2430 "iïiJ 0 53 N< De Kerk en de Zending. Toespraak gehouden door Rev. A. T. PIERSON, van Philadelphia, Ver. Staten van Amerika. 0!71 Q)ll, Reeds langen tijd is het mijn wensch geweest, dat er meer belangstelling en liefde zoude komen in onze vaderlandsche gemeenten voor het werk der Zending, totdat de Heere mijn gebed verhoorde en mij het stuk gaf, dat hierbij gaat. Mijn vurige wensch is, dat de oogen van velen, maar vooral van Heeren Predikanten, mochten geopend worden voor de heilige roeping, welke God hun gaf, en waaraan velen nog zoo ireinig of sommigen in liet geheel geen gehoor gaven. Moge Gods zegen op mijne zwakke pogingen rusten. Mevr. de Wed. J. G. SILLEM. Meerdere exemplaren zijn bij mij verkrijgbaar: Keizersgracht 738, Amsterdam. De Kerk en de Zending. Toespraak gehouden door Rev. A. T. PIER50N van Philadelphia, \?er. Staten van Amerika. " % , t rlilïijne hoorders, wij zullen nooit den zegen begrijpen, welke Mr er rust op de belangstelling, die men heeft in de Zending f onder de heidenen, wanneer wij niet tot een beter begrip komen, van den band die er bestaat tusschen de kerk in het vaderland en het werk der Zending, zooals dit duidelijk in Gods Woord onderwezen wordt. Het trof mij, dat de Heer Jezus in Zijne eerste gelijkenis van den zaaier zegt: »Het zaad is het Woord Gods," maar in de tweede gelijkenis zegt Hij : >Het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks." Het zijn dus twee zaden, die de Zoon des menschen zaait op den akker der wereld _ het eene is Zijn Woord en het andere Zijne wedergeboren kinderen, en beiden zijn noodig voor den laatsten oogst. Ik geloof met het oog hierop, dat de kerk nooit behoorlijk gerealiseerd heeft, welk een eenheid er bestaat tusschen de kerk fn de christenheid en de evangelisatie van de geheele wereld. Toen aan Clerk Maxwell, de groote natuurkundige geleerde, gevraagd werd, wat de grootste ontdekking was der negentiende eeuw, antwoordde hij: „dat de Grammachine terugkeerend werkt." De Grammachine brengt de electriciteit voort en men heeft ontdekt, dat kracht-electriciteit ontwikkelt en electriciteit kracht; dit is wat hij meende toen hij zeide, dat de machine terugkeerend werkt. Gij kunt bij electriciteit snelle beweging ontwikkelen en omgekeerd. Zoo ontwikkelt het leven der kerk zendingsgeest, en de zendingsgeest ontwikkelt het leven in de kerk. De wet heeft een terugkeerende werking. Ik had een vriend te New-York, die ongeveer 15 jaar geleden een schoon gebouwde kerk aan zijn kerkgenootschap ten geschenke gaf. Er was echter een zware hypotheek op, dus een zware schuld. Toen het gebouw ingewijd werd, zeide hij bij de openingsrede, dat de gemeenteleden beginnen moesten praktisch en stelselmatig een zendingswerk te ondersteunen. m. sm., Reeds langen tijd is het mijn wensch geweest, dat er meer belangstelling en liefde zoude komen in onze vaderlandsche gemeenten voor het werk der Zending, totdat de Heere mijn gebed verhoorde en mij het stuk gaf, dat hierbij gaat. Mijn vurige wensch is, dat de oogen van velen, maar vooral van Heeren Predikanten, mochten geopend worden voor de heilige roeping, welke God hun gaf, en waaraan velen nog zoo n'einig of sommigen in het geheel geen gehoor gaven. Moge Gods zegen op mijne zwakke pogingen rusten. Mevr. de Wed. J. G. SILLEM. Meerdere exemplaren zijn bij mij verkrijgbaar: Keizersgracht 788, Amsterdam. De Kerk en de Zending. Toespraak gehouden door Rev. A. T. PIERSON van Philadelphia, Ver. Staten van Amerika. " % * rfllJijne hoorders, wij zullen nooit den zegen begrijpen, welke Jfï er rust op de belangstelling, die men heef: in de Zending f onder de heidenen, wanneer wij niet tot een beter begrip komen, van den band die er bestaat tusschen de kerk in het vaderland en het werk der Zending, zooals dit duidelijk in Gods Woord onderwezen wordt. Het trof mij, dat de Heer Jezus in Zijne eerste gelijkenis van den zaaier zegt: »Het zaad is het Woord Gods," maar in de tweede gelijkenis zegt Hij : >Het o-oede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks." Het zijn dus twee zaden, die de Zoon des menschen zaait op den akker der wereld _ het eene is Zijn Woord en het andere Zijne wedergeboren kinderen, en beiden zijn noodig voor den laatsten oogst. Ik o-eloof met het oog hierop, dat de kerk nooit behoorlijk gerealiseerd heeft, welk een eenheid er bestaat tusschen de kerk in de christenheid en de evangelisatie van de geheele wereld. Toen aan Clerk Maxwell, de groote natuurkundige geleerde, o-evraagd werd, wat de grootste ontdekking was der negentiende eeuw, antwoordde hij: ,,dat de Grammachine terugkeerend werkt. De Grammachine brengt de electriciteit voort en men heeft ontdekt, dat kracht-electriciteit ontwikkelt en electriciteit kracht; dit is wat hij meende toen hij zeide, dat de machine terugkeerend werkt. Gij kunt bij electriciteit snelle beweging ontwikkelen en omgekeerd. Zoo ontwikkelt het leven der kerk zendingsgeest, en de zendingsgeest ontwikkelt het leven in de kerk. °De wet heeft een terugkeerende werking. Ik had een vriend te New-York, die ongeveer 15 jaar geleden een schoon gebouwde kerk aan zijn kerkgenootschap ten geschenke gaf. Er was echter een zware hypotheek op, dus een zware schuld. Toen het gebouw ingewijd werd, zeide hij bij de openingsrede, dat de gemeenteleden beginnen moesten praktisch en stelselmatig een zendingswerk te ondersteunen. Zij moesten dus een Zendeling onder de heidenen onderhouden. Eenige menschen zeiden dat dit niet kon, daar de kerkekas daartoe niet in staat was. Mijn vriend beweerde, dat de gemeente niet zonder een Zendeling zijn kon. Een Evangelist heeft eens gezegd, dat wanneer hij hoort dat eene kerk geen geld heeft voor Zendingswerk, hij gelooft dat die kerk geen visch vangt. Petrus werd uitgezonden om een visch te vangen en hem werd gezegd, dat hij een stuk geld in zijnen mond zoude vinden. Indien de kerk visch ving, zoude men een stuk geld in den mond van iederen levenden visch vinden I Wel, ik vind, dat deze vreemde opmerking zeer veel waarheid bevat. Zoo lang wij ijverig met het werk van God bezig zijn en het werk gaat voorspoedig bij ons, dan moet het bekend gemaakt, worden aan de wereld en er zal geen gebrek aan geld zijn om Gods werk voort te zetten. Ik wensch, dat er een tijd zal komen, dat de gemeenten tegelijk een predikant beroepen en een eigen Zendeling uitzenden, voor den arbeid onder de heidenen. Toen ik in 1869 beroepen \yerd in eene gemeente in Michgan, vond ik er bijna geene belangstelling voor de Zending. Inderdaad, toen ik een maandelijksche samenkomst wilde bijeenroepen om voor de Zending te bidden, zeide een mijner ouderlingen tot mij, dat er niemand zoude komen. »Zeer goed," zeide ik, »dan zullen wij twee tweemaandelijksche bijeenkomsten hebben. Ik begon dus in Gods naam ; bestudeerde zelf de Zendingsberichten van die maand, trachtte anderen te vinden, die dit ook deden, en wij hadden zulke volle samenkomsten, dat de zaal alle menschen niet kon bevatten. Doch wat nog beter was, het duurde niet lang of de collecten voor weldadige doeleinden, die 360 dollars bedroegen bij mijne komst, stegen nu tot 3600 dollars per jaar. Mij dunkt, dat is een aardige vooruitgang. Onze Jongelingsvereening was de eenigste in de wereld, die een eigen Zendeling had: Rev. G. W. Knox in Japan. De kerk als geheel, kreeg eene organisatie op de wijze van het Zendingswerk onder de heidenen. De inkomsten vermeerderden, zoodat voor de eerste keer sedert haar bestaan, er jaarlijks bijna 200 dollars saldo was. Het bleek dus, dat ijverige pogingen om zielen te redden, de evangelisatie der wereld en het bevorderen van Gods Koninkrijk onder de heidenen, wederkeerig werken om de belangstelling in de inwendige Zending te sterken, en het welzijn der gemeente te bevorderen. Ik ben vast overtuigd, dat de predikant, die geen belangstelling in de Zending onder de heidenen heeft, het Evangelie tehuis niet naar waarheid kan verkondigen. Hij moet werkelijk belangstelling voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk onder de heidenen hebben, wil hij weten hoe tot de zielen in zijne gemeente te spreken ; elke gemeente, die de uitwendige zending niet bevordert, verhindert Gods werk tehuis. Er zijn verschillende manieren, waarop de uitbreiding van Gods Koninkrijk op praktische wijze kan worden bevorderd. Er moet ten eerste steeds een band van gemeenschap zijn. Wanneer een generaal in den oorlog is, moet hij altijd in communicatie zijn met de versterkingen, die hij van huis krijgen kan, anders zal hij in het land van den vijand afgesneden zijn van alle voorraadsmiddelen, van ammunitie en van manschappen. Dus is het eerste wat hij doet, zijn lijn van communicatie open te houden. Zoo moet de gemeente altijd de lijn der communicatie openhouden tusschen zichzelve en het werk onder de heidenen. Wanneer deze lijn verbroken is, is dit een hindernis. Het werk der uitwendige Zending is door God aan de gemeente toevertrouwd, en ik zie met groote verwondering de onverschilligheid der vaderlandsche kerk, en de wijze waarop het Zendingswerk tehuis door geldgebrek verhinderd wordt; men is daardoor genoodzaakt het werk in te krimpen en de plaatsen, die bezet hadden moeten worden, onbezet te laten. Ook wanneer wij geene versterking van Zendelingen zenden vanwege geldgebrek, offeren wij degenen op, die reeds onder de heidenen arbeiden, omdat hunne gezondheid verwoest wordt door veel te veel arbeid, die hunne krachten te boven gaat. Is er iets, dat trouweloozer is tegenover den Heere Jezus Christus dan zulk eene wijze van doen ? Wij offeren mannen en vrouwen nutteloos op, wanneer de streken, die reeds ingenomen waren, opgegeven worden, wijl er geld ontbreekt om het werk te onderhouden. Het is nog niet zoo lang geleden, dat het Genootschap der Broedergemeente, dat altijd een voorbeeld voor de geheele gemeente van Jezus Christus is geweest, wat het Zendingswerk betreft, er over dacht den arbeid in te krimpen, wegens een tekort van omstreeks 60.000 gulden. Op het ernstig en bepaald gebed van Gods kinderen is de schuld gedekt, maar denk eens wat het zoude geweest zijn voor deze Zendingsvereeniging, indien zij den arbeid had moeten inkrimpen 1 Somtijds spreken wij over onze belangstelling, onze liefde en onzen ijver voor de zending, terwijl dit alles in werkelijkheid zeer flauw is, zelfs in de Zendingskransjes, die het beste ingericht zijn. Denk eens na — er zijn meer dan duizend millioen menschen, die het Evangelie nog niet gehoord hebben! Hoe veel Zendelingen worden door protestantsche landen uitgezonden ? Gesteld dat wij de protestanten die gemeenteleden zijn op 60 millioen schatten, dan zoude het slechts een Zendeling op de 2000 zielen zijn ; die wij naar de heidenlanden zenden. Vervolgens wat het geld betreft. Een zeer nauwkeurige schatting heeft aan het licht gebracht, dat niet meer dan 1 van de f iood van ieder middelmatig inkomen dezer protestantsche gemeenteleden voor de Zending onder de heidenen wordt gegeven. Wat is dit als offer voor de evangelisatie van millioenen natuurgenooten, die nooit het Evangelie gehoord hebben ? Terwijl het offer van enkele vrienden zeer veel meer bedraagt dan die ƒ 1, is toch het gemiddelde dat gegeven wordt, zeer weinig — het is inderdaad veel te weinig. Indien de uitwendige Zending groeien zal, zooals het behoort, dan is er slechts één weg open voor de kerk te huis, de belangstelling moet grooter worden, dan zullen de gebeden en de gaven zeer veel vermeerderen. Wat het geven betreft, het is niet zoozeer de vermeerdering van elite persoonlijke gave van enkele menschen, als wel, dat het geven voor de Zending door de menigte, algemeen moet worden. Men heeft gevonden in samenhang met electro-magnetisme, dat indien men de kracht van den electrischen stroom wenscht te versterken, men dit doen kan niet door elke cel grooter te maken, maar door het getal cellen te vermeerderen. Ten einde het welzijn van eene gemeente te bevorderen op het punt van geven, is het niet noodig, dat de giften op zichzelf grooter worden, maar wel dat er veel meer gevers komen en dat ieder gemeentelid van de kerk van Jezus Christus stelselmatig en met gebed een gedeelte van zijn inkomen, hoe klein het moge zijn, tot bepaalde doeleinden voor de uitbreiding van Gods koninkrijk geeft, omdat zoo zeker als menschen belanghebben in hetgeen zij geven, zij belang zullen stellen in de dingen, waarvoor zij geven en door de vermeerdering van hun kennis, zullen zij vervuld worden met den ijver en de liefde waarmede Gods werk wordt voortgezet; zoo wordt natuurlijk een ziel die geeft, ook een biddende ziel. Gij kunt verstandig en ijverig geven zonder te bidden en gij kunt ijverig en geestelijk bidden zonder te geven, de Zendingsijver en het ware leven der kerk moeten te zamen gaan, het moeten levende schakels zijn tusschen de gemeente in het vaderland en de heidenwereld. Het is een drijfveer voor de werkzaamheid der Zendelingen, wanneer zij een of meer van deze levende schakels hebben, tusschen hen en de kerk in het vaderland. Dit zijn eenige middelen waardoor, zooals het mij toeschijnt, echt geestelijk leven kan worden ontwikkeld in de kerk van Jezus Christus, en de Zending meer bemind, bevorderd en onderhouden zal worden. Wij zijn er diep van overtuigd, dat de kerk nog nimmer het werk der uitwendige zending opgenomen heeft zooals het moest gedaan worden. Er is zooveel onverschilligheid en zooveel onkunde, wat het geheele werk van God onder de heidenen betreft. Wat de kerk het eerste noodig heeft te weten, is kennis van de zending over de geheele wereld in het algemeen, de verschillende nooden, de bijzonderheden van elk zendingsgenootschap — hoeveel mannen en vrouwen daar aan het werk zijn, het soort werk dat daar voor Christus gedaan wordt — welke uitbreiding reeds plaats gehad heeft — welke hinderpalen, moeilijkheden en ontmoedigingen daar bestaan. De geheele gemeente moet op de hoogte zijn van het werk der zending in het algemeen en ieder gemeentelid in het bijzonder moet ingelicht zijn, omtrent ieder gedeelte van het zendingswerk. Predikanten moeten dit werk veel meer ter harte nemen, elke kerk moest eene school worden waar zendingswerk geleerd wordt. Ieder gemeentelid moet weten wat de vijf hoofdpunten van den Islam zijn. Zij moeten weten welke de eigenaardigheden en de gevaren van het pausdom zijn, en wat het roomsche geloof tot zulk een vreeselijke macht maakt, in de landen waar het heerschende. Wij moeten weten, wat de grond is van zulke valsche stelsels, dan zullen wij met kennis van zaken kunnen bidden voor de arbeiders in hunne moeilijke omstandigheden en belangstelling hebben in degenen, die het Evangelie trachten te brengen binnen het bereik van allen; dit toch is het eenigste middel tot het eeuwig heil. Toen de Heer Jezus het Hoofd der kerk werd, verwaardigde Hij Zich .af te hangen van den ijver van al de leden, en zooals Paulus zegt in i Cor. II : 21, het hoofd kan tot de voeten niet zeggen : ,,Ik heb u niet van noode." Veronderstel, dat ik bij een meer sta en een man zie verdrinken, ik kan mijn arm uitstrekken en trachten hem te redden, maar het zal tevergeefs zijn, wanneer mijne voeten mij niet dicht aan de plaats van het onheil brengen. De Heere Jezus kan naar zielen dorsten, doch hoe kan Hij met hen in aanraking komen, indien de voeten Hem er niet heenbrengen ? Indien de Heere Jezus „den arbeid Zijner ziel zal zien en verzadigd worden" dan moet de kerk het Evangelie brengen tot aan de einden der aarde. God heeft Hem de einden der aarde voor Zijn erfdeel gegeven, daarom moeten wij het Evangelie tot aan de einden der aarde brengen, hoe zal Hij anders de beloofde erfenis in bezit nemen ? — Maar »hoe zullen zij in Hem gelooven, van Wien zij niet gehoord hebben f En hoe zullen zij hooren zonder die Hem prediken?"