2430 Instructie en Algemeene Bepalingen VOOR DE ZENDELINGEN der Utrechtsche ZendingYereeniging. F 49 , Typ; Kemink & Zoon, (over den Dom), Utrecht; goedkeuring van het Hoofdbestuur om te repatriëeren. De reiskosten komen voor rekening der Vereeniging. In spoedeischende gevallen terugkeerende, zonder de goedkeuring van het Hoofdbestuur te hebben verkregen, neemt de Zendeling op zich '/3 der overtochtskosten te betalen, tenzij het Hoofdbestuur hem hiervan ontslaat. Zijn tractement en de kosten zijner verpleging, tijdens zijn verblijf in het vaderland, worden binnen een maand na zijn terugkeer door het Hoofdbestuur geregeld. 20. Na 10 jaren Zendingsarbeid heeft de Zendeling, op aanvrage bij- en in overleg met het Hoofdbestuur, recht op verlof om te re patri eëeren. Dit verlof duurt, met inbegrip van den tijdvoor de heen- en terugreis, 2 jaren. Hij overlegt met het Hoofdbestuur, waar hij tijdelijk wonen zal, en bewijze diensten aan de Vereeniging, naar gelang zijn gezondheid zulks gedoogt. 21. Moet een Zendeling — wat God verhoede — om wangedrag worden ontslagen, dan houdt met den dag van zijn ontslag, zijne betrekking tot de Vereeniging op. liet Hoofdbestuur beslist, of zijn terugkeer geschieden zal op kosten der Vereeniging, en of het de redenen van zijn ontslag openlijk bekend maken zal. II. Echtgenooten der Zendelingen. 1. De uitrusting der echtgenoote van den Zendeling komt voor hare rekening,'behoudens hetgeen door Hulpvereenigingen daartoe wordt bijgedragen. 2. Wenscht de Zendeling zich te verloven, dan heeft hij de toestemming van het Hoofdbestuur noodig. 3. Moet de echtgenoote van den Zendeling wegens ziekte haar man tijdelijk verlaten, en daartoe, hetzij in het vaderland, hetzij in Indië vertoeven, dan is daartoe de toestemming van het Hoofdbestuur noodig. De reis- en verblijfkosten komen voor de helft voor rekening van den Zendeling. Intusschen be- houdt het Hoofdbestuur zich voor, zoo noodig, hem hierin te gemoet te komen. Meent de Zendeling, dat hij haar moet vergezellen, dan geldt hetgeen in Hoofdstuk I art. 19 al. 2, omtrent zijn terugkeer in spoedeischende gevallen is bepaald. III. Kinderen der Zendelingen. 1. De Zendeling, genoodzaakt zijnde zijne kinderen, ter opvoeding naar het vaderland te zenden, ontvangt daarvoor vergoeding van reiskosten, en een geldelijke bijdrage voor de kosten der opvoeding. (Zie 't Reglement dienaangaande). IV. Emeriti Zendelingen en Weduwen. Het Hoofdbestuur zorgt voor het pensioen van den emeritus geworden Zendeling naar gelang der omstandigheden. Het pensioen van de weduwe eens Zendelings wordt geregeld naar gelang van omstandigheden, in verband met het vermogen, dat zij bezitten mocht, en met het getal kinderen, die zij te verzorgen heeft. 3. De belangen der weezen, door den Zendeling achtergelaten, trekt het Hoofdbestuur zich aan, naar gelang van hunne behoeften. Aldus vastgesteld door het Hoofdbestuur in zijne Vergadering van den 25ste» Juni 1903. ■f Instructie en Algemeene Bepalingen. Instructie en Algemeene Bepalingen — voor — DE ZENDELINGEN — der — Utrechtsche Zendingvereeniging. Typ. Kemink & Zoon, (over den Dom), Utrecht* Instructie en algemeene bepalingen mor ie Zendelingen der Utrechtsclie Zendingvereeniging. I. Uitgaande Zendelingen. 1. Het -Hoofdbestuur bepaalt den tijd, waarop de Zendeling zal uitgaan, en den te volgen reisweg. Tot Batavia reist bij per Stoomer 2e klas, vandaar naar zijne bestemming 4e klas. 2. De uitrusting van den Zendeling komt voor rekening der Vereeniging, behoudens hetgeén door Hulpvereenigingen, of door hem zelf daartoe kan worden bijgedragen. 3. De Zendeling zal, vóór zijn vertrek, een schriftelijke verklaring geven, dat hij zich niet zonder toestemming van het Hoofdbestuur aan de Vereeniging zal onttrekken, of anders het bedrag der voor hem verstrekte gelden voor opleiding, uitrusting, reis en vestiging in Indië zal terug betalen. Deze laatstgenoemde verplichting vervalt na tienjarigen dienst in de Vereeniging. 4. De Zendeling zal bij zijn vertrek een volmacht achterlaten, opdat in zijn naam eventueel gehandeld kunne worden, ter behartiging van zijne belangen. 5. Indien de Zendeling over land naar Genua reist, wordt hem de reductie, door de Stoomvaartmaatschappij verstrekt, ter hand gesteld. 6. Zijn tractement gaat in bij zijn komst op de plaats zijner bestemming. Het eerste kwartaal daarvan wordt hem bij zijn vertrek uit het vaderland ter hand gesteld. 7. Aan boord vermijdt de Zendeling en zijn gezin zorgvuldig alles, wat eenigen aanstoot kan geven, en tracht hij zijne medereizigers tot belangstelling in zijn werk op te wekken. Indien er geen predikant aan boord is, die Zondags godsdienstoefening houdt, tracht hij daartoe vergunning te krijgen. - 8. De Zendeling, te Batavia aangekomen zijnde, begeeft zich naar het Stadhuis, ten einde verlof te bekomen om in Indië verblijf te houden. Hij vraagt, volgens art. 123 R. R., van den GouverneurGeneraal toelating als Zendeling, en stelle zich aan dien Landvoogd of aan den Directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid voor. 9. De nieuw uitgezonden Zendeling, op zijn arbeidsveld aangekomen zijnde, begeeft zich naar den Voorzitter van den kring, om te vernemen, welke de door de conferentie bepaalde post is, dien hij bezetten zal, en wanneer hij zich daar vestigen zal. 40. Elke Zendeling wordt aanstonds lid van de Conferentie. Hij woont getrouw hare vergaderingen bij. Na een jaar verkrijgt hij het stemrecht. 11. Elke Zendeling is gebonden aan de besluiten der Conferentie. Hij gaat niet boven de Begrooting, door haar vastgesteld, en door het Hoofdbestuur goedgekeurd. In zake zendingspraktijk, eeredienst verhouding tot den adat, enz. streve hij naar uniformiteit met zijne ambtgenooten. 12. Het staat aan den Zendeling vrij mededeelingen en opstellen aan Nieuwsbladen en Tijdschriften in te zenden, mits niet van polemische strekking, en niet krenkend voor het Zendingswerk, noch voor het Gouvernement. Van hetgeen hij publiceert, ook al is het anoniem, zendt hij afschrift aan het Hoofdbestuur. 13. Acht de Zendeling den tijd gekomen om werkzaam te zijn op het gebied van landbouw, industrie, enz., dan raadpleegt hij de Conferentie, die voor de daartoe te maken kosten de goedkeuring vraagt van het Hoofdbestuur. Ook voor het verzoek om Regeeringssubsidie voor scholen enz. vraagt hij de goedkeuring der Conferentie, die hiervan mededeeling doet aan het Hoofdbestuur. 14. De Zendeling houdt een dagboek van zijn arbeid en van zijne ervaringen, en deelt om de drie maanden den hoofdinhoud daarvan aan het Hoofdbestuur mede. Aan het eind van elk jaar dient hij bij het Hoofdbestuur een verslag in van den staat en den toestand van zijn post. 15 De bouw van des Zendelings woning en de herstellingen daarvan komen voor rekening der Vereeniging, in overeenstemming met de door de Conferentie en het Hoofdbestuur goedgekeurde Begrooting. In dien van kerken en scholen wordt, zooveel mogelijk, voorzien door de inlandsche bevolking. Alle gebouwen zijn het eigendom der Vereeniging. 16. De Conferentie zendt jaarlijks tijdig bij het Hoofdbestuur een Begrooting van ontvangst en uitgaaf in, behoorlijk gespecificeerd en toegelicht, dienende voor het volgende jaar, naar model door het Hoofdbestuur verstrekt. 17. Het Hoofdbestuur behoudt zich het recht voor een Zendeling te verplaatsen naar een ander gebied. Over de verplaatsing naar een post op hetzelfde gebied beslist de Conferentie, terwijl het Hoofdbestuur zich het recht voorbehoudt zulk een beslissing te wijzigen. De uitgaven, door een dergelijke verandering veroorzaakt, worden door de Conferentie geraamd, en als zij deze raming niet te boven gaan, door de Vereeniging vergoed. 18. Blijkt het dat een Zendeling buiten zijn schuld, niet geschikt is voor zijne taak, dan wordt hij eervol ontslagen. Hij mag op kosten der Vereeniging naar het vaderland terugkeeren. Naar gelang der omstandigheden zal hij door de Vereeniging nog eenigen tijd ondersteund worden, tenzij het Hoofdbestuur hem op andere wijs aan zich verbindt. 19. Acht een Zendeling om gezondheidsredenen zich niet verantwoord langer in Indië te blijven, dan vraagt hij, zoo eenigszins mogelijk, vooraf de