoe eenige geheelonthouders tot den strijd gekomen waren, bleek dat van 37 mannen tusschen 25 en 45 jaar 21 lid geweest waren van een Band of Hope = bijna 57%. Van een der Leicester Societies waren 322 leden bezocht. 52 waren verhuisd, 2 waren terruggevallen, van 4 was het onzeker, 2 hadden de stad verlaten, 2 waren overgeschreven in een andere Band of Hope, terwijl 270 trouw gebleven waren. Van de 21 afdeelingen van den Rotterdamschen kring van de Hoop der Toekomst worden 7 geleid door oudleden van de Hoop der Toekomst, ofschoon de oudste afdeeling eerst 13 jaar bestaat. oe is 't mogelijk, dat menschen elkaar zoo veel kwaad kunnen aandoen als door het bereiden, verkoopen en schenken van alcoholische dranken geschiedt? 't Is niet anders te verklaren dan uit de zelfzucht, die het menschelijk hart verstompt en de wereld beheerscht. Hoe zou men anders kunnen aanzien die ontluistering, dat verval van den aan den drank verslaaf den medemensch, en dien nameloozen jammer van onschuldigen, die de gevolgen mede moeten ondergaan, — hoe zou men dat kunnen aanzien en zelfs uit eigenbelang of gewoonte bewerken? Ach, dat de menschen elkaar leerden zien in het licht van Oods liefde in Christus, dat zij elkaar aanzagen als geroepen tot »de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods«. Dan zouden ze elkaar niet meer vermoorden en verwoesten uit hebzucht of onverschilligheid. Haarlem. F. Kampstra. 's Gravenhage, 11 Mei 1906. Gedrongen door Christus' liefde, Bestreden wij wat ons griefde. Zijn hulp was groot en trouw en sterk Voor ons zwak onthouderswerk. Niet^ ons'o Heer! niet ons, o Heer! Uwi Naam'alleen^zij eeuwig Eer!,^\ f. f. BOSCH, VoorzitterAfd. *s Gravenhage. Christus en de Engel der geheelonthouding. Onze Heiland werd eenmaal in een stal geboren. Hierin was eene kennelijke aanwijzing, dat Hij in Zijn verlossingswerk, Zijne heerlijkheid later ook in kleine, geringe woningen zou openbaren.— Zoo was er in de Buurtschap W. een schuur waarin een niet onbegaafd man met eene groote familie woonde. Maar, helaas i die man dronk en was een vloeker en tevens blind vcor het heil dat in Christus is. Zijn vader had eene herberg gehad ; geen wonder dat het dus zoo donker was met zijne nazaten. Zonder dat een der bewoners het zag, schitterde toch boven die schuur het licht van Oods souverein welbehagen en de Christus werd door een Evangeliedienaar die eenvoudige woning binnen gebracht Voor het Evangelie werden hunne ooren geopend en de twee herbergen «De Ster» en «Hof van Holland» kregen geen bezoek meer van vader en zonen. De Bijbel werd dagboek, het gebed levensbehoefte, de kerk de beste plaats en Jezus werd de Zaligmaker. Hoe heerlijk! Voor den zegenenden Engel der geheelonthouding was men eerst nog blind; ja, men vreesde hem met het oog op het verlies van de Christelijke vrijheid en het gevaar voor eigenwllllgen godsdienst. Hij moest nog een tijd buiten blijven, totdat hij hen zoo verlichtte, dat zij uitriepen: «Kom binnen, Engel van onzen Verlosser; ons geluk in Hem zal door u nog meer worden genoten.» Vader, Moeder en twee zonen zijn al voor jaren in het land der rust. Al de kinderen zijn gehuwd en ook al van hunne kinderen thans vormende 13 huisgezinnen met een aantal kinderen, allen wonen in fatsoenlijke huizen en zijn zeer geziene arbeiders. — Christus woont bij hen allen in met den zegenenden Engel der geheelonthouding. Drie hunner zijn van eene afdeeling bestuursleden. Dit is geene verdichting, maar geschiedenis. Ik kan u bij allen binnenleiden; want Ood gaf mij de genade, die vruchten na véél arbeid te mogen plukken. Een der dochters leeft nog buiten Christus en heeft een bitter leven, maar wij werken ook aan haar heil en hebben geloof ook voor hare redding. Zoo verheerlijkt Ood Zich in enkele families. — Hem alleen de eere! R'dam. J. W. DE KOSTER. | Hengeloo (o.). DE HART. aar-om, mijn ücpsfonbiyc en jebelijke laubgenoofen ? — po braagt ïjonent Slatcfrfonb in jiju hoeft: „(Den»" €(nglanb", — Waarom ben maker ban sterken brank geplaatst in hef Suis be« Jjorbs en ben brink** ban sterten bfanfe in fjef fjnis ban uetoatting? On bat waarom kan men afsfowneu, jnea f* «ebeneeren. T^ef benuanb fusstfjen üeibe niet kan men tot «nijgen men lootfjentn feneef bet> maan en fraehiett I nebalfen kan hr-enu.cn beu ber-onltnaapbigiuu, bie uit beje Uraan jitli opbringt aan 't gemeten her natie. OeJ^.a.© O.V. fjeeff boor 't oberhrengen ban beje toustieuti»krecf uitnemenh ;ovg gebragen. t)e "Visser. ffi'hupg. ^« iti Toen ik student was, zag ik Ds. ADAMA VAN SCHELTEMA menigmaal, en, zoo Jk mij goed herinner, altijd alleen. Alleen op de Rijnkade wandelen, alleen komen door de consistorikamer in de Luthersche kerk, alleen bij zijn voortreffelijken vriend en strijdgenoot Breijer binnenreden, terstond zich verdiepende in nieuw uitgekomen geschriften. Ik kreeg steeds dezen indruk: zoo staat deze strijder met de beweging voor geheelonthouding alleen,maar dit bleek: goedsmoeds. Wordt bij de herdenking van 't vijf¬ entwintigjarig bestaan onzer nuchterheidsbeweging, zooals onze andere vóórtrekker Professor VALETON Sr. zoo vol vuur kon zeggen, nu niet heerlijk openbaar, waar er niet minder dan 160 afdeelingen ziin en er met onze beweging ,on gerekend wordt: De een is 't die zaait de DE BEROOIDE KASTELEIN. Overstrooming en Drankmisbruik. Groot is de schade, die de stormvloed van 12 Maart hl in Zeeland veroorzaakt heeft. Stelt men zich nu tevreden met het herstellen of vergoeden daarvan? Neen, men neemt ook maatregelen om zulke rampen in 't vervolg te keeren. Allerwege worden dijken verzwaard en verhoogd of plannen daartoe beraamd. Veel grooter dan de schade van deze overstrooming in ééne provincie is die, welke de stroom van sterken drank ons geheele volk berokkent; niet alleen stoffelijke, maar ook zedelijke en geestelijke, niet slechts eene enkele maal, doch voortdurend. Doet gij, Christenen, nu genoeg, wanneer gij deze drankellende poogt te lenigen? Neen, gij moet trachten haar te voorkomen, gij moet tegen den drankvloed den dijk der geheelonthouding opwerpen. Dat is de eenige, die blijkens de ervaring stevig genoeg is. Waarlijk! zulk een dijk is ons, onthouders, geen doel, maar middel. Zoodra geen overstrooming meer te vreezen is, zullen we hem gaarne weer wegruimen. Maar tot zoolang, allen de hand aan het werk! W. A. Keers. 's Heer Arendskerke. Herbergier: 'kWeet wezenlijk niet, hoe dat op den duur moet gaan! Vroeger mijn gelagkamer vol klanten en nu -[uren achter mekaar, dat er geen sterveling komt! )Historisch) Voor het'Feestnummer geteekend door P. VAN LOOY. ander is 't die maait, maar beiden ■erheuiren zich in den dag des oogstes. Waar Ood dit woord zoo kennelijk be¬ vestigt in onzen strijd, zou daar ook niet een ander als waarachtig zich open baren: Alle Heidenen, hadden mij omringd, het is in den Naam des Heeren dat ik ze verhouwen heb. Zij hadden mij omringd als bijen, zij zijn uitgebluscht als een doornenvuur, het is in den Naam des Heeren dat ik ze verhouwen heb. Zij zijn uitgebluscht als een doornenvuur, - de vijanden des Heeren, dus ook koning Alcohol — dat zal eenmaal openbaar worden. , .„„, r. BENNINK BOLT Zwammerdam. v Ha ZOOALS BIJ ALLES WAT SLECHTS MIDDEL EN GEEN DOEL IS, KOMT HET BIJ ÏDE GEHEELONTHOUDING VAN ALCOHOLISCHE ïDRANKEN VOOR ALLES AAN OP DE WIJZE WAAROP HET BEGINSEL WORDT TOEGEPAST. ARNHEM. P- W- VAN ROSSEM- Onthouding, -- ^dat klinkt negatief. Geheelonthouding, datf klinkt allernegatiefst. Toch danken we op ons zilveren feest voor de alle rpositiefste resultaten. 21 Juni 1906. CHR. HOTIMHER, Amsterdam. Kt Bs Selsskatlraliif. als Christglijk. Sociale daad, is ees Meesea aas lia been vai aas gekeMevea. Hiel elk© blees estwilkkelt bot vrucht, maas alk te zaaa sc-aeakes z| eis de veralfjiiiag karei doruino. C^do-dad xeaeeti. «ZVaa-t wo-zdt de mate tusi ontdeexd, B. Schrijve?. ot*ij3 voot aeraetantrvouSina vefc-fAooat •ftet btdeliifa vo£fWpei-C, vnzust op ■riet vecht, qe- acfvieSt 3oo& 3e tiejdc, vindt btacnt in 3e toaatneiS cn moet !&vjn van, êo3. S)aa«om 3ieti3e i-ft 3an-fV6aa& Vijftien van 3e Vijf-en-twiDtig jaai in 3e ge{e3eten cm*e* tyevetniaina en a-£ o&fieen vaa& tefewtsteMina net ein3* te «nin, •i* weet: êelijfi daaz vwiten -tnj. net 3a<£en ®e* ên O'C wat aSewt, in 3ie stzaten, ®e tievUyfiniid 3eo êcneppezo -ptw^t, S)at *&oo So3o attnat oo4 «.a^f vet/6tii3en, nxect 3an CL&zdschen &onn&ochiitii öydat n*t eenmaal na «eet ot&ijSen, Sen trtotte, volop ticht W «u„, van ÖTCunatet-, Citnnem, Buni 190G. LU dat do-ziincj, ^Jezus o-ns aedeidt, OAt&tac o-ns tust deteid. Dr. G. J. BRUTEL DE LA R/V/ÈRE, em. pred. Het-zilveren feest der N. C. G. 0. V. is voor alle hare leden een gedenkdag van stille dankbaarheid. Geboren uit drang der liefde van Christus, was Christus' liefde het, die haar bezielde met levensvatbaarheid, haar pogen zegende in den feilen strijd tegen den geweldenaar Alcohol. Haar kroon en eere is: «de Heer heeft haar van noode.» s Gravenhage 1906. W. J. VAN RAVESTEIJN. Waar het werk onder de kinderen wordt vergeen, verliest men uit het oog, dat het doel van ons streven in de toekomst ligt De Nederlandsche Vereeniging *fioop der Toekomst* opgericht 27 December 1898 breidt zich —Oode zij dank! — steeds uit. Zij telt thans reeds 106 afdeelingen met bijna 4500 leden en toehoorders. 'd<^dedeettvids 'twetd. dcLiddi^uetiaati. Cs Liet andete o-ocfen aanc^esiaatd; In de school ligt voor een groot deel de toekomst van ons volk". Dan zult gij u met de onderwijzers opmaken om de jeugd te winnen, opdat wij den Heer toebereiden een nuchter volk. Gendringen, A. L. SOETEKOUW. Zie! ik heb eene geopende deur voor ngegeven! Deze woorden kwamen mij voor den geest, toen ik dacht aan dat kleine plantje dat zulk een boom werd. God gaf wasdom, Hij ontsloot de deur van zoo vele harten en deed de Christelijke uuchterheidsbeweging eeu middel zijn om allerlei grendelen te verbreken, die de deur zoo gesloten hielden voor het Evangelie der genade. Hem zy de eer! Maar Iaat ons nooit vergeten dat dit woord voorkomt in den brief aan de gemeente te Philadelphia, waar levend geloof werd gevonden. Alleen van wat leeft kan leven uitgaan. Strijden in 't Heeren naam is de weg tot overwinning; wie derhalve strijden wil tegen het rijk der duisternis, hij nadere tot Hem, Wien alle macht in hemel en op aarde is, met de bede: Laat mij bij U en in Uwe hoede strijdeu! O! het zij ons allen diep in het hart gegrift: „Ook iu onzen strijd komt 'top persoonlijk geloof aan." Sloterdijk, 31 Mei 1906. J. H. WOLTERS. AL WAS HET OOK DAT IK NIMMER EEN DRUPPEL DRANK DRONK, EN AL MIJN TIJD VOOR PROPAGANDA OVERGAF EN MIJ VERTEERDE IN IJVER OM DRONKAARDS TE REDDEN EN HADDE DE LIEFDE NIET, ZOO WARE 'TMIJ TOT NIETS NUT. SCHIEDAM,- JULI 1906. E. B. COUVÉE. V? Xtt mijn sfnh»nf»nfijb &.»& ife mog*n mebtmafun ttn O&MsWljfc» opttttftHing oniun h» afnbcnfim ((895). T^«J gtbolg ban bt\i outurtBing ttiaa b» opninjliug turn iu I^afional* Gft,i>isf»n-,jSfuhtnf«n VtPMuigiug, hit nog sfttha m«f jon b«l jagen an&tihf. I^u httff (jtf mij iu hitu ftjb jt»« gtfnofftn, baf h« getaWijnt outuiBBing boorafgegaan totva boon ttn g»6e»fonffioub*«s6«m*aing oub*p fat af ntaunf en, tn baf b< bonnmann«n bi« g. o. n.m»ging boo» &,»f oiMtwh»*! ook faf«t« b» U'tatvs tstv g*f»g»nh» I^af. Gfin. jStub. "V»M»nigiug hj«rb»n. „CL)mp tn Bossfj", J^tmtUbt. O. *J. G. Ömtëena. GELOOF, LIEFDE en VOLHARDING- dat zrjn drie elcmentei, die wij in omen strijd niet innen lissen. 't BELOOF deed onze voorgaogors den strijd aan?aarden; de LIEFDE leeft de worsteling doen Toonzetten; de VGLHABDIM zal ons de overwinning scïennen. BaarTQor is ons 't Zilveren feest een oewiis en Gods Woord ons oorg. H. J. BULTEN- Wat hij was, wat hij werd en waardoor. Hoe 't schuldelooze kind een monster worden kan, Na d1omgesnelden tqd van enk'le jaren levens? Wat g'in net midden ziet, dat Is het middel tevens t Het maakt den bigden knaap tot een verdronken man! Haarlem. IOH. VISSER De Heere is onze Banier. Exod. 17:15. Onder deze Banier heeft de Nationale Christen-geheelonthoudersVereeniging 25 jaren gestreden, onder deze Banier kan zij ook met goeden moed voortgaan, wetende dat haar arbeid niet ijdel is in den Heere. Scheveningen, Juni 1906. L. M. VAN NOPPEN. nze arbeid wordt vaak een strijd genoemd. Geen wonder! Onthouding van alle bedwelming gaat in tegen den geliefkoosden ouden gang van millioenen. Derhalve: onze arbeid is een strijd. — Laat ons dan strijden als leeuwen; moedig, edel, krachtig! Maar dat kan niet zonder te bidden, — te bidden als lammeren ; teeder, oprecht, vertrouwend. Wie in «den Leeuw uit Juda's stam» ziet «het lam Oods» voor zijne zonden, zal vermogen te zijn een lam voor Oods 00g) en een leeuw voor 's Volks heil.' Want de geest des lams en des leeuws is de Geest Oods. 18Mei 1906. W. H. H. DijKMAN. Toen wij indertyd onder onze medestudenten propaganda maakten voor geheelonthouding, zei een mijner vrienden: „Het kan niet. Een mensch heeft een prikkel noodig en dan is een glas bier of wijn wel de onschuldigste." Deze 25 jaar hebben weer bewezen dat DAT tonicum kan gemist worden, 't Is waar, wij hebben prikkels noodig, maar wij hebben betere : „De Liefde van Christus dringt ons." „Wordt niet dronken in wijn, maar wordt vervuld met den Geest." Eek en Wiel. A. BURGER. ROEPSTEMMEN. Het leven ls rijk aan verwisselingen en ieder menschenkind kent in zijn leven gebeurtenissen, grootere of kleinere. En als dan de levensreiziger zijn weg eens overziet, en die gebeurtenissen aan zijn geest laat voorbijgaan, dan is het hem, alsof zijn levensweg een weg is met vele mijlpalen. En het is den reiziger goed, nu en dan eens stil te staan op den.wegkom te rusten. En dan is het hem soms of iedere mijlpaal hem iets te zeggen heeft. .... In den geest; heb lij mijJ thans?bij zulk een mijlpaal neergezet. En op dien mijlpaa itaa geschreven^ ■•.Zilveren feest der; N. C. G. O. V.* En het is geen gewone paal, wan deze heeft drie armen. De eene arm wijst achterwaarts, de andere vooruit en de derde naar boven. En drie roepstemmen dringen bij deze mijlpaal tot ons door. Den blik achterwaarts! .... Enjflan bedenken we, hoe'de strijd vaakmoeielijk was in het verleden en hoe de satan steeds met zijne trawanten samenspande om te verbreken en te verstoren onzen arbeid der liefde, zoo] veel er maar te verbreken en te verstoten was. Maar we zien ook^imet dankbaarheid, de vele, de talloos vele zegeningen, waarmede Ood onzen arbeid heeft gezegend. En uit deze mengeling van gedachten komt een roepstem tot ons: -Gij zult gedenken al dén weg, dien God u heeft geleid.* Den blik vooruit l En dan tasten we in het donker rond. Wat zal het zijn en wat zal 't worden? zoo vragen we. En het antwoord blijft uit Het gordijn, dat een nieuw; tijdperk, eene nieuwe toekomst, voor onzen arbeid verborgen hou dt, blijft omlaag. Dat doet ons echter niet versagen, maar moedig gaan wij voorwaarts, want een roepstem klinkt ons tegen: -God van den Hemeldal het u doen gelukken, en gij, zijne knechten, zult u opmaken en bouwen.* Den blik naar boven! En dan zullen we met dankerkentenis kunnen gedenken den weg, dien Ood ons leidde, en dan zullen we ons kunnen opmaken en bouwen, - dan, als we onze oogen en harten opheffen naar omhoog, naar de bergen van Oods zegeningen en van Oods geuade, naar de bergen, vanwaar onze hulpe komen zal. En met dien blik naar bo.ven, weerklinke, als één; roepstem, uit veler harten: -Onze hulpe is in den naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft.* En als de roepstemmen zijn verstomd, dan dringe in iedere ziel slechts ééne bede naar voren: Vader! sla ons steeds in liefde gade, Zoon des Vaders! schenk ons Uw genade. Uw gemeenschap, Geest van God! Amen! zij ons eeuwig lot. M. L. BRUININKS. Varseveld. Q'edeeionidoudinq zii middet, nooit doei, want Caixwe vaan maat (Mg. nel (^/Lttits -.s ii van dtand is nou niet vtip van niet ondet de. dt teddina en v zonden; de eeniqe naam. ondei den deme/ aeyeven ^ . ....os waatdoot wij, zalif dunnen wotden is niet peóeeC- o-ntdoudinq, maai L^ntistus. Vreeswijk. J- J\KUYPER. De herinnering verbonden aan den arbeid der Nationale Christen Geheelonthouders-Vereeniging is voor mij'een hoogst aangename. Zij leverde mij het bewijs dat in hare gelederen met geestdrift geijverd wordt tot uitbreiding van het Koninkrijk Gods. Mijne bede is: dat onze Vereeniging in's Heeren kracht grooter moge worden en hare leden levende steenen van het huis Gods mogen zijn. M. J. VAN ZOMEREN. aan wij na wat gedaan is in deze 25 laren, dan mogen wij verblijfl zijn. Vragen wij wat had kunnen en moeien gebeuren, «oo moe¬ ten wij ons sctaamen.|[Letten wij op wat nog te doen staat, dan gevoelen wij ons gedrukt: tenzij wij denken aan het woord van den Apostel in 1 Kor. 15: ós. „Daarom, mijne geliefde broeders, zij t vast, onbewegelijk, en neemt; altoos toe in bet werk des Heeren, nademaal gij weet, dat nw arbeid niet vergeefscb Is in den Heer". (Deze tekst aldus naar de L uth. vert) Stadskanaal. Tb. NCHARTEX. >Maar wat gedaan wordt uit liefde tot Jezus, Dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan." Een kostelijke waarheid te midden van al het vergankelijke. Dat maakt juist de bijzondere heerlijkheid uit van elk werk voo Jezus, dat het een onvergankelijk werk is. De arbeiders verdwijnen. Ook tijdens het vijf-en-twintig jarig bestaan onzer Vereeniging zijn vele werkers heengegaan, maar hun arbeid is gebleven en wij bouwen voort op de grondslagen, die zij gelegd hebben. Dus moedig voortgewerkt; 'tis eeuwigheidswerk. Nieuw-Stadskanaal, Juni 1906. W. C. MENSE. * * * % Vier van onze Gebouwen. * * * * Menigeen zou het niet denken, dat Helder twee onthouderskoffiehuizen rijk is. Toch is het zoo. Het eene staat aan den Kanaalweg 16; het andere Spoorgracht 43, hier staan ze naast elkaar, als wilden ze ons vertellen: wij hooren bij elkaar, maar dat wij op verschillende plaatsen in de stad te vinden zijn, is ter wille van de zaak, die wij beide dienen. Welk van de twee ik op den Kanaalweg of aan de Spoorgracht zou moeten zoeken, is mij niet mogelijk te zeggen. Wie daarin belang stelt, dient het zelf te gaan onderzoeken. In dit gedenkschrift treffen we nog eenmaal Stadskanaal aan, vertegenwoordigd door een koffiehuis. Mijn opmerking daar is, zoo ge ziet, juist dat, wat dergelijke inrichtingen betreft, de veenkolonie niet achteraan komt. Dit koffiehuis van de afdeeling Stadskanaal, gemeente Wildervank, is zeer eenvoudig, doch net ingericht en doet uitnemende diensten voor de schippers en z. g. n. jagers, 't Staat daartoe op een goede plek, dicht bij een »verlaat«. Dat het evenwel, zoo we in die buurt komen, ook door ons kan bezocht worden, om ons wat te verkwikken, behoeft nauwelijks gezegd. »EUm*. te Apeldoorn is de onderste van deze vier. Dit is nog geen volledig koffiehuis, maar dient tot heden alleen voor vergaderingen o. a. ook voor de oefeningen van »Klein maar Dapper* En ofschoon het Oebouw vrij groot is, toch gebeurt het soms dat het nog te klein is. Een goed gebruik wordt er door de afdeeling van gemaakt; 'tis bijna avond aan avond bezet en zoo ik reeds zeide, over gebrek aan belangstelling heeft men niet te klagen. Ernstig is er over gedacht er een volledig koffiehuis van te maken, maar om dezelfde reden waarom de meeste afdeelingen geen gebouw kunnen stichten, is dat plan voorloopig weer uitgesteld. 'tZou anders te Apeldoorn op het schoonste plekje van de Veluwe zijn doel niet missen, indien men daar een flink onthouderslogement rijk was. Het gebouw aan de Rosariumstraat behoorde oorspronkelijk aan den Roomschen Volksbond en is door aankoop eenige jaren geleden in handen onzer afdeeling gekomen. B. Graaf Zinzendor f aeidejeens: „Ik geloof, wat Ik liefheb, en wat ik [geloof, datTwilJik." Vit liefde moet het - geloof voortkomen, dan zal het een kraehtlgen wil schenken, em zelf en bij anderen tot stand te brengen, wat men door het geloof gegrepen en begrepen heeft. Zoo was het bij de geloovigen van alle tijden; het geloof gaf hun kracht om de wereld te overwinnen. Door zulk geloof moge ook de Nat. Chr. Geheelonthouders-Vereeiiiging Nederland redden van den demon van den Alcohol. H. A. TAK KIIIJ N. Apeldoorn, Juni 1906. GEBONDEN. Deze wereld is een slavenland. Jezus Christus alleen maakt vrij. Die in Christus gelooft, mag geen keten dragen, dan alleen om Christus' wil. Wil men nu beweren, dat de Christen-geheelonthouder zich aan banden legt, het zij zoo; hij bindt zich om Jezus' wil. Zulke banden zijn hem een eer. Maar de matige zoowel als de onmatige drinker is gebonden tegen zijn wil en tegen den wil des Heeren. Zulke boeien moeten verbroken worden, want zij schaden en onteeren den mensch. Jezus Christus is gekomen om de gebondenen heen te zenden in vrijheid. Heemstede. J. A. HOEKENDIJK In Eere Houden. Op dit Zilveren feest onzer Vereeniging denken wij als van zelf terug aan de mannen, die zoo moedig den strijd hebben aangebonden in een tijd, toen het nog zelfverloochening kostte om geheelonthouder te zijn. In wereldsche kringen werd ie strijd als dwaasheid beschouwd; in kerkelijke kringen als farizeïsme gebrandmerkt Hoe veel spot hadden zij te verduren; hoe fel werden zij bestreden; hoe werden zij in hun liefderijke bedoeling miskend. En toch, hoe krachtig was het geluid der bazuin, die ten strijde riep; met welk een geestdrift hebben zij de blauwe banier ontplooid en omhoog geheven; met welk een geloofsovertuiging hebben zij het daarin neergeschreven: de liefde van Christus dringt ons. Het waren mannen des gebeds, die streden met het zwaard des Oeestes. Hoe heeft Ood dien arbeid willen zegenen! Daarvan getuigt ons Zilveren feest Het past een dankbaar nageslacht om Ood in erkentenis te houden, die den strijd bekroonde; maar ook, om de nagedachtenis dier kloeke voormannen in eere te houden. Dat doen wij dan alleen, als wij in hunne voetsporen treden. Ook onze strijd moet zijn een geestelijke strijd, gedragen door ons gebed. Tegenwoordig is het zoo veel gemakkelijker om geheelonthouder te zijn. Het wordt niet gek meer gevonden; het wordt zelfs gewaardeerd. De oogen gaan open voor de namelooze drankellende. Ce publieke opinie is aan het kenteren. Een verblijdend verschijnsel voorzeker. Maar des te grooter is het gevaar, om nu het ware karakter uit het oog te verliezen. Zal die strijd waardig worden volstreden, dan moeten wij dien voeren op dezelfde wijze en in dezelfde kracht als. onze voorgangers. De liefde van Christus moet ons dringen; die liefde, die Hij ons bewezen heeft. Zij moet ons hart vervullen, om het op te wekken tot het liefhebben van Ood en tot het liefhebben van den naaste. Dan zal onze geheelonthouding zijn een werk der dienende liefde; dan zal zij niet zich zelf ten doel hebben, maar de uitbreiding van Oods Koninkrijk, en voor velen ten eeuwigen zegen worden. Reilen. JOH. RAUWS. nthouding — een negatief woord! Doch het zegt juist, dat wij niet negatief willen zijn! Geheelonthouders zijn wij, omdat wij ons niet onthouden mogen van te redden, wat te redden valt, waar wij het alcoholisme met zijn groote vang¬ armen om zich heen zien grijpen. En CArïsfe/zonthouders, daar wij ons niet kunnen onthouden om ook in den drankstrijd den Eeuwigen Naam te noemen, waarin genezing ligt ook voor deze kwaal en zonde. Zóó willen wij de natie dienen! Nationale Christen Geheelonthouders-Vereeniging met uw schijnbaar negatieve, ingewikkelden naam, ga voort in deze uwe kracht. Breukelen, C. J. H. VERWEYS. EEN WENSCH TEGEN HET GOUDEN FEEST. Gebroken het drink-conservatisme, Een brander: een anachronisme! Een leege kroeg, een volle kerk, Ons volk vrij, onbeweeglijk, sterk! Met krachtig lijf en nuchtren geest, Dat doe ons zien het gouden feest! Daarbij de welvaart steeds vermeerd, En God op 'tallerhoogst geëerd! P. DE HAAS, Ned. Herv. pred. te Erichem. EW ÈW B»* 6»*»=*• O* Km- »»*- ff»* Wel hem, die niet zich zelf behaagt, Maar immer 's naasten heil bedoelt. Die naar den wil van God steeds vraagt, En met des and'ren leed gevoelt. De strijders VALETON en SCHELTEMA, Met freule DE RANITZ verbonden; Zij lieten rijke vruchten na, Die nu nog 's Heeren lof verkonden; Bij 't vieren van ons zilvren feest, Gedenken wij dit edel drietal, Maar wijden wij toch 't allermeest Den Heer ons dankbaar lofgeschal. Hij doe ons moedig voorwaarts streven In 't strijden tegen 's drankgods macht, Door |ezus' liefde aangedreven, Is de overwinning onze, in Zijn kracht. Oldemarkt J. A. SCHALEKAMP. Schepping. Oen. 1;28, 31. En Ood zode: Ziet, Ik heb ulieden al het zaad zaaiende kruid gegeven, dat op de gansche aarde is, en alle geboomte in hetwélk zaad zaaiende boomvrucht is, het zij u tot spijze. En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Alcohol? Herschepping. Joh. 21:13. Jezus dan kwam, en nam et brood, en gaf het hun, en den visch desgelijks: Hand. 9:9. En hij (Paulus) was drie dagen, dat hij niet zag en at niet, en dronk met. Alcohol? Wederoprichting aller dingen. Openbaring 7:17. Want het Lam, dat in het midden des troons is, zal hen weiden en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren, en Ood zal alle tranen van hunne oogen afwisschen. 1 Cor. 15:28b. Opdat Ood zij alles en in allen. Alcohol? Strijen. cj.l ruijsch van duoteren. V RIJ H EIDI Ziet gif daar dat blad? Hoe heerlijk wiegelt het opdenk wind, het beweegt zich nu hier dan daar. Dat is wat anders, dan aan den boom. verbonden te zijn! Nu is het vrij7 Ach, dat blad! De gewaande vrijheid duurt o zoo kort,Daar ligt het reeds op den grond en wordt vertreden. Zoo lang het met den boom verbonden was, kon het leven en gezond zijn; toen het zich vrij meende, moest het vergaan. Hoe menig mensch vindt zijn beeld in dat blad. Vrij wil hij zijn, los van eiken band, vrij om te drinken, om ten< onder te gaan Wanneer zal het verstaan worden, dat de ware vrijheid bestaat in de gebondenheid aan Ood? Wanneer zullen de instandhouders der drinkgewoonten leeren inzien, dat de Christen Geheelonthouder waarlijk vrij is, juist omdat hij zich gebonden weet door de liefde van Christus. Heer, open hunne oogen, opdat zij zien! Zwolle. A. DE HAAN. Iedere zonde is eene scheidende macht tusschen Ood en menschheid. WU ze bedreven heeft is een veel minder gewichtige vraag dan hoe ze weer wordt verwijderd. Zoolang er naast ons menschen zijn, die door de zonde van God zijn uitgesloten, zoolang Is het Kpnlnk rijk der Hemelen nog niet volkomen gevestigd, zoolang zijn wij medeschuldigen aan de scheiding van datgene wat bij elkaar behoort. Zoolang moet vurig verlangen ons bezielen den armen zondaar de oogen te openen voor het oneindig ontfermen van den Vader en moeten wij ook bereid zijn alle gevolgen der zonde op ons te nemen én daaronder mede te lijden zoolang zij bestaat (Uit: Lhotzky »de Weg tot den Vader*. Loenen a. d. Vecht. A. DROST Azn. elijk de prediking Christocentrisch moet zijn, zoo heeft ook de arbeid der liefde, zal deze levensvat¬ baarheid bezitten en aan het doel beantwoorden, Christus als middelpunt te hebben. Een branche van dien arbeid is de Christelijke geheelonthouding. Zij staat niet tegenover, ook niet naast het werk der Christelijke barmhartigheid. Zij stoelt op denzelfden wortel. Zij is • vrucht van denzelfden boom. Zij ook heeft Christus en Zijn liefde tot middelpunt Oelijk het middelpunt den cirkel beheerscht, zoo wordt de Christelijke geheelonthouding beheerscht door Christus. Uit Hem vloeit zij voort. Uit Zijn kracht leeft zij. Voor en naar Hem henen werkt zij. Harlingen, 8 Juni 1906. Joh. Lanoman. Volkskoffiehuis te Nieuw Weerdinge. DEZELFDE GEEST? Oud-strijd'ren gingen heen; wij, jongren, traden vóór En gingen, kampend, voort in 'taangewezen spoor; Hun wapen is ook 'tonz', hun strijd ook onze strijd, Hun blauwe vaan doen wij ook wapp'ren wijd en zijd; Zoo jubileeren wij. Doch op dit zilvren feest Klinke ook de vraag: bezielt ons nog dezelfde Geest, Die in onze Oüden woonde en krachtig in hen werkte, Die hen tot zwaren strijd, tot smaadlijk lijden sterkte? Mag 't waarlijk ook bij ons des Heilands liefde heeten, Die steeds ons drong en dringt? O, worde niet vergeten 't Eendrachtig smeekgebed om nieuwe, rijke stroomen Zijns Geestes, en de Heer zal zeegnend tot ons komen. Ja, kom, o Heer! kom zelf op dit ons jubelfeest En doop ons allen, doop ons met den Heilgen Geest! Zwolle, Juni '06 C. KIJNE. f DANKBAAR JEN VOLMAN. Wij zijn DANKBAAR, als een dronkaard of een matige drinker geheelonthouder wordt, maar wij zijn eerst VOLDAAN, als iemand geheelonthouder wordt, Omdat de liefde van Ckristas hem dringt. Drachten. Ds. D. J. Aris. GEBONDEN EN TOCH TBIJ! De dartele visch li gebonden aan z'n element der vrijheid: het water. Daarin vindt hij de ware vrijheid. De Christen ia evenzoo gebonden aan z'n element der vrijheid: den Zoom die waarlijk vrij maakt. Gebonden en toch vrij! Dit is het mysterie der vrijheid van alle kinderen Gods. Gebonden en toch vrij zijn ook wij, Christen-Geheelonthouders, die de» drankduivels boeien afschudden, om te staan in de ware vrijheid door onze» Heere Jezus Christus aangebracht. Neerbosch. O. TAN BOEKEL. Storm! De wind buldert; de zee staat hol; de alarmklok klept! Ten schip in nood! Vuurpijlen duiden de plek aan, waar op 'toogenblik een wanhopige strijd wordt gevoerd tusschen den mensen en het element. Hulp komt er dagen; de reddingsboot wordt uitgebracht en bemand met dapperen, die zich in zelfverloochening geven tot redding hunner medemenschen. Immers, zij daarginds lijden schipbreuk, verkeeren in doods gevaar, gaan te gronde zonder hunne hulp! Helden zijn net, die eenvoudige mannen, zij kennen slechts plichtsbesef en drang des harten, aandrijvende tot goede daden. Eere van menschen verlangen zij niet; — echtgenooten aan elkander terug te geven: zonen te brengen aan 't hart hunner moeders; ziedaar hun doel; —hunne belooning tevens. De stem van hun bootsman vuurt hen aan; zijne goedkeuring op hunnen arbeid is hun roem, hunne eer. — Een reddingsboot wenscht zij te zijn; — de onthouderstent op de Meikermis te Groningen. In de dagen van wild kermlsgenot, wanneer bedwelming, in allerlei vorm, dehartsochten ontketent, verkeeren er men- 0m\ -tf J III ir schenlevens — vooral jonge menschenlevens — in doodsgevaar. Waarschuwend, reddend willen zij optreden, de eenvoudige mannen, die zich in zelfverloochening geven alsgetuigen voor de zaak der Christelijke nuchterheid. Zij trachten te behoeden voor algeheel én ondergang; zij willen losrukken wat ten doode gegrepen is;, zij hebben den wensch, echtgenooten, door de zonde der bedwelming vaneen gescheiden, aan elkander terug te geven; zonen, die zich moedwillig in hun liefde tot zingenot van de harten hunner moeders hebben losgescheurd, weer tot de plaats hunner bestemming te voeren. Broeders! om de eere der menschen gaat toch niet onze strijd ? tis ons immers genoeg, te vernemen de goedkeurende stem van Hem dien wij onzen Meester noemen:»wél, gij goede en getrouwe dienstknecht! Over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws Heeren.* Gron. A. J. W. kt oe creeeef oer vtvontwaavtytna;, 0oe öte» ooft; nkt oe Berefienmo: oer geeofJeKjRe, ftcjjamefttie en etoffeftjfié 0c0aoe; nkt oe 6eepo& ün% oer ortnftowaaeljetö; nkt oe geeetönff voor tjet yumantttttet töeaat?; maar een $att bat oToeoÉooor §d tijben van zoovele öu^enoen, Bovenaf, oaf fjoofjeptrteerfer? ftjft U%t onftacrftjRe ecflufo btx jonotge conefen* 0etö meöeöraaa;*, 3a* 0;f mibbd %tjn, waatvan &ob 6eo?en(. %tt gefoof tn öé overommnjje? ftracflf van 0ef ftrute van £0riefue atteen ;af öc;en fiera, Runnen terzetten. #cf3oonooro. %. ©e (goöe. ZICHTBAAR EN ONZICHTBAAR. 5. Voor de^marsch-f en gevechtsvaardigheid van een leger is onthouding' van alcohol^feenj eerste eisch, nog van meer beteekenis voor zyn uithoudingsvermogen ;^Jvan [onberekenbaren invloed op de gedragingen in en na het gevecht, zoo tegenover weerbaren als weerloozen. Een volk zonder drankweer overschat de waarde van ztyn landweer. Wee het land, dat twee gealcoholiseerde strijdmachten ten kampplaats strekt. De onzichtbare gevolgen der alcoholisatie zijn voor elk volk evenwel oneindig veel rampzaliger dan de zichtbare. M. O. J. KEMPERS, ■ Oud-officier van het N.-I. Leger, Burgemeester van Harderwijk. Zeemanshuis te IJmuiden. ie Vlaai-dingen een oude bekende. Het is vooral aan Hp u „ ^eemanshu,s vooreer onzer afdeehng aldaar, Ds. H. J James te danken, dat deze nuttige inrichting tot stand wam. E,k jaar ^ er nog een versIag va„ voor f„ ons we weten - den steun van de Christenen buiten Vlaardingen tot „0g toe niet missen Voor onze Zeelieden zijn in 't bijzonder geschikt en ingericht de ge* bouwen te IJmuiden en Vlaardingen. Het eerste, dat te IJmuiden is evenals het Koning Willemshuis te Amsterdam een stichting van den vader der N. C O. O. V., Ds. Adama van Scheltema. Het is, zooals duidelijk te zien is, een zeer ruim gebouwen bevat behalve koffiekamer en vergaderzalen, dertig logeerkamers Deze stichting deelde in de bijzondere gunst van Ds. Adama van Scheltema. Zij verspreidde grooten zegen en gaat nog steeds voort met het arbeiden on¬ der de zee- \%~ T~ i ~— lieden. Voor de lezers van ons orgaan is het Zeemanshuis * * * * * FEIJENOORD. ***** Zooals met een oog-op-slag te zien is een hupsch gebouw! Lang niet het minste onder de kindertjes, die uit de nuchterheidsbeweging in onze N. C G. O. V. werden geboren! Wie voor 'n tiental jaren de plaats waar nu dit flinke Zeemansh«is te Vlaardingen. gebouw onzer afdeeling staat had gezien zou op die plek heel wat anders hebben gevonden. Daar waar nu voor een netten gevel met kloeke letters de woorden: Christelijk Volkslogement te lezen zijn stond toen voor een vies pakhuis in kleurlooze letters te lezen: Hier geeft men den hoogsten prijs voor lorren en beenen. Daar waar vroeger de ratten en muizen een .eldorado, hadden, daar is thans een luilekkerland voor de geheelonthouders. De geschiedenis van dit koffiehuis is gekarakteriseerd door het devies der Zeeuwen: »/A worstel en ontkom.* Een paar giften groot ƒ4000.— waren de steunsels waardoor den 8>ten December 1898 de inrichting kon worden geopend. Sedert bleek het gebouw drie keeren te klein te zijn en evenveel malen werd het vergroot zoodat het thans aan de meest billijke eischen kan voldoen. Dertien logeerkamers met badkamer; koffie- en vergaderzaal die flink en ruim zijn en degelijk ingericht. •> Voor de Kinderen. BOER HANNES. alles van. Toen dan pok een keer een der hengsels van het hekje gebroken-was, en dit dus niet goed sluiten wou, vermaande Orada telkens al: »Hannes, maak dat hekje in orde, voor we er last van krijgen.* Maar Hannes meende, dat het nog wel gaan zou. Hij zou er bij gelegenheid wel eens naar kijken. Maar zooals dat meer gaat: van uitstellen komt afstellen, en Hannes zou het spreekwoord weer eens gaan waar maken: »Als het kalf verdronken is, dempt men den put.« Een uur van onbedachtzaamheid kan maken, dat men jaren schreit, zegt een oud rijmpje. Maar hoe oud ook, de waarheid ervan is nog niet verouderd. Het leven van groote menschen bevestigt, helaas, maar al te vaak, dat wat de ouden reeds wisten, en waarschuwend in hun rijmpje vertelden, nog zoo slecht begrepen wordt. 'k Wil nu wat vertellen van Boer Hannes, die dat mooie rijmpje wel kon droomen, maar er toch weinig rekening mede hield. Boer Hannes zou geen kind kwaad doen, dat wist iedereen op het dorp, en zijn zuster Orada — zij heette eigenlijk Gerharda — was een goede sloof. Met hun beiden dreven ze de boerderij, die vader hun nageaten had, en ze hadden er behoorlijk hun brood en op zijn tijd ook spek, ham en worst in de »wimme«.*) Dn niid-Cieldersche manier — want Hannes was een Gelders¬ man — behartigde hij zijn zaken. Het land van den hoogen es bracht hem rogge, spurrie, knollen en aardappelen voort en de lage grond was goede weide, waar 't vee des zomers in overvloed voedsel kon vinden, al groeide er dan niet zoo'n voedzaam gras als in het Noorden en Westen van ons goede vaderland. Rondom de boerderij sloot een doornhaag een groote ruimte af, en werd alleen afgebroken door een paar hekjes, waardoor men op den weg en op het land kon komen. Ai* r„;mie. wae 't altiid een pezeUiffe drukte. Daar bromde en blafte de groote keeshond, die met een stevigen ketting aan een oud olievat- gebonden was, dat hem voor hok Hipnde. Daar kakelden en klokten een troep kippen, die met argemeien passen uiiuci aanvoering van heer haan het geheele terrein wel honderdmaal per dag rondwandelden, om te zien, of er ook nog een wormpje te ver¬ schalken viel. Daar knorden een paar vette varkens, die met 'r langen, platten snuit diepe kuilen in den grond groeven en op hun manier er toe bijdroegen om van het erf bij regendagen een modderpoel te maken. En eindelijk slopen er een paar wit-zwarte katten op fluweelen pootjes rond, om een niets kwaads vermoedend roodborstje, vinkje of ander vogeltje onverwachts te bespringen. 'tWas er zoo'n halve dierentuin, die afgesloten ruimte rondom de boerderij. Toezicht behoefde er niet veel te zijn, want er viel niet veel te bederven. Maar voor één ding moesten Hannes en Grada altijd waken: het hekje naar den es moest gesloten blijven, want stond dat open, dan was in een enkel oogenblik de heele menagerie het erf afgemarcheerd, en dan moesten de vruchten op den es het ontgelden. Dan zaten Hannes' vette varkens al heel spoedig in het aardappelland te wroeten, en de kippen brachten een bezoek in het afgezonderde hoekje, waar de moesgroenten werden verbouwd. 'tWas al eens een keer gebeurd. Grada wist er •) Een wimme bestaat uit een paar afgeschelde dennenpalen aan den zolder bevestigd, waarin de Oeldersche boer zijn spek hangt. 't Was op een Maandagmorgen tegen twaalf uur. Hannes is naar de markt geweest, en zet zich warm van de wandeling bij de tafel in de keuken neer. Grada sloft heen en weer, terwijl Hannes haar verslag doet van 't geen hij op de markt gezien en gehoord heeft. »Een kop koffie zal smaken na zoo'n reis,* zegt Hannes, en onderwijl veegt hij met zijn bonten neusdoek zijn warm voorhoofd af. Grada sloft nu wat vlugger: 't water boven het vuur kookt, dat het spartelt. Uit de kast naast den haard worden koffiemolen, koffiepot en suikerpot gehaald, en Hannes zal weldra het verlangen van zijn hart hebben, want koffie, daar houdt Hannes als een echte Geldersche boer dan »ongemeugd* veel van. Plotseling staat Grada stil turend door de ruiten en roept: «Hannes, daar gaat een van de varkens den es op, het hekje was zeker niet goed gesloten!» Hannes springt op, rent de keuken uit, het erf over, den es op, om het vrijheidlievende varken binnen zijne grenzen terug te jagen. Grada is met den koffiemolen in de hand haar broer nageloopen en de een schijnt hier al niet wijzer te zijn dan de ander, want zij laat kast en keuken openstaan, waarvan de beide katten natuurlijk al spoedig de lucht krijgen. In een ommezientje zitten ze van de melk te snoepen, die op de keukentafel staat. En het vette varken, dat nog binnen de heg is gebleven, komt. weldra de keuken ook met een bezoek vereeren, loopt de stoelen onderstboven en heeft spoedig iets van zijn gading onder in de kast gevonden: een kluif van een natuurgenoot en een stuk zoetemelksche kaas. Tot overmaat van ramp krijgen de beide katten nog een hoogst, ernstig geschil over het laatste likje melk, ze zetten de haren rechtop, den bek wijd open en rollen een oogenblik later met melkpan en al van de tafel. Het water in den ketel op het vuur blijkt het daar intusschea ook al te warm te krijgen, en kookt sissend en blazend over den. rand en plast in den haard, alsof de vlammen noodzakelijk gebluscht moesten worden. En Hannes? En Grada.'' In dolle vaart is de boer op het varken op den es toegeschoten. Maar deze vette knorrepot schijnt het er vandaag eens op gezet te hebben, om zijn baas te dwarsboomen. Aardappelen en andere anders zoo gewenschte versnaDerineen in den . , „ Au! au!« klaagt hij, >au, au U Met moeite krabbelt hij op, en een oogenblik later staat Grada hijgend bij hem. Wat ziet de arme Hannes er bemodderd en bemorst uit. En wat trekt hij een pijnlijk gezicht. Geen wonder: Hannes heeft den eenen voet deerlijk bezeerd, hij kan er nauwelijks op staan. Het varken verder vervolgen, daarvan kan op 't oogenblik geen sprake zijn. Steunend op Grada's schouders wordt de terugtocht naar huis ondernomen. 'tGing niet vlug, maar ze kwamen er toch. En daar wachtte hen een nieuwe vertooning. Het achtergebleven varken, de beide katten, de haan met al zijn kippen leken er wel heeren en meesters te zijn. En ze hadden op hun manier den boel er eens recht gezet. Grada schreeuwde het uit van schrik en 't kostte haar heel wat moeite al dat gedierte de deur uit te drijven. En daar zat Hannes nu. De gekwetste voet in een zwachtel, de bemodderde kleeren in de waschkuip en Grada zag met zorg aan, hoe »dat beestengoed" huisgehouden had tijdens hare afwezigheid. »Had het hekje dan ook gemaakt.'» zei ze bits tegen Hannes. «Had jij je keuken en kast dicht gedaan !« snauwde hij met een pijnlijk gezicht terug. 'tWas beide verdiend. Was 'tniet? 't Varken kwam wel weer spoedig terecht, maar Hannes zat geruimen tijd met zijn voet in een verband en Grada was haar melk, kaas en kluifjes kwijt, daar was niets meer aan te doen, ook niet, al werd den anderen dag het hekje hersteld. En nu nog een woordje aan het slot voor mijne kleine lezeressen en lezers. Er zijn van die dingen in het leven, daar moet men »het hekje*, de keuken- en kastdeur altijd voor gesloten houden, goed gesloten ook. Zorg dat de hengsels en de sluiting goed'in orde zijn, 't moet goed, geen half werk zijn. Gij raadt al, wat ik bedoel, is 'tniet?Juist! de sterke drank, onder welken vorm ook. Eén glas ervan is reeds een hekje met' 'n kapot hengsel, of een verloopen slot. Meer glazen van het lichaam- en zfelverdervend goed zijn wijd openstaande hekken, kast- en keukendeuren. « Daar vlucht de welvaart door uit en komt de ellende door binnen Opgepast voor 'teerste glas dus, weest niet zorgeloos, waakt, waakt en bidt, opdat ge niet in verzoeking komt. N. W. D. J. DE BEVELEN VAN DEN SCHOENLAPPER. Jaren geleden was er een dronken schoenlapper, die — geen wonder! — meestal slecht geluimd was. Zijn vrouw kon 'them nooit naar den zin maken. Als hij thuis kwam en er was geen avondeten, dan zei hij: »je geeft niets om me«, en als er wel avondeten was dan heette het: »je maakt den boel op!« Was de kachel aan, dan zat ze zich maar lekker te warmen; was de kachel | uit, dan wou ze hem kou laten lijden. Zat ze soms tot I na middernacht op, dan zei hij: »'kWil niet hebben dat er altijd iemand op me zit te wachten«, en was ze van verveling naar bed gegaan, dan dreigde hij, dat hij haar zou verlaten en nooit terugkomen, 'tkon haar toch niet schelen. Op zekeren dag zei zij: »Jaap, zou je niet liever op een stuk papier zetten alles wat ik moet doen, dan zal ik heusch niets anders doen, en dan ben je er zeker van, dat het altijd naar je zin is.« Jaap vond dat ook wel een goed plan, en dus schreef hij op een lange lijst alles op wat zij zou doen; daar moest zij zich nu aan houden. Doodmoe zat zij op een avond op hem te wachten, toen zij luid hoorde roepen: »Jans, Jans, kom hier!« Zij ging' naar buiten en ontdekte dat de schoenlapper zoo dronken was, dat hij de goot voor zijn bed had aangezien, en nu lag hij daar en kon er zonder hulp niet uitkomen. »Jans, help me er uit!« riep hij. »Wacht even, Jaap,« was 't antwoord, «eerst kijken of 'top het papier staat!« En toen ze na een oogenblik terugkwam, ging ze voort: »'t Staat niet op 't papier, mannetje, je zal daar moeten blijven liggen.« En Jaap moest daar blijven liggen, totdat de grauwe morgenschemering hem langzamerhand nuchteren had gemaakt; toen ging hij in zijn huis, diep beschaamd, wijzer dan te voren, en vast besloten dat hij een ander meirsch zou worden. Het Volkskoffiehuis te Velp. Zeer op zijn plaats is een drankvrij logement en koffiehuis in deze schoone streek. Het druk bezoek is het bewijs er voor. Logies is er verkrijgbaar a f 1.—, f 0.75 en 50 cents. Men kan hier zeer goed en goedkoop met gezelschappen middagmalen. cEfo '(uw vrouw eens watt. de ze hevig, zooals Novenv tk-^'^Ste * 1if|B r*l*»' ber dat kan doen. 'k Had 4S*^^— juist mijn pen weer in de hand eenomen en begon te schrijven, toen de deur open¬ ging. Een man kwam binnen, een net werkman met schrander gelaat. Hij droop van den regen. »U is mijnheer Van Leeuwen ?« zoo vroeg hij. »Ja,« was mijn antwoord, »die ben ik. Wat is er van uw verlangen ?« »'k Zou gaarne hebben, dat ge met me mee naar huis gingt.« zei hij. »Ik ben in moeilijke omstandigheden en ik heb uw raad noodig, meneer.« Ik ging mee den regen en den wind in. Wij verlieten de lichte, drukke straten, en gingen een denkeren, eenzamen zijweg in. Zwijgend stapten we naast elkander voort. Plotseling bleef de man stilstaan voor een huis en duwde de deur open. 't Was duister daarbinnen. «Wacht even, meneer!« zei hij. »Jansje, brengt lichti Kom binnen, meneer, en let op, waar ge de voeten zet.« En daar lag in de gang, als was 'teen hoop lompen een vrouw. Toen ik naast haar neerknielde en haar adem rook, zei de man: »Ja meneer, dat is het; zij is dronken, stomdronken. Ik heb u hooren spreken over «maatschappelijke vraagstukken«. Dit is voor mij het groote vraagstuk. En ik zou wel willen weten, hoe u dat zoudt oplossen. Als dat uw vrouw was, wat zou u dan beginnen, meneer ?« In de achterkamer daar waren twee kleine dreumesjes, in hun nachtgoed, rillend en snikkend. »Toen ik wegging, liet ik deze kinderen in hun bedje achter, meneer, en aan de vrouw, die ge daar in de gang ziet liggen, gaf ik een daalder voor huiselijke benoodigd- I heden, en ik kom van m'n werk en vind het zoo. Zie, dat maakt mannen tot moordenaars. Wat antwoordt gij nu, meneer? Als dat uw vrouw eens was, wat zoudt gij dan doen?« »Wat ik doen zou?« vroeg ik. »Wel in de eerste plaats I zou ik den grooten jongen om wat eten sturen, dan zou ik die twee kleine scharrelaars naar bed brengen, en daarna kunnen we samen eens praten over je maatschappelijk vraagstuk.« Mijn raad werd gevolgd. De deur werd achter de kinderen gesloten. In de gang lag nog altijd de vrouw. »Jansen,« zei ik, »wij kunnen haar beter daar vandaan halen en binnen brengen. Je weet, zij is niet altijd zoe geweest, zij was niet zoo toen ge trouwdet, en wij moeten haar weer zien terug te brengen tot wat zij toen was.« »Wat zij was, meneer! Zij was dienstbode in de pastorie I van Huisdorp en ik was stalknecht op het kasteel daar. Er was in heel de wereld geen bruidspaar, dat het huwelijksleven zoo gelukkig begon als wij, meneer. Dat is nog maar tien jaar geleden. En zie nu eens, en zij is nog geen dertig jaar oud.« »Goed, laat ons haar eerst binnendragen!« en samen namen wij haar op en legden haar op haar bed. — »En nu, Jansen, m'n beste vriend. Dit is een moeilijk geval. Daar moeten we een deskundige bij halen. Wij zijn machteloos. Ik kan dit vraagstuk alleen niet oplossen. Laat ons bidden.* Onwillekeurig zonk hij naast mij op de knieën. En wij legden die dronken vrouw neer aan de voeten van den i levenden Heiland, en wij vraagden Hem om raad en voor¬ lichting. En toen wij weer opstonden, toen voelde ons I hart zich sterk door hoop en vertrouwen. 'tWas ons, alsof de crisis voorbij was. »Als dit mijn vrouw was, Jansen, wat ik doen zou? In de eerste plaats: bidden, hoort ge, bidden. In de tweede plaats: verhuizen, weg uit deze straat en van die vrouwen die haar meesleepen op den verkeerden weg; hoort ge, 'tkoste wat het kost, verhuizen. En eindelijk: geef haar appelen bij eiken maaltijd, — appelen, andere vruchten, melk. Nu, goeden nacht, oude vriend, heb geduld met haar; niet slaan, weet je! Dan zal ik morgen mijn vrouw sturen, om eens naar haar te komen zien.« Drie maanden waren voorbijgegaan. Ik wandelde de markt over. Een hand werd op mijn schouder gelegd en een vroolijke stem groette mij: »Wel meneer Van Leeuwen, wanneer komt ge toch eens bij ons kijken? Nieuwstraat No. 10. Zij houdt zich nu goed, meneer, 'k Heb niet de minste moeite meer met haar. 'tis een hemel in huis. Maar appelen — wat zij me kost aan appelen, praat me er niet van! Ik zal heel gauw een boomgaard moeten aanleggen, achter in mijn tuin. O meneer, dat is het beste geheelonthouderswerk, dat gij ooit in uw leven hebt gedaan, toen gij in dien nacht in mijn huis kwaamt en mijn maatschappelijk vraagstuk bestudeerdet. Vergeet toch nooit, als gij of mevrouw mijn huis voorbijkomt, even bij ons binnen te loopen. Als we weten dat ge komt, dan zorgt mijn vrouw dat de appelbollen op tafel staan. Nu, goedenavond, meneer!« N. h. Eng. Jonadab. I Uit de Veenkolonie. De veenkolonies doen'in menig opzicht denken aan een bijna Amerikaansche energie. Dat is niet overdreven. Want, — gij zoudt u misschien verwonderen, lezer, wanneer gij zaagt, hoe op plaatsen, die nog geen eeuw oud zijn, de winkels kunnen wedijveren met die uit de groote steden van ons land. Men heeft er, pardoes 1 de gasperiode overgesprongen en men wandelt in electrisch licht en de beweegkracht voor allerlei staat in het teeken der electrotechniek. Deze energische kracht, die er in de bewoners schijnt te zitten, verklaart voor mij ook het bestaan van de talrijke koffiehuizen. Het zijn er geene waar¬ van men kan zeggen^, .eerste klas», maar 'tis verwonderlijk zoo spoedig als ze er zijn ontstaan. Vereenigingen, die pas enkele jaren bestonden, stichtten een koffiehuis. Waar andere afdeelingen soms jaren over tobden, daar was men m de Oroningsche of Drentsche venen heel spoedig mee klaar. En 'tmoet erkend: 'twas praktische arbeid. Daar hebt ge nu Nieuw Buinen: een behoorlijk, eenvoudig ingericht koffiehuis staat er om den menschen vanafc glasblazerij te dienen als vereenigingspunt. 't Was er noodig, maar niet iedere afdeeling, die't eveneens noodig heeft, is zoo'n inrichting rijk. Daar is 2e Exloërmond. Een geheel nieuwe plaats; slechts enkele jaren oud, maar ze heeft reeds haar koffiehuis en ik geloof zeker, dat het zeer veel jammer onder de veenarbeiders heeft voorkomen. Men heeft er de «vergunning* geen voorsprong gegund! Nieuw Stadskanaal kwam nog eerst pas tot de stichting van een eigen gebouw; de afdeeling kwam bij hare zusteren wat achteraan, maar dat ze er slechter aan toe is. geloof ik Voor versterking niet noodig. Nog zijn er niet weinig menschen die zich verbeelden dat de alcohol kracht schenkt. Hoe veel daarvan waar is, blijkt uit hetgeen een officier meedeelt. Het was een bijzonder heete zomer - zoo verhaalt hij en daar raakten er dagelijks bij de oefeningen velen uitgeput. Op zekeren dag moest mijne compagnie tegelijk met twee andere naar een bepaalde plaats marcheeren. Ik verbood gestreng alle gebruik van bier, den beiden anderen compagnien was het gedurende de rusttijden geoorloofd Bij mijn manschappen was er een die 't niet kon volhouden. Dat was de sergeant-majoor. Later kwam hij er voor uit, dat hij in t geheim toch bier had gedronken. De tweede compagnie liet 22, de derde 20 uitgeputte mannen achter. Sir Charles Napier, generaal, bekend door zijn gelukkige oorlogen in de Koloniën, werd met veertig anderen door «zonnesteek getroffen. Uit vaste overtuiging onthield hi, zich van alle bedwelmende dranken, en hij was van de veertig de eenige die er het leven afbracht. Wel met recht schreef hij zijn genezing aan zijn geheelonthouding toe en zeide : de ziekte vond in mijne hersens geen bondgenoot. Toen ,k m Frankrijk was-zoo verhaalde Edison eensned men mij wijn te drinken, als voorbehoedmiddel tegen de koorts. Ik volgde dm raad op, maar na eenigen tijd beefden mnn handen en ik liet het wijndrinken na Waarschijnlijk dreigen ze daar met de koorts alleen om de niet. Er kwam een kern in die Vereeniging, waarop heel wat kon rusten. Eindelijk moest men bouwen; men had geen plaats meer voor vergaderingen, en dat 't noodig was blijkt uit 't feit, dat sedert het ledental klom met ongeveer honderd. Dat dit klaverblad niet de eenige koffiehuizen in de veenkolonies te zien geeft, blijkt elders in dit gedenkschrift. B. menschen tot wijndrinken te verleiden. Water, thee en koffie zijn voor mij de beste dranken. Het blaadje omgekeerd. «Twaalf maanden geleden moest de diakonie m'n vrouw te hulp komen, omdat ik dronk. Nu ben ik geheelonthouder. Voor 'n paar dagen kocht ik twee zakken meel en betaalde ze met contant geld. Toen ging ik in lompen, nu ben ik fatsoenlijk gekleed, zooals ge ziet. Hoe komt dat? Wel, ik was gewoon twee maal over de kleeren van den kastelein te koopen. Voor hem kocht ik ze nieuw. Hij droeg ze totdat ze 'm verveelden. En dan kocht ik ze nog eens voor me zelf, als hij ze afgedragen had. Nu koop ik ze maar een keer, en ik draag ze zelf; en dat is het heele verschil. . Gij vraagt, of ik nu misschien meer verdien. Dat zou wel kunnen, want toen kon er van verdienen ternauwernood sprake zijn; maar zoodra ik onthouder geworden was, kreeg ik vast werk als boerenarbeider, voor zes gulden 's. weeks; maar nu ben ik baas aan een steenoven, waar ze me niet als daglooner zouden willen hebben, indien ik nog een dronkaard was.* ©é vo&u reoén. en wijnfirma in Duitschland blijkt zeer bezorgd te zijn voor 's naasten gezondheid. Dezer dagen kwam een vlugschriftje onder mijn oogen, waarin die firma een aantal uitspraken over't gebruik van wijn, van professoren en doktoren afdrukte, waarboven zij met groote letters plaatste: Wijn is gezondheid. Een vierregelig versje in den rechtschen bovenhoek vertelde mij, dat de wijn als hoogste goed op deze aarde door Ood is gegeven en een dichterlijke strophe van SCHILLER bezong den wijn als »een gave van Bacchus, die balsem geeft voor 't gebroken hart». Dat moge nu voor ons een schandelijke profanie zijn, toch wilde men de waarheid ervan klaarblijkelijk aantoonen door de uitspraken der meer dan twintig doktoren. Nachdruck gesetzlich verboten, tond er ten overvloede onder en ik wensch dat gebod niet te overtreden. Ik druk er daarom niets van af, 't zou anders wel de moeite waard zijn, want het werd mij eenigszins duidelijk waarom, nadruk verboden was! De meeste toch van bedoelde uitspraken verzwakten eer den titel, dan dat ze dien versterkten. Verreweg de meeste geneesheeren achtten een kleine hoeveelheid bier of wijn niet schadelijk. •Men gevoelt aanstonds, dat dit heel iets anders is dan dat schreeuwerige: »Wijn is gezondheid». Eén geneesheer, dien de wijnfirma raadpleegde, was een heele leukert; hij stempelde de uiterste anti-alcoholbeweging als een overdrijving, waarmee 'tniet ernstig te nemen is, en de geheelonthouders deelde hij in bij: Vegetariërs, dwepers met natuurgeneeswijze, tegenstanders van koepok-inenting, spiritisten, enz. Zie zoo, dacht ik, nu weten wij het! Toch moest ik mij afvragen: Is die belangstelling in onze gezondheid nu wel ernstig te nemen? Men begrijpt, dat ik er aan begon te twijfelen en die twijfel werd versterkt door een bericht, dat mij spoedig na bovenstaand vlugschriftje in handen kwam; een bericht ons door den »Van Dag tot Dag» schrijver van het Handelsblad meegedeeld. In dat bericht wordt n.1. iets verhaald uit een verslag van een groote restaurantmaatschappij te Londen. Uit dat versiag is vooral merkwaardig, de spijtige toon over het feit, dat het gebruik van wijn en gedistilleerd zoo verbazend afneemt. »Wij hebben zulke goede jaren niet meer als vroeger,» klaagt de firma. »Er komen nog even veel gasten.... ze eten, maar ze bestellen geen wijn meer!" De statistiek bewijst, dat de laatste twintig jaren de bevolking in Groot-Brittannië met tien millloen is vermeerderd en in dien dtlj verminderde de waarde van den wijn en sterken drank, waarvoor accijns werd betaald, met elf tnillioen pond sterling^ ongeveer 132 millioen gulden. En verder heet het in dat verslag: »Wij hebben nog meer klanten dan vroeger, maar terwijl vroeger, dooreengenomen, ieder die voor seven and six pence at, eenzelfde som betaalde voor wijn en likeuren, wordt nu dooreen genomen niet meer dan drie shillings and six pence aan drank besteed «Verleden Zondag waren er in een der restaurants tachtig gasten. Slechts één enkele flesch champagne werd besteld. Vroeger werden in zulk geval er minstens 25 besteld!» Dit verslag heeft den »Van Dag tot Dag» schrijver een stukje beschavingsgeschiedenis geleerd. Wij kunnen zeggen,-dat ons de lezing van de aanprijzing van den wijn als gezondheid bevorderend en het uittreksel uit bedoeld verslag een stukje psychologie geleerd heeft. Zielkundig is het verklaarbaar, dat een zaak, die zóó achteruitgaat èn in Engeland èn in Nederland èn ook klaarblijkelijk in Duitschland, moet opgehouden worden en voor ondergang bewaard door een twijfelachtige, onvoorzichtige en laakbare reclame! B. v. B. Drie van onze gebouwen. Scheveningen Keizerstraat 30. Enschedé, Walstraat.- 's Gravenhage, Veenkade 34. Het Scheveningsche koffiehuis heeft 'n tikje beet van den modernen bouwtrant. Nu dat mag wel in zoo'n deftige badplaats! 't Is een zeer net koffiehuis, dat onze afdeeling daar alle eer aandoet. Zij die voor 'n paar jaren de Algemeene Vergadering te 's Gravenhage bijwoonden, herinneren zich zeker nog den goeden bidstond aan den avond te voren. Dat was in het gebouw »Dient elkander* aan de Veen kade, van welks gevel men hier een afbeelding ziet. Het is koffiehuis en logement en geriefelijk ingericht. Ons onthoudersgebouw in Enschedé is niet zoo voornaam, maar doet niet minder goede diensten. Ja, het heeft al reeds zijn sporen verdiend! Het was reeds jaren het centrum van onze nuchterheidsbeweging in die zeer vermaarde fabrieksstad. Voor enkele maanden werd het gerestaureerd en dat was ook noodig. Zelfs zou een flinke uitbreiding zeer gewenscht zijn maar onze vrienden berekenen altijd eerst de kosten-van den torenbouw. En dat mogen we niet laken! B. BIJBEL EI * * * * * &EHEELOITÏÏOÏÏMÏIG. * OE zegt ge? Is het op grond van den Bijbel, dat gij de geheelonthouding bestrijdt ? Maar ik zoek in de gansche Heilige Schrift, van Genesis tot Openbaring, vruchteloos naar een woord, waardoor de ont¬ houding wordt veroordeeld* Waarschuwingen tegen het drinken van bedwelmenden drank vind ik er vele. Waarschuwingen tegen het niet-drinbpn vu u ik er niet eene. Hoe zou dat ook kunnen? Van verschillende groote mannen in den Bijbel, van een Samuel en een Daniël,^ een Johannes den Dooperen een Timotheus, vinden we meegedeeld, dat ze onthouders waren. De Rechabieten, een gansche geheelonthoudersfamilie worden, om hunne trouw aan de verbodswet van hunnen stamvader, door Jeremia hoogelijk geprezen.1) Zelfs komt reeds een onthoudingsgelofte in de Heilige Schrift voor. Voleens Numeri fi wprrf ™ a Kr «> — - -. — v. u.guvgu UUU1 cte Naziree rs, de aan God gewijden. Den priesters was gedurende hunnen diensttijd het drinken van wijn beslist verboden. 2) En den koningen past het volgens de Schrift in 't geheel niet.s) Hoe kunt ge dan zeggen, dat de Bijbel u dringt tegen de geheelonthouding partij te kiezen? Zijn er geen algemeene leefregels in de Heilige Schrift, die er u toe moeten brengen den bedwelmenden drank te bannen uit uw leven, regels als deze: «Hetzij dat gijlieden .eet, hetzij dat gijlieden drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het alles ter eere Gods* ?4) Wordt niet aan elk der bijzondere geboden Gods geweld gepleegd door den alcohol ? Die toch is meestentijds de hoofdschuldige bij de overtreding van het: «gij zult niet doodslaan*, «gij zult niet echtbreken*, en zoo vele meer. oturijn mei ae Bijbel voor een beginsel van solidariteits besef, van naastenliefde, van zelfverloochening, 't welk, doorgevoerd, den Christen moet maken tot onthouder? Ik kan ten minste niet begrijpen, hoe gij uw glas zoudt drinken met de apostolische uitspraak voor den geest: «Hetis goed geen vleesch te eten, noch wijn te drinken, noch iets te doen waaraan uw broeder zich stoot of geërgerd wordt of waarin hij zwak is".') Daarom — indien gij zegt, dat gij uw glas wijn niet wilt opofferen, omdat het naar uw smaak is, ik begrijp dat, schoon ik 't niet kan goedkeuren. Maar beweert ge dat dé Heilige Schrift u tot een verbond met den alcohol dwingt, 'tgaat mijn bevatting te boven. —_ . Rechab. 1) Jerm. 35:18, 19. - 2) Levir. 10:9. - 3) Spr. 31:4. — 4) 1 Cor. 10:31. — 5) R.m. 14:21. _ Uit ons werk. Kroegzending. Reeds spoedig na het doorwerken van ons Christelijk nuchterheidsbeginsel, heeft de liefde sommigen uitgedreven tot zelfs in de herbergen, om het verlorene op te zoeken en te redden. Dat dit menigmaal niet zonder tegenstand geschiedde, laat zich gemakkelijk denken. Nog onlangs sprak ik een moeder, die mij met eehige blijdschap vertelde, hoe ze enkele jaren geleden meermaieti als een hond de kroeg was uitgejaagd. Er lag zelfs eenige trots in die belijdenis. En wij gunden haar die gaarne. O. a. was de kroegzending een tak van arbeid te Amsterdam, Enschedé, Den Haag. B. Bedreiging en... Vergunning. Ik moet toch ook leven! Dat zeggen de dief, de roover, de bedrieger, de kroegen bordeelhouder allen te gader. Tegen dieven en straatroovers zegt de wet: Oij moogt wel leven, maar niet van stelen en rooven, dan zet ik u in de gevangenis. Maar aan kroeghouders geeft de Regeering «vergunning*, en het bordeel-leven noemt zij bedrijf, dat dus gelijkstellend met uw eerlijk beroep. Volkskoffiehuis, Steenwijk. Het volkskoffiehuis onzer afdeeling Steenwijk en Omstreken staat in de Oosterstraat op vriendelijken stand en werd in Juli 1899 vooral door de ijverige bemoeiingen van den Eere- Voorzitter Ds. J. C. Eijkman opgericht. Het kiekje geeft duidelijk het aardig geveltje weer en het verheugt ons, dat wij te gelijk in de gelegenheid gesteld worden den lezers het ijverige afdeelingsbestuur te kunnen voorstellen en tevens de vrouw van den huiswaard bakker en haar trouwen hond. De heer Bakker is er zelf niet mee opgekomen; hij is er tot onzen spijt bij de bewerking afgevallen. Het beste zal zijn als vergoeding daarvoor een uitstapje naar Steenwijk te maken, dan kan men persoonlijk kennis maken zoowel met 'den conciërge, als met het logement. Van bet groepje bestuursleden is de tweede van rechts Ds. J. c. Eijkman, aan zijn rechter- en linkerhand de vrienden Veen en NiJENHUlS, terwijl verder naar links br. Kanon en.... nu herinner ik mij de namen niet verder, alleen zeer bescheiden op den achtergrond voor de linkerdeur br. Schurink, die ook onze Vereeniging reeds een poos heeft gediend als 2e agent. VERAND KRING - VERBETERING? 's AVONDS! 's MORGENS! Een vreeselijk verwijt. In een kerkelijke vergadering kwam het wijndrinken ter sprake. Sommigen verdedigden, anderen veroordeelden het. Tenslotte hield een invloedrijk leeraar een vurige toespraak ten gunste van den wijn, en noemde de tegenstanders van het gebruik dwepers en drijvers. Toen hij zweeg vroeg een eenvoudige man het woord en zei het volgende. 'tis mijn bedoeling niet, te antwoorden op alles, wat ik daareven heb hooren zeggen. Ik wil niet anders, dan een gebeurtenis meedeelen. Ik ken een vader, die met veel opofferingen zijn zoon liet studeeren. Aan de hoogeschool raakte de jonge man op den verkeerden weg, hij werd een drinker. Maar toen hij weer thuis gekomen was, werd onder den invloed zijner huisgenooten de macht van den drank gebroken. Hij zei het bedwelmend vocht voor goed vaarwel. En ik behoef u niet te zeggen, hoe zijn vader zich verheugde. Jaren gingen voorbij. De studiën waren ganschelijk voltooid en de jonge man was op het punt het ouderlijk huis te verlaten en zijn levenstaak te aanvaarden, toen hij ter onzaliger ure ter maaltijd genoodigd werd bij een naburig predikant, die van wege zijn gastvrijheid bekend was. Wijn werd rondgediend — werd aangeboden aan dien jongen man — werd door hem geweigerd; — werd nog eens aangeboden, en ten tweeden male geweigerd. Toen werd hij uitgelachen, als een zonderling. Hij had weerstand kunnen bieden aan zijn lust, hij kon geen weerstand bieden aan spotternij. Hij dronk: hij viel. Van dien dag af werd hij een dronkaard, en reeds lang ligt hij in eens dronkaards graf. »En luister* — en de tranen kwamen den ouden "man in de oogen,— »ik ben de vader van dien jongen man, en hij.'die zoo even tot u sprak, is het, die hem in '.t verderf heeft gestort!» Utrecht's Volkshuis. Dit volkshuis is reeds genoeg onder onze menschen bekend, dan dat we er nog in 't bijzonder de aandacht op behoeven te vestigen, 't Is een onzer beste alcoholvrije hotels en koffiehuizen. UIT HDEIsT AEEBID. Een Zusterkrtng. De liefde is vindingrijk. Niet alleen is er voor onze mannen en jongelingen werk in den uchterheidsbeweging, maar ook voor de vrouwen en de jongedochters. Bovenstaand plaatje geeft daarvan een aansc ouwelijke voorstelling. Menigeen zie ik 'n. vragenden blik werpen op die ijverige naaisters: wat dat met de geheelonthouding te maken heeft? Wacht even, mijn lezer, heel veel! in 'tkort wil ik 't vertellen . Sommige onzer afdeelingen hebben de loffelijke gewoonte, om bij gelegenheid van de viering van het Kerstfeest of van de wisseling des jaars de armen en ellendigen dezer wereld, de zwakken' en uitgeworpenen van onze maatschappij samen te brengen, hen te spijzen, en te kleeden metjhet goed, dat door den zusterkring in hare avonduren werd vervaardigd. Eens had ik het voorrecht te Almeloo zoo'n samenkomst bij te wonen en er getuige van te zijn, hoe hat door de wereld verachte door onze broeders werd gezocht. Een groote zaal vol menschen, wier blikken de allerzonderlingste gedachten bij den beschouwer opwekten. Geen overtogen woord werd er vernomen en het scheen alsof allen'door deze ontvangst getroffen zich rekenden te zitten op de banken der beschuldigden. Geen verwijtende blikken of ernstige vermaningen, zooals zij armen dagelijks te hooren kregen, neeft uitsluitend een vriendelijke bejegening, voortspruitende uit 'n medelijdend hart, en vol blijdschap en vreugde werden ze genood, te komen tot de bron van alle leven en zaligheid! Er scheen een geest van heiliging te varen over, en een snaar te trillen in die ruwe en woest uitziende mannen, onder den invloed van zoo veel liefdebetoon. En al mogen nu scharenslijpers, orgeldraaiers, liedjeszangers en meer dergelijke beroepsmenschen in't algemeen zich niet in de sympathie van 't publiek verheugen, omdat hun tronies al te zeer verraden de drank en de ellende, 'tfeit, dat er in onze kringen zijn, die zfch het lot dier ongelukkigen aantrekken en tot hen afdalen om te behouden, wat nog kan gered worden, verheugt ons uitermate. In Twente niet het minst is men in dezen arbeid volijverig, en de namen van de broeders Varenhorst en Reinders zijn aan dit werk nauw verbonden. B. MUZIEKKORPS, STEENWIJK. Dat geheelonthouders geen prozaische menschen behoeven te zijn, moge blijken uit de talrijke muziek- en zanggezelschappen in onze afdeelingen. Reeds spoedig zijn deze werkzaamheden op het program gekomen, niet alleen als «en ontspanning voor de leden, maar veel meer had men de propaganda op bet oog, die zeer door zoo'n korps wordt gebaat. Zonder twijfel bewijzen de afdeelingen, die een korps rijk zijn, uitstekende diensten, want zijn muziek en zang twee machtige factoren in dienst van den Satan, zij zijn het evenzeer in dienst van Koning Jezus. Er zijn ontegenzeglijk bezwaren verbonden aan de oprichting van een muziekkorps, want Jietjgaat altijd met veel geldelijke opofferingen gepaar.1; maar dat behoeft ons nog niet geheel af te schrikken. Roeien met de riemen die we hebben! Dat is ook in dezen voor ons het parool. Een zangkoor kan men al heel gemakkelijk iu stand houden en hebben we geen leden genoeg, welnu, onder de vrienden en vriendinnen zijn toch wel een viertal te vinden, die een goede stem hebben. Dan maar quartet: ten ingestudeerd, zoodat men toch voor een openbare vergadering een tamelijk afwisselend en aantrekkelijk program kan samenstellen. Steenwijk stelde menigmaal zijn korps beschikbaar voor de propaganda, dat kunnen naburige afdeelingen u vertellen! Laten wij daarom geen middel onbeproefd! B Liefde en - - koffie! Er was eens een schoenmaker, die een zeer verstandige liefhebbende vrouw had, be«geerig boven alles om- in haar huis zonneschijn te brengen. De man was ijverig en schrander, maar — als hij onder zijn werk stil zat te denken — vaak niet volkomen tevreden met zijn plaats in de maatschappij. Op zekeren dag zag zijn vrouw dat, dat hij om elf uur 's voormiddags zijn werkplaats verliet. Den volgenden dag nam ze 't zelfde waar. Een dag later weer. Toen zij hem nakeek, bemerkte zij, dat hij een herberg instapte. En een dag daarna, een kort poosje vóór elven, kwam de vrouw de werkplaats van haar man binnen en zette voor hem op de tafel een kop geurige koffie neer, met een snede koek er bij. «Man,« zei z«j» *'k dacht, het duurt toch eigenlijk veel te lang vóórdat wij gaan eten, ik moest je nog wat brengen.« En zij glimlachte vriendelijk en bleef een kwartiertje bij hem zitten praten. En toen ze was heengegaan, lette ze uit de huiskamer op en bemerkte met groote vreugde, dat haarman in de werkplaats bleef. Den volgenden dag was zij weer op tijd met haar kop koffie bij de hand. En de dag daarna weer. En zóó bleef het. En over de herberg sprak ze nooit. Totdat haar man zelf eensklaps zei: «Vrouw 'twas toch een slechte gewoonte, die zich van me begon meester te maken. Maar jij hebt me er af gebracht door je liefde en je koffie.« =% (2>érftoc(5f voor oranlL Gedurende mijn verblijf in Indië — zoo verhaalt iemand — bezocht ik herhaalde malen een soldaat, die ter dood veroordeeld was, omdat hij in dronkenschap een inboorling nad doodgeschoten. Bij een van mijn bezoeken vroeg ik hem: «Hebt ge een Bijbel ?« «Neen,« was het antwoord. «Hebt ge er geen gehad?« Hij bleef eenige oogenblikken zwijgen. Toen barstte hij uit in snikken en tranen, en hij beleed, dat hij eens een Bijbel had gehad. «Maar och,« zei hij, «ik verkocht hem voor drank! Hij was de medgezel mijner jeugd, ik bracht hem mee uit mijn vaderland; maar ik heb hem voor drank verkocht. O, had rk maar naar mijn Bijbel geluisterd, dan zou ik nu niet hier zijn!« HET VOORBEELD VAN DEN LEERAAR. Een dominee in de Schotsche hooglanden trof een van zijn gemeenteleden aan in beschonken toestand. Den volgenden dag ging hij hem daarover bestraffen. »'t Is kheel slecht om dronken te zijn,« zei de dominee. »Dat weet ik wel,« antwoordde de schuldige, »maar ik drink niet zoo veel als u.« »Wat zeg je daar?« riep de leeraar verbaasd uit. »Word niet boos op me,« hernam de man, »maar ik heb gehoord, dat u 's middags na het eten een glas whisky met water neemt.« »Ja, da's waar,« gaf de dominee toe, »een klein beetje, maar voor de spijsvertering.« »Goed,« zei de man, »en dan hoor ik, dat u 's avonds vóór 'tnaar bed gaan een glas grog met suiker neemt.« »Ja, dat doe ik, een enkel glaasje om lekker te slapen 's nachts.* »Nu dan,« ging zijn gemeentelid voort, »dat is net veertien glazen in de week, en zoo wat zestig in de maand. Ik krijg mijn tractement maar eens per maand uitbetaald, en als ik dan zestig glazen jenever dronk, dan zou ik wel een heele week stomdronken zijn. U ziet wel, het eenige verschil tusschen ons is dat u er een betere tijdsverdeeling op na houdt, maar u drinkt veel meer dan ik.« De toepassing van deze geschiedenis wordt overgelaten aan de geregelde matige drinkers, die zoo kunnen afgeven op hun zwakkere broeders, als ze eens een keer dronken zijn. Uii het werk. ONTHOUDERS-TEHUIS, ROTTERDAM. Rotterdam mag aanspraak maken een flink, degelijk ingericht onthoudersgebouw te bezitten. Nu,.... 't is er ook hard noodig te midden van zoo'n druk verkeer en tallooze drankpaleizen en kroegen. Ja, er mochten er nog wel meer komen; dat zou geen weelde zijn! Maar wij prijzen de afdeeling reeds gelukkig met dit nette gebouw, dat staat in den Oppert 149. Het heeft reeds flinke bekendheid gekregen gedurende de jaren van zijn bestaan. Het biedt dan ook een flinke gelegenheid voor vergaderingen, want behalve de ruime benedenzalen, heeft het nog twee lokalen voor vergaderingen op de eerste verdieping, benevens een mooie be stuurskamer en een elftal logeerkamertjes en ten slotte vindt de huiswaard ernog een geriefelijke woning in. Ieder die Rotterdam bezoekt zij deze gelegenheid aanbevolen! B. In de open lucht Afgeluisterd gesprek. Vrouw: Ik wou, dat die vent, die daar zit te dommelen eindelijk de plaat poetste. Kroeghouder: St. st. wacht maar, hij zal zoo wel om meer drank vragen. Vrouw: Ik wou, dat hij 'tdan maar dadelijk deed, want voor een ordentlijk mensch is 't meer dan tijd om naar bed te gaan. Kroeghouder: Geduld, geduld, er is geen vlugger dan hij in het afnemen van de pannen van zijn dak om die op het onze te leggen. Op dat oogenblik wreef Jan Smit zijn oogen uit, rekte zijn leden en zei: »Kom 't wordt mooi tijd om op te stappen.« »Kom Jan«, zei de tapper, »maak geen haast.« »Ja, ja«, hernam Jan, »het is tijd, ik heb langer gedut dan ik dacht.« Na eenige weken ontmoette de tapper Jan Smit op straat en zeide: »Wel, maat, wat scheelt er aan? Ik heb je in zoo lang niet gezien.« »Ik zal je zeggen hoe dat komt,* was Jan's antwoord, «ik had al zoo veel pannen van mijn dak afgenomen, dat het overal begon te lekken en ik heb het nu druk met alles weer op te lappen.« De tapper brok een zuur gezicht, maar Jan's vrouw en kinderen keken te blijder, naarmate de sporen van het lekken verdwenen. De Stem der Liefde. ARNHEM, Doelenstraat. tien kiekje in het koffiehuis van »Wansink«Want hoewel het niet het eigendom is van den heer Wansink, heeft deze huiswaard het koffiehuis met zijn persoon zóó vereenzelvigd, dat men",'t in de wandeling zoo noemt. De gezellige drukte die er den geheelen dag heerscht maakt het tot een der aantrekkelijkheden van wat men «het publiek« noemt. Het koffiehuis mag zich in een zeer gemengd bezoek verheugen. Menschen in den werkmanskiel en anderen zwartgerokt kan men er aantreffen. De stamgasten zoo min als de eendaagsche pleizierreizigers zijn er vreemd. Altijd dezelfde geschiedenis. Eerste hoofdstuk. »Hij« is een flinke jonge man van goede verwachting In de werkplaats, op karwei, in den dagelij kschen omgang met zijn vrienden, leert hij dat wie een man wil zijn, niet bang moet zijn voor een paar borrels. En »hij« wil een man zijn. Tweede hoofdstuk. >Hij« treedt in 't huwelijk en wordt vader van enkele kinderen. Telkens belooft hij zich zei f, dat hij trouw verzorger van de zijnen wil wezen. Maar hij mist den moed buiten de herberg te blijven. Een erikelen keer komt hij aangeschoten thuis. En hij zou niet graag willen, dat vreemden de huiselijke tooneelen aanschouwden, die dan worden afgespeeld. Hij neemt zich voor, matig te zijn. Maar gedurig verdrinkt hij in het eerste glas zijn goede voornemens. Derde hoofdstuk. »Hij« gaat voort met drinken Zijn inkomsten zijn niet langer toereikend. Er worden schulden gemaakt. Zwarte zorgen sluipen het huls binnen. Het eene ver¬ driet volgt op het andere, en de eene ongelegenheid maakt voor de andere plaats. Telkens neemt hij de toevlucht tot den «zorgenverdrijver* Alcohol. Maar niemand mag nog het hart hebben, hem een dronkaard te noemen. DE BOVENZAAL IN HET KONING WILLEMSHUIS Vierde hoofdstuk. «Hij* gaat voort met drinken, 't Gebeurt soms, dat hij te laat op zijn werk komt, ja een enkele maal blijft hij heelemaal weg. 't Werk, dat hij aflevert, laat steeds meer te wenschen over. Zijn patroon dreigt hem weg te zenden. Thuis ziet het er hoe langer hoe ongezelliger uit. Des te ijveriger zoekt hij de herberg op, daar is hij nog altijd de welkome gast. Vijfde hoofdstuk. »Hij« gaat voort met drinken. Zijn vertrouwbaarheid en arbeidsvermogen nemen snel af. Hij wordt weggestuurd. Met moeite vindt hij ander werk. Thuis grijnst de armoede. In dronkenschap haalt hij menige dwaze streek uit. «Fatsoenlijke menschen* willen niet meer met hem omgaan. Onder «zijnsgelijken* zinkt hij al lager. Hij ontmoet een geheelonthouder, die hem tracht over te halen zich bij de afdeeling aan te sluiten.« Dat heb ik niet noodig,* zegt hij, «ikken.m'n maat!« Zesde hoofdstuk. »Fïij« gaat voort met drinken. Zijn vrouw kan 'tniet langer bij hem uithouden. Alleen gelaten dwaalt hij al verder af. Zijn lichaam wordt lijdend, een gevolg van drangebruik en broodgebrek. Geregeld werk heeft hij niet meer. Ziin «vrienden* keeren hemden rug toe. Alleen als hij half bedwelmd in de kroeg zit, voelt hij zich nog op zijn gemak. Maar in stille uren kwelt hem zijn geweten en houdt de bange vraag hem bezig: Wat zal 't einde zijn? Laatste hoofdstuk. (Ontbreekt.) Jakob, de krantenjongen. rant, meneer? Ochtendblad, juffrouw?» »Hoe heet je, jongen ?« vroeg ik, terwijl ik mijn hand uitstrekte naar een nieuwsblad. »Jakob -, zijn achternaam verstond ik niet. »Kan je lezen?* vroeg ik. »Ja zeker, juffrouw; ik heb school ge¬ gaan.* En hij keek rechts en links of de trein nog niet ging vertrekken. Ik had lang geleden een broertje, die ook Jakob heette. Hij had hetzelfde bruine haar en dezelfde vriendelijke oogen en misschien was het daarom, dat ik grooten lust had, mijn armen om Jakob's schouders te slaan en zijn magere wangen te kussen. Er was iets, dat mij aantrok in het knaapje, dat daar stond met zijn verstelde kleeren, zijn half versleten schoenen, zijn schoone handen en helder gelaat. Daar klonk een schel fluiten, nog een, kort en gebiedend, de trein zou vertrekken. Ik had geen keus, ik stopte mijn mooi gebonden Nieuwe Testamentje in Jakob's hand. »Zal je er in lezen, Jakob ?« »Dat beloof ik, juffrouw!« De trein zette zich in beweging. Ik keek nog eens door 't venster naar den aardigen krantenjongen, maar ik zag hem niet meer. Toen leunde ik achterover in mijn hoekje, sloot de oogen, dacht er over wat de toekomst hem brengen kon en bad God, dat hij hem een getrouw Leidsman mocht wezen. Eenige maanden daarna deed ik dezelfde reis en hield stil aan 't zelfde station. Hoe groot was mijn blijdschap3 dat ik daar mijn krantenjongen weer zag, wat grooter geworden, gezonder ook, met dezelfde vriendelijke oogen en dezelfde heldere stem. »'k Heb vaak aan u gedacht, juffrouw. Ik wou u zoo graag eens vertellen, dat het allemaal door 't kleine boek is.« »Wat is allemaal door 't kleine boek?« «'t Boekje heeft het alles gedaan, juffrouw. Ik nam het mee naar huis en vader heeft er in gelezen. Hij had toen geen werk; en moeder ging aan 't schreien. Eerst dacht ik, dat het wel een slecht boek moest zijn, dat hen zoo bedroefd maakte, want hoe meer ze erin lazen, hoe-meer zij schreiden. Maar 't is alles anders geworden. En t kleine boek heeft het gedaan. Wij wonen nu in een beter huis, en vader is niet meer dronken, en moeder zegt dat alles wel weer goed wordt.« Beste kleine Jakob! Hij moest zich haasten om 'talles te kunnen vertellen. Maar zijn oogen schitterden van blijdschap. »Ik verkoop niet zoo vaak kranten meer,« ging hij voort, »en vader zegt dat ik van den winter wel weer naar school kan.« Nooit heb ik zoo verlangd, om den tijd enkele oogenblikken te rekken. Maar neen, de trein was weer in beweging. Jakob vertelde tot het laatste oogenblik toe. Maar nog lang klonk het mij in de ooren: »'t is allemaal door 't kleine boek«; 't kleine boek, dat verhaalt van Jezus en zijn liefde voor verlorenen. Wat groote verandering! Een gezellig thuis en geen drankslaaf meer! Blijde hoop in het hart der ouders, de blos terugkeerend op de wangen der kinderen! Uit de donkerheid der wanhoop in een wereld van licht! Niet meer arm en eenzaam, maar geleid door den machtigen Vriend van wien 't kleine boek hun verhaalde! Stoomdruk. — Drukkerij Doorgangshuis. — Hoenderloo. LR N. C G. O V.