u HANDBOEK OVER HET ALCOOLISME ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN Elk exemplaar draagt het handteeken des schrijvers. HANDBOEK OVER HET ALCOOLISME VOOR LAGER EN MIDDELBAAR ONDERWIJS DOOR J. MELCHIOR HOOFDINSPECTEUR VAN HET LAGER ONDERWIJS DERDE UITGAVE Bekroond door de Regeering Aangenomen voor de kantonale bibliotheken der onderwi]zers en voor die der nonnaslscliolen . , Vereerd met onderschrijvingen der ministeriënvanNiiverheiden Arbeid, van Justitie, van IJzeren wegen. Posten en Telegraten, van Landbouw en Openbare Werken, van Oorlog HASSELT MICHEL CEYSENS, DRUKKER-UITGEVER, DEMERSTRAAT, 11 1901 Nr 45417. VOORREDE Door Koninklijk besluit van 22 Mei 1896, werd een prijskamp ingericht voor het opstellen van een handboek over het alcoolisme, dat tot gids moet dienen aan de leeraars, gelast met het geven van anti-alcoolische voordrachten in de Staatsgestichten van middelbaar onderwijs. Volgens gemeld besluit moet het handboek « noch » te wetenschappelijk, noch te technisch zijn, en „ vooral beschouwingen van zedelijken en prac» tischen aard bevatten, om op de doelmatigste „ wijze mede te werken tot het bestrijden van » den vooruitgang van het alcoolisme. » Van deze schikkingen des programma s is in dit werk rekening gehouden; doch tevens diende de zienswijze van den achtbaren heer Geo. W. Ross, L. L. D., Minister van Onderwijs der provincie Ontojrio (Canada), ons tot richtsnoer bij het verhandelen eener qucestie, waarin deze bekwame man met recht eene benijdensweerdige vermaardheid verwierf. Ziehier hoe de heer Ross, in eene redevoering over het wetenschappelijk matigheidsonderwijs in de scholen, zijne gedachten betrekkelijk het opstellen van een handboek over het alcoolisme blootlegt: « Een leerboek over dit onderwerp moet op de »grondbeginselen van levenskunde en gezondr, heidsleer steunen en behoort, streng genomen, „ wetenschappelijk te wezen. De levensverrich» tingen der organen, als de maag, het hart, de y> lever, de nieren en longen, welke de alcool onte* gensprekelijk verzwakt en naderhand vernielt, „ moeten eerst uitgelegd worden, en daarna moet de „ werking des alcools, als vernietiger der levensver„ richtingen dezer organen of als verwoester van v hun gezamenlijk nut, wetenschappelijk in volle » daglicht gesteld en, zoo mogelijk, door middel » van schetsen en platen opgehelderd worden. „ De orde van navorsching behoort de volgende „ te wezen: 1° Welk is het gebruik des'orgaans? „ _ Hoe verricht het zijn werk? — In hoeverre, n op welke wijze en met welk gevolg wordt door » het gewone gebruik des alcools dit werk » verhinderd? » Door ministerieele omzendbrieven van 27n Augustus en 19n December 1892, hebben de bestuurders der Staats-middelbare scholen en der Koninklijke Athencea last ontvangen om het werk der matigheid in hunne gestichten in te voeren. De voordrachten over de gevaren van het alcoolisme moeten er handelen over de volgende punten: 1° het alcoolisme in België; 2° de alcool, zijne eigenschappen, bereiding en vervalsching; 3" de physieke en psychische stoornis door den alcool te weeg gebracht-, 4° de onmatigheid en de daaruit volgende maatschappelijke ellende, armoede, krankzinnigheid, misdaad, enz.; 5° bestrijding der beweegredenen, aangevoerd voor aanbeveling van het gebruik van alcool-, 6° voeding en sterke dranken; 7° de strijd tegen het alcoolisme in het algemeen; 8° de rol daarbij toegewezen aan het opkomend geslacht. De leden van het onderwijzend personeel der lagere scholen, alsook de leeraars der normaalscholen, zijn verplicht een grondig en wetenschappelijk onderwijs over alcoolisme te geven. In een werk als dit valt het moeilijk, zoo niet onmogelijk, de hierboven aangeduide volgorde in acht te nemen, doch al deze punten hebben wij breedvoerig behandeld. De kennis van den leeraar voor lager of middelbaar onderwijs moet verder strekken dan tot hetgeen hij wezenlijk te onderwijzen heeft; daarom zal hij in dit werk nog andere zaken aantreffen dan de eigenlijke leerstof, maar die met deze in innig verband staan en afwisseling of meer aantrekkelijkheid aan wellicht te droge voordrachten en lessen zullen bijzetten. Wij vertrouwen, dat onze arbeid en pogingen zullen bijdragen, zoo niet tot de uitroeiing, ten minste tot de vermindering der alcoolplaag, die ons dierbaar Vaderland met eenen volledigen zedelijken en stoffelijken ondergang dreigt, indien ze niet krachtdadig en doelmatig bestreden wordt. beheer van het middelbaar onderwijs Prijskamp voor het opstellen VAN EEN HANDBOEK OVER ALCOOLISME De Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, Gezien artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 22 Mei 1896, waarbij een prijskamp werd ingesteld voor het opstellen van een handboek over alcoolisme, moetende dienen tot gids voor de leeraars, belast met het geven van voordrachten tegen alcoolisme in de Staatsgestichten van middelbaar onderwijs; Gezien het verslag der jury, op voorstel van den verbeteringsraad van het middelbaar onderwijs, met de beoordeeling van den prijskamp belast: Besluit : De prijs van 500 frank, voorzien bij voormeld Koninklijk Besluit, wordt, in verdeeling, toegekend aan M. Hanus, professor aan het koninklijk atheneum te Mechelen, steller van de verhandeling, dragende tot opschrift: « Homo sum, nihil humani a me alienum puto, » en aan M. Melchior, kantonalen opziener van het lager onderwijs te Hasselt, steller van de verhandeling, dragende tot opschrift: " Spes patrice ». Brussel, den 26n Augustus 1897. F. SCHOLLAERT. HANDBOEK OVER HET ALCOOLISME EERSTE HOOFDSTUK DE SPIJZEN In 't algemeen waardeert de mensch zijne gezondheid niet genoeg, alhoewel zij de grootste schat is en zonder haar het leven luttel waarde heeft, weinig genoegen aanbiedt, 't Is, dat hij zijn eigen lichaam niet kent en vaak met valsche begrippen, diep ingewortelde vooroordeelen nopens het behoud der gezondheid, in plaats van met genoegzame kennissen en gezond oordeel voor den strijd des levens gewapend is. Voeg daarbij nog aangeboren of verworvene driften, en dan is de mensch in de ongunstigste voorwaarden geplaatst om de levensworsteling lang vol te houden. Hoeveel menschen zijn niet aan den drank verslaafd en de speelbal dus eener schandelijke drift, die hun leven verkort! Hoeveel anderen, nog niet zoo ver op het pad des yerderfs gevorderd, zijn het slachtoffer van vooroordeelen omtrent het nut der alcoolische dranken! Wij willen die vooroordeelen uitroeien, hunne ongegrondheid bewijzen en ook beletten, in de mate van ons vermogen, dat het reeds al te steiiie legioen der alcooldrinkers nog met nieuwe, jonge rekruten aangroeie. Dat alcool niet voedt, wordt in den loop van dit boek duidelijk betoogd; dat deze noodlottige vloeistof, die buiten haar nut op het gebied der nijverheid, tot weinig goeds in staat is en veel uitgaven vergt, wordt eveneens bewezen; dat het menschelijk organisme echter spijs en drank behoeft, springt zóó in 't oog dat alle bewijs, of ten minste wijdloopige bewijsvoeringen, overbodig mogen schijnen. Alleen dient aangetoond te worden, hoe de mensch best gevoed wordt om zijn lichaam en zijne gezondheid in dien staat te houden, welke hem toelaat zijne zending hier op aarde in de gunstigste voorwaarden en met de meeste kansen van welslagen te vervullen, zonder tot alcoolische dranken zijne toevlucht te nemen. Men vergelijkt wel eens, en te rechte, het menschelijk lichaam met een ongeëvenaard raderwerk of machine, waarin de maag en ingewanden de rol van distilleerketel; het voedsel en het bloed, die van brandstof; de longen, die van blaasbalg; de lever, nieren en milt, die van zuiveringstoestellen en het hart, die van stoomketel vervullen. Dit zoo gunstig samengesteld werktuig moet gestadig en zorgvuldig onderhouden, verwarmd en gevoed worden. Alle dagen verbruikt het organisme van een volwassen en gezonden mensch de volgende stoffen: Water (vloeibare en vaste uitwerpsels, huid- en ademingsverdamping), 2,000 tot 3,000 gram. Onbewerktuigde zouten (vloeibare en vaste uitwerpsels, huid- en ademingsverdamping), 30 tot 35 gram. Koolstof-hydraten (uitgeademde lucht, uitwerpsels, enz.) 300 gram. Stikstof (vloeibaar uitwerpsel, enz.) 20 gram. Dc evenredigheid dezer stoffen verschilt nog al volgens de physiologen. (1) Ons voedsel en onze drank moeten dat dagelijksch verlies te goed maken. Om de hoeveelheid water te vervangen, behoeft men geen 2 of 3 liter water te drinken, want de spijzen zelve, de aardappelen, het fruit en de groenten, het vleesch, de melk, de koffie, thee, soep, enz., bevatten die vloeistof, alhoewel men dient te onthouden dat natuurlijk water de gezondste drank is, omdat daardoor de omloop van spijs en bloed eenen regelmatigen gang volgt en de nuttelooze of nadeelige stoffen beter afgezonderd en verwijderd worden. Zeezout of chloorsodium, waarvan wij gemiddeld 15 gram verliezen, en de andere zouten (alcalische dubbelkoolzuurzouten, phosphorzuurzouten), vinden wij ook gemakkelijk terug in het verbruikte voedsel, of wel bij toediening van specerijen; de eieren, de melk, de kaas, het varkensvleesch, de minerale waters zijn vooral rijk aan deze zouten, welke dienen tot vorming van het beendergestel, de tanden, de haren, de spieren, de zenuwen, en het bloed onontbeerlijke eigenschappen bijzetten. (l) Eléments de physiologie humaine, par Léon Frédéricq et J.-P. Nuel, professeurs a 1'Université de Liége; 2e édition. — 1889, p. 193. Het komt er dus vooral op aan ons lichaam de noodige hoeveelheid stik- en koolstof te bezorgen, want deze moeten de dierlijke warmte en de spierkracht voortbrengen; de zelfstandigheden, die ons die twee stoffen verschaffen, zijn als de brandstof der menschelijke machine. Doch opdat de verbranding kunne plaats hebben, moet er een goede tocht of veel lucht, veel zuurstof aanwezig zijn. In onze longen moeten de bloedbolletjes de zuurstof opslorpen en ze daarna in al onze organen verdeelen om overal scheikundige samenstellingen of verbindingen te verwekken, die tot het onderhoud des levens noodzakelijk zijn. De zuurstof der lucht verbindt zich in ons lichaam met al de stik- en koolstofhoudende spijzen en daardoor ontstaan verbrandingsproducten, die onder den vorm van water, met zouten en koolstofzuur bevracht, uit het organisme verdreven worden; dat zijn, om zoo te zeggen, de asschen, terwijl het overige de verbruikbare kolen zijn; die verbranding geeft ons eene dierlijke warmte van 37°, in welke hemelstreek men zich ook bevinde (l). De voedingstoffen, die ons stik- en koolstof verschaffen, vormen tevens ook het noodige vet, dat het lichaam tot reserve-voedsel dient. De hitte der koorts, b. v., die de dierlijke warmte van 37° tot 40° en meer doet stijgen, wordt voortgebracht door de verbranding, en dus ook verdwijning, van het vet, dat onder de huid vastzit, waaruit dan vermagering ontstaat. Hier moeten wij nochtans aanmerken, dat de vorming van het vet op deze wijze door verscheidene geleerden (1) Bij liet kind is de dierlijke warmte 2 of 3 tienden van den graad hooger en ook veranderlijker dan bij den volwassene. (Dr Charcot.) niet aangenomen wordt. P. Lefert en G. Bruylants, o. a., verklaren dat het vet niet door de voeding, maar schier gansch door verbinding ontstaat. Alvorens tot de studie der stik- en koolstofhoudende spijzen over te gaan, moeten wij nog zeggen dat vele moderne physiologen bij de verbrandingspijzen al de aanhitsende of prikkelende zelfstandigheden voegen; vooreerst de zenuwsterkende, als koffie, thee, en verder de anti-verliezers, of wijn en alcool; deze worden soms bij hevige koortsen toegediend om de lichamelijke warmte te doen afnemen of ook wel bij erge hartverlammingen. (Dr Graanboom). De eiwitstofhoudende zelfstandigheden zijn overvloedig verspreid in het dieren- en plantenrijk, en de stikstof erin bevat verandert van naam, volgens de bevattende zelfstandigheid : kaasstof (kaas, boter, melk), eiwitstof (wit van het ei), eidojerstof, vezelstof, febrine of myosine, (vleesch), gluten of kleeffijm, (graangewassen), enz. Ziehier tabellen, opgesteld door Dr Meinert en door Payen en Dujardin-Beaumetz, welke de voedzame kracht van verscheidene eetwaren aanduiden: I. — Tabel door Dr Meinert opgesteld PLANTENRIJK DIERENRIJK 0_TTr,T,1.T Water Eiwit- t7 . SPIJZEN. Vet % °/o stof °lo Mager rundvleesch 75,9 21,9 0,9 Half vet rundvleesch .... 72,0 17,5 10,0 Kalfsvleesch 72,3 18,9 7,4 Half vet schapevleeseh . . . 72,9 14,5 9,0 l Mager schapevleesch .... 73,6 20,6 2,8 1 Mager varkensvleesch .... 72,5 19,8 6,7 1 Half vet varkensvleesch . . . 60,0 12,3 26,2 Kiekenvleesch 70,0 23,3 3,1 ( Pekelharing 47,1 18,9 16,6 I Stokvisch 18,6 77,9 0,3 Gerookt inlandsch spek . . . 10,7 2,6 77,8 Gezouten Amerikaansch spek . 9,1 6,7 75,7 Eieren 74,7 13,1 10,4 Koemelk 87,5 4,0 3,5 Boter 10,0 — 85,0 ; Vette kaas 39,0 32,9 25,00 I Droge erwten 14,3 22,5 2,5 Versche, gepeulde erwten . . 12,0 21,1 0,8 Witte boonen 14,5 24,5 — Aardappelen 75,0 2,0 0,3 1 Tarwebrood (1° kwaliteit) . . 38,5 6,8 0,7 1 Roggebrood 44,0 6,0 0,5 j Wortelen 85,9 1,3 0,2 \ Rapen 92,1 1,2 0,1 Knolselderij 84,0 1,5 0,4 Asperges 93,3 1,9 0,2 Bloemkool 90,1 2,3 0,9 Roode kool 90,0 1,8 0,2 I Kropsalade 94,3 1,4 0,3 1 Spinazie 91,7 2,0 0,3 Als men de cijfers der drie laatste kolommen samentelt, dan duidt het verschil tusschen de som en het getal 100 het getal grammen aan of de hoeveelheid % van de andere stoffen, in de spijzen bevat: zetmeel, gelatine, cellulose, enz. II. — Dranken en vloeibare spijzen (Volgens Pa yen en Dujardin - Beaumetz) Hoeveelheid VLOEIBARE Hoeveelheid t7en of SPIJZEN EN DRANKEN stikstof dranken 100 gram Geitemelk 4,50 ld. Koemelk 4,30 ld. Koffie met melk (de helft) . . . 2,60 ld. Ossen-bouillon (ï) 1,30 (gemiddeld) ld. Koffie zonder melk (acht tot tienmaal meer water dan koffie). . 0,90 ld. Sterk bier 0,40 ld. Wijn 0,10 ld. Alcool 0 Uit deze vergelijkende tabellen blijkt dat kaas, boonen en erwten bovenaan staan in de rij der stikstofhoudende zelfstandigheden, en de aardappel onderaan. Doch men vergete nooit, dat men niet leeft van hetgeen men eet, maar wel van hetgeen men verteert. Bovenstaande cijfers worden ons door de scheikundige ontleding verschaft, (l) Bouillon schrijft men ten onrechte veel voedzame kracht toe; het voedzaamste deel zit in het schuim, dat men wegneemt om bouillon klaar te krijgen. Bouillon is echter gezond, verwekt eetlust en past iedereen; bouillon wordt krachtiger door toevoeging van brood, rijst, tapioca, vermicelli. Het Alcoolisme. 2. maar de voedzame kracht dier spijzen hangt ook grootendeels af van hunne verteerbaarheid en het verteervermogen van het individu. Het zou immers onmogelijk zijn eene halve kilogram Hollandschen kaas op éénen maaltijd te gebruiken, maar die hoeveelheid vleesch kan men nog al gemakkelijk verteren. Kaas, gezouten visch, boonen verteren niet zoo gemakkelijk als aardappelen en vooral als vleesch; ten andere, ons organisme eischt ook koolstof-hydraten en vet, en hierin bekleedt de volksgeliefde aardappel eene belangrijke plaats. Ziehier, onaangemerkt het verschil van temperament der personen, eene lijst van voedingsstoffen, gerangschikt in de orde hunner verteerbaarheid: 1° melk; 2° locht gekookte eieren; 3° ongezouten visch; 4° wit gevogelte; 5° gebraden vleesch; 6° gekookt rundvleesch; 7° schapevleesch; 8° ossevleesch; 9° lamsvleesch; 10° kalfsvleesch; 11° brood; 12° aardappelen; 13° varkensvleesch; 14° peulvruchten en groenten; 15° rijp fruit; 16° suikergebak, (l) De dierlijke zelfstandigheden verteren rasser dan de plantaardige, maar in alles moet rekening gehouden worden van den ouderdom, de gewoonten, de levenswijze, de sterkte (l) Suiker, matig genomen, is voedzaam en gezond; met spijzen gemengd, verwekt ze noch ontsteking, noch aanhitsing, 't Is echter af te keuren, bij kinderen, den ganschen dag, tusschen de maaltijden in, suikergoed te gebruiken, want daardoor verslappen zij de werking der maag. Gekleurde suikerbollen moet men onmeedoogend van de hand wijzen. D1' C.-A. Frédéricq, van Gent, heeft oranje-suikerbollen gezien, die met polasch-bichrornaat, een hevig vergif, gekleurd waren. De Moniteur Beige van 16 September 1896 bevatte de wet over de fabricatie en den uitverkoop van suiker en suikergoed; de wet van 4 Augustus 1890 voorziet de straffen, welke degenen treffen, die gevaarlijke zelfstandigheden bij de suiker gevoegd hebben, hetzij uit spaarzaamheid, hetzij om den smaak of het oog te streelen. •der maag van den mensch. Tot naricht geven wij een overzicht van den normalen tijdduur, noodig tot het verteren van zekere spijzen: UREN Gekookte rijst 1 Erwtensoep ..Ij Gekookte melk, rundslever 2 Ongekookte melk 2 j Gebakken meelachtige aardappelen . . . 2 j Gekookte eieren (locht), vleesch, bifstek . . 3 Kaas, rosbif, aardappelen 3 j Vet ossevleesch, boterhammen met koffie . . 3 | Kalfsgebraad, ossen-bouillon .... 4 Zuurmoes, gekookt schapevleesch . . . 4 j Varkensvleesch of ander zeer taai vleesch . . 5 De spijzen, koolstof-hydraten en vet verschaffende, die, zooals reeds aangemerkt werd, de dierlijke warmte moeten bezorgen, kan men verdeelen in: 1° zetmeel-, gom- en suikerhoudende; 2° vet- en olieachtige spijzen. De koolstof-hydraten, daarin bevat, worden veranderd in glucose, die bestemd is tot verbranding; de vette zelfstandigheid verbindt zich met het chijm en het bloed, deels als zouten, verwerkt door het sap der buikspeekselklier, en deels door deze verzeept. De latere opsporingen hebben bewezen, dat een deel vet van ons lichaam ook van de verwarming der eiwitstofhoudende spijzen voortkomt. (1) Volgens hunnen rijkdom aan koolstof-hydraat en vet kan men, volgens Fick, Frédéricq, Nuel en andere (1) Eléments de physiologie humaine, par Léok Frédéricq et J.-P. Ndel, 2© édition. geleerden, de volgende klasseering doen; wij zullen tevens,, volledigheidshalve, de eiwitstof, zouten en andere stoffen aanduiden, alhoewel men dan, de voorgaande tabellen met deze vergelijkende, een zeker verschil van evenredigen inhoud zal ontdekken; doch men dient te weten, dat de physiologen het niet eens zijn in dit punt, zoowel als in andere betwistbare deelen der menschelijke natuurleer. Honderddeelige scheikundige samenstelling van eenige voedingsstoffen e=« êt a ° ° o ® a o VOEDINGSSTOFFEN % h § S ! 1 £ a c C 5 o Ho £ t £ £ £ N £ HO O Rijst 13 6,5 » 79 1,5 » Droge erwten .... 14 23 » 55,5 2,5 5 Tarwebrood 41,3 6,3 » 51 1,4 » Rundvleesch 62 12 3 20,5 2,5 » Koemelk 86 5 » 8,4 0,6 Aardappelen 75 1,5 » 16 1 6,5- Henneëi 73,5 13,5 42 1 Sterk bier 90 1,5 * 8 0,5 » Bloemkool ... 90 0,2 » 6,8 1 2 Visch 76 12 4 6 2 Gevogelte 73 19,5 1,5 4,7 1,3 Bordeaux bevat 2 tot 3 % koolstof-hydraat. En alcool dan? Daar zit zeker eene groote hoeveelheid koolstof in, en dat is juist wat sommige physiologen, o. a. Leo Frédéricq, Nuel, den alcool eene voedende kracht doet toekennen als hij matig gebruikt wordt, doch het is thans klaar en proefondervindelijk bewezen, zooals we dat ook verder zullen mededeelen, dat slechts een zeer ■gering gedeelte alcool de physiologische verbranding ondergaat en dat ten slotte de daarop volgende terugwerking veeleer oen verlies van dierlijke warmte teweeg brengt; alcooldrinkers bevriezen immers bij hevige koude veel rasser dan matige menschen. Men mag de verwarmende kracht van den alcool hoegenaamd niet in aanmerking brengen. Uit het voorgaande dienen de volgende besluiten getrokken te worden: 1° De peulvruchten en groenten zijn voedzamer stoffen dan men doorgaans meent, zoowel onder het opzicht der vormkracht als onder dat van het verwarmend vermogen. De vegetariërs of vleeschdervers behoeft men dus niet te bespotten, daar zij in het brood, de melk, de eieren en peulvruchten alles vinden wat het menschelijk organisme noodig heeft; doch over goesting en smaak valt niet te redetwisten. 2° Het vleesch, dikwijls buiten bereik van bekrompene beurzen, kan vervangen worden door goedkoope en gelijkwaardige spijzen, die door de minst welhebbende huisgezinnen overal en gemakkelijk kunnen aangeschaft worden. 3° Aardappelen en brood alleen kunnen den werker niet voeden; erwten en boonen zijn, bij gelijk gewicht, ten minste zoo voedzaam als vleesch, doch personen, die een huiszittend leven leiden of eene slappe maag hebben, moeten er zich van onthouden, of ze ten minste matig gebruiken. 4° Visch kan goed het vleesch vervangen, doch past alle temperamenten niet; gezouten visch verteert moeilijk. 5° Kaas met brood is uitmuntende kost. 6° Melk is een volledig voedsel, en de eieren zijn eenekrachtige spijze; beide voedingsstoffen zijn goedkoop in vergelijking met vleesch. Volgens Moleschott, Pettenkofer, Voit, L. Frédéricq, enz., moet het dagelijksch onderhoudsrantsoen van een volwassen manspersoon bestaan uit 130 gr. eiwitstof, 84 gr. vet en 404 gr. zetmeel, te zamen bevattende 300 gr. koolstof, 40 gr. waterstof, 20 gr. stikstof en. 200 gr. zuurstof; zetmeel en vet kunnen elkander vervangen; 17 deelen zetmeel wegen op tegen 10 deelen vet. Voor den werker moet dat voedings- of onderhoudsrantsoen wat vermeerderd worden. Kinderen van 6 tot 8 jaar volstaan met 62 gr. eiwitstof, 38 gr. vet en 250 gr. koolstof-hydraten. 't Is niet aan te bevelen zich uitsluitelijk met vleesch en brood, of met plantaardige spijzen alleen te voeden; in ons klimaat is de gemengde voeding de beste. Men dient zijne voedingswijze af te wisselen en ook te regelen volgens de kracht der maag, de lichamelijke inspanning, het temperament, de jaargetijden, het klimaat. Met het oog op de min of meerdere verteerbaarheid der spijzen, moet men genoegzamen afstand laten tusschen de verschillige maaltijden. Eindelijk wijzen wij op de voedzame kracht en andere kostbare hoedanigheden van rijp fruit, voornamelijk van aardbeziën en appelen. Fruit past iedereen, doch vooral personen, die een zittend leven leiden en veel geestesarbeid verrichten; het is ook zeer gezond voor kinderen. Wie veel zuursappig fruit gebruikt, zal den lust voor sterken drank niet krijgen of hij zal dien van lieverlede verliezen. TWEEDE HOOFDSTUK DE DRANKEN Drankmisbruik is zoo oud als de drank zelf, want de mensch, door zijne natuur tot het kwade gedreven, heeft te allen tijde de beste zaken misbruikt. Doch het misbruik van dranken heeft slechts een zeer gevaarlijk karakter verkregen sinds de vergiftige nijverheidsalcool, uit grondstoffen van lagen prijs getrokken, onder allerlei vorm en in overgroote hoeveelheid verbruikt wordt. De jeneverplaag, of nog beter gezegd het alcoolisme, is het wettig kind dezer eeuw en ook onze tijdgenoot, dien wij overal, doch vooral in België aantreffen en daarom grondig dient gekend te wezen. Wij willen u dezen gevaarlijken tijden landgenoot doen kennen van af zijn ontstaan tot zijne geheele ontwikkeling, met al zijne gevaarlijke of slechte hoedanigheden, alsmede de misdrijven, wandaden, rampen en ongelukken, die hem te recht worden aangeschreven. 't Is echter niet genoeg den mensch tegen het gebruik en vooral het misbruik van alcoolische dranken te waarschuwen, men moet hem ook gezonde of ten minste minder gevaarlijke dranken leeren kennen en aanbevelen, dewijl het drinken eene natuurlijke behoefte is, die bevrediging eischt; daarom dienen wij eerst te spreken over de dranken in 't algemeen. Wie onze uitleggingen aandachtig volgt, zal dus, neffens het kwade en gevaarlijke, ook het goede en heilzame leeren kennen; wie dan nog aan de bekoring bezwijkt en het eerste boven het laatste verkiest, loopt het verwijt in van karakterloos of ontaard te zijn. Den onwetende kan men verontschuldigen, maar de moedwillige misbruiker van sterke dranken, de vrijwillige slaaf van Jenever en Cie is de achting van weldenkende lieden niet meer waardig; hij is een onnuttig, ja een gevaarlijk lid der maatschappij. De drank is den mesch zoo noodzakelijk als de spijzen, want het waterig gedeelte van ons lichaam kan op zes, ja op zeven tienden van het totaal gewicht gerekend worden en die evenredigheid wordt niet straffeloos verbroken. Men lette zorgvuldig op de hoeveelheid en de hoedanigheid van den drank. Eene te waterachtige voedingswijze deugt volstrekt niet, zij verzwakt het lichaam; te veel drank overstelpt de verteringskracht der maag en verlamt het werk der nieren. Te weinig drinken verdikt de maagsappen en maakt ze scherp, kan heete koortsen en den scheurbuik verwekken. Er zijn 1° verkoelende dranken; 2° geurige, prikkelende dranken; 3° gegiste dranken; 4° gestookte dranken. 1° Verkoelende dranken De natuurlijkste, voornaamste, noodzakelijkste en gezondste drank is het water. Het laaft millioenen menschen, die geene sterke dranken gebruiken; de Koran (5e hoofdst., 92 v.) verbiedt den wijn aan 175 millioen Mahomedanen. Het water verkoelt ons lichaamsgestel, geeft kalmte en gerustheid aan het gemoed, zonder de levenskrachten te verminderen. In tegenstelling met andere dranken, wordt het water, dat men drinkt, onmiddellijk met het bloed gemengd en door het lichaam heen gevoerd. Men onderscheidt regenwater, sneeuwwater, bronwater, putwater, rivierwater, zeewater, bruis- of spuitwater, fruitwater. Goed drinkbaar water moet veel lucht bevatten, koel, helder en doorschijnend wezen; het moet, met zeep gemengd, schuimen zonder klonters te vormen, en meelhoudende moeskruiden koken zonder ze te verharden; het mag, bij het wasschen, het linnengoed niet geel kleuren en geenen merkelijken geur of smaak hebben. Gedistilleerd water wordt verkregen door de verkoeling der dampen van kokend water; zulk water is scheikundig zuiver, doch ondienstig tot het gewone verbruik, niet alleen ter oorzake van zijnen flauwen en zoeten smaak, maar nog omdat het zoutachtige stoffen mist, die de voedselvertering begunstigen en aan de noodwendigheden van het organisme voldoen. Regenwater is licht en minder zuiver dan gedistilleerd water. Waar bron- of rivierwater ontbreekt, neemt men zijne toevlucht tot het water des hemels, dat men in regenbakken vergaart; die van Venetië en Constantinopel mogen als model dienen, zoowel voor hunne wijze van vervaardiging als om de bouwstoffen er toe gebruikt. (1) Sneeuwwater is arm aan lucht, smakeloos en moeilijk te verteren; alhoewel men het eerste gebrek verhelpen kan met om te roeren of aan de werking der lucht bloot te stellen, moet het als ongeschikt tot de voeding van mensch en dier gehouden worden. (1) De omstandige beschrijving der regenbakken van Venetië vindt men in de Comptes rendus de l'Académie des Sciences. (Paris) 1860. Deel I, bl. 123. Bron- en putwater bezitten hoedanigheden, die afhangen Tan den grond waar ze door heen dringen. De wellen of bronnen geven het beste water, dat doorgaans in hoedanigheid nog wint als het op zekeren afstand der opwelling gedronken wordt, omdat het dan meer verlucht is en ontdaan van den overvloed minerale zelfstandigheden, waarmede het zich gedurende de opborreling verrijkt, (l) Daar het bij zijne opwelling steeds denzelfden warmtegraad heeft, schijnt het ons koel en frisch toe in den Zomer en lauw in den Winter. Putwater is gemeenlijk niet rijk aan lucht en bevat dikwerf te veel zwavelzure kalk. In de steden vooral is dit water soms bedorven, tengevolge der doorzijpeling van hinderlijke stoffen der straten, rioolen, beer- en mestputten, fabrieken van scheikundige producten, enz., en kunnen alsdan tot hoogst gevaarlijke ziekten aanleiding geven. Het water van kunstmatige bronnen of Artesische putten is doorgaans goed; van groote onderaardsche plassen voortkomende, is het beter dan gewoon putwater, omdat het zich aanhoudend vernieuwt. Rivierwater is in 't algemeen gezond om te drinken, natuurlijk als het op zijnen doortocht niet bedorven wordt door fabrieken of anderszins. Zeewater is gezouten en kan ons niet verkoelen of verkwikken, noch den dorst stillen, integendeel; zeevaarders en schipbreukelingen sterven soms ellendig van dorst te midden van den Oceaan, bezwijken aan scheurbuik, bij gebrek aan ander water. (l) « Bronwater is geheel en op natuurlijke wijze gefiltreerd. » (Pasteur). Spuitwater wordt met vermenging van koolzuur gemaakt, is zeer frisch en aangenaam, doch zijn overvloedig en herhaald gebruik verlamt de werking der maagsappen. Met het sap van sommige vruchten, als citroenen, aalbessen, frambozen, granaatappels te mengen bij suiker en water, kan men uitnemend frissche koeldranken of limonaden bekomen, doch zij lesschen den dorst en verfrisschen eindelijk minder dan gewoon, zuiver water. Zelfs in ontstekende ziekten, uitgenomen in keelziekten, verlaat men dra citroenwater en alle andere limonaden om tot natuurlijk water terug te keeren. Melk is ook een natuurlijke drank, die sterk voedt en tevens verkoelt, de borst versterkt, frischheid en malschheid aan de huid geeft, de driften bedaart en den slaap begunstigt. Dat melk als brandig aanzien wordt door zekere personen, is toe te schrijven aan een diep ingeworteld vooroordeel. Men wachte zich melk te drinken onmiddellijk vóór of na het nemen van zure vruchten, want dat doet ze stremmen en kan erge ongesteldheid, ja zelfs een schielijken dood veroorzaken; wij hebben het tienjarig zoontje van een leeraar bij het athenseum te Hasselt in doodsgevaar zien verkeeren na het drinken van een groot glas melk, omdat het eenige oogenblikken te voren eene aanzienlijke hoeveelheid blauwe boschbeziën geëten had. Dewijl de mensch zonder goed drinkbaar water niet kan leven, willen wij dit hoofdstuk niet sluiten zonder eerst aan te duiden hoe men slecht, onzuiver en ongezond water desnoods zuiveren en verbeteren kan. Leeraar Bunge zegt: « Als men het duizendste deel van den tijd, de moeite en de krachtverspilling, thans aan het vervaardigen van alcool besteed, eens in 't werk stelde om behoorlijk drinkwater te verkrijgen, dan zou niemand nog ongezond water behoeven te gebruiken. Ondanks de slechte hoedanigheid van het water, bevindt men bij de waterdrinkers veel minder sterfgevallen en ziekten dan bij die, welke bier en wijn matig gebruiken, zooals bewezen wordt door de proefnemingen in het Engelsche leger en de maatschappijen van levensverzekeringen. » Plaat I Vergelijkende tabel, aanduidende de slerften op honderd gevallen, die men verwachtte gedurende tijdperken van 5 jaar, tusschen de onthouders en de niet-onthouders, op het leven verzekerd door de « The United Kingdom Temperance and General Provident Institution. » De witte rechthoeken duiden de onthouders aan; de zwarte, de niet-onthouders. In het algemeen drinkt men rivier- of putwater; daarom is het volstrekt noodig, dat iedereen wete hoe men onzuiver of ten minste verdacht water voor de gezondheid desnoods onschadelijk maken kan. Twee middelen liggen daartoe voor handen: het koken en het filtreeren of klenzen. Het water koken is een gemakkelijk middel om het te zuiveren en alle hinderlijke kiemen te vernietigen, daardoor doodt men de microben of bacteriën, de voortzetters van besmettelijke ziekten, want deze microscopische levende wezens kunnen geene aanhoudende temperatuur van 100° C of van kokend water verdragen. Gekookt water is minder verteerbaar en zeer fleps, wijl het zijn koolzuur verloren heeft; hieraan verhelpt men eenigszins door het hevig te bewegen of herhaaldelijk over te gieten. Min of meer bedorven en onrein water maakt men ook beter met te zijgen of te klenzen door poreuze steenen, eerst-gebakken porselein, houtskool, zand, vezelsteen of amiant, enz. In den handel treft men allerlei doorzijgers of filters aan; de meest gezochte zijn die van Maignen (Parijs) en van Chamberland (stelsel Pasteur). Heeft men geen doorzijger bij de hand, dan duwe men eene spons in den trechter; op die spons strooie men eene laag zand en daarop giete men het water. Ziellier echter een blijvende filter, gemakkelijk te vervaardigen en overal te plaatsen, en die slechts eenige centiemen kost. Plaat II Eenvoudige filter. | n. P. Plankje of zinken plaat. — P' Plankje met gatjes doorboord. — S. Steen. — S. Spons. — O. W. Onzuiver water. — Z. Zandlaag. — H. Houtskoollaag. — "VV. Wiggen. — Z. W. Zuiver water. — K. Houten kraan. I. Inpakkist. Men neemt 2 bloempotten van potaarde en van ongelijke grootte; den grootste zet men in den kleinste; om het te diep afzakken te beletten, legt men houten wiggen of iets anders tusschen de wanden. In het gat van den bovensten pot steekt men eene zuivere spons en in dat van den ondersten pot een kurken stop, waardoor een houten kraantje komt. Op de spons legt men eene laag houtskool ter dikte eener erwt; dan eene laag drijfzand, waarop een plankje met gatjes in en eenen steen daar boven op. Om alles tegen stof te bevrijden, legt men een plankje of een zinken plaat over den bovensten pot. Dit stel zet men op eene oude inpakkist zonder deksel; de opening der kist keert men naar zich toe; in de bovenzijde maakt men een gat om den bodem van den ondersten pot en den kraan door te steken. Het onzuivere water giet men op de zandlaag; men laat langzaam doorzijpelen en dan draait men het kraantje open om het zuivere water in eenen emmer of pot op te vangen. Alle zes maanden moet men de zandlaag en de houtskoollaag vernieuwen. Ziehier een eenvoudig middel om in twijfel te weten of men het water klenzen moet: Vul eene zeer zuivere flesch van wit glas tot op de drie vierden met water. Werp er eenen lepel witte suiker in; stop goed dicht en zet de flesch in eene warme plaats. Als ge na 2 dagen het water troebel en melkachtig vindt, wees over zijne onzuiverheid overtuigd: is het doorschijnend gebleven, drink het dan zonder vrees. 2° Geurige, prikkelende dranken Deze dranken, ook wel aromatische geheeten, zijn niet meer natuurlijk, maar kunstmatig; zij zijn meestal weldadig en zelfs onontbeerlijk in de koude en vochtige streken. De voornaamste prikkelende dranken, alhier gebruikt, zijn thee en koffie; zij zijn versterkend en zelfs voedzaam. Wij achten het van zeer weinig belang hier te spreken van den maté, de hola, de guarana en andere vreemde geurige dranken. De Thee Thee is van onheuglijke tijden in China en Indië gekend en gekweekt; zij werd op het einde der zeventiende eeuw door de Portugeezen uit het Oosten herwaarts gevoerd en haar gebruik verspreidde zich weldra in Engeland en Holland; de Chineezen, Japaneezen en Annamieten kennen geenen anderen drank; in België en in Frankrijk wordt zij nog maar weinig gedronken, want in deze twee landen verbruikt men jaarlijks slechts 15 gram thee per inwoner; in Holland ongeveer 500 gram; in Engeland 2 kilogr. Het groot verbruik van thee in Engeland is toe te schrijven aan den zeer lagen prijs der suiker en aan het groot getal « tea-houses », die men vooral te Londen, in de volkskwartieren, aantreft. Thee oefent op den mensch schier dezelfde uitwerksels uit als koffie, waarover wij seffens zullen spreken; echter beneemt thee den slaap zooveel niet als wel koffie, maar haar herhaald en sterk gebruik vermindert den blos en de frischheid der jeugd; onmatig genomen dooi' zenuwachtige personen, kan zij zenuwbevingen voortbrengen en de spierbewegingen verlammen. Trouwens is misbruik der beste zaken hinderlijk en onbetwistbaar moet elke ophitsing onzer levenskrachten door verzwakking en moedeloosheid gevolgd worden. Maar thee is en blijft een zeer gezonde drank, als zij matig gebruikt wordt; zij bevordert de uitwaseming der huid en de waterlozing; ook drijft zij het voedsel uit de maag naar het darmengestel en wordt daarom tegen slechte spijsvertering aangewend. Thee wordt ook getrokken uit linde-, vlier- en kamillebloemen, saliekruid, enz. (l); deze thee wordt gebruikt door koortslijders, bij miltontstekingen en maagziekten. De Koffie De koffie is in België veel meer in gebruik dan. de thee; (2) zij werd in 1669 door Soliman-Aga, afgezant van Turkije, in Frankrijk en van daar in ons land gebracht; eerst verkocht men dezen drank op straat, later in de koffiehuizen en eindelijk werd hij in alle huishoudens ingevoerd. Warme koffie verkwikt, heldert den geest op en doet de spijsvertering min lastig schijnen, zonder ze echter veel te bevorderen. Koude koffie, met water aangelengd, is een uitmuntende drank voor hooi- en oogstbewerkers, want hij (1) Den lindeboom kent iedereen; van het hout van den vlierstruik (Sureau. Sambuens nigra) maken de knapen spuiten en klakkebussen; de witte kamillebloem (Anthemis nobilis) staat op onze akkers; de lipbloemige salie (Sauge. Saivia officinalis) groeit in weiden, tuinen en velden. (2) Op ln December 1897 waren er in de pakhuizen van Antwerpen 11,521,511 kilogr. koffie, en 7,386,009 kilogr. thee. (Moniteur Beige van 3» December 1897, bi. 5134.) Het Alcoolisme. 3. voedt en lescht volkomen den dorst, zonder soms doodelijke verkillingen te veroorzaken. Na een feestmaal, waar men veel wijn gedronken heeft, en in 't algemeen bij elk ruim gebruik van alcoolische dranken, is koffie een welkomen drank, want koffie en alcool werken elkander tegen. Koffie is rijk aan stikstof en mag als een herstellend voedsel aanzien worden. Zij versnelt den bloedsomloop en bevordert de werking van het hart en de nieren; daarom moeten de personen, die aan eene hartkwaal lijden of ermede bedreigd zijn, zich van dezen drank wachten, zoowel als zij, die uitermate zenuwachtig zijn. Kinderen mogen er niet veel gebruik van maken, want zij neemt hunne frissche gelaatskleur weg, verdroogt en verrimpelt de huid, schokt het zenuwstelsel, zooals zulks ten andere met alle ophitsende werkmiddelen, hetzij dranken, spijzen of gemoedsontroeringen, het geval is. In de meisjesscholen en in de huishoudkundige klassen legt men thans aan de leerlingen de beste wijze van het koffiebranden uit, alsmede de manier om thee en koffie doelmatig en tevens spaarzaam te bereiden; vele groote menschen kennen noch het eene, noch het andere grondig. Wij moeten zelfs met spijt vaststellen, dat menig handboek van huishoudkunde hierover onvoldoende, ja verkeerde begrippen mededeelt. Wij achten het daarom nuttig hier de bereiding van thee en koffie aan te duiden. Bereiding van thee In 1897 gaf Dr Bardet openbare lessen van huishoudkunde te Parijs. Hij verklaarde alle de gekende bereidingswijzen der thee gewetensvol beproefd te hebben. Geene schonk hem volkomene voldoening. Het op te lossen vraagstuk is dit: Mén moet de thee hare aromatische olie en hare opwekkende kracht onttrekken, namelijk de theïne, zonder te veel looistof te ontnemen, wat den drank bitter en onaangenaam zou maken. Om daartoe te geraken, moet men rap te werk gaan, dewijl de twee eerste stoffen rasser uitgetrokken worden dan de laatste; daarom mag de tijdduur der opgieting de 3 of 4 minuten niet overschrijden. Maar eene zoo korte uittrekking zou de thee niet op voldoende wijze uitputten, want de weeking alleen vergt reeds eenige minuten; zoo verkreeg men dan een product zonder looistof, maar betrekkelijk arm aan theebitter en vluchtige olie. Daarom wijzigt Dr Bardet de vervaardigingswijze en raadt aan de thee slechts eenige minuten, 5 ten hoogste, te weeken met zoo weinig koud water mogelijk. Dan giet men er kokend water bij en men schenkt in na drie minuten te hebben laten trekken. ^Hieruit volgt, dat men geene sterke thee moet maken door langer te laten trekken, maar met eene grootere hoeveelheid thee te nemen. Voor eene gewone tas van 100 gram, neme men 3 gram thee; met 4 gram zal de thee sterk wezen. Citroensap of melk bij thee gieten dient tot niets dan om den natuurlijken smaak en geur van dezen drank te verminderen of te wijzigen. Als men thee en koffie bereidt, zorge men de potten wel te zuiveren, goed water te hebben en dit niet te laten uitkoken; hoe langer water kookt, hoe slechter het wordt voor het verbruik. Koffie- en theepotten moeten ook goed sluiten, anders verliest de drank zijnen aromatischen geur. Bereiding van koffie Als men zelf koffie branden wil, dan neme men best daartoe bijzondere toestellen, koffiebranders of koffietrommels geheeten. Men verwarmt deze met zeer droog hout, dat geenen geur verspreidt; men moet de trommel aanhoudend ronddraaien tot dat de hoonen lichtbruin en blinkend worden. Brandde men te lang en te hevig, dan zou de koffie hare aromatische zelfstandigheid en zelfs hare voedzame kracht verliezen. Gebrande koffie beware men in blikken dozen. De koffiedrank zal des te beter zijn, naarmate de boonen kortelings gebrand en gemalen werden. De beste bereidingswijze. — Men giet eerst een scheutje koud, dan een scheutje lauw en eindelijk heel kokend water op de gemalen koffie; zoo trekt men alles uit de grondstof, wat tot eene goede bereiding noodig is. Men sluite goed den pot om de aromatische kracht van den drank te behouden. Gewoonlijk voegt men, uit goesting of besparing, suiker ij bij de gemalen koffie. Zelfs doet men in sommige plaatsen een snuifje zout in den koffiepot, vooral daar waar men slecht water heeft, doch zoo gaat de lekkere smaak der koffie gedeeltelijk verloren. Melk maakt de koffie en thee minder verteerbaar. Suiker geeft een krachtherstellend karakter aan thee en koffie. Turksche bereidingswijze. — De gemalen koffie doet men in lauw water, dat men dan kookt tot het driemaal achtervolgens opborrelt. Daarna giet men er een scheutje koud water bij, om het dik tot op den bodem van den pot te doen zakken; de bekomen vloeistof is dan geamberd, geurig en helder, zooals men ze met de beste kiens niet kan verkrijgen. Bereide koffie mag men nimmer laten koken, want dan verliest ze haren geur en wordt bitter. Deze drank mag ook niet bereid worden in slecht vertinde potten. In eene zaak zoo gewichtig als deze, wijl ze de gezondheid des menschen tot doel heeft, is het voorzichtig zijne eigen studie en overtuiging, ja ondervinding, aan de wetenschappelijke opsporingen van ervaren vakmannen te toetsen. Ziehier wat Dr Parisot over koffie zegt: « Deze drank bevordert grootelij ks de spierkrachten en laat toe den arbeid zonder vermoeienis voort te zetten; hij kan voor eenigen tijd de voeding vervangen met die spierkracht onaangeroerd te laten; koffie doet het pijnlijk gevoelen van honger en vermoeinis verdwijnen. » « 't Is niet zonder reden, zegt Cabanis, dat eenige schrijvers de koffie als geestesdrank aanschouwen. De gewaarwordingen zijn levendiger en beter te ontleden, de gedachten zijn helderder en de koffie mist niet alleen de nadeelen der slaapdranken, der hevige geestachtige vloeistoffen en zelfs van den wijn, maar zij is daarenboven het krachtigste middel om hunne noodlottige uitwerksels te bestrijden. » J. Rochard wijdt uit over haren invloed op de gezondheid: « De koffie voorkomt de geestafmatting. Zij verschaft een zeer aangenaam gevoelen van welzijn, van lichamelijke opgewektheid, van " anti-vermoeienis. » Geen drank overtreft de zwarte koffie om den dorst te stillen en het overdadig zweten der warme streken te matigen. » Drs F. Mathieu en P. Sérieux verklaren: « Hare werking op de beweegspieren is niet minder krachtdadig. Voegen wij erbij dat de koffie eene zekere bederfwerende werking uitoefent; de vezeldiertjes ontwikkelen zich in koffie niet en de dampen van het koffiebranden zijn te recht als ontsmettend en luchtzuiverend aanzien. » En eindelijk zingen wij met den Vlaamschen dichter, J.-M. Dautzenberg : « Een rokende locht Vol geur ons omringt, Wen 't kokende vocht De koffie doordringt. Wat kittlend gejeuk Voor smaak en voor reuk! Komt, vrienden, te gaar: De koffie is klaar! Hem klinke de dank, Die 't boontjen ons gaf! Wij drinken den drank Wel tot aan ons graf. Nu 't kopje maar vol... Geen hoofd is op hol! Een man is een man, Al leegt hij de kan! Arabia, Batavia, Gij wieg en woon Der koffieboon, Gij broedt den gloed, Die goed ons doet; Gij voedt ons bloed Met vromen moed! » Ziedaar dan de twee kostbare zelfstandigheden, welke, met de gegiste dranken, uitmaken wat men gezonde aanprikkelingsmiddelen noemen kan en waarvan het gebruik dat van alcool of likeuren volstrekt nutteloos maakt. De Chocolade De cacaoboom groeit veel in den Congo en in Amerika; van zijne vrucht, eene bruine boon ter dikte eener kleine labboon, maakt men chocolade, welke uit stikstofhoudende en vette zelfstandigheden bestaat en daarom zeer voedzaam is, vooral wanneer ze met melk bereid wordt. Men kan chocolade raspen, bij kokende melk voegen en rondroeren tot dat ze opborrelt. Ook kan men ze in kleine stukken snijden, laten weeken in lauw water, goed vaneen doen en ze langzaam en bij geringe hoeveelheid in kokende melk gieten. Vanielje, kaneel en suiker maken chocolade nog aangenamer van smaak. Chocolade werd sedert lang vervalscht door toevoeging van meel en andere goedkoope stoffen, doch een Koninklijk Besluit van 18 Mei 1896 bepaalt, dat van af ln Maart 1897 geene chocolade meer mag verkocht worden, die minder dan 35 p. c. cacao bevat. * * * M. Rabuteau heeft onlangs aan de Academie van Wetenschappen, te Parijs, de samenstelling van eenen drank aangeboden, dien hij als een volledig voedsel beschouwt: 100 gram cacao; 50 gram koffie; 20 gram thee en 50 gram suiker. Wij hebben de samenstelling beproefd en zeer goed bevonden. 3° Gegiste dranken Yan al de geschapene wezens, die aan de strenge wet van den « strijd voor het leven >» onderworpen zijn, is de mensch — als hij dien strijd niet ontvlucht door den zelfmoord, de lafste aller misdaden — de eenigste, die zich den geest afmartelt om hem te verwikkelen, er de wisselvalligheden van te veranderen of naar ongewone ontknoopingen te zoeken. Hij strijdt en worstelt om te eten, te rusten, maar ook om te rooken en zich te bedrinken.... Die kunstmatige noodwendigheden zijn meestal eene oorzaak van lichamelijk, zedelijk en verstandelijk verval en verwoesting; ook is de uitroeiing dier onedele, onzedelijke en noodlottige driften eene der noodzakelijke vereischten tot wezenlijk welzijn en vooruitgang. Dit verklaart tevens het gebruik en misbruik van zekere kunstmatige dranken, zoowel als de strekking en de noodwendigheid van de hevige worsteling tegen drankmisbruik. Er zijn gegiste en gedistilleerde sterke dranken, alhoewel men onder den naam van sterke dranken vooral diegene aanduidt, welke door distilleering of overhaling verkregen worden. Gegiste dranken zijn van over lang bekend; zij worden bekomen door de glucose of knobbelvormige suiker, in druiven, vijgen, riet, graangewassen, honig, enz., bevat, te veranderen in alcool en koolzuur, onder den invloed van gist of gest. De voornaamste gegiste dranken zijn de appelwijn of cider, de perendrank of poiré, het bier en de wijn. De twee laatste vooral worden in België gebruikt en vergen dus meer onze aandacht. Het Bier Het bier wordt in ons land hoofdzakelijk verkregen door de gisting van gekeeste gerst, waarbij men water en gedroogde hoppebloemen of andere bittere zelfstandigheden mengt. Het brouwen van bier vergt vier achtereenvolgende bewerkingen: de mouting, de brouwing, de gisting en de klaring. Mouting Door de mouting wil men liet graan doen keesten of kiemen, om alzoo het zetmeel der graankorrels te veranderen in suiker, die tot de gisting onontbeerlijk is. Gekiemde of gekeeste gerst heet men mout. Het graan, ter mouting bestemd, laat men twee dagen en nachten in water weeken en zwellen; nu spreidt men het in dunne lagen op den moutvloer uit, onder eene warmte van 14 tot 15 graden. Bij middel van houten schoppen worden de lagen dagelijks omgekeerd, ten einde eene gelijke kieming te verkrijgen. In alle kiemend of gekeest graan is eene stikstofhoudende zelfstandigheid bevat, diastase geheeten, die den overgang van het zetmeel in gom en suiker zeer snel bewerkt; schiet het graan, dan is dit een bewijs dat bedoelde overgang heeft plaats gehad. Als de scheutjes de lengte der gezwollen graankorrels bereikt hebben, doet men de kieming ophouden met het graan op een bijzonder toestel te leggen en aan eene warmte van 70 tot 80 graden te onderwerpen, want alzoo wordt de kiemkracht of het leven in het graan gedood; dat toestel of rooster heet mouteest en het verkregen mout heet eestmout. De scheutjes worden van het graan afgedaan en tot voedsel voor zwijnen en rundvee gebruikt. Er zijn bijzondere werkhuizen of mouterijen, waar men eestmout op groote schaal bereidt, om het aan brouwers of jeneverstokers te verkoopen. Brouwing en gisting Het verkregen mout wordt gemalen en dan met water in de mout- of roerkuip gegoten; onder de roerkuip is een sterk vuur aangelegd, ten einde het gemalen mout vier uren lang aan eene warmte van 50 tot 60 graden te onderwerpen. Ondertusschen wordt de grondstof aanhoudend omgeroerd, gaat de suikerachtige stof uit het mout en wordt alzoo het bijgevoegde water gesuikerd. Men tapt de gesuikerde vloeistof in den bierketel of brouwketel af, voegt er hoppe of eene andere bittere zelfstandigheid bij en laat het koken; het verkregen vocht heet biermost of zoetbier. Men doet er de hop uit en laat het brouwsel in de hoelkuip loopen; als het tot 15 graden of minder afgekoeld is, wordt het getond met bijvoeging van biergest, die men daartoe opzettelijk van eene voorgaande brouwing bewaard heeft. I)e gist of gest is eene verzameling van plantaardige lichamen, die zich zeer snel vermenigvuldigen; hoe meer gist men vormt, hoe meer de suiker en eiwitstof verminderen om tot alcool en koolzuur over te gaan; dit laatste vervliegt grootendeels, terwijl de alcool in het bier blijft. Deze overgang heet de alcoolische gisting. Geschiedt deze onder eene temperatuur van 16 tot 25 graden, dan heeft men bier van hooge gisting; geschiedt ze tusschen 2 en 4 graden, dan heeft men bier van lage gisting. Men merke op dat het voedend gedeelte van het graan onder de drie voorgaande bewerkingen bijna geheel verdwijnt en er niets dan water (90 deelen op de 100), een weinig alcool en stikstof, eenige bittere zelfstandigheden en eene zekere hoeveelheid zouten overblijven. Klaring In de groote biertonnen of « grondstukken » wordt nu de klaring door bezinking verricht. Men voegt kalfsschenkels, zeerogvel of vischlijm bij het brouwsel, waardoor dit klaar wordt en de droesem zich op den bodem vastzet. Eindelijk wordt het bier in kleinere tonnen overgetapt en met den bierwagen weggevoerd. Bier van goede hoedanigheid bevat ongeveer 48 grammen vaste zelfstandigheden per liter: stikstofhoudende stoffen, zetmeel, suiker en mineraalzouten: deze 48 gr. staan gelijk aan het gewicht van 3 gewone beschuiten. Daar de slimme herbergiers uit één liter drie glazen bier tappen, (l) zit in elke pint bier zooveel vaste, voedzame stof als in ééne beschuit of, in andere woorden, voor 10 centiemen bier heeft men voor 1 centiem voedsel. (ï) Fijne biersoorten worden in glazen gediend, waarvan er vier per liter gaan. Een stukje kaas, ter grootte van een teerling, voedt ons ten minste zoo goed als drie pinten bier. En zeggen dat er nog eenvoudige lieden zijn, die aan het gewone bier God weet welke voedzame kracht toeschrijven! Het bier, zegt men soms, is vloeibaar brood! Och ja: 't is zoo vloeibaar, dat er niet veel van in het lijf blijft en het alleen onze beurs netjes draineert! Goed bier is echter een gezonde drank, dewijl het verfrischt en oogenblikkelijk een gevoel van kracht en moed doet ontstaan, wat vooral aan het koolzuur en den alcool moet toegeschreven worden. Schuimend bier kan zes tot acht maal zijnen omvang koolzuur bevatten en dit maakt het bier verfrisschend, doch kan ook de dronkenschap teweegbrengen. De potasch-, kalk-, magnesium- en sodazouten, alsnog de zure phosphorzouten, in het bier aanwezig, zijn van groot en heilzaam belang. De bitterheid der hoppe werkt ook voordeelig op de maag. De hoeveelheid alcool verschilt van de eene biersoort lot de andere. Goed Duitsch bier (Dortmunder, Straatsburger, Beiersch, Munchener en Weenerbier) bevat gemiddeld 3 en een half tot 5 per honderd alcool en van 5 tot 8 ten honderd uittreksel; dit bier is met bijvoeging eener uitgelezen soort hop vervaardigd, waaraan het zijne plaatselijke beroemdheid en ook zijne betrekkelijke duurte te wijten heeft. (1) Stout, pale-ale en andere Engelsche bieren bevatten 5 tot 7 % alcool en 6 tot 7 % extract. (ï) Fijne Duitsche hop kost 3 tot 5 frank de kilogram; inlandscke hop kost 50 tot 60 centiemen de kilogram. Onder de Belgische bieren is de lambic het rijkste aan alcool, namelijk 6 tot 8 % ; Faro bevat er 5 ten honderd en verscheidene biersoorten uit Vlaanderen komen dit laatste cijfer zeer nabij. Bier, dat minder dan 3 0/o alcool bevat, kan moeilijk bewaard en vooral niet vervoerd worden. Het onmatig gebruik van bier is at te keuren, omdat men daardoor veel geld verkwist, zijne maag bezwaart, uiteenzet en bederft, dikbuikig wordt en dikwijls in staat van dronkenschap verkeert. Kinderen moeten een zeer matig gebruik van bier maken; zij behooren slechts bier te drinken bij hunne maaltijden. In onze steden treft men alle dagen, onder den gegoeden stand, lieden aan, die te veel Dortmunder of Munchener bier drinken en.... bedronken zijn; men wete wel dat 2 liter van dat bier gelijk staan aan 10 centiliter alcool, en welken alcool!, en dat 10 centiliter alcool drie of vier borrels jenever uitmaken. (1) Dat de liefhebbers van dat bier klagen van bedorven maag, van onrustigen slaap, beladene tong, enz., is licht te gelooven, vooral als men nog in aanmerking neemt dat er salycilisch zuur, een vergif, dat het zenuwstelsel schokt, in die bieren gemengd wordt om het vervoer mogelijk te maken en de rotte gisting te voorkomen. Het Belgisch, Nederlansch en Engelsch bier wordt gekookt en met hooge gisting gebrouwen; echter treft (l) De alcool, in bier bevat, is echter daar niet vrij in, zoomin als in goeden wijn; daarom is de werking van dezen alcool niet zoo hevig en gevaarlijk als die van jenever, waarin hij vrij is en onmiddellijk zijnen schadelijken invloed op het organisme uitoefent. men thans in ons land ook brouwerijen aan, die het Duitscli stelsel met lage gisting ingevoerd hebben. Duitsch bier wordt in groote hoeveelheid alhier gedronken. Dit bier, en ook alle bier door lage gisting verkregen, is zwaar, slecht verteerbaar en zeer rijk aan dextrine; deze zelfstandigheid is zeer slijmachtig; zij smeert de verteringsorganen en belemmert hunne werking, zoodat zij ten laatste maag- en darmenkwalen veroorzaakt. Ook is dat bier te koud (ongeveer 5°) en deze lage warmtegraad is bijzonder noodlottig voor de maag; het vertraagt de spijsvertering, ingezien men aldus het genomen voedsel de noodige warmte ontneemt; door zijne terugwerkende kracht veroorzaakt het pijn in de ingewanden en des Zomers wezenlijke cholerinen. Deze werking der koude is des te noodlottiger naarmate het weer warmer en het lichaam verhit is. Niettegenstaande de grondstoffen van het bier thans goedkoop zijn, wordt deze drank nog vervalscht en is daardoor soms zeer hinderlijk aan de gezondheid. Om bier op goedkoope wijze bitter te maken, wat sommige liefhebbers gaarne hebben, die dezen bitteren smaak aan de groote hoeveelheid hop toeschrijven, voegt men er bij: picriekzuur, aloë, braaknoot, kolokwint, maldergeer of gentiaan, bitterhout, aardgal, (1) Levantsche bessen of vischkorrels, (2) alsem, enz. Al deze stoffen weet zich de brouwer in apotheken of drogerijwinkels te verschaffen. (]) In Vlaanderen heet deze weideplant: de galle boven de aqrde (Erythrsea centaurium); 't is eene geneeskrachtige plant, veel aangewend voor maagziekten en koortsen. (2) Levantsche bessen (Cocculus indicus) worden vischkorrels gelieeten, omdat men er visschen mede vangt, die er door zat en ziek gemaakt worden. ■ Om de hoeveelheid bier te vermeerderen, doet men er water bij en, om deze goedkoope aanlenging te verbergen, gebruikt men zeer gemeenen alcool. De gerst of het graan vervangt men door aardappelmeel; de zurigheid dezer stof of van slechte granen neemt men weg door kalissiehout, krijt, kalk, saccharine (1) of koolsuiker; bier doet men schuimen met potasch en, om het bij felle hitte te bewaren of om zijn vervoer mogelijk te maken, giet men er slechten alcool, salycilisch zuur of Levantsche bessen bij. Deze alcool, de braaknoot, het salycilisch zuur en vooral de Levantsche bessen zijn een wezenlijk vergif; deze laatste stof maakt duizelig en randt het ruggemerg aan, waaruit dan ook de gedeeltelijke verlamming der onderste ledematen of de paraplexie ontstaat. In België zijn ongeveer 3 duizend bierbrouwerijen, welke in 1896 eene som van 11,307,653 frank aan accijnsrechten betaalden; dewijl deze rechten 4 frank per hectoliter beloopen, bevindt men dat er in vermeld jaar 2,826,913 hectoliters bier als gebrouwen aangegeven werden. Doch wij zullen niet overdrijven als we, met het oog op de smokkelkunst der brouwers, een rond getal van 3 millioen hectoliter wezenlijk gebrouwen bier aanteekenen. Meest al dat bier wordt in de herberg gedronken, wat eene uitgave van 90 millioen franken daarstelt. In 1896 werden er ook nog in België 98,184 hectoliter vreemd bier ingevoerd, welks verbruik eene uitgave van |(i) Van ln Mei 1897 af, is het streng verboden saccharine, dulcine, glycerine, enz., bij het bier te voegen. 7,854,000 frank uitmaakt. Dus hebben wij eene totale jaarlijksche uitgave, aan bier alleen, van ongeveer 100 millioen frank. Van 25 Mei tot 2 Juni 1896 werden door de 18 brouwers van Diest 900 tonnen bier, elke van 180 liter, naar Brussel alleen verzonden; dit bier kostte 26 frank de ton, welke som de herbergier door zijne kalanten dubbel doet betalen, want 180 liter zijn 540 glazen, die 54 frank opbrengen. O, dat aardig stieltje van herbergier is zoo slecht niet, en men ziet er maar weinig aan dat lui-lekker leventje vaarwel zeggen! De Wijn De wijn vormt den overgang tusschen het bier en de sterke dranken; hij wordt sinds eenige jaren zeer veel in België gedronken en vergt dus eene aandachtige bespreking. (1) Van alle gegiste dranken mag de natuurlijke wijn ontegensprekelijk op het langste bestaan bogen. NoË heeft er de kracht van beproefd en werd door zijnen zoon Cham bespot. Volgens den geschiedschrijver Eliën, bedronken zich de Scythen en Thraciërs aan wijn, en de Hebreërs wisten, behalve den schekhar, een sterken likeurwijn, ook nog gewonen wijn te maken en dezen te misbruiken. (2) Wij haasten ons te zeggen dat daarom de Scythische en Thracensche volkeren door de Grieken bespot en veracht (ï) In 1896 werden 303,252 hectoliter wijn in ons land gebracht, wat eene nandelswaarde van minstens 30 millioen frank voorstelt. (2) Achis, koning der Philippijen, verweet aan de Israëlieten: « Hebben we geen dronkaards genoeg, dat gij ons het volk nu ook nog met sterken drank moet komen bederven! » werden, evenals de dronken Iloten door de Spartanen, en dat, bij de Israëlieten, het op straffe des doods aan de keur der natie, de priesters en de Nazareërs, verboden was Schekhar en wijn te drinken. • Natuurlijke wijn is het voortbrengsel der gisting van versche druiven; zijne samenstelling is zeer verschillend. Ziehier hoe Armand Gautier die van gewonen, goeden rooden wijn aanduidt: Water 869.00 Alcool 100.00 Ether en aromatische stoffen .... (Sporen) Glycerine 6.50 Barnsteenzuur . . . . . . 1.50 Suiker-, lijm-, vet- en eiwitachtige stoffen . 16.00 Wijnsteenzure potasch 4.00 Azijn-, kliskruid-, citroen-, appel- en koolzuur. 1.50 Chloruur-, bromium-, iodium- en vloeispaath- verbindingen; Phosphorzure potasch, soda, kalk, magnesium; IJzerzuurstof, aluminium-oxyde van ammoniak. 1.50 1000.00 Onder het opzicht der natuurleer, zegt Racle, (i) moet men drie soorten wijn onderscheiden: witte wijn, roode wijn en schuimende wijn. (1) Racle. De l'alcoolisme, thèse présentée au concours pour 1'agrégation. — Paris, 1860, p. 17. Het Alcoolisme. 4. De witte wijnen, voortkomende van eene onvolledige gisting, behelzen stoffen, die voor het verbruik minder zuiver en geschikt zijn en ook meer het zenuwstelsel aantasten; zij lesschen goed den dorst, maar schieten spoediger naar het hoofd en geven aanleiding tot zenuwkwalen, als de beving der handen, de bleekheid des gelaats, de rasse stijfheid der tong, de loomheid der beenen, soms stuip- en kramptrekkingen. Beroemde geleerden, als Barella, Rabuteau, Isidore Pierre, schrijven deze nadeelige uitwerksels toe aan het etherzuur, dat de witte wijn in groote hoeveelheid bevat. De Duitscher, die van ondervinding spreken mag, zegt van den witten wijn: " Wo Wein ein geht, dat geht Wiz aus! » Waar de wijn ingaat, vlucht de geest weg! De schuimende wijnen verwekken eene eigenaardige dronkenschap, die deels aan den alcool, deels aan het koolzuur moet toegeschreven worden; deze wijnen zijn het opwekkendst van allen. Goede Bordeaux is de taf el wijn bij uitmuntendheid; ook wordt deze wijn gemeenelijk aan zieke of verzwakte personen voorgeschreven. Hij prikkelt de maag en wakkert de geestvermogens op. Macon en Beaujolais zijn, evenals Bordeaux, min of meer versterkend en krachtherstellend; zij prikkelen de maag zonder ze te vermoeien, ten gevolge hunner gemiddelde alcoolgehalte (8 tot 11 ten honderd), hunne aanmerkelijke dosis looistof, (l) hunne zwakke zuurkracht, hunne ijzerachtige en phosphorzure bestanddeelen. (ï) Bordeaux bevat 0,65 tot 2 per duizend looistof. Bourgogne is opwekkender dan de andere roode wijnen, maar voegt iedereen niet; bij zekere personen overprikkelt hij de zenuwen, verwekt hoofdpijn en maagverstoringen, vooral als hij te jong is. Gewoonlijk wordt alle wijn gedronken eer hij den vereischten ouderdom heeft; dan mist hij ook zijne weldoende hoedanigheden. Wijnkooplieden weten hem wel te versnijden en zóó te verouderen, doch die kunstmiddels of mengingen maken den wijn eigenlijk niet beter. In eene ledige maag kan de wijn, zelfs de natuurlijkste Bordeaux, niets dan nadeel veroorzaken en witte wijn doet alsdan onmiddellijk zijne slechte uitwerksels gevoelen. Kleine kinderen mogen volstrekt geenen wijn drinken, zonder dat men den raad van ervaren geneesheeren ingeroepen hebbe. (1) Jongelieden van beider geslacht, die den volwassen ouderdom nog niet bereikt hebben, en zij vooral, die studeeren moeten, dienen zich voor het onmatig gebruik van wijn te wachten; zij doen zelfs beter hem totaal te ontberen, tenzij hij met water aangelegd weze. (2) Misbruik van wijn veroorzaakt bedronkenheid en de herhaalde dronkenschap belemmert op betreurenswaardige wijze de verrichtingen van ons lichaam, hindert de geestvermogens en doet de zedelijke gevoelens ontaarden. (1) « Aan kleine kinderen mag men geenen wijn geven en aan jongelieden slechts bij toeval en in kleine hoeveelheid — Wil iemand eene jonge, krachtige maag behouden, hij verzake van het begin aan bier, wijn en sterke dranken. » (Dr C. A. Fredericq : Handboek van gezondheidsleer, bl. 85). (2) Plato (420-347) verbood het gebruik van wijn vóór 22 en Galiën (131-201) vóór 18 jaar, Bij groote hoeveelheid genomen, veroorzaakt wijn dezelfde bedwelmdheid als de gewone alcool. Volgens geloofweerdige navorschers bezit de wijn, meer dan welkdanige alcoolische drank, de macht om de gevaarlijkste leverziekten te veroorzaken, namelijk de korrelachtige ontaarding of cirrhosis, in Engeland de dronkaardslever genoemd. De leververschrompeling is het natuurlijk gevolg van wijnmisbruik, alsnog de lastige spijsvertering en moeilijke stoelgang. « Wie leeft in den wijn, sterft in het water » is een spreekwoord, dat op eigenaardige wijze verklaart hoe de waterzucht uit het overdadig wijngebruiken voortspruit. Alcoolwijnen, als Porto, Madera, zijn zeer prikkelend van aard en worden wel eens als een hulpmiddel tegen verzwakte organismen aanzien. Malaga, Lunel en Frontignan zijn likeurwijnen, welke veel suikerstof bevatten en geen deugd doen aan personen, die aan zurige oprispingen der maag onderhevig zijn. Voor alcool- en likeurwijnen moet zich elkeen wachten, doch inzonderheid de jongelieden, omdat ze te veel alcool bevatten en op groote schaal vervalscht worden. Ook de andere wijn is het voorwerp van allerlei vervalschingen. Gedurende het jaar 1891 ontleedde het stedelijk laboratorium van Parijs 7997 stalen van wijn en verklaarde dat er slechts 4189 den naam van " goeden wijn » verdienden. In dat zelfde jaar bevond men in het laboratorium van Straatsburg 17 ten honderd vervalschingen op 496 wijnstaaltjes. Er zijn zelfs gewetenlooze nijveraars en scheikundigen in Amerika en ook in Frankrijk, die bijzondere recepten verkoopen, om den wijn op kunstige en goedkoope wijze te vervalschen. Men maakt slechten wijn van verscheidene gegiste sappen, die men kleurt met aftreksels van verfhout, vlierboomvruchten, moerbeziën, aniline en arsenikale zelfstandigheden, welke niet zelden een oprecht gevaar opleveren; na het herhaalde gebruik van zulken wijn, heeft men de ergste blaasziekten, het kolijk en de bedenkelijke vermagering zien ontstaan. (1) Om deze vervalsching te ontdekken, beschikt men, behalve van den geoefenden smaak, nog over de twee volgende middels: 1° Men strooit 4 lepels magnesium-peroxyde op grijs flltreerpapier; daarop giet men den verdachten wijn in 5 of 6 keeren; is hij zuiver, dan verliest hij zijne kleur; zoo niet, dan blijft hij rood getint. 2° In een glas wijn giet men eenige druppels ammoniak: als de drank zuiver is, wordt hij groen; anders behoudt hij zijne kleur. Om wijn te versnijden, mengt men licht gekleurden en gealcooliseerden wijn met donkeren en alcoolrijken wijn; soms ook voegt men bij zwakken wijn eene zekere hoeveelheid alcool. Deze laatste doenwijze is gansch af te keuren, dewijl de alcool, in gelijke mate van aanlenging, krachtdadiger werkt in vrijen staat dan wel in dien van verbinding, zooals men hem in natuurlijken wijn aantreft, en deze verbinding verkrijgt men slechts door de gisting van den (l) Baer, bi. 139 en B(ehm, bl. 218. most. De menging der wijnen veroorzaakt spoediger de dronkenschap en de toevoeging van vrijen alcool brengt dezen toestand nog rasser te weeg en ook veel heviger. Bij wrangen wijn voegt men glit en loodwit, twee gevaarvolle zelfstandigheden, die de welgekende lood vergiftiging voortbrengen. Champagne-wijn is doorgaans vervalscht. Wie dus van wijn houdt, zorge voor zuiveren drank en dan nog hoede men zich voor alle misbruik. Hoeveel studenten, de lievelingen en hoop van afgesloofde ouders, versmoordden hunne geestesgaven niet in den wijnbeker, op wiens bodem zij niets vonden dan zedenbederf, schande en naberouw, misschien wanhoop voor hen zeiven en eenen vroegtijdigen dood voor hunnen werkzamen vader en hunne zorgzame, liefdevolle moeder! Ziehier, onder duizend, de geschiedenis van eenen student, die gelukkiglijk nog tot betere gevoelens terugkeerde. Moedertraan Zij was weduwe. Zij had al hare kinderen ten grave zien dragen; Leo, haar oudste zoon, was haar alleen overgebleven. Op hem had zij al de liefde van haar moederhert overgedragen, al de liefde van hen, die zij verloren had en nog altijd beweende. Het was voldoende haar te hooren zeggen ■< mijn zoon, » om te begrijpen wat al teederheid, troost en hoop dat woord voor die moeder bevatte. Leo, van zijnen kant, beminde zijne moeder met al de vurigheid van een braaf kinderhert. Zijn geluk was haar te zien glimlachen, en als bijwijlen eene wolk haar gelaat versomberde, treurde hij met haar. Met eenen levendigen, nasporenden geest begaafd, standvastig bij den arbeid, hardnekkig in het overwinnen dei' moeilijkheden, en deze nooit ontziende, had de jongeling uitmuntende voorbereidende studiën gedaan; ook daarom was hij de trots zijner moeder; zij droomde voor hem eene schitterende toekomst. Van zijne eerste kinderjaren af, had de jongen belang gesteld in werktuigen. Te huis bestond eene zijner geliefkoosde uitspanningen in 't uiteendoen en weer ineenzetten van een ouden wekker. In de spoorhallen kon hij zijne oogen niet afwenden van de stoomslepers; hij verlangde vurig er de samenstelling van te begrijpen. Overal waar hij een werktuig zag, bleef hij staan, onderzocht en ondervroeg. Zijne loopbaan was wel afgeteekend: hij wilde ingenieur worden. * * * Het oogenblik kwam, dat Leo de Hoogeschool moest intreden; hij begon er zijne studiën met de beste voornemens. Gedurende eenige maanden ging alles wel; maar op de Hoogeschool komt men in aanraking met andere studenten, men vindt er vrienden en die vrienden zijn, helaas! niet altijd toonbeelden van deugd. Leo's vrienden waren aantrekkelijk en dienstvaardig. Zij hadden eene vereeniging gesticht en Leo maakte er deel van. Het was overigens maar een kring tot vermaak. Zij wilden de domme spreuk bewaarheden: « De jeugd moet zich vermaken. » De kring had geen bepaald lokaal, of liever hij had tot lokaal al de herbergen der stad. De vergadering werd nu eens hier, dan weder daar gehouden en, bij die nachtelijke omdwalingen, lette men niet veel op het uithangbord der drinkhuizen. Men liep zoo wat op goed-valle-hot-uit: dat bracht afwisseling in het vermaak, beweerden de studenten. Doch, naar de herberg gaan zonder te drinken, dat is niet mogelijk. Leo moest dus leeren drinken, — ik zeg « leeren, » omdat het aan iedereen niet gegeven is te drinken zonder dorst. Evenals vele andere zaken leert men dat vooral door het voorbeeld. Te huis was nu echter alle vroolijkheid verdwenen. — « Leo, » sprak dikwijls de moeder, « gij doet mij verdriet aan met zoo laat naar huis te komen.... Gij riekt afgrijselijk naar de herberg.... Gij verliest de frischheid van uw gelaat; gij ziet er zoo aardig uit, gij benadeeligt uwe gezondheid, jongen.... Laat.uwe makkers loopen, geloof mij, en breng uwe avonden weer bij mij door, gelijk vroeger.... Ik wil niet dat gij de herbergen afloopt; gij moet, na de les, naar huis komen, verstaat ge? ofwel moet gij mij rekenschap geven over uwen tijd. » Tot antwoord brabbelde de zoon eenige uitvluchten: « hij kon toch niet anders doen als de anderen; hij zou uitgelachen worden. » Altijd eindigde hij met te beloven dat hij niet meer zou drinken en voortaan naar huis zou komen. De vermaningen zijner moeder, hare verwijten, hare tranen en smeekingen werden dikwijls herhaald; even dikwijls de uitvluchten van haren zoon en zijne beloften van tot beternis te komen. Die beloften werden echter, van dag tot dag, minder ernstig, tot dat Leo eindelijk zijne moeder, de eertijds zoo teer beminde moeder, begon te aanzien voor « eene oude zaag, » die haren zeg moest hebben. De arme vrouw werd, van haren kant, dagelijks meer bezorgd; door verdriet ondermijnd, had zij geen oogenblik rust meer: hare dagen en nachten bracht zij in gedurigen angst door en dat leven viel haar des te harder, daar zij zich alleen bevond en in de onmogelijkheid het gemoed te raken van hem, die haar deed lijden. * * * Op zekeren nacht, wachtte zij als naar gewoonte op haren zoon, want die goede moeder ging nooit slapen vóór dat hij te huis was. Angstig telde zij de uren, die haar eeuwen schenen. Soms schoof zij de venstergordijnen weg, om de straat in te kijken en de te late voorbijgangers na te zien. Plotseling bonsde haar hart; zij meende eenen welbekenden stap te hooren. — « Daar is hij! » sprak zij luid, alsof iemand haar hoorde. Zij luisterde nog eens.... niets meer; zij had zich bedrogen! Eene grootere neerslachtigheid deed haar op den stoel neervallen. — " Zou hem een ongeluk overkomen zijn? » vroeg zij zich af. Door die gedachte gekweld, stond zij plotselings op, zette haren hoed op, sloeg eenen doek om en haastte zich de straat op. Maar waarheen? Waar het verloren schaap gevonden?.... Gaat zij naar dezen kant, dan kan hij langs den anderen terugkomen.... Op goed-valle-het-uit, doorliep zij eenige verlaten straten uit den omtrek. Na vruchteloos eenigen tijd al weenende omgedwaald te hebben, besloot zij huiswaarts te keeren, meer bekommerd dan ooit. Toen zij haar huis naderde, schrikte zij eensklaps.... van verre meende zij iets te zien.... ja, zij zag eenen vormeloozen klomp op den drempel harer woning liggen. Zij liep, en vond.... Leo, smoordronken; hij kende geene beenen meer. Zoo goed zij kon, hielp ze den bedronken jongeling op zijn bed. Na een deel van den drank uitgeworpen te hebben, viel hij weldra in eenen zwaren slaap. Maar moeder sliep niet. Hoe hadde zij kunnen slapen! Zij zonk op eenen stoel neder en weende overvloedig. Was die verdierlijkte dronkaard haar kind niet? Was hij de teerbeminde zoon niet, op wien zij al hare liefde had overgedragen? Moest hij de steun van haren ouden dag niet wezen? Helaas! al hare plannen zag zij instorten! Hare ontwerpen, hare hoop, hare moederlijke teederheid, volstrekt alles trapte die onwaardige zoon met de voeten. In hare droefheid, keerde zij zich naar het bed; hare oogen vielen op het oude kruisbeeld, dat aan den muur hing, en door hare afgestorvene kinderen op hun doodsbed op hart en lippen gedrukt werd. Eene straal van hoop glinsterde in hare ziel. Zij viel op de knieën; zij bad lang en vurig, vol vertrouwen, gelijk eene moeder bidden kan, als zij God smeekt voor haar kind. Teenemaal versterkt, stond zij op. Een oogenblik later, liet de jonge dronkaard een gekreun hooren; moeder naderde. Zij boog voorover om hem te aanschouwen: eene traan ontviel haar oog, en die heete traan viel op het voorhoofd des ongelukkigen, die haar zoo wreed lijden deed, maar dien zij desniettegenstaande bleef beminnen. Zij meende, dat hij vast sliep; doch hij was slechts half in slaap en wist wat daar omgegaan was. Ach! die traan, die zilte traan, hoe brandde zij hem op het voorhoofd, en op het hart! Op het hart vooral voelde hij die traan; daar werkte zij als een gloeiend ijzer op eene verkankerde wonde. — « Arme moeder! » zuchtte hij,.... « arme moeder, zoo teeder, zoo goed!.... Ik ben een ellendeling!.... het is wreed haar zoo te doen lijden! — .... Ja, ik ben een deugniet! ik haat en verzaak mijne ongeregeldheden, ik gevoel walg over mijn gedrag.... dat zal veranderen.... dat moet veranderen! » * * 3 Wat er des anderendaags gebeurde, is licht te raden. Na dezen treurigen nacht, had Leo, met het hart vol rouw, zijne zelfbeheersching teruggekregen. Hij meende gedurig die kostbare traan op zijn voorhoofd te voelen branden, en dit ontroerde hem tot in het diepste zijner ziel. Ditmaal stond zijn besluit vast, het zou onwrikbaar wezen. De wonde der ondeugd was geheeld door de heete traan, het moederoog ontvallen. — « Moeder, » riep hij, terwijl hij zich voor hare voeten wierp, » moeder, vergeef mij nog eens, vergeef mij eene laatste maal! Nu is het gedaan, dat zweer ik u, gedaan met de herberg, gedaan met de makkers, den drank en de losbandigheid! Voortaan zal ik slechts eene enkele bekommering hebben: u gelukkig maken!.... " Als uitzinnig van vreugde, sprong de moeder op; zij gevoelde dat de belofte ditmaal rechtzinnig was. Zij drukte haren zoon aan het hart, en gaf hem den kus der verzoening. — « Met mij gelukkig te maken, kind, » sprak zij, « bewerkt gij uw eigen geluk, wees daar zeker van. » * * * Leo hield woord; zijne moeder echter was niet lang gelukkig hier beneden. Hare gezondheid was te zeer geknakt, zij leefde nog nauwelijks twee jaar, doch lang genoeg om haren zoon zijn examen van ingenieur met groote onderscheiding te zien afleggen. Eenige bloemen op hare twee laatste levensjaren gestrooid te hebben, dat is thans de grootste troost van Leo; iets echter kwelt hem, en zal hem, helaas! blijven kwellen, namelijk de ijselijke gedachte van, door zijn gedrag, het leven verkort te hebben van de beste der moeders. Die wroeging is zijne verdiende straf, welke hij als boetpleging verdraagt. 4° Gestookte dranken Deze dranken verkrijgt men door het stoken (overhalen, branden of distilleeren) van vloeistoffen, voortkomende uit de gisting der suikerbevattende zelfstandigheden, als druiven, fruit, granen, rijst, maïs, aardappelen, beeten, aardperen, enz. Om dat duidelijk te maken, veronderstellen wij eene aanzienlijke hoeveelheid druiventrossen geplukt te hebben; wij leggen ze onder eene pers en verkrijgen alzoo druivensap of most; dit is zoet, gesuikerd. Wij zetten de opene kuip ongegisten wijn in eene plaats, die ten minste 13 graden warmte heeft. (1) Dank aan deze warmte en aan de giststoffen, die aan de beziën en aan de takjes van de trossen kleven, begint het sap weldra te werken: het beweegt zich; menigvuldige blaasjes stijgen naar boven en barsten aan de oppervlakte; na eenigen tijd heeft de gisting haar toppunt bereikt en nu wemelt het zóó van blaasjes dat men het sap, onder de werking van een hevig vuur, aan 't koken waant. De gisting volledig zijnde, bevat het sap schier geene suiker meer en wij hebben eene vloeistof, die aan wijn gelijkt en veel alcool, maar zeer weinig voedzame deelen bevat. Deze vloeistof zal ons wijnalcool verschaffen, door overhaling of distilleering. Plaat III Distilleerketel of alambic D. Distilleerketel. — K. Koelvat, gevuld met koud water, dat door de buis B' wegvloeit. — S Slang of slingerende buis. — A. Alcoolbuis. (1) Sprekende in dit werk van warmtegraad, dan duiden we dezen altijd aan door de graden van den honderdgradigen thermometer. Het gegist druivensap giet men in den distilleerketel en wordt daarin verwarmd tot 78 graden; de dampen, die er dan uit opstijgen, gaan door de slang of slingerende buis, welke zich in het koelvat bevindt. Dit koelvat is gevuld met koud water, dat langsheen de buis B gedurig vernieuwd moet worden, want het verwarmt ten gevolge zijner aanraking met de slangbuis; het te warme water van het koelvat loopt door de buis B' weg. Door de verkoeling in de slingerende buis verdikken de dampen tot vloeistof, welke door de buis A in kuipen opgevangen wordt: die vloeistof is wijnalcool. Raadplegen wij de taalkundigen en de woordafleidkunde, dan leeren wij dat het woord cclcool uit twee termen bestaat, die aan de Arabische taal ontleend zijn: cd, het lidwoord de of het, en qohol, het fijnste, edelste, de geest. Daardoor duidde men eerst een uitmuntend fijn poeier aan, in de apotheken gebruikt en waarmede de Arabieren hunne tanden zwart maakten. Later strekte zich deze naam uit tot zeer lichte en uiterst vluchtige vloeistoffen, om eindelijk toegepast te worden aan den wijngeest, in den beginne uitsluitelijk uit wijn getrokken. Nu geven de scheikundigen den naam van alcool aan de vloeistoffen, die, zooals de wijngeest, uit koolstof, waterstof en zuurstof bestaan, maar welke verschillen volgens oorsprong, verhouding der samenstellende deelen en vooral volgens hunne werking op het menschelijk organisme. 't Is nog niet uitgemaakt of de Arabieren of wel de alchimisten (goudzoekers) der middeleeuwen den wijngeest of alcool eerst gevonden hebben. De laatste noemden hem vuurwater, aqua ardens, en water des levens, aqua vitce. Een der oudste wetenschappelijke handschriften: De sleutel der Schilderkonst, in de twaalfde eeuw geschreven, bevat het volgend recept: « Als men zuiveren en zeer sterken wijn met drie deelen zout vermengt en dan in daartoe bestemde vaten verwarmt, verkrijgt men een ontvlambaar water, dat verteert zonder de stof. waarop het uitgestort is, te verbranden. » Giet men inderdaad alcool op de tafel en doet men hem ontvlammen, dan verbrandt de tafel niet. Ten jare 1309 verscheen in Frankrijk het werk: Pour rester jeune, door Arnaud de Yilleneuve, waarin deze geleerde, wien men ten onrechte de uitvinding van den wijnalcool toeschrijft, met verwondering over den alcool spreekt als een onlangs gevonden middel om oud te worden en toch de voordeelen der jeugd te bewaren. « Door de overhaling van wijn of druivenmoer, zegt hij, krijgt men den vuurwijn, ook water des levens geheeten; eenigen noemen het bestendig water of gulden water, ter oorzake van den verheven aard zijner bereiding. Het verlengt het leven en daarom verdient het den naam van water des levens. Men moet het in een gouden vat bewaren; alle andere vaten, de glazen uitgezonderd, doen het van bederf verdenken. » Andere alchimisten spreken met denzelfden lof over den alcool; zij heeten hem « een goddelijken drank, een mededinger van den steen der wijzen, bekwaam om zilver in goud te veranderen, een middel tegen ouderdom, ellende en dood. » Helaas! die snoevende eeretitels zijn als rook verdwenen, die ijdele hoop is sinds lang vervlogen, al bestaan ook nog zekere vooroordeelen ten gunste van den alcool. Bewijst deze eenigen dienst in de geneeskunde, als hij gansch zuiver is, en in de nijverheid, hoeveel onheilen stichten dan niet zijne naamgenooten en onechte afstammelingen, die men als ruststoorders, bloed vergieters, bewerkers der ellende en der zedeloosheid mag aanzien, want zij schenden den huiselijken vrede en de huwelijkstrouw, bevolken onze gevangenissen, ziekenhuizen, weldadigheidsinstellingen en krankzinnigengestichten. Wij moeten dien valschaard het masker afrukken, zijne euveldaden aan de kaak zetten en op alle viersprongen, openbare plaatsen en gestichten onzes vaderlands deze heilzame waarschuwing doen weerklinken: Wacht u van alcool, want het is Satansbloed! (Italiaansch spreekwoord). Behalve water, bevat de wijnalcool, die nochtans de zuiverste van alle alcoolsoorten is, nog eenige vluchtige en gevaarlijke stoffen, aldehyden geheeten. Door toevoeging van wateropslorpende lichamen, als bijtende kalk, zwaaraarde of baryt, kan men in de laboratoriums watervrijen alcool van 100 graden bekomen. Alcool is eene doorschijnende, kleurlooze, zeer vloeien beweegbare stof, brandend, prikkelend van smaak, aangenaam, doordringend van geur (l) en zeer ontvlambaar; hij brandt met eene geelachtige of blauwachtige vlam, volgens hij min of meer water bevat, en gaat dan over tot koolzuur en water. De wijnalcool kost den fabriekant zeiven 7 of 8, ja tot 9 franken den liter. Met dezen alcool worden onze jenever, (l) Sommige nijverheidsalcool verspreidt een walgelijken geur en is in 't geheel niet smakelijk; de scheikundigen weten echter dezen geur en smaak te maskeeren. onze brandewijn en cognac niet gemaakt. Hij wordt benuttigd in genees-, heel- en scheikunde. Doch de winstzuchtige nijverheid heeft de wetenschap ter hulpe geroepen; zij heeft den wijnalcool scheikundig ontleed, en bevonden dat hij voor de groote helft uit koolstof, voor een goed derde uit zuurstof en voor de rest uit waterstof bestaat. Dan heeft ze een vocht samengesteld, waarin de drie voornoemde grondstoffen in vermelde evenredigheid voorkomen, een vocht, dat veel minder moest kosten dan de zuivere wijnalcool. En nu heeft de nijveraar gestudeerd, gezwoegd: hij heeft het druivenmoer, de heffe van peren- en appelmost, van aal- en steekbeziën, van allerlei fruit gedistilleerd, verwerkt, en er alcool uit getrokken. Hij heeft suikerbevattende gewassen, als beetwortels, suikerriet, aardperen, pruimen, kersen bewerkt, en alcool gevonden. Hij heeft tarwe, rogge, gerst, spelt, haver, Turksch koren, dari, aardappelen en andere meelbevattende grondstoffen in zijne stokerijen gebracht, ze tot suiker vervormd, ze gedistilleerd, en er alcool uit getrokken. Hij trekt alcool, evenals azijn, uit zekere houtsoorten, zelfs uit walgelijke lompen en turf. Ziehier wat er te lezen staat in het werk van Dr Bergeret, Over het misbruik der alcoolische dranken: « Men verhaalt dat een Schot, die te Chicago woont, alcool vervaardigt met stadsmest, verrotte zelfstandigheden zonder naam, rotte ratten en andere walgelijke dingen. Al deze afval wordt gekookt om eene aanzienlijke hoeveelheid vet te bekomen; de rest wordt gedistilleerd en verschaft eenen Het Alcoolisme. 5- zéér klaren alcool. Uit 10 karren stadsmest verkrijgt men gemiddeld 30 pond vet voor de zeepziederijen en 100 liters alcool van 90 graden. » Wij geven het gezegde van Dr Bergeret voor hetgeen het wetenschappelijker wijze kan weerd zijn, doch 't is zeker dat de heldere alcool niet altoos uit zuivere bronnen voortkomt. En 't was nog niet voldoende den alcool uit hetzelfde welke grondstoffen te trekken, men is onlangs er toegekomen den zuiveren ethylischen alcool per synthesis te vervaardigen. De acethylène, die, zooals men weet, voortkomt uit de werking van chloorcalcium op gewoon water, doet men door protoxide van ammoniakaal chroom opslorpen om ethylèno te bekomen; dit mengt men bij zwavelzuur van 176 tot 185° Fahrenheit en dan ontstaat sulfowijnzuur; verdund met water van 212° Fahrenheit, geelt dit zuur bij distilleering zuiveren ethylischen alcool. Deze menigvuldige soorten van alcool worden onder den naam van nijverheidsalcool aangeduid. Dr Libaniüs, van Halle (Saxen), vond rond 1580 het middel om alcool uit graan en meelachtige vruchten te trekken. Als men de scheikundige samenstelling van den alcool beschouwt, dan heeft men hoofdzakelijk vijf soorten, die in den handel voorkomen en waarvan de benamingen, de scheikundige formule, de warmtegraad, waarop ze koken, de grondstof, waaruit ze getrokken worden, en de gemiddelde dosis per kilogram gewicht van het dierlijk lichaam, in staat om den dood te veroorzaken, in de hieronderstaande tabel zijn aangeduid. graad vergiftigende dosis BENAMINGEN Scheikundige der VOORTKOMST (gemiddeld per kilogram formule gewicht * van het dierlijk lichaam) Watervrij. Met water gemengd. Grammen. Grammen. Ethylische alcool. C, II" 0 78° Distilleering van wijn. 8,00 7,75 Propylisclie alcool. C5 H" 0 97" Distilleering van appel- en 2,90 3,75 perenmost. Butylische alcool. C* H'° 0 109° Distilleering van druivenmoer 2,00 1,85 en meiassen. Amylische alcool. C3 H'* 0 132° Distilleering van suiker en 1,70 1,50 tot 1,60 meelbevattende stoffen (beeten, aardperen, granen, aardappels, enz.) Methylische alcool. C H4 0 60° (ï) Droge distilleering van hout. — 5,75 tot 7,00 (l) Dujakdin-Beaumetz en Audigié geven 66,5° voor kookpunt. Om een volwassen mensch, van gewone lichaamskracht en 60 kilogram gewicht, te dooden, zijn er ongeveer noodig: Ethylische alcool 475 gram. Propylische alcool 200 » Butylische alcool 150 » Amylische alcool 96 » Methyüsche alcool 382 » Deze laatste alcool komt zelden in de bereiding der sterke dranken voor; hij dient vooral om den alcool, dien men in de nijverheidsgestichten gebruikt en daarom minder accijnsrechten betaalt, (l) voor het gewoon verbruik ongeschikt te maken; men trekt hem uit den ahorn, den berk en andere houtsoorten. De alcool van granen, meiassen, fruit, wijn, enz., is slechts een mengsel van de vier eerste alcools, waarbij men nog menigvuldige stoffen van minder belang moet voegen, wat de hoeveelheid betreft, maar waarvan eenige zeer gevaarlijk zijn, zelfs bij kleine dosis genomen. Noemen wij de aldehyde of azijnstof, (2) den azijnether, furfurol of zemelenolie. Er zijn slechts 60 tot 65 gram zure aldehyde noodig om een mensch te dooden. De zemelenolie vindt men bijzonder in graanalcool; 30 tot 40 (ï) Een Koninklijk besluit van 18 Juli 1896 ontlast met 36 frank per hectoliter den alcool van 50 graden tot het vervaardigen van azijn en, met 64 frank, den alcool bestemd tot het maken van vernis, collodion, hoeden, anilineverf en het kwikknalzuurzout voor kardoezen. (2) Aldehyde is gedesoxydeerde alcool, eene vluchtige zelfstandigheid, door de eerste werking der lucht op de waterstof van den alcool geboren; wij hebben reeds gezegd, dat men Slechts in de laboratoriums watervrijen en zuiveren alcool verkrijgen kan. gram zijn voldoende om een volwassen persoon het leven te benemen. (1) Uit de gisting van alle suikerhoudende stof ontstaan niet alleen ethylische alcool, aldehyden, ethers, zemelenolie, maar ook nog de sterke of hoogere alcool (alcool supérieur); in scheikunde wordt deze naam gegeven aan alcools, waarvan het moleculair gewicht en het giftvermogen die van den wijnalcool overtreffen; hun kookpunt is hooger dan dat van gewonen alcool. Ofschoon de wijnalcool minder vergiftigend is dan alle andere, omdat hij het maximum ethylischen alcool bevat, verdient hij in 't geheel niet den naam van gezondheidsalcool. welken men hem ter goeder trouw geeft. In 1891 vond Dr Henniger zes gram butylischen alcool in 50 liter Bordeaux en 15 gram amvlischen alcool in een hectoliter Rijnwijn, terwijl Ordonneau 55 gram butylischen en 27 gram amylischen alcool uit een hectoliter witten wijn haalde; deze vond nog 4 ten honderd onzuiverheden in cognac van eerste hoedanigheid. Door de vlaggen of flegmen, of het « ruw nat » (2) eener eerste stoking aan eene reeks opvolgende overhalingen te onderwerpen, hetgeen men rectificatie noemt, kan men de onzuiverheden (aldehyden, ether, furfurol, sterken alcool) verwijderen. Eenige dezer onzuiverheden, vluchtiger zijnde dan de ethylische alcool, vervliegen bij de eerste bewerkingen der rectificatie en worden slechten kopsmaak of kopalcool geheeten (Aldehyden, azijnether, enz.); de andere verdwijnen bij het laatste deel der zuiveringsbewerking en worden slechten (i) Laborde en Magnan. (a) Zóó heeten de werklieden der jeneverstokerijen de* ongezuiverde eerste producten der stoking. staartsmaak of staartalcool genoemd (propylische, amylische, butylische alcool, ether, zemelenolie, enz.) Kopen staarlsmaak moeten verwijderd en de opbrengst van het midden der rectificatie, hartalcool of alcool van goeden smaak moet alleen behouden blijven; deze alcool van goeden smaak vermeerdert in hoeveelheid volgens de distilleeringen elkander opvolgen en hij alleen verdient den naam van zuiveren alcool (ethylischen alcool), alhoewel die zuiverheid nimmer volmaakt is. Wij achten den alcool, het hoofdbestanddeel der gestookte dranken, genoegzaam gekend om de beschrijving der verschillige soorten van sterke of alcoolische dranken te beginnen. Doch om den geest na al die volstrekt noodige wetenschappelijke uitleggingen wat te verfrisschen, kunnen wij wel eens nagaan wat het eenvoudige volk, wat de volksoverleveringen van den alcool zeggen. La Fontaine (1621-1695) en Florian (1755-1794), twee voortreffelijke fabeldichters van Frankrijk, doen in hunne onsterfelijke gewrochten den duivel optreden, als zij van onmatigheid en sterken drank gewagen. Een Italiaansch spreekwoord noemt den alcool « varkensbloed en Satansbloed. » De Dietsche, Waalsche en Vlaamsche folkloristen disschen ons oude sagen en legenden over de onmatigheid op, waarin de alcoolduivel zijne helsche rol speelt. Hendrik Conscience (1812-1883), de uitmuntende Vlaamsche romanschrijver, wijdt een zijner eerste werken, De Uitvinding des duivels, aan de beschrijving der onheilen, door de alcoolische dranken teweeg gebracht. De geestige volksdichter Theodoor Van Ryswyck (1811 1849) heet de sterke dranken De Duivel op Flesschen (l) Hij steeg in haast naar 't aardrijk op, En kwam, zijn plannen in den kop, Naar 't handeldrijvend Londen; Daar had hij van zijn helsch recept Maar nauw een woord of twee gerept, Of 't werd patent gevonden. Dat is geen wonder: 't Engelsch vee Spant dra met hel en duivel meê Om zijne beurs te spekken: « Aan ons het geld, de heerschappij, AI leed er gansch het menschdom bij! » Is 't stelsel van de Djekken. Schoon de opium op China's grond Verderf en dood verspreidt in 't rond, Wat kan John-Bull dat raken? Of men in China sterft of leeft, Hij zal, zoolang 't millioenen geeft, Den invoer nimmer staken. Dit noemt men nog al excentriek! Dan, 't allereerste ginfabriek "Was ook op Englands kusten. En 't blijkt, tot staving van mijn reên, Dat de Engelschen, in 't algemeen, Een stijven borrel lusten. Door hen werd de jeneverpest Al ras aan Nederlands gewest Als groote gunst geschonken. En sedert wordt dit doodend nat, Dat niets dan duivelen bevat, De wereld door gedronken. (ï) Wij hebben er aan gehouden dit gedicht hier neêr te schrijven, zooals het uit de snedige pen van Van Ryswyck vloeide, en geenszins zooals het in de « verbeterde » werken van dezen dichter voorkomt; alleen is voor het gemak van den lezer de oude spelling door de nieuwe vervangen. En sedert zag men, als weleer, Geen duivel op de wereld meer, Vermond als van te voren In heer of juffer, hond of zwijn, Om 't menschdom onder dezen schijn Tot kwaaddoen aan te sporen. En evenwel loopt hij er nog, Maar onder fijn en loos bedrog; Men kan hem niet ontdekken; En juist daarin zit ook de kneep, Die Satan wonderwel begreep, Om ons in 't net te trekken. Nu baten heiligdom, noch kruis, Sermonen in kapel of kluis, Gebed, noch zedelessen; De duivel is nu vrij, helaas! Hij zit bij eiken tappersbaas In de jeneverflesschen. Daar giet het volk hem in het lijf Met al zijn helsch en snood bedrijf, Zijn listen en zijn lagen: Daar drinkt men steeds, met eiken drop, Den wortel en den aanleg op Der schrikkelijkste plagen. Lang heeft de werkman in dit vocht Verlichting in zijn lot gezocht, In pijnelijke stonden; En heeft er vaak, in plaats van troost, Den ondergang van gade en kroost En zelfbederf gevonden. Jenever! Welk een bron van kwaad! Hij maakt van 't volk, voor Kerk en Staat, Door 't doodend geestbedwelmen, (Der Maatschappij eene echte plaag) Verdorven menschen, lui en laag, En rasphuis-aas en schelmen. Hoe meen'ge moord is er gedaan.... Hoe menig dievenstuk begaan, Dat nimmer waar' bedreven, Wanneer het mateloos gebruik Der duivelsche jeneverkruik Ware onbekend gebleven! Hoe meen'ge ligt er levenslang Geboeid in 't somber staatsgevang, Die zijne wanbedrijven, Waardoor hij in den rampkuil zonk, Aan den jenever, dien hij dronk, Eilaas! heeft toe te schrijven ! Ik ken zoo menig huisgezin, Dat, met een burgerlijk gewin, Zou brood in vreê genieten, En waar thans de jeneverzucht Doet twist en armoê, hare vrucht, Steeds dieper wortels schieten. Neen bier, dat is een echte drank! Dat maakt het lichaam nimmer krank, En houdt den geest in teugel: Drink faro, diesters, gersten, eeef.... En krijgt ge daarvan al een schreef, Waar Noë zelf niet vrij van bleef, Dat kan nog door den beugel. Keer, keer terug, die zulks nog kan: Sla den jenever in den ban; Trek voordeel uit mijn lessen, Zoo niet zijt ge een verloren gast: Maak staat, dat de jenever vast De Duivel is op flesschen. In Rusland zelfs kent het volk, dat overal zijne geheimste gedachten getrouwelijk en ongekunsteld in zijne sagen te kennen geeft, aan den alcool eenen helschen oorsprong toe. Ziehier wat ons daarover een beroemd schrijver, Leo Tolstgï, mededeelt: « De eerste Stoker » « Iwan, een arme boer van Jaroslav, trok, zonder ontbeten te hebben, met paard en ploeg naar zijnen akker; hij had slechts eene half beschimmelde broodkorst medegenomen. Ter plaatse gekomen, deed hij zijn wambuis uit, legde het onder eenen struik en verborg zijn brood onder het kleedingstuk. Na eenigen tijd was het paard vermoeid, en de boer had honger. Hij spande zijn lastdier uit, liet het in vrijheid weiden en toog naar den struik om zijn ontbijt te zoeken. Maar toen hij het wambuis oplichtte, bemerkte hij dat zijne broodkorst verdwenen was. Hij zocht overal, draaide en herdraaide zijn kleed, schudde het uit, voelde in de tesschen: — het brood was bepaaldelijk weg. De landbouwer keek met verbazing in het rond. Ongelooflijk ! Hij had niemand gezien en nochtans had men zijne broodkorst gestolen. 't Was de duivel, die ze wegnam, terwijl de boer zijnen akker beploegde; de schelm hurkte nu achter de haag om te vernemen of de man in zijnen woedenden uitval zijne hulp niet zou inroepen. Doch Iwan troostte zich gemakkelijk over het verlies van zijn morgenmaal. « Ik denk dat wie het weggenomen heeft, nog grooter honger had dan ik. Dat het hem wel smake! » En de boer trad naar de naastbijgelegen bron, dronk veel water, keerde weder om zijn paard in te spannen, en zette de beploeging van zijnen akker voort. * ^ % De duivel was woedend den man niet tot gramschap te hebben kunnen vervoeren. Hij daalde naar de onderaardsche krochten en klaagde het den hei-overste aan, dat de boer, bij het bemerken der verdwijning zijner broodkorst, doodeenvoudig zonder den minsten wrevel zegde: « Dat het hem wel smake! » Satan schuimbekte. — « Hoe, riep hij uit, » gij hebt u door dezen boer laten overwinnen? 't Is prachtig! — En als alle buitenlieden met hunne vrouwen en kinderen eens zijn voorbeeld gingen volgen, dan ware er voor ons niets meer te doen. Een leelijk vooruitzicht, dat verzeker ik u! En dat kan daarbij niet blijven. Keer naar het aardrijk weder en als ge na drie jaar van dezen boer niet meester zijt, dompel ik u met huid en haar in een wij waters vat!... Ga!... » Toen hij van wijwater hoorde spreken, krimpte de duivel van angst ineen. Hij verliet den helschen pekpoel zoo gauw hij kon en bedacht zich lang om aan de beloofde antiduivelsche marteling te ontsnappen. Hij peinsde.... en overdacht..., tot dat hij zijn plan gesmeed had. * * * Hij nam het uiterlijke van een eenvoudigen en goedigen werkman aan en wendde zich tot den boer om in zijnen dienst te treden, hetgeen gelukte. Hij leerde den landman in moerasgronden zaaien en, terwijl alles bij zijne geburen door de zon verschroeide, waren de akkers van onzen boer met eenen weelderigen graanoogst bedekt. Den volgenden Zomer leerde hij hem de droge en steenachtige gronden bebouwen. Bij zijne geburen was alles overstroomd, bedorven, verrot; bij Iwan boden de hoogten integendeel het heerlijkste uitzicht, met hunne kruinen door wiegelende aren bekroond; zijn oogst was zoo overvloedig, dat hij er geen raad mede wist. Alsdan leerde hem de duivel het graan stoken om er alcool uit te trekken, en Iwan maakte jenever; hij dronk ervan en liet de anderen mededrinken. De booze geest daalde nogmaals naar de hel en pochte bij zijnen oppermeester over het herstellen zijner eerste fout; hij wilde Satan zei ven er van overtuigen. Beiden togen naar den boer. Juist waren de voornaamste ingezetenen der streek er uitgenoodigd en dronken volop jenever; de huisvrouw bediende. Terwijl zij zich omwendde, haakten hare kleederen aan de tafel en stiet zij een glas om. De boer werd kwaad: " Domkop, » bulderde hij, « meent ge schotel water om te schudden? " Het duivelken stiet zijn gezel en meester met den elleboog. « Ziet ge, " fluistert hij, « nu zegt hij niet meer: dat het wel smake! of iets dergelijks. » * * * Iwan ging voort met kijven op zijne vrouw. Daar treedt een zijner werklieden heel afgemat binnen; hij groet, zet zich aan tafel, en ziet de anderen jenever drinken; dat verwekte lust om mede te drinken, maar de boer, in stede van hem een glas aan te bieden, zegde bij zich zeiven: « Ik kan toch iedereen dezen drank niet geven! » Dat behaagde Satan zeer. De kleine duivel grinnikte: « Wacht maar een beetje, wij zullen nog wel andere zaken te zien krijgen. " De genoodigden gingen voort met drinken. Zij prezen malkander en pochten op hunne wederzijdsche hoedanigheden; hunne gesprekken waren honigzoet. Het opperhoofd der helsche geesten grijnsde en zegde aan zijnen onderdaan: — « Als hen de drank reeds zoo ver bracht, dat ze elkaar bedriegen, dan zijn ze weldra allen in mijne macht. » — « Wacht, wacht, » antwoordde het duivelken, » zij gaan hun tweede glas drinken. Nu vleien zij zich onderling als vossen; maar, gij zult het zien, zij worden straks wreede wolven. » De landlieden ledigden het tweede glas. Hunne taal werd ruwer en onkiescher. In plaats van zoetaardige woorden, hoorde men kwetsende uitdrukkingen; men ging over tot beleedigingen, er ontstond twist, men sloeg met vuisten. De baas kwam er tusschen, hij schreeuwde harder dan de anderen. Satan zag het aan en was tevreden. — « Wacht nog maar, » zegde het duivelken; « 't is nog niet gedaan, zij gaan het derde glas binnenslokken. Nu zijn ze als wolven, dan zullen ze als varkens zijn. » * * * En de boeren zwolgen het derde glas in. Zij Werden gedwee, — zij werden week, — zij weenden, — zij lachten, — hoorden niet meer wat de anderen zegden. Zij keerden huiswaarts. Iwan vergezelde hen om ze te geleiden.... en viel met het aangezicht in eenen modderplas; hij was beslijkt van kop tot teen en, buiten staat om op te staan, wentelde hij zich als een zwijn in den modder. De overste der duivels was verrukt. — « Gij hebt inderdaad een bewonderensweerdigen drank uitgevonden, » zegde hij. « Maar leg mij toch eens de vervaardiging der vloeistof uit. Eerst hebt ge zeker vossenbloed genomen — (de boeren werden er listig en valsch door als vossen), — toen wolvenbloed, — (zij huilden als wreede wolven), — toen varkensbloed, — (zij werden het zwijn gelijk). — « Neen, neen, » antwoordde het duivelken, « zóó heb ik den drank niet bereid; ik heb slechts alcool genomen: het beestenbloed zat hun reeds in de aderen, ik heb het slechts moeten prikkelen. » En Satan en zijn knecht lachten dat de helsche vuren er van opflikkerden. » * Men ziet dat de hedendaagsche schrijvers het hoegenaamd niet eens zijn met de alchimisten der middeleeuwen en dat ten rechte de godendrank van vroeger thans als de beste en trouwste trawant van den aartsvijand des menschdoms geboekt staat. En toch, helaas! worden er duizenden onverbeterlijke offeraars van den modernen Bacchus te allen kant aangetroffen. 't Is dat men geen juist besef heeft der loosheid van den ergsten vijand onzer samenleving, dat de verleiding groot en sterk en het menschelijk karakter zeer zwak en weifelend is. Soorten van gestookte of sterke dranken 't Ware eene onmogelijke zaak de volledige lijst op te stellen der gedistilleerde dranken, die bestemd zijn om onzen verdorven smaak, onze dierlijke drift te voldoen. Doch allen kunnen in de vier volgende klassen begrepen worden: a) likeurwijnen; b) likeuren; c) eetlustverwekkende dranken of maagbittertjes; dj brandewijn of jenever. A. — Likeurwijnen De likeurwijnen (Madera, Porto, Malaga, Xeres (Sherry in Engeland geheeten), Marsala, Moscatel, Lunel, Frontignan, enz.) komen uit betrekkelijk warme streken en zijn hunne bijzondere eigenschappen aan verschillige bewerkingen verschuldigd, die min of meer het natuurlijk product der gisting in smaak en uitwerksel wijzigen. Zij bevatten 17 tot 23 ten honderd alcool, hetgeen ons tot voorzichtigheid moet aansporen, zelfs als wij met echte likeurwijnen te doen hebben; doch schier alle zijn vervaardigd zonder wijndruiven, bij middel van slechten amylischen alcool, waarbij water en koolsuiker gevoegd worden, alsmede zekere stoffen, om te kleuren, en specerijen, om te kruiden. B. — Likeuren De eigenlijke likeuren (Curacao, Kummel, Anisette, Maraskino, Cassis, enz.) moeten wijnalcool tot grondslag hebben, waarbij suikersiroop en aromatische kruiden of wel scheikundige producten gevoegd worden. Wij weten echter reeds dat wijnalcool te duur is om gereedelijk tot het bereiden van sterken drank te dienen en bijna algemeen treedt de gevaarlijke nijverheidsalcool in zijne plaats. Om deze dranken te vervaardigen, neemt men den alcool van aardappelen, beeten of meiassen, en soms dien van granen; de saccharine vervangt de suiker en de scheikunde levert de oromatische zelfstandigheden, waarvan sommige zeer gevaarlijk zijn. (1) C. — Eetlustverwekkende Likeuren Deze beteekenen juist het tegenoverstelde van hetgeen hun naam aanduidt. Men verkrijt ze door plantaardige aromatische zelfstandigheden in kouden of verwarmden alcool te doen trekken; doch hier ook weer vergemakkelijkt de nijverheid de taak van den likeurstoker, met deze natuurlijke stoffen door kunstmatige uittreksels te vervangen. In deze reeks gestookte dranken komen de ontelbare soorten elixirs, maagbitterkens, absinthe of alsem, vermouth, enz. Verder zullen wij de schrikinboezemende uitwerksels dezer dranken op het menschelijk lichaam uitleggen. D. — Brandewijn of Jenever Deze namen past men toe: 1° Aan de sterke dranken, door gisting en distilleering verkregen van wijndruiven, jeneverbessen, appelen, pruimen, aalbessen, vlierbessen, enz. 2° Aan de vloeistoffen, door distilleering verkregen van de gegiste heffe of melasse, overblijfsel der fabricatie van beet- en rietsuiker, alsmede aan die, welke men door de gisting en stoking van beetwortels en suikerriet bekomt, zoowel als van de wortelen, pastenaken en rapen. (ï) De leeraar verschaffe zich in eene apotheek of eenen drogerij winkel voor eenige centiemen « essence d'anisette, de menthe, « of wel persico: ééne druppel is voldoende om eenen liter vloeistof den smaak van anijs, pepermunt of perzikpit te geven. — Spuit ééne druppel persico in 't oog van een vogel en deze valt dood neder. 3° Aan de gestookte voortbrengselen van zetmeelhoudende gewassen, als rijst, maïs, koren, gerst, haver, gierst, boonen, eikels, dari, sorgho, aardappels, aardperen, enz. In België worden het maïs en het Egyptisch koren, beide zeer rijk aan alcool, meestal gebruikt; doch veel nijverheidsalcool van allerslechtste hoedanigheid wordt hier ingevoerd uit den vreemde, voornamelijk uit Duitschland, dat anderhalf milliard kilogram aardappelen tot jenever verstookt, (l) Deze uit- en inlandsche alcool, aangelengd met water tot dat hij nog gemiddeld 40 graden van den alcoolmeter Gay-Lussac heeft, wordt brandewijn af jenever geheeten. De brandewijn, van fruit voortkomende, heeft verschillige namen: Cognac, als hij uit druivenwijn getrokken is; Calvados, als hij komt van appel- en perenmost; Kirsch, van kersen; Quetch, en Mirabélle, van pruimen; Persico, van perzikpitten, enz. Rum of Ratafia is brandewijn van gegist suikerrietsap of van de melasse van rietsuiker. Schiedam, Amsterdamsche of Holland,sche proeve, Whisky (Scotisch whiskey), Dantzig, de Engel sche Gin, Arack (uit rijst, suiker en kokosnotensap gestookt) zijn slechts synoniemen van graanjenever; Foesel, of in 't Engelsch Irisch whiskey, is de jenever van aardappelen. (l) In de Jura en de Vogezen trekt men alcool uit de gentiaanwortel. — In de omstreken van Avignon distilleert men het waschwater, voortkomende uit de bereiding der bloem van meekrap [Rübia tinctorium). — Aardappelalcool wordt in België niet gemaakt, maar wel, en in groote hoeveelheid, in Pruisen. Het Alcoolisme. 6. Als men bier en wijn, jenever, likeurwijnen, enz., volgens hun gewoon alcoolgehalte wil klasseeren, zou men den volgenden uitslag bekomen: Licht tafelbier 1 tot 2 % alco Sterk bruin of blond inlandsch bier. 3 tot 5 % » Faro 5 % » Dortmunder, Munchener bier . . 3,5 tot 5,5 » Gewone cider 2 tot 6 % Lambic 6,5 % » Geuze lambic 7 % » Engelsch exportbier.... 7 % » Poiré 8 %> » Bordeaux 10 % » Macon en Beaujolais . . . 8 tot 11 % " Bourgogne 11 % Malaga .... . 17 % » Porto, Madera, Xeres ... 20 % » Jenever 40 %> » Vermoutli van Breslau ... 48 % Kirsch, Kummel, Quetch... 48 % » Rum 54 % Zwitsersche alsem .... 70 % » Als men de jeneversoorten naar hun gehalte aan sterken alcool en aldehyden wil rangschikken volgens hunnen graad van klimmende vergiftigende eigenschappen, dan heeft men: 1° Jenever van wijn; 2° Jenever van perenmost; 3° Jenever van druivenmoer en appelmost; 4° Jenever van granen; 5° Jenever van beeten en melasse; 6° Jenever van aardappelen. Vervalschingen Hoe gevaarlijk de jenever voor de gezondheid reeds zij, als hij rechtstreeks uit de stokerijen komt, wordt hij toch nog door de likeurstokers, de kleinhandelaars en zelfs de herbergiers vervalscht. Een voornaam handelaar in jenever zegde ons onlangs dat hij, op verzoek zijner kalanten uit het Walenland, jenever levert van 32 graden; om den flauwen smaak en de blauwachtige kleur ervan te verbergen, den drank prikkelender te maken en alzoo meer geld te winnen, voegen de herbergiers er chloorkalk of andere schadelijke zelfstandigheden bij, die den handelaar verplichten de werdergezonden ledige vaten met eene bijzondere zorg te zuiveren. Dr Gadaud heeft over de alcoolvervalschingen eene bijzondere studie gedaan; hij zegt dat zekere stokers bij hunnen jenever het zwavelzuur laten of dat het de likeurbereiders er bijvoegen, omdat het zwavelzuur een smaakje geeft, dat door echte proevers sterk gewaardeerd wordt; voor sommige drinkers is jenever des te beter dat hij de tong en het mondgehemelte prikkelt en de keel schuurt. Als ze zulken borrel binnenslokken en de walmen ervan door de neusgaten uitjagen, knijpen ze onwetens heel eigenaardig het oog dicht, kleppen met de tong en zeggen hartelijk (of denken het ten minste): dat is kadé! Rum wordt door toevoeging van amylischen alcool vervalscht en den eigenaardigen smaak geeft men daarna terug door toevoeging van methyol of houtgeest, een sterk vergif. Hoe ver de schaamteloosheid in deze richting gedreven wordt, kan men opmaken uit het volgend recept, dat likeurbereiders gebruiken om rum te maken: Nieuw leder, geraspt .... 2 kilogr. Gestoote schors van den eik . . . 500 gr. Kruidnagel 15 gr. Hars 15 gr. Gemeene alcool en suikersiroop . . 180 gr. Een liter van dat mengsel komt te staan aan 20 centiemen ten hoogste, doch heeft 2 frank handelswaarde! En ziehier hoe Cognac gemaakt wordt van minstens 2 frank de flesch: Uit een verborgen kast haalt men eene flesch van blauw glas, waarop geschreven is: Huile essentielle de lie de vin. — Vluchtige olie van wijndroesem. Men giet het vijfde deel van den inhoud bij honderd liter aardappelenalcool en voegt er een weinig karamel bij om kleur te geven; men mengelt zorgvuldig en stopt evenzoo. Nu plakt men een fraai bont naambriefje op de flesschen: Cognac super fin, en klaar is de zaak! Gerectifieerde, verdubbelde en met eenige druppelen persico of kernolie gekruide alcool, maakt uit wat men Handelskirsch noemt en 60 centiemen den liter kost.... aan den fabriekant! — Alsem of absint kost den likeurbereider 80 centiemen de flesch. — Het alcoölvergif is dus goedkoop; men kan zich vergiftigen in de lage prijzen! Peper, aluin, azijnzuur, kwijlwortel, keukenzout, gember, zink-, lood- en koperzouten, Pruisisch zuur, zwavelzuur, furfurol en allerhande gevaarlijke stoffen, in de eerste de beste apotheek of drogerijwinkels verkrijgbaar, worden gebezigd om den te slappen jenever sterker, meer brandend te maken. Om aan zekere likeuren den eigenaardigen of fijnen smaak te geven, den bouquet, doet men er ammoniak en ook zeep bij, of wel een nog erger mengsel, een wezenlijken paardsdrank: men mengt ricinusolie, boter, kokosolie of aardnootolie; men behandelt dit alles met salpeterzuur of sterkwater om er zuren van te maken, die men vervolgens vermengt met amylischen alcool, houtgeest, enz.; ééne centigram van dat mengsel doodt eenen zwaren trekhond in elf minuten. (1) Met azijnzure loodstof, een hevig vergif, klaart men den alcool van granen en meelgewassen. Wat alcoolisme is Nu kent gij den alcool en de sterke dranken, alsmede de voornaamste hunner verval schingen; het zal thans niet moeilijk vallen om te zeggen wat alcoolisme is; wij moeten nog doen aanmerken dat alcoolisme en drankmisbruik hoegenaamd niet hetzelfde zijn; dat dit laatste te allen tijde bestaan heeft, zonder echter dikwerf tot eenen ziekelijker), gevaarlijken toestand over te slaan, omdat men slechts zuiveren wijn en zuivere likeuren gebruikte of misbruikte. (l) Deze olie wordt te Leipzig, in Duitschland, vervaardigd. Alcoolisme is een nieuw woord, dat zijne omvattende beteekenis verworven heeft sedert het verbruik van den nijverheidsalcool, onder zijne menigvuldige vormen, eene onrustbarende ontwikkeling verkreeg. Dooi alcoolisme verstaat men de sterke genegenheid^ de diift voor de alcoolische dranken; alcoolisme is ook nog de ziekelijke toestand van den mensch, door het misbruik van sterke dranken veroorzaakt. Het alcoolisme is eene maatschappelijke of eene individueele kwaal. 't Is voor ons eene uitgemaakte zaak: wij, Belgen, kinderen der negentiende eeuw, wij zijn genegen tot het drinken van geestrijk vocht; dit wordt bewezen, helaas! door droevige en onwederlegbare statistieken. Men drinkt alcoolische dranken in de hoogere klasse onzer samenleving; men misbruikt alcool onder de burgerij, onder de beambten en in het leger; de volksklasse vooral is aan de sterke dranken verslaafd. De grijsaards, de volwassenen, de kinderen, de mannen, ja de vrouwen maken misbruik van bedwelmende, alcoolische dranken: dat is het alcoolisme als sociale of maatschappelijke kwaal. Wie alcool misbruikt, verliest zijne gezondheid; al zijne levensorganen, al de weefsels van zijn lichaam worden aangetast en ziek; zijne geestvermogens lijden ten laatste schipbreuk en eindelijk heeft hij alle wilskracht, ja den eerbied voor zich zeiven verloren; hij is de slaaf van den drank, hij is gealcooliseerd, hij is het slachtoffer van het alcoolisme. Aldus beschouwd, is het alcoolisme eene individueele kwaal. Dit nu goed vastgesteld zijnde, benaderen wij het hoofddoel van ons plan: De gevaren van het alcoolisme doen kennen aan iedereen, doch vooral aan de jongelingen, de studenten. Als maatschappelijke kwaal biedt het alcoolisme een drievoudig gevaar: het is gevaarlijk 1° voor elk lid der maatschappij; 2° voor de familie; 3° voor de samenleving. Als individueele kwaal is zijn gevaar ook drievoudig: het is gevaarlijk 1° voor het lichaam; 2° voor den geest; 3° voor de zeden. DERDE HOOFDSTUK HET ALCOOLISME ALS MAATSCHAPPELIJKE KWAAL § I. — Gevaar voor elk lid der Maatschappij Het stoffelijk geluk van elk in 't bijzonder, als lid der maatschappij beschouwd, wordt door het alcoolisme bedreigd, verminderd, soms totaal vernietigd. Ieder van ons leeft in een midden, waar de alcool aanhoudend en onder alle vormen den reeds van natuur zwakken sterveling aangeboden wordt; men dronk sterke dranken bij onze geboorte, bij onze eerste Communie, bij onze militieloting; men drinkt nog aan onze zijde in het werkhuis, in het veld, in onzen familiekring, overal en te allen tijde, des Zondags, des Maandags, bij feesten, kermissen, markten, plechtigheden, huwelijken, begrafenissen, openbare verkoopen of verpachtingen. Die onverpoosde bekoring, die noodlottige voorbeelden en aansporingen doen soms den beste bezwijken. En dan die tallooze herbergen, koffiehuizen, tapperijen, slijterijen, kroegen, estaminets of hoe de drankhuizen ook heeten mogen, welke overal dag en nacht open staan om ons te ontvangen! Wie kan aan hunne uitnoodiging altijd wederstaan? Onze ouders, onze broeders, onze meesters, onze gezellen, onze vrienden gaan er henen en lokken ons mede. De alcool staat daar onder honderde vormen en de bedriegelijkste naambriefjes ten toon gesteld: Cognac, Rum, Vermouth, Kummel, Raspa.il, Chartreuse, Elixir, Kirsch, Boonekamp, Quetch, Byrrh, Mirabelle, Gin, Schiedam, Hasselt, Hollandsche bitter, Fransche brandewijn, Ratafia, Zim, (de laatste Engelsche nieuwigheid, — een mengsel van gin, bier, Rijnwijn en alsem.) Zouden dan wel wezenlijk die nette flesschen, met gouden en zilveren stoppen en veelkleurige etiketjes, het alcool-vergif bevatten? Zal men niet bezwijken bij die gedurige aanprikkeling, die onweerstaanbare verzoeking? O, voor onervaren jongelingen, de loosheid en list des kwaads nog onbewust, is die onophoudelijke en sterke bekoring eene voorname oorzaak van val. Zoowel als op min onderwezenen, heeft op hen de jeneverduivel weldra den slag gewonnen: zij drinken, eerst uit nieuwsgierigheid en wellicht met eenige aarzeling, omdat het toch door zoo velen gedaan wordt; later uit gewoonte en zonder schaamte; eindelijk uit passie. Zulke mensch, slaaf van den drank, is een nietig lid, wat zeg ik? is eene oneer, een gevaar voor de maatschappij. Zulke jonge mensch, zoo vroeg reeds in het heilloos rot der jeneverbende ingelijfd, zal nimmer tot eer en nut verstrekken eener samenleving, waarvan hij een der verdienstelijkste, der uitstekendste leden kon wezen. Hem wachten de vroegtijdige geilheid, de diepste verdorvenheid. Zijne sterke gezondheid, zijne veelbelovende geestesgaven, zijne aangeboien goede hoedanigheden zijn weldra in den maalstroom der jeneverzee verzwolgen; wie weet of men hem niet inlijft in die steeds groeiende en woekerende staatkundige secte, welke noch vaderland, noch huwelijkstrouw kent, maar hunkerend uitziet naar den eigendom van anderen en den ondergang van Belgenland! Wie weet of men hem, tot spijt en droefheid zijner familie, niet buiten de maatschappij moet sluiten en verplichten zijn ellendig leven in een krankzinnigenhuis, misschien in een bedelaarsgesticht of in een gevang te eindigen! Geschiedenis eener boerenfamilie 't Was eene brave familie, die op de « Zwarte Hoeve » woonde. De vader kwam zelden in de herberg, de moeder hield hare woning krakend net, de zoons en dochters werkten en zwoegden jaar in, jaar uit. Doch er kwamen slechte jaren en ook ongelukken in den veestal. Arnold, de oudste zoon, trok naar de stad, huwde de dochter van eenen herbergier en opende weldra zelf een klein koffiehuis. Een gepatenteerde herbergier wordt doorgaans ook een gepatenteerde drinker, vooral als zijne kalanten tot de kleine burgerij en de volksklasse behooren. Arnold dronk om zijne gasten plezier te doen, om zijne herberg te doen bloeien en later.... dronk hij ook voor eigen rekening, uit goesting. Gewoon aan veldarbeid, aan het genot der opene lucht, was hij weldra door den drank en de muffe walmen van zijne herberg vergiftigd. Zijne weleer zoo dienstwillige maag vroeg niet meer, of ten minste zelden, naar voedsel. En hij dronk maar, doch was nimmer in ergerlijken staat van dronkenschap; hij ging dan ook nog door voor een matig drinker, al dronk hij meer dan het lichaam lijden mocht. Vier jaar later was hij wel twintig jaar ouder; hij was dikbuikig, had de getypeerde drinkerstronie, strompelde voort op magere beenen en zijne gelaatshuid leek niet slecht aan stevig perkament. Op zekeren dag tuimelde hij van den keldertrap naar beneden en verwondde zich ernstig aan armen en beenen. De heelmeester durfde de noodige operatie niet dadelijk verrichten, want de alcool zat in merg en been. Drie dagen later bezweek de lijder aan den doodskramp of tetanos. " Hij was door den alcool vergiftigd, " verklaarde de geneesheer. Dat is één. * * * De broeder van Arnold trok ook naar de stad en werd bediende in een hotel, 't Was een sterkgebouwde, frissche jongen, met eene blozende gelaatskleur. Beleefd, voorkomend, werd hem menige fooi in de hand gestopt en weldra had hij een goed spaarpotje. Hij huwde de keukenmeid, een goedaardig en zeer bevallig meisje, dat ook gezondheid veil had. Nauwelijks in het huwelijksbootje getreden, opende het jeugdige paar ook eene herberg, alhoewel de hotelhouder en zijne vrouw dit afrieden en zelfs op het voorbeeld van Arnold wezen. Achttien maanden later zag ik den man buiten de stad terug en stond verslagen over zijnen lichamelijken toestand. En zijne gemoedsstemming was nog slechter. — Hoe gaat het, vriend? — Ik ben niet gelukkig, Mijnheer! Mijne vrouw is ziek, of erger, zij is krankzinnig. Ik moest ze doen opsluiten, doch kan onmogelijk de verblijfkosten in een zothuis betalen. Gij kunt mij helpen met te zorgen dat ze op kosten der stad in een officieel krankzinnigengesticht worde opgenomen. Eenige dagen later vergezelde ik de ongelukkige naar het zothuis. — « Zoo, » zegde de dokter na een grondig onderzoek, " alle teekenen der lamme zinneloosheid, sleepend alcoolisme, ongeneesbaar! » — Maar, jongen, was uwe vrouw dan aan den drank verslaafd ? — Och, Mijnheer, zij dronk jenever, ja, maar zij was toch nooit erg zat; zij dronk matig! En drie maanden later kreeg de jeugdige vrouw een hevigen aanval van delirium Iremens, huilde twee dagen lang als een razend beest, was afzichtelijk om zien en stierf te midden harer pijnen. Nog maar 27 jaar oud en vroeger zoo schoon, gezond en gelukkig! En dat is twee! * ;ji Een half jaar daarna zag ik den weduwenaar terug. Wat was de man vervallen! Zijne schoone gelaatskleur had plaats gemaakt voor eene vale, geelachtige tint; zijne oogen stonden dof, diep in de kassen en waren rood doorstreept, doch het wit was geelachtig; hij was aamechtig als een oude vigilanteknol en kuchte geweldig. — Gij ziet er niet al te goed uit, vriend. — De stadslucht deugt waarachtig niet; de dokter raadt me het wandelen aan en de buitenlucht doet mij inderdaad deugd; ik zal wel beteren. Ik sprak 's avonds met den geneesheer en die zeide mij wat ik toch al meende geraden te hebben: « Dronkaardslever, " zoo luidde de uitspraak, « 't is een vogel voor de kat; eer de Winter uit is, ligt hij op 't kerkhof. » En de dokter had gelijk. De eens zoo blozende jongeling stierf ellendig; zijn lichaam viel al in verrotting eer het een lijk was. O die vuile jenever! Hoeveel kloeke personen sleepte hij reeds ten grave! Dit waren er drie uit dezelfde gemeente. En er bleven nog hulpelooze weesjes achter, die vermoedelijk de gebreken hunner ouders zullen geërfd hebben. Hunnen levensloop zal ik later verhalen. § II. — Gevaar voor de Familie Is het alcoolisme gevaarlijk voor elk lid der maatschappij in 't bijzonder, ondermijnt het de gezondheid, verderft het de zeden, verlamt het de geestesgaven van het individu dan moet het natuurlijk de armoede, de wanorde, het volslagen onheil in de huisgezinnen brengen. De zoon verteert het zuur gewonnen dagloon in de herberg, komt laat te huis en brengt stoornis of krakee^ m zijne familie. Hij spot met ouders en grootouders Vruchteloos geven ze hem de beste lessen, de welgei meendste wenken en raadgevingen. Voor hem is dit alles oudjespraat; houden zij hem voor hoe het in hunne jeugd oeging, dan snauwt hij hun toe: " Dat is de oude tijd, 't is thans geheel veranderd, nu leeft men gansch anders... en veel beter! » — Bittere tranen rollen over de gerimpelde wangen der ouden, maar dat merkt de dronkaard niet, of hij wil het niet zien; hij kent niets meer dan de herberg, den drank en zijne liederlijke vermaken; hij luistert slechts naar de vleiende taal der herbergiers, de ophitsingen zijner gealcooliseerde makkers. Hij betuigt zijne ouders slechts liefde en genegenheid, als hij ze moet streelen om zijne ledige beurs gevuld te krijgen. Ellendige huichelaar! Rampzalige ruststoorder eener weleer gelukkige familie! Ouden van dagen kunnen geene sterke aandoeningen, vooral geene zielesmart verdragen; de dronkaard veroorzaakt deze dagelijks en verkort het leven dergenen, wien hij, naast God, het bestaan verschuldigd is. De alcoolmisbruiker, de jeneverdrinker is ook een slechte broeder. Hij zwiert en verteert, terwijl zijne zusters en broeders werken en sparen. Zij zijn minzaam, lieftallig; hij is ruw, onbeschoft. Zij zijn edelhartig, rondborstig, toegevend; hij is zelfzuchtig, geniepig, wrokkig. Hij weet noch te gebieden, noch te gehoorzamen; hij kan gispen, afkeuren, maar is te lui om te werken, te vadsig om beter te doen. Hij verwekt dagelijks ruzie, totdat men hem het huis ontzegt; hij zal buiten zijnen familiekring leven, totdat het hospitaal of het gevang zich voor hem ontsluit. Soms echter is de drinkebroèr de bewerker van het ongeluk van nog meer personen, namelijk wanneer hij in den echt treedt. Ja, hij gelukt er in een meisje aan te treffen, dat zijne levênsgezellin wil worden. Zij werd te vergeefs door ouders en vriendinnen gewaarschuwd; vruchteloos voorspelde men een rampzalig huwelijksleven. Niets hielp: zij zou immers den verdwaalde op het goede spoor terugbrengen; wat vaderlijk gezag, wat moederliefde en broederlijke genegenheid niet vermochten, dat zou zij, dat zouden hare onverbreekbare trouw, hare grenzenlooze liefde, hare onweerstaanbare smeekingen verkrijgen. En de eerste weken en maanden schenen haar vertrouwen te rechtvaardigen: haar man was een toonbeeld van echtgenoot. Doch wat is krachtiger dan eene reeds oude gewoonte, en wat is vooral gevaarlijker dan de gewoonte van sterke dranken te gebruiken! Een nietige huiselijke twist deed hem weer den drempel overschrijden van het koffiehuis, waar zijne oude gezellen hem sinds lang verwachtten; al zijne goede voornemens, de liefdevolle vermaningen en raadgevingen zijner gade versinoordde hij in de sterke dranken; hij werd de herbergpilaar van vroeger, de oorzaak van den ondergang zijns huisgezins, de beul zijner weleer gelukkige vrouw en onschuldige kinderen. O, de jeneverduivel laat zich niet gemakkelijk zijne prooi ontrukken! In zulk rampzalig huishouden gaat alles het achterste voren: de opvoeding der kinderen wordt gansch verwaarloosd; de moeder verliest geheel den moed en, o schande voor haar geslacht! zij zoekt zelve troost in de jeneverflesch, soms in gezelschap van even ellendige huismoeders als zij. Dat het jeneverdrinken iuderdaad in het zwakke geslacht ook aanhangers vindt, bewijzen ons dagelijks de nieuwsbladen; en hoe dikwijls zien wij zeiven niet beschonken vrouwspersonen door de straat laveeren en onder de uitjouwingen der schooljeugd hunne woning binnenstrompelen? Waarachtig, zulke Iloten konden de Spartanen aan de jongelieden niet vertoonen; dat waren ten minste nog dronken mannen! Ziehier wat er te lezen stond in het nr van den 29 Juli 1896 der dagbladen van Brussel: « Verleden Zondag is eene vrouw van Wattrelos in het kanaal van Spierre gesprongen, ten gevolge van huiselijken twist en drankmisbruik. Haar lijk is twee uren later opgehaald. » « Eene vrouw van Marcinelle is in bedronken toestand in eene opene straatriool gevallen, welke voor de gemeente eene wezenlijke verpesting is. De rampzalige is langzaam in de modder gezonken en gisteren morgen, omtrent 3 uren, vond men haar daarin versmacht. » « De bareelwachter van den Antwerpschen steenweg, te Brussel, bemerkte Dinsdag 's morgens op de spoorbaan eenen persoon, die zich ontkleedde en het inzicht liet blijken van zich onder den eerstvolgenden trein te werpen; horloge en geldbeurs had hij reeds verre van zich geworpen. Met behulp van twee politieagenten, gelukte hij, na veel moeite, dit wonderlijk personage aan te houden, dat naar het politie-commissariaat van de Masuistraat geleid werd. Door dokter Dasciie onderzocht, bleek deze persoon door alcooldolheid aangedaan te zijn en werd voorloopig in het S'-Jansgasthuis opgesloten, 't Is een genaamde G., Eugeen, woonachtig te B. en student in de Hoogeschool. » " Maandag voormiddag droeg men den smoordronken Jan Michel, sjouwer, wonende op de Rapenstraat, naar Sint-Pietersgasthuis. Twee uren daarna bezweek hij aan eenen aanval van zuiperswaanzin, delirium tremens; hij laat drie jonge weezen achter. » « Zondag namiddag ging een bedronken mijnwerker van Auvelais naar Moignelée, langs den oever der Samber Hij struikelde op het jaagpad en tuimelde in het water. Een uur later haalde men het lijk op en bracht men het bij zijne troostelooze weduwe en verlatene kinderen. » « Lodewijk Borremans, Kerkstraat, 17, te Laken, heeft zich gisteren in zijne slaapkamer verhangen. De man dronk veel sinds eenigen tijd; hij laat zeven kleine kinderen achter; zijne vrouw is over eene maand van verdriet gestorven. » — En zoo gaat het alle dagen in de dagbladen; zij lichten eventjes den sluier op, die zooveel huiselijke ellende bedekt. Ziehier nog de geschiedenis van een dronkaard, als bij mirakel tot betere gevoelens gekomen. Pas op den drempel! « Nu, Jozef, goeden nacht!... Pas op den drempel, oude jongen! » 't Was tijd van sluiten geworden en Jozef was, als meesttijds, de laatste gast, die « De roode Leeuw » verliet. Daar hij al sinds eene poos zijn laatste glas gedronken had en nog alleen slaperig op zijnen stoel omhing, had de vrouw des huizes hem al een paar maal gezegd dat het laat werd. Eindelijk scheen hij dat zelf te begrijpen en stapte drentelend op, zoodat de knecht het niet overbodig vond te zeggen: « Pas op den drempel! » Jozef nam een zwavelstokje; nadat hij met niet al te vaste hand zijne pijp had aangerookt, zei ook hij « goeden nacht » en stommelde weg. Bepaald dronken Het Alcoolisme. '• was hij niet, maar hij had het laatste kwartier gedut en nu, nog maar half wakker, bromde hij in zijn eigen: « Pas op den drempel!... den drempel!... — He! meent de kerel dat ik dronken ben en niet weet wat ik doe? " — Na een poosje herhaalde hij: <• Zou de kerel denken dat ik te veel heb? » * ❖ * De noord - oosterwind blies scherp en snijdend en deed Jozef de handen in zijne zakken steken. Van de drie kwartjes, die daar straks in zaten, waren er niet meer dan eenige centiemen over. Nu de jenever achter zijne knoopen was, vond hij deze ontdekking juist niet zoo bijzonder opfrisschend; immers, wat had hij nu van zijn drankgebruik dan slaperige huiverigheid en dubbele gevoeligheid voor de snijdende kou? — Zoo kwam hij, al zoekende, telkens terug op het woord van den knecht, dat hem fel geërgerd had. Want niets neemt een half dronkene zoo kwalijk, als dat men hem voor geheel dronken houdt. — <• Pas op den drempel!... Ei zoo! Jandorie, wel aardig!... Pas op den drempel!... » En al huiverende, lachte Jozef als een boer, die tandpijn heeft. Een oogenblik later deden zijne cenige centiemen hem denken aan zijnen kleinen, gebrekkigen Jan, die ziek te huis lag. Op zijne wijze was hij aan 't kind gehecht; ware er maar geen drank in de wereld geweest, dan zou hij alles voor den stumperd hebben over gehad. Maar in den regel werd hij erg medelijdend met Jan, Avanneer zijn geld op was, en hij dan met dronkenmandsaandoening aan liet kind dacht om het wat te geven, als hij niets meer had. ❖ * * Nu had hij echter nog zijn laatsten stuiver niet versnoept en, een man ziende, die gebraden appels verkocht en reeds bezig was zijn vuur uit te doen, besloot hij een paar warme appels mee thuis te brengen. — " Hei, baas! » riep hij, « berg niet alles weg. Geef mij een paar van uwe appels, ik heb te huis een ziek jongentje: die zullen hem goed doen. » — « Ik hoop dat ze hem smaken zullen, » zei de man goedhartig. Terwijl Jozef de in een papier gewikkelde appels nog met zijnen zakdoek omwoelde, om ze warm te houden, sprak hij: — « Scherpe wind, hij haalt iemand 't water uit de oogen. " — « Dat doet hij, » antwoordde de oude koopman. " Maar ik ga graag recht door zee; mag ik als een oud man wat zeggen? » — « Wat zoudt ge dan zeggen? » — " Wel, de wind is scherp, maar ge zoudt er niet zoo gevoelig voor zijn en zoo huiveren, indien ge niet in de kroeg gezeten hadt en, als een goed huisvader, bij uw vrouw en kind waart gebleven. Daar hadde het knaapje meer aan gehad dan half in den nacht een paar appelen. » — « Gij zoudt dus ook al iemand, die den li celen dag hard werkt, geenen slok gunnen ?... Dan gunt ge uwen medemensch ook al niet veel! » — « Weet ge wat ik hem niet gun: een dronkenmansthuis, eene vrouw die gebrek lijdt, en verwaarloosde kinders. » * * * Jozef had geen lust er meer van te hooren; maar de oude man had een te goedig voorkomen en er lag iets in den toon van zijn spreken, dat Jozef belette hem een nijdig antwoord te geven. De pijl was zoo raak geschoten, dat onze drinkebroêr stilzwijgend afdroop. Toen hij te huis kwam, vond hij den kleinen Jan nog niet naar bed. Met eene deken om de schouders en zijne krukjes naast zich, zat de knaap bij den haard, waarop nog nauwelijks sintels glommen. Mager en tenger leek hij wel eens zoo oud als hij werkelijk was. — « Zoo, Jan, nog niét te bed? » vroeg zijn vader. — " Neen, vader, moeder is pas van hare wasscherij te huis gekomen. » — « Zij slooft zich te erg af; zij moest het zoo druk niet opnemen. » — « Maar, vader, wij zitten zonder geld; hoe zullen wij eten als moeder 't niet verdient? » Het kind meende 't zoo kwaad niet, want door gewoonte begreep het eigenlijk niet dat vader, maar geenszins moeder, het geld verdienen moest. Om maar dadelijk van dit kapittel af te komen, haastte zich Jozef de appels voor den dag te brengen; opgetogen en dankbaar nam het kind de verkwikking aam Doch zonder er den mond aan te slaan, greep het zijne krukjes en strompelde naar de deur. — « "VVaar gaat gij heen, Jan? » — « Er moeder een brengen. Zij was zoo vermoeid en ging naar bed. » * * * Jozef zette zich intusschen bij den kouden haard; hij dacht eerst aan den koopman, toen aan den knecht, en herhaalde eenige malen werktuigelijk het: « Pas op den drempel! » Hadde hij daar eerder op gepast en dien niet voor de eerste maal overgegaan, hoeveel om hem heen zou anders zijn! Opeens zag hij het huis zijner brave ouders weer, zijn eigen thuis, toen hij trouwde, en... tranen welden uit zijne oogen. Dat oogenblik werd het keerpunt in zijn leven. Moeilijk is het te zeggen hoelang hij daar zou gestaan hebben, ware niet kleine Jan teruggekomen om in zijn hoekje op zijn matras te kruipen. Jozef sloeg zijne armen om den hals van het kind, kuste het, zooals hij nooit gedaan had, maar zeide niets. Daarop ging hij naar het vertrek, waar zijne vrouw te bed lag, doch niet sliep. Hij wilde iets zeggen, maar 't was hem of zijn keel werd toegehouden. Hij zonk op zijne knieën en, terwijl hij de hand zijner vrouw vatte en daarop zijn hoofd rusten liet, weende hij als een kind... Ook de goede vrouw zeide niets. Zij gevoelde wat er in den schreiende omging, al begreep zij er niets van, en verzekerde hem alleen dat zij hem innig lief had. * * * Och! hoevele huisgezinnen zijn er niet, waarvan het hoofd den drempel der herberg dagelijks overschrijdt en uit dien Bacchustempel armoede en verdriet, twist en tweedracht naar huis kruit! Ja, het huishouden van den dronkaard is eene ware hel. Ellende en wanorde grijnzen den bezoeker tegen: de slecht onderhouden meubels, de onzindelijke wanden, gebarsten vensterruiten, havelooze, vermagerde kleine kinderen en het bedrukte gelaat der rampzaligste aller vrouwen en huismoeders vermelden op welsprekende wijze, dat de jenever wezenlijk de grootste vijand der familie is. En al ziet het zoo ellendig niet uit in het stiller gezin, waar een verloopen student leeft, dan treft ons daar nog meer dan stoffelijke ellende, misschien de diepste der wonden, door drankmisbruik het harte van ouders en bloedverwanten geslagen. De volgende geschiedenis is die van menig burgershuisgezin : De vader had zijn leven lang gezwoegd, gespaard om zijn eenigen zoon eene degelijke opvoeding te doen geven en hem, wie weet? misschien eens dokter-burgemeester van het dorp te zien worden. En de zoon was inderdaad een begaafd jongeling, doch wel wat zwak van karakter; de vader, die nimmer misbruik van sterken drank maakte, zag met bekommernis zijn kind vriendschapsbetrekkingen aanknoopen met den zoon van den brouwer en zich met dezen ook aan den drank vergeten, als zij beide hunnen verloftijd van de Hoogeschool op het dorp kwamen doorbrengen. Vruchteloos trachtte de brave man zijnen zoon van het pas ingeslagen gevaarlijk pad af te brengen. De vader stierf betrekkelijk jong en stuurde den zoon, van de Universiteit bij het sterfbed geroepen, deze vermaningen toe: « Kind, wees de troost en steun uwer moeder, de eer en roem uwer familie. God zegent hem, wie vader en moeder eert. Hoed u voor slechte studiemakkers en wacht u vooral van drankmisbruik: 't is een kolk, die alle hoop, de eer, de gezondheid, het geluk verzwelgt. Wees deugdzaam en matig en ge zult gelukkig wezen. » Een paar jaren zijn vervlogen. Daar zit de moeder, wachtend op de terugkomst van haren zoon, die zijn examen in doctoraat voor de medicijnen moet afleggen. Reeds tweemaal is hij mislukt; zal het dezen keer beter gaan? En in de groote stad zwiert de zoon, verdrinkt zijn inschrijvingsgeld en legt geen examen af. Wat plezier toch te midden van dat gerinkinkel der glazen, de bedwelmde walmen van den tabaksrook, de koddige gezangen zijner gezellen! En aan vader of moeder denkt niet één! Daar treedt eindelijk de lang verwachte lieveling binnen en, o huichelarij! hij valt in moeders armen, zegt dat het examen toch zoo bijzonder moeilijk geweest is en dat hij, ondanks zijne goede voorbereiding, uitgesteld is; doch na eenige maanden zal hij met nieuwen moed de kans wagen en.... zeker gelukken. En de goede arme ziel gelooft haren zoon; zij zal in hem vertrouwen tot de laatste duit verbrast is en zij van smarte ten grave zal dalen, met de pijnlijke overtuiging dat haar kind onwederroepelijk verloren is en deel maakt van het steeds aangroeiend leger der gedeclasseerden. Ziehier nog wat er met een student gebeuren kan: Wat van een verloopen student komt 't Was een aardig ventje, die Ernest P., toen hij op twaalfjarigen ouderdom een der laagste beroepsklassen van het college volgde. Zijn onderwijzer, gewoon aan het bestudeeren der karakters, had hem mij juist afgeschilderd: « Verstand genoeg, doch afkeerig van ernstigen arbeid; beleefd, eigenzinnig en toch zwak, toegevend van aard; bekwaam tot veel goeds, maar misschien tot een ellendig leven bestemd. » Toen Ernest zeventien jaar oud was, staakte hij zijne studiën en wierd rekenplichtige bij een jeneverstoker. Zijn meester hield veel van hem, omdat het zoo een lustige jongen was. Doch de alcoolwalmen der stokerij drongen door tot het klein bureelvertrek en kittelden aangenaam het reukorgaan van den boekhouder; deze kwam ook in aanraking met echte jeneverdrinkers. Twee jaren later was Ernest een ervaren proever; dewijl zijne karige jaarwedde ontoereikend was om zijne ouders iets af te staan en zijn eigene drift tot sterken drank te voldoen, legde hij de hand op het geld van zijnen meester. De misdaad werd ontdekt; Ernest moest zijnen post verlaten en, uit medelijden voor zijne afgesloofde ouders, verzweeg de jeneverstoker de oneerlijke handelwijze van den jongeling. Ernest viel in het lot en werd bij het voetleger ingelijfd, want een plaatsvervanger koopen, daaraan viel niet te denken. Dank aan zijne geleerdheid en zijnen natuurlijken aanleg, werd hij weldra tot korporaal bevorderd; verder bracht hij het niet, ter oorzake van den alcoolduivel, die zelden zijne prooi loslaat. * * * Er is drukte in de groote zaal der kazerne. De glad geschoren soldatengezichten worden bijeen gestoken en er wordt gefluisterd, gelijk in den biechtstoel. Ernest, of beter korporaal P., was in voorloopig arrest gebracht om binnen kort voor den krijgsraad te verschijnen. Waarom ? Hij had zijn eersten misstap vernieuwd en den soldaat M. van zijne geldbeurs ontlast. En men had werkelijk medelijden met dien kranigen en lustigen kameraad P. 't Was toch zoo een gulhartige jongen en onvergelijkelijke grappenmaker, vooral als Bacchus' geest hem bezielde. Niemand hanteerde den stok zooals hij! Hij bracht den besten schermmeester in het nauw en dreef den kogel op 300 meters afstand in het midden der roos. Wie had eene flinkere kommandostem en kon ook prettiger liedjes zingen? Wie sprong als hij over tafels en banken en zelfs over den kop zijner makkers? Maar helaas! Wie liield meer van 'nen druppel klaren ? O die vervloekte jeneverduivel, welke de beste jongens, de vroolijkste gasten, de sterkste wapenmeesters in Let verderf stort! * * * Den krijgsraad werd alle twijfel ontnomen. Soldaat M. had al dikwerf sigaren vermist, ook gerookt vleesch en kaas, zelfs geld. En dat ondervond hij telkens als korporaal I\, zijn slaapkameraad, hem op boodschap zond. Dan ook wandelde 's avonds Ernest in den " Wijngaard des Heeren, » zotte zijne lachtverwekkendste grappen uit, maar M. lachte groen en kreeg kwade vermoedens. En M. kocht sigaren met een ontplofbaar papieren zundhoedje in, die in den mond van P. in alle stukken sprongen. De kameraden aanzagen zulks als een nieuw uitvindsel van den onbetaalbaren grappenmaker, maar soldaat M. dacht er anders over. Hij teekende geldstukken in bijwezen van twee onderofficieren, stak ze op de gewone bergplaats, trok de stad in, miste 's avonds zijn geld, dat 's anderendaags in de cantine als het zijne erkend werd. P. was gesnapt, bekende, onderstond achttien maanden gevangenisstraf en trok later met een blauwen verlofpas de vrije wereld in. Naar huis gaan, durfde hij niet; moeder was reeds van dreefheid gestorven en vader zou haar weldra volgen. ;jc :{c Twee jaar later stond ik bij eene kermistent te kijken naar een clown, die zulke aardige grappen veil had. dat de boeren en dienstmeiden het uitschaterden van lachen. De stem was mij niet vreemd en hot eigenaardig pinkoogen van den geverfden poetsenmaker nog minder. Ik drong naar voren, werkte met de ellebogen, zette mijn neusnijper eens goed op en keek. Do clown kreeg mij ook in 't oog en keek, doch op eens zoo ernstig, zoo vervaard. 't Was onze oude schelm, de ongelukkige jeneverslaaf! En 's avonds, na afloop der voorstelling, zeer laat, in een koffiehuis der Groote Markt, te midden eener woelige menigte van kermisgasten, daar zat ik met mijn oud leerling P., den oud-korporaal, den nieuwbakken clown te praten over vervlogen jaren, over mislukte studiën en levensplannen, over oudersplicht en kinderplicht. En de misloopen student, de plezierige soldaat en grappige clown schreide, dat de tranen over zijne verlepte wangen rolden.... Maar hij was in zijnen « normalen » toestand, hij was dronken!.... * * Wil ik u, om den geest wat te verfrisschen, na het tooneel der huiselijke ellende, door den dronkaard verwekt, eens binnenleiden in de woning van den matigen, liefderijken huisvader? Yolg mij dan naar dat nette werkmanshuis ! Bewonder deze fraaie bloemperken, die met zand bestrooide hofpaadjes; bemerk die hagelwitte venstergordijntjes, die prachtige, bloemrijke geraniums op het venstertablet. Zie, de groene huisdeur staat met eene reet open; blik naar binnen, de huisvader heeft het eenvoudig, maar smakelijk middagmaal genomen. Huiselijk geluk « Do man moet naar zijn werk; De vrouw reikt hem 't namiddageten. Daar komt de knaap, reeds groot en sterk, En strengelt zich met blijde kreten Rondom des vaders rechterbeen. « Zie! hij neemt vader weer alleen! » Roept 't meisje nu aan de ander zijde, En haast zich ook terzelfder tijde, En schuift een stoel bij, klimt er op, En strengelt ook rond vaders kop Ilaar armkens en haar handjes teeder. De man laat op den stoel zich neder, En maakt zich los en wil clan gaan. Maar ho! 't en is nog niet gedaan; Want uit do wieg, zoo mild als zegen, Lacht ook het kleine wicht hem tegen, En reikt naar hem en roept naar hem, Met grijpend handje en schelle stem; Het houdt niet op voor dat de vader Toch eindlijk tot de wiege nader' En 't liefdrijk in zijne armen heeft. Dan is 't als aan den man gekleefd; Het lacht en stottert vreemde woorden, Terwijl 't zijn armkens, lijk twee koorden, Om 's vaders hals tot stikkens drukt. En hij, half-weenend en verrukt: « Dat God met zegen u belade, Mijn kinderen lief, mijn trouwe gade! » En duwt het wicht — hij moet zich spoên — Aan moeders borst met eenen zoen. « Dag man — dag vrouw — dada — dag vader! » Zoo roepen, groeten ze al te gader, En wiss'len lang nog groet en lach En zoo — zoo gaat het iedren dag! •> (Antheunis). § III. — Gevaar voor de samenleving Wat het misbruik van jenever in de familie teweegbrengt, dat veroorzaakt liet ook in de maatschaprij, welke als een overgroot huisgezin kan beschouwd worden. Evenals de gealcooliseerde huisvader zijne vrouw en kinderen in armoede dompelt, zoo vernietigt het jeneverdrinken 's lands rijkdom, de nationale welvaart. Hier zal het noodzakelijk zijn cijfers en statistieken tot staving van ons gezegde bij te brengen. « De wet van 18 Maart 1838 stelde op den uitverkoop " van sterke dranken een recht, onder vorm van abon" nement, — dit recht beliep 30, 25, of 20 franken, » — en onder het beheer dezer wet verminderde het " getal herbergen aanhoudend. Dit was eene onrecht" streeksche belasting, welke voor het bepalen van den » kiescijns niet medetelde. In 1849 verving men dit recht " door eene rechtstreeksche belasting, die dus kiesrecht " verleende, en op 19 jaren vermeerderde het getal » herbergen met 60 duizend; het alcoolverbruik steeg " terzelfdertijd. Het overschreed geene 6 liter, drie kwart, » per hoofd, in 1858; het bedroeg 8 liter en een half » in 1867. Het getal herbergen is tot heden steeds aan" gegroeid; er was ééne herberg per 90 inwoners in » 1840; thans zal er ééne op 40 inwoners zijn. » Zóó sprak de heer Beernaert, Minister van Financiën, den 10 Augustus 1889, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Vóór en na hem zijn er in openbare vergaderingen, dagbladen, tijdschriften en boeken allerlei statistieken over herbergen voorgebracht, doch hoeveel dezer zijn juist? Wij wilden over dat gewichtig punt volkomen bevrediging bekomen en hebben ons daarom tot den heer De Smet de Naeyer, Minister van Financiën gewend, welke ons Avelwillend, den 7 Januari 1898, het volgende schreef: « In de redevoering, door mij den 19 Maart 1895 in » den Senaat uitgesproken, beoogde ik eigenlijk de herber» gen, waar men sterke drrnken verkoopt. Het door mij » aangehaald cijfer — 146.746 — was voorloopig, daar " de statistiek der herbergen slechts alle jaren op 31 Maart » wordt vastgesteld. « Hierbij gevoegd zult ge eene statistiek vinden, die al » de inlichtingen bevat, welke mijn Departement over de •> beweging der herbergen bezit, sinds do invoering van » het vergunningsrecht. » Ziehier de bedoelde officieelc Statistiek der Herbergen Getal der herbergen waar men sterke dranken verkoopt DATUMS - AAN HET VERGUNNINGSRECHT , met onderworpen onderworpen 1 2 3 Getal der herbergen, waar men geene sterke dranken verkoopt Totaal der kolommen ^ 2, 3 en 4 3 G I o A M § & « ö O H 5 31 December 1889. 185,036 » 6,089 191,125 ld. 1890. 165,488 3,770 13,177 182,435 ld. 1891. 156,344 6,273 23,158 185,775 ld. 1892. 147,266 9,018 30,977 187,261 ld. 1893. 139,158 11,617 38,053 188,828 ld. 1894. 132,535 14,791 43,879 191,205 ld. 1895. 126,953 17,414 50,176 194,543 ld. 1896. 121,619 20,975 55,402 197,996 Getal der herbergen § J g waar men g § g sterke dranken verkoopt ■£ g ■= §■ ■§ DATUMS - - Z| s - C3 ^ g CO AAN HET VERGUNNINGSRECHT ® ^ -g £ rS ^ — ^ --3 O) 2 niet , -2 ~ -2 onderworpen «u 9. o onderworpen O H 1 2 3 4 5 31 December 1889. 185,036 » 6,089 191,125 ld. 1890. 165,488 3,770 13,177 182,435 ld. 1891. 156,344 6,273 23,158 185,775 ld. 1892. 147,266 9,018 30,977 187,261 ld. 1893. 139,158 11,617 38,053 188,828 ld. 1894. 132,535 14,791 43,879 191,205 ld. 1895. 126,953 17,414 50,176 194,543 ld. 1896. 121,619 20,975 55,402 197,996 Volgens eene mededeeling, ons den 1 Februari 1898 door den heer Minister van Financiën gedaan, moet het getal herbergen, op 31 December 1896, als volgt per provincie onderverdeeld worden: Getal der herbergen, waar men sterke dranken verkoopt en PROVINCIËN die aan het , . vergunningsrecht onderworpen niet onderzijn worpen zijn Getal der herbergen, waar men geene sterke dranken mag verkoopen Totaal der drie voorgaande kolommen Antwerpen. 1,782 10,509 6,145 18,436 Brabant 4,444 21,541 8,812 24,797 Henegouwen. 5,507 30,530 10,749 46,786 Limburg. 356 3,679 2,184 6,219 Luik. 3,085 13,571 3,560 20,216 Luxemburg. 855 3,541 923 5,319 Namen. 1,687 7,876 3,219 12,782 Oost-Vlaanderen. 1,531 IS,132 11,391 31,054 West-Vlaanderen. 1,728 12,240 8,419 22,387 Het Koninkrijk. 20,975 121,619 55,402 197,996 Eene statistiek, welke voor elkeen belangwekkend moet wezen, is do rangschikking der provinciën van België volgens het getal drankhuizen van welken aard ook, in evenredigheid der bevolking. Wij hebben deze berekening gemaakt volgens den toestand op 31 December 1896, omdat alzoo de officieele statistiek over de bevolking met die over de herbergen kan overeengebracht worden. Rangschikking der provinciën volgens het getal drankhuizen, in evenredigheid der bevolking Toestand op 31 December 1896 (i) £ £ • i _ Bevolking Drankhuizen Drankhuizen p p PROVINCIËN der per per 5 e provinciën. provincie 100 inwoners 1 Henegouwen. 1,100,345 46,786 4,25 % 2 Namen. 346,492 12,782 3,69% 3 Oost-Vlaanderen. 1,002,300 31,054 3,10% 4 Brabant. 1,212,686 34,797 2,87% 5 "VVest-Vlaanderen. 781,261 22,387 2,86% 6 Limburg 234,210 6,219 2,65 % 7 Luik. 817,473 20,216 2,47 % 8 Luxemburg. 216,144 5,319 2,46% 9 Antwerpen. 784,975 18,436 2,35% Het Koninkrijk. 6,495,886 197,996 3,05% Optimisten zullen zeggen, dat het getal herbergen gelijkmatig aangroeit met de bevolking; doch hij, wie het wel meent met het heil van het vaderland en van de samenleving, zou ten minste den wensch moeten uiten het getal drankhuizen, in België reeds buiten alle evenredigheid met de bevolking, aanhoudend te zien verminderen. Ten andere, de statistiek bewijst, dat het getal herbergen niet alleen aangroeit in evenredigheid der bevolking van België, maar dat die evenredigheid op onrustbarende wijze (l) De cijfers der bevolking bedoelen het getal inwoners, die van rechtswege in België verblijven. — Het cijfer der liondersten van de laatste kolom is met 1 vermeerderd, als het cijfer der duizendsten meer dan 5 is. verbroken wordt, want: Op 31 December 1890, waren in ons land 6,069,321 inwoners en 182,435 herbergen, of 3 herbergen per 100 inwoners; en op 31 December 1896 waren er 197,996 herbergen voor 6,495,886 inwoners, of 3,05 herbergen per 100 inwoners. Op dit oogenblik zullen er vermoedelijk, voor eene bevolking van 6 en een half millioen inwoners, 202,000 gepatenteerde drankhuizen bestaan, of één drankhuis per 31 inwoners, ééne herberg voor 6 huishoudens, één herbergier op 9 meerderjarige mannelijke inwoners! Is dat geene schande, geen gevaar voor ons Vaderland? Wie zou die vraag ontkennend durven beantwoorden? 't Is waar, onder die 202,000 herbergen zijn ongeveer 60 duizend bier- of wijnhuizen, welke geene sterke dranken mogen verkoopen. Doch het is niet minder waar dat in schier al deze drankhuizen ter sluik jenever wordt verkocht, zoowel als in winkels, bakkerijen, slachterijen en in zooveel afgelegen dorpshuizen, die geen patent voor het verkoopen van jenever of zelfs van bier bezitten. Op de 20,000 huizen van Brussel, bewoonde of onbewoonde, waren er, op ln Januari 1897, 4792 gepatenteerde drankslijterijen; dewijl in de hoofdstad jaarlijks 230 herbergen bijkomen, kan iedereen gemakkelijk uitrekenen hoeveel drankhuizen Brussel thans telt. Te Laken zijn, op 2,800 huizen, 700 herbergen; te Sint-Jans-Molenbeek zijn ruim 1,000 herbergen op 4,700 huizen. Te Mechelen waren 1,453 drankhuizen in 1895, of 1 drankhuis per 26 inwoners. Het Alcoolisme. ■ k 8.' Te Hasselt had men, in 1896, 291 herbergen, of 1 herberg op 47 inwoners. De evenredigheden voor Mechelen en Hasselt zijn nagenoeg dezelfde gebleven. Gent telt 159,130 inwoners, waarvan 73,573 mannen en 85,557 vrouwen. Daarin zijn begrepen 43,279 kinderen onder de 15 jaar, zoodat er eene volwassen bevolking is van 115,851 personen. Er zijn 3,742 herbergen, 1 herberg per 46 inwoners, ééne voor 33 volwassenen, ééne herberg voor 14 volwassen personen van het mannelijk geslacht. Geen wonder dat daar 13,349 processen - verbaal voor overtreding der « Loi -Wet » sinds 1888 gemaakt werden! Op 1 Januari 1896 was er te Lodelinsart, eene zeer nijverige gemeente van Henegouwen, 1 herberg per 15 inwoners! Ziehier den toestand, op hetzelfde tijdstip, van het kanton Binche: Binche, 10,308 inw., 423 herb., of 1 per 24 inw. Estinnes, 796 » 36 » » 22 » Leval, 3,096 » 162 » „ 19 „ Mont-Ste-Aldegonde, 1,367 » 55 » » 25 » Ressaix, 910 » 67 » » 14 „ Wautrez, 985 » 59 » » 17 „ Het kanton, 17,462 » 802 » » 21 inw. Hoe meer nijverheid, des te meer drankhuizen! Hoe hooger dagloon, hoe grooter verteer in de herberg! In de hoofdstad van België zijn omtrent 4 maal meer herbergen dan in gansch Noorwegen, dat er 1,340 heeft. Toen de jeneverplaag volop in dat land woedde, bestonden er 9,727 stokerijen; deze toestand sproot uit de wet van 1816, die ieder eigenaar toeliet de opbrengsten zijner landerijen te stoken; deze ongelukkige wet werd in 1840 gewijzigd en toen daalde vermeld getal tot 1,387. In 1848 bracht eene nieuwe, strengere wet dat getal op 40, en nu zijn er slechts 23 meer, die niets dan heel zuiveren alcool mogen stoken. In België zijn er 212, die dag en nacht hun uiterste best doen om ons vaderland onder eenen stortvloed van alcool vergif te versmachten. In Frankrijk heeft men 1 herberg per 71 inwoners. In Holland » » 170 » In Engeland » » 190 » In Duitschland « » 215 » In Noorwegen » » 6,600 » Ons land telt dus, in evenredigheid der bevolking, ruim 2 maal meer herbergen dan Frankrijk, 5 maal meer dan Holland, 6 maal meer dan Engeland, 7 maal meer dan Duitschland en 213 maal meer dan Noorwegen. In dit laatste land past men, sedert 1 Januari 1896, in dertien steden de local option toe, waardoor de meerderheid der inwoners, ten minste 25 jaren oud zijnde (vrouwen medebegrepen), beslissen over de afschaffing der drankhuizen in elke dier steden, en die herbergen mogen er nog maar van 8 uren 's morgens tot 5 uren 's avonds open blijven. Nu, hoe meer herbergen, hoe meer drankverbruik! Inderdaad, nergens wordt meer gedronken dan in ons Vaderland; daarom zeggen onze naburen dat de dronkenschap de nationale kwaal van België is, dat wij de grootste alcoolverbruikers der wereld zijn. Wat schande voor ons! en, helaas! de officieele cijfers laten niet toe dien schandnaam van onze schouders te schudden. In 1895 werden alhier, volgens de « Algemeene tabel over den handel van België met de vreemde landen », door de 215 jeneverstokerijen, alsdan in werkzaamheid, 78,542,500 liter alcool van 50° Gay-Lussac vervaardigd; er werden in den loop van dat jaar 476,400 liter brandewijn en likeuren uitgevoerd naar den vreemde en 1,828,600 liter sterken drank van den vreemde ingevoerd. Tusschen in- en uitvoer is er een verschil van 1,352,200 liter, welke, gevoegd bij de hoeveelheid alcool in België vervaardigd, een totaal uitmaken van 79,894,700 liter. Gedeeld door 6,410,783, cijfer der bevolking op 31 December 1895, geeft dit een gemiddeld verbruik per inwoner, gedurende vermeld jaar, van 12,46 liter. Voor de jaren 1896 en 1897 bezitten wij de noodige officieele cijfers nog niet om dergelijke berekening te maken; misschien is er eene lichte vermindering in vergelijking met het voorgaande jaar. Men merke goed op dat er hier geene spraak is van brandewijn zooals hij in de herberg gedronken wordt, maar van alcool op 50 graden genomen; om te weten hoeveel liters brandewijn van 40° graden, zooals hij tot in 1895 gemiddeld in stad en dorp gedronken werd, elke Belg in 1895 verbruikte, moet men 12,46 liter met ~ vermeerderen: dan bekomt men 15,57 liter brandewijn. De officieele berekeningen worden echter gemaakt op den grondslag van 50 graden; als wij ook zoo handelen, dan verkrijgen wij eene vergelijkende tabel, die ongetwijfeld aan onze lezers belangrijk zal schijnen. STATISTIEKE TABEL over het gemiddeld verbruik der hoeveelheid sterke dranken van 50° alcoolkracht, door de voornaamste volkeren van Europa, in 1895. Ieder Spanjaard 0,70 liter. » Italiaan 0,80 » » Noorweger 3,00 » » Zwitser 5,71 » » Franschman 7,78 » » Duitscher 7,80 » » Hollander 8,00 » » Zweed 10,34 » » Engelschman 10,50 » » Rus 10,69 » Ieder Belg 12,46 liter. Tegen deze statistiek zou men kunnen opwerpen dat de alcool, door de nijverheid gebruikt, moet afgetrokken worden van het totaal der verbruikte alcoolhoeveelheid; (2) (1) Dr Delaunois: Reeds aangehaald. (2) Dr Pidoux: Elude sur la Phtisie, bl. 170. " De overdrevene volbloedigheid en de geraaktheid » der longen komen bij de drinkers veel voor. De long» tering tast vooral de zwakke personen aan, die aan » den drank verslaafd zijn; doch niet zelden veroorzaken » ook de sterke dranken deze ziekte bij forsch gebouwde ;> menschen. » (1) Wij mogen niet vergeten eene bijzondere melding te maken van de doffe, schorre stem van den drinker, en jonge lieden dienen vooral te weten dat hun stemorgaan schipbreuk zal lijden ten gevolge van drankmisbruik; de zangers en tooneelspelers, die met de keel hun brood moeten verdienen, en er soms ook al eens fortuin mede maken, hoeden zich voor alle buitensporigheden aan drank, vooral aan jenever en likeuren. Het Hart en het Bloed De slagaders en bloedaders dienen tot doorgang van het roode en van het zwartachtig bloed, dat een groot deel van den ingenomen alcool bevat, en ondergaan ook bij den dronkaard veelvuldige bedorvenheden. Deze vaten verliezen hunne rekbaarheid, worden met kalk doordrongen. Bij de minste rekking breken ze en het bloed gudst door het bovenlijf. Dat is eene hartaderbreuk of wel een beslag op de hersenen, volgens de plaats waar de breuk geschiedt; het zijn twee oorzaken van een schielijken dood en deze gevallen doen zich heden meer dan ooit voor. Elders hebben we reeds gewezen op het bloedbederf en de bloedeloosheid; de jeneverdrinkers worden door de (1) Dr Delaunois : Reeds aangehaald. lievige dronkaards-bloedeloosheid aangerand en deze ziekte leidt spoedig naar het kerkhof. « De letsels aan de slagaders, door drankbuitensporigheden, vertoonen zich vroeger en heviger dan die door andere oorzaken voortgebracht. Dit bevestigt deze waarheid, dat de alcoolmisbruikers zelden zoo oud worden als andere menschen. » (1) « Onder den invloed van alcool, bij overdaad en geruimen tijd gebruikt, bederft het bloed, evenals bij de vergiftiging door het lood en het kwik. » (2) « In de menigvuldige lijkschouwingen van dronkaards, heb ik altijd het bloed aangetast bevonden. » (3) * * * Laat ons nu eens de natuurlijke werking van het hart nagaan en daarna zien hoe die werking doorjden alcool verhinderd wordt. Een volwassen hart is omtrent 16 centimeter lang en ruim 11 centimeter in diameter; ofschoon het dus maar iets dikker is dan de mansvuist en ongeveer 300 gram weegt, (4) verricht het in den tijd van een menschenleven meer werk dan eene machine uit het hardste metaal vervaardigd. Het geniet geen oogenblik rust van den eersten dag onzes levens tot den laatsten polsslag; bij iedere klopping jaagt het eenen bloedstroom, vergezeld (1) Dr Gueneau de Mussy: Clinique médicale, T. I., bl. 304. (2) Dr Monneret: Pathologie. (3) Dr Peter: Clinique médicale. (4) Het hart van den man staat tot dat der vrouw gelijk 1 tot 0,92. Het groeit vooral tot op den ouderdom van 30 jaar; op zeventigjarigen ouderdom begint het in omvang en gewicht te verminderen. van de noodige grondstoffen voor den aangroei en de herstelling der levensorganen, tot in de verst verwijderde deelen des lichaams. De hartklopping is sneller in de jeugd en trager in den verderen ouderdom; op middelbaren leeftijd, klopt het ongeveer 70 keeren per minuut, hetgeen een middengetal van 100,000 slagen per dag voorstelt. (ï) Deze dagelijksche arbeid, geregeld als het kunstigste raderwerk, staat gelijk met 35,000 kilogrammeter (2) of de opheffing van 35,000 kilogram gewicht, ter hoogte van één meter, gedurende eenen dag. Hoe sneller men gaat of loopt, hoe grooter arbeid* men lichaam of geest oplegt, hoe sneller ook het bloed omstuwt en hoe sterker en rapper onze « zuig- en perspomp » moet werken; elke buitensporigheid brengt voor het hart eene buitengewone inspanning mede. Nu, alcool jaagt het bloed sneller rond en doet dus het hart meer dan gewonen arbeid verrichten. Deze buitengewone arbeid zou wel grootendeels verminderd kunnen worden door eene bijzondere soort van kleine zenuwen, verhinderingszenuwen geheeten; doch de alcool heeft immers eene ontzenuwende kracht; hij verlamt deze zenuwen of ontspant ze, zoodat zij het sneller kloppen (1) Hartkloppingen per minuut, volgens Qüételet : Ouderdom. Kloppingen. Ouderdom. Kloppingen. 1 jaar 120—130 10 — 15 jaar. . . . 78 2 » 105 15 — 20 » 70 3 » 100 20 — 25 » 70 4 » 97 25 — 50 y> 70 5 » 94 — 80 60 • 74 10 » 90 80 » 79 80 — 90 » 80 (2) Kilogrammeter is de kracht, vereischt om 1 kilogram éénen meter hooy in den tijd van ééne seconde op te lichten. des harten niet meer verhinderen. Er zijn menigvuldige bloedvaten in het aangezicht en het hoofd; het hart zal het bloed veel rapper door die vaten jagen en ze doen uitzetten; dit merkt men toch zoo treffend bij de blozende kleur des drinkers. Zorgvuldig uitgevoerde proefnemingen van Dr Parkes en andere geleerden bewijzen, dat de 100.000 kloppingen van het hart, in 24 uren, in de volgende evenredigheid vermeerderd worden, hetzij dit geschiede door den alcool onder den vorm van geestrijke dranken, of op eene andere wijze in te nemen. Hartkloppingen Kilogrammeter, in 24 uren. 100,000 met water alleen 35,000 108,000 » 4 centil. alcool (j liter bier) . . . 38,000 113,000 » 8 » » ({ » wijn) . . . 40,000 118,000 » 12 » » (j » jenever) . . 41,500 130,000 " 24 » " (j » " 45,000 Daar, op dat rek, staat het ijzeren gewicht van een kilogram. Veronderstel eens dat gij zulk gewicht 5,000 maal achtereen éénen meter hoog moest oplichten; uw arm zou ten laatste zóó verlamd zijn, dat hij aan werkstaking zou denken of eene wel verdiende rust zou eischen. Dit is nochtans het noodeloos beulenwerk, dat gij uw klein hartje boven zijnen gewonen arbeid oplegt met slechts een halven liter wijn te drinken. Het hart van den dronkaard, zegt Dr Delaunois, vervult slecht zijne bediening: 't is dikwijls ontsteld, het klopt te snel of onregelmatig. De dronkaard leeft sneller dan iemand anders, omdat hij meer verbruikt; zijne organen zijn aanhoudend overspannen en gelijken aan eenen stoomketel, die te sterk verwarmd is; daarom verslijten zij veel rasser dan bij zuinige lieden. De dronkaard is een jonge ouderling, wiens hersens, wiens longen en hart vóór hunnen tijd versleten zijn. De werking van het hart, dat zeer gelijkt aan het spel eener zuig- en perspomp, is weldra in de war. Het inwendige van dit orgaan vervalt; er komen spleten of kloven aan de kleppen; het gebeurt ook al, dat het hart vet wordt. (Men vergelijke Plaat XIX en Plaat XX.) Plaat XIX Plaat XX Sart van den gezonden mensch. j n. Hart van don dronkaard Eens dat de veerkracht van het hart verflauwt, klopt het niet meer met regelmatigheid. Somwijlen blijft het schielijk stilstaan, ofwel het bezwijkt en springt open onder de drukking van het bloed; beide gevallen hebben dezelfde uitkomst: de dood. Ziehier ten slotte de uitspraak der Geneeskundige Academie van Parijs, over de werking van alcool op het hart en het bloed: « Het is van belang de hartziekten niet uit het oog te verliezen, die zich plotseling kunnen voordoen onder den invloed der alcoolische buitensporigheden, want het inwendige hart- en adervlies ontsnapt zoo min als de andere weefsels aan de prikkelende werking van den alcool; deze hartziekten, zoo hinderlijk in al hunne perioden door de benauwing, die ze veroorzaken, loopen bijna altijd uit op eenen schielijken dood of eene algemeene waterzucht. » De Hersenen en het Zenuwgestel Nu hebben wij het benedenverdiep en de eerste verdiepingvan den lichaamsbouw doorloopen; wij gaan thans nog wat hooger, naar den zolder, als ge wilt, of naar het hoofd, dat door een sterken trap, den hals, met het eigenlijk lichaam in gemeenschap staat. In den hoofdschedel of hersenpan liggen de hersenen, in groote hersenen (cerebrum), middelhersenen (mesencephalum) en kleine hersenen (cerebellum) verdeeld, en waarvan het verlengde merg en het ruggemerg de verlenging zijn; het ruggemerg loopt door eene beenderige buis, wervelkolom, ruggegraat of ruggestreng geheeten. De zenuwen, witte, glinsterende, malsche koorden — niet te verwarren met de pezen, of uiteinden der spieren, die aan de beenderen vastzitten — ontspringen sportsgewijze uit het ruggemerg en de hersenen, ten getalle van veertig paar, en verdeelen zich tot het oneindige in al de deelen van het lichaam. De groote en kleine hersenen, het verlengd merg, het ruggemerg en de zenuwen vormen het zenuwstelsel: den zetel van het verstand, het gevoelen en de beweging. Het bovenuiteinde van 't ruggemerg heet levenslinoop, waarvan de vernietiging de onmiddellijke dood ten gevolge heeft; 't is in den nek, in den levensknoop, dat de slachters en de torreadors hunnen priem of hunne piek steken om stieren te dooden. (1) De zenuwen zijn als zoovele telegraaf- of telefoondraden, die de hersenen de gewaarwordingen van den buiten overseinen: de koude, de warmte, de vocht, het licht, den klank. Zij brieven de bevelen over van de hersenen naar het hart, om dit te doen kloppen; naar de longen, om te ademen; naar de maag, om te verteren; naar de spieren, om te werken en ons te doen handelen, te bewegen. De eene zijn gevoelszenuwen: verzwakken zij of snijdt men ze af, dan is er ongevoeligheid, hardhoorigheid, doofheid, bijzichtigheid, blindheid; de andere zijn de heweegzenuwen: verlammen ze of snijdt men ze af, dan is er verlamming, verstikking, machteloosheid; een derde soort van zenuwen werken tegelijk op het gevoel en op de beweging. Bewonderensweerdig samenstelsel en raderwerk, dat onzo schandelijke driften zoo dikwerf ontstellen en vernietigen! Al de ziekten van het zenuwstelsel, en zij zijn menigvuldig, kunnen door den alcool veroorzaakt worden; men kan die kwalen tot twee samenvatten: de zinneloosheid, onder hare talrijke vormen, en de verlamming; deze twee vereenigd vormen de lamme zinneloosheid. (1) In de volkstaal geel adr (gele ader) gelieeten. De geneesheeren onderscheiden bij de dronkaards een aantal zenuwziekten, waarvan de enkele opsomming stof tot nadenken moet geven. Men zou zich kunnen afvragen hoe toch de alcool, dien men door het keelgat naar de maag doet vloeien, een zoo tamelijk rap en dikwerf zoo verschrikkelijk uitwerksel op het hoofd, de hersenen, de oogen, den neus en de ooren kan hebben. 't Is dat het hoofd en de organen onzer zintuigen zoo wonderlijk in verband gebracht worden met het overige des lichaams door de zenuwen, de spieren en de bloed- en slagaders; en men vergete niet dat het bloed den alcool overal rondvoert. Plaat XXI toont zulks duidelijk aan, voor hetgeen de bloedaders betreft; zooveel bloedaders er op de figuur te zien zijn, zooveel slagaders zijn er ook; daar bij zijn, tot in de uiterste hoekjes van de hersenen, nog een groot getal bloedvaten (bloedaders en slagaders), die niet bovenop of een weinig onder het vel, maar diep in liggen en slechts op eene doorsnede van hals en aangezicht zichtbaar zijn. 't Zijn al deze schier ontelbare kanalen, welke bloed en alcool naar de lippen, oogen, ooren, den neus en de hersenen met ongelooflijke rapheid vervoeren. Plaat XXI Bovenopliggende bloedaders van hals en hoofd, j n. (De binnenste keel ader, die dieper ligt, is verondersteld bij doorschijnbaarheid gezien te worden.) 1. Bloedader van het achterhoofd. — 2 en 4. Binnenste keelader. — 3. Buitenste keelader. — 5. Dwarsloopende keelader. — 6. Onder het vel gelegene halsader. — 7. Gemeene aangezichtsader. — 8. Voorste Het Alcoolisme. 12. aangezichtsader. — 9. Achterste aangezichtsader. — 10. Hoeksader. — 11. Voorhoofdsader. — 12. Bovenopliggende slaapader. In de hersenen vooral krielt het van bloed- en slagaders. Deze bloedvaten zijn dikwijls zeer dun, maar zij zijn toch altijd regelmatig van vorm bij den gezonden mensch. Doch de alcool laat ze in hunnen natuurlijken Plaat XXII en gezonden staat niet lang; hij verwringt ze, krimpt ze in een of zet ze uit, omknelt ze met vet en belet ze hunne aangewezene zending behoorlijk te vervullen. Indien men een varken voedt met den afval van stokerijen, of indien men veel brandewijn, waarop het verlekkerd is, bij zijn voedsel voegt, dan zal het ook spoedig in staat van dronkenschap verkeeren; zoo kan dan de volksuitdrukking: « Zoo zat als een zwijn » verklaard worden. Wel, zoude men op dat oogenblik het beest dooden, den kop openklieven en de hersenen berieken, dan wierde men een sterken geur van alcool gewaar. Bij den mensch ook zijn de hersenen, weinige oogenblikken na het drinken van jenever, met alcool doordrongen. Na een herhaald alcoolmisbruik, worden de zenuwen en aders der hersenen vervormd en verschrompeld; zij zijn ten laatste onbekwaam om den hun opgelegden arbeid te verrichten. Plaat XXIII Deel der hersenen van den gezonden mensch Plaat XXIV Toestand der aderen in de hersenen van den dronkaard De hersenen zijn van al de organen — dit weet elke drinker — degene, die het hevigst den invloed des alcools ondervinden. Maar de proefnemingen, op levende dieren gedaan, hebben daarenboven bewezen dat het zenuwweefsel de grootste evenredigheid alcool opneemt en behoudt. Door de kleine bloedvaten met het brein in aanraking gebracht, prikkelt de alcool de werkzaamheid van dit voornaam lichaamsdeel; deze overdrevenheid, waarvan de graad in verhouding is met de hoeveelheid ingezwolgen alcool, vertoont zich in al de afwisselende verschijnsels der beschonkenheid, eerst door eene vroolijke, schier altijd vriendelijke vervoering, waarop een eindeloos gekazel volgt, dat zich kenmerkt door zijne strekking om altoos in denzelfden gedachtenkring te blijven; de gang, die in 't begin zeer licht en schijnbaar onvermoeilijk was, wordt alsdan minder vast; de hersenen willen nog wel aan de onderste ledematen gebieden, doch de beenen toonen zich weigerachtig; vervolgens maakt de vroolijkheid plaats voor een zekeren graad van korzeligheid, bijna altoos vergezeld van eene onoverwinnelijke koppigheid. Van dat oogenblik verandert het schouwtooneel ten volle: 't is niet alleen meer de opgewektheid, maar de verderving der denkbeelden, eene oprechte waanzinnigheid, nu eens min of meer twistzuchtig, min of meer hevig, uitloopende op een gebabbel zonder samenhang, op eenen staat van buitengewone beroering, dan eens ontaardende in eene crisis van blinde verwoedheid, tijdens welke de mensch bekwaam wordt tot alle misdaden, waarvan hij gewoonlijk slechts hierdoor de gevolgen ontwijkt dat hij, uitgeput door de overmaat der opgewondenheid zelve, in eenen staat van krachteloosheid valt, die van hem eene onbeweeglijke massa maakt; hij is smoordronken. Wanneer deze buitensporigheden kort op elkander volgen, geven zij natuurlijk oorsprong aan hevig alcoolisme, meer gekend onder den naam van zuiperswaanzin (delirium tremens), dolle koorts, die den drinker eigen is en vaak de dood tot gevolg kan hebben. Maar als de werking des alcools, ook zonder de eerste lichte opwekking te overschrijden, alle dagen herhaald wordt, dan volgen weldra storingen van het zenuwstelsel, door deze opwekking voortgebracht; langzamerhand stoffelijke beschadigingen, te beginnen met de min of meer algemeene en voortdurende ontsteking der hersenen, en eindelijk de verweeking. Alsdan is het niet door eene uitbundige vroolijkheid, ook niet door aanvallen van gramschap, dat zich deze stoornissen veropenbaren, maar door aanhoudende hoofdpijn, draaiingen, weldra waanzinnigheid, door eene trapswijs toenemende verzwakking der verstandelijke en zedelijke vermogens, loomheid des geestes, verlies van het geheugen, moeilijkheid der spraak, onophoudelijke bibbering der ledematen, voorbijgaande aanvallen van ijling, nu eens kalm, dan eens hevig, soms eens afwisselend met vallende ziekte, vooral wanneer de drinker een gewoon gebruik gemaakt heeft van alsem, en ten laatste de krankzinnigheid, de verstomping, de algemeene verlamming. Doch, hoevele drinkers zijn er niet, die, vooraleer tot dien laatsten graad van verdierlijking af te dalen, door het herhaald gebruik van alcoolische dranken in eenen staat van gedurige opgewondenheid gehouden zijn, waarvan het eerste gevolg is hen lichtgevoelig en twistziek te maken; die ten laatste langzamerhand alle plichtbesef verliezen en, alleen beheerscht door de booze driften, welke de alcool bij hen heeft opgewekt, hunne familiën verarmen en onteeren door wangedrag en misdrijven, die zij zeiven op de banken der correctionneele rechtbanken of der assisenhoven gaan uitboeten! (1) Kent gij eene vreeselijker kwaal dan de vallende ziekte? Een jongeling, zoo even vol levenslust, valt te midden zijner speelgenooten, op de straat, of in de herberg, ten gronde als ware hij door den bliksem getroffen; na eenige stonden slaat hij met handen en voeten, zijne vuisten zijn gebald, den duim binnenwaarts; het aangezicht is (l) Geneeskundige Academie van Parijs. afzichtelijk vertrokken, de oogen omgedraaid; hij knarsetandt, reutelt en een wit, slijmerig en soms bloedig schuim bezwaddert zijne lippen. Dit afschuwelijk schouwspel duurt minuten lang, zonder dat de jongeling zich later iets van de gebeurtenissen zal herinneren. De vallende ziekte is dikwijls door het misbruik van sterke dranken veroorzaakt; zij is meestal ongeneesbaar, doch vooral zoo lang het misbruik bestaat. De lamme zinneloosheid is eene bij uitstek alcoolische ziekte, die tegelijk het verstand en de lichaamlijke gezondheid knakt, want het slachtoffer dezer kwaal is zinneloos en lam of kreupel, 't Zijn eerst de tong, dan de handen en de beenen, de slokdarm en weldra de verteringsorganen, die hunnen dienst weigeren. Het geheugen begint te falen, alle verstandelijk werk wordt moeilijk, later onmogelijk, en eindelijk komt de volslagen zinsverbijstering: de zieke waant zich burgemeester, koning, keizer, Rothschild te wezen; later acht hij zich diep ongelukkig, is melancholisch en denkt aan zelfmoord. Ten laatste kan de zieke noch spreken, noch bewegen, noch spijzen slikken, noch de waterloozing regelen, tot dat de dood aan dit nutteloos en onverdragelij k leven een einde komt stellen. Vele vakmannen geven deze lamme zinneloosheid den naam van slepend alcoolisme; 't is voor hen de laatste toestand der ziekten, die door den alcool veroorzaakt worden. « De lamme zinneloosheid of het slepend alcoolisme, » dat zich alle jaren meer en meer voordoet, bewijst !> genoegzaam hoe erg de gevolgen van dranKmisDruiK » zijn. » (1) « Al onze bijzondere hospitalen zijn opgepropt met lamme » zinneloozen. » (2) « De lamme zinneloosheid is schier eene hedendaagsche „ ziekte; (3) zij werd in 1820 voor de eerste maal » beschreven. » (4) « Het welgekende delirium tremens of de zuiperswaanzin is een wettig kind van het misbruik van jenever. » (4) Ziehier nog vier ziekelijke toestanden, die uitsluitend den jeneverproever treffen: 1° De sombere dronkenschap, die den mensch aanzet om zijn verdriet, alle levensbezwaar door den drank weg te ruimen. 2° De wreede dronkenschap, die den liefhebber van sterke dranken korzelig, twistziek, uitdagend maakt; 't is deze toestand, die de vechtpartijen met soms doodelijken afloop veroorzaakt. 3° De bloedwaanzinnige dronkenschap, die den zuiper tot manslag aanspoort, 't Is eene onweerstaanbare neiging tot moord; in dezen toestand spant de dronkaard soms alles in om deze neiging tot bloedstorten te overwinnen, doch zijn oog ziet niets meer dan bloed en, den tijger gelijk, slaat en kerft, verscheurt en vertrappelt hij zijn (1) Dr Brière. (2) Dr Jolly: L'Absinthisme et le Tabac. (3) Dr Delaunois, bi. 48. (4) Dr Lefèbvre. slachtoffer, misschien zijne vrouw, zijnen vader, zijne eigene kinderen. 4° Eindelijk de drinkwoede, die het gevolg van vroegere buitensporigheden is: de drinker is dusdanig de slaaf zijner drift dat hij volstrekt moet drinken, totdat het krankzinnigengesticht zijne schande verberge of het sombere graf voor eeuwig zijne passie voor den sterken drank stille. Deze vier bijzondere toestanden zijn het teeken van een zeer nabij zijnde verstandelijk verval; zij leiden tot de verstomping, die eindelijk zelve het slachtoffer van den drank tot den laagsten trap van zedelijken val en geestverdooving voert. De Zintuigen De huid, de zetel van het gevoelen, is bij den drinker vettig, olieachtig, blinkend, glad; later wordt ze aardkleurig, droog en ruw. Gaat het alcoolmisbruik voort, dan volgen dra de talrijke huidziekten, ongeneesbaar bij den verstokten dronkaard. « Niets ontwikkelt en onderhoudt beter de dartels dan het misbruik van bedwelmende dranken. » (1) Men kent de roode dronkaardspuist, de dronkaardsdartel, de alcoolroos. De bloedzweren, de pestbuilen of zevenoogen worden uitnemend veel aangetroffen bij personen, wier verteringsorganen door den alcool geprikkeld zijn. Sommige dronkaards lijden aan volkomen gevoelsgebrek: men kan hunne huid verbranden, verscheuren, zonder dat (1) Dr Bergeret. ze pijn gevoelen. Een andere Bacchusvriend is overgevoelig: de minste aanraking, de geringste drukking, de schommeling van den vloer of van den grond door een rollend rijtuig doen hem ongehoord lijden. * * * De alcoolische gezichtsverduistering en de alcoolische zwcirte staar zijn het uitwerksel van drankmisbruik. Wie met de laatste dezer kwalen aangetast is, kan geene kleur dan de witte onderscheiden. Ongelukkige spoorwegreizigers, die met machinisten te doen hebt, welke de kleuren der signaallantaarns met elkaar kunnen verwisselen! Afzichtelijk zijn dikwijls de oogen van den drinkebroèr: vuurrood, zonder ooghaar, met gezwollen en bloedkleurige wenkbrauwen. De heelmeester zelf deinst terug als hij eene gevaarlijke behandeling aan 't oog van den dronkaard moet verrichten; met den besten wil der wereld en de allergrootste voorzorgen durft hij op geenen goeden uitval rekenen. * * * Het gehoor lijdt door drankmisbruik. Daags na eeno braspartij suizen de ooren, faalt ook dit zintuig. De dronkaards hooren klanken, muziektonen, geruchten, die in wezenlijkheid niet bestaan. Zij hooren het aansnellen niet van rijtuigen, paarden, rijwielen, spoortreinen. Hoeveel ongelukken zijn daaraan alleen niet toe te schrijven! Het slepend oorgesuis, de hardhoorigheid, de doofheid, de oorpijn en oorzweringen zijn wettige afstammelingen van den jenever. * * * De smaak verzwakt, lijdt ten laatste volkomen schipbreuk door het misbruik van sterken drank. Bij den drinker is dit zintuig niet meer fin; gewoon als hij is aan het gebruiken van sterke, bijtende, hevig prikkelende dranken, kan hij ternauwernood den smaak der lekkerste spijzen, wat zeg ik? der beste likeuren proeven; voor hem zal oude en fijne Cognac voor foezelrum zeker moeten onderdoen; deze ten minste verschroeit het gehemelte, pikt op de tong en is dus sterk en allerbest! De volgende proefneming kan iedereen doen en zou ons gezegde staven: Men houdt een glas geestrijk vocht, bij voorbeeld jenever of brandewijn, vijf minuten in den mond; men zal hevige pijn gevoelen en, bij nader onderzoek, den mond verbrand vinden. Behoudt men dezelfde hoeveelheid brandewijn tien of vijftien minuten in den mond, dan zal men er eene menigte blaasjes aantreffen. Neemt men daarna, met verbonden oogen, water, azijn of melk in den mond, dan zal men niet in staat zijn die verschillige dranken te onderscheiden. Daardoor is bewezen dat de alcool bedwelmend en verdoovend is. Men kan licht denken welke verderfelijke werking dit vocht op weekere en gewichtiger binnen- organen van het menschelijk lichaam moet uitoefenen. * * * Lijdt de smaak, dan faalt ook de reuk; hoe zou de roode dronkaardsneus, die om zoo te zeggen den jenever uitzweet, nog de geurigheid der fijne gerechten, den balsemenden wasem der bloemen kunnen onderscheiden! Er is niets wat de gezondheid meer bevordert, niets wat de zintuigen meer scherpt dan de vrije natuur, het buitenleven, de bosch-, veld- en heidelucht. Maar daarentegen is er ook niets wat meer de gezondheid hindert, wat meer de zintuigen verstompt dan het aanhoudend binnenleven en vooral de herberglucht. De herberg is het voorhuis, het portaal van hospitaal of ziekenkamer. Daar leeft men in slecht verlichte en vooral zeer slecht verluchte vertrekken, te midden van rumoer, tabakswalmen en alcoolwasems. De best ontwikkelde zintuigen, het sterkste lichaamsgestel zullen ten langen laatste aan de herberglucht hun offer brengen; zij zullen des te spoediger bezwijken, daar men bij het inademen der bedorvene lucht nog het gebruik, het misbruik van bedwelmenden drank en tabak voegt. De zieke alcooldrinker Wij hebben reeds gezien dat de drinkers meer dan de matige personen aan ziekte onderworpen zijn. Maar is de dronkaard ziek gelijk iedereen? Kan men hem behandelen, genezen als elk anderen zieke? Werkt hij tegen de lichaamskwalen in en bezwijkt hij daarom zooals de matigen ? W ij zullen het woord afstaan aan de ervarenste dokters van Frankrijk, leden der Academie van Parijs. " Het misbruik der sterke dranken geeft aanleiding tot menigvuldige ziekten; doch vooraleer zelf al deze stoffelijke wanorde voort te brengen, heeft het reeds tot uitwerksel de dronkaards ontvankelijker te maken voor de oorzaken, die toevallige ziekten verwekken; het verzwaart deze ziekten, en verhindert op ernstige wijze de genezing der wonden of den goeden uitslag der operatiën, wolke dronkaards moeten ondergaan. A. — Inwendige ziekten. — De besmettelijke ziekten, zooals pokken, lyphuskoorts, buikloop en cholera, tasten vooral de dronkaards aan; voor de cholera, in 't bijzonder, toonen de statistieken dat het getal der aannemingen in de hospitalen altijd zijn maximum bereikt heeft op de dagen, die na de groote drinkpartijen volgen. Bij gealcooliseerden, hebben alle hevige ziekten eene merkwaardige strekking om zich te verwikkelen met onrustige, soms razende koortsdolheid, die alleen bekwaam is het leven van den zieke in gevaar te brengen, en in alle geval zijne genezing moeilijker en zijne herstelling langzamer maakt. De borstvalling wordt gewoonlijk door deze dolheid verergerd. Wat de andere hevige ziekten betreft, het is zeker dat hun gang door den staat van aanhitsing, welke de doorzijpeling van den alcool in al de weefsels onderhoudt, belemmerd wordt; het is genoeg, tot betoog, op den langzamen gang te wijzen van de scherpe verkoudheid der luchtpijpen en van het darmkanaal bij de drinkers. In de trage ziekten, waarvan de ontwikkeling niet aan de rechtstreeksche werking des alcools toegeschreven wordt, is zijn invloed minder gemakkelijk waar te nemen. Doch wie weet niet, hoe wederspannig de slepende borstvallingen en de schurftigheden bij gealcooliseerden zijn? B. — Heelkundige ziekten. — De heelkundigen bevinden dagelijks dat de dronkenschap de naaste oorzaak is van eene menigte ongevallen; ook, dat het alcoolisme den noodlottigsten invloed op de genezing der verwondingen uitoefent. De zachtaardigste, de braafste mensch, eens door den alcool aangezweept, wordt, bij gelegenheid, twistziek of grootspreker: vandaar soms bloedige vechtpartijen of gevaarlijke kunsttoeren. Dezelfde oorzaak vergroot ook aanmerkelijk de gevaren, welke aan zekere toestanden eigen zijn; welke men door behendigheid en koel gemoed gemakkelijk vermijdt of overmeestert, maar waarvan iemand het slachtoffer wordt als de drank hem onvoorzichtig, zwak of onbehendig gemaakt heeft. De dronkenschap is voor den heelmeester eene bron van menigvuldige verlegenheden; zij maakt somtijds de erkenning der kwaal ongemakkelijk en de behandeling vruchteloos; zij belet het gepast gebruik van een nuttig middel, als bloedlating, spuwdrank, chloroforme; zij doet eene dringende operatie uitstellen, of geweld gebruiken, waar zachtheid zoude volstaan hebben; zij dwingt den heelmeester zijnen zieke te behandelen gelijk de veearts het dier behandelt. De oude alcoolische vergiftiging heeft nog schrikkelijker ge\ olgen. eene nietige kwetsuur, zonder het minste gevaar voor een matigen en gezonden mensch, wordt dikwijls bij den dronkaard het uitgangspunt van vreeselijke ongevallen, welke de kunst onbekwaam is te bestrijden. Geschokt door de koorts, gekweld door den dorst, eenen onverwinnelijken afkeer gevoelende voor alle voedsel, weigert de gealcooliseerde of geeft weder de herstellende spijzen, die zoo noodig zijn tot zijne genezing; hij biedt welhaast de kenteekens aan van ingewandsverwikkelingen en al de gevolgen van eene gedwongen diëet. De vorige slechte staat der voornaamste organen, de lever, de nieren, de longen, verergert nog, en bevordert de ontwikkeling der inwendige stoornissen. De herstelling der beschadiging, door do kwetsuur veroorzaakt, eischt een zuiver bloed en de regelmatige medewerking van al de voedingsverrichtingen; met een ongezond bloed en gestoorde levensorganen is de heeling moeilijk of onmogelijk. Ook ziet men op de gekwetste plaats talrijke verwikkelingen tot stand komen: de wonden nemen een slecht uitzicht aan, zij zijn pijnlijk of vurig, bedekt met bedorven overblijfselen of kwaadaardigen etter; puisten, uitslag, kanker komen te voorschijn; zij storten in het reeds bedorven bloed schrikkelijke vergiften, die welhaast het verdelgingswerk voltrekken. » 't Is waar, de ziekteverschijnselen bij drinkers kunnen moeilijk met cijfers vastgesteld worden, omdat zulke berekeningen vergelijkenderwijze zouden moeten geschieden op matige en onmatige personen. De eenigste statistiek, die we daarover aantroffen, is die van Dr Carpentier, in 1877 gemaakt naar persoonlijke proefnemingen in het leger der Engelsche Indien; zooals men weet, telt het leger van Engeland vele soldaten, die geheel onthouders zijn van sterke dranken. Dr Carpentier heeft het dagelijksch getal zieken tusschen de manschappen van het leger aangeduid in de volgende tabel, die zeer leerrijk is. Getal manschappon van Evenredigheid der opnemingen Proportie per dag en per t regiment in 't hospitaal honderd van zieken Soldaten, die . ,, „ onthouders zijn Andere soldaten Onthouders Niet onthouders Onthouders Niet onthouders Januari . . . 1953 2569 1 per 18,77 1 per 9,22 2,54 8,15 Februari . . 1840 2639 » 20,10 » 9,24 2,27 7,27 Maart . . . 1542 2879 * 14,44 7,14 2,94 8,66 APril • • • • 1359 3081 » 10,90 5,26 5,47 10,22 Mei .... 1282 3161 >. 18,44 » 6,35 5,24 10,66 Juni • • • • 1364 3075 19,53 6,37 4,55 10,35 Totaal. 9340 17354 1 per 16,47 1 per 7,28 3,65 10,20 Het getal der zieken was dus driemaal grooter voor de soldaten, die geen deel maakten van de matigheidsbonden. Ten tijde van besmettelijke ziekten, kan men gemakkelijker tot de overtuiging geraken dat de weerstand bij de drinkers zwakker is; dit word vooral bij de verschijning van den cholera vastgesteld. In 1848 werden 70 choleralijders in een hospitaal van Edimburg aanvaard, waaronder slechts 17, die matig leefden. En op 140 vrouwen, lijdende aan cholera, waren er slechts 43 als matig aanzien. In 1849 bevond Dr Adams, te Glasgow, dat van de honderd matige personen slechts 19 aan cholera bezweken, terwijl op honderd zieken, als drinkers erkend, er 91 stierven. Die in Fransch-Bretanje ten jare 1885 het slachtoffer van den cholera werden, zegt Dr Proust, waren schier allegaar gealcooliseerden. Dr Crocq heeft tijdens de besmettelijke ziekte van 1892, te S'-Jans-Molenbeek, vastgesteld dat, behalve ééne vrouw en één meisje, al de choleralijders zich aan den drank overgaven eer zo ziek werden. In datzelfde jaar was er een Amerikaansch dagbladschrijver, M. Stanhope, die te Hamburg, tijdens de schrikkelijke besmettelijke ziekte, welke deze stad teisterde, zijnen tijd doorbracht in de hospitalen; hij schreef aan De NewYork-Herald: Al de gealcooliseerden bezwijken aan de ziekte. » Dergelijke waarnemingen werden ook gedaan op lijders aan typhus, buikloop, besmettelijke koortsen, lever- en miltziekten. Yele drinkebroêrs sterven eenen onverwachten dood. De fabriekwerker, die bedronken is, mist de vastheid en juistheid zijner bewegingen of verliest het begrip van het gevaar, dat hem bedreigt: hij wordt verminkt of verpletterd onder het raderwerk der • machienen. De voerman raakt onder de wielen van zijnen wagen, de schaliedekker rolt van het dak, de metser valt van zijne stelling en de schipper tuimelt in het water. En hoeveel dronkaards sterven niet ten gevolge van zelfmoord! Op de honderd zelfmoordenaars zijn een kwart dronkaards en de anderen zullen ook wel geene geheel-onthouders wezen. Dr Baer zegt: « De dronkenschap en de zelfmoord hebben denzelfden oorsprong. De zoogezegde beschaving verschaft ons op gelijke wijze de drinkers en de zelfmoordenaars. » § II. — Gevaar voor den Geest Sprekende over de noodlottige uitwerksels, die de sterke dranken op de hersenen on het zenuwgestel uitoefenen, hebben wij reeds gezegd dat de alcool het geheugen benevelt, de verbeeldingskracht verderft en de zinneloosheid veroorzaakt. De gevallen van krankzinnigheid doen zich meest op in de landen of streken, waar de jeneverplaag regeert; een groot getal zinneloozen zijn er de slachtoffers van. « Yan de 15,886 gevallen van zinneloosheid, door » natuurlijke oorzaken teweeg gebracht, zijn er 3,445, of Het Alcoolisme. 23 „ meer dan 21 ten honderd, aan het misbruik van sterken » drank toe te schrijven. » (l) « In het krankzinnigengesticht, dat ik bestier, zijn er „ 40 per honderd slachtoffers van den alcool. » (2) Doch laat ons de Belgische grens niet overschrijden en zien wij wat er, in dit opzicht, in ons land omgaat. België tolde in 1852 een getal van 3,841 zinneloozen; 20 jaren later klom dit cijfer tot 6,650, dus was het schier verdubbeld; in 1892 waren er 11,482 en thans tellen wij 12,700 opgesloten krankzinnigen. (3) Welk deel heeft de jenever in die gevallen van zinneloosheid? In 1876 was de verhouding 7 ten honderd en in 1892 beliep ze 10,84 % ; deze verhouding steeg tot 13 in de gestichten, die hoofdzakelijk de zieken der steden en nijverheidsdistricten ontvangen. De kolonie van Gheel, die hare honderden zotten vooral van landelijke gewesten ontvangt, telt thans 8 tot 10 slachtoffers van den jenever op de honderd. Te Sl-Truiden (Ziekeren) steeg in 1895 het per cent tot 9,8. Dokter Peeters, van Gheel, meent dat deze verhouding voor Brussel en de groote steden tot 30 klimt. Dokter Garnier zegt in zijn werk, La folie a Paris, dat 37 ten honderd der krankzinnigen van Parijs hun verstand verloren hebben door de sterke dranken. Dr Peeters verklaart dat de krankzinnigen, die van de bedelaarsgestichten naar Gheel gezonden worden, schier allen slachtoffers van de sterke dranken zijn. (1) dr jeannel. (2) Dr Edgard Skepherd. (3) Er zijn nog duizenden zinneloozen, half-zinneloozen, idioten, die m do krankzinnigengestichten niet leven. Uit het laatst verschenen officieel verslag der krankzinnigen gestichten van België Treizième rapport sur la situalion des asiles d'aliénés du royaume. Années 1883 a i892. Bruxelles, J. Goemaere. — 1895 ><), ons welwillend door den heer Minister van Justitie gezonden, putten wij deze tabel: BEVOLKING BEVOLKING JAREN der krankzinnigen- JAREN der krankzinnigengestichten. gestichten. 1853 4,054 1873 6,801 1854 4,094 1874 7,048 1855 4,074 1875 7,230 1856 4,278 1876 7,441 1857 4,431 1877 7,769 1858 4,508 1878 7,974 1859 4,677 1879 8,125 1860 4,882 1880 8,163 1861 5,033 1881 8,250 1862 5,170 1882 8,506 1863 5,366 1883 8,763 1864 5,441 1884 9,005 1865 5,431 1885 9,327 1866 5,612 1886 9,585 1867 5,794 1887 9,823 1868 6,027 1888 10,281 1869 6,227 1889 10,510 1870 6,462 1890' 10,777 18~1 6,481 1891 11,083 1872 6,650 1892 11,482 Op 39 jaren (1853-1892) is de bevolking van België met 36 % vermeerderd, het verbruik van alcool met 90 % en de gevallen van zinneloosheid met 183°! Er zijn op dit oogenblik 44 krankzinnigengestichten in België, die aanhoudend verbeterd en vergroot worden; een nieuw gesticht is gebouwd te Munster-Bilsen. Onder deze 44 gestichten zijn er 12, welke eene afzonderlijke afdeeling hebben voor mans en voor vrouwen; de andere zijn slechts toegankelijk voor een der twee geslachten. In 1864 telden Zweden en Noorwegen, alsdan vermaard om hunne onmatigheid, 30 ten honderd krankzinnigen, die hun verstand door drankmisbruik verloren. Thans, en dank aan de antialcoolische wet op het stoken en verkoopen van jenever, is dit getal tot de helft verminderd. Het staat dus vast: de alcool is een der gevaarlijkste vijanden van den geest; hoe meer geestrijke dranken, des 'te meer zinneloozen. Benevelt de alcool het verstand op eene voorbijgaande wijze door eene eenvoudige dronkenschap, hij stoort voor altijd, bij een herhaald misbruik, de oefening der geestvermogens door de meestal ongeneesbare krankzinnigheid. En wij weten reeds, dat de zuiper niet alleen zijn eigen verstand verstompt en verliest: hij verdrinkt, in den letterlijken zin des woords, ook dat zijner kinderen. Luister liever: « De afstammelingen van drinkers geven een overgroot » getal doofstommen. » (l) « De kinderen gevoelen den noodlottigen invloed der » vaderlijke ondeugd: het zijn onnoozele, domme, mis» maakte schepselen. » (2) (1) Dr Fournier. (2) Dr Monneret: Pathologie. " W at liet meest noodlottig is voor de samenleving, ■» ligt hieiin, dat het lichaamlijk en verstandelijk verval " der dronkaards tot hunne kinderen overgaat. » (i) " De nakomelingen van gealcooliseerden dragen den stempel der ontaarding. Als kind zijn zij ten prooi aan •» stuipen, zij blijven wezenloos of bot. Als volwassenen * is hun hoofd klein, het uiterlijke verstompt, de blik " zonder uitdrukking, gevoelloos. » (2) « Wat niet genoeg geweten is en luidop moet herhaald » worden, is dat de alcool onschuldigen treft. De vader " of moeder, aan alcoolisme onderhevig, teelen kinderen, " die hun gansch leven lang den stempel hunner afkomst » dragen. het zenuwstelsel is geschokt, het verstand " verzwakt, de volslagen geestverstomping volgt. » (3) " De afstammelingen van dronkaards leveren een groot » getal idioten en allerlei zinneloozen. » (4) Ziehier wat de beroemde dokter Magnan, geneesheer van 't zinneloozengesticht S' - Anna, te Parijs, over het drinken van geestrijk vocht denkt: « De alcool opent de deur der zinneloozengestichten aan 35 tot 39 % der opgesloten mannen, en aan 14 % der opgesloten vrouwen. Deze cijfers, die, helaas! al te welsprekend zijn, verdienen zeer ernstige aandacht, bijzonder als men bedenkt dat talrijke gealcooliseerden, die lijden aan longziekten, ingewandziekten, enz., niet in ons gesticht komen, maar in een gewoon hospitaal. En wat het ergste (1) Dr Meynne: Topographie médicale. (2) Dr Lancereaux. (3) Dr Deneffe. (4) dr Lefèbvre. van al is in dien aangroei der alcoojplaag, 't is dat de alcoolzieken niet alleenlijk tot last dienen der samenleving, maar dat zij afstammelingen achterlaten, die op hunne beurt last en zorgen zullen kosten. Want het alcoolisme brengt niets anders voort dan bevlekte wezens, stompzinnigen, zwakken van verstand of half-zinneloozenr als het zelfs geene lijders zijn aan vallende ziekte of tering. » In een der nummers van 1896 van het driemaandelij ksch Amerikaansch tijdschrift, Quaterly Journal of Inebriety, staat de volgende statistiek over twaalf familiën van drankmisbruikers en twaalf familiën van matige personen. Drankmisbruikers. Matigen. Totaal der kinderen 57 61 Gestorven in de eerste week 25 6 Idioten 6 Mismaakten en zieken .... 10 Onderworpen aan vallende ziekte 5 Erfelijke dronkaards 2 Hebt ge ooit een krankzinnigengesticht bezocht, dat oord van jammer en ellende? Daar ook mocht men op menig vertrek het wanhopend opschrift der eeuwige verdoemenisplaats aantreffen: « Leg hier af alle hoop en allen troost! » (1) Hier kunnen noch gerecht, noch koninklijke genade, noch menschelijke behulpzaamheid den ongelukkige verlossen, die door de geneeskundige wetenschap veroordeeld is: verstandelijk dood kwam hij er in, vergezeld van ouders en bloedverwanten; lichamelijk dood zal (i) De laatste offieieele statistiek duidt aan dat op de honderd opgesloten zinneloozen er slechts 7 de gestichten na genezing verlaten; wij weten dat er van die zeven nog verscheidene weer later moeten teruggebracht worden. hij er uitgedragen worden, wellicht alleen begeleid door eenen stoet rampzaligen, die echter soms oogenblikken, ja dagen hebben, dat ze het verstand wedervinden, als ware het om des te meer het gewicht van hun ellendig lot te beseffen. Hoor dat lang gerekt schaterlachen, gevolgd van woest getier, helsch gehuil en gevloek! Nader dit afgesloten hok en aanschouw dezen mensch, vroeger omringd van vrienden en van vleiers, geliefd door eene beminnelijke echtgenoote, omgeven door serafijnen van kinderen en thans met het redelooze dier gelijk gesteld of nog lager gevallen: hij heeft geene rede, geen vrijen wil meer; het delirium tremens, de afschuwelijkste en ongeneesbaarste aller ziekten, heeft hem aangetast; het dwangkamisool omknelt zijne leden; de tong hangt hem uit den mond en bloedend schuim bezoedelt de paarsche lippen; zijne verwilderde, met bloed gestreepte oogen puilen uit hunne kassen; het gebral en geschreeuw van zooeven is in een heesch gorgelgeluid, een kermend gehuil veranderd. Och! wenden wij het oog van dezen rampzalige, die zijn geluk in den drank zocht en op den bodem vaii 't jeneverglas niets vond dan schande voor hem en de zijnen; twist, in stede van huiselijken vrede; levenslange zinneloosheid, in plaats van onschuldige opgewektheid en waar genoegen. Al zijne hoop, al zijne verlangens, zijne droomen, zijne begoochelingen, ja de grootste gaven des Scheppers, zijne verstandelijke vermogens, zijn. Verdronken! O diepe zee, o wijde plas! Wat ligt er in uw golven Al menigeen bedolven!.... Maar toch, hoe groot het aantal was Van hen, die in uw afgrond zonken, Toch zijn er vrij wat meer verdronken In 't klein jeneverglas. O diepe zee, o wijde plas! Wie in uw vloed moest sneven, Weet dat zijn dood en leven Toch in de hand des Heeren was! Maar wie zegt in wiens hand zij zonken, Die in het helsche vocht verdronken Van 't klein jeneverglas? (Heye.) § III. — Gevaar voor de Zeden Ware de jeneverslaaf nog maar zijn eigen, persoonlijk slachtoffer! Doch hoevelen sleept hij niet met zich in het zedelijk verderf! « Onze bevolking glijdt over eene sterke helling naar „ eene nieuwe barbaarschheid, die men den naam van „ jeneverbarbaarschheid mag noemen. » (1) « De stokerijen, die thans onzuiveren jenever leveren, vormen eene nijverheid, die de misdaad in t leven „ roept. Hoe meer deze nijverheid bloeit, des te hooger (l) Dr Lefèbre: Etude sur la folie, bl. 61 " stijgt het rantsoen ellenden, tranen en bloed, dat zij » het land afperst. » (1) " Nooit, in geen tijdvak der geschiedenis, sinds de » opkomst van het Christendom, kreeg het zedenbederf " zulke uitbreiding als die, welke wij op het einde dezer " eeuw aanschouwen. » Ziedaar wat den 7 October 1891. op het Congres van openbare zedelijkheid, te Brussel, door Dr Ed. van Coii.lie gezegd werd. Het alcoolisme maakt zijn rechtstreeksch slachtoffer alleen niet zedeloos, het treft ook nog de nakomelingschap; al de dokters zijn het hierover eens; de kinderen van dronkaards zijn lichamelijkerwijze en zedelij kei* wij ze ontaard; zij zijn ofwel wezenloos, idioot, ofwel heimelijk, boosaardig van karakter, bekwaam tot alle laagheid of euveldaad. Van al de vermogens des menschen is het zedelijk gevoel het eerst door den drank aangetast, verzwakt, totaal vernietigd. Wanneer gebeuren de ergste vechtpartijen, de gevaarlijkste verwondingen, de meeste doodslagen? — Op feest- en kermisdagen. Waar? — In de herberg. Waarom? — Omdat de drank de anders vreedzame gemoederen ophitst, want de jenever ontneemt het gezond oordeel, vernietigt den wil, dit groot vermogen, dat den mensch aangeboren wordt en er eenen held, den held der deugd en dien des plichts van maakt. Onder den invloed van den alcool is de mensch, het meesterstuk der schepping, slechts het redeloos schepsel gelijk, of verlaagt (ï) Em. Cauderlier: Les remèdes d l'alcoolisme, bl. 18. zich nog dieper, verliest zijne waardigheid, zijne eer en zijne gezondheid. Koevele personen hebben in staat van dronkenschap, of slechts nog maar ten halve bedwelmd, fouten bedreven, die hunne bittere tranen later niet konden uitwisschen! Men behoeft, om misdadiger te zijn of te worden, geen dronkaard van beroep te wezen. De soldaat De Ruytter, den 12 September 1896 te Brussel ter dood veroordeeld, als plichtig aan moord op den politieagent Boistay en moordpoging op den sergeant Loicq en andere soldaten, was geen dronkaard, maar heeft toch gehandeld in eene occasioneelen staat van alcoolische opgewondenheid." De wetsovertredingen worden meestal door gelegenheidsdrinkers bedreven, wat bewezen wordt door de volgende statistiek: Wie de statistieken niet wil gelooven, zal misschien meer overtuigd wezen door de bekentenissen van eenen misdadiger, aangeteekend door den Procureur des Konings van Charleroi in een verslag, ter griffie van de rechtbank dier stad neergelegd. misdrijven begaan door toevallige drinkers — echte dronkaards Diefstallen Aanslagen op de zeden. . Verwondingen. . . . . Verzet tegen de overheid . Huishoudelijke stoornissen Andere misdrijven . . 63,5 % 36,5 °/0 73,3 °/„ 26,6 % 81,1 % 18,9 % 89 °/o 11 % 94 % 6 % 70 % 30 % Bekentenissen van eenen ter dood veroordeelde Een monsterachtige misdaad werd den 29 Januari 1893, in het bosch van Soleilmont, bij Gilly, in de provincie Henegouwen, gepleegd. De twee gezusters Degrève, oud 8 en 10 jaar, werden verwurgd gevonden in het boscli; de oudste was schandelijk mishandeld. De justitie was weldra den plichtige op het spoor; men hield zekeren Van Rillaert aan, doch hij loochende halsstarrig, tot zelfs in tegenwoordigheid der lijkjes van de onnoozele slachtoffers. De misdaad was echter zóó groot, zóó onmenschelijk; de stem des volks verhief zich zóó geweldig en riep zóó luide om wraak, dat het gerecht nog meer dan ooit arbeidde om de bewijzen van plichtigheid tegen Van Rillaert op te sporen en te verzamelen. Van Rillaert moest voor het Assisenhof van Henegouwen verschijnen. De bewijzen waren zoo gewichtig dat hij, ondanks zijne ontkenningen, ondanks de behendige pleitrede van zijn advocaat, ter dood veroordeeld werd. s Anderdaags ontbood Van Rillaert den Procureur des Konings in het gevang en deed de volledige bekentenis zijner afschuwelijke misdaad; ziehier wat hij verklaarde: « Ik ben het liegen moede; het geweten dwingt mij tot " spreken: ik ben de moordenaar der gezusters Degrève I " Ik ontmoette beide kinderen tegenover de kerk; ik " 8'af hun sardienen en lokte ze zonder moeite met mij » mede. Wij begaven ons naar het bosch van Soleilmont door de gemeenten Lodelinsart, Jumet en Ransart. " Ik had veel jenever gebruikt, ik tcas dronken! » Ter plaatse gekomen, richtte zich de misdaad, welke " ik overlegd had, in al hare ijselijkheid voor mij op. » Ik aarzelde.... Met afschuw jegens mij zei ven en mede» lijden jegens de onnoozele wichtjes bezield, riep ik: » Vlucht van mij weg! Ik ga u dooden!... » Zij begonnen te weenen en zegden al snikkend dat » zij den weg huiswaarts niet kenden. — Laat ons naar " moeder wederkeeren! — zoo smeekten zij. Wij traden » het bosch binnen; de drankduivel en het beestachtig » zingenot maakten zich van mij meester; ik sprong " eensklaps op hen toe en verwurgde ze. » Toen ik mijne schrikkelijke euveldaad volkomen vol" bracht had, begaf ik mij naar Jumet en ging eene » herberg binnen. » 't Is de drank, 't is de jenever, die mij tot deze " afgrijselijke misdaad bracht en mij de kracht schonk " ze te voltrekken. Als ik gedronken heb, ben ik een " wild beest gelijk. » Wee hem, die jenever drinkt! " Men heeft gezegd dat ik eens mijne moeder eenen " messteek wilde geven; dat is ook waar en toen had » ik ook te veel alcool gedronken. » Thans, dat ik alles bekend heb, voel ik mij wat » verlicht. Ik verzoek u, Mijnheer Procureur, mijne " verklaring op te teekenen en publiek te maken. » Wie ijst en huivert niet bij het vernemen zulker ongehoorde misdaad en gevoelt geen afgrijzen voor den jenever, die den mensch tot dergelijke gruweldaden bekwaam maakt? Verdient deze drank den volksnaam niet van « varkensbloed » en « Satansbloed »? t Is in die toestanden van drankmisbruik dat de jongeling losbandig is; dat de echtelingen liuwelijksmin en huwelijkstrouw vergeten, om van hun stil en gelukkig huishouden eene ware hel te maken; dat de ouders hunne kinderen mishandelen; dat de kinderen vader en moeder het hoofd bieden; dat de volwassene alle plichtbesef, alle eergevoel onderjukt en aanslagen pleegt op de zeden. Dit zijn nog maar misdrijven, die in staat van voorbijgaande dronkenschap kunnen begaan worden, die dus het hevig alcoolisme tot oorzaak hebben. Doch het zedelijk gevoel is gewis en onherstelbaar geknakt, als het slepend alcoolisme den mensch tot slaaf gemaakt heeft. O neen, de verstokte dronkaard, de blanke slaaf van Jenever- en O eerbiedigt zijn eigen lichaam niet, bezoedelt zijne ziel en die van anderen, vertrapt alle eergevoel met den voet. Hij steelt om zijne drift tot sterken drank te kunnen botvieren; hij verkort het leven zijner ouders, luistert niet naar de weeklachten van vrouw en kinderen en, wat erger is, legt soms in eene vlaag van volslagen dronkenschap de hand op degenen, die hij, naast God, meest moest eerbiedigen, of misbruikt zijne lichamelijke kiacht en overmacht om zijne beklagenswaardige levensgezellin en zijne zwakke kinderen te mishandelen. Ontstaan de echtscheidingen en die tallooze huiselijke drama's, welke onze dagbladen vullen of voor de assisenhoven ontvouwd worden, en wier lezing ons met walg of afgrijzen slaat, niet ten gevolge van overdaad in sterken drank? (1) W in 1889 beliep liet getal echtscheidingen 379; de meeste dezer moeten ais liet gevolg van drankmisbruik aanzien worden. Het ware overbodig al de getuigenissen en verklaringen te herhalen van deskundigen, welke den invloed der sterke dranken op de zedelijke ontaarding van den mensch vaststellen. Doch, wat hier noodzakelijker wijze moet aangestipt worden, is dat offlcieele schriften en statistieken do gezegden der vakmannen volledig staven. Nemen wij tot maatstaf de verhouding tusschen jeneververbruik en zedenbederf gedurende het tienjarig tijdvak 1873-1883. (l) 1873 I 1883 Termee°/" denng % Bevolking 5,253,794 5,720,807 9 °/0 Hectol. verbruikte alcool . 396,028 495,650 25 % Zinneloosheid 6,801 8,763 28 °/0 Zelfmoorden 367 599 63 °/0 Veroordeelingen .... 22,230 37,241 66 % Landlooperij en opneming in bedelaarsgestichten . 5,500 12,061 119 °/0 Thans zijn er door den drank veroorzaakt: 53 ten honderd aanslagen op de zeden; 70 » diefstallen en aftroggelarijen; 77 » inbreuken en brandstichtingen; 88 " slagen, verwondingen en moorden. Dr Masoin, leeraar van levensleer en hersengeneeskunde aan de Hoogeschool van Leuven, heeft onlangs eene statistiek opgemaakt over den invloed van drankmisbruik op de misdaden. Daaruit blijkt dat, van 1874 tot 1895, er 2,826 personen opgesloten werden in het gevang van (ï) Annales 'parlementaires, 1889. Leuven. ]\a afrekening van 238, over welke men geone inlichtingen kon bekomen, is bewezen dat 1,157 gevangenen, zijnde nagenoeg de helft, onverbeterlijke dronkaards waren. Onder de dwangarbeiders waren 118 dronkaards, op de 215 en onder de ter dood veroordeelden 121 op de 202, of meer dan 60 %. De heer Ferdinand Thiry, leeraar van strafwettelijk recht aan de Hoogeschool van Luik, heeft in 1895 en 1896 dezelfde opsporingen gedaan in het gevang der stad Luik; ziehier wat hij bevonden heeft: In September 1895 waren er 168 gevangenen; 76 verkeerden in staat van dronkenschap op 't oogenblik des misdrijfs en daaronder waren 33 drinkers van beroep; op 100 misdrijven waren er dus 45 aan den drank toe te schrijven; deze evenredigheid moet als volgt verdeeld worden: Doodslag, verwondingen 66 °/ Aanslagen op de zeden 61 % Diefstallen, bedrog, enz 34 % Gewelddadig verzet tegen de politie 42 % \oor het jaar 1896, stelde de heer Thiry vast dat de evenredigheid van 45 % geklommen was tot 50 %. De officieele statistiek over de lijfstraffelijkheid van af 1886 is nog niet verschenen; doch ziehier eenen brief, die ons onder dagteekening van 12 September 1896, Litt. L. S., Nr 679, door den heer Minister van Justitie gezonden werd: « Ik heb de eer U te melden dat er, in 1895, 14,646 » veroordeelingen werden uitgesproken voor overtreding " der wet op de openbare dronkenschap, namelijk: 671 » door de boetstraffelijkè rechtbanken en 13,975 door de •b tribunalen van enkele politie. Behalve deze veroor» deelingen, heeft men vastgesteld dat op 50,527 betichten, » datzelfde jaar door de correctioneele rechtbanken gevon» nist, er 3,553 waren, die in staat van dronkenschap » verkeerden op 't oogenblik van het plegen der wets« overtreding. » Den 24 Januari 1898 gaf ons dezelfde heer Minister de volgende inlichtingen: « Ik heb de eer U te melden dat het getal veroor» deelingen voor inbreuk op de wet over de openbare » dronkenschap, in 1896, vastgesteld werd op 12,118, » waarvan 647 uitgesproken door boetstraffelijke recht» banken en 11,471 door rechtbanken van enkele politie. » Gedurende hetzelfde jaar, hebben de boetstraffelijke » rechtbanken 54,297 betichten gevonnist en bevonden » dat er tusschen deze 3,685 waren, die in staat van » dronkenschap verkeerden op het oogenblik van het » plegen der wetsovertreding. » O! hij verwonderde ons niet, de rechter van een tribunaal van eersten aanleg, die over een jaar ons verklaarde dat op de 100 veroordeelingen, door hem en zijne twee ambtgenooten uitgesproken, er 90 te wijten zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, aan drankmisbruik. Denk niet dat het beter in andere landen uitziet: waar het alcoolisme regeert, volgt de verschrikkelijke nasleep van zedelijke verwoesting. In 1895, telde men in Frankrijk, op 100 gevangenen voor manslag, 53 misbruikers van sterken drank; Op 100 vrijwillige brandstichters, 57 alcoolieken; Op 100 veroordeelden voor verkrachting, aanslagen op de zeden, 53 jeneverdrinkers; Op 100 veroordeelden voor bedelarij en rondlooperij, 70 liefhebbers der jeneverflesch; Op 100 veroordeelden voor slagen en verwondingen, 90 brandewijndrinkers. Deze cijfers werden aangeduid door de griffiers der gevangenhuizen van Parijs, (l) Saxen telt 392 zelfmoorden op één millioen inwoners; Denemarken 251. Zwitserland 239, Frankrijk 180, Engeland 175 en het matige Spanje slechts 30. In Duitschland wijt men op de 100 misdaden er 60 toe aan den alcool. Op 100 zieken zijn er 14 gealcooliseerden, evenals in Oostenrijk. In de Vereenigde Staten van Amerika was over eenige jaren de toestand niet minder onrustwekkend. « Sinds 10 jaar, verklaarde de Minister van Binnenlandsche Zaken in eene openbare vergadering, te Washington, heeft de alcool aan Amerika eene rechtstreeksche uitgave van vijf duizend millioen veroorzaakt; hij doodde 300,000 personen; hij zond 100,000 kinderen in de liefdadigheidsgestichten, 150,000 veroordeelden in de gevangenissen, 10,000 zinneloozen in de krankzinnigengestichten; hij deed 1,500 moorden plegen, 2,000 zelfmoorden, maakte 200,000 vrouwen tot weduwen en 1 millioen kinderen tot weezen. » En in Engeland, het land van den Gin en den Zim? De bestierders en aalmoezeniers der gevangenissen, in 1877 door eene commissie der Lordskamer ondervraagd, (l) La Science fraru;aise, 1896. Het Alcoolisme. 24 verklaarden dat 60 tot 90 op de honderd gevangenen de slachtoffers van het alcoolisme zijn. Sinds 1877 is de toestand nog verergerd. "Den 15 November 1895, bij de opening van het assisenhof te Liverpool, jammerde de voorzitter, M. Collins, over het groot getal misdrijven en misdaden, die het Hof moest vonnissen: er waren er 110. « Droevige zaak! » voegde hij er bij, « wellicht zijn de twee derden der misdrijven rechtstreeks of onrechtstreeks aan den drank toe te schrijven. » Trouwens, Liverpool heeft slechts 1,766 jeneverhuizen en 319 bierhuizen, voor eene bevolking van 600,000 inwoners, dus 1 drankhuis voor 300 inwoners. In België is eene herberg voor 30 inwoners, dus zijn er hier 10 maal meer drankhuizen dan in Liverpool. Hier zij nog aangemerkt, dat er in de officieele statistieken slechts spraak is en kan zijn van welgekende, met zekerheid vastgestelde misdrijven; doch hoevele jeneverwandaden ontsnappen niet aan het menschelijk oog en gerecht? Hoeveel zedelijke misgrijpen worden door menschelijke sluwheid of uit medelijden voor vrouw, kinderen of naastbestaanden der plichtigen niet met den sluier der vergetelheid bedekt ? Wie zal ons de menigvuldige, meestal nachtelijke huisdrama's melden, waarin de jenever de hoofdrol Speelt? Wie zal mij het geheim van zooveel moorden en vooral zelfmoorden ontsluieren, die thans aan het toeval, aan een ongeluk toegeschreven worden? Wie noemt mij de lange reeks der huismoeders, die 'als ware heldinnen en martelaressen hunne bittere tranen in stilte storten, terwijl zij tot diep in den nacht hunne dronken echtgenooten verwachten, die hunne zedelijke en lichamelijke beulen zijn? Wie meldt mij het getal der kinderen, welke door dronken vaders, ook al eens door aan drank verslaafde moeders, gemarteld worden en soms met hun onschuldig leven de helsche drift hunner ouders moeten uitboeten? « Hoe verder ik in mijne loopbaan voortga, zei eens een rechter, hoe meer ik met verbaasdheid wordt geslagen bij het zien van al het bloed, dat de alcool doet stroomen. » « Ach, voegt Dr Van Coillie hierbij, indien de raads» heer, zooals ik, dagelijks in het binnenste der gezinnen » kon treden, hoeveel grooter zou dan zijne verbaasdheid » zijn! En zoo al de geneesheeren van het land voor » iedereens oogen de geheimen mochten ontrollen, welke » zij in do uitoefening van hun ambt ontdekken, wat » oneindig getal misdaden, welke opeenstapeling van schelm" stukken zouden zij aan hunne medeburgers niet kenbaar » kunnen maken, misdaden, die voor altijd hier beneden » onbekend zullen blijven! » Neen, er kan bij niemand, zelfs voor den drankliefhebber, geen de minste twijfel meer bestaan: Hoe meer alcool, hoe meer zedelijk verval. De tegenovergestelde stelling: Hoe minder alcool, hoe minder zedenbederf is even waar en wordt klaar bewezen door de twee volgende statistieken: In het klein Ierland verbruikte men in 1843 zestig millioen liter brandewijn; Pater Mathew begon zijn roemweerdig apostelschap tegen den sterken drank: vier jaar later daalde het verbruik er van beneden de 30 millioen liter; do doodslagen vielen van 247 op 105, de diefstallen van 725 op 257, de doodvonnissen van 66 op 14, de veroordeelingen tot het ballingschap van 916 tot 504, de misdrijven van allerlei aard van 12,049 tot 7,101. Van 1870 tot 1880 verminderde het jeneververbruik in Noorwegen met 23 ten honderd, de zelfmoorden met 27 %, de misdaden met 12 °/0. Na de getuigenissen en verklaringen van geneesheeren en vakmannen, geven wij nog de verklaring van eenen persoon, dien men niet gaarne op zijnen weg ontmoet, namelijk van eenen beul of scherprechter. Onlangs hield de voormalige Engelsche beul Berry, in het stadje Grimsby, eene voordracht vol beroepsherinneringen. Het grootste gedeelte hadde zeer wel kunnen dienen als voordracht over matigheid, immers het was in wezenlijkheid slechts eene groote bewijsvoering tegen het jeneverdrinken. « Tien jaar lang, zegde hij onder andere, ben ik hoofdscherprechter geweest; in die tijdruimte heb ik meer dan 500 doodstraffen geleid; ik zelf heb er 193 van uitgevoerd. » Tot een zeker punt zijn de kroegbazen verantwoordelijk voor de bedreven schelmstukken. » Het grootste deel der misdaden, welke ik te weten gekomen ben, waren ten gevolge van den drank geploegd; nooit heb ik eenen geheel-onthouder opgehangen. " Noch kwade luim, noch minnenijd zijn de hoofdoorzaken der schelmstukken, die plichtigen aan den strop brengen: 't is de drank, niets dan de drank. Als iemand slecht geluimd is, of jaloersch, of onder den invloed van eenen hartstocht staat, zal hij zich herinneren, zoo hij nuchter is, dat geweld bedrijven hem in gevaar brengt de galg op te loopen; maar heeft hij gedronken, dan volgt hij de inspraak van de drift, zonder nadenken en zonder de minste vrees voor de gevolgen, die uit zijne handelwijze kunnen voortspruiten. » Laat ons hier overschrijven wat de wereldberoemde Victor Hugo in een zijner werken, Les Misérables, derde boekdeel, Cosette, bl. 274, over alcool zegt: " Zij sprak over het Bourgondisch gebruik dor vier wijnen, vóór de omwenteling. Als een groot personage, een maarschalk, een prins, een hertog en pair door eene stad van Burgondië of Champagne trok, kwam het stedelijk bestuur hem toespreken en vier zilveren drinkschalen aanbieden, waarin men vier verschillige wijnsoorten gegoten had. Op de eerste schaal las men dit opschrift: Apenwijn; op de tweede: Leeuwenwijn-, op de derde: Lammerenwijn; op de vierde: Varkenswijn. Deze vier legenden drukten de vier graden uit, welke de dronkaard afdaalt: de eer.ste dronkenschap verlustigt, de tweede maakt woedend, de derde verstompt, de laatste verdierlijkt. » Besluit: De sterke drank is de grootste zedenbederver, de ie vorigs te leverancier voor bedelaarsgestichten, de voornaamste kalant onzer gevangenissen; hij verschaft overlast van ambtsbezigheid aan onze dokters en heelmeesters, onze politieagenten, onze vrederechters, onze gerechtshoven; zijn naam staat in bloedroode letters duizende malen herhaald in de jaarboeken onzer assisenhoven; van op het schandelijk schavot zou menig booswicht rouwmoedig mogen bekennen dat de helsche jenever de oorzaak van zijnen smadelijken dood geweest is. De alcool met betrekking tot het organisme van onvolwassenen Indien de eerste de beste leeraar, die het volle vertrouwen zijner leerlingen bezit, eens een onderzoek deed om te weten in hoever door zijne jeugdige toehoorders gebruik wordt gemaakt van bier, wijn en jenever, dan zoude hij tot eene alles behalve bevredigende ontdekking geraken. Hij zou bevinden dat onder de kinderen van den burgerstand er geene geheel - onthouders zijn; allen drinken dagelijks bier, soms wijn, en weten zelfs ook goed hoe jenever en likeuren smaken; zij drinken te veel bier en wijn, en dat nog buiten hunne maaltijden. Dit alles spruit voort uit hunne gebrekkige opvoeding, uit de onwetendheid der ouders en de onvoorzichtigheid der dokters, die zulks toelaten, en somwijlen onbezonnen te werk gaan in het voorschrijven van wijn, likeurwijnen, sterk bier, als stout, of het toedienen van alcoolaten, dat is,. medicamenten in wier samenstelling de alcool als hoofdbestanddeel optreedt. Door de drukpers en vooral door de school, moeten die oorzaken van alcoolmisbruik uitgeroeid worden. Dat er, met betrekking tot de alcoolische dranken, onder de volwassenen van alle standen onwetendheid en vooroordeelen (deze de natuurlijke kinderen der eerste) bestaan, is onbetwistbaar; dat van de onwetendheid en vooroordeelen de kinderen de onnoozele slachtoffers zijn, is buiten twijfel. Aan zeer ervaren geneesheeren, schrijvers van werken over alcoolmisbruik of woordvoerders in congressen, zijn wij eene reactie schuldig tegen de doenwijze van hunne ambtgenooten bij het behandelen van zieke of zwakke kinderen. Op het congres van Christiana, in 1890, kon Marchant Williams mededeelen dat de opinie, als zou de alcool, welke werking hij overigens hebbe op volwassenen, in ieder geval nadeelig is voor het kind, gedeeld wordt door de meerderheid der Engelsche artsen. J. Grant Mills vermeldde op hetzelfde congres dat « the Church of Englands Temperance Society » het gevoelen had ingewonnen van de voornaamste Engelsche geneesheeren van den tegenwoordigen tijd, die in geen enkel opzicht in betrekking stonden tot de matigheidsbeweging als zoodanig: deze geleerden waren eenstemming in hunne veroordeeling van den alcool voor kinderen. Dat ook in Duitschland de oogen opengaan, blijkt wel uit het feit, dat op het 7e « Congress fur innere Medizin » te Wiesbaden, in 1888, de vermaarde professor Notiinagel opkwam tegen het voorschrijven van alcool aan de opgroeiende jeugd, daar hij een vergif is « dat de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling zware schade toebrengt. » Onder den bijval der talrijke aanwezige dokters, noemde hij het bovendien een kanker van onzen tijd, dat men den kleinen reeds van twee en drie jaar af bier en wijn aan tafel geeft. In België heeft de Commissie, door Koninklijk Besluit van 5 April 1895 benoemd, met last op eene grondige wijze het vraagstuk van hot alcoolisme te bestudeeren, krachtdadig verzet aangeteekend tegen het misbruiken van alcoolaten bij de geneeskundige behandeling van kinderen. Het Wereldcongres tegen alcoolisme, in September 1897 te Brussel gehouden, deelde volkomen de zienswijze dezer Commissie. Welke is de physiologisclie werking van den alcool op de spijsvertering van het gezonde kinderlijk organisme? Na al hetgeen reeds over het, gebruik van alcool door volwassenen gezegd is, kunnen wij volstaan met hier aan te duiden: 1° dat de alcool zeer spoedig na zijne intrede in de maag wordt aangetroffen in het slagaderlijk, zoowel als in het aderlijk bloed; 2° dat hij zijne werking het krachtigst uitoefent op de hersenen; 3° dat de ademhaling eerst sneller, dan langzamer gaat, terwijl de afscheiding van koolzuur vermindert; 4° dat de geringe hoeveelheden van niet geconcentreerden alcool de afscheiding van het maagsap vermeerderen, daar echter betrekkelijk groote dosissen, of die gedurende het spijsverteringstijdstip genoten worden, storend en vertragend werken op de spijsverteringsfunctiën, ja ze tijdelijk geheel opheffen, terwijl door geringe hoeveelheden zelfs de stofwisseling verminderd wordt. Een geregeld gebruik door kinderen van wijn, likeuren, veel en sterk bier en alcoolaten veroorzaakt niet zelden chronische ontsteking van het slijmvlies der maag, met dyspepsie. Tusschen de maaltijden in, is hunne werking nog schadelijker; dan brengen ze eenen te grooten rijkdom van zuren in het maagsap te weeg, waaruit verlamming der maagkrachten voortspruit: de eiwithoudende stoffen worden dan gemakkelijk en snel, de zetmeelhoudende daarentegen zeer langzaam of dikwijls in het geheel niet verteerd. Dan ontstaan soms moeilijk te genezen maag- en darmzinkingen, en wordt de groei van het kind vaak belemmerd, kan deze zelfs gansch ophouden. Verder vermindert het alcoolvergif de werkzaamheid der hersenen; vervolgens van het ruggemerg en eindelijk van het verlengde merg. In den volledigen staat van dronkenschap wordt deze werkzaamheid tot op zekeren graad geheel opgeheven. In dit levensperk is de bloedsaandrang naar de hersenen al sterk van natuurswege; de alcool verdubbelt, verdriedubbelt dezen aandrang, zoodat allerlei soorten van op valzucht gelijkende ziekten, ja zelfs gevallen van echte epilepsie kunnen ontstaan. Maar den schadelijksten invloed oefent de alcool uit op de zedelijke kracht, op de moraliteit van den onvolwassen mensch; hij ontzenuwt den wil, waardoor steeds meer de vrije teugel aan de hartstochten gelaten wordt, die in jeugdigen ouderdom toch reeds zoo hevig werken; uitspattingen van allerlei aard, ja misdaad zijn hiervan het ge\olg. In den loop van den Zomer 1895 drongen eene dozijn studenten der Hoogeschool van Brussel des nachts in een gasthuis der hoofdstad, waar zij op weerlooze vrouwen aanslagen pleegden, die eene innige verdorvenheid verraden. Zij werden daags daarna voor den rechter gebracht; wat brachten zij bij tot hunne verontschuldiging?— Zij verkeerden in staat van dronkenschap! Op nog een, voor onze schooljeugd zeer belangrijk punt, moet gelezen worden: de nervositeit. Steeds meer en meer hoort men ouders en opvoeders klagen over de zenuwachtigheid bij kinderen en jonge lieden. Daar wordt tegen ingewerkt, maar niet altijd met den gewenschten uitslag, omdat men steeds ééne belangrijke oorzaak over het hoofd zag: het gebruik, door de jeugd, van alcool onder allerlei vorm. De hersenen, door alcool bezwangerd en vergiftigd, kunnen onmogelijk voldoen aan de eischen, die er bij het onderwijs aan worden gesteld, en er ontstaat eene overprikkeling der zenuwen, die de kiem legt voor de latere nervositeit. In de Luiker- en Limburger Maasvallei trekken alle jaren honderde kinderen van 12, 13 of 14 jaar met hunne ouders naar de kareelbakkerijen van de Rijnprovincie; zij drinken er veel foesel, of aardappeljenever. De militieraden der beide provinciën stellen vast dat die streek eene gansch afwijkende evenredigheid oplevert van jongelingen, onbekwaam tot den soldatendienst: zij hebben de vereischto lengte niet, zijn aangedaan met borstkwalen, aderspaten of met walgelijke huidziekten. Ouders weten wel dat men jonge honden klein houdt met jenever te geven, maar zij vergeten dat alcool hetzelfde uitwerksel op kinderen heeft, onverminderd de nadeelige gevolgen onder zedelijk en verstandelijk opzicht. Yoor schoolplichtige kinderen en voor meer in ouderdom gevorderde studenten is alcool noodlottiger dan voor handwerkers of landbouwers. De verstandsontwikkeling gaat bij hen onophoudelijk voort en is gepaard met eene groote organieke werkzaamheid der hersenen; er bestaat alzoo bij het studeerende kind eene bijzondere voorgeschiktheid tot de verschillende ziekten van het hoofdmerg; de ongesteldheden der andere lichaamsdeelen hebben eene gemakkelijke en snelle weerkaatsing op het hersengestel, (l) (ï) Dr Peeters, bl. 325. Hier komt het van pas de geneeskundige wet van Bergeret te herinneren: « De alcoolische prikkeling doet yooral hare werking gevoelen op zulk orgaan van het lichaam, dat den grootsten last der inspanningskracht moet dragen. » Dat men zich toch geen oogenblik inbeelde dat dit alles de zienswijze is van één persoon of van enkele personen; welgekende, ja beroemde dokters staven ons gezegde; luister maar: « In het.ontwikkelingstijdperk der jongelieden, zij men dubbel behoedzaam met het hun toedienen van alcoolische dranken. •> Dr Baumler, leeraar aan de Universiteit van Freiburg. " Kinderen behoeven geenen alcool en die behoort hun daarom niet gegeven te worden dan in zeer bepaalde maat, op voorschrift van den geneesheer. Ouders, die anders doen, plegen eene misdaad jegens hunne kinderen. » Dr Ebstein, leeraar aan de Universiteit van Gottingen. « Voor physiologen kan het niet twijfelachtig zijn dat in den kinderleeftijd, als het teeder weefsel der hersenen nog in het ontwikkelingstijdperk is, de toediening der kleinste hoeveelheden alcool reeds eene schadelijke werking moet hebben. » Dr A. Fick, leeraar aan de Universiteit van Wurzburg. Ziehier wat Mgr Kxeipp, in eene voordracht over zijne waterkuur, te Aken uitgesproken, van den alcool zeide: « Er zijn plaatsen, waar do verfoeilijke gewoonte bestaat kleine kinderen sterk bruin bier te geven, opdat zij rustig zouden slapen; men geeft hun ook wel eens jenever. Och! wat zijn de armste armen toch nog beter dan deze arme kinderen! Maar, hebben dan eenige druppels brandewijn, cognac, of een glaasje bier, voor kinderen een zoo nadeeligen invloed ? Laat ik u een voorbeeld geven: Eene gravin bracht mij twee kinderen, die zes en zeven jaar oud waren: zij waren echter nauwelijks zoo ontwikkeld als andere van twee of drie jaar. Op mijne vraag: Hoe hebt gij de kinderen opgevoed? was het antwoord: Op anderhalf jarigen leeftijd hebben zij dagelijks rooden wijn, Griekschen wijn en Spaanschen wijn gekregen. Zij hebben het krachtigste voedsel gebruikt en wat zijn zij geworden? Geheel kreupelen! * * * Nog een ander voorbeeld zal ik u mededeelen: Ergens had men een klein hondje; het was zoo klein als ik er in mijn leven nog geen gezien had. Alsdan heb ik gevraagd: Ja, waar bestaan dan toch zulke honden? Toen gaf men mij de oplossing: Dat hondje is op geheel bijzondere wijze opgevoed. Als het nog jong was, heeft men alle dagen eenige druppels jenever in zijn voedsel gedaan en daarna is het hondje niet meer gewassen. — Goed; welnu, wat heeft die hond voor bijzondere eigenschappen? — Bijzondere eigenschappen heeft hij in het geheel geene, hij is zeer dom. — Goed; daar de wasdom van den hond ophield, daar hij geheel en al afweek van het ras, waartoe hij behoorde, hoe zal het dan met kleine kinderen gaan, wanneer zij alcool, wijn of jenever krijgen? Ontegenzeggelijk zijn de gevolgen ongelooflijk groot. Daarom zeg ik: Geef toch de kinderen een goeden kost. Een kind van zes jaar moet nog niet weten dat er bier bestaat, ook met dat er wijn bestaat, maar het moet weten dat er een goede, krachtige, eenvoudige natuurkost bestaat en met dien zal het geheel tevreden zijn. „ * * * Mag men met gekruiste armen goedsmoeds toelaten dat het opkomend geslacht in toenemende mate vergiftig worde? O, zeg niet: hier is het zoo erg niet! — Mijne ervaring wijst reeds op het tegendeel en zie maar rond u misschien in uw eigen huis of familie, om het klimmend gevaar te bespeuren; wees toch niet ziende blind! Zeg ook niet dat ge kinderen kent, die matig gebruik maken van den eenen of anderen alcoolischen drank, zonder er nadeelige gevolgen van te ondervinden. Al openbaart de schadelijke werking van den alcool zich niet dadelijk, daarom bestaat ze niet minder. De vijand grijpt steeds meer om zich, hij heeft het zelfs gemunt op de kinderen, onze dierbaarste panden, en ons geheele volk kan door hem ten onder gebracht worden. Dien v ij and willen, moeten wij overwinnen: 1° door aan jonge lieden het gebruik van alcool, in welken vorm ook, te ontzeggen; 2° door de kinderen een voorbeeld van onthouding te geven; ° 3° door de jeugd met een ernstig antialcoolisch onderwijs tegen alle verzoeking en bezwijking te wapenen; 4° door de jongelingen in te lijven in de heilzame matigheidsgenootschappen der scholen, waarover verder breedvoerig gehandeld wordt. TAFEREEL DER ALCOOLISCHE KWALEN I Maatschappelijke kwalen 1. Verarming en ontaarding van elk lid der maatschappij. 2. Stoffelijk en zedelijk verval der huisgezinnen; vernieling van den familiegeest; ontaarding der nakomelingen. 3. Vermindering van 's lands rijkdom en der nationale welvaart; toeneming van rampen, werkstakingen, socialismus, anarchie. II Persoonlijke kwalen A. — Het Lichaam Ziekten Gevolgen 1. Alcoolische maagziekte. Slechte spijsvertering, hoofd¬ pijn, brakingen. 2. Zweerachtigemaagziekte. Bloedspuwing, cle dood. 3. Brijachtige verweeking Moedeloosheid, vermagering, der maag. de dood. 4. Maagkanker. Brakingen, bloedspuwingen, de dood. 5. Galsteen. De dood. 6. Geelzuchtderdronkaards. De dood. 7. Cirrhosis of dronkaards¬ lever. De dood. 8. Nierontsteking, graveel, "waterzucht, albuminurie. De dood. 9. Ontsteking der hartaders. De dood. 10. Ontsteking van het hart, bloedbederf. De dood. 11. Kalkachtigeaanladingder hartkleppen. De dood. 12. Longzinkingen. Aamborstigheid. Soms schielijke dood. 13. Alcoolische longtering. De dood door verstikking. 14. Overdrevene volbloedig¬ heid- Doodelijke geraaktheid. 15. "\ allende ziekte. Doodelijke val, verdrinken, enz. 16. De alcoolroos, de dronkaardspuist, de dronkaardsdartel, de bloedzweren, pestbuilen en andere huidziekten. 17. Gevoelsgebrek, lamheid. 18. Gezichtsverduistering, zwarte staar. 19. Hardhoorigheid, doofheid. 20. Bedorvenheid der reuk- en smaakorganen. B. — Het Verstand Geestverstomping, de wreede dronkenschap, de bloedwaanzinnige dronkenschap, de drinkwoede, de voorbijgaande zinsbedwelming, de krankzinnigheid, de lamme zinneloosheid, wezenloosheid, zuipers waanzin. C. — De Zeden Diefstal, twisten, vechtpartijen, doodslag, losbandigheid der jeugd, overspel, zelfmoord. VIJFDE HOOFDSTUK OORZAKEN VAN HET ALCOOLISME Een geneesheer, die eene erge kwaal genezen wil, onderzoekt eerst de oorzaken ervan en tracht ze uit den weg te ruimen; hij zal ook, in geval van besmettelijke ziekten, op het afzonderen der slachtoffers aandringen. Zóó dienen wij ook te werk te gaan bij de behandeling der jeneverplaag. De oorzaken dezer zijn drieërlei van aard: zij zijn van bloot stoffelijken, van zedelijken of van maatschappelijkcn aard. § I. — Oorzaken van stoffelijken aard 1° Het alcoolisme is onze tijdgenoot. Tot in het begin dezer eeuw was het eigenlijk niet gekend, omdat men niets dronk dan zuiveren wijn, bier en zelfs brandewijn, voortkomende uit het distilleeren van wijn. De jeneverplaag heeft hare ontwikkeling en haar gevaarlijk karakter gekregen sinds den dag, dat de vergiftigde nijverheidsalcool uit grondstoffen van lagen prijs getrokken werd. Zuivere alcool kost ongeveer 9 frank den liter; nijverheidsalcool kost soms tienmaal minder. De werkman, de volksklasse vindt dus voor geringen prijs het middel om de drift tot sterken drank veel, maar slecht voedsel te geven. Het Alcoolisme. 15. En hoe hooger de accijnsrechten stijgen, hoe meer de nijveraars werken om goedkoopen alcool, dus slechten jenever te maken; zij lijden er niets of niet veel door, maar wel de verbruiker, die zijne gezondheid voelt verminderen naarmate de Staatskas de belastingen hooger stelt. Hoe hooger accijnsrechten, hoe slechter brandewijn! Merk op, dat tot nu toe het vervaardigen van onzuiveren alcool niet valt onder de toepassing der wet, die de vervalsching der eetwaren beheert; de nijveraar, wiens geweten soms rekbaarder is dan rekgom, kan dus de Belgische natie op heel winstgevende wijze vergiftigen door het fabrikeeren van onzuiveren alcool, zonder dat, tot heden, de Wet of moeder Justitia hem lastig valle. 2° In ons land werkt het overgroot getal herbergen de uitbreiding van het jeneverdrinken in de hand. In sommige landen, als in Holland, is dat getal in evenredigheid met de bevolking, doch hier is dat buiten alle proportie, zooals wij reeds vroeger door cijfers bewezen. 3° De werkman, vooral in de groote nijverheidsdistricten, is slecht gehuisvest; de arbeidswoningen ontbreken op vele plaatsen; daarom verlaat de handwerker geerne zijne slecht ingerichte woonplaats om in de ruime gelagkamer der naastbij gelegen herberg op zijn gemak te zijn. Van den grooten Engelschen Staatsman Disraeli hebben we deze leerspreuk: So the home, so the people. — Zulke woonst, zulk volk. 4° Te veel nog wordt de alcool in de geneeskunde aangewend. Doch het vergif ligt neffens het heelmiddel! Hoe dikwijls ziet men niet personen, door het herhaald gebruik van Malaga, Porto en andere voorgeschreven, dranken den smaak van den jenever krijgen en oprechte Bacchusvrienden worden! 5° Ook ziet men veel personen, welke ten gevolge van liet stille binnenleven klagen over moeilijke spijsvertering, hunne baat zoeken in maagbittertjes en het zoo verre brengen dat ze het tegen den besten proever kunnen volhouden. En wie met bittertjes zijne maag opent, ontreddert het geheele stelsel der spijsvertering. 6° Met cle keel gewonnen, met de keel verteerd! zegt een oud spreekwoord; personen, die veel moeten spreken of zingen, die in een nijverheidsgesticht zijn, waar men phosphor, arsenik, kooldamp moet inademen of in eene met stof bezwangerde lucht werken, drinken uit nood en, in plaats van verkwikkenden drank te gebruiken, drinken zij sterke dranken; dus vervangen zij het eene vergif door het andere, want Dr Crocq zegt: « De verwoestingen van » den jenever zijn erger en menigvuldiger dan die door » arsenik of phosphor veroorzaakt worden. » 7° Het gebruik van tabak staat in nauw verband met alcoolmisbruik: een sterke rooker is gewoonlijk een goed drinker, en omgekeerd. Nicotine, een zeer sterk vergif, maakt het misbruik van tabak hinderlijk voor de gezondheid. In tabak van Virginië zijn 6,87 ten 100 nicotine; in den tabak van België zijn 5 tot 6 ten 100 van dat vergif. Wie •misbruik van tabak maakt, stelt zich aan lichamelijke stoornissen bloot en verkort zijn leven; hij hindert ook de gezondheid van zijne naastbestaanden, als deze in berookte vertrekken moeten leven. Keelontstekingen, de kanker der tong en der lippen, de hartziekten, duizeligheid, werkeloosheid der maag, verslapping van het gezicht en het gehoor, ziedaar de gevolgen van het overdreven rooken. Lichten en goeden tabak matig rooken, na genomen maaltijden, achten wij niet hinderlijk voor de gezondheid; zoo spreken en handelen ook de meeste geneesheeren. Maar iets, wat volkomen afkeurenswaardig mag heeten, is het ontijdig rooken der-jongelieden, der kinderen, der studenten. De tabak randt zoo erg de voedingsorganen der jeugd aan, dat deze ziekelijk blijft in lateren leeftijd. Jongelingen, die vroegtijdig rooken, zullen zich zelden op eene blozende gelaatskleur mogen beroemen; ongewoon van hunne tabaksdrift te wederstaan, zullen ze aan de alcoolverleiding weinig weerstand kunnen bieden. Hunne verstandelijke vermogens zullen in hunne normale ontwikkeling lijden; zelden zullen het zeer ieverige studenten zijn en misschien, groot geworden, zich bloot onledig houden met " pijpen door te rooken. » Dr Sée zegt: " De walmen van den tabak, matig gebruikt, wakkeren den geest aan en vergemakkelijken den arbeid, maar tabaksinisbruik vernietigt het verstand. De mensch, aan den tabak verslaafd, gevoelt de noodwendigheid niet om nog iets anders te doen; hij verliest den smaak tot geestes- en handenarbeid, wordt droomerig en brengt zijnen tijd door met de kronkelingen van den tabaksrook welgevallig gade te slaan. » In sommige landen is het den kinderen en jonge lieden van zekeren ouderdom door de wet verboden te rooken. In het vrij zuchtig Belgenland zal zulk verbod niet gedragen worden, maar 't is de plicht van ouders en leermeesters de kinderen tegen het rooken te waarschuwen en dit desnoods stellig te verbieden. § II. — Oorzaken van zedelijken aard 1° In België gaat geen openbaar feest voorbij of er wordt gedronken: kermissen, tentoonstellingen, inhuldigingen, prijskampen, congressen, verkoopen, enz. 2" Er is te lande gebrek aan zedelijke middelen ter uitspanning en dit is eene niet geringe oorzaak van onmatigheid in sterken drank. Zij worden maar zelden aangetroffen, die nooit volprezen plaatsen, waar de leerjongen, de werkman, de student, de krijgsman of burger de maatschappelijke genoegens aantreft, die de omgang met zijne gelijken of die met meer beschaafde lieden oplevert; waar men van tijd tot tijd de waarschuwende of de opwekkende stem van zielenherders, meesters of voordrachthouders hoort klinken, zonder in verzoeking gebracht te worden van sterke dranken te gebruiken en nog veel minder te misbruiken. Ja, er zijn nog niet genoeg patronaten, cerkels, militaire en burgerlijke genootschappen, spaarkringen, maatschappijen van onderlingen bijstand, enz. 3° Deze handelaar drinkt jenever, omdat zijne zaken den kreeftengang gaan en giet alzoo olie op het vuur, dewijl weldra zijne schuldeischers alle geduld verliezen en hem doodarm op straat zetten. Deze hier viert zijn gelukken in eene handelszaak met «ene gansche novene aan Bacchus te wijden en wordt van lieverlede een der hevigste herbergspilaren, totdat de kroeghouders met al zijne zuurgewonnen penningen feest vieren bij zijnen ondergang. Deze student verwisselt moedwillig studiezaal met gelagkamer en, terwijl zijne goede ouders tobben om zijn kostschoolgeld bijeen te scharrelen, leert hun zoon drinken en andere daarmeê verwante zaken. Gene ambachtsman wil leed en smart in het jeneverglas versmoren en gelukt slechts erin om vrouw en kinderen tot den bedelstaf en zich zeiven tot het zottenof gevangenhuis te voeren. En eindelijk, ziehier Jan boven Jan: hij drinkt om te drinken, spot met wet en overheid, loopt als de verachtelijkste Iloot al waggelend over de straat, terwijl de kinderen der buurt hem met den schandnaam van zatlap begroeten. 4° In 't Waalsche, zoowel als in het Vlaamsche land, onder de werkmansklasse, zoowel als onder de personen van meer verheven stand, wordt het alcoolisme gesteund en bevorderd door eene menigte diep ingewortelde vooroordeelen, of ten minste valsche begrippen, waarvan wij het ons ten plichte rekenen de voornaamste aan te halen en te wederleggen; niets is hardnekkiger te bestrijden en uit te roeien dan vooroordeelen, omdat ze de onwetendheid tot oorsprong hebben; de leeraars mogen de gelegenheid niet laten ontglippen om tijdens hunne voordrachten bij de leerlingen die verkeerde opvattingen te voorkomen en, wie weet? misschien te ontwortelen. A. — « Alcool is een voedsel. » Dit valsch begrip is zoo oud als de alcool zelf, want de alchimisten der middeleeuwen schreven het aqua vitoe de heilzaamste uitwerksels toe, zelfs de kracht om het leven te verlengen. Is het dus te verwonderen dat men thans nog den jenever als een krachtherstellend middel, een sterken, versterkenden drank aanschouwt? "Wij zien werklieden van fabrieken bij hunnen boterham jenever drinken, omdat zij hem de kracht van spek of vleesch toekennen. Wij zien brievendragers de herbergen onzer dorpen binnentreden, om in het jeneverglas de kracht te zoeken tot het voleinden hunner lange dagmarsch. Werkbazen, meester-kleermakers, schrijnwerkers, metsers en andere ambachtslieden zien wij met de jeneverflesch van de herberg naar de werkplaats loopen, om hunnen afmattenden arbeid door den sterken drank te ondersteunen. Maar ziehier nog wat erger en dat ons door een Limburger priester persoonlijk verhaald werd: Ik ging onlangs eene nicht bezoeken, die kort bij Tongeren woont; ik vond ze aan tafel met een klein, bleek en ziekelijk kind op den schoot. Op mijne aanmerking dat de kleine er niet gezond uitzag, antwoordde de moeder: t Is waar, neef, het groeit niet, het gaat meer achter- dan vooruit; ik weet niet wat mijn kind heeft. Op de tafel, waaraan ik plaats had genomen, stond eene kom met pap in, waaruit een zeer aardige geur opsteeg, die mij de vraag deed stellen: Wat geeft gij het wicht toch te eten? — O, dat is jeneverpap! — Jeneverpap? — Wel ja, neef; de kleine jongen is zoo slap, men moet hem toch wel iets versterkends geven, want hoe zou hij het anders kunnen volhouden? Het kostte mij moeite om de onnoozele, zelf gealcooliseerde moeder hare dwaasheid te doen begrijpen. Heeft ze mijnen raad gevolgd? Ik twijfel er aan voor hetgeen ten minste haar eigen persoon betreft, want in die gemeente en in drie of vier naburige dorpen woedt de jeneverplaag op eene schrikkelijke wijze; de vervallen pachthoeven, de verstompte wezens en de gebrekkige, ziekelijke kinderen verraden den noodlottigen hartstocht der inwoners, die zijnen oorsprong vond in onwetendheid en vooroordeel. Er zijn vele moeders, die volop bier drinken om hunne zuigelingen goed en vast te doen slapen. Nog erger gaat het toe met diegene, welke jenever drinken en hunne kinderen dan laten zuigen. Zelfs zijn er verblinde, onwetende moeders, die er op pochen hunne kleine kinderen met bier alleen, in plaats van met melk, de zuigelingsperiode te hebben doen doorbrengen. Later ontstaan bij zulke kinderen, vooral als ze tanden krijgen, hevige krampen, stuipen, natuurlijk gevolg van het alcoolisme. Dan zeggen de moeders: « 't Kind was te sterk en te vet, de tandjes konden niet uit, zij zijn op de borst gebleven! » O, het kost moeite om onwetendheid en vooroordeel uit te roeien! En echter is het proces van den alcool sinds geruimen tijd voor de vierschaar der beroemdste geleerden uitgemaakt; ondanks de tegenstribbelingen en ontkenningen van eenige geneesheeren (1) luidt de uitspraak: (l) Di* Leo Frédéricq in zijn werk, een der beste, die over levensleer geschreven werden en in de Hoogescliolen van Leuven en Luik gevolgd wordt: Êléments de physiologie humaine ü l'usage des étudiants en médecine, » zegt op bladz. 194: « La glycérine, les acides organiques, 1'alcool pris a dose modérée sont de véritables aliraents, comparables aux féculents et aux graisses. » Alcool is geen voedsel! Hij kan geen voedsel zijn: eenerzijds, omdat de grondstoffen van ons lichaam hem als dusdanig niet kunnen benuttigen en, anderzijds, omdat alles, wat door ons vaatstelsel en levenssap niet onmiddellijk kan vervormd worden, zich in gemeenschap gaat stellen met de werkdadige elementen onzer organen, waaruit dan allerlei gevaarlijke storingen ontstaan. Is de alcool geen eigenlijk voedsel, dan toch is hij een behoedend, een bewarend voedsel, zeggen soms wel onderw ezene personen; dus is hij niet nutteloos, daar hij - tijdelijk het aanhoudend en physiologisch verslijten onzer lichaamsweefsels belemmert. » De laatste opsporingen bewijzen integendeel dat de sparende kracht van den alcool niets is dan eene vergiftiging van het protoplasma of de levende stof. Inderdaad, indien de alcool door zijne werking op de roode bloedbolleijes de organische verbranding vertraagt en alzoo het vet doet vastzetten op onze weefsels, dan brengt hij daardoor hindernis aan de samenstelling van die stoffen, welke juist tot bestemming hebben de voedingsstoffen te doen benuttigen. In andere woorden, hij spaart de brandstof, maar hij ontreddert gansch het raderwerk. Deze werking is nagenoeg dezelfde als die van arsenik, die ook diklijvigheid verwekt. Deze diklijvigheid of vervorming van het protoplasma in vet, veroorzaakt door arsenik, phosphor en alcool, is het kenteeken eener sterke chronische vergiftiging. Bij groote hoeveelheid genomen, maakt ons alcool tot allen arbeid onbekwaam. Bij kleine dosis aangewend, verhaast hij den bloedsomloop, bevordert de levensverrichtingen, in één woord: doet ons sneller leven of ontsteekt de levenskaars aan beide uiteinden. Hij geeft ons organisme eenen geduchten spoorslag en laat ons daarna afgematter, moedeloozer, onmachtiger dan te voren, 't Is de zweepslag van den onbermhertigen koetsier, die zijne aamechtige en stijfbeenige Rossinante, in plaats van welkomen haver, de ongevraagde kastijding of aanprikkeling toedient; en het arme beest verzamelt in eenc uiterste poging de geheele reserve zijner bekrompene levenskrachten, brengt het tot eenen draf en doet alzoo een reuzenstap naar de plaats, waarvan geen paard ooit levend wederkeert. Onze wetenschappelijke bewijsvoering wordt door de beroemdste vakmannen gestaafd: — Alcool is geen voedsel, 't is slechts een prikkel voor ons zenuwstelsel. Hij voedt zoo min als ether, chloroforme, opium, tabak. (Richardson). — Alcool voedt niet, maar wijzigt het zenuwstelsel door eene algemeene opwekking, die slechts eene schijnvoeding is. (Lallemand, Perrin en Du Roy). — Het is wetenschappelijk en onbetwistbaar bewezen dat jenever zoo min voedt als de spoor- en zweepslagen het paard. (E. Cauderlier). — Jenever is als de woede: hij verheft ons een oogenblik boven ons zeiven om ons lager dan het vertrekpunt te doen nedervallen. (Dr Lefebvre). — Wie zijne lichaamssterkte meent te vermeerderen door alcool, maakt eene verkeerde en noodlottige berekening. Hij verspilt heden de kracht, die hij volgens den natuurlijken gang der zaken eerst morgen mocht gebruiken. Hij spant geweldig de levensveeren en deze verliezen dra hun spanningsvermogen, verslijten spoediger en breken. (Dr Bergeret). — Jenever is een wissel, getrokken op onze gezondheid en dien men altijd moet vernieuwen, bij gebrek aan hulpmiddelen tot kwijting. Zoo verdrinken wij ons kapitaal in stede der intresten en daaruit ontstaat onvermijdelijk de bankroet van ons lichaam. (Liebig). — Alcool is geen eigenlijk, noch sparend voedsel, noch welkdanig voedsel; 't is geen medehelper der voeding en der ademhaling. Hij bederft twee belangrijke werkingen: bij belet de uitademing van het koolzuur; het aderlijk bloed van den echten drinker blijft altijd min of meer aderlijk. (Dr Brodie). (i) — Dewijl alcool geene voedzame stof is, kan hij slechts nadeelig zijn. Als gij het lichaam met zaken oppropt, die het niet kunnen voeden en tot eene overdreven werking ei plichten, is het onbetwistbaar dat gij eene vervroegde veroudering en eenen vroegen dood te gemoet loopt. (Dr Labourt). B. — " Brandeicijn vericarmt ons lichaam en is een behoedmiddel tegen de kou. » Het tegendeel is waar: alcool vermindert de dierlijke warmte, omdat hij het koolzuur wegneemt; hij wordt zelfs door geneesheeren tegen koortshitte aangewend om de al te hooge temperatuur van het lichaam te doen zakken. (i, Men weet dat het aderlijk bloed, door de werking der lucht op de longen slagaderlijk bloed moet worden. D1' Béclard, in zijn verdienstelijk werk: Physiologie, dat eene dozijn uitgaven bereikt heeft, zegt op bl. 560: « Menigvuldige opzoekingen en proefnemingen werden gedaan door de dokters Parkes, Riegel, Dogiel en Binz, om den invloed van den alcool op de dierlijke warmte vast te stellen. Het is gebleken dat alcool eene vermindering van temperatuur teweegbrengt van 0°3 tot 0°5, als de genomen hoeveelheid gemiddeld is; maar die 1 tot anderhalven graad bereikt, als de alcoolkwantiteit zeer aanzienlijk is. Het gevoelen van warmte en welzijn, dat gepaard gaat met het innemen van alcool en heeft doen gelooven dat alcool inderdaad de lichamelijke warmte vermeerdert, legt dat vooroordeel uit, alsmede het overvloedig gebruik van sterken drank in de koude luchtstreken of bij strenge winters. Maar de natuurleer bewijst dat hoe meer koolzuur wij uitademen, hoe meer de dierlijke warmte vermindert; en de gedane proefnemingen bevestigen zulks, dewijl alcool de kracht bezit om eene groote hoeveelheid koolzuur door uitademing of uitzweeting te verwijderen. Ook ziet men dat een bedronkene niet aan de koude kan wederstaan en slapende sterft. ür Schultz, van Osnabruck, verhaalt dat de eerste dooden, die hij gedurende den Russischen veldtocht van koude verstijfd langs den weg vond liggen, Kozakken waren, liefhebbers van schnick, die in hunnen driedubbelen pelsjas niet zouden bevrozen zijn, indien zij ook niet goed gevonden hadden de kou met eenen flinken teug alcool te verwijderen. In den Winter, die den noodlottigen slag van Pultawa (1711) voorafging, verloor Karel XII, de beroemde koning der Zweden, vier duizend man, daar de slecht gekleede soldaten de bittere koude met jenever meenden te verdrijven. Op de oevers der Beresina vond men in 1812 vele Fransche soldaten, onze landgenooten misschien, met den jeneverbommel in de verkleumde handen, doodgevrozen op hun sneeuwbed. De walvischvangers onthouden zich van jenever. De Noordpoolvaarders, die te midden der eeuwige ijsvelden van het grimmige klimaat de hevigste koude en ellende moeten verduren, wachten zich van alle geestrijk vocht en drinken thee of koffie. Dr John Rae, oud-heelmeester der Engelsche marine, die lang de Hudsonbaai en de kusten van Labrador en Groenland bevaarde, schrijft: «Men meende algemeen dat het gebruik van alcoolische dranken weldoende, zooniet noodzakelijk was in het hooge Noorden; maar de Eskimozen, die aan de hevigste kou zijn blootgesteld, blijven heel gezond, zonder tot sterken drank hunne toevlucht te nemen. Gedurende een verblijf van twintig jaar in het Noorden, waarvan vijf in de Noordpoolstreek, heb ik nooit alcool gebruikt en ook geenen gegeven aan de mannen, die ik % ergezelde, omdat ik bij ondervinding wist dat alle geestrijk vocht noodlottig is, vooral in de koude landen; het tegendeel mag van thee en koffie gezegd worden. . Sir John Ross, (1778-1856), de stoute zeeman, bevond, tijdens eenen tocht naar de Noordpool, dat de onthouders beter weerstand boden tegen de nijpende koude dan wel de matrozen, die alcool gebruikten, alhoewel alle voorzorgen genomen waren voor de zuiverheid der dranken en de te nemen hoeveelheid. Dr Fridtjof Nansen, de stoutste aller Noordpoolvaarders, in September 1896 van zijnen roemweerdigen tocht, na eene expeditie van 3 jaren, in Zweden en Noorwegen wedergekeerd, mag toch wel zeker over deze stof zijn woordje te zeggen hebben. Op de vraag, die hem gedaan werd, of hij het mogelijk bevonden had zooveel vermoeienissen en koude te doorstaan, zonder den steun van alcoolhoudende dranken, heeft hij het volgende schriftelijk antwoord gegeven, dat wij woordelijk overschrijven: « Naar mijne ervaring, heeft de bewering niet den allerminsten grond, dat alcoolische dranken in buitengewoon koude streken noodzakelijk of zelfs wenschelijk zijn. Naar wetenschappelijk onderzoek, staat het vast dat alcool overal de temperatuur des lichaams verlaagt en niet verhoogt, zoodat de gevolgen van alcoolgebruik in een buitengewoon koud klimaat niet anders dan zeer schadelijk kunnen zijn. Zoodra nu bij het verdragen van zulk ■eene koude nog eene zware lichaamsinspanning geëischt wordt, kan het niet anders of de dwaling omtrent alcoolische dranken leidt tot ziekte en levensgevaar. » C. — « Bij felle hitte doet een flinke borrel deugd. » Nog eene dwaling, die bij velen bestaat en bestreden moet worden. De Turken wonen in eene betrekkelijk warme luchtstreek; wij hebben reeds gezegd dat de Koran, het wetten godsdienstboek der Mahomedanen, stellig verbiedt sterke dranken te gebruiken; in de Sourate V staat geschreven: .«O geloovigen! de wijn, de kansspelen,.... zijn afgrijselijkheden, door Satan uitgevonden. Onthoudt er u van, uit \ reeze dat gij bedorven wordet. De duivel zou zich van den drank en het spel bedienen, om in u het vuur van twist en tweespalt te ontsteken en u van de gedachte aan God en van het gebed te verwijderen. » De Chineezen «en Annamieten drinken thee en geene sterke dranken. De veldheer Wolseley verving tijdens den oorlog tegen de Achantis de alcoolische dranken door thee, tot groot welzijn zijner troepen. De negers van den Congo en Midden-Afrika, die al wat ze bezitten, zelfs hunne vrouwen, voor den allerslechtsten rum verkoopen, zijn onbekwaam tot alle werk. In Algerië drinken de Arabieren, op weinig uitzondeïingen na, niets anders dan water, terwijl de Europeaansche kolonisten jenever en alsem drinken. Ziehier nu de gevolgen: ^an 1 Januari tot 1 April 1895, zijn in het zinneloozengesticht van Ais 16 gealcooliseerde krankzinnigen uit de provincie Algiers binnengekomen, waarvan 14 kolonisten en slechts 2 Arabieren. Als men nu nagaat dat er op de 1,459,000 inwoners slechts 123,000 Franschen zijn, dan komt men tot deze uitkomst dat de Fransche kolonisten op eene 9 maal kleinere bevolking 7 maal meer krankzinnigen hebben. De kwaadaardige koortsen en leverziekten der warme landen worden door sterke dranken dikwijls voortgebracht. I> Hall, die gehecht was bij het Engelsche leger tijdens den veldtocht van de Krim en in Kaapland, deelt mede dat het gezondste leger, welk hij ooit bediende, geen druppel brandewijn bezat; alhoewel de soldaten aan de ellenden van een onherbergzaam klimaat waren blootgesteld, steeg het ziekengetal zelden hooger dan één per honderd. In de glasblazerijen zijn de onthouders van sterken drank beter bestand tegen den zengenden vuurgloed dan de liefhebbers van jenever. Henry Stanley, die meer dan eens de brandende woestenijen van Midden-Afrika doorreisde, onthield zich zorgvuldig van sterken drank. Ik vraag het in gemoede: Als alcool niet deugt in de heete luchtstreek, noch voor degenen, die in eene hooge temperatuur hun brood moeten verdienen, zal hij dan nuttig, voordeelig zijn in onze gematigde luchtstreek, zelfs bij heete zomers? I). — « Alcool is kostelijk tijdens de besmettelijke ziekten, hij doodt de vezeldiertjes of microben en belet het opvangen der ziekte bij inademing. » Dat is een vooroordeel, waardoor menigeen vóór zijnen tijd ten grave daalt. Alcool is inderdaad in staat om vezeldiertjes te dooden, evenals ander vergif, doch dan moet hij zeer sterk en in aanzienlijke hoeveelheden genomen worden en zou hij niet alleen de microben, maar zelfs den man erbij dooden. En wat besmettelijke ziekten betreft, elkeen weet dat de jeneverdrinkers er de eerste slachtoffers van zijn. Dr Meierstein zegt dat men ten tijde van cholera op het uithangbord van elk jeneverhuis met groote letters diende te schrijven: « Hier verkoopt men cholera in soorten: Hasseltsche, Schiedamsche, Fransche! Keus en keur! Voor de echtheid en onfeilbare werking spreekt men borg. » Over jaren bestond geene ongezondere streek dan wel de « Campagna Romana », welke door de verpestende uitwasemingen van haren modderigen bodem, in eene nog al warme landstreek, de gevreesde « malaria » veroorzaakte ; in de volkstaal van Italië gaf men die gouw den weinig vleienden naam van « groot kerkhof van Italië ». Welnu, de Trappisten hebben te midden van dit « kerkhof » de abdij van « Tré Fontané » gesticht en de moorddadige malaria in haar eigen rijk bevochten, vooral door het kweeken van den Eucalyptusboom; het « graf » is in een lustoord herschapen en weinig Trappisten schoten het leven in bij den wezenlijk heldhaftigen arbeid. En denk nochtans niet dat die zuinige kloosterlingen Bacchusvrienden zijn; het groot geheim van hun welslagen lag in de volstrekte onthouding van geestrijken drank en het gebruiken van thee en koffie. De veepest richt nergens meer verwoestingen aan dan in de ossenstallen der stokerijen; nochtans wordt dat rundvee gevoederd met den draf der grondstof, tot het vervaardigen van jenever gebruikt, en waar nog eene zekere hoeveelheid alcool in zit; deze is dan geen behoedmiddel tegen de besmettelijke veepest, zoo min als tegen de heerschende ziekten onder de menschen. E. — « Men moet de maag 's morgens wakker maken met het gebenedijde kortnat. — Een borreltje, vóór het middagmaal genomen, verwekt eetlust. — Na goed geëten te hebben, doet een glaasje jenever deugd, 't is een zweepslag voor de trage spijsvertering. — Een hartelijk « slaapmutsje » bezorgt ons eene zoete rust en eene frissche ontwaking. » Het Alcoolisme. 26. Dat zijn vier vooroordeelen, die het verbruik van ten minste vier glaasjes jenever of maagbittertjes tot gevolg hebben. Wat al verontschuldigingen of voorwendsels weet die arglistige alcoolduivel niet uit te denken om den licht te verleiden sterveling op de helling te brengen, die per expres naar den afgrond leidt. Dat men voet- óf hoofdpijn hebbe, maagkrampen of neusbloeding, eksteroogen of draaiingen, tandpijn of buikpijn, hartsvreugde of zielesmart, het eenvoudig volk weet tot alles een onfeilbaar heelmiddel bij den naasten kroegbaas te vinden in het nooit volprezen jeneverglas! Dat morgenslokje is een afdoende middel om zich te vergiftigen. Hoe zou toch het zoo gevoelige maagvlies, dat niet beter vraagt dan zijnen plicht te vervullen van spijzen te verteren, kunnen wederstaan aan de brandende werking van den alcool? Dat alcoolvergif is seffens opgeslorpt en, na de maagweefsels verschroeid te hebben, wordt het door de duizende bloedvaten in het hart, de nieren, de lever, de longen en de hersenen rondgejaagd. Wat al verwoestingen zal die giftige drank op deze levensorganen niet aanrichten! " 't Is vooral bij de nuchtere brandewijndrinkers dat men, na hunnen dood, de kankers, klierverhardingen, kreeftgezwellen, maagverdichtingen en poortiersverengingen aantreft. » (1) « Niets is nadeeliger dan de morgenslokjes, ter oorzake van de leegheid der maag, vooral omdat de keel verhit, geprikkeld blijft en niet nalaat nieuwe hoeveelheden sterke dranken te eischen. » (2) (1) D1' Londe: Dictionnaire médical. (£) Dr Bergeret : De l'abus des alcooliques, bl. 211. En nu eens gesproken over de eigenlijke eetlustverwekkende sterke dranken, de zoo gezegde maagbittertjes, elixirs en fijne likeuren! Zie, de werkman en handarbeider drinken om beter te kunnen werken, maar de student, de heer, de stedeling gaan drinken om beter te kunnen eten; zij vinden het probaat recept in 't koffiehuis; dit recept verschilt veel van hot eene individu tot het andere. Treden we een goed gekalandeerd « café " binnen. Achter den toog troont de baas met zijne wederhelft, terwijl de « gargons » heen en weer loopen. Wat batterijen van flesschen met verzilverde en vergulde stoppen en veelkleurige naambriefjes pronken er op dat met kunst bewerkte rek! Zij weerkaatsen in de spiegelruiten, die achter het rek zijn aangebracht, en schijnen den bezoeker uit te noodigen. Zal hij wederstaan aan die spraaklooze verzoeking! Maar hoegenaamd niet; hij kwam met het vast voornemen om die welgekende hartversterkers het gewone bezoek te brengen,- doch alle dagen treden ook nieuwe kalanten binnen, dikwijls jongelingen, oningewijden, die hunne eerste offers met eene oogvallende bedeesdheid of gedwongen, gemaakte houding in den jenevertempel komen plengen. Aan deze tafel zitten liefhebbers van klaren jenever; hunne roode gelaatskleur en levendig gesprek getuigen dat ze het da capo meer dan eens uitgevoerd hebben. Ginder proeven ze vermouth en morgenwijn; « op één been kan men niet loopen » en daarom maar eens leeggedronken, zeggen ze tegen elkaar. " Hollandsche bitter! Amer royal! Oranje! » roept de « garcon » zijnen patroon toe en brengt weldra den gevraagden drank aan een groepje studenten, die hunne sigaartjes met eene wezenlijke kranigheid opdampen, terwijl ze ter sluik eenen oogslag werpen in den grooten spiegel, om zich te overtuigen dat ze al een zweempje van de « viris illustribus » weghebben. Maar wat aardige, aromatische walm stijgt toch op uit deze glazen? O, dat zijn alsemdrinkers, twee onder-officiers van het garnizoen! Zie, zij schenken een slokje van het licht groene vocht in het glas, zetten een bijzondere soort van glazen trechter daarop en gieten nu langzaam versch water bij, dat aan den alsem eene melkachtige tint geeft. Nu nog eene minuut gewacht en dan wordt de volle beker met teugjes geledigd. Sinds eenige jaren drinkt men den alcool veel onder don vorm van likeuren en maagbittertjes, alhoewel, om der waarheid in niets te kort te doen, hier moet bijgevoegd worden dat het absint al van ouds gekend is. In Frankrijk wordt een groot misbruik van dezen drank gemaakt en het absinthisme is daar als eene bijzondere jeneverplaag gekend. Het drinken van alsem hebben ons de Franschen tijdens den oorlog van 1870 geleerd; die overwonnen zuiderburen hebben hier een noodlottig spoor van hun verblijf achter gelaten. Te Antwerpen is het gebruik van alsem sinds twintig jaar vervijfdubbeld. Deze drank is een des te grooter vergif dat hij aldra eene noodzakelijkheid voor den driftigen drinker wordt; het absinthisme is het schrikkelijkste alcoolisme. De tijd is lang vervlogen dat de likeuren uitsluitelijk uit wijnalcool en met zorg en verduldigheid bewerkte aromatische zelfstandigheden vervaardigd werden. De hedendaagsche nijverheid kan die langzame bewerkingen niet goed meer overeenbrengen met hare hunkering naar snelle en overgroote winsten: zij zal « a la vapeur » werken en het menschdom even spoedig vergiftigen. Wij moeten dus, tot heil der liefhebbers van eetlustverwekkende drankjes, bij dit punt even blijven stilstaan. De slechtste alcool wordt bij de bereiding dezer likeuren gemeenlijk gebezigd; de geurige uittreksels van allerlei gewassen of scheikundige producten dienen slechts om den walgelijken smaak dezer alcoolsoorten te verbergen. Uit het verbruik dezer likeuren spruit eene dubbele vergiftiging: die van den alcool of het alcoolisme, die we reeds kennen, en het aromatisme (absinthisme, anisisme, enz.) De heeren Motet, Magnau, Laborde, Meunier en Cadéac hebben eene bijzondere studie gemaakt der natuurlijke en kunstmatige oliën of geesten, die gebruikt worden om alsem, vermouth, bitters en steenvruchtlikeuren te vervaardigen, of die ten minste de hoofdstof vormen in de veelvuldige menging, die het aroma van elk dezer dranken uitmaken: oliën van alsem, anijs, hijzop, venkel, wilgebast, salicylische aldehyde, steenvruchtpitten, enz. Vermelde likeuren krijgt men door distilleering of door eenvoudige menging van alcool met de eene of andere opgesomde oliënsoorten. Om dit wat beter te doen verstaan, zullen we twee getypeerde formulen aanduiden voor hetgeen het absint betreft: 1° Alsem door overhaling bekomen: Op 20 liter alcool distilleert men: Bloemen en bladeren van het groote alsemkruid . 600 gr. » » » kleine » . 200 » » » » groene anijskruid . 800 » » » » sterrekruid 400 — 800 » » » » venkel 800 » Bloemen der hijzop 100 » " en bladeren der citroenplant. . 125 — 200 » » » van den koriander. . . . 225 » Maagwortel of kalmus (Calamus aromaticus)... een weinig. 2° Alsem met oliën: Op 20 liter likeur bevat deze alsem, volgens de kwaliteit: Gewone alsem, Half fijne Fijne Watervrije alcool 11 lit. 12 lit. 15 lit. Water 9 » 7,6 » 5 » Spiritus of olie van 't groot alsemkruid 6 gr. 6 gr. 6 gr. Olie van het kleine alsemkruid . . » 3 » 3 » Anijsolie » 12 » 25 » Sterrekruidolie 12 » 6 » 30 » Yenkelolie 2 » 3 » 6 » Muntolie » 1 » » Melissekruidolie » " 1 » Korianderolie » 1 » 1 » Maioraanolie i . kleine hoeveelheden. (1) Engelwortelolie I (ï) Om den leerlingen een begrip van deze oliën te geven, kan de leeraarbij de apothekers een fleschje anijsolie of wel persico halen, ééne druppel in een glas water gieten en laten proeven of laten rieken. In het fijne absint, dienen het kleine alsemkruid en de hijzop om de groene kleur te geven; in het andere vervangt men ze door versche bladeren van Spaansche klaver, netelen, spinazie, eppe, doch vooral door scheikundige kleurstoffen; zelfs voegt men er balsamieke gomhars bij om de likeur te doen wit worden, als men er water bij giet. Het groote alsemkruid geeft aan den drank zijn epileptische eigenschap, terwijl de andere oliën stuipen en zwaarmoedigheid teweegbrengen. Uit deze vereeniging van verdoovende en epileptische oliën, ontstaat vast en zeker de vallende ziekte of de verstomping, volgens den graad van vatbaarheid der drinkers en vooral volgens den oorsprong der planten en de wijze van drankvervaardiging. De vermouth en zekere bitters houden hun eigenaardig aroma van de salicylische aldehyde en dit is een epileptisch vergift. In de « Crème de noyau », de kirsch, de quetch, persico en andere steenvruchtlikeuren, zoo aangenaam van geur en smaak, treft men het blauwstoffig zuur aan, waarvan vijf centigram voldoende zijn om eenen mensch te dooden. Behalve die hinderlijke vluchtige stoffen der zoo hooggeprezene eetlustverwekkende likeuren, bevat de nijverheidsalcool, welke tot grondslag hunner bereiding dient, altijd eene stuipverwekkende olie, de furfurol of zemelenolie, waarvan 3 gram eenen hond van 6 kilogram oogenblikkelijk dooden. (Laborde en Magnan). Het aromatisme, of gewone gebruik van aromatische likeuren, veroorzaakt allerlei stuiptrekkende ziekten, de geestverdooving en de knobbeltering. « 't Is een zeldzaam feit den misbruiker dezer dranken den ouderdom van zestig jaar te zien bereiken. » (Dr Gautiiier). En het misbruik, dat deze erge kwalen na zich sleept, is er reeds als men dagelijks twee of drie glaasjes alsemdrank gedurende eenige maanden drinkt. (Dr Lanceraux). Wij meenen dat deze uitleggingen volstaan om de maagbitters of eetlustverwekkende likeuren voor goed in de schoone llesschen te laten, al stonde er ook op dat ze in alle nationale en internationale tentoonstellingen bekroond werden. ^ :-c Kan sterke drank ook, na de maaltijden, het gewenschte uitwerksel hebben? Men bewaart fruit en vleesch in alcool; zou die zelfde alcool dan tevens ook de kracht bezitten om onze maag tot het verwerken dier stoffen behulpzaam te zijn? — De vraag stellen is ze beantwoorden. En het zoo geprezen « slaapmutsje » dan? Ook al slecht? Wel, bezie 's morgens uwe beladen tong maar; raadpleeg tevens uwe verdroogde keel en uwe met bloed doorstreepte oogen, dan kent ge de deugd van dien bedrieglijken slaapkameraad. Drink 's avonds en 's morgens een flink glas water, dan spaart gij uwe gezondheid en uwe beurs, twee zaken waar iedereen veel aan houdt, maar gemeenlijk roekeloos mede omgaat. Och, sinds die zoo uitgebazuinde maagbitters en kruidenlikeuren den reeds zoo brozen sterveling als een onfeilbaar middel tot eet- en slaaplust. werden aangeboden, klaagt de geheele wereld steen en been over onvoldoende geneeskundige hulp en liggen meer dan ooit de arme maaglijders op hun martelbed ineen te krimpen. Evenals de wollen of katoenen slaapmuts slechts dient om den kop te verwarmen en daarom in de voddemand thuis behoort, zoo moogt ge ook het alcoolisch slaapmutsje, in stede van in den mond, bepaald in den kolenbak gieten; het zal dan zeker het vuur wat harder doen branden, evenals het anders het menschelijk raderwerk al te hard zou doen werken. Beproef het volgende eens: Houd het oog op den seconden wijzer van uw zakuurwerk, uwen rechterduim op uwen linkerpols en tel de polsslagen: gij bekomt vermoedelijk het cijfer 74 per minuut. Zet u nu op eenen stoel neder en tel opnieuw: gij komt tot het getal 70. Leg u op de sopha en tot uwe verbazing zult ge slechts 64 bekomen. Wel, als ge 's nachts op uw bed nederligt, is dat de manier, waarop de natuur aan de wonderlijke hart-machine wat rust doet genieten. Reken maar eens na: in liggende houding doet het hart 10 slagen per minuut minder dan in de staande positie; dat maakt per uur 60 X 10 of 600 hartslagen minder en, op 8 uren of éénen nacht, 8 X 600 of 4,800 slagen verschil; daar het hart 180 gram bloed per slag voortstuwt, maakt dit eene vermindering van 864,000 gram. Gaat men 's avonds slapen zonder alcool te drinken, dan is dat de rust, die het kleine hart geniet. Doch drinkt men alcool, dan verveelvuldigt de hartslag en, in stede van rust te verschaffen, dwingt gij alzoo het hart ongeveer 15 duizend slagen meer te doen. Een wonderlijk slaapmutsje, die harddraver van een alcool, die uw raderwerk met volle stoom 's nachts doet voorthollen, terwijl de matige lekker uitrust! Dat men dus eens voor goed en voor altijd afbreke met die volksspreukjes! Dat men den alcool in de apotheek achter grendel en slot met het brandmerk Vergif! terugplaatse en hem daar nooit als geneesmiddel uithale, tenzij in zeldzame gevallen, want alcool is noch voedsel, noch gezonde drank en geen gewoon geneesmiddel. Zijn vonnis is door duizende geneesheeren onwederroepelijk geveld; wie nog eenigszins twijfele, neme kennis van de plechtige uitspraak der Jury, die in Holland zijn proces onderzocht heeft: « De ondergeteekenden, leeraars der Faculteit voor geneeskunde te Amsterdam, Leiden, Groningen en Utrecht, begeerende in de mate van hun vermogen tegen een volksvooroordeel in te werken en de pogingen der Nederlandsche maatschappij tegen de geestrijke dranken te ondersteunen, hebben de volgende verklaring opgesteld: 1° Het zelfs matig gebruik van geestrijke dranken is altijd hinderlijk. Alcool begunstigt de spijsvertering niet, integendeel, hij belet ze. Alcool kan het geval van honger voor een oogenblik opwekken, maar het verteringsvermogen niet vermeerderen. Wij zullen er bijvoegen dat tal van ongesteldheden der maag, die men aan twintig verschillige oorzaken toeschrijft, geen anderen oorsprong hebben dan het gewoon gebruik van alcoolische vloeistoffen; 2° Deze volksmeening is insgelijks valsch, dat de geestrijke dranken noodzakelijke en gevaarlooze prikkels zijn tegen felle koude of hitte; voor personen, die een aanzienlijken spierenarbeid moeten verrichten; die zich aan eene vochtige lucht blootstellen; voor werklieden, die in het water of in de moerassen arbeiden; die zich met een onvoldoende voedsel moeten tevreden stellen. Deze vooroordeelen strijden niet alleen tegen de ondervinding, maar het is onbetwistbaar dat het gewoon gebruik van alcoolische dranken juist de tegenovergestelde werking heeft, die de volksmeening ze toeschrijft; 3° In alle ziekten, vooral die met snellen keer (koortsen, cholera), hebben degenen, welke een gewoon gebruik van sterken drank maken, het minste kans van weerstand te bieden; 4° Om al deze redenen zijn de geestrijke vochten niet alleen onwaardig om als volkdrank op te treden, maar zij zijn nog, naar onze meening, de verschrikkelijkste agenten der vernietiging van het welzijn en van de zedelijke en stoffelijke ontwikkeling der massa's. » C.-B. Filanus, P.-H. Suringer, J.-L.-C. Schrceder, Vanderkolk, C. Pruys, Van der Hoeven, Sebastian, W. Vrolik, F.-Z. Ermerinz, J.-J. Wolterbeek, C.-J. Long, G. Suringar. — Vijf honderd negentig Nederlandsche dokters, waaronder veel oude geneesheeren, hebben zich opvolgentlijk bij deze verklaring aangesloten en de meeste hebben zulks gedaan met opgave van feiten en voorbeelden van eigen ondervinding. § III. — Oorzaken van maatschappelijken aard Dr V. Desguin heeft gezegd: « 't Is in onze maatschappelijke inrichting zelve, dat de oorzaken van drankmisbruik te vinden zijn. » 1° De jongeling, zelfs uit eerlijke, werkzame, ja deftige en rijke ouders geboren, vindt in de samenleving gewoonten en gebruiken, die hem bij zijne eerste stappen tot het nemen van sterken drank aanzetten. Hij is omringd door reeds aan den drank verslaafde gezellen, die er op uit zijn om hem met hen in den afgrond te storten. Eerst spot men met zijnen tegenstand, later vleit men zijne ontvoogding van ouders en meesters, zijne ontlarving uit de kindergewoonten; men kittelt zijne eigenliefde, ja desnoods zal men alle deugd en eergevoel ontnemen om hem in den jeneverkolk te verzwelgen. 2° Langs dit kanaal wonen brug- of sluiswachters, die nog herberg houden, langs dezen steenweg mag de kantonnier nog sterke dranken verkoopen; in gindsche straat woont een oud studiemakker, die eenen tempel aan Bacchus ophoudt. Welke schipper of lijnlooper, visscher en wandelaar, welke voerman of koetsier, welke schoolkameraad durft altijd die drankhuizen voorbijgaan? 3° Zal een fabriekwerker, een drukkersgezel, een werkman van koolputten, ijzer- en steengroeven de herberg van een porion, eenen meesterknecht of toeziener altijd durven vermijden ? 4° Wie zal op het dorp het koffiehuis van den Burgemeester of Schepene, van den Secretaris of Ontvanger der gemeente, van den Rentmeester van groote landeigenaars- onbeschroomd voorbij treden? En hebben de meeste muzieken tooneelgezelschappen, wielrijdersbonden, ja spaarkringen, hunne bijeenkomsten niet in koffiehuizen ? 4° In de opvoeding onzer jeugd ligt nog eene voorname oorzaak tot bevordering van het alcoolisme. Ondanks reeds door de Regeering veel gedaan werd, leidt men de meisjes, voornamelijk die der volksklasse, maar ook die der burgerklasse in de kostscholen, niet genoeg en doelmatig op tot het werkelijk leven. Zoo vindt de echtgenoot bij zijne wederhelft de kunst niet om den huiselijken kring aangenaam te maken, den familiegeest te ontwikkelen; om het huishouden spaarzaam, ordelijk te besturen, de kinderen wel op te voeden. De jongens verkrijgen veelal een onderwijs, dat met hunne afkomst en hunnen stand niet overeenstemt. Zij worden hoogmoedig, ijdel, achten zich meer dan hunne brave ouders, verwaarloozen hunne studiën of gelukken niet in het bekomen eener plaats; zij maken weldra deel der steeds aangroeiende menigte gedeclcisseerden, dat is, uit hunne klasse verplaatste burgers, die eene schier onvermijdelijke prooi der geilste ondeugden en vooral van het alcoolisme worden. 5° Eindelijk, de uitroeiing der alcoolplaag is in België moeilijker dan elders, omdat het volk wars is van allen dwang en inkorting van rechten of vrijheden. ZESDE HOOFDSTUK MIDDELEN OM HET ALCOOLISME TE BESTRIJDEN ^ Indien ongelukkiglijk ons land ten onder moest gaan » door een dier schrikkelijke stormen, waarvan wij bij » tusschenpozen het verre gehuil waarnemen en die de » alcooldrift grootendeels voor haar werk mag aanzien, » door de storing der gemoedsrust en het verwekken der » ellende in de huisgezinnen, schande dan aan hen, die - in hunne lafhertigheid en ikzuchtige vermaken den kruis» tocht verloochenden tegen den grooten vijand des volks » en der hedendaagsche samenleving, tegen het jeneverr> drinken. » Zóó roept dokter van Colllie, in zijn onlangs verschenen vlugschrift : Alcoolisme et Habitcitions ouvrières, waarschuwend uit. Welke Belg, welke oprechte vaderlander zou die schande willen deelen, die lafhertigheid helpen plegen? Strijden tegen de jeneverplaag is de plicht van elk weldenkend man, van elk oprechten burger; 't is die van uwen gebuur, van uwen vriend, van uwen vijand; want als leden derzelfde maatschappelijke familie, hebben wij dezelfde belangen te verdedigen, zijn wij solidair van elkander en, tegen eenen vijand, die alles en allen bedreigt, komt meer dan ooit de leuze vas pas: Eendracht maakt macht! Laat ons nagaan wat men elders en hier gedaan heeft om den alcoolgeesel af te weren en, wat den vreemde betreft, onderzoeken wij eerst wat er op het wettelijk gebied in die richting beproefd werd. In geeue streek van ons werelddeel nam over een dertigtal jaren de jeneverkwaal eene meer dreigende ontwikkeling aan dan in Noorwegen. De verschijnsels van stoffelijk, zedelijk en maatschappelijk verval hielden er gelijken tred met de uitbreiding der jeneverziekte en wekten de aandacht van al wie de toekomst en de eer des lands aan 't harte lagen. Van den kansel der waarheid, van de volkstribune, van de spreektrede der school, van den rechtersstoel, uit de duizend monden der drukpers, van den Troon zeiven klonk de alarmkreet, preekte men den kruistocht tegen den maatschappelijken vijand onzer eeuw. Eindelijk konden de wetgevers, zonder gevaar van als vrijheidsknevelaars gebrandmerkt te worden, afdoende wetten uitvaardigen tot beteugeling van het steeds dreigender alcoolisme. Evenals in Zweden, voerde men het Stelsel van Gothenburg in, (1) met het doel het getal drankhuizen zooveel mogelijk te verminderen, en terzelfdertijd de bevolking tegen de private overdrevene winstberekeningen te beschermen. Dit stelsel bestaat in het overhandigen der drankhuizen aan actiën-maatschappijen, (2) Samlag geheeten, die tot zending hebben slechts zuiveren alcool aan eenen tamelijk hoogen prijs te verkoopen. De wezenlijke winsten der Samlags worden in Noorwegen aan werken en inrichtingen (1) Zóó genoemd naar de stad, waar het in 1865 zijnen oorsprong vond. (2) De actionnaris kan slechts ten hoogste zooveel intrest trekken als hem de Staatsfondsen zouden opbrengen. van openbaar nut besteed; in Zweden worden zij aan de gemeenten overhandigd. De Samlags aan veerden de exploitatie der herbergen bij openbare veiling en ten meestbiedende, voor een termijn van drie jaar; de verkoop van sterken drank geschiedt slechts op bepaalde dagen en uren en nimmer op Zon- en feestdagen of laat in den avond. De heilzame uitwerksels lieten zich niet lang wachten. In 1840 steeg het verbruik van alcool tot 16 liter per inwoner; in 1860 viel het tot 6 liter en thans bereikt het slechts 3 liter. Trapswijze verminderden ook de gevallen van zinneloosheid, zelfmoord, de misdaden en de armoede; in Noorwegen zijn thans 180 misdrijven op honderd duizend inwoners; in België zijn er 648! dus ruim driemaal meer, maar hier drinkt men immers ook driemaal meer sterken drank! Aangemoedigd door den bekomen uitslag, hebben de Noorwegers naar een nieuw strijdmiddel uitgezien. Sedert ln Januari 1896 past men in 13 steden de Local option toe, waardoor de meerderheid der inwoners, ten minste 25 jaren oud zijnde (vrouwen inbegrepen), beslissen over de afschaffing der drankhuizen in elke dier steden; de overblijvende herbergen mogen er nog maar van 8 uren 's morgens tot 5 uren 's avonds open blijven. In Engeland, het land der matigheidsbonden, heeft men het gebruik der gezonde dranken begunstigd, als de thee, die er, dank aan den goeden prijs der suiker (1), de volksdrank bij uitmuntendheid geworden is. Ook bestaan er zeer strenge wetten op de dronkenschap, waaraan niemand, hoe hoog verheven ook, kan ontsnappen; tevens is er een (ï) De suiker kost er slechts 50 centiemen den kilogram; hier kost ze het dubbel. zeer ernstige toezichtsdienst over de sterke dranken in voege; wie betrapt wordt in het verkoopen van zeer ongezonden dranR, verliest, met de slechte koopwaar, ook nog het recht van herberg of slijterij te houden; het afneembare vergunningsrecht wordt ook nog op herbergiers toegepast, die met het gerecht, om de eene of andere overtreding nopens de wet op de dronkenschap of het sluiten der herbergen, af te rekenen hebben gehad. Het stelsel der plaatselijke keuze of local option, iets of wat verschillend van dat in Zweden en Noorwegen, zal weldra ook in voege komen, als zulks al reeds niet bij het verschijnen dezer regelen plaats heeft gehad. (1) Het Volstrekt drankverbod (Prohibition), ook nog gekend onder den naam van de Maine-wet (Maine liquorlaw), is sinds één jaar in den Transvaal toegepast, doch wierd het eerst ingevoerd in den Maine-Staat en later in de nog zes volgende Staten der Amerikaansche Unie: New-Hampshire, Yermont, Iowa, Kansas, Noord-Dacota en Zuid-Dakota; zestien andere Staten passen de Local option toe; van de 45 Staten, die Noord-Amerika bevat, zijn er in 't geheel 42, die bijzondere wetten tegen het drankmisbruik hebben toegepast. Nochtans heeft daar de jeneverduivel ook zijne handlangers, want eene der staatkundige partijen heeft de afschaffing der Maine liquorlaw in haar programma geschreven en tracht door geld en list de onthouderspartij uit den zadel te lichten. (l) De Engelschen wenschen nog strengere wetten: In September 1896 werd aan koningin Victoria een vertoogschrift aangeboden, opgesteld in 44 talen, onderteekend door meer dan zeven millioen harer vrouwelijke onderdanen in al de werelddeelen, waardoor hare werkdadige tusschenkomst wordt afgesmeekt om het alcool- en opiumverbruik te doen verminderen en daardoor de verzedelijking der Engelsche natie te bevorderen. In 1895 heeft ze eene derde wanhopige poging gedaan om in den Maine-Staat het Staatsroer in handen te krijgen, de verbodswet af te schaffen en het vergunningsrecht in te voeren, dat een minder radicaal middel tot drankbestrijding is; tot in de geringste plaats zonden de leiders hunne kiesomzendbrieven rond en wachtten toon hoopvol de heftige losbarsting. Deze bestond in eene nederlaag, zooals nog geene partij in Maine ooit geleden heeft. Zij hebben niet één lid in den Senaat en niet meer dan vier leden in het Lagerhuis, dus van de 175 leden niet eens een voldoende getal om eene stemming te verkrijgen of een wetsvoorstel te doen. De vrouwen zijn niet bloote toeschouwsters van deze worsteling geweest en hebben de openbare opinie wakker geschud; het zijn immers ook de vrouwen, die de beklagensweerdigste slachtoffers van drankmisbruik zijn! Ware de Maine-wet eene doode letter, hadde zij niet eene vaste plaats in het harte des volks, eene uitkomst als deze ware niet mogelijk geweest. De welvaart in Maine is van dien aard, dat de bevolking het hoofd niet licht weder in den strop der vorige drinkgewoonten zal steken, 't Is ten andere een bewezen feit dat in alle landen, waar men de worsteling tegen de alcoolplaag met eenig goed gevolg begonnen heeft, de openbare denkwijze immer strengere strijdmiddels vordert. In Canada is in den loop van 1898 het drankverbod ook ingevoerd geworden. In Holland heeft de wet van 28 Juni 1881 het getal herbergen streng bepaald. (Vergunningsrecht.) Het Alcoolisme. Daar wordt de uitverkoop in 't klein van jenever door Burgemeester en Schepenen toegestaan; het getal der vergunningen mag de volgende evenredigheid niet overtreffen: In gemeenten van meer dan 50,000 inwoners, ééne herberg op 500 inwoners. In gemeenten van meer dan 20,000 inwoners en minder dan 50,000, ééne herberg op 400 inwoners. In gemeenten van meer dan 10,000 inwoners en minder dan 20,000 inwoners, ééné herberg op 300 inwoners. In kleinere gemeenten, ééne herberg op 250 inwoners. De gemeenteraad mag nog de straten, sectiën of wijken aanduiden, waar de uitverkoop van jenever in 't klein verboden of onderworpen is aan zekere streng bepaalde voorwaarden; tevens mag hij de voorwaarden vaststellen, die de lokalen moeten vereenigen, waar herberg gehouden wordt. Met dit eenvoudig stelsel heeft Holland bevredigende uitslagen bekomen. Daar waren 34,375 herbergen in 1856 en 40 jaar later slechts 24,775. Sinds 1856 vermeerderde de bevolking met 57 ten honderd, terwijl de herbergen met 28 ten honderd verminderden. In de provincie Limburg daalde deze vermindering met 49 ten honderd. Bij onze naaste Zuiderburen, waar de alcoolplaag ook noodlottige verwoestingen aanricht, heeft men insgelijks naar hulpmiddelen gezocht. In 1886 heeft er de Senaat eene commissie benoemd om de alcoolqusestie te bestudeeren en deze heeft, bij monde van haren verslaggever, den heer Claude, tot het monopolie van den sterken drank besloten. En de Kamer der afgevaardigden heeft in Juni 1894 üe hoogdringendheid gestemd eener wet, waardoor het monopolie der rectificatie of zuivering van den alcool ingevoerd wordt; het verschil tusschen den koopprijs en den verkoopprijs van den gerectifieerden alcool zou eene winst van I milliard voor den Staat uitmaken, doch dit cijfer schijnt ons zeer overdreven. In Zwitserland heeft den 25 October 1885 eene volksstemming het recht gegeven: 1° aan den Staatsbond, van wettelijk het vervaardigen en het verkoopen der gestookte dranken te regelen; 2° aan de kantonsbesturen, van den verkoop en den kleinhandel der geestrijke dranken tot het algemeen welzijn te beperken, en hun de verplichting opgelegd « het alcoolisme in zijne oorzaken en uitwerksels te bestrijden. » Ten gevolge dezer wijziging der Grondwet, heeft de Bond ten voordeele der kantons het Bonds-monopolie van den alcool ingericht, door het Zwitsersch volk den 15 Mei 1887 aanveerd. Dit monopolie bestaat in het uitsluitelijk recht, aan de Bondsregeering toegekend, van in heel Zwitserland den aardappel- en graanalcool te verschaffen, dien zij in 't groot en gereclificerd aan den handel levert. Dit heeft de verdwijning van meest alle kleine stokerijen van aardappelalcool teweeg gebracht. De winst wordt aan de kantons uitgedeeld, die tot verplichting hebben ten minste 10 % tot bestrijding van het alcoolisme te besteden. Gebruik makende van een verworven recht, hebben de kantons Aargauw en Wallis in 1886, Schaffhausen in 1887, Waad en Freyburg in 1888, St-Gallen in 1889, Geneven in 1892, en eenige andere, het getal drankhuizen door'ëëtte kantonale wetsregeling beperkt. " • Zij hebben maatregelen genomen om de 10 % van het monopolie te besteden tot het inrichten van verblijfplaatsen voor gealcooliseerden, verbeteringshuizen, de daarstelling van een volksonderwijs over de gevaren van het alcoolisme en voor verschillige andere maatschappelijke doeleinden. Sedert 1887, datum der in voege treding van het monopoliestelsel, tot en inbegrepen 1895, beliepen de ontvangsten 102,720,640 fr. en de uitgaven 55,497,883 fr., wat eene zuivere winst uitmaakt van 47,222,757 fr., waarvan ruim 3 { millioen besteed zijn tot uitdelging, terwijl het overige, meer dan 43 millioen, onder de kantons in evenredigheid hunner bevolking verdeeld werd. De jaarlijksche winst, die het eerste jaar 5 1 millioen bedroeg en in 1890 omtrent 7 millioen beliep, is sedert dien tijd aanhoudend verminderd. Eene verbetering teekende zich in 1896 op nieuw af; voor de vier eerste maanden van dat jaar overtroffen de ontvangsten die der vier eerste maanden van 1895 met 400,000 fr. Het Staatsbestuur heeft ten andere geen fiscaal, maar een louter hygiënisch doel beoogd. De nationale opbrengst klom in 1895 tot 25,825 metrieke kwintalen. Zij vorderde het verbruik van 212,000 kwintalen aardappelen, 21,784 kwintalen inlandsch graan, 1,036 kwintalen afval van brouwerijen en 2,051 kwintalen vreemd graan; 409 bestellingen, in elf verschillende kantons, hebben de aardappelen bijeen gebracht. Verleden jaar werden voor 's lands verbruik 172,537 hectoliter alcool van 50° geleverd, hetgeen een gemiddeld verbruik van 5,71 liter per inwoner uitmaakt, tegen 9,4 in 1882, — 6,32 in 1891, — 6,39 in 1892, [— 6,37 in 1893 en 5,81 in 1894. De alcool van aardappelen wordt in Zwitserland met eene buitengewone zorg gezuiverd, door versclhllige achtereenvolgende rectificatiën. Op den eersten oogslag schijnt de hygiënische uitslag — nochtans onbetwistbaar — minder schitterend dan de fiscale, maar er dient rekening gehouden te worden van de betere hoedanigheid van den alcool, thans ontdaan van de hevige vergiften, die zijn verbruik in andere landen zoo gevaarlijk maken, en ook van het feit dat, zoo de verbruiksvermindering in Zwitserland betrekkelijk langzaam geschiedt, men in alle andere landen eene aanhoudende en snelle vermeerdering gade slaat. Sedert 1895 is de alleenverkoop ook in vier provinciën van Rusland als proefneming toegepast. Het Staatsbestuur heeft eene zuivere winst gedaan van 1,700,000 roebels, waarvan er 60,000 aan den strijd tegen alcoolisme besteed werden. Er werd echter niet minder jenever gedronken als vroeger en het verbruik van bier is verdubbeld. Dr Portugaloff, die zich in Rusland veel met de alcoolquasstie bezig houdt, schreef dan ook in het Juli-nummer van het « Internationale Monatsschrift » deze korte veroordeeling: « De alleenverkoop heeft aan ons volk niets goeds aangebracht: dronkenschap en alcoolisme zijn gebleven wat ze waren. » (i) In België vindt het monopoliestelsel een aantal voorstanders, maar ook hevige bestrijders, zoowel als het stelsel van Gothenburg; wij moeten zelfs met spijt bekennen dat (I) In Frankrijk heeft het stelsel van den alleenverkoop krachtige verdedigers, als: Claude, Ch. Düput, Alglave ; het wordt bestreden door Paul LeroyBeaulieu, Drumont, enz. — In Zwitserland wordt het aangevallen door Numa Droz. — 262 — politieke beslommeringen de weerde van zekere bijgebrachte bewijsgronden erg verminderen of hunne aannemelijkheid voor anderen onmogelijk maakt. Wij meenen dat deze twee stelsels, die toch beide eene soort van monopolie zijn, thans geene kans tot welslagen in België aanbieden en dat zij ook het gewenschte redmiddel niet uitmaken: de redding ligt misschien in 't midden. Wat de Plaatselijke keuze of Local option aangaat, deze heeft zeker ook hare voordeelen, maar wij vreezen dat hare invoering te lande volstrekt niets zou uitwerken, omdat onze steden en dorpen onder den duim liggen van brouwers, stokers, likeurbereiders en uitverkoopers. Het Volstrekt drankverbod (Prohibition) is een antialcoolisch ideaal, dat in Amerika en elders goed gelukt, maar in België thans tegen allerlei hinderpalen stuit: Vooroordeelen, vrijheidszin, politieke bekommernissen, enz. Het Vergunningsrecht, zooals het tot nu toe is toegepast, heeft alhier geenen zeer gevoeligen uitslag gehad. Ziehier een anderen vorm van alleen verkoop, dien wij in België mogelijk en nuttig achten: De Staat zou alcool maken en zeer goed rectifieeren; hij zou tevens de voortbrengst trapswijze verminderen en den prijs verhoogen. Hij zou namelijk in het volgende jaar elf liter alcool per inwoner vervaardigen, met aftrek van den ingevoerd en alcool, en elke liter zou 2 frank kosten. Het jaar daarna zou de Staat maar 10 } liter maken en de liter zou 2,35 fr. kosten; zoo zou van jaar tot jaar een halve liter per hoofd minder gemaakt en de prijs met 25 centiemen per liter vermeerderd worden. Tevens zou, bij toepassing van het stelsel van Gothenburg, het getal drankhuizen merkelijk verminderd en de uren streng beperkt worden, op welke die huizen mogen open zijn. Na ettelijke jaren zoude het verbruik van sterken drank tot een heel gering per cent gedaald zijn en dan zoude men desnoods het volstrekt drankverbod zonder ergen stoot of schok kunnen invoeren. De Staat mocht met dat stelsel hoegenaamd gcene winst beoogen; na aftrek der onkosten, zou een aanzienlijk gedeelte der opbrengst besteed worden aan den strijd tegen alcoolisme, het overige aan liefdadige of sociale inrichtingen, of nog aan werken van openbaar nut. Buiten het Vergunningsrecht, het stelsel der Plaatselijke keuze of Local option, het Volstrekt en algemeen drankverbod of Maine liquorlaw, het Monopoliestelsel voor het rectifieeren en uitverkoopen van alcool, en het Stelsel van Gothenburg, zijn in den vreemde nog eenige andere hulpmiddelen van wettelijken, fiscalen of beteugelenden aard aangewend, die wij ook moeten aanhalen om ons overzicht op dit gebied te volledigen. Strenge regeling der dagen en uren van de opening der herbergen. — In Duitschland wordt de herbergier, die na het bepaalde uur nog drank verschaft aan zijne kalanten, of zelfs de tegenwoordigheid dezer dan nog duldt, met eene boete gestraft, die 75 frank kan beloopen, of met eene gevangenneming van veertien dagen. Wij hebben reeds gezegd dat in Noorwegen de wet verbiedt tegen betaling of kosteloos jenever te geven op Zon- en feestdagen; dit verbod telt reeds van 5 uren 's avonds vóór die dagen. De Forbes Mackenzie Act, in Schotland sedert 1853 toegepast, beperkt de opening der drankhuizen op de werkdagen alleen en dan nog maar van 8 uren 's morgens tot 11 uren 's avonds. Het getal gevangenen is er sterk gedaald; de misdaden en de wetsovertredingen, in staat van dronkenschap gepleegd, zijn, te Glasgow, o. a., met 80 % verminderd. Verbod van sterken drank aan kinderen en bedronkenen te verkoopen. In Frankrijk straft de wet van 1873 over alcoolmisbruik diegenen met eene boete van 1 tot 5 frank, welke nog drank verkoopen aan personen in kennelijken staat van dronkenschap, die ze nog in hunne herberg aannemen, of die aan minderjarigen van beneden zestien jaar alcoolische vochten te drinken hebben gegeven. Artikel 7 dezer wet straft met zes dagen tot ééne maand gevang en eene boete van 16 tot 300 frank al wie aan zulke minderjarigen te drinken geeft tot er de volledige donkenschap op volgt. In den Elzas en in Zwitserland is het verboden sterken drank te verkoopen aan de erkende dronkaards. Drankverbod in de cantines van het leger, der Staatswerken, enz. De bevelhebber van het legerkorps van Metz heeft onlangs strengelijk verbod gelegd op den verkoop van brandewijn in de cantines en men voorziet dat deze maatregel algemeen in het Duitsch leger van toepassing zal komen. Herinneren wij dat generaal Wolseley hetzelfde gedaan heeft voor het Engelsch leger in Egypte en generaal de Courcy den verkoop van alsem verbood aan de troepen van den Tonkin. Strenge straffen treffen de Duitsche militairen en Staatsmatrozen, die op dronkenschap betrapt worden en nog veel erger zijn deze tuchtmiddelen in de Nedetiandsche en Engelsche legers. Bewaking der drankhuizen en niet-erkenning der herbergschulden. In het hertogdom Luxemburg mogen, sinds 1885, de herbergschulden door de tribunalen verminderd worden, waarbij de goede trouw der schuldeischers of het weinig vertrouwen, dat ze verdienen, alsmede de nutteloosheid of het nut der uitgaven in aanmerking komen. De wet voorziet de niet-erkenning der herbergschulden in Gallicië, Bukhovina en Zweden; doch de toepassing ervan wordt ontdoken bij gemeenzaam overleg van herbergiers en kalanten. Bij onze weet bepaalt geene landswet de hygiënische voorwaarden, waaraan een huis moet voldoen om als drankhuis erkend te kunnen worden. Strafwetgeving. — Te allen tijde hebben de wetgevers getracht den vooruitgang der dronkenschap te belemmeren door het voorschrijven van tuchtmiddelen. Bij de oude Mexicanen was de dronkenschap als misdaad aanzien. Bij den plebejer of onadellijke werd de dronkenschap eerst met het verlies der vrijheid gestraft en, bij herval, met den dood. Volgens eene eigenaardigheid der wet, zoo prijsbaar als zeldzaam in de oude wetsbepalingen, vielen de beteugelende straffen tegen de dronkenschap zwaarder voor den adellijke dan voor den onedele: de jonge edelman, plichtig erkend aan dronkenschap, werd gewurgd! De oudere edellieden verloren hunnen rang en hunne goederen. , De Draconische wetten te Athenen, die van Lycurgus te Sparta, aanzagen de dronkenschap als eene verzwarende omstandigheid en straften ze in sommige gevallen met den dood. Te Rome was wijn drinken eene grove misdaad voor de vrouwen. Soliman I, sultan der Turken, van 1402 tot 1410, deed gesmolten lood in den mond der dronkaards gieten. Karel de Groote verbood tot drinken en klinken aan te zetten. Frans I, die Frankrijk regeerde van 1515 tot 1547, paste de drinkers eene reeks straffen toe: water en brood, de geeseling in het gevang of in het openbaar, het afzetten der ooren, de verbanning. En thans worden de volgende straffen tegen de openbare beschonkenheid of de dronkenschap toegepast: 1° Geldboete. — 30 frank in Italië; 80 fr. in Hongarië; 25 roebels (1) in Rusland; 20 kronen (2) in Zweden; 1 tot 5 fr. in Frankrijk, bij hervalling 16 tot 300 fr.; bij tweede hervalling binnen de twaalf maanden na de eerste, drie dagen gevang en 1 tot 5 fr. boete; enz., enz. 2° Gevang zetting. — In Frankrijk loopt ze van drie dagen tot ééne maand en wordt slechts bij hervalling toegepast; in Rusland, ten minste 7 dagen; in Engeland kan ze gaan tot ééne maand met dwangarbeid; in Oostenrijk tot 6 maanden. In Duitschland van zes weken tot twee jaren opsluiting in een verbeteringshuis met dwangarbeid. (1) De roebel is 3,9996 fr. waard. (2) De Zweedsche kroon doet 100 oord of 1,3889 fr. In Engeland, Baden. Beieren, Nederland, Zwe>ïen worden zeer strenge straffen toegepast op de personen, die in dronkenschap bevonden worden in zekere openbare plaatsen als het gerechtshof, de kerk, de gemeentevergaderingen, of bij de uitoefening van zekere bedieningen, welke eene bijzondere voorzichtigheid vergen, of een gevaar voor het publiek daarstellen. 3: Het verbod ran de herbergen bij te wonen, gedurende een bepaalden tijd, wordt toegepast in Zwitserland, Elzas-Lotharingen en Gallicië. 4° De afkondiging der veroordeeling of van het procesver xial wordt in de dagbladen van S: - Petersburg gedaan. 5° Het verlies ran zekere burgerlijke staatkundige rechten. In Frankrijk wordt elkeen, die tweemaal door de boetstraffelijke rechtbank voor kennelijke dronkenschap veroordeeld werd, met het verlies van zekere rechten gestraft, als het kiesrecht, het recht van verkiest>aarheid, recht tot benoeming van openbare ambten, van jurylid, of tot bestuurlijke ambten, het recht van wapens te dragen (jachtrech: . enz. Wet van 23 Januari 1S73, art. 3. De wet van 29 Januari 1873 straft in Frankrijk al wie anderen en vooral jongelieden tot dronkenschap aanspoort. * * * Sinds lang echter wordt men overal gewaar dat middelen van wetgevenden, fiscalen en beteugelenden aard niet voldoende zijn om den aleoolgeesel te bevechten: daarom gebruiken of ondersteunen sommige Staatsbesturen middelen en instellingen van zedelijken aard. Deze ter loops aangehaald zijnde, kunnen we, vermoedelijk met meer kennis van zaken en gezonder oordeel, nagaan wat in dien zin reeds gedaan is of nog dient gedaan te worden in ons dierbaar Vaderland. Zes-en-dertig van de 45 Staten der Amerikaansche Unie, eenige provinciën van Canada hebben, in de leergangen van natuur- en gezondheidsleer, de studie opgelegd van de werking der alcoolische dranken op de gezondheid; de onderwijzers moeten over deze stof een voldoende onderzoek doorstaan. Dezelfde schikkingen bestaan in Zweden, Nowncegen, Denemarken, het hertogdom Baden, de stad Bremen, en zullen weldra in Pimisen toegepast worden. In Oostenrijk hebben verscheidene provinciale besturen eenen oproep gedaan tot de schooloverheden, vooral die van het westelijk deel van dat keizerrijk; in de oostelijke provinciën is het drankmisbruik van minder omvang dan in België, doch het ligt in de bedoeling van den « Oesterreichischer Verein gegen Trinksucht » ook op dat gedeelte des lands zijne werking uit te strekken. In Denemarken heeft de « Order of good Templars » kinderloges gesticht, eenen Catechismus uit het Engelsch doen vertalen en geeft een matigheidsblad uit. Verder telt de « Entaltsamkeitsverein für Danemark » 30,000 onthouders-leden, waaronder 400 leeraren. De Rijksdag heeft een bedrag van 500 kronen ter beschikking gesteld van dokter Michaël Lassen en den bekenden opvoedkundige Hermann Trier, om een handboek over alcoolisme voor schoolgebruik te bewerken. In Duiischland bestaat de zedelijke strijd tegen drankmisbruik sinds meer dan eene halve eeuw, doch tot heden zonder de gewenschte uitslagen, wellicht omdat de kamp niet ernstig genoeg en de verdedigingsmiddelen ontoereikend zijn. Den 21 Augustus 1889 heeft te Gutzloffshagen eene samenkomst van onderwijzers plaats gehad, waar naar onderwijs- en propagandamiddelen werd uitgezien. In de voorjaarsvergadering van het hoofdbestuur dierzelfde Yereeniging, den 21 Maart 1893, te Berlijn gehouden, werden desiderata aan de Regeering gestemd; in April daaropvolgend zond de Vereeniging omzendbrieven naar de ministeriën van onderwijs der verschillende Duitsche Staten, waarin aanbevolen wordt: a) het geven van voordrachten over de hoofdonderwerpen der alcoolvraag voor studenten, uit alle faculteiten der Hoogescholen, door mannen van studie en ondervinding; b) Het doen geven van lessen in de normaalscholen; c) Het houden van voordrachten in de gymnasia, Realscnulen, enz.; d) Inleiding van het onderwerp op officieele onderwijzersvergaderingen ; e) Aanschaffing van werken over alcoolisme voor onderwijzers- en schoolbibliotheken; f) In alle scholen bij herhaling korte besprekingen over de nadeelen van sterken drank te doen plaats hebben in verschillende lesuren; g) Opname van leesstnkjes en rekenvoorstellen over de matigheid en spaarzaamheid in de bestaande schoolboeken. In Italië, Portugal, Spanje, Griekenland, is de werking der school nog niet ingeroepen tegen het alcoolisme, omdat et misbruik van sterken drank in die landen onbeduidend is. In Engeland heeft men sinds 50 jaar getracht den strijd tegen drankmisbruik op het schoolterrein te brengen. De opleiding geschiedt a) in do Bands of Hope; b) in de scholen. Bands of Hope zijn matigheidsgenootschappen van kinderen, staande op den grondslag der geheel-onthouding en verdeeld in twee afdeeliugen, waarvan eene voor kinderen van 7 tot 14 en de andere voor die van boven de 14 jaar. Bij hunne toetreding leggen zij de belofte af: « to abstain from the use of all intoxicating liquors as beverages »; van de jongeren dan 14 jaar geschiedt dit met schriftelijke toestemming der ouders. In 1S93 beliep het getal vereenigingen der Bands of Hope 18,468 met 2,617,459 leden. Sinds een tiental jaren worden er lessen over matigheid in de scholen gegeven, voordrachten gehouden voor de onderwijzers en schoolboeken gedrukt, waarin op drankmisbruik gewezen wordt. Zweden. De Rijksdag schreef in de begrooting van 1890 een buitengewoon krediet van 2,500 kronen, tot bevordering der matigheid; deze som werd gebruikt tot het uitgeven van matigheidsschriften en platen, alsmede hot opstellen, door professor R. Tigerstedt, van eene handleiding voor onderwijzers, over de uitwerksels der alcoolhoudende dranken op het menschelijk lichaam. Door Koninklijk Besluit van 4 November 1892, werd het matigheidsonderwijs verplichtend gemaakt in de openbare inrichtingen van onderwijs, alsmede in de normaalscholen. In Zwitserland bestaan kinder-matigheidsgenootscliappen te Lausanne, Zurich, enz.; het genootschap van Zurich is ingericht door de Onafhankelijke Orde der Goede Templiers, welke tot doelwit heeft alle bedwelmende dranken uit het gewone verbruik te verbannen, hunne vervaardiging en den verkoop door den Staat te doen verbieden. De Kinderbond van Lausanne is gesticht door het Blauwe Kruis, een matigheidsgenootschap, dat niet het streng matig gebruik van gegiste dranken bij anderen veroordeelt, maar de volstrekte noodzakelijkheid dor geheelonthouding voor de genezing der drinkers voorschrijft, ie Zurich en te Bazel bestaan nog Kinderbonden door de " Internationale Verein zur Bekampfung des Alkoholgenusses » opgericht en die tevens de geheel-onthouding ten doel hebben. Te Freyburg en in het Waadland zijn ook matigheidsbonden van gemengden aard en namelijk leden tellen, die de geheel-onthouding beoefenen, terwijl anderen zich slechts tot onthouding der sterke dranken alleen verbinden. De kantons Berne, Geneven, Waadland, Neuchatel en Wallis hebben voor hunne onderwijzers, voor de normalisten en de schoolcommissiën aanzienlijke bestellingen gedaan van het verdienstelijk werk: Manuel de tempérence, par Jules Denis, zoodat het matigheidsonderwljs in Zwitserland weldra zeer ernstig zal ingericht zijn; als men daarbij in acht neemt, dat er onder de studenten der Z\\ itsersche Universiteiten en onder die der Gymnasiën een aanzienlijk getal afschaffings-vereenigingen gesticht werden, dan kan men besluiten dat alhier een geduchte strijd tegen het alcoolisme is aangevangen. In de meeste landen van Noord- en Midden-Europa, in Noord-Amerika, ja in den Transvaal zelfs heeft men dus naar allerlei middelen uitgezien, uitgaande van openbare besturen en ook van bij zonderen, 0111 het hoofd te bieden aan de steeds dreigender alcoolplaag. Wat is er in België in dat opzicht gedaan? Ziehier wat in 1887 de heer Emiel de Laveleye, de groote staathuishoudkundige, onlangs overleden, hierover schreef: « Het misbruik van jenever is eene ergere plaag dan de „ pest, en nergens maakt het meer slachtoffers dan in " België. Gansch het onderzoek der « Commissie van het „ Werk » bewijst het ten volle. Wat heeft men gedaan » om het te bestrijden? Niets, niets! „ ik aarzel niet te verklaren, dat dit eene schande is „ voor ons land en ik beschuldig te gelijk onze Volks„ vertegenwoordigers, onze opeenvolgende ministeriën, onze » geestelijkheid en vooral de openbare denkwijze, die de « plichtigste onverschilligheid aan den dag leggen. ,. gene maatschappij kwam tot stand om den vooruit„ gang der kwaal te belemmeren. Zij vervult haren plicht: „ zij vermenigvuldigt hare pennevruchten, hare volks" vergaderingen, hare oproepen; zij moest tien, twintig „ duizend leden tellen. Helaas! na eene propaganda van „ verscheidene jaren telt zij er ternauwernood een duizend„ tal en hare begrooting beloopt slechts drie duizend n frank. » Het onverpoosd werken van den Belgischen Matigheidsbond, hier bedoeld, is niet gansch vruchteloos gebleven en het verwijt van M. de Laveleye is thans niet meer verdiend. Sinds 1887 is in België veel en goed werk afgedaan tot belemmering des vooruitgangs van het alcoolisme. Ziehier wat oj» wetgevend gebied verricht werd tot bestrijding van drankmisbruik: Den 16 Augustus 1887 vaardigde een Koninklijk Besluit de wet uit op de openbare dronkenschap, naar aanleiding van die in Zweden en Noorwegen, in Nederland, in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en andere landen aangenomen is. In den wetgevenden zittijd van 1888-1889 stemde men nog de wetten over het verbod van de werklieden in de herberg uit te betalen, die van de niet-aanvaarding der herbergschulden; de wetten over het verbod van rondveiling der sterke dranken; de bestraffing dergenen, welke aan minderjarigen sterke dranken verschaffen, de verhooging der accijnsrechten op het stoken van jenever. De wet van 19 Augustus 1889 over het te betalen vergunningsrecht door de nieuwe drankslijterijen; de verhooging der opcentiemen, door verschillende provincieraden in den zittijd van 1892 gestemd op den uitverkoop van sterke dranken; eene toelage van 5,000 frank, door de Staatskas toegestaan aan den Belgischen Matigheidsbond, zijn zeker doorslaande bewijzen, dat do Lands- en Gewestelijke besturen de noodzakelijkheid inzien om het drankmisbruik tegen te werken. Doch, hoe welkom ons deze middelen zijn, verklaren wij hier dat zij den reddenden dam niet vormen, die de maatschappij tegen den steeds aangroeienden jenevervloed kan beschermen. Ziehier wat er over de wet op de openbare dronkenschap in den Senaat, door den heer Lammens gezegd werd (Zitting Het Alcoolisme. 18. van 14 Augustus 18S9): « Wat de schrikkelijke jenever„ plaag betreft, mogen wij wel bekennen dat de wet, die „ wij over twee jaar stemden, volkomen ontoereikend is „ om eenen dijk te stellen tegen de verwoestingen der » kwaal. " Den 27 Februari 1898, verklaarde de heer Minister De Bruyn, op de jaarlijksche algemeene vergadering der antialcoolische maatschappij Le Bien-être social, te Luik: " De Loi-Wet van 1887 heeft den gewenschten en verwachten uitslag niet gehad; zij kwam te vroeg in voege, dewijl de geesten er niet genoeg op voorbereid waren. » Iedereen, die zijne eigene opgedane ondervinding wil raadplegen en opmerkzaam gade slaat wat rondom ons gebeurt, moet met de heeren Lammens en De Bruyn instemmen dat de Loi-Wet hoegenaamd haar doel niet treft. Zien wij eiken Zondag of Maandag geene droevige specimens van dronken lieden van herberg tot herberg strompelen, soms door eenen troep kinderen gevolgd, straatrumoer en ergernis verwekkende, spijts alle wetten en verordeningen < En 't zijn nog niet altijd personen uit de volksklasse, zelfs nog niet allen volwassenen of manspersonen, die openbare en overvloedige' offerande aan Bacchus brengen; wij kennen renteniers, notarissen, professors, ja gehuwde vrouwen, die met de wet van 1887 reeds af te rekenen hadden, of met die wet al waggelend den spot dreven. Voor sommige gemeentebesturen immers, die gedeeltelijk samengesteld zijn uit stokers, brouwers en herbergiers, schijnt die wet zelfs niet te bestaan en, wat erger is, zij wordt zelfs duchtig overtreden door degenen, welke ze op anderen moeten toepassen. Wat berispelijke toegevendheid en erg plichtverzuim! Ondanks de onvergeeflijke oogluiking der beteugelende overheid, werden in 1896 (zie bladz. 218) 12,118 personen gestraft bij toepassing dezer wet; dat getal ware wel verdubbeld, indien de politie overal en altijd geheel haren plicht volbracht. Den 20 Augustus 1895 heeft de H. Minster van Justitie aan de burgemeesters en commissarissen van politie eene strengere toepassing der wet van 16 Augustus 1887 opgelegd. De wet van 19 Augustus 1889 over het vergunningsrecht heeft den toestand niet veel verholpen; dit was te voorzien. De heer Beernaert, Minister van Financiën, zegde den 10 Augustus 1889 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, tijdens de bespreking van gemelde wet: «Do toestand " verhelpen is noodzakelijk en, is het voorgestelde middel » niet volledig, zoo schijnt het toch de algemeene goed" keuring te verdienen. « Ik maak mij geene begoocheling: voor het oogenblik " za/- deze wet, wier uitwerksels slechts na eenige " jaren tastbaar zullen zijn, den toestand niet merke" lijk verbeteren. » Ditmaal weer heeft deze bekwame staatsman de waarheid voorspeld; in zitting der Kamer van Volksvertegenwoordigers, op 19 Februari 1895, heeft de heer de Smet de Nayer, Minister van Financiën, verklaard: « Ik ben verplicht te bekennen dat onze wet op het vergunningsrecht geen voldoende wapen is om den geesel der herberg te bestrijden. » Om echter de waarheid in niets te kort te doen, moeten wij hier, met het oog op de officieele statistiek der herbergen, op blijdzijde 110 voorkomende, doen opmerken dat het getal der drankhuizen, waar men alcoolische dranken verkoopt, sinds 1890 jaarlijks vermindert; het getal dezer herbergen beliep juist vóór de toepassing der wet op het vergunningsrecht 185,036 en op 1 Januari 1897 was dit gedaald tot 142,594, wat eene totale vermindering van 42,442 uitmaakt. Doch sedert 1890 zijn 49,313 herbergen bijgekomen, die niets dan bier of gegiste dranken mogen uitverkoopen, maar meest allegaar ter sluik voor welbekende kalanten de jeneverflesch ontkurken. Den 27 Februari, 1.1., verklaarde de heer Minister de Bruyn, te Luik: « Wij hebben rond de 200,000 herbergen en dat is een wezenlijk gevaar; dat getal moet verminderen, wij zullen het doen, want zulks is een afdoende middel om het alcoolisme den pas af te snijden en dat ons land een der gelukkigste der wereld maken kan. " Door Koninklijk Besluit van 5 April 1895, werd eenecommissie van 15 leden benoemd, met last op eene grondige wijze het vraagstuk der jeneverplaag te bestudeeren, hare oorzaken en gevolgen, alsmede de middelen te zoeken om het kwaad te bestrijden. Den 15 April 1896 heeft men de wet op de landbouwstokerijen gestemd, welke het toenemen der kleine branderijen niet enkel in de hand werkt, om alzoo de landbouw-crisis te bestrijden, maar waardoor ook de rectificatie van de vlaggen (l) der nieuwe landbouwstokerijen onder toezicht van den Staat in zekere nij verheidsstokerijen wordt opgelegd. Tevens zullen, volgens deze wet, de accijnsrechten geheven worden op de wezenlijke opbrengst van (l) Vlaggen zijn de ongezuiverde of niet gerectifieerde alcoolstoffen van 35 tot 40 graden, welke de hevigste verstompende vergiften bevatten (aldehyden, amelytisch en butylisch zuur); men kan de vlaggen zonder walg moeilijk drinken. ii t Terraard^mg der opvangplaten Toor de lichneekenineai. te rekenen van den dag der stichting dezer genootschappen. Er zijn 1,986 scholen van de 4,136, waar het werk nog niet ingericht is, namelijk 1,322 gemeentescholen en 664 andere lagere onderwijsgestichten, de gansch vrije scholen niet medegerekend. Er bestaan ook nog 498 matigheidsbonden tusschen de leerlingen der scholen voor volwassenen, met 8,513 ingeschreven leden, en 5 bonden in de oefenscholen der Staats normaalscholen, met 526 leden. Al de schoolbonden tellen 2,172 beschermende leden, die 1367,45 fr. onderschrijvingspenningen stortten, terwijl sommige gemeentebesturengezamentlijk 3385,98 fr. toelagen verleenden. Een Ministerieel Besluit van 11 April 1896, heeft de hoofden der scholen de verplichting opgelegd de statistieke tabellen over de matigheidsgenootschappen in hunne klassen aan te plakken. De eerste dezer gedrukte tabellen werd den 9 Juni 1896, door de zorgen van het Staatsbestuur aan de opzieners van het lager onderwijs gezonden, met last ze den onderwijzers te sturen; tevens is ze in de Bestuurlijke Memorialen van alle provinciën ingelascht en in het Staatsblad overgenomen geworden. Bespreken wij thans de inrichtingswijze der schoolbonden. Zij is zeer eenvoudig. In iedere school berust een register, bestemd tot inschrijving van de namen der leerlingen, leden van het genootschap. Het titelblad draagt tot opschrift: - Matigheidsgenootschap voor de leerlingen der lagere school van.... » Op de 3e bladzijde leest men: BELOFTE DER TOETREDERS: " Ik ga, op mijne eer, de verbintenis aan mij van allen sterken drank te onthouden tot op mijn twintigste jaar en slechts een matig gebruik van bier of wijn te maken. » Zinnebeelden en matigheidsspreuken omgeven deze bladzijde. In het register vindt men vervolgens de standregelen en op de 6e en volgende in kolommen en vakken verdeelde bladzijden, achtervolgens: le de volgnummers; 2e namen en voornamen der leerlingen; 3e plaats en datum van geboorte; 4e namen van ouders of voogden; 5e verklaring, dat de leerlingen de boven aangegeven verbintenis hebben aangegaan; 6e datum van aanneming als lid; 7e handteekening van het nieuwe lid; 8e aanmerkingen. Gewoonlijk heeft de aanneming der nieuwe leden plaats als zij hun lle jaar intreden; in sommige scholen geschiedt de aanneming slechts eens per jaar en dan wel in het eerste kwartaal van het nienwe schooljaar, tijdstip op welk de klassen het meest bevolkt zijn; of wel in den loop van het tweede kwartaal, vóór de Paaschvacantie, onmiddellijk na de eerste communie; zij gaat met eene zekere plechtigheid gepaard. De school overheid, de ouders en de plaatselijke overheden worden tot bijwoning uitgenoodigd, het schoollokaal wordt versierd, de vaderlandsche ^lag wordt aan den voorgevel des schoolgebouws geheschen. De onderwijzer en ook wel de schoolopziener houden eene passende aanspraak, waarin vooral gewezen wordt op de uitgestrektheid der alcoolplaag, de gevaren, die den onervaren jongeling bij zijne intrede in het werkelijk leven wachten en de gewichtigheid van het feit, dat gaat i:;;; IbilCiBL ~n:k"1:i mrow K üuaTMt jk-U3L JÏSÖHT LZ23L- ÉHrüjK. imam fa •p«r-.- ':i;-rnr ié., 35 aas" ïirnne- mn.- •m.°i,iv _n 5eï :t* v-=ri"in:>- -wrógf mgrn'feïirori ; -nmiiiin-n M2 -Ml iruii -xw'; i-w-r «jSBsiiJnüz: rinirm:t nn Jinnaaiscaiu. X^fiÉSaS iec -Tivrrmrutr XEHIiffiL ËH1 WJL IO- TH ÏÉF •; • >. ^nixisaiiras. TULTBI "wij ^KTHBIHT ïti ■swi*nfmr JSWtlL- _ n JL. -vcimifciE- ™t*w. een-? --aacrps. ^niinei r.? «<- snkfcï. usuae n;friin^nwwr>a?^- nnuic^i * .ui m miiinift^mj a i~»r-TiT—WE «miMi-wiign» imSiaf^l 310- rfTlW LfriZiXT a| BS1 JBSST .«iZHF "T-an^EWDïCfciaHrr». iw-^-hiw'. ter JSurrjBruasr «l usr Stnir rit Jütrtn. St Wii:;«-T.-nt 4»—T7-ifflT fiHTT HfcS" w»n lfr> nm»l|-3miS--.ff HSSZHESSL iliU —■ 1 ti—1 Mut ijampn j|_ .iL"Wi—E Punras. nnEsros*- ?".■ iTpyT»h».r.'fc«r. B TTT .Srr ynonfe r'Bt M* - St-uitultmmè >swt» aSc-r^rït*' ^n.It°t.n* win Taa. r—;• k_- ~ — rre. i« urn » je ujiji < ii i ^ 3UML WTU injiiiM[ .r-reLe *r. it?- —nr^ -—ïtr Eüi Q. ;.;-I les: -rar-. iAi^? '»:i:-.: zij ook gelezen worcen door ie leien Tan hennen familiekring of door geboren. Het klein- maatschappelijk fonls dient levens ter bekostiging Tan hooger beschreven nnnr mingsfeesien. De besehermende leden Terbinden zich tot niets; zij siecnen he: genootseiap door eear jaarüjïsete geldelijke bijdrage. ïlinisterieele omzendbrieven en ook ambtelijke berichten Tan gocvem- :rs der provin ;-:ên. o. a. Tan Brsant en Limburg, l*Hw de "*1 il« In dim ■ aangezet om de inriiMng van sehndbanden door jaarlijksehe toelagen te fcegnnsrigeii. X Kc fd€SClietf_ "nuTTtü! 5Q. ÏS 6^ a u-rvit^TtrifT TrawiJj' V -j^njürr ie P^s: - isaceauHi JÖT fusc. Sedert October 1892 wordt als orgaan van den - Belgischen Schoolbond tegen alcoolisme . uitgegeven - De Morgenster . '°°r de ^ laamsche gewesten en « LEtoile du Matin voor de scholen van het Walenland, onder de leiding van den heer Robyns. Beide bladen, eenvoudig en begrijpelijk opgesteld, steunen het doel der vereeniging op waanlige wijze en worden op een groot getal exemplaren gedrukt! * * * De bestuurders der normaalscholen voor onderwijze™ e "etregen een matigheidsgenootschap onder de leerlingen der oefenscholen te stichten en hunne leeraars te gelasten met het geven van bijzondere voordrachten over alcoolisme aan de normalisten. (Ministerieele omzendbrief van 14 Mei 1892. * * * De oversten der normaalscholen voor onderwijzeressen moeten ook dergelijke voordrachten doen geven aan de kweekelmgen en vooral de rol der vrouw in den strijd tegen drankmisbruik doen kennen. (Ministerieele omzendorief van 14 Mei 1892.) * * * De bestuurders der Staats- middelbare scholen en der Koninklijke Athenaa moeten het werk der matigheid in hunne gestichten invoeren. (Ministerieele omzendbrieven van 2, Augustus en 19 December 1892.) Aan dit bevel « m vele gestichten een goed gevolg gegeven; doch de statistiek over de matigheidsbonden in deze onderwijsgestichten is tot heden niet verschenen. * * * De Staat zal de beste antialcoolische schriften in al de onderwijsgestichten kosteloos uitdeelen. * * * De kantonale schoolopzieners zullen in de driemaandelijksche vergaderingen en bij hunne schoolbezoeken de onderwijzers aansporen om een degelijk matigheidsonderwijs aan hunne leerlingen te geven en matigheidsgenootschappen te stichten. (Ministerieele omzendbrief van den 17 October 1894). * * * Koninklijk besluit van 22 Mei 1896, gedragen op voorstel van den heer Minister Schollaert, waardoor een prijskamp werd ingesteld voor het opstellen van een handboek over alcoolisme. Ministerieel besluit van 26 Augustus 1897, over de toekenning van den uitgeloofden prijs. (Zie bl. 9.) * * * Bij omzendbrief van den 8 Februari 1897, duidde de heer Minister Schollaert aan de Gouverneurs der provinciën de hindernissen aan, voortspruitende uit de gewoonte van de zittingen der ontvangers van contributiën of der gemeenteontvangers in herbergen te houden. De Gemeentebesturen moeten voortaan de lokalen van het gemeentehuis of de vergaderzaal des gemeenteraads voor gemelde zittingen afstaan. In Januari 1898 heeft dezelfde heer Minister eenen omzendbrief gestuurd over de militielottrekkingen: « De „ militieloting geeft telken jare aanleiding tet wanordelijke " tooneelen, door de dronkenschap veroorzaakt. De jonge» lingen, bij groepen vereenigd, sporen malkander tot het " onmatig gebruik van sterken drank aan, verliezen alle » begrip van waardigheid en zijn, door hun ontbonden » gedrag, zoo niet de oorzaken tot openbaar schandaal, " dan toch die van publieke gevaren. » De Minister schrijft daarom het volgende voor: de ernstige bewaking der herbergen met het oog op de toepassing der wetten over de openbare dronkenschap; de onmiddellijke beteugeling van elke inbreuk op deze wetten; de afkondiging, eenige dagen vóór den dag der loting, van een bericht aan de lotelingen, om deze te melden dat geen inbreuk op de wet over de dronkenschap door de gemeenteoverheid zal geduld en alle stoornis der openbare rust door strenge maatregelen zal verhinderd worden; de tijdige sluiting der herbergen op de dagen der loting; het drankverbod, op die dagen, der huizen van ontucht. 2° Ministerie van Spoorweg en,Poster ij en en Telegrafen. Overeenkomst, den 16 November 1887, -te 's Gravenhage, tusschen België en andere mogendheden gesloten, om het misbruik tegen te werken, dat voor de visschers spruit uit den handel en het vervoer van sterke dranken in de Noordzee, buiten de lijn der kustwaters. * * * Verbod aan het personeel van sterken drank te verkoopen. (Ministerieele omzendbrief van 12 Mei 1889, nr 54). * Wet van 26 Juni 1889 tot beteugeling der misbruiken, door de = Runners » en het rondventen der sterke dranken aan boord der zeeschepen veroorzaakt. * * * Verbod aan de agenten van sterke dranken mede te brengen in de werkhuizen en andere gebouwen of afhankelijkheden der spoorwegen, posterijen en telegrafen. (Ministerieele omzendbrief van 18 Juli 1889, nr 87). ♦ * * Ontzegging van het recht aan de gehuwde bedienden om te wonen bij familieleden, die herberg houden. (Omzendbrief van 24 November 1893, nr 162.) * * * Verbod van sterke dranken te verkoopen in de spijsen ververschingzalen der standplaatsen van spoorwegen. (Bijzondere veilconditiën voor 1895, nr 355.) Deze maatregel zal tevens toegepast worden bij elke vernieuwing der thans bestaande huurcedels. * * * De bereiding der gezondheidsdranken, bestemd voor de werklieden der wegen en werken, die in de opene lucht aan de spoorbanen arbeiden, is toevertrouwd aan de agenten, gehuisvest in de afhankelijkheden der ijzerenwegen aan welke gewerkt wordt. IJzeren melkkruiken met deksel, 15 liter kunnende inhouden, zijn ten dienste der belanghebbende brigaden gesteld. In uitvoering eener ministerieele beslissing der maand Maart 1898, wordt de aleool, in de samenstelling dier dranken voortkomende, ganseh weggelaten en door eene grootere hoeveelheid koffie vervangen. De gezondheidsdranken zullen dus voortaan als volgt samengesteld zijn: Voor 100 liter drank: 3 kilogr. gemalen koffie, 2 kilogr. suikerij in poeder. 3° Ministerie van Justitie De bibliotheken der gevangenissen, verbeterhuizen en Staats-weldadigheidsscholen zijn voorzien van antialcoolische vlugschriften en propaganda-boeken. Eenige dezer werken worden ook aan de gevangenen of opgeslotenen bij hunne invrijheidstelling overhandigd. Behalve de « grondregels en overwegingen », die in al de cellen der gevangenissen zijn aangeplakt, en waarvan vele op het jeneverdrinken en zijne gevaren betrekking hebben, wordt in de cellen der gevangenen, als dronkaards erkend, een tafereel opgehangen van doktor Delaünois, aanwijzende de « kwalen des dronkaards. » Dit tafereel hangt men ook in de verbeterhuizen en de weldadigheidsscholen. In al deze plaatsen worden, door de aalmoezenieis en onderwijzers, dikwijls voordrachten gehouden over drankmisbruik. 4° Ministerie van Landbouw en Openbare Werken Onderzoek over de hoedanigheid van den jenever, in België verbruikt; ontleding van menigvuldige staaltjes brandewijn, geleverd door de provinciale geneeskundige commissiën. * * * In 188, en 1888, onderzoek der commissiën van den arbeid. * * * Verbod van sterken drank te verkoopen in de Staatsgebouwen, bewoond door de agenten der bevaarbare waterloopen. * * * Toekenning eener jaarlijksche toelage van 5,000 frank aan den Vaderlandschen Bond tegen alcoolisme en aan andere matigheidsgenootschappen. * * * Onderzoek, in 1891, door den Hoogen Raad van openbare gezondheid, van het vraagstuk der ziekten, voortgebracht door de menging in gestookte dranken van andere alcools dan den ethylischen alcool, alsook van aldehyden. * * * Opstelling, door den inspectiedienst over de vervaardiging en den handel der voedingsstoffen en door den Hoogen Raad der openbare gezondheid, van een ontwerp van reglement betrekkelijk den handel in jenever, likeuren en sterke dranken, in uitvoering der wet van 4 Augustus 1890 over de vervalsching der voedingsstoffen. * * * In 1895, instelling der Commissie tegen alcoolisme. 5° Ministerie van Oorlog Verbod van sterke dranken te verkoopen in de kazernen. (Ministcrieele omzendbrief van 12 September 1885, nr 96). * * * De kapiteins, in hunne gesprekken met hunne onderhoorigen, moeten deze waarschuwen tegen de misslagen van allen aard, voortspruitende uit drankmisbruik. ^ an hunnen kant moeten de militaire geneesheeren, in hunne gemeenzame voordrachten, aan de soldaten de lichamelijke kwalen doen kennen, welke ongetwijfeld uit het onmatig gebruik der sterke dranken voortspruiten. (Ministerieele omzendbrief van 30 September 1885, nr 35/51. * * * De toegang der openbare plaatsen, welke eenen nadeeügen invloed op het gedrag en de regeltucht der soldaten kunnen uitoefenen, mag aan het garnizoen verboden worden. (Ministerieele omzendbrief van 10 November 1886, nr 35/56). * * * Men ziet dus klaar dat er in ons land veel gedaan weid om het alcoolisme te keer te gaan, en dat het Staatsbestuur nog gereed is om door middelen van fiscalen en beteugelenden aard het drankmisbruik te bestrijden, zooals de reeds vermelde Commissie tegen alcoolisme het voorstelde en wij verder zullen aanhalen. De ondervinding bewijst echter de ontoereikendheid van alle beteugelende wetten; deze moeten slechts als toemaat beschouwd worden bij de wetten van fiscalen en bestuurlijken aard. Tuchtmiddelen alleen zijn zelfs ontoereikend om een klein kind de deugd te doen beminnen en oefenen; hoe zouden zij dan voldoende wezen om eene natie op het goede spoor te houden? Wat kan, wat moet er in België gedaan worden om de jeneverplaag te bestrijden? De strijdmiddels verschillen van het eene land tot het andere. Onze wetgevers kunnen met de vrijheidsminnende Belgen niet omspringen als waren het Noorwegers of Amerikanen. Hier dient rekening gehouden te worden van ingewortelde gewoonten, eeuwenoude gebruiken, ijzersterke volksvooroordeelen, verworvene rechten, zedentoestand, landbouw - en nijverheidsbelangen, en eindelijk van den geest der natie, die aan hare afgevaardigden in Kamer en Senaat slechts beperkte werkingsmiddelen wil toevertrouwen. De strijd tegen drankmisbruik heeft dus in België tot nu toe onder betrekkelijk ongunstige voorwaarden plaats; doch het gevaar is zóó groot, de feiten spreken zóó luid, dat langer talmen hoogst onvoorzichtig is en niets doen als hoogverraad jegens de natie mag beschouwd worden. Wij hebben grondig onderzocht wat er in den vreemde gedaan is om het alcoolisme te bevechten; wij opperden ons gedacht over de waarde en de mogelijkheid van toepassing der hoofdmiddelen in ons eigen land; 't is de taak der wetgevers van na te gaan welk een dier groote strijdmiddelen best overeenkomt met den aangeboren vrijheidszin der Belgen, den staatkundigen toestand des lands, de openbare opinie, die al luider en luider door dagbladen, vakschriften en in publieke vergaderingen de stem tegen drankmisbruik verheft. In een land als het onze, overal gekend om den vrijheidsgeest zijner inwoners en de breede leest op welke de wetten en nationale instellingen geschoeid zijn, waar al de machten uit de natie voortkomen, wil het Staatsbestuur, willen de mandatarissen dierzelfde natie door de machtige stem des volks, door de openbare denkwijze voorgelicht en ondersteund wezen. Dat de leeraars dus met overtuiging en gloed aan hunne jeugdige toehoorders, de « spes Patrise den nationalen kruistocht prediken tegen den alcoolgeesel, die ons Vaderland met oenen schandelijken ondergang dreigt. De studenten der gestichten van lager en middelbaar onderwijs zullen weldra tot die klas van volwassen burgers zijn opgegroeid, die door hunne kennis en hunnen invloed tot heil en roem van den geboortegrond kunnen medewerken. " Eendracht maakt macht! , Als elkeen in de mate van zijn vermogen, maar vooral met overtuiging en wilskracht, 111 den strijd tegen alcoolisme medekampt, o! geloof dan dat de zege nabij is. Doch « woorden wekken, voorbeelden trekken»; daarom dienen de leeraars aan hunne studenten en deze aan het volk het goede voorbeeld te geven, iedereen op het pad der matigheid metterdaad voor te gaan. Oscar I, Koning van Zweden, bande allen geestrijken drank van zijne tafel, om alzoo door zijn voorbeeld tot de verlossing van zijn diep gevallen volk mede te werken. Dat iedereen in zijnen werkkring hetzelfde doe; dat vooral de leeraars de jeugd met hun krachtig voorbeeld stichten en dat de studenten zich in het matigheidsgenootschap laten inschrijven, welk in ieder gesticht van lager en middelbaar onderwijs dient ingericht te wezen, 't Is in de school dat de hechte grondslag van het matigheidswerk moet gelegd worden, want zedelijke middelen in 't algemeen, doch het antialcoolisch onderwijs in het bijzonder, zijn meer afdoende dan wetten of maatregelen van wetgevende, beteugelenden of fiscalen aard. Over het nut der matigheidsbonden tusschen personen van allen stand en ouderdom zullen we verder nog een woord zeggen, doch in eenen strijd, die tot welzijn van 't vaderland wordt aangegaan, moet men alles voorzien, geene zwakke zijde ongedekt laten; daarom duiden wij de maatregelen of strijdmiddelen aan, die onmiddellijk kunnen toegepast worden, in afwachting dat de Regeering over een der besprokene hoofdmiddelen beschikke, die reeds in andere landen in voege zijn. Zes-en-twintig middelen, waarvan de dadelijke toepassing wenschelijk en mogelijk is 1° De drankhuizen rangschikken onder de ongezonde of hinderlijke gestichten en ze bijgevolg aan de voorafgaandelijke toelating en het onderzoek van het reglementaire de commodo en incommodo onderwerpen. Zoo zoude men •de te enge, ongezonde, slecht verluchte lokalen tot het houden van herberg ongeschikt kunnen verklaren, want 't is vooral in die kroegjes dat men zijne gezondheid knakt. 2° De patentrechten op de drankhuizen nog vermeerderen en het getal herbergen verminderen. Het herbergierspatent zou voor de dorpen ten minste op 200 frank, voor de groote steden op 2000 frank moeten gebracht worden; het zou tot een minimum en een maximum moeten beloopen en geëvenredigd zijn naar de bevolking der gemeenten. Dat eene verhooging van dit recht, samenvallende met eene middelbaar onderwijs dient ingericht te wezen, 't Is in de school dat de hechte grondslag van het matigheidswerk moet gelegd worden, want zedelijke middelen in 't algemeen, doch het antialcoolisch onderwijs in het bijzonder, zijn meer afdoende dan wetten of maatregelen van wetgevende, beteugelenden of fiscalen aard. Over het nut der matigheidsbonden tusschen personen van allen stand en ouderdom zullen we verder nog een woord zeggen, doch in eenen strijd, die tot welzijn van 't vaderland wordt aangegaan, moet men alles voorzien, geene zwakke zijde ongedekt laten; daarom duiden wij de maatregelen of strijdmiddelen aan, die onmiddellijk kunnen toegepast worden, in afwachting dat de Regeering over een der besprokene hoofdmiddelen beschikke, die reeds in andere landen in voege zijn. Zes-en-twintig middelen, waarvan de dadelijke toepassing wenschelijk en mogelijk is 1° De drankhuizen rangschikken onder de ongezonde of hinderlijke gestichten en ze bijgevolg aan de voorafgaandelijke toelating en het onderzoek van het reglementaire de commodo en incommodo onderwerpen. Zoo zoude men •de te enge, ongezonde, slecht verluchte lokalen tot het houden van herberg ongeschikt kunnen verklaren, want 't is vooral in die kroegjes dat men zijne gezondheid knakt. 2° De patentrechten op de drankhuizen nog vermeerderen en het getal herbergen verminderen. Het herbergierspatent zou voor de dorpen ten minste op 200 frank, voor de groote steden op 2000 frank moeten gebracht worden; het zou tot een minimum en een maximum moeten beloopen pn flffiftvenrpdicrd ziin naar de bevolking der gemeenten. vtiinmuermg van net getal herbergen, noodzakelijk is, bewijst ons het feit dat in Brussel alleen jaarlijks 200 drankhuizen meer geopend worden. — In Engeland gaat het patent tot 5,000 frank; men zegge dus niet dat ons voorstel overdreven is; wij houden zoomin aan met opzet verzwaarde feiten en verdonkerde toestanden, als aan onmogelijke of overdreven eischen. 3° Het houden van herberg stellig en zonder uitzondering verbieden aan alle beambten van Staat, Provincie en Gemeente; desnoods hunne jaarwedde verhoogen, of doen verhoogen, om ze voor het afnemen van patentrecht schadeloos te stellen. Dusdanig verbod bestaat reeds, voor de gemeentesecretarissen, door de wet van 3 Juli 1894; die wet moest op alle officieele beambten, bedienden en agenten toegepast worden. 4° Geen vergunningsrecht toestaan aan veroordeelden; het afnemen aan herbergiers, die eene der reeds bestaande ■netten over drankverkoop overtreden hebben. o° Geene burgemeesters benoemen, die herberg houden, jeneverstoker of brouwer zijn, dewijl de wet op dé dronkenschap en de verordeningen over het sluiten der herbergen door hen meestal gebrekkig worden toegepast. Den 26 Augustus 1895, werd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers door den heer Heynen gezegd dat in een arrondissement van 64 gemeenten der provincie Luxemburg V burgemeesters zijn, die bier brouwen, en 7 burgemeesters! 7 schepenen, 9 secretarissen, 7 gemeenteontvangers patent van herbergier hebben. Is dat niet schandelijk? 6° De invoerrechten op den gewonen wijn geheel afschaffen, alsmede de accijnsrechten op het brouwen van bier, niettegenstaande deze laatste rechten slechts 1,4 centiem beloopen per liter. De wijn zou dan aan eene ernstige ontleding onderworpen moeten worden, eer hij van de grenzen naar het land wierde gevoerd; zoo zouden de Belgen gezonden en goedkoopen wijn of versterkend bier kunnen drinken en den smaak van sterken drank langzamerhand verliezen. (1) 7° Niet alleen de gegiste dranken ontlasten, maar ook thee en bijzonder koffie. De invoerrechten, die de Staat ontving voor de koffie, zijn wel afgeschaft, maar nog niet het millioen frank, dat het gemeentefonds daarvoor intrekt. Koffie, thee en suiker moesten alle drie zeer goedkoop wezen. 8° Er bestaat een wettelijk nazicht voor het ijken der maten en gewichten en vroeger werden ook de glazen der herbergiers en drankverkoopers gepegeld; dit laatste moet weer ingevoerd worden, want 't is eene schande hoe de herbergiers hunne kalanten kleine bierglaasjes voorzetten; hierover hebben de brouwers in het congres, dezen Zomer te Luik gehouden, luide geklaagd. In sommige koffiehuizen der steden tappen ze 5 glazen (ballons) uit éénen liter, en elk dier glaasjes kost 10 of 15 centiemen! 9° Bij de werkhuizen model-drankhuizen stichten en de matigheids-koffiehuizen begunstigen. In Engeland, Londen vooral, bestaan duizenden theehuizen en eigenlijke koffiehuizen. De toelagen van Staat, Provincie en Gemeente (1) In Frankrijk is een wetsontwerp neergelegd om de geêvenredigde taks op den hectoliter bier van 50 centiemen op 30 te brengen. In 1896 hebben de accijnsrechten op het bier in België 11,307,653 frank opgebracht. In 1895 bedroegen de invoerrechten op den wijn 6,130,508 frank. (Moniteur Beige, 7 Februari 1896.) worden wel aan zanggenootschappen en andere niet onmisbare inrichtingen toegestaan; waarom zou het klinkend manna ook niet op instellingen kunnen vallen, die de matigheid bevorderen, terwijl muziekgezelschappen doorgaans hoegenaamd niet die kardinale deugd beoefenen? (1) 10° Het gerecht moest hoegenaamd niet afzien van eene vervolging en het ook eerder als eene verzwarende dan eene verzachtende omstandigheid aanzien, dat de plichtige in eenen stondelijken staat van dronkenschap verkeerde. 11° De gealcooliseerden of door het slepend alcoolisme aangetaste personen, wier woede elk oogenblik kan losbersten en voor hen zeiven, hunne familie en de maatschappij een bestendig gevaar zijn, moesten, na een geneeskundig onderzoek, in daartoe bijzonder ingerichte gestichten verpleegd en tot ernstig werken verplicht worden, in stede van te wachten tot ze eene misdaad plegen, die hen tot omgang met gevangenen leidt, of voor hen de poort van het krankzinnigengesticht ontgrendelt. Het inrichten van gestichten voor gealcooliseerden is een zeer krachtig middel ter bestrijding van de jeneverplaag. De genezing dier ongelukkigen zou er bewerkt worden door eene zedelijke behandeling en de volstrekte berooving der gegiste en gestookte dranken; deze gestichten moesten door den Staat, de Provincie of de Gemeente ingericht worden, of ook wel door bijzonderen, zooals thans de (l) Den 12 Februari 1898 werd te Verviers eene matigheids-koffiehuis ingericht en 's anderdaags, Zondag, gaf er Dr Mahein, van Luik, eene boeiende voordracht aan eene groote menigte volks. In dit koffiehuis verkoopt men allerlei bier, chocolade, koffie, thee, bouillon, aan zeer voordeelige prijzen; koude gerechten zijn er ook te verkrijgen. Het Alcoolisme. 20. krankzinnigengestichten, met geldelijke tusschenkomst van den Staat en onder toezicht van 's lands Regeering. Zij zouden twee soorten kostgangers aannemen: de gealcooliseerden, welke hunne machteloosheid tot genezing bewust zijn en hunne aanneming vrijelijk vragen, en de personen, die er opgesloten worden volgens een bevel der openbare macht. De behandeling zal voor allen hetzelfde zijn; de vrije opgeslotenen zullen dezelfde waarborgen van genezing moeten aanbieden als de anderen, alvorens het gesticht te kunnen verlaten. Zouden van rechtswege tot opsluiting verplicht worden: a) De personen, welke driemaal in één en hetzelfde jaar voor dronkenschap veroordeeld werden; b) die in krankzinnigengestichten opgesloten geweest zijn voor zinneloosheid, door drankmisbruik veroorzaakt, en die wel hun gezond verstand weer bezitten, maar nog niet de noodige wilskracht om hunne ondeugd te wederstaan; c) de personen, welke door hunne gewoonte van dronkenschap, een wezenlijk gevaar aanbieden voor hen zeiven, voor hunne naaste betrekkingen of voor de openbare zedelijkheid. De opsluiting zou ten hoogste twee achtereenvolgende jaren mogen duren, maar zoude ook kunnen vernieuwd worden; zij zou kunnen voorgesteld worden door de ouders, de kinderen, de echtgenooten, of door den bestierder van zinneloozengestichten, waarin alcoolwaanzinnigen opgesloten zijn; zij zou van ambtswege opgelegd worden aan diegenen, welke driemaal in 't jaar voor dronkenschap veroordeeld zijn. Geene opsluiting mocht geschieden dan na een gerechtelijk onderzoek, dat alle noodige waarborg zoude bieden, om misbruiken te voorkomen. Na één jaar opsluiting kon een proefverlof toegestaan worden door de dokters van het gesticht aan diegenen, welke men voorwaardelijk in vrijheid wil stellen. Indien deze zich gedurende den proeftijd weer aan drankmisbruik overgaven, zou men ze ambtshalve in het gesticht terugbrengen. Het eerste zulker gestichten werd in 1857 te Boston opgericht en draagt den naam van « Washingtonian-Home »; thans bestaan er zeer veel, vooral in Amerika en Engeland. In Zwitserland bestaan er te Pilgerhütte (bij Bazel), te Ellikon (Zurich) en te Trélex, kanton Waadland. In België bestaat er geen enkel. Hier worden de drankwaanzinnigen eenvoudiglijk in de gewone zottenhuizen opgesloten en zijn als zinneloozen behandeld. Volgens het laatste verslag over den toestand der krankzinnigengestichten des Rijks (1883 tot 1892) verschenen in 1895, bezit de Staat de gestichten van Bergen, Doornik en de kolonie van Gheel; de Bestendige Afvaardiging der provincie Luik bestiert dat van Lierneux; de andere gestichten hangen af van burgerlijke godshuizen, kloostergemeenten, wereldlijke maatschappijen of bijzondere personen. Er zijn gestichten voor idiote kinderen te Manage, Lokeren en Tessenderloo. 12° Zwitserland staat 10 % der opbrengsten af, die de alleenverkoop opbrengt. Ons Staatsbestuur moest ook zulke opoffering doen, hetgeen ruim 4 millioen zou uitmaken; (ï) deze som zou in grooten deele besteed worden tot ondersteuning van (l) In 1897 hebben de accijnsrechten op den alcool 47,297,157 fr. en die op *ms:,-,rrfft^im:v.vi LI" Z*ï HL T;mirRSn°ci'iTlwi aulZ"'TtfIL eet itfraautaii; jnrmw tot; i^r^n ;n "imiiK-rm- jl «eue "m ;n liaarnu£. e : & mnicer j^pg°nmstr AIH .mni;Tiis:iii'.' "v~;ar i ■• 11—— ÜUÜE imtfTïaL te va"i_it"LeiL n immnii ins: au: ltfïï SÜUUllÜlü-^iU^SL Ell VtfflwjtmHl M* jlsl iiimnaa. m. üsiirvrBHriEnï zmitsr ttwi -to^wht u.vjj ik -xr,;,:rT:)[]Lr"iL m w^Tmrfh±mro»ri -^ul -ü^uhtel jl itne-EiL n nrtuiHïL "^rajtrnzraHïL ;r ig«inacï -e-mwikb»» ^onirRTT CKHrmer üiaiiHL. 1? 9e ^rtik.-sn;^.7[,t"i -PB^ntfTiiir^niiniroTi ÜJ a üiL"iHiL Trim: vj± m<*u um ut j±zmTT~i;tmmrr jq.. ]J#t Ttnj ^UTTHUT"WHn£$is Ü2T ~*mU:*;iéT껫:?tinTT TtaiiTtfrr tti^t nsnitUT riTtfn SFV1KU2L JL r V^arL^'lLQlL -,,[irn:nlU T, :ci"WïiaHL HL Tnim— :mtr - üiihl -ram sintienü uiien: mnmiM ffe 72ua£ipfenï£_ "Wiikif ome ~wmtia ine: mf.rwnm. i» irnucrrzauv tinc.. -HL 3UHT ÜSff ^WiSr jnSETlilItHIItHL *il"Hr TTHT1 -jfflTWT »■TSG- «uthl uiidr te mtcuihtri üstsmi attrnSi vn hnri 2+: fi® .rruuii-' oliscj anaervriïL ca:, ancr is .eezaitiJMEiieei m -ve-nkarieiii tee-vat JL U* ■: iC1£BLl OT if-r simKnrm» i MIMI, imfe» jnr*"iv2i. a JI o- zresii-^nisL Tai iLLüiü^Iitjc anu^~*~ï rn.Lt?- sim -vai ~"TTrnt-znKL ■wont. mwe~ bce -• •'■•■;• :. • • jsEF^va. ^ n ü* DSn^HBOlBl -2L JJ _r II HU IIWljjjl'IBH I lil II nfiiHirT.-ruru ^31 -i: BKSIBBE TÜI ■ -1—"«mtnignn (TRT 3111*65" TliSl JiOliaa. Jl mi7- iL()!."•-.-» ■ Ir >KH 3*• Jüüiaas Jl Lf VSBB3BTI)rü JKC Til. «ciurïL iioniiLUjfc'ZitLfisi -a nTHffiag. nieuw-a. -Ö. * .JiitrfT^iai uwer ü* ,--Tri^im O* i*^jrrnT)»si ~U1 amjaifmi» zniiutü ]--'Var Tin 3^aoaf TBT Jt°" mirtwri^tn Tm liaiaanHaHt- JHÜTEL T::. 11 . TmwiinriirbTTn ^ "letlreU5!L SUL. H«ef ^ -tflfcs ;:izaiiaer-t in^Btis mmq-,, ttht lts: am— —• -'2L auuerr--:- -er u* x^n^ate.^asenüOïet^ir■ -ei jl alt* WHT32T- BHH&IWp^nSUdm. .HfT li* -eSHUE Ciia-tB* aaiigtSt-ïu_. nnwe-r aar msiriO"—nsjre-iteLis ":j"nnm »v 11" -'] Ü-' fisSÏBim J.TPT^ia. mnn»i.m,u Q. atJCT ur<3i*i Tn-'j- oL. uai ü£ cnznmHntt iw^rr* T^ mï~ ^HE -lazr-aimn: -ei ^r:~>*^■ tt^t-^1 — nv?* Tt-^rffc. JiiufSnHJWil' lil -jl H5nurtm iHBStg u'KT tl* 3HEpS "Tl JLHT ftiLUitsu mi ji üir -tcnotsi- jzf^rais^iiissei. "vrjtuinzatei osr i4^iL[QIj~)i(jij-».-tn'*ZL 1 stnur^ta. -BUL. :::-!li'*°-,::,r mrnt*Ji —1' -*•• 1151 vronvenientïir 1 os».-eL ~iiii--ei. -r; ~'in-ifw Ö±* -11*3" BÜ CItSSUI HmSÉfa WHO* i—jj; TOCT iw- JUSEL itmmnm» ir irfsstküiii stelt -wwr ik ^cilqcë- JiOGLi-ïl QIL IliTHI- JL --li. jffffirZir TUI fUTp- xn m r - ■ ] ï r: ;-p anue-vin. ïjerweE-- -SL BMMMBMIBHrecTiruJi -eeitt ü£ik- ajri,:aicm'ii?ftTHt DL .ituas^. ~m. TIHW 21° Dat de genootschappen, ter bestrijding van drankmisbruik ingericht, wier standregelen door het Staatsbestuur zijn goedgekeurd, van de Regeering toelagen ontvangen, bestemd tot het dekken van beheer- en propagandakosten, het inrichten van voordrachten, matigheidsfeesten, enz. (l) 22° De matigheidsgenootschappen tusschen de leerlingen der lagere scholen dienen per kantonaal inspectiegebied of wel per provincie tot éénen bond samengesmolten te worden, die dei' Staatsmiddelbare scholen en der Athensea elk tot éénen bond, zooals zulks gedaan werd in 1892, voor Zwitserland, onder de benaming « Helvetia, Société d'abstinence totale des écoles moyennes Suisses. » 23° Zulke bonden zouden tot oorsprong en grondslag dienen tot de matigheidsgenootschappen voor volwassenen, welke ontegensprekelijk eenen der sterkste hefboomen vormen tot verzedelijking der natie, tot uitroeiing van het drankmisbruik. Laat ons bij deze inrichting wat stilstaan: de leeraars, en hunne leerlingen eens tot volwassenen opgegroeid, kunnen in dien zin het matigheidswerk gewichtige diensten bewijzen. Men kent de kracht van den maatschappij geest in zake van handel, nijverheid en onderneming. De grootsche ondernemingen, de pracht- en reuzenwerken, die wij te lande met recht bewonderen en zelfs de aandacht en goedkeuring van den vreemde afdwingen, hebben wij dezen geest te danken. Waarom dienzelfden geest van vereeniging, die toch slechts de toepassing onzer nationale leuze is, niet (ï) Dit desideratum, door de Commissie tegen alcoolisme uitgedrukt, is thans verwezenlijkt. In de provincie Limburg bestaan reeds vele geldelijk ondersteunde voortzettingsgenootschappen van matigheid. betracht en ten dienste gemaakt tot bevordering van de matigheidsgenootschappen voor volwassenen? Welke rol hebben die instellingen in België te vervullen? a) Den zwakken mensch tegen zijne eigene driften wapenen, hem sterken door het goede voorbeeld, door aanmoediging, voorlezingen en voordrachten. Op de algemeene vergadering van den Belgischen Matigheidsbond, te Doornik, op 28 October 1888 gehouden, haalde M. Richel, meesterknecht te Verviers, het geval van eene gansche reeks verharde dronkaards zijner stad aan, die zich als lid van den matigheidsbond lieten inschrijven en hunne noodlottige drift teenemaal overmeesterden. Op het congres Van Antwerpen werd insgelijks door den afgevaardigde van Zwitserland verklaard dat van de 4,217 leden, die de matigheidsgenootschappen van zijn land telden, er 1,351 zijn, welke zich deden inlijven óm de alcoolische gewoonten te ontvluchten en hun doel bereikt hebben. b) Er is slechts één afdoende middel om de erfelijke jeneverziekte te genezen: volledige onthouding van sterken drank voor de afstammelingen der gealcooliseerden. Om hiertoe te geraken, zijn de matigheidsbonden het gewenschte middel. c) Eindelijk moeten de matigheidsbonden door voordrachten, het uitgeven of verspreiden van tafereelen, tabellen, tijdschriften of boeken het volk de nadeelen van drankmisbruik en de voordeelen der matigheid doen kennen, de volksvooroordeelen uitroeien, de zeden en gewoonten des lands hervormen, de wettelijke overheden aansporen tot het daarstellen van voorschriften, verordeningen en wetten tegen het alcoolisme. Naar eene afgezonderde stem, hoe klaar en luide zij weerklinke, wordt weinig of niet gehoord, maar naar hetgene de tolk der talrijke matigheidsbonden zegt, wordt een aandachtig oor in hoogere sferen geleend; te recht zegt Benjamin" Franklin : = Een mensch is een cijfer; twee menschen neffens elkaar - zijn tiemaal meer waard; drie doen zooveel als honderd, - indien ze hun verstand, hun geld en hunne wilskracht » bijeenvoegen. = Beroemde mannen als vroeger Newton, Locke, Haller en kardinaal Manning, en thans nog Gladstone, Wolselet en Edison, beweren dat - de matigheid goed is, maar de volledige onthouding beter. = Volgens hen zouden de matigheidsbonden het gebruik van 't zelfde welken bedwelmenden drank, als bier en wijn, niet mogen dulden. Met het oog op den natioualen aard der Belgen, hunnen historischen lust in gegiste dranken, hunne ingewortelde zeden en gewoonten, kunnen wij wel het voorbeeld dier groote mannen en van alle drankonthouders rechtzinnig bewonderen, doch wij meenen hunne zienswijze, op de matigheidsbonden van België toegepast, niet te mogen deelen. Bier is de nationale drank der Belgen; wijn was vroeger meer, thans veel minder een nationaal product; beide dranken schijnen ons tot heden onontbeerlijk en de matigheidsbonden zouden ons doodgeboren kinderen toeschijnen, als zij van hunne leden de volledige onthouding eischten. Om te kunnen bestaan, en vooral om bloeiend te worden, moeten dus de matigheidsgenootschappen aannemelijke voorwaarden stellen. Waarom zou men van volwassen Belgen meer eischen dan van kinderen: volledige onthouding van sterke dranken, matig gebruik van bier en wijn? Bij onze noorderburen, onze stam- en taalgenooten, deelt men hierover ons gevoelen. De Kimisbond van Nederland, katholieke matigheidsbond, heeft bepaaldelijk stand genomen in het vraagstuk der geheel-onthouding. Bij monde van zijnen tolk, Dr Ariëns, verklaart hij zich tegen het stelsel der teetotalers, waarvan hij de gegrondheid en waarheid als algemeen strijdvoorstel, loochent; hij bant de sterke dranken, maar aanveerdt het matig gebruik der gegiste dranken: bier en wijn. Op de tweede plaats moeten de matigheidsbonden het stoffelijk welzijn der leden behartigen; zij moeten namelijk het stichten van spaarkringen voor doel hebben. Deze spaarkringen hechten den deelnemer steviger vast aan de matigheidsbonden; zij sporen aan tot zuinigheid en gaan alle onnoodige uitgaven te keer. In plaats van spaarkringen, zouden de matigheidsbonden even goed, naar gelang der wenschen hunner leden, het stichten van pensioen- of lijfrentkassen, het oprichten van maatschappijen van onderlingen bijstand tot doel kunnen hebben; deze laatste maatschappijen dienen zeer vermenigvuldigd te worden. De goede stoffelijke uitslagen, op die wijze door de matigheidsbonden verkregen, zouden in 't oog springen van iedereen en veel opspraak verwekken; 't zou eene " reclame » van best allooi wezen en tevens het sterkste middel van propaganda, dus ook het doelmatigste ter bestrijding der alcoolplaag. (1) (l) Ziehier een ontwerp van verordening, door den heer F.-a. Robyns opgesteld: t- ITï 3r*ra«i -5 -»wrn*- - Hmicsine jBusisantiiji" Vf:t--t~saacra; tii min^atsi: - -rawnHi- l#sa nnEnsKaaann- Vüiiii inggnnfcriljfc 3 "Tier lüe TKTSIIIISL. dü Le IMiei3iinmf Twaarifaiém iüfiC ttivi :i:r is: xswuümze ~ruitisr;iii ~"in. lar, ;.r-:riiwTm züTHüfiic Hl anuar u inne " :nLtüi it ÏKsnifetsrai;. firtrr it isl -hl is; "vrci"! xe i^mansL Jura* «auifil Ti -^airmirwi -gj, mnirëfijfr üt r'^r:nrtm«ii a;»;r ÜUU leruanicL _a IÖEHIU- ~E ï&iüJfli. Zn J-MI imlmL rwi urawF -^m'rrre IB 7^iTrili|r-t:ini Le "vrjlKr TréTr^rar"i"TP°l Hl JL Üi X!i' 'LliiJL. Ti:; "n n; u* niTrir:-7i.;.^iiU ïwi: -HTTHL sailias Trj^ïï Tni'i^n rwftawüf ïea&HL Zn ~7Wf.irK""ritr ■«hl gjgfsTiirTÏ tnt; JLe miwrnsn-ert-ü hntpMYiuirui -ai itt mzdtingum niscnirüTia: rumr maaradBsgmi :Hsnui£; ur VTf. 2a33l^a_ t airrrrag-. m TianraHtrr.. Iniïtarwiticaar^ BïHsgxz:. 3tant*an& Znr ule rntfy^, iesaineesH^- sl incnu'h.'r^ xhl ïhütü mii nj [az.i naois^iiiggu lansmi~ezl 21 iisusL ^tmif Tfirnm fit ^einiiiiöL s an. ^as. ruin v TH -:+H: 7' *»^ T~TR: Tf.~Tr^r~^j^ WBIB. 3B!t 3f Mixiffi: *cs«ïa: TMI Mttpitai&pmiiaisizha j mm z. pjztntJT^wrr imzk ?tl3Z 833L55 > r~T" _ — Z--T V:in>^Hqir?^rpniT>rn^'M:ïri Jüt2± ~vj#ir i"^ iffi gsfinaiïk TUL SHTi,^ rrinifi-°r IL ie armtisiseaiEn JI t ZR aesz^UEL LI ïuafll iesr f"Wi"'iif» rf SB ^ TT?trnrrT^**i tt i^SBaiÖfc- Tuiüa t aiii inyrpnr u- ninnLü2R irecsnumc. np >«r i^hwcptmi jessr Henyurnw?!. sis: lm H sxvmu. Jm EEbvn. 3êc Jtnmzr Hm 3hrrpruar -ttz. ~e ir 3i.-ïseemi| hsk na^iszLuzrnj: EI ii.isanit m alt* mante^ei akitersemtt. mdsa~ ir sten. SL HS~ TüOrte^Si; ~7HL i^ inirii'°n rrgg-i: v°-iirm^n ei ®E?raCL n'imw 2r' l*i rrssr oa wm-iii--;!' a aa. lrcntTt" Q2" TT«tirinir«—uiiTIji -ei ;e iaj» ngj mtgintm jFTzrniiiifj^ Inoa. n urn.remc tar "w?; ^rai - -1171=^» rng- Lfc J»nrar "Et mn v dée <£ "wvin. 3*5 isiEai -»t2i .spsae Msode TÜI -nnioinin^- 21 SEanez ir?" ^ I ■!!■» !■! URT Trm Jil 11 j IIHlt^m JTTLi«»^L ^S1 ix<*CC rSSSEt I—É^pgü.'JH! LZ :rr-^*» ^vai "KL TnTT^CT» rrra~.- .sHT. : — 2s iKBHTAft^BBHBCBOK iBOK IS «■■)%■>23XS*. ÉHB3MF1 'EZHE21 "Ï^Tr5L2Zi-3r!ClulDr^WTüar.;-3" 3 I "IdTléTi I 3SK in lïSt JIt23I£21iirt r^I£2I Tlii«q^r )-tüi-"0nSL. nog goed gestraft worden, dan zal men toch ten minste meer waarborg hebben voor hetgeen de hoedanigheid van den drank betreft. 26° Ten slotte wenschen wij in den strijd tegen eenen geesel, die vooral het huishouden, den familiegeest met ondergang dreigt, de vrouw aan de zijde des mans als werkdadige medehelpster te zien optreden. Het zwakke geslacht is sterker dan men meent en het oude spreekwoord is nog altijd waar: « Wat de vrouw wil, dat wil God. » Wij zijn overtuigd dat het alcoolisme geduchtige slagen zouden toegebracht worden, indien de vrouwen in 't gelid zijner bestrijders plaats namen. Zij moeten het goede voorbeeld geven en door alle middelen hunne echtgenooten, zonen en broeders aan den geesel onzer eeuw onttrekken. In Engeland en Amerika zijn 5 millioen vrouwen in den « Bond der vrouwen tegen het Alcoolisme » ingelijfd. Het wordt gekozen, bij geheime stemming en enkele meerderheid, door de werkende leden, die den ouderdom van 18 jaar bereikt hebben. Alle twee jaren wordt het, in de eerste algemeene vergadering, ter helft vernieuwd. De uitgaande leden zijn herkiesbaar. Art. 4. — Het bestuur beslist over de aanneming der nieuwe leden. Deze worden voorloopig aanvaard op voorstel van twee werkende leden des genootschaps. Indien zij, binnen de vier maanden hunner voorloopige toelating, de verbintenis van onthouding, in art. 2, aangeduid, niet overtreden hebben, worden zij voor goed aangenomen en ontvangen een diploma, nadat zij hunne handteekening in het register des genootschaps geplaatst hebben. De definitieve aanneming der nieuwe leden en de overhandiging der diploma's geschiedt met plechtigheid in eene der algemeene vergaderingen. In België beginnen slechts eenige vrouwspersonen hunne medehulp aan de alcoolbestrijders te verleenen. Doch, bekennen wij het rechtzinnig: tot heden is, in ons land, de vrouw door hare opvoeding en het verkregen onderwijs nog niet geheel in staat gesteld om hare rol tegen drankmisbruik naar behooren te vervullen. Nochtans heeft ons Staatsbestuur, sinds 1887 vooral, reeds veel goeds in dit opzicht gedaan, namelijk door de ministerieele omzendbrieven van 1 en 2 September 1887, 17 Januari 1888, 11 Juli 1888 en 3 April 1892, waardoor vrouwelijke handwerken in de scholen onderwezen werden, huishoudscholen en huishoudklassen ingericht, tijdelijke leergangen ingesteld voor huishoudkunde en huishoudkundige werken, en de innige medewerking der onderwijzeressen werd ingeroepen tot bestrijding van het alcoolisme. Art. 5. — De leden kunnen te allen tijde hun ontslag indienen. Bij hunne uittreding, geven zij het diploma weder, dat zij ontvangen hebben. ° Degenen, die zich aan wangedrag zouden plichtig maken of hunne verbintenis van onthouding openbaar te buiten gaan, worden door het bestuur uit het genootschap gesloten. Art. 6. — Er hebben minstens drie verplichtende algemeene vergaderingen des genootschaps plaats. Deze vergaderingen zullen zooveel mogelijk gesteld worden: de eerste op Paasch-Maandag, de tweede op 15 Augustus, de derde op den tweeden Kerstdag. De leden kunnen op alle tijden des jaars door den Voorzitter bijeengeroepen worden, indien deze het noodig oordeelt. Art. 7. — In de eerste algemeene vergadering, wordt door den Secretaris-Schatbewaarder verslag gedaan over den toestand des genootschaps en den staat der kas. -'^RT- merkende leden betalen eene jaarlijksche bijdrage Onze taak is ten einde. Wij denken dat de leeraars van lager en middelbaar onderwijs, die ons boek lezen en bestudeeren, in staat zullen zijn om hunne belangrijke zending naar behooren te vervullen. Men onthoude het wel: indien het hart den mond niet logenstraft, dan dringt het woord ook door tot in het hart. Spreken zij met kennis van zaken, met gloed en overtuiging, dan zullen zij erin gelukken het werk der matigheid te doen gedijen, matigheidsbonden te stichten onder hunne jeugdige toehoorders en deze vooral, niet . alleen eene heilzame vrees en natuurlijken walg tegen drankmisbruik in te boezemen, maar ze zelfs met voldoende kennis en goeden wil te wapenen, ten einde bij hunne Het bestuur kan, op aanvraag, onbemiddelde personen hiervan ontslaan. De inzameling der bijdragen zal driemaal in het jaar, bij elke verplichtende vergadering, door den Schatbewaarder gedaan worden. Art. 9. — De gelden des genootschaps dienen om de bestuurkosten te dekken. Verder worden zij besteed om voordrachten en feesten te geven, om boeken en bladen aan te schaffen in den geest van het genootschap opgesteld. Al de schriften, die het genootschap aankoopt of ontvangt, worden kosteloos ter beschikking gesteld zoowel van de beschermende als van de werkende leden. De beschermende leden hebben ook het recht de voordrachten en feesten des genootschaps kosteloos bij te wonen, behoudens de uitzonderingen door het bestuur te bepalen. Art. 10. — Het Matigheidsgenootschap mag in zijn midden eene maatschappij van onderlingen bijstand of van besparing en eene muziek- of tooneelafdeeling oprichten; het mag een vaandel of banier bezitten, en deel nemen aan vreedzame optochten of betoogingen, die met het doel harer inrichting overeenstemmen. intrede in het werkelijk leven ieverig mede te werken tot daarstelling der aangewezen antialcoolische hulpmiddelen, om zoo de toekomst van den dierbaren geboortegrond te verzekeren. Slechts 40 jaren heeft de alcoolplaag in België gewoed, maar wat ontelbare en diepe verwoestingen heeft ze er aangericht! Sedert ruim 10 jaar heeft men eenige hulpmiddelen tegen de steeds woekerende kwaal aangewend. Wil men deze in den wortel aantasten, zonder tegelijkertijd de aangewezen heelmiddelen van onmiddellijke toepassing te verwaarloozen, o! dat men eindelijk de handen aan het werk sla, want 't is meer dan tijd. Een tienjarige oorlog tegen het alcoolisme, maar een aanhoudende oorlog zonder genade en met de meest moorddadige wapens, en de zege is ons, de strijd tegen den algemeenen vijand is volstreden tot heil der familie tot geluk der samenleving, tot eer en roem der strijders, tot voorspoed en bloei der Vaderlands! O Belgen]and, dat sinds eeuwen onder 't vreemde juk gebukt gingt; dat zoo dikwerf, en eindelijk met welslagen in 1830, uw beste bloed tot vrijmaking en onafhankelijkheid veil hadt; dat thans onder de heerschappij van den meedoogenloozen alcool - dwingeland zucht en uwe toekomst bedreigd ziet, L zie ik in begeestering weer vrij van de heillooste aller slavernijen; U zie ik matig en rijk, geëerd onder al de natiën der wereld en benijd misschien door naburige en grootere volkeren, die uw voorbeeld als de reddende vuurbaken aanschouwen om zich eindelijk ook behouden, doch wellicht deerlijk gehavend, uit den jeneverkolk te ontmeeren en de veilige ree der matigheid in te zeilen! VRAGENBOEK (De cijfers tusschen haakjes wijzen terug naar de bladzijden, waar de beantwoording der vragen staat.) De verhandeling eiker vraag kan als stijloefening dienen. EERSTEHOOFDSTUK De Spijzen 1. — Hoe komt het dat de mensch zoo roekeloos met zijne gezondheid omgaat? (11) 2. — Waarbij wordt ons lichaam dikwijls vergeleken? (12) 3. — Wat verbruikt dagelijks het menscheüjk lichaam? (12) 4. — Hoe wordt het verlies hersteld: a) van water; b) onbewerktuigde zouten; c) koolstof-hydraten; d) stikstof? (13) 5. — Noem drie spijzen uit het dierenrijk en drie uit het plantenrijk, die het meeste stikstof bevatten. (16) — Doe dit ook met vloeibare spijzen of dranken. (17) 6. — Wat weet gij over de voedende kracht van den aardappel? (17) — En wat is aan te merken over de suiker? (18) 7. — Geef een kort overzicht der verteerbaarheid van gewone spijzen. (18) 8. —- Hoe rangschikt men de voedingsstoffen volgens hun gehalte aan koolstof-hydraten? (20) 9- — Welk is het dagelijksch onderhoudsrantsoen van den mensch? (22) — En van kinderen van 6 tot 8 jaar? (22) 10. — Wat is aan te merken over onze etenswijze ? (22) 11- — Wat is er te zeggen over het gebruik van fruit? (22) TWEEDE HOOFDSTUK De Dranken 1. — Hoe verdeelt men de dranken? (24) 2. — Welk zijn de voordeelen van het water, als drank beschouwd? (24) 3. — Duid de kenteekens van goed drinkbaar water aan. (25) 4- — Hoe kan men water zuiveren ? (29) — Leg de vorming uit van een zeer eenvoudigen filter. (30) 5. — Noem eenige geurige, prikkelende dranken; opper uw gedacht over thee en koffie. (32-33) 6. — Duid de beste bereiding aan: a) van thee; b) van koffie; c) van chocolade. (24-39) 7. — Noem de voornaamste gegiste dranken. (41) 8- — Duid de opvolgende bewerkingen van het brouwen van bier aan. (41-43) 9. — Wat is er over het onmatig gebruik van bier aan te merken? (45) 10. — Hoe wordt bier vervalscht? (46) 11. — Wat is natuurlijke wijn? Noem eenige stoffen, die men in den wijn aantreft. (49) 12. — Maak eenige bemerkingen over den witten, den schuimenden en den rooden wijn. (45) Het Alcoolisme. <^1. 13. — Wat dient er gezegd te worden over het wijn drinken door kleine kinderen of jongeheden; ook over het gebruik der alcool- en likeurwijnen? (51-52) 14. — Hoe wordt wijn vervalscht en hoe kan men deze vervalsching ontdekken? (53) 15. — Leg op eenvoudige wijze het stoken van wijnalcool uit. (60-62) 16. — Wat is alcool en waaruit wordt hij getrokken? (64-65) 17. — Noem de vijf voornaamste alcoolsoorten op. (67) 18. — Noem de vier voornaamste soorten van gedistilleerde dranken en beschrijf kortbondig elke soort. (78-81) 19. — Rangschik, naar hun gehalte aan sterken alcool en aldehyden, volgens hunnen graad van klimmende vergiftigende eigenschappen, de 6 voorname soorten van jenever (82); duid aan hoe men dezen drank vervalscht, (83) alsmede rum, cognac, kirsch. (84) 20. — Wat is alcoolisme? (86) — Welk drievoudig gevaar biedt het alcoolisme: 1° als maatschappelijke kwaal beschouwd; 2° als individueele kwaal ? (87) DERDE HOOFDSTUK Het alcoolisme als maatschappelijke kwaal 1. — Schets, in eenige woorden, de gevaren van het alcoolisme: a) voor elk lid der maatschappij (88-90) b) voor de familie; (93-96) c) voor de samenleving. (109) Maak eene statistiek over het getal herbergen in België (110) en rangschik de negen provinciën van België volgens het getal herbergen per 100inwoners. (112) Maak eene statistieke tabel over het gemiddeld verbruik van sterken drank door de voornaamste volkeren van Europa, in 1895. (117) Hoeveel geeft België jaarlijks aan sterken drank uit? Maak eenige bedenkingen over deze groote uitgave. (118-120) Bewijs dat het alcoolisme onder alle standen der maatschappij heerscht. (121-127) VIERDE HOOFDSTUK Het alcoolisme als ixdividueele kwaal Leg het verschil uit tusschen het herig en het slepend alcoolisme. (131) Waarom tast de alcool al de deelen van ons lichaam aan ? (132) — Welke lichaamsdeelen worden vooral aangetast? (133) Leg uit hoe de alcool, zonder gedronken te worden, toch nadeelig op ons lichaam kan werken. (134) Doe den gewonen gang van den alcool in ons lichaam kennen. (142) Wat wordt alcool in het bloed? (144) Leg de werking van den alcool uit op de tong, de speekselklieren, de keel. (148-149) Beschrijf de maag (149-150); leg de werking van den alcool op dit lichaamsdeel uit. (151-155) 8. — Beschrijf de darmen; verklaar de werking van den alcool op de darmen. (156-157) 9. _ Beschrijf de buikspeekselklier (pancreas), het buik- vlies (peritonium), het darmscheil (mesenterium) en het darmnet (epiploon); zeg hoe de alcool er op werkt. (158-159) 10. — Beschrijf de milt en hare ontaarding door alcoolische dranken. (159) 11. _ Waartoe dient de lever? Beschrijf dat orgaan en toon hoe het door alcool aangetast en bedorven wordt. (160-164) 12. — Beschrijf de nieren, hunne werking en hun bederf door alcoolmisbruik. (164-166) 13. —. wat weet gij van de longen, over hun nut en hun bederf door drankmisbruik? (167-169) 14. — Hoe werkt de alcool op de bloed- en slagaders? (169-170) 15. — Beschrijf het hart en zijne werking, alsmede de werking van den alcool op dit orgaan. (170-174) 16. — Beschrijf het zenuwstelsel en de letsels, die het ondergaat, voornamelijk de hersenen. (174-178) 17. — Noem eenige ziekten of ziekelijke toestanden, voort¬ spruitende uit zenuwontsteldheden door alcoolmisbruik teweeg gebracht. (179-184) 18. — Hoe is de huid van den drinker en welke ziekten kenmerken haar? (184) 19. — Verklaar de werking van den alcool op de zintuigen. (185-187) Leg uit dat de zieke jeneverdrinker niet kan behandeld worden gelijk de gewone zieken en aan meer gevaren is blootgesteld. (187-191) De drinkers weerstaan zoo goed niet aan besmettelijke ziekten als andere menschen. Bewijs. (192-193) Alcool is een gevaar voor den geest der drinkers zeiven en voor dien hunner afstammelingen. Bewijs dit door aanhalingen en cijfers. (193-199) Uit het misbruik van sterke dranken spruit zedenbederf. Bewijs dat, voor hetgeen België betreft, met eenige cijfers. (200-203) Hoe minder alcool, hoe minder zedenbederf. Bewijs deze stelling. (211-212) Wat is er aan te merken over het toedienen van alcool onder vorm van bier, wijn, sterken drank en alcoolaten? (214-215) Welke is de physiologische werking van den alcool op de spijsvertering van het gezonde kinderlijk organisme? (216) — En op de hersenen, het zenuwstelsel, alsmede op de zedelijkheid van onvolwassenen? (217-218) Waarom is alcool noodlottiger voor studenten en op welke geneeskundige wet is zulks gegrond? (218-219) — Kunt gij hieromtrent niet de zienswijze aanhalen van een of meer beroemde dokters? (219) Hoe kan men best het alcoolisme bij kinderen bestrijden of voorkomen? (221-222) VIJFDE HOOFDSTUK Oorzaken van het alcoolisme 1. — Het alcoolisme heeft drieërlei oorzaken: oorzaken van stoffelijken aard; van zedelijken aard; van maatschappelijken aard. Haal van elk dezer oorzaken drie voorname aan. (226-230; 251-252) 2. — Haal de bijzonderste volksvooroordeelen aan, die het alcoolisme in de hand werken, en tracht ze te wederleggen. (230-250) 3. — Haal de verklaring aan der 600 Nederlandsche geneesheeren. (250) ZESDE HOOFDSTUK Middelen om het alcoolisme te bestrijden 1. — Wat wordt er, op wettelijk gebied, ter bestrijding van alcoolmisbruik gedaan: A) in Noorwegen'? — Stelsel van Gothenburg. — Samlag. (254-255) — Local option. (255); B) in Engeland? (255-256); C) in den Transvaal en zeven Staten der Amerikaansche-Unie ? — Volstrekt drankverbod of Maine-Wet (256-257); D) in Holland. — Vergunningsrecht. (257-258); E) in Frankrijk. (258); F) in Zwitserland. — Alleenverkoop. (259-261); G) in Rusland. (261). 2. — Wat dunkt u over het toepassen van het Monopolie¬ stelsel, Stelsel van Gothenburg, Local option, Volstrekt drankverbod in België? (261-262) — Welk stelsel zou wellicht kans van gelukken hebben in ons land? (262-263) 3. — Haal eenige andere hulpmiddelen van wettelijken, fiscalen of beteugelenden aard aan, die elders gebruikt worden? (263-267) 4. — Welke zedelijke middelen heeft men tegen drank¬ misbruik aangewend in de volgende landen: , Amerikaansche-Unie en Canada (268); Oostenrijk (268); Denemarken (268); Duitschland (268-269); Engeland (270); Zweden (270); Zwitserland? (271) 5. — Wat is er in België gedaan om het alcoolisme te keer te gaan? (272-285) 6. — Haal eenige maatregelen aan, die alhier door onze verschillige ministeriën genomen zijn om den voortgang van het alcoolisme te stremmen? (285-299) Leg breedvoerig de inrichting der Belgische schoolmatigheidsgenootschappen uit? (286-293) 8. — Behalve de hoofdmiddelen, zijn er nog 26 middelen tegen alcoolisme, die dadelijk kunnen toegepast worden. Som er eenige van op? (302-315) 9. — Bewijs het nut der matigheidsgenootschappen in 't algemeen? (310-313) LIJST DER DRUKWERKEN OVER Alcoolisme en Matigheid DIE DOOR DE LEERAARS KUNNEN GERAADPLEEGD WORDEN 1. De Morgenster. Maandschrift van den Belgischen Schoolbond tegen alcoolisme, onder het bestuur van F.-A. Robyns, eere-hoofdinspecteur van het lager onderwijs. Hasselt, Luikersteenweg. Prijs 1 fr. 25. — Yoor Nederland, 1 gl. 2. L'Étoile du Matin. Organe de la Ligue scolaire Beige contre l'Alcoolisme, publié sous la direction de F.-A. Robyns, inspecteur principal honoraire de Fenseignement primaire. Hasselt, Chaussée de Liége. Prix 1 fr. 25. — Pour les pays de 1'Union postale, 2 fr. 3. Het Volksgeluk. Geïllustreerd maandblad tegen alcoo¬ lisme. Bestuur en redactie: Dupontstraat, 42, Brussel. — Prijs, voor België: 1 fr.; voor Nederland: 1 gl. 4. Le Bien Social, id. id. 5. De Sint-Jansbode, maandschrift tegen alcoolisme, onder 't bestuur van den E. H. Senden, te S'-Truiden. Prijs 1 fr. 25. De 15 volgende werken zijn verkrijgbaar bij O. Schepers, Treurenbergstraat, te Brussel: 6. Le Genièvre, traitre et bourreau, door V. Desmineurs. — 44 p. — 15 cent. (Hetzelfde in 't Vlaamsch). 7. L'Alcoolisme; étude médico-sociale, par le Dr Monin. In 12°, 308 p. — 3 fr. 50. 8. Le röle de la femme dans la lutte contre l'alcoo- lisme, par Marie Parent. — 46 p. — 15 cent. (Hetzelfde in het Vlaamsch). 9. L'Alcool: physiologie, pathologie, medecine légale, par le Dr J.-A. Peeters. — 416 p. — 10 fr. 10. Le Cabaret, l'ennemi de Vouvrier, par J. Philodème. — 228 p. — 1 fr. 11. Alcoolisme et habitations ouvrières, par le Docteur Ed. Van Coillie. — 76 p. — 40 cent. 12. La mortalitépar 1'alcoolisme, par le mème. — 30 cent. 13. Alcool et débauche, id. — 10 cent. 14. Handboekje der matigheid, met vragen en antwoorden. Aangenomen door den Verbeteringsraad van het lager onderwijs in België, door Edm. Vaslet. — 20 cent. (Hetzelfde in het Fransch). 15. Een leven in drie drama's, door Edm. Vaslet. — 10 cent. 16. Legons sur Valcoolisme, faites a 1'Hotel - Dieu de Marseille, par le Dr A. Villard. — 269 p. — 5 fr. 17. L'Alcoolisme en Belgique, par Em. Cauderlier. — 2 fr. 50. 18. Martin le cordonnier, drame antialcoolique, par Cam. Blondeaux. 1 fr. 19. Dictees antialcooliques, par Cam. Bloncleaux. — 30 cent. 20. L'hérédité alcoolique, par le Dr de Yaucleroy. — 20 cent. 21. L'Alcoolisme en Belgique. Publié par la Ligue patrio- tique contre l'alcoolisme. — 2 parties, 10 cent. la partie Bruxelles, A. Manceaux, rue des TroisTètes, 12. (Hetzelfde in het Vlaamsch). 22. Deelneming der instellingen van lager onderwijs aan den strijd, tegen het alcoolisme. Ministerieele omzendbrieven. Verslag van M. den Hoofdinspecteur van het schoolgebied Hasselt. Brussel, A. Lesigne. 23. Drank of geen. Gedichten en verhalen, door Em. Calmeyn, priester uit het Bisdom Brugge. — 50 cent. — Brugge, K. Beyaert, Mariastraat, 6. 24. Des altérations et des falsifcations des boissons spiritueuses, par le Dr de Yaucleroy, professeur d'hygiène a 1'École de Guerre. — Bruxelles, Hayez, rue de Louvain. 25. Journal de la ligue patriotique contre Valcoolisme. — 3 fr. 26. Les boissons alcooliques et leurs effets sociaux en Belgique, par Em. Cauderlier. — 0,25. 27. Des moyens légaux employés pour combattre l'alcoolisme, par Em. Cauderlier. — 0,50. 28. Genever en Cie, door Hendrik Martel. — 15 cent. Brussel, A. Lefèvre, 9, Sint-Pieterstraat. (Hetzelfde in het Fransch). 29. Les remèdes a l'alcoolisme en Belgique, par Em. Cauderlier. — Bruxelles, A. Manceaux, rue des Trois-Tètes, 12. — 25 cent. 30. Over de mogelijkheid om in België matigheids- genoolscappen tot stand te brengen, door I K.-L. an Gansen. — Brussel, \Ve Parent en Zoon, Sionsberg, 17. — 1864. 31. Over de Onmatigheid. Uit het Fransch vertaald op last der Regeering, door Pol Meirschaut. — Het Fransch is van Dr De Launois. 32. Les maux du Buveur, par le Dr De Launois, 100 p. — 50 cent. Péruwelz, J. Tournay, rue du Moulin. 33. L Enseignement et les Sociétés de tempérance. Rapport présenté par M. F. - A. Robyns, a la Commission instituée par Arrêté Royal du 6 avril 1895. — Maaseyck, J. Vanderdonck-Robyns. 34. Conferences sur l'alcoolisme, par J. Hanus. Prix 1 fr. — Malines, Paul Ryckmans. 35. Les dangers de 1'alcoolisme, lectures scolaires, sujets de rédaction, problèmes, maximes, par Jules Steeg, inspecteur général de 1'instruction publique. — Paris, F. Nathan, rue de Condé, 18. — 1896. 36. I)e Jeneverplaag of het alcoolisme in België, door J. Melchior, inspecteur van het lager onderwijs, te Hasselt. — Aangenomen door de Regeering voor de kantonale bibliotheken der onderwijzers en der normaalscholen, der gevangenissen, Staats-weldadigheidsscholen en beroepsscholen. Hasselt, Ceysens, 1896. 37. De gevaren van het alcoolisme, door Dr Fr. Van Emelen. Maaseyck, J. Vanderdonck-Robyns. — 1896. 38. Twee ivandplaten ter bestrijding van de dronken¬ schap, door Dr Galtier-Boissière. 7 Ir. 50. — Brussel, 46, Magdalena-Steenwg, bij J Lebègue. — 1896. (Dezelfde in het Fransch). 39. De school in den strijd tegen het alcoolisme. Rapport aan den Volksbond te Amsterdam, door H.-J.-A. Mulder, te 's Gravenhage. — Amsterdam, J.-H. de Bussy, 60, Rokin. 40. Dangers de l'alcool, par Phil. Anthrope, instituteur, 48 p. et 18 gravures. — 70 centimes. — Liége, H. Dessain, 1896. 41. L'Alcool, par les D1"5 P. Sérieux et F. Mathieu, 60 cent. — Paris, Félix Alcan, 108, Boulevard S'-Germain. 42. Handboek van gezondheidsleer, door Dr A. - C. Fredericq, Gent. — E. Todt, Kalanderberg, 13. — 1878. 43. Huishoudkunde, gezondheidsleer, voeding en tuin¬ bouw, door Destexhe en Marcelle, vertaald door J. Melchior. Luik, H. Dessain. — 1890. (Zelfde werk in het Fransch). 44. Traité d'anatomie humaine, par Gegenbaur, profes- seur d'anatomie a Heidelberg, traduit sur la troisième édition allemande par Ch. Julin, Dr en sciences naturelles, chargé du cours d'anatomie a la faculté de médecine de Liége. — 1228 p. in-8° et 626 fig. dont uil grand nombre tirées en couleur. — 20 fr. — Paris, C. Reinwald, rue des Saints-Pères, 15. — 1889. 45. Eléments de physiologie humaine, a 1'usage des étudiants en médecine, par L. Frédéricq et J.-P. Nuel, professeurs ordinaires a 1'Université de Liége, 2e édition, 338 p. in-8°, de nombreuses flg. dans le texte. 12 fr. — Gand, A. Hoste, rue des Champs. — 1889. 46. Antialcoolische verhalen, door F.-A. Robyns. 50 cent. Maaseyck, J. Vanderdonck-Robyns. 1896. 47. Récits antialcooliques, par F.-A. Robyns. — 1896. 48. Manuel de tempérance, a 1'usage des instituteurs primaires et secondaires, par Jules Denis. Ouvrage couronné. — Genève, Privat, rue Petitot. — 1893. 49. Internationale Monattschrift zur Bekampfung der Trinkzitten. — 4 m. — Berne, Agence de la Croix-Bleue. 50. L Alcool et le Tabac, par le Dr Riant. Paris, Hachette. 50 cent. 51. Alcoolisme ou êpargne, par A. Coste. 60 cent. Paris, Félix Alcan, 108, Boulevard S'-Germain. 52. Le mouvement hygiénique, revue périodique, organe de la Société médicale de tempérance, rue Charles Morren, a Liége. 53. Handboekje voor het antialcoolisch onderwijs, door P. Cryns, hoofdonderwijzer, te Gelinden. — Lier, Jos. Van In & Cle. 54. Gezondheidsleer voor lagere scholen, door G. Sengers, hoofdonderwijzer, te Montenaken. — Brugge, an de Vyvere-Petyt. 55. Handboek van antialcoolisme, door F.-A. Robyns, hoofdinspecteur hon. van het Lager Onderwijs, en Alb. Robyns, doctor in geneeskunde. — Maaseyck, Jos. Yanderdonck. Prijs 50 cent. 56. Verzameling van XVI antialcoolische muurplaten, door F.-A. Robyns. — H. Dessain, Luik, Prijs 18 fr., op karton en 10 fr., in losse bladen met omslag. 57. Anlialcoolisch Album, bevattende dezelfde platen in 't klein, met tegenovergestelden tekst. Prijs 65 cent. (De Muurplaten en het Album, Fransche uitgave, kosten zooveel als de Vlaamsche). 58. L'alcool et le Travail, par le Dr Van Coillie. — Bruxelles, Société beige de Tempérance. 59. Album antialcoolique, par J. Lemoine. — Gent, I. Yanderpoorten, 50 cent. (Hetzelfde in het \ laamsch). 60. L'enseignement antialcoolique a l'école primaire, par le mème, 25 cent. * * * In het Engelsch zijn een aanzienlijk getal werken over matigheid verschenen. Om de lijst der boeken te \erkrijgen, schrijve men aan een der twee volgende agentschappen: 1° Office of the united Kingdom band of hope union, 4, Ludgate Hill, Londen. 2° National temperance depot, 33, Paternoster Row, E.-C., Londen. Voor Hoogduitsche werken wende men zich tot: 1° Agence des Blauen-Kreuzes, Barenplatz, 35, Berne. 2° Tienhen. Leipzig en Bremerhaven. * * * Voor Fransche werken: Agence de la Croix-Bleue. Lyon, Quai de la Guillotière, 31. * * * Voor Belgische: Agence de la Ligue palriotique Beige contre l'alcoolisme, 89, rue Joseph II. — Société Beige de tempérance, rue Dupont, 37. - Société Beige de libraire, rue Treurenberg, 16, Bruxelles. ■ INHOUDSTAFEL Bladz. I Voorrede. . . k tl Ministerieel Besluit van 26 Augustus 1897 over het toekennen van den prijs voor het opstellen eens k handhoeks tegen het alcoolisme ... 9 EERSTE HOOFDSTUK De Spijzen 11 TWEEDE HOOFDSTUK De Dranken 23 1° Verkoelende dranken 24 * 2° Geurige, prikkelende dranken .... 32 3° Gegiste dranken k Het bier De wijn p■ 4° Gestookte dranken ...... 60 | Soorten van gestookte of sterke dranken . . 78 | A) De Likeurwijnen : B) De eigenlijke likeuren 79 C) De eetlustverwekkende likeuren ... 80 | D) Brandewijn of jenever 80 ■ ; Het Alcoolisme. Bladz. QQ Vervalschingen Wat alcoolisme is DERDE HOOFDSTUK Het alcoolisme als maatschappelijke kwaal § 1. — Gevaar voor elk lid der Maatschappij § II. — Gevaar voor de familie . § III. — Gevaar voor de samenleving . - • 109 VIERDE HOOFDSTUK Het alcoolisme als individueele kwaal § I. — Gevaar voor het lichaam . . • • 131 Gang van den alcool in het lichaam . ■ • 142 Wat alcool wordt in het bloed ... 144 148 De Tong 148 De Keelklieren 149 De Maag 156 De Darmen De Buikspeekselklier lo8 Het Buikvlies, het Darmscheil, het Darmnet, de Milt • • 1°9 ^ T . . 160 De Lever T. ... 164 De Nieren De Longen en de Ademingsorganen ... 166 1 AQ Het Hart en het Bloed . • De Hersenen en het Zenuwgestel . • • 1,4 • 184 De Zintuigen . Bladz. § II. — Gevaar voor den Geest .... 193 § III. — Gevaar voor de Zeden .... 200 De alcool met betrekking tot het organisme van onvolwassenen 214 Tafereel der alcoolische kwalen .... 222 VIJFDE HOOFDSTUK Oorzaken van het alcoolisme § I. _ Oorzaken van stoffelijken aard . . . 225 § II. — Oorzaken van zedelijken aard . . . 229 § ju. _ Oorzaken van maatschappelijken aard . 252 ZESDE HOOFDSTUK Middelen om het alcoolisme te bestrijden 253 Stelsel van Gothenburg 254 Local option 255 Afneembaar vergunningsrecht (Engeland) . . 256 Volstrekt drankverbod 256 Vergunningsrecht (Holland) 257 Monopolie van den alcool 259 Regeling der dagen en uren van de opening der herbergen 263 Verbod van sterke dranken aan kinderen en bedronkenen te verkoopen 264 Drankverbod in de cantines van het leger . . 264 Bewaking der drankhuizen 265 Bladz. Strafwetgeving 265 Geldboete 266 Gevangzetting 266 Verbod van de herbergen bij te wonen . . . 267 Afkondiging der veroordeolingen .... 267 Verlies van rechten 267 Middelen van zedelijken aard in den vreemde . 267 Wat er in België gedaan wordt .... 272 Wet van 16 Augustus 1887 op de openbare dronkenschap 273 Wet van 19 Augustus 1889 over het vergunningsrecht 273 Wet van 15 April 1896 op de landbouwstokerijen. 276 Wet van 17 Juni 1896 over de rechten van invoer en fabricatie op de alcoolbevattende vloeistoffen. 280 Geschiedkundig overzicht der jeneverstokerijen in België 281 Koninklijke Besluiten van 20 Juni 1896 en van 18 Juli 1896 over de ontheffing van de accijnsrechten op zekere alcoolsoorten .... 284 Opsomming van al de maatregelen door de verschillige Ministeriën van België tot beteugeling van drankmisbruik genomen 285 1° Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs 285 2° Ministerie van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen 295 3° Ministerie van Justitie 297 Bladz. 4° Ministerie van Landbouw en Openbare Werken. 297 5° Ministerie van Oorlog 298 Practische wenken 300 Zes-en-twintig middelen, waarvan de dadelijke toepassing wenschelijk en mogelijk, is . . 302 Voorbeeld van verordening voor een matigheidsgenootschap voor volwassenen .... 314 Slotrede 318 Vragenboek 320 Lijst van 60 drukwerken, die door de leeraars kunnen geraadpleegd worden .... 328 Platen en tabellen Tabel door Dr Meinert opgesteld, over de voedzaamheid der spijzen 16 Tabel door Payen en Dujardin-Beaumetz opgesteld, over de voedzame kracht der dranken . . 17 Tabel van den tijdduur der spijsvertering . . 19 Honderddeelige scheikundige samenstelling van eenige voedingsstoffen 20 Vergelijkende tabel over de sterf ten ... 28 Eenvoudige filter 30 Distilleerketel of alambic 61 Tabel over de scheikundige samenstelling der alcoolsoorten 67 Klasseering der dranken, volgens hun alcoolgehalte. 82 Statistiek der herbergen van 1889 tot 1896 . . 110 Bladz. Statistiek der herbergen per provincie, op 31 December 1896 111 Rangschikking der provinciën volgens het getal drankhuizen, in evenredigheid der bevolking . 112 Statistieke tabel over het verbruik van sterke dranken H~ Binnendeelen der borstholte 135 Toestel der spijsvertering 136-137 Luchtpijpsvertakkingen 140 Schetsmatige figuur van het vatenstelsel . . 141 Stelsel der bloedvaten 143 Maag van den gezonden en matigen mensch . . . 151 Maag aangerand door den alcool . . ■ • 152 Verzworen maag van den dronkaard . . • 152 Maag van den dronkaard bij den dood ... 153 De buikspeekselklier 1°8 Deel van de lever bij den gezonden mensch . . 160 Deel van de lever bij den dronkaard ... 160 Gezonde nier 165 Nier van den dronkaard 165 Hart van den gezonden mensch .... 173 Hart van den dronkaard 173 Bovenopliggende bloedaders van hals en hoofd . 177 Hersenader bij den gezonden mensch ... 178 Hersenader van den dronkaard .... 178 Deel der hersenen van den gezonden mensch. . 179 Toestand der aderen in de hersenen van den dronkaard Bladz. Tabel over het geëvenredigd getal zieken . . 191 Tabel over de bevolking der krankzinnigengestichten 195 Tabel over jeneververbruik en zedenbederf . . 206 Tafereel der alcoolische kwalen .... 222 Statistiek der jeneverstokerijen in 1897. . . 283 Het vaandel van den Schoolbond tegen alcoolisme. 289 Lijst der stukjes tot voorlezing, geheugenoefening, stijloefening geschikt De koffie 38 Moedertraan 55 De duivel op flesschen ...... 71 De eerste stoker 74 Geschiedenis eener boerenfamilie .... 90 Pas op den drempel! 97 Geschiedenis van een burgershuisgezin . . . 102 Wat van een verloopen student komt . . . 104 Huiselijk geluk 108 Een geneesheer, die drinkt 125 Eene afschildering van den dronkaard . . . 155 Een krankzinnigengesticht 198 Verdronken 200 Bekentenissen van eenen ter dood veroordeelde . 203 Geschiedenis der jeneverstokerijen in België . . 281 Hymnus aan het Vaandel 291